-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

01quot; T 11 LEGGING

VAX DE

a ï a a s a a a i a

OP AI.T.E /OX - EX HETLIGDAGEX VAX 1IET GEIfEEI.E JAAR j TEX OEBRTTIKE VAX

Ivtet Q-oed.üse-a.rin.g'.

te VEBTLOO,

B IJ DE WED. H. B O X T A JI P S. 1 8 7 4.

-ocr page 6-

Want al maf, er geschreven is, is tot ovze leering geschreven; opdat wij door de verduldigheid en de vertroosting Jer Schrifturen hoop zouden hebben.

-ocr page 7-

VOORBERIGT.

Be menigmddigct drukken ran r/e ZOjN'DAGS-bCHOOL door heyman Jacobs, gevolgd door de HEILTGDAGSCHE SCHOOL, door joan-nes fonk weleer opgesteld, bewijzen overvloedig, hoe zeer dit werk bij Uoomsch Katholjlcen in ons vaderland steeds is gezocht geworden; hetzelve verder aan te prijzen, achten wij derhalve overbodig.

Intnsschen moeten wij aanmerken, dat de taal en stijl, welke in vroegere drukken veel te wen-schen overliet, thans door eene bekwame hand verbeterd is, terwijl bij deze herziening tevens den text gevolgd is naar eene vertaling des Bijbels, volgens de in het Concilie van Trente goedgekeurde V ulgate. En aldus bieden wij hier onzen katholijken landgenooten deze nieuwe, in taal en spelling verbeterde uitgave van voornoemde

-ocr page 8-

ZON- KN ItEILTGDAGSCHE SCHOOL, OF UITLEGGING der EVANGELIEN, aan; dawhij den wenscJ/ voegende, dat de lezeT uit dit hoek moge onderrigt, getroost en bemoedigd rvorden, biddende, dut onze Heer Jesns Christus, die eenmaal in Bethlehems stal geboren werd en nu ter regterhand Gods zit, zijnen zegen over dit xverl gebiede, en denzelven in mime mate daarover uitstorte!

-ocr page 9-

aöBIDMS-SIIlMiDi,

DOOK

HEY MAN JACOBS.

\quot;c ZOXDAG VAN DEN ADVENT.

OVKlt HET LAATSTE OORDEEL.

Ecangelie, Lucas NX. 25 — :33.

// Id dien tijde zeide Jesus aan ziiiic leer-quot; : daar zullen teekenen in zon en maan

// en sterren zijn, en eene benaauwdhéid ouder // de volkereu op (ie aarde; uit verbaasheid van // liet gedruisch der baren van de zee, zullen // de mensehen bezwijken van vrees, in de ver-// wachting van hetgeen de geheele wereld zal ;/ overkomen; want de krachten der hemelen u zullen beroerd worden. quot;

In dit Evangelie voorzegt onze Zaligmaker aan zijne leerlingen, welke schrikkelijke teekenen den laatsten dag der wereld en het laatste oordeel zullen voorafgaan. Baar zullen teehenen in zon , en niaan, en sterren zijn; de hemelsche ligehamen zullen aldus in hunnen loop geschokt worden. De H. Joannes, den laatsten oordeelsdag in den geest voorziende, zegt ; de zon werd zoo zwart als een karefi

-ocr page 10-

6 Evangelie op den eersten Zondag

zak, en de maan werd gelijk als Moed; en

de 'sterren des hemels vielen op de aarde (1)

Oorlog, pest, hongersnood en menigvuldige plagen zullen het menschdom treilen; er zal eene groote benaauwdheid zijn onder de volkeren. De plagen zullen zoo menigvuldig en zoo groot zijn, als er nooit van liet begin der wereld zijn gehoord geworden. De booze en goddelooze menschen zullen door eene groote ■\ rees bevangen worden, wanneer zij die tee-konen zullen zien en die plagen ondervinden; hunne angst, hunne ontroering en lumue vrees zullen onuitsprekelijk zijn : zullende de menschen bezwijken van vreeze , in de vencachting van hetgeen de gekeele wereld zal overkomen.

Zijn nu zulke vreeselijke teekenen een begin van Gods oordeel, laat ons dan wel overwegen hoe gevaarlijk en vieeseliik de laatste oordeelsdag zelf zijn moet. Uitmautend en heerlijk was God de Heer in het scheppen van hemel en aarde, engelen en menamp;chen, welke hij in den beginne in het leven riep, door zijn goddelijk woord; uitmuntend is God de lieer in wijsheid en goedheid, daar Hij zijne schepselen steeds mildelijk voedt en onderhoudt; uitmuntend is God de Heer in barmhartigheid, daar Hij, om den mensch te vetloosen en zalig te maken, niet alleen mensch geworden is, maar ook den kruisdood ondergaan heeft; uitmuntend en heerlijk zal God de Heer ook zijn in regtvaardigheid, wanneer Hij ten oordeel zal komen en een iegelijk loon naar werken geven; den goeden het eeuwige leven,

(1} Openb, VI, : 12 pii 13,

-ocr page 11-

van den Advent. 7

den kwaden de eeuwige verdoemenis. Wij weten, dat God de Meer niet alleen barmhartig is, maar Hij is ook regtvaardig, zoo als in vroegere tijden is gebleken : God stootte de afvallige engelen uit den hemel; Hij ver-dreef Adam en Eva uit het paradijs, omdat zij zijn gebod overtreden hadden ; de steden Sodoma en Gomorra zijn, wegens de misdaden der inwoners , door zwavel en vuur uit den hemel verwoest; en, ten tijde van Noë, toen de aarde met boosheid vervuld was, deed God alle mensclien en dieren, uitgezonderd die in de Arke waren, verdrinken. Werd ook niet Jeruzalem, om (ie zonden der inwoners, tot den grond verwoest? De dag des oordeels zal desgelijks gruwelijks en vrceselijk zijn. Job wensehte op dien dag verborgen te zijn, en de 11, Hieronyidus zegt : zoo dikwijls ik aan den dag des oordeels deuk, schud en beef ik over mijn gansche ligchaam; hetzij ik ete, of drinke, of iets anders doe, steeds verbeeld ik mij die bazuin te hooren : Slaat op, gij doo-den, en homt ten oordeel. Laat ons dan niet minder vrees voor dien dag hebben dan deze Heiligen; mogten wij dan in tijds opgewekt , worden, om van onze zonden afstand te doen en werken van boetvaardigheid te plegen ; dan zoude ons die vervaarlijke dag niet verschrikken! Voorts volgt er in het Evangelie :

// En dan zullen zij den Zoon des menschen // zien komen in eene wolk, met groote magt u en heerlijkheid. quot;

Om te oordeelen de levenden en de dooden,

-ocr page 12-

8 Evangelie op den eerden Zondag Hier hoort gij, hoe dat onze Heer, in dien dag des oordeels, niet zal komen als een on-noozel Lam, gelijk Hij kwam in den stal te Bethelem, om ons zalig te maken; maar alsdan zal Hij komen om als een magtig koning, met groote kracht en heerlijkheid, met al de hemelsche heerkracht, en omringd door de engelen, om een iegelijk loon te geven naar zijne werken. Eer dit geschiedt zullen de boeken, de verborgenheden des gewetens, geopend worden , en dan zal ieder als in eenen spiegel zien, hoedanig zijn leven hier op aarde geweest is : of hij zalig zal zijn of verdoemd worden. Onze Zaligmaker Jesus Christus zal de goeden van de kwaden scheiden, gelijk een herder de schapen van de bokken scheidt; Hij zal de schapen, dat zijn de goeden, de uitverkorenen, aan zijne regterhand zetten, en de bokken, dat zijn de kwaden, de verdoemden, aan zijne linkerhand. Daarop zal Hij met vriendelijkheid zeggen, tot zijne vrienden, die aan zijne regterhand staan : Komt, gezegenden mijns Vaders , bezit het koningrijk, hetwelk van de grondlegging der wereld voor u hereid is. II wnl ik heh honger gehad, en gij. hebt mij gespijsd; ik heb dorst gehad, en gij hebt mij te drinken gegeven; ik was een vreemdeling, en gij hebt mij geherbergd; ik was naakt, en gij hebl mij gekleed, (1) en dan zullen zij met groote eer en onuitsprekelijke blijdschap gaan in het eeuwige leven. Maar tot de kwaden, die aan de linkerhand staan, zal Hij spreken met eene stem, die hun als een donderslag in de ooren zal klinken.

(1) Matt. XXV. 34 — 36,

-ocr page 13-

van den Advent.

en zeggen ; yaat ioeg van mij, y'ij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijne engelen bereid is. (1) Zoodra dit vonnis zal zijn uitgesproken, zullen de verdoemden geworpen worden in de ondragelijke pijnen der liel, in de eeuwige duisternissen, bij de afgrijselijke en leelijke duivelen, waaruit zij in eeuwigheid niet zullen verlost worden; zij zullen in den ontzettenden angst uitroepen : bergen valt op ons, eu bedekt ons voor het vreese-lijk aanschijn Gods! Hun gekerm zal groot, zal vervaarlijk zijn; zij zullen zich beklagen, zoo roekeloos, zoo verkeerd en zoo boos geleefd te hebben; zij zullen zich, maar te laat, beklagen, God den Heer niet gediend te hebben. Gaarne zouden zij nu over scheermessen loopen, gaarne zouden zij marteldooden sterven, wanneer zij daarmede konden boeten voor hun boos levensgedrag, om daar uit hunne ellenden verlost te worden: doch het is dan te laat : in de hel is geene uitkomst, geene verlossing meer ; want J esus zegt: zij zullen gaan in de eeuwige straffen (2) in de eeuwige pijnen.

Daarom, o menschen, o edele schepselen, betert uw zondig leven; bedenkt, welk een onuitsprekelijk lijden, het eeuwige lijden dei-hel is! Eeuwig zonder verlichting, zonder vermindering van pijn ! Voor eeuwig van het aanschijn Gods verstooten ! IJselijke gedachten! Wie beeft en schrikt niet, die dit hoort en leest! Laat ons dus toezien, daar het nog tijd is; daar er nog genade te hopen is; opdat wij

(IJ Vs. 41.

(3) 31attli. 46.

9

-ocr page 14-

10 Evang. op den 1. zond. van den Adv.

niet in het eeuwige verderf storten. Dat wij ons zondig leven verbeteren ; laat ons biechten en boete doen; voorts God den Heer oaa genade bidden, werken van barmhartigheid ver-rigten en onszelven kastijden. Zoo zal ons God niet veroordeelen, maar wij zullen hier op aarde Gods zegen ontvangen en hiernamaals komen tot de blijdschap des eeuwigen levens, hetwelk ons vergunne onze Zaligmaker Jesus Christus, de regtvaardige Regter, die eens komen zal, om te oordeelen de levenden en de dooden.

G Ê B E u.

Wij bidden U, o lieer Jesus, geef dat wij in den tijd der barmhartigheid waakzaam zijn , en uw regtvaardig oordeel en eeuwig vonnis steeds voor oogen mogen hebben, opdat, wij hiernamaals niet beschaamd worden. Sta ons bij. Heer Jesus, in de uur onzes doods. Pat wij een vast vertrouwen mogen hebben op uwe oneindelijke verdiensten en op uw bitter lijden. Wees gij onze voorspraak, regtvaardige Regter, dan hebben wij niet te vreezen. Zend uwer heilige Kerk getrouwe leeraars, die aan het volk uw streng oordeel niet vurige ijver gestadig voor oogen houden en hetzelve tot behoorlijke vrees opwekken. Geef aan onze harten altijd eene vermaning, opdat wij van de zonden afwijken, de toekomende dingen levendig mogen overdenken en ons in alle deugden oefenen. Dit bidden wij van U, barmhartige Jesus, die met den Vader en den heiligen Geest in eeuwigheid regeert. Amen.

-ocr page 15-

2-. ZONDAG VAN DEN ADVENT.

Evancjelie, Matïhetjs XI. 2. 10.

// In dien tijde, als Joannes in de gevan-u genis de werken van Christus gehoord had , // zond hij twee zijner leerlingen af , en liet // hem vragen : zijt gij degene, die komen // moet, of hebben wij een anderen te ver-// wachten ? quot;

JoA-JSNKS, bijgenaamd de Dooper, was door den ondeugenden koning Herodes in de gevangenis gezet, omdat hij hem berispt had, wegens het overspellig leven met Herodias , zijns broeders huisvrouw. Joaknes had den koning hierover ernstig onderhouden , om der-zelver zaligheid wille, en opdat de onderdanen, zulk ondeugend voorbeeld ziende, hetzelve niet zouden navolgen. Doch Hkrodes, in plaats van dankbaar te zijn voor deze heilzame vermaningen van Joannes, nam dit zeer euvel op, liet hem in de gevangenis werpen en eindelijk onthoofden. Ziedaar de gewone handelwijze der menschen : dal zij goed met kwaad vergelden, en diegenen niet mogen lijden , welke hen om luinneboosheden bestraffen, een kwaad, dat alle Christenen toch zorgvuldig moesten vermijden; veeleer moest men al degenen die ons bestraffen, lief hebben en beminnen ; dewijl zij het wel met ons meenen. Toen dan deze heilige boetprediker en voorlooper van Christts in de gevangenis hoorde van de preken en wonderen van Christus, zond hij twee

-ocr page 16-

12 Evangelie op den tweeden zondag zijner leerlingen af, om hein te vracen , of Hij de beloofde Messias was of niet ? Dit deed Joahkes, niet als of hu zelf daaraan twijfelde, want hij zelf was genoeg daarvan verzekerd geworden; hij had Jesus in de .Tordaan ge-doopten eene stem van den hemelschen Vader gehoord, zeggende : Dit is mijn beminde Zoon , in -welken ik mijn welbehagen heb ; hoort Rem ! Daarenboven had hij den heiligen Geest op J esus zien nederdalen in de gedaante van eene duif. Hij zelf had den Zaligmaker als met den vinger aangewezen en gezegd : Zie daar het Lam Gods, zie daar dat wegneemt de zonden der wereld. De meening van Joannes hierbij was, dat zijne leerlingen door Christus zeiven zouden geleerd worden, en dat ze van Hem hunne zaligheid moesten verwachten. Joannes leert hier aan de ouders, voor hunne kinderen en onderhoorigen zorg te dragen; hij leert hun, hoe zij dezelven naar Cheisïus moeten zenden. Maar, helaas! de menschen dragen doorgaans meer zorg voor de tijdelijke dingen, en voor de tijdelijke welvaart hunner kinderen, dan voor hun eeuwig welzijn. Men laat de kinderen in alle verkeerdheid opgroei-jen, tot. schande en verdriet der ouders en tot ongeluk der kinderen.

// En Jeans antwoordende, zeide tot hen : // gaat henen , boodschapt Joannes , hetgene u gij gehoord en gezien hebt. De blinden n zien, de kreupelen wandelen, de melaatschen •t worden gezuiverd, de dooven 'nooren , de // dooden verrijzen en den armen wordt het u Evangelie verkondigd, quot;

-ocr page 17-

van den Advent. 13

Poor deze redenen wilde onze Zaligmaker bewijzen, dat Hij de beloofde Messias, de Zoon van den levenden ('od was; want de V/onderen, die Hv; verrigtte, deed Hij door zijne almogende Godheid en kracht, die aller men-schen vernuft en kracht te boven gaan. Reeds lang voorheen was door de profeten gezegd geworden, dat Chwsïits , de Zaligmaker of Messias, zulke wonderen doen zoude. Ciiuistus wilde dan zeggen : gelooft gij mijne woorden niet, zoo gelooft de werken en wonderen, welke ik doe, en die geen meusch door eigen krachs en op eigen gezag doen kan; wat ik wil. gebied ik, en het geschiedt terstond. Hiermede wordt on.s gelee d, dat wij ons zelven noch laken noch prijzen moeten, maar dal wij zoo moeien leven, dat onze werken van ons getuigenis geven km uen. U moeten vrome lieden zijn, bei.uchtzaam in he spreken, trouw in handel en « andel, eerbiedig jegens onze oversten, bescheiden jegens ons gelijken, en vriendelijk jegens onze minoren, hu Ij) .-aardig aan ellendigen, milddadig jegens.armen en vreemdelingen, vliedende de zonden, en alles wat daartoe aanleiding kan geven. Als wanneer onze medemensehen zich aan ons zullen spiegelen en b ■kennen, dar wij eerlijke en v ome Christenen zijn. Onze lieve Heer zegt verder : // zaluj in hij in m j niet g^ergem wordt.quot;

Dit zegt onze Zaligmaker daarom, wijl er vele opgeblazen menschen wareii, die zich in Hem erger en, meenende dat (Jhiustüs slechts de zoon eens geringen ambachtsman was; maar zij kenden v: ne goddelijke afkomst niet. Wij behooren den Heer des te meer te beminnen,

-ocr page 18-

14 Evangelie op den hoeeden zondag daar wij weten, dat hij zijne godheid en menschheid heeft aangenomen niet alleen, maar ook, dat Hij zich om onzentwil vernederd heeft, ten einde de schuld van onze hoovaardigheid te betalen, en om ons verworpen geslacht tot de hoogste zaligheid te brengen , ons een voorbeeld van vernedering gevende. Dat wij ons dan vernederen, dan zullen wij met Hem verhoogd worden !

//En als zij weggingen, begon Jesus van // Joannes aan liet volk te zeggen : wat zijt // gij in de woestijn gaan zien? Een riet dat // met den wind waait ? W at zijl gij toch gaan // zien? Een mensch, die zacht gekleed is ? Zie , // die zacht gekleed gaan, zijn in de huizen // der koningen. Wat zijt gij dan gaan zien ? //Een Profeet? Ja, zeg ik u, ook meer dan // een Profeet. Want dit is degene van welken // geschreven staat : zie, ik zend mijnen Engel // voor uw aanschijn, die uwen weg voor u // bereiden zal.quot;

On/.e Zaligmaker prijst hier de deugden van Joannes den Dooper, toen de Leerlingen van dezen waren vertrokken. Zoo is het dan lol-felijk iemand in zijn afwezen te prijzen ; maar velen hebben de kwade, de hatelijke gewoonte iemand in zijn bijzijn te prijzen, en zoodra hij vertrokken is alle kwaad van hem te zeggen. Daarom, wanneer men van zijne naasten geene deugden weet te verbreiden , moet men zwijgen en geene ondeugden van hem uitbazuinen. Jesus zegt van Joannes , dat hij niet was gelijk een riet, hetwelk met alle

-ocr page 19-

I

'Kan den Advent. 15

winden waaide , en wil daardoor te kennen geven, dat Joannes was gelijk een vaste pilaar, in het goede volhardende, bestraffende de zondaren , gelijk het eenen leeraar betaamt; terwijl hij niet naliet de menschen een goed voorbeeld te geven en hun den weg dei-zaligheid aan te wijzen. Joannes leidde een gestreng leven, was aanhoudend biddende en onderwijzende; hij droeg een haren kleed op zijn ligchaam, ten einde zich te kastijden. Waaruit wij behooren te besluiten, dat wij nog zoo veel te mear boete moeten doen; en dat wij die vol zonden en gebreken zijn, meer dan Joannes moeten trachten ons met God te verzoenen, terwijl het nog tijd is : dit doende zullen wij ons eigen geweten kunnen gerust stellen. Wij zullen zoo doende, van den Heer en van alle goede menschen geprezen worden, en na dit leven, tot de eeuwige zaligheid geraken. Dit verleene ons de Heer Jesus Christus, die met den ^ ader en den heiligen Geest leeft en regeert tot in eeuwigheid.

(I K B e u.

Almogende God, eenige Messias die uit den hemel gedaald zijt en hier op aarde groote wonderen gedaan hebt: wij gelooven vaste)ijk , dat er geene zaligheid noch genade te verwachten is dan alleen van U en door ü. Maak ons dus standvastig in het Katholijk geloof en in een christelijk leven. Laat, Heer, niet toe, dat wij in dwaling gebragt worden, en alzoo van uwe geboden afwijken; maar dat wij onberispelijk mogen zijn in al onzen handel en wandel, en eene strenge boetvaar-

-ocr page 20-

16 Evangelie op den derden Zondag digheid plegen, om zoo doende liet hoogfeest uwer geboorte behoorlijk te vieren. Door uwe oneindige goudheid, o Jesi's Chuistus, die met den Vader en den heiligen Geest leeft en heerscht, in der eeuwigheid.

3dc. ZONDAG VAN DEN ADVENT.

Evangelie, Joannes 1. 19 — 28.

v In dien tijde zoii'iei; de Joden van Jeru-,7 zalem Priesters en Levieten lot Joannes, om // hem te vragen : wie jijt gij? En hij bekende // en loochende niet: en hij beleed ; ik ben de u Christus niet. En zij vraagden hem : wie dan? v Zijl gij Elias? M ij zeide : na n, ik ban die // niet. Zijt gij de Profeet? Hij antwoordde : // neen. Zij zei 'en hem ; wie zijt gij dan, opdat // wij antwoord geven dengenen, die ons gezon-v den hebben? Wat zegt gij van uzelven? Hij ;/ zeide : ik ben eene stem des roependen in de v woestijn : maak den weg des Heeren regt, // gelijk de Profeet Jesaias gezegd heeft.quot;

In den bovenstaanden tekst zien wij, dat de Joden van Jeruzalem Priesters en Levieten uitzonden, om van Joannes den Booper te vernemen wie hij was; want vele geleerde mannen meenden, dat hij de lang beloofde Messias, de Zaligmake» der wereld was. Zij meenden zulks, wijl Joaknes etne strenge leefwijze leidde, zware boete deed eu de men-

-ocr page 21-

van den Advent. 17

schen, die in de woestii'i bij he.ii kw,unen, érnstig vermaande, om afstand van hunne zonden te doen, en deugdzaam te worden. Zij zonden dan tot hem, om hem te vragen, wie hij was? En Joannes verklaarde ronduit, dat hij de Chkistvs niet was, noch Elias, noch de Profeet, dien zii bedoelden; maar dat hij het was, van wien Jesaïas voorzegd ha l : eeve stem des roependen in de woestijn : bereidt den weg des liter en. (1) Hij vilde daarmede zeggen : ik ben van God gezonden, om de nien-schen op te wekken tot het o;n vangen van den beloofden Messias; ten einde zij zijne leer en prediking met vruchi aanneiJi n. I 'aarom riep hij tot het volk : doet boetvaardigheid; want het rijk der hemelen, (de beiligmakende leer van den Messias) is nab'j gquot;komen.

Zoo leerde deze heilige man niet alleen aan anderen boete doen, naar luj zelf was . aarin een voorganger : hij leefde steeds godvruchtig, droeg een kleed van kemelshaar op zi;n lig-cbaam, en gorde zicii met eenen ledeven riem; hij sliep onder den blooten hemel, at geene gekookte spijzen en dronk slechts watei'. Zijn prediken en zijn doopen werd deswege geroemd; zoodat allerhande -oort van menschen uit het omliggende land tot hem kwamen, zich lieten doopen en hunne zonden beleden

De Earizeërs en Sadduceëts kwamen ook, om van hem gedoopt te worden; maar lot dezen zeide hij: gij slangen gebroedsei, zoo noemde hij hen, wegens hunne valsche gemoedsgesteldheid, gj slangen gebroedsei, wie heeft u ge-

(1) Jesaias. XL.

-ocr page 22-

18 Evangelie op den derden Zondag. wuaTschmvd te vlug ten voor de ioelcomende gramschap, door het aamieinen van mijnen doop? (1) Hij vermaande ieder in het bijzonder : ioi het volk dat hem vraagde ; toat zullen wij doen? autwoorde hij ; die twee kleederen heeft, geve er een aan dien er geen heeft; wie spijze heeft, doe insgelijks. Tot de tollenaars, die hem vraagden : Mees'er, wat moeten ivij doen zei de hij : eisclit niet meer dan hetgene u van nwe overheid gesteld is. Tot de soldaten z-eide hij : doet niemand overlast, noch onregt aan: iveest met meen krjgsloon Ie vrede. (2)

Laat ons insgelijks de pligten van onzen staat elk voor üicli degelijk betrachten en getrouwelijk volbrengen. Laat ons met Joannes boete doen en de gramschap Gods zoeken te ontgaan. Onderzoeken wij eiken avond, hoe wij den vorigen dag doorgebragt hebben, en laat ons voor het daarop bedreven kwaad boete doen, dan zullen wij door God den Heer niet gestraft worden. Denken wij dus : ik beu een Christen; dus moet ik christelijk leven; ik moet ootmoedig zijn, want ik ben slechts stof dér aarde; ik ben een vreemdeling, en heb hier geene blijvende stad; mijne verkeering moet dus zijn in het huis des Heeren. Wij moeten ons leven inrigten naar den staal, waarin wij ons bevinden.

Leeren wij nog hieruit, dat wij ons steeds nederig gedragen en ons niet verheffen en groot maken; want den ootmoedigen geeft God genade, en hij wederstaat den hoovaardi-

(1) Mattli. m, 7.

(2) Luc. Ill, 10 — JU,

-ocr page 23-

van den Advent. 19

gen. Voorts moeten wij omtrent de armen barm-hartigheid oefenen, hen van voedsel en deksel voorzien, opdat wij het aanstaande geboortefeest onzes Heeren met vrucht mogen vieren. Yerder zegt het Evangelie :

// En die gezonden waren van de Farizeërs, // vraagden hem nogmaals en zeiden : Wat // doopt gij dan, indien gij noch de Christus, // noch Elias, noch de Profeet zijt? Joannes n antwoordde hun, zeggende : ik doop in liet n water : maar hij heeft in het midden van u // gestaan, dien gij niet kent. Hij is het die // na mij komen moet, die voor mij gesteld v is : wiens schoenriem ik niet waardig ben te // ontbinden. De^e dingen zijn in Bethanië ge-n schied over de J or daan, waar Joannes doopte, u

Deze doop, waarvan Joannes spreekt, is niet het Sakrament des doops, hetwelk de Zaligmaker naderhand heeft ingesteld tot vergiffenis der zonden, maar alleen een teeken dier vergeving en vernieuwing, die door den doop van Christus aan bekeerde zielen gegeven wordt.

Mijn doop, zeide Joannes tot degenen die tot hem gezonden waren, is slechts met water: maar daar komt een magtiger dan ik, die zal u doopen met den H. Geest (1). De doop in den naam des Yaders, des Zoons en des H. Geestes namelijk, waarbij men in het boek des levens opgeteekend en aangenomen wordt als een lidmaat van Christus Kerk, om tegen de wereld, den duivel en ons eigen vleesch te

(!) Imc. Ill, : 10,

-ocr page 24-

O Evangelie op den derden zondag strijden. Daarom baat het den menscli niet, wanneer hij gedoopt is, indien hij zijn geloof niet uitoefent in goede werken, en indien hij zich niet bevlijtigt om ailes uit den weg te ruimen, wat hem hindeïlijk kan zijn tot de zaligheid. W illen wij tot de zaligheid komen, dan moeten wij trachten te. leven ua; r de beloften, die wij bij onzen doop gedaan hebben, of die onze ouders in onze plaats gedaan hebben , waarin wij den ouden menscli afgelegd en den nieuwen mensch aangenomen hebben, Wiiai-in wij beloofd hebben, God den Heer boven alles te beminnen, en onze naasten als ons zeiven lief te hebben, en om barmhartigheid te oefenen aan de ellendigen en behoef-tken. De e belofte nakomende , zullen wij daarvoor honderdmaal beloond worden, want Christus heef) gezegd : wat gij den minsten doet in mijnen naam, dat doet gij mij.

// Maar zegt Jo.vxnks n hij heeft in het midden van v. gestaan, dien gij niet kent. Hij is het die na mj komen moet, die voor mij gesteld is-, toiens schoenriem ik niet waardig ben te ontbinden. Zoo zijn er nog velen, die Hem (namelijk Christus) niet villen kennen, maar die Hij ook niet zal kennen in den dag des oordeels. Laten wij ons vernederen, gelijk Joannes, geringe gevoelens en geringe gedachten van ons zelven hebbende; opdat wij eenmaal eene vreugde mogen genieten, die geen oog gezien en geen nor gehoord heeft; dan zullen wij ondervinden, dat die zichzelven vernedert, zal verhoogd -worden.

-ocr page 25-

van den Advent.

G K R E i).

Heer Jesi-.sciiKisTfs! leer ons zeiven kennen, en onze pligteii behartigen. Geef dat wij op-regte boetvaardigheid oefenen, en het voorbeeld van Joaxses mogen navolgen; geef dat wij ware vruchten der bekeering voortbrengen en liet goede. dat wij in ons hebben, aan U toeschrijven en [ daarvoor den lof en den dank toebrengen tot in eeuwigheid. Amen.

'■ • ZONDAG VAN DEN ADVENT.

Evangelie, Lucas ITI. : - (i.

n In het vijftiende jaar der regering van // keizer Itbenvs. als Pontius Filatus stadhou-// der was vaii Jndei', en Herodes viervorst van n Galilee, zijn broeder PMlippus viervorst van // ftvrec e]i liet landschap Trachonetes, en Li-u sanias viervorst van Ahileene : onder de Hoo-//gepriesters Annas en Caiphas, kwam het n woord des Heeren op Joannes, zoon van // Zackarias , in de woestijn. quot;

Eijna door den ganschen tijd van den Advent, w orden wij, door het voorhouden van het leven en de leer van Joannes den dooper, den waar-dige7i voorlooper van Chkistus, vermaand en opgewekt; opdat wij daardoor des te beter kennis zouden hebben van den Zaligmaker, dien hij voorliep en wiens leer hij verkondigde. Want, was de voorlooper, een zoo groot en

21

-ocr page 26-

22 Evangelie op den vierden zondag waardig man, hoe veel grooter en waardiger moet daa de Heer eu Koning zelf zijn, wiens voorbode hij was ! i'ln daarom moesten destijds de onderzaten zich zoo veel te meer gereed gemaakt hebben, om hem met behoorlijke eerbiedigheid te ontvangen. Maar hij is in zijn eigen gekomen, en de zijnen, namelijk de Joden, heiben hem niet ontvangen. (1) Hij komt evenwel nog dagelijks tot ons, tot de voleinding der wereld; ja hij blijft bij ons, doeh niet op eene zoo zigtbare wijze ais Hij bij de Joden was; maar onzienlijk, namelijk : in het heilig Sakrament des Altaars, en door zijnen heiligen Geest en goddelijke genade, welke wij hopen tegen den aanstaanden Hoogtijd deelachtig te worden. Zoo moeten wij dan zorgen, dat wij hem beter ontvangen dan toenmaals de Joden deden, waarom ons dan ook in dezen tijd zoo veel geleerd en voorgehouden wordt van den voorlooper van Christus.

In het tegenwoordige Evangelie worden ons alle omstandigheden van de leer en vermaning van Joannes opgegeven, zelfs met vermelding van den tijd wanneer, en de plaats waar, namelijk : in het vijftiende jaar der regering van keizer Tiberius enz. hoam het looord des Heeren, de goddelijke inspraak tot Joannes, zoon van Zacharias in de woestijn.

Doch het voornaamste waarop wij te letten hebben, is dat, dat hij geleerd heeft, waarvan het Evangelie zegt :

u En hij kwam in het land omtrent do // J or daan, predikende den doop dei boetvaar-

(1) Joannes I ; 11.

-ocr page 27-

van den Advent. 33

it dighcid, tot vergeving der zonden, geiijk // geschreven staat in het boek der W oorden // van den Profeet Jesman : Eene stem des // roependen in de woestijn, bereidt den weg //des Heeren; maakt zijne paden regt. Alle // dal zal gevuld en alle berg en heuvel zal if vernederd worden : en de kromme wegen // zullen regt en de oneftene wegen effen ge-// maakt worden. En alle vleesch zal de zalig-// heid Gods zien. quot;

Deze prediking was noodig, voor allen die den nieuwen Koning, den Messias of Zaligmaker, zouden ontvangen. Ook voor ons, die denzelfden Koning in liet IJ. Sakrament waardiglijk en tot onze zaligheid zullen ontvangen , is dezelve noodig; niet alleen op den aanstaanden Hoogtijd, maar zoo- dikwijls wij aan de tafel des lleeien gaan. \\ ij moeten ook vooraf gezuiverd woiden door boetedoening, bestaande ui een opregt berouw, belijdenis en bekentenis van onze zonden, en in de vrijwillige volbrenging van hetgeen ons door den Priester is opgelegd geworden. Zoo leeren wij, dat al het volk van Jeruzalem en ■Tv.deë omtrent de Jor-daan kwam, ten einde hunne zonden te belijden en zich van Joannbs te laten doopen. Het is niet voldoende zijn leven te beteren, gelijk .LuTriEii leerde, maar men moet ook voor zijne vroegere en oude zonden boete doen, gelijk die van Ninivé, David, Maria Maqdalena, Petjujs, Paulus, gedaan hebben. Zij die ons anders leeren willen, binden ons zachte kussens onder de ellebogen en roepen : vrede, vrede; daar er evenwel geen vrede is.

-ocr page 28-

24 Evangelie op den vierden zondag

Joannes was de stern fles roGpenrlen in de woestijn, gelijk dit nog alle wettige Priesters en leeraars zijn van den tegenwoordigen tijd; 7,ij roepen iii o woestijn van deze wereld , waarin zoo vele onvruchtbare booxnen staan, en waarvan Joannes zegt, dat zij uitgehouwen moeten worden. Joannes vermaande den hoo-vaardigen tot ootmoedig'ieifl, den gierigen tot liet doen van werken dor barmhartigheid, den onkuisclien tot een eerbaar loven, den nijdigen tot goedgunstigheid, den haatdcagenden tot vredelievendheid, den gulzigen tot een matig leven; om dusdoende den weg des Heeren te bereiden en zijne paden regt te maken. De weg des Heeren is smal en eng; deze alleen leidt tot de zaligheid. Zoude intusschen iemand uit menschelijke zwakheid zondigen, van denengen weg, het pad der deugd afwijken en op verkeerde en kromme wegen ronddwalen, die make zijne paden regt door boetvaardigheid te doen, en trachte weder op den regten weg te komen, die ten leven leidt.

Alle dal, dat is de kleinmoedigheid en wanhoop, moei gevuld, worden door de hoop en het betrouwen op de goddelijke genade; alle herg en heuvel, dat is het hoovaardig betrouwen op onze regtvaardigheid moeten gedeeld worden, door eene nederige belijdenis onzer zonden en zwakheden; opdat gelijk destijds alle vleeseh, dat is alle mensen, de zaligheid Gods , namelijk den Zaligmaker der wereld, zoude zien. Dat wij het geluk mogen genieten, op den aanstaanden Hoogtijd, geestelijkerwijze, op nieuw in ons geboren te worden door zijne hei-

-ocr page 29-

rav den Advent. 25

ligmakende genade, eu wij hiemaaiaals de eeuwige zaligheid Gods mogen aanschouwen.

Laat ons dan wel letten op de prediking van Jon ann es, den weg des Heeren bereidende en de paden regt makende; opdat onze Zaligmaker in ons koiue huisvesten.

GEBED.

ó, Zaligmaker der menschen! maak U een en bekwamen weg tot ons; wij ;djn zwak en kunnen zonaer uwe hulp eu bijstand onze boosheden niet afleggen. Geef ons voor vleesche-lijke liefde, zuiverheid; en voor hoovaardig-heid, ootmoed; help on-- door u-ven magti-gen bijstand, en zend ons uwen geest, opdat die ons leere en ieide, dan zuilen wij kloekmoe-diglijk den regten weg bewandelen . dien Gij ons doet voorhouden.

OP DEN HOOGTIJD VAN DE GEHOOR IE ONZES REEEEX.

Evangelie, Lucas. 11 1 -14.

// Het geschiedde in die dagen, dat er een // gebod uitging van keizer Augustus, dat men // de geheele wereld zoude opschrijven. Deze // eerste opschrijving is geschied, toen Cyrinus ti stadhouder van Syrië was. Zij gingen dan //allen, om zich aan tc geven, elk in zijne ti eigene stad. En -Jozef trok op van Galilée tt uit de stad Nazareth, naar Judée in Davids

2

-ocr page 30-

26 Evangelie op den Hoog lijd van // stad, die genaamd wordt Bethlehem : dewijl v hij van het huis en het geslacht van David u was: om zich aan te geven met Maria zijne z/brnid, die zwanger ging.quot;

I

Yolgens de voorzeggingen zoude onze Zaligmaker !e Bethlehem geboren worden, wanneer het vrerle over de geheele wereld was. De Romeinsche keizer Augustus liet een gebod uitgaan , dat men de geheele wereld, zoo verre hij zijne heerschappij had, tellen en opschrijven zoude : een ieder moest zich naar die plaats begeven, waar hij geboren was, wTaar zijne stamregisters bewaard werden; en wegens deze verordening gebeurde het, dat JozEr enMAiiiA, die te 'Nazareth woonachtig waren, zich naar Bethlehem begaven, om zich aldaar te laten opschrijven; en konde de voorzegging, dat de Messias te Bethlehem zoude geboren worden, vervuld worden. Te Bethlehem was het destijds vol vreemdelingen, zoo dat Jozef en Mahia nergens onder het dak konden komen, maar zich armelijk moesten behelpen in den stal van de Karavansera of openbare herberg. Zoo nederig en zoo armelijk moest de moeder onzes Zaligmakers zich behelpen: en wij hebben geen regt, ons op eene handvol wereld-sche goederen te verhoovaardigen !

n En het geschiedde,quot; zegt het Evangelie verder u als zij daar waren , dat de dagen // vervuld werden, dat zij ibaren zoude. En //zij baarde haren eerstgeboren zoon, wond // hem in doeken en legde hem in eene kribbe

-ocr page 31-

de gehoortê omes Tteeren. 27

n neder: want er was voor heip geene plaats // in de herberg.''

Aldus werd de voorzegging vervuld; de dagen werden vervuld, dat Maria baren zoude, en zij baarde haren eerstgeboren Zoon ; de Zaligmaker der wereld werd geboren ! Goddelijk wonder! Engelen dalen neder om hem te aanbidden ! De lucht weergalmt van lofzangen; eer zij God in het allerhoogste! vrede op aarde! Eeuwige Alleluja's worden er gehoord! Knielt, menscheu kinderen! ook voor u, die gelooft, is Hij op aarde verschenen. Dankt en aanbidt Hem. Alleluja!

Daar ligt de Zaligmaker, de Meer der wereld, in eene ellendige krib , in de grootste behoefte, zonder eenig gerijfelijk gemak. En voor wie kwam Hij in dezen toestand ter wereld? Voor wie verachte Hij de paleizen der Koningen? Voor het verdorven menschengeslaeht! Voor nietige Adams kinderen! Met geene zachte sluijers omwonden, op geene iiuweelen kussens nedergelegd. lag Hij daar slechts in gemeene doeken gewonden, in een beestenkrib neder, -om ons de nederigheid te leeren. Laat ons dns niet aanstonds klagen en moedeloos worden, al moeten wij eenen moeijelijken weg aileggen, al zijn onze kleederen van eene grove stotfe; al is onze spijs niet altijd aangenaam eu lekker! En gij rijken, die overvloed hebt, denkt aan uwe medemenschen en natuurgenooten, wanneer gij hen honger en dorst ziet hebben; wanneer gij hen naakt ziet en ellendig lijden; opdat uw hemelsche Vader zich uwer outferme in den dag des oordeels!

-ocr page 32-

36 Evangelie op den Hoogtijd van it stad, die genaamd wordt Bethlehem : dewijl // hij van het huis en het geslacht van Bavïd ti was: om zich aan te geven met Maria zijne n bruid, die zwanger ging. quot;

Volgens de voorzeggingen zoude onze Zaligmaker te Ttelldehem geboren worden, wanneer het vrede over de geheele wereld was. T)e Romeinsche keizer Augustus liet een gebod uitgaan , dat men de geheele wereld, zoo verre hij zijne heerschappij had, tellen en opschrijven zoude : een ieder moest zich naar die plaats begeven, waar hij geboren was, waar zijne stamregisters bewaard werden; en wegens deze verordening gebeurde het, dat Jozef enMAiiiA, die te Nazareth woonachtig waren, zich naar Bethlehem begaven, om zich aldaar te laten opschrijven; en konde de voorzegging, dat de Messias te Bethlehem zoude geboren worden, vervuld worden. Te Bethlehem was het destijds vol vreemdelingen, zoo dat Jozef en Maeia nergens onder het dak konden komen, maar zich armelijk moesten behelpen in den stal van de Kararansera of openbare herberg. Zoo nederig en zoo armelijk moest de moeder on zes Zaligmakers zich behelpen: en wij hebben geen regt, ons op eeae handvol wereld-sche goederen te verhoovaardigen !

// En het geschiedde,quot; zegt het Evangelie verder \t als zij daar waren, dat de dagen //vervuld werden, dat zij baren zoude. En // zij baarde haren eerstgeboren zoon, wond // hem in doeken en legde hem in eene kribbe

-ocr page 33-

()e geboorte onzen Keer en. 27

// neder: want er was voor heir geene plaats u in de herberg. quot;

Aldus Mrerd de voorzegging vervuld; de dagen werden vervuld, dat Maiiia baren zoude, en zij baarde haren eerstgeboren Zoon : de Zaligmaker der wereld werd geboren i Goddelijk wonder! Engelen dalen neder om hem te aanbidden ! De lucht weergalmt van lofzangen : eer zij God in het allerhoogste! vrede op aarde! Eeuwige Alleluja's worden er gehoord! Knielt, menschen kinderen! ook voor u, die gelooft, is Hij op aarde verschenen. Dankt en aanbidt Hem. Alleluja!

Daar ligt de Zaligmaker, de Heer der wereld, in eene ellendige krib, in de grootste behoefte, zonder eenig gerijfelijk gemak. En voor wie kwam Hij in dezen toestand ter wereld? Yoor wie verachte Hij de paleizen der Koningen? Voor het verdorven menschengeslacht! VToor nietige Adams kinderen! Met geene zachte sluijers omwonden, op geene fluweelen kussens nedergelegd, lag Hij daar slechts in gemeene doeken gewonden, in een beestenkrib neder, om ons de nederigheid te leeren. Laat ons dus niet aanstonds klagen eu moedeloos worden, al moeten wij eenen moeijelijken weg aHeggen, al zijn onze kleederen van eene grove stoll'e; al is onze spijs niet altijd aangenaam en lekker! En gij rijken, die overvloed hebt, denkt aan uwe medemenschen en natuurgenooten, wanneer gij hen honger en dorst ziet hebben ; wanneer gij hen naakt ziet en ellendig lijden j opdat uw hemelsche Vader zich uwer outferme in den dag des oordeels!

-ocr page 34-

28 Evangelie op den Hoogtijd van

Werd de Zaligmaker dan in armoede geboren, zoo zuilen wij daaruit leeren, om de rijkdommen en grootheden dezer wereld te verachten, en de ware hemelsche rijkdommen zoeken te verwerven, namelijk die goederen, welke nimmer door mot of roest verteerd worden en welke geene dieven stelei^kunnen. Hier vinden zij, die niet rijkelijk met wereldsche schatten bedeeld zijn, eene rijke vertroosting; terwijl de rijken en magtigen der aarde hier nederigheid leeren, en hoe zij van hunnen overvloed zullen mededeelen aan hunne verarmde broeders en natuurgenooten, die nood lijden. Hoe vernederd nogtans alle omstandigheden bij de geboorte schenen, liet God echter niet na, om door treffend wonderlijke voorvallen de goddelijkheid van dit wonderkind te vertoonen.

Daarom zegt het Evangelie :

u En daar waren herders in die land-// streek, die zich in het veld ophielden en // de nachtwaak waarnamen over hunne kudde. // En zie, daar stond een Engel des Heeren u bij hen, en Gods helder licht omscheen // hen, en zij werden met eene groote vrees n bevangen. Doch de engel ze'.de hun : n vreest niet; want ziet, ik breng u eene u blijde boodschap, die tot groote vreugde zal //zijn voor al het volk; want heden is u de // Zaligmaker, welke Christus de Heer is, // in de stad van David, geboren. En dit // zal u tot een teeken zijn ; gij zult het //kind, in doeken gewonden, vinden liggen

-ocr page 35-

de geboorte onzes Beer en. 29

;/ in de krib. En terstond kwam er bij den // Engel eene menigte van het hemelsche heer, u die God loofden en zeiden : glorie zij God //in het allerhoogste, en op aarde vrede, // den menschen van goeden wille.

Op zulk eene plegtige wijze wilde God de geboorte van zijnen geliefden Zoon bekend maken. De Engelen daalden neder in Bethlehems velden en verkondigden den herderen, die daar de wacht bij hun vee hielden, de geboorte van Jesxis. Zij biagten de gewenschte tijding, dat de lang beloofde Messias te Bethlehem geboren was; tevens daarbij voegende, hoe zij hem als een kind zouden vinden liggen in eene krib.

Zoo zond ons dan de liefderijke Hemelvader eenen Verlosser! heugelijke tijding! Wij, door Adams val verloren, eeuwig ter helle gedoemd, kregen door den Verlosser genade. Welk heil, welke zegen ! Maar tevens welke uitnemende liefde van God jegens de menschen, bleek in dit werk der verlossing! Jests, de eeniggebo-rsn Zoon des Vaders, daalt op aarde neder en wordt mensch, om zondaren zalig te maken, om weder te zoeken, dat verloren was. Juichen wij met de menigte hemelsche heerlegers, met de Engelen, die boven Bethlekems velden God loofden en zongen : eer zij God in het allerhoogste! Welke dankbaarheid zijn wij den Heer Jesus niet verschuldigd ! Met welke liefde moeten wij hem niet aanhangen! Doch de dankbaarheid bestaat niet enkel in woorden, maar voornamelijk in daden : in het uitoefenen der werken van barmhartigheid en andere deugden.

-ocr page 36-

30 EDang ell e op den Zondag

Laat ons ootmoedig, vredelievend eu eensgezind zijn onder elkander, dan is Jjssrs ook voor ons uit den hemel op aarde nedergedaald; dan zullen wij als menschen van goeden wille vrede hebben.

GEBED.

Liefderijke Jesus, die uit de allerootmoedigste dienstmaagd Maria geboren zijt, en '/,00 in eenen nederigen staat de menschheid hebt aangenomen: laat ons van U nederigheid keren ; geef dat wij steeds een heilig leven leiden eu geestelijk herboren worden, en dat wij uwe lielde jegens ons met wederliefde vergelden. Amen.

OP DEN ZONDAG NA KERSDAG.

Evangelie, Lrr.vs 11 : 33. 10.

// En -Jozef en Maria waren verwonderd // over deze dingen, die van hem gezegd wer-// den. Eu Simon zegende hen, en zeide tot zijne // moeder Maria : zie, dit kind is gesteld tot // val en tot opstanding van veler, in Israël, u en tot een teeken, hetwelk zal tegen gespro-//ken worden. Ja, daar zal ook een zwaard // door uwe ziel gaan : opdat de gedachten van u vele harten mogen ontdekt woid '.n.quot;

Zoodra Gods Zoon de menschheid had aangenomen, kwamen de herders naar Betjilehem^

-ocr page 37-

na Kersdag. 31

om te zien wat daar geschied was. Zij verhaalden aan Mama, de Moeder van Jesus , en aan Jozef, wat zij gehoord en gezien hadden; waarover deze zich zeer verwonderden, gelijk mede over hetgene er kort daarna met de drie Koningen en den ouden Siimn voorviel, naar luid van het Evangelie.

Zoo zullen wij insgelijks heilig nadenken over de wonderen, welke God gewrocht heeft : hoe God de Heer de aarde met alles wat er bestaat', uit een enkel niet geschapen heeft en dezelve nog dagelijks onderhoudt; dat de almagtigeGod, wien millioenen engelen dienen, zich zoo zeer heeft willen vernederen, dat Hij om onzentwil de menschheid heeft aangenomen, en uit de maagd Maria geboren is, om ons zondaren zalig te maken. Op zoodanige wijze behoort een opregt Christen dikwijls over Gods wonderen na te denken; om zich al meer en meer van de wereldsche begeerten af te trekken en God steeds vuriger te beminnen.

Simon zegende Jozef en Mama, en zeide tot de laatste : Zie, dal hind is gesteld tot val en tot opstanding van velen in Israël, enz. Tot val zoude onze Zaligmaker zijn diegenen, die in hem niet zouden gelooven : doch tot opstanding diegenen, die in Hem als den waren Messias gelooven zouden. Onder de duizenden, dien het Evangelie verkondigd wordt, zullen er velen zijn, die zich verharden, naar hetzelve niet hooren en zoo door eigen schuld in hun verderf loopen; terwijl velen, door de leer van het Evangelie aan te nemen, behouden zullen worden, daar deze aanneming hun zal dienen tot opstanding en het eeuwige leven.

-ocr page 38-

32 'Evangelie op den Zondag

Gelijk in eene school, waar luije ouoplet-tende en wederspannige leerlingen aan hun eigen verderf werken, terwijl vlijtige, brave en gehoorzame kinderen hun geluk bevorderen, zoo is het ook met de Kerk, met hare ledematen. O, gij onverstandigen, die niet naar de vermaningen en waarschuwingen uwer leeraars en onderwijzers hoort, wat zal het te zeggen zijn, wanneer uw eigen geweten u zal beschuldigen. Bid dan God om genade, en dat Hii u op den regten weg brenge. En gij, die de stem van uwen Herder hoort, dankt God den Heer.

Voorts, bidt voor malkanderen, zegent elkander : God schenke u vrede, God zegene u : dit moeten uwe wenschen zijn, dan zult gij weder gezegend worden, en met de maat waarmede gij anderen meet, zal men u weder uitmeten ; doch de gedachten, de schijnheiligheid en val-sche regtvaardigheid , van velen zullen ontdekt worden. Het Evangelie zegt verder :

n Daar was ook eene profetesse Anna, eene vdochter /an Phanuel, uit den stam van I/ Asser, die nu op hare dagen gekomen was, I/ nadat zij zeven jaren van haar maagdom // met haren man geleefd had. Zij was nu n weduwe geweest tot haar vierentachtigste v jaar, en ging niet van den tempel, die-n nende God dag en nacht met vasten en // bidden. Deze dan terzelfder uur daar bij //komende, loofde ook den Heer en sprak n van hem, tot allen, die de verlossing van « Israël verwachten. quot;

-ocr page 39-

na Kersdag. 33

Zoo vastte en bail de godvruchtige Anna in den tempel te Jeruzalem; ook zij had het geluk het kind Jesus te zien; zij loofde den Heer en sprak van Jesus tot allen die den Messias verwachtende waren. Zoo zullen wij Jesus door deugden eeren, Hem met hart en mond belijden voor de menschen, en toonen, dat wij ware Christenen zijn; opdat de Heer ons ook niet verloochene in den dag des oordeels.

// Als zij nu alles naar d-? wet des Heeren // volbragt hadden, keerden zij weder naar u Galilea in hunne stad 'Nazareth; het kind // wiesch aan en werd gesterkt, vervuld met // wijsheid, en de genade Gods was in hem.quot;

Kadat Jozef en Maria hun Kind in den tempel hadden opgedragen, volgens de wet des Heeren, keerden zij weder naar hunne woonplaats ; zij hadden nu alle? wat vereischt werd te volbragt, en beijverden zich, te

ruggekeerd zijnde, in alles te volbrengen, wat hun nog te doen stond. Hun kind Jesus groeide voorspoedig op en nam dagelijks toe in wijsheid en kennis, en Gods genade was zigtbaar met Hem. Gewisselijk, al wie zijne pogingen aanwendt, om zijne pligten te vervullen, om wijs en deugdzaam te worden, en daartoe God om deszelfs bijstand en genade smeekt, zal denzei ven ook ontvangen. Zoek derhalve eerst het Koningrijk Gods cn zijne geregtigheid, en het andere zal u toegeworpen worden. Ach! of alle kinderen zulken lof mogten verdienen, dat ze geprezen konden worden ter oorzake

2*

-ocr page 40-

34 Evangelie op den 'Feestdag van hutme wijsheid en deugd : doch helaas, velen groeijen op in ondeugd, iu domheid en losbandigheid! Yelenbeschouwen de scholen en kerken als gevangenissen en de leeraars als gevangenbewaarders. Maar zij zullen het zich te laat bekladen, de liefderijke raadgevingen en vermaningen hunner ouders, leeraars en onderwijzers , versmaad en niet aangehoord te hebben! De knagingen huns gewetens zullen grooter zijn dan tien duizend dooden te sterven. Bidden wij God, dat Hij ons en onze kinderen in den regten weg zijner geboden houde.

g e b e d.

Kom, Heer Jksls, zuiver ou/.e harten, opdat wij U met den regtvaardigen Sniox mogen omhelzen, en niet uit deze wereld scheiden , voor dat wij ü met de oogen des verstands gezien hebben; want Gij zijt het verlangen, de liefde en het leven van hen, die IJ verwachten. Amen.

OP DEN FEESTDAG DER BESNIJDENIS OJNZES HEEREN.

{Nienw-j aarsdag.)

Evangelie, Lucas l!. ;iJ.

n En nadat de acht (iagen vervuld waren, ;/ dat het kind Je,'sus zoude besneden worden, // zoo werd zijn naam Jesvs genoemd, welke

-ocr page 41-

der besnijdenis onzes Heer en. 35 n van den engel genoemd was, aleer hij in u het ligchaam was ontvangen/'

Dit Evangelie is kort, doch bevat in zich schoone verborgenheden en belangrijke zaken ; het spreekt van de besnijdenis onzes Heeren.

Om dezen tekst 'te verstaan, moet men weten, dat God in het oude Testament geboden had, dat alle zonen, op den achtsten dag moesten besneden worden; dit moest dienen tot een teeken des verbonds, hetwelk Hij met zijn volk, en bijzonder met Abraham, den stamvader der Joden, gesloten had, waardoor God aan Abraham beloofd had, dat Hij hem tot eenen God zoude zijn, hem bijzonder zoude zegenen en beschermen, en dat uit zijn geslacht den Verlosser der wereld zoude geboren worden. Daarentegen verbond Abraham zich met al zijne nakomelingen, Gods geboden te zullen nakomen en de eer zijns naams voor te staan en te belijden.

Wij gelooven dan dat God zijne belofte aan Abraham vervuld heeft, door zijnen Zoon in de wereld te zenden, in welken ailc geslachten der aarde zullen gezegend worden. Hij is, naar luid des Evangelies, op den achtsten dag besneden geworden, en zijnen naam werd ge noemd Jksus, lat is Zaligmaker. ! 'oor deze besnijdenis werden de kinderen, gelijk thans door den doop, tot de kindeien Gods en der Kerk aangenomen, rit diepi- nederigheid onderwierp zich Jksi.'s aan de wet; ofschoon Hij daaraan niet gebonden was, vermits Hij zelf diegene was, welke Abrah am do belofte gedaan had.

-ocr page 42-

36 Evangelie op den Feestdag

Herinneren wij uns hierbij aan onzen doop, waarbij wij in het boek des levens zijn opge-teekend geworden, om godvruchtig, matig en deugdzaam te leven in de tegenwoordige wereld, verwachtende de zalige komst onzes Zaligmakers, die zich voor ons in den dood heeft begeven; opdat Kij ons zoude verlossen van alle ongeregtigheid en voor zich zeiven een heilig volk zoude verzamelen. Herinneren wij ons hierbij aan den nieuwjaarsdag, en vatten wij een nieuw voornemen om op onze goede voornemens en beloften te vernieuwen en ons gedrag te beteren. Want, misschien komt de Heer dit jaar ons van de aarde wegnemen: dat Hij ons dan bereid vinde. Steunen wij niet op onze krachten en gezondheid , het kan zoo spoedig veranderen; geen jaar, geene maand, geen dag, ja zelfs geen uur zijn wij van bet leven zeker, xlan duizende gevaren en ongelukken zijn wij blootgesteld, dit leert de üagelijksche ondervinding. Laat ons altijd op onze hoede zijn : de dood komt eenmaal zeker, en de tijd wanneer is ongewis. Leven wij zoo, als of ieder uur het laatste van ons leven ware ; bidden wij daarom den Heer Jesus, dat Hij ons door zijn bloed, bij de besnijding gestort, reinige, opdat wij, van zondi-n gereinigd, aan God welbehagelijk mogen zijn. Werken wij van onzen kant daartoe mede : verlaten wij alle verkeerde wegen, vlieden wij alle gierigheid, hoovaardig-heid, allen aditerklap, haat, nijd en goddeloosheid. Bt iiijden wij ons hart van onzuivere gedachten, oazetong van kwaadspreken, onze ooren, dat zij naar geene verkeerde redenen

-ocr page 43-

der hesnydenis omes Heer en 37 luisteren, onze oogcn van geene ijdelheden te zien, en onze handen van onregtvaarclig-heid. Aldus van hart en zinnen besneden zijnde, zullen wij aan God aangenamer zijn, dan als of wij naar de Joodsche wet besneden waren. Zulk ee;i besnoeide wijngaard zal schoone vruchten der bekeering voortbrengen. Wij hebben door den doop, die in de plaats der besnijdenis gekomen is, den Heere' Jesus Christus aangedaan, en den duivel en de wereld verzaakt. De naam onzes Zaligmakers zal ons heilig en bevorderlijk zijn, wanneer wij dien in den nood aanroepen.

God is getrouw en zal zijne belofte aan ons vervullen. Wat zal het'troostelijk zijn in den dag des oordeels, gerekend te worden onder het getal der uitverkorenen; maar hoe verschrikkelijk moet het in de ooren klinken, wanneer Christus tot hen, die zijne geboden ongehoorzaam geweest zijn, zal zeggen : ik ken n niet, gaat weg van mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur. Hunne namen zullen uit het boek des levens weder uitgeschrapt worden; dewijl zij onnutte dienaars waren.

Bidden wij God om zijnen bijstand; want Christus heeft ons beloofd en toegezegd : n-at gij den Vader zult hidden in mijnen naam, dat zal hij u geven. Alles wat gij zult doen : hetzij bidden of danken, eten of drinken of weiken, doet het alles ter eere Gods en in den naam van Jesus : in den naam van Jesus zullen worden gelogen alle knieën der-genen, welke in den hemel, op de aarde of

-ocr page 44-

38 'Evangelie op den 'Feestdag onder de aarde zijn (1). Daarom buigt de priester iedere keer zijn hoofd, als h,; Onder de Mis, Predikatie of het lezen van het Evangelie dien heiligen Naam noemt.

Hoe verkeerdelijk handelen zij derhalve, die dezen heiligen uaam Jesus lasteren en ijdelijk gebruiken, gelijk men ook m de tien geboden zien kan; want er staat . gy zult %ii naam van den Heer wren God niet ijdelijk aanroepen. Hoe velen misbruiken den-zelvèn schandelijk ! Wat is gewoonlijker onder ouders en kinderen, dan bij de nietigste gesprekken of verrigtingen dikwijls te zeggen, o Jesüs! o God! o Heer! Bij elke verwondering die zij te kennen geven, brengen zij deze namen te pas. Mogten de ouders die zulks doen, zich laten waarschuwen: mogten zi] hunne kinderen, wanneer die zulks deden, daarover berispen; want van ieder onnut woord zal rekenschap gegeven worden m den da^ des oordeels! Velen ontschuldigen zich daarmede, dat zij zulks doen zonder het zeli te weten. Maar zal hun dit baten ? W aarom wennen zij zich zulke leelijke gewoonten aan? Spreek alzoo dien naam nooit uit dan met eerbied, dan zult gij in leven ■ni sterven daarin troost vinden. Gij zult daardoor alle bekoring weerstaan kannen, en zoo aan he. einde na-er loopbaan met vertrouwen kunnen zengen : Jesus! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Hidden wij om deze genade in hel volgende

(1) Phil. IT : 19.

-ocr page 45-

van de IT. T) riff-Koning en.

GEBED.

O Jesus, die U uit ootmoed en liefde jegens ons, aan de pijnlijke wet der besnijdenis hebt onderworpen ; geef dat wij uit dankbare wederliefde, ons gaarne en ootmoedig onderwerpen aan uwe heilige wetten en geboden. Laat uw heilige Naam, o Jesus, ons altijd heilig zijn : dat wij dien nooit misbruiken, nooit ontheiligen, maar dat hij ons strekke tot hulp in den nood, troost in verdrukking, sterkte in den strijd, en in de uur onzes doods, dan zij hij onze laatste hoop en vertroosting. Amen.

OP HET PEEST VAN DID H DRIE KONINGEN.

Evangelie, Mattheus 11. .■ ]-13.

// Als nu Jems geboren was te Bethlehem n in -Jndre, ten tijde van den koning Herodes, ■//ziet, zoo kwamen de Wijzen uit het Oosten // te ■Jeruzalem, vragende : waar is de Koning // der Joden, die geboren is? want wij hebben // zijne ster in het Oosten gezien, en zijn ge-// komen om hem te aanbidden. //

'ioen dan de Zaligmaker der wereld te Bethlehem in den stal geboren en aldaar in eene krib nedergelegd was, als een verschoven kind, zorgde God echter, dat zijne ge-

30

-ocr page 46-

40 Evangelie op den Feestdag boorte niet alleen aan de herders in Betkle-Jiems velden, maar ook aan drie Wijzen, bekend onder den naam van de H. Drie-Koningen, bekend werd. Deze Wijzen, in de sterre-kunde ervarene mannen, werden van deze heugelijke mare, van de geboorte des Zaligmakers, verwittigd, door eene buitengewone ster, die zij aan den hemel waarnamen, en, van Jesus geboorte onderrigt zijnde, rustten zij zich toe tot de reis, om den nieuwgeboren Koning te zoeken en te vereeren.

Geene betrekkingen van bloedverwantschap, geene verkleefdheid aan hun Vaderland, geene moeijelijkheden der reis, niets konde hen van hun voornemen afschrikken. Mogten wij ons insgelijks door niets laten weerhouden, wanneer wij in ons eenen aandrang gevoelen, om eene goede daad te verrigten, om, wanneer wij tot het vervullen van onze pligt geroepen worden, ons daarvan getrouwelijk te kwijten. Mogten wij ons verder beijveren, om het kind Jesus te zoeken, en dien gevonden hebbende, die ons zalig kan maken, denzei ven niet weder laten gaan, maar Hem vast houden, door al onze pligten getrouwelijk te vervullen; door Hem lief te hebben boven alles, en aan onzen naasten te doen, wat wij zouden wenschen dat men ons dede.

De Oostersche Wijzen of de Drie Koningen dan, rigtten hunnen weg eerst naar Jeruzalem, de hoofdstad, en vroegen daar, naar luid des Evangelies : // waar is de Koning der Joden, die geboren is? want wij hebben zijne ster in het Oosten gezien, en zijn gekomen, om Hem te aanbidden, n

-ocr page 47-

van de H. Brie-Koningen. 41

Hunne ondervraging te Jeruzalem naar den nieuw geboren Koning, verwekte bij den Koning Herodes eene groote ontsteltenis; want:

//Toen Herodes, de Koning, dit hoorde, u werd hij ontroerd, en geheel -Teruzalem met // hem. En hebbende alle Opperpriesters en // Schriftgeleerden des volks zamen vergaderd, // onderzocht hij van hen, waar de Christus // zoude geboren worden. Zij zeiden hem : te // Bethlehem in Judée : want zoo is er door // den Profeet geschreven : en gij Bethlehem, // land van Jndée, zijt geenzins de minste onder // de hoofdsteden; want uit u zal de vorst voort-v komen, die mijn volk Israël bestieren zal.quot;

De Drie-Koningen binnen Jeruzalem gekomen zijnde en verhalende wat hun gebeurd was, zoo werd Herodes verschrikt en ontroerd; want hij vreesde, dat deze nieuwgeboren Koning hem van den troon stooten zoude, en dat alzoo zijne nakomelingen mede van het koningschap mogten verstoken worden. Hij wilde dit voorkomen en was op middelen bedacht, die hem van zijnen troon konden verzekeren, Maar waar was die Koning der Joden? Hiernaar wilde Herodes eerst onderzoek doen, en tot dat einde liet hij den Hoogen Raad bijeen roepen : deze toonde hem, uit de voorzeggingen der Profeten, dat de Christus te Bethlehem in Jïidée zoude geboren worden.

Even als het hier Herodes ging, even zoo gaat het alle tirannen; zij leven onophoudelijk iu de vrees, en de middelen, welke zij

-ocr page 48-

4lt;2 Evangelie op den Feestdag aanwenden om deze te verzetten, maken hen des te vreesachtiger; want zij vertrouwen niemand; de braven vergenoegen zich met zuchten en hunne wreedheden te ontgaan, terwijl de ondeugenden alle middelen in liet werk stellen, om hun leven te doen eindigen. Onge-lukkigeu, die uw geluk zoekt in het ongeluk en de verdrukking van anderen! De vleijers van zulke dwingelanden hebben nog meer te vréezen; zij vreezen en hunnen afgod en de onderdanen des lands, wanneer de eerste eenmaal van den troon gebonst werd. Zoo waren ook de aanhangers van IlEiioDEsmede ontroerd, omdat zij hunne ambten vreesden te verliezen, wanneer hun Koning onttroond zoude worden.

Verder leeren wij uit den tekst, dat wij, om de waarheid te vernemen, ons moeten vervoegen bij de leeraars der Kerk, ofschoon zij ook somtijds gebreken hebben; want hun is de verkondiging des Evangelies aanbevolen, en zij blijven, zoo lang zij hier op aarde zijn, altijd inenschen, dat is : aan gebreken en zwakheden onderworpen.

Herodks , met de Schriftgeleerden gesproken hebbende, zocht nu van de Wijzen te vernemen, wanneer de tijd der geboorte, en wanneer de ster hun verschenen was.

Toen riep lier odes de Wijzen in het hei-;/ melijk, en vernam naarstigliik van hen naar ;/ den tijd, dat de ster hun verschenen was. // En hen naar Bethlehem zendende, zeide hij : u Gaat henen, onderzoekt naarstiglijk naar hot // kind; en als gij hot zult gevonden hebben.

-ocr page 49-

van de TI. Brie-Koningen. 43

n boodschapt het mij, opdat ik ook hetzelve // kome aanbidden.quot;

Het gedrag van Koning Hekodes was niet ter goeder trouw; neen, uiteen kwaad hart en huichelende, ondervroeg hij de Wijzen : hij was niet voornemens dit kind te aanbidden , maar hij wilde liet hebben laten dooden, gelijk hij naderhand toonde, toon hij de onnoozele kinderen te Bethlehem liet ombrengen, in de hoop, dat ook Christus onder deze mogt gevonden worden. Mogte zulk een huichelaar onder ons niet gevonden worden ! Hoe velen komen er echter ter kerke in schijn van Jesus te aanbidden, eu üe hem, als het ware, in hun hart dooden. Welkeen gruwel! Gave God dat zulks niet zoo dikwijls gebeurde !

. ;/ Als zij den Koning gehoord hadden, gingen // zij henen. En zie, de ster, welke zij in het n Oosten gezien hadden, ging voor hen, 'tot // dat zij , komende boven de plaats waar het // kind was, bleef staan. Als zij nu de ster // zagen , waren zij verheugd met eene groote // blijdschap. Eu in het huis komende, vonden vzij het kind, met Maria zijne Moeder, en // nedervallende hebben zij het aangebeden : en // hunne schatten geopend hebbende, droegen // zij hem tot geschenken ; goud, wierook en u mirre op. In den slaap vermaand zijnde, // dat zij niet weder zouden keeren tot Ilerodes, // zijn zij door een anderen weg weder naaf // bun land gereisd; quot;

-ocr page 50-

44 Evangelie op den Feestdag, enz.

Deze Wijzen, die reeds eenen zoo verren weg getogen waren, zetten hunne reis verder voort, toen zij met Heiiodes gesproken hadden. Zoo moeten wij ook steeds aanhouden met bidden , vasten en boete doen : wij moeten nimmer verflaauwen, maar meer en meer ons best doen om op den weg der genade voort te wandelen. // De Wijzen gingen henen, zegt het Evangelie, // en de ster die zij in het Oosten gezien had-//den, ging voor henquot; en werden daardoor naar Bethlehem geleid, waar zij boven den stal, waar Jesus in eene krib was nedergelegd , bleef staan. Zij traden er binnen , en vielen ter aarde om dit goddelijk Kind te aanbidden. Vertegenwoordigen wij ons deze Wijzen in den stal, waar Jozep en Maeia met hun nieuwgeboren Kind waren. Welke vurige aanbidding van de eene, en welke verwondering van de andere zijde. Sprakeloos dankten de Wijzen den Almagtigen en lagen daar geknield voor Jesus in de vurigste aanbidding! Verbazing en verwondering grepen Jozef en Maria aan , toen zij deze uoorluchtige personen tot zich zagen naderen in dezen ellendigen beestenstal, waar zij in de grootste armoede verkeerden. De drie Wijzen of Koningen gaven vervolgens de geschenken, die zij hadden medegebragt, bestaande in goud, wierook en mirre. Vervolgens vertrekkende, wierden zij des nachts in den slaap, waarschijnlijk door eenen engel, gewaarschuwd, dat zij niet denzelfden weg terng zouden keeren, opdat Hkeodks geene tijding aangaande den nieuwgeboren Koning ontvinge.

Leeren wij uit dit Evangelie, om met even zulke aandacht Jesus te aanbidden , U; verheer-

-ocr page 51-

Evangelie op den quot;er*'en Zonday, enz. 45 lijken en bijzonder in de kerk. Toonen wij onze hartelijke Goclsvereering door daden en woorden ! Laat ons geloof, onze hoop en liefde steeds aanwassen, en wandelen wij waardig der beloften van Christus, dan zullen wij, door de ster des Evangelies voorgelich*, in de gewenschte haven hierboven aanlanden en daar eeuwig Alleluja zingen.

GEBED.

Verlicht ons, o Jesus, door de ster uwer genade; klaar de duisternissen in ons op; geef ons volkomen kennis van onze verkeerdheden, opdat wij uwe Majesteit naar waarde mogen opofferen goud eener opregte liefde; wierook van een aandachtig en vurig gebed; en mirre van boetvaardigheid : dan zullen wij, op den weg der waarheid en der genade voort-wandelende, L eenmaal aanschouwen in den hemel der hemelen. Amen.

OP DEN 1— ZONDAG NA DRIE KONINGEN.

Evangelie, Lucas 11 : -1.2 - 53.

// Toen Jesns dan twaalf jaren oud gewor-// den was, zijn zij, volgens gewoonte van den //Hoogtijd, opgetrokken naar Jeruzalem ; en // als zij wederkeerden, nadat de dagen geiiin-// digd waren, zoo bleef het kind -Jesus te // Jeruzalem, zonder dat het zijne ouders wis-

-ocr page 52-

46 Evangelie op den eerden Zondag n ten die, meenende dat hij in het gezelschap // was, deden zij eene dagreize en zochten hem // onder de bloedverwanten en bekenden; maar // hem niet vindende, keerden zij weder naar n Jeruzalem, om hem te zoeken. En het ge-u beurde na drie dagen, dat zij hem in den // tempel vonden zitten, in het midden der n leeraren, hen hoerende eti ondervragende. n En allen die hem hoorden, stonden versteld // over zijne wijsheid en antwoorden. En als // zij dit zagen stonden zij verwonderd. quot;

Volgens de wet van Mozes, warende Joden verpligt driemaal in het jaar naar Jeruzalem te reizen, en daar in den prachtigen tempel den Almagtigen te aanbidden. Jozef en Maeia dan waren ook tot dat einde uit Nazareth. naar Jeruzalem, getogen en hadden Jesus mede derwaarts genomen.

Hier geven zij ons een voorbeeld, om de geboden Eeestdagen in de dienst van God door te brengen : God den Heer alsdan te danken voor zijne weldaden en te smeeken om zijne zegeningen. AYij mogen de Feestdagen niet in dartelheid en wellust doorbrengen; want daardoor ontheiligen wij dezelven en overtreden het derde gebod. Vele ouders geven hierin het voorbeeld aan hunne kinderen: maar zij, die het voorbeeld van Jozef en Maiua volgen, en hunne kinderen reeds vroegtijdig mede ter kerke nemen, zullen daarvan de goede uitwerkselen ontwaren. Buig het rijsken terwijl het nog jong is, o ouders! want die zijnen zoon lief heeft, spaart de roede niet, zegt Salomon.

-ocr page 53-

na. Dne-Konivgen. 47

Uwe, kinderen zullen het u dank weten, '.van-neer zij tot waardige leden in de maatschappij zijn opgevoed, en met blijde verwachting te gemoet zien, dat zij eenmaal tot hemelburgers zullen aangenomen worden.

Toen Jozef en Maria weder terugkeerden, vermisten zij Jest/s, nadat zij eene dagreis hadden afgelegd. Dit was niet, dat zij geene zorg voor hun kind gedragen hadden of droegen , maar zij, de wijsheid van Jesxjs kennende, dachten, dat Hij zich bij eenige bekenden gevoegd had; zij vonden het niet noodig, om gestadig een waakzaam oog op hem te houden. Hes avonds aan hun nachtverblijf gekomen zijnde, vroegen zij langen tijd naar Hem; doch vonden Hem niet. In de grootste ongerustheid keerden zij naar Jeruzalem terug, om hem te zoeken.

Met zulke bezorgdheid en angst, zullen de ouders hunne kinderen naspeuren; zoo bekommerd zullen zij over hen zijn. Ouders! gij moet voor het tijdelijk en eeuwig welzijn uwer kinderen zorg dragen. God zal hen van uwe handen eipchen, wanneer zij op verkeerde wegen geraken en in hun verderf loopen. Gij moet zorgen, dat zij niet gansche nachten met kwade gezelschappen in de groote gelagen zitten spelen en drinken. Hoe kunt gij gerust gaan slapen, wanneer een of meer uwer kinderen nog buiten 'quot;s huis in groot gevaar zijn van te zondigen. Zoudt gij dit wel doen, wanneer uwe koe of uw paard verloren was ? Zijn zij dan niet meer dan deze? Moe zult gij op zaligheid hopen kunnen, wanneer gij het zielenheil uwer kinderen, zoo willens en wetens

-ocr page 54-

i8 Op den tweeden Zondag

heellijk en van liarte veifoeijen en U meer en meer aanhangen, U meer en meer onderworpen zijn, en zoo doende gehoorzame kinderen worden van het hemelsch koningrijk, waar Gij alles zult zijn in allen. Amen.

OP DEN 3dquot; ZONDAG NA DRIEKONINGEN.

Evangelie, Joannes II. 1 —'11.

// In dien tijde werd er eene bruiloft ge-7/ houden te Cana in Galileë, en de Moeder // van Jesus was aldaar. En Jesv.s werd ook n met zijne leerlingen ter bruilott genoodigd. // En toen er wijn ontbrak, zeide de Moeder // van Jesus tot Hem : zij hebben geenen wijn. // Jesus antwoordde haar : Vrouw, wat heb ik v met u te doen : mijn uur is nog niet ge-7 komen. quot;

Er werd, gelijk gij gehoord hebt, te Cana in Galilee eene bruiloft gehouden, alwaar Maria, benevens Jesus, met zijne leerlingen genoodigd waren. Onze Heer Jesus wilde deze bruiloft wel met zijne tegenwoordigheid ver-eeien, niet om wereldsche vermaken ie genieten, maar om te toonen, dat het huwelijk, in het Paradijs reeds ingesteld, een aan God behagelijke staat is; een staat, die zelfs tot een Sakrament verheven is.

W aarom men dan ook dezen staat moet

-ocr page 55-

na Drie-Koningen 51

aanvaarden in de v.reeze Gods, en denzelven nimmer uit baat- of hebzucht ondernemen. Gij moet ook Jesus verzoeken ter bruiloft; dat is : Rem met vurige gebeden aanroepen om zijnen zegen, om zijne ontferming; opdat gij eenen voor u geschiktcn persoon ten huwelijk moogt bekomen, en met denzelven in de vrees des Ileeren levende, deugdzame kinderen moogt opvoeden. Zoo deden ook alle godvruchtige menschen; zoo handelde onderanderen de vrome Tobias. Maar wee hem, die een huwelijk aangaat uit vleeschelijke wellust of om schatten te verkrijgen! Die zal de genade dezes Sakraments niet ontvangen: die is niet in staat de zwarigheden, welke er zich in het huwelijk voordoen te overkomen, en zulk een zal zich in dien staat beklagen, gelijk er, helaas! maar zeer velen doen.

Toen er op deze bruiloft te Ccma wijn ontbrak, bad de Moeder van Jesus groot medelijden met de jonge echtgenooten, en opdat zij niet beschaamd en verlegen zouden staan, ging zij bij Jesus en hield Hem aan , om zijne wonderkracht te toonen, waarvan zij misschien reeds proeven gezien had, zeggende : z'ij lebben geenen wijn. Hieruit kan men weder lee-ren, hoe wij anderen, die in nood en verlegenheid zijn, op de best mogelijkste wijze moeten trachten te redden en hulp te verleenen.

Maria was bij haren Zoon de voorspreekster der jonggetrouwden; daarom mogen wij veel betrouwen hebben, dat zij ook onze voorspraak in den hemel zijn zal.

Dat de Heer Jesus niet terstond aan het verzoek zijner Moeder voldeed, was geene on-

-ocr page 56-

16 Evangelie op den eerden Zondag // ten die, meeuende dat hij in het gezelschap // was, deden zij eene dagreize en zochten hem n onder de bloedverwanten en bekenden; maar ii hem niet vindende, keerden zij weder naar n Jeruzalem, om hem te zoeken. En het ge-u beurde na drie dagen, dat zij hem m den tempel vonden zitten, in het midden der n leeraren, hen hoorende en ondervragende. //En allen die hem hooiden, stonden versteld // over zijne wijsheid en antwoorden. En als // zij dit zagen stonden zij verwonderd. quot;

Volgens de wet van Mozes, warende Joden verpligt driemaal in het jaar naar Jeruzalem te reizen, en daar in den prachtigen tempel-den Almagtigen te aanbidden. Jozef en Mauia dan waren ook tot dat einde uit Nazareth naar Jeruzalem' getogen en hadden Jesus mede derwaarts genomen.

Hier geven zij ons een voorbeeld, om de geboden Feestdagen in de dienst van God door te brengen : God den Heer alsdan te danken voor zijne weldaden en te smeeken om zijne zegeningen. Wij mogen de Feestdagen niet in dartelheid en wellust doorbrengen; want daardoor ontheiligen wij dezelven en overtreden het derde gebod. Vele ouders geven hierin het voorbeeld aan hunne kinderen: maar zij, die het voorbeeld van Jozep en Mab.lv volgen, en hunne kinderen reeds vroegtijdig mede ter kerke nemen, zullen daarvan de goede uitwerkselen ontwaren. Buig het rijslcen terwijl het nog jong is ,o ouders! want die zijnen zoon liefheeft, spaart de roede niet, zegt Salomon.

-ocr page 57-

na JJne-Kon'mgen. 47

Uwe Idnderen zullen liet u dank weten, wanneer zij tot waardige leden in de maatschappij zijn opgevoed, en met blijde verwachting te gemoet zien, dat zij eenmaal tot hemelburgers zullen aangenomen worden.

ïoen Jozef en Maria weder terugkeerden , vermisten zij Jesus, nadat zij eene dagreis hadden afgelegd. Dit was niet, dat zij geene zorg voor hun kind gedragen hadden of droegen , maar zij, de wijsheid van Jesus kennende, dachten, dat Hij zich bij eenige bekenden gevoegd had; zij vonden het niet noodig, om gestadig een waakzaam oog op hem te houden. Des avonds aan hun nachtverblijf gekomen zijnde, vroegen zij langen tijd naar Hem; doch vonden Hem niet. In de grootste ongerustheid keerden zij naar Jeruzalem, terug, om hem te zoeken.

Met zulke bezorgdheid en angst, zullen de ouders hunne kinderen naspeuren; zoo bekommerd zullen zij over hen zijn. Ouders! gij moet voorliet tijdelijk en eeuwig welzijn uwer kinderen zorg dragen. God zal hen van uwe handen eischen, wanneer zij op verkeerde wegen geraken en in hun verderf loopen. Gij moet zorgen, dat zij niet gansche nachten met kwade gezelschappen in de groote gelagen zitten spelen en drinken. Hoe kunt gij gerust gaan slapen, wanneer een of meer uwer kinderen nog buiten 's huis in groot gevaar zijn van te zondigen. Zoudt gij dit wel doen, wanneer uwe koe of uw paard verloren was ? Zijn zij dan niet meer dan deze? Hoe zult gij op zaligheid hopen kunnen, wanneer gij het zielenheil uwer kinderen, zoo willens en wetens

-ocr page 58-

48 Evangelie op den eersten Zondag verzuimt? Nadat Jozef en Maria vlijtig gezocht hadden, vonden zij Jesus weder. Zij vonden Hem zitten in eene der leerscholen van den tempel, te midden der leeraren, welke Hij wijze vragen voorstelde. Zoodat allen zich over Hem verwonderden.

// En als zijne ouders dit zagen, stonden zij // verwonderd. Eu zijne Moeder zeide tot hein : // Zoon , hoe hebt gij aldus met ons gedaan ? // Zie, uw vadér en ik zochten u met droef-// heid. Hij antwoordde hun ; waarom zocht gij // mij ? wist gij niet dat ik met de dingen , v die mijnen Vader aangaan, moet bezig zijn ? // Doch zij verstonden niet lietgene hij tot hen n zeide. En hij trok met hen af, kwam te // Nazareth, en was hun onderdanig. En zijne // Moeder bewaarde al deze dingen iu haar hart, // En Jesus nam toe in wijsheid, in jaren en in // aangenaamheid bij God en bij de menschen.

Niet alleen waren Jozef en Maria verheugd, over het wedervinden van hun kind, maar ook verwonderden zij zich, over hetgene zij van Hem hoorden. Zijne Moeder hem vragende : Zoon, hoe hebt gij aldus met ons gedaan, waarom hebt gij ons dus beangst? zoo antwoordde Hij : wist gij niet, dat ik mij met de dingen mijns Yaders moet bezig houden. Hij zocht hen verder te troosten m ging vervolgens gewillig mede. Ik ben, wilde Jesus zeggen, in de wereld gekomen tot 's menschen heü en zaligheid, om hen te leereu en te hel-

-ocr page 59-

na Drie-Koningen. 49

pen. De Zoon des menschen was gekomen om te dienen, en van daar die gehoorzaamheid, die onderwerping aan zijne ouders. Zoo zullen alle kinderen aan hunne ouder» gehoorzaam zijn en uit Jesus gedrag onderwerping leeren. Leert hieruit, kinderen, uit het voorbeeld van den Zaligmaker, hoe gij bereidvaardig aan uwe ouders moet gehoorzamen. Met allen ijver moet gij datgene wat uwe ouders u gebieden, verrigten. Goddelijke en menschelijke weiten verpligten u daartoe niet alleen, maar God belooft u ook een lang leven, wanneer gij uwe ouders eert en gehoorzaamt. Maar helaas ! vele kinderen doen het tegendeel; zij gehoorzamen of in het geheel niet, of doeu het met tegenzin, morrende en niet uaar behooren. Zij spreken hunne ouders tegen en gaan soms nog verder. Weet, gij booze kinderen, dat n die zijnen vader of zijne moeder veracht, diens lamp zal uitgebluscht worden in de duisternis.quot;

Het goede, dat wij gehoord hebben, zullen wij, naar Maria's voorbeeld, in onze harten overleggen, om ons daarnaar te gedragen. Wij zullen verder als Jesus toenemen in wijsheid, meer en meer de vruchten des geloofs in ons vertoonen; opdat wij aan God en aan de menschen welbehagelijk mogen worden.

GEBED.

o. Zoon van den levenden God! geef dat wij naar U verlangen en naar U met naarstigheid zoeken; dat wij, U gevonden hebbende, U trachten vast te houden , door uwe leeringen op te volgen. Geef dat wij onze zonden ge-

3

-ocr page 60-

i8 Op den tweeden Zondag

heellijk eu vau harte verfoeijen en U meer en meer aanhangen, U meer en meer onderworpen zijn, en zoo doende gehoorzame kinderen worden van het hemelsch koningrijk, waar Gij alles zult zijn in allen. Amen.

OP DEN 3ien ZONDAG NA DRIEKONINGEN.

Evangelie, Joannes II. 1 — 11.

// In dien tijde werd er eene bruiloft ge-7/ houden te Cana in Galileë, en de Moeder n van -Jeaus was aldaar. En Jesus werd ook // met zijne leerlingen ter bruiloft genoodigd. // En toen er wijn ontbrak, zeide de Moeder v van Jesus tot Hem : zij hebben geenen wijn. n Jems antwoordde haar : Vrouw, wat heb ik v met u te doen ; mijn uur is nog niet ge-7 komen.quot;

Er werd, gelijk gij gehoord hebt, te Cana in Galileë eene bruiloft gehouden, alwaar Maria, benevens Jesus, met zijne leerlingen genoodigd waren. Onze Heer Jesus wilde deze bruiloft wel met zijne tegenwoordigheid ver-eeien, niet om wereldsche vermaken Ie genieten, maar om te toonen, dat het huwelijk, in het Paradijs reeds ingesteld, een aan God behagelijke staat is; een staat, die zelfs tot een Sakrament verheven is.

Waarom men dan ook dezen staat moet

-ocr page 61-

na Drie-Konivgen 31

aanvaarden in de vreeze Gods, en denzelven nimmer uit baat- of hebzucht ondernemen. Gij moet ook Jesus verzoeken ter bruiloft; dat is ; Hem met vurige gebeden aanroepen om zijnen zegen, om zijne ontferming; opdat gij eenen voor u geschiktcn persoon ten huwelijk moogt bekomen, en met denzelven in de vrees des Ileeren levende, deugdzame kinderen moogt opvoeden. Zoo deden ook alle godvruchtige menschen; zoo handelde onderanderen de vrome Tobias. Maar wee hem, die een huwelijk aangaat uit vleeschelijke wellust of om schatten te verkrijgen! Die zal de genade dezes Sakraments niet ontvangen: die is niet in staat de zwarigheden, welke er zich in het huwelijk voordoen te overkomen , en zulk een zal zich in dien staat beklagen, gelijk er, helaas! maar zeer velen doen.

Toen er op deze bruiloft te Cana wijn ontbrak, had de Moeder van Jesus groot medelijden met de jonge echtgenooten, en opdat zij niet beschaamd en verlegen zouden staan, ging zij bij Jesus en hield Hem aan , om zijne wonderkracht te toonen, waarvan zij misschien, 'reeds proeven gezien had, zeggende : zij hellen geenen wijn. Hieruit kan men weder lee-ren, boe wij anderen, die in nood en verlegenheid zijn, op de best mogelijkste wijze moeten trachten te redden en hulp te verleenen.

Maria was bij haren Zoon de voorspreekster der jonggetrouwden; daarom mogen wij veel betrouwen hebben, dat zij ook onze voorspraak in den hemel zijn zal.

Hat de lieer Jesus niet terstond aan het verzoek zijner Moeder voldeed, was geene on-

-ocr page 62-

52 Evangelie op den tiveeden Zondag willigheid, geene onvriendelijkheid, maar omdat het later beter te pas zoude komen; wanneer het namelijk aan iedereen kennelijk zoude geworden zijn, dat er wijn ontbrak, dan wilde Jesus hen door een wonder uit de verlegenheid redden.

Het was derhalve niet zonderling, dat Jesus aan zijne Moeder ten antwoord gaf : Vrouw, vjat hel ik met « le doen : mijn uur is nog niet gekomen. Dit was geen weigerend antwoord , geene berisping; want Hij wilde zeggen : wat heb ik met u te doen aangaande mijne bediening; ik volbreng den wil mijns hemelschen Vaders, zoo haast den tijd en het uur daarvoor bestemd, gekomen zijn. Het Evangelie zegt verder ;

// Zijne Moeder zeide aan de dienaren : al // wat Hij u zeggen zal, doet het. Daar waren // zes steenen kruiken gezet, volgens de zui-// vering der Joden, houdende elk twee ot n drie maten. Jesus zeide hun : vult de krui-n ken met water. En zij vulden ze tot boven u aan. ïoen zeide Jesvs verder : schept nu n en draagt het naar den hofmeester. En zij ;/ droegen het naar hem toe. Als nu de hof-u meester het water, dat wijn geworden was, tt geproefd had, en niet wist van waar het //kwam, hoewel het de dienaars, die het //water geput hadden, wel wisten, zoo riep // de hofmeester den bruidegom en zeide hem : // ieder stelt eerst den goeden wijn voor, en // als zij wel gedronken hebben , dan stelt hij

-ocr page 63-

na Ttrie-Koningen,. 53

// voor die slechter is; maar gij hebt den // goeden wijn tot nu toe bewaard. Dit begin n der teekenen heeft Jesus gedaan te Cana in ;/ Galilee, en zijne leerlingen geloofden in Hem.quot;

De dienaren gehoorzaamden zonder aarzelen aan het bevel van Jesus ; zij vulden de waterkruiken, en ziet, terstond werd dit water in goeden wijn veranderd. Gehoorzamen wij dus aan de bevelen van den Zaligmaker; wandelen wij naar het voorschrift zijner geboden, dan zal Hij nog het water in wijn, dat is tegenspoed in voorspoed veranderen. Al de kruisen, welke in den huwslijken staat kunnen overkomen, zullen door eensgezindheid, liefde en getrouwheid der echtgenooten, veel van hunnen last en zwaarte verliezen. Vertrouwen zij slechts op God, dan komt na lijden verblijden; dan zullen zij onder rampsn getroost, bemoedigd en opgebeurd worden. Dagelijks nog zien wij Gods wonderen in al zijne werken. Leert Hem kennen, dienen en verheerlijken!

De Zaligmaker heeft door op aarde neder-tedalen, ons water in wijn veranderd : want Hij heeft ons door zijne armoede rijk gemaakt, en met zijn bloed en zijne tranen, onze zouden afgewasschen. Door zijne verdiensten heeft H;j ons met den Vader verzoend; door zijnen bitteren dood ons van den eeuwigen dood en de slavernij verlost. Ons water is in wijn veranderd; daar alle ceremonien der oude wet te niet gedaan zijn. God, onze hemelsche Vader, is verzoen:! door zijnen lieven Zoon Jesus Christus, door wiens genade wij van k'nderen der verdoemenis? kinderen Gods zijn

-ocr page 64-

54 Evangelie op den tweeden Zondag enz. geworden en erfgenamen der eeuwige zaligheid. Laat ons dankbaar zijn voor de weldadigheid en goedheid van onzen lieven Heer Jesus, die zich zeiven voor ons in den dood gegeven en ons tot het eeuwige licht gebragt heeft. Zijn glorierijke naam zij gezegend tot in eeuwigheid; want Hij bewaart den besten wijn tot het laatste , om ons vrolijk te maken met de vreugd des eeuwigen levens.

De bruiloft van den helschen vijand is juist daar tegen overgesteld; deze geeft eerst den goeden wijn en naderhand slechts water. De duivel en de wereld vertoonen zich eerst schoon en bekoorlijk, maar naderhand valt het masker af, en wij zien niets dan leelijke gedaanten en bedrog. De wijn, die zij uit kristallen fles-schen schenken, is met venijn doormengd; de fluweelen stoelen eu hooge zetels zijn klatergoud; de gunst der vorsten is dikwijls van korten duur. Eenmaal, eenmaal verlaat gij dit alles, wanneer de dood u van de aarde wegrukt. Wanneer het uur van sterven daar is, o dan helpt geen tegenstrijd, geene schatten, geene eereambten, geene vrienden, geene kunst van artsen, dan moet gij alles verlaten en water drinken; ongelukkig zijn, indien gij voorheen den goeden wijn, dat zijn de vermaken dezes levens, met volle teugen gedronken hebt.

Gedragen wij ons dan wijsselijk : verfoeijen wij de wereld en al hare begeerlijkheden. Dienen wij met vrees en beven den bruidegom onzer zielen, die water in wijn kan veranderen. Laat niets ons dan afschrikken; Hij zal Alles wel, alles lichter maken, Hiertoe uoodigt

-ocr page 65-

'Evangelie op den derden Zondajenz. 55 ons de Heer nog uit in dezen genadentijd : iomt, zegt Hij, tot mij, allen die heiast en heiaden zijt, ik zal u verligten; want mijn juk is zoet 'm mijn last is ligt. Daartoe helpe ons de Heer Jesus Christus : Hij brenge ons in de woningen der zaligheid.

GEBED.

O Heer, Jesus Christus, die het gebed uwer lieve Moeder verhoord , en uw eerste wonder te Cam in Galileë gedaan hebt, om de nieuw-getrouffden niet in de verlegenheid te laten ; zegen aJe huwelijken die in de vreeze Gods worden aangevangen. Laten alle jonge lieden, die in het huwelijk willen treden, vooraf met U te rad? gaan, en verleen aan alle getrouwden uwer genadigen bijstand; opdat zij hunne kinderen mogen opvoeden in de vreeze uws naams en tot ware hemelburgers, Amen.

OP DE\T 3'1quot; ZONDAG NA DRTE-KOKINGEN.

Evangelie, Mattheus VIII: 1-13.

// In dien tijc^, als Jesus van den berg ge-// komen was, vdgde hem eene groote menigte //volk. En zie, (aar kwam een melaatsche, //die hem aanbad zeggende : Heer, indien // gij wilt, gij kunt mij reinigen. En Jesus de // hand uitstekende, wikte hem aau zeggende :

-ocr page 66-

18 Op den tweeden Zondag

heellijk en van harte verfoeijen en U meer en meer aanhangen, U meer en meer onderworpen zijn, en zoo doende gehoorzame kinderen worden van het hemelsch koningrijk, waar Gij alles zult zijn in allen. Amen.

OP DEN 3dcquot; ZONDAG NA DRIEKONINGEN.

Evangelie, Joannes II. 1 — 11.

// In dien tijde werd er eene bruiloft ge-// houden te Can a in Galilee, en de Moeder // van Jeszis was aldaar. En Jesv.s werd ook n met zijne leerlingen ter bruiloft genoodigd. // En toen er wijn ontbrak, zeide de Moeder // van Jesusiot Hem : zij hebben geenen wijn. //■ƒ««« antwoordde haar : Vrouw, wat heb ik v met u te doen ; mijn uur is nog niet ge--/ komen. quot;

Er werd, gelijk gij gehoord hebt, te Cana in Galilee eene bruiloft gehouden, alwaar Maria, benevens Jesus, met zijne leerlingen genoodigd waren. Onze Heer Jesus wilde deze bruiloft wel met zijne tegenwoordigheid ver-eeren, niet om wereldsche vermaken (e genieten, maar om te toonen, dat het huwelijk, in het Paradijs reeds ingesteld, een aan God behagelijke staat is; een staat, die zelfs tot een Sakrament verheven is.

Waarom men dan ook dezen staat moet

i

-ocr page 67-

na Drié- Koningen 51

aanvaarden in ds vreeze Gods, en denzelven nimmer uit baat- of hebzucht ondernemen. Gij moet ook Jesus verzoeken ter bruiloft; dat is : ïïem met virige gebeden aanroepen om zijnen zegen, om zijne ontferming; opdat gij eenen voor u geschikten persoon ten huwelijk moogt bekomen, en met denzelven in de vrees des Heeren levende, deugdzame kinderen moogt opvoeden. Zoo deden ook alle godvruchtige menschen; zoo handelde onderanderen de vrome Tobias. Maar wee hem, die een huwelijk aangaat uit vleeschelijke wellust of om schatten te verkrijgen! Die zal de genade dezes Sakraments niet ontvangen: die is niet in staat de zwarigheden, welke er zich in het huwelijk voordoen te overkomen , en zulk een zal zich in dien staat beklagen, gelijk er, helaas! maar zeer velen doen.

Toen er op deze bruiloft te Cana wijn ontbrak, had de Moeder van Jesus groot medelijden met de jonge echtgenooten, en opdat zij niet beschaamd en verlegen zouden staan, ging zij bij Jesus en hield Hem aan , om zijne wonderkracht te toonen, waarvan zij misschien 'reeds proeven gezien had, zeggende : zij hellen geenen wijn. Hieruit kan men weder lee-ren, boe wij anderen, die in nood en verlegenheid zijn, op de best mogelijkste wijze moeten trachten te redden en hulp té verleenen.

Maria was bij haren Zoon de voorspreekster der jonggetrouwden; daarom mogen wij veel betrouwen hebben, dat zij ook onze voorspraak in den hemel zijn zal.

Dat de lieer Jesus niet terstond aan het verzoek zijner Moeder voldeed, was geene on-

-ocr page 68-

52 'Evangelie op den tweeden Zondag ■willigheid, geene onvriendelijkheid, maar omdat liet later beter te pas zoude komen; wanneer het namelijk aan iedereen kennelijk zoude geworden zijn, dat er wijn ontbrak, dan wilde Jesus hen door een wonder uit de verlegenheid redden.

Het was derhalve niet zonderling, dat Jesus aan zijne Moeder ten antwoord gaf : Vrouw, loat heb ik met u te doen : mijn uur is nog niet gekomen. Dit was geen weigerend antwoord, geene berisping; want Hij wilde zeggen : wat heb ik met u te doen aangaande mijne bediening; ik volbreng den wil mijns hemelschen Vaders, zoo haast den tijd en het uur daarvoor bestemd, gekomen zijn. Het Evangelie zegt verder :

w Zijne Moeder zeide aan de dienaren : al // wat Hij u zeggen zal, doet het. Daar waren // zes steenen kruiken gezet, volgens de zui-ii vering der Joden, houdende elk twee ol // drie maten. Jesus zeide hun : vult de krui-u ken met water. En zij vulden ze tot boven u aan. Toen zeide Jesus verder : schept nu // en draagt het naar den hofmeester. En zij // droegen het naar hem toe. Als nu de hof-// meester het water, dat wijn geworden was, // geproefd had, en niet wist van waar het //kwam, hoewel het de dienaars, die het //water geput hadden, wel wisten, zoo riep // de hofmeester den bruidegonj en zeide hem : //ieder stelt eerst den goeden wijn voor, eu // als zij wel gedronken hebben, dan stelt hij

-ocr page 69-

na Brie-Koningen. 53

// voor die slechter is; maar gij hebt den ƒ/ goeden wijn tct nu toe bewaard. Dit begin // der teekenen heeft Jesus gedaan te Cana in u Galilee, en zijne leerlingen geloofden in Hem.quot;

De dienaren gehoorzaamden zonder aarzelen aan het bevel van Jesus ; zij vulden de waterkruiken, en ziet, terstond werd dit water in goeden wijn veranderd. Gehoorzamen wij dus aan de bevelen van den Zaligmaker; wandelen wij naar het voorschrift zijner geboden, dan zal Hij nog het water in wijn, dat is tegenspoed in vooispoed veranderen. Al de kruisen, welke in den huwelijken staat kunnen overkomen, zullen door eensgezindheid, liefde en getrouwheid der echtgenooten, veel van hunnen last en zwaarte verliezen. Vertrouwen zij slechts op God, dan komt na lijden verblijden ; dan zullen zij onder rampsn getroost, bemoedigd en opgebeurd worden. Dagelijks nog zien wij Gods wonderen in al zijne werken. Leert Hem kennen, dienen en verheerlijken!

De Zaligmaker heeft door op aarde neder-tedalen, ons water in wijn veranderd : want Hij heeft ons door zijne armoede rijk gemaakt, en met zijn bloed en zijne tranen, onze zonden afgewasschen. Door zijne verdiensten heeft H:j ons mst den Vader verzoend; door zijnen bitteren dood ons van den eeuwigen dood en de slavernij verlost. Ons water is in wijn veranderd; daar alle ceremonien der oude wet te niet gedaan zijn. God, onze hemelsche Vader, is verdoen:! door zijnen lieven Zoon Jesus Christus, door wiens genade wij van kinderen der verdoemenis, kinderen Gods zijn.

-ocr page 70-

54 Evangelie op den hoeeden Zondag enz. geworden en erfgenamen der eeuwige zaligheid. Laat ons dankbaar zijn voor de weldaiigheid en goedheid van onzen lieven Heer Jesus, die zich zeiven voor ons in den dood gegeven en ons tot het eeuwige licht gebragt heeft. Zijn glorierijke naam zij gezegend tot in eeuwigheid; want Hij bewaart den besten wijn tot het laatste , om ons vrolijk te maken met de vreugd des eeuwigen levens.

De bruiloft van den helschen vijand is juist daar tegen overgesteld; deze geeft eerst den goeden wijn en naderhand slechts water, üe duivel en de wereld vertoonen zich eerst schoon en bekoorlijk, maar naderhand valt het masker af, en wij zien niets dan leelijke gedaanten en bedrog. De wijn, die zij uit kristallen tles-schen schenken, is met venijn doormengd; de fluweelen stoelen en hooge zetels zijn klatergoud; de gunst der vorsten is dikwijls van korten duur. Eenmaal, eenmaal verlaat gij dit alles, wanneer de dood u van de aarde wegrukt. Wanneer het uur van sterven daar is, o dan helpt geen tegenstrijd, geene schatten, geene eereambten, geene vrieudsii, geene kunst van artsen, dan moet gij alles verlaten en water drinken; ongelukkig zijn, indien gij voorheen den goeden wijn, dat zijn de vermaken dezes levens, met volle teugen gedronken hebt.

Gedragen wij ons dan wijsselijk : verfoeijen wij de wereld en al hare begeerlijkheden. Dienen wij met vrees en beven den bruidegom onzer zielen, die water in wijn kan veranderen. Laat niets ons dan afschrikken; Hij zal Alles wel, alles lichter maken, Hiertoe noodigt

-ocr page 71-

'Evangelie op den derchn Zondag enz. 55

id. ons de Heer nog uit in dezen genadentijcl:

;id zegt Hij, tot mij, allen die heiast en heiaden

lis 1 zijt, ik zal n ver lig ten; ivant mijn juk is

en ' zoet ',n mijn last is ligt. Daartoe helpe ons

ju de Heer Jesus Christus ; Hij brenge ons in

g- de woningen der zaligheid.

ot

;le GEBED.

st O Heer, Jesus Christus , die liet gebed uwer

u lieve Moeder verhoord , en uw eerste wonder

•e te Cam in Galilee gedaan hebt, om de nieuw-

n getrouwden niet in de verlegenheid te laten ;

r zegen a.le huwelijken die in de vreeze Gods

ti worden aangevangen. Laten alle jonge lieden, die in liet huwelijk willen treden, vooraf met

; U te rad^ gaan, en verleen aan alle getrouwden uwer genadigen bijstand; opdat zij hunne

i kinderen mogen opvoeden in de vreeze uws

j naams en tot ware hemelburgers, Amen.

OP DE A 3quot;° ZONDAG NA DRIEKONINGEN.

Evangel'u, Maïtheus VIII; 1-13.

v In dien tijc«, als Jesus van den berg ge-n komen was, vdgde hem eene groote menigte //volk. En zie, caar kwam een melaatsche, n die hem aanbad zeggende : Heer, indien // gij wilt, gij kunt mij reinigen. En Jesvs de // hand uitstekende, mkte hem aan zeggende :

J

-ocr page 72-

56 BnangeVe op den derden Zondag //Ik wil, word gereinigd. En terstond werd // zijne melaatschheid gezuiverd. En -Jems zeide // hem : zie toe, dat gij het aan niemand zegt ; // maar ga henen, vertoon u aan den Priester, // en draag de gift op die Mozes geboden //heeft, tot een getuigenis voor hen.quot;

In dit Evangelie zien wij, hoe onze Zaligmaker, op zekeren tijd, toen hij van den berg afkwam, waar Hij het volk geleerd e.i gepredikt had, eenen melaatschen reinigde. De melaatschheid was eene ongeneesbare, vuile en aanstekende ziektej waarom zij, d:e daarmede besmet waren, van andere menschen afgezonderd moesten leven en hen niet dan op zekeren afstand mogten naderen.

Een mensch met dergelijke melaatschheid besmet, vertoonde zich aan Jesus, riip en bad Hem aan, ten einde genezen te worden : Beer, indien Gj wilt, Gij hint mij reinigen, zuiveren, genezen. Ongetwijfeld had deze man meermalen van Jesus wonderwerken gehoord, en vol vertrouwen op de ontferiring des Zaligmakers, smeekt hij Hem om Aulp, om genezing, en Jesus was terstond gereed om hem te helpen. Een enkel magtwooid was daartoe genoeg : ik ivi!, sprak hij; tewijl Hij hem aanraakte, tvord gereinigd! 7oo ook schiep God de wereld; zoo bragt Hij het licht voort : dat er licht wordel sprak Hij, en terstond werd er licht. Bidden wij God, dat Hij ook zoo de duisternissen rut onzen geest ver-drijve. Ach, dat Hij tot cns gemoed spreke ; het worde licht! dan zullen alle benevelingen

-ocr page 73-

na Dr'e-Koningen. 57

des verstands opbonden; wij zullen wandelen als kinderen des lichts, en terstond genezen zijn van alle melaatschheid en boosheid, gelijk de melaatsclie, van wien het Evangelie spreekt.

Hier wordt ons geleerd, dat wij in ziekte, nood en ellenden, God moeten aanroepen, zonder daarom andere dienstige middelen, die God ons aanbiedt, onbeproefd te laten, terwijl wij steeds in den wil des barmhartigen Gods moeten berusten en zeggen; Heer! indien Gij wilt, Gij kunt mij helpen; Gij kunt mij genezen. Is het m dienstig en zalig, dat dan uw wil, j Heer, gescliiede: Bij al uwe omstandigheden, iu al uwe nooden, roept tot God, en Hij zal er u uithelpen; doch Plij alleen weet, wat u' best dient. Zeg niet aanstonds : dit is een ongeluk; dit is eene schrikkelijke ramp; want meermalen bevindt men, dat juist dat ongeluk, juist die ramp ons dienstig, ons zalig is. Ware Jozef niet door zijne broeders voor slaaf verkocht, hij zoude nimmer Heer van E'jypte geworden zijn. Ware Petrus niet oj) de proef gesteld, hij zoude naderhand niet zoo veel den moed gehad hebben, hij zoude -zijne zwakheid niet gekend hebben. Bidt zonder ophouden, opdat uw geloof vermeel dere; en vertrouw steeds op God, die zal alles op zijnen tijd wel maken.

De melaatsclie, nu gereinigd zijnde, werd hem van Jesus bevolen, dat hij zijne wonderdadige genezing aan niemand verhalen zoude: om aan ons te leercn, dat als wij iets goeds verrigt hebben, wij ons dan daarop niet zullen beroemen en verhoovaardigen. Wij zullen in stilte weldoen en niejt, gelijk de ]:'aiizeers,

3*

-ocr page 74-

58 Evangelie op den derden Zondag voor ons doen trompetten op de straten, cn aalmoezeu geven, oui van de mcnschen gezien te worden. Wij zijn immers slechts rentmeesters, cn God is onze Heer, wien wij van alles rekenscliap verschuldigd zijn.

Verder gebood Jesus den melaatschen, zich aan den Priester te vertooncn en te doen, wat door de wet van Mozes bevolen ilt;as. Ook w'i moeten, om van de geestelijke melaatschheid ontslagen te worden, ons aan den Priester vertooncn, die in den naam van Jesus ons van de zonden kan reinigen, wat de Priesters in het oude verbond niet vermogten; zij moesten alleen getuigenis geven van hunne reiniging.

In dit zelfde Evangelie volgt nog een ander wonderwerk van den Zaligmaker; want

//Als hij nu binnen Capharnaümi kwam, // naderde Hem een Hoofdman, die hem bad, // zeggende : Heer, mijn knecht ligt te huis lam, // en lijdt zware pijn. En Jems zeids hem : w Ik zal hem komen genezen. Maar de Hoofd-// man antwoordde en zeide : Heer, ik bsn niet // waardig, dat gij onder mijn dak zoudt ko-// men : maar spreek alleen écu woord, en mijn // knecht zal gezond worden. Ik ben ook can /■ mensch , die, hoewel onder de magt van een // ander staande, krijgsknechten onder ra:j heb, // en ik zeg tot den eenen : ga henen en hij // gaat; en tot den anderen : kom en hij komt; // en tot mij nan dienaar :doe dit en hij doet het.quot;

Hier zien wij, hoe de ilool'dinan bezorgd was voor zijn liuisgc/.in , gelijk het aan iederen

-ocr page 75-

na Brie-Koning en. 59

cn huisvader en huismoeder bstaamt, \ oor hunne sicii huisgenooten te zorgen. Het moet ons niet 'rs, evenveel zijn, hoe het onze huisgenooten gaat; lies ook voor onze dienstboden en voor al onze ouderhoorigen zullen wij zorgen. Bij uwe huis-ich genooten hebt gij een allergrootst belang : vat hebben zij u noodig, gij hebt hun niet W'i minder van noode. Bijaldien alle landbouwers gid en handwerkslieden op eens hunne handen van er- den arbeid aftrokken, hoe zoude de rijke man au het maken? Elk die zijnen pligt doet, is der-in halve een nuttig lid der maatschappij, hij cn verdient alle hulp en ondersteuning. Is niet g. een spijker in zijns soort zoo nuttig als een er balk? Deze Hoofdman had tevens een groot vertrouwen in Jesus; daar hij zeide : spreek alleen één looord, en mijn knecht zal gezond i, worden. Hij wilde zeggen : ik weet het, genees-,|, middelen zijn niet noodig. Gij z'jt alleen mag-tig, om door een enkel woord alles te kunnen en mijnen knecht gezond te maken, en dit is i_ IJ even zoo gemakkelijk, als dat ik eenen

■ mijner soldaten zeg: doe dit. Ook ben ik niet

\vaardig, dat Gij onder mijn dak komt; ik ben .veel te gering, dan dat gij LT tot mij zoudt vernederen; maar heb medelijden met mij, wees 1 mij barmhartig; spreek alleen dén woord.

// Jesus dit hoorende, was verwonderd, en v zeide dengenen die hem volgden : voorwaar, v ik zeg u, dat ik zoo een groot geloof iu I/ Israël niet gevonden heb. Ook zeg ik u, dat // er velen van Oosten en Westen zullen komen // en met Abraham, haak en Jacoh zullen

x; ;/aanzitten in het rijk der hemden, maar dat |

-ocr page 76-

60 Evangelie op den .derden Zondag enz. I/ de kinderen des rijks in de uiterste duister-;/ nissen zullen geworpen worden, daar geween I/ en knarsing der tanden zijn zal. Toen zeide u ,Tesns aan den Hoofdman : ga henen, en // gelijk gij geloofd hebt, zoo geschiede n; ter u zelfder uur is de knecht gezond geworden.quot;

T)e ontfermende Jesus was aanstonds bereidvaardig den geloovigen Hoofdman zijne bede te vergunnen, en hield eene nadrukkelijke rede tot de menigte, die Hem volgde, waarin liij de booze en goddelooze menschen dreigde met de eeuwige straffen, al ware het ook, dat zij in den schoot der Kerk geboren waren. Niet degenen, die roepen ; Heer, Heer! maar die den wil doen des Vaders, zullen ingaan in het rijk der hemelen.

Laat ons dit ernstig ter harte nemen; leven wij zoo, alsof ieder uur het laatste van ons leven ware, dan zal de dood ons niet verschrikken, dan zullen wij steeds gereed zijn, om rekenschap te geven aan God den oppersten Regter; dan zullen wij niet behoeven te vreezen, in de uiterste duisternis geworpen te worden, waar geween en knarsing ter tanden zijn zal; maar wij zullen aanzitten met Abraham, IzaaJc en Jacob. Wanneer wij Jesus als onzen waren geneesmeester erkennen en aanroepen, dan zullen wij met de zalige kooren der Engelen en vrienden van God juichen en eeuwige Alleluja's zingen; wij zullen blinken gelijk de morgensterren. Dit verleene ons de barmhartige Jesus.'

-ocr page 77-

Evangelie op den vier Jen Zondag enz, 61

GEBED.

ó Opperste Geneesheer, Helper der ellendi-gen, die het geloof aanziet en de ootmoedigheid en het vertrouwen, waarmede men tot U nadert : versterk ons geloof, genees ons van onze geestelijke kwalen; spreek alleen één woord, en ons hart zal rein en zuiver worden; dit smeeken wij U, o Heer, opdat wij waardig worden, dat Gij onder ons dak komt. Amen.

OP DEN 4quot;quot; ZONDAG NA DRIK-K O XING EN.

Evangelie, Mattheus VIII. ; 2:i -21.

// In dien tijde, als ■fesies in het schip ge-// klommen was, zijn hem zijne leerlingen ge-// volgd. Sn zie, er ontstond eene groole on-// stuimigheid in de zee, zoodat. het schip van //golven orerdekt -nerd ; en Hij sliep. De //leerlingen tot hem komende, wekten hem, // zeggende : Heer, behoed ons, wij vergaan.quot;

Toen Jesus zich met zijne leerlingen in het schip bevond, opliet meer van GenezaretA, om nan.r de andere zijde over te steken, verhief er zich eene zware storm, zoodat de schepelingen zeer beangst begonnen te worden, terwijl Jesus sliep; waarom zijne leerlingen Hem

-ocr page 78-

62 Evangelie op den vierden Zondag wekten eu baden, dat Hij hen toch van het dreigende gevaar mogte redden. Mogten de duizenden, die zich op de onstuimige zee van dit leven in gevaar bevinden, ijlings hunne toevlugt nemen tot Jesus, ten einde behouden te worden. Buizende stormen en onweders, klippen en zandbanken, waarmede men de onderscheidene rampen en boosheden vergelijken kan, dreigen den mensch met eene rampzalige schipbreuk, die hem in het eeuwig verderf kan storten.

De hoofdstormen, welke den mensch in deze wereld bedreigen, zijn de duivel, de wereld en het vleesch, en wie daar tegen kampen wil, om overwinnaar te worden, gorde de wapenen des geloofs aan. Hij zij steeds waakzaam en nuchteren, gelijk een voorzigtigeen wijze stuurman; hij neme den stand der sterren, de geboden Gods, uaauwkeurig waar, en late het Evangelie zijne gedurige vraagbauk zijn. In hoe veel verzoekingen kan de mensch gebragt worden, en door zijnen medemensch, èn door zijne eigene begeerlijkheden ! Wat al moeije-lijkheden, oai eerlijk door de wereld te komen! Welke verdrietigheden, welke smarten en pijnen kunnen hem al niet overkomen ! Hoe vele standvastigheid heeft hij niet van uoode, om tegen dit alles bestand te zijn, en hoe dikwijls heeft hij niet rede, om te roepen : Heer, behoed mij of ik verga !

Op deze onstuimige zee moeten wij dan dobberen tusschen de hoop en vrees; en de ongelukken, die ons overkomen, laat de Heer geschielen tot onzer zieleheil en zaligheid. Wij zullen steeds eene begeerte hebben , om van

-ocr page 79-

na Brie ■ Koningen. 63

dit sterfelijk leven ontslagen te worden, en tot de haven der gelukzaligheid en des vredes te geraken, in het vaderland hier boven. God kent de zijnen en beproeft hen dikwijls, gelijk Abraham en meer anderen. Wanneer eenmensch voorspoedig is en hem alles welgaat, dan is het minder moeijelijk christelijk te leven en te denken; doch wanneer hem ongelukken en tegenspoeden treffen, en wanneer het stormt op de zee, dan ziet men eerst, of hij aan God en aan zijnegeboden getrouw blijft , of hij deugdzaam blijft leven; even gelijk men de bekwaamheid eens schippers leert kennen in storm en on weder. Houdt maar moed, mijne Christenen'! die stormen zullen ras ophouden; het zal eenmaal klaar en helder worden, gelijk de schoonste dageraad. Mogten de stormen ook uw gansche leven door woeden en loeijen, moogtgij slechts eene schemering van licht zien, eenmaal zal de heerlijke dag aanbreken, waarna geen zwarte nacht meer volgen zal. Gij zult heerlijk opstaan tenjongsten dageen in het eeuwige licht vertroosting vinden. Ons gebed zij gedurig : Heer! verlaat ons niet in dezen nood , maar sta ons bij, en geef ons uwen goddelijken zegen, of wij zullen ganschelijk vergaan en in het verderf storten; daarom. Heer, vergeet ons niet; maar help ons door uwe grondelooze barmhartigheid. Toen de lieer ontwaakt was ,

n Zeide hij hun ; wat zijt gij bevreesd, // kleingeloovigen ? Toen stond hij op en be-u strafte de winden en de zee : en het weer n werd zeer stil. En dc menschen waren ver-// wondcrd, zeggende : wat is dit voor een,

-ocr page 80-

64 Evangelie op den vierden Zondag

// dat ook de winden en de zee hem gehoor-

n zamen.quot;

Jesus bestrafte de groote vrees, de kleinge-looviglieid zijner leerlingen, daar zij zoo weinig vertrouwen stelden op zijne almagt, die lien zelfs uit de diepte der zee konde verlossen. Deze woorden kunnen ook op ons toegepast worden, wanneer de dood onze teerste en geliefdste panden van ons wegrukt. Maar wat vreest gij kleingeloovigen? Is het God niet, die u dit alles, om wijze redenen laat overkomen, en zonder wiens wil u geen haar van het hoofd kan vallen? Hoopt en betrouwt op Hem , Hij zal er u uit helpen : hebt een levendig geloof en vast betrouwen op zijne almogendheid en barmhartigheid, dan heeft uw levensklei geen nood van schipbreuk te lijden ; dan landt gij, ua alle stormen doorgestaan te hebben, in de gewensclite haven aan. Maar waakt en bidt : loaaM over al uwe zinnen , dat geene derzelven u verleide of vervoere, en bidt zonder ophouden om genade, sterkte en bijstand, opdat gij in den strijd overwinnaar blijft. Waakt en bidt, dan zal de Heer Jesus de winden en stormen gebieden : li ij zal uwe rampen en plagen, eu verdriet en kwellingen doen ophouden; zij zullen bedaren en het weder zal kalm worden; de bruischende golven zullen uw schip niet meer dreigen te verbrijzelen.

Wee de goddeloozen, die onbedachtzaam op de baren voorltuimelen, die het roer niet in handen houden, en die niet de minste zorg dragen, dathumie ziel geen schipbreuk lijd.; !

-ocr page 81-

na Brie- Koningen. 65

Velen, helaas! in plaats van tegen de wellust en andere ondeugden manmoedig te strijden, geven dezelve voedsel. Zij gaan in drinkgelagen , zuipen en zwelgen, spelen en dobbelen , terwijl hunne vrouwen en kinderen om brood verlegen zijn. Jongelingen en jonge dochters verkeeren vaak in de schandelijkste gemeenschap met elkander, en maken zich dusdoende tijdelijk en eeuwig rampzalig. Wat wordt er dikwijls eene kortstondige vreugde verwenscht; jaren van ellende sleept zij dikwijls na zich; maar nog meer zal zij verwenscht worden, indien hun schip vergaat en in den poel der helle nedergeploft wordt. O bedenkt in tijds, wat tot uwen vrede dient. WaaM en licit, houdt aan met kloppen, want die klopt zal open gedaan worden, en de Heer zal gebieden, zoo dat er eene groote stilte zal komen.

GEBED.

Wij bidden U, Heer Jesus, die weet aan welke gevaren wij hier op deze wereldzee blootgesteld zijn, sterk ons in den geloove , dat wij een vast betrouwen op U hebben. Bewaar ons voor het gevaar van door de menigvuldige bekoringen onzer vijanden, de duivel, de wereld en het vleesch, overstelpt te worden. Dat wij gedurig tot ü zuchten ; Heer, behoed ons , opdat wij niet vergaan! Wij zijn van ons zeiven te zwak, en daarom leid ons niet in bekoring. Doe twist en tweedragt ophouden, verdrijf de ongeloovigheid, neem de ongeregeldheden van ons weg; opdat wij gerustelijk tot U mogen overvaren en eeuwig met IJ zijn, Amen,

-ocr page 82-

66 Evangelie op den vijfden Zondag

OP DE \ 5''quot;'. ZON DAG NA DBIlv KONINGEN.

Evangelie, Maïthevs XIII : 24 - 30.

II

„ In dien tijde stelde Jem aan de schare „ eene andere gelijkenis voor, zeggende : het „ rnk der hemelen is gelijk eeuen mensch , die „ goed zaad in zijnen akker gezaaid had ; maar terwijl de menschen sliepen, kwam zijn vijanc en zaaide onkruid in het midden der tarwe en ging henen. Als nu het kruid ^as opgewassen^ en vruchten voortbragt, toen openbaarde zich ook het onkruid.

Meermalen sprak de Zaligmaker tot zijne leerlinKen in gelijkenissen, waarvan gij er nier eene hebt, en waarvan Jesus zelf de uitlegging gedaan heeft. Die het goed zaad zaait, is de 'Zoon des menschen. 'De alder is de wereld. liet noede zaad zijn de hinderen des ryks: het onkruid zijn de kinderen van den hozen : de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel, (vers. 37.) Het is alsof de Zaligmaker wilde zeggen ; i'e Zoon Gods is uit den hemel nedergedaald eu hier op aarde gekomen, om het zaad des Evangelies te zaaijen. Dit zaad zal wel in eemge landen opgaan ; eenige menschen zullen het évangelie met vrucht aanhooren, zoodat zi] in mij als den eenigen Zaligmaker zullen gelooven, en God den Heer dienen met alle krachten.

-ocr page 83-

na Brie-Koningen. 67

Maar de duivel zal, door verkeerde leeringen en door andere boosheden in -de harten der menschen te zaaijen , de eerste goede grondbeginselen verstikken; hij zal door allerlei listen van boozs en goddelooze menschen veel aanvankelijk goeds vernietigen ; hij zal tijdelijke winsten en vermaken beloven en hen dusdoende van het goede aftrekken; zijn zaad zal opgaan en onkruid, als ongeloovigheid , ongehoorzaamheid, vijandschap, haat, nijd, onregt-vaardigheid, ontucht, onmatigheid en allerhande zonden voortbrengen.

Wat moeten wij derhalve doen? Wij moeten waken en op onze hoede zijn en denken : ik ben een graankorrel van Christus, en ik zal wandelen waardig het Evangelie van Christus. Al wat goed, al wat eerlijk, al wat betamelijk is, komt van boven, van den \Tader der lichten. Wij moeten wakker en waakzaam zijn; opdat ons de booze vijand niet overvalle en onkruid onder de tarwe zaaije, gelijk hij deed in de gelijkenis. Door wakker zijn , moet verstaan worden, de luidruchtige vermaken en kwade gezelschappen te vermijden, zijne kinderen en onderhoorigen behoorlijk te verzorgen en te berispen over hunne verkeerdheden; de godsdienstige vergaderingen vlijtig en dikwijls bij te wonen, en hun leven naar het Evangelie in te rigten. Wanneer zij slapen, wanneer zij hierin anders handelen, dan neemt de duivel zijne kans waar, en zoekt de menschen tot kwaaddoen te verleiden en in zonde te doen vallen ; het goede, dat nog in hen is, te verstikken, te onderdrukken, ten einde hunne ziel in het yerderf te storten, Ouders! slaapt derhalve niet

-ocr page 84-

68 Eoangelie op den vijfden Zondag bij de opvoeding van uw kroost. Jongelieden! slaapt derhalve niet bij het vervullen uwer pligten : werkt niet met slappe handen en knieën, maar waakt en bidt; ziet, zegt Petrus , de duivel gaat om als een hrieschende leeuw, zoekende wïen hij mag verslinden (1). Laat ons verder het Evangelie hooren.

n En de dienaars van den huisvader kwamen u hem zeggen : Heer, gij hebt geen goed zaad // in uwen akker gezaaid; hoe komt er het // onkruid in? Hij antwoordde hun : dit heeft n een vijandig mensch gedaan. De dienaars zei-u den hem : wilt gij dat wij het bijeen gaan // plukken? Hij antwoordde ; neen, opdat gij // mogelijk het onkruid uitplukkende, niet te // gelijk met hetzelve de tarwe uittrekt. Laat // het beide wassen tot den oogst : ten tijde „ van den oogst zal ik den maaijers zeggen : v plukt eerst het onkruid bijeen, en bindt het n in bundels om te verbranden ; maar vergadert // de tarwe in mijne schuur. quot;

Hierna gaf de Heer Jesus de volgende uitlegging ; De oogsttijd is, of heteekent: ds voleinding der loereld, en de maaijers zijn de Engelen. Gelijk dan het onkmid vergaderd en in het vuur verbrand ivordt, alzoo zal hel gaan in de voleinding der wereld. De Zoon des mensch en zal zijne Tingelen zenden , en die zullen alle verergernissen, die door hun kwade leven of schandelijke en valsche leeringen de

(1) I Petri, I ; 8.

-ocr page 85-

na Drie-Koningen, 69

menschen geërgerd hebbeo , en degenen , die ongeregtigAeid plegen . uit zijn -rijk hijeen vergaderen. En zij zullen die werpen in den oven des vuurs, waar geschrei en knarsing der tanden zijn zal.

Leert hieruit, Christenen, hoe groot de langmoedigheid Gods is ; hoe hij dikwijls de zondaren nog duldt en niet aanstonds straft; leert hieruit uwe nataurgenooten verdragen; vloekt hen niet, want gij weet niet , welke barmhartigheid God hun misschien nog betoo-nen wil. Hij mogt hun nog genade schenken , gelijk Hij aan de Nineviten, aan David en Petrus geschonken heeft. Wij moeten veeleer voor zulke verdwaalde menschen bidden; opdat ons onze schulden ook kwijtgescholden worden. Ook is niemand zeker, dat hij in de genade, waarin hij aanvankelijk is, blijven zal ,■ door eene doodzonde te begaan, verliezen wij de genade Gods. De Heer is langmoedig en groot van barmhartigheid; Hij verdraagt zoo velen, die geene opregte biecht spreken, die zonder berouw over hunne misdaden, tot de H. Communie naderen, die door dronkenschap, twist, tweedragt, onkuischheid, zonden op zonden hoopen.

Mogten de zondaren door de overdenking van Gods barmhartigheid en langmoedigheid opgewekt worden, om zich te bekeeren, eerde tijd der genade voorbij is, eer de oogsttijd komt, eer zij in het helsche vuur geworpen worden. De engelen zullen dan het onkruid , de booze menschen, van de tarwe, de goeden , afscheiden, gelijk de maaijers in den oogst.

-ocr page 86-

70 Evangelie op den vijfden Zondag De boozen zullen, naar het bevel des Heereü, gelijk het onkruid, dat nergens toe dient, in den oven geworpen en verbrand worden. Maar de regtvaardigen zullen Hinken gelijk de zon inliet rijk des vaders. (Vers 13.) /jij zullen ten jongsten dage den lieer Jesus te gemoet gevoerd worden in de lucht, als wanneer Hij zal zeggen : komt, gij gezegenden des Vaders, heërft hel Koningrijk, dat voor u bereid is van de grondlegging der wereld.

Gr E B E D.

Heer Jesus Christus! wil alle Christen men-sehen verleenen, dat zij zich wachten voor het onkruid; dat zij alle dwalingen en ketterijen mogen vermijden; dat zij vruchten voortbrengen der bekeering en der beloften van Christus waardig. Gedoog de zondaren, opdat zij zich bekeeren en leven. Weer alle boosheden van ons, opdat wij ten jongsten dage door uwe Engelen verzameld worden onder de bundels tarwe. Maak onze harten, o Jesus, daartoe vochtig door den regen uwer genade. Amen.

OP DEN 6'lcn ZONDAG NA DRIEKONINGEN.

Evangelie, Mattiieus XIII ; 31 - 35.

u In dien tijde sprak Jesus tot het volk ii deze gelijkenis ; Het rijk der hemelen is gelijk // een mostaardzaad, hetwelk een mensch nam

-ocr page 87-

T

na Drie-Koningen. 7 i

en in zijnen akker zaaide, dat wel het kleinste onder alle zaden is; maar als het opgewassen is, is het grooter dan alle moeskruiden en wordt een boom, zoo dat zich de vogelen des hemels in deszelfs takken komen nederzetten. Hij zeide hun nog eene andere gelijkenis : Het rijk der hemelen is gelijk een zuurdeeg, hetwelk eene vrouw nam en in drie maten meels mengde, tot dat het geheel gedeesemd was. Al deze dingen zeide Jesus door gelijkenissen tot de schare; zonder gelijkenissen sprak Hij hun niet. Opdat vol-bragt zoude worden hetgene door den Profeet gesproken was : Ik zal mijnen mond in gelijkenissen open doen j ik zal uitgeven dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.quot;

iü:

l^1

te ■ijl- -y:

iih

vv

li

Tn dit Evangelie leerde de Zaligmaker zijnen leerlingen door twee gelijkenissen, ten einde hun het brood van zijn goddelijk Woord steeds smakelijk te doen zijn; om hun hetzelve in te scherpen, zegt Hij hun verscheidene parabelen of gelijkenissen, waarvan er in dit Evangelie twee gevonden worden, die eenerlei strekking en bedoeling hebben.

Het mosterdzaad beteekend het Woord Gods, dat in het rijk der hemelen, in de Katholijke Kerk te vinden is. Hit mosterdzaad of Woord Gods, deze goddelijke leer, heeft Christus, toen Hij op de aarde was, gezaaid en scheen den wereldgezinden menschen zeer gering. Jesus zelf leefde in eenen nederigen staat, was uit

-ocr page 88-

72 Evangelie op den zesden Zondag het verachte Nazareth, waarvan men zeide ; kan uit Nazareth wel iets goeds voortkomen ,J Zijne leerlingen waren ongestudeerde mannen en van geringe afkomst; zij zochten geenen roem, gelijk de heidensche redenaars en wijs-geeren, of gelijk de Parizeen of Schriftgeleerden der Joden, maar wandelden in alle ootmoedigheid , zachtmoedigheid, lijdzaamheid en matigheid. Het Woord des Heeren was dus ongeacht en werd weinig aangenomen. Vele geloofspunten gingen boven het bereik van het menschelijk vernuft, en de zedeleer, welke de Apostelen verkondigden, streed lijnregt tegen den aard en de neigingen der menschen, welke zich derhalve met kracht daartegen verzetten wilden. Doch nadat de H. Geest was nedergedaald en de harten daartoe neigde,' breidde zich deze leer meer en meer uit, kreeg vele aanhangers, die hoe sterk ook vervolgd, gekweld en gemarteld, standvastig in die leer volhardden; ja zelfs zoo, dat de Heidenen zich lieten doopen op de graven dezer Heiligen en Martelaren; waardoor het Rijk Gods spoedig opwies en groot werd, gelijk een mosterdzaad, dat aanvankelijk klein en gering is, doch daarna grooter wordt dan eenig moeskruid. De vogelen des hemels, zijnde de heilige menschen, zijn gekomen om zich op de takken des goddelijken Woords neder te zetten, om zich in de stralen der waarheid te koesteren; en z:j vonden zich. zalig onder de vleugelen, dat is de bescherming des Allerhoogsten.

De gelijkenis van het zuurdeeg heeft dezelfde bedoeling. Gods W oord wordt vergeleken bij zuurdeeg; het zuurdeeg doet het brood rijzen

-ocr page 89-

nn Drip-Kovivnen. 73

■'■voorlt;i wendt de gemoederen van ive;; lii-ciit (li;i_!i:'.q ;i.f en doet ze rijzen naar hemelsche, die eeuwig en onvergankelijk zijn; het zui quot;ii ■: j geeft - het meel of aan 'het brood een geur en eenen goeden ^-rnaak; en zoo maakt ons het W oord van God, dat wij niet zijn als degenen, van welke gezegd wordt: och, of gij kuv.d of wa rm war et! maar omdat gij laatm zijt zal ik u uitspuwen; het zuurdeeg moet eindelijk door liet meel verspreid zijn, en zoo moei, zoo zal het Woord Gods door de geheele wereld verspreid zijn.

Deze twee gelijkenissen leeren ons twee be-langrijke leerstukken: .. Hebben de Kerk en leer van Jesus vervolgingen geleden, en zijn zij evenwel niet overweldigd; zijn zij door de geheele wereld verspreid : dan is dit een sprekend bewijs, dat God daarvan de insteller is, en dat de Katholijke Kerk, die bij uitsluiting liet voorregt heeft ïich tot de Apostelen en vervolgens tot Jesus Christus te rekenen, de eenige ware Kerk is.

2. Daar God ons, boven vele duizenden, tot deze ware Kerk geroepen heeft, zijn wij daarvooi aan Hem de urootste dankbaarheid verschuldigd; terwijl wij deze diiiikbaarheid moeten toonen door eenen godvruchtigen wandel, zoo als het aan de kinderen zijner Kerk betaamt.

Deze gelijkenissen herinneren ons nog aan twee andere waarheden, namelijk : hoe uit de oefening van vele kleine deugden eindelijk groote deugden voortkomen, en zoo omgekeerd : hoe uit kleine fouten en gebreken groote zonden ontstaan ; hiervan zoude men duizend voorbeelden kunnen bijbrengen. Langzamerhand ge-

4

-ocr page 90-

71 Evangelie op den zesden Zondag enz.

went men zich tot iets, leert men iets. Met het kleine begint men, en men eindigt met het groote. zoowel in het goede, als in het kwade. Wie derhalve geene sjroote zonden begaan wil, vermijde de kleine. Men zegge niet: deze of gene zaak is eene kleinigheid, want juist door die komt men op den weg der boosdoeners. Wanneer men om aan eene plaats te komen honderd stappen doen moest, dan is immers de laatste niet grooter dan de eerste : van den eersten tot den tweeden is één stap, en van den negen en-negentigsten totdenhon-deisten is ook maar één stap. Wie den eersten lt;redaan heeft, zal ook ligtelijk tot den tweeden, derden, vierden, enz. overgaan. Men moet dus den eersten stap tot alle zonden vermijden. Van plantjes worden groote boomen. Laat u dit dan, mijne Christenen, tot waarschuwing dieiien : stapt nooit over eene kleine zondt tieen, maar laten u die ook zwaar op het hart wegen; oefent u in kleine deugden, dan zult gij weldra tot groote geraken.

g ® B E D.

Ia f en dank zij U, o God, dat Gij uwe Kerk of de leer van het Evangelie , zoo genadiglijk tegen alle vervolgingen beschermd hebt en ons door het heilig doopsel in den schoot der Kerk hebt doen geboren worden: dat uw Geest on tot ware belijders van het Evaiigelie vorme Dat wij ook kleine zonden zoeken te vermij den, en dat wij steeds wandelen in verborgene ootmoedigheid, regtvaardigheid en heiligheid al de dagen onzes levens. Amen.

-ocr page 91-

OP DEN ZONDAG SEPTUAGESIMA.

Evangelie, Mattheus XX ; 1 - 16.

// Tn dien tijde zeide Jems aan zijne leer-| // lingen deze gelijkenis : Het rijk der hemelen | // is gelijk eenen vader des liuisgezins, die in ; // den vroegen morgen uitging om arbeiders in // zijnen wijngaard te huren. En als hij met : // de arbeiders overeengekomen was voor één // tienling daags, zond hij ze in zijnen wijn-[ // gaard. En uitgegaan zijnde omtrent de derde quot; uur , zag hij anderen np den markt ledig // staan, en zeide hun : gaat gij ook in mijnen quot; wijngaard, en dat regt is, zal ik u geven. // En zij gingen er henen. Wederom ging hij u uit omtrent de zesde en negende uur, en // deed desgelijks. En omtrent de elfde uur u uitgaande, vond hij er nog andere staan en n zeide hun ; wat staat gij hier den geheelen // dag ledig? Omdat ons, zeiden zij, niemand //gehuurd heeft. Hij zeide tot hen : gaat gij // ook henen in mijnen wijngaard. quot;

Om deze gelijkenis van den Zaligmaker te verstaan, moet gij hierop letten : Door den vader des huisgezins wordt verstaan, God, die door zich zeiven of door zijne dienaars, arbeiders, dat zijn alle menschen die op den grooten markt der wereld staan, in zijnen wijngaard, de H. Kerk, ging huren; ken beroept tot zijne

-ocr page 92-

76 EvwngeHe op den

dienst in hel ware fjelooJ. Hij beloofde hun één tienling, het eeuwige teven, als de vergelding aan de getrouwe werklieden. De verscheidene uren beteekenen de onderscheidene tijdvakken der wereld. Hoor die, welke in den vroegen morgen verhuurd zijn, worden verstaan diegenen , welke God gediend hadden ^an Adams tijd tot Noë. De arbeiders, welke omtrent de derde, dat is negen ure, naar onze rekening, geroepen werden, beteekenen diegenen welke van Noë tot Abrahams tijd in dc dienst van Gotl geweest zijn. Omtrent de zesde uur, dat is den middag, van Abraham tot Moizes. Omtrent de negende uur, te drie ure na den middag, van den tijd van Moizes tot op de komst van Christus, in welken Hij, door het zenden van verscheidene Profeten, de menscheu tot zijne dienst geroepen heeft. Omtrent de elfde, de laatste uur van den dag, dat is na Christus geboorte, zijn er en worden er, tot aan het einde der wereld, arbeiders in den wijngaard geroepen. Onder de laatst geroepenen behooren wij , die uit de Heidenen zijn voortgekomen. Wij laatst gehuilrden wor den nog eerst betaald. Wij zijn boven de Joden, die den zwaren last der oude wet hebben moeten dragen, en als het ware. gedurende de hitte van den middag in den wijngaard gewerkt hebben.

// Als het nu avond geworden was, zeide de w Heer des wijngaards aan zijnen Hofmeester : u roep de arbeiders en betaal hun iet loon , v beginnende van den laatsten tot den eersten. n Als zij dan kwamen, die omtrent de elide

-ocr page 93-

Zondcifj Septuagesima. 77

// uur gekomen waren, kregen zij ook elk één // tienling; docli toen de eerste kwamen . meen-// den zij, dat zij meer ontvangen zouden, maar n zij kregen elk één tienling. En dien ontvan-// geude, morden zij tegen den vader des huis-// gezius^ zeggende ; deze laatsten hebben één // uur gearbeid, en gij hebt hen gelijk gemaakt // aan ons, die den last van den dag en de u hitte gedragen hebben. Maar hij antwoordde // en zeide eenen hunner ; Triend, ik doe u // geen ongelijk. Zijt gij niet voor één tienling u met mij overeengekomen ? iSeem hetgeen u // toekomt, en ga henen; ik wil ook dezen // laatsten geven gelijk aan u. Of is het mij niet // geoorloofd te doen, wat ik wil? Is uw oog //kwaad, omdat ik goed ben? Alzoo zullen // de laatsten de eersten zijn, en de eersten de // laatsten; want velen zijn geroepen, maar // weinigen uitverkoren.quot;

De avond beduidt het einde der wereld, den dag der vertijzenis, waarop een ieder loon naar werk-en zal ontvangen. Op dien avond zullen de arbeiders verzameld en hun het verdiende loon, namelijk het eeuwig leven, gegeven worden. Hoe aangenaam is het na den arbeid te rusten, hoe zoet smaakt dan spijs en .drank! hoe welkom is de zomer na den winter, en de zonneschijn na den storm ! Maar nog veel aangenamer zal het zijn te hooren : roep de arbeiders om het verdiende loon te ontvangen. Heil hen die kloek en naarstig in den wijngaard gettcrkt hebben; en die niet ledig stonden!

-ocr page 94-

78 'Evangelie op den God de Heer zal in den jongsten dag een ieder loon naar werken geven : den goeden bet. eeuwige leven, en voor den kwaden is de eeuwige verdoemenis beschoren. Het morren geeft te kennen, dat de regtvaardigen als van verwondering Kullen opzien over de eindelooze barmliartiglieid des hemelsclien \aders , jegens de laatstgeroepensn. Ij at dan de hoop op eene eeuwige vergelding ons aansporen , om met allen ijver in den wijngaard des Heeren te werken; want maakt een tijdelijk loon den zwaarsten arbeid ligt, hoe veel te meer moet dit niet een eeuwig loon doen! Staan wij dan niet ledig; laten wij niet met slappe handea en knieën arbeiden, want de ledigheid is des duivels oorkussen; daarom wordende lediggan-gers bestraft: Wat da at 'jij hier den gansclen dag ledig ! dat is : brengt dus uwen tijd niet nutteloos door! weet gij niet, dat er eens een tijd van rekenschap zal komen; en als gij niet werkt, hoe wilt gij den loon ontvangen?

Velen zjn geroepen, maar w-inigm uitverkoren. Vreeselijke woorden! God de Heer is aan niemand iets schuldig, en wat Hij geeft, doet liij uit genade; opdat zich niemand beroemen zoude, alsof hij door eigen verdiensten, zonder de medewerkende genade Go.Is, zalig konde worden. De Apostel vermaant ons daarom, zeggende ; dia staat, zie toe, dat hij niet natie; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Laat ons dan ons best doen, en met hoop en vrees onze zaligheid uitwerken , dan zullen wij, ofschoon laat in den wijngaard gekomen, eerst betaald worden, en met Abraham en alk- Heiligen in bet rijk Gods aauzitten.

-ocr page 95-

Zondug Sexagesima.

g e b e d.

Mogten wij, o God. steeds het geluk be-sef-fen, dat wij in uwen wijngaard, tot uwe heilige Kerk geroepen zijn ! Mogten wij ons al die weldaden , welke Gij ons gedurig schenkt, waardig maken, vlijtig arbeiden, en niet ledig staan! Dan, en daartoe smeeken wij uwe genade af, konden wij, met gegronde hoop, het luou des eeuwigen levens verwachten, hetwelk Gij aan uwe getrouwe dienaars hebt toegezegd. Amen.

OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.

79

Evangelie, Li'cas VIII. I -15.

// lu dien tijde , als eene groote menigte // bijeenkwam, eu uit dc steden tot Jems ijlde , // zeide hij bij gelijkenis : De zaaijer ging u't, // om zijn zaad te zaaijen. Eu als hij zaaide, u viel er een deel bij den weg, en het werd // vertreden , en de vogelen des hemels aten w het op. Het ander deel viel op de steenrots, //en als het uitgekomen was, verdorde het, // omdat het geene vochtigheid had. Het andere n viel tussehen de doornen, en de doornen //daarmede opwassende, verstikten hetzelve. // En het andere viel in goede aarde,. en op-// gewassen zijnde , bragt liet liondenivoud

-ocr page 96-

76 'Evangelie op den dienst in het ware fjelooj. Hij beloofde luni één tienling, het eeuwige leren, als de vergelding aan de getrouwe werklieden. De verscheidene uren beteekenen de onderscheidene tijdvakken der wereld. Boor die, welke in den vroegen morgen verhuurd zijn, worden verstaan diegenen , welke God gediend hadden van Adams tijd tot Noë. De arbeiders, welke omtrent de derde, dat is negen ure, naar onze rekening, geroepen werden, beteekenen diegenen welke van Noë tot Abrahams tijd in de dienst van God geweest zijn. Omtrent de zesde uur, dat is den middag, van Abraham tot Moizes. Omtrent de negende uur, te drie ure na den middag, van den tijd van Moizes iot op de komst van Christus, in welken Hij, door het zenden van verscheidene Profeten, de menscheu tot zijne dienst geroepen heeft. Omtrent de elfde, de laatste uur van den dag, dat is na Christus geboorte, zijn er en worden er, tot aan het einde der wereld, arbeiders in den wijngaard geroepen. Onder de laatst geroepenen behooren wij, die uit de Heidenen zijn voortgekomen. V- ij laatst gehuurden wor den nog eerst betaald. Wij zijn boven de Joden, die den zwaren last der oude wet hebben moeten dragen, en als het ware, gedurende de hitte van den middag in den wijngaard gewerkt hebben.

u Als het nu avond geworden was, zeide de // lieer des wijngaards aan zijnen Hofmeester : // roep de arbeiders en betaal hun het loon , v beginnende van den laatsten tot den eersten. u Als zij dan kwamen, die omtrent de elide

-ocr page 97-

Zondag Septuagesima. 77

// uur gekomen waren, kregen z:j ook elk één // tienling; doch toen de eerste kwamen . meen-// den zij, dat zij meer ontvangen zouden, maar // zij kregen elk één tienling. En dien ontvan-// gende, morden zij tegen den vader des huis-;/ gezinsgt; zeggende ; deze laatsten hebben één u uur gearbeid, en gij hebt hen gelijk gemaakt // aan ons, die den last van den dag en de // hitte gedragen hebben. Maar hij antwoordde // en zeide eenen hunner ; Vriend, ik doe u // geen ongelijk. Zijt gij niet voor één tienling // met mij overeengekomen? Keem hetgeen u // toekomt, en ga henen; ik wil ook dezen // laatsten geven gelijk aan u. Of is het mij niet // geoorloofd te doen, wat ik wil? Is uw oog //kwaad, omdat ik goed beu? Aizoo zullen // de laatsten de eersten zijn, en de eersten de // laatsten; want velen zijn geroepen, maar // weinigen uitverkoren. quot;

De avond beduidt het einde der wereld, den dag der verrijzenis, waaropeen ieder loon naaiwerken zal ontvangen. Op dien avond zullen de arbeiders verzameld en hun het verdiende loon, namelijk het eeuwig leven, gegeven worden. Hoe aangenaam is het na den arbeid te rusten, hoe zoet smaakt dan spijs en .drank! hoe welkom is de zomer na den winter, en de zonneschijn na den storm ! Maar nog veel aangenamer zal het zijn te hooren ; roep de arbeiders om het verdiende loon te ontvangen, ilei! hen die kloek en naarstig in den wijngaard gereikt helibciij en die niet ledig stonde?} |

-ocr page 98-

78 Evangelie op den

God de Heer zal in den jongsten dag een ieder loon naar werken geven : den goeden bet eeuwige leven, en voor den kwaden is de eeuwige verdoemenis beschoren. Het morren geeft te kennen, dat de regtvaardigen als van verwondering zullen opzien over de eindelooze barmhartigheid des liemelschen Vaders , jegens de laatstgeroepensn. Liat dan de hoop op eene eeuwige vergelding ons aansporen , om met allen ijver in den wijngaard des Heeien te werken; want maakt een tijdelijk loon den zwaarsten arbeid ligt, hoe veel te meer moet dit niet een eeuwig loon doen! Staan wij dan niet ledig; laten wij niet met slappe handen en knieën arbeiden, want de ledigheid is des duivels oorkussen; daarom wordende lediggan-gers bestraft; Wat slaat gij hier den ganschen dag ledig! dat is ; brengt dus uwen tijd niet nutteloos dooi ! weet gij niet, dat er eens een tijd van rekenschap zal komen; en als gij niet werkt, hoe wilt gij den loon ontvangen?

Velen zijn geroepen, maar wdnigm uitver-koren. Vreeselijke woorden! God de Heer is aan niemand iets schuldig, en wal Hij geeft, doet Hij uit genade; opdat zich niemand beroemen zoude, alsof hij door eigen verdiensten, zonder de medewerkende genade (Jo.ls, zalig konde worden. He Apostel vermaant ons daarom , zeggende : die staat, zie toe, dat hij niet Dalle; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Laat ons dan ons best doen, en met hoop en vrees onze zaligheid uitwerken , dan zullen wij, ofschoon laat in den wijngaard gekomen, eerst betaald worden,en met Abraham en alle Heiligen in liet rijk Gods aanziltet!.

-ocr page 99-

I-

Zondug Sexagesima. 79

g e b e ü.

Mogtsn wij, o God. steeds het geluk beseffen, dat wij in uwen wijngaard, tot ir.ve heilige Kerk geroepen zijn ! Mogten wij ons al die weldaden, welke Gij ons gedurig scheukt, waardig maken, vlijtig arbeiden, en niet ledig staan! Dan, en daartoe smeeken wij uwe genade af, konden wij, met gegronde hoop, het loon des eeuwigen levens verwachten, hetwelk Gij aan | uwe getrouwe dienaars hebt tocsrezegd. Amen.

t na

s

OP DEN ZONDAG SEXAGESIMA.

t l

, I Evangelie, Lucas VIIl. 1-15.

// In dien tijde , als eene groote menigte // bijeenkwam, en uit de steden tot Jesus ijlde , , // zeide hij bij gelijkenis ; De zaaijer ging uit,

// óm zijn zaad te zaaijen. En als hij zaaide, gt; § //viel er een deel bij den weg, en het werd f I h vertreden , en de vogelen des hemels aten // het op. Het ander deel viel op de steenrots, // en als het uitgekomen was, verdorde het, // omdat het geene vochtigheid had. Het andere // viel tusschen de doornen, en de doornen //daarmede opwassende, verstikten hetzelve. // En iiet andere viel in goede aarde , en op-//gewassen zijnde , bragt het honderdvoud

-ocr page 100-

80 Houngelie op den

n vruchten voort. Dit zeggende, riep Hij : die v ooien heeft om te hoeren, dat hij hoore. En u zijne leerlingen vraagden Hem, wat dit voor // eene gelijkenis was ? Hij antwoordde hun : v U is het gegeven het geheim van het rijk // Gods te kennen; maar anderen in gelijke-// nissen: opdat zij ziende niet zien, en hoo-u rende niet verstaan. Hit is dan de gelijkenis : ;/ Het zaad is het Woord Gods. Nu, daar het // bij den weg valt, zijn degenen die het Woord u hooien; daarna komt de duivel, en neemt ii het Woord van hun hart weg, opdat zij niet n zouden gelooven en zalig worden. Daar het w op de steenrots valt, zijn degenen, die als //zij het Woord hooren, hetzelve met biijd-h schap aannemen; doch zij hebben geenen u wortel, want zij gelooven voor een' tijd, en n ten tijde der bekoring wijken zij af. En daar w het tusschen de doornen valt, zijn degenen // die liet hooren, maar naderhand wordt liet //door de bekommernissen, en rijkdommen, n en wellusten verslikt, en het brengt geene v vruchten voort. Maar daar het in de goede v aarde valt, zijn degenen, die met een goed // en opregt hart het Woord hooren en bewaren , // en vruchten dragen met langmoedigheid.quot;

Dit Evangelie behoeft weder geene uitlea-ging; alzoo de Zaligmaker zelf, gelijk meermalen , de uitlegging daarvan gegeven heeft.

In tusschen kunnen wij hier nog bijzondere opmerkingen maken, en ons opwekken tot het

-ocr page 101-

Zondag Sexagesima. 81

bewaren van eene zuivere zie!; opdat het Wooi'J Gods daarin , als in eenc goede aarde valiende, viuehten moge voortbrengen.

Deze gelijkenis geeft ons een voorbeeld, hoe wij liet ons niet zullen laten verdrieten, dikwijls, al ware het ook eeuen verren weg, naar die plaatsen te gaan, waar Gods Woord gepredikt wordt, maar met die vrome voornemens , welke een Christen passen. Gods Woord is eene spijs der zielen, waarmede de ziel gevoed en versterkt wordt; daardoor wordt dus het verstand verlicht en bet hart verbeterd. Mogtmeu dit met ernst bedenken, Gods Woord ter harte nemen, bij zh-h zeiven overleggen, met anderen daarvan spreken, en zoo doende zijne ziel steeds bezig houden met God den Heer, dan zoude Gods Woord honderdvoud vruchten voortbrengen.Doch, helaas, het vierde gedeelte des zaads gaat naauwelijks op. Men begeeft zich, het is waar, nog al naar de kerk , omdat dit zoo de gewoonte is; en omdat men toch gaarne bij de menschen eenen goeden naam heeft; maar met welk oogmerk komt men ia de kerk r Velen voorzeker alleen om te zien, en gezien te worden. Men staat daar met oneerbiedigheid; en, mogteu er nog geene gevonden worden, die andere in hunne aandacht stoorden! Zij hoeren de predikatiën en leeringen ten halve, en zoo valt het Woord Gods op de steenrots of onder de doornen ; terwijl anderen, zoodia zij buiten de kerk zijn , door hunne verkeerde bekommernissen en begeerlijkheden, het goede weder vergeten of in den wind slaan. Wereldsche belangen trekken al ras weder hunne aandacht, en ziedaar het

-

-ocr page 102-

82 'Evangelie op den

goede, zaad verstikt. Bidt derlialve, mijne

Christenen , dat God , door den heiligen G eest,

uwe harten opene en zuivere: opdat het goede

zaad van zijn heilig Woord daarin vruchten

voortbrenge.

])gt;e oor en heeft om te hooren, dat hij /wore : dat is, die zijne zaligheid ter harte gaat, die hoore naarstiglijk naar Gods ^\ oord ; opdat het in hem honderdvoudige vruchten voortbrenge. Wanneer het zaad van Gods \\ oord op den onreinen weg der wellustigheid valt, wordt het vertreden door zinnelijkheid en medewerking des duivels. Of valt het op eenen steen van verhardheid in zonden en boosheden , dan wordt de mensch daardoor niet verbeterd; even min brengt Gods Woord vruchten voort, wanneer het tusschen de distelen en doornen van de rijkdommen der wereld valt. Maar in de goede aarde, inde onbekommerde, reine gemoederen, door den heiligen Geest voorbereid, zal het Woord van God honderdvoudig vruch-tig voortbrengen : vruchten van lijdzaamheid , boetvaardigheid, ootmoed, hulpvaardigheid , broederlijke liefde en andere meer.

Degenen, welke denken, dat liet genoeg is des Zondags of op eenen anderen quot;cestdag 1VI .lt; gehoord te hebben, en i!:r uit de, predikitieu wegloopen, worden hier insgelijks veroordeeld. Want wanneer zij het oord van God niet hooren, de lessen en vermaningen, welke hun door den mond des Priesters gegeven worden , niet opmerken, hoe zullen z j dat aannemen ; en indien zij dal niet aanu'.nomeü Lebben, hoe zal dat Woord in hen vruchten voortbrengen :

-ocr page 103-

Zondag Qninquages'ma. 83

En een boom, die geene vruchten voortbrengt, zal uitgeroeid worden.

Laat ons dan zorg dragen, dat wij de gelegenheden om Gods Woord te hooren niet verzuimen; maar laai ons hetzelve met quot;raagte ontvangenj den Zaligmaker om zijnen Geest bidden, opdat die onze harten zuivere, het goede zaad in ous aankweeke en hetzelve zoo doende in ons goede vruchten voortbrengen mag : dan zullen zij eenmaal door de Engelen gemaaid, en door ons in het eeuwige leven genoten worden.

g e h e d.

O Heer! geef dat het zaad van uw heilig Woord in ons honderdvoudige vruchten voort-brenge. I)at wij met een heilige aan lacht uw woord hooren en hetzelve in onze harten bewaren; dat het noch vertreden, noch weggenomen, noch verstikt worde, dan zal het gedijen tot lof van uwen naam en zaligheid onzer zielen. Amen.

[ij fs

P

•5 • Vi

OP DEN ZONDAG QUINQUAGESIMA. Evangelie, Lucas XVIII. 31,- 1-3.

//En Jesus nam de twaalf bij zich, en // zeide hun : Ziet, wij trekken op naar Jern-n zalem, en al wat er door de Profeten van // den Zoon des menschen geschreven is, zal // volbragt worden : want hij zal aan de

-ocr page 104-

84 Bvanydie op den

n Heidenen geleverd, bespot, gegeeseld en be-// spogen worden; en nadat zij hem gt;uilen ge-// gegeeseld hebben, zulleii zij hem dooden, en // ten derden dage zal Hij vt rrijzen. .Doch zij n verstonden niets van al deze dingen; die u rede was voor hen verborgen, en zb vatten w l iet hetgeen er gezegd werd. quot;

Reeds voor de derde maal, maakt de Heer J F.sus aan zijne Apostelen zijn aanstaande 1'i-den bekend, opdat zij zouden weten, dat dit niet bij toeval gebeurde, maar door Gods wijze beschikking, tot zaligheid van allen die in Hem gelooven zouden; opdat de Apostelen niet in vertwijfeling zouden geraken, wanneer zij hunnen Heer gansch onverwacht zagen ter dood brengen: maar opdat zij wisten , dat de Tl eer dit lijden zelf uit vrijen wil gekozen had, om ons zijne groote liefde te toonen, om ons te verlossen van den eeuwigen dood ei: de ver doemenis, welke straften nog wegens de ongehoorzaamheid van Adam op ons lagen. Geloofd en gedankt zij derhalve de Zoon Gods, onze Hoeren Zaligmaker! Hem zij de eer, de roem en de dankzegging tot in eeuwigheid.

Deze voorzegging echter, welke de Zaligmaker deed , werd door zijne Apostelen niet verstaan; omdat de -loden in het denkbeeld verkeerden, dat de Messias of de V si losser een aardsch Koningrijk zoude oprigten m hen van de overheersching der Romeinen bevrijden. De Apostelen waren niet alleen va.i dit denkbeeld, maar sommigen hunner hoopten de eerste of hoogste posten in dat rijk te beklceden,

-ocr page 105-

Zondag Qimqiiagesima. 85

Zij btprepen dus niet, wat de Zaligmaker van zijn aanstaande lijden en dood zeide, en eerst na zijne verrijzenis, en bijzonder na de komst van den Heiligen Geest, begrepen zij deze voorzegging.

Terwijl Jesus zoo van zijn aanstaande lijden sprak, bleef Hij even welgemoed; Hij ontroerde daarover niet. Loeren wij hieruit, hoe wij ook grootmoedif? ons lijden moeten te gemoet gaan, onze kruisen en wederwaardig-heden, die ons door Gods wijze voorzienigheid toegezonden worden, met geduld en lijdzaamheid dragen. A\ ij me een gaarne tien kelk des lijdens drinken, die ons door den hemel-schen Nader ingecchcnkui wordt. De tranen der braven vallen niet in het stof; zij worden van Goci geteld cn zulk n eens afgedroogd worden. Zonden wij niet bereidwillig ons kruis of onze kruisen dragen, d:. .r God de Zoon dit deed voor or* zondaren P Bij ontsehuldigde voor ons schuldigen, die niets anders dan den eeuwigen dood en de eeuwige verdoemenis verdiend hadden en niets anders konden verwachten !

Maar het is geen gewillig kruisdragen, wanneer gij mort als liet u tegenloopt, als u ziekten of ongelukken overkomen; als gij we-de:scheldt wannee; u gescholden wordt. De ware navolgers va:; Jesus volgen hem en lijden met tevredenheid in den wille Gods.

Herinneren wij ons gedurig aan Jesus en zijn lijden, door in onze huizen een Chris us-beeld te plaatsen, en vóór hetzelve onze morgen- en avondgebeden te verrigten, dan zal het ons gemakkelijker vallen, om Jesus en

-ocr page 106-

S6 Ecangelie op den

zijue deugd van lijdzaamheid na te volgen.

Laat ons verder liet Evangelie hooren.

// En als liij Jericho naderde, zat er een // blinde bij den weg en bedelde, en lioorende // het volk met menigte voorbijgaan, vraagde » die, wat er te doen was? En zij zeiden hem : w dat Jems van Nazareth daar voorbij ging. // Hij riep dan en zeide : Jesus, Davids Zoon, //ontferm U mijner! En die vooruit gingen //bestraften hem, opdat hij zwijgen zoude; // maar hij riep nog veel meer : Davids Zoon, // ontferm U mijner! Jesus bleef dan staan en // gebood, dat men hem zoude bij hem bren-// gen. Eu als hij nabij gekomen was, vraagde // hij hem : wat wilt gij, dat ik u doe? Bij // antwoordde: Heer, dat ik zien mag^ En Jesus // zeide hem ; wordt ziende, uw geloof heeft // ii genezen. En terstond zag hij en volgde // hem. God verheerlijkende. En al het volk // dit ziende , loofde God. quot;

Overal, waar Jesus zijne schreden rigtte, deed Hij wel; het land doorgaande verspreidde Hij zegen rondom zich. Blinden werden ziende, dooven hoorden, kreupelen en kranken werden genezen, en den armen werd het Evangelie verkondigd. O mogten al die nog geestelijk blind zijn, zich naar den Zaligmaker wenden en roepen : Jksus , Davids Zoon, ontferm U mijner! Dan zoude do Zaligmaker, wanneer zij \ uiig verlangen naar liet licht des Kvangel ies, tot hun zeggen : wordt ziende. Mogten

-ocr page 107-

Zondag Quinquagesima. 8 7

alle zondaren hunnen deernisvaardigen staat inzien : zij verbeelden zich gelukkig te zijn en zijn ongelukkig; hunne wijsheid is dwaasheid, liunne ingebeelde grootheid is ellende, hunne uitgelatene vreugde zal in bittere droefheid verkeeren. Juaten zij toch roepen : Jems ontferm U onzer! en wanneer zij van hunne verblindheid genezen, van hunne verdwaaldheid teregt gekomen zijn, dat zij dan God verheerlijken, die door zijne grondelooze barmhartigheid hun zoo genadig geweest is.

Houdt aan met bidden en met smseken; de lieer zal u zeker hooren. Verliest den moed niet, al wordt gij niet terstond verhoord; misschien is het nog daartoe de tijd niet; uw geloof is welligt niet sterk genoeg. Vertrouwt echter, dat de Heer barmhaitig en groot van weldadigheid is; Hij laat nooit een biddende gaan, eu zal eenmaal zeggen : n: gt;rJt ziende, en dan zal de geheele Kerk daarover juichen : Alleluja! Lof zij den Koning der eeuwige glorie.

g e ]i e u.

lieer Jesus, die den kelk van uw lijden met het 1 )oopsel van uw heilig bloed heb overgoten , tot verlossing en zaligheid onzer zielen: geef dat wij, met geduld en lijdzaamheid, onze kruisen op ons nemen en U navolgen, ea dat uw kruisbeeld ons daaraan gestadig herinnere. Ware het, dat ioimiud onzer doorzj'nc zonden geestelijk blind geworden ware, dat hij dan zijne foevlugt tot 1' neme en bilde : -Iesiis, Davids Zoon, ontferm IJ mijner! opdat hij,

-ocr page 108-

88 Evanjelie op den eersten Zondag zi'iie zonden kermende, daarover boete doe en

\trgevii)g outvange. Amen.

OP DE X 1quot;» ZONDAG IK DE VASTE.

Evangelie, IM vtthki s IV ; 1 - 11.

// In dien tijde weed Jesm van den Geest // naar de woestijn geleid, om ' an den duivel // bekoord te worden. Eu als hij veertig dagen // en veertig nachten gevast had, kreeg hij // eindelijk honger. En de bekoorde! bij hem // komende zeide : is het, dat Gij Gods Zoon t zir.., zoo ztif, dat deze steenen brooden wor-n den. Maar hij antwoordde zeggende : daar tt staat geschreven : de mensch leeft niet // alleen bij broed maar bij alle woord, dat // uit GoJs mond voortkomt. Toen nam hem // de duivel op naar de heilige stad, stelde n hem op de tinne des tempels, en zeide hem: // indien Gij Gods Zoon zijt, werp Ü van n boven neder. \\ iini daar staat geschoven, // dat Hij zijne Engelen aan Ü bevolen heeft, // ei; dat zij U op de handen zullen dragen, // opdat Gij uwen voet niet aan eenen steen u zoudt stooten. Jeans antwoordde he.n ; daar # staat ook geschreven ; gij zult den lieer // uwen God niet tergen. quot;

De heilige Kerk legt ons jaarlijk een veer-tigdaagsche vaste op, om Jesus in dit heilig

-ocr page 109-

in de Vaste. 89

yoorbeehi na fe volgen. Wij zullen bijzonder in deze dagen eene heilige boete plegen, door dezelve zoo veel mogelijk in eenzaamheid door te brengen, en ons voor alle luidruchtige vermaken mijden. Laat ons dan uit liefde tot God vasten, bidden en aalmoezen geven, opdat wij genade en vergeving van onze zonden mogen ontvangen.

Nadat de Zaligmaker van Joannes in de Jor daan gedoopt was, werd hij door den heiligen Geest geleid in de woestijn, om zich aldaar tot het predikambt, dat hij nu stond te aanvaarden, voor te bereiden. De bekoorder of de duivel in menschelijke gedaante, dieniet zeker wist of Jestjs de eeniggeboren Zoon Gods, dan of hij alleen een vroom menseh was, giim-tot hem, om dit te vernemen. Hij wist, dat de Zaligmakei, na zoo lang vasten, honger had en zek e daarom : huüen Gij Gods Zoon zjt, zeg, dat deze steenen brood worden .••gij kunt dan gemakkelijk de steenen der woestijn veranderen en daarmc le uwen honger stillen. Dan, de Zaligmaker die het oogmerk van den satan kende, wees hem kort af met te zeggen : daar- staat geschreven : de menseh leeft niet alleen 'hij brood, maar hij alle ivoord, bij alle ding, dat uit Gods moud voortl'omt, alles wat de lieer hem tot voedsei heeft willen i^even. Ook bestaat de mensch uit ligeliaam en ziel, en behoeft daarom niet alleen ligchamelijke, maar ook geestelijke spijze, welke is Gods W oord, om de ziel tot het eeuwige leven te brengen.

Leeren wij hieruit, 1. Als wij eene zaak van belang voor hebben, dat wij ons daartoe vooraf

-ocr page 110-

90 'Evangelie op den eerden Zondag vüorbetciclen. l^iil wij wanneer wij dour den duivel of door ons vleoscli in bekoring gebragt worden, deze te wederstaan, hem kort af te wijzen, door te zeggen ; er fs'aai geschreven. Want er staat te lezen in de heilige Schrift : wederstaat den duivel, en hij zal van u olieden.

Terwijl iods Woord de geestelijke spijs onzer ziel quot;is, zullen wij daar meest naar trachten; het ligchaain is toch sterfelijk en zal tot de aarde, waaruit liet gemaakt is, terug kee-reu , maar de ziel zal leven tot in eeuwigheid.

Intusschen liet de satan nog niet af, maar beproef le, gelijk gij gehoord hebt, cenen tweeden aanval; doch de duivel stond met den Zaligmaker aan de leuning op het platte dak des tempels van Jeruzalem cn wilde, dat de Zaligmaker zich van boven neder zoude storten. De Engelen zouden Hem voor pijn en stooten bewaren. Het is waar, dat dit gescheven staat, maar dit wil niet zeggen, dat men zich met moedwil in gevaai begeven zal; en daarom voerde Jesus hem te gemoet : er slaat, geschreven : gj zuH den Heer niven Go l niet tergen. God beschermt, bewaart zekerlijk diegenen, welke zonder schuld, in gevaar en nood ge-bragt worden; maar diegenen, welke zouden ineenen, dat God hen bewaren zal, indien zij zich moedwillig in gevaar begeven, die tergen God. Gelijk de duivel Eva in liet Paradijs vervoerde door misverstand der II. Schrift, zeggende : indien gij van de vrucht eet, zult gij het goede en kwade kennen, zoo vervoert hi j nog dagelijks duuende menschen , doormis-vérstand der li. Schrift, liet is wel waar, sjeeft hun de duivel in : deze en gene zaken

-ocr page 111-

in de Vaste. 01

staan in de Schriftuur, maar die zijn zoo niet te verstaan; het is daarmede anders gelegen. O oiiverstandigen! wanneer zult gij wijs worden ? weet gij niet dat u zulks door den duivel ingegeven wordt? W ederstaat den duivel , of gij zult, helaas! te laat ondervinden, dat hij u bedrogen heeft. Gelooft alles, gelijk de heilige Kerk het u voorhoudt. Verder zegt het Evangelie :

,7 Wederom nam hem de duivel mede op //een zeer hoogon berg, en toonde hem al de e Koningrijken der wereld, en hunne heerlijk-;/ beid , terwijl hij hem zeide : al deze dingen // zal ik Ü geven, zjo gij nedervallendemij aan-// bidt. Toen zeide Jesus hem : gaat weg, satan , // want daar staat geschreven ; den Heer uwen ff God zult gij aanbidden en hem alleen dienen. // Toen verliet hem de duivel, en ziet, de // Engelen kwamen en dienden Hem.quot;

Hier boort gij, hoe onze Heer ten derden male van den boozen geest is bekoord geworden , doch deze bekoring koude Hem evenmin schaden als de vorige. Christus zijn bedrog en valschheid kennende, gebood hem met alle Majesteit: yaal weg satan.

\\ elke dingen, hetzij schatten of vermaken, ons de satan belooft, wij zullen hem altijd wederstaan. Hij heeft niets te geven , dan eeuwig verdrieten ellende; hij is een leugenaar en menscheninoorder vanden beginne. Wij zullen niet den satan, maar God den Heer aanbidden cn Hem alleen dienen, die ons gescha-

-ocr page 112-

92 Evangelie op den tweeden /jondag pen sn van de eeuwige verdoemenis verlost heeft, door het zenden van zijnen Zoon in deze wereld, rlie ons verleent, wat wij naar ziel en ligchaam behoeven, die zijne H. H. Engelen ter onzer hnlpe zendt in gevaren en bekoringen, wanneer wij Hem daarom vurislt; aanroepen.

Strijden wii dan, gelijk Christus gestreden heeft; vasten en bidden wij, gelijk Hij gevast heeft, gorden wij de wapenen des geloofs aan. Wanneer wij in bekoring vallen, lezen wij de passie onzes Heeren, St. Jans Evangelie, en kruisigen wij ons, dan zal de bekoring wijken. Doen wij verder bij ons vasten, opregte boete voor onze zonden, dan zullen wij na dit ellendige le ten de eeuwige zaligheid beërven, door de verdiensten onzes Zaligmakers Jiisrs Cmus-tus , die gezegend is in de eeuwige glorie.

G li B 13 d.

Mogten wij. Heer, door de vaste stipielijken devotelijk te onderhouden, uw goddelijk voorbeeld navolgen, en hongeren en dorsten naar geregtigheul, en wij zoo doende meer gesterkt zijn om de bekoiingen te wederstaan. Mogten wij den goeden strijd strijden en onze vijanden, den duivel, de wereld en het vleesch overwinnen, om eeuwig bij U te leven. Amen.

OP DEN 2'u° ZONDAG IN DE VASTE.

Hvangelie, Matthbus XVII : 1-9.

// .li; dien t:. c nam Ji:srs met zich Petrus a en •JanohttS; en Joannes ^ynen broeder, epr

-ocr page 113-

in rip V'd.sfe, i).0)

// leidde hen op ecncn hoogen berg alleen. !va n hij werd voor hen in eeue andere gedaante // veranderd; zijn aangezigt blonk als de zou, // en zijne kleederen werden wit gelijk sneeuw. // En zie, hun verschenen Mozefm Elias, met // hem sprekende, 'i'oen sprak Petnis Jesus n aldus aan : Heer, het is ons goed hier te // zijn; zoo het U belieft, laat ons hier drie n hutten maken : eene voor ü, eene voor tf Mozes en eene voor Elias. Terwijl hij nog t: sprak, zie, zoo overlommerde hem eene hel-// dere wolk. En daar kwam eene stem uit de » wolk, zeggende ; dit is mijn welbeminde u Zoon, in wien ik mijn welbehagen genomen u heb; hoort hem. De leerlingen dit hoorende, u vielen op hunne aangezigten neder en waren // zeer bevreesd. Doch Jems bijkomende, raakte // hen aan en zeide ; staat op en vreest niet. // En zij hunne oogan opheffende, zagen nie-// mand dan Jesvs alleen. Als zij den berg // afgingen, gebood hun Jesns, zeggende : dat // gij aan niemand van dit gezigt spreekt, tot | dat de Zoon des menschen van den dood zal // verr zen zijn.quot;

De Zaligmaker had zijne Apostelen reeds van zijn aanstaande lijden en vair zijnen dood verwittigci en vele wonderen gedaan, die hen van zijne godheid moesten overtuigen; zelfs had Petrus openlijk bekend, dat Hij de Zoon van den levenden God was;, doch hun geloof moest sterk zijn, zouden zij, in het vervolg,

-ocr page 114-

94 EvavffeJie op den heef den Zondag Jesus als zooclaniff blijven erkennen; bijzomiei' clan wanneer zij zouden zien, (iat Hij gevangen genomen, bespot, gegeeseld en tusschen twee moordenaren aan bet kruishout zoude gehecht worden. Oin zijne Apostelen met een vastgeloof te wapenen, nam Jesus drie hunner, namelijk : Petrus, Jacobus en Joannes, met zich, leidde hen op den hoogen berg Thahor, waar Jesus van gedaante veranderde ; zijn aangezigt blonk en z;.ine kleederen werden wit en blinkend; een goddelijke glans omscheen Hem, en twee hemelingen; Moizes en Eüas, spraken met Hem over zijn lijden en zijnen dood, en van de verlossing des menschelijken geslacbts, als het doel van de wet en de Profeten ; terwijl er uit den hemel eene stem gehoord werd die zeide : deze is mijn welbe-minde Zoon, in icelken ik mijn welbehagen heb : hoort hem. Op deze wijze werden de Apostelen als handtastelijk overtuigd van de godheid des Zaligmakers.

Vrijwillig onderging Jesus zijn lijden, vrijwillig liet Hij zich gevangen nemen, geeselen, kroonen; vrijwillig nam Hij het kruis op zich, vrijwillig begaf Hij zich in den dood. Dit alles deed Hij om arme zondaren, doodschuldige Adamskinderen, gelijk wij, zalig te maken. O peillooze diepte van Gods liefde tot de men-schen ! Jesus had dit lijden gemakkelijk kunnen ontgaan; legioenen Engelen had Hij te bevelen; ja slechts een enkel magtwoord ware genoeg geweest, om de plannen zijner vijanden, hunne verraderlijke aanslagen te veri delen,

Hieruit leeren wij ook, dat niemand de hemelsche glorie zal deelachtig worden, dan die-

-ocr page 115-

m de Vaste. 93

genen welke zich door vasten, boete doen, aalmoezen geven en bidden, tot de zaligheid voorbereiden. De hemelsche Vader leert ons hier, dat wij zijnen Zoon moeten hooren, dat is, zijne lessen opvolgen en zijne geboden gehoorzamen, zoowel in het eene als in het andere. V\ elke heerlijkheid moet het niet zijn voor de godvruehtigen, wanneer zij ten jong-sten dage Jesus, vergezeld van legioenen Engelen en Heiligen, in de lucht zullen te ge-moet gevoerd woulen, om met hen en met Moizes eir Elias de zaligheid te genieten, die geen oog gezien en geen oor gehoord heeft! Laat dit ons aanmoedigen op onze pelgrimreize hier beneden. Laat ons, met liet oog op den hemel gevestigd, vrolijk en welgemoed, de distelen en doornen van dit leven door van-delen : strijden en lijden, opdat wij op ons sterfbed met den Apostel mogen zeggen ; ik heb den goeden strijd gestreden; ik heb het geloof behouden, en daarover is mij weggelegd eene eeuwige onverwelkelijke kroon.

Maar hoe staan wij bii dit alles, wanneer wij ons eens afvragen, iioe het met ons gesteld is? Moeten wij dan ook de hand op den mond leggen? Zijn wij in waarheid navolgers van Jesus? Hebben svij Hem boven alles lief? Beminnen wij onze naasten, gelijk onszelven? zoo als de H. Kerk en zijne dienaars ons voorhouden? Wanneer wij vasten, doen wij zulks gewillig of toonen wij een droevig gelaat? Onderwerpen wij ons geduldig aan zijne kastijdingen? Morren wij niet tegen Gods alwijze beschikkingen? •—• Konden wij al deze vragen naar eisch beantwoorden, o dan zal het met

-ocr page 116-

OH Evangelie op den derden Zondag on.1: welgaan; clan zullen wij kunnen zeggen; het is om we/, dat w j hier zijn, om ons voor den h'-raèl voor te bereiden; dan kunnen wij de onverwelkelijke kroon verwachten, wélke voor zijne dienaren, die in Hem gelooven, in den hemel bewaard woidt.

GEBED.

Wij bidden U, Heer Jesus, geef dat wij ons zeiven verloochenen en ons kruis gewillig op ons nemen , om U na te volgen. Dat de tijd kome, waarin wij, hetgeen wij nu gelooven, met onze oogen mogen aanschouwen, en ü in eeuwigheid mogen genieten. Amen.

OP DEK ZONDAG IN DE VASTE.

Evangelie, Lucas XI : H- - 38.

// In dien tijde dreef Jesus eenen duivel uit n iemand, die stom was. En als hij den duivel //uitgedreven had, sprak de stomme, en het // volk stond verwonderd. Maai sommigen // onder hen zeiden : door Beëlzebub den vorst u der duivelen werpt bij de duivelen uit. En //anderen, om hem te beproeven,, verzochten v van hem een teeken van den hemel. Maar // hij, hunne gedachten ziende, zeide hun : alle n Koningrijk dat tegen zich zeiven verdeeld is, n zal verwoest worden, en alle huis dat tegen

-ocr page 117-

m de Vaste. 97

// zich zelvea verdeeld is, zal vervallen. Indien // dan ook de satan tegen zich zeiven verdeeld v is, hoe zal zijn rijk blijven staan? Want gij // zegt, dat ik door Beëlzebub de duivelen uit-// drijf. Doch indien ik door Beëlzebub de // duivelen uitdrijve, door wien drijven uwe // kinderen dien uit ? Daarom zullen die zelf u uwe regters zijn. Maar zoo ik door den vin-// ger Gods de duivelen uitdrijve, dan is waar-n lijk het rijk Gods tot u gekomen. Als een // sterke, welgewapend zijnde., zijn hof bewaart, n is al wat hij bezit in vrede. Maar indien // iemand die sterker dan hi; is, komt, eü // hem overwint, die neemt il zijne wapenen // weg, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijne // buit. Die met mij niet is, is tegen mij, en //die met mij niet vergadert, verstrooit.quot;

In dit Evangelie hebt gij gehoord, hoe Jestjs eenen duivel uitwerpt, die eenen mensch stom gemaakt had ,• van de omstanders en ooggetuigen waren er velen die zich verwonderden en God loofden, doch sommige onder hen lasterden Jestjs en zeiden, dat Hij zulks door de magt van den duivel verrigt had. Om aan dezen den mond te stoppen, gaf Jesus vier bondige bewijzen , dat Hij niet door Beëlzebub, maar door den vinger Gods de duivelen uitdreef. 1.» Zeide Hij : alle rijk, stad, dorp of huisgezin, dat tegen zich zeiven , inwendig door twist en tweedragt verdeeld is, zal niet lang

1 O ' O

kunnen stand houden, 7mI verivoest worden. Indien ik nu door Beëlzebub de duivelen uitdrijve,

6

-ocr page 118-

98 Hmngelle op den derden Zondag dan is de salan tegen ziek zeiven verdeeld, en dit zal immers niet zijn? gij ziet dus hoe valsch uwe redenering is. 2.° Genomen eens, dat ik door Beëlzehuh de duivelen uitdrijve, door noien drijven uwe kinderen ze uit ? De kinderen waren de duivelbezweerders bij de Joden, of zijne leerlingen, die van dit geslacht waren. Van deze gelooft gij toch dat zij door Gods magt verrigten; waarom wilt gi j dit goede in mij bedillen ? doch om diezelfde reden zullen die zelfs moe regters zijn, u veroordeelen en u overtuigen, dat gij lastertaal spreekt. Voorts, indien ik door den vinger Gods de duivelen intdrijve, dan is het klaar, dat het rijk Gods, de Verlosser of Messias, tol u gekomen is. 3.° IFanneer een sterke, gewapend zijnde, zijn hof he-viaart, is al wat hij bezit in vrede. Maar indien een die sterker dan hij is, komt, en hem overwint, die neemt al zijne icapenen weg, waarop hij verlromode en verdeelt zijne, buit. Ik ben nu, gelijk gij ziet, diegene, die sterker is dan de satan : alzoo ik hem uit zijne woning verdreven heb, en dit alles kan niet dan door eene hoogerc, door Gods magt geschieden; derhalve is uwe redenering louter laster, i.0 Die met mij niet is, is tegen mij, en die met mij niet vergadert, verstrooit; en dewijl mijne werken en die van den duivel met elkander strijden, zoo kan er tusschen mij en hem geene de minste overeenkomst zijn. Gij zijt lasteraars, en toont dat gij zeiven Beëlzebub cot eeuen vader hebt.

Snoodheid was het van de i'arizeërs, dat

i 11 i

|

11 11

1

\\\\ I li l

1 1

J •,

-ocr page 119-

m de. Tante. 99

zij de goede, de menschlievende daden van Jesus in een verkeerd daglicht wilden stellen; ja eene godslastering was liet, welke de Joden hier uitspraken. Hit leare u, vrome Christenen, geduldig te zijn, wanneer men u om uwe goe.ie werken lastert, smaadt en veracht. Laat men ook zeggen, dat gij uit schijnheiligheid of diergelijke te biecht of' ter quot;kerke gaat: uw Vader, die in de hemelen is, kent evenwel uw hart, en die zal u eenmaal uit het stof vsrhooffen.

1^ m

fi

// AV anneer de onreine geest van den mensch //uitgegaan is, zoo wandelt hij door water-// looze plaatsen, zoekende rust, en die niet // vindende, zegt hij ; ik zal wederkeeren in // mijn huis, van waar ik ben gekomen. Eu // daar komende, vindt hij het geveegd en ver-// sierd. Dan gaat hij henen, en neemt nog //zeven andere geesten met zich, die boo-// zer dan hij zijn, en zij gaan daar in wo-//nen, en het laatste van dien mensch wordt // erger dan het eerste. Terwijl hij deze din-u gen 'zeide, was er eene vrouw onder het // volk die hare stem verhief en zeide : za-// lig is de buik die u gedragen heeft, en // de borsten die gij gezogen hebt. Waarop //hij zeide : ja, doch ook zalig zijn zij, die // het Woord Gods hooren en dat onder-// houden.quot;

Waarmede Jesus zeggen wilde, dat wanneer een onreine geest, eene zonde, den

-ocr page 120-

100 évangelie op den derden Zondag inensch verlaten heeft, door deszelfs boetvaardigheid en oprcgte biecht, dan tracht de booze geest dien inensch nog weder te verleiden en spant daartoe alle krachten in het werk. Indien deze inensch zich laat rnis-leiden en bekoren, is dc hervalling in de zonde, hef. laatste, erger dan liet eerde; zoodat de misdaad verschrikkelijk is van den bekeerden zondaar, die weder in zijnen vorigen zondaarsstaat hervalt.

iVlogten vele dronkaards, lasteraars, vloekers, dieven, meineedigers en onkuische lieden hieraan denken. Mogten zij niet zoo ras weder tot hunne vorige zonden, welke zij pas gebiecht hebben, welke zij kort te voren beloofd hebben te zullen mijden, vervallen. Laat het ons toch niet genoeg zijn gebiecht te hebben, maar wachten wij ons zorgvuldig van de gebiechte zonden niet weder te begaan!

Zalig noemde de vrouw, de huik, welke eenen zoo dierbaren zoon gebaard had, en Jesus antwoordde daarop : zalig is zij en allen die het Woord Gods aanhooren, en dat onderhouden. Gewigtige les voor hen die er zoo weinig werk van maken, om eene predikatie te hooren. Maar niet alleen moet men het Woord Gods gaarne hooren, maar ook daarnaar zoeken te leven. Niet, zegt de Zaligmaker , die daar zeggen : Heer ! Heer ! zullen ingaan in het rijk der hemelen, maar die daar doen den wille mijns Vaders.

-ocr page 121-

in de Vaste.

101

g e 3 e d.

Mogten wij ook dit voorbeeld van U volgen, goedertieren Jesus, wanneer wij valschelijk beschuldigd, versmaad en gelasterd worden. Vergeef ons ook onze zonden, verlicht onze blindheid en aanschouw onze boetvaardigheid, opdat de booze vijand onze ziel niet bezitte; dit smeeken wij Ü, o Heer Jesus, en spreek ons zalig. Amen.

OP DEIN' Vquot; ZON DAG IN DE VASTE.

Evangelie, Joannes n' 1. 1 — 15.

tl

n In dien tijd trok Jesus over de zee van Galileë, dat is die van Tiberias : en hem volgde eene groote menigte, omdat zij de teekenen zagen, die hij over de zieken deed. Jesus ging dan op eeneu berg, en zat daar met zijne leerlingen. Paschen, het hoogfeest der Joden, was nabij. Jesus dan zijne oogen opheffende, en ziende, dat er eene zeer groote menigte tot hem kwam, zeidetot Vhilippiis : van waar zullen wij brooden koopen, opdat dit volk mag eten? Doch dit zeide hij om hem te beproeven; want hij wist wel, wat hij doen zoude. Philippus antwoordde hem : voor twee honderd tienlingen aan brood is hun niet genoeg; opdat elk maar een weinig krijge. Een van zijne leerlingen, Andreas,

-ocr page 122-

102 Evangelie op den vierden Zondag n de broeder van Simon Petrus, zeide hem ; // hier is een jongetje ^ welke vijf gersten broo-;/ den en twee visschen heeft : maar wat is dit u toch onder aoo velen ?

In dit Evangelie zien wij weder duidelijk, hoe de lieer voor zijne aanhangers en vereerders zorgtj en tevens ook, dat het volk eenen grooteu ijver betoonde in het aanhooren van de lessen en leeringen des Zaligmakers. Op eenen berg gezeten zijnde, leerde Jesus het volk, en was daarmede tot aan den avond bezig. Hij overzag de gausche menigte en kreeg medelijden met haar, daar zij niet te eten had. De Zaligmaker wilde dezelve niet zonder spijs laten gaan, en vóór dat Hij het volk door een wonder spijsde, wilde Hij eerst zijne leerlingen op de proef stellen, en hunne kleinmoedigheid berispen. Laat ons hieruit leeren, om steeds ijverig te zijn in het aanhooren van het Woord Gods, dat ons door leeraars gepredikt wordt; voorts om ons steeds medelijdend, hulpvaardig en minzaam te gedragen naar het voorbeeld van Jesus j want zoodani:;en zal de lieer gadeslaan, om hen uit alle nooden te helpen; zoodanigen behoeven niet angstig te vragen : wat zullen, wij eten, wat zullen wij drinken, af waarmede zullen wij ons Ideeden? .Kr staat immers geschreven : zoekt eerst het rijk Go.is, en het ander zal u toegeioorpen worden , gelijk aan het volk, dat hier op den berg door den Zaligmaker gespijsd werd. Met eene vaderlijke zorg, zorgt God voor zijne schepselen. Vreest derhalve niet, gij die u naar de voorschriften van den Zaligmaker gedraagt : overal kan en

-ocr page 123-

m de Vaste. 103

a : wil God u beschermen, bewaren, verzorgen ;

jo- overal is Hij u nabij. Alle hulp en bijstand -Ut; 1 kunt gij van Hem, den Almagtigen, die uw Vader, uw teederhartige liefderijke Vader is, verwachten. Wanhoop nooit aan redding uit k, den nood en de gevaren ; al war et gij met Elias

;r- ; • in het gebergte gevlugt, of al waret gij met cu Daniël in den leeuwenkuil; Hij zoude n daar

111 j?, beveiligen en daaruit verlossen. )]i % Maar de boozen, die Gods Woord, zijn heet jH melsch brood, versmaden, kunnen van Hem e- 1 in ramp en druk geenen troost, geene redding ïg verwachten. Hebben zij ook voor een tijdlang

d. voorspoed op deze aarde; zij hebben evenwel

js hun loon weg. Wee hen, indien ze eenmaal

;ii met den rijken man hunne oogen opslaan in

311 de hel, waar geween en knersing der tanden

(l zijn zal.

is Daarom, zoo veel mogelijk is, zorgen wij

■d de getrouwe dienaars Gods na te volgen, en

bidden wij den Heer, dat Hij ons steeds in t; genade aanzie en ons al meer en meer tot Hem

d bekeere; opdat wij, hier zijn deugdenbeeld

i- navolgende, eenmaal, bij onze scheiding van

; deze aarde, door de engelen mogen gedragen

: worden in den schoot van Abraham, dat is in

den hemel, waar wij zaligheden zullen zien, die geen oog gezien en geen oor gehoord heeft. Hoort nu verder, welke wonderen Jusus deed, k om die vijf duizend mannen, zonder de vrou-

n wen en kinderen te tellen, te spijzigen :

n Jcsus zeide dan : doet de menschen neder-x | // zitten. Nu, daar was veel gras op die plaats, i // en, zij zaten daaromtrent vijf duizend mapnei!

-ocr page 124-

104 Evangelie op den vierden Zondag // in getal. Toen nam Jems de brooden, en ge-v dankt hebbende, deelde hij ze aan degenen, // die daar zaten; insgelijks ook van de visschen, // zoo veel zij wilden. En als zij verzadigd wa-// ren, zeide hij tot zijne leerlingen : vergadert // de brokken, die er overgeschoten zijn, opdat // zij niet verloren gaan. Zij vergaderden dan // en vulden twaalf korven met brokken, die // van de vijf gersten brooden, dergenen die // gegeten hadden, overgeschoten waren. Die // menschen dan, als zij het teeken , hetwelk // Jems gedaan had, gezien hadden, zeiden : // dit is waarlijk de Profeet, die in de wereld // komen moest. Maar als Jesus verstaan had, // dat zij komen zouden, om tiem te halen en // Koning fe maken, vlugtte hij wederom // alleen op den berg.

Alvorens Jesus de brooden en visschen uitdeelde, sloeg Hij de oogen ten hemel en zegende dezelven-, waarop allen, die daar waren, zich verzadigden. Vervolgens gaf Hij bevel tot het verzamelen van het overschot, en ziet, er bleef meer overig dan men aanvankelijk gehad had, namelijk twaalf korven met brokken. Dit wonder trof de verzadigde menigte zoodanig, dat zij uitriep : dit is waarlijk de Profeet, die in de wereld komen moest. Hieruit leeren wij, dat wij, hetzij wij eten, drinken of iets anders doen, altijd God om zijnen zegen moeten vragen en Hem voor zijne weldaden dankbaar zijn. Wanneer wij al onze pogingen in het werk stellen, om onzen pligt te betrachten, dan zal

1 'lill • : i H [

I

mm gt;! i

-ocr page 125-

in de Vaste. 105

God ook deze onze pogingen zegenen en ons zijnen genadigen bijstand schenken. Leeren wij verder hieruit, dat aalmoezen geven aan God bijzonder welbehagelijk is; deel gaarne aan anderen, aan uwe arme natuurgenooten mede, en de Heer zal u zulks tiendubbel vergelden; uw loon zal groot zijn in den hemel. Laat niets verloren gaan; bewaar liet overschietende voor u of voor andere menschen. Ach! bij zoo menigen rijke wordt dikwijls voor de honden geworpen, datgene, wat een arm huisgezin eenen geheelen dag konde verheugen. Wat zeg ik : voor de honden geworpen niet alleen, maar zelfs vertrapt en weggeworpen. Maar hoe zullen zij dit verantwoorden? Doen wij niet alzoo; maar laat ons dankbaar zijn voor de weldaden, welke wij in mindere of ruimere mate van God ontvangen hebben, biddende: geef ons ons dagelijlcsch hrood en venjeef ons onze schulden, o God, opdat wij eenmaal daar komen, waar Gij zijt, en waar wij tallooze wouderen zien zullen.

lt;; k K t ü.

Beschouw ons, o God, van üvven genade-troon met medelijdende oogen; aanzie onze ellende en behoefte, zoo tijdelijke als eeuwige. Gij zijt, o Jesus, de ware Profeet, de Messias, van wien de 11. Schriften gesproken hebben; Gij zijt de eeuwige Koning; wij bidden ü, regeer ons, leid en bestuur ons naar uwen god-delijken wil, dat wij U in alle deugden rnogen navolgen, en wees ons een genadig regter. Amen.

5*

-ocr page 126-

OP DEN 5'uquot;. ZONDAG IN OH VASTE Evangelu', Joaxsrs VIII. iO. - 59.

// In dien tijde zeide Jems tot dc scharen // der Joden : Wie van u zal mij van zonde n overtuigen? Indien ik u de waarheid zeg', u waarom gelooft gij mij niet? Die uit God // is, hoort Gods woorden. Daarom hoort gij ;/ zs niet, omdat gij uit God niet zijt. Toen // antwoordden de Joden, en zeiden hem ; zeg-// gen wij niet wel, dat gij een Samaritaan zijt // eu de duivel in hebt? Jesits antwoordde : ik // heb geenen duivel in : maar ik eer mijnen // Vader, en gij onteert mij. Dan, ik zoek // mijne eer niet : daar is er één, die ze zoekt, // en die regt sal doen.quot;

De Zaligmaker ondervond /-oo dikwijls tegenspraak van de laatdunkende Favizeërs, e-.-m-Joodsche sekte, die eene oorzaak wilden zoeken om Hem ter dood te brengen. Z:j konden niet dulden, dat Hij hun huichelend gedrag openlijk berispte. Op zekeren tijd, ongeveer zes maanden voor zijn lijden, i:.gt;; .1 in den tempel te Jeruzalem leerde, en weder veel tegenspraak en lastering over zijne leer « a gedrug ontmoette, zeide Hij : wie van v. zal u/ij rav zonde overtuigen? wie kan mij met grond opwerpen, dut ik iets geleerd hei), hetwelk strijdig is met Gods geboden? wie kan mij aanwijzen, dat ik dezelve op eenigerlei wijze overtreden heb? Is het misschien, dat ik op

-ocr page 127-

Op den vijfden Zondag in de Vaste. 107

den Sabbath eenige zieken genezen of eenige wonderen verrigt heb ? Gij zei ven haalt uw vee, dat bij ongeluk in den sloot gevallen is, daar uit. Bewijs ik u mijne leeringen niet uit de H. Schrift? Gij kunt mocIi mijne leer, noch mijn gedrag op geenerlei wijze berispen, en evenwel wilt gij mijne leer niet aannemen? 11 aarom gelooft gij mij niet, indien ik u de waarheid zeg ? Ik zal u daarvan de reden zeggen : gij zijt ongeloovig, laatdunkend en verkeerd van harte. Gij veracht mijne leer, gij veracht Gods Woord, omdat gij uit God niet zijt.

Laat ons de woorden van den Zaligmaker : die uit God is, hoort Gods woorden, ter harte nemen ■, want daaruit weten wij, of wij kinderen Gods zijn. Vragen wij ons af : gaan wij gaarne naar de kerk, om daar de Christelijke leering en eene preek te hooren? Oefenen wij ook huiselijke godsdienst, en trachten wij ons leven naar de lessen van het Evangelie in te rigten? Doen wij zulks, dan zijn wij uit God ; maar handelen wij daartegen, dan zijn wij kinderen des duivels. Helaas ! hoe velen worden er gevonden, die even als de i'arizeërs geene waarheid willen hooren. die zich niet willen laten bewegen, om de zalige leer van Jusus te volgen. O ongelukkige, beklagenswaardige, maar tevens strafwaardige menschen; die zoo halsstarrig in uw verderf loopt! Ofschoon nu Jesus hun alweder de waarheid zeide, werden de larizecrs nog hardnekkiger en braakten de hevigste lasterwoorden tegen Iiem uil. /eggen wij niet wel, zeiden zij, dat gj een Samaritaan, een afvallige Jood zijt, en dun duivel in heht, door wien gij wonderen doet.

-ocr page 128-

108 Evangelie op den vijfden Zondag

Hier zien wij Jen zachtmoedigen Jesits, die deze smaadwoorden geduldig verdroeg, en zicli, alleen om de eer zijns Vaders te redden, ver-«enoegde met te zeggen : ik heb dxn duivel niet in : ik doe wonderen door de hulp en bijstand van mijnen Vader, die in de hemelen is.

Mogten alle Christenen dit zachtmoedige voorbeeld van den Zaligmaker navolgen. Mogten zij geen scheiden met schelden vergelden; veel minder haat en nijd in hun hart koesteren. Verfoei]elijke wraaklust; waar zij woont daar heerscht geen vrede, geen genoegen, geene rust. Indien gij wedervergelding zoekt, dan hebt gij niets boven de Heidenen vooruit. Vergeving wil het Evangelie; vergeving ook aan uwe grootste vijanden. Jtsus zegt verder :

// Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, zoo iemand // mijn woord onderhoudt, hij zal in eeuwigheid // den dood niet zien. De Joden zeiden dan ; r nu weten wij, dat sij den duivel in hebt. // Abraham is gestorven en ook de Profeten; // en gij Zf-'t : zoo iemand mijn woord onder-// houdt, die za! in eeuwigheid den dood niet // smaken. Zijt gij meerder dan onze vader u Abraham, die gestorven is? Ook zijn de // Profeten gestorven. Vv ieu maakt gij u zeiven? //tfesKs antwoordde . indien ik mij zei ven ver-//heerlijk, dan is mijne eere niets; die mij // verheerlijkt, is mijn Vader, dien gij zegt, // dat uw God is. En gij kent Hem niet, maar v ik ken Hem. Zoo ik zeide, dat ik Hem niet // kende, dan ware ik een leugenaar, gelijk

-ocr page 129-

T

in de Vaste. 109

u gij. Maar ik ken Hem, en ik onderhoud zijn u woord. Abraham, uw vader, heeft verlangd // mijnen dag te zien; hij heeft dien gezien en ft is verheugd geweest. De Joden zeiden Hem // dan : Gij zijt nog geen vijftig jaren oud; // en hebt Gij AhraJiam gezien ? Jesus ant-« woordde hun : voorwaar, voorwaar, ik zeg n u, eer Abraham, er was, ben ik. Zij namen // toen steenen op om op hem te werpen: doch // Jems verborg zich en ging uit den tempel.quot;

De dood, waarvan de Zaligmaker sprak, was niet de ligchamelijke dood, maar de geestelijke dood, de eeuwige verdoemenis. De Farizeërs namen deze woorden dus verkeerdelijk op en zeulen ; Abraham en ook de Profeten zijn gestorven. Doen wij niet alzoo; het zijn troos-telijke woorden voor deu Christen : die mijn voord onderhoudt, zal in eemoigheid den dood niet ziet/; hij zal een eeuwig gelukkig en zalig leven verwerven. Zij zullen wel sterven naar het ligchaam, maar niet verloren gaan. O mensch, denk eens wai' eeuwig sterven is ! Eeuwig is zoo lang, is zonder einde; en wat moet het te zeggen zijn, eeuwig van Gods minnelijk aanschijn te zijn verstoeten ! Voor de goeden is sterven gewin, en eene ontbinding van alle aardsche ellendige banden. Godvree-zende Christen n hebben eene begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn. De Farizeërs wilden daarvan niet hooren en lasterden diarom Jesus, die hun nog zeide , dat Abraham, op wien zij zich beroemden, verlangd had den dag des Heeren te zien; dat

'Pi

-ocr page 130-

110 Op den vijfden Zondag in de Vaste. hij liem werkelijk, in eeueii pvofetischeu geest, gezien had. Jesus beschaamde die huichelaars in hunne onkunde, en hunne boosheid steeg ten top, toen Hij zeida : eer Abraham er was , ben ik, waarmede Hij zijne Godheid wilde te kennen geven; zoodat zij steenen opnamen om Hem te steenigen. Doch Jesus maakte zich onzigtbaar en ging uit den tempel.

Haat, nijd en vooroordeelen maken maar al te dikwijls, dat men de woorden van anderen verkeerdelijk opvat, dat men daaraan eenen zin geeft, waaraan de spreker nooit gedacht heeft. Gebeurt dit niet nog dagelijks onder de Christenen ? Veroorzaakt dit niet soms groote vijandschap eu verwijdering onder de beste vrienden? Maar wee hem, door wien de ergernis komt, staat er in de heilige Schrift, en wee hen, zeg ik, die twist en tweedragt zaai-jen. Wee hen, die zich tegen de heilzame leer van J.esus hardnekkig aankanten en zich niet willen laten overtuigen !

Jesus verliet de verblinde en verstokte i'a-meers; eu verdienen vele naamchristenen wel een beter lot? Zorgt, dat dit uw lot niet worde! Versmaadt Jesus niet; hoort naar de goddelijke inspraken der genade; hoort naar hetgeen u door de predikers van het Evangelie en door uwen Biechtvader wordt voorgehouden; volbrengt uwe pligten; doet werken van boetvaardigheid en gelooft: dan zult gij den dood niet zien, maar het eeuwige leven hebben.

c L li li Lgt;.

Geef, o Jusus, dat wij de woorden Gods vlijtig en godvruchtiglijk mogen aanhooren en

-ocr page 131-

Op Valmzondag. Ill

dezelve opvolgen. Dat wij van IJ zaclitmoe-digheid leeren, en alle liaat en vijandschap tegen onze natuurgenooten afleggen !■ Hebben wij tegen uwe geboden gehandeld, het kwade gedaan en het goede nagelaten, vergeef ons dit genadiglijk, zuiver onze harten van alle on-reinbeid, en bevrijd ons vau den eeuwigen dood. Amen.

OP PALMZONDAG.

Evangelie, M.vttiiki s XXYI en XXVII. gedeeltelijk.

Op dezen zondag wordt ons het heilig lijden des Zaligmakers voor oogen gehouden. Het lijdendes eeuwig gezegenden Heer Jü-stsChuis-tvs j waardoor ilij ons van den eeuwigen dood en verdoemenis verlost heeft. \ ijf dagen vóór zijnen dood, op dezen tijil dan, deed J;:srs zijne plegtige intrede in Jeruzalem en toonde daardoor, hoe onverschrokken Hij zijn lijden te gemoet ging. Gezeten op eene ezelin, reed Hij Jeruzalem binnen, terwijl het verheugde volk groene boouitakkeu en kleederen op den weg spreidde, en een vreugdelied aanhief. Ge-zegend is Jij die daar kom! in den naam des Heer en ! Hosanna, in de hoogste 'plaats !

Dan de booze mcnsclioii, vooral de Schriftgeleerden en Farizeërs, benijdden den Heer en hielden zamen raatl in dc zaai des floogepries-ters, hoe ssij niet list Jjssi s zouden vangen en

-ocr page 132-

112 Evangelie op Palmzondag.

doodea. Zij vonden al ras een middel, of liever hun werd al spoedig een middel aangeboden :

//Een van de twaalven, genaamd Judas h Iskarioth, ging tot de Opperpriesters, en zeide // hun : wat wilt gij mij geven, en ik zal hein // u leveren? En zij beloofden hein dertig zil-;/ verlingen. En, van dien tijd af, zocht hij // gelegenheid om hem te leveren. quot;

Zoo hoort gij uit het Evangelie, hoe dat Judas, een der Apostelen, zijnen eigenen Heer zocht te verraden en in de handen zijner vijanden over te leveren. Daartoe kan gierigheid en hebzucht verleiden. Verfoeijelijke ondeugden! waartoe kunt gij den mensch vervoeren ! Ach, mogten er in ons midden geene meuschen gevonden worden, die Judas navolgen! De Heer dan, wetende dat de tijd zijns bitteren lijdens aanstaande was, zoo heeft Hij het laatste avondmaal met zijne Apostelen willen houden , ten huize van Simojs1 den melaatschen. Hier gaf Jesus aan hen vele leeringen; terwijl Hij hun zijn lijden voorzegde, en hoe zij allen aan Hem zouden geërgerd worden , zelfs, dat Petrus Hem driemaal zoude verloochenen, eer de haan dien nacht /;oude gekraaid hebben. Petrus geloofde, dat dit niet mogelijk ware, en betuigde dat hij liever met den lieer in den dood gaan wilde. Hierna stond Jesus op, goot water in een bekken, deed eenen doek voor en waschte zijnen leerlingen de voeten. Petrus deze ootmoedige dienst van Jescs ziende, die ook hern de voeten wilde wasschen, zeide met verwon-

-ocr page 133-

Evangelie op Palmzondag 113 clering : Heer, zult Gij mij ook de voeten was-schen ? Dit betaamt niet, G ij zult dat in der eeuwigheid niet doen. Maar de Heer zeide hem: Petrus, indien ik u niet wassche, zult gij met mij geen deel hebben in mijn rijk. Toen Petrus dit hoorde, antwoordde hij : Heer, wasch niet alleen mijne voeten, maar ook mijn hoofd en mijn geheel ligehaam. Neen Petrus, zeide de Heer, dat is niet noodig : gij verstaat niet, wat ik hiermede zeggen wil; maar hierna zult gij het verstaan. Vervolgens zette Jesus zich weder aan de tafel, en gaf zijnen Apostelen en aan ons eene sehoone les van ootmoedigheid, zeggende : gij noemt mij Heer en Meester, en dit is wel gezegd, want het is zoo. Is het nu zake, dat ik, (lie uw Heer en Meester ben, u de voeten wassche, zoo moet gijlieden ook malkanderen de voeten wasschen; want de knecht is niet beter dan zijn meester^ dat is: gij zult malkanderen den last van deze wereld helpen dragen en bijstaan, ieder naar zijn vermogen. Daarna stelde de Heer het heilig Sa-krament in van zijn ware ligehaam en bloed, tot eene gedachtenis van zijn bitter lijden, en tot eenequot; spijs en drank onzer ziel, zeggende tot de Apostelen : Met groot verlangen heb ik begeerd met u lieden dib paaschlam te eten, vóór dat ik lijde; en vervolgens het brood zegenende, zeide Hij ; neemt en eet, dit is mijn ligehaam, dat voor u geleverd zal worden; zoo dikwijls gij dit doet, doet het tot mijne gedachtenis Desgelijks deed Hij ook met den kelk, en gaf dien, na denzelven gezegend te hebben, aan zijne leerlingen. Alzoo heefl Hij zich zelven tot een testament achtergelaten

-ocr page 134-

114 'Evangelie op Palmzondag.

in liet eerwaardig Sakrament, opdat wij, ootmoedig tot hetzelve naderende. veranderd zouden worden tot een deugdzaam leven, en zijn bitter lijden en dood zouden gedenken. Gezegend en geloofd zij daarvoor de Heer der Heerscharen!

Yan de tafel gaande, begaf Jesus zich met Petrvs, de twee zonen van Zebedeus, Joannes en J acoiu'S. naar den hof van Gethsemmé. Daar gekomen zijnde, viel de Heer op zijne knieën en bad zijnen hemelschen Vader ; mijne ziel is bedroefd tot den dood ; en zijn aanstaande lijden overdenkende, zweette Hij wateren bloed. De liefde en begeerte om de zondaren zalig te maken, moedigde Hem echter weder aan; zoodat Hij zijnen wil aan den wil zijns hemelschen Vaders overgaf met de woorden : niet mijn, maar uw wil geschiede! opdat ons dit lot voorbeeld zoude strekken, en wij met Gods wijze schikkingen tevreden zijn. Jesus gaf zich derhalve vrijwillig aan zijne vijanden over, en

(/Terwijl hij nog sprak, zoo kwam Judas, n een van de twaalven, en veel volk met // hem, met zwaarden en stokken, die van // de Overpriesters en ouderlingen des volks

// gezonden waren. Nu, die hem verraadde, // had hun een teeken gegeven, zeggende : // degene, die ik kussen zal, is het, grijpt w hem aan. En terstond tot Jesus komende , // zeide hij : wees gegroet. Meester. En hij // kustte hein. En Jesus antwoordde hem : n vriend. waartoe zijt gij gekomen P Toen

-ocr page 135-

Evangelie op 'Palmzondag. 115 u traden zij toe, sloegen de handen aan Jesus // en namen hem gevangen.quot;

Jesus had even te voren zijne leerlingen vermaand tot waken er bidden, daar zijn uur aanstaande '.vas. Intu-schen sliepen Judas en deszelfs medepligtigen niet, gelijk wij uit het Evangelie gehoord hebben, maar waren heengegaan om Jl-cs te vangen. Op de vraag van Jesus : wien zoekt gij? gaven zij ten antwoord ; Jj-sus van Nazareth. Met majesteit trad Jesus hen te gemoet en zeide : ik ben het! waarop zij, ais van den donder getroffen, ter aarde vielen. Zij verhardden zich echter en grepen Hem, bonden Hem en bragten Hem voor Annas en Catphas. Hier werd Jesus valschelijk beschuldigd, bespot en bespogen. Dit alles verdroeg de minnelijke Jesus geduldig en ging als een lam ter slagting. Nog sleurde men den onschuldi-gen Jesus voor den Jlomeinsehen landvoogd Poktjus PiIjATUs , die wetende dat Hij onschuldig was, vele, doch verkeerde middelen in het -werk stelde, om Hem los te laten. Zoo zegt het Evangelie :

// En Jesus stond voor den landvoogd. En

n de landvoogd ondervraagde hem, zeggende :

// zijt gij de Koning der Joden? Jesus ant-

// woord de hem : gij zegt het. En als hij

// van de Operpriesters en Ouderlingen be-

n schuldigd werd, antwoordde liii niets. Toen t i'

// zeide Filatus tot hem : hoort gij niet, hoe /. vele getuigenissca zij tegen u inbrengen?

-ocr page 136-

T

116 Evangelie op Palmzondag.

// Maar hij antwoordde hem niet op een eenig // woord; zoodat de landvoogd ten hoogste // verwonderd was. Als Pilatus zag dat hij // niet vorderde, maar dat hij oproer ver-// meerderde, nam hij water en waschte zijne // handen voor het volk, zeggende ; ik ben // onschuldig van het bloed dezes regtvaar-n digen. Gij moogt toezien. Eu al het volk // antwoordde daarop : zijn bloed zij op ons // en op onze kinderen! — Op den Eeestdag u van Pascheu plagt de landvoogd eenen // gevangene los te laten, welke zij verko-// zen, en hij had toen eenen gevangenen met u name Barrabas, die zeer berucht was. En 7/ Pilatus zeide : welken wilt gij, dat ik // u los late : Barrabas, die een moordenaar //is, of Jesus, die men noemt Christus?quot;

Het volk, door deszelfs Oversten opgehitst, was zoo boosaardig, dat het de vrijheid van Barrabas durfde vragen; het riep overluid dat men Barrabas zoude los laten.

// Pilatus zeide hun : wat zal ik dan doen //met Jesus, die Christus genaamd wordt? // Zij antwoordden allen : dat men hem krui-// sige. — Toen liet hij Barrabas los : maar // Jesus, nadat hij gegeeseld was, gaf hij hem // hun over om gekruisigd te worden.^

O verblinde menschen! waartoe heeft u nijd en afgunst, gierigheid en hoogmoed vervoert ! Hoe durft gij de hel boven de zalig-

f'

ïl

-ocr page 137-

Evangelie op Talmzondag. 117 heid verkiezen, en dp duisternis boveri het licht ? Laat ons den Heer bidden, dat Hij zoodanige verblindheid en verkeerdheid van ons keere; laat ons bidden, dat wij het beste deel mogen verkiezen; het leven onzer zielen (Jesus Chkistus) en niet den vorst der duisternis. Pilatus intusschen liet Jesus nog geeselen, om zoodoende het volk tot medelijden te bewegen; doch hij vorderde niet met de zaak en gaf Jesus, den Koning der glorie over, om gekruisigd te worden. De Heer verdroeg al deze verguizingen. Hij stortte zijn bloed vrijwillig, om onze vuile zonden daarmede aftewasschen.

// De krijgsknechten van den landvoogd, zegt n het Evangelie verder, namen Jems in het //regchuis, en vergaderden de gansche bende // om hem. En hem ontkleed hebbende, hin-n gen zij hem eenen purperen mantel om. En u eene kroon van doornen vlechtende, stelden u zij die op zijn hoofd en eenen rietstok in // zijne regterhand. Eu voor hem nederknie-//lende / bespotten zij hem, zeggende : wees //gegroet. Koning der Joden. En hem be-// spuwende, namen zij den rietstok en sloe-// gen hem op zijn hoofd. quot;

Het was dus aan deze booze menschen niet genoeg Jestts gegeeseld te zien, zij deden Hem daarbij nog vele smaadheden aan en zetteden Hem eene doornen kroon op, zoodat het bloed van alle zijden uit zijn goddelijk hoofd vloeide. Zij trokken Hem zijn

-ocr page 138-

US Timngelie op Pah-Jtondai.

kleed uit, hingen Hem eenen purperen mantel om, gaven Hem eenen rietstok, die voor schepter moest dienen, in zijne hand, en be-spotteden Hem dus als een guichelkoning ! O menschen ! bedenkt toch welken smaad en hoon Jestts , om uwer zonden wil, heeft willen verdragen i Dit leed de Heer, omdat gij niet zoudt bespot worden door de duivels in de hel; omdat Hij u van de verdoemenis, welke gij verdiend hadt, zoude verlossen, en tot het eeuwige leven brengen. Leert hier allen tegenspoed geduldig verdragen. Jesüs leed onschuldig, en gij lijdt dikwijls door uwe eigene schuld. Vv'eest dan aan de Kerk en aan de dienaars van het Evangelie gehoorzaam; dankt den Heer voor zijne barmhartigheid, en tracht Hem in zijne lijdzaamheid na te volgen; opdat gij eenmaal in de eeuwige zaligheid moogt ingaan.

gt;- O O

// En nadat zij hem bespot hadden, trokken // zij hem den mantel weder uit, deden hem // zijne kleederen aan, en leidden hem henen n om te kruisigen. Uitgaande, vonden zij eenen // man van Gyrene, genaamd Simon, welken zij I/ dwongen om zijn kruis te dragen. En geko-// men zijnde ter plaatse, genaamd Golgotha u (of Kalvaritinberg) dat is : de plaats der // doodshoofden, zoo gaven zij hem wijn te drin-// ken, met galle gemengd. En als hij het ge-u proefd had, wilde hij het niet drinken.quot;

He boosheid dezer menschen steeg ten top; want. na deze smarten en kwellingen, voerden

-ocr page 139-

Evangelie op Palmzondag. 119 zij Jesus heen om gekruisigd te worden. Zij gaven Hem wijn met galle. te drinken, ten einde zijne zinnen daardoor te bedwelmen; doch de Heer, dezen drank geproefd hebbende , weigerde dien : alzoo Hij met de volle bewustheid zijner zinnen wilde lijden. O denkt het eens na, wat Jesus nog al had te verduren, eer Hij aan den berg van Kalvarie gekomen was ; harde slagen, nieuwe bespottingen en den last van het zware kruishout, dat men gedeeltelijk Simon van Cyrene oplegde. Wij zullen derhalve ons zeiven leeren verzaken, ons kruis op ons nemen en Jesus navolgen.

Op den halvariëbcrg gekomen, trokken zij Jesus de kleederen uit, legde;! Hem op het kruishout, en spijkerden zijne gezegende handen aan den dwarsbalk, en zijne voeten bij eikanderen aan den voet des kruises. Daarna werd het kruis opgerigt, en zoo moest de Fleer daar hangen tusschen twee moordenaren. T.Tsselijko pijnen en vreeselijke smarten moest Hij verduren! Grievende smarten moest de Heer voor zondaren verdragen, en dit deed Hij vrijwillig; vrijwillig stierf Hij den pijnlijksten, den vree-selijjisten dood. Toen Jesus aan het kruis hing, lasterde men hem nog : // Anderen heeft quot; 11 li geholpen, zeiden zij, en zich zeiven kan n Hij niet verlossen. Laat ons met den goeden moordenaar .zeggen ; Heer, gedenk onzer, wees ons genadig en spaar ons; opdat wij de liefelijke stem mogen hooren ; gij zult met mij in het Paradijs zijn.

u En daar kwam duisternis over de gansche n aarde, van de zesde tot de negende uur toe.

-ocr page 140-

120 Erangelie op Palmzondag, n En omtrent de negende uur riep Jesus met // luider stemme ; Eli, Eli, laruma Sabathani ! u dit is ; mijn God , mijn God , waarom hebt // Gij mij verlaten? En sommigen die daar // stonden, dit hoorende zeiden : Hij roept // Elias. En terstond liep er eeu van hun eene // spons halen en die met edik vullen, en die // op een rictstok gestoken hebbende, gaf hem // te drinken. En de anderen zeiden : wacht, // laat ons zien, of Elias hem zal komen ver-// lossen; doch Jesus wederom roepende met // luider stem, gaf den geest.quot;

Daar hing de Godmensch, verlaten van zijne Apostelen; zijne beminde Moeder en Joannes stonden niet ver van daar in groote bedruktheid, volgens de voorzegging van den ouden Simeon, die gezegd had, dat het zwaard der rouw haar moederhart zoude doorboren. Doch Jeeus menschlievendheid blonk boven alles uit; vooral toen Hij in zijn smartvol lijden, bij al dat pijnlijk gevoel, nog voor zijne moordenaren en vijanden bad, zeggende : Vader! vergeef het hun, want zij weten met wat zij doen. Hier hebben wij weder een voorbeeld, hoe wij ons jegens onze vijanden te gedragen hebben. Wij zullen alle menschen liefhebben en goed doen, zoo veel in ons vermogen is. Dan zullen wij onzen hemelschen Vader gelijken, die zijne zon laat opgaan over boozen en goeden, en die het over regtvaardigen en' onregtvaardigen laat regenen.

Yan de zesde tot de negende uur, dat is van twaalf tot drie uren, ontstond er eens

-ocr page 141-

Evangelie op Palmzondag. 121 duisternis, de aarde beefde, de steenrotsen scheurden.

// De graven gingen open, en vele ligchamen // der Heiligen die ontslapen waren, zijn op-u gestaan. En uit de graven gaande, na zijne // verrijzenis, kwamen zij in de heilige stad en // verschenen aan vele menschen. En de Hoofd-// man, en die daar met hem waren om Jesus // te bewaren, ziende de aardbeving en hetgene //daar geschiedde, werden zeer bevreesd, en // zeiden : waarlijk, deze was Gods Zoon. quot;

Laat ons er bijvoegen : ja waarlijk, deze is Gods Zoon; de regter der wereld, de reg-vaardige regter, die eenmaal alle menschen zal oordeelen; die onze harten kent en onze nieren proeft. Mogten wij daarom rein van hart en handen zijn! Laat ons den lieer te voet vallen en Hem om genade smeeken, dan zal ons die ook gewisselijk verleend worden. Trachten wij voor zijne eer te leven, terwijl wij gedurig zijn bitter lijden en dood overdenken, en bidden in het navolgende

GEBED.

O goedertieren Heer .Testis Christus, die tot zulk eenen grooten en dierbaren prijs onze schulden betaald en daarvoor geboet hebt: wij bidden TJ, dat Gij ons wilt beschermen tegen alle listen en lagen des boozen vijands. Geef dat wij ons verdriet en onze kruisen gewillig op ons nemen en, gelijk Gij, gewillig mogen dragen; opdat wij eenmaal glorierijk mogen verrijzen. Amen.

6

-ocr page 142-

OP HET HOOGFEEST VAN PASCHEN,

OF

VAN DE VERRIJZENIS DES HEEREN.

Evangelie Makcus XVI. 1-7.

// En als de Sabbathdag voorbij was, hebben // Maria Magdalena en Maria, de Moeder van // Jacobus en Salome, welriekende kruiden ge-v kocht om Jesus te komen zalven. En zeer tt vroeg, op den eersten dag der week, kwamen // zij tot het graf, als de zon nu was opgegaan.quot;

Nadat nu onze Zaligmaker Jasus Christus den allerbittersten en smadelijksten dood voor ons zondige menschen gestorven was, en met alle geduld en lijdzaamheid den duivel en dood overwonnen had, is zijne ziel nedergedaald ter helle, gelijk wij lezen in de apostolische Geloofsbelijdenis. Dit ter helle dalen wordt verstaan ; nedergedaald in het voorburgt ter helle, waaruit Hij de vrome Voorvaders verloste en hen in het Paradijs stelde. Zijn iigchaam intusschen, dat in eeu nieuw graf ur; eene steenrots gehouwen, besloten was, verrees glorierijk van den dood; zoo als door de Profeten voorzegd was : ten derden dage zal Hij verrijzen. De Zaligmaker zelf had dit ook aan zijne Apostelen voorspeld.

In dien tijde, als de Sabhatl voorbij was, kochten Maeia Magdalena., Maria de Moeder van Jacobus en Salome, welriekende krui-

-ocr page 143-

Op het Boog/eest van PascJten. 133 den, om daarmede liet ligchaam des ïïeeren te zalven. Daardoor wilden zij toonen, hoe zij Jesus opregtelijk lief hadden en Hem ook nu nog na zijnen dood alle achting toedroegen; wegens het goede dat de Heer haar in zijn leven gedaan had : door haar den waren weg des hemels aantewijzen, door zijne verhevene rede-nen, zijn stichtend voorbeeld en zijne goddelijke wonderen Deze vrouwen dan, de specerijen en zalven gekocht, en allen toestel gemaakt hebbende, begaven zich, op den eersten dag der week, dat is des zondags, des morgens zeer vroeg . naar het graf van Jesus.

Waarlijk, navolgenswaardige voorbeelden voor Christenen ! Op deze wijze zullen wij met allen vlijt, de arme ledematen van Christus met aalmoezen zalven : de hongerige spijzen , de dorstigen te drinken geven en de naakten kleeden. Want de Heer heeft gezegd: al wat gij aan den minden mijner broeders gedaan helt in mijnen naam, dat hebt gij aan mij gedaan. Ook zullen wij het goede, dat anderen aan ons gedaan hebben, niet vergeten en hetzelve trachten te vergelden. Tevens wordt ons hier geleerd 's morgens vroeg op te staan, om den Heer vurig te bidden, dat hij onze misdaden vergeve; welke gebeden dan door de Engelen als een zoet reukolier voor den troon des Almagtigen gedragen worden, en zoo zul-len wij genade ontvangen. Daarenboven is de morgenstond de allerbekwaamste tijd om te bidden; de mensch is alsdan door den slaap verkwikt, en men heeft minder afleiding dan verder op den dag. Schande en zonde zoude het ook zijn, dezen kostelijken tijd te versla-

-ocr page 144-

124 Evangelie op het

pen en den kostelijksten tijd, die nimmer terug

keert, voorbij te laten gaan.

// En zij zeiden tot eikanderen : wie zal ons // den steen van den ingang des grafs wentelen ? u Manc omziende, zagen zij, dat de steen afge-// wenteld was : want hij was zeer groot. En // in het graf gaande, zagen zij eenen jongeling // ter regter zijde zitten, gekleed met een blin-// kend en lang kleed; en zij werden vervaard. n Maar hij zeide tot haar : verschrikt niet. Gij // zoekt Jesus van Nazareth, die gekruist is : ff hij is verrezen; hij is hier niet ; zie daar // de plaats, daar zij hem gelegd hebben. Doch // gaat henen, zegt aan zijne leerlingen en aan // Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galileë : u daar zult gij Hem zien gfelijk Hij u gezegd ti heeft.quot;

De joodsche Eaad had, met toestemming van Pilatus, den steen van het graf doen verzegelen, en hetzelve met eene wacht van soldaten doen bezetten; uit vrees, dat de leerlingen van Jesijs Hem heimelijk mogten wegnemen en zeggen, dat Hij verrezen was. Maar hoe ijdel zijn de plannen der menschen! De genoemde vrouwen van de verzegeling noch van de wacht wetende, waren zeer bekommerd, hoe zij den steen van het graf zouden afwentelen. Doch een Engel, die uit den hemel gedaald was, had reeds den steen afgewenteld en de wacht eenen doodelijken schrik aangejaagd, zoodat zij de vlugt genomen hadden. De vrou-

-ocr page 145-

Hoogfeest van Taschen. 125 wen konden dus in liet graf zien, en zich van de waarheid der verrijzenis van Jesus overtuigen.

Zij traden dan binnen hetzelve, en verschrikten niet weinig toen zi;; eenen Engel zagen, in de gedaante eens jongelings en in sneeuwwitte kleederen. De engel troostte haar met te zeggen : verschikt, niet. Gij zoekt Jesus van Nazareth , die gekruist is : Hij is verrezen , hij is hier niet; zie daar de plaats, daar zij hem gelegd hehhen. Alsof hij wilde zeggen : ik weet, dat eene groote liefde u hier henen gevoerd heeft, om het dierbaar ligchaam van Jesus niet balseming en rouwbeklag te eeren; doch weest gerust, stilt uwe klagten en tranen, Hij is van den dood verrezen, maar is hier niet, gelijk gij zien kunt. Doch deze mare wordt niet alleen aan u verkondigd, maar aan zijne leerlingen, maar bijzonderlijk aan Petiuis. Gij zult Hem zeiven te Galileë zien, waarheen Hij u voorgaat.

Jesus verrees dan den derden dage met een glorierijk ligchaam van den dooden, gelijk wij ook eenmaal zullen verrijzen, indien wij hier zijne getrouwe volgelingen eu aanhangers zijn. Hij zal ons zijner oneindige verdiensten en zijner verrijzenis deelachtig maken, indien wij zulks van harte begeeren. Maar de boozen en kwaaddoeneis, die in de ongenade sterven, zullen opstaan tot hun verderf, om te gaan in de eeuwige pijnen; zij zullen opstaan met een grof, traag en stinkend ligchaam. Laat ons dan alles in het werk stellen, om van God genade te ontvangen, om te mogen komen in het rijk der hemelen, waar Jesus ons is voor'

-ocr page 146-

126 Evangelie op het

gegaan en voor zijnen aanhangers plaats bereid heeft. Gedragen wij ons zoo, dat wij met Job kunnen zeggen : // Ik weet, dat mijn Verlosser leeft, en in den jong sten ómij zal i/c uit de aarde opstaan; ik zal wederom met mijn vel hehleed worden, en in mjn vleesclt zal ik mijnen God zien.quot; Dan zullen wij te regt met den Heer het Paaschlam eten, en daarom, zoo lang wij hier in het ligchaam zijn, zijn wij in de vasten, en het eeuwige Paaschlam zal nakomen. De zaligen intusschen zullen onderscheiden zijn : zij zullen den een den anderen in zaligheid te boven gaan; maar elk zal met zijn deel tevreden zijn en zich verblijden; zij zullen zijn : als de sterren des uitspansels, die ook niet even klaar eu helder zijn.

Leeren wij nog uit de verrijzenis des Zaligmakers, hoe wij geestelijker wijze zullen verrijzen : Christus is verrezen des morgens vroeg; zoo moeten wij ons vroeg bekeeren.— Christus is opgestaan uit het graf en nooit tot hetzelve wedergekeerd; wij moeten opstaan uit het graf der zonden en nooit tot hetzelve terugkeeren. — Christus is waarlijk verrezen en heeft zijne verrijzenis door overtuigende blijken bevestigd; wij moeten onze bekeering uit onze daden en werken toonen — de dingen zoeken, die daar loven zijn. (1) Dan zullen wij, dus verrezen zijnde, met Chkisïus leven in de eeuwigheid. Alles noodigt ons, bijzonder in dit jaargetijde uit, om ons te vernieuwen en den Fleer te loven : de velden worden bekleed met groene kruiden, de

(}) Coll. in ; i,

-ocr page 147-

Hoogfeest van Paschen. 137

hoven met welriekende bloemen; de boomen beginnen op nieuw uit te botten, en de vogelen zingen hunne lofzangen; liet gansche aardrijk is verheugd. Vernieuwen wij ons dan in den Heer; verblijden wij ons dan in de verrijzenis onzes Zaligmakers, en zingen wij Hem blijde Alleluja's. Zoo zullen wij, ons leven dus vernieuwende, zalig sterven, glorierijk verrijzen, en in het gezelschap der heilige Engelen en vrienden Gods, in de eeuwigheid eeue zaligheid genieten, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft, noch ooit in 's men-schen gedachte is opgekomen. Dit verleene ons de barmhartige Vader, in zijnen lieven Zoon Jesüs Chkistüs onzen Heer, die met Hem en den heiligen Geest, in eeuwigheid leeft en regeert.

GEBED.

Almogende God, die in het verbreken van de banden des doods, uw ligchaam verheerlijkt hebt. en met groote glorie van den dooden verrezen zijt : wij bidden en smeeken U, wil ons vergunnen , door deze zegepralende verrijzenis, dat wij van de zonden en van den dood der ziel mogen opstaan, en in deugden en een vernieuwd leven mogen wandelen in dit leven, en dat wij hiernamaals glorierijk mogen verrijzen. Amen.

-ocr page 148-

OP DEN Squot;'quot; FEESTDAG VAN PASCHEN.

Evangelie, Lucas XXIV. 13 - 35.

// In dien tijde, op denzelfden dag, gin-// gen twee leerlingen van Jes7is naar een // dorp, hetwelk zestig statiën van Jeruzalem u lag; met name Emmaüs. En zij spraken n met elkander van alle dingen, die daar // geschied waren.quot;

Deze twee leerlingen buiten naar 'Emmaüs wandelende, spraken op den weg van Jïïsus lijden; dit was op denzelfden dag dat Jesus van den dood verrezen was. Hier vinden wij een voorbeeld, dat alle aanprijzingen waardig is, en door elk vroom Christen moet behartigd worden. Wat is toch betamelijker en troostrijker, dan de overdenking van Gods liefde in het verlossen van zondaren! Wat kan meer genoegen geven dan een Christelijk denken en handelen. Maar, helaas! de gesprekken loopen gewoonlijk over geheel andere onderwerpen, die nietig, beuzelachtig, en ze-debedervend zijn; ja zelfs zijn het dikwijls zedelooze en goddelooze redeneringen, door-mengd met ijdel en ligtvaardig vloeken., Dadr is God niet met zijne genade, maar wel daar, waar twee of drie in zijnen naam vergaderd zijn; daar is Hij in hun midden, gelijk het aan deze twee leerlingen gebeurde.

v En het gebeurde, terwijl zij zamen spra-v ken en onderhandelden, dat Jems zelf daar

-ocr page 149-

Op den tweeden feestdag van Paschen. 129 // kwam en met hen ging. Maar hunne oogen // werden gehouden, zoadat zij hem niet ken-// den. Eu hij zeide hun ; wat zijn het voor .// redenen, die gij al wandelende met elkander // verhandelt en zijt zoo treurig? En de een, ;/ wiens naam was Cleop't.as, antwoordde hem, // zeggende : zijt gij alleen vreemdeling in // Jeruzalem, en weet gij niet, wrat daar dezer //dagen geschied is? Wat dan? zeide hij. Zij // zeiden : van Jesus van Nazareth, die een // groot Profeet was, magtig in werken en // woorden, voor God en voor a! het volk; en v hoe hem de Opperpriesters en onze Oversten // ter vonnis des doods overgeleverd en gekrui-// sigd hebben. Maar wij hoopten, dat hij het // was, die Israël zoude verlossen : en nu na n dit alles is het heden reeds de derde dag, n dat deze dingen geschied zijn. quot;

De Heer Jesus hield zich alsof Hij nergens van wist, en zij herkenden Hem niet. Toen de leerlingen de zwakheid van hun geloof, omtrent de verlossing, en den twijfel aan de verrijzenis , benevens hunne kleinmoedigheid te kennen hadden gegeven :

// Toen zeide Hij hun : o gij dwazen, en u traag van harte om te gelooven aan al wat // de Profeten gesproken hebben! moest de // Christus deze dingen niet lijden, en alzoo // in zijne heerlijkheid ingaan? Eu beginnende // van Moizes en al de Profeten , legde Hij

6*

-ocr page 150-

130 Evangelie op den

u hun uit, hetgene er van Hem stond in alle // schriften.quot;

Wij zullen dan, omzaligte worden, den Heer Jesüs moeten navolgen op den weg des kruises en des lijdens, door boetedoening en geduldigheid. Wij moeten ons uiterste best doen, om onze kwade neigingen te overwinnen en deugdelijk te leven; want het rijk der hemelen lijdt geweld eu de geweldigen nemen hetzelve in. Gewillig arbeiden en lijden, ziedaar de taak, die ons hier opgelegd is — na lijden komt verblijden, en op den arbeid volgt de rust en het loon. Het lijden is den mensch nuttig; want daardoor worden zijne gedachten opwaarts getrokken tot God naar boven, waar het ware leven is. Danken wij God, wanneer Hij ons kruis en lijden zendt; Hij is toch de goede, de beste en alwijze Vader, die best weet wat wij, zijne kinderen, van noode hebben. Wij kunnen ons ook hiermede troosten en denken : heeft Christus, als het hoofd zijnde, geleden, dan is het ook billijk dat wij, als zijne ledematen lijden; en hebben wij met Hem geleden en gestreden, dan zullen wij ook met Hem opstaan en overwinnen.

7/ En als zij bij liet dorp kwamen, daar zij n henen gingen, geliet Hij zich als of Hij ver-// der wilde reizen. Maar zij dwongen Hem, //zeggende ; blijf bij ons. want het wordt // avond, en de dag is reeds aan het afgaan. // En Hij ging met hen binnen. quot;

Zoo schijnt het somtijds, als of de Heer de

-ocr page 151-

tioeeden f eeddag van Paschen. 131 zijnen zoude willen voorbijgaan; maar dan moeten wij in de tegensjjoeden of sterke bekoringen handelen gelijk deze twee leerlingen: Jesus bidden, dat Hij met zijne genade bij ons blijve : lieer, hl'jf hij ons, want het wordt avond. Dan zal ons de barmhartige en sjoeder-tierene Heer niet verlaten, maar tot ons inkomen en bij ons blijven, ons door zijnen heiligen Geest vertroosten en bemoedigen.

// Als Hij nu met hen aan tafel was, zoo u nam Hij het brood, zegende het, en hetzelve // gebroken hebbende, gaf het hun. En hunne // oogen weiden geopend, en zij erkenden Hem , // en Hij verdween uit hunne oogen. quot;

Leeren wij hieruit, hoe goed het is vreemdelingen te herbergen, en zulk eene deugd zal nimmer onbeloond blijven ; op de aarde zullen wij door God gezegend worden, en in den dag des oordeels de woorden van Chbistus hooren : komt, g'j gezegenden mijns Vaders, bezit het rijk, dat voor u hereid is; want ik ben een vreemdeling geweest, en gij hebt mij geherbergd, of zulke herbergzaamheid aan mijne broederen op aarde bewezen.

// Toen spraken zij tot elkander : was ons // hart niet brandende in ons, terwijl Hij sprak // op den weg, en ons de Schrifturen opende? n En opstaande terzelfder uur, keerden zij // weder naar Jeruzalem, en vonden de elven // en degenen, die met hen waren, te zamen // vergaderd, welke zeiden, dat de Heer waar-

-ocr page 152-

132 Op den tioeeden feestdag, enz.

n lijk verrezen en aan Simon verschenen quot;vras. // En zij vertelden ook, wat er op den weg // gebeurd was, en hoe zij hem gekend hadden // in het breken des broods. quot;

Nademaal dan , dat onze Zaligmaker Jesus Chuistus, waarachtig van den dood verrezen is, ten derden dage, en dat Hij, door zijn lijden en zijnen dood, al onze vijanden overwinnen heeft, zoo mogen wij ons regt hartelijk verblijden op dit hooge Feest van Paschen;. Hem lovende en dankende voor zijne onuitsprekelijke liefde en barmhartigheid, die Hij daardoor aan ons zondaren bewezen heeft, vastelijk geloovende, dat wij, ten jougsten dage, zullen verrijzen en door zijne verdiensten met hem heerschen in het rijk van vreugde en blijdschap. Dit vergunne ons de Heer Jisscs Christus.

gebed.

Wij bidden U, Heer Jesus Chuistus, geef ons een ongeveinsd gemoed, eenen ijver in het doen van goede werken, geduld in het lijden, en troost in allen nood en bezwaren. Dat wij niet alleen uw woord gaarne hooren en overleggen in onze harten, maar ook zoeken daarnaar te handelen, en ü op die wize gaarne herbergen; dan zullen wij U te regt kennen, en ons eenmaal met de heiligen verheugen. Amen.

-ocr page 153-

OP DEN 1'quot;quot;. ZONDAG NA PASCHEN.

Evangelie, Joannes XX : 19 - .31

n In dien tijde, als het nu avond was op dien zelfden dag, zijnde de eerste da» der week, en dat de deuren gesloten waren, daar de leerlingen waren vergaderd, uit vreeze der Joden, kwam Jesus in het midden staan en zeide hun : vrede zij ulieden. En als hij dit gezegd had, toonde hij hun zijne handen en zijne zijde. De leerlingen dan waren verblijd, dat zij den Heer zagen. Hij zeide hun nog eens : vrede zij ulieden. Gelijk de Vader mij gezonden heeft, alzoo zend ik u ook. Dit gezegd hebbende, blies hij op hen en zeide : ontvangt den heiligen Geest. Welker zonden gij vergeeft, dien worden zij vergeven, en welker zonden gij houdt, dien zijn zij gehouden.quot;

Op Paaschzondag, des avonds, vertoonde zich Jesus aan zijne leerlingen. Zij zaten met gesloten deuren, uit vreeze voor de Joden, en op het onverwachts trad Jesus binnen, hen met zijnen gewonen groet begroetende : vrede zij ulieden. Eene groeting, die waarlijk de schoonste is van allen; want wat gaat boven vrede? Daarom zegt Salomon in zijne spreuken : eene drooge bete met ruste, is beter dan een huis vol goud met twist en gekijf. Waar vrede is, daar is God; maar waar onvrede is.

-ocr page 154-

134 Evangelie op den eersten Zondag daar is de booze geest. Wat is er verdrietiger dan in onvrede te leven, en wat is aangenamer en God beliagelijker dan vreedzaamheid? Wilt gij den vrede bewaren, in vrede leven, bewaar dan uwe tong van liet kwaadspreken. — Hoort, ziet, en zwijgt, dan zult gij uwen eventnenscli voor u genegen maken en hem voor u innemen. Houdt dan vrede met God, en gij zult nogmaals het rijk des vredes beërven. Nadat Jksus dan zijne leerlingen gegroet had, en deze zich niet konden overtuigen, toonde Hij hun zijne lidteekenen, welke Hij bij de kruisiging ontvangen had; opdat zij niet zouden twijfelen aan zijne verrijzenis van den dood, welke Hij hun te voren voorspeld had. De leerlingen dit ziende, verblijdden en verheugden zich; daar hun eenigste schat, in welken zij hoopten en die zij verloren meea-den te zijn, wedergevonden was.

Jjssüs was bij ben gekomen, toen de deuren gesloten waren; dit bewijst ons vooreerst de verrijzenis van den dood : en ten tweede, dat Jesüs ligchaam zoodanig verheerlijkt was, dat het door geene gesloten deuren weerhouden konde worden. Dit wijst ons op de zoete hoop , die wij Christenen hebben, dat ook onze lig -chamen, bij'de verrijzenis ten jongsten dage , die verheeriijkte eigenschappen zullen hebben , indien wij den ouden mensch, dat is de zonde, afleggen, en den nieuwen mensch, de Christelijke deugden, aannemen, in ware geregtig-heid en heiligheid wandelen, al de dagen on-zes levens.

Gr.lijlc de Vader mj gezonden heeft, alzoo zend ik u ook} zeide hun .Tesiis, om het

-ocr page 155-

na Pasehen. 135

Evangelie aan alle volken te verkondigen, hen te stichten eu te troosten; en terwijl Hij op hen blies, zeide Hij : ontvangt den heiligen Geest. Daarbij kregen zij magt om de zonden te vergeven of te behouden. Deze magt is overgegaan op hunne opvolgers, die nog heden in den naam van Jesus, dsn rouw-hebbenden biechteling de zonden vergeven, waarom men dan ook de zonden opregtelijk en demoedig moet biechten, ten einde vergeving te erlangen.

// Maar Thomas, een van de twaalven, //genaamd Didijmus, was niet bij hen, toen // Jesus er kwam. De ai.dere leerlingen zeiden // hem dan ; wij hebben den Heer gezien. n Maar hij antwoordde hun : tenzij ik in //zijne handen de gaten der nagelen zie, en // mijnen vinger steke in de plaats der na-//gelen, en mijne hand in zijne zijde, ik zal // het niet gelooven. En acht dagen daarna, // als zijne leerlingen wederom binnen waren, // en Thomas met hen, kwam Jesus met ge-// sleten deuren, stond in het midden en // zeids : vrede zij ulieden. Daarop zeide hij // tot Thomas ; steek uwen vinger hier in // en bezie mijne handen, en breng uwe hand // hierbij en steek ze in mijne zijde : en wees // niet ongeloovig. Thomas antwoordde en zeide //hem ; mijn Heer, en mijn God! Jesus u zeide hem : omdat gij mij gezien hebt, // Thomas, hebt gij geloofd; zalig zijn zij, //die niot gezien, en echter geloofd hebben.

-ocr page 156-

13fi Op den eerden Zondag na VascJien.

n Jems heeft nog vele andere teckeuen, in // liet bijzijn zijner leerlingen gedaan, welke // in dit boek niet geschreven zijn. Maar deze // zijn geschreven, opdat gij gelooven zoudt, n dat Jems Christus de Zoon Gods is; en // opdat gij, geloovende, het leven zoudt heb-// ben in zijnen naam.quot;

Hier hebt gij gehoord, hoe Thomas eerst ongeloovig was, en op de getuigenis der anderen niet gelooven wilde. Welke eene heilzame les ligt in dit Evangelie opgesloten! Niet alleen zullen de leeraars met liefde en vlijt zorgen, dat de zondaren, de afgedwaal-den, weder op het pad geleid worden; maar ook zullen de Christenen hieruit leeren, om de herders door hunne gebeden te ondersteunen, dat hunne leer en vermaningen bij de zondaren ingang mogen vinden. Zij zullen voorts de toevlugt nemen tot de wonden van Jesus, die van alles genezen kunnen. Toen Thomas de wondea van Jesus betast en beschouwd had, riep hij : mijn lieer en mijn God! en kreeg ten antwoord : zalig zijt gij, omdat gij mij gezien hebt; maar ook zalig zijn zij, die mij niet gezien en nogfaus zvMen geloofd hebben. Zeg dus niet alleen met den mond; mijn Heer en mijn God! maar toon ook uw geloof in God uit uwe werken; hebt Hem boven alles lief, vreest en eerbiedigt Hem; dient Hem in naarstigheid en ootmoedigheid, al de dagen uws levens; dan zult gij door God gezegend worden, en stervende gerust kunnen zeggen : wij hebben den goeden strijd

-ocr page 157-

Op den tweeden Zondag na Pcuschen. 137 gestreden, wij hebben het geloof behouden, en daarvoov is ons weggelegd eene onverwel-kelijkeen onvergankelijke kroon in eeuwigheid.

Ja, opstaan, opstaan zal ons stof;

Zingt Jesus naam, zingt Jesus lof;

Zijn naam Mijft onvolprezen !

GEBED.

Jesus Christus, die den H. Thomas van zijne dwaling hebt terug geroepen en bekeerd : geef dat wij met hem mogen belijden, dat Gij onze Verlosser zijt. Wij roepen tot U, ontferm T1 onzer, en door uwe heilige wonden, maak ons zalig. Amen.

OP DEN 3quot;'quot; ZONDAG NA PASGHEN.

Evangelie, Joannes X : 11-16.

n In dien tijde zeide Jesus : Ik ben de u goede Herder ; de goede Herder geeft zijn // leven voor zijne schapen. Maar een huurling , u en die geen herder is, wien de schapen niet u eigen zijn, ziet den wolf komen, en hij ver-// laat de schapen en vlugt weg, en de wolf n rooft en verstrooit de schapen. De huurling n vlugt, omdat hij een huurling is en dat hij // zich de schapen niet aantrekt. Ik ben de // go^de Herder, en ik ken mijne schapen, en

-ocr page 158-

138 Evangelie op den tweeden Zondag // de mijnen kennen mij^ gelijk de Vader mij // kent, en ik den Vader ken. En ik stel tt mijn leven voor mijne schapen.quot;

In dit Evangelie noemt zich de Heer een goede Herder, die zijne schapen lief heeft, en nacht en dag voor hen zorg draagt. De schapen im zijn de uitverkorenen, welke .^ijne leer volgen; en door den wolf wordt de duivel bedoeld, die hen van de kudde, dat is van die leer, zoekt af te trekken. Zalig zijn zij, die onder de schapen van Christus geteld worden; want Hij is de goede Herder, die zijn leven voor zijne schapen stelt, In den dag des oordeels zullen zij atin de regterhand van Christus gesteld worden, eu die liefelijke woorden liooren : komt, gij gezegenden mijns Vaders. Terwijl de bokken, dat zijn de zondaren, aan zijne linkerhand zullen staan, en deze donderende stem in hunne ooren zal klinken : gaat van mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur!

Troostrijk is het voor ons zondaren, dat Jesus zich noemt de goede Herder; zoodat wij mogen gelooven, dat Hij voor ons zorgt, ons zal beschermen en bewaren, indien wij naar zijne leer zoeken te'leven en Hem belijden. Hij gaf zijn leven voor zijne schapen toen Hij op aarde was, wat zal Hij voor ons niet doen, nu hij verheerlijkt zit aan de regterhand der Majesteit in de hoogste hemelen! En al komle eene moeder haren zuigeling vergeten, zegt Hij elders, nog zal ik u niet vergeten. De haren onzes hoofds zijn alle geteld, sn niets kan ons overkomen buiten Gods wijze toelating. Ir God met ons, wie zal dan tegen ons zijn!

-ocr page 159-

T

na Paschen. 139

De liefde Gods tot de uitverkorenen is zoo groot, dat ze niet begrepen of uitgesproken kan worden, ja, de Engelen zijn begeerig dit geheim van Gods liefde-wonder in te zien.

Hij spijst zijne schapen ligchamelijk en geestelijk, met zijn ligchaam en bloed, in het heilig Sakrament. Andere herders hebben het voordeel van de schapen, daar zij door dezelve gekleed en gevoed worden ; maar Christus heeft drie en dertig jaren de verloren schapen gezocht en heeft ze met zijn bloed gekocht.

Doen wij dan ons best, om dezen goeden Herder aan te hangen, en wachten wij ons van zonden, waardoor wij ons zijne weldaden onwaardig maken. Wandelen vrij gelijk het aan de schapen van Chbisti s past en betaamt.

Verlaten wij zijne schaapskooi niet, alwaar wij overvloedig te weiden hebben onder de schaduw zijner vleugelen.

Een huurling, een valsch leeraar en predi- j|f

kant, stelt zijn leven niet voor de schapen ,

gelijk Jttdas, Dat an. Choke, Abieon en andere. Zij doen alles om vuil gewin en bekommeren zich niet om de schapen, wanneer zij daarbij niet hun belang vinden; wanneer het hunne eerzucht niet kan kittelen of aan hunne gierigheid voedsel geven. De schapen ,

door zulke trouwlooze herders geweid wordende, zijn ongelukkig; de wolf grijpt en verstrooit hen; te weten door gebrek aan goede leering en onderwijzing, worden zij verleid,

komen van den weg af en raken aan het dwalen.

Jesus is dan de goede Herder; Hij kent zijne schapen en zijne schapen kennen Hem=

-ocr page 160-

140 Op den tweeden Zondag na Paschen. Vragen wij ons nu af, of wij die schapen zijn, die onzen Opperherder kennen? Vraagt u zei ven dan af ; of gij die eigenschappen bezit, welke zijne schapen moeten hebben? Of gij naar zijne leer eu naar zijn voorbeeld zoekt te leven, en Hem voor al die weldaden, welke gjj dagelijks ontvangt, dankbaar zijt ? Hoort gij naar zijne stem en volgt gij de vermaningen, welke gij op Zon- en Feestdagen in de kerk hoort? Wat zal het u baten onder zijne schapen gerekend te worden, indien gij geene liefde, zachtmoedigheid, geduldigheid, matigheid en zuiverheid uitoefent ?

De Heer Jesus herhaalt in het Evangelie de woorden : Ik hen de goede Herder en verzekert dit alzoo ten tweedemaal; wij hebben dikwijls in de biecht herhaald, dat wij ons van die en die zonde zulieu wachten; doch telkens zijn wij tot ons vorig kwaad wedergekeerd ; doen wij niet langer zoo. Blijven wij bij onze eenmaal gedane belofte en verzekering. Zijn wij getrouw in het houden van Gods geboden en van onze beloften, gelijk Jesus getrouw is, en Hij zal ons werk eenmaal rijkelijk vergelden. Hij zal ons doen ingaan in het rijk der Hemelen. Wij zullen met de Heiligen en Engelen Paradijzen doorwandelen en eene onuitsprekelijke vreugde genieten. Gezegend en geloofd is Hij, die ons door zijne verdiensten zulk eene zaligheid verworven heeft en ons dezelve deelachtig wil maken.

GEBED.

O goede Herder, die uw vleesch en bloed tot eene spijs en drank geeft voor uwe schapen:

-ocr page 161-

Op den derden Zondag na Paschen. 141 wij bidden U, wil ons onder uwe schapen tellen en aanschouw ons met oogen van barmhartigheid: opdat wij uwe zoete stem mogen hooren en dezelve volgen. Laat ons niet hoo-ren naar de verleidende wereld en naar de verkeerde ingevingen van onze booze lusten. Dat wij uwe woorden hooren en dezelve bewaren , dan zullen wij met vreugde dit levenspad bewandelen en ons eenmaal in den hemel verblijden.

OP DEN 3dequot;. ZONDAG NA PASCHEN.

Evangelie, Joannes XVI.: 1() - 32.

// In dien tijde zeide Jems aan zijne leer-// lingen : Nog een weinig tijds^ en gij zult u mij niet meer zien; en wederom een weinig // tijds, en gij zult mij zien; waut ik ga tot // den Vader. — Wat is dat, zeiden zij , dat u hij zegt ; een weinig tijds ? Wij verstaan // niet' wat hij zegt. quot;

Deze aandoenlijke aanspraak van Jesus deed Hij daags vóór zijn lijden. Gelijk meermalen, gaf Hij hun op eene bedekte wijze te kennen, dat Hij hen spoedig zoude verlaten, dat is : niet lang meer zigtbaar bij hen zoude blijven. Eerst voor een weinig tijds, gelijk ook gebeurde door zijn lijden; waarna Hij hen wederzag, en daarna zoude Hij tot zijnen Vader gaan. Veertig dagen na zijne verrijzenis van

-ocr page 162-

143 Evangelie op den derden Zondag den dood, bleef Hij oog bij hen, en ?oer toen voor hunne oogen ten hemel, gelijk Hij gezegd had : ilt ga iot den Vader. Hoe duidelijk dit Evangelie voor ons is, echter begrepen het zijne Leerlingen toenmaals niet, en vroegen daarom aan elkander : wat is dat. wat Rj zegt ?

Bedenken wij hier, dat wanneer God ons kruis en lijden toezendt, zulks maar voor eenen korten tijd is : een weinig tijds hier op aarde geleefd hebbende, zullen wij in den hemel God aanschouwen. De Heer zal de zijnen in den druk niet laten, en wanneer zij ook al in dit tranendal veel kruis en lijden moeten ondervinden, is zulks van korten duur : zeventig of tachtig jaren hier op deze wereld te leven, gebeurt slechts aan weinigen; en wat zijn dan nóg deze tachtig jaren in vergelijking van de eeuwigheid ?

u Jems dan wetende, dat zij hem wilden // vragen, zeide tot hen : gij onderzoekt onder // elkander, hetgene ik gezegd heb : nog een // weinig tijds en gij zult mij niet zien, en // wrederom een weinig tijds en gij zult mij zien. // Voorwaar, voorwaar, ik zeg n : gij zult schrei-// jeu en weenen, en de wereld zal blijde zijn; //doch gij zult bedroefd zijn, maar uwe droef-// heid zal in blijdschap veranderd worden. quot;

Nademaal wel alle menschen meer of min moeten lijden op deze wereld, is er evenwel dit onderscheid in, dat de goede menschen eerst verdriet hebben om der ondeugd wil,

-ocr page 163-

na Paschen. 143

maar hel verandert daarna in blijdschap; doch de kwade inenschen, die eerst vreugd hebben, hebben naderhand verdriet. De weg der deugd gaat over doornen en distelen; doch het einde daarvan is aangenaam. De weg der ondeugd daarentegen is wijd en breed, schijnt als met rozen bezaaid; doch wordt naauw en moerassig , zoo dat men daarop ellendig omkomt. Zoo leest men van den rijken man en Lazarus: de eerste leefde in alle pracht en wellust, de andere was arm, vol zweeren, waarvoor hij geene andere geneesmiddelen had dan dat de honden dezelve uitlekten; hij bad om de kruimelen, die van de tafel des rijkaards vielen. De rijke man stierf, en Lazarus stierf ook, en de rijke sloeg zijne oogen op in de ael; terwijl Lazarus door de Engelen in Abrahams schoot gedragen werd. De braven komen eindelijk tot het geluk. De tranen, die de brave stort, vallen niet in het stof, maar worden door de Engelen verzameld voor de eeuwigheid.

Als de leerlingen des Heeren nu niet verstonden, wat de Zaligmaker bedoelde, werd hun dit nader verklaard, en Hij gaf hun deze gelijkénis :

// Als eene vrouw baart, heeft zij droefheid, // omdat haar uur gekomen is; maar als zij // het kind gebaard heeft, gedenkt zij niet meer //aan de smart, wegens de blijdschap, dat er // een mensch geboren is. En gij hebt nu ook // wel droefheid, maar ik zal u wederom zien ; // en dan zal uw hart blijde zijn, en niemand // zal u uwe blijdschap ontnemen.quot;

-ocr page 164-

144 Op den derden Zondag na Paschen.

Jesus voorspelde hier aan zijne leerlingen groote droefheid : hetzij wegens zijn lijden , hetzij wegens de vervolgingen, welke zij te wachten hadden, gelijk het ook doorgaans allen vrome Christenen overkomt.

En deze gelijkenis leert ons, dat men niet terstond den moed moet laten zinken, wanneer ons iets tegenloopt; de Heer toch kent zijnen tijd en zal alles weimaken. De boomen staan des winters dor, zonder bladeren; maar als de leute aankomt, ziet men, dat zij wederom beginnen uittebotten en te bloeijen, en ten laatste heerlijke vruchten opleveren; zoo schijnen ook Gods lievelingen somtijds van God voor eenen tijd verlaten, wegens de rampspoed en droefheid, waarin zij zijn; doch de barmhartigheid Gods, hen ten laatste overschaduwende, worden zij wederom bemoedigd en getroost.

Integendeel, de boozen zullen na eene korte vreugde, in lijden en verdriet storten, gelijk wij in het Evangelie lezen van eenen anderen rijkaard, die zijne oude schuren wilde afbreken en dezelve grooter maken, om daarin zijne vn chten te verzamelen en goede sier te maken ; doch Gods Engel zeide hem : o, gij dwaze ! deze nacht zal uwe ziel van u weggenomen worden, en wat zal u stervende, al uw goed baten ? Wat baat ons toch het bezit van vele goederen.

Wat is 't daar gij op botnvt;

Gij kunt er nimmer spijs voor hoopen

Tot eeuwig onderhoud.

Laat ons dan wijsselijk handelen, de ondeugd schuwen, de aardsche dingen, die toch spoedig

-ocr page 165-

Op den vierden Zondag na Paschen. 145 vergaan, verachten en ons voor de eeuwigheid voorbereiden. Daarenboven, ontvlugten wij de vleeschelijke wellusten, jagen wij de hemelsche goederen na met al onze krachten, dan zal de dood ons niet verschrikken, dan zal hij voor ons welkom zijn, — hij zal voor ons een overgang zijn tot eene betere wereld, en ons doen aanlanden in de gewesten van rust en vrede, waar allo tranen zullen afgedroogd worden. Dit verleene ons de barmhartige Hoer Jesüs Christus. Amen.

GEBED.

Wil ons, o Heer, den zin ingeven , dat wij deze wereld aanmerken als eenen doortogt naar eene volmaakte en betere eeuwigheid. Laat ons wandelen als vreemdelingen op deze aarde , opdat wij onze zielen aan de aardsche dingen niet hechten, maar dat onze wandel en gedachten steeds daarboven zijn. Amen.

OP DEN 4leu ZONDAG XA PASCH EN.

Evangelie, Joax^es XVI. 5.-14.

// In dien tijde zeide Jems aan zijne leer-tr lingen : Nu ga ik weg tot dengenen, die // mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt v mij eens ; waar gaat gij henen ? Maar de u droefheid heeft uw hart vervuld, omdat ik // u deze dingen gezegd heb. Doch ik zeg u

7

-ocr page 166-

146 Evangelie op den vierden Zondag n de waarheid : het is nuttig dat ik heen ga ; // want zoo ik niet henen ga, zoo zal de Ver-n trooster tot u niet komen; maar als ik weg n ga, zal ik hem tot u zenden. quot;

De Heer maakte dan aan zijne leerlingen bekend, dat Gij heen gaan zonde tot dengenen, die Hem gezonden had, nadat Hij eerst zoude geleden hebben; en hierover waren zij zoo bedrukt, dat zij Hem niet eens konden vragen : waar gaat uij henen ? Dit merkte Jjisrs en voegde er daarom bij : het is u nuttig dat ik heen ga; waarbij Hij hun den heiligen Geest beloofde, die dan ook later op : en Pinksterdag op de Apostelen nederdaalde. Deze zoude hen vertroosten over Jesus korte scheiding, gelijk Hij hun beloofd had en gelijk gebeurd is.

Wij moeten mede, wanneer wij in droefheid zuchten, bidden, dat de heilige Geest ons kome troosten, verkwikken en opbeuren, om de ramp. pocden van dit leven met geduld en lijdzaamheid door te staan. Het is verkeerdelijk den troost bij de menschen te zoeken. Hebt gij dit niet dikwijls ondervonden? Waniieer gij aan iemand uw ongeluk verhaald had, was het dan niet veeltijds: dat spijt mij, maar ik kan u voor den oogenblik niet helpen. Dui-zende voorbeelden zouden dit kunnen staven. Maar de goddelijke vertroosting is een ware troost in alle lijden, en zulks ondervonden allereerst de Apostelen ; u Zoo ik vin Jeuen n (ja, zal de 1'erL oos/er tot n niet komen. zeide Jesus; hiermede wilde Hij zeggen : ik moet eerst bij mijnen heinelsehen Vader door mijn lijden verdienen, dat de heilige Geest

-ocr page 167-

na PascJien. 147

tot u zal komen; na mijnen arbeid zal rust komen, en na mijn kruis en lijden komt de Vertrooster, de heilige Geest; deze vertroost de menschen inwendig, geeft hun blijdschap in het lijden en noemt alle zwarigheden weg. TVant waar de heilige Geest is, daar wordt het bittere zoet gemaakt; Hij is een leeraar der onwetenden, en een wetgever in de harten van alle godvruchtige menschen, welke Hij tot alle goede dingen aandrijft. De menschen vermogen door en uit henzelven niets; maar de heilige Geest moet het in hunne harten werken en hun kracht geven tot deugd, liet was de heilige Geest, die den Martelaren de aangename pijnigingen deed verduren, die de kluizenaars in de woestijnen de wereldsche goederen deed verzaken, en hen alle armoede, naaktheid, ontbering deed verduren; door de vertroosting nogtans van den heiligen Geest was hun lijden een hemel op aarde. Alle goede gaven en volmaakte giften komen van boven; dit wisten en ondervonden de heilige Mannen Ignatius , Laiiren-tius, Yincentius, Cosmas en andere, gelijk mede de heilige Vrouwen Cathahina, Clejiex-ïenv, ,-enz. die vele zware pijnen hebben moeten lijden, doch zeer geduldig zijn geweest. Desgelijks de heiligen Antoniüs, Htlaeius en Elisabeth , die den Heer in een hard en gestreng leven navolgden, en nogtans vrolijk leefden, door den heiligen Geest vertroost wordende. Gelijk de heilige Geest alle werk ligt en alle juk zacht kan maken, zoo spoort de booze geest de menschen aan tot allerlei ondeugden. Van den boozen geest komen voort alle kwade overleggingen des harten; stelen,

-ocr page 168-

148 Evangelie op den vierden Zondag vloeken, hoereren, lasteren, doodslaan. Bid derhalve God, dat Hij u zijnen goeden Geest schenke; dat deze u moge troosten, leeren en leiden; door dezen Geest zult gij zeggen : Abba, lieve Vader! en gij zult alzoo kinderen Gods en erfgenamen zijns rijks worden.

u En als Hij zal gekomen zijn, zal Hij de // wereld overtuigen van zonde, van de regt-n vaardigheid, en van het oordeel. En wel van n de zonde, omdat zij in Mij niet geloofd heb-// ben. Van de regtvaardigheid, want Ik ga u tot den Vader, en gij zult mij nu niet meer // zien. Van het oordeel, want de prins dezer // wereld is nu geoordeeld.quot;

De H. Chrysosïomus geeft van deze woorden de volgende uitlegging : de heilige Geest heeft de wereld, dat is de Joden en ongeloovige Heidenen, overtuigd van de zonde hunner on-geloovigheid; omdat zij in den Zaligmaker niet geloofd hellen. alhoewel zijne leer en zijne werken klaarblijkelijk te kennen gaven , dat Hij de Zoon Gods was. Hij heeft hen overtuigd van de regtvaardigheid, en onschuld des Zaligmakers, die met eene verheerlijkte mensch-heid is opgeklommen tot den Vader, en wien zij in dien zwakken en veraehtelijken staat niet meer zagen, in welken zij hem te voren als een verleider en booswicht hadden uitgemaakt en mishandeld. Hij heeft hen overtuigd van het oordeel, hetwelk over hen zal komen , daar de duivel, de vorst der wereld, wien zij als hunnen leeraar zijn opgevolgd, reeds geoor-

-ocr page 169-

na Paschen. 149

deeld is : dat is, beroofd van het vermogen, dat hij over het menschelijke geslacht van Adam bekomen had, en welke magt hem ontnomen is door Christus lijden en dood. Dit alles heeft de heilige Geest overtuigend aangetoond door wonderen, door de uitbreiding van het Evangelie, door de verstrooijing der Joden en de verwoesting hunner stad, dooide vernietiging van de afgoderij der Heidenen. Het Evangelie luidt verder :

// Ik heb u nog vele dingen te zeggen, maar // gij zoudt ze nu niet kunnen dragen ; maar // als de geest der waarheid zal gekomen zijn , // die zal u alle waarheid leeren. Want hij zal // uit zichzelven niet spreken, maar hij zal // zeggen al wat hij gehoord heeft, en de toe-// komende dingen zal hij u verkondigen. Hij u zal mij verheerlijken, want van het mijne //zal hij het nemen, en u verkondigen.quot;

Pe Zaligmaker had aan zijne leerlingen nog veel te verklaren, doch zij konden het thans gt; wegens hunne groote droefheid of wegens hun zwak verstand, niet dragen. Doch de goddelijke Geest zoude over hen gezonden worden en hun alles klaar doen inzien.

Hieruit leeren wij, dat wij bijzonder van noode hebben, om, bij het hooren van predikatiën, het lezen van stichtelijke boeken, door den geest van God voorgelicht te worden; daar de leerlingen van Jesus, nadat zij reeds drie jaren door Hem zei ven onderwezen waren, ook den heiligen Geest nog van noode hadden, orp.

-ocr page 170-

150 Evangelie op den vijfden Zondag hun verstand op te klaren, aangaande hetgene zij van Jesus gehoord hadden. Vergeet daarom nooit bij iedere preek , of lezing van een stichtelijk boek, den bijstand des heiligen Geestes in te roepen. Het is toch niet genoeg te hoo-ren, maar wij moeten hetgeen wij hooren, ook regt verstaan, en met hetgeen tot ons verstand gekomen is, ons voordeel doen, ons leven daarnaar inrigten; dan zullen wij ons bekeeren en vruchten voortbrengen, die der bekeering waardig zijn.

g e is e d.

Geef, Heer, dat alle menschen tot bekentenis der waarheid en tot de kennis hunner misdaden komen; opdat zij ongehinderd van den vorst dezer wereld, eenen vrijen toegang tot uwen troon der genade mogen vinden, en als tempels van den heiligen Geest tot de eeuwige zaligheid komen. Amen.

OP DEN 5dquot;. ZOXDAG NA PASGHEN.

Evangelie, Joannes XVI : 2lt;3 - öO.

// In dien tijde zeide Jesus tot zijne leer-// lingen : voorwaar, voorwaar, ik zeg u : al w wat gij den Vader zult bidden in mijnen v naam. Hij zal het u geven. Tot nog toe // hebt gij niets verzocht in mijnen naam.Eischt // en gij zult verkrijgen, opdat uwe blijdschap I/ volkomen zij, quot;

-ocr page 171-

na Faschen. 151

In dit Evangelie ontsluit Jesus deu schat der genade, ons leereude , dat wij door het gebed van den hemelschen Vader alles zullen verkrijgen, wat wij naar ziel eu ligchaam van noode hebben, voor zoo verre wij de onderwijzing van Christus navolgen. Ook deze troost en deze verzekering hebben wij : al wat wij den hcmelsclien Vader bidden zullen, door deu naam van Jesus Chiiisïus, zal ons gegeven worden, wanneer wij naar de geboden Gods en der Kerk handelen, ons gehoorzaam beloo-nende en een christelijk leven leidende. Zij, dienaar de inspraken van hun vleesch, van hunne booze neigingen leven, zijn geene kinderen Gods, eu kunnen deze beloften niet op zich toepassen. De Vader geeft zijnen kinderen wat hun nutlig en zalig :s, wat hen stichten en verbeteren kan; want alleen te bidden om liet tijdelijke en vergankelijke, zoude strijdig zijn met de leer van Jesus. Zoekó daarom eerst het rijk Gods en znne geregtigheid, eu het andere zal u toegeworpen worden. Wij zullen dan dagelijks bidden om uitroeijing van alle zondige gebreken en kwade neigingen, om liefde.tot God en onzen evenmensch, om een sterken vastgeloof, om ootmoedigheid, zachtmoedigheid, verduldigheid en verdraagzaamheid. Wij moeten ook bidden voor onze overheid, dat God haar wijsheid verleene om wel te regeren, dat God ons vrede en eendragt verleene in onze dagen, eu troost aan alle bedrukten en treurigen; voorts mooat gij bidden voor het dagelijksch brood, gelijk de lieer in het allervolmaaktste gebed geleeid heeft. De li. Jacobus zegt : is het dat iemand wijsheid

-ocr page 172-

152 Evanyelie op den vijfden Zondag %'an noode heeft, laat hij die van God begee-ren, en zij zal hem verleend worden, hetwelk ook van andere deugden te verstaan is. Hierbij behoort een vast geloof, dat wij, hetgene wij bidden, verkrijgen zullen, indien het ons dienstig en zalig is. Daarom is het goed in zijne gebeden te zeggen ; Heer, indien zulks met uwen loil bestaanbaar is. Voeg bij uwe gebeden nog aalmoezen en vasten, dan zullen dezelven des te meer kracht hebben. Bedenkt, dat wij van ons zeiven niets hebben, en dat God de Heer de oorsprong en gever aller goeds is; de gever van aile goede gaven en volmaakte giften. Legt u als strafwaardige zondaren aan zijne voeten, en smeekt om genade, in den naam van Jesus Christus, door wiens verdiensten, in zijnen doop, lijden en dood, wij vergeving der zonden en het eeuwige leven ontvangen. In den naam Jesus zijn talrijke wonde ten geschied, dooden opgewekt, blinden ziende gemaakt en melaatschen gereinigd. Ook is er onder den hemel geen andere naam gegeven, door welken wij moeten zalig worden, dan de naam Jesus; door welken wij ook eenen vrijen toegang hebben tot den Vader. Dierbare naam derhalve, gij zult de laatste naam zijn , dien men van onse stervende lippen zal hoo-ren ! Verder zegt Jesus :

// Deze dingen heb ik u al in gelijkenis-// sen gezegd. Nu komt de uur, dat ik u //niet meer in gelijkenissen spreken zal, maar // openlijk van den Vader zal verkondigen. // In dien dag zult gij in mijnen naam // verzoeken, en ik zeg u niet, dat ik den

-ocr page 173-

na Paschfn. 153

// Vader voor u bidden zal. Want de A:rader // zelf bemint u, omdat gij mij bemind en ge-n loofd hebt dat ik van God beu uitgegaan : n Tk beu van den Vader uitgegaan, en in de n wereld gekomen : nu verlaat ik wederom u de wereld, en ga tot den Vader. Zijne // leerlingen zeiden hem ; zie nu spreekt gij // openlijk en gij gebruikt niet eene gelijkenis. // Xu zien wij wel, dat gij alles weet, en // dat het niet noodig is, dat u iemand // ondervrage; derhalve gelooven wij, dat gij n van God uitgegaan zijt. quot;

In deze woorden hoort gij, dat de Heer niet door gelijkenis, maar vrij uit zoude spreken, te weten : door het ingeven des H. Qeestes, dien de leerlingen en andere geloovige menschen ontvangen zouden. De H. Geest zoude hun klaariijk te kennen geven, wat het welbehagen des Vaders was. In denzelfden dage zult gij bidden, zegt de Heer, in mijnen niam, dat is door mijne verdiensten, en gij zult verkrijgen; want de vader zelf bemint u, als zijne kinderen; gij draagt in u, door den H. Geest, het beeld zijns levens en beminden Zoons, waarin ds hemelsche Vader zijn welbehagen heeft.

Dit zij dan onze troost, dat de Vader ons kent en ons bemiat; zoo kunnen wij dan eenen Vader in de hemelen hebben.

O E B E D.

Heer JksusI wil onze harten ontsteken door

1*

-ocr page 174-

154 Evangelie op den feestdag eene vurige liefde : dat wij niet in de deugd verflaauwen, maar meer eu meer ijver be-toonen in het doen van goede werken; dat wij steeds mogen bidden, om hetgene ons nuttig en tot de zaligheid dienstig is, en zoodoende trachten naar de geestelijke goederen. Amen.

FEESTDAG VAN DE HEMELVAART DES HEEJiEN.

Evangelie, Marcus XVI, : 14-20.

Heden vieren wij de gedachtenis van de glorierijke hemelvaart onaes Ileeren Jesus Christus, die nu gezeten is aan de regter-hand zijns Vaders. Engelen verheugden zich reeds over zijne geboorte; heerscharen van Engelen kwamen hem, toen hij ten hemel voer, te gemoet, en zongen blijde Alleluja's; zouden wij ons dan niet mede over Jesus hemelvaart verblijden? Door zijn lijden en strijden toch heeft de Zaligmaker den dood overwonnen, den helschen vijand zijne magt benomen en het handschrift des doods te niet gedaan.

Na deze zegepraal, veertig dagen na Pa-schen , in welken tusschentijd zich Jjisus menigmaal aan zijne leerlingen openbaarde en hen troostte, voer hij staatplegtig voor het oog van zijne leerlingen ten hemel, om voor ons plaats te bereiden en om ons een raid-

-ocr page 175-

van de Hemelvaart des Ileeren. 155 delaar en voorspreker te zijn. Dewijl Jesus van den dood verrezen is, zullen wij ook met Hem verrijzen; want Hij is ons hoofd en wij zijn zijne ledematen. Waar nu liet hoofd is, daar zullen ook de ledematen zijn.

Jesus gaf, vóór zijne hemelvaart, aan zijne leerlingen de volmagt, om aan alle volken zijn Evangelie te verkondigen eu voorspelde hun de wonderen, welke de geloovigen in zijnen naam zouden doen, naar luid des Evangelies van heden :

// In dien tijde verscheen Jesus aan de // elven, terwijl zij aan tafel zaten, en ver-// weet hun hunne ongeloovigheici en de hard-// heid huns harten j omdat zij degenen, die // hem verrezen gezien hadden niet geloof-// den. En hij zeide hun ; gaat henen door //de geheele wereld, verkondigt hot Evan-// gelie aan alle schepselen. Die gelooft en //gedoopt wordt, zal zalig worden, maar //die niet gelooft, zal verdoemd worden. En // deze teekenen zullen dengenen volgen, die // gelooven. Zij zullen in mijnen naam de dui-// velen uitdrijven; zij zullen üicuwe talen // spreken ; zij zullen slangen wegnemen; en v zoo zij iets doo.lelijks mogten gedronken // hebben, zal het hun niet hinderen. Den // zieken zullen zij de haniicu opleggen en // deze zullen gezond wojde quot;

Volgens h.et vcrlml vim II. Matthexis, beloofde Jesus nog, dat Hij met zijne Kerk

-ocr page 176-

156 Evangelie op den feestdag

zoude zijn tot aan de voleinding der wereld.

(1) Het Evangelie zegt verder;

//En als nu de Heer Je sus met hen ge-//sproken had, is hij opgenomen ten hemel, // en hij zit aan de regterhand Gods. En // 7,ij, heengaande, predikten overal, en de I leer // werkte mede en bekrachtigde het woord, v door de teekenen die er op volgden. quot;

De Heer JesI's, nadat Hij zijne leerlingen in het geloof bevestigd had, en hun vele dingen, aangaande de zaligheid , had belast, ging eindelijk met hen naar den Olijfberg buiten Jeruzalem,, waar Hij hun de handen oplegde en zegende; en ziet, er daalde eene wolk neder, die Hem omhoog voerde, en zoo voer Jesus ten hemel. Vol bewondering en liefde, staroogden zij hunnen Heer na, die de wolken doorvoer, knielden neder in stille verrukking en aanbaden Hem. De zegen, dien Jestjs aan zijne leerlingen, vóór en na zijne hemelvaart, mededeelde, willen wij bidden, dat ook op ons moge nederdalen; dan zal het ons tijdelijk en eeuwig welgaan.

Jesus dan, nu aan de regterhand des \aders zittende, dat is : bekleed met magt en Majesteit, gelijk de Vader, verheven boven den rang der Engelen, wil voor ons bidden en onze voorspraak zijn bij den Yader. Het bloed van Christtts roept om barmhartigheid voor ons

(1) Kap. XXVIII : 29.

-ocr page 177-

van de Hemelvaart des Heeren. 157 arme zondaren, ten einde ons iu dezen tijd der genade tot de zaligheid te brengen. Verblijden en verheugen wij ons Christenen ! Jesus heeft al onze vijanden overwonnen.

Graf, dood en hel lïyt voor hem neer ,

O Christenen, geef/ gij Hem eer!

Hij, Hij is hun verminnaar!

De hemel staat open; de toegang tot het Paradijs is ontsloten; en het zwaard , waarmede de Cherub den toegang bewaarde, is bot geworden in de wonden van Christus.

Een opregt Christen, derhalve die in het opregte geloof blijft, met leedwezen en berouw over ziiiie zonden, stervende, mag op de barmhartigheid Gods en op het eeuwige leven vertrouwen. \\ ij hebben dan overvloedige reden , om ons te verheugen en den Zoon Gods te danken, voor zijne grondelooze ontferming. Het lijden en de ovenvinniug, door Jesus op onze vijanden beiiaah!, hebben ons den weg tot den hemel gebaand.

De Apostelen intus chen, terwijl zij nog naar den hemel staarden, zagen onverwacht twee Engelen naast hen, in de gedaante van twee mannen, die in het wit gekleed waren en hun zeiden ; Gij Galilesche mannen, wut staat gij hier en ziet den hemel aan? Leze Jesus, die voor uwe oogen ton hemel gevaren is, zal even zoo wederkomen , gelijk gij 11 m hebt zien opklimmen; te weten ten jongsten dage, bij de voleinding der wereld.

Met deze vermaning wilden de Engelen zeggen, dat zij hunnen kostelijken tijd niet met ledigheid zouden doorbrengen, maar naarstig

-ocr page 178-

158 Op den feest cl. van de He.tielv. enz. in liuu beroep werkzaam zijn, verwachtende den Heer, die aan elk het loon van zijne werken geven zal. L:iat ons ook deze woorden des Engels ter harte nemen en den tijd der genade wel besteden; opdat, wanneer de Heer zal komen om de levenden en dooden te oordeelen, wij de lampen brandende hebben, gelijk de wijze maagden, en onder de uitverkorenen aan de regterhand van Jesus geplaatst worden, om met Hem in te gaan in de woning zijns Vaders, waar Hij ons plaats bereid heeft.

Trachten wij met allen ijver onze pligten te vervullen; daar wij weten, dat Jesus niet alleen den weg geopend heeft, maar ons ook heeft aangewezen, hoe wij denzelven moeten bewandelen, indien wij in den hemel komen willen. Indien wij dan de voetstappen van Jesus navolgen, matig, geduldig en godzalig leven in deze tegenwoordige wereld, en in de Katholijke Kerk, blijvende Jesus als onzen Zaligmaker erkennen en beminnen, dan zullen wij eenmaal Hem te gemoet gevoerd worden in den hemel, en eeuwig daar zijn, waar Hij ons is voorgegaan. Dit vergunne ons de barmhartige God en Vader, de liefderijke Zoon , en de troostrijke H. Geest, die tot in eeuwigheid onvolprezen zijn.

geb e d.

Almagtige Jesus, die ten hejnel geklommen zijt! trek ons tot U en wij zullen U navolgen; opdat wij van deugd tot deugd en van kracht tot kracht voortgaande, uit de vergankelijke wereld tot den eeuwigen tabernakel mogen komen. Amen.

-ocr page 179-

OP DEN 6'uquot;. ZONDAG NA PASCHEN.

Evangelie. Joan. X'V. 26 - 27. XVI. : ]-1.

// Jesus zeide aan zijne leerlingen ; Maar als // de Vertrooster, dien ik u van den Vader // zal afzenden, de Geest der waarheid, die van // den Vader voortkomt, zal gekomen zijn, die // zal getuigenis van mij geven. En gij zult er // ook getuigenis van geven, want gij zijt van // het begin af met mij geweest.quot;

In dit Evangelie wordt ons onder andere geleerd, dat er drie verscheidene personen zijn in de Godheid, die één in wezen zijn, namelijk : God de Vader, God de Zoon, en God de Tl. Geest, welke laatste van den Vader enden Zoon voortkomt. \V ij moeten dit gelooven als een der voornaamste geloofsartikelen, zonder met ons verstand deze verborgenheid te willen doorgronden; want deze verborgenheid gaat alle verstand te boven. Do H. Augustinus, op zekeren tijd daarover nadenkende, zag een kind aan de zee zitten en bezig om in een'' doorboorden emmer water te putten. Toen Augustinus hem de onmogelijkheid, om hiermede de zee ledig te scheppen, deed verstaan, gaf dit kind tot antwoord : Even zoo onmogelijk is het, om de Drieënheid dor Godheid te begrijpen.

De Heer Jesus dan wel wetende, dat het zijnen Apostelen lastig zoude vallen, om van Jleni te scheiden, dat zij veel, om do eer

-ocr page 180-

160 Evangelie op den zesden Zondag Gods voor te staan, zouden moeten lijden, en opdat zij niet zouden bezwijken, zoo belooft de Heer, dat Hij hun den Ycrtrooster zoude zenden, namelijk den heiligen Geest, die hen leeren, leiden, bemoedigen en vertroosten zoude. De heilige Geest maakt den arbeid als rust, de armoede als rijkdom; hij verandert de droefheid in blijdschap. Dit is in de leeringen van lesus allerduidelijkst gebleken. Nadat zij den heiligen Geest ontvangen hadden, verheugden zij zich dat zij waardig waren te lijden, om Christus wille.

De heilige Geest zal getuigenis vanmij geren, zegt Jesus in het Evangelie, dat ik waarlijk God ben, dat ik onschuldig vervolgd, gelasterd en gekruisigd ben geworden. Gij zult er ook getuigenis gt; an geven, want gij hebt alles gezien eu gehoord. Dit alles gebeurde, toen de heilige Geest over de Apostelen gekomen was : zij traden openlijk op voor de Joden eu Heidenen, verkondigden Jesus leer en lijden, verrijzenis eu glorierijke hemelvaart; zij bekrachtigden dit door wo herwerken eu voerden eenen godvruebtigen wandel.

Ook wij moeten getuigenis van Jesus geven, bijzonder daardoor, dat wij ons geloof in Hem, uit onze werken tooiieu : wij moeten ootmoedig eu zachtmoedig zijn, gelijk Jesus; geduldig in lijden en in alles aan den wil van God onderworpen. Maar hoe velen worden er gevonden, die, helaas! slechts den naam van Christenen dragen, en een leven leiden, dat gansch en al strijdig is met de leer van Jesus. lloo velen worden er gevonden, die zich dagelijks aan pligtverzuim schuldig maken : ongehoorzame

-ocr page 181-

na PascJten. 161

kinderen, oneerbiedige mensclien onder de godsdienst, onbannhartigen jegens de armen , ongeduldigen in kruis en lijden, nijdigaards en lasteraar?. Denaam van Christenen zal zulken niet zalig maken. Het geloof moet uit de werken getoond, en de opperste Wetgever moet geëerbiedigd worden. Vei1 der zegt de Heer in het Evangelie :

// Heze dingen heb ik u gezegd, opdat gij // u niet zoudt ergeren. Zij zullen n uit de // vergaderingen stooten. Ja, de uur komt, da! // ai die u om het leven brengt, meenen zal n aan God eene dienst te doen. En dit zullen //zij u aandoen; omdat zj noch den Vader n noch Mij kennen. Doch ik heb u dit gezegd, // opdat gij, als de uur zal gekomen zijn, in-v dachtig zoudt wezen, dat ik het u gezegd heb.'quot;

De Zaligmaker wilde zeggen : de Joden zullen u, zijne Apostelen , uit hunne vergaderingen of Synagogen verbannen, en u aanzien als verleiders des volks, en alsof gij de grootste booswichten waart; /ij zullen u overal vervolgen ; zelfs zullen zij u in de gevangenissen werpen en u als martelaren doen omkomen. Zij zullen meenen aan God eene dienst te doen door u te dooden. Zij zullen in die verkeerde dwaling zijn, omdat zij den Vader en Mij niet erkend hebben. Dit alles voorspelde de Zaligmaker aan zijne leerlingen; opdat zij niet mogten verergerd worden door zich te laten voorstaan, alsof zijne leer niet de ware was. De Apostelen wisten nu vooraf, welk lot hen

J

-ocr page 182-

163 Op den zenden Zondag na Paschen. waclite, eu tot de stormen voorbereid, konden zij zich des te beter slaande houden.

Ook al degenen die godvruclitig willen leven, zullen meer of min vervolging te lijden hebben. Immers de boezen zien met nijdige oogen, dat anderen ?ich om de deugd en zaligheid bevlijtigen, en limine minste spotreden is deze, wanneer aan een goed mensch een ongeluk overkomt : ziet, wat helpt hem zijne vroomheid? Doch, gij dwazen, zult gij niet eenmaal verstandig worden? Let eens op het einde der boozen. Hun levenspad moge in het begin effen zijn en met rozen bestrooid, iu het einde wordt de weg hobbelig, de nacht overkomt hen, en zij geraken in een moeras van eeuwige ramp en leed. Geene kunst der artsen, geen handengewring van vrienden, geen goud noch zilver, niets vermag hen van den dood te bevrijden ! En hoe akelig moet dan de scheiding voor hen zijn, indien zij zich vooraf niet daartoe hebben voorbereid ! Daarentegen ziet een vroom Christen den dood gelaten te gemoet en sterft in de hoop van een beter leven. Gij, vrome Christenen, laat de wereld u vrij haten, wroegen en bespotten, gij weet, welk loon op u wacht. Ook is de knecht niet beter dan zijn Heer, en P au lus zegt : zijn wij taedegenooten van het lijden van Chkjstus, dan zullen wij ook, te gelijker tijd met Hem verblijd worden. Gij zult eeue vreugd genieten, die geen oog gezien en geen oor gehoord heeft.

Bidden wij dan steeds om den heiligen Geest, dan zullen wij, dien ontvangen hebbende, het lijden der wereld gering achten, deu spot eu

-ocr page 183-

Hoogfeest van Pinksteren. 163 hoon verdragen kannen, en eenmaal, door de verdiensten van Jesus Christus, het eeuwige hemelrijk beërven.

G £ B E D.

Dat wij, o Fleer, uwen zoeten troost mogen smaken, het onderscheid leereu kennen tusschen wereldsche vergankelijkheid en hcmelsche goederen, dan zullen wij de eerste verzaken en de laatste najagen met al onze krachten. Amen.

IIOOGl'KMST V .VN i'l'KKSTKHEN.

De werken der Apostelen II. 1 -4.

// En als de dagen van Pinksteren vervuld //werden, waren zij allen gezamenlijk in de-// zelfde plaats. quot;

Wij houden heden gedachtenis van den heiligen Pinksterdag, waaroj de Apostelen des Heeren den heiligen Geest ontvangen hebben. Als de dagen van Pinksteren, dat is vijftig dagen na het Paasehfeest, vervuld waren, waren de Apostelen gezamenlijk, of gelijk in het G rieksch staat, eeildragtiglijk bijeen vergaderd, ten einde om den heiligen Geest, die hun beloofd was, te bidden, dat zij denzelven ontvangen mogten. Zij baden, zeg ik, om den heiligen Geest, ofschoon hun denzelve beloofd was. Hierin geven zij ons een voorbeeld, om steeds mede te werken om de genade en gaven des heiligen Geestes dee] •gt;

-ocr page 184-

164 Hoogfeest van, Pinhsteren.

achtig te worden. Zonder deze kunnen wij niets

vcrrigten, wat den Heer kan welgevallig, zijn.

De Israëlieten hadden, vijftig dagen nadat zij uit Egypte getogen waren, de tien geboden ontvangen, onder donder en bliksems; opdat zij vreezen zouden deze geboden Gods te overtreden. En zij wa ren werkelijk zoodanig vervaard, dat zij aan Mozes zeiden : spreekt gij met God dei1, lieer. Doch naderhand vergaten zij al ras Gods weldaden en overtraden zijne geboden. Door den val van Adam is des menschen natuur zoo boos en bedorven géwordén, dat zij steeds tot zonden geneigd zijn; jade menschcn trachten, van de wieg af zelfs, naar het-gene verboden is. Hierover beklaagt zich de H. Paulus, als hij zegt ; het kwaad, dat ik niet wil, doe ik, en het goed, hetgene ik doen zoude, doe ik niet. Dat is : ik weet wel, wat ik behoorde te laten en te doen, eu nog-thans doe ik liet niet. Ik ongelukkig mensch, wie zal mij hiervan verlossen? Hij antwoordt: de genade des heiligen Geestes. Want de wet, die geschreven was in t weesteenen tafelen, isdoor God wederom vernieuwd en geschreven dooiden heiligen Geest in de harten der geloovige menschen, toen de heilige Geest op den Pinksterdag door de Apostelen ontvangen werd. Zij, dus met de genade van dien Geest vervuld zijnde, waren in staat de geboden van God te onderhouden. Het Evangelie leert ; de wet is door Mozes gegeven, maar de genade, om dezelve te volbrengen, door Jesüs Christus; niet alleen aan de Apostelen, maar zij zal ook gegeven worden aan al degenen, die vurig om dezelve bidden. Bidden wij dan dat God in

-ocr page 185-

Hoogfeest ran Pinksteren. 1()5 ons een rein en nieuw hart sclieppe, ons alzoo vurige liefde instorte jegens God den Heer en onze evennaasten, dan zal het ons niet zwaar vallen Gods geboden te onderhouden. Toen de Apostelen dus vergaderd waren, zegt het Evangelie verder :

// Kwam er schielijk een geluid uit den he-u mei, als van een en krachtigen aankomenden n wind en vervulde het geheele huis daar zij // zaten. En hun verschenen verdeelde tongen // als van vuur, hetwelk op een ieder van hen // kwam zitten. Eu aij werden allen vervuld met // den heiligen Geest, en begonnen verscheiden //talen te spreken, nadat de heilige Geest hun // gaf uit te spreken. quot;

Wanneer de Godheid zich voormaals aan de menschen openbaarde, geschiedde zulks gewoonlijk, in liet suizen van een' zachten wind, of geli jk bij de wetgeving op Sinaï, en bi j de neder-daling des heiligen Geestes op de Apostelen, onder bliksems en bet geluid van eenen sterken wind. Gelijk de wind met geluid en kracht nederdaalde cn het huis vervulde waar de Apostelen zaten, alzoo krachtig werkt de heilige Geest in de harten der geloovigen; zij worden door denzelven eindelijk in de haven der eeuwige zaligheid gevoerd. Do menschen leven naar het ingeven van den heiligen Geest, die in hen woont; hebben z'i den heiligen Geest , dan doen zij goede werken; hebben zij den boozen geest , dan zijn hunne daden en handelingen ook boos, gelijk die van Judas en andere. De heilige CJeest dan moet in 0113 wonen.

-ocr page 186-

166 Boog feed -an Pinl-s/eren.

uioet ons leiden en besturen, en daarom heeft .quot;lesus drie en dertig jaren op aarde rondgezworven en alle lijden verdragen, ten einde ons met God te verzoenen en den heiligen Geest voor ons to verworven. De heilige Geest maakt ons eerst tot regtschapeno menschen , en de Apostelen, die aanvankelijk beschroomd waren, kresen door dienzelfden Geest moed en kracht, om voor de goede zaak te strijden. Zoo beleden de Apostelen en Martelaren voor de gansche wc rel', dat Jesus is de Christus of Zaligmaker, in wien zij het eeuwige leven hoopten te hebben.

// En hun verschenen verdeelde tongen als van vuur, hetwelk op oen ieder van hen Iwam zitten.quot; F.ene straal vuur, die naar dien des bliksems seleek, verdeelde zich m kleine vlammetjes, die zich op het hoofd der Apostelen en leerlingen zetten. W elke verandering bespeurden de leerlingen van Jesus in hun binnenste ! Hun verstand werd verlicht; wat zij nog niet begrepen hadden, leerden zij nu regt inzien ; bun seloof weid versterkt, en daarenboven // begonnen zij verscheidene talen te spreken , zoo als de heilige Geest hun die gaf te spreken.quot; Openlijk en vrijmoedig traden zij nu op in het volkrijke Jeruzalem en verkondigden Jisrs den gekruisten; zij verzekerden aan de zondaren en zelfs aan de ergste vijanden van Jesus , dat er buiten het geloof in Hem geene zaligheid te hopen was.

Ook wij moeten om dien troostrijken en krachtigen bijstand aanhouden en God bidden, dat Hij den boozen geest ver van ons ver wijdere. Dc heilige Geest maakt ons tijdelijk

-ocr page 187-

Ilooyfeest van PinJcsteren. 167 en eeuwig gelukkig, doordien hij ons •inwendig tevreden stelt, en ons leert in Gods bestuur te berusten, en ons doet hopen op de zaligheid, die ons in het Evangelie wordt toegezegd.

Wereldsche mensehen slooven zich nacht en dag af, om goederen die haast vergaan, die door de roest en mot worden opgevreten ; doch laat ons niet alzoo deen; maar laat ons werken om de onvergankelijke goederen, die door geene dieven kunnen gestolen worden : vooral om de zevenvoudige gaven des heiligen Geestes, van welke de gave van wijsheid alleen beter is dan alle goed der wereld en verkieslijker dan alle koningrijken der aarde. Wij moeten, om de gaven des heiligen Geestes te verwerven, al onze pogingen inspannen en van onzen kant alles aanwenden, om ons de-zelven waardig te maken. De heilige Geest vordert een zuiver gemoed ; want hos zoude de reinheid in de onreinheid wonen ? zoude men kostelijken wijn in een vuil vat doen? dit waren paarien voor de zwijnen geworpen. Bidden en vasten, aandachtig mis hooren en opregte biecht spreken, kunnen ons den heiligen Geest doen verwerven. Bezitten wij dien Geest, dan zijn wij kinderen van God, en kinderen van God zijn ook erfgenamen des eeuwigen hemelrijks. tleblKU wij deze troostrijke verzekering, dan kunnen wij zeggen : dood, waar is uw prikkel F hel, waar is uw verderf? W ij danken God door Jksis Cm i; isti;s, die ons de overwinning gegeven heeft.

-ocr page 188-

168 Evangelie op den tweeden feestdag

g e b e d.

O heilige Geest! zend ons een vonkje van de stralen uwer liefde; Gij zijt de Gever van alle woede gaven en volmaakte giften ; een licht, dat onze harten doorstraalt, verlicht en verwarmt. Gij zijt een ware Vertrooster, en die ons van alle zonden reinigt. Kom dan , o heilige Geest, daal neder in onze harten en kom daarin wonen. Amen.

2-«. FEESTDAG VAN PINKSTEREN.

Evangelie, Joannes III ; 16 - 21.

u In dien tijde zeide Jems aan Nieo-lemus ; u zoo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij u zijnen eenigen Zoon gegeven heeft; opdat al // die in hem gelooft, niet verloren ga, maar // het eeuwige leven hebbe. quot;

Op dezen tweeden Feestdag van Pinksteren , zullen wij l ijzonderen dank betuigen voor de weldaad , welke Jssrs door de zending van den heiligen Geest aan de wereld bewezen heeft, en opdat wij door bidden en smeeken deel mogen hebben in de gaven van denzelfden Geest.

Ofschoon in dit Evangelie niet regtstreeks van den heiligen Geest gesproken wordt, nog-tans wordt ons heden dit Evangelie van (iods liefde voorgehouden; dewijl de liefde tusschen

-ocr page 189-

van Pinksteren. 169

God den \ ader en God deu Zoou, de heilige Geest is. God is de liefde, zegt Joanne?, en die in de liefde blijft, die bliifc in God en God in hem.

Welk eene liefde moet dit zijn , die God aan de wereld, aan het gansche menschelijke geslacht, en dus ook aan ons betoond heeft, door zijnen Zoon in de wereld te zenden ! Waarmede zullen wij die liefde vergelden ? Met een geloof, dat vruchtbaar is in goede werken , met wederliefde jegens God, en liefde jegens onze medemenschen. Overal worden wij in de heilige Schrift vermaand tot liefde; dat is : die de liefde heeft, heeft de wet volbragt. Door de liefde woont God in ons en zijn wij tempels van den heiligen Geest. Wij moeten ons dan benaarstigen om God boven alles, met ons geheele hart en ziel te beminnen; opdat wij met hem en alle goede menschen één worden. Verder zegt het Evangelie :

/' Want God heeft zijnen Zoon in de wereld //niet gezonden, om de wereld te veroordee-// len; maar opdat de wereld door hem zoude // behouden worden. Die in ilem gelooft, wordt // niet veroordeeld ; maar die niet gelooft, is // reeds veroordeeld; omdat hij niet gelooft in // den naam van den eeniggeboren Zoon Gods. quot;

Hieruit vernemen wij, tot wat einde God zijnen Zoon in de wereld gezonden heeft: namelijk om de wereld, dat is het menschelijk geslacht, zalig te maken door zijn lijden en dood, onder voorwaaide van ons deze verdien-

S

-ocr page 190-

170 Evangelie op den hveeden Feestdag sten door een vruchtbaar geloot in Hem toe te eigenen; want die in Hem gelooft en naar het geloof leeft, wordt niet veroordeeld-, alleen die niet gelooft, is reeds veroordeeld tot de verdoemenis.

Wij herhalen het • wij moeten niet alleen in Chkistus gelooven, gelooven dat Hij is, en voor ons is gestorven (want de duivel gelooft ook in God en hij beeft); maar wij moeten tevens ons geloof uit onze werken, uit onze gedachten , woorden en werken doen blijken , en naar het voorschrift des Evangelies inrig-ten. Daarom zegt de heilige Schrift: Toon uw geloof uit uwe werken.

n En dit is het oordeel, dat het licht in de u wereld gekomen is; maar de menschen heb-// ben de duisternissen meer bemind dan het // licht : dewijl hunne werken boos waren. // Want al die kwalijk doet, haat het licht, // en hij komt niet bij het licht, opdat zijne n werken niet bestraft worden; maar die de ;/ waarheid doet, komt bij het licht; opdat het //openbaar worde, dat zijne werken in God //gedaan zijn.'quot;

Wat konde de Zaligmaker duidelijker zeggen , om te bewijzen , dat de goede werken ook noodig zijn, om ons tot de eeuwige zaligheid te brengen, even gelijk de booze werken (ot de verdoemenis brengen. Het licht , namelijk Jesüs Christus, is in de wereld gekomen , om onze werken daarbij te zien en te vergelijken. Wiens werken aan dit licht gelijk

-ocr page 191-

van Pinksteren. 171

zijn, die zullen zijne nitverkoornRii genoemd worden, en tegen hen zal Hij fcen jongsten dage zeggen ; komt, gij gezegenden, en bezit het rijk, dat u voor de grondlegging der wereld bereid is. Maar tot de zondaren zal Hij zeggen : gaat in het helsche vuur ! Laat ons niet gelijk worden aan die menschen, welke de duisternissen liever gehad hebben dan het licht. Volgen w:j dan de inspraak van den heiligen Geest, om welke wij gedurig bidden ; opdat wij door Hem en dat groote licht verlicht wordende, niet in de duisternissen wandelen ; opdat wij in het opregte geloof mogen wandelen, den goeden strijd strijden, en met dat licht ingaan in de hemelsche glorie.

ü E B E D.

Hemelsche A ader, die uit onuitsprekelijke liefde geenen Engel maar uwen eenigen Zoon tot ons gezonden hebt: geef ons, dat wij als uwe kinderen mogen wandelen in het licht , dat in de wereld gekomen is , om zalig te maken wat verloren was; opdat wij van de duisternis des doods bevrijd zijnde, met U in eeuwigheid mogen leven. Amen.

-ocr page 192-

Jgt;.. K.::yr.-

OP DEN FEESTDAG DER HEILIGE DRIEVULDIGHEID.

Evangelie, Mattheüs XXVIII.

v In dien tijde zeide Jeans aan zijne Leer-// lingen : mij is alle magt gegeven in den // hemel en op de aarde.quot;

Met regt heeft onze IVloeder de heilige Kerk , dezen feestdag ingesteld ter eere van de heilige Drievuldigheid, en wel na den Hoogtijd van Pinksteren; want op de vorige Zondagen en Feesten hebben wij mogen hooren van de bijzondere weldaden des Vaders, des Zoons ot van den heiligen Geest. De heilige Kerk leert daarom nu, dat deze drie personen één in wezen en ééne Godheid zijn. Wij hebben gehoord, dat God de Vader zijnen Zoon in de wereld gezonden heeft, dat deze Zoon voor ons arme zondaren heeft geleden, en dat op Pinksteren de heilige Geest, die van den A'ader en den Zoon uitgaat, is uitgestort geworden , om aardsche en wereldsche menschen met het vuur der liefde te ontsteken; ten emde zij de weldaden van God deelachtig konden worden , en hiernamaals de eeuwige gelukza.igheid be-erven. Het is dus zeer gepast, dat de Kerk het Feest van de heilige Drievuldigheid viert, om ons te leeren, dat al de weldaden, die wij aan de bijzondere personen toeschrijven, nog-tans maar aan éénen God mogen toegeschreven worden; aan eenen God, die drievuldig in personen maar één in wezen is. Deze Drie-

-ocr page 193-

Op den feestday der H. Drievuldigheid. 173 vnkligheid lieeft aan Christus magt gegeven , in den hemel en op de aarde, over het gan-sche menschelijke geslacht, om hetzelve zijn rantsoen deelachtig te maken. Dit zoude Hij hebben kunnen doen, door in ligchamelijke en zienlijke gedaante bij ons te blijven; doch dit heeft Hij om verscheidene redenen niet gedaan, maar door zijne Apostelen, nadat zij met den heiligen Geest vervuld waren, laten ver-rigten, en welke Hij daarna door de geheele wereld gezonden heeft, om deze kostelijke gave verder te verspreiden, volgens ons Evangelie van heden, daar Jesus tegen hen zegt :

// Leert alle volken, hen doopende in den v naam des quot;Vaders, des Zoons , en des heiligen v Geestes. quot;

Hieruit kunnen wij opmaken en leeren , wat ons tot de zaligheid noodig is, of wat er noodig is, om ons de verlossing en het rantsoen des Zaligmakers deelachtig te maken ; te weten : voor de volwassenen het geloof, en voor de kinderen den doop, door welken zij zalig kunnen worden, gelijk zij door de erfzonde verloren gaan. Het doopsel is dan in de eerste plaats voor alle menschen noodzakelijk. Dit doopsel moet geschieden in den naam des Yaders, des Zoons, en des heiligen Geestes, en derhalve moeten wij daaromtrent geleerd en onderrigt worden; trouwens zoo veel ons eindig verstand daarvan kan begrijpen : het overige gelooven wij op de getuigenis van onze Moeder, de heilige Kerk, en deze kan niet falen. Zij houdt ons piegtiglijk pn

-ocr page 194-

174 Evangelie op den feestdag in kor! vooroogen, wat wij gelooven moeten , en leert ons de twaalf Artikelen des geloofs, zeggende : Ik geloof in God den Vader almag-tig, Schepper des hemels en der aarde, en in Jesus Christus zijnen eenigen Zoon, enz. Ik geloof in den heiligen Geest, en wat er verder volgt. Met deze woorden belijden wij, dat er in de Godheid drie verschillende personen zijn, maar één in wezen. Behalve dit geloof moeten wij de geboden van God onderhouden; want zoo luidt het Evangelie ;

// Leerende hen onderhouden al hetgeen ik // ulieder. bevolen heb. quot;

Zoodat het geloof en het doopsel niet alleen genoeg zijn ter zaligheid , noch ook het onderhouden van een of twee geboden, maar alle geboden, en gevolgelijk zijn de geboden der Kerk hieronder begrepen; want Christus zeide, dat men diegenen, welke daarnaar niet hoorden, voor heidenen en tollenaren zoude houden, en om zijne leerlingen beter te lee-ren, belooft hnn Christus zijne gestadige hulp en bijstand , zeggende ;

// En ik ben met ulieden alle dagen tot // de voleinding der wereld. quot;

Nameli jk met den heiligen Geest, dien Hij ons van zijnen Vader heeft doen nederdalen door zijne genade, gedurige zending van zijne leerlingen, in het heilig Sakrament des Altaars.

(i E li E 1).

Almogende, eeuwige, ondeelbare Drie vuldiy-

-ocr page 195-

van hef allerheiligste Sakrament. 175 iieid ! waarachtig God in drie personen ! wij bidden ü, aanschouw het beeld, dat Gij in ons geschapen hebt, en zuiver onze zielen van hare gebreken; opdat zij hiernamaals eeuwig moge blinken, en tot U komen, door de verdiensten van deu Heer Jesus Christus, die met den Vader, en den heiligen Geest leeft en regeert , tot in eeuwigheid. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMENT.

Evangelie, Joannes VI. : 56 - 59.

u In dien tijde zeide Jesus tot de Joden : // Mijn vleesch is waarlijk spijs, mijn bloed is // waarlijk drank. Die mijn vleesch eet en mijn ;/ bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem. // Gelijk de levende Vader mij gezonden heeft, u en ik leef door den Vader, zoo zal ook, die ;/mij-eet, door mij leven. Dit is het brood, // dat van den hemel is gedaald. Niet gelijk u het manna, hetwelk uwe vaders gegeten // hebben, en gestorven zijn. Die dit brood eet,

// zal in eeuwigheid leven.

Heden vieren wij in de Kerk eenen zeer gedenkwaardigen Feestdag, te weten van het hoogwaardig Sakrament des Altaars, in hetwelk ons de Zaligmaker zijn ligchaam tot spijs fin zijn bloed tot drank heeft nagelaten, onder

-ocr page 196-

176 Jlrangelie op den Feestdag de gedaanten van brood en wijn; zóó echter, dat wij beide zelfstandigheden onder eeue gedaante zoo wel ontvangen als onder beide; vermits het ligchaam en bloed van den Heer, na zijne verrijzenis, onafscheidbaar bij elkander zij n.

Onze Zaligmaker beloofde ons zijn vleesch en bloed tot spijs en drank onzer zielen: hetwelk Hij betuigde met uitdrukkelijke woorden van ons Evangelie : Mtj'n vleesch is waarlijk spijs en mijn Hoed is zoaarlijlc drank. In het laatste avondmaal volbragt Hij deze belofte naar de letter. H'j nam het brood in zijne heilige handen, dankte zijnen hemelschen Vader, zegende het brood, brak het, en gaf het aan zijne Apostelen, zeggende: neemt en eet, dit is mijn ligchaam. Daarna heeft Hij ook den kelk genomen, waarin wijn was: en nadat Hij zijnen hemelschen Vader wederom gedankt, en den kelk gezegend had, zeide Hij : drinkt er allen uit, want dit is mijn Hoed des nieuwen testaments, hetwelk voor velen zal vergoten worden tot vergiffenis der zonden. Hieruit heeft de Katholijke Kerk van de tijden der Apostelen af altijd geleerd en geloofd, dat Jesus in dit heilig Sakrament tegenwoordig is met zijn vleesch en bloed, met zijne Godheid en menschheid, met ziel en ligchaam.

Anders gezinden meenen, dat Jesus ie eenen oneigenliiken zin gesproken heeft, en heeft willen zeggen ■ dit heteekent mijn ligchaam ; maar de omstandigheden, waarin Jesus sprak, bewijzen het tegendeel. Zij bewijzen zonneklaar, dat Hij in den letterlijken en eigen zin gesproken heeft; dat dus de zoogenaamde gereformeerden

-ocr page 197-

van het allerheiligste SaJcrament. 177 in dwaling zijn, en eene ongerijmde stelling voorstaan, met te willen doen gelooven, al^of de Zaligmaker hier in eenen oneigenlijken zin zoude gesproken hebben.

Merken wij hier aan, dat het manna, dat God liet regenen om de Israclieten te voeden, een teeken of figuur was van dit Sakrament. Christus dan, om allen twijfel weg te nemen over zijne wezenlijke tegenwoordigheid in het heilig Sakrament des Altaars, na gezegd te hebben : het brood, hetwelk ik u geven zal, is mijn vleesch voor hel leven der wereld: voegt nog duidelijk hierbij : dit is niet gelijk het manna, hetwelk uwe voorvaders hebben gegeten. (1) Hieruit blijkt dus, dat deze woorden niet in den figuurlijken, maar in den letterlijken en natuurlijken zin moeten opgevat worden; anders zoude dit brood, hetwelk de Zaligmaker zegt zijn vleesch te zijn, met het manna overeenkomen; en dit is eene tastbare ongerijmdheid.

Uit de woorden : die mijn vleesch eet, en mjn bloed drinkt, blijft in toj en ik in hem, blijkt, dat dit heilig Sakrament eene spijs der zielen is, dezelve met Christus vereenigende. Gelijk de Vader mij gezonden heeft, en ik leef door den Vader, zoo zal ook, die mij eet, door mij leven, zegt de Zaligmaker verder in het Evangelie, en daarmede wil Hij zeggen ; die mij waardiglijk eet in het heilig Sakrament, die leeft geestelijk door de vermeerdering der genade en liefde, welke hij verkrijgt, en welke genade sn liefde het leven der zielen is, gelijk de ziel het leven des ligchaams. De geestelijke

(1) Joannss VI.

8*

-ocr page 198-

178 O/i den feeüd. v. h. aller!. Sakranient.

spijs is dan voordeelig aau diegenen, die geestelijk leven, maar niet aan diegenen, welke geestelijk dood zijn door hunne zonden. Hierom vermaant de Apostel Paulus , dat men zich vooraf wel beproeven moet, en zóó van het brood eten en den kelk drinken; want hij, die onwaardiglijk eet en-drinkt, eet en drinkt zich zeiven een oordeel, niet onderscheidende het ligchaam des Heeren.

Mogten wij, geliefde Christenen, in dit onoverwinnelijk en gewigtig geloofspunt steeds gevestigd blijven, daarin troost zoeken, wijl wij de verzekering hebben dat, die het vleesch van den Zoon des menschen eet en zijn bloed drinkt, het eeuwige leven zal hebben. Met den allerdiepsten eerbied dus, moeten wij tot dit H. Sakrament des Altaars naderen. Mogte ik en alle priesters met mij die heilige geheimen ten allen tijde met een zuiver hart en heilige aandacht vieren! //Hoe zuiver, zegt Thomas a Kempis , behooren de handen, hoe rein de mond, hoe heilig het ligchaam, hoe onbevlekt het hart eens Priesters te zijn, waarin zoo dikwerf de bron van alle zuiverheid haren intrek neemt. quot; Mogten alle Katholijken nooit vergeten, dien eerbied, die aandacht, die dankbaarheid en die wederliefde, welke zij aan Jesus in dit heilig Sakrament verschuldigd zijn, trachten te betoonen! Laat ons daartoe steeds onze uiterste vlijt aanwenden , en daarbij niet vergeten, voor de bekeering der dwalende on-katholijken te bidden.

-ocr page 199-

Op den eersten Zonday na Pinksteren,. 179

GEBED.

O brood, dat uit den hemel gedaald is: voorwaar, Gij zijt de weg, de waarheid en het leven. Gij zijt eene zekere zalige rust, en het waarachtig licht oiuer zielen ; eene verzekering en een onderpand van het eeuwige leven. Geef, o Heer Jesus Christus, dat alle men-schen hetzelve in Tl mogen ondervinden en smaken; alsdan zullen zij eene walging voor de wereldsohe vermaken en eenen afkeer van de zonden hebben, TJ altijd lovende en dankende, dat Gij hun die bemelsche spijs in het H. Sakrament gegeven liebt. Amen.

OP DEN ]quot;quot;ZON DAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas VI. 36, ■57, 41 en 42.

// In dien tijde zeide Jesus tot de schare ; u Weest dan barmhartig, gelijk uw Vader n barmhartig is. Oordeelt niet, en gij zult niet //geoordeeld worden. Verdoemt niet, en gij // zult niet verdoemd worden. Vergeeft en u // zal vergeven worden. Wat ziet gij toch een // splinter in uws broeders oog, terwijl gij // eenen balk in uw eigen oog niet bemerkt! // Gij schijnheilige, doe eerst een balk uit uw // eigen oog, en dan zult, gij beter zien, om // den splinter uil uws broeders oog te ligten.quot;

Deze woorden sprak Jesus, toen Hij de

-ocr page 200-

180 Op den eersten Zondag

bergpredikatie hield en zijne leerlingen en de toegevloeijde menigte zoo vele nuttige lessen gaf. W eest barmhartig, zegt Hij, gelijk mv Vader barmhartig is, die zijne zon laat opgaan over goeden en boozen en laat regenen over regtvaardigen en onregtvaardigen; die, zonder aanzien van persoon, aan alle menschen z'jne weldaden uitdeelt. T)e barm-hartigheid der menschen strekt zich gewoonlijk slechts tot weinige menschen uit; daar zij zich aan alle menschen moest rertoonen; opdat zij ten jongsten dage die zoete woorden des Zaligmakers mogten hooren : komt, gezegenden mijns Vaders, en bezit het rijk, dat u bereid is van het begin der wereld. Want ik ben hongerig geweest, en gij hebt mij gespijsd, dorstig, en gij hebt mij te drinken gegeven. Van de werken der barmhartigheid vinden wij vele schoone voorbeelden , zoo in het oude als in het nieuwe Testament. Abraham en Loth herbergden de vreemdelingen; Tobias deed hetzelfde en begroef, zelfs met gevaar van zijn leven, eenige ïsraëliten, die door booze menschen op de straten vermoord waren. Cornelius Centu-mo, hoewel een Heiden, gaf gedurig aalmoezen, die opgeklommen zijn voor Gods troon, wanneer hij tot de kennis van den eenigen waren God gekomen is. Die dus ge;aade en barmhartigheid van den Heer begeert, moet zich ook barmhartig jegens zijne medemenschen betoonen. Zoo heeft de Heer onze zaligheid in onze eigene handen gesteld; want met de mate , waarmede wij meten, zal ons weder uitgemeten worden. Helaas, een heidensch Kei-

-ocr page 201-

na Tinksteren. 181

zer maakt vele Christenen beschaamd ; Titus namelijk, liet nooit eenen dag voorbijgaan, waarop hij niet de eene of andere weldaad bewezen had; en op zekeren dag, dat hij daartoe niet de gelegenheid had, zeide hij aan zijne vrienden ; deze dag is voor mij verlor en.

De baimhartigen zullen ontvangen eene opgehoopte en wel toegedrukte maatj dat is een groot, een overvloedig loon. Maar iemand mogt zeggen : ik heb de magt niet om te geven, wat zal ik dan doen? Wel een goede wil, bij een troostelijk woord, kan ons ook in de oogen van God welgevallig maken en menig leed verzachten. God ziet de gift niet aan, maar het hart waaruit zij voortkomt, gelijk blijkt iu de arme weduwe, die van hare nooddruft gaf, daar vele rijke lieden slechts van hunnen overvloed geven. Niet één druppal waters, uit barmhartigheid aan onze even-mensch toegediend, zal God onbeloond laten. Laat ons de aardsche dingen toch niet najagen; zij zijn immers alle vergankelijk. Waarom zouden wij ons met eene handvol gouds, met- een klein stipje van de aarde vergenoegen, daar geheele Koningrijken de onze kunnen worden! Tracht het goede te doen, vermaant, leert, troost en bidt, sticht den vrede en weest eensgezind onder eikanderen.

Wel verre dat gij eikanderen zoudt veroor-deelen, dekt liever de overtredingen toe; oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden. Ziet liever op uwe eigene gebreken en tracht dezelve te verbeteren en daarvan

-ocr page 202-

182 Evangelie op den tweeden Zondag los ie worden, dat zal aan God welgevallig zijn. Hij die anderen bestraffen wil. moet zelve onberispslijk zijn. De splinter, die in het oog van zijnen evenmensch is, dat is eene kleine fout in hem, ziet men al ligtelijk, maar de balk, eene groote fout in eigen oogen, wordt maar al te dikwijls voorbij gezien, onverbeterd gelaten. Oordeelt dan niet liefdeloos ovev uwen naasten, beschimpt en bespat niemand; doet aan allen wel, en gij zult een barmhartig oordeel ontvangen.

G Ei® E D.

(3 barmhartige God en milddadige Heer, van wien alle goed voortkomt, die ons de zonden minnelijk vergeeft, wanneer wij daarover rouw betoonen : wees ons barmhartig en geef ons de genade, dat wij onzen evennaasten liefderijk bejegenen en geen kwaad met kwaad vergelden: maar ü in alles navolgende, overal zegen mogen verspreiden, hetzij met aalmoezen geven, raden of troosten. Am.

OP DEN 2'uquot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas XIV. ; 16-2 ■.

u In dien tijde zeide Jems aan de Pameers ;/ deze gelijkenis. Een zeker man rigtte een // groot avondmaal aan en noodde vele gasten.

-ocr page 203-

na Pinksteren. 183

// Ert ter ure van liet avondmaal zond hij zij-n nen knecht^ om de genoodigden te zeggen , n dat zij zouden komen; want alles tras nu // bereid. Doch zij begonnen zich allen een-// pariglijk te verontschuldigen. De eerste zeide // hem : ik heb een landgoed gekocht, en ik // moet noodzakelijk uitgaan om dat te bezien ; n ik bid u, verschoon mij. De andere zeide : // ik heb vijf koppel ossen gekocht, en die ga r ik beproeven; ik bid u, verschoon mij. En // de derde zeide hem ; ik heb eene vrouw ge-I/ trouwd, en daarom kan ik niet komen. De // knecht dan terugkeerende, boodschapte dit n alles zijnen Heer. Toen werd de vader des // huisgezins vergramd, en zeide tot fijnen // knecht : gaat met haast op de plaatsen en // straten der stad, en brengt de armen, ge-// brekkigen, blinden en kreupelen hier binnen. // En de knecht zeide ; heer, het is gedaan // gelijk gij geboden hebt, en daar is nog n plaats over. De heer zeide tot den knecht, ;/ gaat naar de wegen en paden en dwingt ze // binnen te komen, opdat mijn huis ve.rvuld // worde. Want ik zeg u, dat niemand van // die mannen, die genoodigd zijn, van mijn // avondmaal zal proeven. quot;

i)e uitlegging van dit Evangelie is deze : De man of vader des huisgezins, die dit groote avondmaal aanrigtte, beteekent God. liet avondmaal is eene afbeelding vau de zaligheid. De eerUgenoodlyden beduiden de Joden ;

-ocr page 204-

184 'Evangelie op den tweeden Zondag en vooral de aanzienlijken onder hen. Pe knecht doelt op Gods Zoon, die de gestalte van een dienstkneebt heeft aangenomen. De verschillende beletselen, waarom de genooden niet wilden komen , beteekeneu de hoovaardigheid , gierigheid en onkuisrhheid. De armen, gebrek-higen, de blinden en kreupelen verbeelden het eenvoudige en onkundige joodsche volk. De ivegen en ptuden beteekenen de overige landen der aarde, waarheen de apostelen en hunne opvolgers gezonden zijn, om het Evangelie te verkondigen aan de Heidenen, en deze aan te houden door woorden en voorbeelden, om in Jesus te gelooven.

De toepassing van deze gelijkenis kan ons het hoogwaardig Sakrament des Altaars verbeelden, hetwelk ook in vele opzigten een groot avondmaal is. Tot dit avondmaal worden wij geroepen door de dienaars van de heilige Kerk, door godvruchtige boeken te lezen en door de inspraken van den heiligen Geest. Laat ons dan dikwijls naderen tot de heilige Communie, laat ons met godvruchtige gevoelens het heilig Misoffer bijwonen, en Jesus Christus ia het allerheiligste Sakrament wize hulde betoo-nen; laat ons wel acht geven, dat wij deze genade niet verliezen, gelijk de vijf dwaze maagden die geen olie in hare lampen hadden, of dat wij ons deel aan de eeuwigheid niet ver-koopen voor een tijdelijk goed, ik wil zeggen, hetzelve niet voor een tijdelijk goed verzuimen. Wij moeten bedenken dat wij hier vreemdelingen zijn en geene blijvende plaats hebben; wij verwachten een Jeruzalem hier boven, waar de volheid der genade is; en vreugde, die getn

u

L_

-ocr page 205-

na Pinlcsteren. 185

oor gehoord heeft; waar wij eene zaligheid zullen smaken, die God van alle eeuwigheid bereid heeft, voor al degenen die Hem op-regt hebben lief gehad. Gaan wij dan tot de tafel des Heeren, tot welke wij op last van Jesus, door zijne dienaren vriendelijk genoo-digd worden. De toegang staat open en de groote scheidsmuur is verbroken, doordien de Zaligmaker voor ons geleden en ons door zijnen dood met God verzoend heeft. Verontschuldigen wij ons niet met beuzelingen; zegt niet : ja , dan en dan zal ik tot de communie gaan ; thans heb ik geenen tijd en ben daartoe niet geschikt, mijne omstandigheden laten mij nu niet toe om regt vroom te leven. Dwaze mensch , die dit zegt! Weet gij, of gij morgen nog leven zult? Zult gij de bekeering tot uwen dood uitstellen ? Zoekt eerst het rijk van God en zijne geregtigheid, en al het andere zal u toegeworpen worden.

Het is geen kwaad, dat iemand zijn best doet, om met eer door de wereld te komen, om op eene eerlijke wijze zijne dagelijksche nooddruft trachten te verdienen; maar hierin , gelijk' in alle dingen, moet men de middelmaat houden, de dingen niet misbruiken. Mogten allen , die nog verre van hunne ware bekeering af zijn, die zich met liegen, bedriegen, vloeken, stelen en hoereren ophouden, op dezen dag nog bedenken, wat tot hunnen vrede dient; mogten zij bedenken, dat God hun nog heden genade van hunne zonden laat aanbieden. Bekeert u dan, en gelooft het Evangelie, eer dat de genade van u weggenomen worde; eer dat de zilveren koorden ontketend

-ocr page 206-

186 Evangelie op den derden Zondag worden, zegt Salomo; eer de deuren aan de straten, dat zijn de oogen, gesloten worden, en de maalsters, dat zijn de tanden, stil staan; eer gij sterft en in het akelig graf nederdaalt.

Komt dan tot het avondmaal en laat n met God verzoenen; Hij is de barmhartige, de Algoede, de Alwijze. Proeft van het Avondmaal des Heeren, dat is ; nadert tot de heilige Communie, opdat gij eeuwig levet en niet uitgeroeid wordet, gelijk de onvruchtbare vijgeboom, waarvoor ons de Heer Jissus behoeden wil.

g k b e d.

Heer Jestjs Christus, die begeert dat alle menschen zalig worden, en ons tot dat einde dikwijls laat roepen en nooden : verleen ons de genade, dat wij tot U komen en alle zonden ontvlugten. Bat wij hier beneden reeds eene voorsmaak mogen hebben van het groote avondmaal, hetwelk wij eens met U daarboven zullen vieren. Amen.

DP DEN 3dquot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lt/cas XV. 1 - 10.

v In dien tijde kwamen tollenaars en zon-v daars tot -Jesns om hem te hooren. En als // de Earizeërs en Schriftgeleerden daarover // morden, zeggende ; deze mensch ontvangt

-ocr page 207-

na Pinksteren. 187

// de sondaars, en bij eet met hen, zoo stelde // hij hun deze gelijkenis voor : Zoo iemand // van U) die honderd schapen heeft, een van // dezelve verliest, laat hij niet de negen en // negentig in de woestijn, en gaat uaar hetgene // verloren was zoeken, tot dat hij het vindt? v En als hij het gevonden heeft, legt hij het met // blijdschap op zijne schouderen. En te buis // komende roept hij zijne vrienden en geburen w te zamen en zegt hnn ; verblijdt u met mij, // want ik heb mijn schaap, dat verloren was u wedergevonden.quot;

De Heer Jesus, tijdens wjne verkeering hier op aarde, ging met alle menschen even liefderijk om; Hij was gekomen, om zalig temaken wat verloren was; en om de tollenaars en zondaars tot bekeering te brengen, moest Hij zich natuurlijk met hen onderhouden. De Earizeörs en Schriftgeleerden echter namen dit euvel op, en wilden het Jesus als eene groote misdaad aanrekenen, dat Hij met hen omging en met hen ,at. In dit hun gedrag gelijken zij aan de spinnen, die uit dezelfde bloem vergift zuigen, waaruit de werkzame bijen haren honing vergaderen; want al wat de Heer leerde en ver-rigtte, durfden zij berispen. Zij waren nijdig, dat Jesus zoo vele volgelingen kreeg, en hun onbewimpeld de waarheid zeide.

Hoe schandelijk dit gedrag der Farizeërs en Schriftgeleerden is, laat zich gemakkelijk gevoelen; en mogten er niet nog vele menschen gevonden worden, die hun gelijken! Hoe velen worden er gevonden, die zich niet

-ocr page 208-

188 Op den derden Zondag

ontzien den goeden naam eens anderen te lasteren; en een goeden naam , zegt de wijze man, is beter dan goede olie; ook is het gemakkelijker likteekens glad tu maken dan den laster weder uittewisschen. Gij huichelaars, zegt de Heer, wat ziet gij den splinter die in uws broeders oog is, maarden balk, die in uw oog is, ziet gij niet! Elk lette derhalve op zijne eigene gebreken, en doe zijn best om die na-telaten. Elk wiede zijnen eigenen akker, dan zijn ze allen schoon. In plaats van antwoord, zeide Jesus aan de Earizeërs en Schriftgeleerden twee gelijkenissen, waaruit zij konden opmaken, dat Hij voornamelijk gezonden was om de zondareu te zoeken en zalig te maken.

En, gelijk de liefderijke zorg van den herder voor zijn verloren schaapje grootelijks te prijzen is, even zoo prijzenswaardig is het gedrag van Jesus omtrent zondaren; ja, Hij is de goede Herder, die zijn leven stelt voor zijne schapen. Daarenboven, gelijk de herder in de gelijkenis zich over het wedervinden van zijn schaap verblijdde,

// Zoo zal er ook blijdschap zijn bij Gods v Engelen, over eenen zondaar die boetvaardig-tt heid doet.quot;

Zoodat dit den zondaar moest opwekken tot bekeering en beterschap. Mogt hij met den verloren zoon uitroepen : ik zal opstaan en tot mijnen Vader gaan, en ik zal zeggen ; Yader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u; ik ben niet waardig uwen zoon genoemd te worden; maar maak mij eenen van uwe huur-

-ocr page 209-

na Pinksteren. 189

lingen. Dan zal God, die. zoo liefderijk is, hem weder aauneaien als zijn kind, hem genade verleenen, hem eenmaal de zaligheid doen beërven, en zijne Engelen zuilen zich daarover verblijden; ja, in den hemel is meer blijdschap over eénen zondaar, die zich bekeert, dan over negen en negentig regtvaardigen, die geene bekeering van noode hebben.

Zondaren, zondaren! komt tot God, tot dien liefderijken, barmhartigen God, die u zeker niet wil afwijzen, wanneer gij u verbeteren wilt. Jesus roept tot u : komt allen tot mij, die heiast en heiaden zijt, en ik zal u verhvikken. (1) Komt dan, laat u niet langer vergeefs nooden. Dat de Heer u niet eenmaal toevoere : ik heb u geroepen, en gij hebt niet gewild!

GEBED.

rC

Kom, Heer! zoek uwe dwalende schapen , bekeer ons van harte tot ü, dan zullen wij opregt bekeerd zijn; en geef ons de genade, dat .wij ware boete doen over onze zonden, opdat wij den Engel oorzaak tot blijdschap Amen.

(1) Matth. XI, 23.

-ocr page 210-

OP DEN 4dequot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas V. 1-11.

// In dien tijde, nis het volk op Jesics aau-tt drong, om Gods woord te hoeren, stond hij // bij het meer van Genezareth. En hij zag u twee schepen aan den. oever van het meer // liggen, waar de visschers waren uitgegaan , // om de netten af te wasschen.quot;

Meermalen hebben wij gehoord, hoe ijverig het volk van alle kanten kwam toeloopen , wanneer het de gelegenheid had, om de zaligmakende leer uit Jesus goddelijken mond te hooren; en ziet hier weder een schoon voorbeeld van brandenden godsdienstijver. Het volk drong Jesus aan, ora Godswoord te prediken ; zij waren niet sluimerende, gelijk helaas, vele menschen de onbetamelijke gewoonte hebben , in de kerk te zitten. Immers moet men bij de predikatie, na vooraf den goddelijken zegen van Jesus afgesmeekt te hebben , met ingespannen aandacht luisteren, om de lessen in het geheugen te bewaren, en daarnaar zijn levensgedrag interigten. Die uit God is. hoor! de woorden Gods: maar die uit God niet is, hoort die niet, dat is : hij neemt die woorden niet ter harte.

Jesus leerde, gelijk wij vroeger gezien hebben , niet alleen in den tempel, maar overal, waar Hij wist dat het nut konde stichten , en hier leerde Hij het volk uit het schip.

-ocr page 211-

Op den vierden Zondag na Pinhsteren. 191 Zoo moeten wij ook trachten, overal en te allen tijde, eenig goeds te stichten.

a En Jesus ging in een van die schepen , v hetwelk aan iSmow toebehoorde, en verzocht // hem hetzelve een weinig van land af te n steken. En nederzitteade, leerde hij het volk // uit het schip. quot;

Mogten wij, zult gij misschien zeggen , daarbij tegenwoordig geweest zijn! Hadden wij eens die goddelijke woonlen uit Jjïstjs mond mogen hooren, o dan! Maar nogtans hoort gij die woorden, uit den mond zijner dienaren; zij verkondigen u het Evangelie naar het bevel des Zaligmakers; zij zijn de opvolgers der Apostelen, tot wie Jestjs zeide ; predikt het Evangelie aan alle schepselen, en ik hen met u tot de voleinding der wereld.

// Als hij nu ophield met spreken, zeide hij \t tot Simon .- steek in zee en werp uwe net-u ten uit om te vangen. Simon antwoordde // hem : Meester, wij hebben den ganschen // nacht gearbeid zonder iets te vangen, maar quot; op uw woord zal ik de netten uitwerpen. quot;

Zoo werken wij ook soms vruchteloos en als in den nacht, wanneer God niet bij ons is, dat is : wanneer wij buiten de genade of in doodzonden zijn. Vergeefs arbeiden wij, zeg ik, wanneer God ons werk niet laat gedijen ,

(1) Matth. XXVIII. 20.

-ocr page 212-

193 Evangelie op den vierden Zondag vergeefs zoeken wij naar rust, wanneer wij die builen God zoeken. Zonder mij, zegt Christus, kunt gij niets doen. (1) Zorgen wij dan met allen ernst, om nimmer in doodzonde te komen; dat wij nimmer behoeven te zeggen : wij hebben langen tijd gearbeid en niets gevangen; wij hebben niets gedaan, wat voor den hemel verdienstelijk is. De hemel beware ons voor zulke omstandigheden; en mogte er iemand gevallen zijn , dat hij zich dan zonder verzuim bereide, om door eene rouwmoedige biecht en bekeering, tot den staat der genade weder te koeren.

Werpen wij dan, op het woord des Heeren, onze netten uit, dat is stellen wij alles in het werk, om onze daden en handelingen daar henen te besturen, dat zij alle tot Gods eer verstrekken en uitloopen, dan zullen onze geringste werken verdienstelijk, en ons eenmaal tot de eeuwige zaligheid heilzaam zijn.

// En als zij het uitgeworpen hadden, vin-u gen zij eene zoo groote menigte visschen, // dat hun net begon te scheuren. Zij wenkten // dan hunne medegezellen, die in het andere // schip waren , dat zij zouden komen om hen n te helpen. Eu zij kwamen en vulden beide // schepen tot zinkens toe. Als Simon Petrus // dit zag, viel hij Jems te voet, zeggende : // Heer! ga van mij, want ik ben een zondig // mensch. Want hij en allen die met hem u waren, werden met verbaasheid bevangen

(1) Joau. XV. 5.

-ocr page 213-

na Pinksteren. 198

n over de vangst der vissollen, die zij gedaan // hadden. Insgelijks ook Jacobus en Joannes , n de zonen van Zehedeus, die Simons makkers // waren. En Jesus zeide aau Simon : vrees I/ niet; gij zult voortaan meuschen vangen. Eu I/ de schepen aan land gehaald hebbende, ver-I/ lieten zij alles en volgden hem. quot;

Petrus viel Jesus te voet met de betuiging dat hij eeu zondig mensch en bijgevolg zijne tegenwoordigheid onwaardig was; hij en allen die met hem waren erkenden , dat het niet van hunne bekwaamheid had afgehangen , maar dat Jesus dit wonder verrigt had. Geheel anders gaat het velen onzer, die hun geluk en hunnen voorspoed aan hunnen eigen vlijt, door-zigt en kunde toeschrijven. Maar er zijn immers toch menschen, die even zoo bekwaam en vlijtig zijn, en evenwel dat geluk niet hebben' Hoe verkeerd, hoe zondig is deze gedachte; zij toont eenen schandelijken hoogmoed en is vol eigenwaan. Maar ras zien zij dikwijls hun geluk vervliegen, schoon zij even vlijtig , even zorgzaam waren. Besluit dan daaruit, dat gij Gods zegen behoeft en denzelven dagelijks van Hem moet smeeken. Voorspoed is wel aangenaam voor's menschen bedorven hart, maar tevens gevaarlijk voor de ziel; en hoogmoed komt voor den val.

Eindelijk willen wij nog aanmerken , dat Jesus hier aan de genoemde vier Apostelen voorzegde, dat zii voortaan menschen zouden vangen; dat is : voortaan zouden zij en hunne opvolgers, door leer en voorbeelden, de men-

9

-ocr page 214-

194 Evangelie op den vijfden Zondag schen tot bekeering brengen en tot de hemei-sche zaligheid voorbereiden. Waarlijk een ge-wigtig ambt, dat men nooit dan met de grootste omzigtigheid moest verkiezen, eu na zich wel beproefd te hebben; doch aan den anderen kant zeer verdienstelijk, want de leeraars, die hun ambt getrouwelijk waarnemen, zullen hiernamaals blinken gelijk de sterren in het uitspansel.

GEBED.

Heer Jestis Chxisttjs, Regeerder der heilige Kerk! wij bidden U, wil onze leeraars zoo verlichten en bijstaan, dat zij ons uw goddelijk woord, volgens uwen wil, prediken, en ons leeren, wat wij doen moeten, om. tot het eeuwige leven te geraken. Amen.

OP DEN 5d,quot;ZOXDAG ATA PINKSTEREN.

Evangelie , Mattheus V. 30 - 34.

// In dien tijde zeide Jestis tot zijne leer-// lingen : Indien uwe regtvaardigheid niet v o'ervloediger is, dan die der Schriftgeleer-// den eu Parizeërs , zoo zult gij in het rijk // der hemelen niet komen. Gij hebt gehoord , // dat aan de ouden gezegd is ; gij zult niet // doodslaan, en al wie doodslaat, zal straf-u baar ziin voor het geregt. Maar ik zeg u, // dat ai die op zijnen broeder vergramd is, // reeds strafbaar voor het geregt zal zijn. En

-ocr page 215-

na Pinksteren. 195

// die tot zijnen broeder zegt ; Reca, zal straf-// baar zijn voor den Baad. En die zegt ; gij v dwaas, zal schuldig zijn aan het helsche // vuur. quot;

Deze preek is ïoede een gedeelte van die beroemde bergpredikatie, welke Jesus in Ga-lilea hield; zij bevat het heilzaamste onderwijs voor alle menschen, en maakt, een kort begrip uit van de geheele Christelijke leer. In het opgenoemde gedeelte der bergpredika-tie vermaant de Zaligmaker tot het volledig nakomen der goddelijke geboden ; zeggende : indien ïme regtvaardrgJieicl niet overvloediger is dan die der Schriftgeleerden en Farizeërs , zoo zult gij in het rijk der hemelen niet komen. De Schriftgeleerden en Farizeërs onder de Joden, waren menschen die zich uitwendig zeer heilig en godvruchtig vertoonden , die den schijn hadden van zeer vroom te leven, daar zij de openlijke plegtigheden der Mozaïsche wet waarnamen; zij gingen onder anderen op de hoeken der straten staan bidden en gaven vele aalmoezen, om van de menschen gezien te worden. Zij beijverden zich niet om rein van hart en wandel te zijn, gelijk de Christelijke godsdienst uitdrukkelijk gebiedt. Niet alleen mag men niet stelen en geene onkuischheid bedrijven; maar zelfs hij of zij, die de begeerte daartoe heeft, wordt aangemerkt als die zonden werkelijk bedreven te hebben.

Tenzij dan, wilde Jesus zeggen, dat gij de goddelijke wetten en geboden niet beter opvolgt dan de Schriftgeleerden en Farizeërs ,

-ocr page 216-

196 Evangelie op den vijfden Zondag zult gij geen deel aan de eeuwige zaligheid hebben. En mogten er geene gevonden worden, die huichelen, gelijk de Fameers; die meenen zich wel uitgesloofd te hebben, wanneer zij des zondags eene Mis hooren, eenmaal 'sjaars te biechten gaan en niemand openlijk slaan cf benadeelen. Weten zij niet, dat haat, nijd, afgunst, kwade begeerlijkheden , zonden zijn, waaraan zij zich dagelijks schuldig maken ? Is het niet één Wetgever dien wij hebben ? en al wie tegen één gebod zondigt, zondigt tegen alle geboden.

Niet alzoo zullen wij doen; maar wij moeten onze goede werken daarheen sturen, om God den Heer te behagen. Laat ons bedenken, dat wij de genade Gods niet te vergeefs ontvangen hebben; wij moeten daarmede ons voordeel doen; want ons zal eene scherpe rekenschap afgevorderd worden, meer dan aan het volk onder het oude Testament. Een koopman, die met tienduizend gulden handel drijft, behoort meer te winnen dan een ander, die slechts duizend gulden aan zijnen handel kan besteden; en zoo ook wij , die meerdere genade van den Heer ontvangen hebben, moeten ook meer deugden voortbrengen ; van ons zal ook meer geëischt worden.

De Zaligmaker zeide verder : gij helt gehoord, dat aan de ouden gezegd is : gij zult niet doodslaan; maar ik zeg u, dat al wie op zijnen broeder vergramd is, reeds strafbaar voor het geregt zal zijn. Ziedaar de nadere uitlegging van het vijfde gebod. Niet alleen werkelijk doodslaan, maar ook alle lastertaal,

-ocr page 217-

ïll

na P'rnksferen. 197

scheldwoorden^ verguizingen, en al wat tot nadeel van de ziel of van het ligchaam des naasten strekken kan, en waaruit de doodslag kan voortkomen, zal gestraft worden en is in dit gebod vervat. Wie tot zijnen hroeder zegt Reca, een smaadwoord bij de Joden, die zal sfra/iaar zijn voor den Raad, voor den beogen raad der Joden of het Sanhedrin, die uit twee-en-zeventig Eaadsheeieu bestond.

Wat kunnen wij derhal e beter doen. dan u christelijk te vermanen tot vrede, eensgezindheid tn liefde; de liefde toch dekt alle overtredingen toe. Leert uwen toom stillen;

weest niet haastig om te toornen, en laat de zon daarover niet ondergaan. Gij bidt in het Onze Vader : vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onzen schuldenaren. Indien gij dau van God vergeving verlangt, zult Efij ook uwen naasten, die u beleedk:d hebben , vergeven, en om zoo veel te meer, daar nwe zonden veel grooter zijn omtreut God, den besten Vader der menschen. Volgen wij veeleer het voorbeeld van Christus, die zelfs voor zijne moordenaren bad : Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen. Zoodoende zullen wij in vrede leven, geen kwaad geweten omvoeren en vergeving van God kunnen verwachten. Wanneer wij goed voor kwaad Vergelden, zullen wij daardoor op het hoofd onzes vijands kolen vuurs brengen, en hij zal i zien, hoe verkeerdelijk hij omtrent ons gehandeld en gedacht heeft.

Al ons kerkgaan, al ons bidden en communiceren, ai ons Mis hooren, is vruchteloos,

| wanneer wij met onzen naasten in vijandschap

-ocr page 218-

198 Evangelie op den zesden Zondag leven. Onderdrukt derhalve den toorn , bewaart uwe lippen van kwaad spreken, jaagt het goede en den vrede na, dan zult gij op aarde gelukkig en hiernamaals zalig zijn.

GEBED.

Jesüs Christus, spiegel van alle zachtmoedigheid , gever aller deugden, bewerker onzer zaligheid! geef dat wij steeds in liefde en eendragtigheid mogen leven, dat wij niet we-derschelden, wanneer wij gescholden worden, en zoo uw voorbeeld navolgende, eenmaal daar mogen komen, waar Gij ons voorgegaan zijt en plaats bereid hebt Amen.

OP DEN ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Marcus VIII. 1 - 9.

// In dien tijde, als er zeer veel volk was, n en dat zij niets te eten hadden, riep Jesus ir zijne leerlingen te zamen, en zeide hun : ik ;/ heb medelijden met het volk; het is nu reeds if drie dagen, dat zij niets te eten hebben. En // indien ik hen ongespijsd naar huis laat gaan, I/ zullen zij onder weg bezwijken, want som-// migenhunner zijn eenen verren weggetogen,quot;

Hoe veel ijver en begeerigheid, om het woord Gods te hoeren, betoonde dit volk, daar deze vrome lieden hunne huizen hadden

-ocr page 219-

na Pinksteren. 199

verlaten, en eenen verren weg gereis;! waren,

ondanks hun gebrek aan levensmiddelen , zonder vermoeid te zijn. Daarentegen zijn er sommige Christenen, die geen paar uren in de kerk doorbrengen, uit vrees dat hunne vosten koud worden, en zelden zullen zij eene preek aanhooren. Anderen geven voor, d clt ^ ij bet ook wel weten, en liet dus niet van noode hebben. Maar moesten zij dan niet naar de predikatie hooren, om anderen tot voorbeeld te strekken? Ook kunnen vrij hieruit leeren, (1

dat al degenen, die Christus volgen, zich in godsvrucht oefenen, en overal yiine deugden verbreiden, nimmer van ilem verlaten worden,

al inogt zulks voor eenen tijd lang zoo schijnen.

Want als die minnelijke Heer ziet, dat wij aanhouden in het gelooven en het doen van goede werken, zoo komt Hij ten laatste en toont zijne barmhartigheid, gelijk [lij hier in het Evangelie deed, H 'j had mededoogen met het volk, en vreesde dat zij zonder vooraf te spijzen, op de terugreize mogten bezwijken.

Christus beproeft ons somtijds door gebrek en armoede; maar als Hij ons getrouw vin zal Hij ons niet in tijd noch in eeuwigheid verlaten ; want de Heer zegt : die volstandig blijft tot het einde toe, zal zalig wezen.

De oude Tobias vermaande en leerde zijnen zoon aldus : hebt gij veel, geef veel, hebt gij weinig, geef van dat weinige. Laat ons insgelijks doen; betoonen wij ons altijd en overal barmhartig, opdat wij weder barmhartigheid ontvangen. De Heer ziet het hart aan, en niet de gave of gifte. Wanneer wij dus Jus us navolgen en Hem gaarne hooren, dan hebben wij

-ocr page 220-

200 Evangelie op den zesden Zondag met Maria het beste deel verkozen; dan zullen wij ons weinig om aardsche goederen bekommeren ; althans niet meer dan voor zoo verre dezelve tot onze nooddruft en levensonderhoud noodig zijn. Hoe veel wordt er niet in het werk gesteld, om de gunst van eenen vorst te erlangen, en om in hooge ambten en bedieningen gesteld te worden; moest men dan niet veel meer de gunst en vriendschap van den Heer der heeren, den Koning der koningen, zoeken te verwerven! Temand mogte vragen : hoe zal hij Christus navolgen en zich zijne gunst verwerven ? Ik antwoord : volg de deugden van Christus; wees ootmoedig, zachtmoedig-, verduldig en gehoorzaam aan Gods gebod. Ook als wij bidden , spreken wij met Christus: want Chkistus, als God zijnde, is overal, hoort alles, ziet alles; als wij eenepredikatie hoeren, spreekt Christus door den mond der dienaren tot ons. Alzoo kunnen wij altijd om en bij Christus zijn.

u quot;De leerlingen van Jesus nog zwak in het // geloof zijnde, antwoordden hem : van waar // zoude iemand dit volk hier in de woestijn // met brood kunnen verzadigen ? Hij vroeg hen // dan : hoe vele brooden hebt gij ? Zij zeiden ; // zeven. Toen gebood hij het vclk op de aarde // neder te zitten : en zeven brooden genomen //en gedankt hebbende, brak hij die, en gaf // ze aan zijne leerlingen om ze voor te zetten, u en zij stelden ze aan het volk voor. Zij had-// den ook nog weinige vischjes, die hij ook u zegende en gebood voor te zetten.quot;

-ocr page 221-

na Pinksteren. 201

Leert hieruit, dat men vóór he' eten God moet bidden; dat hij onze spijzen moge zegenen , opdat zij tot onze ligchamelijk en geestelijke welvaart verstrekken; en na het eten God voor de ontvangene weldaden danken. Hoe onchristelijk gaan zij dan te werk, die zich aan tafel zetten zonder Gods zegen af te smeeken, en die dezelve verlaten, zonder Hem voor de bekomene gunsten te danken ? God geve, dat alle ouders hunne kinderen van jongs af dit lofwaardige en door den Zaligmaker geheiligde gebruik deden onderhouden.

// En zij aten en werden verzadigd, en zij // namen zeven manden op van het overschot // der brokken. Nu, die ereketen hadden waren n omtrent vier duizend. En hij liet ze gaan.quot;

Hoort hier het wonder, dat Jesüs verrigtte : van zoo weinig broods en met zoo weinige vischjes spijsde Hij omtrent vier duizend men-schen — en er bleven nog eenige korven vol over. Zoo liefderijk, zoo magtig is God; Hij kan uit alle nooden en gevaren redden, zelfs van den dood; en voor hen, die Jesus hier op aarde lief gehad hebben, die Hem overal gevolgd zijn, is de dood slechts een overgang tot het eeuwige leven, hetwelk ons de barmhartige Heer verleenen wil.

g e b e d.

Hear! ontferm U over de scharen, die hongeren en dorsten naar de geregtigheid. Geef

hun de ware spijze der zielen en de tijdelijke

y*

-ocr page 222-

T

202 Evangelie op den zevenden Zondag nooddruft. Zij bevinden zich liicr als in eene woestijn; ondersteun hen door uwe goddelijke genade, door uw heilig woord. Geef aan allen behoedzaamheid, lijdzaamheid en begeerte naar IJ; opdat zij hunnen weg naar de eeuwigheid rustig voortzetten en U weldra aanschouwen. Amen.

OP DEN 7*quot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Matxhetjs VII. 15-21.

r

u In dien tijde zeide Jems aan zijne leer-// lingen : Wacht u voor de valsche profe-u ten, die in schaapskleederen tot u komen, // maar inwendig grijpende wolven zijn. Aan n hunne vruchten zult gij ze kennen. Plukt //men wel druiven van de doornen, of vij-// gen van de distelen ? Alzoo brengt elke // goede boom goede vruchten. Een goede boom // kan geene kwade vruchten, noch een kwade // boom g-oede vruchten voortbrengen.quot;

I Ih

Jesus Christus, die altijd voor de zijnen zorgt, waarschuwt hier zijne leerlingen voor de valsche profeten of dwaalleeraars, gelijk te dien tijde de Farizeers onder de J oden waren, en gelijk nog lieden ten dage de on-katholijken, en de zoogenaamde filozofeu zijn. Zij hebben, zegt Hij, die uiterlijke vertooning van deugd en zoeken alzoo de men-

L

-ocr page 223-

na Pinksteren. 203

schen te verleiden; zij zijn geheel anders in hunne uiterlijkheden dan zij inwendig zijn; zij bedoelen geheel iets anders dan zij voorgeven: zij komen in sehaapskleederen, ver-toonen zich zachtmoedig en belangloos, maar van binnen zijn het grijpende wolven, dat is ; zij zoeken u in het net te krijgen. Wij zullen alle zulke valsche profeten of leeraars, als ook hunne predikatiën en boeken schuwen; want hunne woorden zijn suikerzoet, doch vreten in gelijk de kanker, eu besmetten gelijk de pest.

Wanneer zij zeggen : hier is Christus o/' daar is Hij, gelooft het niet. De kenteekens, waaraan zij te kennen zijn, geeft de Heer Jestjs op, als Hij zegt: aan hunne vruchten zult (jij ze kennen; dat h : a.m hunne werken zult gij ze kennen. En hier kan men tevens opmerken, dat door valsche profeten mede slechte personen moeten verstaan worden. Deze waarschuwing is gegrond; want wie met pek omgaat, wordt er door besaiet. Hadden vele ouders hierop vroegtijdig gelet, hoe .vele kinderen zouden er minder ongelukkig zijn. Maar zij lieten hunne kinderen in het wild loopen; zij lieten hen met kwade gezelschappen nachten lang in de herbergen rondzwerven; ja sommige brengen hunne kinderen al heel vroeg op danspartijen, waar zij, indien ze ook zelve geen kwaad bedrijven, ten minste eenig kwaad vergift inzuigen ; ook moesten vele ouders omzigtiger zijn in de gesprekken, die er somtijds in huis gevoerd worden. Verder zegt het Evangelie :

-ocr page 224-

204 Hvangelie op den zevenden Zondag

n Ieder boom, die geeue goede vruchten // voortbrengt, zal uitgehakt, en in het vuur // geworpen worden. Zoo dan, aan hunne // vruchten zult gij ze kennen. Niet ieder , n die tot mij zegt : Heer, Heer! zal in het n rijk der hemelen ingaan; maar die den wil // mijns Vaders doet, die in den hemel is, // die zal in het rijk der hemelen komen.quot;

Dit wil zeggen : elk mensch, die geene goede werken doet, zal in hei helsche vuur geworpen worden. Schrikkelijke uitspraak van den Heer ! Het is dan niet genoeg, dat wij katho-lijke Christenen heeten, en dat wij gedoopt zijn in den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes, maar wij moeten ook goede vruchten, dat is : goede werken doen , en in het geheel een leven leiden overeenkomstig het Evangelie; want de Heer zegt : niet ieder, die tot mij zegt, : Heer, Heer! zal in het rijk der hemelen ingaan, maar die den wil mijns Vaders doet, die in de hemelen is. Den wil des Heeren doen , is derhalve de zaak, en niet alleen zeggen : wij gelooven m God. De duivels gelooven dit ook, en zij sidderen. Maar wij moeten onze driften bedwingen, onze zinnen versterven, ons kruis opnemen en Jesus volgen, ootmoedig en zachtmoedig zijn, matig en godzalig leven in deze tegenwoordige wereld. Het rijk der hemelen lijdt geweld, en de geweldigen nemen hetzelve in. Wat wordt er al gedaan, om tijdelijke goederen te bekomen, die door de motten verteerd en door dieven gestolen kunnen worden; hoe veel te meer

-ocr page 225-

na Tinhsteren. 205

moest men clan werken, om christelijke deugden te verkrijgen; deae kunnen niet vergaan , maar blijven in eeuwigheid. De goede werken zullen ons volgen.

Zorgen wij dan, dat wij. niet als onnutte boomen, die geene goede vruchten voortbrengen , in het vuur geworpen worden. Dat men zulks inogte inzien, en men zoude zijn leven anders inrigten. Is er iets verschrikkelijker, dan voor eeuwig van God verstooten te worden; en wie is er, die bij een verteerend vuur wonen kan ? De hel is iecs verschrikkelijks , en aan de eeuwigheid geen einde.

quot;Volbrengen wij dan den wil van God; opdat wij uit dit vergankelijke leven mogen komen, tot de vreugde en blijdschap des eeu • wigen hemelrijks. Dit vergunne ons de Yader, de Zoon, en de heilige Geest, de aanbiddelijke Drievuldigheid, die te prijzen is tot in eeuwigheid.

G E Ü 1; D.

Heer! leer ons den weg der regtvaardigheid bewandelen; bewaar ons vooralle verleiding in geloof en zeden, dat wij als onnoozele schapen. TJ, den goeden Herder, volgen, uwe stem hooren, en zoo doende den wil des Vaders volbrengen. Amen.

-ocr page 226-

OP DEN Squot;'quot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas XVI. 1-9.

// In dien tijde zeide Jesus aan zijne Leer-v lingen deze gelijkenis : Daar was een rijk //man, die een rentmeester had, welke bij u hem werd aangeklaagd, dat hij zijn goed // verkwist had. Hij riep hem dan en zeide // hem : wat hoor ik van u ? Geef rekening // van uw rentmeesterschap; want gij kunt // mijn rentmeester niet langer blijven. quot;

Door dezen rijken man bedoelde de Zaligmaker God, die hemel er. aarde vervult, en die rijk is in barmhartigheid. Wij menschen worden vergeleken bij dien rentmeester, die eenmaal rekenschap van al onze daden geven zuilen; wij zullen rekenschap geven van onze goederen niet alleen, maar ook van ons verstand , van onze kunde en talenten , welke gaven wij van God verkregen hebben, om dezelve behoorlijk en ten nutte aan te wenden ; wij zijn daarvan slechts de rentmeesters.

De rentmeester wordt dan geroepen, om rekenschap te geven van zijn rentmeesterschap ; want hij werd aangeklaagd, dat hjj het goed van zijnen heer onnuttig doorbragt. Wij brengen ons aanvertrouwd goed nutteloos door, wanneer wij niet naar de geboden van God en der heilige Kerk leven, wanneer wij ons aan ijdel-heden vergapen, en in ougebondenhsid voortleven. Maar ook wij zullen opgeroepen worden om rekenschap te geven, gelijk de rentmeester.

-ocr page 227-

I

Op den achtsten Zondag na Vinkderen. 207

Wat zal het te zeggen zijn, wanneer tot ons gezegd zal worden, doet rekenschap, en dat de rekening niet behoorlijk sluit? Doch aan deze rekening wordt weinig gedacht; ja menigeen is hier een slechte boekhouder, en het eenigste, wat hij verstaat, is zijne geringe deugden optellen, den armen daglooner aftrekken en zijne goederen vermenigvuldigen; maar met den behoeftigen zijnen overvloed deelen kent hij niet.

Wat baat het den mensch dat hij de geheele wereld wint eu schade aan zijne ziel lijdt? Weinige jaren slechts is het hem vergund, op deze wereld te leven, en bij den dood moet hij alles achterlaten. Het paleis verandert in eene houten kist, de kostelijke kleederen worden afgelegd, en hij zelf wordt eene prooi der wormen! Yerschrikkelijk moet het eenen mensch zijn, die hier slechte rekening gehouden heeft, en wien de vervloekingen van raenschen, die hij ongelukkig gemaakt heeft, in het graf volgen.

Geheel anders is de scheiding van iemand, die zijne goederen,gaven en ligchaamskrachten ten nutte van zichzelven en van zijnen naasten besteed heeft, die overal zegen verspreidde, en om wiens verlies men duizende dankbare tranen storl. Zegening volgt hem in het graf. Onbekommerd over de goederen dezer wereld, stapt hij vrolijk de eeuwigheid in, en verwacht daar het loon voor zijnen arbeid. Nu, de rentmeester in ons Evangelie, gedreigd zijnde met zijn ambt te zullen verliezen, was hij op middelen bedacht, ten einde zijnen meester te vreden te stellen, eu zich alzoo voor de toekomst te dekken. liet Evangelie luidt dus :

2'

■if i % 1 1

'11 S'l

ill ïHp

.;i '/mm

■: ,• t

■ ■■m

;

-ocr page 228-

208 Evangelie op den achtsten Zondag

// Toen zeide de rentmeester bij zich zeiven ; ;/ wat zal ik doen, dewijl mijn lieer mij liet // rentmeesterschap afneemt? Spitten en graven // kan ik niet, te bedelen schaam ik mij; ik ;/ weet wat ik doen zal, opdat, wanneer ik v van mijne bediening zal afgezet zijn, zij mij // in hunne huizen ontvangen. En de schulde-// naars van zijnen heer een voor een bij zich // roepende, zeide hij tot den eersten : hoe // veel zijt gij mijnen heer schuldig? Deze ant-\t woordde ; honderd vaten olie. Hij zeide hem : ;/ neem uw handschrift, zit haastig neder eu // schrijf vijftig. Daarna zeide hij aan eenen // anderen : en gij, hoeveel zijt gij schuldig? // Hij antwoordde : honderd mudden tarwe. // Neem, zeide hij, uwen brief en schrijf tach-n tig. En de heer prees den onregtvaardigen // rentmeester, dat hij wijsselijk gedaan had; // want de kinderen dezsr wereld zijn voorzig-n tiger, dan de kinderen des lichts in hun ge-n slacht. Ik zeg u dan ook, maakt u vrien-u den uit de ongerekte rijkdommen , opdat zij // u, wanneer gij gebrek zult hebben,. in de // eeuwige woning ontvangen.

De heer prees den onregtvaardigen rentmeester, niet wegens zijne slechte handelswijze, maar omdat hij hier voorzigtig gehandeld had. Daarmede wil ons de Zaligmaker leeren, dat wij ook voorzigtig zullen wezen en ons dagelijks bereid houden, tegen den dag des doods, die mogelijk nader bij is, dan wij meenen.

-ocr page 229-

na Pinksteren. 209

Dan, de ondeugende inenschen zijn dikwijls behendiger en kloeker, om wereldsche goederen te verzamelen, dan de kindei en des lichts of de geloovige Christenen in hetgeen hunne eeuwige belangen aangaat. Wij zien het dagelijks, dat er allerhande listen en streken in het werk gesteld worden, om geld en goederen te bekomen; maar veel minder zien wij pogingen aangewend, om het erfdeel, dat de Heer voor den vromen heeft weggelegd, te verkrijgen.

Maakt u vrienden van de ongeregte rijkdommen ; hierdoor worden geene goederen bedoeld, die onregtvaardig verkregen zijn; maar er staat ongeregte rijkdommen, omdat door het misbruik der wereldsche rijkdommen, dikwijls ongereg-tigheden en zonden ontstaan, die den bezitter met zorg en kommer overladen.

Wees dan voorzigtig voor de toekomst : v erschuif uwe bekeering niet tot den dood, en zorg in tijda, dat gij op uw sterfbed geene aardsche zorgen en bestellingen meer hebt. Daarenboven weet gij niet, of gij wel een sterfbed hebben zult : gij kunt onverwacht, door'duizend toevallen sterven : door vallen, beroerte, kwade inenschen, enz. Stel toch uw eerste en voornaamste werk niet langer uit! Zorg voor de toekomst, in welke u rekenschap zal afgevraagd worden; geef van uwe rijkdommen, opdat gij door de verdiensten der aalmoezen, door de gebeden der armen, genade bij God verwerft, om door berouw en leedwezen uwer zonden, door eene opregte biecht tot God bekeeid te worden, en om genadige vergiffenis van dezelve te erlangen. Kunt gij met veel geven, dan laat het wei-

-ocr page 230-

210 Evangelie op den negenden Zondag nig zijn; hebt altijd den goeden wil; want de fleer siet de gift niet aan, maar het goed hart waaruit die voortkomt. Dan zullen wij ons bij God en de menschen welgevallig maken, eu ons loon zal groot zijn in den hemel. Dit ver-gunne ons God den Vader, God den Zoon, en God den H. Geest.

g é b e d.

Mo gten wij, o Heer, ons dagelijks bereiden tot de rekenschap, welke wij na onzen dood voor U zullen moeten alieggen, en geef dat armen en ongelukkigen onze voorspraken bij IJ mogen zijn; opdat, als wij uit dit leven scheiden, hetgeen aan onze verdiensten ontbreekt, door hunne verdiensten en gebeden vergoed worde, dat wij van ü daarvoor ver-gifl'enis erlangen, en in de eeuwige tabernakelen mogen opgenomen worden. Amen.

OP DEN 9dquot; ZONDAG NA PINKSTEEEN.

Evangelie, Lucas XIX. 41 -47.

// In dien tijde, als Jesm Jeruzalem naderde n en de stad zag, weende hij over haar en // zeide : ach, of gij nog op dezen uwen dag // erkendet, hetgeue u tot vrede strekt! Doch // nu is het voor uwe oogen verborgen. Want u u zuilen dagen overkomen, dat uwe vijanden // u met eenen wal omvangen, en u belegeren,

-ocr page 231-

na Pinksteren. 211

n en van alls kanten benaaawen zullen : dat // zij u en uwe kinderen in u, ten gronde ver-// delgen, en den eenen steen in u op den an-// deren niet zullen laten; omdat gij den tijd // uwer bezoeking niet gekend hebt.

I

S

f

0! im

Palmzondag vieren wij het feest van des Zaligmakersplegtige intrede binnen Jeruzalem. Jüstjs was gezeten op het veulen eener ezelin en naderde de stad ; terwijl de verheugde schaar juichte en groene takken der boomen, alsmede hunne kleederen op den grond spreidden, waarover de Zaligmaker rijden moest. Toen Jesus de stad Jeruzalem in het oog kreeg, iveende Bij over Tiaar, overwegende de ondankbaarheid en verblindheid, waarin de inwoners verkeerden; daar zij verhard waren gebleven in hunne zonden, en zich noch door vermaningen, noch door bedreigingen hadden laten bekeeren. Jesus weende over haar, als hij dacht aan den ondergang die de stad zoude treffen, gelijk dezelve haar veertig jaren na Chktstus dood trof; toenquot; een Romeinsch Keizer met eene legermagt dezelve verwoestte, den eenen steen op den anderen niet liet, en duizende inwoners door den honger, het vuur of het zwaard omkwamen. De geschiedschrijver en ooggetuige Jose-phus geeft ons hiervan een omstandig berigt, en verhaalt onder anderen, dat eene moeder haar eigen kind zoude gegeten hebben. Cheis-ïüs voorzag en voorspelde hun al die ellende, welke hun toen zoude overkomen, en daarom iveende Hij over haar. Welke goedheid, welk mededoosren ziet men hier in den Zaligmaker

-ocr page 232-

212 'Evangelie op den negenden Zondag der wereld doorstralen! Welk gevoelig, welk medelijdend hart heeft Jesus! Hoe troostrijk is dit voor ons; wij kunnen op zijne genade hopen, wanneer wij ons slechts bekeeren, wanneer wij naar zijne lessen willen hoeren, zijne geboden onderhouden en hem boven alles liefhebben.

Jesus weende over ■Jeruzalem, niet zoo zeer over den ondergang der schoone gebouwen en den prachtigen tempel, als wei om het verlies van zoo vele zielen , die onder Gods volk geteld weiden; onder het volk, zeg ik, dat God uitverkoren had, en aan hetwelk Hij vroeger en meermalen zijne bijzondere gunst had betoond, meer dan aai; andere natiën; maar die den tijd hunner bezoeking niet gekend hebben.

Ach, riep Jesus uit, dat gij nog op dezen uwen dag erkendet, hetgeen u tot vrede strekt! mogt gij u nog heden van uwe zonden bekeeren en gelooven, dat ik van God gezonden en in de wereld gekomen ben, om de zondaren zalig te maken! Ziet, ditzelfde wordt ook u, mijne medechristenen, door de dienaren derH. Kerk toegeroepen, voor zoo verre gij u niet bekeerd hebt : dat gij nog op dezen uwen dag, op dezen dag, dien n God vergunt, erkendet, wat tot uwen vrede dient; dat is : bekeert u en gelooft het Evangelie. Want de oordeelen van God en de straffen der misdaden zijn verschrikkelijk. Deuken wij aan Adam, door wiens schuld alle menschen in zonden geboren worden; aan Da-than, Choee en A biron , welke drie laatsten, benevens hunne aanhangers, levend in de aarde begraven werden. Wie zoude nog niet vreezen te zondigen en in de handen van den levenden

-ocr page 233-

na VïnTcüeren.

God te vallen ! Volgen wij de voorheelden van Jozef en van Stjsakna, die liever sterven wilden dar) overspel doen. Vreezen wij niet diegenen, die het ligchaam kunnen dooden, maar dien, die het ligchaam en de ziel te gelijk kan dooden, en ze beide in de hel werpen.

Zorgen wij steeds in de genade Gods te blijvsn, opdat onze vijanden, de duivel, de wereld en het vleesch , ons met geen en wal omringen, en ons van alle kanten benaauwen. Verzoenen wij ons in tijds met God, gelijk Petrus, M vu ia Mag dalen a en de inwoners van Ninivé. Dan zullen ons onze vijanden niet kunnen benaauwen met ongeloof en wanhoop , maar wij zullen moedig kunnen zeggen : Satan, icijk van ons, en hij zal van ons vlieden.

Wanneer wij onze vijanden kloekmoedig bestrijden, zullen wij zegepralen over dood en graf, over bederf en stof. Ons zal dan in de eeuwigheid eene onverwelkelijke kroon worden opgezet; wijl wij hier op aarde kloekmoedig gestreden en overwonnen hebben onder de banier van Christus.

213

g e b e d.

Heer Jesus, die door het storten van uwe zalige tranen over de inwoners van Jeruzalem ook ons tot bekeering zoekt te bewegen : geef dat wij met een opregt leedwezen onze zonden beweenen, ons levensgedrag verbeteren, U um vergiffenis smeeken, en alzoo uwen heiligen naam in der eeuwigheid belijden mogen. Am.

-ocr page 234-

OP DEN 10dquot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas SVIII. 6-14.

// In dien tijde zeide Jesus deze gelijkenis tot sommigen, die als regtvaardigen op zich zeiven betromvden en anderen versmaadden : Daar gingen twee menschen op naar den tempel om te bidden; deeene was een Fari-zeër en de andere was een Tollenaar. De Earizeër stond, en bad aldus bij zich zelven : o God, ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere menschen, roevers, onregtvaardi-gen, overspeelders, of ook als deze Tollenaar. Ik vast tweemaal ter week; ik geef de tienden van al wat ik bezit. Doch de Tollenaar van verre staande, wilde zelfs zijne oogen naar den hemel niet opslaan; maar hij sloeg voor zijne borst, zeggende : o God, wees mij zondaar genadig. Ik zeg u, dat deze geregtvaardigd naar huis keerde, meer dan de andere. Want al die zich verheft, zal vernederd, en die zich vernedert, zal verheven worden.quot;

Deze gelijkenis verdient onze dubbele aandacht; dewijl zij bij velen, zeer velen, hare toepassing nog heden ten dage vindt.

Van de twee menschen, van welke in dit Evangelie gesproken wordt, was de eene een Earizeër, een voornaam man onder de Joden,

-ocr page 235-

Iff:

i

i

Oj) den tienden Zondag na Pinksteren. 213 die tot eene sekte behoorde, welke zich veel liet voorstaan, en die zich verbeeldde, dat zij alleen geregt waren; terwijl zij alle anderen van de zaligheid wilden uitsluiten, en vooral de Tollenaars of tolbedienden, die bij de .loden zeer gehaat waren en voor openbare zondaren gehouden werden. Maar de Heer toonde dat de ootmoedigheid en het leedwezen des Tollenaars aangenamer aan God was, dan het gedrag van den opgeblazen en hoovaardigen Earizeër, die zich verbeeldde veel beter te zijn dan de andere menschen.

De H. Paulus leert cns ook, dat wij een ootmoedig gevoelen zullen hebben van ons zeiven; want niemand weet, of hij den haat of de liefde van God waardig is. De oordee-len des Heeren zijn geheel verschillend, van de oordeelvellingen der menschen. Een werk kan goed zijn op zich zeiven, en nogtans den Heer mishagen; dewijl het uit geen opregt inzigt voortkomt. Bij voorbeeld : wanneer een mensch het leven redt van eenen anderen,

die in het water gevallen en in gevaar was van te verdrinken, dan is de daad altijd loffelijk en prijzenswaardig; vooral wanneer zulks geschiedde met oogmerk om dien mensch uit liefde te redden. Doch indien zulk een redder daarbij het oogmerk had, om zich door de menschen te doen bewonderen, of om eenen prijs daarvoor te behalen, dan hadde zijne daad die waarde niet meer, welke zij konde hebben, en evenmin die verdienste, welke anders daarin lag. Hierover echter kunnen en mogen wij niet oordeelen, maar moeten dit aan God overlaten, welke de harten en nie-

•I;

i |y

- VI

-ocr page 236-

212 Evangelie op den negenden Zondag der wereld doorstralen! Welk gevoelig, welk medelijdend hart heeft Jesus! Hoe troostrijk is dit voor ons; wij kunnen op zijne genade hopen, wanneer wij ons slechts bekeeren, wanneer wij naar zijne lessen willen hoeren, zijne geboden onderhouden en hem boven alles liefhebben,

Jesus weende over Jeruzalem, niet zoo zeer over den ondergang der schoone gebouwen en den prachtigen tempel, als wel om het verlies van zoo vele zielen, die onder Gods volk geteld weiden; onder het volk, zeg ik, dat God uitverkoren had; en aan hetwelk Hij vroeger en meermalen zijne bijzondere gunst had betoond, meer dan aai; andere natiën; maar die den tijd hunner bezoeking niet geleend hebben.

Ach, riep Jesus uit, dat gij nog op dezen ■uwen dag erkendet, hetgeen u tot vrede strekt! mogt gij u nog heden van uwe zonden bekeeren en gelooven, dat ik van God gezonden en in de wereld gekomen ben, om de zondaren zalig te maken! Ziet, ditzelfde wordt ook u, mijne medechristenen, door de dienaren derH. Kerk toegeroepen, voor zoo verre gij u niet bekeerd hebt : dat gij nog op dezen uwen dag, op dezen dag, dien u God vergunt, erkendet, wat tot uwen vrede dient; dat is : bekeert u en gelooft het Evangelie. Want de oordeelen van God en de straffen der misdaden zijn verschrikkelijk. Denken wij aan Adam, door wiens schuld alle menschen in zonden geboren worden; aan Da-than, Chore en Abieon , welke drie laatsten, benevens hunne aanhangers, levend in de aarde begraven werden. Wie zoude nog niet vreezen te zondigen en in de handen van den levenden

-ocr page 237-

va PinJcsteren. 213

God te vallen ! Volgen wij de voorheelden van Jozef en van Susanna, die liever sterven wilden dan overspel doen. Vreezen wij niet diegenen, die het ligchaam kunnen dooden, maar dien, die het ligchaam en de ziel te gelijk kan dooden, en ze beide in de hel werpen.

Zorgen wij steeds in de genade Gods te blijven, opdat onze vijanden, de duivel, de wereld en het vleesch, ons met geenen wal omringen, en ons van alle kanten benaauwen. Verzoenen wij ons in tijds met God, gelijk Petrus, M vei a Magdalena en de inwoners van Ninivé. Dan zullen ons onze vijanden niet kunnen benaauwen met ongeloof en wanhoop , maar wij zullen moedig kunnen zeggen : Satan , wijk van ons, en hij zal van ons vlieden.

Wanneer wij onze vijanden kloekmoedig bestrijden, zullen wij zegepralen over dood en graf, over bederf en stof. Ons zal dan in de eeuwigheid eene onverwelkelijke kroon worden opgezet; wijl wij hier op aarde kloekmoedig gestreden en overwonnen hebben onder de banier van Chuisttts.

GEBED.

Meer Jesus, die door het storten van uwe zalige tranen over de inwoners van Jeruzalem ook ons tot bekeering zoekt te bewegen : geef dat wij met een opregt leedwezen onze zonden beweenen, ons levensgedrag verbeteren, Ü om vergiffenis smeeken, en alzoo uwen heiligen naam in der eeuwigheid belijden mogen. Am.

-ocr page 238-

OP DEN 10dquot; ZONDAG NA PINKSTEREN,

Evangelie, Lucas XVTIL 6 - 14.

// In dien tijde zeide Jems deze gelijkenis // tot sommigen, die. als regtvaardigen op zich // zeiven betrouwden en anderen versmaadden : // Daar gingen twee menschen op naar deu // tempel om te bidden; de eene was een Eari-// zeer en de andere was een Tollenaar. De // Parizeer stond, en bad aldus bij zich zeiven : // o God, ik dank U, dat ik niet ben gelijk n de andere menschen, roovers, onregtvaardi-// gen, overspeelders, of ook als deze Tolle-u naar. Ik vast tweemaal ter week; ik geef // de tienden van al wat ik bezit. Doch de // Tollenaar van verre staande, wilde zelfs zijne n oogen naar den hemel niet opslaan; maar // hij sloeg voor zijne borst, zeggende : o God , // wees mij zondaar genadig. Ik zeg u, dat // deze geregtvaardigd naar huis keerde, meer u dan de andere. Want al die zich verheft, // zal vernederd, en die zich vernedert , zal // verheven worden.''

Deze gelijkenis verdient onze dubbele aandacht; dewijl zij bij velen, zeer velen, hare toepassing nog heden ten dage vindt.

Van de twee menschen, van weike in dit Evangelie gesproken wordt, was de eene een Parizeer, een voornaam man onder de Joden,

-ocr page 239-

Op den tienden Zondag na Pinksteren, 215 die tot eene sekte behoorde, welke zich veel liet voorstaan, en die zich verbeeldde, dat zij alleen geregt waren; terwijl zij alle anderen van de zaligheid wilden uitsluiten, en vooral de Tollenaars of tolbedienden, die bij de Joden zeer gehaat waren en voor openbare zondaren gehouden werden. Maar de Heer toonde dat de ootmoedigheid en het leedwezen des Tollenaars aangenamer aan God was, dan het gedrag van den opgeblazen en hoovaardigen Tarizeër, die zjch verbeeldde veel beter te zijn dan de andere menschen.

De H. Paulus leert ons ook, dat wij een ootmoedig gevoelen zullen hebben van ons zeiven; want niemand weet, of hij den haat of de liefde van God waardig is. De oordee-len des Heeren zijn geheel verschillend, van de oordeelvellingen der menschen. Een werk kan goed zijn op zich zei ven, en uogtans den Heer mishagen; dewijl het uit geen opregt inzigt voortkomt. Bij voorbeeld ; wanneer een mensch het leven redt van eenen anderen, die in het water gevallen en in gevaar was van tê verdrinken, dan is de daad altijd loffelijk en prijzenswaardig; vooral wanneer zulks geschiedde met oogmerk om dien mensch uit liefde te redden. Doch indien zulk een redder daarbij het oogmerk had, om zich door de menschen te doen bewonderen, of om eenen prijs daarvoor te behalen, clan hadde zijne daad die waarde niet meer, welke zij konde hebben, en evenmin die verdienste, welke anders daarin lag. Hierover echter kunnen en mogen wij niet oordeelen, maar moeten dit aan God overlaten, welke de harten en nie-

-ocr page 240-

216 Evangelie op den timden Zondag ren der menschen proeft, en al hunne inwendige beweegredenen kent.

Daar gingen hvee menschen op naar den tempel, zegt het Evangelie. Wij gaan ook dikwijls naar de kerk; maar met welk oogmerk? Gaan wij daarheen met de ware inzigten , om God te danken voor zijne weldaden, om Hem te bidden om zijnen verderen zegen, om daar getroost en gesterkt te worden in het geloof? Of gaan wij naar de kerk uit sleur en gewoonte , of om van de menschen gezien te worden ? Helaas! mogie het niet waar zijn, dat er zich onder de Christenen velen bevonden, die op dit laatste volmondig ja moeten zeggen. Och, dat wij ons van dergelijke ijdelheden onthielden! Wij knnnen de menschen wel voor een tijd lang, maar God nimmer bedriegen. Dat wij ons dan nimmer aan huichelarij schuldig maken !

Be Parizeer stond, en had aldus hij zich zeiven : o God, ik dank u, dat ik niet hen gelijk de andere menschen. Zoo zijn er nog velen onder ons, die bij zich zeiven dus redeneren. De eene zegt, ik drink wel eens veel, maar ben geen hoereerder en geen dief; de andere : ik heb wel slechte maat en gewigt, doch ik laster of scheld niemand, gelijk mijn buurman; een derde zegt : ik ben prachtig en hoogmoedig, doch geen viaat of wijnzuiper , ook geen dief of overspeler. Dan, voor zoo verre er ouder ons zulken zijn, die ins-gelijks denken, waarlijk het gaat hun gelijk den Farizeër. Hij, die één gebod overtreedt, overtreedt die alle, want één Wetgever gaf al de tien geboden.

-ocr page 241-

van Tinhit er m. 217

Doch de Tollenaar, van verre staande, wilde zelfs zijne oogen naar den hemel niet opslaan; zoo vol rouw en ootmoed was deze man, dat hij zijne oogen niet durfde opslaan naar den hemel; hij dacht over zijne zonden na, vond dat dezelve groot waren, en zeide : God, ivees mij zondaar genadig. Geen wonder derhalve, dat de Zaligmaker deze uitspraak deed : Ik zeg 7i, dat deze geregtvaardigd naar huis keerde , meer dan de andere. Immers de Parizeer schreef de deugden, welke hij bezat, aan zichzelven toe; daar wij met den H. Paulus moesten belijden; door de genade Gods hen ik vjat ik ben. (1)

Dat wij dan ook ootmoedig tot God naderen, gelijk deze Tollenaar, de koningManasse, Esdras en de Cananeésche vrouwen deden, die ook genade van den Heer ontvangen hebben. De H. Atigustinus zegt : Heer, Gij zijt eeu groote God, maar uwe woning is bij de oot-moedigen. Willen wij dus van God verhoord worden , dan moeten wij van harte leedwezen over onze zonden hebben, en voor Hem onze zonden belijden.

Nog leert ons dit Evangelie, niemand naar den schijn te beoordeelen. De H. Cecilia bij voorbeeld, ging kostelijk gekleed, maar deed op haar ligchaam groote boete, die verborgen was voor de menschen. Het komt alles aan op het inwendige des harten, en zoo wie zich verheft, die zal vernederd worden. Dit vonnis van den lieer toont duidelijk, dat God de hoovaar-digen wederstaat en de ootmoedigen genade ver-

(1) 1. Cor. XV : 10.

-ocr page 242-

218 Evangelie op den elfden Zondag leent. (1) Van do hoovaardigheid komt alle kwaad ; door hoovaardigheid werd Lucifer van een' engel, pen duivel; Haman kwam daar-door aan de galg.

Doch die vast staat, zie toe dat hij niet valle. Niemand heelde sich in, dat hij verre genoeg in deugden gevorderd is, of dat hij zich ootmoedig genoeg gedraagt. \\ ij moeten dagelijks in deugden toenemen, voortgaan van kracht tot kracht,dan zullen wij, dit aardsche tooneel afgestapt zijnde, onze volmaking in den hemel verder voortzetten en met de heilige Engelen God eeuwig danken, en daar ondervinden dat, die zich vernederen, verheven zullen vjorden.

GEBED.

Wees ons aime zondaren genadig, o Grd ! verleen ons genade, gelijk aan den Tollenaar, opdat wii , door waarachtige ootmoedigheid des harten, in uwe tegenwoordigheid geregtvaar-digd en met de ootmoedigen verheven mogen worden. Amen.

OP DEN 11Jequot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas XV. 1 - 10.

// In dien tijde vertrok Jems wederom van // de grenzen van Ti/rus en kwam door Sidon,

(1) Jac. IV. ; 6.

-ocr page 243-

na I'lnkdercn. 219

n midden door het lan l der tien steden , naar u de zee van Gatilea. l~)aar bragten zij bij hem n eenen, die doof en stom was, en baden // hem, dat hij hem de handen wilde opleggen. u En hij nam hein ter zijde van het volk, stak // hem zijne vingeren in de ooren, spoog en n raakte hiermede zijne tong aan. En opziende // naar den hemel, verzuchtte iiij , en zeide n hem : Epheta, dat is : word geopend. En u terstond werden zijne ooren geopend, de band // zijner tong werd ontbonden, en hij sprak wel.quot;

De Zaligmaker, die overal zijnen zegen verspreidde, die de blinden deed zien en de doo-ven deed hooren, was door het gansche land van Paleistina beroemd; van alle kanten stroomden de menschen toe, of om zijne leer te hooren, of om door Hem genezen te worden. Op zekeren tijd aan de Galileesche zee komende, hragten zij tot Hem eenen doofstommen, en verzochten Rem, dat Bij hein de handen ivilde opleggen , ten einde die ongelukkige mensch zijne spraak en gehoor weder mogt bekomen. Men wist niet alleen, dat Jesus daartoe de magt had, maar ook, dat Hij goedertieren was en niemand hulpeloos wegzond. De Zaligmaker, het geloof en vertrouwen dier menschen ziende, was terstond gereed om aan hunnen wensch te voldoen ; Hij nam hem ter zijde van het volk, stak Iiem zijne vingeren in de ooren, raakte met speeksel zijne tong aan, verzuchtte, terwijl hij naar den hemel zag, en ; zeide : wordt geopend ! Oogenblikkelijk werden de banden vam zijne tong los, en zijne ooren

r

-ocr page 244-

230 Evangelie op den elfden Zondag werden geopend; hij boorde en sprak, tot vreugde van zijne vriendenen tot verheerlijking van Godsnaam. Hoe liefderijk, hoe goeddoende is de Heer; zijne barmhartigheid is hooger dan de hemelen en zijne goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid! Och, dat het den Heere mogte behagen, diegenen onder ons, welke nog geestelijk doof en stom zijn, door zijne genade te genezen. Doof zijn dezulken die zich zoo vele bekommeringen geven, dat zij geene predikatie of catechismus gaan aanlioo-ren, of die dezelve hooren , maar niet ter harte nemen; stom zijn dezulken die geene goede biecht spreken, die hunne zonden verzwijgen, of slechts met bewimpelingen aan den Priester verklaren. Maar brengen wij dusdanige men-schen voor Christus, en bidden wij Hem, dat Hij hun genadig zijn en hun zijnen goeden geest schenken wil. Wij zullen steeds voor eikanderen bidden, dat wij in de genade mogen blijven; de ouders voor hunne kinderen, de kinderen voor hunne ouders, de Herders voor de gemeente, en de gemeente voor de Herders.

Voorts moeten wij opmerken, dat de Heer naar den hemel zag en verzuch te, om daarmede te toonen, dat het geene kleinigheid is eenen zoodanigen mensch te genezen. Hij nam hem alleen van het volk-af, daarmede te kennen gevende, dat diegene, die naar de ziel wil genezen zijn van zijqe zonden en gebreken, zich van de kwade gezelschappen moet onthouden. Schuwen wij alle verkeerde gezelschappen , en dat de ouders hunne kinderen vroegtijdig leeren, eerbiedig en aandachtig te zijn

-ocr page 245-

na Pinksteren. 221

in de heilige Mis, bij het prediken van Gods woord; want wanneer zij zich gewennen om steeds stil, ordelijk en christelijk te zijn, dan zal het hun, ouder geworden zijnde, als eene tweede gewoonte worden. Wat deed Judas dwalen? wat anders dan hei kwade gezelschap der eigen- en laatdunkende Farizeërs. In het oude Testament wordt ernstiglijk aan de Joden verboden, om geenen omgang met de Heidenen te hebben; opdat zij hunne booze werken niet zouden leeren, en geene stomme afgoden zouden aanbidden.

Och, laat ons bidden, dat onze ooren mogen geopend worden, om de zaken te verstaan , die de eeuwige zaligheid betreffen. Dat wij vastelijk mogen gelooven en belijden, dat Jesus Christus de Zoon van den levenden God is, die de menschheid uit de reine maagd Mama heeft aangenomen, en in de wereld gekomen is, om het menschelijk geslacht zalig te maken. Bidden wij God, dat hij onze ooren , bij het hooren eener predikatie, met den vinger des heiligen Geestes opene , opdat wij zijn woord regt verstaan en ter harte nemen. Zonder God kan men niets doen ; de H. Patjlüs zegt: ik heb geplant, Apoli.o heeft nat gemaakt, maar God heeft den wasdom gegeven.

Cheistus toonde, dat H ij dezelfde was, die hemel en aarde geschapen had : één met den Vader en den heiligen Geest. Gelijk Hij eenmaal sprak, bij de schepping der wereld, het worde ! zoo sprak Hij nu ook : wordt geopend, en de ooren des doof-stommen werden geopend.

n Toen gebood Jesus hun, om het niemand

■ ■■

lil

:

Ê

1

■1 I

'1

-ocr page 246-

222 JEcangelie op den huaalfden Zondag // te zeggen. Maar hoe meer Hij het hun ver-// bood, te meer zij het verkondigden , en te // meer zij zich verwonderden, en zeiden : Hij //heeft alles wel gedaan; en de dooven heeft /• hij doen hooren, en de stommen doen spre-// ken. quot;

Wij leeren hieruit, dat, als wij eenig goed doen , wij geenen lof bij de menschen moeten zoeken; en hoeveel dankbaarheid zijn wij aan God verschuldigd voor het zintuig des gehoors. Mogten wij daarmede nimmer zondigen, maar steeds met die menschen juichende bekennen : Hij heeft alles wel gedaan-, de Heer geeft alles boven bidden, boven denken.

GEBED.

Heer Jesvs ! genees allen die geestelijk doof en stom zijn, spreek slechts één woord en zij zullen genezen zijn. Dat onze tong ontbonden worde, om U te belijden, en eene zalige bieclit te spreken, en dat onze ooren hooren, wat gij ons in het Evangelie verkondigt. Am.

OP DEN 12''quot; ZONDIG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas X. 23 - 37.

// In dien tijde zeide Jesus aan zijne Leer-// lingen : Zalig zijn de oogen, die zien het-// gene gij ziet. Want ik zeg u, dat vele Pro-

-ocr page 247-

na Pinksteren. 223

// feten en Koningen hebben gewenscht te zien, // hetgene gij ziet ^ en zij hebben het niet ge-// zien, en te hooren hetgene gij hoort, en u zij hebben het niet gehoord.quot;

In het oude Testament, hadden de Voorvaders groot verlangen en baden God gestadig, dat de Zaligmaker der wereld mogte verschijnen, om het menschelijk geslacht te verlo?sen van de eeuwige verdoemenis. De apostelen beleefden derhalve een' zaligen tijd, aangezien de Zaligmaker ouder hsu verkeerde. Zalig, zeide Jesus, zijn de oor/en die zien, hetgene gij ziet : dat wil zeggen , dat zij den Zaligmaker ziende, ook in Hem geloofden, eu naar zijne leer leefden. Ook wij zijn gelukkig en zalig, wanneer wij in Jksus Christus geloo-ven, zijne leer aannemen en opvolgen; en daaromtrent drukte zich Jesus nader uit, toen Hij aan Thomas zeide : zalig zijn zij, die niet gezien en toch geloofd hebben. (1) Laat ons dan met de inwendige oogen des geloofs Chkistus als onzen Zaligmaker omhelzen, hem gaarne hooren, wanneer Hij door den mond der leeraren tot ons spreekt, en vooral zijne deugden navolgen , ons leven naar zijne geboden inrig-tende. Zoodoende zijn wij ^alig, en dit ver-gunne ons de almagtige en liefderijke Heer.

// En ziet, zegt het Evangelie verder, daar n stond een wetgeleerde op, en zeide om hem // te beproeven : Meester, wat moet ik doen ,

{1) Joan. XX. S9,

-ocr page 248-

224 Evangelie op den twaalfden Zondag h om het eeuwige leven te bezitten? Jesm n zeide hem : wat staat er in de wet geschre-vven? hoe leest gij daar? Hij antwoordde ; // gij zult den Heer uwen God lief hebben uit u geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al // uwe krachten en uit al uw verstand • en uwen v naasten gelijk u zei ven. Jesus zeide hem : u gij hebt wel geantwoord; doe dat , en gij n zult leven. quot;

Deze twee punten of geboden bevatten alles wat wij moeten doen om zalig te worden : God beminnen boven alles en onzen naasten gelijk ons zeiven. Wij herhalen het ; weinige woorden, maar die alles besluiten; want van deze twee geboden hanqt de qeheele wet en de Profeten. (1)

Om tot die liefde te komen, zullen wij dikwijls overleggen, hoe lief God ons eerst gehad heeft, toen wij nog niet waren; dat Hij ons tot nog toe onderhoudt en verzorgt; dat Ilij ons van de eeuwige verdoemenis verlost heeft , door het zenden van zijnen Zoon in de wereld. Merken wij op en bewonderen wij al het geschapene : de zon , de maan en de sterren schijnen zoo heerlijk; de jaargetijden komen elk op hunne beurt; de vruchten der aarde, de vogelen des hemels en de visschen der zee zijn alle voor den mensch geschapen; ja, een enkel bloembed vertoont ons duizend wonderen : en dit alles verkondigt ons de wijsheid, magt en menschenmin van God. Vertellen de hemelen

(1) Matth. XI. 23.

-ocr page 249-

na Pinksteren. 225

Gods eer, en het uitspansel zijner handen werk, dan moeten ook wij Hem aanbidden en verheerlijken, Hem dienen en zijne geboden onderhouden. — Yoegen wij bij de liefde tot God de liefde tot den naasten : wij zullen onzen naaste beminnen, wanneer wij bedenken, dat God uit één paar menschen het gansche men-schelijke geslacht heeft doen voortspruiten, dat alle menschen denzelfden oorsprong hebben, en dat allen het maaksel van Gods alma^t zijn. Wij allen zijn broeders en zusters, en God is onze Vader; wij allen zijn lidmaten van één ligchaam, waarvan Jesu.s Christus het hoofd is. Redenen genoeg, om God boven alles en onzen naaste als onszelven te beminnen; en wanneer wij dit doen, al onze pligten omtrent God en menschen vervullen, dan zullen wij in den hemel komen en leven.

i: Mi

// Maar de wetgeleerde zich willende regt-; // vaardig maken, zeide tot Jems: wie is toch ; // mijn naaste? En Jgamp;vs dit opnemende, zeide : K // er kwam een mensch van Jeruzalem af naar ï n Jericho, en viel onder de moordenaars die | // hem beroofden en, hem met wonden over-| // laden hebbende, heen gingen, hem half dood // liggen latende. Het gebeurde dan, dat zeker i; quot; Priester denzeifden weg ging, en hem ziende, ; // ging hij voorbij. Insgelijks ook een Leviet, ;.{ // die omtrent de plaats was, ging voorbij. Maar | // een Samaritaan over weg gaande, kwam bij //hem, en hem ziende, werd met barmhartig-ii heid bewogen. Eu tot hem komende, verbond

10*

-ocr page 250-

226 Op den twaalfden Zondag na Pinhsteren. n hij zijne wonden, goot wijn en olie in de-;/ zeiven, en hem op zijn lastdier leggende, n bragt hij hem in eene herberg en zorgde voor // hem. En ■'sanderendaags nam hij twee tien-// liugen, gaf die den waard en zeide : draag // zorg voor hem, en al wat gij daarenboven h zult verschoten hebben, zal ik u, bij mijne // terugkomst, wedergeven. Wie van deze drie u dunkt u, dat de naaste geweest is, van // dengenen, die onder de moordenaars gevallen n was ? Hij antwoordde : die hem barmhartig-u heid bewezen heeft. En Jesm zeide hem : ga n heen en doe insgelijks.quot;

De Joden beschouwden de vreemdelingen, eu al die geene Jodeiigenooten waren, niet als hunne naasten. Deze grove dwaling wederlegde de Heiland hier, en leerde, dat ieder mensch, wie hij ook zijn moge, uit welk land en van welk eene godsdienst, onze naaste is, eu dat wij hem derhalve als zoodanig moeten beminnen; dat is : zijn geluk, zou veel mogelijk, moeten bevorderen of bevorderlijk zijn. De Zaligmaker vroeg : wie van deze dne dankt u, dat de naaste geweest is? Namelijk : wie is het, die den pligt van liefde jegens den naaste vervuld heeft? En hij antwoordde : die harmhartlyheïd bewezen heeft. Wij moeten dus henen gaan en alzoo doen : de kranken, de ellendigen , de troosteloozen in hunne schamele hutten opzoeken, hen laven, helpen en troosten, niet alleen de Katholijke Christenen , maar allen, die wij hulp- en radeloos kennen.

De bamhaitige Samaritaan strekt ons tot

-ocr page 251-

Op den dertienclen Zondag na Pinksteren. 227 voorbeeld; te meer daar de Samaritanen bij de Jodeu in haat waren. Zoo moeten wij ook nie-mands deugden veracaten, maar alle pligten van barmhartigheid prijzen, al waren zij ook uitgeoefend aan iemand, die niet tot de Ka-tholijke Kerk behoorde. Wij moeten bidden voor allen ; voor vrienden en vijanden; dit is de wil van onzen hemelscheu Vader. Jesus Christus bad zelfs voor zijne moordenaren : Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Wij moeten dus meer doen dan de Heidenen, die degenen beminnen welke hun goed doen; maar van Cnristenen wordt geëischt, dat zij ook hunne vijanden beminnen.

GEBED.

Heer Jesus! geef dat wij God boven alles en onzen naaste als ons zelven beminnen; wees gij de barmhartige Samaritaan, die den olie der vergiffenis in onze wonden doet vloe-jen, en zend den wijn van regtvaerdigheid in onze beenderen, opdat wij in on ie verrijzenis twee.penningen mogen ontvangen : een sierlijk kleed voor ons ligchaan en een voor onze ziel. Amen.

OP DEN ISquot;' ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Ijt.cas .X VII. 1 !. - 19.

// In dien tijde ging Jems naar Jernzalem, n en trok midden door Samurie en Galilea.

-ocr page 252-

328 Evangelie op den dertienden Zendag // En als hij in zeker dorp kwam, ontmoetten n hem tien melaatsche mannen, die van verre u stonden. Zij verhieven hunne stemmen, zeg-n gen de : Jesus, Meester, ontferm U onzer! v Hij, hen ziende, zeide hun : gaat henen; u vertoont n aan de Priesters. En terwijl zij n gingen, werden zij gezuiverd.quot;

De melaatschheid was eene afschuwelijke ziekte, en menschen, die ermede besmet waren, mogten niet in de dorpen en steden komen , voor dat zij weder volkomen genezen waren , als wanneer zij zich aan den Priester moesten vertoonen.

Toen Jesus het gemelde dorp naderde, ontmoetten Hem tien menschen, welke door deze zie.k'e besmet waren, en daar zij Jesus kenden, riepen zij van verre: Jesus, Meester . ontferm U onzer! Alsof zij wilden zeggen : Jesus , wij kennen U en weten, dat Gij niet alleen barmhartig zijt, maar ook de magt hebt, om ons door een enkel woord van onze ziekte te genezen. De Zaligmaker, die hun geloof zag, antwoordde dadelijk : gaat henen en vertoont u aan de 'Priesters; omdat gij gelooft, dat ik zoo magtig ben, zoo is uwe genezing daar; van stonde aan zijt gij genezen; gaat naar de Priesters, om u aan hen te vertoonen, en zij zullen u zeggen, dat gij weder in de maatschappij verkeeren knnt.

De leeringen, welke hieruit te trekken zijn, zijn menigvuldig. 1. Waren deze mannen niet met de melaatschheid besmet geweest, zij zouden veelligt den Zaligmaker niet gekend

-ocr page 253-

na Vmksteren. 229

m

hebben; zoo is het ons ook dikwijls nuttig,

wanneer ons ziekten of andere onheilen treffen.

TiVij ontdekken dan de hand Gods, en zeggen met een rouwhebbenci hart: Jesüs, lieve Meester, ontferm V onzer! En Christus zelf heeft beloofd : wat cfj den Vader hidt in mijnen naam, zal Hij u verleenen, (1) wanneer het u zalig is. Voorts kan men ouder deze melaat-schen verstaan menschen, die in zonde zijn,

en deze moeten zich tot den Priester wenden. Wij moeten deze geestelijke melaatschheid meer schuwen dan den dood. Liever moeten wij willen sterven, dan eene doodzonde willens en wetens te bedrijven, uit vreeze van God te vertoornen en kinderen des duivels te worden. 2. De zonde is nog besmettelijker dan pestziekte, en daarom moeten wij dezelve nog meer schuwen; zij doodt de ziel, welke ons beste en edelste pand is. 3. De melaatschen werden wel terstond verhoord, doch daarom is liet niet zeker, dat onze gebeden dadelijk verhoord worden : hetzij wegens ons klein geloof,

hetzij dat het ous nog niet nuttig is. Maar wij moeten met bidden aanhouden : ivant die zoekt, die vindt, en die klopt, zal open gedaan worden.

H

// En een van hen, ziende dat hij gezuiverd // was, keerde weder, met luider stemme God // grootelijks lovende. En hij viel op zijn aan- «

// gezigt voor zijne voeten, hem bedankende ;

;/ en dit was een Samaritaan. Toen zeide Jesns:

(]) Joau. XVI. 23.

■É

-ocr page 254-

230 'Evangelie op den chïtienden Zondag // zijn zij niet alle tien gezuiverd ? Waar zijn // dan de negen anderen ? Doch daar is uie-// mand gevonden, die terugkwam, om God te //verheerlijken, dan deze vreemdeling. En hij // zeide hem : sta op, ga henen, want uw // uw geloof heeft u gezond gemaakt.

Hoe verschillend is hier het gedrag van den Samaritaan, die eene half joodsche, half heidensche godsdienst had, van dat der negen Joden, die zich anders beter achtten. De dankbare Samaritaan keerde terstond terug , toeu hij van zijne ziekte geneaen was, viel voor de voeten van Jksus neder en erkende, dat hem eene groote weldaad geschied was; hij erkende de grootheid, goedheid en almagt van God met dankbare tranen aan de voeten van Jjisus. Beschamend was dit voor de Joden; beschamend is dit gedrag ook voor vele Christenen, die gedurig van God weldaden ontvangen, zonder Hem daarvoor regt inniglijk te danken en Hem daarvoor eere te geven. Of is het geene weldaad, wanneer wij in de biecht van onze zonden worden vrijgesproken, wanneer Jesus ons in het II. Sakrament des Altaars met zijn aanbiddelijk ligchaam en bloed begenadigt? Wanneer ons zijn heilig woord verkondigd wordt; wanneer wij ons gezond bevinden, zonder eenige ligchaamsgebreken ? Wanneer het ons bestendig welgaat, en wij langer leven dan anderen? Zijn dit geene groote weldaden van den Heer? Konden wij niet ook onder de Heidenen, of buiten den schoot der II. Kerk geboren en opgevoed zijn geworden, in slavernij leven, of vol pijnen en smarten

-ocr page 255-

na Pinksteren.

zijn? En zij, die reeds eenige ligchaamskwaal hebben, konden nog ongelukkiger zijn. Zijn wij dan niet veelal en in vele opzigten bewel-dadigd boven duizenden onzer medemenschen ? Wat moeten wij daarvoor doen? Ons met den Samaritaan voor de voeten van Jesus werpen en Hem groolelijks loven. Wanneer wij Gods genade ontvangen hebben, moeten wij niet vergeten Hem te loven en te danken voor zijne weldaden, gelijk Tobias met zijnen zoon, die plat ter aarde vielen en God loofden.

Een ondankbaar mensch mishaagt aan God en zijne naasten. Zijn wij dan dankbaar jegens onze ouders, herders, onderwijzers en andere weldoeners, en vooral jegens God. Danken en loven wij hem dagelijks, want Hij heeft ons geschapen, door zijn dierbaar bloed verlost; Hij heeft ons, bij voorkeur van zoo vele anderen, tot het licht des waren geloofs geroepen; Hij heeft tot heil van onze ziel de heilige Sakramenten ingesteld : met één woord, Hij schenkt ons al wat wij naar ziel en lig-chaam van noode hebben; en wanneer wij zijne heilige wet naauwkeurig onderhouden, zoo zullen wij het eeuwige leven beërven.

G E B E L).

Heer! wij vertrouwen op uwe goedertierenheid en komen tot U, gelijk melaatschen, bedekt met zouden en gebreken. Heer ! indien Gij wilt, G'j kunt ons reinigen, ontferm U onzer. Laat uwe heilige Moeder en alle hemelburgers door huiine voorspraak onze onvolmaaktheid te hulp komen; alsmede, dal wij

231

-ocr page 256-

232 Evangelie op den veeriienden Zondag niet den dankbaren Samaritaan ons uwer weldaden gedurig herinneren, en nooit in gebreke blijven daarvoor U, onzen Opperheer, dank te betuigen. Amen.

OP DEN 14dequot; ZON DAG NA PINKSTEREN. Evangelie , Matth. VI. 24 - 33.

n In dien tijde zeide Jesus tot zijne leerlin-// gen : Niemand kan twee heeren dienen, want // hij zal of den eenen haten, en den anderen // lief hebben ; of hij zal den eenen verdragen, // en den anderen versmaden. Gij kunt God en n den Mammon niet dienen. quot;

In dit Evangelie wordt ons geleerd, dat wij het geld en de goederen dezer wereld niet zullen beminnen, noch ons hart en onze zinnen daarop stellen, zoo dat wij God vergeten en ons van den rijkdom eenen afgod maken : wij kunnen God niet dienen en den Mammon. A'Vanneer wij ons eenig wereldsch goed of vermaak tot eenen afgod maken, dan doen wij groote zonde, en te eenigen dage, helaas, misschien te laat, zullen wij daarover berouw hebben. De rijkdommen, eerambten, enz. hebben wel den schijn van eenige zaligheid, doch zij zijn allen ijdel en ijdeler dan de ijdelheid zelve. Wanneer wij derhalve ons veel moeite geven om dezelven te bekomen, en er ons hart aan

-ocr page 257-

na Pinksteren. 233

verknochten, kunnen wij God niet dienen en wij zullen Hem vergeten : want niemand lean hoee heeren dienen.

Daarenboven hoe ongerust, hoe bekommerd leven zulke menschen, die, gelijk men zegt, de rijkdommen bij malkander zoeken te schrapen; hoe dikwijls stellen zij zich daardoor in gevaar van hunne ziel en hun leven te verliezen ! Zij moesten veeleer bedenken, hoe vergankelijk al het ondermaansche is, en dat men dit alles bij den dood zal moeten achterlaten. Wanneer wij de nooddruft hebben, laat ons dan tevreden zijn.

Ook zijn wij schuldig God boven alles te beminnen, en aan Hem alle zorgen over te laten; want Hij weet wat wij behoeven , en zal het ons zeker geven.

// Daarom, vervolgt -Tesus, zeg ik u : wees // niet bezorgd voor uw leven , wat gij eten //zult, noch voor uw ligchaam, wat gij zult // aantrekken. Is het leven niet meer dan het // voedsel, en het ligchaam niet meer dan de // kleeding? Aanschouwt de vogelen deshemels. // Zij zaaijen noch maaijen, noch verzamelen in // rle schuren. En uw hetnelsche Vader voedt // dezelven : en zijt gij niet veel waardiger // dan die? Wie is er toch onder u, die met // zijn zorgen zijne lengte eene el kan vergroo-// ten? Wat zijt gij ook voor de kleeding be-//zorgd? Beschouwt de lelien des velds, hoe u zij wassen : zij arbeiden of spinnen niet. En // ik zeg u, dat ook Salomon in al zijne pracht

-ocr page 258-

231 Evangelie op den veertienden Zondag n niet gekleed is als een van die. Indien dan // God het veldgewas, dat heden is, en morgen // in den oven geworpen wordt, alzoo bekleedt, // hoe veel te meer u, gij kleingeloovigen ! n Weest dan niet bezorgd, zeggende : wat // zuilen wij eten of drinken, of waarmede zul-// len wij gekleed worden ? Want al deze din-// gen zoeken de Heidenen. En uw Tader weet // wel, dat gij dit alles van noode hebt. Zoekt ;/ dan eerst het rijk Gods en zijne regtvaardig-// heid ; en al deze dingen zullen u toegewor-u pen worden. quot;

Men moet hieruit niet opmaken, dat men in het geheel niet behoeft te zorgen. Integendeel, wij moeten ons leven door vlijt zoeken te ondeihouden; maar wanneer wij onze taak getrouwelijk verrigt en onzen pligt in de maat-schappij volbragt hebben, dan zullen wij verder de bekommernissen van ons werpen ; dan kunnen wij met kwelling en hartzeer geene el tot onze lengte toedoen. IJdele, dwaze en onnutte zorgen zullen wij laten varen en alleen onzen pligt getrouw vervullen; dan zal God ons het noodige geven. Hiervan overtuigt de Zaligmaker ons door vier bewijzen. 1. Daar God ons het leven geschonken heeft, zal Hij ons ook van voedsel en kleeding verzorgen ; want deze zijn veel minder dan het leven.

2. Daar God de vogelen voedt, zal Hij den mensch zeker van het noodige voedsel voorzien.

3. De zorgen kunnen niets afdoen; het leven kan daardoor niet ecu uur verlengd worden. En 4. daar God de lelieu versiert en laat

Ill

-ocr page 259-

na T miester en.

groeijen, zal Hij 0113 zeker kleeding geven. Weest dus niet angstig bezorgd, zegt de Zaligmaker, voor uw eten, drinken of kleeding ; laat dit aim de Heidenen over, die niet weten dat zij eenen zorgenden Vader in den hemel hebben. Maar wat moeten wij doen ? Zoekt eerst het rijk Gods en zijne regtvaardigheid, zeide Jesus; en dit is de hoofd bedoeling van liet Evangelie. Laat onze voornaamste gedachten en bedoelingen daarin bestaan , dat wij eerst en vóór alle dingen het rijk Gods zoeken , door het trouw verrigten onzer beroepsbezigheden, door christelijk te handelen en te wandelen; door het bijwonen van de heilige Sakramenten, bidden, aalmoezen, enz. Mogen onze bezigheden ook nog zoo groot zijn, zoeken wij eerst het rijk Gods.

Een ieder vrage zich eiken avond : wat heb ik gedaan ? wat heb ik nagelaten te doen ? wat waren mijne gedachten ? heb ik mijnen naaste geholpen P heb ik mijne gebeden behoorlijk verriat? kan ik aan God rekenschap geven van al mijne daden en handelingen? Zijn deze'christelijk geweest, dan kan ik ook vertrouwen, dat God mijn Vader is, die mij van al het noodige verzorgen wil en kan. Ik zal mijne bekommernissen op Hem werpen; want Hij alleen kan redden uit den nood. Wanneer ook hagelslag, veesterfte en misgewas, pest, duren tijd of oorlog, mij de vrucht van eenen langdurigen arbeid ontrooveu, dan blijft God mijn toeverlaat, op wien ik vertrouw : Hij zal er mij uit helpen; zelfs tot aan, tot in , tot over het graf : eu ik zal eenmaal de eeuwige vreugde smaken, met de Heiligen en Engelen

235

-ocr page 260-

236 Evangelie op den vijftienden Zondag juichend zeggende : God vergeet de zijnen niet; Hij zorgt als een Vader voor zijne schepselen.

GEBED.

Dat wij zulke schatten vergaderen, die door de motten en roest niet verteerd kunnen worden , en welke de dieven niet kunnen stelen! Doe ons, o God, schatten vergaderen in den hemel; opdat ons hart daar mag zijn , waar onze schat is. Dat wij geene ijdele zorg hebben voor den dag van morgen, die nog niet is ; maar, terwijl wij onze pligten betrachten , al onze bekommernissen 02J U werpen, die alleen magtig zijt om ons uit dezelven te redden. Amen.

OP DEN 15dquot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas quot;VIL 1] -16.

// In dien tijde ging Jems naar eene stad v genaamd Nairn, en zijne leerlingen benevens // eene groote menigte gingen met hem. En als n hij aan de poort der stad naderde, zoo werd u er een doode uitgedragen , een eenige zoon // van zijne moeder, die eene weduwe was; en // daar was veel volk van de stad met haar.quot;

Herinneren wij ons bij dit Evangelie aan de broosheid des levens. Wij zijn sterfelijk, en ons leven is zoo broos als glas; eeue enkele koorts

-ocr page 261-

na Pinksteren. 237

kan ons uit het leven wegrukken. Dagelijks zien wij daarvan de bewijzen voor onze oogen; dan sterft er een onzer geburen, dan een onzer vrienden, en geene minuut gaat er voorbij, dat er niet hier of daar op den aardbodem een mensch sterft. Sterven moeten wij allen, hetzij vroeg of laat; dit is eene ontegensprekelijke waarheid, en door den dood worden zoowel rijken als armen, zoowel jonge lieden als bejaarden weggerukt.

Is bet uur des doods onzeker, hoe zeer moeten wij dan op onze hoede zijn, om tegen de zonden te waken! Want na dit leven hebben wij loon of straf r.e wachten; een ieder zal daar vergolden worden naar hetgeen hij gedaan heeft, hetzij goed of kwaad.

En niet alleen, dat het uur des doods onzeker is, maar wij weten ook niet, op welke wijze en waar wij het leven zullen moeten verlaten. Moet ons dit dan niet aansporen, om ons steeds zoo te gedragen, alsof elk uur het laatste van ons leven ware; veel te biechten gaan en communiceren, en bidden, dat God ons in den dood niet verlate.

Ach! mogten niet zoo velen de ijdelheid beminnen, waardoor zij hunne godsdienstplig-ten vergeten; mogten zij bedenken, dat na dit leven slechts alleen deugd en vroomheid gelden. Geen staat of rang of rijkdom zal bij God worden aangezien; want bij Hem is geen onderscheid van persoon; zelfs troonen zullen in de eeuwigheid een poppenspel zijn. Doch wanneer menscben, die veel vermogen hebben, dit vermogen gebruiken, om hunnen even-mensch bij te staan en gelukkig te maken,

v.i

i.

-ocr page 262-

238 Evaugdh op Hen vijftienden Zondag dan zal hun loon zoo veel te grooter zijn in den hemel : want zij maken zich vrienden van... rijkdommen. (1) Laat ons gelijk voorzigtige stuurlieden zijn, rlie alles aanwenden, om in de haven hunner begeerte aan te landen. Houden wij ons bereid met de vijf wijze maagden, om wanneer de bruidegom komt, met Hem in te gaan tot de bruiloft. Dat onze lampen voorzien zijn van de olie (der deugden), dan zullen wij niet buiten (het eeuwige leven) gesloten worden.

En daar was veel volk van de stad met haar, om het lijk te volgen. Een schoon voorbeeld ter onzer navolging. — Laat ons voor de overledenen bidden, zoo wel te huis als in de kerk, en met aandacht de H. Misoffers voor de overledenen opdragen. Mogt toch eenmaal die hatelijke gewoonte afgeschaft worden, welke nog op vele dorpen in sommige Provinciën van ons Vaderland bestaat, namelijk dat men de begrafenissen als feesten viert. Daar wordt gegeten en gedronken, alsof het eene bruiloft ware, en velen komen er volstrekt met geen ander oogmerk, dan om zioli met spijs en drank te overladen. En waaroverwordt er bij die gelegenheden gesproken ? Over niets-beduidende zaken, over de hanteeringen, over de huishouding van anderen; ja zelfs worden er huwelijken gesloten. ]Viet alzoo, mijne medechristenen, niet alzoo zullen wij doen; maar laat ons door onze gebeden de zielen in het vagevuur trachten te verlichten, of de eeuwige rust te bezorgen, en herinneren wij ons daarbij

(1) 1 Lucas. ; 1G. 9.

-ocr page 263-

na Tmhieren. 339

aan onze eigene broosheid. Verder zegt het Evangelie :

n De Ueer haar ziende, werd met harmhar-// tigheid over haar bewogen, en zeide haar : // wil niet weenen. En hij trad nader, raakte n de bare aan, en de dragers stonden stil. Hij v zeide dan : Jongeling, ik zeg u, sta op. En n de doode rigtte zich op en begon te spreken; v en Hij gaf hem aan zijne moeder. En zij // werden met vrees bevangen en verheerlijkten // God, zeggende ; een groot Profeet is onder n ons opgestaan, en God heeft zijn volk bezocht.quot;

Overal waar Jesxis zich bevond, toonde Hij zijne almagt en goedheid : dan leerde, dan vertroostte Hij; dan deed Hij wonderen ; Hij ging het land door, overal goed doende en zegen verspreidende. Ook te Nairn, gelijk wij gehoord hebben, deed Hij een wonder en gaf aan eene bedroefde weduwe haren eenigen zoon, die gestorven was, weder.

Waar zijt gij, bedrukte weduwen en weezen , en gij allen die in droefheid zucht, vlugt naar Jesus heen; Hij zal u opbeuren en vertroosten, u zegenen en uwe tranen afdroogen. Jvimmer liet de Heer zich te vergeefs bidden. Hij is meedoogend en goedertieren : dit zien wij weder in dit Evangelie, en menigmaal weende Jesus bij het zien van ongelukkigen. Wendt u tot Hem, gij einden der aarde, wordt opgewekt en behouden !

Volgen wij voorts het voorbeeld van Jesus , het volmaaktste voorbeeld van menschlievend-

-ocr page 264-

310 'Evangelie op den. vijftienden Zondag heicl en alle andere rleugden. Laat ons onze naasten raden, helpen, troosten , verkwikken en opbeuren, zoo veel in ons vermogen is; want de Heer zegt : // wat gij aan den minsten doet, in mijnen naam, dat hebt gij aan mij gedaan; zalig zijn de barmhartiger!, want hun zal barmhartigheid geschieden. quot; Dan zullen wij den dag des oordeels met blijdschap kunnen te gemoet zien. Die magtige stem, welke zeide sta op, zal ons ook ten jongsten dage van den dood doen verrijzen ; zij, die Jesus hier nagevolgd hebben, zullen gaan in het eeuwige leven; maar zij, die Hem ongehoorzaam geweest zijn en zijne geboden veracht hebben, zullen gaan in de eeuwige pijnen. Mogten wij ons dan in tijds door een godvreezend leven tot eene zalige verrijzenis voorbereiden.

Niet zonder oorzaak loofde de geheele schaar God voor zijne barmhartigheid aan de weduwe bewezen. Desgelijks moeten wij God gedurig loven en danken voor de weldaden en zegeningen, die Hij over ons of over onze naasten gedurig uitstort.

GEBED.

Daar er niets zekerder is, o God , dan dat wij sterven moeten, zoo geef, dat wij ons tot den dood behoorlijk voorbereiden, door het getrouw waarnemen uwer geboden en die der heilige Kerk. Dat wij ons steeds aan den dood herinneren, van de ijdelheden dezer wereld onze oogen afwenden, en werken van barmhartigheid en boetvaardigheid oefenen mogen ; opdat Jesus ons ten jongsten dage van den dood

-ocr page 265-

va 'Pinksteren. 241

opwekke en ons de eeuwige zaligheid schenke. Amen.

OP DEN iequot;quot;ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Lucas X'VI. 1 - 12.

// En het gebeurde^ als Jems op een Sab-// bath in het huis van een' voornamen Fari-//zeër kwam, om het maal te nuttigen, dat // zij hem waarnamen. En zie, daar was een // waterzuchtig mensch voor hem. En Je sus u sprak de Wetgeleerden en Farizeërs aan, u zeggende ; is het ook geoorloofd op den // Sabbath te genezen r En zij zwegen. Maar u Hij, den mensch bij de hand nemende, genas // hem, en liet hem gaan. En Hij sprak toen // tot hen : wie onder u, als zijn ezel of os u in eenen put viel, zoude hem niet terstond n op den Sabbath daaruit trekken? En zij // konden hem hierop niet antwoorden.quot;

Op Sabbathdagen waren de Earizeërs gewoon groote maaltijden te houden. De Zaligmaker was eens bij eenen zoodanigen man genoodigd, niet zoo zeer uit liefde en achting voor Hem, maat uit arglistigheid, om Hem bij het volk verachtelijk te maken. Er was een waterzuchtig mensch binnen gekomen, met oogmerk, dat als de Zaligmaker hem op den Sabbath genas, zij Hem mogten beschuldigen; en zoo

11

-ocr page 266-

212 Evangelie op den zestienden Zondag Hij hem niet genas, dat zij Hem dan bij het volk konden aandragen, als of hij daartoe geene magt had.

Daar echter Jesus hunne valschheid kende, verijdelde en beschaamde Hij hen, duor de vragen welke hij hun deed. Üe Farizeërs hadden niet verwacht, dat Jssus hun vragen zoude: is het ook geoorloofd op den Sahbath te genezen? En toen zij zwegen , strekte Jesus zijne weldadige hand air, en genas den waterzuchti-gen. Onvermoeid in goed ts doen, stoorde Jesus zich geenszins aan hetgeen men van Hem zeide, maar [lij zocht steeds zijne toehoorders, op eene zachtmoedige wijze, van hun verkeerd gedrag of van hunne dwaalbegrippen te overtuigen.

Toen de waterzuchtige genezen was, zeide de Zaligmaker tot de Parizeërs ; wie onder u, als zijn ezel of os in eenen put viel, zonde dien niet terstond op don Sabbat! daarn-t trek- * ken? Alsof hij zeggen wilde : gij zoudt een onredelijk schepsel nog helpen, en zoude ik dan niet eenen mensch, die oneindig meer is dan de dieren, genezen. Ziet, het is verkeerd van u mij te beschuldigen. Cp dergelijke wijze,

door zulke vragen, wist de Zaligmaker zijne vijanden verlegen te maken; alsdan moesten zij hun ongelijk bekennen, en dikwijls dropen zij ook we! in stilte af. Leeren wij hieruit onze vijanden insgelijks te behandelen; wij moeten geen schelden met schelden vergelden ; maar hun door een bi.ter gedrag doen gevoelen, dat zij ongelijk hebben. Leert van mij,

zegt Jesus, dat ik zachtmoedig hen., en zachtmoedigheid staat eeneu Chiisten schoon.

-ocr page 267-

• na Vmhteren. 243

Leeren wij verder hieruit, dat men op alle tijden, ook op eenen Zondag, mag weldoen en noodzakelijke dingen verrigten , gelijk spijze koken, bet vee voederen, aalmoezen uitreiken, zieken bezoeken; voorts moet men niet in gebreke blijven, om alle godsdienstpligten getrouwelijk waartenemen. Niet alleen meet men op Zondagen Mis, maar ook preek hooren; daarenboven des namiddags in den Catechismus, en naar de Vesper gaan, en des avonds hen, die te huis moesten blijven, daarover onderhouden. Zoo zal men kunnen zeggen : wij hebben den Zondag wel overbragt.

Doch helaas, velen meenen, dat zij den Zondag met zuipen en zwieren moeten doorbrengen ! Hoe velen zitten gansche Zondagen in de herbergen aan de speeltafel! Mogte dit geene plaats hebben , dan zouden er minder twisten en oneenigheden ontstaan , en menige vrouw en kinderen zenden minder gebrek lijden. Wmt dikwijls wordt de helft, van hetgeen in de week verdiend is, des Zondags roekjeloos doorgebragt. Het is ook eene slechte, [ zeer slechte gewoonte, van vele handwerkslieden, | dat zij maandag Iwuden. Zij hadden, dunkt ons, eerder ecnen dag in de week meer van noode, om hunne vrouwen en kinderen van | brood te voorzien. Dat maandag houden is I gewoonlijk een groot kwaad; en, inderdaad, j welke soort van mensc'hen is het, die dit kwade | gebruik volgen? Gemeenlijk van die, welke i niets om de heiligmaking des Zondags geven, die uit angst van den maandag niet vrij te hebben om te zwieren, tegen bet gebod van de H. Kerk, 'sZondags werken; het zijn dus

9ÏS

f

-ocr page 268-

244 Op den zestienden Zond. na Pinksteren. gewoonlijk van dat soort van menschen, die weinig godsdienst hebben. O , arme ongelukkige vrouwen, die zulke mannen hebben, en ongelukkige kinderen, wier vader uw brood in de herbergen gaat verdrinken. Bidt God, dat Hij het hart uwer beulen en tirannen verandere en bekeere. Wees hun evenwel niet minder gehoorzaam; maar tracht integendeel hen door een goed gedrag te overtuigen van hunne verkeerdheid; zoekt hen met liefde te overreden tot een beter levensgedrag. Gelukte u dit, dan zoudt gij dubbel welgedaan hebben : eensdeels zondt gij genoegelijker leven, en anderdeels zoudt gij eenen zondaar door Gods genade bekeerd hebben.

„ Ook stelde hij den genoodigden eene gelij-// kenis voor, daar hij bemerkte , hoe zij de // eerste zitplaatsen verkozen, en hij zeide n hun ; Als gij ter bruiloft genoodigd zijt, zoo n sjaat niet op de eerste plaats züten, ol er u misschien iemand,aanzienlijker dan gij, ge-u nood ware : en dal degene die u en hem wgenood had, u dan mogte zeggen : maak // dezen man plaats, en gij dan met schaamte // de laatste plaats zoudt moeten nemen. Maar // wanneer gij genoodigd zijt, gaat op de laatste // plaats zitten : opdat, als degene die u ge-//nood heeft komt, hij u zegge; vriend, ga // liooger op. Bat zal u dan eene eer zijn voor // degenen, die met u aan tafel zitten.

Welke schoone leering, zoo wel voor ons als voor de ï'arizeërs! Wij zullen ons gering

-ocr page 269-

Op den zeventien den Zond. na PmJcsteren. 345 achten en niet trachten naar hooge dingen. Hoe beschamend zoude het ook zijn, wanneer men ons eene geringere plaats aanwees, dan die wij eerst in beziv genomen hadden. Zeker, de hoovaardigen zuilen beschaamd worden. God geeft den ootmoedigen genade, maar Hij wederstaat den hoovaardigen.

Merken wij eindelijk nog aan, dat het ook veel meer eer is, een beter ambt waardig te schijnen, dan een ambt onwaardiglijk te be-kleeden. Voegen wij dan bij de nederigheid deugd, bij de deugd godzaligheid, bij de godzaligheid broederlijke liefde en verdraagzaamheid, dan zal ons loor graot zijn in den hemel, waar Jesus ons verhooscen zal.

|

G Ê B E B.

Dat wij den Sabbath, o God, steeds heiligen: bewaar ons voorde verkeerde naauw-gezetheid der l'aiizeërs. Schenk ons een ootmoedig en rouwhebbend hart, en vergun ons het hemeïsch brood in uw rijk te eten. Zie,

Heer, daarom zullen wij ons dagelijks versterven en verootmoedigen, om met U te mogen leven in de eeuwigheid. Amen.

OP DEN 17quot;quot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

|

Evannelie, Mattheus XXIL 35 - 46.

f

// Tn dien tijde kwamen de Farizeërs bij u Jesus, en een van hen, die een Wetgeleerde

i

-ocr page 270-

246 Ejanjelie op den zeeentienden Zondag // was, ondervroeg hem, om hem te toetsen : // Meester, welk is het grootste gebod in de u wet? Jesus zeide hem : gij zult den Heer // uwen God lief hebben uit geheel uwe ziel, // en uit al uw verstand. Dit is het grootste n en eerste gebod. En het tweede, aan dit // gelijk, is : gij zult uwen naaste lief hebben // als u zeiven. Van deze twee geboden hangt // de geheele Wet en de Profeten af.quot;

De Farizeërs zochten gedurig den Zaligmaker door hunne vragen te verstrikken, om Hem dan te kunnen berispen; en opdat zij daardoor geacht raogten worden, wijze en geleerde mannen te zijn. .De Earizeërs konden niet dulden, dat Jesus zoo vele aanhangers had, en zochten Hem uit dien hoofde bij het gemeene volk in haat te brengen. Echter gelukte het huii nimmer, en de Zaligmaker wist hun altijd zoo te antwoorden, dal zij den mond gestopt hadden. (Ook de Sadduceën meenden Jksds over de opstanding der dooden, waaraan zij niet geloofden, door strikvragen te vangen, alsmede over den cijnspenning; vragende of men den Keizer al of niet schatting verschuldigd was F waarop zij tot antvvoord kregen : geeft den Keizer, wat des Keizers is, en Gode, wat Godes is.

In dit E/angeiie vroegen de Earizeërs met eene valsche meeuing : welk is het grootste yehod in de wet? Doch gij hebt gehoord, hoe schoon de Zaligmaker antwoordde : men moest God als de oorsprong van alles, als het vol-jnaaktste, liefderijkste en beste Wezen, boven

-ocr page 271-

na Plnicsteren. 34 7

alles, wat er bestaat, beminnen en liefhebben; Hem alle eer geven, alle gedachten, woorden en werken daarhenen sturen, dat zij dienen ter verheerlijking van God. God beminnen uit de volheid des harten :

H a! Men clenke, spreke of doe,

Alles komt den Schepper toe.

Ten anderen is het tweede gebod, gelijk aan dit : oin onzen naaste, alle menschen zonder onderscheid. Jood of Heiden, als ons zeiven te beminnen; als ons zei ven, dat wil zeggen : wat wij willen, dat ons geschieden zal, zullen v\ ij ook aan een ander doen : voor hem zorgen, zijn geluk, naar ziel en ligchaam, bevorderen en hem beminnen.

Ziedaar de toetssteen naar welken de mensen zal beproefd worden : de liefde is het bruiloftskleed, waarmede wij moeten gekleed zijn, en de H. Pu;lus zegt n al ware het, dat ik ;/ alle talen kende, en door mijn geloof bergen // kon de verzetten, het zoude alles niets zijn, // zoo ik de liefde niet iiadde.quot; Zij, die deze liefde missen, zullen niet ingaan in het rijk der hemelen, maar buiten geworpen worden in de uiterste duisternis, waar geween zal zijn en knarsing der tanden. Hierom moeten wij ons oefenen in de liefde tot God en den naaste, en dit is zoo veel gemakkelijker, wanneer wij bedenken, dat God ons zoo wonderbaar heeft toebereid, ons het leven en talrijke weldaden geschonken heeft en nog dagelijks schenkt, door onze zonden te vergeven, door ons te verleenen alles v,at wij naar ziel en ligchaam noodig hebben.

m

-ocr page 272-

248 ^Evangelie op dev. zeventienden Zondag

De weMaden, welke God den mensch schenkt, zijn talrijk, zeg ik; alles staat den mensch ten dienste : zon', maan en sterren; boomen, kruiden en planten; de vogelen streelen door hun gezang zijn oor , en de bloemen des velds brengen hem in verrukking. De mensch draagt Gods beeld en is boven de dieren verheven. En zoude de mensch daarvoor God niet beminnen en dienen? Alles looft Hem, alles verkondigt zijne almagt! Hemel en aarde is vol van de goedheid des Heereu. Maar wat meer is; God heeft zijnen Zoon in de wereld gezonden, om de zondaren zalig te maken. Onbegrensde goedheid des Almagtigen! Engelen zijn begeerig, om dit geheim der liefde in te zien. En Jesüs, de tweede persoon in de Godheid, leed uit liefde tot ons arme zondaren, honger, dorst, armoede, versmading , laster; en zelfs onderging Hij voor ons den bitteren dood des kruisses. Zijn wij dan niet schuldig God boven alles lief te hebben, ja boven ons eigen leven? Moesten wij niet liever willen sterven, dan God door zouden vertoornen r Hebben wij Gods gaven lief, hoeveel te meer moeten wij dan God, als den Gever van alle goede gaven, liefhebben!

Hoe ondankbaar, hoe snood zoude het zijn, wanneer wij God niet boven alles beminden, daar wij Hem alles, ja alles verschuldigd zijn. Men zegt somtijds . deze of die mensch is ondankbaar, want hij heeft zijner, weldoener, die hem een ambt bezorgd of «ene dienst bewezen heeft, vergeten; en te regt zegt men dan : met een brandmerk moest men voor zijn hoofd zetreu : ondanlchare gast', doch hoe veel te snooder is een mentech, die ondankbaar is

-ocr page 273-

na Pinkster en. 249

jegens God, zijnen Schepper en Onderhouder! De dieren zelfs kennen de kribbe huns meesters en weten, wie hun goed doet.

Hoe dwaas is het derhalve, zijn hart aan eenige aardsche dingen te hangen, daar God alleen ons hart verzadigen kan. Doorloopt, zoo gij kunt, de eene en andere helft des aard-kloots, gij zult er niets vinden dan ijdelheid, niets waarmede gij uwe ziel verzadigen kunt. Het hoogste geluk, onder het gewelf des hemels is : God boven alles te hemlnnen.

Hij, die God lief heeft boven alles, moet zijnen naaste liefhebben gelijk zichzelven; wij toch zijn kinderen van éénen Vader, en de Heer heeft ons allen gemaakt, naar zijn eigen beeld; wij zijn de schapen zijner weide. Maar hoe zullen wij het gebod van de liefde des naasten volbrengen? Wij zullen niet slechts niemand verongelijken; maar ook bijstaan, met ten zijnen opzigte de geestelijke en ligchame-lijke werken van barmhartigheid te vervullen. I)e ligchumeVjhe werhen van harmhartïgheïd zijn; dehongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleeden, de vreemdelingen herbergen, de zieken bezoeken , de dooden begraven, de gevangenen helpen. De geestelijke werken van barmhartigheid bestaan hierin: de zondaren tot bekeering aautewakkereu en daartoe trachten te brengen, de onwetenden te onderrigten, de bedrukten te vertroosten, voor de levendenen dooden te bidden, de gebreken des naasten geduldig te verdragen, en hem, die ons eenigen smaad aangedaan heeft, van harte te vergeven. Ziet dus of gij, benevens de liefde tot God, ook die des naasten uitoefent ? O Christen!

11*

-ocr page 274-

350 Evangelie op den achttienden Zondag koude ;k hici1 met eene Engelen-tong spreken , dan zoude ik u de broederlijke liefde naar waarde schetsen; zij is zoo schoon, x.oo edel, zoo heilzaam voor eenen christen!

Komt, sterhen wij dien liefdeband! Een. strijd is 't dien wij strijden, Een lijden, dat wij lij den i Op reis naar 't liemehcli Vaderland. Wij gevoelen, wij gevoelen God, daar is geen God als Gij;

Gij alleen zijt zvaard, dat wij Onze liefde en ons bedoelen Eenig rigten naar L heen.

yader, ja naar V alleen!

g e b e 1).

Dit wenschen wij, o Vader, dat wij 1 boven alles liefhebben en onzen naaste als ons zelmi, dan zullen wij aan U behagen en alle geboden volbragt hebben. Amen.

OP DEN 18quot;quot;' ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Mattheüs TX. 1 - 8.

// In dien tijde gin? Jesus in hst schip, en u voer over en kwam in zijne stad. Toen brasr-v ten zij tot Hem eenen lamme, liggende op // een bed. Eu Jesus, hun geloof ziende, zeide I/ tot den lamme : betrouw, zoon! uwe zonden u worden u vergeven.quot;

-ocr page 275-

na Pinksteren. 251

Toen Jesus over de zee van Galileë gevaren was, en in zijne stad, te Cafarnaüm (Zijne stad genoemd omdat Hij er zich veel ophield) aankwam, bragten :2ij dien ongelnkkigen bij Jesus, met de bede, dat Hij hem mogte genezen. De kranke lag op een bed en werd door vier mannen gedragen. Toen men met hem bij Jesus gekomen was, zeide Hij tot hem : he-trouio zoon! uwe zonden zijn v vergeven. Jesus wist, dat zijne kwaal door een zondig er, buitensporig leven ontstaan was, en wilde hem daarom eerst de oorzaak der ziekte wegnemen; waarmede dan ook het uitwerksel zoude ophouden.

Leeren wij hieruit, dat het aan God zeer behagelijk is, wanneer wij onzen naaste in den nood helpen en bijstaan, wanneer wij voor deszelfs leven en gezondheid zorg dragen. Daarom staat er : ea Jksus hun geloof ziende, ziende welke teedere zorg de dragers voor den kranke koesterden , zoo \ ergaf Mij dezen zijne zonden. Ten tweede leeren wij hieruit, dat wij eeist voor de zaligheid onzer ziel moeten zorg dragen, en daarna voor de gezondheid des ligchaams. //Zoekt, zegt Jesus, eerst het rijk Gods en deszelfs geregtigheid, en het andere zal u toegeworpen worden.quot; Ook zegt Hij : // wat zoude het eenen mensch baten, dat Hij de geheele wereld won, en schade aan zijne ziel leed?quot;

Ten derde : het gebed en geloof van anderen hielpen den kranken wil, om van .lesus de genezing te verkrijgen. Het geloof en gebed van godvruchtige uienscheii kan ons derhalve zeer te stade komen : want het gebed der regt-

-ocr page 276-

252 Evangelie op den achttienden Zondag vaardigen dringt door de wolken. Zoo leest men, dat God de Israëlieten dikwijls gespaard heeff , om Abraham, Isaac, Jacob, David en anderen; God zegende Egypte in den duren tijd om Jozef; Paulus zelfs begeert voor zich de gebeden der geloovigen. Bidden wij dan voor elkander, en houden wij niet op met bidden; want die bidt verkrijgt, en die klopt zal open gedaan worden.

Ten vierde ; bemerken wij, dat ons dikwijls kwalen en ziekten van God worden toegezonden, om ons te kastijden voor de zonden, die wij bedreven hebben. Willen wij dan van dezelve bevrijd blijven, zoo laat ons waken en bidden, dat wij in de genade staande mogen blijven. Of zoo ons ellenden treffen, ter beproeving, en om ons in de deugd te oefenen, dan zullen wij die gevallig lijden, daar wij ons geweten zuiver hebben, en weten, dat God het is, die ons dezelven laat overkomen, en die magtig is ons dezelven af te nemen, wanneer wij in het geloof standvastig blijven volharden.

// En ziet, een:ge van de Schriftgeleerden // zeiden bij zich zeiven : Hij lastert. Jems dan //hunne gedachten ziende, zeide : waarom v denkt gij kwaad in uwe harten F Wat is lig-// ter te zeggen ; uwe zonden worden u ver-u geve», of te zeggen : sta op, en wandel? // Doch, opdat gij moogt weten, dat de Zoon // des mensehen magt heeft op de aarde om v de zonden te vergeven : sta op, zeide hij // toen tot den lamme , neem uw bed op en

-ocr page 277-

van Pinksteren. 253

// ga naar huis. Tlij stond op en ging naar // zijn luiis. Als nu de schare dit zag, waren // zij verbaasd en verheerlijkten God, die den // menschen zoodanige uiagt gegeven heeft. quot;

Hieruit ziet men, hoe booze menschen alle dingen, ofschoon zij goed zijn, ten kwade nemen, gelijk de spinnen, die vergift zuigen uit dezelfde bloemen, waaruit de bijen haren honig verzamelen. Zij willen zich zeiven ver-schoonen door anderen te lasteren ; of door eens anders gebreken te vergrooten, trachten zij de hunne minder in het oog te doen vallen , en gewoonlijk berispen zij die ondeugden het meest, waaraan zij zich zeiven schuldig maken.

J esus toont ons in dit Evangelie, dat Hij God is, en de magt heeft, om de zonden te vergeven , gelijk hij ook aan de Priesters de magt gegeven heeft, om dezelven te vergeven, Want als Jesus . tegen den avond van den eersten dag zijner verrijzenis, zich bij geslotene deuren aan zijne leerlingen vertoonde, hun eene wettige zending verleende, en deze woorden sprak : pelijh de Vader m j gezonden heeft, alzoo zend ik ti, blies hij over hen en zeide : ontvangt den heiligen Geest; wier zonden gij vergeeft, die zijn hun vergeven, en wier zonden gij houdt (dat is, niet vergeeft), die zijn gehouden, (i)

•i;-1

■ ■ '■

m

•• d

Welaan dan, gij die geestelijk krank zijt, en vergeving uwer zonden verlangt te bekomen, vertoont u aan de wettige Priesters, zij hebben de magt gekregen, om den rouwmoedigen biechteling door de heilige absolutie van de

(1) Joan. XX. 29.

-ocr page 278-

254 Evangelic op den negentienden Zondag zonde te ontbinJeu ea met God te verzoenen ; wandelt op liet pad der deugd, opdat gij van kracht tot kracht voortgafnde, eindelijk in dc have des vrcdes aanlan let. Dit verleene ons de Vader, en de Zoon, en de heilige Geest. Amen.

g e b e d.

Hivr! zie mij genadig aan; mijne ziel is magteloos door de zonden. Spreek lot mij, dat ik moge opstaan door leedwezen en eene op-regte biecht; Gij hebt daartoe aan de wettige Priesters uwer heilige Kerk de magt verleend, om den rouwhebbenden zondaar van zijne zonden te ontbinden. Geef dat ik door voortgang in de deugden moge wandelen naar het huis der eeuwige zaligheid; opdat de geloo-vigen dit ziende IJ verUeerlijken, gelijk de schare van ons Evangelie, en bekennen, dat Gij zijl de Almagtige, die den inenschen zulke masit quot;eleven hebt. Amen.

If!

OP DEK 19d-ZON DIG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Mattheiis XXII. I -14.

S

In dien tijde sprak Jems tot do Opper-h pricsfers en l'arizeërs in gelijkenissen en // zei de : Het rijk der hemelen is gelijk aan u oenen Koning, die voor zijnen zoon eene // bruiloft I ad aangerigt. En hij zond zijne

-ocr page 279-

ria Pinksteren. 255

//knechten, om de genoodigden ter bruiloft // te roepen, en zij wilden niet komen. Hij zond n wederom andere knechten , en hij zeide: zegt // den genoodigden: ziet, ik heb mijn middagmaal n bereid, mijne ossen en gameste beesten zijn // geslacht, en alles is bereid : komt ter brui-v loft. Maar zij achtten het niet, en gingen //henen, de een naar zijn landgoed, en de // andere naar zijnen koophandel: en de overige // namen zijne knechten, en na hen smadelijk v behandeld ie hebben, doodden zij d ezel ven. // Toen de Koning dit hoorde, werd hij ver-//gramd, en zond zijne legers en vernielde v die moordenaars, eu stak hunne stad in // brand. Toen zeide hij tot zijne knechten : de // bruiloft is wel bereid, maar de genoodigden // waren ze niet waardig. Gaat dan tot de nit-// einden der wegen, en noodigt allen , die // gij vindt, ter bruiloft. En zijne knechten //gingen naar de wegen, verzamelden allen, //die zij vonden, goeden en kwaden; en de // bruiloft werd vol gasten. quot;

De Zaligmaker wilde door deze gelijkenis aan de hardnekkige Joden te kennen geven, dat de verkondiging van het Evangelie van hen zoude weggenomen en tot de Heidenen overgebragt worden. Jesus verstaat door het r'ijh der Heriielrii i'j- Kerk; de Koning is God, de Zoon is Jesus Cheistus zelf, die mensch geworden li-nde, de Kerk tot zijne bruid heelt aangenomen, W. etr Jyenoodvjden, dat zijn de

-ocr page 280-

256 Evangelie op den negentienden Zondag Joden, wilden niet, komen, en de knechten, die hen riepen, waren Joannes de Do op er en de Zaligmaker.

De andere knechten waren de Apostelen ; deze riepen de Joden andermaal vergeefs,- want zij hadden hst veel te druk met aardsehe beslommeringen , en de overigen doodden de knechten, Stephanus en Jacobus, terwijl zij de andere Apostelen met smaad behandelden.

Hunne stad, Jeruzalem,, werd dan ook, gelijk voorzegd was, verbrand en verdelgd, en de Joden over de gansche aarde verspreid. Nu werden er op nieuw Jcneclten uitgezonden : namelijk de Apostelen en hunne opvolgers, om tot de uiteinden der wegen, dat zijn de uiteinden der aarde, te gaan, om de Heidenen te bekeeren, en tot de Kerk te roepen, welke de Verlosser op de aarde gesticht heeft, gelijk wij weten dat geschied is en nog dagelijks gebeurt; want duizenden gelooven in Jesus Christus; op de afgelegenste eilanden ondervinden mensehen den troost en de zaligheid zijner leer; duizenden hebben in deze laatste eeuwen in -Japan en in China het bloed vergoten voor het geloof. Laat ons dan zorg dragen, dat wij ons niet van den toegang tot de bruiloft des eeuwigen levens berooven door ongehoorzaamheid, door aan de genade te we-derstaan; omgorden wij de wapenen des ge-loofs, en laat ons het bruiloftskleed der liefde aantrekken; ten einde met de Heiligen in het rijk der hemelen te kunnen aanzitten, en om begiftigd te worden im t de eeuwige zaligheid , een gerust geweten en de vteugd des harten.

Jesus heeft, door zijne verdiensten en lijden,

-ocr page 281-

na Pinksteren. 257 si

de zaligheid bereid voor alien, die in Hem gelooven en zijne geboden onderhouden ; Hij heeft den dood verwonnen, de hel verbroken ,

den vijand zijne magl. benomen, den kop der slang vermorseld en den heiligen Geest gezonden, om de menscben te heiligen. En zouden wij Hem dan niet aannemen? Zouden wij weigeren op de bruiloft, waartoe wij door de heilige Kerk uitgeuoodigd worden, te komen ?

Neen, wij willen ons aan Jesüs houden. Hem uit ons geheele hart beminnen, zijne geboden alsmede die zijner Kerk gehoorzamen, en daartoe om zijnen heiligen Geest bidden, dat-die ons leeren, leiden en vertroosten moge,

op den weg tot de bruiloft des eeuwigen levens, liet Evangelie zegt verder :

ItiU

// Maar ais de koning binnen kwam, om de v gasten te zien, zag hij daar eenen mensch ,

// die geen bruiloftskleed aan had. En hij zeide w hem : vriend, hoe zijt gij hier binnen ge-// komen zonder bruiloftskleed ? En hij bleef // stom. Toen zeide de koning aan de diena-w ren : bindt hem handen en voeten, en werpt v hem in de uiterste duisternissen, waar ge-// ween en knarsing der tanden zijn zal. Want v velen zijn geroepen, maar weinigen uitver-// koren. quot;

De Koning kwam binnen om de gasten te zien ;

dit beduidt den dag des oordeels , wanneer ieder zal moeten rekenschap geven aan den Oppersten fiegter, en zij , die buiten de liefde

pill

rt-1

ijlquot; a

-ocr page 282-

2 5S Op den neg ent '■nclen Zond. na Vinhüercn. van God '/■' n, zullen als verstomd staan, en niet kunnen antwoorden.

Wat moeten wis derhalve doen, om niet bulten geworpen te worden in de uiterste duisternis? Elk moet zich zelve gedurig afvragen : ben ik wei in den staat der heilig-makende genade? kan ik rekenschap geven van mijne gedachten, woorden en werken? Wanneer gij bij u zeiven zoudt antwoorden ; indien mij eens een onvoorziene dood trof, zoude ik eeuwig ongelukkig zijn, — o Christenen, stelt dan niet uit u te bekeerea, neemt ten spoedigste uwe toevlugt tot de biecht, begeeft u in tijds naar Jesus heen, en bidt Hem om 'vergeving der zonden.

I e/en, dat is allen, zijn tjeroepen ter zalis^-\\c\ \, ixvAiir ■weinigen zijn v/Uiwrlioren,, of weinigen zullen zalig worden. Zij zullen niet allen in het rijk der hemelen komen, die zeggen t Heer, Heer; maar zij, die den wil des Vaders weten en doen; namelijk diegenen, die met de vijf wijze maagden olie der deugden in hunne lamp n lu bben. Daarentegen zullen boosdoeners, hoereerders, dronkaards, lasteraars, over-spelers in de uiterste duisterniisen geworpen worden, alv. aar gemeen zal zij,i en knarsing uur tanden; voor hen zal de deur van (Jods genade gesloten worden. Zien wij dan wel toe, wat ons te doen staat; want de weg is naauw en de poort is eng, die tot de zaligheid leidt , en weinigen zijn er die dezen weg bewandelen.

g 15 b k d.

O Koning der hemelsche glorie , die ons door uwe dienaren, de leeraars der heilige

-ocr page 283-

Op den twintig sten Zond. na Pinksteren. 259 Kerk, en door de heilige Schriftuur, tot de bruiloft laat noodigen : schenk ous het bruiloftskleed der liefde, godvruchtigheid en kracht tot het doen van goede werken : opdat wij alzoo waardige gasten van uwe bruiloft mogen zijn, eu onder het kleine getal der uitverkorenen geteld worden. Amen.

OP DEN 20'quot;quot; ZONDAG NA PINKSTEREN

Ecanyelie, Joannes IV. -16.-53.

. i i

!«l :ö!

: il I

// in dien tijde w.is er een koninkliik hove-w ling, wiens zoon te Capharnaum ziek lag. // i)e/,e hooiende, dat Jeans uit Jmlea. naar u Galilea kwam, ging cot hem en bad hein, // dat hij wilde komen, en zijr.eu zoon gene-;/ zen, daar hij op sterven lag. Jesus zeide dan // tot hem : tenzij gijlieden teekenen en w wonderen ziet, gelooft gij niet. De hoveling // zeide hem : lieer, kom toch, eer hij sterft. // Jesns zeide hem : ga heen, uw zoon leeft.'quot;

Alle menschen zijn aan lijden onderworpen, rijken zoo wel als armen, aanzienlijken en geringen, edelen en onedelen. Zoo hoort gij dan, dat zelfs Koningen en Hovelingen kruis en lijden hebben. Hiermede kunnen zich de armen troosten; want zij meenen , dat hun enkel lijden beschoren is. O neen ; onder de prachtige kleederenen bij de groote maaitijden schuilt dikwijls, veel verdriet.

ff •#

sv;

m

Kquot;

lil S; )

ill*

:;

Ü ■■}■ i-v i ■ i

ifJ Hquot;

i

-ocr page 284-

260 Evangelie op den twintigsien Zondag

Dit Evangelie leert ons mede, dat het lijden dikwijls voor deu mensch zalig is; daar hetzelve ons tot God brengt. Wanneer niet eene doodelijke ziekte den zoon des hovelings getroffen had, dan zoude de vader misschien nimmer tot, den Zaligmaker gekomen zijn, en in Hem geloofd hebben. Wanneer wij onzen eigen levensloop eens nagaan, zullen wij ontdekken, dat kruis en lijden ons menigmaal tot God de toevlugt deden nemen. Daarenboven leert dit Evangelie, om met bidden aan te houden, gelijk de hoveling, die voor de tweedemaal bad ; Heer, kom toch eer mijn zoon derft. Ja, wij zullen onvermoeid zi;n in bidden, arbeiden en het doen van goede, werken. David bad zevenmaal, dat is veelmalen, daags; wij zullen insgelijks zoo doen en uiets tot morgen uitstellen, wat wij heden kunnen doen ; vlijtig zijn gelijk de mieren, die in den zomer hun brood verzamelen, en ook zullen wij gelijk de ooijevaars onzen tijd wel waarnemen.

// De man geloofde het woord, hetwelk n Jems hem seide en ging henen. Eu als hij // nu afkwam, kwamen hem zijne knechten te // gemoet, en boodschapten hem, dat zijn zoon // leefde. Hij vraagde hun het uur, wanneer // hij beter geworden was? Zij antwoordden hem: // gisteren te zeven uren heeft hem de koorts // verlaten. Zoodat de vader erkende, dat het // hetzelfde uur was, waarop Je sus hem gezegd // had : uw zoon leeft. En hij geloofde, hij en // zijn geheele huisgezin. quot;

-ocr page 285-

li

1 rt

na Pinksteren. 261

Jksüs genas hier dezen zoon niet alleen van zijne ziekte, maar door dit wonder gebeurde L

het ook , dat de hoveling en zijn huisgezin in ■ l

Hem als den Zaligmaker geloofden. Wanneer dus de oversten, vaders des huisgezins en ouders, hunne onderzaten en kinderen met een goed voorbeeld voorgaan, zullen deze dit voorbeeld navolgen, en eeiien God behagelijken wandel leiden. Niet te onregte zegt het spreekwoord :

leer in;/en wekken, voorbeelden trekken. Bedenken de ouders, dat zij niet alleen hunnen kinderen en dienstboden het noodige ligchamelijke onderhoud moeten geven, maar hen ook moeten leeren, vermanen en leiden. De ouders zullen eenmaal hiervan rekenschap moeten geven,

en gelukkig zij, die in den grooten oordeelsdag kunnen zeggen ; Heer, hier zijn toij met de kinderen, die Gij ons gegeven hebt. Daartoe moeten zii in dit leven voor hunne zaligheid zorgen, hen aan Jesus bevelen en Hem bidden,

dat Hij de pogingen , welke zij voor het heil hunner kinderen aanwenden, met zijnen zegen wil bekroonen.

G K B j-J JJ.

(i.,

Heer Jssrs ! kom en bezoek mijne ziel, eer zij in zonden sterft; zij ligt krank in Ca/pïar-naiim, en geene wereldsche hulp kan haar genezen; .maar besproei haar, o Heer, met het bloed op K'/.lvane vergoten. Dat ik een waar- iiifil

achtig berouw hebbe over mijne zonden, opdat ik in de biecht mag hooren : ga, usre zonden zijn u vergeven; dat ik U in het Sakrament des altaars, met een waarachtig geloof in mijn huis ontvange. Amen.

-ocr page 286-

OP DEN 31 quot;quot;ZONDAG NA PliVKSTEREN. Eranyelk, Mattheüs XVIII. 23-35.

// Th dien tijde zeide Jems aan zijne leer-u lingen deze gelijkenis : Het rijk der hernelem wis gelijk aan eencn koning, die met zijne //dienaars rekening wilde houden. En als hij // begon te rekenen, werd er een voor hem ge-// bragt. die hem tien duizend ponden schul-// dig was. Maar daar hij niets had om te be-// talen, gebood zijnen heer, dat men hem en // zijne vrouw en kinderen, en al wat hij had, // verknopen zoude, en betaling doen. Doch de // knecht viel neder, en bad hem, zeggende : // heb wat geduld met mij, en ik zal u alles // betalen. En de heer, medelijden met dien // knecht hebbende, liet hem gaan, en schold // hem de schuld kwijt.quot;

De Koning, van wien de gelijkenis spreekt, beteekent God almagtig, die Koning boven alle koningen en Heer boven alle heeren is: door de dienaars worden verstaan de menschen, die door hunne zonden aan God oneindig veel schuldig zijn. Een ieder zal loon naar werken ontvangen, en wlj zijn van ons zeiven niets; God heefi: ons geschapen, en onderhoudt ons nog dagelijks; ja wat meer is. God heeft zijnen Zoon in de wereld gezonden, en deze is mensch geworden, om voor ons te lijden. Welke dankbaarheid zijn wij dns aan God voor deze weldaden verschuldigd! Koe zullen wij Hem dit

-ocr page 287-

Op di n een en twinlujdeit Zond. na Vlnlcd. 2 63 | vergelden? IVIct zijne gebotlen en ilie van de I H. Kerk te onderHouden; met onzen naaste | dat te vergeven, wat hij ons misdaan heeft; gelijk wij ook dagelijks bidden in het Onze Vader. Maar hoe dikwijls zai men :;ijiien naaste vergeving schenken? Zeven!ir/rnaal zevenmaal (1) ; dat is onbepaald. Hebben wij ook niet | dagelijks en alle oogenblikken van noode, | dat God ons de zonden vergeve, die wij met | gedachten, woordenen werken bedrijven? De I schuld van eene doodzonde, tegen de hoocce | Majesteit van God begaan, kunnen wij nooit | betalen, zij beloopt nog op meer dan de tien-duizend ponden of acht rniliioenen guldens van den dienaar. Wij moeten derhalve steeds I tegen de zonden op onze hoede zijn, en liever I willen sterven , dan God door éenc zonde ver-t grammen. Door ziekten en andere onheilen | worden wij dikwijls, als het ware, opgewekt | om tot God te komen en Hem om vergiffenis | te smeeken, en wee hem, die niet met den | dienaar nedervalt en den Heer bidt, dat quot;ij | geduld en medelijden met hem hebbe. AVee hem, die in ?onde zrnde, niet ras tot het | H. Sakrament van de biecht zijne toevlugt | nee:rp en vergevin.; smeekt. Want God is | magtig den zondaar alles te ontnemen en hein i in de verdoemenis te werpen.

Wij weten ook uit dit Evangelie, dat God | den dood des zondaars niet begeert, maar dat | hij zich bekeere en leve; want Hij is onein-| dig genadig en barmhartig; Hij zal den rouw-| hebbenden boeteling, die genade begeert, niet

(1) Matth. XVIII. 22.

II

m ' '

!1

$

ill

1

■ if- -

Hl

1

:jr

il

't :rii

ï Si

li

E

-ocr page 288-

264 Evangelie op den een en hv'ntigsfen alleen uitstel verleenen, maar liem ook de schuld kwijtschelden. Wat zegt verder het Evangelie ?

//Maar diezelfde knechtj uitgegaan zijnde, // vond een' van zijne medeknechten, die hem n honderd tienlingen schuldig was; en hij greep v hem aan, en wrong hem de keel toe, zeg-// gende : betaal, wat gij schuldig zijt. Zijn // medeknecht viel neder en bad hem, zeggende.-// heb wat geduld met mij, en ik zal a alles // betalen. Docli hij wilde niet, maar ging he-n i'.eu, en wierp hem in de gevangenis, tot // dat hij de schuld betalen zoude. Als nu zijne // mededienaars dezen handel zagen, werden '/.ij n zeer bedroefd, en gingen hunnen heer ver-// halen wat er geschied was. Toen riep hem //zijn heer en zeide hem; gij booze knecht, // ik heb u al uwe schulden kwijtgescholden, // omdat gij er mij om gebeden hebt. Behoordet // gij dan ook niet medelijden met uwen mede-// knecht te hebben, gelijk ik medelijden met // u heb gehad! En zijn heer, vergramd zijnde, // gaf hom over aan de beulen, tot dat hij dc // geheele schuld betaalde. Zoo zal mijn hemel-w sche Vader ook met u handelen, indien gij, // elk aan zijnen broeder, niet van harte ver-// geeft.quot;

Elkeen zal moeten bekennen, dat deze knecht zeer onbarmhartig was, daar hij om honderd tienlingen of dertig gulden zijnen me-

-ocr page 289-

Zondag na Pinksteren. 2t)5

dekiiecht liet vast zetten. Deze kwamen toch niet in aanmerking bij de som, welke hem was kwijtgescholden. Zoo gaat het nog vele menschen. Zij vragen aan God vergeving voor het kwaad, dat zij tegen Hem bedreven hebben , en dat dikwijls zeergroot is, doch hunnen naasten, hunnen broeders, willen zij eene kleine fout niet vergeven, of vergeven zij die, dan is het slechts ten halve. Ku, zeggen zij, pas maar op dat gij het niet weder doet. Neen, niet alzoo, maar van ganscher harte moet het geschieden, en hoe dikwijls de beleedigingook mogte gebeurd zijn. Geene wraak met wederwraak vergelden, en die ons scheldt, zal men niet wederschelden. Mij, zegt God, Jcomt de wraak toe, ik zal het vergelden. (1)

■ÏM'

si

De Zaligmaker zegt zelf in het Evangelie : zoo zal mijn hemehche Vader ook met u doen, zoo gij, een elk aan zijnen broeder, niet van harte vergeeft. Dit is duidelijk genoeg, dan dat het nog nadere verklaring zoude behoeven. Voegen wij er nog bij : dat Jesus ons ook hierin het uitmuutendste voorbeeld heeft nagelaten , toen Hij onder de gruwelijkste mishandelingen nog voor zijne moordenaren bad : Vader ! vergeef het hun; want zij letten niet ivat zij doen. Welaan dan, dat er geene verwijdering meer onder ons besta ! Wij zijn leden van één ligchaam, Christus is ons hoofd, de barmhartige God onze Vader, en wij zullen als kinderen van één huisgezin, dat is ; (ie H. Kerk, leven in vrede en eendiagt, al de dagen onzes levens.

ife

?:;P i ■

11

(1) Deutr. XXXII ; 35.

12

-ocr page 290-

366 Evangelie op den twee en twintig sten,

GEBED.

Wij zijn, o God, die groote schuldenaars, door den knecht in het Evangelie afgebeeld; wij kunnen onze schuld niet voldoen : daarom bidden wij U , dat Gij ons dezelve door uwe grondelooze barmhartigheid wilt kwijtschelden ; gaarne willen wij ook vergeven alle beleedi-gingen, welke ons door onze broederen worden aangedaan. Amen.

OP DEN ZONDAG ATA PINKSTEREN.

Evangelie, Matthetjs XXII. 15-21.

n In dien tijde gingen de Earizeërs henen, n en hielden te zamen raad, hoe zij Jesus in n zijne woorden zouden vangen. En zij zonden // hunne leerlingen met de Herodianen tot hem, n zeggende ; Meester, wij weten dat gij opregt // zijt, en den weg Gods naar waarheid leert, n zonder iemand te ontzien; want gij let niet // op het aanzien der menschel . Zeg ons dan, li wat u dunkt , is het geoorloofd den keizer //schatting te betalen, of niet?quot;

Zoo zochten de nijdige Earizeërs Jesus in zijne woorden te vangen, daar zij Hem wegens zijn gedrag niet konden aanklagen. De vraag, welke zij aan den Zaligmaker voorstelden, was van dien aard, dat, bijaldien Hij daarop ja

-ocr page 291-

i

Zondag na PinTcsteren. 367 antwoorde, Hij zich den haat van het volk zoude op den hals halen; en wanneer Jesus zoude zeggen, dat de Joden aan den keizer geene schatting behoefden te betalen, dan wilden zij Hem bij den keizer aanklagen als een oproermaker. Zij nu, die door de Farizeërs afgezonden werden, waren van beide partijen; het waren hunne leerlingen en eenige aanhangers van Herodes, die eene afhangeling van den keizer was.

Wie, behalve J esüs, zoude gedacht hebben, dat er achter deze vraag eenig bedrog schuilde. Zij kwamen met de opregtheid in het aange-zigt, en met een innemend voorkomen bij Jestjs : zij zeiden vriendelijk tegen Hem: Meester! wij weten dat Gij opregt zjt. Hier spraken zij wel waarheid, maar deden het om te vleijen. Zoo weet de boosheid den schijn der deugd aan te nemen, en in schaapskleederen tot de goeden te naderen; booze meuschen laten niets onbeproefd, om de goeden te misleiden; zij stellen daartoe allerlei listen en lagen in het werk; maar de ergste zijn die, welke zich uitwendig anders vertoonen, dan zij inwendig zijn. Er zij er, die onze gebreken deugden noemen, wanneer zij slechts kunnen berekenen daardoor hun oogmerk te zullen bereiken; en hoe velen vindt men van den anderen kant, die gaarne in het aangezigt geprezen willen worden! Maar, weest op uwe hoede, mijne medechristenen ! Nog eens, de boozen sluipen gelijk eene slang onder de bloemen : gelooft de vleijers niet; een opregt vriend brengt u uwe gebreken minzaam onder het oog, terwijl hij dezelve bij anderen tracht te verschoonen.

u; v i};

-ocr page 292-

268 Evangelie op den twee en tvnntigsten Jesüs kende de verleiders, want het Evangelie zegt verder :

// Jesus, hunne valschheid kennende, zeide : //wat kwelt gij mij, gij geveinsden! Toont // mij den cijnspenning. En zij toonden hem // eenen tienling. En Jesus vraagde hun ; wiens // beeld en opschrift is dit? Zij antwoordden: // des keizers. Toen zeide Hij hun ; geeft dan // den keizer, wat den keizer toekomt, en aan w God wat (Jod toekomt.quot;

Zeer voorzigtig was het antwoord van den Zaligmaker; want geene der beide partijen vond redenen om Hem te beschuldigen, daar Hij zeide : geeft den keizer, ivat den keizer toekomt. en aan God loat God toekomt: dat is ; geeft aan ieder wat gij schuldig zijt. Hier is de plaats, om een kwaad te berispen , dat heden ten dage maar al te dikwijls geschiedt, en wat velen voor geoorloofd houden; ja, waardoor op deze ongeregte wijze zij hun brood zoeken te verdienen of hunnen rijkdom te vermeerderen ; namelijk, door den smokkelhandel. Yele menschen zoeken zich van de tollen en accijnsen te onttrekken, meenende, dat dit geen stelen is; doch zij hebben grootelijks ongelijk. Wanneer men iemand niet geeft, wat hem toekomt, dan steelt men even zoo wel, als of men hem iets in stilte of door behendigheid ontrooft. Daarenboven maken de tollen en accijnsen een gedeelte uit der staatsinkomsten, en daarvoor moeten ambtenaren, keiken, scholen , wegen, bruggen enz. onderhouden worden. Op meer dan eens plaats der heilige

-ocr page 293-

Zond,ag na Pinksteren. 269

: '

Schiift worden wij vermaand, tot gehoorzaamheid aan de wetten des lands, en om de overigheid te eeren; zie Rom. XIlIj vers 7. en

i1'1

:gt;■1

i t:

Pi ü; i

Peteus I.; Hoofdstnh IT., vers 17.

Geeft aan God, wat God toekomt. Wij zijn ons zeiven geheel aan God schuldig : wij moeten Hem lief hebben, uit geheel ons hart en met alle krachten ; ai onze gedachten, woorden en werken moeten ter eere van God besteed

worden. Maar hoe velen wo;den er gevonden, die hier verre af zijn; die weinig aan God denken, weinige werken ran boetvaardigheid doen; hunne godsdienstpligten uit sleur en gewoonte waarnemen , en voor het overige htm leven wegdroomen. Hoe zullen zij het eindelijk met hunne rekening stellen ? Hunne zonden gaan de haren huns 'loofds te boven. Ach, mogen zij in tijds boete doen en zich bek eeren! Dat zij hun hart aan (lod geven, aan wieu dat toekomt, en den koning wat den koning toekomt; dan zal God in hen zijn beeld bekennen, hen zegenen, en hun na dit leven de eeuwige zaligheid doen beërven. Dit geve ons de \ ader. de Zoon en de H. Geest.

GEBED.

Heer! leer ons de bedriegerij en valscheid der booze menschen kennen, en dat wij de waarheid der Christelijke godvruchtigheid in leer en leven altijd mogen houden en bekennen, om hiernamaals uw goddelijk aanschijn

deelachtig te worden. Amen.

i

-ocr page 294-

OP DEN 23quot;quot; ZONDAG NA PINKSTEREN.

Evangelie, Maïïheus IX. 18 - 26.

// In dien tijde, terwijl Jesus tot liet volk r sprak, kwam er een Overste tot hem, die u hem bad, zeggende : Heer! mijne dochter is // nu overleden, maar kom, leg uwe hand op // haar, en zij zal leven. En Jesus opstaande, // volgde hem met zijne leerlingen.quot;

De Overste, van wien in dit Evangelie gesproken wordt, heette JaA'jius, en was een opziener der Synagoge of leerschool der Joden. Hij had een eenig dochtertje, dat hem, in den jeugdigen leeftijd van twaalf jaren, door den dood ontrukt werd. Dit bewijst al weder, dat rijken zoo wel als armen, jongen zoo wel als ouden, moeten sterven; de dood treft allen, hetzij vroeg of laat. Redenen derhalve, om tegen dien verwoester des levens op onze hoede te zijn, en ons te wapenen met de wapenen des geloofs en het schild der liefde : dan zal de hoop vast staan, en de anders afgrijsselijke dood zal ons welkom zijn; daar hij ons in de eeuwigheid voert, ons bij God brengt, van wien wij den loon van onzen arbeid zuilen ontvangen.

Toen Jaïrus van huis gegaan was, om Jesus, van wien Lij vele wonderen gehoord had, voor hei behoud van zijn dochtertje te smeeken, worstelde deze met den dood. De Overste, bij den Zaligmaker komende, zeide ;

-ocr page 295-

Op den drie en twintigsten Zond. na Tiniest. 271 Heer! mijne dochter is nu (of zal nu) overle-den : maar kom, leg de handen op haar, en zij zal leven. Doch, wilde hij zeggen, ik weet dat Gij de inagt hebt, en goedertieren zijt; waarom ik U dringend smeek met mij te komen, mijn dochtertje de handen op te leggen, en dan zal zij ongetwijfeld leven. Jesus zag dezen overste aan: Hij zag de wonde van zijn hart en zijn vertrouwen in Hem : waarom hij dadelijk opstond en hem met zijne leerlingen volgde. Het is waar, Jjisus had door een enkel magtwoord het dochtertje kunnen genezen, doch oin aan al het volk zijne niagt te toonen, en ten einde Jaïrüs en meer anderen volkomen in hem zouden gelooven, ging Hij daar henen.

li

:r Hl

tiMla

111 -■rl

Laat ons hieruit leeren, Jtsus vroeg te zoeken, en niet wachten, tot dat ons eerst bijzondere tegenspoeden treffen; maar altijd aan God denken, en Hem smeeken, dat Hij ons geloof al meer en meer gelieve te versterken; dat Hij onze zwakheid te hulp kome en ons bijsta in den nood en in gevaren; dan zal de barmhartige Heer ons genade geven, en de eeuwige zaligheid schenken. Verder zegt het Evangelie :

. !

I/ En zie, daar kwam eene vrouw van ach-// teren, die twaalf jaren eene bloedvloeijing // gehad had, en raakte, den zoom van zijn // kleed aan. Want zij zeide bij zich zelve : // indien ik alleen zijn kleed mag aanraken, // zoo ben ik behouden. Maar Jesus, zich om-n keerende cn haar ziende, zeide : betrouw,

li

-ocr page 296-

272 Evangelie op dendrie en twintig sten v dochter! uw geloof heeft u gezond gemaakt. u En ter zelfder ure is de vrouw gezond ge-// worden. quot;

Wie bewondert hier niet den diepen ootmoed, met weiken de vrouw tot Jesus naderde. Zij achtte zich onwaardig om voor het aanschijn van Jesüs te verschijnen; zij raakte van achteren zijn kleed aan, in het vaste vertrouwen, dat zij dan zoude genezen zijn. Wanneer wij met denzelfden ootmoed en hetzelfde vertrouwen tot Jestjs naderen, in het Fl. Sakrament des Altaars, dan hebben wij zelfs het geluk, met zijn vleesch en bloed. Godheid en menschheid vereenigd te worden, en Jesus zal ons groote genade en gunsten schenken.

v En als Jems in het huis van den overste // gekomen was, en de treurpijpers en het // woelende volk zag, zeide hij : gaat van // hier, want het dochtertje is niet dood, maar u slaapt. Doch zij lachten hem uit. Als nu v het volk weggedreven was, trad hij binnen, v en nam het dochtertje bij de hand. En het // stond op; — en het gerucht hiervan verspreid-// de zich door dat geheele land. quot;

Bij de Joden was het een gebruik, om bij sterfgevallen door zekere vrouwen klaagliederen te doen zingen, en treurpijpers vergezelden haar, om het volk tot tranen en rouwklagten te bewegen. Reeds had zulks plaats aan het huis van Jaïrus, toen Jesus binnen kwam. Mij liet

-ocr page 297-

Zondag na Tlnksteren. 273

deze vertrekken en zeide hun, dat het doch-| tertje sliep, dat is ; dat Hij haar zoo ligtelijk

van den dood kende verwekken, als men j,'

iemand uit den slaap wakker maakt. Toen begon dat volk te lagchen. Jescs evenwel nam liuar bij de hand, en zij herleefde, tot groote blijdschap van haren vader, en tot verwondering der omstanders. Verwondering en aanbidding moet ons tevens aangrijpen, bij liet vernemen van dit en andere wonderen, welke Jhsvs verrigt heeft. Loven eu danken wij Jesus voor al zijne wonderen en al zijne weldaden,

die tot in eeuwigheid zullen voortduren.

ik

g e b e d.

Wij bidden U, o Jesus, wil onze ziel verwekken van den geestelijken dood of den verkeerden wil; beveel ons aan uwen hi-melschen Vader; neem ons aan tot mede-erfgenamen, en om uwer barmhartigheid wille, gedenk onzer zonden niet, maar doe ons uwen zegen ondervinden. Amen.

s,i

OP DKN aéquot;quot;ZONDAG XA PINKSTEREN.

pi :(M

Eranyelie, Mattheus XXIV. 15-28.

H %

n In dien tijde zeide Jesus aan zijne leer-// lingen : Wanneer gij de gruwelijke verwoes-// ting, die door den Profeet Daniël voorzegd »i:', zult zien staan in de heilige plaatse.

u (Die het leest, ziet het te verstaan.) Die

li* ■

i'ii.

-ocr page 298-

274 Urangelie op den vier en twintig sten n dan in Judea is, vlugte naar de bergen. En // die op het dak is, kome niet af, om iets // uit zijn buis te nemen. En die in het veld // is, keere niet weder om zijnen rok te halen. // Maar wee degenen die zwanger zijn , of kin-// deren zuigen in die dagen. Bidt ook, dat // uwe vlugt niet voorvalle in den winter, noch // op den Sabbathdag. Want de verdrukking zal // alsdan zoo groot zijn, als er van het begin // der wereld tot nu toe geweest is, noch zijn // zal. En zoo die dagen niet verkort wierden, // zoude geen vleesch behouden blijven; maar // om de uitverkorenen,- zullen die dagen ver-// kort worden. Zoo iemand u alsdan zal zeg-// gen : ziet, hier is de Christus, of daar is n hij; gelooft het niet. Want er zullen valsche // Christussen en valsche Profeten opstaan , die // groote teekenen en wonderwerken zullen doen, // om ook de uitverkorenen, zoo het mogelijk n ware, in dwaling te brengen. Ziet, ik heb het // u voorzegd. Indien zij dan tot u zeggen : //ziet, hij is in de woestijn, gaat niet uit. n Ziet, hij is binnen in het vertrek, gelooft // het niet. Want gelijk een bliksem uit het // Oosten komt, en schijnt tot in het Westen, u zoo zal ook de komst van den Zoon des // menschen zijn. Alwaar het ligchaam is, daar // zullen de arenden vergaderen.quot;

In het eerste gedeelte van dit Evangelie wordt van de verwoesting van Jeruzalem gesproken, welke omtrent veertig jaren na de

-ocr page 299-

Zondag na Finlesteren. 275

verrijzenis van Christus heeft plaats gehad, en welke allerverschrikkelijkst geweest is. Deze verwoesting van Jeruzalem is tevens een afbeeldsel van de verwoesting der geheels wereld; voor de komst van Jesus Christus tot het algemeen oordeel.

Hoe wij deze plagen moeten ontkomen, blijkt uit den geestelijken zin van het Evangelie : de Joden moesten vlugten naar de her gen-, de Christenen, die God loven, moeten wereldsche dingen verlaten en zich begeven tot hemelsche, het rijk Gods en zijne geregtigheid zoeken. Die op het dal- is, dat is, die opgeheven is in het gebed, mag zich in zijn hart niet be-moeijen met de huishouding. Die in het veld is, dat is, die van de menschen afgescheiden is, mag niet wederkeeren tot kwade gezelschappen. En wee hen, die kinderen dragen, dat is ; die willens en wetens wereldsche gedachten koesteren. Maar bidt, dat uwe vlugt niet geschiede in den winter, dat is , wanneer de liefde en genade van God van ons geweken zijn. Zorgen wij dan , daar de tijd der genade nog daar is, om ons met God te verzoenen, dan zal ons dat uur niet onverwacht overkomen, dan zullen wij niet met de goddeloozen behoeven te zeggen ; hercjen valt op ons, heuvelen bedekt ons.

In het tweede gedeelte vau het Evangelie van heden, wordt geleerd, welke 'eekenen den laatsten oordeelsdag zullen voorafgaan, en hoe wij ons voor alle ketterijen moeten wachten, die er ontstaan zouden van zijne hemelvaart tot het einde der dagen. Wanneer zij tot u zullen zeggen : hier, bij ons, is de leer van

: 't kt

-ocr page 300-

276 EravypJie op den vier en twintigsten Christus, of TTij is daar, gelooft het niet. En al Jcwame er ook een Engel uit den hemel, zegt de Apostel, die u een ander Evangelie verkondigt, dan hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt; gelooft hem dus niet. De ware Kerk van Chuistus heeft altijd bestaan, sedert ruim achttien eeuwen ; zij zal tot in eeuwigheid blijven voortduren en hiernamaals verheerlijkt worden. De leer van Jesus heeft altijd met vollen luister geschenen, gelijk de bliksem, die van het Oosten naar het Westen schijnt. Waar het ligchaam is, daar is de H. Kerk, wier hoofd Christus is; daar vindt men de vergadering der arenden; dat is : de heilige mannen, gelijk Geegorius, Hierony-mus, Ambrosius, Augustinus en Willebror-dus; daarna Franciscus, Dominicus , Bona-vektura, Thomas van Aquine, en andere leeraars die wij nog hebben. O, trachten wij tegen dien oordeelsdag gewapend te zijn — laten wij ons in tijds met Jesus verzoenen; dan zullen wij, door het geloof versterkt, ons niet laten vervoeren en in den dag aller dagen niet verschrikken; maar wij zullen met een verheerlijkt ligchaam van den dooden verrijzen, den llegter, maar tevens onzen Verlosser, te gemoet gevoerd worden in de lucht, om eeuwig met Hem te heerschen.

g e b e d.

O Jesus, die alle onboetvaardige zondaren nog gedurig met de eeuwige straffen bedreigt, gelijk eertijds de inwoners van Jeruzalem: schenk ons allen g^ne zalige vrees voor uwe

-ocr page 301-

If

I •

Zondag na Tink ster en. 277

regtvaarrligheif!; opdat liet ons niet ga gelijk de onboetvaardige Joden. Laat u'.ve voorzegging dier schrikkelijke teekenen eenen diepen indruk op onze harten maken; dat wij ons van onze zonden bekeeren en in U eenen genadigen Regter mogen vinden. .fi:

•I S.H

Wanneer er maar SJ3 Zondagen na Pinksteren zijn. zal men het Evanrjelie van den 28 Zondag niet lezen, maar dat van den 24 Zondaq.

i., t \jpL

Als er Zondayen zijn, leest men in plaats van ' 'ï ;

den 24 Zondag, het Evangelie van den 6 Zondaci na Brie-Koningen.

Zoo er 36 Zondagen komen, leest men op den 24 dat van den 5 Zondag na Drie-Koningen.

Als er 27 Zondagen komen, leest men op den 24 Zondag het Evangelie van den 4 Zondag na Drie-Koningen : op den 25 hetgeen op den 5 na Drie-Koningen volgt; en op den 26 dat van den 6 na Brie-Koningen. ,WV H

li

|

Als er 28 Zondagen komen, leest men op den 24 het Evangelie van den 3, en op den 25 dnt van den 4, en op den 2 6 dat van den 5 , en op den 27 dat van den 6 Zondag na Drie-Koning en. Maar op den laatst en Zondag wordt altijd het Evangelie van den 34 Zondag gelezen. 'jip

; m

! M;

-ocr page 302-

IfflMJMMÏ E««l,

dook

.10 \\\KS KOMC.

OP DEjV FEESTDAG VAX DEN IIET-LIGEN ANDREAS.

Evangelie, Maïtheus IV. IS-20.

// In dien tijde, toen Jems langs de z^e van // Galileo, wandelde, zag hij twee gebroeders, n Simon, die Petrus genaamd wordt, Andreas // deszelfs broeder, het net in zee werpen; het // waren visschers. En hij zeide hun : volgt v mij na, en ik zal u visschers der menschen // maken. Zij verlieten dan terstond de netten //en volgden hem.quot;

Dit Evangelie verhaalt ons de roeping van Petrus en A^diusas. .Testis had reeds vroeger met hen gesproken; doch nu, dat Hij langs de zee van Galilea wandelde, riep Hij hen tot het apostel-ambt. Deze twee broeders waren visschers van beroep, en juist bezig met hunne netten in zee te werpen, toen Jesus voorbij kwam; Hij riep hen tot zijne volgelingen , zeggende; volgt mij na, en ik zal v, dsschers der menschen maken. Zij verlieten dadelijk

-ocr page 303-

Id

i i

Op den feestdag van den H. Andreas. 279 hunne netten en volgden den Zaligmaker. Vele nuttige en schoone lessen zijn uit dit Evangelie |:;L

te trekken, i0. Bewijst dit, dat deze broeders eensgezind waren, anders zouden zij immers hun beroej) niet zamen hebben uitgeoefend. Een voorbeeld, om de broederliefde aan te kweekeu en elkander te helpen, om , gelijk men zegt, met God en eere door de wereld te komen. Maar hoe velen worden er gevonden ,

die in plaats daarvan hunne broeders en zusters haten, lagen leggen, benadeelen en wat des meer is. En hoe kunnen zulkeii zeggen , God lief te hebben, dien zij niet zien ? Die dus zegt: ik heb God lief, en zijnen broeder of den naaste haat, is een leugenaar. De vlijt,

welke deze broeders betoonden, leert ons, dat men het beroep of ambt, waarin men gesteld , \

is, wel moet waarnemen, teneinde zich en de zijnen te kunnen onderhouden, en ook om mede te kunnen deelen aan ben, die nood lijden of gebrek hebben. '3°. Leeren wij hieruit, dat wij alle wereldsche bedrijven moeten achterlaten,

als wij onze godsdienstpligten moeten waarnemen. Veel wordt er , onder anderen op Zonen Heiligdagen gedaan, dat achtergelaten konde worden. Wat wilt gij, die zulks doet, daarmede winnen? Wat gij aan den eenen kant wint, zult gij aan den anderen kant verliezen ,

en ouders, die hunne kinderen alleen rijkdom- ii

men willen achterlaten, laten hun niets na, i i||i

dan iets, wat henzeer ligt in het verderf kan ;||

storten.

De Zaligmaker verkoos Pmu s en Andiieas tot zijne Apostelen , of-choon zij ongeleerde menschcn waren, om zoo veel te sterker zijne

' ?lt;■1

r I

-ocr page 304-

280 Evangelie op den Feestdag magt in lien en door hen te toonen ; Hij wilde aan hen wonderen doen. Hoe ongeleerd deze Apostelen ook waren in den beginne, toen Hij hen riep, nogtans weten wij, dat zij door den heiligen Geest bestuurd, naderhand de Schriftuur uitlegden, met kracht predikten en wonderen verrigtten, waardoor zij duizenden in den Zaligmaker deden gelooven, en alzoo sijne heilige Kerk op aarde uitbreidden. Het zinnebeeld, dat Jesus bezigde, was zeer gepast : volgt mij; dat is ; handelt even als ik, verlaat uw huis en erf, vast, waakt en bidt, neemt uw kruis op, en zoekt de menschen in mijne leer te onderwijzen, voor mij te vangen; ik zal u vissc/iers der menschen mahen; gij zult Evangelie-dienaars worden, die door middel van het net, de prediking van het Evangelie , de menschen zult vangen, tot geloof en bekeering zult brengen.

Voorts zullen wij aanmerken, dat gelijk er in een net goede en slechte visschen gevangen worden, zoo geschiedt de prediking ook tot geloovige en ongeloovige menschen; maar laat ons zorg dragen, dat wij in hst laatste oordeel niet als onnutte visschen uit het net geworpen en van de goeden afgezonderd worden. Bidden wij tot dat einde, in het volgende

GEB E D.

O Heer Jesus ! geef ons waarachtige ootmoedigheid; opdat wij met den H Akdiieas door een hemelsch vuur ontstoken zijnde, ons kruis op ons nemen en U navolgen, tot lof van uwen naam en onze zaligheid. Geef, Heer,

-ocr page 305-

van den H. Nicolaas. 281

dat wij door de verdiensten van uwen TI. Apostel, die de Moscoviten met het vuur van uw licht en uwe waarheid ontvonkt heeft, aan datzelfde vuur mogen deelachtig worden; opdat wij daardoor gewapend worden tegen alle zonden en ketterijen. Pat wij ü leeren kennen, die voor ons gekruist zijt. O waarachtige boom des levens! laat ons rusten in uwe schaduwe, en dat uwe vruchten ons zalig maken. Amen.

•Oc;=cC:=c;;

OP DEN FEESTDAG VAN DEN H. NICOLAAS.

Evangelie, Matthexjs X.XV. 14 - 21.

// In dien tijde zeide -Jesns : Een mensch , //die buiten quot;quot;slands ging reizen, riep zijne // dienstknechten, en gaf hun zijne goederen // in handen. Den eenen gaf hij vijf ponden , // den anderen twee, en den derden één, elk naar // zijn vermogen , en hij vertrok terstond. quot;

Door deze gelijkenis heeft de Zaligmaker willen doen verstaan, hoe de menschen met de gaven, welke zij van God ontvangen hebben, moeten woekeren.

De gaven, welke de menschen van God ontvangen, zijn menigvuldig en verscheiden; hoewel alle menschen er niet evenveel hebben ontvangen; maar ieder heeft er zoo veel, als God noodig en voor den mensch geschikt oordeelde. Deze gaven kunnen weder onderscheiden worden in ligchamelijke en geestelijke. Ligcha-

-ocr page 306-

282 Evangelie op den Feestdag melijke, als : een gezond en sterk ligchaam, geschikt om velerlei arbeid te verrigten en om onzen evenmensch bij te staan; gezonde zintuigen en rijkdommen; geestelijke gaven, als ; verstand, deugd en kennis; hetzij in godge-gewijde zaken, in talen of in wetenschappen.

Daar nu elk niet evenveel van die gaven heeft, maar de eetie deze en de andere gene gaven en weldaden heeft ontvangen, zoo laat ons daaromtrent niet jaloersch zijn; integendeel zullen wij die weinige, welke wij hebben, wel leeren gebruiken en aanwenden, om daardoor ons wezenlijk geluk te bevorderen; want gebruiken wij deze weinige niet wel, hoe zouden wij met meerdere geleefd hebben ! Wij zijn als dienstknechten, die van alles, wat ons gegeven is, eenmaal rekenschap moeten doen aan den Opperheer. Ook van den tijd (en dat ik dit nog eens bijzonder aanroere), ook van den tijd, welken velen niet alleen verwaarloozen, maar dikwijls schandelijk besteden, daarvan zal rekenschap gegeven worden. Menig kind zoude meer geleerd, menig jongeling meer geluk, en menig huisvader meer brood hebben , indien zij den tijd nuttiger besteed hadden ! Het Evangelie zegt verder ;

// Degene dan, die de vijf ponden ontvangen //had, ging daarmede handelen, en won er // nog vijf bij. Insgelijks ook die er twee // ontvangen had, won er nog twee bij. Maar // die er één ontvangen had, ging het in de // aarde graven, en liet geld van zijnen heer // verbergen. En na een' langen tijd kwam de //heer van die knechten, en hield rekening

-ocr page 307-

1

van den II. Nicolaas. 283

met hen. En Jie vijf ponden ontvangen had, kwam hem andere vijf ponden brengen, zeggende : heer, gij had mij vijf ponden gegeven, zie daar heb ik er nog vijf boven gewonnen. Zijn heer zeide hem : welaan, gij goede en getrouwe knecht, omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, zal ik u over veel stellen : ga binnen in de vreugd uws heeren. quot;

I i 'f

Verschillend handelden de knechten met hetgeen hun heer aan hen gegeven had, gelijk de menschen nog dagelijks doen: de eene gebruikt zijne gaven wel, en de andere begraaft ze, als het ware, in de aarde. Doch eindelijk zal de Heer der heeren komen, met hen rekening houden, en aan ieder loon naar werken ges'en. Zalig zijn zij, tot welke de Heer dan zal zeggen : welaan , gij goede en getrouwe knecht, omdat gij over toeinig zijt getrouio ge-weest, zal ik n over veel dellen; ga m de vreugde uws Heeren, heer/ het koningrijk, dit n bereid is. Doch wee hen, die met hunnen tijd en hunne gaven niets gedaan hebben , die dezelve niet behoorlijk hebben aangewend , en daarom in de uiterste duisternissen zullen geworpen worden, waar geween en knarsing der tanden zijn zal.

Voorts leert dit Evangelie, dat onze goede werken, door de genade Gods, verdiensten hebben; want Hij wil geenen druppel water aan den naaste gegeven, onbeloond laten. (1)

i Mi

(1) JIatth, XVIII. 82,

-ocr page 308-

284 Op den Feestdag van den TI. Nicotaas.

Intasschen mogen wij ons niet op onze goede werken verhoovaarcügen en ons daarop wat laten voorstaan. Om een voorbeeld van eenen goeden knecht te geven, kunnen wij ons den ] waardigen Bisschop Nicolaas voorstellen, welke al zijne ponden, gaven en goederen, ligchame- | lijke en geestelijke, besteedde om zijnen even-mensch bij te s:aan en te helpen. Ja, wat nog i! meer is, hij zocht steeds in het geheim wel te i doen; onder anderen bragt hij gedurig in stilte en door een venster aan de dochters van eene weduwe, die in armoede vervallen was , iets 1 om in hare behoeften te voorzien; waaruit boo/,e menschen, voor een tijd lang, kwaad vermoe- ; den opvatten; doch eindelijk werden deze en | andere zijner edele daden openbaar, en de I Bisschop Nicolaas werd naderhand voor een' Heiligen verklaard. Zoo leeren wij nog hieruit, | hoe de schijn bedriegt, en dat wij de daden onzes naasten niet zoo ligt moeten beoordeelen 1 of veroordeelen; want zelden of ooit zijn wij J behoorlijk met alle omstandigheden en beweeg- | oorzaken bekend.

GEBED.

Heer Jesus, die volgens uwe beloften de | H. Katholijke leering, door de dengd van uwe 1 Heiligen, getrouwelijk bewaard hebt; geef i dat wij door de verdiensten van den H. Nicolaas, die zich bijzonder kloek toonde tegen ' de Ariaansche ketterij, bijzonder mogen be- | schermd worden tegen alle ketterijen en onge- | loovigheid. O H. Nicolaas ! help ons de ge- 1 nade Gods verwerven; opdat wij in alle noo-den en gevaren beveiligd mogen zijn. Amen.

1

-ocr page 309-

OP DEN FEESTDAG YAN DEN H. THOMAS.

Evangelie, Joannes .N^X. 21 - 29.

Toen cle Zaligmaker van den dooden was opgestaan, vertoonde Hij zich bij het graf aan Maria Mag dalen a ; deze boodschapte het aan zijne leerlingen , die zich naar het graf spoedden; en ziet, zij vonden het graf ledig, waarop zij weder naar huis keerden. Toen het nu avond geworden was en de leerlingen, uit vrees voor de Joden, de deuren gesloten hadden, kwam Jestis in het midden staan en zeide hun :

vrede zij u lieden. Daarna toonde Hij hun de ükteekenen, die Hij in de handen en in de zijde had. Nog eenmaal wenschte Hij hun den vrede en gaf hun den heiligen Geest. De leerling Thomas was hierbij niet tegenwoordig geweest, en in het Evangelie zullen wij hooren,

wat er verder voorviel :

// In dien tijde was Thomas, een van de n twaalf, genaamd Didymus, niet bij hen , toen // Jesus kwam. De andere leeringen zeiden hem // dan ; wij hebben den Heer gezien. Maar // hij antwoordde hun : tenzij ik in zijne n handen de gaten der nagelen zie, en mijnen v vinger steke in de plaats der nagelen, en // mijne hand in zijne zijde legge, zal ik het n niet gelooven.quot;

Hier hebben wij vooreerst de fouten te bemerken, welke er van Thomas zijn aangetee-

i

1' li

Kii !k

■ ;«

de

:\ve

eef

Sa

jen

be-

ge-

ge-

00-

lc

ti

-ocr page 310-

286 Evangelie op den Feestdag kend, en dat geene Heiligen zonder de hulp en genade Gods tot dien stand van heiligheid gekomen zijn. De eerste aanmerking op het gedrag van Thomas is, dat hij het goede gezelschap, de leerlingen van Jesns, verlaten had; dit bragt hem tot ongeloovigheid. Ten andere, wanneer Thomas in kwade gezelschappen verkeerd iiad , dan had hij niet wel gedaan, en evenmin wanneer hij alleen geweest was. (1) Goede voorbeelden volgt men ligtelijk na, terwijl de kwade onze zeden bederven, Daarom zegt David : met de Heiligen zult gij heilig wezen, en met dx verkeerden zult gij verkeerd worden. Wanneer Thomas bij de leerlingen gebleven ware, zoude hij mede door den Zaligmaker zijn gegroet geworden met de woorden : vrede zij u, ontvangt den heiligen Geest. Met blijdschap gaven de overige leerlingen aan Thomas te kennen, toen hij binnen kwam ; loj heiben den lieer gezien. Doch Thomas bleef ongeloovig; hij konde, hij wilde niet gelooven, dat Jksus van den doode verrezen was, voor en aleer hij zich zelve daarvan overtuigd liadde, door Jestis met zijne likteekenen zelf te zien en te betasten. Dit was eene derde fout, of liever eene groote zonde van Thomas; daar Patji/us leert, dat het geloof is van zaken, die men niet ziet; want als w:j het zien, dan weten wij het, en behoeven niet meer te gelooven. Wat gebeurde er? De ongeloovige Thomas werd door de goedheid van God, die gaarne onze ongeloovigheid te hulp komt, overtuigd

(1) Mattheus XVIII.

-ocr page 311-

IT

•É Ti

.i'

'can den Tl. Thomas. 287

// Acht dagen nu daarna, toen zijne Leerlin-I/ gen weder binnen waren, en Thomas bij hen,

■ // kwam Jesus met geslotene deuren en stond n in hun midden, zeggende : vrede zij u lieden.

// Daarop zeide liij tot Thomas : steek uwen n vinger hierin, en bezie mijne handen; neem // ook uwe hand en leg die in mijne zijde, en //wees niet ongeloovig maar geloovig, Thomas u antwoordde en zeide hem : mijn Heer en h mijn God! Jesus zeide hem : omdat gij mij //gezien hebt Thomas, hebt gij geloofd; zalig // zijn zij, die niet gezien en nogtans geloofd ff hebben.quot;

■ RI

De Zaligmaker had dan reeds een onsterfelijk ligchaam aangenomen; wijl Hij binnen kwam,

zonder dat de deuren geopend werden. Maar moet onze verwondering nog niet hooger stijgen , wanneer wij bedenken, hoe de Heer in het Sakrament des Altaars tot ons komt.

Merken wij voorts op, hoe zachtzinnig, hoe liefderijk de Heer Thomas behandelde, om hem te .overtuigen; ten einde ons daardoor te lee-ren, dat wij zondaren of ongeloovigen door zachtzinnigheid moeten zoeken te winnen.

Leeren wij voorts hieruit dat, ofschoon het geloof eene gave is, wij echter met onzen wil moeten wedewerken, en niet ongeloovig zijn gelijk Thomas, maar geloovig.

O dan, wanneer wij uit de volheid onzes harten met Thomas kunnen zeggen : mijn Heer en mijn God! wij gelooven, wij zijn verzekerd; wij zeggen Amen op uw gebod,

11

p;

i ï i

lil

i

-ocr page 312-

^88 Evangelie op den Feestdag op uwen wil, dan zal het met ons welgaan, dan zal die zaligheid van Chrisïüs op ons kunnen toegepast worden : zalig zijn zij , die niet gezien en nog tans geloofd hehhen. Wij

moeten gelooven; het geloof is eene gave Gods. Jov

Bidden wij dan God, dat Hij ons geloof al ; ma

meer en meer gelieve te versterken. wÜ

En hebben wij dan met Thomas getwijfeld , f. 1

of zijn wij in zonden gevallen, laat ons vast nac

en opregt in het geloof worden, en ons door der

eene opregte biecht met God verzoenen, opdat bor

wij in het rijk der hemelen met Abraham , ; ■ en i

Isaac en Jacob mogen aanzitten. sch

- god

| der

inel

het

GEBED.

Heilige Apostel Thomas, die met grooten

ijver vele landen doorgereisd en vele Heidenen ; ^ ^

tot bekeering gebragt hebt, waarvoor gij nu | 6''

bij God verheerlijkt zijt : ontsteek in ons het 5 ^

vuur der liefde, dat bet gloeije tot den dood , ^ ^ en wij het ware geloof mogen behartigen, tot zaligheid onzer zielen. Amen.

d

□.z,. | ;/ dl

OP DEN FEESTDAG VAN KERSMIS.

Evangelie, Lucas lï. 15- 20. | de

Deze Feestdag is de heugelijkste onder alle | qHj

Feestdagen; want heden vieren wij de Ge- ; jjo-

boorte des Zaligmakers; Hij werd in den tijd . geboren it Bethlehem, gelijk de Profeten voor-zegd hadden. Op dezen dag mogen de Priesters

dn'

raei

de

bes

-ocr page 313-

na Kersmis. 289

drie Missen doen, en de H. Kerk wil daarmede driederlei geboorten te kennen geven,: de menschelijke, die wij in het eerste dee! beschreven vinden; de goddelijke, die door Joannes beschreven wordt, doch welke niemand kan bevatten; en de geestelijke, waarvan wij heden spreken zullen.

In Bethlehem,s velden waren herders, die de nachtwacht bij hunne kudde hielden; deze herders zagen xich in den nacht, dat Christus geboren werd, door een hemelsch licht omschijnen, en een Engel bragt hun daarvan de blijde boodschap , zeide hun het teeken waaraan zij het goddelijke Kind konden kennen, en steeg weder ten hemel, terwijl eene menigte van he-melsche heerlegers zongen : Glorie zij God in het allerhoogste, en vrede op aarde den men-schen, die van goeden wille zijn.

// In dien tijde zeiden de herders tot elkan-u der : laat ons henen gaan naar Bethlehem, u en zien de zaak die daar geschied is, welke n de Heer ons bekend gemaakt heeft. En zich // derwaarts spoedende, vonden zij Maria en u Josef t\\ het Kindje liggende in de kribbe.quot;

Hetgeen deze herders ligcharaelijk en naar de letter deden, moeten wij in eenen geestelijken zin navolgen : elkander vermanen, om te zien en te hooren, wat de leeraars van Chuistus, de Zaligmaker der wereld, verkondigen. Wij moeten gaan naar Bethlehem, dat is: het huis des broods, de II. Kerk, waar het geestelijk brood, het woord Gods en het H, Sakrameut des Altaars uitgedeeld worden,

18

n I

i;

-ocr page 314-

290 Evanyelie op den Feestdag en daar leeien, wat wij moeten doen om zalig te* worden. Wij moeten bedenken, hoe het Woord is vieesch geworden, de mensehelijke natuur heeft aangenomen, met alle ellenden en gebreken, uitgenomen de zonde, en dat, om Adams kinderen en zondige menschen te verlossen en tot de eeuwige zaligheid te brengen. W ij moeten ons haasten en spoeden, om onze zaligheid uittewerken; want wij weten niet, hoeveel tijd ons nog hier op aarde zal vergund worden. Wij moeten met de wijze maagden onze lampen steeds brandende hebben van olie der deugden.

Eindelijk, wij moeten alles aanwenden, om tot de dienst Gods te komen, alles verlaten, om den Zaligmaker op te zoeken; liem gevonden hebbende, zullen wij ons verblijden eu verheugen , Hem vasthouden en Hem navolgen. Wij moeten ons niet voorstellen in de dienst van God gemak en pracht te zullen vinden : Jesüs zelf leed alle ongemakken : en zonde de knecht meer zijn dan zijn ïleer? Armoede, verguizing en vervolging treffen dikwijls Gods lievelingen hier op aarde. Maar eenmaal zullen zij, uit het stof verhoogd zijnde, tot Koningen en Priesters gemaakt worden.

// Kn dit ziende, zegt het Evangelie, erken-// den zij hetgene hun van oit Kind gezegd u was. En allen, die dit hooiden, waren ver-u wonderd, ook over hetgene hun door de her-//ders gezegd weid. Nu Maria bewaarde ai u deze dingen in haar hart. En de herders zijn // wedergekeerd, verheerlijkende en lovende

-ocr page 315-

van Kersmis. 291

// God over al hetgene zij gehooid en gezien // hadden, gelijk hun was gezegd geworden.quot;

I i ' iBI

De herders halt;ideri door hunne gehoorzaam- /'V,

| heid en hunnen ijver in het opzoeken van het | kicU Jesus, kennis gekregen aan den Verlos- ' !l|,ï

| ser der wereld. God iiad hun de blijde mare | voor alle zondaren doen verkondigen, hun I daardoor den weg der zaligheid aangewezen.

! Zij hadden dit goddelijk Kind gezien, en keerden verheugd naar hun vee terug, overal de !' grootheid en goedheid Gods bekend makende.

Handelen wij even als die herders, dan zal | ons ook eene straal der godheid bezielen; wij | zullen de zaligheid, door Jesus aangebragt,

| in onze harten gevoelen, en overal doen blij- lt; !i|

ken, wat de Heer aan ons gedaan heeft.

Ook Maeia wordt ons hier ter navolging ' aangewezen; want zij htivaarde al deze dingen i« m haar hart. Zoo zullen wij ook doen, wan-| neer wij het woord Gods hooren; wij zullen het getrouw bewaren in ons binnenste, en het-j: zelve daar tot viuehten doen rijpen. Brengen quot; wij dan vruchten voort, die der bekeering en 1 liet geloof waardig zijn. Laat ons licht alzoo | schijnen voor de menschen, dat zij onze wer-| ken mogen zien; en dusdoende mogen wij ken- I hiernamaals met de heilige Engelen eeuwige seed | -^eluja's zingen. Dit verleene ons de Vader,

'U de Zoon, en de H. Geest.

her- |

Ie al : :i '' E quot; L quot;quot;

z'jn I o waarachtige Zoon des Vaders! wij loven snde i eu danken U, dat Gij de menschelijke natuur

m

-ocr page 316-

292 Evangelie op den Feestdag hebt aangenomen, door in TietJdeliems stal geboren te worden uit de maagd Maria. Hoe wonderlijk zijt Gij, Heer, in uwe geboorte ! Wees ons barmhartig en genadig, stort over de Heidenen uwe barmhartigheid uit, verlicht de ketters met de stralen uwer waarheid, en verblijd de Kat hol ij ke Kerk, die heden uwe geboorte viert. Dateerlang alle volkeren voor 1 nederknielen en in uwen naam gelooven. Am.

OP DEN FEESTDAG YAN DEN H. STEPHANUS.

Evangelie , Mattheus XXIII. 34 - 39.

// In dien tijde zeide Jesus: ziet, ik zend de Profeten, wijzen en 'eeraars tot u; doch sommigen hunner zult gij dooden en kruisen-anderen zult gij geeselen in uwe vergaderingen, en vervolgen van de eene stad tot de andere. Opdat over u kome al het regtvaar-dig bloed, dat op de aarde vergoten is, van het bloed des regtvaardigen Abels tot het bloed van Zacharias, de zoon van Barachias, welken gij tusschen den Tempel en het Altaar gedood hebt. Voorwaar, ik zeg u, dat al deze dingen dit geslacht zallen overkomen. ■Jeruzalem, Jeruzalem , die de Profeten doodt, en steenigt degenen die tot u gezonden worden; hoe dikwijls heb ik uwe kinderen willen vergaderen, gelijk eeue hen hare kiekens

-ocr page 317-

van den H. Stephanus. 293

// vergadert onder hare vleugelen, en gij hebt ï;! // niet gewild! Ziet, uw huis zal u woest ge-| u laten worden. Want ik zeg u, dat gij mij j // voortaan niet meer zult zien, tot daL gij D,_ n zegt : gezegend hij, die daar komt in den

//

om sen riu-; de

naam des Heeren. quot;

tU1. De eerste martelaar Stephantjs stierf in het eerste jaar, na Christus Hemelvaart, op den ^ 26 December; en op zijnen feestdag stelt de heilige Kerk ons dit Evangelie voor, wanrin I de Zaligmaker bij zijne afscheidsrede, kort :• voor zijn lijden, aan de Joden voorspelde, dat ' zij, als verharde en verblinde navolgers hunner voorvaderen, die de Profeten hadden gedood , insgelijks zijne \postelen en Leeraars | (Jp zouden vervolgen. Dit Evangelie kan alzoo ; beschouwd worden als eene voorspelling, die | Jesus deed van den marteldood van den H. Stephantjs,- waarbij tevens de Joden met de regtvaardige straften, die hen zouden overkomen , bedreigd worden.

aar- p Voorts vindt men in de handelingen der van ,, Apostelen, hoe de Joden sommige Apostelen het | en verkondigers van het Evangelie gedood en gekruisigd hebben; anderen hebben zij in hunne

dat | uen.'

/as

Al- Synagoge gegeeseld of van de eene stad tot de andere vervolgd.

De H. Stephanus had meermalen de Joden

odt 1 over hunne balstarrige verbiindheid berispt , en vvor- me^ woorc'en daartegen verzet. Op eenen

wj] i tijd, dat hij met hunne geleerden in de Syna-;.;1 goge redetwistte, en deze het niet winnen eils| konden, werden zij zoo nijdig, dat zij Stjs-

éêIê

-ocr page 318-

294 Erangelie op den 'Feestdag phantjs buiten de start rieden slepen , waar rle baldadige Joden den martelaar voor het geloof met steenen dood wierpen. De heilige man verdroeg alles met gelatenheid ; geen zucht werd van hem gehoord; alleen te midden van zijn lijden hoorde men hem zeggen : Heer Jesus, ontvang mijnen geest, en eindelijk al zijne krachten verzamelende, hief hij zijne bebloede handen ten hemel, terwijl hij bad ; Heer, reken hun deze zonde niet.

Stepkanrs volgde hierin het voorbeeld des Zaligmakers, die, aan het kruis hangende, ook voor zijne moordenaren bad. Alzoo is het geen onuitvoerlijk gebod om onze vijanden te beminnen, en te bidden voor degenen die ons haten.

De Zaligmaker voorzas; den ondergang van Jeruzalem en van deszelfs inwoners, en daarom klaagde Hij weemoedig : •Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb ik uwe kinderen willen vergaderen, gelijk eene hen hare kiekens onder hare vleugelen; och, of gij nog in tijds bedach-tet, wat tot uwen vrede dient; dat gij in tijds mijne lessen en vernaningen navolgdet; doch alles vergeefs; gij heht niet gewild: gij blijft volharden in uwe ongêloovigheid, in uwe. boosheid; volharden in het vervolgen der Profeten; maar daarom zullen u ook allerlei plagen overkomen : uwe stad en uwen tempel zullen verwoest en velen uwer zullen om het leven gebragt worden: anderen onder u zullen als ballingen door de wereld omzwerven. Mogtet gij, kondet gij nog in tijds bedenken, wat tot uwen vrede dient; maar de oogen uws gemoeds zullen gesloten zijn, tot omtrent aan

-ocr page 319-

T?1

van den 77. Sfephanus. 295

het einde der dagen, wanneer gij mij als den waren Messias zult, erkennen en zult uitroe-

pen : gezegend hij, die komt in den naam des He.eren !

Deze voorspelling van Jesüs is stiptelijk vervuld, toen, bijna veertig jaren na zijne Hemelvaart, de stad en den tempel van Jeruzalem, zijn verwoest geworden, en duizende Joden de vlugt namen.

Maar wat zullen wij hieruit opmaken? Moeten wij ons niet vragen, of het heden ten dage, in vele opzigten, niet even zoo gesteld is onder de Christenen? Immers, God zendt hun zijne leeraars en predikers , om hen tot geloof en bekeering te brengen; doch welk nut wordt er uit hunne leer en vermaningen getrokken ? Blijven de meesten niet, wat zij eenmaal zijn? de dronkaards, de lasteraars volgen hunne neigingen; de onkuischen wie-rooken steeds hunne afgoden, en de tragen sluimeren in hunne traagheid voort; zoo dat weinigen ingaan door de enge poort. Wat zal daaruit volgen? Dat zij, die den weg geweten en niet bewandeld hebben, met dubbele slagen zullen geslagen worden; ja, het zal Sodoma en Gomorra in den dag des oordeels verdra-gelijker zijn, dan hen, aan wie het Evangelie, is verkondigd geworden en die er niet naar geleefd hebben. Hun zal toegevoegd worden : u is de zaligheid aangeboden, maar gij heht niet gewild. Ach, dat wij deze waarschuwingen niet langer in den wind slaan ; dat wij naar Jesus vlugten en biddende zeggen: Heer, heiteer mij, en ik zal tot V bekeerd worden !

1 ï

fSfi

i h :

ÜL

-ocr page 320-

Evangelie op den Feestdag

GEBED.

Heer! Gij die degenen zegent, welke uwe geboden gehoorzamen. en de ongehoorzamen tijdelijk en eeuwig straft : geef dat wij ons voor alle verkeerdheden wachten, uwen naam altijd belijden, uwe leenars hoeren en hunne vermaningen opmerken, en onze vijanden lief hebben; opdat wij in de komst uwer klaarheid met al uwe Heiligen verheerlijkt worden, met 1T eeuwig te loven en te danken. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DEN HETLT-GEN JOANNES, EVANGELIST.

Evangelie, Joannes XXI. 19-23.

Onder de Feestdagen, welke men kort na Kersmis viert, is die van Joannes den Evangelist niet zonder reden ingesteld. Deze Joannes moest mede den kelk der marteling drinken , daar hij in kokenden olie gedompeld werd, op last van Keizer Domittanus; doch hij kwam onverlet daaruit, en is naderhand eenen natuurlijken dood gestorven. Het Evangelie zegt :

w In dien tijde zeide Jesus tot Petrus : u Volgt mij na. Petrus, zich omkeerende, zag //den leerling, dien Jesus beminde, achter //hem komen, die ook in het avondmaal op // zijne borst gerust en gezegd had ; Heer, wie

296

-ocr page 321-

TI

van den H.Joannes, Evangelist. 297 // is het, die u verraden zal? Als Petrus hem n zag, zeide hij tot Jesns : Heer, hoe zal het // dan met dezen gaan? Jesus zeide hem ; zoo // ik wil, dat hij blijve tot ik kome, wat gaat // het u. aan? Yolgt mij. De spraak ging nu // onder de broeders, dat die leerling niet zoude // sterven. Nogtans had Jems hem niet gezegd : n gij zult niet sterven, maar : zoo ik wil, // dat hij blijve tot dat ik kome, wat gaat het ;/ u aan ? quot;

Nadat Jesus van den dood verrezen was, verscheen Hij voor de derdemaal aan zijne leerlingen, bij de zee van Tiberius, alwaar Petkx's en eenige zijner medeleerlingen bezig waren met visch te vangen. Jesüs hield hier het middagmaal met hen, en daarna vroeg Hij aan PetüX'S, of hij Hem lief had, en liever dan de andere ? Petrus antwoordde eenvoudig : Heer, gij weet v)el, dat ik u liefheb, zonder eene gelijkenis te maken of hij Jbstjs liever had dan niet. l)e Zaligmaker deed hem ten tweeden en derdenmale deze zelfde vraag, en telkens hetzelfde antwoord bekomende, beval Hij aan Petrus Hem natevolgen en zijne heilige Kerk te regeren, hem tevens voorspellende, welken dood hij zoude sterven.

Petrus vroeg daarop aan den Zaligmaker , wat er met den leerling, dien Jesüs beminde, namelijk met Joannes, zoude gebeuren ? Als of hr wilde zeggen : zal ik u volgen in leven en sterven, omdat ik u lief heb; wat zal dan Joannes doen, dien Gij zoo bijzonder lief hebt, en die u ongetwijfeld ook bijzonder lief heeft ?

13*

i

■n

Mi

411

11

: i 'li

-ocr page 322-

298 Evangelie op d'-n Feestdag

Eer wij met het verhaal voortgaan, willen wij opmerken, flat Joannes uit nederigheid zich zelve niet bij den naam noemt, en dat zulks dient nagevolgd te worden ; want de nederigheid staat een Christen schoon. Voor!s was Joannes de bijzonder geliefde leerling des Zaligmakers, wegens zijne goedheid, en dat hij den Heer reeds vroegtijdig gevolgd had. Onder al de Apostelen was er ook geen, dieChris-ttjs zoo lang gevolgd had als Joannes : de bruidegom te Cana in Galilea, die Christus van de bruiloft volgde en zijne brnid niet bekende, maar onbevlekt gebleven is. Eindelijk is de oorzaak waarom de Heer Joannes bijzonder lief had, daarin t,e zoeken, dat, toen alle Apostelen bij het krui? van Hem wegvlo-den, Joannes alleen met Maria staan bleef. Geen wonder derhalve, dat Jesus, zijne zuiverheid en zijne teederheid kennende, hem zijne Moeder aanbeval. Moeder, zie uwen zoon, zcide Hij aan Maria, en aan Joannes ; zoon , zie uwe Moeder. Joannes werd alzoo de broeder van Jesus; want een broeder wordt gekend in den nood. En mogten armoede en ongelukken niet zoo dikwijls de vrienden van ons verwijderen, gelijk dit helaas, maar al teveel onder de Christenen plaats grijpt! In voorspoed heeft men vrienden in overvloed, doch zoodra de tegenspoed komt., verdwijnen er velen, en dan ziet men eerst, wie de opregte vrienden waren.

Petrus kreeg op zijne vraag tot antwoord : zoo ik wil, dat hij hlijve, tot ik home, wat gaat het v, aan. Hiermede wilde .Ië-us niet elijk sommige der leerlingen meen-

-ocr page 323-

van den TT. Jo^nnes, Evangelist. 299 den, dat Joannes niet sterven zoude, maar eenvoudig dit: hij zal niet ter dood gemarteld wo-den, gelijk gij; doch ongeschonden blijven y tot dat ik zelf kome en hem tot mij neme , gelijk ook geschied is. Alhoewel Jesus te voren aan Joannes gezegd had, dat hij den kelk drinken zoude, 200 was er echter niet gezegd , dat hij daaraan zoude sterven. De heilige Kerk viert dezen dag, en bidt Joannes met de andere Heiligen, om voor ons te bidden. Hij is in den ouderdom van negen en negentig jaren als Bisschop van TLphese gestorven. God had hem zijnen sterfdag bekend gemaakt, en op dezen liet hij zich van zijne leerlingen buiten de stad op eenen berg dragen, waar hij eenen kuil liet graven, en afscheid nam van zijne leerlingen, terwijl bij hun vermaande , om toch eikanderen lief te hebben. Daarop liet hij zijnen mantel in den kuil vallen en volgde zelf, terwijl hij de omstanders zegende. Zijn graf werd door eene hemelsche klaarheid om geven , en kort daarna zocht men in hetzelve , maar ziet, men vond or Joannes niet meer in. Zoo blijmoedig kunnen de vromen den dood tegengaan, want zij weten dat zij overgevoerd zullen worden in de betere wereld , waar zij eeuwig met den Heer Jesus leven zullen.

1

i ,u-;

i ï|j3

G K BED.

Almogende Heer Jkstjs ! Gij hebt uwen lieven leerling Joannes vele dingen geopenbaard . en hel volk in het Katholijk geloof doen onderwijzen ; zondaren zijn bekeerd geworden , Heidenen zijn van hunne afgoden geweken,

-ocr page 324-

300 'Evangelie op den Feestdag Joden hebben nw geloof leeren kennen, en Christenen zijn tot de volmaakte liefde gebragt. Wij bidden uwe goddelijke goedheid, wil uwe heilige Kerk, door de groote liefde van Joannes , vermeerderen en verlossen van allen (wist en tweedragt; opdat wij U met godvruchtigheid mogen dienen, al de dagen on-zes levens, en U hiernamaals met den PI. Joannes eeuwig loven. Amen.

OP DEN FEESTDAG DER ONNOOZELE KINDEREN.

Evangelie, Mattheus 11. 11, 16 en 18.

n In dien tijde verscheen de Engel des v Heeren aan Josef in den droom, zeggende ; y sta op, en neem het Kind en zijne Moeder , n en vlugt naar Egypte; en blijf daar tot ik v het u zeggen zal. Want het is voorhanden , n dat Herodes het Kind zal zoeken te dooden. quot;

Deze vlugt van Josef en Maria met het kind Jesus naar Eigypte, is niet aanstonds na de geboorte van den Zaligmaker voorgevallen , alhoewel dat deze feestdag zoo kort op zijne geboorte gevierd wordt. Want het is zeker, dat Jesus nog binnen Bethlehem was, toen de WTijxen of Koningen Hem kwamen bezoeken; en dit toch was eerst, den dertienden dag na zijne geboorte, üc heilige Kerk viert dezen dag kort na zijne gebocile, om te doen zien, welk

-ocr page 325-

der Onnoozele Kinderen. 301

een magtig Koning Hij is; daar FlEROüEsIiem vreesde, en bevreesd was dat Hij hem zijn koningrijk zoude ontnemen; maar Christus koningrijk was niet van deze wereld. Indien dit ook geweest ware, dan zoude HEEODEsmet al zijne loosheid en boosheid evenmin den Christus hebben kunnen tegenstaan.

Van de Wijzen uit het Oosten had Hero-hes en geheel Jeruzalem vernomen, dat de Koning der Joden geboren was, en hij, een Heidensch Vorst zijnde, aan wien de Joden door de Romeinen onderworpen waren, vreesde dat Hij de Joden mogt verlossen en hem van den troon stooten. Herodes veinsde dit Kind te willen aanbidden, zond de Wijzen naar Bethlehem, met bevel, om hem te boodschappen, wanneer zij het zouden gevonden hebben. Intusschen vermaande hun een Engel des Hee-ren van niet naar Herodes terug te kseren , vermits hij kwade oogmerken had en het Kind zocht te dooden. Zij keerden dan langs eenen anderen weg naar hun land terug.

| fl : i

1 1

- ''f h

IS ll

ti k4

j/ Herodes ziende dat hij van de Wijzen ;/ bedrogen was, werd zeer vergramd, en hij //zond heen en doodde alle kinderen, die in // Bethlehem en binnen al deszelfs landpalen // waren, van twee jaren of daaronder, volgens // den tijd, dien hij van de Wijzen naanwkeu-// rig onderzocht had.quot;

Herodes wachtte met ongeduld dat de Wijzen zouden terugkeeren : hoop en vrees, verlangen en angst, wisselden beurtelings bij hem

; ■ ; \

i - ■

-ocr page 326-

302 évangelie op den Feestdag af. Eindelijk merkte hij, dat hij door de Wijzen bedrogen was, beraamde een ander plan, om desniettegenstaande in zijn heimelijk oogmerk te slagen; namelijk om dezen nieuwgeboren Koning der Joden te doen omkomen. Hij werd zeer vergramd, en gaf bevel dat men alle kinderen, beneden de twee jaren oud, te Bethlehem en in den omtrek zoude dooden; op hoop, dat dan ook dit wonderkind er bij zoude zijn.

Intusschen was een Engel Josef van dit voornemen komen boodschappen , die, gelijk boven gezegd is, met Jesüs en zijne Moeder naar Egypte vlugte. Het is waar, Jusus had zich wel op eene andere wijze of door een wonder kunnen redden, doch Hij wilde too-nen, dat Hij ook waarachtig mensch was; alsmede, dat wij hieruit zonden leeren, om voorzigtig te zijn , en liever, wanneer wij vervolgd worden, van de eene stad naar de andere zullen vlugten, dan ons aan gevaren bloot te stellen. Zoo zijn ook andere heilige mannen , Jesus voorbeeld navolgende, gevlngt wanneer zij vervolgd werden, alhoewel zij be-geerig waren om voor den naam Jesus te lijden.

Ook leeren wij hieruit, om elke goede inspraak des gewetens gehoor te geven, daar Josef dadelijk uit den slaap opstond en de vlugt nam. Wij moeten daar niet over heen slapen en het uitstellen, maar dadelijk onze pogingen aanwenden, om die inspraak te volgen, eer dat Hekodes, de duivel, komt en ons verrast.

De onnoozele kinderen, te Bethlehem en in

-ocr page 327-

der Onnoozele Kwderen. .30-3 rlen omtrek, werden, terwijl .Testis naar Egypte gevlugt was, om het leven gebragt; üij moesten onder hunne beulen bezwijken; geene voorspraak, geene tranen der moeders konden hen bevrijden; zij moesten het levenslicht dat zij pas aanschouwden, derven.

v In Barna is eene stem gehoord, veel ge-u vveen en gekerm. 'Rachel beweende hare kin-// deren, en wilde niet getroost worden, omdat // zij er niet meer waren.quot;

De Profeet Jeremias had Uachel, Benjamins moeder, die verscheiden eeuwen dood was geweest, op eene profetische wijze vertoond, als rouw bedrijvend over het wegvoere.i van hare nakomelingen. Door Rachel worden hier afgebeeld de moeders van Bethlehem en van den stam van Be.v.iajiin , betreurende het vermoorden van hare kinderen. Ja, geliefden, als wij ons dit voorstellen, dan moeten wij daardoor ontroerd worden. Doch wat zullen wij zeggen God heeft zijne bijzondere redenen, waarom Hij den mensch ongelukken laat overkomen ; doch wat het ook zijn moge, stellen wij vast, dat al wat ons overkomt, tot ons heil verstrekt. Het waren kleine, onschuldige kinderen, die het ieven zoo jammerlijk moesten verliezen; snaar, gesteld zij waren allen groot geworden, hadden hun nog onschuldig gemoed bedorven, en vaak van den weg der deugd afgeweken , «!an luidden zij nog eenmaal de smart des doods moeten ondervinden. Wat zoude het dan geweest zijn? Zoudeu zij dan gelukkig zijn gewet.t? Zeker niet, maai thans

-ocr page 328-

304 Op den Feesd. der OnnoozeleKinderen. was het zeker, dat zij in den hemel liwamen, nadat zij uit het voorgeborgt der helle door Chkistus zouden zijn verlost geworden. Even op die wijze moet men denken, omtrent de kinderen, die bij den zondvloed en onlangs bij de grieken, omkwamen. Zij zullen in eene betere wereld aanlanden, waar alle smarten ophouden.

De kinderen, ivBethlehem vermoord, worden als martelaren aangezien; want het is genoeg, dat zij onnoozel waren en geene zonden hadden; zij waren besneden en daardoor van de erfzonde bevrijd; daarenboven stierven zij voor Chkistus, en hoewel zij zulks niet wisten noch wilden, doordien zij geen gebruik van hun verstand hadden; Christus kon niet meer van hen eischen.

Laat ons dan den Heere geven al wat wij hebben, opdat wij ook martelaars worden: het i zij met den wil alleen, gelijk de Evangelist Joannes; hetzij met de daad, gelijk deze onnoozele kinderen; hetzij eindelijk met den wil en de daad, gelijk de H. Stephanus.

GEBED.

onnoozele kinderen , bloemen en eerstelingen in den marteldood! gewaardigt u in de volheid uwer genade, door uwe onschuld, die vergiffenis der zonden te verwerven, opdat wij hiernamaals de zaligheid beërven, gelijk gij die reeds sedert eeuwen bezit. Amen.

-ocr page 329-

1

OP DEN FE EST 0. VAN O. L. V. LICHTMIS.

Evangelie, Lucas II. 22 - 32.

'Hl

I

til!

// In dien tijde, nadat de dagen der zuive-;/ ring van Maria vervuld waren, naar de wet // van Mo zes, bragten zij Jems naar Jeruzalem, n om hem den Heer op te dragen volgens u hetgeen er geschreven staat in de wet des u Heeren : ieder eerstgeborene van het manne-// lijke geslacht, zal den Heer toegeheiligd // worden. En om het slagtoffer te geven, naar it hetgene in de wet des Heeren gezegd wordt: li een paar tortelduiven of twee jonge duiven.quot;

Aan deze wet der zuivering van veertig dagen, had Maria, die nooit onzuiver geweest is, niet behoeven te voldoen, daar zij uit den heiligen Geest ontvangen had, evenmin als aan de besnijdenis van het Kind : doch zij wilde de wet volbrengen, om geene ergernis te geven. Zij gedroeg zich gehoorzaam en ootmoedig, bragt JEsusnaar den tempel te Jeruzalem, om Hem daar aan den Heer op te dragen en eene offerande te doen van twee duiven. Jiijke lieden moesten een lam offeren, terwijl de armen met een paar duiven bestaan konden; en indien Maria en Josep, van het goud van de Wijzen gekregen, een lam hadden kunnen koopen , mogen wij vaststellen, dat zij zulks niet deden, om geen opzien te baren en nederig te blij ven. Ook leert ons de ligchamelijkezuivering, dat wij eene geestelijke van noode hebben,

-ocr page 330-

306 Evangelie op den Feestdag willen wii eenmaal den be,mei binnen gaan. Twee middelen zijn er om geestelijk gezuiverd te worden ; namelijk : water en vuur. Water beteekent het H. Sakrament van boetdoening , in dit leven, en van berouw, uit- en inwendige tranen, opregte biecht en voldoening, gelijk de Priester opgelegd heeft. Door vuur wordt men gezuiverd na dit leven , van dage-lijksche en doodzonden, die door het genoemde water wel nitgewischt worden, maar niet zoo volmaakt als die van David, Petrus en Magdalen a ; waarom zij hiernamaals nog eens moeten gezuiverd worden in het vagevuur.

Dat alle eerstgeborenen voor den Heer ge-bragt en voor Hem heilig genoemd werden , leert ons, dat onze eerste gedachten, woorden en werken den Heer moeten worden toegewijd; hetzij bij het ontwaken, hetzij wij iets anders doen. Hierbij zullen wij de offeranden niet vergeten.

G eestelij kerwijze moet ieder in zijnen staat offeren : de rijken, dat zijn de maagden , die den rijksten staat verkozen hebben, want de maagdelijke staat overtreft verre de andere staten; deze moeten een lam of zuiver ligchaam met eene zuivere ziel offeren, om het lam Gods overal te volgen. Zij d:ie minder rijk in deugden zijn, moeten een paar tortelduiven quot;f twee jonge duiven offeren, dat is: elk moet de zuiverheid van zijnen staat bewaren, en in allen gevalle de geaardheid der duiven bezitten : zij moeten opregt zijn gelijk de duiven. (1) Laat ons het tweede gedeelte van het Evangelie hooren •

(1) Matth. X.

-ocr page 331-

van onze Lieve Vrouw lichtmis. 307 n En zie, daar was een man te Jeruzalem, // genaamd Simeon, die regtvaardig en god-// vreezend was. verwachtende de vertroosting // van Israël; en de heilige Geest was in hem. // En hij had eene openbaring van den heiligen // Geest ontvangen, dat hij niet zoude sterven , u voor dat hij eerst den Gezalfden des Heeren // zoude gezien hebben. Hij kwam dan door // den Geest in den tempel. En als de ouders // van het kind Jesus hetzelve binnen bragten , // om voor hetzelve te doen naar de gewoonte v der wet, zoo nam Simeon het Kind in zijne // armen en loofde God.quot;

m 1 gt; i

irl iii

De godvruchtige Simeon had . benevens andere vrome rnenscheu, reeds lang op de komst van den Messias, den Verlosser van Tsraë!, gehoopt; zij zagen dien met verlangen te gemoet, en God had SniEOX doen openbaren, da.t hij nog vóór zijn sterven, den lang verwachten Messias •den zoude. Toen nu Josef, de voedstervader van Jesus, en Mama, zijne moeder. Hem in den tempel bragten, om Hem als den eerstgeborene den Heer op te dragen , en voor vijf sikkelen, eene zekere munt bij de Joden, vrij te koopen, werd Simeon door den heiligen Geest bewogen om naar den tempel te gaan, waar hij den Gezalfden des Heeren, Chrtstus, den beloofden Messias, vinden zoude. De oude man kwam in den tempel en verheugde zich, dat hem deze trenade gebeuren mogt. Hij mam het Kind in zijne armen , loofde en verheerlijkte God.

-ocr page 332-

308 évangelie op den Feestdag

O, mogten wij ons de genade waardig maken , dat wij door den Geest Gods naar den tempel gedreven werden; maar helaas, velen worden er door de nieuwsgierigheid heenge-dreven, om te zien en om gezien te worden. Het nut, dat zij dan ook uit de predikatien trekken, is veelal zeer gering. Het gaat niet met iedereen, gelijk met Augüstinus, die door Gods genade en de prediking van Ambrosius bekeerd werd, hoewel Augustintjs uit nieuwsgierigheid zich derwaarts begeven had. En wee hen, die het ligchaam en bloed des Heeren onwaardiglijk ontvangen; want zij eten eit drinken zich zei ven een oordeel. (1) Onderzoeken wij vooraf ons geweten, met welke meening en uit welken geest wij willen communiceren , dan kunnen wij, het H. Sakrament waardiglijk nuttigende, met Simeon zeggen :

// Nu laat Gij, Heer, uwen dienaar naar // uw woord in vrede gaan. Want mijne oogen // hebben uwen Zaligmaker gezien, dien Gij ;/ bereid hebt voor het aanschijn aller volkeren ; it een licht tot verlichting der Heidenen , en // tot heerlijkheid uws volks Israël. quot;

Wij zullen, zeg ik, met Simeon in vrede gaan of gerust sterven kunnen, verwachtende de zaligheid des Heeren; ja, wij zullen met Simeon en Paulus verlangen om ontbonden te worden en met Cheistcs te zijn.

(1) 1. Cor. XI : 27.

-ocr page 333-

van d,en heiligen Matthias, 309

g é b e d.

Heer Jestjs! maak mijn hart tot eeneu waar-digen tempel, waarvan Gij bezit kunt nemen. Ik reikhals naar U en verlang naar U, mijn Heer en mijn God; ik strek de armen naar U uit; opdat ik met den heiligen Simeon niet van deze wereld scheide, voor dat ik TJ met de oo^en des harten arezien hebbe. Amen.

i

OF DEN FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN MATTHIAS.

Evangelie, Mattheus XI. 25 - 30.

// In dien tijde sprak Jems aldus: Ik dank tf U, Vader, Heer des hemels en der aarde, n dat Gij deze dingen voor de wijzen en ver-// standigen verborgen en aan de kleinen ge-u openbaard hebt. Ja, voorwaar, Vader, het // heeft U dus behaagd. Alle dingen zijn mij u van den V ader overgegeven; en niemand kent // den Zoon, dan de Vader, noch iemand den //Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon n wil openbaren.quot;

Hier wil ons Christus leeren, hoe aangenaam Hemen zijnen hemelschen Vader de deugd van ootmoedigheid is; want den ootmoedigen schenkt Hij niet alleen genade, om wel te doen en te leven, maar ook goddelijke wijsheid en weten-

-ocr page 334-

310 Evaiujelie op den Feealdag schap, om wel te keren. Dit bewijst Christus door het voorbeeld der Apostelen, die eenvoudige, ongeletterde menschen waren, en die evenwel door hunnen ootmoed en begeerte, om Gods wijsheid te hooren, de genade ontvingen, anderen te keren en te onderwijzen; daartoe gaf hun God den H. Geest, die hen deed spreken in andere talen. God hield voor de Schriftgeleerden en Farizeërs verburgen, wat Hij aan zijne kleinen, zijne ootmoedige vereerders, openbaarde. De farizeërs waren inbeeldende menschen , die in hunne eigene oogen en voor de wereld verstandig waren, maar door God als dwazen werden aangemerkt. Hoe verkeerdelijk deze handelwijze was, laat zich gemakkelijk beseffen. Wij zien nog heden ten dage vele van die Farizeërs, ik zeg van die dwaalgeesten, die, omdat zij de geheimen van onze heilige godsdienst met hun natuurlijk verstand niet kuunftn bevatten, dezelve durven aantasten en verwerpen; doch laat ons met den H. Matthias ootmoedig zijn, geringe gedachten van ons zeiven hebben, en van den hemelschen Vader de gave der wijsheid afsmee-ken. Laat ons ons verstand gevangen geven ten dienste des geloofs, en onzen wil keren buigen onder de dienst des Heeren; ten einde de geboden Gods te gehoorzamen. Hetgeen wij uit ons zeiven niet vermogen, is Jtsus gereed ons te geven, zeggende :

// Komt tot mij, allen, die belast en bela-n den zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt //mijn juk op u, en leert van mij, dat ik // zachtmoedig en ootmeedig van harte ben :

-ocr page 335-

van den leiliyen Matthias 311 // en gij zult rust voor uwe aiel vinden. Want ;/ mijn juk is zoet en mijn last is ligt.quot;

!üeze woorden i'an het Evangelie ieeren duidelijk, dat de geboden van God en der H. Kerk kunnen onderhouden worden, wanneer God ons zijne hulp en bijstand verleent; en dit wil üeze woorden i'an het Evangelie ieeren duidelijk, dat de geboden van God en der H. Kerk kunnen onderhouden worden, wanneer God ons zijne hulp en bijstand verleent; en dit wil i Jesus doen, daar Hij zegt : Komt tot mij allen, die heiast en ieladen zijt, wie de zonden drvkt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn I juk, dat is mijne wet en Evangelie, op u, 1 volbrengt dezelve, en leert daaruit van mij, 1 die u voorga, dat ik ootmoedig hen.

quot;V oorts worden wij hier wederom vermaand ^ tot zachtmoedigheid, de eerste deugd, welke | een Christen moet versieren; want ven deze I komt men ligteiijk tot andere. En zoude ons j de nederigheid niet passen, daar Jesus ons zijn | voorbeeld heeft nagelaten; Hij was toch zoo | nederig, zoo zachtmoedig, zoo gelaten. Wij I ondervinden ook dagelijks, dat eeu hoogmoedig | en trotsch raensch van iedereen veracht wordt. | Hoe veel te meer zal'God de hoovaardigeu | wederstaan; daar Hij zijn maker, zijn verzor-| ger is, zonder wiens wil de ineusch geen adem I halen , geen voet verroeren kan. Waarop zoude | de mensch trosch zijn r1 Op eene hooge ge-| boorte? Wij zijn immers allen zusters en broe-I ders en kinderen van God onzen Vader. Op J zijne eereambten ?Zeker niet; want Gods enkele 1 wil bonst hem daaruit, en hij is uiet meer. I Op zijne ordeteekens? Deze zijn immers in het | oog van God als spinnewebben. Maar ik weet .i eenen staat, eenen titel, die meer is dan al | deze : de Christen in den slaat der genade;

-ocr page 336-

312 Op den Feestdag vanden TT. Matthias, de Christen. die de geboden van God en van de H. Kerk onderhoudt.

Laat ons dan zachtmoedig en ootmoedig zijn, ons innig verheugende, dat wij Christenen en kinderen der H. Kerk zijn, geroepen om den Heer Jesus na te volgen. In voorspoed zullen wij niet trotsch, maar dankbaar zijn jegens God, die verhoogen en ook vernederen kan; in tegenspoed moeten wij bedenken, dat een leerling niet beter is dan zijn meester. (I); p dit dachten ook de Apostelen, behalve Judas, in wiens plaats de H. Matthias, door Gods bestiering, tot medeapostel gekozen werd. Zekerlijk was dit wegens zijne ootmoedigheid, wat de naam Matthias beteekent. Volgen wij Jesus en Matthias voorbeeld; dan zullen wij rust voor onze zielen hebben; dan zullen wij ondervinden, dat Jesus juk zoet en zijn last ligt is.

GEBED.

Heer Jesus, die in de wereld gekomen zijt, om de menschen te leeren, hoe zij onder uw juk, uwe wet, levende, rust voor hunne zielen erlangen : schenk ons. uwe genade, opdat wij den aangenamen last uwer geboden gewillig dragen en opvolgen, dan kan ons de zware last des vleesches, der wereld en van den boozen vijand niet drukken. Wij bidden II, o Zaligmaker, dat Gij ons deze barmhartigheid verleenen en ons verkwikken wilt, door de voorbidding van uwen H. Apostel Matthias.

If M

(1) Juan. XIII. 18.

-ocr page 337-

OP DEN FEESTDAG VAN ONZE LIEVE VROUW BOODSCHAP.

Evangelie, Lucas I. 2fi - 38.

h In dien tijde werd de Kngel Gahriël van // God gezonden naar eene stad van Ga!ilea, // met name Nazareth, tot eene maagd, die quot; ten huwelijk gegeven was aan eenen man, //met name Josef, uit het huis van Do.vul; // en de naam der maagd was Maria.quot;

Deze ïeestdag mogen wij met regt vieren, daar heden de gedachtenis gevierd wordt van het allergrootste geheim, namelijk : de mensch-wording van Christus.

Een van Gods heilige dienaren, de Engel ( Gabriel , werd gezonden tot eene maagd, die met haren bruidegom, uit het koninklijke geslacht van David afkomstig was; die echter, daar dit geslacht niet meer in het bezit der koninklijke waardigheid was, in eenen gerin-gen staat te Nazareth, een stadje van Galilea ge-1 'ee^e- '-)e Engel Gabeiei, bragt aan Maria de s blijdste boodschap die ooit gebragt werd, ; w ant:

// Als de Engel tot haar ingekomen was, // zeide hij : wees gegroet, gij vol van genade! i n de Heer is met u : gezegend zijt gij onder // de vrouwen. Als zij dit hoorde, werd zij // ontroerd over zijne woorden, en bedacht u wat dit \oor eene gioetenis mogt wezen. En

14

-ocr page 338-

314 Évangelie op den Feeüdag u de Engel zeide tot haar; vrees niet, Maria, n want gij hebt genade hij God gevonden. Zie, h gij zult ontvangen in uw ligchaam, en eenen v zoon baren, en zijnen naam Jems noemen. u Deze za! groot zijn, en de Zoon des Aller-n hoogsten genoemd worden : en God de Heer // zal hem den zetel van zijnen vader T)arid vgeven, en hij zal in het huis van Jacob u heerschen in der eeuwigheid. En zijn koning-u rijk zal geen einde hebben.quot;

Wij kunnen hier aanmerken : 1 Dat in dit Evangelie den schoonsten lof aan Maria gegeven wordt; eenen lof, die nooit eenig ander mensch van God ontvangen had. l)e Engel groette Maria vriendelijk, noemde haar vol van genade, en zeide : de lieer is met u ; gezegend zijt gij onder de vrouwen. Op het hoorei! deser groetenis ontstelde Maria, en wist niet wat dit zoude beteekenen; en daaruit leeren wij : 2. Dat Maria zeer ootmoedig was : want zij wist, dat de Engel haar niet vleide, en haar niet onverdiend zoude prijzen, gelijk de menschen dikwijls doen. Een dwaas en eerzuchtig mensch ontstelt niet, wanneer hij in zijn aanschijn geprezen wordt; hij hoort gaarne dat men hem lof toezwaait, hem bedriegt; doch iemand, die ootmoedig en nederig van harte is, zal over eiken lof, welken men hem in zijne tegenwoordigheid geeft, bloozen en verlegen staan; hij zal gaarne zien, dat men prijzen aan anderen uitdeelt, en bij zich zei ven denken : gij bezit meer dan hij. De vrees echter, welke Maria had, werd dooi

-ocr page 339-

van onze Lieve Vrouw Boodschap, .'i 15 den Engel weggenomen, toen hij haar gerust stelde door zijne nadere vei klaring; en zoo zien wij, 3. Dat uien al ras kan zien, wat een werk van God is, en wij ons alsdan kunnen bemoedigen en herstellen. De Engel zeide aan Makia, dat zij den langbeloofden Messias zoude baren, die den Zoon des Aller hoog ütn genaamd. en als zoodanig erkend zoude worden; aan uien zen geestelijk koningrijk, niet alleen over de Joden, maar over alle mensehen, zoude gegeven worden; een koningrijk, dat aan David beloofd was, als zullende de Messias uit zijnen stam geboren worden; en dit werd door het tijdelijk rijk van Daviu verbeeld : Hj zal, zeide de Engel, in het /mis van Jacob, in de li. Kerk, in der eeuwigheid heersehen.

Maria twijfelde niet aan de waarheid van dit alles, doch zij wist niet op wat wijze zulks zoude geschiede. Daarom

n Zeide Maria tot den Engel ; hoe zal dit u geschieden, daar ik geenen man beken. En u de Engel antwoordde haar : de heilige Geest w-zal over u komen; en de kracht des Aller-u hoogsten zal u overschaduwen : daarom zal n ook het Heilige, dat uit u zal geboren wor-// den, de Zoon Gods genaamd worden. En zie , // .Elisabeth, uwe nicht, heeft ook zelfs in haren // ouderdom eenen zoon ontvangen, en dit is // de zesde maand voor haar, die men onvrucht-// baar noemde. Want daar zal geen ding // onmogelijk bij God zijn.quot;

Dit was als of de Engel zeide ; vrees niet

-ocr page 340-

316 Evangelie op den Feestdarj

voor het verlies uwer reinheid (want Maria had, met. toestemming van Jozef, de belofte van zuiverheid gedaan), deze zult gij houden, aangezien de ontvangenis door de kracht Gods zal geschieden : gij zult geenzins de gewone toevallen der vrouwen hebben en zelfs zonder smarten baren; de vrucht zal gansch heilig zijn en Gods Zoon genaamd worden. Ook uwe nicht, voer de Engel voort, tot hare verblijding, ook Elisabeth , die men wegens hare onvruchtbaarheid verachtte, (gelijk het bij de .Joden voor eene vrouw schnnde was onvruchtbaar te zijn) heeft eenen zoon ontvangen; en daaruit ziet mcigt;, dat bij God alles mogelijk is. Mogten wij hieruit leeren, de woorden die ons door wettige leeraars tot troost of vermaning toegevoegd worden, vastelijk te gelooven, ofschoon het ons soms wonderlijke geheimen schijnen. Er zijn in de natuur zelfs vele geheimen, en men wil die niet in de Openbaring, in het Evangelie?

Na dit gesprek met den Engel was Mama voldaan, innig verheugd. En zij zeide :

u Zie hier de dienstmaagd des Heeren, mij // geschiede naar uw woord.quot;

Maria berustte in den wil des Ahnagtigen; zij was gereed zijnen wil te eerbiedigen, en zeide daarom ; mij yeschiede naar uw woord, gelijk gij gezegd hebt, gelijk de Heer be- j volen heeft. Laat ons de voetstappen van Makia volgen, en bijzonder hare deugden van ootmoedigheid, gehoorzaamheid en zuiverheid; elk in zijnen staat, en naar zijn vennogtn ,

quot;

-ocr page 341-

h: I

van de IJ. U. Marcus en Lucas. 317 doende den wil des hemelschen Vaders en dien van zijne heilige Kerk; zoo worden wij geestelijke broeders en zusters van den Heer Jesus, wassende hier in genade, tot dat wij bij de waardige Maagd en Moeder Gods eenmaal aanlanden.

GEBED.

li

Laat, Heer Jesüs, door uwe geheimvolle ontvangenis en de verdiensten uwer heilige Moeder, een vuur van opregte liefde in mij ontstoken worden, waardoor ik TJ ontvange; zoodat ik , door uwe medewerkende genade , overvloedige vruchten van goede werken mag voortbrengen, en eens in den hemel bij ü leven. Amen.

vt'l

OP PEN FEESTDAG VAA DE HEILIGEN MARCUS EN LUCAS.

Evangelie, Lucas X. 1 - 0. ■ :ït:^

_

// In dien tijde, zeyt het Evangelie, verkoos u de Heer nog twee en zeventig andeien, die v hij twee en twee afzond, in alle steden en // plaatsen waar hij zoude komen. En hij zeide // hun : de oogst is wel groot, masir daar zijn // weinigarbeiders. Bidtdanden lieer des oogstes // dat hij arbeiders in den oogst wille zenden. quot;

r:: i 11

li

i

Nadat de Zaligmaker zijne twaalf Aposteleii

■ -a

m

-ocr page 342-

•318 Evangelie op den Feestdag verkozen had, om hen door de gansche wereld te zenden, om te leeren en te bekeeren, heeft Hij nog twee en zeventig andere leerlingen , van eenen minderen rang dan de Apostelen , benoemd, om zijne leer te verbreiden. Niet , dat de Zaligmaker dezelve volstrekt noodig had, maar om te toonen, dat Hij ook menschelijke middelen oven loediglijk wilde in het werk stellen. Dezelfde reden zijn liet, waarom zijn goddelijk woord door meer dan eenen Evangelist, die allen hetzelfde getuigen, beschreven is. Van de vier Evangelisten waren Mattheus en Joannes Apostelen; terwijl Marcus en Lucas onder de twee en zeventig leerlingen behoorden. De Bisschoppen der heilige Kerk vervangen de plaats der Apostelen, en de gewone priesters de leerlingen. Deze zijn dus van Christus gezonden, en mogen ook zijne leer verkondigen. Al die op eene andere wijze gezonden zijn, mogen de Sakramenten niét uitdeden.

Hier moet men letten op de wettige of onwettige zending der leeraars. Voorts is aan te merken , dat Jesus deze twee en twee zond , om daarmede te leeren, dat de leeraars vooral eendragtig moeten zijn in woorden en werken ; ook zond Jesus deze leerlingen voor zijn aanschijn henen, naar de plaatsen waar Hij zelf zoude komen. De leerlingen moesten dan vlijtig zijn, gelijk alle menschen dit behooren te doen, daar Ji.si s, voor wien niets verborgen is, eenmaal komen zal, om hun werk na te zien en te beoordeelen.

De oogst is wel groot, zeidc .1 esus, er is veel Ie doen, er zijn vele menschen te. ondenviizen

-ocr page 343-

van de H. TI. Mar cm m Lucas. 319 in den weg der waarheid; maar er zijn weinig arbeiders; de arbeiders of leeraars zijn weinig in getal, en velen hunner werken met slappe handen en slappe knieën; zij doen tragelijk hun werk, niet met den noodigen lust of ijver; ja velen beoogen daarbij tijdelijk voordeel en zoeken derhalve niet de eer van God te bevorderen. Bidt den Heer des oogstes : bidt derhalve God, dal Hij arbeiders in zijnen oogst wille zenden, dat Hij vlijtige en getrouwe leeraars wil zenden, die door leer en voorbeeld de menschen tot de deugd en de vreeze Gods opleiden. Dit is de pligt van elk regt-schapen leeraar. Aangaande u ,

v Gaat henen, ziet, ik zend ulieden, gelijk // de lammeren onder de wolven. Draaft oreene

O O

v beurs, noch reiszak, noch schoenen, en groet v niemand onderweg. In wat huis gij zult in-;/ gaan, zegt ten eerste : vrede zij dezen huize. u En indien daar een kind van vrede is, zoo ;/ zal uw vrede op hem rusten, zoo niet, dan v zal dezelve tot u wederkeereu. Blijft in het-// zelfde huis, etende en drinkende van hetgene v zij hebben; want een arbeider is zijn loon v waardig. Gaat niet van het eene huis in het // anrlere. En in wat stad men komt, waar men v u ontvangt, eet van hetgene u voorgezet // wordt. Geneest de zieken, die daar zullen // zijn , en zegt hun : het rijk Gods is u nabij v gekomen. Maar in wat stad gij zoudt mogen // komen, waar men u niet ontvangt, sjaat uit //op de straten en zegl : ook het stof, dat

-ocr page 344-

320 Evangelie op den Feestdag

;/ ons van uwe stad aanhangt, schudden wij // tegen u af. Weet nogtans, dat het rijk Gods // nabij gekomen is. quot;

Ziedaar vele nuttige lessen, welke de Zaligmaker aan ziine leerlingen vóór hunne afrei ze gaf: 1. Worden de leeraars lammeren genoemd, die onder hunnen oppersten herder staan; maar deze hebben geene kracht uit hen zeiven, om de goddeloozen en de booze geesten te weder-utaan; zij moeten door God gesterkt worden. 2. Moeten de leeraars, en zij die CuRisirs willen navolgen, op geene tijdelijke goederen achten, alle aardsche zorgen laten varen, zich niet om kost, kleederen of anderen nooddruft bekommeren; zij moeten 3. Yrede en liefde zoeken te stichten, en al hunne pogingen moeten daar henen strekken. Wanneer zij dit doel niet kunnen bereiken, is al hun arbeid verloren. 4. Wordt in dit Evangelie geleerd, dat de leeraars niet alleen geestelijk, maar ook tijdelijk loon voor hunnen arbeid te verwachten hebben; zij moeten echter niet staan naar overvloed en weelde. Draugt geene schoenen, staat et, dat is : hebt die niet in voorraad. 5. Laat zich hieruit afleiden, hoe de leden der H. Kerk of de lidmaten der gemeenten moeten zorgen voorliet onderhoud van hunnen Herder; want een arbeider is zijn loon waardig. Zijne lessen en vermaningen toch geven aan de gemeente troost, blijdschap en vrede. Hij is de uitdeeler der goddelijke Sakramenten, die de goddelijke genade medebrengen, en waarom wij dagelijks bidden : ons toekome uw rijk. Onder deze twee en zeventig leerlingen, welke Jjssus uitzond,

-ocr page 345-

van de H. H. P/iilip/Jiis en Jacobus. 321 om de menschen tot geloof on bekeering te brengen, behooreu onder anderen, Makcus en Lixas, die ook ieder liet leven van den Zaligmaker hebben beschreven, gelijk Mat-thexjs en Joannes.

GEBED.

O Zaligmaker der wereld! verleen ons uwe overvloedige genade, opdat wij, door de predikatiën van uwe leerlingen, de wereldsche dingen verzaken, en ons altijd in uw kruis verheugen. Dat wij uw woord gaarne hoeren, en uwe dienaars onder ons met blijdschap ontvangen; dan zullen wij met de Evangelisten de toekomende rust genieten. Amen.

OP DEK FEESTDAG VAA DE HEILIGEN PHILIPPUS EN JACOBUS.

Evangelie, Joannes XIV. 1-9.

r

ï i

',v! t'-'tv

// In dien tijde zeide Jems tot zijne ieer-1 // lingen ; Laat uw hart niet ontroerd worden ; //gelooft gr in God, zoo gelooft ook in mij. // In het huis mijns Vaders zijn vele wonin-// gen. Ware het anders , ik zoude liet u ge-//zegd hebben; want ik ga, om u plaats te // bereiden. quot;

In eene rede, welke Jtsus vóór deze en kort vóór zijnen dood voor zijne leerlingen hield,

14*

•Jj

I tit

-ocr page 346-

1

i

323 Evanyelie op den Feestdag

had Hij hun alles, wat zij nog te lijden had- ki

den, voorspeld; hoe zij allen zouden moeten va

strijden, nadat Hij van hen zoude vertrokken ■' zo

zijn. Hij begint daarom hier met de woorden: en

laat uw hart niet ontroerd worden-, want wi

indien gij op God betrouwt, betrouwt dan vr

ook op Mij. de

De H. Kerk stelt ons heden dit Evangelie ge

voor, omdat daarin van Philippus verhaald mi

wordt, die met Jacobus als twee geestelijke va

meiboomen kunnen aangezien worden; hier- mi

mede leereude, dat wij, met Gods hulp en te

bijstand, alle lijden en alle aanvechtingen door an

de liefde kunnen te boven komen en weder- di

staan. Laat mv hart. wet ontroerd worden, ve

want door ontsteltenis, vreeze of droefheid we

zijn wij buiten staat, om met Gods genade Zo

mede te werken. Het staat in onze rnagt, ons - he

inwendig niet te ontroeren, anders zoude de Di

Zaligmaker zijne leerlingen daartoe niet heb- lij

ben aangemaand. Weest niet ontroerd, zeide ge

Jesüs. Gelooft (jij in God, zoo gelooft ook in ha

Mij. Doen wij dit, dan kunnen wij verzekerd te

zijn dat God ons niet boven oiue krachten wc

laat verzoeken. Tot troost dar zwakken, voegt zij

Jescs er bij, dat in Het huis mijns F aders ni;

vele woninyen zijn, vele in getal, en verschei- st£

den van waardigheid en glorie. De zaligheid ! zij

is wel één in de zaligen: namelijk : dut zij het | het liefelijk aanschijn Gods genieten; maar de

glorie is iiogtans verscheiden en naar ieders j

verdienste geregeld. De brave , de deugdzame 'f quot; 1

mensch, die in Jesus gelooft, zal zalig wor- quot; 1

den; doch hij, die gelijk een leeraar tevens j quot;

vele kennis van goddelijke zaken zoekt te ver- u ;

-ocr page 347-

van de H. 11. PhiUppns en Jacohm 333 krijgen, kan eenen hoogeren trap in de school van Jesus beklimmen. Intusschen is de kennis , zonder deugd en godsvrucht, van geenewaarde en kan alleen niet zalig maken. Wat moeten wij doen oin zalig te worden ? Wil men deze vraag, zonder breedvoerig te zijn, beantwoorden, dan zeggen wij, is het noodzakelijk de geboden Gods en der heilige Kerk te gehoorzamen, zijn leven inrigtende naar de leering, ons van onzen goddelijken Meester voorgehouden; maar om tot een meer verheven trap van glorie te komen, moeten wij ons daar bij spenen van anders geoorloofde vermaken. Ja, wij moeten dikwijls vrijwillig vasten, ons genoegens en vermaken ontzeggen , om den armen te helpen; want Se den armen f/eeft , leent den Heere. Zoo doende zal ons loon groot zijn in den hemel, en wij zullen dubbele glorie genieten. Dat de zondaars, welke tot hiertoe een ergerlijk leven geleid hebben, de hoop niet verloren geven; dat zij veeleer moed opvatten , zich haasten, om zich te bekeeren en zich naar Jesus te wenden, terwij! huil nog genade aangeboden wordt. Er zal in den hemel vele blijdschap zijn over eenen zondaar die zich bekeert, en niemand mag wanhopen. O zondaren, Jestjs staat met open armen , en roept u toe door zijne dienaren : toewU u naar mij toe en wordt hehonden. Het Evangelie zegt verder ;

v En nadat ik zal vertrokken zijn, en u (/ plaats bereid hebben, zal ik wederkomen, en n u tot mij nemen ; opviat gij i.-ok moogt zijn v waar ik ben. Gij weet wel 'vaar ik henen // ga, en gij weel den weg. Thomas zeide Hem ;

cU

en

en

ii:

ut

an

ie

ld

ke

,r-

en

or

3r-

n,

id

de

n s

de

fa

de

in

rd

en

gt gt;* V

/ 0

3i-

id /. f

et de

1 O

ne

r-

ns

-ocr page 348-

324 Evangelie op den Feeddag I/ Heer, wij weten niet waar gij henen gaat ; I/ en hoe kunnen wij den weg weten ? Jesüs // antwoordde hem ; Ik ben de weg, de waar-ii heid en het leven; niemand komt tot den I/ Vader dan door mij. Indien gij mij gekend I/ hadt, gij zoudt ook mijnen Vader wel ge-u kend hebben ; doch eerlang zult gij Rem n beter kennen, en hebt Hem reeds gezien. n Phifipjjuti antwoordde Hem : Heer, toon ons h den Tader, en het is ons genoeg. Jems n antwoordde hem ; het is nu zoo langen tijd, n dat Ik met u ben, en kent gij Mij nog niet ? it O Pki lippus, die Mij ziet, ziet ook den Vader.quot;

Jjsstjs had zijne Apostelen al meermalen van zijn henengaan tot den Vader gesproken, en evenwel verstonden zij niet regt, wat Hij zeide. De Zaligmaker gaf hun te kennen, dat zij Hem zouden verstaan en den Vader kennen, indien zij Hrm genoegzaam, naar zijne goddelijke natuur, kennen; doch eerst dan, wanneer de Heilige Geest over hen zoude zijn uitgestort, zouden zij der» Vader en ook Hem beter kennen , volgens dat Hij op aarde gekend kan w orden. Leeren wij hieruit de zwakheid en het geringe verstand van den mensch, zonderde genade Gods en de verlichting des heiligen Ueestes. Christus is de weg, da 'waarheid en het leven, wij moeten zijne geboden gehoorzamen : zijae voetstappen navolgen, zijn woord geloo-ven, en zoo tot het eeuwige leven trachten te komen, gelijk deze twee voortreffelijke mannen rjms en Jacobus, die eerst onkundig wa

ren, maar naderhand door den heiligen Geest

-ocr page 349-

van de heilige Kruis rinding. 335 verlicht en bestuurd wordende, gewandeld hebben, waardig het Evangelie en deleer, die zij omhelsd hadden. Nadat beiden veel in den wijngaard des Heeren gewerkt hadden, werd Pm-lippus in Thrygie gekruisigd en aan het kruis

I gesteenigd. gesteenigd. Jacobus werd in het joodsche land j::

D-V

t

van eenen toren geworpen, gesteenigd en met eenen stok dood geslagen. Eindelijk, wat moeten wij doen? Wij moeten trachten al meer en mee; kennis van goddelijke zaken te verkrijgen, en God bidden, dat Hij ons daartoe zijnen heiligen Geest gelieve te schenken; deze twee Apostelen als onze voorspraak aanne-meiide, zoo zullen wij door den regten weg en de ware leering den hemel binnen treden.

la

GEBED.

lieer Jesus! daar wij niet in het huis uws Yaders mogten komen, omdat de deer re.t-vaardig gesloten was, bidden wij U, epen ons dezelve door uwe barmhartigheid, door uwe onuitsprekelijke verdiensten en liefde, en door de voorbidding van uwe Apostelen Phi/ippus en Jacobus, die U op aarde zoo getrouw beleden hebben; opdat wij in de woningen uws Vaders mogen opgenomen worden. Amen.

OP DEN i'KEST DAG VAN DE HEILIGE KEU IS VIN DING.

Evangelie, Joanmes III. 1 - Ï4.

// In dien tijde was er een man, uit de

-ocr page 350-

326 'Evangelie op den Feestdag n Parizeers, uiet name Nicodemus, een Over-v ste der Joden. Deze kvvam 's nachts tot Jesus n en zeide hem : wij weten, dat gij een leer-// aar zijt van God gekomen. Want niemand ;/ kan deze teekenen doen, die gij doet, ten-n i-ij dat God met hem is.quot;

Deze voorname man, Kicodemus geheeten , was te Jeruzalem en behoorde tot de Farizeers , de voornaamste sekte onder de Joden , want er bestonden nog twee andere; namelijk : de Sadduceëra en Esseërs. Nicodemüs had veel van Jesus hoeren spreken, maar duifde niet openlijk bij Hem gaan, uit vrees voor de Joden; daar hij vreesde door hen veracht en bespot te worden. Evenzoo gaat het vele rijke en voorname menschen van dezen tijd; althans de liefde des naasten dringt ons te denken , dat er onder hen nog velen zijn, die van de leer van Jesus zouden willen hooren , maar die zich schamen voor de menschen, om zich te vernederen. Wij willen niet spreken van hen, die geheel ongeloovig zijn, die den groo-teu stroom volgen, en gaarne onder de zoogenaamde vrijgeesten gesteld willen worden. Daardoor meenen zij, zullen hunne onderdanen , vooral de gewone burgers, meer eerbied voor hen hebben; doch zij bedriegen zich zeer : vreezen zal men zulke wijsgceren, gelijk den duivel, maar wezenlijke achting hebben zij niet. De vloek der weduwen en weezen volgt hen in het duistere graf, en dc traanbronnen zijn voor hen uitgedroogd. Laat ons dan de valsche schaamte overrt innen; want wat zoude het ons baten , wanneer wij de geheele wereld

-ocr page 351-

van de heilige kruisvinding. 327 i y

wonnen en schade aan onze zielen leden. Zouden wij de menschen meer vreezen dan God?

ü

jVicodemus van Jesus de woorden des levens gehoord hebbende, schaamde zich daarna niet meereen leerling des Fleeren te zijn; want, i :

nadat Jesus gestorven was, deed hij daarvan openlijk belijdenis, door met Jozef van Ari-malhea het ligchaam van Jesus te vragen;

waarna zij liet balsemden en begroeven.

Wij leeren ook hieruit, dat men, om den weg ter zaligheid te weten, zich moet vervoegen bij de leeraars, die van üod gezonden zijn, en deze kunnen gekend en onderscheiden worden aan het doen van wonderen. God zendt geene nieuwe leeraars, verkondigers van zijnen wil, of Hij geeft hun teekenen en de magt om wonderen te doen, gelijk aan Mozes en aan Christus. De veranderingen, die daarna door eenige afgevallen leeraars gemaakt zijn,

moeten niet aangenomen worden als van God komende. Laat ons verder het Evangelie hoeren :

// Jems antwoordde en zeide hem : voor-v waar, voorwaar, ik zeg u, tenzij iemand // op nieuw herboren worde, zoo kan hij het // rijk Gods niet zien. Nicodemus zeide hem :

h hoe kan een mensch geboren worden , daar // hij nu oud is? kan hij dan weder in zijns // moeders ligchaam ingaan en herboren worden?

// Jesus antwoordde : voorwaar, voorwaar, ik // zeg u, tenzij iemand herboren worde uit // het wafer en den heiligen Geest, zoo kau n hij in liet rijk Guls niet komen.quot;

t;.:

i

Ül

li

t

-ocr page 352-

328 ' 'Evangelie ojj den Feestdag

In deze bewoordingen leert de Zaligmaker het II. Sakrament des Doopsels, en dat hetzelve tot de zaligheid volstrekt noodzakelijk is. Door de tweede geboorte wordt het Doopsel verstaan; want verkrijgt men door de ligcha-melijke geboorte het leven, dan verkrijgt men ook door het Doopsel of de tweede geboorte, den heiligen Geest of het geestelijk leven. Gelijk de Zaligmaker zich nader verklaart, zeggende :

// Wat uit het vleesch geboren is, is vleesch ; en wat uit den geest geboren is, is geest. Verwonder u niet, dat ik u gezegd heb : gij moet op nieuw geboren worden. De geest blaast waar hij wil, en gij hoort zijn stem wel, maar gij weet niet van waar hij komt, noch waar hij heen gaat; evenzoo is het met allen, die uit den geest geboren zijn. Nicodemvs antwoordde en zeide hem : hoe kunnen deze dingen geschieden? Jesus zeide hem wederom : zijt gij een leeraar in Israël en weet gij deze dingen niet? Voorwaar, voorwaar, ik zeg u : wij spreken hetgeen wij weten, en wij getuigen hetgeen wij gezien hebben : en gij neemt onze getuigenis niet aan. Is het, dat gij, wanneer ik ulieden van aardsche dingen spreek, niet gelooft, hoe zult gij dan gelooven, als ik u van hemel-sche dingen spreker zal? Ook is er niemand opgeklommen ten hemel, dan die van den hemel nedergedaald is : de Zoon des men-schen, die in den hemel is.quot;

-ocr page 353-

van de heilige Kruisvinding. 339 Wat uit den geest geboren is, is geest, wil zeggen : krijgt een geestelijk wezen en wordt fie gaven des heiligen (ieestes deelachtig. Mog-ten wij ons zoo gedragen, dat wij de gaven des H. G eestes deelachtig worden, dan zouden wij , wedergeboren zijnde, wandelen als kinderen des lichts. Het doopsel geschiedt met water, en door de woorden des dienaars van het Evangelie; deze brengen de genade en den H. Geest met zich. Gelijk het gewone water het ligchaam van alle onzuiverheid reinigt, zoo bestaat het Doopsel, wegens de inwendige zuivering van de zonden, door den H. Geest. Alle ceremoniën der H Kerk, al verstaan wij dezelve niet met Nico DEM tis. hebben eene geestelijke bedoeling. De heilige olie en het chrisma, waarmede wij gezalfd worden, dienen tot teeken en belijdenis, dat alle kracht des Doopsels van den gezalfden Zaligmaker komt.

De woorden voorwaar, voorwaar, welke Jestts dikwijls bezigde, dienen ter meerdere bevestiging van hetgeen Hij zeide. Hij sprak als Gods Zoon, die kennis van alles had, en niet gelijk de Profeten, aan welke God het openbaarde; doch menschen, die geestelijk blind zijn, kunnen geene geestelijke dingen verstaan. Daarom verweet ook Jesüs aan Nico-demtjs, dat de Pari zeers ligchamelijke geli|ke-nissen niet verstonden, en dus was het geen wonder, dat zij nog minder hetgeen geestelijk was, konden vatten. Wanneer ik u lieden van aardsche dingen spreek, en gij gelooft dieniet, hoe zult gij dan gelooven als ik n van hemel-sche dingen spreek? Nadat Jesüs den bekenden Overste der Joden, door deze ligcha-

-ocr page 354-

330 'Evangelie op den Feestdag melijke gelijkenis onderrigt had, voegde Hij

r bij : ;i tige

een

// En gelijk Mozes de slang in de woestijn „ep|. I/ verheven heeft, alzoo moet de Zoon des ,]](; { // menschen verheven worden. Opdat al die in voor v hem gelooft, niet verloren ga, maar het of 1 v eeuwige leven hebbe.quot; des i

dit li

Uithoofde dat in deze laatste woorden des Ame Evangelies van het kruis gesproken wordt,

lezen wij het Evangelie heden op den feest- | lt;fcr-x dag van kruisvinding. Ook leeren deze woorden de kracht des Gekruisten en des kruises, 01 door hetwelk vele wonderen geschied zijn,

sedert Helena hetzelve gevonden heeft. Door het aanzien der koperen slang in de woestijn van Arable, werden de Israëlieten, die van vergiftige slangen gebeten waren, van den dood bevrijd en genezen ; zoo zullen ook de Christenen, die het krucitix aanzien of een kruis maken, en met een levend geloof in den Heer Jeses gelooven, van den geestelijken dood verlost worden; de satan of de oude :

slang hen niet kunnen schaden.

Om deze redenen willen wij den laster en de spotternij der vijanden van de H. Kerk niet achten, maar zoo dikwijls wij eten, drinken of iets anders doen, een kruis maken;

opdat wij met een gekruisten Zaligmaker mo-hen ingaan in zijne eeuwige glorie.

f; k b e u.

liter! Gij, die aan het hout des kruises,

om de wereld te verlossen, als een lamp out-

stoki

-ocr page 355-

der (jehoorfe vav den H. Joannes. 331 stoken zijt, en die net kruis, als een waarachtige boom des levens, in uwe H. Kerk, als een standaard uwerovenvinning over den dood, geplant hebt : maak alle Christenen, welken dit teeken in het hart geplant is, en die hunne voorhoofden en rustplaatsen daarmede versieren, of het op de borst dragen, erfgenamen des eeuwigen levens, hetwelk verworven is op dit hout door U, dien wij lof en dank zeggen, Amen.

OP DEN FEESTDAG DER GEBOORTE VAN DEN H. JOANNES.

Evangelie, Lucas I. 57 - 66.

n Intusschen werd de tijd vervuld, dat Elisa-ii heth /ïouile baren, en zij baarde eenen zoon. // Als hare geburen en bloedverwanten gehoord vhadden, dat de Heer zijne barmhartigheid //over haar verheerlijkt had, verheugden zij // zich met haar. quot;

Onder het oude Testament was het bij de Joden eene schande, wanneer eene vrouw onvruchtbaar was. Elisabkïh was reeds verre op hare dagen, toen zij eenen zoon baarde; geen wonder derhalve, dat hare geburen en bloedverwanten verblijd waren, toen de Heer deze schande van Eusabktii kwam wegnemen, en haar deed baren. Onder het nieuwe Testament js dit geheel anders. Kene onvruchtbare vrouw

-ocr page 356-

sel le

en de Gods Te; kinde pastei niet : bloed

gepas betee. opdat hun iv

n En oj) den achtsten dag kwamen zij het : öe E v kind besnijden, en noemden het naar zijnen aan ' v vader met den naam van Zacharias. Doch ''0 VN n de moeder nam het woord op en zeide : i e^'quot; // geenzins, maar hij zal Joannes genoemd

-t«« . o fl I/ amp;

quot; wordeü- humu

.

832 Erangelie op den Feestdag heeft redenen, om zich zoowel te verheugen, als eene die kinderen ter wereld brengt; want zij heeft nu nog meer tijd, om op geestelijke zaken te denken. Ook moeten wij tevreden zijn met hetgene God ons toeschikt; zijn wil moet onze wil zijn, dan zullen wij ons niet alleen verheugen, over het geluk dat wij genieten, maar ook over dat van onzen naaste. (ï) Mogten er, helaas, niet zoo velen gevonden worden, die vol nijd en afgunst zijn, en zich ergeren, wanneer het hunnen buurman of even-mensch welgaat.

Vooreerst leeren wij hieruit, de eerste ge- | ] legenheid de beste waar te uemen, om de jong ; trja; geboren kinderen naar de ziel te verzorgen, ?; hen te laten doopen , gelijk zij in het oude quot; , Testament besneden werden. Dit besnijden ge- quot; 1!'' scliiedde op den achtsten dag na hunne ge- \ quot; sc^ hoorte; want vroeger konden de kinderen de i quot; ^ot pijn niet verdragen. Verheugen wij ons dat j quot; vei het Doopsel in de plaats der besnijdenis ge- j komen is; eensdeels, wegens dat dit niet met , ^ smarten vergezeld gaat, en anderdeels, wiji de ^ jonge kinderen dit Sakrament vroeger kunnen l161.. ontvangen. De noodzakelijkheid van het Doop- :

(IJ •

(l) Hom. XII. ; 15.

-ocr page 357-

der geboorte van den 11. Joannes. 333 sel leert ons Christus zelf, als Hij zegt : tenzij iemand herboren worde uit het water en den heiligen Geest, zoo kan hij in het rijk Gods niet komen. (1)

Ten anderen moeten wij zorgen, dat de kinderen bij het doopsel eenen goeden en ge-pasten voornaam gegeven worde. Men moet hun niet altijd de voornamen der ouders of der bloedverwanten geven, wanneer deze geene zjcj1 : gepaste hebben, maar er ten minste eenen ,en_ | beteekenenden of heiligen naam bijvoegen; opdat de kinderen, hunner namen gedachtig, hunne daden daarmede doen overeenstemmen, het '5 De Engel des Heeren had daarom te voren nen : aan Zachaiuas geboodschapt, dat zijn zoon 'och J0AÏ,M!S, flat is genade zoude genoemd wor-je , den: want Hij zoude vele genaden van God ^ ontvangen : met den II. Geest vertuid worden, en vele der kinderen ran Israël tot den Heer I hunnen God hekeeren.

Se' , // En zij antwoordden haar : daar is nie-onS | u mand in uwe maagschap, die dezen naam ir voert. Zij wenkten dan zijnen vader, hoe CTe 5 u hij hem wilde genoemd hebben. Deze, een

ge- |

| v schrijftafeltje nemende, schreef daar op ; i de 1 quot; -Joannes is zijn naam. En zij stonden allen dat ■ quot; verwonderd. quot;

O,0_ J

:en , •ant ijke :den wil niet

ge-•(I)

den |

met I Toen men het omtrent den naam, dien men i het kind geven zoude, niet eens konde worden, [1(;n iiet men den vader Zach arias hieromtrent beslissen. Deze man was stom geworden.

(Ij Juau. III. 5.

-ocr page 358-

3S4 Evangelie op den Feest dap dat hij niet had willen gelooven, wal de Eugel hom aangaande de bevruchting van zijne huisvrouw had geboodschapt. Dit leert ons, geloovig aanteneuiui wat God ons door zijne dienaren en het Kvaugelie laat verkondigen.

n En terstond werd zijn mond en tong ge- i; // opend : en hij sprak en loofde God. En daar n kwam eene vrees over allen, die daaromtrent n woonden : en al deze dingen werden rucht-// baar door het gansche gebergte van Judea. n En allen die het hoorden namen het ter n harte, zeggende : wie of dit kind zal wezen? ; // Want de hand des Heeren was met hem.quot;

Zachahias, gehoorzaam aan het bevel van God, gaf het kind den naam, dien de Engel gezegd had, en terstond kreeg hij zijn spraakvermogen weder. Er ontstond onder allen, die dit hoorden of vernamen, eene vreeze en zij vroegen : wat zal er van het kind worden, met hetwelk zoo vele wonderlijke zaken gebeuren?

Dergelijke wonderen hadden plaats bij de geboorte, en in de eerste jaren van vele Heiligen. In den mond van dea H. Au bros i us zag men, toen hij nog in de wieg lag, eene zwerm honigbijen, die zijne toekomstige zoete leering en welsprekendheid bettekenden; de moeder van den H. Dominicus zag, tijdens hare zwangerheid, in een gezigt haren zoon, als eenen hond met eene brandende fakkel in den mond, waardoor voorspeld werd, dat zij eeuen zoon zoude baten, die door leer en leven

-ocr page 359-

der geboorte vin den 11. Joannes. 336 menschen zoude ontsteken in het geloof en vele liefde. De []. Nicolaas, nog een zuigeling zijnde, wilde tweemaal 's weeks, alle woensdagen en vrijdagen, de borsten zijner moeder niet zuigen, waaruit zijne onthouding en boetvaardigheid op te merken is.

Leeren wij uit dit laatste gedeelte van ons Evangelie, dat men de kinderen , reed* van de jeugd af, tot datgene moet gewennen , waartoe men hen denkt op te leiden; want een oude boom laat zich niet meer verplanten. Een kind , wien zijne fout niet in de kind-sche jaien ontleerd wordt, zal dezelve niet in den ouderdom verbeteren. Dat de kinderen reeds vroegtijdig God leeren kennen, dienen en liefhebben, geliik de [I. Joannes, zoo doende zullen zij, en wij met hen, genade van God ontvangen; loanl hel rijk der hemelen komt hun toe. (1)

GEBED.

Heilige Joannes de Dooper, die door de genade Gods tot zoo eenen hoogen trap van zaligheid geklommen zijt: gedenk aan mij, dat ik ook in barmhartigheid mag verheven worden, daar ik door mijne boosheid zoo vernederd ben. Verwerf voor mij, ellendige, dat ik in de tweede toekomst vf.n Christus waardig mag bevonden worden, om mij met alle Heiligen in eeuwigheid te verheugen.

Z1J (1) Matth. XIX. 14. ;veu

-ocr page 360-

OP DEN FEESTDAG VAN DE HEILIGEN PETRUS EN PAULUS.

Evavgelle, M.vttheus XVI. 18-19.

// Als nu Jems omtrent Cesarea en PMlippi u gekomen was, vraagde hij aan zijne ieei lin-// gen : wie zeggvn de racnschen, dat de Zoon // ries menschen is ? Zij antwoordden hem : // eenige zeggen Joannes de Dooper, andere // EUas, en andore Jeremias, of een van de // Profeten. Jesus zeide hun : maar gij lieden, n wie zegt gij, dat ik ben? Simon Fe!rus n antwoordde, en zeide : Gij zijt de Christus, // de Zoon van den levenden God. quot;

Aldus luidt een gedeelte van het Evangelie, dat de heilige Kerk, op den Feestdag van de Heiligen Petrus en Paultjs, voorhoudt; ofschoon daarin van Paultjs niet verhaald wordt. Het feest van den H. Paulus wordt met dat van den H. Petrus gevierd, omdat beide Apostelen, te gelijk op eenen dag, door den-zelfden tiran gedood zijn, en te gelijk de martelkroon verdiend hebben. A'an deze Heiligen worden nog meer Feestciagen in het jaar gehouden; maar op alle Feeötdagen van den H. Petrus wordt ditzelfde Evangelie voorgehouden, om aan de schoone voorregten van Petrus boven de andere Apostelen , en zijn groot geloof te herinneren.

Het Evangelie zegt, dat Jesus, op zekeren tijd omtrent Cesarea zijnde, zijnen leerlingen

-ocr page 361-

van de TT. TT. Petrus en Paulus. 337 vroeg, welke denkbeelden de meuschen van Hem hadden. Het antwoord kwam daaroj) neer, dat men Jesus, over het algemeen, voor een buitengewoon mensch hield, daar Hij eeue bijzondere manier van leven en leeren had. De menschen oordeelden naar het uitwendige dat zij zagen , en naar de geruchten; zij geloofden niet meer dan hetgeen zij met hun verstand konden begrijpen , gelijk er nog menschen gevonden worden, die niets willen aannemen , dan hetgeen zij zien en tasten kunnen. Daarenboven hadden vele der toen levende menschen het verkeerde denkbeeld van eenige Heidensche wijsgeeren ; dat de ziel van den mensch, na den dood , in een ander ligchaam overging; om welke reden Heug des en vele Joden meenden, dat Joannes de Dooper, dien hij had laten onthoofden , terug gekomen was, en zich in deu persoon van Jesus vertoonde. Zoo hadden zij vroeger Joannes gevraagd, of hij een der Profeten nas.

Op de vraag, die Jesus aan zijne leerlingen deed : maar gij lieden, wie zegt gij, dat ik hen? gaf Petrus tot antwoord : Gj zijt de Christns, de Zoon van den levenden God; Gij zijt de lang beloofde Messias, de Zaligmaker der wereld; want niemand kan zulke dingen doen als Gij doet.

Eerst hadden vele leerlingen te gelijk gesproken, doch hier was het Pexktjs, die alleen sprak, en zulks was een voorteeken van zijn aanstaand gezag en zijne meerderheid boven de andere Apostelen. Deze bekentenis van Petrus komt hem en zijne opvolgers toe, en daaraan is de beloofde hulp en bijstand des H. Geestes

15

-ocr page 362-

338 Evangelie op den Feestdag verbonden. Jesus eisclite van zijne Apostelen en Leerlingen , dat zij meer dan andere men- -schen weten en gelooven zouden , omdat zij bestemd waren om de anderen te onderrigten, en ofschoon Hij hun hart en hunne gedachten kende, wilde Hij hun dit openlijk doen bekennen, om hen meer en meer in hun geloof te versterken. Als Petrus zoo duidelijk belij- : denis van zijn geloof in Christus gedaan had,

// Heeft Jesus hem geantwoord ; zalig zijt // gij , Simon, Jonas zoon; want vleesch en v bloed heeft u dit niet veropenbaard, maar // mijn Vader, die in den hemel is. Fin ik zeg n u, dat gij zijt Petrus, en op dezen steen ■ // zal ik mijne Kerk bouwen, en de poorten // der hel zullen tegen haar niet vermogen. quot;

Alsof Jesuswilde zeggen:gij, naar het vleesch de zoon van Jonas, zijt evenwel gelukkig en zalig, dat gij deze bekentenis kunt afleggen en aflegt. Geen vleesch en bloed, dat is : geen | mensch, heeft u dit veropenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. Om dit uw uit- , muntend geloof zult gij het hoofd van al de '■ Apostelen en de grondsteen zijn, waarop ik ; mijne Kerk wil stichten. Gij zijt Petrus, ofl Petra, eene steenrots, en op deze steenrots 1 zal ik mijne Kerk bouwen. Hieruit bli kt, dat; er geene ai.dere Kerk van Christus is, dan die j welke op Petrus gebouwd is, te weten de Roomsch Katholijke Kerk, en deze zal tot eeuwigheid blijven, welke ketteiijen er ook tegen haar opstaan; want indien de poorten der hel haar niet kunuen verdrukken, niet kunnen

-ocr page 363-

van de //. 11. Pelrut en Paulus. 339 overweidigen, veel minder zuilen dit de aanvallen der ketterijen kunnen doen. Christus gaat verder voort en geeft Petrus andere voor-regten en magt, wanneer Hij in het Evangelie zegt :

// Fm ik zal u de sleutelen van het rijk der u hemelen geven. En al wat gij op de aarde // zult binden, zal ook in den hemel gebonden n zijn; en wat gij op de aarde zult ontbinden, n zal in den hemel ontbonden zijn.quot;

Petrus ontvangt hier de sleutelen vau het rijk der hemelen, dat is : van de Kerk op de aarde, om door zijn geestelijk gezag de men-schen tot den hemel te brengen; waaruit wederom blijkt, dat Christus het oppergezag en de hoogste magt aan Petrus zoude toestaan, ten einde de Kerk te beslieren; hetzelfde oppergezag en magt geeft Hij nog en zal Hij ten allen tijde geven aan den wettigen opvolger van Pltiius : den Paus van Rome.

Wij moeten echter niet denken, dat deze aan Petrus beloofde magt, zich slechts bij het vergeven der zonden, en het verkondigen van Gods woord, bepaalde; neen, Christus zeide hem die volledige magt toe, welke noodig was om zijne Kerk te bestieren; om de genaden uit te deelen of in te houden, om ledematen op te nemen of af te zonderen, om te gebieden, te bestraffen, de zonden te vergeven of te houden, om dienaren aan te stellen of af te zetten; deze en meer andere voorregten worden door de toezegging der sleutelen aan Petrus en aan zijne wettige opvolgers toegestaan.

-ocr page 364-

340 Evangelie op den Feestdag De magfc om de zonden te vergeven werd, het is waar, naderhand ook door Christus aan de andere Apostelen verleend, te weten ; toen Hij door de geslotene deuren kwam en hun zeide :

vriens zonden gij vergeven zult, dien waden ze vergeven.. (J) Maar hier werd zij alleen aan Petrus en in het bijzonder gegeven, om te toonen, dat hij ook daarin dien voorrang zoude hebben. Ook zeide de Verlosser der wereld na zijne verrijzenis alleen aan Petrus, weid mijne lammeren, iveid mijne schapen, (2) waardoor dus allerduidelijkst deszelfs opperhoofdige magt en waardigheid in de H. Kerk aangetoond wordt.

De H. Petrus, na dit hem door Christus toegestane Oppergezag ontvangen te hebben,

heeft te Rome zijnen zetel gevestigd , hij heeft de H. Kerk getrouwelijk bestierd en is daar als martelaar des geloofs, aan het kruishout, met de voeten naar omhoog hangende, gestorven. Beschouwen wij nu het geluk, en danken wij God, door het doopsel in de Kerk geboren te zijn; door wettige leeraars, die ll door den opvolger van Petrus, den Paus van ^ ■ Rome gezonden zijn, bestierd te worden; wen- ( ^ den wij al onze pogingen aan , om ons als ware lidmaten van die Kerk te gedragen, quot; rla welke tot het einde der wereld zal duren, en door de poorten der hel niet zal overweldigd ]lare worden; dit verleene ons de H. Drievuldig- jlIAg held : de Yader, de Zoon; en de H. Geest,

die te prijzen is tot in eeuwigheid. j

H. C

Zooi)

-------_ _ V,

(Ij Joan. XX. (2) Joau. XXI. deZC

-ocr page 365-

van O. L. Vromv Bezoeking. 341

GEBED.

Heer Jesvs, die ons door de Apostelen Petri's en Paultis, tot de kennis van uwen naam gebragt hebt, die ons door hen het Katho-lijk geloof hebt doen omhelzen : geef dat wij ons steeds zoodanig mogen gedragen, dat het blijken moge, dat Gij in ons leeft. Dit bidden wij U door hen, die door voorbeeld en leering de menschen den weg der zaligheid gewezen hebben , en den marteldood gestorven zijn. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN ONZE LIEVE VROUW BEZOEKING.

Evangelie, Lucas I. 39 - 48.

, en terk

van wen s als

(^e //In dien tijde trok Maria op, en ging // in haast naar het gebergte in eene stad vpn // Judea, en zij kwam iu het huis van Zacha-igen , quot; r,as ei1 ?roette Elisabeth.quot;

^' el' De moeder God:?, Mama, begaf zich naar khgd }iare nicht Elisabeth, de vrouw van Zacha-uaigquot;! Mas, om haar te verhalen, welke wondere leest, dingen er met haar waren geschied, zoodra ; de Engel haar bekend gemaakt had, dat de H. Geest over haar zoude komen, en zij den Zoon Gods zoude baren.

Verscheidene schoone lessen kunnen wij uit deze bezoeking van Maria trekken. 1, Wij

-ocr page 366-

!

842 Evangelie op den Feeatdag moeten de eenzaamheid ontvlugten, zoodra wij in de maatschappij nuttig kunnen zijn. Mauia deed zulks, toen zij de omstandigheden van hare nicht Elisabeth vernomen had; zij ging heen en diende haar drie maanden. 2. Zij ging met haast naar hare nicht, om ons te leeren, dat wij geene zaken moeten uitstellen tot morgen, die heden geschieden kunnen; ook moest zij eenen verren weg over het gebergte reizen, om bij hare nicht te komen : ons hiermede leerende, dat wij ons door geene hinderpalen hoegenaamd moeten laten afschrikken, wanneer wij iets goeds kunnen verrigten, of anderen dienst bewiizen. 3. Voorts leeren wij hieruit, dat beleefdheid en wriendschap een prijzenswaardige deugd is; hoewel velen in het verkeerde denkbeeld zijn, dat zij, die. gegroet worden eere hebben; doch zij, die de groete-nis doen, komt de eere toe. Waarom ook zeker heer, die zijnen knecht wedergroette, en daarover van zijne vrienden berispt wordende, antwoordde ; ik wil niet hebben, dat de menschen kunnen zeggen dat mijn knecht beleefder zij dan ik. Hij, die hoog in rang is, moet zoowel vriendelijk zijn als zijn onderdaan; hij moet ware achting zoeken te verwerven, en deze verkrijgt men niet door trotsch-heid. Het voorbeeld van Maria strekke ons: tot les; want wie was meer eere waardig dan zij? en nogtans was zij niet hoovaardig noch trotsch daarop, daar zij de. Moederdes fleeren; zoude worden. Het Evangelie zegt verder:

;/ En het geschiedde, zoo haast Eluahet/ del // groetenis van Maria hoorde, dat het kind

-ocr page 367-

van O. L. Vrouw Bezoeking. 343 // in haar ligchaam opsprong; en Elisabeth // werd vervuld met den heiligen Geest. En // zij riep met luider stemme, zeggende ; ge-// zegend zijt gij onder de vrouwen, en geze-n gend is de vrucht uws ligchaams! Van waar //komt mij dit, dat de Moeder des Heereu n tot mij komt? quot;

Toen Maria hare nicht Elisabeth gegroet had, werd deze laatste met den heiligen Geest vervuld, zoo dat zij voorzeggingen deed. Beide waren wel met den heiligen Geest vervuld; doch Elisabeth werd zulks nu in eene hooge mate. Zij noemde Mama de Moeder van Christus, die de Zaligmaker der wereld zoude zijn, en voorzeide, dat in en aan haar volbragt zoude worden, wat de Engel haar op Gods bevel verkondigd had. Wanneer ons derhalve eenige. eer geschiedt, laat ons dan vragen ; van waar komt ons dit ? want doorgaans toch zoude ons verachting in plaats van lof gebeuren, wanneer de menschen al de beweegredenen wisten, die ons daartoe aanspoorden. Van tvaar komt ons die eere, dien lof ? moest men zich afvragen , daar ik bij mij zeiven weet, hoe weinig ik daartoe bijgedragen, hoe slecht ik nog de zaken verrigt heb. Daarenboven zijn er misschien duizenden, die wanneer zij in hetzelfde geval geweest waren, hetzelfde zouden gedaan hebben niet alleen, maar misschien veel beter dan wij , en met ijver en godsvrucht. Maria en Elisabeth wisten zeer wel, dat zij alles door de genade Gods hadden; zij waren daarop nie( jhoovaardig, alzoo Maria antwoordde ■

-ocr page 368-

344 Evangelie op den Feestdag

// Mijne ziel maakt groot den Heer ; en u mijn geest verheugt zich in God mijnen Za-// ligmaker. Omdat hij de geringheid zijner h dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van u nu af zullen alle geslachten mij zalig noe-// men.quot;

Zoo moeten wij ook den Heer groot maken , Hem loven, die ons, door de zending van zijnen Zoon in de wereld, tot Koningen en Priesters verheven heeft. quot;Verheugen wij ons in God onzen Zaligmaker, die mensch geworden is, en het vleesch uit eene maagd heeft aangenomen, om ons van den dood, van den eeuwigen dood te verlossen.

Eindelijk leere ons dit Evangelie, dat Maria bijzondere eer waardig is; dewijl zij de lig-chameiijke moeder van Jesits onzen Heer is geworden. Elisabeth althans vereerde Maria als zij zeide : van waar komt mij dit ? ais of zij wilde zeggen, dat deze eer zoo groot was , van door de Moeder des Heeren, zelfs vóór zij gebaard had, bezocht te worden. Laat ons dan niet eenige afgewekenen, maar de heilige Kerk volgen, die de heilige maagd als de Moeder Gods eert, en laat ons het woord Gods bewaren , opdat wij zalig mogen worden.

GEBED.

ü Maria, voorbeeld van ootmoedigheid , waarom gij van God bijzonaere genade ontvangen hebt ; wil ons bij uwen Zoon eeue voorsprekeres zijn, dat wij aan God mogen behagen en Hem hier op aarde opregtelijk

-ocr page 369-

van de 77. Maria Maydalena. 345 en dienen; opdat wij in het eeuwige leven mogen 2a. komen, en daar de kroon der regtvaardigen beërven. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DE HEILIGE MARIA MAGDALENA.

Evangelie, Lucas VII. 36 - 47.

// In dien tijde verzocht een der Farizeers // Jesus bij hem te eten. En hij kwam in het // huis van den Farizeër en ging aan tafel zit-// ten. En ziet, eene vrouw, die eene zondares ;/ was in de stad, verstaan hebbende dat hij v in het huis van den Farizeër aan tafel zat, // bragt daar eene albasten flesch met zalf : // en staande van achteren aan zijne voeten , // begon zij die met tranen nat te maken, en // droogde ze af met haar hoofdhaar : en zij // kuste zijne voeten, en zalfde ze met zalf.quot;

'Vanueer iemand gezondigd heeft, die ge-drage zich als Maria Magdalena, welke het Evangelie van heden ons als voorbeeld voorstelt. Velen zouden met Ji das en den Parizeer wat te bedillen hebben, doch Jksus zelf is hare voorspraak, gelijk wij iu het vervolg zullen hooien. Judas ziende, dat deze vrouw de voeten van Jesus met kostelijkui balsem zalfde, vroeg, of het niet beter ware geweest, dat deze olie vei kocht en het geld aan den armen was uitgedeeld geworden? Maar Jesüs ant-

15*

-ocr page 370-

346 'Evangelie op den Feestdag woordde, dat dit werk overal tot haren lof zoude verkondigd worden ; gelijk zulks ook van de goede Katholijken geschiedt. die hierin de godvruchtigheid van Maria Magdalen a navolgen, als zij het Sakrament des Altaars vieren, waartoe gouden vaten, kelken, ciboriën, enz. gebuiikt worden. Wij doen mede wel , de overgeblevene stukken der heilige licrchamen te I ewaren, in eere te houden eu op andere plaatsen, waar die bewaard worden, te gaan opzoeken. Bedevaartreizen zijn zeer voordeelis, wanneer zij niet de noodige godvruchtigheid geschieden : doch velen doen dezelve met cre-heel verkeerde inzigten, en bed/ijven allerlei goddeloosheden, zonder te denken, da! hun zulks dubbele straffen op den hals haalt. Het Evangelie zegt verder :

// De Parizeer, die Jesus genoodigd had , dit ziende, zeide bij zich zeiven : indien dit een Profeet was, zoude hij immers wel weten , wie en wat voor eene deze vrouw is, die hem aanraakt, en dat het eene zondares is. Toen sprak Jems hem aldus aan : Simon , ik heb wat te zeggen. Hij antwoordde : Meester, zeg het. Zeker schuldlieer had twee schuldenaars; de een was hem vijfhonderd tienlin-gen schuldig en de andere vijftig. Kn aizoo zij niet hadden, om te betalen , schold hij het hun beiden kwijl. Wie van beiden zal hem dan liet meest liefhebben? Simon antwoordde ; ik meen, degete, dien hij het meest heeft kwijtgescholden, -lems zeide hem ; gij hebt wel geoordeeld.quot;

-ocr page 371-

van de 77. Maria Magdalena. 347 Alle ongeloovigen zijn aan den vermelden Parizeer, bij wien Jesus ten eten was^ gelijk; zij gelooven niets dan hetgeen zij kunnen zien en verstaan, en misprijzen al het overige. Deze Simon wist wel, dat Magdalena voor eene zondares bekend stond; maar hij konde niet zien , dat er zulk groot vertrouwen en bekeering in haar waren opgewekt en hadden plaats gehad. Daarom onderrigtte hem Jesus door eene schoone gelijkenis. De gelijkenis welke de Zaligmaker aan den Parizeer verhaalde, geeft te kennen, dat God de Heer, aan alle men-schen onderscheiden gaven uitdeelt, zoo naar de ziel als naar het ligchaam, om daarmede woeker te drijven (1), en dat Hij allen , die hunne gaven, het mogen er vele of weinige zijn, wel besteed hebben, beloonen en kwijtschelden zal. Waarom wij dan allen moeten bidden : vergeef ons vnze schulden ; want, zegt de H. Joannes : is het, dat wij zeggen, dat wij geeve zonden, geene schulden hehhen, zoo liegen en hedrlegen wij ons zei ren, (2) en een regtvaardig mensch rail zevenmaal, dat is, veelmalen daags. (3) Ook hebben wij uit ons zei-ven niets, waarmede wij kunnen betalen, tenzij wij het van Gods genade ontvangen. Doch God is barmhartig en genadig; Hij wil ons onze schulden vergeven, als wij daarom bidden, en leedwezen over onze zonden beloonen, met voornemen om ons te beteren; bijzonderlijk wanneer de liefde tot God en den naaste de voorname drijfveer is; wanneer wij de zonden haten en regt christelijk wandelen. Tot deze

(1) Matth. XXV. (2) Joau. I. : 8. (3) Spr. XXIV. : Ui.

-ocr page 372-

348 Evangelie op den Feestdag

liefde worden de groote zondaren dikwijls be- de ,

wogen; ja de groot.lt;te hunner meer dan de en

kleine; want deze zijn noch koud, noch heet, liefi

(1) dat is : niet geheel zondig, niet zeer deusrd- gevi

zsam, bijzonder in de liefde, maar laauw, ge- pij

lijk de Farizeèrs, die regtvaardig waren in bew

hunne eigene oogen, en daardoor dikwijls in ven

groote zonden vervallen, terwijl de ootmoedige naa

zondaren van God barmhartigheid verlangen , aam

gehjk Mama Magdalena, die daarom vergif- A

fenis kreeg van hare zonden; want quot; Mai

v Jesuit zich naar de vrouw keerende, zeide c'lal

n hij tot Simon : ziet gij deze vrouw wel ? Ik ™ee

// beu in uw huis gekomen ; gij hebt mij geen j^.

v water voor mijne voeten gegeven , en zij heeft wa3j

w mijne voeten met tranen nat gemaakt, en zien

// met haar haar afgedroogd. Gij hebt mij ken

// geenen kus gegeven; en zij, van dat zij in- v

// gekomen is, heeft niet opgehouden mijne quot;'Ü

// voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd met jerc

u geen' olie gezalfd; en zij heeft mijne voeten ' ï:S

// met zalf gezalfd. Daarom zeg ik u , haar neT1

'/ worden vele zonden vergeven, wijl zij veel t]iei

v bemind heeft. Maar wien min vergeven wordt, dan

// die bemint min. quot; mot

In oude tijden was men gewoon voor de dischgenooten, die van buiten kwamen, water te doen brengen, om hunne voeten te was- ^ schen. Dit liet Josef in Egypte ook aan zijne broeders geven. Daarenbove.a was liet de ge- vai1 woonte, gelijk nog bij vele Oostersche volken, ze^v ------— quot; heid

(1) Openb. JU, 16. sten

:

-ocr page 373-

van de TT. Maria Magdalena. 349 be- de gasten met eenen kus te verwelkommen , de en deze beide bewijzen van beleefdheid en et, liefde had Simon aan den Zaligmaker niet ge-o-d- geven. De gebruiken, welke er in de maatschap-se- pij zijn, om den naaste liefde en achting te in bewijzen, moet men niet nalaten, en voor zoo in verre er geen kwaad in steekt, moet men zich ige naar de gewoonten schikken, ten einde geen in , aanstoot te geven.

ïif- Verders kunnen wij uit het voorbeeld van Magdalena nog leeren, de deelen van ons lig-j(]e chaam, waarmede wij gezondigd hebben , het jj, meest en bijzonder te kastijden. Magdalena droogde met haar hoofdhaar de voeten van 2en Jesus, omdat zij ijdel gepronkt had; zij weende, want hare oogen hadden naar ijdelheden geen zien ; haar mond had oneerlijke dingen gespro-mij ken en boosheden bedreven; daarom kuste zij in- de voeten van Jesxis. Met Magdalena moeten jnp wij afstand doen van onze zonden, oi s zeiven verootmoedigen voor God en aan de voeten van Jestjs weenen. En terwijl wij niet zoo als Mag-n dalena aan de voeten van Jesds zeiven kun-aar nen komen, laat ons tot den Priester gaan , eel die in den naam van Jesus de zonden vergeeft, •dt, dan zullen wij, eene opregte biecht sprekende , mogen hooren ; uwe zonden worden u vergeven.

ue g ê b e d.

iter

as. Zie, Heer Jesus, ik, die een groot zondaar jjjg ben, lig voor uwe voeten, dezelve met tranen ge. van een opregt leedwezen bevochtigende, de-eil zelve kussende met de lippen der ootmoedigheid. Doe mij uwe barmhartige en liefelijke stem hooren : dat mijne zonden mij vergeven

-ocr page 374-

350 Evangelie op den Feestdag

zijn, door uwe oneindige genade en groote

verdiensten. Amen.

O? HEX FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN JACOBUS DEN MEERDEREN.

Evangelie, Mattheus XX. 20 - 2Ü.

it In dien tijde kwam de moeder der kin-// deren van Zebedeus met hare zonen tot Jesus, u en aanbiddende, verzocht zij iets van hem. u Hij vraagde : wat begeert gij? Zij zeide hem : ;/ zeg, dat deze mijne twee zonen zitten, de // een aan uwe regter en de ander aan uwe // linkerhand in uw rijk. quot;

In dit Evangelie lezen wij van de Apostelen Jacobus, wiens Feestdag wij heden met dien van Joakxes vieren. Voor het ontvangen van den H. Geest en de genade Gods, waren deze twee Apostelen vol zonden en gebreken; en daaruit merken wij aan, dat het noodig is den H. Geesi , door vurige gebeden, van God af te smeeken.

Salome, de vrouw van Zebedeus, kwam tot Jesus met hare beide zonen, Jacobus en Joannes, oii. flem een verzoek te doen. Zij waren, gelijk vele anderen, nog van meening, dat Jesus eeu aardschkoningrij1; zoude oprigfcen, en daarom vroeg de moeder, voor hare zonen, hooge eerambten in dit rijk. Deze hunne begeerte was dus ongegrond en onbehoorlijk, en wanneer men kwalijk begeert, verkrijgt men niet. (1)

1

Jacobus, IV.

-ocr page 375-

van den II. Jacob va den Meerderen. 351

// Maar Jesus antwoordde, en zeide : gü // lieden weet niet, wat gij begeert. Kunt gij // den kelk drinken, dien ik drinken zal ? J a, v wij kunnen, zeiden zij.'quot;

.1

i 1

I

II |

If;,

Ofschoon de moeder het woord gedaan had, nogtans spreekt Jesus hare zonen aan, daar deze het begeerden. De moeder zoude dus tot voorspraak dienen, en deze voorspraak misprijst de Heer niet; maar Jesus zeide hun : gij weet mei, toat gij hegeert; dat is : gij weet niet, welk rijk ik oprigten zal; het rijk, dat gij bedoelt, een rijk van deze wereld, zal ik niet oprigten; en kunt g-ij lijden en sterven gelijk ik; kunt gij dien bitteren kelk drinken, en dat lijden ondergaan? Ja, mijne medechristenen, het lijden, dat dikwijls eenen kelk drinken, genoemd wordt, mag men overigens als een heilzaam geneesmiddel aanmerken, waardoor God ons op den weg der zaligheid brengt. Chkistus moest lijden, om in zijne eeuwige glorie in te gaan, en wij moeten Hem in zekere mate daarin navolgen, dan zullen wij, mede geleden hebbende, ook medeheersschen. (1) Hieruit blijkt dat wij, ofschoon Christus voor ons voldaan heeft. evenwel nog moeten lijden en goede werken doen, om de verdiensten zijns lijdens deelachtig te worden. Dus dwalen de onkatholijken grootelijks, als zij leeren, dat de goede werken of het lijden ons niet meer noodzakelijk zijn. Het is waar, Christus zeide aan bet kruis ; het is volhraqf; maar

li!

| 'I

h \'

I

i 1 I

m

■|1 ■ .

■||i

lil ili

iiii lii

1

2 Thiraotbeus II.; 12.

-ocr page 376-

352 Evangelie op den Feestdag hierdoor werd de noodzakelijkheid van te lijden en goede werken te doen geenszins weggenomen; immers is het de wil onzes goddelijken zaligmakers, dat wij door het lijden en goede werken aan zijne verdiensten deelachtig worden. Ook zegt Paulus : // ik verblijd mij in mijn lijden voor u, en voltrek hetgene er ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus in mijn vleesch, voor zijn ligchaam, hetwelk de Kerk is.quot; Zoo hadden de Apostelen in plaats van eerarrbten allerlei verdrukkingen en lijden te verduren. De zonen van Zebedetjs zouden, dit geweten hebbende, niet met hun verzoek tot Jesus gekomen zijn. Maar hoe veel moed kan een Christen hebben als hij lijden moet, wanneer hij bedenkt, dat Chkisïus hem is voorgegaan; ook is ons lijden door zijn lijden veel verzoet geworden, en wij weten, dat wij niet lijden boven onze krachten.

De zonen van Zebedetjs dan, niet wetende wat zij begeerden, antwoordden, dat zij den kelk wel konden drinken. Dit bewijst uns den aard van wereldsche menschen, die voor tijdelijke goederen alles veil hebben. Maar Ciijiistcs in zijn lijden navolgen, ten einde de zaligheid te erlangen, dit willen zij niet; tenzii de genade Gods in hen werke. Jacobus en Joannes strekken hiervan tot voorbeelden ; want nadat zij den H. Geest ontvangen hadden, waren zij getroune Apostelen, en Jacobus dronk den kelk dien Jesus voorzegd had. Na velen in het joodsche land en in Spanje bekeerd te hebben, keerde hij naar het eerstgenoemde land terug, waar hij onthoofd werd. Het laatste gedeelte van ons Evangelie luidt ;

-ocr page 377-

van den Tl. Jacobus den Meerderen. 353

// Jestis antwoordde hun ; gij zult mijnen // kelk wel drinken : maar te zitten aan mijne // regterhand of linkerhand, staat mij niet u toe u te geven, maar dengenen , dien het ;/van mijnen Vader bereid is.quot;

Dat Jesus zijnen Vader groot maakte, deed Hij naar zijne menschheid. Jacobus en Joannes vroegen Hem als meusch naar zijn we-reldsch rijk, en daarom antwoordde de Zaligmaker, dat men in zijn rijk door lijden komen moest, en hij, die he; meeste lijdt, het meest eene hoogere plaats zoude verdienen, welke de Vader bereid heeft ec door den Zoon zal gegeven worden. Laat ons dan bidden, dat wij, na lijden en strijden, mogen komen in het huis des Vaders, waarin vele woningen zijn.

gebed.

Heer Jesus, die uw leven gegeven hebt, tot onze verlossing ; geef dat wij den kelk , welken ons, door uwe barmhartigheid, tot onze zaligheid, zal ingeschonken worden, geduldig en met blijdschap mogen uitdrinken, tot den laatsten druppel, uw voorbeeld en dat der H. Apostelen navolgende. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAK DEN HEILIGEN EAU REXÏIUS.

Evangelie, Joannes XXII. 24 - 26. ;/ In dien tijde zeide Jesus tot zijne Leer-

-ocr page 378-

354 EravgeHe op den Feestdag // lingen ; Voorwaar, ik zeg u : tenzij het // tarwegraan in de aarde valle en sterve, zoo // blijft het alleen; maar indien het niet sterft, // zoo brengt het vele vruchten voort. Die zijn // leven lief heeft zal het verliezen; en die zijn // leven haat in deze wereld, zal het bewaren // ten eeuwigen leven. Zoo wie mij dient, die // volge mij : en waar ik ben, zal ook mijn ;/ dienaar zijn. Zoo iemand mij dient, dien zal // mijn Vader eeren. quot;

Uit het tegenwoordig Evangelie dat ons op den ïeestdag van den vermaarden martelaar, den H. Lauiujntius, voorgehouden wordt, kunnen wij leeren , welke de hoofdeigenschap van eenen martelaar zijn moet ; namelijk ; hij moet zijn als een tarwegraan. 1. Dit tarwegraan is klein ; alzoo moet een martelaar klein in zich zeiven zijn, ootmoedig en nederig van harte; hij moet stil zijn als een lam, dat den mond niet open doet als het ter slagtbank geleid wordt. 2. Daar een graantje hoe drooger hoe beter is, zoo moet een martelaar geheel droog zijn, en niet besmet met de vochtigheid der onkuischheid. 3. Hoe klein een graantje ook zij, moet het echter, naar deszelfs grootte zwaar wezen; een martelaar derhalve moet zwaar in deugden zijn, ernstig, zonder de minste ligtvaardigheid. 4. Het tarwegraan is van binnen wit; een martelaar moet, ook inwendig wit wezen; eene goede intentie hebben in zijne goede werken , bijzonder in zijne marteling; want de H. Augustjniis zegt, dat de straf geen martelaar maakt ; triaar de oorzaak

-ocr page 379-

van den 77. Laurentius 355 en intentie van hem. 5. Het tarwegraan is vruchtbaar, en brengt dertig, zestig of honderdvoud voort : alzoo doen ook de martelaars, die door hun voorbeeld en goede werken velen bekeeren. In de eerste tijden gebeurde het dikwijls, dat op dezelfde plaats, waar een martelaar gestorven was, duizenden zich lieten doopen, en in den schoot der H. Kerk keerden. 6. Het tarwegraan moet in de aarde vallen, en niet met geweld daarin geworpen wor den; ook moet een martelaar vrijwillig den marteldood te gemoet gaan ; want anders zoude daaringeene verdiensten liggen. Christus strekt hun allen tot voorbeeld, en Hij is nu hierin voorgegaan. Hem zijn vele martelingen gevolgd. Onder anderen de H. Laürentius, die naar de marteling verlangde, toen hij Paus Sixtus met den diaken Agapitüs en Felicissimus zag vooruittreden. Hetzelfde deed de H. Andreas, toen hij van verre het kruis zag, waaraan hij sterven zoude, en verheugende zich daarover zeer. Ignatius , een leerling der Apostelen, werd , gelijk weleer Daniël, in eenen leeuwenkuil geworpen; en toen hij de^e dieren hoorde brullen, zeide hij, zegt Hieeonymus : ik ben een tarwegraantje van Christus; ik zal gemalen worden tusschen de tanden der leeuwen; opdat ik goed brood van Christus moge werden. Camprianus in Engeland zong : TeLeum laudamus, toen hem de tijding gebragt werd dat hij sterven zoude. En al zijn wij juist niet bestemd om den marteldood te ondergaan, wij behooren evenwel gezind te zijn gelijk de martelaren : ootmoedig in voorspoed, gelaten in tegenspoed, niet ligtvaardig maar kuiscli,

tt

-ocr page 380-

356 Evangelie op den Feestdag vruchtbaar in goede werken, vrijwillig ons kruis opnemende, hetzelve vrolijk dragende; 7,00 doende zullen wij den Heer Jesus welgevallig wezen.

Die zijn leven lief heeft, zal liet verliezen, j zegt het Evangelie; niet, dat men zich zelve moet ombrengen, gelijk sommige wanhopigen; maar wij moeten het zoo lief hebben, datquot; wij het heel gaarne vrijwillig zouden willen afleggen, wanneer God zulks van ons eischt. Wij zullen door de genade Gods het eeuwige leven beërven, indien wij Jesus dienen en dus ook navolgen, want daar Ik ben, zegt Jesus, zal mijn dienaar wezen. Het ligt dus niet in den naam en in de woorden, maar wij moeten door daden toonen, dat wij Christenen zijn en Jesus in zijne deugden navolgen. Wij zullen niet te vergeefs ons kruis op ons nemen en ons kastijden; want het loon zal daarop volgen, en zoo iemand Jesus dient, dien zal zijn Vader eeren. Welk een groot loon is dit voor onze geringe dienst, welke God daarenboven niet van noode heeft.

Eindelijk leeren wij nog, dat wij mede niet kwalijk doen,de heiligen hier op aarde te eeren; want eert God hen in denhemel, dan mogen wij het ook doen op aarde, en hunne voetstappen drukkende, zullen wij eenmaal met de heiligen en martelaars in den hemel geeerd worden.

GEBED.

O mijn Koning en mijn God, Heer Jesus! laat mij met den H. Laurentius U alzoo getrouwelijk aanhangen, dat ik noch pijnen , noch wreedheid van booze menschen ontzie, in het

-ocr page 381-

van O. L. T. Hemelvaart. 357 belijden van uwe waarachtige leering, en dat ik het opregte Katholijk geloof met allen ijver voorsta en begunstige, opdat ik, U daardoor behagende, de liefde van den H. Laurentitjs in mij verwekke en de kcoon van uwen grooten martelaar eenigzins deelachtig worde. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN ONZE LIEVE VROUW HEMELVAART.

Evangelie, Lucas X. 38-42.

// In dien tijde gebeurde het, terwijl zij voort-v reisden , dat Jesus in een dorp kwam, alwaar u eene vrouw met name Maria hem in haar // huis ontving. Deze had eene zuster, geiaaand n Martha, welke zittende aan da voeten desHee-// reu, zijn woord aanhoorde. Doch Martha was u bezig met veel te dienen.quot;

Dit Evangelie, naar de letter verstaan wordende, schijnt in het minste niet den lof der H. Maagd te vermelden; doch de geestelijke zin en uitlegging kan op haar toepasselijk gemaakt worden.

Door dit dorp, naar de letter Bethanie, verstaat men de wereld, die bij den hemel vergeleken, niet meer is dan een dorp bij eeue groote stad, Bethanie bij Jeruzalem. Jjssus kwam in het dorp, in deze wereld, en eene vrouw heeft Hem in haar hart ontvangen. Deze vrouw Martha, de zuster van Maria Magda-lena en van Lazarus, kan de maagd Maria

-ocr page 382-

358 Evangelie op den Feestdag beteekeuen, in wier ligchaam Jesüs eenige j maanden vertoefde, voor Hij ter wereld kwam. Door Martha kan Maria zeer wei verstaan worden; daar Martha in de hebreeuwsche taal eene vrouw die heerschappij heeft beteekent, en Onze Lieve Vrouw had vele heerschappij over hare gezegende vrucht, den Heer Jesüs, die haar onderdanig was, gelijk de Evangelisten getuigen. Zij vertrad het hoofd der slang door haar zaad. (1) De zuster van de eigelijke Martha was Magdai.eka, die zeer gaarne de lessen van den Zaligmaker hoorde, maar geestelij kef wijze beteekent Magdai.bna ook de Moeder Gods; want wij lezen in de H. Schrift, dat zij de woorden van Jesus bewaarde en die in haar hart overwoog. Door deze twee zusters kan uien verstaan twee wijzen van leven, die in de Moeder üods te overwegen zijn: haar denkende en werkende leven. liet eerste door Maria, welke eene ver-lichtster beteekent, verhoogt het andere door Martha, van welke dit Evangelie zegt dat zij bezig was met veel te dienen. Dit deed de Moeder Gods, van datzij den Heer ontvangen heeft; want zij ging toen in haast naar hare nicht Elisabeth en diende deze drie maanden. Daarna, toen haar Zoon geboren was, wikkelde zij Hem in doeken, alle mogelijke zorg voor Hem dragende. Ook zocht zij Hem. toen Hij twaalf jaren oud geworden was, met veel angst cn bezorgdheid, en vond Hem eindelijk in den tempel te Jeruzalem terug. En wat al zorgen en bekommernis had zij voor Jesüs in latere

(1) Genesis. III. : 15.

-ocr page 383-

van 0. L. V. Hemelvaart. 359 jaren ! Toen hij aan het kruis hing verliet zij Hem niet, maar stond bij Hem, en ook later taan toen Hij daar afgenomen en gezalfd werd. Het taal Evangelie zegt verder van Martha :

en^' n En stil staande, zeide zij : Heer, geeft Gij ippij , ^ '0.. ,, STTS' n er geen acht op, dat mijne zuster mij alleen

uge- quot; laat dienen? Zeg haar dan dat zij mij helpe.

// En de Heer antwoordde haar ; Martha, Mar-

u tha, gij zijt bezorgd en bekommerd met vele

// dingen. Doch één is noodig. Maria heeft het

// beste deel verkoren, hetwelk haar niet zal

// benomen worden. quot;

Hieruit hoort gij, dat Martha niet over hare zuster tevreden was, terwijl zij haar al het werk alleen liet verrigteu en slechts bezig was, met naar de woorden van uen Zaligmaker le- te hooien. Martha gaf aan Jëstis te kennen , ver- dat zij dit anders wenschte, opdat Hij des te loor beter bediend mogte worden. Maar Jusrs ant-t zij woordde, dat Maiua geen ongelijk had en dat loe- zij, Martha namelijk, ook wel deed; doch dat «ft; Hare zuster het beste verkoren had; zij hoorde icht de woorden Gods, en dit gaat boven tijdelijke beslommeringen. Martha deed niet kwalijk , daar zij het uit een goed hart verrigtte, maar Maria deed beter : zij had het beste deel verkoren.

De geestelijke zin intusschen van deze geschiedenis is deze : dezelve beteekent een strijd tusschen het in- en uitwendige leven van Maria; maar door de genade, welke in haar overvloedig was, heeft zij steeds liet beste deel verkoren. Bijvoorbeeld, toen haar de Engel de

-ocr page 384-

360 'Evangelie op den Feestdag boodschap der ontvangenis bragt, was zij aanvankelijk bekommerd, doch zeide eindelijk : mij geschiede, gelijk gij zegt. Toen Jesus drie dagen van haar weg bleef in den tempel , vroeg zij ontsteld, als Martha : Zoon, waarom hebt gij dus gedaan ? Maar toen Hij aan zijne moeder dit onderrigtte, bewaarde zij al deze woorden, die in haar hart overleggende. Toen er op de bruiloft te Cana in Galilea wijn ontbrak, was Makia bezorgd en zeide : zij hebben geenen wijn. Doch toen zij onderrigt was. zeide zij tegen de dienaars, dat zij zouden doen al wat Jesus gebood, en zij was tevreden. Toen Jesus eerst van Hhrodes in 'Bethlehem en daarna te Jeruzalem, waar Hij zoo smadelijk en smartelijk gepijnigd is geworden, gezocht werd, was Martha, dat is Makia de moeder Gods, verstoord naar den uitwendigen mensch; maar naar den goddelijken wil, was zij met Gods wil tevreden en gelaten. Hieruit ziet men, dat zij steeds het beste deel verkoos.

Dat wij ons hier afvragen : of wij ook het beste deel verkoren hebben? Zijn wij als kinderen bedacht, om van den Catechismus het meeste werk te maken? Zijn wij begeerig om dien verder bij te wonen, om ons met Gods woord bekend te maken, door de preuikatien vlijtig bij te wonen? Laten wij in de jongelingsjaren de vermaken achter, om de gods-dienstpligttn waar te nemen? Zijn wij als ouders het meeste daarop bedacht, om onze kinderen rijk in deugden te maken? Of zorgen wij meer voor ons en hun tijdelijk welzijn ? Hoe velen zullen hierop met schaamte moeten antwoorden; en dan hebben zij niet, gelijk Maria, het

-ocr page 385-

van den Tl. Bartholomeus. 361 beste deel verkoren. Trachten wij dan het beste deel te verkiezen, de eeuwige zaligheid te verkrijgen, welke Maria met Jesus bezit; zij is met Christus verheven boven alle kooreu der Engelen. Wij zullen ook de zaligheid genieten, wanneer wij, met Martha, werken van barmhaïtigheid verrigten, en de liefde en ootmoedigheid van Maria bezitten. Deze genade verleene ons de H. Drievuldigheid, de Vader,

de Zoon en de H. Geest, die te prijzen is tot in eeuwigheid.

geb e d.

I-li

Vervul, o Heer Jesls, onze harten met de gaven van uwen Geest, opdat wij boven Ugeen ding ter wereld liefhebben; dat wij naar U alleen mogen haken. Wees Gij alleen onze hoop en steun, de toevlugt van ons vertrouwen;

opdat wij, door de voorbidding van uwe heilige Moeder, de zoetheid van uwe genade mo-jjeii genieten. Amen.

ill'

CC3C xgt;

OP DEK FEESTDAG VAN DEN H. BARTHOLOMEUS.

Evangelie, Lucas VI. 12-19.

u En het gebeurde in die dagen, dat Jeans n op eenen berg ging om te bidden, en hij // overnachtte in liet gebed tot God.quot;

Wij weten van elders , dat Jesus aan zijne leeilingen leerde bidden ; uit dit Evangelie ver-

16

■i, ji1

-ocr page 386-

362 Evangelie op den Peettdag nemen wij, hoe Hij zelf bad; en hierin, zoo wei als in alle andere deugden, strekt de Zaligmaker ons tot voorbeeld. Hij had niet van noode voor zich zei ven te bidden; maar dit en ai het andere deed Hij voor arme, behoeftige, doodschuldige zondaren, en om ons een voorbeeld te geven.

J ESii.s klom op eenen berg, om te bidden; dit leert ons alle verstrooijingen te vermijden , en waaneer wij bidden willen, ons in de een-zaaiüheid te begeven, om niet door atuusche dingen afgetrokken te worden. Het gebed is eene verheHing des gemoeds tot God hier boven ; daarom leest of zingt de Priester in de H. Mis, wanneer het nabij de consecratie is, dal de harten zich naar boven moeten verhellen.

Jjsstjs had des nachts, om te leeren, dat de nacht daartoe bijzonder geschikt is ; voorts ook daarom, dat Hij bij dag bezig was met andere goede werken ; Hij predikte, deed wonderen en zegende. Eindelijk, zijn bidden was gestadig en aanhoudend, en dit moeten wij mede navolgen. Wanneer men mogt tegenwerpen, dat Jïsus elders liet lang bidden verwerpt, de ï'arizeers daarover berispte, en zijne leerlingen een kort gebed leerde; hierop antwoordden wij : de Zaligmaker misprijst een lang gebed niet, maar Hij wil geen laag gebed zonder aandacht; als of (jod met woorden gediend wilde zijn. De l'arizeërs baden uit geveinsdheid en glorie, om van de menschen gezien te worden. Zaïlk bidden is derhalve geen bidden. Dit lang bidden bewijst Jesus met zijn voorbeeld, is goed, en Hij is daarin bijzonder door zijnen waaidi-geu Apostel iiAitiHOLüMi,üs nagevolgd, want

-ocr page 387-

liil

van den 11. Barthoiomeus. 363 deze bad honderdttialen daags en lionderduialei'.

boog hij des nachts zijne knieën. Zoo kunnen wij ook dikwijls op eenen dag, hetzij met woorden of met gedachten, God bidden; zelfs onder onze dagelijksche beroepsbezigheden, kunnen wij mf nigmaal ons hart tot God verheffen;

dat Hem zeer behagelijk is. Wij moeten slechts bidden om lijdeüjken nooddruft, en niet om rijkdommen i f vergankelijke dingen; maar meest om geestelijke goederen, die de roest en mot niet kunnen verteereu, noch door de dieven kunnen gestolen worden. Ook moet degens,

die biiit, in den staat van genade zijn, of ten mii;ste moet hem die tol bidden opwekken;

want niemand kan tot mi; komen, tenzij de IN '

Vader, die mij gezonden heeft, hem trekke. (1)

zegt Jesus. Het Evangelie zegt verder:

|1|H

h £;i als het dag geworden was, riep hij n zijne leerlingen, en verkoos er twaalf uit n heu, die hij ook Apostelen noemde : Simon,

n dien hij den bijnaam van Petrus gaf; en n Andreas zijnen broeder; Jacohus va. Joannes,

u Philippus en Barthoiomeus; Mattheus en // Thomas; Jacobns den zoon van Alpheus, en n Simon, genaamd den ijveraar; Judas den // zoon van Jacobus, en Judas den Iskarioter,

u ciie de verrader geweest is.quot;

Ziet hier dus de reden, waarom de Heer zoo lang gebeden, heeft, te weten: voor de verkiezing zijner Apostelen; dat eeue zaak van

(1) Joan. VI. 44.

-ocr page 388-

364 Evangelie op den Feestdag groot belang was. In alle christelijke zaken, die wij voorhebben, moeten wij God vooraf bidden. Dit doet nog de H. Kerk, als zij voor de Apostelenen Leerlingen, anderen in de plaats wil kiezen. Vooraf houdt zij dan quatertemper-of vastedagen; zij bidt Christus en smeekt Hem, dat Hij toch goede mannen wil doen wijden tot de dienst en de leering van zijne H. Kerk. Deze bedienaren of leeraren moeten eendragtig zijn; waarom de Evangelist ook twee aan twee vermeldt. Ook worden de Apostelen hier in orde opgesteld : de eerste is Pe-texjs ; de laatste Judas den Iskarioter. Deze rangschikking heeft onder de middelsten geene plaats : deze Evangelist noemt die, gene andere daarna op.

Door Judas den verrader te kiezen, heeft de Zaligmaker ongetwijfeld willen leeren, dat onder vele goeden , dikwijls nog eenen kwaden kan schuilen; waarom wij ons niet behoeven te verwonderen , wanneer in groote vergaderingen, als in de H. Kerk, onder de geestelijken van een klooster, kapittel of onder geestelijke orden, somtijds kwaden zijn. Niemand ver-trouwe dus te veel op zich zeiven, en die vast staat, zie toe dat hij niet valle. Er zijn bij God wijze redenen, waarom hij dikwijls de kwaden duldt.

n En met hen afkomende, stond hij op eene // vlakke plaats, met eene schare van zijne // leerlingen, en eene groote menigte volks van // geheel Judea en Jeruzalem, en van den zee-n kant van Tyrus en Sidon, die gekomen wa-// reu om hem te hooren, en van hunne ziek-

-ocr page 389-

van (lev 11. Bartholomeus. 365 // ten genezen te worden. Daar waren er ook // onder, die van onreine geesten gekweld wer-n den, en zij werden genezen. En al liet volk u zocht hem aan te raken, want daar ging « eene kracht van hem uit, welke allen gezond // maakte. quot;

Deze woorden zijn uitgelegd op den Feestdag van den H. Fabianus en Seltastianus, wer-waarts wij dan ook verwijzen. Alleen nog aanmerkende, dat wij ons naar Jesus moeten wenden, willen wij van onze geestelijke krankheden genezen worden; Hij is de ware arts der kranken, en zal cns al wat wij behoeven toededen ; mits wij het voorbeeld van den H. Bartholomeus navolgen en hem ernstig daarom bidden.

GEBED.

Gij, o Jesus, die den dwalenden zondaar tot bekeering roept, en den bekeerden minnelijk kwijtscheldt, den droevigen opbeurt en den onwetenden leert : leer ons bidden ; trek ons en wij zullen U navolgen; bewijs ons deze genade, o Heer, dan zullen wij onder de minsten van uwe leerlingen gerekend worden, en uwen wil volbrengende, zullen wij met den H. Bartholomeus, die onze voorspraak wil zijn, hiernamaals de kroon der glorie cntvanEren. Amen.

-H'H-

-ocr page 390-

OP DEN FEESTDAG JAN DE ONTHOOF-! DING VAN JOANNES.

Evangelie, Marcus VI. 17 - 20.

'/ In dien tijd had lierodes gezonden , om n Joannes te vangen, en hij had hem in de! '/gevangenis, geboeid, om Herodias de huis-;/ vrouw van zijnen broeder PJdlippus, die hij. //getrouwd had. Want Joannes zeide tot Tle-n rodes : het is u niet geoorloofd uws broeders // huisvrouw te nemen. Herodias was er dan // op uit. en wilde hem om het leven brengen ; // maar zij koude niet. \\ ant Ilerodes had ont-// zag voor Joannes, wetende dat hij een regt-n vaardig en heilig man was ; en hij hield veel // van hem, deed vele dingen op zijn woord , // en hoorde hem gaarne. quot;

In dit Evangelie zijn vooral twee groote voorbeelden van goed en kwaad; het eene om na te volgen, het andere om te vermijden en te schuwen.

De Profeet en voorlooper van Christus , Joannes, is een spiegel en voorbeeld vooralle leeraars. Zij moeten zonder schroom hunne medemensehen, die kwaad doen, bestraffen; hoe magtig deze in de wereld ook zijn mogen , en al werden zij deswege nog zoo zeer. nehaat , ja , al moesten zij daarom den dood sterven. Dit leert onsGod zelf, bij den Profeet I.mias ; (1)

ƒ}) Hoofdstuk LVIJJ ; i,

-ocr page 391-

van de onthoofding van Joannes. 367 Uoep zonder ophouden : verhef uwe stem 'ah eene trompet : verkondig mijn volk zijne boosheden, en den huize Jacob zijne zonden; en Christus zelf, als Hij de koopers en ver-koopers uit den tempel dreef; alsmede op anders plaatsen en bij andere gelegenheden. De H. Jo-\NNESvolgde dezeles mede op, niettegenstaande het groote gevaar, dat hij daarbij liep; want toen Joannes Hkrodes bestrafte, wijl deze met Herodias in overspel en bloedschande leefde, zocht zij hem van kant te helpen , hetgeen haar ook door list gelukte. Alle booze menschen willen de waarheid niet hooren , en de grooten d^r aarde worden gaarne gevleid. Weinige leeraars worden er gevonden, die hun, gelijk Joannes, de waarheid durven zeggen; doch zul-ken worden door den Profeet Isaias met regt stomme honden genoemd, die niet kunnen bassen.

Vele onderdanen en lidmaten der Kerk ontzien hunne geestelijke overeten, zoo lang deze hen niet openlijk berispen; maar wanneer zij hen ernstig willen tegengaan in eenig groot kwaad, dat zij bedrijven, dan leggen zij hun listen en lagen, om hen te benadeelen of te verderven. Zoo ging het ook Herodes : hij hield veel van Joannes, hoorde hem gaarne , deed veel wat hij zeide, maar niet alles, zijn hoofdkwaad liet hij niet na; hij scheidde zich niet van dat booze wijf. Konde men dit uitbazuinen : menschen, laat u bestraffen; hoort naar uwe leeraars; zij verkondigen u Gods wil en wet; hoort dan de woorden Gods en volgt zijne geboden op; dan zouden misschien velen dezerhunnegierigheid, hunne hoovaardij, hunne brasserijen, hunne onkuischheden verza-

1

Ifll

p'M J

!|i ■■ gt;

m

t

iiii J: I

11 ii

if

II

H

III

if:i

lih '•

||; I li

l f

ill

-ocr page 392-

368 Erangelie op den Feestdag ken , en matig, regtvaardig en godvreezend zoeken te leven in deze tegenwoordige wereld; zij zouden daardoor geluk en vreugd om zich heen verspreiden en hiernamaals zalig worden.

;/ Als er nu een bekwame dag gekomen was , // dat Her odes op zijnen geboortedag eeir' maal-n tijd voor de Prinsen, de kriigsoversten en de v grooten van Galilea had aangerigt, en als '/ de dochter van die Herodias binnen gekomen u was, en gedanst had tot behagen van Hero-i; des, en van degenen die met hem ter tafel u zaten, zoo zeide de Koning aan de dochter : n eisclit van mij, wat gij wilt, en ik zal het // i! geven. En hij zwoer haar : ja, al wat gij // van mij eischen zult, zal ik u geven, al ware w het ook de helft van mijn koningrijk.quot;

Hieruit leeren wij, welk eene verkeerde en zondige gewoonte de wereldsche menschen nog meer hebben. Zij laten zich door wereldsche genoegens en vermaken dikwrjs zoodanig wegslepen, dat zij onregtvaardigheden begaan. Herodes schepte zoo veel vermaak in het dansen van Herodias dochter, dat hij de onbezonnen belofte deed, van haar te zvllen geven , wat zij eischte, al ware het ook üe helft van zijn koningrijk; en de uitkomst zal leeren, dat hij hierover berouw had. Wij moeten dus nimmer iets van dien aard beiooven, dat wij niet zeker zijn te kunnen volbrengen; maar ook moeten wij nimmer een' mensch in verzoeking brengen, gelijk deze danseres deed, op aanraden van hare moeder, en

-ocr page 393-

van de onthoofding van Joannes. 369

// Zij ging dan uit , vragende aan hare moe-// der : vat zal ik eischen? En die zeide : n het hoofd van Joannes den dooper.quot;

Nooit had Herodias eene gepastere gelegenheid gevonden, om zich op Joannes te wreken, dan hier , en zij vermogt te veel op het hart van hare dochter, dau dat deze haren raad niet zoudevolgen. Wraakgierige menschen gelijken aan Herodias : 1. Zij meenen dat, wanneer zij anderen kwellen en vertrappen, hun dit voordeel aanbrengen zal, of zij vinden genoegen in eens ai ders leed. 2. Ondeugende menschen haten allen, die hun in den weg staan, en hinderlijk zijn in het uitvoeren van hunne boosheden. -3. Be raad, dien booze menschen geven, is naar hunne verkeerde driften afgemeten, en loopt daarop uit, dat zij aan hunne bo^ze neigingen voldoen, of bun oogmerk daardoor bereiken kunnen.

// En aanstonds met haast tot den koning 'n binnen gaande, eischte ?ij, zeggende : ik wil // dat gij mij hier terstond het hoofd van Joan-// nes in eene schotel geeft. En de koning werd // bedroefd , doch wegens den eed, en degenen w die met hem aan tafel zaten, wilde hij haar n niet bedroeven. Maar eenen van zijne lijf-u wacht zendende, gebood hij, dat men het // hoofd daar in eene schotel zoude brengen. // En deze onthoofdde hem in de gevangenis, wen bragt zijn hoofd daar in eene schotel, // en hij gaf het aan de dochter, die het aan // hare moeder gaf. quot;

16*

-ocr page 394-

370 'Evangelie op den Feestdag

Toen Heeobes den wil dier dochter verno-inen had, werd hij bedroefd, want hij hield veel van Joannes, zoo als wij vroeger hoorden, en hij begreep tevens, dat hij eene on regtvaardige daad zoude begaan, wanneer hij aan haar verzoek voldeed; nogtans verkoos hij het laatste, liever dan haar te willen bedroeven, iloe dom en onnoozel dit was, zal men Hatelijk begrijpen; maar niet minder zal men gelooven moeten, dat er nog vele ouders gevonden worden, die dikwijls in het een of ander opzigt verkeerd handelen, om hunne kinderen niet te bedroeven, door hun eendwaas verzoek af' te slaan. Moest Heeodes ook niet eenen wijzen en deugdzamen man meer bemind hebben, dan het volbrengen van den eiseh dier dochter? Bovendien verpligt geen eei om onregtvaardigheden te be; aan. En Vilde !lerodes dien zoo vast houdt,n, hoe veel te meer moest hij God den eed houden! Eindelijk, wij moeten niet een of twee van Gods geboden onderhouden, maar die al lei ; en zoo zuil™ wij door lijden, kwelling en vervolging, met de godvruchtige menschen in C'hkisïIis tot een gelukzalig einde komen, en daar aanlanden, waar de ziel van Joannes de eeuwige vreugde smaakt; want

//Zijne leerlingen dit hoorende. zijne geko-// men en hebben zijn ligehaain yen omen en // in een graf gelegd. quot;

C E K E 1).

Heer! geef dat de leeraars steeds, naar het voorbeeld van Joannes den Dooper, uwe leer,

-ocr page 395-

van 0. I. V. Geboorte. 371

en zonder schroom verkondigen, en dat wij openlijk uwen naam belijden. Dat wij nimmer ligtvaardiglijk en onnoodig eenen eed zweren, nimmer onze booze neigingen opvolgen, nimmer naar ijdelheden zien, noch daardoor onze plig-ten jegens Ü, jegens onzen naaste of jegens ons zeiven vergeten Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN ONZE LIEVE VROUW GEBOORTE.

Evangelie, Maxïheus I. 1 - 16.

In de H. Kerk worden de Feestdagen der Heiligen in het algemeen of bijzonder gevierd ; men viert dezelven althans door Mis te hoo-ren ; maar van geene Heiligen viert men de geboorte, dan alleenlijk van Christus, de bron der zaligheid, van zijne Moeder vol van genade, en van Joamnes den Dooper, omdat al de i n-dere in zonden ontvangen en geboren werden , en naderhand eerst, door de genade Cods, heilig geworden zijn. Christus konde nooit aan onheiligheid onderworpen zijn; Mami werd reeds in hare ontvangenis gezuiverd , en Joannes werd, in zijns moeders ligchaam , mei den H. Geest vervuld. De geboorte van deze drie personen heeft bijzondere vreugd aan de wereld geschonken. Eu zouden er zich velen in de geboorte van Joannes den Dooper verbl iden , hoeveel te meer in de geboorte van Chbistus en zijnt- Moeder; want het volk, da! m :!? dimt er nu zat, het onkundige, ellendige en

-ocr page 396-

372 'Evangelie op den Feestdag zondige mensclulom, heeft een yroot licht gezien (1) namelijk : de zon der regi vaardigheid , Christus de Zaligmaker der wereld; en tevens moeten de menschen zich verblijden over de geboorte der Moeder Gods, uit welke dit licht gekomen is. Maria is schoon gelijk de maan. helder als de zon, en Joannes is de morgenster , die de komst der zon verkondigde; daar hij, met den vinger wijzende zeide : ziet het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld. Nog kan Maria vergeleken worden bij de ark van Noë, waarin de behoudenis onzer zielen was. Lang was het voorspeld, dat uit het zaad van Abraham en David de Zaligmaker zoude geboren worden; terwijl deze als eene zegening en uitmuntende mannen werden aangezien. Hoe veel te meer genade en zegening is het dan, dat uit Maria de Zaligmaker geboren werd ! Zij was ook afkomstig uit het geslacht van David, gelijk ons het Evangelie van heden leert.

// Het geslachtboek van Jesus Christus, Zoon '/ van David, Zoon van Abraham. quot;

Nadat de volgende geslachten tot Jacob, den zoon van Nathan, zijn opgeteld, eindigt de Evangelist in het 16 vers, aldus :

// Jacob teelde Josef, den man van Maria, u uit welke Jesus geboren is, die genaamd // wordt Christus. quot;

Maria nu had dezelfde voorouders als Josef, want dewijl zij geene broeders had , was zii

(]) Isaias. I.

-ocr page 397-

van 0. T. V. Geboorte. 373 volgens rle wet van Mozes (1) getrouwd met Josef, die van haar naaste maagschap was.

De Evangelisten zijn wel niet breedvoerig in het verhalen der deugden van Maria, en wij hebben daarvan nader gesproken in het Evangelie van onze Lieve Vrouw Boodschap en Bezoeking; maar het is ook genoeg, dat zij zeggen, dat uit haar deCheisttjsgeboren werd. Zij moet derhalve door God met vele gaven en deugden versierd zijn geworden, om waardig te zijn den Zaligmaker der wereld in haren schoot te dragen. In het geslacht van de heilige Maria worden vele mannen geteld, die groote zondaars waren; maar Christus wilde uit Maria geboren worden, omdat Hij kwam om zondaars zalig te maken. David was ook een zondaar; doch hij bekeerde zich, en in zulk geval moest de zonde gelegenheid en oorzaak zijn tot vele deugden. David ware nooit zoo heilig, nooit zoo ootmoedig geworden, en hudde nooit zoo vele boetvaardigheid gedaan, zoo over zijne zonden geweend, indien hij niet eerst in zonden ware gevallen. Wanneer men gezondigd heefd , moet men den moed niet verloren geven; maar met David daarvoor boete doen en zich zoeken te beteren. David is hier vóór alle heilige mannen gesteld, gelijk Petrus en P au lus vó^r alle Apostelen, Mattheus vóór de Evangelisten. In dit goslachtboek van Christus wo den ook eenL'e zondaressen opgenoemd, als : de huisvrouw van Crias, met welke David gezondigd had; Thamar, die met den Patriarch Judas gezondigd had; de

(1} Num. XXXXl. 7 en 8.

-ocr page 398-

374 Evangelie op den Feestdag ontuchtige vrouw Baab; Ruth, die te voren heiciensch was geweest; maar deze worden vermeld . om aan te toonen, dat Christus gekomen was om te zoeken, en zalig te maken het-gene verloren was (1); bijzonder de schapen van het huis Israël.

Maria wordt in het Evangelie aangehaald, om hare groote waardigheid te kennen te geven, en ten andere, om aiegenen te beschamen , welke durven zeggen, dat Christus geen waarachtig mensch geweest is, noch waarachtig vleesch en bloed heeft gehad, maar alleen een schijn daarvan r.oude geweest zijn. Het is eene groote godslastering dit te zeggen. Jjssus is uit het vleesch en bloed van Maria geboren, en was waarachtig mensch, geheel aan den mensch gelijk , aitgenoinen de zonde. Voorts is het zeker, dat Christus de bede zijner Moeder voor onze zalighei') verhooren zal, en die genade en zegeningen verkrijgen, welke zij voor ons van Hem zal verlangen; want zij zondigde nooit, en was vol genade: waarom zij ook niets onredelijks kan begeeren. L'at wij ons dan verblijden in de . eboorte van zulk eene getrouwe patrones, die zoo veel voor ons vermag en verkrijgen kan, wanneer wij zeiven dit vromelijk begeeren. Hat wij hare deugden, al is het dan ook minder volmaakt navolgen; opdat wij morren behooren onder het geslacht dergenen , die Hod zoeken en hiernamaals het liefelijke aan-schiin van God genieten.

^ (1) Lucas. XIX. 10.

-ocr page 399-

van (leu TI. Maf.fJiens

GEBED.

Heer Jesus, die Maeia verkoren hebt, om voor ons voorttebrengen het eeuwige Licht; wil ons, die door de zonde kinderen der duisternis geworden zijn, aannemen als kinderen des lichis, door uwe heilige men?ch\vording en • de voorspraak van uwe moeder Maria. Amen.

OP PEN FEESTDAG VAK DEN HEILIGEN MATTHEÜS.

Evangelie, Mattheus LX. 9-Li.

,/ In dien tijde zag Jesus, van daar voort-// gaande, eenen measch in het tolhuis zitten, // genaamd Mattheus, en zeide hem • volg mij. // En hij, opstaande, volgde Hem. En het ge-v schiedde, als hij in huis ter tafel zat, dat er u .vele tollenaars en zondaars met Jesv-s en zijne // leerlingen kwamen aanzitten. Als de Fan'/e-v ërs dit zagen, zeiden zij aan zijne leerlingen : // waarom eel uw meester niet de tollenaars v en zondaars? Jems dit hoorende, zeide : de v gezonde}) hebben den geneesmeester niet van h noodo, maar wel de zieken. Daarom gaat n henen , leert, wat het tc zeggen is : Ik wil u barmhartigheid en geen slagtoffer. Want ik // ben niet gekomen om de regtvuardigen, maar // om de zondaars t., roepen.quot;

Wanneer iemand eenen zieken moed en hoop

.375

-ocr page 400-

•376 Evangelie op den Feestdag wil inboezemen, houdt hij hetn doorgaans zulke smderen voor oogen, die met dezelfde kwalen behebt waren, doch daarvan genezen zijn. Hetzelfde doet onze moeder de H. Kerk, wanneer zij have kranke kinderen komt bezoeken. Als voorbeelden houdt zij ons voor oogen Magda-lena, Peteus, Pat:lus, Mattheus en Zache-us; niet om ons van ligchamelijke, maar van geestelijke krankheden te genezen; want er zijn zoowel geestelijke als ligchamelijke : geestelijke zijn de zonden en gebreken.

Mattheus was een tollenaar, en bij de Joden, ! gelijk alle menschen van dat beroep, als een zondaar beschouwd; niet zoo zeer om het ambt, alswel omdat daarbij, hetzij door de tollenaars zeiven of door anderen, groot kwaad geschiedde, als : onregtvaardigheid, dronkenschap, twist, gramschap, vloeken, zweeren,enz. Toen Christus, op zekeren tijd, voorbij het tolhuis ging, waar Mattheus zat, zag hij hem aan met de oogen zijner genade en riep hem, zeggende : volg mij. Terstond stond Mattheus op, en ging met hem naar zijn huis, waar Jesus met hem en andere tollenarei: ging spijzen. Aan tafel viel er weder een gesprek voor, en de nijdige Parizeërs zochten te vitten.

Leeren wij hieruit, dat Jesds de zondaren dikwijls te gemoet komt, om hen tot bekeering te brengen; sommigen door het uitwendige woord, anderen door inspraken van het hart. Wij moeten, wanneer dit gebeurt, terstond opstaan, en zonder verzuim da middelen in hel werk stellen, welke God verordend heeft, om ons zalig te maken. Niets uitstellen tot mtirgen . wat ons heden te doen staat; wij

-ocr page 401-

van den 77. MaffJt.eus. 377

mneten Christus, wanneer hij ons roept, dadelijk volgen in ons huis, ons hart, waar hij ons ziine genade doet ondervinden, gelijk Hij zulks aan Mattheüs deed; doch die dit geval niet zoo breedvoerig beschreven heeft, gelijk de andere Evangelisten doen; daar het hem zei ven betreft, en hijzelf zijne deugden niet verheffen wilde. Eindelijk moet een bekeerd zondaar zijne vorige medezondaren tot geloof en bekeering trachten te brengen, hen mede in huis nemen; doch wanneer zij voor geene verbetering vatbaar zijn, moet hij hen schuwen als de pest : uit vreeze van weder verleid te worden.

Dit Evangelie leert nog, die laatdunkende, trotsche, onverdragelijke en geveinsde Fari-zeërs niet natevolgen. J a vele menschen bestraffen doorgaansin anderen, wat in hunne eigenoogen kwalijk gedaan is, en gaan dit anderen achter den rug zeggen, en, terwijl zij dit doen, ie zaak vergrooten en verergeren: van hunne eigene woorden die eens anderen makende. Doch men moet hun antwoorden naar hunne dwaasheid, en hen door gezonde redenen zoeken te overtuigen, opdat zij wijs worden. Men kan uit het antwoord, dat Jestis gaf, leeren, dat het de eigenlijke pligt der leei'aars is, de zondaren tot geloof en bekeering zoeken te brengen; tot welk einde zij wel met hem mogen verkeeren. Dus moet men ook niet aanstonds kwaad van iemand denken, al schijnt het in onze oogen verkeerd te zijn; wij kunnen immers niet altijd de inwendige beweegoorzaken van de handelwijze onzes naasten doorgronden ; de schijn bedriegt maar al te dikwijls; dit zien wij onder anderen in het aangevoerde geval.

-ocr page 402-

378 Evangelie op den Feestdag

In tie derde plaats hebben wij nog Jbsus nadere verklaring en antwoord te beschouwen. Daardoor bewees Hij, dat Hij niet kwalijk deed met de zondaren te eten; daar dit diende, om met hen in gesprek te komen en hun den weg der zaligheid te leeren. Voorts, dat de werken van barmhartigheid aan God aangenamer zijn dan slagtoffers, en dat zonder de liefde geene offeranden aan God behagen, gelijk Paulus leert, 1. Cor. 13. en dat Hij niet kwalijk deed door met de tollenaren en zondaren, en niet met hen, te verkeeren; want waren zij zondig, dan moest Hij, volgens der Farizeërs eigen zeggen, niet met hen omgaan; waren zij regtvaardig, dan behoefden zij zijne verkeering niet. Gelijk de geneesheer niet tot de gezonden gaat, zoo hadden zij hem niet van noode, om hen tot boetvaardigheid te brengen; daar Hij de geestelijke geneesheer was en nog is.

Voor ons is uit dit alles te leeren, dat wij : heden, daar wij door den mond der Evangeliedienaars de stem van Jesiis nog hooren, Hem zonder uitstel navolgen; heden, zeg ik, daar gij zijne stem hoort, verhardt uwe hanten niet, maar laat u bekeeren en gelooft in Jesus Christus, die in de wereld gekomen is om. de zondaars te roepen.

GEBED.

Roep ons, o Heer Jesus, gelijk Gij den H. Mattheusgeroepen hebt, roep ons, en wij zulleu TI naloopen; wij zullen den weg der deugden en den weg der zaligheid bewandelen.

-ocr page 403-

van den H. Michael. 379

Zoo zullen wij ons aan geen achterklap schuldig maken, en naar Ü als den geestelijken geneesheer hooren, om met den H. Mattheus in het eeuwige vaderland aan te. landen. Amen.

OP DEN MESTDAG VTAN DE\T HEILIGEN MICHAEL.

Evangelie, Mattheus XVIII. 1-10.

n In dien tijde kwamen de leerlingen tot u Jems, zeggende : wie is toch de grootste n in het rijk der hemelen? En Jem» riep een n klein kind tot zich, en stelde dat in het mid-// den van hen. En hij zeide : Ik zegu, voor-//waar, tenzij gij u bekeert , en wordt als // kleine kinderen, gij zult in het rijk der he-u melen niet komen. Zoo wie dan zich zeiven // vernedert, gelijk dit kind, die is de grootste // in het rijk der hemelen. En die zoodanig // een klein kind ontvangt in mijnen naam, // ontvangt mij. Maar /.00 wie een van die klei-// nen, die in mij gelooven, verergert, het // ware hem beter eenen molensteen aan zijnen v hals gehangen, en ia de diepte der zee ver-// dronken te worden.

Komt herwaarts, gij trotsche en hoovaardige stervelingen, en leert u vernederen! Gij zult niet ingaan in het koningrijk der hemelen , tenzij gij u vernedert, nederig, eenvoudig

-ocr page 404-

380 Evangelie op den Feestdag en openhartig word et, ontvreemd van alle pracht en eerzucht, zonder nijdigheid, gelijk kleine hinderen. De hoovaardij is eene erfzonde; doch deze ondeugd is ook dikwijls aan eigen wil toe te schrijven, en, voor zoo verre wij door slof'heid en onachtzaamheid, de genade Gods, door de hoovaardij, verloren hebben, zijn wij zeer ver van de eeuwige zaligheid verwijderd. Voor zulken is dit Evangelie bijzonder geschreven, want daarin leeren zij, wat zij doen moeten, om kinderen Gods en erfgenamen der eeuwige glorie te worden. Jesi's verklaart zich duidelijk, en ter bevestiging voegt Hij er bij ; voorwaar.

Door hoovaardij zijn ook eenige engelen afgevallen , en daarom van God gestraft geworden. Niet tevreden met hun eigen ongeluk, zoeken zij gestadig de menschen te verleiden : de duivel gaat om als een hrieschende leeuw, zoekende vnen hij zoude mogen verslinden. (]) Eva werd door den duivel, in de gedaanteeener slang, verleid, en door hare ongehoorzaamheid zouden wij eeuwig van Gods aanschijn verstoo-ten zijn, indien niet Christus in de wereld gekomen ware, om voor zondaren te lijden en te sterven. Wij moeten dan dezen vijand we-derstaan; waken en bidden , om in het geloof staande te blijven. Ootmoed en nederigheid zijn de hoofdeigenschappen vaneen' Christen; want God wederstaat den hoovaardigen, maar den nederig en geeft Bij genade (2). En wie niet wordt als kleine kinderen, die zal in het rijk der hemelen niet komen; en veel minder zr-1

(1) 1. Petri. V. 8. (2) Petri. V, 5,

-ocr page 405-

■van den II. Michael. 381

die daar de meeste zijn. Maar die daar cie meeste wil zijn, moet hier op aarde de minste zoeken te wezen ; geene wereldsche eer of glorie, zoeken, en daarin aan kleine kinderen gelijk worden.

ïen andere leert öit Evangelie, hoe aangenaam den Zaligmaker de kleinen niet alleen zijn; maar ook, dat het Hem bijzonder welgevallig is, wanneer men een nederig en ootmoedig mensch ontvangt; dat is hem huisvesting geeft, van spijs en drank verzorgt, kleedt, enz. Hieronder zijn alle weldadigheden begrepen. Jesus zal, gelijk Hij op eene andere plaats zegt, de weldaden aan zijne lievelingen bewezen, aanmerken als aan Hem geschiedende, en in den jongsten dag tot hen zeggen : ik heh honger gehad, en g;j geht mij gespijsd-, ik heb dorst gehad, en gij hebt mij te drinken gegeven. Ik ivas een vreemdeling, en gij hebt mij geherbergd (1). Verder moeten wij ook zorgen anderen aiet te verleiden door hun ergernis, of een kwaad voorbeeld te geven. Dit zoude een dubbel kwaad zijn, en ons niet alleen tijdelijke, maar ook eeuwige straffen op den hals halen. [Iet Evangelie zegt verder :

//Wee de wereld, wegens de ergernissen; // want het is wel noodzakelijk, dat er verer-// genlissen komen; doch wee dien mensch , // door wien de verergernis komt. Zoo dan uwe // hand, of uw voet u verergert, hak ze af, en // werp ze van u. Het is u beter, verminkt of // kreupel tot het leven in te gaan, dan twee

(1) Mattheus XXV. 35.

-ocr page 406-

382 Évangelie op den Feestdag n handen of tweevoeten hebbende, in het eeu-n wige vuur geworpen te worden. En zoo uw oog n u verergert, trek het uit, en werp het van n u. Het is u beter met één oog tot tiet leven // in te gaan, dan twee oogen hebbende, in het // helsche vuur geworpen te worden.quot;

tiier worden wij dooi den geestelijken Geneesheer gewaarschuwd tegen de verergernissen; wij zouden niemand ergernis aandoen; daar dit eene overgroote misdaad bij God is : W ee dien mensch, door wien de verergernis komt; hoewel de noodzakelijkheid uit de listigheid der duivelen, uit de boosheid, blindheid en kwaadaardigheid der menschen moet volgen. En hoe velen maken zich daaraan schuldig; hoe velen stichten ergernis, twist en tweedragt; maar wee dien mensch, het ware hem heter eenen molensteen aan zijnen hals gehangen, en in de diepte der zee verdronken te worden; opdat hij dan nog de zaligheid mogt beërven : beter het tegenwoordige leven te verliezen, dan in het toekomende verdoemd te worden. Dit hebben wij verder verstaan uit de woorden : het is u beier verminkt of kreupel tot hei leven in te gaan, enz.

Voorts zegt het Evangelie, dat wij de dingen, waarmede wij meest zondigen, van ons zouden werpen, en datgene verlaten, wat ons van den weg der zaligheid afleidt ; indien dan ivw oog u verergert, trek het uit, en iverp het van u; dat is : ontvlugt datgene, wat uw oog en uwe ziel verleidt eu bekoort, en dat u op den dwaalweg brengt. Vermijdt derhalve de kwade gezelschappen, v,ant deze doen inenigtbu

-ocr page 407-

van den II. Michaël. U80

afwijken van de deu^d, en breiigen hem op zijpaden, die in den aanvang wei aangenaam en als met rozen bekaaid schijnen; doch waarop men eindelijk niets dan distelen en doornen aantreft . Deze verwonden dikwijls het ligchaam zoodanig, dat men niet meer kun terug keeren, en ook gebeurt het, dat een onverwachte dood hen uit het leven rukt, eer zij aan terugkeeren denken. Wachten wij ons dan voor den eersten stap, zoo zuilen wy' geenen tweeden doen. Wat zijn toch tijdelijke genoegens en voordeelen , in vergelijking van de eeuwige vreugde in den hemel ? en waarom zouden wij met eene handvol goud tevreden zijn, daar geheele koningrijken de onzen kunnen worden ? Wee ons, indien wij zoo dwaas en onnoozel zijn zonden; Poch

v Ziet toe, dat gij niemand van deze kleinen // versmaadt; want ik zeg u, dat hunne En // gelen in den hemel altijd zien het aanschijn // mijns Vaders, die in den hemel is.quot;

Aldus eindigt het Evangelie, waarin Jestjs andermaal van de kleine kinderen spreekt; en waarschuwt ons die kleinen, de ootmoedige, geloovige, nederige Christenen niet te versmaden. Een tweede bewijs, hoe welgevallig zij 'Hem zijn; en leeren wij hier tevens uit, dat wij menschen eenen Engelbewaarder hebben , jlie ons beschermt tegen de listen en lagen gt; welke onze vijand ons mogt leggen. Het past ous dus, dubbeld heilig te leven, om rlaar-loor dezen goeden Engel te ceien en bn ons te houden. Eindelijk, indien de Engelen vai.

-ocr page 408-

384 Evangelie op den Feestdag ons weten, zoo zijn de Heiligen, die als Engelen in den hemel geworden zijn, ock van ons bewust. Bidden wij God, dat de Engelbewaarder ons beware, en de Heiligen onze voorspraak mogen zijn.

gebed.

Wij bidden U , Heer Jesus, geef dat wij gelijk worden aan de kleine kinderen , van welke Gij iu dit Evangelie spreekt : dat wij nederig, ootmoedig en dienstvaardig worden; dat wij ons daartoe mogen benaarstigen en ons leven naar uwe geboden inrigten; zoo zullen wij, naar geene ijdelbeden ziende, en onzen voet op deu weg der deugd houdende, daar aanlanden, waar wij het aanschijn uws Vaders zien zullen. Amen.

OP HEX FEESTDAG VAN DE HEILIGEN SIMON EN JUDAS.

Evangelie, Joannes XV. 17-25.

n In dien tijde zeide Jesus aan zijne Leer-« lingen : dit beveel ik u , dat gij elkanderen // lief hebbet.quot;

In dit Evangelie, dat op den Feestdag der heilige Apostelen en broeders Simon en Judas, gelezen wordt, hebben wij eene schoone les van onzen Zaligmaker, omtrent de deugd der liefde tot onzen naaste. Deze les gat Hij kort voor zijnen dood, alsof Hij dezelve als zijn

-ocr page 409-

J

Lftjip

van de H. H. Simon en Judas. .'185 testament wilde aangemerkt hebben. De les is in korte bewoordingen vervat, doch evenwel bevat zij alles. In dit gebod der liefde zijn alle andere geboden vervat. En dit gebod , hoewel toen tot zijne Leerlingen gerigt, gaat ons ook aan : wij moeten God boven alles, en onzen naaste als ons zeiven liefhehhen. W ij moeten onzen naaste I iefhebben, niet om tijdelijke voordeden, vriendschap of om andere redenen, maar om de liefde Gods. De Evangelist Joannes zag dit ook in, en heeft zoo dikwijls alleen van dit gebod gesproken; zelfs toen hij oud werd, en van zijne Leerlingen moest gedragen worder,, zeide hij hun gestadig ; kinderen, bemint eikanderen. Eindelijk, toen den Leerlingen van Joannes zulks begon te verdrieten , omdat zij het zoo dikwijls gehoord hadden, vroegen zij hem : waarom hij dit gebod zoo menigmaal herhaalde ? Maar ziet hier het antwoord : // het is een gebod des Heeren ; wanneer dit volbragt wordt, is het genoeg. quot; Ook Paulcsspreekt daarvan, dat degene, die zijnen naaste bemint, de wet vervuld heeft (1).

// Zoo de wereld u haat, weet, dat zij mij // al voor u gehaat heeft. Waart gij van de // wereld geweest, de wereld zoude hetgene n haar toebehoorde bemind hebben ; maar om-// dat gij van de wereld niet zijt, en ik u uit // de wereld verkoren heb, daarom haat u dii // wereld. Gedenk aan mijn woord, dat ik tot // u gezegd heb : de knecht is niet meerder

(1) Hom. XIII. ; 19.

if I ll

-ocr page 410-

386 Evartgelie op den Feestdag //dan zijn heer. Hebben zij mij vervolgd, zij v zuilen u ook vervolgen; hebben zij mijn //woord waargenomen, zij zullen het uwe ook // waarnemen. quot;

Vooreerst leeren wij hieruit, dat wij op deze wereld geen loon mneten verwachten voor on/e deugden, noch liefde voor liefde van de wereldsche menschen; daar zij integendeel de godvruchtigen haten en vervolgen en de wel-oaüea met ondank beloonen. ïen andere vinden de deugdzame menschen hierin troost, dat (Jhiustvs /elf is gehaat en vervolgd geworden ; ja zelfs ter dood gebragt. Hoe veel zegen verspreidde Jesüs rondom zich ; Hij deed de kreupelen gaan, de blinden zien, de dooden werden opgewekt en aan de armen het Evangelie verkondigd. Zouden wij , die zondaars zijn , geen ongelijk willen verdragen ? zouden wij niet willen lijden, daar Jesüs zelf geleden heeft? De knecht in niet meerder dan zijn heer ; en zouden wij dan murmureren? Wanneer een soldaat van liet leger, door zijnen hoofdman m den siag wordt voorgegaan, moet hij moed opvatten, en hij heeft geen reden van klagen; maar waingt;eer /-.ijn koning zelf hem voorging , dan moest hij nog meer moed hebben , nog meer tevreuen zijn,: hoe veel te meer dan wij , die gezien hebben dat onze Koning, (Jhkistüs zelf, ons is voorgegaan in verdrukking, vervolging, versmading, armoede en pijnen! Wanneer wij moedig strijden onder de banier van Chrisxus, zullen wij de kroon der overwinning ontvangen. Hij zeide verder :

-ocr page 411-

van de //. //. Simon en Judas. .'58 7 n Maar dit alles zullen zij u aandoen, om // mijnen naam : omdat zij dengenen die mij // gezonden heeft niet. kennen. Indien ik niet // gekomen was, en tot hen niet gesproken had, // zoo zouden zij geene zonde hebben; maar nu v hebben zij geene verschooning voor hunne n zonde. Die Mij haat, haat ook mijnen Vader; u had ik onder hen geene werken gedaan, die quot; niemand anders gedaan heeft, zij zouden geene // zonde hebben ; maar nu hebben zij die gezien, n en echter haten zij Mij en mijnen Vader. Maar n het is, opdat het woord, hetwelk in hunne // wet geschreven staat, zonde volbragt worden: n zonder reden hebben zij Mij gehaat.quot;

Verscheidene leeringen kunnen uit dit Evangeliegetrokken worden. De ongeloovigen vervolgen de ware Christenen uit onwetendheid en onbekendheid met de zaak, gelijk Paulus , die vóór dat Hij de genade Gods ontvangen had, een vervolger der heilige Kerk geweest is. De vraag is nu, of a! zulken, die onwetend in hunne dwaling voortgaan, barmhartigheid en genade van God zullen ontvangen ? Het antwoord is, dat zij niet allen barmhartigbeid daarover zullen verwerven; alleen die, welke het woord Gods en zijne geboden niet kunnen weten, en zoo in hunne dwaling voortgaan, zullen uit dien hoofde, dat is voor die onwetendheid , geene rekenschap te geven hebben ; doch kunnen zij ook in deze en vele andere zaken pligtig en dus strafwaardig zijn; maar dewijl de meeste onwetenden, voorledachtelijk zoo zijn, eu naar de leer van Jestjs niet willen

-ocr page 412-

388 Evangelie op den Feestdag hooren, zoo zijn zij strafbaar; want zij hebben geene verschooning voor hunne zonden. Velen hoeren Christus prediken door zijne opvolgers , en evenwel blijven zij hardnekkig; anderen doven het licht der goede inspraken en vermaningen in hun hart uit; zij zien de mirakelen, die in de H. Kerk geschieden, en die slechts in de ware Kerk kunnen geschieden , en nogtans blijven zij blind; zij willen blind blijven en bekeeren zich niet. Deze hebben geene barmhartigheid te verwachten; zij kunnen hunne ongeioovigheid niet verschoonen. Had ik, zegt Jesus, onder hen geene werken gedaan, die niemand anders gedaan heeft, zij zouden geene zonden hebben. Wij moeten derhalve de nieuwe geesten, die in de laatste eeuwen opgestaan zijn, die zich den naam van gereformeerden geven, niet gelooven; daar zij door geene wonderwerken of mirakelen hunne zending kunnen bewijzen, en dit toch moesten doen. Want Christus zelf bewees zime zending door wonderen, anders hadden de Joden geene schuld van hunne ongeioovigheid. Daarom durfde Mozes ook niet voor Pharao verschijnen, vóór dat hij van God eenen staf ontvangen had, om daarmede wonderen te doen.

Laat ons dan blijven bij het oud geloof, dat door zoo vele wonderwerken bevestigd, en met het bloed van zoo vele Heiligen verzegeld is geworden. Ook deze twee apostelen, Simon en Judas, deden mirakelen, en bevestigden hun geloof in Christus door hun bloed. Daarenboven waren zij voorbeelden in de. deugd van liefde : zij beminden elkander, alle brave rnen-schen, en zelfs hunne vijanden. Simon Zelotes

-ocr page 413-

van alle Heiligen. 389

(dal een jaloersch liefhelber beteekent) en zijn broeder Judas Thadeus (dat belijder of lover zeggen wii ) werden om Christus naam vermoord. Volgen wij hunne voorbeelden in de liefde tot den naaste, in het volstandig stijden voor het geloof, dan zullen wij tevens daardoor toonen Christus lief te hebben, en alzoo de zaligheid verkrijgen.

g é b e d.

Verleen ons, Heer, door het voorbeeld van deze heilige Apostelen, Simon en Judas, den geest der liefde, dan zullen wij het pad uwer geboden bewandelen en de wet vervullen. Amen.

OP DEN FEESTDAG YAN ALLE HEILIGEN.

Evangelie, Mattheus V. 1-12.

Omdat wij de Feestdagen van alle Gods lieve Heiligen niet in het; bijzonder kunnen vieren, daar er meer zijn dan dagen in het jaar , zoo heeft de Kerk verordend, dat wij eenmaal in het jaar een algemeenen feestdag van de Heiligen zouden vieren. Het Evangelie, dat de Kerk ons heden voorhoudt, is een gedeelte der predikatie, welke Jesus op den berg hield , en waarin Hij sprak van de acht zaligheden, waardoor wij, als door zoo vele trappen, tot de eeuwige zaligheid moeten opklimmen. Het Evangelie begint dus •

-ocr page 414-

390 TUvangelie op den Feed lag

u In dien tijde, als Je sus dan de menigte n des volks zag, klom hij op eenen berg : en // toen liij nedergezeten was, kwamen zijne // leerlingen tot hem. En zijnen mond open // doende, leerde hij hun, zeggende ; zalig zijn ;/ de armen van geest; want het rijk der he-// melen komt hun toe.quot;

De eerste trap is dan armoede van geest, dat is : ootmoedigheid, die de grondslag is van alle deugd en der zaligheid, gelijk de H. Augustinus zegt : als gij denkt om een hoog en groot gebouw in den hemel te maken, begint dan eerst met het fondament daartoe te leggen : en dit is de ootmoedigheid; en hoe hooger het gebouw is, hoe dieper het fondament liggen moet; dat is ; hoe ootmoediger wij ons moeten betoonen. —\7rii vgt; illige armoede lijden , kan ons ook armen van geest maken; mits zulks niet uit ijdele glorie geschiede, gelijk dit bij eenige heidensche wijsgeeren plaats had , die daardoor wilden beroemd worden ; maar wanneer wij door den H. Geest daartoe gedreven worden, gelijk de Apostelen, die have en goed verlieten, om Jesus na te volgen.

// Zalig zijn de zacbtmoedigen; want zij znl-// len het aardrijk bezitten.quot;

Ziet daar den tweeden trap van zaligheid. Door het aardrijk verstond men bij de Joden het land van bdofie; en dit was eene afbeelding van den hemel. Ootmoedige Christenen moeten ook zachtmoedig zijn, niet haastig of toornig, gelijk er, helaas, vele gevonden wor-

-ocr page 415-

van alle Heiligen. 891

den, en evenmin opgeblazen, gelijk vele rijken, die trcMch zijn op hunne vergankelijke rijkdommen, maar nederig, met alle menschen gemeenzaam verkeerende, hen geduldig verdragende, hunne gebreken verschoonende en hen vriendelijk bejegenende.

// Zalig zijn zij die weenen; want zij zullen u vertroost worden.quot;

Deze trap volgt heel wel op de vorige,; want die ootmoedig en zachtraoedisr zijn, kunnen h'gtelijk droevig zijn, en zalig zijn zij, die v/eenen met een heilig geween , beschreijenrie hunne eigene zonden en die van anderen, als ook die, welke in druk, ellende, armoede en vervolgingen , met geduldigheid leven.

u Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten v naar de regtvaardigheid; want zij zullen ver-// zadigd worden.quot;

Door deze regtvaardigheid moet niet alleen die deugd verstaan worden, waardoor wij aan anderen geven hetgeen wij hun schuldig zijn; maar door regtvaardigheid verstaat men hier alle deuftden, die de regtvaardigheid in zich bevat. quot;Wanneer iemand bekent, dat hij een zondaar is, en daarover weent, dan heeft hij ook begeerte tot de deugd, en deze begeerte wordt honger en dorst genoemd. Pat onze honger en dorst naar deugd, van dag tot dag, vermeerderen, en wij eenmaal door het aanschouwen der goddelijke glorie in den hemel verzadigd worden, daartoe verleene ons de THeerJusus zijnen genadigen bijstand!

-ocr page 416-

392 'Evangelie op den 'Feestdag

u Zalig zijn de barmhartigen, want zij zuller. Heei

:/ barmhartigheid verwerden.quot; ërfge

Te weten : in den dag des oordeels zullen n

zij, die. aan hunnen naaste barmhartigheid ge- „ (jg

daan hebben, een genadig vonnis ontvangen; ;/ }er daarentegen zullen allen, die aan deze deugd

vreemd zijn geweest en hunnen evenmensch ^

liefdeloos behandeld hebben, zonder genade, ^

tot de eeuwige straffen veroordeeld worden. 0P ^

dat

u Zalig zijn de zuiveren van harte; want zij word

// zullen God zien/' het

zieh

Zuiver van hart moeten allen zijn die God hemt

zien willen; niet alleen moeten zij geene te w

onkuischheid met er daad begaan, maar ook ]jg.

geene onkuische, oneerlijke of slechte gedachten zic^ koesteren; want al wie eene vrouw aanziet om ie legeeren, die heeft reed» met haar overspel

bedreven; (1) voorts heilig denken over, en quot; '

omtrent alles, dan zullen zij God zien van aan- 11

gezigt tot aangezigt, en met de Heiligen in n kw

Jestjs rijk aanzitten. „ blii

//Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen '/.?ro

// Gods kinderen genoemd worden.quot; Oi

verbl

Indien iemand ot/tmoedig, zachtmoedig, be- ginjTc

geerig naar deugd, barmha.rtig en zuiver van pijnis

harte is, dan heeft hij rust in zijn gemoed en wiste

vrede met God en de menschen ; zulke zijn te ve

kinderen Gods, en zoeken de?,en vrede overal ons j

te verspreiden, naar het voorbeeld van onzen wann

—---den v

(1) Vers. 28. «lag }

-ocr page 417-

van alle Heiligen. S93

Heer Jesus Chmst 'Js; waarom zij dan ook mede-ërfgenamen in zijn koningrijk zullen worden.

n Zalig zijn zij, die vervolging lijden om // de regtvaardigheid; want het rijk der heme-// len komt hun toe. quot;

Hier wordt geleerd, dat de regtvaardigen, de ware aanhangers van Jesus, hun loon niet op deze wereld te verwachten hebben; doch dat zij integendeel dikwijls zullen vervolgd worden; want de wereldsche menschen haten het licht en vervolgen de goeden. Zij kunnen zich echter troosten,, daar hun het rijk der hemelen toekomt, er, zij hun loon hiernamaals te wachten hebben. Christus noemt hen zalig; Hij vermaant hen gerust te zijn en zelfs zich daarover te verheugen en te verblijden, zeggende :

// Zalig zijt gij lieden, als men u zal schel-// den en vervolgen , en om mijnentwil alle //kwaad tegen u spreken, u beliegende. Ver-// blijdt en verheugt u; want uw loon is zeer // groot in den hemel. quot;

Om deze redenen waren de martelaars zoo verblijd, wanneer zij den dood te gemoet gingen; zij beschouwden de kwellingen en pijnigingen als kostelijke maaltijden; omdat zij wisten, dat al het lijden van dezen tijd niet te vergelijken is bij de toekomende glorie, die ons met alle Heiligen ten deel zal worden , wanneer wij de deugden, in de acht zaligheden vervat, beoefenen, en daarin van dag tot dag zoeken voort te gaan.

17 *

-ocr page 418-

Evangelie op den Feestdag

g e b e d.

Heer .Tests, die vau den berg de deugden , waardoor de zaligheid verkregen wordt, geleerd hebt ; geef ons de kracht, dat wij ons benaarstigen om dezelven te verkrijgen. Ontsteek in ons het vuur der liefde en de begeerte, om door deugden de gloriekroon te verwerven. Dat wij geduldig zijn, als wij om uwen naam vervolgd, gelasterd en gesmaad worden. Doe ons bet lijden in deze tegenwoordige wereld niet achten, maar dat wij de eeuwige vreugde steeds voor oogen hebben. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN ALLE GELOOVIGE ZIELEN.

Evangelie. Joannes Y. 25 - 29.

// In dien tijde zeide Jems tot zijne Leer-n lingen en lot de Joden : voorwaar, voorwaar, // ik zeg u, de uur komt, en is nu hier, dat // de dooden de stemme van den Zoon Gods //zullen houreii : en die ze hoorei), zullen n leven. Want gelijk de Vader het leven in zich // zei ven heeft, zoo heeft hij ook dsn Zoon /■ gegeven het leven in zien zei ven te hebben. // En Hij heeft Hem magt gegeven om te oor-// deelen, omdat hij de Zoon des menschen is. I/ Verwondert u daar niet over, want de uur w komt, dat allen die in de graven zijn, de.

394

-ocr page 419-

van alle geloovige zielen. 395 n stemme van den Zoon Gods zullen hooien. // En die goed gedaan hebben, zullen voortko-// men ter verrijzenis des levens: maar die //kwaad gedaan hebben, ter verrijzenis der // verdoemenis.quot;

Gelijk wij gisteren de gedachtenis van alle Heiligen gevierd hebben, zoo vieren wij heden de gedachtenis van eenige andere geloovige men-schen, die wel in den hemel zullen komen, maar, om redenen, voor eenen tijd in het vagevuur lijden moeten.

Moeten wij ons met de blijden verblijden , zoo moeten wij ook met de be iroeiden bedroefd zijn; daarenboven, indien wij gisteren de hulp van anderen begeerd hebben, zoo past het ook anderen onze hulp te verleenen; en deze zijn zoo vele zielen in het vagevuur, die geene bijzondere hulp van hunne vrienden of van hunne maagschap hebben. Het is dus billijk, dat wij deze, ten minste eenmaal in het jaar, gedachtig zijn; en alle Gods Heiligen te hulp nemen , vooral zulke, die de pijnen des vagevuurs beproefd hebben, om Christus te bidden, dat Hij hun genade schenken en hen spoedig verlossen wil; daar Hem daartoe de magt gegeven is, gelijk ons het Evangelie van heden leert. In Hem buigen zich'al de knieën dergenen , die in den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn. (i) De zielen der geloovjgen, die in het vagevuur zijn, hebben regt op or//: voorspraak ; daar wij door één geloof, céne hoop en liefde te zamen verbonden zijn ais lidmaten onder

w (1) Phil, 11 ; 10,

-ocr page 420-

396 Evangelie op den Feestdag één hoofd, namelijk : Christus de Heer. Zoo riep Job tot zijne vrienden; ontfermt u mijner, ten minste gij lieden die mijne vrienden zijt! En zouden wij ons niet vaardig toonen, om de geloovige zielen, door onze voorspraak uit de pijnen des vagevuurs te verlossen: daar wij, in hetzelfde geval zijnde, ook gaarne door de voorspraak van anderen zouden willen geholpen worden ?

Dit Evangelie leert nog, dat de magt des Zoons niet minder is dan die van den Vader; Uii is met den Tader één (1) naar zijne goddelijke natuur, en zoo wordt Hij geboren en heeft het leven van zich zei ven; terwijl Jesus, iiiiar zijne menschelijke natuur, het werktuig des \aders en der H. Drievuldigheid is, om te doen wat de II. Drievuldigheid beveelt en regeert.

Zoo wei in het begin van hel Evangelie als aan deszelfs einde, spreekt Chiusttjs van den jongsten dag, of het algemeene oordeel dat er gehouden zal worden; doch dit kan ook toegepast worden op het bijzonder oordeel van een ieder, bij zijn afsterven. God doet de men-schen door zijnen Zoon oordeelen; de stem van Jesus zal de ligchamelijke dooden uit hunne graven roepen, gelijk Hij, door zijne genade, nog dagelijks velen van den geestelijken dood verwekt. Die deze zijne stem, inspraak tot het hart, hooren, zullen leven; al is het ook, dat zij, om kleine zonden, eenigen tijd in het vagevuur moesten blijven. Het konde zijn om dagelijksche zonden , of omdat zij van eene

(3) jot. xv. 23,

-ocr page 421-

van alle geloovige zielen. 397

loo doodzonde niet zoo geheel gezuiverd waren

lij- als Magdalena, Petrus en andere bekeerde

len zondaren, in dit leven, door Gods hulp en

;n, genade, door een volkomen berouw en leed-

lak wezen daarvoor geboet hebben.

lar üe H. Drievuldigheid aal het laatste oordeel

)or door den Zoon Gods doen houden, omdat Hij

?e- ook de Zoon des menschen is, die in zijne menschelijke gedaante de menschen zal oordee-

ies len, en in welke gedaante de zondaars Hem

;r; ook zullen zien iu de wolken; dewijl zij Hem

)d- in zijne goddelijke glorie niet mogen aanschou-

en wen, daar hierin de zaligheid bestaat. Voorde

is, zaligen zal hij schijnen als een lam, maar

tig voor de verdoemden verschrikkelijk als een

)m leeuw ; zoodat zij tot de bergen en steenrotsen

en zullen roepen : valt op om en verbergt ons (1)

voor de gramschap des Lams. ils Jesüs, o]) de wolken komende, zal de menen schen oordeelen naar hunne werken : die goed at gedaan hebben , zullen aan zijne regterhand ok geplaatst worden en het eeuwige leven beërven; an maar de boozen, de overspelers en hoereer-n- ders, de dieven, dronkaards, lasteraars, m vloekers en valsche eedzweerders zullen die ne verschrikkelijke stem hooren : gaat weg, gij e, vervloekten, in de eeuwige pijnen! En deze Dd verdoemden zullen alsdan wenschen te sterven, et maar daartoe niet kunnen geraken; het vonnis l , is onherroepelijk en de straf duurt eeuwig. O et dan zouden zij wenschen op aarde beter m geleefd en naar de stem des Heeren gehoord

ue te hebben !

___

(1} Oyenb, Vl. 16.

-ocr page 422-

398 Feestdag van alle geloovige zielen.

Ridden wij God dan, dat wij mogen behoo-ren onder de schapen, die aan zijne rcgter-hand zullen gesteld worden, om in de eeuwige glorie te mogen ingaan, om die zaligheden te smaken, die geen oog gezien en geen oor gehoord heeft ; zaligheden te genieten, waarbij al de vreugde dezer aarde in geene vergelijking kan komen. De zaligen zullen daar, in den hemel, van hunnen arbeid uitrusten, en het Lam, dat geslachtis, eeuwig toejuichen. Voorts met al het goede, wat wij op de aarde, door onze voorspraak, voor onze vrienden, van den Heer verkrijgen kunnen, mogen wij ook de geloovige zielen, die in het vagevuur groote pijn lijden, veel helpen; bijzonder met het gebed en het misoffer. Dat wij dan al onze pogingen aanwenden, om met onze vrienden de verrijzenis des levens deelachtig te worden!

G JK B E D.

Heer Jesus Christus, die de magt om te oordeelen ontvangen hel t • bewijs de geloovige zielen in het vagevuur uwe genade, verlos hen uit de smartelijke pijnen en doe hen ingaan in de zaligheid. Dat zij en wij met hen in den jongsten dag aan uwe regterhand gesteld mogen worden, en wij de liefelijke woorden mogen hooren : komt gezegenden mijns Vaders , beërft het rijk, dat u van de grondlegging der wereld bereid is. Amen.

-ocr page 423-

O? DEN FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN WILLEBKOE,DUS.

Evangelie, Mattheiis XXI. 14 - 23.

// In dien tijde heeft •/vsus deze gelijkenis gesproken : Een mensen , buiten ;s lands reizende, riep zijne dienstknechten , en gaf hun zijne goederen in handsn. En den eenen gaf hij vijf ponden, den anderen twee, en aan eenen anderen eeu, elk naar zijn vermogen; en hij vertrok terstond. Die dan vijf ponden ontvangen had, ging daarmede handelen, en won er nog vijf bij. Insgelijks ook die er twee ontvangen had, won er nog twee bij. Maar die er één ontvangen had, ging het in de aarde begraven, en het geld van zijnen heer verbergen. En na eenen langen tijd kwam de heer van die knechten, en hield rekening met hen. En die vijf ponden ontvangen had, kwam hem andere vijf ponden brengen, zeggende : heer, gij hadt mij vijf ponden gegeven, zie daar heb ik er nog vijf bijgewonnen. Zijn heer zeide hem : welaan, gij goede en getrouwe knecht, omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, zoo zal ik u over veel stellen; ga binnen in de vreugd uws heeren. En die twee ponden ontvangen had, kwam ook bij hem en zeide : heer, gij hebt mij twee ponden gegeven, zie daar, ik heb er nog twee bij gewonnen. Zijn heer zeide hem : welaan, goede en

getrouwe

-ocr page 424-

400 Evangelie op den Feestdag // knecht, omdat gij over weinig zijt getrouw zult // geweest, zoo zal ik u o?er veel stellen ; ga Gees

v binnen in de vreugd uws heeren.quot; zeE i

hare

In deze gelijkenis wordt ons in het kort ge- ijver

leerd , hoe God zijne goederen aan de inenschen om (

uitdeelt, om dezelve tot geestelijk voordeel en heid

geluk te besteden. Om dit beter te verstaan, ren;

zullen wijhooren wat de leeraars derH. Kerk ven.

daarvan uitleggen en deze gelijkenis in het Over

kort doorloopen. in e

De mensch, die buiten lands reisde, is den i

Jesus Christus , die te gelijk God en mensch den.

is, en als mensch van de eene plaats naar de üroï

andere ging, hoewel Hij naar zijne Godheid en d

overal tegenwoordig is. Christus is dan naar ten ;

zijne menschheid van deze aarde gereisd, om (vele

te zitten aan de regterhand zijns Vaders; maar ontv

voor zijn vertrek derwaarts, riep Hij zijne knec

knechten, zijne Apostelen, die als zijne op- zijne

perste dienaars kunnen aangemerkt worden, en deug

beloofde hun den Trooster, den heiligen Geest, houc

die hun al wat Hij vroeger geleerd had zoude hien

indachtig maken. Deze belofte werd op den waai

Pinksterdag vervuld, als wanneer aan de Apos- steld

telen de goederen van Christus, de gaven des mee)

H. Geestes, overgeleverd werden. Zij spraken Heei

met vreemde talen en predikten Gods wonder- de,

dadige werken, tot bekeering der wereld; zij dege

hadden de wetenschap, om voor de Koningen groo

en grooten der aarde Christus den gekruisten gega

te verkondigen. De Zaligmaker had hun daar- stan

om gezegd : wilt niet, als zij u overleveren, kuni

overdenken wat gij spreken zult; want u lie- beke

den zal in dit uur gegeven worden, wat gij met

-ocr page 425-

van den II. Willehrordus. 401 jw zult spreken; gij zulfc niet spreken, maar de ga Geest uws Vaders zal in u spreken. Zij hadden zeg ik, kloekmoedigheid, om de wereld van hare boosheden te overtuigen; vurigheid en ;e- ijver, om het Evangelie te prediken ; sterkte, en om daarvoor tot den dood te strijden; wijs-en heid en voorzigtigheid, om de Kerk te rege-n, ren ; godvruchtigheid en andere dergelijke ga-rk ven. Na de Apostelen hebben de opvolgende et Oversten en Prelaten deze goddelijke gaven in eene meer of mindere mate bezeten • is den eenen gaf Hij vijf, den anderen tivee pon-ch den. Een der voornaamste was de H. Willk-ie brordus, wiens Feestdag heden gevierd wordt, id en die een van Jestjs getrouwste dienstknech-ar ten geweest is. De heilige man, vele ponden, m (vele gaven, zoo bovennatuurlijke als andere) ir ontvangen hebbende, deed niet gelijk de booze ie knecht, en begroef zijne ponden (zijn verstand, 3- zijne wijsheid, kennis, voorzigtigheid enandere n deugden) in de aarde, om die voor zich te , houden; maar hij woekerde daarmede, en deed le hiermede winsten. Hij zocht in het klooster, n waarin hij reeds vroeg door zijne moeder be-s- steld werd, zijne ponden door kennis te veris meerderen, en naderhand zielen voor zijnen n Heer te winnen. Tot Aartsbisschop gewijd zijnde, trok hij naar Holland en Friesland, om ij degenen, die daar in de duisternis zaten, het n grootste licht te verkondigen dat er was op-n gegaan; het gelukte hem ook, door den bijstand des Heeren, vele menschen die in on-, kunde, goddeloosheid en afgoderij leefden, te bekeeren en tot God te brengen; zoo dat hij j i/.et regt als de Apostel van Holland en fries-

-ocr page 426-

402 quot;Evangelie op den Feestdag land geëerd en gevierd word. De H. Wtlle-beordus is aan alle Oversten en Leeraars der H. Kerk tot voorbeeld gesteld ; zij moeten even als hij, hunne gaven, die zij ontvangen hebben, tot geestelijk gewin in de H. Kerk besteden ; opdat zij met den getrouwen knecht in den jongsten dag kunnen zeggen : Heer, | gij hadt mij vijf ponden gegeven, vele uwer geestelijke goederen aanvertrouwd, of Gij hadt ij mij twee ponden, slechts eenige dier goederen gegeven; maar ziet, ik heb er voordeel mede gedaan : velen geleerd en tot bekeering ge-bragt. Dusdoende zullen zijde liefelijke woorden hooren : gaat linnen in de vreugd uwis Heeren.

De boven aangehaalde gelijkenis kan ook op alle andere menschan toegepast worden: want al wat zij hebben, wijsheid, verstand, goederen, enz. zijn als zoo vele ponden, die hun de Heer gegeven heeft, aan een ieder naar 'ig zijne behoefte of geschiktheid. Hiermede moe- te ten zij woekeren, dezelven besteden tot hunne en eigene zaligheid, of tot troost en geluk van Ar hunnen evenmensch. Dat wij dan onze aanver- ontrouwde ponden niet begraven, selijk de booze knecht, en zoo vele andere nog levende men- ()] schen, die bij voorbeeld, hunne rijkdommen tot ijdelheid en pracht besteden; zij jagen de wellust en de wereldsche genoegens na, ten koste der onschuld en der deugd, ja ten koste van hunne eeuwige zaligheid. Maar wee hen!

want zij zullen met den boozer, knecht in de uiterste duisternis geworpen worden, waar geween en knersing dt'r tanden zijn zal. (1) Doen

(1) Vers. 30,

-ocr page 427-

van den Ti. Martinus. 403

wij niet alzoo, maar gedragen wij ons als getrouwe dienstknechten; die in de vreugd huns Heeren zullen binnen gaan, en daartoe brenge ons God, die tot in eeuwigheid heerscht en regeert, door de voorspraak var. den 11. Wil-

i,ebkordus.

GEBED.

O almagtige, eeawige God, die uit groote barmhartigheid uwen getrouwen dienaar den H. Willkbrordtts . tot ons gezonden hebt tot bekeering der Meidenen en ter verbreiding van uwen heiligen naam: verleen ons overvloedige genade, om niet van het ware geloof af te wijken. Geef dat wij onze ponden wel mogen aanwenden, om zoo doende de zaligheid deelachtig te worden. Zend tot alle verdoolde schapen zulke Priesters en Leeraars, gelijk de heilige Bisschop Willebroedxjs, opdat wij allen te zamen in de, heilige Kerk '.1 mogen loven en vereeren en in den hemel aanschouwen. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN MARTINUS.

Evangelie, Lucas XI. 33- 35.

v In dien tijde zcide Jesus tegen zijne Leer-//lingen : Niemand ontsteekt eene kaar.?, om u die in het verborgen of onder het korenvat ;/ te zetten; maar hij stelt ze op den kande-ii laar. opdat degenen, die inkomen, het licht

-ocr page 428-

404 Evangelie op den Feestdag n mogen zien. De kaars uws ligchaams is uw //oog. Indien uw oog zuiver is, zoo zal uw // geheel ligchaam helder zijn; maar indien het u ondeugend is, zoo zal ook uw ligchaam duis-// ter zijn. Daarom ziet toe dat het licht, het-h welk in u is, geene duisternis zii. quot;

In dit Evangelie wordt geleerd, hoe wij onze goede werken moeten doen. De gelijkenis waaruit wij dit kunnen opmaken, is duidelijk en schoon. Het licht, waarvan hier gesproken wordt, beteekent een goed of heilig werk , hoewel de leeraars ook dikwijls een licht ^e-uoemd en daaronder verstaan kunnen worden. (1) De Zaligmaker wil met deze gelijkenis te kennen geven, dat men een goed werk wel in het openbaar mag verrigten, gelijk Hij meermalen geleerd heeft: laat mv licht zoo schijnen voor de menschen, dat zij moe goede werken mogen zien ; laat men dezelven kunnen zien , verberg die evenmin als men eene gewone lantaarn onder een korenvat zoude stellen. Wij moeten onze goede werken niet verborgen houden, uit vrees, dat wereldsche en kwaaddenkende menschen ons mogten bespol ten of uit-lagchen. Laat deze begaan, want zij weten, dat zij het licht halen, omdat zij van de wereld zijn. ^ ij moeten ons derhalve aan zulken niet storen, maar regt door zee gaan, en ons licht op den kandelaar stellen.

Intusschen mogen wij er ons niet op toeleggen, om onze goede werken van de menschen

(1) Mattheus V. 14.

-ocr page 429-

van den TL. Martmus. 405

te doen zien; maar wanneer de tijd en omstandigheden het medebrengen, dan moeten wij ons niet schamen, om openlijk een christelijk werk te verrigten, om openlijk te be-keunen, dat wij Christenen zijn en in Jesus naam gelooven. Wij moeten onze goede werken voor de menschen laten zien , zoo dikwijls Gods eer of glorie daardoogt;- vermeerderd kan worden. Gelijk de H. Nioolaas zijne goede werken in het geheim en in stilte deed, zoo deed de H. Martinus, wiens feestdag wij heden vieren, dezelven meesttijds in het openbaar. In de poort van Amiens, bij voorbeeld , gaf hij eenen naakten man, een stuk van zijnen mantel; terwijl vele onbarmhartigen voorbij gingen en hem lieten zitten. Deze daad van den H. Martinus was den Heer zoo aangenaam, alsof hij Hem zei ven gekleed had; te meer, daar de H. Martinus zulks uit een goed hart had gegeven.

Het hart of de meening, waarmede wij iets verrigten, maakt onse werken goed of kwaad : dit leert de Zaligmaker door de gelijkenis van het oog. De oogen zijn de spiegels der ziel, zij zijn de lichten van ons ligchaam, en wijzen aan hetzelve den weg waar het moet wandelen. Zijn de oogen nu goed, dan zal het werk, dat wij verrigten, ook goed zijn; maar zijn de oogen krank of zijn er schillen voor, dan kan ook ons werk niet deugen. Het oog der ziel nu is het hart of de meening; ert is dezelve goed , opregt en eenvoudig, dan iü het goede werk, dat wij verrigten, ook aangenaam aan God; maar is de meening boos of valsch, dan zal ons werk niet welbehagelijk

-ocr page 430-

406 Ei'an ge l,ie op den Feestdag zijn aan Godj en wij hebben daarvan het loon weg, (1) de verdiensten zijn niets. Vóór dat wij dan eenig werk willen verrigten, moeten wij vooraf beproeven, welke de oorzaken of drijfveren zijn, die ons daartoe bewegen; of wij onze eer, dan wel die van God zoeken; terwijl wij in het laatste geval alleen loon te verwachten hebben en ontvangen zullen, gelijk de H. Mauttnxjs die ontvangen hei ft. Wij zullen, door de genade Gods, en de voorspraak van den H.Martinus, ten jongsten dage van Jesus hooren : u alle goede werken, die gij met een goed hart en eene goede meening aan uwe medemenschen gedaan hebt, die hebt gij aan mij gedaan. Gaat in de vreugde des Heeren.

GEBED.

Heer Jesüs, die ons geboden hebt onze lendenen op te schorten, en brandende lichten in onze handen te houden ; laat het brandende vuur der liefde nimmer in ons verkoelen ; en dat onze gedachten, woorden en werken daar henen strekken, om iegt en geregtigheid te doen, ter uwer eer en onze zaligheid. Geef dat wij door het voorbidden van den H. Mar-tinus, waken en bidden, uwe toekomst afwachten en van U genade verwerven. Amen.

(1) Jilatth. VI. 5.

-ocr page 431-

OP DEN FEESTDAG VAN DE H. CATHA-RINA EN ANDERE II. MAAGDEN.

Evangelie, Mattheus XXV. 1-13.

Dit Evangelie , hoewel op den Feestdag der H. Maagden gehouden wordende, wordt intus-schen ook verstaan van alle geloovigen, die door deH. Maagden beteekend worden. De Zaligmaker spreekt weder in eene gelijkenis, en deze gelijkenissen hebben altijd eenen geestelijken zin; zij moeten niet naar de letter verstaan worden. Laat ons dan het Evangelie hoorsn :

v In dien tijde zeide Jesus : Het rijk der u hemelen is gelijk aan iien maagden, die hare n lampen nemende, den bruidegom en de bruid h te gemoet gingen. En vijf van haar waren // dwaze, en vijf wijze. Doch de vijf dwazen, n hare lampen nemende, hadden geene olie met if zich genomen. Maar de wijzen namen olie m li hare vaten met de lampen. Als nu de bruide-// gom, vertoefde, sluimerden zij allen ?n sliepen. ii Maar ter middernacht ontstond er een geroep; n zie daar , de bruidegom komt, gaat uit hem u te gemoet. ïoen stonden al die maagden op en u bereidden hare lampen. En de dwazen zeiden // tot de wijzen : geeft ons van uwe olie; want n onze lampen gaan uit. De wijzen antwoord-// den : misschien dat er voor ons en u lieden n niet genoeg mogt zijn ; gaat liever tot de n verkoopers eu koopt voor u zelven. Maar

-ocr page 432-

408 Evangelie op den Feestdag v terwijl zij gingen ora te koopen, kwam de // bruidegom : en die bereid waren, gingen met u hem binnen op de bruiloft, en de deur werd ge-// sloten. En gelijk kwamen ook de andere raaag-v den, zeggende : Heer, Heer, doe ons open. u Maar hij antwoordde, zeggende ; ik zeg u , u voorwaar, dat ik u niet ken. Waakt dan; n want gij weet noch dag, noch uur. quot;

Het rijk der hemelen beteekent de H. Kerk , welke hier op aarde strijdende is, en namaals in den hemel verheerlijkt zal worden. In deze H. Kerk zijn tien maagden, door welk getal bedoeld worden alle ^eloovigen, die het opregt geloof hebben, en zich, door het oefenen van eenige goede werken, tot de komst van Chuis-tus schijnen te bereiden. Deze tien maagden of geloovigen namen hare lampen, het geloof ; zij worden brandende genoemd, als het geloof werkende is door de liefde. En gelijk het in de Oostersche landen een gebruik was den bruidegom en de bruid te gemoet te gaan , zoo moeten de geloovigen, met hun geloof Christus te gemoet gaan.

Maar het geloof moet werkende zijn , de geloovigen moeten olie, dat is : liefde en barmhartigheid, voor hunne lampen hebben. Vijf der maagden worden dwaze genoemd; zij hadden geen olie in hare vaten, hoewel zij die «el in hare lampen hadden. Waaruit wij leeren , dat het niet genoeg is het geloof te hebben ,, maar ■ de liefde en de goede werken zijn volstrekt tot de zaligheid noodig. Dat wij het niet alleen op het geloof laten aankomen; want wij zouden alsdan bij de dwaze maagden vergeleken

-ocr page 433-

van de JJ. Catharina en 7?. Maagden. 409 kunnen worden en te vergeefs wenschen, dat wij goede werken gedaan hadden, daar het te laat zoude zijn.

De dwaasheid van eenige maagden bestond ook nog daarin, dat zij sliejien. Zij moesten zamen de wacht houden en op de komst van den bruidegom wachten; doch door het lang vertoeven waren zij in slaap gevallen. Vele Christenen doen hetzelfde; zij zijn vadsig en traag in het waarnemen van hunne pligten, en stellen hunne bekeeiing uit, denkende dat zij daartoe nog den tijd hebben, terwijl God op het onverwachts komt en hen uit het leven wegrukt. Waar sullen zij dan olie der deugden krijgen? Helaas, daartoe is het te laat! Laat ons steeds onze lampen brandende heihen; waken en bidden, opdat ons de bruidegom niet onverwacht overkome,

En die bereid waren , gingen met hem binnen. Zoo zullen de geloovigen, die liefde en barmhartigheid aan den naaste betoond hebben, met Jüstjs, wanneer Hij ten oordeel komt, in het eeuwige leven gaan en daar de groote bruiloft vieren; (1) zij zullen voor den hoor;ston troon zingen : hel Lam dat geslacht is. is waardig te ontvangen, de magt, en godheid, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en zegen' lof. (3) Nadat de bruidegom zal zijn binnen getreden, zal de deur gesloten worden, en de dwaze menschen, die dachten dat het genoeg ware in de Kerk geboren of gedoopt te zijn, zullen te vergeefs zeggen : Heer, Heer, doe ons open. Wat zai de bruidegom, de lieer Jesus,

(IJ Openb. III. 2U. (3) Openb. V. 12.

18

-ocr page 434-

110 Evangelie op den Feeddag die hun zoo dikwijls door zijne dienaars of door zware ziekten heeft doen toeroepen : de bruidegom komt, wat zal Hij hun anders antwoorden dan : Ik zeg u, voorwaar, dal ik u nooit heb gekend als de mijnen. Herhalen wij nog eens de woorden waakt dan, want het uur des doods is onzeker. Stellen wij ons gedurig de woorden : ziet, de hnddegom komt voor den geest, gelijk de H. Hieuonimus altijd meende te hooren : staat op, gij dooden! Gedenken wij aan ons uiterste, en wij zullen niet zondigen.

Laat ons ons geloof uit onze werken toonen, dan zullen wij gelijken aan die wijze maagden, welke bereid waren, om mede binnen te gaan ; wij zuilen aanlanden, waar de H. Cathauina is heen gegaan. Zij was, na hare bekeering, gelijk aan eene van die wijze maagden, van welke in ons Evangelie gesproken wordt. Eerst was zij uit hoogmoed maagd gebleven; daar zij eenen man wilde hebben, die zoo hoog als zij van afkomst was. Doch toen zij beter onder-rigt was, en Christus als den waren bruidegom had leeren kennen, vulde zij hare lamp met overvloedige olie der liefde, kuischheid en wijsheid, zoo dat zij zelfs vele, naar de wereld geleerde menschen, tot geloof en bekeering gebragt heeft. 'Voorts had zij zoo veel olie van goede werken, dat God dit door een schoon mirakel aan de gansche '.vereld verklaard heeft. ! it den berg Sinaï, waar de Engelen haar ligchaain na hare onthoofding begraven hebben, vloeit een olie, waarmede nog wonderen gedaan worden. Zij is dus op de eeuwige bruiloft, welke de Heer Jesuk ons mede gelieve deelachtig te maken.

-ocr page 435-

van d? TL Kerkwijding.

ill

I'

GEBED.

O genadige Bruidegom onzer zielen! geef dat wij met de wijze maagden ?ele goede werken, uit eene goede meening, mogen doen, en daarin kloekmoedig volharden; opdat wij tot de bruiloft bereid gevonden worden, wanneer Gij komt om binnen te treden. Dit bidden wij, door de voorspraak van delieilige maagd en martelares Cathaeina. Dat de magt der duisternis ons niet beschadige; maar dat wij in den dag van het algemeen oordeel zoo zuiver bevonden worden, als op den dag dat wij gedoopt waren. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DE KERK-WIJDING.

Evangelie, Lucas XIX. 1 - 10.

r In dien tijde , Jems ingaande doorwandelde // Jericho. En daar was een man genaamd Za-n cheus, die een oppertollenaaren zeer rijk was; // welke zocht om Jesvs te zien, wie hij was; // maar hij konde niet om de menigte des volks, u vermits hij zeer kort van gestalte was. Hij // liep dan vooruit, en klom op eenen wilden n vijgeboom, om hem te mogen zien, want // aldaar moest Hij voorbijkomen. En als Jesus // aan die plaats gekomen was, zag Hij op, en // hem ziende, zeide tot hem : Zacheus, haast // u, kom af; want ik moet van daag in uw

1

-ocr page 436-

412 Evangelie op den Feestdag {/ huis verblijven. En hij kwam haastig af, en n ontving Rem met blijdschap. En allen die dit // zagen, zeiden al morrende, dat Hij bij een w ondeugend mensch was gaan herbergen.quot;

Ofschoon in dit Evangelie niets van de Kerkwijding gevonden wordt, is het echternietzon-der reden, dat de H. Kerk ons heden dit Evangelie voorhoudt, namelijk : omdat de Zaligmaker in het huis van Zacheus wilde verblijven , om hem en andere zondaars te bekee-ren; daardoor werd dit huis tot het huis des Heeren, en kan als eenen tempel of kerk aangezien worden. Doch hoofdzakelijk wil de Zaligmaker hier leeren, dat onze zielen en lig-chamen geestelijk gewijd moeten worden , gelijk de Apostel leert, dat onze ligchamen tempels van den H. Geest zijn; (1) gelijk dan de uitwendige kerken aan God toegeëigend worden, door zekere ceremoniën of plegtigheden, die alle hunne bijzondere beduidenis hebben, zoo moeten de inwendige kerken, onze harten en zielen , ook aan God worden toegewijd en geheiligd. Volgen wij het voorbeeld van Zacheus, die, toen hij hoorde dat de Zaligmaker de stad Jericho doorwandelde, begeerig werd om Hem te zien, en tot dat einde op eenen vijgeboora klom, dewijl eene menigte volks hem belette den Zaligmaker van nabij te zien. Zoo moeten wij ook groote begeerte hebben tot Chiusïus , dan zal Hij zich aan ons bekend maken door goede inspraken, en zich aan ons openbaren door zijn levendig woord, dat de leeraars ons

(1) I. Cor. VI. lü.

-ocr page 437-

van de 77. Kerlwijdlng. 413

eu gedurig voorhouJen; zelfs zullei! wij Hem in

lit het Sakrament des altaars geheel genieten.

en Maar daar wij in eenen geestelijken zin klein zijn, en met ons verstand niet kunnen begrijpen, dat brood en wijn, die den smaak en

•k- reuk van brood en wijn, na de consecratie,

)n- behouden, het waarachtige vleesch en bloed des

dit Zaligmakers geworden is, zoo moeten wij op

£a- eenen boom klimmen, dat is : ons aan de leer

er- van de H. Kerk houden, die ons zulks leert

ee- en niet dwalen kan, daar de H. Geest altijd

des bij haar gebleven is en tot in eeuwigheid blij-

an. ven zal, gelijk Jesüs zelf beloofd heeft. (1)

2a- Deze vijgeboom, waarop ZACHEtrsgezeten was,

[ig. wordt in het latijn Jicus fatua, dat is : zotte

lijk vijgeboom genoemd, omdat vele menschen, die

wis hun verstand niet gevangen geven onder het

uit- verstand der Fï. Kerk, als zot geacht worden ;

en, maar hetgeen de menschen voor wijsheid ach-

alle ten, is dikwijls dwaasheid bij God. (2)

joe- Christus zal zich laten vinden van al dege-

en , nen die Hem opregtelijk zoeken, en met zijne

igd. goddelijke genade bij hen blijven. Intusschen

die, morde de menigte, die hoorde dat Jesus hij

stad ondeugendmensch was gaan herbergen , gelijk

-leui meermalen het geval was. Dan, dit is de aard

oom en bet karakter van nijdige menschen en ach-

lette terklappers, die, voor dat zij de zaak weten,

eten alleen op iosse geruchten ocrdeelen. Wij moe-

xus, ten op zulken achterklap niet achten, maar

door onze pligten getrouw vervullen, en weldoen

laren zonder omzien; met goeddoen voortgaande, ge-

. ons lijk Zacheus , want :

(1) Matth. XXVIII ; 30. (2) 1, Cor. III.

-ocr page 438-

414 'Evangelie op den Feestdag

n Zachens stond O]) en zeide aan den fleer ; // zie, Heer, de helft van mijn goed geef ik // den armen, en heb ik iemand door bedrog ;/ ergens in te kort gedaan, dat geef ik vier ;/ dubbel weder. Waarop Jems zeide : heden // is dezen huize de zaligheid toegekomen, om-// dat dit ook een kind van Abraham is. Want u de Zoon des mensehen is gekomen, om te zoe-u ken en zalig te maken, hetgeen verloren was.quot;

Wij kunnen uit deze woorden leeren, hoe de opregte bekeeriug van een' zondaar zijn moet, namelijk, dat hij eerst afstand doen moet van zijne, zonden, en het goede doen, en de regt-vaardigheid oefenen. Zacheus gaf de helft van zijn goed aan de armen , en het onregtvaardig verkregen goed vierdubbel weerom. Dat wij dit voorbeeld navolgen, dan zouden er meer op de zaligheid kunnen hopen en dezelve van den Heer te verwachten hebben; maar vele rijken kunnen van hunne goederen niet scheiden; zij geven daarvan weinig of niet aan de armen, en zullen daarom ook bezwaarlijk ingaan in het rijk der hemelen.

De werken van barmhartigheid zijn aan Jbsus zoo welgevallig, dat Hij de barmhartigen elders de ge zegenden zijns Vaders noemt, die de zaligheid beërven zullen. De Zaligmaker noemt hier Zacheus zalig, omdat hij de zoon van Abraham was; niet naar den vleesche, want dit zijn al de Joden, maar omdat hij de werken van Abiiaham deed : hij ontving de armen en reizigers. Daarom zeide Jbsus tot de Joden : 5?ijt gij Abrahams zonen, zoo doet de werken

-ocr page 439-

van den H. Sehastiamis. 415

van Abraham, indien gij in het leven wilt ingaan; zijn wij nu Christenen, dat wij ons dan ook als zoodanig gedragen, om in te gaan in de eeuwige glorie.

6 e b j£ d.

Heer Jesvs, die Zacheus met uwe barmhartige oogen hebt aangezien, in zijn huis geherbergd zijt geweest en hein van vele geestelijke kwalen genezen hebt : geef dat wij dezelfde genade van U mogen ontvangen. Spreek tot ons hart : u is heden zaligheid toegekomen ; en maak ons zonen en kinderen Gods, opdat wij eeuwig mogen leven. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN SEBASTIANUS EN EENIGE ANDEKE MARTELAREN.

Evangelie, Lucas VI. 17 - 22.

Waarom , zal men vragen , hebben zoo vele mannen, vrouwen en maagden onder de nieuwe wet, den marteldood ondergaan, daar nogtans deze, de tijd der genade, en de oude wet, een lastig juk genoemd wordt? Op deze vraag antwoorden de leeraars der H. Kerk, dat de genade van het nieuwe Testament of van het Evangelie , niet gelegen is in tijdelijke gunsten of voordeelen en genoegens; want Christus heeft geleden, opdat wij met Hem zouden lijden, ons een voorbeeld achterlatende. (1) Het

(I) 1. Cor. IT ; 1.

-ocr page 440-

416 'Evangelie op den Feestdag zoude niet volstrekt noodig geweest zijn , dat de martelaren door hun bloed hun geloof bevestigden : maar dit was redelijk, aangezien een leerling niet beter is dan zijn meester; en Cheistus wil, dat wij, gelijk Hij gedaan heeft, ons kruis en lijden op ons nemen, en hetzelve zonder murmumeren dragen zullen. Wanneer wij dit alles beschouwen, zullen wij van den lof van den H. Sebastiantjs des te beter overtuigd worden. Op de martelaarsdagen houdt de H. Kerk ons het Evangelie voor oogen dat aldus luidt ;

// In dien tijde, Jesus met hen afkomende, u stond op eene vlakke plaats, met eene schaar n van zijne leerlingen, en eene groote menigte '/ volks van geheel Judeë en Jerusalem, en van // den zeekant van Tyrus en Sidon, die geko-// men waren om hem te hooren, en van hunne // ziekten genezen te worden ; daar waren er u ook onder, die van onreine geesten gekweld // werden, en zij werden genezen. En al het // volk zocht hem aan te raken ; want daar ging // eene kracht van hem uit, en maakte ze allen u gezond.quot;

De Zaligmaker was op den berg Thahor geklommen, om daar in de eenzaamheid te bidden, ea daarna zijne Apostelen te kiezen. Van dezen berg geklommen zijnde, bevond Hij zich met zijne leerlingen in de vlakte, onder eene groote menigte menschen, die van alle kanten waren toegevloeid om Hem te hooren of door Hem genezen te worden. Merken wij nader aan:

-ocr page 441-

van den 77. Sehastianus. 417 1. Dat niet alleen de Joden of Israëlieten, maar ook vele Heidenen den Zaligmaker volgden , om zijne leer te hooren; zelfs deden de laat-sten dit dikwijls met meerder vrucht, gelijk somtijds door de priesters eerder ketters dan Katholijken bekeerd worden en deze nog beschamen. Intusschen vindt men wel eens onder de gemeene menschen of ledematen der heilige Kerk somtijds eenigen, die de Geestelijken en Leeraars in deugden overtreffen, gelijk de hei ligeSebastianus, de heilige Martinusen andere, die onder eene soldaten kleeding een kloosterlijk leven leidden , en anderen daartoe overhaalden ; onder anderen Marcus en Marcellianus, die bijna waren afgeweken . maar door den heiligen Sebastianus versterkt werden; zoodat zij voor den naam de? Heeren tot den einde toe gestreden hebben, en de kroon der martelaars hebben verworven. 2. Hieruit ziet men tevens, dat het lijden op deze aarde voor den mensch zalig is; alzoo het ons tot Christus brengt, daar wereldsche vermaken ons daarvan aftrekken. 3. Zijn de menschen zoo genegen om veel arbeid en moeite te doen, om geld of goederen te winnen, die inderdaad toch geene waarde hebben en vergankelijk zijn, hoe veel te meer moesten zij arbeid noch moeite sparen, om tot Chuistcs te komen en Hem aan teralcen. ten einde van hunne geestelijke kwalen genezen te worden. Als Christus den ijver van het volk zag, om van hunne ügchamelijke kwalen en gebreken bevrijd te zijn, en

// De oogen op zijne leerlingen slaande, zei-v de hij : zalig zijt gij, die arm zijt, want het

18 •

-ocr page 442-

418 Erangelie op den Feestdag n rijk Gods komt u toe. Zalig zijt gij die nu // honger hebt; want gij zult verzadigd worden. // Zalig zijt gij die nu weent, want gij zult // lagchen. Zalig zult gij zijn, als de rnenschen ;/ u zullen haten, en als zij n zullen afschei-// den en beschimpen, en uwen naam als kwaad //verwerpen, om den Zoon des rnenschen.quot;

Het rijk der hemelen is dus niet te bekomen dan door armoede, honger, droefheid, vervolging en beschimping der wereldlingen, welke onheilen als trappen zijn, waardoor wij moeten opklimmen; het zijn naauwe poorten , waar wij moeten doorgaan naar liet andere leven. Dit deden alle Heiligen en Martelaars; zij gaven hun goed, en vergoten hun bloed voor den naam van Christus, om sleclits de zaligheid te verwerven. Hun lijden viel hun ligt, en sommigen beschouwden het vuur en de brandstapels als bedden van rozen, gelijk Lu; hen-ïiiis en Tibüktius; /andere zongen en loofden God te midden der vreeselijkste pijnigingen , gelijk de H. Skbastianus, die aan eenen paal gebonden stond, en de pijlen welke op hem afgeschoten werden ontving, zonder eenig blijk te geven dat hij ze gevoelde; zijn hart was geraakt door andere pijlen, gelijk de heilige Augusttkus van zich zeiven getuigt; zeggende : o Heer! Gij hadt mij geraakt met de pijlen uwer liefde. Troosten wij ons dan in druk en lijden ; dit is ons nuttig en ïalig, en de Heer kastijdt dengenen dien Hij lief heeft,

g K K K u.

Gij, o Heer, die uwe heilige Martelaars tot

-ocr page 443-

van de Leeraars det H. Kerk. 419 uwe getrouwe vrienden verkiest, en hen rnet de kroon der onverderfelijkheid beloont, omdat zij U getrouw navolgen: geef dat wij, als de pijlen van verdriet ons hart raken zullen, met den H. Sebastiaan en andere Martelaren, inwendig verheugd mogen zijn, dat wij die tot uwe eer verduren. Amen.

OP DEN FEESTDAG VAN DE H. H. AUGUSTI-NUS, GEEGOEIL'S, HIEEONIMUS, AMBEO-SIl S EN ANDEEE LEEEAAES DEE H. KEEK.

Evangelie, Matthetjs V. 13-19.

In dien tijde zeide Jtsiis tot zijne Leerlingen : „ Gij zijt het zout der aarde. Doch indien het zout „zijne kracht verliest, waarmede zal men het zon-„ ten? Het is dan nergens meer bekwaam toe, dan „ om weggeworpen en van de uienschen vertreden „ te worden. Gij zijt het licht der wereld. Eene „ stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen „ worden. Noch men ontsteekt geen licht, om het „onder een koren vat te zetten; maar men stelt „ het op eenen kandelaar, opdat het zonde lichten „ voor allen die in het huis zijn. quot;

Ziet daar, hoede leeraars der H. Kerk zijn moeten; zij worden door den Zaligmaker genoemd : 1. het zout der aarde; dat is : gelijk het zout de sma-kelooze spijzen smakelijk maakt, en die voor bederf bewaart; alzoo moeten zij den omgang der menschen, als liet ware, zouten en vooralle bederf bewaren. Eu even als het zout den stank beneemt, zoo doen de leeraars de menschen den stunk der zonde verliezen eu hen eene» goeden geur voor

-ocr page 444-

■420 quot;Erange^ie op den Feest flap God verkrijgen, rielijk het zout in de wonden bijt, zoo bijten ook de leeraars, door hunne leer en vermaningen , de booze zondaars. 2. De Leeraars zijn het licht der wereld; dat is ; zij zijn als fakkels of lampen, aan Christtjs, het oorspronkelijk licht, ontstoken, om de menschen-kinderen op den weg naar de eeuwigheid voor te lichten; gelijk een vuurtoren aan den zeekant dient, om de varende stuurlieden bij den nacht den koers aan te wijzen, ten einde in eene behouden haven aan te landen. Zijn de Leeraars het licht der wereld, dan moeten ook de lidmaten naar hen luisteren, op hen acht geven , gelijk een wijze stuurman op de vuurtorens moet letten. 3. Wordt hier geleerd, wie de ware Leeraars zijn, en waaraan men ze kennen moet; namelijk zij, die in de stad zijn, die op een en berg ligt : de Leeraars der H. Kerk, die er van den beginne af geweest zijn. Kan deze stad niet verborgen blijven, dan mogen ook de burgers, waarvan de Leeraars de voornaamste zijn, niet verborgen blijven, maar de leer, welke zij door opvolging van den Zaligmaker ontvangen hebben, verkondigen van den handelaar, den predikstoel; opdat zij daardoor al degenen verlichten, welke in het huis, in de heilige Kerk zijn. Jesus zegt verder :

„ Laat uw liciit alzoo schijnen voor de menschen , „ dat zij uwe goede werken mogen zien, en uwen „ Vader, die in den hemel is, verheerlijken. Denkt „ niet dat ik gekomen ben om de wet of de Profe-„ teu te vernietigen, maar om ze te volbrengen. „Want ik zeg u, voorwaar, dar, hemel en aarde „ eer zullen voorbijgaan, dan dat er eene letter of „stipje van de wet zal doorgaan, tot dat alles „ volbragt worde. quot;

Met deze woorden leertde Zaligmaker, dat goede Leeraars niet alleen moeten lichten met woorden , maar ook, dat zij de lidmaten met goed voorbeeld

-ocr page 445-

van de Leeraars Her TT. KerTc. 421

en goede werken moeten voovg-aan ; want is het, dal het zont. zijne kracht verliest, dat de Leeraars zeiven de wereldsche goederen beminnen en een ondeugdzaam leven leiden, waarmede zal men het zouten, wat zal er vsn de kudde worden, welke zij moeten hoeden? Daarom worden de kwade Leeraars uit de heilige Kerk geworpen , en van alle menschen veraeht. De Zaligmaker leefde zoo als Hij leerde, en zocht de menschen door woorden niet alleen, maar ook door zijn voorbeeld te stichten, Dit doen alle brave Leeraars, en zij die dat doen zijn dubbele eer waardig. Daarom

„ Zoo wie dan eene van deze minste geboden te „niet doet, en de mensehen alzoo leert, die zal „ de minste in her rijk der hemelen genoemd „ worden; maar die ze doet en volleert, zal groot „genoemd worden in het rijk der hemelen.quot;

Deze woorden duiden het loon der goede en de straf der kwade Leeraars aan; terwijl zij, die willens en wetens verkeerd leeren en gelooven, reeds sedert lang van de heilige Kerk door den ban afgescheiden zijn. Zij, die dan met woorden en voorbeelden al de geboden Gods onderhouden, en al-zoo ijverig arbeiden in den wijngaard des H.eeren , die zullen groot genoemd worden in hei rijk der hemelen. Niet alleen zullen zij hierboven, maar dikwijls op de aarde reeds groot zijn, gelijk wij gezien hebben in de heilige Leeraars Grëgohiüs , den eersten Paus van dien naam, en die wegens zijne groote ootmoedigheid den grooten bijgenoemd werd; alsmede in Basilius, Albektus en anderen ; terwijl Adgustisds, Hieronimtjs, Ambrosius , Thomas en Bosavenrura , die in der daad ook groot waren als Leeraars, nu met den Koning der glorie triomferen. Dat wij dan bijzonder hunne leering, die zij, als hoofden van de strijdende Kerk, geleerd hebben , navolgen en onderhouden , zoo zullen wij ook door hun licht in de haven der

-ocr page 446-

422 'Evangelie op den Feestdag triomferende Kerk hierboven gelukkig aanlanden. Dit verleene ons de barmhartige Heer .) esus.

GEBED.

Zend ons, oHeer, zoodanige Leeraars, die ons met brandenden ijver het woord Gods verkondigen , en ons door hun voorbeeld stichten mogen ; opdat wij, ons als waardige inwoners van de heilige stad, uwe heilige Kerk, gedragende, eenmaal in het hemelsch Jeruzalem mogen aanlanden. Amen.

01' DEN FEESTDAG VAN DEN H. ANTONIUS

EN EENIGE ANDERE BELIJDEUS EN BISSCHOPPEN.

Evangelie, Lucas XII. 35 - 40.

„ In dien tijde zeide Jems tot zijne leerlingen ; „Dat uwe lendenen omgord zijn, en brandende „ lichten in uwe handen. En weest gelijk degenen , „ die hunnen Heer opwachten , als hij van de brui-„ loft moet wederkomen, opdat als hij komt klop-„ pen , zij hem terstond zouden open doen. Zalig „zijn de knechten, die de heer als hij komt zal „vinden waken. Ik zeg u, voorwaar, dat bij zich „ zal omgorden, hen ter tafel doen zitten, en hen „ gaan dienen. En of hij komt ii de tweede oi' in „ de derde nachtwake, zalig zijn' die knechten, in-„ dien hij ze aldus vindt. Doch weet dit, indien „de vader des huisgezins wist, wat uur de dief „ komen zoude, dat hij buiten twijfel zoude waken , „ en zijn huis niet laten doorgraven, VVcest gij dan „ ook op uwe hoede; want de Zoon des menschen „zal komen ter uur als gij het niet deukt.quot;

-ocr page 447-

van de Tl. Antonius en Belijders. 433

Dit Evangelie leert ons, hoe wij de gevaren en fle zonden der wereld zullen ontgaan; dat wij daartegen moeten waken, en welk loon wij daarvoor te wachten hebben. Dol uwe lendenen omgord zijn; en dit middel gebruikte de H. Antoniüs bijzonder, om de begeerlijkheid der oogen, des vleesohes eu de hoovaardij des levens te ontgaan. Wij lezen van hem, dat hij dikwijls gansche nachten doorbad , op den blooten grond sliep, als de slaap hem overviel, engeheele dagen vastte, en alleen des avonds, voor de groote nooddruft, een weinig nuttigde. Aldus omgordde zich de H. Antonius, terwijl hij brandende lichten in zijne handen had , namelijk ; hij overdacht Gods woord en deed goedo werken.

Gebruiken wij ook deze middelen? Zijn onze lendenen ook omgord? Helaas, het is er met velen zeer verre afl In plaats van boetvaardigheid te doen, te vasten en te bidden, jagen zij veel meelde wereldsche ijdelheden na, en wandelen in de begeerlijkheid des vleesches en de hoovaardij dezes levens. Maken wij een behoorlijk gebruik van Gods woord. Trachten wij hetzelve te hooren en ons leven daarnaar in te rigten. Andere lichten zijn de Leeraars der heilige Kerk, die ons het woord Gods uitleggen ; deze nemen wij in onze handen, wanneer wij hunne boeken lezen of hunne predikatiën aan-hooren; terwijl de godvruchtige menschen, die ons door hun voorbeeld stichten, insgelijks onder de lichten gerekend kunnen worden.

Vragen wij ons voorts af, of wij goede werken doen, eu deze lichten in de handen hebben ? Onze lichten, onze goede werken, moeten van de menschen gezien worden; en deze moeten brandende zijn door de liefde; want zonder de liefde zijn al onze werken niets. i)e lichten moeten zijn in onze handen; wij moeten niet alleen met woorden, maar met er daad eikanderen liefhebben en goede werken verrigten. Dit doen van goede werken moet men niet op de erfgenamen laten aankomen, als wij dood zijn, gelijk er velen doen, die bij hun

-ocr page 448-

424 quot;EvangeVie op den 'Feestdag leven niet van hunne goederen scheiden kunnen en daarvan aalmoezen geven. Zij hebben dus het licht achter zich ; daar het beter is, dat dit vooruit gaat. Wanneer onze lendenen omgord zijn, en de voornoemde lichten in onze handen branden, dan kunnen wij onzen Heer verwachten; gelijk de knechten, die wakende zijn, om hunnen Heer terstond open te doen , wanneer bij komt. Wij kunnen alsdan gerust wandelen naar ons Vaderland ; daar wij hier geene blijvende stad hebben, maar eene toekomende verwachten. Wrij zullen daar voor ons waken het loon ontvangen; met den Koning dei-eeuwige glorie zullen wij ingaau tot de bruiloft. Een ieder die zijne lendenen omgord heeft en brandende lichten in de handen, zal daar geheel verzadigd worden met de glorie Gods.

Uit de tweede gelijkenis leeren wij bijzonder, om altijd op onze hoede te zijn teeen den dag des doods; zelfs ieder uur bereid zijn te sterven, en dus zoo leven, of elke dag de laatste van ons leven ware. De dood komt als een dief in den nacht; en daar wij wel zouden waken , wanneer wij wisten , dat men ouzo goederen wilde stelen, zoo moeten wij veel meer waken tegen dezen algemeenen vij. and, den dood. Twee tijden nu is het moeijelijk , en twee tijden van den nacht gemakkelijk te waken ; namelijk in de drie eerste en in de drie laatste uren van den nacht, dat is : van zes tot negen uren des avonds en van drie tot zes uren des morgens; terwijl de mensch van 's avonds negen tot des nachts te drie uren, dat rnsn de tweede en derde nachtwake noemde, moeite heeft om uit dtn slaap te blijven. Vergelijk hierbij des menschen leven : de kindsheid, de jongelingsjaren, den man-nelijken ouderdom en de grijsheid. In de eerste en laatste valt het gemakkelijker een godvruchtig leven te leiden , dan in de twee middels te ouderdommen des levens; dan moet men zich geweld aandoen om het rijk der hemelen , hetwelk geweld lijdt; en de geweldigen, gelijk vele kluizenaars, de hei-

-ocr page 449-

van de TT. Anna en TI Weduwen. 425

lige Antoxius en andere heilige mannen, nemen dit in. Laat ons hun voorbeeld navolgen, in tijds ons omgorden en onze lichten ontsteken, en onze bekeering niet tot de grijsheid uitstellen, want wij mugten dezelve eens niet beleven.

GEBED.

Bestraal ons, o Heer, met uw heilig vuur, en verlicht ons, gelijk Gij den heiligen Antonius gedaan hebt, dan zullen wij ons omgorden, onze lichten zullen branden, en wij uwe komst verwachten. Amen.

OP !)BN FEESTDAG OE R HEILIGE ANNA EN ANDEEE HEILIGE WEDUWEN; OOK SOMMIGE HEILIGE MAAGDEN.

Evangelie, Mattheus XIII. 44 - 52.

„ In dien tijde sprak Jesm tot zijne leerlingen in „ gelijkenissen. Het rijk der hemelen is gelijk een „ schat, die in den akker verborgen is, welken een „ meusch, die men vindt, verborgen houdt, en uit „ blijdschap over denzelven gaat verkoopen al wat „ hij heeit; en koopt dien akker. quot;

Door het rijk her hemelen wordt ook dikwijls de H. Kerk bedoeld; terwijl sommige Leeraars door dezen schat, in het Evangelie vermeld, den maagdelijken staat of de deugd der zuiverheid verstaan. Met regt kan deze een schat genoemd worden; een schat, die eene vreugd zal aanbrengen, welke alle menschen niet kunnen genieten; want de heilige maagden zullen het Lam overal volgen, waar het gaat. Dezen schat hebben de heiligen zoo lief gehad, dat zij alle wereldsehe zaken verlieten, om dien te behouden en het hemelsch koningrijk daarvoor te koopen. Maar een ieder kent de kracht en

-ocr page 450-

426 Evangelie op den Feestdag deugd van denzelven niet, en voor een weinig aardsehe vreugd laten zij de zaligheid verloren gaan. Een vroom mensch die geestelijk leven wil, verbergt dezen schat, welke moeijelijk voor den vijand te bewaren is, zorgvuldig. l)e maagden moeten al hare zorg aanwenden, om haren schat te bewaren; en zulks in alle ootmoedigheid; want anderszouden zij haar loon weg hebben, en metde dwaze maagden van den bruidegom verstooten worden. Andere Leeraars verstaan door dezen schat, de volmaakte liefde engoddelijkewijsheid, waardoorde mensehen al het wereldsche versmaden en gering achten. Deze wijsheid doet ons ook den schat van zuivering meerder achten en beter bewaren. De heilige Hixakiüs en Hierommus verstaan door dieu schat God zeiven; want waar is een grootere te vinden? en God bevat wezenlijke schatten in zich. Daar deze schat verborgen is voor allen, die buiten de genade zijn, zoo laat ons ootmoedig bidden, dat God ons zijnen heiligen Geest en zijne genade schenke. De tweede gelijkenis luidt dus ;

„ Het rijk der hemelen is ook gelijk een vischnet, „ dat in de zee geworpen zijnde, allerlei soort van „ visschen vergadert: hetwelk zij, als het nu vol „ was, optrokken, en aan den oever zittende, de „goede daaruit zochten in hunne vaten, en de „ kwade wegwierpen. Alzoo zal het gaan in de voleinding der wereld. De Engelen zullen uitgaan en „ de boozen afzonderen uit het midden der regt-„ vaardigen ; en die werpen in den oven des vuurs, „ daar geschrei zal zijn en knersing der tanden. quot;

Deze gelijkenis leert, dat er in het rijk der hemelen of de H. Kerk hier op aarde, goeden en kwaden gevonden worden, en dat de laatsten in den oordeelsdag van de goeden zullen worden afgezonderd, gelijk de visschen, die in het net gevangen waren. Toorts, dat de boozen met hetvnur zullen gestraft

-ocr page 451-

van de U. \nna en TI. Weduwen. 437 worden; niet omdat dit de grootste straf is, want het derven van Gods aanschijn is grooter, maar omdat het vuur van de menschen meest gevreesd wordt, daar zij de pijnen van het branden kennen. De Zaligmaker besluit met deze woorden :

„ Daarom zijn alle Leeraars, die geleerd zijn in „ het rijk der hemelen , gelijk aan eenen vader des „ huisgezins, die uit zijnen schat nieuwe ea oude „ dingen voorbrengt. quot;

De Leeraars die geleerd zijn in de zaken die het rijk der hemelen betreffen, zijn gelijk aan eenen huisvader, die uit zijnen voorraadkelder allerlei spijzen voor den dag brengt, naar ieders behoefte; en zoo moet een Leeraar, uit den schat van zijne wetenschap en deugd, alierleiheilzame leeringen aan zijne toehoorders voordragen, naar ieders behoefte eu geschiktheid. Laat ons dan arbeiden, om onder de goede visschen, ouder de regtvaardigen, te be-hooren, ten einde het brandende vuur te ontgaan en den kostelijken schat des eeuwigen levens te verwerven.

geb e d.

Almagtige God, die door uwe goedertierenheid de H. Moeder Anna, in hareu ouderdom, nog een kind hebt doen baren , die de Moeder van Christus is geworden: verleen ons de genade, dat wij voortaan al meer en meer vruchten van ware boetvaardigheid en bekeering mogen voortbrengen. Amen.

-ocr page 452-

01' DEN FEESTDAG VAN DEN H. JOZEF.

Evangelie, Mattheus I. 18 - 22.

„ In dien tijde, als zijne Moeder Maria ten hu-„ welijk gegeven was aan Jozef, werd zij, eer zij „ zich verzaamden , bevrucht bevonden van den uei-„ ligeu Geest. Jozef, dan, haar man, alzoo hij „ regtvaardig was , en haar niet openlijk wilde „ beschamen, was van zins haar heimelijk te ver-„ laten. Maar terwijl hij in deze gedachten was, „ ziet, zoo verscheen hem een Engel- des Heeren , „in den slaap, zeggende: Jozef, Lacids zoon, „ wees niet bevreesd Maria uwe vrouw tot u te „ nemen; want hetgene in haar geboren is, is van „ den heiligen Geest. En zij zal eeneu Zoon barsn ; „ en gij zult zijnen naam Jesns noemen; want Hij „ zal zijn volk verlossen van hunne zonden. quot;

Zoo wordt hier de hoovaardij der menschen vernederd! De Moeder Gods wordt aan Jozef, die hoewel uitkoninklijken bloede, slechts een timmerman was, ten huwelijk gegeven. Prinsessen trouwen met Prinsen , en Koningen met Koninginnen; maar de Koningin des hemels trouwt met JoZBF.eenen nederi-gen timmerman. Hier mogen wij met Paulus uitroepen : o. diepte derrijkdommen en der wijsheid Gods!

Ofschoon Maria door den heiligen Geest bevrucht was, eer zij zich verzaamden , wordt Jozef nogtans haren man genoemd ; 1. omdat hij zich mannelijk en kloekmoedig gedroeg ; 2. omdat hij alie tegenspoeden verdroeg en zich van alle vleeschelijke lusten onthield, en 3. de Moeder Gods niet verliet, maarhaarenhetkindJïsusals een m.inbeschermde.

Maria had haren man van hare bevruchting onkundig gelaten ; de Engel had haar dit geheim in stilte geopenbaard, en zij maakte het deswege niet kenbaar.

-ocr page 453-

Op den Feedd. van den II. Silvester. 429

Leeren wij hieruit, Jozefs deugd van regtvaar-digheid, zijne kloekmoedigheid en lijdzaamheid, benevens de ootmoedigheid en stilzwijgendheid van Maria, na te volgen; opdat wij mogen komen, waar zij ons zijn voorgegaan.

g e b e i).

Heer Jesus ! wij bidden U om de regtvaardigheid van den H. Jozef en om de ootmoedigheid uwer H. Moeder, opdat wij uwe geboden mogen onderhonden en eens met hen in den hemel bij U zijn. Am.

OP DEN FEESTDAG VAN DEN HEILIGEN SILVESTER.

Evangelie, Lucas. XII. 35-40.

„ In dien tijde zeide Jesus tot zijne leerlingen : „Dat uwe lendenen omgord zijn, en brandende „ lichten in uwe handen. En weest gelijk degenen „die hunnen heer opwachten, als.hij van de „bruiloft moet wederkeeren; opdat als hij komt „ kloppen, zij hem terstond zouden opendoen. Za-„ lig zijn de knechten, die de heer, als hij komt „zal vinden waken. Ik zeg u, voorwaar, dat hij „ zich zal omgorden , hen ter tafel doen zitten, „ en hen gaan dienen. En of hij komt in de tweede „ of in de derde nachtwake, zalig zijn die knechten, „ indien hij ze aldus vindt. Doch weet dit, indien „ de vader des huisgezins wist, wat uur de dief „ komen zoude, dat hij buiten twijfel zoude wa-„ ken, en zijn huis niet laten doorgraven. Weest „ gij dan ook op uwe hoede; want de Zoon des „ menschen zal komen ter uur als gij het niet „ deuktquot;

-ocr page 454-

430 Op den Feestd. van den II. Silvester.

Dit is hetzelfde Evangelie, wal ons op den Feestdag van den JT. Antoniüs wordt voorgehouden.

Dat dan onze lendenen omgord zijn en onze lieh-ten mogen branden, om den naam van waardige knechten van den Heer Jesus waardig te zijn ! Dan zal Hij ons ter tafel doen zitten. Laat ons, tot dat einde, een opregt berouw over onze zonden toonen, daarvan belijdeios afleggen, ons met onzen naasten verzoenen, teruggeven wat wij onregtvaardig verkregen hebben, onze schuld betalen, werken van barmhartigheid doen, en de geboden Gods en der H. Kerk onderhouden; zoo zullen wij omgord zijn, en onze lichten zullen brandende wezen. Zijt voorts kuisch en niet wellustig; ootmoedig en niet hoo-vaardig; dan zult gij vele bekoringen wederstaan. Dat onze Leeraars ons daartoe door nunne leering en voorbeelden opwekken, dan zullen wij met den H. Paulusbegeeren ontbonden te zijn en met Christus te wezen.

De H. Silvester, wiens feest wij heden vieren, was ook een dienaar, die zijne lendenen omgord en zijne lichten brandende in de handen had; hij was gelijk aan die knechten, die hunnen heer verwachten; en daarom zit hij ter tafel, waar iiij van het aanschouwen van zijnen Heer verzaad wordt. Strijden wij dan ook tot dien einde; want de Heer Jesus zegt ; die. verwint, dien zal ik doen ziften op mijnen troon (1) en die zal de zaligheid beërven.

G ë B e D.

Dat wij, o Heer, al onze gedachten, woorden en werken , daarheen strekken om uwe heiligcgebo-den te onderhouden. Geef dat wij steeds waken en bidden tot uwe toekomst, dan zuilen wij met uwe getrouw e dienaars het driemaal Heilig zingen. Amen.

(1) Openb. III. 21.

-ocr page 455-

» ^ a » w if m ai n

VAN DE EVANGELIEN

mn mmm*

Op den Feestdag van den H. Andreas. 378

van den H. Nicnlaas. 381

van den H. Thomas. 385

van Kersmis. 388

van den li. 8tepbanus. 393 van den H. Joannes Evang. 396 van de Onnoozcle kinderen. 300 van O. L. V. Lichtmis. 305 van den H. Matthias. 309

van O. L. V. Boodschap. 313 van de H. Tl. Marcus en Lucas. 317

van de H. Li. Philippus en Jacobus. 331

van de H. Kruisvinding. 335 van de Geboorte van den H. Joannes. 331

vi;n de H. li. Petrus en Pnul. 336 van O. L. V. Bezoeking. 341 van de 11. Maria Magdalena. 345 van den li. Jacobus den Meerderen. 350

van den H. Laurentius. 353 van O. L. V. Hemelvaart. 357 van den H. Bartbolomeus. 361 van de Onthoofding van den H. Joannes. 366

van O. li. V. Geboorte. 371 van den H. Mattbens. 375 van den H. Micbaël. 379

van de H. H. Simon en Judas. 384 van alle Heiligen. 389

7uj

-ocr page 456-

BLADWIJZER.

den Feestdag van alle Geloovige zielen. 394 van den H. Willehrordus. 399 van den H. Martinus. 403 van de heilige Catharina en eenige andere Maagden. 4ü7 van de Kerkwijding. 411

van den H. Sebastian us en eenige andere Martelaren. 415 van den H. Augustinus en andere Leeraars. 419

van den H. Antonius en eenige andere Belijders. 432 van de H. Anna en andere heilige Weduwen. 425

van den H. Josef. 428

van den H. Silvester. 429

Alle Feestdagen van den II. Petrus hebben hetzelfde Evangelie, dat men hier vinden kan op den Feestdag van den B. Petrus en Paulus.

N. B. De Heiligdagen, als Nieuwjaarsdag, H. Drie-Koningen, enz. die hier niet gesteld zijn, worden in de Zondags-School gevonden.

De mandato R. D. Barrett Viearii Generalis Diseeesis lieodiensis etc. etc. attente per legi librum, cui titulis ; Zondags en Heiligdagsche School door H. Jacobs cn J. Fonk, addittia quibusdam ad majorem fideliuni instructi-onem; nihil in eo inveni, qnod orthodoxse l'1 idei aut bonis raoribus , est contrarium, quin contra lectionem ejus plm*iamum utelem t'ore pietati fideliura tovendse, ceuseo.

Leudii hac. 27 9bris 1828,

De mandato ut supra H. LENDERS,

prof. in Sem. Leod,

JJ J5

JJ J)

Jgt; Jgt;

jl j5

gt;gt; jj

J» »

jj jj

ïgt; j5

}» 'J

» »

-ocr page 457-
-ocr page 458-
-ocr page 459-