. ,.V .ri - - • !
- • - N
DE NAVOLGING
VAN HKT
' hart van jesus.
Snclpersd. van L. F. VAN GENK. VBosch.
IN
YIER BOEKEN
DOOR
P. J. -A. 3rl Ilt;r OLD, S. Jquot;.
UIT HET LATIJN IN HET HOLLANDSCH OVERGEBRACHT.
Alle groote devotiën, velko door Gods geest in de Kerk worden opgewekt, schijnen bestemd, een genezenden invloed uit te oefenen op dat tijdperk, waarin ze als door een geheimzinnige kracht meer worden verspreid en beoefenaars en leden winnen. Die bewering goldt voorzeker van de godsvrucht tot het H. Hart van Jesus. Eenieder, die de geschiedenis dier Broederschap met ernst doorloopt 1), zal zich met ons overtuigen, dat het de wensch des Heeren schijnt te zijn, juist in onze dagen, aan de vereering van het H. Hart meerder uitbreiding en invloed te zien gegeven om daardoor de
1) Twee werkjes mogen daartoe vooral worden aanbevolen: „Do gelukzalige Margaretha Maria Alacoque door M. L. Guérinquot; en „de devotie tot het H. Hart van Jesus, door J. B. Dalgairus.quot;
VOORWOORD.
VI
afgedwaaldeu, hetzij vegtstroeks hetzij door do voorbede van anderen, wederom op den regten weg terug to voeren. En wie een blik om zich werpt, op de geschiedenis onzer dagen en op de verwarring en boosheid der geesten, hij zal, het kan niet anders, beseften, dat aan onzen god-delijken Verlosser thans vooral niets zoo welkom kan wezen, als de vurige vereering zijns Harten. Voorwaar, nooit werd dat goddelijk Hart, welks verhevenste liefdegloed, God bewoog in menschen-gedaante op aarde te verschijnen, den mensch te verlossen en zijn bli;-vende woonplaats bij hem op te slaan, zoo ont-eerd, zoo miskend. De wereld scheidt zich meer en meer in twee soorten van menschen, waarvan de eene alles loochent, alles hoont, wat de liefde van dat goddelijk Hart sinds het begin dei wereld tot op onze dagen heeft gedaan om het hart des menschen voor zich te winnen, terwijl de andere als een kleine kudde zich schaart om den minnelijken Weldoener der wereld. Dubbel is de zoete pligt van deze laatste: — dankbaarheid namelijk, die zich vooral toont in navolging, en vergoeding voor de oneer, waarmede anderen Jesus overladen. Het verlangen om dit dubbel streven te bevorderen bewoog den Eerw. Pater Arnold om zijn heerlijk werkje over de navolging van Jesus' Hart te schrijven
VOORWOORD.
en in het licht te geven. Wij, om ons evenzeer van dien pligt te kwijten, zagen er oene gelegenheid in zoo schoon, dat wij zelf stout iets ondernamen, wat welligt aan meer bekwame handen beter ware toevertrouwd geweest.
Moge dit werkje onder Gods zegen, vele lezers maar vooral vele beoefenaars vinden en tot navolging van Jesus Hart vormen.
VII
Beoordeelina van den Hoog Eerwaarden Patei
J. ROOTHAAN,
Generaal-Overste der Societeit van Jesus. Genomen uit zijn brief aan den Schrijver.
„Aan den Eerw. Pater in Christus P. C.
Ik heb in den tijd het handschrift over de Navolging van het H, Hart van Jesus, door UEerw. vervaardigd en dat het jaartal 1846 draagt, ontvangen. Zoowel de inhoud van dat werk als de ijver van UEerw, om die zoo heilzame en aanbevelenswaardige godsvrucht-oefeningen te bevorderen, heeft mijne hoogste goedkeuring weggedragen. Ik hoop, dat het werk van UEerw. tot nut der Chnsten-geloovigen in druk worde gegeven.
Ik blijf van
UEerwaarde de dienaar in Christus J. ROOTHAAN.quot;
1. ,Ik heb het werkje, getiteld: „De Navolging van het H. Hart van Jesus,quot; gelezen. Dat werk bevalt mij zeer en schijnt bovenal geschikt om de liefde tot het H. Hart van Jesus in de harten der geloovigen te ontvlammen, overvloedige stof ter overweging aan te bieden zoowel als den weg der deugd en der hoogste volmaaktheid aan te wijzen. Ik oordeel geen beletsel voor den druk aanwezig en veel minder oordeel ik, dat het iets behelst, wat 'strijdig zou zijn met het geloof of de goede zeden. (Prim. Cens. Prof. Theol. mor.)quot;
2. „Ik heb het werk, tot opschrift voerend: „Vier boeken oyer de Navolging van hetH. Hart van Jesus,quot; gelezen. Vooreerst: de stof des schrijvers bevalt mij dewijl zij den lezer en hem, die overweegt, veelvuldige vruchten
x kekkeujkk goedkeuringen.
kan opleveren. Vervolgens is de wijze, waarop de schrijver zijne stof behandeld heeft, volmaakt te noemen. Eindelijk draagt zijn stijl die natunrlijke eenvondigheid, die inneemt. Ik zie dan ook niet in, wat men in dit werkje nog meer zou kunnen verlangen. Daarenboven heb ik er niets in gevonden, wat het o-eloof of de ware en regtzinnige zedeleer zou kunnen kwetsen. (Soc. Cens. Prof. Theol-dogm,)quot;
3. .Ik heb het boek, getiteld: „De avoiding van het H. Hart van Jesus,quot; gelezen en acht het zeer geschikt om het verlangen naar de volmaaktheid op te wekken en tevens den lezer een gids te zijn om met zekere schreden den weg der volmaaktheid te bewandelen. (Tert. Cens. D. D,)
4. „Wij veroorlooven den druk van het werkje' dat de zielen tot heiligheid voert. (Quart. Cens. Sup.)
1. De vereering van het Allerheiligst Hart van Jesus den Zoon van God, is eene bijzondere en de oudste van alle godsvmcht-ootcningen. Vóór dat de II. Sacramenten waren ingesteld, vóór dat eenige andere voorwerpen van godsvrucht bestonden, was het reeds do allerzaligste Maagd Maria, die het allerzoetste Hart van Jesus vereerde; was het reeds de II. Joseph, die dat Hart met zijne liefde omvatte; reeds de herders en de wijzen, Simeon en Anna, reeds de Apostelen en do leerlingen werden tot en door dat Hart getrokken; daaraan wijdden zij al hunne aandacht, al hunne liefde. Nadat echter Jesus alle menschen tot zicli had geroepen om van Hem te leeren: „dat Hij zachtmoedig en nederig van harte is;quot; nadat Hij uit de schatkamer zijns Harten do beste gave, het Allerheiligst Sacrament des Altaars, had voortgebragt; nadat Hij eindelijk aan het kruis zijn Hart had willen doen openen en geopend had willen houden als een toevlugtsoord voor allen, is ook de vereering van zijn goddelijk Hart in vurigheid grootelijks geklommen. Reeds de Apostelen verspreidden die meer bijzondere godsvrucht over geheel de aarde. Vervolgens werd zij door de H. Kerkvaders op teederste wijze beoefend en met don meesten godsdienstijver aanbevolen. Na hen waren de Heiligen van alle volgende eeuwen godvruchtige leerlingen van het Hart van Jesus.
VOORREDE.
Doch toen do volheid der tijden was aangebroken, waarin Hij had vastgesteld al de schatten zijns Harten uit te storten, deed zich de mildheid des Zaligmakers kennen; Hij zeli' veropenbaarde zijnen wil, dat in het vervolgde godsvrucht tot zijn Allerheiligst Hart de meest bijzondere godsdienstige voreeniging zoude wezen; Hij verzekerde en beloofde overvloedig zijne genaden te willen uitstorten over allen, die zich aan deze meer bijzondere vereering zijns Harten zouden toewijden.
2. Het voorwerp dezer vereering is het Hart van Jesus zelf. Dewijl er echter in Jesus Christus twee naturen zijn, een goddelijke cn eene menschel ij ke, cn slechts één persoon, namelijk een goddelijk persoon, in Hom is, volgt het dat Jesus Hart, liet Hart is van een goddelijk persoon, van het vleesch geworden Woord. En dewijl aan een goddelijk persoon de hoogste vereering moet worden bewezen, volgt het evenzeer, dat onze vereering jegens het Allerheiligst Hart van Jesus, dat van den goddelijken persoon noch verwijderd noch gescheiden kan worden, ook de hoogste moet wezen. Zoo luidt de katholieke waarheid, die de tegenovergestelde dwalingen to niet doet.
3. Het doel dezer vereering is hoofdzakelijk drievoudig. En wel vooreerst op allerlei wijzen aan Jesus wederliefde te betoonen voor zijne onmetelijke liefde, waarvan wij het zinnebeeld hebben in zijn Hart, dat zooveel en zoo grootsch voor ons heeft gedaan en geledon en waarin Hij ons het kostbaarste en allerbeminne-
XII
VOOEKEIJE.
lijkste Sacrament des Altaars heeft geschonken. Vervolgens door het vuur onzer godvruchtige toegenegenheid, voor zooverre ons doenlijk, Hem schadeloos te stellen voor alle beleedigin-gen, die zijn heiligst Hart, door Hem zei ven tot don zetel van al zijne genegenheden gesteld, ooit werden en thans nog ■•.vorden aangedaan. Ten derde eindelijk opdat vij navolgend, wat wij vereeren, dezelfde gehechtheden, dezelfde gevoelens in ons zouden overnemen, die zijn Hart gedurende zijn werkend en lijdend leven en nu nog gedurende zijn Sacramenteel en glorievol leven bezielen.
4. Uit de oudheid, uit het voorwerp en uit het veelvoudig doel dezer vereering blijkt, dat zij de boste, de vruchtbaarste de degeljjkste en de troostvolste is. Maar dewijl liet voordeel van den godsdienst is gelegen in de navolging van hetgeen wij vereeren en alle overige doeleinden in de ware navolging zijn opgesloten en nagestreefd worden, daarom dan, om die navolging to bevorderen en voor zoo ver het ons geoorloofd is, te regelen, bieden wij een ieder dit werkje aan.
5. Dit boek, waarin gij den bóknopten inhoud der ascetische godgeleerdheid, zoowel de leer als de beoefening van het geestelijk en inwendig leven omvattend, wedervindt, zal u gedurende geheel het jaar overvloedig stof tot dagelijksche meditatie opleveren. Indien gij hot zoo elk jaar doorloopt, het moer aandachtig onderzoekt, zult gij het in uwen geest en in uw hart diepere indrukken doen achterlaten.
X1!I
Xiv VOOERKDE.
Gij kunt, indien gij wilt, van hot begin zonder te onderbreken, tot liet einde too voortgaan ot wel vooraan beginnend, den geregelden gang somtijds onderbreken, wanneer de een of andere noodzakelijkheid of het een of' ander nut u aanspoort een ander meer geschikt gedoelte te kiezen, of' wanneer uwe godsvrucht u op do dagen, waarop gij tot het Allerheiligst Sacrament nadert tot het laatste boek uitnoodigt.
G. Er worden u hier niet, zooais dat gewoonlijk geschiedt in boeken, die ons do stof voor overweging geven, algemoonheden eu stellingen aangeboden, die op een ieder toepasselijk zijn , maar wel bijzonderheden eu raadgevingen over het kwaad, dat vermeden, over het goede, wat gedaan moet worden, die elk in hot bijzonder raken en dat wel om zeer gewichtige redenen. Ten eerste, opdat niemand in het onzekere wan-dele, of in do lucht sla door alles, wat hij in het voorbijgaan ontmoet, zich ten doel of ter beoefening te kiezen, zonder evenwel iets te bereiken of iets uit te rigten. Vervolgens, opdat hij, door zich aanhoudend iets bepaalds voor oogen te stellen, ook de krachten on inspanningen zoowel aan zijne overweging en gebeden, als aan het onderzoek en de goede werken gewijd, daarheen rigte om strijdende to overwinnen en voortstre-vende iots meester te worden. Eindelijk, opdat hij al de ondeugden, die in zekeren zin dï oorzaken en wortelen zijn van de overige gebreken, een voor een uitroei jonde, dos te gemakkelijker en met boter gevolg zo allen uitroeije, eu do hoofddeugden, waarvan Jesus ons in de nede-
VOORREDE. XV
righeid en liefde zjjns Harten bovenal eon voorbeeld heeft gegeven, een voor een aanleerend en zich eigen makend, des te gereeder en zekerder de overige deugden verkrijge.
7. Wat de wijze der behandeling betreft, hoewel het maar al te waar is, dat het woord van Christus niet in verhevenheid van taal of geleerdheid moetj worden verkondigd, dewijl hot rijk Gods niet in het woord maar in de kracht is gelegen meenden wij toch aan twee dingen vooral onze zorg te moeten schcnken: en wel vooreerst dat de stijl aan de behandelde stof steeds zou beantwoorden en ten andere, dat onze taal zoo gekuischt mogelijk zoude wezen.
8. Eindelijk moeten wij nog aanmerken, dat de strekking van dit boekje niet zoozeer is, openlijk gelezen te worden voor anderen dan wel, dat liet gelezen worde door hem alleen: die er gebruik van wenscht te maken. Do vorm toch en de redeneertrant zijn zoo ingerigt, dat gij, om er van te genieten, in zekere mate u als alleen met Jesus van mond tot mond, van hart tot hart moet onderhouden.
WIJZE DM GOT] VRUCHTIG Igt;K If.
De geestelijke schrijvers stellen de volgende Avijze van Mis te liooren, als een der nuttigste voor en wel om deze redenen;
1. Omdat men den priester gedurende den voortgang der heilige offerdaad vergezelt, en dit is de heiligste en gepaste wijze om dezelve bij te wonen.
2. Omdat men tevens het Hart van Jesus in alle toestanden gedurende deszelfs lijden vereert.
3. Omdat men in de gevoelens; bewegingen en neigingen van dit aanbiddenswaardig Hart dieper en dieper ingaat, en 't alzoo gemakkelijker wordt, zich zeiven daarvan te doordringen.
4. Omdat op deze wijze de H. Mis eene soort van inwendig gebed en eene zeer heilzame overweging wordt. B.
XV11I
Deze wijze heeft verder nog een voordeel, dat, wanneer men gedurende de H. Mis. wil commu-niceeren, de gevoelens waarmede men zich tot aan de communie bezig houdt, eene gepaste voorbereiding zijn. om aan de genade van het Sakrament deelachtig te worden en tevens rijke stof tot dankzegging aanbieden.
EERSTE DEEL.
Van het begin der H. Mis tot aan het Evangelie.
Het biddende en lijdende Hart van Jesus.
Mijn liefderijke Verlosser, Gij bidt en zucht! Van droefheid en smart is uw Hart overstelpt. Hoe vele redenen hebt Gij om te zuchten en te weenen! Wat zich aan uwe oogen voordoet, pijnigt uw Hart en dompelt het in eene zee van bitterheid.
De beklagenswaardige toestand der wereld,de misdaden en uitspattingen,waaraan de menschen zich overgeven, de boosheid, waarvan de aarde overvloeit, de duizende zielen, welke dagelijks ten gronde gaan en ter helle varen, de eer uws Vaders door de menschen met voeten vertreden, het aannaderen van uw lijden en uwe pijnen.
XIX
liet vrucbtelooze uwer smarten voor eejie menigte zondaars, die ondanks de vergieting uws bloeds niet zullen ophouden U te beleedigen
en zich zeiven voor eeuwig te verderven. _
zie! dit zijn voor U zoo vele bronnen van zuchten en tranen.
Ik zelf, o mijn God, ik zelf geef U op nieuw reden daartoe. Ja, gij zucht over mij, Uij ziet den beklagenswaardigen toestand mijner ziel, mijne laauwheid en nalatigheid, mijne veelvuldige ongetrouwheid en het herhaaldelijk weerstand bieden aan uwe genade, de geringe droefheid over mijne zonden, den zwakken ijver om mij te verbeteren, het gevaar waaraan ik mij blootstel om in dezen bejammerenswaardigen toestand te sterven. Gij, mijn Jezus! zucht daarover, en ik ben onverschillig; Gij zijt bedroefd, en ik blijf onbewogen. Ik, ik behoorde mijn leven in klagen en weenon door te brengen, en en mijn hart geeft zich over aan aardsche genoegens en voortdurende verstrooijing.
Het treurige en meest schuldige hierbij nog is: dat ik in dezen rampzaligen staat er niet aan denk om, ten einde daaruit bevrijd te worden, mijn toavlugt tot het gebed te nemen.
XX
11.; ,.j- -.-an mijn 0od, 'quot; ij bidt, en ik bid niot. of. indie a ik bid, do- ik het met zoo weinig godsvruclit en oplett oudheid, dat mijn gebed niet verdient door te dringen tot voor den troon uwer barnihartiglieid. 0 God! leer mij bidden, of iaat ten minste mijn gebed uit kracht van het offer, dat ik U opdraag, voor uwe oogen wel;1' vnilig zijn. Toi van dit vertrouwen, draag ik U. o God, nederig mijne gebeden op, vooral tot heil mijner ziel, wier ellende en uitersten nood lt; gt;ij dagelijks ziet en kent.
Maar ook voor al diegenen bid ik, o Heer, voor wie ik verpligt ben te bidden. Voor mijne ouders; geef, dat wij meer door de banden der o-enade dan des bloeds vereenigd zijn; voor mijne vrienden; wees (iij het middenpunt en de band onzer vriendschap; voor mijne weldoeners; vergeld hun honderdvoudig het goede, dat ik van hen ontving; voor mijne vijanden : verleen hun overvloedige genade; dit is de eenige helde-wraak, vraarnaar ik verlang.
Ook bid en smeek ik ü, o God, inzonderheid voor de heilige 11. K. Kerk, onze liefdevolle Moeder; voor den Paus, do Bisschoppen en alle Priesters; voor de wereldlijke Overheid, wier
oiiderdaan ik ben, zoowel als voor de Vorsten aller volken en landen. Laat over allen mv' zo-o-enin rijke mate nitstroomen; schenk Imn een hart naar mv Hart, en dat zij één mogen zijn in het goede te willenen daarnaar te streven.
Hart van Jesns, hiddend en weenend, ik aanbid U en smeek U allervurigst: wil m\v tranen met mijne gebeden vereenigen !
Hart van Jesus, zuchtend en lijdend, li-: aanbid U en smeek U allervurigst: wil ook mijn hart tot heilige verzuchtingen bewegen !
Hart van Jesus. dat zich opoffert aan den he-inelschen vader, ik aanbid ü en smeek ü allervurigst: wil oolc mij tegelijk met U opofferen.
TWEEDE DEEL.
Van het Evangelie tot aan de Consecratie.
Het ccrouiraoe-Vufl en vemiHigd JluH van Jfxus.
in welk een diepe smart, o liefderijke Verlosser, is uw Hart verzonken I Hoevele verguizingen heeft het door te staan! Geleid, of beter gezegd, gesleurd van den eenen regterstoel naaiden anderen, of veeleer van smaad tot versmading, vindt gij overal uwe vijanden als regters
XXII
wordt ( vij geboeid en met ketenen beladen als een slaaf, aangeklaagd nis een misdadiger, ge-regtelijk gevonnisd en veroordeeld als boosdoener, verleider en oproermaker des volks.
In het huis van Caïphas wordt gij aan de mishandelingen. beleedigingen en laagheden eener bende soldaten, die U op de onwaardigste wijze bejegenen, prijs gegeven.
Men slaat en spuwt IJ in het aangezigt, wat in de oogen der menschen de diepste versmading is.
Bij Herodes hangt men U, om te hoonen, een wit kleed om; van een talrijk hof wordt Gij als dwaas behandeld, en de hoogachting en bewondering, welke men nog kort te voren voor U koesterde, verandert in beschimping en en beleediffina-en,
O O
Voor den regterstoel van Pilatus stelt men U meteen roover en boosdoener gelijk, ja Gij moest de smart en den smaad verduren, dat de roover en boosdoener boven U werd voorgetrokken.
Langs de straten van Jerusalem gesleept, moest Gij het hoongelach, het geschreeuw en de lasteringen verdragen eener onafzienbare volksmenigte, welke ü met vloeken en ver-wenschingen overlaadde.
0 Koning der eeuwige glorie, welk een stroom
XXIII
als van verguizingen voor uw Hart! Doch tevens in
ye- uwe gevoelens en neigingen wat wonder van
)e- deugden! Welk eene rust! Wat geduld! Welke
~ O
liefde ! Gij bidt voor degenen, die U hoonen en de draagt uw lijden en uwe mishandelingen voor
en degenen op, die ü kwalijk bejegenen en ver
te volgen.
Dit offer uws Harten, o'aanbiddenswaardige n Verlosser, was noodzakelijk, ja, 't moest opge-
s, dragen worden, om de eer van uw' verachten
n Vader weder te herstellen, om den hoogmoed
s onzes geestes te breken, en de rampzalige ver
stoktheid onzes harten te buigen, om ons de i onschatbare waarde der vernederingen te doen
kennen, eindelijk, om ons in uw lijden een 011-omstootbaar voorbeeld te geven, waartegen wij niets zouden kunnen inbrengen. Doch dit alles was voor U niet genoeg. Uwe liefde tot ons hoe
O c?
ver voert zij U niet op onze altaren!
Wat hierbij het meest onbegrijpelijk en tevens het beklagenswaardigst is: o God, is onze hoogmoed, die nog altijd in ons leeft en ons beheerscht in weerwil van uw voorbeeld, dat zoo jbijzonder bekwaam was, om ons te treffen. O beklagenswaardige eigenliefde, ijdel-
XXIV
héid, prikkelbaarheid, gevoeligheid voor alles ijde
wat onze eer aangaat! te
Hoeveel, o mijn goddelijke Verlosser, heb ik mij hierin niet te verwijten! Ik zoek naar ach- de ting en bijval der menschen, als ware mij de be1 uwe niet voldoende. Niets kan ik verdragen: siï niets met kalmte U ter liefde aanvaarden, of- on schoon Gij alles voor mij verduurdet. De ge- bi ringste vernedering maakt mij bedroefd en neer- k( slagtig, mijn geest verzet zich daartegen, mijn dl hart wordt verbitterd, geheel mijne ziel is daar- d( door in oproer en onrust. Verachtelijke en lage ni menschen vrees maakt mij niet zelden tot verrader ten aanzien van mijn phgt en van uwe eer. h ■ Heet dit uw leerling zijn? U als God, als Leermeester erkennen ? Moest Gij, o goddelijke ^ Verlosser! geheel alleen den kelk der vernederingen drinken? Neen, alleraanbiddelijkste Heer (J
on Meester! Ik wil hem met U deelen ; uit uwe hand wil ik hem ontvangen en ik wil deelnemen aan al uwe versmadingen. En heb ik al geen moeds genoeg de vernederingen op te zoeken, zoo wil ik ten minste die, welke Gij mij overzendt, met gelatenheid dragen. Ja, in dit oogenblik offer ik U mijn'hoogmoed en mijne
xxv'
ijdellieid, om mij met U in uwe vernederingeii te vereenigen.
Wanneer mijn natuur weerspannig wordt, en de eigenliefde zich verzet, dan zal ik uw voorbeeld voor oogen houden en om uwe genade smeeken. Deze goddelijke genade uit uw Hart ontsprongen, zal mij, zoodra zij in mijn hart binnenstroomt, den kelk uwer vernederingen kostbaar, ja zelfs troostrijk maken, zoodat één droppel zijner bitterheid mij zoeter en dierbaarder wezen zal, dan alle valsche en zondige vermaken dezer verblinde en bedorvene wereld.
0 Hart van Jesus,met smaadheden verzadigd! laat mij den kelk van uw lijden met U drinken V
O Hart van Jesus, in eene zee van smarten gedompeld; laat mijn hart in tranen smelten!
O Hart van Jesus, bovenmate vernederd en verguisd; verbrijzel mijne eigenliefde en mijn hoogmoed.
DERDE DEEL, ,
Van de Consecratie tot aan de Communie.
Het Har/' van Jesus lijtll en slerft aau hel kni 'ts.
Nadat Gij, o God! uw Hart aan tallooze ver-
smadingen haclt prijsgegeven, wild et Gij ook mv ligchaam aan de hevigste smarten onderwerpen, Hoe schrikkelijk zijt Gij misvormd na de pijnlijke geeseling. Aan eene zuil'gebonden, wordt Gij gruwzaam met roeden gefolterd: ontelbare geeselslagen vallen doorstriemend neder op uw maagdelijk vleesch: uw ligchaam is geheel verscheurd, ontvleescht en met wonden bedekt; als een worm ligt Gij eindelijk op den met bloed bespatten bodem neder; Gij baadt in uw eigen bloed, en nogtans houden zij niet op met slaan en al hunne wreedheid, hunne woede en hun' bloeddorstigen haat tegen U bot te vieren.
Wat, o mijn God, denkt, èn voelt, en ondervindt uw Hart bij deze onnoembare pijnen en smarten!
Alles verdraagt Gij geduldig: Gij geeft U geheel over aan den wil van uw' hemelschen Ya-der; Gij draagt Hem uw lijden op; Gij bidt Hem om vergiffenis voor onze zonden en Gij beschouwt U zeiven als een otfer aan ons heil toegewijd. Met volkomene onderwerping, met troost, ja, met eene zekere vreugde ziet Gij uw bloed stroomen, opdat het al onze overtredingen en misdrijven zoude uitboeten en te niet doen,
XXVII
en deszelfs stem voor ons ten Hemel zon stijgen om genade en ontferming. Alleraanbiddelijkst Hart, dit alles duldt Gij voor mij, en ik wil niets voor U doorstaan! Het geringste lijden is mij ondragelijk, ja voor het bloote woord smurf schrik ik terug. Met overgroote zorgvuldigheid koester ik mijn lichaam, zoek steeds deszelfs gemak, vertroetel het, ontzie het op alle mogelijke wijze en behandel liet met eene onwaardige teergevoeligheid, zonder te bedenken, dat het een zondig ligchaam is, hetwelk ik aan eene strenge boete behoorde te onderwerpen. Mijn Heer en mijn God, zie ik dan niet, dat wanneer ik het lijden ontvlugt, ik daardoor het uwe vermeerder, terwijl ik het daarenboven voor mijn heil onvruchtbaar maak? Doch, o mijn liefderijke Verlosser! wat Gij bij de geeseling verduurdet, is slechts het begin van uw lijden; uw offer moet voltrokken worden.
Met het kruis beladen zie ik U den Kalvarie-berg opstijgen. Sta mij toe, o goddelijke Verlosser, dat ik U in den geest volge, en uwe bloedige voetstappen drukke, Groote God, wat zie ik! Welk een wonderbaar schouwspel toont mij het geloof! Een Godmensch lijdt! Een God-
XXVI]]
menscli ster/ï! Keu Uocbnensch sterft ui! oraf- H ong
tjfcoU suuui! Een Godin en scli sterft uit liefde tot ^ zaal
hen. die Hem wreedaardig douden ! vei'i
Neen! neen! mijn hart is niet in staat om al (
de gevoelens uit te drukken, waarvan liet ver- 1 ]Let
vuld is bij zulk een tooneel. uit
Met welk eene kracht bewijst Gij ons van de w., hoogte uws kruises de groote geloofswaarheden,
welke Gij ons gebragt hebt! Daar leert Gij ons 0r kennen de grootheid der onverbiddelijke gereg-
tigheid Gods, zoo wel als de waardigheid en al
waarde onzer zielen. Doch inzonderheid toont 0i
( rij ons daar de boosheid en grootheid der zoude jv
en de vreeselijke en strenge straffen, welke de ./
zondaars in de eeuwigheid te duchten hebben. 1
O Hart van God, mijne zonden beweent Gij 7
en veroordeelt Gij aan het kruis: zij hebben U ]
zoo wreedelijk mishandeld, (J aan 't kruis geslagen, uw bloed doen stroomeu, uw' dood veroorzaakt.
En ik — ik sterf niet van droefheid aan den '
voet uws kruises ? Ik — ik wasch mijne zonden niet in mijne tranen en mijn bloed ? Moest ik niet mijne overige levensdagen in weenen en treuren doorbrengen, ontroostbaar, wijl ik
M
XXIX
ongelukkige mijn' God beleedigcl heb, de oorzaak van zijn' dood werd, voor zijn bloed verantwoordelijk ben !
0 mijn God, nw Hart staat voor mij zelfs aan liet krnis nog open. Ook daar zijn nwe armen uitgestrekt om mij met goedlieid to omhelzen, wanneer ik maar oprogt en rouwmoedig tot U wederkeer. Ja, (!ij vernieuwt zelfs dagelijks op onze altaren dit bloedig offer op onbl oeclige wij ze.
't Is dit offer, wat ik U thans opdraag, zoo als Gij het aan nwquot; heinelschen Vader eenmaal op Golgotha hebt opgeofferd. Sta mij toe, dat ik met dit nw offer het offer van mij zelveu, bij-zoiuler dat van een rouwmoedig en vermorzeld hart vereenige. En opdat ik U zulk een offer zou kunnen opdragen, zoo bereid dan Gij zelf mijn offer, opdat het ü welgevallig en uwer waardit»- zii.
O «'
VIERDE DEEL.
Van de Communie tot aan het einde.
liet II. Hart van Jesus rust in- het graf.
Goddelijke Heiland! eindelijk wordt nw heilig ligchaam in liet graf geleed. En die is de laat-
O o o o
XXX
ste vernedering, welke ( jij op aarde moest ondergaan. Tot in liet graf zullen vernederingen en smarten U vervolgen. Welk een toestand i Welke vernietiging voor een' God! Op aarde te zijn als ware hij niet daarop ! In den schoot dei-aarde verborgen, in de schaduwen des doods gehuld, in 't rijk der duisternis verstooten, van allen verlaten te zijn! Het graf zelfs, waarin Hij rust, behoort Hem niet. Zoo werd vervuld, wat Hij voorspeld had: De vossen Jiehbeu Juume JioJeu oul zich, te verher yen; 'Maar de Zoon des menscheu heeft, niets, icaawp Hij zijn hoofd kan mderleggen. — Edoch, in de woning der dooden blijft Hij dezelfde; al zijne deugden heeft Hij met Zich genomen: zijne gelatenheid, zijne onderwerping aan den wil zijns Vaders, zijne geheele overgeving in de handen der Voorzienigheid, zijne innige vereeniging met zijnquot; Vader.
Welk een groot voorbeeld geeft Hij ons hierdoor ter navolging! Ue H. Paulas zegt: wij zullen als dooden zijn, en ons leven zij verborgen met Christus in God,
Ja, mijn goddelijke Verlosser! in uw graf wil ik de gevoelens van uw aanbiddelijk Hart lee-ren: daar wil ik leeren mij los te rukken van al
XXXI
liet aardsclie; de wereld gering te schatten, aan de wereld en aan mij zeiven te sterven, al het nieusclielijke voor niets te achten, afzondering en ingetogenheid te beminnen. Mij op het innigst met God te vereenigen, ziedaar wat al mijn geluk uitmaakt.
Dit zijn, o mijn God, de gevoelens en bewegingen mijns harten, die ik bij dit heilig offer vernieuw, en U in vereeniging met de gevoelens uws Harten opdraag. Prent ze diep in mijne ziel; hond ze in haar levendig gedurende geheel mijn leven, en geef, dat zij ook mij in het graf begeleiden.
Doch, alleraanbiddelijkst Hart van mijn' Verlosser! niet altoos blijft Gij in quot;tgraf, Neen! niet aanhoudend zalt gij in vernederingen, lijden en smarten zijn. Na zooveel lijden en kwellingen wacht U de eeuwige glorie des hemels. Verwinnaar van uwe vijanden, triomferend over wereld, dood en alle helsche magten, zijt Gij den hemel ingegaan, welken Gij door uwe verdiensten verworven hebt. Daar zetelt Gij nu aan de regterhand uws Vaders, Uw Hart heeft de welverdiende belooning voor deszelfs lijden ontvangen:
quot;t vloeit over van hemelsclie geneugten en verheugt zich in het hezit der zaligheid van God.
Hart van mijn God, ook ik verheug mij over uwe glorie en uw triomf. O dat eenmaal ook ik aan uwe verheerlijking en zaligheid moge deelnemen ! Dit hoop ik vastelijk, doch slechts om uwentwil en door uwe verdiensten, die mij daartoe zuilen waardig maken. Hierom bid ik U dan geheel bijzonder door het offer, hetwelk ik U thans opdraag. Gij hebt U opgeofferd: neem eenmaal ook mij in uwe eeuwige woningen op, om U met uwe uitverkorenen eeuwig te kunnen loven en prijzen. \\ il, o Heer en God, tot onderpand van geluk van uit den hemel den zegen bekrachtigen, dien de priester op aarde mededeelt; daarom bid ik U in den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
TEX GELEIDE IN HET EERSTE BOEK.
1. AVio uit dit werk allo vruchten wil verzamelen, moet het doel van elk boek wel begrijpen; do middelen ter bereiking van dat doel voorgesteld, gepast aanwenden; en de moeije-lijkheden, die de bereiking van dat doel beletten, met vlijt trachten te overwinnen. Daarom willen wij, om u een veilig geleide aan te bieden, vóór elk boek over deze drie punten kort en duidelijk spreken.
2. Het doel van het eerste boek is hot hart te zuiveren vooreerst van de vlekken der zonde, vervolgens van de liefde voor de booze wereld en ton laatste van de ongeregelde genegenheid jegens zich zeiven. Dit kan op drievoudige wijze verstaan en in even zoo vele graden beoefend worden.
Eu wel ten eerste door uwe ziel van alle doodzonden en in die mate van de liefde voor de wereld eti van do ongeregelde gehechtheid aan u zeiven te ontdoen, dat gij aan God uwen Schepper en Zaligmaker in de daad boven alles
Do
de voorkeur geeft en dus voor niets, wat het u
ook zij, zijne goddelijke majesteit door eene hoogs
doodzonde zoudt willen beleedigen. telijk*
ïen tweede door uw hart te zuiveren van waan
allo vrijwillige dagclijksche zonde en in die mate j-q ,]
te ontdoen van de liefde voor de wereld en van naam
de ongeregelde liefde jegens u zelden, dat gij gtand
niet vrijwillig eene dagelijksclie zoude zoudt tot
willen bedrijven, iv.ogt gij daardoor ook al liet gen ,
geschapene verwerven of zelfs uw eigen loven deret
Ter derde eindelijk, door u te zuiveren van 0]
die onvolmaaktheden, die door eene groote ge- maal
trouwheid aan de goddelijke genade kunnen wor- wei.].
den vermeden, en u in zulk eene stemming te werl'
brengen, dat gij de wereld verafschuwt en elke t-jei, ongeregelde liefde voor u zeiven \eitooir. ^ hun
Hieruit blijkt, dat allen, hetzij de eerstbegm- niet,
nenden, hetzij die reeds eenigen voortgang heb- ^en,
ben gemaakt, ja, dat zelfs do volmaakten dit wjg]
hoek met veel nut gebruiken en mmer opnieuw e[,m
kunnen doorloopen. Immers de H. Bernardus gr0(
ze^t ons; „gelooft mij, wat wij overdacht heb- neu
ben komt weer opnieuw voor den geest; den
quot;hetgeen ons ontsnapt was, vinden wij terug ; niet
„het^uir^edoofde wordt weder ontstoken en wat troc
quot;in ons 0 slapende is geworden, wederom opge- tc ]
wekt Het beteekent derhalve weinig slechts i,t.0 quot;eenmaal gedacht te hebben, wij moeten dik- I mit
quot;wijls overdenken, ja altijd indien liet moge ijk loo.
„ware, omdat wij, bijaldien wij ons zeiven liet wjj , niet ontveinzen, altijd iets zullen vindon, waar-Imn wij onze overweging moeten schenken.
3
De volmaakte zuivering des harten, ik verzoek u hierop wel te letten, is oono zaak van liet hoogste belang, waarvan het overige in het geestelijke loven athangt. Do voornaamste reden, waarom er zoo weinigen worden aangetroffen , die den weg der deugd gemakkelijk en aangenaam vinden; zoo weinigen, die gereede on standvastig blijven voortgaan; zoo weinigen, die tot do vereeniging met God geraken; zoo weinigen eindelijk, dio ook reeds in dit leven de goederen genieten, welke God den zuiveren van harte heeft toegezegd;—de Voornaamste reden is, omdat slechts weinigen hun binnenste vol-maaktelijk zuiveren. Velen zijn er, die zich veel werks getroosten en toch weinig vorderen; dikwerf' moeten zij op nieuw beginnen; het zoete der deugd genieten zij zelden of ooit; zij dragon liun kruis, maar ondervinden daarvan de zalving niet. En ofschoon zij ook al zalig kunnen worden, berooven zij evenwel voor geheel de eeuwigheid èn zich zeiven van dien hoogeren graad eener onmetelijke zaligheid, èn God van die grootore glorie, die zij gemakkelijk hadden kunnen verdienen, indien zij zich volinaaktelijk hadden gezuiverd. Daarom is er dan ook bijna niets, waarvoor do duivel zich meer moeite getroost, dan om die geheele zuivering des harten te beletten. Hij laat ons rustig genoeg de deugd beoefenen en zelfs naar do volmaaktheid streven, mits wij maar do zuiverheid des hai'ten verwaar-looz:n. Immers hij weet wel, dat wij op die wijze in zelfbedrog vervallen en geen ware en degelijke deugden, veeliuiiulerdo vlomaakfheidons
4
ooit zullen cigoü maken. Ook is liet een gewoon bodrog, waarvoor tlo zielen, die nog niet goed quot;•czuiverd zijn, zich bovenal moeten wachten, namelijk: van terstond na cene oppervlakkige reiniging dos harten, mot Jesus in een innerlijk leven gemeenzaam to willen vorkeeren, met Hom zich te willen verlustigen tussehon de bloemen der deugd, hare zoetste vruclitou te genieten , of, wat nog gevaarlijker is, verlangen naar de innerlijke veroenigingmet Jesu.s onnaar liet genot der zaligende zoetheden zijner lietde, terwijl men do volmaakte zuivering des harten verwaarloost. Daar zijn ook nog andere begoochelingen, waaraan de zielen, die een geestelijk leven beginnen te leiden, zijn blootgesteld; zooals ecne overdrevene beoefening der uitwendige versterving; inwendig een eenigermate stijfhoofdig stre-veifom met zeker geweld de bevrijding van de eeno of andere lastige zaak of de vervulling van do een of andere begeerte te verkrijgen; hot toegeven aan angsten zoo zeer, dat de ziel noershig-tig wordt. Evenwel zijn deze, hoezeer ook gevaarlijk, toch niet zoo algemeen en niet zoo noodlottig als do begoocheling, waardoor iemand wordt medegesloopt tot de vorwaarloozing dei-inwendige zuivering.
3. Hierop moot dus al hun streven gengtzijn En daarom moet gij trachten: 1. Om, nadat gij uwe bestemming tot cene ware en altijddurende zaligheid wel in het oog hebt gevat, al de boosheia en al het kwaad der zonde zoo volmaakt mogelijk te erkennen en il do misvorming, door do zonde in u voroorz.i ikt.
op zekere wijze innerlijk te gevoelen; 2. om het volmaaktst mogelijk besef te verkrijgen van de ijdelheid en bedorvenheid der wereld en van harte te bevroeden het allerellendigst lot van hen, die zich door do wereld voor alle eeuwigheid ongelukkig laten maken; 3. Om waarlijk u zeiven te kennen, hoedanig gij u door uwe zonden hebt gemaakt, hoe ellendig gij zijt uit u zelven, en waarheen gij uit u zslven streeft.
Om echter tot dit alles te geraken, is hot niet genoeg dit boek maar ter loops te doorlezen, neen, gij moot hetgeen daarin gezegd wordt met anndaeht en ijver overwegen cn mot do daad beoefenen. Want alles, wat gij in die bock vindt, is niet zoozeer uitlegging als wel aanwijzing; en dit wrel ten eerste, opdat gij zelf zoudet overdenken on zelf u de zaken zoudt trachten te ontwikkelen on op u toe te passen; vervolgens opdat ft-ij zelf goede gevoelens in uw hart zoudet opwekken on aan God vragen, wat gij voor den staat uwer ziel noodig hebt; ten laatsto opdat ü'ij de inwendige zoetheid on do vrucht daarvan m rijkere mate zoudt genieten. Immers door zóó te overwegen, door zoo heilige begeerten in u op to wekken en door zoo vurig te smeeken, zult gij hot gezegde beter begrijpen, met meer vrucht aanwenden, en wederkeerig zal do Heer in de edolmoediuhoid zijns Harten dio pogingen beloonon en met zijne genaden zegenen. Dit geldt niet slechts van het eerste boek maar ook van al do overige.
4. Er zijn voornamelijk twee wijzen, waarop nion dit boek kau gebruiken; beide zijn zeer
6
YeiliIT en zeer gemakkelijk, zooals blijkt uit de ondervinding van velen, zelfs van ongelettevden, die zioli roods gewend hadden om geheelc men zonder verveling, neon met grooto vrucht aan
de overweging te wijden.
Do eerste wijze is vooral geschikt voor eerst-beginnenden, die aan de meditatie nog niet gewend, ook niet in staat zijn een doorloopend onderhoud met zich zeiven te voeren. Er schijnt echter niets tegen, dat ook anderen op deze wijze hunne overweging inrigten, vooral wannéér zij zich niet zoo goed gestemd gevoelen, om in hunne beschouwing dieper door te dringen.
Vooreerst dan moet gij het voorbereidend gebed verrigton, dat altijd hetzelfde is en aldus kan luiden:
„ O Heer .Testis, trek alle mijne zinnen tof U, zuirer ook wijn hart van alle verkeerde en vreemclsoortic/e gedachten; verlicht mijn letstam ontvlam mijn hart, opdat ik met aandacht en godsvrucht qedurende deze overweging de zinnen mijns 'ligchaams en de vermogens mijner ziel tot uwe glorie en tot heil mijner ziel kunne aanwenden en verdienen moge, verhoord te vol den voor het aanschijn uwer goddelijke Majesteit,
ter wille van uw Allerheiligst Hart. Amen. — O Heer Jems, ik wil deze overweging verrig-ten in rereeniging met de goddelijke bedoelingen mes Harten, waarmede Gij zelf oj) aarde aan God meen lof hebt gehragt.quot;
Na dit gebed, moet gij een oogenbhk stiltiou-
t de den, om u levendig Gods tegenwoordigheid voor de:i, te stellen in 'toon of ander geheim, dat mot uwe uren overweging strookt, of als in het heilig taholna-, aan kei tegenwoordig. Vraag Hem eindelijk met vuur dat Hij uwe overweging vruchten doe dragen. !rst- Deze drie punten vormen hot begin of den ingang ge- van elke overweging, op welke wijze zij dan ook end verrigt worde.
lijnt Indien gij nu do eerste wijze van overweging
leze volgen wilt, lees dan:
an- 1. Langzaam on aandachtig eon of meerdere ver-
om zen, voor zooverre gij hot noodig of nuttig oordeelt, fen. 2. Beschouw hoe waar het is, wat gij nu gele
end zen hebt; hoezeer de Heiligen en allo anderen, dus die hunne zielen voor hot eeuwig verderf behoeden en eeuwig zalig wilden maken, het als waar-tot heid geloofden; hoezeer gij zelf het voor waarheid O, zult houden in het uur van uwen dood. tnd 3. Onderzoek u zeiven, nagaande hoe gij u
en tot dusverre met betrekking tot het gelezeno in in- uwe handelingen en gewoonten hebt gedragen; 'Wf was uw gedrag goed, dank God daarvoor, schenk
me Hem daarvan allo eer on laat niet na om genade or- to vragen, opdat gij zoo goed,- ja boter nog en
gt;it op volmaaktere wijze moogt voortgaan ; hebt gij
u slecht gedragen, betreur zulks, verwek een !g. berouw on vraag om vergeving.
c/, 4. Maak een goed voornemen om u te beteren
a// of na-ir meerdere volmaking te streven; kies
tevens de geschikte middelen daartoe uit on vraag u- de genade om uwe voornemens to volvoeren. Is
dat alles geschied en is de tijd tot overweging bestemd nog niet verstreken, ga dan tot andere
verzen over en volg dezelfde wijze van beschouwing.
Wilt gij echter de tweede wijze van overwegen volgens, dan moet gij na de voorbereiding tot de meditatie.
1. Uw geheugen gebruiken door de stof der overweging te herlezen of ze u te herinneren.
2. Uw verstand gebruiken, eerst door te redeneren met u zeiven over hot onderworp, dat gjj u ter overweging hebt gekozen en de oorzaken en gevolgen in uwo gedachten nagaan en tot een besluit zien te komen; ton tweede, u afvragen, wat gij daarvan in uwe daden zult toepassen; ten derde; welke beweegredenen of aansporingen u daartoe dringen; ten vierde, hoe gij tot dusverre hebt gehandeld ; ten vijfde, wat gij in het vervolg doen moet; ton zosde, welke beletselen er moeten uit den weg geruimd worden; ten zevende, welke middelen gij daartoe moet kiezen.
3. Uwen wil gebruiken, ten eerste, door heilige en passende gevoelens in u op te wekken en inwendige oefeningen te verrigten; ten tweede door goede bijzondere voornemens te maken, die aan den tegenwoordigen toestand uwer ziel beantwoorden ; ten derde, door vurig voor u en voor anderen om genaden te bidden.
Daarna houde men eerst een zamenspraak met Jesus, waarin men geheel zijn hart uitsrorte. Men bidde een sluitgebcd, zooals bij voorbeeld;
„ O Heer Jesus, die door een nieuw c/unst-hewjs U getvaardigd hebt de onuiisprekeljke schatten mes Harten voor uwe Kerk te ope.ien,
9
geef hid ik I, dat ik aan de liefde va» uw allerheiligst Hart beantwoorden, de he 'eedir/in-gen, door ondankbare moisclten aan uw allerdroevigst Hart aangedaan, door waardige vereering vergoeden en de bedoelingen van dat zelfde Hart bij alle handelingen in mij overnemen moge; die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Eindelijk sluit gij met oeno aanbeveling van u zeiven aan do allerzaligste Maagd Maria aan uwen beschermengel en aan uwen patroon. Deze drie punteu maken liet slot van elite over\vegin'r uit.
Dikwerf worden de daden der IIoiligGii aangehaald, dewijl liet bij ondervinding vaststaat, dat hunne voorbeelden zoowel op de harten der zondaren als der regtvaardigen een verwonderlijken en heilzamen invloed uitoefenen. Om die echter met vrucht te overwegen, moet gjj aan een of meer bijzondere Heiligen, die gij tot patronen kiest of voor wie gij eene bijzondere godsvrucht koestert, uwe beschouwing wijden. Immers de een vindt in deze, een ander wederom in andere voorbeelden meerdere stichting en aansporing: zoo zal een kloosterling gewoonlijk de levens van de Heiligen zjjner orde het beste kennen en daaraan meer zijne studie wijden; terwijl zij, die in de wereld leven en zich op den dienst des Heeren toeleggen, gewoonlijk meer tot dio Heiligen worden getrokken, meer die Heiligen trachten na te volgen, wier voorbeelden aan hunnen stand beter passen. Dewijl men nu van de
10
Heiligen verhaalt, dat zij handelden in navolging van het Hart van Jesus of in het een of ander hebben uitgeblonken, daarom moet men een zekeren Heilige in zijne gedachten uitkiezen en meer in het hijzonder beschouwen, wat hij heeft gedaan en hoe hij hooft gehandeld; zijne voorspraak bij God inroepen en zich aan hem aanbevelen. Indien gij geen enkel Heilige u geschikt in het geheugen kunt roepen, dan kunt gij altijd hot voorbeeld dor zalige Maagd Maria beschouwen en hare voorspraak en bescherming afsmeeken.
5. Eindelijk om de beletselen, welke door dc vijanden uwer eeuwige zaligheid u worden in den weg gesteld en die gewoonlijk met het geweten in betrekking staan, te ontwijken en te boven to komen, moet gij goed begrijpen, vooreerst wat het geweten is. Welnu, het geweten is een regel door do rede mij voorgesteld, die mij in bijzondere gevallen leert en aantoont, wat ik moet doen, wat ik moet laten, en dat wel onder zonde, wanneer het mij geboden is; of wel om vermeerdering van verdiensten en grootero behagelijkheid aan God, indien de zaak mij slechts wordt aangeraden. Men noemt het een regel door de rede gegeven, omdat het eone, mijne handelingen regelende, gevolgtrekking is, ontwikkeld uit de beginselen, die aan do rede ot aan de natuur, hetzij door het licht der genade, hetzij door het licht des goloofs, bekend zijn. Laat ons eens een voorbeeld kiezen: het geweten vermaant mij: heden (Zondag) zijt gij verpligt de H. Mis bij te wonen. Deze vermaning vloeit echter voort uit deze stilzwijgend vooropgezette stellingen: Op de
11
Zondagen geldt de verpligting van de II. Mis te hooren; doch heden is het een zondag; dus lieden geldt ook do verpligting van de II. Mis bij te wonen. Hot verdient onze opmerking, dat zoodanige gevolgtrekking heimelijk gemaakt wordt en don mensch ook togen zijn wil wordt voorgesteld, zooals duidelijk blijkt in hen, dio naar hun go-weten niet willen luisteren om niet verontrust •of afgeschrikt te worden van hunne ongeoorloofde handelingen. Immers zij hoeren tegen hunnen zin, zeer goed do gebiedende of veroor-deelende stem van hun geweten. Men ziet hieruit, dat liet geweten, als het inderdaad zoo heeten mag, van den mensch onafhankelijk is en gezaghebbend boven hem staat.
Een al te vreesachtige of angstvallige merke hier wel op en leere, dat hot geweten niet is eene gejaagdheid der zenuwen, niet eone voorstelling der verbeelding, niet eene onbepaalde vreeze, zelfs niet de mogelijkheid van het een of ander. Wie daarentegen te veel tot groote vrijheid en vermetelheid overhelt, bemerke met niet minder zorg en onthoude, dat het geweten niet bestaat in een verlangen van den wil, niet in natuurlijke neiging of afgekeevdheid, niet in de een of andere hartstogt, zoo min als in het gekunstelde eener spitsvondige onderscheiding. Noen, zoowel de een als de ander pronte zich in bet geheugen, dat het geweten een gedragsregel is, mij door do rede gegeven, of de stem van Gods geest, dio door do rede als door een inwendig werktuig in ons binnenste spreekt, en in bijzondere gevallens ons openbaart, wat zijn wil
12
ons gebiedt wat zijn ■welbehagen ons aanraadt.
Het geweten wordt vooreerst waar of oprcgt geheeten. Dat geweten namelijk is oprcgt, wat de zaken voorstelt, zoo als zij zijn; als geboden of verpligtend, wat inderdaad geboden is; als gevaarlijk, wat gevaarlijk is; als raadzaam of beter, wat inderdaad raadzaam of volmaakter is. Indien wij zijne stem volgen in dien zin, dat wij, door de vrceze des lleeren gedreven, als-goede kinderen bang zijn God te beleedigen, en de zonden vermijden; omdat deze ons zijne vriendschap cn vaderlijke toegenegenheid ont-rooven, dan zegt men, dat wij een nauwgezet geweten hebben. Indien wij echter zoo getrouw naar ons geweten luisteren, dat wij op Lzjjne stem ons van alle vrijwillige feiten onthouden en daaraan in alles gehoorzamen, dan wordt ons geweten een teeder geweten genoemd.
Vervolgens bestaat er oen valsch of dwalend geweten. Het is dat geweten, wat do zaken op eene verkeerde wijze of anders, dan zij naar waarheid zijn, voorstelt. Dit geschiedt echter veelal door de schuld van den mensch, die het werktuig, wat de geest Gods bezigt, bederft, zoodat liet de goddelijke stem niet meer tot ons overbrengt. Onwetendheid, zondige gewoonte oi' de een of andere hartstogt zijn in meer of mindere mate de oorzaak van dat bederf. Of om duidelijker te spreken : dc onwetendheid, de gewoonte van zondigen of de een of andere ongeregelde hartstogt zijn elk in het bijzonder oorzaak, dat iets, wat valsch en ijdel is, beschouwd wordt als een der beginselen, volgens welke het regelend
13
besluit voor onze handelingen wordt genomen. Van daar dat zulk een geweten wel eene stem is, doch niet van Gods geest maar van oen anderen geest, die de hartstogt cl iets anders als werktuig bezigt, om in ons binnenste te spreken.
Als het geweten dwaalt door onze eigen yrij-willigc schuld, dan zegt men, dat het lijdende is aan eene ovenvinneljjke dwaling en dan worden wij voor dio dwaling verantwoordelijk gesteld. Ons geweten echter lijdt door onze eigen vrijwillige schuld aan eene ovorwinnelijke dwaling, wanneer ons verstand, terwijl de daad of hare oorzaak gesteld wordt, bewustzijn of twijfel omtrent de dwaling heeft en tevens de verpligting om do dwaling af te leggen on daarenboven de gewone zorg om de waarheid te weten te komen, verwaarloost. Maar indien ons geweten dwaalt zonder zoodanige schuld van onzen kant, dan noemt men het lijdende aan eene niet overwin-neljjke dwaling en dan laat het ons onschuldig in hot oog van God.
Onder het dwalend geweten rangschikt men ook nog het angstvallig en het te ruim geweten, die beiden aan tegenovergestelde oorzaken hun oorsprong ontleenen. Wjj hebben een angstvallig geweten, als wij zondo meonen te zien en ofschoon ook to rogt gewezen, toch nog zondo meenen te zien daar, waar geen zondo is; hot dwaalt veelal omdat de ziel aan de verbeelding, aan vasthoudenheid, aan eigen oordeel of wel aan eone neiging, die ons hart verstrikt, toegeeft: daardoor inwendig gejaagd en verward, ziet hot de voorwerpen anders aan dan zij zijn of verwart
14
het een met liet ander, een gebod met een goeden raad, waarsclijjnljjkheden met mogelijkheden, do zonde en het gevaar zelf met den schijn of de schaduw der zonde of van het gevaar.
Een te ruim geweten, namelijk, wat zich overreedt en na ontvangene vermaning toch voortgaat zich te overreden, dat er geen zonde of gevaar te zien is, waar ze inderdaad bestaan, vervalt gewoonlijk tot zoodanige dwaling omdat het hart dos menschen lijdt aan schuldige on-wetenheid of verslaafd is aan eene zonde van gewoonte of wel toegeeft aan eene hartstogt, waardoor hot iets op vorkeerde wijze begeert of verafschuwt. Van daar, dat bij, die zulk een geweten heeft, schuldig is, omdat hij zich, dooide oorzaak weg te nemen voor de dwaling kan behoeden, welke oorzaak hij zeker verpligt is te verwijderen, omdat hij op voldoende wijze inziet, daartoe verpligt te zijn.
Zoowel voor een angtsvallig als voor een te ruim geweten moet men zich mot de meeste zorg wachten. Beiden toch zijn niet slechts gevaarlijk maar ook verderfelijk, beiden zijn een beletsel voor do volmaaktheid, ja maken haar onmogelijk, en wat nog meer te vreezen is, beiden stellen ons gewoonlijk in 'tgevaar van zelfs onze zaligheid te verliezen. Daarom drage een ieder zorg een opregt geweten te hebben.
Tot een wezenlijke zonde nu of tot eene zonde, waardoor God beleedigd en do mensch stral-schuldig wordt, is een eerste veroischte, dat de inwendige of uitwendige daad, waardoor wij met overtreding of met verzuim zondigen, slecht of
15
ongeoorloofd is of als slcclit on ongeoorloofd door het geweten wordt beschouwd; ten tweede, dat hot verstand, als do daad bedreven of hare oorzaak gestold wordt, liet zedelijk kwaad der handeling inziet of erkent, dat ilo handeling ongeoorloofd is; ten derde, dat de wil de daad als kwaad en ongeoorloofd kennende, evenwel vrij er in toestemt, terwijl zij inwendig de vrijheid bezit om te kiezen tussehen de toestemming en de verwerping der booze handeling. Want indien gij eene in- of uitwendige handeling vcr-rigt, waarvan gij liet zedelijk kwaad niet bespeurt hetzij dan dat gij de handeling doet of hare oorzaak stelt, dan wilt of kunt gij de daad wel willen, maar niet in zooverre zij zedelijk kwaad is, omdat gij niet beseft, dat zij ongeoorloofd is. Niets toch is gewild, wat niet eerst wordt gekend. Daarom dan ook bedrijft gij door zoodanige handeling te willen of te doen slechts eene materiele zonde (eene schuldelooze overtreding van de wet) hetgeen niets anders is dan het volgen van het geweten, dat aan eene onoverwinnelijke dwaling lijdende is, iets waardoor God niet beleedigd noch de mensch strafschuldig wordt.
Tot een doodzonde echter wordt, niet slechts volgens do godgeleerden, maar ook volgens do leer der Heiligen, vereischt ten eerste: dat de in- of uitwendige daad grootelijks kwaad is of door het geweten voor groot kwaad wordt go-houden; ten tweede: dat liet verstand, als de handeling of haro oorzaak gesteld wordt, hot grooto kwaad der handeling volkomen kent; ten dorde, dat de wil wetens en vrijelijk gelieol
10
zijuo toestemming geeft. Indien een dezer drie punten ontbreekt, dan is do zonde, dio anders doodzonde zoude wezen, slechts eene dagelijksche zonde.
Niemand bedrijft een formele zonde (een sclml-dige overtreding der wet) tegen zijn vrijen wil.
Immers, de mensch kan niet wezenlijk zondigen, tenzij met zijn vrijen wil.
Hij kan eeliter door zijn vrijen wil te misbruiken, indien hij zulks verkiest, iets kwaads of ongeoorloofds denken, zieh voorstellen of wederom voor den geest roepen , daarin toestemmen, zondigen. Ook kan mot Gods toelating, do duivel, en hij is gewoon zulks te doen, hem zondige gedachten en voorstellingen ingeven, om zijnen wil tot do toestemming te bewegen, maar hem noodzaken tot de toestemming, dat kan hij nimmer Eindelijk God zelf en zijuo goede eu zalige geesten ziju gewoon ons gedachten in te geven en voorwerpen voor den geest to stellen, doch altijd met het doel om den mensch ten goede aan te sporen, terwijl zij zijnen wil ten goede helpen maar nimmer noodzaken.
Uit het gezegde blijkt, dat er in den mensch drie soorten van gedachten en bewegingen ontstaan: do eersten, die hunnen oorsprong hebben in den vrijen wil van den mensch zelven; anderen, die ons van buiten door den boezen geest, den duivel, worden ingegeven; ten derde, dio ons ook van buiten, maar door den goeden geest worden ingegeven. Overigens zullen wij ze aan hunne taal erkennen, en wie de geest is, die in ons spreekt, zal zijne ingeving zelve ons ge-
17
tuigen.quot; (de H. Bernardus). Om dit wel to verstaan mogen de volgende regels dienen, die de Heiligen ons over de onderscheiding der geesten hebben gegeven.
1 Eegel. De booze geest tracht gewoonlijk in hen, die ligtelijk in groote zonden vallen, hot verlangen naar de schijnvreugde des vleosches cn naar zinnelijke genoegens levend te maken en hun deze voor te spiegelen, om hen zoo dos te zekerder in zijne magt te houden en steeds dieper en dieper in zonden en ondeugden neer te storten.
De goede geest doet met zulke personen juist liet tegendeel. Hij kwelt en verontrust hun geweten onophoudelijk, om hen tot bewustzijn te brengen van den ongelukkigen staat hunner zielen, hen van de zonde at' te schrikken en te bekeeren.
2 Reokl. De booze geest tracht den mensch door valsche redeneringen en listen tot eene ongeregelde liefde en tot het verlangen naar rijkdommen en overvloed te bewogen, om hem later des te gemakkelijker in de zonden te doen vallen.
De goede geest daarentegen spoort ons aan ons hart vrij te houden van ongeregelde gehechtheden of verlangens naar het aardsche, om ons zeiven niet in vele hindernissen te verwikkelen.
3 Kegel. De kwade gocst lokt den mensch, dringt hem en houdt steeds aan om hem naar ijdele eer te doen streven.
De goede geest echter houdt ons voor en prent ons diep in het hart, dat de edelmoedige vernedering de ware en zekere glorie des menschen is.
2
18
4 Regel. Als iemand inziet hoo noodzakelijk het is, zijne eeuwige zaligheid tc bewerken en er ernstig aan begint te denken om haar te -verzekeren, dan tracht de kwade geest hem een zekere schroomachtigheid en menschelijk opzigt bij te brengen om daardoor het begonnen goede werk te verhinderen.
Maar de goede geest geeft hem moed en spoort hem aan om mot verachting van het menschelijk opzigt, krachtig voort te gaan.
5 Kegel. Die opregt bezorgd zijn, zich van hunne zonden en booze neigingen tc zuiveren en in ijver voor den dienst des Heercn toe te nemen, hen overstelpt de booze geest met mooije-lijkheden, angsten, droefheden, valsche redenen, en verontrust hen op meer dergelijke wijze om hunnen voortgang te beletten.
De goede geest is daarentegen gewoon om hen, die opregt handelen of het goede willen, moed en krachten in te storten, hun verstand te verlichten, hen te troosten, hun vrede en rust te schenken, opdat zij des te gereeder en sneller door goede werken immer verder voorwaarts streven.
6 Regel. De kwade geest geeft zich alle moeite om de ziel, die hij in zijn strikken wil vangen en in het verderf wil storten, te bewegen, hare bedriegelijke ingevingen geheim te houden. Hij tracht zooveel mogelijk de ontdekking zijner be-moeijingen voor haren geestelijken leidsman te beletten, want hij weet, dat zij alsdan verijdeld zullen worden.
Maar de goede geest bemint het licht en de
19
orde, dewijl hij wel handelt en zijne werken goed zijn.
7 Regel. De kwado geest doet gelijk oen veldheer gewoon is te doen. Grelijk dezo namelijk de ligging en de sterkte eener burgt, die hij wil veroveren, bespiedt en haar van de zwakste zijde aantast, zoo ook sluipt do kwade geest om ons heen, bespiedt onze gesteltenis, onze deugden, allen, zoowel de goddelijke als de zedelijke, en daar, waar hij ons het zwakste ziet, valt hij gewoonlijk aan en tracht hij ons te overrompelen.
8. egel. Do kwade geest, de bekoorder, verliest gewoonlijk den moed en alle kracht, als hij zijn geestelijken tegenstander met een onbevreesd hart en moedig gelaat de bekoring ziet weerstaan; doch als hij ziet, dat deze angstig wordt en dra den moed verliest, dan is er geen ondier op aarde zoo woest en in zijne aanvallen jegens den mensch zoo volhardend als hij, om hem te dwingen de verlangens van zijn boosaardigen en hard-nekkingen wil te vervullen.
De H. Ignatius, de 11. Thomas, de H. Theresia.
Nuttige vermaningen betreffende de zuivering onzes harten.
EERSTE HOOFDSTUK.
GRONDSLAG.
1. Jesüs. Leert van ju ij, dat ik zaclitmoedig cu nederig van harte ben; en gij zult rust vinden voor uwe zielen. .
De leekt,ing. Dat zijn woorden van Jcsus C hns-tuSj waardoor ons bevolen wordt de deugden van zijn Hart aan te leeren en na te volgen ont van al de ellende onzer ziel verlost en waarlijk gelukkig te kunnen worden.
Ziedaar zijne loer, ziedaar de beweegreden, die ons ter leering aanspoort, ziedaar de vrucht, ziedaar eindelijk hot doel.
Het eerst, wat ons tor leering noopt, is dc verhevenheid van don leermeester. ie is ei verhevener dan Gods Zoon, die onze eenigo leermeester is, door zijn eeuwigen Vader aangesteld, en in Wien alle schatten van Gods wijsheid en wetenschap zijn opgesloten ?
Zijne leer is de waarheid, die alle kennissen en wetenschappen dezer wereld overtreft en niet
21
den weg baant tot vergankelijke gooderei, tot voortvlugtige genoegens, tot tijdeljjken room, maar tot onmetelijke en blijkende rijkdommen, tot onuitsprekelijke en duurzame vreugde, tot do hoogste en eeuwige eere.
) Al wat hij ons geleerd lieeft te doen, heeft
Hij in één leerpunt zamengevat: „Leert van mij, dat ik zachtmoedig en nederig van harte ben; en Hij heeft dit voor alle mensehen toepasselijk gemaakt, en geeft het aan allen, aan kleinen
en grooteu tor leering, volmaakt wetende, dat in dit gebod, wanneer het goed begrepen en onderhouden wordt, alles wat noodig is, ligt dig opgesloten.
leu Geheel zijn leven was eone beoefening van die
leer, die Hij zelf tot onze bemoediging, eerst in hs- zijne daden verwerkelijkte, alvorens zo aan ons Ion te verkondigen.
om 2. Laat ons dit kort gebod aanleeren dan
lijk zullen wij volkomen wijs zijn, genoeg weten, en niet noodig hebben om nog naar iets anders te en zoeken.
;ht, Om dit gebod aan te loeren, moet men hande
len, hetgeen op tweevoudige wijze dient te ge-de sollieden: door studio namelijk en door oefening, cr Voor alles echter moeten wij ijverig bidden om
XT- goed te begrijpen, wat wij pogen te loeren en om eld, met do daad te doen, wat wij hebben begrepen, en Daarna moeten wij zorgvuldig den diepen zin,
de verhevenheid en den omvang van het gebod ison overwegen, terwijl wij herhaaldelijk ons het god-niet delijk voorbeeld van onzen Meester voor oogen stellen en beschouwen, wat wij moeten verbete-
22
ren, wat ontvlugten, wat behouden, waarheen wij moeten streven.
Vervolgens, dewijl do kennis van dit gebod, dat vooral van ons daden eischt en slechts door te doen volmaakteljjk wordt aangeleerd, alleen niet voldoende is, maar ook de vervulling daarvan gevorderd wordt, daarom moeten wij, zoodra wij beginnen te leeren ook beginnen te doen, door ons in onze gedachten, woorden en werken als zaehtmoedigen en nederigen van harte jegens God en jegens de menschen te betoonen.
En terwijl wij toenemen in kennis en beoefening moeten wij zoo arbeiden, dat do kracht des gebods, zich voortdurend volmaakter ontwikkele en al onze levensuitingen, in onze innigste gewaarwordingen, in onze woorden cn daden, in allen en in ieder in het bijzonder en wel in al de uitingen derzei ven.
3. Als wij zoo aanleeren, wat ons door God ter leering is gegeven, dan zullen wij de vrucht plukken, die als een zekere belooning aan onzen ijver en arbeid is toegezegd door Hem, die geen-zins bedriegen kan noch bedrogen kan worden.
Welk is die beloofde vrucht? Waarlijk 'tis de beste. Gij zult, zoo zegt Hij rust vindon. Wat is dat, rust vinden?
O, het is datgene vinden, waardoor wij voldaan cn bevredigd rusten en ons niet meer aftobben met te zoeken noch gejaagd worden door de vreeze van iets te verliezen, wat wij willen behouden.
Die deze rust gevonden heeft, zal waarlijk gerust en in der daad gelukkig zijn; die haar echter niet heeft gevonden, bij zal, wat hij overi-
gens ook moge bezitten, altijd, ontevreden en ongelukkig zijn, omdat zijn hart niet is verzadigd, omdat hij gedrongen wordt steeds meer te zoeken, omdat hij onophoudelijk in het gevaar verkeert, tegen zijn zin wederom te verliezen, wat hij in zijn bezit heeft gekregen.
Zoo toch zijn wij geschapen, dat wij van nature worden voortgedreven om die gelukkige rust na te jagen en het ligt niet in onze magt om zulks niet te doen.
Voorzeker uit overgrootc weldadigheid heeft ons God dat opwekkend verlangen, dat vermogen, waardoor wij immer worden aangespoord, ingestort; zoo immers streven wij met krachtiger daad en op genoeglijker wijze naar datgene wat ons gelukkig moet maken.
En ofschoon wij ook krachtens onzen vrijen wil in verschillende zaken bevrediging kunnen zoeken, toch zal in alles, wat wij beproeven, die begeerte, dat vermogen zich in ons doen golden en ons voortdrijven, totdat wij het voorwerp gevonden hebben, voor welks opsporing en bereiking ons juist dat vermogen word gegeven.
Christus onze Heer en God, die dat vermogen in ons hoeft gelegd en die ons onmogelijk een onoverwinnelijk streven zonder dool, of zonder de mogelijkheid om dat doel te bereiken, konde instorten. Hij zelf toont ons, waar wij het ware voorwerp onzer rust moeten zoeken en hoe wij het moeten vinden.
Leert van mij, dat ik zachtmoedig en nederig van harte ben en gij zult rust vinden. Hij maakt
24
geen ondersclieid, geene uitzondering; wij zullen dus de ware rust, het wezenlijk geluk vinden.
Want ofsclioon ook de rust, het geluk der ziel, hier op aarde, de omstandigheden van het men-schelijk leven in aanmerking genomen, niet onder alle opzigten volkomen kan zijn, toch zp1 zij eene ware rust zijn, zooals do Heer belooft en de ondervinding leert van tallooze heiligen, die zachtmoedige en nederige leerlingen waren van den zachtmoedigen en nederigen Jesus.
Zeer zeker zulleu wij dien vrede genieten, die door geen uitwendigen vijand wordt verstoord wij zullen ons in die kalmte verheugen, die door geen inwendige beroering wordt onderbroken; eindelijk, wij zullen die verhevene gelijkvormigheid en vereeniging bereiken, die het hoogst;) geluk des levens, ja, alle goederen bevat, en waarvan ons niemand togen onzen wil zal kunnen borooven.
4. Terwijl wij ons dergelijke vruchten verzamelen, zullen wij ons doel, de eeuwige zaligheid onzer zielen verzekeren, want Hij zegt; gij zult de rust uwer zielen vinden.
Ofschoon onze zielen ons ook al toebehooren toch zijn zij niet ons eigendom in dien zin alsof haar oorsprong aan ons te danken ware, dewijl niet wij maar Hij ons geschapen heeft; maar toch zijn zij inderdaad ons eigendom, dewijl Hij ze ons heeft gegeven. Doch toen Hij ze gaf, deed Hij zulks met een doel zijnor waardig, opdat ■— nadat Hij gehandeld had naar bohooren gelijk God als de oneindig volmaakte immer handelt, ook wij wederkeerig zouden medewer-
25
ken en daardoor die zalige, blijvende rust aan onze zielen zouden verschaffen.
Dit is het doel, de eeuwige zaligheid onzer zielen, wat innig met de eer van God, die niet zonder doel werkt, allernaauvvst is verbonden.
Want indien God glorierijk is in al zijne werken, hoe glorievol moot Hij niet wezen in een werk van zooveel belang, het heil der zielen, die eeuwig zullen zegevieren en Hem zullen loven!
Om dat doel te bereiken versterkt en helpt Hij ons met duizend middelen, op duizenderlei wijzen; tot dat doel gaat Hij zelf ons voor, gelijk oen vader zijne kinderen; als een voorzichtig geleider, toont Hij ons den zekeren en gemakkelij-ken weg, ondersteunt en bemoedigt Hij ons.
5. Maar als dit zoo is, laat ons dan moedig zulk een goeden geleider volgen.
Wat kan voor ons eervoller zijn? Het is immers eene grooto eerden Heer te volgen; do grootste eer, beminde leerlingen van zijn Hart to zijn.
Wie kan eene aardsehe eer uitdenken zoo groot, dat zij vergeleken bij die waardigheid niet geheel zoude verdwijnen?
Er is ook niets nuttiger, dewijl daarvan de rust der ziel, ons geluk voor tijd en eeuwigheid afhangt. Die zaak toch is van zóó groot belang, dat zij alleen voldoende is en buiten haar al het overige ijdel en ten laatste nutteloos blijft.
Eindelijk is het zeer gemakkelijk en aange-genaam; dewijl zijne geboden niet zwaar zijn, daarom juist geeft Hij ons zulke bevelen en helpt Hij ons met zoodanige middelen, dat wij die niet slechts kunnen vervullen maar ook, dat geenvij-
26
and van ons heil, geene moeijelijkheid bij inagte is, ons de vervulling daarvan te beletten.
Want al leorende van het Hart des Verlossers zelf putten wij ook uit die bron der liefde de krachten, die ons in staat stellen om de moeite, zoo deze zich voordoet, of niet te gevoelen ot lief te hebben en dus zo ligt en aangenaam te vinden.
O Jesus, zachtmoedig en nederig van harte, ik smeek U, neem mij aan tot uw leerling, tot leerling van uw Hart eu goef, dat ik vlijtig van TI leere zachtmoedig en nederig van harte te zijn en op die wijze 'de rust mijner ziel te vinden, tot eeuwige glorie van U.
dat xiets ter wereld oxs hart waarlijk gekust, waarlijk tevreden icax maken.
1. Jesus: Mijn kind, gij zijt ter zaligheid geschapen. Dat bewijst de rede; dat getuigt do ondervinding; dat leert het geloof.
Naar geluk zoekt gij zonder ophouden en gij doet wel. Maar houd op uw geluk te zoeken in de schepselen, dewijl gij het daar niet zult vinden.
Niets immers van al wat op deze wereld is, kan uwr hart bevredigen, mogt gij ook al het geschapene alleen bezitten, dan nog zou uw hart ledig en ongelukkig zijn.
27
Het aardsche wekt den dorst dos harten op, maar kan dien niet lesschon; in der daad lioo meer gij bezit des te heviger wordt uw dorst.
Hoe zondt gij in de schepselen kunnen vinden, wat zjj zolvon niet bezitten? Memand toch geeft, wat hij zelf niet heeft.
2. Of zult gij bereiken, wat geen der stervelingen ooit kondo bereiken ? Zio eons, do wijste der monschen had overvloed aan allerlei goederen, overvloed van altijd nieuwe genoegens; door de onmetelijkheid zijner rijkdommen li rage hij de volkeren in verbazing, zijn roem werd door de faam tot aan do uiteinden der aarde gedragen.
En toch do ledigheid zjjns harten dwong hem uit te roepen: „IJdelheid der ijdelhoden, en alles is ijdelheid!quot;
Mogt gij ook alles hebben, wat uw hart in do wereld kan begeeron ; mogt gij ook heer ou moester van geheel hot aardrijk wezen, mogten ook allo monschen u eerbiedigen ; mogt gij alles beproeven, dan nog zult gij ondervinden, dat gij niets hobt gevonden dan ijdolheid en droefenis des geestea.
3. Wil u daarover niet verwonderen, miju kind; uw hart is immers niet voor de wereld gemaakt, alles dus wat do wereld bevat, is uwer veel edelor bestemming en de liefde uws harten onwaardig.
Voor iets hoogors zijt gij geschapen, voor de eeuwigheid geboren, \oor het oneindige zijt gij bestemd. Werp u dan uiot neder in het slijk, terwijl gij gesteld zijt om eeuwig te heerschen.
28
Mogt gij ook golicel do wereld winnen, wat zou liet u baten, als gij uw ziel zoudt verliezen? Voorwaar gij zoudt dubbel ongelukkig zijn, want hier op aarde zoudt gij wegens den sleek-ten toestand uws gewetens de knagende wroegingen uws liarton lijden en na dit loven aan eeuwige ellende ten prooi zijn.
Zalig derhalve, die alles veracht, wat het hart kan misleiden; die edelmoedig elk beletsel voor zijn waar geluk van zicli werpt; die de waardigheid zijner bestemming indachtig, boven al het geschapene zijne zaligheid zoekt in zijnen Schepper!
4. 1)k leerling. God, mijn Zaligmaker, Gjj hebt mij tor zaligheid geschapen en tot op dezen oogenblik heb ik niet opgehouden haar te zoeken en toch, nog heb ik geen zaligheid genoten, ze nog niet gevonden.
Mijne begeerlijkheden riepen mij herhaaldelijk toe: „zie hier is zij of daar is zij.quot; Dwazelijk heb ik daaraan geloof geslagen en verblind door ongeregelde neigingen, heb ik heen en weer mijne schredcn gewend en in plaats van het geluk, dat ik zocht, heb ik ellende gevonden en bitterheid geproefd.
Beklagenswaardige, die ik ben ! Geschapen, o mijn God, om in U zalig to zijn, heb ik mij afgetobd om buiten U, in do schepselen, mijne zaligheid te zoeken en zie, verder ben ik afgedwaald van de zaligheid, waarvoor ik geschapen was en het verderf, waarvoor ik niet was geschapen, heb ik bereikt en daarin ben ik omgekomen.
20
O God, mijn Zaligmaker, open mijne oogen, opdat ik toch eens waarlijk inzie, hoe erg ik dwaalde en geef dat ik van die dwaling verlost met de daad in U de zaligheid zoeke, die ik bij de schepselen niet kan vinden.
DERDE HOOFDSTUK.
dat ons hart wake kust ex wezenlijk heil yisdt ix het iiaut vax jesus.
9. Jesus; Mijn kind, indien gij uw waar heil wilt bereiken, wijd dan geheel uw hart aan de navolging van, cn aan don vertrouwelijken omgang met mijn Hart.
In mijn Hart zult gij een vrede cn kalmte vinden, die do wereld niet geven noch ontnemen kan.
Indien gij slechts eenmaal waarlijk tot in het binnenste mijns Harten waart doorgedrongen, dan zoudt gij daaruit al het aardsche aanzien zooals het in zich zeiven is, niet gelijk de dwaze vereerders der wereld het waardeeren.
Dan zoudt gij u gemakkelijk ontdoen van de overtollige en lastige zorgen der schepselen en niets uwer waardig oordeelen dan do wezenlijke goederen.
2. quot;VVel is hot waar, uw hart, aan onophoudelijke wisselingen ten prooi, verandert wel zevenmalen op één dag, zoodat het nu blijde dan droevig, nu kalm dan wederom gejaagd, soms
30
quot;brandend van liefde jegens de schepselen dan wederom zat van hunne ijdelheden, nu ijverig straks laauw is; — zoo ongestadig gelijk eene zee.
Maar als uw hart eens vereenigd ware mot het mijne, dan zou er weldra eeno groote en blijvende kalmte ontstaan.
Want in de vereeniging mijns Harten zoo veilig als in do haven des hoils. zoudt gij het in uwe magt hebben altijd do zelfde te blij ven, onbewogen en steeds gevrijwaard voor elke verandering, welke wind van voor- of tegenspoed zich dan ook mogt doen gevoelen.
Indien gij u verschuilt in mijn Hart, dan zal geen vijand u kunnen schaden. Wel zal de duivel rondloopen zoekende, wien hij ongelukkig kan maken en velen zal hij met zich in den afgrond medeslepen, doch u zal hij niet genaken noch uwen vrede kunnen storen.
3. Mogt gij dan de goddelijke gave erkennen! Mogt gij weten, welke goederen zij bevat! Inderdaad, al uwe rust, geheel uw geluk ligt daarin verborgen.
De vrede der onderwerping, ongestoorde zekerheid, ware vreugde des harten, ziedaar het eigendom van allen, die mijn Hart beminnen en vereeren,
Wat baten schatten? Wat eer? Wat zelfs genoegens, bijaldien het hart onrustig cn ontevreden is ? En wat kan geheel de wereld ons geven, tenzij onrust cn kwelling des harten '
Ongelukkig zult gij derhalve zjjn, wat gij overigens ook bezit, zoolang gij niet rust in mij. die alleen voor u alles ben.
4. De leekliko: In waarheid, o Heer, dat heb
31
ik ondervonden, want in alle dingen heb ik rust gezocht en ik heb niets gevonden dan de eeno kwelling na do andere.
Gij hebt gewild, 't is waar én om U zeiven en om onzentwille tevens, dat ons hart slechts in U bevrediging zou vinden, Want Gij hebt, o Heer, ons hart voor u gemaakt, en hot gevoelt zich niet tevreden, niet gelukkig zoolang het niet in U rust.
O allerzoetst Hart van Jesus! Zalig genot der Allerheiligste Drievuldigheid! Blijdschap van alle Engelen en Heiligen! Zalig Paradijs der zielen! Wat wensch ik nog buiten U terwijl Gij alles bevat, wat ik kan en moet begeeren?
In u vindt de hemel zijne vreugde, in U de aarde haar heil; dewijl Gij dus aller zaligheid uitmaakt, waarom zoudt Gij het voor mij niet zijn? Ja, allerzoetst Hart van Jesus, Gij zijt mijne rust. Gij mijne zaligheid voor eeuwig.
VIERDE HOOFDSTUK.
dat het ter zaligheid koodzakelijk is het hart van jesus xa te volgen.
1. Jesus: Mijn kind, het eenige en boven alles noodzakelijke is, uwe ziel eeuwig zalig te maken. Want is deze verloren, dan is alles verloren; hebt gij haar echter behouden, dan is alles behouden.
Welnu, gij zult het eeuwig heil uwer ziel
niet verkrijgen, indien gij geen navloger zjjt geweest van mijn Hart,
Want, wie God vooruit heeft gekend, hen heeft Hij ook voorbeschikt om gelijkvormig te worden aan de beeltenis zijns Zoons.
Welke is echter die beeltenis van Gods Zoon, waaraan allen, die behouden zullen blijven, gelijkvormig moeten worden, tenzij mijn Hart ?
Immers 't is niet een ieder gegeven mijne uiterljjko daden na te volgen, het hangt niet van den mensch af de wonderen te wrochten welke ik gedaan heb.
Daarenboven kunnen niet allen, wegens de veracheidenheid der standen in het menschelijk leven, do uiterlijke levenswijze volgen, die ik geleid heb; doch het innerlijk streven mijns Harten kunnen en moeten allen navolgen, zoowel grooten als kleinen, geleerden zoowel als onge-letterden, in welken staat zij dan ook leven.
Indien gij dus eeuwig behouden wilt blijven, vorm u dan naar mijn Hart en gevoel in uw hart, wat ik in hot mijne gevoel.
9. Mogt gij ook al uwe bezittingen onder do armen verdoelen; mogt gij ook uw ligchaara prijs geven aan de zwaarste boetplegingen; mogt gij ook allo geheimen doorgronden; mogt gij ook wonderen doen, zoodat gij de verbazing wektet van een ieder, als uw hart niet de gelijkenis mijns Harten in zich draagt, het beteekent niets en voor de eeuwigheid zal u dat alles niet baten.
Naar de gelijkenis van uw hart op het mijne moet gij geoordeeld worden en daarvan zal uw toestand voor do eeuwigheid alhangen.
33
Velen toch zullen tot mij op den dag doa oordeels zoggen; „Heer, hebben wij in uwen naam geen voorspellingen gedaan, dc duivelen uitgedreven en vele wonderen verrigt?quot; Doch Ik zal hun antwoorden : „Ik ken u niet. Hebt gij de wonden gezien, die gij mij hebt toegebragt, zijt gij mat uwe kennis doorgedrongen in de zijde, die gij hebt doorstoken en die voorn geopend bleef terwijl gij evenwel er niet wildet binnangaan ?quot;
Niets dus baat u, wat gij ook vorrigtet , zoo gij niet gehandeld hebt overeenkomstig mijn Hart.
3. Niet de uiterlijke schijn van godsvrucht maar een godvruchtig hart maakt den mensch waarlijk goed en mij dierbaar.
Naar de mate gij uw hart gelijkvormig zult maken aan het mijne, in die mate zult gij uwe zaligheid verzekeren.
Doe voor uw heil, wat in uw vermogen is; waar eeno eeuwigheid op het spel staat, kan onze bezorgdheid niet te groot zijn.'
Bij uw sterven zult gij inzien, dat al uwe daden verloren zijn gegaan, zoo gij ze niet ter mijner eere en voor uw heil hebt verrigt.
Indien derhalve de eeuwige zaligheid eene zaak is van hot hoogste belang, herinner u dan, dat de navolging mijns Harten van evenveel gewigt is als hot heil uwer ziel.
4. De leerling; O eeuwige zaligheid mijner ziel, eenig en bovenal voor mij noodzakelijk! Immers, waarvoor ben ik in deze wereld, zoo niet om mijne ziel zalig te maken? En waarom ben ik vrijgekocht, met zooveel middelen uitge-
3
34
rust, met zoovele weldaden door God ovcrliuloii, tenzij om des te gemakkelijker en te ligter mijne ziel te zaligen ?
Maar helaas ! nog heb ik geen ernstig begin afmaakt met datgene, waarvoor ik alleen op de wereld ben geplaatst. Vrijgekoclit, hebt ik mij zeiven wederom tot nog verachtelijker slavendienst vernederd en in 't verderf gestort door hot misbruik van de middelen en weldaden zeiven, waardoor ik gemakkelijk mijn ge-hik en mijne zaligheid had kunnen bewerken,
O, injjn Heer en mijn God, maar al te regt stond het u vrij toe te laten, dat ik voor eeuw ig verloren ging en immer het ongeluk bleet dragen, dat ik door mijne boosheid en door het misbruik uwer genade heb verdiend.
Maar dewijl Gij dit, gedreven door de ein-delooze goedheid uws Harten niet gedoogd hebt; neen, dewijl Gij door eene nieuwe en veel groo-terc weldaad mij mijn eeuwig zielenheil hebt leeren hoogschatten en beminnen, wil ik ook niet meer ondankbaar ziju en nimmer meer mijne ziel in het gevaar stollen van eeuwig verloren te gaan.
Neen voorwaar, ik neem mij voor en beloof het U de liefdevolste raadgevingen uws Harten, om mijne ziel gelukkig te maken, op te volgen.
YIJFDE HOOFDSTUK.
dat atj onze volmaaktheid bestaat t.s' de navolging van het hakt van jesus.
1. Jesus. ^ljjn kincl, geheel uwe volmaaktheid is gelegen in do gelijkvormigheid met mijn goddelijk Hart.
Want mijn Hart, het Hart van Gods Woord, is het rigtsnoer aller deugden, do heiligheid zelve.
Een ieder dus, die mijn Hart navolgt, volgt God, zijn Zaligmaker, de heiligheid zelve na.
Dewijl mijn Hart het toonbeeld dor volmaaktheid en de bron aller genaden is, zult gij van mijn Hart loeren, wat gij ter uwer heiliging doen moet en daaruit de kracht putten om het to kunnen doen.
Wilt gij dus volmaakt worden, volg dan mijn Hart na; hoe meer gij er op gelijken zult, dos te volmaakter zult gij wezen.
2, Mijn Hart is nederig, on do nederigheid is inderdaad de grondslag dor ware heiligheid.
Indien gij do nederigheid niet van mijn Hart aanleert, dan zult gij dio deugd nimmer bezitten en haar slechts bij name kennen.
En als gij het gebouw der deugd op een anderen grondslag wilt oprigten, dan zal het niet hecht staan, maar door den kleinsten rukwind worden omgeworpen en een grooten puinhoop vormen.
Mijn Hart is ook zachtmoedig on vol liefde ; doch de liefde is juist de volmaking der heiligheid.
Nimmer oclitor zal uw hart glocijen van hot vuur der ware liefde, als het niet ontstoken is door dat liefdevuur, waarvan het mijne brandt.
quot;Wee u, imliGii uw hart aan een vreemd vuur is ontstoken! Gij zult dan wel glocijen,ja, maar tot uw verderf.
3. Nimmer zult gij u degelijke deugden eigen maken, noeli ware heiligheid bereiken, tenzij dooide navolging van mijn Hart.
Iloe vele uiterlijke toekenen van deugd gij ook vertoont, hoe gjj ook schijnen moogt godvruchtig to zijn, als uw hart het mijne niet navolgt, dan zil al uwe godsvrucht niets anders zijn dan een ongepaste plooi aan uw gelaat gegeven.
Indien gij mijn Hart u niot tot voorbeeld der volmaaktheid kiest, dan blijft u geeno hoop op volmaaktheid over.
4. In der daad, zoo was hot sinds het begin der wereld. Immers onder de oudo wet was liet voorspeld en bekend met welk een Hart ik eenmaal zou verschijnen; en niemand werd er onder het getal der uitverkorenen opgenomen, die niet do hoedanigheden mijns Harten, wolkeik eenmaal openbaren zou, in zijn hart had overgedrukt.
Vau den beginne der Kerk tot op dezen oogen-blik was mijn Hart altijd de heiliging der Apostelen, do sterkte der martelaren, do standvastigheid der belijders, do zuiverheid der maagden, de volharding der regtvaardigen, eindelijk do volmaaktheid van allo heiligen.
Derhalve moed gevat, mijn kind, volg mijn Hart na overal waarheen het u leidt; naar de mate gij het meer van nabij gevolgd zult zijn.
37
naar dio mate zult gij ook nadev tot het toppunt der volmaaktheid zjjn opgeklommen.
Van de navolging mijns harten hangt do volmaakte vervulling der goheele wet en alle heiligheid af.
Het ijverig streven om mijn Hart na tc volgen is een zeker teeken van voorbeschikking.
5. De leeklixg: O zoete Jesus, bron dos leves en der genade, ontsteek mij, help mij in de bestudering en navolging van uw Hart, dat het rigtsnoer der deugd en hot voorbeeld der heiligheid is.
Bevrijd mijn hart van elko begoocheling, van elk beletsel; geef', dat ik mot eenvoudige en zuivere bedoelingen U zoeke, dat ik do innerlijke gevoelens en gesteltenissen uws Harten in mij overneme en mij zoo innig mogelijk aan U gelijkvormig make.
Maar ach Heer, hoe weinig gelijkt mijn hart op U! Hoe weinig heb ik tot op dezen oogen-blik nog verrigt om het leven uws Harten in mijn leven uit te drukken!
Ach mocht ik nog maar niet gewerkt hebben om mijn hart van U to vervreemden en afkee-rig te maken! O verblinding, o dwaasheid mijner ziel.
Ontferm u mijner, o Heer Jesus, ontferm U mijner, overeenkomstig do grooto barmhartigheid uws Harten.
Hoe velen zijn er, die niet zoo lang hebben geloefd en niet zoovele middelen hadden en desniettegenstaande zich heiligden en ijverige leerlingen uws Harten zijn geworden! En ik.
3S
nog heb ik goen begin met mijne heiliging gemaakt; en ik, 1100; ben ik een zondaar.
Het is tijd, o Heer, liet U tijd om het werk mijner heiliging, tot heden zoo zeer verwaarloosd, te beginnen.
Die gedachte: ik kan nog heilig worden, ik kan nog een leerling uws Harten worden, ik kan mij nog versieren met dat zoo verblijdend tee-ken der voorbeschikking, die gedachte wekt mij op en spoort mij aan.
Rigt mij op goede Jesus, geef mij hulp en moed; zie nu heb ik een begin gemaakt.
ZESDE HOOFDSTUK.
dat eex ieder die het hart van jesus na wxl volgen, verpligt is zijn hart te zuiveren.
1. Jesus: Mijn kind, wilt gij met mijn Hart yerkeeren en de onuitsprekelijke zoetheid van zijne gemeenzaamheid ondervinden, zuiver dan uw hart van alle kwaad.
Want ik, uw beminde, ben zuiver en vlekkeloos en zoek mijne genoegens tusschen de lelien.
Hoe toch zou er eene vcrceniging tusschen uw en mijn Hart mogelijk zijn als gij het uwe niet eerst met zorg haddet gezuiverd?
Want wie zal er mijn Hart van zonde overtuigen-' Doch gij, hoe kunt gij zeggen; mijn
39
hart is rein, terwijl uw hart zelf zich van het tegendeel bewust is?
Ach mijn kind, welk een hart hebt gij! In zonde geboren, zoolang reeds do woonplaats dei-duivelen, door vlekken bezoedeld en misvormd, hevig geneigd ten kwade en ongelukkiglijk af-keerig van het hoogste goed; zoo vele ongeregelde gehechtheden koesterend en opkweekend tot bronnen van zonden; vol van de wereld en van zich zei ven, gewoon om bijna in alles zich zeiven te zoeken!
2. Waarlijk het mag verbazing wekken, dat gij mij durft uitnoodigen in zulk een hart binnen te treden en tusschen zoovele onreinheden te verwijlen.
Een bedorven hart is mij een gruwel; maar een onrein hart walgt mij; boe zoude dan het verblijf daarin mij vreugde kunnen bieden.
Ik zoek een zuiver hart en daarin te wonen, daarin mij tusschen do leliën te vermeijen, is al mijne vreugde.
Die dus de zuiverheid des harten lief heeft, zal mijne tegenwoordigheid genieten, de teeder-heid en do verhevene zoetheid mijns Harten ondervinden.
3. Wil u niet bedriegen, mijn kind, meenende, dat het wel met u is, zoo gij slechts uiterlijk u goed gedraagt, want ik zie vooral op het hart.
Voorwaar, wat zal het u baten, indien gij door uw uiterlijk aan allo schepselen behaagt, maar innerlijk aan mij mishaagt?
Is uw hart vlekkeloos, dan zult gij geheel vlekkeloos zijn; want uit uw binnenste, uit uw hart
40
komen de do kwade gedachten, de onzuiverheden het bedrog, de godslastering en ten laatste alle zonden voort.
Zuiver derhalve uw hart cn dan zal er geen beletsel moer aanwezig zijn om gemakkei ijK tot innerlijke voreeniging met mij te geraken en met volle teugen te prooven, hoe zoet mijn hart is.
Doch indien gij slechts voor het uiterlijke der zonde zult hebben vaarwel gezegd zonder ze in uw hart uitgeroeid te hebben, dan zult gij nimmer van uwe ondeugden ontdaan zijn, neen, tienmaal meer dan gij zo uiterlijk zult kunnen ■vermijden, zullen ze in uw binnenste aan.roeijen, cn terwijl gij uiterlijk den schijn hebt van vast te staan, zult gij onder den last uwer inwendige kwalen bezwijken.
4. Welaan mijn kind, bereid mij in uw hart een reine woning en ik zal komen, geheel do uwe zijn en gij zult.mij geheel toebebooren : wondervol zal onze omgang zijn en onze vereeni-ging zal slechts begrepen worden door hen, die ze leerden kennen.
Zijt welgezind en groot van ziel en begin terstond het werk, dat al uwe belangstelling verdient; gij zult geen ware vreugde smaken, dan wanneer gij het voltooid zult hebben.
De vrees voordo moeijelijkheden houdt velen van de gehcele zuivering des harten terug.
Dat is inderdaad eene list des duivels: immers die oude vijand van het heil der mcnschen, wetende, dat van die ware en volkome zuivering-des harten niet slechts uw heil en uwe vol-
41
maaktheid, maar ook die van anderen en bovenal mij ne glorie afhangt, tracht u daarvan met alle inspanning terug te houden.
Wil geen acht slaan op de ingevingen van dien listigen bedrieger, die er zich weinig om bekommert of hij door goede of kwade middelen zijn doel bereikt.
Doch bid, vraag genade van God en vang daarmede krachtig het werk aan en gij zult alle moeijelijkheden zien vluchten voor uwe grootheid van ziel; ja, wat racer is, daar, waar gij geloofdet de grootste moeijelijkheden te zullen ondervinden, zult gij door uwe verwondering juist de grootste vertroostingen smaken.
5. De leerling. Ik bid en smeek U, Heer, schep in mij een zuiver hart en vernieuw den waren geest in mijn binnenste.
Geheel mijn hart is met onreinheden bezoedeld in doorliet hart zijn de vermogens mijner ziel en dezintuigen mijns ligchaams kwalijk aangedaan. Ach Heer! wat is er in mij, dat nog vlekkeloos en geheel zuiver is?
Zend, ik smeek het U, het licht uwer genade af en verlicht mijn verstand opd-at ik al het kwaad, dat ik heb bedreven en al het goede, dat ik verwaarloosd heb, kenne en beweene.
O hoe berouwt het mij, o allerzoetste Jesus, dat ik uwe woning op zoo onwaardige wijze heb geschonden, dat ik U beleedigd en uw Hart bedroefd heb! Ik betreur o mijn hoogste Goed, ik betreur en verfoei al mijne zonden; ik belijd mijne boosheid en ondankbaarheid en ik roep de barmhartigheid irsvs Harten in.
Heer indien Gij wilt, Gij kunt mij zuiveren; waseli mij rein, ik smeek het U, van mijne ongereelitigheifl en zuiver mij van mijne zonden. Reinig mijn hart ook van geheime en vreemde zonden.
Kom, Jesus, kom in mijn hart en maak II eene tuchtroede uit de koorden der heilige vreeze, der levendige dankbaarheid en der vurige liefde en drijf er alles uit, wat deze uwe woning ontheiligt.
Zie niets van dat alles zal ik er meer in ge-doogen; uw huis zal genoemd worden een huis des gebeds; daarin zal ilc U eeren, daarin U beminnen, daarin mij met U bezig houden.
dat ons hart vooeal van de doodzonde, het grootste kwaad, moet gezuiverd zijn.
1. Jesus. Mijn kind, zie wel toe of er in uw hart geene zonde zij, die aan uwe ziel den dood berokkent.
Hoe kunt gij, hoe durft gij liefhebbeu of als gast in uw hart toelaten uwen grootsten vijand die eenmaal toegelaten, U ongetwijfeld tot slaaf der hel, tot don ellendigsten menseh, ja, ver-achterlijker maakt, dan de redelooze schepselen?
Hoe velen zeggen: rO wat al kwalen verwoesten de aarde?quot; En toch er is waarlijk slechts ééne kwaal, do zonde, en er is geen andere.
43
Vermijd de zonde en wat u dan ook moge ovorkomen, het zal tot uw welzijn gedijen.
2. 't Is te verwonderen, dat een redelijk schepsel nog de zonde kan bedrijven, terwijl zij, in haren aard beschouwd, zoo verfoeijelijk on verachtelijk is, dat men, afgezien ook van de hel of van den hemel, zeevenwel om hare innerlijke boosheid zou moeten vlugten.
Doch als gij eens do oneindige waardigheid beschouwt van den persoon, die beleedigd wordt en de eindelooze nietswaardigheid van den persoon, die beleedigt, dan zult gij inzien, dat de zonde in zekeren zin oneindig kwaad is.
Een ieder, die eene doodzonde doet, randt God aan; hij zou God zeiven willen vernietigen als hij dit vermogt; en dat de God van hemel en aarde niet verdelgd wordt, voorzeker het is do schuld des zondaars niet.
3. Zulk een groot kwaad is do zonde, dat ik, de Zoon des Allerhoogsten om dat helsche monster te verdolgen en der goddelijke regtvaardig-heid voldoening te schenken, van den troon mijner majesteit moost nederdalen en, mensch geworden, gedurende mijn leven aanhoudende martelingen doorstaan en eindelijk aan het kruis door smarten overweldigd, den geest heb moeten geven.
Ach beklagenswaardig mensch, hoe kunt gij nog de misdaden liefhebben, die mij zooveel gekost hebben? Of hoe kunt gij voor het genot van een oogenblik al mijn lijden en smarten en mijnen bittersten dood hernieuwen?
A'.s gij eene doodzonde doet, dan maakt gij
44
u aan eono veel grootere misdaad schuldig dan de joden, die mijne beulen waren. Dezen toch, indien zij mij, den Heer der eeuwige glorie erkend hadden, zouden mijnimmerter dood hebben verwezen. Maar gij, gij kent mij, ja, wie en hoedanig ik ben, gij weet het bij ondervinding door de weldaden, die gij van mij hebt genoten.
4. Was ik het niet, die door liefde alleen gedreven, u heb geschapen, verlost en behouden, ja die immer met meerder teerderheid dan een vader bezit, u beschermd, verzorgd en opgekweekt heb;-'
Wat gij zijt en wat gij hebt, dat heb ik u gegeven, en tot overmaat van al, heb ik u mij zeiven geschonken; en voor dat alles geelt gij mij dat weder?
Zie eens, als gij aan een redeloos dier een stuk voedsel voorwerpt dan toont het nog, voor zooveel het kan, zijn dankbaarheid. Maar ik, ik heb jU eindeloozo goederen geschonken en gij van uwen kant, vervolgt mij tot den dood toe ! Let eens wel en overweeg eens, wat men daarom van u zou moeten denken.
5. O kind mijner eeuwige liefde, dat ik bemind heb meer dan mijn loven, wil toch niet meer zondigen.
Indien gij mij bemint, ja indien gij waarlijk u zeiven lief hebt, vlugt dan de zonde.
Wanneer gij eene doodzonde bedrijft, dan beneemt gij u het bovennatuurlijk leven; wat gij aan verdiensten bezit, verliest gij; het erfregt op den hemel verspilt gij; gij wordt mede-
45
erfgenaam van do hol met de duivelen; gij kiest het onheil boven uw geluk, de hel boven den hemel en den duivel boven mij.
Overweeg dat, mijn kind, opdat gij grondig leeret, voor zoover do menschelijke geest het vermag te beseffen, welk oen groot kwaad do zonde is en gij datgene, wat alleen u voor eeuwig ongelukkig kan maken, moogt vermijden.
6. De leerlixü: O mijne ziel! beschouw de zonde! waarlijk, zij is het grootste kwaad dewijl zij den mensch verlaagt beneden de rodelooze schepselen, hem de poorten des hemels sluit en den afgrond der hel openzet! O afzigtelijk monster, duizendmaal meer verschrikkelijk dan de duivel zelf!
O mijn God, ik schaam mij liet to belijden, en toch ik kan het niet loochenen, dat ik mij tot den veracbtelijksten slaaf der zonde heb gemaakt, en dat ik door overmaat van dwaasheid, door de grofste ondankbaarheid, door de grootste boosheid met en door de zonde herhaaldelijk uwe ontzaggelijke majesteit heb beleedigd, waarvoor zelfs do engelen eerbiedig sidderen.
Ik ben ton eenomale beschaamd omdat ik door do ongeregtigheden die mijne rode veroordeelde, to bedrijven, eu door het misbruiken van alle venuogens mijner ziol en de zintuigen mijns lig-chaams, verachtelijker ben geworden dan de schepselen, die goone rede bezitten,
7. O mijn Heer en God! Gij hebt mij uwe beminnelijke boeldtonis ingedrukt, on ik, na haar bezoedeld to hebben, heb er de afschuwelijke bceldtenis des duivels opgedrukt; ja ik heb mij
nog veel afschuwelijker gemaakt dan do duivel zelf is.
Immers hij, voor dat er eenige straffe bepaald was, heeft gezondigd uit hoogmoed; ik, zijne straf kennende, heb gezondigd uit verachting; hij, slecbts eenmaal in onschuld geschapen ; ik, na zoo dikwerf in de onschuld hersteld te zijn geweest; hij verhief zich tegen zijn Maker; ik tegen Hem, die mij, mismaakte, de oorspronkelijke gedaante wederschonk.
Ellendigste zondaar, die ik ben, om niet of liever om hot verachtelijkste heb ik uwe vriendschap, den gelukkigen vrede der ziel, het regt op de eeuwige zaligheid wegge worp-.n en mij zeiven overgeleverd aan den duivel tot een ongclukkigen slaaf, die nu reeds zijn ongeluk deelt en eenmaal zijne eeuwige kwellingen zal deelen, zoo ik niet terugkeer en barmhartigheid vinde in uw Hart.
8. Waarlijk, o Heer Jesus, ik ben niet waardig andermaal do barmhartigheid te vinden, die ik zoo dikwijls misbruikt heb; ik ben niet waardig ü te dienen, dewijl ik een slaaf dos duivels bon geworden. Indien Gij met mij handelen wilt overeenkomstig mijne verdiensten, dan is do hel mijne woning.
Doch, o God mijn Zaligmaker, in uw Hart woont eindelooze barmhartigheid; mijne zonden zeiven getuigen liet, want als uwe barmhartigheid niet zonder einde ware, dan zoudt Gij nooit het eindeloos kwaad mijner zonden geduld hebben.
O Jesus, ontferm U mijner, overeenkomstig
47
uwe groote barmhartigheid. Smeckend vraag ik om vergiffenis en ik hoop. dat Gij mij cllen-digeu zondaar wilt vergeven. Opregtelijk betreur ik de zonden, die ik heb bedreven en vastelijk neem ik mij voor, U voortaan getrouw te dienen en vurig te beminnen.
ACPITSTE HOOFDSTUK.
DAT OXS HART ZUIVER MOET Z1JX OOK VAX DE KLEINSTE ZOSDE.
1. Jesus. Mijn kind, zuiver uw hart van elke misdaad en behoed u met zorg zelfs voor de vlek der kleinste zonde.
Niets is er, niets kan er zijn, wat liet bedrijven eener zonde hoe klein ook zou veroorloven.
Kondet gij derhalve ook geheel de wereld daardoor behouden, dan nog zou het ongeoorloofd zijn, mij door do geringste zonde to be-leedigon; want ik ben oneindig verre boven de wereld verheven.
Sommigen wachten zich voor groote zonden, maar bedrijven do kleine zonder schroom; het is een duidelijk bewijs, dat zij meer door hunne eigenliefde dan door mijne liefde bestuurd worden.
Doch die beklagenswaardigen zullen tot hun nadeel ondervinden, hoezeer zij zich bedrogen hebben.
48
2. Eon iodüi1 toch, die do kleine zouden gering acht, zal langzamorliand in groote vallen on allengs er zich aan wennende, om alles als klei-nighsden te beschouwen, zal hij meenen, dat het nog al wel mot hem staat, terwijl hij zonder veel gewetenswroeging groote zonden bedrijft.
Omdat do dwaze langs don rand des afgronds wil wandelen, is het niet meer dan billijk, dat hij uitglijdo en in de diepte nederstort.
quot;Wacht ii derhalve voor do dagolijksche zonden, indien gij niet in doodzonde wilt vervallen.
Zoolang gij toegeeft ook aan do kleinste schade, zoolang ook stelt gij uwe zaligheid in gevaar.
3. Zeer velen schijucn opregtelijk te vreozen door oone doodzonde mijnen dood te hernieuwen, en evenwel houden zij niet op, door hunne kleine overtredingen aan mijn Hart do bitterste bitterheden te veroorzaken en het mot aanhoudende smarten te bedroeven.
Ach mijn kind, zie toch wel toe eu bedenk zorgvuldig, wat gij doet. Want terwijl gij mijn Hart een kleine wonde wilt toebrengen zult gij, gelijk het zoo velen overkomt, welligt dwalen en met een doodelijken stoot geheel mij a Hart doorboren.
O, verblinding van het menschelijk hart! Velen vreezen meer den nietigsten monsch te beleedi-geu dan mij, hun God en Zaligmaker!
4. Zoo lang gij voortgaat ook slechts dage-lijksche zonden te bedrijven, zult gij u niet wel bêvinden noch waar geluk smaken.
En indien u, gelijk het behoort, do volmaaktheid ter harte gaat, dan nog zal uw stre-
49
ven, hoe vurig gij haar ook verlangt te verkrijgen, ijdel zijn, als gij niet elke vrijwillige zonde vermijdt.
De dagelijksche zonde immers verminderd do liefde, voert tot laauwheid, bederft onze daden van deugd, sluit de bron der bijzondere genaden en ondersteuningen en laat de ziel, wijl zij hare goederen eon voor een rooft, eindelijk zonder iets achter.
5. Doeh waarom toch stelt do mensch zich dikwerf aan zoo vele en zoo groote onheilen bloot '■ Is het niet om het een of ander nietig voordeel of genoegen ?
Maar let eens wel op de nadeelen, die daaruit voortspruiten en hoe zwaar gij in het vagevuur zult te lijden hebben.
De martelingen, daar te verduren, die alle kastijdingen dezer aarde en alle kwalen des levens overtreffen, ook daaraan zult gij niet ontkomen, dan na eerst den laatsten penning betaald te hebben.
O, hoe hevig zult gij het dan beweenen, dat gij u ook de kleinste zonde hebt veroorloofd, waardoor gij u buiten den hemel gesloten en aan de zwaarste straffen ondsrworpen ziet.
O, mijn kind, wil toch do wensohen en het streven mijns Harten om u gelukkig te maken, niet verijdelen; en wees toch niet zoo onbezonnen, dat gij tegen mijn verlangen in, aan uw eigen ongeluk de voorkeur geeft.
G. De leerling: Zoo is dan, o Heer, de dagelijksche zonde geen klein kwaad, dewijl zij uwe goddelijke majesteit hoont, uw Hart verwondt,
4.
50
de ziel van bijzondere genade en hulp berooft, den zoo wenschelijken voortgang belet, de goede handelingen gebrekkig maakt, den weg baant ten val, ons heil blootstelt aan een eeuwigen ondergang en eindelijk den schuldige buiten den hemel sluit.
En heb ik die kwalen, die zoo groot zijn, gering geacht! O, welke dwaasheid van mij! En wat nog erger is, ik heb zo bedreven, ontelbare, zonder mate. Mijne overtredingen hebben hot hoogste punt overschreden!
Waar zie ik er het einde van? Zie zoo vele als de krachten mijner ziel en zinnon mijns lig-chaams zijn, zoo vele zijn do soorten mijner zonden; zoo vele als do gaven en weldaden, die Gij mij hebt geschonken, zoo vele zijn mijne misbruiken en schuldige ondankbaarheden; zoo velerlei als mijuo handelingen waren, ook zulk een menigte van misdaden heb ik opeen gestapeld. Wee mij! welke handeling blijft er ook van do vervulling-mijner godsdienstpligten en van niijne godsvrucht-oefeningen nog over, waarin Ghj geen gebroken ziet ?
O, mijne ziel! zooveel hebben wij misdaan door onoplettendheid, door nalatigheid, uit zwakheid; moest dat niet voldoende zijn? Moesten wij bij dat alles nog grooter kwaad uit verwaar-loozing, door vrijen wil, uit boosheid voegen?
Dat hebben wij den Heer weergegeven, door Wiens goedheid wij leven, aan Wiens liefde wij alles danken, wat wij hebben en zijn!
7. O God, mijn Heer en Zaligmaker! indien ik door de grootheid en menigvuldigheid mijner
51
misdaden nog niet geheel verloren ging, ik erken hot, dan hen ik het aan do g'oedgunstig'hoid mvs Harten verschuldigd; ja Hoer, aan uwe barmhartigheid wijt ik het, dat ik nog niet verloren ben.
Ik lig in hot slijk daar neder; mjjne kracht heeft mij begeven; de duisternissen hebben mij als met een net omspannen; zelfs mijn hart heeft allen moed verloren. Zie, dieper eii dieper ben ik gezonken en wegens mijne magteloosheid kan ik mij niet wederom oprigten. Hoe quot;root is mijne ellende!
O, wie zal er water geven aan mijn hoofd, wie kracht aan mijn hart om te schroijen en U te bewegen, o Heer, om mij wederom op te beuren?
Ontferm U mijner, o, goede Jesus, en verlos mij; zuiver en vernieuw mij geheel en al.
Ontsteek mijn hart met de'liefde mvs Harten, verteer door dat vuur mijne misdaden ; wil ze niet bewaren voor de vlammen van het vagevuur. Hier, ik bid het LJ, hier moge ik branden en gereinigd worden door het vuur uwer.liefde, niet ginds door de vlammen van het vuur dor straffe.
Zie, ^ mijn allerzoetste Jesus, voortaan zal ik uit liefile voor L' doen, wat ik heden uit vreeze zelfs niet gedaan heb ; uit liefde voor U zal ik elke, ook de kleinste zonde vermijden.
DAT HET HART DES ZONDAARS METS DAN DE BITTERHEID VAX ZIJN ONHEIL KAN ONDERVINDEN.
1. Jesxis : Dierbaar kind, indien gij zoo ver zijt gekomen, dat uw luxrt zicli niets moei te verwijten heeft, verheug u dan, ja nogmaals verheug u, want dan vloeit u de vrede als een stroom van gelukzaligheid tegen.
Een goed hart maakt de ziel gelukkig, verblijdt den hemel en doet de hel sidderen. Doch oen boos hart vervult den zondaar met ongeluk, de hemelbewoners met medelijden en de duivelen met goddelooze vreugde en uitgelatenheid.
Denk u eens allo rampen bijeen, die op deze wereld mogelijk zijn, nimmer zult gij u er zoo vole voor den geest stellen, als de zondaren in hun harten dragen.
Hoe hard, hoe verachtelijk is do slavernij des zondaars! Met welke en met boe ele bandon wordt bij gekneld onder hot juk der verachte-lijkste meesters, van den duivel namelijk, en van zijne tyrannieke hartstochten!
' Zijn geest is gekneveld door do ketenen der grofste onwetendheid, opdat hij de waarheid niet kunne inzien; zijn wil is geketend met d£banden der vloekwaardigste boosheid, opdat hij het goede niet bominne.
Zijne zintuigen draagt hij mede, omkneld dooide ketenen der begeerlijkheden, opdat hij niet in vol ge, wat passend is; hij wordt door het
gewigt der ketenen van zijne begeerlijkheden geheel en al ter neergedrukt, opdat hij niet tot de zachte vrijheid der genade kome.
2. Wie is er dwazer dan de zondaar, die van zijn groote ellende zelf de oorzaak is?
Indien er op aarde een voorgevoel van de hel bestaat, dan is het voorzeker in het hart des boozen, die, ontstoken door het vuur der harts-togten, al de wroegingen van een boos geweten lijdt.
Hoe zoude hij ook waarlijk vreugde kunnen smaken, die weet, dat hij bij het breken van den broozen draad zijns levens, in de diepte dei-hel zal worden neergestort?
Waarlijk, ik weet uiet hoe iemand zich des nachts ter ruste durft begeven, niet wetende of hij in de eeuwigheid als een verworpene zal ontwaken!
3. 't Is waar, het hart des mensclien moet naar geluk streven, doch de zondaar zoekt, door zijn teugelloozen en onbeheerschten inborst blindelings medegesleept, het geluk daar, waar slechts grooter ongeluk is te vinden.
Sommigen schijnen te mecnen, hunne begeerlijkheden te zullen bevredigen door volop daaraan voldoening te geven, en eindelijk rust te zullen vinden als zij allen voldaan zullen zijn. Welke dwaling!
Wie toch zal om een brand te blusschen, nieuwe brandstoffen in het vuur werpen? Zou hij zoo doende den brand niet vermeerderen in plaats van hem uit te dooven?
Moge iemand ook het heil zijner ziel en de kracht zijns ligchaams aan zijne hartstogten ten
54
offer brengen, toch nog zullen dezen, steeds minder bevredigd uitroepen; wij zijn de uwen geef ons voedsel.
O, koude het hart des zondaars eens worden geopend, wat al ellende en welke afschuwelijkheden zou men daarin wel ontwaren! En toch! inderdaad, alles is open en duidelijk voor mij, wien men niet kan bedriegen, men moge dan, ook in staat zijn om do menschen te misleiden.
-i. liet hart dat de slaaf zijner boozs gewoonten is geworden, komt somtijds zoover, dat het niets meer denkt, niets meer bemint, niets meer smakelijk vindt dan hetgeen zijne bogoerlijkhe-den aangenaam is; en ofschoon wetend, dat het naar den afgrond des onhoils voortholt, blijft liet onbezorgd en draaft als • een redeloos dier zijne begeerlijkheden na, terwijl hot niet slechts do eeuwige goederen, maar ook de welvoegelijkheid on do eer, ja zelfs het leven mot den voet vertreedt.
De zondaar heeft geen vijand noodig om gehinderd en gekweld te worden; hij is zijn eigen grootste vijand en wreedste kwelgeest zelf.
Van datgene, waardoor hij zich genot on voldoening zoekt te verschaffen, is hij gewoon veelvuldige kwellingen te oogsten.
5. Hoe zou hij vrede genieten, die in zijn binnenste de oorzaak der onrust onderhoudt? Of boe wil hij ook slechts eens vrijelijk ademen, die de slaaf des duivels is?
Hoe ongelukkig moet hij zijn, die aan satan veroorlooft, in zijn hart een troon op te rig-ten en te heerschen!
Gelukkig degene, die nooit den slavendienst
dos duivels hcoft ondervonden, die nooil' heeft gezuelit ouder den List,, dien do kluisters der zonde medebrengen 1
Mijn kind, indien gij nog nooit hebt ondervonden hoe ongelukkig liet is ia staat van zonden te verkcereu, verblijd u dan met geheel den hemel en wil nimmer beproeven, wat liet heet, den duivel te dienen.
Doch zijt gij ongelukkig onder zijne heerschappij, heb dan medelijden mot uwe ziel en werp, ontbrandend door de begeerte naar verlossing, zijn juk af, verbreek die kluisters en geniet de vrijheid van de kinderen Gods.
G. De leerling. O Heer, we •Ik een ongeluk is de staat dor zonde ! Hoe wezenlijk ongelukkig is de ziel, die in dien ellendigen toestand ver-koerd! Wolken vrede, welke vreugde kan zij ondervinden, terwijl zij U den Almagtige en Alwetende tot vijand heeft; terwijl zij weet, dat zij uit uw Hart, haar laatste toevlugtsoord, is verbannen; terwijl zij zich bewust is, elk oogen-blik neergeworpen te kunnen worden in liét eeuwig vuur!
Hoe wezenlijk ongelukkig is zij, dewijl zij den lieniel niet kan aanschouwen zonder in te zien, dat zij het regt daarop heeft verloren; dewijl zij zelfs niet om zich kan zien, zonder zich zelve tot verwijt en bij elke gelegenheid tot schrik te verstrekken; dewijl zij hare oogen niet kan neerslaan. zonder de stilzwijgende vermaning te vernemen, dat do hol hare woning is!
Hoe wezenlijk ongelukkig is zij, omdat ze niet in haar eigen hart kan koeren, zonder daarin
den satan te ontmoeten en reeds bij voorbaat de kwellingen te vinden der helle, waarin geen vreugde, geen troost, maar slechts verschrikking, duisternis, angst en smarten zijn !
O, allerbeklagenswaardigste ziel, hoe geheel anders zijt gij thans dan toen gij uitgedoscht met hemelsche gunsten, geadeld door het kindschap Gods, zoo schoon, zoo verheven waart, dat gij de heiligen en de engelen over u in verbazing bragt!
Hoe door de zonde misvormd, hoe verlaagd, hoe geheel verachtelijk!
7. O Jesus, mogt ik, wat er ongelukkig geschied is, ongedaan kunnen makcu, ook ten koste van mijn leven i Mogt ik nooit in zulk een onheil zijn neergestort, maar veeleer mijn leven dan uwe genade hebben verloren!
O, welzalig zij, die nooit hunne onschuld hebben verloren! die nooit den ongolukkigen staat der zonde hebben leeron kennen!
Geef mij, ik smeek het U, het eerste kleed terug; geef mij do onschuld weder en zie, dan zal ik in nieuwheid dos levens U zoo dienen, dat ik haar voor U ongeschonden beware allo dagen tot het einde van mijn leven.
57
dat heï hakt van jesd alen, ook de zondaken tot zich roept.
1. Jesus. Komt tot mij allen, die onder uwe zorgen en lasten gebukt gaat, en ik zal u verkwikken.
Die regtvaardig is, hij komo om nog meer geregtvaardigd te worden; die laauw is, hij kome om met nieuw vuur ontstoken te worden; die zondaar is, hij kome om gezuiverd en geheiligd te worden.
O zwakheid des menschen! Wie is er, dio niet gezondigd zou hebben? Een ieder toch, die zegt geen zonden te hebben bedreven, misleidt zich zeiven en de waarheid is niet in hem.
2. Mijn kind, indien gij u door de zonden bezwaard of door uw gebreken ter neergedrukt voelt, kom spoedig tot mijn Hart, daar zult gij bevrijding en verademing vinden.
Noch de grootheid uwer misdaden, noch do grootheid mijner majesteit sclirikke u af; ik ben gekomen, niet om do regtvaardigen, maar om de zondaren tot boetvaardigheid te roepen; hoe grooter de ellende is, waarin gij verkeert, des te meer medelijden zal ik met u gevoelen, en hoe zieker gij zijt, des te meer hebt gij den geneesheer noodig.
Ik sta niet verbaasd over uwe ellende, want k ken uw hart en weet waarvan gij gemaakt izijt. Indien gij nog niet tot grootere misdaden
58
zijt vervallen, dan moogt gij liet aan mijne genade vooral danken.
Maar wat mij verbaast, is, dat gij, als ik mij tot uwer verzorging aanbied, niet wilt genezen zijn, of zoo gij ook al wilt, dan toch aan mijne goedheid schijnt te twijfelen.
Ach mijn kind, doe mijn Ilart die smartelijke beleediging niet aan. Mijn Hart bemint immers de vergeving, en wordt niet moede vergiffenis te schenken.
Zio eens met welke goedheid ik de zondaren, die waarlijk boetvaardig zijn, behandel, zoo zelfs, dat men mij den vriend der zondaren heeft genoemd.
3. AVaar is er oen hart, dat zoo bemint als hot mijne ? JTiemand onder de menschen bezit grootore liefde dan hij, die zijn leven geeft voor zijne vrienden; maar ik, de Zoon van God, ik bezit nog grootere liefde, dewijl ik mijn leven zelfs voor mijne vijanden heb gegeven.
W ie hoeft mi j ooit hot eerste bemind, of wie schonk mij ooit zijne genegenheid, die niet eerst de uitwerkselen van mijne liefde had ondervonden?
4. Dewijl er zeer velen zijn, die hunne onschuld verliezen nog vóór dat zij begrijpen, wat ue onschuld is, of hoeveel waarde zij heeft, is het een groote glorie voor mijn Hart, om ook over die harten te zegevieren en uit zondaren heiligen te vormen.
O, indien gij de liefde mijns Harten kendet, dan zoudt gij kunnen begrijpen, met welk cene teederheid het do getrouwe zielen bemint en hoe zacht het de zondaren tot bekeering dwingt !
Wie is cr lijdend, met wien mijn Hart niet
mede lijdtl-1 AVie bedrijft or zonde on doet mijn Hart niet aan? AVio word-: er ziok voor wk-n mijn Hart geen geneesmiddel biedtl-' Wio is er ongelukkig voor wien mijn Hart gevoelloos blijft \V ie eindelijk is er op de wereld, wien mijn Hart geen ■weldaden heeft bewezen?
5. Ik ben een goede Vader, die de kinderen , aan liet kruis tor wereld gebragt, bemin met de liefde mijns Harten, d t lum geopend biijit on1 daarin altijd oene sclmilplaats, niet onver-scbillig welke, maai' liet middenpunt mijnerlie!-dogevoolens te vinden.
Wanneer zij slapen, dan is mijn Hart bezorgd om licn te bewaken; zijn zij wakende, dan zorgt liet voor hun behoud.
De liefde waarvan mijn hart gloeit, is voor hen zoo groot, dat ik elk hunner in liet bijzonder zoo lief heb en verzorg, als ware er niemand anders op aarde.
Wanneer er een Iiimner door den vijand verleid, mij verlaat, dan treurt mijn Hart als over den dood van een eeniggeboreuo. Hoor liefde gespoord volg ik don vluchteling na, ik noodig hem uit, ik dreig hom, ik beloof hom alle goeds. Indien hij echter niet wil luisteren, dan oefen ik geduld, ik sta wachtend aan de deur zijns harten on herhaaldelijk klop ik aan.
Eindelijk als hij besloten hoeft tot mij weder te koeren, dan snel ik hem te gemoot, ik omhels hom terwijl mijn Hart juicht van vreugde, omdat hot wederom het kind, dat hot als een doode had betreurd, levend en veilig bij zich ziet.
Door blijdschap gedreven, roep ik geheel den
hemel tc zamen om mij geluk te wenschen en zich met mij to verblijden.
6. Indien gij derhalve aan mijn Hart verkwikking wilt schenken, den hemel verblijden en aan uwe ziel verademing wilt geven, keer n dan tot mij van ganschcr harte.
Wie gij ook zijn moogt, hetzij een groot zondaar of schuldig slechts aan kleine gebreken, komt tot mijn Hart en gij zult daarin een geneesmiddel vinden voor al uwe kwalen.
Vertrouw mijn kind, en wil niet vreezen; ik roep u niet om u verwijtingen to doen, maar om uwe ongerechtigheden uit te wisschen.
Kom, mijn kind, kom, zie ik wacht u met uitgestrekte armen en met oen smachtend Hart.
7. De leerling. Zie, allerzoetste Jesus, zie, ik snel tot U opgewekt tot moed en vertrouwen, door zooveel goedheid van mv Hart.
Nader komend, verzucht en smeek ik; neem goedgunstig uw verloren kind aan, dat uit verre gewesten wederkeert, bezoedeld door de zonden en met ellende beladen. Ik ben niet meer waardig uw kind genoemd te worden, dewijl ik TJ op zulk eeuo onwaardige wijze verliet, zoo groote-lijks hoonde en zoo erg bedroefd heb.
Ik heb tegen den hemel en tegen U gezondigd; schuldig als ik ben, durt ik mij niet in uwe armen te werpen, maar zie, voor uwe voeten werp ik mij in het stof neder, terwijl ik uw vaderlijk Hart aanroep en om vergeving smeek.
Zie toen ik vlugtte hebt Gij mij tot U teruggeroepen; Gij hebt mij gezocht toen ik verloren was; Gij hebt mij gedragen toen ik uwe goed-
(51
lieid misbruikte; met wonderbare zaclitlieid hebt Gij mij tot terugkeer bewogen, en nu eindelijk in zulk een ellendigen staat tot U wederkeer end, neemt Gij mij niet slechts weder aan, maar, o God, Gij omhelst mij ook! o Jesus! o Vader! zooals er geen ander is!
Dat alle engelen en heiligen juichen en zich met mij verblijden, maar dat zij ook met mij uwe barmhartigheid loven en boven alles prijzen in eeuwigheid !
Zie, nu ben ik de uwe voor eeuwig; voortaan zal ik U getrouw liefhebben, o Heer, en uit liefde jegens U, al uwe wenschen vervullen.
hoe men de zuivering des harten moet ondernemen.
1. De leerling. Ontelbaar, o lieer, zijn de beweegredenen, die mij tot volmaakte verbetering aanzetten. De hemel lacht mij toe, de hol gaapt mij dreigend tegen; de aarde kan mij elk oogen-blik in de eeuwigheid verplaatsen.
Doch ook mijn hart, overladen door uwe gaven, gedreven door 't besef van eigen ellende, getrokken eindelijk door de goedheid uws Harten, houdt niet op mij aan te sporen.
Doch hoe zal ik het werk van zooveel belang ten uitvoer brengen ? Want al zie ik ook de verpligting daarvan in, toch gevoel ik geen kracht genoeg in mij oin haar ta vervullen.
Leer Gij mij, goede Jesus, ik biel hot U, do wijze om mij waarlijk te verbeteren on to ver-■\ ormen. Al de glorie, die daaruit zal voortsprui-ten, zij zal aai\ ü on aan uw boraiunolijk Hart toebohooren.
2. Jesus. Mijn kind, indien gij uw Imrt wilt zniveren en allo gebreken or wilt uitroeien, clan moet gij mot grootheid van ziel en met oen edelmoedig hart do hand aan het werk slaan.
Heb den goeden en ernstigen wil om u ro verbeteren en nimmer op to houden in het stro-\eu naar volmaakte zuivering en kweek tevens een opregt verlangen in u aan om mot de godde-genade mede te werken on hare leiding te-volgen: en dan zullen uwe pogingen eindelijk met een goeden uitslag bekroond worden.
Dat is van uwe zijde het eerste en voornaamste middel, waaraan de overigen hunne kracht on hun werkenden invloed zullen ontloonen, en zonder hetwelk oe overigen, hoe vermogend ook op zich zel\on beschouwd, naauwelijks iets zullen uitwerken.
Die krachtdadige wil om altijd met de gen ado naar de zuivering en hot zuiver houden van uw hart to streven, is de eerste beweegreden om voor de toekomst de zuiverheid uws harten te verhoogen; hot eerste teokon van uwe toekomstige volmaakt'aeid, het eerste kenmerk, waaraan men de toekomstige heiligen onderscheidt, ja zelfs, het is het eerste onderscheidingsteek en der ware leerlingen zijns Harten.
o. Neem met deze gesteltenis der ziel ter arbeid u tgerust, liet vuur en ontsteek daarmede
1
63
uw hart, opdat gjj de zonden en gebreken daarin aanwezig verteeren moogt.
Mijn kind, begrijp wel, wat ik zeg. Als gij een tuin moot zuiveren, die door schadelijke planten en kruiden verwoest en door allerhande onoogelijke zaken ontsierd wordt, dan zult gij dien wel reinigen als gij met gereedschappen werkt, als gij al het schadelijke stuk voor stuk er uitrukt en eind'êJijk alles uitkeert of wegwerpt, doch gij zult uw werk niet voltooijen dan na langen en na harden arbeid.
Maar als gij er vuur bijbrengt, zie, dan zult gij gemakkelijk en binnen korten tijd geheel dien hof gezuiverd zien.
Wat meer is, gij zult bevinden, dat die tuin zelf door do verbranding vruchtbaarder en geschikter is geworden om bloemen en vruchten voort te brengen.
Op gelijke wijze, mijn kind, zult gij uw hart, dat bij zulk een tuin kan vergeleken worden, veel spoediger en gemakkelijker zuiveren door liet vuur der goddelijke liefde, dan door eenigen anderen arbeid.
En gij zult bespeuren, dat uw hart zelf daardoor beter geschikt is geworden om bloemen van deugd en vruchten van heiligheid te leveren.
4. Dat vuur nu, zult gij uit mijn Hart verkrijgen, indien gij u door het gebod tot hetzelve wendt, en niet slechts met den mond maar ook met den geest bidt.
quot;Want indien gij ernstig de straffen wikt dei-hel of van het vagevuur, die gij zoo dikwerf verdiend hebt; indien gij met aandacht mijne
(34
goddelijke weldaden jegens u en al uwe ondank-baarlieid overweegt;
Indien gij ijverig nadenkt over mijne goddelijke en oneindige volmaaktheden, die alle liefde en eere waardig zijn, en over uwe beleedigingen mij zoo gelieel onverdiend aangedaan;
Als gij daarenboven mjj bescliouwt hoe ik uitgeput ben van vermoeijenis uit liefde voor u, wat ik heb geleden om uwe zonden, hoe ik aan het kruis hang mot uitgestrekte armen, liet hart geopend voor u;
Als gij vervolgons mijn hart zelf zult zijn binnengetreden en dan bcsehouwt in welk oen graad dat scliuldeloos hart werd bedroefd door uwe misdaden, en hoe het door deze geheel verteerd on vernietigd word;
Als gij tevens door veelvuldige liefdegevoelens en vurige smeekingen uw hart als het ware aan het mijne vasthecht;
Dan, zonder twijfel, zal in het gebed het vuur, de gloed der goddeljjke liefde worden ontstoken.
5. Vorm u uit die liefde oen berouw, dat is ecne droethoid over alle zonden, die gij hebt bedreven, met liet voornemen om in hot vervolg niet meer te zondigen.
ïuemand, mijn kind, krijgt vergiffenis zijner zonden, als hij zo niet betreurt; en niemand wordt van zijne gebreken genezen, als hij ze niet verafschuwt.
Verafschuwt dan yan harte en haat, zooveel gij kunt, uwe zonden en gebreken, die alleti af-schuw eu haat overtroffen en die gij niet te veel kunt verafschuwen, niet te veel kunt haten.
Hoe moer gij uit die goddelijke liefde in u zulk eene droefheid opwekt, des te volmaakter zal uw berouw zijn, ofschoon gij het voor het oogenblik ook al niet gevoelt.
En hoe zuiverder de beweegredenen zijn, waarom gij met opregten wil uwe zonden betreurt en verafschuwt, des te zekerder zult gij zijn van de vergiffenis dergenen, die gij hebt bedreven, en des te veiliger zult gij zijn voor do bedrijving van nieuwe zonden.
G. Een zeker teeken van een waar berouw over uwe bedrovene zonden, hebt gij in de onthouding van nieuwe zonden.
Heb derhalve en bewaar in u altijd een ernstig voornemen om alles te vermijden, wat gij weet, dat mij mishaagt, en liever alle kwalen van dit leven to verduren, dan vrijwillig eene zonde te bedrijven.
Doch zjjt wol op uwe hoede, om u zeiven niet te bedriegen, door de meening dat elk voornemen, welk ook, voldoende is. Een onbepaald verlangen toch is niet voldoende; niet de zucht om aan de gewoonte of aan een voorgeschreven vorm te voldoen is toereikend; niet een werkeloos voornemen is genoeg, waardoor iemand schijnt te willen en niet te willen als hij. gelijk hij zich inbeeldt, niot moer wil zondigen ou toch niet met de daad de middelen wil aanwenden, die noodzakelijk zijn om do zonden te vermijden.
Neen, mijn kind, het voornemen moet zijn opregt, vast en werkdadig, waardoor gjj aangespoord wordt tot het gebruik der middelen, die u voor den herval in de zonden behoeden.
Daarom ook, om dat voornemen steeds levendig te houden, moet gij het dikwijls hernieuwen; bid herhaaldelijk, geef door geestelijke oefeningen voedsel aa.n uwe godsvrucht; verschat u zoo eindelijk de bijzondere genade, waardoor gij gemakkelijk standvastig blijft en volhardt.
Dk leerling. Waarlijk, o Hoer, mijn hart gelijkt aan een woesten tuin, waarin ontelbare rchadeljjke planten bloeijen of bedorvenheden verborgen liggen.
Het hart van dat alles te zuiveren, is een groot werk; en zie, uit mij zeiven ben ik niet in staat iets heilzaams te verrigten.
Doch help Gij mij, ik smeek het U, mot uwe krachtdadige en veelvermogende genade, waardoor ik dien arbeid, die zoo belangrijk is, gelukkig zal ten einde brengen.
Vurig toch verlang ik dat werk. dat zoo noodzakelijk, zoo nuttig en zoo heilig is, te voltooijen volgens uwe leiding, en niet eerder op te houden dan na het inderdaad voleind te hebben.
Wil niet dulden, o allerbeste .(esus, dat ik ook daarin traag of nalatig worde; want, ik belijd het, ik hel tot moedeloosheid over en ben gewoon, al heb ik ook met ijver een begin gemaakt, om langzamerhand tot zorgeloosheid te vervallen.
Maar wek mij op, spoor mij aan, stoot mij met kracht voort en laat niet toe, dat ik den arbeid stake alvorens ik liet werk tot een ge-wenscht einde hebbe gebragt.
TWAAFDE HOOFDSTUK.
dat het heilig sacrament der biecht een gemakkelijk ex krachtig middel is om zich van zijne zonden en gebreken te zuiveren.
1. Jbsüs. Mijn Hart, o kind, wetende dar de zwakheid der stervelingen zoo groot is, dat zij op aarde niet zonder zonden leven, heeft een heilzaam middel uitgevonden, waardoor zij, bi-goed gebruik daarvan, niet slechts vergiffenis van de zonden verkrijgen, maar ook vermeerdering van genade ontvangen.
üod toch is getrouw, zoodat Hij volgens zijn woord de zonden vergeeft aan hen, die ze belijden, genade geeft aan hen, die er om bidden en beternis des levens aan hen, die er om vragen 1).
AVat zou er van de meeste menschon worden indien de Biecht niet bestond? Hoe weinigen zouden er zalig worden! En hoevelen hunner, die nu reeds in den home! juichen of zich eenmaal daar verblijden zullen, zonden verworpelingen zijn !
2, Doch ik heb juist daarom aan de Kerk magt gegeven, opdat aan hen, wier zonden zij vergeeft, ze vergeven worden, en wier zonden zij houdt, ze gehouden blijven 2).
1) Joan I, 9 en V, 14.
2) Matth, XVIII en Joan, XX.
„Mogt er dus ccnige vlek of ongetrouwheid ot' eenige andere /onde het hart heimelijk zijn binnengeslopen, dan sehamo het zich niet dit te openbaren aan hem, die daartoe aangesteld is, opdat deze het door het woord van God en door heilzamen raad genezo.quot; 1)
„Als gij handelt over het Sacrament der Biecht, beschouw dan do hel iu uw hart, die door de belijdenis der zonden daarin zal worden uitgedoofd. Dewijl gij derhalve weet, dat u na het eerste behoedmiddel van 's Hoeren indompeling des Doopsels in de Biecht nog een tweede behoedmiddel tegen de hel overblijft, waarom zoudt gij dan aan uwe zaligheid wanhopen? Stel u eerst de grootheid der straffe voor den geest, opdat gij niet twijfelen moget aan het ontvangen des geneesmiddelsquot; 2)
„Want er is, hoewel het moeite kost, door de Biecht vergiffenis der zonden te verkrijgen: als de-zondaar zijne legerstede met zijne tranen besproeit en zich niet schaamt om aan den priester des Hoereu zijne zonden te openbaren en het geneesmiddel te vragen.quot; 3)
„Dit geneesmiddel der Biecht is vooralion begce-renswaardig, omdat do ziel grooter gevaar loopt dan liet ligchaam en aan verborgene ziekten zoo spoo-
digmogelijk genezing moet worden geschonken.quot; 4.)
Belijd uwe zonden; dat door de belijdenis alle
1) S. Clemens Komanus le. Eeuw.
2) Tertulianus 2c. Eeuw.
3) Origines 3o. Eeuw.
4) S. Lactantius 4e. Eeuw.
69
;id vergif' worde uitgeworpen en verdreven; wat
ijn daarna overblijft zal gemakkelijk genezen wor-
']if den. Gij vreest te belijden, die, zulks niet
.]j doende, tocli niet verborgen kunt blijven? God,
eu die alles weet, eischt juist do belijdenis om den nederige te bevrijden; veroordeelt juist daarom don
^ verzwijger om den lioovaardige te straffenquot; 1).
|e „Doch spreek uwe biecht zoo, dat gjj tot do
■j zonde niet wederkeeret, want dan eerst strekt
f0 de belijdenis der zonden ton heil, als do zondaar,
p. die gebiecht hoeft, in het vervolg niet weder doet,
t.j wat hij verkeerds heeft gedaanquot; 2).
,, „Men moet dus, na gebiecht te hebben, op-
|e houder; met zondigen. De biecht echter gaat
ij voor en do vergiffenis volgt haarquot; 3).
„De Kerk immers, die in Christus is gesticht, heeft van Hem zeiven de magt ontvangen om de zonden te vergevenquot; 4).
, Indien zij ze niet willen openbaren, dan u zullen zij God, die hun getuige is, ook tot wre-
ker hebbenquot; 5).
, „De zonden behoeven niet openlijk beleden te
worden; 'tis genoeg, dat men alleen aan den priester door do oorbiecht do misdaden zijns ge-, , wetens blootloggoquot; 6).
Jlet is derhalve de rede, die den zondaar
: 1) S. Augustinus 5e. Eeuw.
2) S. Fulgontius 6e. „
3) S. Isidorus 7e. „
4) V. Beda 8e. „
5) 11a yms 10e. ,
(!) S. P, Luitprandus 11e. Eeuw.
70
aanspoort en liet is God, die hem gebiedt zijne zonden te belijden.quot; I)
„Want de Biecht is den zondaar noodzakelijk en voor den regtvaardigo evenzeer nuttig.quot; 2.)
..Do wijze der belijdenis eisclit drie hoedanigheden: zij moet geschieden zonder bewimpeling, zonder verontschuldiging en zonder mtwoiding.quot;3.)
,Do biechteling beschuldige zich derhalve voor den priester met oen levendig gevoel van droefheid en met het vasto voornemen om zich te beteren, en hij volbrenge de boete, die hem wordt opgelegd.quot; 4).
„De Biecht is trouwens con Sacrament, van hetwelk de handelingen des biechtelings, die in drie doelen worden onderscheiden, als het ware de stof uitmaken. Het eerste dier deelcn is de vermorzeling des harten, het tweede de mondelingsche belijdenis, het derde de voldoening.quot;' 4)
Zie, mijn kind, hoo van den beginne af de geloovigen aller tijden en werelddeelen dit troostvol en heilzaam Sacrament in cere hielden en gebruikten.
3. quot;Wat is er beter dan eene goede Biecht? Door de belijdenis immers wordt de mensch bevrijd van zijne zonden, hij komt weder met mij in vriendschap, hij ontvangt den vrede dos
1) S. T. Damianus 11e. eeuw.
2) S. Bernardus 12e. „
3) S. Bonavontura 13e. „
4) Thaler 14e. „
5) Kerkvergadering van Florence 15e. eeuw.
ue harten; zoodat hij, dio vroeger zich door angsten
gekweld gevoelde, daarna zich kalm on gelukkig ziet. ijk Het Sacrament der Biecht is een middel voor
I.) de ziel, waardoor de ondeugden worden gene-
g- zen, de bekoringen verjaagd, de hinderlagen des
g, duivels verijdeld, nieuwe genade ingestort, de
I.) godsvrucht vermeerderd wordt en de deugd vas-
n- ter en vaster grondslag verkrijgt,
f- Door de Biecht treedt de ziel wederom in de
ie regten, die zij door de zonde had verloren en
fn krijgt zij hare schoonheid weder, die zij door de
ongeregtigheid had misvormd, ii 4. Evenwel gebeurt het, dat de zondaar tot dit
n Sacrament der goddelijke barmhartigheid nade-
it rende, door schaamte of vrees gedreven, zich in
n eeu afgrond van heiligschennis nederstort en dan
a niet meer slechts zondaar is, maar inderdaad een
afzigtelijk monster van zonden wordt.
Kunt gij, goddeloos mensch, voor mij verhei'-i gen blijven? Kunt gij beletten, dat ik u neder-
werp in den diepen afgrond, dien gij zelf u [ hebt gegraven?
Gij verbergt heiligschennend uwe zonden voor den biechtvader, die door do strengste goddelijke en menschelijke wetten tot een eeuwig en algeheel stilzwijgen is gedwongen! maar dan zal ik ze openbaren in uw aangezigt, niet aan eeu mensch, niet aan een volk, maar voor hemel en aarde, voor allen, die ooit geleefd hebben.
Dan zult gij door overstelping van schaamte de bergen toeroepen u te bedekken, om u aan de schande te ontrukken; ja, dan zult gij u in de hel willen verbergen, doch gij. zult het niet
*
72
kunnen, maeir gij zult daar staan om openlijk alle welverdiende schaamte en schande te verduren.
Onverstandig mensch! Gij hebt u niet geschaamd te zondigen tot uwen ondergang en tot uwe schande, waarom schaamt gij u te belijden tot uw heil en tot uwe glorie?
Doch let eens wel, waarom aarzelt gij, uw geweten te openbaren aan hem, die door mij is aangesteld, om tegenover u mijne plaats te be-kleeden ?
Den biechtvader, voor wien gij u als boetvaardige vertoont, moot gij immers beschouwen als zaagt gij mij, want dan vertegenwoordigt hij mijn persoon en bezit hij mijne magt.
Voor het overige is hij zelf een mensch en heeft hij zijne eigene ellende; en zelf, zoowel als gij, moot hij biechten, hetgeen voor hem veel moeijelijker is, omdat hij overeenkomstig zijnen staat ook volmaakter moet leven.
Zoo is het door God allerwijselijkst en zeer heiliglijk vastgesteld, dat de priesters zoowel als de leeken, allen, die van groote zonde bevrijding verlangen, verpligt zijn hunne Biecht te spreken; en dat de priesters, wier heilige bedieningen alle heiligheid vergen, zich ook van kleinere zonden door veelvuldige biechten moeten zuiveren.
Om die reden belijden de leeken met meerder vrijheid en vertrouwen aan den priester hunne zonden en leeren de priesters door de ondervinding met hunne ellende medelijden te hebben, zwak te worden met de zwakken, te weenen met de weenenden.
5. Docli er zijn cr, dio opregt gonoeg- hunne zonden belijden en tocli niet waarlijk gezuiverd worden, omdat zij niet niet een opregt hart naar verbetering streven.
Sommigen naderen uit noodzakelijkheid, anderen uit menschelijk opzigt, weder anderen uit eene zekere gewoonte tot het Sacrament van boetvaardigheid; en 't is niet te verwonderen als zij, die aldus naderen, geene of' slechts geringe vruchten plukken.
Houd gij, mijn kind, uw heil en mijn welbehagen voor oogen en doo elke Biecht zoo, als ware zij de laatste uws levens, dan zult gij er wonderbare en zoete gevolgen van ondervinden.
6. Evenwel, mijn kind, ken u zeiven en weet, dat gij dikwijls hervalt in de misdrijven, die gij betreurd hebt, en vasteljjk voorgenomen hadt te vermijden.
Doch wil daarom niet wanhopen, mijn kind, noch u aan al te groote droefheid overgeven. Immers, zjj zullen de gevolgen van zwakheid, niet van boosheid zijn, misslagen veeleer uit onbedachtzaamheid dan uit vrijen wil voortgesproten.
O, leer daaruit de goedigheid mijns Harten , dat immer bereid is u te vergeven, en de eilen-uws harten, dat altijd ten kwade neigt en u dikwerf medesleept.
Draag evenwel zorg, dat gij wegens deze uwe groote zwakheid de Biecht niet verwaarloost; inderdaad, hoe zwakker gij u gevoelt; zooveel te meer moet gij uwe toevlugt daartoe nemen.
7. Sommigen hebben een afschrik van do Biecht en zij naderen slechts met siddering.
Zie, de grootste zondaren, zoowel als de grootste heiligen vinden er troost in: en gij wordt door angsten gekweld!
Door de Biecht komen de dooden wederom ten leven en ontvangen de levenden meer overvloed van levenskracht; gij dan, waarom vreest gij, als moest gij ter dood of ter foltering gaan?
Gij dwaalt mijn kind, gij dwaalt; niet tot dwelling maar tot troost is dat allerheilzaamst Sacrament ingesteld.
8. Leg dus alle gejaagdheid en vreesachtigheid af. Ik ben immers niet de God der beroering, maar van den vrede; ik schep geen behagen in de verwarring des harten, maar in den goeden wil.
Doe, wat in uw vermogen is en biecht, voor zooveel gij kunt, met een opregt hart; houd u daarna in vrede en laat u door de ingevingen van den vijand of van uwe verbeelding niet in verwarring brengen.
Mijn Hart, mijn kind, is do toevlugt der zondaren. Zoo dikwijls iemand met een rouwmoedig en vernederd gemoed daar henen vlugt, zal ik hem niet verstooten noch verachten.
Maak dus dikwerf met vertrouwen gebruik van dat goddelijk bad, waarin mijn Hart uwe ziel met zijn bloed afwascht en meer en meer zal afwasschen, totdat zij geheel rein en zuiver zal wezen. 1)
1) Wij mogen dit ophelderen door een waarlijk wondervolle en troostrijke gebeurtenis, die wij in liet levee. van de H. Maria Magdalena de Pazzis lezen. Toen die H. maagd op zekeren dag in de kerk van haar klooster waarin werd biecht gehoord, haar hart in de tegenwoor-
9. Dk leermno. O allerbeste Jesus, hoe lieil-zaam, hoe troostvol is die binding uws Harten, het Sacrament van boetvaardigheid! Hoe verbazend de aflating, hoe bewonderenswaardig do goedhartigheid! dat Gij van het bloed uws Harten een goddelijk bad maakt, waarin Gij ons van onze zonden zuivert.
Hadde uw Hart dat geheim vol allerlei vertroosting niet gevonden, wie zou het ooit
dig-heid van Jesus in het tabernakel uitstortte en weldra in heilige vereeni^ing- lag verslonden, zag zij eensklaps de geesten-wereld zich op zekere wijze voor haar ont-sluijeren. Zij zag namelijk in welken staat do ziel van een ieder der biechtelingen verkeere'e op den oogenblik, dat zij hunne zonden beleden . Toen echter de sa-cramenteele losspreking werd gegeven, zag zij op den-zelfden oogenblik, hoe het goddeljjk bloed van Jesus op geheimzinninnige wijze een ieder besproeide en zoo, afwiesch , dat zij ongelooflijk* zuiver en schoon werden. Als dus ééne biecht zulk een uitwerking heeft dan vraag ik, welke zullen de uitwerkselen zijn van herhaalde biechten? Als de ziel zoo rein, zoo schoon wordt door eenmaal gewasschen te worden in Jesus hartebloed, dat in het Sacrament van boetvaardigheid op ons wordt toegepast, hoe zuiver hoe schoon zal zij eindelijk worden, wanneer zij dikwijls daarin wordt gewasschen?quot; Grof en zelfs morsig lijnwaad, wordt door herhaalde wassching dikwerf niet slechts helder maar ook wit gelij k sneeuw. Zou dan de ziel, indien zij dikwijls in het goddelijk bloed van Jesus wordt gewasschen, eindelijk niet geheel rein en onuitsprekelijk schoon worden? Deze godvruchtige gedachte kan voorzeker in u de liefde voor het II. Sacrament van boetraardigheid ver-vermeerderen en u. als gij het met de daad ontvangt, heizaam bezig houden en zeer grooten troost verschaffen.
hebben uitgedacht? En zoo Gjj hot niet haddet ingesteld, wat zou er dan van ons, wat van mij geworden ?
Dank, allerzoetste Jesus; dat alle engelen en heiligen, alle volkeren en talen U met mij dank betuigen, omdat gjj dit levendmakend en heiligend Sacrament hebt ingesteld, waardoor de schuldige bewoners der aarde gered worden en de hemel met oen tal van heiligen wordt gevuld!
Om echter van zulk eene weldaad geen misbruik te maken, maar alle vruchten er uit te trekken, die ik er van kan verwachten, zal ik niet slechts dikwijls maar ook met zorg mijne zonden belijden; immer zal ik, als bereidde ik mij voor om te sterven, een waar leedwezen opwekken en een goed voornemen, wel is waar met kalmte maar tocli ook met oprechtheid vormen, voor en aleer ik mijne Biecht zal spreken; ik zal den biechtvader alles openbaren met de ongeveinsdheid, waarmede ik tot U zeiven zoude spreken, als ik U met mijne oogen zou aanschouwen; de opgelegde boete zal ik met aandacht en godsvrucht zoo spoedig mogelijk volbrengen; vervolgens zal ik trachten mij dankbaar ta toonen door met nieuwen ijver, met meerder zuiverheid des harten voor TT te leven.
O Jesus! welk een troost, welke zalige vreugde kan ik genieten, als in dit Sacrament uwer barmhartigheid mijne ziel gewasschen en gezuiverd wordt door her. heiligste en reinste bloed uws Harten! O, ik smeek U, wasch mij dikwijls en reinig mij geheel en al; wasch mij meer en meer, en ik zal wit worden gelijk sneeuw.
77
DERTIENDE HOOFDSTUK.
dat wij, wat de vergifffesis onzer zonden betreft, in god moeten berusten na gedaan te hebben wat zedelijker wijze in ons vermogen was.
Jesu.s. Zoo waar ik leotquot;, ik wil niet den dood des zondaars, maar ik wil, dat hij zieli bekeere en leve.
Indien de zondaar boetvaardigheid zal hebben gedaan voor al zijne zonden, die hij heeft bedreven, en al mijne geboden zal hebben onderhouden, zal hij loven en niet sterven.
Do goddeloosheid der goddeloozen zal hem niet schaden op den dag, waarop hij van zijne goddeloosheid bekeerd zal zijn; de zonden, die hij heeft bedreven, zullen hem niet worden toegerekend.
Waarover, mijn kind, zjjt gij onstold of waarom geeft gij toe aan onmatige angsten? Ik ben immers don mensch niet gelijkend als zoude ik kunnen liegen en veranderen. Ik zou aldus spreken en liet niet doen, beloven en mijne beloften niet vervullen? Zweren en toch ontrouw worden?
Wat twijfelt gij, kleingoloovige ? Voorwaar, hemel en aarde zullen vergaan, doch mijne woorden zullen niet vergaan.
2. Zie eens. God, uw hemelsche Vader, die ten uwen heile zijn eonigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor u niet minder dan voor anderen overleverde, hoe zal Hij mot Hem niet alles
78
hebben geschonken: vergeving, volharding, het paradijs en alle gaven?
In alle opzigten dus zijt gjj in mij. den eenigen Zoon van God, rijk geworden, zoo dat u, van welke genade ook gesproken, niets ontbreekt. Want waar het kwaad de mate te boven daar zal met meerder overvloed zich de g nade doen gelden.
Ga derhalve met vertrouwen tot den troon der genade opdat gij verkrijget, wat gij noodigquot; hebt.
3. Mijn kind, ik ben van den hemel neergedaald om u aan den gapenden muil der hel te ontrukken; ik heb gedurende geheel mijn leven geleden, opdat gij gedurende geheel de eeuwigheid zalig zoudt wezen; ik ben ten laatste zelfs ter dood ver oordeeld opdat gij van den eeuwigen dood bevrijd zoudt worden; dat alles heb ik echter voor u gedaan toen gjj mijn vijand waart, wat zal ik dan niet doen, of wat zal ik u weigeren, als gij mij liefhebt?
Maken uwe misdaden u bevreesd, weet het, mijn kind, dut mijne eindelooze verdiensten oneindig meer vermogen om u te behouden als gij wilt, dan uwe misdaden om u in bet verderf te storten, waarvoor gij siddert.
En bijaldien gij wegens uwe schuldige daden het oordeel vreest, herinner u dan, dat ik, uw Zaligmaker, die ter regterhaud van God mijn Vader ook in uw belang smeek, uw regter zal zijn.
4. Verruim dan uw hart in den heiligen Geest, dien gij in het Sacrament der goddelijke barm-
hartigheid hebt ontvangen. Die Geest tiet- liefde, dat verteerend vuur, zal do overblijfselen uwer zonden vernietigen en de onmatige vreeze verdrijven.
Waart gij ook de grootste zondaar, als de moordenaar, die met mij werd gekruisigd; had-det gij, zooals Paulus, mij vervolgd; haddet gjj mij verloochend zooals Petrus; zie als gij eenmaal opregtelijk uwe Biecht spreekt en de uitwerkselen van dat Sacrament deelachtig wordt, dan zijn u al uwe zonden vergeven.
5. Waarom zijt gij bedroefd, mijn kind, en waarom verontrust gij uCreloof't fjij dan, dat ik een hardvochtig meester ben, wien men naau-welijks kan tevreden stellen?
Gij bedriegt u, mijn kind, g:j bedriegt u zeer. Want zie eens, ben ik geen Yader. Wiens Harte de goedheid zelve is ? Weet gij dat niet? Hebt gij dat niet ondervonden?
W il mij derhalve niet onteeren, wil mij niet lasteren door mij iets toe te schrijven, wat be-leedigend is.
0. Mijn kind, gij hebt niet andermaal tot uwe vreeze den geest der slavernij ontvangen, maaiden geest der aanneming van Gods kinderen, waardoor gij bemint en mij toeroept: Abba, Vader!
Wil dan niet vreezen, mijn kind; wil niet-jammerlijk in angsten den tijd verliezen, dien gij door mij to beminnen gelukkig moet beleven. Want ik verg geen angst, maar liefde.
Vertrouw, mijn kind, vertrouw, dat uwe zonden u vergeven zijn. Span nu slechts uwe
80
krachton in om mij dos te meer to beminnen, naar do mato ik n meer liel) kwijtgescholden.
7. De leerling. O Josus! O mijn liefde! O mijn loven, wat al zaligheid, wat al honigzoet biedt Gjj mij uit uw Hart aan!
O Hoor, mijn God! Gij hebt mij gowasschen, niet de voeten, niet mijne handen, niet hot hoofd alleen, maar ook mijne ziel, mij geheel en al en dat wel in uw oigon bloed!
En zie. Gij hebt mijne zonden weggeworpen in den afgrond der zoo, in de pcilloozo diepte van de barmhartigheid uws Harten, waarin zij verdwenen zijn uit uw aangezigt.
O Jesus! zou, ik ooit uwe barmhartigheid kunnen vergeten, waardoor Gij mij zoo zeer hot loven hobt geschonken?
L we ontfermingen zal ik in eeuwigheid lof-zingen, gedurende de eeuwen der oeuwon zal ik de goedheid uws Harten prijzen.
8. Loof mijne ziel, den Heer, en alles wat in mij is love zijn heilig Hart. Ja, mijne ziel, looi den Hoer en wil al zijne gunsten niet uit het geheugen verliezen.
Die zich genadig toont togenovei' al uwe onge-regtigheden; die al uwe zwakheden geneest.
Hij heeft niet mot ons gehandeld overeenkomstig onze zonden, noch ons vergolden overeenkomstig onze ongeregtighoden, maar volgens de menigvuldigheid der barmhartigheden zijns Harten, heeft Hij zo uitgewischt.
Zooals oen vader medelijden heeft mot zijne kinderen, zoo heeft zich de Heer over ons ont-
81
ii- fernul, want Hij is goed, want zijne barmliartig-
B- heicl reikt door do eeuwen lioen.
9. Bemin don Heer, mijne ziel! Bemin Jezus,
0 bemin Hem veel, dewijl Hij u vele zonden heeft it vergeven.
Mogen zij Hem minder beminnen, wie Hij i, minder heeft kwijtgescholden, maar tracht gij
t door do grootheid uwer liefde, do grootheid zijner
1 goedheid te evenaren.
Ja, allerzoetste Jesus, ja ik zal U beminnen i uit al mijne krachten; ik zal geen tijd meer ver
spillen niet onrust te kweeken in mijn hart, dat Gij voortaan alleen zult bcheerschen, maar ik zal dien besteden, beter, met meer nut on op eeno wijze, die U welgevallige!' is; ten alle tijde zal ik U beminnen, altijd zal uwe liefde mij bezig houden. Tevreden zal ik daarin insluimeren en ruston.
VEEETIENDE HOOFDSTUK.
hoe men zich voce den heeyal moet behoeden.
1. Jesus. Hebt gij gezondigd, mijn kind, voeg j geen nieuwe zonden bij de ouden, maar zijt in het vervolg zoo op uwe hoede, dat gij tot het verledene niet wederkeert.
Als de duivel uit het hart is geworpen, gaat hij, neemt met zich zeven andere geesten nog slechter dan hij zelf is, en wederkeerend tracht hij andermaal binnen te dringen. Als de mensch v* 6
82
geen weerstand biedt, komen de vijanden binnen en het laatste van dien mensch wordt erger dan het eerste.
Gij moet derhalve de bekoringen des duivels op allerhande wijze weerstaan, bijaldien gij geen prooi dor helle wilt worden.
Wil niet neerslachtig of bedrukt zijn, mijn kind, omdat gij tegen uwen zin door verschillende bekoringen wordt aangevallen; verheug u veeleer en schep moed. Want dat is een teeken, dat gij in staat van genade verkeert en mijne verlangens opvolgt.
Waart gij onder do volgelingen des duivels, voorzeker dan zou hij u, die tot do zijnen behoort, zelf niet bestrijden; maar dewijl gij tot de mijnen behoort, daarom bekoort hij u en poogt hij u in zijn belang over te halen.
2. Mijn kind, bekoord worden is nog niet zondigen ; wat meer is, zoolang de bekoring u mishaagt, geeft zij aanspraak op de belooning van God.
Hoe afschuwelijk de dingen ook zijn, die de duivel u ingeeft, verontrust u niet; en hoe hevig hij u ook tot het kwade aanspore, geloof niet, dat gij door mij verlaten zijt.
Kimmor ben ik digter bij u en meer bereid u te helpen, dan wanneer gij in die bekoringen verkeert.
Hoezeer gij ook bekoord wordt, mijn kind, als toeschouwer en helper in den strijd ben ik met u, door wien gij, aangemoedigd en geholpen, niet slcchts volharden maar ook roemrijk kunt zegevieren.
83
Zijt derhalve ten strijde gereed, want niemand zal gekroond worden, die niet naar bchooren zal hebben gestreden; en wie overwonnen zal hebben zal de kroon des levens ontvangen.
4. Terwijl gij ter regter en ter linker zjjde door vijanden wordt omringd en zoowel aan de aanvallen van uw binnenste als van buiten bloot staat, moet gij zoo met do wapenen vertrouwd zijn, dat zij u nooit ongewapend aantreffen.
Houd uw hart verheven en mot het mijne vereenigd, ernstig en edelmoedig besloten alles te verduren, ja liever in den strijd te sneven dan mij den rug te koeren. Anders toch zult gij in de hitte van het gevechr, niet veilig kunnen uitharden.
4. In dien strijd zijn twee soorten van wapenen voor u noodzakelijk, de eene ter beschutting de andere om te schaden.
Do wapenen om u te besehermen zal u de nederigheid leveren. Door dio deugd derhalve geleid, moet gij een volkomen wantrouwen in u zeiven en al uw vertrouwen in mij stellen : en door do ondervinding van uwe eigene zwakheid overtuigd, zooveel mogelijk alle gevaarlijke ge-legenheden vermijden.
Het zou immers onmogelijk zijn en alle beschaming verdienen, als gij zoo vermetel waart, die te zoeken of te gemoot te treden, vooral als zij de deugd der zuiverheid kunnen schaden.
5. Wanneer do vijand u evenwel aanvalt, roep mij aan en steun met vertrouwen en met ijver op mijne hulp.
Een ieder, die tijdens de bekoring bidt, zoo-
als het bolioort, zal niet overwonnen worden; maar die hot gebed verzuimt, wordt gewoonlijk overmeesterd.
Bied terstond bij het begin der bekoring moedig wederstand en bid vurig op deze ot' dergelijke wijze: O Jesus! verberg mij iu uw Hart, opdat ik van U niet gescheiden worde... God, mijn God! waak ter mijner hulpc.... Jesus en Maria! haast u om mij te helpen...
Als de vijand voortgaat u te bekoren, leid xiwou geest dan vertrouwelijk af van het voorwerp der bekoring en vestig dien met ernst op andere goede ot' onverschillige zaken; ga voort met bidden, ga voort zoo weerstand te bieden, zonder onrust en zonder ongeduld maar kalm en met volharding, en de vijand zal vlugten of beschaamd staan.
6. liet is voor u niet genoeg den satan af te slaan, tracht hem ook te kwetsen. Dat zult gij doen als gij mot do wapenen, die do goddelijke liefde u aanbiedt, do bekoringen van don vijand togen hem zelven keert.
Maak derhalve, zoo dikwerf u de duivel bekoort, van de bekoring tegen zijn doel en plannon zulk oen gebruik, dat gij u hochtor met mij vereenigt en mij door uwo getrouwheid verheerlijkt en voor u zelven meerdor kraclit cn verdiensten verwerft.
Zoo zal het gebeuren, dat do vijand, over zijn nederlaag ontzet, of niet durft woderkee-ren of, zoo hij durft, u eon schitterender overwinning eu glansrijker kroon verschaft.
85
n; 7. Eu indien gij ooit zoo ongelukkig zijt
jk van te vallen, sta terstond op en strijd met
meerder nederigheid en meerder woede; en draag ig vooral zorg, dat gjj u niet aan don vijand over-
ot' geeft en zijn slaaf wordt.
w Daarom toch zijn er velen verloren gegaan,
die reeds vlijtig hadden gestreden en weldra de | overwinning zouden behaald hebben, maar dio 1- door het lastige der bekoringen ter neer gesla
gen, zich schandelijk overgaven en ellendig om-d kwamen.
Moed dan, mijn kind, de strijd is kort, doch p de belooning eeuwigdurend.
■t Zjjt grootmoedig van ziel; grootheid van ziel
i, is do halve overwinning. Zij maakt u ontvan-
ii keljjk voor de genade, verheft het hart, vermeer-
f dert do krachten, verligt de moeite, verschrikt
cn verzwakt den tegenstander, f Strijd krachtig ter wille van mij, uw God en
Zaligmaker, voor uw heil, voor uwe eeuwige
kroon, voor het rijk der hemelen en lever een schouwspel, Gode, den engelen cn menschen waardig.
8. De leeblixg ; Dank zij u, allerbeste Jesus, dewijl Gjj zoo mijne armen ten gevecht en mijne vingeren ten strijde rigt.
Zie, zoo hebt Gij mijn hart opgewekt, zoo mijn moed verheven, dat ik bereid ben mijne krachten te beproeven en krachtig te handelen.
Maar ik weet en beken het, uit mij zeiven ben ik zwak en traag; als ik aan mij zei ven word overgelaten, als ik op mij zeiven alleen vertrouw, wat staat mij dan te wachten, tenzij
86
eene schandelijke nederlaag en een eerloozo ondergang ?
Geef mij, ik smeek liet U, de genade van niet vermetel to zijn, mij niet noodeloos in geyaar te stellen, maar mot voorzigtighoid elke gelegenheid die schadelijk is, te vermijden om voor-zigtiglijk aan alle hinderlagen mijner vijanden te ontkomen.
Maar als Gij mij, wanneer ook, door den vijand aangevallen of met hem strijdende ziet, sta dan op, ik smeek hot U, haast U dan ter mijner hnlpe, want Gij, o Heer zijt mijne kracht.
Sta mij bjj, ik bid het U: p'aits mij aan uwe zijde en wie dan ook tegen mij moge strijden, n:«!; U zal ik overwinnen, met Ü zegevieren,
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
hoe men de wortelen der ondeugden en gebreken moet uitrukken.
1. Jesus. Mijn kind het is ter verkrijging van volmaakte zuiverheid des harten niet genoeg, een goeden wil lovend to houden, dikwijls te overwegen en te bidden, herhaaldelijk en met godsvrucht zijne zonden te biechten. Die middelen zijn wol is waar, krachtdadig, zij zjjn noodzakelijk, zij mogen nimmer ongebruikt gelaten, nimmer verwaarloosd worden.
Doch zij zijn alleen niet voldoende, dewijl zij
1
87
gewoonlijk do wortelen der ondeugden en gebreken niet geheel uitroeijen.
Gij moet derhalve nog een ander middel bezigen, waardoor gij als het ware de schadelijke wortelen zeiven uitroeit, en alzoo uw hart volmaakt zuiver maakt.
Die heilzame en aangename vruchten worden op wonderlijke wijze voortgebragt door het onderzoek, dat naar den schijn eene kleine oefening, iets onbeduidends, evenwel in zijnen aard een krachtdadig middel is, dieper doordringt dan elk tweesnijdend werktuig en doorgaat tot de ontleding der ziel en tot onderscheiding der geesten, en do gedachten en gezindheden des harten oordeelt.
Het dient niet slechts om kwade gewoonten en gebreken met den wortel uit te roeijen, maar ook, wat meer bewondering verdient, om degelijke deugden te verkrijgen en tot de volmaaktheid zelve to geraken.
2. Weet wel, dat dit onderzoek drievoudig is. En wel het eerste, dat dient om den geest te verzamelen, bestaat hierin, dat gij bij geschikte gelegenheid in uw hart keert en het gedurende een korten tijd beschouwt, onderzoekend, •waardoor het wordt bewogen, waarmede het zich bezig houdt of wat en hoe het gehandeld heeft of wat en hoe hot handelen zal.
De gelegenheid echter om zoodanig kortstondig onderzoek in te stellen, doet zich gewoonlijk dikwijls voor. Als gij namelijk met de gewigtigste bezigheden van den dag een begin maakt of wanneer gij ze geëindigd hebt.
88
Als zich iets aan uwe zinnen of aan uwen geest voordoet, wat u kan bekoren of boeijen, ook wanneer gij in een of anderen misslag zijt gevallen.
Wanneer er zicb eene moeijelijkheid voordoet, die u last of onrust kan voroorzaken ; eindelijk zoo dikwijls gij uw hart sinds geruimen tijd niet hebt onderzocht.
Dit kunt gij echter gemakkelijk overal en op elk oogenblik doen, ook in de tegenwoordigheid van anderen, zonder dat dozen het zelfs vermoeden.
Die oefening heeft niets raoeijelijks aan zich. In den beginne zal men wel cenige oplettcnd-lu id, eenigo inspanning, daaraan n oeten schenken, doch binnen korten tijd zult gij er eene heilige en troostvolle gewoonte van verkrijgen en er de heilzaamste en zoetste vruchten van ondervinden.
3. Een ander onderzoek is het algemeene, waardoor gij twee- of slechts eenmaal op eiken dag cenigen iijd of eenige bepaalde oogenblikken wijdt aan dit punt, namelijk om u zeiven rekenschap omtrent uw leven af te vragen.
Na God in het kort dank betuigd en zijn goddelijk licht afgebeden te hebben, aanschouw dan en onderzoek hoe gij u uitwendig en inwendig hebt gedragen sedert uw laatste onderzoek.
Onderzoek uwe gedachten, woorden en werken : zie eens wel, wat gij gedaan, gezondigd of misdaan hebt; teeken eindelijk elk in het bijzonder in uwen geest op.
Als gij reeds met do daad iets van het inwendig leven hebt aangeleerd, stel dan uw hart
89
naast liet mijne on vergelijk en beschouw liet verschil tusschen beider gedachten, gewaarwordingen en handelingen.
Na op deze wijze uwe schulden en gebreken bespeurd te hebben en uwe ondankbaarheid jegens mijne goddelijke weldaden ingezien en erkend te hebben, verwek dan zoo volmaakt mogelijk een akte van berouw en vraag de genade om n te beteren en in verbetering vooruit te gaan.
4. Eindelijk bestaat er nog een bijzonder onderzoek, waardoor gij u op deuitroeijingvan slechts éene ondeugd of van één gebrek uitsluitend toelegt.
Wondervol is de kracht en ongelooflijk de uitwerking van die oefening. Mogt gij haar, mijn kind, wel begrijpen en goed in toepassing brengen.
Geene gewoonte is er, hoe verouderd, geene ondeugd hoe groot ook, die door dat middel niet overwonnen en overmeesterd wordt.
Immers met de goddelijke genade vermag het in zekeren zin alles. Hoevelo zondaren zijn daardoor bevrijd van hunne ondeugden, die hun een tweede natuur schemn geworden te zijn! Hoe-vele menschen zijn daardoor volkomen gezuiverd! Hoevelo zielen hebben daardoor de volmaaktheid verkregen!
Welke gebreken gij dus ook moogt hebben, heb moed mijn kind; gebruik dit middel met ijver en volharding, zeker van de overwinning; zeker van uwe toekomstige bevrijding.
Vat het eerst die ondeugd aan, die voor uwen naaste eene regtmatige oorzaak van beleediging of van ergernis of wel zooveel als het hoofd van
90-
al uwe gebreken is. Is de aanvoerder neerge- . gaa
veld, dan zullen de overigen gemakkelijk worden ien
overwonnen. verl
5. Gij moet echter op deze wijze te werk gaan: ja s Maak des morgens met overleg en vastelijk het 3 voornemen om op dien dag bijzonder te ver- Ap mijden, wat gij te vermijden hebt uitgekozen; uoc vraag tevens de genade om aan uw voornemen vat getrouw te blijven. te
Vervolgens moet gij twee of eenmaal, naar- on(
mate gij liet algemeen onderzoek twee- of een- tot
maal dagelijks instelt, gedurende eenig tijds- lee verloop, waarin gij u in het algemeen onderzoekt,
tevens ondervragen hoe dikwijls gij sinds het mc
laatste onderzoek tegen het bijzonder voornemen bi(
hebt misdaan en dan het getal opteekenen. rei
Dan moet gij een berouw verwekken, niet on
slechts over uwe zonden in het algemeen maar sc ook in het bijzonder over die gebreken, en op
nieuw u voornemen om u voor deze vooral te lu
wachten en bijzondere hulp daartoe afsmeeken. zc
Intusschen mijn kind, zal het vooral als gij o] bemerkt, dat gij eenigzins onverschillig of zorg- w geloos wordt, zeer veel helpen, indien gij zoo rc dikwijls gij tegen het bijzonder onderzoek misdoet, u eenige straf oplegt, b
6. Om echter deze en dergelijke middelan ( b juist en met volharding aan te wenden; hebt z gij eenen leidsman noodig, die uwe schreden o rigt, u onderwijst, vormt, matigt of aanspoort v en u voortdurend moed inspreekt. c
Niemand kan op den weg van het geestelijk c en inwendig leven alleen zonder geleider voort-
I
91
gaan zonder zich aan het gevaar bloot te stellen van dikwijls te verdwalen, den moed te verliezen, in vijandelijke hinderlagen te vallen, ja zelfs om te komen.
Mogt gij ook een heilige of een uitverkoren Apostel zijn, dan nog hebt gij een leidsman noodig. Werd Panlus, ofschoon een uitverkoren vat om mijnen naam onder de heidenen te dragen, niet op mijn bevel door Ananias onderwezen en bestuurd? Zijn de heiligen niet tot heiligheid gevormd door anderen, die heilig leefden?
Bid derhalve, mijn kind. dat gij een geleider moogt verkrijgen volgens mijn Hart in uwen biechtvader, of in uwen overste of in een anderen persoon, die gezag heeft en bekwaamheid en ondervinding van geestelijke zaken, en wetenschap en oefening bezit van het inwendig leven.
Openbaar aan deze, mijn kind, somtijds uw hart; leg voor hom op bepaalde tijden of bij zekere gelegenheden eene zekere rekenschap af, opdat gij zien moo£;t of gjj het regte pad bewandelt; of wat en hoe gij iets moet verbeteren, waarin en hoe gjj voortgang moet maken.
Tot dergelijke openbaring van ons binnenste behoort gewoonlijk de aanduiding van den oogen-blikkf lijken of blij venden toestand, waarin uwe ziel gewoonlijk verkeert; van vrede namelijk of van onrust; welke begeerten naar een volmaakter leven gij in u ontwaart; welke hindernissen u een beletsel zijn; welke oefeningen van godsvrucht of versterving gij gewoon zjjt u op te leggen.
AVelke wijze gij volgt in uwe overweging en
92
in uw gebed, met welken smaak en met 'A elke vruchten gij die wijze volgt, welke geestelijke boeken gij leest, ot' zij beantwoorden aan den tegenwoordigen graad van uw inwendig leven; of gij ze leest op behoorlijke wijze en met vrucht.
Hoe gij nadert tot de H. Sacramenten, met welke voorbereiding, met welk gevoel van godsvrucht met welke dankzegging, met welk gevolg.
Volgens welken regel gij uw verschillend onderzoek instelt, met welke naarstigheid, met welke vrucht.
Hoe gij de verpligtingen van uwen levensstaat, de verrigtingen aan uwe betrekking verbonden, uwe gewone bezigheden volbrengt; door welke drijfveer of uit beginsel van do natuur namelijk of van do genade, met welke zorg, mot welk doel.
Hoo gij u gedraagt jegens anderen, met welke gemoedsgesteltenis, met welk voor- of nadeel voor u zeiven en voor anderen.
Met welke getrouwheid gij die homelsche inspraken gehoor leent; hoe gij ten mijnen op-zigte gezind zijt; tot welke hoogte eindelijk de innerlijke gevoelens mijns Harten door u beaamd worden.
Verklaar, mijn kind, op zedige, heilige wijze voor zoo ver het dienstig of gebruikelijk is, nu het een dan wederom het ander dezer punten met opregte nederigheid en leerzame liefde.
Als gij dit slechts zult 'gedaan hebben, zult
93
gij beyinclen, dat het gemakkelijk, zeer imttiï en rijk aan vertroosting is. 1)
1) Dewijl de zuiverheid des harten ocne zaak is van het hoogste gewigt, zal liet goed zijn hier de middelen bij elkander te noemen, die tot harer verkrijging hier en daar verspreid zijn opgegeven, lo, Een vaste en volhardende wil om altijd naar het volmaakte te streven. 2o. liet geregeld on ijverig gebed van den mond en van den geest. 3o. Het godvruchtig naderen tot de Sacramenten. 4o. Het getrouw gebruik van het drievoudig onderzoek, vooral van het bijzonder onderzoek. Het vijfde eindelijk, de openhartige openbaring van het inwendig leven en wederkeerig een heilige leiding. Een iegelijk, die, van deze middelen een goed gebruik maakt zal zonder twijfel die zuiverheid des harten verkrijgen, welke de lieer gewoonlijk van ons eischt. Mocht Hij iets buitengewoons met ons voor hebben, dan zal Hij zelf wel de middelen bieden, want niemand anders zal ons die kunnen verschaffen. Maar gelijk eene zaak gewoonlijk wordt in stand gehouden met dezelfde middelen, die haar hare wording schonken, zoo zult gij ook do inwendige zuiverheid bewaren door dezelfde middelen, die tot hare verkrijging zijn opgegeven. Dezen zijn dus, „de vijf toonbrooden, die immer voor 'slleeren aanschijn nieuw en versch moeten blijven. Derhalve moeten die middelen voortdurend mot dezelfde zorg aangewend worden. Om echter door nalatigheid of uit zwakheid langzamerhand daarin niet te verflaau-wen, moet gij daarenboven onderzoeken en openbaren hoe gij daarvan gebruik maakt; en indien gij in iets in gebreke zijt gebleven, zorg dragen, dat gij zoo spoedig mogelijk den vorigen ijver herwint. Zoolang gij deze middelen ook slechts met gewonen ijver aanwendt, zult gjj een vertroostend toeken bezitten, dat gij u op den goeden weg bevindt, die tot do volmaaktheid leidt.
94
7. De leerling. Om dat alles te volbrengen, o Heer Jesus, heb ik vooral noodig, het hemelsch licht om mijne gebreken te ontdekken en den goddelijken bijstand om ze uit te roeijen, vele dingen toch zijn er, die voor het menschelijk oog, verborgen liggen en die noch door mij gezien noch door een ander mij aangetoond kunnen worden zonder de hulp van het bovennatuurlijk licht.
Als Gij echter met den glans van dat goddelijk licht mijn binnenste zult hebben helder gemaakt, clan zal het kleine en hot gioote in het gezigt treden. Want gelijk de zon als zij in een vertrek hare stralen werpt, zelfs alle stofjes vertoont, die geheel de plaats vervullen, zoo zal ook uwe genade, stralend in mijn. hart, ontelbare feilen zigtbaar maken, Avelke ik zelfs niet vermoed zoude hebben daar te zullen vinden.
Doch wat baat het, do gebreken te kennen als ik niet bij magte ben zo uitte roeijen? Ik heb daarom uwen bijstand noodig zonder welken ik niets heilzaams kan uitrigten.
Verleen mij ik bid en smeek het U, o Heer Jesus, terwille van uw Allerheiligst Hart, een blij vonden overvloed van die dubbele genade, waardoor Gij mij verlicht en bijstaat.
Want zonder die genade zal geene inspanning van mij, noch de zorg, welke ook, van mijnen bestierder hoe ijverig en zorgzaam Inj ook moge wezen, iets vermogen.
Gij derhalve, o Jesus, de eeuwige wijsheid, de liefde, de eindelooze goedheid! Gij de eersto bestierder, leid Gij mij, ik bid het U, zelf en door hem, wien Gij voor mij als uwen zigtba-
ren plaatsbeWeeder hebt willen aanstellen en met wien ik wil handelen als ging ik met U om.
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
dat een ieder, dir het hart vax jesus wil volgen, zijn hart aak de wereld moet onthechten.
1. Jesus. Wee dor wereld, mijn kind, wee het hart, dat aan hare aanlokselen en ijdelheden gehecht is!
Hot is niet genoeg den duivel uit het hart te werpen, ook de wereld moet er uit. Zoo lang toch als gij de wereld in uw binnenste koestert, zal al hetgeen gij ter volkomcne zuivering doet, u weinig baten.
Want do wereld zal voortgaan uw hart te bezoedelen, u zonder twijfel bederven en eindelijk u in de magt des duivels overleveren.
2. Wat is de wereld anders dan do ongeregelde en bedorveno liefde voor vermaken, rijkdommen en t erbetooningen, waardoor hare volgelingen verleid, zelve bedorven worden en anderen bederven?
Wilt gij weten, welke opvatting gij van de wereld moet hebben, let dan eens wel, welke gedachten ik van haar had.
Zie ik ben rondgegaan aan allen weldoende; de vijanden, die mij vervolgden, beminde ik; vastgehecht aan het kruis heb ik gebeden zelfs voor hen, die mij kruisigden, doch voor do wereld heb ik niet gebeden.
Uo wereld toch is van den duivel on geliee! Je wereld is in boosheid gesteld; zij kan zelfs mijnen geest niet bezitten zoo min als de dwaling de waarheid of hot bederf de ongeschondenheid kan bezitten.
3. De wereld bewijst zelve niet slechts de waarheid, maar ook do noodzakelijkheid van hot bestaan der hel.
Welk verband is er tusschen do wereld en mijn Hart, daar do wereld openlijk oi heimelijk alle ondeugden in bescherming noemt en mijn Hart daarentegen niets anders dan de heiligheid ademt
Do wereld spant zamen met haren vorst, den duivel, en tracht de zielen voor eeuwig ongelukkig te maken, doch mijn Hart begeert allen zalig te maken.
Gij kunt derhalve niet mij cn tevens de wereld dienen, want indien gij oen vriend der wereld zijt, dan zijt gij een vijand van mijn Hart.
4, Zijt gij een volgeling der wereld, dan zult gij met de wereld vergaan; indien gij echter mijn Hart navolgt, dan zult gij het eeuwige leven binnengaan.
En indien gij do wereld en de beginselen der wereld uit uw hart zult hebben verwijderd, om het geheel en al aan mij te schonken, dan zal het een offer zijn, aangenaam on vereerend voor mij, roemrijk en verdienstvol voor u. Engelen on Heiligen zullen uwe handolwijzo toejuichen en do wereld zelve zal gedwongen worden, om uwe heldhaftige grootheid van ziel te bewonderen.
Zalig hij, mijn kind, die zijne genogenhedou losmaakt van het aardsche om ze aan mij alleen te wijden!
97
5. Wat vindt gij in do wereld, dat u tot liefde voor. haar zou bewegen? Zie alles, wat in de wereld is , is wellust dos vleesehes , begeerlijkheid der oogen en hoovaardij des levens. Doch het einde van dat alles is de dood en de hel.
Indien gij derhalve de wereld of hetgeen tot haar behoort lief hebt, dan bemint gij uw eeuwig verderf.
Wat goeds heoft u de wereld gedaan, dat gij haar uwe genegenheden zoudet schenken? Xooit hooft ze u iets anders gedaan, nimmer zal ze u iets anders doen dan kwaad. Hoe kunt gij dan aan haar uw hart geven?
Mijn kind, stel geen vertrouwen in de vleitaal en in den bijval van do wereld, want zij zijn slechts de uitdrukking van het verborgen verlangen om u te bedriegen en in het verderf te storten.
Maar leen het oor aan de uitnoodigingen mijns Harten, dat u verlangt te bevrijden van de im-merdurende ellende, die do wereld u bereidt.
G. Bijaldien gij der wereld niet vaarwel zegt, dan zal ze u vaarwel zeggen, nadat gij u uitgeput en afgotobt hebt in haren dienst, en zij zal lagchen, spottend met uwen ondergang: en als gij het meeste hulp zult noodig hebben, zult gij alleen en magteloos staan.
Denk er dikwerf aan, wat gij bij uwe intrede in de eeuwigheid zult wenschen, of wel mij öf do wereld gevolgd te hebben.
Doe derhalve nu uit vrije keuze om verdiensten, wat gij anders zonder verdiensten zult moeten doen.
Leg er u derhalve op toe, om uw hart van do liefde voor do wereld te ontdoen en, door
7
98
eene volmaakte scheiding van haar, over de wereld te zegepralen.
Vertrouw, mijn kind, ik heb de wereld overwonnen; indien gij wilt, zult ook gij overwinnen.
En als gij overwonnen zult hebben, zal ik u eeno alleraangenaamste woonplaats in mijn Hart schenken.
7. De leerling. O Heer, hoe dwaas heb ik gehandeld ! Hoc slecht heb ik geloefd! Door een schijn van genoegen, van gemak, van eere vrijwillig misleid, heb ik U verlaten, om mij van de wereld, uwe vijandin, een slaaf te maken.
De bron van allo goederen heb ik vaarwel gezegd, en ik ben afgestegen in den verpestenden kolk der wereld. Daar heb ik mij met vergiftigde teugen verzadigd en ik heb mijne zinnen verloren en verstandeloos al wat het mijne was, weggeworpen.
Ik heb U vergeten, mijn God en mijn Al, en mij geheel toegewijd aan de wereld, en in haren dienst heb ik al uwe geschenken ontheiligd, zoowel mijne uitwendige zintuigen als mijne innerlijke vermogens.
Ik bon maar al te zeer schuldig geworden; mijne ziel is met kwalen opgevuld en mijn laven is der helle gelijkend geworden.
De vlammen van uwen toorn zijn in mij doorgedrongen en uwe verschrikkingen hebben mij in verwarring gestort, zoodat ik ongelukkig was bij dag en bij nacht.
8. Helaas, goede Jesus, ofschoon ik ook, door groote vrees voor uw oordeel en door schrik voor de hel aangemaand, mij voorgenomen had
99
goed to levoii, tot welk een noodlott ge zinsbegoocheling ben ik evenwel vervallen! Hoe verderfelijk heb ik gedwaald !
Ik heb namelijk mjjn hart verdeeld tussehen U en de wereld; ik heb en U en do wereld tevens willen dienen.
O, welk een zware bcleediging heb ik U aangedaan, door U met de wereld gelijk te stellen. Noch der wereld noch U heb ik voldaan; en ik zelf was intusschen de. beklagenswaardigste van allen, dewijl ik noch over do wereld noch over U tevreden was, omdat ik bij geen van beiden mijn waar geluk vond.
Nu echter, nu Gij mijne ocgen geopend en mijn hart getroffen hebt,' zie, o Heer Jesus, nu zal ik U alleen dienen; ik geef U mijn hart geheel, voor eeuwig.
Knk, ik smeek het U, uit mijn hart alle lie.de voor de wereld; verkeer al hare schijnge-noegens voor mij in ware bitterheden.
Vervul mijn hart met de zoetheid uwer liefde, waardoor mij de wereld met al hare ijdelheden smakeloos wordt.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
hoe bede iegelijk de weeeld is.
1. Jesus. Mijn kind, de gelieele wereld is uit
bedriegelijkheden zamengsteld en een ieder, die %
100
niet wol op zijne hoede is, haalt zij door misleiding of list tot zich over.
Want zij stelt don mensch vermaken, rijkdommen en core voor oogen en zegt: dat alles zal ik u geven, als gij mij wilt dienen.
Dat alles belooft zij, 'tis waar; maar let eens op, wat zij geeft.
Door do bedricgelijko hoop op die aangename zaken brengt zij hare beminnaren onder de wreede dwingelandij der hartstogten en vervolgens tot de blijvende kwelling, die uit dezer prikkeling voortspruit.
Hebt gij wel ooit een wereldling ontmoet, wiens hart onder alle opzigten tevreden was, hij mocht ook het meest met fortuin begunstigd zjjn? gij zult zoo iemand niet vinden, al gingt gij ook geheel het wereldruim doorzoeken. 0 De wereld belooft wel is waar goederen, maar zij levert met de daad ware kwalen, omdat zij den mensch tot een ongeregte maken en toch niet beletten, dat hij waarlijk ongelukkig is.
2. Dn leerling. Maar de woroldlingen, o Heer, verkrijgen toch dikwerf, wat zij begeeron en daarom bekommeren zij zich niet om de geestelijke ellende des harten.
Jesus. liet zij zoo, mijn kind, zij mogen overvloed hebben van alles, wat zij op aarde kunnen wenschen; maar dewijl zij daaraan gehecht zijn op onmatige wijze en er gebruik van maken, trekken zij er geen vruchten uit, tenzij tot hun tegenwoordig en toekomstig ongeluk.
Vervolgens schijnen zij wol geen bekommering te gevoelen over do inwendige angsten hunner
101
zielen; maar mijn kind, indien gij eens, zoo als ik, kondet zien in hunne harten, dan zoudt gij bespeuren hoe veel zij inwendig verduren, wat zij voor liet uiterlijke trachten te verbergen; en gjj zoudt tot het besluit komen, dat het geluk van den mensch niet besraat in dien overvloed der wereldsche goederen maar veeleer hierin, dat hij zijn hart vrij houdt van alles hier beneden en het kalm en volhardend in mij tevreden stalt.
En dan, hoe lang zullen die goederen der we-reldlingen bestaan ? Zie, nog een weinig tijds en de eeuwigheid zal hen opeischen; wat zal hun dan die overvloed van vermaken en andere goederen baten! Zij zullen uit de wereld vertrekken beladen alleen met hunne zonden.
Wilt gij dan voor het gebruik dor tijdelijke goederen het genot der eeuwige wegwerpen ? Of voor de valsche goederen der aarde de ware goederen des hemels verliezen ?
3. Mijn kind, als gij u aan do wereld hecht, dan houdt gij op een christen te zijn en zet gij al de voordeden aan dien naam verbonden, op het spel.
Want gij hebt bij uw herboren worden door het doopsel ten aanhoore van hemel en aarde beloofd de wereld en hare boosheden te verzaken en hot is niet zonder die belofte, dat ik u tot mijn kind heb aangenomen.
Als gij daarna tot de wereld wederkeert, dan zijt gjj een trouwelooze, ja slechter dan een heiden, die zulk een belofte niet heeft gedaan. Immers het is beter niets te beloven dan aan uwe belofte ontrouw te wordjn.
102
4. Vraag liet aan de dooden, wat zij van de wereld denken. Do uitverkorenen znllen antwoorden, dat al hun zaligheid mot de verachting der wereldseho goederen is begonnen; do goddeloozen echter, dat zij, door de wereld bedrogen, in het verderf zijn gestort.
Een van beiden, mijn kind, zult gjj zelf eenmaal van de wereld denken en ondervonden hebben.
Zijt wjjs, mijn kind, opdat het u later niet te vergeefs berouwe, volg hot voetspoor der heiligen door uw hart te ontdoen van de wereld en aan haar geenc uwer genegenheden te schenken.
5. Maak gebruik van deze wereld als maaktet gij er geen gebruik van en heb, terwijl gij de aarde met den voet treedt, uw hart ten hemel verheven.
Hoe meer gij u aan de schepselen onttrekt, des te moer zult gij uwen Schepper naderen en des te vatbaarder zult gij worden voor boven-aardsche gunsten.
Als uw hart van de wereld geheel zal ontdaan zijn, dan zal de wereld zelve u met veelvuldige oordeelen van dienst zijn zonder u te schaden.
Hoe verachtelijk zal de wereld u voorkomen als gij naauwlettend beschouwt, wat u wacht in de eeuwigheid!
6. De leerling. quot;Waarlijk, Hoer, waarlijk de wereld is bedriegelijk. Als zoodanig heb ik haar tot mijn ongeluk leeren kennen.
Toen zij mij hare gooderen aanbood, gsloofde
»
103
ik dwaas genoeg, dat dezen mij gelukkig zouden maken. Doch hoezeer ben ik bedrogen! hoe inderdaad ongelukkig was ik ook op het oogen-blik, waarop ik ijlende in do koorts dor wereld-sche liefde, meende gelukkig te zijn!
Aan een dier gelijk, verbeelde ik mij zalig te zijn, toen ik mij voedde met den draf, welke mij de wereld voorwierp schoon ik ook dikwijls ontevreden zuchtte onder de verachtelijkheid mijner slavernij, onder den last van de ellende mijns harten:
Ik beken het. Hoer, ik was de bewerker van mijn ongeluk en niemand anders dan mij zeiven kan ik het met regt verwijten.
Want juist omdat ik U niet wilde dienen met vreugde en blijdschap des harten bij een overvloed van alle goederen, heb ik als vijand van U en van mij zei ven, mij dienstbaar gemaakt in honger en dorst, in alle behoeften zoo groot, dat ik er vreugde in vond mjj te verzadigen aan het voedsel der dieren.
7. O mogt ik, o Heer, van de jaren mijns levens die kunnen uitwisschen, waarin ik vervreemd van U do wereld heb gediend!
Welke vrucht toch trek ik er nu van , zoo niet bitterheid, wroeging dos gewetens , angsten dos gomoeds, zonden of in smarten gedurende dit leven te boeten of te vergeefs gedurende het ander leven te betreuren?
Zijt mijnor genadig, o mijn Behouder, en vergeef mij alle misdaden, die ik, de wereld volgende mogt bedreven hebben en die ik van harte verafschuw.
104
Wil niet dulden, ik smeek het U, dat mijn hart aan iets, hoe gering ook, van de bedorve-ne wereld hechte; scheur het met al zijne genegenheden los van de valsche goederen dezer aarde, waarin niets anders dan begoocheling en ijdelheid en droefheid des harten is te vinden.
ACHTTIENDE HOODSTUK.
dat de dienst dek wereld eene harde slavernij is.
1. Jesus. Mijn kind, die den dienst der wereld lief heeft, hij kent haar niet.
De wereld is een tyran in den waren zin des woords en beklagenswaardig zijn de slaven, die haar dienen.
Hoevele offers, hoe vele zaken eischt zij niet van hare volgelingen; wie zij voor alle diensten niets anders wedergeeft dan aanhoudendo kwalen!
Zij wil, dat hare knechten van hunne begeerlijkheden do verachtelijke werktuigen maken, waarmede zij ligchaam en ziel opofferen, zich zeiven zonder bedenken der verdoemenis prijs geven.
Doch als zij hunnen ondergang heeft voltooid dan laat zij de ongelukkigen aan hun lot over als nuttelooze zaken, slechts geschikt voor het vuur der hel.
2. O wat kost don wereldlingen hun ondergang- veel! Als zij voor mij slechts do helft der
105
inspanning haden aangewend, welke zij zicli voor de wereld getroosten , hoe gelukkig en welke groote heiligen zouden zij zijn !
Hoe zwaar is het knechtschap der wereld! hoe vele innerlijke smarten daarin te verduren, hoe vele moeielijkheden te overwinnen! Eu dat alles voor de hoop alleen om te verwerven, wat eenmaal geproefd den dood toebrengt of waarvan het drukkend bezit of de bittere scheiding weldra kwellingen baart.
Inderdaad het is een ijzer juk, wat den nek der wereldlingeu kromt, waarvan niemand waarlijk de zwaarte kont dan hij, die het heeft ondervonden of die het op de grenzen der eeuwigheid zal hebben gewogen.
3. Een ieder die zalig wil worden, moot zijn hart losmaken van de wereld.
Daar zijn er echter, die in hun uiterlijke levenswijze der wereld vaarwel zeiden om desniettemin innerlijk met de wereld ingenomen zich bijna naar de voorschriften der wereld te gedragen.
Er worden anderen gevonden, wier levensstaat eischt, dat zij openlijk in de wereld verkee-ren cn die evenwel zoozeer alle gehechtheid aan de wereld hebben afgelegd, dat zij niets, wat wereldsch is, in zich veroorloven.
Niet de levensstaat noch de vorm der kleede-ren maakt den monsch tot een gezel of tot een vreemdeling der wereld, maar do genegenheid des harten, de gesteltenis der ziel.
Hij echter wiens hart het meest ontdaan is van de wereld, hij is des te naauwcr met mij vereenigd, hij is des te dierbaarder aan mijn
I
106
Hart, welken levensstaat hij overigens ook be- elle leve. a ver
Derhalve in welke betrekking mijn goddelijke '
wil u ook plaatse, tracht mij daarin heiliglijk u,
te dienen. In eiken staat of in elke levensbe- woi
trekking; die op zich zelve goed is, kunt gij (
immers voor mij leven en u zelven heiligen, hoe- kui
wel het waarheid is, dat de levensstaat, die die
het minst met do wereld in aanraking komt, doe
ook de meeste hulpmiddelen aan de hand lt;
geeft om uwe zaligheid in zekerheid te brengen mr
en dos te gemakkelijker de volmaaktheid te be- lee
4. Hoevelo volgelingen der wereld zijn er, die hei van hare boosheid overtuigd de noodzakelijkheid
inzien om door eene verandering van leven haar ste
vaarwel te zeggen en die dit evenwel niet dur- mi
ven uit te groote vreeze voor de opspraak der ste
Is dat uwe kracht, vrienden der wereld?
Is dat grootmoedigheid, als gij ter wille van ik
ijdele woorden niet durft doen, wat het ge- wt
loof voorschrijft,] wat dei rede goedkeurt en wat uw eigen belang het meest vordert?
Wat zijn woorden tenzij klanken, die de lucht doorklieven en aldus verdwijnen? Kunnen zij wel een haar van uw hoofd beroeren ?
5. Zult gij, mijn kind, zoo waanzinnig zijn,
dat gij om dergelijke woorden u het tijdelijk en eeuwig verderf op den hals haalt?
Kies: of wol mijnen dienst, daarin gelukkig- w
worden, later blijvende hemelsche vreugde genieten of den dienst der wereld, en innerlijk een S
I
107
ellendig leven slijten en eindelijk eeuwige straffen verduren.
Zio leven en dood, goed en kwaad liggen voor u, waaraan gij do voorkeur geeft, dat zul u geworden.
6. Dk leerling. O goede Josus! Hoe zou ik kunnen weifelen omtrent do keuze? Ellendige die ik was, hoe heb ik ooit eene keuze kunnen doen, die mij zoo ongelukkig moost maken !
O mijn God, eindelooze goedheid ! Gij hebt mij van de dwaling bevrijd en mij do waarheid leeren kennen. Zio sinds deze stonde ben ik geheel de uwe, o Jesus, die mijne ware zaligheid uitmaakt.
Wijk van mij bedriegelijke wereld, allerslechtste verleidster, gij vijandin van God en van mijn heil, vijandin van allo goeds on beschermster van al wat kwaad is, gij tyran veel wree-der dan eenig ander.
O wereld, dienaresse dos satans, te laat he!) ik u gekend, te lang u bemind. Doch nu vaarwel, voor eeuwig vaarwel.
dat het juk van jesus waarlijk zoet is.
1. Jesus. Kom, mijn kind, neem mijn juk op want mijn juk is zoet en mijn last is ligt.
Mijn dienst, mijn kind, is niet die eens dwin-gelands, noch eens onhandelbaren meesters, maar
vas den liefdevolsten Vader, die zijne dienend» kinderen ter zijde staat, om hen te helpen en te verkwikken.
Do geest van mijnen dienst is de liefde, doch de liefde beschouwt alles ligt.
Mijne geboden zijn niet zwaar, integendeel voor hen, die beminnen, zijn zij ligt en zoet bovenal.
Beproef, mijn kind, en smaak het eens, hoe zoet het is mij te dienen; hoe zoet het is mijne zoetheid te genieten, hoe goed U te lesschcn aan de bron zelve van alle goeds.
2. Zoekt gij genoegens, in mijnen dienst alleen zult gij do ware vinden.
Al het genot der wereld is ijdel of verderfelijk. Doch mijne goddelijke vertroostingen gaan allo vreugden der wereld te zamen verre te boven, roeven het hart door hare zuiverheid en schenken verzadiging door hare waarheid.
Zij overstelpen den mensch somtijds zoo geheel en al dat zij een zekeren voorsmaak geven van do hemelsche vreugde, waarmede de gelukzaligen verzadigd worden in hot paradijs.
3. Die mij dient, is niet als do dienstknecht der wereld, die zwoegt om zich schatten op aarde te verzamelen en die ten laatste zijne handen ledig vindt.
Neen, hij vergaderd zich wezenlijke schatten voor den hemel, waar de roest of de mot niets verteert; waar geen dieven opgraven of stelen.
Al de rijkdommen der aarde bij de hemelsche schatten vergeleken, zijn niet anders dan slijk en een niet.
4. En als gij eere bejaagt, zio met mij te zijn ,
109
mijne goedkeuring en onderscheiding te erlangen, is voor u de hoogste eere.
De roem der wereld is kortstondig en ijdel, waardoor do oen den ander bedriegt, doeh de roem die mijn dienst aanbrengt, is waar en eeuwigdurend.
Do minste mijner dienaren is grooter dan de beheerder van het rijk der wereld.
5. Hebt gij ooit een mensch aangetroffen, die het in de ure desdoods betreuvdo mij gediend te hebben? Maar de wereldlingen, o hoeveel spijt gevoelen zij in den laatsten oogenblik over don dienst dien zij der wereld wijdden ! En hebben zij er geen berouw over dan zijn zij zooveel te meer te beklagen.
't Is oen waar woord, mijn kind, dat hij, die mij gedurende zijn leven dient, twee hemelen heeft, een in dezen tijd, een anderen in do eeuwigheid; dat echter hij, die zijn levon slijt in den noodlottigen dienst der wereld, oenc dubbele hel ondervindt, cene hier op aarde, een andere na dit leven.
G. Welaan dan, mijn kind, onderwerp u aan het juk, dat de engelen in den hemel en do uitverkorenen op aarde dragen en waaronder zij een waar geluk smaken.
Neem het mot vreugde op en draag het met blijdschap. Gij dient een zelfden Heer als do hemoliii-gen dienen. Als gij echter een navolger zijt van hunnen dienst, volg dan ook hunne blijdschap na.
Laat do knechten der zonde en der wereld zich bedroeven; aan mijne dienaren passen vreugde-en jubeltoonen.
110
Dien mij derhalve, maar dien mij met blijdschap; dat do glans der vreugde uws harten wesrschijne op uw gelaat; en leer dooreen heilig feestelijke aanzijn aan de wereld hoe zalig het is mij te dienen.
7. De leerling. In waarheid, allerbeste Jesus, het is mij zoet U te dienen; wat dan is het niet voor hen, die U lielhebben; wat voor hen, dio U met geheel hun hart beminnen !
Als ik, die slechts begin lief te hebben, in Ü reeds zooveel zoetheid vindt, welke zoetheden zullen zij niet genieten, dio met al hunne genegenheden aan U verknocht, sinds lang met een edelmoedig hart voor U leefden, in het binnenste uws harten worden toegelaten, in al het uwe volop deel nemen !
O Jesus, onuitsprekelijke zoetheid! Wat is de mensch, dat Gij hem zoo groot maakt? Of wat is het kind des mensehen, dat gij uw Hart zoo tot Hem neigt!
8. Zio voor U te leven, U gehoorzamen is niet dienen, maar heerschen. In uwen dienst is niemand knecht, maar een ieder is koning of heer: Gij echter zijt de koning der koningen, de Hoer van allo beheerschers.
In uwen dienst is niemand geminacht, niemand behoeftig, maar geadeld en fortuinlijk een ieder; want Gij zijt de koning dor glorie, en de glorie en do rijkdom verwijlen in uwe woning.
In uwen dienst is niemand slecht, zelfs niemand ongelukkig, maar goed en gelukkig allen, want Gij zijt de koning der deugden, Gij onzo vreugde en onze vrede.
Zalig derhalve de vlekkeloozen, die volgens uwe wet wandelen! Hunne zaligheid duurt ecuwig, want uw rijk is het rijk aller eeuwen.
O, allerzoetste Jesus, wat heb ik buiten U of wat wensch ik op aarde zonder tl? God mijns harten, Gij mijn leven, Gij mijiie zaligheid, Gij mijn deel in eeuwigheid.
DAT WIJ GEHEEL ONS HART AAN JESUS MOETEN SSHEKKEN, ZONDEK IETS VOOK ONS ZELVEN TE BEHOUDEN.
1. jesus. Mijn kind, geef Mij uw hart.
Het is niet genoeg, uw hart te ontdoen van
de zonde en van do wereld; er blijft nog over, dat gij het ook nog ontdoet van u zeiven.
Gelijk do volmaaktste afstand van do zonde do goddelijke vriendschap duurzaam maakt en het vaarwel aan het uiterlijk vertoon en aan do ijdelheden der wereld geschikt maakt voor een innerlijk leven, zoo ook voert het verlaten van zich zeiven om mijnentwille tot do vereeniging met mij.
Het is derhalve noodzakelijk geheel uw hart zonder eonig voorbehoud aan mij te geven, indien gij dat geluk wilt genieten, dat het hoogste geluk in dit leven uitmaakt, en waarin alleen gij waarlijk gelukkig kunt wezen.
2. Uw hart, mijn kind, komt mij toe. quot;Want
112
toon liet nog niet was, heb ik hel gemaakt, coen liet verloren was, heb ik het gezocht en vrijgekocht, toon het gevaar liep, door zijne vijanden geroofd te worden, heb ik het beschermd en behouden. Als gij mij dus uw hart geett, dan geeft gij mij niet meer dan mij toebehoort.
Doch om hoe vele redenen heb ik niet al zijne genegenheden verdiend! Wat toch hebt gij goeds naar het lichaam, wat naar de ziel, van nature of door de genade, wat gij niet uit mijn Hart hebt ontvangen?
Hoe vele jaren zoudt gij nu reeds in de hel branden, als ik met u hadde gehandeld naar verdiensten, of als ik u voor uwe zonden niet ter helle voeren en voor welverdiende straffen niet hadde behoed.
Doch mijne liefde, o kind. is de oorzaak van zulk eon wonder, van zooveel goedheid ; do liefde mijns Harten, waardoor ik u van eeuwigheid heb bemind en tot nu toe niet opgehouden heb u op duizende wijzen te begunstigen.
Geheel uw leven was niet anders dan cone aaneenschakeling van menigvuldige en aanhoudende gunsten, door mij geschonken; en geen tijdstip was er in, wat niet door een nieuw gunstbewijs werd onderscheiden.
3. Wat vraag ik echter van u, o kind mijner liefde, voer al die duizendvoudige goederen? Voorwaar al wat ik zou kunnen vragen en al wat gij zoudt kunnen geven, hot zou nog verre, zeer verre blijven beneden de grootheid en menigvuldigheid mijner giften. Ik vraag evenwel
113
sleclits ccnc zaak, geheel uw hart; indien gij mij dat geeft, dan is het genoeg.
Wat gij ook schenkt met achterhouding van dat hart, ik hecht er geen waarde aan, omdat ik bovenal uw hart wensch te bezitten.
4. Aan wien kunt gij beter uw hart geven dan aan mij ? Gij kunt niet leven, als gij niet bemint en de genegenheden uws harten aan eenig voorwerp toewijdt.
Wilt gij uw hart geven aan den duivel, aan uwen eeuwigen en onverzoonhjken vijand of aan de wereld, aan die schepping des duivels, zelve bedorven en ook gesteld om anderen te bederven ? Wee u, mijn kind, duizendwerf wee ü, bijaldien gij het aan een van beidon schenkt!
Of wilt gij de genegenheden uws harten voor u zei ven behouden? Maar, mijn kind, als gij alleen u zeiven bemint, dan zult gij ook door niemand anders dan door u zei ven beloond worden. Doch het loon dor eigenliefde, wolk is het;' Zie, de eigenliefde graait den afgrond der hel open en stort er u in.
Geef derhalve uw hart aan mij, mijn kind; ik zal het met vrede en vreugde en met geluk vervullen.
5. Wil geen uwer genegenheden achterhouden; want als gij dit doet, dan zult gij nimmer tot de geheimen mijns Harten worden toegelaten, noch ooit de zoetheid mijner liefde kunnen smaken, ja, gij zult u zelfs niet voor het gevaar der verleiding kunnen behoeden.
Het is wel is waar de gewoonte van velen, ook van hen, die voor godvruchtigen en goeden
8
114
willen doorgaan, om zonder cenig gezocht voorwendsel, door eigenliefde gedreven, eenige genegenheid voor het een of andor van het geschapene te behouden. Wat ziet men menigvuldiger gebeuren? Doch wat is gevaarlijker, wat is er noodlottiger?
Ik wil het hart geheel hebben, mijn kind, ik ben de Heer er van, een naijverig God, ik alleen ben deszelfs doel, ik alleen de zaligheid.
6. Bemin, mijn kind, gij moet beminnen, uw hart is daarvoor gemaakt; maar terwijl gij al beminnende lief hebt, heb mij dan lief, en indien gij aan iets anders uwe liefde schenkt, dan moet gij dat slechts beminnen uit liefde voor mij.
Als gij behalve mij niets meer zult beminnen, tenzij uit liefde tot mij; als gij aan niemand, mij uitgezonderd, of aan niets, zoo niet om mijne liefde, don toegang tot uw hart verleent, dan zult gij eindelijk uw hart geheel zuiver hebben.
Derhalve mijn kind, schenk mij uw hart tot een brandoffer van welriekenden geur; neem het niet terug, zelfs niet het kleinste deel daarvan, want ik haat den roof, aan het offer gepleegd.
Houdt het altijd in uw geheugen, dat uw hart zoowel in voorspoed als in tegenspoed zich nergens beter bevindt dan in mijne tegenwoordigheid.
7. De leerling. Ik moet dus, o Heer, mijn liart ook van allo voorwerpen lt;ier eigenliefde, van de ongeregelde genegenbeden jegens mij zeiven, ontdoen, om geheel met uwe liefde vervuld te worden en enkel en alleen door uwen geest te leven.
Ach mijn God! Dat is een werk, dat is een
115
arbeid, dewijl er in mijn hart zoo vele ongeregelde neigingen bestaan, en dewijl ik aan deze zoo lang heb ingewilligd, dat het mij als het ware eene andere natuur is geworden, naar hare voorschriften te leven.
Tot dusverre was de oogenblikkelijko geneigdheid des harten, neiging of afgekeerdheid voor mij de eenige levensregel; dezen volgde ik in mijne handelingen ten opzigte van anderen, in het ondernemen en voltooijen mijner daden, ja zelfs in het vervullen mijner godsdienstpligten en godsvruchtoefeningen.
Tot dusverre, ik moet het bekennen, heb ik nagestreefd, wat aan mijne natuurlijke neiging voldoening schonk; ik had er eene gewoonte van verkregen, een afkeer te hebben van al, wat mij mishaagde.
Vandaar, dat ik niets in mij bespeur of het is bezoedeld; ik zie, dat bijna alle daden het gevolg waren der eigenliefde, en mij geen andere vruchten dan die der eigenliefde opleverden.
En als Gij zelf met het licht uwer genade dat niet haddet aangetoond, welligt zou bij mij niet eens hot vermoeden daarvan zijn opgekomen. Zoozeer was ik door eigenliefde verblind.
Dewijl Gij echter, in de welwillende goedheid uws Harten, de verderfelijke kwalen, die in mijn hart schuilen, voor mijne oogen hebt blootgelegd, verleen mij nu ook, ik smeek het ü, de bijzondere genade om ze geheel en al daaruit te verwijderen.
Ik smeek het U, o Heer, duld niet, dat er in mijn hart iets worde gevonden, wat het uwe
110
niet is; iiio^t er zich ooit iets in vertoonon, wat aan U vreemd is, spoor mij dan terstond aan om het te verwijderen, of' ruk Gij zelf hot er uit togen mijnen wil en dank.
OVEll DK 1'. kw A li IN Cr DES HARTEN.
1. Jesi-s. Mijn kind, bewaar voor mij uw hart met alle zorg; want uit hetzelve komt de dood ot' het loven voort.
Het grootste en aangenaamste geschenk, dat gij mij kunt geven, bestaat in do onherroepelijke toewijding van geheel uw hart*, en de beste en heilzaamste bezigheid bestaat in liet getrouw zuiver houden van uw hart.
Tc vergeefs wijdt gij mij uw hart toe, als gij het niet mot zorg bewaart, want de vijand zal, ook bijna zonder dat gij het bespeurt, het bederven en mij ontrooven.
2. Do mènsch, die een hart in zich draagt, dat zorgeloos en aan uiterlijke verstrooijing overgegeven is, kan wel is waar in een oogenblik van voorbijgaanden ijver mij zijne genegenheden schenken; doch weldra, als die warmte dor godsvrucht bekoeld is, zal hij volgens gewoonte tot zijne gewone, minder edele gesteltenis hervallen.
Een hart, dat niet bewaakt wordt, is zelden zich zeiven cn zeldzamer nog van mijne tegenwoordigheid bewust, en binnen korten tijd
1
117
I,
d • wordt hot gevoelloos on vorsteoml voor het geost-t i teljjke.
Immers het staat voor een ieder opril, iii.s oen openbare markt, waarop a-in allo soort van gedachten, bekoringen en dwalingen een vrijen doorgang wordt verloond.
Al zijne vijanden komen en gaan cr door, beroeren het op verschillende wijze, bezoedelen en bederven het.
De uiterlijke monsch vestigt daarop niet eens
rt met ernst zijne aandacht; maar afgeschrikt om
d inwendig met zich zeiven te huizen en zich on
ledig te houden met hetgeen m zijn hart omit gaat,' tracht hij hot te ontvlugten of zudi te :o verstrooijen.
li Doch op die wijze neemt hot kwaad toe en
w wordt do staat zijns harten van dag tot dag
gevaarljjker.
:ij 3. Wilt gij van zoovele ellende niet het
ï, slagtoffer worden, neem dan do oorzaken weg
B- en do gevolgen zullen ophouden te bestaan.
Beteugel de ligtzinnighoid door do horinne-■t, ring aan Gods tegenwoordigheid en door her-r- haaldelijk tot mij uwe toevlugt te nemen en ik draag wel zorg, dat gij niet inwilligt aan uwe ;ii veranderlijke natuur, die immer naar buiten s- wenscht af te dwalen, die tot het ijdole over-ot helt, zich overal wil vertoonen en onophoude-n. ''ijk er op uit is, om zich door de zinnen bevre-;n diging te verschaffen.
ii- Ontvlugt alle ijdole en nuttelooze zaken; sluit
jd al het uiterlijke, waarmode gij u niet onledig moet houden, buiten uw hart; gewen er u aan
I
118
bij u zolven te verblijven en inwendig zoo te loven als waart gij alleen met mij i» de wereld.
Leg er u op toe, om altijd en overal u zeiven te behooren en ingekeerd te zijn; door de genade en door inspanning en door oefening zult gij het zoover brengen, dat n dit als eene tweede natuur wordt.
Als gij echter zoo ver zijt gekomen, dan zal die ingekeerdheid des geestes zelve uwe belooning uitmaken. Zij immers is voor don meusch een schat, welke nimmer wordt uitgeput.
4. De meusch, die ingekeerd leeft, bewaakt al de toegangen van zijn hart; hij houdt mij, zijn God en Zaligmaker, in zijn binnenste terug, hij handelt edelmoedig mot mij en verkeert met mij op gemeenzame wijze.
Overal zich zeiven bezittend bezit hij mij, den beminde zijner ziel en is bij gevrijwaard voor ontelbare zonden en laauwheden.
Hij neemt toe in die innerlijke verzameling des geestes, hij gaat met rasscher schreden vooruit op den weg der deugd, eindelijk, hij snelt ondanks alle beletselen naar do volmaaktheid voort.
Wil u derhalve niet laten verstrooijen, rnijn kind, hetzij door het aanzien der uiterlijke dingen, hetzij door don verschillendon zamen-loop van omstandigheden, of door drukte van bezigheden of door inwendige neerslagtiglieid van ziol.
Lot wel met welke dingen uw hart zich bezig houdt, waardoor het wordt bewogen, waarheen het streeft.
119
Keer u geheel naar liet innerlijke en houd daarop al uwe gedachten vestigend, u in die inwendige rust en goniet mijne tegenwoordigheid.
5. De leerling. Verleen mij, ik smeek het U, Hoer Jesus, den innerlijken geest, opdat ik voor U mijn hart beware, en al deszelfs bezigheden bewake.
Want ik heb ondervonden, dat het altijd met iets bezig is; maar het is aan mijne nalatigheid te wijten, dat het noch op plaatsen, noch op tijden, noch op zaken let.
Zie, herhaaldelijk heb ik het betrapt, als het door bewegingen verstoord, door voorwerpen bezoedeld, op vreemde plaatsen aan zijn gevoel van liefde of weerzin den teugel vierde.
Dikwerf heb ik bespeurd, dat het in de uren of op do oogonblikken zelts, die IJ bijzonderlijk waren toegewijd en waarin liet U smeeken, prijzen, beminnen en U genieten moest, voort-vlugtte om zich te verstrooijen.
Hoe dikwijls heb ik het opgevuld gevonden met verbodene en ijdele dingen als het zich met goede of nuttige zaken moest bezig houden.
Als het niet bewaakt wordt, ontloopt het telkens naar het uiterlijke, loopt her- en derwaarts naar ontelbare zaken, tot allerhande dingen wordt het door do verschillende driften der natuur aangetrokken.
Nooit heeft het rust; nauwelijks heeft het de eeno verlaten of het is met ecne andere zaak bezig. Het wordt door nieuwsgierigheid opgewekt, door do begeerlijkheid aangetrokken, door po ijdelheid verleid, door wellust misvormd,
120
door verdriet verteerd, door afgunst gekweld, verontrust door liefde of' door haat, benaamvd door eigene ellende en door die benaauwdheid ten gronde gerigt.
Zoo is mijn liart bezig, zoo wordt het bezoedeld als ik hot niet bewaak of het verwaarloos.
G. O Heer, hoe noodzakelijk is die waakzaamheid! Hoe noodzakelijk die bewaring mijns harten ! Immers het moet niet slechts in zich zeiven ingekeerd blijven, maar het moet zich ook onledig houden en wel met ü, of ten minste voor U.
Ik moot dus toezien, waardoor het wordt bewogen, door do genade of door do natuur; hoe liet handelt overeenkomstig uw welbehagen of volgens zijne aandrift; wat het ten laatste tot doel kiest, U, of zich zeiven.
En ijverig moet ik waken, totdat het hart oen zekere gewoonte heeft verkregen, om bezadigd en met kracht de inspraken uwer genade te volgen uit liefde voor U.
O Jesus, welk een belangrijk werk! elke inspanningen deszelfs voltooijing ook eischen, zie, ik zal niet ophouden er naar te streven tot dat het voleind zal wezen.
Doch als ik U beminde, als ik geheel door uwe liefde ware vervoerd, hoe gemakkelijk en hoe spoedig zou dan dat werk voltooid zijn! Immers als mijn hart vervuld ware met uwe liefde dan zou het in II rusten, zich niet van U verwijderen, in U zijne zaligheid vinden en al het overige in zekeren zin uit eigen beweging ontvlugten of van zich stootcn.
121
O allerzoetste Jcsus, lioo bewonderingswaardig is uwe liefde! Vervul met uwe liefde en met uwe genade mijn hart, en zie dan zal het zich in het vervolg bewaken, zich zorgzaam voor Ü bewaren.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
over de kortheid van dit leven.
1. Jesus. Mijn kind, gedenk in al wat gij doet uwe uitersten en gij zult in eeuwigheid niet zondigen.
Doe, zoo lang gij den tijd hebt, al wat gij voor den hemel doen kunt, indachtig dat uw tijd kort is. Weldra toch moet gjj wederkee-ren tot de aarde, waaruit gij gekomen zijt, want gij zijt stof en tot stof zult gij weder-keeren.
Wat is liet leven des menschen op aarde? Een rook, die even opgaat en spoedig verdwijnt, en zelfs geen spoor achterlaat.
Van het oogenblik, dat gij geboren wordt, houdt gjj niet op naar don dood voort te spoeden en hot ligt niet in uwe mngt om tot staan te komen.
2. Herdenk eens, mijn kind, den tijd, dien gij doorleefd hebt. Schijnt hij n niet toe een droom t3 zijn. Weet echter, dat gij dit nog duidelijker zult inzien in do sterveusuro, die binnen kort voor u zal aanbreken.
122
Wat toch is het leven, ook het langste? Zie het getal levensdagen des menschen klimt gewoonlijk tot bijna zeventig jaren; en bij hen, die van een sterker gestel zijn, tot tachtig. Maar deze jaren vergeleken bij de eeuwigheid moeten een druppel geacht worden in vergelijking met de wateren van den oceaan.
Inderdaad do tijd des levens, vergeleken bij de onafgebroken voortdurendheid van het toekomend leven, is slechts een enkel oogenblik. Van dit oogenblik hangt evenwel uwe gelukkige of ongelukkige eeuwigheid af.
Indien gij ook geleefd haddet van de schepping der wereld tot op dezen stond on nu eerst sterven moest, wat zou dat leven zijn voor u als gij de eeuwigheid zoudt binnentreden, waar geen dagen, geen jaren, geen honderd jaren worden gesteld, maar de eeuwen vervliegen zonder einde.
3. Besef derhalve, mijn kind, de waarde van den tijd. Do tijd is de mate des levens; zooveel gij dus van den tijd verliest, zoo veel verliest gij van uw leven.
De tijd overtreft in waarde al de schatten der wereld. Immers met alle goederen der aarde kunt gij u zelfs geen enkel oogenblik tijds koopen; de tijd wordt echter met de eeuwige goederen vergeleken.
O, indien de dooden uit de eeuwigheid konden wederkeeron, zoudt gij moenon, dat zij ook een onkel oogenblik zouden laten verloren gaan zonder dit te besteden, hetzij om hunne straften te boeten hetzij om hunno verdiensten te vermeerderen?
123
Maar helaas! Ofschoon er niets zoo kostbaar is als de tijd, is er evenwel niets voor velen zoo vervelend.
Er zijn er, niet slechts voigolingen van de wereld maar ook dio zich godvruchtig noemen, voor wie de tijd een last is. Zij klagen over zijne zwaarte, zij wenschen hem te dooden en zijn blijde als zij die zonder verveling in ijdel-heden hebben doorgebragt.
En zoo verspillen zij, mij tot oneer en zich zeiven tot nadeel datgene, waarmede zij mij ecren en den naasten helpen en zich zei ven verdiensten voor de eeuwigheid konden en moesten verzamelen.
4, Mijn kind, bedenk dikwijls, waarvoor gij in de wereld zjjt gekomen. Voorzeker mot geen ander doel dan om u voor te bereiden voor de eeuwigheid. Wat toch is hot tegenwoordig leven, zoo niet eene oefenschool voor de eeuwigheid.
Gedurende dit kortstondig tijdsverloop hebt gij ontelbare zaken te verrigten. Immers gij hebt vele zonden af te booten: uwe ziel te zaligen en heilig te maken; de hel te ontvlugten, het vagevuur te vermijden en don hemel te winnen; den naaste te stichten en ten eeuwigen leven voort te helpen; eindelijk mij te vereeren en te verheerlijken op behoorlijke wijze zoo veel gij kunt.
Hebt gij dat niet gedaan in dit leven, dan zal er later geen tijd meer overblijven; en gedurende geheel do eeuwigheid zult gjj de gevolgen van uwe verwaarloozing en nalatigheid noder vinden.
124
Do tijd is miju, niet uw oigondom; docli hij is ter uwer beschikking gesteld, opdat gij hem zoudet gebruiken om datgene te doen, wat ik van u cisch en begeer.
Indien gij er misbruik van maakt, dan zult gij eenmaal zeer gestrenge rekenschap afleggen; doch maakt gij er oen goed gebruik van dan kunt gij in elk oogenblik een nieuwen graad van genade en eeuwige glorie verdienen.
5. Jlijn kind luister: verplaats u dikwijls in den geest naar dien oogenblik, waarop voor u do tijd ophouden cn de eeuwigheid beginnen zal; en onderzoek naauwlettcnd, wat gij dan over al het verledene en wat gij over al het toekomende zult denken.
Zie de eeuwigheid is uwe woning, de eeuwigheid is uw vaderland, do eeuwigheid is uwe blijvende woonplaats.
Gij zjjt immers een pelgrim on vroemdeling op aarde, welko gij spoedig doortrekt naar de uwen in do eeuwigheid. Daar moeten allen , dio gsloefd hobbe.'j, die thans loven en eens leven zullen aankomen. Daar i.s tussclien groeten cn kleinen, tus.ielien rijken cn armen, tussclien sehoonen en niisvornidcii niet dn minste onderscheiding tenzij die, welke uit de deugd voortspruit.
Xog een weinig tjjds mijn kind, cn ook gij zult u daar bevinden.
Daar zult gij loven, daar zult gij leven zonder einde. Zie dat is een grooto gedachte, mijn kind! Do tijd zal vervliegen, eeuwen zullen dn eeuwen opvolgen, do wereld zelve zal vergaan ;
maar gij zult niet oplioudon te bestaan, gij zult nimmer ophouden te leven. O mogt gij mijn kind dat wol bevroeden.
(gt;. Als gjj zelf' u niet voor do eeuwigheid behoudt, wie zal u dan behouden? Niemand voorwaar, ook niet, die u wol schiep zonder u, maar die u niet zonder u zal zaligmaken.
En als gjj nu uwe zaligheid en uwe volmaaktheid niet bewerkt, hoe zult gij zo later bewerken? De toekomst is een tijd, waarover gj niet kunt beschikken en dien gij u niet kunt beloven. Maar al mogt gij haar ook bezitten, de zaak zal van dag tot dag moeijelijker worden en u overhalen om uit te stellen tot het laatste oogenblik: cn zoo uitstellende zult gij aan de poorten der eeuwigheid komen onvoorbereid.
Geloof', dat elke dag do laatste zij en beleef eiken dag zoo, dat mogt do Zoon dos menschen komen, gij over zijne komst u kunt verblijden en daarvoor niet behoeft tc sidderen.
Zalig hij, wien ik bij mijne komst zoo handelende zal aantreffen! Voorwaar ik zeg u, ik zal hom stellen aan het hoofd van al, wat mij toebehoort.
7. De leeking. ü Heer, hoe kort is mijn leven, en hoevcle en belangrijke dingen heb ik gedurende hetzelve te verrigtcn. Doch helaas! hoe heb ik den tijd mijns levens tot heden benuttigd!
Dat alles, wat van het hoogste belang is en wat gij mij voor de eeuwigheid tc verrigten hadt opgedragen, heb ik verwaarloosd alsof het geono of' slechts weinig waarde had:
O verblindheid, o bedorvenheid van mij ! En
ofschoon deze ook met bloedige tranen verdiende betreuid te worden, ach, haddc ik maar niet ergers bedreven! Maar wee mij! zooveel tijd mijns levens heb ik besteed om uw hart te martelen en te bedroeven, om de zonde te bedrijven en opeen te stapelen.
Zooveel tijd heb ik besteed aan don dienst der wereld, in het najagen der vergankelijke goederen, in het najagen van ijdele glorie, van schandelijke genoegens en allerhande nietigheden.
Zooveel tijd heb ik besteed om mij zelvon voldoening te verschaffen, om mijne eigenliefde te koesteren, de neiging mijner natuur te bevredigen ook in die zaken, die de deugd en de godsvrucht betroffen.
O mijn Zaligmaker! hoe ellendig heb ik geleefd! Zie in plaats van deugden en verdiensten heb ik hout, stroo en stoppels vergaderd, om het vuur te voeden en mij in het toekomstig leven te verbranden.
Vergeef, ik smeek het U, vergeef hot kwaad, dat ik heb bedreven; geef mij de genadet om den verloren tijd terug te koopen, om het ver-ledeue te herstellen of te vergoeden door den tijd, die mij nog te leven overig blijft, ijverig te besteden tot het doel, waartoe hij mij gegeven is.
Dat was, o Heer Jesus, de oorsprong mijner kwalen, omdat ik u niet beminde, omdat ik jegens U onverschillig, bezoedeld was door de bedorven en bedervende liefde voor andere voorwerpen.
Ik smeek U, mijn God, die van zulke besmet-
127
ting mij bevrijd hebt, ontsteek mijn hart met dat liefdevuur, waarvan uw Hart brandt. Die zuiverste vlam zal mijne misdaden verteeren, zij zal mij aandrijven getrouwelijk alles ten uitvoer te brengen, wat mij voor de eeuwigheid te doen bevolen is.
DEIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
oïer den dood.
1. Jesus. Denk er aan dat gij sterven zult, mijn kind, immers het is voor allo menschen vastgesteld, dat zij eenmaal zullen sterven.
Doe wat gij wilt om aan den dood te ontkomen, gij zult die niet kunnen ontvlugten ; omdat de Almagtige grenzen heeft gesteld, welke niet kunnen overschreden worden.
Als gij deze bereikt hebt, in welken toestand gij u ook moogt bevinden, dan zult gij den dood sterven.
In dit leven is niets zoo zeker als de dood; doch ook niets zoo onzeker als de tijd en de omstandigheden van den dood.
Gij weet volstrekt niet wanneer gij sterven zult; maar dit weet gij, dat gij zult sterven, als gij het niet zult vermoeden.
Doch of gij het einde van dit jaar, of zelfs van dezen dag zult beleven, dat weet gij volstrekt niet.
Daar zijn er velen, die terwijl zij bouwen op
128
een lang leven en de voorbereiding voor don dood verwaarloozen, nog vele plannen maken voor do toekomst als onvoorziens de dood een einde maakt en honzelven in do oomvigheid verplaatst.
Of gij te huis of buiten, een natuurlijken of een geweldigen dood zult sterven, voorzien met do laatste HH. Sacramenten of zonder dezen uit het leven zult scheiden, dat is ten eenemale verborgen.
2. Evenwel, mijn kind, zult gij eens sterven: als dat eenmaal goed geschiedt dan zal uwe eeuwige zaligheid in veiligheid wezen; sterft gij echter eenmaal niet goed, dan zal uwe ondergang eeuwig duren en onherstelbaar zijn.
Ö, onbegrijpelijke dwaasheid des harten! Velen zijn er, die niet vreezen in oen staat van verwerping voort to leven en toch is het zeker, dat zij onverwachts zullen sterven. Want onveranderlijk blijft do uitspraak gelden, dat do Zoon dos menschen zal komen, als hij niet verwacht wordt.
Volgens het raadsbesluit der goddelijke wijsheid waardig, is de tijd van zijne komst verborgen, opdat de menschen in staat van genade, immer voorbereid zouden leven. Doch dewijl velen dit verwaarloozen gebeurt het ook, dat niet weinigen onverhoeds sterven on plotseling in de hol worden begraven.
Wee derhalve hun, wie do dood in een slechten staat aantreft! ïmmors, eenmaal gestorven, zal hun goene hoop moer overblijven; omdat zij van don tijdclijkon dood vervallen tot den eeuwigen dood en van de tijdelijke kwalen overgaan tot diegenen, die geen einde zullen hebben.
129
De dood der zondaren is de slechtste; vreeswekkend is de dood der laauwea; doeh de dood der heiligen is kostbaar on vol vertroosting.
Zalig zij, die met oen heiligen dood een heilig leven eindigen! Zij hebben het einde bereikt van hunnen arbeid, van hunne droefheden en bekoringen, en van allerhande gevaren, en zij beginnen eene zaligheid te genieten, die zeker is en geen einde zal hebben.
3. Hoe verschillend zijn verschillende men-schen gestemd in hun stervensuur! Eenigen worden door de gedachte aan het verledene, aan het tegenwoordige en aan de toekomst verontrust, anderen bemoedigd; eenigen gevoelen het hart benaauwen, andoren den boezem verruimen; doch allen wenschon dan goed geleefd te hebben.
Do grootste troost voor den stervende is tot den dood wel voorbereid te zijn.
Hoezeer stelt hij, die zich niet eerder dan in liet stervensuur tot den dood voorbereidt, zich in gevaar van onvoorbereid te sterven! omdat hem of wel de tijd ontbreekt, of de ziekte hem een beletsel is, of de hartstogten nog te zeer hunnen invloed doen gelden, en terwijl de gewoonte om do genade te verwaarloozen levend blijft, ook de duivel hom intusschen heviger dan gewoonlijk bekoort.
Draagt dus zorg van te voren, mijn kind, alvorens de nacht invalt, waarin niemand met zekerheid werken kan, maar een ieder begint mot te oogsten, wat hij gezaaid heeft.
De beste voorbereiding tot den dood is een
9
130
goed leven. Die goed leeft, sterft gewoonlijk ook goed.
Breng eiken dag, alvorens gjj u des avonds ter ruste begeeft, uwen zioltoestand zoo in orde, alsof gij dien zelfden nacht naar de eeuwigheid zoudt moeten vertrekken.
4. Het is goed, mijn kind, met den dood te rade te gaan; voor dat gij derhalve iets onderneemt of iets ter zijde legt, wat van belang is, raadpleeg eerst den dood, opdat gij weten moget, wat gij bij zijne komst zoudt wenschen gedaan, wat nagelaten te hebben.
Door de volmaakte zuiverheid des harten zult gij den dood voor u allerveiligst en troostvol maken.
Want waar er sprake is van u een goeden dood te verzekeren, moet gij niet met het lig-chaam te rade gaan; maar ook tegen wil en dank het goede nastreven, opdat gij eindelijk én ligehaam én ziel zalig maket.
Immers na den dood zal uw ligehaam een spijs der wormen worden, en wat er van ons overblijft zal het verderf ten prooi zijn.
Eenmaal echter, het zij gij wilt of niet, zal het verrijzen om met de ziel haar eeuwig lot te deelen.
De dood, mijn kind, moet u een zeer vertrouwden vriend zijn. Als gij hem getrouw te rade neemt, en zijne uitspraken getrouw opvolgt dan zal hij u in tegenspoeden troosten, in voorspoed matigen, in alles van dienst zijn, hij zal u altijd weldoen, u eindelijk uit dit ballingsoord verlossen, en naar het zalig vaderland des hemels geleiden.
131
5. Dc leerling. Wie, o ITooi-, zal zich niet bereid houden, terwijl ons elk oogenblik de dood kan verrassen?
Ik weet, wat ik bij zijne aankomst zal wen-schen, dit Zigt mij het geweten, namelijk; een schuldeloos leven geleid te hebben; mijn hart zuiver bewaard te hebben voor U; mijn ziel geheiligd te hebben.
Doch als de dood nu reeds kwam, helaas! ik zoude ijdele wenschen vormen, omdat ik nog geen enkel teeken van heiligheid, maar vele kenteekeningen van laauwheid bezit.
O, barmhartige en medelijdende Heer, gun mij nog een weinig tijds om mijne nalatigheid te beweenen en te doen, wat ik bij de komst van den dood wenschen zal gedaan te hebben.
C. O, mijn ziel! weldra zal er geen tijd meer overblijven. Laat deze en gene doen, wat hij wil; laten wij, terwijl wij den tijd hebben, ons heil bewerken.
Een ieder voor zich. Als de dood zal gekomen zijn, zal niemand onze plaats vervangen of voor ons de eeuwigheid kunnen binnengaan. Wat dus anderen ook zeggen of doen, laten wij onze eeuwige toekomst in veiligheid brengen.
En welk, o Heer Jesus, welk behoedmiddel is er beter en veiliger, zoo niet de liefde tot U, ontdaan van al het geschapene, dewijl zij zuivert en heiligt?
Indien ik U waarlijk bemin, dan za! ik noch den rood noch zijne gevolgen vreezen. De liefde zal de vreeze verjagen, de liefde zal mij vol ver-doutwen tot U den toegang openen.
132
Gij derhalve, o Jcsue, mijne liefde moogt Gij in liet vervolg mijn leven zijn. Als Gij voor mij het leven zult geweest zijn, dan zal sterven voor mij een gewin wezen.
Uit liefde tot U, zal ik dagelijks sterven aan de zonde, aan do wereld, aan mijzelven om voor U te leven. Ik zal vrjj worden van liet geschapene en volkomen zuiver, opdat als de dood mij de poorten der eeuwigheid opent, ik met blijdschap tot U kunne binnentreden.
over het oordeel.
1. Jesus. Mijn kind, zoodra gij do eeuwigheid zult zijn ingetreden, zult gij u voor den regter-stoel van God bevinden, om rekening af te loggen van uw leven, cn het vonnis, dat over uw lot voor de eeuwigheid beslist, te vernemen.
Ik zelf, do doorgrondor en kenner der harten, Wien allo magt is gogoven in don hemel en op aarde, zal dat vonnis voorzitten.
Allen en ecu ieder in het bijzonder, willens of onwillens, zullen zich voor mij, den Rogter van levenden cn dooden moeten vertoonen, om naar de hoogste regtspraak geoordeeld to worden, en niemand zal zich, bij wien ook, in hooger beroep kunnen stellen.
Ik zal naar regtvaardigheid oordeel-vellen: goen geschonkcn of beloften zullen mij verzoe-
133
nen, geene gebeden, van wien ook, zullen mij bewegen, noch zal ik eenigen spijt gevoelen.
Want die dag, zal een dag zijn van regtvaar-digbeid, niet van barmhartigheid. Alsdan zal een iegelijk ontvangen overeenkomstig zijne werken.
2. quot;Wat, mijn kind, wat zult gjj dan gevoelen, als gij voor mijne oneindige Majesteit zult staan, alleen met de daden van u alleen, hetzij goede of kwade.
Dan zal do duivel met u ten oordeel treden, om u te beschuldigen, bereid om u met zich ter hello te slepen.
Ook uw Beschermengel zal tegen u opstaan en de waarheid van hot gebeurde getuigen.
Ja, ook uw eigen geweten zal u beschuldigen, en u met angst en vreeze en met ontzetting benaauwen.
Zoo beschuldigd, zonder een verdediger, zult gij van vrees verdorren, en uwen mond niet durven openen.
3. quot;Want zie alles, alles zal open en bloot liggen voor mijn aanschijn, en niets van alles zal voor mijne oogen verborgen zijn.
En toch nog zal ik naauwlettend het hart doorzoeken van den eersten oogenblik, dat het zijne rede begon te gebruiken tot aan zijn laat-tsen aderatogt.
Ik zal er uit te voorschijn halen allo boosheden en elk in 'tbjjzondor, die heimelijk en openlijk werden bedreven, persoonlijke en vreemde, zware en kleinere; al wat gij in gedachten on woorden en werken en door verzuim misdaan hebt.
134
Niet slechts van liet kwaad maar ook van het ijdelo en nuttelooze, en wat door lediggang misdaan werd, zal ik rekenschap vragen.
Ja, zelfs de geregtighcden zal ik booordeelen, ik zal het goede zelfs onderzoeken, wat er aan ontbrak hetzij aan do beweegredenen, hetzij aan de wijze van doen, hetzij wat het doel betreft, dat men zich voorstelde, of alles bovennatuurlijk en volmaakt geweest is.
Dan zullen vele daden, die hier in het leven goed schenen, als bedorven en ijdol bevonden worden.
Dan zullen de schijnscls van de deugden der laauwen aan 'tlicht komen zooals zij zijn, en als drooge stoppels, alleen voor hot vuur geschikt, worden Weggeworpen.
Doch verder onderzoekend, zal ik van u de vruchten eischen van al mijne weldaden, van alle genaden, van allo middelen tot uw heil en tot uwe volmaking geschonkcn.
Ik zal zelfs don tijd togen u tot getuige oproepen en navorschen, hoe gjj dien besteed hebt.
4. Zondaar, wat zult gij dan doen, als de regtvaardige naauwelijks gerust zal zijn 'r1 Boven u ziet gij hot paradijs, onzeker of het uw doel zal zijn; boneden een gnjnzenden afgrond; ter regter de Engelen tot getuigen, ter linkerzijde dé woedende duivelen; voor u, den hoogsten schoidsregter tusschen een eeuwigen dood en oen eeuwig loven.
5. Ach, mjjn kind! handel nu met ijver, opdat gij dan gerust moogt wezen. Nu is het gomak-kolijk, dan zal het onmogelijk zijn.
135
Iti Volg nu de uitnoodiging mijner bai-mhartig-
ig heid, opdat gij dan de gostrenghoid mijner regt-
vaardigheid niet moogt ondervinden, ii, Onttrek u nu geheel en al aan do bcdorvene
n wereld, opdat gij alsdan niet met de verworpene
,n 'i wereldlingen verpligt wordt te hoeren: Gaat 't, vervloekten, in het eeuwige vuur,
k Volg nu, tot alles bereid, de Heiligen na,
opdat gij dan mot hen verdient te hooren: üi Komt, gezegenden mijns Vaders, neemt bezit van
ii het rijk, dat voor u van de stichting der wereld
bereid is.
;r 6. De Leerling. O Heer, hoeveel beter is het,
n hier gestreng mij zeiven te onderzoeken en te
oordeelen om niet voor de regtbank uwer goddelijke regtvaardigheid veroordeeld te worden ! Ie Hoeveel beter, mijne gedachten, woorden en
ii werken en alle handelingen, wel te onderzoeken
u of zij goed zijn, of zij geheel aan uwen wil
beantwoorden, of zij het onderzoek van u kunnen i- doorstaan en uwer goedkeuring waardig geacht
t. worden!
Ie Nu is er nog een middel aan te wenden, dan
u zal elke poging vruchteloos zijn: nu wordt nog
3l barmhartigheid aangeboden, dan zal de regt-
n- vaardigheid hare stem doen hooren: Geef reken-
.e i schap.
n Heer, Heer, als gij de ongeregtighoid be-
n schouwt, wie zal er dan bestaan? als gij ook
de onverschilligheid en zelfs het goede zult it hebben onderzocht, wie zal dan in uwe tegen-
woordigheid kunnen blijven?
O, Jesus! hoewel ik mij verblijd, geen ander
136
dan U tot mijn regter te zullen hebben, toch sidder ik, dewijl ik over zooveel vrees wekkende zaken verantwoording zal moeten afleggen.
Waarop toch zal ik mij verlaten, als zelfs mijne goede werken verdacht schijnen? Waarop zal ik mijne hoop bouwen? Zie, niets bespeur ik, waarop ik veilig mijn vertrouwen kan vestigen, tenzij op Uw Hart.
Daarop zal ik dan hopon, moge het dan ook het Hart eens Regters zijn, het zal evenwel het Hart zijn van mijn Jesus, dat allen lief heeft, die het beminnen.
O, mijn Jesus! gedenk uwe woorden, waarin Gij mij hoop hebt gegeven: Gij hebt immers gezegd: Die mij bemint, hem zal ik beminnen.
Indien ik U bemin, en door U bemind wordt, dan voorzeker zal ik niet vreezen tot U te gaan en in uwo tegenwoordigheid te verschijnen.
Dit zal ik derhalve doen: ik zal u beminnen, o beminnelijkste en liefwaardigste Jesus, ik zal U beminnen uit geheel mijn hart gedurende geheel mijn leven.
OViK DE HEL.
I. Jesus. Miju kind, zoolang de menschen leven, bemin ik op zekere wijze allen ; de goeden heb ik lief mot eene goddelijke liefde; do boozen verdraag ik, wachtende op hunne bekeering; de
137
clwalendcn volg ik op hunne schreden. Mijn hart, waarin ik allen geschreven draag, bedenkt en beproeft duizende wijzen, om allen zalig te maken.
Doch bijaldien eenigen de verwachtingen mijner barmhartigheid verijdelen; als zij ten oordeel komen, schuldig aan groote zonden, hardnekkig in hun verzet jegens mij; dan wisch ik hen uit imjn Hart geheel uit, en werp ik hen door de bliksems der regtyaardigheid neder in de diep; e der hel.
2. Daar zijn zij beroofd van den Hemel, en van al zijne vreugde; en gedurende geheel de eeuwigheid, zullen zij mijn aanschijn in het rijk mijner glorie niet aanschouwen.
Eindelooze straf zullen zjj lijden, omdat zij het eindeloos goede hebben verspild.
Gedompeld in eene onmetelijke zee van vuur, zullen zij branden en lijden in eeuwigheid: en de rook, door hunne martelingen veroorzaakt, zal opstijgen gedurende de eeuwen der ecuwen.
Daar zullen zich allo kwalen oyer hen uitstorten. Daar zal geen zintuig des ligchaams, geen vermogen der ziel zijn, of het zal zijn eigen straf ondervinden.
Doch waardoor een ieder bijzonderlijk gezondigd heeft, daarin zal hij bijzonderlijk gepijnigd worden; en naar de mato hij genot heeft gehad in het kwade, naar die mate zal hij dooide straffe gekwold werden.
Daar zullen do onzuiveren in eeuwige vlammen worden verslonden, met ondragelijken stank worden overgoten en doorknaagd worden door wormen, die niet sterven.
138
Daar zullen de booze rijken, door zeer groot gebrek benaainvd worden, zij zullen den ergsteu dorst en honger lijden, en toch nimmer verzachting erlangen.
Daar zullen zij, die op booze wijze naar cere streefden, op oneindige wijze vernederd en dooide duivelen zeiven, veracht en met voeten getreden worden.
Daar zullen do kwellingen geen enkel oogen-blik worden gestaakt, maar voortduren altijd, tot in eeuwigheid.
Daar zal een ieder ontvangen overeenkomstig zijne verdiensten.
3. De plaats, do meestors, do gezellen zullen op onbegrijpelijke wijze de plagen vermeerderen.
AVat toch is verschrikkelijker dan die helsche kerker, waar geen licht, geen orde, maar blijvende duisternis en eeuwige verschrikking wonen?
Wie zijn er wroeder dan de duivelen, die hunne wetenschap uitputten, om nieuwe martelingen te vinden en hunne magt om ze toe te passen?
Wat is droeviger dan die beklagenswaardige drom van lijdenden en huilenden zonder einde, zonder hoop? in waarheid zoo vele als hunne lotgenooten zijn, zoovele zijn hunne kwellingen.
4. Zie, zoo wordt hij gestraft, die mij niet heeft willen dienen, zijn God, zijn Schepper, zijn Verlosser, zijn Weldoener zonder ophouden.
Zoo waar ik leef, alle knieën zullen zich voor mij buigen, en allo volkeren zullen mij dienen.
Want een ieder die mij den Goede niet vrijwillig dient gedurende het tijdelijk leven, zal
139
tegen zijn wil en dank, mij den Regtvaardige dienen gedurende de eeuwigheid.
Sta niet verbaasd, mijn kind, over de straf der verdoemden; de verworpenen zalven staan er niet verbaasd over, maar bekennen, dat zij hot loon olitvangen hunner handelingen waardig.
Niemand vervalt in de helsche kwellingen tegen zijn wil; alle boozen storten zich daarin door eigene keuze; en daarom beschuldigen zij niemand dan zich zolvcn.
Zij belijden, dat ik do eimlelooze goedheid bon, docli zij erkennen dat zij bovenal boos zijn.
5. Do poort der hel is do zonde; do wegen echter, die tot haar lijden zijn dezelfde, als die tot do zonde voeren.
lloo velen hebben hunnen ondergang gevonden door de ongeoorloofde zucht naar wellust, dooide ongeregelde begeerte om rijk te worden, door te durven streven naar eere.
Mijn kind, wil niets begeeron, wat u kan verstrikken en later in den afgrond nederstorten.
Niet minder gevaarlijk is hot om in alles u zeiven te zoeken. Helaas! hoevelen zijn er, die goed schijnen te beginnen, maar die, omdat zij aan zich zolven niet vaarwel zeggen, eindelijk weder hervallen, in diepero kwalen nedorzinken en eindelijk ellendiglijk verloren gaan.
Om dus do hel te ontvlugten is het niet genoeg een gord begin gemaakt te hebben, maar er wordt vereischt, dat men goed volhard hebbe.
Zeg voor altijd vaarwel aan do zoude en aan de werdd, opdat gij eindelijk niet door mij verlaten wordet: zeg ook vaarwel aan u zeiven.
140
opdat gij niet door eigene zwaarte in de diepte nederzinkt.
Doe alles dierbaar kind, lijd alles om do eeuwige kwelingen te vermijden. Alle arbtid en alle droefheden van dit leven zijn niets in vergelijking met de straffen der hel.
Hier komt weldra aan kommer en smarten een einde; doch in do hol wacht niemand verlossing.
Dk leerling. O Heer onze God, hoe vrees-selijk is uwe regtvaardigheid in de eeuwigheid! En toch uwe oordeolen zijn billijk, als regt-v aardig erkend ook door do verworpenen.
Maar olschoon er u niets is, wat zoo hevig afschrikt als de hel, is er evenwel naauwehjks iets, dat meer schijnt geschikt te zijn, om in mijn hart de liefde voor u op te wekken.
En inderdaad, o Heer Jesus, hoe zou ik over het vuur der helle kunnen nadenken, zonder door het vuur der liefde jegens U ontstoken te worden.
Wat is er, wat op meer zinnelijke wijze de goedigheid uws Harten jegens mij openbaart? Wat is er, wat mij sterker prikkelt, om U weder te beminnen ?
Want zie, als Gij eeno verworpene ziel uit de helsche pijnen zoudt bevrijden en haar, in dit leven weergekeerd, overvloedige middelen zoudet geven, waardoor zij zich zalig maken cli oen troon van eeuwige glorie in den hemel zou kunnen verdienen, o, hoe vurig zou die ziel U beminnen ! Zoude zij meenen, in staat te zijn L ooit de verschuldigde dankbaarheid te betoenen r
141
Zou zij ooit er aan kunnen denken, zonder weg te smelten in liefde 'i O hoe zuiver zoude zjj haar hart voor U kunnen bewaren ? lloe heilig zoude zij voor U leven !
Welnu, Heer, ik ben U nog voel meer schuldig, dan die ziol U schuldig zoude zijn. Veel grooters, veel beters hebt Gij mij goschonkon, omdat Gij mij, die do straffen der hel verdiend had, er voor bewaard hebt. Grooter good namelijk en meer verkieselijk is het voor het kwaad behoed to zijn dan, na hot eenmaal geleden te hebben, er van bevrijd te worden.
En deze gunst, zoo verbazingwekkend, zoo bewonderingswaardig en zoo zoei, hebt Gjj mij bewezen, niot eens, niet twee, niet driemalen, maar zoo dikwijls als ik cene doodzonde had bedreven.
En gosteld eens, ik hadde geone doodzonde bedreven, zie, dan zou mijne vorpligting nog toenemen, de schuld mijner dankbaarheid stijgen en de redenen, om U lief te hebben, nog vermeerderd worden. Want alsdan zou ik U nog onvergelijkelijk meer verschuldigd zijn.
Immers, indien gij in de eindelooze welwillendheid uws Harten mij door uwe genade niet bewaard haddet, sinds hoe lang zou ik dan nu reeds gevallen zijn in zonden, die mij dor holle waardig maken! Goene zonde toch is er, die de eene doet, of zjj kan ook door een ander bedreven wordon, indien uwe bijzondere genade zulks niet voorkomt.
Wat ik dan ook mogo geweest zijn, dit, allerzoetste Jesus, dit ben ik U op do eerste plaats
verschuldigd, dat ik mij nog niet in de hel hevind, dat ik nog den hemel kan verwerven, üjj hebt mij van het verderf bevrijd: Gij hebt mij overeenkomstig de menigte en grootheid van de goedheden uws Harten, verlost uit de diepte der hel en uit de handen van hen, die mijne ziel belagen.
Komt dan gij allen, die den Heer vreest, en ik zal u verhalen, hoeveel goedheid Hij aan mijne ziel heeft bewezen.
En ik zou U niet beminnen, o Jesus, einde-looze goedheid! en ik zou U niet liefhebben! Ja, ja ik bemin U, ik heb U lief en ik zal U liethebben, ik zal U beminnen zoo lang als ik zijn zal, tot in eeuwigheid, en meer nog. Gij alleen zult mijne genegenheden bezitten, alleen voor U, o Jesus, zal ik leven, voor U alleen, aan wien ik alles verschuldigd ben.
over den hemel.
1. Jesüs. Mijn kind, geen oog heeft gezien, geen oor gehoord, noch is het in het hart des menschen opgekomen, wat ik bereid heb voor hen, die mij beminnen en mij ten einde toe getrouw dienen.
Wie zal verklaren aan hen, die het nooit hebben ondervonden, wat de hemel is, waaruit
143
alle kwalen zijn verbannen, waarin overvloed van alle goeds is ?
Daar is geen arbeid, geen droefenis, geene bekoring, geen gevaar: dat alles tocli is niet liet sterfelijk leven heen gespoed, en heeft plaats gemaakt voor volmaakte rust, voor eeuwige vreugde, voor onverstoorbare vrede, en voor cene veiligheid, die zeker en eeuwigdurend is.
2. Daar is geen koude noch hitte ; daar is geen ongestadigheid noch wisseling van tijden; daar zijn geen sombere dagen noch donkere nachten. Want mijne eeuwige glorie verlicht die zalige gewesten; daarin wordt alles geregeld naar behooren, door de helderheid van mijn goddelijk gelaat, en verlevendigd door de eindelooze zoetheid mijns Harten, zoodat alles door een waarlijk zuiver en nieuw licht steeds een lag-chend aanzien heeft.
Zalig zij, die daar wonen! zij hebben geen honger noch dorst; noch gevoelen zij eenig ongemak, nimmer worden zij ongesteld.
Maar zij worden verzadigd en overstelpt, gedrenkt met de stroomen mijner goddelijke geneugten; krachtig in eene eeuwige jeugd en onsterfelijk schitteren zij meer dan de zon gedurende alle eeuwigheden.
3. Mijn kind, daar zult gij mij zien, zoo als ik ben en in de zachte glanzen mijner majesteit mij van aangezicht tot aangezicht aanschouwen.
Dan mijne eindelooze volmaaktheden inziende, zult gjj vervoerd worden door verwondering, do vreugde zal u doorstroomen en in de overmaat van blijdschap zult gij nog meer mijne bemin-
144
neiyke cigenscliappen prijzen en boven alles verheffen.
Daar zult gij tevens de dlopo geheimen des geloots en allé geheimen der natuur begrijpen.
Allo wetenschap der wijsgeerenis onwetend-heid, als zij vergeleken wordt bij do geringste kennis der uitverkorenen.
Dan zult gij bevatten al het grootsche van mijn eeuwig rijk; zijne oneindigo rijkdommen, eeuwige eerbctooningon en blijvende vreugde.
Door het begrip van zoo vele en zoo groote beminnelijkhoden, zult gij met do zoetste liefde jegens mjj ontvlamd worden.
4. Dan, mijn kind, dan zult gij mij op volmaakte wijze liethebben, zonder eenigo verdeeling van uwe genegenheden, zonder achterhouding, zonder eindo.
Nu zijt gij somtijds beangstigd, niet wetende of gij liefde of kaat waardig zijt; dan zult gij tot uwe onuitsprekelijke vreugde verzekerd zijn, dat gij in eeuwigheid mij bemint en beminnen zult en dat gij door mij bemind wordt en gedurende alle eeuwen bemind zult worden.
Dan zult gij in volkomene veiligheid aan mijn Hart rusten en met volle teugen proeven, hoe zoet het is, mij te beminnen en in mijne liefde als te versmelten.
Met overmato van zoetheid zult gij worden gedrenkt en buiten u zeiven worden gevoerd. Gij zult u baden mot do Engelen en Heiligen in eene zeo van liefde, immer jubelende, immer do zangen mijner liefde herhalende.
Zoo zult gij do eeuwen doorbrengen, en de
145
eeuwigheid verslinden, altijd ^erlangend, altijd begecrig om te beminnen en altoos vervuld en zalig door de liefde.
5. Dan, mijn kind, zult gij mij bezitten en mij genieten in eeuwigheid, wat het toppunt der zaligheid zal uitmaken.
Gjj zult geheel de mijne zijn en ik geheel de uwe; gij zult mij genieten altijd op nieuwe , immer op de zoetste wijze.
In mij zult gjj alle goeds bezitten en alles hebben, wat gij wensehen of verlangen kunt.
Begrijp zoo gij kunt, hoe schoon, hoe wondervol, hoe beminnelijk daar alles is: dj glorie en onuit-sprekehjkste schoonheid der hemelen te zien, lid te zijn van do koren dor Engelen, eeuwig u te verblijden met do Heiligen; do allerzaligste Maagd, de glorierijke koningin van het hemelsche rijk te aanschouwen en lief te hebben, en weder-keerig door Haar aanschouwd en bemind te worden.
Welke beminnelijke woningen mijn kind! Welk een gezelschap! Welke zoete zaligheid, die eeuwig zal duren.
Zie, mijn kind, zie de belooning is uitstekend groot voor hen, die mij dienen uit geheel hun hart. Kan de wereld wel zoo iets geven, of zelfs beloven ?
liigt dan uwe oogen omhoog en zie, wat u wacht als gij mij getrouw zijt ten einde toe.
Heb moed, mijn kind; zuiver u zeiven op volmaakte wijze en houd u zuiver voor zoo veel gij met de goddelijke genade en door eigene modewerking dit vermoogt. In den hemel toch
10
UG
zal niemand binnentreden, hoe klein de vlok ook
zii dio hem bezoedelt.
Naar mate gij hier dus reiner zult geweest zijn, zult gij daar meer glorievol, moer mij nabij en dierbaarder aan mijn hart zijn.
6. De leerling. O Jesus! hoe zalig zij, die bij U in den hemel zjjn!
' Gelukkig de stervelingen, die TJ met een zuiver hart dienen! Welk oen onuitsprekelijke zaligheid genieten zij in eeuwigheid! Doch ook iu den tijd, wie is er gelukkiger dan zij ?
O zaligende dienst van Jesus, waardoor zulk eene belooning wordt verkregen; ligt en zoet maakt gij alles, dat tot zulk ecno onmetelijke irlorie en tot zulk een geluk voert.
O allerzoetste Jesus! gebied mij voor L te werken, gebied mij te lijden, wat Gij wilt; o-ewillig, Wijde zal ik alles aanvaarden om U iu den tijd te 'behagen en gedurende de eeuwigheid
te bezitten. , tt x i j-
Ik smeek quot;U door uw allerheiligst Hart, uat Gii mij langs welken weg Gij wilt, behouden uw rijk binnen leidet, opdat ik met uwe Engelen en Heiligen U moge aanschouwen, U beminnen, ü genieten gedurende do eeuwen dei-eeuwen. Amen.
TEX GELEIDE IX HET TWEEDE BOEK.
1. Hot doel van liet tweedo boek is, rui bevrijd te zijn van de booze en ongeregelde genegenheden er zich op toe to leggen dooi- de beoefening van deugden onze roeping als uitverkorenen zeker te maken. Om dat mot kracht en bezadigheid tevens te doen, moeten wij ons onophoudelijk Jesus voor oogen stellen met alle inwendige gesteltenissen zijns Harten. Dewijl Hij de weg, de waarheid en het leven is, zullen wi; door zijne navolging veilig, zeker en op be-nagelijke wijze yan deugd tot deugd voortgaan en onze zaligheid verzekeren.
De beoefening der deugden echter waardoor ^ ij het Hart van Jesus navolgen en zijn innerlijk leven in ons uitdrukken; kan in eiken staat 'of olko^ betrekking des levens op tweederlei wijze geschieden. En wel ton eerste, door die deugden te beoefenen, die geboden zijn en die in elke betrekking of in eiken levensstaat, welke ook, v ei eischt worden. Ten tweede, door overeenkomstig hot goddelijke welbehagen ook die deugden
148
te beoefenen die tot do See^eMi kc rad^ ^
totCquot;hot onoMige '»«
die zicli in deze met nuttig oezi-,
cquot; ^zachtmoedig Tquot;hSóüdou 3quot;, daarom Hem aanleeron en navolgen, op ^ nc eria
tC ^;0mlVreonokenom rr^fv^dging
zijnciquot;'deugden, allereerst nederig cn zachtmoedig van ha^teei.gt®nszijquot;ullen wij beter veiliger en gemakkelijker deugden .ya.ilceron dan ui liet Ha ^
van Jesus. Want, dewijl dat hart het voor beeld is van alle ware deugden, zullen wij bij
de enkel aandachtige beschouwing daarvan
zien wat deugd is, en welke hoedanigheid zij moet bezitten, en geen gevaar looPon dwaling te vervallen met bl'trc;kn'f 0 C is ■/aak die voor ons van zooveel belang s. Daarin toch zullen wij tot onze wonderbare vertroosting leeren, dat de deugd eene ware genegenheid des harten is jegens een voorwerp, dat in zekeren zin goed is, en wij zullen beseffen, dat dit goede voorwerp, dat wij somtijds
149
figuurlijk gesproken, deugd noemer, inderdaad niet de deugd zelve is, maar slechts liet voorwerp der deugd. In dat hart zullen wij evenzeer leeren, dat de deugd, om te zijn, wat zij in eiken Christen zijn moot, niet natuurlijk maar bovennatuurlijk moet wezen, zoo zullen wij het onderscheid tusschen deze beide deugden duidelijk inzien. De genegenheden toch van Jesus Hart, die Hij zelf in inwendige of uitwendige daden aan den dag logde, sproten niet voort uit eene aansporing of beweging der mensehe-lijke natuur, maar uit een boogcr of goddelijk beginsel; zij werden niet verrigt overeenkomstig het gevoel der menschelijke natuur maar overeenkomstig het welbehagen van God, niet met het doel om der menscheljjke natuur, een zeker tijdelijk genot te rerscliaffen, maar zij worden verrigt bovenal om God als het laatste doel.
Vandaar, als wij ook het goede liefhebben louter door aansporing of inspraken der natuur; als wij handelen louter volgens natuurlijk gevoel, volgens neiging of tegenzin, als wij enkel een natuurlijk doel zooken te bereiken, dan zullen wij natuurlijke deugd bezitten,- waardoor wij geene christelijke \olmaaktheid in dit leven, geeno vruchten van verdiensten voor de eeuwigheid zullen vergaderen. Doch als wij van het Hart van Jesus do bovennatuurlijke deugd aanleeren en deze beoefenen, dan zullen wij een innerlijk leven leiden, rijk aan goede daden en verdiensten en gelijken op zijn eigen leven.
Want wat is het innerlijk leven, waarvan het leven van Jesus Harte ons een voorbeeld geeft.
150
wat anders dan allo vrjjwillige handelingen, zoowel in- als uitwendige, te beginnen met Gods genade en nifc oen bovennatuurlijk beginsel, ze volbrengen overeonkomstig den wil van God, zo tot God en zijno belangen als tot haar doei te rigton, ons in ons hart met God, onzen Zaligmaker bezig houden, Hem ter liefde te loveu. Dit alles doet hij echter, die al zijno vrijwillige handelingen onderneemt, om God te behagen, ze overeenkomstig hot goddelijk welbehagen voltooit, zo tot Gods welbehagen als tot haar doei rigt, en onophoudelijk met God door de lietde innerlijk bozig blijft. Ziedaar het waarlijk inwendig loven, waardoor wezenlijke en degelijke deugden worden verkregen en waardoor ineii veilig en op bohagelijke wijze tot de ware heiligheid on tot voreoniging met God geraakt. Dit leven beantwoordt aan elke levensstaat, aan elke betrekking: hot past niet don geestelijken en kloosterlingen alleen, maar inderdaad ook aan leeken en aan de mensehen in de wereld van allerlei soort. Hebben niet de eerste Chiis-tenen eenparig zulk een leven geleid.-' Loeit hot Evangelie die levenswijze niet aan allen;
Een ieder, die van goeden wil is, kan dit heiligmakend loven leiden, do bovennatuurlijKe deugd beoefenen, on tot volmaaktheid geraken. Het verkrijgen toch der deugd on der v o -maaktheid is niet afhankelijk van don inborst, niot van ceno meegaande of lastige natuursge-stcldheid, zoo als niet weinigen schijnen te ge-looven; noen maar dit hangt af van do gonad gt; Gods en van do medewerking van den inensclie-
151
lijken wil. Want dewijl God genade geeft, niet ter wille van onze natuurlijke hoedanigheden, maar allereerst onverdiend, cn daarna ook ter wille van onze bovennatuurlijke verdiensten en gebeden; en dewijl do wil van den mensch, welke zijne natuurlijke gesteldheid ook moge wezen, inderdaad vrij is om met dc genade mede te werken of niet, is het zonneklaar, dat de deugd of de volmaaktheid niet afhankelijk is van den inborst of van do natuurlijke gesteltenis. Derhalve niet hoe onhandelbaarder de natuurlijke inborst, maar hoe krachtdadiger de medewerking van den wil is, naar die mate verwerven wij ons do deugd op eenc betere en volmaaktere wijze: niet naar do mindere mate van natuurlijken tegenzin, maar naar de meerdere edelmoedigheid, waarmede wij onze wilsdaden. ondanks den tegenzin der natuur, ton uitvoer brengen, naar die verhouding verkrijgen wij meer zuivere en meer degelijke deugd. Deze leering rijk aan vertroosting, die de Heiligen eenparig verkondigen, en die van Jesus Hart zeiven hebben aangeleerd, is al onze aandacht waardig.
Immers in de beoefening der deugd moet men zich voor do begoochelingen wachten, onder welke de voornaamste en bijna algemeene deze is: dat wij ons tevreden Ktellon met het voorwerp dor deugd daar te stellen, terwijl wij de deugd zelve niet beoefenen; of dat wij gelooven, de deugd te beoefenen, als wij het voorwerp der deugd uit natuurlijke neiging, trek of doel in het loven roepen; of ook dat wij meenen ware
152
en degelijke deugd te kunnen verkrijgen zonder herhaalde en edelmoedige daden, waardoor wij de prikkelingen onzer hartstogten en onzer natuur overmeesteren en versterven. In deze zinsbegoocheling, die bovenal is te vreezen, vervallen zij gewoonlijk, die volmaakte zuivering huns harten venvaarloozen. Andere begoochelingen, die zich in de beoefening der deugd somtijds kunnen voordoen, bebben bijna allen in de bovengenoemde haren oorsprong, welke zijn: van den eenen kant, het verliezen van den moed wegens natuurlijke moeijelijkheden of tegenspoeden; deze te beschouwen als beletselen on niet als middelen voor de deugd, wat zij inderdaad zijn kunnen, als zij met een edelmoedig hart worden gebruikt om wezenlijke en degelijke deugd te verkrijgen; van den anderen kant als deugd te achten; de goede hoedanigheid der natuur, of het verschoond bljjven van ondeugden en bekoringen ; of ook wel met verwaarloozing van ware en opregte deugd, naar de vereeniging met God te verlangen. Doch deze en andere zinsbegoochelingen znlt gij gemakkelijk ontwijken, indien gij als een waar leerling van het Hart van Jeamp;us, oen inwendig leven leidt.
3. Als gij derhalve op die hoogte van het geestelijk leven staat, die in dit boek door het Hart van Jezus wordt geleerd, dan moet gij uwe pogingen daarheen rigten, dat gij Jesus op de volmaaktste wijze leert kennen en beminnen, dat gij do gesteltenissen zijns Harten immer beter en beter aanleert en overneemt in uw denken, spreken en handelen. Om het echter zoo ver te
153
brengen, geven wij u hier nog behalve de dubbele wijze van overweging, dio vóór het eerste boek is aangegeven en die gij, als gij zo nuttig hebt bevonden, ook hier kunt toepassen :
4. Nog eene bijzondere wijze om dit tweede boek te gebruiken, die tweevoudig is: vooreerst door te overwegen, ten tweede door te beschouwen; beide wijzen stemmen volmaakt overeen met hetgeen de Heiligen ons over het gebed des geestcs hebben overgeleverd.
Als gij overweegt, dan stelle u het geheugen de eene of andere deugd van Jesus Harte ter overdenking voor, en beware deze om haar na de overdenking in uwe daden too te passen.
Het verstand moet do hoedanigheden der voorgestelde deugd beschouwen ; vervolgens uw eigen hart, wat betreft de deugd, die gij beschouwt, vergeleken met het hart van Jesus; daarna het afgelegde leven nagaan, of, en in welke mate gij deze deugd in eere hebt gehouden; geschiedde dat op voldoende wijze, betuig dan uwe dankbaarheid en breng glorie aan God, uwen Zaligmaker; is het tegendeel geschied, verwek eeu berouw en vraag om vergiffenis: eindelijk ga eens na, wanneer en hoe gij die deugd in de toekomst kunt beoefenen.
De wil moet dezelfde deugd omhelzen, de inwendige cefenirigen, die met haar strooken, verwekken, ja, wat meer is, met Jesus zeiven handelende, do gevoelens dos harten vooruit besprekende: wat liet betreurt, welke voornemens het maakt, wat het ducht, wat verhoopt, waarvoor het afschrik ontwaart, wat het bemint, ia
154
al wat in hetzelve omgaat, godvruclitig Josus mededeelen en eindelijk vele genaden vragen.
En indien gij beschouwen derwijze te werk gaat, dan moet gij in het geheim of in de zaak, die gij u ter beschouwing hebt voorgesteld, eens zien, wat hot Hart van Jesus of wel, wat Jesus in zijn Hart gevoelt met betrekking tot alles en tof elk in het bijzonder, wat zich in deze aan uwen geest voordoet; wat en hoe hoog Hij dit waardeert; wat en in welke mate Hij dit of dat veroordeelt; wat Hij ontvlugt en wat Hij gewillig aanneemt.
Vervolgens moet gij in deze naauwlettend achtgeven, welke woorden uit het hart van Jesus voortvloeijen, en welke in Jesus Harte zelfs niet opkomen, veel minder nog door hetzelve worden uitgesproken.
Let eindelijk, met betrekking tot het zelfde punt eens wel op, hoedanig de handelingen zijn, dio van Jesus Harte uitgaan, met hoevele deugden zij versierd zijn.
Eu geef gedurende geheel die beschouwing, zoo lang zij dan overeenkomstig uwe godsvrucht of behoefte, of overeenkomstig de beweging der genade duren mag, toe en volhard in do oefeningen, namelijk in godvruchtige genegenheden on smeekingen.
Leer op dozo wijze uit de beschouwing te gevoelen, te spreken en te handelen zoo als Jesus zelf.
Dg oefeningen, die in dozen graad van het innerlijk leven bijzonder worden aanbevolen, zijn behalve dio der goddelijke deugden, de herhaalde
155
oefeningen van die deugd, waarop gij u toelegt, van odelmoedige verloochening der ongeregelde natuurlijke neigingen, en van edele liefde tot Jesus. Deze moet gij volhardend blijven herhalen.
Hetzij gij echter overweegt, hetzij gij hesehou-wender wijzo te werk gaat, toch moet gij zoo de geheimen van Jesus leven aandachtig na-\ gaan, als waart gij cr bij tegenwoordig. Dit loert ons de H. Bonaventura met uitdrukkelijke woorden. „Indien gjj,quot; zoo zegt hij, „vruchten hiervan wilt plukken, plaats u dan in de tegenwoordigheid van hetgeen men verhaalt, als door onzen Heer Jesus Christus gesproken en gedaan to zijn, alsof gij Hem met uwe ooren hoordet, met uwe oogen zaagt, mot al de toewijding van uwen geest en met ter zijde lating van allo overige zorgen en bekommernissen.quot;
5. De Heiligen, die ondervinding hebben opgedaan op de wogen van het inwendig geestelijk leven, verhalen ons, dat de duivel, do booze geest, gewoon is om hen, dio reeds een leven zonder zonden leiden en zich in de verkrijging van deugden oefenen, meer onder den schijn van liet goede to bekoren. Daarom bevelen zjj zoodanige personen ter onderscheiding tusschen don goeden en don kwaden geest on tusschen beider ingevingen, de volgende regelen aan:
Eerste kegel. Die van het goede naar het betere streven, hen beweegt do goede geest op kalme, blijde en bezadigde wijzo.
Doch do kwade geest beweegt de ziel met onrust, verwarring on op ruwe wijze.
Maar die van kwaad tot erger voortgaat, bewegen do genoemde geesten op tegenovergestelde wijze. De goede geest nr.melijk prikkelt hen inwendig, verontrust en vermoeit hen, om hen tot bekeering te brengen.
Maar de kwade geest stelt hen gerust en versterkt hen in het kwade en tracht hen te vleijen met het doel, om hen op den kwaden weg te houden en verder voort te stooten.
Tweede kegel. Het is God en den Geest van alle goed eigon, bij hunne inspraken allen, die opregt handelen of opregtelijk dear naar streven, eene ware blijdschap en geestelijke vreugde te schenken, en de droefheid en verwarring te verdrijven, die de kwade geest instort.
De kwade geest echter is het eigen zich tegen dergelijke vreugde en vertroosting te verzetten door hot opwerpen van schijnredenen, spitsvondigheden en verschillende misleidingen.
Derde kegel. Do kwade geest ziet zeer wel toe of de ziel een teergevoelig of een ruim geweten heeft. Is haar geweten teergevoelig, dan tracht hij het nog teergevoeliger te maken tot angstvalligheid en tot uitstersten toe, waardoor hij haar des te gemakkelijker in verwarring brengt en ter nederslaat: daarom wanneer hij ziet, dat de ziel geen doodzonde noch dagelijksche zonde, ja zelf niet de geringste vrijwillige gebreken in zich toelaat, dan tracht de booze geest, onvermogend als hij is, om haar in groote zoude neer te storten, te bewerken, dat zjj als zonde acht of oordeelt, wat gceue zonde is.
Doch indien do ziel een te ruim geweten heeft,
dan tracht dc kwade geest dit nog ruimer en ciigevoeliger te maken; zoo bijvoorbeeld indien zjj eerst do dagolijkselio zonde niets achtte, tracht hij te bewerken, dat zij de doodzonden weinig acht, of als zij eerst slechts geringe zorg tegen de zonde aanwendde, poogt hij te bewerken, dat zij nu nog minder of volstrekt geen zorg daarvoor hoeft.
Vierde kegel. De ziel, die in het geestelijk leven voortgang wil maken, moet steeds voorwaarts streven op eene wijze in strijd met die, waarop do booze geest tracht voort te gaan. Indien hij derhalve do ziel bekoort tot ligtvaardigheid, moot zij zorgen teergevoeliger te worden; insgelijks, indien hij haar zoo teergevoelig poogt te maken, dat zij in uitersten vervalt of tot angst-vaUigueden overslaat, dan moet zij zorg dragen zich op den juisten middelweg te bevestigen, om zich volkomen kalm te maken en te houden.
Vijfde kegel. Hot is de kwade geest, die soms de gedaante van oen Engel des lichts aanneemt, eigen cm eerst gedachten in te storten, die eane godvruchtige ziel passen, en te eindigen met zijne bedorveno ingevingen.
Zesde kegel. De ziel moet wel hare aandacht vestigen op den loop der gedachten, die haar worden ingegeven; immers als hot begin, het middel en het einde daarvan goed is, dan is dit een kenteeken, dat de ingestorte gedachten van den goeden Geest komen: doch als de rei der gedachten, die de geest ingeeft, uitloopen op iets, wat kwaad is, of wat aftrekt van iets, wat zeker goed is, of ook wat minder goed is dan
158
do ziel zich eerst te doen had voorgesteld: of a!s zij de ziel ontevreden maken of' in verwarring brengen, door haar de kalmte en den vrede, dien zij eerst genoot, te ontrooven, dan is dit eon duidelijk teeken, dat die gedachten van den kwaden geest komen.
Zevekde regel. Als men den vijand zal hebben ontdekt, en erkend aan het kwade, waartoe hij aanspoort, dan is het nuttig, dat do ziel later den loop der gedachten, die haar onder schijn van goed werden ingegeven, naga en van den beginne af herzie hoe de vijand langzamerhand de inwendige kalmte en vrede getracht heeft te schokken en te verdrijven, tot op den oogenblik, dat hij met zijne slechte bedoelingen aan het licht kwam. Door die ondervinding geleerd zal do ziel later des te gemakkelijker voor dc listen van den boozen geest op hare hoede zijn.
H. Ignatiu:;. II. Beruardus. 11. Gertrudis.
Nuttige vermaningen, om het heilig Hare van Jesus in zijne handelingen na te volgen.
EEESTE HOOFDSTUK.
hoe hoog wij de heiligiiakekde genade
moeten schatten, hoezeer wij haak moeten aaskweekex.
1. Jesüs. Mijn kind, wil do genade niet ver-Avaarloozen, maar bewaar dien schat, die u ia toevertrouwd.
Zij immers, is uw schat, zij uwe glorie, zij uw geluk, zij is al, wat gij goeds bezit.
Zij is het, die u de beeldtenis van God, het leven geeft, en u Godo gelijkend maakt.
Erken derhalve uwe waardigheid, o menseh, die door de heiligmakende genade wordt verheven tot de gelijkenis niet God, iets wat verhevener is dan geheel de wereld en met niets op aarde in vergelijking kan komen.
Wat is de glans der sterren ? Wat is de schoonheid van alle schepselen, als zij vergeleken wordt met do schoonheid der ziel door de goddelijke genade versierd, en alzoo aan God zelve gelijkend gemaakt ?
160
Verhef' u dan, en wil uwe sehoonhcid indachtig, u niet met onreinhelen boioedelen.
2. Schitterend met die ganade neemt God u aan als zijn kind, niet onverschillig welk kind, maar als zijn dierbaarst en geliefd kind.
Alzoo wat ik van nature bezit, hebt gij door aanneming, opdat gij niet alleen met don naam maar ook met do daad, kind van God zoudet zijn.
Begrijp zoo gij kant, wat het is, een kind van God te zijn; wat hot is, door zulk een Vador bemind en gekoesterd te worden.
In de wereld dragen de kinderen er roem op, cn zij achten zich gelukkig, als zij ouders hebben, die wijs, goed en magtig zijn; of ook als deze rijk, beroemd en verheven zijn.
Doch wat zijn al d:e hoedanigheden der ouders dezer aarde, vergeleken met do eigenschappen van God ?
Met hoeveel rogt dus en met hoeveel meer vuur, moet gjj er groot op gaan en u verblijden, dat gij God zelf, den Heer van hemel en aarde, tot Vader hebt?
Beoordeel derhalve naar billijke waarde de voortreffelijkheid dier aanneming. Aan u, die ■weleer een verstooteliug waart, aan u zeiven vervreemd en aan ellende ten prooi, aan u is het gegeven door de heiligmakende genade, om van slaaf als gij waart, een vrije te worden, van vreemdeling tot kind te worden verheven, en zoo geadeld, met goddelijke goederen te worden overladen.
Gaat dat niet alle begrip te boven en brengn hot een ieders hart niet in vervoering, dat God
den mensch zijn kind noemt en als zoodanig beschouwt en dat de mensch God Vader noemt en Hem daarvoor houdt?
Zalig hij, die den prijs der heiligmakende genade kennende, waardoor hij tot kind van God is aangenomen, zijn grootsten adel zoo hoog waardeeri, dat hij om geen reden zich een ontaarde toont, maar het bewijs levert oen kind te zijn, zulk een Vader waardig!
3. Zijt gij kind door de genade, dan zijt gij ook door haar tot erfgenaam aangesteld; tót erfgenaam van God, en tot medeëfgenaam van mij.
Derhalve mijn kind, behoort het eeuwig rijk, dat mijn eigendom is volgens natuurlijke regten u toe op titel der heiligmakende genade.
Als gij den hemel aanziet, als gij met uwen geest, zijn glorie en zaligheid en alle eeuwige goederen beschouwt, zeg dan tot iz zeiven : ziedaar al mijne goederen, ziedaar mijn erfdeel, indien ik don titel der genade in eere houd.
Mijne verdiensten, mijn kind, hebben het verworven, dat die genade u een zeker regt op de hemelsche goederen verleent, waarvan niemand u kan onterven, zoo gij zelf het niet doet.
^Do belofte van God staat immers vast en Hij zelf zal zijn woord gestand blijven; doch indieii gij de heiligmakende genade wegwerpt, dan werpt gij tevens uwe regten weg en zijt gij een onterfde.
4. Door de genade, mijn kind, waardoor gij tot erfgenaam van het rijk des hemels wordt aangesteld, wordt gij een gezel der Engelen en een broeder der Heiligen.
11
1(32
Als gij er eenc vreugde in stelt, den zoeten omgang te genieten met uitstekende vrienden, sclioon zij ook sterfelijk en aan verandering onderworpen zijn, als gij er vreugde in stelt broeders te bezitten naar het vleesoh, hoewel hun getal de grootte uwer tijdelijke erfenis verdeelt en vermindert, welke vreugde moot het dan voor ii niet zijn, door die genade de gelukzalige Engelen des hemels tot vrienden en de beminde Heiligen Gods tot broeders te hebben, wier menigvuldigheid uwe hemelsche erfenis niet verdeelt noch vermindert; maar integendeel haar vermenigvuldigt en vermeerdert.
quot;Welke broeders, mijn kind! hoe yele! hoe aanzienlijk! hoe magtig! hoe goed!
Zij zijn uwe meerderjarige broeders, die beroemd door overwinningen, met de glorie dei-zaligheid gekroond, zeker van zich zeiven maar bezorgd voor u, opregt u liethebben, door hun voorbeeld u ter navolging roepen, door hunne gebeden helpen en door hunne belooningen uitnoodigen.
Hoe gelukkig de genade, die u van zoodanigen een broeder maakt! Mijn kind, o mogt gij dit wel begrijpen!
5. Daarenboven is de heiligmakende genade oorzaak, dat gij ook, wat het tegenwoordig leven betreft, een waar geluk geniet. Trouwens deze genade is de oorprong van deu inwendigen vrede; zonder deze genade is er geen ware vrede, met haar is do vrede zeker.
Wie is er, die aan haar ooit weerstand biedt en evenwel den vrede bezit? en waar de vrede niet wijlt, welk geluk kan daar bestaan ?
Doch indien gij den vrede der genade geniet zult gij u heilig en gerust verheugen in den voorspoed, en u gemakkelijk en met vrucht troosten in den tegenspoed.
Houd u in staat van genade en gij zult altijd vrede en geluk kunnen smaken. Getuigen daarvan zijn allo heiligen; ja, wat meer is, getuigen zjjn allen, die na eenmaal bekeerd te zijn, niet ijver de goddelijke genade bewaarden. i)ie bezittende en met de innerlijke gesteltenis van hun vroeger leven vergelijkende, konden zij tot mij bij^ ondervinding zeggen: Beter is het, o Heer, eon dag te verwijlen in uwe voorzalen, dan du.zond jaren in do woontonten dtr zonde.
G. A\ at meer is, mijn kind, als gij in do heiligmakende genade leeft, dan is mijn rijk in u zoo, dat ik in uw hart als op een troon rust en heerseh.
Mijn rijk namelijk is gegrondvest in de kalmtp cn blijdschap des heiligen Geestes, die do Geest dor liefde on der heiligmaking is.
In dit rijk gebied ik niet zoozeer gelijk een lieer aan zijn onderdaan, maar gelijk een vader vorm ik mijn kind, dat ik bestem, om eenmaal met mij te heerschen.
Zoo lang gij dus in dit rijk der genade blijft verwijlen, zoo lang bestier ik u op bijzondere wijze door mijne wijsheid, bescherm ik u door mijne magt, begeleid en bemin ik u door mijne liefde.
Om geen reden, mijn kind, behoeft gij voor dit rijk, zoo bestuurd, zoo verdedigd, zoo bemind, eenigo vreeze te koesteren, bijaldien gij zelfgeen verrader wordt.
164
Als gij getrouw zult zijn, dan zal liet zonder b( twijfel hóclit staan, en voortduren tot in eeuwig- 1 m
heid en alle vijanden zullen geen magt genoeg be
bezitten om het neer to werpen of wankelend in te maken.
Hoe zoet mijn kind, lioe troostvol is dit! hoe ve
zeer geschikt om u te bewegen de heiligmakende da
genade zoo hoog mogelijk te waarderen! vo
7. Zie toch eens, mijn kind, hoe vele en hoe grooto goederen gij in dit eene good bezit.
Overtreft dit eene goed niet allo goederen j, cei
Bid, mijn kind, opdat gij steeds beter en vol- nai
komener do waarde der genade moogt kennen me
en haar met do daad zoo hoog moogt schatten Es;
als gij haar verpligt zjjt te schatten. tor
Indien gij haar wel kendot, en naar waarde dai
achttet, dan zoudt gij, om haar te behouden niet de
slechts uw fortuin, uwen naam, hoe edel en (
dierbaar ook, ja zelfs uwe gezondheid en uw scl
loven, zoo het noodig ware, opofferen of gering (
schatten, of ten minste niet hooger achten. goi
Hebben mijne martelaren en alle heilige hol- dat
den, waaronder men zoo vele kindoren on tee- doc
dore maagden telt, niet daaraan zoo veel waarde hei
gehecht? hebben er niet duizenden van hen, toen ]
hun de keuzo werd gelaten, niet allo goederen om
des levens on hot leven zelf ten offer gobragt, Xei
liever dan haar, voor elke aanbieding, welke hei
quot;Welnu gij, die een kind zijt van zooveel hel- vol
den, wend alle pogingen, volhardende waakzaam- prij
hold, en do grootste zorg aan om die genade te allt
bewaren, die alles in kostbaarheid overtreft; te meer nog wijl al de plannen uwer vijanden niets beoogen dan u daarvan te berooven en zoo doende in het verderf te storten.
Voor het overige, mijn dierbaarst kind, word versterkt in genade, groei daarin, streef door daden van ware deugd naar het toppunt dei-volmaaktheid.
Mijn kind, hebt gij dit alles begrepen?
8. De leerling. Ja Heer. En ach, mogt ik dit eerder begrepen hebben! indien ik dit eerder hadde ingezien zou ik dan na do goddelijke genade verloren to hebben, niet heviger en jam-merlijker geweend en geweeklaagd hebben, dan Esau over het verspillen van zijn eerst geboor-teregt ? mijn verlies was onvergelijkelijk grooter dan het zjjne en voor veel geringeren prijs werd de genade door mij veil gegeven.
O, indien ik dit begrepen had, zou ik dan dien schat voor iets ter wereld hebben weggeworpen?
O Heer Jesus! hadde ik nooit dat grootste goed verloren; maar toch eeno zaak troost mij, dat het nog niet te laat is; ik kan nog de voor-deelen uwer genade genieten en door haar mij heiligen.
Dank zij ü, allerzoetste Jesus, omdat Gij mij onwaardige zooveel barmhartigheid hebt bewezen. Neen in eeuwigheid zal ik zooveel goedgunstigheid uws Harten niet vergeten.
O Jesus! geef, bid ik U, dat ik in het vervolg liever eiken dood sterve, dan uwe genade prijs te geven. Ik bid en smeek U, om uw allerheiligst Hart verhoor deze bede.
Zooke goud of zilver, core en verheffing, wo-reldsche vreugden en troost wie wil: ik, o Heer, door U onderwezen, ik verhing hoven al dit eene, uwe genade te bewaren en daarin toe te nemen allo dagen mijns levens.
TWEEDE HOOFDSTUK.
wat den zoon van gou bewoog mensch te worden.
1. Jesus. Mijn kind, een is er, die goed is, het is God; Hij is do hoogste goedheid zelf, de hoogste wijsheid, do hoogste magt, eindelijk de hoogste volmaaktheid.
Wat kan er dus beter of volmaakter zijn, dan Hem te gehoorzamen en na te volgen?
Doch, dewijl God niet onder het bereik der zinnen viel en de menschen evenwel zoo zinnelijk waren, heeft het hem behaagd, dat ik, een goddelijk Persoon, menseli zoude worden en hun de uiterlijke gedaante zoude toonen, die de zinnen tot zich trekt, opdat zij des te gemakkelijker en des te gereeder God zouden kunnen navolgen.
De eerste menschen zijn, naar verheffing strevend, gevallen, omdat zij trotsch begeerden en beproefden Gode gelijkend te worden zoo, dat zij als God goed en kwaad zouden kennen; het goede, wat zij kenden, hebben zij verloren, en het kwade, dat hun onbekend was, hebben zij leeren kennen.
167
Doch ik wilde mij zeiven aan de mensclien zoo vertoonen, dat zij zonder vermetel te zijn en zonder gevaar veilig naar Gods gelijkvormigheid konden streven, om daardoor aan hot kwade ontrukt en weder meester te worden van het goede.
3. Doch voor alles moesten de menschen verlost en door de voldoening hunner schuld vrijgekocht worden.
Zij lagen echter diep in schulden verzonken. Immers, zoo vele beleedigingen hadden zij der goddelijke Majesteit aangedaan, dat geen enkel schepsel ter wereld, maar slechts God alleen, mensch geworden, aan de goddelijke regtvaardigheid eene volkomene voldoening geven en de eer zijner goddelijke Majesteit waarlijk herstellen konde.
Daar lagen zij gekromd, als ellendige slaven der hel, en verloren zonder redmiddel, deden zij hunne zuchten vernemen. Doch ik vol medelijden voor die menigte van ongelukkigen, ik kwam onder hen met een Hart, dat overstroomde van ontferming om hen te verlossen en hen wederom in heilige en zoete vrijheid over te plaatsen.
3. Do hemel was wegens de zonde gesloten, en niemand was er onder de schepselen, noch in den hemel noch op aarde, die hem konde ontsluiten, en indien ik niet neergedaald en verschenen ware, dan zou niemand der stervelingen ooit weder ten hemel zijn opgeklommen.
Zie, vóór mijne komst was God wel is waar bekend in Judea, waar een klein getal hem diende, doch dit geschiedde slechts door de genade, die
168
in het vooruitzigt van mijne komst, den men-schen was gegeven. Doch hoe klein was het getal onder de heidenen van degenen, die met die genade medewerkten, God vreesden, geregt handelden en Hem welbehagelijk waren!
In hoevele duisternissen doolden de moesten hunner zorgeloos voort! in welk een diepen en broeden afgrond van boosheden stortten zij zich neder !
Zelfs nu nog, nadat het werk der Verlossing is voltooid, hoevele monschen blijven bij zooveel middelen ten heil nog onwillig; onbewust van hunne schuld of mij vergetend, dwalen zij als blinden voort en hollen zij als boozen ten afgrond heen.
Wat zou er dus van het menschelijk geslacht zijn geworden, zoo ik, het AVoord, niet ware vleesch geworden ? Zelfs niet een van allen zoude tot God en tot de bovennatuurlijke zaligheid hebben kunnen geraken.
Doch ik heb, door het vleesch aan te nemen, het hoogste der goddelijke verhevenheid met het diepste der menschelijke vernederingen in mij vereenigd, zoo, dat een ieder die wil, door mij tot God en tot de hemelsche zaligheid kan geraken.
4. Ik ben gekomen om God, mijnen Vader te verheerlijken, zijn naam en zijne liefde aan de menschen te openbaron.
Eertijds was do naam Gods eene heilige maar gevreesde naam; nu echter is de naam van Goa, de naam eens Vaders, ook wel heilig doch beminnelijk.
Immers do Oude Wet, was de wet der vreeze.
169
doch de nieuwe Wet is de wet der liefde. Zoo zeer tocli heeft God de menschen lief gehad, dat hij hun zijn eenigen Zoon heeft geschonken.
En ik heb uit liefde jegens den Vader en jegens de menschen het quot;vleesch aangenomen, door den heiligen Geest, die de geest der liefde is.
Geheel het werk der Menschwording dus, is een werk van liefde; doch van onverdiende liefde, an oneindige liefde.
5. Ik kom uit den hemel en keer naar don hemel weder, aan allen den weg daarheen too-nend, opdat, waar ik ben, ook zij zijn, die langs dien weg mij volgen.
Ik ben do waarheid en ik ben verschenen schitterend in de duisternissen der wereld, opdat ik alle menschen zou verlichten, die in de wereld komen, zoo dat een ieder op zijn weg zijne schreden veilig en zeker zou kunnen rigten.
Ik ben het leven, en daarom ben ik in de wereld gekomen, opdat de dooden het leven zouden hebben en het in meerder overvloed zouden hebben: het leven der genade namelijk op den levensweg, en hot leven der glorie in het hemelsch vaderland.
Doch zie, ook nadat de mensch tot het leven der genade herboren, uit do gevangenschap des doods bevrijd en omtrent den weg naar het vaderland door mij onderrigt was, koiule hij, zwak en krachteloos als hij was, mij niet volgen.
Groot zijn uwe zwakheden, mijn kind, groot uwe moedeloosheid, maar grooter ben ik, de almagtige geneesheer, grooter het goddelijk ge-
170
neesmiddel om aan al uwe zwakheid te gemoet te komen en al uwe ziekelijkheid te genezen.
Dit geneesmiddel is de veelvuldige genade, de prijs mijner smarten, de gave mijns Harten, die eiken mensch voorkomt, opdat hij genezing be-geere, don herstelde versterkt en hem helpt, om mij to volgen.
Komend in de wereld, had ik, sneller dan een reus, mijnen loop kunnen voleinden. Doch de menigte hunner ziekelijkheden deden mijn Hart zoo aan, dat ik tussohen de mensehen bleef verwijlen en den schijn lugt;d, als was ik met hen ziek geworden ; dat ik hen vooruitging, zoo alle oneffenheden van den weg gelijk maakte en oen ieder in het bijzonder zoo hielp en bemoedigde, dat zij, als zij slechts wilden, mijne voetstappen naar het rijk des hemels gemakkelijk en met ligten tred konden volgen.
G. Ziedaar, mijn kind, ziedaar hoe ik u heb lief gehad! want ofschoon ik dit wel is waar voor allen deed, deed ik het toch ook voor een ieder in hot bijzonder, derhalve deed ik dit alles ook voor u, als waart gij alleen op de wereld, verloren en ongelukkig, en als ware ik daarom uit den hemel gekomen om u te zoeken, om u te verlossen, om u zalig te maken.
Wijl ik dus alzoo btm neergedaald, om u op deze wijze naar mijn eeuwig rijk te voeren, volg dan ook mijne schreden.
In welke betrekking, in welken levensstaat gij ook moogt verkeeren, stel in alle omstandigheden u mijn leven voor oogen als den zckeien en veilioren weg naar den hemel.
171
Doch 'wil niet geloovon, dat dit slechts op mijn uiterlijk loven ziet, dewijl mijn innerlijk leven het voornaamste is.
Mijn binnenste is mijn Hart, daarin is allo glorie, daarin alle beginsel van deugd opgesloten.
Mijn kind, wil niet doen gelijk de joden, dio slechts op mijn uitwendige gedaante hunne aandacht vestigden, maar op de bedoelingen en gezindheden mijns harten geen acht gaven.
Dring gij echter door tot het binnenste mijns Harten, onderzoek dat, overweeg dat, en zijt daarin geheel bezig.
7. Indien gij jegens mij goed gezind zijt, indien gij mij wedermint, onderzoek dan met ijver en volbreng dan met getrouwheid wat aan mijn hart behaagt.
Doch door het gebed moet gij zoeken, dooide liefde vragen, door de liefde omhelzen dooide liefde eindelijk uitvoeren.
Het gebed mijn kind, is de sleutel des hemels; ja, het gebed is do sleutel mijns Harten. Open het met (üen sleutel en maak gebruik van al de schatten mijns Harten.
8. Dk leerlixg. Eeuwig dank zij U gebragt, o Hoor mijn God, Schepper en verlosser van het menschdom, voor de onverdiende genade en overgroote liefde, waardoor gij ons ellendig misvormde menschen op wonderbare wijze hervormd hebt.
O Jesus Christus! die van eeuwigheid de onverklaarbare Zoon van God zijnde, een kind der menschen hebt willen worden, gedreven door overmaat van liefde jegens ons, wie zou U niet weder minnen? wie zou niet onafscheidelijk aan
172
U gehecht zijn? wie zon niet leven geheel alleen voor U, aan Wien wij alles verschuldigd zijn ?
O groote wehvillendheid! o verwonderlijke goedigheid! den Zoon van God te zien worden het kind eener Maagd!
Ik aanbid XI, Jesus, Zoon van den levenden God, die uit Maria het vleesch hebt aangenomen ! Ik vertrouw op Ü, eindelooze goedheid! ik bemin ii met geheel mijn hart, o liefelijke en beminnenswaardige liefde! Gij zijt mjjn weg; Gij zijt mijne waarheid; Gij zijt mijn leven.
dat oxs hakt naar het vooebkeld van het allerheiligst hart van den jiensch geworden jesus, gode geheel toegewijd moet zijn.
1. jescï. Mijn kind, do eerste daad mijns Harten na de menschwording was eene daad van liefde, waardoor ik mij geheel toewijdde aan mijn he-melschen Vader.
Niets was er in mij, wat ik niet uit geheel mijn Hart den Vader had toegewijd; en niets was er in een wil des Vaders, wat ik niet met geheel mijn Hart aanvaardde.
Reeds toen zeide ik in hot binnenste mijns Harten bereidvaardig: Zie, mijn Vader, ik kom, om een slagtoffer van uwen wil te zijn; aan liet hoofd van het boek des levens is over mij geschreven
dat ik uweu wil zoude volbrengen; zie ik wil: ik wil, dat uw welbehagen do wet zij in het midden mijns harten geschreven.
In den eersten oogenblik mijns levens stelde mij do Vader allen arbeid en alle moeijelijkheden, alle vernederingen en smarten voor, die ik te doen cn te Ijjden had tot aan mijn laatsten levenssnik.
Doch ik nam alles on elk in het bijzonder met een bereidvaardig en geheel toegewijd hart aan, overeenkomstig het welbehagen mijns Vaders.
En die innerlijke gesteltenis des Harten kweekte ik aan elk oogenblik mijns levens, Ik versterkte haar aanhoudend, opdat ik altoos doen mogt wat mijn Vader welbehagehjk was.
2. Ziedaar, mijn kind, hot voorbeeld van ware godsvrucht, waardoor gij bij de eerste schreden op uwen weg der dougsdoefoning onderwezen , op gelijke wijze geheel uw hart moet toewijden.
Er wordt in het geestelijk loven naauwelijks iets van zooveel belang gevonden, als dc ware en gehoelo toewijding des harten. Trouwens het hart dat mij niet geheel is toegewijd, levert een bewijs, dat hot de volmaakte zuiverheid niet bezit.
Indien gij met mij spaarzaam handelt, dan handel ik ovenzoo met u; doch indien gij u edelmoedig jegens mij betoont, dan zal ik ook wederkeerig edelmoedig zijn jegens u, en u altijd in edelmoedigheid overtreffen.
En indien gij met een vrijgevig hart u zei ven cn al het uwe aan mij zoo toewijdt, dat gij in al wat er gebeurt u werkdadig aan mijn
174
welbehagen onderwerpt, dan zal ik zolf u on-schendbaar en veilig voortleiden door alles, wat u, overkomt, en mij ook op zekere wijze verpligt achten, om u zalig te maken.
3, Deze volmaakte toewijding was altijd het begin der heiligheid bij allo uitverkorenen.
l)ie groothartige en edele zielen achtten de grootste offers in geheel hun leven voor niets, orn al wat zij hadden, al wat zij waren aan mij volmaaktehjk op te offeren en toe te wijden.
En daarom was ik zoo vrijgevig, zoo welwillend jegens hen gezind, dat zij ook in dit sterfelijk leven door de overgroote zoetheid der vertroosting dikwerf hunne tranen niet konden weerhouden en op aarde reeds een voorsmaak ondervonden van die zaligheid, waarmede zij later in den hemel boven mate zouden worden verzadigd.
Nu echter willen velen van hen, die zich god-vruchtigen noemen, sleclits godvruchtig zijn in die zaken en omstandigheden, die in hunnen smaak vallen.
A oorwaar, deze zijn meer zich zeiven dan mij toegewijd. Daarom gaan zij voort slaven te zijn hunner eigenliefde, zij blijven ellendig en van innerlijk geluk verstoken, en zij worden niet geschikt voor de vcreeniging met God.
Maar gij, mijn kind, als gij waarlijk vrij cn gelukkig wilt zijn, ruk dan uw hart los van alle voorwerpen, behalve van mij en schenk al uwe genegenheden aan mij alleen.
Indien gij uw hart mij volmaaktelijk toegenegen kondot houden, dan zoudt gij, wat er
ook gebeure, kalm en tevreden kunnen blijven. Immers niet uit den zamenloop van zaken, maar uit het hart, dat jegens liet goddelijk welbehagen slecht gezind is, spruit alle onrust voort.
En indien gij tot innerlijke vereeniging met mij wenscht te geraken, dan moet gij zuiver van alle schepselen en mij in alle zaken toegewijd zijn.
4. Mijn kind, uwe godsvrucht zij niet als van velen, die geheel in liet uiterlijke en in uitwendige dingen bestaat en daarom wel een schijn van godsvrucht, maar niet de godsvrucht zelve is.
Uwe godsvrucht zij inderdaad innerlijk, en hebbe haar beginsel in hot hart, hetwelk zoo gezind moet wezen, dat gij met do goddelijke genade bereid zijt, u onvoorwaardelijk geheel aan mijne beschikkingen te onderwerpen en al het uwe oji te offeren, om mijne belangen ten dienst te staan.
Doch gij moet uwe godsvrucht ook uiterlijk toonen, dewijl gij een mensch en niet een engel zijt. Want daar gij een ligchaam on een ziel hebt, die beide geschenken zijn van mij, moet gij door beide mij verheerlijken en u zeiven heiligen.
Maar wat men uiterlijk aan u ziet, moet enkel en alleen liet uitvloeisel zijn van den overvloed des harten; want dan zal uwe godsvrucht degelijk en gij een waar navolger van mijn Hart zijn.
5. Deze godsvrucht, mijn kind, is liet gevolg der bovennatuurlijko genade die, het verstand verlichtend, en don wil bewegend, oorzaak wordt, dat de mensch vrijwillig bereid is tot alles, wat de dienst van God vordert.
Nimmer zult gjj door eenig natuurlijk middel deze godsvrucht verkrijgen, dewijl zij bovennatuurlijk is en door bovennatuurlijke kracht wordt beoefend.
Als gij dus door de goddelijke genade niet wordt geholpen, zult gij niets uitrigten, ofschoon gij ook uwe toewijding aan mij hebt betuigd, of u zeiven toeschijnt godsvruchtig te zijn.
Bid derhalve, opdat gij rijkelijk genade moogt verwerven en den geest der godsvrucht moogt verkrijgen. Gij zult ze verkrijgen, indien gij goed bidt. Aan het gebed is alles beloofd.
Als de genade helpt en gij met eigen inspanning medewerkt, dan zal de godsvrucht, die aan velen door hunne eigenliefde geleid, slechts bij name bekend is, of lastig valt, u zoet en gemakkelijk worden.
Hetzij gij gevooligen troost ondervindt of niet, ga evenwel voort met kalmte en vrucht uwe zaken te verrigten, uwe pligten te vervullen, en aan uwe geestelijke oefeningen getrouw te blij ven.
Leg u zonder angst, zonder zorgen in de armen mijner Voorzienigheid ter ruste, zoo als een kind aan den boezem zijner moeder, en gij zult gerust en tevreden zijn met alles, waardoor ik u naar het eeuwig leven wil geleiden.
(!. De leerling. O, Heer Jesus, die om mij te behouden, uw eigen leven hebt opgeofferd en ten bewijze uwer liefde mij uw Hart hebt gegeven, dat mij door liefde volmaaktelijk genegen is; verleen mij, ik smeek het U, de genade der volmaakte godsvrucht, opdat ik na mijn hart ont-
177
daan to hebben van al, wat Gjj niet zijt, geheel do uwe worde uit liefde tot U.
Steunende op de hulp uwer genade, die ik smoekend inroep, offer ik mij mst geheel mijn hart aan U op, opdat ik de uwe, en aan uwen dienst, en aan uwe belangen in alles toegewijd moge zijn.
Allerzoetste Jesus, aanvaard, ik smeek hot ■ U, mij zeiven en al, wat ik ben en wat ik heb, en dat ik U gegeven en toegewijd heb ; en verleen mij den geest van heilige toewjjding die met : zijne zalving mijn hart vervult, de godsvrucht smakelijk maakt, de liefdo jegens U voedt, het gebed verzoet cn mij tot handelen waarlijk geschikt maakt.
Door dien geest bezield zal ik getrouw cn blijde in uwen dienst volharden, zal ik den naaste op aangename wijze tot U trokken, zelfs de Engelen cn Heiligen verblijden, eindelijk, wat hot voornaamste van alles is, uw Hart verkwikken cn niet vreugde overladen.
dat wij vax het allerheiligst hakt van jesus kind geworden, moeten leeken en zijnen geest overnemen.
1. De leerling. Komt en ziet gij schepselen allen! staat verwonderd en verbaasd. Zie, God
12
178
heeft de hemelen neèrgelaten en Hij is nedergedaald en zie, Hjj woont met ons!
O God, kind geworden! o wonder der liefde o zaligheden der Engelen, die uit don hemel kwamen, om U te aanschouwen, neergelegd in deze kribbe!
O Jesus, zoon van God, en van eene maagd geboren, hoe beminnelijk! hoe zoet zijt Gij mij, kind geworden, geheel liefde geworden!
Bewonderenswaardig voorzeker zijt Gij in de majesteit uwer Godheid, maar bewonderenswaardiger zijt Gij mij in do beminnelijkheid uwer vernederingen.
Beminnelijk bovenal in de eindeloosheid uwer goddelijke volmaaktheden; maar harten roovend in de vernedering uwer kinderlijke aanminne-lijkheid.
AVie, o eindeloozc goedheid, wie kan zich verzadigen mot U hier te beschouwen, U te beminnen, zich dronken te drinken aan do zoetheid van de liefde uws Harten.
Hoe zoet zijt Gij! o mjjn Jesus! hoe zoet zijt Gij, afgezien ook van hetgeen voor het oog in U innerlijk verborgen blijft! Welko dan is de Geest die in U woont? O hij is de zoetste en zoeter dan honig.
2. Jesus. Ja mijn kind, de Geest mijns Harten is het, die dit doet, die aan al deze wonderen, aan al deze zoetheden leven geeft.
Het is mijn Geest, die mij door liefde uit den schoot des Vaders in den schoot eener Maagd, en mij, den ééniggeborene des Vaders, met zoo veel aanminnelijkheid do wereld binnenleidde,
179
altijd mijn Hart bezielt, bestiert en geleidt zoo, dat het, waarheen die geest hot drijft, ook zijne schreden rigt.
In mijn Hart is de volheid van dien Geest; trouwens wien God zondt, hem meet Hij den geest niet bij mate toe.
En in mijn Hart rust die Geest, die de Geest is van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van wetenschap en godvruchtigheid, de Gsest van vrceze des Heeren, ue Geest van genade en des gebeds, de Geest der liefde.
Zoodanig is do Geest mijns Harten: een bovennatuurlijke, goddelijke Geest, dio de liefde is, alle deugden omvattende liefde.
Do Geest mijns Harten is de liefde, welko liefde ademt, bezadigd en toch krachtig leidt, aanprikkelt tot volmaaktheid, tot offers a uizet, iot heldhaftige daden overhaalt.
3. Za'ig hij, mjjn kind, die den goddelijken Geest mijns Harten bezit en zich door hem in alles laat bestieren immers oen ieder, die door Gods Geest bestierd wordt, is oen kind van God.
Niet do uiterlijke gedaante, niet de belijdenis, maar de Geest maakt iemand tot een waar leerling mijns Harten.
Wat zal u al bet overige baten, als gij dezen Geest niet hebt bezeten? want die mijn Geest niet hoeft, hij is do mijne niet.
Zonder mijnen Geest proeft gij niet, wat ik doe; begrijpt gij niet goed, wat ik leer, en zal uw hart geon smaak vinden in hetgeen ik gebied. In die mate zult gij mijne daden proeven
180
in die mate mijne leeringen begrijpen, in die mate eindelijk smaak vinden in mijne geboden, naar de mate gij mijnen Geest zult bezitten.
Indien gij door mijnen Geest bezield zijt, zullen mijne oordeelvellingen uwe oordeelvellingen zijn, mijne gewaarwordingen uwe gewaarwordingen, zal het leven van mijn Hart, het leven uws harten zijn.
Door dien Geest geleid, beschouwt elk waar leerling mijns Harten al wat hij ziet, daar naar alleen beoordeelt hij alles, daardoor alleen beweegt hij zich en wordt hij bewogen.
Hel) den Geest mijns Harten en doe dan, wat gij wilt; in alles zal die Geest u veilig geleiden en beschermen.
4. Die Geest van mij bezielde alle Heiligen; zijne zalving leerde, zjjue kracht versterkte, zijne heiligheid vormde hen.
Zie, wat hij aan de apostelen en martelaren, aan de belijders en maagdon heeft geleerd; zie tot welke hoogte hij hen heeft versterkt; zie hoedanig hij hen gevormd heeft, zoodat sommigen hunner de Vi ereld met den voet traden, aan zich zeiven vaarwel zeiden, tot de straf des doods als tot de zegepraal der glorie gingen; anderen mededingers der Engelen werden, wederom anderen volmaakt den algemeenen weg gevolgd zijn, allen echter mij bereidvaardig navolgden en bij alle wisselvalligheden, ten einde toe, in mijn gezelschap verbleven.
Wat hebben de heiligen door mijnen Geest aangespoord niet ondernomen ? wat hebben zij niet gedaan om, zich al heiligende, mij steed?
181
meer to bemiiinon on to verheerlijken cn alle inensehen voor zooveel zij konden, te bewegen mij lief te hebben en te verheerlijken?
Die volmaakte leerlingen mijns Harten, vol als zij waren van mijn Heiligen üecst, vormden al hunne gedachten, regelden al hunne woorden, bestierden al hunne daden en rigtten geheel hun leven in naar den zelfden Geest.
Mijn kind, indien gij dien Geest mijns Harten wilt leeren kennen, leg u dan toe op de kennis van mijn leven en wijd daaraan uwe godvruchtige overweging, dring door tot ir mijn Hart, en onderzoek en wik met eerbied zijne gewaarwordin ■ gen; overal zult gij hem aan zijne vruchten kennen.
In alle geheimen mijns levens en in elk geheim in het bijzonderzult gij mijn Geest werkende zien.
Doch wat baat het den Geest te kennen als gij van van zijne volheid niet ontvangt? bid daarom mijn kind, bid met vuur, opdat gij doordien Geest bezield moogt worden of van zijne bezieling nog hooger vermeerdering moogt verkrijgen.
Als gij bidt gelijk dat behoort, zult gij ongetwijfeld ontvangen, immersik heb beloofd, dat ik don goeden Geest zal geven aan hen, die er om vragen. Hoe beter en hoe meer gij bidden en overwegen zult, des te meer zult gij van dien (reest ontvangen, des te volmaakter hem kennen, des te gemakkelijker zijne leiding volgen.
G. dk leerling. O Jesus! van wiens geestes-volheid uwe leerlingen ontvangen en leven, zend, ik smeek het U, in mijn hart den geest uws Harten, opdat hij mij bezielc en bestiere in en door alles.
Ik vraag U niet, gelijk Elizeus aan Elias vraagde, dat gij mij het dubbele van uwen Geest zult geven, dewijl mijn hart niet in staat is, om slechts dien enkelen Geest te omvatten, maar ik bid U, dnt uw Geest mij geheel ver-vullo en allen geest der wereld en al mijnen geest voor eeuwig uit mij verdrijve.
Geef aan mijn hart, om in uwen Geest waarlijk to smaken, wat in do smaak uws Harten valt, te begrijpen, wat Gij leert, en zoowel met mijnen wil als met mijne pogingen met uwe handelingen in te stemmen.
Ik zal in het vervolg door uwen Geest leven, niet meer het leven slechts der natuur maar der genade, niet hot leven dat enkel menschelijk is, maar dat in zekeren zin goddelijk is, het leven van uwen Geest.
dat wij van het allerheiligst hart van den kind geworden jesus de nederigheid moeten leeren.
1. de leerling. Hoe zijt Gij ons een klein kind geworden, o Jesus en als kind aan ons gegeven! Zijt Gij het niet, die zijt: en is dat uw naam niet voor eeuwig?
Wie zal uwe afstamming verhalen? zie vf.n eeuwigheid en tot eeuwigheid zijt Gij.
Wie zal uwe almagt in woorden wedergeven
183
of uwe overige volmaaktheden bekend maken ? Door U zijn alle dingen geschapen: door ü wordt alles bestuurd; Gij vervult dea hemel en de aarde en toch hoe aanschouw ik u hier! o magt-werk! o wonder! God, zie do oneindige God, ligt als een klein kind in deze naauwe woning !
Hij heeft zich zeiven beroofd en is een kind geworden, een banneling tusschen de vernederingen, ongekend en tevreden.
Hoe allerzoetste Jesus, hoe zal ik U beminnen, Gij die klein geworden zijt en als kind ons zijt gegeven?
2. jesüs. Mijn kind ik ben gekomen om zalig te maken, wat verloren was, want zoodanig was het bederf van het menschelijk geslacht, dat het zulke vernederingen van Gods Zoon tot zijn herstel eischte.
De mensch toch was-in den afgrond der hoo-vaardigheid neergestort, uit nederigheid ben ik nedergedaald, en in den afgrond doorgedrongen, om den mensch er uit te rukken.
Zie, voor dat ik in de wereld kwam, had de hoovaardigheid den geest der volkeren zoo verduisterd en bedorven, dat zij der nederigheid niet slechts niet meer als deugd erkenden maar integendeel als eene zwakheid dos gemoeds aanzagen en verafschuwden.
Want ofschoon zij God gekend hadden, wiens licht het hart des menschen bestraald heeft, hebben zij Hem evenwel niet als God verheerlijkt; maar zij verloren zich in hunne gedachten ; hun verstandeloos hart is verduisterd geworden, zij zijn bedorven en verafschuwing waardig ge-
184
worden in hun streven, zoodat bijna alle vleesch zijnen weg had bedorven.
Wat was er beter, wat van meer invloed, om de wereld van zoo groote en verderfelijke dwaling te bevrijden, dan het voorbeeld van den bovenal wijzen en volmaakten God, die zich vernederde tot vernietiging toe, en zoo alle nien-schelijke trotschheid beschaamde en hare redenen en voorwendsels voor eeuwig krachteloos maakte?
3. De hoovaardigheid, mijn kind, was altijd en zal immer do oorsprong zijn aller kwalen: doch de nederigheid het beginsel van alle goed.
Do nederigheid, die do deugd der deugden is, ontvangt hare wording van de waarheid en haar levensvorm van de liefde.
Eerst dus moet gij u zeiven en God kennen, om aan God, wat God toebehoort, en aan u zelven, wat het uwe is, te kunnen toeschrijven.
Draag derhalve zorg mijn kind, om te begrijpen, wat gij uit u zelven zijt. Wat zijt gij uit u zelven? wat anders dan oen niet, waaruit God u heeft geschapen? Voor zoo verre gij dus niets zijt behoort gij aan u zelven, voor zoo ver gij echter het bestaan hebt, behoort gij Gode toe.
Mjjn kind, indien gij iets vermeent te zijn, terwijl gij uit u zelven niets zijt, dan bedriegt en misleidt gij u zelven.
En wat hebt gij uit u zelven, zoowel in de natuurlijke als in de bovennatuurlijke orde? In de orde der natuur bezit gij wel is waar de vermogens der ziel, de zintuigen des ligchaams, do gaven des geestes en uiterlijke persoonlijke hoedanigheden. Doch deze allen, welke zij ook
185
zijn mogen, yan wicn hebt gij ze ontvangen ? en van wien zijn zij? Reken daar/au eens af, wat God gedaan en u gegeven heeft en wat blijft er dan nog over, tenzij een niet ? Dit is wederom liet uwe, doch gene zijn het eigendom van God.
Doch toen Hij u dat alles gaf, schonk Hij het u tot een goed doel, opdat gij tot zijne glorie en tot uwe zaligheid er gebruik van zoudet maken. Als gij al die zaken en ieder in liet bijzonder tot dat doel gebruikt hebt, dan hebt gij slechts gedaan, wat gij doen moest. Maar indien gij ze ooit misbruikt hebt, zie dan hebt gij behalve dat niets, daarenboven nog do ondankbaarheid, de bedorvenheid en het misbruik van Gods weldaden tot uw eigendom.
En in do orde der genade, wat zijt gij dan? Mijn kind is dat niet een diepen afgrond? Trouwens het is toch zeker, dat gij zonder de hulp dei-genade uit u zeiven niets hebt, wat u tot zaligheid verstrekt eu dat gij niets voor uwe zaligheid doen kunt. Wat gij derhalve bovennatuurlijks bezit, welke deugden, welke verdiensten gij u ook hebt verworven, zij allen zijn gevolgen dor genade, zonder welke gij niets voltooijeri en zelfs niets beginnen kunt. Indien God dat in u beloont, dan kroont Hij zijne eigene gaven.
Het is wel waar, mijn kind, dat gij ter verkrijging dier genadegunsten hebt medegewerkt. Doch die medewerking zelve, wat brengt zij nier aan het licht als gij haar wol beschouwt ? Het staat immers vast door het geloof, dat gij eenmaal van elke genade gestrenge rekenschap zult afleggen. Want gjj zijt verpligt door uwe
186
medewerking; hot zoo verre te brengen, dat elke genade hare vrucht voortbrenge.
Heeft die beschouwing zelfs de Heiligen niet met gewaarwordingen der diepste nederigheid vervuld? Wat moet zij dan in u niet opwekkon, die zoo dikwerf met de genade slecht medewerkt, ja haar zelfs verwaarloost?
Als gij de gebreken in uwe medewerking niet vermoogt te tellen wegens hun aantal, beschouw dan hoevele en welke schulden gij, behalve uwe nietigheid en uw onvermogen in de orde der genade nog hebt wegens de verwaarloozing en het misbruik van de gaven Gods.
Mijn kind, indien gij de verpligting, om met de genade Gods mede te werken, cn zijne gaven ook die der natuur, goed te gebruiken, wel inzaagt, dan zoudt gij begrijpen, gelijk de Heiligen het begrepen, dat gij, hoe meerder en hoe grooter gaven gij ontvingt, te meer reden hebt om u des te meer en des te dieper te vernederen.
4. Doch er schuilen in u dingen, die nog van minder gehalte en slechter zijn. Zie, en beschouw eens uwe menigvuldige ellende, misdaden en zonden; en overweeg eens, wat gij daarvoor met regt verdiend hebt.
Immers indien men u hadde gegeven, wat men u regtens schuldig was, zoudt gij dan niet te regt do verachting van allen, die zich in den hemel, op aarde of in de hel bevinden, hebben ondervonden en de eeuwige verwerping lijden ?
En indien gij ook niets misdreven hadt, waarom gij verdient verworpen te worden, dan is dit nog geene reden, om u te verhoovaardigen. Want,
187
dat gij aldus voor zware zonden bewaard zijt gebleven, dit hebt gij niet aan u, maar bovenal aan de genade te danken.
Wat meer is, voor een der dageljjksehe feilen, die gij tegen de oneindige Majesteit Gods hebt bedreven, hebt gij meer vernederingen verdiend, dan de wereld in staat is u te geven.
5. Wat zijt gij derhalve mijn kind, in uw geheel beschouwd? wat zijt gij in verhouding tot alle menschen ? Een druppol voorwaar, vergeleken bij de wateren der aarde. Wat echter zijn alle menschen in verhouding tot allo millioenen der engelen ? minder voorzeker dan deze aarde is, vergeleken bij den onmetelijkeu hemel. Doch wat zijn zoll's allo engelen in vergelijking met God zei ven? Zie, zij zijn als bestonden zij niet; dewijl de afstand tusschen beide eindeloos is. En gij dan, mijn kind, wat zjjt gjj in vergelijking met den oneindigen God, gij, klein schepsel, levende in dit hoekje van het wereldruim ?
Wat zjjt gij dan in waarheid of wat hebt gjj, waarop gij u zoudt verhoovaardigen ? neen liever wat hebt gij, waarom gij u niet zoudt vernederen ?
Gelietd kind, ik zeg dit niet om u te beschamen, maar om u, het dierbaarst kind mijns Harten, te waarschuwen, opdat gij niot, door hoovaardigheid verleid, ten val komt en vergaat.
6. God alleen komt do eer en glorie toe van elk schepsel. Hij inderdaad is alleen en in de hoogste mate waardig te ontvangen het gebied, en de kracht en den zegen en den lof en do hoogste vereering in do eeuwen der eeuwen.
188
Welke volmaaktheden er in de schepselen ook worden gevonden, hoe schitterend zij mogen schijnen, het zijn niet anders dan slechts zwakke stralen van Gods volmaaktheden, die onder alle opzigten eenig en eindeloos zijn.
Bijaldien God ook geen gebod luidde gegeven dan zou evenwel zijne grenzelooze verhevenheid door elk redelijk schepsel moeten erkend en verheerlijkt worden. Ja, wat meer is, de glorie van God komt Hem zoo wezenlijk toe, dat Hij zelf daarvoor zich niet onverschillig kan toonen, dewijl Hij alleen zieh zeiven waardig is.
7. Kostbaar mijn kind! is die kennis van God en van n zeiven, groote waarheden brengt zij aan het licht en zeer geschikt is zij, om u te vernederen. Evenwel is zij zelve de nederigheid niet, dewijl de deugd niet in de kennis maar in do genegenheid bestaat.
Ook bestaat do deugd der nederigheid niet in de vernedering maar veeleer in de liefde tot de vernederingen. Immers er is geene deugd, waaide genegenheid of de beweging van den goeden wil ontbreekt.
Hoevelen vernederen zich zei ven of worden door anderen vernederd, en zijn evenwel geen nede-rigen! hoevelen vertoonen de kenteekenen der nederigheid, terwijl zij innerlijk de hoovaardig-heid verborgen honden! Opdat de nederigheid eene deugd zij, zoo als zij in mijn leerlingen zijn moet, en opdat do vernedering zoodanige deugdsdaad zij, moet zij door do liefde of door bovennatuurlijke genegenheid bezield worden.
De deugd der nederigheid mijn kind, is die
bovennatuurlijke genegenheid, die u geneigd maakt en aanspoort om voor zoo veel het geoorloofd is, te streven naar do plaats, die u toekomt, zoodat gij, wat Godes is, tot God terug brengt: dankbaarheid, eer en glorie; en wat het uwe is, aan u toeschrijft: niets, uwe onwaardigheid in alle opzigten.
Welke is die plaats? o mijn kind! de plaats, die gij u verdiend hebt, hoe diep is zij! hoe verschrikkelijk is zij! maar zie eens de liefde mijns Harten! om u te troosten, om u te verheffen, ben ik mensch geworden, voor u heb ik mij vernederd en in u een eervolle en betere plaats aangewezen; sinds is uwe plaats aan mijne zijde.
Doch waar zult gij aan mijne zijde zijn? waar zult gij mij vinden? In de kribbe als een klein kind, in Egypte als een banneling en onbekende, in Nazereth verborgen levend, daar waar ik openlijk werk en lijd, waar ik de laagste plaats inneem en daar den geest geef.
8. Met mij, mijn kind zult gij verre zijn van do hoovaardigheid, die gehaat is in het oog van God en van de menschen, die do bron is van alle zonden, die alle deugd bederft, die van verdiensten berooft, straffen opstapelt, hot voorbeeld van mijn Hart versmaadt en de schreden volgt van den duivel.
Gelukkig do nederigheid, gelukkig de deugd, die ons de gunst doet verwerven van God en van do menschen! want terwijl God de hoovaar-digui weerstaat, geeft hij genade aan de nede-rigen; en terwijl do hoo vaardigen zelven de trot-schen verachten, bewonderen zij do nederiger,.
190
De nederigheid is do eerste der deugden: zonder haar wordt er geen enkele deugd verkregen, zonder haar gaat de verkregene deugd verloren. Zij is de moeder der overige deugden, zij voedt zo als hare kinderen en ze voedende bewaart zij hen.
Do nederigheid is ecne edele deugd, die den mensch groot van ziel en edelmoedig maakt; door haar namelijk streeft hij niet slechts de moeijelijkheden te boven, maar overwint hij ook zich zeiven.
Terwijl de hoovaardigc met een liekrompen hart en door do vreezo vcor vernedering, die welligt zal volgen, Ixnaauwd, met zich zeiven strijd voert nu vluchtend, dan aarzelend, om de voorkomende moeijelijkheden te overwinnen, heeft reeds de nederige met een groot en ruim hart zich zeiven overwonnen, is liij de moeijelijkheid reeds te hoven gestreefd, is hij reeds met vluggen tred voortgesneld.
Voorwaar zij is een sterke deugd, die de ziel voor iets groots geschikt maakt. Want do nederige, dio zich zeiven niet acht maar steunen wil op God, houwt niet op eigen kracht maar bekleedt zich mot do kracht Gods, waarop zij zich verlaat on waarin zij alles vermag.
Den duivelen zelfs is zij tot schrik. Die vijanden vreezen den nederige; geen der stervelingen duchten zij meer.
Zij is eindelijk ecne hechte deugd, omdat zij een mensch bevestigt zoo, dat hij noch door woorden of daden van anderen wordt bewogen, noch door eigen ellende of gebreken wordt ter neer geslagen.
191
Het is dus geen deugd van nederigheid, maar inbeelding van nederigheid, al wat u angstvallig, bevreesd of om welke rede ook neerslagtig maakt, dergelijke onwaardige dingen roept die edele deugd niet in het leven.
it. Mijn kind, ofschoon de nederigheid zoo billijk, zoo noodzakelijk, zoo nuttig, eindelijk zoo voortreffelijk is, moet gij evenwel weten, dat het niet aan het menschelijk gevoel behaagt, om in niets zich zeiven te zoeken, in alles alle glorie aan God alleen te schenken; niets dan zijne onwaardigheid aan zich zeiven toe te schrijven, met mij op do laagste plaats tevreden te z.jn, van harte te omhelzen, al wat mijn Hart omhelst.
Voorwaar indien de natuur wordt geraadpleegd, zal zij dit alles verafschuwen en ontvlugten. Doch indien gij mijn kind een leerling mijns Harten wilt zijn, dan moet gij niet do natuur maar de stem der genade volgen; en u niet door natuurlijke neigingen lalen bestieren maar door die goddelijke liefde, waardoor gij ook met tegenzin der natuur, mijn Hart navolgt.
En indien gij dat gedaan zult hebben, dan zal u geworden, wat do Heiligen ondervonden, die, boven do natuur verheven, zich de zoete nederigheid verwierven, en de vernederingen zeiven als iets aangenaams hebben leprrn kennen.
Verschaf u door overweging en gebed de krachtige hulp der genade en omhels en beoefen met haar medewerkend, de nederigheid met geest en hart, totdat gij haar in gedachten, woorden en werken met de daad bereidvaardig toepast.
Mijn kind, denk steeds aan mijn voorbeeld en
192
wil mijne woorden niet vergeten. Zie, als klein kind geef ik u een nieuw gebod, liet gebod mijns Harten: Leer van mij, dat ik zachtmoedig en nederig van Harte bon.
10. O allerzoetste Jesus! o God, kind geworden, door vernedering vernietigd! zie do stal waarin Gij verwijlt, de duisternis, waarin Gij schuilt, het stilzwijgen zelf, ja alles, wat U omgeeft, roept mij toe, hoe nederig van Harte Gij zijt. O Leermeester der nederigheid! zie mij aan uwe voeten neergeknield, om van u de ware deugd der nederigheid te loeren.
Moge ik meer U kennen, moge ik meer mij zeiven kennen, verlicht en ontstoken door do vlammen der liefde uws Harten, opdat ik altijd cn overal aan U geve, wat het uwe, aan mij geve, wat het mijne is.
Tot dusverre, ik beken hot, heb ik de nederigheid nooit good begrepen. Nu echter begrijp ik, nu zie ik in, dat ik mij door de deugd der nederigheid niet klein noch verachtelijk maak, maar mij verhef en veredel, dewijl ik door haar word gebragt tot de gelijkenis mot U, die bij uitstek edel zijt.
O goedgunstige Josus! Gij geeft mij oen plaats aan uwe zijde ! o Heer ik ben liet niet waardig ! waarom heb ik dan toch ooit naar een andere plaats gezocht, alsof ik ergens een andere, beter dan bij IJ, konde vinden ! heb medelijden Heer, met mijne ondankbaarheid, heb medelijden mot mijne boosheid, heb medelijden met mijne dwaasheid.
Zie, voortaan wil ik altijd met U zijn. Mogen
193
anderen, die wenschen te schitteren, naar lioo-gere plaatsen streven, wat mij betreft, ik zal, zooveel ik mag, naar lagere plaatsen zoeken, verzekerd, dat ik daar met U zal zijn. Want ik begeer niet anders dan met U te wezen, met U zal ik overal tevreden zijn.
ZESDE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hart van den in een stal geboren jesus ons de heilige armoede leert.
1. De leerling. Naar U, Heer Jesus, naar U verlangt mijn hart; naar U, wien mijne ziel bemint, zoek ik. Toon mij, smeek ik U, waar Gij woont.
Jesus. Kom mijn kind en zie. Dit zal u een toeken zijn; gij zult mij vinden arm in eenen stal.
Vertoef daar en luister, wat mijn Hart tot u spreekt.
De vossen hebben zelfs hunne holen, de vogelen dos hemels hebben hunne nesten, doch de Zoou des menschen heeft niets, waar hij zijn hoofd kan nederleggen.
En toch, mijn kind, mij behoort geheel de aarde en al wat haar vervult. Doch zie do rijkste als ik was, ben ik de armste van allen geworden.
Sedert den oogenblik, dat ik behoeftig in eenen stal ben geboren, totdat ik behoeftig aan het
194
kruis den geest gaf, heb ik altijd verkeerd in volmaakte armoede, welke ik als eene moeder beminde en immer als kind vereerde.
En uit welke beweegredenen of op wiens aanraden, meent gij wel, dat mijn Hart zoo vol liefde de armoede omhelsde, o mijn kind; het was dewijl mijn Hart, vol nederigheit en vol liefde, deze deugden met den grootsten ijver beoefent en door deze zoo vurig verlangt de harten der menschen met zich aan het aardschc en vergankelijke te ontrukken en tot het hemelsche en het eeuwige op te voeren.
2, Zalig de armen van geest, want hunner is het rijk der hemelen; zalig, dewijl zij van do grootste gevaren voor hun eeuwig heil bevrijd zijn; zalig, omdat zij een heilzame gelegenheid hebben om tallooze deugden te beoefenen, zalig eindelijk, omdat zij meer aan mijn Hart gelijkvormig zijn.
Mijn kind, niets te hebben, ja zelfs gebrek te lijden, dat maakt nog de deugd der armoede niet uit; maar mijnentwille het hart vrij te houden van al het geschapene op de wereld, daarin bestaat de ware deugd der armoede. Want uit; liefde tot mij aan al het geschapene vaarwel te zeggen, niets als zijn eigendom te bezitten, aan geen schepsel zijn hard te hechten, dat is de ware deugd der armoede.
Tot dit laatste zijn echter niet allen, maar tot. het eerste zijn allen en is een ieder in het bijzonder geroepen, en wel zoo, dat het gemakkelijker is voor een kameel te dringen door het oog eener naald, dan voor eenig schepsel, zonder
195
die armoede, binnen te gaan in het rijk der hemelen.
Want indien iemand, ten minste mot zijn hart, niet aan alles vaarwel ^egt, dan kan hij mijn leerling niet zijn.
^Niets mijn kind is meer met de regtvaardig-digheid in strijd, dan de liefde voor het geld; die liefde toch voert tot slechte oordeelvellingen en misleidt het hart; en dewijl allesaan het geld gehoorzaamt, daarom heeft hij, die het bemint, door begeerlijkheid verblind, zijne ziel veil, zoo dat hij bereid is deze, ■\velke onsterfelijk is, voor iets vergankelijks te verkoopen.
De Heiligen maakten gebruik van het aardsche doch hun hart was daaraan niet gehecht, en bij de grootste schatten waren zij armen van geest.
Eir zijn er echter niet weinigen, die zich onder den schijn van goed of regt, door den vijand van het heil der mensehen laten bedriegen. Die geslepen vjjand tracht de menschen te overreden, dat do rijkdommen of de overvloed van aardsche goederen, als onverschillig in zich zeiven en nuttig ten gebruike, zonder gevaar begeerd en nagejaagd kunnen worden.
Doch een ieder, die zich op deze wijze laat bedriegen, bevindt zich weldra in de banden der duivelsche misleiding verstrikt door verwarrino* duisternis en bedorvene neigingen benaauwd, on-magtig, om in zijnen staat, welke deze ook'wezen moge, de volmaaktheid te bereiken, en ziet, wat zijn eeuwig heil betreft, zich eindelijk aan niet weinig gevaren blootgesteld.
4. Mijn kind, indien gij rijkoramen bezit,
196
heckt uw hart daar niet aan, quot;wil liever do uit-declor dan do lioor er van zijn. Maar zeg, voor zoo verre de goddelijke wil dit eisclit, met een bereidvaardig hart daaraan geheel vaarwel, ot gebruik ze tot mijne glorie en tot waar heil uwer ziel.
Zoo moet gij 'gezind zijn, dat gij u bereidvaardig wilt onderwerpen, hetzij ik wensche, dat gij aan alles vaarwel zegget, of veroorlovc, dat gij van alles beroofd wordet.
En indien gij arm zjjt, verblijdt u dan, mijn kind, en juich en wil door de gevolgen der armoede met tegenzin te dragen, u de vrucht van zooveel goeds niet ontrooven.
Schaam u niet, dat gij hot middelmatige bezit of zelfs behoeftig zijt om mijnent wille, die om uwent wille mij niet geschaamd hel», een behoeftige te worden; neen, roem er veeleer op, omdat gij bezit, wat ik mij door zoovele en zoo groote vernederingen verworven heb.
5. Hetzij gij arm, hetzij gij rijk zijt, houd de heilige armoede in eere en beoefen de deugd, die aan mijn Hart zoo dierbaar en voor u zoo rijk aan vruchten is.
Goeu levensstaat voorwaar is er, waarin die deugd niet kan en moet beoefend worden; overal wordt u dagelijks herhaaldelijk daartoe de gelegenheid aangeboden.
Immers die verhevene deugd strekt zich uit tot uwe woningen, tot uw huisraad, tot uwe kleeding, tot uw spijs en drank, in een woord tot geheel uwe levenswijze.
Want in dit alles ontbreekt u of wel het een
197
of ander, dat niet noodzakeljjk is, of wel, indien gij dat hebt, dan strookt liet niet met uwe natuurlijke neigingen; of wel, gij kunt in meer of mindere mate, in hetgeen tot gemak uwer natuur verstrekt, u zonder gevaar iets ontzeggen.
Indien gij, mijn kind, zooals gij het verpligt zijt, de heilige armoede van harte lief hebt, dan zal u nimmer do wijze noch de gelegenheid ontbreken, om haar te beoefeiion.
Hoevelen zijn er arm en die er niet slechts geen verdiensten van hebben, maar die daarenboven van hunne armoede gebruik maken tot hun grooter ongeluk en tot boleediging van God! Ach, mogten zij wijzer zijn! zjj zouden in plaats van bitterheid, zoetheden smaken en zich zeiven heiligen.
C. De naam dor armen des geestes, die de armoede, hetzij uit noodzakelijkheid, hetzij uit vrijen wil ontstaan, liefhebben en beoefenen, is bjj mij in hooge eere. Met hen is mijn omgang en verkeer, want hunne harten zijn als een goede aarde, die het zaad mijner woorden opneemt en honderdvoudige vrucht voortbrengt.
Wie is er gelukiger dan de bezitter der heilige armoede, die bezit, wat hij in de wereld verlangt? Wie is rijker dan hij, wien het rijk der hemelen toebehoort ?
il derhalve, mijn kind, uwe heiligmaking niet verwaarloozen door u schatten op te hoo-pen voor deze wereld, maar arbeid voor alles, om u te heiligen en zoodoende u schatten te verzamelen voor den hemel.
198
Waar liet voorwerp uwer genegenliedcu zal zijn, daar zal ook uw kart wezen.
7. Het is waar mijn kind, de rijkdommen van harte te verachten, en de armoede met liefde en met de daad te beoefenen, is voor den mensch die aan zichzelven is overgelaten allermoeijelijkst.
Gij moet daarom vurig bidden opdat gij, wat gij uit eigen kracht niet op verdienstelijke wijze vermoogt to doen, door den bijstand der goddelijke genade moogt volbrengen.
Èn indien gij in tl een gevoel van weerzin voor de armoede ontwaart, volhard dan in het gebed, vraag dan met meer ijver, zij het ook somtijds mot tegenzin, en smeek dat de genade dit ongeregeld gevoel niet spare, maar het met tak en wortel uitroeije, opdat uw hart geheel en al bevrijd, den wil en de glorie van God alleen tot zijn doel verkieze.
Mijn kind, indien do genegenheden uws har-ton wol geregeld waren, dan zoudt gjj door de goddelijke genade do deugd der armoede niet slechts gemakkelijk maar ook zoet vindon.
8. De leerling. O zoete Jesus, Zoon van GodI gij bezit en regeert geheel de wereld; Gjj hebt den hemel met schitterende sterren gesierd; Gij hebt de aarde mot wonderbaren luister getooid cn zie, Gjj zelf ligt als een klein kind in een armen stal, naauweljjks bedekt met eenige windselsl
O hoo bewonderenswaardig, o hoe heil aan-Irengend is de gesteltenis uws Harten! wie zou ba zulk een voorbeeld, dat de Engelen zelfs in nervoering brengt, do armoede niet als wensche-vijk en beminnenswaardig beschouwen!
199
Goede Jesus, Leermeester der waarheid, en toonbeeld der heilige armoede! verlicht mijn geest, opdat ik de waarde dier deugd begrijpe, en ruk mijn hart los, ook tegen wil en dank, van elke ongeregelde neiging voor de schepselen opdat het niet, verdeeld door verschillende begeerten en zorgen, aan U ontvreemd worde.
Verleen mjj, ik smeek het U, de genade om al het tijdelijke als vergankelijk, en mij zeiven als door dat alles heentrekkend te beschouwen naar de eeuwigheid, en geef mij de genade, om van het aardsche slechts in zoo verre gebruik te maken, als het een middel is, om tot het henielsche te geraken.
Alle dingen behooren U, o Hoer! indien Gij derhalve wilt, dat ik in overvloed levo als uit-deeler uwer goederen, uw wil geschiede; wilt Gij echter, dat ik in armoede verkeere als volmaakt navolger van uw loven, nogmaals uw wil geschiede.
Evenwel voor zooverre hot mijne keuze on U welgevallig is, wil ik liever, o Jesus, Zoon van God, mot ü arm zijn dan rijk met de wereld ; ik wil lieyer de eeuwige goederen der armoede bezitten, dan bloot te staan aan de voortdurende gevaren, die de rijkdommen met zich brengen. Ik breng dus mij zeiven aan U, beste Jesus, geheel ten offer als een deelgenoot uwer armoede en ik bid U smeekend, wil mij als zoodanig aannemen. Als ik maar mot TJ mag zijn, dan ben ik tevreden; als ik U maar mag bezitten, dan ben ik rijk genoeg.
200
ZEVENDE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hakt vak jesus
in de eenzaamheid met de engelen verwijlende, ons de heilige zuiverheid leert.
1. Jesus. Kom mijn kind, in de' eenzaamheid der heilige grot, hier zal ik tot uw hart spreken; hier zal ik u de geheimen mijns Harten openbaren.
Werp uwe oogcn in hot rond, mijn kind, let eens wol, wat gij ontwaart, zie eens wie mij omgeven; en mork op welk mijn gezelschap is.
De leerling. Zie, o Heer, ik bespeur hier eene maagdelijke Moeder, een maagdelijken Voedstervader, oen aantal Engelen, die juichen en jubelen in uwe tegenwoordigheid. Ik zie ü, allerliefste Jesus, het Lam Gods zonder vlekken! ik bespeur eeno onschuld, vrij van alles wat de zinnen streelt; en die door liare beminnelijkheid, hemel en aarde in vervoering brengt.
Jesus. Daarin mijn kind juicht, daarin schept mijn Hart welbehagen, om zich n et do zuiverheid te voeden tussclien de leliën.
Ik bon de heiligheid zelve, geboren uit eeno zuivere Maagd, verzorgd door eene maagdelijk zuivere, ben ik do teederste beminnaar der zuiverheid, met geheel mijn Hart verafschuwend, al wat die deugd schade toebrengt of weerstreeft.
2. Mijn Hart, mijn kind, is de bron der heilige zuiverheid, waaruit zij allen putten, die mijne beminden willen wezen.
Uit die goddelijke bron drinken, een ieder naar
201
zijn vermogen, al de leerlingen mijns Harten do liefde voor de zuiverheid, welke door die liefde als door een kenteeken worden ondersclieiden.
Wat is voortreffelijker dan de zuiverheid, waardoor Gij aan God den Yader, die een geest is, een geestelijken dienst bewijst, welke hom de wel-gevalligste is ; waardoor gij uw ligchaam eerend mijne ledematen eert; waardoor Gij den heiligen Geest verheerlijkt, wiens levende tempel gij zijt ? Zij is de deugd, die de menschen in Engelen verkeert, ja boven de geesten des hemels verheft.
AToorzeker mijn kind, een ieder die kuisch is, is een engel; wat meer is, hij overtreft de engelen in verdienste, dewijl hij ondanks de natuur door deugd is, wat krachtens hunne natuur de engelen zonder moeite zijn.
Zij is do roem der Kerk, de zegepraal dor genade, de bloem dos levens, het sieraad van ligchaam en ziel, de uitstekendste beeldtonis des hemels.
3. Hoe schoon is een zuiver leven! onsterfelijk is zijne herinnering, dewijl hot Godo bekend en de menschen welgevallig is.
Eeu wonderbare deugd, mijn kind, die hare kracht en schoonheid niet slechts aan de ziel, maar ook aan het ligchaam mededeelt.
Wat de lelie is tusschen de bloemen, dat is onder de deugden de zuiverheid, die door haar hemelseho geur en schoonheid zelfs de bewoners van het paradijs op wonderbare wijze behaas-t en verkwikt.
Zoo zeer rooft hare beminnelijkheid de harten van een ieder, dat er zelfs in de wereld niemand
202
wordt gevonden, die, zoo hij zijn verstand niet heeft verloren, aan haar niet zijne bewondering schenkt.
Do mensch, die zuiver van harte en kuiseh naar hot ligehaam is, dringt door tot in den hemel, dringt door tot in het heiligdom der Godheid, en verkeert mot God en zijne Engelen op gemeenzame wijze.
Doch de vleeschelijke mensch ligt als een redeloos dier in hot slijk neder, begrijpt niets van het geestelijke, schept slechts behagen in hot ziunoljjke, waarvan do vruchten voor ligehaam en ziel noodlottig zijn.
Hoo beklagenswaardig is de onzuivere ! hoe verachtelijk in hot oog van hemel en aarde! hoe innerlijk gelijkend op den duivel, die de onreine geest wordt genoemd !
Hoe die afschuwelijke ondeugd gestraft wordt, getuigt de wereld door den zondvloed overstroomd, getuigt het Jiijk van Sodoma door vuur en zwavel ten gronde toe verteerd, getuigt elke 011-kuischo, overgeleverd aan zijn boozon zin, dat getuigt bovenal do hel.
Doch do zuiverheid behoedt voor de dwingelandij der hartstogten, zij schenkt den zoetsten vrede, zij vervult geheel den mensch met he-melsche vreugde, ja versiert hom mot het ken-teeken der uitverkorenen.
5. quot;Welke, mijn kind, zijn bovenal de geneugten mijns Harten? zijn hot niet do zuivere zielen? zij doen mijn Hart door do zuiverheid hunner liefde op de zoetste wijze aan, zij zijn dikwijls met mij bezig, bezorgd als zij zijn hoe zij mij
203
boven alle schepselen, zullen behagen ; heiligen zoowel wat hot inwendige als het uitwendige betreft, verlangen zij met meerder vuur voor mij te leven.
Zij begrijpen gemakkelijker do geheimen mijns Harten, zij smaken in meerdere zoetheid de zalving mijns Gocstös, zij branden meer van godsvrucht en zijn gewoon zich edelmoediger en getrouwer jegens mij te betoonen.
Aan hen deelt mijn Hart zich wederkeerig in meerder overvloed mede, hen overstelpt het met do stroomon van volmaaktere liefde eu vertroosting-, voor hen bewaart het uitgezochtere genaden eu gunsten.
Hen laat ik binnen in de binnnenste schuil-plaatsen mijns Harten; met hen ga ik meer gemeenzaam om; hen beschouw ^k meer als mijn eigendom op aarde, zoowel als in den hemel.
In welken levensstaat gij derhalve verkeert, wilt gij aan mijn Hart zoo dierbaar m'gelijk zijn, wilt gij zijne teederheid zoo ruim mogelijk ondervinden, wilt gij zijno goddelijke zoetheid zoo rijkelijk mogelijk proeven, zijt dan kuisch naar ziel eu ligchaam.
6. Mijn kind, gij draagt dien schat in een broos vat, en indien gij niet met voorzichtigheid voortgaat, zult gij hem ligfcolijk verliezen. Zorg evenwel niet te vreesachtig voort te gaan, want die te grooto vreeze zelve, wordt eeno gelegenheid ten val.
Voor alles moet gij uw hart bewaren, zijne neigingen bewaken, zijne gedachten beteugelen. Trouwens, indien gij uw hart veroorlooft overal
204
rond te dwalen dan zal het niet langen tijd onbesmet blijven.
Zijt nimmer geheel ledig, want de ledigheid is de woonplaats van den onrcinen geest.
Wil nimmer met eenig schepsel gemeenzaam zijn, mogt hij ook een heilige wezen, mogt hij ook wonderen wrochten.
Vlugt, als de pest, de gevaarlijke gelegenheden. Hoevelen, die overigens zuiver genoog waren, zijn liierin ellendig omgekomen !
7. Wend uwe oogen af, opdat zij de verleiding der ijdelheid niet zien; zijt zedig, zonder de zedigheid blijft do kuischheid niet in loven.
Omhein met zorg uwe ooren, opdat do vijand daardoor geen toegang tot uw hart hebbe, want waar geen omheining is, wordt roof aan den eigendom gepleegd.
Beteugel de tong, niet slechts wat onzuivere woorden betreft, maar ook met betrekking tot alle ligtzinnigheid en allo gesprokken, waarvan de duivel gebruik maakt, om u of anderen te bekoren.
Gij moet uwe smaak bedwingen, opdat de matigheid in spijs en drank uw vleesch belette, weerspannig te worden en den geest met kracht bcziele en versterke.
Versterf met zorg het gevoel, niet slechts in datgene wat op ongeoorloofde wijze aangeraakt don dood toebrengt, maar ook in datgene, wat met zamenspanning van den Satan do hartstogten, zoo overvloeijende van zinnelijkheid, opwekt.
8. Weet evenwel mijn kind, dat gij ook na dit alles gedaan te hebben, dio kostbaarste en schoonste, die nuttigste en oak noodzakelijkste
205
deugd niet anders kunt bewaren dan door den bijstand der goddelijke genade.
Daarom moet gjj dikwerf die hemelsche gave afsmeeken, cn met vurige gebeden gaan vragen, door de voorspraak van mijne maagdelijke Moeder, van mijn maagdelijken Voedstervader, van uwen Engelbewaarder, eindelijk van allo hemel-1 in gen.
' De vijand wetende, dat do menschen door de kuischlioid in de koren der engelen worden opgenomen en daarin de plaats verdienen, die bij, de onzuivere, heeft verloren, is woedend van afgunst en stelt alles in bet werk, om do menschen, hoe dan ook, van deze deugd to berooven.
Doch mijn kind, dat uw hart niet vreeze noch zich verontruste. Als gij maar niet misdoet dooide middelen te verwaarloozen, dan is mijne genade u voldoende.
9. Draag voel zorg, dat gij u niet ligtvaardig aan gevaren blootstelt, noch, na de bekoringen overwonnen te hebben, de roem der zegepraal aan u zeiven'toeschrijft, want dit wordt dewijl het in boovaardij zijn oorsprong heeft, ongetwijfeld met do beschamendste vernedering bestraft.
Met de genade mijn kind zult gij zuiverder zijn naar de mate gij nederiger zijt; want de kuischheid te verwerven, moet de nederigheid verdienen. Mijn kind, verlies die woorden nimmer uit uw geheugen.
Indien gij echter in do deugd der zuiverheid volmaakt wilt wezen, dan moet gij branden door goddelijke liefde tot mij; niemand toch kan vol-
206
maakt zuiver zijn, dio niet volmaakt is in de liefde tot Jesus; die echter Jesus op volmaakte wijze bemint, hij zal volmaakt zuiver, hij zal volmaakt kuisch zijn. Bewaar dit geheim in uw geheugen, mijn kind , bewaar het in uw hart.
10. De leerling, o Jesus, Maagd der maagden! wiens Moeder eene maagd, wiens Voedstervader maagdelijk is, wiens onafscheidelijke gezellen do Engelen zijn, met wien ik te nadtren zuiver ben, met wien ik te beminnen kuisch ben; eeuwigen dank zeg ik U, dat gij mijn hart ontrukt hebt aan allen wellust des vleesches, en ontstoken hebt met de liefde voor de heilige kuischhtid.
Zie, allen die U beminnen, loopen U na, aangetrokken door den geur uwer allerbeminnelijkste onschuld en, zoo goed als ieder kan, volgen zij het Lam, overal waar Gij gaat.
O Jesns, beminnaar der zuivere zielen! verleen mij de genade, ik smeek het U, om uit liefde tot U, met al de leerlingen uws Harten, de engelachtige deugd zoo hoog mogelijk te schatten, zoo teeder mogelijk lief te hebben, en in de hoogste mate te verafschuwen, alles, wat met haar strijdig is.
Heilig mijn hart en ligchaam door de liefde tot U, opdat ik U in een zuiver ligchaam diene en met een rein hart behage.
O Jesus, mijn liefde eu mijn God! die mij naar uw evenbeeld hebt geschapen, laat niet toe, dat ik die becldtenis door eenige vlek be-zoedele of onthoilige.
Wil niet dulden, dat ik voor het genoegen van een oogenblik, waarvoor ik of nu of later
207
beschaamd en gestraft zal worden, do deugd verlieze, die voor het tegenwoordige en voor de toekomst mijn glorie en mijn geluk uitmaakt.
En indien uwe liefde, o zoetste Jesus mij ooit ongevoelig vindt voor de beminnelijkheid en voor de belooning der zuiverheid, dat dan de vrees, ik smeek hot U, voor de eeuwige vlammen dei-hel, het vuur der hartstogten uitdoove.
dat het allerheiligst hart van jesus uit de kk1bbe oss de gehoorzaamheid leekt.
1. Jesus. Zijt oplettend, mijn kind: want gij moet nog iets aanleeren, wat gij nooit genoeg geleerd, nooit genoeg begrepen hebt.
Neem eenmaal aan uit mijn Hart en onthoud, wat gehoorzaamheid is. Zie sinds dezen oogen-blik tot aan mijn laatste ademhaling is de gehoorzaamheid mijne spijs, mijn leven.
Beschouw, mijn kind, met aandacht en godsvrucht mijn voorbeeld, beschouw de gezindheid mijns Harten.
Zie, als zij mij in de harde kribbe nederleg-gen, lig ik tevreden neder; als zij mij op hunne armen nemen, laat ik mij tevreden dragen; waar zij mij ook plaatsen ik verblijf daar tevreden.
Alles wat zij, aan wie mijn hemelsche Vader
208
gezag over mij heeft gegeven, willen dat ik doen zal, dat wil ook ik; ik heb geen andere begeerte, dan om het zefde te willen en het zelfde niet te willen, wat zij al of niet verlangen.
Ook klaagt mijn Hart er niet over, als zij willen dat ik zoo of zoo zal zijn; het oordeel van den gezaghebbende, die wil, is het oordeel van mij, die gehoorzaamt.
2. Zie mijn kind, ik, do alwetende en almag-tige Heer, heb mij zeiven zoo nederig aan de schepselen onderworpen, opdat gij, zwakke van verstand en wil, leeren zoudt u te onderwerpen aan hen, die bij u mijne plaats beklecden.
Zijt hier derhalve met een onderworpen hart gehoorzaam in alles, waarin zij gezag over u hebben, hetzij zij wereldlijke of geestelijke personen zijn. Immers alle magt komt van God.
quot;Wanneer gij derhalve, mijn kind, aan uw overste gehoorzaamt, gehoorzaant gij aan mij. Gij onderwerpt ii en gehoorzaanit namelijk aan mijnge-zag, dat ik zelf hun heb meêgcdeeld.
En indien uw overste met minder deugden of hoedanigheden begaafd mogt zijn, dan is dit nog geene reden, om minder te gehoorzamen. Hij bezit daarom niet te min mijn gezag, noch bekleedt hij daarom minder mijne plaats tegenover u.
Derhalve als hij niet iet» beveelt, wat klaarblijkelijk met mijnen wil in strijd is, eerbiedig en doe dan alles, wat hij u zal zeggen, want wat zijne daden betreft, daarnaar zijt gij niet ver-pligt te handelen.
Bekommer u niet, mijn kind, hoe hij gebiedt,
209
maar let er op, wat hij gebiedt en volbreng dat niet getrouwheid, als ware u dat door mij zeiven geboden.
Of uw overste zoo of dusdanig is; of hij om deze of om die reden handelt, wat gaat u dat aan? Wat u betreft volg mij, ga gij mijn Hart en mijnen wil na en bekommer of verontrust u niet om het overige.
4. De vervulling alleen van den wil eens anderen, is nog de deugd der gehoorzaamheid niet. Volbrengen ook de dieren dien niet? Ja, zelfs do werktuigen door menschen handen gemaakt?
Xeen er wordt geëischt, dat, als gij den wil van den overste volbrengt, gij met een onderworpen wil ook verlangt te doen, wat hij zelf door u gedaan wil hebben; opdat gij alzoo mijnen wil, door den overste u geopenbaard, met een goed gezind hart volbrengt.
Want ofschoon het gebeuren kan, dat de overste uit boos opzet of door eene booze aansporing van zijnen wil iets gebiedt, evenwel is het mijn wil, dat gij, mits het gebod geen zonde zij, van harte doen willet, wat de overste door u wenscht gedaan te hebben. Voor het overige zal ik de beweegredenen, waarom de overste gebiedt en de onderdaan gehoorzaamt, oordeelen en ik zal een ieder vergelden naar billijkheid.
Mijn kind, wil hen niet navolgen, die zich zeiven misleiden, en den overste regstreeks of zijdelings, naar hun eigen wil trachten over te halen. Want, mogen zij ook al den wil en de toestemming van den overste op deze wijze
14
210
verkrijgen, zij doen niet mijnen wil maar hun eigen wil; zij beoefenen niet de deugd der ge-hoorzaamheid, maar zij gehoorzamen aan hunne eigenliefde, zij worden niet door mij bestierd, maar door zich zeiven.
5. Opdat do deugd der gehoorzaamheid volmaakt zij, is het noodzakelijk, ook uw verstand en uw oordeel aan mijn goddelijk gezag, dat door den overste vertegenwoordigd wordt, te onderwerpen, geloovende, dat al hetgeen ik door gehoorzaamheid van u eisch, met regt geëischt wordt.
Hoe minder gij do beweegredenen voor hetgeen van u gevergd wordt inziet, hoe meer ook, volgens uw oordeel het opgelegde u ongeschikt toeschijnt, des te verhevener zal uwe gehoorzaamheid zijn en des te meerder verdiensten zult gij hebben, als gij uw verstand onderwerpt en met goeden wil het gebodene volbrengt.
Verwerp derhalve zonder onderzoek, al wat de hoovaardigheid der rede of van een weerspannig gevoel kan inbrengen, in eenvoudig geloof het er voor houdende, dat mijn goddelijke wil. u door d«n overste aangeduid, de veiligste en beste beweegredenen ten grondslag heeft, ofschoon gij ze zelf niet ziet.
Het gebeurt dikwerf mijn kind, dar noch do onderdaan inziet, noch zelfs de overste de ware redenen kent, waarom ik dit of dat op het gebod des oversten door den ongeschikte wil gedaan hebben. Beiden zijn dikwijls, zonder het de weten, de werktuigen om mijne geheime be-toelingen te volbrengen.
211
Indien gij nederig van harte en brandende waart van hefdo tot mij, dan zou het u niet haid noch zwaar vallen, om uw oordeel en uwen wil mij ton believe ten offer te brengen: maar zeer troostvol en zoet zoude hot zijn, uw zwak verstand door mijne eindelooze wijsheid te laten leiden en uw ten kwade geneigdon wil naar mijnen goddelijkeu wil, den regel van allo goed, te schikken.
0. De gehoorzaamheid is eene groote zaak, een verhevene deugd, waardoor do mensch zich zel-\en overwint en zich geheel aan mij toewijdt, zoozeer, dat hij niets van het zijne voor zich behoudt maar zich onverdeeld aan mij ten offer brengt.
Zoude ik zonder haar andore offez-s willen ? zou ik niet veeleer wenschen, dat men mij gehoorzame? de gehoorzaamheid toch is beter dan ofterande.
ie is er sterker dan do gehoorzamede gehoorzame mensch zal van overwinningen spreken ; ja wat meer is, in al, wat gebeurt zal hij de zege behalen. Want hij stelt zich niets aiRkis ten doel dan den goddelijken wil, dien hij in elk geval zal bereiken.
. ^ J8 er' miJn kind, wat de gehoorzame niet durft ondernemen? die op bevel handelt, durft alles ; en vele en groote dingen, waarin de ongehoorzame wankelt en den moed verliest, brengt hij ten uitvoer.
1. ]STiets^ is veiliger en zekerder dan de gehoorzaamheid. Do gehoorzame gaat nimmer verloren, zoo min als hij, die zijn wil en zijn oor-
213
deel aan het gezag onderwerpt. Maar die niet gehoorzaamt, die, met voorbij zien van het gezag, zijn eigen wil en oordeel volgt, hij -wordt ongelukkig, hij gaat gewoonlijk verloren.
De gehoorzame, zeker van het loon, wat zijne handelingen wacht, zal niet de minste verantwoording voor die handelingen hebben afteleggen; want de oversten, die hem besturen, zij zullen rekenschap moeten geven.
8. Zoozeer eindelijk is de gehoorzaamheid noodzakelijk, mijn kind, dat alle daden, hoe goed overigens ook, wanneer zij met haar in strijd zijn, noch mij behagen, noch u verdiensten verworven kunnen.
Geen levensstaat, geen betrekking, geen persoon ter wereld is er, die niet moet gehoorzamen. Trouwens, zonder gehoorzaamheid zoude do orde niet worden gehandhaafd, welke God, die de orde noodzakelijk bemint, gesteld heeft.
Waar gij u uit gehoorzaamheid ook bevindt, zijt er zeker van, dat gij u nergens beter kunt bevinden, en dat gij niet in staat zijt iets te doen, wat mij aangenamer en u voordeeliger is, dan hetgeen u door de gehoorzaamheid wordt bevolen.
Zalig do gehoorzamen, mijn kind ! Zij wandelen met ware vrijheid, met grooten vrede, met blijvende zekerheid ten hemel; doch do onge-hoorzamen zuchten onder de blijvende dwingelandij van hun eigen wil, zij genieten geen rust des harten maar zwerven langs een nootlotti-gon weg ten ondergang.
9. Van waar, mijn kind, ontstaat gewoonlijk
213
de moeite, om te gehoorzamen? Is het niet, omdat gij den persoon des oversten, zijne hoedanigheden, zijn li mdelwyze, of do beweegredenen zijner bevelen nagaat, en niet enkel en alleen, zoo als gij verpligt zijt, met een eenvoudig geloof het gezag en den wil van God beschouwt ?
Zoodanig voorbeeld heb ik u niet gegeven, mijn kind, zoo was niet de gesteltenis mijns Harten. Inderdaad, ofschoon ik wijzer en beter was dan alle stervelingen, die gezag over mij voerden, heb ik mij evenwel van harte aan hen onderworpen, zonder hun persoon of hoedanigheden in aanmerking te nemen, zonder de beweegredenen te wikken, die zij voor hunne handelingen of bevelen hadden.
Ik ben zelfs aan Cesar Augustus, een heiden, die uit boezen wil een bevel gaf, bereidvaardig en getrouw gehoorzaam geweest; als openbaarde hij den wil van God mijn Vader; en in waarheid, dat bevel opvolgend, heb ik inderdaad den wil mijns Vaders volbragt, die eischte, dat ik in het stadje Bethlehem zou worden geboren, zooals de profeten door den heiligen Geest verlicht, voorzegd hadden.
Beschouw geheel mijn leven, en gij zult het herhaaldelijk door dergelijke daden onderscheiden vinden.
Beschouw het mijn kind, en handel naar het voorbeeld, wat mijn Hart u getoond heeft. Als gij dat gedaan zult hebben, zult gij bevinden, dat de gehoorzaamheid gemakkelijk, zoet en vol troost is.
10 De leerlixg. O Jesus! hoe heilig en be-
wonderonswaardig is uw Hart? Welke groote en verhevene zaken leert het! Hoe maakt het alles gemakkelijk! Gelukkig, die dit begrijpt!
Ja gelukkig voorwaar, die door liet voorbeeld uws Harten onderwezen, met een bereidvaardig hart den goddeljjken wil volbrengt! Zie hij wordt door de oneindige wijsheid bestierd, door de almagt ondersteund, door de goddelijke goedheid bezorgd.
^Vie a;.ders dan de gehoorzame, heeft het genot dier voordoelen? mogen zij dan oversten zijn en gebieden, zij allen, die de magt hebben ontvangen, om aan het; hoofd te staan en hunne bevelen te geven, wat mij betreft, voor mij is het zoeter en beter onderdaan te zijn en te gehoorzamen.
O waarlijk gelukkige, die ik ben, als ik inderdaad gehoorzaam! Dan immers bestiert mij God de Heer en zal mij niets ontbreken; opgenomen in goddelijke weiden, zal ik veilig mij bewegen; daar vloeijen de eeuwige stroomen der levende wateren; daar regent dagelijks het manna van den hemel; daar leef ik voor U, o Jesus; daar verdien ik den hemel zeker en gemakkelijk.
Verleen mij, ik smeek het U, o Jesus, de nederigste en zachtmoedigste van Harte, ter wille van uwe allerheiligste gehoorzaamheid, uwe genade en uwe liefde, opdat ik volmaakt gehoorzaam zij, mijn eigen wil en oordeel verloochene en mot kinderljjk geloof uw goddelijk gezag en uwen goddeljjken wil volge, die mij door mijne wettige oversten wordt aangetoond.
215
Eti inderdaad, als ik, een blindgeborene, mijne eigenliefde, die door haar oordeel en neiging verblind wordt, als geleidster volg, wat wacht mij dan anders dan in eenen afgrond neder te vallen en om te komen?
Eene siddering doorloopt, o Heer, al mijne leden, wanneer ik mij in het geheugen roep, hoe velen, die met verheven menschelijke wijsheid en groote voorzigtigheid schitterden, door gebrek aan gehoorzaamheid op den weg dos heils verdwaald geraakt, cn verworpelingen geworden zijn.
Zie, ik vertrouw en geef mij geheel aan uwen allerwijsten !cn allerheiligsten goddclijken wil over. Verleen mij, bid ik U, uwe eenvoudigheid des verstands, uwe bereidvaardigheid van den wil; verleen mij de nederigheid en liefde uws Harten, opdat ik Ü gelijkvormig worde als een kind, dat zich, volmaakt tevreden, overal laat plaatsen, overal heendragen, eindelijk op allerhande wijze zich laat behandelen.
dat het allerheiligste hart van dex besneden jesus ons de verstervingen des harten leert.
1. De leeblixg. Naauwelijks zijt gij onder ons gekomen, o Gij wellust des hemels, zoete Jesus! en zie, reeds stort gij uw bloed! toon mij aan.
216
bid ik U, wat uw Hart daarmede voor heeft; toon mij, smeek ik U, welke in deze do bedoelingen uws Harten zijn. Trouwens alles, wat uw Hart gevoelt, dat wensch ook ik te gevoelen.
jesus. Zoo moet gij gezind zijn, mijn kind, niet staande blijven bij hetgeen gij met de zinnen waarneemt, maar tot in mijn Hart zeiven doordringen.
Merk derhalve op en beschouw, hoezeer mijn Hart verstorven is. Immers ik wist, dat ik aan de wet dor besnijdenis volstrekt niet was onderworpen, dat ik wegens hare vervulling onder de zondaren zou gerangschikt worden, dat de menschen mij minder achten zouden, mijn lig-chaam lijden, mijne ziel vernederd zoude worden; en evenwel heeft mijn Hart, door den goddelijken wil bewogen en door de liefde als door een levende vlam ontstoken, over dat alles gezegevierd.
Begrijp, mijn kind, de innigste gewaarwordingen mijns Harten en donk er aan ze in uover te nemen.
Alles was in mijn Hart geregeld, in geheel mijne menschelijkheid was er niets ongeregelds. En toch heb ik nooit iets gedaan uit loutere neiging dor meuscholijke natuur.
Terwijl ik haar beheerschte of minachtte heb ik in alles, ook in natuurlijke dingen, al mijne daden en eik in het bijzonder gesteld uit een bovennatuurlijk beginsel.
Hetzij do handeling, of hot lijden aan het gevoel der menschelijke natuur behaagde of mishaagde; toch was zij nimmer de oorzaak, om
217
een van beiden te omhelzen ot te ontvlugten. Maar altijd werd ik door den goddelijken wil bewogen, om met een bereidvaardig hart alles te doen en te lijden overeenkomstig het goddelijk welbehagen.
2. Ziedaar mijn kind, een voorbeeld, wat gij moet navolgen, indien gij een waar leerling van mijn Hart wilt zijn.
Indien gij uw hart wol beschouwt, zult gij bespeuren, dat het als hot ware verdeeld is in tweo deelen, die ieder wenschen te heerschen.
Een dezer, de zinnelijke neiging, is het lager gedeelte; het ander, do redelijke neiging, wordt het hooger gedeelte genoemd. Het eerste is vooral door de erfzonde bedorven; het laatste wordt nog door een hooger lichtstraal bestuurd.
Met het eerste spant de boozo geest gewoonlijk zamon; het tweede gedeelte wordt gewoonlijk door den goeden goost aangedaan.
Het lager gedeelte tracht zijne heerschappij in geheel het hart uit to breiden en to handhaven door do hoovaardiglieid en door de eigenliefde, die do leidslieden van alle overige ondeugden zijn.
Doch het hooger gedeelte tracht overeenkomstig zijn regt te heerschen, het wil het andere deel met hem in strijd als zijn vijand overwinnen, en aan zich onderwerpen, door de nederigheid en de liefde, die beide namelijk aan het hoofd staan van geheel het dougdenheir.
3. Dio gedeelten mijn kind, zijn die twee vijanden in eene woning, die nimmer den ouderlingen strijd staken, wier bedoelingen met elkander ia strijd zijn, en die zich verdrukken en
218
onder het juk brengen, maar niet vernietigen of verdelgen kunnen.
Het hooger gedeelte is door den goddelijken bijstand on door den vrijen wil zoo krachtig, dat niet slechts het lager gedeelte^iaar zelfs geheel de wereld met geheel de hel zamenspannend, het niet dwingen kunnen, zich over te geven.
En daarom tracht het lager gedeelte met den boozen geest vereend het te belegeren, te verontrusten, te misleiden of te kwellen op alle mogelijke wijzen. Allo kunsten beproeft het: nu het geweld, dan vleitaal; nu het kwade, dan het goede; nu doet het zich als vijand, dan w der als vriend voor.
Indien gij niet ijverig toeziet, zult gij hen dikwerf naauwelijks kunnen onderscheiden. En toch, moet men ze naauwkeurig kennen.
Van die onderscheiding immers hangt het ware bestier des harten af, daardoor wordt men voor begoocheling behoed, daardoor verkwijnen de ijdele angsten, wordt de inwendige vrede bewaard, en ook in de grootste mistroostigheden behouden.
Hoe meer een dier gedeelten verstorven en ten ondorgebragt wordt, des te meer neemt het andere toe in leven en overwinningen.
4. Het eerste dus mijn kind, wat gij in uw hart te versterven hebt, is dat lager gedeelte, die ongeregelde neiging der natuur, dien men gewoonlijk ook wol den eigen geest of den geest der natuur pleegt te noemen. Dien te bestrijden, moogt gij nimmer nalaten.
En als die vijand somtijds, door uwe kracht
219
afgeschrikt do vlugt neomf-, of tot gelegener tijd zich verbergt, zook hem dan niet allen ijver op en hem ontdekt hebbende, overval hem dan met nieuwe woede.
Een kenteeken echter, waaraan gij hem zult onderscheiden is, dot hij altoos of te zeer naar het verhevene of te zeer naar het aardsche streeft; omdat hij, door afkeer of ongeregelde neiging gedreven, buiten de orde gaat, welke door God gewild wordt.
Van daar dan ook, dat do hoovaardige in verhevene beschouwingen ronddwalende en op eigen vertand steunend, de onbegrjjpeljjko raadsbesluiten der heilige Drievuldigheid wil onderzoeken en inzien, en ofschoon hij niets begrijpt van hetgeen beneden hem is, evenwel de vrijheid, de almagt en de overige volmaaktheden van God, die wat haar wezen betreft, onbegrijpelijk zijn, met zijne kortzig-tigheid en met zijn gebrekkig verstand wil afmeten.
Hij verzet er zich tegen iets aan te nemen, wat hij niet ziet en niet bemint.
Te erkennen, dat hij gedwaald heeft, dararvoor schaamt hij zich en dat ontvlugt hij; indien men hem overtuigt dan wordt hij stijfhoofdig.
Hij is er op uit boven allen uit te munten; en hij vreest in iets ter wereld overtroffen of onderworpen to worden.
Hü waant alles te vermogen : als hij ergens in geslaagd is, dan schept hij een wonderlijk behagen in zich zelven en gaat er groot op als hadde hij een wonderwerk verrigt: doet hij iets wat slecht uitvalt, dan mort hij, hij verontschuldigt zich, of werpt de schuld op anderen.
Hij is bezorgd, niet om hetgeen wat hij is, rnaar wat hij schijnt; hij zoekt geacht te worden, den mond van anderen over zich te vullen; hij verlangt, dat de harten der menschen met hem bezig zullen zijn.
quot;Wordt hij geprezen, dan heeft hij genoeg gewonnen, als niemand hem prijst, dan treedt hij zelf daarvoor op.
Zijn eigene gebreken ziet hij niet of wel hij ontveinst ze, doch in den naaste ziet hij overal gebreken.
Hij gevoelt zich gedrongen andoren verachtelijk te maken, om velerlei vermoedens op te vatten en vele dingen ten kwade uit te loggen.
Van daar dan ook, dat hij altijd naar de laagte helt en al wat het vleesch behaagt, wat de zinnen streelt en wat de wereld liefkoost, bemint en naar zijnen smaak beschouwt.
Hij beoordeelt de zaken naar zijne neiging, niet naar do waarheid der dingen zelve.
Dewijl hij zich zelf tot doel hoeft, zoekt hij in alle dingen zijn gemak of zijn genoegen ; zelfs het goddelijke tracht hij soms aan zijn zin ondergeschikt te maken. Trouwens, hij maakt somtijds oen begin met mij te dienon, doch hij wil zich zeiven booordeelen.
Daarom laat hij gemakkelijk den engel der duisternissen toe, die, do gedaante van een engel des lichts aannemend, hem velo dingen ingeeft, welke oogonschijnlijk godvruchtig, schoon gedacht., teeder gevoeld zijn: die alle hoovaardigheid vermeerderen en de eigenliefde aankweeken.
5. Mijn kind, indien die geest der natuur
221
over het hart zegepraalt, bewerkt hij den ondergang des harten.
Derhalve moet gij dit gedeelte des harten versterven, door het te weerstaan, door het tegen te gaan, door het onophoudelijk te onderdrukken, zoolang het boos of ongeregeld is.
Wil niet gelooven mijn kind, dat dit hard valt, het is onvergelijkelijk ligter en aangenamer het te onderwerpen en het eenmaal onderworpen te besturen, dan daardoor bestuurd of gekweld te worden.
6. En dewijl de natuurlijke rede uit zich zelve haar bovennatuurlijk doel niet kan bereiken, daarom moet gij ook het lioogcr gedeelte des harten door dc versterving zuiveren en verheffen.
Want, indien gij louter volgens de uitspraak der natuurlijke rede handelt, dan zult gij daar-iiit voor het eeuwig leven niet de minste verdienste trekken, noch een leerling van mijn Hart kunnen genoemd worden.
Derhalve moot gij geheel het hart versterven en aan de genade onderwerpen, opdat het in alle zaken aan het goddelijk welbehagen gehoorzaam zij.
Gij moet in gedachten, woorden, werken, en in lijden door de goddelijke genade bewogen, door bovennatuurlijke beweegredenen bestierd en tot mij als tot uw doel gerigt worden.
Sta nimmer toe, dat gij door de inspraken of door dc aansporing dor natuur alleen, tot eene handeling overgaat, maar volg do genade, handel volgens mijnen Geest.
Gebruik de krachten der natuur niet als oorzaken of beginselen, maar als middelen of werktuigen tot het bovennatuurlijke.
7. Deze versterving des harten, welke do grondregel voor het inwendig leven en de geest dei-Heiligen uitmaakt is de zoo nuttige en noodzakelijke versterving, waardoor do wortelen der ondeugd worden uitgerukt, do gevaren der bekoringen vermeden en de oorzaken zelveu van innerlijke onrust verwijderd worden.
Xiet op eea lastige wijze, niet met hartzeer, niet met angst, maar met een kalm en edelmoedig hart moet die versterving worden beoefend.
Overigens mijn kind, zijn er zoo vele en zoo groote dingen in uw hart te versterven en zijn er ook zoo vele dingen voor u verborgen, dat gij, indien de genade u niet verlicht, ze zelf niet zien kunt, en zoo gij zo ook al ziet, door hun gezicht verslagen wordt, als de genade u niet versterkt.
Daarom moet gjj aanhoudend tot het gebed uwe toevlugt nemen, opdat gij licht en kracht van boven moogt verkrijgen.
Dan zal ik, wetende, dat gij do kennis van al de onvolmaaktheden uws harten nog niet kunt dragen, het zoo wijselijk beschikken, dat gij ze langzamerhand leert kennen en overwinnen, dewijl ik steeds de genade der kracht geëvenre-digd aan do genade der verlichting zal paren.
Gij moet ijverig zorg dragen, mijn kind, uwe oogen niet te sluiten voor liet licht, dat u van boven wordt toegezonden, noch verwaarloozen, om uwe medewerking te verleenen aan do kracht,
223
welke u door God wordt geschonken. Want dit zou namelijk het begin van uwen ondergang kunnen zijn.
Zijt getrouw; laat toe, dat de genade u in alles en tot alles leide en gij zult ondervinden, wat de Heiligen ondervonden hebbon, en waardoor gij ongetwijfeld tot mijn verheven Hart zult geraken en God verheerlijkt en gij geheiligd zult worden; op des te volmaakter wijze naar de mate gij namelijk de gelijkenis van mijn Hart des te meer zult zijn nabij gekomen.
8. De leerling. O beste en zoetste J esus! hoo groot is de goedheid uws Harten; ook aan mij onwaardige, hebt gij den weg van het innerlijk leven bekend gemaakt, waar langs alle Heiligen met U wandelen.
Zie mijn hart is bereid U langs dien heiligen weg te volgen; bestier mij in waarheid en leer mij uwen goddelijken wil to volbrengen. ïe lang heb ik de inspraken der natuur gevolgd; al te dikwijls heb ik uit natuurlijke neiging of tegenzin gehandeld; al te zeer heb ik volgens de natuur geleefd.
Geef Heer, bid ik U, dat ik voortaan uit genade leve, dat ik uwen geest volge in alles, wat mij te doen of' te lijden zal staan. Geef, dat mijn hart door U gemaakt, door ü ten koste van het bloed uws Harten vrijgekocht, door ü met zoovele nieuwe gunsten als het kloppingen telt begiftigd, eindelijk zich vrij boven al het geschapene verheffe tot IJ, voor TJ alleen leve, ü alleeu boven alles beminne.
224
TIENDE HOOFDSTUK.
DAT WIJ NAAR HKT VOORBEELD VAN HET ALLERHEILIGST HART VAN JESUS DOOR DE WIJZEN AANGEBEDEN, ALLE JIENSCHKLIJK OPZIGT MOETEN OVERWINNEN.
1. Jesus. Zie mijn kind, de wjjzen waren uit het Oosten gekomen, en de grot binnentredende vonden zij mij, het kind van Maria mijne maagdelijke Moeder.
Vestig uwe aandacht mijn kind op mijn Hart en volg zijne gesteltenis na. Immers, zooals ik mij jegens de mijnen betoonde, zoo gedraag ik mij ook jegens de vreemden; zoo min voor de herders van de laagste afkomst, als voor de wijzen uit de eerste standen schaamde ik mij over de nederigheid mijner geboorte, over de geringheid van mijnen stand, noch over de oefening van alle deugden.
Hierin gaat mijn Hart niet te rade bij het oordeel der menschen, maar volgt het welbehagen mijns vaders.
2. Gelukkig hij, die deze kracht van mijn Hart zal hebben nagevolgd, die met een onbevreesd gemoed het menschelijk opzigt zal hebben overwonnen.
Trouwens gelijk mijn hemelsehen Vader mij hoeft beleden, omdat ik Hem beleden heb, zoo zal ik een ieder, die mij voor do menschen belijdt, belijden voor mijnen Vader.
Doch wee hem, die zich voor de menschen
sch:
VOO VOO
de oor 3
niet eerl dig oefi ach ï
gen mei oog
gÜ blij zij
str( zoo en
gez ]
loo nei mo spi en zoi
VO(
de
225
scliaamt over mij, over mijne leer of over mijn voorbeeld! Over hem zal ik mij ook schamen voor mijn Vader, voor de engelen en zelfs voor de menschen, als ik met mijne majesteit ten oordeel zal komen.
3. Wat vreest gij o mensch? Strookt het niet met de rede zelve, dat men aan de deugd eorbetooning, aan de ondeugd minachting schuldig is? Waarom vreest gij dan de deugd te beoefenen, als zoude men u daarom als een ver-achtenswaardige beschouwen ?
Zie behalve God, hebt gij geen andere getuigen voor uwe handelingen dair de engelen en do menschen. Doch wie hunner moet gij wel voor oogen houden?
Wat de goede engelen betreft, zij zullen, indien gij onverschrokken voor mijnen dienst uitkomt, blijmoedig uwe grootheid van ziel prijzen, en zij zullen voor u om volharding in uw moedig streven bidden. En wat de menschen betreft, zoowel do Heiligen in den hemel als de wijzen en braven op aarde, die jegens u niet anders gezind zijn, zullen het zelfde doen.
Doch de booze engelen, de dwaze en godde-looze menschen zullen u ten minste in hun binnenste, ondanks zich zeiven bewonderen, al mogen zij dan ook uiterlijk ten nadeele van u spreken, om zoo doende hun eigen lafhartigheid en traagheid des gemoeds te verbergen. Én gij zoudt aan deze valsche oordeelvellingen en ijdele voorschriften uwe aandacht schenken! wilt gij tot de hunne gerekend worden en in hun lot deelen?
Gesteld eens, dat allo menschen, niet één uit^e-
226
zondert!, over u sproken, zult gij daardoor anders worden, dan gij zijt? Zooveel zijt gij, mijn kind, als gij voor mijn aanschijn zijt en de tong dei-schepselen kan ii niet meer of minder maken.
4. quot;Wie is er in staat aan allen te behagen? Niemand voorzeker, ik zelf vermogt hot niet. Wil dus hot onmogelijke niet beproeven.
Tracht mij te behagen zoo veel gij kunt en let bij dit heilig streven er niet op, hoe de wereld over u oordeelt.
Als gij nog door menschelijk opzigt bestierd wordt, dan blijkt het, dat gij do nederigheid en de liefde mijns Harten nog niet hebt aangeleerd.
Want een ieder, dio nederig van harte is en door de goddelijke liefde wordt gedreven, is evenmin verlangend om de menschen te behagen als bevreesd om hun te mishagen, dewijl hij anders mij niet bevredigen kan.
Hij ducht zoo min hot oordeel als do verwerping der wereld; met een stalen voorhoofd treedt hij voort; als mijne eer het eischt, toont hij met heilige vrijmoedigheid, wat hij gevoelt.
Kiets doet hij om gezien te worden, en niets laat hij na om het oog te ontvlugten ; of hij dooide onzinnige wereld geprezen of berispt wordt, of hij veel of weinig geteld wordt, hij bekommert er zich niet om.
Voor hem geldt de wereld zooveel, als ware zij er niet; maar als eenig dool houdt hij mij voor oogen, wien hij weet alles verschuldigd te zijn, tot wien hij gaarne alles terug brengt, door wien hij alleen hoopt en naar verdiensten kan geprezen en beloond worden.
Dio echter door ligt vaardigheid en eigenliefde bestuurd wordt, hij, hot is niet to ver-| wonderen, wordt een slaaf van het menschelijk | opzigt.
Niemand is meer slaaf dan hij, die door het menschelijk opzigt beheerscht wordt, omdat hij i zooveel meesters heeft als hij nienschsn ziet.
Intusschen zal hij niets uitrigteu, wat aan mijne eer of aan zijne volmaaktheid bevorderlijk is.
5. Mijn kind, waar gij ook zijt, hetzij geplaatst in do wereld, hetzij uit doquot; wereld ver-j wijderd, wacht u voor het menschelijk opzigt, I trouwens overal vertoont zich die ondeugd, niet j slechts onder do worcldlingen, maar ook onder do kloosterlingen; uit de wereld dringt zij door iu het heiligdom, en is daar eon gruwel in het Heilige der heiligen.
^ elen misleiden zich zelvon en onderwerpen zich onder voorwendsel van liefde of voorzigtig-lieid aan het menschelijk opzigt; doch indien zij wel toezagen, dan zouden zij niet de deugd van liefde of voorzigtigheid maar den sluijer der schuchtere hoo vaardigheid of eigenliefde ontwaren.
De leerling. Maar Heer, moet men dan altijd jen overal de deugd verkondigen of haar openlijk belijden? Als ik dit verpligt bon, zeg mij, hoe moot ik het dan doen? Zoo niet, wolken regel moet ik dan volgen ?
Jesus. Het kan gebeuren, mijn kind, dat het ■volstrekt niet dienstig is, openhartig voor uwe feodsvrucht uit te komen; doch nimmer en nergens lis liet geoorloofd uwe godsvrucht te verloochenen. Het is namelijk een zekere en veilige regel in
die belijdenis der deugd, u niet uwe eigene eer, maar de eer van God ten doel te stellen; en de openlijke belijdenis der deugd niet na te laten, enkel en alleen om uwe beschaming te vermijden, maar hare openlijke belijdenis na te laten, wen-neor mijne eer of mijne glorie daaronder zoude lijden.
6. In het algemeen, mijn kind, indien gij, waar ook ter wereld, overeenkomstig dien regel, terstond en openlijk voor uwe godsvrucht uitkomt, dan zal dit mij niet slechts groote oer verschaffen, maar ook voor u van zeer voel voordeel zijn. Immers daardoor zullen en goeden en kwaden en ijverigen en laauwen U kennen, en die eersten zullen zich aan uwe zijde scharen en u bijstaan, doch de anderen zullen u laten begaan en u geen hinderlagen leggen.
En, indien ook de braven uwe vrije en grootmoedige wijze van handelen mogen berispen, wil u evenwel niet verontrusten of den moed verliezen, maar denk er aan dat, zoolang gij nog met krenking van uw geweten don menschon wilt behagen, gij volstrekt niet een dienaar van God, noch een leerling mijns Harten kunt zijn.
En wat zou het baton als ook niemand der stervelingen u berispte, of indien gij aan allen welgevallig waart? Zullen de stervelingen u eenmaal verdedigen, als ik ten oordeel treed, of zullen zij u bevrijden, als ik u verwerp?
Wat zullen naden dood, voor mij hun regter, die lalhartige zielen gevoelen, die uit monschelijk opzigt gedurende het loven aan do oordeelvellingen der dwaze wereld boven mijn oordeel de voor-
229
keur gaven on verraad plegden aan raijno belangen.
Helaas! hoevelen hoeft hot monschelijk opzicht tot verworpelingen gemaakt, die als zij het veracht hadden, eene plaats tussehen do Heiligen zouden bezitten.
7. Oeloot mij, mijn kind, het is onder allo opzichten verkieselijker mijne belangen in het oog te houden, dan do oordeelvellingen der menschen: Want indien gij mij welgevallig zijt dan hobt gij genoeg; indien gij slechts aan do menschen behaagt, dan hebt gij louter ijdolheid en begoocheling der zinnen.
Schep moed mijn kind, en veracht do valsche gesprekken der menschen, die do lucht doorklieven, doch niemand aandoen, dan door wie ze opgevangen worden.
Indien gij eenmaal wel geleerd hobt, u boven alle menschelijk opzigt te verheffen, dan zult gij er naauwolijks eenigen last meer van ondervinden ; neen gij zult zelf onophoudelijk medelijden hebben met de dwaasheid der wereld en met het onverstand dor menschen, die zich zoo slaafsch ten ondergang laten leiden.
Doch als gij hot zoover gebragt zult hebben, dat gij door liet menseholijk opzigt volstrekt niet meer gestoord wordt, dan zult gij van het grootste beletsel uwer zaligheid en volmaking bo-vrijd, zeer veilig op den weg der deugd voortgaan.
S. De leerling. Hoe waar, hoe heilig is het, wat gij leert goede Meester! zoete Jesus! Help mij bid ik U, het mot do daad in toepassing to brengen.
230
Tcrogt o Hoer, schaam ik mij over mijne vroegere lafhartigheid en angstvalligheid. Immers, herhaaldelijk heb ik mij ontzien en heb ik gevreesd te doen, wat zelfs mijn hart als goed en eerbiedwaardig aanprees; daarentegen schaamde ik mij niet, om wegens het menschelijk opzigt te doen wat het als kwaad of onwaardig erkende.
Uit onedele vrees voor do oordeelvellingen der menschen, heb ik dikwijls verraad gepleegd aan uwe belangen, en aan uwen heiligen dienst en zoo mij zei ven groote beschaming en straf' waardig] gemaakt.
Ontferm U mijner, o mijn God, en vergeef' mij de misdaden, waardoor ik tegen uwen wil handelde uit menschelijk opzicht en do meening der wereld volgde ondanks de stem mijns gewetens, dat het betere wilde.
Nu, door u zelf vol barmhartigheid teruggeroepen en onderwezen, zie nu heb ik besloten U te volgen, die alleen de geleider zijt naar de eeuwige zaligheid.
Laat de wereldlingen voortgaan het goede kwaad, en het kwade goed te noemen, laat hen voortgaan in de ijdele en veranderlijke meening der misleide menschen hunne eer te stellen; laten zij voortgaan zich met vergankelijkheden te voeden; wat mij betreft, door Ü weet ik zeker en houd ik het er voor, dat het onvergankelijk goed bestaat in U aan te hangen; dat dit eervol is, U te volgen; dat dit waarlijk zaligend is, U te genieten allerzoetste Jesus, bron van het leven en van allo goeds!
231
ij no ELFDE HOOFDSTUK.
Im-
heb DAT WIJ V'111 HI;t allerheiligste hakt van
als JESUS, IN DEN TEMPEL OPGEOFFERD, NOE-
g'Oli TEN LEEREN BIJ ALLE ZAKEN EENE
Üjk GOEDE MEENING TE HEBBEN.
•dig
1. Jesus. Mijn kind, toen de dagen vervuld der j waren, waarna zij mij den Heer zouden aanbie-aan den, heb ik mij on al hot mijne, aan God mijn
en hemelsehon Vader aangeboden en opgeofferd, met
traf de zuivere meening om Hem te behagen.
Hoewel ik in de Menschwording, mij zeiven ;eei' en geheel mijn leven aan mijn Vader voor immer
wil had toegewijd, heb ik evenwel nooit opgehouden
ing Hein elke handeling mijns levensin het bijzonder
op to offeren en zijn welbehagen te beoogen.
Want, dewijl do goede bedoeling op den weg i*e- van het innerlijk leven van zooveel belang is,
ten dat zonder haai' niemand een waar leerling van
do mijn Hart kan zijn, daarom heeft mijn Hart niet
opgehouden door zijn voorbeeld dit aan te tooide nen, te leereu en in te prenten, len Beschouw mijn leven van het begin tot het ng einde; zocht mijn Hart ooit eigen welbehagen? en Zocht het den roem der wereld ? ie- In geheel mijn leven, mijn kind, is er geene en daad, die uit louter aandrift dor menschelijke ed natuur, of uit gewoonte of alleen uit noodzakelijk-is, heid geschiedde, niets eindelijk, hoe groot of gering to ook, had er plaats, tenzij om het goddelijk welen behagen te vervullen en aan de goddelijke ma
jesteit te behagen.
232
2. Hoe gelukkig hij, die deze stemming mijns Harten heeft overgenomen! hij is altijd nuttig voor zich zelven, hij is altijd welbehagelijk aan mij, zijn God en Zaligmaker.
Wat is mij welgevallig? De genegenheid mijn kind, moer dan do daad; de goede bedoeling mijns Harten meer dan do voltooijing van liet ■werk. Wat beloon ik in do eeuwigheid? De vrucht der genade, waardoor gij tot handelen word aangespoord en waaraan gij uwe medewerking verleent; en niet het gevolg der natuur, waardoor gij wordt aangedreven, of waaraan gij gehoorzaamt ?
Mijne genade, mijn kind, spoort den wil aan, om alles te doen, wat door mij regtstreeks of zijdelings geboden of gewonsclit wordt. Trouwens ik wil, dat dit alzoo geschiede, opdat die handelingen bovennatuurlijk goed en verdienstelijk mogen zijn; daarom geef ik, om ze te volbrengen, dadelijke genade zonder welke zij niet bovennatuurlijk goed noch vardienstvol zijn kunnen. Wanneer gij derhalve door mijn wil of welbehagen tot handelen wordt aangespoord, weet dan, dat gij door de genade als door een bovennatuurlijk beginsel wordt gedreven.
Doch, het dool van uwen wil of do meening, geeft aan do handelingen oen bepaalde gedaante. Zooals de bepaalde bedoeling is, zoo zal de handeling zijn, welke daaruit voortvloeit.
Hebt gij goede bedoelingen, d.Mi zult gij voor alles en boven alles in allo zaken mijn welbehagen zoeken, en beoogen; mij, uw doel en uw hoogste goed.
233
ns Het gebeurt somtijds, dat liet voornaarasto
:ig doel eener handeling goed is, doch dat eene
m nevenbedoeling, die slecht is, bij diezelfde han
deling insluipt. Als dit gebeurt, dan gaat wel jn is waar niet geheel hot goede verloren, maar
ig toch een deel daarvan; en wordt de handelende
et persoon in die mate schuldig, naarmate zijn
)e ongeregelde en booze wil aan do slechte bedoe-
'ii ling schuld heeft.
r- Zie mijn kind, ik ben de Alpha en do Omega,
r, het begin en het einde, en derhalve moet alles
ij aan mij ontleend en tot mij teruggebragt worden.
Indien gij derhalve schuldig wordt, door het i, niet tot mij terug te brengen, hoeveel straf-
if waardiger zult gij dan zijn, door het aan u zei
ven of aan de vijandige wereld toe te schrijven, e 3. De goede bedoeling, mijn kind, is oen
kostbare zaak, een wondervolle deugd, waardoor b uwe daden, schoon ook natuurlijk en onver-
j schillig in zicli zelveu uit de genade voort-
i spruitend, geheel bovennatuurlijk en verdienst-
f vol worden.
, Zij is een wondervol geheim, waardoor het
i lood en het staal en andere metalen in zuiver
goud worden veranderd.
Draag evenwel zorg, dat gij niet vervalt in eene begoocheling, die vrij algemeen is, waardoor gij meent, dat een werk of eene daad, niet uit genade, niet volgens verlangen van mijnen wil, maar enkel en alleen uit aansporing, neiging of weerzin der natuur, of ook alleen uit eigen wil ondernomen, verdienstelijk wordt door de toevoeging van eene goede mecning.
234
Voltooi met con good dool, al wat gij tor wille van hot goddelijk welbehagen hebt ondernomen.
Hoe groot en prijzenswaardig hüt werk uiterlijk ook moge schijnen, wat voordeel brengt het den persoon aan, die het verrigt, als de goede meening er aan ontbreekt?
Wat echter mot eeno zuivere bedoeling geschiedt, hoe klein en onbeduidend liet dan ook zij, wordt geheel edel, geheel voordoelig.
4. Mogten do meischen die kunst om wel te handelen kennen en beoefenen! hoe gemakkelijk zouden zij zich een kroon in den hemel verdienen!
Er zijn er, die veel werken en weinig winnen; die zich in allo zaken mengen; die zeer vele en verschillende plannen maken on ten laatste hunne handen bijna ledig vinden; die als redolooze schepselen zonder doel handelen of een ongeregeld en onwaardig doel nastreven.
Hoevelen verruilen de vrucht van hunnen arbeid voor den ijdelen adem van lof of' bewondering, waarmede zij zoo gaarne het zieke en hongerige hart willen voeden!
Zie! hoevelen achten den rook der ijdele glorie zoo hoog, dat zij dien koopen voor den prijs, waarvoor zij zich het rijk der eeuwige glorie hadden kunnen verworven!
Is het getal dier dwazen niet oneindig? Zie toe, mijn kind, dat ook gij niet oen hunner wordt.
Anderen zijn er, die weinig schijnen uit te rigten en toch groote heiliging verdienen; die juist oordooien, dat hij genoeg doet, die den wil van God volbrengt.
5. Mijn kind, indien gij u, nut mij in de be-
oefening der godsvrucht bozig houdt, moet gij boven do oefoningen zelven, het doel stellen, om mij te behagen of mijn verlangen to vervullen. Want alzoo zult go, hetzij gij troost of tegenspoed ondervindt, tevreden blijven, zekere vruchten vergaderen en mij verheerlijken.
Eu indien gij bestemd zijt, om uit plig't of uit liefde jegens don naaste iets te vorrigten, dat ik dan hot doel dier handelingen zij: want op deze wijze zal u nimmer het loon ontbroken en zult gij den vrede niet verliezer, hetzij het den naaste tot voordeel of tot nadeel verstrekt.
Indien gij geen andere bedoeling hebt dan mijn welbehagen alleen, dan zult gij bij eiken uitslag van zaken even tevreden en gelukkig zijn, wetende dat ik niets van u oisch en niets in u kroonen zal, zoo niet uwen goeden, werkdadigen wil, dat echter de goodo uitslag van mij afhangt, die alles overeenkomstig mijne oneindige wijsheid beschik.
Wegens uwe zuivere bedoeling kunt gij in mocijolijkheden, in tegenspoeden, ja zelfs in bekoringen kalm en tevreden zijn; immers, wanneer do zuiverheid dor meeningen, u boven al het zinnelijke tot mij verheft, dan zult gij u niet behoeven to beangstigen over hetgeen gij tegen uwen zin gevoelt.
Eindelijk, mjju kind, hetzij gij werkt, hetzij gij rust, hetzij gij arbeidt of uitspanning neemt, hetzij gij waakt of slaapt, hetzij gij eet of drinkt, hetzjj gij ook iets anders doet, doet alles om mijn goddelijk welbehagen te volgen, om mij welgevallig to zijn en zie, een groote en steeds toenemende schat van verdiensten zal u geworden.
236
6. Dagelijks moet gij des morgei'S cene gocdo meening maken, waardoor gij alles, wat gij op dien dag doen en lijden zult, tot dit laatste doel rigt, namelijk om uit liefde tot mij,mijnen wil te vervullen, op deze wijze mij zuiver te behagen. Deze goede, deze heilige meening zal al het volgende bezielen en op alles haren invloed doen gelden.
Het is inderdaad zeer dienstig, gedurende den dag, afzonderlijk voor elke handeling die meening te herhalen, ja, wat moer is, haar tijdens do handelingen zeiven, indien hot geschikt kan gebeuren, te vernieuwen.
Om echter alles met een goed doel te verrig-ten, zal het zeer dienstig zijn, vooraf na te gaan, welke gelegenheden u zullen worden geschonken om verdiensten te verwerven; welke gevaren zich zullen voordoen, om die te verliezen, welke deugden gij moet beoefenen, welke strikken derhoo-vaardij gij moet vermijden.
Men kan een en dezelfde handeling tot meer verschillende laatste docleiudeu rigten, die of wel regstreeks of zijdelings het heil uwer ziel of van uwen naaste en mijne belangen op het oog hebben.
Daardoor kunt gij een onmetolijken schat van verdiensten verwerven, waarvan zij zich be-rooven, die volstrekt niet met zulk een doel handelen.
Ook kan elke handeling volbragt worden,methet doel om meerdere deugden to beoefenen; wanneer gij zooveel deugden beoefent, als gij in uwe goede meening hebt opgenomen en indien aan elke oefening van deugd in het bijzonder, een nieuw
237
graad van oogenblikkclijko ger.ade cn van toekomstige glorie beantwoordt, dan is het duidelijk van hoeveel belang do heilige ineoning is.
Evenwel moet gij op uwe hoede zijn, mijn kind, dat dit niet met angst, met verlies van inwendige vrijheid of ten nadeele van uwe vrede geschiede, dan toch zou zij schade in plaats van voordeel aanbrengen.
Herinner u daarenboven, dat gij met een zelfden geest bezield moet zijn, waarmede ik bezield was en dat gij al uwe handelingen cn ■wederwaardigheden mot de mijnen moet veroenigen, indien gij, als oen leerling mijns Harten, handelen wilt op ceno wijze zulk een hoogo roeping waardig.
7. Mijn kind, de ijdele eigenliefde is zoo fijn geslepen, dat zij zich onder alle vormen verschuilen en in alle zaken gemakkelijk mengen kan.
Vandaar zal het, indien gij niet voorzigtig zijt, gebeuren, dat gij door dien eigen geest in plaats van door mijnen geest bezield en geleid wordt. Ook is daartoe niet genoeg het licht of de voor-zigtigheid des menschen, dio uit zich zelve het bovennatuurlijke niet vermag te onderscheiden, maar daartoe hebt gij hemelsch licht cn goddelijke hulp noodig.
Derhalve, moet gij ijverig bidden, om licht van boven te ontvangen; vurig moet gij smee-ken om geholpen te worden door de genade, waardoor gij opregt, waardoor gij zuiver naar mij boven alles kunt streven.
8. De leerling. Ik bid en smeek u, o Heer Josus, dc bewerker van alle goed, geef licht aan
raijnon goest, liefde aan mijn hart, kracht aan mijne ziel, opdat ik altijd opregt doe, wat U behaagt.
Verleen mij die ware oprogthoid, die zalige mooning, opdat ik in alles uw welbehagen vcr-vullo noch ter linker, noch ter regterzijdo afwijke.
Sta niet toe, dat ik in het vervolg zoo dwaas zij, om die verdiensten mijner handelingen te verliezen, ter wille van don ijdelen roem cl r mon-schen; noch zoo boos, dat ik U do verschuldigde glorie ontroovo.
Stort bid ik U, do zuiverheid uws Harten in mijn hart over, opdat ik bovenal U tot mijn doel kioze, U bovenal vinde, boven alles ruste in U mijn God, mijn begin en einde, het middenpunt mijner ziel.
over de veijheid des harten, die het allerheiligste hart vax jesus, 01' zijxe vlugt naar egypte, ons leert.
1. Jesus. Zie, mijn kind, de koning Horodus zocht mij, nog kind zijnde to dooden. Doch Joseph, door een engel gewaarschuwd, nam mij met mijne Moeder des nachts op, en begaf zich naar Egypte.
Het ontijdige van den nacht, mijn jeugdige leeftijd, de toestand mijner ouders, het verl
239
van den geboortegrond, liet verblijf in een vreemd land, liet verwijlen onder ongeloovige mensclien, wier zeden door de mijnen zoo verafschuwd worden, do behoefte en onaanzienlijkheid van mijn leven, de arbeid en kommer, alles in een woord, was geschikt, om mijn Hart te benaauwen.
Eu toch bleef mijn Hart bij dat alles zoo vrij, dat noch do tjjd, noch do plaats, noch de mensclien, noch iets van het geschapene het aan zich konde boeijen.
2. Gij moet vooral streven mijn kind, om die vrijheid mijns Harten na te volgen.
Mijn Hart word boven don invloed van allo zaken, door het welbehagen van God mijnen Vader, alleen ingenomen. Zoo moet ook uw hart alleen door den goddelijken wil boven al het geschapene worden bezig gehouden.
Do grootste vrijheid, waarnaar het hart des mensclien kan dingen is, van niemand afhankelijk to zijn, dan van mij, zijnen God.
Deze is de ware, deze do volmaakte vrijheid, waardoor de mensch op edele wijze verheven en gesteld wordt zelfs boven zjjne oversten, door wie hij als door een goddelijk spraakorgaan, zich blijde mijnen wil laat bekend maken.
Wie deze vrijheid geniet, is verheven boven alle magt der schepselen, boven de onstandvastigheid en eigenzinnigheid der menschen, boven toeval van tijd, plaats en zaken zoozeer, dat elk, indien hij zich zeiven niet overlevert, door geen schepsel tot slaaf gemaakt kan worden.
Doch niemand wordt van dit voorregt meester,
die niet zijn hart ontdoet van al het geschapene en het geheel aan mij toewijdt.
Want zoolang gij iets op ongeregelde wijze wenscht of vreest, zoolang is uw hart door banden en beletselen gebonden.
Zoolang zal uw hart een slaaf zijn, zoolang het tic neiging der natuur voor het een of ander volgt, of in iets ter wereld, het moge ook goed zijn, zich zeiven tot doel stelt.
Er zijn er, die van de zonde of van do wereld ontdaan, zich ook van zich zeiven trachten te ontdoen, om vrij voor mij te leven; en die evenwel zuchten onder mijnen dienst, als gingen zij onder een zwaar juk gebogen, omdat zij zich door begoocheling laten verstrikken, en zich inbeelden, dat ik een lastig heer of een zeer gestreng meester ben, immer toeziende of er niets te vinden is, wat straf verdient.
Voorwaar, dezen beleedigen mij zeer, zij schrikken den naaste af van mijnen dienst, zij maken zicli zelven ongelukkig.
Ben ik niet een Vader? Waar is er een vaderhart als het mijne? Wie dus, is een Vader, zoo als ik? Ik ben een oneindig wijs Vader, die alles weet, wat nuttig, wat schadelijk is voor zijne kinderen; oneindig magtig, waarom geene zigt-bare of onzigtbare vijanden mijne kinderen in iets tegen mijnen wil kunnen schaden; oneindig goed, die met een hart, brandende door die goddelijke liefde, mijne kinderen liefheb en tot hun heil alles, zoowel het kwade als hot goede, wensch te keeren.
Toon u, derhalve in den goddelijken dienst een
241
kind van zulk e2n vader to zijn; en gedraag u niet tot uw grootste ongeluk als een knecht van een ondragelijk meester.
Bewaar slechts den goeden wil, zoowel om te vlugten, wat gij weet dat mij mishaagt, als om te doen wat gij weet, dat mij welgevallig is; en voor het overige verruim uw hart, wel te verstaan niet met een valsche vrijheid, hot harde juk van de kinderen dezer wereld, maar met een ware vrijheid, hot zoete voorregt van de kinderen mijns harten.
4. Dit wensch ik, dat mijne kinderen gebruik maken van do heilige vrijheid en daardoor vind ik mij grootelijks verheerlijkt.
Wend derhalve, don in geweten verpligten ijver aan, om mij te behagen en kwel u niet om tot de zekerheid te geraken, of gij inderdaad mij welgevallig zijt; maar werpu, alle spitsvondigheid van het verstand en allo verontrusting van den wil tor zijde latend, vol vertrouwen aan mijn Hart. Voorzeker ik kan niet beleedigd worden, ik moet veeleer mijn welbehagen scheppen in die vrijheid des harten, die door eene zuivere en edelmoedige liefde wordt ingeboezemd.
Zijt onder mijn bestier, onder mijne bescherming, onder mijne goddelijke zorg vrij van al, wat ongeregeld is; vrees noch do hel, noch de wereld, ja zelfs u zelvon niet op eene ongeregelde wijze.
Want ofschoon gij uit u zeiven ook niets vermoogt, kunt gij toch alles in mij, in wien gij gelooft, op wien gij hoopt, wien gij bemint.
En indien gij somtijds een misslag begaat,
16'
242
wil u dan niet beschouwen als een verworpen dienstknecht, die sidderend geeselslagen vreest of wenscht te ontvlugten of met gebroken moed zich wenscht te verbergen; neen, gedraag u als een kind, dat zijn vader lief heeft, terstond de schuld tracht goed to maken, en met des te grootor vrijheid tot zijn vader vlugt, naarmate hij weet, dat die vader meerdere goedheid bezit.
Zoo dikwerf gij derhalve het ongeluk hebt te misdoen, keer even dikwijls kinderlijk tot mij weder, en vraag vergeving; vernieuw het voornemen uwer getrouwheid, en laat niet toe, dat de vrede uws harten verstoord, of uwe vrijheid verminderd worde.
5. Zelfs do middelen tot uwe volmaaktheid moeten uw hart niet binden; want indien deze, u do heilige vrijheid dos Iiarton ontnemen, dan zullen zij veeleer beletselen dan middelen zijn.
Daarom, zoodra als ik u mijnen wil bekend maak, moot gij alles vrij laten rusten, boven alles alleen van mijnen wil afhankelijk zijn.
Wacht u evenwel mijn kind, dat gij onder het voorwendsel van heilige vrijheid aan onstandvastigheid des harten toegeeft, gelijk zij gewoonlijk doen, die zich niet door oen beginsel maar door het gevoel laten leiden.
Aan wie weldra mishaagt, wat hun hart te voren beviel; die de geestelijke oefeningen met brandenden ijver aangrijpen, doch spoedig staken of door ,den last der verveling tegen gaan; die nu op deze wijze leven maar weldra moede, wederom een andere levenswijze beproeven; die
243
heden zich al te gestreng versterven, als waren zij louter geesten, en morgen weder de natuur vleijen, als waren zij louter zinnelijke wezens geworden.
Dat is voorwaar niet een kind der vrijheid zijn, maar wel een speelbal van orastandvastig-heid, een slaaf der zinnen.
6. Mijn kind, zjjt gij met meer standvastigheid op de vrijheid uit. Al.s zaken u bezig houden, geef er u niet aan over, schik er u slechts naar, opdat zij misschien niet u beheerschen, terwijl gij hun heer en meester moet zijn.
Zoo dikwerf gjj eone prikkeling der natuur gevoelt, hetzij om iets te ondernemen, hetzij om iets te voltooijen, wil dan uwen ijver volmaakt beteugelen, anders zult gij weldra bespeuren, dat en uw hart geketend wordt, en de zaak zelve minder goed geschiedt.
Laat uw hart aan gccne plaats ter wereld gebonden zijn, bewaar het vooral vrij, wetende, dat gij mij, uwen Grod, overal zult ontmoeten; dat door mijnen Geest overal kinderen gekweekt worden, eindelijk dat overal, waar mijn Geest is, ook daar de vrijheid heerscht.
Waar gij derhalve ook zijt, blijf uw eigen heer en meester, houd uw hart in alie zaken, welke ook, inwendige of uitwendige, geestelijke of tijdelijke, verhevene of geringe, vrij boven alles met den goddelijken wil vereenigd.
7. Zoo, mijn kind, moet gij de vrijheid des harten aankweeken en bewaren, dat niemand noch een mindere, noch een gelijke ja zelfs geen overste u haar kan ontnemen.
244
Derhalve moet gij niets beoordeelcn of beminnen volgens don soliijn der zaken, volgons de meening der mcnschen, of volgens uw eigen zin. In allo dingen moet de grondregel van uw oordeel do waarheid der dingen zijn, die gij te weten komt door na te gaan, hoe mijn Hart daarover oordeelt: mijn wil zij de grondregel voor uwe genegenheden. Deze waarheid zal u vrij maken on gij zult waarlijk vrij zijn; deze goddelijke wil zal u bestieren en vrij houden.
Hoe roemvoller deze heilige vrijheid des harten voor mij, hoe voordeeliger zij voor u en voor den naaste is, met des te meerder zorg. moet zij in eere gehouden en met des te meerder krachtsinspanning tegen hare vijanden verdedigd worden.
Behalve den duivel en de wereld, staat ook dikwerf de natuur op. De hoovaardigheid houdt met vele rodoneringen en do eigenliefde op velerlei wijze aan, dat gij in deze of ten minste in die zaak moet toegeven.
Doch alle aanvallen en krijgslisten der vijanden zult gij verijdelen en overwinnen, indien gij onversaagd weerstand biedt aan hetgeen die vijanden u ingeven en eenvoudig mijnen wil opvolgt.
Die alles doen wil overeenkomstig mijn goddelijk welbehagen, die daarnaar leeft, die daarin zijn geluk zoekt, geniet de ware en heilige vrijheid, welke ik wenscli, dat ieder leerling mijns Harten moge bezitten en welke noch de wereld, noch de hel, noch eenig schepsel kan ontrocven.
8. De leerling. Heilige vrijheid! hoe zoet die naam! maar zoeter de zaak en allerzoetst de
245
ii- vrucht. Mogt ik goede Josus, haar kunnen gele nieten!
m Maar acli, ik beklagenswaardige! van hoeveel
iw zaken ben ik nog dc slaaf! ik beken het ü met
te schaamte, mijn hart wordt herhaaldelijk door
irt versehillendo zaken, ook door do geringste, ja
;'el zelfs door denkbeeldige dingen gevangen geno-
u men en gevangen gehouden.
■ze Geef njj, bid ik ü, het liclit om alle banden
3!i. te erkennen en de kracht om zo te verbreken,
ir- opdat ik eindelijk waarlijk en op heilige wijze
en vrij worde.
rg. Verleen barmhartiglijk, beste Jesus, dat ik,
er- om die heilige vrijheid des harten te bewaren,
er- standvastig en met onverschrokken gemoed stand hoiule in do bekoring der hel, onverwonnen en
ook onbeweeglijk blijve door het goede en het kwade,
udt door do woorden en daden der wereld, dat ik
rlei boven alles, wat mij overkomt, in uw allerheiligst
aak en liefdevolst welbehagen ruste en volharde.
llgt. dat het allerheiligst hart van jesus,
?0d- opgaande naar den tempel, ons
arl11 leert bidden.
Hl^ l- Jesus. Lot eens wel mijn kind, en zie, hoe
re.d, nnjn Hart bezorgd was, om zoowel openlijk als
ven. in het gehoini, door mijn voorbeeld dc middelen
rt die tC)1 jlcji cn ^01. volmaking te lecrcn.
^ ' Trouwens van jongs af was ik gewoon niet
slechts dikwerf alleen te bidden, maar ook naar Jerusalem te gaan en openlijk in den tempel te bidden en dat wel volgens gewoonte.
Mijn kind, wat is geheel mijn leven anders zoo niet een gebod, dat mijn Hart nimmer staakte, waarmede liet altijd en overal bozig was?
Waar vonden mij mijne Moeder Maria en Joseph toon zij mij verloren hadden weder, zoo niet in den tempel, het huis des gebeds ? Waar vonden mij de leerlingen en vrienden, anders dan komende van het gebed, mot het Hart nog biddende. Waar vonden mij zcli's mijne vijanden anders dan biddende in de eenzaamheid van Gethsemane ?
Onderzoek geheel mijn leven, zie als het daglicht aan den hemel klom, vond het mij biddend en reeds don arbeid van den dag heiligend.
Was het dagwerk geëindigd, zie, terwijl geheel de natuur rustte, dan ook zag de duisternis van den nacht mij nog bidden en mijn Hart uitstorten voor mijn Vader, geen andere getuigen hebbende dan do Engelen.
Doeh ook zelfs onder do bezigheden van den dag, hoe dikwerf verwijderde ik mij voor .een oogenblik van do menigte: hoe dikwerf verhief ik te midden der menigte en bezigheden mijn Hart tot den Vader!
2. Dien geest des gebeds, die heilige gewoonte om te bidden, moet gij, mijn kind, met een zekere bijzondere zorg u trachten eigen te maken.
Alle Heiligen, alle navolgers der Heiligen, alle leerlingen mijns Harten hebben die heilige en heiligmakende gewoonte aangeleerd.
Op bepaalde tijden baden zij, niet slechts met
247
den mond maar ook met den gaest en met liet hart: vervolgens namen zij overal, waar zij zich bevonden, in alle beschikkingen der fortuin- innerlijk door het gebod tot mij hunno toevlugt, in voorspoed aan mijn Hart hunne dankbaarheid en vreugde mededeelend, in tegenspoed hulp en vertroosting smeekend, in twijfelingen raad en voorzigtigheid vragend.
Zoo moot ook gij doen mijn kind, indien gij naar heiligheid streven, ja, indien gij uwe zaligheid verzekeren wilt.
3. Derhalve moet gij eiken dag met geest en hart bidden, met godsvrucht overwegen. Maar zie toe, dat uwe overweging niet veeleer cene beschouwing dan wol oen gebed zij, ot meer een vrome studie dan verkeer mot God.
Uw geest overwego of herdenke zooveel het noodig is; doch uw hart moet oefeningen ver-rigten , nu van geloof, hoop en liefde; dan van berouw, nederigheid en zelfverloochening; nu van krachtsinspanning, van goede en vaste voornemens ; dan van dankbetuiging, van vreugde of blijdschap des harten met de Engelen en Heiligen; nu eens van onderwerping, van gelijkvormigheid aan den goddolijken wil, van zuivere liefde, die in het goddleijk welbehagen berust; dan van een andere deugd, welke dan ook ; nu moet het vurig bidden, veel bidden voor zich zeiven, veel voor anderen; voor de Kerk on hare bedienaren, voor de volmaking der heiligen, die op aarde leven, voor de volharding der regt-vaardigen voor de bekeering der zondaren, der ketters en van alle ongeloovigen.
248
Naarmate gij in het innerlijk leven voortgang hebt gemaakt, en een volmaakteren graad daarin bereikt hebt, moet gij de overweging bekorten, doch den duur der heilige gewaarwordingen verlengen, opdat gij van harte met mij handelt door oefeningen en smeekingen of eindelijk door eenvoudige overgave aan de goddelijke vereenigin?.
Zoo moet gij overwegen, mijn kind, zoo bidden; en onthoud wel, hetzij gij met den geest, hetzij gij met den mond bidt, dat het hart steeds waken moet, opdat elk gebed en elke smeeking met aandacht en godsvrucht geschiede.
En indien gij ook zoo goed niet kunt bidden als gij wel wenscht, wil daarom uw geloof niet gering achten of verwaarloozen. Voorwaar, ik acht liet niet gering, ik verwaarloos het niet.
Doe met goeden wil, wat gij kunt; indien gij dat doet, houd u dan overtuigd, dat gij goed en op verdienstelijke wijze bidt, en dat gij zoo wel in de deugd als in het gebed voortgang zult maken.
4. Stel u niet tevreden mijn kind, met op een zeker bepaalden tijd te bidden, want gij moet altijd bidden en niet ophouden. Zie, dat is een zoet gebod van mij, waardoor gij mij als een Yader nadert, en ten allen tijde als een kind met mij kunt omgaan.
Zie, overal vertooneu zich beletselen, van binnen en van buiten, overal bekoringen, openlijk en in het geheim; overal gevaren, waardoor de kroon der volharding, toegezegd, kan worden verloren. Derhalve is do genade zeer noodzakelijk, die evenwel gewoonlijk niet op bijzondere wijze wordt gegeven, dan aan hen die bidden
249
JWUUMfl
Van liet gebod hangt dus bijna alles af; zonder het gebed is het kwaad zonder geneesmiddel, het goede vol gevaren; doch hem die bidt strekt gewoonlijk en het kwaad en het goed ten voordeele.
Is ergens anders mijn kind, dan in het gebed, zult gij de ware kennis van mij en van u zeiven opdoen; en dus zonder het gebed, zult gij de ware nederigheid en do liefde nimmer verkrijgen.
Zonder het gebed zult gij nooit mijn Hart goed kennen, zult gij nooit zijn geest bezitten. Zonder het gebed zult gij in vele zaken de bedoeling mijns Harten niet begrijpen, en wat gevaarlijker is, mijn Hart afmeten naar het uwe.
Als gij in bezigheden tot het gebed uw toe-vlugt neemt, zal het gebeuren, dat gij daarover geheel anders oordeelt, dan gij vroeger oordeel-det; omdat het licht der goddelijke genade, dat tijdens liet gebed der ziel wordt ingestort, oneindig zuiverder is dan het licht der mcnsehelijke rede.
Dikwerf zult gij bespeuren, dat de natuur de bron is van hetgeen gij aan de genade geloof-det ontsproten; wat gij deugd waandot, zult gij somtijds als eigenliefde erkennen; wat gij meen-det, dat tot mijne meerdere glorie moest verstrekken, zult gij niet zelden ontwaren, als dienstig aan uwe geheime hoovaardigheid.
5. Do inwendige menseh neemt in moeijelijk-heden eerst tot mij zijn toevlugt en vraagt om hulp; daarom wordt hij verligt en verkrijgt hij dikwijls bijzondere gunsten; terwijl hij daarentegen, die zich eerst tot de menschen wendt,
niet zeidon do moeijelijkheden verzwaart in plaats van zo te verligten, totdat hij in zich zeiyen gekeerd tot mij komt, zonder wien alle beraadslagingen der menschen liet zieke hart geene.hulp bieden.
Mijn kind, indien gij tot mijn Hart komt zoo dikwerf gij droevig zijt, dan zal het niet noodig zijn voor u, om naar menschelijke vertroosting te vragen; gij zult ondervinden, dat een druppel van mijne vertroosting zoeter en krachtiger is, dan alle stroomen van do troostwoorden der nienschcn.
En indien ik u somtijds, mij ter eere of tot uw voordcel niet de minste gevoelige vertroosting doe smaken, zult gij evenwel immer in mijn Hart troost vinden, of wel door u aan mijn welbehagen te onderwerpen of door den bijstand der genade te ontvangen.
Deze heilige onderwerping namelijk, ofschoon zij ook van den oenen kant tegen do zinnen strijdt en haar bitter smaakt, wordt evenwel van den anderen kant door do genade zoo bovenzinnelijk zoet, dat niemand, die hot niet heeft ondervonden, dit begrijpen kan.
(i. Wanneer een man des gebeds bekoord wordt, dan wordt hij meer met mij vereenigd, niet ter neer geslagen maar verheven; hij wordt niet bedroefd maar verheugd, niet tot wankelen gebragt maar bevestigd.
Indien gij somtijds door een storm overvallen of ook in dikke duistonisson gewikkeld wordt, wend ii tot mij, die bij u ben en hocht vol vertrouwen aan mij uw hart: te midden van d3
woede en den nacht des storms zult gij veilig zijn, en dikwerf getroffen worden door een straal van het liefelijkst licht, waarnaar gij zien zult, dat hetgeen gij eerst als uw verderf beschouw-det, niets beteekent of u zelfs tot voordeel strekt.
Als gij willens zijt iets te zeggen of te doen en er bij u aarzeling of twijfel ontstaat, of het wel geoorloofd is, luister dan in u zeiven kee-rend naar mijnen Geest, en indien gij zoo in uw binnenste tot mij uw toevlugt nemend, geleerd zult hebben de goddelijke ingevingen te onderscheiden, dan zult gij niet onduidelijk eene beslissing vernemen, die gij veilig volgen kunt.
Do ziel, die gewond is tot mij hare toevlugt te nemen, heeft overal haar beschermer, haar raadgever en vertrooster bij zich, wien zij niet slechts in de eenzaamheid, maar ook in het verkeer met den naaste van harte weet en wenscht aan te roepen en te rade te nemen.
7- Daarnaar mijn kind moet gij streven, daarom u alle inspanning getroosten om die heilige gewoonte te verkrijgen, van namelijk tot mijn Hart uwe toevlugt te nemen, naar mij als naar uw middenpunt te streven, u inwendig met mij bezig te houden, met mij in het gebed te verkeeren. Dat is de geest des gebeds, die eenmaal verworven, u als een vriend in de eenzaamheid zal ontspannen, in de wereld zal bewaren in tegenspoed troosten, in voorspoed matigen, in gevaren beschermen, die overal u van dienste, tot de heiligheid zal geleiden.
De leerling. Dat, o Heer, is vooral verlan-genswaardig, dat het hoogste goed; ja, dat schijnt
252
mij too, een der voornaamste geheimen van het innerlijk loven uit te maken. Doch op welke wijze, bid ik U, moet ik mij deze heilige gewoonte eigen maken.
Jesus. Vooreerst, mijn kind, do gave des ge-beds, die heste gave, welke allo andere gunsten in zich bevat, moet gij dikwijls \ ragen; door het gebed wordt al het overige, maar bovenal de gave des gebeds verkregen.
Vervolgens is het een goede raad, zeer geschikt om do gewoonte van bidden te verkrijgen, dat gij zoo veel mogelijk zoo uwe bezigheden inrigt, dat er nimmer veel tijdruimte verloope, waarin gij niet gedurende eenigo oogenblikken of gedurende eenig vast bepaalden tijd met mij door een ot' andere geestelijke oefening bezig zijt.
Vervolgens moet gij van de bekoringen en moeijelijkheden, die gij zoowel inwendig als uitwendig ondervindt, gebruik maken, als van zoovele aansporingen, om u tot mij te wenden, om mij uwe liefde te betuigen, genade te vragen en het voornemen uwer getrouwheid te hernieuwen.
Eindelijk moet gij in herhaalde pogingen volharden, totdat gij u aan het gebruik des gebeds hebt gewoon gemaakt, en zooals een kind tot zijne ouders, niet krachtens rede of overdenking, maar als van zelf in al wat er gebeurt, tot mij uwe toeviugt neemt.
8. Moed gevat, mijn kind, spaar geen moeite en geen ijver, om u deze wetensehap der uitverkorenen te verwerven, die het voorwerp der verlangens van al de leerlingen mijns harten is. Zoo veel is zij waard en nog meer!
253
Trouwens in hot gebod is hulp in behoeften: daarin is horstel van gebreken; daarin een middel van vooruitgang; daarin de zokore hoop der volharding, daarin is alles, wat ons dienstig is.
Hot gebod is do verzadiging van hen, die hongeren en dorsten naar de regt vaardigheid; hot gebed is do wellust der zuivere zielen; het gobed eindelijk is do bezigheid en de rust tevons dor Heiligen.
Als gij bidt, dient en verheerlijkt gij mij cn doet gij op aarde, wat de Engelen en Heiligen in den Hemel doen en wat u eens zalig moet bezig houden gedurende do blijde eeuwigheid.
9. De leerling. Honigzoet is hot, o Heer Jesus, wat gij over hot heilig gebod leert; iiot vervult het hart met zalving en met liefde voor het gebed.
Zie Heer, ik zal bidden, zooveel ik kan; ik zal bidden met den geest, met hot hart, met den mond. Help mij door uwe genade.
Ja, ik smeek U ter liefde van uw allerheiligst Hart, verleen mij den geest des gebeds, opdat liet gebod zoo veelvormig als het is, oo!lt; mijn leven uitmake.
Ik vraag u geeno buitengewone gaven, niet de gave dor voorzegging, niet de gave van wonderen; verleen ze aan hen, aan wien Gij zo in uwe welwillendheid goedvindt te schenken; ik zal hen nimmer benijden.
Maar dit vraag ik smeekend, wil mij ditver-lecnen, ik bid het U, namelijk den geest des gebeds, de gave, die bij mij geldt boven allo andere gaven.
Daardoor bezit ik allo goederen, daardoor heb ik toegang tot de bron van alle goed; daardoor toegang tot uw Hart zeiven.
over de liefde tot de eenzaamheid, naa1ï het voorbeeld van het allerheiligste hart van jesüs wonende te nazareth.
1. Jesos. Mijn kind, nadat ik te Jeruzalem met de zaken die mijn Vader betroffen, zoolang was bezig geweest als de Vader zelf' het wilde, keerde ik terug en ging ik naar Xazareth en daar verborgen levend, nam ik toe in behage-lijkheid bij God en bij de menschen.
Begrijp dit mijn verborgen leven; onderzoek leergierig de gewaarwordingen mijns Harten, en draag ijverig zorg, zo na te volgen.
Gij zult zien, hoe ik met een opgeruimd gelaat en met een blij Hart nu eens te huis werkzaam ben in verschillende bedieningen en zaken, dan wederom buiten met verschillenden arbeid bezig ben; immer tot alles bereid; overal onderworpen; altijd en overal een schouwspel leverend vol behagelijkheid aan God den Vader, aan mijne maagdelijke Moeder aan Joseph en aan dc Engelen, die er met verwondering op staarden.
Zie. hoe de Zoon van God gedurende zoo langen tijd werkzaam was! Zie hoe hij opgroeide als eene lelie in de dalen, verborgen wel is waar
Zoo
voor de wereld, maar bekend en bemind inden hemel.
2. Het verwondere u niet, mijn kind, dat ik zoo vele jaren in de eenzaamheid doorbragt en eerst na een geruim tijdsverloop voor de wereld optrad. Dit voorbeeld van mij, deze inwendige liefde voor do eenzaamheid, is den stervelingen bovenal noodzakelijk.
Trouwens de menschen, die geene liefde voor de eenzaamheid bezitten, geven zich met geheel hun bedorven natuur aan het uiterlijke over: eenigen toch volgen hunne eigenliefde langs ingebeelde wegen en door vreemde middelen ter zaligheid en ter volmaking, waardoor zij misleid worden en jammerlijk den geest hunner roeping en van hunnen levensstaat verliezen; anderen wederom luisteren naar hunne verborgene hoo-vaardigheid, ondernomen zaken en oefenen bedieningen uit zonder de voldoende voorbereiding, zonder goede orde, niet mijne eer maar hun eigenbelang zoekende.
Daarom dwalen zij af van don waren weg, dewijl zij wegens het aanhoudend gedruisch en de oplettendheid aan het uiterlijke verleend, geen opmerkzaamheid aan do goddelijke inspraken schenken, storten zij van de eone dwaling in de andere, geraken zij meer en meer in begoochelingen verstrikt en maken zij ten laatste alle middelen ten heil en tot volmaking voor zich vruchteloos.
3. Om den mensch voor zulke kwalen te behoeden, hem den veiligen weg des heils te leeren bewandelen en hem te toonen, waarin de ware
volmaaktlicid bestaat, daartoe dient het voorbeeld van mijn verborgen en innerlijk leven.
quot;Wat scliittert of schoon klinkt, wat de bewondering of' do aandacht der menschon op de een of andere wijze opwekt, dat zien gewoonlijk velen voor meer volmaakt aan, als ware het geschikter en beter om God te verheerlijken en den naaste voor te lichten.
Doch welke dwaling! welk zinsbedrog! want alles heeft in geheime hoovaardij zijn oorsprong en in do eigenliefde zijne voltooijing.
Neen waarlijk, de volmaaktheid, uit het voorbeeld door mijn Hart gegeven, gelijk blijkt, bestaat in het vervullen van het goddelijk welbehagen met nederigheid en liefde.
Doch zonder de liefde voor de eenzaamheid is de mensch niet gewoon altijd den goddelij-ken wil wel te begrijpen, noch de nederigheid te behouden noch de ware, niet de ingebeelde liefde te bewaren.
Bid derhalve, mijn kind, opdat gij de liefde voor do eenzaamheid verkrijgen en aan moogt kweeken. Het is een goed van zooveel belang, dat er naauwelijks iets anders gevonden wordt, meer geschikt, om met den goeden geest te handelen en met dien zelfden geest te bidden.
Onderzoek het leven van allo Heiligen en gij zult er geen onder hen vinden, die de heilige eenzaamheid niet heeft lief gehad.
4. Vervolgens staat de eenzaamheid, die de geloovigen moeten beminnen, in verhouding tot den staat en tot de betrekking, welke zij beleven. Daarom kan het gebeuren dat, het geen in den
lot
een prijzenswaardig is, in den ander veroordeeld moet worden.
Deze ecliter is de ware grondregel voor elke getrouwe ziel, in wolken levensstaat of in welke betrekking zij zicli bevinde, deze is de ware wijze, de eenzaamheid zoo lief te hebben , dat ïij na alles wat ambt of bediening vergen, wel volbracht to hebben, met mij zich van da me-igte afzondere, zich bij mjj wederom verzameie, totdat zij door den goddolijken wil weder elder-wordt geroepen.
Indien gij u onttrekt aan overvloedige bijeenkomsten, aan nuttelooze zamenspraken, aan het ij del gedruisch der wereld, eindelijk aan z-iken, die u niet aangaan, dan zult gij dikwerf dun tijd hebben, o;n alleen met mij bezig te zijn.
Doch als gij u van het verkeer niet de men-sclien tot de eenzaamheid begeeft, wil dan niet alleen mensclien verlaten terwijl gij de zaken met n neemt.
Trouwens er zijn er, die in de eenzaamheid niet minder verstrooid of uitgelaten zijn dan in het verkeer met de menschen: omdat zij aan het rondzwerven der verbeelding, aan de nieuwsgierigheid dos verstands of aan do eigenzinnigheid van den wil den teugel vieren.
Gij moet vooral alleen beschikbaren tijd goed regelen zoo, dat elke tijdsruimte hare bepaalde bezigheid zij aangewezen, opdat gij door verveling den lust niet verliezet noch den tijd doorbrengt met te beraadslagen hoe gij dien doorbrengen zult.
Tan zeer veel belang is het in alle zaken do
17
orde to bewaren; zij verjaagt den lediggang en de verveling, behoedt u voor vele bekoringen en moeijeljjkheden, zij stelt u i;i staat vele zaken met gemak wel te verrigten en eindelijk zij doet ii voor mij leven.
Hij, die in de tegenwoordigheid der Engelen met mij alleen is, herstelt het verledene ot bevestigt daarvan het goede, en terugziende op zich zeiven en op zijne daden, doet hij kennis op omtrent zeer vele zaken. Immers niet de langdurigheid van tijd of liet veelvuldig getal der dingen maar wel de zuiverheid der overweging en des gebeds maakt den menseli waarlijk een man van ondervinding.
Afgezonderd van het gedruisch der wereld, wint hij don verloren vrede weder, of versterkt hem, als hij dien heeft behouden; hij geniet het bezoek van velerlei genade en maakt te voren reeds goede beschikkingen omtrent hetgeen hij later met vrucht en verdiensten ten uitvoer zal brengen.
Waardoor mijn kind, zoo niet door de veree-niging met mij, blijven de innerlijk levende menschen zich in moeijelijke omstandigheden zoo meester, dat zij veler bewondering wekken; waardoor anders blijven zij zoo standvastig, dat zij met de grootste onverschrokkenheid volvoeren, wat zij zich eenmaal hebben voorgenomen?
Hoe vele gebreken zult gij vermijden, hoe vele deugden ook beoefenen, als gij de eenzaamheid in eere houdt!
Alle ware leerlingen mijns Harten hebben zich altijd overtuigd gehouden, dat zij des te nader
259
lijj mijn Hart waren, naarmate zij meer van de schepselen verwijderd waren.
0. Mijn kind, als gij waarlijk nederig waart, dan zoudt gij do eenzaamheid liefhebben, trouwens de nederigheid wenscht zooveel het geoorloofd is, verborgen te blijven, zij vreest bekend te worden.
En indien gij waarlijk ontstoken waart door do goddelijke liefde, dan zoudt gij naar do eon-zaamheid haken; want de vlam der liefde aan eiken adem blootgesteld, wordt Jigtelijk uitgedoofd, als zij niet dikwijls in do eenzaamheid nieuw voedsel ontvangt.
01, wat erger is, de liefde, die zien altijd uiterlijk toont, wordt langzamerhand gekleurde zinnelijklieid.
Do eenzaamheid goed doorgebragt en onder-gescliikt gemaakt aan de omstandighedon van een ieders levensstaat, wordt trapsgewijze zoeter on brengt ontelbare goederen voort.
Trouwens zij is de bewaarster der onschuld, het verblijf van den vrede, de woning van liet innerlijk leven, de school der heiligheid, de woonplaats der hemelsclio geheimen, en het uitgezochte middel, om met God te verkeeren.
Wilt gij deze vruchten genieten, heb dan de eenzaamheid lief: herhaaldelijk zal ik u uitnoo-tligen, dikwijls zal ik u daarheen geleiden en daar tot uw hart spreken.
7. Wil u van de liefde voor de heilige eenzaamheid niet laten afschrikken, als gij somtijds wegens het beminnen der afzondering, door de menschen gelaakt wordt. Laat de lakers spreken, wat u betreft, stroef naar het goede.
Iiulicn gjj uw i;:v; n ^vr.'ecïikomstig liet verlangen tier hkjiiscik'ii zou:U willen regelen, dan zoudt gij zoovele verschillende gedaanten moeten aannemen, als gij menschon ontmoet, omdat er zoo vele zinnen al.-; zoovele hoofden zijn.
Als u do goddeljjke avü niet te kennen geeft, dat gij met do menschen moet zijn, blijf dan raet mij alleen.
Zoo volharden de Heiligen, don stervelingen onbekend, tot hun I:;atsten iulenitogt in do eoii-zaamii'-id, tenzij zij door den goddelijken wil daaruit worden, teruggeroepen.
Evenwel mijn kind, zoo dikwerf ik u door de openbaring van mijnen wil, op welke wijze ook, tot iets zend, dan moet gij de eenzaamheid verlaten met het zelfde gemak en met do zeilde vrijheid des geestes, waarmede gij haar zjjt ingetreden.
Als ik gebied, dan moet gij, met welk gord werk gij u ook bezig houdt, dit terstond laten rusten of het liever in een beter werk veranderen door ii, zonder cenig teoken van weerzin te geven, bereidvaardig naar hetgeen n te doen voorkomt te schikken,
AVil u niet zoo zeer door een vooraigestelden gedragsregel als wel door den goddeljjkan wil verbinden, om zoodoende de godsvrucht niet lastig en hatelijk te maken door eono valschc naauwgezetheid en oen ongeregelde gestrengheid.
Indien gij den waarlijk innerlijken geest van mijn Hart zult hebben aangeleerd, dan zult gij beide uitersten vermijden cu veilig den middenweg bewandelen.
Gij moogt dus die uiterlijk gczindon Tiief; ua-volgen, die den tijd, in de eenzaamheid door-gebragt, bijna als verloren beschouwen of het innerlijke niet naar hunnen sLiaak vinden, en altijd een voorwendsel verzinnen, om ziel; geheel aan hot uiterlijke over te geven, zich mengen in de zaken van anderen, dikwerf verzuimen, wat zij moesten doen en dikwijls doen, wat zij v; rpligt waren na te laten.
Wil evenmin de voetstappen drukken van hen, die ter verkrijging dor godsvrucht al het uiterlijke verwaarloozen, zich in de eenzaamheid met gesloten deuren zoo afzonderen, dat noch ' de uitnoodiging van mijnen Geest, noch do liefde, noch do gehoorzaamheid in staat is hon daaruit te voorschijn te roepen. Indien hen do noodzakelijkheid somtijds er uitdrijft of hen stoort, dan worden zij verontwaardigd, dan zijn zij gemelijk en stuursch.
Wat u betreft, mijn kind, volg den goddehjken wil: wensch gaarne n met mij in de eenzaamheid te bevinden overeenkomstig mijn welbehagen; en als mijn wil verlangt, dat gij u met de schepselen bezig houdt, wil dan met hen vorkeeren uit liefde tot mij,
8. De LEEiiLixo. O heilige eenzaamheid! van hoe vele en van welke grooto goederen vloeit zij over!
Hebt gij dat begrepen, mijne ziel? Vlugt dan dikwijls naar de eenzaamheid; tracht daarnaar zooveel het u geoorloofd is; ontvlugt daar dikwijls het gedruisch, zij het ook slechts voor een oogenblik, maar doo het moer mot het hart dan met liet ligchaam.
Schep daarin wederom adera; verkwik u daar, neem daar toe in de genade en houd u daar in het gezelschap der Engelen mot uwen Beminde bezig.
O Beminde mijns harten, allerlielste Jesus! Geef hid ik U, en kweek in mij aan de liefde voor do heilige eenzaamheid, waarin ik U zal vinden, U genieten, mot ü eeuwig zalig zal zijn.
Want het onderhoud met U sluit geen bitterheid in zich, zooals dikwijls de omgang mot do menschen, en do verveling is vreemd aan uwe gastmalen; maar geestelijke blijdschap, zuivere vreugde, goddelijke zoetheid gaat daarmede gepaard.
over de goddelijke tegenwoordigheid, waarin wij door het voorbeeld van het allerheiligst hart van jesus bij zijnen doop geleerd worden te leven.
1. Jesus. Mijn kind, toen ik ongeveer den ouderdom van dertig jaren bereikt had, verliet ik, door den wil van God mjjnen Vader gezonden, Nazareth en kwam ik bij den Jordaan, om gedoopt te worden.
Doch zoodra ik het doopsel had ontvangen, verwijderde ik mij uit het water en zette mij tot het gebed. En zie, mijn kind, toen ik bad,
263
omgeven door eer groote nienschenmenigte, daar word de hemel geopend en de heilige Geest daalde onder de gedaante eener duive op mij neder, en cr werd eene stem gehoord, die zeide: Deze is mijn welbeminde Zoon, in wion ik mijn welbehagen heb.
Welk eene plegtigheid, mijn kind! hoe roemvol ! doch zij had niet plaats om mijnent wille. Trouwens, niet om mij deed die stem zich hoo-ren, maar om de menschen, opdat zij mij als hnn Verlosser zouden erkennen en in mij geloo-vende, op mij hopende en mij beminnende, in mij het eeuwig leven mogton bezitten.
Ik toch had dat uiterlijke niot noodig. Want wat in het doopsel met mij zigtbaar geschiedde, dat genoot ik ten allen tijde op onzigtbaro wijze. Altijd en overal is de Vader en de Heilige Geest met mij.
Mijn Hart bezat in zijn binnenste altoos alle volheid; daarin genoot het in de ruimste mate; daarin verblijdde het zich op de hoogst mogelijke wijze.
Mijn Hart, vereenigd als hot is met de Godheid, leefde door liefde en daad altijd in hare tegenwoordigheid, leefde altijd als in haar verslonden.
2. Streef dit voorbeeld van mijn Hart, mijn kind, zooveel mogelijk na. En daarover heb ik u veel zoets en troostvols te zeggen.
Dit zij uw streven, mijn kind: steeds de goddelijke tegenwoordigheid te genieten, en overal onder het oog yan mij, uwen God en Zaligmaker, te leven.
264
Als gij mij bemint, clan zult gij er uw genot in vinden, te ■wandelen voor mijn aanschijn en mijne tegenwoordigheid te genieten.
Trouwens, heeft men ooit gehoord, of is het ooit gebeurd, dat iemand niet gaarne in de tegenwoordigheid was van hem, wien hij beminde?
Zio altijd en overal bij u, voor zooverre ik een goddelijk persoon ben, verlies ik u nimmer uit mijne oogen.
Ja waarlijk; geen schepsel is er onzigtbaar voor mijn aanschijn. Overal -beschouwen mijne oogen de goeden en do kwaden en doordringen zij het hart van e; n ieder in het bijzonder.
Wie kan zioh voor mijne blikken verbergen? Moge iemand zich in de duisternissen begeven, moge hij zich in de eenzaamheid der woestijn verschuilen, moge hij zich in de diepte der aarde of der zeo verbergen, ja tot in do hol afdalen, overal zijn mijne oogen op hem gevestigd.
Zoozeer, mijn kind, ben ik bij allen en bij een ieder tegenwoordig, dat ik een iegelijk met mijn almagtigo hand kan bereiken, hetzij om hem te bedwingen of to straffen, hetzij om hem te helpen of te beloonen.
3. Doch ook bij u ben ik tegenwoordig niet slechts met geheel mijne Godheid, maar ook met do beminnelijkheid mijner Mensehheid, in het heilig Tabernakel.
Waar gij u dus wendt, hetzij ter regter- of ter linkerzijde, waar gij ook zijt, ofin uw vaderland of in den vreemde; overal waarmijn heilig Sacrament verwijlt, daar ben ik met u, met mijne Godheid, met mijne ziel en met mijn ligchaam.
Daar vindt gij mij met hctzolfdo gelaat, met dezelfde oogen, met dezelfde lippen, niet do zelfde ooren, ja met dezelfde genegenheden des Harten tegenwoordig , waarmede ik weleer met de Apostelen en nu met de Engelen en Heiligen in don hemel tegenwoordig ben.
Bevat, mijn kind, geheel het geheim der liefde. Zie, iu liet heilig tabernakel ben ik immers bij u, waar gij ook zijt, met de liefde mijns Harten. Immers mijn Hart houdt zicli met u bezig; met mijne liefde volg ik u overal.
■i. Hoe kunt gij mij dan vergeten? Hoe is liet mogelijk, dat gij u met mijne liefde niet bezig houdt? — Hoe kunt gij dan met den geest oi mot het hr.rt u van mij verwijderen?
Dan, mijn kind, wandelt gij waarlijk voor mijn aanschijn, als uw geest of met der 'daad of ten-| g'eYolge uwer goede meening zich mijner tegen-: woordigheid indachtig is, en uw hart door ; liefde jegens mij, die met u ben, wordt bezig ; gehouden.
Er zijn echter zekere graden in deze goddelijke tegenwoordigheid, die de ingekeerde zielen in hun hart stollon, en waardoor zij meer en meer tot mij naderen.
De eerste namelijk bestaat hierin, dat de niensch krachtens zijne oog-enblikkelijke opmerkzaamheid of teu minste krachtens een vroeger gemaakte meening, zoo ingekeerd leeft, dat hij alles doet op eene wijze mijner tegenwoordigheid waardig, en zieh daarenboven herhaaldelijk niet der daad tot mij wendt.
De tweede: als iemand, na zijn hart van alle
266
ongeregelde genegenheid gezuiverd en tot een bijzonder heiligdom aan mij toegewijd te hebben, wodvruchtig oplet en luistert, wat ik innerlyk spreek en bereid is, om aan mijne inspraken te beantwoorden.
Eindelijk; als de ingekeerde ziel in mij op zekere wijze verslonden, zoo voor mij leeft, dat zij gewend is niet anders aan zich zelve te denkenquot; dan in mij, niet anders dan in mij zich zelve te beminnen, steeds in mij te rusten als het ware uoor goddelijke en zoete vereeniging, en mijne tegenwoordigheid te genieten op ecne volmaaktere wijze dan de vogel do lucht gemet, waarin hij vliegt, of de gezonde de gezondheid, waarin hij groeit.
Deze vereeniging toch, welke alle begrip te boven gaat, is het toppunt der goddelijke veree-nioing, waartoe de zielen, die waarlijk zuiver zijn enquot; zich door edelmoedige, zoowel inwendige als uitwendige offers, geschikt maakten, met geheel hun hart aan de schepselen en aan zich zeiven vaarwel zeiden om mij alleen aan te j hangen, door de hulp der genade gewoonlijk geraken.
5. Mijn kind, do herinnering mijner tegenwoordigheid is het krachtdadigste middel om dc zonden te vermijden. Wie toch, denkende onder mijne goddelijke oogen te zijn, zoude hem durven beleedigen, die op den zelfden oogenblik en ziel en ligchaam kan nederstorten in de hel ?
Indien gij met uw eigene oogen mij in zinnelijke gedaante tegenwoordig zaagt, mijn kmd, zoudt g'j dan willen, zoudt gij dan de zonden
I
267
kunnen bedrijven zelfs voor mijne oogen? Zoudt gij u dan niet goed gedragen? Doch met de oogen des geloofs ziet gij mij helderder en zekerder bij u tegenwoordig dan wanneer gij mij alleen met do oogen des ligchaams zoudet aanschouwen.
Denk er aan en wensch gaarne, dat ik bij u ben en gij zult in eeuwigheid niet zondigen. Wat toch is de oorzaak dat do hemellingen niet zondigen kunnen? Is liet niet het aanschouwen en de liefde der Godheid, en wat daaruit voortspruit.
Als uw goest door hot geloof uwen God aanschouwt, als uw hart hem b.emint, lau zult gij zulk eeno Majesteit niet hoonen. Hoewel ook do natuur zwak is en ton val overhelt, toch zal deze aanschouwing van God niet gedoogon, dat gij u bedriegt, noch dia liefde toelaten dat gij valt. Trouwens con ieder, die daarin verblijft, zondigt niet.
Derhalve, mijn kind, zoolang gij in het geloof en in de liefde voor mijn aanschijn wandelt, zult gij niet kunnen zondigen, niet wegens uwe natuur maar tor oorzako van mijne tegenwoordigheid.
En indien gij zondigt, ja als gij het plan maakt om te zondigen, dan aanschouwt gij God niet door hot geloof, dan kent gij hem niet door de liefde. Een ieder toch die zondigt, ziet en kont hem niet.
6. Wat ten laatste is er aangenamer, dan mijne tegenwoordigheid? Wat zoeter? Wat van meer nut voor alle dingen? Is zij geen aange-
naam paradijs? Trouwens wicn de Engelen on Heiligen van aanscliijn tot aanscMjn aanseliou-wen, wicn zij in waarheid bezitten in den liemel, dien zelfden aansclionwt gij op aarde door het geloof, dien zelfden geniet gij door de liefde en noemt daardoor toe in verdiensten.
Zonder do oefening van u in Gods tegenwoordigheid te houden, wordt do eenzaamheid gevaarlijk en do omgang met do menschen gewoonlijk nadoclig. Door haar echter worden bsido gewoonlijk gesteund en geheiligd.
Gij zult naauwelijks een oefening van godsvrucht vindon, die zoo vele, zoo verscheidene cn veelvoudige daden van deugden in zich bevat als deze oefening om in Gods tegenwoordigheid to wandelen.
Moed dan gevat, mijn kind; tracht met godsvrucht en ijver u do gewoonte eigen to maken, om in mijne tegenwoordigheid te leven. Hebt gij haar verworven, dan zal zij in gevaren uwe beschermster, in duisternissen uw licht, in de eenzaamheid uw troost zijn; in de wereld u bewaren, overal u de deugd doen beoefenen, overal u met God doen verkeeren.
7. De leerling. Maar goode Meester, zoetste Jesus, zeg mij, hoe zal ik mij die heilige gewoonte eigen maken ?
Jesus. Voor alles, mijn kind, moet gij dikwijls bidden, mot vuur de genade vragen, die e opwekt, om u met een levendig geloof en met uene liefde vol vertrouwen aan de goddelijke tegenwoordigheid te herinneren.
Doch ook do zinnon moot gij onder ■ bedwang
2G9
brongon; do ongorogolde nsiglng, om al wat bui-ton u is to ziou, moot gij versterven.
Vervolgens moot gij uwe iimorlijko vermogons bewaken; gij moet uvvon geest niet slechts boozc maar ook do nuttelooze gedacliten ontzeggen en uw liart aan alle ijdele en nuttelooze beziglie-don onttrekken.
Vervolgens moet gij tracliteu u herhaaldelijk tot mij te wenden door korte en vurige vor-zuolitingon, die to boter voor u zullen zijn, naar mate zij moor aan den toestand of de omstnn-digheden, -waarin uwe ziel verkeert, bcanhvoordon.
Eindelijk, miju kind, moot gij in ,xlle zigtbare dingen mij don Onzigtbare, den Beminde nws harten, zoeken.
Zullen zelfs do schapselon u niet van allo zijden aan mijne tegenwoordigheid lieriunercn? \erhef uwe oogen en sla zo eens in liet rond ca zie hoe alles op zijne wijze mijne tegenwoordigheid verkondigt.
Verkondigen haar niet de onbewolkte hemel en zeifs do storm! niet do vrnehten en do bloemen? niet do vertroostingen en do wederwaardigheden;-' niet de deugden en de bronnen der genade?
Mijn kind, indien gjj oen innerlijke leerling mijns Harten zult zijn, dan zal alles, wat gij ontmoet, strekken, om u mij no tegenwoordigheid in liet geheugen te roepen cn te doen beminnen.
Overal zult gij mij bespeuren; on door alles zult gij voortwandelen tot mij, in wion gij alleen ruston en u verblijden zult.
8. De leerling. O Hoer, onzigtbare en alziende
God, onbovattolijk en overal tegenwoordig! waar zal ik uw aanschijn on tv lug ton ?
Zie, als ik klim tot in don hemel, Grij zjjt daar; als ik neerdaal in de liol, ook daar zijt Gij. Mogt ik ook bij liet morgenkrieken vleugelen nemen en de uiteinden dor zee tot mijne 11 1 1 log zal uwe hand mij
tcrua'loidon en vasthouden.
Voor uw aanschijn verliezen do schaduwen hare duisternis; de nacht is voor U den dag gelijkend. Overal ben ik voor uw aanschijn, innerlijk, zoo min als uiterlijk voor uwe oogen verborgen.
9. Zoo zijt Gij dus altijd bij mij tegenwoordig. Welke zoete gedachte! welke groote vertroosting! welk con beweegreden tot vertrouwen! welk eene aansporing tot liefde.
Doch waarheen ik mij ook wend, overal vrekken do schepselen inijn gelooi', overal herinneren zij mij uwe tegenwoordigheid, uwe magt, uwe liefde, uwe beminnelijkheid. Trouwens als do schaduw van het voorwerp zoo liefdolijk, zoo schoon, zoo goed is, wat moot het voorwerp zelf dan niet zijn?
Zie, hoe blijde is dit schepsel, hoe krachtig een ander; hoe schoon deze; hoe goed wederom gene; doch onvergelijkelijk blijdcr eu tevens krachtiger, schooner en beminnelijker eu onder alle opzigten betor zijt Gij, o mijn Beminde, wien mijne ziel lief heeft!
O Josus, God en mijn Zaligmaker, liefelijk paradijs dos harten ! gocf, dat ik altijd en overal aan U denke, U altijd en overal als bij mij tegenwoordig bominne.
271
Maak mijn hart voor U tot een zuivere en heilige woning, waarin ik U vinden, bezitten, genieten moge tot heiliging mijner ziel en tot eeuwige glorie uws Harten.
dat het allerheiligst hart van jésüs, lïf be woestijn bekoord, ons leert altoos den vrede des harten te bewaren.
1. Jesijs. Mijn kind, toen ik mij van den Jordaan verwijderde, werd ik door den Geest in de woestijn geleid. , Ziedaar een schouwspel, dat zelfs do Engelen in verrukking hragt.
Want zie, afgesloten van allo menschehjk verkeer, tusschen do wilde dieren der woestenij verblijvend, bragt ik in vasten en gestrengheid, in de wisselingen van het weder de dagen en de naehten door.
Doch mijn Hart was in goddelijke vereeni-niging met den hemelschen Vader, in verhevene beschouwing en hot gebed aanhoudend bezig.
Intusschen door do wereld vergeten of wel boleedigd, werd ik daarenboven op wonderlijke wijze door satan gekweld; ik werd zelfs door hem opgenomen, naar elders verplaatst op verschillende en zeer hovigo wijze bekoord.
Wat echter bragt mij er toe om dit alles te ondergaan, zoo niet de liefde mijns Harten,
272
om u, mijn kind. te troosten en door mijn voorbeeld te onderwijzen.
Daardoor onderrigt en aangemoedigd, zult gij u niet verwonderen als gij.in uwen staat door den duivel bekoord of door de wereld gekweld wordt; en gij zult nocli door monschelijke ge-]gt;eiirtonisseii noch door de beproevingen des duivels den vrede verliezen.
Niets van dit alles was in staat mijn Hart te verontrusten of te bewogen: neen altijd kalm en tevreden, met ernstigea wil zieli van het TOorgeHteldo verwijderend, klopte het yoort in vrede.
2. Dezen heiligen vrede des harten moet gij, mijn kind, mot allen toeleg zoeken en met alle zorg trachten te verkrijgen.
Zalig do goede ziel, die zich in den waren vrede bewaart! Daarin zetel ik als in mijn rijk; iu haar hart schep ik. behagen als ware zo mijn troon.
Mijn Hart houdt er van zich mede te deelen aan een kalm hart; omdat daarin zijn inspraken aangehoord, behartigd worden en vruchten dragen.
quot;Wilt gij zoo min mogelijk feilen begaan, wilt gij uit uwe misslagen zei ven voordeel trekken, wilt gij do deugden wei beoefenen, bewaar dan den vrede des harten.
Wilt gij aan do bekoringen des duivels niet vrucht weerstand bieden en de boosaardige pogingen der hel verijdelen, blijf dan in vrede en volhard daarin.
3. Wel ■wetend, dat hij weinig vermag tegen de ziel, zoolang deze zich in den heiligen vrede
273
bewaart, tracht de vijand haar op allerlei wijze te verontrusten.
Met dat doel, verzint on zet hij somtijds alles in beweging: hij wekt de verbeelding op, lokt do hartstogten, geeft vele ingevingen, die nu met deze dan wederom met gene deugd in strijd zijn, soms kwelt gij haar door vleitaal, soms door schrik; somtijds houdt hij hardnekkig vol.
Mijn kind, als u zoo iets overkomt, wil u dan niet verontrusten, wil dan den vrede niet verliezen. Zoolang gij in don heiligen vrede verblijft; is alles in veiligheid; doch als gij u begint te verontrusten, dan begint gij ook gevaar te loopen; en schoon gij u door do goddelijke genado van vrij wil ligo toestemming onthoudt, toch zal de vijand genoeg gewonnen hebben, om zich voor die keer tevreden te kunnen stellen.
Want hij waant niet u bij den eersten aanval neer te kunnen vellen, maar langzamerhand na uw hart verontrust te hebben, hetzij door welke bekoring of op welken tijd gij ook wordt aangevallen.
4. Mijn kind, wat er ook gebeure laat uw hart zich niet Verontrusten. Voor geene zaak ter wereld moet men don vrede dos harten verliezen.
Ja mogt gij ook een misslag of oene zonde bedrijven, wil dan nog niet uw hart laten verontrusten. want welk geneesmiddel tegen het kwaad trekt gij uit de onrust, waaraan gij u na den misslag bedreven to hebben, overgeeft? In tegendeel gij begaat een nieuwe feil, die nog noodlottiger is dan de eerste.
18.
274
AVil derhalve, als gij het ongeluk gehad hebt te misdoen, u niet door onrust laten kwellen of den moed verliezen; maar werp u door eene oefening van nederige liefde met een berouwvol hart aan mijn Hart, opdat in dien goddelijken oven uwe fout verteerd en uw hart gezuiverd worde.
Vooral, mijn kind, hebt gij _ dien vasten en onverstoorden vrede noodig, als ik tot meerdere glorie van mijn Hart en tot uw grooter voordeel toelaat, dat gij gekweld wordt door inwendige mistroostigheid, waardoor het verstand iu duisternissen gehuld wordt en de wil zich tot het kwaad getrokken voelt, zoozeer dat gij alleen uitw( aan n zeiven en aan een hardnekkigon vijand schil oyergelaten schijnt. In
Als gij in dien toestand aan onrust toegeeft, niet dan zuit gij do allerheiligste bedoeling mijns blijf Harten verijdelen, u aan bet groot gevaar bloot gij i stellen, om u niet slechts van den aangeboden ven. schat van verdiensten en den verheven graad Er van heiligheid te berooven, maar ook, om in ten dwaling te geraken en te vallen. jgij n
Doch indien gij met een rustig en onverschrok- | uwer ken gemoed, gehoorzaam voortgaat, op den weg Gtc maar langs mijn Geest u geleidt, en ondanks ei niet verheven boven het gevoel zijne leiding volgt, jzwijj dan zult gij ongedeerd voortwandelen en vol# kalm maakter uit dien toestand te voorschijn trc-.|rekl den. 6.
5. Doch vele dingen overkomen u ook vanNjelijl buiten, die uw hart als het niet in vrede be-j ongc vestigd is, beroeren eu verontrusten. [ den.
IL die I staat n ve als u Al dei-van oiitn V( huns zij ii uwe
275
Het gebeurt dat gij de mensclien, ja zelfs die door dankbaarheid, vriendschap, door hun staat of ook door p ligt matig dienstbetoon aan n verbonden waren als trouweloozen, Ja somtijds als uwe vijanden loert kennen.
Als uw vrede de gezindheid of de behandeling der stervelingen tot grondslag heeft, of daarvan afhankelijk is, dan zal hij aan droevige verontrusting ten prooi zijn.
Velen vellen een oordeel naar do gesteldheid huns harten: van daar is het te verwachten, dat ^ zij niet zelden een kwaden dunk van u hebben h tot uwe handelingen berispen, uw ijver voor hot illeen uitwendig leven veroordeelen, eindelijk u op ver-•ijand ; schillende wijzen beproeven.
Indien zoo iets gebeurt, mijn kind, wil dan ■geelt, niet dulden, dat uw hart zich verontruste; maar mijiib blijf in vrede, en laat alles voorbijgaan zooals • bloot;, gij toelaat dat de wolken over u heen zwe-boden ven.
graad En inderdaad, mijn kind, wat zou het u ba-om in ten als gij u daardoor liet verontrusten? zoudt Igij niet uwen last verzwaren en als vrucht van :;hrok- uwen arbeid bitterheid oogsten.
n weg Gewen er u aan mijn kind, do tegenspoeden nks enj niet geduld te dragon, onaangename gezegden volgt, zwijgend aan te hooren, tusschen onruststokers i vol- kalm te blijven, en bij het gedruisch der wc-jn tre- reld in vrede te volharden.
G. De lelblino. Maar o Heer Jesus, hoe moci-).v van jclijk schijnt het dit met de daad toe te passen; de bc| ongevoelig te blijven en niet verontrust te worden, wanneer innerlijk de bekoringen, ook dan
hebt ellen eene rvvvol ijken iverd
m en rdere voor-iwen-nd in
274
Wil derhalve, als gij het ongeluk gehad hebt te misdoen, u niet door onrust laten kwellen of den moed verliezen; maar werp u door eene oefening van nederige liefde met een berouwvol hart aan mijn Hart, opdat in dien goddelijken oven uwe fout verteerd en uw hart gezuiverd worde.
Vooral, mijn kind, hebt gij dien vasten en onverstoorden vrede noodig, als ik tot meerdere glorie van mijn Hart en tot uw grooter voordeel toelaat, dat gij gekweld wordt door inwendige mistroostigheid, waardoor liet verstand in duisternissen gehuld wordt en de wil zich tot het kwaad getrokken voelt, zoozeer dat gij alleen aan u zeiven en aan een hardnekkigen vijand oyergelaten schijnt.
Als gij in dien toestand aan onrust toegeeft, dan zuit gij do allerheiligste bedoeling mijns Harten verijdelen, u aan het groot gevaar bloot stellen, om u niet slechts van den aangeboden schat van verdiensten en den verheven graad van heiligheid te berooven, maar ook, om in dwaling te geraken en te vallen.
Doch indien gij met een rustig en onverschrokken gemoed, gehoorzaam voortgaat, oj) den weg maar langs mijn Geest u geleidt, en ondanks en verheven boven het gevoel zijne leiding volgt, dan zult gij ongedeerd voortwandelon en volmaakter uit dien toestand te voorschijn treden.
5. Doch vele dingen overkomen u ook vau buiten, dio uw hart als het niet in vrede bevestigd is, beroeren eu verontrusten.
275
^ Hot gebeurt dat gij de mensehen, ja zelfs die door dankbaarheid, vriendschap, door hun staat of' ook door pligtmatig dienstbetoon aan ii verbonden waren als trouvreloozen, ja somtijds als uwe vijanden leert kennen.
Als uw vrede do gezindheid of de behandeling der stervelingen tot grondslag hooft, of daaiquot; van afhankelijk is, dan zal hij aan droevige verontrusting ten prooi zijn.
Velen vollen eon oordooi naar de gesteldheid huns harten: van daar is hot to verwachten, dat zij niet zelden een kwaden dunk van u hebben uwe handelingen berispen, uw ijver voor het uitwendig leven veroordeelon, eindelijk u op vor-schillende wijzen beproeven.
Indien zoo iets gebeurt, mijn kind, wil dan niet dulden, dat uw hart zich verontruste; maar blijf in vrede, en laat alles voorbijgaan zooals gij toelaat dat de wolken over u heen zweven.
En inderdaad, mijn kind, wat zou het u baton als gij u daardoor liet verontrusten? zoudt gij niet uwen last verzwaren en als vrucht van
uwen arbeid bitterheid ooquot;-stcn.
•• i •
(iewen er u aan mijn kind, de tegenspoeden met geduld te dragen, onaangename gezegden zwijgend aan te hooren, tusschen onruststokers kalm te blijven, en bij het gedruisch der wereld in vrede te volharden.
0. De leeeling. Maar o Heer Jesus, hoe moei-jelijk schijnt het dit met de daad toe te passen; ongevoelig te blijven en niet verontrust te worden, wanneer innerlijk de bekoringen, ook dan
als ik wen sell U getrouw te dienen of als we- z( dprwaardigheden door mij vijandige zaken en n, mensclien veroorzaakt, ondanks mijne goede bedoelingen mij benaauwen! In waarheid, lieer, jg dat schijnt mij onmogelijk toe. dt Jesüs. Maar, mijn kind, hot is geen kwaad z0 te gevoelen, wat lastig of gesehikt is om uw h( hart te verontrusten, integendeel gij moet dat cevoelen om daaraan weerstand te kunnen bieden. to 0 Voorzeker, hot is onmogelijk dat met te ge- vc voelen, mogt gij ook de godvruehtigste zijn. Do ya godsvrucht toch maakt de vermogens der ziel H niet stomp en vernietigt zo niet, maar integen- (je deel, zij maakt zo volmaakter en zuiverder
Even onmogelijk is het dat het lager gedee e c[a
des harten daardoor somtijds niet wordt bewo- (le
o-en. Doch deze bewegingen kunnen u volstrekt (le
niet schaden zoolang het hooger gedeelte zo vr niet veroorlooft; neen zij kunnen zelfs strekken,
om den vrede een vasten grondslag to sehenken, vr(
omdat, hoe meer overwinningen gij op dat ge- to
deolte behaalt, gij het ook meer onderworpen all
on in kalmte zult houden, en daardoor des te a]1
grooter veiligheid zult genieten. te
Doch steeds hebt gij het in uwe magt, u
zeiven in vrede te bewaren. Want dewijl gy jje
een vri on wil bezit en immer voldoende genade of
ontvangt, daarom kan noch do boosheid der hol, (|e
noch de bedorvenheid der menschen, noch eenige ^ tegenstand uw hart verontrusten, tenzij het zelt
Het hiOK't derhalve van u alleen af, mijn li0;
kind, altijd0 dit goed te bezitten, een goed van nijj
277
zooveel gewigt, dat het na den staat van genade, het grootste goed des levens uitmaakt.
7. De leerling. Zoo is het, o Heer Jesus, zoo is het inderdaad. Leer mij daarom, bid ik U, den weg van den heiligen vrede, dien Gij mij als zoo noodzakelijk en als zoo nuttig voor alles hebt aangetoond.
Jesüs. mijn kind, vele menschen weten veel te spreken over de middelen om den vrede te verkrijgen en te behouden; doch ik zegn : Leer van mij, dat ik zachtmoedig en nederig van Harte ben, en gij zult rust, liet toppunt van den vrede vinden.
Vooreerst derhalve, is alleen een goed hart, dat in genade loeft en zich er op toelegt, om de deugden van mijn Hart na te volgen, in staat den waren vrede te bezitten; dewijl er geen vrede is voor de goddeloozen.
Vervolgens is een nederig hart, dat zich tevreden stolt de laagste plaats onder de menschen to bekleeden, on dat zich zeiven wantrouwend, in allo gebeurtenissen tot mij zijne toevlugt neemt, alleen in staat, om den onverstoorbaren vrede te bewaren.
Eindelijk kan alleen een hart, dat door de liefde bezield, met den goddelijken wil vereonigd of zeker daaraan onderworpen is, aanhoudend de zoetheid van dien heiligen vrede genieten en daarin veilig volharden.
En indien gij volkomen de gewaarwordingen mijns Harten overneemt, zoozeer, dat gij uit liefde voor volmaaktere gelijkvormigheid met mij cn om jegens mij des te zuiverder uwe
liefde te toonen, gaarne overeenkomstig liet goddelijk welbehagen mot mij wilt lijden op deze wereld, dan mijn kind, zal u een overmaat van den zoetsten vrede toevloeijen en zult gij boven al de wisselvalligheden dor zinnelijke wereld verheven een aanhoudende kalmte genieten en met een blij hart kunnen j uichen; omdat hetgeen den vrede gewoonlijk hot meest verstoort, juist strekken zal om hem meer en meer in u te bestendigen.
Ziedaar, mijn kind, den waren weg des vre-des, die trapsgewijze opklimt tot de volmaaktheid. Zalig zji, die dezen weg bewandelen! Op andere wegen is er geen vrede te vinden, die waar, die degelijk, die blijvend is.
Als gij geen hart bezit, dat goedgezind en aan den goddelijken wil uit nederigheid en liefde onderworpen is, doe dan wat gjj wilt, wend u. waarheen gij Avilt, nergens zult gij het geluk van den vrede vinden.
Want wanneer het hart innerlijk niet goed gesteld is, dan kunnen noch do vlugt voor do gelegenheden, noch do verandering van plaats, noch de eenzaamheid des levens, noch geestelijke boeken, zelfs niet do raadgevingen der menschen den waren vrede verschaffen.
8. Denk er aan, mijn kind, dat do oorzaken der innerlijke onrust niet in de zaken buiten u, maar in uw binnenste en in de ongeregelde gesteltenis das harten zijn gelegen. Als gij do oorzaken in u niet laat voortbestaan, dan zullen de uiterlijke dingen ophouden voor u de gelegenheden tot onrust te zijn.
Vervolgens zijn de oorzaken van het verlies van den vrede zoo velo in getal als de ongeregelde
279
et neigingen uws harten. Zoodanige echter zijn
ze niet slechts de neigingen tot kwade en nutte-
m looze dingen maar ook tot goede en heilige
sn zaken, wanneer zij in strijd met het goddelijk
t- welbehagen worden ingewilligd,
et Zoodra gij dus iets in u ontwaart, wat onge-
m regeld is, houd dan aan met hot gebed, met
k- het bjjzonder onderzoek en met andere geschikte
n. middelen en werp het, met kalmte en kracht
0- tevens, zoo spoedig mogelijk uit uw hart.
:t- Hoe vele, ook goede zielen, zoeken met ijver
)p den vrede, zij gebruiken verschillende middelen,
ie die ook niet kwaad zijn, en evenwel vinden zij niets anders dan grooter omust, omdat zij
•n voortstreven op ongeregelde wijze, te zeer of te
r- angstig uitzien naar het einde van de ruoeije-
nj lijkheden, die zij ondervinden of naar hot bereiken
n. van den vrede, wanneer zij verzuchten, of zich
gt;d zeiven verontrusten door het gebruik der mid-
ie delen of door het verlangen, om den vrede met
:s, de zinnen te bespeuren!
e- Zoek den vrede met kalmte en bezit en be-
3r houd hem, die in het hooger gedeelte uws harten moet gevonden worden, waar de redelijke wil,
;n door het geloof en de genade bestuurd, gebiedt,
m Op deze wijze, mijn kind, kunt gij een hei-
e- ligen vrede, mijnen vrede genieten, die het
to voorregt is van elk opregt leerling mijns Harten,
1- die het zout is in den voorspoed, de balsem in lo den tegenspoed, de beknopte inhoud van alle
goed, eindelijk die het noodzakelijk en aangena-
3S me middel is om tot volmaaktheid en heiligheid
Ie te geraken.
280
9. De leerlixg. O Jesus, God des yredes en Vader van alle vertroosting! hoezeer wensch ik, hoezeer verlang ik den vrede — uwen vrede, dien zoeten en heiligen vrede!
Moge een ieder, wie wil, de overige goederen des levens bezitten; wat mij betreft, geet mij bid ik u, den vrede, dat levensgoed, wat voor mij het beste is, dat alles wat wenschelijk is voor mij, in zich bevat.
Verleen genadiglijk dat ik een goed gebruik make van do middelen die voorgeschreven zijn, en zoodoende een waar leerling van uw Hart worde, zachtmoedig en nederig van harte en altijd tevreden.
O! koning des vredes, zoetste Jesus! wiens genot het is, te heerschen in een hart dat zuiver en tevreden is, vestig uw rijk zoo in mijn hart, dat het nimmer verontrust worde, maar steeds meer en meer een hechten grondslag verkrijge, totdat Gij mij toelaat om met U in hemelsche zaligheid te heerschen, waar Gij met de Engelen en Heiligen den scepter voert in een eeuwig-durenden vrede.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hakt van jesus,
zijn openbaar leven beginnende, ons leeet te ijveren voor het heil dee zielen.
1. Jesus. Mijn kind. God zond zijn Zoon in
281
de wereld, opdat do wereld door hem gered zoude worden.
Wil u derhalve niet verwonderen, als de ijver voor de zielen mijn Hart onophoudelijk prangde en onophoudelijk prikkelde, om het rijk der goddelijke liefde in do harten der menschen uit te breiden op al de wijzen, welke mijn hemel-sche Vader had voorgeschreven.
Tot nu toe had ik mij in de heilige oenzaam-heid verscholen, om mij als het ware tot den arbeid voor te bereiden en aan allo leerlingen mijns Harten te loeren, eerst met zorg to ijveren voor zich zelvon, alvorens zij met vrucht hun ijver voor de naasten zouden kunnen aanwenden.
Zie eens hoe ik, mij zeiven heiligend, om de zielen te redden, herhaaldelijk en met ijver des Harten gewoon was voor haar to bidden, opdat zij voor haar Heer en God mogten leven, geen kwaad doon maar voortgang in deugd mogten maken!
Doch ik heb ook leerlingen en Apostelen tot mijne gezellen gekozen, die ik, na met den geest van mijnen ijver vervuld te zijn, bezielde ; aan wie ik mijne plannon mededeelde, die ik met een blij Hart, met mij het heil der zielen ijverig zag behartigen.
Ik ging rond loerende en sprekende over het rijk van God in liet bijzonder en in het openbaar alle gelegenheden ten nutte makend om de menschen tot betere gedachten te brengen.
Het voorbeeld mijns levens schitterde als een licht, dat de menschen in de duisternissen gezeten, was opgegaan. Immers ik trok, allen weldoende
282
rond, aan een ieder de nederigheid en de liefde van mijn Hart vertoonend.
Hoezeer werden zij gesticlit, lioezeer aangespoord, toen zij mij den gelioelen dag tot hun voordeel en aan hunne zaligheid werkzaam zagen en bespeurden, dat ik daarenboven mij dikwijls van de menigte verwijderde, om een we'nig te bidden! als zij bemerkten, dat ik na den arbeid en de togten van den dag, waardoor de Apostelen zeiven vermoeid waren, dikwijls den nacht in gebed doorwaakte, terwijl zij in den slaap uitrustten.
Eindelijk, dewijl mij alle magt was gegeven in den hemel en op aarde, heb ik haar in het belang van den ijver mijns Harten, tot glorie van God, en tot heil der zielen aangewend en zoovele wonderen gewrocht als noodzakelijk en dienstig waren voor de zaligheid van allen.
Ziedaar, mijn kind, de middelen, die de ijver mijns Harten heeft gebezigd om zielen te winnen. Staan die zelfde middelen ook u niet ten dienste, in welken staat gij dan ook leven moogt? Maak daarvan een ijverig gebruik tot glorie van mij en tot heil der zielen.
2. Veelvuldige gebeden, eenige verstervingen hoe klein, hoe ligt ook, sommige werken van godsvrucht of van barmhartigheid, ja zelfs geestelijke oefeningen, ook gewone bezigheden, bestier ze door den geest des gebeds, rigt ze tot dat doel, namelijk dat of wel mijne verlorene kinderen, die in een vreemd land van ongeloof, ketterij of zonde jammerlijk uitteeren, hunne vrijheid beter gebruiken en door een blijden terug-
283
kcor mijn Hart verkwikken; of dat de braven in do deugd voortgaan, onderling naar hoogere genadegaven dingen en volharden hun streven naar de volmaaktheid.
O, als gij eens wist, wat het gehed vermag voor do zaligheid der zielen! Hoe vele personen, die eon innerlijk loven leiden, ook zij die van den omgang der wereld verwijderd waren, hebben ieder in hot bijzonder door het gebed alleen duizenden zielen aan het bijgeloof, aan de ketterij of aan de zonde ontrukt, en ter eeuwige zaligheid gevoerd! Begrijp mijn kind, waartoe gij door het gebed in staat zijt.
Indien gij eenigen door dien ijver bezield zult hebben, dan zijn zij uwe leerlingen en apostelen, die gij uitzendt, om zielen te zoeken.
Zoo zult gij veel vermogen, niet slechts door u zeiven alleen, maar ook door anderen; die ook wederom anderen bezielen en uitzenden; en zoo zal die zending voortduren van geslacht tot geslacht.
Wees er op uit om dikwerf te spreken over dingen, die de godsvrucht ademen, die stichten cn tot deugd aansporen. Hoo velen zijn er in den hemel, die hun eeuwig geluk aan hot een ot ander godvruchtig onderhoud te danken hebben!
Hot is wel waar, mijn kind, gij moogt niet lastig worden, opdat gij uwen naaste niet veeleer van de deugd afschrikt dan hem daartoe overhaalt; doch do ware en vurige ijver weet heilige kunstgrepen te gebruiken, om de geschikte gelegenheden tot godvruchtige zamenspraken in 't leven te roepon of aan te grijpen.
284
Van wonderbare uitwerking is het goede voorbeeld. Dit verleent aan de overige uiterlijke middelen het leven en de kracht. Neem dit weg, en wat zullen zij dan kunnen uitwerken ? wel de zinnen overschreeuwen, ja, maar niet het hart kunnen roeren.
Vertoon derhalve in het voorbeeld uws levens de onvergolijkelijke zoetheden mijner liefde; toon den naaste, dat hij, die mij met liefde dient, ook op deze wereld het gelukkigste is. Dwing zoo in zekere mate den naaste, om eens te beproeven en te smaken, hoe zoet de dienst mijns Harten, hoe zoet de dienst mijner liefde is.
En indien gij ook al geen mirakelen doen kunt door de algemeene wetten der natuur op te heffen, gij kunt evenwel wonderen wrochten door uwe medewerking met de goddelijke genade. Hoe dan? Is hot niet wondervol, ja verbazing wekkend, uit zuivere liefde voor mij, uw eigenbelang te laten varen om het welzijn van anderen to bevorderen, kwaad met goed te vergelden, u met mij in vernederingen gelukkig te achten.
Mijn kind, deze en dergelijke wonderen der genade hebben somtijds plotseling harten getroffen en tot betere inzigten bekeerd, die aan alle overige middelen weerstand hadden geboden.
3. Zijt overal en altijd, mijn kind, een ij veraar voor de zielen, zoodat ieder, die u ontmoet, eene aansporing tot deugd of volmaaktheid van u ontvange.
Geloof niet, dat gij een waar leerling van mijn Hart zijt, als gij den ijver, den werkdadigen wil, om de zaligheid en do volmaaktheid der
285
zielen te bevorderen, niet bezit. Wilt gij eclitev met de daad bewijzen, dat gij mijn Hart waarlijk bemint en navolgt, kweek dan een brandenden ijver aan.
Wat kunt gij voor mijn Hart aangenamer doen dan mede te werken aan de zaligheid en de vervolmaking dor zielen, die geschapen zijn, om mij in do eeuwigheid te beminnen en te verheerlijken.
Als gij slechts eene ziel in den hemel brengt, verschaft gij mij meprder glorie, dan alle mon-schen te zamon mij ooit op aarde hebben bewezen of nog bewijzen kunnen. Immers welke glorie de stervelingen mij ook op aarde brengen, zij wordt beperkt door het getal daden, waarvan oenc eindelijk de laatste is; doch de glorie, welke eene zalige ziel in den hemel mij aanbrengt staat, omdat zij altoos voortleeft, gelijk aan een getal daden, waaraan in eeuwigheid geen einde zal komen.
Bemerk eens wel, mijn kind, hoe hoog ik de zaligheid der zielen heb geschat, dewijl ik uit den hemel ben nedergedaald, altijd daarnaar onder aanhoudenden en zwaren arbeid en tegenspoed getracht heb, en eindelijk zelfs mijn leven daarvoor heb gegeven.
O, als gij eens de waarde eener ziel kendet, van welken ijver zoudt gij gloeijen voor hare zaligheid! Leer uit den prijs, dien ik voor haar betaald heb, hare waarde kennen.
Eed eene ziel, en zie gij hebt iets onvergelijkelijk kostbaarders verrigt, dan wanneer gij geheel deze wereld met al hare goederen hadd-et gewonnen.
286
Mijn kind, als gij do ziel uws naasten zult gered hebben, hebt gij uwe ziel bevrijd ; want wie den zondaar van zijn dwaalweg zal hebben doen terugkeeren, zal zijne eigene ziel van den dood gered en een menigte van zonden bedekt hebben.
quot;Welke vreugde, mijn kind, zal het voor u zijn, na dit leven in den hemel uitverkorenen te zien, die, naast de genade, aan u of wel de he-melsche zaligheid, otquot; wel oen verheven trap van heiligheid en daaraan beantwoordende eeuwige glorie verschuldigd zijn ; en die gedurende de eeuwigheid u duizendo dankbetuigingen zullen wedergeven I
Ja waarlijk, mijn kind, medewerken aan de zaligheid en de volmaking der zielen is niet slechts het beste van alle menschelijke werken; maar het is inderdaad ook de meest goddelijke van alle goddelijke handelingen.
4. Bid herhaaldelijk, dat uw hart moge bezield worden met den waren ijver, die door de nederigheid gesteund, door de liefde geprikkeld, door de wetenschap gevormd, door do voorzigtigheid bestuurd en door de volharding bevestigd wordt.
Zie toe, dat gij u niet laat bezielen door een ijver, die niet krachtens de genade in een nederig en zachtmoedig hart, maar krachtens de natuur in eerzucht of anderen hartstogt zijn oorsprong heeft.
Die door zulk een vérkeerden ijver geleid wordt, zal de zonden vermenigvuldigen terwijl hij ze tracht uit te roojjen en brandend van verlangen om anderen te verbeteren zal bij hunne harten nog meer bederven.
Leg or u op toe, om zooveel gij redelijker
287
wijze kunt, overal het kwade te verbeteren en het goede te bevorderen. Doch als gij doet, wat in uwe niagt is, verdraag dan met geduld datgene, wat gij niet veranderen of verbeteren kunt, alles toevertrouwend aan mijne goddelijke-Voorzienigheid en biddend, dat alles eindelijk moge strekken tot mijne meerdere glorie.
Indien uw ijver bij eene eerste poging niet slaagt, beproef hot ten tweedo en ten derde male, mijn kind. Want liet gebeurt, dat do menschen naar den boozen geest luisterend of door de laauwheid in slaap gesust met moeite terstond het oor aan het betere leenen; maar later als do goede Geest door inwendige wroeging het gehoorde heeft herhaald en hen innerlijk overtuigd heeft, dan keeren en geven zij zich ten goede, gedrongen door den ijver van den ijveraar en bewogen door de genade.
Zoolang als ik don mensch afwacht, zoolang als ik hem verdraag in dit leven, moet men nimmer omtrent hem wanhopen. Is hij nog een onge-loovige, hoe weet gij of hij niet weldra een geloovige zal worden? Is hij nu nog een ketter, hoe weet gij of hij niet binnen korten tijd de katholieke waarheid zal volgen ? Is hij thans een scheurmaker, morgen kan hij weder met do Kerk vereenigd zijn.
Paulus was des morgens een vervolger der Kerk, des avonds was hij een uitverkoren vat. Mag-dalena was op zekeren dag eene zondaresse dei-stad, den volgenden dag was zij een voorbeeld van alle deugden en do seraphijnsche beminna-resse van mijn Hart.
288
Iloe velen, die wanhopend schenen in dwaling en zonden, zijn bekeerd en hebben het gelukkig leven der genade in deze wereld en in de toekomst het zalig leven der glorie gevonden? Zou dan . eindelijk de magt der genade verminderd zijn ? Is dan de vrije wil des menschen vernietigd?
5. En indien, ondanks uwe inspanning, de menschen zich niet willen verbeteren, wil dan daarom den vrede des harten niet verliezen.
Neen volg do heilige Beschermengelen na, die na gedaan te hebben wat zij moesten en konden doen, zonder dat de menschen, aan hunne zorgen toevertrouwd, tot inkeer kwamen of volmaakter werden, evenwel oven kalm, even gelukzalig blijven.
Indien sommigen van de pogingen van uwen ijver in het belang hunner zielen geen gebruik willen maken, dan zullen niettemin die pogingen van u niet zonder belooning blijven, dewijl de werkdadige wil bij mij evenveel geldt als do goede uitslag.
Aan u behoort het, do planten der genade te besproeijen, niet er don wasdom aan te geven. Besproei ze dan, werk met ijver en hetzij gij wasdom bespeurt of niet, nimmer zult gij zonder vrucht noch zonder eer voor mij arbeiden.
G. Intusschen moet gij, mijn kind, zorg dragen dat, terwijl gij arbeidt om andoren zalig of volmaakt te maken, gij zelf niet verloren gaat of' wat de volmaaktheid betreft, nalatig wordt.
Geloof in uw hart, dat zij, wier geestelijk welzijn gij tracht te bevorderen, reeds boter zijn dan gij of dit eenmaal zijn zullen; wat u echter
289
aangaat, acht u zeiven, wat goeds er ook door u in de ziele worde voortgebragt, niet meer dan een metalen schel, die zonder kracht van buiten niet in staat is eenig geluid te geven.
Hoe zuiverder gij mij tot uw doel kiest, hoe nederiger gevoel gij van u zeiven hebt, des te geschikter zult gij zijn om het heil en de volmaaktheid der zielen to bevorderen.
Trouwens dergelijke werktuigen, die ijl hun eigen oogen onbeduidend schijnen, heb ik uitgekozen om mijne wonderen te wrochten, opdat niemand zich beroeme op eigene kracht maar aan mij allo roem en alle eer schenke.
7. De leerlixg. Het is dus niet genoeg, Heer Jesus, als ik U alleen bemin, maar ook anderen moeten U liefhebben, allen moeten U beminnen, Gij verdient bovenal en in alle opzichten do liefde van alle harten.
O J esus! als alle menschen ü kenden , zouden zij U dan ooit beleedigen? Zouden zij U niet uit geheel hun hart beminnen?
Welke zoete taak, harten te winnen voor U ! Welke engelachtige bezigheid ! welk een goddelijke arbeid!
Wie dan geeft het mij, geheel de aarde te doorkruisen, om harten te rooven en ze met liefde tot U te ontvlammen!
Mogt ik, allerzoetste Jesus, alle harten bezitten , om zo U toe te wijden, en ze aan uwe liefde ten offer te brengen !
Aanvaard, bid ik U, het verlangen mijns harten, waardoor ik wensch U zooveel liefde van de stervelingen op aardo te kunnen ver-
19
290
schaffen, als uwe Engelen en Heiligen U in den hemel schenken.
Moge ik, ik smeek het U, een apostel worden van uw Hart, opdat ik uwe liefde overal verspreide, opdat ik alle moeite, alle vlijt en alle middelen met een edelmoedig en zorgzaam hart aanwende en mij zeiven ten offer brenge voor de zielen, opdat zij U eens mogen beminnen en verheerlijken gedurende geheel do eeuwigheid
DAT HET ALLEEHE1LIGST HART TAN JESÜS DOOR ZIJXE TEGENWOORDIGHEID BIJ DE BRUILOFT TE KANA ONS DE GEESTELIJKE BLIJDSCHAP LEERT.
1. Jesus. Mijn kind, dewijl ik tot zaligheid van allen was gekomen, ben ik alles voor allen geworden, om allen te winnen.
Als een blij licht, dat een ieder welkom is en alom warmte en bezieling verspreidt, zoo was ik het licht der wereld; zoo mijn leven, dat een toonbeeld van vreugde des Harten, van liefde en van opgeruimdheid, aanbood.
Onderzoek het, mijn kind, in al zijne doelen, nooit zult gij bevinden, dat ik terugstootend was of uit gemelijkheid de menschen schuwde of van mij deed vlugten ; neen overal zult gij mij opgewekt en vol vreugde overeenkomstig het goddelijk welbehagen met de menschen zien
201
len verkeeron, en alles door mijnen geest zien be-1 zielen en heiligen.
len Ja zelft heb ik aan de nitnoodiging om met
er- l bloeder cn leerlingen op oene bruiloft ts
He versc.iynen gehoor gegeven on in de vreugde art heilig deel genomen, elke gelegenheid aangrii-jor pende om zielen te winnen, de deugd en de en warM blijdschap des harten te oeren. iid L'it bot voorbeeld mijns Harten hebben de
; ;L';ll,fn geleerd de geestelijke blijdschap aan te j kweeken, en daardoor den naaste te stichten
on mij met oen vrolijk hart te dienen. • Zij wisten, dat ik een goed Vader ben en i hoezeer ik wensch, dat mijne kinderen leven met een opgeruimd hart, tevreden en gelukkio-in hunno deelname aan mijne goederen.
0\ ci weeg dit, mijn kind, volg dit na, opdat I in ij ne vreugde in u wone.
'^'0 eens) v:ui hoeveel belang die geeste-leid ü vreugde is, en wat zij uitwerkt! Wat toch ilen verschaft mij meerder eer hier op aarde dan de . uienst, dien men mij mot een blijmoedig hart is quot; 0,1 het bewijs, daardoor aan geheel de
zoo wereld geleverd, dat mijn dienst vol zoetheid -en, | cn. S';-luh is!
van Daarenboven is do ware blijdschap hot sie
raad der deugd, zij ruimt de moeijelijkhedon uit len, (lon WL'S, i verligt don arbeid, verheldert het end verstand, bezielt den wil, kortom maakt den vde mensch waarlijk geschikt tot alles, jij Zonder de vreugde des harten, brengen alle
it.'g g'oeiieren buiten ons weinig geluk aan, zonder ien laaiquot; vöi'stompen do vermogens der ziel, kwijnt
292
zelfs liet ligchaam on is de menscli ook in voorspoed ongelukkig.
Door de beoefening der geestelijke blijdscbap maakt gij u dierbaar aan mij, die den blijmoe-digen gever liefheb; gij maakt u nuttig jegens den naaste, die op aangename wijze ten goede wordt aangeprikkeld; eindelijk zijt gij voordeelig voor u zeiven, omdat gij door die éëne oefening vele oefeningen van deugden verrigt.
quot;Wat nog moer! Zie, wie is. de menscli, die het leven wil bezitten en goede dagen zien? De blijdschap des harten, dat is het leven des menschen, en de goede, de beste dagen zijn die, welke gesleten wordenin de goddelijke genade,die als liet ware het paradijs te midden van zegeningen uitmaakt.
Doch het voornaamste herkenningsteeken de:1 genade is de geestelijke blijdschap.
Derhalve is do vreugde het geluk der gereg-tcn voor het tegenwoordige en het voorteeken der eeuwige zaligheid.
3. quot;Wat is echter de geestelijke blijdschap, tenzij de goede gesteldheid dor ziel, die zich om mijnent wille waarlijk tevreden toont
Zij heeft dus niet in de natuur maar in de genade haren grondslag, zij is niet van de gesteldheid van inborst, maar van de gezindheid des harten afhankelijk; zij hoeft niet het zinnelijke maar het geestelijke tot voorwerp.
Do blijdschap der wereld is verderfelijk, leidt tot droefgeestigheid en bittere wroeging des gewetens ; want do natuurlijke blijdschap is onbestendig en herhaaldelijk aan droefheden onderhevig doch de geestelijke is duurzaam cn zaligend.
293
Deze heilige blijdschap wordt door het hart, dat van goeden wille is, met behulp der genade in het leven geroepen, zij wordt verhoogd door de vurige godsvrucht, bevestigd door de overwinning, die men over de neiging der natuur behaalt.
4. De duivel, de minnaar der droefgeestigheid, wetende hoeveel afbreuk die geestelijke vreugde hem doet, is er altoos op uit, om haar op aller bande wijze te bestrijden door valsehe redeneringen te vernietigen of wel door ijdele spitsvondigheden te verminderen.
Mijn kind, wacht u, dat gij u niet in zijne strikken laat vangen. Als gij aan dien bewerker der droefheid voet geeft, dan zal bet hem niet genoeg zijn u van de heilige blijdschap beroofd te hebben, maar u gestemd ziende volgens zijn verlangen, zal hij den gevaarlijksten van alle aanvallen op u wagon en u bekoren.
Wat hij u ook ingove, wat er ook gebeure, wil de droefheid, die uw hart ter nederslaat, niet in u toelaten. Die verderfelijke pest doet uwe beenderen verdorren en uw verstand verduisteren. Waar zij heerscht, daar regeert het gezond verstand niet. Ja, die droefheid des harten is eene kwaal, die allo anderen in zich sluit.
Het kan somtijds gebeuren, mijn kind, dat gij ii tot een zekere lustelooze droefgeestigheid geneigd gevoelt, niet wetende van welken kant gij daartoe wordt gedreven. Als dat gebeurt, bid dan, bid andermaal, wek zoo veel gij kunt uwen ijver op, maak gebruik van andere geschikte middelen, om de heilzame vreugde des harten te bewaren.
294
5. Herliaaidelijk overkomen n tegenspoecen en onaangonaamliedon, die u natuurlijker vrijze aandoen. Als gij toelaat dat deze uw hart 'oc-droeven, dan gij zult zo nog zwaarder maken; integendeel gij zult ze verligten, als gij uw hart blijde houdt. Keer ze derhalve zoo veel gij kunt, ten eeuwigen voordeele uwer ziel, en, den geest van die onaangenaamheden afwendend, verblijd u op bovennatuurlijke wijze over de groote winst, die gij er uit kunt trekken.
Doch wat vooral de geestelijke blijdschap in eene brave ziel gewoonlijk belet, dat zijn do fouten, die zij bedrijft eu zonder welke zij weet niet te kunnen leven. Zie, dat is eeue begoocheling, eene misleiding van den vijand, waardoor hij don onervarenen gewoonlijk zeer veel schade toebrengt.
Het ligt alleen aan u, mijn kind, om die fouten, wanneer zij eenmaal bedreven zijn, tot uw voordeel en dus tot blijdschap van uw hart te doen verstrekken. Immers het is van groot belang, ja zeer verdienstelijk, van den eenen kant terstond uit liefde tot mij de begane fouten te betreuren en van den anderen kant over de vernederingen, welke uit die fouten voortspruiten, u te verheugen, om daardoor mijne eer te horstellen.
Eindelijk, mijn kind, welke hinderpalen gij ook ontmoet, laat niets van hetgeen gij eenmaal met een goed doel hebt begonnen, achterwege om aan die lastige droefheid te ontkomen. Zie echter wel toe, dat gij, de droefheid op een punt ontvlugt nd, haar niet op een ander punt te
gemoet loopt. quot;Wil derhalve om liaar te vermijden u niet overgeven aan verstrooijing , aan nalatigheid in uwa geestelijke oefeningen of aan belangstelling in zinnelijk genoegen. Het einde toch van dergelijke vreugde is bitter naberouw.
G. Mijn kind, als gij eenmaal in staat van genade verkeert, dan is de korte inhoud dei-middelen om de geestelijke blijdschap te genieten en te bewaren deze: dat gij zachtmoedig en nederig van harte zijt uit liefde tot mij.
Zijt waarlijk nederig en nimmer zult gij neer-slagtig zijn; bemin mij met vuur, en gij zult altijd een opgeruimd hart bezitten.
Als gij aan de neiging of den weerzin der natuur gehoorzaamt; als gij in hetgene mijn dienst van u eischt, laauw of nalatig zijt, dan kunt gij dc ware vreugde des harten niet proeven noch beziten, mogt gij ook alle genoegens dor aarde tor beschikking hebben.
Doch er zijn ook uitwendige middelen , om de blijdschap des harten te bevorderen: de heilige poging, om de geestelijke blijdschap in eere te houden, het godvruchtig zingen van lofzangen en liederen, het gezelschap van geestelijk blijde personen ; lust in den arbeid; onderworpenheid in lijden: heilige vrijheid in onze wijze van voortgaan.
Bid, mijn kind , en span uwe krachten in, opdat gij die middelen wel gebruiken en alzoo de ware blijdschap des harten genieten moogt, met welke alle andere vreugde vergeleken , slechts kommer, alle blijdschap droefheid, alle zoetheid bitterheid is.
Dit is mijne blijdschap, mijn kind, verheug u
daarin altoos; nogmaals zeg ik u, verheug u daarin.
7. De leerling. O Jesus! wiens hart een onuitputtelijke bron van honingzoete blijdschap is, waaruit hemel en aarde schept, waar, anders dan in U, zal ik de ware blijdschap des harten vinden?
O liefste Jesus! die vol vreugde ontfermt, ontferm U mijner, die uw onwaardig kind ben, en vervul mijn hart met heilige vreugde.
Zonder U is mijne ziel als eene aarde zonder water, dor en ellendig; Gij alleen zijt ware en krachtige verkwikking.
Als uwe innerlijke verkwikking onbreekt, dan is iilles, wat de natuur kan schenken, smakeloos, doch als Gij het hart verblijdt dan juicht mijne ziel en draagt zij wegens die blijdschap alles met gemak, alles vindt zij smakelijk en zelfs het bittere bevindt zij zoet te zijn.
Verblijd zoo, smeek ik U, altijd mijne ziel. Geef mij eene nederigheid zoo hecht; dat ik nimmer neerslagtig worde; verleen mij zulk eene liefde en zulk een ijver, dat ik altoos met een opgeruimd gemoed voor U leve.
O Jescs. Beminde mijner ziel, mijne eenige maar ook al mijne vreugde! moge ik met zulk een blij hart U dienen, dat ik uwen dienst tot eer verstrekke , den naaste stichte en mij zeiven heilige tot eeuwige vreugde uws Harten.
297
dat het allerheiligst hart tan JESrS, terkeeeende met de menschen, ons leert de gebreken van den naaste te verdragen.
1. Jesus. Mijn kind, zoolang ik op aarde zigtbaai1 rondwandelde en met de menschen omging, verkeerde ik te midden van een bedorven geslacht.
Hoeveel hoovaardiglieid cn ontrouw, hoeveel onzuiverheid en onregt meent gij wel, dat ik, de doorziener der harten, zag in het binnenste der menschen, die geen smaak meer gevoelden dan voor de wereld en voor zich zeiven!
Hoe deden de schuldige onwetenheid, de ban-delooze vrijheid, do vergetelheid omtrent, het hemelschc, de zorg voor het aardsche, do ver-waarloozing der deugd en do zegepraal der ondeugd mijn Hart aan !
Vergelijk mij, mijn kind, met die menschen! mijne nederigheid met hunne aanmatiging en ijdelheid; mijnen iiver met hunne onverschilligheid en verstoktheid; mijne weldadigheid met hunne gevoelloosheid en ondankbaarheid; mijne liefde met hunne verdooving en verachting, in één woord al mijne deugden niet hunne gebreken en ondeugden.
En begrijp dat, welke gesteltenis des Harten ik hun kennelijk maakte. Zie hoedanig zij dan ook waren, toch ging ik voort met hen te leven, met hen te spreken, onder hen te verwijlen
298
zonder klagteu of verontwaardiging des Harten, ja zelfs mij tevreden toonend.
Als gij doze levenswijze goed overwogen zult hebben, leer dan jegens den naaste dezelfde gevoelens des liarten te betoonen.
2. Gij, mijn kind, eu al uwe naasten moet allen als kinderen van een zelfden liemelschen Tader, als allen vrijgekocht voor den zelfden prijs mijns levens, door den zelfden band van liefde des heiligen Goestes tot een eeuwig huisgezin vereenigd worden.
Trouwens allen zijt gij geroepen tot het zelfde rijk der hemelen, om daar, in volmaakten vrede, zalig te zijn, blijde wegens eene eeuwige ver-eeniging.
Zie derhalve wel toe, dat gij eensgezind zijt op uwen weg daarheen, opdat gij later niet buitengesloten en aan de lielsche kwelgeesten wor-det overgeleverd,
Dit is mijn voorbeeld, ja dit is mijn gebod, dat gij elkanders lasten draagt, u wederkeerig lief hebt, zoo als ik u heb lief gehad, met eene bovennatuurlijke, alles omvattende en werkda-dige liefde.
Indien gij mij bemint, onderhoud dan dit gebod. Als gij liet vervult, dan zult gij blijven in mijne liefde.
Die zijn broeder haat is een moordenaar: hij doodt zijne en zijn eigen ziel. Die vergramd wordt op zijn broeder zal schuldig zijn voor het gerigt. Die niet vergeeft, hem wordt niet vergeven. Die niet verdraagt, hij z:al niet verdragen worden. Met dezelfde maat namelijk.
299
waarmede; gij zult hebben uitgemeten , za! u worden ingemeten.
3. Denk er aan mijn kind, dat gij niet onder Engelen leeit maar onder mensclien, die hier op aarde niet zonder gebreken kunnen zijn.
Wil u derlialve niet verwonderen als- zwakke stervelingen dwalen of vallen ; maar verwonder ii er over, dat, terwijl gij zelf vele gebreken liebt, welke anderen van u moeten verdragen , gij u somtijds durft verontwaardigen over de gebreken van anderen.
Als gij het gebrek van een ander niet verdraagt , misdoet en verraadt gij daardoor juUf niet uw eigen gebrek?
Weet wel: ik laat somtijds toe, dat de mensclien terwijl zij lietregte voorhebben en het goede beoogen, elkander weerstreven, opdat daardoor zonder zonde gelegenheid verschaft worde elkanders gebreken te verdragen, hechte deugd te oefenen en verdiensten te vergaderen.
Leer uit u zelven begrijpen; wat uwen naaste toekomt. Behandel anderen zooals gij zelf wenseht behandeld te worden, en wat gij niet wilt, dar u geschiede, doe het ook niet jegens anderen.
Hebt gij zelf niet vele dingen, mijn kind, waarvan gij u zoudt wenschen te ontdoen en waarvan gij bij eigen ondervinding geleerd hebt, dat gij u niet ontdoen kunt? Wat gij dus in u zelven tegen uwen zin duldt, verdraag dat ook in anderen van wie gij , slechts eenige nederigheid en liefde bezittend, denken zult, dat ook zij hunne gebreken tegen hunnen zin dragen.
4. Er zijn er, die zeer gaarne gebreken ver-
300
dragen van hunne vrienden en van hen , die in neiging en zeden met hen overeenstemmen , doch ligtelijk beleedigd worden door de gebreken van anderen. Maar welke deugd is daarin gelegen? Doen dat ook de heidenen niet? Ja waarlijk zijn ook zelfs de redeloozc dieren ten laatste niet gewend dat te doen ?
Hoe kunt gij mijn leerling zijn, als gij hei-densche gevoelens in u draagt of het instinct der dieren involgt?
Beziel u mijn kind, met de bovennatuurlijke liefde mijns Harten, waardoor ik zoowel vijanden als vrienden verdragen en bemind heb tot den dood toe.
Verdraag derhalve allen, bemin allen zonder uitzondering, niet lettend op louter natuurlijke beweegredenen.
Bid voor hen , die u vervolgen cn lasteren; zegen , die u vloeken , doe wel aan die u haten j overwin het kwade door het goede.
Haat het kwaad, dat bedreven wordt, doch wacht u den mensch te haten , die het bedrijft. Hoezeer gij ook de zonde van deu mensch verfoeit , toch zijt gij verpligt om den mensch zeiven te beminnen.
5. De Heiligen, die niet de stem der natuur maar die der genade volgden, hadden in die mate de gevoelens mijns Harten overgenomen, dat :sij niet slechts een ieder in het algemeen, maar ook eiken vijand in hot bijzonder duldden en lief hadden.
En dezen, mijn kind, waren menschen en ba-zaten een natuurlijk gevoel zoo als gij ; doch zij
301
overwonnen do natuur on ook ondanks de natuur wedijverden zij edelmoedig in de navolging van mijn voorbeeld.
Welaan mijn kind, moed gevat, zoo als het een leerling mijns Harten past, en volg die grootmoedige en edele zielen na.
Wanneer gij over het gebrek uws naasten verontwaardiging in u voelt opwellen, zwijg dan en laat aan uwen mond niets ongeregelds ontsnappen , waardoor gij den naaste en u zeiven schade toebrengt.
Bid van harte voor hom ; doeh wend volhardend uwen geest af van de herinnering zijner gebreken.
Wil nimmer moede worden uwen naaste te vergeven, zijne gebreken te verdragen, hem op bovennatuurlijke wijze te beminnen bijaldien gij mijn Hart van harte wilt navolgen.
Hebt gij vele en grooto dingen van anderen te verdragen, herinner u mijn kind, dat ik veel meer en veel grooter in u geduld heb.
Zie oene schuld van tien duizend heb ik u barm-hartiglijk kwijt gescholden; moet gij dan ook geen modelijden hebben met uwen medoknecht , zooals ik medelijden met u heb gehad?
Herinner u eens, mijn kind, hoe langen met welke goedheid des Harten ik u verdragen heb en nog verdraag ; en leer daaruit hoo en hoelang gij uwen naaste moet verdragen.
6. de leerling. O Jesus ! Hoe lankmoedig en goedgunstig zijt Gij jegens mij geweest en zijt Gij thans nog! Hoo kan ik dit in mijn geheugen terug, roepen en niet sclireijen van liefde en dankbaarheid
302
Hoe ellendig ik ook bon, iittoos vind ik uw Hart voor mij geopend; en evomvel, ik belijd liet niet schaamte, is mijn hart somtijds gesloten voor den naaste.
O Jesns, zachtmoedig en nederig van Harte! die weet hoe weinig ik bereid ben om de gebroken des naasten te verdragen, juist omdat ik mij zeiven te veel acht en bemin, stort, smeek ik U, in mijn hart de nederigheid en liefde mvs Harten, opdat ik eiken naaste uit liefde tot IJ beminne als mij zeiven.
Verleen mij de genade, om zoo dikwerf als ik gebreken van anderen zie, mij boven de natuur te verheffen, cn mij door een bovennatuurlijk beginsel te laten bewegen tot medelijden en niet tot verontwaardiging, tot gebeden voor hem cu niet tot afgekeerdheid.
Schenk ons, beminnelijkste Jesus, uwen Geest, den Geest dor liefde, opdat wij elkander beminnen en leven verecnigd door eon heiligen vrede, totdat wij zullen binnengaan in uw rijk dor eeuwige liefde.
dat het allerheiligst hakt vax jesus. in den grootsten eenvoud met allen handelend, ons de heilige eenvoudigheid jegens den naaste leert.
1. Jesvs. Mijn kind, toen ik onder de men-
sclien verkeerde, trok dit hunne verwondering, wekte dit liunne verbazing, dat ik met zooveel eenvoudigheid ten opzigto van allen en een ieder der stervelingen handelde.
Doch dat was een geheim mijns Harten. Want mijn hart dat God bemint en met de zelfde liefde al het overige bemint, is immers eenvoudig, allen in één en één in allen omvattend.
Deze eenvoudigheid des Harten, die ik jegens de mensehen aan den dag legde, do beeltenis van mijnen Geest, de liefde, die in zich zelve niet verdeeld is, die met velen bezig toch zelve altoos een blijft.
Ja, deze eenvoudigheid is het, die God en de mensehen bemint door een zelfden Geest, die de men-schelijke ellende en voorspoed beschouwt, het kwade ■wegneemt en het goede bevordert, verschillende werken voltooitaan de verschillende inborsten en gesteltenissen der mensehen te ge-moet komt, vele en verschillende omstandigheden over het hoofd ziet, zich zelve gelijkblijvend; en dat alles in dlt;?n zelfden G eest.
Door die allerlieflijkste deugd werden de mensehen wonderlijk getroffen. Nooit toch hadden zij zooveel eenvoud met zoo veel waardigheid vereenigd, [zulk eene spraakzaamheid, die steeds dezelfde was, aan zulke wondervolle kracht gepaard gezien of zich voor den geest gesteld.
Voorwaar niets dubbelzinnigs, niets geveinsds was er in mij, geen gemaakte verhevenheid van woorden, geen gekunstelde wijze van handelen.
Maar aan allen scheen de wezenlijke eenvoudigheid mijner ziel, de beweegreden mijner han-
304
delingen toe als een spiegel van de opregtheid mijns Harten.
Van daar, mijn kind, kwamen de menschen om strijd tot mij en stortten zij Imn hart voor mij uit. De kinderen zelfs kwamen toegeloopen; en zie ook dezen liet ik tot verwondering der menschen, tot mij komen, cn hen vriendelijk toesprekend en vurig voor hen biddend, vervulde ik hunne blijde harten met liefde voor de deugd.
2. Mijn kind, leer uit mijn voorbeeld de heilige eenvoudigheid jegens uwen naaste, hetgeen voor u niets anders is dan uwe gedachten, woorden en werken af te leiden uit de eeno goddelijke liefde; en de gedachten, woorden en werken van anderen tot die zelfde liefde terug te brengen.
In mijn Hart derhalve, het middelpunt dei-liefde, moet elke naaste beschouwd en bemind worden.
Die zijn naaste beschouwt buiten mijn Hart, verdeelt ligtelijk zijn hart in verschillende genegenheden, die louter natuurlijk zijn, of wel hij regelt het voor een gedeelte naar menschclijke oorzaken of invloeden.
Doch die de menschen beschouwt en bemint in de liefde mijns Harten, hij ziet met een eenvoudig oog in allen slechts een, hij bemint in allen slechts één met zuivere liefde, hij heeft geen geveinsd noch een verdeeld hart.
3. Zijt derhalve zoo eenvoudig in uw oogen en gedachten ten opzigte van al hetgeen tot den naaste behoort; en wil door ligtvaardige oordeelvellingen uw hart niet verdeelen.
305
quot;Wie heeft u aangesteld tot regter van uwen naaste? Van waar ontvangt gij ,'iet regt om hem te veroordeelen! Hoe durft gij hem in uw oordeel verwerpen, wien ik met mijn Hart bescherm, wien gij verpligt zijt als oen broeder te beminnen, die eindelijk in mijn oog veel beter is dan gij zelf, of in do eeuwigheid het zijn kan?
Mijn kind, gij zijt niet te verontschuldigen , als gij ligtvaardig oordeel velt. Immers als gij een ander zoo vonnist, oordeelt gij dan niet u zei ven? Want als gij hem.ligtvaardig straf schuldig verklaart, dan maakt gij u daardoor tevens aan straf schuldig.
Wil evenwel niet eene inblazing met een vermoeden of eeu vermoeden met een oordeel verwarren. De inblazing is een vijandige ingeving, die van den menschelijken wil mee afhangt en dus, als de wil er niet in toestemt, ook niet strafschuldig is. Doch een vermoeden, wat is het anders tenzjj uit twijfelingen en onbeduidende teekenen zoo ver komen, dat men iets waarschijnlijk of als bijna zeker meent en het daarvoor houdt? Oordeelen echter is op grond van voldoende redenen besluiten en gelooven, dat iets zeker is.
Wanneer er derhalve voldoende reden voor ons vermoeden of voor onze oordeelvelling aanwezig is, dan is ook het vermoeden en het oordeel niet ligtvaardig noch strafbaar.
En indien aan ons vermoeden of oordeel de voldoende reden ontbreekt, doch wij niet bespeuren, dat zij ontbreekt, dan is de dwaling onoverwinnelijk en schuldeloos.
20
306
Ja, indien gij de zorg over anderen liebt, dan is het niet slechts geoorloofd maar als er waarschijnlijke teekenen van kwaad worden geleverd, dan zijt gij verpligt, om uwe ondergeschikten to verdenken en het kwaad, indien er iets ontdekt is, met voorzichtigheid uit te roeijen.
Overigens, mijn kind, welk toeken, welk woord of welke daad gij ook in uwen naaste bespeurt, leg het altijd ten goede uit; kunt gij het om de een of andere reden in uwen geest verontschuldigen, verontschuldig het dan; als gij niet de minste reden van verschooning ziet, berisp het dan met een woord der liefde, of door oen teeken van afkeuring, als de voorzigtigheid namelijk dit gedoogt en er zekere vrucht is te verhopen.
O mijn kind! de heilige eenvoudigheid dei-liefde denkt geen kwaad, en treurt er niet over als zij zich vergist en onschuldig ook van het kwade goed denkt.
4. Zijt ook eenvoudig in uw spreken, mijn kind. Dat de tong uw hart niet verdeele zooals de wereld doet, die met den uiterlijkon schijn tevreden, zich trotsch beroemt de kunst van veinzen en ontveinzen te bezitten.
quot;Wat u betreft, deel van de schatten, die uw welgemeend hart bevat, goederen uit aan uwen naaste.
Verre zij dus van uwe gesprekken alle list, alle dubbelzinnigheid, al het gekunstelde, waardoor de naaste valsehelijk misleid wordt of waardoor hij begint te wantrouwen uit vreeze voor verberging der waarheid, of waardoor hij geërgerd
307
wordt wegens duidelijke teckenen van stilzwijgende bedorvenheid of ten laatste, waardoor li ij wegens ligtgelooviglieid schade iijdt.
Mijn kind, uw hart meene, wat uw mond spreekt. Moeten derhalve do ongeregelde bewegingen der hartstogten, die gij inwendig bespeurt, ook uiterlijk worden weergegeven? Wacht u dit
te beweren; wacht u wel dit te gelooven; want die
bewegingen moeten niet slechts door don mond nmir ook door hot hart onderdrukt worden.
Zijt dezelfde voor allen; de ware en heilige eenvoudigheid toch is spraakzaam voor een ieder altoos beminnelijk, overal zich zelve gelijk.
AVil wegens zaken, die onverschillig zijn en u niet aangaan de eenheid der liefde niet krenken hoevele redenen ook daarvoor mogen pleiten.' Denk er aan, dat eéno daad van liefde alle beweegredenen oneindig verre te boven gaat.
liiii als het gebeurt, dat gij den naaste met een woord beleedigt, verneder dan u zeiven in beminnelijke eenvoudigheid en tracht hem zoo spoedig mogelijk voldoening te geven en vergiffenis te vragen. Do nederigheid alleen biedt herstel aan de gekrenkte liefde.
5. Eindelijk zijt ook in uwe handelingen eenvoudig. Niets gemaakts, niets wat van ver-waarloozing getuigt, zij in u zigtbaar; zoo zij geheel uw uiterlijk, dat het den glans der op-regtheid vertoont, die innerlijk in u schuilt.
Al wat gij jegens den naaste doet, geschiede dus in de liefde, die schoon ook een en ondeelbaar, evenwel in vele en verscheidene daden zich uitspreekt. Een en ondeelbaar, weet zij
303
vole zikj;i en dcolou to vci-ionigen, dingen, die niet zainonstommcn, guljjkelijk to bohoudou, cn wat zij voroonigd heeft,to bewaren onto bevorderen.
Mijn kind, als gij do eenvoudigheid mijns harten waarlijk zult hebben aangeleerd, dan zult gij aan allen eono liefde vol welwillendheid, en opregt en gemakkelijk aan oen ieder de oero geven, die hem toekomt, innerlijk zoo gestemd, dat gij door eono zelfde goddelijke liefde bereidvaardig aan andoren hot grootste dool schenkt en aan do pissende oischon yan oen ieder in hot bijzonder ten dienst wilt staan.
Ga met eenvoudigheid voort, mijn kind, volg don regton weg, niet afwijkende ter linker ot ter regterzijdo on to redeneren over mogelijkheden. of om ijdel te onderzoeken, wat anderen over u donken, of ten laatste denken kunnen.
Zoek in allen mij alleen, wien gij ongetwijfeld in allen zult vinden, on in wien alleen gij alios zult bezitten.
6. Wee don dubbelhartige, die iets anders in zijn binnenste, iets anders in den mond heeft, die honig op de lippen maar bitterheid in don boezem houdt, die uiterlijk belijdt opregt to zijn, doch innerlijk het bedrog verbergt!
Een hart dat langs twee wogen wandelt, zal niet slagen; liet zal noch hot spoor tot mijn Hart noch den weg tot het hart dos naasten vinden; het zal rondzwerven tot zijn eigene schade.
Want eenmaal zal zijne dubbelhartigheid ontdekt worden en de verwachting van den huichelaar te gronde gaan.
Doch zalig de eenvoudigen; want hunner is de
lt;309
zekevo vredu! Nogi.iaals zeg' ik: zalig zij, dewijl mijn omgang cn verkeer niet do convoudigon is!
Dio eenvoudig wandelt, gaat niet vertrouwen voort en zal zalig zijn.
7. Zie toe, mijn kind, dat gij do eenvoudigheid volgend u niet aan onvoorzigtiglieid overgeeft. Want dc heilige eenvoud is v/el is waar opregt, omdat zij heilig is, doch omdat zij heilig is, is zij ook voorzigtig.
Zijt derhalve eenvoudig als do duif, doch tevens voorzigtig als do slang.
Open niet voor ieder mensch uw hart. Ont-slujjer van uwe geheimen aan den naaste slechts zooveel, als goede geregelde liefde eisohr.
Wat niet strekt tot algoineeno stichting of niet tot den gewonen loop der /aken behoort, mijn kind, wil dat aan niemand niededeelen, tenzij aan mij en aan diegenen, welke mijne plaats hij u beklcedon.
Uw hart zjj niet gelijkend aan oen gebroken vat, dat niet kan inhoi den, wat men er indoet.
Als gij geen geheimen kunt bewaren, dan zijt gij niet slechts den naam van leerling mijns liarten, maar ook het vertrouwen van uwen naaste onwaardig, onwaardiger nog zijt gij, om de geheimen uwer vrienden en het meest on-waardig, om mijne geheimen te vernemen.
Hebt gij een woord ten nadeele van uwen naaste gehoord, dan blijve hot in u besloten, het zal u niet doen bersten, mijn kind, noch op eenigo wijze doeren.
Ue oorblazer bezoedelt zijne ziel en zal door anderen gehaat zijn. Iljj toch is een dubbel vergiftig werktuig ten kwade.
310
Het is niot altoos goed do waarheid te zeggen, doch liegen moogt gij nimmer. Gij hebt dus voorzichtigheid noodig, om niet door het spreken der waarheid oi' door leugentaal, tegen do liefde en tegen andere deugden te zondigen.
Mijn kind, neem in dergelijke omstandigheden uwe toevlugt tot mijn Hart, en de zalving zijner liefde zal u loeren, hoe gij u moet gedragen.
Ten slotte mijn kind, hid om den geest dor heilige eenvoudigheid te yerkrijgen en houd die deugd in eero, waardoor gij het verkeer met uwen naaste voor u en voor hein genoogelijk en vruchtbaar, voor mij aangenaam en vereerend maakt.
8. De leerling. Gij Heer, zijt de ware vorm. Gij het voorbeeld der volmaakte eenvoudigheid. Ach! mogt ik U gelijken!
O Jesus, eenvoudig liefde! maak mijn hart eenvoudig, opdat ik, voor zoo verre het aan een schepsel vrij staat, tot uwe eenvoudigheid gerako, een in allen en alles in eeneu beminnende.
Maak mijn verstand eenvoudig, het bevrijdend van Yerschillendo valsche beginselen dor wereld en der eigenliefde, en het behoedend voor elk kwaad vermoeden en ligtvaardig oordeel, opdat het door U alleen, waar liet zekerheid geldt, in waarheid, en waar er van twijfelingen spraak is, in liefde bestuurd worde.
Maak mij geheel eenvoudig, inwendig en uitwendig, opdat ik één geworden, altijd en overal mij zeiven gelijk blijve, alles ontleenende aau U alleen, en alles terugbrengende tot U alleen, die het begin en het einde van alles zijt.
311
dat het allerheiligst hart van jesus, den menschen de zoetheid zijner nederige liefde toonend, oxs een voorbeeld ter navolging heeft gegeven.
1. Jescs. Luister, mijn kind, en neem mijne woorden ter harte. Toen God door den profeet over zijn Zoon sprak, dio eenmaal komen zoude, zeide Hij : Zie daar mijn Kind, mijn beminde, in Avien mijne ziel alle behagen heeft genomen. Ik zal mijnen Geest over hem zenden. Hij zal niet twisten noch luide roepen. Het geknakte riet zal hij niet breken en het rookende lemmet niet uitdooven. In zijnen naam zullen de volkeren hunne hoop stellen.
Zoo kwam ik, mijn kind, zoo ben ik in de wereld geweest. Ik verkeerde met allen in zooveel nederigheid, in zooveel liefde, dat ik het Lam Gods genoemd en als zoodanig gekend werd.
Zie eens, hoe ik loefde onder de^ menschen, hoe ik mij ten hunnen opzigte gedroeg. Schoon ook hun Heer, was ik toch in hun midden als een dienstknecht.
Gekweld door allerlei behoeften, kwamen zij van allo zijden vol vertrouwen tot mij, wetende, dat do nederigheid mij eigen was. dat do zachtmoedigheid tot mijne natuur behoorde, dat de goedheid een wezenlijk bestanddeel mijns Harten uitmaakte.
En inderdaad, door de eerste of de geringste
310
Het is niet altoos goerl de waarheid te zeggen, doch liegen moogt gij nimmer. Gij hebt dus voorzichtigheid noodig, om niet door het spreken der waarheid or door leugentaal, tegen de liefde en togen andere deugden te zondigen.
Mijn kind, neem in dergelijke omstandigheden uwe toevlugt tot mijn Hart, en de zalving zijner liefde zal u loeren, hoe gij u moet gedragen.
Ton slotte mijn kind, hid om den geest der heilige eenvoudigheid te verkrijgen en houd die deugd in ocre, waardoor gij het verkeer met uwen naaste voor u en voor hem genoegelijk en vruchtbaar, voor mij aangenaam en vereerend maakt.
8. De leerling. Gij Heer, zjjt de ware vorm. Gij het voorbeeld der volmaakte eenvoudigheid. Ach ! mogt ik U gelijken!
O Jesus, eenvoudig liefde! maak mijn hart eenvoudig, opdat ik, voor zoo verre het aan een schepsel vrij staat, tot uwe eenvoudigheid gerake, een in allen cn alles in eenen beminnende.
Maak mijn verstand eenvoudig, het bevrijdend van verschillende valsche beginselen der wereld en der eigenliefde, en het behoedend voor elk kwaad vermoeden en ligtvaardig oordeel, opdat het door U alleen, waar het zekerheid geldt, in waarheid, en waar er van twijfelingen spraak is, in liefde bestuurd worde.
Maak mij geheel eenvoudig, inwendig en uitwendig, opdat ik één geworden, altijd on overal mij zeiven gelijk blijve, r.lles ontleenendo aan U alleen, en alles terugbrengende tot U alleen, die het begin en het einde van alles zijt.
311
dat het allerheiligst hart van jesus, den jienschen de zoetheid zijxee nederige liefde toonend, ons een voorbeeld tee navolging heeft gegeven.
1. Jescs. Luister, mijn kind, en neem mijne woorden ter liiirte. Toen God door den profeet over zijn Zoon sprak, dio eenmaal komen zoude, zeide Hij : Zie daar mijn Kind, mijn beminde, in Avien mijne ziel alle behagen heeft genomen. Ik zal mijnen Geest over hem zenden. Hij zal niet twisten noch luide roepen. Het geknakte riet zal hij niet breken en het rookende lemmet niet uitdooven. In zijnen naam zullen de volkeren hunne hoop stollen.
Zoo kwam ik, mijn kind, zoo bon ik in de wereld geweest. Ik verkeerde met allen in zooveel nederigheid, in zooveel liefde, dat ik het Lam Gods genoemd en als zoodanig gekend werd.
Zie eens, hoe ik leefde onder de„ menschen, hoe ik mij ten hunnen opzigte gedroeg. Schoon ook hun Heer, was ik toch in hun midden als een dienstknecht.
Gekweld door allerlei behoeften, kwamen zij van allo zijden vol vertrouwen tot mij, wetende, dat do nederigheid mij eigen was, dat do zachtmoedigheid tot mijne natuur behoorde, dat de goedheid een wezenlijk bestanddeel mijns Harten uitmaakte.
En inderdaad, door de eerste of de geringste
312
zucht van ieder ongelukkige, werd mijn Hart bewogen en al zijne teederheid opgewekt.
Heb ik ooit iemand teruggestooten ? Heb ik den armste, ja zelfs den laagste der mensclien geminacht? Heb ik ooit aan iemand een blijk van verveling gegeven? Noen, voorwaar allen en een ieder nam ik op en begunstigde ik met de grootste bewijzen mijner goedheid.
Overweeg oens mijn kind, en beschouw mot welke teederheid ik de kleinen behandelde ; welk geduld en welke nederigheid, die altijd dezelfde was, ik jegens de onbcschaafden, welk een krachtig en edelmoedig Hart ik jegens de on-handelbareu, welk een vurigen ijver jegens de wereldlingen, welk gevoelig medelijden ik jegens de bedroefden, welke groote welwillendheid ik jegans dc zondaren, welke heilige liefde jegens de braven, welke nederige liefde ik jegens allen betoonde.
Die nederige liefde, die deugd mijns Harten roofde zoozeer aller harten, dat in spijt mijner morrende benijders, geheel de wereld mij naliep.
Ja, mijn kind, deze nederige liefde mijns Harten heeft geheel do wereld overwonnen. Van waar toch meent gij, zulk een wonderbare en plotselinge ommekeer in de wereld, zoo niet door den invloed der geheime zalving en door de aantrekking van do zigtbare goedheid mijns Harten?
Zie toch eens, hoe wegens do kennelijke goedheid mijns Harten, de mensclien van alle plaatsen, uit eiken stand van elke gesteltenis des ligchaams of der ziel toesnelden en nu nog tot mij snellen, hoorende, dat ik den arme niet
313
veracht, dat ik den bedrukte niet verlaat, den zondaar niet verafschuw, do treurende zondares, de sraeekende Chananeesche vrouw, den bidden-den tollenaar, den afvalligen maamp;r wederkeerenden leerling, den schuld belijdenden moordenaar, ja zelfs do beulen niet verstoot, dio mijn Hart doorboren.
2. Mijn kind, leg er u met allen ijver op toe, deze levenswijze, een zoodanig verkeer met de mensohen na to volgen en als een opregt leerling van mijn Hart in uwe zeden uit te drukken.
Eenige Heiligen, die de gevoelens mijns Harten volmaakt hadden overgenomen, gedroegen zich zoo, dat anderen niet met hen konden omgaan zonder door hun uiterlijk, als ware deze eene juiste beeldtenis van mij, tot de vrome herinnering van mij gebragt te worden.
Onverschillig kunt gij met den naaste niet handelen; gij zult hem of wel goed of kwaad aanbrengen.
Niemand vermag met de menschen om te gaan zonder nadeel voor zich zeiven of voor anderen, zoo hij zich niet met een opregt hart voor de menschen wil vernederen.
Herhaaldelijk moet gij uwen eigen zin nederig ten offer brengen, als gij met anderen zonder tweedragt wilt verkeeron; ja wat meer is, dikwijls moet uwe natuur het onaangename met liefde omhelzen, als gij met hen zonder bittere woorden wenscht te leven.
A an waar de twisten onder de stervelingen? Is het niet wegens do hoovaardij, waardoor de
314
een niet wil onderdoen voor den ander'? Van waar de bittere afgukeerdheid ? Is het niet wegens de ongeregelde liefde jegens zich zeiven, die de harten zei ven bederft ?
Verjaag do hoovaardigheid uit de mensehen en zie allo menschelijke beroeringen zullen met haar vlugten. Verdrijf vervolgens alle eigenliefde en gij zult den vrede des hemels op de aarde zien heerscher.
Indien gij waarlijk nederig waart, zoudt gij den naaste winnen; en indien gij van zuivere liefde brandet, zoudt gij hem vervoeren om met alle krachtsinspannig te loopen naar de geuren dei-deugden, die een zoo aangenamen reuk verspreiden.
3. Nederige liefde vermag meer dan alle gestrengheid. Deze toch, schoon ook uiterlijk liet kwaad belettend, vervreemdt evenwel innerlijk van hot goede; doch gene verbetert het kwaad en doet het goede lief hebben.
Niets, mijn kind, is voor de leiding van anderen gemakkelijker dan gestrengheid of te grooto vrijheid. Doch wat is voor den mensch gevaarlijker dan het eerste ? of wat is meer beleedigend voor mij dan het laatste'?
In een dier uitersten vervallen zij gewoonlijk, die niet een innerlijk leven leiden, en die zich daarom liever door do natuur dan door mijnen Geest laten bestieren.
Mijn kind, als gij met de zorg voor anderen belast zijt, dan moet gij voor alles zelf een innerlijk mensch zijn. O, hoe beklagenswaardig is hij, die het niet is en toch over anderen gesteld is! Want vele dingen zal hij ongetwijfeld slech
verrigton, raijno belangen, die hem zjjn toevertrouwd, benadeelon en van dat alles rekenschap moeten geven.
AVoo do godsdienstige broederschap, wier overste een persooii is, die niet innerlijk leeft! Want zie haar goest zal kwijnen, allengs verslappen, dewijl elke vereeniging het gevaarlijkste wordt getroffen in haar hoofd en daardoor de ledematen noodlottig in het harte worden aangedaan, namelijk door ongeregelde genegenheid voor de schepselen, door do gevaarlijkste ziekte vaneen ieder in het bijzonder.
Als gij jegens anderen mijne plaats bekleedt, dan moet gij hen volgens mjjnen Goest leiden en behandelen om door, on in hor mijne belangen to bevorderen. Handelt gij volgens een andoren geest, dan bevordert gij uwe, niet mijne belangen; dan kunt gij wel uwen zin en dien van anderen maar niet van mijn Hart voldoen.
Als gjj innerlijk door mjjnen Geest bezield zijt, dan zal uwe wijze van doen wel is waar krachtig maar tevens vol bezadigdheid zijn. Wat gij u ter bereiking kiest zult gij volhardend nastreven, totdat gij het verkregen hebt, doch met de bezad gde liefde, die, terwijl zjj aanprikkelt, geene wonden slaat; die als zij dringt, niet verbittert; die duizend kunstmiddelen gebruikt om anderen te winnen; die, eindelijk overwint doch zoo overwint, dat de overwonnene zich met de daad vrijwillig en met verdiensten heeft overgegeven.
Maak gebruik van mijn geheim om te bestieren, waardoor gij niet van allen het zelfde eischt
maar door con zelfden geest geleid van een ie-der in het bijzonder vergt, wat gij liun talenten en kracht en allo omstandigheden in aanmerking genomen, redelijker wijze kunt verkrijgen.
Weet gebruik to maken van de geestvermogens uwer ondergeschikten, en wend zo allen in het bijzonder aan tot een geschikt doel en ter verkrijging eener vrucht, dio betrekkelijk genomen de beste is.
Wacht u om uwo onderdanen, onder welk voorwendsel ook, van u te vervreemden of neer-slagrig te maken. Inderdaad, zooals ik do Apostelen behandelde, zoo moet gij u toeleggen om met uwe ondergeschikten om te gaan, zoo dat zij met vol vertrouwen in olko moeijelijkheid tot u komen, u altoos levend zien door mijnen Geest en vol zorg voor hun geluk; opdat zij blijde hun leven slijten en mij met een bereidvaardig gemoed en met een opgeruimd hart dienen.
Onthoud, mijn kind, dat niets mocijelijker is dan te • straffen zoo, dat gij er de vruchten van oogst. Wanneer gij derluilvo straffen moet, zie dan toe, dat gij het kwade nog niet erger maakt; zie toe, dat gij den monscli niet uiterlijk polijst en helder maakt gelijk een graf maar hem innerlijk hot bederf doet opnemen on bewaren.
Wil nimmer in woorden of met de daad iemand straffen, die door gramschap vervoerd is oi terwijl gij zelf door gramschap wordt bewogen. Do zonde, die op heeter daad zal worden bedreven, slechts wat haar volvoering betreft, te beletten, dat zij genoog; stol do straf, die daarop volgen moet uit, zoo lang, dat gjj zonder hartstogt
?17
hare zwaarto on con gèëvenredigdo straf kunt kiezen en luj in kalmte met vrucht deze out-vangen en ondergaan kan.
4. Bedroef niemand zonder noodzakelijkheid; on indien het gebeurt, dat gij jegens anderen iets onaangenaams zeggen of doen moet, matig het dm door de liefde mat goede redenen en bereid het door zachtmoedigheid in de wijze zoo too, dat hetgeen bitter is, zoo min mogelijk als bittor geproefd wordt.
Indien men u iets vraagt, wat gij niet veroorloven kunt, verklaar dan aan don vrager hoezeer gij wenscht liet te kunnen, hoezeer liet u spijt dit niet te kunnen toestaan; zoo zal hij heengaan tevreden en meer gesticht, dan wanneer hij verkregen luidde, wat hij gevraagd hoefr.
quot;Wil onder geen voorwendsel van liefde de men-schon met ijdelu vleitaal voeden of, met eene zekere staatkundige listigheid, spel met hen drijven. Die handelwijze is niet slechts in den hemel maar ook op aarde gehaat; want als zij du waarheid niet tot grondslag hoeft, dan is zij geene liefde maar bedrog.
Doe ook niets ter wille dor nederigheid, waardoor den naaste redelijker wijze eene gelegenheid tot zonde wordt gesteld. Dit namelijk is niet eon daad van ware nederigheid maar van gebrek aan liefde.
5. Neen, mijn kind, toon in u zoo zeer de gedaante van do nederige liefde mijns Harten, dat gij overal een goeden geur van mijn voorbeeld wedergeeft.
Zoo schijne uw licht voor do monschon, dat
318
zij uwe goede werken zien en uwen Vader, die in den hemel is, verheerlijken.
De leerling. Maar, o Heer, hebt gij dan uwe leerlingen niet bevolen, hunne deuren te sluiten en hunne goede werken verborgen te houden ?
Jesus. Gij begrijpt geen van beide mijn kind! Doch weet en bemerk: wat door de noodzakelijkheid niet geëischt wordt of niet tot algemeenc stichting verstrekt, dat moet in liet geheim geschieden, dewijl zoo iets voor uwen naaste een rede tot ergernis en voor u van gevaar kan zijn; doch wat algemeen of noodzakelijk is, doe dat in het openbaar zoo, dat uwe raeening verborgen blijve, opdat gij door uwe daden den naaste een goed voorbeeld gevet en door de meening, volgens welke gij mij alleen wilt behagen, verkrijgt altijd verborgen te blijven.
6. Als gij do nederigheid en do liefde jegens allen, wie zij ook zjjn mogen, uit goddelijke liefde beoefent, o dan zult gij aan allen, die uw voorbeeld zien een goeden geur van do deugden mijns Harten schenken.
En mogten anderen met uw voorbeeld ook geen voordeel doen, gjj zult daarom niettemin dierbaar aan mijn Hart zijn.
Zalig hij, mijn kind, die door een voorbeeld van nederige liefde de mensehen voorlicht, om :e toonen hoezeer de goedheid mijns Harten bo-mind en nagevolgd dient te worden! Die op deze wijze mij verheerlijken, zullen mij eeuwig bezitten.
7. De leeeliko. O Heer, zachtmoedige en nederige Jesus ! om alles, wat Gij uit uw honigzoet Hart
319
ter leering kiest, te volbrengen, heb ik yeel genade noodig. Ik smeek U, lielp mij me uwe krachtdadigste onderstenniiig. t
Ik moet on wil ook meerder nederigheid en meerder liefde bezitten. Dikwijls toch, ik belijd het mot schaamte, beleedig ik den naaste en mishaag ik U door gebrek aan nederigheid en liefde.
Nederigste en zachtzinnigste Jesus, magneet der harten, die met de goddelijke goedheid uws Harten allen, wie ook, aantrekt, en ook met de onuitputtelijke zoetheid uwer nederige liefde behandelt; maak, dat ik U navolge, geef, dat ik een volmaakt leerling uws Harten zij.
Bevrijd mij van allo scherpte en bitterheid des hoogmoeds en der eigenliefde, en maak mijn hart zooals het uwe is, vol nederige liefde en gelijkblijvende zachtzinnigheid jegens allen zonder aanzien van persoon.
dat het allerheiligst hakt tan jesus, ]m de webeld levend, ons de wijze leert zoo in de wereld te verkee-ren, dat wij niet tot de wereld beh00ken, noch door haar benadeeld wokden.
1. Jesus. Mijn kind, zoolang ik in de wereld geweest ben, behoorde ik niet tot de wereld; kiverkeerde tusschen goeden en boozen, doch
320
do vorst der wereld noch zijn geest oefenden eenige macht op mij uit.
Ofschoon ik niet koude zondigen, heb ik toch die dingen te baat genomen, waaruit mij no leerlingen loeren zouden hoe zjj zich voor do besmetting der wereld zouden kunnen wachten.
Inwendig toch was mijn Hart zoo vreemd aan do wereld, dat niets, wat wereldsch is het aandeed ; zoo zoor brandde hot van goddelijke liefde, dat het als oeno vlam immer opsteeg boven al liet geschapene.
Als het uiterlijk bezig was, dan was het inwendig afgetrokken; wanneer liet uitwendig zich met do menschen onderhield, dan bleef het innerlijk met God voreenigd.
Doch, wat het uiterlijke betreft, was alles in mij geregeld; de zintuigen goed geordend; de wijze van handelen vol voorzigtigheid.
Zoo verstandig en heilig was mijn onderhoud, dat zelfs mijne vijanden heun gingen zeggende: Nooit hooft een monsch zoo gesproken.
Nooit zag men mij gedachteloos uitgelaten of onbeteugeld; geone onvoorzichtige gemeenzaamheid, geene ligtzinnigheid was er in mij ; maar oen innemende ernst, die door wondervolle zachtzinnigheid werd gematigd.
Alles in mij, mijn kind, was vol waardigheid, die tevens eerbied en liefde inboezemde, alle vermetelheid terugschrikte ; de zedigheid gebood en de deugd aanbeval.
Herhaaldelijk mij van de monschon verwijderend, begaf ik mij tot het gebed, ofschoon ik nooit ophield inwendig te bidden.
321
2. O, mijn kind, mogt gij dit begrijpen, mogt gij het navolgen om in deze bedorvene wereld zonder zonde en zonder schade te kunnen verkeeren!
Vestig ter uwer bemoediging, uwe oogen op de voorbeelden der Heiligen, die mijne voetstappen volgend, met het ligchaam wel is waar in de wereld maar reet hun hart boven de wereld leefden.
De wereld deerde hen niet, omdat zij niets, wat der wereld is, lief hadden; integendeel zij strekte hun tot voordeel; omdat zij, meer het verderf der wereldsche liefde ziende, ook des te meer de goddelijke vriendschap waardeerden, en haar des te meer aankweekten.
Al wat zij in do wereld ontwaarden, walgde hun en achtten zij als slijk, om de goederen te genieten mijner genade en liefde.
3. Mijn kind, indien gij zonder nadeel in do wereld wilt verkeeren, dan zij ten eerste uw hart innerlijk goed gestemd. Het moet volkomen overtuigd zijn van de ijdelheid der wereld in alle opzichten en deze verafschuwen; het moet zich bewust zijn van de onwaardeerbare waarde mijner vriendschap en daaraan gehecht zijn.
Gewen uw hart er aan om, zoodra de wereld u iets aanbiedt, u innerlijk terstond tot mij te wenden en op deze of dergelijke wijze te verzuchten; Behalve U, wat wil ik dan op aarde. God mijns harten en mijn deel in eeuwigheid!
Als uw hart zoo goed geregeld is, dan zal alles wat gij op de wereld bespeurt, weinig invloed op u uitoefenen. Neen integendeel, de wereld zelve zal tegen haar zin tot uw heil medewerken,
322
omdat zij u herhaaldelijk tot mij zal voeren, die het middenpunt uwer zaligheid ben, en u hoe langer hoe beter het onuitsprekelijk ongeluk der wereld en het allerzoetste geluk van mijnen dienst zal doen kennen.
Zoo tegen gevaar beschut, moet gij uw hart bewaren, opdat noch de grootheid van eens anders misdaden het verontruste, noch de bedorvenheid der boozen het verergere, noch eindelijk eenige inspanningen der wereld of der hel het doe aarzelen mij getrouw te blijven.
Weet, mijn kind, dat de boozen, met wie gi] leeft, u volstrekt niet schaden kunnen, indien uw hart inderdaad van hen alkeerig is. Het ligt niet in de macht van een ieder bedorven mensch o n u te deeren, als gij zelf het niet wilt. Trouwens, niemand wordt gedeerd dan door zich zeiven.
4. Evenwel, dewijl het vleesch zwak en het hart ten kwade geneigd is, kan het gebeuren, dat de zintuigen, zoo zij niet met voldoenden ijver bewaakt worden, tot uw groot gevaar den vijands des heils in uw hart brengen.
Het is derhalve noodzakelijk in den omgang met de wereld, alle deuren uwer zintuigen te bewaken, bijaldien gij u niet aan het groot gevaar wilt blootstellen allengs aangedaan, bezoedeld en bedorven te worden.
Die dingen der wereld, die onder het bereik der zinnen komen, moet gij zoo zien alsot gij ze niet zaagt; zoo hooren, alsof gij ze niet hoordet; in één woord, zoo met al uwe zintuigen waarnemen, als naamt gij ze niet waar.
323
Doch hot voornaamste moet altijd de bewaking des harten zijn. Want mogt ook de vijand heimelijk de deuren zijn binnengedrongen, hij zal evenwel niet binnentreden noch u ten ondergane kunnen brengen als gij zelf de deur uws harten niet opent.
Houd daarom mot de grootste zorg uw plan onwrikbaar vast, om met geheel uw hart mij aan te hangen, en al de gangen tot uw hart voorzigtig te bespieden. Doe daarna vol vertrouwen, wat gij doen moet, bereid, met een vast besloten gemoed, om in gevaren tot mij uwe toevlugt te nemen, en u getrouw te gedragen.
5. Mijn kind, aan de meeste gevaren zult gij ontsnappen, als gij altijd eene zekere gepaste waardigheid vertoont, die niet mot kunstige : gemaaktheid is aangenomen maar geboren wordt uit deugd, welke aan ieder leerling mijns Har-ten past.
Waar gij u derhalve ook bevindt, gedraag u !- zoo, dat niets onedels, ligtzinnigs, ook niets ge-| veinsds of gewrongens in u verschijne; integendeel er openbare zich in u eene zekere welvoege-lijkheid zonder stijtheid en vol bezadigdheid, die bovenal geschikt is, om anderen te betoomen en met ontzag te vervullen.
Wil om gecne verpligting noch om eenige genegenheid u tot slaaf maken van eenig schepsel; houd u altoos en overal vrij.
Vertrouw u zeiven, noch het uwe aan iemand , toe; beproef den geest, en verlaat u niet op hem | zonder hem eerst beproefd te hebben. Herinner § H, dat velen door den schijn bedrogen en door
324
eene onvoorzigtige gemeenzaamheid te gronde bi
C. Van veel voordeel zal het voor u zijn, in
mijn kind, vooraf na te gaan, wat gij in den ik omgang met de wereld doen moet; zorgvuldig
te beschouwen, welke dingen en hoe gij ze moet en
verrigten; met welke personen en in welke om- mj
standlgheden gij moet handelen; eindelijk welke ha middelen gij moet kiezen, hetzjj om in uwe ; no ondernemingen goed te - slagen, hetzij om de j ini zonde te vermijden.
Gij moot evenwel meer op de goddelijke ge- op(
nade dan op eigen wijsheid vertrouwen, en daarom leü
moet gij u dikwerf 'tot mij wonden, mij te rade ovt nemen en mij smeeken.
Ja, mijn kind, mot welke dingen gij u ook
bezig houdt, onder welke menschen gij u ook D bevindt, zoo moet gij u gedragen, zoo uw hart
vrij houden van de schepselen, dat gij ook dj zeits bij den schijn van zonden gemakkelijk en godvruchtig tot mij vlugten en in mijn Hart u voor alle gevaar verbergen kunt.
7. De leerling. O Jesus, de beminnelijkste en
zachtmoedigs!e van allen! gij weet, dat ik niet i
in de wereld ben, tenzij omdat Gij wilt, dat zal, ik daarin zijn zal. Nederig smeek ik ü, mij, oiiv( die aan deze moerassige wereld ben blootgesteld, 1 dadi
te beschermen, opdat ik in haar slijk niet vast E
gerake, noch ook door hare onreinheden hezoe- hng,
O, mijn God! hoe oplettender ik de wereld dat
beschouw, des te verachtelijker wordt zij in d mijne oogen; doch hoe aandachtiger ik mijne deze
325
blikken op U vestig, des te heviger trekt mij uwe beminnelijkheid aan: hoe meer goederen ik in U vind, des te meerdere en grootere ontwaar ik in U te zullen vinden.
O Jesus, mijn hoogste goed! houd mij bij U en geef, dat noch de duivel noch zijne bekoring mij van U verwijdere, dat noch de wereld ot hare bedriegelijke ijdelheid mij misleide, dat noch do bedorven natuur mij overwinne, noch mijne onvoorzigtige zintuigen mij overleveren.
Versterk mij met uwe krachtdadige genade, opdat ik ee.i onschuldig loven in deze wereld leide, totdat gij mij uit do gevaren dor wereld overvoert naar de veiligheid dos hemels.
dat het allerheigst hart van jesus, van zijne leerlingen geloof eischend, ons leert het leven des geloofs te beleven.
1. Jesus. Als de zoon des menschen komen zal, meent gij, dat hij geloof zal vinden, niet onverschillig welk geloof, maar ecu levend, werkdadig en vurig geloof.
En toch dit geloof heb ik altijd van de leerlingen geeischt, en blijf ik altijd eisohen, omdat ik altoos dezelfde God ben, altijd even waardig, dat men uit geloof voor mij leve.
De leerling. Zeker, o Hoer, Gij zijt God, altijd üj ne dezelfde, altijd in do hoogste mate waardig,
326
dat alles voor u leve in volkomen onderworpenheid en zuivere toewijding.
Jesus. Met regt gelooft gjj dit, mijn kind; dewijl alles, wat bestaat, mij als God betuigt. In don beginne hebben de Aartsvaders en Proleten mij als zoodanig verkondigd; als zoodanig word ik voorbeduid door de natuur en door de wet, waarvan ik, Christus, het dool ben.
Als zoodanig erkenden mij alle elementen der wereld; de hemelen erkenden mij toen zij bij mijne geboorte do ster vertoonden; do zee erkende mij, toen zij zich tot eene vloer maakte voor mijne voeten; de aarde erkende mij, toen zij sidderde bij mijn lijden; de zon erkende mij, toen zij hare lichtstralen verborg en haren stervenden Maker betreurde.
Als zoodanig erkenden mij zelfs do duivelen, toen zij het bewijs leverden, dat zij zonder mijne toestemming, zelfs niet in do verachtolijkste dieren durfden te varen; eindelijk toen zij do doo-den, welke zij gevangen hielden, wedergaven.
De Engelen hebben getuigenis van mij afgelegd, toen zij bij mijne Menschwording mij als den Zoon van God aankondigden, toen zij mij bij mijne Geboorte als den Verlosser der wereld openbaarden, toen zij mij dienden tijdens mijn leven, toen zij zich bij mijne verrijzenis als getuigen vertoonden.
Èr is nog een ander, die getuigenis van mij heeft gegeven, de Vader zelf, toen Hij herhaaldelijk verklaarde, dat ik zijn welbeminde Zoon was.
Doch ook de H. Geest heeft getuigenis van
7
327
mij afgelegd en houdt niet op die af te leggen, als Hij door de verlichting en beweging dor genade, en door de uitstorting zijner gaven de harten der raenschen tot mij trekt.
Ja, zelfs de werken, die ik verrigt heb, leggen getuigenis van mij af. Want zie, door mijne magt zien de blinden, wandelen de lammen, worden de molaatschen gezuiverd, hooren de dooven, worden de zieken genezen en staan zelfs de dooden wederom op ten leven.
2. Door wie echter, mijn kind, wordt u dit alles en al wat men ter zaligheid gelooven moet, onfeilbaar en zonder gevaar voor dwaling verkondigd, tenzij door de Kerk, door wier mond ik nu duidelijker spreek dan ik weleer deed door den mond der heilige Proleten, die voor eeuwen leefden.
Inderdaad, zij is mijn mond, dien ik open en waarmede ik de menigte onderwijs; zij is het orgaan, waardoor ik uiterlijk tot de menschen spreek; zij is voor hetgeen geloofd moet worden, de naaste regel, die niet falen noch veranderen kan; zij ten laatste is de eenige Kerk, die het geloof bezit, waaruit de rechtvaardige leeft.
Zonder het geloof is het onmogelijk mij te behagen. Vandaar is het tastbaar duidelijk, dat elk mijner gerechten leeft uit een geloof, het-wolk door de liefde daad wordt.
3. Mijn kind, het leven des geloofs heeft, om zoo te zeggen zekere trappen, waarvan de eerste is, dat de mensch door bovennatuurlijke genade g.holpen, aan mij door de Kerk sprekend, op goddelijk gezag gelooft en in staat van genade leeft.
d;
[n en rel
Dt,
lei-bij m-
30V id-)cn len
on,
jne iie-loo-
fge-
als mij rel cl rniju ge- f
mij xaal-Zoon |
van .f
J
328
Mijn kind, het wonder is een getuigenis van God: het wonder is de duidelijke stem van God; en een onfeilbaar zegel der goddelijko waarheid.
Doch de kerk zelve is een wonder, een zigt-baar wonder, hetzij gij beschouwt haar ontstaan en voortplanting; hetzij gij haar voortbestaan en blijvende uitbreiding gadeslaat. Wat betreft hare voortplanting en ontstaan: onder wonderen gesticht, zonder nienschelijke hulp in spijt der hel, trots alle magten der wereld, in spijt van alle bedorvenheden aller menschen, die met alle middelen tegen haar samenspanden, vertoonde zij zich als een bliksemstraal in bet Oosten en Ikiitte zij tot in het Westen; en beschouwt gij haar voortbestaan en blijvende uitbreiding, zie dan hoe zij ondanks zoovele harer ontaarde kinderen, die haar in alle vervlogene eeuwen met list, geweld en woede altoos aanvielen, en ondanks zoo vele woedende vervolgers van alle tijden, die niet ophouden haar openlijk en heimelijk te bestormen, evenwel tusschen de puinen der eeuwen, terwijl alle rijken der wereld zamenstor-ten, altijd hechter staat en omvangrijker, altijd roemvoller gekroond, zoo dikwerf als zij werd bestreden.
Welnu, ik de God, die door wonderen spreek, ik spreek door deze mijne Kerk, die een voortdurend wonder is.
Zalig hij, die deze Eene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk hoort: die haar hoort, boort mij, verzekerd, zich op den weg der zaligmakende waarheid te bevinden; die haar niet wil hooren, hij is als een heiden en tollenaar, hij hoort ook mij niet
329
en kan ook niet anders dan den weg der dwaling bewandelen, die ten dood geleidt.
Mijn kind, wilt gij veilig en zeker zijn, hecht u dan met geest' en hart aan de Kerk, welke ik op eone onbeweegbare rots heb opgetrokken, welke ik met mijn bloed heb zaamgevoegd, waarin ik verblijf, welke ik door mijnen Geest bestuur en met mijn Hart lief heb.
Houd zoo uw verstand bereid, dat gij, wat zij n ook leert of voorschrijft, u daaraan nederig en blijmoedig onderwerpt, en houd zoo uw hart gestemd, dat gij haar vol liefde bemint als de beste der Moeders, als de verhevene levengeefster der zaligheid.
Het geloof evenwel, zal het tot zaligheid verstrekken, moot door de heiligmakende genade bezield worden. Zonder deze genade toch veree-nigt het niet met mij, noch maakt het iemand tot levend lidmaat van mijn geheimzinnig ligchaam de Kerk. Daarom is het zeer waar gezegd, dat het geloof zonder de werken een dood geloof is, ofschoon ook met het verlies der toevertrouwde genade door een zonde, die niet tegen het geloof strijdt, ook niet tevens het geloof wordt verloren, maar liet geloof, dat over blijft, inderdaad nog geloof is, hoewel het niet levend is.
Mijn kind, bewaar dit geschenk van uwen God, het goddelijk geloof met alle zorg; en maak het leven van dit geloof door uwe werken, in staat van genade verrigt, aanschouwelijk.
4. Een tweede trap in het leven des geloofs is, dat alle vrijwillige handelingen zoowel de
326
dat alles voor u leve in volkomen onderworpenheid en zuivere toewijding.
Jesus. Met regt gelooft gij dit, mijn kind; dewijl alles, wat bestaat, mij als God betuigt. In den beginne hebben de Aartsvaders en Profeten mij als zoodanig verkondigd; als zoodanig werd ik voorbeduid door de natuur eu door de wet, waarvan ik, Christus, het doel ben.
Als zoodanig erkenden mij alle elementen der wereld; de hemelen erkenden mij toen zij bij mijne geboorte de ster vertoonden; do zee erkende mij, toen zij zich tot eene vloer maakte voor mijne voeten; de aarde erkende mij, toen zij sidderde bij mijn lijden; de zon erkende mij, toen zij hare lichtstralen verborg en haren stervenden Maker betreurde.
Als zoodanig erkenden mij zelfs de duivelen, toen zij het bewijs leverden, dat zij zonder mijne toestemming, zelfs niet in de verachtelijkste dieren durfden te varen; eindelijk toen zij de doo-den, welke zij gevangen hielden, wedergaven.
De Engelen hebben getuigenis van mij afgelegd, toen zij bij mijne Menschwording mij als den Zoon van God aankondigden, toen zij mij bij mijne Geboorte als den Verlosser der wereld openbaarden, toen zij mij dienden tijdens mijn leven, toen zij zich bij mijne verrijzenis als getuigen vertoonden.
Èr is nog een ander, die getuigenis van mij heeft gegeven, de Vader zelf, toen Hij herhaaldelijk verklaarde, dat ik zijn welbeminde Zoon was.
Doch ook de H. Geest heeft getuigenis van
327
mij afgelegd en houdt niet op die af te leggen, als Hij door de verlichting en beweging der genade, en door de uitstorting zijner gaven de harten der menschen tot mij trekt.
Ja, zelfs de werken, die ik verrigt heb, leggen getuigenis van mij af. Want zie, dooririjne magt zien de blinden, wandelen de lammen, worden de melaatschen gezuiverd, hooren de dooven, worden de zieken genezen en staan zelfs de dooden wederom op ten leven.
2. Door wie echter, mijn kind, wordt u dit alles en al wat men ter zaligheid gelooven moet, onfeilbaar en zonder gevaar voor dwaling verkondigd, tenzij door de Kerk, door wier mond ik nu duidelijker spreek dan ik weleer deed door den mond der heilige Profeten, die voor eeuwen leefden.
Inderdaad, zij is mijn mond, dien ik open en waarmede ik de menigte onderwijs; zij is het orgaan, waardoor ik uiterlijk tot de menschen spreek; zij is voor hetgeen geloofd moet worden, de naaste regel, die niet falen noch veranderen kan; zij ten laatste is de eenige Kerk, die het geloof bezit, waaruit de rechtvaardige leeft.
Zonder het geloof is het onmogelijk mij te behagen. Vandaar is het tastbaar duidelijk, dat elk mijner gerechten leeft uit een geloof, hetwelk door de liefde daad wordt.
3. Mijn kind, het loven des geloofs heeft, cm zoo te zeggen zekere trappen, waarvan de eerste is, dat de mensch door bovennatuurlijke genade gvholpen, aan mij door de Kerk sprekend, op goddelijk gezag gelooft en in staat van genade leeft.
328
Mijn kind, het wonder is een getuigenis van God; het wonder is de duidelijke stem van God; en een onfeilbaar zegel der goddelijko waarheid.
Doch de kerk zelve is een wonder, een zigt-baar wonder, hetzij gij beschouwt haar ontstaan en voortplanting; hetzij gij haar voortbestaan en blijvende uitbreiding gadeslaat. Wat betreft hare voortplanting en ontstaan: onder wonderen gesticht, zonder nienschelijke hulp in spijt der hel, trots alle niagten der wereld, in spijt van allo bedorvenheden aller menschen, die met alle middelen tegen haar samenspanden, vertoonde zij zich als een bliksemstraal in het Oosten en lichtte zij tot in het Westen; en beschouwt gij haar voortbestaan en blijvende uitbreiding, zie dan hoe zij ondanks zoovele harer ontaarde kinderen, die haar in alle vervlogene eeuwen met list, geweld en woede altoos aanvielen, en ondanks zoo vele woedende vervolgers van alle tijden, die niet ophouden haar openlijk en heimeljjk te bestormen, evenwel tusschen de puinen der eeuwen, terwijl alle rijken der wereld zamenstor-ten, altijd hechter staat en omvangrijker, altijd roemvoller gekroond, zoo dikwerf als zij werd bestreden.
Welnu, ik de God, die door wonderen spreek, ik spreek door deze mijne Kerk, die een voortdurend wonder is.
Zalig hij, die deze Eene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk hoort: die haar hoort, hoort mij, verzekerd, zich op den weg der zaligmakende waarheid te bevinden; die haar niet wil hooren, hij is als een heiden en tollenaar, hij hoort ook mij niet
.
■
329
en kan ook niet anders dan den weg der dwaling bewandelen, die ten dood geleidt.
Mijn kind, wilt gij veilig en zeker zijn, hecht u dan met geest' en hart aan de Kerk, welke ik op eene onbeweegbare rots heb opgetrokken, welke ik met mijn bloed heb zaamgevoegd, waarin ik verblijf, welke ik door mijnen Geest bestuur en met mijn Hart lief heb.
Houd zoo uw verstand bereid, dat gij, wat zij u ook leert of voorschrijft, u daaraan nederig en blijmoedig onderwerpt, en houd zoo uw hart gestemd, dat gij haar vol liefde bemint als de beste dor Moeders, als de verhevene levengeefster der zaligheid.
Het geloof evenwel, zal het tot zaligheid verstrekken, moet door de heiligmakende genade bezield worden. Zonder deze genade toch voree-nigt het niet mot mij, noch maakt het iemand tot levend lidmaat van mijn geheimzinnig ligchaam de Kork. Daarom is het zeer waar gezegd, dat het geloof zonder de werken een dood geloof is, ofschoon ook met het verlies der toevertrouwde genade door een zondo, die niet tegen het geloof strijdt, ook niet tevens het geloof wordt verloren, maar het geloof, dat over blijft, inderdaad nog geloof is, hoewel het niet levend is.
Mijn kind, bewaar dit geschenk van uwen God, het goddelijk geloof met alle zorg; en maak het leven van dit geloof door uwe werken, in staat van genade verrigt, aanschouwelijk.
4. Een tweede trap in het leven des geloofs is, dat allo vrijwillige handelingen zoowel de
330
inwendige als de uitwendige door de beginselen van een levendig geloof bezield zijn.
Wie een levendig geloof bezit, rigt zich naar de eeuwige uitspraken van het geloof, waaruit hij te weten komt, dat hij tot een bovennatuurlijk doel, ter eeuwige zaligheid bij mij, is geschapen; doch dat de onedeler schepselen op aarde alleen gemaakt zijn, om den mensch inde bereiking van dat dool behulpzaam te zijn.
Daarom echter kwijnt het geloof bij velen, omdat zij do overweging der geloofswaarheden verwaarloozen en maar al te zeer zich bezig houden met hetgeen wereldsch en vleeschehjk is.
Want indien zij de eeuwige waarheden wel beschouwden en van harte aannamen, dan zouden ongetwijfeld de belangen Gods en der zaligheid meer bemind worden, het geloof bloejjen, bloemen en do beste vruchten voortbrengen.
Mijn kind, ieder leerling mijns Harten bewaart en koestert dit levend geloof; daaruit leeft hij, opgewekt door do hoop en brandend door de liefde, snelt en klimt hij van deugd tot deugd.
5. Doch ik pleeg velen hunner, die ik tot uitstekende heiligheid roep, langzamerhand tot een zuiver geloof voor te bereiden. En dit zuiver geloof maakt de derde trap van het geloofsleven uit, waarop iemand uit volmaakt geloof een leven leidt, dat ten eenemale bovennatuurlijk is, cn ook te midden dor duisternissen en bekoringen, als een blinde uit gehoorzaamheid den fakkel des geloofs volgende, mij getrouw
331
dient, schoon hij ook niet ziet noch zich bewust is, dat hij mij dient of niet.
Mijn kind, als gij door mijnen Geest tot dien levenstrap wordt gevoerd, treed dan met grootheid van ziel voorwaarts en volg met eon on-Yerschrokken hart uit gehoorzaamheid de goddelijke leiding.
Doch als gij die wegen van hot innerlijk leven bewandelt, waarop gij niets ziet, maar aan alle zijden vijanden ontwaart, van wie gij u somtijds reeds een gevangene waant; waarop gij beneden u een gapende afgrond bespeurt, waarin gij bij elke schrede meent neder te storten; eindelijk oen hemel boven u, die vertoornd is hetgeen gij ook wezenlijk denkt te bespeuren; onwetend op uwe wegen hoe of waarheen zij leiden maar altijd in de meening meer en meer uwen ondergang te naderen, dan, mijn kind, verlevendig dan uw geloof, en volg met een zuiver geloof, ook blindelings de leiding van hen, die mij-110 plaats bij u bekleeden.
Uw hart worde niet ontsteld, mijn kind; neen vat moed en onthoud, dat gij den weg bewandelt, die de grootste Heiligen voor u bewandeld hebben, die, bijaldien zij dezen niet gevolgd waren, zich nooit zouden geheiligd hebben.
Als eindelijk alle verborgene hoovaardigheid en eigenliefde voldoende uitgeroeid zal zijn; als de bedoelde zuivering volkomen zal wezen, overeenkomstig mijne plannen; dan zullen do oogen uwer ziel geopend worden en met verbazing zult gij bespeuren, dat gij u in een nieuw leven bevindt, dat een zeker onderpand zal zijn van het
332
eeuwig leven.
Daarna mijn kiiul, zult gij leven in eene zuiverheid des gcloofs zoo, als waart gij in bljjven-den zonneschijn: gij zult dingen zien, die gij vroeger niet gezien hebt; gij zult u verbljjden zoo als gij u vroeger niet verblijd hebt; gij zult do geheimen mijns harten begrijpen en smaken met nieuwe zoetheid: eindelijk gij zult niet gaan maar veeleer vliegen naar do volmaaktheid.
6. De leerling. Wezen der wezens, God, die niet bedriegt noch bedrogen kunt worden! ik geloof alles wat te gelooven voorgesteld wordt door uwe heilige, katholieke Kerk, welke Gij als wachter en gotuige en als uitlegster uwer zaligmakende leering hebt aangesteld; die Gij als onverwrikbaren grondslag der waarheid gevestigd hebt; welke Gij met uw opzicht zoo beschermt, dat de poorten der hel nimmer iets tegen haar vermogen.
Eene, Heilige, Katholieke, Apostolische Kork! Maagdelijke bruid van Jesus, den Zoon van God, die met u is alle dagen tot aan do voleinding der eeuwen, zijn naam op uw voorhoofd en zijn goddelijk zegen op uw armen dragend, duidelijk en blijvend wonder! wie u niet erkent, heeft zijne reden verloren; wie u niet bemint, is zonder hart; wie u niet hoort, is als een heiden te beschouwen.
Eene, Heilige, Katholieke, Apostolische Kerk I liefdewaardigste Moeder, beminnnlijkste Moeder, die de Moeder zijn moet van een ieder, die God. tot Vader wil hebben! Dicrbanr ja is mij mijn Vaderland, dierbaar zijn mij mijne bloedverwanten, dierbaar is mij het loven maar onvergelij-
333
kcljjk dierbaarder gij , mijne Moeder, Kerk van God ! O dierbaarste Moeder ! Moge mijn regter-hand verdorren , als ik U ooit mogt vergeten ! Moge mijn hart bezwijken, eerder dan u niet te beminnen , dan u niet te stellen aan het toppunt mijner vreugde on mijner glorie!
Eeno, Heilige, Katholieke , Apostolische Kerk! Zaligende koninginne der wereld, wier rijk altijd uitgestrekt is over het wereldruim ; wier onderdanen , rijken en armen , geleerden en ongelet-terden , Europeanen , en Amerikanen , Aziaten en Afrikanen , kinderen zijn van eene Moeder , broeders van eene levenswijze , vorston allen , allen bestemd om eeuwig te heerschen; wier glansen , de Apostelen, schitterende wereldlichten zijn ; wier zegepralen duizende Martelaren verkondigen ; wier grootheden legers van belijders openbaren ; wier altoos nieuwe schoonheid eene engelachtige rei van Maagden kennelijk maakt; wier naam en eer alle helden der deugd opluisteren ; zie met duizenden uwer kinderen van de vier werelddeelen uit alle geslachten, volkeren en talen sta ik op on zogen u uit een hart, uit eenen mond zeggende: Verhoog uwe schoonheid ; wandel in voorspoed en heersch ! uw zaligend rijksgebied worde uitgebreid tot aan de eindpalen der aarde en dat daarin ieder sterveling en wij allen te zamen God onzen Zaligmaker met een blij hart dienen, tot dat wij komen ter henielsche stede en tot hot gezelschap dor vele duizende Engelen en Eerstelingen der Kerk die in den hemel wonen !
334
dat het allerheiligst hart van jesus .
die der volharding de zaligheid , en den vertrouwvol smeekenden de middelen ter zaligheid belooft , ons leert het leven der hoop te beleven.
1. Jescs. Komt allen tot mij ; hebt vertrouwen ; wie tot mij komt, verstoot ik niet.
Vertrouw derhalve op mij, mijn kind, en wil niet vreezen ; dewijl ik, uw Schepper, u heb vrij gekocht en u geroepen heb , daarom zijt gij de mijne en ben ik , uw God , en Zaligmaker.
De hoop mijn kind, is het anker des levens; zooals immers het anker een schip in zee vast legt, zoo hecht bet vertrouwen eene ziel vast in mij.
Al hot tegenwoordige geschiedt door de hoop op de toekomst. De harten der stervelingen, van de hoop beroofd, zouden in krachteloosheid verteeren; zij zouden alles laten verkwijnen en te gronde gaan.
Het levensvoedsel der menschen is de hoop . die de harten prikkelt en tot edelmoedig streven aanwakkert.
Doch de hoop der wereld, die onzeker en ijdel is , bedriegt en vervliegt; maar de goddelijke hoop , die zeker en onwrikbaar is en op mijn onfeilbaar woord steunt, bemoedigt den hopende en beloont den volhardende.
335
De eerste brengt gewoonlijk vermetelheid of moedeloosheid , de laaste nederige en uithardende grootmoedigheid voort.
Deze heilige hoop, mijn kind. is voor u noodzakelijk , om met een groot hart naar de kroon te staan en haar, ondanks moeijelijkheden, te be-magtigen.
Leef door de hoop, kweek het vertrouwen op mij in uw hart aan. In mij toch is alle hoop des levens en der deugd en der heiligheid.
2. De eerste trap van het leven der hoop is, dat de menseh met een vast vertrouwen verwacht de eeuwige zaligheid en de middelen om haar met Godes hulp tc verkrijgen.
Mijn kind, dewijl mijne barmhartigheid eindeloos is, moet niemand in dit leven wanhopen. De wanhoop is eene afschuwelijke zonde , eene misdaad, die het meest mijn Hart beleedigt; maar wat is ook voor den mensch noodlottiger ? De wanhoop toch doet den staande vallen en veroorlooft den gevallene niet weder op te staan.
Doch ook niemand mag zich ijdel iets laten voorstaan. Verre dus zij het, dat iemand zoo zich zelyen vertrouwe en niet op mij, die den zich vermetel beroemende verneder, maar den op mij vertrouwende bescherm.
Schep moed, mijn kind en handel manhaftig; wil de hoop niet verliezen, wier belooning zoo groot is. Trouwens, die op mij vertrouwen en ten einde toe het goede doen, aan hen is door mij, wijl zij mijne kinderen zijn, vol ontferming, het eeuwig leven beloofd, en aan hen zal ook als belooning voor hunne goede werken en ver-
336
diensten, krachtens mijne belofte, het eeuwig leven worden geschonken.
3. De tweede trap van het leven der hoop bestaat hierin, dat iemand in bijkomende omstandigheden en tegenspoeden zoo zijn vertrouwen stelt in mijne allerwijste en beminnelijkste Voorzienigheid, dat hij, na met opregten en goed-gezinden wil gedaan te hebben, wat in zijn vermogen was, zich geheel aan mij overgeeft.
Mijn kind, wanneer de zaken niet naar wensch uitvallen, wil dan niet mismoedig hot hoofd laten zinken; neen schep moed en vlugt tot mijn Hart. Steeds zult gij ondervinden, dat het een hart van den besten der vaderen is; daarin zult gij altijd medelijden, hulp en onuitputtelijke goedheid vinden.
Dat ook zelfs uwe ellende uw vertrouwen niet doe verminderen. Hoe meer gij bespeurt ellendig te zijn, des te moer reden hebt gij om. u zeiven te wantrouwen en al uwe hoop op mij te stellen.
Het wantrouwen namelijk in u zeiven, moet, wil het goed zijn, hot vertrouwen op mij in u voortbrengen. Daarom dan ook moet gij alle wantrouwen, dat neerslagtigheid of angstvalligheden baart, als eene gevaarlijke bekoring, verwerpen.
Werp u in de armen mijner Voorzienigheid zooals een kind zich werpt in do armen zjjns vaders. Neen, die in de armen rust van een vader gelijk ik ben, hij zal niet omkomen.
Voorwaar het zou een wonder zijn zoo groot als er ooit een geschiede en nimmer gewrocht zal worden, indien mijn Hart in gebreke bleef jegens hen, indien mijn Hart het hunne niet ter hulpc kwam.
337
4. Eindelijk een derde trap van het leven der hoop bestaat in een volkomen en algeheel vertrouwen der ziel op mij in groote hindernissen, en zelfs in lastige moeijelijkheden van allerlei soort, schoon zij ook nergens dan alleen uit de beginselen des gloofs, eonige beweegredenen voor dat vertrouwen ziet voortspruiten.
Als gij geen uitweg ziet in de moeijelijkheden, welke u overvallen, mijn kind, verhef u dan boven al het menschelijke, en geef u mot een zuiver vertrouwen geheel aan mij over, die én de magt bezit om te handelen gelijk ik wil; én ook don wil heb, indien hot u tot heil verstrekt en gjj volkomen uw vertrouwen op mij stelt.
Hoe hagchelijker u de toestand der zaken moge toeschijnen, des te meer, des te vaster moet gij op mij vertrouwen. Want het is aan mijn Hart eigen met meerder overvloed de goddelijke hulp te schenken aan hen, die meer van alle menschelijke hulp beroofd, daarheen vol vertrouwen hunne toevlugt nemen.
Denk er aan, mijn kind, dat ik hen, die door don duivel heviger aangevallen worden, gewoon bon ook des te vuriger te verdedigen; en dat ik juist hen met meerder kracht uitrust, wie de vijand meer tracht ten verderve te brengen.
Moed derhalve mijn kind! wat vreest Gij 'i Gij hebt God met u! Zijt welgemoed, handel met vertrouwen, ga onverschrokken voort.
En indien gij, waar gij u ook wendt, overal een diepen afgrond meent te ontwaren, houd u in mijne armen; blijf aan mijn Hart, bereid om u aan alles te onderwerpen. Dan eindelijk
22
338
als gij van alle zelfvertrouwen en eigene verwachtingen genoeg ontdaan zult zijn, als gij u menschelijker wijze als verloren zult beschouwen, zult gij tot uwe verwondering u zeiven en mij wedervinden : u zelven behouden, en mij bij u tegenwoordig.
Zie van die stondo aan, mijn kind, zult gij een nieuw vertrouwen bezitten, dat heldhaftig en zoet tevens is: uwe hoop in mij zal vol vertroosting en blijvenden vrede zijn.
5. Mijn kind, ik weet, wat u ten heil verstrekt; ik kan, wat gij niet vermoogt; laat mij handelen, wat u betreft, werk slechts mede al biddende en vertrouwende.
Velen laten den moed zinken en worden kleingeestig als zij niet terstond verkrijgen, wat zij vertrouwen of vragen.
Mijn kind, een ieder, die met vertrouwen vraagt, wat met zijn heil en met mijne eer niet in strijd is, verkrijgt altjjd. Want hij ontvangt of wel, wat hij zelf gevraagd heeft of in plaats daarvan, wat ik weet, dat beter voor hem is; en dan eerst verkrijgt hij, als het verkrijgen ten heil. verstrekt. Somtijds namelijk wordt het gevraagde niet geweigerd maar slechts uitgesteld tot dat het geschikte oogenblik daarvoor is aangebroken.
Dewijl gij echter dikwijls naar menschelijke opvatting oordeelt goed te zijn voor u, wat u evenwel, indien het u gegeven werd, niet tot heil zou verstrekken; en dewijl gij gewoonlijk in bijzondere dingen niet weet, wat of hoe u iets tot meerder heil kan zijn, daarom moet gij u op
mij verlaten en 'in gebed en vertrouwen met kalmte volharden.
Daar zijn er, die in don beginne zich geheel op mij verlaten, maar later in sommige moeijelijk-heden zeil eene uitkomst willen zoeken. Xu geschiedt het echter mot mijne toelating, dat zij zich moer en meer in die moeijolijkhedon verwikkelen, opdat zij leeren zouden zich zelvcn to wantrouwen en al hunne hoop op mij to vestigen.
6. Wie, mijn kind, hoeft ooit in mij te vergeefs zijn vertrouwen gesteld? Wie heeft ooit op mijn Hart hopende, zich to leur gesteld gevonden ?
Zie, mijne Moedor verwierf door haar vertrouwen van mij het eerste openbaar wonder, waardoor ik water in wijn veranderde.
Ofschoon haar ook bijna geeno hoop werd gegeven, dat zij het verlangde gunstbewijs koude verwachten, toch vertrouwde zij, dewijl zjj mijn Hart kende; en zij heeft die gewenschto gunst verkregen.
Door de hoop werd de vrouw, die aan bloed-vloeijing leed, van hare langdurige kwaal bevrijd. Met zooveel vertrouwen namelijk op mij bezield, trad zij nader, dat zij zeido: „Indien ik slechts zijn kleed aanraak, zal ik genezen zijn.quot; En zoo is zij ook inderdaad gezond geworden.
Door do hoop heeft do Chananeesche vrouw in haro droefheid troost en verligting gevonden. Ofschoon haar vertrouwen en haar geloof op de prooi worden gesteld, toch toenemend in geloof, hoopte zij te Bioer, bad zij to vuriger, dat ik met haar medelijden hebben en haar helpen
340
zoude. Zij heeft niet te vergeefs gehoopt, niet te vergeefs gebeden. Zij heeft immers verkregen, wat zij verlangde.
Door do hoop ontving de blinde zoon van Timeus het gezigt weder. Trouwens, vol vertrouwen bad hij, toen ik voorbijging tot mij zijne stem verheffend, en toen velen hem berispten en geboden te zwijgen, riep hij nog luider: „Jesus, Davids Zoon, ontferm U mijner.quot; Daarom modelijden mot hem hebbende, heb ik zijne oogen geopend, opdat hij zien mogt.
Door de hoop werd de melaatsche gezuiverd. „Heer,quot; zoo sprak hij vol geloof, „indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.quot; Mijn Hart, zoo aangeroepen, werd tot medelijden bewogen en ik zeide: „Ik wil, word gereinigd.quot; En terstond is hij gezuiverd geworden.
Door de hoop volhardde de arme on behoeftige Lazarus heiliglijk in het lijden, toon hij met zweren bedekt, door den rijken vrek werd uitge-stooten. Hij vestigde namelijk zijne oogen op de belooning, en niet te vergeefs. Want toen hij gestorven was, werd hij door de Engelen in Abrahams schoot gedragen.
Wat wilt gij meer? Kiemand heeft op mij gehoopt en is beschaamd geworden. Leg dan, mijn kind, de vreeze af; werp alle wantrouwen uit uw hart, verlaat u op mijn Hart in leven en in sterven.
7.' De leerling. O Jesus! hoe goed zijt Gij! hoe beminnelijk! Ja, Jesus, Gij zijt de goedheid zelve; Gij de beminnelijkheid zelve!
O Jesus, mijn God en Zaligmaker! zie met vertrouwen zal ik handelen en niet vreezen, i
341
denkende aan uw Hart, dat oneindig goed is, wiens barmhartigheid reikt door de eeuwen heen.
Gedenk, o Jesus, zachtmoedig en nederig van Harte, dat niemand nog, dooi welke behoefte ook gedreven, tot uw allerbeminnelijkst Hart zijne toevlugt nam en verstoeten of met ledige handen weggezonden werd. Ik, door zulk vertrouwen bezield, kom tot U, o Jesus; tot U vlugt ik beladen met- ellende, en werp mij zeiven met mijne ellende aan uw Hart. Wil, o God, mijn Vader, uw kind, schoon ook uw onwaardig kind, niet verstoeten ; maar laat mij toe tot uw Hart, en gedoog niet, dat ik ooit daarvan gescheiden worde. Sta mij bij, smeek ik U, in al mijne behoeften, nu en altijd en vooral iu de ure ^an mijn dood, o beste! o allerliefste! o beminnelijkste Jesus!
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hart van jes¥s, aan allen de liefde gebiedend, ons leeet het leven dee goddelijke liefde te beleven.
1. Jesus. Mijn kind, Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart en uit al uwe krachten. Dit is het grootste gebod.
Doch ik, mijn kind, ben uw God en uw Heer. Door mij zijt gij geschapen, door mij zijt gij vrjjg ekocht.
Dit is dus mijn gebod, dat gij zult lief heb-
342
ben. Is dat gobod niot ligt? niet zoet? niet heilzaam ? niet vol allo goeds ?
quot;Wat is geniakkoljjkor dan te beminnen? De liefde is het loven des harten; zonder liefde kan het hart niet loven. Zoo mijn kind, is uw hart gemaakt; ik zelf heb het zoo geschapen, zoo gevormd. Want ik heb uw hart geschapen om te beminnen, doch, lot wel, om mij te beminnen.
Gij weet, mijn kind, wie ik bon on hoedanig ik van Harte ben. Vindt gij iets op aarde of ook in den hemel, wat zoeter liefde verdient dan mijn Hart? Is mijn Hart niet do zoetheid zelve?
Vraag hun, die het ondervonden hebben; vraag het aan de Heiligen, die dronken van de goddelijke zoetheid mijner liefde, al het aardsche hebben vergeten en al het overige ook het bittere, wat de natuur aanbiedt, als zoet en vol vertroosting hebben bovendon.
Vraag het aan do Engelen, die in mijne liefde zich verblijden en juichen on jubelen in eeuwigheid.
Vindt gij ton laatste in iets ter wereld voor u zoo vele goederen voor tijd en eeuwigheid? Vat is er waarlijk goed, wat gjj in mijn Hart niet vindt? Verruim uwen boezem, zoo veel gij wilt; zie al uwe begeerten zullen bevredigd worden.
quot;Wat gij aan vrede, wat gij aan troost, wat gij aan deugd of volmaaktheid, wat gij aan zekerheid in leven. en sterven, of welk ander goed ook begeeren moogt, in mijn Hart wordt het gevonden, door mij te beminnen wordt het verkregen.
Prikkel uw hart aan, mijn kind, bemin met
343
geheel uw hart, bemin met alïe uwe kraclitcn, maar bemin, maar heb mij Hel', die al uw heil uitmaak.
Weg voortaan de vreeze, die smarten baart; weg met angsten, die het hart benaauwen; bemin, mijn kind, en zijt vrij ; heb mij lief en wees gelukkig.
Leef in het vervolg het leven der liefde, zoo als het aan een leerling mijns Harten betaamt.
2. De eerste trap in het leven der goddelijke liefde is, met zulke voorliefde te beminnen, dat gij alle geboden, die onder zware zonden verpligten, onderhoudt, en voor niets ter wereld een gebod vrijwillig wilt overtreden.
quot;Wie mij niet lief heeft in die mate, blijft in den dood. Het leven en de dood, de goddelijke liefde en de doodzonde kunnen in een zelfde hart niet zamen wonen.
Het bewijs der lietde is in het verrigten dei-daad gelegen. En daarom is hij, die mijne geboden onderhoudt, ook degene, die mij lief heeft.
Hieraan dus zult gij erkennen of gij mij bemint, als gij mijne geboden onderhoudt.
Deze trap echter, deze liefde is aan allen ter zaligheid noodzakelijk, en wel zoo zeer, dat mogt men ook allo geheimen kennen en alle wetenschappen bezitten; mogt men ook geheel zijn vermogen uitdeelen om de armen te spijzen; mogt men ook zijn ligchaam ton brandstapel overleveren ; mogt men ook de taal der Engelen of alle deugden, welke ook, bezitten, als men deze liefde niet bezit, dan baat het ons niets ten eeuwigen leven.
344
Het geldt hier de eeuwige zaligheid. Die zijn vader of zijne moeder, zijne echtgenoote of zijne kindoren, zijne broeders of zusters, zijne bezittingen of zijn leven meer bemint dan mij, hij is mijner niet waardig en ongeschikt voor het rijk der hemelen.
Wilt gij het eeuwig leven binnengaan, onderhoud de geboden, vermijd de doodzonde, welke krachtsinspanning, welke offers u dit ook moge kosten.
3. De tweede trap in het leven der goddelijke liefde is, mij met zulke verknochte en edelmoedige liefde te beminnen, dat gij immer krachtdadig er op uit zijt mij te behagen en, om geene beweegreden, ook slechts door een dagelijksche zonde mij wilt beleedigen.
Voorwaar, mijn kind, als gij een hart bezit mijnen leerlingen waardig, dan zult gij uwe genegenheden tot dion graad aan mij schenken; voor alles zult gij mij behagen; met alle zorg zult gij alles, wat gij weet mij te mishagen, vermijden.
Zeg mij, wat is dat voor eene liefde, wanneer gij wegens ijdele glorie, uit zinnelijkheid of om welke bevrediging uwer bedorvene natuur dan ook, mij wel is waar niet wilt kruisigen, maar toch niet aarzelt mij te bespotten, te verwonden, of met bitterheden te overladen.
Als ik u niet meer beminde, als ik niet meerder zorg voor u droeg, wat mijn kind, wat zou er dan van u geworden ? Als ik u eens verwaarloosde en achteloos bleef om te verhoeden, dat deze en die dingen u niet geheel ten afgrond voerden, wat zoudt gij dan ondervinden ?
En gij wenscht den vrede, mijnen ver-
345
trouwelijken omgang en mijne vertroostingen en zekerheid ? Zie de bron van al die goederen stopt gij, zelfs ook door de dagahjksclie zonde.
Van waar uwe onrust, uwe moeijelijkheden, angsten en gevaren, van waar anders dan dat gij weigert met oen edelmoedig hart de offers te brengen, welke de goddelijke liefde gebragt wil hebben ?
Gij noemt mij uw God; gij noemt mij uw Vader; ja, wat meer is, gij noemt mij uw Beminde: doch als ik uw God ben, waar is dan mijne eer ? als ik uw Vader ben, waar dan de liefde welke mij toekomt? als ik uw Beminde ben, waar is dan uwe verknochtheid ? waar uwe teederheid ?
Maar indien gij weleer zoo misdaan hebt, als gij vroeger zoo zonder genegenheid voor mij waart, wil nu dan naar hooger genadegaven dingen en ik zal u nog een verhevener graad aanwijzen.
4. Deze is de derde trap in het leven der liefde, der zuivere liefde, waardoor gij mij zoo volmaakt bemint, dat gij een zelfde willen, een zelfde niet-willen met mij gemeen hebt, en alzoo in alle dingen gelijkvormig zijt aan mijnen goddelijken wil. Ziedaar, mijn kind, do volmaaktheid der liefde, ziedaar de ware vereeniging des harten, ziedaar hot leven der Heiligen,
Deze zuivere liefde zal oorzaak zijn, dat gij dezelfde dingen verafschuwt, die ik verafschuw; dat gij behagen schept in dezelfde zaken, waarin ik behagen neem.
Want de reine liefde, de ware vereeniging bestaat in de werkdadige zamenstemming der harten. Hoedanig uwe gevoelens zijn mogen.
indien gij niet met mij hetzelfde wilt en verwerpt, hetzellde zoet vindt, als gij niet met mij het zelfde omhelst, wat de goddelijke wil eischt, dan bezit gij niet de zuivere liefde, niet de ware vereeniging.
Wil evenwel niet ontsteld worden, mijn kind, als het zoo moeijelijk valt u aan den goddelijken wil gelijkvormig te maken, zoodat gij meent dit als liet ware met tegenzin te doen. Want zoo gij u vrijelijk daarnaar vormet hot moge u dan moeite kosten, wilt gij immers werkdadig, wat ik wil. Immers, wanneer gij het niet zoudt willen, dan zoudt gij u niet daarnaar rigten; niemand toch kan willen zonder te willen. Gij ziet hieruit, dat de weerzin, welke gij in u bespeurt, in het lager gedeelte uws harten huist.
5. Mjjn kind, do zuivere liefde brengt alles tot eenheid. Gelijk liet vuur verteert zij in zich alles, wat onder haar bereik komt.
Do goddelijke wil is en het beginsel, en de regel en het doel van alles, wat zij doet of lijdt.
Alle deugden vervormt zij als het ware in zich en adelt ze door hare voortreffelijkheid. Voor een ieder, die zuiver bemint, is alle deugd liefde en de liefde alle deugd.
Mijn kind als gij tot deze eenheid der liefde, nog niet met de daad zijt gekomen, streef dan, en gewen er u aan om uit liefde te leven, uit liefde te handelen, uit liefde te lijden: dan zult gij er toe geraken.
5. Mijn kind, bemin deze heilige liefde, die alleen vele zoetheden voortbrengt en wonderlijke dingen uitwerkt.
347
Zij toch besproeit wat dor is, geneest wat ziek : ÏS) buigt wat hard is, verwarmt, wat koud is en
[ regelt, wat onordelijk is.
t Zij is het licht des harten, de beste trooste-
resse, de beminnelijke gastvriendin der ziel, de j zoete bron van verkwikking, zij is rust in arbeid,
j matiging in hitte, troost in lijden,
t onderlijk heiligt en verheft zij de schulde-
i looze zielen. Herinner u aan Joannes, den be-
j minden Leerling, die tijdens het avondmaal op
t mijne borst rustte; hoe iiij door liefde vervoerd,
[. als een arend zijne vleugelen uitsloeg, de godde-
gt;. üjke liefde ademend.
;t Herinner u Martha , die mij diende; hoe
t, zij door liefde bezield als eene zonnebloem zich
immer naar mij wendde, en den zoetsten geur 3S aller deugden verspreidde.
in Herinner u andere heilige Maagden, die mij
toegewijd waren, hoe zij door liefde boven al le I hot aardsche verheven, een toonbeeld zijn gewor-It. ^cnj waarin Gfod zijn welbehagen, de Engelen iu hunne vreugde hadden, waardoor do harten der
stervelingen tot mij werden gedreven, jd Ja waarlijk, die zelfde liefde bedekt een menigte
van zonden, verteert zo en maakt zelfs uit zon-[e) daren Heiligen. Getuige Magdalena, die door m, de zuiverheid der liefde in een nieuw schepsel lit is veranderd, minnende met eene liefde der uit Sevaphijnen.
Getuige Petrus, die door liefde zijne vorloo-j;e chening herstellend, het hoofd mijner beminde er- Apostelen, de Herder mijner lammeren en schapen; de gids der heiligheid geworden is.
348
Getuige Paulus, die door liefde veranderd, brandend van liefde de wereld doorliep, gelijk het vuur door het stroo, en de vlammen der liefde tusschen alle volkeren verspreidde.
7. Mijn kind, de liefde wordt aangeleerd door te beminnen; als gij in do kunst der goddelijke liefde groote vorderingen wilt maken, bemin dan veel.
AVil niet tevreden zijn met eene dorre liefde, die geene zalving bezit; maar kweek ze aan vol verknochtheid. Het hangt wel is waar van u niet at, om gevoelige liefde te ondervinden ; doch eene liefde, die verknochtheid bezit, kunt gij altoos hebben als gij ze voedt.
Haar voedsel zal zijn bidden met godsvrucht, herhaaldelijk vragen om do gaven der goddelijke liefde of om de vermeerdering dier gave, met mij te verkeeren, meer door de liefde dan door overdenking, liever uw hart voor mij uit te storten dan uwe geest in mijne tegenwoordigheid bezig te houden.
Haar voedsel zal zijn, een dankbaar gemoed te bewaren voor alles, wat gij van mij hebt ontvangen: het leven, het behoud daarvan, al de goederen der natuur; de Verlossing, de roeping, de genade, alle middelen ter zaligheid, eindelijk alle bovennatuurlijke goederen.
Haar voedsel zal zijn altoos voor oogen te houden, hoezeer ik u bemind heb, hoeveel ik voor u gedaan heb, hoeveel ik voor u heb geleden ; wat ik voor u heb gegeven, wat ik voor u bereid heb voor tijd en eeuwigheid; hoe barmhartig, hoe goedgunstig, hoe liefderijk ik zoo
349
dikwijls in het bijzonder jegens u gehandeld heb.
Haar voedsel zal zijn u te herinneren, wie en hoedanig ik bon, in wien de Engelen en Heiligen des hemels en de Uitverkorenen op aarde altijd hunne zaligheid vinden; wien hemel en aarde tevens en al wat er in is, eenparig verklaren als den eenige, die uit geheel hot hart en uit alle krachten bemind moet worden.
8. Dk leerling. O Jesus! O liefde! welke wondervolle, welke goddelijke, welke zoete dingen brengt Gij uit uw Hart voort!
O God mijn zaligmaker, wie ben ik, en wie zijt Gij? Zoude het niet veel, ja zelfs te veel zijn, als Gij mij slechts veroorloofdet U te beminnen?
Neen zie, opdat ik niet twijfelen zoude of het aan mij ellendig schepsel vrijstaat naar eene plaats in uw goddelijk Hart te dingen, hebt Gij mij geboden, U lief te hebben? O liefde! O won-dor dor liefde! O allerliefste Jesus!
En ik zou ü niet beminnen ? on ik zou U niet lief hebben? Ja, mijn Jesus! ja, uit geheel mijn hart zal ik U beminnen, met al mijne krachten zal ik U liefhebben.
Alles, wat ik ben; al, wat ik bezit; al uwe gaven en weldaden, hemel en aarde, alles spoort mij aan U lief te hebben; doch niets zoo zeer als Gij zelf, die de oorzaak en het doel, het voorwerp en het loon der liefde zijt.
O Heer Jesus! dit is mijne oenige eerzucht, dat ik uitmunto in liefde tot U, dat ik in liefde jegens U met do Engelen zeiven wedijvere.
In alle overige dingen mogen anderen mij overtreffen; ik zal het gemakkelijk verdragen,
350
volgaarne lijden, doch dit ecne, in liefde voor IJ achter anderen te staan, hoe zal ik het lijden, hoe het dulden kunnen?
Och Jesus, Beminde mijns harten! dat ik U gelijkend worde, geheel liefde, een mot ü dooide liefde.
O mijn Jesus! Wie geeft het mij, om met uwe liefde geheel do wereld te ontsteken , alle harten voor U te roeven, en met liefde voor U te ontvlammen ?
Verleen, smeek ik U, dat wij allen uit liefde tot U leven, en door liefde voor U met 1' de zalige eeuwigheid doorbrengen.
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hart van jesus ox leert, oxs aanhoudend op voortgang in deugden toe te leggen.
1. Jesus. Zie, mijn kind, ik hel) alles wel verrigt. Altijd deed ik, wat mijn Vader wel-behagelijk was.
Heb 'ik wel ooit, zoo lang ik leefde, op dien Weg stil gestaan? Welnu, die mot mij wil blijven, moet eveneens wandelen gelijk ik gewancii ld heb. Want indien hij, terwijl ik voortwandel, stil staat, hoe zal hij dan bij mij blijven?
Mijn kind, de ware deugd rust nooit in dit leven; immers als zij nalaat ook de laatste schrede voorwaarts te doen, dan zal zij gebrekkigheid of laauwheid verraden.
351
Die regtvaardig is wordo nog meer regtvaar-dig; de heilige worde nog heiliger.
Hoe verre dus iemand in de deugd voortgang hebbe gemaakt, hij moet en kan nog verder voortgaan. Immers eeno zaak kan door den mensch of wel nog beter verrigt worden, of wel het doel zijner handelingen kan nog meer gezuiverd worden door de liefde, '.uer voorwerp oneindig is, of wel ten laatste kunnen verscheidene omstandigheden, die de handelingen vergezellen, op betere wijze ten einde worden gebragt.
Van daar, mijn kind, zult gij bij een opregt onderzoek stof genoeg vinden u te vernederen, ziende, dat gij dikwerf in het een of ander in gebreke zijt gebleven; en tevens zult gij heviger aansporing ondervinden, om toe te nemen in de liefde jegens mij, die het goede in uwe handelingen vol liefde goedkeurt en met vrijgevigheid beloont; en wat er gebrekkig in is, verdraag of vergeef, wanneer men niet een rouwmoedig hart er om vraagt.
2. Wil uwen voortgang niet afmeten naar eene gemakkelijkheid der natuur, naar gevoelige godsvrucht of naar do een of andere natuurlijke neiging; deze allen toch zijn bedriegelijk en niet te vertrouwen.
Neon, meet uwen waren voortgang in de deugd veilig en zeker af naar de pogingen, welke gij in het werk stelt, om u zeiven edelmoedig te overwinnen en uit liefde tot mij te verloochenen.
quot;Wacht u, mijn kind, u te Vreden te stellen met louter natuurlijke deugden. Deze namelijk, aan de natuur ontsproten, kunnen geene vruchten
352
voor dc eeuwigheid, Ja zelfs geene bloemen voor den hemel opleveren; maar als zij eenige knoppen schieten, als zij nog eenige vruchten dragen, dan zijn het slechts tijdelijke vruchten, die spoedig afvallen.
Elke boom toch, die God niet geplant hèeft, elke plant, die niet in de goddelijke genade hare wortelen heeft, zal uitgeroeid worden.
Stroef naar het volmaaktere voort door bovennatuurlijke en degelijke deugden, die in het beginsel der genade wortelende, door edelmoedige en herhaalde oefeningen hecht en volmaakt worden, en die vele bloesems en vruchten opleveren voor de eeuwigheid.
Alles, wat in zich volmaakter is, is daarom voor u altijd nog niet boter; maar dat is waarlijk voor u het nuttigste, wat van den goddelij-ken wil voortkomend door ware deugden helpt ter bereiking van uw doel.
Sommigen stellen hunnen voortgang in eene vermenigvuldiging van godvruchtige oefeningen ; anderen wederom in het verrigten van andere dingen. Doch deze allen zijn gewoon dikwerf achteruit te gaan in plaats van voortgang te maken; eensdeels omdat hierin de volmaaktheid niet bestaat, maar die dingen slechts middelen ter volmaaktheid zijn: ten anderen omdat zij, door hot aantal en het ongepaste der middelen belemmerd, hun doel niet kunnen bereiken.
3. Voorwaar, mijn kind, eene kuische dienstmaagd, die uit liefde tot mij doet, wat de goddelijke wil overeenkomstig haar stand en betrekking van haar eischt, is volmaakter in mijne oogon dan cone kloosterling, die, de verpligtingeu
353
harer roeping en bediening venvaarloozend, dag en nacht doorbrengt met het gebed, ja zelfs niet tranen van godvruchtig gevoel.
Wilt gij uwe bediening wel vervullen dan moet gij haar op de eerste plaats hoogachten en beminnen, niet omdat zij strookt met uwe neiging, maar omdat zij is volgens den goddelij-ken wil, die ook het geringste edel en kostbaar maakt. Als gij haar niet hoogacht, dan zult gij haar niet lang beminnen; als gij haar niet bemint, dan zult gij haar niet lang wel vervullen, omdat gij niet langen tijd wel handelen en lijden kunt, iets waartegen het verstand en de wil in plaats van u te steunen, zich verzetten.
Vervolgens wil niet in haar en door haar u zeiven of de natuur bevredigen, maar mij, maaide vervulling van mijnen wil beoogen en zoeken. Vervul dan alle verpligtingen uwer bediening krachtig, wel te verstaan in uw daden, vast besloten namelijk om volgens hot goddelijk welbehagen tot uw doel te gerakon ; maar bezadigd, wat de wijze van doen betreft, altoos kalm in het aanwenden der middelen.
Eindelijk, maak u gewoon om alles,wat tot haar behoort, te verrigten uit liefde tot mij, die bij u tegenwoordig en bereid ben om u in bijzondere omstandigheden te bestieren en te ondersteunen. Op deze wijze zult gij alles met gemak en zekerheid doen en daarin volharden.
Maar hetzij gij de pligtcn van uwen staat vervult, of oefeningen van godsvrucht verrigt, toch blijft het uwe voornaamste zorg, om alles wel te verrigten. Dit is de vruchtbare akker van
2H
354
wezenlijke deugd 5 dit het zaad dat rijkelijk en ware verdiensten oplevert.
Bedenk dat andere buitengewone dingen, welke gij met verwaarloozing hiervan verrigt, slechts begoochelingen zijn. Mirakelen noch voor-zegfingen, geestvervoeringen noch iets anders watT ook, indien gij zoo vele gunsten mogt bezitten, kunnen u tot geen heilige maken.
4. Mijn kind, indien het u van harte gemeend is waren voortgang te doen, dan wilt gjj den voortgang ook werkdadig. De volmaaktheid toch eu de voortgang daarin, overeenkomstig de genade, kan niet voortkomen tenzij uit een hart, dat wil.
En indien uw hart niet werkdadig wil, zullen geene middelen, welke ook, u volmaakt kunnen maken 5 dewijl men niet door dwang maar door genegenheid tot mij komt.
Herinner u, hoe vele Heiligen, onder groote hindernissen, met weinige uiterlijke middelen tot het toppunt der deugd zijn opgeklommen; omdat hun hart onophoudelijk gekweld werd door dorst naar volmaaktheid.
Zalig, die hongeren en dorsten naar do regt-vaardigheid, want zij zullen verzadigd worden! Indienquot; iemand daarnaar dorst gevoelt, hij kome tot mijn Hart en drinke uit de bron der le\end6 wateren, die springt ten eeuwigen leven.
Kom, mijn kind, en proef uit deze bron hoe zoet het is, mij uit liefde te dienen; en gelijk, na den honig geproefd te hebben, andere spijzen bitter smaken, zoo ook zullen u, na de zoetheid der goddelijke liefde mijns Harten geproefd
355
.jj : te liebben, allo spijzen der bedorveue natuur
bitter smaken.
n) Bid, mijn kind, bid vurig om verlichting van
;t, | boven, opdat gij don uitstekenden prijs der r- volmaaktheid mogct kennen; en opdat gij onop-,rs houdelijk ontstoken wordet door het verlangen e- | om haar te verkrijgen.
Roep u daarenboven herhaaldelijk voor den id geest, hoe vele en hoe groote beweegredenen u en aansporen om altijd ten einde toe naar vooruit-sid gang te streven.
tig 5. De leerling. Welke zijn die beweegrede-jen nen, o Heer?
Jesus. Beschouw, mijn kind, wie het is, wien len SÜ dient: hoe btminntlijk hij is wegens zijne nen eindelooze volmaaktheden, welke do harten der oor hemcliiigen in verrukkii g brengen, en gij zult
tot liefde worden aangespoord.
iote Herinner u de weldaden van allerlei soort, uit
ilen loutere liefde aan u door mij geschonken; en en; a^s mv hart niet alle vatbaarheid voor gevoel erd lieeft verloren, dan zult gij mij weder minnen met een door dankbaarheid vernieuwd gemoed, egt- Overweeg de zwaarte en de menigte uwer len! zonden, welke ik u met zulk een vaderhart heb ome kwijtgescholden; gelooft gij voor mij ooit geïnde noeg te kunnen doen ?
Bedenk het veelzijdig en aanhoudend ongeluk hoe van hen, die aan zonde en laauwheid zijn over-lijk, gegeven; en daartegenover het onuitsprekelijk jzeu geluk van hen, die mij met vurige liefde dienen. ;oet- Beschouw eens de wondervolle schoonheid oefd der deugd en de onuitsprekelijke boosheid der
zonde: lioo de eerste den mensch tot deelgenoot der Engelen, de laatste den mensch aan den duivel gelijk maakt.
Overweeg do kortheid van het tegenwoordig leven, den eeuwigen duur van hot toekomstig leven: hoo zeker de dood, hoe onzeker het uur des doods is.
Wik mot uwen geest niet slechts maar ook met het hart, wat het is, te zijn in de hel zonder einde; wat het is, te zjjn in den hemel gedurende alle eeuwigheid: en herinner u, dat een van beiden u wacht.
Mijn kind, als gij deze beweegredenen dikwerf' en aandachtig overweegt zoo, dat gij ze versch iu uw geheugen houdt, dan zult gij u haasten bot toppunt van allen voortgang te bereiken.
I!. Doch do mensch wordt op velerlei wijze van dien vooruitgang terug gehouden. Meestal echter begint hij zich van haar te verwijderen of wel, omdat hij mijne liefde in zijn hart laat verkoelen door verwaarloozing van de vorige oefening des innerlijkcn levens; of wol, omdat hij der natuur gehoorzamend, zich onttrekt aan de moeite van zicb zeiven in het een of ander te beheerschen of te verloochenen.
Daar zijn er, die den weg der volmaaktheid wel niet verlaten, maar hun gelukkigen voortgang op verschillende wijzen vertragen. Zoo is her gesteld mot hen, dio, als zjj verder moesten voortsnellen, den tijd er van nemen om zich eens te verblijden over do uitgestrektheid, die zij reeds hebben doorloopen. Wat u betreft mijn kind, vergeet, wat achter u is, zeker van Hem
357
wien gij dat hebt toevertrouwd, en meet met onvermoeide schreden den weg, die u nog overblijtt.
In den voortgang worden verhinderd ook zij, die zoo vreesachtig voortgaan, dat gij zeggen zoudt, zij quot;willen bij eiken tred onderzoeken, waar zij den voet nederzetten. quot;Wat u aangaat, mijn kind, vertrouw meer op mij dan op u zeiven, en na de zorg aangewend te bobben, die gij iu geweten verpligt zijt, vlieg dan met door goddelijke liefde versnelde vlugt over alles heen naar uw doel.
Ook worden zij weerhouden, die hunne verbeelding martelen en hun hart bpnaauwon met moeijelijkheden van de toekomst, welke zich wellicht nimmer zullen voordoen, zoodat zij uit vreeze of' angstvalligheid zich naauwelijks durven of zelfs kunnen bewegen. Mijn kind, elke dag heeft aan zijn eigen kwalen genoeg; ga dus voor heden blijmoedig voort, laat den toekom-stigen morgen aan mij over, ik zal daarin voorzien.
7. Bedenk, mijn kind, dat de natuur met hare zwaarte u altijd tot een zekere werkeloosheid of vadsige rust medesleept. Gij moet daarom dikwijls door den ijver des geestes uwen wil opwekken en nieuwen moed vergaderen.
Als gij aan die natuurlijke lusteloosheid toegeeft, als gij den krachtdadigen wil om volmaakt te worden opgeeft, dan zult gij niets meer uit-rigten, wat een leerling van mijn hart waardig is; maar gij zult beginnen u te vervelen, den moed te verliezen, met ellende vervuld te worden en u ongelukkig te bevinden.
358
De graad van deugd, die een trage ziel met zwoegen en zuchten gedurende vele jaren niet eens vermag te bereiken, wordt door eene ziel, die wilskracht bezit, levendig en blijde binnen weinige maanden bemagtigd.
Mijn kind, indien gij den vasten wil bezit om immer voort te gaan, dan hebt gij reden om u grootelijks te verblijden. In zoodanigen goeden wil hebt gij een duidelijk bewijs der goddelijke vriendschap. Deze echter is de zoetste en dege-Ijjkste vertroosting tevens.
De leerling. O goede Leermeester, zoetste Jesns, voorbeeld van alle deugd! geheel beschaamd sta ik, wijl ik mij er nog niet op heb toegelegd om mij volmaakteiijk naar U te vormen, ofschoon ik mij langen tijd reeds voor een leerling van U heb uitgegeven.
Ontferm U mijner, o Heer: wil niet gedoogen, smeek ik ü, dat ik onder laauwheid bezwijke, of aan de traagheid mijner natuur toegeve, of door eonig beletsel weerhouden worde; maar wek mij op, spoor mij aan, stoot mij voort door uwe genade.
Geef mij den ijver nws Harten; ontsteek in mijn hart het vuur, dat Gij op de wereld zijt komen brengen, opdat ik met meerder ijvev U beminue, volmaakter aan U gelijkvormig worde, U nader op den voet volge.
Vernieuw mij geheel, ik siiieek hot U; neem den kwijnenden en ellendigen geest van mij weg en beziel mij met uwen Geest, den Geest van altijd brandende liefde, van blijvende 'blijmoedigheid, die mij niet toelaat lusteloos te worden, into-
359
nej; gendoel mij steeds krachtiger en meer bezadigd aanwakkert tot volmaakter navolging van IJ, ; die alleen de weg en de grens der eeuwige zalig-
om
den i
sto be-leb ! en. ser-
;en, ke,
o F aar oor
m
zijt
• U
rde,
^ en itijd i eid, rite-
356
zoiulo; hoe do eerste den mensch tot deelgenoot der Engelen, de laatste den mensch aan den duivel gelijk maakt.
Overweeg de kortheid van het tegenwoordig leven, den eeuwigen duur van hot toekomstig leven : hoe zeker de dood, hoe onzeker het uur des doods is.
Wik met uwen geest niet slechts maar ook met het hart, wat het is, te zijn in do hel zonder einde; wat het is, te zijn in den hemel gedurende alle eeuwigheid; en herinner u, dat een van beiden u wacht.
Mijn kind, als gij deze beweegredenen dikwerf nu aandachtig overweegt zoo, dat gjj ze versch in uw geheugen houdt, dan zult gjj u haasten hot toppunt van allen voortgang te bereiken.
(!. Doch de mensch wordt op velerlei wijze van dien vooruitgang terug gehouden. Meestal echter begint hij zich van haar te verwijderen of wel, omdat hij mijne liefde in zijn hart laat verkoelen door verwaarloozing van de vorige oefening des innerlijken levens; of wol, omdat hij dor natuur gehoorzamend, zich onttrekt aan de moeite van zich zeiven in het een of ander te beheerschen of te verloochenen.
Daar zijn er, die den weg der volmaaktheid wel niet verlaten, maar hun gelukkigen voortgang op verschillende wijzen vertragen. Zoo is het gesteld met hen, die, als zij verder moesten voortsnellen, don tijd er van nemen om zich eens te verblijden over do uitgestrektheid, die zjj roods hebben doorloopon. Wat u betreft mijn kind. vergeet, wnt achter u is, zeker van Hem
357
wien gij dat hebt toevertrouwd, en meet met onvermoeide schreden den weg, die u nog overbljjtt.
In den voortgang worden verhinderd ook zij, die zoo vreesachtig voortgaan, dat gij zeggen zoudt, zij willen Lij eiken tred onderzoeken, waar zij den voet nederzetten. Wat u aangaat, mijn kind, vertrouw meer op mij dan op u zeiven, en na do zorg aangewend te hebben, die gij in geweten verpligt zijt, vlieg dan met door goddelijke liefde versnelde vlugt over alles heen naar uw doel.
Ook worden zij weerhouden, die hunne verbeelding martelen en hun hart benaauwen met moeijelijkheden van de toekomst, welke zich wellicht nimmer zullen voordoen, zoodat zij uit vreeze of angstvalligheid zich naauwelijks durven of zelfs kunnen bewegen. Mijn kind, elke dag heelt aan zijn eigen kwalen genoog; ga dus voor heden blijmoedig voort, laat den toekom-stigen morgen aan mij over, ik zal daarin voorzien.
7. Bedenk, mijn kind, dat de natuur met hare zwaarte u altijd tot een zekere werkeloosheid of vadsige rust medesleept. Gij moet daarom dikwijls door den ijve;' dos geestes uwen wil opwekken en nieuwen moed vergaderen.
Als gij aan die natuurlijke lusteloosheid toegeeft, aïs gij den krachtdadigen wil om volmaakt te worden opgeeft, dan zult gij niets meer uit-rigten, wat een leerling van mijn hart waardig is; maar gij zult beginnen u te vervelen, den moed te verliezen, met ellende vervuld te worden en u ongelukkig te bevinden.
358
De graad van deugd, die een trage ziel niet zwoegen en zuchten gedurende vele jaren niet eens vermag te bereiken, wordt door ecne ziel, die wilskracht bezit, levendig en blijde binnen weinige maanden bemagtigd.
Mijn kind, indien gij den vasten wil bezit om immer voort te gaan, dm hebt gij reden om ii grootelijks te verbljjden. In zoodanigen goeden wil hebt gij oen duidelijk bewijs dor goddelijke vriendschap. Deze echter is de zoetste en dege-Ijjkste vertroosting tevens.
De leerling. O goede Leermeester, zoetste Jesus, voorbeeld van alle deugd! geheel beschaamd sta ik, wijl ik mij er nog niet op heb toegelegd om mij volmaaktelijk naar II te vormen, ofschoon ik mij langen tijd reeds voor eon leerling van U hob uitgegeven.
Ontferm U mijner, o Heer: wil niet gedoogen, smeek ik U, dat ik onder laauwheid bozwijke, of iian do traagheid mijner natuur toogove, of door oonig beletsel weerhouden worde; maar wek mij op, spoor mij aan, stoot mij voort door uwe genade.
Geef mij den ijver uws Harten; ontsteek in mijn hart hot vuur, dat Gij op de wereld zjjt komen brengen, opdat ik met meerder ijver U beminne, volmaakter aan U gelijkvormig worde, U nader op den voet volgo.
Vernieuw mij geheel, ik siiieek hot U; neem don kwijnenden en ellendigen geest van mij weg en beziel mij met uwen Goost, den Geest van altijd brandende liefde, van blijvende 'blijmoedigheid, die mij niet toelaat lusteloos te worden, into-
gondeel mij steeds krachtiger cn meer bezadigd aanwakkert tot volmaakter navolging van U, die alleen de weg en de grens der eeuwige zaligheid zijt.
Ten geleide in het derde Boek.
1. Het doel van het derde boek is, te streven naar de heiligheid, die men gewoon is do volmaaktheid te noemen. Deze heiligheid echter wordt verkregen door deugden, welke een zekeren heldenmoed vorderen, zoo als die, welke gewoonlijk beoefend worden in het geduldig verdragen van het lijden. Zeker toch is het, zoo als blijkt uit de voorbeelden van alle Heiligen, dat niemand, die niet in lijden hechte en in zekeren zin heldhaftige deugden had beoefend , ooit de. ware heiligheid hoeft verworven. En dit moet niet slechts verstaan worden van de Heiligen , welke do Kerk in hare registers heeft opgeteekend , maar ook van hen allen , die schoon ook in den Heiligen-kalender niet opgeschreven, evenwel tijdens hun leven getracht hebben die heiligheid te verkrijgen , welke Christus door het voorbeeld zijns Harten aan allen geleerd heeft en waarvoor de levensstaat van een ieder vatbaar is. Zeer schoone en levendige , krachtige en troostvolle voorbeelden van die edele deug-
den, waardoor de heiligheid verkregen wordt, toont ons do lijdende Jesus. In zijn werkend leven schitteren wel is waar de deugden van zijn Hart met helderen en blij vendon glans en noo-digen en overreden den denker bezadigd en krachtig tevens tot gepaste navolging; doch in zijn lijden schitteren zij in al hare volkomenheid en luister en trekken den overweger niet slechts tot zich, maar wakkeren en dringen hom zelfs met hevigheid aan. Het is daarom voor ons dienstig, dat wij eerst zijn werkend Hart overwegen, dat wij in de kennis Aan hetzelve in zijne deugden ingewijd zijn, en ook daarin reeds eenigen voortgang gemaakt hebben, anders zullen wij door de grootheid oi' verhevenheid der deugd en van zijn lijdend Hart afgeschrikt en moedeloos worden.
Vervolgens heeft deze heiligheid twee graden; en elke graad bevat wederom drie wijzen.
In den eersten namelijk lijdt men godvruchtig al hetgeen niet kan vermeden worden; dit lijden geschkdt ten eerste met geduld; ten tweede in overeenstemming met den godde-lijken wil; ten derde met eene zekere bovennatuurlijke blijdschap.
In den tweeden graad, lijdt men ook al hetgeen wel op do oen of andere wijze kan vermeden worden, maar wat eenmaal te lijden met vrijen wil wordt aangenomen, of wat bovendien nog to lijden gevraagd of gezocht wordt. Dat alles echter wordt in overeenstemming mot den goddelijkon wil geleden; hm eerste, uit liefde tot Jesus om een bovennatuurlijk doel, bijvoorbeeld
om to voldoen voor do boloedigingen Hom aangedaan,tot bekeering der zondaren, tot volharding der rechtvaardigen, ter verkrijging van deze of die genade; ton tweede, uit vorlangon naar gelijkvormigheid met Jesus en naar do vruchten, welke uit dezo heiligo en liefdevolle gelijkvormigheid voortspruiten; ten derde, uit zuivere liefde om een te zijn in gelijkenis met Jesus on Hem zoowaar-lijk to behagen, terwijl men alle eigene belangen, voor zoo ver het geoorloofd is, ter zijde laat.
2. Houd u overtuigd dat, in welken staat of in welke betrekking gij ook leven moogt, gij waarlijk een heilige zult wordon, als gjj hetgeen do Hoer u to lijden zal aanbieden, wel geloden zult hebben. Immers indien gij u verdiensten vergadert en voortgang maakt, zelfs door enkele gewone handelingen of door daden van gewone deugd, hoe veelte meer zult gij winnen on vooruitgaan door daden van heldhaftige deugd, die in wederwaardigheden gowoonljjk dikwijls beoefend wordon.
Bedenk eens, wat gij verdient, door elke daad van gewone deugd, als zjj door u in staat van genade goed verrigt wordt; vooreerst namelijk, een nieuwen graad of eone zekere vermeerdering der heiligmakonde genade, die gij terstond ontvangt on waardoor gij zelf volmaakter en Gode behagelijker wordt; maar tevens een nieuwen en geëvenredigdon graad van glorie af eeuwige zalig beid, welke gij later in den hemel zult verkrijgen, waar zij wel bewaard u verbeidt. En beide deze genaden verdient gij op titel van verschuldigde verdienste, in dien zin, dat God volgens
363
zij iie belofte, waardoor Hij ziolt vrij maar toch waarlijk verpligtte, ze u regions scliulclig is. Zoodanigü verdienste, die verdienste in een strengen zin wordt geheeten, is persoonlijk en wordt niot met andoren gedeeld.
Daarenboven kunt gij den zekeren graad of eene bijzondere ondersteuning verdienen van dadelijke genade, of ook wel van wcrkdadige genade, die het verstand verlicht en bestiert en den wil bezielt en versterkt, om het kwade te vermijden en hot goede te doen; en eindelijk een doel van de groote gave dor volharding ten einde toe. Do^h beiden kunt gij slechts verdienen in zoo verre het passend is, dat zij u geworden, wel te verstaan in dien zin, dat God ze u nooit verschuldigd is, op titel van regtvaar-digheid, maar enkel en alleen wegens eau zekere betamelijkheid, gepastheid of vrijgevigheid. Hiertoe namelijk heeft God zich door geenc belofte verbonden; evenwel wijl Hij bovenal vrijgevig is, voegt het Hom ook op deze wijze onze hovennatuurlijke handelingen te beloonen; en Hij heeft inderdaad ons geen enkele boweogre-den gelaten, om 03110 teleurstelling to vreezen. Op deze wijze kunt gij beide genaden niet slechts voor u zolven maar ook voor anderen verdienen.
Die graden nu, welke gij door de deugd verdient, kunnen grooter of kleiner zijn naar gelang de verdienstelijke handeling meer of minder volmaakt is. Het kan namelijk gebeuren, dat gij door oen heldhaftige daad, waardoor gij met een edel en grootmoedig hart iets volmaakt ten offer brengt of verdraagt, meerdere verdiensten
364
vergadert, dan door honderd of duizend of zelfs door meerdere daden van gewone deugd. Inderdaad do heilige Chrysostomus verzekert, dat de heilige man Job meer verdiensten heeft verworven door die eene daad, waarmede hij zich in tegenspoed aan den goddelijken wil gelijkvormig maakte, dan door alle andere daden, welke hij gedurende geheel zijn leven in voorspoed verrigt had.
Laat ons zorgen, dit niet uit het geheugen te verliezen gedurende dit kortstondig leven, dat ons geschonken is, om verdiensten te vergaderen voor de eeuwigheid. Want het zal ons een hulpmiddel zijn, om met meerder welslagen de he-goochelingen te vermijden, die aan dezen trap van het innerlijk leven eigen schijnen. De meest gewone der begoochelingen is dikwijls, dat wij te ligt het oor leenen aan het gevoel en den weerzin dor natuur en daardoor de ondergeschikte oorzaken onzer wederwaardigheden gaan beschouwen, en om hot een of ander voorwendsel de moeijelijkheden, die de Heer ons aanbiedt, ontwijken of ten minste mot een ontevreden hart dragen, of ook wel, dat wij een anderen weg zoeken dan welken Jesus bewandeld heeft dien Hij voor ons eft'on gemaakt heeft en waar langs Hij ons roept, om Hem met allo Heiligen te volgen in dezelfde stemming des harten, waarmede Hij ons is voorgegaan.
3. Zoo lang gij u derhalve bozig houdt met hetgeen in dit boek verhandeld wordt, moet gij iorgzaam daarop uwe oogen vestigen en daarheen uw streven rigten, dat gij zoo volmaakt
mogelijk begrijpt, niet slechts de onuitsprekelijke droefheden en smarten van Gods Zoon, maar boven al ook de liefde cn gezindheid zijns Harten. Want daar schuilt die onmetelijke schat, welke alleen een ijverig en vroom zoeker kan opsporen en ontdekken. Hoe aandachtiger cn godvruchtiger gij het Hart van uwen lijdenden Heer zult hebben overwogen, des te volmaaktere dingen zult gij vinden, des te betere goederen verkrijgen.
5. De wijze van overweging voor dit bock is, behalve de dubbele wijze voor het eerste boek aangegeven en die hier ook kan toegepast worden, nog tweevoudig; het zijn namelijk do twee wijzen, welke voor het tweede boek werden voorgesteld en die hier op de overweging of op de beschouwing van het lijden van Jesus Christus toepasselijk worden gemaakt.
Derhalve, wanneer gij overweegt, dan stelle uw geheugen u eene deugd voor uit hot lijdons-punt des Heeren, dat gij behandelt; cn behoude haar na de overweging zoo wel in uwe herinnering, dat gij haar gevoegelijk in uwe daden kunt toepassen.
Het verstand overwege dc deugd, hare oorzaken en doeleinde, hare wijze en omstandigheden. Onderzoek en ga na, met welke gesteltenissen des Harten Jesus haar geoefend heeft; vergelijk vervolgens den toestand uws harten met die deugd; beschouw haar daarna van alle zijden en onderzoek uw afgeloopen leven; betuig uwen dank on vraag om volharding, indien gij haar tot dusverre wel beoefend hebt; mogt het tegendeel waar zijn, verwek dan een
36G
berouw en vraag door het lijdend Hart van Jesus om vergeving; eindelijk neem uwe voorzorgsmaatregelen voor de toekomst en zie eens oplettend toe, wanneer en hoe gij die zelfde deugd kunt uitoefenen.
De wil omhelze de deugd en verrigte inwendige oefeningen daarvan en make Let vaste besluit om haar ten geschikten tijd, zoowel uiterlijk als iuwendig, tot daad te brengen, inhisschen volhardend in vrome gevoelens en smeekingen.
Doch als gij u aan beschouwing overgeeft, zie dan in het geheim of in de bijzondere gebeurtenis, welke gij beschouwt, wat Jesus lijdt en in welke omstandigheden Hij lijdt: namelijk wie lijdt en van wie en voor wie.
Let vervolgens eens wel, welke woorden Hij daarbij spreekt, of hoe Hij zwijgt en voor God den Vader innerlijk door gebeden zijn Hart uitstort.
Ga ten laatste eens met eerbied en oplettendheid het Hart van Jesus na, hoe dat Hart gezind is, waaruit zooveel heldendaden voortspruiten. En geef u zooveel gij kunt gedurende geheel de beschouwing over aan vrome ontboezemingen des harten, aan liefdegevoelens en gebeden.
Do gevoelens van liefde, waarin gij u hetzij door de overweging, hetzij door de beschouwing oefent, kunnen verscheiden of verschillend zijn, naarmate gij gestemd zijt of behoefte gevoelt, of ook wel naarmate gij inwendig door den Geest Gods wordt bewogen.
Zeer nuttig kunt gij het geloof verlevendigen en dikwijls vurigo akten daarvan verrigten, door
3G7
Jesus in elk geheim als God te erkennen, en Hem te aanbidden in de vernederingen en ver-smadingeu , waaronder zich somtijds zijne godheid verbergt uit lieide voor ons.
Het is ook goed, n dikwijls en met kalmte aan vertrouwen over te geven, u overtuigd te houden , dat de Heer, die zoo veel uit belangelooze liefde voor u , een onwaardige onder alle opzig-ten , doet en lijdt, om u te verlossen , nu voorzeker , nu gij zelf wilt medewerken, u niet zal weigeren, wat onvergelijkelijk minder is, do middelen namelijk tot uw heil en uwe volmaking.
Door do liefde tot Jesus , uwen God en zaligmaker , zal uw hart somtijds terstond ontvlamd worden, als gij zien zult, hoe Hij lijdt uit liefdo voor u. Want dewijl Hij voor allen en voor een ieder heelt geleden en gestorven is, daarom kan en moet een ieder inderdaad zeggen: Jesus heeft mij bemind en zich zeiven voor mij gegeven.quot; 1)
Houd uw hart dikwijls onledig met het ver-foeijenswaardige en het afschuwelijke der zonde, beschouwende hoe vele martelingen de Zoon van God in zijne menschheid om haar heeft geleden.
Haat jegens de wereld zal er in uw hart worden geboren , als gij aandachtig nagaat, wat en hoezeer Jesus van don haat dozer wereld hoeft geleden.
Medelijden voor den lijdenden Jesus zal geheel
1) Galat. II; 20.
uw hart doordriugon als gij Hom met eon vroom en toegewijd hart beschouwt.
IJver zal u ontsteken om Hem vergoeding te schenken voor de beloedigvngen Hem zoo omvaar-diglijk aangedaan! mot dat doel moet gij dikwerf uwe heilige verlangens, uwe goede werken on uwe smarten opdragen.
Bovenal echter moot gij de gevoelens en gezindheden van Josus lijdend Harte en ieder geheim mot aandacht en toeleg nagaan en in u overnemen. Zoolang gij dat niet doet, kunt gij wol gebukt gaan ondor den last dos kruizes maar niet de voetstappen van Josus volgen.
Wat de smeekgebeden betreft, die men kan verrigton , deze kunnen zoowel verscheidene als verschillende zijn. Ja, de kring der voorwerpen, die wij vragen kunnen, is zoo uitgestrekt, dat men er naauwelijks grenzen voor kan stellen. Men kan namelijk vragen do gave of de vermeerdering van geloof, hoon en liefde; van afschuw voor do zonde en van verachting der wereld; van medelijdon voor Josus en van ijver voor zijne eer; kortom van allo deugden on genaden; on dat niet voor u alleen maar voor ieder naaste; zooals voor liet tweede boek gezegd is en hier wederom herhaald wordt, om nog dieper in te prenten, wat niet genoeg op het hart kan gedrukt worden, dat do gevoelens of liever de oefeningen van deugden en do smeekingen, waaraan overeenkomstig do genade, de zalving-des gebods on zijn voornaamste vrucht gewoonlijk ontspruit, van hot hoogste belang zijn.
5. Tot ondèpclioiding dor Geesten worden
309
ons do volgende regels, die hier bijzonder op hunne plaats zjjn, door de Heiligen gegeven:
Eerste Regel. Geestelijke vertroosting wordt gezegd eigenlijk dan aanwezig te zijn, wanneer er eene zekere inwendige beroering wordt gaande gemaakt, die de ziel met Goddelijke liefde ontsteekt, hetzij regtstreeks, als zij namelijk door Gods liefde wordt ontvlamd wegens do goddelijke goedheid; hetzij niet regtstreeks, als zij namelijk tot goddelijke liefde wordt gespoord door de beschouwing van hot lijden van Jesus Christus, of door de smart over de zonden tegen don Hoer bedreven of door eene andere oorzaak, welke dan ook, die waarlijk geschikt is om tot den dienst van God op te wekken. Vervolgens wordt ook geestelijke vertroosting genoemd elke vermeerdering van geloof, hoop on liefde. Eindelijk behoort ook nog onder geestlijke vertroosting gerangschikt te worden, elke inwendige blijschap, welke de ziel tot hot boven-aardsche, tot de zaligheid en tot volmaking aanzet en rustig maakt in den Heer.
Tweede Regel. Geestelijke mistroostigheid wordt genoemd alles, wat met de goederen in don eersten regel opgenoemd, in strijd is, als zijn; duisternis, ontsteltenis of dorheid dor ziel; elke beroering, die wantrouwen kweekt, de hoop of de liefde bestrijdt; ten laatste opwekking der neigingen tot zaken, die beneden ons zijn, innerlijke droefheid, welke het gemoed neerslaat of verontrust.
Derde Regel. God alleen is in staat dor ziel vertroosting te schenken zonder voorafgaande oorzaak; dewijl het dcnSchopper eigen is in het
24
quot;tT
370
hart zijns schepsels te treden, het geheel in zijne lietdc mee te slepen, het te veranderen en om te keeren. Dan zegt men, dat er geene voorafgaande oorzaak bestaat, wanneer de vertroosting gegeven wordt zonder eenige voorgaande gemoedsbeweging, of overdenking van het een of ander, waaruit die troost door daden van het verstand of van den wil voor de ziel voortspruit.
Vierde Regel. Als er eene oorzaak van vertroosting voorafgaat, dan kan do ziel zoowel dooiden goeden Geest als door den kwaden Geest op zekere wijze vertroost worden, doch met een verschillend doel: door den goeden Geest tot vooruitgang der ziel opdat zij goed handde en van het goede tot het betere voortsehrijde: doch door den kwaden geest integendeel om haar te bederven en neerslagtig te maken.
Vijfde Regel. Tijdens de mistroostigheid moet men nooit eene verandering maken; maar standvastig en krachtig staande blijven in die voornemens en plannen, welke wij voor dergelijke dorheid gevormd hebben. Omdat zooals wij tijdens de vertroosting gewoonlijk sterker door den goeden Geest worden bewogen an ook te gereeder van onze natuurlijke vermogens gebruik maken, zoo ook tijdens mistroostigheid Gewoonlijk meer door den boozen geest worden opgewekt, bij wiens inspraken, wijl het gebruik onzer vermogens meer of minder verhinderd wordt, wij naauwelijks in staat zijn zekere plannen ten goede te vormen.
Zesde Regel. Ofschoon wij tijdens de mistroostigheid onze vorige plannen niet moete-
371
veranderen, is het evenwel zeer nuttig onze wijze van doen te veranderen, om tegen d.'e geestelijke droefheid te strijden, eerstens door meerder volharding in het gebed; ten tweede door meerder onderzoek en door ons te vernederen en aan de goddelijke barmhartigheid van Jesus Harte over tc geven; ten derde door ons meer te oefenen om welberaden werken van boetvaardigheid of liefde te verrigten.
Zevende Regel. Wie in geestelijke droefheid verkeert, herinuere zich, dat hij door God op de proef wordt gesteld, dat hij, overgelaten aan zijne natuurlijke vermogens, met gewone genade en ook met bijzondere, schoon ook niet gevoelige genade ondersteund wordt om in dien staat der verschillende bekoringen van den vijand weerstand biedend, de getrouwheid zijner liefde te toonen. Want hij kan met de goddelijke genade weerstaan, wijl deze met hom blijft, ofschoon hij haar niet door het gevoel bespeurt.
Hij echter, die vertroosting geniet, overweo'e hoe hij zich in toekomstige mistroostigheid zal gedragen; hij verzamele nieuwe krachten, om in de droefheid, die komen moet, niet te bezwijken ; hij trachte zich te vernederen, bedenkende hoe weinig hij vermag, wanneer de Heer hem niet op bijzondere en gevoelige wijze ondersteunt.
Eindelijk, zoowel de bedroefde als de vertrooste moeten beiden zorg dragen om degelijke deugden te verkrijgen of zich op dezer versterking toeleggen en op deze wijze zich te heiligen.
De H. Ignatius. De H. Bonavontura. De H. Maria Magdalena de Pazzis.
Nuttige vermaningen ons liet allerheiligst Hart van den lijdenden Jesus na te volgen.
HOE HOOG 1)K HEILIGHEID MOET WOUDEX (iEArHT, HOUZEEK WIJ HAAK MOETEN GBNKGKK ZIJN.
1. Jesus. Zijt heilig, mijn kind, dewijl ik heilig ben. Een ieder, die een volmaakt leerling YEiii mijn Hart wil zijn, heilige zich zeiven, zoo-nis ik heilig ben niet oen innerlijke, ware en degelijke heiligheid.
De heiligheid is oen groot goed, alles bevattend, wat op deze aarde begeerenswaardig i-;, en' do eeuwige zaligheid ons bereidend voor den hemel.
De heiligheid is de voltooijing der deugd, de beschermster der heiligmakende genade, de bo-houderes van den inwcndigen vrede, de voedster van de vreugde des harten en van blijvend geluk.
Zij is de ware wijsheid; zij is do ware glorie; zij is eenc schat, die niet wordt uitgep.it.
De mill!-to des- heiligen to zijn, is oiivorgi;!ij-koljjk me! r dan do grootste tv zijn v;;n do hoclo \\'oi'el(i.
Wat kan er in deze wereld réchtens met de heiligheid worden vergeleken? geen weten-ohaji. geen waardigheid, geen roem. zelfs niet het li zir van oenige zaak, welke enk. Want d ■/. zijn slechts anrdi-cho ,■vergankelijke goederen: ais dampen in do lucht, glinsteren en verdwijnen zij spoedig. Doch co heiligheid is iets hemelseh, en blijvends, zij schittert als do zon tussehen de homo!lichamen: en als de / n zal v. i zijn, zal zjj nog voortgaan gedurence ■ quot;(ivvisf-heid to schitteren.
Dat derhalve do wijze zich né ' I». ■ ■: zijne wijsheid, en do sterke i i -t groot y;;! o|gt; zijne kracht, noch de rijke op zijne schatten maar dat oen ieder, die zich beroemt, er roem op drage. mij to kennen on te beminnon, nijj door liefde na te volgen on zoo zich te heiligen.
Mijn kind, als gij dit nu niet vat, dan zult gij hot eindelijk to laat en tegen uwen wi! he-grjjpen, als gij don dood nabjj met nu r v-k-gevoelens zult bezield zijn.
Zeg mij, indien gij heden moest steryen, wat zoudt gij liever willen, of een heilige dan wel een vorst of paus geweest te. zijn'/ Ach mocht ilc, zoo riep een stervende uit, die het laid ondervonden, ach mogt ik geen heerscher geweest, maar do laatste onder de heilige die-naron van God! ach mogt ik, zoo verzuchtro een ander, niet op een leerstoel maar in de k u-ken eonor God gewijdo woning geleefd hebben!
374
Gjj kunt de heiligheid niet te hoog waavdecren, dewijl ik haar zoo hoog heb geschat, dat ik, om haar mogelijk en gemakkelijk te maken, de sehatton mijns Harten heb uitgestort; de middelen om haar te verkrijgen met de grootste opoffering heb vermenigvuldigd; alles ton laatste beschikt heb tot heiliging der Uitverkorenen.
Rigt al uwe verlangens, mijn kind, tot bereiking van oen goed, dat van zoo voel belang is, en streef met oen grootmoedig hart om een Heilige te worden.
2 De leerling. Ik zal dan een Heilige worden, o Heer! ach Heer Jesus! ik heb daartoe gedurende mijn leven te veel gezondigd. Zou het geen hoovaardigheid zijn, indien ik mij zulks vermetel voorstelde? maar zie, ik ben zoo zwak, dat ik niets der heiligheid waardig kan verrichten.
Jesus. Zegt gij dit, mijn kind, uit u zeiven of om anderen, die het u hebben ingesproken? indien gij het uit uw zeiven zegt, dan dwaalt gij; zegt gij hot om anderen, dan zijt gij bedrogen.
En wel vooreerst, indien gij in uw leven hebt gezondigd, zie dat is eene nieuwe reden om u te heiligen, want alzoo zult gij door de toekomst het verledene herstellen.
Maar, mijn kind, er is geen sprake van hetgeen gij geweest zijt, maar wel van hetgeen gij in het vervolg zijn moet.
Hoevele zielen zijn, na do zonden bedreven te hebben, binnen een korten tijd tot een hoogerer;. trap van heiligheid opgeklommen dan sommige zielen, die altijd in onschuld hun leven hebben
375
gesleten; omdat zij de herinnering aan de zonden, die zij beklagenswaardig genoeg hadden bedreven, maar door 711 ij barmhartiglijk waren vergeven, als een prikkel gebruikten, om zich tot heiligheid te sporen on te dwingen!
Derhalve kunnen de eenmaal bedreven zonden niet slechts geen beletsel, maar als gij wilt 00 een hulpmiddel ter heiligheid zijn.
Vervolgens mijn kind, naar het toppunt van deugd te streven, naar heiligheid te verlangen is geen trotschheid, geen vermetelheid, maar grootmoedigheid, maar adel van ziel, zonder welke niemand een leerling van mijn Hart kan zijn.
Zoo spreek ik, en zie wel toe, wien van beiden gij geloof schenkt, of aau mij of den vijandigen geest, die u liet tegenovergestelde ingeeft.
Woes op uwe hoede, mijn kind, opdat gij misleid, niet een kleingeestige en aldus onbekwaam wordt om te streven naar datgene, wat voor het verlangen van elk goedgezind hart verreweg de meeste waarde heeft.
Verhef uwen moed, werp alle bedorvenheid des harten uit, kweek de gevoelens aan, die een leerling van mijn Hart waardig zijn.
Eindelijk als gij zwak zijt, ben ik niet de mag-tige? als gij geen gestrengheden kunt verduren, kunt gjj ze daarom niet liefhebben? als gij niet kunt handelen, kunt gij daarom niet lijden? Welnu door liefde en door lijden wordt de heiligheid bovenal tot volmaking gebragt.
Geen buitengewone dingen, geen wonderen, maar liefde, maar lijdende liefde bevordert vooral de heiliging der zieL
376
Tracht uit liofdo tot mij te lijden, wat ik zelf ii te lijden zal uitkiezen en opleggen: en zie, gij zult een Heilige worden.
Indien do goederen, die de wereld groot noemt, zoo gemakkelijk te verkrijgen waren, welke wereldling zou ze dan niot bemagtigen ?
.'i. Do volhardende begeerte om voortgang te maken en het ijverig streven naar heiligheid, wordt in dit leven met regt geacht de heiligheid des menschen uit te maken.
Niemand is volmaakt heilig, die er niet naar streeft nog volmaakter te worden; want in die mate toont iemand meerder heiligheid te be-zliien, naar do nuite bij naar groot ore volmaaktheid streeft.
Derhalve mijn kind, is volmaakte heiligheid niet bet werk van één dag of van éor.o week. Meen dus niet, dat gij gedurende zulk oen kort tijdsbestek volmaakt zult worden. quot;Want dit hopende en daarna u in uwe verwachting bedrogen vindend, kondet gij wol eens don moed laten zinken, of ook gevaarlijk bekoord worden het werk achterwege ter laten.
Do volmaaktheid is een gewrocht der goddelijke genade en der menschelijko medewerking.
De goedheid mijns Harten evenwel, die u heilig wil zien, is veel meer geneigd om u genade te verleenen, dan gij om zo te vragen, wat meer is, zij stort die ongevraagd over n uit.
Hoe getrouwer gij derhalve met do genade medewerkt, des to spoediger zult gij u de heiligheid ten bezit maken.
4. Als gij den volhardenden en krachtdadigen
wil hebt, om u te heiligen, dan kan u niets een beletsel zijn, om heilig te worden.
Hoe gij ook van nature geschapen zjjt, gij zult de heiligheid bereiken, niet door uwe natuurlijke gesteltenis, maar wegens de medewerking met de genade door uwen vrijen wil.
Niet de inborst, ook niet do levensstaat noch uwe betrekkingen zullen u een beletsel zijn, in dien gij met edelmoedige getrouwheid des harten met de goddelijke genade medewerkt. Zie eens welk een ontzaggelijke menigte, die nioitunui vermag te tellen, door die getrouwheid in den kloosterlijken staat zich heeft geheiligd; en hoe duizend duizenden. Heiligen zijn geworden te midden der wereld. Door di3 getrouwheid werd een Hendrik heilig in b t legerkamp; Casimir aan het hof; Elzea in den omgang met do wereld; Isidorus op hot void; Agnes werd eene heilige in do stad; Maria op hot land; C atharina in hot ouderlijk huis; Christina in slavernij.
Ook hangt de heiligheid mijner Zaligen en Heiligen niet af van do inschrijving op het hci-ligenregistor, hetwelk iemand niet tot een heilige maakt maar slechts als zoodanig verklaart voor do stervelingen. Als gij oen Heilige in den hemel zult zijn, dan, geheel gelijkvormig aan het goddelijk welbehagen, zult gij er n niet om bekommeren of uw naam in dat register der Heiligen op aarde wordt govoiu's n.
Ton laatste stellen zelfs iio bekoringen en moeijelijkhedon u geen beletsel in den weg. Alles toch wat do h l zou kunnen beproeven,
378
wat de wereld tegen u zou kunnen verzinnen, dit alles zal, indien gij wilt, een middel tot uwe heilig wording zijn.
5. Het is wel waar, dat hij, die de heiligheid wenscht te verkrijgen, alle zonden ook de kleinsten moet vermijden; doch de onvrijwillige misslagen, die uit menschelijke zwakheid voortspruiten, staan der volmaaktheid niet in den weg.
De grootste heiligen zelfs waren niet geheel yrij van die ellende; cn zoo lang als zij op aarde geleefd hebben, hebben zij de zwakheid der menschelijke natuur ondervonden.
Wil u dus niet verontrusten noch beangstigen om feilen, waarin de wil niet met kennis deel neemt; de menschj kan zeer volmaakt zijn schoon hij ook zonder zijn vrijen wil misdoet.
Verminder zooveel gij kunt, naar het voorbeeld der zaligen, die onvrijwillige misslagen en verneder u voor mij met vredevolle liefde over degenen, die gij hebt bedreven; zoo zult gij daaruit zelf nut trekken tót uwen voortgang.
6. Dewijl dit zoo is, mijn kind, leen daarom aan niemand het oor, noch aan u zeiven noch aan eenig sterveling noch aan eenigen geest, die u, onder welk voorwendsel ook, van het streven naar de heiligheid tracht af te houden.
Doch ga met een edelmoedig hart, zonder ooit den moed te verliezen, volhardend voort naar inwendige heiliging te streven.
Die heiligheid is eene zaak van zooveel belang, mij zoo vereerend en welgevallig, dat eene en-
379
kele ziel sleclits, dio zieli aldus innerlijk heiligt, mij moer vereert, mij moer behaagt, in mijn harte meer geldt dan iemand anders, die hoe goed hjj ook moge wezen, zieh evenwel met gewone deugden tevreden stelt.
Weet wel, mijn kind, dat de heiligheid tot eene zekere hoogte, volstrekt noodzakeljjk is, om voor het aanschijn mijner goddelijke majesteit te worden toegelaten, omdat niemand zonder heiligheid God zal aanschouwen.
Indien gij deze noodzakelijke heiligheid niet zult verworven hebben in dit tegenwoordig leven, dan zult gij in het toekomend leven door het vuur tot dio heiligheid worden gelouterd, alvorens gij den hemel binnen zult gaan, waarin niets, wat onheilig is, binnentreedt.
Onthoud dit, mijn kind, tot uwen troost, dat zoo gij den goeden krachtdadigen wil, om u waarlijk te heiligen zult hebben levend gehouden, gij niet eerder den dood zult smaken dan na de heiligheid bereikt te hebben.
Doch waan intusschen nimmer de heiligheid reeds verkregen te hebben of reeds een volmaakte te zijn, maar streef immer voort en houd aan op don prijs, uwer verhevene roeping weggelegd.
Moed gevat, mijn kind, beproef iets, wat den leerling mjjns Harten waardig is; zijt een mededinger met de Heiligen, uwe edele broeders en zusters. Wat gij zijt, zij waren het eenmaal ook; wat zij thans zijn, gij kunt het eenmaal wezen.
6. De Leerling. Zoo d m, o Heer Jesus, ook
380
ik, do minste van allen, moot on kan oen Hei-ligo worden.
Ja ik moet liet, dewijl Gij het mij gebiedt, dewijl ik van zoo vele bijzondere woldaden on genaden mij verleend, rekening zal moeten geven; dewijl ik gebonden ben de oimitsprokelijko vor-pligtingon door uwe barmliartiglieid, na zoo veel zonden, mij opgelegd, voor zooveel in mijn vermogen is te doen; dewijl ik verplicht bon mijne zaligheid te behartigen en mij voor den hemel voor te bereiden; doch bovenal dowiji Gij alle liefde en alle eer op do eerste plaats verdient.
En ik kan het; omdat Gij overvloedige cn krachtdadige middelen daartoe schenkt; omdat Gij niets anders van mij eischt, dan dat ik mot een opregten wil mijne krachten inspan, bereid als Gij zijt, om zelf het onbrekendo aan te vullen; omdat mij niets een beletsel kan zijn, zoo ik zelf het niet wil; omdat alles, wat ook, iiulic ii ik het wil, mij kan helpen en voortstootcn ; omdat ten laatste geheel het werk mijner heiliging' niets anders is dan een werk der liofdo , der liefde tot U, oone wederkecrige liefde namelijk voor welke alles mogelijk, alles gemakkelijk, alles zoet' is.
Derhalve begeer ik oen Heilige te worden , niet om op aarde onder de Heiligen geteld to worden, maar om in den hemel in do rijen dor nitverkoronon, U te verheerlijken; niet zoozeer uit vreeze voer straf noch op hoop van belooning als wol uit liefde tot U, beste en allerzoetste Jssus, opdat ik U meer beminno, 17 meer vcr-oere nu en in de eeuwigheid.
381
Ziu dill), o lieer Jesus, ik wil een Heilige worden en zoolung ik adem haal zal ik niet ophouden dit te willen; ik bid en smeek U, ter wille van uw allerheiligst Hart, kom dezen mijnen goeden wil te hulp.
dat in iikt leven' niejiaxi) zondeil lijdes kan zijn.
1. Jesüs. Mijn kind, zoo lang gij op aarde leett, kunt gij niet vrij zijn van beproevingen.
Wat anders dan droefenis is g'eheel dit ster-vclijk leven, waarin de mensch schreijende zijne intrede doet, waarin hij al lijdende verkeert, en waaruit hij zuchtende vertrekt?
Het is onmogelijk, dat do mensoh, sinds hij den dood onderworpen geboren wordt, zijn leven zonder smarte kan slijten, omdat hij zelf do bron van smarte iu zich draagt. De natuurlijke gesteldheid, volgons welke hij moet sterven, veroorzaakt vele en verschillende ellenden, ziekten en smarten, waaraan geen einde kan komen zoolang de vruchtbare en werkende oorzaak blijft bestaan. Doch deze alle, schoon ook veelvuldig on lastig, zijn nogtans van minder belang. Immers uit de bron zijner bedorven natuur wellen er anderen op, die veel erger zijn: ongeregelde en bedorvene begeerlijkheden, die den mensch ook tegen zijn wil noodzaken te gevoelen, wat hij niet wil gevoelen.
382
Doze zijn de hartstogten, de voortbrengers van zoovele kwalen, die zijn hart zelf aankleven en den vrede van velen verstoren; oorlogen, vreeselijke oorlogen doen ontstaan; door tegenstrijdige beroeringen cle ziel aan tallooze gevaren en bitterheden blootstellen.
2. Hoevelen toch zijn de smarten, die den mensch inwendig overvallen, en waaraan volstrekt niemand kan ontkomen! Koude, hitte, verschillende ongestadigheden, duizenden lastigheden van don kant der schepselen zeer vele gevolgen eindelijk van natuurlijke oorzaken, die, schoon ook in het algemeen ten goede strekkend, het goede evenwel door de gebreken van den mensch in den staat zijner gevallen natuur o wel in do tegenwoordige orde van zaken, niet kunnen uitwerken zonder den een of ander in het bijzonder tot last te verstrekken.
En hoezeer bezwaart onder dezen niet somtijds den sterveling de arbeid, zonder welken niemand hier kan leven bijaldien hij niet nog grooteren druk wil ondervinden.
Voeg en tel eens te zamen, indien gij kunt, de smarten en bitterheden van allerhande soort, die uit do hartstogten en gebreken van anderen voortspruiten, en gij zult overal mooijclijkheden zien, die, worden zij niet door u to boven gestreefd, u zullen overstelpen.
3. Inderdaad mijn kind dewijl het leven der stervelingen van zoovele kwalen overvloeit, zou het naauwelijks aan weinigen dragelijk toeschijnen, zoo niet do geest van den godsdienst u beweegredenen ingaf om geduld te oefenen, en mijn
383
Hart met de zalving zijner genade u leniging aanbood.
Alle wijsheid zelfs dezer wereld, schoon zij ook schoone bewoordingen over het verdragen der smarten weet in het midden te brengen, zal evenwel nimmer geneesmiddelen voor de smarten kunnen vinden en aanvoeren.
Hoe velen, die over het lijden van droefheden op de schitterendste wijze wisten uit te weiden, en anderen trachtten te onderrigten, werden zelf door de droefheid ter neer geslagen!
Kan het daarom bevreemden, als zij, die van den geest van godsdienst zijn verstoken en vreemd zijn aan mijn Hart, in wederwaardigheden eindelijk tot wanhoop oversloegen, en door hunne rede verblind, de overige ellende door de grootste ellende, omdat zij eeuwigdurend is, beklagenswaardig genoeg besloten?
De godsdienst toch maakt alle wederwaardigheden dragelijk en nuttig, wijl hij leert, dat wat een billijke staf voor de zonde en een regt-vaardige reden voor het lijden der mensehen is, door de troostvolle uitwerkselen van de wijsheid en goedheid mijns Harten, ten heilzaam geneesmiddel wordt tegen do zonde en eeno bron van overvloedige verdiensten voor den mensch.
De smeltkroes loutert het metaal. Het vuur verhardt het leem, doch verweekt het was. De storm werpt de planten neder, maar doet den gewortelden boom nog dieper wortelen schieten.
Zoo beproeven de wederwaardigheden den mensch: de droefheid maakt den een gehard.
384
dei) anderen weekelijk. Dj iusmijdaig slaat den een ter neder, doch versterkt den ander.
Do wederwaadiglioid zou allen tor zaligheid voeren, indien allen haar wol opnamen. Indien iemand door haar ten ondergang komt, is hot zijn eigen schuld dewijl zij goed verdragen, een zekeren weg tot heiligheid en dus tot waar geluk aanbiedt.
4. Maar zie, mijn kind, veel ligter en troostrijker is alle wederwaardigheid geworden omdat ik, in wederwaardigheden gedompeld, het lijden heb geheiligd en omdat ik zelf hen, die door wederwaardigheden bezocht zijn, zoowel door het voorbeeld van mijn leven, als door de toezegging van belooning en door de hulp en den troost mijner genade voorga.
Van mijn voorbeeld hebben de Heiligen het g'oheim geleerd om goed te lijden, en de kunst om het kwade in goed te verkeerou.
Daarom hebben zij ondervonden, dat wederwaardigheden zelfs zoet voor hen waren, en trokken zij uit mijne liefde zulk een begeerte tot lijden, dat zij niet zonder lijden wenschten te leven, want in al hun wederwaardigheden vloeiden zij over van vreugde.
Kunt gij ook niet, mijn kind, naar hetzelfde streven? is dat niet zoowel in mijn als in uw belang ? wat vreest gij ? zie geene droefheden kunnen uw hart bereiken, die niet eerst mijn Hart hebben doodrongen; doch dit doordringende, hebben zij allo kracht om te schaden verloren, en zijn zjj met eone goddelijke kracht van troost doortrokken.
385
5. Draag zorg mijn kind, dat gij de wederwaardigheden, als zij u van uit mijn Hart met zoetheid doortrokken overkomen, niet bitter maakt door de bitterheid uws harten.
Lijden is noodzakelijk; er is geene keuze; doch goed te lijden of' slecht vo lijden zooals de uitverkorenen ot' als de verdoemden; tot uwe heiliging of tot uwe verwerping, dat staat aan uwe verkiezing, mijn kind, dat hangt van uwe keuze af.
Bereid u zeiven, mijn kind, ja, houd u voorbereid voor moeijelijkhedon, die niet ophouden en niet zullen ophouden u te overvallen.
Wil niet gelooven, dat gij eenen dag zult hebben zonder oonige moejjelijkhoid, dewijl er nimmer in de toekomst een dag zal aanbreken, die niet haar eigen kwaad voldoende mot zicli zal voeren.
Wil u ook niet verbeelden, dit te kunnen ontvlugtfen, wat gij ook doen moogt. Mogt gij u ook alleen in de eenzaamheid begeven, de zeeën oversteken, of u aan de uiteinden dolaarde verbergen, overal zal de wederwaardigheid uwe gezellin zijn en u met hare oorzaken of gelegenheden altijd als de schaduw volgen.
Tracht daarom, mijn kind, als gij wijs wilt zijn, wat gij niet kunt vermijden, in uw voordeel to koeren door met oen tevreden en goedgezind gemoed, zooals de lloiiigen, het kruis uwer wederwaardigheid te dragen en bereidvaardig mijne voetstappen te volgen.
(i. Wilt gij de wederwaardigheden gemakke-kelijk en met vrucht dragen, draag ze dan uit
i
386
liefde tot mij; deze liefde zal de zwaarte en de bitterheid aan uw kruis ontnemen en door hare kracht uw kruis, en door hetzelve u heiligen.
Die zijne tegenspoeden niet lijdt uit liefde tot mij, zal zijn kruis niet lang bereidvaardig dragen, maar zal het weldra, of wel tobbend en zuchtend na zich slepen, of door hetzelve overweldigd jammerlijk ter aarde storten.
Indien het u zwaar valt zoo te lijden, kom dan tot mijn Hart, mijn kind en bid. Daar zult gij hulp, daar liefde, daar de zalving der genade verwerven.
Mijn kind, tot dusverre heb ik niet opgehouden u te zeggen, en zal ik niet ophouden u te herhalen, dat gij bidden moet en niet op moet houden.
Want zie in het gebed ligt alles opgesloten; in het gebed is bevrijding van kwalen, in het gebed is verkrijging van goederen, in het gebed ligt hot geneesmiddel tegen ellende, in het gebed ligt leniging voor smarten, in het gebed is troost, in het gebod is volharding.
De leerling. Er blijft mij derhalve, o Heer Jesus, geen uitvlugt meer; lijden is noodzakelijk of willig of onwillig. Doch indien ik vrijwillig lijd, zal ik het lijden minder gevoelen; doe ik hot met weerzin , dan zal ik do zwaarte daarvan nog vermeerderen.
Wil ik derhalve niet te vergeefs mij zeiven
gelukkig maken , dan moet ik mijn hart be-onid houden om te hjden en indien ook de nood-reakelijkheid soms hard moge schijnen, dan toch zal de yrucht van het geduld, die mij tijdens
387
dit leven zal heiligen en gedurende geheel do eeuwigheid zal zaligen, overvloediglijk voldoende zijn, om mijn hart te bemoedigen en aan te sporen.
Doch indien ik U bemin, o allerzoetste Jesus zal de beschouwing van U alleen mij bewegen U bereidvaardig en met vreugde te volgen, om met U te zijn, op U te gelijken, ü mijne Iietde te bewijzen, en uwe liefde te genieten.
ü Jesus, eindelooze zoetheid! Met IJ wordt ook hot bittere in zoetheid veranderd; want zie Gij hebt door zelf te lijden aan de wederwaardigheden ontnomen en voor U zelven behouden al wat daarin bitters wordt gevonden; doch a s. wat aaann zoet en smakelijk is , hebt Gij er mt getrokken en aan ons gegeven.
O allerliefste Jesus, die mij tet zJk een graad hebt liefgehad , ik smeek U , deel mij do srevoe-lens uws Harten mede, opdat ik al mijne wederwaardigheden heilige en door deze uwe eer en mijne volmaaktheid bevordere.
hoedanig het allekheimgst hart vax jesus tek opzigte van eet lijden gestemd was.
I. Jesus. Let eens wel mijn kind, welke Je gevoelens waren van mijn Hart ten opzigte van net lijden , en tracht deze na te volgen.
388
Zie gedurende nijjn sterfeljjk leven, leed mijn Hart onophoudelijk en -w is het altijd tevens blijde.
Begrijp wel, wat ik ze;;', mijn kind; ik spreek niet van mijnen goddelijkca wil, die namelijk vrij en ongeschikt was voor alle smart; maar van mijnen menschelijkon wil. Want ik heb deugden beoefend, daardoor verdiensten verkregen , daardoor de verlossing van den mensch bewerkt.
Van af het begin van het bestaan mijner Menschheid was mijn hart geheel verblijd over de aanschouwing der Godheid, die met haar persoonlijk was vereenigd , die zij altijd genoot en waardoor zij in do hoogste mate zalig was ; en ter zelfder tijd treurde mijn Hart door een 1'iizondore medewerking der Godheid over de yw.uirte cn hot bittere van hot lijden , dat hot r.'.'t.'st verduren.
Maar ook over dat gestreng cn bittor lijden zülve treurde en verheugde zich mijn Hart tevens onder verschiilond opzig't. Het treurde daarover voor zooverre het der menschheid zwaar en lastig was; doch voor zooverre list door God gewild was on het heil van den mensch bedoelde, verheugde het zich daarover.
Immers mijn Hart bezat ook oen inenscholijkon wü, die op ziah zeiven beschouwd wel één doch in zihie working als het ware tweeërlei was:
Een lagere , die van self van at wat der meu-schelijke natuur smartvol is, een afschrik had en het ontvlugtte: oen hoogerc, die dezolide smartelijkheden om verhevener beweegredenen , met vrijen wil beminde 011 omhelsde.
Briden , die lagere en hoogerc wil, waren wel
389
gestemd, nooit ongeregeld on door geen gebrek van Jiunne kracht beroofd.
De lagere immers, die hetgeen aan zijne jiü-tuur goeden voordeelig was, beoogde en begeerde, slechts wat voor zijne natuur smartelijk was en den dood vreesde en ontvlngtte, Het zich tevens door den hoogeren wil besturen.
De hoogere echter onderwierp en vormde deu 1 ageren wil en zich zeiven aan en naar den god-delijken wil. Daaruit ontstonden volmaakte, bövennatuurlijke daden van deugd; daaruit ontstonden verdiensten, daaruit eindelijk ontstond een overvloed van opgehoopte genades-'hatten voor den menseh.
Denk er aan, mijn kind, dat gjj insgelijks zulk een wil hebt, wel niet zoo volmaakt en zuiver, maar dan toch vrij: en dat ook gij in dien wil een hooger en een lager gedeelte bespeurt.
2. Gij, mijn kind, gij weet niet altijd noch op eens, wat gij te lijden hebt. Uit barmhartigheid en goedgunstigheid geschiedt het, dat gij dit veelal eerst ziet, wanneer liet zich voordoet waardoor gij elk in het bijzonder mot moer geduld verdraagt.
Doch mijn lijden was mij altijd voor oogen; overal waar ik was, zag ik volkomen al de martelingen, die mij in de toekomst wachtten.
Geen enkel oogenblik was het voor mij ver-borgeiij wat de profeten omtrent mijn ' lijden hadden voorzegd, wat de beelden der oude wet van mij hadden voorafgebeeld, wat de boosheid der wereld en der hei zou verzinnen, wat al verschrikelijke kwellingen de zonden den men-
390
schcii afriepen, wat de gekrenkte eer van mijn homelschen Vader eischtc, wat uwe belioette, mijn kind, vergde.
Dit alles en elk in hot bijzonder zweefde mij gedurig voor oogen, on perste onophoudelijk mijn Hart te zamen.
Dncii do liefde mijns Harten was oorzaak, dat ik alles verdroeg en wilig lood.
I):j liefde maakte mij alles smakelijk: arbeid en nachtwaken, hoon en verguizing, goeselsla-gen en doornen, hot kruis on alles, wat door don goddelijken wil beschikt was tot zaligheid der menschen.
Zie dan, mijn kind, zie daar do allesbeheer-sehende stemming van mijn lijdend Hart, liefde voor God on liefde voor de menschen. Uit deze bron vloeiden al zijne overige gezindheden voort.
3. Vandaar dan ook was het geduld mijns karton onuitsprekelijk, waardoor ik zooveel, schoon ook onverdiend en onwaardiglijk toch zonder bitterheid, zonder eenige klagt verduurde. De liefde toch is geduldig, de liefde verdraagt alles.
Vandaar de onderwerping mijns Harten aan liet goddelijk welbehagen in alle droefheden en alle smarten. Mijn wil namelijk, door do liefde aan den wil Gods gelijkvormig gemaakt, was bereid alles tot hot laatste too to lijdon.
Vandaar do vreugde mijn Harten in het lijden ; immers die bemint, die het goede van het beminde voorwerp kent, verheugt zich als hij hot geniet. quot;Want mijn Hart kendo volmaakt de verhevonhaid van don goddelijken wil
391
en steldo er dus, raogt het ook vele en verschillende smarten kosten, zijn genot in dien te vervullen.
Vandaar do bovennatuurlijke begeerte van mijn Hart om te lijden. Want de ware liefde wensoht op werkdadige wijze haro opregtheid, hare tee-derheid en hare getrouwheid te bewijzen. Derhalve werd mijn Hart onophoudelijk door liefde geprikkeld , steeds smachtend naar de vervulling van het lijden, dat voor God zou zijn en voor don mensch zou blijven een duidelijk en eeuwig bewijs tevens van de opregtheid, van de teedcrheid en van de getrouwheid , ja en van de overmate mijner liefde.
4. Doch, mijn kind, nog hoogor streefde de liefde mijns Harten. Dit toch wilde het, dit begoerde het, door hare overmate de harten der menschon te rooven, en mot ha ir vuur te ontvlammen.
Ik was immers op aarde het vuur komen brengen en wat wilde ik anders, dan dat het ontstoken zoudo worden.
Daartoe had ik het doopsel van mijn bloed, levendig on gloeijend, waarin ik gedoopt werd.
Mijn lijden, bedoel ik, waarin ik ten eenemale gedompeld , waardoor ik overstelpt werd.
En hoe werd ik geprest tot het vervuld mogt worden! Hoe brandend verlangde miju Hart om dat ziedend bad te openen, dat met wonderlijke kracht de harten der stervelingen zou zuiveren, verwarmen, aansporen , ontvlammen.
Daarin waren gezuiverd , daardoor waren ont-
392
vlamd de Apostelen en Martelaren, cle heilige Belijders en Maagdon , die uit zuivere liefde voor mij bsreid waren alles te lijden en mij te volgen , door smarten, door vernederingen, door duizend martelingen, door duizend dooden heen.
En zoude uw hart, mijn kind, ook niet kunnen ontstoken worden? daarom heb ik u in zulk een graad bemind, om u tot wederliefde jegens mij te ontvlammen , om al uwe lietdo te winnen.
5. Mjjn kind, als gij dikwijls en mot aandacht beschouwt tot welk een hoogte ik u heb lief gehad, en hoeveel meerdere beweegredenen gij hebt om mij te beminnen, dan ik om u; dan moot gij ongetwijfeld worden aangezet die liefde met wederliefde te vergelden.
En als do liefde eenmaal geheel uw hart zal hebben ingenomen, dan zal zij daarin dezelfde gevoelens, die in mjjn Hart ten opzigte van het lijden der wederwaardigheden wonen, voortbrengen.
Hoe meer gij mij bemint, des te beter zult gij gestemd wezen jegens al wat hinderlijk is; en hoe meer gij mat een goed gestemd hart het lijden verdraagt, dos te volmaakter zult gij mij liefhebben.
Indien soms de gezindheden van mijn Hart met betrekking tot do wederwaardighedon niet in uwen smaak vallen, dan is dit een toeken dat gjj een hart zonder kracht bezit, ja een hart dat kwalijk is aangedaan en na ingesteld onderzoek zult gij als oorzaak daarvan bespeuren, dat uw hart, beroofd van de warmte der goddelijke liefde of wel verdoofd is door de koude
t
:!.98
van zekere ouverschilliglieid, of wel in liet kooi'tsvuur ligt van bedorven eigenliefde.
Voorwaar juist daarin , dat gij nog zoo ongeschikt zijt om hetgeen voor edele zielen van zooveel waarde is, te kunnen bereiken en genieten, zie daarin juist een reden om u krachtiger op te rigten en aan te sporen.
En begeer en verlang ten minste, dat uw hart bewogen moge worden door dezeh'de gezindheden, die in het mijne wonen.
G. En bid, schoon do natuur er zich ook togen verzette, bid dikwijls en vurig dat gij de waarde van dergelijke gevoelens kennen en de onwaardeerbare vruchten daarvan bemin non moget.
Als gij zoo in uw gebed opregt zult zijn , dan zullen de oogen van uwen geest worden geopend, en dan zult gij duidelijk inzien dat de wi jsheid der wereld , die een afschrik heeft van do liefde voor do zaligende vernederingen en verstervingen , waarlijk dwaasheid is, doch dat die heilzame liefde do wezenlijke wijsheid bevat, welke ik zelf, uit den hemel nederdalend , met woord en voorbeeld heb verkondigd.
En als gij volhard zult hebben in liet gebed, dan zal u overvloedig genade geschonken worden, om de wederwaardigheden met een vroom gemoed te omhelzen en heilig te verduren.
TV ii u eehter met het gebed alleen niet te vreden stellen; neen may.r tracht ook overeenkomstig de genade en overeenkomstig uwe krachten u zelven te verloochenen, alle droefheden te lijden , met mij liet kruis to dragen.
Zalig hij. die in do heiligende wederwaardig-
394
heden smako vindt! inderdaad hij is geleerd, meer door goddelijke zalving dan door men-sehelijke vinding, hij wordt bezield meer dooide genade dan door de natuur.
Niets is er, mijn kind, waaraan men beter de ware leerlingen mijns Harten erkent dan aan de waardeering van, en aan de liefde voor de wederwaardigheden om mijnent wille.
7. De leerling. O goede Jesus! hoe groot was de liefde van uw Hart jegens mij! hoe onverdiend de genegenheid! in hoe liooge mate maakt Gij mijne zaligheid uit!
Hoeveel en met welke zuivere liefde hebt (xij geleden, en dat alles om mij, om mij door liefde met U te vereenigen!
En ik zou U dan ooit kunnen vergeten? ik zou U ooit genoeg kunnen beminnen? weinig, ik beken het, maar toch billijk en rechtvaardig is het, dat ik U met geheel mijn hart beminne, dat ik uit liefde U ook in het lijden volge tot den dood toa.
Maar zie, mijn God en Zaligmaker, daartoe, om het lijden lief te hebben en in het lijden de gevoelens uws Harten na te volgen, daartoe j ik gevoel het, heb ik veel genade noodig.
Immers als ik niet bijzonderlijk ondersteund word, kan ik niet op verdienstvolle wijze noch in het groote, noch in het kleine mij zeiven verloochenen, het kruis met vreugde omhelzen, de neigingen der natuur overwinnen: U overal volhardend begeleiden tot in den dood.
Doch dewijl Gij mjj daartoe uitnoodigt, ja zelfs roept, smeek ik ü, verleen mij daartoe dan ook
395
die overvloedige genade, ■waardoor ik kan ren uitvoer brengen, wat ik uit mij zelvcn niet vermag.
Verruim derhalve mijn hart en prent in hetzelve rijkelijk en diep de gevoelens vau uw lijdend Harte, opdat ook ik met een nederig en zachtmoedig hart leero beminnen to lijden uit liefde tot ü, al wat Gij mij te lijden zult overzenden.
welke goederen ee ix het geduldig lijden liggen opgesloten.
1. Jesus. Mijn kind, het is aan n gegeven de geheimen mijns Harten te begrijpen, daarin godvruchtig door te dringen en zo geheel ten uwen voordeele aan te wenden.
Luister derhalve naar de geheimen, die voor de wereld zijn verborgen; leer do goederen kennen, waarvan do wereldlingen geen begrip hebben.
Zie, Ik do Schepper der schepselen, de Verlosser der vrijgemaakten, de Vader der kinderen, ben, den weg dos kruizes bewandelende, voorgegaan, en hob aan alle mensehen verklaard, dat een ieder, die deelgenoot wilde worden van het onuitsprekelijk geluk, dat mij aan het einde van mijnen weg wachtte, mot een welgezind hart zich zeiven moet verloochenen en mij navolgen.
Doch velen, die deze stem hoorden, zeiden :
396
dat is eon hard woord cn wio kan or gehoor aan Iconen? on sinds dien oogonlilik tradon er velen terug on wandelden niet meer met mij.
Maar de Heiligen en ieder, die zich op werk-dadige wijze wilde heiligen, ontvingen mijno uit-noodigingen met eon dankbaar en bereidvaardig hart, on hebben geoordeeld, dat hunne zaligheid op deze aarde gelogen is in liet. verkeer mot mij, in het lijden met mij, in de volharding met mij, in allo omstandighoden ton einde: toe.
2. Eu inderdaad, mijn kind, wat is er goeds op aarde, wat niet in hot lijden met mij wordt gevonden? dat is do ware glorie: eene glorie, die niet met deze wereld vergaat; eene glorie, dio goddelijke eorzuclit waardig is, eene glorie, dio duren zal en nog verhoogd zal worden gedurende geheel de eeuwigheid.
Dat is do verborgen schat, waarvoor men het rijk der hemelen mot al zijn eindelooze zaligheden koopt.
Ziedaar het zuiver genot, dat alle zinnelijke genoegens overtreft. Immers, indien gjj het zoo ver brengt, dat gij er eene vreugde in stelt met mij te lijden, dan zult gij een geestelijk Paradijs van wellusten op aarde bezitten.
3. Zoolang als alles volgens natuurlijke neiging geschiedt ou geen enkele kwelling liet hart benaauwt, hangt de mensch gewoonlijk aan de schepselen, vestigt hij weinig zijne gedachten oj) mij, houdt lijj zich slechts noode met liet eeuwige bezig.
Maar als hij onder tegenspoeden gebukt gaat, of door droefheid gekweld wordt, dan keert hij
897
in zijn hart, dan bcschouwi liij lioo jjde!, hoe gebrekkig al hot aardsehe is; dan noemt hij zijne toevlugt tot mij, wion hij bespeurt het meeste noodig to hebben.
Daarom mijn kind, is de goedertierene Voor-/ienighoid mijns Harten gewoon om hot zoo te beschikken, dat zij, die overvloed van weroldsche goederen hebben, dezelve niet zonder kommer genieten, waardoor zij des te eerder en met meer kracht worden aangespoord om de goederen der toekomstige wereld te zoeken.
Want inoien zij een rustig en ongestoord geluk bij al het weroldsche genoten, zouden zij er welligt uiot eens aan denkon om zich do hemol-sche goederen te verzekeren, llijne barmhartigheid is derhalve do oorzaak, cu.,t er overvloedige kwalen in do wereld zijn, opdat do wereld niet worde bemind on hare bemimm ■ rs niet vorloron gaan.
4. Zoo als hot vuur dun roost verteert maar liet goud daarentegen zuivert, zoo brengen do smarten aan do hartstogten don dood too on berooven hen van hunne iovenskracht, terwijl zij daarentegen de deugden zuiverder on kostbaarder maken.
Door de wodonvaardighedon, mijn kind, welke
ai cu voldoet ft'!} aan do iroiideliiko roelicvaardicr-
Jieid voor de straften, die gij daarvoor riog moest boeten: en wei in dioii zin, dat gij hier oen ligt en troostvol vagevuur kunt hebben, waarin g'j u waardig maakt, oni door do poort v;ni do couvrigo vroü'-'d over tv
398
Wat levert meer verdiensten op dan het lijden, dat met een goedgezind hart wordt gedragen? want zie de kortstondige en ligte wederwaardigheden. bewerken u een gewigt van eeuwigo glorie.
Elke droefheid voegt een uicuweti edelsteen aan uwe hemelsehe kroon, die schitteren zal met zooveel stralen, als gij deugden zult hebben beoefend in het verdragen dier droefheid.
In tegenspoeden wordt de mensch van vele vooroordeelgen en dwalingen bevrijd, en in zeer veel zaken onderwezen. Zalig hij, die in de school der wederwaardigheden geleerd heeft alles te weten!
quot;Wat weet hij, die nooit eenigen tegenspoed he ij ft ondervonden, die nooit uitwendig of innerlijk iets heeft geledon? en hoe kon hij voor zich zeiven of voor anderen in raad of bestiering van nut zijn?
5. Derhalve mijn kind, verlies den moed niet als gij door wederwaardigheden bezocht of door mij beproefd wordt. Immers wien ik lief heb beproef ik ter zijner vorming op liefdevolle wijze en- in hem schep ik, zooals een vader in zijn kind, mijn welbehagen.
ïeregt dus moet gij u in het lijden verheugen, dewiji gij daarin een bewijsgrond vindt van mijne liefde jegens u en een kenteeken van de wonderlijke genegenheid mijns Harten.
ïiaauwelijks wordt er iets gevonden, wat meer vertrouwen jegens mijn hart inboezemt en een vrijoren toegang daartoe opent, dan do graagte om voor mij to lijden.
Wanneer gij sterven zult, mijn kind, zult gij
399
u over niets van liet afgelegde leven veiliger verblijden of meer zekeren troost smaken, dan over de zoete herinnering, dat gij met mij veel hebt geleden.
6. Zeer velen zijn er op uit om den weg der vernedering en der wederwaardigheden te vermijden , voorgevende, dat zij beter langs een schooneren wog God verheerlijken en den naaste behulpzaam kunnen zijn.
Welke zinsbegoocheling! zij zoeken namenlijk \V ant de glorie van God en het heil Tan den onberaden zich zeiven, niet God noch den naaste. moot bevorderd worden niet volgens het goedvinden van don mensch, maar volgens hot goddelijk welbehagen.
Want God toonde aan zijnen Zoon de wijze om zijne majesteit op aarde te verheerlijken en de verlorene wereld te redden. En die wijze geeft de Zoon gevolg door te lijden, en door te lijden heeft Hij die den menschen veropenbaard.
Volg gij mijn kind dien weg, dio door mij betroden en u aangewezen wordt. En bid aanhoudend , en bid vurig opdat gij daarop moogt volharden.
Doch overweeg, terwijl gij bidt met godsvrucht, al de soorten mijner smarten,en met betrekking tot deze al de gesteltenissen mijns Harten, dio geheel bovennatuurlijk waren.
Wil niet bij uwe natuurlijke neigingen alleen of bij het zuiver menschelijk gevoel to rade gaan, maar verhef u boven dit zinnelijke door bovennatuurlijke beginselen; beschouw door dezen geleid de wederwaardigheden als door mijn god-
400
delijken wil u tocgezoncleu on traelit ze, voor zooveel gij kunt, met uwen wil te omhelzen.
Moed dan mijn kind, wek uw hart op, zie hoe ik, en al mijne heiligen met mij, den weg van wederwaardigheden blijmoedig heb bewandeld. Heb den moed om te volgen. Met mij hebt gij niets te vreezen: het gezelschap is goed; de weg veilig; de eindpaal zeker; do bolooning eeuwig.
7. De leerling. O Heer Josus! wie zou er niet worden aangespoord U te volgen ? wiens harte zou niet ontvlammen als Grij zoo over dien weg spreekt ?
Doch iets anders is bet, door ü ontstoken te worden, iets anders U tovolgen ; iets anders is liet te overwegen, iets anders te handelen ; iets anders eindelijk is hot de deugd te kennen , iets anders haar te beoefenen.
Ik erken wel is waar de liefde voor hot lijden als een alles overtreffende! deugd, mijn geest bewondert haar, mijn hart zelfs bemint haar, doch als de gelegenheid zich voordoet, om haar in daden te beoot'enen, zie dan verontrust mij terstond de eigenlietdö, dan verblindt mij verborgene hoovaardij, d-in dringen zich duizende uit-Tluchten, duizend schoone voorwendsels aan mij op.
Zoo strijd ik jammerlijk mot mij zolvcn als zich de gelegenheid , om iets voor u te lijden voordoet, en, wat mij ran schaamte moest doen blozen, dikwerf wensch ik mij zeiven geluk, als ik in dien strijd maar niet gewond word.
O God; goedgunstig Josus, ik smeek U; zie modelijdend op deze mijne grooto ellende neder
401
en verleen mij barmhartiglijk door uwe genade uit te voeren, wat ik in mijne gebrekkigheid niet vermag te volbrengen.
Mijne zwakheid is groot, groot is de kracht mijner weerspannige natuur, die bij de gedachte alleen van vernedering of sinarte wordt afgeschrikt.
Do rode, waarom ik zoo zwak, zoo Haauw-hartig ben, dat ik mij tegen de natuur niet kan verzetten, de rede is, omdat ik U niet genoeg bemin.
O Allerzoetste Jesus, als ik U beminde zooals uwe Heiligen, hoe ligt, hoe zoet zou het mij vallen over die weerspannigheid der natuur te zegepralen.
Geef mij derhalve, ik smeek hot U, die bijzondere genade, om U te beminnen met volmaaktere liefde, mot krachtige en edelmoedige liefde, die mij, ondanks den weerzin der na-tumr, vervoert in alles U te volgen, o Jesus, mijn leven, mijne zoetheid, mijne zaligheid.
hoe wij ons zelven naar het voorbeeld van het allerheiligst hart van jesus in wederwaardigheden aan den god-delïjken wil gelijkvormig moeten maken.
1. Jesus. Mijn kind, reeds had ik de wereld door mijn leering verlicht, door mijn liefde ont-
402
vlamd, door de gaven van geheel mij zeiven in zekere mate blijvend zalig gemaakt; niets bleef er over, dan door de overmaat diorzelfde liefde, het uiterste te lijden, en zoo alles te voltooijen.
Derhalve de eetzaal verlatende, ging ik waarheen mij de wil des Vaders riep en waarheen mij daarom juist de liefde mijns Harten voortdreef; naar den berg van Olijven.
Overweeg mijn kind, wat ik in mijn hart gevoelde, toen ik in dien stillen nacht voorttrad, helder ziende alle en elk in het bijzoder van de martelingen mijns lijdens, die zich over mij zouden uitstorten.
Het was een smartelijke weg! een weg vol van onuitsprekelijke bekommernissen en benaau-wingen des harten! ik ging evenwel met moed voort, omdat ik het goddelijk welbehagen volgde.
Zoo als gedurende geheel mijn leven, zoo ook nu onder de smarten, die mij van alle zijden overvielen, mijn hart vereenigd houdend met den goddelijken wil, omhelsde ik den tegenspoed, met edelmoedigheid en liefde als door den wil van mijn hemelschen Vader mij toegezonden.
2. Zoo, mijn kind, moet ook gij in lijden niet de wederwaardigheden in zich zeiven beschouwen; maar uwe oogen omhoog heffen en vestigen op den goddelijken wil, die u deze ten uwen heile overzendt, ofschoon gij ook al niet inziet, dat zij u ten heil verstrekken.
Voorwaar, mijn kind, behalve de zonde geschiedt er niets zonder den wil van God, doch wat er, de zonde uitgezonderd, geschiedt, is niet kwaad maar goed, dewijl het van den wil
403
voortkomt, wiens wezen het is, goed te zijn, en dewijl het een middel is door God gekozen' om den mensh, te heiligen.
Do goddelijke wil namelijk, die door de ein-deloozo wijsheid bestuurd, door de oneindige almagt ondersteund, en door de eindeloozo goedheid bewogen wordt, kan wel is waar alles, wat hij wil, voortbrengen doch volstrekt niets vóór de stervelingen willen, dan hetgeen goed voor hen is.
Dewijl echter de schepselen, wat zij ook al kwaad smeden, niet kunnën beletten, dat de goddelijke wil ten uwen opzichte vervuld wordt daarom staat het vast, dat zoo dikwijls u iets^ wat geene zonde is, overkomt, op welke wijze dan ook, u dat volgens den goddelijken wil overkomt en voor u heilzaam is
De zonde echter kan God wegens zijn einde-looze heiligheid niet willen; hij kon evenwel ter wille zijner eindelooze Voorzienigheid haar veroorloven, en veroorlooft haar zoowel om den mensch zijn vrijen wil niet te ontnemen, als ook om langs dien weg, welken wij in een andere wereld zullen zien en bewonderen, zijne volmaaktheden te verhoogen.
Immers de eindelooze volmaakte weet uit het kwaad goed te trekken, en heeft beter geoordeeld goed te trekken, uit het kwade, dan niet te veroorlooven, dat het kwaad zou kunnen bestaan.
3, Mijn kind, andere dingen geschieden er die de mensch niet kan vermijden, maar die hij, willens of onwillens verplicht is te dragen.
Zalig hij, die in dergelijke gebeurtenissen er naar streelt zich aan den goddelijken wil te
404
onderwerpen en gelijkvormig te maken, zoodat hij zijnen uil met dengoddelijken wil vereemgende, niet meer genoodzaakt maar uit eigenbeweging lijdt' want door die vrijwillige onderwerping worden de wederwaardigheden met slechts verdienstelijk, maar ook gemakkelijk.
Moa-t gij dit wol begrijpen, myn kind, om wanneer dergelijke wederwaardigheden zich vooi-doen niet door de schuldige wederspanmgheid van uwen wil alle verdiensten weg te werpen en de eene ellende bij do andere te voegen, wat toch is zoo ellendig in dit levon als quot;™ te willen, wat eeuwig zal duren en altoos te
willen, wat nimmer zijn zal-
Andere dingen geschieden er, die iemand met zonder zonde kan ontvlugten, zoodat hi ze o wel moet verdragen of wel zondenschuld moet
ljt 0° hoe onverstandig, hoe onwaardig gedragen zij zich, die om van de tegenspoeden verlost te worden, niet aarzelen tot ongeoorloofde middelen hunne ' toevlugt te nemen! moet men aldus gebruik maken van mijnen kelk, die uaailijk een goddelijke gave is en die niet eerder woidt toegezonden, dan na door mijn Hart gepioefd en smakelijk gemaakt te zijn.-'
Eindelijk komen er nog andere wederwaai-digheden voor, die de mensch zonder schuld kan ontwijken. Het is evenwel Gode behageli]k de zoodaniger. met moed te omhelzen, zoo de eene of andere deugd dit vordert.
Mijn kind, indien gij een waar leerliiig mijns Harten waart, zoudt u geen dezer gelegcnhe-
405
den laten ontglippen, maar viw hart altijd bereid houdend, ZQudt gij dergelijke gelegenheden, die, zich zonder gevaar aanbieden om n te vernederen of te verloochenen, als een klein geschenk van mij ontvangen en met des te meer genegenheid aangrijpen, naar de mate gij, wijl de natuur daarin geen deel neemt en uw hart alleen door mijn welbehagen wordt bewogen, meer in staat zijt, zuivere liefde jegens mij aan den dag re leggen
De ijverige leerlingen mijns Harten, niet te vreden met hetgeen zicli zoo voordoet, zoeken daarenboven de gelegenheden op, om iets voor mij te lijden en zich aan mij gelijkvormig te maken; want zij weten, dat ik in die gelijkvormigheid als in de volmaakte getuigenis der liefde, bovenal mijn welbehagen schep.
4. Daar zijn er, die steeds met hun geest en hart in het verledene of in de toekomst bezig zijn; dio of wel in de overdenking van de oorzaken of omstandigheden der kwalen, die hun eenmaal zijn overkomen, geheel zijn verslonden, of wel uit de verte toekomstige tegenspoeden begroeten, maar de tegenwoordige met toeleg ontwijken.
Hoezeer zijn zij te beklagen! want zij worden gekweld door het verledene er misleid door de toekomst.
In de verbeelding lijden zij veel, maken zij vele plannen; in waarheid zijn zij wonderlijke kwellers van zich zeiven, en ijdele toeschouwers van zaken.
Hoe velen hunner stellen zich voor eenmaal
406
grooto dingen to lijden, doch zij dulden intusschen zelfs liet gemakkelijke niet op oene goede wijze.
Wacht u mijn kind, voor een ingebeelde vol-maaktheid, die de eigcnliofde bedekt en die ten eenomalo bedriegelijk is.
Maak gebruik van hot tegenwoordige, grijp elke gelegenheid der deugd aan hoe klein ook; grooto dingen komen zelden, kleine dikwerf voor, en ue kleine wel geleden, maken u geschikt voor groote.
5. Mijn kind, indien gij in elke gebeurtenis mijn goddelijken wil zaagt, dan zoudt gij er geen acht op slaan van wien u de wederwaardigheden overkomen, hetzij van een overste; hetzij van uws gelijken; hetzij van uwe minderen; hetzij van een goede of van een kwade; maar gij zoudt ze onverschillig aannemen, enkel en alleen uwe blikken vestigend op den goddelijken wil, die ter bereiking van zijn allerheiligste bedoelingen verschillende werktuigen gebruikt.
Om aan uw zwakheid ter hulpe te komen raad ik u: onderwerp vooreerst in het verdragen van tegenspoeden u zei ven zoo zeer, dat gjj geduldig wordt, en ofschoon gij het lijdon niet bemint noch u erover verblijdt, lijdt evenwel, wat gij lijden moet zonder bitterheid des harten, zonder morren.
Bezig alle middelen, welke in uwe magt zijn, en houd daarmede zoolang vol, totdat gij u gewond hebt gemaakt in de wederwaardigheden, die u gewoonlijlc overvallen, aan den goddelijken wil onderworpen en geduldig te zijn.
Na dien eersten graad bereikt te hebben moot gij u gelijkvormig maken aan mijnen wil in
elke droeiheid, die u overkomt, haar willende omdat ik haar wil, van haar niet bevrijd willen worden zoolang ik u niet wil bevrijden.
Om echter tot die hoogte te geraken, moet gij voel bidden, opdat vooral uw verstand verlicht worde, en de wil geholpen door de genade zich door bovennatuurlijke beweegredenen waarlijk naar mij vorme, zoo, dat gij door het geloof en door de liefde er van overtuigd zijt, dat niets beter is dan de goddelijke wil.
Dien tweeden graad bereikt hebbende, moet gij nog hooger streven. Gij moet al uwe krachten inspannen om u zoo met den goddelijken wil te vereenigen, dat gij er uwe vreugde in stelt in het Ijjden van tegenspoeden daaraan gelijkvormig, ja zelfs één met dien wil te worden.
Want dan, mijn kind, zal onder ons die vereeniging van beider wil bestaan, als uw hart met dezelfde gevoelens, die in het mijne voor het kruis wonen, bezield zal zijn, en zich verheugen zal zooals mijn Hart over de gelijkvormigheid met het goddelijk welbehagen zich verheugt.
Die vereeniging van beider wil is iets grootsch, zij is ware volmaaktheid en degelijke heiligheid. De zuivere liefde alleen baart die heilige vereeniging, welke niet bestaan kan zonder den raensch te verheffen, te veredelen en zalig te maken.
6. Mijn kind, als gij mij bemint, zult gij ook mijnen wil liet hebben. Voor hom, die bemint, is het genoeg het verlangen van den beminde te kennen om het met een blijmoedig hart ten uitvoer te brengen.
Welaan, dierbaar kind, omhels met al de liefde
I
408
uws harten liet goddelijk welbehagen, en lover zoo het bewijs, dat gij een waar leerling van mijn Hart zijt; niet een beminnaar van u zeiven, maar van mij.
Handel zoo, leef zoo, dat ik in u een mensch volgens mijn Hart erkenne, die, zoowel in voorspoed als in tegenspoed, al mijne begeerte vervult.
7. De leerling. Beste en allerzoetste Jesus, wiens eenige levensregel de wil van God is geweest, zio met uwe genade stel ik vast, altijd te trachten dien allerveiligsten en zekersten regel te volgen.
Derhalve, hoezeer de natuur ook weerstreve; toch wil ik lijden alles, wat Gij wilt dat mij door welk schepsel zigtbaar of onzigtbaar ook zal worden aangedaan. Niets dan goeds kan mij overkomen van uw eindeloos goed Hart, waarmede Gij mij meer en beter bemint, dan ik mij zeiven bemin of kan beminnen.
En ik weet, o Heer, dat ik niets te lijden zal hebben, wat niet eerst door uw eigen Hart gegaan en aldus verzoet is.
En indien de bedorven neiging zich mogt verzetten en trachten mogt uwen wil aan zich te onderwerpen, toon dan, smeek ik U uwe almagt. Sla den onbeschaamden vijand in slavernij, opdat hij niet wederom in verzet kome.
O allerbeminnelijkste Jesus! o vuur, verteerend, wat boos is, niet schadend, wat goed is; vlam liefelijk brandend en gelukkiglijk verwoestend, verwoest in mij allen kwaden en ongeregelden wil, ontsteek en koester den goeden en regtzinnigen
409
wil, die zich gelukkig acht als hij uw goddelijk Welbehagen in alles, ook in tegenspoed opvolgt.
dat het allerheiligst hakt vax jesus ons leert in wedeewaakdigheden tot het gebed onze tcevlugt te nemen.
1. Jesus. Mijn kind, toen ik reeds in den hof van Olijven was aangekomen, zie, daar dnag-den, terwijl er een diepe stilte rondom mij heersclite, van den eenen kant alle zonden der wereld, van den anderen kant al de verschrikkelijke martelingen van mijn lijden op en drongen al nader en nader; en persten tevens mijn Hart met zooveel geweld te zamen, dat liet, schoon zelf de sterkte van alle zwakken, begon te sidderen, te kwijnen, te treuren en te weeklagen.
Doch toen ik bespeurde, dat niet weinigen na zooveel smarten met zooveel liefde omhelsd, en met zooveel barmhartigheid ten heile van alle menschen opgeofferd, weigeren zouden verlost te worden, en daarvan met vrijwillige hardnekkigheid tot hun grooter ongeluk misbruik zouden maken, en mij eindelijk niet anders dan met de zwartste misdaad van ondankbaarheid zouden vergelden, toen, mijn kind, drong mij mijn Hart onder de smurten bezwijkend uit te roepen: mijne ziel is bedroefd tot den dood toe!
410
Doch van mijne leerlingen een weinig verder voortgegaan en ter neer geworpen, bad ik evenwel op mijn knieën liggende.
En toen mijne smarten intusschen door den tweestrijd tussehen het hoogere en lagere gedeelte mijns Harten tot zulk oene hoogte klommen, dat mijn zweet in bloed werd veranderd en met droppelen ter aardo stroomde, en ik met mijn aangezigt ter aardo gevallen, in doodstrijd verkeerde, bad ik met nog meerder aandrang.
Toen echter die doodstrijd uit een inwendigen tweestrijd ontstaan, voortduurde, ging ik voort te bidden: Vader, indien gij wilt, neem dien kelk van mij weg; maar niet mijn wil, maar de uwe geschiede, ja mijn Vader uw wil geschiede!
Toon, mijn kind, verscheen een engel van den hemel gezonden, niet om den lijdenskelk weg te nemen, dien de hemelsche Vader wilde, dat ik ten bodem toe zoude ledigen, maar om mij te versterken, opdat terwijl mij vreugde was voorgesteld zonder lijden, ik vrijwillig hot kruis, de schande gering achtend, zoude opnemen.
Herdenk, mijn kind, welk een smartelijken strijd mijn Hart in dien nacht heeft gestreden; een strijd, die zijns gelijken niet hoeft; een strijd, van wiens uitslag het heil der wereld afhing.
Mijn Hart streed volhoudend, worstelend, weerstand biedend ten bloede toe, on het heeft overwonnen; doch hot hoeft overwonnen in het gebed.
2. Ziedaar mijn kind, ziedaar voor u een bron van veelvuldige vertroosting: mijn Hart
411
stervend on biddend, door liefde strijdend, door liefde zegepralend.
Want ziedaar, tot welke hoogte ik do zwaarte der wederwaardiglieden heb gevoeld, tot welke hoogte ik de bitterheid er van heb geproefd. En dat om u te verligten, om u te bemoedigen, mijn kind.
Laat derhalve don moed niet zinken noch verwonder er u over, als gij in u een weerzin voor het lijden ontwaart. Want als mijn Hart, ofsehopn zoo heilig en volmaakt, zoozeer de smarten gevoelde, is het dan te verwonderen dat ook uw hart ze gevoelt?
Doch nimmer zult gij begrijpen, nimmer gevoelen, wat mijn Hart heeft gevoeld. Indien gij alles, wat u in het loven te lijden wacht, op een oogenblik in uw hart zoudt verduren, dan zou het nog slechts een druppel zijn van mijnen kelk, dien mijn Hart in don hof ledig dronk.
Welken weerzin gij echter in u ook ontwaart, wil evenwel mijn voorbeeld navolgen, wijk niet voor do natuur, die weerstreeft, maar verzet u tegen haar.
Spoed u ten dien einde in elke moeijolijkheid, in elke benaauwing zonder vertraging tot gebed.
3. Als gjj tjjdens de wederwaardigheden, tot het gebed uwe toevlugt neemt, dan zullen zij u altijd tot gewin verstrekken. Door het gebed zult ge of wel tot uwe verdienste er van bevrijd worden of geholpen worden om ze tot uwe verdienste te verdragen. Kom derhalve mijn kind, en bid neergeknield of ten minste het hart nederig gebogen, zoo als ik heb gebeden: bid
412
dat die kolk van droefheid van u wijkc indien het de goddelijke wil is, dat evenwel niet uw VI maar de wil van God moge gescliieden.
Bid opdat, zoo die kelk ook al met kunne voorbijgaan, gij toch de genade verkr!lgcquot; f om u te onderwerpen en u aangespoord moogt o-evoeleu dien te drinken. , . i
3 Heh moed, mijn kind, geene gelegenheid zal u, ooit heprocvingen doen ondervinden, wier omhel-Su zooveel strijd zal kosten, als ik gestreden heb. ïfimmer zult gij een strijd moeten bestaan, die u noodzaakt bloed te zweeten ^ at al moei-jelijkheden gij moogt ondervinden, houd ook gij' stand; worstel ook gij, stijd met u zel en om liet gevoel te overwinnen. En onophoudelijk strijdend, bid ook en bid steeds vuriger, totdat o-ij uw hart aan den goddelijken wil gel})k\ormig onbereid gemaakt hebt om. ook ondanks de natuur mij in allo goddelijke beschikkingen te volgen 4. De gewoonte om te laat tot het gebed uwe toevlucht te nemen, eerst de middelen der menschelijkc wijsheid te beproeven, en zelts te veroorlooven.dat de eeuwige vijand van uw en de ongeregelde neigingen der natuur in uw hart al te zeer de overhand verkrijgen, mijn kind, dat berokkent u veel nadeel.
Wil niet luisteren naar allerhande ingevingen t des duivels of der hartstogten. Al zoeken u namelijk door do val sche redeneringen te bedriegen en te schaden. Neen kom, alle redeneringen elke onderhandeling met hen u ontzeggend, zoo spoedig mogelijk tot mijn Hart; daar is raad, daar is liulp, daar is troost.
413
Mogt het ook uoodig zijn Jat een ongel zigt-baar uit den hemel werde gezonden, dan nog zult gij. niet zonder vertroosting worden gelaten, als gij bidt zooals het behoort.
Eu indien gij ondanks uw godvruchtig streven, dien weerzin toch in u blijft gevoelen, wil u daarom niet bedroeven. Als uw wil zich maar aan den goddelijken wil onderwerpt, dan zal die weerzin^ schoon ook gevoeld, maar niet gewild, u niet slechts niet schaden, maar integendeel, als gij weerstand biedt, u zelfs van zeer veel voordeel zijn.
Het is een heldhaftig leerling van mijn Hart eigen, te bidden en te trachten uit al zijn vermogen zich zeiven geheel te beheerschen, zoowel in die zaken, waarvan de ongeregelde natuur een afkeer heeft, als in diegene , voor welke zij neiging gevoelt.
5. Als gij in smarten bidt, mijn kind, moet gij zoo uw gebed inrigten, dat gij verlangt onderworpen te zijn, hetzij gij bevrijding erlangt, hetzij gij in plaats daarvan iets anders verkrijgt, dat voor u voordeeliger is, omdat het meer met den goddelijken wil strookt; hetzij gij zoetheden smaakt, hetzij gij bitterheden proeft.
Immers, niet dat is het beste gebod, waarin gij bovenal vertroosting ontwaart, want liet zoete is niet altijd nuttig, noch het bittere altijd schadelijk. Integendeel in den tegeuwoordigen toestand des menschen zijn de zoetheden gewoonlijk nadeelig en de bitterheden voordeelig.
Dat is het beste gebed, waarvan go met meerder nederigheid, niet meerder liefde opstaat, zoo
414
gestemd, dat gij ter vervulling van het goddelijk welbehagen hoedanig ook, u krachtdadig tegen alle wenschcn der natuur wilt verzetten en alles, wat de natuur weerstreeft, wilt aanvaarden.
Welk een beklagenswaardig schouwspel is het voor God, voor de Engelen en voor dc menschen, er sommigen te zien, die dagelijks lang en veel bidden, en daarvan opstaan, niets anders medenemend dan schulden van nalatigheid en van misbruik der genade, of' fijnere hoovaardigheid en eigenlieide, terwijl zij niets geschikter worden voor de vervulling hunner plichten, maar wel onvermogend om de gebreken van den naaste te verdragen, onwillig om met eigene geneigdheden te breken.
Gij, mijn kind, bid gij op een hetere wijze, zooals gij door mijn voorbeeld geleerd hebt. Bid en overwin uwe natuur; bid en onderwerp u, en maak u zeiven gelijkvormig aan het goddelijk welbehagen.
Niet lang zult gij u dergelijke harde inspanningen moeten getroosten. Nog slechts een weinig tjjds en gij zult u niet meer tot de wederwaardigheden voorboi eiden, noch u tijdens dezelve moeten bemoedigen; maar gij zult blijde en roemvolle zegeliederen zingen met do Heiligen, die allen uit groote verdrukking voortkwamen en nu beloond, in blijvende overmate van vreugde worden vervoerd en juichen gedurende de eeuwigheid.
6. De leerling. Heb dank, allerliefste Jesus, ware troost der bedrukten, heb dank, omdat Gij mij op zoo onverdiende en zoo zoete wijze
415
vertroost in den weerzin, die ik gewoonlijk voor het lijden ontwaar, en omdat Gij met zulke opoffering van uwe zijde mij een bron van geneesmiddelen voor elke verdrukking hebt geopend.
quot;Want zie in dat alles, wat Gij U zoo barm-hartiglijk verwaardigd hebt te lijden, zie ik met grooten troost, dat dc weerzin der natuur niet schaden kan aan den goeden wil, waarop Gij alleen ziet en waaraan alleen door U op aarde vrede wordt geschonken.
O Heer, troost der stervelingen, cn blijdschap dor Engelen! die in droefheid tot het gebed uwe toevlugt hebt genomen, verleen mij, ik bid het U, dat ik uw voorbeeld navolgende in elke wederwaardigheid terstond mij tot het middel des i gebeds wende, om den weerzin der natuur ten offer te brongen, en injj aan den goddelijken wil te onderwerpen en gelijkvormig te maken.
Uw Hart, o beste Jcsus, is een open en veilig toovlugtsoord voor allo ellcndigen; sla uw oog, bid ik U, op mijne zwakheid; wek mij op, spoor mij aan, opdat ik bij elke moeijelijkheid, in al wat gebeurt, daarheen mijne toevlugt neme, daar hulp vinde, daarin moed en krachten hale.
O zoete Jcsus, mijne liefde en al mijn goed!
[ik bid cn smeek U, verleen mij do genade om altijd en overal in den goddelijken wil met U te berusten, en zoo met U te volharden in eeuwigheid.ik bid cn smeek U, verleen mij do genade om altijd en overal in den goddelijken wil met U te berusten, en zoo met U te volharden in eeuwigheid.
41G
ZEVENDE HOOFDSTUK.
HOE HET ALLERHEILIGST HART VAN JES¥S OKS LEERT IN WEDERWAARDIGHEDEN DE HULP DER SCHEPSELEN AAN TE WENDEN.
I. Jesus. Mijn kind, toen ik van het gebed was opgestaan, kwam ik, liet welbehagen mijns hemelschen Vaders volgjnd, bij mijne leerlingen, zoowel om u door mijn voorbeeld te onderrigten, als ook om van hen in het toppunt mijner smart eenio'e verligting te verkrijgen.
Doch helaas, ik vond hen zeiven door droefheid ter neer gedrukt en in slaap gedompeld, zoodat, zij, wakker geschud, mij niets tot leniging konden geven, neen zelfs niet wisten, wat zij zouden zeggen, en zelfs meer behoefte hadden troost te ontvangen dan zij in staat waren, ze mij te geven.
Het was eene bitterheid allerbitterst voor mijn Hart, mijn kind, te zien dat zdj, die ik met meer dan vaderlijke zorg had opgevoed, die ik met zooveel liefde had verzorgd, die ik zoo dikwijls had versterkt, om mijn lijden zoo onverschillig, zoo zonder zorgen waren, dat zij zelfs niet één uur met mij konden waken.
Waar was dan nu die belofte, nog zoo kortelings door hen gegeven, van mij tot den dood toe getrouw te zullen blijvend waar was de beloofde trouw? waar de volharding, zoo plegtig verzekerd? alles was vervlogen, maar hot had
417
mijn Hart doorboord; en ach, welke diepe wonde hadden zij daarin geslagen!
Dewijl ik echter lijdende tot hen ging, alleen omdat do Vader het wilde, daarom ook had ik met een onderworpen hart, overeenkomstig dien zelfden wil des Vaders, de smarten omhelsd, die mijn gang tot hen na zich zouden slepen.
2. Het is derhalve niet verboden, mijn kind, in tegenspoeden tot de schepselen uwe toevlugr te nemen, mits dit op behoorlijke wijze geschiedt.
Gij neemt echter op een behoorlijke wijze uwe toevlugt tot hen, indien gij u slechts wendt tot de schepselen met hot doel, de middelen te zoeken om des te gemakkelijker en op meer vol-maakte wijze u naar don wil van God te voegen, en u daarmede te vcreenigen.
Het is de gewoonte der meer volmaakte leerlingen mijns Harten te Ijjden en hun lijden, zooveel het geoorloofd is voor alle stervelingen te verbergen, aan mij alleen de droefheden huns harten te openbaren en innerlijk mede te deelen; — gij echter mijn kinti, indien gij tot nog toe zulk een toppunt van volmaaktheid niet hebt kunnen bereiken, ga dan na eerst gebeden te hebben, tot een vroom en ingekeerd mensch, niet zoozeer om van hem gevoeligen troost te ontvangen maar om verligt en geholpen te worden om beter tot mijn Hart, de bron dei-ware vertroosting, te naderen, en u op mij meer dan op eenigen troost te verlaten.
Voorwaar, indien gij waarlijk wijs zijt, moet dit altijd nw grootsten troost uitmaken, u op
27
418
!
mij te verlaten. Immers met mij vereenigd, n
mogt U dan ook alle andere troost ontbreken, d
zult gij zoet aan mijn Hart rusten. En wat is a er zoeter? en wat is er veiliger?
3. Zoo dikwerf gij in uwe wederwaardigheden ni
raad of bestiering noodig hebt, of aan hot ge- k
vaar van zeltsmisleiding blootgesteld zij t, wil dan t(
niet op u zelveu vertrouwen, opdat gij niet door g eigen meening in dwaling geraakt, of door den
schijn van goed bedrogen wordt. w
Want in die zaken voornamelijk heb ik de zi gewoonte den menseh door den menseh te leiden,
zoowel opdat de orde mijner goddelijke Voor- ni
zienigheid duidelijker aan het licht koine, als te
ook opdat de mensehen elkander wederkeerig meer ui
zouden beminnen, door de ondervinding leerende, vlt;
dat zij zich zeiven niet voldoende zijn, maar dat to
de een de hulp des anderen noodig heeft. di
Want die zich in dergelijke omstandigheden sli zelf wijs genoeg wanen, om niet door anderen
geleid te worden, vinden gewoonlijk een gevaar- dc
Somtijds echter is het niet slechts een raad nc
veiligheidshalve, maar een gebod, dat verpligt, om er
zijne toevlugt tot tijdelijke middelen te nemen. te
Zeor wijs en zeer goed tevens is het vast ge- sli
steld en verordend, dat de menseh geholpen moet tr
worden door de overige schepselen, die tot zijn 01
waar nut zijn geschapen, mits hij zich namelijk in
van hen onthoude ter wille van deugdsoefening, et
mits hij ze gebruike tot zijn heil of tot zijne w
volmaking, mits hij ze gebruike als middelen. de Bewonderenswaardig is de goddelijke Voorzie-
I
419
nigheid in liarc werken. Alles staat haar ten dienste: indien gij mij bemint, mijn kind, zal alles ook u ten diensto staan.
• jquot;i V00'1 wannoei' noodig is de schepselen als middelen te gebruiken, moet men nauwkeurig letten op dit gebruik, en den uitslag zoo afwach-ten dat, hoe de zaak ook uitvallo gij aan den goddelijken wil onderworpen zijt.
Wend daarom den voldoenden ijver aan, ea welke dan do uitslag zij, hij zal u een teeken zijn van goddelijk welbehagen.
Somtijds geef ik raadgevingen in, welke de menschen met kracht en volharding trachten uit te voeren, doch waarvan ik evenwel geen goeden ui » ag- wil. In dit geval hebben zij een dubbel voordeel: hier de verdienste voor den arbeid, om tot een goeden uitslag te komen; ginds do ver-sla quot;en onderwerping, wanneer zij niet
Indien de eene of andere uwer ondernemingen oor uwe schuld niet met een goeden uitslag wordt beloond, betreur dan uwen misslag doch neem de straf van den tegenspoed geduldig aan n c raag die gewillig. Immers de misslag is wel egon mijnen wil, maar de straf voor den mis-slag- is volgens mijnen wil: en dus moet de over-ictuig- betreurd en verfoeid, de straf echter omheld en met liefde gedragen worden. En mdien iets ongelukkig uitvalt door de schuld van een ander, onderwerp u zelvcn ook in deze wee erwaardighoid, en wil noch hot geduld, noch den vrede des harten verliezen.
Immers indien ik toelaat, dat do schuld van
eeu ander u belet iu iets te slagen dan goschiodt dit, omdat ik wil, dat gij niet good slagen zoudt. En zooals ik do schuld toelatende, haar haat toedraag, eu tevens don slechten uitslag van uwe onderneming wil; zoo moet ook gij door gelijke gesteltenis des harten, die schuld vertoejjen docli den slechten uitslag u willen getroosten.
5. Mijn kind, indien uw hart goed gestemd ware, zoudt gij iu eiken uitslag van zaken aan mij onderworpen zijn, on zoo uit eiken tegenspoed een nieuw edelgesteente ter versiering van uw hcmelsche kroon verkrijgen.
In der daad. groote en bovennatuurlijke voor-zigtigheid is er noodig, om do schepselen wel te gebruiken; want schoon ook soms iemand met goede bedoelingen ze te bate neemt, tocli kan hij zich daarin gemakkelijk verwikkelen en misdoen.
Derhalve moet gij bidden en liet licht en de hulp der genade inroepen om vrij te blijven en noch te misdoen door do verwaarloozing dor tijdelijke middelen, noch in hot gebruik daarvan buitensporig te worden.
lt;!. De LEERLixii. O Jesus, eerste en laatste toevlugt voor een bedroefd hart! welken troost kunnen allo schepselen te zamen geven, als de zalving van de zoetheid uws Harten daaraan ontbreekt 'i
Zoo dikwerf tocli als ik door een ongeregelde neiging of door do oen of andere beweegrodon met uwen wil in strijd, tot de schepselen bedroefd mijn toevlugt nam of troost bjj hen zocht, bon ik dieper bedroefd en troosteloozer weergekeerd.
421
Dit is echter door do goedheid uws Harten | nlzoo geschied, opdat ik tot mijn voordcol gedwongen en in zekeren zin gedreven zoude worden om tot U, cindelooze zoetheid, weder te keercn, en mijn bedroefd hart uit te storten voor U, die don bedrukten van harte immer I nabij, en alleen in staat zj't aan liet hart waren
troost te verschaffen.
Dank zij U, beste Jesus, voor de groote welwillendheid uws Harten, waardoor Gij zoo vol ontferming en zoo mijn heil beoogend met mij hebt gehandeld.
O Heer, mijn licht en mijn heil! zend uw stralen op mijn verstand neder, opdat ik In het bijzijn der schepselen U alleen voor oogen hebbe; zuiver mijn gehechtheid, opdat ik in het gebruik van hen U altijd beminnc; verleen mij om, vrij van alles, in U alleen te rusten.
Bestier mij door uwen geest, o Hoer Jesus, en doe mij zoo het geschapene gebruiken, dat ik L' behage, doe mij zoo wandelen door do kwalen van dezen tijd, dat ik de goederen der eeuwigheid verwerve.
e
hok wij, naar iikt vooeeeki.i) vax het aleer-i(gt; | heiligst hart van jesus, de m0eijel1jk-
,n heden ex vervolgingen vax den kant
i'd der mexsciiex moeten verdragen.
'l' 1. Jesvs. Nu was de ure gekomen, dier
baar kind, waarin do Zoon des menschen
I
422
in de handen der zondaren zou worden overgeleverd.
Zie, daar naderde Judas de man van Karioth, een (ter twaalf apostelen; met hem kwam eene grooto menigte met lantaarnen en werktuigen, met stokken en zwaarden gewapend.
En hi) S^nS quot;Is aanvoerder der vervolgers voor hen uit; met een geveinsd hart nu naderende, sprak hij: „zjjt gegroet, mij n Meester;quot; en terstond kuste hij mij, en alzoo verried hij mij aan hen:
Doch ik, alles wetende, wat er zou gebeuren, werd in mijn Hart nog heviger bewogen over liet ellendig lot van dien ongelukkigon leerling cn van die schare, dan wol over mijn eigene smart.
ik beproefde daarom het uiterste en niets liet ik onbeproefd om hunne harten te ver weeken en te winnen.
Overladen ten eenemale door de beleedigingen, met een vriondolijk gelaat en met nog vriendelijker hart dien apostel zacht toesprekend, zeide ik: .,Yricnd waartoe zjjt gij gekomen?quot;
En toon zijn hart ongevoelig bleef voor zoo-veel goedheid, drong ik nog zachter doch krachtiger tevens aan, opdat hij in zich zelven zoude keeren; en hem tot overweging van de grootte zijner misdaad, mij wol bekend, aansporende, zeide ik: „Judas, Judas, met oen kus verraadt gij den Zoon des mensehen ?quot;
Toen hij die hoi! sprekende stem van mij n.et achtte maar integendeel zijn hart nog metr verhardde, toen .•uvlelijk naai ik mij no al:u i.jf
423
te baat, zoo echter, dat de vrijheid van zijn wil behouden bleef.
Zie nu, door een wonder, op de enkele klank mijner stem, wierp ik als met een bliksemslag dien trouweloozen leerling en geheel zijne bende ter aarde neder, doch stierde tevens een magtige genade tot zijn hart.
Dat ijzeren hart werd bewogen, doch het gehoorzaamde niet aan de beweging: het voelde do genade, doch wilde haar niet aannemen.
2. Mijn kind, indien gij door de overweging eenigzins kondot beseffen, met welke liefde mijn Hart hem, van wie ik dit alies onderging, altijd iiad vervolgd, en steeds met niéuwe weldaden had overladen, dan zoudt ge zien, dat do smarten, die als stortstroomen mijn Hart overstelpten en overweldigden, onuitsprekelijk waren.
Als u iets dergelijks te lijden overkomt, verlies dan den moed niet, mijn kind; maar dat het voorbeeld, hetwelk ik u ter onderrigting en tot troost heb gegeven, u bemoedige en vertrooste.
Voorwaar ik zeg het n, mijn kind, in de wereld zult gij verdrukking lijden; maar vertrouw en wil niet vreezen, dewijl ik met u ben.
Zijt mijne woorden indachtig; De dienstknecht is niet beter dan zijn Heer.
Als zij mjj liobbon vervolgd, kan het dan ver-Wondering baren, dat zij ook u vervolgen?
Als do wereld n haat, herinner u, hoe zij mij het eerst gehaat hoeft.
3. Mijn kind, weet het wel, zoolang gij een leerling mijns harten wilt zijn, zoodat gij de
424
wereld on liare voorsehiften verafschuwt, zult gij ook dio boosaardige vijandin tot tegenstreefster hebben.
Aan uwe wijze van doen zal men den naam van huichelarij, van zonderlingheid of van een ander gebrek geven.
Xir eens zal zij veinzen medelijden met u te hebben : dan wederom zal zij u openlijk bespotten.
Als gij de eenzaamheid zoekt, zal zij u van droefgeestigheid of stuurschheid beschuldigen; als gij openlijk verschijnt, zal zij haar best doen uwe deugden to bezwalken; en uwe gebreken zal zij bovenmate opvijzelen of wel daarmede u vleijcn tot uwen ondergang.
Als gij, door don ijver uwer liefde gedreven, het heil der wereld tracht te bewerken, zult gij veelal g-evoellooze onverschilligheid bespeuren of bittere ondankbaarheid ten loon ontvangen.
Deze en dergelijke zullen do wereldlingen u aandoen, niet slechts in het openbaar, maar ook in het geheim; niet zij alleen, die openlijk de deugd vervolgen, maar ook zij, die de godsvrucht voor het oog schjjnen te eerbiedigen, doch inderdaad naauwehjks anders oordcelen dan de wereldlingen zei ven.
Zie, mijn kind, deze dingen heb ik u voorzegd, opdat, als zij gebeuren, gij u aan mijne woorden herinneren en, door mijn voorbeeld aangemoedigd, in uw goed voornomen standvastig zoudet blijven, medelijden zoudt hebben met hen, die u kwalijk bejegenen, voor hen zoudt bidden, en zelfs ijveren zoudt om ook hun heil te bewerken.
425
Voorwaar, beklagenswaardig zijn zij en alle medelijden waardig, want zij schaden veeleer zich zeiven dan n.
4. Mijn kind, in dit leven moet gij het verwachten, dat do menschen u dikwijls zullen weerstreven, en dat zelfs zij, die u genegen waren, op wonderlijke wijze veranderd, tegen n zijn.
Wacht ii derhalve voor de menschen, dat gij ii niet verlaat op hen, wanneer zij u beschermen, noch ontsteld wordt, als zij n weerstreven.
Indien gij met oen vrij en zuiver hart met een ieder omgaat, zult gij u met veel meer gemak en voordeel, wanneer zij u kwalijk bejegenen, aan mij onderwerpen, den vrede bewaren, en verdiensten vergadere.i.
Ga, mijn kind, en sla uwe woning op tussehcn do stervelingen, waar gij wilt; overal zu'f gij er vinden, die uw geduld op do proef stellen.
Mogt gij ook enkel en alleen onder godvruch-tigen verkeeren; mogt gij ook uw loven slijten tusschen personen, die der wereld hebben vaarwel gezegd en die zich met ligchaam en ziel aan mij hebben toegewijd, ook onder h: n zult gij niet geheel voor tegenstrevers beveiligd zjjn.
Indien er zelfs onder mijne twaalf apostelen een was, die mij vervolgde, wil u dan niet verwonderen als ge onder hen, die een godvruchtig leven of den kloosterlijken staat beleven er eenigen vindt, die u verdriet aandoen.
5. Inderdaad mijn kind, allen, die een innerlijk godvruchtig leven willen leiden, zn'llen vervolging moeten verduren.
quot;Want don innerlijkcn en godvrnchtigen leer-
42G
ling mijns Harten zal de vervolging nimmer ontbroken.
En let wol, die vervolging is veelvuldig, zoo veelvuldig als het martelaarschap is.
Trouwens er bestaat eene vervolging van zigt-bare vijanden en onzigtbaren; er is oene vervolging van boozen en van don kant der goeden.
Zoo bestaat er een martelaarschnp dos goloofs en eon ander der lietdo; eene marteling des ligchaams en ook der ziel; en liet grootste martelaarschap eindelijk is dat des harten.
Mijn kind, indien gij een volmaakt leerling van mijn Hart vrilt worden, dan moet gij in zekeren zin oen martelaar zijn.
Trouwens als gij een zoodanig leerling zijt, zijc gij een gezel der Heiligen. Vestig derhalve uwe blikken op die groote menigte, welke nie-mand kan tellen, staande om don troon der goddelijke majesteit, met palmtakken, do zinnebeelden hunner marteling, iu hunne handen.
Want ofschoon niet allo Heiligen hun bloed hebben gestort, hebben evenwel allen geleden om den palmtak van het een of ander martelaarschap te behalen.
(i. Doch merk op mijn kind, dat niemand, die inderdaad martelaar is, zijne marteling naar zijn eigen wil uitkiest, maar do martolingen lijdt, welke hem door God worden ingegeven of voorgesteld.
Geloof daarom, dat uw martelaarschap bestaat in hot verdragen van datgene, wat u in den levensstaat, in het ambt of in de omstancig-hedeii, waarin ;i de goddelijke voorzienigh id geplaatst heeft, door haar wordt aangeboden.
427
Om eene gelcgonlieid tot het martelaarschap te vinden is hot niet noodig u naar de ongeloo-vigen en onbeschaafde volkeren te begeven of een vervolger, die openlijk tegen de Kerk woedt, af te wachten.
Do wereld bespot u; do mensch veroorzaakt u droefheid; de eene verraadt u: een ander belacht of hoont u; deze vernedert, gene weerstreeft u; do bedorven natuur of do ongeregelde neiging verzet zich tegen u; of iets anders is u oorzaak tót smart; ziedaar, mijn kind, ziedaar uw vorvolgor.
Ondanks de kwaadsprekendheid en do weerstreving der monschen, ondanks hunne eisoheu en plagerijen, edelmoedig en met kracht de voorschriften en geboden van godsdienst te onderhouden, de deugd lief te hebben, cn de godsvrucht te beoefenen; ziedaar uw martelaarschap des geloofs.
Bid voor uwe vervolgers; bemin en help uwe naasten, ook hen, die u kwalijk gezind zijn, en schoon ook de natuur er zich togen verzot; ijver voor hun heil; offer uwe geboden, arbeid tn smarten voor hen op; ziedaar uw martelaarschap der liefde.
Ziekte kwelt u, gij lijdt pijn in uw hoofd, in uwe borst of in uwe ledematen; een harde arbeid put uwe krachten uit, ziedaar uw martelaarschap des ligchaams.
Gij lijdt iunerlijkon angst; gij ondervindt lastige bekorigen of iets anders, wat do goddelijke1 liefde bezigt, om uwe ziel volkomen te zuivcre.i of te volmaken; ziedaar uw martelaarschap der ziel, ziedaar uw martelaarschap des harten.
Maar bedenk het wel, mijn kind, dat zij, die liet gebruik hunner rede hebben gekregen, niet kunnen volstaan met dat martelaarschap onwillig om do eene of de andere oorzaak of rede, onverschillig welke, te verdragen, maar zij moeten het gaarne, met onderwerping of zeker mot geduld uit goddelijke liefde verduren.
Het is derhalve niet genoeg te lijden, neen, men mort gewillig lijden uit liefde tot mij.
Trouwens een niartelaarschap. waarin do goddelijke liefde haar gloed niet doet gevoelen, is dood en ijdel.
Zie, mijn kind, een veelzijdige kroon wordt u aangeboden, die duizenden stervelingen uit eiken stand en le vensstaat hebben nagestreefd, die zoo veel jongelingen en maagden juichend hebben verworven. Zoudt ook gij haar niet kunnen en willen lief hebben en verwerven?
Zie den hemel aan; beschouw de glorie en de zaligheid der Heiligen; herinner u, dat zij uwe broeders en zusters zjjn; wek uwen moed op, verover u eeno kroon en palmtak, opdat gij onder hun getal kunt worden opgenomen.
7. De leeklixg. O mijn allerzoetste Jesus, Koning en bekrooner der martelaren, vertrooster dor stervelingen! zoo dikwerf ondervind ik, beklagenswaardige, dat do menschen mij weerstreven en dat valt mjj dikwijls zwaar.
Indien ik evenwel opregt wil zjjn, dun moot ik bekennen, dat ik daarom niet te beklagen ben, dewijl ik, togen U mijn Heer en God, don laagsten en den allerondankbaarsten dor iren-schen, Judas en zijne bende ben nagevolgd.
Daarom verdien ik waarlijk, ik bokon het, door elk schepsel verafschuwd te worden; daarom beu ik ten eenemale onwaardig, door U bemind ot'oiidor de heilige leerlingen van uw Hart opgenonion te worden
Doch dewijl Grij een Hart bezit zoo geduldig dat (jij ook nog Judas wildet aannemen en alles in het werk hobt gesteld om hem te winnen, hoe zou ik dan kunnen wantrouwen ot kunnen vreezen I integendeel wolk eene hoop on welk een vertrouwen moet hot mij niet inboezemen, dat Gij mij, hoe ellendig ook tot ü weder-keerende, niet zult verstoeten maar vol ontferming zult aannemen on helpen I
Steunende derhalve op de goedheid en genade uws Harten, noora ik mij vast voor de verledene ongotro'.iwheid door volhardende liefde te vergoeden, uit liefde tot L' het martelaarschap mij genadiglijk aangeboden te verduren, zoo eindelijk mij te heiligen tot eeuwige vreugde en glorie uws Harten.
HOK 3LEX NAAK HET VOOKISEliLD VAN HET ALLIili-IIEIL1GSTE 1IAUT VAN JESUS, HET VERLATEN DElf PERSONEN, DIE ONS VOORAL NUTTIG OE NOODZAKELIJK ZIJN, MOET VERDRAGEN
1. Jes üs. Mijn kind, toon die menigte was genaderd en do hand aan mij had geslagen, zie
430
daar namen al mijn leerlingen de vlugt en lio- ' de
ten mij alleen te midden der vijanden achter. toi
Zij waren het, mijn kind, die ik had uitgekozen, die ik niet alle zorg, voorkomendheid en on liefde mijns Harten had opgekweekt; die ik mijne oo vrienden en leorlingen had geheeten, aan wie ik, wat ik van mijn Vader gehoord had, had ka medegedeeld. ( hij Zij zeiven zjjn het, die weinig vroeger allen he eenparig hadden betuigd, mij niet te zullen ver- we loochenen al moesten zij ook den dood met mij na sterven. ko Nu echter, nu de magt der duisternissen en wc de tijd der beproeving is aangebroken, nu heb- ari ben zij hun Verlosser en Vader vergeten, zij,
mijne kinderen, mij verlaten. de
Beschouw mijn kind, hoe diep mijn Hart ge- do
wond werd door dat verlaten mijner leerlingen. te
Merk ook op en overweeg met welk gevoel de
des Harten ik zulk eene droefheid leed. to
2. Indien gij dat gevoel mijns Harten wel in
in u overneemt, dan zult gij met gelatenheid de
en verdienste voor mij kunnen dulden, dat gij ge door de schepselen, ook door allen verlaten wordt.
Het gebeurt niet zelden, dat door Gods toe- de
lating de mensch ook in zijn wederwaardigheden hc
verlaten wordt door personen, die hem zelfs g(
zeer nuttig of noodzakelijk waren, opdat hij df daardoor op des te volmaakter wijze ziidi aan
mij gelijkvormig make, hooger stijge in heilig- di
heid, en mot des te meer glorie de kracht toone ai
mijner liefde, waardoor de zwakke mensch zoo g(
versterkt wordt, dat hij onder de jagende winden tr
431
der tegenspoeden en onder woedende stormen toch volhardend staande blijft.
Dit is dikwijls een hulpmiddel voor den mensch om zich geheel van de schepselen te ontdoen en ook volkomen aan zich zclven vaarwel te zeggen.
Trouwens, wanneer hij zich van den eenen kant door do stervelingen verlaten ziet, onthecht hij des te gemakkelijker aan hen zijn hart, om het aan mij te geven, die niemand verlaat; en wanneer hij van den anderen kant zich tegen naderende moeijelijkheden niet ziet opgewassen, komt hij als uit eigen beweging tot mij en werpt hij zich met al het zijne in mijne vaderarmen.
Voorwaar, hot is iets heldhaftigs en dor goddelijke goedkeuring waardig, als een sterveling door allen verlaten, in die verlatenheid evenwel tevreden is, zijne verlaters nog zuiverder bemint, do genegenheden der menschen gaarne uit liefde tot mij ontbeert, tusschen alle wisselvalligheden in mij alleen berust. Dit voorzeker is een duidelijk kenteeken van een nederig hart, dat zich geheel aan mij overgeeft.
3. Zoolang iemand de genegenheden van anderen bezit, hij moge ook de beste bedoeling hebben, toch bemerkt hij dikwijls, dat vele ongeregelde of zekere ■meuschelijke bedoelingen daarbij haren invloed doen gelden.
Doch ik, een naijverig beminnaar des harten, die niet wil, dat hot hart der menschen met iets anders dan met mij of om mij bezig zij; ben gewoon de zaken zoo te beschikken, dat hij somtijds verlaten of verwaarloosd wordt door de
432
stervelingen, ook zelfs dooi' lien, die met hem een zelfde lot tot aan deb dood toe schenen te moeten doelen.
Lang en veel moet de i-iensch met zich zei ven strijden, om de begeerte van door anderen bemind te worden, volmaaktelijk te regelen.
De leerling. Maar Heer, is het dan kwaad te verlangen door anderen bemind te zijn of ook daarnaar zonder kwade bedoelingen te streven?
Jesus. Iets anders is het, mijn kind, dit te begeeron of er naar te streven om u zeiven; iets anders dit te verlangen of ook te zoeken om mijnent wille.
Als gij do liefde van anderen zoekt om daarin genot te hebben of u daarmede tevreden te stellen; indien gij er naar streeft om de soort van personen, opdat gij aan uwe neigingen voldoening kunnet geven, eindelijk indien gij haar op zekere wijze verlangt in dien zin, d it zij in u, in de bevrediging der natuur, of regtstreeks of zijdelings haar laatste dool heeft, dan begeert gij bemind te worden om u zeiven.
Indien gij echter do liefde van anderen wenscht of tracht te verkrijgen om mijne belangen te behartigen, om uw eeuwig heil te verzekeren, om de volmaaktheid der zielen te bevorderen, om het rijk mijner liefde uit te breiden, om harten voor mij te winnen; zie dan streeft gij bemind te worden om mijnent wille.
Vervolgens mijn kind indien gij regtstreeks of zijdelings er naar streeft bemind te worden, al doet gij dit ook zonder kwade bedoc-ihgen, dan is dié neiging toch ongeregeld,
488
-0 omdat niet gij, maar ik uw laatste doel ben;
en daarom is zij gebrekkig, en wat nog meer :U J te vreezen is, zij gewoon u niet slechts tot zonde B. te brengen maar daarin u ook to verstrikken.
Doch indien gij verlangt bemind te worden |.e om mijnentwille dan is uwe liefde goed geregeld,
]c zij is zuiver, zjj is mijne liefde, waardoor de
•j Heiligen beminden en verlangden bemind te wor-
^ den, waardoor zij veel goeds bewerkt hebben,
«n*waarvan ook gij, mijn kind, op gelijke wijze m gebruik moet maken.
4. Er is in de wereld nauwelijks iets, waar-in aan het mensehelijk hart niet meer gevoeligheid
^ hecht, dan de vriendschap, die wisselvallig als
[.(- zij i voor velen voordeelig of noodlottig ploegt
j. te zijn.
lr Kostbaar doch moejjelijk te vinden en nog
[„ moeijel ijker te behouden, is die wezenlijke en
jS zuivere vriendschap, welke oorzaak is, dat de een
j.f don ander uit opregte liefde tot mij bemint; dat
de een het heil zoekt dos anderen als ware het zijn heil: waardoor de een zonder vleitaal, zon-e. der mensehelijk opzicht de gebreken des ande-
nl ren zoekt te verbeteren en tot deugd en heilig-
ni heid te bemoedigen en voort te helpen; die in
3U tegenspoed zoowel als in voorspoed, in den dood
u[ zelfs en na den dood, zoowel als in het leven
steeds getrouw is.
tsj Mijn kind, indien gij iemand bemint, maar
zoo dat gij daardoor onrustig wordt, dat uw e. hart getrokken wordt om onophoudelijk ter ge-
(| legener of ongelegener tijde met hem bezig te
zijn, dat gij met hom dikwijls of langen tijd
28
434
wenscht te spreken, dat gij op zijn uiterlijke o-in,
hoedanigheden acht slaat en daarnaar uwe ge- |en
hechtheden koestert of regelt, dat gij in zijne m!j, tegenwoordigheid bewondering of vleitaal durft
uiten; dat gij zijn gebreken onder gezochte na- 5
men vergoelijkt of verontschuldigt; dat het uw hart i)r0l
moeite kost, wanneer hij ook door anderen be- ]ate
mind wordt; dat gij u in zekeren zin ontroost- o-evi
baar of al te ongelukkig acht, indien gij u geheel j]
van hem moest scheiden; dan is uwe liefde ,uwe n-jj
vriendschap, niet echt noch zuiver, al mogt gij we]
dit ook niet bespeuren, al mogt gij dit ook niet sc}1(
vermoeden. Indien gij integendeel niets van dit y
alles ontwaart, dan hebt gij een goed teeken zu|t
ten voordeele van uwe liefde en vriendschap. vine
Mijn kind, indien gij een wezenlijken en op- ijoh,
regten vriend bezit, dien zeldzamen en wezenlij- \ ken schat, gedraag u dan jegens hem op ver-
schuldigde wijze en handel zoo mot hem, dat n)in
mogt hij getrouw blijven of ontrouw worden, _,\
gij nimmer over uwe handelingen spijt behoeft van
Want, ofschoon de vriendschap, die mijne liefde niet
ten grondslag heeft, op zich zelve beschouwd, vrat
goed is, mnet gij toch uw hart zoo bereid hou- is d
den, dat gij mij alleen, indien ik het zoo zou 6
beschikken, in plaats van allen voor u als vol- wel]
doenden vriend wilt hebben. Uw hart zal nim- wiü
nier volkomen tevreden noch tot innige uwe
vereeniging met mjj geschikt zijn, wat ge ovcri- waa
gens ook doet, zoo gij niet alle natuurlijke ge- uwe
negenheid te boven strevend bemint, louter uit tuur
liefde tot mij, en in mijne liefde alleen bevredi- toon
ging vindt. Vestig derhalve mijn kind, uwe genegenheden op mij, hecht uw hart aan het mijne, opdat het niet neerslagtig noch owtsteld worde, als de menschon u verlaten.
5. Wat is de mensch tenzij een beweeglijk en broos riet, waarop gij u niet veilig kunt verlaten, indien gij u niet wilt blootstellen aan het gevaar van te wankelen of te vallen ?
Mogen de stervelingen u ook niet verlaten, gij zelf zult hun toch binnen kort moeten vaarwel zeggen, dewijl de dood allen en een ieder scheidt.
Wanneer gij door de menschen wordt verlaten, zult gij nergens zekerder en grooteren troost vinden dan bij mij, die op gelijke wijze werd behandeld uit liefde tot u.
Word niet verbitterd, mijn kind, en wil niet klagen als haddet gij niet verdiend door deze ten minste of door gene zoo behandeld te worden.
Ach mijn kind! indien gij niets wilt lijden tenzij van hen, van w ie gij gaarne iets verdraagt, wat is dan liet beginsel uwer deugd? en indien gij niets wilt lijden dan hetgeen gij verdiend hebt, wat grootsch is daarin gelegen? of wat passends is daarin voor een leerling van mijn Hart?
6. Indien sommigen om de een of andere reden, welke ook, u verlaten, toon hun door uwe welwillendheid door uwe zachtmoedigheid en door uwe weldaden, wat do zuivere liefde vermag, waardoor gij veeleer hun welzijn behartigt dan uwe neiging, in spijt van allen tegenzin der natuur, ook dan, wanneer zij zich onwaardigen toonen.
430
Hot is waar, mijn kind, zoo der natuur weerstreven, is een hnrdo zaak; doch een nederig leerling mijns Harten, door mijne liefde bezield, ziet niet op de moeijelijklieden, welke de natuur aanbiedt, maar op liet voorwerp dor liefde: en terwijl een ander koud of laauw aarzelt, is hij reeds vol vuur de moeijelijkheid te boven gesneld.
Ontsteek uw hart, mijn kind, met dat liefdevuur, waarvan het mijne brandt; gloei door dat vuur, bemin die liefde, als gij dat doen zult, zie dan zullen de moeijelijklieden voor u vlugten en verdwijnen.
6. De Leekliso. Zalig dus hij, die ontstoken en vervoord door uwe liefde, U volgt, o Jesus, liefde der liefde, goddelijke roovor des harten! bij toch wandelt met snelle schreden over de moeijelijklieden heen; en weldra stijgend boven al wat ineiischelijk of wat zijn eigen is, vliegt hij, veilig met U vcreonigd, met een opgeruimd hart oj) de uitgestrekte vleugelen der goddelijke liefde mot U ten hemel.
O beste en zoetste Jesus! geef mij, ik bid en smeek het U, die vurige, die werkdadige liefde, waardoor ik U bemin om U, en niets bemin teuzjj om uwentwille; dan zal ik het gemakkelijk verdragen, als O ij toelaat, dat de mcnschon mij verlaten.
Blijf Gij slechts altijd met mij; Gij alleen zult mij genoeg zijn. Schoon ook, allen mij verlaten en vlugten, toch zal mijn hart niet verontrust worden, als Gij bij mij zijl.
Ditquot;eene vraag ik U en zal ik niet ophouden to vragen, dat allen, die mij verlaten on out-
437
vlugten, niet U verlaten, niet U ontvlugten, maar integendeel dos te hechter ü aanhangen, U op volmaaktere wijze beminnen mogen.
HOE WIJ HET ALLEEHE1LIGST HAKT VAN HEN UK-VANGEN GENOMEN .TESITS KUNNEN NAVOLGEN.
1. Jesus. Jlijn kind, nadat do soldaten en aan voeders der Joden wederom van hun val waan opgestaan, drongen zij op mij aan en mij vt— tende honden zij mij.
Zie mijn kind, zio hot Lam Gods in de handen van moordenaren, gebonden om ter slagtbank geleid te worden! gebonden echter omdat Hij het wilde, en Hij wilde liet, omdat Hij beminde.
Trouwens do bandon der liefde omwonden mijn Hart veel naamver dan do kotenen der vijanden mijne handen knolden.
Want. hadde mijn Hart door liefde gevangen het niet bolet, dan zouden mijn almagtige handen én do ketenen én die vijanden zelvon hebben kunnen verdelgen.
Doch do liefde lijdt alles: geone vernedering acht zij te zwaar,quot; geone wederwaardigheid beschouwt zij te groot; wat er ook geschiedt, zij neemt het aan en behoudt het, zelve altijd vrij.
O, indien ge eens wist, mijn kind, welke zaligheid hot is, een gevangene der goddelijke liefde to zijn, voorzeker gij zoudt zelfs geen onkel oogen-
438
blik u zeiven willen toebehoorcn al mogt'gij het ook kunnen; maar gjj zondt ziel en lichaam cn al hot uwe wegschenken om door haar in bocijon gesliigüu en gevangen gehouden te worden!
2. Die in de goddelijke lietdo leeft, zal noch vervolging, noch ketenen, noch gevangenis, noch den dood zelfs voor mij to ondergaan, als zwaar of ongelukkig beschouwen, maar hij zal het veeleer als een grooto winst en heilige bcnij-ding waardig beschouwen, dat alles te lijden uit liefde tot mij.
Waarom meent gjj dat sommigen, wanneer ze om het geloof te bewaren ketenen ol ongemakkon moeten verduren, niet staande blijven inde waarheid, maar zich op mceningen der menschen verlaten en onder het vonnis der verwerping vallen? Is liet niet omdat zjj door mijne zuivere liefde niot worden bestierd zoo, dat zij liever hun leven in deze wereld zouden willen verliezen om het in de toekomst te behouden ?
Vandaar gebeurt hot, dat zij geen ge vangenen willende zijn met mij, gevangenen worden van den duivel; dat zij hun loven willende behouden in dezen tijd, het voor do eeuwigheid verliezen.
Mijn kind, indien het gobourt, dat gjj tor wille der deugd ketenen of gevangenis moet lijden, wil hen dan niet vroezen, die hotligchaam kunnen doodon, maar verder niets vermogon: vrees moer hom, die ligchaam en ael in eeuwigheid ongelukkig kan maken.
3. Dat is genade, dat is geluk, indien gjj om mij droefheden verduurt en onverdiend lijdon
439
ondergaat. Zoo deelencle in mijn lijden moet gij u verheugen om u in de openbaring mijner glorie juichend te mogen verheugen.
Niemand echter lijde als een onrechte of als een lasteraar of als een boosdoener; maar indien hij lijdt als mijn leerling, dan schame hij zich niet maar verheerlijke hij mij, om dien naam krachtig cu volhardend lijdend, godvruchtig en nederig zich gelukwenschend, dat hij onder hen behoort, die waardig gekeurd werden voor mij te lijden en aldus Heiligen to worden.
Eenigen hunner werden verscheurd, anderen wederom moesten hoon en geeseling en daarenboven gevangenis lijden; anderen werden gestee-nigd; anderen werden oa do pijnbank gemarteld on in stukken gehouwen, anderen werden met het zwaard gedood anderen cmdelijk zwierven rond in dierenvellen en Yreoinde kleederen verborgen, gebrek, angsten en smart verdurend; zij doolden rond in de eenzaamheid naar borgen en spelonken, naar do holen der aarde.
Doch ain dezen, wie do wereld niet waardig was, heb ik, wijl zij al lijdende met mij volhard en overwonnen hebben, de magt gegeven met mij op mijnen troon te zitten, gelijk ook ik lijdende volhard en overwonnen heb en mot den Vader op zijnen troon ben gezeten.
Indien gij deelgenoot wordt van hunne wederwaardigheden om mijnentwille, mijn kind, hoe gelukkig zijt gij dan! dewijl allo eeuwige glorie en roem, alle ware deugd en heiligheid, eindelijk geheel de geest mijns harten in u woont.
4. Maar niet aan allen wordt de gelegenheid
440
aangeboden banden en martelingen voor do deugd te lijden. Allen evenwel, die naar de volmaakte navolging mijns Harten streven, kunnen en moeten in zekeren zin ter wille der deugd gevangen worden.
AVie toch is er, die do zinu en zijns ligchaams niet in de gevangenschap kan voeren, niet slechts opdat zij het kwade niet doen noch aan ijdelheid toegeven, maar ook omdat zij in bedwang blijven en verplicht worden aan de beoefening der deugd te arbeiden? Doch weinigen bewaren al hunne zintuigen binnen de perken der rede en minder nog versterven zij zo overeenkomstig de beginselen des geloofs.
Onderzoek eens, mijn kind, hoe gij gewoon zijt do zintuigen uws ligchaams te besturen. Zie eens toe ot gij hun niet te veel vrijheid veroorlooft. Beschouw vervolgens eens, wat in u ten dien opzigtc nog voor de volmaaktheid gemist wordt.
5. Zoudt gij ook zelfs de vermogens der ziel niet in zekeren zin in gevangenschap kunnen voeren? de zwervende verbeelding namelijk, zoo verkleefd aan het verledene, zoo nieuwsgierig ten opzigte van het toekomende zult gij bedwingen en langzamerhand verpligten aan u onderworpen te zijn, indien gij haar terstond terug roept als zij afdwaalt; indien gij haar te huis aanhoudend met nuttige zaken bezig houdt, indien gij volhardend al haar oogenblikkelijko bewegingen en dwaasheden onderdrukt, tot zij gewend gemaakt zij, zich in rust te houden.
Wat het verstand betreft houdt het geheel,
441
zooals het behoort, onderworpen in den dienst ties geloofs, opdat gij, een onderzoeker der majesteit willende wezen misschien niet verpletterd wordt door hare glorie, noch do waarheid ontvlugtende een slaaf wordt der dwaling.
Ja wat meer is, maak, zoo geen andere deugd het verbiedt, uwe meeningeu ondergeschikt aan het oordeel van anderen om der liefde wille. Zoo doende zult gij u des to meer verdiensten verzamelen naar do mate uw gevoelen u aannemelijker toeschijnt, en het dus zwaarder vallen moet u to onderwerpen.
Innerlijk en uiterlijk onbewaakt en uitgelaten to zijn, heeft zijn oorsprong in een gebrek des 'larten, dat do slaaf is of van vijanden of van hartstogten of van zich zeiven.
Uwe voornaamste zorg derhalve moet zijn liet hart vrij to houden van alle slaaischo onderwerping aan alles hier beneden. Dan immers kunt gij het in geheel zijn kracht mot al zijn genegenheden schenken aan de zuivere bovon-aardscho liefde, en gebonden door da banden der goddelijke liefde een medegevangene worden met mij.
6. De liefde is wonderbaar iu hare werkingen. Indien gÜ een dienstknecht der liefde zijt, zie dan zal alles voor u in heil vorkeeren.
Bemin mij, mijn kind, uw God en Zaligmaker en leer mij, al beminnende, op volmaaktere wijze lief te hebben; de liefde wordt beter onderwezen en tot volmaaktheid gevoerd, door te beminnen dan door te beschouwen.
Indien uw hart volkomen aan mijne liefde onderworpen is dan zult gij gemakkelijk en ijverig
442
tev-.ns op uwe hoede zijn voor die valsche vrijheid van denken en spreken, en voor willekeur in uwe handelingen.
Die dwaze vrijheid, niet de ware vrijheid, wat is zij anders dan een dekkleed voor do hartstog-ten, dan de ondergang der deugd, dan het rijk der ondeugd, de kwelling der familien, de ondergang van vereenigingen en een post voor geheel de maatschappij ?
Want sinds dit kwaad van dag tot dag zich onder do weraldlingon meer en meer verspreidt, onder schooner vorm bij godvruohtigen oen toegang vindt, ja zelfs tusschen kloosterlingen onmerkbaar doordringt; daarom moet gij met des te moer zorg op uw hoede zijn, opdat hot uw hart niet bezoeJele en onder den schijn van goed aan den dienst dor nederige liefde ontvoere, om liet over te leveren aan do vrijheid dos vleosohcs, die voortleidt tot de slavernij dor hel.
U eigonmagtig toebehooron kunt gij niet, al zoudt gij hot ook nog zod begeeron, of nog zoo vurig er naar streven. Immers gij zijt verplicht te beminnon en dns u aan eenig voorworp te schenken ook zonder dat gij hot wilt. Doch aan geen schepsel kimt gjj u wegschenken zonder jegens mij do grootsto onregtvaardigheid en de afschuwelijkste ondankbaarheid te plegen en zonder aan u zolven veelzijdige nadoelen te berokkenen.
Derhalve mijn kind, wees mot vrijen wil de mijne, schenk u geheel aan mijne liefde, die zelf voor u een gevangene heeft willen worden opdat gij mij zoudt toebehooren.
443
IIoo gelukkig zult gij zijn zoo gij innerlijk en uiterlijk door dezelfde liefdebanden gebonden zult zijn, dio de Engelen cn Heiligen aan mij verbinden.
7. De leerling. O Berainnolijke Jesus! lios-zeor hebt gij mij lief gohad, die u verwaardigd hebt voor mij eene gevangene te worden, een gevangene der smarte in do handen uwer vijanden, opdat Gij ook mij zoudt vangen cn een gevangene maken van uwo liefde!
O Heer, mijn God, mijn Zaligmaker! als ik aan uwe ketenen denk dan walgt aan mijn hart alle wereldsche vrijheid, begeerig als het is met U in ketenen te worden geklonken.
Indien mij de ketenen der vijanden ontbroken, zio dan lover ik mij over in de banden der liefde, opdat do zintuigen mijns ligehaams en allo vermogens mijner ziel gevangen en onderworpen, zoo met U worden verbonden, dat ik nimmer meer van U worde gescheiden.
Verleen smeek ik U, o Heer Jcsus, dat dit geen ij dele wenschon maar krachtdadige voornemens zijn, die ik door uwe genade in vervulling breng tot troost van uw Hart cn tot heiliging ra jj nor ziel, waarvoor gij zooveel hebt geleden.
444
ELFDE HOOFDSTUK.
hoe wij naak het vookbeel1) van het allell_ heiligste hart van jesus valsche besohitl-dig in gen moete.sl verduren.
1. Jesl-s. Mijn kind, nog oon weinig tijds, eu gij zult den Zoon den mensehen, hoewel Ilij zelt de hoogste vegter over levenden en dooden is, zien staan voor zondaren, die den eeuwigen dood verdienden, om verschuldigd en veroordeeld te worden. Want, zie na mij gebonden te hebben, leiden zij mij tot den Hoogopricster b.j wien de overige priesters. Schriftgeleerden en Pharizeën waren zaamgekomen.
Want de hooiden der priesters en geheel de raad zochten tegen mij valscho getuigen om mij aan den dood over te leveren.
En velen, in hun midden voortreder.d, spraken tegen mij valscho getuigenissen.
Toen stond do lloogepriester op: antwoordt gij niet, zoo zeido hij tot mij, antwoordt gij niet op alles, wat u door dezen wordt ten laste gelegd? ..
Mijn kind wat meent gij, dat ik op Imnnc valscho beschuldigingen en zelts op die vermaningen des Hoogepriesters tot mijn eigen verdediging hebt ingebragt? wat zegt do schriftuur? Zij zegt: „Doch Jesus bewaarde hot stilzwiigen.
Zoo is het, mijn kind, ik zwoeg met den mond gelijk een mensch, dio geen wederlegging in zijn mond had, doch met het hart sprak
445
ik tot mijii hemelsclieii Vader, my naar zijn welbehagen schikkend en hem biddend, toch medelijden te hebben mot die allerbeklagens-waardigste menschen en in hunne harton oen overvloed van genade des heiligen Geestes te willen storten om hunne ongelukkige zielen te redden.
2. Wetende, mijn kind, hoe bitter het is door valsche beschuldigingen betigt te worden en hoe moeijelijk het is dit met volmaakt geduld te dragen, heb ik willen veroorloven, dat mijn Hart in don hoogsteu graad door onregtvaardige lasteringen verwond en overstelpt word, opdat gij, valsohelijk beschuldigd, eenigen troost zondt vindon in mijn Hart op gelijke wijze aangedaan, en aan zijn voorbeeld een veiligen regel voor uw gedrag zoudt nemen.
Voorwaar er is voor het menschelijk hart niets zoo bitter als van zijn goeden naam beroofd te worden door valsche beschuldigingen; sommigen worden daardoor, wat hunne rede betreft, zoo in verwarring gebragt, dat zij door hun gevoel overmand, als hun de keuze werd gelaten, liever zouden willen sterven dan zoo onteerd te leven.
Wat u betreft, mijn kind, zijt op uwe hoede, dat gij uwen geest niet verontrusten of benevelen laat; maar zie de zaak mot eeu kalm hart beter aan; handel als een waar leerling mijns Harten.
Vestig daar wel uwe aandacht op, dat noch de boosheid uwer valsche beschuldigers, noch de dwaling van hen, die daaraan gcloovon u anders kan maken, dan gij zijt, of u de deugd van grootmoedigheid kan ontnomen, waardoor gij u boven lasterlijks gezegden on meoningon verheft.
446
Want, indien gij de zaak in hot licht des geloofs beschouwt, dan zult gij zien, dat hare verhevene voortreffelijkheid, hemelsche eere, eeuwige belooningen aan de grootheid uwe
vernedering beantwoordt.
En mogt gij ook onschuldig zijn aan hetgeen men u ten laste legt, toch zult gij, wegens de beleedigingen der goddelijke majesteit in vele dingen door u aangedaan, daarin een gelegenheid vinden, die gij gewillig moet aannemen om gedurende dit tijdelijk leven te voldoen voor datgene, wat u anders in de eeuwigheid te hoeten zoude overblijven.
En ofschoon gij u ook door andere middelen liever van uwe misslagen zuiveren en tot den hemel zoudt willen voorbereiden, neem niettemin, wat u door de goddelijke Voorzienigheid wordt aangeboden aan, alle middelen, die zekerder, die veiliger zijn.
Hoe zwaar zij ook aan het natuurlijk gevoel mogen vallen, lijd mijn kind, verdraag uitliefde tot mij met mij.
En iiulien uw hart bijna onder de smart bezwijkt, kom dan, mijn kind, tot mijn Hart, dat voor u nog bitterder hoeft geleden; versterk dan uw hart, betuigende, dat ge ondanks de stem der natuur, aan mijne liefde onderworpen wilt zijn.
3. Mijn kind ik wil volstrekt niet, dat gij uwen naaste om welke beleediging ook, haat zult toedragen. Dan olsehoon ik wel i,s waar een gebod heb gegeven van ook uwe vijanden lief te hebben, heb ik evenwel niet bevolen te zwijgen of u van eene regtvaardiging tegenover valsche beschul-
447
digingen te onthouden; neen maar ik raad het U aan, mits het stilzwijgen geene zonde zij.
Die dus, wanneer hij valschelijk beschuldigd wordt met een oprecht hart en enkel ter zijner verdediging spreekt, doet geene zonde, die echter niet spreekt doet beter.
Inderdaad het is groote volmaaktheid, de val-sche beschuldigingen stilzwijgend te verdragen; te lijden, dat de menschen van u gelooven, wat zij willen, u geheel aan mij alleen over te geven, en met mij onderworpen te blijven.
Zie daarin zegeviert de genade; dat voert do Engelen tot bewondering; dat maakt u deelgenoot der Heiligen; dat geeft glorie aan God den allerhoogste ; dat levert het bewijs, dat gij een nederig beminnaar van mij en een opregt leerling mijns Harten zijt.
Dit is het grootste geheim voor hot innerlijk leven aan mijn Hart ontleend, waarvan velen hoeren, wat velen ook bewonderen, doch weinigen begrijpen en weinigen navolgen.
4. Doch de Heiligen hebben dit volmaakt begrepen en als zoet bevonden, de Heiligen, die brandend en van liefde tot mij en bezield met ijver om mij na te volgen zich de valsche getuigenissen van allerlei soort getroostten met een blijmoedig hart.
Eu schoon zij zich ook regtvaardigen en met één woord hun goeden naam herwinnen konden, wilden zij toch liever aan mij hunne verdediging overlaten, met mij het stilzwijgen bewaren en als het uitvaagsel en meest verachtingswaardige der wereld verschijnen, om op mij gelijkend
446
Want, indien gij de zaak in liet licht des geloofs beschouwt, dan zult gij zien, dat hare verhevene voortreffelijkheid, hcmelsche eere, eeuwige belooningen aan do grootheid uwe vernedering beantwoordt.
En mogt gij ook onschuldig zijn aan hetgeen men u ten laste legt, toch zult gij. wegens de beleedigingen der goddelijke majesteit in vele dingen door u aangedaan, daarin een gelegenheid vinden, die gij gewillig moet aannemen om gedurende dit tijdelijk leven te voldoen voor datgene, wat u anders in de eeuwigheid te boeten zoude overblijven.
En ofschoon gij u ook door andere middelen liever van uwe misslagen zuiveren en tot den hemel zoudt willen voorbereiden, neem niettemin, wat u door de goddelijke Voorzienigheid wordt aangeboden aan, alle middelen, die zekerder, die veiliger zijn.
Hoe zwaar zij ook aan liet natuurlijk gevoel mogen vallen, lijd mijn kind, verdraag uitliefde tot mij mot mij.
En indien uw hart bijna onder de smart bezwijkt, kom dan, mijn kind, tot mijn Hart, dat voor u nog bitterder heeft geleden; versterk dan uw hart, betuigende, dat go ondanks de stem der natuur, aan mijne liefde onderworpen wilt zijn.
3. Mijn kind ik wil volstrekt niet, dat gij uwen naaste om welke beleediging ook, haat zult toedragen. Dan oiselioon ik wel is waar een gebod heb gegeven van ook uwe vijanden lief te hebben, hob ik evenwel niet bevolen to zwijgen of u van eene regtvaardiging tegenover valscho bcschul-
447
digingen te onthouden; neen maar ik raad het U aan, mits het stilzwijgen geene zonde zij.
Die dus, wanneer hij valschelijk beschuldigd wordt met een oprecht hart en enkel ter zijner verdediging spreekt, doet geene zonde, die echter niet spreekt doet beter.
Inderdaad het is groote volmaaktheid, de val-sche beschuldigingen stilzwijgend te verdragen; te lijden, dat de menschen van u gelooven, wat zij willen, u geheel aan mij alleen over te geven, en met mij onderworpen te blijven.
Zie daarin zegeviert de genade; dat voert do Engelen tot bewondering; dat maakt u deelgenoot der Heiligen; dat geeft glorie aan God den allerhoogste ; dat levert het bewijs, dat gij een nederig beminnaar van mij en een opregt leerling mijns Harten zijt.
Dit is het grootste geheim voor het innerlijk leven aan mijn Hart ontleend, waarvan velen hooren, wat velen ook bewonderen, doch weinigen begrijpen en weinigen navolgen.
i. Doch de Heiligen hebben dit volmaakt begrepen en als zoet bevonden, de Heiligen, die brandend en van liefde tot mij en bezield met ijver om mij na to volgen zich do valsche getuigenissen van allerlei soort getroostten met een blijmoedig hart.
Eu schoon zij zich ook regtvaardigen en met één woord hun goeden naam herwinnen konden, wilden zij toch liever aan mij hunne verdediging overlaten, met mij het stilzwijgen bewaren en als het uitvaagsel en meest veraehtingswaardige der wereld verschijnen, om op mij gelijkend
448
bevonden to worden en mij geene twijfelachtige liefde te betoenen.
Het is maar al te waar, mijn kind, dat dit volgens het menschelijk gevoel niet gemakkelijk is, zoo min ab dat de natuurlijke rede alleen daartoe voldoend bemoediging schenkt; maar het gevoel en de redo moeten te boven gestreefd worden door het geloof en de liefde, die daarvoor voldoende en zeer krachtige beweegredenen en aansporingen dringend aanbieden.
Weet wel, indien gjj niet wilt handelen dan uit gevoel of natuurlijke beweegredenen, dan zult gij niet slechts nimmer volmaakt, maar ook nimmer zalig worden.
Leef uit het geloof mijn kind, handel uit liefde tot mij. En indien de natuur, voor versterving of vernedering bevreesd, weerstreeft, dit zij voor u een nieuwe aansporing om tc zwijgen, opdat gij uwe ongeregelde natuur moogt overwinnen.
5. Zonder twijfel zal de vijand uwer zaligheid en volmaaktheid, die immer rond gaat, zoekende wien hij kan bedriegen, toetreden en u vele en zwaarwigtige en gezochte redenen ingeven; doch luister zelfs niet naar zijne ingevingen, ja, trek zelfs al uwe aandacht van hem af of zeg hem verachtende: Ga satan, want het is beter den goddelijken Zaligmaker te volgen, die ons voorgaat en den zekeren en veilgen weg toont, dan het gezelschap van Jesus te verlaten, en den voet te zetten op oen anderen weg, die onzeker is. i
Welligt zal u ook iemand ondervragen: antwoordt gij niet-s op hetgeen udoor hen wordt!
■■
449
ten laste gelegd? doch geef ook op die vraag geen antwoord, maar volg mij na en zwijg, gelijk ik.
Indien men aanhoudt: ziet ge niet, dat de verachting van uwen naam, de stichting van den naaste, die geërgerd werd, de eer der geschondene deugd, eindelijk de glorie zelf van Grod het eischt, dat gij ter uwer regtvaardiging optreedt? wil dat niet gelooven, mijn kind; want dat is de waarheid niet.
Voorwaar zoo ooit, dan voorzeker schenen de omstandigheden, waarin ik het stilzwijgen bewaarde, het te eischen, dat ik tot mijne verdediging zoude spreken; doch zij eisehten dit niet; want hadden zij dat gevergd, dan zoude ik hebben gesproken.
6. Laat hen derhalve begaan, mijn kind, en beveel geheel de zaak aan mij, opdat ik zeu overeenkomstig de vrijheid en goedheid mijns Harten bewerke, wat voor mij en voor n hot beste is.
Lijd gij intusschen met mij stilzwijgend en geduldig. Ik ken den beschuldiger en den beschuldigde, den oordeelvelier en den geoordeelde, wie vernedert en wie vernederd wordt, en ik zal te geschikter tijde vergelden cn aan beide loon naar werken geven.
Roep u dikwijls, opdat gij des te beter moogt volharden, in het geheugen met welk smartgevoel ik vernederingen heb ondervonden, grooter dan de uwe; met welk een kracht van ziel, met welk een edo'noedig Hart ik ze heb geleden uit liefde tot u; en wil mij, die u zoo zeer heb lief
• 29
itige
t dit elijk leen naar •oefd voor n en
dan dan r ook
uit ver-reeft, u te i
ituur .
^hoid :endt' e en doch trek hem • den voor-, dan i don :er is. ^ ant-vordt
450
gehad, wederminnen en u uit liefde yooi- mij niet onttrekken aan het lijden van beleedigingen, die geringer zijn dan de mijne.
quot;Wil de beschaming niet yreezen; omliels haar met een grootmoedig liart, zij zal u niet ter nederslaan, zij zal u niet schaden; integendeel zij zal u opbeuren, u mij gelijkend maken, u met verdienste en heiligheid versieren, u met do zoetste zalving van troost vervullen.
7. De leerling. O beminnenswaardige en allerzoetste Jesus! ontferm u mijner en help mij, want zie, wijl ik nog zoo laauw ben in de liefde en zoo onvolmaakt in de nederigheid, vind ik altijd mijn hart tot verontwaardiging genegen en mijn mond bereid, mij te verontschuldigen, zoo dikwijls mij iets onaangenaams wordt ten laste gelegd.
Doch, wat erger is en wat ik niet zonder schaamte kan belijden, dikwerf gevoel ik mij geneigd verontschuldigingen to zoeken, wanneer ik inderdaad misdaan heb ; en hoewel de beschuldigingen regtvaardig zijn, word ik aangespoord, de gebreken, mij ten laste gelegd, te regtvaar-digen of ten minste te verkleinen.
Daaruit blijkt, mijn Heer en God, hoezeer de wereld nog in mij heerschendo is, dewijl ik meer de goedkeuring der menschen wensch te winnen dan LT gelijkend te worden; ja, en welke bedorvenheid er nog in mij schuilt, dewijl ik voor een onschuldige wil gehouden worden, als ik mij een schuldige erken.
Wee mij ! wanneer zal ik eindelijk nederig zijn. |
451
wanneer eindelijk eens beginnen met zulk een edelmoedig hart te beminnen, ik bid tn smeek het U, spaar mijne hoovaardigheid niet, hoe heimelijk zij ook in mij moge schuilen; prikkel mij met vurige liefde, waardoor ik met u mede-werke, om die pest uit mij te verdelgen.
O mijn allerbeste Jesus ! voorzeker ik wil LT navolgen en met U de valsche oordeelvellingen en beschamingen stilzwijgend en onderworpen verdragen ; doch daartoe heb ik, z\\ak als ik ben, uwe krachtige genade noodig.
quot;V ersterk mij derhalve mot uw veelvermogende genade, opdat ik, uit liefde tot U, met U blijve zwijgend en geduldig ten einde toe, naardat Gij liet wilt beschikken.
dat het allee heiligst hakt vax jesus ons leekt, hoe wij persoonlijke beleedi-gixgen moeten verdkagen.
1. Jesus. Mijn kind, toen do getuigenissen mijner 1 beschuldigers niet overeenstemden, zeide de llo'oge-: priester, mij andermaal aansprekend, om een voorwendsel tot mijne veroordeeling te vinden: Zijt Gij do Christus, do Zoon van den gezegenden G.ocl — ik bezweer u bij den levenden God, dat Igij ons zegt, of gij do Christus zijt, de zoon van God.
Dewijl do hemel en de aarde cn wat onder de . aarde is, duidelijke en voldoende getuigenis voor
raijue Godheid hadden afgelegd, was het niet noodig geweest, den Hoogepriester, die mij op de proef stelde, te antwoorden; om nvenwol den eerbied te toonen, den levenden en gezegenden God, mijn Vader, verschuldigd; om voor de zaligmakende waarheid ook met gevaar van mjjn leven getuigenis af te leggen; om do harten dier beklagenswaardige!! te treffen, zoo zij welligt aan de genade mogten willen gehoorzamen, antwoordde on zeide ik; Ik ben het: Doch voorwaar ik zeg u; Van nu aan zult gij den zoon des menschen zien zetelen ter regterhand van de kracht Gods, en komende op de wolken des hemels.
Mijn kind, indien zij aan deze duidelijke, heilige en schrikwekkende woorden hunne aandacht had-uen geleend, zouden zij dan niet plotseling van refters in smeekelingen zijn veranderd geworden, zich aan mijne voeten hebben neergeworpen en om vergeving en ontferming hebben gebeden.-'
Doch' die ongelukkige Hoogepriester en zijn raad versmaadden de aangeboden genade en de heilzame vermaningen.
Trouwens de goddelooze, als hij in de tliepte nederstort, slaat tot verachting over.
2. Toen echter scheurde de voornaamste der priesters zijne kleederen, uitroepend; Hij heeft God gelasterd. Ziet, nu hebt gij de lastering gehoord. Wat dunkt u? En zij riepen eenparig, dat ik dos doods schuldig was.
Jv a deze goddelooze en wreede beleediging, die geheel den hemel met afschuw vervulde, zie, daar wachtten mij nog wreeder, nog bitterder
453
beleeJigingen. Want, dev/ijl liet reeils laat was geworden, ging de Hoogepriester met zijn gezellen ter ruste, en liet mij in de handen van liet laagst gemeen om gedurende het overige van den nacht gekweld to worden.
Wat gij ook doen moogt, nujn kind, met welke inspanning gij ze moogt overwegen, gij zult de smarten niet kunnen beseffen, die ik tijdens dien droevigen nacht lieb geleden.
Toen, mijn kind, spuwden zij in mijn aange-zigt, hetwelk de Engelen begeeren te aanschouwen; en zij, die mij gevangen hielden, trachtten om strijd mij te bespotten en te hoonen.
Eu om te vrijer to kunnen handelen, honden zij mij een blinddoek voor de oogon; en nu uitgelaten, gaven eenigen mij kaakslagen, anderen sloegen mij in hot aangezigt, met verachting zeggende: profeteer ons Christus, wie het is die u heeft geslagen? anderen eindelijk spraken tegen mij vele godslasteringen en doden vele onwaardige dingen.
Zie dan den Zoon van God, niet een mensch, maar als het ware een worm geworden, de spot der menschen en het uitvaagsel van hot volk!
Intusschen, mijn kind, gedroeg ik mij als een lam onder de hand des scheerders, mijn mond niet openend, noch cenig toeken van wraak, van afgekeerdheid of van ongeduld gevende.
Maar do grievende smarten in mijn Hart samenpersende, toonde ik in gelaten handelingen een onoverwinnelijke zachtmoedigheid, opdat die vijanden door zulk oen voorbeeld getroffen, bekeerd mogten worden, en gj', mijn kind, daar
454
door aangespoord, niet weigeren zoudt, mij uit liefde na te volgen.
Want als ik, do Zoon van den levenden en gezegenden Grod, zooveel wreedheden, zulke onbegrijpelijke beleedigingen uit liefde tot u heb verdragen, is hot dan te veel, als gij uit liefde tot mij oen beleedigend woord, of een spottenden naam, of de een of andore hoonende bejegening verduurt.
Indien gij oa mijnentwille iets dergelijks, dat vergeleken bij mijn lijden, hetwelk ik om uwent wille verdroeg, gering is, niet wilt lijden, gelooft gij dan, dat gij ware liefde jegens mij bezit, eene liefde, die mij of een leerling mijns Harten waardig is?
Ondervraag de Heiligen. Ook do minsten onder hen zullen u antwoorden met hunne daden, die zoowel hun als mij tot glorie strekken. Voorwaar die edelmoedige harten zouden zich geschaamd hebben, zo zouden hunno liefde voor niet of als oen valsehe liefde hebben beschouwd, en zij zouden zich de bijzondere genegenheid mijns Harten onwaardig hebben geacht, indien zij dc vernederingen, hun door mij aangeboden, met met liefde hadden verdragen.
Zeg niet, dat gij zooveel vernederingen niet kunt dragen, omdat gij nog geen heilige zijt. Immers gij kunt het, indien gij wilt, geholpen door de genade, die u niet zal ontbreken. Indien gij ze derhalve niet verdraagt, toont gij t met de daad, niet. dat gij het niet kunt, maar dat gij het waarlijk niet wilt. Indien gij geen heilige zijt, werk dan mede met do genade en lijd de vernederingen gaarne, en zie, gij zult een heilige worden
4. Mijn kind, zoolang gij onder stervelingen leeft, kunt gij, hetzij gij wilt of niet, niet van dergelijke vernederingen bevrijd blijven; daarom moet gij uw hart immer bereid houden, opdat gij, als het een ot ander u wordt aangedaan, terstond tot mij uwe toevlugt neemt en mijn hulp inroept.
Ja zelfs het zal gebeuren, en dit wel tot uw heil, mijn kind, dat de menschen u niet slechts weerstreven of u verwaarloozen, maar ook, dat zij u in uw aangezigt misprijzen of mot hoon bejegenen. Als gij dan niet terstond door het gebed tot mij uwe toevlugt neemt, zult gij u aan onrust en groot gevaar zien blootgesteld.
De eerstbeginnenden en zij, die in het innerlijk leven en in de verloochening des harten nog slechts weinig voortgang hebben gemaakt, zullen, wanneer de beleediging zich doet gevoelen, gemakkelijk ontroerd en in onrust worden gebragt; dewijl de natuur, die nog niet onderworpen is, bij de eerst gegevene gelegenheid opstaat en een hevige vrees voor vernedering en een levendig verlangen naar wereldsch eerbetoon opwekt.
Doch voorwaar, alle wereldsche eer is louter ijdelheid; trouwens zij steunt niet op waarheid, maar hangt af van de veranderlijke lippen der menschen, dio naar willekeur vleien of verguizen.
Maar de vernedering verdragen uit deugd, dat is ware glorie; dewijl dit den mensch mij gelijkend maakt en een eeuwige kroon verdient.
5. De beste verdediging van een goeden naam
is de heldhaftige edelmoedigheid des Harten. Is zelfs de zachtzinnigheid of grootmoedigheid niet meer in staat ook onder de menschen oen goeden naam te behouden of weder terug te krijgen dan haat of wraakzucht? deze toch bewijst dat men klein is van ziel, en toont duidelijk, dat het hart een slaaf is der hartstogten; gene echter pleit voor grootheid van ziel en voor een edelgezind hart, en dwingt ook onzo vijanden of weerstrevers tot zwijgende bewondering.
Daarom zeidc zelfs een heiden; zijn gemoed
te overwinnen.....zijn tegenstrever niet slechts
te prijzen, maar ook met weldaden te overladen .....die dat doet, hem vergelijk ik niet
met de uitstekendste mannen, maar ik oordeel hem Gode gelijkvormig.
Ik wensch evenwel, mijn kind, dat gij dit slechts op de tweede plaats beschouwt, en dat gij liooger klimt tot bovennatuurlijke beweegredenen, opdat gij de vruchten van uwe krachtige inspanningen en van uwe zware beproevingen niet moogt missen voor de eeuwigheid.
Yelen zijn er, die meer smaak vinden in de ijdelheid der wereld dan in mijn voorbeeld en die liever slaven hunner begeerlijkheden willen zijn, dan aan mij gelijkvormig te worden.
En sommigen laten zich door hartstogten zoo verre voeren, dat zij bij de hun aangedane beleedi-gingen liever hunne ziel den dood toebrengen en zich aan de straffen der hel blootstellen, dan zich de wraakoefening op den beleediger te willen ontzeggen, of do oogenblikkelijke beleeciging edelmoedig te willen vergeven.
457
quot;Wee den mensclien, die door het goddelijk geloof begunstigd, toch nog slechter loven dan do heidenen, welke alleen door de rede geleid werden!
Do ongelukkigen zullen eindelijk inzien, hoe dwaas en hoe slecht zij hebben gehandeld, toen zij, in plaats van door do aangeboden gelegenheid God te verzoenen, hunne zonden at te boeten en verdiensten te vergaderen, God integendeel tot gramschap uitdaagden, hunne zonden vermeerderden, en de straffen, die hun wachten, vergrootten.
6. Hoe vuriger er iemand op uit is, zich zeiven te overwinnen, hoe talrijker en moeijelijker de overwinningen zijn, welke hij op zich zelren behaald heeft, des te sterker zal hij innerlijk worden en niet des te meer gemak en vrucht zal hij zich toekomstige overwinningen verzekeren.
Schep derhalve moed, mijn kind; overwin u zeiven, opdat gij tot mij opstijget en mij navolgt. Beoordeel daarnaar uwe deugd en de opregtheid uwer liefde; wil daaraan onderscheiden, of gij een waar leerling mijns Harten zijt.
Ik wenschte, dat gij daarop wel uwe aandacht vestigdet, want indien gij de natuur, die zieli tegen het volgen van den goddelijken wil verzet, niet weerstreeft, dan, weet liet wel, moogt gij mirakelen doen, of ook dagelijks in verrukking geraken, dan is al uwe godsvrucht niets moor dan zinsbegoocheling.
Zijt edelmoedig en volg mij, uw geleider, uw beschermer en vertrooster; wil u niet bekommeren over hetgeen de menschen u aandoen of wat de weerbarstige natuur gevoelt.
458
Indien uw hart geen venvijtingeu doet, lieb dan vertrouwen, mijn kind, verdraag dan met een edel en zachtmoedig hart do aangedane be-leedigingen, want dan hebt gij een teeken, dat mijne genade met u is en in u woont. quot;Want eene schildering van het vuur brandt niet; zoo ook: de schijn van liefde lijdt niet op die wijze.
7. De leeklixg. O Jesus, God der opperste Majesteit! in waarheid, do overmate uwer vernedering is onbegrijpelijk, do overmate uwer lietde is onbevattelijk.
Alle knieën in den hemel, op aarde en onder de aarde buigen zicli voor U ; en zie. Gij wordt overladen met do beleedigingen van verworpene stervelingen. Gij wordt verzadigd met verguizingen! o Jesus, Gij zijt waarlijk zachtmoedig en nederig van Harte! want zie, als een lam te midden der wolven wreed verscheurd, wenscht Gij dozen 'nog door een wonder van uwe zachtmoedigheid te treffen, te bekeeren, te behouden!
Wee mijn hart, als het na dit alles zich aan de vernedering onttrekt, of eene beleediging, welke ook, wenscht te wreken! want als het aan zulk een voorbeeld, aan zulke liefde van God, die zich om mij zoo diep vernederde, nog weerstand biedt, wat staat hot dan ten laatste anders te wachten, dan do gestrengheid der regtvaardigheid.
Doch ik smeek ü, lieer, mijn God, regtvaar-dige Eegter en Vergelder, treed niet met mij in het oordeel, maar vergeef mij grootmoedig, wat ik ooit door haat of wraakzucht heb misdreven.
Zie nu in uwe tegenwoordigheid, allerzoetste Jesus, leg ik voor immer af en breng ik, on-
459
3b danks do inspraken dor natuur, ten offer, elke
et begeerte naar vijandige vergelding, naar wraak-
e- oefening, in één woord naar alles, wat met de
at liefde in strijd is.
nt Om alles, wat U dierbaar is, bid ik U, o Heer,
30 dat Gij goedgunstig dit offer moogt aannemen,
:e. wat ik met de smarten uws Harten vereenig en
te U aldus aanbied, en ik smeek U, dat Gij allen,
e- die mij beleedigen door een band der goddelijke
de liefde aan U verbindt en met tl vereenigt voor eeuwig.
er
dt --
na
en
HOE WIJ HET ALLERHEILIGST HART VAX JESUS TOT
JK UIEX GRAAD MOETEN NAVOLGEN, DAT WIJ MET
10- EEN 0PREGT HART MET HEM E1T OM HEM
ALS DWAZEN WENSCHEN BESCHOUWD
de TE WORDEN.
ke
ilk 1- Jesus. Toen de morgen was aangebroken,
oh liiijn kind, zie, daar kwamen alle opperpriesters
dt, en ouderlingen des volks wederom ten raad bij-
jn, oen; en weldra opstaande, geleidde heel die menigte, mij gebonden door de straten sleepende,
iir- naar Pilatus, een heidon, den landvoogd van
in Judea.
rat Buiten staande, riepen zij schreeuwend den
311. landvoogd tot zich en begonnen zij mij van vele eu
ste j verschillende gezochte misdaden te beschuldigen,
m- Doch toen Pilatus hoorde, dat ik uit hot ge-
_
460
bied van Hcrodus was, zond hij niij tot dezen, die koning was van Galilea.
Herodes, ook een heiden, verblijdde zich toen hij mij zag; want hij had veel over mij gehoord en hoopte een wonderteeken te zullen zien en zoo zijne wenschen te bevredigen.
Doch dien zinnelijken en onzuiveren mensch, die niet begreep, wat Godes is, gaf ik, hoewel hij zelf mij veel ondervraagde, en de Joden mij aanhoudend beschuldigden, niets ten antwoord, maar zwijgend leverde ik hem een welsprekend toonbeeld van zedigheid en heiligheid, opdat hij begrijpen mogt, hoe ik zwijgend en gepast hem vermaande, en hij door mijn voorbeeld tot bc-kecring mogt worden bewogen.
Doch dewijl de vleeschelijke mensch dat alles misbruikte, en niet begreep, waarom ik mij zelt niet verdedigde, waarom ik zijne gunst niet zocht, schreef hij mijne handelwijze toe aan onverstand en zinneloosheid.
Derhalve verachtte mij Herodes met zijne soldaten en bekleedde mij met een wit kleed, als ware ik een dwaas; zoo bespotte en beleedigde hij mij.
En in dezelfde kleeding mij naar Pilatus terugzendend, stolde hij mij aan de stad en aan de wereld als een zinnelooze ten toon.
2. De leerling. O Heer, mijn God! gij voor zinneloos gehouden! Spaar Hoer, spaar do goddelijke waardigheid van uw persoon.
Waarom verdelgt gij do heiligschenners niet met uwe bliksems, opdat de verachtelijkheid der menschen niet aldus uwe goddelijke Majesteit ontheilige.
461
Jesus. 0 kind! gij kent uw hart niet. noch het mijne. Want zulk een geneesmiddel werd er geëischt voor de hoovaardigheid uws harten.
Want indien gij ook na den Zoon van God, als een zinnelooze en dwaze om uwentwille behandeld gezien te hebben, u toch nog durft verhoovaardigen, wat zoudt gij niet doen, indien n dat voorbeeld niet ware gegeven? Zou niet uw eigenliefde in hare spitsvondigheid met eik-gebod don spot drijven en naar het toppunt van hoovaardigheid streven?
Loer derhalve uit de grootheid van het geneesmiddel de zwaarte uwer ziekte; en pijl van den eenen kant den afgrond der ellende uws harten en van den anderen kant do diepte der liefde van mijn Hart.
De eeno afgrond riep den andoren te hulp; de liefde mijns Harten heeft geluisterd en zich ten afgrond toe willen vernederen, om u aan den afgrond te ontrukken.
Want ofschoon ik de onuitsprekelijke smart der menschelijke natuur gevoelde, heb ik toch met een bereidvaardig gemoed deze diepte der vernedering gedragen, meenende, door zulk een liefdebewijs eenmaal geheel uw hart to zullen winnen, met dezelfde liefde te ontvlammen en eindelijk met dezelfde gewaarwordingen te zullen bezielen.
3. Het is een diep geheim, mijn kind, dat God zelf onder do menschen verschijnt als een dwaze; eon geheim, waarvan do liefde alleen eone verklaring kan geven.
462
Trouwens mijn Hart, door liefde vervoerd, werd door liefde voortgesleept tot vernederingen, tot verguizingen, tot bespottingen, tot den schijn van zinneloosheid, terwijl het de smart dev beschaming op bittere wijze gevoelde en tevens de schande bereidwillig omhelsde.
Indien iemand mij bemint, dan zal hij mijn woord onderhouden: Do leerling is niet verheven boven den meester; een ieder echter zal volmaakt zijn, als hij op zijn meester gelijkt.
Gij derhalve, mijn kind, gij zult, indien gij mij lief hebt, niet weigeren den naam van dwaas of zinneloozo met mij te dragen, wanneer ik ooit veroorloof, dat men u met dien naam bestempelt.
Wel is waar, het is niet geoorloofd, dat gij zelf daartoe de oorzaak stelt, maar wel moogt gij dulden, dat anderen daarvoor eene gelegenheid zoeken; of wenschen, dat zonder beleediging van God de gelegenheid worde aangeboden, waarin gij als een onverstandige ot zinnelooze om mijnentwille wordt gehouden ; dat is waarlijk heldhaftige deugd en de hoogste volmaaktheid.
4. Houd u bereid, mijn kind, om door de men-schen somtijds als dwaas beschouwd te worden, want zie, in welken levensstaat gij verkeert, gij zult als zoodanig somtijds worden aangezien, indien gij een waar leerling mijns Harten wilt zijn.
Immers het leven, dat niet in naam, maar met de daad innerlijk en godvruchtig is, schijnt den volgelingen van do voorschriften der wereld niets anders dan dwaasheid toe.
quot;Wat anders dan dwaasheid schijnt het hun te zijn: de tegenwoordige gemakken der wereld.
463
door de hoop op toekomende goederen te verachten ; de armoede en de onthechting aan het aardsche lief te hebben, zich te onderwerpen aan den wil en het oordeel van anderen, die zelfs in deugd en wetenschap beneden ons staan; de zinnen des ligchaams onophoudelijk te versterven ; zonder noodzakelijkheid nimmer voldoening voor beleedigingen te eischen : zijne vijanden met een opregt hart te beminnen; de vernederingen lief te hebben en ze als gewin te beschouwen ?
Welaan mijn kind, schep moed en verdraag niet een groot hart en met een blij gemoed alles met mij.
Want zie, wat gij doet, zal somtijds door mijn wijze beschikkingen niet slagen en aan uw onverstand worden geweten; anderen echter zullen in dezelfde zaak een gelukkigen uitslag ondervinden, waardoor gij, naar de mate het beter uitvalt, des te dwazer zult schijnen.
Als gij beschuldigd, met verwijtingen overladen en uitgelagchen wordt, zult gij met mij zwijgen en daarom zult gij als een zinnelooze beschouwd worden door hen; die de alles overtreffende wijsheid mijns Harten niet kennen.
Wanneer gij, om mijne eer te bevorderen, de geschikte gelegenheid in uw eigenbelang verwaarloost, zult gij aan velen toeschijnen het gezond verstand verloren te hebben.
Uwe voornemens om geheel u zeiven af te sterven; om voor mij alleen te leven, zullen sommigen door gebrek aan onderscheiding, ja zelfs door valsche godsvrucht geleid, als zinneloosheid beschouwen.
464
Deze eu andere dergelijke dingen zullen u overkomen, mijn kind, niet slechts van hen, die zieli beminnaars der wereld toonen, maar ook somtijds van hen, die zeggen een braaf leven te leiden, of die in den kloosterlijken staat leven, maar die, mijnen innerlijken geest niet bezittende, wel mijn deugden beminnen, waardoor zij aan-zich zeiven en aan anderen behagen, doch in mijne droefheden, beschamingen en vernederingen geen smaak vinden.
Van dezen mijn kind, die in het bovenmatige mijner vernederingen inderdaad ergernis nemen, zult gij somtijds des te zwaarder en des te bitterder te lijden hebben.
5. Wil den moed niet verliezen en laat uw hart niet neerslagtig worden, mijn kind, als gj door sommige stervelingen zoo behandeld wordt; integendeel, schep moed en verblijd u ten minste; lijd met geduld, als gij geen kracht genoeg bezit, het met blijdschap te doen.
Is het nietquot; verkieselijker, met mij als een dwaas beschouwd te worden, dan door de men-schen alleen als een wijze te worden aangezien.
Voorwaar, voorwaar, een ieder, die om mijnentwille in deze wereld voor een dwaze wil gehouden worden, hij zal in dit leven wederkeerig honderdvoudige goederen ontvangen en onverwelkbare glorie in het eeuwig leven.
Dit hebben de Heiligen ondervonden en zij hebben veel meerdere en betere goederen verkregen. dan zij vermoed hadden of durfden verwachten. Beproef ook gij dit, mijn kind, en gij zult het zelfde ondervinden.
465
6. Dat is de hoogste wijsheid, die de wereld cn hare volgeling-en vatten noch begrijpen kunnen, maar die de nederige en zachtmoedige leerlingen mijns Harten begrijpen en smaken.
Indien gij deze leering mijns Harten lief hebt en overeenkomstig haren geest handelt, verblijd u dan mijn kind, verblijd u: juich cn verheug u, want gij zijt in gelijkenis mij hot moest nabij gestreefd.
Weliswaar, mijn kind, het is een zeer moeie-lijke zaak; maar maak haar ligt door de liefde; en, om n te bemoedigen, denk er ook aan, dat zij spoedig een einde neemt en dat oene eeuwige belooning u vracht in den homel, waar gij weldra met mij zult zijn en waar gij, tusschen Engelen en Heiligen met meerder eer zult schitteren, naaide mate gij door zwaarder gewigt van vernederingen onder do mansschen werdt ter neer gedrukt.
Dit heb ik gezegd, kind mijns Harten, opdat als het zal geschieden, gij tot mij uwe toevlugt nemet, om in mij vrede en troost te hebben en mot mij te volharden.
De leerling. Ik belijd u. o Jesus, beste Vader, die dit den wijzen en voorzichtigen dezer wereld heb verborgen en het den kleinen en ne-aerigen leerlingen uws Harten hebt geopenbaard. Zoo is het, Vad er; de wij 1 het aldus U behagelijk was.
Die leering omhels ik met mijn hart zooveel ik kan, begeerig bovenal te kennen en to beminnen U, mijn allerzoetste Jesus, ü, als een dwaze beschouwd uit liefde tot mij.
Te laat, helaas! te laat heb ik dit verheven
30
geheim gekend; te laat heb ik deze bovenaard-sche wijsheid omhelsd, die do Heiligen onderwezen en gevormd heett.
Verleen mij, o liefdewaardigste Jesns, de genade, om volgens mijn verlangen mij zeiven vergetend en slechts aan ü denkend, door liefde naar U te worden getrokken, door liefde U te volgen, zoover zelfs, dat ik met U, indien dit uw welbehagen veroorlooft, een onverstandige, een dwaas, een zinnelooze schijne.
O Jesns, eindelooze zoetheid! met U wordt alles zoet: aan ü te gelijken is het hoogste geluk op aarde en liet veiligste onderpand des hemels.
VEEKTIEXDE HOOFDSTUK.
hoe wij xaar het voorbeeld van het allerheiligst hart van jesus wex-schex moeten, beneden allen gesteld te worden.
1. Jesus. In de geregtzaal teruggevoerd mijn kind, stond ik voor den landvoogd, die wist, dat ik uit afgunst door de priesters en de Plia-rizeën was overgeleverd.
Dewijl Pilatus aan mijn onschuld niet twijfelde, wilde liij mij bevrijden, indien hij dit zonder den Joden te mishagen doen konde. Daartoe verzon hij een middel, dat de onedele lafhartigheid van zijn gemoed aan don dag bragt en mij met de grootste schande overlaadde.
Gedurende de feestelijke dagen namelijk was
467
de landvoogd gewoon aan hot volk een der gevangenen vrij te laten, naar hunne keuze. Toen echter was er oen berucht gevangene, Barabbas geheeten:
Barabbas was inderdaad een roover, die wegens oproer in het gewest veroorzaakt, en wegens manslag in den kerker was geworpen.
Pilatus nu meenende, dat mij, den weldoener van alle.i, den beminnaar des vrcdes, den hersteller des levens, boven dien niensch door allen de voorkeur zou worden gegeven, sprak tot de vergaderde oversten der priesters, tot de hoofden des volks en tot het volk aldus: Het is de gewoonte, dat ik u tijdens het Paaschfeest een gevangene loslaat: Wien van beiden wilt gij dus, dat in vrijheid worde gesteld, Barabbas of Jesus?
Doch de geheele menigte, door de hooge-priesters opgezet, riep als uit éénen mond: ^iet deze, maar Barabbas.
Beschouw mijn kind, hoe dit mijn hart moest treffen: hoezeer het daardoor gegriefd werd, hoezeer het daardoor van één werd gereten.
En beschouw mij, staande naast Barabbas voor het oog van allen, en zie dan, hoe ik door de hoogsten en de laagsten werd behandeld, als de verachtelijkste der menschen. En tocli heb ik deze onwaardige verachting, ofschoon zjj mijn Hart ook niet smartgevoel verteerde, bereidvaardig verduurd, opdat ik van den ecnon kant dien ongelukkigen Barabbas, voor zooveel het in mijn vermogen was, en u mijn kind, en gehec! de wereld van do eeuwige verwerping mogt bevrijden; en opdat ik van den anderen kant u
: I
eon vooi'bocld zou geven, rijk aan vertroosting.
2. Neem het derhalve niet kwalijk, maar verdraag het geduldig en onderworpen met mij, wanneer gij beneden anderen gesteld wordt.
Wat wonder, indien gij, die stot' en niets uit u zelvcn zijt, veroorlooï't, dat gij om mijnentwille achter anderen gesteld wordt, terwijl ik, do God en Heer van alles, toegelaten heb, dat ik achter den laagste der stervelingen werd gesteld?
Sinds gij, zij het ook door een dagelijksche overtreding, tegen de goddelijk Majesteit hebt gezondigd, bobt gij waarlijk verdiend, niet slechts gesteld te worden beneden de menschen, maar ook beneden de redelooze wezens, die zich aan schennis of beleediging der Majesteit Gods niet schuldig gemaakt hebben.
Wanneer ik derhalve, mijn kind, veroorloof, dat gij berieden andereu geacht wordt, zijt daarmede tevreden, als waart gij op de plaats, die u toek'.mt.
En indien g';, meent, ondev uws gelijken gesteld te worden, wil dan niet naauwkturig gaan berekenen of afmeten, hoevele graden uws gelijke boven u verheven wordt; maar vestig nw aandacht op mijn voorbeeld, en daal met uw hart nog lager af, wetende, dat, hoe nader gij mij zijt in vernederingen, gij mij ook des te nader zult zijn in de glorie.
En hoe zoudt gij, mijn kind, een waar leerling mijns Harten kunnen zijn, indien gij de eerste wildet wezen, waar ik de laatste ben? Gaat dan do leerling voor den meester ? Een leerling te zijn, is dat niet don meester volgen?
Volg derhalve mij en zij- met mij gaarne do minste. Zie, lioevele er in de wereld zijn, die genoodzaakt worden, zich met do laagste plaats te vergenoegen, en dewijl zij dit met tegenzin doen, doen zij het ook zonder vertroosting, zonder verdiensten. Blijf gij, mijn kind, met een goed gezind hart aan mijne zijde en gij zult geen reden hebben, daarover spijt to gevoelen.
_ 3. Zalig zijt gij, mijn kind, indien gij gaarne uit lietde tot mij beneden pJlen wilt gesteld zijn! want indien gfj u dit wilt getroosten, zie, dan zult gij u heiligen door datgene, wat n ongetwijfeld zal overkomen.
Eenigen toch zullen somtijds verheven on als lichten op den kandelaar geplaatst worden; u zal men voorbij zien of onder do korenmaat verbergen.
Sommigen zullen gemakkelijk verkrijgen, wat zij vragen, eu men zal oordeelon, dat zij dit verdienen; wat gij vraagt zn! onredelijk schijnen, of men zal mconon, dat gij uw verlangen niet verdient vervuld te zien.
Wat anderen zullen zeggen, zal als gepast eu als beslissend worden gehouden; wat gij zegt zal ongeschikt en bespottelijk schijnen.
Anderen zullen naar hartelust hunnen nood klagen en bij velen medeljjden vinden; gij, zwoegend onder smarten of mooijeljjkheden zult, wanneer gij, door noodzakelijkheid gedreven, het waagt uwe klagten te uiten, als een verbeel-dingszieke worden beschouwd.
Do gebreken van anderen zal men met een schoenen naam versieren, doch uwe deugden zal
men als gevolgen van zwaklieid dos goestes verklaren. Jegens anderen zal men toegevend zijn; n daarentegen zal men berispen, voorgevende, dat gij dit niet sloclits verdient, maar dat dit noodig voor u is.
Niet weinige dergelijke dingen, mijn kind, waardoor gij beneden anderen gesteld wordt, znllen u overkomen, en als dit gebeurt, zal de natuur daardoor smartelijk worden aangedaan. Doch schep moed en volhard met mij, ondanks dat natuurlijk gevoel, liever niet mij de laatste, dan zonder mij de eerste te willen zijn.
Wil niet slechts bereidvaardig dulden, dat gij beneden anderen gesteld wordt, maar kies uit eigen beweging, waar gij ook zijt, ca dit op geoorloofde wijze doen kunt, voor u de laagste plaats; daar, mijn kind, daar zult gij mij vinden, daar mij met u hebben.
Indien gij dit gedaan zult hebben, dan zal Hij, die de nederigen verheft, eenmaal tot u zeggen: Mijn vriend ga hooger op. En dan zal het u tot roem verstrekken in liet gezelschap der Engelen en Heiligen.
4. Indien de waardigheid van uwen stand of van uwe betrekking u boven anderen stelt, dat dan de nederigheid uws harten u uit liefde tot mij op gepaste wijze beneden hen plaatse. Want aldus zult gij mij, wien alle niagt is gegeven, wel navolgen, u vele verdiensten vergaderen en aan anderen meer voordeelig kunnen zijn.
Wil niet gelooven, dat dergelijke handelingen aan de eischen van uw gezag te kort doen; want ofschoon het voor een overste passend en ver-
471
pligtend is, zijn gezag te hanclliaven, kan liij dit op geen betere wijze doen, dan door die nederige liefde, welke niet slechts den uiterlijken menseh alleen onderworpen houdt, maar ook zelfs hot hart inneemt en bewaart, het me1: liefde en vertrouwen vervult en in de beste gesteltenis brengt.
Wil niet het verrigten van grootsehe en schoone bezigheden voor u behouden en die van minder belang of aanzien aan uwe ondergeschikten overlaten; integendeel, laat voor zooveel het geoorloofd is, gene aan uwe ondergeschikten en behoud deze voor u. Zoo zult gij mijn voorbeeld volgen, de welwillendheid uwer ondergeschikten verwerven, cn hun gemoed ton g-oede sporen.
Zoo doende zult gij door uwe ondergeschikten meer en beters verrigten dan. gij alleen uit u zeiven vermogt te doen, cn terwijl gij aan het hoofd staat van anderen, zult gij met mij een van huns gelijken, ja zelfs als hun dienaar schijnen.
5. Verkies, voor zoover het aan u overgelaten wordt, liever ondergeschikt te zijn dan aan het hoofd te staan; ja, op welke plaats gij ook gesteld zijt, vermijd zelfs alle woorden en teekenen, die uw verhevenheid of uw verstand of andere gaven en goederen, waarmede men niet ijdel mag pronken, ter kennis brengen.
Meng u ook niet in eens anders zaken, alsot gij die zoudt willen verbeteren of bestieren; leen u ook niet te goreedè, tenzij do deugd zulks eisclit, tot het schenken van raadgevingen, als waart gij bekwaam daartoe.
Verdraag bereidwillig, dat anderen n in we-tenschappen of andere zaken, ja zelfs in uitwen-
472
dige deugden overtreffen; wat u betreft, doe met ijver, wat in uw vermogen is, berust voor hot óverige in liet goddelijk welbehagen en beroem u met mij in uwe vernederingen.
Weet liet wel, dat gij dan eerst tot ware heiligheid zijt gekomen, als gij uit liefde tot mij er uwe vreugde in vindt, inderdaad ot met een werkdadig verlangen u met mij op do laagste plaats te bevinden.
En indien gij tot dien trap van volmaaktheid nog niet kondet geraken; welaan, mijn kind, bid dan en span uwe krachten in; en gij zult dien later bereiken.
G. De leerling. O Heer, mijn God en zaligmaker! hoe goddelijk is uw leven; hoe verheven do leering van hot voorbeeld uws Harten! Wie toch, die niet door U met do zalving uws Gccs-tes onderwezen wordt, is in staat haar wel ie begrijpen.
Helaas, ireer Jesus! ik was dan tot heden zonder begrip; tot nu toe heb ik immers iiaar de verhovenste plaats gestaan, ofschoon ik L de laagste zag innemen.
Beklagenswaardige, die ik ben! hoe heb ik gedwaald! want ik heb U in vernederingen alleen gelaten, en blind en alleen naar ae hoogte strevend, ben ik verre van L atgeveken, iciie van uw Hart vervreemd geworden,
IJdel en bedorven als ik was, heb ik getracht onder de menschen uit te schitteren eii een en naam ie maken, terwijl mijn geweten getuigt, dat ik wegens mijne zonden, waardoor ik U, Jesus. tot overmaat van goddeloosheid en ondankbaar-
I
473
heid niet slechts aclitcr BarabLas, maar zelfs beneden don duivel lieb gesteld, waardig ben onder de voeten van een ieder vertreden en vooi- hemel en aarde met alle schande overladen te worden.
Onwaardig ben ik, o Heer Jesus, met U te zijn ook op do laagste plaats. Maar dewijl Gij in de eindelooze goedigheid uws Harten mij zoo vol ontferming hebt teruggeroepen, vertrouw ik ook, dat gij mij goedgunstig zult aannemen.
Gij hebt mijne oogen geopend, om mijne d waling in te zien, en mijn hart getroffen om uw gezelschap lief te hebben ook in vernederingen; geef mij bid ik U, genade, geef mij moed, dat ik daarin uit liefde tot U bereidvaardig mot U verblijve.
YIJ FT IEXDE HOOFDST ü K.
hoe het ai,tweeheiligst hart vax jesvs ln.wc'
de geeseling tebscheijed , ons leert dooi! vrijwillige vekstervixgen hem sa te voi-gks.
1. Jesus. Zie, mijn kind, toen Filatus tegen zijne verwachting, bespeurde dat do Joden mij achter Barabbas stelden, stond hij over zooveel nijd van hunnen kant verslagen; doch niettemin aan mijne onschuld geloovonde, wilde hij mij nog loslaten, maar tevens liet volk tevreden stollen.
Twee hoeren willende dienen, van den eenen kant namelijk, do menschen behagen, en : van den anderen kant aan de stem van zijn
474
geweten gehoor willende leenen, beproefde hij tot mijne beTrijding een ander middel vol onregt en wreedheid.
Hij besloot namelijk, mij in zulk een toestand te brengen, dat de menschen, zoo zij nog een men-
schelijk hart bezaten, mij niet zouden kunnen aanzien,zonder door medelijden bewogen te worden.
Ik heb, zoo sprak hij, geen schuld in dezen mensch gevonden; ik zal hem dus kastijden en dan loslaten. Terstond deed hij mij door zijne dienaren aangrijpen, om gegeeseld te worden.
Zie, weldra hadden de soldaten mij aan de kolom gebonden; dra hebben zij door een regen van gcoselslagen met even zoovele wonden mijn ; iigchaam verscheurd: zij worden door anderen vervangen, die om strijd de slagen en mijne wonden vermeerderen.
Zio liet bloed van alle zijden, alles rondom purperen en zelfs de beulen bespatten! Doch | dezen, in woede ontstoken, slaan met heviger in- l scanning en korven en rukken mijn vleesch 1 van een!
Verdelgen wij hem, zoo schreeuwen zij, verdelgen wij hem uit het land der levenden, en da zijn naam niet moer herdacht worde!
Do hemel wordt door dit beweenenswaardig : j schouwspel bewogen; de Engelen sidderen van . verbazing en ontroering o ver de overgroote liefde I mijns Harten jegens de menschen.
2. quot;Wat u betreft, mijn kind, overweeg met ; godsvrucht en oplettendheid deze verbazende kwel- = lingen mij aangedaan en leer, hoe zwaar, hoe verschrikkelijk de zonden des vleesches zijn, die
475
zulk eeno voldoening eiseliten. Roepen dezo wonden niet allen toe, ten minste uit medelijden niet meer in te willigen den wellust des vleesches en mijne smarten nog mot nieuwe smarten te vermeerderen?
Leer ook, lioe groot do liefde mijns Harten is, waardoor ik, onschuldige, mij bereidwillig aan do straf dor schuldigen onderwierp. J a, mijn kind, do liefde, de vurige begeerte om allen to verlossen, was oorzaak, dat ik met geheel mijn Hart mijn vlekkeloos ligohaam aan mijne beulen overleverde en vrijwillig do marteling der gee-seling verdroeg.
Leer eindelijk, hoe gij dat ligchaam moet behandelen, dat het uwe is, dat in zonden ontvangen werd, in hartstogten toenam en tot het kwade geneigd is.
Zie eens, wat de Heiligen geleerd hebben; bemerk, waarom zij hunne ledematen verstorven, op vrolko wijze zij al hunne zinnen gekastijd hebben.
Hunne harten namelijk waren gelijkvormig aan mijn Hart on daarom bragton zij ook do zelfde vruchten in hun ligchaam voort. Xeeti zij achtten zich niet gelukkig, wanneer zjj ook üierin niet oonigszins op mij geleken.
3. Derhalve mijn kind, moogt gij ook een regtvaardigo zijn, versterf evenwel uw vleesch, eensdeels, opdat het niet opsta en u ten verderve voere, ten andere vooral, opdat gij aan mij gelijkvormig en aldus heilig moogt worden.
Velen zijn bemimmren van zich zeiven, zinnelijke menschen, schoon zij daarvoor niet willen gehouden worden, die geen smaak in do ver-
sterving lioblieii en altijd liet een of ander voorwendsel gereed hebben, om zich aan do Terster-ying te onttrekken.
Dwaze en misleide zielen! Voorwaar, voorwaar, bijaldien gij geen boetvaardigheid zult gedaan hebben, zult gij allen gelijkelijk omkomen. En indien iemand, hij moge dan ook een Heilige, ja een Engel schijnen, het tegendeel zegt, hij zij gevloekt.
Herinner ü, wat de Geest zegt: ,, Die Christus toebehooren, hebben hun vleesch gekruizigd met deszelfs ondeugden en begeerlijkhedenquot;
De wijsheid des vleesches is do dood; doch de wijsheid des geestes is leven, en daarenboven vrede en vreugde.
Derhalve, indien gij volgens het vleesch zult geleefd hebben, zult gij sterven; maar als gij | door do werken des geestes het vleesch zult ver- J storvon hebben, dan zult gij leven, en vrede en bljjdschap des harten genieten.
4. Mijn kind, beziel u met dion liefdegeest, I waardoor mijn Hart zich aan de bittere geese- | ling onderwierp, en gij zult de versterving ligt en hare vruchten zoet en heilzaam- vinden.
Noch tijd, noch plaats is er, waarop gij niet 1 in staat zijt, een uwer zintuigen te versterven, i Ja, zijt gij niet verpligt, waar gij ook zijt, met i meerder toeleg uw ligchaam te versterven, om ' mij na to volgen en den hemel te verwerven, j| dan de zondaren de lusten huns vleesches bevredigen om mijne geeseling te vernieuwen en zich de hel te verdienen ?
Schep moed, mijn kind en vrees niets. De
477
vrijwillige versterving is de weg des levens, der vrijheid, dor kalmte, der deugd en der heiligheid.
Zalig, die dezen weg bewandelen! hun geluk is slechts gekend door hen, die hot ondervonden hebben.
15. Die zich niet versterft in onverschillige en geoorloofde zaken, liij zal zich bijna ol'in 't geheel niet versterven in noodzakelijke 01 ongeoorloofde ! dingen.5. Die zich niet versterft in onverschillige en geoorloofde zaken, liij zal zich bijna ol'in 't geheel niet versterven in noodzakelijke 01 ongeoorloofde ! dingen.
Wilt gij ! eeren, u zelven in groote dingen te versterven, versterf n dan volhardend in het kleine.
De nieuwsgierigheid der oogen, het vurig ver-•' langen om nieuws te hooren, do begeerte naar ij dele gesprekken, do lust naar aangename geuren, do neiging te genieten, wat de zinnen streelt, nu eens de begeerlijkheid om te eten of ! te drinken zonder voldoende reden, dan weder 5 het voornemen, 'iets te doen, wat anderen } hinderlijk is; deze en dergelijke dingen kunnen de stof voor herhaalde, ja voor aanhoudende vor-I stervingen uitmaken.
Deze, mijn kind, zullen trouwe w.;cjiters zijn | van uwe onschuld; deze zullen hot voedsel zijn der goddelijke liefde; zullen in uw hart den ; ijver bewaren; deze zullen de voortdurende offers zijn, op het altaar van hot innerlijk heiligdom ; opdragen, welke met do offers van mijn Hart veroenigd, onophoudelijk in geur van zoetheid zullen opstijgen tot don troon des Allerhoogsten. Deze kleine en dagelijks herhaalde offers zijn passend en nuttig voor allen, voor jongen en ouden, voor zwakken en sterkon; voor beginnenden, voortgaanden en volmaakten; en niemand kan
478
zich daaraan onttrekken, zonder oen toeken van laauwheid te verraden.
Daarin ligt geen gevaar voor do gezondheid van wien ook: daartoe behoeft geen verlof gevraagd te worden: zij zijn voor ieder veilig en heilzaam.
G. Groote verstervingen eehtor kunnen niet allen gelijkelijk op zich nemen; niet allen toch hebben do zelfde behoefte, noch de zelfde lig-chaamskracht, noch eindelijk een zelfde roeping.
Daarom is het raadzaam de bijzondere omstandigheden aan onzen geestelijken leidsman gepast te openbaren, met hem wij slijk de mate van ! versterving te bepalen, zonder zijnen raad niets buitengewoons te ondernemen, om niet door den schijn van goed liet ware goed te verliezen, noch ons voor grooter goed ongeschikt te maken.
Onder de verstervingen verdienen zij de voorkeur, welke uit haren aard meer geschikt schijnen om de zinnen aan den geest en aan de genade te onderwerpen on die u meer geschikt maken, overeenkomstig mijn voorbeeld de tegenspoeden met kracht te verdragen.
Doch vóór alle moeten die omhelsd worden, welke door mij, door de Kerk, door de Oversten worden voorgeschreven. Deze worden heiliger en met meerder zekerheid beoefend dan andere, welke door eigene keuze worden opgelegd; deze dragen meerdere onkostbaarder vruchten, dewijl bij do versterving nog do deugd en de verdienste der gehoorzaamheid gevoegd wordt.
Mijn kind, als gij u met een dankbaar hart in het geheugen roept hoe ik verwond ben ge-
479
vorden om uwentwille, cu verscheurd om uwe zonden, dan zult gij mot den Apostel er op uit zijn, de teekenen mijner wonden in uw ligehaam te dragen en zoo te leven, dat mijn leven in het uwe geopenbaard wordt.
!. De leerling. O mijn Jesus en mijn God! Waarlijk, Gij zijt do man van smarten; want zie. ik beschouw U gegeeseld en ik zie geen gedaante' geen schoonheid meer aan U; als een niolaatsehe en een geslagene zijt Gij, zoo, dat Gij onkennelijk zijt geworden.
Waardoor, helaas! waardoor, zoo niet door mijne zonden, zjjt Gij tot zulk een uiter.st gebracht? ik, verachtelijk kind der menschen, heb wreedelijk gezondigd, en Gij, opperste God,'boot. daarvoor met zooveel eu zoo groote smarten met zooveel en zoo groote wonden!
O welk een Hart hebt Gij Heer Jesus! Hoe groot is de overmaat uwer liefde, die U dat alles voor mij deed lijden! O beminnelijkste, o zoetste Jesus! W elk een magtige beweegreden om op U te vertrouwen, hoe ellendig quot;ik dan ook ben! welke dringende aansporing, U uit geheel mijn hart te minnen!
Hoe onnatuurlijk echter, hoe afschuwelijk zou het zijn, door do zonde uwe marteling to vernieuwen, terwijl ik verpligt ben, gedurende allo eeuwigheid U mijne dankbare liefde daarvoor weder to geven.
Vorkiezelijker is liet voor U duizendmaal te sterven, _ dan zoo iets te bestaan. Ja, Heer, liever wil ik hier uit liefde totU den geest geven, ; dan tegen U te zondigen.
480
En om dit inderdaad te voorkomen, sclieni; mij daarom do genade, mijn ligchaam volhardend onder bedwang te houden en mijne f zinnen bij elke gelegenheid te versterven.
Geef mij, smeek ik U, vurige liefde voor U, en zie, de versterving zal mij een leven zijn, waardoor ik voor U leef, U navolg, U onophoudelijk vereer, U dagelijks een otter breng, nu een slachtoffer van lof en dankbaarheid, dan een zoen- I offer van zintuig of neiging, dan wederom een 1 brandoffer van geheel mijn hart.
ZESÏ1 EX 1)E HOOPDSTUK.
hoe wij uit het vooebeeld vax het allerheiligst hart van .insus leesex 3ioeteh', ligcha5ielijke ziekten ex smaetex te verdragen.
1. Jesus. Mijn kind, na do geeseling, terwijl geheel mijn ligchaam nog droop van het bloed, zie. daar geleidden mij de soldaten in den voor-hof van do lijfwacht en riepen daar geheel de wacht bijeen.
En een kroon van doornen vlechtend, plaatsten zij die wreedaardig op mijn hoofd en gaven mij een riet in de regterhand.
En nu kwamen zij beurtelings voor mij neder-knielen en bespotteden mij: en weder opstaande namen zij liet riet en sloegen daarmede op mijn hoofd en zoo de scherpe punten der doornen
481
dieper doordringend, doorboorden zij mijn hoofd van alle zijden.
Nu, mijn kind, klommen mijne smarten tot oen onuitsprekelijk uiterste; en dewijl ik die kroon bleef' dragen tot den laasten snik, zouden zij steeds voortduren en onophoudelijk toenemen.
Zie, ik sleepte mijne gebrokene leden en we. kneusde ledematen mede, en al mijne ziiitui'gt;-eii waren krank en bijna magteloos door de quot;root-lioid der smart!
Van de voetpalm tot aan de kruin van mijn hoofd was er innerlijk of uitwendig geen «■ezond doel meer in mij.
2. Nimmer, mijn kind, zult gjj do smarten van mijn Lijden beter begrijpen, dan wanneer gij dezelfde smarten lijden zult; wanneer gij uw iigchaam door smarten gemarteld en uwé zici door droefheid verteerd zult voelen.
Wanneer do mensch van fortuin, van een quot;'oedeu naam of van andere uiterlijke zaken beroofd wordt, dan valt dit zwaar, o ja en bitter voor de natuur; doch voel zwaarder, veel bitterder is het, door ligchamelijke ziektopijnen gekweld te worden.
Want boven die uiterlijke dingen kan de mensch door grootmoedigheid zich mot behulp der genade zoo zeer verheffen, dat hij de oorzaak of het gevolg der wederwaardigheden vergeet of niet acht; doch in ziekten des ligchaams kan hij niet ongevoeliquot;-zijn voor hetgeen hij gevoelt en wat hij ook doen moge, altijd en overal draagt hij zijne ziekte mede.
Evenwel, moge de ziekte een'zwaarder lijden zijn, grooter zjjn ook de goederen, die zij' don geduldigen lijder oplever!;. 31
i.
482
Daarom, mijn kind, zij liet uwe grootste zorg liaur met een welgezind hart te verduren en daarbij, zoo veel doenlijk, do gesteltenissen mijns Harten na te volgen.
3. En wel ton eerste; als gij eenige ziekte ge-voelt, neem haar dan aan, als oene bezoeking van do liefde mijns Harten, ten minste mot het / hart zeggend: Gezegend de Heer, die zijn kind bezocht heeft! Eu wil dit niet nalaten, ofschoon gij bespeurt, dit slechts met moeite te. kunnen doen; daardoor toch zult gij des te gemakkelijker den weerzin der natuur overwinnen en meer verdiensten vergaderen.
Onderwerp u vervolgens zoo goed gij kunt aan : den goddelijken wil; en vernieuw die heilige onderwerping zoo dikwerf mogelijk, verzekerd daaruit zeer groote sterkte en grooten troost te zullen putten.
Vereenig daarna uwe smarten met de mijne, en doe dit herhaaldelijk tot verschillende doeleinden, al naar dat de noodzakelijkheid of liet nut of ook de godsvrucht het zal vergen.
Door deze goddelijke vereeniging, welke van zalvende genade overvloeit, zullen uwe smarten gelenigd en voor u ligter en zoeter worden.
Eindelijk, mijn kind, om u ter volharding te ondersteunen en om uwe ziel in vrede te bezitten, moet gij, zoo veel mogelijk, uwe oplettendheid en uwe gedachten afleiden van de oorzaken uwer smarten, ja ook van uwe smarten zeiven; vestig daarentegen uwe aandacht op mijn voorbeeld en op het onoverwinnelijk geduld der Heiligen, en
483
rg 1 bedenk, welk een onmetelijk, welk een zoet loon en I »0 'n ^611 hemel ault verworven, bijaldien gij ins J '■■00r vrijwillig ongeduld niet verliest.
4. Dewijl gij intussclien, mijn kind, veel ge-,-0. nade noodig hebt en nit u zeiven niets ter zalig-licid doen kunt, moet gij overeenkomstig uw iet vermogen volharden in het gebed; vooral in korte ad en vurige gebeden, op deze en dergelijke wijze
r0n tot mij verzuchtend: Zie lieer, wien Gij tot den [en dood toe bemind hebt, is krank. . . . ! . Heer.
-er See^ geduid......Geef onderwerping.....
er. Geef vereeniging met u ten einde toe.
En als de ongesteldheid toeneemt, zult gij wel lan doen, hetgeen een leerling van mijn Hart het gt;11- passendste is, indien gij uw ligehaam hidor-;rd daad als een levende offerande aan mij opto draagt, en den dood aanneemt op dien tijd en op die wijze te ondergaan, naar het mij behagelijk ne, •! Za1
)el. p Weet wel, mijn kind, dat gij somtijds, hoe-of ■ zeer ?}} daar ook tegen strijdt, zeer geneigd zal Z1J^ moed te verliezen, Herinner u, dat
dit het gevolg is der kranke en der kwijnende na-«in tuul') waardoor gij u niet moet-en ook niet moogt eten laten ontstellen. Draag slechts zorg, daaraan niet toe te geven of te veel in te willigen. Want . te daarvoor buigende of daaraan toegevend, zult gij ten, 011 vergeefs uwe smarten vermeerderen en zelfs 1 en 11 w hart in slechte stemming bréngen, wer . Indien uwe smarten en angsten u somtijds zoo stig i verre voeren, dat gij zelfs naauwelijks van do 1 en li v ormogens uwer ziel ter herinnering gebruik kunt
en I maken, blijf dan rustig tusschen mijne armen, __
484
cn wil niet met geweld of mot angst gevoelens of oefeningen van deugd verwekken, maar stel u met kalme onderwerping aan mij tevreden.
Zali,quot;- liij, die in ziekte volhardend met den zaligmakenden wil Gods vereenigd blijft! Zoolang tocli als hij één is met het goddelijk welbehagen, rust hij aan mijn Hart en is alles veilig'
Mijn kind, verlies den moed niet, of wil niet mistroostig worden wegens de grootheid of den langen duur uwer smarten; herinner u, dat vele Heiligen hun leven lang in de grootste smarten gesleten en, daarin onderworpen, zich geheiligd hebben; en beschouw, hoe uw lijden, het moge nog zoo groot en zwaar zijn, niets is in vergelijking niet do onmetelijk en eeuwigdurende blijdschap, waarmede uw geduld weldra in den hemel beloond zal worden.
Roep u de overmaat mijner kwelingen en mijn martelaarschap in het geheugen, dat geheel mijn loven voortduurde; eu herinner u, dat ik dit alles vrijwillig iced uit liefde voor u. Dat zal u veel hel pon, om uwe wederwaardigheden uit liefde tot mij standvastig te verdragen.
5. Word niet vrijwillig lastig of ongeduldig jegens hen, die de zorg over u hebben. Uwe ongesteldheid zal dikwijls oorzaak zijn, dat zij u onoplettend of zorgeloos toeschijnen.
Zooquot; dikwijls het noodig of gebruikelijk is, moogt gij mij met nederigheid en liefde te kennen geven, wat gij voor u noodzakelijk of nuttig gelooft te zijn. Doch houd u intusschen in dit stemming, dat, hetzij men uw verlangen inwilligt of niet, gij evenwel onderworpenen tevreden blijit.
48.quot;
Aanvaard en lijd geduldig alles wat u van de zijdemver oppassers te lijden overkomt, al ware dit ook niet liet minste deel van uw lijden. Trouwens, dit levert wegens de bitterheid der omstandigheden, waaronder hot geschiedt, groote verdiensten op.
6. Wacht u, mijn kind, onder voorwendsel van ongesteldheid aan het vleesch toe to geven. Op dat punt dwalen er niet weinigen, die door de ziekte niet slechts niet beter, maar integendeel slechter worden, wijl zij zich beminnaren des ligchaams en slaven, der hartstogten gemaakt hebben.
Geef aan het ligehaam, wat het toekomt; doch zoo min ingoede als slechte gezondheidstoestand, zoo min tijdens het leven als in do uur van uwen dood moet gij voedsel geven aan de ongeregelde neigingen des vieesches, die zoowel tijdens gezondheid als gedurende gevaarlijke ziekte evenzeer verstorven moeten worden.
Onderwerp u aan lastige geneesmiddelen, aan smakelooze en bittere dranken uit een geest van versterving. Des te kostbaarder is deze versterving, des te zuiverder verklaring is zij van uwe liefde jegens mij, naar de mate zij lastiger is en meer tegen neiging der natuur strijdt.
7. Wil u, mijn kind, tijdens uwe ziekte niet bezig houden met verlangens, om uw ambt of betrekking te vervullen; voor u zeiven of voor anderen te arbeiden, werken van godsvrucht te verrigten; kortom andere goede dingen te doen, die met uwe ongesteldheid niet gepaard kunnen gaan.
•ISC)
Dergelijke dingei! dienen tot niets, tenzij om U nutteloos te bedroeven, n kwalijk te verontrusten, of mij te mishagen.
!k eiseli ze dan niet van u, mijn kind; wat ik van u verg is: met een goed gezind hart te lijden, in overgeving aan mijnengoddelijken wil.
Doe slechts, wat ik van u eisch: en laat al het overige aan mijne Voorzienigheid over, die zonder u, alles zeer goed kan en en weet te regelen.
8. Zie. toe, mijn kind, zie wel toe, dat gij tijdens uwe ziekte niet uwe eigene leiding volgen wilt. Want in dien tijd vooral, zult gij, zooals een blinde den blinde, u in eenen afgrond leiden.
Gehoorzaam godvruchtiglijk aan uwe Oversten en laat u door hen van mij bestieren. Eer den geneesheer, omdat het zoo behoort en zrjt hem in eenvoudigheid des harten onderdanig.
Wil ook in ongesteldheid u zeiven niet te kort doen door verwaarloozing of zorgeloosheid; maar maak op redelijke wijze gebruik van de middelen. God, van wien alle genezing komt, biddende, dat hij zieh gewaardige, u daardoor de gezondheid weder te geven, als het u zalig is.
Als gij dit gedaan hebt, gelooi' dan dat de ziekte, hoe zwaar zij ook wezen moge, voor u heilzaam is, dewijl zij volgens den goddelijken wil is.
Welaan, mijn kind, zijt vrijwillig een martelaar in uwe smarten uit liefde tot mij, die door de overmaat aller smarten de koning aller Martelaren ben geworden.
lieb geduld, o kind mijns harten, heb geduld; zie! nog een weinig tijds en uwe smart zal in vreugde verkeeren en ik zelf, die uit liefde
487
tot u mot doornen gekroond werd, zal u met glorie en oere kroonen.
9. De leerling. Zijt gezegend, Heer, omdat Grij uw kind bezocht hebt, om mij in dezen tijil ontfermend voor te bereiden voor de eeuwigheid!
O mijn God, hemelsche Verzorger der mensehen! Zie, in uwe handen vertrouw ik mijn lig-chaam en mijne ziel. G-ij weet, wat voor mij het beste is; doe met mij, wat Gij in de goedigheid uws Harten wilt.
Ik lijd veel, o Heer Jesus; Gij weet het. Help mij met uwe genade; versterk mij met uwe liefde. Wilt Gij, dat de pijn langer dure, vermeerder dan, smeek ik U, vermeerder dan de genade, vermeerder het geduld.
Al mijn lijden, vereenig ik met uw lijden, dat veel smartelijker was en ik bid LT, alles tot Uwe eer en tot mijne zaligheid te doen strekken.
Verleen mij deze groote gunst, welke ik U door Üw allerwelwillendst Hart smeekend vraag, dat Gij mij met U onafscheidelijk vereenigd hou-det en zoo naar den eindpaal van alle ellende geleidet, naar do eeuwige zaligheid.
ZEV ENTIENDE HOOFDSTUK.
hoe wij, naak het voorbeeld vax iibï aller-héiligst hart van jesus, den dood moeten aannemen.
1. Jesüs. Gekroond met doornea, mijn kind, en met een purperen mantel omhangen, bragt,
488
Pilatus mij naar buiten en mij aan al liet volk toonend, zeidc hij: „ziet den mensch!quot;
Doch toen dc Joden mij zagen, werden zij niet ycrwcekt, integendeel, hooger nog klom hunne dorst naar den laatsten druppel van mijn bloed; en allen to gelijk schreeuwend, riepen zij eenparig: „Kruisig hem, kruisig hem!quot;
Andermaal te leur gesteld en meer nog onthutst dan te voren, zeide Pilatus: ik vind geene schuld in hem. Doch zij drongen nog heviger aan en bedreigden hem: Indien gij dezen loslaat, zoo spraken zij, dan zijt gij geen vriend van Cesar.
Nil idonde, dat hij mij niet konde los'.aten zonder do gunst des volks en welligt ook die des keizers to zullen verliezen, vormde Pilatus zich een valsch geweten en viel zoo in eene noodlottige begoocheling van zich zeiven. Ten aanschijn namelijk van gctieel het volk zijne handen wasschend, sprak hij: „ik ben onschuldig aan het bloed van dezen Eegtvaardige; gij moogt toezien.quot; Doch zij ricpeu met luider stem: „zijn bloed kome over ons en over onze kinaeren!
Toen sprak Pilatus het vonnis uit: waardoor hun eisch werd ingewilligd en leverde mij, wien hij telkens herhaaldelijk onschuldig bevonden en onschuldig verklaard had, volgens hun verlangen over om gekruisigd te worden.
2. O! wie, mijn kind, wie zal verhalen, wat toen mijn hart gevoelde. Zio uit den hemel was ik neergedaald, om de wereld te troosten en zalig tc maken; ik had hitte en koude verduurd, dorsten honger geleden, ik had mijn leven gc-
480
sleten in onoplioudelijken arbeid, in onverpoosd lijden, alles, eindelijk had ik ten offer gebragt, om allen gelukkig te maken; en voor dat alles gewordt mij van hen de dood, en wel de dood des kruises!
quot;Welke smart doorboorde mij hot Hart wegens zoo veel ondankbaarheid, wegens zoo veel onge-regtigheid des menschen! Welke smart wegens de verstoktheid hunner harten, die niet verachting van het aangeboden geluk, zich geheel en al aan het onheil prijs gaven! Welke smart wegens de droefheid mijner heiligste Moeder en mijner beminde Leerlingen, aan wie ik mij niet slechts op een zoo bittere, neen ook op zulk een schandelijke wijze zag ontrukken.
Maar toch heb ik het doodvonnis met een onderworpen Hart omhelsd, niet ziende op de schandelijke boosheid van hen, die mij veroordeelden, maar op het welbehagen van mijnen hemel-sohen Vader.
Trouwens de Vader wilde uit hunne overg-roo-te boosheid, die zij door het misbruiken van hun vrijen wil bedreven en welke Hij veroordeelde, evereenkomstig zijne eindelooze wijsheid het hoogste goed trekken, de verlossing namelijk der wereld.
Daarom heb ik mij, ondanks het smartgevoel der menschelijke natuur, met een zeker boven-natuurlijke blijdschap aan den dood onderworpen, waardoor do wereld gered, de hemel geopend, de goddelijke Majesteit verzoend en geëerd, eindelijk ook mijn Hart weder bemind en in alle eeuwigheid grootelijks geprezen zoude worden.
Mijn kind, onderzoek ijverig deze gesteltenissen
*
490
mijns Harten; neem deze gevoelens over; aanvaard, voor zoo veel liet in uw vermogen ligt, den dood, die u wacht met dezelfde stemming.
Wetende, dat alle menschen van nature den dood vreozen, en liem ais liet versciirikkelijkste van al wat ons op aarde kan overkomen, ducli-ten wegens liet vevledene, het tegenwoordige en wegens do toekomst, daarom gedoogde mijn Hart niet, lien zonder een voorbeeld te laten, waaraan zij zich zouden spiegelen en waarin zij zoeten troost zouden vinden.
Zijt derhalve niet verbaasd, mijn kind, noch onsteld, indien gij u bij de nadering des doods hetzij hij niet de daad, hetzij in verwachting nader treedt, een hevigen afschrik en weerzin dor natuur in u gevoelt. Daar is volstrekt geen kwaad in gelegen: al dat natuurlijke zal, zoo gij slechts wilt, tot uw heil verstrekken.
Wil slechts met die gewaarwordingen der natuur niet instemmen, opdat zij u niet in slechte gesteltenis brengen of u beletten, u aan den goddelijken wil, wien al, wat natuurlijk en geschapen is, onderworpen moet zijn, te onderwerpen.
Lijd geduldig allen weerzin der natuur en maak daarvan gebruik ais van de gelegenheid, om groote deugden te beoefenen en vele verdiensten te verzamelen.
4. Mijn kind, veroorloof der verbeelding niet, wild rond te dolen; volg evenmin de natuurlijke rede, om de beschikkingen der goddelijk Voorzienigheid te onderzoeken, eindelijk, buig u ook niet voor uwen wil, hoe goed en heillig hij u
scMjne, opdat gij niet in gevaarlijke zinsbegoo-clieiingen vervallet.
Neen, onderwerp, na uwe verbeelding beteugeld te hebben, én uw verstand én uwen wil aan mij; daardoor zult gij niet weinig verdiensten vergaderen en tevens kalm en veilig zijn.
Wanneer gij smart of angst ondervindt omtrent zaken of personen, die u door den dood ontrukt worden, wil ook daardoor mv hart niet laten verontrusten. Uwe onrust zal immers huu zoo min als U eenig voordeel aanbrengen, doch wel zeer nadeelig zijn.
Indien gij gedaan hebt, wat gij voor hen moest en kondet doen, laat dan alles over aan mij,
die weet, wie u omgeven en die ;n de liefde mijns Harten voor de uwen veel beter zorg draag dan gij het zoudt vermogen.
Houd mijn voorbeeld in uw gohougen, mijn kind; herdenk, hoe ik mijne dierbaren verliet en aan het goddelijk welbehagen overgaf. Houd u daarmede bezig en troost u daarmede.
Treur ook niet, mijn kind, omdat gij dat leven reeds moet verlaten. Immers, wat is het aardsche leven, dan onophoudelijke kommer?
Wat is het verblijf in deze wereld anders dan een verwijlen in ballingschap! Wat eindelijk is het verkeer onder de menschen anders dan een zich vervreemden van mij en van de Engelen.
Als gij de zaak wel beschouwt, dan is, bijaldien ik u roep, de dood beter dan hot bittere leven. Want de dood is liet einde van de kwalen der wereld, een vertrek van hier naar mij,
T
492
het begin der goederen, die aan geen wisseling of beperking onderhevig zijn.
De leeeling. Ja, Pleer Jesus, indien ik wist, dat ik na mijnen dood met U onder de Heiligen zoude zijn, voorzeker, dan zou ik mij niet bedroeven, maar veeleer verblijden: voorwaar, dat verschrikt, dat beangstigt mij, niet te weten, welke toekomst mij wacht, of' ik haat of liefde zal waardig gekeurd worden: welke eeuwigheid mij dus te wachten staat: een gelukkige of een ongelukkige.
Jesus. Wat vreest gij, mijn kind, of waarom kwelt gij u met ijdele angsten? Weet, dat de mensch, die zalig' wil worden, (hij moge dan ook nog zulk een slechten weg bewandeld hebben), en daartoe wil mede werken, nimmer verworpen zal worden door mij, die de zaligheid van alle menschen wil.
Zijt er van verzekerd, dat ik liet ontbrekende aanvul van ieder, die doet, wat in zijn vermogen is. Doe derhalve in vrede, wat gij kunt en werp u, wat liet overige betreft, aan mijn Hart; daar, mijn kind, zult gij nooit te gronde gaan.
Wees daarom kalm, en bereid, zooveel gij kunt, u zeiven voor tot den overgang uit het tijdelijke naar het eeuwige.
6. Én wel op de eerste plaats offer u zeiven aan mij op met een onderworpen hart en bid, dat ik uw sterven in vereeniging met mijnen dood aanneme, als een zoenoffer voor al uwe misdaden, ter voldoening van al uwe schulden, als eene eerebetoo-ning jegens dc goddelijke majesteit, eindelijk als een betuiging uwer liefde jegens mij.
493
Schenk daarna uit geheel uw hart volkomen vergeving aan al uwe vijanden en aan alle naasten, die Ü, waarin ook, gekrenkt of beleedigd hebben.
Ontvang vervolgens met don ijver, weikon gij aanwenden kunt, de heilige Sacramenten, waarmede de kerk met moederlijke zorg u tracht uit te rusten, om in don laatston strijd de overwinning te behalen en zegevierend den hemel binnen tc kunnen gaan.
Eindelijk, geef u geheel over in mijne handen, bereid te sterven, niet, wanneer en zoo als gij het zult willen, maar zoo en dan, als ik het zal willen. Grij kent noch den tijd, noch de omstandigheden, die voor u het]best zijn; doch ik, mijn kind, ken zo, en alsdan zal ik u tot mij roepen, mits gij zelf niet vrijwillig een beletsel in don weg stelt.
Onderwerp u derhalve geheel aan mij dooide volstrekte overgave van u zeiven in mijne handen; en houd u overtuigd, dat gij ten laatste niets beter doen kunt, dan u volkomen met het goddelijk welbehagen tc vereenigen, en als een volmaakt slagtoffer van dat zelfde welbehagen u aan te bieden. Doet gij dat. dan zult gij zalig worden.
7. Hoc gelukkig hij, mijn kind, die zich aldus tot den dood voorbereidt on voorbereid houdt! Voor hem is het sterven waarlijk veilig en gelukkig; voor hem is de dood geen bron van kwaad, maar integendeel van goed, ja van veelvuldige goederen.
Want zie eens, uw Vader, die in den hemel woont; uwo Moeder, de koningin dos hemels; uwe gezellen, de heilige Engelen; uwe broeders
494
alle uitverkorenen; uw waar en blijvend vaderland; uwe glorie eu zaligheid: dat alles is in het ander leven, cn nergcuu anders dan in liet ander leven, kunt gij dat volmaakt genieten.
Welnu, mijn kind, de dood is de eenige deur, waardoor gij uit dit leven in hot andere kunt binnengaan. Is het dan geen gelukkige ure, als ik zelf u do deur voor zoo veol goederen open!
Wil nu echter, totdat die ure slaat, waarop ik haar voor u openen zal, handelen, edelmoedig lijden, standvastig volharden: ik ben met u in arbeid en in kommer en inaien gij mij niet met vrijen wil terugstoot, zal, ik met u blijven, totdat ik u mijn rijk zal binnenleiden in het gezelschap der Heiligen en Engelen.
8. de leeklkgt. O allerzoetste Jesus! welke vertroosting stort gij niet uit uw honigzoet Hart over mij uit! Als de zalving van uwe geheimzinnige mededeel ing reeds zoo zoet is, wat zal het bezit van U niet zijn in het rijk uwer glorie!
Ja, Heer, leid mij Uw rijk binnen; ikwensch immers ontbonden te worden en met ü te zijn.
Voer mijne ziel uit hare gevangenis, opdat ik uit den kerker van dit ellendig loven tot de vrijheid van het hemelsch vaderland, uit alle bekommeringen tot do eeuwige zaligheid moge overgaan.
O Jesus, mijn God cn mijn Vader! wiens kind kwijnt in een vreemd land, waarom, als ik eenmaal, gelijk ik van uw eindeloos goed Hart hoop, U in eeuwigheid zal mogen genieten, waarom wordt dan het klein gedeelte levens, wat mij overblijft, niet door de eeuwigheid verzwolgen.
495
Wcaarom bon ik nog :iiei met TI, om U op volmaakte wijze te bemicn. n, om eeuwig Uwe barmhartigheid te bezingen, om de goedheid en liefde uws Harten zonder einde, zonder mate te loven en te prijzen?
Zoolang ik Itiev beneden blijf, verkeer ik ! . gevaar, èu U èn mij zeiven te verliezen; zoo lang ik dit sterflijk ligchaam mededraag, kan ik niet alle gebreken vermijden, nochU beminnen, zooveel als ik hot begeer.
O Heer Jcsus! als ik dit beschouw, walgt aan mijne ziol het loven om uwentwille. Doch niet zooals ik wil, maar zooals Gij wilt; Uw wil geschiede op aarde, zooals in den hemei. Liever wenseli ik uit liefde tot U overeenkomstig uwen wil ook dat gevaar, ook die bitterheden te ondergaan, dan volgens mijn eigen wii het leven te verlaten.
Blijf gij slechts bij mij: houd mij onderworpen aan U, vereenigd met U gedurende mijne overige levensdagen, totdathet eeuwig leven aanbreekt.
O leven, wat ik thans slijt! O alles wat zigt-baar is! Wat zijt gij, beschouwd op den drempel der eeuwigheid! daar verschijnt gij, gelijk gij zijt, als schitterende maar ij dele dampen.
O eeuwigheid! onuitsprekelijk iets! iets grootsch stel ik mij van U voor, doch grooter nog in U: oneindigheden zjjn er in U, die geen oog gezien, geen oor gehoord, noch een mensehenhart ontwaard heeft.
O eeuwige woonplaats van allen, die het leven der redelijke schepselen hebben ontvangen! Weldra zal ik in u zijn; weldra zal ik uwe ■won-
li
496
deren zien, elk oogenblik kunt gij mij geopend worden, als de Bruidegom komt, wien mijne ziel bemint, doch ook op dezelfde stonde, dat zij mij geopend worden, zie dan zal ik rustend aan het Hart des beminden, met hem binnentreden. Zoo zij het. Heer Jesus, mijne liefde voor eeuwig!
ACHT TI EN DE HOOFDSTUK.
welke gesteltenis des harten wij naar het toorbeeld van jesus allerheiligst hakt met betrekking tot het kruis moeten bezitten.
1. Jesus. Mijn kind, toen het doodvonnis tegen mij was uitgesproken, werd alles met den meesten spoed voor zijne voltrekking in gereedheid gebracht. Zie. daar stond reeds het kruis op mij te wachten.
Gelionden derhalve, overdekt met bloed, ver-scheurd door geesélslagcn en wonden, word ik naar het kruis geleid: en toen ik het zag, verzuchtte smachtend mijn br-indcnd Hart: Gegroet, gegroet, o heilzaam kruis, altijd bemind, zonder ophouden begeerd, eindelijk voor mij bereid ! O heilig kruis! door u zal ik overwinnen, door n zal ik zegevieren, door u zal ik heerschen.
Toen het kruis omhelzend en met vuur aan mijn Hart drukkend, bevochtigde ik het met mijn bloed en tranen; daarna nam ik het op mijne schouders, ten aanschouwe der wereld en des hemels.
497
Door de soldaten der Joden en Heidenen omgeven, in de heilige stad, op den helderen middag , bekleed met mijn eigen bovenkleed, trad ik voort, mijn kruis dragend.
Zie, mijn kind, zie, ik ga liet kruis oprigten op den berg als de oorlogsvaan van mijn rijk tegen den vorst der wereld; en op die banier zal ik met mijn eigen bloed de onuitwischbare strijdleuze der mijnen schrijven: „De liefde van Jesus, die zich offert uit liefde voor de menschen,quot; tegenover liet antwoord der wereldlingen: „De liefde voor de wellusten, schatten en eerebetoo-ningen der wereld.quot;
Met die leuze van mij, in dit teekcn , mijn kind, zult gij overwinnen; doch de vijand, door mijn wacht woo; d en teeken op een dwaalspoor gebragt, zal ten gronde gaan.
2. Onder de banier des kruises zullen de menschen uit alle natiën, volkeren en stammen dsr aarde zamenstroomen en onderling en met mij vereenigd worden.
Onder deze banier zullen mijne leerlingen mij als aanvoerder erkennen, en, met mijne liefde bezield, mij blijmoedig volgen.
Onder dit vaandel zullen al de mijnen strijden, zegepralen over de hel, over de wereld en over zich zeiven, en eindelijk het rijk der hemelen zelfs veroveren.
Komt dus, komt allen, en doe, wat gij mij hebt zien doen; een iegelijk neme zijn kruis op en volge mij, steeds de oogen op mij vestigend, voortgaande met een grootmoedig hart en opgeruimd gemoed, nimmer noch ter regter noch ter linkerzijde afwijkend.
32
498
Gij allen, die mij vergezeld zult hebben, zult deelgenooten oener zekere overwinning en eener eeuwige belooning zijn; doch hoe meer nabij mij iemand zal gevolgd zijn; hoe grooter de liefdesterkte is, die hij zal hebben aan den dag gelegd, des te nader zal hij mij eindelijk zijn in glorie, dos te grooter in mijn eeuwig rijk.
Dat niemand het wachtwoord vergete: dat niemand liet vaandel verlate; maar dat een ieder bereid zij voor die leus, onder die vaPvii te overwinnen of te sneven, volkomen zeker, dat zoo hij in die stemming looft en sterft, hij mijn gezel en dus deelgenoot mijner onfeilbare overwinning-zal wezen.
3 ■ Ja, mijn kind, ik heb nooit het kruis ont-vlugt; maar ik hel) mij aan het kruis gehecht, aan hot kruis volhard, aan het kruis den geest gegeven, overwinnend en zegepralend.
Gelukkig de ziel, die mot de gevoelens mijns Harten bezield, het kruis vo! liefde omhelst en getrouw omklemd houdt! Dat kruis houdt haar aan mijne zijde; werpt haar niot neer, maar beurt haar op, is geen beletsel, maar oen sjwor-slag tot bereiking van het toppunt dor heiligheid, tot beslissende overwinning.
Volhard derhalve. mijn kind •, met mij onder het kruis, moet gij loven, onder het kruis sterven, als gij op mij gelijken en eenmaal met mij wilt zegevieren.
Luister naar niemand; noch naar het vlec sch, noch naar liet bloed, noch naar den geest, weiken ook, zoo jijj u overreden, het kruis te verlaten.
409
Waar, inijii kind, waar is liet lietor, dan onder het kruis? Het kruis toch is do geleider naar liet rijk, dat eeuwig duurt; liet kruis is de wijsheid der Apostelen, liet zegeteeken der Martelaren, de glorie der Belijders, de veiligheid der Maagden, de heiliging van den ouderdom, de bewaker der jeugd, de veroor dee! ing der wereld-li ngen , de spiegel der kloosterlingen, eindelijk de toevlugt en troost van alle ouiyelukkigen.
Als gij liet kruis outvlugt, mijn kind, waarheen zult gij u dan wenden-' Zie, dan zultg'i in de legerplaats des vijands geraken, waar gij ' iet één kruis zult vinden, maar waar velerlei kruisen van alle zijde u zullen te gemoet komen, overvallen en verpletteren.
Daar zal u mijn vaandel, dat van de liefde mijns Harten getuigt en u moed en edelmoedigheid instort, niet opwekken af troosten; m uir do ketenen van dwingelanden ouder een schooiien naam u langs ruwe wegen voortslepen, niet ton goede maar ten ongeluk, niet tot vreugde maar tot kwellingen, niet tot glorie maar tot schande.
Hier echter onder mijn kruis , mijn kind, zijt gij met mij uw aanvoeder, uw bewaker en uw krooner; hier verkeert gij onder alle goeden, sterken en edebnoedigen; hier zijt gij in gemeenschap der uitverkorenen en Heiligen ,' die u zijn voorgegaan en onder het kruis en lovend streden en strevend zegepraalden; hier eindelijk vormt j één gezelschap, ééne legerschaar met de ngelen zeiven, die aan uwe zijie geplaatst u beschermen, niet u strijden en evenzeer miin rijk trachten uit te breiden.
500
Dwaas dus cn noodlottig zoudt gij handelen als gij er op dacht, liet kruis te ontloopen, ofu inbceldet, ergens beter te kunnen zijn dan onder het kruis.
4. Wel is het waar, en dit moet u niet verwonderen, de vorst der booze wereld en zijn afgezanten, dewijl zij vijanden zijn, trachten, zoo dikwijls als zij u door ingebeelde voordeden bekoren en door schijnredenen overhalen, u na het kruis verlaten te hebben, tot hen te doen overloopen.
Doch, mijn kind, sla uw oog zelfs niet op hunne bedriegelijke voordeelen, leen evenmin uw oor aan hunne listige drogredenen; maar hef uw hart cn oogen op tot mij, die do strijdhamer voor u uitdraag, en verklaar plechtig, mij te willen volgen in elk geval, ja zelfs in den dood.
Zoo zult gij bewerken, dat de aanvallen en listen der vijanden meerder afkeer voor hen cn steeds krachtiger gehechtheid aan mij in uw hart opwekken.
5- Doch het is niet genoog voor u, mijn kind, het kruis niet te ontvlugten; gij moet het kruis omhelzen, op uwe schouders nemen.
Bemerk dit wel en schenk daaraan ijverig uwe oplettendheid: quot;unt zie eens al de gebreken, welke gij bedrijft, spruiten ze niet daaruit voort, dat gij het u aangeboden kruis weigert, of aarzelt te omhelzen cn op tc nemen.
Als gij de liefde krenkt, welke is de oorzaak daarvan, zoo niet uwe weigering om het kruis, dat u oogenblikkelijk wordt aangeboden, de een of andere vernedering, of de versterving van uw eigen zin of van uwe natuurlijke neiging, te ondergaan'
501
Waarom handelt gij tegen de heilige armoede? Is liet niet, omdat gij het kruis niet opneemt; omdat gij n zeiven niet wilt onderwerpen aan de moeite, of u niet wilt blootstellen aan de vernedering van verlof te vragen ?
Waarom misdoet gij tegen de zedigheid ? Is het niet, omdat gjj de versterving verwaarloost: omdat gij dit kruis niet aanvamp;ardt?
Waarom blijft gij in gebreke ten opzigte d'T gehoorzaamheid? Is het niet, omdat gij hot kruis niet bemint; omdat gij nalaat uw eigen wil en oordeel volmaakt ten offer te brengen?
Inderdaad, mijn kind, liet is zoo; tegen wolke deugd gij handelt of misdoet, als gij wel toeziet, zult gij ontwaren, dat de oorzaak niet anders is clan gebrek aan bereidwilligheid, om liet kruis te omhelzen en op uwe schouders re nemen.
En toch, mijn kind, zoodanig kruis is klein en ligt; als gij dit niet mot liefde aanneemt, hoe zult gij dan een grooter en zwaarder kruis opnemen ?
Zie wel toe, mijn kind, dat gij niet in zinsbegoocheling vervalt en ongelukkig wordt, zoo als zij, die het een of ander ontzaggelijk kruis zich in de verbeelding schilderen en ook vaststellen, het eenmaal te dragen, doch intus-schen elk kruis, dat thans wordt aangeboden en dat ook minder moeijelijk is, met toeleg ontwijken; en geplaatst tusschen het kruisende overtreding, zich gewennen de laatste in plaats van het eerste te omhelzen.
6. Wat vreest gij ? waarom ducht gij het kruis? Moed, mijn kind, neem het op en het
zal u opnemen on u op ivonderbare en veelvoudige wijze beschermen; want zie, in plaats van onrust, kwelling des geweten, of angst des harten te ondervinden, waardoor anderen, die het kruis beneden de overtreding stellen, gewoonlijk gemarteld worden, zal het u beschermen, in u den vrede bewaren, u met deugden versieren, eindelijk met zijne zalving u vertroosten.
Welaan dan, mijn kind, laat den moed niet zinken, al moogt gij ook moeijelijkheden ondervinden. Zie! ik, do schnldeloozo Zoon van God, draag het zwaarste kruis voor u uit, uit liefde voor u, acht liet dan niet beneden u, uit liefde tot mij uw kruis mij na te dragen. Do liefde, die mijn bitter kruis zoet voor mij maakte, zal ook het uwe verzoeten.
Bid herhaaldelijk, dat gij verdienen moogt, boven alle goederen van dit leven, met de heiligmakende genade, het kruis lief te hebben, dat den verworpelingen wel is waar eeno dwaasheid, doch hun, die behouden blijven, goddelijke wijsheid is; dat den vijanden een kwelling, maaiden leerlingen mijns Harten een troostvol onderpand is der eeuwige zaligheid.
Welaan dan, mijn kind; kom, volg mij; dat is de weg, dien ik u zal aantoonen; als gij met mij blijft, dan zal ik voor u een rijk bereiden zoo als mijn Vader voor mij bereid heeft.
7. De leerling. Dö lieer leeft; en de Heer, mijn koning leeft, want waar ter plaatse Gij ook zijn zult, o Heer, hetzij in leven, hetzij in dood, daar zal uw dienstknecht wezen.
Het oog op uwe banier gevestigd, en bevestigd
503
door de louzo, zal ik U, den aanvoerder, overal volgen; als moeieljjkheden zicli voordoen, zal ik de leuze indachtig, herhalen: Met liefde tot Jesus, die zicli offert uit liefdé tot mij, zal ik deze moeiolijkheid, ondanks den weerzin dor natuur te boven streven, onder het vaandel verblijven.
Mogten legers tegen mij opstaan, mijn' hart zal niet vreczen, moge do strijd tegen mij ontbranden, o^i u zal ik vertrouwen.
Komt gezellen! Zie, Jesns, de koning, zal aan uw hoofd staan: en Hij zal voor ons uitgaan on onzen strijd strijden.
Laat ons uitgaan, Zijne schande dragend; laat ons loopen tot den voorgestelden kamp, ziende op de oorzaak en voltrekker van ons geloof: Jesus, dio bij de vreugde. Hem voorgesteld, zijn kruis heeft gedragen.
Laat ons gaan en mot Hem sterven; als wij met Hem gestorven zullen zijn, zullen wij met Hem leven; als wij zullen volharden, zullen wij met Hem heerschen.
dat de gekruiste jesus, biddend vook zijne beulen, de onmetelijke goedheid zijns
harten jegens de zondaren toont ;
en dat die zondaren door de doodzonde hem opnieuw kruisigen.
Jesus. Mijn kind, zie, eindelijk waren wij op Golgotha, op den weg van Calvarië aange-
504
komen. Zonder vertraging stellen zij liet kruis en bespoedigen en verhaasten zij alles.
Doch intusschen hielden zij niet op, mij te kwellen. Zij gaven mij zelfs wijn met mirre en gal fgemengd te drinken. Zoo groot was hunne wreedheid!
Toen zij dan gered waren, hieven zij een luid geschreeuw aan, hechtten mij wreedelijk aan het kruis, de nagelen door mijne handen drijvend, met geweldige en verdubbelde slagen, welke de vallei herhaalde en ten hemel zond, en van welke ieder het hart doorvlijmde mijner Moeder, die daarbij tegenwoordig was.
Zoo, mijn kind, hebben zij mijne handen en voeten doorboord; hebben zij al mijne beenderen geteld, die door het uitrekken van mijn lighaam zigtbaar werden.
Daarna ziet gij hen het kruis woest oprigten en mij hangen tusschen hemel en aarde, terwijl hot bloed vloeit uit alle wonden, om de aarde te reinigen eu ten hemel om zaligheid voor de menschcn te smeeken.
Om echter mijne kwellingen to vermeerderen, hadden zij twee boosdoeners uitgeleid, om gekruist te worden, de een aan mijne regter de ander aan mijne linkerzijde, zoo, dat ik in hun middea hing.
Doch zie, toen ik aan het kruis gehecht werd opgeheven, ontstond er torens eene duisternis over geheel de aarde. De Zon en de maan verborgen beiden treurend hunne lichtstralen en wikkelden de aarde in somberen rouw.
Het volk stond toeziende. Die echter Toorbij
505
gingen, lasterden mij en schudden het hoofd. Die mij omgayen, lachten spottend om mij; eveneens apotteden met mij de hoofden der priesters, de schriftgeleerden en ouderlingen. Ook de soldaten hoonden mij en vermeerderden mijne verguizing door mij azijn te drinken te geven. Allen in één woord, overlaadden mij met verguizing.
Doch wat deed ik bij dit alles, mijn kind? wat deed mijn Hart? Vader, zoo riep ik uit, het Hart geopend. Vader! vergeef hun; want zij weten niet, wat zij doen: zij weten niet, hoe groot de onmetelijkheid der misdaad is, welke zij bedrijven.
2. De Engelen weenden bij dit schouwspel; geheel de natuur gruwde er van, verslagen over zooveel goddeloosheid der menschen en over zooveel goedheid van mijn Hart.
Gij alleen, goddelooze zondaar, blijft gevoelloos, terwijl de wereld siddert; gjj, terwijl hemel en aarde huivert, gij hernieuwt de smarten van mijn lijden.
Want zie op nieuw zondigend, stelt gij op nieuw de oorzaak van mijnen dood; op nieuw bedrijft gij de daad, waarom ik gekruisigd, waarom ik gestorven ben.
Ja zelfs, door de genade en eigen ondervinding mij boter kennend en verpligt mij grooter dankbaarheid en teederder liefde weer te geven, doet gij mij op nieuw door de zonde overleverend, grooter misdaad dan zij, die mij aan het kruis hebben genageld: gij vermeerdert de smarten mijner wonden; gij doorboort mijn Hart niet na mijnen dood, maar bij mij lewn; voor zooveel het in
uwe magt is, vermoordt gij in uwe wreedheid mij,
den Bewerker van uw leven en den Regter van % dai
3. 0 beklagenswaardige! Niets van dat alles en trof dan uw Hart? Maar slechter dan Judas, vei de verrader, zegt gij aan uwe onedele hartstogten:
wat wilt gij mij geven en ik zal u Hem overleveren? bO'
Maar geplaatst tusschen eene hartstogt, die u en bekoort en tusschen mij, die u verbiedt, roept
gij met de Joden; Niet dezen, maar Barrabas! ^0'
Maar bij de waarschuwende stem des gewetens;
Wat zal ik dan met Jesus doen? roept gij door de
uwe daden: Kruisig Hem! Kruisig Hem! ï111'
Maar, o misdaad! met Pilatus uwe begetrten we
willende bevredigen, levert gij mij over om be- lnv
spot, om gegeeseld, om gekruist te worden. ll1'
Zoo. o menseli, zoo vergeldt gij mij, die u
geschapen, die u verlost, die u behouden heb? nlf
Daartoe hebben dan al mijne weldaden, zoovele zw
en zoo groote weldaden, gediend, om mij ander- ZU1
maal aan de bespotting van allen prijs te geven ^®1 en te kruisigen!
Wilt gij weten, welk kwaad de doodzonde is? om
Beschouw dan eens, hoe ik, de eeniggeboren 6011 Zoon van God, om voor haar te voldoen, niet
de wereld, niet den hemel, niet de menschen ('(-1 noch de Engelen, maar mij zeiven, den Heer van j '1C hemel eu aarde, van Engelen en menschen, heb | 8,('c prijs gegeven, en onder onbegrijpelijke martelingen | wor:
mijn bloed, zelfs mijn leven heb gegeven. '
507
Wilt gij het nog duidelijker weten? herdenk dan niet oen levendig geloof, hoe uwe zonde al de kwellingen van mijn Lijden vruchteloos maakt en op wreede wijze hernieuwt tot uwe meedere verdoemenis.
Voorwaar, nimmer zult gij tastbaarder de boosheid der zonde inzien, dan in mijn Lijden; en nooit zou de grootheid der zonde zoo duidelijk gekend zijn geworden, als ik niet om haaiden dood des kruises gestorven ware.
Ween zondaar, schrei over hot lot, wat u in de toekomst wacht; want als de zonden van anderen in mij, in het groene hout, zulke uitwerkselen hebben; wat zullen in u, die dor zjjt. uwe eigene zonden, zoo vele en zoo groote niet uitwerken.
Indien de hoovaardige Engelen niet gespaard maar rechtvaardig gestraft werden, hoe veel' zwaarder straffen meent gij niet, dat den mensch zullen treffen, die den Zoon van God, voor hem gekruisigd, met den voet treedt.
Wil u niet misleiden, wil niet vermetel zijn omdat gij niet terstond gestraft wordt; want'ik oefen slechts geduld; in den tjjd hier beneden laat ik plaats voor de barmhartigheid, wijl mij om mijne regtvaardigheid te doen gelden, eené eeuwigheid overblijft.
Bijaldien gij wilt, kunt gij de maat der zonden, welke ik van u verdragen zal, vol maken. Ik zal u uw vrijen wil niet ontnemen. Ik wil geen dienst, die don sterveling door dwarm-word t afgeperst.
Zie, uit de schatten mijns Harten heb ik u
508
ruimschoots genade doen toestroomen; a]s gij met de daad wilt medewerken, dan zal ik u een onvergelijkelijk loon daarvoor sclienken; wilt gij liet niet, dan moogt gij toezien, dan moogt gij do gevolgen dragen.
Doch zie, nog ben ik uw Verlosser, nog ben ik uw Vader, bereid u in mijne armen te sluiten: later echter zult gij in mij een regt-vaardig Regter en Vergelder vinden.
iïeb medelijden met uwe ziel, zoo lang gij nog tijd hobt en wil u niet voor eeuwig ongelukkig maken door het misbruiken van mijn Lijden, waardoor gij u een eeuwig geluk kunt koopcn.
5. Kom, o kom tot mijn kruis; hier blijkt de goedgunstigheid van uw Verlosser; hier treedt de grootte mijner vaderlijke toegenegenheid in t licht; hier wekken mijne wonden niet slechts tot berouw en boetvaardigheid op, maar bieden zij ook vergeving en genade; hier spreekt voor u de stem mijns bloeds met magtige kreten; hier eindelijk brandt mijn Havt van verlangen naar uwe eeuwige zaligheid.
Beschouw mij, vestig uwe blikken op mij, den Xoon van God, gekruisigd en stervend voor de zonde; en gij zult haar uit geheel uw hart ver-fbeijen en met ijver terugkeeren tot mijnen dienst
zooals de menigte, die mede op Calvariè tegenwoordig was en dit schouwspel ziende, op hare borst klopte en terugkeerde.
Indien gij andermaal tot zonde bekoord wordt, vlugt naar het kruis, en mij daaraan gehecht ziende, zeg dan tot u zeiven: Zie de Zoon frods
509
sterft aan het kruis, om mij zalig1 te maken, ik zon om mij te verdoemen hem nogmaals kruisigen? en als ik zulks deed, zouden er dan in de hel kwelingen zijn, zwaar genoeg, om zulk een boosheid naar verdienste te bestraffen.
Nergens zult gij, in welken strijd mot den duivel ook gewikkeld, beter kampen dan onder het kruis; hier namelijk is hjj van zijne heerschappij en kracht beroofd; hier zult gij gemakkelijk zegepralen.
6. En gij, mijn kind,hebt gij verstaan, wat ik gezegd heb? hebt gij begrepen, wat al verschrikkelijks de zondaar, die eene doodzonde doet, tegen mij bedrijft? Kunt gij dat gevoelloos aanzien? Wilt gij niet met aller inspanning uwer krachten er naar streven, zulks te beletten?
Zie eens, van hoeveel gewicht het is , de zonde te voorkomen, dewijl gij zoo verhoedt, dat ik wederom met beleedigingen word overladen, wederom verscheurd word door geeselslagen, wederom gekruisigd word door de booze neiging van den zondaar.
Wanneer gij derhalve slechts eene zonde belet , dan doet gij iets grooters en beters dan wanneer gij het vaderland voor een ondergang behoedt.
Kunt gij mij liefhebben en niet zorgen, dat ik voor zulk een kwaad bewaard blij ve? En als de liefde u niet ontsteekt, dat dan ten minste hot medelijden u bewege, te voorkomen, dat ik andermaal aan zoo vele en groote beleedigingen worde prijs gegeven.
Gij zegt een leerling van mijn hart te zijn:
1
510
welnu, dan vraag ik van n, dan quot;wil ik uit het innigste mijns Harten, dat gij én zelï én door anderen, wie gij daartoe kunt overhalen, altijd en overal de zonden zoo veel mogelijk belet, en de wreede ondankbaarheid der zondaren door de getrouwheid uwer liefde jegens mij tracht te vergoeden.
7. De leerling. Doeli Heer Jesus, ook ik ben een zondaar. Ik beu niet waardig, ik belijd :;et, een leerling van uw Hart genoemd te worden.
Ik ook immers heb U ontelbare malen kwaad aangedaan; ook ik heb uw Hart met de bitterste smarten verzadigd; heb ook ik niet. Ach wees mij, zondaar, genadig! — heb ook ik ü niet meermalen aan het kruis gehecht!
Eeuwige dank zij U, voor die eindelooze goedheid uws Harten jegéns mi], waarmede Gij injj zoo geduldig verdragen en zoo barmhartigiyk bekeerd hebt!
O beste en zoetste Jesus! ik bid Usmeekend; verleen mij de genade, U schadeloos te stellen, voor do grooto beleedigingen, die ik U heb aangedaan, en U voor het overige mijns levens niet des te meer vuur en teederheid te beminnen, naar de mate Gij jegens mij beter en goediger geweest zjjt.
511
DAT JESUS DEN MOOEDEXAAK VAX HAKTE VEE-GEVEND EN HET PARADIJS BELOVEND , ONS LEERT, HOE JIEN DEN ANGST OMTRENT ONZE EEUWIGE ZALIGHEID MOET LIJDEN.
II. Zie, mijn kind, terwijl golios] do natuur in duisternis gehuld over mij treurde, begon ook • een der ro overs, die aan mijne zijde hingen, mij te lasteren; doch de ander, door eene zalige vreeze getroffen, berispte hem: vreest, sprak hij, ook Gij God niet, gij, die toch een zelfde vonnis on-f dorgaat! en wij ondergaan dit teregt, want wij jontvangen overeenkomstig onze daden: doch deze glieeft niets kwaads bedreven.I. Zie, mijn kind, terwijl golios] do natuur in duisternis gehuld over mij treurde, begon ook • een der ro overs, die aan mijne zijde hingen, mij te lasteren; doch de ander, door eene zalige vreeze getroffen, berispte hem: vreest, sprak hij, ook Gij God niet, gij, die toch een zelfde vonnis on-f dorgaat! en wij ondergaan dit teregt, want wij jontvangen overeenkomstig onze daden: doch deze glieeft niets kwaads bedreven.
Bewogen, namelijk door het voorbeeld van mijn Geldelijk geduld, van mijne heldhaftige liefde, iVaardoor ik zelfs voor mijne beulen bad. door de onoverwinnelijke zachtmoedigheid mijns Har-pen en de volmaakte onderwerping in de kwellingen van het Lijdon, en geholpen door bovennatuurlijk licht en ondersteuning, ontwaakte in hem en |oetende hij jegens mij geloof, hoop en liefde.
Met een vermorzeld hart wendde hij zich vol Jandoening tot mij en riep: Heer, Heer, gedenk inijner, als Gij zult zijn gekomen in Uw rijk.
Ziende, hoe hij zelf met de genade, die namelijk 'door liet schouwspel, wat hij voor oogen had, literljjk hom aandeed, en innerlijk uit mijn Hart in het zijne vloeide, medewerkte, haastte ik mij, hem te troosten, verpletterd als hij bijna was door het
510
■welnu, dan vraag ik van u, dan vvil ik uit het innigste mijns Harten, dat gij én zolï én door anderen, wie gij daartoe kunt overhalen, altijd en overal de zonden zoo veel mogelijk belet, en de wreede ondankbaarheid der zondaren door do getrouwheid uwer liefde jegens mij tracht te vergoeden. i
7. De leerling. Doch Heer Jesus, ook ik oen een zondaar. Ik beu niet waardig, ik belijd het, een leerling van uw Hart genoemd te worden.
Ik ook immers heb U ontelbare malen kwaad aangedaan; ook ik heb uw Hart met dc bittei-ste smarten verzadigd; heb ook ik niet. Ach wees mij, zondaar, genadig! — heb ook ik U niet meermalen aan het kruis gehecht'.
Eeuwige dank zij ü, voor die eindelooze goed_quot; heid uws Harten jegéns mi], waarmede Gij nijj zoo geduldig verdragen en zoo barmhartigijjk bekeerd hebt!
O beste onzoetste Jesus! ik bid üsmcekend; verleen mij de genade, U schadeloos te stellen, voor de groote beleedigingen, die ik U heb aangedaan, en U voor het overige mijns levens met des te meer vuur en teederheid to beminnen, naar de mate Gij jegens mij beter cn goediger geweest zijt.
511
dat jesus den moorden aak van haete vergevend en het paradijs belovend , oks leert, hoe sien den angst omtrent onze eeuwige zaligheid moet lijden.
1. Zie, liijjn kind, terwijl geliesl do natuur in clmsterms gehuld over mij treurde, hegon ook een dei- roevers, die aan mijne zijde hingen, mij te lasteren; doch de ander, door eene zalige vreeze getroffen, berispte hern: vreest, sprak hij, ook !J od met, gij, die toch een zelfdo vonnis ondergaat! en wij ondergaan dit toregt, want wij ontvangen overeenkomstig onze daden: doch deze
ilOoft lliGts IvWclclds l)0clr8V'GlL
Bewogen, namelijk door liet voorbeeld van mijn goddelijk geduld, van mijne heldhaftige liefde waardoor ik zelfs voor mijne beulen liad. dooide onoverwinnelijke zachtmoedigheid mijns Harten en do volmaakte onderwerping in de kwellin-gen van het Lijden, en geholpen door bovennatuurlijk licht en ondersteuning, ontwaakte in hem en oefende hij jegens mij geloof, hoop en liefde.
Met een vermorzeld hart wendde hij zich vol aandoening tot mij en riep: Heer, Heer, gedenk mijner, als Gij zult zijn gekomen in Uw rijk.
Ziende, hoe hij zelf met de genade, die namelijk door het schouwspel, wat hij voer oogen had. uiterlijk hem aandeed, en innerlijk uit mijn Hart in liet zijne vloeide, medewerkte, haastte ik mil, hem te troosten, verpletterd als hij bijna was door het
gewigt zijner bedroveno misdaden, en verontrust over het toekomstig lieil zijner ziel.
Terstond heb ik van don roover een Heilige uit den belijder zijner booslieid, een leerling mijns Harten; van Dismas den zondaar, een gezel en deelgenoot van mijn rijk gemaakt. Zoo groot is de goedheid mijns Harten!
Voorwaar, zoo zeide ik tot hem, voorwaar, heden zult gij met mij zijn in het paradijs. Hij geloofde en voortgaande zijne misstappen te betreuren en mijne goedheid te herdenken, volhardde hij tevreden aan het kruis, de vervulling der zalige hoop verbeidend en de vereeniging der liefde met mij in mijn rijk.
Zie, mijn kind, hoe gij u gedragen moet in de verontrustende bekommeringen omtrent uw heil, die li somtijds kwellen.
2. De i.keklin'G. Word, o Heer, ik bid het u, niet verontwaardigd, als ik spreek. Zie; Gij hebt mij niet gezegd: Gij zuit met mij in het paradijs wezen. O, als Gij dat zoudet zeggen, ik zou het gelooven, en niet meer bekommerd zijn voor mijn eeuwig heil. Doch nu weet ik niet, wat mij in de toekomst wacht en daarom is mijn hart be-anstigd.
Jesüs. Indien ik dit ook al aan u mogt zeggen, mijn kind, dan zult gij toch het paradijs niet in bezit kunnen nemen, zoo niet met behoud van uwen vrijen wil. Want ik ben altijd dezelfde en ik heb den mensch van den beginne afhankelijk gesteld van en overgelaten aan zijn eigen beslissing; ik heb mijne wetten gegeven; indien gij die v'etten wilt bewaren, dan zullen zij u bewaren.
313
'VVehm, niet behoud en goede aanwendina; dier Yrijhoid u gegeven, zeg ik ook u: Gij zult met mij zijn m het paradijs. Ik wil immers, dat gjj gil dat allen zalig* worden.
Wel is het waar, eeiiige vaten zijn ter oere, eenige tot oneer bestemd, doch de menschelijke boosheid niet do goddelijke Voorzienigheid vormt eon vat tot oneer. Want indien iemand een vat tot oneer zijnde, zich zal gezuiverd hebben, zal hij een vat zijn tot eere geheiligd.
3. Dn leerling. Derhalve, Heer, hangt de zaligheid at van de vrijheid des menschen.
Jesüs. Gij dwaalt mijn kind; want de mensch heeft zoowel om zijne zaligheid te bewerken, als zelfs om met die bewerking een begin te' maken bovennatuurlijke genade noodig, zonder welke hij haar noch bewerken, noch zelfs onder-nemen kan.
Overigens geef ik onverdiend aan alle men-scnen, die voorkomende en helpende genade, waar-door een ieder, die er gebruik van maakt, zich ivan zaligen, doch die haar verwaarloost, zichiu het verderf stort.
De zaligheid komt dus op do eerste plaats van mg; vervolgens van de vrije medewerking des menschen; doch de verwerping spruit op de eerste plaats uit den mensch en daarna uit het verwaarloozen mijner genade voort.
De _ leeelikg. Doch, Heer, die mogelijkheid, om misbruik te maken van mijnen vrijen wil; de vreeze ook, dat ik hem ooit misbruiken zal verontrust mijn hart grootelijks.
Jescs. Maar mijn kind, dat is de kracht, dat
514
is de roem dos mensclien, dat hij kan overtreden en niet overtreedt; dat hij het kwade kan doen en het niet doet. Dat is op aarde de dienst, welke mijner waardig, vereerend voor mij, voorn zeer edel en verdienstvol is.
Ja die bezorgdheid zelve, dat gij welligt van uwe vrijheid mishruik zult maken, zal u een schat van velerlei goederen aanbrengen, indien zij slechts binnen de juiste grenzen wordt gehouden.
Want niets is meer geschikt, u in de nederigheid, zonder welke alle overige deugden aan alle kansen en aan eiken ondergang bloot staan, te bewaren, dan te weten, en zelfs in zekere mate te gevoelen, dat gij nog verworpen kunt worden, ofschoon gij ook tot in den de'den hemel zijt verheven geweest.
Daaruit wordt ook die zorgzame liefde jegens mij geboren, waardoor gij er u op toelegt, met meerder waakzaamheid alle gevaren te vermijden en met meerder verknochtheid mij aan te hangen.
Ook zult gij loeren, u meer volkomen aan alle dingen van dit leven te onttrekken, als gij begrijpen zult, dat de volmaakte veiligheid daarin niet kan gevonden worden.
Eindelijk zult gij des te vuriger naar het onsterflijk leven verlangen, waarin gij voor gevaar, ja zelfs voor do vrees van gevaren veilig en zeker zult zijn.
4. Het is goed, mijn kind, om vóór al het andere, voor uwe eeuwige zaligheid bezorgd te zijn; gij moet evenwel op uwe hoede zijn, dat gij niet tot angstvalligheid vervalt.
Er zijn er, wier hart bij het zien van de mo-
515
gelijkheid van verloren te gaan en sidderende van vreeze, dat zij eenmaal hunne goederen, met zoo veel arbeid verzameld, zullen vei liezen en eene ongelukkige eeuwigheid hun lot zal worden, zoo^ noerslagtig worden, dat zij noch de krachten, noch den moed bezitten, mij met blijdschap te dienen, maar daarentegen een leven slijten, dat hunner zoo min als mijner waardig is.
Van daar komt het, dat zij de mogelijkheid somtijds tot werkelijkheid maken, en het gevaar dat slechts mogelijk was, in een wezenlijk geva; r verkeeren.
Zijt wijzer mijn kind; zie wel toe, dat gij, hetgeen u ten heil verstrekt, niet tot uwen ondergang maakt; dat gij door overdrevene vrees voor uw verderf u aan het verderf zelf niet bloot-telt.
IIoiul dien goeden wil, om altijd te doen, wat gij in geweten doen kunt, trouw in u lew -.d; en lijd de angst, zoo gij dien soms lastig vindt,' m^t geduld, als een kostbaar en zaligend deel, dat gij innerlijk aan do smarten mijns H : rten neemt.
Doe van den eenen kant uw best, in het verdragen van deze droefheid, er nimmer aan toe te geven, maar aan den goddelijken wil onderworpen te blijven. Van den anderen kant, draag ijverig zorg, niets na te laten van uwe gewone werken of oefeningen, die ter zaligheid en tot volmaaktheid geleiden.
5. Laat u, welke kwellingen gij innnerlijk ook gevoelt, niet in verwarring brengen, verzekerd als gij zjjt, dat voor don mensch, die goedwillig doet, wat in zijn vermogen is, de verwarrin'; niet anders kan komen dan van den vijand van z'',i
eeuwig heil, die onmitgtig zulk oen menscli in cto zonde ot' in liet verderf' neer te storten, even-wcl door verwarring en angsten, door ge/,ociite spitsvoudigiieden onder voorwendsel van meerder zekerheid, liem daarlieen traclit te brengen, waar heen hij hem onder regtstreeksche bekoringen niet kan voeren.
Voor die strikken, mijn kind, moet gij ijverig op uwe hoede zijn, en u niet, om welke reden ook, uit het middenpunt van uwen vrede laten verdrijven.
Leg u zoo op het bewerken van uwe zaligheid too, alsof de goede uitslag van uwen arbeid afhing: en neem zoo door het gebed tot mij uwe toevlugt, alsof ik alleen niet slechts het welslagen maar ook het doen van uwen arbeid geven kan; en stel ten laatste zoo uw vertrouwen in mij, dat gij gelooft, dat ik uw gebed verhoeren en uwen arbeid met een goeden uitslag bekroonen zal.
6. Doch zie, kind, ten dezen opzichte is de vrees van ieder mensch ijdel; ik immers wil niet, dat iemand verloren ga. Wat echter kan de oorzaak zijn, dat iemand verloren gaat, dan dé zonde? Houd u dus zuiver van zonden en gij zult in eeuwigheid niet verloren gaan.
Wat kwelt giju dan met den angst omtrent voorbeschikking? Zio, als gij voorbeschikt wilt zijn, vlugt dan het kwaad en doe standvastig het goede on gij zult voorbeschikt zijn.
Zalig hij, die alle ijdele gezochtheden ter zijde latend, met de daad, niet in bespiegelingen zijn roeping tracht zeker te maken!
7. De leerling. O zoetste en beminnenswaar-
digste Jesus! Gij y.ijt waarlijk de God der vertroosting. Dunk zij U voor dit groote gunstbewijs, waardoor Gij mijn neergedrukt hart oprigt en verkwikt.
Zie, Gij hangt aan het kruis, verteerd door smarten en Gjj vergeet L /.elven, om aan mij te deuken en door uw lijden niet slechts maar ook door uwe vertroosting n-.ijne zaligheid te verzekeren. Hoe zou ik dan mjjn eeuwig lot niet gerust aan U overlaten
Door uwe bijzondere genade, welke ik niet op zal houden af te smeeken. wil ik doen, wat in mijn vermogen is, doch voor hot overige werp ik alle zorgen in dat allerteedorste Hart van U, waarin zelfs de moordenaar op het oogenblik van zijnen dood niet verloren ging.
Gedenk mijner. Heer, in uw rijk, gedenk mijner in mijn ballingschap; gedenk mijner bijzonder, als Gij mij in gevaar ziet van mijne ziel te verliezen, gedenk mijner in leven en sterven, opdat ik hierna met u moge zijn in het Paradijs.
welke teeueeheid des hakten jesus 0ks getoond heeft toen hij zijne ruoeder aan ons tot moeder gaf.
1. Jesus. Zie, mijn kind, naast het kruis stond de Maagd Maria, mijne Moeder, wie noch de droefheid des harten, noch do smaadheden van den kant der menigte, noch de wreedheid
518
der martelingen, noch het doodsgevaar van mij vermogten te scheiden.
Want zij was van harte bereid, zelve met mij te sterven, of mij stervende ter zjjde te staan.
Daar stond ook de leerling, die wegens zijne onschuld mij het dierbaarst was, die bij het laatste avondmaal aan mijne borst had gerust en tot verzadiging toe gedronken had van de liefde mijns Harten.
Toen ik dan do maagdelijke Moeder en den maagdelijken Leerling, wien mijn Hart beminde, beschouwde, sprak ik, op de .Moeder ziende: Vrouw, ziedaar uwen Zoon, vervolgens zeide ik tot den Leerling, (verbeeld u, dat ik, tot hem alleen sprekend, tot allen sprak:) Zie uwe Moeder. En van die stonde at nam de Leerling haar lt;ils Moeder aan.
2. Gij ziet dus, mijn kind, hoe od hetzelfde oogenblik, waarop de stervelingen mij aan het kruis hangend onophoudelijk nieuwer en zwaarder smarten aandeden, waarin de boosheid van het menschelijk hart ten top steeg, de liefde mijns Harten nog dat toppunt overschreed.
Op het punt van te sterven en heen te gaan naar mijn rijk, wilde ik de Leerlingen niet als weezen achterlaten; neen, door liefde gedreven, besloot ik hun eene moeder te geven, eene moeder. de beste van allen, mijne Moeder zelve.
Daarenboven moest ik wegens de verhevene waardigheid mijner Moeder en wegens de volmaakte liefde van mij jegens haar, allen ijver en alle zorg voor haar toonen en voorzien in de eere eu liefde, haar verschuldigd.
519
Zoo behoorde het namelijk te geschieden, opdat ik overal en altijd en zij tegelijk met mij gekend en ook tegelijk bemind zoude -worden.
En inderdaad, sinds het begin der wereld heeft God aan den gevallen en onder de wreedheid der helseho slang zuchtenden mensch mij als Verlosser belovend, ook mijne moeder beloofd.
Die goddelijke belofte vol van allen troost, aan de geheele nakomelingschap der eerste menschen overgeleverd, werd steeds in godsdienstige liefde levend gehouden. Want ofschoon zij bij de heidenen verduisderd was, bleef zij evenwel bij liet volk Gods steeds ongeschonden voortbestaan: die zelfde belofte werd hernieuwd door de Profeten t'11 nog duidelijker uitgelegd, naarmate de volheid der tijden meer nabij kwam, waarin God Zijn Zoon zoude zenden, om uit de -Maagd Maria geboren te worden.
Derhalve mijn kind, wie God van eeuwigheid in de plannen zijner barmhartigheid had vereenigd, wie hij te gelijk beloofd had, zij werden te gelijk door de menschen verbeid, en te gelijk verlangd. Zoo dikwijls toch als zij tot mijn Vader in den hemel verzuchtten: Dauwt hemelen en gij wolken regent den Eegtvaardige af!quot; zoo dikwerf ook verzuchtten zij naar mijne toekomstige Moeder op do wereld: „De aarde opene zich en brenge den Verlosser voort!quot;
3. Toen ik eindelijk als Verlosser ter wereld kwam, zie, toen zag men mij in hot gezelschap mijner maagdelijke Moeder. Sinds ik een geschapen Hart heb bezeten, is dat Hart onafscheidbaar met het Hart mijner Moeder vereenigd geweest.
Steeds lieb ik die Maagd vereerd en bemind op eene wijze, die haar als Moeder toekwam; en zij zelve heeft mij niet slechts als zoon geëerd en lief gehad, maar ook als God geëerd en bemind.
Er is geen sehepsel op aarde, noch in den hemel, dat mij zoo geëerd en bemind, zoo aangebeden en lief gehad hoeft, als mijne maagdelijke Moeder. Zij alleen, zij alleen overtrof door hare eeredienst en liefde alle Heiligen en Engelen te zamen op eene onvergelijkelijke wijze.
Ook is er nergens een hart, dat zoo met mijn Hart vereenigd, en mij zoo dierbaar was, als het hart dier Moedermnagd!
En ik zon zulk eene Moeder niet eeren. niet liethebben, en ik zou niet willen, dat zij altijd en overal geëerd en bemind worde? Heeft men aldus mijn Hart leeren kennen?
4. Yoorwaar, voorwaar, ik zeg u, waar ook ter wereld mijn Evangelie zal gepredikt worden, daar zal men zeggen: Dit heeft mijne Moeder voor mij gedaan en ik ben haar onderworpen geweest. Ja tot aan de voleinding der eeuwen waar ik ook als Verlosser vereerd en bemind zal worden, daar zal ook Maria als mijne Moeder vereerd en bemind worden.
Doch ook overal, waar mijn godsdienst heer-schen zal, zal de geest der mensehen hervormd en de staat der vrouw veredeld worden.
Vanwaar, meent gij wel, zooveel hoogachting voor de onschuld en zooveel billijkheid voor de vrouw in den boezem van ieder geloovige, zoo niet wegens de zuiverste en vorhevensteMaagd Maria? Het onbeschaafde heidendom heeft van de vrouw
521
eene ellendige slavin gemaakt; het ongeloof maakte van haar een afgod der hartstogten: de dwaling in den godsdienst maakte haar tot een werktuig der verleiding; de ware godsdienst alleen heeft haar waarlijk vrij gemaakt en'waarlijk geëerd en behoudt haar ia vrijheid en eere haar steeds eene maagdelijke moeder van God tot voorbeeld stellend.
5. Zie dan, mijn kind, /.ie op uwe Moeder, die onder hot kruis lijdende met mij u als kind heeft aangenomen. Deze, uwe Moeder, zult gij eeren al do dagen uws levens, indachtig, wat en hoeveel zjj met mij om u heeft geleden.
.Erken de grootheid van het geschenk, dat mijn stervend Hart u in zulk eene Moeder heeft geschonken. Wat, mijn kind, wat konde iiet u beters geven? Zie, niets in de wereld is aan mijn Hart zoo dierbaar, niets voor u zoo zoet als die beste der Moeders.
Want baar moederlijk Hart vloeit over van bijzondere genegenheden, van medelijden, liefde en bezorgdheid; noen zij lean de kinderen niet vergeten, die zij van mij, in zulke smarten den geest gevend, ter verzorging heeft ontvangen.
Haar Hart, naar mijn Hart gevormd, staat onder do benaming van het allerzoetste Moeder-hart voor allen open, zoodat allen, die daarheen vlugten, steeds gemakkelijk een toegang vinden, door haar goedgunstig opgenomen on door haar in mijn Hart binnengeleid worden.
Door de Maagd Maria ben ik tot de menschen gekomen; en door die zelfde Maagd Maria moeten do meusehen tot mij komen.
Welke genade gij dan ook van mij wilt verwerven, draag aan Maria als aan mijne Moeder, die ook uwe Moeder is, op, mijn Hart in uw belang aan te roepen, en zij zal toonen eene Moeder te zijn.
O zeker, zij zal verhoord worden wegens hare waardigheid; want onmogelijk is hot mij, mijn aangezigt van mijne Moeder af te wenden of haar iets te weigeren. De moederlijke rogten toch, die zij op aarde bezat en deed gelden, heeft zij niet verloren in den hemel, waar zij met mij heerscht als koningin aller Engelen en Heiligen.
Indien iemand door do Maagd Maria tot mij nadert, zal hij niet verstoeten worden, neen! maar zelfs tot in mijn Hart worden toegelaten en door de ondervinding leeren, welke de hoogte, de diepte en uitgestrektheid is, die mijne Moeder in mijn Hart inneemt.
O. Zooals ik van nature God tot Vader en Maria tot Moeder heb zoo ook, mijn kind, moet gij, bijaldien gij door aanneming God tot Vader hebben wilt, ook Maria tot Moeder hebben.
En indien gij ondervinden wilt, hoezeer Maria eene Moeder is, toon n dan haar kind te zijn en wil haar Hart niet bedroeven door mijn Hart te bedroeven met de zonde, want gevloekt is hij, die zijne Moedor bedroeft!
Doch dubbel de vervloeking, dubbel wee over hen, die de eer en de liefde, mijner Moedor verschuldigd, trachten te beletten of te verminderen! want de lof zoowel als do beschimping, der Moeder aangedaan, valt op mij haren Zoon terug.
Daarom ook zullen hare vijanden eerloos zijn;
523
ja een ieder, die tegen haar misdoet, benad eelt zijne eigene ziel. Doch die haar verheerlijken door verschuldigde vereering en liefde, zullen het eeuwig leven bezitten.
quot;Waan niet, dat Maria met de Heiligen en Engelen gelijk staat of onder ben slechts de eerste plaats inneemt; want zjj stelt eene orde daar, die alle overige schepselen overtreft; zoo, dat zij veel hooger staande dan alle Heiligen en hemelsche geesten, niemand anders boven zich ziet dan mij mot don Vader en den heiligen Geest.
Derhalve moet zij met eene bijzondere vereering en met eene bijzondere liefde gediend worden. Bemin en vereer haar, mijn kind, zoo veel het in uw vermogen is; gij kunt de perken niet te buiten gaan, zoolang gij haar maar niet eene eere en liefde bewijst, die aan God alleen toekomt.
Leer echter voor alles van Maria mijn Hart volkomen na te volgen. Zij toch bewaarde al mijne woorden en al mijne voorbeelden en overwoog ze in haar Hart; en zoo heeft zij zich de leering eigen gemaakt van mijn Hart, welks leven, deugden en gewaarwordingen zij volmaakt in zich nagebeeld toonde.
7. Zalig zult gij zijn mijn kind, als gij zoo mijne maagdelijke Moeder vereert. Door haar zult gjj don weg tot heiligheid, liet inwendig leven, gemakkelijk en zoet vinden; door haar zult gij barmhartigheid, genade en troost ja alles vinden, wat u nuttig of noodzakelijk is; door haar eindelijk zult gij met mij zijn en blijven. Neem dan tot haar bij elke gelegenheid en
524
ten allen tijde uwe toevlugt. Wat vreest gij? Gij immers zijt Zoon en zij is Moeder. Wat weifelt gij? zie, niemand gaat immers tot haar te vergeefs; allen ontvangen: door haar ontvangt de wereld zaligheid, ontvangen de gevangenen verlossing, de zondaren hoop, de regtvaardigen glorie, de engelen blijdschap.
8. De leerlixg . O Jesus, God mijn Zaligmaker! Gij geeft uwe Moeder aan mij tot Moeder! Wie heeft ooit zoo iets gehoord? Gij alleen Heer, kunt zulk een geschenk uit de schatten uws Harten nemen en aan ons zondaren geven.
Dank zij U, beminnelijke Jesus, eeuwige dank zij ü voor zoo groot eene gave, mij, den onwaardigste, zoo goedgunstig verleend.
Zie, uwe Moeder is mijne Moeder! Gedoog, allerliefste .lesus, dat ik het herhaal: Zie, uwe Moeder i.s mijne Moeder! Hat is biijdschaj) voor het liart, honig voor den mond, gezang voor het oor.
O waarlijk gelukkige, die ik ben, oen kind te zijn der koninginne van hemel en aarde, van de Moeder van God, van mijn Zaligmaker, van mijn Üegter!
Door zulk eene Moeder en wel door l aar, neem ik tot U, mijn Jesus, mijne toevlugt, door hare moederlijke liefde zal ik tot uw Hart naderen; door haar onbevlekt Hart zal ik in uw Hart binnentreden tot de innigste vereeniging met TJ.
Doch als ik ten oordeel zal moeten verschijnen, o zie, welke zoete vertroosting! ik heb een voorspreekster bij den Regter, de Moeder van den
525
Rogier, die ook mijne .Moeder is, die als Moeder voor haar kind spreekt bij haren Zoon, en aan welke Moeder de Jicgtcr gegeven hoeft: alles to vermogen in zjjn Hart.
Zoolang ik leef, zal ik daarom trachten en zal het mijne vreugde zijn, zulk eene Moeder als gij, o zoete Maagd Maria zijt, steeds meer te vereeren, en uwe eer op alle wijzen bij allen altijd uit te breiden.
Zoolang mijn hart in staat zal zijn te beminnen; zal het u, o Moeder van Jesus, o mijne Moeder, liefhebben! neen meer, liet zal branden, om aller harten met een zelfde liefdevuur te ontsteken, opdat zij allen op aarde beginnen u om Jesus en Jesus om Hem zeiven te beminnen en zoo verdienen mogen zalig te worden in den hemel en voort te gaan, u te lieven ou te beminnen gedurende de blijde en eindeloozc eeuwigheid.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
dat jesus in zijne veklaïknhe11) aan het kruis ons leekt, hok wij ons gedragen moeten, als wij in bekoring wokden verlaten.
1. Jesus. Mijn kind, dewijl ik aan het kruis de boosheden zou dragon der mensehen, voor wie ik mij zei ven uit liefde tot plaatsvervanger en borgtogt had gesteld, heeft de Vader do mensehen zoo liefgehad, dat hij mij heeft overgeleverd.
Daarom heoi't de duivel, die na de bekoring-in de woestijn mij voor bepaalden tijd verlaten had, nu in mijn Lijden wederkeerend, mij met meer geweld overvallen en met meerder hardnekkigheid benaanwd.
Behalve zijne eigene boosaardigheid, heeft hij gebruik gemaakt van de bedorvenheid der boo-zen, welke hij opwekte èn om mij allerlei martelingen eu den schandelijksten dood te doen ondergaan, èn ook om verschrikkelijke zonden voor mijn aanschijn te bedrijven.
Hij juichte, de duivel met de zijnen, als vierde hij eene zegepraal, en steeds zijne at-schuwelijke aanvallcu niet meerder aandrang hervattend, schreeuwde liij: God heeft hem vervolgd en grijpt hem.
En ik, die den menschen ter wille in zwakheid moest omkomen, wa ■ tegenover do magt der vijanden, (ïio uiterlijl; togen mijn ligchaam woedden en innerlijk mijn Hart verscheurden, alleen gelaten zonder eenige gevoelige vertroosting, welke dan ook.
In zulke kwellingen verlaten, zie, daar verhief ik tot den Vader, dien ik eindeloos beminde en door wien ik eindeloos bemind werd, mijne schreijende en bijna verstorvene oogen en stortte tevens mijn Hart aan de niters to benaauwdheid ten prooi, uit: „Mijn God! mijn God! Waarom hebt gij rrjj verlaten?quot;
Ziedaar, mijn kind, de uitdrukking va:; de onbegrijpelijke droefheid mijns Harten, dat in een afgrond van lijden verzonken en als onder een stortvloed van smarten bedolven werd.
2. Evenwel onderwierp ik mij met liefde aan het welbehagen van mijn hemelschen Vader; geheel mij zeiven bracht ik ton otter aan Hem, die mij eenmaal troosten zoude overeenkomstig de grootheid mijner smarten.
Dewijl de smart de mate der liefde aangeeft, heb ik de overmate van dit allersmartelijks lijden verduurd en te kennen gegeven, opdat demensehen begrijpen zouden, in welk eene mate ik hen heb lief gehad.
Doch schoon aan al de overige menschen denkend, dacht ik toch bijzonder aan u, mijn kind; ja om u heb ik met een onderworpen en tevreden Hart de woede der vijanden en die smarelijke verlatenheid verdragen.
Ik wist immers, dat gij. volgens de goddelijke Voorzienigheid, niet van de aanvallen des duivels bevrijd koudot Mijven; ook was hot mij niet verborgen, mijn kind, hoeveel droefheid u dio harde strijd met uwen meestbedorven vijand veroorzaakt; en daarom heb ik u mijn voorbeeld gegeven, om daaruit rijkelijk leering en troost to putten.
Ik kon, mjjn kind, do herhaalde en diepe zuchten welke gij, begeerig om in volmaakten vrede, vrij van elk beletsel, voor mij te leven, slaakt, wanneer gij u te midden van woedende vijande ziet verkeeren.
Doch beschouw mij, mijn kind, den eenigge-boren zoon van God, den Heilige der Heiligen, uit onverdiende liefde overgeleverd aan de woede mijner vijanden en daarbij alleen cn verlaten; en dan zult gij u niet verwonderen noch gebukt
528
gaan, als g|j oon menscli, eon zondaar in zoo vele opzigten, tot uw hei!, ook na reeds langen tijd mij gediend te hebben, aan de aanvallen des bekoorders overgelaten en daarbij van gevoelige vertroosting beroofd wordt.
Want inderdaad, Meruit blijkt Grods welwillend-lieui jegens u, als hij den strijd niet wegneemt zonder welken goene vijanden overwonnen worden en de vrede geen vaster wortel schiet, noch de gelegenheid van den strijd verwijdert, zonder welke er geen zege behaald, noch eene kroon verkregen wordt.
Het is een gevolg van de ware liefde mijns Harten als het u verlaat, opdat gij zoo, prijs ge-gegeven aan uw eigene zwakheid, tot bewustzijn komen zoiidet en zoo in nederiglioid behouden en door uwe behoefte gedreven onophoudelijk tot mij vlugten, naar mij verzuchten zoudt.
Hoe velen hebben volhard en zijn zalig geworden door do bekoringen, die bij gemis daarvan, langzamerhand laauwen, en hoogmoe-digen en eindelijk verworpelingen zouden zijn geworden I
Kent gij er wel een van allen, die zich geheiligd hebben, en vrij van bekommering zijn geweest!- Waren de grootste Heiligen niet gewoon do hevigte bekoringen te ondervinden?
Dit toe'! is do weg, waarop eene moer dan gewoone zuiverheid des harten wordt verkregen ; waarop volmaaktere deugd wordt aangeworven; eindeljjk, waarop do ziel beter gestemd wordt voor de goddelijke vereeniging.
8. Inderdaad op dit punt verkeeren velen in
dwaling meenende, dat dc bekoring de zonde is. En wat is gewoonlijk wel gevaarlijker dan die dwaling? Daaruit immers ontstaat een dwalend geweten, verwarring, angstvalligheid, lusteloosheid, gebrek aan moed en krachten, en edelmoedig weerstand te bieden en te zegevieren.
Geloof mij, mijn kind, mogt ook de bekoring van welken aard dan ook, gedurende geheel uw leven aanhouden, zij kan u niet schuldig maken aan eene enkele zonde, mits zij u maar mishaagt.
Leg dus die noodlottige dwaling af; werp de overdrevene vreeze voor dc bekoring van u. Die vrees, uit dwaling geboren, door de eigenliefde gevoed, wordt eene gelegenheid, en nog meer en des te gevaarlijker bekoord te worden; dewijl gij dan niet zoo zeer door Gods toelating als wel door uw eigen gebrek bekoord wordt.
Dat is het ongeluk der menschen, dat zjj in een van beide uitersten vallen. Eenigen name-lijk wijl zjj de bekoring te veel duchten, anderen wijl zij daarvoor niet genoeg op hunne hoede zijn loopen grootelijks gevaar. Wat u betreft, mijn kind, bewandel den middenweg, bijaldien gij veilig wandelen wilt.
4. De leerling. Maar, Heer, is dan de zonde niet bovenal te vreezen en te ontvlugten? Waarom dun zal ik niet het meest de gevaren en de gelegenheden tot zonde vreezen en ontvlugten?
Jesus. Zeerzeker, mijn kind, moet gij de zonde bovenal vreezen en ontvlugten. Doch wacht u voor bedrog; wil het een met quot;liet ander niet verwarren, maar wil wel onderscheiden. Want iets anders is de bekoring, iets anders de zonde; iets anders
34
530
'TH
gevaar der Ijekoring en iets anders liet gevaar ^tl
der zonde; eindelijk iets anders de gelegenheid, (]at
welke van den kant des duivels, die bekoort, ^
gesteld wordt, iets anders de gelegenheid, die jj,,-van den kant des mensclien zeiven gesteld wordt
en die hem tot de zonde nader brengt. we Vervolgens moet gij de gelegenheid, gesteld ,
van den kant der mensclien, dewijl zij een naaste zoc
gevaar tot de zonde en dus zondig is, met zorg ]10(
vermijden; doch de gelegenheid van den kant des (]n]
duivels, als slechts een gevaar van bekoring en gegt;
dus niet van de zonde zijnde, zijt gij niet ver- ?k
quot;Wil u daarom niet verwonderen, als do duivel u bekoort, immers hij heeft niets anders te |ai] doen, dan rond te loopen en te bekoren. In ^ zijne onbeschaamdheid ecliter wendt hij zich tot z*n een ieder en bezigt verschillende wijzen van be- | gta koring, terug gestooten, ontziet hij zich niet t|ir terug te keeren; overwonnen, laat hij niet na andermaal den aanval te hervatten. J w0 Wil u om die reden niet laten verontrusten; ),ef als gij bekoord wordt, is de boosheid des dui- ^er veis, niet uwe bedorvenheid daarvan de oorzaak. mj IJdel voorwaar en dwaas zoudt gij handelen, ^ als gij wegens bekoringen den vrede des harten zoudt verliezen. Want zoo stelt gij uwen vrede ge( in de macht des duivels, die u ongetwijfeld quot; re(; nimmer daarvan het genot zal veroorlooven. rjn Mijn kind ik ken uwe zwakheid; ik ken de Ka1 boosheid des duivels, doch ik ken ook de kra.cht mf, mijner genade; ik weet, wat gij uit u zelven en nje wat gij door de genade tegen den duivel vermoogt.
531
En ik, wien de duivel zoozeer onderworpen is, dat hij zonder mijnen wil zelfs hot minst edele der dieren niet kan deeren; ik, wien uwe zaligheid zooveel gold, zal niet gedoogen, dat gij boven uwe krachten bekoord wordt, maar ik zal bewerken, dat gij met de bekoring uw voordeel doet.
5. De leerling. Dank zij U, goede Leermeester zoete Jesus, omdat Gjj mij zoo aangetoond hebt, hoe ik mij ten opzigte dor bekoringen moet gedragen, voor dat zij komen of mij overvallen; gewaardig U ook, smes ; ik u, mij te leeren, hoe ik mij gedragen moet, als zij mij voor den geest zijn en tot do toestemming trachten over te halen.
Jesus._ Merk op, mijn Kind, dat de duivel langs drie wegen u kan aanvallen, of uw hart kan naderen; langs den uitwendigen weg der zintuigen, langs den innerljjken weg des verstands en eindelijk langs den weg der verbeelding, die in zekeren zin den middenweg uitmaakt.
Langs welken dier wegen gij echter bekoord wordt, draag zorg, om, zoodra gij de bekoring bespeurt u niet te beangstigen of te verontrusten; maar tracht door uwe opmerkzaamheid op mij te vestigen, die bij u ben, uwen geest in kalm bewustzijn te bewaren.
Komt de bekoring tot u door de zintuigen, gedoog dan niet, dat deze zonder voldoende reden aan het gevaarlijke voorwerp der bekoring blootgesteld blijven; maar wend ze met kalmte en tevens met ernst daarvan af, om zoo mogelijk het kwaad, wat u voorgesteld wordt, niet meer te bespeursn.
Komen zij door bet verstand tot n, waag het
dan niet, zelfs in den geest slechts, iets met den vijand te ondevhandelen; neen, welkeschoone redenen of welke tastbare waarheden zijne in-gevingen ook mogen schijnen, zoodra gij ziet, dat zo togen eenige deugd strijden, onderwerp u dan aan mij, zonder eenige redoneering, en zie, clan zult gij OYorwinnaar zijn.
Wordt de bekoring u aangebragt door de verbeelding wegens voorwerpen, vroeger door de zinnen waargenomen, of nu door don duivel ii voorgesteld, let dan ijverig op, niet toe te laten, dat de verbeelding zich daarop vestige, als om die ijdele voorstelling te beschouwen; maar wend terstond en met ernst de verbeelding daarvan af; en als zij ergens anders mede be-ZL - , stel haar dan iets voor, wat gij door het geloof kent, als de dood ot' het oordeel, de hel, het vagevuur, don hemel of liever nog den Zoon van God, hangesd aan hot kruis, u aanschouwend en zijn hart aan u tot een schuilplaats biedend.
Merk dit echter op, mijn kind, stip dit aan, dat het in elke bekoring genoeg is, eenvoudig uwe aandacht tot iets anders te wenden, dewijl dit ook weerstand bieden is op eene stellige wijze.
Tracht zoo beschut door die maatregelen tijdens elke bekoring zooveel mogelijk, tot uwen meerderen voortgang, u met bezadigdheid en ernst met mij te vereenigen, zij hot ook door zeer korte oefeningen van liefde.
Ik raad u zeor aan, mijn kind, als gij gewoon zijt in staat van genade televen; gedurende de bekoringen gebruik te maken van oefe-
gt;33
ningen, die niet regtstreeks het voorgestelde kwaad bestrijder, maar die u in liefde met mij vereenigen.
Gij moet ii evenwel altoos moer op de genade dan op eigen kracht verlaten. Daarom moet gij herhaaldelijk, zoo wel ten tijde van vrede uls van strijd, hidden, dat de genade u in den strijd moge steunen, bemoedigen en doen overwinnen.
Als gij zoo den roem der zege toeschrijft : a.i mij, die de eerste overwinnaar ben en die mijn glorie aan geen ander afsta, dan. mijn kind, zal ik ii met mijn schild bedekken en voor 11 strijden als een magiig en onove-.'winnclijk m rij der en duizend zullen er aan uwe zijde en tien duizend voor u vallen; en geen vijand ter wereld zal u overweldigen.
6. De leerlixg. O beminnenswaardigste Jesus! wat al zoetheden, en welkome leeringen doet Gij voor mij uit uw Hart stroomen en schenkt Gij mij! Hemel en aarde en al wat er in is brenge U met mij eeuwigen dank!
Doch toon mij, smeek ik U. nog eeno zaak en dan is het genoeg. Zie, het gebeurt namelijk, dat ik uit den strijd wederkeerend, door groote vrees gekweld word of welligt mijne ziel niet een prooi van den vijand geworden is.
O Heer, die woorden des eeuwigen levens hebt, ik bid U spreek tot mij een woord, dat mijne ziel verademing schenkt. Dat zal een nieuw gunstbewijs uws Harten zijn, hetwelk mij wederkeerig met nieuwe en zoete banden van ver-pligte dankbaarheid en liefde aan ü zal verbinden.
T
531
Jesus. Zie, mijn kind, als do bekoring, zoolang zij duurt, u mishaagt, dan hebt gij een zeker teokcn, dat gij niet hebt toegestemd. En in deze moet gij liet lager gedeelte uws harten onderscheiden van hot hooger gedeelte, hetwelk alleen in zijne magt heeft te zondigen of niet te zondigen.
Het luger gedeelte namelijk stemt niet altoos overeen met het hooger deel, maar schept dikwerf in spijt van het hooger gedeelte in de bekoring een zeker behagen; ja somtijds is het zelfs oorzaak, dat het hooger gedeelte, zonder het te willen, dat behagen gevoelt. Doch het gevoel schaadt niet, waar do toestemming ontbreekt.
En indien gij twijfelt, of gij bekoringen gevoeld dan wel of gij er ook in toegestemd hebt, let dan op het verschil, dat tusschen gevoelen en toestemmen gelegen is. Gij kunt, wel is waar, de bekoring gevoelen zonder nogtans met vrijen wil en kennis haar lief te hebben; doch, toestemmen in de bekoring kunt gij niet, zonder tevens, erkennende dat zij zondig of kwaad is, haar met vrijen wil te beminnen.
Als gij de daaraan nog twijfelt, of gij al of niet de bekoring op deze wijze bemind hebt, volg dan den regel der Heiligen: Zoo lang oen persoon, die een teeder en bezorgd geweten heeft, niet zeker weet toegestemd te hebben, dan kan lijj zich in geweten verzekerd houden, dat hij niet toegestemd heeft.
Inderdaad, mijn kind, een ieder, die gewoon is mij aan te hangen en niet een opregt hart vreest van mij gescheiden te worden, hij moet om in
535
de bekoring, welke liem somtijds tot zonde lokt, wetens en willens toe te stemmen, zicli zeiven groot geweld aandoen, zoo wel om weerstand te bieden aan de heilzame aansporing van zjjn ge-weten, welke hij gewoon is te hooren cn op te volgen, als om zijnen wil af te trokken van het voorwerp, dat hij steeds he oft lief gehad en te keeren naar een voorwerp, hetwelk hij altijd haat heelt toegedragen. Hetgeen niemand voorwaar doen kan, zonder de boosheid duidelijk in te zien en, als hij ze omhelst, ze wetens en willens te omhelzen.
Integendeel, wie eene gewoonte heeft van zondigen wegens een slecht ol' te ruim geweten, hij moot in den twijfel of hij tijdens do bekoring heeft toegestemd, veronderstellen: toegestemd te hebben. Want, dewijl hij uit beginsel of door zijn doen eene gewoonte heeft aangenomen, die met de zonde instemt, moet hij, tot zonde bekoord, om te weerstaan zich ook grooto inspanningen getroosten, niet slechts om oogenblikkelijk aan de waarschuwende stem des gewetens, waaróm hjj zicli in dergelijke gevallen gewoonlijk niet bekommerde, te gehoorzamen, maar ook om do bekoringen met een vast bepaalden wil te verwerpen. Doch dit alles kan hij niet doen, zonder duidelijk zjjnc inspanning en ongewone overwinning te bespeuren.
7. Gij ziet hieruit, mijn kind, hoe gelukkig ZIj zijn, die mij getrouw dienen, dewijl zij in bekoringen, waar het menschelijk leven vol van is, zich op zoo zoeto wijze kunnen troosten; terwijl daarentegen de nalatigen tot hunne be-
536
schaniing on -verbetering met innerlijke angsten en kwellingen gekastijd worden.
En dat is een van de duizende goederen, waarmede ik de leerlingen mijns Harten overlaad. Verblijd u, mijn kind, verblijd u over zulk een goed, en gebruik en geniet liet tot glorie van mijn Hart en tot heiliging uwer ziel.
Gij moet evenwel na de bekoring op uwe hoede zijn, om de zaak niet zoo te willen onderzoeken, dat gij, door de bekoring of bare omstandigheden in het bijzonder na te gaan, u aan gevaar blootstelt.
Doch, verneder voor zoo verre dn omstandig-heuen liet toelaten, dan u .zalven met kalmte, vergiffenis vragend, indien gij misschien aan hoogmoed, ongeregelde vrees, aan eenig wantrouwen, aan nieuwsgierigheden of nalatigheid, hebt toegegeven. Ga daarna, de betuiging uwer liefde hernieuwd hebbende, onverschrokken en blijmoedig voort.
8. Ten laatste, mijn kind, herinner u, dat de weg der bekoringen tot vele dwalingen leidt, zoodat niemand alleen veilig langs dien weg kan wandelen. quot;Wie gij dus ook zijt, in het klooster of in de wereld, geleerd of ongeletterd, gij hebt een beproefd geleider noodig, en zoolang gij dezen gehoorzaamt en volgt, zal ik niet gedoogen, dat de gehoorzaamheid u ton ondergang voere. Ik zelf zal zorg voor u dragen.
quot;Welaan mijn kind, moed gevat; zijt onverschrokken. Moge do wind huilen, moge de storm woeden, waarom zoudt gij vreesachtig zijn? Zie, ik ben met u.
537
ten Dit heb ik gezegd, mijn kind, opdat gij in
bekoringen verligting en troost zoudet bezitten, m. Doch niet, om geene bekoringen te hebben of
id. het lastige daarvan niet te gevoelen. Draag ze
en mot geduld cu ten zijne tijde zullen zij voel-
an voudige vruchten opleveren.
Laat derhalve den moed niet zinken, maar ve zijt aan den goddelijken wil onderworpen. Arbeid,
n- mijn kind, volhard grootmoedig, wetende, dat
re de lijder der bekoringen zalig is, dewijl hij na
n, beproefd geweest te zijn, de kroon des levens
zal ontvangen.
9. De leerling. • O, hoe goed zijt Gij, mijn 3, Jesus! hoe goed zijt Gjj! Zie, Gij de blijdschap
ii dor Heiligen en der Engelen, zijt verlaten aan
■ het kruis en van alle vertroosting verstoken; [1. intusschen laat Gij mij evenwel, ofschoon eon
r onwaardige onder alle opzigten, niet alleen,
i niet zonder troost, neen. Gij zelf beurt mij
O]) en verkwikt mij met wondervolle zoetheid. 3 Gaarne laat ik mij aan uwe zorg over; ik
geef mij geheel over aan uwen goddelijken wil; voltooi de plannen, die uw Hart met mij voor heeft; zuiver en heilig mij langs den weg ; of op do wijze, die U behaagt. Behoed mij
slechts voor alle zonden.
Zijt mij in elke bekoring, in elk gevaar krachtdadig ter zijde, bescherm mij; hel,! mij, houd mij zoo met U vereenigd, dat ik nimmer van u gescheiden worde.
Jesus. Zio, mijn kind, als do bekoring, zoolang zij duurt, u mishaagt, dan hebt gij een zeker toeken, dat gij niet hebt toegestemd. En in deze moot gij het lager gedeelte uws harten onderscheiden van het hooger gedeelte, hetwelk alleen in zijne magt heeft te zondigen of niet te zondigen.
Het lager gedeelte namelijk stemt niet altoos overeen met het hooger doel, maar schopt dikwerf in spijt van het hooger gedeelte in de bekoring een zeker behagen; ja somtijds is het zelfs oorzaak, dat het hooger gedeelte, zonder het te willen, dat behagen gevoelt. Doch het gevoel schaadt niet, waar do toestemming ontbreekt.
En indien gij twijfelt, of gij bekoringen gevoeld dan wel of gij er ook in toegestemd hebt, let dan op liet verschil, dat tusschen gevoelen en toestemmen gelegen is. Gjj kunt, wel is waar, de bekoring gevoelen zonder nogtans niet vrijen wil en konnis haar lief te hebben; doch, toestemmen in dc bekoring kunt gij niet, zonder tevens, erkennende dat zij zondig of kwaad is, haar met vrijen wil te beminnen.
Als gij de daaraan nog twijfelt, of gij al of niet de bekoring op deze wijze bemind hebt, volg dan den regel der Heiligen: Zoo lang oen persoon, die een teeder en bezorgd geweten heeft, niet zeker weet toegestemd te hebben, dan kan bij zich in geweten verzekerd houden, dat hij niet Toogostomd hoeft.
Inderdaad, mijn kind, oen ieder, die gewoon is mij aan te hangen en mot een oprogt hart vreest van mij gescheiden to worden, hij moet om in
535
de bekoring, welke liem somtijds tot zonde lokt, wetens en willens toe te stemmen, zich. zeiven groot geweld aandoen, zoo wel om weerstand te bieden aan de heilzame aansporing van zijn geweten, welke hij gewoon is te hooren en op te volgen, als om zijnen wil af te trekken van het voorwerp, dat hij steeds heeft lief gehad cn te keeren naar een voorwerp, hetwelk hjj altijd haat heott toegedragen. Hetgeen niemand voorwaar doen kan, zonder de boosheid duidelijk in te zien en, als hij ze omhelst, ze wetens en willens te omhelzen.
Integendeel, wie eene gewoonte heeft van zondigen wegens een slecht ot' te ruim geweten, hij moet in den twijfel of hij tijdens de bekoring heeft toegestemd, veronderstellen: toegestemd te hebben. Want, dewijl hij uit beginsel of door zijn doen eene gewoonte heeft aangenomen, die met de zonde instemt, moet hij, tot zonde bekoord, om te weerstaan zich ook groote inspanningen getroosten, niet slechts om oogenblikkelijk aan de waarschuwende stem des gewetens, waaróm hij zich in dergelijke gevallen gewoonlijk niet bekommerde, te gehoorzamen, maar ook om de bekoringen niet een vast bepaalden wil te verwerpen. Doch dit alles kan hij niet doen, zonder duidelijk zijne inspanning en ongewone overwinning te bespeuren.
7. Gij ziet hieruit, mijn kind, hoe gelukkig zij zijn, die mij getrouw dienen, dewijl zjj in bekoringen, waar hot menschelijk loven vol van is, zich op zoo zoete wijze kunnen troosten; terwijl daarentegen de nalatigen tot hunne be-
536
schaming on ■verbetering met innerlijke angsten en kwellingen gekastijd worden.
En dat is een van do duizonde goederen, waarmede ik de leerlingen mijns Harten overlaad. Verblijd u, mijn kind, verblijd u over zulk een goed, en gebruik en geniet het tot glorie van mijn Hart en tot heiliging uwer ziel.
Gij moet evenwel na do bekoring op uwe hoede zijn, om de zaak niet zoo te willen onderzoeken, dat gij, door do bekoring of hare omstandigheden in liet bijzonder na te gaan, u aan gevaar blootstelt.
Doch, verneder voor zoo verre de omstandigheden het toelaten, dan u .zeiven met kalmte, vergiffenis vragend, indien gij misschien aan hoogmoed, ongeregelde vrees, aan eenig wantrouwen, aan nieuwsgierigheden of nalatigheid hebt toegegeven. Ga daarna, de betuiging uwer liefde hernieuwd hebbende, onverschrokken en blijmoedig voort.
8. Ten laatste, mijn kind, herinner u, dut de weg dor bekoringen tot vele dwalingen leidt, zoodat niemand alleen veilig langs dien weg kan wandelen. Wie gij dus ook zijt, in het klooster of in do wereld, geleerd of ongeletterd, gij hebt een beproefd geleider noodig, en zoolang gij dezen gehoorzaamt en volgt, zal ik niet gedoogen, dat de gehoorzaamheid u ten ondergang voere. Ik zolf zal zorg voor u dragon.
quot;Welaan mijn kind, moed gevat; zijt onverschrokken. Moge do wind huilen, moge de storm woeden, waarom zoudt gij vreesachtig zijn? Zie, ik bon met u.
537
Dit lieb ik gezegd, mijn kind, opdat gij in bekoringen verligting on troost zoudet bezitten. Docli niet, om geene bekoringen te hebben of liet lastige daarvan niet te gevoelen. Draag ze met geduld eu ten zijne tijde zullen zij Teel-Toudige vruchten opleveren.
Laat derhalve den moed niet zinken, maar zijt aan den goddelijken wil onderworpen. Arbeid, mijn kind, volhard grootmoedig, wetende, dat de lijder der bekoringen zalig is, dewijl hij na beproefd geweest te zijn, de kroon des levens zal ontvangen.
9. De leerling. ■ O, hoe goed zijt Gij, mijn Jesus! hoe goed zijt Gijl Zie, Gij de blijdschap der Heiligen en der Engelen, zijt verlaten aan het kruis en van alle vertroosting verstoken; intusschen laat Gij mij evenwel, ofschoon een onwaardige onder alle opzigten, niet alleen, niet zonder troost, neen. Gij zelf beurt mij O]) en verkwikt mij met wondervolle zoetheid.
Gaarne laat ik mij aan uwe zorg over: ik geef mij geheel over aan uwen goddelijken wil; voltooi de plannen, die uw Hart met mij voor heeft; zuiver en heilig mij langs den weg of op de wijze, die Ü behaagt. Behoed mij slechts voor alle zonden.
Zijt mij in elke bekoring, in elk gevaar krachtdadig ter zijde, bescherm mij; helji mij, houd mij zoo met U vereenigd, dat ik nimmer van ii gescheiden worde.
538
dat jesus, in zijne verlatenheid dook dorst gekweld en geen verkwikking ontvangende, ons toont, hoe wij ons in verlatenheid moeten gedragen.
1. Jesus. O, gij allen, die voorbij gaat, vestigt uwe aandacht en ziet eens, of er eene smart is gelijk de mijne!
Zie, belegerd door smarten, kwelden mij al mijne vervolgers; en niemand van al, die mij dierbaar waren, was er, om mij te troosten.
Mijn kind, zie mijn hoofd met doornen doorstoken, mijn aangezigt door tranen en bloed bedekt, alle ledematen van een gerukt, geheel mijn ligchaam verscheurd, van de voetpalm tot aan de kruin des hoofds was ik éene wonde ; en wat mijn Hart betreft, het werd zamengeperst door onuitsprekelijke smarten, verteerd door de hardvochtigheid der menschen, door mijn beminden en beminnenswaardigsten Vader verlaten.
In deze pijnen werd ik daarenboven gemarteld door eene nieuwe kwelling, een allerhevigsten doist, zoodat ik uitriep: „Ik heb dorst!quot;
Die dorst, mijn kind, is velerlei: smachtend tot don dood toe naar verkwikking in mijne volslagene uitputting; meer smachtend nog van dorst naar do zaligheid, naar de liefde en de eeuwige dankbaarheid der menschen; doch liet meest smachtend ten laatste om het welbehagen van mijn hemelschon Vader te vervullen.
539
Doch mijne vijanden, dit lioorende, weigerden mij niet slechts elke verligting, maar laafden mij daarenboven nog in mijnen dorst met azijn.
Tot herstel van Gods oer en tot zaligheid der menschen wilde de Vader, dat ik in do hoogste smart zonder eenige verligting sterven zoude.
Hooger klom mijn Lijden, doch hooger ook klom de liefdevlam mijns Harten, waardoor ik mij met den goddelijken wil vereenigend, van Harte sprak: Ja Vader, ja, dewijl het zoo aan U welbehagelijk is.
En zoo hel) ik mij zeiven geheel overgegeven om te lijden en eindelijk te sterven in de uiterste verlatenheid.
Overweeg dit, mijn kind, roe]) u dit in het geheugen, dan vooral, als gij zelf verlatenheid ondervindt.
2. Zoolang als de oetcningon van godsvrucht innerlijk behagen en aan den geestelijken smaak bevallen, is het, gemakkelijk cu aangenaam tevens er mede bozig te zijn; maar hard en onaangenaam is het ze met getrouwheid en naauwge-zetheid te volbrengen, als zij niets dan verveling en weerzin opwekken.
Dewijl echter hot hart des menschen in die innerlijke vertroosting aan het genot der gevoelige zoetheden gewoon raakt en mij gewoonlijk niet zoo zuiver om mij bemint, daarom ben ik gewoon den mensch, die hot t-eeds dragen kan, van allen gevoeligen troost te berooven.
Dit is een geheim kunstmiddel, wat de liefde mijns Harten gebruikt, opdat de ziel, ondanks zich zelve, leere niet mijne vertroosting maar
540
boven al het zinnelijke, mij zclven te zoeken en lief te hebben.
Als gij mij in verlatenheid getrouw blijft, dan levert gij een duidelijk bewijs, dat gij mij uit zuivere liefde niet om uwe eigene oogenblikke-lijke belangen dient.
Gij hebt dus geen reden, mijn kind, u in verlatenheid te verontrusten, maar wel u met inspanning toe te leggen op edelmoedige daden en op een krachtig geduld.
3. Yolhard standvastig in hetgeen gij hebt begonnen en wil om de verveling en den afkeer, welke gij in de verlatenheid ondervindt te overwinnen, meer dan gewoonlijk bidden, onderzoek met meerder ijver zoowel uwe inwendige als uitwendige daden, waak met meer oplettendheid over uw hart oji eindelijk versterf u dikwijlder en op volmaaktere wijze in kleine zaken.
Door dezen volhardenden en degelijken ijver zult gij aan lusteloosheid kracli i dadigen weerstand bieden. Onderwerp u intussehen steeds meer en meer; en beschouw dit als uwe grootste vertroosting, met nederigheid en lietde den god-deljjken wil te aanvaarden.
A'iet altijd wil ik, dat gij op gevoelige wijze vertroost wordt, al mogt gij ook gedaan hebben, wat mogelijk was, om do vertroosting te verkrijgen, opdat zij u geen nadeel toebrenge, noch gij aan n zeiven zoudet toeschrijven, wat liet mijne is.
Doch dit wil ik, dat gij u in volkomen nederigheid bewaart en mij zoo zuiver mogelijk lief hebt. Daarom veroorloof ik u, innerlijk te gevoelen, dat het niet in uwe maart is. de vertroos-
541
ting te nemen of te behouden, maar dat zij een geschenk is van mij.
Erken dus, dat gij ten eenenmale onbekwaam zijt, waren troost te verschaffen, ja zelfs ook onwaardig den geringsten troost te ontvangen: en belijd dit als de grootste gunst, welke allo gevoelige vertroosting verre overtreft, door mij voor een mijner kinderen gehouden en door de liefde mijns Harten verzorgd te worden.
4. De leerling, O. zeker. Heer mijn God, het is do grootste genade, een niet te vergelijken gunst, uw kind, do beminde van uw Hart tc zijn, doch mijne verlatenheid veroorzaakt mij niet slechts weerzin, maar zij ontrooft mij ook somtijds hot bewustzijn van die gunst te bezitten.
Zoolang ik mij verheng in do zedelijke overtuiging, dat ik door uwe heiligmakende genade, een dierbaar kind uws Harten ben, zoolang schijnt mij alle gemis aan mensclielijke of goddelijke vertroosting, schoon ook zwaar en pijnlijk voor de natuur, evenwel dragelijk toe, ook ontrukt zij dan niet aan het hart goheel en al den vrede.
Doch, Heer Jesus, somtijds overvalt mij de verlatenheid in die mate en doet zij alle vermogens der ziel zoozeer aan, dat het mij voorkomt, van U gescheiden te zijn, en dat ik mij niet overtuigen kan, nog eene plaats in uw Hart te bezitten.
O mijn Zaligmaker! die alles weet en niet noodig hebt, door iemand onderwezen te worden. Gij kent de grootheid mijner smarten, die zwaarder zijn dan de dood zelf. Alle andere
542
droefenis acht ik troost in vergelijking met deze verlatenheid, die ik niet durf aanschouwen en waarvan ik evenwel somtijds de oogon des gees-tes niet kan afwenden.
0 Jesus! door de overmaat van uwe verlatenheid aan het kruis, bid en smeek ik Uy dat Gij U gewaardigen moogt, mij te verligten of' ten minste te onderrigten. Ik beken geen van beiden te verdienen, en dat uw voorbeeld mij voldoende moest zijn: doch als Gij dit zolf niet op mij toepast, dan ben ik beklagenswaardig als een ziende, die niet ziet en als een hoorder, die niet verstaat.
5. Jesus. Mijn kind, iets anders is, het goede te doen, iets anders te weten, dat gij het goede doet. liet eerste maakt uwe verdienste uit; het tweede verschaft u genoegen. Nogmaals, mijn kind, iets anders is het, u in mijne genade te bevinden, en iet.-- anders te weten, dat gij u in mijne genade bevindt. Het eerste maakt uw waar geluk uit; het laatste voegt bij uw geluk niets moer dan een gevoelig genot.
Welnu van dat blijde en aangename bewustzijn, waarin volstrekt geen verdienste gelegen is, beroof ik somtijds de ziel uit goedheid, opdat ;dj met kracht zieli oefene tor heiligwording en toeneme in liefde tot mij. Deze is de hoogste zuiverheid der liefde, door liefde naar liefde te streven, terwijl gij do liefde niet gevoelt, door welke en naar welke gij streeft.
Vermoei u derhalve niet, mijn kind, om u te overtuigen, dat gij in mijne genade zijt. Want; gij arbeidt te vergeefs, om u iets te verschaffen.
543
dat ik juist, ten uwen heile niet wil, dat gij bezitten zult.
Ik zoek en bemin yeol n eer uw waar lieil dan uwe geyoelige vreugde; en ik weet, dat de berooving daarvan voor u waarlijk nuttig is om, terwijl gij in gevoelige zaken nergens steun vindt, waar ge uwen voet zet of u aan vastklemt, alleen in mij het onveranderlijke goed te berusten, zonder het gevoelige te willen.
Wend u daarom, mijn kind, zooveel gij kunt, af van dio bezwaren, welke gij gevoelt, tot mij; werp u aan mijn Hart, altijd dezelfde betuiging afleggend, dat gij uit liefde tot mij in alles het goddelijk welbehagen mijns Harten wil volgen.
Doe daarna met bezadigdheid, wat gij doen moot en laat geen enkel uwer goede werken, welke gij gewoon zijt te verrigten, wegens de verlatenheid achterwege.
Houd u echter, zoolang do verlatenheid u benauwt, onder geen voorwendsel ooit bezig met droevige bemerkingen over haar te maken; blijf tevreden, bid, u zeiven steeds aan mij onderwerpend, aan mij overgevend.
Dit ten slotte, onthoud dat gij in deze verlatenheid, ik zeg niet in eenig schepsel buiten u, ook niet in u, maar slechts in mij den steun moet zoeken, waarop gij u verlaat. Derhalve hoe meer gij u zeiven verlaten, u van u zeiven ontdoen, mijn Hart behouden, ja u daarin verliezen en vergeten kunt, des te boter zult gij u beminnen.
6, Do leerling. Zegen, lof en glorie zij uw Hart, o Heer, omdat zijne goedigheid U bewoog
1
544
mij te leeren, welke de weg des levens is, te midden van de schaduwen des doods.
Nogtans sclioon ook zoo onwaardig, dat ik niet verdien mij in liet stof voor uwe voeten neer te mogen werpen, duld, bid ik TJ, dat ik nog :,T00ter verlatenheid bloot legge, een onuitsprekelijke kwelling, waardoor mij somtijds do pijnen der hel schijnen te overvallen.
Want somtijds dunkt het mij, overtuigd te zijn op een zekere wonderbare wijze, dat ik niet slechts van uwe genade beroofd, maar inderdaad ook door u verworpen ben, dat de hel mijne woning is, waaraan ik te vergeefs tracht te ontkomen.
Ik zoude zooveel ellende niet durven openbaren, o Heer mijn God. zoo niet de uiterste ellende mij drong aan U den afgrond tetoonen, waarvan ik de diepte niet ken.
7. JEsrs. Dat is voldoende mijn kind, want dat zegt genoeg; wat gij ondervindt.
Let hier vooral op, mjju kind, draag vooral zorg u niet te verontrusten, hoe groot uwe verlatenheid ook wezen moge.
Zie, wat gij daar openbaart, hebben zelfs de Heiligen geleden, die mij zoo volmaakt mogelijk gelijkend geworden, op die wijze geheel zich zeiven afgestorven zijn en als waren zij nieuwe schepselen, voor mij eenig en alleen geleefd hebben.
Geloof, en vertrouw en bemin zuiver, mijn kind; zie nu is het de tijd, zuivere deugden te beoefenen en heldhaftige gevoelens te verwekken.
Verlies den moed niet; wat den schijn dos doods heeft, dat is het verborgen leven, wat nu den
545
scliijii heeft van verderfelijk te wezen, zal ten laatste bevonden worden hernieuwing te zijn.
Doch leer, mijn kind, nit hetgeen gij verduurt, hoe groot het gunstbewijs mijns Harten is, dewijl ik u daardoor behoed voor het ongeluk van eene eeuwige verwerping te ondervinden, waarvan de enkele gewaarwording alleen u smarten doet gevoelen, die allo andere in het leven overtreffen.
Zie daaruit met hoeveel regt gij verpligt zijt, mij wederkeerig onbeperkte liefde toe te dragen' wijl gij door mij voor een mateloos onheil bewaard wordt.
8. Doch merk op, mijn kind, dat het de duivel is, die u ingeeft te twijfelen aan mijne waarheid, waardoor ik verzeker de zaligheid van alle stervelingen te willen; dat het do duivel is, die u aanzet tot wantrouwen jegens mijne barmhartigheid, in welke een ieder, die hoopt, niet beschaamd wordt en een ieder, die bidt, verkrijgt; dat het de duivel is, die u beweegt, geen verwachting op mijne goedheid te bouwen, terwijl ik toch door eiudelooze liefde gedreven, alles tot uwe eeuwige zaligheid beschik.
Wat kwaad in zich zeiven is, komt van den geest des duivels, nooit van mij, die niemand bekoor.
Doch laat aan den duivel, wat hij u ingeeft; twist niet met hem, wil niets met hem te doen hebben.
Neen, blijf en volhard eenvoudig met vrede en ondorworpenheid in den goddehjken wil; en schoon gij ook wegens de groote der verlatenheid niet geheel en al aan het goddelijk welbehagen gelijk-
35
vormig meent te zijn, ontstel oi verontrust u evenwel niet, neen, werp u zonder angst aan mijn Hart en herhaal: God, mijn Zaligmaker, uw wil geschiede met mij in tijd en eeuwigheid!
Onmogelijk is het, mijn kind, dat iemand, die zich zoo aan den goddelijken wil overgeeft, verloren quot;-aat. Veeleer zullen hemel en aarde vergaan 0dan dat de mensch, die van goeden wil is' en' zich zonder voorbehoud aan het goddelijk welbehagen toevertrouwt, ooit te gronde zoude
gaan. . , .. TT ... .
Overigens, moed gevat, land mijns Harten, lijd edelmoedig dat martelaarschap, waardoor de dierbaarste leerlingen mijns Harten verheerlijkt worden en waardoor onvenvelkbare zegepralen en een eeuwige kroon worden verworven.
9 De leerlixo. O Jesus! O mijn laatste toevlugt! Wat zal ik hierop zeggen? Zie, getroost en verlaten tevens, kan ik niet wedergeven, wat ik
gevoel: doch Gij ziet mijn hart. rlt;-- i li.
Om de grootste verlatenheid, die Gij hebt ondervonden, behoud o Heer Jesus, mijne ziel, voor welke Gij zoo vele en groote kwellingen
hebt geleden. , ,, . ..
Ik geef mij aan U over zooveel ik kan; ik
verlaat mij geheel en al op de zorg uws Harten;
uw wil geschiede met mij voor tijd en eeuwigheid.
547
V1EE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
dat jesus aan het kkuis alles volbeengexd, ons leert, dat ook wij op tiet kruis alles moeten voleinden.
1. Jesüs. Zie mijn kind, eindelijk had ik het werk volbragt, dut de Vader mij te doen had opgedragen.
Uitgaande van het hoogste der hemelen, om mijnen weg te gaan, zie, nu heb ik mijnen loop geeindigd.
Reeds eindig ik hot leven, dat uit arbeid smarten en aanhoudende offers bestaat; docli het lijden, door dat alles veroorzaakt, wordt nu wel volbragt, de vruchten en verdiensten echter blijven in eeuwigheid.
De onherstelbare ondergang van het rijk van satan is voltooid on hij zelf, do vorst dezer wereld, is van zijn heerschappij beroofd en verstoeten.
Daar staat mijn rijk, dat ik door mijn eigen ■ bloed mij heb verworven, wat ik door do liefde van mijn eigen Hart doo bloeijen, wat ik bevestigd heb met alle middelen tot eeuwige duurzaamheid en veiligheid, zoodat het in dc toekomst geen einde zal hebben.
Wat van het begin in beelden omtrent mij bestond en wat van mij geschreven is, heeft een einde; zie, de tijd is aangebroken, waarin de overtreding voltooid, do zonde ten einde zal zijn en het onregt uitgewist, en blijvende regtvaar-digheid zal worden aangebragt.
544
mij tc leeren, welke de weg des levens is, te midden van de schaduwen des doods.
Nog tans schoon ook zoo onwaardig, dat ik niet verdien mij in liet stof voor uwe voeten neer te mogen werpen, duld, bid ik TJ, dat ik nog -rooter verlatenheid bloot legge, een onuitsprekelijke kwelling, waardoor mij somtijds do pijnen der hel schijnen te overvallen.
Want somtijds dunkt het mij, overtuigd te zijn op een zekere wonderbare wijze, dat ik niet slechts van uwe genade beroofd, maar inderdaad ook door u verworpen ben, dat de hel mijne woning is, waaraan ik te vergeefs tracht te ontkomen.
Ik zoude zooveel ellende niet durven openbaren, o Heer mijn God. zoo niet de uiterste ellende mij drong aan U den afgrond tetoonen, waarvan ik de diepte niet ken.
7. Jesus. Dat is voldoende mijn kind, want dat zegt genoeg; wat gij ondervindt.
Let hier vooral op, mijn kind, draag vooral zorg u niet te verontrusten, hoe groot uwe verlatenheid ook wezen moge.
Zie, wat gij daar openbaart, hebben zelfs de Heiligen geleden, die mij zoo volmaakt mogelijk gelijkend geworden, op die wijze geheel zich zeiven afgestorven zijn en als waren zij nieuwe schepselen, voor mij eenig en alleen geleefd hebben.
Geloof, en vertrouw en bemin zuiver, mijn kind; zie nu is het de tijd, zuivere deugden te beoefenen en heldhaftige gevoelens te verwekken.
Verlies den moed niet; wat den schijn des doods heeft, dat is het verborgen leven, wat nu den
545
schijn heeft van verderfelijk te wezen, zal ten laatste bevonden worden hernieuwing te zijn.
Doch leer, mijn kind, uit hetgeen gij verduurt, hoe groot het gunstbewijs mijns Harten is, dewijl ik u daardoor behoed voor het ongeluk van eene eeuwige verwerping te ondervinden, waarvan do enkele gewaarwording alleen u smarten doet gevoelen, die allo andere in liet leven overtreft'on.
Zie daaruit met hoeveel regt gij verpligt zijt, mij wederkeerig onbeperkte liefde toe te dragen', wijl gij door mij voor een mateloos onheil bewaard wordt.
8. Dooh merk op, mijn kind, dat het de duivel is, die u ingeeft te twijfelen aan mijne waarheid, waardoor ik verzeker de zaligheid van alle stervelingen te willen; dat het de duivel is, die u aanzet tot wantrouwen jegens mijne barmhartigheid, in welke een ieder, die hoopt, niet beschaamd wordt en een ieder, die bidt, verkrijgt; dat het ds duivel i.s, die u beweegt, geen verwachting op mijne goedheid te bouwen, terwijl ik toch door eindelooze liefde gedreven, alles tot uwe eeuwige zaligheid beschik.
Wat kwaad in zich zeiven is, komt van den geest des duivels, nooit van mij, die niemand bekoor.
Doch laat aan den duivel, wat hij u ingeeft; twist niet niet hem, wil niets met hem te doen hebben.
Neen, blijf en volhard eenvoudig met vrede en onderworpenheid in den goddelijken wil; en schoon gij ook wegens de groote der verlatenheid niet geheel en al aan het goddelijk welbehagen gelijk-
35
vormig niceut tc zijn, ontstel ot verontrust u evenwel niet, neen, werp u zonder angst aan mijn Hart en herhaal: God, mijn Zaligmaker, uw wil geschiede met mij in tijd en eeuwigheid!
Onmogelijk is het, mijn kind, dat iemand, die zich zoo aan den goddelijkcn wil overgeeft, verloren gaat. Veeleer zullen hemel en aarde vergaan, dan dat de mcnsch, die van goeden wil is en zich zonder voorbehoud aan het goddelijk welbehagen toevertrouwt, ooit tc gronde zoude
^Overigens, moed gevat, kind mijns Harten, lijd edelmoedig dat martelaarschap, waardoor de dierbaarste leerlingen mijns Harten verheerlijkt worden en waardoor onverwelkbare zegepralen en een eeuwige kroon worden verworven.
9. De leerling. O Jesus! O mijn laatste toevlugt! quot;Wat zal ik hierop zeggen? Zie, getroost en verlaten tevens, kan ik niet wedergeven, wat ik gevoel; doch Gij ziet mijn hart.
Om de grootste verlatenheid, die Gij hebt ondervonden, behoud o Heer Jesus, mijne ziel, voor welke Gij zoo vele en grootc kwellingen
hebt geleden.
Ik geef mij aan U over zooveel ik kan; ik verlaat mij geheel en al op de zorg uws Harten; uw wil geschiede niet mij voor tijd en eeuwigheid.
547
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
dat jesus aan het kruis alle.s volbrengend, ons leert, dat ook wij op het kruis alles moeten voleinden.
1. Jesüs. Zio mijn kind, eindelijk had ik het werk Yolbragt, dat de Vader mij te doen had opgedragen.
Uitgaande van liet hoogste der hemelen, om mijnen weg te gaan, zie, nu heb ik mijnen loop geeindigd.
Reeds eindig ik hot leven, dat uit arbeid smarten en aanhoudende offers bestaat; doch het lijden, door dat alles veroorzaakt, wordt nu wel volbragt, de vruchten en verdiensten echter blijven in eeuwigheid.
De onherstelbare ondergang van het rijk van satan is voltooid en hij zelf, de vorst dezer wereld is van zijn heerschappij beroofd en verstooten.
Daar staat mijn rijk, dat ik door mijn eigen • bloed mij heb verworven, wat ik door de liefde van mijn eigen Hart doe bloeijen, wat ik bevestigd heb met alle middelen tot eeuwige duurzaamheid en veiligheid, zoodat het in de toekomst geen einde zal hebben.
Wat van het begin in beelden omtrent mij bestond en wat van mij geschreven is, heeft een einde; zie, de tijd is aangebroken, waarin de overtreding voltooid, de zonde ten einde zal zijn en het onregt uitgewist, en blijvende regtvaar-digheid zal worden aansebragt.
548
Niets bljjft te doen over, niets blijft er over te lijden; alles is volbragt. Nu sterf ik met een gerust Hart.
quot;Wijl hier, mijn kind, en merk op, waar ik alles volbragt lieb. Zie, aan liet kruis volhardende. Vestig daarop uwe oogen en doe naar het voorbeeld, wat u op don berg van Calvarie getoond is.
2. Als gjj reeds de gewaarwordingen mijns Harten tot de uwe hebt gemaakt, dan zult gij niet wenschen te leven, niet wenschen te sterven, tenzij vastgehecht aan het kruis.
Want er is den menschen geen andere weg onder don hemel gegeven, om heilig en zalig te worden, dan de weg, dien ik bewandeld heb.
O indien gij bevroedet, hoe vele goederen gij voor liet tegenwoordige en voor het toekomstig leven kunt verzamelen door met liefde aan het krui- gehecht te blijven, voorwaar, zoo als ik zoudt gij het nooit meer willen verlaten.
Veel veiliger, veel beter is het onder alle opzigten, aan liet kruis te volharden uit liefde tot mij, dan uit eigen beweging u van het kruis te ontdoen!
Als gij den prijs en liet loon der wederwaardigheden kendet, dan, mijn kind, zoudt gij dit leven veel te kort achten om te lijden, doch de eeuwigheid lang genoeg, om de bolooniiig te
genieten,
3. Wilt hij in droefheden gemakkelijk volharden, denk dan niet over de jaren, noch over de maanden, ja zelfs niet aan de weken, welke zij duren kunnen; maar denk slechts aan den dag van heden als ware hij de laatste, en als
ware daarna niets nicer te Ijjdon of te verdienen.
Zalig zij, die in limine ■wederwaardigheden meer zorg aanwenden, om op mij tc gelijken, dan wel, om zich van de wederwaardigheden te ontslaan. Zij zijn het, die zicii in vereeniging met mij door de zuiverste liefde tot volkomenheid brengen.
Zie op het voorbeeld der leerlingen, die m 't minachting van al wat het hunne was, mij voo zuiver zochten, zoo brandden van verlangen zich aan mij gelijkvormig tc maken, dat sommigen begeerig waren naar lijden of naar den dood: anderen wederom wenschten n iet te ster ven na ar te 1 j den.
Zij achtten liet niet genoeg te verdrago;:, wat Je goddelijke Voorzienigheid over hen beschikte, maar door mijnen geest gedreven, namen zij ook vrijwillige versterving en arbeid op en werden zij aanhoudend aangespoord, zich door liefde in mij geheel tc doen opgaan.
4. Onderzoek en beproef alles, mijn kind, toch moet gij ten laatste weder tot deze waarheid terugkomen, dat het geestelijk leven, het innerlijk leven bestaat in een volhardend offeren van de neiging en de weerzin der natuur uit liefde tot mij, om door mijnen Geest tc leven.
Ziedaar uw werk, zoolang uw leven duurt. Want zoolang gij zult loven, zult gij mensch en dus geneigd zijn of overhellen tot het kwade, en niet anders dan door uw streven en door inspanning uwer krachten, met behulp der genade, zult gjj het kwade en onvolmaakte vermijden en het goede en volmaakte kunnen doen.
550
Alzoo edelmoedig èn der natuur weerstreven en de genade volgen uit liefde tot mij; dat is de geest der Heiligen.
5. Mijn kind, indien gij wel beseft, wat gij lijdt, dan zoudt gij geen andere kroon op deze wereld wensclien dan meerdere liefde tot mij, en meerdere genade, om des te volmaakter voor mij te lijden.
Uwe smarten zullen nooit zoo groot zijn, als de mijne waren, evenwel heb ik daarin volhard, totdat ik mijn leven eindigde, opdat gij leeren zoudt in do uwe te volharden, zoolang als het goddelijk welbehagen zulks mogt willen.
Schaam u, mijn kind, omdat gij somtijds zoo onverstandig zjjt er aan te donken, mij aan het kruis te verlaten.
Indien gij mij bemint om mij, dan zult gij u in geen geval van mij verwijderen. Doch als gij mij om u zeiven bemint, dan is hot niet te verwonderen, dat gij bij de kwelling en langdurigheid dor smarten naar dingen durft wen-schen, die u aangenamer zijn.
Trouwens een huurling zorgt niet zoozeer voor zijn hoer als wel vöor zich zelvon, en bij het minste, wat er voorvalt, verlaat hij zijnen heer, wion hij zonder oogonblikkelijke winst met harden arbeid moet dienen.
Doch gij hebt niet den geest eens slaafsohen huurlings ontvangen, maar een edeler geest, den geest des zoons, opdat gij ook zijn zoudt daar, waar ik ben.
Zie toe, mijn kind, dat gij van dien geest niet ontaardt; houd stand met mij, bereid om
551
op die plaats te sterven, liever dan van plaats te veranderen.
G. Wat zal liet n baten, veel geleden te lieb-ben om mijnentwille, als gij niet voltooit dooide volharding?
Als gij mij tot dusverre in wederwaardigheden gevolgd zijt, verheug u dan mijn k'nd; doeh herinner U tevens, dat niet hij, die begonnen maar wel die volhard heeft, zalig zal worden. quot;Wel wordt den beginnenden eene prijs beloofd, doch alleen aan die volhard hebben, wordt zij gegeven.
Stel, om u tot volharding aan te prikkelen, u dikwerf die eeuwige belooning voor oogen, welke u te midden der heiligen wacht en die de wederwaardigheden van dezen tijd verre overtreft.
Bid voel, mijn kind, om den moed niet te verliezen, noch de kroon te missen, welke voor u bereid is. Zoolang gij namelijk goed bidt, zoolang zult gij ook goed volharden.
Eindelijk, mijn kind, zijt steeds mjjn voorbeeld en mijner tegenwoordigheid indachtig, hernieuw dagelijks uw voornemen, en bevestig uw hart, om mot mij te blijven. Zoo zult gij don oenen dag na den anderen doorloopen en eindelijk tot eene beslissende en zalige volharding geraken.
7. De leerling. O allerliefste Je-sus! om de verdiensten van Uw Lijden, om de verdiensten van allo Heiligen, die getrouw aan U gehecht zijn, geef mij de genade met U te volharden ten einde toe.
Ik verlang, o ja, en hoop ook met U aan het kruis te voleinden; doch ik weet en gevoel, dat mijne kracht daartoe niet toereikend is.
552
Versterk mij derhalve en bemoedig mij, bid ik U. met uwe genade, die de Heiligen als daartoe voldoende hebben bevonden; opdat ik aan het kruis mij zeiven volmake tot een brandoffer van aangenamen geur voor U en tot eeuwige zaligheid mijner ziel.
VIJF EN TWINTIGSTE H OOFDSTUK.
DAT JESUS, ZIJNEN GEEST IN DE HANDEN DES VADERS AANBEVELEND, ONS LEERT, HOE
V.'IJ ONS GEHEEL AAN HEM MOETEN SCHENKEN.
1. .tesus. Mijne kindertjes, nog een weinig tijds ben ik met u, totdat, na alles reeds vol-bragt te hebben, ook de liefde mijns Harten tot voltooijng worde gebragt.
Zie mijn kind, niets blijft mij over dan mijn Geest; al hot overige heeft mijn Hart, niet slechts wat gehechtheid betreft, maar ook met de daad nis een brandoffer opgedragen.
Ofschoon mijne ziel ook altijd in do hand mijns Vaders, en Hem van den beginne vrijwillig was toegewijd, offer ik haar, geef ik haar evenwel nu over, om de overmate der liefde mijns Harten te voltooijen. Niemand ontneemt mij haar, maar ik leg haar af uit mij zeiven.
In deze voltooijing echter van do overmate der liefde spreekt mijn Hart, voor dat het den geest geeft, nog de laatste woorden.
Opdat gij echter begrijpen zoudt van hoeveel
553
gcwigt zij zijn, zeg ik niet zuchtende, neen roe-pend met magtige stem: „Vader, in uwe handen Ijoveel ik mijnen geest.quot;
Dit is het hoogste toppunt mijner nederigheid en liefde, dat men in dit levsn niet kan overtreffen en waarin ik stierf.
Zie, in het hoogste toppunt van allerhande smarten, werp ik mij geheel en volkomen in do urmen mijns Vaders.
Ik bid nu niet meer tot den Vader; „Niet mijn, maar uw wil geschiede.quot; Neen, want mijn wil is de mijne niet meer, maar die des Vaders in wiens handen ik hem heb overgegeven.
2. Mijn kind, vang deze laatste woorden van uwen zaligmaker stervend, uit liefde voor u, met bijzondere genegenheid op, en bewaar ze in uw hart, en overweeg ze met godsvrucht.
Want van alles, wat ik u tot dusverre over het inwendig leven, over do deugd, over de heiligheid geleerd heb, bevatten zij den beknop-ton inhoud en de voltooijing.
Hierin liggen do kostbaarste en nuttigste geheimen voor u opgesloten. Onderzoek ze mijn kind; benut ze; tracht zo ijverig vooral met de daad in beoefening te brengen.
Derhalve mijn kind, zooals ik mijnen Geest in de handen des Vaders aanbeval, beveel ook gij zoo uwen geest in mijne handen.
Als gij dat gedaan zult hebben, zie, dan zult gij volkomen ophouden door uwen geest te leven, en gij zult beginnen zoo te leven door mijnen Geest, dat uw hart, uw verstand, en al uwe vermogens niet anders dan mijnen Geest ademen.
554
Dan zal uw wil niet moer de uwe zijn, maar overgegeven in mijnen goddelijken wil, zal Hij-in zekeren zin één zijn met den mijne.
3. Zie, mijn kind, dat de hoogste trap van heiligheid in een volmaakt deugdsleven, waarop de z'el met heilige onverschilligheid jegens alles uit eigen beweging niet meer wil, maar toelaat, dat ik wille en beschikke en handele jegens haar en met alles, zooals het mij zal goeddunken, terwijl zij zelve met mijnen wil en al mijne beschikkingen instemmend, altijd en overal naar mij gevormd en met mij vereenigd is.
Zalig do ziel, die zoover komt! Zij berust in alles in mij: boven alle gevoel, hoven alle deugd, boven allo zaligheid, boven alle goed.
In zulk eene ziel regel ik de zuiverheid der liefde en ik vervoer haar door liefde mijns Harten zoozeer, dat zij boven al hot zigtbare en onzigtbare geheel en al aan mij en ik aan haar toebehoor.
Als gij zoo u zeiven geheel en al aan het goddelijk welbehagen zult hebben overgegeven, dan zult gij op de volmaaktst mogelijke wijze vrij zijn van allo ijdele vrees of ongeregelde droefgeestigheid van alle begeerten of wenschen, die louter natuurlijk zijn, eindelijk van alle over-drovene zorg en onrust.
Dan zult gij, u zeiven en uwen toestand als het ware vergetend, het als uw vreugde beschouwen mij vreugde te verschaffen door mijnen wil te volbrengen. Als mijn Hart maar tevreden is, dan zal ook liet uwe tevreden zijn, zonder
555
bekommering, of dit der natuur aangenaam of onaangenaam is.
4. Alle anderen hebben in deze beknopte zamenvatting aller deugden uitgemunt: liet goddelijk welbehagen achtten zij van zooveel belang, beminden zij zoozeer, dat zij zich zeiven op zekere wijze vergetend, dit boven alles stelden.
Volg de Heiligen na, mijn kind, indien gij een Heilige zijn wilt of indien gij met de Heiligen verlangt te hcerschen.
Dit leven volgens het goddelijk welbehagen, is de beeldtenis van het hemelsch leven. Want door hetzelfde goddelijk welbehagen volmaakt tevreden, een ieder in zijne zaligheid, zijn alle hemelingen zalig.
Meern deze gelijkvormigheid aan don godde-lijken wil weg, en zie het inwendig leven zal begoocheling zijn, on de weg tot heerlijkheid zal niet meer bestaan.
5. Als gij in alle dingen met mij hot zelfde zult willen en hot zelfde niet willen, zoowel in het groote als in hot kleine, in hot geestelijke zoowel als in het tijdelijke, in voorspoed zoowel als in tegenspoed, in loven eindelijk en in sterven, verheug en verblijd u dan, mijn kind, want dan zijt gij een leerling geworden volgens mijn Hart.
Dan zult gij niet meer slochts offeren, niet slechts u zeiven en het uwe aan mij onderwerpen, opdat ik het gebruike, maar meer nog, gij zult veroorloven, neen willen, dat ik over u en over al wat gij zijt en bezit, beschikke, overeenkomstig mijn welbehagen.
556
Geef dus, mijn kind, en laat u zeiven en al het uwe aan mij over; en volhard in deze overgave, in dit overlaten van u zelven aan den wil en het welbehagen mijns Harten, getrouw tot in den dood.
Hond u overtuigd, dat gij zoo met mij gestorven zijnde, ook met mij zult leven en met de Heiligen zult heerschen in het eeuwig leven.
6. De leerling. O Heer Jesus, hoe verheven is de heiligheid uws Harten'. Nogtans wijl Gij /00 dringend daartoe uitgenoodigt, en zoo liet-Hjii oproept, zoo moet ik daarnaar met kloekmoedigheid streven en iets edelmoedigs ondernemen.
Gesteund derhalve door de kracht uwer genade en bezield door uw voorbeeld, beveel ik mijnen geest in uwe handen aan; U geef ik mijnen geest terug, om niet anders dan in mven Geest televen; aan U geef ik mijnen wil over, om door niets anders bewogen te worden, niet nu r te handelen, te lijden en te sterven dan volgens uwen wil.
Zie, ik ben geheel de uwe: neem mij aan en beschik over mij altoos en overal, volgens het welbehagen uws Harten.
Moge ik eindelijk een volmaakt leerling van uw Hart worden, door de volmaakte geiijkvor-migheid en vereeniging niet U.
557
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
het geopend hart van den uit liefde voos ons gestorven jesus, is het toevxügts-o0rd en de troost van allejs'.
1. De leerling. Zie Jesus stervend aan iiet kruis! O seliouwspel! O God, zie uwen Zoon! O Maria, zie uwen Jesus! O Engelen, ziet en weent!
O schouwspel, zooals er nooit werd geleverd en nimmer moer zijn zal I .Ia zie: terwijl de Schepper den geest geeft, wordt al het geschapene bewogen, alles treurt. Geroerd wordt de Hemel en bergt vol rouwe zijn licht, en hult al wat bestaat in duisternis.
De aarde treurt en siddert tot in hare grondvesten, schudt en splijt haar bergen en rotsen van een.
De godsdienst weeklaagt en scheurt als liet ware haar kleed ten teeken van rouw, nu het voorhangsel des Tempels van boven tot beneden wordt stuk gereten.
Zelfs de dood wordt getroffen en, als treurde hij over hetgeen hij zelf bestond, veroorlooft hij den dooden, op te staan uit hunne graven. Want zie, de graven worden geopend en vele ligchamen verrijzen.
Geheel do natuur is geschokt, geheel de wereld schreit om Jesus, stervend aan het kruis tult;-schen hemel en aarde.
O schouwspel! Jesus. de Zoon van God, is
558
gestorven in martelingen uit liefde tot ons! O eeuwig gedenkteeken der liefde van Jesus Harte!
2. Doch zie, een der soldaten ojjent met eene lans zijne Zijde, eu terstond stroomt er bloed en water uit. Mouw liefdewonder; veelvoudig geheim!
Het Mart van Jesus wordt geopend, opdat daaruit zijn eene, volmaakte, maagdelijke Bruid, de heilige Kerk gevormd worde.
Hot bloed en het water stroomen. Het Bloed, dat vrijkoopt; het water, dat de zielen zuivert. Het water vloeit, opdat de menschen door het bad des Doopsels in de Kerk herboren worden ; het Bloed vlooit, opdat zij door de vrucht des Harten, namelijk het allerheiligst Sacrament, in de kerk tot volmaaktheid worden gebragt.
Je.sus wilde daarenboven nog zijn Hart doen openen, om ons te toonen, dat hij ook na het einde zijns levens nog niet ophoudt ons lief te hebben; en om ons de zekerheid te geven, dat zijn Hart ook na zjjn dood, brandt van liefde tot ons.
Eindelijk, hij wilde het geopend hebben, opdat wij in zijn Hart een blijvende schuilplaats, troost en al wat ons noodig en nuttig is, zouden bezitten.
Neen, niet slechts verwond, maar geopend wilde hij quot;zijn Hart hebben en het geopend houden, opdat er steeds een toegang zonde zijn, opdat er steeds eene deur ontsloten zoude zijn, waardoor de binnentredende, behouden zou blijven; en daar zal men in en uitgaan, en voedsel vinden ten eeuwigen leven.
3. Zie dan, door de opening der Zijde ligt de geheimzinnige woning des Harten open; blijkt
559
■ • O 1 dat groot liefdegohoim, treden de gCYoelens van
irte! t ontferming van onzen God aan liet licht, in welke
'eno I gevoelens liij ons, uit den liooge-.i nederdalend,
i en | hezoclit heeft.
üm! Do wonde zijns Harten is zigtbaar, daardoor
'dat j wordt de onzigthare wonde der liefde duidelijk,
'id, welke Jesus eeuwig wil behouden, niet slechts als | een toevlugtsoord voor de stervelingen, maar
,eflr ook als een paradijs voor de zaligen,
-'i't. Om deze reden dus, opdat uit deze bron des
iet Verlossers de menschen op aarde met blijd-
111 ; schap zouden putten do levende wateren van ge-
'es nade en van alle gunsten; en do Engelen en
in Heiligen in den Hemel al juichende de stroomen zouden afleiden van blijvende bewondering, van
en lofprijzing en dankbetuiging en van eeuwige liefde,
iet J. O mijn ziel! hef uwe oogen op tot Jesus;
to beschouw uwen Beminde; zie dat Hart verwond
at door liefde, door liefde geopend.
ie Zie, die geopende Zijde vertoont de genegenheid des Harten; de wonde bewijst, hoezeer
at dat Hart u liefheeft.
st Geheel het uiterlijk toont u, dat Jesus waarlijk
n. zachtmoedig en nederig van harte is, Jesus uw
d Beminde boven allen.
i- Zie het Hart van uwen Jesus staat open: het
1, | staat open, opdat gij nader treden en daarbinnen
i, zoudet gaan, opdat gij uw hart aan Hem zoudt
i; schonken en overgeven.
I 5. Zie, welk een onuitputtelijke diepte van goedheid; wie zal haar peilen ? Wie de laagte
3 en wijdte er van bevatten ? Noch de mensch, noch
t een Engel zal ooit hare grenzen te weten komen.
560
Wie dan, die ongelukkig is, zal vreezen tot zulk een Hart te naderen, van Hem, die uit liefde tot ongelukkigen gestorven is, ja meer, zijn Hart zelfs geopend houdt, opdat voor alle ongelukkigen de toegang vrij zou staan!
Sj'iouw in het Hart van den voor u gestorven Jesus en zijne klaarblijkelijke liefde, welke sterker is dan de dood, levendiger dan het leven, welke geheel zoetheid is, zal de vrees doen verdwijnen, het wantrouwen verjagen, de angstvalligheid doen vlugten, het geloof opwekken, de hoop versterken, de liefde ontsteken: en gij zelf zult u nederdompelen in eene zte van goedheid.
Als gij ooit de liefde van Jesus uit het geheugen verliest, of aan zijne genegenheid twijfelt, wend u dan tot Hem zeiven en let op: het doorboorde Hart zal roepen, hoe Hij bemint, hoe zeer Hij u lief heeft; maar het zal ook eisehen, dat gij wedermint, dat gij Hem daarvoor wat wedergeeft.
Wordt gij beangstigd, wordt gij gekweld, haast u snel tot deze bron van allo genaden, tot de fontein van allo vertroosting.
Jagen uwe ongetrouwhoden u vreezo aan, uw vertrouwen en uw moed zullen opgewekt worden door do voorkomende goedheid van Jesus Harte, welke zich in zijn gebogen hoofd, in zijne uitge-gesterkte armen, in dien boezem, hijgende van liefde voor u, als in zoo vele zinnebeelden uitspreekt. In elk gevaar, in elke moeijelijkhoid, werp u met vertrouwen aan Jesus Harte; stort al uwe angsten daarin over, want Hij zelf zal zorg voor u dragen.
L
561
Eu hebt gij iets goeds vorrigt, hebt gij u «enige verdiensten verwerver, berg alles in het Hart van Jssus waar het veilig is, opdat dit heilig Hart hot mot zijne deugd heilige en liet behoede voor de roofzuchtige ijdele glorie en voor den roest der eigenliefde, en het beware tot den beslissenden dag der vergelding.
0. O kostbaarste, o zoete Wonde] des Harten van mijnen Jesus, beminnenswaardig boven alle eereteekouen, gezocht verblijf boven elk andere woning! uit U moge ik slechts oen teug van liefde nemen en terstond vergeet ik allen tegenspoed, walgt mij de wereld en het aardsche, smaakt mij het geestelijke en het hemelsche, terstond heb ik geen andere zorg meer dan om Jesus, die gewond is uit liefde tot mij, te kennen en te beminnen.
O zoete Jesus! trek mij tot U: trek mij door de wonde uwer Zijde tot uw goddelijk Hart, opdat ik niet meer in mij maar in U leve, in uw Hart leve, de zalige woonplaats aller Heiligen.
Maak, bid ik ü, maak dat mijn hart volkomen met U vereonigd en omtrent alles met U van hetzelfde gevoelen, voortdurend gesloten blijve voor uwe vijanden, dat het gestorven zij voor de wereld en voor mij zeiven, altijd geopend voor U, naar ü alleen verlangend, U boven alles beminnend. O Jesus, Beminde mijner ziel! bewaar mij voor eeuwig in uw Hart, dat zoeter is dan alle zoetheid, waarin alles is, wat ik voor mijn waar geluk verlang.
3()
TEN GELEIDE IN HET VIERDE DOEK.
1. Het doel van het vierde boek is, de /,1*1 met God, haren Zaligmaker, te vereenigon. Dat geschiedt echter door de goddelijke liefde. Welnu, geheel dit boek handelt over de goddelijke liefde, over hare oorzaken en gevolgen en over hare wijze. Als men deze in hare bron zelve nagaat, als men ze beschouwt in het Hart van Jesus zelf, dat bemint, om ons tot wederliefde te bewegen, dat brandt, opdat wij ons met Hem vereenigen zouden, dan, het kan niet anders, moeten onze harten vervoerd worden en ten eenemale geheel versmelten, om met Hem in zekeren zin tot één geheel zamen te vloeijen.
2. Dit leven der goddelijke, vereeniging, dat bet volmaakste en gelukkigste deel van het innerlijk leven uitmaakt, moet men niet opvatten in dien zin, als of de zielen, die dit leven leiden zich aan geen enkele oefening, tot het leven der zui-vering of der verplichting behoorend, meer hadden te onderwerpen. De oefeningen toch dier drie levenstrappen worden hier op aarde nimmer geheel van elkander geseheiden. Zoo lang gij leeft
563
welke trap van godJolijko vereeniging gij ook ' bereikt hebt, zult gij steeds iets te doen hebben om uw hart meer te zuiveren of om het zuiver gt; te houden, steeds zult gij, lietzjj in uwe daden, liptzjj in uw lijden, de deugd te beoefenen hebben.
Gij moet dit leven echter verstaan in dezen zin, dat do ziel na wel gezuiverd en genoeg versierd te zijn met do ware en degelijke deugden, door edelmoedige daden van verloochening verworven, met Jesus haren God, op de innigste wijze leeft; in een heilige, wedorzijdscho, onuit-zinl sprekehjke gemeenzaamheid met Hom hot zelfde Dat smakend, het zelfde willend, liet zelfde niet elnn, willend, intusschen voor 't meereudeel bezig zij iefde, mot die oefeningen en handelingen, welke deze hare vereeniging aankweeken en bevestigen, ofschoon gaat, liet laatste meer uit liefde dan om eenige andere lesus beweegreden doende, wat .met do inwendige ; be- zuivering of met de beoefening van deugden in i ver- betrekking staat. Desgelijks zegt men, dat de neten zielen, die naar inwendig,! zuivering streven of ■male ilie zieli vooral op het verkrijgen van ware en i zin hechte deugd toeleggen, het leven der zuivering of der verlichting leiden, naar gelang zjj zich in , dat het algemeen op den eersten of op den kaatsten 'iner- levensweg bezig houden, hetzij dan dat zij te •n iu gelijkertijd verschillende oefeningen ondernemen, i zieli welke eigenlijk tot een ander gedeelte van het •zui- inwendig leven bohooren.
ddon En hierop moet men met zorg letten, opdat drie : niemand in begoocheling vervalle, welke hier r ge- vooral gewoonlijk is. Derhalve moet geen ster-leeft veling, tenzij hij bedrogen of in gevaar gebragt
564
wil zijn, ooit meenen, dut hij wijders niets meer to arbeiden, niets meer te doen heeft. Voor alles echter geloove niemand ooit, dat hij in dit leven niets meer te vreeyen heeft, dat hij zich vrijelijk in gevaren begeven kan onder dit ol onder een gelijkluidend voorwendsel; dat geen schepsel ter wereld hem meer aandoet, dat hjj niets zoekt of verlangt dan God alleen; door welke begoocheling zelfs uitstekende personen, die niet don naam van heiligen, ja met den roem van het martelaarschap als sterren aan den hemel schitterden, jammerlijk in een afgrond zijn neergestort. Uit die zelfde bron van vermetelheid komen ook andere begoochelingen voort, als: het verwaarloozen van zijne pligten en van andere keureekenen van den wil Gods, om de rust er van te nemen in do zoetheid van Gods gaven: of ook in plaats van den Heer zeiven, meer zijne gaven te zoeken en daarnaar buiten mate te verlangen.
3. Dienstvolgens moet gij, eenmaal u op dezen trap bevindende, alles doen strekken om steeds meer en meer Jesus uwen God en Zaligmaker te beminnen en u met Hem door de zuiverste liefde op de innigste wijze te vereenigen. Deze liefde wordt verkregen eensdeels door de overweging van zijne ontelbare weldaden, van do onuitsprekelijke daden der liefde zijns Har ion, van zijne verbazende en zoetste belofte, in een woord van alle goeds, wat Hij u voor tijd en eeuwigheid, bereidt: ten andore door do beschouwing van zijne beminnelijkste en oneindige volmaaktheden, waardoor Hij alleen vóór alles de
hoogst mogelijke liefde verdient, eindelijk door het gebed, door het ligehamelijk of geestelijk bezoek van het allerheiligst Sacrament, door bij de heilige Communie godvruchtig en vurig met Hem te spreken.
4. De wijze om dit boek te gebruiken, kan eene zijn der vier, die voor het eerste en tweede hoek zijn opgegeven. Uit het daar gezegde echter volgt, dat een ieder hier die wijze, welke hij voor den toestand zijner ziel, en voor de zaken, die hier behandeld worden, nuttiger meent, zoo aanwende, dat hij het doel van dit boek bereike.
Gij moet er echter wel ijverig op letten, dat zoo ergens, dan vooral op dezen trap van het innerlijk loven, het ongeoorloofd is, zoo bepaald aan eene wijze of regel gehecht te zijn, dat gij ti niet meer wilt laten leiden door de genade, door den Geest Gods, die dikwerf vooral in die zielen, welke, gezuiverd en verlicht, zich geheel met God trachten te vereenigen, gewoonlijk alle wijzen en regels ter zijde laat, bijna alle redeneringen te boven gaat, het hart vervoert, het opneemt in een bewonderenswaardig licht en op onuitsprekelijke wijze aandoet.
De gevoelens, waaraan gij u overgeven moet, de oefeningen, welke gij hier behoort te verwekken, zijn voornamelijk:
Van dankbaarheid of dankzegging voor de giften en genaden aan u en anderen geschonken; ja ook voor de glorie, voor do zaligheid en volmaaktheid van God onzen Heer, zoo als de Kerk ons door haar voorbeeld leert, als zjj zegt: Dank zeggen wij TJ, voor uwe groote glorie.
1
5G6
Van vreugde over de barmhartigheid en liefde jegens u en de overige schepselen; over de volmaaktheden, die God in zich zeiven iiczit, over zijne eer, zijn geluk en vreugde.
Van vertrouwen in de goedigheid zijns Halten, op zijne zorg, op zijne Voorzienigheid.
Van bewondering der grootte en menigte van weldaden aan u en anderen geschonken, en der werken zijner goddelijke liefde on zijner einde-loozc volmaaktheden.
Van lof, lietzij alleen of vereenigd met de Kerk; hetzij alle schepselen nitnoodigend of met de Heiligen en Engelen des hemels zamenstem-mend, om zijne wonderen te verheffen.
Van ijver roer zijne eer en glorie en voor het heil en do volmaaktheid der zielen in zijn belang.
Van nederigheid, n in het geheugen roepend en erkennend uwe onwaardigheid; en de edelmoedigheid daarentegen van God, dewijl Hij de schatten zijns Harten over u uitstort.
Van kinderlijke liefde, welke u een heilige vreeze instort, om den Heer te beleedigen; en waardoor gij met liefde de misstappen betreurt, waarmede gij ol anderen zijn Hart bedroefd hebt.
Van zuivere liefde, waardoor gij u zeiven en al het uwe aan Hem schenkt, overgeeft en ten offer brengt, waardoor gij u in alle dingen aan zijnen wil en aan zijn welbehagen gelijkvormig maakt; waardoor gij ten laatste leeft één met Hem door do volmaaktste vereeniging.
Doch deze en dergelijke oefeningen moeten, zoo elders, dan voornamelijk hier zóó verrigt worden, dat, zoo lang gij u met de cone kunt
bezi»' houden, gij volstrekt niet overgaat tot eene andere, maar voortgaat, u kalm cn godvruchtig daarmede onledig te houden, totdat do tijd des gebeds verstreken is, of totdat do Geest der genade u tot iets anders leidt; indien gij echter met godsvrucht en kalmte uw best doet, in eene oefening of in een gevoel bezig te blijven en 1) peurt, dit niet langer tc kunnen, ga dan over tot een ander, naarmate do behoefte uwer ziel, uwe godsvrucht of de Geest der genade het u ingeeft.
Eindelijk, laat u vrij door den Geest dos Hee-ren geleiden tot alle goeds, hetzij om daaraan uwe overweging of uwe beschouwing te wijden; hetzij u in liefdegevoelens mot Hem bezig te houden, hetzij in zijne tegenwoordigheid rustig neer te zitten; hetzij tot Hem te spreken ot naar Hem t * luisteren; hetzij te vragen of te geven. Span u ook niet in, met de daad bewust te blijven van al hetgeen gij tijdens het gebed ver-rigt.
5. Dewijl de regels, ter onderscheiding dei-geesten, voor dezen graad des innerlijkenlevens eigenlyk geldend, zeer moeijelijk zijn, moet men zo ijverig aauleeren on wel begrijpen, om ze met vrucht te kunnen toepassen. De Heiligen geven ons de volgende regels:
Eerste Kegel. Er is een tweevoudige ver-eeniging met God en daarenboven een voltooi-jing dier vereeniging. Die vereeniging wordt ton oerste werkdadig; zij wordt ten tweede lijdelijk genoemd.
De werkdadige vereeniging bestaat in de vol-
568
maakte gelijkvormigheid van onzen wil met den wil van God. Deze is de gelieele volmaaktheid der goddelijke liefde. Door deze vereeniging worden de gewaarwordingen van Jesus Harte, onze gewaarwordingen, wordt de Geest van Jesus, onze geest, Jesns levon ons leven. Zoo op beminnelijke wijze met Jesus vereenigd, genieten wij Hem in vreugde en zijn wij waarlijk gelukkig.
Doch dc lijdelijke verceniging bestaat hierin, dat wegens don overvloed van licht en ingestorte liefde, de werking der vermogens geschorst wordt, zoodut het geheugen zich niet meer herinnert, de geest niet meer denkt, de wil niet merr bemint dan Gcd den Heer, te; wijl de ziel niet zoo door liet goddelijk voorwerp is verslonden, dat zij dezen toestand van magteloosheid niet bespeurt. Deze vereeniging, zoo rijk aan wondervolle en zoete geneugten is telkens kort en duurt gewoonlijk niet langer dan een uur. Daarom moet de ziel bij tusschenpoozen zich door de werkdadige vereeniging bezig houden en daarmede tevreden zijn.
Tot deze werkdadige vereeniging kan een ieder geraken door de getrouwheid aan de genade, die hem wordt geschonken; doch tot de Ijjdeljjke vereeniging kan geene menschclijkc zorg maar alleen Gods goedheid de ziel verheffen.
De voitooijing dor goddelijke vereeniging bestaat hierin, dat dc ziel, welke met God vereenigd is, op zekere wijze zoozeer in het goddelijk voorwerp dor liefde wordt hervormd dat zij zonder echorsing of verhindering der vermogens in hunne werkingen, zelve als uit gewoonte, kalm en zoet
569
den Heer geniet, geheel als het ware in God op wondere en lieflijke wijze verslonden en niettemin zeer goed geschikt blijft, zoowel om to handelen als om to beschouwen.
Tweede Regel. Veiliger is het te verlangen en te streven naar de werkdadige vereeniging dan wel naar de lijdelijke vereeniging, of naaide gunsten, die in de lijdelijke vereeniging worden gesclionken, als daar zijn; gezigten. openbaringen en soortgelijke mededeelingon. Het kan gebeuren, dat de zielen, welke in werkdadige vereeniging leven, veel meer verdienste hebben dan zij, die met de lijdelijke vereeniging begunstigd worden, omdat zij namelijk grootere en edelmoediger dingen voor God doen of verdragen en tevreden zijn bij het gemis, wijl God het wil, van die vertroostingen, welke anderen hier in het leven smaken, doch aan haar in meerder overvloed zullen worden geschonken in liet ander leven.
Derde Regel. De ziel moet, om zich op re wekken en aan te sporen, iets groots en krachtigs voor God te doen en te lijden, erkennen en belijden, dat zij van God vele en groote genaden heeft ontvangen on nog ontvangt, niet om zich beter te wanen dan anderen, maar om met edelmoedigheid en volmaaktheid Hem te dienen. Derhalve moet gij als komende van den kwaden en niet van den goeden geest, verwerpen elke gedachte, elke beweging, die haar tot klagten over hare ellende, neerslagtigheid des harten, tot angstvalligheid, onder welk voorwendsel ook, aanspoort.
570
Vierde Regel. quot;Welkdanige uitwerkselen der goddelijke goedheid de ziel ook hebbe genoten, hoe innig zij ook vereenigd zij met God, en hoezeer zij ook het toppunt van alle goeds hebbe bereikt, steeds moot zij zich herinneren, dat zij nog kan zondigen, dat zij nog verloren kan gaan, als zij den lieer niet getrouw blijft. Diens-volgons moot zij, naarmate de genade, haar geschonken, veelvuldigcr en grooter was, ook altijd des te nederiger zijn en God met meerder zuiverheid beminnen. Vandaar als zjj wordt aangespoord, op do langdurigheid van haar
goede voornemens, ofop de lieelitlieid harer
deugd te vertrouwen en zicli aan gevaren bloot re stellen, dan wete zij, d it de kwade en niet de goede geest haar aanspoort.
Vijfde Eegel. Wat ons verwijder* of aftrekt viw het katholiek geloof, zooals zekere inspra-]?■■:; en mededeelingen, moeten wij met allen ijver en zorg als voortkomend van den boozen geest verwerpen. Doch met nederige dankbaarheid moeten wij als vruchten van den goeden Geest aannemen, alles, wat met het katholiek geloof overeenstemt en dienstig is, om de ziel met God den Heer te vereenigen; ja dit mogen wij ook met nederigheid en onderwerping vragen met het doel namelijk, om onze ziel in de liefde des Hoeren en in volmaaktere vereeniging te doen toenemen.
Zesde Regel. Wanneer de ziel bespeurt, dat zij door de ontvangene mededeelingen raee_' en meer sterft aan zich zelve, door grootere begeerte
571
naar volmaaktheid bezield wordt en voortgang maakt in dc goddelijke liefde, dan is dit oen teeken, dat zij van den goeden geest komen. Doch als de ziel ontwaart, dat zij door dieme-dedcelingen meer geneigd wordt dor bedorvene natuur bevrediging te verschaffen, of dat zij den honger en den dorst naar hoogere volmaaktheid verliest, of dat zij mot eene zekere stijfhootdig-heid die mededeelingen wil verdedigen, of ze als waarlijk goddelijke mededeelingen wil beschouwen, schoon ook haar bestierder dit niet gelooft of het betwijfelt, dan is dit een teeken, dat zij van den kwaden geest komen.
Zf.ven de Regel. De ziel verlange niet naar gezigten of openbaringen, en geenszins stelle zij daarin de volmaaktheid of do heiligheid. Zjj herinnere zich, dat velen daardoor misleid en aan liet grootste gevaar werden prijs gegeven. Als zij de begeerte daarnaar in zich bespeurt, dan moet zij als ontwijfelbaar zeker houden, dut die begeerte door den boozen geest ingegeven en opgewekt is, en haar verdrijven en onderdrukken.
Achtste Regel, iioe vuriger dergelijke buitengewone dingen begeerd worden, des te groo-ter gevaar bestaat er, dat de ziel bedrogen en afgeleid worde van don waren weg der heiligheid, welken Jesus, de zachtmoedige en nederige van Harte, heeft aangetoond en welken de Heiligen bewandelen.
H. Ignatius. It. Alphonsus. Eenv. Margarctha Maria.
Nuttige vermaningen, om zich met het zaligst Hart van Jesus te vereenigen.
het allerheiligst sacrament des altaars is eene vinding der liefde van jesus allerheiligst hart.
1. Jesus. Ik ben dood geweest, mijn kind, en zie, ik ben levend in do eeuwen der eeuwen.
Ik was van den Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; eindelijk heb ik de wereld verlaten, om tot den Vader weder te keeren.
Do liefde mijns Harten evenwel veroorloofde niet, gedoogde liet niet, dat ik als weezen zoude aelitcrlaten lien, wie ik meer beminde dan mijn leven.
De liefde tot den Vader noodigde en riep mij been te gaan en Hem te verheerlijken met die heerlijkheid, welke ik bij Hom bezat, voor dat do wereld bestond.
Doch ook do liefde tot demenschen noodigde
en drong mij met lien te blij von, on hun ia allen kommer des levens tot troost te verstrekken.
Welnu, zie dan mijn Hart lieeft een middel gevonden, om en mijne liefde tot don Vader en mijne lietde tot de menschen to voldoen.
't Is oen geheim, mijn kind, dat ik ten hemel klim en nederzit aan do regterhand mijns Vaders, en met n blijf' tot aan do voleinding der eeuwen.
Beu geheim, waarvan niemand dor schepselen zich ooit een denkbeeld zoude gevormd hebben, zoo niet ik het uit mijn Hart hadde genomen; ecu geheim, dat geheel de geschapen natuur te boven gaat; eon geheim emdelijk, dat hot vermogen van ai hot eindige overtreft.
Er zijn dus verbazende wonderen noodig, die Grüds almagt alloon vermag te wrochten. Doch de liefde zegeviert: do liefde, die in het goddelijk Hart hot plan vond, vond ook daarin de magt dit plan ten uitvoer te brengen.
Voor mijn Hart, indien het wil, is alles mogelijk, alles gemakkelijk, zijn willen is kunnen en doen.
2. Dewijl echter de stervelingen het gezigt mijner glorievolle Majesteit niet konden verdragen, noch de wereld in staat is in den glans van zulke heerlijkheid voort te bestaan; moest ik hunno zwakheid in aanmerking neüion, opdat door do schittering mijner grootheid de menschen niet sidderende werden terug gestoten. Ik moest derhalve mijne glanzende glorie verbergen en niets openbaren, wat hen koude doen vreezen.
Vervolgens mijn kind, wijl gij hier geen blijvende woonplaats hebt, maar oene toekomstige
574
woning zoekt, was het dienstig voor u, dat ik onder eene andere gedaante bij n Meef, opdat gij niet vergetend een pelgrim op aarde te zijn. n hier geen tenten zoudt opslaan of' u aan liet tegenwoordige zoudet hecliten, maar, uwe Ital-lingsehap indachtig, naar het vaderland znudt haken, waar gij mijne glorie met een ontslujjerd gelaat znlt kunnen aanschouwen.
Daarenboven, wijl dit leven kort is en daarna geen tijd om verdiensten te verzamelen meer overblijft, is het goed en zeer nuttig voor u, dat ik mijn aanschijn achter een sluier verbergt opdat er alzoo grooter ruimte blijve voor het geloof en ook meerder gelegenheid, om andere deugden te beoefenen.
3. En dewijl het wegens zoo vele redenen dienstig was, dat ik voortaan op aarde met tie menschen bleet' onder eene andere gedaante, moest ik uit die ontelbare gedaanten, die mogelijk waren, er eene kiezen, die het meest met de liefde mijns Harten strookt en voor den mensch liet voordeeligst is.
Vervolgens, mijn kind, dewijl ik onder de menschen ben gekomen, opdat zij het geestelijk leven zouden hebben, en met hen blijf, opdat zij het in meerder overvloed zouden bezitten; en dewijl het geestelijk loven onder alle opzigten gelijkt op het leven des ligchaams, dat door natuurlijk voedsel onderhouden en gesterkt wordt; daarom is er voor hen eene bovennatuurlijke spijze noo-dig, waardoor het geestelijk leven onderho jden wordt, in duurzaamheid toeneemt, en meer en meer aan krachten wint.
O ( O
Het was derhalve gepast, ilat ik onder de gedaante van voedsel op aarde bleef, wijl ik niet slechts het brood des levens maar liet leven zelf ben. In welk een hooger overvloed zal do ge-trouwc ziel het leven bezitten, als zij niet het leven zelf gevoed wordt ?
Daarenboven, mijn kind, is mijn Hart de lie.u-zelve; doch de liefde is eene gave van zich zeivl, die niet tevreden is dan na zich aan het beminde voorwerp gesehonken en daarmede vereenigd to hebben.
Doch op het gebied van het natuurlijk leven v.'ordt niets zoo nauw vereenigd als het voedsel met hem, die gevoed wordt; en zoo wordt op gelijke wijze in het geestelijk leven, door het geschenk mijner liefde, de hoogste en innigste vereoniging tusschen do ziel en mij tot stand gebragt.
Dit is de goddelijke en heilige vereeniginx, waarmede ik elke zie! kau gelukkig maken; een werk namelijk van grenzelooze liefde.
Ten laatste, verkoos ik onder den vorm van gastmaal op aarde te blijven, welke liet grootste teeken van vriendschap is, opdat de geloovigen ook op aarde reeds zich verblijden zouden in dc bovenaardscbe vereoniging, welke de Zaligen in den hemel genieten, en opdat zij zich vol vreugde het eeuwig geluk zouden herinneren, waarin ik u oen rijk voorbereid, om te eten en te drinken aan mijne tafel en waar ik omgord heen er. weder zal gaan om u te bedienen.
Dit zal de eeuwige en volmaakt zalige ver-eeniging zijn, het Pascha der eeuwige vreugde.
de wijn dor eeuwige liefde, dien ik met u, steeds onder de nieuwere geneugten zal drinken in het rijk mijns Vaders.
4. Om echter den raensch voor zulko groote go'ieimeii langzaam vonr te bereiden, heb ik dit in di .-.•.tic Wet op velerlei wijze willen voorafbeelden.
■n beeld daarvan was de vrucht van den boom des levens, welke midden in het paradijs was geplaatst, door welke spijs de onschuldige mensehen gevoed zouden worden, toenemen zouden in leven,-kracht, bewaard zouden blijven voor den dood, en verzekerd zouden zijn van de onsterfelij kheid.
Een beeld daarvan was het offer van brood en wija opgedragen door Meichisedech, die priester en koning tevens was; priester namelijk van den Allerhoogste, en koning van Salem, dat is, koning van den vrede.
Een beeld daarvan, was liet Paasehlam, het lam zonder vlek, dat geofferd en gegeten werd; dat niet ruw, niet gekookt maar door het vuur bereid, moest gegeten worden; die het aten, moesten do lenden omgord, do voeten geschoeid, en stokken in hunne hand hebben, geheel tor reizo gereed zijn.
Een beeld daarvan was liet Manna in de woes-tjjn, dat dagelijks van den hemel nederv;:el, dat geheel zoet was van smaak, dat het brood der Engelen genoemd werd, waarvan eindelijk hij, die boven de gewone maat inzamelde, niet moer bezat, dan hij die minder dan een ander vergaderde.
'Een lieeld daarvan was de arke des Ver bonds, boven welke de goddelijke Majesteit tusschen
Ol I
Chcru'os vereerd werd, en waardoor God aan zijn volk ontferming en Jmlp, en troost bij dag en nacht plagt te schenken.
Een beeld eindelijk daarvan was het ongezuurd brood, waardoor do Profeet van lusteloosheid en zwakheid bevrijd en met nieuwe kracht uitgerust, door de versterking van die spijze voortwandelde tot aan den berg Gods.
5. Hot was mij niet verborgen, mijn kind, liooveol mij die instelling zoude kosten ; hoe vele en welke groote offers dat Sacramenteel leven van mij zoude cischen.
Ik weet aan welke vernederi igen ik mij onderwerp, aan welke zware beleedigingen ik mij blootstel. Doch dit alles acht mijn Hart gering bij do liefde, die het voor mijn Vader en voor de menschen koestert.
De liefde mijns Harten wordt door geen enkel beletsel overwonnen; zij zegeviert gemakkelijk over alles. Ja de moeijelijkheden, de offers zeiven heeft zjj lief en haalt zij aan als zoovele bewijsgronden voor hare grootte en voor hare edelmoedigheid.
Ziedaar dan bij uitstek do beweegredenen van het groot Sacrament der godsvrucht, dat door mijne iiefde vóór de eeuwen uitgevonden, in den tijd door mijne hoogste almagt werd daargesteld, dat den Engelen verschenen, den heidenen verkondigd is, de wereld getroost en de harten dei-stervelingen gedrenkt heeft niet bedwelmende zoetheid.
6. De LEERiiiNG. O diepte der wijsheid en liefde uws Harten, o Jesus, Zoon van den levenden
37
578
God! hoe vtondcrvol, hoe yerbazingwokkent! zijn uvre vindingen! Hoe beminnelijk, Heer, hoe zoet zijn /.ij!
' Zie' hoe Gij ons bemind hebt, lieiaewaardigstc Jesus! Gij hebt U zeiven vernietigd uit liefde tot ons, de gedaante van brood aannemend, aan voedsel gelijk -wordend, voor het uiterlijke als brood bevonden, doch als brood des eeuwigen levens!
O w elke lietdegloed ontstak uw Hart, roen G ij heengaande uit deze wereld tut den Vader, dit wondervolste, dit allerzoetste middel om met ons té blijven en op deze wijze voortdurend met ons te blijven, in het leven nept!
O wonderwerk der liefde! O goddelijke instelling! Waarin Gij zelf, beste Josus, gastmaal en 'quot;asthcer tevens, offeraar en offerande, de vreugde van Engelen en menschen :'ijt!
7. Dank zij U, o Heer Jesus, eeuwige dank voer de onnitsprekeiyke goedheid u\v« Harten, waardoor Gij ons deze gunst zonder wederga
hebt geschonken.
O mogt ik U voor zulk een geschenk de schuldige dankbaarheid kunnen betuigen ! Komt Enge ■ len en Heiligen Gods, komt alle volkoren en geslachten, zegt met mij dank don Heer; laten wij hierin ' de liefde zijns Harten loven on hemelhoog prijzen:
Laat ons den lieer een nieuw loflied zingen, want op nieuwe wijze met ons wonend, stort Hij ook uit zijn Hart steeds nieuwe gunstbewijzen over ons uit.
Jubelen wij. God onzen Zaligmaker ter eere.
579
knielen wij voor Hem in lic.t stof, laat ons sclinjcn voor Hem van blijdschap e7t dankbaarheid.
8. O Jesus, eindelooze liefde! die uit liefde in deze wereld zijt gekomen en uit liefde hier ver-Mijft, ja uit liefde geheel de mijne zijt geworden: wederkeerig bied en geef ik ü 'mijn hart en ;il mijne gehechtheden, geheel mij :ielve!i; maak, ik smeek het U, dat' ik uit liefde voor eeuwig geheel do uwe zij, dat al wat ik heb '•» ben, dienstbaar zij aan uwe liefde en ai;;; uwe glorie.
Xeem van mij weg alles, wat een hinderpaal Kan zijn, om U te bemimien; doof in mij uit lile ongere.o'eide gehechtheid; dat niets mij'meer freffe. niets mij meer roere dan wat met U cm met uvre belangen in betrek]\i;in; sraat.
|:|
f»
■ Gij, mijner
o zoetheid mijns harten en zaligheid ziel! leer en lieerseh (iij in mij: zijt Gi; vervi !;,■ het eerste lt;gt;n ieiit.-te voor*vc-r[i
or mijm ik altijd bezig
aües zijt.
die mij
id achten en srene^enheden; mosrquot;
in met TJ of
T W EE DE HOOFD S T UK.
■over de wondekvolui instelling \7.
allerheiligste sacrament des altaars.
1. Jesus. Ik ben het levend brood, dat uit [len hemel gedaal is; die tot mij komt zal niet ngeren; het brood, dat ik geven zal, is miin h leesch voer het leven der wereld.
580
Toen illt; dit gezegd luid, mijn kind, redetwistten de Joden onderling, zeggende: Hoe kan deze zijn vleescli geven om te eten;'
Doch hun antwoordende bevestigde ik: Voorwaar. voorwaar ik zeg u: tenzij gij het vleesch van den Zoon des monschen zult gegeten en zijn bloed 'gedronken zult hebben, zult gij het leven niet in u iiehben.
Want mijn vleesch is waarlijk spijs, en mijn bloed is waarli;k drank.
2. Docli 0]i den dag voor het Paaschfeest, wetende, dat mijn uur was gekomen, om uit deze wereld been te gaan tot den Vader, heb ik, wijl 11: de mijnen beminde, die in de wereld waren, te:; einde toe bemind.
T -en dan de avond was aangebroken, zat ik met mijne twaalf' Leerlingen ton iaatston maaltijd aan. en tot hen,zoo rondom mij zittende, zeide ik: Met verhingen heb ik begeerd dit Paaschlam met u te eten.
!'hi terwijl zij avondmaalden, nam ik het brood en zegende het, en brak en gaf het aan mijne Leerlingen zeggende: Neemt en eet; dit is mijn ligchaam.
En don kelk nemende, dankte ik en gat ik dien aan hen, zeggende: Drinkt hieruit allen, dit is mijn bloed.
Doet dit tot mijne gedachtenis.
3. Di: leeklixg. Deze zijn dus uwe woorden, ITeer mijn God, eeuwige waarheid, waardooi Gij eerst plegtig beloofdot, ons II zeiven ais brood des levens te zullen geven; deze zijn uwe daden, waardoor Gjj later wat Gij beloofd luidt, tot werkel ij kheid brengt.
581
Door die woorden en daden van U onderwezen, vóór dat zij geschreven waren, heeft uwe Kerk dit goddelijk geschenk van ü genoten; en ter uwer gedachtenis gedaan, zooals gij bevolen liadt.
Hiermede hebt Gij de voorziene moeijelijk-heden der ongoloovigen, de opwerpingen der ketters en de bekoringen der duivelen vernietigd en neergeworpen.
Want hierdoor hebt Gij geleerd, dat wij ge-loc ven moeten, wat Gij, de onteilbare waarheid, zegt, alhoewel wij ook niot begrijpen, hoe dat kan geschieden.
Wat Gij echter gezegd hebt, weten wij door de heilige Kerk, uwe waarachtige Bruid; doch hoe de geheimen, die Gij door uwe woorden bevestigd hebt, innerlijk samengesteld zj]ii of worden, kunnen wij niet begrijpen, dewijl onze beperkte rede niet bereiken kan, wat alle grenzen der rede overschrijdt.
Als wij niet eens begrijpen, wat in ons is, hoe zullen wij dan vatten, wat boven ons is?
Dat een graankorrel in de aarde geworpen en gestorven, opgroeit tot een nieuwen halm en veelvoudige vruchten voortbrengt, dat gelooven wij, omdat wij het uiterlijk ontwaren; doch hoe dit innerlijk geschiedt, kunnen wij, ofschoon het ook tot do orde der natuur behoort, volstrekt niet inzien.
/ou men hem dan niet teregt voor een dwaas houden, die hoewel hij liet bestaan der geheimen in de natuur met zijne zintuigen waarneemt, ze toch niet wil aannemen, omdat hij niet begrijpt, hoe of zij bestaan?
582
Welnu, met onze zintuigen bespeuren wij, dat do ii'ohoimen des geloofs door U geopenbaard zjjn; dewijl het geloof uit liet gehoor is; on daarenboven zegt ons onze eigen rede, dat deze geheimen waarachtig zijn, omdat het voor de rede tastbaar duideljjk is, dat Gij, de wezenlijke waarheid, onmogelijk onwaarheid kunt spreken.
Het is derhalve een redelijk dienstbetoon, dat al uwe getrouwe geloovigen Lr bewijzen. Doch zij, dilt;! weigeren U te gelooven, moenende zelve wijzen te zijn, zijn dwaas en ten eenemaale on verstandig geworden.
Daarom gebeurt her, dat zij uit blinde hoo-vaardighoid, welke door de kunstgrepen des duivels hun ingestort wordt, weigeren hunne rede, bun edelste gaven aan U,dic de oorsprong der rede zjjt, te onderwerpen en dooi' die onderwerping der rede U te eeren.
Terwijl integendeel allen, die ooit nederige leden der Kerk waren, zij mogten ook door de grootste geestesgaven uitschitteren, hun verstand gevangen gaven, om aan ü in den geloove te gelioorzamen.
Hierdoor toont Gij Heer te zijn van allen, goed jegens allen, zonder onderscheid van persoon te maken; en inderdaad van een ieder, zoowei van geleerden als van ongeletterden, een dienst van onderwerping te eischen, zoowel van het verstand als van den wil.
Voor U, o Heer mijn God, mijn Schepper en Verlosser werp ik mij neder, en aan TJ onderwerp ik mijne rede geheel en al; ja ook geheel mjjn verstand en mijnen wil, mijn ligchaam en
583
alle zintuigen, in den dicn.st des geloofs, tot uwe eer!
Doch ook mij strekt liet tot eer en voordeel, dezelfde gaven, welke ik van U naar ziel en ligcliaam ontving, tot IJ, den oorsprong en het eindo van al die gaven, terug te brengen; en lietgecn ik in de orde der natuur ontvangen heb, als een middel te gebruiken om vrijelijk mede te werken met uwe genade tot een bovennatuurlijke orde en dus tot mijne eeuwige glorie en tot mijne altijddurende zaligheid.
De rede en het geloof zijn beide geschenken van ü, o lieer; de eerste is een natuurlijke gave, de laatste eene bovennatuurlijke; beidon zijn elkander steeds vriendschappelijk genegen, nooit zijn zij met elkander in strijd; beiden zijn zij geschonken, om tot do waarheid te komen, een ieder echter in zijne orde.
Indien ik geloof, omdat de natuurlijke rede mij overhaalt, dan is mijn geloof natuurlijk, niet bovennatuurlijk, noch strekkend ter zaligheid. Doch als ik geloof, omdat eene bovennatuurlijke beweegreden mij aanzet, dan is mijn geloof bovennatuurlijk en dienstig ter zaligheid.
Zalig, die niet gezien en toch geloofd hebben. En inderdaad, hoe zullen de zintuigen bespeuren wat niet onder het bereik der zinnen valt! of iioe zal de rede begrijpen, wat buiten het begrip der rede blijft? Of hoe zal de koude lofspraak der menschen verklaren, wat de alles overtredende liefde uws Harten heeft uitgewerkt?
5. Naar den geest dus uwer Kerk, geloof ik vastelijk, dat Gij de Heer Jesus Christus, waarijjk
584
God en menscli, waarachtig en zelfstandig in het allerheiligst Sacrament onder de zigtbare gedaanten van brood en wijn tegenwoordig zijt.
Vastelijk geloof ik, dat Gij onder elke dei-heide gedaanten en onder elk der deelen van die gedaanten, wanneer eene scheiding plaats heeft, geheel en onverdeeld tegenwoordig' zijt.
Vastelijk geloof ik, dat Gij, die daaronder in een verheerlijkten staat tegenwoordig zijt, de zelfde zijt, wieti de Engelen bij uwe komst op aarde, aanbaden, wien Maria en Joseph, de Herders en de Wijzen in de gedaante ran een kind hebben vereerd, die zachtmoedig en nederig van Ha : o al weldoende hebt rondgewan leid, die gestorven voor ons, verrezen zijt, die opgeklommen ten hemel glorievol zetelt aan de regterhand van God den Vader.
Ik vraag geen teekenon zooals de Joden, noch wil ik de wijze onderzoeken; ik wil niet gelijk de ongeloovigen de innerlijk verborgene oorzaken begrijpen; ook verlang ik niet zooals de ketters mijn eigen oordeel bevredigd te zien; voor mij is de getuigenis uwer onfeilbare Bruid, do heilige Kerk, die de grondzuil der waarheid is, voldoende.
Al wat met hare leering in strijd is, verwerp ik; en dit is mijne zekerheid, mijn geloof.
6. O Heer! God van oneindige Majesteit. Heilige der Heiligen! die zoo wondervol en beminnelijk in dit geheim verscholen blijft, U aanbid ik, U vereer ik met godsvrucht.
Met ligchaam en ziel in uwe tegenwoordigheid neergebogen, belijd ik voor hemel en aarde, dat Gij mijn God en Zaligmaker zijt; en U breng
585
ik den hoogsten eeredienst aan uwe Majesteit verschuldigd.
Ik offer ü ook op do aanbidding on eerbe-wijzing en alle dienstbetooningen, die de Engelen en do Heiligen en geheel uwe Kerk Lf brengen.
O mogten alle mensehen U kennen, U aanbidden, U dienen en eerbiedigen!
Doch dewijl velen daarin in gebreke blijven, daarom o Heer, aanbid en vereer ik U ia vor-eeniging met de Heiligen en Engelen en met uwe getrouwe zielen; op deze wijze wensch ik hetgeen van den kant der ongetrouwe zielen ontbreekt, te kunnen vergoeden.
7. O Jesus! al, wat ik voor U doen kan, is als niets, vergeleken bij hetgeen ik U schuldig ben.
Gij hebt mij door do liefde uws Harten in dit allerminnoljjkst Sacrament alles geschonken, wat Gij bezit, uw ligchaam en uwe ziel, uwe Mensch-heid en uwe Godheid, met al de schatten daarmede verbonden. Zooveel ben ik ü dan sclml-dig, zooveel als Gij zelf waard zijt, die de oneindige zijt.
Wederkeerig geef ik U mijn ligchaam en mijne ziel, al wat ik heb, al wat ik ben; doch zie, na U dit alles gegeven te hebben, blijft mijne schuld nog eindeloos.
Het is mij goed o Heer Jesus, op deze wijze door U vcrpligt te worden, dewijl ik daardoor bewogen en gedrongen word, met eene onbegrensde liefde de eindelooze goedheid uws Harten to beminnen.
Uwe onmetelijke en onverdiende liefde indach-
586
tig, min ik U, o Jcsus, uit geheol mijn hart weder en wenscli ik U met eeno onbeperkte liefde te vergelden.
7. Help mij beminnelijkste Jesus, om U te beminnen niet die godsvruclit, met die teeder-heid. met dien eerbied, die de liefde alleen weet in te boezemen.
Geef, dat ik daarom met zuivere liefde leve voor U, die uit eindelooze liefde voor mij leeft in het allerheiligst Tabernakel.
Door uw allerheiligst Hart zoo door liefde gevangen en geboeid bid en smeek ik U, bind mijn hart aan U, opdat het een gevangene uwer liefde zij en nimmer van U verwijderd of gescheiden worde.
DERDE HOOFDSTUK.
met welk een levendig geloof de kerk hare vereeuing jegens het allerheiligst sacrament overal en ten allen tijde getoond heeft.
1. Jesüs. Mijn kind, de Kerk jubelt over het voortreffelijke gunstbewijs mijns Harten, en vereert dit grootste wonder mijner liefde met alle gevoel van godsvrucht.
Buiten zich zelve over do buitenmatige goedheid mijns Harten, versmelt zjj als in liefde tot mij en verblijdt zij zich, veilig door mijne allerbeminnelijkste tegenwoordigheid, en gaat voort zich te verblijden, terwijl de geslachten zich op-
volgen, de gedaante der aarde verandert nn de eeuwen vervliegen.
Zie, gedurende al de eeuwen, die tot liet verleden bohooren, stonden er zoowel in liet Oosten als in 't Westen, in 't Noorden en in het . jjl Zuiden kinderen op van die Kerk, en wenschten die heilige Moedor geluk mot de grooto liefde mijns Harten, die alle dagen bij haar blijft tot aan de voleinding der eeuwen.
in die eeuwige tegenwoordigheid, vol van wederzijdsche lietde, vier ik een groot gastmaal een goddelijk feestgetij van geestelijke verloving met mijne onbevlekte Bruid, de Heilige Kerk.
Daartoe zijn de geioovigen. zij mogen armen,
zwakken, blinden of kreupelen zijn, allen uit-genoodigd, opdat mijn huis vol gasten, de vreugde volkomen zoude zijn.
2. De leerling. Luistert er naar, stervelingen en komt gesierd met het bruiloftskleed.
Komt hier zien en proeven, hoe zoet de Heer is.
Inderdaad tot dit heilig gastmaal, waarbij de Engelen dienen, komen altijd en overal do geioovigen zamen, met dat feestelijk kleed uitge-doscht, waardoor zij den Heer behagen en, zich voedend en verkwikkend, deelnemen aan zijne vreugde.
Wien echter dit kleed ontbreekt, zij, die besmeurd zijn, mogen zich teregt er van onthouden, omdat zij al te wel beducht zijn, „zich het oordeel te eten en te drinken;quot; ot, „omdat zijniet belijden, dat hot altaargeheim het vleesch bevat van onzen zaligmaker, Jesus Christus, die voor onze zonden geleden heeft en wien de Vader in
588
zijne goedertierenheid wederom ten leven heeft opgewekt.quot; 1)
Wat ons echter betreft; „wij hebben geleerd, dat het heilig Sacrament des Altaars het lig-chaam en bloed is van den mensch geworden J esus Christus.quot; 2)
Welk eene gave wordt dus niet medegedeeld, niet slechts aan onze ziel maar ook,, aan ons ligchaam, dat door het ligchaam en bloed des Heereu gevoed wordt!quot; 3)
Welk een groote eerbied wordt er gevolgelijk niet geeischt!quot; „Gij weet, gij, die bij de heilige geheimen gewoonlijk tegenwoordig zijt, hoe gij bij het ontvangen van het ligchaam des Heeren met alle zorg en eerbied op uwe hoede zijt. opdat ook niet het kleinste deel op den grond vuile, of iets der geheiligde gaven verloren ga; want gij gelooft u strafschuldig, indien door uwe nalatigheid iets daarvan zoude vallen. Zooveel zorg behartigen wij daarbij en wij doen die teregt.quot; 4)
3. Xaauwelijks trad do Kerk uit do vervolging van drie eeuwen to voorschijn blijde en met laauweren gekroond, of weldra stelde zjj in de eerste algemeene Kerkvergadering, waartoe hare kinderen uit alle oorden der wereld waren za-mengestroomd, de wijze der bediening van dit goddelijk Sacrament voor geheel do aarde vast,opdat
1J 1 Cor. XI. H. Ignatius Martelaar. Eerste Eeuw.
2) H. Justinus Martelaar. Tweede Eeuw.
3| H. Irenaus. Tweede Eeuw.
4 j Origenea. Derde Eeuw.
58!'
dit zoo heilig geheim, overal ook heilig zoude behandeld worden.
Zij voerde geen nieuwigheden in, maar als bewaarster van hetgeen haar is toevertrouwd, riep en prentte zij de oude leerling in het geheugen harer kinderen. „Geen regel,quot; zoo sprak die bezorgde Moeder, „geene gewoonte geeft on.-s de overlevering op, waardoor het him, die de niagt om het heilig Offer op te dragen, niet bezitten, geoorloofd zoude zijn aan hen, die wel het Offer mogen opdragen, het ligchaam des Heeren uit te reiken. Men zal dus volgens rangorde, na de priesters, uit de handen des bisschops of des priesters de heilige Communie ontvangen.quot; 1)
Ziedaar de heilige Communie I ziedaar het Sacrament des Heeren i „Want onder de gedaante van brood geeft Hij ons zijn Ligchaam fn onder de gedaante van wijn geeft Hij ons zijn Bloed, opdat gij bij het ontvangen daarvan smaken zoudt het ligchaam en het bloed van Christus, deelgenooten wordend van zijn eigen ligchaam en bloed; zoo toch worden wij Christusdragers, dat is, Christus dragende in onze lig-chamen: zoo worden wij volgens den heiligen Petrus, deelgenooten gemaakt van de goddelijke natuur.quot; 2)
Het is brood, wel is waar vóór dat de sacra-menteele woorden zijn uitgesproken; doch als de consecratie hoeft plaats gehad, dan is het brood het vleesch van Christus geworden. Door wiens
1) Eerste Kerkvergadering van Nicea. Vierde Eeuw.
2) II. Cyrillus Tan Jerusalem. „ n
590
woorden, door wiens taal gescliiedt dus de consecratie ? Door het woord van den lieer Je,sus. Het woord van Christus dus stolt het Sacrament daar. Welk is dat woord van Christus, zoo niet dat, waardoor alles gemaakt islJ De Heer beval, en geschapen is de hemel; de Heer beval en p-maakt is de aarde; de Heer beval er. alle schepsel is geschapen. Gij ziet dus, welke uit-\vorkingsllt;racht het woord van Christus heelt. Doch als het woord van den Heer Jesus zulke kracht bezit, dat het dingen tot bestaan roept, die vroeger niet bestonden, hoeveel meerder kracht van uitwerking zal het bezitten, war.neer het gesproken wordt om dingen, welke reeds bestonden, in iets anders te veranderenHij heeft gesproken en I.et is geschied.quot; 1)
„O Sacrament der godsvrucht! O kenteeken der eenheid! O t-and der liefde! Die wenscht te leven, vindt hier de plaats en het voedsel om te leven. Hij wordt beligchaamd om beleefd te worden. .Niet een ontstoken ligchaamsdeel, dat uitgesneden behoort te worden; niet een misvormd lid, dat doet blozen, streve naar die iig-chamelijke vereeniging. Neen, maar een lid dat schoon, geschikt, gezond is, dat hechte zi.-li aan het ligchaam, leve voor God uit God.quot; 2)
„Hoeveion wij derhalve ook zijn, die dcelgc-nooten van dit ligchaam worden, laten wij bedenken, dat wij Hem nuttigen, die hierboven zetelt en door do Engelen wordt aangebeden.
1) li. Ambrosius vierde Eeuw.
2) IL Augustinus vijfde .,
591
Hij zelf. wien de Engelen wegens zijne verijl inden de glorie niet vrijelijk du-ven aanzien, strekt ons tot voedsel, niet Hem vereenigen v.ij ons, worden wij één ligchaam. Opdat wij dit eehter niet slechts door de liefde zouden worden, Juist daarom geschiedt die verëeniging in werkelijkheid, mot zijn eigen vleescli; want door de . ; i : , die Hij ons ten geschenke gaf, worden wij r.:, ; Hem één ligchaam. Wij keeren derhalve van die tafel terug als briescliendo leeuwen, den duivelen ten schrik.quot; 1)
„Hoe goed is dat brood, dar de Engsdc:; voedt door het aanschouwen, opdat, zij i-.» het Vaderland zich daaraan verzadigen zouden: e;;
voedt door het geloof, opdat het 01..- • p sier. weg daarheen niet aan kracht zoude ontbreken. Opdat do mensch het brood der Engeii zuude eten, daarom is de Schepper der Engelen niei'gt;eh geworden, beiden voedend en evenwel onverdeeid blijvend.quot; 2)
Die echter een zondig leven 'leiden en ophouden tot do Communie te naderen, meenet;::.' door zulk eene Communie gereinigd te warden, zij mogen leeren, dat dit hun niet tot zuivering, maar tot veroordooling zal verstrekken. .. Want! •: vleesch van Christus is de spijze der Heiligen,quot; 3!
Bereid daarom uw hart voor, „want — hot heilig Sacrament des Altaars is eene Communie, waardoor wij mot Christus omgang hebben, .lij:.
1] H. Chrvsostomus. Vijfde Eeuw.
2] H. Fulgentius. Zesde „
3] H. Isodorus van Sevilla in Spanje. Zevende Eeuw.
592
vleoscli en zijne Godheid onderling vereonigen.quot; 1)
.,Dat zij dan toeluisteren, die den zin van dit woord .Jigchaamquot; willen ontzenuwen, als of hot niet waarlijk het vleeseh van Christus noeli w:':;rlijk zijn blood ware, dat thans in de Kerk in het heilig Sacrament vereerd wordt, wanneer zij, ik weet niet met welke redenen en zinnebeelden. willen bewijzen, dat er slechts eeno zekere kracht des vleesches of van het bloed tegenwoordig is. als zoude de lieer leugentaal spreken, terwijl Hij, do waarheid zelvo, toch zegt: Dit is mjjn Ligchaam. Ook zoide Hij daarom niet bij de breking cn uitdeeling van het brood: Deze zjjn, of in dit geheim ;s oen zekere kracht of zinnebeeld van mijn lighaam, maar Hij zegt, zonder beeldspraak: Dit is mijn Ligchaam: en dus is het dat, wat Hij gezegd heeft en niet dat, wat een ieder in zijn verbeelding er zich van voorstelt. Tot heden heeft nog niemand openlijk Hem weersproken, wien geheel de aarde gelooft en belijdt.quot; 2)
5. „In de kerken staat het heilig Sacrament altijd ter aanbidding; welke gewoonte do oude kerken behouden hebben.quot; 3)
Derhalve „is Christus niet der vergetelheid prijs gegeven: Christus beveelt in zijne geboden niet het tegenovergestelde. Hij zelf is her, brood, dat van den hemel gedaald is, dat als heraelsche
ontvangen, en ons
]) 31. Joannes van Damascus. Achtste Eeuw, •2) II. Paschasius Abt. Negende Eeuw. 3) Luitprandus. Tiende „
593
spijze in de Kerk dagelijks ter tafel wordt ge-bragt, dat gebroken wordt tot vergiffenis der zonden, dat allen, die er van eten, voedt en verzadigt ten leven.quot; 1)
,,'t Is ij del, woorden te wisselen over de veropenbaring des Hoeren in onzen tijd, wolkomen looclient, of over die, welke den vaderen des Ouden Verbonds is gedaan; of' over de verscliij-niug den Apostelen geselionken, namelijk de tegenwoordigheid van zijn ligehaam. Want voor een iegelijk, die oplettend uit zijn oogen ziet, is bet duidelijk, dat geen van beiden zijn te looobenon. Want ook wij bobben nog de wezenlijke zelfstandiglieid zijns vleesebes, nergens zoo ontwijfelbaar tegenwoordig als in het Sacrament. Ook wij nog hebben openbaringen, doch in den geest en in de kracht, opdat bet blijken zonde, dat ons niets in alh rhande genade ontbreekt.quot; 2) ii. „Nifemand is in staat do lieHijkheid uit te drukken van dit Sacrament, waarin de geestelijke zoetheid aan hare bron word genoten; en de gedachtenis gevierd wordt van die uitstekende liefde, welke Hij in zijn Lijden getoond heeft. Daarom, om de onmetelijkheid dezer liefde zijnen getrouwen nog dieper in het hart te prenten, stelde Hij in bet laatste Avondmaal, toen Hij, na de viering van bet Paascbfeest met zijne Leerlingen, uit deze wereld zoude heengaan tot zijn Vader, dit Sacrament in als een blijvende gedachtenis van zijn Lijden, de vervulling dor
1) H. Petrus Damianus. Elfde Eeuw.
2) H. Bernardus Twaalfde „.
38
aibc-eldingen der oude wet, als het groofcste van al zijne gewrochte wonderen en totbijzonderon troost van hen, die over zijne afwezigheid treuren.quot; 1) „De mensch, die een geestelijk en inwendig leven leidt, vindt in de deelname arm liet Ligchaam van Christus Jesus twaalï' voortreffelijke Trachten: Kracht om zich met gemak te ontdoen van de wereld en van het vergankelijke; Vooruitgang in zijne hemoeijingen voor de eeuwige zaligheid; Ycr'heffing der ziel hoven al wat niet in God is; Sterkte om het goede te beoefenen; Verlichting van het verstand om God en alles, wat in den ■spiegel der eeuwigheid gezien wordt, volmaakter te kennen; Ontvlamming der liefde jegens God; Voltrekking van hetgeen hem tot geluk verstrekt; Een schat van rijkdommen; Aanhoudende blijmoedigheid des Geestes. Een zekere veilige bestendigheid; Volmaakten vrede: Do vereeniging der ziel mot God.quot; 2)
„O, kostbaar gastmaal, grootsch, zaligend en vol van alle zoetheid! Daardoor worden wij van zonden gezuiverd, worden de deugden vermeerderd en den geest een overvloed van alle genadegaven ingestort.quot; 3)
7. De katholieke Kerk derhalve over dit ver-eerenswaardig en goddelijk Sacrament der Altaars hare leering uitsprekend, welke zij var. onzon Heer Jesus Christus en van zijne Apostelen geleerd en van den Heiligen Geest, die haar ten
1) H, Thomas van Aquinen. Dertiende Eeuw.
Thauler. Veertiende ,
3) II. Antonius. Vijftiende ,
lillen tijde alle wnarheid ingeoft, heeft ontvangen, Keeft boliouden en tot liet einde der eeuwen zal behouden, leert en belijdt openlijk en eenvoudig, dat in het verheven Sacrament des Altaars na de Consecratie van het brood en van den wijn, onze Heer Jesus Christus, waarlijk God en mensch' wezenlijk, werkelijk en zelfstandig onder dis zigtbare gedaanten tegenwoordig is.
Zi j raadt, eu vermaant, vraagt en smeekt dooide ingewanden van Gods bannhartiglieid, dat allen en een ieder, die den naam vau Christenen dragen, overeenkomen en zamenstemnien in dit toeken dor eenheid, in dezen band der liefde, in dit zinnebeeld der eendragt, gedachtig aan zoo-vet 1 Majesteit en zulke uitstekende liefde van .iesns Christus onzen Heer, die zijn dierbaar leven tot prijs voor onze zaligheid en zijn vleesch ons tot spijze gat; dat zjj deze heilige geheimen van . iji! ligfihnmn en bloed met die volharding en iciaeht (Le;-; geloots, met dien eeritied, met die u'ods-vrueht en aanbidding dos gemoed» gelooven en vereeren, dat zij in staat zijn het brood, dat alle zelfstandigheid overtreft, herhaaldelijk te ontvangen, en dat hun dit waarlijk tot leven en tot voortdurende gezondheid der ziel versterkke.
Opdat zi; door do kracht daarvan versterkt, langs den weg dezer droevige pelgrimsreize komen mogen tot het hemelsch vaderland, om daar het zelfde brood, der Engelen, dat zij thans onder een heiligen sluijer nuttigen, te eten, ontdaan van alle sluijers. 1)
1) Kerkvergadering van Trente ï'i Zitting. Zestiende Eeuw.
596
8. O Heer mijn God! lioe brandden de ge-loovigen van alle eeuwen om U in het Sacrament uwer liefde te vereeron! met welke godsvrucht hebben zij niet getracht ü hier de hoogste vereering te brengen! welke moeite getroostten zij zich niet om de aan uw Hart verschuldigde dankbaarheid te bewijzen, om de liefde uws Harten met wederliefde te vergelden!
Veroordeelenswaardig zouden wij dus zijn, indien wij, de erfgenamen van het geloof, dat eenmaal den Heiligen werd overgeleverd, wij de kindoren der Heiligen verttaauwden in deze voornaamste van alle godsvruchtoefeningen, welke de beknopte inhoud van geheel onze godsvrucht bevat, terwijl zulk een lange rei van eeuwen o;!,-- oproept tot een levendig geloof, zulk een menigte geloovigen van alle tijden en plaatsen der wereld ons door hun voorbeeld aansporen en zooveel welwilletidheid van uw Hart onze harten tot liefde dwingt.
Verlevendig ons geloof, beminnelijkste J es us, en eenmaal verlevendigd, houd niet op het te vermeerderen. Versterk do hoop en het vertrouwen. Ontsteek en ontvlam onze liefde.
Verleen ons, o lieer, dit allerheiligst en zoetste geheim in den geest des geloofs te kunnen aanbidden, het godvruchtig te vere eren en steeds waardig tc mogen ontvangen.
597
VIERDE HOOFDSTUK.
dat het allerheiligst hart van jesus ik het sacrament zijner liefde volmaakt zalig is,
1. Jesus. Wat mijl! Hart begeerde, mijn kind. wat liet door alle overmate der liefde zocht, dat geniet liet nu tevreden in liet heilig Sacrament des Altaars.
Zie nu is niet slechts der regtvaardigheid van den hcnielsche Vader voldocninv; gesrlion-ken, maar ook de liefde mijns harttn is bevredigd. Daarover juicht en verblijdt zich mijn Hart, omdat het niets meer mist van hetgeen liet voor zijn geluk wenschte.
Verheug u mot mij, mijn kind, dewijl dit de blijdschap, het genot, de zaligheid nijjns Harten uitmaakt.
Hier is een nieuwe Hemel, met goddelijke kunst gemaakt en versierd, opdat mijn Hart daarin zijn welbehagen zoude hebben en ten allen rijde zalig zoude zijn.
Doch zie, mijn kind, mijn Hart vindt geen genot in die dingen, waarin dc wereld, ijdol tobbend, haar geluk zoekt. Niet in het praalvertoon van aardscho goederen, niet in zinnelijk genoegen, ook niet in hetgeen de hartstogten streelt.
Ik mis dat alles vrijwillig; ja waarlijk dikwerf pleeg ik mij te omgeven niet datgene, wat de wereld verafschuwt en ontvlugt. Evenwel is mijn Hart volkomen tevreden en zalig.
2. Waarom zou mijn Hart niet zalig zijn dewijl liet in dit paradijs van bovonnatmirlijko geneugten overstelpt wordt met een stroom van goddelijke vreugde en van de grootste zoetheden.
Ik ben, mijn kind, volkomen zalig van Harte door de goederen, welke ik als Zoon van mijn Vader in erfenis heb gekregen en, rtls Vci'lossor der wereld, voor den prijs mijns levens heb verworven.
Doch gij, mijn kind, in welke goederen zoekt gij uwe zaligheid? Zoekt gij haar ook wel in de goddelijke voreeniging, in het bovenaardsch verkeer, in den honigzoeten troost van het goddelijk welbehagen?
Verliest gij somtijds niet de vreugde of ook wel den vrede, wegens liet gemis van hetgene uwe natuur tevreden stelt? Doet gij daar ook gewillige afstand van, overeenkomstig den god-delijken wil?
Zie wel toe, mijn kind, en liond u overtuigd, dat uw hart, zooals het mijne, niet door het zienolijke, niet door liet geschapene maar dooide liefde en het genot van het bovennatuurlijke en het goddelijke zalig- moet zijn.
3. Vervolgens is mijn Hart hier zalig vregens de zaligheid mijner getrouwen, die uit de/e bron aller goederen putten en met mij deelen.
Gelijk een goed vader zich gelukkig gevoelt, wanneer hij zich te midden zijner beminde kinderen ziet, zoo gevoel ook ik mij gelukkig te midden van mijn volk.
Hier worden de geloovigen, als kinderen, die aan mijn hart zeer dierbaar zijn, opgevoed en
599
gevormd; zjj leven en verkwikken zieli niet mij, zij drinken do edelmoedigheid cn do sterkte mijns Harten in, zij worden opgewekt om to wedijveren in het beoefenen mijner deugden; ja, zij leeren hun roem cn hun genot te stellen in hetzelfde, waarin ik roem on vreugde stel.
O zeker,quot; daarover verblijdt zieh mijn Hart, dat zich zalig acht als het anderen zalig heeft gemaakt.
Verheug u met mij, mijn kind, ziende hoe uw geluk het voorwerp is, niet slechts van mijne zorgen, maar ook van de vreugde mijns Harten.
4. O Indien gij wist, hoeveel zaligheid mijn Hart hier bovendien geniet door de teederheid, door de godsvrucht der liefde van zoovele zielen, die, waar ook geplaatst, in welken stand ook verkeeren, met al hun gehechtheden voor mij leven, mij hier geheel van harte toegewijd zijn!
Hier, mijn kind, hier is Benjamin met mij in opgetogenheid des geestes. Hier w orden do zuivere zielen vervoerd door hemelsche geneugten, waarvan de Engelen zei ven dronken worden.
Hier maken de edelmoedige zielen, schoon zwak van nature, groote en sterke plannen voor mij, vergelden zij in verlangen en in daad de offers mijner liefde, wijden zij zich geheel en al aan mijne belangen.
En ik zoude geen genot vinden in zoo veel liefde, die zoo teeder, die zoo zuiver is? En ik zoude niet geheel mijn Hart voor hen uitstorten? Of zal ik, mijn kind, mij in teederheid en edelmoedigheid der liefde laten overtreffen?
Het is mijn genot met do kinderen der men-schen te zijn; liet zoetste der genoegens acht
600
mijn Hart om zich te verblijden over de liefde der zuivere zielen, cn wederkeerig hare harten te verkwikken.
5. Hier dus is mijn Hart volkomen zalig onder vele opzigten. Eu zoo er sommigen zijn, ondankbaren en ontaarden, die gevoelloos blijven voor mijne liefde of mijn Hart beleedigen, dan kunnen zij niet mij, doeli wel zich zelven ongelukkig maken.
Want sinds ik tot een glorierijk leven ben verrezen, sterf ik niet meer, doet mij geene smart, welke ook, meer aan. Mijne vreugde, mijne zaligheid is volmaakt en volkomen; nie-nuu'.d ontneemt ze aan mijn Hart, niemand zal haar verminderen.
Dewijl mijn Hart, mijn kind, persoonlijk met de Godheid vereenigd is, daarom is het zalig in do zaligheid der Godheid zelve.
Eu dus heeft mijn Hart om volmaakt gelukkig te zijn geene uiterlijke middelen noodig, omdat het mot of zonder deze, altijd in de hoogste mate gelukkig is.
Niet minder gelukkig is het in de hut van den stervenden arme, dan in het paleis bij een groote des rijks of bij een vorst; even gelukkig is het in het Tabernakel op het Altaar, als op den troon in den hemel.
Want do oorzaak van de zaligheid mijns Harten is inwendig, is in mij zelven gelegen, daarom is zij overal, ten allen tijde en n alle omstandigheden dezelfde.
Dat inwendige is de schuilplaats, waar ik mijn zetel heb opgeslagen, waar ik woon in een
(301
ongemaakbaar liclit waar ik een volkomene en onveranderlijke zaligheid geniat.
ö. De Engelen omgeven mij; vol verwondering nederknielend vereoren zij mij, en juichen zij jubelende: Laten wij ons verblijden en onzen God eere geven!
En meer nog verheugen zij zich over mijne dan over hunne eigene zaligheid; want in verrukking tot mij verheven en door overmate mijner liefde zich zeiven vergetend, verblijden zij zich met mij in onuitsprekelijke blijdschap.
Eveneens verheugen zich vele getrouwe zielen, schoon nog in het ligchaam de ellende van dit sterfelijk leven ondervindend, in de hoogste mate, omdat ik ben, die ik ben; en hun grootste geluk vinden zij er in te weten, dat ik in do hoogste mate zalig ben.
En ook gij, mijn kind, indien gij mij waarlijk lief hebt, zult n verblijden, omdat ik zalig* ben niet slechts in het genot der hoogste glorie ; mi de rechterhand van God mijn Vader, maar vok in dit Sacrament der liefde mijn» Harten.
7. De i,eeiujxg. Gjj zjjt mijn getuige, beminnelijkste Jesus, en Gij weet, dat ik uit liefde tot U mij verheug wegens uwe volmaakte zaligheid in het allerzoetste Sacrament uws Harten.
Ja, Heer, mijn hart en geheel mijne ziel jubelt in U, omdat uw Hart zalig is, en in de zaligheid bevestigd is voor de eeuwen der eeuwen.
f) h oe teregt moet mij de grootste vreugde doorstroomen, omdat na het volbrengen uws Lijdens uwe glorie en uw geluk volkomen en hoven alle wisselingen verheven is.
602
't Is waar, nog is de tijd voor mij niet aangebroken om mij te verblijden over mijne eigene glorie en blijvende zaligheid, dewijl ik nog de beletselen mijner ballingschap ondervind: doch dit is mij intussclien genoeg, te weten, dat Gij mijn God, mijn Zaligmaker en Vader, U volkomen verblijdt in de grootste glorie, in do hoogste zaligheid.
Ziedaar de rede mijner vreugde, eener vreugde, waarin geheel mijn hart deelt, ofschoon ook gezeten en schrjjond in de gevangenis, bij de herinnering mijner erfenis in den hemel, welke G:i al- God, mij voorbereid hebt, welke Gij mij als Verlosser hebt teruggekocht, toen ik ze had verlóren, en welke Gij mij als Vader hebt nagelaten.
En dewijl het rechtvaardig en billijk is, dat ik U meer bemin dan mij zeiven en het mijne, daarom i-; het eveneens regtvaardig en heilzaam dat ik met levendiger vreugde mij verblijde over uwe zaligheid, dan over al hetgeen ik bezit of zal bezitten.
In waarheid, o Heer Jesus, innig en vurig verheug ik mij meer over uwe glorie en over uwe zaligheid dan over alle eer en verheffing, over alle vreugde en vertroosting van mij, hoe groot zij dan ook wezen moge.
Doch ook met geheel mijn hart verblijd ik mij over de vreugde, die uw Hart doorstroomt wegen- het geluk, de godsvrucht en liefde zoo veler getrouwe zielen, die onder alle volkeren zich aan LT hebben toegewijd.
9. Verleen beste Jesus, dat ik tot het getal
60.°)
van hen behoove, dio U voor do grooto liefde, waarmede Gij ons in dit Sacrament liefhcht, met zooveel zuiverheid en edelmoedigheid we-derminnen.
tk vraag ü niet buitengewone en verwonderingwekkende gunsten, zooals Grij dikwijls en ruimschoots aan hen hebt geschonken ;U, mijn Jesus, II zeiven vraag ik tot loon en tot mijne eenige zali -heid in alles, door den arbeid en de smarten, dio ik misschien voor [I mogt ondergaan.
Oeone goederen of' genoegens der wereld, die do natuur streeien. ook geene vertroostingen welke louter zinnelijk zijn, kunnen mij gelukkig maken. Mijno zaligheid, allerliefste Jesus, is aan uw Hart te rusten, U te genieten.
Zwaar valt alle rust, welke niet aan uw Hart wordt genoten; nietig is alles, wat niet met TI in betrekking staat, ijdel alles, wat niet met de gewaarwordingen uws Harten strookt, smakeloos alles, wat door de zalving uwer liefde niet is toebereid.
Geef slechts, dat ik L hezitte door dc goddelijke voreenigiiig, U, op de zuiverste en edelmoedigste wijze beminne; en dan doe ik van al het overige volgaarne afstand, door die gave alleen zal ik met U zalig zijn.
VIJFDE HOOFDSTUK.
het allerheiligste hakt yas jesus in het hart zijner heilige kerk.
1. Jesus. Mijn Hart, mijn kind, dat in het
604
Sacrament leeft, is liet hart mijner Kork, die mijn geheimzinnig ligchaam is.
Dit mijn ligchaam is levend en met eene ziel begiftigd. Welnu, die ziel is hei beginsel van het bovennatuurlijk leven, dat het ligchaam doet leven.
Dit levensbeginsel spruit voort uit mijn goddelijk Hart: uit mijn Hart namelijk is mijne Kerk gevormd, wel te verstaan niet wat hare ledematen of haar ligchaam, maar wat hare ziel betreft.
Velen wel is waar zijn hare ledematen, doch één is haar ligchaam, dat mijn Hart door een goddelijk beginsel bezielt, voedt en verzorgt, opdat mijn leven in haar ligchaam geopenbaard worde.
De Kerk derhalve, bestaande uit een ligchaam, dat het menschelijk bestanddeel uitmaakt, en uit eene ziel die het goddelijk bestanddeel is, bestaat als een afzonderlijk zedelijk wezen in eenheid van persoon en in deelneming aan een mensche-lijke cn aan een goddelijke naïuur.
Want zooals de wijnstok zijne levenssappen mededeelt aan de ranken, die in staat zijn deze sappen op te nemen, zoo deel ik aan de gezonde ledematen der Kork dat goddelijk beginsel mede.
En zooals de wijnstok enjle ranken één zijn ' zoo ook ben ik in zekeren zin een niet de Kerk.
De Kerk en ik zijn dus waarlijk en innig ver-eenigd, niet slechts op een zedelijke maar ook op eene zelfstandige wijze; niet zinnelijk maar geestelijk; niet door eene persoons-vereeniging maar toch door eene persoonlijke vereeniging
(305
in dien zin namelijk, dat ik met de Kerk zóó vereenigd ben, dat zjj met mij een zedelijk persoon uitmaakt, van mij haar hooMbestanddoel, hare ziel, het boTennatuurlijk levensbeginsel ontvangt en tevens ledematen bezit, welk ieder in het bijzonder wederom onder een ander opzigr personen zijn, die in zich en voor zich bestaan en waarlijk van elkander onderscheiden en louter menschelijke personen zijn.
2. Zoo mot mij vereenigd ,zoo bezield door een goddelijk levensheginael, leeft de Kerk in zekeren zin een goddelijk leven, eou leven, rijk aan verdiensten voor de eeuwige zaligheid.
Wat meer is, aan diezelfde bron dankt ook de mensch het earste begin van zijn lidmaatschap der Kerk, als hij door iiet water en den geest mijns Harten wordt herboren, volgens het woord der Schriftuuiv „Wij allen zijn in een ligchaam gedoopt, hetzij wij Joden, heidenen, slaven of vrije kinderen zijn.quot;
Daarom vloeide er water uit mijne geopende zijde als een zinnebeeld dei doopsels, dat het bad der wedergeboorte is.
Door dat zelfde beginsel zijn ook de ledematen der Kerk innig met elkander yereenigd. Wel is waar worden de geloovigen door vele wederzijdsche banden zoet en gelukkig zaam-gebonden: doch in het Sacrament der liefde mijns Harten worden zij als in mij verligchaamd en met mijnen Geest begunstigd en alzoo onvergelijkelijk naauwer, zoeter en volmaakter onder elkander verbonden.
En dit is hot geheim der liefde, waarvan de
606
Apostel spreekt, als hij zegt: ,, Wij velen zijn een ligciiaam, clio declgenooten zijn vai: een zelfde spijze. Een ligciiaam en één geest.quot;
Wat wonder derhalve als do geloovigen slechts een hart bezitten, mijn Hart, uit welks voihoid zij den geest des levens ontvangen?
Zoo als immers in het natuurlijke Jigchaaiu liet bloed mot levenskracht uit het hart store en ook tot de uiterste en kleinste ligcliaamsdc f icn, mits liet geen beletsel vindt, voortstroomt, zoo gaat liet beginsel des bovrnnatuurlijken h . --iis uit mijn Hart voort en deelt zich aan aist» en aan ieder der doelen van mijn goheimz: :nig iigcJi aam :ncde, zoo daarvoor geen beletsel v. ordt gesteld.
3. Door deze goddelijke kracht leeft de Kerk niet slechts innig vereenigd met hare ledematen, maar door die zelfde kracht wordt zij ook van mij gevoed, ontvangt zij haar levensvaag, en wordt zij in een blijvenden levensbloei bewaard.
En indien ook een lid krank wordt ot wel den beleven den invloed of de mededeeling van mijnen geest door liet misbruiken vanzijn vrijen wil belet of weerstaat, zoo dat het in bovennatuurlijken zin een lijk wordt, dan kan het evenwel, zoolang liet met het ligciiaam der Kerk verbonden blijft, van mijn Hart nog liet bovennatuurlijk leven en de gezondheid terug ontvangen, als het door liet Sacrament van Boetvaardigheid zicli wascht in hot bad van mijn levendmakend en zuiverend Hartebloed, en aldus het beletsel of de hindernis verwijdert.
De levende ledematen echter der Kerk worden
(307
door mijnen Geest bezield, wijl zij door don invloed mijns Ili.rteu steeds gevoed worden, en dewijl zij in mij blijven en ik in hen, daarom brengen zij vele vruchten voort, ware blij veilde vruchten, vruchten dos eeuwigen levens.
Doch alle valsthc godsdiensten en sekte:., wij' zij van mijn Goddelijk .Hart liet leven niet onï-vangen en, als ten eenemalc van mijn geheimzinnig ligchaan gescheiden, ook niet onfvangen kunnen, zijn levenlooze wezens, wie her ii. ^insel van het bovennatuurlijk leven ontbreekt, en welke diens\ eigens geen wezenlijke en In ilzame vruchten kunnen dragon. Want zooals «!.• rank uit zich zelve geen vrucht kan voortbrengc;;. tenzij zij met den wijnstok vereenigd liiijlt. evenmin vermogen het de mensehen, zoo zij niet in mij vereenigd blijven.
Wil u dus niet verwonderen als de sekn-n en de valsche godsdiensten als afgesneden ranki1:; v.t-dorren, bederven en eindelijk vergaan.
4. Indien die gaven, mijn kind, waarde or de Kerk, zoo leeft, in kraeiiten toeneemt en vruchten, levert, wonderbaar en zoet zijn, nog wondervoller en rijker aan zoetheid zijn de overigen, welke ik haar mededeel, en waardoor zij mi j gelijkend wordt.
Want al wat ik van nature bezit, dat heef'r de Kerk, voor zooverre zjj vermag, van mij dooide genade.
Inderdaad dewijl ik, de Heilige, de Kerk met een goddelijk levensbeginsel beziel en haar zoo met mij vereenigd heb, dat wij als één zijn geworden, is ook zjj noodzakelijk heilig niet slecht-, uiterlijk, namelijk wat haren oorsprong en doe
608
en üe middelen tot haar doel, de eeuwige zaüg-heid, betreft, maar ook inwendig wat hare ziel zelve aangaat, waarin de heiligheid 'eigenlijk zetelt.
Dooi- de voortdurende vereeniging en den invloed mijns Harten, volmaak ik haar in de hei-lighoiii om haar tot eene Kerk te vormen, die g'iorievol, zonder smet, zonder roest of eenige vlekken is.
Ik kan niet dwalen, bijgevolg kan ook do Kerk niet dwalen. Als zij dwalen zoude, dan zoude ik dwalen, doch ik ben de onfeilbare waarheid, bij gevolg is zij ook onfeilbaar.
Do woorden, die de Vader mij heeft gegeven heb ik haar gegeven, en ik heb haar er den zin van ontsloten, opdat zij, door mijnen G-eest geleid, ze verstaan en bewaren zoude.
De iverk, die mijn ligchaam is, sterft niet, omdat ik niet meer sterf: maar zij blijft zoo voortbestaan, totdat ik kom met glorie bij de voleindig der eeuwen.
Ik ben Jesus; dezelfde die ik gisteren was, ben ik heden; ik ben dezelfde tot in eeuwigheid; en gevolgelijk begiftigt mijn Hart, dat de ICerk doet leven en voortbestaan, dat tie Kerk voedt en krachtsvoltooijing schenkt, dat haar mot zijne heiligheid heiligt en met zijne waarheid bevestigt, haar ook met een eeuwig leven en met eene roemrijke onsterfelijkheid.
5. Leer hieruit, mijn kind, hoezeer de Kerk uwen eerbied en uwe Jiotde verdient, wijl zij zoo innig met mij vereenigd is, geheel mijn wezen zoo in zich draagt, dat zi; mot regt zeggen kan: „Die mij ziet, ziet ook Christus.quot;
009
Verblijd u, mijn kind verblijd u van gan.oher Harte, omdat gij een lidmaat zijt van dit ffeheim-zmnig hgchaam, dat alles wat op aarde is, in
schoonheid, in adel en bewonderingswaardigheid overtreft.
Wilt gij mij beminnen, bemin dan mijne Kerk voor wie ik mij zei ven heb overgeleverd en dié aan mijn Hart dierbaarder is dan iets van alles wat op aarde of' in den hemel is.
Voornamelijk in het allerheiligst Sacrament mijner liefde zult gij in mij met de Kerk naau-wer vereenigd worden en daarin des te beter van mijn Hart haren Geest leeren vatten.
Ken ieder, die den geest der Kerk wil loeren kennen, moet den Geest van mijn Hart leeren begrijpen; wijl I,cider Geest een en dezelfde is Je Kerk moet m den zelfden geest beschouwd worden, die haar doet leven; en hare wijze van doen moet met naarmenschelijke opvatting, maar beoordeeld worden naar don geest, die haar in hare daden bestiert.
O, indien do gewaarwordingen der Kerk, welke als zijnde die mijns Harten, de gewaarwordingen eener moeder verre to boven gaan, door allen gekend werden; hoe vurig zonden zij de Kerk beminnen! hoe volmaakt zouden zij al hare handelingen goedkeuren!
Bid, mijn kind, dat alle stervelingen de Kerk kennen en beminnen mogen, opdat zij luisterrijker ledematen mogen zijn van dat ligchaam, ezie.d met t.en geest des levens; ledematen die mij tot eere, tot roem verstrekken.
Bid, voel en dikwijls, dat de gezindheden mijns
010
Ha-ten onder alle opzigten zicli ontwikkelen en toenemen mogen in dat li#aam, totdat liare ledematen zicli vereonigon tot een volmaaivr ug-chaam elleelger.ooten worden van liet gezelschap dev quot; Knsrclen en HeUigon. die in de vereniging mijns liarten bevestigd zijn m den nemel.
G Draag intusschen \ooral zorg, nujn kuu., om in mij te blijven, niet slechts doorkot geloei, door de hoop en door do lielde, maar ook door niii.ue=
van liet Sacrament, door volmaakte vereeiiigmg.
Dit is het eenige en noodzakelijke voor u, met mij vereenigd te zijn. L'it deze verceniging spruit voor
„ leven kracht, volmaaktheid en heiligheid \ ooit.
Moe naauwei gij met mij vcrcemgu zijt, en hoe beter gij u daartoe voorberciu houot, i e.. te overvloediger zal de stroom der genade en dei liovenaardsche goederen zijn, dien gij v;el 1« waar altijd, maar bijzonder m de lieuige Commnme, uit mijn Hart zult afleiden.
Daardoor zult gij v: lc vruchten van h.^hgheid leveren, waardoor gij de goddelijke kracht mijns Harten aan het licht brengen en mijne vare
ffjoric zult bevorderen.
7. De lkerling. O Heer, onze God! Hoe wondervol. hoe beminnelijk is uw Hart! V\ ie zou er niet verbaasd staan over zulke diepe geheimen zijner kracht! Wio niet getroffen worden door zulke betuigingen van liefde.
Groot voorzeker en wondervol was het werk uwer liefde, toen Gij onze mensehelijke natuur aannaamt, doch hoe veel groeier en wondervoller dc schenking van U zeiven aan ons m lie. heilig Sacrament.
til]
1quot; uwe iv.eu-. -lavonüng immers licht Gij 021/0 monsehhc'd aangenomen, maar iu de Conimnnie geeft (jij om uwe Godheid en nwo ^[enscliheid wener.
Li mot onze natuur bekleedende, ;iijt Gij tot ons afgedaald en hebt Gij zelf eenstorrtijkleven geleid; tloeh L iiiecledceleiul aan ons in hot Sa-i iament, helt gij ons op tot U en schenkt Gij ons een goddelijk leven.
Mensch geworden, heht Gij ons vrijgekocht en om L vergaderd, docli onze spjjzo géworden, voi'oenigfc Gi, ov,. mot ü, opdat wij één worden door Ij en m L;.
P Heer, , itoe wondervol en hoe zoet is de heide uws ILirfren jegens ons, voor wie gij zulke groot:;cho dingen gewrocht hebt!
Aeii lieer mijn God, mogten nllen U kennen on aoze wonderen 011 beminnelijkheden liefhebben ! AcJi, mogi, ik alle Jiarten 'bezitten om zo aan uwe liefde te kunnei; toewijden!
8. O Jesus, leven en liefde mijner ziel! hoe «mmtsprekolijk is do liefde, waarmode Gij mij bemind hebt! quot;J
iloe groot do weldaad uwer liefde, die mij het natuurlijk leven naar uwe gelijkenis gaf' l)och hoe onvergelijkelijk grooter do gunst, toen lt;jij m ij door uwe genade tot gelijkvormigheid mot l hebt verheven! Maar wat dan te zeo-o™, wat dan te gevoelen over die woldaad, waardoor 'tij 111 ij verhiett tot de innigste vereeniging met UI Wie bon ik dan, en wie zijt Gij om zoo lemens mij te handelen!
O onbegrijpelijke liefde! 0 allerzoetste Jesus,
beminnelijke boven al wat beminnelijk is! Hoe zou ik nog kunnen leven, zonder u te beminnen. Hoe leyen kunnen, zonder voor U te leven.
(gt; Hoor, begin, onderhouder en einde mijns levens! geef, bid ik U, geef dat ik leve veree-nigd met U. leve door U, leve om U, en tor glorie en vreugde uws Harten, dat zoo veel wonderlijks, zooveel zoets in hot leven riep. 1)
1) Wilt de schryver in dit hoofdstuk bespreekt, is bovenal nuttig- en troostvol. Ofschoon er ook niets
in gezegd wordt, wat het begrip te boven gaat, zal g
liet toch gewenscht zijn, het een eu ander te verkla- (|
ivn eu uit een te zetten, wat in de zaak, die behandeld g, wordt, op godgeleerde gronden kan verzekerd worden,
llc-t hoofd van Christus geheimzinnig ligchaam, oi e
liet hoofd der Kerk is Christus; de levlemalen zijn (i,
de geloovigen. Er bestaat echter tusschen het hoofd ^
en de ledematen, zooals de schrijver beknopt zegt, eene \V
1. Die zelfstandig, die niet slechts zedelijk is, zooals ^ bijvoorbeeld tusschen liet hoofd en de onderdanen van
2. Die geestelijk is, in dien zin, dat zij geene ,5, natuurlijke vereeniging' is, veroorzaakt wel te aci- jj-staan, door zamenhecliting of vermenging van stofte- 0j lijke deelen, uitgezonderd den tijd, gedurende welken
du heilige gedaanten der Communie in den niensch
blijven bestaan. En evenwel is zij niettemin eene ^
zelfstandige vereeniging; want de vermenging en de gj
zamenhechting van het stoffelijke i» ten laatste niets , ^
meer dan een bijkomend iets, wat niet tot het wezen jj, der zaak behoort. In de vereeniging echter, waarvan
wij hier spreken, is het de Geest van Christus, die aan j zi
de levende ledematen het wezen geeft. w
3. Die persoonlijk is in zekeren zin. Geheel dat }u
613
het allerheiligst hart van jesus yereexïgt ])l strijdende kerk op aarde met de zegevierende kerk in den hemel,
1. jesus. Mijn kind, ik ben tot hoofd se-* over geheel de Kerk, wier glorioriik gc-(leoltc met mij zegeviert in den hemel.
geheimzimüng ligchaam namelijk stelt één porsoon daar. Doch Christus als het hoofd van dat lie.;;;,;am. geelt daaraan, wat in deze persoonlijkheid het voornaamste uitmaakt. Niet Hij zelf, wel is waar, is geheel en alleen de persoon, omdat de persoon, eigenlijk daaigesteld wordt door alles, wat tot zijn wezen behoort, waaronder dus ook de leden moeten gerekend worden; maar Hij is datgene, waarvan de leden het «eest. uk leven ontvangen, waardoor zij bestuurd en bezield worden. Zij is echter geen hypostatische ver-eemging, welke ook wel persoonlijke vereeniging genoemd wordt. Want in de persoonlijke vereeniging neemt de persoon des Woords zoo zeer de mensche-iijke natuur in zich op, dat in deze natuur onder c-een opzigt nog eenige persoonlijkheid blijft voortbestaan, en beide, en de mensehelijke en de goddelijke natuur, onder alle opzigten slechts een eenig persoon dts goddelgken N.oords vormen; maar in de vereeniging, waarvan wij hier spreken, is elk lidmaat reeds een zeker persoon, let wel, niet voor zooverre het een lidmaat van Christus geheimzinnig ligchaam is, maar in zoo verre dit lidmaat onder een zeker opzigt op. zich zeiven bestaan kan, en het b e g i n s e 1 zijn kan, w a a r u i t, zooals de leeraren der School zeggen, zijn handelingen voortspruiten. Voorwaar de mensehèlijke
614
Dit gedeelte, deze zegevierende Kerk, waartoe de overige leden eenmaal juichend zullen opklimmen. die vereeniging van alle Engelen en Heiligen schitterend in overwinningen, gekroond met onverwclkbarelaauweren, volmaakten onveranderlijk toegewijd aan mijne glorie en liefde, is in de hoogste mate welgevallig en dierbaar aan mijn Hart.
Is het dan te verwonderen, dat mijn Hart getrokken werd tot dat roemrijk gedeelte in het land der levenden, in het rijk der eeuwige zaligheide Doelt zie, tevens werd het door een wonder der liefde genoopt om in het Sacrament mot die strijdende Kerk te blijven.
Op deze wijze dan is het tegenwoordig bjj beide doelen, beide vereeni^t het door en in zich zelven, beide maakt liet tot één.
natuui !1! Christus is slechts liet beginsel waar-d o o r zijn handelingen geschiedden en onder geen opzia-t liet veroorzakend beginsel dier handelingen: bijgevolg is die vereeniging in Christus eene persoonlijke vereeniging. Integendeel de leden van Christus geheimzinning ligch-ara zijn wel hot b e g i n-s e 1. w aar door hunne handelingen plaats hebben, in zooverre zij als ledematen beschouwd worden van dat geheimzinnig ligchaam; doch zij kunnen ook beschouwd worden, sn inderdaad ook zijn, even zoo vele beginselen, die oorzaken zijn, waaruit dus hunne handelingen voortspruiten, voor zooverre zij als on-quot;derscheideno personen oi' als individuen gedacht worden. Hier volgt dus uit, dat de persoonlijke vereeniging grooter, inniger en wondervoller is dan do vereeniging, waarvan wij spreken.
615
2. In mij heeft ieder gedeelte hetzelfde slagtoffer: dit zegevierend gedeelte namelijk aanbidt het Lam staande als geslagtofferd, niet nu geofferd wordend, maar als eenmaal geofferd zijnde-dat strijdend gedeelte echter bezit hetzelfde Lam Gods, dat de zonden der wereld wcneemt als een lieflijk offer, dat op alle plaatso^als een zuivere offerande wordt opgedragen.
Wij ziju echter inderdaad ledematen van Christus en kunnen gezegd vorden „vleesch te zjjn van zün yleescli [volgens den 11. Paulus] zooals de ziel die m den mensch het hoofdbestanddeel is, tot de 'leden haars iigchaams zeggen kan: dit is mijn lidmaat ik beziel dit of dat ligohaamsdeel, waarom het in waarheid een liarer leden is. Diensvolgens noemt ons Christus teregt zijne ledematen, zijn vleesch, onz.
Het voornaamste zaraenstellend of vereenigend beginsel van dit geheimzinnig ligchaam is, volo-ens sommigen, hot heilig Sacrament des Altaars. Daardoor meenen zij op de beste en meest bevattelijke wyze te kunnen verklaren de woorden van Christus; - (.nzij g;j hot aleesch van den Zoon dos mcnschen eet...,:. zult gij het leven niet in U hebbek.quot; En
«leze: ,Di;; mijn vleesch eet ...... hij blijft in mij
on ik in hem.;'
Het loven, waarvan hier sprake is, waarmede na-me-iik Christus do ledematen van zijn geheimzinnig ligchaam beleeft, is geen natuurlijk leven, zooals hlijkl, maar een bovennatuurlijk leven, gelijk de schrijver zegt. Vandaar zijn de ledematen, indien zij door de doodzonde zijn besmeurd, wel is waar ledeii van hot geheimzinnig ligchaam, maar dorre en doode ledematen, die, zoo zij niet tot herleving komen eenmaal geheel van het ligchaam afgesneden worden! j r. J. A. Cens.]
616
Beide gedeelten zitten aan een zelfde tafel: het hcmelsclie gedeelte voorwaar wordt verzadigd met het ongesluijerd brood der Engelen, hetwelk zij etende steeds meer verlangen te eten en waardoor zij evenwel tevens verzadigd worden; het aardsche gedeelte echter geniet een zelfde spijze, maar die onder een geheimzinnigen slnijer verborgen is, en aan don tegenwoordigen toestand , waarin zij verkeeren beantwoordt.
Eindelijk oen zelfde bron verkwikt beide gedeelten; want wie daarenboven heerscht, wordt gedrenkt met blijvende geneugten, van don stroom der goddelijke wellusten, die uit mijn Hart ont pringt ten eeuwigen leven; de strijder hier beneden put uit dezelfde bron blijde wateren der genade, der vertroosting en der zaligheid.
3. Zoo beide gedeelten vereenigend, bewerkt mijn Hart in het heilig Tabernakel, dat er eene blijvende en ononderbrokene vereeniging en een deelgenootschap onder hen bestaat.
Immers waar ik ook in het heiligst Sacrament des Altaars ben, onophoudelijk dalen de engelen van don hemel neer om mij te dienen, te aanbidden, te beminnen en te prijzen.
En verbaasd over die liefde, waardoor ik op zoo wonderlijke en zoete wijze met de menschen verblijf, betuigen zij zoowel op aarde bij het Sacrament mijner liefde als in den hemel voor den troon mijner glorie, met nooit onderbroken zangen: Heilig, heilig heilig de Heer, de almag-tige God! Golieel de aarde is vervuld met uwe glorie.
Als zij zich verwijderen, zie dan stijgen zij
617
}]; ten hemel mot gouden schalen vol welriekende
rd geuren, welke de gebeden zijn der Heiligen, der
Ik geloovigen, die waarlijk met don geest en heiMg-
sn lijk tot mij bidden; deze offeren zij voor den
tl- troon der goddelijke Majesteit en leggen daar de
le behoeften bloot hunner broeders, die nog op
3r aarde strijden.
1, Op de voorspraak der Engelen en Heiligen en uit eigen beweging mijns Harten, daalt de
)- barmhartigheid en genade af: die de stervelin-
lt gen vertroost, verkwikt en met bovenaardsche
m vreugde vervult.
rt En op deze wijze, mijn kind, worden de ge-
ar loovigen, terwijl de hemellingen de eeuwige zalig-
m heid volkomen genieten, door dit allerheiligst
d. Sacrament onophoudelijk tot de zelfde zaligheid
ct voorbereid, en zoo voorbereid, treden 7,ij voort-
ie durend de hemelsche tabernakelen binnen,
n 4. Derhalve wordt in mijn Hart do Kerk, die in den Hemel zegeviert cn die op aarde strijdt,
i- vereenigd. Mijn Hart is het beginsel, waardoor
3- liet geheel tot een gebracht wordt en de deelen
i- wederzijds met elkander voortdurend omgang hebben.
p Het was namelijk mijn welbehagen, alles, wat
n op aarde en in den hemel is, daardoor te vorbroo-
it deren, zoo dat alles in dat Hart zijn wortel en
)r hechten grondslag hebbend door hetzelve over-
n vloed zoude bezitten.
En dat was inderdaad noodig, mijn kind;
e want indien ik niet de genade mijns Harten liadde geschonken, waardoor de menschen versterkt cn
ij zelfs verheven worden, om tot deelneming aan het
(US
hemclsclio te geraken, dan zouden zij nooit dooi-natuurlijke krachten tot die bovennatuurlijke zaligheid hehben kunnen komen.
Zoo derhalve zijt gij nader getreden tot do stad van den levenden God, tot het hemolsche Jerusalem, tot het verkeer met vele duizende Engelen, en tot dc Kerk der eerstelingen, wier namen in don hemel zijn opgeteekeud.
ö. Bewonder, mijn kind, die verhevene plannen, vereer deze geheimen der liefde; maak gebruik eindelijk, in hot belang uwer ziel, van zooveel goedheid mijns Harten, waardoor aan u schoon 0011 zwak sterveling, do vrijheid geschonken wordt op de innigste wijze te deden in bet gezelschap der Engelen en Heiligen en met hen uit ecu zelfde schatkist u die zaligheid toe te eigenen.
Zie hoe do strijdende Kerk, vervoerd door deze liefde mijns Harten, er naar streeft door I ; r. lofprijzingen en teekenen van dankbaarheid met dc zegenvierende Kerk te wedijveren.
Immers zooals de Kerk dos hemels geen rust heeft maar zonder einde mij looft, onophoudelijk nnj verheerlijkt; zoo ook houdt de Kerk op aarde niet op mij tc vereeren en mijnen naam te prij/en.
Aiogen de gezindheden uws harten, mijn kind, niet verschillen van die der Kerk, die uwe Moeder is; neen, integendeel gevoel in u, wat zij in zich zelve gevoelt.
Als gij voor mijn beminnelijke Tabernakel verschijnt, verruim dan uw hart, geef u aan godsvrucht over, geef glorie aan God uwen Heer.
Vereenig u met de strijdende kerk; vereenig
619
u ook met de zegevierende; loof, zoo deelgenoot geworden der geloovigen en der liemelsche Geesten, God uwen Zaligmaker, juichend met hart en mond.
Kniel eerbiedig neder, aanbid, smeek, geniet mijne tegenwoordigheid.
6. De leerling. O beminnelijkste Josusi Hoe wondervol is de liefde uws Harten, waardoor Gij mij opbeurt en vertroost op aarde, en gemaakt hebt, dat ik op zekere wijze hier de zaligheid en liet gezelschap des hemels geniet!
Zoo, o onbegrijpelijke liefde, zoo hebt Gij de bitterheden mijner ballingschap op wonderlijke wijze gelenigd, j« in hemelsche zoetheid veranderd.
En na dit alles, zou ik U niet beminnend U niet prijzen? niet altijd uwe liefde in mijn aart en uwen lof op mijn lippen dragen?
Ja, o ja, ik zal u bemiimen, ik zal u loven, o Heer: ik zal ii beminnen en loven zooveel ik kan; en ik wenscli bet zooveel te kunnen als ik verpligt ben het te doen.
Doch ook den hemel en de aaide noodig ik uit, ü met mij te beminnen en te prijzen.
Dat do Engelen en Heiligen, alle regtvaardi-gen en geloovigen buiten zich zeiven van uwe liefde U loven in het allerzoetste Sacrament des Altaars'. Dat en de zegevierende èn de strijdende Kerk tevens in den hemel en op aarde de zangen hunner liefde en lofprijzing doen weergalmen!
Ja, dat al de schepselen eenparig, zigtbare en onzigtbare, levende en levenlooze die uwen wil
620
volbrengen, niet opliouden bij dag en bij nacht U te loven en te verheerlijken, die allen lof allo eere voor eeuwig waardig zijt! ' 11
7. O zoetste van al wat bestaat, Jesus, Zaligheid aller Engelen en Heiligen! Waar zal ik geluk op aarde zoeken, als ik ze hier niet zoeken ga!
Hier word ik gezel der Heiligen, hier verkeer ik onder de Engelen, hier vind ik de zaligheden des hemels zei ven.
O onuitsprekelijke goedheid! Ü eindelooze zoetheid! die hemelsche Geesten uit den hemel tot U trekt, trek ook mij tot U, opdat ik hier ruste, jiier onder de Engelen U aanschouwe U aanbidde, U love, U smeeke.
Wanneer ik ooit elders word teruggehouden,
o trek dan mijn geest _ en mijn hart hierheen tot U. opdat ik ten minste met den geest bij U zij, door herhaalde gedachten en genegenheden niet U spreke, mij met U onderhoud'e.
\\ at toen zou ik beter! of zoeter kunnen be-geeren, in de wereld, dan U hier te genieten!'
Hier is het nieuwe paradijs op aarde, waarin ik wensch en vaststel te leven, totdat ik van hier worde overgevoerd naar uw hemelsch rijk om eeuwig met do Engelen en Heiligen te zegevieren.
«et allerheiligst hakt van jesus vereexigt
de keek, die ix het vagevuur gezuiverd wordt, met de strijdende ex met ïgt;e zegevierende kerk.
I. Jesus. Mijn kind, niemand treedt liet rijk der hemelen, de zegevierende Kerk binnen, tenzij die heilig en vlekkeloos is. Niets ir. iners, wat besmeurd is zal daar binnen gaan.
Een ieder echter, die bezoedeld uit deze wereld vertrekt, doch geen zonden meer heeft, welke in het toekomstige leven niet vergeven worden, hij zal behouden lilijven, evenwel zoo als iets door het vuur behouden blijft.
In het vuur, mijn kind, is de lijdende Kerk, de menigte van zielen, die weleer onder mijne banier met mij tegen het vleesch, tegen de wereld en den duivel hebben gestreden, doch op de eene of andere wijze in den strijd te kort schoten en hare misslagen nog niet tijdens het leven hebben afgeboet.
Zij lijden, mijn kind, en te zwaarder is hun lijden, naarmate zij nu alles beter inziende, ook vuriger verlangen met mij te zegepralen in het rijk des hemels.
En dewijl zij die zaligheid met een vast vertrouwen verwachten, wordt ook het verlangen daarnaar nog heviger; immers de hoop, wier bevrediging wordt uitgesteld, doet de ziel pijnlijk aan.
Eu ofschoon de ziel zich ook verblijdf, daar gereinigd te vrorden, en niet ongezuiverd die plaats zoude willen vorlnten, vindt zij evenwel geen rust, maar door overgroote begeerte gedreven, roept ze uit: Wanneer zal ik komsn, v.-aa-neer, en voor het aanschijn van God worden toegelaten.
2. Die zielen, mijn kind, heb ik lief, omdar zij mij in haar leven bemind nebben, on nr : tot liet laatste oogeablik toe aan mijn vaandel ontrouw zijn gebleven.
Hare namen zijn opgoteekend in liet boek des levens en haar loon ligt veilig bewaard in mijn Hart.
Intusschen bezielt hanr de genade mijn- Har-' ten, de kracht van mijn Hart schenkt haar ver-ligting, en do liefde mijns Harten biedt ;gt; u* vertroosting.
Door mijn Hart dus wordt de lijdende Kerk beleefd, zooals do strijdende en de zegevierende Kerk; en in mijn Hart zijn die drie ééne Kerk.
Bezield door liet bovennatuurlijk leven mijns Harten hebben allen, zoowel de zegevierende in den hemel, als de lijdende Kerk in hét vagevuur en do strijdende op aarde, een zelfde doel, namelijk, eeno eindelooze zegepraal tot eeuwige glorie mijner goddelijke Majesteit.
3. Doch dewijl allen uit mijn Hart bet leven ontvangen en de vrucht dos levens tot mijn Hart weer terug brengen, daarom worden alle goederen voor hen eon gemeenschappelijk goed in mijn Hart, welks liefde den hemel, de aarde en den louteronden afgrond doordringende, die a;oe-
demi aan alle ieden, ten liato van allen cn van een ieder in bijzoudor uitdeelt.
Dewijl echter de zielen in het vagcvimr voor y.icli zelven niet meer verdienen kunnen cn d stervelingen jiaur niet anders dan door hunne gebeden kunnen te hulp komen, daarom heetV mijn Hart aan do iiefdo dat middel oi:.:e sul om haar ruimschoots te helpen.
Het heeft namelijk bewerkt, dat het J i. Offer, ter wille van hetwelk de goddelijke Majesteit haar bevrijding of zeker verkorting of vermindering van straf verleent, op haar kan worden toegepast.
Aan mijn Har; derhalve moet man liet dank weten, dat aldus die zielen verligting ca zuivering erlangen door do kracht van mijn bloed, dat door liet Otter op haar wordt toegepast.
Op deze wijze, mijn kind, wordt het vagevuur geledigd, de hemel vervuld en aan de pelgrim -op aarde met betrekking tot hen, die de wereld verlaten hebben, de zoetste vertroosting geschonken.
5. Zoo zie dan, mijn kind, welk schoon geheel de Kerk is, wier deelen allen in mijn Hart onderling met elkander omgaan.
Het strijdend gedeelte, schitterend met de behaalde overwinningen, snelt steeds naar nieuwe zegepralen, juicht met de blijden in de verheerlijkte en weent met de weenenden in de lijdende Kerk.
Liefde, medelijden, blijdschap, gebeden gaan rond door alle deelen van de eeno zijde tot de andere.
Verblijd u, mijn kind, omdat gij niet tot het
624
getal behoort van lien, die geene lioop meer lieb'oen voor de overzijde des grafs, maar tot lien, dio in mijn Hart vereenigd zijn, en wie noch afstand van plaatse, noeh de magt des doods vermag to scheiden.
•j. Neem den geest mijns Harten in u op, mijn kLiid; en denk al smeekend, zoo dikwijls gij liij het allerheiligst Offer tegenwoordig zijt, aan de ai-gestoryene geloovigen; doch nis hot heilig en aanbiddelijk Slagtoffer tegenwoordig is, dan vooral is hot een heilzame gedachte, een zeer godvruchtig werk, voor de overledenen to bidden, opdat zij van hunne zonden ontslagen mogen worden.
Volgens dienzeltden Geest moet Gij, een aflaat verdienende, die voor hen van nut kan zijn, hun \erligting en troost verschaffen, door ze op hen toe te passen.
Doch wanneer gij in do heilige Communie met mij vereenigd zijt, dan vooral moet gij aan mijn Hart al, wie gij op do aarde hebt liefgehad en anderen, voor wie gij verpligt zijt te bidden, aanbevelen.
G:: eens in uwe gedachten na, mijn kind, met welk oen gevoel van dankbaarheid en liefde, de zielen, die gij door uwe gebeden of voorspraak de hemelsche zaligheid hebt binnen geleid, u daarvoor zullen trachten te beloonen.
Deze godsvrucht, deze liefde voor de lijdende zielen in het vagevuur, is een eigenaardig ken-tceken der leerlingen mijns Harten, die naar mijn voorbeeld, de grenzen dezer wereld overschrijden en een ieder met liefde vertroosten, die in staat zijn, hunnen troost te ontvangen.
625
6. De leerling. O allerliefste Jesus! Welk een Hart hebt Gij! hoe bewonderenswaardig! hoe goedig!
Want zie in dat Hart van u ontmoet ik ook hen, die ik in dit leven verloren had, en word ik vereenigd met hen, die ik in deze wereld heb liefgehad.
Hierin hel) ik met hen eenen omgang rijk aan zoetheid, hierin kan ik èn hen èn mij zeiven troost verschaffen.
Met do grootste dankbaarheid van dit troostmiddel gebruik makend, offer ik tot verligting der geloovige zielen, door uw Hart zeiven alle vruchten op der Misofferanden, die overal zijn opgedragen.
En, in vereeniging met deze allen, offer ik U alle goede werken op, die ik door uwe genade bezit, opdat Gij de vlekken van al die zielen uit-wisschen en ze aldus moogt waardig maken in het gezelschap der zegevierende Kerk te dee-len. Ik offer U ook mijne gebeden en smeekingen op vooral voor mijne overledene ouders, voor mijne broeders en zusters, voor mijne vrienden, eindelijk voor allen, die mij of naar do ziel of naar het ligchaam weldaden hebben bewezen.
Bijzonderlijk ook beveel ik U die zielen aan, van wier straffen ik op eenige wijze do oorzaak ben geweest.
Doch in het bijzonder bid ik voor de overledenen, die tijdens dit leven godvruchtige leerlingen uws Harten waren.
Eindelijk bid ik U voor allen, opdat zij van hunne straf ontslagen, uwe eeuwige vreugde
40 '
mogen liiimcn treden en daar bij ü mijner mogen gedenken.
7. O Jesus, vertrooster van al die de uwen zijn, en vernieuwer van al wat bestaat! '.van-neer ik hier voor liet Heilig Tabernakel niet U ben, dan schijnt de zinnelijke wereld voor mij te verdwijnen; want eene geestelijke wereld wordt hier voor mij geopend; eu hoe ruim, hoe be-wonderingswaardig is deze! Hoe vervuld met vele en groote wonderen van troost.
Hier treed ik in gemeenschap met de Kerk, die in den hemel zegeviert en met de Kerk, die zich in het vagevuur zuivert; hier verkeer ik vrijelijk en heilig in uwe tegenwoordigheid met de' Engelen en alle hemellingen; hier ga ik om met mijne bloedverwanten en vrienden, die in een onzigtbare wereld wonen.
Aan wien echter, zoo niet aan uw Hart moet ik dat alles dankweten? Hier dus, hier is mijn geliefkoosde plaats, het verblijf van rust en vrede, van vreugde en vertroosting.
O hoe goed is het mij hier te zijn, beste .lesus! bron van alle goeds! Mogen anderen gaan, waarheen zij willen; dat zij zich verlustigen met hetgeen in hunnen smaak valt; wat mij betreft, ik zal mij zoo dikwijls uw wil het veroorlooft, hierheen spoeden; hier zal ik mij met de uwen verlustigen; hier zal ik met U, hart aan hart, mij onderhouden in de volheid uwer zoetheden.
ovkk de «xuitsi'bekelijkk ühzighkden aan ' het alleiüiei1.tgst hakt vam .ie.süs ix het heilig sacuamexl'! tex ol'zigte vax zijnex vader.
1. De leehlixo. Indien de werken van uw heilig Hart, Heer Josu;-, met betrekking tot allo deelen uwer Kerk, zoo wondervol en verheven zijn in liet goddelijk Sacrament, hoedanig, zeg kot mij, zijn de bezigheden ten opzigte uws Vaders, door wien gij oneindig bemind wordt en wien Gij eindeloos lietheht?
Deze inderdaad zijn geheimen zoo diepzinnig, dat do taal der mensehen of der engelen tot hunne verklaring niet moer vermag dan de taal van een kind, dat niet weet te spreken.
Ja waarlijk, Heer, liet zijn verborgenheden, welke den mensch niet geoorloofd zijn uit de spreken.
Wil ze derhalve zelf, ik smeek het U, aan ons openbaren, voor zoo verre Gij weet, dat het tot uwe glorie en tot ons heil kan verstrekken, opdat wij in staat mogen zijn U in hot allerheiligst Sacrament op eene waardige wijze te vereeren en te beminnen.
2. Jesus. Luister met eerbied, mijn kind. span godvruehtiglijk uwe aandacht in, en ik zal u de goddelijke geheimen ontsluijeren.
Hier in dit geheimzinnigst schuiloord, in het ongeschapen licht, aanschouw ik met vervoering
628
des Harten liet wezen van God, en verlustig ik mij in zijne oneindige volmaaktheden.
Daardoor wordt mijn Hart mot onuitsprekelijke geneugten overstroomd en naarmate liet tijdens het sterfelijk leven meer met bitterheden vervuld was, naar die mate wordt het thans overstelpt met -ijker en zoeter vreugdegenot.
Bij deze heerlijkheden, bij deze goddelijke vreugde is de Vader in mij en ik in den Vader: en zonder gedruisch van woorden spreekt do Vader tot mij en ik tot Hem.
Hier deelt mij de Vader de eeuwige plannen zijner wijsheid, de raadsbesluiten zijner opperste magt en de verlangens zijner beminnelijke goedheid mede.
Wederkeerig beschouwt mijn Hart deze en verlustigt zich daarin.
3. Want de Vader bemint mijn Hart in do hoogste mate: en dit Hart brandt zoozeer van liefde jegens Hem, dat het nimmer verkoelt, nimmer een vonkje van zijn liefdevuur verliest.
Ziedaar, mijn kind, eene liefde, waarmede geen ander hart den Vader kan beminnen, omdat elk ander hart als het hart van een kind, niet zooals mijn Hart van nature, maar slechts als aangenomen kinderhart zich toi: Hom wendt en met Hem vereenigd wordt.
Wat dit betreft, is mijn Hart eenig in zijn soort en zonder evenbeeld. En daarom verlustigt zicli do Vader in deze liefde mijns Harten bijzonderlijk en meer dan in de liefde van alle Engelen en Heiligen, omdat zij de liefdo van het Hart zijns eenigen Zoons is.
629
4. Voor zoo verre ik Gods Zoon bon, geniet ik aller en beschik ik over idles in den heiligen Geest, omdat alles, wat de Vader bezit, het mijne is.
Al wat de Vader doet, doe ook ik; niet den Vuder en den heiligen Geest schep, behoud en bestier ik alles.
Voor zooverre ik Zoon des menschen ben. vernietig ik mij zeiven in zekeren zin voor de Majesteit des Vaders, en betuig ik Hem eeuwige aanbidding.
Hier vereer ik zijnegoddelijke Wijsheid, Goedheid en Almagt en do overige volmaaktheden, op eene wijze als de Cherubijn, noch eenig schepsel ze kan vereeren.
5. Doch terwij; ik zoo in den Heiligen Geest met den Vader in deze geheimzinnige en verhevene eenzaamheid van het goddelijk Sacrament verkeer wordt mijn Hart evenwel niet ontrouw, als zoude het zijne liefdewerken ten opzichte van de kinderen des menschen vergeren.
Voor hen offert mijn Hart zijne offerande zoo veelvuldig en verbazingwekkend als zij zijn, voortdurend den Vader op.
Zoo er zijn, die naar den geest kwijnend, ziek of gestorven zijn, dan bidt mijn Hart hier voor hen met onuitsprekelijke verzuchtingen.
Dan stort het zich met al zjjne genegenheid voor don Vader uit, opdat do regtvaprdige nog regtvaardiger, en opdat de heilige nog heiliger worde.
En nooit houd ik op met mijn Hart gebeden en smeekingen op to zenden voor allen, over
wie ik mijn niet schaam om hen voor mijn Vilder mijne broeders te noemen.
Opdat allen een mogen zijn, ;;oo smeek ik, gelijk Gij Vader in mij en ik in U ben, opdat ook zij in ons een zijn mogen.
Ik in hen en gij in mij, opdat zjj in eenheid volkomen zijn; en de wereld erkenne, dat gij mij gezonden en hen liefgehad hebt, gelijk gij mij ook hebt liefgehad.
Ik uid ii niet, dat Gij hen uit de wereld neemt, maar dat gij hen van den boozen bewaart. Heilig hen in do waarheid.
Vader, ik wil dat die gij mij hebt gegeven, ook met mij zijn, waar ik ben; opdat zij de heerlijkheid zien, welke gij mij gegeven hebt.
6. Ziedaar; mijn kind. waarmede mijn Hart jegens den Vader in dit heilig Tabernakel gedurig bezig is.
Tracht die bezigheden mijns Harten, als gij hier in mijne tegenwoordigheid verschijnt, zoo vee! gij kunt na tc volgen.
Verhef uw hart boven al liet zinnelijke en beschouw met de Kerk uwe Moeder, die als zinnebeeld van haar geloof, voor het allerheiligst Sacrament altijd een licht brandend houdt, in het licht dos geloofs uwen God en Zaligmaker, als bij u tegenwoordig.
Overweeg in stilte, met veel eerbied en liefde, godvruchtig alles, waarmede hier mijn Hart bezig is.
Kom dikwijls hier, mijn kind; stort hier uw hart uit, bemin bier, verlustig u hier in mijn Hart.
631
7. De leerling. O hoe ■wondervol, '100 goddelijk zijn uwe bezigheden, O mijn Jesus, in hot heilig Tabernakel!
O Heer, als men ze beschouwt, en ze begrijpt, dan deelen zij leeringen mede, dio geene boeken bevatten, noch monschelijk vernuft uitspreken kan.
O goddelijke eenzaamheid van Jesus in het Sacrament! Zij is de bron van hemelsche geheimen: de school van overweging, waarin men leeft zich boven liet zinnelijke te verheffen, don Vader en den Zoon en den Heiligen Geest te genaken, de grootheden Gods .te beschouwen, met den geest eu met hot hart te bidden, door te dringen tot het geheimzinnige en tot het goddelijke.
Geen oog heeft gezien, geen oor gehoord, geen zintuig heeft het in zich opgenomen, neen het geloof alleen ziet, proeft in zuivere liefde, welk' geluk, welke zoetheid, welke overvloed, in een woord van alle goederen, hier verborgen is.
Hier, Heer Jesus, is het schuiloord, waarin Gij tevreden, alles bevredigt, waarin Gij bezig zijt en ook ons bezig houdt, waarin Gij heilig zijt en ook ons heiligt.
Hier is de plaats, welke de Engelen begeeren en waar de zuivere zielen hare wooutenten wen-schen op te slaan.
Hier, allerliefste Jesus, hier zal ik ü altijd zoeken; hier moge ik, smeek ik U, verdienen in uw licht het licht te zien waarin Gij woont, hier moge ik met U bezig zijn, hier mij verlustigen in de wonderen, die gij niet den Vader
T
:
G32
en den heiligen Geest wroclit! hier verslonden worden door den stroom van goddelijk vuur, die uit uw Hart opstijgt; hier eindelijk door liefde geheel in u opgaan.
Leid mij, bid ik U der geheimen uws Harten in en bewaar mij bij U in dien goddelijken vrede, waarin alle menschel ij ke beroering ophoudt, waarin alle beweging vau de Godheid uitgaat en tot de Godheid wederkeert.
Als ik in uwe oogeu, Heer, genade heb gevonden, dan, ik bid hot U, laat mij toe, voreenig mij met U door een onverbreekbaren band vnn lietde; doordring al mijne innerlijke en uit-we.idige vermogens, opdat ik door U en voor U leve.
NEGENDE HOOFDSTUK.
het allerheiligste hart van jesüs verebï in het heiligst sacrament zijnen v ader 01' eene oneindige wijze.
1. Jesus. Nu, dierbaar kind, is de Zoon des. menschen verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem Hoezeer, denkt gij wol, dat de Vader verheerlijkt en vereerd wordt door den /'oon, die ter eere en glorie des Vaders, niet moer op aarde gezien wordt maar verborgen is iii het Sacrament? De Vader is alle vereering, allo lof en gehoorzaamheid waardig; daarom ook betuig ik Hem zulks onder alle opzigten in dit heilig geheim door de onmetelijke vernederingeni, waaraan ik mij hier onderwerp.
(538
Hoe dieper de menschgeworden Zoon zich vernedert om den Vader te eeren, des te hooger klimt de Majesteit van God den Vader.
Peil, als gij kunt, den afgrond der vernedering in welke ik hier tot glorie des Vaders ben afgedaald, 't Is waar, ik ben in een afgrond neergedaald door de Meiischwording; dieper nog ben ik doorgedrongen door mijn leven; tot de diepste diepte heb ik mij vernederd door den dood. Doch hier ben ik beneden alle afgronden neergedaald; hier heb ik elke overmate van vernederingen overtroffen en blijf ik haar overtreffen. Beproef zooveel gij kimt, span iwe krachten in zooveel gij wilt, gij kunt verwonderd, verslagen staan van verbazing, doch nimmer de diepte of de uitgestrektheid van den afgrond bevatten of begrijpen, waartoe mijn Hart zich vernederd heeft.
Zelfs de Engelen staan verbaasd, als zij met eerbied zien hoe ik, wien zij als hun Heer erkennen en dienen, mij ter cere des Vaders im or verneder dan zij het vermogen.
Hevig w irden zij daardoor ontstoken en aangespoord om do goddelijke Majesteit te verheerlijken, wier eindelooze grootheid zij niet kunnen begrijpen, en welke zij uit mijn voorbeeld duidelijk inzien eindelooze eere waardig te zijn.
2. Mijn kind, indien de staat, waarin ik hier tegenwoordig ben, reeds zoo zeer der goddelijke Majesteit ter eere strekt, welke eer spruit dan niet voort uit dat alles, wat ik in dien staat voor haar doel
Wil niet naar den uiterlijkenschijn oordeelen;
want liet goddelijke moet niet naar mensche- ^
lijke opvatting worden afgemeten. (i
Al mijne daden in dit Sacrament, als zijnde ZOf
daden van een oneindig waardig persoon, zijn, ecl sc'iooii ook onzigtbaar en ontdaan van dien
glans, welke do zinnon des mensclien treft, van a|s
Vandaar, mijn kind is de minste beweging q'
mijns Harten tot glorie des Vaders, onvergelij- jie kelijk eervoller voor Hem dan alles wat Hem
ter eere door hen, die louter schepselen zijn, m( •iedaan wordt.
Roep in uwen geest alle heldenfeiten, de schit- (],'j verende daden in de handelingen der stervelingen
te zanien, waardoor zij hunnen roem over de (|(
wereld verspreiden; zie, wat zijn zij allen, ver- ])( geleken met éene daad van mijn Hart, wat an-
ders dan de rook van oen brandend viiur? j0
Ja, wat meer is, voeg alle deugden, weder-v :,:irdigheden en heldhaftige daden bijeen, waardoor «He heiligen sinds Abel tot den laatsten 0.( regtvaardige 'zich beroemd hebben gemaakt: z;
ook deze mijn kind, zij mogen Gode aangenaam en vereerend zijn, staan nog oneindig verre beneden één offer, waarmede mijn Hart hier God verheerlijkt.
Wat meer!' Groot zijn wol is waar de eerezangen en dankbetuigingen, die de hemelsche Geesten en de hemellingen der goddelijke Majesteit aanbieden, doch onvergelijkelijk grooteren eervoller is de lof en dank, dien mijn Hart haar door een offer van zich zeiven op het Altaar aanbiedt.
3. Teregt verheugt zich daarom de Kerk,
dat zjj een Bruidegom heeft, den Zoon van God, die voor haar do goddelijke Majesteit vereert, zooals zij verdient geëerd to worden, en haar zulk een dank betuigt, als zij dankbetuiging waardig is.
Dit erkent zij dagelijks met een dankbaar hart, als zij door mij tot den Vader nadert en Hem zegt: Door Hem on met Hem on in Hem, zij U, God den almagtigen Vader, in de eenheid dos heiligen Geestos, allo eer en glorie.
Door deze goddelijke instelling gevormd en mot mij voreenigd, durft zij zonder vreeze van afgewezen te worden den Vader bidden en Hem dank betuigen door mij, Christus den Hoer.
En dewijl zij weet, dat hare handelingen slechts door mij aan God op eene bovennatuurlijke wijze behagen, daarom verrigt zij alles, wat zij doet, alles wat zij offert, in vereeniging mot mij tot lof en glorie der goddelijke Majesteit, en ook tot haar eigen nut ten eeuwigen leven.
■i. Zalig, mijn kind, do zielen, die door den geest iijirer Moedor, do Kerk, gedreven, met haar zich in iiet Sacrament met mijn Hart vereenigen en aldus aan God do eer en dankbaarheid trachten weer te geven, welke zij Hom verschuldigd zijn, doch uit eigen vermogen niet kunnen schenken!
Herinner u, mijn kind, hoeveel gij den hemel-Bchen Vader schuldig zijt, die u zoo bemind heeft, dat Hij mij. zijn eeniggeboren Zoon, op zulk oen wondervolle en beminnelijke wijze heeft geschonken; die u met zoo veel liefde verzorgt, d ' Hij u overvloediglijk do genadegaven mededeelt van den geest der vertroosting, die in mijnen naam, is gezonden.
636
Hoc zoet is die pligt der dankbaarheid, als gij een edel hart bezit! Dodi wat is zoo zoet, indien gij een kinderhart bezit, als de betuiging uwer dankbaarheid jegens den besten der vaderen?
Indien gij echter Gode dankbaar wilt zijn, zooals een kind jegens zijn Vader behoort te wezen, eer Hem dan; want Ilij zegt: indien ik Vader ben, waar is dan mijne eer?
5. De leerling. O eeuwige Vader! van wien ik als van de hoogste oorsprong alles en wat liet grootste is, zelfs uwen eenigen Zoon met zijne onuitsprekelijke verdiensten en weldaden, met zijnen heiligen Geest en veelvuldige gaven, heb ontvangen, wat zal ik U wedergeven voor zoo vele en zoo groote goederen?
Indien er tusschen het geschenk en de dankbaarheid eeno zekere evenredigheid en verhouding moet bestaan, zie dan ben ik teneenemale onmagtig om U den schuldigen dank te bewijzen, dewijl mijne gebrekkige dankb larheid met uwe eindelooze gaven niet in vergelijking kan treden.
Als ik daarenboven beschouw, dat al uwe volmaaktheden oneindig zijn en die oneindige volmaaktheden, al haddet Gij mij nooit eene weldaad bewezen, evenwel om haar zeiven op oneindige wijze vereerd moeten worden, dan bezwijk ik onder den last der verpligtigen, waaraan ik beken uit eigen kracht in eeuwigheid niet te kunnen voldoen.
Doch zie, Jesus, uw eenige en zeer beminde Zoon, die uit liefde voor U en voor mij met mij op aarde blijft. Hij vult aan, wat ik schuldig' en, en niet vermag tc voldoen.
637
Door Hem dus, die al uwe gunsten jegens mjj kout, en al uwe volmaaktheden begrijpt, erken ik hier ia vereeniging met de liefde zijns Harten de verpligting mijner schuld, en breng ik de vereering, die U altijd het welgevalligste is, als zij U gebragt wordt in Hem, in wieti Grjj altijd uw welbehagen hebt.
6. .Met geheel mijn hart verheug ik mij er over dat Gij oneindig volmaakt, en ook onuit-spekelijk vrijgevig jegens mjj zijt; en dat ik in het Hart van Jesus, uwen beminden /0011 het middel heb om U de schuldige eere en dankbaarheid te kunnen bewijzen.
Derhalve offer ik U alle deugden van het allerheiligst Hart van uwen Zoou op, en alle daden, die Hij in het heiligst Sacrament zijner liefde niet ophoudt tot eer uwer Majesteit en tot heil der geheele wereld te verrigten.
Wat ik ook doen kan, het is niets in vergelijking met hetgeen ik U verschuldigd ben; en dit zelf maakt een deel van uwen lof uit, dat uwe verdiensten al mijn vermogen te boven gaan.
Doch zie op Jesus, uwen Zoon, die de beeld-tenis van uwe goedheid en van al uwe volmaaktheid is, en aanvaard tot uwe glorie al de volheid der heiligheid zijns Harten.
Gewaardig U, zoo smeek ik, heilige Vader, aan te nemen de verdiensten, de voldoeningen en den lof van uwen eeniggeboren Zoon, die ik U opoffer tot vergoeding van al de beleedigingen, waarmede Gij door mij en door anderen ooit onteerd zijt geworden.
Hoe zoude ik wenschen die beleedigingen dooi'
lt;538
mijn liloed en allen arbeid welke ook, te kunnui herstellen; doch dewijl alles, wat ik doe, daartoe volstrekt niet voldoende is, daarom vereenig; ik het met de eindeloozo verdiensten van .fesus uwen Zoon en offer ik het U op.
7. Door dat /elfde Hart uws geliefden Zoons, waardoor ik U de schittipg mijner vereering breng, en l voor al uwe weldaden dank betuig, vraag ik ook tot uwe glorie nieuwe genaden.
Vooreerst, verleen mij , smeek ik U , een groote, edelmoedige en tevens teederc liefde jegens uwen Zoon, den Beminde mijner ziel, den ailerzoetsten Jesus, die zoo liefdevol hier me rnij verblijft.
Geef, dat ik, bezield door de gezindheden zijns Harten en met zijn Hart vereenigd, door Hom leve, door wien alleen ik tot U kan komen.
Schenk mij met dat doel, bid ik ü, de volheid des heiligen Geestes, die altijd het Hart van Jesus bezielde en bestierde.
Moge deze goddelijke Geest geheel mijn hart vervullen, met liefde voor Jesus ontvlammen, en steeds hongerig en dorstig maken naar zijn allerzoetst Sacrament.
het allerheiligst hakt van jksu3 veltzokxt door zij xe opofferingen ix het heiligs';
sa cr anient de.s altaars, de godde-li.1kk kkgtvaardighkid ex vehsl'haft hx~ i 'nlïegriji'elijke genadegaven.
1. Jesus. Mijn kind, zoo zegt God: op alio [diiabeti wordt geofferd en mijnen naam een zuivere offerande opgedragen, dewijl mijn iiaan; groot is onder do heidenen.
Deze, mijn kind, is de offerande des heüs. die na eenmaal op den heiligen her:/; tof verlossing van aller opgedragen te zijn, dau-olijks over de wereld wordt geofferd om mijne verdiensten op een ieder in het hijzonder toe te passen tot vergiffenis der zonden, die dadelijks worden bedreven.
Want dewijl ik wist, dat het maaksel van hen, ook van die in mij zouden gelooven, zoodanLr was, dat zij in vele zaken zonden misdoen, daarom heb ik, door de liefde mijns Harten bewogen, een offer ingesteld, dat aan God niet slechtst de grootste vereering en dankbetuiging zonde bieden, maar ook verzoening en genade zoude afroepen, opdat God door dat offer verzoend, genade en de gaven van boetvaardigheid verleencnde, de misdaden en zonden vergeven, en ruimschoots gunsten zoude schenken.
Het zelfde offer namelijk, dat weleer aan het kruis werd opgedragen; draag ik nu op het
640
altaar op: niet bloedig, wel i.s waar, zooals vroeger eenmaal, maar tocli met dezelfde liefde de.s Harten.
Zoo dikwijls derhalve t'eze heilzame offerande v.ordt opgedragen, zoo dikwijls do gedachtenis van dit slagtoffer wordt gevierd, wordt ook het werk van de verlossing der mensehen uitgeoefend.
Welke offerande de almagtige Vader altijd zich gewaardigt goedertieren en bevredigd aan te zieu en welgevallige!- te beschouwen, dan liet heilig en vlekkeloos offer, dat hem do hoo-gepriester Melch iscdech heeft opgedragen.
Daarom bidt de Kerk met vertrouwen tot God den Vader, door dit offer de geloovigen te willen bevrijden van alle kwalen zoo van het verledene als voor het tegenwoordige en in de toekomst, opdat zij, ondersteund door do hulp der goddelijke barmhartigheid, van alle zonden bevrijd en tegen elke verontrusting beschermd mogen blijven.
Wat toeli zal de eeuwige Vader weigeren, als Hij mij zier, zijn eenigen Zoon, op bet altaar geslagt door den ijver voor zijne eere en door de liefde voor de mensehen, als het offerlam zijner glorie, terwijl mijn Hart en mijn bloed tot Hem roept en smeekt voor mijne broeders.
2. Ja waarlijk deze offerande zoo bij uitstek vlekkeloos, door mij zeiven in eindelooze liefde des Harten den hemelschen Vader door de bediening der priesters aangeboden, is Hem altijd welgevallig en vindt immer verhooring wegens hare eerbiedwaardigheid.
Aldus zijn er vele anderen tot priesters verheven, omdat de dood hun belet altijd op aarde
641
ils te blijven, en omdat dit otter op alle plaatsen
de zou worden opgedragen; doch ik, dewijl ik blijf
in eeuwigheid, bezit een eeuwigdurend priester-Ie soluip. Daarom kan ik voortdurend allen, dio
is door mij tot Glod komen, behouden.
?t Door de slagting van dit allerheiligst Offerlam
]. is geheel de aarde aanhoudend gepurperd, en
d stiiot zijne zoetheid niet de verdiensten en deug-
ii den mijns Harten onophoudelijk als een liefelijke
ii geur tot don Vader op.
Indien vele zonden der niciiselien de goddelijke Majesteit veel beleedigon en zij de regtvaar-1 digheid afroepen, onvergelijkelijk meer nog biedt
i dit heilig otter haar cere en verzoening aan;
3 omdat de eeniggeboren Zoon haar oneindig wel-
, gevalliger is, dan alle zondaren haar mishagen.
Welk gewest op aarde werd niet eenmaal i gekleurd door het bloed mijns Harten, of welke
plaats bloot' uitgesloten van zijne gebeden en bescherming;- welke plek der wereld dan zal God kastijden, zonder eene plaats te treffen, die door het Hart zijns Zoons verdedigd wordt?
Zie, de zondaren zondigen en zij worden niet, naar verdiensten, neer geworpen in den poe! van het eeuwig vuur; integendeel zij worden in het leven gelaten, wel te verstaan, niet om te zondigen, maar om zich zalig te maken.
Want ik stel mij zeiven tussehen God den Vader en tussehen de zondaren, en voor dezen offer ik mij op, bemiddelend smeekend: Aanschouw, heilige en rechtvaardige Vader, zie mijne handen, zie mijne zijde; zie hoeveel zij aan uwen Zoon hebben gekost! Om de liefde, waar-
mede Gij mij bemint, spaar, Vader, spaar uw volk.
3. Mijn kind, moest dc zondaar niet toegeven aan zooveel goedheid, waardoor ik do hel gesloten hond, opdat /.ij hem niet verslinde; waardoor ik de duivelen belet om hem mee te slepen; waardoor ik de armen des Almagtigen weerhoud, opdat de bliksems van Gods re^t-vaardigheid hem niet verdelgen?
Ja, verbaasd zoudt gij staan, indien gij al dc geheime middelen zaagt, welke mijn Hart hier gebruikt om do zielen te redden, die, zoo ik dc goddelijke verontwaardiging niet weerhield, teregt spoedig zouden vergaan.
Indien, gelijk eertijds, aan dc boozen niet meer plotseling en onherroepelijk de strafwordt voltrokken, zij mogen bedenken, dat het geweten moet worden aan liet offer mijns Harten, waardoor geheel de wereld behouden blijit.
Ziedaar, mijn kind, hoe mijn Hart bemint, overal den mensch, ook den ellendigste, indachtig, bevordert het overal do zaligheid der zielen!
4. Met welke gewaarwordingen moet gij dan niet dit geheim omgaan; waaruit gij zoo vele heilmiddelen ontvangt! waaruit gij allerlei genaden en gunsten verkrijgt; immers het is van oneindige waarde.
Doch ofschoon dit offer van oneindige waarde is, worden evenwel op don mensch de vruchten daarvan toegepast in eene mate, die beperkt wordt door de levendigheid des geloofs en der godsvrucht; van de gesteltenis der ziel, die or bij tegenwoordig is, of voor wie het opgedragen
643
wordt: gelijk do Kerk door den jioiligen Gee.-t onderwezen, aanduidt, als /.ij offerende God bidr. dat Hij zijn dienaren en diomirossen, en allen, die er lgt;ij tegenwoordig zijn en wier geloof en godsvrucht hem bekend zijn, gedachtig moge wezen.
Derhalve, mijn kind, draag het 11. Misoffer op of woon het bij met een levendig geloof, met ware godsvrucht en in heilige gesteltenis, opdat gij verdienen moget de zeergroote vrucht gt;an het offer en alle genaden, die gij vranirt. re verkrijgen.
A\ant de goddelijke welwillendheid schenkt ongetwijfeld aan hen, die in goede gesteltenis zijn de genade, die zij gedurende de heilige Mis vragen, ja verleent hun dikwijls zelfs gunsten die zij niet vragen.
Onthoud dit wel. mijn kind, het godvruchtig hooren der .Mis, is het heilznamste middel om u tegen gevaren te beschermen, vooreen onvoorzie-nen dood te bewaren en den wegder deugd te volgen.
Wilt gij verdiensten opstapelen, zijt dan dikwijls, indien het geoorloofd is, bij het offer der M. Mis tegenwoordig; want door het godvruchtig bijwonen van eene H. .Mis, verwerft gij n veel meer verdiensten dan door een langdurig godvruchtig vasten of door gestrenge kastijding, of door een langen pelgrimstocht, dien gij onderneemt.
Indien gjj ten laatste u aan mijn Hart wilt aanbevelen, zijt dan zoo dikwijls en zoo godvruchtig mogelijk bij de heilige Mis tegenwoordig; dit offer toch strekt der allerheiligst»
T
Drievuldigheid tot glorie, verblijdt de Engelen do.
on de Heiligen, verrijkt de rogtvaardgon met uil
■ ■c uide, helpt de zondaren tot l.okeenng, verligt 1.1. de zielen in het vagevuur, verkwikt eindelij ^geheel
de Kerk, die op aarde bestaat. ™
De 1.kkiujxg. (' liefste Jesus! hoe groot us dt Ü
barmhartigheid, hoe belangloos de lieide, 101 on u(
overtrefbaar de goedertierenheid, hoe verbazend de g«
Want zelfs voor hen, die uw Hart zooveel „i
zij kunnen bedroeven, houdt Gij^ met op U te te
Ka ik, ia ik zal het belijden, schoon m zulk cone r
in;- • door do genade uws harten overladen, i lt; e o
ondankbaarste van allen, heb uw Hart bedroefd. J,
Aan de groot i! barmhartigheid dus, aan deem- t
deloozc goedheid uws Harten mag ik het danlv we /
ten, dat ik nog niet verdelgd nog ongestralt bon.
G. O Hart van Josus! zoet en allerliefst Halt.
Hart, dat alle liefde waardig zijt en overvloeit door overniato van allerhande liefde! zou ik nog een hart bezitten, dat oen meiischelijk hart mag heeten, als ik u niet wedormiader'
Wie, Heer, wie biedt er weerstand aan uwe liefde, als hij overweegt hoe Gij in het allerheiligst Altaargeheim ons in uw hart verbergt en U zelven aan den Vader voor ons opotfert.
O mijn Josus ! wat zou er gebeuren, als 'f!] e6'1 zondaar van de bescherming uws Harten uitsloot. Hoe ontzettend zou de bliksem van Gods rogtvaai-dighoid hom tot in do diepte dor hel neder werpen.
645
Verre, o Heer, verre zij liet van mij, d;it ik door ondankbaariieid en door de zonde uw Hart uitdagen en iijij aan zulk oen gevaar zou blootstellen!
7. Geef, o mijn Zaligmaker! dat ik U, die zoo voor mij bezorgd zijt, met ijver dank betuige. ü vurig beminne; door dankbaarheid en liefde gedreven U dikwerf bezoeke, dikwijls en met godsvrucht bij liet heilig Offer tegenwoordig zij.
O hoe weinig zou ik ü beminnen, indien, ik niet dagelijks hier kwame om de heilige Mis bij te wonen om hier te overwegen, met ü mij te onderhouden, en U veel te vragen!
Hoeveel tijd van den dag besteed ik niet aan aardsche bezigheden! hoeveel wjjd ik aan eigen rust en ontspanning! en voor het werk mijner eeuwige zaligheid en der goddelijke glorie zou ik hier geen half uur met IJ kunnen besteden, terwijl ik toch van hier uwe genade en uwen zegen medeneem, waardoor zelfs mijne bezigheden en al liet overige geheiligd wordt en welslagen vindt?
ja, Heer, dagelijks zal ik hier met L zijn. En als ik door een noodzakelijk beletsel gedwongen word afwezig te zijn, dan zal ik toch in den geest hier met LI zijn.
G4(i
ELFDE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart van jesus is in het sacrament zijner liefde de grootste troost voor ons op aarde,
1. jesus. Mijn kind, ziehier mijn woontent mtt de mensclien! zie. liier zal ik met hen wonen. Hier vertroost ik eeu ieder, die tot mij komt en droog ik liiinne tranen af.
En wijl er geen plaats op do wereld is, waar de droefheid niet somtijds tranen schreit, vermenigvuldigt mijn Hart zijne wonderen, om overal de vertroosting te vermenigvuldigen.
Hieruit Wijkt mijn kind dat de barmhartigheid mijns Harten grooter is dan de ellende dor mensclien zijn kan.
Indien er een geneesmiddel, indien er eenige troost iu ellende wordt gezocht, hier in mijn Hart wordt het gevonden, hier uit mijn Hart wordt het met blijdschap verkregen.
Zie, hier maak ik alles nieuw: wat zwaar is maak ik ligt, wat smakeloos is maak ik zoet; het bittere verkeer ik in zoetheid en den rouw in blijdschap des harten.
Wat meer is, dit dal van tranen verander ik in een paradijs, de aarde in een voorsmaak van den hemel. Want hier is overvloed vanhemei-sche goederen, hier de bron van vrede en vreugde, hier zijn de Engelen, hier woon ik zelf, de eeuwige zaligheid.
2. Deze, mijn kind, zijn de wonderen der
(547
liefde, die mijn Hart voor u gewrocht heeft, opdat gij in den tegenspoed des levens den moed niet zoudt laten zinken maar door de goedheid mijns Harten aangespoord, tot deze bron van vertroosting zoudt naderen.
Als gij hare zoetheid wel geproefd zult hebben, zult gij alle doorgestane droefheid spoedig vergeten of haar als vreugde waardeeren.
Als gij hier voor het heilig Tabernakel uw hart uitstort, vooral echter als gij na do heilige Communie van hart tot hart met mij spreekt, en u geheel aan mij overgeeft, dan zult gij ontwaren, dat de droefheid plaats maakt voor den troost, de vrees voor het vertrouwen, de lusteloosheid voor don ijver des harten.
Indien gij, mij verwaarloozende, elders uwe schreden wendt om iemand te vinden, die u in uwe neerslagtigheid opbeurt cn ondersteunt, dan zult gij dikwijls bij ondervinding kunnen zeggen: Ik heb gezocht naar iemand om mij te troosten, doch ik heb niemand gevonden.
Doch hier tot mijn Hart zult gij nimmer te vergeefs komen, nimmer zult gij zonder verlig-ting van hier weggaan.
Noem derhalve altijd hierheen uwe toevlugt om een geneesmiddel in uwe wederwaardigheden te ontvangen en uwe droefheden in troostvolle verdiensten te veranderen.
3. Als tegenspoed, verlies uwer goederen, ot behoeften oorzaak zijn, dat uw hart zuchten slaakt of uwe oogen met tranen worden gevuld, zoo zeer zelfs, dat uwe ziel bedroefd is, en een tegenzin krijgt in het leven: hier, mijn kind, zult
648
gij vinden wat geen sterveling u kan schenken, hier zult gij leniging uwer smart ontvangen. Mijn voorbeeld beschouwend, zal het uw hart troosten; de belofte mijner blijvende goederen, waaraan gij als mijn medeërfgenaam na weinige dagen zult deelnemen, zal uw gemoed opbeuren, eindelijk, de geheime genade mijns Harten zal somtijds de tranen der smart verkeeren in tranen van vertroosting.
Als de wereld u haat, als de menschen u verwaarloozen, u tegenstreven en verdrukken, hier, o mijn kind, hier in dit geheim der liefde zult gij rijkelijk getroost worden. Als gij mij zul bezitten, ais ^ij daarenboven u.v hart aan mij, uw Verlosser, uw getrouwsten Vriend, uw liefdevolsten en besten Vader zult vastklemmen, dan zult gij weltevreden met mij verborgen en vernederd willen worden, om aan mijn Hart meer gelijkvormig en welgevallig te zijn, om in do eeuwigheid onder mijneuitverkorenen te worden verheven.
En indien smarten des ligchaams, of angsten der ziel u treffen cn zelf-; kwellen: zie, mijn kind, zie hier is voor 11 een troost die alleen tot in de diepte van uw ziek hart kan doordringen en waaraan niemand een beletsel kan stellen, zoo gij zelf het niet doet, door meer aan uwe eigene bevindingen dan aan mijne inspraken geloof te hechten.
Voorzeker gij zult ondervinden, wat duizende getrouwe zielen dikwerf ondervonden hebben; die in droefheid en benaauwdheid, hier tot mij kwamen, en spoedig door de zoetheid mijns Harten
649
verkwikt met con opgeruimd gemoed wederkeerden.
Wordt gij door bekoringen gekweld, is liet verlatenheid, die u doet kwijnen; snel hierheen, mijn kind, want zie, als gij bekoord wordt, al* gij troosteloos zijt, dan roept en verbeidt n mijn Hart. Het zal u met vreugde ontvangen, met zijne kracht versterken, u met do zalving zijner zoetheid vervullen.
Moogt gij zelfs in eene feil vervallen, sta'spoedig op en snel hierheen. Hier zult gij ligtelijk alles herstellen, hier vrede en vreugde des harten wedervinden.
O, mijn kind, iiulien gij wist met welke begeerte mijn Hart bier ten allen tijde wakende is om een ieder tc vertroosten, terwijl het zicb zel-ven troost als het den bedroefde opbeurt; dan zoudt gij begrijpen, waarom niemand, in welke wederwaardigheid hij zich bevindr. ongetroost heengaat, indien hij slechts met goede gesteltenis tot mijn Hart nadert.
4. Immers in het heilig Tabernakel bezit gij thans waarlijk mij den zelfden Zaligmaker, die eertijds gedurende zijn tijdelijk leven, allen tot troost verstrekte, mijn zelfde Hart, dat reeds in de kribbe den herders vrede schonk en de Wijzen met hemelsche blijdschap vervulde; dat een ieder, die gedurende mijne kinderjaren niet mij omging, verkwikte; dat gedurende geheel zijn leven de toevlugt en de troost van allen en van een ieder was.
Gij weet, mijn kind, hoe do zieken en gebrek-kigen de blinden en lammen, de dooven en de
Ö50
stommen, de ongelukkigen en bedroefden allen miin Hart aanriepen, en mijne barmhartigheid eii hulp ploegden af te smeeken.
En is cr wel ooit iemand, door welke droefheid ook gekweld, of op welk uur bij dag of bij nacht tot mij komend, in zjjn vertrouwen te leur gesteld geworden 'i
Keerde niet een ieder, telkens als hij tot da goedheid mijns Harten zij no toevlugt nam, meer getroost terug dan hij had durven hopen ? quot; 5. Waarlijk, mijn kind, al deze wondervolle, al deze troostrijke gebeurtenissen worden hier door mijn Hart aanhoudend vernieuwd, doch op een wijze, die volmaakter en schooner is, naarmate zij meer liet geestelijke en liet eeuwige leven beoogen.
Toen namelijk genas het Je ziekten naar het lig-chaam: hier echter geneest het de ziekten, de zwakheden en de ellende dor ziel.
Toen verlostfce hot do bezetenen ofhen, die door d'n duivel gekweld werden; hier doet het meer dan dat, dewijl hot de geloovigen tegen den duivel boschermt.
Toen reinigde hot de melaatschen, hier zuivert het do zielen en maakt ze witter en schooner dan sneeuw.
Toen verzadigde hot door een wonder duizende menschen met natuurlijk voedsel, hier voedt het eiken geloovige met het brood der Engelen.
Toen riep het do dooden terug in het leven; hier, wat onvergelijkelijk beter is, behoedt het de zielen voor don dood.
Eu zooals toen mijn Hart vol medelijden, ontferming en goedheid voor allen openstond, zoo
651
;n is het thans geopend voor een ieder, ook voor
id den meest ellendige, den meest bedroefde.
Geloof niet, mijn kind, geloof ook den geest id niet, die n ingeeft, dat mijn Hart thans andere
it gevoelens koestert jegens God en jegens de men-
schen dan toen.
Wacht ii derhalve om mijn Hart, dat hier u verwijlt om u te troosten, te onderscheiden van
r mijn Hart, dat weleer in liet sterfelijk leven zoo
wondervol, zoo zoot de mensclien verligtte en 5, met allerlei troost vervulde. Want iedere geest,
r die zoo mijn Hart onderscheidt en verdeelt, is
ti niet uit God.
6. Verruim uw hart, mijn kind, eu neem, zooveel gij kunt, iille vertroosting op. die hier uit mijn Hart, als uit eene eeuwig springende bron. voor u voortvloeit.
Zlo alle vertroostingen, zoo wondervol en zoet als zij zijn, en die vele en verschillendo personen tijdens mijn sterfelijk leven hebben genoten. worden in mijn saciamenteel leven aan u alleen geschonken.
Hoe veel gelukkiger zijt gij dan degenen, die tijdens mijn sterfelijk leven leefden! Zij toch mogten niet gedurig, zooals gij, in mijne tegenwoordigheid verblijven, zij bezaten mij niet op eene wijze zooals gij mij bezit; zij eindelijk ontvingen of genoten mij niet zooals gij, kind mijns Harten.
Zie dan in welke mate mijn Hart u bevoordeelt. Vlugt derhalve in allen nood, in elke inwendigo of uitwendige mooijelijkheid hierheen. Hier immers zult gij, indien gij een schuldige zijt, vei'-
652
giffenis ontvangen; zoo gij ziek zijt dan zal u genezing, in neerslagtiglieid moed en sterkte, in droefheid verligting en hul]), in gevaar bescherming en veiligheid, in alle ellende oen redmiddel, altijd ware en heiligende troost geworden.
7. De leerling. o, Jesus, mijne liefde ! hoe zoet is het besluit uws Harten, waardoor Gij om de bitterheden van dit leven te verzoeten, op zekere wijze met mij voortwandelt in deze ballingschap, en het ballingsoord in een paradijs verandert!
Zal ik spreken, lieer, of zal ik zwijgen van de gewaarwordingen, die de overgroote liefde uws Hiirten jegens de monschen in mij wekt.' Doch neen, tot glorie van uw Hart, zal ik niet zwijgen: Zoo, o Josus! zoo hebt Gij nooit met de Engelen zeiven gehandeld; nooit hebt Gij mm ü zeiven op zulk eene wijze te genieten gegeven-,
O eindelooze zoetheid, mijn Jesus! in welke mate hebt Gij mij liefgehad! hoe geelt Gij mij U zeiven, hoe wordt Gij geheel on al mijn troost!
Vanwaar, beminnenswaardigste God, vanwaar zoo veel goedheid jegens oen ondankbaar kind, dat zelfs den naam van kind niet waardig is.-'
Aldus, o onuitsprekelijke liefde! toont Gij de grootte uwer goedheid wijl Gij uwe Majesteit en mijne verworpenheid niet in aanmerking neemt, maar welwillend dc goedheid uws Harten involgt, bewogen als Gij wordt door mijne behoefte en door uwe liefde.
S. O Heer Jesus, Vader de barmhartigheden en God van allo vertroosting! met welke blijdschap kom ik tot U, aangespoord on^ gesteund door uwe onverdiende goedheid!
;e, Talrijk wol is waar en groot zijn mijne ellenden,
e- doch getrokken door de zoetheid uwer liefde
i- kom ik evenwel vol vertrouwen en haastig tot U.
ii. Want nu weet ik, dat Gij, schoon onlijdelijk,
et evenwel niet ongevoelig zijt: dat Gij ofschoon
le niet te deeren door mijne smarten, daarvoor
•e ovenwei niet onverschillig zijt.
^ Nu erken ik, dat Gij medelijden kunt en wilt
;! hehben met onze zwakheden; en dat mijiie vele
ii en groote ellende het voorwerp is uwer onein-
e dige barmhartigheid.
? Indien ik tot dusverre ongelukkig en verlaten
it nederlag, dan wa- het mijn eigene schuld; omdat
t ik verwaarloosde tot de bron van ontferming en
ii vertroosting te komen, die altijd toegankelijk is.
; Doch voortaan zal ik zoo dikwijls als ik treu-
b rij;- ben, opstaan en tot deze bron van alle goo-
j deren naderen, waar ik meer geneesmiddelen
! vind dan ik behoof; waar ik grootor troost ont-
i* vang, dan mijn hart vermag te bevatten.
, TWAALFDE HOOFDSTUK.
t
het at.lkkheiliost hart van jesuh, in 7jjn sacramenteel leven zoo als eektuds in zijn sterfelijk leven den mensch onderwijzend, houdt niet op te leeken, dat hij zachtmoedig en nederig van harte is.
1. Jesus. Wijlt hier, kinderen der menschen, en leent mij uwe aandacht.
Zie, hoe ik iiier met u beu alle dagen! 'eert bier van mij, leert altijd hoe zachtmoedig en nederig van Harte ik ben.
Wonderbaar voorzeker sciicen de nederigheid en liefde mijns Harten gedurende miju sterflijk loven; hier evenwel, in mijn leven in het heilig Sacrament, is de diepte mijner vernedering eu de ovennate mijner liefde voel meer bewondering waardig.
Geheel dit geheim is vernedering, is liefde. Hier wordt niet slechts mijne Godheid, maar ook mijne Mensohheid voor hot oog der stervelingen verborgen. Hier reikt de liefde niet sh-v-hts tot den dood, maar tot het einde der wereld. Ja gaar elk toppunt der liefde te boven.
Welk oog heeft gezien oi' welk oor gehoord, of welk hart begrepen, lioo diep hier de nederigheid mijns Harten afdaalt, of tot welke hoogte de liefde stijgt?
2. Indien gij, mijn kind, verbaasd staat, indien gij in vervoering geraakt over de ovennate dor liefde, waardoor ik mij weleer in mijn sterflijk leven den nederige en zachtmoedige van Harte vertoonde; welke moeten uwe gewaarwordingen dan niet zijn als gij eens naauwlettend beschouwt hoe nederig en zachtmoedig van Harte ik nn in het Sacramenteel leven ben.
Zoolang toch ais ik op aarde zigtbaar wandelde en mot do mensehen verkeerde, heb ik nooit en nergens opgehouden aan allen en aan een ieder ware en werkdadlgo nederigheid en zachtmoedigheid dos Harten te toonen.
Herinner u, mijn kind, met welke nederigheid
655
en liefde mijns Harten ik plagt om to gaan met mijne leerlingen; met een onbeschaafd en lastig volk; met ongelukkigcn en bedroefden; niet beklagenswaardige zondaren, j;\ ten laatste zelf» met mijne vijanden.
Wat konde ooit deze bron van nederige en onuitputtelijke liefde stoppen of sluiten;' Ggt;-gebrek, geen onbescliaafdlieid, geen onluind. I-baarlieid, geen moeite, geen verwerping, zelfs niet de bedorvenheid der mensehen. Geen van al deze zaken konde oorzaak worden om mi; ook maar jegens één sterveling anders te betoo-nen dan nederig en zachtnioedig van Harte.
Getuige dat zoo hardnekkig volk, getuige de heidenen, dio door de zachtzinnigheid raiji;.-Ilarten getrokken, nader kwanien, zeggende: „Wjj -willen Jesus zien;quot; getuige do Ghananoescho vrouw en allen die treurden; getuige Magdalen», en elke zondige ziel, die tot mij hare toevlugs nam; getuigen de Pharizeën, die mij tot den dood toe vervolgden. Deze allen leggen getuigenis af voor de daden van mijn nederig en zachtmoedig Hart tijdens mijn sterfelijk leven.
3. Doch zie, mijn kind, in het leven in het heilig Sacrament, zet ik die. daden voort; ja. daarin toon ik op nog wondervoller on lieflijker wijze, dat ik nederig en zachtmoedig van Harte ben.
Overweeg toch eens, hoe do mensehen, ik zegquot; niet op onbeschaafde wijze, neen maar met oneerbiedigheid en gevoelloosheid zich jegens mij gedragen, en zio hoe ik evenwel huimo gebreke:; verdraag.
Beschouw eens hoe vele zielen, ook die ik
656
meer bijzonder liefheb, voor het deel van mijn '
kruis, haar door mij als het kostbaarste onder- ju.f
pand mijner liefde toegezonden, hier in plaats ^aI
van lof en liefde, mij iclagten en bitterheden |JC]
wedergeven; en bemerk met welke goedigheid j0(:
(1 -i Harten ik haar niet slechts duld, maar ze me
z'.'lt- bemoedig en aanspoor tot betore en edeler ne(
Ga eens na hoevele ondankbare zielen, overladen met mijne weldaden, heengaan en mij mj hun weldoener bij hot genot dor weldaden ver- n['f geten of verwaarloozen: hoe vele laan wen, na ce] zoo dikwijls de ontvangene genade misbruikt te hebben, onbeschaamd voor mij treden en nieuwe mi guusteu vragen: en zie dan met welke zacht- s(.j moedigheid ik hen duld, met welke edelmoe- in digheid ik hen verdraag, met welken bezadigden,
maar tevens krachtigen aandrang van liefde ik n
hen tor getrouwheid en ijver aanwakker en help. zc)
Overweeg eens hoe bedorvene menschen mijne vj goederen en gaven gebruiken om zich tegen mij
te verzetten, om mij te beleedigen, om mijn Hart Ju
zelfs te verwonden; en merk eens op met welke (|
gesteldheid des Harten ik geen kwaad met kwaad j] vergeld, maar het kwade overwin door het goede.
Beschouw ten laatste, hoe dikwijls de vijanden, vervolgers mijns Harten, mij hier komen belee- t( digen. en hoe ik in de goddelijke liefde van mijn v nederig Hart hen zelfs toelaat in mijne tegenwoordigheid, hun ontferming en vergeving en ( vrede aanbied. 4 1.
Zie, mijn kind, op elk uur, op elk oogenblik, i
bij dag en bij nacht komen er., gaan de men- !
sclien tot mij, hetzij voorbereid of onvoorbereid, bot/ij goeden of kwaden, dankbaren of ondankbaren, vrienden of vijanden, terwijl een ieder mij behandelt naar de gesteltenis, waarin hij verkeert; doch zie eens in het licht des geloofs, hoe ik met allen en een ieder handel, met welk eene nederige, onvermoeijelijke, onuitputtelijke welwillendheid en zoetheid mijner liefde!
4. Deze wonderen van de liefde mijns Harten, mijn kind, zult gij niet begrijpen, indien gij ze niet met een levendig geloof beschouwd en met een godvruchtig hart overwogen zult hebben.
Want de diepte c'er vernedering, welke hier mijn Hart beoefent , moet in hooger lieht beschouwd, door vrome overweging ingedacht en in stilte en gebed aangeleerd worden.
En de lieflijkheid der liefde, welke hier mijn Hart ten toon spreidt, moet op gelijke wijze gezocht, door omgang beproefd en door de ondervinding gesmaakt worden.
Zie eens terug, mijn kind, en beschouw eens hoe gij dit tot heden gedaan hebt; hoe gij in de navolging van liet blijvend voorbeeld mijns Harten tot nu toe geslaagd zijt.
Schep nieuwen moed mijn kind, en leer met de daad en in waarheid, wat ik niet ophoud hier te onderwjjzen: dat ik zachtmoedig en nederig van Harte ben.
5. De leerling. Hoe goed, o Jesus, hoe goed zijt Gij, die om aan alle geslachten op zoete en krachtdadige wijze uwen Geest te leeren overnemen, in dit beminnelijkst geheim verwijlt, zoo nederis, zoo zachtmoedisr! 42
658
Inderdaad nn hier vooral, zoo bovenmate nederig en zachtmoedig van harte, zijt Gij de eenige Leermeester der nederigheid en liefde, zoowel in uwe daden als in uwe onderrichtingen, voor allo geslachten.
Doch ook al, wat U omgeeft, houdt niet op te verkondiger, dat gij de nederige en zachtmoedige van Harte zijt.
Dit verkondigt de diepe en stille eenzaamheid, waarin Gij U verschuilt; dit verkondigt de diepe stilte, waarin de Engelen neergebogen en in geestvervoering U aanbidden; dit verkondigt de teedere godsvrucht der vromegeloovigen, hoe nederig en zachtmoedig Gij zijt, o Heer.
O Jesus, wie zal zich dan nog verhoovaardigen'/ Wie nog hardvochtig van harte zijn? zal niet een ieder voortaan zie); gaarne vernederen? /al niet een ieder branden van liefde tot U ?
Ach Heer, wie zal er hier aan uw verlangen niet toegeven, hoedanig dan hun geloof, hunne hoop, hunne liefde ook zij? O trotsche en wraakzuchtige zielen! in uw midden heeft hij gestaan, wien gij niet kent, op wien gy uwe aandacht niet vestigt.
G. Leen gij uwe aandacht, mijne ziel en leer hoedanig uw Beminde is, hoe zoet, hoe geheel uw verlangen waardig, hoe geheel beminnelijk.
Dring door tot het wonderlijk Tabernakel, tot do woonplaats van uwen goddolijken Verlosser, en aanschouw den God van Majesteit, den Maker van hemel en aarde, de vreugde der Engelen en Heiligen, zoozeer uit liefde tot u vernederd, zoozeer door liefde tot u vervoerd!
659
)le. Leer hier uit liefde u to vernederen; leer liicr
j„.e uwen bruidegom, dio zoo zuiver bemint, nut [ ;„ zuivere liefde wederminnen.
1]0 1 .uister, wat bij innerlijk tot uw hart door
zjju groot cn schoon voorbeeld spreekt, en be-0p toon u leerzaam jegens Hem, die u zoo zoet ,0_ door zijn voorbeeld onderwijst on zoo machtii;
/■ijnc loering door voortdurendo wonderen beid, vestigt.
i)e 7. O, wonder van nederigheid, Jesus, Zoon
st- van den levenden God! O wonder van liefdel
tle ik bemin U; mot gcïieel mijn hart bemin ik U,
ie. o mijn zaehtmoodige en nederige Beminde,
zoetste en zuiverste Bruidegom mijner zioll |:. Beminnen, liefhebben wil ik n alleen; ik zeg
a| vaarwel aan til het overige; uwe liefde alleen
„k begeer ik; onkel uit liefde tot 1 wensch ik on
der offers, als onder zoovele oefeningen on bo-tüigingen mijner liefde, lo leven en re sterven. i0 Want hot voorbeeld uws Harten leert nijj dir:
do zalving uwer liefde maakt nnj dit aangenaam. , O Jesus do boste van allen; bewaar deze ge-
ij- zindheid mijns harten en geef genadiglijk, dat
ik U hier dikwijls bezoekende, steeds beter leere .j. U zuiver to beminnen, on uit liofdc tot U mij
,] jegens allen nederig en zachtmoedig van harte te
hetoonen.
t
?
I
DERTIENDE HOOFDSTUK.
IfET ALÏjKKHEILIGSTE HAKT VAN JESCS WILDE,
HAT HET HEILIGST SACRAMENT DES ALTAARS DE VOORTDURENDE GEDACHTENIS VAN /IJN LIJDEN, EN EENE EEUWIGE
11KRINNEKING DER LIEFDE ZOUDE ZIJN, WELKE HIJ IX DAT LIJDEN TOONDE.
1. Jesus. /00 dikwijls gij dit brood zult eten, en dezen kelk zult drinken; zult gij don dood des lleeren verkondigen, tot Hij komo.
Dit bevoel ik, mijn kind, om ieder menscli in li;1'- bijzonder oplettend te maken op die ovcr-nióti' der liefde mijns Harten, waarmede ik hem in zekeren zin meer beminde dan mij zeiven, dewijl ik zelf den dood onderging opdat zij het leven zouden bezitten.
Ik draag roem op dat sterven, waardoor ik, terwijl de liefde mijns Harten zegepraalt, den eeuwigen Vader verzoend en bovenmate verheerlijkt heb, waardoor do menschen verlost en gered zijn. waardoor ik de glorie der Verrijzenis, der Hemelvaart, en der eeuwige heerschappij, over alles wat bestaat, heb verkregen.
Daarom heb ik gewild, dat de gedachtenis aan mijn Lijden altijd en overal zou levend blijven: dat een ieder, die steeds de vruchten van zulk een gunstbewijs zoude ontvangen, zich daaraan ook met oen dankbaar hart steeds zoude herinneren, hetzij iu don hemel, hetzij op aarde.
2. inderdaad, do Uitverkorenen in de hemolscho
(361
zaligheid zijn, wijl zij weten aan wien zij hunne zaligheid cn glorie verschuldigd zijn, onophoudelijk mijn Lijden indachtig; in eeuwigheid aanbidden zij het Lam Gods als geslagtofferd niet zijne vijf wonden, schitterender en glansrijker dan de zon.
En do Kerk, wijl zij op aarde erkent, dat zij op den Heiligen berg uit mijn Hart liet leven ontving en uit die bron alle goederen d,igelijks ontvangt, tot dat ik zal wederkomen en haar in glorie zal opnemen, houdt niet op, mijnen dood met alle gevoel van dankbaarheid te herdonken. Want in het otter, dat zij dagelijks opdraagt, heeft zij mij als otterlam bij zich tegenwoordig en door de afzonderlijke Consecratie van het Ligchaam en Bloed duidt zij mijnen dood aan.
Doch ook in de ziel van een ieder, die aan het allerheiligst Sacrament deel neemt, wordt eene zekere voorstelling en eene gedachtenis van mijnen dood geleverd. Immers zoo als ik uitgestrekt op het kruis door het Lijden mijn sterfelijk leven heb verloren, zoo verlies ik het Sacramenteel leven in de harten der geloovigen door de Communie.
Wat meer is, mijn kind, zelfs de staat, waarin ik hier verblijf, is een zekere afbeelding van mijn Ljjden. Want in mijn Lijden werd de glans mijner Godheid en zelfs de heerlijkheid mijner Menschheid op zekere wijze onder eenen sluijer verborgen: doch zijn do nederige en liefelijke gedaanten van het Sacrament niet de duidelijke voorstolling van dien sluijer!
3. Mijn kind, het offer van het leven mijns Harten, mijn dood vormt het middenpunt aller tijden. Immers alle offeranden, die vroeger be-
662
stonden, de wjjze der plegtigheden, en het overige, dat op den godsdienst betrekking had, doelde op mijn sterven ; daaraan ontleende het zijn kraeht en uitwerking.
Wederkeerig, al wat op dat sterven volgde, als het Otter, de Sacramenten, en al hot overige wordt daartoe terug gehragt en ontleent daaraan zijn kracht en uitwerking.
4^ Ziedaar dus het Oiler, van liet begin der wereld opgedragen in beeldteuissen, op het kruis in waarheid opgedragen en in de Kerk in zjjn wezen voortgezet tot aan liet einde der wereld.
Ziedaar, mijn kind, ziedaar de verhevenheid van de bedoeling mijns Harten; ziedaar de uitgestrektheid van zijne liei'del
Geheel mijn levensloop toch op aarde, van het begin der wereld tot aan haar einde, vervat in mijne iielooi'dc tegenwoordigheid, in mijn sterfelijk loven en in mijne gedachtenis het Sacrament, en al, wat het in elk dier doelen verrigt, vormt één geheel, één volmaakt werk van ein-deloozc goedheid, hetwelk ik dan eerst besluiten zal, als ik bij de voleinding der eeuwen, met de Kerk ten hemel zal stijgen om eene eeuwige zegepraal te vieren.
4. Wat wonder dus, mijn kind, als bij de heilige Communie, bij het lezen of aanhooren der 11. -Mis dit geheim u altjjd nieuw, u altijd even eerbiedwaardig toeschijnt?
Voorwaar, met die gesteltenis des Harten, met die genegenheid moet gij bij hot ontvangen der heilige Communie tegenwoordig zijn, als waart gij bij het laatste Avondmaal tegenwoordig, om
663
aan te zitten oa van mij zelvcn het brood dos levens te ontvangen.
Want liet is dezelfde maaltijd; denzelfden dood, dien ik in de eetzaal voorzeide, verkondigt gjj in het Sacrament.
Mijn kind, als gij de heilige ..Mis opdraagt, of de Communie ontvangt, dan verkondigt gij door die handeling zelve mijnen dood; zooals namelijk beiden, en dc opdragt van het Ofier èn de nuttiging van het Sacrament denzelfden dood aantoont.
5. Doch wanneer gij zulke groote geheimen verrigt, als mijn Hart door zjjn dood voor u verdiende, dan moet gij ook van uwen kant doen wat in uw vermogen is, om ze op waardige wijze te herdenken.
Zooals ik dus in mijn Lijden mij zeiven aan den Vader als een volmaakt offer heb opgedragen, zoo moet ook gij, mijn kind, u zelvcn in de Communie als een zuivere en onverdeelde offerande aanbieden.
Ja zelfs bij uwe bezoeken, moet gij met groot gevoel van godsvrucht u do offers van mijn Ijjdend leven in het geheugen terug roepen; hetgeen gij doen zult, als gij godvruchtig overweegt, als gij u zeiven aan mij in alle wederwaardigheid onderwerpt, als gij u geheel overgeeft aan mij in de tegenwoordigheid van het heilig Tabernakel, waar alles, wat gij rondom mij ontwaart, dient om u de offers mijns Harten voor den geest te roepen.
Op deze wijze, mijn kind, zult gij beter de grootheid beseffen dier liefde, waarmede ik tijdens mijn leven van arbeid en smarten, onder vele offers opklom tot het laatste en hoogste offer.
664
tot den dood, en tot deze gevangenschap der liefde, waarin ik voortdurend een iiefde-ofter ben.
Als gij dit mot godsvrucht overweegt, zult gij dan niet aangespoord worden tot dankbaarheid, tot wederliefde, tot navolging, zoozeer, dat gij niet slechts mot het hart, maar ook met do daad de uitwerkselen van mijn voorbeeld in u vertoont?
/00 op eene werkdadige wijze, die voor u nuttiger is, mijn Lijden herdenkend, zult gij leeren bij voorkomende verstervingen niet don inood te verliezen ot u te verontrusten, maar integendeel u op bovennatuurlijke wijze te be-ro( :;ien en to verbaden.
Deze werkdadige gedachtenis aan mijnen dood, mijn kind, zal volmaakt zijn, indien gij, telkens als gij tot de heilige geheimen nadert, ook meelde schepselen en u zeiven afsterft om voor mij te leven, zoo als ik voor u gestorven ben, en hier voor u leef.
(i. Doch helaas, ofschoon er velen, zijn, die zich met het A'ocdsel van dit Sacrament wen-schen te verkwikken en mot de gonougten der L11 gelen te voeden, hoe weinigen evenwel zijn er, die mijn Lijden met de daad herdenken, inderdaad navolgen willen!
En daarom, mijn kind, zijn en blijven or velen altijd even onvolmaakt, alhoewel zij ook dikwijls tot de heilige tafel naderen.
Want omdat zij aan het doei der goddelijke instelling ten hunnen opzigte en aan de genade niet beantwoorden, missen zij vele vruchten.
O mogter. het de zielen begrijpen, die meer
665
bezorgd zijn om de Communiën te tellen, waarin zij godsvrucht toonen of gevoelen, dan wel derzelver vruchten, die haar heiligen en tot srno-tere volmaaktheid voeren!
Wat u betreft, mijn kind, zijt wijzer en getrouwer. Herdenk zoo mijn Lijden, druk zoo mijneu dood in uw gedi-ag uit, dat gij van elke heilige Communie, die gij ontvangt, nok alle vruchten ter heiliging moogt verkrijgen.
7. De leerling. O beste van allen: o allerliefste Jesus! Gij zijt voor mij uit liefde gestorven en hier geeft Gij U voor mij uit liefde: en n I boe leeft Gij hier voor mij !
Waarlijk lieer, waarlijk hij verdient den dood, die weigert voor zich zei ven te sterven en voor U te leven.
Als Gij, Heer mijn God, ü zeiven ten offer brengt uit liefde tot mij, wat is er dan groots of ver-wonderends in gelegen, indien ik. oen ellendig schepsel, mij zeiven opoffer uit liefde tot U!
En evenwel aarzel ik somtijds nog om, 'k schaam mij het te zeggen, niet mij zeiven, maar eeue nietigheid, een gevoel van hooTaardigheid of afgekeerdheid, otquot; eene neiging der bedorvene natuur ten offer te brengen.
Wee mij! terwijl ik in woorden verkondig ü lief te hebben en na te willen volgen, bewijs ik in mijne daden hoe weinig ik U bemin, hoe verre ik ben van de werkdadige gedachtenis van uw lijden, van de ware navolging uws Harten.
En dan klaag, dan verwonder ik mij er nog over, dat mijne Commiiniën mij zoo weinig vruchten opleveren.
666
Eéne Communie kan den mensch, die wel voorbereid is en met uwe genade medewerkt, tot eeu Heilige maken. En ik helaas! wat en wie ben ik. na zoo vele Communiën!
tk, o Heer, ik beken het, ik draag zelf de schuld daarvan: want in zoo vele Communiën heb ik zooveel genade ontvangen als noodig
was Mil dnizende zielen te heiligen, doch ik heb
verwaarloosd met de genade mede te werken. i
Ik heb gehandeld als ot'do genade alleen, zonder feri
mijne medewerking, mij moest heiligen; en in- fe)1 tusschen ben ik voortgegaan volgens de natuur,
niet volgens de genade, voor mij, niet voor U ]Bli
te leven. itc
Ik erken hot leven voor uw aanschijn onwaar- 'Ya disr te zijn geworden, omdat ik uwe eindelooze
lief'di- misbruikend, naliet om voor U te leven. v(
Doch spaar, Heer Jesus, spaar, bid ik U, mij- zj
in- vroegere nalatigheid, waarover ik nu uit lief- j,; (! rot Ü een zeer groot berouw heb.
Voortaan zal ik getrouwer zijn; medewerkende met «ie genade van hot Sacrament, zal ik ster- (j ven aan de wereld en aan do ongeregelde neigingen der natuur, om voor U te leven. ji Help mij, goedertierendstc Jesus, zoo in daden v mijne liefde voor ü te toonen en steeds overvloedige en heilrijke vruchten uit de Communie , te trekken. .
667
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart van jesus toont ons in het wondervol sacrament den beknopten 'nhoud van alle goddelijke geheimen.
1. Jesüs. Mijn kind, de medelijdende en oMt-i'ermonde liefde mijns Harten heeft een gedachtenis van hare wonderen ingesteld.
En wel in het Sacrament, waar zij hare verbazende wonderwerken vereenigde, waarin de geheimen en do ondoorgrondelijkheden Gods ver-vat zijn.
Doch dewijl dit niet voor de Engelen, maar voor de menschen geschied is, moesten daartoe zigtbare zinnebeelden worden gekozen, opdat zij bij hot gt;:ien dier zigtbare beelden zich aan het onzigtbare zouden herinneren, en hunne zinnelijke harten door zinnelijke getuigenissen van Gods liefde zouden worden getroffen.
Dit deed derhalve de liefde mijns Harten; en het zag. dat alles wat het verrigt had, zeer goed was, en nam welbehagen in zijn werk.
Volmaakt en rijk aan zoetheid zijn al zijne werken, waardoor het de schatten zijner eigene goedheid Jegens de menschen als uitputte in dit geheim, waarin de volheid der Godheid ligcha-melijk woont.
2. Van daar, mijn kind, bezit dit Sacrament, wegens mijne modezelfstandigheid met den Vader en den Heiligen Geest, het meest verheven ge-
668
heim der Drievuldigheid zeiven en roept dit den racnseli in het geheugen.
Want ik en de Vader zijn een; en die mij ziet, ziet ook den Vader; daar waar do Vader en de Zoon wordt gekend, daar wordt ook de liefde van beiden, die de Heilige Geest is, zeker niet vergeten.
Om echter dit geheim beter te kennen, moor te beminnen en op meer waardige wijze te ver-ceren, wordt Uier den geloovigen genade gegeven, opdat zij daardoor verlicht en geholpen, niet te vaster geloof zich daaraan houden, het met zuiverder liefde beminnen en met volmaakter vereering aanbidden.
Door dit hemelseh licht geleid en door deze hulp versterkt, komen zij van het eene geheim tot het ander.
3. Want zie. het allerzoetst geheim dor Mensch-wording is in het heilig Sacrament des Altaars vervat en wordt daarin op wonderlijke wijze voortgezet.
Inderdaad, wat is het geheim der Mensch-wording? De vereeniging van hot quot;Woord, van ziel en ligchaam in een persoon, en deze drie zijn do eene Jesus, God menscb.
Welnu, in het heiligst Sacrament is het Woord, dat eeuwig en God is; is do ziel, dio geschapen werd, toen zij werd ingestort; is het ligchaam, dat zonder vlek door goddelijke werking uit de onbevlekte Maagd is genomen, en deze drie blijven, namelijk, in eenheid van persoon.
Wondervol bovendien en vol zoetheid is de voortzetting van dit geheim. Ik, dezelfde na-
i
669
don
melijk, die doui- de Mcnscliwording in den schoot mij eener Maagd heb verwijld, verw ijl door de Com-der munie in het Hart van ieder geloovige in het de bijzonder.
ker Voorwaar de verhevenheid en de diepte van
dit geheim moet bewonderd en vereerd worden, !or doch meer nog moet het bemind, zoeter, mot ;r- meerder godsvrucht en teederhoid moet het ge-•e- noten worden.
m, 4. Doch alle goheimen van mijn leven, die
et zoo troostrijk zijn. zijn vervat in dit goddelijk
k- Sacrament.
Want schoon ook de tijd, waarop zij begon-:e nen of voltooid werden, vervlogen is, zijn zij
n evenwel in do gevolgen tegenwoordig en duren
zij voort wegens mijne persoonlijke tegenwoordigheid.
s Daarom beschouwt on viert de Kerk ze altijd
als tegenwoordig, en in do overweging en herdenking daarvan, wordt zij altijd met hare eerste gewaarwordingen bezield, brandt zij altijd van haar eersten ijver.
Zie daarentegen eens de ketterijen en sekten, die mijne voortdurende tegenwoordigheid in het Altaargeheim loochenen; iioe kwijnt bij hen al wat geestelijk is; hoe levenloos zijn zij en al hare wogen, als zij beproeven om mijne daden feestelijk te herdenken.
Anders is het met mijn beminde, de heilige Kerk. Als de tijd weder aanbreekt, komt zij haastig naar den stal mijner geboorte; neêrgo-knield, beschouwt zij mij liggende in de ki'ibbe; zij aanbidt, zij juicht, zij weent van teedero godsvrucht.
5. Want hier is hot Bethlehem, waar Je ge- sprc(
trouwe zielen mij beminnelijker en meer genaak- het
baar vinden, dan zij, die weleer door den hemel liolh
naar den stal werden geroepen; hier wordt haar met
ijver ontstoken, hare godsvrucht gevoed, hier 11
iieiligen zij zich zeiven; hier storten zij haar hart verb
voorquot;mij uit en wijden het mij toe; hier worden dure
zij wederkeerig dronken gemaakt en gezaligd dei-
door de zoetheid mijner liefde; hier is vrede View
voor de menschen van goeden wille, niet belooid van
door de Engelen, maar door mij zeiven, door de ven
geheele gave mijns Harten. kei
Hier is het Heiligdom , waarin ik God den 6
Vader opgeofferd en ten heile der menschen ge- zijn
wijd word: waarin ik mij zoo aan de geloovigen sioi
schenk, dat zij niet als Simeon mij op hunne arl
armen nemen, of als Anna kunnen lietkozen. Ha neen, maar dat zij mij zelts in hunne harten oui-
vangen, en mij innerlijk genieten kunnen, eene die
gunst, die■ noch aan Simeon noch aan Anna \er- nii
Hier is de ballingschap van Egypte: eeneVial- aa
lingschap niet slechts voor zeven jaren, zoo als da
weleer, maar voor alle eeuwen; eene ballingschap ec
tusschen menschen, die evenzeer aan afgoden- di
dienst zijn overgegeven, die wellust, rijkdom, dlt; en eerbetoon als hunne goden dienen; eene
ballingschap, waarin ik slechts door weinigen zt
gekend, door velen als een vreemdeling be- it
sehouwd en ook verwaarloosd pleeg te worden. n-
Uier is de Tempel, waarin ik voortga bezig n
te zijn met de zaken mijns Vaders: waar ik il
onder de luisterende leeraren mijuen geest uit- I
spreek, de zielen onderwijs en do geheimen var: het geestelijk loven mededeel-, waar zij, die mij lioihebben als Mf.rhi en Joseph mij zoeken on met blijdschap vinden.
Uiar is het Nazareth, waar ik voor God een verborgen leven leid; waar ik onderworpen voortdurend werkzaam ben, we! niet de zintnigtsi der mensehen booijende, maar de Engelen toe bewondering vervoerend; waar ik als voorbeeld van het inwendig leven, met do innerlijk levende zielen leef op eene wijze, welke zij slechts kennen.
6. wat meer is, mijn kind, in dit Sacrament zijn de geheimen van mijn evanyoiisch loven besloten. Zie hier inderdaad het veld voor mijnen arbied, de plaats om do goedertierenheid mijns Harten te toonen.
Want in dit Sacrament ben ik de Zauomaker. die zoek te redden, wat verloren is: die onder mijn arbeid nederzit bij den put, waar ik uit de bron mijns Harten aan de Samaritaanscho vrouw, aan elke ziel die dorst heeft, levend water geei', dat den dorst naar het wereldsche stilt, en ton eeuwigen leve springt: die, na hot werk van den dag volbragt te hebben, den nacht in iiet gebed doorbreng.
In dit Sacrament ben ik do ooede Hekdek: ik zoek het verloren schaap, en het vindende neem ik liet op mijne schouders en koester ik het aan mijn Hart; ik bemin mijne kudde en voed haar met mijn eigen wezen; met een bezorgd Hart waak ik over allen, zoowel bij dag als bij naelit. In dit Sacrament bon ik de beste Vadtü. die
072
den verloren zoon, bij zijn terugkeer blijde om-liols, en na hem zijn eerste kleeding wedergegeven te hebben, hom op een hemelsch gastmaal onthaal on verkwik; die aan alle geloovige kinderen. overeenkomstig hun vermogen, al het mijne mededeel.
In dir Sacrament ben ik de goddelijke Geneesheer. dewijl ik door de zalving mijns Harten de smarten der lijdenden lenig en verlicht; dewijl ik de zielen, die zich niet wel bevinden, verzorg, al wat kwijnend en zwak is, genees; dewijl ik ook do mismaaktheid door de ziekte der zonde veroorzaakt, wegneem ea de vorige schoonheid wedergeef.
[n dit Saurainont ben ik de Leermeester; immers door de inspraak mijns Harten en door mijn voorbeeld tevens leer ik hier: Zalig zijn de urmen van geest; zalig do zachtmoedigen; zalig zij die hunne zonden beweeuen, zalig de hon-gerigen en dorstigen naar de regtvaardigheid, zalig de barmhartigen; zalig de zuiveren van harte; zalig de vreedzamen; zalig zij, die lijden ter wille der regtvaardigheid; zalig eindelijk die den wil Gods volbrengen; want zij namelijk zijn mijne broeders en mijne zusters, en mijne niedeört'genamen van het rijk der hemelen.
Ln dit Sacrament bon ik de Vriend, die de geloovigen, welke het bovennatuurlijke leven der genade leven, niet meer dienstknechten, maar mijne vrienden heet; een vriend zooals er geen ander isquot; boven allen oprecht ea liefdevol en getrouw, zoowel in voorspoed als in tegenspoed, zoowel in 't leven als in der. dood; een vriend,
673
die in geen geval ontrouw wordt, neen maar U begeleidt en vertroost tot in eeuwigheid.
In dit Sacrament .ben ik de Bkuidegom: ja, mijn kind; de goddelijke bruidegom der zuivere en maagdelijke zielen, welke ik mij uitgekozen en aan wie ik mijne trouw beloofd heb, opdat zij mij in alles, altijd en overal begeleiden en volgen zouden; die ik in eere houd en rijk maak, en gelukkig doe zijn, hier op eene wijze, die de Engelen zeiven bewonderen; doch op eene wijze, vivlke slechts oen voorspel is van hetgeen ik voor haar heb weggelegd in liet rijk mijner eeuwige glorie.
7. Hier ten laatste ontmoet gij de geheimen van geheel mijn overig leven. Trouwens, is hier de eetzaal niet, waar ik liet Paschen vier met mijne leerlingen; waar ik mijn Hart voor hen uitstort; waar ik hun mijnen vrede achterlaat?
Is hier liet Gethsemane, liet Jerusalem, de schouwplaats mijner smarten*niet? Herinner u, mijn kind, de goede quot;Week, hoe de geloovigen hier komen als om mijne smarten te aanschouwen, en treuren als zagen zij mij voor hunne oogen lijden.
Is hier niet hot geheim mijner Opstanding ? Zie, hoe de Kerk als zij deze, de grootste van al hare plegtiglieden viert, met mij op zekere wijze herleeft en hoe do godvruchtige zielen als andere Maria's, bij het krieken van den morgen naar het verheerlijkt graf snollen en door het go-loof mij verheerlijkt zien, in de hoop mij omhelzen en door do liefde genieten. Is dat niet te regt, niet gepast, niet heilig? Immers hier ben
43
074
ik waarlijk tegenwoordig met dezelfde hoedanigheden, waarmede ik verrezen ben; met he-melsche schoonheid, met glorierijke heerlijkheid, met onbevattelijke fijnheid, met volkomene on-lijdoljjkheid en met onsterfelijkheid versierd en daarin zalig.
Zoo. mijn kind, vergezeld de Kerk mij langs alle geheimen, terwijl zij bjj ieder in het bijzonder de gezindheden mijns Harten in zich overneemt en elk in het bjjzonder in die gezindheid viert.
8. Door de geheimen, die zjj hier met mij viert, indachtig gemaakt, dat ik heersch in de glorie des hemels, ziet do Kerk de eeuwigheid in; vervoerd door de beschouwing, viert hare liefde reeds bij voorbaat do vreugdevolste geheimen van het hemelsch leven, als voortdurende feesten voor haar bereid en haar toegezegd.
O Jesus, zoo roept zij brandend van liefde uit, ik bid, dat het geschiede waarnaar ik zoo dorst, dat ik U met ontsluijerd gelaat zien en zalig moge zijn door do aanschouwing uwer glorie!
Zoo, mijn kind, brandt de Kerk, ontstoken door het vuur mijns Harten, dat hier tegenwoordig is; zoo is alles voor haar tegenwoordig; zoo wordt zij met alle vertroosting vervuld.
Neem de zon uit deze wereld; wat zal deze aarde dan zijn tenzij een donkere, kille en eenzame plaats? Eveneens, neem mij levend en levendmakend Hart, neem mijne tegenwoordigheid in het heilig Sacrament uit de Kerk weg, en al de geheimen van den godsdienst, nu zoo glansrijk, zoo vol levenskracht en troost, — hoe geheel anders zullen zij dan schijnen!
075
9. Mijn kind, tracht doorliet voorbeeld uwer heilige Moeder onderwezen, mot do zelfde gewaarwordingen de feesten van den godsdienst medo te vieren; de geheimen, die ik hier in het Sacrament toon, te herdenken; tracht eindelijk uit deze fonteinen van allerlei genaden een overvloed te putten.
Kweek met dit doel don ijver des harten aan ik zeg niet een ijver, die noodzakelijk gevoelig moet zijn, maar eenon ijver, die kracht bezit uit een levendig geloof, uit het vertrouwen dei-hoop, uit edelmoedige liefde.
Indien gij dien ijver mist, dan doet gij alles zonder liefde, zonder graagte, zonder veel vrucht ja zelfs datgene, wat de ijverigste zielen in vervoering brengt en de Engelen zelven vervoert, zal u niet treffen, niet vervoeren.
Doch dien ijver zult gij opwekken en voeden door het gebed, door godvruchtige overweging, door vrome lozing, door u in het een of ander te versterven of te verloochenen; maar vooral door dikwijls dit heilig Sacrament te bezoeken en te ontvangen, waarin vuur genoeg wordt gevonden om geheel de wereld te ontvlammen.
10. De leerling. O Heer Jesus, hoe onmetelijk is de overmaat der liefde uws Harten! hoe vele wonderen toch biedt Gij mij hier aan! hoevelc goederen, en hoe wenschelijk, hoe zoet zijn deze!
Wat wonder, als ik hierheen genoodigd, als ik zacht maar krachtig tevens hierheen getrokken wordt! Wat wonder, als hier do plaats mijner hartevreugde is?
67G
Want hier kan in het gezelschap dor Engelen U in elk geheim ontdekken, en U in elke verhouding van n\v leven beschouwen al naar mijne behoefte, mijn welzijn ot' mijno vertroosting het vraagt. _
Ja, nu kan ik hier mot U zjjii en uwe weldaden genieten; nu kan ik, mij hior verheffend, U in uwe glorie beschouwen, hier de grootheden van uw rijk zien, eindelijk bij voorbaat mij reeds j verblijden over hetgeen Gij voor mij bereid
hebt. .1,1
Hoe gemakkelijk, o Beminde mijner ziel! hoe
gemakkelijk en 'zoet is het hier te overwegen, hier mot geest c;i hart niet U bezig te zijn , hier U te genieten! Daartoe heb ik geen kunst, geone boeken, geen arbeid noodig. Ik behoef slechts U, die hier tegenwoordig zijt, in elk geheim met het geloof te zien, te hooren, op uwe daden te letten, U te smeeken, U te beininnen.
O hoe genoeglijk is deze plaats! hoe beminnelijk het gezelschap! hoe liaflijk de bezigheid ! hoe heilig het verkeer.
Wie zou niet wenschon hior altijd mot U te zijn? voorzeker, hior zal ik, zoo dikwerf ik kan, aan uwe voeten met do hornaischo Geesten tegenwoordig zijn.
O mogt ik hior al mijn tijd kunnen slijten ! Doch zie uw wil, on dat is in dezen mijn ooiuge troost, eischt, dat ik dikwerf lichamelijk van U verwijdord zij, om de pligten van mijnen staat te vervullen, de bezigheden mijner betrekking' te verrigten, in do behoeften der natuui'te voorzien, om ook eenige onschuldige uitspanningen te nemen.
677
Docli bij dit alles, zal ik dikwijls met mijne liefde hierheen snellen, mij van harte met LT bezig houden; want waar het voorwerp mijner üefdo is, daarheen zal mijne gehechtheid streven- waar mijn schat is, daar zal ook mijn hart wezen.
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart vax jesus i.eiüt ons ix het heilig sacramext des altaars ix de volmaalthedex ix.
1. Jesus. Zijt aandachtig mijn kind, en ik zal n hier in het Sacrament een hoogeren weg toonen, waar langs gij tot de volmaaktheden der Godheid zeiven opklimt.
Zijt wel bereid, opdat gij in do goddelijke geheimen treden, on met allo Heiligen beschouwen kunnet, welke de lengte, do breedte en de diepte is dier zeeën, waaruit de Engelen en Zaligen in den hemel en do zuivere en innerlijke zielen op aarde putten en meer danverzadigdworden.
Beschouw eens, wat mijn Hart u in dit allerheiligst geheim openbaart, en dring, door do openbaring geleid, den Geest Gods volgend, in deszelfs volheid door.
Doch mijn kind, doe dit zoo, dat gij meer en moer bevestigd wordt in nederigheid, dat de liefde steeds zuiverder in u brande dat gij door mijne heiiigo menschheid, door mijn Hart zelf binnen geleid, zoo volmaakt mogelijk, ais één geest, aan do Godheid vasthoudt.
2. Zie mijn kind, en overweeg de goddoljjke ^ quot;Wijsheid, die mijn Hart in dit aanbiddelijk Sa- g0e(] crament doet kennen. en
Hier immers toont het die wondervolle vin-
dingen, waardoor alles, wat tegenstrijdig scheen, t|ailI
wordt opgelost, zoodat ik tevens als roemvol s|ecl
overwinnaar heersch in don hemel en toch voort- ovei
durend op aarde blijf als vertrooster dor men- js d
schen; waardoor ik mij niet slechts aan het G
menschelijk geslacht, maar inderdaad aan elk weo
schepsel in 't bijzonder geven kan; waardoor einde- doo
lijk met behulp dor eenvoudigste middelen, als zijn js.
de gedaanten, die wij in het heilig Sacrament out- X
waren, do verhevenste bedoelingen bereikt worden. -wa'
Verhef u tot deze hoogte en beschouw deze g0(
oneindige quot;Wijsheid, die van alle eeuwigheid alles ^va
tot in eeuwigheid bereikt: die al het verledone ziji en toekomende, wat bestaat en mogelijk is, als
Zij heeft in hare eeuwige raadsbesluiten op als
zoo wondervolle wijze deze gebeurtenissen der ye
Schepping en der Verlossing, deze verbazende Scl werken der natuur en dor genade, der heiliging
Die goddelijke volmaaktheid is een oneindig lu licht, dat alios doordringt: dat u en geheel uw binnenste doorziet; hetwelk gij niet kunt ont-
wijken, hetwelk gij niet vatten kunt. ii
Verblijd u mijn kind over dit goddelijk licht; (J
leef daarin voor God met opgeruimdheid. 0
3. Bemerk de goddelijke Goedheid, die in
dit allerzoetst Sacrament uitblinkt en met zoo g
vele vlammen van liefde schittert. \
679
Nergens op aarde, mijn kind, straalt Gods goedheid mot zulk een woudervollen lichtstroom en lieflijkheid; hier immers stort en put zij zich uit in zekeren zin, hier geeft God alles en daarenboven nog zich zeiven. Het andere zijn slechts stralen der goddelijke liefde, hier is de oven. Het andere zijn goederen ja, doch hier is de bron aller goederen.
Ga om de diepte van deze goedheid te overwegen van dit punt uit. Dring met uwen blik door tot op den bodem, die de eeuwigheid zelve is: geene grenzen zult gjj bespeuren.
Uit deze eindclooze Goedheid ontleent alles, wat op aarde en in don hemel goed is, zijne goedheid; ontleent al wat leeft, zijn leven, al wat beweegt, zijn kracht, al wat rede heeft, zijn begrip; al wat gelukkig is, zijn geluk.
Deze goddelijke eigenschap is als eene onmetelijke zee, waaruit de schatten aller goederen als wolken opstijgen; waarin do zaligen en uitverkorenen zich dompelen on de hoogste blijdschap genieten.
Dompel ook gjj u daarin, mijn kind, proef hoe zoet de Goedheid van uwen God is; verheug U in haar, bemin, prijs haar.
4. Zie de Almacht, die in het vereerenswaar-dig geheim des Altaars geopenbaard wordt, waar in zij alleen meer en grootere wonderen werkt dan in geheel do overige wereld; waarin zij niet ophoudt deze wonderwerken te herhalen.
Als gij dit, mijn kind met eerbied hebt nagegaan, klim dan op tot de geheele beschouwing van deze verbazende almacht, die al wat bestaat,
680
zonder inspanning op haar enkel woord gemaakt heeft; die ontelbare en onuitsprekelijke zaken van allerlei soort, alles eindelijk, wat zij wil, kan scheppen: die evenzoo door een woord geheel de wereld verdelgen en alles tot het niet kan terugvoeren.
Beschouw het vermogen dier eindelooze Magt, die in staat is al de plannen der vijanden te verijdelen en te bewerken, dat al, wat haar weerstaat, niet slechts wat op zich zelf onverschillig is, neen dat ook liet kwade, onwetend ja zelfs onwillens medewerke tot bereiking van haar heilig doel.
Door deze Almacht worden do schepselen niet slechts behouden, wat hun bestaan betreft, maar zij ontleenen daaraan ook nog elk oogenblik de kracht om te doen, wat zij doen; de men-sclien ontvangen goddelijke ondersteuning om de vermogens van ziel en lichaam te gebruiken: do levende wezens verkrijgen van Imar hunne werkingskracht ; do sterren het vermogen om te wentelen en to schitteren langs het hemelruim; de aarde haar vermogen vruchten voort te brengen; de wind en de storm hunno kracht en invloed; alles eindelijk ontvangt van haar zijn voortreffelijkheid.
Deze goddelijke volmaaktheid is in hare openbaring gelijk aan de lucht, die als zij zacht bewogen wordt, het leven en ai het geschapene verkwikt en koestert: die als zij met geweld zich baan breekt, neerslaat of verstrooit, wat zich tegen haar verzet, doch ondersteunt en op gang helpt, wat aan haar invloed gehoorzaamt.
Verblijd u, mijn kind, over zooveel Magt van
fifikt uwen God; stel daavin ai uw vertrouwen; neem
ikeu daartoe dikwerf door hot gebed uwe toevlucht,
wil, 5. Bescliouw do goddelijke Reotvaaedigheid,
ge- die mijn Hart in dit allerheiligste Sacrament
niet voor den Geest roept.
Zie mijne heilige mensehheid hier tegenwoor-
agt, dig, is een toeken der goddelijke Regtvaardigheid;
•er- immers om haar te voldoen, heb iic de mensch-
lat, heid aangenomen. Docli verkondigt ook het
een offer, dat door den priester mijn Hart hier da-
ens gelijks opdraagt, niet do goddelijke Rcgtvaardig-
)el. heid ?' Ja toon ik /elf iu do Communie niet do
liet aanbiddelijke Regtvaardigheid, dewijl ik hier een
ïar ieder vergeld overeenkomstig zijne daden, overeon-
lik komstig de gesteltenissen, waarin liij zieh bevindt?
m- Overweeg vervolgens do volmaaktheid dezer
gt;111 goddelijke Regtvaardigheid, hetzij in den hemtl,
ai- waaruit zij de booze engelen, die opstonden als eeu
ar bliksemschicht nederstortte, en waarin zij alle da-
0- den, die waarlijk goed zijn hoe klein zij dan et wezen mogen, van Engelen en Heiligen naar du verschuldigde verdiensten voor ecuwig beloont; ie hetzij op aarde, waar zij door mijn Hart met de in goddelijke barmhartigheid is verecnigd en niemand treft, dan wie onwillig is mijne barnihar-
1- tigheid te omhelzen; waar zij ook teregt in toorn it ontstoken, toch nog do barmhnrtigheid indachtig e blijft; hetzij in de hel, waar zij, do verdoemden d om mijnentwille minder straftend dan zij verdie-t non, nog do straffen ovenredigt aan de zwaarte en p het getal der zonden, zoozeer, dat zij do ver-;. doemden zelf dwingt om te belijden, dat do i goddelijke regtvaardigheid goed is.
682
A1
Beschouw de vertroosting dezer goddelijke j.:u(i
eigenschap, welko allen, die door onverdiende ti0h'
eerrooving, hoon of laster of op andere wijze ver- j,quot; d
drukt worden, eenmaal regtvaardigen zal voor liac]i
allen en hun niet slechts den goeden naam, de van eer en roem cn al, wat hun ontnomen werd, zal wedergeven, maar zoo veel te meer zal verheffen,
naarmate zij meer ter neer gedrukt worden; die mef de daden van deugd, ook die, welke de menschen minachten, met een eeuwig loon zal vergelden; inij die eindelijk de verdienste hunner daden, niet eig( overeenkomstig liet uiterlijk welslagen, zooals ei.^ do wereld doet, maar naar de inwendige gesteltenis van hen, die ze verrigten, waardeert en beloont. j;,a Deze goddelijke volmaaktheid is als een vuur, ^el dat door een zelfde handeling het eeno verteert, (\e het andere verkwikt; het cene hardt, het ander C]1 verweekt, naar dj gesteltenis, waarin de voor-werpen zich bevinden. pl Mijn kind, bewonder deze eigenschap der God- in heid; prijs haar hoog met een zekere heilige vreeze, ,/c doch draag haar nog moorder liefde dan vreeze toe. y, 6. Vestig uwe aandacht op de goddelijke Ijarm- r( hartigheid, die mijn hart zoowel op zoete als wonderbare wijze in het heiligst Sacrament vertoont. c Is niet geheel dit geheim een wonderwerk E van de oneindige barmhartigheid ? Welk lovend j schepsel is er, dat niet de oen of andere ellende ondervindt ? doch wie, die ellendig was, kwam ] ooit in goede gesteltenis en ontving geen bewij- ] zon van barmhartigheid? Hier is de goedertierenheid mijns Harten zonder mate en zijn ontferming ze?'.der einde.
683
Als gij dit godvruchtig licbt overwogen, mijn kind, ga dan voort om do eindoloozo barmhartigheid te beschouwcn, die overal zigtbaar is, in den hemel, welken zij met Heiligen vervult, nadat de goddelijke Barmhartigheid hen eerst van de zoude bevrijd en met de zaligheid begiftigd heeft op aarde; waar zij zich boven alle daden Gods doet gelden, en alles met genezing, met ondersteuning en troost verkwikt; ja zelfs in de hol, waar zij ter wille van de verdiensten mijns harten minder straft dan de schuld het eischt, en waar zij zelts door do verworpelingen erkend wordt.
Beschouw do uitgestrektheid dezer goddelijke Barmhartigheid jegens de stervelingen, hoe zij allen omvat, niemand uitsluit, niemand verstoot; de zondaren zeiven zoo lang zij loven, afwacht en voldoende genade ter bekeering en vergiffenis aanbiedt; eindelijk zich uitstrekt tot alle ellende, van welke soort dan ook, wijl zij niemand op aarde, hoe ongelukkig ook, bespeurt, zonder do begeerte to govoalen om hem te verligten en in hot middenpunt des heils, hetzij regtstreeks of zijdelings terug to leiden.
Zie, do goddelijke volmaaktheid is als eon ewulelooze afgrond, welke geen aantal van ongelukken kan vullen, noch door zoo vele be-hoeftigen kan ledig geput worden.
Gebruik, mijn kind, doch misbruik niet deze lieflijke eigenschap van uwen God; verruim uw harte: zijt dankbaar; vlugt mot geloof, met vertrouwen en met liefde tot deze diepte der Barmhartigheid.
684
7. Let op clc heiligheid, die in dit Heilige der Heiligen uitscliittevt en door haren glans zelfs de Engelen in verwondering brengt.
Dring mot groote godsvrucht, mijn kind, in dit Sacrament, don spiegel der goddelijke Heiligheid door. Zie, hier is niets dan volmaakte zuiverheid; hier is zelfs mijn ligchaam als een geest; hier ademt alles heiligheid.
Daarom moogt gij wel de oneindige Heiligheid beschouwen, die in zich zeiven geheel volmaakt, do oorzaak, do regel en het doel is van alle geschapeno heiligheid, zuiverheid en schoonheid; die zoo groot is, dat er niets bijgevoegd, niets aan ontnomen kan worden.
Beschouw dezo goddelijke volmaaktheid, door wier zuiverste schoonheid de hemellingeu vervoerd, met zalige blijdschap overstroomd worden; waardoor do zielen der stervelingen, op haar gelijkend, bovenal-geadeld worden; voor wier majesteit do duivelen zelfs in do diepte der hel sidderen.
Al wat schoon, al wat beminnelijk, in één woord, al wat voortreffelijk is, ontleend al zijn schoonheid, al zijn beminnelijkheid, al zijn voortreffelijkheid aan den glans dezer volmaaktheid.
Deze goddelijke eigenschap gelijkt aan de zon in hot hemelgewelf, dio aan het geschapeno levendigheid van kleur, schoonheid e:i blijdschap mededeelt; die. ofschoon zjj het zuivere en onzuivere verlicht, altijd even zuiver, even schoon blijft.
Verheug u, mijn kind, over zoo grooto schoonheid en beminnelijkheid, over do onder alle op-zigten uitstekende heiligheid van uven God, vereer haar godvruchtig, volg haar na, overeenkomstig uw vermogen.
685
8. Vestig uw oogen op do goddelijke onmetelijkheid, die ditSacramentmijnslIartenvoorstelt.
Want hier ben ik onder geheel do Hostie geheel tegenwoordig cu evenzeer geheel onder elk deel der gebrokenc Hostie. Doch geef ik dooide vermenigvuldiging of door de verveelvoudiging mijner tegenwoordigheid onder allo Hostiën, waar die ook op aarde zijn, niet een zekere voorstelling mijner onmotelijkheid ? Handel ik niet, overal ton laatste, waar ik in hot Sacrament verblijf, met een ieder in het bijzonder, alsof ik voor hom alleen daar verwijlde ■ Als gij dit met oen levendig geloof beschouwd hebt, dan znlt gij zeker geleid worden tot do overweging der goddelijke Onmetelijkheid, die alle bestaande of slechts mogelijke dingen bevat, en door niets bevat wordt; waardoor do Godheid geheel is in liet heelal en geheel in de afzonderlijke doelen van liet heelal.
Beschouw dt'zo alomtegenwoordigheid der Godheid in verband met de oneindige Wijsheid, en Goedheid, en Almagt, en Kegtvaardigheid, en Barmhartigheid, en Heiligheid en met de oneindige Yolmaaktliedeu van allerlei soort; en bedenk dan, dat gij u in haar bevindt, daarin leeft en u beweegt.
AVaarheen gij u wendt, gij ziet de Godheid in elk voorwerp tegenwoordig cn daarvoor zoo zorg dragen, alsof zij voor dat voorwerp daar alleen bestonde. Zie de vogelen des homels ; zjj zaaijen cn maaijen niet en evenwel worden zjj gevoed door Hem, die overal tegenwoordig is. Zie de leliën des velds ; zjj arbeiden of spinnen
686
niet; en evenwel was Salomon in al zijne pracht niet zoo gekleed als een van dezen.
Onderwerp u derhalve aan deze goddeljjko Voorzienigheid; rust daarin als aan den boezem van den vohnaaktsten vader; laat u zei ven geheel aan haar over, want zij zal zorg voor n dragen. Zie, al de haren van nw hoofd zijn geteld en niet een valt er uit zonder haren wil. Derhalve vrees niet, verontrust u niet, beangstig u niet; maar leef aan haar onderworpen en gelukkig.
9. Dk leeruko. Voorwaar Heer, mijn God! dit alles is vol troost, doch hoe verheven is het! Ik zou mij, uit mij zeiven, aan zulke verheven waarheden niet hebben durven noch kunnen wagen.
Als echter uw goddelijke Geest mij geleidt, dan zal ik vol eerbied ja, en met bewustzijn van mijn eigen onvermogen, maar tocli blijde en veilig U volgen cn, door uwe allerheiligste Mensch-heid de wonderen uwer Godheid binnengetreden, beschouwen, wat allo zinnen te boven gaat.
Zend derhalve, ik smeek het U, den heiligen Geest, die mij in die beschouwing leidde zoo verre als Gij goedgunstig wilt tot mijne heiliging en tot uwe glorie.
Smeekend vraag ik U, schenk mij dien god-delijken Geest met zijne zeven gaven, om mij zoowel in de beschouwing als ook in mijne handelingen te leiden.
Den Geest van Wijsheid, om mij zoo geheel in zulk eene stemming te brengen, dat ik al het we-reldsche als smakeloos maar het goddelijk waarlijk smakelijk vinde ; dat ik over alle zaken een juist oordeel en gevoelen hebbe; dat ik mot liefde volge
ter bereiking van datgene, wat tot mijne heiliging verstrekt.
Den Geest van verstand, om de duisternissen van het verstand cn do begoochelingen des harten af te weren ofte verdrijven, opdat ik met een helder begrip en met een zuiver hart inzie alles, wat uwe eindolooze Goedheid zigtbaar en on-zigtbaar gedaan heeft, en altijd begrijpe, wat de oneindige goede wil van God van mij vraagt.
Den Geest van raad, om mij steeds mijner zwakheid, waardoor ik niets ten heile verrigten kan, indachtig te maken en mij krachtdadig aan te sporen mijne toevlucht te nemen tot den bijstand der goddelijke Almagt, door wier hulp ik alles vermag.
Een Geest van sterkte, om mij te bewegen tot inspanning van al mijne krachten, om mot do hulp der goddelijke genade getrouw mede te werken cn zoo door edelmoedige pogingen te streven naar volmaakte regtvaardigheid, niet boko nimerd over de oordeelen der menschen, maar mijn oog vestigend op IJ don regt vaardigen Kegter.
Den Geest van wetenschap om mij te leeren onderscheiden, om inderdaad onderscheid te maken tusschen het natuurlijke en het bovennatuurlijke zoo, dat elk gebed, elke handeling altijd door U begonnen en door U voltooid worde; en mij zoo op het gebed en op deugdsoefening toe te leggen, dat ik noch om de zoetheid der beschouwing nalate lig-chamelijke of geestelijke werken van barmhartigheid jegens den naaste te verrigten, noch om de werken van barmhartigheid jegens ande-
ren, do barmliartiglieid jegens mijne eigene ziel verwaarlooze.
Den Geest van godsvruclit, om eene teedere godsvruclit ia mij aan te kweeken; mij gematigd on krachtig tevens tot heiligheid aan te sporen; cn te bewerken dat ik jegens minderen mij als oen godvruchtig vader, jegens mijns gelijken als oen godvruchtig broeder, jegens mijne Oversten mij als eon godvruchtig kind gedrage.
Den Geest van liefdevolle vreeze; van kinderlijke zuivere liefde, waardoor ik U, mijn God, bovenal op alle plaatsen vereer, cn met heilige genegenheid elk uwer wensclien blijmoedig opvolge.
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
wfj.kex eerbied, zoowel ixxerl1jke als uiterlijke. het hart van jesus van ons jegens het heiligst sacit.v-ment eischt.
1. Jesus. Mijn kind, als u de homcl geopend werd on uwe oogen mijne glorie zouden zien, hoe zondt gij getroffen worden door dat schouwspel ! Hoo zondt gij sidderen, doordrongen van heilige vreeze! met well: een eerbied zondt g[j neerknielen in het stof!
Want zie voor mijnen troon, Aviens gloriestralcn aan bliksemschichten en vurige vlammen gelijken, zondt gij duizend duizende Engelen bespeuren, die allen mij loven vol ontzag; cn ontelbare, die mijiioii troon omgeven cn mij dienen.
689
ziel öij zoudt ook eene menigte Heiligen ontwaren
gt; zoo talrijk, dat gij ze niet vennogt te tellen,
dere neêrgebogcn voor mijn troon met het aangezigt
■tigd ter aarde, in aanbidding en van liolde versmeltend,
iren; zoudt zien hoezeer allen in mijne togen-'
als woordigheid ijveren; nu eens zoudt gjj bespeuren
i als hoe door geheel den hemel een diep ontzagvol
sten stilzwijgen heerscht; dan weer zoudt gij don hemel hooren weêrgalmen van de stemmen zijner be-
der- weners, die eenstemmig aanheffen, te zamen
bo- zingen : Amen, zegen en heerlijkheid, en wijs-
ge- heid en dank, eere cn kracht en sterkte zij
Ige. onzen God in de eeuwen der eeuwen.
Welnu, mijn kind. ik, dezelfde, die met zooveel ontzag, met zoo vee! oer en onderwerping in den hemel gediend wordt, ben in dit heilig Sacrament hier tegenwoordig omgeven door eene menigte van hemelsche Geesten.
Zie dan en overweeg, hoe de stervelingen zich hier jegens mij moeten gedragen. Als zelfs do zuilen dos hemels sidderen van ontzag, wat moet gij dan doen, stof der aarde '/
Hier, mijn kind, wil ik ontzag, hier eisch ik eere, hier verg ik verschuldigden eeredienst.
Ik ben wel is waar, uit eigen beweging mijns Harten in een stal mensch geworden, en heb zoo een sterfelijk leven geleid, dat ik niets had, waarop ik mijn hoofd konde nederleggen; doch toen ik dit allerheiligst Sacrament zoude instellen, heb ik bevolen eene groote weltoebereide Eetzaal in gereedheid te brengen om te toonen hoezeer ik ontzien, vereerd en gediend wilde worden in het heilig Sacrament. 44.
niet; en evenwel was Salomon in al zijne pracht ligin
niet zoo gekleed als een van dezen. D
Onderwerp u derhalve aan deze goddelijke -van
Voorzienigheid; rust daarin als aan den boezem ten
van den volmaaktsten vader; laat u zolven geheel hole
aan haar over, want zij zal zorg voor u dragen. Wat
Zie, al de haren van uw hoofd zijn geteld en zitrt
niet een valt er uit zonder haren wil. Derhalve one
vrees niet, verontrust u niet, beangstig u niet; 1
maar leef aan haar onderworpen en gelukkig. 7W
9. De leerling. Voorwaar lieer, mijn God! dit ka
alles is vol troost, doch hoe verheven is het! Ik te
zou mij, uit mij zeiven, aan zulke verheven waar- sta
heden niet hebben durven noch kunnen wagen. all
Als echter uw goddelijke Geest mij geleidt,
dan zal ik vol eerbied ja, en mot bewustzijn van ins
mijn eigen onvermogen, maar toch blijde en hu
veilig U volgen en, door uwe allerheiligste Mensch- wc
heid de wonderen uwer Godheid binnengetreden, sti
beschouwen, wat alle zinnen te boven gaat. ko
Zend derhalve, ik smeek het U, den heiligen nv Geest, die mij in die beschouwing leidde zoo verre
als Gij goedgunstig wilt tot mijne heiliging en oi
Smeekend vraag ik U, schenk mij dien god- ni
delijken Geest met zijne zeven gaven, om mij jj
zoowel in de beschouwing als ook in mijne t(
Den Geest van Wijsheid, om mij zoo geheel in 0
zulk eene stemming te brengen, dat ik al het we- c
reldsche als smakeloos maar het goddelijk waarlijk t
smakelijk vinde ; dat ik over alle zaken een juist t oordeel en gevoelen hobbe; dat ik met liefde volge
687
ter bereiking van datgene, wat tot mijne heiliging verstrekt.
Den Geest van verstand, om do duisternissen van liet verstand en de begoochelingen des harten af te weren of te verdrijven, opdat ik met een helder begrip en niet oen zuiver hart inzie alles, wat uwe eindelooze Goedheid zigtbaar en on-zigtbaar gedaan heeft, en altijd begnjpe, wat de oneindige goede wil van God van mij vraagt.
Den Geest van raad, om mij steeds mijner zwakheid, waardoor ik niets ten heile verrigten kan, indachtig te maken en mij krachtdadig aan te sporen mijne toevlucht te nemen tot den bijstand der goddelijke Almagt, door wier hulp ik alles vermag.
Een Geest van sterkte, om nijj te bewegen tot inspanning van al mijne krachten, om met de hulp der goddelijke genade getrouw mede te werken cn zoo door edelmoedige pogingen te streven naar volmaakte regtvaardigheid, niet bekommerd over de oordeelen der menschen, maar mijn oog vestigend op U den regtvaardigen Regter.
Den Geest van wetenschap om mij te leeren onderscheiden, om inderdaad onderscheid te maken tusschen het natuurlijke en het bovennatuurlijke zoo, dat elk gebod, elke handeling altijd door U begonnen en door U voltooid worde; en mij zoo op het gebed en op deugdsoefening toe te leggen, dat ik noch om de zoetheid der beschouwing nalate lig-chamelijke of geestelijke werken van barmhartigheid jegens den naaste te verrigten, noch om de werken van barmhartigheid jegens ande-
ren, ils barniliartiglieicl jegens mijne eigene ziel vorwanrlooze.
Den Geest van godsvrucht, om oene teedere godsvrucht in mij aan te kweoken; mij gematigd on krachtig tevens tot heiligheid aan te sporen; en te bewerken dat ik jegens minderen mij als con godvruchtig vader, jogens mijns gelijken als oen godvruchtig broeder, jegens mijne Oversten mij als een godvruchtig kind gedrage.
Den Geest van liefdevolle vreoze; van kinderlijke zuivere liefde, waardoor ik U, mijn God, bovenal op alle plaatsen vereer, en mot heilige genegenheid elk uwer wenschen blijmoedig opvolge.
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
welkex eerbied, zoowel ixxerli.jke als uiterlijke. iïet hart van jesus van oxs jegens het heiligst sacrament eischt.
1. Jesus. Mijn kind, als u de hemel geopend werd en uwe oogen mijne glorie zouden zien, hoe zendt gij getroffen worden door dat schonw-spel! Hoe zoudt gij sidderen, doordrongen van heilige vreoze ! met welk oen eerbied zoudt gij neerknielen in het stof!
Want zio voor mijnon troon, wiens gloriestralen aan bliksemschichten en vurige vlammen gelijken, zoudt gij duizend duizende Engelen bespeuren, die allen mij loven vol ontzag; en ontelbare, die mijnen troon omgeven en mij dienen.
689
Grij zoudt ook etnc menigte Heiligen ontwaren zoo talrijk, dat gij ze niet vennogt te tellen, neergebogen voor ■11 ij n troon met liet aangezigt ter aarde, in aanbidding en van liotde versmeltend.
Gij zoudt zien hoezeer allen in mijne togen-' woordiglieid ijveren; nu eens zoudt gij bespeuren hoe door geheel don hemel een diep ontzagvol stilzwijgen heerscht; dan weer zoudt gij den hemel hooren weergalmen van de stemmen zijner bewoners, die eenstemmig aanheffen, te zamen zingen : Amen, zegen en heerlijkheid, en wijsheid en dank. eere en kracht en sterkte zij onzen God in de eeuwen der eeuwen.
Welnu, mijn kind, ik, dezelfde, die met zooveel ontzag, met zoo vee! eer en onderwerping in don hemel gediend wordt, ben in dit heilig Sacrament hier tegenwoordig omgeven door eene menigte van hemelsche Geesten.
Zie dan en overweeg, hoe de stervelingen zich hier jegens mij moeten gedragen. Als zelfs do zuilen des hemels sidderen van ontzag, wat moet gij dan doen, stof der aarde ?
Hier, mijn kind, wil ik ontzag, hier eiseh ik eere, hier verg ik versohuldigden eeredienst.
ik ben wel is waar, uit eigen beweging mijns Harten in een stal mensch geworden, en heb zoo een sterfelijk leven geleid, dat ik niets had, waarop ik mijn hoofd koude ncderleggen; doch toen ik dit allerheiligst Sacrament zoude instellen, heb ik bevolen eene groote weltoebereide Eetzaal in gereedheid te brengen om te toonen hoezeer ik ontzien, vereerd en gediend wilde worden in het heilig Sacrament. 44.
690
Do Kerk daarvan onderligt, heeft altijd du jj
heerlijkheid van mijn huis lief gehad; naar haar (.jnj
vermogen heeft zij prachtige tempels gebouwd ; ovev
zij heeft de natuur ter hulpe geroepen om met ^
hare rijkdommen, en do kunst om met haar j0j. vernuft de woontenten te versieren, welke ik mij
heb uitgekozen; zij heeft steeds ijverig zorg ge- (|an
dragen, dat ik overeenkomstig het verlangen mijns eell
Harten, in dit verhevenste geheim op allerlei oin
wijze vereerd en hare liefde jegens mij getoond tjen
Indien gij mij lief hebt, mijn kind ; ja, als ejt,)
gij het geloof bezit en door dit bovennatuurlijk |npt
licht mijne hier versluijerde -Majcsteit aanschouwt, ;n]
en alles, wat mij hier zigtbaar of onzigtbaar ^ omgeeft, dan voorzeker zult gij mij steeds den hoogsten eerbied bewijzen.
Niet anders dan na u innerlijk en uiterlijk (j-j afgezonderd en met eerbied doordrongen te heb-
ben, zult gij hier met de Engelen voor mijn eu
aanschijn verschijnen; niets dan vroomheid en ja,
godsvrucht, eere en liefde zult gij innerlijk en [
De Leerling. Waarlijk, o Heer Jesus, Gij wa.
zijt de liefde en zaligheid aller Heiligen! Waar- ma lijk, mot alle ontzag, met alle heilige liefde moet
Gij hier gehuldigd worden. Aan uw Tabernakel, (j0(
aan uw eigen huis past heiligheid. wa
Want Gij zelf zijt de Heiligs der Heiligen, -en Gij woont in het Heilige, waarin de Engelen
zelfs niet dan sidderend van ontzag binnentreden ; (|al
en de ongenaakbare glanzen uwer heiligheid be- (re, wonderen.
Hoe zal dan ile stertelijkc menseh, uwe 011-eindige Majesteit en zijne uiterste onwaardigheid overwegend, voor uw aanschijn durven naderen!
Waarlijk, indien Gij zelf mij niet uitnoodig-det te komen, en de erkende goedheid uw» Harten de hevigheid der vreeze niet matigde, dan zou ik vol angst U ontvlieden, dewijl ik een zondaar ben; ja ik zou niet durven naderen, om niet welligt wegens schennis uwer Majesteit den dood te sterven.
Doch zie, de goedertierenheid aan uw Hart eigen, die mij zoo ontfermend tot zich roept en met zooveel vaderlijke liefde vertrouwen inboo-zemt, is eene nieuwe beweegreden tot eerbied.
Want indien ik van deze genade door oneerbiedigheid misbruik maak, dan zal ik nog schuldiger worden, dewijl ik boos zoude zjjn omdat Gij goed zijt.
4. O Christus Jesus, mijn God, die alles weet en alles vermoogt! Hoe ontzagwekkend is deze plaats, waarin Gij waarlijk tegenwoordig zijt!
Hoe zal ik mij waardig gedragen ten opzigte uwer tegenwoordigheid in dit heiligst Sacrament, waarin alles, wat ik rondom mij zie, mij aanmaant, dat ik de hoogste eerbied moet bezitten?
Zoo vermaant mij dit eeuwig licht, dat ik door een levend geloof indachtig moet zijn, waar ik ben en in wiens tegenwoordigheid ik mij bevind.
Zoo vermaant mij het gesloten Heiligdom, dat uwe woonplaats heilig is door eene buitengewone heiligheid.
Zoo vermaant mij het verheven Tabernakel,
Iioe nederig on vol ontzag ik voor uwe oog-en i'wt verschijnen.
Zoo vermaant mij de schoonlieid der heilige vaten, welke eene zuiverheid, zoowel innerlijk als uiterlijk van mij geëiselit wordt.
Zoo vermaant mij elke ziel, die hier verslonden door uwe liefde wordt beziggehouden, met welke grootc godsvrucht, met welke toedere genegenheid ik met U moet omgaan,
5. O Jesus, God vaa alle heiligheid ! Welken volmaakten eerbied leert Gij mij hier jegens U te betoon on, dewijl Gjj hier met U onder hetzelfde dük niemand wilt laten wonen, tenzij de hemel-• .•'ie Geesten, en de engelen der aarde, de god-p-wijde personen en priesters, die zoo zuiver v:;;; harte moeten zijn, dat zij God zien, en zoo kuisch naar het ligchaam. dat zij do zuiverheid zelve omhelzen mogen I
.Mot welke gesteltenissen der ziel en des lig-chaams moet ik hier dus niet naderen, dewijl ik mot zulk oen zuiver, mot zulk een heilig gezelschap vereenigd word I
Als Daniël, als Tobias, Joannes uw beminde Leerling, als andore Heiligen, in de tegenwoordigheid van eenen Engel zoo door zijn gezigt getrjiïen en mot zulk een eerbied bezield werden, dat zij ter aarde nedervielen, met welk gevoel moet ik niet bezield zijn, daar, waar ik mij in de tegenwoordigheid bevind van zoo veel Engelen: ja in de tegenwoordigheid van U, die di; Moer aller Engelen zijt !
Voorzeker goene gedachte, die L' vreemd, geen gfJiochtlioid, die beneden U is, moet mij hier
698
bezighouden. Noen, wat meer is, zoo dikwijl? als ik liier kom, moet ik mij niet slechts zuivoi-houden van alle kwaad, maar U ook vereeren door lieilig'o oefeningen van deugd.
6. Hoeveel verontwaardiging, welke regtvaar-dige straf zoude ik van U niet verdienen, indien ik in uwe tegenwoordigheid mijn hart met ongeoorloofde gedachten of met lgt;ooze gehechtheden bezig hield; indien ik zoo onheilig hier, tussche:! de engelen zou durven verschijnen, en U voor uw oogen met zulke oneerbiedigheid, die uw Hart zoo bitter aandoet, zou durven beleedigen !
O, als ik naar do stem des geloofs luister, dan ongetwijfeld zal ik mijne gedachten niet veroorloven rond te dwalen of mijne liefde zich aan iets anders te schenken, of mij op welke -yjjze dan ook van ü te verwijderen, alsof Gij, o hoogste zaligheid van allen, mij niet voldoende of mijne aandacht niet waardig waart!
O Heer mijn God! ik sidder, als ik denk aan de grootheid mijner oneerbiedigheid, welke ik jegens U heb bedreven, toen ik U met mijne lippen scheen te vereeren, terwijl mijn Hart verre van ü was ingenomen door zaken, die het op ongeregelde wijze bemint of vreest, of door verstrooijende voorwerpen, die hot verwaarloost tc verwerpen. v quot;'sg-
Helaas! zelfs mijn uiterlijk verraad! dikwijls door hoeveel verstrooijing mijn hart geslingerd wordt, door welke lusteloosheid het kwijnt, ook dan als ik hier voor uw aanschijn deel uitmaak van uw hemelsch gezelschap.
7- En toch mijn uiterlijke eerbied moestTr.iet
694
minder zijn dan mijn innerlijke, dewijl Gij in 1
dit verhevenste Sacrament, waar Gij, mijn God, dei
zelf met ligohaam en ziel tegenwoordig zijt, zoo- in
wel van het ligehaam als van de ziel, ccredienst ]
Ik moet dus met de grootste zedigheid hier lie;
verschijnen, en allen menschen moet hot kennelijk '
worden, dat Gij, o Heer, zoo nabij zijt. na
Geen nutteloos woord mag hier gesproken, dil
geen nieuwsgierige, geen gedaehtelooze oogslag m;
hier veroorloofd worden, geene houding, geen in beweging des ligchaams, die minder eerbiedig is.
O Jesuii, leven en zoetheid mijner ziel! of- sti
schoon er voor mij op aarde niets dierbaarder He
is dan het allerheiligst Sacrament der liefde ve
uws Harten, is er evenwel niets, was mij meer ve doet vreezen.
Want indien ik daarvan mot eerbied gebruik de
maak, dan zal ik daarin alles, wat begeerings- IJ
waardig is ontwaren; doch indien ik daarentegen mi op oneerbiedige of ongeoorloofde wijze daarvan
gebruik maak, dan weet ik, dat ik mij de ver- m
schrikkelijkste kwalen op den hals haal! U
8. Doch, o indien ik genoeg beminde, als mijn ge
hart brandde van dat goddelijk vuur, waarvan al
uw Hart hier gloeit, dan zoude ik zoo vele en hlt; zoo groote beweegreden niet behoeven om mij
tot verschuldigden eerbied jegens U aan te zetten! d(
Want dan zoude ik mij niet slechts met alle in
zorg wachten voor oneerbiedigheden, maar mij kl ook in uwe tegenwoordigheid gedragen op die wijze,
die de liefde alleen kent, met die zorgvuldige aandacht. die alleen de reinheid der liefde kan leeren.
I 111 Hoe zoet zoude 't mij dan zijn, in uw bijzijn
r0(^ den tijd door te brengen; verslonden te zijn ,0quot;quot; in uwe liefde, en al liet aardsche te vergeten! !nst Hoe zoude ik dan ijveren om U in het be
minnelijkst Tabernakel te bezoeken en U mijne uer liefde te betuigen !
'ïjk Hoe zoude ik dan door Iieiligen en aange-
namen honger en dorst gedrongen worden om ü11! dikwijls aan te zitten aan het hemelsch gast-
[ag maal, dat Gij hier mot zoo veel zoetiieid hebt !9rl in gereedheid gebragt!
9. Liefde dus, o liefste en bominnenswaardig-ste Jesus, wil mij dus liefde tot U schenken; 'el' liefde, die mijn hardvochtig hart week maakt,
d0 verruimt en met de zalving der godsvrucht
!er vervult.
Ontsteek mij geheel met die liefde, waarvan 'k de Engelen en zoovele zuivere zielen hier voor
'squot; U branden; en waardoor zij LT op zulke vol-
311 maakte wjze vereeren.
111 O Heer, ontferm ü mijner en vergeef mij al
mijne verwaarloozing, waaraan ik mij Jegens U heb schuldig gemaakt: alle verstrooijng des Iquot; geestes, alle verdeeling des harten, in één woord
111 alles, wat ik tegen den eerbied, ü verschuldigd,
quot; heb misdreven.
!' K'i verleen goedgunstig, dat gelijk uwe welda-
l! den jegens mij steeds aangroeijen en toenemen
in getal, zoo ook mijne liefde voor U steeds Ü klimme en vermeerderd worde.
i.
696
dat wij moeten trachten oigt; allerlei wijzen de beleedigingen te herstellen, welke het allerheiligst hart van jescs in het sacrament zijner liefde worden aangedaan.
1. Jesus. Mijn kind, zij gaven mij kwaad voor liet gocdo weder; en vorgolden mijne liefde niet haat.
Het beste en kostbaarste, wat do hemel heeft, hei nuttigste en heilzaamste wat de aarde bezit, wat er in den godsdienst hot heiligst is en het meeste troost verschaft, heb ik in onverdiende edelmoedigheid mijns Harten, uit zuiverste liefde in dit Sacrament neergelegd.
Mijn kind, is dat niet zoo groot, dat, inogten ook allo harten der menschen door liefde verteerd worden ; de tongen aller stervelingen tevens bezig zijn om daarvoor den regtmatigen dank te betuigen, mogt eindelijk ook geheel de wereld zich als een offer van lof opdragen, dit alles nog zoo verre beneden zijne waarde zoude blijven, als do voortreffelijkheid des menschen staat beneden die van God, als het eindige staat beneden bot oneindige ?
De hemel zelfs staat verbaasd over de onmetelijke grootheid dezer gave; en zelfs de Engelen roepen van verwondering uit: „Ziedaar onze (rod! Ziedaar de wonderen, die Hij op aarde gesteld heeft!
1
697
Zoudt gij dan meenen, dat op aarde een mensch gevonden wordt, die bij deze gaat der gaven ongevoelig blijft of zich daarvoor onver-scbillig toont?
En toeli zijn er. mijn kind, er zijn zielen zonder gevoel, zonder liefde, ondankbare schepselen, die zoo verre er van af zijn, mij, den schenker der schatten van zoo vele goederen te beminnen, dat zij zelfs van die goederen gebruik maken
i'oor om mijn Hart nog met bitterder beleedigingen met te trettcn.
2. Zie, zeer velen rigtenijverig hunne schreden cft, daarheen, waar voordeel of begeerlijkheid hen 'zit, heendrijft; doch om mij te bezoeken, daarvoor het willen zij hun huis niet verlaten of zelfs geen nde weinig van hunnen weg afwijken.
!fde Zij ach ton mijne geschenken zoo geving, zjj
zjjn jegens mij zoo koud van harte, dat zij het ten minste ongemak der natuur niet willen onder-er- gaan om hier te komen, en dc goederen te vra-sns gen, die gereed staan, of mij hunne liefde re te betuigen, die toch uit liefde voor hen, ondanks 'fd z00 Yele ongemakken, uit den hemel ben gekomen
es en hier om hunnentwille mijn verblijf houd.
ij- Waarlijk tot hoevelen zoude ik kunnen zeggen:
at „Zoo langen tijd ben ik bij u en gij kent mij niet!
at Ik ben voor hen als een vreemdeling, en uls
een vreemdeling word ik door hen verwaarloosd, s- Zoo weinig denken zij aan mij! Zoo weinig-
in bekommeren zij zich om mij!
ie 3. Doch ook, hoevelen van hen zeifs, die mijn
e heilig Tabernakel bezoeken, komen wel is waar
hier, doch brengen ergernis in de heilige plaats!
698
Hoe velen toch zijn er, die zicli in mijnen lioil-gcn tempel plaatsen voor mijne oogen, als waren zij afgoden, zoodat zij de mensehen aan de godsvrucht en liefde jegens mij ontrukken en hunne aandacht en gemoed tot zich trekken!
Niet weinigen overleggen in hunnen geest god-delooze plannen, voeden afschuwelijkheden in hun hart, bedrijven vrijwillig zonden voor mijn iiansehijn, terwijl zij mij op onwaardige wijze beleedigen.
Hoe velen ook zijn er, die door hunne oogslagen, of door hunne houding of door hunne kleeding zelfs de Engelen bedroeven en mij zeiven
uitdagenl
ïloo velen zijn er, die met regt zich schamen zouden als zij een sterveling met zoo veel gevoelloosheid en minachting behandelden, waarmede zij zich hier ten opzigte van mij gedragen!
4. Nergens, mijn kind, worden mij zulke wreede : •'leedigingen aangedaan als in dit goddelijk ge-iiv-im. Daar waar de goedigheid mijns Harten de grenzen overschrijdt, daar ook overschrijdt de boosheid der menschen hare perken.
Hou vele ketters toch ontkennen goddeloos mijn bestaan! hoe vele ongeloovigen lasteren wreed mij, wien zij niet kennen.
Doch dit alles, mijn kind, hoe bitter ook, is evenwel voor mijn Hart nog minder pijnlijk dan do verschrikkelijke ontheiligingen van hen, die mij m de heilige Communie op onwaardige wijze ontvangen.
O, welke beleediging! Welk goddelooze overmoed. als menschen, ja zelfs de uitdeelers
699
u heil- mijner geheimen, tot mij naderen met den dui-warcn vel in hunne harten, en mij heiligschennend in de ontvangen, neer smakken, mij hun God, voor de en en voeten van satan, die in hun hart regeert! en.' 5. De rleeling. Hoelang, Heer mijn God, hoe-
t god- lang zullen de zondaren dit straffeloos bestaan? ïn in Sta op, Almagtige, verdelg de monsters! Werp mijn de heiligschenners als dorre halmen in het knet-wijze terend vuur, want zij zijn het waardig.
Jesus. Neon mijn kind, neen niet aldus, of-oog- schoon zij ook de uiterste straffe verdienen; unne neen, ik wil tooncn. dat de liefde mijns Harten Jven grooter is dan de licosheid van liet menschelijk hart.
men Derhalve wenscht mijn hart hun nog genade
ge- te geven, opdat zij zich nog zouden kunnen lar- zalig maken. Want indien zij daarmede mede-•en! werken, zich hekeeren, dan zal mijn Hart zege-ad e vieren, zich verblijden en juichen ovei- het heil «•e- dier zielen, voor welke ik niet geaarzeld heb ;ei) mijn leven te geven.
jdt Doch indien zij zich niet willen bekeeren noch
mij wederminnen, dan blijft mij tijds genoeg om ■os der regtvaardigheid voldoening te geven, dewijl Dn mij nog eene eeuwigheid daartoe overblijft.
Intusschen, mijn kind, zie, ik ga voort die is beleedigingen te verdragen uit liefde tot u, uit n liefde tot de uitverkorenen, die ik meer bemin,
'e dan ik door do zondaren beleedigd word, en voor
e wie ik hier volgaarne blijf wonen.
6. Gij zult, zoo toch meen ik, mijn kind, gij zult toch niet ongevoelig zijn voor de buiten-5 gewone overmate van liefde, waardoor mijn Hart
1
698
Hoe velen toch zijn er, die zich in mijnen heil-gen tempei plaatsen voor mijne oogen, als waren zij afgoden, zoodat zij de menschen aan do godsvrucht en liefde jegens mij ontrukken en hunne aandacht en gemoed tot zich trekken!
Niet weinigen overleggen in hunnen geest god-deiooze plannen, voeden afschuwelijkheden in hun hart, bedrijven vrijwillig zonden voor mijn aanschijn, terwijl zij mij op onwaardige wjjze lieleedigen.
Hoe velen ook ziju er, die door hunne oogslagen, of door hunne houding of door hunne kleeding zelfs de Engelen bedroeven en mij zeiven uitdagen!
Moe velen zijn er, die met regt zich schamen zouden als zij een sterveling met zoo veel ge-voelloosheid en minachting behandelden, waarmede zij zich hier ten opzigte van mij gedragen!
4. Nergens, mijn kind, worden mij zulke wreede : eleedigingen aangedaan als in dit goddelijk ge-jic-.m. Daar waar do goedigheid mijns Harten de grenzen overschrijdt, daar ook overschrijdt de boosheid der menschen hare perken.
Hoe vele ketters toch ontkennen goddeloos mijn bestaan! hoe vele ongelooyigen lasteren wreed mij, wieu zij niet kennen.
Doch dit alles, mijn kind, hoe bitter ook, is evenwel voor mijn Hart nog minder pijnlijk dan de verschrikkelijke ontheiligingen van hen, die mij in de heilige Communie op onwaardige wijze ontvangen.
O, welke bcleediging! Welk goddelooze overmoed. als menschen, ja zelfs do uitdeelcrs
699
mijner geheimen, tot mij naderen met den dui-yel in hunne harten, en mij heiligschennend ontvangen, neer smakken, mij hun God, voor de voeten van satan, die in hun hart regeert!
5. De rleelikg. Hoelang, Heer mijn God, hoe-lang zullen do zondaren dit straffeloos bestaan-1 Sta op, Alraagtige, verdelg de monsters! Werp do heiligschenners als dorre halmen in liet knetterend vuur, want zjj zijn het waardig.
Jksus. Neen mijn kind, neen niet aldus, ofschoon zij ook do uiterste straffe verdienen; neen, ik wil toonen, dat de liefde mijns Harten grooter is dan de hoosheid van het menschelijk hart.
Derhalve wenscht mijn hart hun nog genade te geven, opdat zij zich nog zouden kunnen zalig maken. Want indien zij daarmede medewerken, zich bokeeren, dan zal mijn Hart zegevieren. zich verblijden en juichen over het heil dier zielen, voor welke ik niet geaarzeld heb mijn leven te geven.
Doen indien zij zich niet willen bekeeren noch mij wederminnen, dan blijft mij tijds genoeg om dor regtvaardigheid voldoening te geven, dewijl mij nog eene eeuwigheid daartoe overblijft.
Intusschen. mijn kind, zie, ik ga voort die beleedigingen te verdragen uit liefde tot u, uit liefde tot de uitverkorenen, die ik meer bemin, dan ik door de zondaren beleedigd word, en voor wie ik hier volgaarne blijf wonen.
fi. Gij zult, zoo toch meen ik, mijn kind, gij zult toch niet ongevoelig zijn voor de buitengewone overmate van liefde, waardoor mijn Hart
700
gedurende zoo veel eeuwen zulke onwaardige behandeling der boozen verduurde, om aan u alle goederen te schenken, die het in dit Sacrament heeft neergelegd.
Al gij mij bemint, -lan zult gij bereidvaardig doen, wat in uw vermogen is om mij zoo vele en groote offers te vergoeden, die mijn Hart hier brengt en mijne eer te herstellen, die hier op zoo vele en onverdiende wijze gekrenkt wordt.
Inderdaad een der eerste doeleinden der godsvrucht tot mijn Hart is, dat er zooveel mogelijk vergoeding worde geschonken voor de beleedi-gingen, die mijn Hart in dit heilig Sacrament van alle kanten worden aangedaan.
Voorwaar geloof niet, dat gij een waar leer-lings mijns Harten zijt, als gij daarvoor niet brandt, als gij niet vurig ijvert voor zijne eer.
7. Stort derhalve voor mijn heilig Tabernakel dikwijls de vurige genegenheden uws harten, de gevoelens van dankbaarheid, edelmoedigheid, opoffering, van veelzijdige liefde uit, opdat mijn Hart zich daaraan trooste.
Als gij hier bidt, mij vereert of u op welke wijze ook bozig houdt, dan beijvere zich uwe godsvrucht in die mate, dat gij zooveel mogelijk, voldoet voor de onverschilligheid der laauwen, en zelfs hun een spoorslag geeft om humle lusteloosheid af te schudden.
Toon overal openlijk een opregten, niet een geveinsden eerbied voor dit heiligst Sacrament, opdat gij de oneer mij aangedaan eenig*ins herstellet, opdat gij anderen stichtet en*tot mijne vereering
aanzet, opdat gij de smart mijn Hart toogobragt, verligtet.
Draag meermalen uwe daden, uwe droeiiieden en allen, wat er in do Kerk op aarde verdienstelijks godaan wordt op, ter mijner eere in liet heilige Sacrament dos Altaars.
Draag met hetzelfde dool de deugden en verdiensten van allo Engelen en Heiligen op; offer ook allo lofprijzingen en vereoring en al wat er in den hemel geschiedt, aan mij op.
Heb, zoo dikwijls :;-jj de heilige Mis leest of Injwoont, of do heilige Communie ontvangt bij andere bedoelingen oo^: deze, om door dat heilige werk de beleedigingen te herstellen, welke mijn Hart hier door u oi' door anderen ooit werden aangedaan.
Ja bid zelfs, mijn kind, in navolging mijns Harten, veel voor de personen zeiven, die zich zoo onwaardigiijk jegens mij gedragen, opdat het geduld mijns Harten in hen af te wachten en mijne bereidvaardigheid om de terugkeerenden te vergeven, moge zegevieren tot zijne groote vreugde en tot hunne eeuwige zaligheid.
Eindelijk, mijn kind, beproef en span zooveel mogelijk uwe krachten in om allen te bewegen zich van beleedigingen te onthouden en mij in dit heilig Sacrament met eere en liefde te dienen.
8. De lekrv.ing. O allerliefste Jesus! hoezeer hebt gij ons geëerd! hoezeer hebt Gij ons bemind! Zie, uit liefde tot ons zijt Gij uit den hemel neergedaald op aarde, en Gij hebt niet opgehouden te werken en tc lijden om ons van de aarde naar den hemel te voeren.
702
Al wat in uw belang was. hebt Gij opgeofferd, /clfii uw bloed hebt Gij vergoten om ons gestorvenen vrij te koopen; zelf hebt Gij don dood ondergaan, om ons hot leven te geven; uw Hart door liefde gewond; hebt Gij geopend willen houden om ons daaruit met allerlei goederen te overladen; Gij hebt U gewaardigd altijd en overal geheel de onze te zijn.
In uw sterflijk leven hebt Gij U aan ons als losprijs ter zaligheid, als bron des levens, als voorbeeld der volmaaktheid, als den weg en den geleider ten bemel gegeven.
in uw loven in liet Sacrament, geeft Gij L' daarenboven als voedsel ten leven, tot heiliging van ziel en ligeliaam, als troost op onze pelgrims-rcize als overvloed van alle goederen.
En in uw glorie-leven geeft Gij U aan ons als voorspreker bij den Vader, als schenker van den Geest der vertroosting, eindelijk als eeuwige belooning.
Wat, o beminnelijkste Jesus, wat koude uw Hart nog verzinnen, wat konde het nog meer doen, dat het niet voor ons uitgedacht niet voor ons gedaan heeft?
Welke dankbaarheid dus; hoeveel liefde, hoeveel getrouwheid kunt Gij dan niet met regt van ons verwachten!
Maar ach! Heer, ach! in plaats van dankbaarheid, in plaats van liefde, in plaats van getrouwheid, ach zie, ontvangt gij smaadheden, ontee-ringen, heiligschennissen en allerhande wreede snoodheden.
Dit, o goede Jesus, wat de Engelen zeiven
7 0:3
tot tranen moet bewegen, dit moest Gij verwachten van ons voor alies, wat Gij voor ons gedaan en geleden, voor alles, wat Gij voor ons geschonken en bereid hebt!
2. O konde ik. Heer, dezo verschrikkelijke onteering met mijn . bloed uitwisschenl ' O. kondeik zoovele onwaardige behandelingen, zulke wreede beleedigmgen, ten koste mijner eigene eer, ja ten koste van mijn eigen loven vergoeden!
Doch dewijl ik dit slechts wensehen kan otter ik U evenwel al mijne gedachten, woorden ers werken, al wat ik doen en lijden za! op, tot vergoeding voor allo beleedigingen uw Hart ooit aangedaan en tot herstel uwer eer, die door mij en door anderen hoe dan ook geschonden werd.
Met hetzelfde doel otter ik L op geheel mij zeiven met do belofte al de vernederingen te zullen ondergaan, alle beleedigingen te zuller. lijden en alles te zullen verduren, wat uw goddelijk welbehagen zal verlangen.
Ik offer U ook op allo de vrome genegonheden, heilige begeerten en verdienstvolle werken aller geloovigen op aarde, die 'U welgevallig zijn; alle heilige Missen en heilige Communiën, alles ein-delijk, wat er in de Kerk ü ter eere geschiedt.
Ik otter U ook op de lofzangen en dankbetuigingen, de zegeningen en alle liefdebetuigingen aller hemelsehe Geesten van alle Heiligen, die in den hemel heerschen.
Aanvaard deze offers, ik smeek het U goeder-tierendste Jesus, in vereeniging niet de verdiensten van uw allerheiligste Hart: aanva rd ze door
704
bemiddeling vaa liet onbevlekte Hart uwer maag- Wl
delijke Moeder, door wie ik mij verstout ze U tr
Door dat ouseliuldig Hart nader ik, schoon (ii
een schuldige, evenwel met vertrouwen tot uw w,
ll:;r: on smeek ik ontferming en genade af voor er
ra;; en voor allo andere ongelukkigen. af
Spaar, Heer, spaar ons zondaren; vergeef het ec kwaad, dat wij bedreven hebben; vergeet de be-
leedigingeu, welke wij uw Hart hebben aangedaan. lt;1;
Geef, dat wij door zuiverheid van levenswandel h,
het verledenc wederom herstellen, dat wij door hot jji vuur onzer liefde uwe liefde vergelden, dat wij
ten laatste door eeae volhardende getrouwheid h
h
t
dat wij ons zklvex moeten beproeven
alvorens tot het heilwe sacrament (]
V.'
1. Jesus. Mijn kind, de mensch beproeve zich j, zeiven en aldus ete hij van dit brood en drinke
hij uit dien kelk. Want wie onwaardig eet en t,
drinkt, eet en dri ..kt zich het oordeel, wijl hij a
niet onderscheidt het ligchaam van zijnen Heer. cl
Geen geringe straf dreigt hem, die onwaardig
zijnen Heer en God ontvangt, /'ie, mijn bloed h
haalt over hem, over zijn ligchaam en de ziel de i vervloeking af.
Overweeg, mijn kind, hoezeer gij u verent- t
705
waardigt over Judas den verrader. Doch die trouwelooze leerling wordt uoj,' in vermetelheid, ondank en goddeloosheid overtroffen door hem, die door hot allerellendigst lot van Judas niet weerhouden, met misbruik mijner waarschuwingen en weldaden tevens, zich in dit heiligst gastmaal aan mijn Hart zelf nederlegt en mij zoo door eene heiligschennende Communie verraadt.
Hoe verschrikkelijk, hoe ontzettend het oordeel, dat hem dreigt! hoe vreesbarend de straf, welke hem wacht, die op zulke wreede onwaardige wijze mij verraadt en vervolgt!
Als zij, die van de oude afbeeldingen van dit heilig Sacrament misbruik maakten, zoo gestreng gestraft zijn, als de zonen van Heli, die in het heiligdom des Ouden \ erbonds zich onwaardig gedroegen; als Oza, omdat hij op oneerbiedige wijze de Arke des Verbonds aanraakte, als Bal-thasar, omdat hij de heilige vaten tor een onheilig gebruik bezigde; als deze allen tot kastijding van hun misdrijf met den dood gestraft zijn, wat verdient dan do heiligschenner, die, voor zooveel hij het kan. God zijn Schepper en Verlosser zeiven onder den voet treedt en veracht?
Zou de aarde zich onder den heiligschenner niet moeten openscheuren en hem levend verslinden als mijn Hart het niet voorkwam om hem nog de middelen ter zaligheid aan te bieden?
O snoodheid! o misdaad! Hoe ontzettend is het, schuldig aan zulke goddeloosheid, te vallen in do handen van den almagtigen God!
2. De leerling. Heer, Heer! vrees en ontzetting doordringen mij met afschuw, als ik mijne
45
aandaeht op do oninensclielijklioid van die god-delooze misdaad vestig!
Voor U in hot stof neergeknield, bid en smeek ik U, behoed mij voor het onwaardig ontvangen van uw Ligehaam ca blood.
Om do liefde van mv eigen Hart bid ik U, Hoer mijn God, leer mij, wat hot is, dit brood re eten en dezen kolk te drinken op eene onwaardige wijze, opdat ik zulks wetende, mij niet zorg waehte, cm mij niet do verschrikkelijkste vervloeking op den hals te halen.
Jksus. Mijn kind, men ontvangt het heilifj; Sacrament des Altaars onwaardig, als het geweten met eone doodzonde bezwaard is.
Om derhalve zulk een geheim niet onwaardig en bijgevolg ten dood on ter verdoemenis to ontvangen, daarom moet de mensch zijn geweten beproeven.
Want die beproeving is noodzakelijk, opdat niemand, van eene doodzonde bewust, hoe hij daarover ook een berouw schijne te gevoelen zich verstoute tot do heilige Tafel te naderen zonder eerst hot Sacrament der Biecht ontvangen te hebben;
3. De leerling. Vergeef, bid ik U, Heer, als ik hot gezegde niet volkomen schijn te begrijpen, want ik ben traag van geest.
Vergeef mij ook als ik U vraag, wat minder gepast kan schijnen, want mijn hart is beangstigd.
Niet als zoude ik mij geen andere en meerdere voorbereiding voor hot ontvangen van zulk een Sacrament willen getroosten, dan die, welke mij voor het onwaardig ontvangen vrijwaart, maar
ei- omdat de vijand van mijn heil mij somtijds in-. dat ik, na zelfs gedaan te hebben, wat in
ek mijn vermogen is, door de nadering tot de liei-en lige Communie, mij schuldig za! maken aan het
Ligchaam en Bloed des Heeren. U, Dewijl mijn binnenste zoozeer in duisternis
k! : gehuld is en de vijand in het donker rondwaart, n- zoodat ik niet helder kan zien, noch uwe stem, et die innerlijk spreekt, duidelijk genoeg kan onder-te scheiden, nader ik of wel met een bezwaard geweten en voor gevaar bedacht, of wel onthoud ig ik mjj, door duivolsche list bedrogen, van het 3- beste geneesmiddel mijner kwalen.
Toon mij derhalve aan, ik smeek liet U, wat g hot zeggen wil, zich van eene doodzonde bewast ;e | to zjjji. Want als ik dat begrepen heb, dan zal n ik des te gemakkelijker do kunstgrepen des duivels ontwijken en mij met beter gevolg voor it eone onwaardige Comnmnio wachten, ij 4. Jesus. Mijn kind, hij is zich bewust van
ii eene doodzonde, die opregt weet, dat hij in n doodzonde verkeert. Want hij is zich bewust ii schuldig te zijn, wiens gewetenquot; zich schuldig kont. Het geweten echter bestaat in zekere s kennis.
Er wordt evenwel niet in alle zaken eene i zelfde zekerheid van kennis gevorderd, maar in r elke zaak overeenkomstig zijne eigene wijze: i'.i bepaalde zaken wordt volstrekte, in natuurlijke ö dingen natuurlijke, in zake des gewetens zede-i lijke zekerheid geëischt.
j Derhalve, mijn kind, als zij, die gewoon zijn
r vrijwillig in de zonde toe te stemmen, er aan
1
708
rwijt'elon of zij tot zonde bekoord wordende, hi ile zonde hebben toegestemd, dan mogen zij op grond van hetgeen gemeenlijk niet hen gc-sehiedt, het zedelijker wijze voor zeker houden, ziclt aan de zonde tc hebben schuldig gemaakt.
Integendeel zoolang gij opregtelijk er naar streeft mij getrouw te blijven, of zoolang gij pleegt te vreezeu om van de goddelijke genade beroofd te worden, als gij in dit geval niet weet, niet de zekerheid hebt, dat gij tijdens de bekoring vrijwillig in groote zonden hebt toegestemd. of om eenige reden den staat van genade verloren hebt, dan ontvangt gij, tot de ('ommnnie naderende, liet heilig Sacrament niet op onwaardige wijze.
Deze leering, mijn kind, zal u versterken, ii bemoedigen en altijd tot rigtsnoer zijn, dan vooral als helderheid uw binnenste niet verlicht en het vijandelijk gedruisch uw hart vervult.
Gij zult evenwel steeds zeer goed doen met eerst zoo volmaakt mogelijk een berouw te verwekken over alle, .ook over de verborgene feilen, voor zooverre zij de oogen van God niet ontgaan, opdat gij des te beter voorbereid, in het gezelschap der Engelen tot het goddelijk Geheim nadert.
Ook is het dienstig, als gij ter heilige Tafel zult naderen, dat gij u bovendien onderzoekt over kleinere zonden, en u daarvan en van alle ongeregelde neigingen door vurige liefde zuivert, opdat gij met een vlekkeloos bruilofstskleed binnentredend, met mij aan het hemelsch gastmaal moogt aanzitten.
Vervolgens mijn kind, indien gij, schoon ook
709
tot doodzonde bekoord wordend, daarin evenwel niet toestemt; als gij de dagelijksche zonden niet vrijwillig' bedrijft; als gij der natuur, wanneer zij tegen liet goddelijk welbehagen in verzet komt, tracht te weerstreven; zie dan, (mits uw ziel-bestierder het toestaat,) is het u geoorloofd, zoo dikwijls tot de heilige Communie'te naderen als gij zelf wilt.
Eu ofschoon deze zuiverheid oneindig verre verwijderd is van die goddelijke reinheid, die in het heiligst Sacrament ontvangen wordt, is zij evenwel voor den sterfelijk en menseh voldoende om mot nederig vertrouwen en liefde te naderen tot dit heilig en heiligend geheim, waardoor hij nog volmaakter gezuiverd wordt.
Want niet voor schepselen, die van nature Engelen zijn en niet kunnen zondigen, maar voor menschen, die Engelen begeeren te zijn en niet willen zondigen, heb ik dit goddelijk Sacrament ingesteld, opdat zij hieruit de volmaking dei-zuiverheid en heiligheid mogen verkrijgen, die veeleer de vrucht dan de voorbereiding dier {'ommunie is.
G. Het is den duivel eigen om de zielen, die wel en voldoende voorbereid zijn, van de veelvuldige Communie af te houden; en ieder sterveling, die dit of regtstreeks of zijdelings doet, volgt den duivel na en doet het werk des duivels.
Zeker ik eiseli eerbied; doch nog meer verlang ik liefde; doch beide zult gij beter door de veelvuldige dan door de zeldzame Communie betoonen.
Voorzeker mijn kind, wil ik niet, dat gij dikwijls de heilige Communie ontvangt en te-
710
veils voortgaat te zondigen, zij liet ook door dagelijksche overtredingen of door do neiging of den weerzin der natuur in to volgen; maar dit wil ik, dat gij met een standvastig hart besloten on bepaald liebt, u daarvan te onthouden en aldus tot liet heilig Sacrament dikwerf nadert, ondanks liet oordeel van hen, dio in deze de belangen van den boozon geest bepleiten.
Als gij door dusdanig besluit en voornemen gewoon zijt zoo zuiver tc leven, dan, mijn kind, al mogt gij ook somtijds uit zwakheid in eene fout vervallen, wil daarom do gewone Communie niet toelaten, maar kom na de geeischto beproeving ingesteld te hebben, tot haar met nog v li rigor voorbereiding.
Overweeg, mijn kind en outlioud hoezeer mijn Hart door het godvruchtig ontvangen der heilige Coir.munie geëerd en verblijd wordt, welke nieuwe vreugde den hemel geschonken, welke vertroosting dor geloovige zielen ter hulpe gegeven, met hoeveel gaven en genaden do welvoorberoide ziel vervuld wordt om hare zaligheid meer te verzekeren, om de heiligheid te verwerven.
Is dat alles niet van dien aard, dat do mooito of iüspanning voor die beproeving en zuivering gevraagd, daardoor niet slechts vergoed maar oneindig overtroffen wordt ?
, 7. Niemand mijn kind, is er, die niet zoo zich beproeven, zoo zich zuiveren, zoo eindelijk zich geschikt k an maken, dewijl daartoe aan allen de genade wordt gegeven.
Ook kan niemand liet gebrek aan gesteltenis, aan de natuur of aan zijn levensstaat wijten
looi- dewijl noch do natuur noch de betrekking des igof levens, maar de ongeregelde wil of gebrek aan
dit zorg, de ziel ongescliikt maakt.
ulo- Wek uwen ijver op, mijn kind; spoor uw hart
den aan voor iets, wat van zooveel belang is, dat er na- niets grooters, niet nuttigers voor u in liet leven loze ^j11 kan.
Hier ontvangt een ieder de vrucht van zijnen nen arbeid, dien hij ter voorbereiding verrigt hoeft; ) al cn naarmate hij gezuiverd en voorbereid nader-but treedt, keert hij ook met genaden en gunsten ii io verrijkt terug.
bo- 8. De leerling. Dank zjj ü, beste Josus, om-
ioquot;- dat Gij mij in eeue zaak van zooveel gewigt zoo helder, zoo duidelijk onderrigt; en mij, of-ijjn schoon zoo arm en ellendig, tot herhaalde doel-io-e neming aan hot goddelijk gastmaal met zooveel .wc goedertierenheid des Harten uitnoodigt en zelis
os- dwingt.
Qet In het vervolg zal ik veiliger en bereidvaar-
ide diger tot deze heilige Tafel naderen, nu ik weet
te hoe ik mij beproeven en voorbereiden moet,
zoowel om U wolkom to zijn, als ook om met ite vrucht aan deze hemelsche spijze deel te nemen.
n„- Vurig, Gij weet het Heer, verlang ik en vas-
iar telijk neem ik mij voor, te leven zuiver van
alle vrijwillige zouden en van elke ongeregelde cli genegenheid, opdat ik zonder beletsel U zoo dik-
e], wijls mogelijk in do heilige Communie kunne
on ontvangen.
Wil, ik bid het U, goede on barmhartige Jesus, iSi wat mij arme en behoeftige ontbreekt, uit de
en eindelooze schatten uws Harten aanvullen, be-
712
kleed mij met liet witte kleed der onschuld, versier mij met den luister des geloofs, der hoop, der liefde en van alle deugden, opdat ik tusschen de heilige Engelen verschijnen en met U aanzitten moge, tot uwe blijdschap en eere en tot mijne vertroosting en heiliging.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
HOE WIJ OKS TOT DE HEILiGE COMMUNIE MOETEN VOOKBEREIDEN.
1 Jk.sü8. Mijn k :_d, do tijd van r.-.jjne komst is nabij; wacht mij op; want zie, ik zal komen en bij u binnentreden on mijn verblijf bij u vestigen.
Doch wanneer ik zal komen, zullei) vele Engelen mij vergezellen, zal ik schatten en eerbe-tooningon en geluk mode brengen om u te verrijken. te adelen en u tevreden en gelukkig te maken.
Bereid mij derhalve eene' woonplaats, die niet slechts zonder vlekken is, maar waarin ook alles op gepaste wijze versierd is.
Als gij wel overwogen zult hebben, wieu gij zult ontvangen, dan zult gij voorzeker erkennen, mogt gij ook zoo onschuldig zijn als de Engelen, dat gij verpligt zijt u met grooto zorg voor te bereiden.
Immers met welke zuiverheid, met welke heiligheid moet hot ligchaam en de ziel versierd zijn en schitteren van hem, die de reinheid zelve, de heiligheid zelve niet slechts te gemoet treedt.
713
er. niet slechts omhelst, maar in zijn hart ontvangt rjp en één ligchaam daarmede wordt!
len D'JC derhalve, wat gij kunt om u naar ligchaam
in_ en ziel tot dit groote werk voor te bereiden, tot 2. Voorwaar groot is het werk; immers niet
i voor een mensch, die boven n staat, niet voor ; oen vorst, maar voor God uwen Zaligmaker i maakt gij eene woning gereed; gij arbeidt niet voor vergankelijke dingen, maar voor eeuwige goederen.
Daarom moet gij eenigen tijd voor den dag, waarop ik komen zal, reeds de verwijderde voorbereiding beginnen en u, overeenkomstig uwen toestand, door oefeningen van nederigheid 1,1 en van andere deugden in goede gesteltenis l1' brengen.
Verrigt met dat dool uwe goede werken, zelfs ook uwe onverschillige bandelingen, ook uwe woorden en gedachten; en olfer alles op, ojjdat zij in de woning, welke gij mjj in uw hart tracht te bereiden, als de versierselen zijn, die üriüo 't oogen welgevallig zijn.
3. Wok in u op, on kweek in n een levendig verlangen aan naar do zaligheid, die gij in de Ü heilige Communie zult genieten. Dit zal a] het ■gt; ijverige aansporen en bezielen. '» En hoe zou het mogelijk zijn, dat gij door
r geen verlangen geprikkeld wordt, als gij t-ens
aandachtig gadeslaat onder hoovole opzigten gij mij noodig hebt? lloe is het mogeljjk geen vu-I rige begeerte in u te bespeuren als gij overweegt
gt; hoevele goederen gij zult ontvangen I Hoe moet
t ?!j eindelijk niet branden van begeerten, als gij
708
twjjt'elen of gt;'.ij tot zonde bekoord wordende, iü de zonde hebben toegestemd, dan mogen zij up grond van hetgeen gemeenlijk niet hen geschiedt, het zedelijlcer wijze voor zeker houden, zich aan de zonde to hebben schuldig gemaakt.
1 ntegondeel zoolang gij opregtelijk er naar srtvct't mij getrouw te blijven, of zoolang gij pleegt te vroezen om van de goddelijke genade beroofd te worden, als gij in dit geval niet weet, niet de zekerheid hebt, dat gij tijdens de bekoring vrijwillig in grootc zonden hebt toegestemd. of om eenige roden den staat van genade verloren hebt, dan ontvangt gij, tot de Communie naderende, liet heilig Sacrament niet op onwaardige wijze.
Deze leering, mijn kind, zal u versterken, i: bemoedigen en altijd tot rigtsnoer zjjn, dan voi.-ral als helderheid uw binnenste niet verlicht en hot vijandelijk gedruisch uw hart vervult.
trij zult evenwel steeds zeer goed doen met ei-i'st zoo volmaakt mogelijk een berouw te verwekken over alle, .ook over de verborgene feilen, voor zooverre zij de oogen van God niet ontgaan, opdat gij des te beter voorbereid, in liet gezel-sehiip der Engelen tot het goddelijk Geheim nadert.
Ook is het dienstig, als gij ter heilige Tafel zult naderen, dat gij u bovendien onderzoekt over kleinere zonden, en u daarvan en van alle ongeregelde neigingen door vurige liefde zuivert, opdat gij met een vlekkeloos bru.'lofstskleed binnentredend, met mij aan het hemelsch gastmaal moogt aanzitten.
Vervolgens mijn kind, indien gij, schoon ook
709
tot doodzonde bekoord wordend, daarin even wel niet toestemt; als gij de dagclijksche zonden niet vrijwillig bedrijft; als gij der natuur, wanneer zij tegen bet goddelijk welbehagen in verzet komt, tracht te weerstreven; zie dan, (mits uw ziel-bestierder het toestaat,) is bet u geoorloofd, zoo dikwijls tot do heilige Communie te naderen als gij zelf wilt.
En ofschoon deze zuiverheid oneindig verre verwijderd is van die goddelijke reinheid, die in bet heiligst Sacrament ontvangen wordt, igt; zij evenwel voor den sterfelijken mensch voldoende om met nederig vertrouwen en liefde te i;aderen tot dit heilig en heiligend geheim, waardoor hij nog volmaakter gezuiverd wordt.
Want niet voor schepselen, die van nature Engelen zijn en niet kunnen zondigen, maar voor menschen, die Engelen begeeren te zijn en niet willen zondigen, heb ik dit goddelijk Sacrament ingesteld, opdat zij hieruit de volmaking der zuiverheid en heiligheid mogen verkrijgen, die veeleer de vrucht d;:n de voorbereiding dier Communie is.
G. Het is den duivel eigen om de zielen, die wel en voldoende voorbereid zijn, van de veelvuldige Communie af te houden; en ieder sterveling, die dir of rcgtstreeks of zijdelings doet, volgt den duivel na en doet bet werk des duivels.
Zeker ik eissli eerbied; doch nog meer verlang ik liefde; doch beide zult gij beter door de veelvuldige dan door de zeldzame Communie betoenen. Voorzeker mijn kind, wil ik niet, dat gij dikwijls de heilige Communie ontvangt en te-
710
veils voortgaat to zondigen, zij liet ook dooi-(iagelijksclio overtredingen of door do neiging of den ■weerzin der natuur in to volgen; maar dit wil ik, dat gij met een standvastig hart besloten en bepaald hebt, u daarvan to onthouden en aldus tot het heilig Saerament dikwerf nadert, ondanks liet oordeel van hen, die in deze de belangen van don boozen geest bepleiten.
Als gij door dusdanig besluit en voornemen gewoon zijt zoo zuiver te leven, dan, mijn kind, al mogt gij ook somtijds uit zwakheid in eene fout vervallen, wil daarom de gewone Communie niet toelaten, maar kom na do geeisehte beproeving ingesteld te hebben, tot haar met nog vuriger voorbereid!ng.
Overweeg, mijn kind en onthoud hoezeer mijn Hart door het godvruchtig ontvangen der heilige Communie geëerd en verblijd wordt, welke nieuwe vreugde den hemel geschonken, welke vertroosting der geloovige zielen ter hulpe gegeven, met hoeveel gaven en genaden do welvoorbereide ziel vervuld wordt om hare zaligheid meer te verzekeren, om de heiligheid te verwerven.
[ dat alles niet van dien aard, dat do moeite of inspanning voor die beproeving on zuivering gevraagd, daardoor niet slechts vergoed maar oneindig overtroffen wordt ?
. 7. Niemand mijn kind, is er, die niet zoo zich beproeven, zoo zich zuiveren, zoo eindelijk zicb geschikt kan maken, dewijl daartoe aan allen de genade wordt gegeven.
Ook kan niemand het gebrek uan gesteltenis, aan de natuur of aan zijn levensstaat wijten
711
looi- dewijl nocli de natuur noch de betrekking des g of levens, maar de ongeregelde wil of gebrek aan dit zorg-, de ziel ongeschikt maakt.
slo- Wek uwen ijver op, mijn kind; spoor uw hart
den aan voor iets, wat van zooveel belang is, dat er
na- niets grooters, niet nuttigers voor u in liet leven
ezo zijn kan.
Hier ontvangt een ieder de vrucht van zijnen ieii arbeid, dion hij ter voorbereiding verrigt heeft;
al en naarmate hij gezuiverd en voorbereid nader-
-jut treedt, keert hij ook niet genaden en gunsten
nie verrijkt terug.
be- 8. De leehuno. Bank zij U, beste Jesus, om-
[0 gt;• dat Gjj mij in oeue zaak van zooveel gewigt
zoo helder, zoo duidelijk onderrigt; en mij, of-ijü schoon zoo arm en ellendig, tot herhaalde deel-
io-e neming aan hot goddelijk gastmaal met zooveel
we goedertierenheid des Harten uitnoodigt en zelfs
js- dwingt.
iet In het vervolg zal ik veiliger en bereidvaar-
de diger tot deze heilige Tafel naderen, nu ik weet
te boe ik mij beproeven en voorbereiden moet,
zoowel om U welkom te zijn, als ook otn met te vrucht aan deze hemelsche spijze dool te nemen.
Vurig, Gij weet het Heer, verlang ik en vas-ar telijk neem ik mij voor, te leven zuiver van
alle vrijwillige zonden en van elke ongeregelde ih genegenheid, opdat ik zonder beletsel TI zoo- dik-
;ji wijls mogelijk in de heilige Communie kunne
■ii ontvangen.
Wil, ik bid hot U, goede en barmhartige Jesus, s wat mij arme en behoeftige ontbreekt, uit de
n eindeloozo schatten uws Harten aanvullen, be-
712
kleed mij met liet witte kleed der onschuld, versier mij met den luister des geloofs, der hoop, der liefde en van alle deugden,opdat ik tusschen de heilige Engelen verschijnen en met ü aanzitten moge, tot uwe blijdschap en eere en tot mijne vertroosting en heiliging.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
HOK 'WIJ OXS TOT DE HEILiGE COMMUXIE MOETEN VOOUBEREIDEKquot;.
1 Jesus. Mijn k. d, de tijd van jnijne komst is nabij; wacht mij op; want zie, ik zal komen en bij u binnentreden en mijn verblijfbij u vestigen.
Doch wanneer ik zal komen, zullen vele Engelen mij vergezellen, zal ik schatten en eerbe-tooningen en geluk mede brengen om u te verrijken. te adelen en u tevreden eu gelukkig te maken.
Bereid mij derhalve eene woonplaats, die niet slechts zonder vlekken is, maar waarin ook alles op gepaste wijze versierd is.
Als gjj wel overwogen zidt hebben, wien gij zult ontvangen, dan zult pij voorzeker erkennen, mogt gij ook zoo onschuldig zijn als de Engelen, dat gij verpligt zijt u met groote zorg voor te bereiden.
Immers met welke zuiverheid, met welke heiligheid moet het ligchaam en de ziel versierd zjjn en schitteren van hem, die de reinheid zelve, de heiligheid zelve niet slechts te gemoet treedt.
713
niet slechts omhelst, maar in zijn hart ontvangt en één ligchaam daarmede wordt!
Dog derhalve, wat gij kunt om u naar ligchaam en ziel tot dit groote werk voor te bereiden.
2. Voorwaar groot is het werk; immers niet voor een mensch, die boven u staat, niet voor een vorst, maar voor God uwen Zaligmaker maakt gij eene woning gereed; gij arbeidt niet voor vergankelijke dingen, maar voor eeuwige goederen.
Daarom moet gij eenigen tijd voor den dag, waarop ik komen zal, reeds de verwijderde voorbereiding beginnen en u, overeenkomstig uwen toestand, door oefeningen van nederigheid en van andere deugden in goede gesteltenis brengen.
Verrigt met dat doel uwe goede werken, zelfs ook uwe onverschillige handelingen, ook uwe woorden en gedachten; en offer alles op, opdat zij in de woning, welke gij mij in uw hart tracht te bereiden, als de versierselen zijn, die miiüo oogen welgevallig zijn.
3. Wek in u op, en kweek in u een levendig verlangen aan naar de zaligheid, die gij in de heilige Communie zult genieten. Dit zal rJ het ijverige aansporen en bezielen.
En hoe zou het mogelijk zijn, dat gij door geen verlangen geprikkeld wordt, als n-jj eens aandachtig gadeslaat onder hoevele opzigten gij mij noodig hebt? Hoe is het mogeljjk geen vurige begeerte in u te bespeuren als gij overweegt hoevele goederen gij zult ontvangen! Hoe moet gjj eindelijk niet branden van begeerten, als gjj
714
bedenkt, hcozocr mijn Hart verlangt zich zeiyen aau ii te geven !
Beantwoordend aan dit verlangen mijns Harten, zal uw hart wederkeerig naar mij haken en een zeilde begeerte zal hot vernieuwen en ontvlammen, om door liefde ontbonden te wor-deT! en niet mij te wezen.
KVquot; p nu eens de Engelen te hulp: „Hebt gij Hem ook gezien, wieu mijne ziel bemint! ik bezweer li het mij te zeggen, want ik kwijn van 1 iefderquot;
Ro'.'p dan eens de Heiligen aan: „ik smeek u, mijne Broeders door onzen Heer en door zijn Hare, dat gij mij door uwe gebeden te hulp komt ?quot;
Verzucht dan weder tot mij zeiven: „o mijn Beminde! gezoclitste van allen, wijs mij aan waar gij tusschen de lelieu weidt. Wie zal mij in staat stellen U te vinden, [I te omhelzen, XJ in de woning mijns harten binnen te leiden ! I'gc, o doe mij ondervinden, hoe goed Gij zijt vooquot; hen, die U zoeken, lioe lieflijk voor hen, die U vinden, koe onuitsprekelijk voor hen, die U genieten! Kom! Heer en wil niet vertragen.quot;
Tracht door deze of andere gevoelens, die aan den staat uwer ziel beantwoorden, den ijver te voeden, den geestelijken honger op te wekken voor dit heilzaamst Sacrament des Altaars, dat een hongere ziel vereischt en een hongere ziel met goederen vervult en verzadigt.
4. Vorm vervolgens een zuiver en heilig voornomen, en breng daaronder de verschillende doeleinden, algcmeene of bijzondere, die gij ü voorstelt.
715
Zie too, mijn kind, dat gij niet voor den vorm of uit gewoonte, als zonder plan, tot de heilige Communie nadert: en zijt evenzeer op uwe hoede, dat gij niet nader; om vroom te schijnen, of wat het tegendeel is, om opzien te vermijden, of om gevoeligen troost te ondervinden.
Ga opregt voort, streef naar het zuivere en heilige, overeenkomstig den goddel ijken wil, waarvan gij om niets ter wereld moogt afwijken. Want wat daarmede in strijd is, heeft, hoe zoet en goed liet schijnen moge, geen waarde.
Daardoor zult gij. wanneer gij na ijverige voorbereiding tot de heilige Communie nadert, en overeenkomstig uw verlangen geen vurige godsvrucht of smaak ondervindt, in staat zijn zulks tevreden en met vrucht te verdragen, onder-worpen aan mijnen goddelijken wil, en dien wil als den grootsten troost van allen te waardeeren.
En indien gij het vuur en de zoetheid der godsvrucht ondervindt, dan zult gij dit met een nederig en dankbaar gemoed aannemen en met geheel uw hart genieten, wetende, dat dit niet een gevolg van eigen streven, maar eene gave van de goedheid mijns Harten is.
5. Als echter de tijd reeds spoedig nadert, waarop ik tot u zal komen, meen dan uwen Beschermengel te hooren, zeggende tot u: „zie, de Bruidegom komt; ga Hem te gemoet!quot;
Sta fluks op en haast u, uwe brandende lamp, de heiligmakende genade, mede dragend, naar mijn heilig Tabernakel en waak daar en stel daar do naaste voorbereiding in voor mijne komst.
Uw hart verruime zich, dat al de vermogens
71G
uwer ziel juichen: hot geluk naakt, wat u en innerlijk en uiterlijk zal overstelpen.
Denk er aan, dat gij als hot ware niet meer in do wereld, maar in het gezelschap der Engelen zijt, die u omgeven.
C. Doch aanbid mij zoo lang ik nog hl het Tabernakel verwijl met een levendig geloof, wek een groot vertrouwen op, vernieuw geheel uwe liefde jegens don naaste. Leg u daarop met ijver toe; houd u daarmede vol liefde bezig.
Verwek vervolgens oefeningen van deugden, die mijn Hart vooral aangenaam zijn en die ik bij het laatste avondmaal voor de instelling van het Sacrament zelf op wondervolle wijze verrigt heb, u een voorbeeld gevende opdat, zooals mijn Hart deed, gij ook voor de heilige Communie doen zoudet.
Daar namelijk heb ik mij zoo diep mogelijk vernederd, toen ik mij op mijne knieën voor de Leerlingen nederwierp, hunne voeten wasehte en afdroogde!
Verneder u door dat voorbeeld geleerd, zoo veel in uw vermogen is, uit geheel uw hart, met geheel uw verstand, mot al uwe krach ton .
En als gij ook alles gedaan zult hebben, wat gij kondet cn moestet doen, erken u dan nog' onwaardig mij te ontvangen, in mijn goddelijk gezelschap binnen te treden.
Wat verlang, ik meer, dan een waarlijk nederige ziel, waarin mijne ziel behagen heeft, waarover mijn Hart don overvloed van genade uitstort, en welke eindelijk mijne liefde doordringen, vervoeren, hervormen kan?
717
Door liefde, mijn kind, door liefde is dit en allerzoetste Sacrament ingesteld; mot liefde moet
liet ontvangen worden.
eer Zooals de liefde mijns Harten in dit golifim
len de mate overtreft, en zonder beperking, zonder wijze zich wegschenkt; zoo moet gij, mijn kind. jiot als gij er deel aan neemt, u zonder beperking ok onvoorwaardelijk geheel aan do goddelijke liefde wc | geven.
rer Deze levende liefde, die zuivere genegenheid
die gehoele overgave van u zeiven, is de beste ;n? voorbereiding tot de heilige Communie, dewijl ik zij li het meest geschikt maakt voor de Ter-an eeniging met God.
gt Wil derhalve hier vertoeven: wil hier met ge
in heel uw hart bezig zijn, bidden en offeren, al
ie naar de geest der genade u innerlijk leert of
bestiert
jk 7. Als gij mij op zuivere wijze bemint, mijn
lo kind, dan zult gij inzien niet bij magte te zijn
te mij genoeg te beminnen; en gij zult gevoelen,
dat alles, wat gij doet of doen kunt, als het ware o niets is, bij hetgeen gij ziet, dat behoorde te
^ geschieden om mij in uw hart te ontvangen.
Wil derhalve niet tevreden zijn niet die ver-f sierselen van deugden, die gij zelf beoefent of
gt;• bezit, maar leer van do Engelen en Heiligen
en van alle braven de schoonheden u eigen te maken, welke zij bezitten ten dienste der pleg-tige gelegenheid, waarbij gij mij zult ontvangen.
Dit echter doet gij, mijn kind, als gij met cen opregt en vurig hart verlangt, en mij in uw belang alle verdiensten en deugden der Engelen en
718
Heiligen en elk dezer in het bijzonder opdraagt om daardoor aan mij tc behagen on mij des te waardiger en op volmaaktere r.-ijzo te ontvangen.
Indien gij met dit zelfde doel, mij wenscht te ontvangen met die zuiverheid, mot dat geloof en vertrouwen, met die liefde, en nederigheid, met die verknochtheid, eindelijk met die heiligheid, waarmede alle regtvaardigen en godvrueh-tigen en zelfs de onbevlekte Mangd Maria, mijne Moeder, mij ooit in liet Sacrament ontvangen hebben.
Ais dergelijke heilige gevoelens, mijn kind, uit zuivere liefde voortvloeijen, dan zijn zij mij 7.00 welgevallig, dat ik niet minder behagen schep in die zuivere en vurige begeerten, dan ik hebben zoude, wanneer gij inderdaad bezat, wat gij zoo verlangt te bezitten.
Doch streef nog naar iets beters, mijn kind. tracht de versiering uws harten te voltooijea door de deugden zeiven van mijn Hart.
Eindelijk, als ik het Tabernakel verlaat, als gij het woord hoort: „Zie het Lam Gods!quot; kom dan in gezelschap der Engelen mij te gemoet; geheel, zoowel wat uw innerlijk als wat uw uiterlijk betreft, in u zeiven gekeerd en sieu-nend op de goedheid mijns Harten.
Vergeet op dat gewigtigste oogenblik ir. zekeren zin u zeiven en ontvang n ij, alleen aan mij denkende, met al de gehechtheid uwer ziel en keer zoo met mij in uw hart.
8. Ziedaar, mijn kind, do wijze, waarop gij u tot de heilige Communie moet voorbereiden. Als gij, zooals hot een leerling mijns Harten betaamt.
71',)
agfc ilo naaste voorbereiding niet uit een lioek verrigt,
s te maar integendeel zelf in uw hart opwekr, clan
en. zult gij ontwaren, dat die wijze telken» iiieu-w : lt;.
■ te quot;Want dan zult gij die oefeningen nu o;r de^e
)of dan op gene wijze verwekken, nl naar dat uwe
id. behoefte, uwe godsvruelit of de inner:ijk'; za.!-
ig- ; ving des geestes u het ingeeft.
■li- 1 En indien gij dit zoo innerlijk nog niet -ne .i moogt, maak dan gebruik van een boek doeh en zoo, dat gij allengs leert iu uw hart met mij te spreken, en ten laatste zonder boek uwlt;; d, | naaste voorbereiding te kunnen doen. lij Behoud dus die wijze, doch verander d.» main nier om die wijze te volgen, verkort de eene k oefening verleng de andere, volgens den . oger -it blikkelijken toestand uwer ziel.
Let niet op den vorm uwer oofeirngen. maar
i. op de oprechtheid uwer gevoelem; wek mer ee;1.-
i voudigheid en liefde het gevoel uws hiüten oj»
| doch volg vooral de inspraken des geestes.
s ■ Zoo zal het gebeuren, mijn kind, dat gij
i telkens als het ware 0]gt; eene nieuwe wijze, die
aan uwen tegenwoordigen toestand beantwoordt, u ook met nieuwen ijver voorbereidt.
Zeer veel zal het u helpen, als gij n voorbereidt, om ieder keer zoo tot de heilige Communie te naderen, alsof zij de laatste uws levens ware.
En inderdaad, mij kind, gij wc et niet of de aanstaande Communie misschien niet do laatste is; dit echter weet gij, dat eene Coinrnu:;io. welke weet gij niet, de laatste zijn zal.
Daarom is het een wijze en vrome rand om
i
tot elke Communie te naderen met die gesteltenis G
des harten en des geestes, als ot' zij de laatste, m
alsof zij uwe teerspijze ten eeuwigen leven ware. m
9. De leerling. Hoe wondervol en groot is
de goedheid nws Harten, o Heer Jesus, dewijl n
G:: mij zoo onderrigt eu een zoo heilige en d
y. :rïe wijze leert kennen om mij tot de heilige d' Communie voor te bereiden!
2gt;5et dankbaarheid, Heer, zal ik de wijze door w
U gegeven aannemen en getrouwelijk volgen, d
welke ik erken eenvoudig en verscheiden tevens n en altijd gemakkelijk en nieuw te zijn.
JÜocli zie, als ik gedaan zal hebben, wat in v
mijn vermogen is om mij tot uwe komst in d
mijn hart voor te bereiden, wat is dan nog h
dit alles, vergeleken bij uwe waardigheid? En e
wat is liet met betrekking tot de zaligheid, r
Immers, wat zal er op dat zoetste uur, waarop g Grij in het binnenste mijns harten zult zijn ge
komen, nog aan mijn geluk ontbreken? Zal ik in U niet alles vinden, wat ik verlang?
Want Gij, o onuitputtelijke bron van alle goed. Gij zijt immers mijn leven en mijne blijdschap, mijne kracht en heiliging. Gij mijn rijkdom en eere, mijne vrede en zoetheid en al mijn geluk.
O Jesus, dierbaarste der dierbaren! hoezeer verlang ik naar Ü! Hoezeer hob ik U noodig! O wanneer zult Gij komen? Wanneer zult Gij mij ellendige en kranke, mij onwetende hongerige en verlatene toelaten?
Gij toch, o mijn Jesus, zijt mijn Zaligmaker,
721
llls Gjj zijt mijn geneesheer, Gij mijn Meester, Gij
jtegt; mijn Herder, Gij ;;ijt mijn Vriend, de Beminde ■ro- mijner ziel.
: .'s 0 Lam Gods! diit de zonde der wereld weg-
v})' neemt, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn
,eu dak komt, doch ontferm U mijner, luister naar
ioe de goedheid uws Harten, kom!
O mijn Beminde, Bruidegom zoeter dan honing, wit door de schoonheid der onschuld, rood door 0,11 de zuiverheid der liefde! trok mij tot U en maak
'quot;s mij een met U.
Help mij opdat ik mij voor uwe komst heilig m voorbereide; geef dat ik de lamp gevoed en bran-
m dend houde, dat ik niet insluimero noch luste-
loos worde, maar in gebed wake op uwe komst E'1 en brande van godsvrucht, zoo, dat ik verdienen
1quot;j moge met eene wel bereide ziel U te gemoed te
treden, wanneer Gij uitgaat, en met U binnen te 0P gaan.
je-ik
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
lie
hoi: wij oxs moeten gedragen sa het kquot; ontvangen der heilige communie.
1. Jesus. Mijn kind, zoodra gij mij in heilige ei' communie ontvangen hebt, moet gij alle andere
?• zorg ter zijde stellen, geheel de mijne zijn, zooals
rij ik de uwe beii.
c_ Zie dan omzweven u de Engelen, — zij aanbidden
mij neergebogen, vereeren mij vol ontzag, zij ir) zijn verbaasd van verwondering en branden van
722
liefde; en zoudt gij dan daarbij onverscMlli!;-
Alles in u en buiten u is vol lie liglicid en ge
godsvrucht:, vol vrede en vreugde, vol rijkdom tei
aan gave en goederen, vol zoetheid cn geluk. oil
Neem er deel aan, mijn kind, geniet dat in mij, en
Want zie, ik ben in hot binnenste uws harten pri tegenwoordig, ik uw God en uw alles. Blijf met
mij, mijn kind, en laat mij niet alleen, door met goi
uwen geest, of met uw hart of met uwe zinnen u all
Neen breng, na alle toegangen tot uw hart re,£
afgesloten te hebben, met mij den tijd door, die do nooit beter, aangenamer of kostbaarder voor n
Zalig zijt gij, mijn kind, als gij dezen tijd wel dilt; weet te besteden, waarvan de grootste vruchten
dor Communie eu de meeste voortgang uwer rig
quot;Welke uren hebt gij door te brengen, die dai
blijder zijn dan deze? Hoeveel te smeken en te te vragen! hoeveel mij mede te deelen! Hoeveel
van mij te hooren! hoeveel op te offeren! hoe- ao(
veel eindelijk voor u en voor anderen te ont- br(
Wil derhalve den tijd mijner bezoeking niet
verwaarloozen; maar draag zorg zelf het kleinste wa
deel van zulke goede gave niet te verliezen. ga
2. Betuig daarom op de eerste plaats, uwen
opregten dank aan mij uwen God en Zaligmaker, ve:
omdat ik zoo barmhartigljjk en vol liefde mij va;
gewaardigd heb u te bezoeken. lin
723
Dewijl gij echter niet in staat zijt, voor de oneindige gave voldoende dankbaarheid te betuigen, moet gij de Engelen, do homelsche Geesten en allo Heiligen, ja alles wat adem haak, elk schepsel groot of klein, uitnoodigen, mot en voor n den Beminde uwer ziel, die zoo beminnelijk en liefdewaardig is te loven en te prijzen.
Doch dewijl ook dit alles de grootheid der goddelijke weldaad niet evenaart, offer mij daarom alle dankbetuigingen, allen lof en alle 'liefdegevoelens, die de Engelen en Heiligen en alle regtvaardigen ooit hebben opgeofferd en gedurende de eeuwigheid mij zullen offeren.
Draag dit alles op, mijn kind, in vereeniging met de verdiensten mijns Harten, die als oneindig, ook die oneindige gave evenaren. _ 3. Verrigt vervolgens oefeningen van de nederigste aanbidding, door al do vermogens uwer ziel en al do zintuigen uws ligchaams mij als een dankoffer aan te bieden om den dienst des geloofs te brengen, dien gij verschuldigd zijt.
Want dit dankoffer is, wijl het met de meeste nederigheid gepaard gaat en u geheel ton offer brengt, voor mij het aangenaamste en het meest vereerende.
Wat moogt gij daarna niet van mijn Hart verwachten, dat zoo kwistig is in het schenken zijner gaven?
Krachtig zij uw vertrouwen, mijn kind, en verrigt vurige en grootmoedige oefeningen van vaste hoop. Vertrouw zonder eenigc teleurstelling te vreezen, dat ik u alles, wat gij vraagt,
724
zal geven. Werp u aan mijn Hart gelijk een kiii'l zieli werpt iu de armen zijns vaders, Iioop vol hier te vinden, wat gij begeert, vol vertrouwen hier redding te zullen erlangen.
En zoude uw hart niet brandende in u zijn, :ils u zooveel ontferming, zulke onverdiende waardering. zulke onverdiende liefde getoond wordt.-'
Volhard hier, mijn kind, geef u geheel aan de goddelijke liefde over en houd niet op gevoelens van liefde te verwekken, totdat uwe godsvrucht bevredigd is of de geest der genade u tot iets anders aanspoort.
Want dan, als de goddelijke liefde in uw hart werkt en hare kracht zal ontwikkelen, dan is om, wanneer gij uit men--uit andere oorzaken iets iiebt misdreven, wat aan mijn Hart mishaagt, dit uit zuivere goddelijke liekle te betreuren en het voornemen te maken het niet weder te doen 'i
[)it levend vuur der goddelijke liefde zal, als gij zoo medewerkt de zonde als drooge stoppels aantasten, verbranden en verteren.
4. Bid vervolgens om niet te hervallen, met vuur om van de booze hartstogten, die gij hebt, genezen to worden; onthecht te worden van neigingen, ■waardoor gij aan het op minder goede wijze uwe liefde schenkt; van de ellende, waaronder gij gebukt gaat, bevrijd te worden; eindelijk om behoed te blijven voor zonden en gebreken, vooral van gevoelt.
de aangename tijd ■lijke zwakheid of
ongeregelde geschapene of afkeer
diegenen, waartoe gij u meer geneigd
Ho
Ja, wat moer is, smeek met aandrang om dougd en om vermeerdering van deugd, om daardoor des te meer in godsvrucht bevestigd en tevens volmaakter en aan mijn Hart meer gelijkvormig en dierbaarder te worden.
Vraag een levendiger geloof, een hechter vertrouwen, eene vuriger liefde, meer genegenheid voor de heilige armoede, meerder engelachtige zuiverheid, volmaakter gehoorzaamheid, meer uitstekende nederigheid en zachtmoedigheid, gelijkvormigheid met mijnen goddelijken wil, innige en blijvende vereeniging met mij; eindelijk de overige deugden, die door uwen toestand c^e-eischt worden en aan een leerling mijns Harten passen.
Ga nog verder en gt;meek om bijzondere hulp, waardoor gij uit lietde tot mij blijmoedig en op verdienstvolle wijze in het bijzonder die offers brengt, welke de genade vraagt of wenscht.
Wijd ii zeiven geheel met alles, wat gij zjj ten bezit als een levend offer aan mijne eer en liefde toe.
5. Eindelijk breng den ijver uwer liefde in beoefening: bid veel en vurig voor anderen tot meerdere eer en tot meerdere vreugde mijns Harten.
Smeek door do verdiensten der Heiligen en der Engelen, door hot Hart mijner onbevlekte maagdelijke Moeder, voor goh oei do Kerk, opdat zij vrede moge genieten, in heiligheid toenemen en over geheel do narde uitgebreid moge worden.
Voor den Opperpriester, mijn plaatsbekleeder, en voor mijne Bedienaren, dat zjj goede :;r-
4
lieiders mogen zijn in mijnen wijngaard, goede bedoelingen, zuiverheid des levens, zucht naar volmaaktheid on vurigen ijver mogen bezitten.
Voor de kloosterlingen, dat zij den eersten H'eest bewaren, en onophoudelijk in deugd vooruit-streven, de wereld stichten en de Kerk vertroosten mogen.
Voor geheel het geloovig volk, dat een ieder in do roeping, waartoe hij verkoren is, mij waardig en loft'olijk dienende, zijn keuze ter zaligheid zeker moge maken.
stort geboden en smeekingen voor de bekeering der ongeloovigen, der ketters en van alle zondaren, dat zij van de dwalingen des geestes en van do bedorvenheden des harten bevrijd, hnnne schreden rigten mogen op den weg des hnils en des vredes.
Voor uwe bloedverwanten, weldoeners, vrienden, vooral voor uwe vijanden, dat zij door bovennatuurlijke hulp ondersteund, zich heiligen, en alles, wat hun noodig en dienstig is, mogen verworven.
Voor alle regtvaardigen en bedroefden, voor allen, die in gevaar of in doodstrijd verkeeren. dat zij volharding, onderstouniiig, bosclierming en een goed einde mogen verkrijgen.
Eindelijk voor de overledene geloovigen, vooral voor hen, voor wie gij, om welke reden dan ook, vorpligt zjjfc te bidden, opdat zij waardig mogen gekeurd worden den hemel binnen te gaan, en voor u bij den troon der goddelijke barmhartigheid kunnen smeeken.
5. Doe dit alles getrouw, mijn kind, tracht dit
se- met bezadigdheid en kracht tevens te volvoeren, ol- volgens de mspraken des geestes.
Doch indien ik u iets ingeef of mededeel, of -en u op de oen of andere wijze bozig houd of met it- u spreek, dan moet gij alles ter zijde laten, en en met een leerzaam en eerbiedig hart luisteren.
Als ik iets in u berisp, neem de berisping met er een onderdanig hart aan; als ik u vermaan of u iv- aanspoor, maak dan voornemens en besluiten: id als ik u iets geef of beloof, zijt dan vrederkesrig vrijgevig; als ik u troost schenk, neem ze nede-e- rig aan, liuit u de zoetheid dor vertroosting door-Ie dringen, gedenkende, dat ik goed ben en mijne es barmhartigheid zich uitstrekt tot in de eeuwen,
d, En als hot gebeurt, dat de liefde uit mijn Hart
es voortstort en n plotseling doorstroomt en vervoert, mijn kind, bied dan geen tegenstand, maar laat u vervoeren, zooals zjj het zal willen, ii- Laat, terwijl gij voor het uiterlijke verbergt,
m wat gij innerlijk vermoogt en, wat de genade r- innerlijk in u werkt, opdat niemand u misschien
toeschrijve, wat mij alleen toebehoort, laat toe »• dat do liefde de mate overschrijde, en u boven
i. alles verheffe; laat het goddelijk vuur u ontste-
ii ken, doen smolten en verteren.
Dit doet mijn Hart soms in do ovormate zijner il liefde ten opzigte der ware leerlingen, om hen
:, te beloonen voor don arbeid en kommer, dien zij
n uit liefde tot mij geleden of voor de offers, die
ii zij mij edelmoedig gebacht hebben; of wel om
hen niet volle borst te doen genieten hoe zoet ik ben in het Sacrament, en welke zoetheid ik t voor hen bewaar in den hemel; of eindelijk om
728
hen, die wel bereid zijn, door de wondervolle liefde-kracht aan mij gelijkvormig te maken.
Doch als gij, mijn kind, na de heilige Communie met godsvrucht en eerbied ontvangen te hebben, geen gevoelige uitwerkselen of werking der goddelijke liefde ondervindt, wil daarom niet bedroefd zijn of u verontrusten. Want zonder het gevoel van die geschenken, kunnen de vruchten even groot zijn.
Want gesteld eens, dat gij door eigen inspanning, dat gevoel opwekt , dan zult gij van dat natuurlijk gevoel geen voordeel trekken; integendeel gij zult de eigenliefde aankweeken, de ijdel-helw voeden en een speelbal van begjochelingen worden.
Neon blijf in mijne tegenwoordigheid nederig en kalm, gewone oefeningen van deugd verwekkende; en tracht op deze wijze, als gij het vuur of do zoetheid der liefde niet ondervindt, meerder nederigheid cu volmaakte gelijkvormigheid aan den goddeljjken wil to toonen.
Deze mijn kind, is van oudsher de weg der Heiligen, die, waar zij zich ook bevonden, daar ook tevreden rusten; moeten zij niet'wijlen met Thomas aan mijne Zijde of met Joannes aan mijn Hart, dan vertoefden zij met Maria aan mijne voeten, dankbaar eu getrouw aan do genade, die hun voor het oogenblik werd geschonken; en hetzij zij voor mij neder slagen of tot omhelzing werden toegelaten, in beide gevallen deden zjj hun voordeel met de mate der genade hun gegeven.
7. Op deze wijze derhalve moet gij, mijn
729
kind, u gedragen, nadat gij hot allerheiligst Sacrament hebt ontvangen. Deze wijze echter, moge zij ook altijd de zelfde zijn, schijnt evenwel altijd nieuw, want gij zult haar telkens anders en verschillend aanwenden overeenkomstig den staat uwer ziel en de werking van don geest der genade.
Want ik verlang, dat na de Communie uw hart zich in zijne eenvoudigheid voor mij uitstort© en met mij spreke en handelo, naarmate het aangedaan o!' daartoe in staat is.
Immers, indien gij geheden uit oeu boek leest, dan, hoe vroom zij ook wezen, spreekt gij niet uwe eigene gevoelens uit, maar gij herhaalt, wat een ander geschreven heeft, dan deelt gij mij uw hart niet mede, maar gij herhaalt, met oi' zonder gevoel voor mij. wat het hart van een ander heeft uitgesproken. Zoude ik u dan prijzend neen, daarin prijs ik a niet.
Denkt gij op deze wijze een waarlijk inneriijk mensch te kunnen worden, de geheimen te kuuaeu begrijpen, die ik der ziel innerlijk pleeg voor te stellen, en mijne meest innige raededeelinwn te kunnen genieten?
Gewen u daarom, mijn kind, u van hart tot Hart met mij te onderhonden, mij uwe gewaarwordingen mede te deelen, de mijne op te vangen, te geven wat gij bezit, en aan te nemen wat ik u schenk.
Als het evenwel gebeurt, dat gij wegens onbekwaamheid of troosteloosheid, die u somtijds be-naauwt, niets anders kunt doen dan slechts ge-
730
bcdsvormen te lezen; lees dan maar lees weinig cn langzaam en met aandacht en tracht, terwijl gij nu en dan ophoudt, het een of andere uit inv eigen hart voort te brengen en mij mede te deelen. Zoo, mijn kind, zult gij slagen; op deze wijze zult gij u de wetenschap der Heiligen, de kunst om innerlijk met mij te spreken en om te gauii. langzamerhand eigen maken.
8. Als het eindelijk tijd wordt om huiswaarts n- koeren, wil dan de verwijderde dankzegging niet vergeten.
Verzoek do heilige Engelen, dat zij in uwe plaats voortgaan mij te loven, en offer mij met hunnen lof al, wat gij doen en Ijjden zult, op.
Ga vervolgens, waarheen de goddelijke wil u roept; doch let op uw uiterlijk en op uw binnenste; vermijd alle uoodclooze gelegenheden, die u afleiden on verstrooijen; wees op uwe hoede i uw hart niet uit te storten in wereldsche lt; , :;uttelooze zaken.
-Noen, rigt mij in hot binnenste uws harten een heiligdom op, waarin gij mij bij n tegenwoordig houdt, herhaaldelijk tot mij bidt, mij raadpleegt, en u met mij onderhoudt.
Tracht naar vermogen in dader, te toonen, dat gij het goddelijk geschenk, dat gij hebt ontvangen, niet vergeet; beoefen met meerder volmaaktheid de een of andere deugd; toon meer liefde jegens hen, die u kwalijk genegen zijn, of voor wie gij zelf eenigen afkeer gevoelt; toon dieper nederigheid en zoeter zachtmoedigheid, en andere deugden, waardoor gij uwe dankbaarhoid en liefde jegens mij openbaart en tevens den nuaste opwekt
731
'inig om naar beteruis to streven, on mijn Hart vreugde 'wijl schenkt.
; mv 9. Dk leerling. O liefste, o zoetste Jesus! uit 3 te liet innigste mijns harten betuig ik U mijnen loze dank omdat Gij U gewaardigd hebt mij op zoo de volmaakte, zoo liefdevolle en beminnelijke wijze i te te onderrigten.
Als ik in het vervolg den tijd na eene heilige irts Communie niet goed doorbreng, mij niet goed ng gedraag dan, ik beken het, ben ik niet te verontschuldigen.
ivo Haddet Gij niet zoo gesproken, haddet Gij mij
iet niet zoo onderwezen, dan zoude mijne onvol-p. maakte wijze van doen en do weinige vruchten, u die ik uit mijne Communie trek, misschien bij i- U nog eenigzins verontschuldiging vinden; nu ie echter blijft mij geeno verontschuldiging meer over. !e O Jesus, oneindige goedheid! wek mij tot ijver
e op; help mij door uwe genade hot honingzoete en heilige, dat Gij uit uw Hart genomen en mjj i gegeven hebt on wat ik met al mijn gonegenhe-
den wenscli to bezitten, ook met de daad ten uitvoer te brengen.
Wat toch is er zoeter in het lovenl' wat ge
lukkiger op de wereld? wat beter ot heiliger.
O mijne liefde, J esus, goddelijke Bruidegom mij-nor ziel, eeuwige vreugde der Engelen on Heiligen! als ik U geniet, wat zou ik dan nog meer verlangen.
Verleen mij dan de genade, smeek ik U, geheel do uwe te zijn. en Gij geheel de mijne, met U om te gaan volgens het behagen uws Harten; aan U onderworpen en met U vereenigd te zijn en te blijven.
732
VI
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
HET ALLERHEILIGST HART VAN JESUS GEEFT OKS SP
SO
IN HET VERHEVEN SACRAMENT DES ALTAAK-
m
EEN TEGENGIFT, WAARDOOR WIJ VAN ,,
DAGELIJKSCHE ZONDEN BEVRIJD EN VOOR .
01
1. Jesüs. Mijn kind, dit is liet brood, dat In uit den hemei daalt; opdat een ieder, die er van e( gegeten lieeit, niet sterve. tr De eerste degelijke en blijvende vruclit, die z( de ziel in do heilige Communie uit mijn Hart ei verkrijgt, is dat zij van gebreken bevrijd, in liet Ingoede versterkt en voor den geestelijken dood bewaard wordt. z Om dit uitwerksel der Communie, dat zooveel o troost bevat aan te duiden, daarom is dit levend- o makend Sacrament onder de gedaante van voedsel ingesteld. Het voedsel toch herstelt de zwak- y heid des mensehen, vermeerdert zijne krachten g en houdt hem in het leven. li Wat het natuurlijk voedsel in hot ligchaam t uitwerkt, dat doet dezo bovcnnamurlijke spijze, het brood dor Engelen in de ziel, doeh op veel ] volmaakter en wondervoller wijze. c
Als do vrucht van den levensboom in het
paradijs in staat was het ligchaam des mensehen i voor bederf te behoeden en altijd jeugdig te
bewaren, hoeveel meer zal deze spijze, die uit i den hemel daalt, de ziel voor den dood behoeden en haar in blijvende levenskracht kunnen bewaren?
733
AVat meer is, mijn kind, liotgecn nocli de vruolit van den levensboom noch cenige aardsehe spijze voor het iigcliaam vermogt, dat doet somtijds de vrucht van dit Sacrament, hemelse]! voedsel met betrekking tot do ziel. Want indien het gebeuren mogt, dat iemand, na opregt zich zeiven beproetd te hebben, na een opregt onderzoek ingesteld te hebben, door eene onoverwinnelijke en dus sclvuidelooze onweten-lieid niet merken zoude, dat zijne ziel. door eeno doodzonde hesmeurd is, en zoo tor goeder trouw dit levend brood zoude eten, zie dan zoude hij en hot loven der heiligmakende genade en tevens de vergiffenis dier geheime zonde verkrijgen.
2. Dit goddelijk Sacrament schenkt niet slechts zeer groote krachten om zich van hel kwaad te onthoadon, maar voorkomt of vermindert ook de oorzaken zolven van het kwaad.
Dooft het water liet vuur niet uit ^ Welnu met veel meerder zekerheid dooft het goddelijk Altaargeheim het vuur der begeerlijkheden uit. Want het bezit alle kracht, onderdrukt dus elke harts-togt.
Wat wonder, mijn kind, dat dit hemelsch geheim alle ondeugden en ongeoorloofde vreugden, onaangenaam en walgend maakt, dewijl het den wijn schenkt, die maagden kweekt cn. ongelachtige geneugten geeft.
Ben ik niet het brood des zaligen levens en de bron der eeuwige zoetheid? Die tot mij komt, voelt geen honger ot dorst meer naar het ver-bodeno of gevaarlijke voedsel dor wereld; want ik
734
verzadig hem met goddelijke goederen, die door liunne zoetheid oorzaak zijn, dat al het verbod one. al het wereldsche hitte:' en smakeloos seiiijut.
3. Als ik door het Sacrament tegenwoordig ben, dan vlugten de vjjanden verre van de ziel, die door de heilige Communie voor hen zelf een schrik is geworden.
Indien zij zich somtijds vermeten haar aan te vallen, dan naderen zij niet dan sidderende, en wagen zij den aanval slechts uit de verte.
En die aanvallen zeiven doen de ziel minder aan en stellen haar minder bloot aan gevaar, omdat hare hartstochten onderworpen en tot kalmte zijn gebragt.
' Immers nis gt;:jj zich tot eenige zonde bekoord gevoelt, en bedenkt, dat zij God in haar ontvangen heeft of weldra zal ontvangen, zal (ian die gedachte alleen niet voldoende zijn, om de bekoring te weren ? zal dat geen prikkel zyn hare kracht te beproeven om haar hart zuiver te houden en getrouw te blijven?
Hoe vele zielen zijn er in deze wereld geweest, die schoon eerst ook slaven der noodiottigste hartatoeten, evenwel door het godvruchtig en menigvuldig gebruik van dit heilaanbrengend Sacrament niet slechts binnen korten tijd daarvan gelukkig bevrijd zijn geworden, maar daarenboven de aanvallen der duivelen gemakkelijk overwonnen en steeds getrouw zijn gebleven.
En voorwaar, als er tijdens mijn sterfelijk leven onder de menschen, van mij eene kraeht uitging, die allo ziekten genas, hoeveel meer zal dan nu niet in mijne sacramenteel leven eene
kracht uit mijn Hart voortkomen, die de zioler., door de Communie niet mij vercenig-d, geneest en yersterkt?
4. Bovendien, mijn kind, als ik door liet heilig Sacrament tot de ziel kom, dan breng ik de gewaarwordingen mijns Harten mede on doe! die aan het hart al naar dat het gesteld :■. mede, namelijk liefde voor de nederigheid: genegenheid voor de naastenliefde, liefde voor de heilige armoede, liefde voor do zuiverheid, liefde voor de gehoorzaamheid en kortom voor de overige deugden, die do wortelen der ondciigdt'!: uitroeijen en hare plaats innemen.
Deze liefde, die de ziel is van alle deugden er; welke mijn Hart door het Sacrament mededeelt, is sterk als de dood. Wat haar betreft zij zal, indien gij geen beletsel stelt, u onoverwinnelijk maken.
Herinner u in de eerste eeuwen dor Kerk; xvelk een liefdekracht mijn Hart door de heilige Communie plagt in te storten, zoodat de geloovige; ja ook zij, die van nature do zwakste waren, kinderen on toedere maagden, krachtiger warer; dan alle vijanden des heils, sterker zelfs dan de dood.
Wat de hoogmoed des levens, wat de begeerlijkheid dor oogen, wat de wellust des vloesches ook verleidelijks aan zich had, het was niet bij magte de harten te verstrikken, die gevoed met deze spijze der sterken en verzadigd met de zoetheid mijner liefde, niot anders begeerden dan in mijne liefde te volharden, en niets vreesdon dar. van mijne liofdo beroofd te worden.
73(3
Wat vcrniogt hen to sclioiden van mijne liefde! H'oen wederwaardigheid, geen angst, geen vervolging. ja zolfs de dood niet onder welken vorm ook.
5. Wat dit Sacrament der liefde mijns Harten c-rnjdu zoo zigtbaar heeft uitgewerkt, dat werkt lit.-:- thans nog uit.
Vanwaar anders in zoo vele geloovigen zooveel afschrik van al datgene, wat de wereld en de eigenliefde najaagt, zoo niet mijn Hart in dit goddelijk geheim er de oorzaak van ware? Vanwaar in jongelingen en maagden de liefde voor de onschuld, die zoo groot is. dat zij alles war daarmede strijdt, hoe lieflijk het ook voor de natuur zij, van zich stoeten en met den voet treden; en die voorzorgen, welke zij ondanks de tüL'onkanring der natuur nemen en zich blijde getrc,oston om de heilige deugd te bewaren? Vanwaar zoo veel edelmoedigheid dos harten zelfs tot de liefde voor het kruis toe om mijnentwille, zelfs tot de liefde voor offers, die zij blijde brongen uit liefde tot mij?
Vanwaar zooveel sterkte eindelijk bij zeer vele personen van alle standen, dat zij schoon ook hunne zwakheid belijdend, evenwel alle bestrijding der wereld en de aanvallen der iiel doorstaan zonder overwonnen te worden, ja ze zelfs meester worden en daarover zegepralen?
Ziedaar wonderen mijn kind; ziedaar hoe het goddelijk brood, dat de liefde mijns Harten schenkt, liet leven geeft cn dit voor ondergang of bederf bewaart'.
C. De leerling. O Sacrament,dat het leven be-
rT
737
zit en liet leven geeft! waarin ik het brood des levons bezit, waardoor ik leef en mijn geest in krachten toeneemt; ik bid U, Heer, geef mij altijd dit brood: t'och zoo. dat ik niet ziek worde of sterve.
Immers, hoevele voorbeeldon hebben wij gehoord en hebben onze Vaders ons verhaald van hen, die liet brood des levens gegeten hebben en gestorven zijn!
Ja, wij hebben zeiven gezien en erkend, en wij sidderden van vreoze, hoe velen van hen, die dikwijls of zelfs dagelijks zieh met U spijzigden, en daarom dus als Engelsu moesten leven, evenwel schandelijk afdwaalden, zich met den draf der zwijnen voedden, en zich wentelden in het slijk terwijl zij de genade, don hemel, de vrees voor de hol zelfs verachtten!
Jestjs. Ziedaar mijn kind, nienschen, die, toen zij in eere waren, hunno waarde niet begrepen hebben; en aan redelooze dieren gelijk zijn geworden!
Doch oordeel billijk: als gij zelfs hen, die hier met de heerlijkste spijzen gevoed werden, het slijk ziet omhelzen, geef daarvan aan hun verstandeloozen, aan hun boozen wil alleen de schuld.
Want dit heilaanbrengend Sacrament, het moge uit zich zeiven voor den dood behoeden, ontneemt evenwel den mensch de magt niet om, wanneer hij niet leven wil, zich den dood toe te brengen.
Het versterkt en ondersteunt den vrijen wil, die door vele hartstogten en vijanden verzwakt
788
wordt, op wondervolle wijze, doch legt hom geen noodzakelijken dwang op.
Daarom loeft de mensch, die dikwijls en met goede voorbereiding door dit goddelijk voedsel versterkt wordt; en zal hij niet sterven, ofschoon hij sterven kan, indien hij, hetgeen hem ten loven geschonken wordt, misbruikt ten dood.
Als gij derhalve voorbeelden gehoord hebt vaa hen, die gevallen zijn, onderzoek dan u zolven en zeg: „i)ie staat, zie toe, dat hij niet valle.
En waak zoo naanwlettend op u zeiven, opdat gij niet door vrijwillige misslagen of door laanwheid een beletsel stelt voor de heilzame en goddelijke uitwerkselen der heilige Communie.
7. De 'lekblino. O Jesus! o leven! waardoor ik leef en zonder hetwelk ik stert; doo mij altijd leven door dat leven; laat mij altijd de sterkte van dien geest genieten.
O Heer, mijne zaligheid, wieu ik door de heilige Communie bezit, ik vraag geen gevoelige vertroosting, maar eerie lieide, die mij zoo sterk maakt, dat ik nimmer valle, die mij zoo vervult, dat al, wat de wereld aanbiedt, bij mij walging, geen begeerte opwekke.
Geef, bid ik u, dat ik met meerder zorg nog de zintuigen mijns ligchaams beware en naauw-lettender al do vermogens mijner ziel bewake, zoodat ik door mijne schuld geen der vruchten ran de heilige Communie verloren doe gaan.
Verdrijf en verwijder verre Tan mij alle gelegenheden tot zonde; bescherm my met kracht en bewaar mij voor alle gevaren, waarin ik
mij in het belang van uwen dienst moet begeven.
739
Doch lieliocd mij bovenfil voor alle zonden en zorg, dat ik nimmer gescheiden worde van ü, die alleen mijn waarlijk en zalig leven uitmaakt.
8. Hoe goed is net met U te- zijn, O Jesu-, zoetheid mijns harten, eenig geluk mijner ziel! O duld niet, dat ik L! verlate en wil ovenmiu. ik smeek het, U van mij verwijderen!
Ik hid U, blijf bij mij, opdat do duisternissen mij niet bevangen, noch gevaren mij omringen, noch ik bij gebrek aan meed en kraclit, te gronde ga; Gij immers zijt het ware licht. Gij mijne toe-vlugt, Gjj mijne kracht en mijn behoud.
Ik bid l om de liefde uws Harten, blijf bij mjj, o beste en liefs;c Jesus; zonder tl is niets van waarde, niets aangenaam. Hoe ellendig ben ik zonder Tj ! doch hoo gelukkig bon ik met U!
Blijf dus bij mij, en beroof mij liever van alle zaken, en van de liefde aller schepselen, dan toe te laten, dat ik beroofd worde van uw bijzijn en van uwe liefde.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart vax jesus vekeenigt ons door de heilige communie met zich zelven enquot; doet ons leven door hem.
I. Jesus. Mijn kind, die mij eet, zal door mij leven.
En hoe zoude hij anders dan door mij kunnen leven, wij! hij zoozeer met mjj vereenigd is, dat
740
li',; één ligehjiam wovflt met mij on dnor mij ' ■, i-.id wordt t'
Want zie, zoo ooit, dan is liet in de Communie, dat hij -eoii lidmaat is geworden van mijn Lurchaam. vleesch van mijn Vleesch, bloed van mijn Bloed. Zult gij dan de ledematen van Chriatus. uwon Heer on God, nemen on or ledematen der lioosheid en dor wereld van maken V Dar zij verre.
Want beleefd en geheiligd door mijn eigen Lig-ü/ia an en Bloed, zult gij inderdaad toonen door mij te I-ven. heilig en mij ia alles welgevallig te zijn.
als het ligchaani somtijds de hoedanig-]i •iIpii overneemt der spijze, waarmede het gewoonlijk gevoed wordt; zoodat hij, die altijd k:. -htig en stevig voedsel eet. zelf krachtig bh sterk wordt; zoo ook mijn kind, zult gij, als gij u herhaaldelijk en wel voorbereid voedt met niij : Ligchaani, dit de oorsprong van alle zuiverheid en heiligheid is, bevinden, dat gij ook zuiver en heilig wordt.
Als uwe ziel aan mij gehecht is, dan zal haar geest niot meer kruipen in aardsche en vergankelijke zaken; het hart zal geen genoegen meer nemen in do onroine of ijdele genietingen der wereld; maar zoeken naar hetgeen, wat boven ons en onvergankelijk is; smaak vinden in hetgeen daarboven en zoet is.
Niet meer zullen vreemde beginselen u bezielen: niet meer zullen louter natuurlijke gewaarwordingen op uw leven haren invloed doen geiden, neen maar omdat ik leef, daarom zult ook gij leven.
741
Dit waar, bovennatuurlijk en heilig loven, dat ik voortgebragt hel) en dat in mij verborgen is, zult gij ook om mij beleven.
2. Als gij eenige goede werken in dit leven verrigt, indien gij sommige deugden of oefeniagen van godsvrucht doet; dan zal dat alles geschieden om mij.
Als iemand u vragen zal, waarom gij zoo denkt, zoo spreekt, zoo handelt, zoo Ijjdt da'; kunt gij antwoorden : Dat geschiedt zoo om Hem, die mij bemind heeft en zich zeiven aan mij heeft gegeven.
Wondervol is de omgang mijns Harter. :rc-heimzinnig en goddelijk mijne mededeeling urn een zuiver en getrouw hart, in dit Sacrament der liefde. Do wereld begrijpt dit niet.
En wie begrijpt het tenzij hij, die schuldeloos van ligchaam en rein van harte is 'i Hij erkent, hij ondervindt, hij, eindelijk tot de verhevenste en innigste geheimen toegelaten, leeft om mij op eene wijze, die nog meerder verwondering baart.
3. Want aanhoudend door mij gevoed en geheel en al met mij vereenigd, leeft hij eindelijk niet meer dan door mij, hij ademt niet meer dan door mijnen Oeest, hij bemint niet meer dan door mijne liefde.
Ja waarlijk, zooals mij de lovende Vader gezonden heeft en ik door den Vader leef; zoo zal ook hij, die mijn Vleesch eet, op de zelfde wijze door mij loven.
Let wel, mijn kind, en begrijp al het verhevene hiervan. Zooals ik van den Vader ontvang
742
en in don Vader onophoudelijk mijn goddelijk bestaan, mijn leven en mijne volmaaktheden bezit; zoo ontvangt de welbereide ziel van mij en heeft zij voortdurend in mij haar heilig bestaan, haar leven, hare volmaaktheid.
Ik ben heilig omdat de Vader heilig is; en die met mij één ligehaam wordt, neemt deel aan mijne heiligheid.
4. Mijn kind, doelt het vuur aan hot ijzer ot' het hoiit, dat er wordt in geworpen niet zijn hitte en zijne kleur mede? Doch veel wonderlijker en volmaakter is do mededoeling, die er in dit Sacrament tusschen mij en do welbereide ziel plaats heeft.
, /ij deelt zich geheel aan mij mede en als zij wel voorbereid is, ontvangt zij niet slechts de mededoeling mijner Menschheid maar ook mijner Godheid, die wanneer ook do Menschheid in haar ophoudt te bestaan on to werken, steeds voortgaat in haar te werken, als eene spijze van hoogere zelfstandigheid, en haar geestelijk, haar heilig leven niet slechts onderhoudt maar vermeerdert en volmaakt.
Dit is de oorzaak, dat in die gelukkige ziel steeds mijn Geest zijn invloed doet gevoelen, en haar do liefde mijns harten zacht en krachtig tevens aanspoort, door welke aansporing zij do leiding mijns Goostos toelaat; zoo zelfs, dat zij blijmoedig hare schreden rigt, waarheen de Geest haar voert, altijd en overal lovend in mij.
In dien zin derhalve leeft do welbereide ziel door mij on om mij, door middel der iioiligo Communie. Dikwijls door dit Sacramont gevoed,
743
ijk wordt zij eindelijk aan mjj gelijkend, zoo dat zij be- mijn leven in zich uitdrukt.
on Schep moed, mijn kind en span uwen ijver
5,]i, en uwe naarstige pogingen in om te bereiken, wat zoo troostvol, zoo nuttig, zoo roemrijk is üe voor u en voor mij in eeuwigheid, .an De leerling. O Hoor Jesus! Gij weot hoe
zeer ik dit verlang, hoezeer ik dit hegeer. of Ik smeek U om uw allerheiligst Hart, dat het
jju begin en hot doel mijns levens is, wil mij, wien er. Crij door uwe genade tot uw kind gemaakt hebt, el. dikwerf in dit heilig Sacrament spijzigen met ide U zeiven, opdat ik om U moge leven.
Zie Heer, ik leef door uwe gave; doch waar-voor leef ik, bijaldien ik niet om U leef? 3e. O Jesus, bron des levens, bljjvendc zaligheid!
id bevrijd mij van elke gesteltenis, die niet goed Klt is, opdat ik door ü geheel vervuld worde en i,! voor U geheel leven moge.
H.o Zoo dikwef Gij door de heilige Communie tot
lig mjj komt en iets in mij bespeurt, wat werelds, Brt; of' vreemd aan uwen Geest, of strijdig met liet welbehagen uw.-j Harten is, ik bid U, ruk het iol uit, om plaats te maken voor U, voor uwen on Geest en voor de liefde uws Harten. ^(p Bevrijd mij ton eenenmale van elk beletsel;
de j verteer door het goddelijk vuur uwer liefde al, yij wat in mij een hinderpaal is om niet LT op hei-ggj lige en volmaakte wijze vereenigd te worden en zoo niet meer do mijne maar do uwe zijnde, ge-i0) heel en al om U te leven.
fi. Yernieuw en heilig mijn ligchaam en mijne ,d) ziel, opdat zij beiden, aan ü toegewijd en door
744
U bezield, enkel en alleen met U of om U bezig zijn.
Geef, bid ik U, dat ik elke bezigheid om U ondernemc en volbrenge en daardoor mij dikwijls, zoo veel ik mag, mot U bezig honde.
Geef, dat zoodra ik van die bezigheid ontslagen ben, ik met geest en hart mij geheel tot U wende, zooals het gewigt, bij verwijdering van het beletsel, wederom naar zijn middenpunt snelt.
Zijt gij voortaan alleen het begin en einde van alles, wat ik inwendig of uitwendig doen of lijden zal.
A ish Heer Josus! hoe lang, hoe dik .vijls, schoon ook door U en om U gevoed, heb ik gearbeid en geleden niet om U, maar om den vijand uwer eeru en glorie, om mijne eigenliefde en ijdele hoovaardigheid !
Vergeefmjj, smeek ik U, deze bedorvenheid, deze onregtvaardigheid, deze groote ondankbaarheid.
En geef mij de werkdadige genade om hetgeen billijk en allerregtvaardigst is, levende door LT, ook om U te leven.
7. O Jesus, beminnelijkste en liefde waardigste Bruidegom mijner ziel! Verlicht mij, ontvlam mij om U, die alleen mijn gelukkig leven uitmaakt, volmaakter te kennen, met meerder vuur te beminnen.
Ik erken, o lieer, en belijd, niet waardig te zijn mij to verheffen tot die verhevenheid van uw leven, welke Gij in het Sacrament aan uwe Heiligen plagt mede te deelen; doch Gij Heer, zijt het meest waardig ook door m;j heiliglijk
745
gediend te worden tot glorie en vreugde van uw Hart.
Verleen mij dan goedgunstig deze genade, dat ik door het godvruchtig en dikwerf ontvangen der heilige Communie het zoover brenge, dat ik leve zooals Gij.
Ja, loei' ook Grjj, o Jesus, mijne eindeiooze zoetheid, mijn eeuwig geluk: leef. heersch en zegepraal in mij tot uwe eer, tot voltooijing van al wat uw Hart aangenaam kan zijn.
Al wat ik heb, al wat ik 'oen, zijn aan LT als een brand-slagtoffer uit zuivere liefde aangeboden; Gij alleen allerliefste Jesus zijt mijn leven; Gij alleen zijt mijn alles.
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
hkt allerheiligst hakt van jesus voltooit zijne vebeeniginö met oxs door de heh.h'k communie en hervormt ons in zich zelvxn.
1. Jesus. Mijn kind, die mijn Vleeseh eet en mijn Bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem.
Ziedaar de vereeniging voltrokken, waardoor ik, een goddelijk persoon, met ziel en ligehaam in u gevonden en gij, een menschelijk persoon; met ziel en ligehaam in mij gevonden wordt.
Deze vereeniging is derhalve eene ware en zelfstandige vereeniging. Want niemand is in mij, zoo ik niet in hem ben.
Zooals de gesmolten was, die door iemand bij andere was gevoegd wordt, zich noodzakelijk met
746
de andere vermengt: zoo ook wordt gij, mijn Vleesch en Bloed nuttigende, zoo met mij ver-eenigd, dat gij in mij en ik waarlijk en op innige wijze in u ben.
Mijn kind, is dat niet oen geheim dor liefde! Ja het is overmaat van liefde; en wel een kracht en vermogen van liefde in mijn Hart, waardoor liet den sterveling gegeven wordt zich geheel en al, niet slechts met mijn ligchaam maar ook met mijne ziel, ja zelfs met mijne Godheid te vereeiugen en daarvan het zoetst genot te hebben.
Hoezeer staan de Engelen daarover verbaasd! Hoe zijn zij buiten zich zeiven van bewondering! h'H; gelukkig noemen zij u!
-. In dit heilig zamenzijn stort mijn Hart die zoete eu kostbare genade uit, waardoor de voltrokkoii vereeniging blijft voortbestaan zoo, dar. ik in u en gij iu mij blyft.
Want als do gedaanten van hot Sacrament •.■«iwonen zijn, dan blijf ik persoonlijk, als God, iü u, niet slechts als levende in een levenden tempel, die door de heiligmakende genade versierd is, maar ook als het blijvend beginsel van bovennatuurlijke heiligheid, uw leven verliciogend door den voortdurenden invloed der heiligmakende genade en door do herhaalde en veelvor-mige mededeoling der werkende genade; en zoo ;'lijft gij woderkeerig op bijzondere wijze met mij vcreenigd.
Vandaar kunt gij, mijn kind, een waarlijk heilig, in zekeren zin een goddelijk leven leiden, omdat gij on in uw ligchaam en in uwe ziel altijd mijne Godheid bezit, waardoor gij looft.
Doeli deze blijvende vereeniging tusschen u en mij zal volmaakt zijn, dewijl er tusschen mij en tusschen u eene ware gelijkenis, eene ware eenvormigheid bestaat; ongel ijkende en onderling verschillende zaken immers worden slechts met moeite en op onvolmaakte wijze met elkander yereenigd.
Zalige volmaaktheid dier bljjvende vereeniging! Zalig zijt gij, mijn kind, als gij door het veelvuldig en godvruchtig ontvangen der heilige Communie, door het ontvangen bij gevolg van vele genaden, door edelmoedige getrouwheid, door volhardenden liefdeijver, u tot deze volmaakte vereeniging zult hebben voorbereid!
3. Wat anders toch spruit er uit volmaakte vereeniging voort, dan eenheid 'i Derhalve zuilen wij niet meer twee, maar op zekere wijze een geheel zij n.
Deze wondervolle zoete en zaligende eenheid, wordt daarom vooral aangeprezen, munt daarom 110ven alle vereenigingen in het geschapene uit, omdat zij niet uit eene verwarring ofzamen-stelling van ons beiden, maar uit de hervorming van den een in den ander ontstaat.
Niet echter alsof gij mij in u hervormdet, zooalt- met natuurlijk voedsel geschiedt: maar gij zalt in mij veranderd worden.
Dan, mijn kind, zullen de genegenheden uws harten niet meer uwe genegenheden zijn, uwe begeerte niet meer u toebebooren, uwe vreugden niet meer de uwen zijn.
Neen de natuurlijke neigingen en andere men-schelijke genegenheden, welke gij hebt, zij zullen met betrekking tot dit hervormde leven, zijn als bestonden zij niet, dewijl gij daardoor niet leeft.
748
Maar gij zult in dit nieuwe leven, mijn leven leiden; do genegenheden en neigingen mijns Harten, zullen dan uwe genegenheden, uwe neigingen zijn; de liefde, de wenschen, de vreugde mijns Harten zullen dan uwe liefde, uwe wenschen, xiwe vreugde uitmaken.
De afgekeerdheid mijns Harten van het kwaad, van do wereld, van al wat ijdel is, zal uw Hart doordringen en vervullen.
De onmetelijke ijver, waarvan mijn Hart voor de eer en glorie Gods en voor de zaligheid en do volmaking der zielen brandt, zal uw hart ontvlammen.
Wat bitter is, zult gij bevinden zoet te zijn; wat smakelijk is zal uwe smaak aangenaam vinden; wat moeijelijk is zult gij ontwaren gemakkelijk te zijn in Hem, in wien gij leeit en alles zult vermogen.
Gij zult omtrent alle zaken een zelfde gevoelen hebben als her mijne; gij zult willen zooals ik wil; leven zoo als ik; ja, wat meer is, gij zult waarlijk leven, niet gij meer, maar ik in u.
4. Ziedaar, mijn kind, de hoog'te, waarop de getrouwe ziel door do heilige Communie wordt verheven! Wie, tenzij hij, dio het ondervonden heelt, zal al het heilige, al het zoete, ai liet wondervolle begrijpen van eene ziel, die zoo in mij herschapen is ?
Velen zijn tot deze bovennatuurlijke herschepping geroepen, doch weinigen zijn daartoe uitverkoren; niet omdat ik de geroepenen niet tot uitverkoren wil maken, neen maar omdat zij door de genade, welke hun wordt aangeboden, zich daartoe niet geschikt maken.
749
Hoeveel toch zijn er, die ofschoon dikwijls tot het lieilig Sacrament naderende, evenwol in bijna allo zaken voortgaan de stem hunner natuur te volgen!
Hoevolen ook, die met voldoende zorg zicli in staat van genade trachten te bewaren en. daarmede tevreden, zoozeer de natuur dienen, dat zij hunne handelingen slechts uit natuurlijke neiging of weerzin verrigfcon!
Hoevolen eiiuleljjk zijn or, die schoon zij ook een godvruchtig of zelfs kloosterlijk leven leidden, en vele jaren daarin doorbrachten, nog niet leerden zich boven ae natuur te verheffen!
Is het dan tc bewonderen, dat deze allen steeds onvolmaakt, steeds ongelukkig, steeds ongeschikt tot die goddelijke en volmaakte ver-eeniging blijven?
5 Doch zij, die in goede gesteltenis dozen staat van hervorming bereikt hebben, welk een geluk genieten zij niet! in welk een heilige vrijheid verheugen zij zich! met hoeveel lui verheid genieten zij mijne zoetheid!
Daarom verachten zij alles, wat vergankelijk is; zij vergeten zich zeiven; volkomen zich zeiven afgestorven, blijven zij in mij en blij venzij gelukkig.
De grootste zaligheid, mijn kind, de hoogste verheffing, de grootste volmaaktheid, waartoe de monsch in het sterfelijk loven verheven wordt is, in mij herschapen en als verslonden te blijven.
Bewonderingswaardig, ja cn onuitsprekelijk is die toestand, waarin hot mijne het uwe is en blijft, en het uwe het mijne wordt, en waarin
50
de eenheid en gemeenschap tussen en u en m ij stcei],-bevestigd wordt.
Welaan, mijn kind, wil hot vortonwor quot;d zulk eene volmaaktheid niet verliezen, maar zijt, na van zulk een zaligen toestand gehoord te lieb-ben, nog vuriger, nog edelmoediger, nog ge-rvouwer, opdat ik op gesehikten tijd u tot mij trekke.
6 De Leerling. O Jesus, mijne liefde, zuiverste Bruidegom he/llgste God. mot hoeveel zoetheid behandelt Grij mij, als Gij zoo dikwerf ca zou vol goedertierenheid in uw honigzoet Sacramsmt tot mij komt om mij ellendige met U te vereenigen, met uw allerheiligste Monschheid en met uwe aanbiddelijke Godheid!
Door de liefde uws Harten, waardoor G:j L gewaardigt mij zulk een gunst te schenken, bid en smeek ik U, verteer door het goddelijk vuur al wat in mij voor de volkomenheid dier vor-eeniging een beletsel is! en ontsteek in mij eon groeten ijver om edelmoedig en getrouw te zijn teil opzichte van elke inspraak der genade, die mij aanzet, al wat louter natuurlijk is te boven te streven en zuivere deugden te beoefenen.
Gij, weet Hoer, welke begeerte mij ter oor-zake uwer goedigheid aanspoort, mij steeds meer en moer geschikt te maken voor de volmaakte en blijvende vereeniging mot U.
Zie, al wat ik bon, offer ik U en geef ik aan U over: ik geef II mijn hart, opdat het met het uwe vereenigd worde; ik geef U mijnon geest, opdat hij door uwen Geest verslonden worde; ik geef mij geheel en al, opdat ik door de kracht-
tladige genade van uw Sacrament aan U gelijkvormig- en con met U wordc.
Neem mij aan, o Jesus! neem mij aan: vereenig mij volkomen met U; neem mij geheel in U op en verander mij iu U.
7. O hoe groot en wondervol is do kracht uwer liefde, waardoor Gij de ziel in U zolvoi herschept! hoe groot is de aflating uwer goedheid! hoe groot ook is de waardigheid en verhevenheid der ziel, die in U hervormd is!
O Heer mijn God! zal ik ooit U zoo mogen genieten? O moge het waarheid worden, ik smeek het! al do oer en glorie, welke uit zulk een heilaanbrengend, uit zulk ee;. onverdiend gunstbetoon voortspruit, zal aan uw Hart. aarde bron van alle goeds toebehooren.
Laat ik ophouden te zijn, want ik ben om te zijn, wat Gij zijt, o Heer Jesus; dat Gij ;;lleeii in mij levet met uwe liefde, met uwen Geest, met al uwe neigingen en gesteltenissen, met uw welbehagen voor tijd en eeuwigheid.
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart van jesus schenkt ons door de heilige communie de gave der volharding.
1. Jesus. Mijn kind, wie dit brood eet. zal leven in eeuwigheid.
Eu waarom zou hij niet eeuwig loven? hij bezit immers in zich een blijvend, altijd levend be-
750
de eenheid en gemeenschap tusscjien n en mij steeds bevestigd wordt.
Welaan, mijn kind, wil hot Yortoinver. rgt;p zulk eene volmaaktheid niet verliezen, maar zijt, na van zulk een zaligen toestand gehoord te hebben, nog vuriger, nog edelmoediger, nog go-mmwer, opdat ik op geschikten tijd u to^ mij trekke.
C De Leerling. O Jesus, mijne liefde, zuivei'jte Bruidegom heiligste God. met hoeveel zoetheid behandelt Gij mij, als Gij zoo dikwerf eu zou vol goedertierenheid in uw honigzoet Sacrament tot mij komt om mij ellendige met U te vereenigen, met uw allerlieiligste Menschheid en met uwe aanbiddelijke Godheid!
Door de liefde uws Harten, waardoor Gij L' gewaardigt mij zulk een gunst te schenken, bid en smeek ik U, verteer door het goddelijk vuur al wat in mij voor de volkomenheid dier ver-eeniging een beletsel is! en ontsteek in mij een grooten ijver om edelmoedig en getrouw te zijn ten opzichte van elke inspraak der genade, die mij aanzet, al wat louter natuurlijk is te boven te streven en zuivere deugden te beoefenen.
Gij, weet Heer, welke begeerte mij ter oor-zake uwer goedigheid aanspoort, mij .steeds meer en moer geschikt te maken voor do volmaakte en blijvende vereeniging met U.
Zie, al wat ik ben, offer ik U en geef ik aan U over: ik geef II mijn hart, opdat het met liet uwe vereenigd worde; ik geef U mijnen geest, opdat hij door uwen Geest verslonden worde; ik geel' mij geheel en al, opdat ik door de kracht-
iladige genade van uw Sacrament aan U gelijkvormig en een met U worde.
Neem mij aan, o Jesus! neem mij aan: vereenig mij volkomen met U; neem mjj geheel in U op en verander mij in U.
7. O hoe groot en wondervol is do kracht uwer liefde, waardoor Gij do ziel in U zelve, herschept! hoe groot is do aflating uwer goedheid! hoe groot ook is de waardigheid en verhevenheid der ziel, die in LT hervormd is!
O Heer mijn God! zal ik ooit U zoo moger genieten? O moge het waarheid worden, ik smeek het! al de eer en glorie, welke uit zulk oen heilaanbrengend, uit zulk eer. onverdiend gunstbetoon voortspruit, zal aan uw Hart. aan ilp bron van allo goeds toebohooren.
Laat ik ophouden te zijn, want ik ben om te zijn, wat Gij zijt, o Heer Jesus; dat Gij alleen in mjj levet met uwe liefde, niet uwen Geest, met al uwe neigingen en gesteltenissen, mot uw welbehagen voor tijd en eeuwigheid.
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart van jesus schenkt ons door de heilige communie dk gave der volharding.
1. Jesus. Mijn kind, wie dit brood eet, za! leven in eeuwigheid.
En waarom zou hij niet eeuwig leven? hij bezit immers in zich een blijvend, altijd lovend be-
752
ginsel, waardoor hij op aarde steeds liet leven
der genade voortzet, totdat hij zal gekomen zijn zei
tor her leven der genade in den hemel. mij
Gij /.uit de waarde van deze heilaanbrengende oik
vrucht der Communie begrijpen en met liefde ge'
ut!.:: voor ontbranden, als gij eens uwe aandacht vei w.-tigt op de grootheid der gave, waardoor men
in het leven der genade volhardt. zw
Do volharding, mijn kind, is de voltooijing der kn
dcu^d, de bewaakster der verdiensten, de laatste in\ en voortdurende zegepraal, de zekere bolooning
uwer zorgen en bekommeringen, do kroon der we
Zonder do volharding mist al het o ,'erige, wat ste
het ook zij, zijne eeuwige belooning en vrucht; vo
de volharding alleen regtvaardigt en bekroont alles. he
En daarom zijn alle Heiligen voor dit groot
geschenk vooral zoo bezorgd geweest, dat, mogten mi
zij ook al niet in staat zijn, dit geschenk, als iets da
wat hun toekomt, te verdienen, zieh toch be- Sc ijverden oin geen hinderpaal in den weg te
stellen, maar zich met alle vlijt toe te leggen, om mi
door alle middelen, die in hun bereik waren, zich vo
tot het ontvangen daarvan geschikt te maken. kr
Tracht ook gij mijn kind, na alle hindernissen
verwijderd te hebben, u zoo mot zorg daartoe ui
voor te bereiden, en gij zult, zoowol als zij, he
door do heilige Communie deze voortreffelijkste u
gave der volharding verwerven. er
2. Dit mijn kind, heb ik in mijn Hart besloten, k( dat het Sacrament des Altaars, dat het grootste
Sacrament is, ook do grootste genade — de vol- dlt;
753
cn En voorwaar, als ik in het Saoramcnt mij
jjn zo 1 ven aan u geef', iets, waardoor de Majesteit mijner Godheid als eene vernedering schijnt te
de ondergaan; hoe zou ik dan niet de volharding
'de geven, waardoor de glorie mijner Godheid nog
ht vermeerderd wordt?
on Derhalve zult gij, ofschoon ook uit u zeiven zwak en vol ellende, hier uit mijn Hart zoovele
lor krachten ontvangen, dat gij in staar zijt ongedeerd
ste uw einde te bereiken.
ng Want als dc Profeet door de kracht der spijze,
Ier welke slechts een atbeeldsel van dit Sacrament was, den Ijorg Gods bereikte, met hoeveel meer
fat sterkte, die dit waarlijk levengevend en goddelijk
iit; voedsel schenkt, zult gij de hoogte der eeuwige
es. heuvelen kunnen bereiken?
)0t Hef uwe oogen op en zie, hoe velen, niet
:en minder zwak en ziekelijk uit zich zeiven dan gij,
ets dat punt reeds behouden beklommen hebben,
be- Schep nieuwen moed en wandel blijmoedig voort,
te 3. Wil voor niets onmatige vreeze koesteren,
om mijn kind, want met mij vereenigd, zult gij u
ich voor elke gelegenheid krachtdadig en gemakkelijk
n. kunnen wachten.
sen Wat is liet begin van uwen ondergang, zoo
toe niet de laauwhoid? Want als de ziel door laauw-
zij, heid kwijnt, dan moet noodzakelijk het geestelijke
ste u smakeloos en onaangenaam worden en de natuur er toe komen, om slechts te verlangen en te zoe-
en, ken, wat natuurlijk is.
:ste Dan begint de mensch uit natuurlijke neiging
ol- de bewaking der zintuigen, zijns ligchaams en dei-vermogens zijner ziel te verwaarloozen en laat
Sê
754
daaraan tevens, om zijn ziekelijk hart wat op te roep beuren, den vrijen teugel, en stelt ze vervolgens, zani eerst wel is waar niet zonder eenige huivering, ligcl doch later allengs stoutmoediger aan de verleiding vred der zonden bloot. H En daardoor stort hij langs drie trappen in dei-het verderf neder. Want eerst handelt hij onvoor- I drul zigtig, als hij zich in het naaste gevaar der zon- (leiden bevindt; ten tweede tracht hij niet vurig te des bidden en do goddelijke genade af te smeeken om 11 aan het gevaar to ontkomen en niot te vallen; ten verz derde geheel alleen en ongewapend in het midden j staa; der vijanden, die zoowelin als buiten hom zamen- • vroe spannen, speelt hij in zekeren zin met het geraas- smm kerd monster,totdat hij eensklaps overvallen wordt, A toestemt en in den afgrond nederstort. mun 4. Waardoor, mijn kind, zult gij zooveel onheil koer zeker en ligteljjk keeren,tenzij door het heilzaam luws Sacrament, dat u met mij vereenigt, met de ban- zjjt i den dor liefde aan mij vasthoudt en u deelgenoot Ite zj maakt van mijne kracht. Di Wat is er geschikter, om de laauwheid van uwe Com ziel te weren, dan de veelvuldige en godvruchtige jzijn Communie, waardoor de ijver der goddelijke liefde En i in u komt en u geheel doordringt? onvo Ja, zelf wanneer zicli tusschen de vorige en do aan volgende Communie wederom een begin van laauw- nie j heid zoude voordoen, dan zal eene nieuwe Com- gemt rannie, godvruchtig ontvangen, dit verdrijven en hiddi den vorigen ijver herstellen. Want warmte en mij koude, ijver en laauwheid kunnen niet te gelijk jdig j in een hart wonen. te v( Wat meer is, mijn kind, do heilige Communie Al
t0 roept geheel den mensch tot liet innerlijke, ver-
ns, zamelt al de vermogens der ziol en do zinnen des
ng, ligchaams om het heilig gastmaal met mij in
quot;g ■ vrede en blijdschap te vieren.
Hiertoe spoort ons echter de hedorvene neiging
in der natuur niet aan, neen deze wordt juist onder-
or- drukt in dat goddelijk geheim, dat de hartstogten
)n- der ziel beteugelt en de ongeregelde bewegingen
' to des ligchaams regelt.
am Hier doen de liemelsche geneugten, terwijl zü
;on verzadigen tevens meerder begeerte naar zich ont-
Icn ! staan; doch de wereldsche vreugde, die welligt
311- | vroeger genoten is, wordt zoo walgend, dat de
as- smaak daarvan verachtelijk en onwaardig schijnt,
dt, Als gij derhalve dikwijls door de heilige Communie uwen geest vernieuwt;, door u tot mij te
eil jkeeren, dan zult gij, door do eigou ondervinding
am luws harten geleerd, begrijpen, hoezeer gij vcrpligt
m- zijt en van hoeveel belang het voor u is, getrouw
oot jte zjjn.
Daarom zult gij in don tijd, die tusschenuwe
we Communie verloopt, op uwe hoede trachten te
ige -zijn om u niet van zelf in gevaar te begeven,
i'de En als gij u ooit, hetzij uit noodzakelijkheid hetzij onvoorziens in gevaar zult bevinden, dan zult gij
de aan het verkeer mot mij, dat gij in de Commu-
w- nie geleerd en steeds aangekweekt hebt, gewend
m- gemaakt, terstond tot mij uwe toevlugt nemen,
en bidden en smoekon, u zeiven wantrouwen en op
en mij hopen, uw best doen het gevaar zoo spoe-
ijk dig mogelijk te ontvlugten en u naauwer met mij
'te vereenigen.
lie Als gij dit doet, mijn kind, dan zult gij over
756
slangen en adders wandelen, leeuwen en draken onder den voet treden, aan elk monster uer zoude ontkomen en eindelijk behouden en ongedeerd uw doel bereiken.
5. Als gij dus. mijn kind, u niet dikwijls in dit Sacrament voedt met mjjn Vleeseli en Bloed en niet genoog medewerkt met de genade van het Sacrament, dan zult gij in het bovennatuurlijk leven niet volharden.
En let wel, deze medewerking zelve wordt door 'de herhaalde Communie gemakkelijk en zoet gemaakt, wegens de bijzondere genade, die door lier Sacrament met dat doel wordt geschonken en wegens de bijzondere liefde, die uit mijn Hart overgestort wordt en alles ligter en zoeter i;:nakt.
Ziedaar dan de wijze om die gave : Hergaven, de volharding ten einde toe. door het veelvuldig en godvruchtig naderen tot de heilige Communie te verkrijgen.
Welaan dan mijn kind: het is voor u eene zaak van het hoogste belang, zijt sterk en grootmoedig zooals het een leerling mijns Harten past. Maak getrouw gebruik van de middelen; blijf standvastig met mij vereenigd: zoo zult gij u die onmetelijke en kostbare goederen verwerven, welke hier met de heilige volharding gepaard gaan en haar in de eeuwigheid volgen.
6. De leerling. Hoe onmetelijk, O lieer Jesus, hoe kostbaar zijn die goederen! Zoo groot zi jn zij, dat uwe Heiligen daarvoor gaarne al het overige ten oft'er bragten en bij het genot hunner zoetheid, dikwerf in overmate van geluk tranen stortten.
t O I
Moe zoude ik dan willens kunnen zijn hetgeen zoo veel zaligheid biedt, voor de ellende der zonde te verruilen? hoe zoude ik willens kunnen zijn uwe liefde en vriendschap vaarwel te zeggen, om de liefde te winnen van den vijand mijner zaligheid?
Want ik zal die goederen, welke het gevolg en de vruchten der liefde zijn. niet verliezen zoo ik niet de liefde z|lf opgeef en uit mijn hart verjaag. Immers de liefde zal zich nimmer uit eigen beweging van mij verwijderen.
Gij hebt mjj het eerst bemind, beste Jesiis: Gij zjjt het eerst tot m.j gekomen: en /,!■• lt;V; zijt niet de eerste, die heen gaat, GHj zult mij niet verlaten, als ik niet eerst ü verlaten zal hebben. Zoo welwillend is de goedheid nws Harten.
O Jesus, duld niet dat ik u verlate. Wat blijft mij zonder U over dan duisternis, rouw. angst en bitterheid, ellende en de eeuwige dood?
Ach duld niet dat mij zulke kwalen overkomen. Geef, Heer, geef dat ik met U vereenigd liever eiken dood des ligchaams sterve dan U te verliezen, die hot leven mijner ziel en de bron van alle goederen zijt.
Om de liefde van uw Hart, ter wille van het Hart uwer maagdelijke Moeder, om alles wat ü dierbaar is in den hemel en op aarde bid en smeek ik U,schenk mij de volharding, verleen mij genade, geef mij moed, om de middelen door U aangeboden, met kracht in het werk te stellen.
7. Ik ben wel is waar zwak. Heer, en ziek:
758
doelx Gij zijt almagtig en goed. Versterk mij derhalve en lielp mij. Zijt mij do God, die zalig maakt, en zij uw Hart mijn toevlugtsoord, om mij te zaligen.
O Jesus, ■goede Herder! om uws naams wille, leid mij, en Toed mij met U zeiven en verkwik mij met het levend water, dat uit uw Hart ontspringt, opdat ik voortga U blijmoedig te volgen.
O Jesus,hemelsche Geneesheer! Ontferm U over mijne veelvuldige ellende, roei mijne gebreken uit, schenk mij krachten weder om niet op den weg te bezwijken.
O Josus, mijn Leermeester! leer mij uwen wil volbrengen; rigt mijne schreden ten einde toe.
O Jesus, mijn Beminde! verkwik mij, troost mij in droefheid, help mij in moeijelijkheden, wek mij op, spoor mij aan om voort te gaan on te volharden.
O Jesus, goddelijke Bruidegom mijner ziel! houd mij vast; trek mij achter U aan; zie, zoo vrijwillig door U voortgetrokken, zal ik wandelen door uwe kracht, zal ik onvermoeid voortloopen tot het zeker en eeuwig bezit.
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
het allerheiligst hart van jesus geeft ons hoor ije heilige communie een onderpand der toekomstige glorie.
1. Jesus. Die mijn Yleesch eet en mijn Bloed drinkt, heeft liet eeuwig' leven; en ik zal liem opwekken ten jonsten dage.
Ziedaar, mijn kind, een groot geheim, maar een groot geheim der liefde, een groot geheim der troost.
Want hier in dit lioiligst Sacrament ontvangt gij de artsenij der onsterfel jkheid en het zinnebeeld der opstanding.
Vandaar dat niet slechts de ziel, die door mij beleefd en geheiligd, tot een voortdurend zalig leven geraakt, maar ook het ligcliaam, schoon onedel en aan bederf onderhevig, door de ver-eeniging en vorligchaming met mijn levengevend en glorierijk ligcliaam, onsterfelijkheid en eeuwige glorie deelachtig wordt.
Niet dus wegens de heiligmakende genade alleen, neen, maar om een zekere nieuwe beweegreden, wegens de heilige Communie, zal ik en uwe ziel eeuwig blijde en zalig maken, en uw ligcliaam hervormen en het, mijn lichaam nagebootst, met heerlijke gaven op bijzondere wijze versieren.
Ziedaar mijn kind, do verblijdendste en wondervolste vrucht der heilige Communie, die alle overige vruchten voltooit en bekroont.
760
2. Mijn kind, als dc goedheid mijns Harten al haar grootte wil toonen, zie, dan staan haar al zijne overige hoedanigheden en krachten ten dienste, en dan Tereenigen deze zich en arbeiden zij om de zaak te veredelen en tot volkomenheid te brengen.
Welnu dan; dc liefde mijns Harten heeft besloten in het heilig Sacrament des Altaars de grootte harer vrijgevigheid zoo ten toon te spreiden, dat hare glorierijkste vruchten voortduren in alle eeuwigheid.
Wil u dus niet verwonderen, als dit geheim over'loeit van zoo vc'e en groote wonderwerken, overvloeit van zoo vele en groote goederen, als het geheel verheven, geheel heilig, geheel liefelijk, geheel vol vertroosting is.
liet grootste wonder wel is waar u hier toegezegd is, dat niet slechts uwe ziel maar ook uw ligchaam leven zal gedurende geheel de eeuwigheid; doch dit is nog minder dan hetgeen reeds voor u is geschied. Minder namelijk is het ('at de mensch leeft in eeuwigheid, dan dat God sterft in den tjjd; minder is het, dat de mensch opgewekt wordt tot een verheerlijkt leven in den hemel, dan dat God zich vernedert tot een verborgen leven in dit Sacrament.
Hoe toch zouden de ledematen niet opstaan, terwijl het hootd verrijst? En hoe zou hij niet eeuwig leven, die het eeuwig leven in zich heeft? Derhalve zult gij, als ik, die uw leven ben, zal gekomen zijn, met mij verschijnen in glorie.
Zie mijn kind, van deze altijddurende glorie
761
hebt gij een onderpand in liet Sacrament, oen onderpand, niet onverschillig welk ook, maar dat zooveel waarde heeft als mijn belofte.
Zie dan eens, welke zekerheid de hemelsche Vader van zijnen kant n van uwe toekomstige zaligheid heeft gegeven, daar hij op deze wijze Zijn eeniggeboren Zoon tot borg beeft geschonken!
Wat echter uwe vreugde en uwen troost ge-boel volkomen moet maken, dat bezit gij, rijkelijk in dit onderpand, zoolang gij slechts van uwe zijde die allerzoetste zekerheid niet onzeker maakt.
Wat bljjfr derhalve over mijn kind, tenzij dankbaar en getrouw te zijn, u te verblijden over de goedheid mijns Harren, do u aangebodene goederen te genieten, en zoo dikwerf gij mij onr-vangen zult, u blijde te herinneren aan do eeuwige zaligheid, wier onderpand gij bezit, on woiko gij roods bij voorbaat geniet?
Als hetgeen beloofd is, zal gekomen zijn,d:in zal het gebruik van het Sacrament ophouden en dan zult gij niet meer voorloopig een deel der zaligheid bezitten, maar de zaligheid zolvo in hare volheid en dan zult gij daarin binnentreden en van haar doordrongen worden.
Dan zal het geloof plaats maken voor de aanschouwing, de hoop voor het genot; doch de liefde, die blijvend is, zal zich uitstorten in eeuwige blijdschap. In die zaligheid, die de uwe zijn zal, zult gij, niets ademen dan liefde, niets spreken dan liefde, niets meer doen dan uit liefde; want gij zult in het rijk zijn, dat niet anders dan het rijk der liefde is.
762
4. Tot liet rijk der liefde voert het Sacrament der liefde; hoe beter de liefde hier gevoed, hoe volmaakter zij in dit leven in uw hart is ont-vlamd, des te meer zal zij u daarboven vervoeren en des te glansrijker in n schitteren tijdens de eeuwigheid.
Zoolang dus, mijn kind, de schaduwen der sterfelijkheid niet verdwijnen e7i do dag der onsterfelijkheid niet aanbreekt, moet gij onderworpen door de liefde leven, vreedzaam toenemen in zuivere liefde.
Al wat gij rondom u aanschouwt, hetzij het van voorspoed of tegenspoed getuigt, moet gij met een zelfden blik vol zuivere lietde aanzien, te midden van dit alles mij alleen tot doel hebbend, mij in wien gij het leven, de verrijzenis en de zaligheid bezit.
Als gij het sterfelijk loven, wegens de ellende daarmee gepaard, zwaar vindt, weet, dat gij des tquot; ' leter toekomstig geluk zult smaken naar de i.;.ié© gij de ellende van dit tegenwoordig leven meer zult hebben ondervonden; en dat gij des te zoeter in den hemel aan mijn Hart zult uitrusten, naar mate gij in do wereld uit liefde tot mij zwaarder lijden verduurd zult hebben.
Zijt intusschen blij te moede mijn kind, en krachtig; horstel uwe krachten en uwen moed door dit levengevend Sacrament: blijf gelijkvormig aan mijn welbehagen uit liefde tot mij in leven en iu sterven.
5. I)e leeklixg. O overmate van goedheid! O Jesus! wie begrijpt er in dit leven welk een ilart Gij bezit!
763
Zie, Gij zoli schenkt U aan mij in dit Sacrament, om mij alles te verschaffen, wat ik voor Let tegen woordige begeer; en tevens geeft Gij U zeiven aan mij als een onderpand der eeuwige zaligheid, die Gij mij uit onverdiende vrijgevigheid beloofd hebt.
Dank zij U, beste Jesus, eeuwige dank, voor zooveel liefde van uw Hart.
Geheel mijn boezem juicht over eene gave, die zoo groot on zoo kostbaar is, die op zoo beminnelijke en zoete wijze wordt geschonken, waardoor Gij mij het zoetste vertrouwen op eene eeuwige zaligheid verleent.
ik bid U, o Heer mijn God, ik bid U smoo-kend, mij de krachtdadige genade te schenken om mijne keuzo ter hemelsche glorie, die van uwen kant zoo zeker is en op zoo goddelijke wijze verzekerd wordt, niet van mijnen kant te verijdelen, maar door getrouwheid en goede werken, en ware verdiensten ook van mijne zijde zeker te maken.
lt;). O Jesus de beminnelijkste van allen, met welken ijver en blijmoedigheid moet ik U dienen, mot welk een moed de ruwe wegen bewandelen, met welke liefde aan U gehecht bljjven om tot die onuitsprekelijke glorie te geraken, waarvan ik hier een voorsmaak geniet, en waarvan mij zulk een onderpand wordt geschonken!
Ach Jesus, mijn Beminde, zuiverste Bruidegom mijner ziel! als het reeds zoo zoet is U te genieten in deze ballingschap, wat zal het dan in het vaderland zijn? Als uwe vertroosting en in het heilig Sacrament reeds zoo zalvend zijn, wat
764
zullen zij zijn in uw vijk? als liet hart reeds zoo vervoerd wordt door de omhelzingen van L . die hier slechts gesluijerd woont, wat dan eindelijk zal die omhelzing uitwerken als ik U van aanschijn tot aanschijn zal aanschouwen, aan uw Hart ruston en met de stroomen uwer geneugten verzadigd en bovenmate gedrenkt zal worden?
O mijn God! als ik hier aan denk, dan wordt alles, wat ik op aarde ontwaar, mij lastig en walgend.
Het leven zelfs verliest al zijn aantrekkelijklieid, dewijl niets daarin mij volkomen bevredigou of geheel verzadigen kan.
Ja zelfs uwe vertroostingen en uwe eigen zoetheid doon mij een wonderlijkeen onuitsprekelijke kwelling ondervinden, omdat zij mij U duidelijker doen kennen en des to vuriger naarll, die de bron van alle vertroosting en van alle zoetheid zijt, doen haken.
Naar U zeiven, o mijn Jesus. naar L zeiven dorst ik; ik wensch U zonder sluijers te zien; ik begeer U openlijk te aanschouwen in uwe glorie; ik brand van verlangen en hoop U in eeuwige liefde te genieten.
Kom dan, mijne liefde, kom: ontsteek mij, verteer mij, ontbind mij opdat ik met U zij. o mijn eenigste begeerte, mijn ('enigste goed!
765
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Korte Zamenvatting.
het allerheiligst hakt van jesus is alles vool! ons,
L Jksus. Mijn Hart, mijn kind, dat gij inliet heiligst Sacrament als een onderpand uwer toekomstige heerlijkheid be/it. en dat in den liemel uwe zaligheid zal uitmaken, is intusschen zoo lang gij nog op aarde verwijlt, alles voor Ü.
Immers het is geheel, mot al wat het bezit, ter uwer beschikking en tot uw genot geschonken.
Dit Hart echter, dewijl ik eene menscheljjke natuur bezit, is wel is waar een mensuhelijk Hart. kan bijgevolg ten uwen opzigte ook op men-schelijke wijze gevoelen: doch wijl Jict met de goddelijke natuur persoonlijk is vereenigd, is het goddelijk tevens: het Hart namelijk van een goddelijk persoon, bezit dus al wat goddelijk en oneindig is.
Zie, zoo ben ik dan de bron van alle goederen, die steeds toegankelijk is, steeds springt, waaruit gij altijd putten, docli welke gij nimmer zult kunnen ledigen.
Hier, mijn kind, hier ontwaart gij alles, wat voor u noodzakcljjk, alles wat nuttig voor u is.
Als somtijds de geest in u verkoeld is, hier wordt ze ontstoken, hier wordt uw geest hernieuwd, hier ontvangt gij de innerlijke levenskracht weder terug.
Als gij misdaan hebt, hier zult gij wederom
766
barmhartigheid verkrijgen, hier vergiffenis verwerven, hier den vrede terug erlangen.
Als gij - van zwakheid kwijnt, hier vindt gij herstelling, hier zult gij versterkt, hier wederom mot goddelijke kracht uitgerust worden.
Als gij raad, moed of hulp noodig hebt, hier y.ult gij ze verkrijgen.
Als gij genade van God, als gij uw heil, eene gunst, als gij wezenlijken troost begeert, hier zult gij ze vinden.
in één woord, al wat tot uw waar geluk verstrekt, hier ten allen tijdo en op elke plaats, in gezondheid en in ziekte, in leven en in dood zult gij het verkrijgen.
2. Daarenboven mijn kind, is mijn Hart in dit Sacrament voor u ook een voorbeeld van alle deugden en van alle heiligheid.
Beschouw met de oogen des geloofs, bemin en volg de deugden mijns Harten na, die allen één geheel vormen, evenwel elk in het bijzonder blijven voortbestaan. Eene liefde omsluit, veredelt en openbaart ze allen.
Beschouw hier de zachtzinnigheid van de liefde mijns Harten, zijne nederige liefde. Beschouw hier het Hart van den God. die zich waarlijk verborgen en vernietigd heeft, en tot zulk een diepte zich vernietigd heeft! Hoe dieper gij in overweging daarin doordringt, dos te dieper zult gij den afgrond der vernedering peilen en des te beter de grootte der goedertierenheid ontwaren, waardoor mijn Hart zooveel verdraagt, zooveel lijdt uit liefde tot u; terwijl liet toch altijd zachtmoedig, altijd voorkomend blijft jegens allen.
Beschouw zijne toewijding. Overweeg, hoe het zich aan den dienst des Vaders wijdt; hoe het zicli aan zijne belangen ten offer brengt hoe het altijd bezig is met hetgeen Hem welgevallig is.
Beschouw zijne armoede. Dring tot in het binnenste van dit Hart door, zie welke zijne gewaarwordingen zjjn ten opzigte van de goedere n dezer wereld. Ga eens na, hoe het daarvan gebruik maakt. Ga eens na hoe hot al, wat passend is, ontbeert. Zie hier liet beold der heilige armoede.
Beschouw zijne zuiverheid. Ja, mijn kind, zie en ga met aandacht na hoe hot een ligcliaam bezit, dat op zekere wijze geestelijk geworden, altijd en overal zuiver is als een lichtstraal der zon; zie en ga met aandacht na, welk gebruik het maakt van de zintuigen; zie en beschouw oplettend hoe heilig al zijne genegenheden zijn. Ziehier de spiegel der zuiverheid.
Beschouw zijne gehoorzaamheid. Beschouw mijn kind en sta verbaasd. Want zie op de stem van een schepsel, op het woord des priesters, is mijn Hart tot alles bereid; en mogt ook do priester spreken alleen uit vuig winstbejag, ja mogt de priester een bedorven mensch zijn, toch ben ik, als hij de woorden der heilige Consecratie uitspreekt, terstond tegenwoordig en is mjjn Hart tot alles bereid. Op welke plek ik oolc geplaats word, daar verblijf ik met oen onderworpen Hart. Hoe men mij ook behandelt, schoon ook niet ongevoelig daarvoor, ben en blijf ik evenwel zalig. Ziedaar, mijn kind, het rigt-snoer der volmaakte gehoorzaamheid.
768
Beschouw zijne voorzigtigheid. Onderzoek god-vruchtig welke voorzigtigheid ik u in het heilig Tabernakel door mijn voorbeeld leer, in de keuze en toepassing der middelen om uw doel te be-reiken;welke in de keuze van uwen omgang, dewijl ik altijd met de Engelen verkeer; welke in het oij.vuliaren van gehechtheden, hetzij uit neiging hetzij uit weerzin voortgesproten.
Beschouw zijne regtvaardigheid. Zie hoe mijn Hart in zijn Sacramenteel loven al zijne bezigheden tot God, wien alles behoort, terugbrengt. Onderzoek eu onthoud niet welke getrouwheid het alles, zoowel het kleine als het groote, tot Gods glorie rigt.
Beschouw zijne sterkte. Let op de kracht, welke mijn Hart toont als het met een tevreden en onbezweken gemoed verdraagt, al wat bitter is van den kant der ongeloovigen, der zondaren en laauwen en van alle ondankbaren; zoowel als wat de plaats betreft, waar het wordt verlaten, of verwaarloosd oi ook wel onwaardig wordt behandeld; als het volhardt ondanks den strijden tegenstand welken ook. in de plannen der goddelijke liefde; als het die beletselen zeiven gebruikt om des te zuiverder liefde voor God en voor de menschen te toonen.
Beschouw zijne gematigdheid of bescheidenheid. Immers het maakt onderscheid tusschen den ■nensch. die zondigt, en tusschen de zonde van den mensch. Wetende, dat de mensch een werk van God, doch dat de zonde een werk des menschen is, wenscht en zoekt het met een onvermoeid geduld de zonde te verdelgen maar den
*
769
mensch te behouden. Het onderscheidt tussclien de natuur en tussehen de genade, tussclien den schijn en het wezen der dingen. Het onderscheidt tussclien goederen en goederen en keurt die beter, welke door den goddelijken wil geeischt of liever gewenscht worden.
Beschouw zijnen ijver. Het brandt hier van begeerte de zielen zalig te maken, daartoe grijpt het allo gelegenheden aan, en arbeidt het op wondervolle wijze. Met dat doel stort het bij dag en bij nacht gebeden; met dat doel geeft liet een voorbeeld van langnioedigheid, ontferming en van alle deugden: met dat doel spreekt het op vele en verschillende wijzen tot de zielen met dat doel geeft het nu inspraken dan aansporing. nu eens bemoedigt het, dan weder dwingt het. Zoo leert liet hier den ijver, dio voor allen mogelijk doch voor mijne beminuaren gemakkelijk is.
Beschouw zijne edelmoedigheid. Zie eens, wat het geeft en niet welke blijdschap liet geeft: zie het geeft vol vreugde niet slechts, wat het bezit maai ook, wat het is; niet slechts genade, maar ook zijne verdiensten, en zich zeiven bovenal. Zie eens, wat het ren offer brengt en niet welk een edele liefde. Zie eens, welke vertroosting het ondervindt als, tot glorie van God, het hart des mensiehen vertroost wordt.
Beschouw zijne volharding. Hier brengt het m heiligheid het eene jaar na het ander, de eene eeuw na de andere door. Vergelijk daarmede eens den tjjd van uwe volharding gedurende uw kortstondig leven. Het volhardt, niet zoo als gij,
40
770
nu Gens vcrilitiUiwend. dsn Aveder nieuwen ijvei tooneudj maar altijd niet deu zelfden ijver. Het volhardt met vreugde, omdat liet volhardt uit liefde.'
Ziedaar mijn kind, do kroon der heiligheid, de kroon, die twaalf sterren in zich bevat: de sterren aller deugden, die mijn ibirt versieren en, elk in het bijzonder, mijne lietde in schitterende en glansrijke stralen teruggeven.
Want de liefde mijns Harten is eene liefde, die nederig, zachtmoedig vol toewijding, bereidvaardig, zuiver, gehoorzaam, voorzigtig, goed geregeld, krachtig,quot; bescheiden, vol ijver om geloof, hoop en liefde aan te kweeken, edelmoedig er. alles adelend, ten einde toe volhardend is.
3. Eindelijk, mijn kind, mijn Hart is de weg, do geleider en de deur des hemels.
De veiligste weg, want dien volgend zult gij niet kunnen dwalen; de kortste weg, omdat hij meer dan eenig ander regt tot het doellculfc; deaan-genaamste en gemakkelijkste weg, dew ijl hij de weg der liefde is ; kortom de weg, dien al mijne Heiligen bewandeld hebben en waarop een ieder, die hem bewandelt, een Heilige wordt.
De geleider, die u in elke gelegenheid beschermen en tegen alle gevaren verdedigen zal; die u met velerlei genaden ondersteunen o;i zelis met het brood der Engelen versterken zal; die u verkwikken en heiligen zal door de inzage in mijne geheimen, door welke hij u zal leiden, eu uw hart en geest blijde en heilig tevens zal bozig houden, voortgaande van het eene geheim tot het ander, van de eene deugd tot do andere, van
771
den eenen trap van heiligheid tot dt 11 andere, tot-dat gij in liet rijk des hemels zult zijn aangekomen.
De deur, buiten welke er voor U geen andere is om in den hemel te woeden toegelaten: de deur, waardoor een ieder, die binnentreedt, voor eeuwig tot heil en tot zaligheid komt.
Wacht u derhalve, mijn kind, te luisteren naar lien, die nog van een meer verheven en beteren weg voor volmaaktere zielen spreken, van eenen weg, die niet do weg mijns Harten, maar der Godheid alleen is, van eenen weg die, met voorbijzien, of verwaarloozing mijner Mcuschheid, li op verhevene wijze door de Godheid alleen tot uw doe! zal brengen.
ie u dit ook zeggen moge, hetzij hij een mensch ot een Engel mogt wezen, wil hem noch uw geloot noch uw vertrlt;iuwou schenken.
Want door mijne Menschheid ben ik tot de incnschen gekomen, en door die ■• •Ifdo Mensch-_ heid moeten de meuschon tot mij komen.
Die een anderen weg wil beproeven, zal afdwalen; hij 7.:i] ronddolen nset een dorren geest en met een | verdroogd hart; dikwerf van innerlijke oefening en verkwikking beroofd, zal hij moede worden; ja eindelijk gevaar loopen geheel te bezwijken.
at u betreft, mijn kiud, zijt mijn Hart indachtig, waarin gij alles vindt. Djzoek mij hier
dik
zijt
. „ , „ _ - hier bij mij tegenwoordig; bid, dank en loof hier, luister hier naar mijne woorden en overweeg myn Hart; beschouw hoe ik met u blijf en u alle gunsten aanbied.
Welaan, mijn kind, nog een weinig tijds en gij zult veilig aan mijn Hart uitrusten. Biijf intus.
772
schuil met mij bezigen ik zal mij met u bezighouden.
Houd u bereid, want zie, eensklaps zal ik komen en ii tot mij nemen in mijn rijk, dat eeuwig duurt.
4. De leerling. O zeker, beminnelijkste en lief-dewaardigste Jesus, ik zal altijd, totdat Gij komt, uw Hart indachtig zijn, daarin zal ik leven, daarin met U bezig zijn, daarin mij bereid bonden.
Hoe zoude ik ooit dat Hart kunnen vergeten, waarin ik alles vind 'i
/ie, o cindclooze zoetheid! nu reeds is uw Hart, mijne rust, mijne ware zaligheid.
Veiliger, zekerder en liefelijker zal ik hier rusten, hoe wijzer, hoe magtiger, hoe zoeter Gij mijn Heer en God zijt.
Vis de wereld lagen legt, als de duivel bekeert. dan zal mijn hart niet verontrust worden ; want zijne woning is in vrede opgetrokken, want het woont onder de hoede van den Allerhoogste, in uw Hart zeiven.
Ó mijne ziel! hoe innig zult gij in Jesus Harte met uwen God vereenigd zjjn! Hoe volmaakt bij Hem tegenwoordig wezen ! Daar zult gij altijd met Hem zijn; in Hem zalig leven. Hom zien, niet afgebeeld maar in u overgestort; Hem beminnen, niet in schijn maar tastbaar bij U tegenwoordig: Hem bezitten niei: als Hem bij u houdend maar als u bezittend.
Tn dit paradijs der zuiverste geneugten stroomt u aanhoudend geluk toe, en ongehinderd geniet gij de goederen van het hart van Jesus, uwen Heer en God.
O Hart van mijn Jesus! Hart van mijnen God! Ware hemel, eeuwige rust aller Uitverkorenen!
773
Dit worde mij slechts gegeven, dat ik altjjd moge wonen in U, lT moge genieten; dan zal er op aarde niets aan mijn geluk ontbreken.
Want gij zijt de bescherming en veiligheid uwer dienaren. Gij de belooning en glorie van hen, die in U volharden; (Jij de blijdsebap en zoetheid voor die U genieten.
In ü is licht voor den geest, sterkte voor het hart, heil voor lt;le ziel, volmaaktheid dor heiligheid en voltooijing der zaligheid.
O Hart van niijn Beminde! waarin oneindig meer en betere goederen zijn dan ons verstand begrijpen of ons hart bevatten kan, wjru'oiii zoude ik buiten 1' goederen zoeken;-' Zie in U zijn alle goederen.
5. Derhalve o beste Jesus, slijte ik in uw Hart mijn zalig leven; ach, dat de dood mij nergens anders vinde dan in uw Hart! Moge ik daar eindelijk mijnen geest geven!
Ja moge de liefde bewerken, dat ik nu reeds uw Hart (jen gestorven leven lelde zooals Gij in het Sacrament leidt!
elke dood is zaliger dan deze-' Welke rust kan met deze worden vergeleken? Zie deze is mijne rust des doods, waardoor ik mij van alles onthechten, en in en om U alleen, niet zuivere Helde, wenseh te leven.
Ü Jesus, mijn leven en al mijn goed! Aldus volkomen gestorven, zal ik zoo zuiver voor U leven, dat als hot einde van mijn sterfelijk leven zal aanbreken, mij niets meer overblijft, dan tevreden aan uw Hart mijnen geest te geven!
Mijne laatste verzuchting zij de zucht van nw
stervend Hart; eene verzuchting van onderworpene zuivere liefde! Moge ik sterven van liefde, zooals Gij gestorven zijt! Moge ik sterven als eeu offer van zuivere liefde, dat in uw Hart voltrokken wordt.
O Heer mijn God, zal deze dood niet de zalige rusf. de zoete slaap zijn, waarin ik in dit aardscho ballingsoord aan uw Hart insluimer, om aan uw Hart in liet rijk uwer glorie te ontwaken, en veilig' uit te rusten, en voor eeuwig blijde te zijn?
Dit, o dit hoop ik, mijn Jesus en mijn God! dit smeek ik U, o eenigst verlangen mijns harten, mijn hoogste goed!
t). O Hart van Jesus,Uw naam kan niet genoemd worden zonder tot liefde te ontvlammen; niet gedacht worden zonder troost te verschaffen, niet worden afgebeeld zonder verkwikking te schenken; war zal het dan zijn U te aanschouwen,ontdaan van eiken sluijer, U in waarheid te omhelzen, met uwe eeuwige vreugde verzadigd te worden?
O onbegrijpelijke zaligheid, gelukkigst leven, leven zonder einde,zonder wisselingen, leven vrij van allen tegenspoed, vol van alle goederen! Hoe verlustig ik mij in uwe herinnering! hoe brand ik van begeerte naar U!
Kom, verschijn, o Jesus, volmaakte zaligheid! Laat mij binnentreden, o Heer, in uwe vreugde! deelgenoot worden van alle Engelen en Heiligen om met hen den eeuwigen lofzang der liefde uws harten aan te heffen!
O zaligheid boven alle zaligheid verheven! Eeuwig, en langer nog, zal ik U aanschouwen, U beminnen, U genieten, tot eere en blijdschap uws Harten, o Jesus, o mijn God en mijn alles!
A\ ie o-ij ook zijt, denk er aan, hoezeer Jesus zelf tic godsvrucht tot zjjn allerheiligst Hart wensclit aanbevolen te zien. Iminors toen Tïij aan de Eerwaardige Margaretha Maria verscheen, sprak Hij : Deze godsvrucht beveel ik aan alle geestelijken en kloosterlin-gen, als oen krachtdadig* middel om tot heiligheid en tot volmaaktheid van hunnen staat te geraken; ik beveel haar aan de arbeiders voor het heil der zielen, als een zeker hulpmiddel om de harten, zelfs do ver-stoktste harten te treffen; ik beveel haar eindelijk aan alle geloovigcn als de degeljjkste godsvruchtoefening en als het meest geschikt hunne hartstogten te overwinnen, den vrede te verkrijgen, hunne gebreken uitte roeijen, goddelijke en vurige liefde te verwerven, om in korten tijd tot groote volmaaktheid te geraken. Rijkelijk zal mijn Har( zijne schatten uitstorten over allen, die zich aan hetzelve toewijden.quot; I)
„Deze godsvrucht,quot; zoo zegt de heilige Alphonsus, „is geheel de toepassing der liefde ?;ot Jesus. Deze liefde echter is de beste van Jille godsvruchtoefenin-gen, Teregt wordt het betreurd, dat er vele Christenen zjjn, die zich aan verschillende vrome oefeningen wijden, doch deze uitstekende godsvruchtoefening verwaarloozcn; teregt wordt het betreurd, dat vele predikers van het woord Gods en vule Biechtvaders, die vele oefeningen van godsvrucht aan de hunnen inprenten, naauwelijks of in het geheel niet spreken van deze godsvruchtoefening, die evenwel de voornaamste van elk Christen moet uitmaken. Deze nalatigheid is do oorzaak, dat de zielen zoo weinig voortgang maken in deugd, in dezelfde gebreken blijven voortleven, en zelfs in groote zonden hervallen.quot; 2)
1) De Maand van het H. Hart van Jesus; goedgekeurd door den Aartsb. van Parijs.
2) Inleiding in de Novene tot het H. Hart van Jesus,
Met regt dus roept de heilige Bruid van Jesus Harte uit : „quot;Waarom kan ik der geheele wereld de genadeschatten niet kenbaar maken, die in het Hart van Jesus liggen opgesloten en welke Hij zelf rijkelijk wil uitstorten over hen, die Hem zijn toegewijd!
Boor deze godsvrucht wenscht Hij de zielen voor den ondergang te bewaren en in haar het rijk zijner liefde te stichten, der liefde, die niet toelaat, dat eene der zielen, Hem toegewijd, verloren gaat.quot; 1)
KASCHRI FT.
1. Ziü, ilccr Jesus, door oen nieuw gunstbewijs, dat Gij bij zoo vele andere en ontelbare gevoegd hebt, heb ik voltorid, wat ik mij op den rand des grafs had voorgenomen aan uw ïfart te wijden; doch hoe onvolmaakt mijnwerk is, Gjj weet liet, die uwe gaven naar waarde kunt bcoordeelen, en mijne ondankbaarheid volkomen kent. O Jesus, zachtmoedige en nederige van Harte! Om do goedigheid uws Harten zelve, die U bewoog, mij onwaardige zoo vele goederen te schenken, bid en smeek ik U, al mijne gebreken en al mijne ondankbaarheid te willen vergeven.
2. Vertrouwend op do bekende goedheid uws Harten, bied ik U, beste Jesus, dit werkje, dat Ik uit pligt, hoe onvolmaakt dan ook zamen-stelde, aan, vurig smeekend, het te willen aanvaarden, te zegenen en daaraan de heilige zal-
1) üe Eerwaardige Margaretha Maria,
777
ving uws Harten te willen schenken, die Jiet smakelijk cn tot een krachtdadig middel maakt om dc harten tot Lr te trekken en te zuiveren, ze met uwe deugden te versieren en met uwe heiligheid te volmaken, om ze eindelijk met U tc vereenigen en in ü te doen opgaan, tot eeuwige glorie van U.
3. Voor uw aanschijn neergeknield, o Heer mijn God, bid ik U dringend voor allen, die dit werkje zullen gebruiken. Ik vraag U voor hen, bijzondere en overvloedige genaden, opdat zij waarlijk leerlingen en Apostelen uws Harten worden, zachtmoedig cn nederig van harte: dat zij bij [J mijner indachtig mogen zijn, die niet waardig ben een leerling, vee! minder een Apostel uws Harten genoemd te worden en dat zij voor mij bidden mogen, opdat ik mijne arme ziel heiligen en zalig moge maken door de navolging van uw allerheiligst Harr,
4. Deze genade vraag ik ook zelt' vurig u U, Heer Jesus. Want wat baat liet tc wut-n, dat Gij nederig en zachtmoedig van Harte zijr, als ik zelf niet zachtmoedig en nederig beiu*
Wat baat het, anderen den geniakkelijken en zekeren weg ten behoud cn tot heiligheid te hebben aangewezen, als ik zelf verloren ga!'
5. Daarom bid ik, o beminnelijkste en liefde-waardigste Jesus én door liet onbevlekt Hart uwer Maagdelijke Moeder, én door Uw eigen Hart smeek ik, zet de kroon op uwu gaven, die gij mij zoo onverdiend, zoo goedig hebt geschonken. Verleen mij die uitverkorene genade, met U vercenigd te worden door de banden
778
der liefde en nimmer van U gescheiden te worden; geef mij die volmaakte gave om U volhardend te beminnen, U lief te hebben met do getrouwheid, waarmede U de heilige Belijders beminnen, met dat vuur, waarmede U de martelaren hem innen, met dien ijver, waarmede U de Apostelen beminnen; eindelijk met die liefde, waarmede U do Engelen beminnen, opdat ik met al mijne liefde de liefde uws Harten vergoede, opdat ik met .il mijne liefde de beleedigingen herstelle, die U ooit werden aangedaan, opdat ik, na de gewaarwordingen uws Harten volmaakt in mij overgenomen te hebben, leve uit loutere liefde tot U, totdat ik worde toegelaten in het eeuwigdurend rijk uwer liefde. Amen.
Bladz.
Voorwoord van den vertaler......V
Kerkelijke goedkeuringen......VIII
GHds ten geleide in het eerste hook. ... 1 EERSTE BOEK.
NU'mGE VERMANINGEN BETREFFENDE DE ZUIVERING ONZES HARTEN.
Hoofdst.
t. Grondslag..........20
II. Dat niets ter wereld ous hart waarlijk gerust, waarlijk tevreden kan maken. . 26
III. Dat ons hart ware rust en wezenlijk heil vindt in het Hart van Jesus . . . . 29
IV. Dat het ter zaligheid noodzakelijk is het Hart van Jesus na te volgen . . . 31
V. Dat al onze volmaaktheid bestaat in de navolging van het Hart van Jesus ... 35
11 INHOUD.
Hoofdst. Bladz.
VII. Dat ons Hart vooral van doodzonde, liet
grootste kwaad, moot gezuiverd zijn . . 42 VIII. Dat ons hart zuiver moet zijn ook van
IX. Dat hot hart des zondaars niets dan bitterheid van zijn onheil kan ondervinden. 52 X. Dat het Hart van Jesus allen, ook de
zondaren tot zich roept......57
XI. Moe men de zuivering des harten moet
XII. Dat het heilig Sacrament der Biecht een gemakkelijk en krachtig middel is, om zich van zijne zonden e;i gebreken te-zuiveren ...........C7
XIII. Dat wij, wat de vergiffenis onzer zonden betreft, in God moeten berusten, na gedaan te hebben wat zedeljjker wijze in
ons vermogen was. ....... 77
XIV. Hoe men zich voor den herval moet behoeden...........81
XV. Hoe men de wortelen der ondeugden en
gebreken moét uitroeijen.....86
XVI. Dat een ieder, die het Hart van Jesus wil volgen, zijn hart aan de wereid moet onthechten........• . 95
Hoofdst. BI adz.
XVIJ. Hoe bedriegelijk dc wereld is . . . 99 XVIJI. Diit de dienst der wereld eene harde
XIX. Dat het juk van Jesus waarlijk zoet is. 107 XX. Dat wij geheel ons hart aan Jesus moeten schonken zonder iets voor ons zel-
XXI. Over de bewaring des harten . . .116
XXII. Over do kortheid van dit loven . . 121
XXIII. Over don dood........127
XXIV. Over hot oordeel........132
XXVI. Over don hemel........142
Gids ten geleide in het tweede boek . . . .147
TWEEDE BOEK.
nuttute vkrmaxixöen om het heilig haet van jesus in zijne handelingen na te volgen.
1. Hoe hoog wij de heiligmakende genade moeten schatten, hoezeer wij haar moeten
aank weeken...........159
II. Wat de zoon van God bewoog mensch te worden............
166
III. Dat ons hart, naar het voorbeeld van het allerheiligst hart van don mensch geworden Jesus, Gode geheel toegewijd moot zijn .
172
INHOUD
Hoofdst. Bladz.
IV. Dat wij van liet allerheiligst Hart van Jcsus kind geworden, raoeten leeren en
zijnen geest overnemen......'177
Y. Dat wij van liet allerheiligst Hart van den kind geworden Jesus de nederigheid moeten leeren........182
Vil. Dat liet allerheiligst Hart van Jesus in do eenzaamheid met de Engelen verwijlende, ons do heilige zuiverheid leert. . 200 Vlll. Dat het allerheiligste Hart van Jesus uit
de kribbe ons de gehoorzaamheid leert. 207 IX. Dat het allerheiligst Hart van den besneden Jesus ons de versterving des harten
leert.............315
X. Dat wij naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus door de wijzen aangebeden, allo mensehelijk ojjzigt moeten overwinnen.........224
XI. Dat wij van hot allerheiligst Hart van Jesus, iu den tempel opgeofferd, moeten loeren bij allo zaken oene goode
meening te hebben........231
XII. Over de vrijheid dos harten, die het al-heiligst Hart van Josus, op zijne vlugt naar Egypte ons leert.......238
IV
INHOUD.
Hoofdst. Bladz.
XIII. Dat liet allerheiligst Hart van Jesus, op-gaando naar den tempel,ons leert te bidden 245
XIV. Over do liefde tot de eenzaamlieid naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus wonende te Nazareth . . . 254
XV. Over do goddelijke tegenwoordigheid, waarin wij door het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus bij zijnen doop geleerd worden te leven .... 2()2
XVI. Dat het allerheiligst Hart van Jesus, in de woestijn bekoord, ons leert altoos den vrede des harten to bewaren ... 271 XVII. Dat het allerheiligst Hart van Jesus zijn openbaar leven beginnende, ons leert te ijveren voor het heil der zielen. . . 280 XV 111. Dat hot allerheiligst Hart van Jesus door zijne tegenwoordigheid bij de bruiloft te (quot;ana ons de geestelijke blijdschap leert 2!)0 XIX. Dat liet allerheiligst Hart van Jesus, verkeerende met de mensohen, ons leert do gebreken van den naaste te verdragen 297
XX. Dat het allerheiligst Hart van Jesus, in den grootsten eenvoud met allen handelende, ons do heilige eenvoudigheid
jegens den naaste leert......302
XXI. Dat het allerheiligst Hart van Josus, den mensohen do zoetheid zijner nederige liet'do toonend, ons een voorbeeld
Y
INHOUD.
Hoofdst. BUidz.
ter navolging licei'f gegeven . . . .311
XXII. Dat liet allerheiligste Hart van Jesus, in do wereld levend, ons de wijze leort zoo in de wereld te vorkcercn, dat wij niet tot de wereld behooren noch door- haar benadeeld worden........319
XXIII. Dat het allerheiligst Hart van Jesus, van zijne leerlingen geloof eischend, ons loert liet leven dos geloofs te beleven. 325
XXIV. Dat het allerheiligst Hart van Jesns, die der volharding- de zaligheid, en den vertromvvol smeekenden de middelen tor zal iglu'id belooft, ons leert het leven
der hoop te beleven.......334
XX V. Dat het allerheiligst Hart van Jesus aan allen de liefde gebiedend, ons leert het leven der goddelijke lielde te beleven . 341
XXVI. Dat het allerheiligst Hart van Jesus ons loert, ons aanhoudend op vooruitgang in deugden toe te leggen.....350
Grids ten geleide in het derde boek .... 360 DERDE BOEK.
M-mOK VERMANIXGEX OM HET ALLERHEILIGST HAKT VAX DEN LIJDENDEN JESUS NA TE VOLGEN.
I. Hoé hoog de zaligheid moet worden geacht,hoezeerwij haarmoeten genegenzijn. 372
■VI
INHOUD.
Hoofdst. Bladz.
li. Dat in dit loven niemand zonder lijden
kan zijn..........381
III. Hoedanig het allerheiligst Hart van Je -susten opzigtevati hot lijdon gestemd was. 387
IV. Welke goederen er in het geduldig lijden liggen opgesloten......395
V. Hoe wij ons naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus, in wederwaardigheden aan den goddelijken wil gelijkvormig moeten maken . . . .401 VI. Dat het allerheiligst Hart van Jesus ons leert in de wederwaardigheden tot liet gebed onze toovlugt to nemen . . . 409 VII. Hoe het allerheiligst Hart van Jesus ons leert in do wederwaardigheden de hulp der schepsclen aan te wenden. . 416 VIII. Hoe wij naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus do moeijelijk-heden en vervolgingen van deu kant der mensehen moeten verdragen . . .421 IX. Hoe wij naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus, het verlaten der personen, die ons vooral nuttig of noodzakelijk zijn, moeten verdragen. . 429 X. Hoe wij het allerheiligst Hart van den gevangengenomen Jesus kunnen navolgen.............437
XL Hoe wij naar liet voorbeeld van het
vn
INHOUD,
VIII
HooMsh
iillerlieiligst Hart van Jesus valsche beschuldigingen moeten verduren . . . 444 XII. Dat het allerheiligst Hart van Jesus ons leert hoo wij persoonlijke beleedigingeu
moeten verdragen
XIII. Hoe wij het allerheiligst Hart van Jesus tot dien graad moeten navolgen, dat wij met een opregt hart met Hem en om hem als dwazen wensehen be-
schouwd te worden
XIV. Hoe wij naar het voorbeeld van liet allerheiligst Hart van Jesus, wensehen moeten beneden allen gesteld te worden. 4fifi XV. Hoe het allerheiligst Hart van Jesus door de geeseling verscheurd, ons leert door vrijwillige verstervingen Hem na
XVI. Hoe wij uit liet voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus leeren moeten, ligchamelijke ziekten en smarten
X VII, Hoe wij naar het voorbeeld van het allerheiligst Hart van Jesus, den dood
Bliiclz.
457
459
XVIII. Welke gesteltenis des harten wij naar het voorbeeld van Jesus allerheiligst Hart, met betrekking tot het kruis
49(i
moeten bezitten
INHOUD.
Hooi'clst. B!adz.
XIX. Dat de gekruiste Jesus, biddend voor /ijno beulen, de onmetelijke goedheid zijns Harten jegens de zondaren toont, en dat de zondaren door de doodzonde Hem op nieuw kruisigen. . . . 503 XX. Dat Jesus den moordenaar van harte vergevend en hot paradijs belovend, ons leert hoe men den angst omtrent onze eeuwige zaligheid moet lijden. . 511
XXI. Welke teedorheid des Harten Jesus ons getoond heeft, toen Hij zjjne Aioeder ons tot Moeder gaf.......517
XXII. Dat Jesus in zijne verlatenheid aan het kruis ons leert hoe wij ons gedragen moeten, als wij in bekoring worden verlaten...........525
XXIII. Dat Jesus iu zijn verlatenheid door dorst gekweld en geene verwikking ontvangende, ons toont, hoe wij ons in verlatenheid moeten gedragen . . . 538
XXIV. Dat Jesus aan het kruis alles volhren-gond, ons leert, dat ook wjj op het kruis moeten voleinden......547
XXV. Dat Jesus zijnen Geest, in de handen des Vaders aanbevelend, ons leert, hoe
wij ons geheel aan Hem moeten schenken ............552
XXVi. Het geopend Ifart van den uitliefde
IX
x INHOUD.
Hoofdst. Bladz.
vooi' ons gestorven Jesus is liet toc-vlugtsoord en de troost van allen. . . 557
Gids ten geleide in het vierde boek .... 562 VIERDE BOEK.
NUTTIGE 'VERMANINGEN OM ZICH MEI HET ZALIGST HAKT TE VEREENIGEN.
I. Het allerheiligst Sacrament des Altaars is eene vinding der liefde van Jesus allerheiligst Hart.........572
II. Over de wondervolle instelling van het allerheiligst Sacrament des Altaars . . 579
TIL Mot welk een levendig geloof de kerk hare vereeringjegens het allerheiligst Sacrament overal en ten alle tijde getoond heeft. . 58G
IV. Dat het allerheiligst Hart van Jesus in het Sacrament zijner liefde volmaakt zalig
V. Het allerheiligst Hart van Jesus is het Hart zijner heilige Kerk ......
Vl. Het allerheiligst Hart van Jesus vereenigt de strijdende kerk op aarde met de zegevierende kerk in den Hemel.....613
VU. Het allerheiligst Hart van Jesus vereenigt de kerk, die in het vagevuur gezuiverd
595 604
INHOUD.
Hoofdst. Bladz.
wordt raet de strijdende en niet de
zegevierende kerk.......621
VIJL Over de onuitsprekelijke bezigheden van liet allerheiligste Hart van Jesuw in het heilig Sacrament ten opzigte van zijnen Vader.......627
IX. Het allerheiligst Hart van Jesus vereert in liet heilig Sacrament zijnen Vader op eene oneindige wijze . . 632
X. Hot allerheiligste Hart van Jesus verzoent door zijne opofferingen in het heiligste Sacrament des altaars, de goddelijke regtvaardigheid en verschaft ons onbegrijpelijke genadegaven. . 639
XI. Het allerheiligst Hart van Jesus is in het Sacrament zijner liefde de grootste troost voor ons op aarde . . . 646
XII. Het allerheiligst Hart van Jesus, den mensch in zijn sacramenteel loeven, zoo als eertijds in zijn sterfelijk leven onderwijzend, houdt niet op te leeren, dat Hij zachtmoedig en ootmoedig van
Harte is..........653
XIII. Het allerheiligst Hart van Jesus wilde, dat liet heil igst Sacrament des altaars do voortdurende gedachtenis vanzijn lijden, en eene eeuwige herinnering der liefde zoude zi jn, die Hij in dat lijden toonde...........66Ü
XI
INHOÜP.
XII
Hoofdsh
XIV. Het allerheiligst Hart van Jesus toont ons in het wondervol Sacrament den beknopten inhoud van alle goddelijke
geheimen
XV. Het allerheiligst Hart van .Jesus leidt ons in het heilig Sacrament des altaars
in de volmaaktheden in.....075
XVI. Wolken eerbied zoowel innerlijk al uiterlijk het Hart van Jesus van ons jegens het heiligst Sacrament eischt . . . 68?
XVII. Dat wij moeten trachten op allerlei wijzen de beleedigingen te horstellen, welke het allerheiligst Hart van Jesus in hot Sacrament zijner liefde worden aange- '' daan............tWl
XVIII. Dat wij ons zolven moeten beproeven alvorens tot hot heilig Sacrament des
altaars te naderen
XIX. Hoe wij ons tot do heilige Communie
moeten voorbereiden
XX. Hoe wij ons moeten gedragen na het
ontvangen der heilige Communie . . 72 XXI. Het allerheiligst Hart van Josus geelt ons in het verheven Sacrament des altaars een tegengift, waardoor wij van dage-tijksche zonden bevrijd en voor doodzonden behoed worden......7;
XXII. Hot allerheiligste Hart van Jesus ver-
Bhu
I