-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

51 ^Tquot;-

j '• '

. 10

I • gt;•/,

m

MAAND VAN MARIA.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

VOOR

RELIGIEUZEN,

BEUSSsEli,

II. Vos,

Boekhandelaar.

'S heetog-ènbosch,

AV. van Guliok,

Uitgever.


1878.

-ocr page 8-

IMPRIMATUB.

Ia aren, 28 Martii 1878.

J. Cuïten libr. ceus.

-ocr page 9-

INLEIDING.

Het is troostvol voor den waren christen, te midden der onverschilligheid, die zich van zoovele harten heeft meester gemaakt, en bij al de beroeringen, welke de geest des kwaads iu de wereld verwekt, den wonderbaren voortgang te aanschouwen, dien de godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd dagelijks maakt. Wanneer toch, sedert het begin der Kerk, heeft Maria meer eerbewijzingen ontvangen? Wanneer werd zij gediend door kinderen, die ijverzuch-tiger waren op hare eer?

En wat mag men niet verhopen van haar, die den overwinnaar der hel ter wereld heeft gebracht, die den kop der helleslang heeft vertreden, en die door God zelf is aangesteld als de uitdeelster zijner onuitputtelijke genadeschatten?

Bij die algemeene beweging nu, waardoor de harten der geloovigen tot Maria worden gevoerd, mogen de religieuzen voorzeker niet achter blijven. Zij moeten uitmunten door vurige godsvrucht tot Maria, zij, de meest beminde kinderen dier Moeder van liefde, en uitgelezen bruiden van Jesus, haar goddelijken Zoon.

Zij moeten op bijzondere wijze Maria beminnen eu vereeren. Zij, het uitstekendste gedeelte van de Kerk Gods, moeten vooral voor die Kerk , door de machtige voorspraak der allerheiligste Maagd, genade en bescherming afsmeeken, in de groote noodwendigheden, waarin zij verkeert.

Gaat dan tot de Dochter van den grooten Koning, gij, die haar zoo dierbaar zijt. Gaat tot Maria, gij, die haar op bijzondere wijze zijt toegewijd, die zoovele trekken van gelijkenis met haar hebt, en zoo groote macht op haar hart uitoefent. Vereert haar alle dagen

-ocr page 10-

VI

uws levens, maar vooral gedureudc die sohoone maand, welke haar toegewijd is.

Hoe groot moet gedurende de maand van Maria de ijver der religieuzen niet zijn? Alle ware kinderen der Kerk zijn om den troon van Maria geschaard om haar te vereeren 3 hunne liefde te betoonen, en hare voorspraak in te roepen. En Maria is meer dan ooit geneigd zich moeder van liefde en barmhartigheid te toonen, door vurige gebeden voor ons bij God tusschen beide te treden Alles moet onzen ijver opwekkeu, ons vertrouweu verlevendigen.

Gij, bruiden des Heeren, nadert dan tot den troon van genade bidt met uwe broeders, bidt niet slechts voor n zeiven, maar ook voor anderen, voor de geheele heilige Kerk, opdat zij moge zegevieren over hare vijanden, opdat de wonden haar toegebracht door zoovelen, die zij in haren schoot heeft gevoed, worden genezen, en de standaard van Hem, aan wien gij u op bijzondere wijze gewijd hebt, met nieuwen luister moge schitteren.

Nadert tot Maria, gij, die zoo groote macht op haar moederhart uitoefent; nadert met vurigheid en kinderlijk vertrouwen, en de aarde zal door Maria wederom met den hemel worden verzoend.

Behalve die algemeenc gunsten, welke gij zult doen nederdalen over de heilige Kerk, wanneer gij met ijver de oefeningen der maand van Maria verricht, zult gij ook kostbare genaden voor u zeiven verkrijgen. „Ik bemin hen, die mij beminnenquot; zegt de Heer. Zoo is bet ook met de allerheiligste Maagd Maria. Ook zij bemint diegenen, welke haar beminnen, en daar het aan de ware liefde eigen is, zich door daden te toouen, zal ook Marisi hare beminde kinderen met gunsten overladen, zij zal u haar en haren Zoon waardig maken, u geleiden op den weg der volmaaktheid, u onder haren moederlijken mantel beschermen tegen al uwa vijanden, en u onder hare hoede den eeuwigen hemel binnen voeren.

De viering van de maand van Maria heeft te Home een aanvang genomen. De heiligste vruchten, die zij voortbracht, bewogen Paus Pius VII om dezelve met toevoeging van de schatten der Kerk te begunstigen.

-ocr page 11-

VII

Bij twee verschillende breven vergunde hij de volgende aflaten, toepasselijk op de zielen in het vagevuur;

1. Een vollen aflaat, te verdienen op een dag, dat men te communie gaat, voor al degenen, die eiken dag der maand Mei de allerheiligste Maagd zullen vereeren, hetzij in het openbaar, hetzij in het bijzonder, door eenige eerbewijzingen, godvruchtige oefeningen, gebeden of godsdienstige werken.

2. Een aflaat van 300 dagen voor eiken dag der maand.

Overal waar de maand van Maria gevierd wordt (en waar wordt zij thans niet gevierd ?) versiert men prachtig het altaar of ten minste het beeld van de allerheiligste Maagd. Daar verzamelen zich de geloovigen, om de Moeder Gods te vereeren, hare deugden te overwegen, hare bescherming af te smeeken, en haren lof te zingen.

Men begint de oefeningen der maand met het zingen van den „Veni Creator,quot; en van cenigen lofzang ter eere van Maria, en men eindigt met eene algemeene communie en een plechtig lof.

Om meer voordeel uit deze godvruchtige oefening te trekken, zal het goed zijn zich daartoe voor te bereiden, door den laatsten dag van de maand April in grootere ingetogenheid door te brengen, en de bijzondere genaden en gunsten te overdenken, die men door de voorspraak der Moeder Gods wil bekomen.

Men moet niet vreezen te veel te vragen; want de goedheid en de macht van Maria zijn groot; zij is immers de Moeder van God en onze Moeder.

Eiken morgen, bij het ontwaken, zal meu zich aan de allerheiligste Maagd opdragen , en van tijd tot tijd gedurende den dag het besluit vernieuwen, van in vereeniging met haar te handelen. Per Mariam, am Maria, in Maria. Door Maria, met Maria, in Maria.

Men zal dikwijls door schietgebeden zijn hart tot Maria verheffen, en zich toeleggen, om met meer dan gewonen ijver de gebeden te storten, die men ter harer eer pleegt te verrichten; zoo als: ,,de engel des Heeren, den Rozenkrans enz.

Eiken dag zal men de kapel of het beeld ran de allerheiligste Maagd ten minste eenmaal met een bezoek vereeren, en dan vooral

-ocr page 12-

VIII

haar zeggen, wat men door hare tussehenkomst wenscht te verkrijgen, haar zijne noodwendigheden blootleggen, die der heilige Kerk enz. enz. Op het einde zijn eenige gebeden toegevoegd, met aflaten verrijkt, en daarom bijzonder aanbevelenswaardig.

Er zijn nog andere zeer nuttige en gemakkelijke oefeningen; zooals eiken dag, of ten minste 's zaterdags eene lichte versterving doen, van tijd tot tijd gedurende de uitspanning over de allerheiligste Maagd spreken, haar beeld bij zich dragen, enz.

Voor deze oefeningen en vele andere dergelijke, die de liefde tot Maria hare kinderen inboezemt, is het goed, dat iedereen zijne godsvrucht volge, onder leiding altijd der gehoorzaamheid.

Bij het einde van de maand van Maria, zal men al zijne goede voornemens vernieuwen, zich geheel en al aan Maria toewijden, en vast besluiten, van altijd als een waardig kind van Jesus en Maria te leven.

-ocr page 13-

OP DEN VOORAVOND

MEIMAAND,

quot;VoovlX'ivwlÏMfi tot cle oeffemirigoii der 111:1:1 ii«l van Maria.

.OVERWEGING.

li

E(jo water pulchrae clilectionis... Transito ad me ornnes qui coneiipiscitis me, et a generationilms meis implemini.

II: Len de moeder der schoone liefde. Komt allen tot mij, die mij met vurigheid legeert, en verzadigt u met de vruchten, die ik voortbreng. Eccli; XXIV.

Maria roept lieden hare kinderen aan den voet harer altaren. Zij opent de schatten van genade en deugd, die de Heer in haar hart heeft uitgestort, en noodigt ons uit, dat wij tot haar zullen naderen, om ons door die schatten te verrijken. „Komt, roept zij ons toe, komt gij „die mij vuriglijk begeert, gij die mij van harte bemint, „en verrijkt u met de goederen, die in mij overvloeien; „verzadigt u met de kostbare vruchten, welke ik voortbreng.quot; Zoo spreekt Maria tot allen. Maar ziin deze

1.

-ocr page 14-

— 10 —

woorden niet meer bijzonder tot de maagden gericht, die zij zelve tot haar gevolg heeft uitgekozen, die zij in hare liefde heeft opgewekt, om haar in hare maagdelijke reinheid en alle overige deugden na te volgen?

Gaan wij derhalve tot onze Moeder, beschouwen wij met een levendig geloof dit meesterstuk van den almach-tigcn God; roepen wij met een onbeperkt vertrouwende voorspraak in dier barmhartige Moeder; dragon wij ons met eene kinderlijke liefde aan Maria op; wijden wij ons met vernieuwden ijver toe aan haren dienst, en vereenigen wij ons in den geest met al de vurige zielen, die heden de oefeningen der maand van Maria beginnen.

BEMERKINGEN.

1°. Alle christenen moeten godsvrucllt hebben tot Maria , allen zouden zich gedurende deze schoone maand rondom haar beeld moeten vereenigen, om haar hunne liefde en eerbied te betoonen, hare grootheden te vieren, hare deugden te eeren, door haar genaden af te smeeken.

Zijn inderdaad niet allen hare kinderen? Heeft zij niet allen in smarten gebaard, toen haar goddelijke Zoon haar aan den voet van het kruis, stervende toesprak : „quot;Vrouw, ziedaar uw Zoon.quot; Welnu , het betaamt een welgeaard kind zijne moeder met de teederste liefde te beminnen, in haar gezelschap behagen te vinden , haar zijne liefde te betoonen, hare goedheid te loveu, hare verdiensten te verheffen. Maar vooral op den feestdag van haar, die him het leven geschonken heeft, verdubbelen de kinderen hun

-ocr page 15-

— 11 —

ijver om haar te loven, en de gevoelens, waarmede hunne harten vervuld zijn, te openbaren; dan geeft zich de liefde hunner harten op eene bijzondere wijze lucht.

Is dat de handelwijze, zijn dat de gevoelens van welgeaarde kinderen jegens haar, die hunne moeder is volgens de natuur; wat moeten wij dan niet doen, welke moeten onze gevoelens niet zijn jegens Maria, die onze moeder is volgens de genade ?

Zoover de hemel boven de aarde is, zoover is Maria boven de gewone moeders verheven. Zij, door God uitverkoren tot de verheven waardigheid, om de moeder van zijn eenigen Zoon te worden, en ons beminnende meer dan eene moeder haar kind beminnen kan.

Vieren wij derhalve het feestgetij onzer hemelsche Moeder, en doen wij ons best om het op waardige wijze te vieren. Wij danken U, o Jesus, dat gij uwe getrouwe dienaars hebt opgewekt, om deze schoone maand £ian de vereering van Maria te wijden. Wij bidden u, dat wij dezelve met zooveel ijver mogen doorbrengen, dat wij verdienen verzadigd te worden door de heerlijke vruchten, welke de Moeder der schoone liefde hare kinderen aanbiedt.

2. Als kinderen der heilige Kerk zijn wij kinderen van Maria; maar wij zijn het nog meer bijzonder als religieuzen. Aan Maria toch zijn wij naast God de genade onzer heilige roeping verschuldigd. Is zij het niet, die het goede zaad, bij den heiligen doop in ons hart gelegd, heeft bewaard en doen opgroeien ? die , als de wereld en onze driften het dreigden uit te rakken, het heeft beschermd en behouden ? die, na lange jaren van aanhoudende zorgen, do banden

-ocr page 16-

— 12 —

verbroken heeft, die ons beletten het religieuze leven in * te treden? die ons in dit huis heeft geleid, waarvan zij de Moeder is ? die ons door de heilige banden der religieuze beloften innig met haren Zoon heeft vereenigd? Maria is dus onder dubbelen titel onze Moeder.

O Moeder, vol van genade, maak dat wij door onzen eerbied, door onze liefde, door onze getrouwheid in uwe voetslappen te volgen, ons uwe ware kinderen betoonen. Gij telt vele getrouwe dienaren onder de kinderen dei-heilige Kerk, vele ijverige zielen, in wie gij uw welbehagen schept; moger wij u des te meer behagen, naarmate wij meer uwe moederliefde hebben ondervonden.

VOORBEELD. 'il

De heilige Benedictus en de heilige Scholastica.

f

Sinds de allerheiligste Maagd, in diepen ootmoed, zieh de dienstmaagd des Heeren verklaard heeft, op het oogenbllk zelf dat de I heilige Geest haar tot de waardigheid zijner Bruid verhief, hebben alle geslachten als om strijd zich hare dienaren verklaard. De eerste t van al de dienaren van Maria was Jesus zelf, van wien geschreven staat, dat Ilij aan zijne Moeder onderdanig was. Et end suhditus Wis. En alle heiligen van alle tijden en plaatsen hebben Jesus hierin nagevolgd. Onder de heiligen zien wij vooral de Ordestichters uit- , munten. En moest dat zoo niet wezen ? De religieuzen, gelijk wij * gezien hebben, zijn meer dan do gewone christenen verplicht Maria te bemiiyjen en te eeren; de heilige Ordestichters zijn door God | uitverkopen, om aan hunne geestelijke kinderen , den geest mede te | deelen, die hen moet bezielen, daarom moeten zij zeiven noodzakelijk uitmunten in godsvrucht tot Maria.

Dit zien wij dan ook onder anderen in den heiligen Benedictus

-ocr page 17-

— 13 —

♦ en de heilige Solioiastiea. Van hunne kindsehe jaren af boezemde God hun liefde in voor Maria, en een kinderlijk vertrouwen op hart moederlijke bescherming. Al den tijd, dieu de heilige Bonedictus te Rome doorbracht, dat is, van zeven tot veertien jaren, ging hij dagelijks een hare; beelden, hetwelk men nog bewaart, bezoeken. ^ Geheele uren bracht hij daar in het gebed door, en Maria gewaar-digde zich aan den gelukzaligen Alanns dc la Roehe te veropenbareu, dat de Heilige zijne verheffing in do Kerk en den glorierijken titel van Aartsvader der Kluizenaars van het Westen aan zijne groote godsvrucht tot haar, en aan de getrouwe vereering haar bewezen, verschuldigd was.

In het leven van de heilige Scholastica lezen wij, dat in haar, nadat zij zich onder de geestelijke leiding van haren broeder, den heiligen Benedictus, gesteld had, de teedere godsvrucht, welke zij van hare vroegste j areu af voor Maria had gekoesterd, merkelijk ) aangroeide; dat zij uit het vertrouwen op die goddelijke Moeder V nieuwen moed schepte, en dat hare liefde tot God van toen af zoo

hevig werd, dat haar zwak lichaam er schier onder bezweek. ^ De godsvrucht van den heiligen Bcnedictus en van de heilige Scholastica tot de Koningin en de Moeder der maagden is onder hunne kinderen blijven voortleven. Geen heilige hunner orden, ja, geen waar Benedictijn of Benedictines, die geene teedere liefde voor Maria gehad heeft.

T

VERZUCHTING.

Ave, Maria, cujus nomen clivinis heneclictionihus et ; rjratiis refertum est.

- Weesgegroet, Maria, gij, wier naam vol van genaden

en hemelsche zegeningen is. H. Meth.

I

VOORNEMEN.

Altijd getrouw zijn aan de godsvrucht tot Maria.

I

-ocr page 18-

— 14 —

*■ V£

EERSTE DAG. b(

hj

Voortoei-eidiug' iiorallevheiligfistc Mangd. tot as

het jsfocldelijlt gt;JoctU-i-x-liiij).

ROEPING TOT HET CHRISTENDOM.

OVERWEGING.

UI

Elegit earn Dominus in habitationcm slbi. w

De Keer heeft haar tot zijne woonstede verhozen. bi

Ps, cxxxi. 13. vi

God, die van alle eeuwigheid den val van het menschelijk k

geslacht had voorzien, had tevens besloten barmhartigheid ^

te oefenen, en den mensch een Verlosser te schenken; en g

omdat de zonde door eene vrouw in de wereld zoude komen , o'

wilde hij ook in zijne wijsheid, dat eene vrouw het werk- 1 d

tuig zou zijn van het geheim der verlossing. Die vrouw d

was Maria. Daar zij door den Heer voorbeschikt was, om ai

zijn Woord, het beeld zijner zelfstandigheid (c baren, schonk . o;

Hij haar ook die volheid van genade en die groote vol- J

maaktheid, welke zoo verheven waardigheid betaamde. v(

Van toen af schitterde zij voor het aanschijn der allerhei- d

ligste Drievuldigheid in al den glans der deugden, die |

haar zouden versiereu. Van toen af werd zij de spiegel van li

rechtvaardigheid, waarin de eeuwige God zijn welbehagen di vond.

Werpen wij ons voor de voeten van Haar, in wie God , 4 d

om hare verheven schoonheid, zijn welbehagen vindt; o

-ocr page 19-

— 15 —-

*■ vervullen wij jegens haar onze plichten van lof en eer-betooiij en opdat onze eerbewijzingeu waardig mogen zijn, om haar aangeboden te worden , vereenigen wij ons niet de drie aanbiddelijke Personen der allerheiligste Drievuldigheid.

BEMERKINGEN.

1. Dezelfde God, die van alle eeuwigheid Maria had uitverkoren, om de Moeder van zijn eenigen Zoon te worden, heeft ook ons in zijn eeuwig raadsbesluit voorbeschikt, om de tempels van zijn Geest, de ledematen van Jesus Christus, zijne kinderen en erfgenamen zijns koningrijks te worden.

^ Al die voorrechten werden ons in het heilig doopsel geschonken. De priester stortte toen het gewijde water op onze hoofden, en te zelfder tijde ging de hemel open , ^ de duivel werd uit onze harten, waar hij heerschte, verdreven, en de Trooster, de heiligmakende Geest, nam aanstonds zijne plaats in. De Kerk opende haren schoot om ons te ontvangen, en wij werden één ligchaam met Jesus Christus, haren goddelijken Bruidegom. Het leven volgde in ons op den dood. Wij werden deelachtig aan de goddelijke natuur.

^ Welk wonder ! Welke verhevenheid! Welke onbegrijpelijke waardigheid . Welke goedheid van den oneindigen God, dat hij ons tot zoo uitstekende genade heeft voorbeschikt!

Betuigen wij Hem daarvoor onze erkentelijkheid; noo-4 digen wij alle bewoners van het hemelsei) Jerusalem uit, om hunne dankzeggingen bij de onze le voegen.

-ocr page 20-

— 16 —

2. ïe zelfder tijde dat de hemelsclie Vader ons tot *■ zoo verheven waardigheid voorbeschikte, deelde Hij ons van de schatten zijner genade mede in evenredigheid aan de oogmerken, die wij moesten vervullen, en aan de plichten, die er uit voortvloeien. 'w

Die bijstand, door zijne oneindige milddadigheid aan onze zwakheid verleend, is zeer groot, zeer krachtig. De ondervinding heeft het ons geleerd. Hoe vele verlichtingen, hoe vele goede bewegingen en opwekkingen hebben wij niet ontvangen ? Wie van ons zou al de genaden kunnen opnoemen ons ten deele geworden, sinds wij door den heiligen doop in de Kerk getreden zijn.

Maar stellen wij ons hier eene vraag.

Yan alle eeuwigheid heeft God behagen kunnen scheppen ^ in het gebruik, dat Maria zou maken van de uitstekende gunsten, die Hij haar schenken zou; is het ook zoo met ons geweest? Oordeelen wij daarover naar onze werken, en onderzoeken wij daartoe ons voorgaande leven. Hebben wij nooit de genade vergeefs ontvangen? Hebben wij er het gebruik van gemaakt, dat de Heer het recht had er van te verwachten? Of zijn wij die onvruchtbare aarde, die, dikwijls door den regen des hemels bevociitigd, nog-tans slechts distels en doornen voortbrengt? Zijn wij waarlijk christenen, en verrichten wij de werken van onzen gt; JiemelscJien Vader?

O gij, die altijd getrouw geweest zijt :n het opvolgen van de bewegingen des heiligen Geestes, gij, die niet opgehouden hebt van deugd tot deugd op te klimmen, tot *quot; dat gij tot de mate des ouder doms van de volheid van Jesus

-ocr page 21-

— 17 —

ot * Christus gekomen waart, gij, onze goede Moeder, heb

ns medelijden met uwe kinderen. Wij smeeken u, dat gij

in voor ons wilt bidden, opdat wij door uwe voorspraak de

de vergiffenis onzer onaclitzaamheden mogen verwerven, en

'w tevens de genade, om in het vervolg aan de goddelijke

m inspraken volmaakt te beantwoorden.

Je

VOOEBEELD.

' 'J De eerwaardige Moeder Mechtildis van het heilig Sacrament, instelster van de

ju gedurige Aanbidding 1C98.

jn

Do eerwaardige Moeder Mechtildis van het heilig Sacrameat, aau wie wij do instelling van de Gedurige Aanbidding verschuldigd zijn,, moet onder de Heiligen gerekend worden, die de innigste godsvrucht in ^ hebben gehad tot de allerheiligste Maagd Maria. Van hare teederste ,|e kindsheid af schepte zij er behagen in Maria aan te roepen, zich

^ onder hare bescherming te stellen, haar te vereeren. Zij verliet de

wereld in den ouderdom van 17 jaren, om in eene Orde te treden, 11' die zich vooral tot doel stelde, Maria te eeren. Toen zij de Instelling

3'! van de dochters van het allerheiligste Sacrament had opgericht,

er verkoos zij de Koningin des hemels, om er de Koningin, de abdis,

ei. de altijddurende overste van te zijn; en zij wilde, dat die keus aan

het hoofd der registers van haar huis zou vermeld staan. Haar

B

geheel leven, hare schriften, de oefeningen, die zij in hare Orde S ingesteld heeft, alles getuigt van hare liefde en hare kinderlijke

l1quot;quot; vereering van Maria. Zij ontving van haar eene menigte genaden

en * en de zeldzaamste gunsten. Gedurende haar eerste noviciaat te Bruijères, werd de gemeente door eene zeer ernstige besmettelijke En ziekte aangetast; de religieuzen bezweken de eene na de andere,

en de jeugdige novice bleef weldra alleen over, om de zieken op te passen, en in alles te voorzien. Zij deed het met dien ijver, die liefde, die voorzichtigheid en geschiktheid, welke al hare werken us vergezelden. Maar ééne zaak bedroefde haar; namelijk, dat zij van

-ocr page 22-

— 18 —

allen geestelijken bijstand beroofd was, niemand had, aan wien zij * ei

haar hart kon openbaren en eenigen raad vragen, en dat zij nauwe- di

lijks den tijd vond, om des zondags de heilige Mis bij te wonen. m

Daardoor verviel zij in een staat van groote onsteltenis, vrees en er

inwendige droefheid. Dc duivel traehtte zelfs haar een afkeer in te h( boezemen van den staat, dien. zij omhelsd had, en spijt van dien v al

te zijn ingetreden. Op het punt van onder hare kwellingen te bezwijken, le

ging zij zich nederwerpen voor een beeld der allerheiligste Maagd, hf

en zeide haar in de benauwdheid harer ziel: „O allerheiligste Maagd! et

„zoudt gij mij dan hier hebben gebracht, om mij te laten verloren gi

„gaan? Ware het niet beter, dat ik in de wereld gebleven was, hi

„indien ik in het religieuze leven de middelen niet viud, om u met ve

„meer ijver en heiligheid te dienen?quot; Zij smeekte vervolgens, dat za

zij zich zou gewaardigen hare Meesteres te willen zijn. Haar gebed b(

werd verhoord. Maria verdreef aanstonds de droefheid, waardoor m

hare getrouwe dienares werd gekweld, vervulde haar hart met zoeten v( troost, en oefende van dien dag af de bediening van meesteres der % v(

novicen jegens haar uit. In gevorderden ouderdom bekende'.Moeder di

Mechtildis meer dan eens, dat zij al het licht, wat zij uit de over- di

weging putte, aan Maria verschuldigd was. Die bekentenis baart gi

geene verwondering, wanneer men de geschriften der eerwaardige st

Moeder leest. Men vindt daarin zulke verhevene gevoelens, zulke ni uitgebreide keunis, en diepe gedachtcu, dat het duidelijk blijkt,

dat die uitverkoren ziel door een bovennatuurlijk licht werd bestraald. ra

Bovenal munt door schoonheid uit, wat zij zegt van dc genade des H

heiligen doopsels. In een geschrift, dat zij opgesteld heeft voor G

Mevrouw de Chateauvieux, hare geestelijke dochter, verheft zij zich tc tot dc verhevenste beschouwingen, en doorgrondt de geheele diepte ^ 01

der verplichtingen, die de roeping tot het christendom oplegt. Zij ii

raadt haar aan dc beloften des heiligen doopsels jaarlijks te vemieu- tc

wen, en stelt te dien einde liet volgende formulier op, waarvan g

wij ons op dezen dag kunnen bedienen. u „O Jesus, mijn Heer en mijn God, ootmoedig voor uwe voeten * tc

neergeknield , aanbid ik U als den aanvoerder, dien ik moet volgen d

-ocr page 23-

19 —

.ij ■» en in alles nastreven, ingevolge de openbare en plficktige belofte,

e- die ik bij mijn heilig doopsel gedaan heb. Ik heb toen door deu

ii. mond van mijn peter en meter beloofd, deu duivel, zijne ijdelheid

;n en zijne werken te verzaken, eu mij aan U alleen te hechten. Ik

te heb mij verbonden altijd in ü te blijven, U altijd aan te hangen

n v als mijn Opperhoofd, slechts één met U uit te maken, gelijk de

a, ledematen vau een zelfde lichaam één uitmaken met het hoofd, dat

L hen bestiert. Ik heb openbare belijdenis gedaan van één leven,

1! één geest, één hart, éé.ie ziel, één wil, ééne gedachte, ééue uei-

n giug, ééne zelfde toewijding aan God met ü te hebben; en bijgevolg

i, heb ik openbare belijdenis gedaan van uw leven, van uw geest,

it van uwe ootmoedigheid, uwe liefde, uwe zuiverheid , uwe gehoov-

it zaamheid eu al uwe deugden. O hoe heilig en goddelijk is die

d belijdenis! hoe heilig en goddelijk moet dus mijn leven zijn! Helaas,

ir mijn Jesus, waarom is mijn leven zoozeer in strijd geweest met de

n verbintenis, die ik heb aangegaan ? Hoever ben ik van de gelijk-

;r t vormigheid met U verwijderd ? Hoe heb ik uwe geuade vruchteloos

;r doen zijn, uwe gaven ontheiligt door hoogmoed, door ijdelheid,

f- door het behageu, dat ik in de schepselen en iu mij zelve heb

't genomen! Hoe groot is mijne boosheid , van uwe uitstekende gun-

e sten zoo dikwijls te hebben misbruikt, U uwe eer te hebben ont-

e nomen, uw kostbaar bloed met de voeten te hebben vertreden.

, Vergeef mij, o mijn aanbiddelijke Jesus! mijn goddelijke Zalig-

1. maker geef voor mij herstelling aan den hemelschen Vader ! Bied

s Hem ter voldoening voor zoovele beleedigingen al de eere aau, die

r Gij Hem gedurende uw heilig leven bewezen hebt, door zoo getrouw

li te blijven aan de belofte van gehoorzaamheid, die Gij Hem op het

e j oogenblik uwer menschwording gedaan hadt. O Jesus sta mij toe,

j in vereeniging met de liefde en de volmaakte gevoelens, die Gij toen hadt, nu door mij zelve te doen, hetgeen ik door anderen

a gedaan heb, toen ik iu de heilige Kerk ben getreden. Ik kom voor uwe voeten de belofteu mijns doopsels vernieuwen. Om uwen geest

x ^ te erlangen, en om uwe oneindige liefde, verzaak ik voor altijd den

i duivel, de zonde, de wereld en mij zelve. Ik geef mij aan IJ, o

-ocr page 24-

mijn Zaligmaker, om voor altijd slechts één met Ü te zijn, één in geest, één in hart, één in leven. Ik geef mij aan U, om nimmer mijn wil te doen, en van uw wil mijne spijze te maken. Ik geef mij aan U, ik verbind mij met U, ik wijd mij aan U toe in den staat van slavernij. Ik wil uwe slavin zijn, o mijn God, en de slavin van allen uit liefde tot U.

O goddelijke Jesus, geef, smeek ik U door uwe groote barmhartigheid , dat ik getrouw moge blijven aan de verbintenis, die ik hernieuwd heb ; dat ik hot geluk moge hebben die al do dagen mijns levens te volbrengen; of liever volbreng ze zelf in mij in al do volmaaktheid, welke Gij verlangt, en tot glorie van uwen hemelschen Vader. Amen.quot;

VERZUCHTING.

Ave. Maria, filia praeclilecta Patri s aeterni.

Wees gegroet, Maria, welbeminde dochter van den eeuwigen Vader. H. Laur, Just.

VOORNEMEN.

Met den heiligen Apostel Paulas het verledene vergeten , en liet toekomende vurig verlangen.

Elk jaar de doopbeloften vernieuwen.

-ocr page 25-

— 21 —

TWEEDE DAG.

f

j VoorzieniglieidGrocfs over de heiligeMangd

e --

•V

ROEPING TOT DEN RELIGIEUZEN STAAT.

OVERWEGING.

Opus grande est: nccjue enim hom.ini praeparatur liabi-iaiio, sed Beo.

Het geldt een groot werJcvmnt niet voor een menseh, maar voor God moet eene woonstede bereid worden. Paral. XXIX. 1.

Men kan de grootte van een werk beoordeelen naar de mate en den duur der toebereidselen, die liet vereisclit. Bedienen wij ons van dien regel, om de verhevenheid van de roeping der heilige Maagd naar waarde te schatten. Beoordeelen wij de gedachte, die God zelf heeft over de bestemming, waartoe Ilij haar roept, naar de zorgen, die de goddelijke Voorzienigheid aan hare voorbereiding besteed heeft.

Van het begin der wereld af, en alle eeuwen door, zien wij den Eeuwige, den Almachtige met Maria bezig. Spreekt Ilij tot den menseh na zijne zonde, het is om hem de vrouw aan te kondigen, die eens den hop der ■slang zal verpletten. Eedt Hij Noë van den algemcenen zondvloed, maakt Ilij later een verbond met Abraham, waakt Hij als een Vader over de kinderen van Juda, wordt David de gezalfde des Heeren; het is alles om Maria. Zij is gelijk de Messias, de verivacliting der volken. Geheel de wereld heeft de oogen op den stam van Jesse gevestigd,

i

-ocr page 26-

en verwacht met ongediüdj dat die zoo lang beloofde hloem zal uitbotten.

God gebruikt 4000 jaren, om do geboorte van Maria voor te bereiden; en als de tijd daar is, verkiest Hij onder Davids afstammelingen twee eclitgenooten, die waardig zijn de Moeder van Zijnen Zoon ter wereld te brengen. De ontvangenis, de geboorte, de kindsheid dier gezegende Maagd, alles is wonderbaar, Eu zoo bereidt God haar tot liet grootste aller wonderen.

Aanbidden wij de goddelijke Voorzienigheid over Maria, en wenschen wij haar geluk met hare grootheid, quot;Vereenigen wij onze hulde met die, welke de oudvaders en de rechtvaardigen van het oude verbond, aan die waardige erfgename der beloften hebben bewezen.

BEMJillKINGEN.

1. IVie denkt gij dat dit kind zal wezen? riepen de joden uit bij de geboorte van den heiligen Joannes-Baptist. Had men die vraag ook niet kunnen stellen bij de geboorte van ieder van ons .J W at waren Gods gedachten groot over ons! Wat was zij verheven, de bestemming, waartoe God ons riep! Is er na den priester iets verhevener in Gods kerk dan de religieus?

Het is voorzeker groot een kind der kerk te zijn, en door de wateren des doopsels herboren te wezen. Wij hebben gezien, dat de roeping tot het christendom, dat de voorrechten, die er uit voortvloeien, iets goddelijks hebben. Maar welke moeten onze gevoelens niet zijn.

-ocr page 27-

23 —

wanneer wij bedenken, dat die heilige roeping slechts een middel was in de raadsbesluiten van God, om ons tot eene andere, nog veel uitmuntender roeping te brengen? Wat zal men zeggen van den eindpaal zelf, dien een reiziger vurig verlangt te bereiken, wanneer de weg, die hem er heenleidt, al zijne bewondering wekt, al zijne gedachten te boven gaat?

2. De Heer heeft zich niet te vrede gesteld met ons in het christendom te doen geboren worden. Uit zoovele christelijke huisgezinnen, heeft Hij, om ons op te voeden , een dier bevoorrechte huisgezinnen uitgekozen, waar zijn naam meest wordt verheerlijkt. Hij heeft ons uitverkoren, boven onze broeders en zusters, boven allen, die ons omringen.

Van onze kindsheid af heeft Hij ons met zijne liefde als met een schild hedelct, om ons tegen de schichten van onzen vijand te beschutten; Hij heeft voor ons als voor zijn oogappel zorg gedragen, Hij heeft niet opgehouden door zijne bijzondere liefde voortdurend over ons te waken.

Brengen wij ons te binnen die natuurlijke neiging tot godsvrucht, die ongerustheid m het kwaad, die be-vgeerte naar het goede, die teedere vermaTiingen der genade, die zoetigheden, welke do goede God ons in de deugd deed smaken, gelijk eene teedere moeder, die den rand van het glas, dat zij haar kind aanbiedt, met honig bestrijkt.

quot;Waarom zoovele zorgen ? waarom eene zoo bijzondere Voorzienigheid? Het was, omdat de Almachtige groote

-ocr page 28-

dingen in ons wilde verrichten, en omdat Hij ons, gelijk Maria, tot eene verhevene bestemming riep. Hij wilde, dat wij eens gezegend zouden zijn, onder alle dochters van Sion. Hij wilde van ons vorstinnen maken van zijn hof, en Bruiden van zijn eenigen Zoon. liet was een (/root werk, opus grande est. Begrijpen wij al de grootheid en uitmuntendheid onzer heilige roeping?

De kerk is de dierbaarste en eenige bruid van Jesus Christus, zijne toelleminde, zijne schoone, zijne duive, voor wie Hij al zijn bloed heeft vergoten. De religieuze orden zijn de edelste deelen van het groote lichaam dei-Kerk. Zij zijn, zooals de beilige Hieronymus zich uitdrukt, als kostbare edelgesteenten te midden van den schat der heilige kerk, waarop zij den heerlijksten glans afwerpen. Zij zijn, zegt de heilige Gregorius van 'Nazi an ze , de kostbare paarlen van dien tempel, waarvan Christus de grondslag en de hoeksteen is. Na den priester is er niets verhevener op aarde dan dc religieus; niemand die eene nauwere vereeniging beeft met Jesus Christus.

O God! o wonder! Gij, o Jesus, zijü de eeuwige Zoon van den eeuwigen Vader, en ik ben uwe bruid. O goddelijke goedheid, duizendmaal dank! O Maria, dank God voor mij! Heiligen des hemels, vereenigt u allen met mijne allerheiligste Moeder.

VOORBEELD.

Maria-Amala de Blonay van de orde der visitatie.

Deze heilige religieuze, eene der eerste, van dc orde der visitatie van O. L. V. was aohtereenvolgens overste van de kloosters van

-ocr page 29-

— 25 —

Bellecour, van Antiquaille te Lyon, van Bourges, ^an Bresse ea Annecy. Zij was van hare kindsheid af aan Maria toegewijd, en gedurende geheel haar leven ondervond zij de uitwerkselen harer goedheid, en harer machtige bescherming.

Aan die goddelijke Moeder was zij hare roeping tot het religieuze leven verschuldigd. In den ouderdom van 17 jaren op Kersavond, bad zij voor een beeld der allerheiligste Maagd, en overwoog de aanbidding der herders te Bethlehem. Eensklaps werd zij door een bovennatuurlijk licht bestraald, en meende de heilige Maagd te zien, die haar deze woorden toevoegde: Mijne doeMer, ziehier mijn Zoon, die geheel brandende van liefde, een getrouwe Bruid komt zoeken. Bied u aan, en Hij zal u tot zijne Bruid nemen.

Maria-Amata gehoorzaamde, en, voor de kribbe nedergeknicld, verzaakte zij aan do ijdclheden der wereld, en gaf zich zonder eenig voorbehoud aan Jesus Christus. Van dat oogenblik waren al hare gedachten op het religieuze leven, en op de uitvoering van haar voornemen gevestigd. Zij sprak er over met den heiligen Franciscus van Sales, die , na haar nauwkeurig te hebben onder vraagd, haar in haar gemaakt voornemen versterkte, en haar opnam iu zijne congregatie, niet tegenstaande de moeielijkheden , die de wereld verwekte, om haar af te brengen van hare heilige roeping.

VEKZÜCIITING.

Ave, Maria, sanctificahim Bei templum.

Wees gegroet, Maria, geheiligde tempel van God.

H. Proel.

VOORNEMEN.

Van tijd tot tijd do voortreffelijklieid van de roeping tot liet religieuze leven ovenvegen.

atie van

2

-ocr page 30-

— 20 —

zijn

DERDE DAG. hee

De onbevlekte ont-vaugenis van de aller- *-

heiligste Maag,-lt;1. vija

wie

RELIGIEUZE HEILIGHEID. Sch

OVERWEGING. er

ver

Tota pulchra es, arnica mea, el macula non est in te. der

Gij zijt geheel schoon, mijne vriendin, en er is geen vlek dei in u. Cant. IV. 7.

Daar Maria den Oorsprong zeiven der heiligheid in haren schoot moest dragen, betaamde het, dat zij van de zonde gevrijwaard zou wezen: de duivel mocht geen recht hebben

op haar, die ter wereld kwam om hem den kop te verpletten. be

In zijn hoogmoed zou hij zich voor God hebben beroemd, Ei

indien het hem toegelaten ware geweest, Maria met zijn de

vergif te besmetten, het eerst op dien troon te zitten, die ni

voor de aanbiddelijke Drievuldigheid opgericht was, voor fa eenigen tijd de Bruid des heiligen Geestes in bezit te hebben,

de woning te bezoedelen voor den Zoon Gods bestemd? zi

Neen, nooit telde de onzuivere geest Maria onder zijne gi

slaven. zi

Van hare ontvangenis af deed hij vrnchtelooze pogingen, * d'

om dit kind van zegening onder zijne macht te krijgen. w

Al zijne pogingen waren vergeefsch, gelijk op den dag van v

zijn opstand tegen den Koning des hemels; hij zag zich b

overwonnen, en ging wrokken over zijne nederlaag in die ^ d

plaats van duisternis en ondragelijke pijnen, welke God in g

-ocr page 31-

— 27 —

zijne rechtvaardigheid voor hem en zijne engelen geschapen heeft.

er- Glorie zij aan U, mijn God, die nogmaals uw trotschen

vijand verwonnen hebt, en glorie zij ook aan Maria, voor wie al de vruchten der overwinning zijn. Gij zijl geheel schoon, o dochter van Sion, o gij, de welbeminde des Heeren, er is nooit eenige vlek in u geioeest. Gedoog, dat wij, in vereeniging met de hemelsche Geesten, de eenige getuigen te' der wonderen uwer ontvangenis, u onze hulde van bewon-lek dering, van eerbied en van gelukwensching brengen.

1611 BEMERKINGEN.

ide

ien 1. Maria moest de Moeder van God zijn, en daarom betaamde het, dat zij nooit de slavin was des duivels,

d, En wij, die ook slechts op de wereld zijn, om de brui-

'J11 den van Jesus Christus te wquot;ezen, betaamde het ons ook

■i® niet, dat wij onbevlekt en heilig waren, gesloten voor

or den duivel, alleen open voor den heiligmakeudeu Geest?

;1j Is het ook zoo met ons geweest? Hoevelen, helaas,

l? zijn er onder ons, die niettegenstaande de overvloedige

16 genaden, die zij ontvangen hebben, het huis des Heeren zijn ingetreden met een geweten, dat duizendmaal door

1 gt; ' de zonde bevlekt was, met eeu hart, waarin wij zoo dik-

quot;• wijls den duivel, dien geest van goddeloosheid, van hqo-

n vaardigheid en ontucht plaats hadden gegeven ? Ach

h betreuren wij, betreuren wij bitter de jaren, die wij iu

e ^ de wereld hebben doorgebracht, voor dat wij het reli-

n gieuze leven hebben omhelsd. Beweenen wij de zonden.

-ocr page 32-

— 28 —

die ons de heiligheid onzer roeping zoo onwaardig hebben gemaakt.

2. Zijn wij het religieuze leven niet ingetreden met een geweten, dat nooit door de zonde besmeurd was, met een hart de verhevene roeping waardig, waartoe wij bestemd waren j dat nu ten minste ons leven volmaakt zij, dat nu ons gedrag beantwoorde aan de verhevenheid van onzen staat.

Onze Heer Jesus Christus heeft voor ons in het bijzonder gedaan, hetgeen Hij gedaan heeft voor zijne Kerk, alvorens haar tot Bruid te nemen. Hij heeft al zijn bloed voor ons vergoten, opdat wij zonder rimpels en zonder vlehJcen, gezuiverd van alle smet, heilig voor zijn aanschijn zouden wandelen. Volharden wij in die heiligheid, welke de kuisehe Bruidegom der zuivere harten zich gewaardigd heeft ons mede te deelen. Beijveren wij ons, om er dagelijks in toe te nemen. Er kan geen verhond bestaan tusschen licht en duisternis, tussehen Jesus Christus en Belial. Indien wij derhalve in de heiligheid niet zouden volharden, indien wij het ongeluk hadden van weer in zonde te vallen, dan zou het verbond niet duurzaam wezen, dat wij met het Woord Gods hebben gemaakt.

Indien wij daarentegen ons beijveren, om voortdurend voortgang te doen in de volmaaktheid, indien wij in onze gedachten, in onze neigingen, in geheel ons leven de afbeeldselen worden van onzen Heer Jesus Christus, dan zal ook onze vereeniging met onzen goddelijken Bruidegom dagelijks inniger worden, (gelijk de band tus-

-ocr page 33-

— 29 —

schen twee harten dagelijks sterker wordt, wanneer er overeenkomst van genegenheden en karakter bestaat) tot dat wij tot die eenheid van geest met Hem zullen gekomen zijn, waarvan de heilige Paulus spreekt, en die als liet zaad is der glorie, welke wij met Hem in God in alle eeuwigheid zulleu genieten.

O Jesus, Gij de eenige Beminde onzer zielen, wij smee-ken U door de onbevlekte ontvangenis van Maria, laat niet toe, dat wij U nog ooit zouden vergrammen.

Bewaar ons in de gevoelens, die ons bezielden bij onze religieuze Professie, en die ook nog op dit oogenblik ons bezielen. Geef, dat wij, vol afschrik van alles, wat U kan mishagen, volgens den raad des Apostels, ons verwijderen van alles, wat slechts den schijn heeft van zonde; dat wij, vol ijver voor onzen geestelijken voortgang , altijd van deugd tot deugd voortstreven. Alsdan zullen wij uwe liefde waardig zijn, zullen wij beantwoorden aan de heiligheid onzer roeping, en uwe waardige bruiden wezen, gelijk Maria uwe allerheiligste Moeder.

VOORBEELD.

De miraculeuze Medaille.

Menigmaal heeft Maria door buitengewone blijken getoond, dat bet haar verlangen is, dat wij haar eeren in het geheim van hare Onbevlekte Ontvangenis. En vooral in onze eeuw heeft zij daarvan blijken gegeven.

Op het einde van het jaar 1830, zag, te Parijs, eene novice in eene Congregatie, welke zich bijzonder toewijdt aan den dienst

-ocr page 34-

— 30 —

der armen, ouder het gebed, eene schilderij de allerheiligste Maagd voorstellende, zooals zij gewoonlijk onder den titel van Onbevlekte Ontvangenis wordt afgebeeld. Hare armen waren uitgestrekt, en uit hare handen schoten schitterende stralen, welke, de eene krachtiger dan de andere, op één punt op de aarde nederschoten.

Op hetzelfde oogenblik hoorde zij eene stem, die zeide : Deze stralen zijn het zinnebeeld der genaden, die Maria voor de men-schen verkrijgt, en dit punt van de aarde, waarop zij overvloediger nedervallen, is Frankrijk. Eondora de schilderij stond dit opschrift in gulden letters te lezen: O Maria, zonder zonde ontvangen, lid voor ons, die onze toevlucht tot u nemen. Kort daarop keerde zich de schilderij om, en op den achterkant onderscheidde de novice de letter M, waarboven zich een klein kruis bevond, en daaronder de heilige harten van Jesus en Maria. Dezelfde stem zeide haar: Men moet eene medaille naar deze schilderij laten slaan, en zij, die ze dragen, en dit korte gebed met godsvrucht verrichten, zullen de bijzondere bescherming der Moeder Gods ondervinden. Dit visioen herhaalde zich driemaal op dezelfde wijze. De derde maal voegde de stem er bij, dat de allerheiligste Maagd niet tevreden was, omdat men zoo lang uitstelde met de Medaille te laten slaan.

Nu meende de biechtvader der godvruchtige novice, dat het zijn plicht was, den aarstbisschop van Parijs van alles kennis te geven, en volgens den raad van den kerkvoogd, haastte hij zich de medaille te laten vervaardigen, die sedert dien tijd zoovele mirakelen uitgewerkt heeft, dat meu ze niet anders meer noemt dan de miraculeuze Medaille.

VERZUCHTING.

Ave Maria, vas sanctificaiionis.

Wees gegroet Maria, vat van heiligheid. H. Ildef.

VOORNEMEN.

Bidden voor de religieuzen , die in den ongelukkigen staat van zonde mochten zijn.

-ocr page 35-

— 31 —

VIERDE DAG.

Oeboorte der allei-heiligste Maagd.

INTREDE IN HET RELIGIEUZE LEVEN.

OYEEWEGING.

Quae est ista, quae progreditur quasi aurora consurgens, pulchra ut lima , electa ut sol, terrihilis ut castrorum acies or din at a. Cant. VI. 9.

Nomen virginis Maria. Luc. 1. 27.

Wie is zij, die te voorschijn treedt als de opkomende dageraad, schoon als de maan, schitterend als de zon, verschrikkelijk als een leger in slagorde geschaard.

De naam der Maagd is Maria. —

Wat was hij sclioon de dag, waarop Maria hare zegepralende intrede in de wereld deed! Wat blijdscliap verwekte hij in den hemel en op aarde! Wat schrik in het diepste der hel! De negen Koren der engelen begroetten door vreugdezangen haar, die de ledige plaatsen in den hemel zou aanvullen, welke de wederspannigheid van Lucifer onder hen had gemaakt, en die, door hare onuitsprekelijke heiligheid hunne Koningin moest worden, en eens naast God liet schoonste sieraad van het hemelsch Jerusalem moest uitmaken. De aarde, getuige van zoovele zonden, en van al de rampen, die er uit voortvloeien, sprong van blijdschap op, toen zij de aanstaande Moeder des Zaligmakers aanschouwde. De duivel sidderde van

-ocr page 36-

— 32 —

schrik; hij vermoedde het, dat Maria ter wereld kwam, ]cor,u

om hem te overwinnen, en zijn rijk te vernietigen. zult

Vereenigen wij ons met de blijdschap van hemel en aarde, en t

en vieren wij met hen Maria's geboorte. Omringen wij gij

hare wieg, en beschouwen we met welgevallen de schoon- I

heden, waarmede natuur en genade haar hebben versierd. en

Zij is ons aller kind, om eens ons aller moeder te wrezen. lan(

war

BEMEKKINGEN. , .

hei(

1. De dag van onze intrede in het klooster was voor geb den hemel, voor de aarde en voor de hel, wat, voor voo ach tien eeuwen, de dag der geboorte van Maria, onze get allerheiligste Moeder geweest was. De zalige Geesten hieven kle een vreugdegezang aan. Zij kennen de grootheid, de heilig- vai heid van God; zij weteu hoezeer Hij verdient, dat allen we Hem eeren en loven. Als zij dan in hunne zalige woning, die ons onze schreden zagen richten naar de tabernakelen van bn den God der heirscharen, herhaalden Engelen en Heiligen wij het: Heilig, heilig, heilig is de Heer, de God der heir- aa: scharen. Hemel en aarde zijn vervuld van de Majesteit Zij zijner glorie. Hosanna in den allerhioogsten, Maria wendde he zich tot den troon van Jesus, en toonde Hemde nieuwebruid, die zij voor Hem bereidde. En de allerheiligste va Drievuldigheid nam deel in de blijdschap onzer heilige sc. Moeder. De geheele hemel was in vreugde.

2. Op de aarde liet eene stem zich hooren, die sprak; dt Sta ojt, Jerusalem, leg uwe rouwkleederen af. De glorie w des Heer en is over u opgegaan. Zie naar alle zijden heen; ■ ai uwe zonen zullen van de uiterste grenzen der aarde tot u vi

-ocr page 37-

— 33 —

111) komen, moe dochters zullen van alle zijden opstaan. Gij zult hen in menigte zien toevloeien, vol bewondering zijn, iegt; en uw hart zal van vreugde vervuld worden. Stad Gods, wy gij zïdt door een schitterend licht worden bestraald. onquot; De Kerk over hare lange onvruchtbaarheid bedroefd,

r(i' en niet minder treurende over het verlies van zoovele engt; kinderenj die Laar door de ketterij en de goddeloosheid waren ontrukt, had nog te zuchten over de onverschilligheid en de lauwheid van hen, die haar getrouw waren )or gebleven. Maar zij heeft het stof afgeschud, dat haar )or voorhoofd bedekte, en haar hoofd , dat door de droefheid ize gebogen was, weer opgericht. Zij heeft hare vreugdeen kleederen weer aangetrokken, zoovele zonen en dochteren g- van alle zijden ziende toestroomen. Zij heeft een oog van en welgevallen op ons gevestigd; zij heeft in onze zielen, die oprecht naar de volmaaktheid verlangen, waardige m bruiden des Heeren gezien. Zij dacht aan de gebeden, die 3n wij zouden storten voor de bekeering der zondaren, en r- aan de zegeningen, die wij over haar zouden aftrekken. quot;it Zij heeft zich verheugd, en met blijdschap zich de woorden le herinnerd van den profeet: ïnve zonen zullen van de uiter-

fe ste grenzen der aarde tot u komen, en ïme dochters zullen

te van alle zijden opstaan. Stad Gods, gij zult door een

;e schitterend licht bestraald worden.

Maar terwijl de hoop geheel de aarde verheugde, was :: de hel met woede en schrik vervuld. De wreede over-

'■e winnaar des menschen zag in ons zijne gevaarlijkste vij-

; anden. Hij kende de voorrechten, waarmede wij gingen

u verrijkt worden, hij voorzag de genaden, die ons zouden

-ocr page 38-

— 34 —

ten deel worden, en den voortgang, dien wij in de deugd zouden maken. Hij wist het, hoe tallooze zielen, door onze gebeden en opofferingen, hem zouden worden ontrukt, hoe wij afbreuk zouden doen aan zijn rijk. Opdat gezicht sidderde hij, en geheel zijn hof met hem.

O God van liefde en barmhartigheid. Gij, die ons aan de wereld en aan de macht der duisternissen ontrukt hebt, om ons tot den voet uwer altaren te geleiden, en ons te voeren in het rijk van uw welbeminden Zoon, wees gezegend voor die goedheid ons betoond. Geef, bidden wij U, dat wij nooit ophouden te zijn, wat wij waren bij de intrede in het religieuze leven : de schrik der hel, en de vreugde des hemels en der aarde.

VOORBEELD.

De heilige Bernardus.

De naam alleen van den grooten heiligen Bernardus herinnert ons aan de teederste godsvrucht tot Maria. Die welsprekende en zoetvloeiende kerkleeraar overtrof zich zeiven als hij sprak over de heilige Moeder Gods. „Wie gij ook zijn moogtquot;, zoo roept hijjuit, „vestig uwe blikken op Maria; zoo gij geen schipbreuk wilt lijden, „vestig uwe blikken op die schitterende ster. Indien de stormen der „bekoringen oprijzen, indien de klippen der kwellingen u bedreigen, „blik op de Ster, roep Maria aan. In alle gevaren, benauwdheden „en kwellingen, neem uwe toevlucht tot Maria; haar naam zij steeds „in uwen mond, steeds in uw hart; wanneer gij haar volgt, zult gij „niet dwalen; wanneer gij haar aanroept, zult gij nooit tot wanhoop „vervallen; wanneer zij u beschermt, hebt gij niets te vreezen. De „naam alleen van Maria, is zoo krachtig, zoo uitmuntend, dat de „hemelen van vreugde juichen, dat de aarde zich verheugt, dat de „engelen in verrukking geraken, wanneer hij wordt uitgesproken.quot;

-ocr page 39-

— 35 —

Op eene andere plaats spreekt hij Maria toe; „O gij, die alle „harten bekoort, gij heht mij het mijne ontnomen, en indien ik htt „u vraag, schijnt het mij toe, dat gij mij glimlachende aanziet, op „eene wijze, die mij zoozeer behaagt en verrukt, dat ik sprakeloos „blijf, dat ik mijn hart niet meer onderscheid van het uwe, en dat „ik u niets meer kau vragen, dan uw beminnelijk en allerheiligst hart.quot;

Maria liet zich nooit in liefde overwinnen. Droeg de heilige Bernardus haar zoo vurige liefde toe, hij ontving ook de voortreffelijkste gunsten. Hij dankte haar vooral die onschuld en die volmaakte zuiverheid, welke hij ook in het midden der wereld bewaarde. Het scheen, zegt zijn levensbeschrijver, dat hij geen lichaam had; zoo volmaakt had hij het aan den geest onderworpen.

Te vergeefs trachtte men zijne deugd te schenden. Ongedeerd ontkwam hij de strikken, die men hem had gespannen; maar nu te beter begrijpende, hoe gevaarlijk het was in de wereld te blijven, besloot hij haar vaarwel te zeggen. Hij vond tegenstand van wege zijne familie. Maar hij sprak met zooveel warmte over de voerdeelen van het religieuze leven, hij legde zooveel ijver en standvastigheid aan den dag, dat hij vier zijner broeders, een oom en een zijner innigste vrienden bewoog, zijn voorbeeld te volgen.

Alle zes gingen nedcrkniclen voor de deur van het klooster van Cisterciën, en werden er door den heiligen abt Stephanus met blijdschap in opgenomen.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, virga de ra dice Jesse, ex qua mundo flos diviniius exislens aseendit.

Wees gegroet, Maria, stam van Jesse, tvaaruü een goddelijke hloem voor de wereld gesproten is. H. Joan. Damasc.

VOORNEMEN.

Bidden , opdat God de religieuzen vermenigvuldigeiL

-ocr page 40-

— 36 —

VIJFDE DAG.

De opdracht van die allerheiligste Maagd.

VERZAKING VAN DE WERELD.

OVERWEGING.

Audi, Filia, et vide, et inclina aurem tuam, et oblivis-cere pojoulum tmim, et domum putris tui, et concupiscet Rex decor em tuum, quoniam ipse est Dominus Leus tuus.

Luister, mijne dochter, en zie, en leen een aandachtig oor, en vergeet uw volk en het huis mos vaders; en de Koning zal verrukt zijn door uwe schoonheid, Hj, die de Heer uw God is. Ps. XLIV.

De overlevering leert ous, dat Maria in hare teedersle jaren zich in den tempel van Jerusalem aanbood, om er aan den dienst des Heeren te worden toegewijd. In die onbevlekte Maagd had de rede de jaren voorkomen. Terwijl gewone kinderen van hare jaren nauwelijks op de zoete klanken der moederstem beginnen te stamelen, heeft Maria reeds de stem van haar Welbeminde gehoord. „Zij hoort haren Godquot;, zegt de heilige Barnardus, „en zij verstaat Hem; zij begrijpt, dat Hij alleen haar bezitten wil.quot; Yan dat oogenblik is de wereld en al wat zij aanbiedt, niet meer voor haar. Zij onttrekt zich aan de omhelzingen eener familie, wier hoop en welbehagen zij is, en de vleugelen der duif aannemende, vliegt zij in verrukking naar de heilige eenzaamheid , waar God haar roept. Zij haast zich, om zich

-ocr page 41-

— Sl

aan Hem over te geven en toe te wijden, en hare toewijding is zonder voorbehoud en voor altijd.

Bewonderen wij Maria, die zoo vaardig is, om aan de inspraken des heiligen Geestes te beantwoorden, en zoo edelmoedig in het brengen der offers, die Hij van haar begeert.

BEMERKINGEN.

1. Na vele jaren in de wereld, en misschien in de vergetelheid onzer plichten te hebben doorgebracht, behaagde het ook aan den Heer, ons duidelijk zijne stem te doen hooren : Luister mijne dochter, zeide Hij tot ieder van ons, leen het oor aan de inspraken mijner liefde. Vergeet nw volk en het huis nws Vaders, en Ik, die de Koning der heerlijkheid hen. Ik, de Heer uw God, zal u met genaden verrijken, u met eenc hemelsche schoonheid versieren, door de bevalligheden uws harten bekoord worden, en er mijn eeuwig welbehagen van maken.

Wij waren gevoelig voor de uitnoodiging van den Koning des hemels, en gelijk de dochter van Bathuël zich voor altijd aan de omhelzingen van hare familie onttrok en Mesopatamië verliet, om de echtgenoote van Izaük te worden, zoo ook begaven wij ons, al onze banden verbrekende, in de eenzaamheid, in dat oord van vrede en geluk, waar de goddelijke liefde ons wachtte. De God van Israël vergat zijne beloften niet. Bij onze aankomst opende Hij ons zijne armen. Hij nam ons op in zijn hart, deed ons uit den kelk der zuiverste geneugten drinken ^ en verzadigde onze ziel door den stroom zijner wellusten.

-ocr page 42-

— 38 —

Hij daalde zelf in onze ziel, om haar te verrijken en te versieren. Geene tong is in staat, om uit te drukken, welke zoetigheid wij smaakten. Geen geest is in staat de milddadigheid te begrijpen, waarvan de Koning van hemel en aarde ten onzen opzichte blijk gaf.

2. Jesus was getrouw aan zijne beloften, maar zijn wij het ook aan onze verbintenissen geweest? Somtijds klagen wij over de dorheid onzes harten, zuchten wij over onze armoede; maar van waar die dorheid, die armoede? Ligt de oorzaak in God of in ons zeiven?

De Heer had eene voorwaarde gesteld aan de uitstorting zijner genaden, en zijner liefkoozingen: Vergeet uw volk en het huis mes vaders, had Hij aan ieder onzer gezegd, en Ik zal u versieren met eene schoonheid, die het voorwerp van mijn wellehagen zal zijn. Wij moesten dus, om de gunsten des hemels te verdienen, de wereld vergeten, en voor altijd een scheidsmuur tusschen haaien ons oprichten. Hebben wij dat gedaan? Hebben wij de wereld, en alles, wat in de wereld is, vergeten ? Hebben wij voor goed en metterdaad de wereld verzaakt? Wij deden het in den beginne, en Jesus schonk ons in onze afzondering blijken van bijzondere liefde. Maar zijn sedert dien tijd onze geest en ons hart nooit in de wereld teruggekeerd? Hebben wij somtijds '.aiet; weer naar de vleeschpotten van Egypten verlangd? Zijn wij met de onbuigzame joden niet meer dan eens tot morren overgegaan? Zijn de grondregelen der wereld niet de onze , hare genoegens onze genoegens ? Beminnen wij alles, wat zij haat, en haten wij, wat zij bemint?

-ocr page 43-

— 39 —

O God, wie zou gelooven, dat men zooveel moeite kan hebben, om de wereld te verzaken, voor welke Jesus geweigerd heeft te bidden, die wereld , welke die liefdevolle Zaligmaker vervloekt heeft, die wereld, welke volgens den heiligen Joannes, geheel in den hooze ligt. Wij smeeken U, o God! vergeef ons onze verblindheid; het is ons leed, dat wij zoo dikwijls met geest en hart in de wereld zijn wedergekeerd, waardoor wij beletsel hebben gesteld aan de uitstorting uwer genade. Geef, dat wij in het vervolg getrouwer mogen zijn, en met den Apostel kunnen zeggen: Be wereld is mij gekruisigd, en ik der wereld.

VOORBEELD.

De heilige Stanislaus Kostka.

De heil ige Stanislaus verzaakte dc wereld reeds voordat hij de stem vau God had vernomen, die hem tot het religieuze leven riep : Ik hen niet geschapen voor de dingen der wereld, maar voor de dingen der eeuwigheid; daarom wil ik voor deze en niet voor gene leven. Dit was het antwoord, dat hij gaf in den ouderdom van 14 jaren, als men hem zeide, dat het leven, hetwelk hij leidde, aan een jongeling van zijnen stand niet betaamde. Te vergeefs bezigde men beurtelings spotternij, mishandeling en redeneering; Stanislaus bleef onivrikbaar, zijn geest bleef gesloten voor de valsche grondbeginselen der wereld; zijn hart was te groot, om zich voor eeu ander voorwerp te openen dan voor God, zijn Schepper en Heer. Door Maria, die hij met meer dan kinderlijke teederheid beminde, ging hij tot Jesus. Een eigenaardige trek van zijne vurige liefde tot Maria vinden wij in het volgende. Welk boek hij ook las, hij wilde er ten minste den beminnelijken naam zijner Moeder in ontmoeten; daarom schreef hij op den kant of aan den voet van elke bladzijde: Maria, wees mij genadig. Vond hij dien heiligen naam in boeken, dan drukte hij er zijne lippen op, hief

-ocr page 44-

— 40 -

zijne oogen ten hemel, en groette zijne Moeder met zijne gewone verzuchting: Maria, wees mij genadig. Be Moeder Gods is mijne Moeder, herhaalde hij dikwijls met een teeder gevoel van liefde. En ook Maria betoonde zich eene teerminnende moeder; schonk hem buitengewone gunsten. Aan haar was hij zijne roeping tot het religeuze leven verschuldigd. Sedert een jaar gevoelde zich Stanislaus tot de Sociëteit van Jesus geroepen, toen hij door eene doodelijke ziekte werd aangetast; de geneesheeren hadden hem reeds opgegeven, en elk oogenhlik meende men, dat de doodstrijd zoude beginnen. Daar verschijnt hem de heilige Maagd, en niet tevreden met hem van vreugde te overstroomen, door zich aan hem te vertoonen, en hem ongetwijfeld woorden van moederlijke teederheid toe te voegen, legt zij het kind Jesus op zijne legerstede neder; zoodat Stanislaus het goddelijk kind kan omhelzen en liefkoozen. Nadat Stanislaus cenigen tijd deze onuitsprekelijke zaligheid had gesmaakt, nam ' Maria het goddelijk kind weder in de armen, en Stanislaus aanschouwende met oogen, waarin de teederheid haars harten te lezen was, beval zij hem met duidelijke woorden, in dc Sociëteit van Jesus te treden, en verdween, den Heilige van troost vervuld latende, en zoo verlicht in zijne ziekte, dat hij na weinige dagen in zooverre genezen was, dat hij zich naar de Kerk der Paters kou begeven, om God en zijne Moeder te bedankeu, voor de buitengewone gunsten hem verleend.

VERZUCHTING,

Ave, Maria, candelabrum aureuni, lucernis septem, nem-pe septem divini spiritus clarisniaiibiis, undiriue collustraium.

Wees gegroet, Maria, gouden handelaar, met de zeven gaven des heiligen Geestes, als met zoovele schitterende lichten versierd.

VOORNEMEN.

De verachting en den haat van de wereld vernieuwen.

-ocr page 45-

— 41 —

ZESDE DAG.

JLoveu van lt;ie allerheillgsto Maag1»! in tien. tempel.

HET RELIGIEUZE LEVEN.

OVERWEGING.

1

In habitatione sancla coram ijjso ministravi et in civitate sanctificata requievi.

Ik hei den lieer in zijn tempel gediend, en ik heb mijne rust gevonden in de heilige stad. Eccl. XXIV. 14.

„Maria eenmaal don tempel binnen getreden, verliet „hem niet meer quot; zegt de heilige Ambrosius. Noch de schoonheden der stad, noch de wereldsche vermaken , noch de feesten en verlustigingen van de dochters van Juda, niets kan haar hart trekken, dat de genoegeus smaakt, in het huis Gods verborgen. Maria wil niet slechts de wereld niet zien, maar zij wil ook door de wereld niet gezien worden. In den tempel zelf ongekend, bedekte zij nog, onder liet uiterlijke van een gewoon leven, den wonderbaren voortgang, dien zij in de godsvrucht en in de wetenschap der heiligen mankte. Zij onderscheidde zich niet van hare gezellinnen, dan alleen door volmaaktere ingetogenheid, grooteren ijver in het huis des Heeren, en meerdere liefde jegens allen, die haar omringden. Zwijgen, bidden, aan anderen diensten bewijzen, dat was geheel haar leven, eene afspiegeling van de groote voorbeelden, die haar goddelijke Zoon ons later zou geven. Zoo verheerlijkte

-ocr page 46-

— 42 —

Maria den Heer,, in die mate, als Hij recht had dit te verwachten; en ging steeds voort de blikken van Gods welgevallen oy zich te trekken, en zich de verhevene gunsten waardig te maken, die God haar voorbestemde.

Treden wij in den geest den tempel van Jerusalem binnen, en bedanken wij de allerheiligste Maagd voor de schoone voorbeelden, die zij ons geeft.

BEMERKINGEN.

1. Het leven van Maria in den tempel van Jerusalem dat 1 is een volmaakt toonbeeld van het leven, dat allen, die Om zich in het religieuze leven aan God hebben toegewijd, relig in de eenzaamheid moeten leiden. irelig

Maria leidde een leven van stilzwijgenheid en afzondering. Dat moet ook het leven van eene religieuze zijn. Wat toch leert ons onze heilige regel? Wat vraagt hij van ons ? wat anders, dan de liefde voor stilzwijgendheid en afzondering? En zouden wij ware religieuzen kannen genoemd worden, indien wij die liefde voor stilzwijgendheid en afzondering niet hadden? Zrn dit niet de twee steunpilaren, die het geheele gebouw onzer volmaaktheid moeten schragen.

En wat zien wij in onzen goddelijken Zaligmaker, ons goddelijk toonbeeld ? Hoe bracht Hij dertig jaren zijns levens door? Hoe verblijft hij nog steeds in het heilig tabernakel? Wat leven van stilzwijgendheid en afzondering leidt .lesus daar? Sedert achttien eeuwen heeft Hij zich daar tot zulke stilzwijgendheid veroordeeld, dat er geen enkel woord uit zijn aanbiddelijken mond is gekomen ?

-ocr page 47-

— 43 —

Zijne afzondering is zoo volmaakt, dat Hij voortdurend blijft opgesloten in het tabernakel, liet alleen verlatende op bevel des Priesters, en dan nog onder de Sacramen-teele gedaanten verborgen. O wat seboon voorbeeld voor ous! Hoe gelukkig zullen we zijn, wanneer wij het volmaakt trachten na te volgen.

2. Maria verheerlijkte God in den tempel op eene uitmuntende wijze. Het doel, dat God zich heeft voorgesteld bij het instellen der religieuze orden, is voornamelijk, dat Hem dc verschuldigde eerbewijzingzou worden gebracht. Om dien plicht te vervullen wordt voorzeker een ware religeuze geest gevorderd. Jesus verlangt vuriglijk dien religeuzen geest in ons te zien, dien geest van toewijding laan God, waarvan Hij zelf geheel was doordrongen.

Het grootste gedeelte der menschen sluit Hem den toegang des harten; de religieuzen moeten hun hart open stellen voor Jesus, opdat Hij den overvloed zijner genaden daarin kunne uitstorten.

O Jesus, zie ons hier voor U nedergeknield; wij smeeken U vervul ons hart van uwe genade, ontvlam het van uwe liefde , opdat wij met Ü den hemelschen Vader geheel jmogen toegewijd zijn. Hem loven en verheerlijken uit al onze krachten in dit leven, en alzoo ons waardig maken, om Hem met U in eeuwigheid te beminnen en te ver-Leerlijken in den hemel.

3. Maria eindelijk leidde te Jerusalem in den tempel een leven van liefde. Eene religeuze gemeente is eene rereeniging van kinderen van één huis, die met denzelfden ;eest bezield, met één hart en ééne ziel, naar een zelfde

-ocr page 48-

— 44 —

tloel streven. Eene volmaakte gemeente is een afbeeldsel des hemels j waar al de gelukzaligen , in eene zelfde liefde vereenigd, niets verlangen dan God te beminnen in alle eeuwen der eeuwen. Alle leden moeten derhalve door den nauwsten band onder elkander vereenigd zijn, door den band van innige liefde. O hoe zoet en aangenaam is het als broeders (zusters) vereenigd te zamen te wonen ! Daar ook schenkt God zijn zegen, en deelt Hij het ware leven mede.

Opdat die liefde in eene gemeente heersche is er voorzeker geest van opoffering noodig, en van verloochening van zich zeiven; maar wie zou daartoe niet bereid zijn, wanneer hij bedenkt, wat onschatbare goederen en hemel-sche zoetigheden aan die vereeniging zijn verbonden ? Bidden wij den Heer, dat Hij den band, die onze harten vereenigt, steeds nauwer toehale, en dat Hij ons geve, dat wij voor allen mogen zijn, wat Maria was voor hare gezellinnen in Jcrusalems tempel,

VOORBEELD.

De heilige Coleta.

Onder de versclnllendo kloosterorden, die de glorie en het sieraad dor kerk uitmaken, is die der Clarissen een dor heiligste en strengste. Die heilige religieuzen, voor niemand zichtbaar dan voor Jesus, haar goddelijken Bruidegom, vernieuwen, in het diepste harer afzondering, die groote voorbeelden van onsehuid, van ijver en ootmoed, van boetvaardigheid, zelfverlooehening en ontblooting van alles, die wij bewonderen in de eerste tijden der kerk. Na verloop van jaren was er verslapping ingeslopen in de orde der heilige Clara; doch God wekte eene heilige op, die haar tot die volmaaktheid verhief, waarin we haar thans aanschouwen, die heilige, van wie God zich als werktuig bediende, was de heilige Coleta.

-ocr page 49-

- - 45 —

dsel Coleta, omtrent het jaar 1380 in Pioardië geboren, onderscheidde efde z*c'1 yroeotij(iig door hare zeldzame godsvrucht. Hare grooto liefde voor de eenzaamheid maakte haar geschikt, om met haar godde-lijkeu Buidegom te verkceren, en uit dat verkeer putte zij zooveel licht, zooveel genade, dat men haar, nog jong zijnde, „de zaligequot; Coleta noemde. Coleta zocht zich te onttrekken aan den lof, dien men haar gaf, en meende een veilige toevlucht te vinden in de orde van de heilige Clara. Maar die orde was te veel verslapt voor eene ziel, die naar de hoogste volmaaktheid verlangde. Zij nam derhalve het kleed aan van de derde orde van deu heiligen Franeiscus, en sloot zich kort daarna op in eene cel, waar zij een zeer streng leven leidde. Doch God trok haar daaruit, om ze np den kandelaar te plaatsen, en haar licht te doen schitteren. Eens, dat zij nadacht over de middelen, om de glorie van haren godde-lijken Bruidegom te bevorderen, werd zij in verrukking opgetogen.

Zij aanschouwde deu ellcndigen staat dor religieuzen, die tot verslapping waren vervallen, en de straffen, die haar in eeuwigheid wachtteu. Terwijl zij een vloed van tranen stortte, meende zij de allerheiligste Maagd en den heiligen Franciscus te zien, die haar aan Jesus Christus voorstelden, opdat Hij zich van haar zoude bedienen, om de orde der heilige Clara te hervormen. Toen de heilige Coleta uit hare verrukking kwam, was zij geheel ontsteld. Haar ootmoed kon daartoe de toestemming niet geven. Maar te vergeefs zocht zij zich aan het bevel des hemels te onttrekken, zij moest gehoorzamen; en God kroonde reeds in dit leven het werk der Heilige. Zij had den troost van te zien , dat hare hervorming in al de kloosters van Europa ingevoerd werd.

VERZUCHTING.

Ave Maria, castellum muro uncliqzie vallatum.

Wees (jegroet Maria, gij, die eene vesting zijt, van alle kanten met een muur omgeven. H. Ansclmus.

VOORNEMEN.

Het rozenhoedje met godsvrucht bidden.

-ocr page 50-

— 46 —

ZEVENDE DAG.

De heilige Maagpd Mar-ia tloel belofte van zuiverheid.

ü

ZUIVERHEID.

OVERWEGING.

Quomodo fet istud, quoniam virum non coynosco?

Hoe zal dat gebeuren, daar ik geen man leken. Luc. I. 34.

Er bleef Maria nog een offer te brengen, namelijk het oifer der zuiverheid. Niemand had haar het voorbeeld gegeven van eene deugd, naar wier glans zoovelen na Iiaar zouden verlangen. De dochters van Juda beschouwden de onvruchtbaarheid veeleer als eene schande, en de wetten schenen die overtuiging te bevestigen. Maria, door den heiligen Geest onderwezen, wordt, nog jong zijnde, dooide bekoorlijkheden der zuiverheid aangetrokken, en acht zich gelukkig, zich door hare beminnelijke wetten te laten binden. Zij wijdt zich geheel aan God toe; zij wil geene andere vreugde, dan de vreugde van Hem te beminnen.

De wierook, dien de hemelsche geesten branden voor den troon van God, en waarvan de walmen tot Hem ojv klimraen, is God minder aangenaam , dan Hem het offer van Maria was. Zij is die schitterende lelie, welke zich verheft timchen de doornen, die verzegelde Iron, die gesloten tuin, waarin de heilige Geest alleen kan binnendringen.

De offerande van Maria maakte haar het drievoudig verbond ten vollen waardig, waarmede de driewerf heilige

-ocr page 51-

— 47 —

God haar wilde vereeren ^ en van dat oogenblik af werd zij overdekt met die verborgen sckadviv, wier Icracht baar vruchtbaarbeid zou geven. De lieilige Geest daalde in liaar neder, en bereidde in haar hart, hetwelk de goddelijke liefde reeds in bezit had genomen, den troon, waarop Jesus Christus welhaast moest rusten.

Verecnigen wij ons met al die kuische maagden, welke het voorbeeld van Maria voor bet Lam heeft gewonnen, en zegenen wij duizendmaal Haar, die den standaard van dit maagdelijk leger heeft opgericht.

BEMERKINGEN.

1. Hoe schoon is de christen maagd in de oogen van God. Ja, indien er een hart is op aarde, dat de blikken van zijn welgevallen op zich trekt, dan is het 't hart, dat door de aantrekkelijkheden zijner liefde alleen wordt bekoord. De heilige Schrift leert ons, dat de eerste duif, die bij den zondvloed uit de ark werd gelaten, aanstonds terugkeerde, dewijl zij niets vond om op te rusten. Die duif is een beeld van den heiligen Geest, van dien Geest van liefde , die alleen een arm schepsel kon vruchtbaar maken, en haar haren Schepper doen voortbrengen. Die goddelijke duif konde nergens rusten, voordat Maria was ter .wereld gekomen. Zij kon niet rusten in een hart, aan de schepselen, aan het aardsche en zinnelijke gehecht. En waar een onthecht, een zuiver hart te vinden? Al de dochters van Juda voedden aardsche en nog erger geneigdheden. Uit den

-ocr page 52-

— 48 —

grond barer harten, gelijk van de oppervlakte der aarde t na den zondvloed, verhieven zicli stinkende dampen, onreine genegenheden. Maar nauwelijks heeft Maria hare maagdelijke zuiverheid aan den Heer toegewijd, of aanstonds daalt de heilige Geest, op aarde eene ziel ziende Hem waardig, in haar neder, rust er met welgevallen, en stort in haar een goddelijk zaad.

O Moedermaagd, o Bruid van den heiligen Geest, wat zijt gij gelukkig! Gezegend onder alle vrouwen! Heilige maagdelijke zuiverheid, hoe vermogend is uwe bekoorlijkheid op bet hart van God! o Maria, maak ons meer en meer door volmaakte reinheid aan u gelijkvormig.

2. De macht, welke de maagdelijke zuiverheid op het hart van God uitoefent, moet ons ee7ie groote liefde voor die heilige deugd inboezemen. Het geluk, dat Maria te beurt viel, is ook in zekere mate bet deel van waarlijk kuische zielen.

Alle christenen zijn geroepen , volgens den heiligen apostel Paulus, om het vleeschgeworden Woord in zich voort te brengen; maar bovenal toch de religieuzen, die op eene bijzondere wijze aan God zijn toegewijd. En boe kunnen wij die goddelijke vruchtbaarheid verkrijgen ? Door den heiligen Geest. En voor wie zijn de uitstortingen zijner onuitsprekelijke liefde? Ik zoek een zuiver hart, zegt Hij ons, en daar is de plaats mijner rust. In een hart van aardsche genegenheden vervuld schept de heilige Geest geen behagen, maar reine, zuivere harten zijn het voorwerp zijner liefde, bij komt in hen, en

-ocr page 53-

_ 49 —

maakt met hen een verbond van liefde, waarvan Jesus Christus de zalige vrucht is.

O goedheid van onzen God wees duizendmaal geloofd, omdat Gij ons tot den maagdelijken staat hebt geroepen! Wil, smeeken wij U, ons hart geheel zuiver maken, want wij kwijnen in afwachting van dien dag, waarop wij met waarheid zullen kunnen zeggen: Ik leef niet ik, maar Christus leeft in mij.

VOORBEELT).

De zalige Anna van Jesus, Carmelites.

De moeder Anna van Jesus, die de heilige Theresia zoo krachtig bijstond in de hervorming der Carmelitessen, en aan wie de kerk eene openbare vereering hoeft toegewezen, was altijd eenc getrouwe dienares van Maria geweest. Bij het overlijden harer moeder had zij zich onder hare bijzondere bescherming gesteld; en om van hare goedheid te verkrijgen, dat Zij haar in het vervolg tot Moeder zon zijn, las zij dagelijks de kleine getijden, daarbij had zij zich tot wet gesteld een wees gegroet te bidden, telkens als zij des nachts ontwaakte, en zij was hieraan getrouw tot hare intrede in het religieuze leven.

De zalige Anna van Jesus was slechts negen jaren oud, toen zij hare moeder verloor. Zooveel liefde tot Maria in een kind van negen jaren was het uitwerksel van eene meer dan gewone genade, en men kou van toen af vermoeden, dat een zoo bevoorrecht kind, in het vervolg van haar leven, tot eene hooge volmaaktheid zou opklimmen. Uit godsvrucht tot de allerheiligste Maagd, en om haar zooveel mogelijk na te volgen, deed Anna in den ouderdom van tien jaren belofte van eeuwige zuiverheid. Zij woonde bij hare grootmoeder, die vele plannen aangaande hare toekomst vormde, en haar willende uithuwelijken, een aanzienlijken bruidschat voor

-ocr page 54-

— 50 -

haar besteiude. Als zij kennis kreeg van hare belofte was zij daarover zeer bedroefd, en raadpleegde verscheidene leeraren, om te hooren, wat zij te doen had. Deze antwoordden, dat, dewijl het kind zoo jong was, de belofte niet verplichtte, en dat zij die kon intrekken. Zij deelde dit antwoord aan hare kleindochter mede; doch deze, vast besloten de belofte die zij aan God gedaan had, te houden, verklaarde kloekmoedig aan hare grootmoeder, dat zij dagelijks hare belofte zonde vernieuwen , tot dat zij den ouderdom zou hebben bereikt, om die wettig te doen. Zij hield woord: men bad haar, drong bij haar aan, stelde haar aan gevaren bloot; doch alles te vergeefs. Zij toonde zich sterker dan de wereld en de hel te zamen, bleef aan God getrouw, en verdiende door hare standvastigheid en getrouwheid een der steunpilaren van de orde der Carmelitessen te worden.

VERZUCHTING,

Ave Maria, gauclia matris halens cum virginitatis honore.

Wees gegroet Maria, gij die de vreugde van het moe-derschap met de eer der maagdelijicheid vereenigt. H. Bern.

VOORNEMEN.

Dikwijls aan Maria eene volmaakte zuiverheid vragen.

-ocr page 55-

ACHTSTE DAG.

HuTvelijU v;i n lt;le allei-heilijyste Maagd met den lieilig'eii Josepli.

MIDDELEN OM DE ZUIVERHEID TE BEWAREN.

0 VEEWEGING.

Virgo desponsata vlro, mi nomen erat Joseph.

Eene Maagd, die ondertrouwd was aan eenen man, wiens naam roas Joseph. Luc. I. 27.

Het lag in de plannen van God, Maria langs gewone wegen te geleiden, en onder den scliijn van een gewoon leven, de verhevene geheiinenissen te verbergen, die Hij in haar wilde uitwerken. Hij koos een man uit, die waardig was, de bewaarder van een zoo rijken schat te wezen. Die deugdzame man was Joseph, uit liet huis van David. Aan hem werd Maria uitgehuwelijkt, en liet bewaren van hare maagdelijke zuiverheid toevertrouwd. Hij verdiende die eer door de getrouwe volbrenging van alle rechtvaardigheid, en door de beoefening van alle deugden. Hij was het vertrouwen van God waardig.

Wat Maria betreft, zij weet, welke belofte zij aan den Heer heeft gedaan, zijne plannen zijn haar onbekend, maar dewijl zij gewoon is door Gods vaderlijke voorzienigheid zich blindelings te laten geleiden, onderwerpt zij zich zonder tegenstreven aan het bevel van God. Zij* kent Ook de zielsgesteltenis van den heiligen Joseph, en stemt zonder

-ocr page 56-

— 52 —

moeite toe in eene verbintenis^ die geheel tegenstrijdig schijnt aan hare belofte Gode gedaan. Weldra zal zij al de wijsheid daarvan erkennen. Wensclien wij den heiligen Joseph geluk met do eervolle keus, die hem tot bruidegom maakt van Maria. quot;VVenschen wij Maria geluk met eene vereeniging, die barer zoo waardig is.

BEMERKINGEN.

1. Is de zuiverheid zoo bekoorlijk, afschuwelijk voor God eu voor de menschen is de tegenovergestelde ondeugd. Is deze verfoeilijk in eiken christen, nog veel afschuwelijker is zij in personen, die aan God zijn toegewijd.

Doch spreken we niet van eene ondeugd, die de heilige Paul us niet wil, dat ouder dc christenen genoemd worde, en welke ook in eene religieuze gemeente niet kan binnendringen, die met den geest des geloofs bezield , en door de liefde ontvlamd is.

Om in den geest te treden van het geheim, dat ons heden bezig houdt, laat ons in tegenwoordigheid van God de middelen nagaan, die wij kunnen gebruiken, om ons te hoeden voor het gevaar, van eene deugd te verliezen, die ons zoo dierbaar is.

Een eerste middel is : Maria ons hart toe te vertrouwen. Schijnt de Heer zelfs ons dat middel niet aan te bevelen in zijn gedrag ten opzichte der allerheiligste Maagd? Joseph moest ongetwijfeld meer de bewonderaar dan de bewaarder van hare maagdelijke zuiverheid zijn; maar toch kunnen we zeggen, dat God, die Maria langs de gewone wegen wilde leiden, haar in bewaring gaf

-ocr page 57-

— 53 —

aan dien bruidegom, die onder alle bruidegoms de zuiverste was. Laat ons derhalve Maria bidden, dat zij ons onder liare heilige bescherming neme. Is er iemand, die meer ons vertrouwen verdient dan Maria ? Zij kent de hooge waarde van den schat der maagdelijke zuiverheid, zij kent onze broosheid, zij kent de listen des vij-ands en de middelen om ons te versterken. Laat ons gaan tot die Koninginne der maagden, en onder de schaduw harer bescherming zulleu wij niets hebben te vreezen. Nemen wij vooral tot haar onze toevlucht in 't oogenblik van het gevaar. Wanneer de onzuivere geest tot ons durft naderen, roepen wij dan do hulp iu van Maria. Zij zal zich haasten, om ons bijstand te verleenen, en wij zullen zeker zijn, van de overwinning over onzen ■ vijand te behalen.

2. Een ander middel, waarvan wij ons moeten bedienen, om de zuiverheid in al hare volmaaktheid te bewaren, is, den duivel te bestrijden, zonder hem te vreezen.

De heilige schriftuur stelt ons den duivel voor zoodanig aan God onderworpen, dat hij, zonder zijne toelating, niets tegen zijne Heiligen kau ondernemen.

Als hij Job wil beproeven, hem van zijne goederen wil bcrooven , hem in zijn lichaam wil kwellen, luj moet eerst zijne plannen aan God onderwerpen, en verlof bekomen, om die ten uitvoer te brengen.

Wanneer wij dan bekoord worden, we kunnen verzekerd zijn, dat het is door toelating vaii God. God nu bemint ons met eeno oneindige liefde. Hij is onze Vader, onze Vriend, onze Bruidegom. Zal hij dan toela-

-ocr page 58-

— 54 —

ten^ dat de duivel ons boven onze kracliten bekore? Zal Hij dulden, dat hij ons ontijdig kome overvallen, dan, wanneer onze zwakheid ons zou doen bezwijken ? Zal Hij in den strijd niet steeds ons ter zijde staan, om ons de overwinning te helpen behalen ? Waarom zouden wij dan vreezen? Is de duivel sterker dan de God van hemel en aarde ? Wachten wij hem kloekmoedig af, spotten wij met zijne aanvallen, bestrijden wij hem met bedaardheid. Indien wij altijd zoo handelen, zal de strijd, dien de duivel ons levert, wel verre van ons nadeel toe te brengen, slechts strekken om onze zuiverheid te volmaken, onze deugd te versterken, om nieuwe paarlen te voegen aan de schitterende kroon, die gedurende alle eeuwigheid het hoofd der maagden versieren moet,

VOORBEELD.

De heilige Catharina van Senen.

Do heilige Catharina van Senen betoonde van hare kindsheid af eene bijzondere liefde voor de heilige maagdelijkheid. Men had haar geleerd, . dat Maria de Koningin der maagden is, en zij smeekte Haar onophoudelijk, tot haar gevolg te mogen behooren.

In don ouderdom van 17 Jaren begaf zij zich op eene afgezonderde plaats, en nederknielende, stortte zij met luider stemme het volgende gebed: „O heilige Maagd, die het eerst uwe maagdelijke „zuiverheid aan God hebt toegewijd, en verdiend hebt de Moeder „van zijn cenigen Zoon te worden, ik smeek uwe onuitsprekelijke „goedheid, niet op mijne nietigheid en mijne onwaardigheid te letten, „maar mij Jesus tot Bruidegom te willen geven. Dit is mijn vurig „verlangen, en ik beloof u en Hem, mijne maagdelijke zuiverheid „zonder eenige vlek te bewaren.quot;

*

I

-ocr page 59-

— 55 —

Catharina vergat deze belofte nooit, en zij bereikte eene zoo uitmuntende zuiverheid, dat zij verdiende tot eene innige vereeniging met den kuischen Bruidegom der maagden verheven te ■worden.

God echter, die deze ziel tot een zeer hoogen graad van volmaakt-beid wilde opvoeren, oordeelde het noodzakelijk haar door kwellingen en bekoringen te beproeven. Het werd den duivel toegelaten die heilige Bruid van Jesus te naderen, en hare verbeelding met gedachten te vervullen, die hare onschuldige ziel vau sehrik ontstelden. Het ware onmogelijk hare benauwdheid en haren angst te beschrijven. Na verscheidene dagen in dien toestand te hebben doorgebracht, deed eene heldhaftige oefening van zelfverloochening dien geweldigen strijd ophouden, en verschafte haar het geluk onzen Heer Jesus Christus bij haar te zien. Hij verscheen haar eerst aan het kruis genageld cn geheel met bloed bedekt, en voegde haar deze woorden toe : „Mijr.e dochter, zie, wat Ik uit liefde tot u heb gcle-„den, en bewijs mij uwe wederliefde door te lijden voor Mij.quot; Vervolgens, haar onder eene andere gedaante verschijnende, wensehte Hij haar geluk met do behaalde overwinning. „Helaas, waar waart „Gij, mijn Zaligmaker,quot; zeide Hem de Heilige, „terwijl ik aan „zulke verschrikkelijke gedachten was overgegeven.quot; „Ik was in „nw binnenste,quot; antwoordde Jesus. „Hoe in mijn binnenste, te „midden van zooveel gruwelen!quot; Jesus zeide haar op nieuw: „Ik „was in uw binnenstequot;; en Hij voegde er bij, dat de afkeer en de schrik, die zij voor al de ingevingen van den vijand gevoeld had, er een duidelijk bewijs van waren, en dat, indien Hij niet met haar ware geweest, zij niet had kunnen weerstaan; Hij deed haar vervolgens de meest troostvolle beloften, en verzekerde haar, dat zij voortaan grootere en meerdere gunsten dan ooit van Hem zou ontvangen.

Het was omtrent dien tijd, dat Catharina het volgende visioen had; Sedert eenigen tijd brandde zij van verlangen om tot een volmaakten graad van geloof te geraken, om daardoor inniger met haar goddelijkcn Bruidegom te worden vereenigd; onophoudelijk smeekte zij die genade van God af, en telkens meende zij in den

-ocr page 60-

— 56 —

grond haars harten deze woorden te hooren ; Ik zal mij met u in het geloof verloven. Jesus verscheen haar eindelijk en kondigde haar aan, dat Hij de plechtigheden der verloving zijner ziel met de hare kwam vieren. Op hetzelfde oogenblik zag zij de allerheiligste Maagd, vergezeld van den heiligen Joannes Evangelist, den heiligen Panlus, den heiligen Domiuicus en den koninklijken Profeet. Deze laatste had een speeltuig in de hand, waaruit hij de zoetlui-dendste toonen voortbracht. De heilige Moeder Gods nam de hand der Heilige, en verzocht haar goddelijken Zoon, Catharina tot bruid te nemen. Jesus deed dit, en ten teeken zijner verbintenis stak Hij haar een ring aan den vinger, zeggende: „Ik verloof mij „met u in het geloof. Ik, die uw Schepper en Heer ben! Ik zal in u „dit zelfde geloof bewaren tot den dag, dat het in genot zal veranderd worden, wanneer gij de eeuwige bruiloft met Mij in den „hemel zult vieren.quot;

VERZUCHTING.

Ave, Maria, sponsa insponsaia.

Wees gegroet, Maria, ongeschonden Bruid. H, Anselm.

VOORNEMEN.

Van tot tijd de belofte van zuiverheid vernieuwen, vooral in bekoringen tegen die heilige deugd.

-ocr page 61-

— 57 -

NEGENDE DAG.

ioo(lgt;sf'lirip.

HET AANNEMEN VAN HET RELIGIEUZE KLEED.

OVEEWEGING.

Ingressus angelus ad Earn dixit....: Ecce concipies in utero et paries filivm, et vocabis nomen ejus Je sim.

De engel tot Maria binnengekomen sprak: Zie, gij zult in mven schoot ontvangen, en eenen zoon baren, en gij zult zijn naam Jesics noemen. Luc. I. 28. 31.

Er wordt iets groots voorbereid. God zendt een bode op de aarde, en die bode is een aartsengel. Gabriël verlaat de hemelen, en begeeft zich naar Nazareth, daar treedt hij binnen in de bidplaats van Maria, die heilige Maagd, welke met geduld en vurigheid den dag afwaeht, door den God van Abraham, Isaiik en Jacob voor de verlossing van Israël aangewezen. „ Wees gegroetquot; zegt hij haar, o Maagd, vol van genade, de Heer is met u. Hij, die in de hemelen heerscht, en wiens rijk geen einde zal hebben, heeft mij tot u gezonden, om u te boodschappen , dat gij een Zoon in uwen schoot zult ontvangen, Wien gij den naam van Jesus zult geven. Hij zal groot zijn en de Zoon des Allerhoog sten genoemd worden, en de Heer God zal Hem den troon van zijn vader David geven j en hj zal over het huis van Jacob heerschen in eeuioigheid, en zijn rijh zal geen einde hebben.

4

-ocr page 62-

— 58 —

TVat heerlijke lof aan Maria gebracht! wat verheven ke

waardigheid haar aangekondigd! Hoe moet die eenvoudige zie

en nederige Maagd daarover verwonderd geweest zijn. de

Gaan wij naar Nazareth, werpen wij ons aan de voeten we

van Maria, die heilige Maagd, door God zoozeer bemind, all

zeggen wij haar met den heiligen aartsengel Gabriël: wees da

gegroet, vol van genade, de Heer is met u. Ave, gratia he'

plena, Dominus tecum, me

sta

BEMEUKINGEN. nil

da'

1. Ook ons werd eenmaal gezegd, gelijk aan de al- aa]

lerheiligste Maagd, dat wij genade voor God hadden ge- be] vonden, en dat diezelfde God, welke Maria tot moeder

aan zijn eenigen Zoon had gegeven, zich gewaardigd ha zei

ons uit te kiezen, om zijne bruiden te wezen. Onze on- gij

dertrouw had plaats in de vergadering der maagden, om

voor het heilig altaar, in de handen van den dienaar llej

des Heeren, zijn vertegenwoordiger op aarde. Onze blijd- str schap was groot. Men ontnam ons den wereldschen tooi,

en trok ons het religieuze kleed aan. Hoe gaarne legden (Je

wij de liverei der wereld af, om ons met de liverei van be]

Jesus Christus te bekleedcn ! Hoe verzuchtten wij naar an het oogenblik, waarop het ons vergund zoude zijn, ons

met een eeuwigen keten aan Hem te verbinden, en de ]ae)

zoetigheid te smaken der banden, die ons door de be- V£U

lofte innig met den Zoon Gods zouden vereenigen! en

Dat gelukkig tijdstip naderde: men waarschuwde ons, bu

dat, om ons den hemelschen Bruidegom waardig te ma- jjg

-ocr page 63-

— 59 —

ven ken, God in onze zielen dezelfde verandering moest ige zien, die er in ons uitwendig had plaats gehad; dat wij den aardschen menscli moesten afleggen, gelijk wij onze ten wereldsche kleederen afgelegd hadden; dat wij ons met nd, alle zorg moesten beijveren aan ons zeiven te sterven; yees dat de verplichting op ons rustte, om met Christus in ifia het graf te dalen, en er het leven te laten , dat wij, met alle ongelukkige kinderen van Adam, van onzen stamvader geërfd hadden. Wij luisterden naar die vermaningen. Wij geloofden in den ijver, die ons vervoerde, dat niets boven onze krachten was. Wij verbonden ons al- aan Jesus door de heilige beloften. Maar hebben wij die ye- beloften gehouden ? Houden wij die nog heden getrouw ? sder 2. Wij hebben de verbintenis aangegaan, van ons

ha zelven niet meer te zoeken, en aan de ten onderbren-on- ging onzer begeerlijkheden te werken, tot dat zij geheel len, onder bedwang zijn gebracht; en omdat de begeerlijk-naar heid van het vleesch den dood in de lichamelijke ge-lijd-quot; strengheden vindt, de begeerlijkheid der oogen in het ;ooi, beoefenen der armoede, en de hoovaardij des levens in ;den [le getrouwheid in te gehoorzamen, hebben wij aan God van beloofd een arm en verstorven leven te leiden, en in naar alles volmaakt te gehoorzamen.

0113 Hebben wij dat alles ook steeds gedaan? Doen wij

1 de laet nog altijd ? En zoo niet, waarom die verandering be- van gedrag? Onze beloften zijn nog altijd verbindend, en de beweegredenen tot het onderhouden dier beloften ons) blijven nog altijd dezelfde. Wij wisten, dat Jesus slechts maquot; diegenen tot zijne bruiden aanneemt, die eene groote

-ocr page 64-

— 60 —

overeenkomst met Hem hebben in gedachten en genegenheden, diegenen, wier leven Hij is, en die bijgevolg aan het leven der zonde gestorven zijn. Jesus Christus nu is niet veranderd, waarom dan zouden wij veranderen? Waarom zouden wij gelooven, dat het ons genoeg is, gedurende den proeftijd getrouw geweest te zijn, en dat wij, eenmaal tot de professie toegelaten, niet meer noo-dig hebben, ons zeiven te bedwingen, ons zeiven te kruisigen ? Ach! laat ons vreezen, dat de Zoon Gods, in de hoop, die Hij van ons had opgevat, teleurgesteld, ten onzen opzichte handele, gelijk de joden in het oude verbond ten opzichte hunner ontrouwe echtgenooten, — dat Hij ons verstoote. Hoe zouden wij dan te beklagen zijn, en wat zou er van ons kunnen geworden? O gij, die altijd aan den Heer getrouw zijt geweest, die na de baring van den Zoon Gods niet hebt opgehouden. Hem zoo aangenaam te zijn, als gij het te voren waart, maar altijd hebt toegenomen in volmaaktheid en heiligheid, allerheiligste Moeder van Jesus, bid voor ous, uwe kinderen, vraag voor ons aan uwen goddelijken Zoon, dat wij u getrouw mogen navolgen, en naar uw voorbeeld nooit stil mogen staan op den weg der volmaaktheid.

VOORBEELD.

De heilige Clara.

De heilige Clara gaf van hare kindsche jaren af blijken vau de uitstekende deugd, tot welke zij later zon opklimmen. Vroegtijdig reeds blonk zij nit door godsvrucht tot de allerheiligste Maagd, en door groote liefde voor de eenzaamheid en voor het gebed. Dik-

-ocr page 65-

— 61 —

wijls vond men haar in hare kamer, geknield het gebed des Hee-ren en de engelsohe groetenis biddende. Zij had zich verbonden, die gebeden eiken dag eenige malen te verrichten, en naar het voorbeeld der oude kluizenaars, telde zij die met steentjes, welke zij bij zich droeg.

Zij had ook eene bijzondqfe liefde voor de maagdelijke zuiverheid, en was vast besloten, nooit een anderen bruidegom te nemen dan Jesus. Hare ouders nogtans hadden andere inzichten ; en toen zij den ouderdom van achttien jaren bereikt had, stelden zij haar voor, zich in het huwelijk te begeven. Clara, daarover zeer bedroefd , begeeft zich naar den heiligen Franciscus, die te Assisië in groote faam van heiligheid leefde, ontdekt hem het geheim harer ziel, en vraagt hem om raad. De uitslag dier onderhandeling was , dat Clara dc wereld zou verlaten, en ten spoedigste zich bij den heiligen Iraucisous zou vervoegen, om met dc liverei van Jesus bekleed te worden.

Zij ontvluchtte het vaderlijk huis, en vergezeld van eenige jonge dochters van voorbeeldige deugd, aan wie zij haar geheim had toevertrouwd, ging zij naar het klooster van Portiuncula, eene mijl van Assisië gelegen. Daar woonde dc heilige rrancisous met zijne kloosterlingen; zij kwamen haar processiesgewijze aan dc kerkdeui te gemoct, den lofzang Veni Creator zingende, en geleidden haal naar het altaar van Maria. Daar liet zich de heilige Clara door Pranciscus het haar afsnijden, legde hare prachtige kleederen af, trok met vreugde een boetekleed aan, in den vorm van een zak gemaakt, hetwelk zij met een koord om haar lichaam bond.

Dewijl de heilige Franciscus nog gcene religieuze dochters had , geleidde hij haar naar een klooster van Benedictinessen, waar zij met groote liefde ontvangen werd.

Zoodra het gerucht der afzondering van de heilige Clara bekend was, kwam men in menigte toegesneld , om haar uit de eenzaamheid te trekken. Men gebruikte zelfs geweld; maar Clara toonde hare afgesneden haren, hield met beide handen het altaar vast, en zeide tot hen, die haar lastig vielen, dat Jesus Christus haar tot

-ocr page 66-

62 —

zijnen dienst had geroepen, dat zij nooit een anderen bruidegom zou nemeu dan Hem, en dat, hoe meer men haar zou vervolgen, hoe meer zij verhoopte, dat God haar sterkte zou geven om te weerstaan.

Zij verflauwde nooit in haren eersten ijver, en haar geheele leven was voor hare dochters eene welsprekende opwekking tot de verhevenste deugd. Zij onderscheidde zich door hare liefde voor de armoede, welke de kenmerkende geest harer orde is; zij dreef de boetvaardigheid en de versterving zoover, dat de heilige Francis-cus dikwijls verplicht was haren ijver te matigen; hare gehoorzaamheid was zoo volmaakt, dat zij nooit een anderen wil had; dan den wil van haren geestelijken vader: „beschik over mij,quot; zeide zij hem, „gelijk het u zal believen, ik ben geheel de uwe; sedert ik aan God het offer van mijn wil hebt gebracht, kan ik aan mij zelve niet meer toebehooren,quot;

Van hare eerste jaren af had zij Maria bemind, onder hare bescherming had zij zich aan God toegewijd, zij ging voort haar zoo getrouw te eeren, dat zij verdiende in het uur des doods door haar te worden bezocht. Eene der religieuzen, die er tegenwoordig waren, kende door eene hemelsche verlichting, wat er op dat uur in de ziel der Heilige omging; zij zag de Moeder Gods zich over hare legerstede heenbuigen, om haar te troosten en te liefkoozen.

VERZUCHTING.

Ave Maria, abyssus miraculorum.

Wees gegroet Maria, afgrond van wonderen. H. Dam.

VOORNEMEN.

Van tijd tot tijd de verplichtingen van den religieuzen staat overwegen.

-ocr page 67-

— 63 —

TIENDE DAG.

De Menscli-wordinj* rtes Wooiquot;lt;ls.

DE PROFESSIE.

OVERWEGING.

Aït Maria: Ecce ancilla clornini, fiat mi/ii secundum verhum tuum... et verhum caro factum est.

Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heer en, mij geschiede naar tm woord..., en het Woord is vleeschgeworden. Luc. I. 38. Joan. I. 14.

Wie zal ons doen begrijpen, wat Maria gevoelde, toen zij den heiligen Geest in Laar voelde werken, en zich als Moeder van God mocht erkennen? O gelukkige Aartsengel, gij, die getuige geweest zijt van alles, wat er in die Moedermaagd omging, wil er ons iets van openbaren. Welke bewondering! welke aanbidding! welke dankbaarheid ! welke liefde! Wat zijn al de aardsehe genoegens, wat is de vreugde des hemels, bij de zoetigheid, de vreugde, die Maria toen smaakte? De engelen aauscbouwen God, Maria bezit Hem, zij gevoelt Hem in haar binnenste, geneugten uitstortende duizendmaal zoeter dan honig. Hij bezielt haar, Hij ontvlamt haar, doet haar verteer en van liefde. Hij deelt haar die onuitsprekelijke rust mede, die Hij in den schoot zijus Vaders geniet, en die zijn geluk in eeuwigheid uitmaakt.

De heilige Joannes de dooper rust nog in den schoot zijner moeder, en bij het naderen van Maria, dat tabernakel der Godheid, springt hij op van levendige blijd-

-ocr page 68-

— 64 —

schap. Indien de tegenwoordigheid Van Jesus in Maria ring

zich zoo levendig aan zijn Voorlooper doet gevoelen, wat Hij

moet zij dan voor Maria zelve niet zijn? moec

O driemaal heilige God, wat zijt Gij goed jegens hen, Veth

die U beminnen ! O onvergelijkelijke Maagd, teerminnende H

en beminde Moeder, deel ons de gevoelens van uw hart leve

mede, en aanvaard die uwer toegenegen kinderen. wij

iere

BKMEIIKINGEN. Verl

de !

1. Dit is de dar/, dien de Heer gemaakt heeft, laat de

ons juichen en ons ver heugen. geb

Ilaec dies,c[uam fecit Bominus, exultemus et laetemur in ed. o])Sj

Zoo jubelt de Kerk op den dag der glorierijke verrijzenis I

van haren goddelijken Bruidegom. Op den dag onzer pro- voo fessie jubelde ook ons hart, en zeiden wij: dit is de dag, l het dien de Heer heeft gemaakt, laat ons juichen en ons ver- * hec

heugen. Wat was onze blijdschap groot op dien dag! Hoe Hij

gevoelden wij ons geluk! Sedert lang beijverden wij ons, en

om door boetvaardigheid en versterving, aan ons zeiven rijt

te sterven; sedert lang besteedden wij al onze zorgen, zoi

om den ouden mensch af te leggen, wiens tegenwoor- vai

digheid in ons hart een heilige God niet kan dulden; we

sedert lang met Christus begraven, verzuchtten wij vurig uii

naar den dag onzer verrijzenis. Eensklaps liet eene stem zich rm

hooren; zij kwam uit den hemel. „Verheugt u, werd ons wi

gezegd, de bruiloft van het Lam is eindelijk gekomen.quot; Bi

Yenerunt nuptiae Agni. Nog een weinig tijds, en de Koning mi

der glorie zal nederdalen; Hij zal tot u komen en u den ko

-ocr page 69-

— 65 —

iria ring, ten teek en zijner verbintenis, aan den vinger steken; wat Hij zal de Kroon op uw hoofd plaatsen , waarmede zijne moeder Hem yekroond heeft op den dag zijner zegepraal. en, Venerunt nuptiae Agni.

ade Hoe klopten onze harten bij die aankondiging! Wat

art levendige blijdschap vervulde ons binnenste! Kom, riepen wij uit, kom , o Bruidegom der maagden , uwe bruid is bereid en wacht u. Uxor praeparavit se. O mijne ziel, verkondig aan de geheele wereld de groote dingen, die de Zoon Gods alsdan in u uitwerkte; dat de geheele aarde lat de gunsten erkenne, waarmede gij overladen werdt, het

geluk, dat gij genoot, de zoete verrukking, waardoor ed. opsprongt in God, uw Zaligmaker.

nis De banden, die ons aan de wereld hechtten, vielen

ro- voor altoos af; andere banden werden ons aangelegd, ',g, n het waren de banden der liefde, de banden, die ons ',r- V hechtten aan Jesus, den goddelijken Bruidegom onzer zielen, oe Hij kwam in ons, die God van goedheid en heerlijkheid, s, en als een machtige Koning vestigde Hij den zetel zijns en rijks in onze harten. Aan de slavernij der wereld en der Q, zonde ontrukt, kwamen wij onder de zoete heerschappij •r- van den eenigen Welbeminde. Terwijl wij zijne bezitting a; werden, werd Hij zelf ons deel. Met David hebben wij ig uitgei'oepen : l)e Heer is mijn erfdeel. O hoe schoon is ;h mijn erfdeel! En met de Bruid van het Hooglied hebben

as wij gezegd: mijn lieminde is de mijne en ilc ben de zijne.

.quot; Delectus mens mild et ego illi. Dochters van Sion, zingt ig met mij een lofzang den Welbeminde ter eer. Verin kondigt zijne onmetelijke goedheid, zijne liefde, zijne

-ocr page 70-

— 66 —

inilddadiglieid jegens zijne beminde bruiden. O Jesus! wat is bij groot, de overvloed uwer goederen! Hoe

zacht is uw geest! Hoe schoon zijn tiwe tabernakelen ! Mijne ziel, zegen den Heer! Dat alles in mij zijn heiligen naam verheerlijke! Engelen des Hemels, zegent den Heer! Bat alles in den hemel en 07; de aarde voortdurend den Heer verheerlijke !

2. De dag onzer professie was een dag van geluk en zoeten troost. Was het ook zoo met alle de dagen, die daarop gevolgd zijn? En indien ons geluk verminderde, die zoete troost van ons week, wat was daarvan de oorzaak ? Zou de Zoon Gods, gelijk de zonen der mensclien een bruidegom zijn, onstandvastig in zijne liefde ? ... O neen, Jesus Christus is altijd dezelfde, dezelfde goedheid en liefde; maar Hij is een jaloersche bruidegom; en indien Hij slechts een weinig verdeeldheid in onze harten bemerkt, houdt Hij aanstonds op geheel de onze te zijn.

O Jesus, de beste der bruidegoms, vergeef ons onze ongetrouwheid, de koelheid onzer liefde, heb medelijden met onze zwakheid. Indien wij ü somtijds verdriet hebben aangedaan, indien Gij eenige bitterheid gevonden hebt, in met ons te leven, wil het niet toeschrijven aan onzen boozen wil, maar wijt het aan onze zwakheid. Onze harten zijn voor U, 0 Welbeminde onzer zielen. Wil er U zoodanig meester van maken, dat Gij alleen er toegang toe hebt. Geef, dat wij U alleen en uit geheel ons hart beminnen.

O Maria, waak over uwe kinderen , wij willen uwen Jesus toebehooren, bewaar ons voor altijd voor Hem.

-ocr page 71-

__ 67 —

VOORBEELD.

De eerwaardige moeder Mechtildis van het heilig Sacrament, instelster van dé gedurige aanbidding.

De eerwaardige moeder Mechtildis van het heilig Sacrament wist, hoe belangrijk de plechtigheid der professie is. Hoewel haar leven eene gednrige voorbereiding daartoe geweest was, vroeg zij, toen men haar aankondigde, dat het haar toegelaten werd hare beloften te doen , nog veertig dagen, om zich nog volmaakter voor te bereiden. Al dien tijd bracht zij in de eenzaamheid, en in de oefening der strengste boetvaardigheid door. De Heer schepte er behagen in, en deed haar zien, hoe gaarne Hij haar tot zijne bruid aannam. Daags voor hare professie, terwijl zij een weinig rust ging nemen, werd zij in den geest door twee engelen voor den troon der allerheiligste Maagd geleid. Z,j bood haar ootmoedig hare beloften aan. Die liefdevolle Moeder ontving ze, en bood ze op hare beurt de heilige Drievuldigheid aan, en aanstonds nam Jesus haar tot bruid, en teekende het huwelijkscontract met zijn bloed. Toen het visioen was verdwenen, begaf de gelukkige Novice zich naar de Kerk, en daar was het, alsof haar hart door de liefde zou worden verteerd, terwijl zij daar bad, in afwachting van het gelukkige oogenblik, waarop zij hare professie zou doen. Gedurende den geheelen dag werd hare ziel door de zoetste vertroostingen overstroomd, vertroostingen, wier zoetigheid door hen alleen wordt gekend, die ze geproefd hebben; en in haar verder leven herhaalde zij dikwijls met eene altijd nieuwe blijdschap de woorden van den profeet: Domini ego sum. Ik behoor den Heer toe.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, corona regia, preüonisdmum hahens lapidem Christum.

Wees gegroet, Maria, Koninklijke kroon, door Christus als met een allerkostbaarst gesteente versierd. H. Epiph..

VOORNEMEN.

Dikwijls dit scliietgebedje herhalen , dat zoovele heiligen voortdurend in den mond hadden: God alleen.

-ocr page 72-

— 68 —

ELFDE DAG.

Bezoek vau de allei-hoilig^te IMIaag'd aan har© nicht ISlizabeth.

LIEFDE TOT DEN NAASTE.

OVERWEGING.

Exurgens Maria al kt in moniana cum festinatione, et intravit in domum Zachariae, ei salutavit Elisabeth.

Maria stond op en reisde met haast naar het gebergte, en zij kwam in het huis van Zacharias en groette Elisabeth' Luc. I. 39.

Jesus Christus is nedergedaald in den schoot van Maria. De eerste beweging welke God, die ons is Icomen bezoeken in zijne innigste barmhartigheid, zijne allerheiligste Moeder inboezemt, is eene beweging van liefde. In die dagen, zegt de heilige Evangelist, stond Maria op, en reisde met haast naar het gebergte, en begaf zich in het huis van Zacharias. In die weinige woorden heeft de gewijde schrijver al de kenteekenen der oprechte liefde in het kort saamgevat.

1. Is Elisabeth de moeder van den heiligen Voorlooper, Maria is de moeder van God. Wie moet den eersten stap doen ? De wereld zou zeggen : Elisabeth. Maar zoo denkt zij niet, die den God van alle liefde bezit.

2. Maria gaat met haast: cum festinatione. Waarom die haast in de hoogwaardige Bruid van den heiligen Geest ? Het is, omdat een hart dat waarlijk liefdadig is, verlangt

V

-ocr page 73-

— 69 --

om goed te doen, en een zeker verdriet gevoelt, tot dat het er de gelegenheid toe vindt. De liefde kent geen uitstel. Nescit tarda niolimina.

3. Zij kent ook geene moeielijkheden. Zie, hoe Maria de bergen beklimt, hoe weinig zij acht geeft op de moeie-lijkheid van den weg. Abiit in riioiitana.

De tegenwoordigheid van die nieuwe ark des verbonds in het huis van Zacharias bracht heil en zegening aan. Elisabeth werd met den heiligen Geest vervuld , het kind,

dat zij in haren schoot droeg, werd van de erfzonde gezuiverd, Zacharias zelf kreeg de spraak terug, en ontving de gaaf van voorzegging.

Vereenigen wij ons raet de heilige Elisabeth, om Maria geluk te wenscheu met het heil haar geschonken, en om haar te bedanken voor de genaden, waarvan zij zich de uitdeelster begint te toonen.

BEMERKINGEN.

1. De liefde, die het hart der allerheiligste Maagd vervult, moet ook het hart van de religieuze vervullen.

Waar zai men die deugd vinden, wanneer men haar .f niet vindt in den religieuzen staat, waar men belijdenis doet, van de voorschriften van het Evangelie in al hunne volmaaktheid op te volgen ?

Beminnen wij alle menschen; wij zijn het aan God verschuldigd. De eeuwige Vader heeft de menschen zoozeer bemind , dat Hij voor hen zijn eenigen Zoon heeft gegeven. Onze Heer Jesus Christus heeft de menschen

-ocr page 74-

— 70 —

zoozeer bemind, dat Hij uit liefde tot hen in lijden mens

heeft willen geboren worden, in armoede en verachting sloot;

heeft willen leven, en voor hunne zaligheid aan het houdi

kruis, onder de vreeselijkste smarten, gestorven is. hebt.

De heilige Geest bemint de menschen zoozeer, dat offerc

Hij onophoudelijk aan de deur van hun hart staat en met

klopt, niets zoozeer verlangende, dan te mogen binnen- '

treden, om er alle deugden in uit te storten. Geheel de bescl

heilige Drievuldigheid toont zooveel liefde voor de men- derei

schen, dat Zij zich zelve als schijnt te vergeten, slechts en

bedacht om de menschen gelukkig te maken. Eu zou- wij s

den wij dan niet beminnen? God is voorzeker de juiste wel

waardeerder der dingen, en doet niets, wat niet volmaakt 3.

is; daar God dan de menschen zijne liefde waardig acht, heilii

moeten zij het ook inderdaad zijn. Beminnen wij der- Zalig

halve, beminnen wij allen, die God bemint; beminnen liefd(

wij alle menschen, ook hen, die ons weinig beminnelijk ven; mochten toeschijnen, beminnen wij hen, want zij worden

door God bemind, beminnen wij hen , want God vraagt venv

het ons, en Jesus rekent het zich zeiven aangedaan, schei

wat wij doen aan den naaste: zoo dihwyh gij het aan len '

een van deze mijne geringste broeders gedaan helt, hebt zu^e

gij hel aan mij gedaan. welk

2. Beminnen wij alle menschen; wij zijn het aan ^

Maria verschuldigd. Maria otterde haren goddelijken (

Zoon aan den hemelschen Vader, op den borg van Cal- n'e^

varië. En wat gaf haar de kracht om dien dierbaren ^ij c

Zoon ten offer te brengen, in wien de eeuwige Vader met

zijn welbehagen vond ? Het was hare liefde voor de te Vl

-ocr page 75-

— 71 —

(Jeu inenschen. Indien dan iemand zijn hart voor de liefde iüg sloot, zou hij niet voor een ontaard schepsel moeten ge-liet houden worden ? Heilige Maagd, die ons zoozeer bemind iS- hebt, dat gij voor ons uwen eeuigeu Zoon hebt opgelat offerd, verkrijg voor ons door uwe voorspraak, dat ons hart en met diezelfde gevoelens moge worden vervuld, waarmede en- het uwe vervuld was voor hen, die gij als uwe broeders de beschouwdet, en die uw edelmoedig offer tot uwe kin-en- deren maakte. Uwe kinderen moeten u iu alles gelijken; hts en dat is ook ons verlangen, o liefdevolle Moeder. Maak, )u- wij smeeken er u om, dat wij met u alle inenschen en ste wel va:n ganscher harte beminnen.

kt 3. Beminnen wij alle menschen; wij zijn het aan de

^ heilige Kerk verschuldigd. Die hoogwaardige Bruid des

er. Zaligmakers heeft voorzeker wel recht op onze weder-

en liefde. Na de waardigheid, waartoe zij ons heeft verhe-

ijt ven; na de genaden en voorrechten, waarmede zij ons

ejj heeft verrijkt, mag zij wel eenige erkentenis van ons

1gt verwachten. Welnu, wat vraagt zij? Dat wij alle men-

ll3 schen zullen beminnen; dat wij hun al de diensten zul-

a/l len bewijzen, die in onze macht zijn; dat wij voor allen

gt;11 zullen bidden met die vurigheid en dat vertrouwen,

welke altijd verhooring vinden.

[in Wat vraagt zij nog? Dat wij vol medelijden met het

311 lot dier ondankbare en wederspannige kinderen, welke

j. niet ophouden haar te bedroeven, onze tranen voegen

3n bij die, welke zij over hun ongeluk stort, en dat wij

ei. met haar genade voor hen afsmeeken. Dat is voorzeker niet

le te veel van ons geëischt. Laat ons dan bidden, laat ons

-ocr page 76-

— 72 —

veel en zonder ophouden bidden. Onze gebeden vermogen veel bij dien God, aan wien wij ons toegewijd hebben; indien wij Hem bidden met een hart van ware liefde bezield, twijfelen wij er niet aan, dan zal de Heer ons verhooren, en onze moeder, de heilige Kerk , zal vertroost worden.

VOORBEELD.

De heilige Vincentius a Paulo.

De heilige Vincentius a Paulo voedde eene bijzondere godsvrucht tot de Koningin des hemels, hij vastte daags voor al hare feesten, en droeg altijd den rozenkrans aan zijn gordel; hij bad getrouw den Tingel des Heeren, waar hij zich ook mocht bevinden, zelfs bij de vorsten en grooten der aarde; niets ondernam hij, zonder zich onder de bescherming van Maria te stellen, en dikwijls werd hij door haar op wonderdadige wijze geholpen. Onder anderen weten wij, hoe de heilige, onder de hoede zijner hemelschc Moeder, op een zwak bootje van Tunis naar Marseille de zee overstak met den geloofsverzaker, dien hij tot de moederkerk had teruggevoerd. Met die uitnemende godsvrucht tot Maria vereenigde de heilige Vincentius eene teedere en heldhaftige liefde voor den naaste. Zijne woorden, zijne daden, al zijne instellingen, zijn zoovele blijken van die deugd; geheel zijn leven was aan het tijdelijk en geestelijk welzijn des naasten gewijd.

Om niet te spreken van eene menigte trekken, die wonderbaar zijn, zoo wordt er verhaald, dat hij tot algemeen aalmoezenier der galeien benoemd, eene reis deed naar Marseille, om met eigen oogen te zien, hoe de gevangenen werden behandeld; om beter den waren toestand , en de gewone wijze van behandeling te kennen , droeg hij zorg van niet erkend te worden. Terwijl hij de galeien doorliep, bemerkte hij een gevangene, die meer dan de anderen door het ongeluk van zijn toestand nedergedrukt, zich aan hevig

-ocr page 77-

-- 73 —

ongeduld overgaf, en met ontroostbare droefheid klaagde over de diepe ellende, waarin zijne vrouw en kinderen waren gedompeld. Vincentius' hart werd door het innigste medelijden bewogen. Hij dacht, dat die man misschien meer ongelukkig dan misdadig was, en zocht naar een middel, om hem ter hulpe te komen. Zijne liefde gaf hem een middel in, waarvan de heilige Paulinus tot dan toe alleen het voorbeeld had gegeven. Hij begaf zich tot den bevelhebber , en smeekte hem de plaats te mogen innemen van dien armen galeiboef. De goddelijke Voorzienigheid liet toe, dat de bevelhebber toestemde in het dringend verzoek van den Heilige. De verwisseling werd aangenomen, en na weinige oogenblikken zag Vincentius zich met de boeien van een boosdoener beladen; en hij droeg die gedurende verscheidene weken, met eene edelmoedigheid, die alleen de heldhaftigste liefde kan inboezemen.

i : f

VERZUCHTING.

Ave Maria , eolnmba pacifera.

Wees gegroet Maria, duif die den vrede aanbrengt.

Communie voor de zon-

VOORNEMEN.

Van tijd tot tijd de heilige daars opdragen.

li

J

-ocr page 78-

— 74 —

TWAALFDE DAG.

De JLofzn.ng' dexquot; allerlieiligste Maagd.

HET ZOEKEN VAN GOD ALLEEN.

0 VEEWEGING.

Ait Maria: Magnificat anima mea Lomimm.

Maria zeicle; Mijne ziel maakt groot den Heer. Luc. i. 46.

Zoovele wonderen in Maria en door Maria gewrocht verlioovaardigen baar niet, maar strekken slechts, om de gevoelens van nederigheid, van liefde eu dankbaarheid in haar hart te versterken en te verlevendigen.

Elisabeth is verwonderd, dat de Moeder des Heer en zich gewaardigt tot haar te komen; zij is verrukt door de yroote dingen, die in haar gebeurd zijn, en noemt haar gezegend Loven alle vrouwen. Maria, in G od verslonden, niets ziende, niets beminnende, niets zoekende dan God, haast zich de oogen harer nicht van zich af te wenden, en op God te doen richten. Mijne ziel maakt groot den Heer, roept zij uit, en mijn geest heeft zich verheugd in God, mijn Zaligmaker! omdat Hij heeft neder gezien op de geringheid zijner dienstmaagd;... Hij, die machtig is, heeft groote dingen aan mij gedaan. Hij heeft kracht geoefend door zijnen arm. Hij heeft Israël, zijnen dienstknecht aangenomen, zijne barmhartigheid indachtig. Hij heeft mij tot die bovenmate groote eer verheven.

Aldus spreekt, alsdus denkt de Moeder des Almachtigen , de heiligste der maagden, de Koningin van hemel ei

-ocr page 79-

— 75 —

aarde. Bewonderen wij die diepe nederigheid ^ die groote zuiverheid van het hart van Maria, waardoor zij niets aan zich zelve toeschrijft, alle glorie aan God geeft; en bidden wij haar, in die zuiverheid des harten, in het zoeken van God alleen, haar meer gelijkvormig te mogen worden.

BEMERKINGEN.

1. Aan God alleen komt eer en glorie toe, roept de heilige Paulus uit.... En inderdaad. God alleen is groot, onveranderlijk, eeuwig. Hij is de wijsheid, de goedheid, de almacht, zijne volmaaktheden hebben geene grenzen. Hij is het begin en het einde van alles, want Hij heeft alles voor ziek zeiven gemaakt, hi Hem zijn wij, l/eivegen we ons en leven wij, en hoe verheven onze kennissen, hoe schitterend onze deugd , hoe groot onze rijkdommen ook mogen zijn, uit zijne volheid heihen we alles ontvangen : lij is de oorsprong van alle goederen ; de Iron van alle volmaakte gave. Aan God derhalve komt de eer en glorie toe, de grootheid, de macht en de zegening in de eeuwen der eeuwen !

Aan den mensch integendeel komt niets anders toe dan vergetelheid en verachting. Wat zijn wij inderdaad ? Een niet. Wat zijn wij nog? De onwetendheid en de zwakheid zelve, en wat nog erger is, schepselen, d^ej , zoo dikwijls weerspannig zijn geweest tegen hun Scheppè'-, met eene menigte van zonden en ongerechtigheden beladen, altijd genegen om op nieuw te zondigen, zoo vol boosheid en bederf, dat, werden wij niet door Gods almacht ondersteund, wij elk oogenblik in de afschuwelijkste misdaden zouden vervallen.

-ocr page 80-

— 76 —

Hoe is het dan mogelijk, dat men nog zicli zeiven lioogschat, zich zeiven bemint en zoekt? Indien Jesus Christus, ofschoon God zijnde van oneindige heiligheid, zich de vervloeking zijns hemelschen Vaders waardig achtte, om de zonden, die Hij op zich had genomen, hoe moeten wij dan ons zeiven beschouwen, die zoo dikwijls den oneindigen God hebben vergramd? Aan ons derhalve vergetelheid en verachting, aan God alleen de eer en glorie, de grootheid, de macht en de zegening, in de eeuwen der eeuwen.

2. Wanneer ook alle menschen, met terzijdestelling hunner heiligste plichten, hun eigen eeredienst boven dien van den onsterfelijkeu Koning der eeuwen zouden stellen, wanneer allen altaar tegen altaar zouden oprichten, en zich zeiven een afgodischen wierook zouden ' offeren, dan nog zouden wij, en wel te meer, ons de getrouwe dienstmaagden des Heeren moeten toonen, en geen andere glorie zoeken dan de zijne.

Men begrijpt inderdaad, dat menschen, die weinig onderricht zijn, die door hun beroep onophoudelijk met de wereldsche zaken bezig zijn, hunne oogen weinig op God of naar den hemel richten, en in alles zich zei ven zoeken. Maar wij, die dagelijks in de overweging aan de nietigheid van het schepsel en aan de verhevenheid van den Schepper worden herinnerd; — wij, d:e door de weldaden Gods van alle kanten als omringd zijn; — wij, die door het voorrecht onzer heilige roeping slechts met heilige zaken bezig zijn, indien wij in die dwaling vervielen, welke verschooning zouden wij kunnen inbrengen ?

-ocr page 81-

Daarenboven wij zijn geroepen om God herstel te geven voor de goddeloosheid en de ondankbaarheid van zooveleu ? om onzen goddelijken Bruidegom al de eer en liefde, die zij hem schuldig zijn, te bewijzen; om Hem door onze getrouwe toewijding aan zijnen dienst, de onverschilligheid te doen vergeten, waarvan Hij overal het voorwerp is. Wat zou het dus zijn, indien ook wij ons zeiven zochten? Welke belee-diging ware dat God aangedaan? Welk ongeluk voor ons zeiven ? De Heer zou zich van ons afwenden, gelijk een echtgenoot zich verwijdert van eene ontrouwe echtgenoote, en na dit leven zou ons deel met de ongeloovigen weze7i.

God verhoede, dat ons dit overkome! Neen, werken wij vooi- God alleen; dat alles in ons tot zijne glorie strekke; en gelijk een vader, die door verscheidene zijner kinderen op eene ontaarde wijze behandeld wordt, een eerbiedigen en gehoorzamen zoon des te meer blijken van zijne liefde zal geven, zoo ook zal onze goede Meester zijn welbehagen in ons stellen. Hij zal ons de zoetste genoegens in zijnen dienst doen smaken, en vanneer de dood ons in het bezit van zijn rijk zal hebben gesteld, zal Hij ons voor altijd op zijnen troon doen zetelen.

VOORBEELD.

De zalige Margarctha-Maria Alacoque.

De zalige Margaretha-Maria, die in deze laatste tijden de Kerk zoozeer heeft gestieht eu getroost door hare godsvrueht tot het allerheiligste Hart van Jesus en tot het heiligste der Sacramenten, was ook vervuld van de teederste liefde tot Maria. Verscheidene malen ontving zij ook van haar de nitstekendste gunsten. Wij zullen ons bepalen met er eene aan te halen, die betrekking heeft op het onderwerp, waarover wij handelen.

-ocr page 82-

Eens, het was op den feestdag van Maria Hemelvaart, vertoonde dc allerheiligste Maagd aan de zalige Margaretha-Maria eene geheimzinnige kroon, welke was saamgesteld uit al de religieuzen, die zij onder haar bestuur had, en zeide haar, dat zij zieh daarmede als met eene kroon van zoovele bloemen, voor de oogen van hethemelsch hof wilde versieren; maar zij voegde er bij, dat, toen zij het hoofd met dien krans van bloemen versierd, zich ten hemel quot;wilde verheffen, het grootste gedeelte was nedergevalleu, omdat zij zich niet genoeg van de aarde hadden onthecht; dat zij er slechts vijftien had behouden, en dat er van die vijftien maar vijf zuiver en volmaakt genoeg waren bevonden, om aangenomen te worden onder de bruiden van haar goddelijken Zoon. De allerheiligste Maagd, zeide de Zalige, wilde mij daardoor te kennen geven, van hoeveel belang het voor eene religieuze is, van alles cn vooral van zich zelve onthecht te zijn, om haar omgang en haar verkeer in den hemel te hebben.

Een andermaal vertoonde de Moeder Gods de heiligheid dier vijt bruiden onder ecu ander zinnebeeld aan hare godvruchtige dienstmaagd. Zij toonde haar het heilig hart van Jesus als eene bron van levende wateren. Door vijf buizen vloeiden die wateren in het hart der vijf religieuzen, welke getrouwelijk God alleen hadden bemind, cn het scheen haar, dat onze goddelijke Zaligmaker blikken van welbehagen op die harten vestigde. Lager waren verscheidene andere harten, welke ook van die goddelijke wateren ontvingen, maar door hunne schuld er een groot gedeelte van verloren. Het waren de harten der andere religieuzen, wier onthechting niet volkomen was, cn die nog eenige verdeeldheid hadden in hare liefde.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, thurihulum aureum.

Wees gegroet, Maria , gouden wierookvat. H. Epiph.

VOOENEMEN.

Zich dikwijls voorstellen , zijne werken te verrichten door God, in God, met God en voor God alleen.

-ocr page 83-

— 79 —

DERTIENDE DAG.

Stilzwijgen van Maria ten opzichte van den heiligen «Tosepli.

OOTMOEDIGHEID.

OVERWEGING.

Joseph voluit occulte dimittere cam. Haec autcm co cogi-tante, ecce Angelus Domini apparuit ei.

Joseph wilde heimelijk van haar scheiden. Doch terwijl hij aldus dacht, zie, daar verschijnt hem. een Engel des lleeren. Math. I, 19, 20.

Maria, wonderbaar in geheel haar gedrag, drijft de heldhaftigheid der deugd somwijlen zoo ver, dat men niet anders kan, dan er zich over verwonderen en zwijgen. De Heer heeft haar verkoren, om haar te verheffen boven alles, wat in den hemel en op de aarde verheven is; Hij heeft in haar zulke wondere zaken gewrocht, dat al de geslachten haar zalig zullen prijzen-, en Maria zegt geen woord van hare verheffing aan den heiligen Joseph; zij houdt al de gunsten voor hem verborgen, waarmede de Almachtige haar overladen heeft. Zij spreekt er van, wel is waar, met Elisabeth; maar waarom ? omdat Elisabeth haar voorkomen heeft; en nog, hoe spreekt zij tot haar? Om God te verheffen en zich zelve te vernederen. Drie maanden verloopen; Maria keert weder uit Hebron; Joseph begint den staat van zijne

-ocr page 84-

— 80 —

Bruid te bemerken. Het was haar onmogelijk de verlegenheid , en de bekommernis van den heiligen Joseph niet te ontwaren. Spreek een enkel woord, o Maagd dei-maagden , en het vermoeden van uw kuischen Bruidegom zal verdwijnen, hij zal voor uwe voeten nedervallen, en in u de Bruid eeren van den heiligen Geest. Een enkel woord is slechts noodig, maar Maria zal het niet spreken. Noch de liefde, die zij haren Bruidegom toedraagt, noch de zoo natuurlijke begeerte om zich zelve te verontschuldigen, noch de zoo ernstige gevolgen, die haar stilzwijgen kan hebben, niets kan haar overhalen, om van hare ootmoedigheid af te wijken, en van hare verheffing te spreken. O ootmoedigheid van Maria, wat zijt gij onze bewondering waardig!

BEMERKINGEN.

1. Indien de ziel waarlijk geestelijk is, dan is het gemakkelijk aan de wereld, en aan de zinnelijke begeerten van het ellendige vleesch te sterven; maar veel moeielijker is het te sterven aan zijne eigen voortreffelijkheid, en niets te willen zijn in zijne eigen oogen, en in de oogen van anderen. Hoe moeielijk is het oprecht ootmoedig te wezen! „De eigenliefde,quot; zegt de heilige Gregorius, „is de eerste ondeugd, die in den „mensch wordt geboren, en de laatste, die in hem sterft.quot; Trimum nascens, extremum moriens. En dit is ook inderdaad zoo; en daarom moeten wij alle pogingen aanwenden, om die ondeugd uit ons hart uit te roeien, daartoe

-ocr page 85-

_ 81 —

zal ons veel helpen, dat wij ons ernstig toeleggen, om God alleen te zoeken.

De eigenliefde openbaart zich hoofdzakelijk op twee wijzen : Ten eerste. Men wil doen zien alles wat men is en heeft, en meer zelfs dan men is en heeft.

Ten tweede. Men kan niet dulden, dat anderen eene slechte gedachte van ons hebben.

Hoe vinden wij de veroordeeling van die ongeregeldheden der eigenliefde in het voorbeeld van Maria! Zij is de Moeder van den Zoon Gods, en haar eigen Bruidegom is er niet van onderricht. Joseph wordt door vermoeden aangaande hare zuiverheid gekweld, en zij zegt geen woord om zich te verontschuldigen.

Treffend voorbeeld, dat ons hierin wordt voorgesteld! Moeten wij niet bekennen, dat wij verlangen en er naar streven, dat anderen eene goede gedachte van ons hebben, dat zij gelooven, dat wij godvruchtig, ijverig, geregeld, verstorven zijn; terwijl wij toch wellicht zeiven overtuigd zijn, dat wij die deugden niet bezitten. Indien wij ze dan niet hebben, waarom willen wij, dat onze zusters in dwaling verkeeren ? En indien wij ze bezitten, hebben wij ze dan niet van God ontvangen? Waarom beroemen wij er ons dan op, alsof wij ze niet hadden ontvangen? Waarom eischen wij dan de eer voor ons zeiven? Ja, verondersteld ook, dat men ons al de achting, die wij verlangen, verschuldigd was, wat voordeel zouden wij er bij hebben ? Wat goed zou ons dat aanbrengen naar lichaam of ziel, in den tijd of in de eeuwigheid.

-ocr page 86-

— 82 —

Moeten wij niet bekennen, dat wij niet kunnen dulden^ dat anderen ons over het hoofd zien, ons minachten ? Maar wanneer die minachting gegrond is, waarom zijn wij er dan ontevreden over ? waarom willen wij dan geacht worden ? En als we ons zeiven goed beschouwen, moeten wij dan niet zeggen, dat we verdienen veracht te worden ? Bedenken we, wat we zijn van ons zeiven, wat we zijn niettegenstaande al de genaden van God, en beslissen wij dan. Overigens, wij mogen verachting verdienen of niet, wat kwaad kan zij ons doen? O God, hoe verblind moet men zijn om hoovaardig te wezen!

2. Bedenken we dikwijls dat de nederigheid, die alle Christenen zoozeer is aanbevolen, nog meer noodzakelijk is voor de bruiden van Christus. Daar wij geroepen zijn, om het verstorven leven, dat onze goddelijke Zaligmaker op deze wereld geleid heeft, in ons te vertoonen, kunnen wij niet aan onze heilige roeping beantwoorden, indien wij niet nietig zijn in onze eigen oogen, en het ook willen zijn in de oogen der wereld.

Daarenboven, indien wij op den dag der aanneming van het religieuze kleed, ons met Jesus Christus hebben hegraven in den dood, op den dag onzer professie zijn wij ook met Hem verrezen ^ om met Hem in de nieuwheid des levens te wandelen. En welk was het leven van Jesus na de verrijzenis? Een leven geheel in zijn Vader verslonden. Jesus was na de verrijzenis zoo in zijn Vader overgegaan, dat men van het menschelijke in Hem niets meer bemerkte. Zoo ook moet het wezen met ons.

Met Christus in God verborgen, moeten wij aan onze

-ocr page 87-

— 83 —

eigenliefde, aan de hoogschatting onzer voortreffelijkheid, aan geheel het menschclijk ik, zoodanig gestorven zijn, dat wij alleen leven voor God.

Eindelijk we zijn religieuzen, van wie de heilige Hie-ronymus zegt: „Het koor der religieuzen is als eene „schoone bloem, als een kostbaar edelgesteente in den „schat der heilige Kerk, waarop het den heerlijksten „glans afwerpt.quot; Ons leven moet alzoo gewijd zijn aan de verheerlijking van God voor de gansche wereld. Hoe ware dat mogelijk, indien wij ook onze eigen verheerlijking wilden zoeken, voor ons zeiven leefden? Heeft de heilige Geest niet gezegd, dat de Allerhoogsle een afsc/nnv heeft van eiken roof in het Ir andoffer ? Eu vernieuwt eene ziel, die zich zelve ongeregeld bemint, niet de misdaad van de kinderen van Heli? Onttrekt zij aan elk harer offers niet een gedeelte, dat zij zich zelve toeeigent ? O heilige Maagd, verkrijg voor ons, dat wij u steeds meer mogen gelijken.

VOORBEELD.

De heilige Mechtildis, maagd van de orde des heiligen Beuedietus,

jS iettcgenstaaudc dc uitstekende heiligheid, waartoe de heilige Mechtildis was geklommen, was zij zoo van hare onwaardigheid doordrongen, dat zij zich verwonderde, hoe God haar konde verdragen, en hoe Hij toeliet, dat dc aarde haar droeg. Niettegenstaande dc buitengewone en bovennatuurlijke kennis, waarmede de Heer haar had begunstigd, vreesde zij voortdurend zieh te misleiden. Die nederigheid maakte haar geschikt, om nieuwe gunsten te ontvangen van Hem, die aan de hoovaardigen weerstaat en zijne genade aan de nederigen schenkt.

Op zekeren dag zeide Jesus tot haar, op het oogenblik der hei-

-ocr page 88-

— Bu

iige Communie: „Mijne welbeminde, wilt gij zien hoe Ik in u ben, en gij iu mij zijt?quot; De heilige Mechtildis, zich onwaardig oordee-lendc om tot haren God te spreken , antwoordde Hem niet, maar vernederde zich diep. Op dezelfde stonde, zag zij het heilig lichaam van Jesus als een allerzuiverst kristal, en hare ziel daarin als een helder water, en zij hoorde deze woorden: „gij zijt niets in u zelve; „maar uwe zelfstandigheid is in Mij, en komt van mijne genade.quot;

Een andermaal zag de Heilige door een bovennatuurlijk licht, dat zij de allerheiligste Maagd nooit met den verschuldigden eerbied gediend had. Op dit gezicht vernederde zij zich vol ootmoed, en op hetzelfde oogenblik aanschouwde zij den Zoon Gods en zijne heilige Moeder op een prachtigen troou gezeten. Zij hoorde Jesus zeggen tot de heilige Maagd, dat zij er ook zijne bruid op zou doen plaats nemen. Mechtildis met schaamte overdekt, met schrik bevangen, vreesde in begoocheling te verkeeren, Zij dacht niet aan die woorden van het boek der Openbaring. Al wie overwinnaar zal wezen, zal ik met mij op mijnen troon doen zetelen. Onze goddelijke Zaligmaker haastte zich haar gerust te stellen , en sprak ; „voorgaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zijt niet bedrogen, er is geeue begoocheling in alles, wat er in uwe ziel omgaat.quot; Eu de allerheiligste Maagd, de Heilige in hare armeu nemende, gaf haar over aan haren goddelijken Zoon, die haar onuitsprekelijke zoetigheid deed smaken. Hij leerde haar Maria groeten in bewoordingen, die zij nooit had gehoord, en die de voornaamste voorrechten behelsden, welke die onvergelijkelijke Maagd, sedert hare eeuwige voorbeschikking tot hare hemelvaart toe, van de aanbiddelijke Drievuldigheid heeft ontvangen.

VERZUCHTING.

Ave Maria, cisier na Bethleëmitica,

Wees gegroet Maria, Bethlehem's put.

VOORNEMEN.

Zorg dragen van nooit over zich zeiven te spreken.

-ocr page 89-

_ 85 —

VEERTIENDE DAG.

XCeis van de allorh.eilig'srte Maagd naar I ïoMiloliem.

AKMOEDE.

OVERWEGING.

Ascendit Joseph a Galilea in civilatem David, quae vacatur Bethlehem, cum Maria desponsata sihi uxore praeynante... non er at eis locus in diversorio.

Joseph i/mff op van Galilea naar de stad van David, welke Bethlehem genoemd vjordt, met Maria zijn verloofde vrouw, die zwanger was... er was voor hen geene plaats in de herberg. Luc. II. *1. 5. 7.

Maria en Joseph wachtten te Nazareth, in vrede en met vurig verlangen, het uur af, waarop de Verlosser der wereld zoude geboren worden; toen een bevel van keizer Augustus de twee heilige echtgenooten verplichtte, zich naar Bethlehem te begeven, van waar het geslacht van David afkomstig was. Dit bevel werd uit menschelijke inzichten door den keizer gegeven, uit hoovaardigheid , om het groote getal zijner onderdanen te kennen; maar de goddelijke voorzienigheid beschikte het zoo, opdat de Messias, erfgenaam van den troon van David, daar zou geboren worden, zooals de profeet Micheas voorspeld had: En gij Bethlehem, land van Ju da, zijt geenszins de minste

I

-ocr page 90-

— 86 —

onder de hoofdsteden van Ju da , wagt;it uit u zal de Leidsman voortJcomeu, die mijn volk Israël regeeren zal.

Maria en Josepli te BetliJehem aangekomen zochten zich te huisvesten. Maar overal werden zij verstooten : 3r was voor hen geene plaats in eene heriergzij waren arm.

O verhevene Moeder vaa mijn Jesus^ zoek niet langer naar een verblijf in Bethlehem. Kom, ziehier mijn hart, hetwelk voor u is geopend. Neem er uwen intrek met uwen Bruidegom, en baar er Dengene, dien gij in uwen schoot draagt.

BEMERKINGEN.

1. Niets misschien bewijst beter de ellende vau den mensch na de zonde, dan zijne gehechtheid aan de goederen der aarde. Dat de verloren zoon, in een oogenblik van verblindheid, zich uit het huis zijns vaders, zoo vol aantrekkelijkheden, verwijdere; dat hij later den draf dei-varkens benijde; indien hij in dien toestand over zijne uiterste ellende zucht, en besluit om naar het huis zijns vaders terug te keeren, ons hart wordt tot medelijden bewogen. Maar indien wij integendeel hem zijn vermaak zien vinden onder de onreine dieren, en zijn behagen zien scheppen in den draf met hen te dcelen, dan vinden wij in onze ziel geene verachting groot genoeg voor zoo diepe verlaging. En toch, dit doet de mensch, wiens hart aan de goederen dezer aarde gehecht is. Hij is voor den hemel geschapen. God alleen kan zijne ziel verzadigen. Zij is te groot om door iets buiten God te worden vervuld.

-ocr page 91-

— 87

„Gij hebt ons voor U geschapen o Heerroept de heilige Augustinus uit „eu ons liart kan niet rusten, „tenzij het ruste in U.quot; En men zal dien zoon des hemels, dien koning der schepping, zich aan het aardsche zien hechten, in het aardsche zijn behagen zien nemen, zijn laatste einde zien stellen in de goederen en de genoegens der aarde, er zijn hart mee vervullen ! welke onbegrijpelijke laagheid ! welke diepe vernedering !

Om den mensch uit die verworpenheid op te richten, is de Zoon Gods op deze wereld gekomen, is arm geboren, heeft arm geleefd en is arm gestorven.

Zijne Moeder was arm, zijne apostelen eu zijne eerste, leerlingen waren arm. Voor de armen heeft Hij eerst den ingang tot zijne Kerk geopend, aan de armen gelastte Hem zijn Vader het evangelie te verkondigen, aan de armen belooft Hij zijn eeuwig rijk. Zaliy zijn de armen van geest sprak Hij, ivant hun behoort het rijk der hemelen.

He menschea, getroffen door de onderwijzingen van een God, die de zaken naar waarde schat, en die zich als een vriend der armoede en der armen deed kennen, hielden op de armoede nog langer als eene schande en een ongeluk te beschouwen, en van alle zijden kwamen vrijwillige armen liet getal der leerlingen van Jesus vergrooten. He armoede werd het deel der verhevene en edelmoedige zielen; zij heerschte overal waar de Kerk kinderen telde; dat is , weldra over de gcheele aarde. En als de verslapping en aardschgezindheid toenam onder de christenen, zocht de heilige armoede in de kloosters eene toevlucht; duizenden verlieten have en goed, om in de eenzaamheid

-ocr page 92-

- 88 —

ia geheele onthecliting van het aarsche te leven. Daar heersebte zij wederom, en is daar blijven heerschen, daar moet hare heerschappij voortduren tot aan het einde der wereld. De religieus toch kiest den Heer alleen tot zijn erfdeel; wil niets bezitten op deze wereld dan Jesus Christus; is dood aan de wereld, aan de goederen en rijkdommen der wereld.

Onze Bruidegom is arm, derhalve moeten ook wij arm zijn. O heilige armoede! wier bekoorlijkheid zoo vermogend is op het hart van onzen goddelijken Bruidegom, versier onze harten met uwen schitterenden glans, opdat wij welgevallig in zijne oogen mogen wezen.

2. Wij hebben belofte van armoede gedaan, toen wij den religieuzen staat hebben aanvaard; maar zijn wij wezenlijk en inderdaad arm, en niet slechts in schijn en met name? Een ware arme bemint zijne armoede, verlangt met haar te zijn, en de gevolgen der armoede te ondervinden. Hij leeft zonder bezorgdheid, overgegeven in de armen van Gods vaderlijke Voorzienigheid. Alles, wat men hem geeft, is hem goed, hij is te vreden met het noodzakelijke, hij klaagt noch mort, wanneer hem een of ander ontbreekt.

Beoordeelen wij ons zeiven naar dit beeld van den waren arme. Behooren wij niet tot die religieuzen, welke wel arm willen zijn; maar op voorwaarde, dat niets hun ontbreke; dat zij altijd al, wat zij verlangen, in overvloed hebben; altijd naar hun smaak worden gevoed. Zijn wij tevreden met hetgeen de gehoorzaamheid ons geeft? Ontvangen wij het met dankbaarheid , als iets wat men ons niet verschuldigd

-ocr page 93-

— 89 —

is ? Leven wij zonder te verlangen en zonder te klagen ? Achten wij ons gelukkig, wanneer ons somtijds het noodzakelijke ontbreekt ? Onderzoeken wij ons zeiven daarover.

Maar hiermede mogen we ons niet tevreden stellen. Ware religieuzen moeten den geest van armoede verder voeren. Zij moeten met geheel hun hart onthecht zijn van alles, wat gewoonlijk groot wordt geacht, van de gaven der natuur en van die der genade. Zij moeten zich verheugen, dat zij van geringe afkomst zijn, dat zij geen rijkbegaafden geest hebben, dat zij geene hoedanigheden bezitten, die voor de oogen der menschen doen schitteren.

Zij moeten zich vergenoegen met de maat van genade, die hun is geschonken; hun behagen scheppen in de minsten van allen te zijn, de laagste plaats in te nemen, tevreden zijn met den laagsten trap van glorie in den hemel, indien het Gods beschikking over hen is.

Ziedaar de ware armoede, die volmaakte armoede van geest, waaraan Jesns Christus het rijk der hemelen beloofd heeft. Is zij ons aller deel?

VOORBEELD.

De heilige Franciscus van Assisië.

De heilige Frauciscus vau Assisië, die do Serafiju der aarde genoemd wordt, was een der grootste dienaren van de Koningin des hemels. Nog sedert korten tijd had hij zich geheel aan God gegeven, toen hij ondernam de kerk van Portiunenla te herstellen, die de Benedictijner-monniken, onder den titel van Onze Lieve Vrouw der Engelen hadden gehouwd. Deze onderneming was verre

6

-ocr page 94-

— 90 —

boven zijne krachten; maar wat vermag de liefde niet ? Prauciscus begon giften in te zamelen, en stelde zich met zooveel ijver aan 't werk, dat het hem gelukte, zijn plan ten uitvoer te brengen. Het is in deze kerk, dat hij later de grootste gunsten van Maria ontving. In deze kerk ook werd hij met een levendig licht bestraald aangaande de waarde der armoede; wat hem aan zijne orde de armoede tot grondslag deed geven.

De heilige Franciscus was gedurende zijn geheel leven, wat hij van het begin zijner bekeering geweest was, een ijverige dienaar van de allerheiligste Maagd. Zijne liefde tot haar giug zoover, dat hij verdiende een wonder van godsvrucht tot Maria genoemd te worden. Behalve zijue gewone oefeningen, vastte hij ter harer eer van den feestdag der heilige apostelen Petrus en Paulus tot den dag harer Hemelvaart, en hij wilde, dat de Koningin der Engelen ook de Koningin en Patrones zoude zijn van zijne orde, welke ecu beeld van het leven der Engelen op aarde vertoonen moest.

Zijne liefde tot de armoede evenaarde de teedere godsvrucht tot de Moeder van een God, in de uiterste armoede in een stal geboren, en van alles beroofd op den berg van Calvariü gestorven. „De ar-„moede,quot; zeide hij, „is de weg ter zaligheid, de voedster der „nederigheid, de wortel der volmaaktheid.quot; Een hart, dat de armoede zoo hoog schatte, moest de armen grootelijks beminnen en achten. Eranoiseus wijdde zich geheel aan den dienst der armen. Hij had nog gecne belofte van armoede geuaan, toen hij op eene reis naar Home, die hij uit godsvrucht ondernam, aan de armen niet alleen alles wat hij had uitdeelde, maar ook zijne eigen kleederen schonk. Zijn grootste vermaak was de armen te dienen, eu men zag hem in de gasthuizen de lastigste en walgelijkste bezigheden op zich nemen, om de arme melaatschen te helpen en te verkwikken.

De heilige Eranciscus stierf gelijk hij geleefd had. Op het oogen-blik zelf, dat zijne ziel zieh ging vereenigen met den God zijner liefde, beval hij aan zijne kinderen de godsvrucht tot de allerheiligste Maagd, en de standvastige beoefening der strengste armoede. Dit was zijn testament. Na hun dit kostbaar erfdeel te hebben

-ocr page 95-

-- 91 -

geschonken, wendde hij zich tot God, om den tijd, die hem restte, met Hem alleen bezig te zijn; en hij hield niet op zich met God te onderhouden, tot zijne ziel opvloog, om zich voor eeuwig met haar God te vereenigen.

VERZUCHTING.

Ave Maria, nules levis, quae mper cherubim sedentem gestasti.

IFces gegroet Maria, lichte wolk, die deny ene gedragen heit, die loven de Cherubijnen gezeten is. H. Hieron.

VOORNEMEN.

Zich een of ander onttrekken, met vergunning dei-Overste.

-ocr page 96-

—• 92 —

VIJFTIENDE DAG.

De Jtiai-ingf van de allerheiligste Maagti.

HET HEILIG SACRAMENT DES ALTAARS.

OYERWEGING.

Peperit Filium suum primogenitum, et pannis eum involvit, et reclinavit eum in prasejns.

Zij haarde haren eeratgehoren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem in eene kribbe. Luc. 11. 7.

Veertig eeuwen zijn er verloopen. l)e tijd, door de profeten voorzegd, is gekomen. De Zoon Gods, de Eeuwige, de Almachtige doet zijne intrede in de wereld. In de kleine stad Bethlehem, in het midden van den nacht, in een armen stal wordt Jesus, onze goddelijke Zaligmaker, geboren. Zou men niet meenen een onttroonden koning te zien, die onder begunstiging der duisternis, verkleed, in zijne staten terugkeert, om op den verwel-diger zijn troon te heroveren; en toch Hij is de almachtige Koning der eeuwen. Hoe was Maria opgetogen van bewondering, als zij den God van het heelal op een weinig stroo, in eene kribbe aanschouwde! Met wat eerbied wierp zij zich voor Hem neder, om Hem te aanbidden in den diepsten ootmoed des harten! Maar ook hoe groot was hare vreugde, wat zoet gevoel doorstroomde hare ziel, daar zij in dit Kind, in hetwelk het geloof haar een God deed erkennen, haar Zoon mocht begroeten!

-ocr page 97-

— 93 —

Met welke uitstorting van liefde nam zij Hem in de armen, klemde zij Hem aan haar hart, en drukte zij hare maagdelijke lippen op zijne wangen!

O Maria, o de gelukkigste onder de vrouwen, indien ik het durfde wagen, ïioe zou ik uw geluk benijden! o Jesus, Gij, die zooveel behagen hebt genomen in de aanbidding ea de liefkoozingen uwer allerheiligste Moeder, doe mij ook deelen in de gevoelens, die op den dag uwei-geboorte het hart uwer heilige Moeder vervulden.

BEMERKINGEN.

1. Indien het ons vergund ware geweest, met Maria getuigen te zijn van de intrede van Jesus in de wereld, wij zouden met haar, vol van den diepsten eerbied ons r terstond voor de voeten van dien Godmensch hebben nedergeworpen, Hem daar met eene heilige huivering hebben aanbeden, en onze hulde van dankbaarheid en liefde hebben gebracht. Door het aanschouwen van dat beminnelijk Kind met vertrouwen vervuld, en aangemoedigd door het voorbeeld en door de goedheid zijner heilige Moeder, zouden wij ons aan de bewegingen van ons hart hebben overgegeven, wij zouden Jesus in onze armen hebben genomen en Hem teeder hebben omhelsd. O God.... O onuitsprekelijke wellust! welke zoetigheid zou onze ziel dan hebben gesmaakt! Zouden wij wel perk hebben kunnen stellen aan de uitstortingen onzer liefde.

Hetgeen wij dan zouden hebben gedaan, waarom zouden wij het nu niet doen ? Hij, die te Bethlehem werd geboren, daalt Hij niet dagelijks onder ons neder?- Verblijft Hij

-ocr page 98-

— 94 -

niet voortdurend bij ons in het heilig tabernakel, waar wij Hem altijd kunnen vinden , tot Hem kunnen naderen ? Te Bethlehem verborg Jesus zijne grootheid en heerlijkheid onder den uiterlijken schijn van zwakheid en armoede. Zoo doet Hij ook nu. En indien het geloof ons te Bethlehem in dat kleine kind een God zou hebben getoond, waarom zou dat zelfde geloof ons geen God doen erkennen in de heilige hostie? Dit is toch even waar.

Ja, wij weten, dat Jesus, de Godmensch, waarlijk en wezenlijk in het heilig tabernakel rust; Hij, de God, die hemel en aarde gemaakt heeft — die met drie vingeren het heelal ondersteunt — die aan de zee gehiedt, en alles bestuurt en regelt. Wij weten, dat Hij daar zetelt als een koning op zijn troon, van macht en majesteit omgeven, omringd door zijne engelen, die Hem voortdurend aanbidden en zijn lof zingen.

Laat ons dan dikwijls naderen tot het heilig altaar; vereenigen wij ons met jlie zalige geesten, die dien God, welken wij slechts zien door het geloof, van aanschijn tot aanschijn aanschouwen; brengen wij Hem, ter aarde neder-geworpen, vol eerbied met hen de hulde onzer aanbidding.

Bij de geboorte van Jesus werden arme herders geroepen tot zijne kribbe, om hunne eerbe wij zingen bij die van Maria en Joseph te voegen. Wij noemen de herders gelukkig en bijzonder bevoorrecht door God. Maar is ons niet een zelfde, ja een grooter geluk ten deele geworden, die door God zijn geroepen, om onder één dak met Jesus te wonen. Waardeeren wij ons geluk, beantwoorden wij aan die goedheid van God. Laat ons de hovelingen navolgen, die

-ocr page 99-

v men zich ziet beijveren , om hun hof te maken bij hunnen vorst; naderen wij dikwijls tot Jesus in het Iieihg tabernakel verblijvend en beijveren wij ons j om Hem met den diepsten eerbied, onze eerbewijzingen te brengen, zooals ^ het 't nietige schex^sel ten opzichte van den oneindigen Schepper en den Koning der glorie betaamt.

2. Jesus op het altaar is niet alleen onze God en onze Koning; Hij is ook onze Vader, onze Vriend, onze Bruidegom, ons voedsel, onze teerspijze. Hoe groot is de goedheid en liefde, die Hij er aan de menschen, eu vooral aan de welbeminden zijns harten bewijst ! Te Bethlehem boezemt Hij ons liefde en vertrouwen in, door zijne heerlijkheid onder den uiterlijken schijn van een beminnelijk kind te verbergen; maar verbergt Hij ook niet in het heilig Sacrament des altaars alles, wat zijne goddelijke eigenschappen groots en eerbiedwekkends hebben ?

Is Jesus beminnelijk, als Hij voor ons mensch wordt, Hij s het niet minder, als Hij de spijze onzer zielen wil worden; wanneer Hij niet in onze armen, maar in onze harten komt rusten; wanneer Hij zich op het innigst met ons vereenigt; wanneer Hij onze ellenden op zich neemt, ons het leven mededeelt, ons deelachtig maakt aan zijne goddelijke natuur.

T Laat ons dan Jesus beminnen, die ons in het allerheiligste Sacrament zoo groote liefde betoont. Laat ons Jesus beminnen, gelijk men een vader, een vriend, een bruidegom lief heeft; met eene oprecht kinderlijke, eenvoudige, vertrouwvolle, vurige, innige liefde. Laat ons Hem uit al onze krachten beminnen. Beminnen wij Hem ,

-ocr page 100-

— 96 —

omdat Hij zoo beminnelijk is, en ons zoozeer bemind quot; heeft, en nog altijd bemintj beminnen wij Hem, ten einde Hem eerherstel te geven, voor de koelheid, oneerbiedigheid

, ^ X

en onteenngen, die Hij van de wereld heeft te verduren.

Heilige Maagd, verkrijg voor ons, dat ons hart, aan ^ ,

uw van liefde brandend hart meer en meer gelijkvormig 1

moge worden, opdat wij Jesus in het heilig Sacrament '

beminnen, zooveel als het op aarde mogelijk is. 1

(

VOORBEELD. j

De gelukzalige Alphonsus Rodriguez, van de Sociëteit van Jesus.

De zalige Alphousus muntte uit door eene buitengewone godsvrucht tot Maria. Maria was hem eene moeder; maar eene hemel- ^

sche moeder, die hij te vuriger beminde, naarmate bij meer was verlicht aangaande hare onuitsprekelijke volmaaktheden. Niets liet hij onbeproefd om zijne kinderlijke liefde jegens Maria aan den dag te leggen. Zoo dikwijls hij hiertoe verlof kreeg, vastte hij za-terdags ter eere zijner beminde Moeder, en ter voorbereiding voor hare feesten legde hij zich velerlei verstervingen op. Behalve vele andere gebeden, die hij stortte, maakte hij zoo veelvuldig gebruik van den rozenkrans, dat door het wrijven der kralen de duim en de wijsvinger zijner rechterhand met eelt waren bedekt.

Al zijne werken offerde hij aan Maria op, om hare bescherming te erlangen; maar vooral wanneer hij Jesus Christus in net heilig Sacrament ging ontvangen, nam hij met vurigheid en vertrouwen ^ tot haar zijne toevlucht. Na alles in het werk te hebben gesteld,

om voor God eene waardige plaats in zijn hart te bereiden, gaf hij zich, als het gewenschte oogenblik naderde, aan de gevoelens der diepste nederigheid over, en overtuigd, dat hij, niettegenstaande al |

zijne pogingen, de genade, die hij ging ontvangen, onwaardig was,

smeekte hij Maria en de Heiligen des hemels aan te willen vul-

-ocr page 101-

— 97 —

len, wat hem ontbrak, opdat hij met vrucht het lichaam van zijn Verlosser ontvangen mocht.

Zoodra hij zijn God had ontvangen, gaf hij zich aan de uitstortingen der liefde, en aan de. gevoelens der innigste dankbaarheid over. Gewoonlijk verbeeldde hij zich zijn hart als eene ruime zaal, waarin twee tronen waren opgericht, één voor Jesus, en één voor Maria; want hij kou die twee voorwerpen zijner liefde niet scheiden. Hij plaatste zich in den geest aan huune voeten, terwijl hij in de eerbiedigste houding, driemaal het: Eere zij den Vader enz. en vervolgeus het; Groote God wij loven u, bad. Bij de woorden: Hemel en aarde zijn vol van uwe glorie uoodigde hij alle schepselen uit, zich met hem te vereenigen, om den lof des Heeren te zingen, en Hem voor zijne vele weldaden te bedanken. Eene zee van licht overstroomde in die oogenblikken zijne ziel, die vau eene onuitsprekelijke zoetigheid werd vervuld. Volgens zijne eigen schriftelijke getuigenis is geen mensoh in staat het geluk te beschrijven, quot;f dat zijne ziel in die zalige stonden genoot, terwijl hij tevens zag, hoe eene schaar van hemelsche geesten vol eerbied hun God aanbaden, die troonde in den tempel zijns harten.

l Eens dat hij zich tot de heilige Communie voorbereidde, gaf

zijne liefde hem in, om door de tusschenkomst van alle Heiligen des hemels voor al zijne medebroeders die genade te vragen, welke hij voor zich zeiven afsmeekte, van te mogen toenemen in alle deugden, welke zijne ziel in de oogen van den goddelijken Bruidegom welgevalliger konden maken. En zie, na de Communie ge-waardigde zich Jesus hem mede te deeleu, dat zijn gebed was verhoord, en liet hem op eene geheimvolle wijze zijne heilige ^ tegenwoordigheid waarnemen in allen, die met hem de heilige Communie ontvingen; ja hij zag, hoe de goddelijke Verlosser van heerlijkheid omstraald, het hart van allen in dier voege vervulde, dat zij maar één en hetzelve hart met Hem hadden.

Alphonsus begreep de verhevenheid van deze gunst, en smeekte den Heer vol schaamte, hem niet langs dien weg te willen geleiden , maar langs den weg der beproevingen , des kruizes en des lijdens.

-ocr page 102-

VERZUCHTING.

Ave Maria, Bei para.

Wees gegroet Maria, Moeder Gods. Conc. Ephes. VOORNEMEN.

Eene teedere godsvrucht trachten te verkrijgen Jesus in het heilig Sacrament des Altaars.

-ocr page 103-

ZESTIENDE DAG.

jgt;X:ii-ijv bij de kribbe van het goddelijU Kind. f __

GEBED.

OVERWEGING.

Maria conservabat omnia verba haec, confer ens in corde sua.

Maria bewaarde al deze woorden, en overlegde ze in haar hart. Luc. 11. 10.

1 Jesus werd in vernedering, in armoede en in lijden ^ geboren. Maar nauwelijks is Hij in de wereld verschenen, of hemelsche boden verkondigen zijne komst en zijne glorie. Ik kondig u eene groote blijdschap aan, sprak de Engel tot de herders, dal heden in de stad van David, n de Zaligmaker geboren is, welke Christus, de Heer, is. En eene schaar van hemelsche geesten zong : Glorie zij God in den allerhoogsten, en op aarde vrede aan de menschen, die van goeden wille zijn.

Op die tijding verlieten de herders hunne kudden, f en spoedden zich naar Bethlehem tot den nieuwgeboren Koning, om Hem te aanbidden en hunne harten op te dragen aan den Messias, dien zij verwachtten. Groot was hun geloof; bij de kribbe gekomen, erkennen en aan-* bidden zij in dat arme kindje Christus, den Messias, him Heer; en zij keeren weder. God verheerlijkende en

-ocr page 104-

— 100 —

lovende, eu hel groote geheim alom verkondigende j dat in Israël is volbracht.

Wat doet Maria te midden der zorgen, die de toestand vereischt, bij de eerbewijzingen, waarvan haar Kind het voorwerp is ? In de diepste ingetogenheid overlegt zij in haren geest al den lof, dien men Hem geeft, overdenkt de wonderen, die zijn gewrocht, en waarvan zij het werktuig is geweest.

O wonderbare Maagd, doe ons uw binnenste kennen, om er de wonderen van genade te aanschouwen, die uwe voortdurende gesprekken niet den heiligmakenden Geest er voortgebracht hebben.

BEMERKINGEN.

1. Onze roeping is heilig, de waardigheid, waartoe wij verheven zijn is voortreffelijk, de voorrechten, waarmede de Heer ons begunstigd heeft, gaan onze gedachten te boven. Wij hebben het reeds gezegd, na den priester, is er niets zoo groot in de Kerk als de religieus. Ja Hij, die machtig is, heeft ook groote dingen aan ons gedaan. Maar die verheffing en die waardigheid kunnen niet gekend worden dan door het geloof. Be zinnelijke viensch begrijpt niet, hetgeen van den Geest Gods is. Hoe zal hij derhalve de verhevenheid van den religieuzen staat begrijpen. Het geloof alleen toont ons de verhevenheid onzer heilige roeping, en het leven des geloofs alleen kan de hoogschatting er van in onze harten bewaren.

N

I *

-ocr page 105-

— lol —

Hoe zullen wij dat geloof in ons opwekken? Hoe zullen wij er toe komen, om uit dat geloof voortdurend te leven ? Door het gebed; door den geest des gebeds in ons te voeden. Die geest des gebeds stelt ons in eene voortdurende vereeniging met God, en daar God, volgens den Apostel de Fader des lichts is, putten wij uit het verkeer met Hem de kennis van hetgeen Hij is, en van hetgeen de religieus is, die Hem is toegewijd. Hij onderricht ons aangaande onze grootheid, aangaande onze nauwe betrekking, die wij met Hem hebben, aangaande de verhevenheid van den rang, dien wij in de Kerk bekleeden, aangaande de uitmuntendheid der genaden, die dagelijks over onze ziel worden uitgestort, aangaande de hooge heiligheid, waartoe wij geroepen zijn, en de verheven waardigheid, waartoe wij zijn opgevoerd, en de toekomstige verheffing, die ons is voorbereid. En terwijl Hij onzen geest door zijn licht bestraalt , wekt Hij in ons hart gevoelens op overeenkomstig de kennissen, die Hij ons mededeelt. Dit leert de ondervinding van alle eeuwen. Altijd hebben de religieuzen, die den geest van gebed onderhielden en aankweekten, uit het geloof geleefd, en volgens de heiligheid hunner roeping voor God gewandeld; terwijl de religieuzen, die het gebed niet beminden; vergeten hebben wie zij waren, en van dien geest van geloof verstoken, aan hunne natuur en hare neigingen zich hebben overgegeven, levende in voortdurende verstrooiing, en op eene wijze, dikwijls zelfs den naam van Christen onwaardig, gelijk aan die koningszonen, van wie de ge-

-ocr page 106-

— 102 —

schiedenis meldt, dat zij deu adel hunner afkomst ver- r getende, zich aan de schandelijkste buitensporigheden overgaven.

2. Daar het gebed noodzakelijk is om doordrongen te blijven van de verhevenheid onzer heilige roeping, ^ moeten wij het getrouw en met ijver beoefenen.

De religieus moet een volmaakt afbeeldsel zijn van Jesus Christus. Dat is het kort begrip van al zijne verplichtingen. Hij moet Hem uitdrukken in zijne gevoelens, in zijne genegenheden, in woorden en werken. De religieus moet kunnen zeggen, wat de heilige Apostel Paulus zeide tot zijne leerlingen : Weest mijne navolgers, gelijk ik het ben van Jesus Christus. Maar een schilder kan geen portret maken zonder het origineel ^ te kennen. Zoo ook kan de religieus geen afbeedsel zijn van Jesus Christus, als hij dat goddelijk origineel niet ! kent, en hij kan het niet kennen, zonder het te bestu-deeren. En wat is Jesus Christus bestudeeren anders, dau Hem beschouwen in het gebed? Daar moeten wij beschouwen zijne nederigheid, zijn geduld, zijne gehoor- j zaamheid, zijne liefde, zijne onderwerping aan den wil zijns hemelschen Vaders, zijne verachting van eer en rijkdom, van de genoegens der wereld, zijne onderrichtingen en zijne voorbeelden van allerlei deugden. T

Wat stof voor onze overdenkingen! Hoezeer is ons derhalve de geest des gebeds noodzakelijk, om tot die innige kennis van Jesus, ons goddelijk toonbeeld, te komen, en zoo ons in staat te stellen. Hem in ons uit te drukken. O Geest van wijsheid en wetenschap, gewaardig U in ons

-ocr page 107-

— 103 —

neder te dalen, en onzen geest te verlichten. Door U verlicht, zullen wij zien; maar wat kunnen wij zonder U dan in duisternis leven en sterven ?

De heilrijkste vruchten brengt de beoefening des gebeds iu ons voort. De heilige schriftuur verhaalt ons, dat de roede van Aaron bloeide, zoodra zij door Aiozes in de Ark was geplaatst. Zoo ook wij, waren wij ook beroofd van het leven der genade, vcreenigden wij ons met God door het gebed, wij zouden ongetwijfeld het leven terug erlangen, en vruchten van heiligheid voortbrengen. De ziel, die het inwendig gebed niet beoefent, verdort, kwijnt en sterft als het gras des velds, dat niet wordt bevochtigd door den regen des hemels. Maar hij, die zich dag en nacht hezvj houdt met de wel des Heeren te overwegen, zal zijn als een boom , die gejilant is aan de waterbeken, welke op zijn tijd zijne vrucht oplevert, en zijn loof zal niet afvallen.

Leert ons dit niet het leven der Heiligen? Hebben niet allen uitgemunt door den geest des gebeds ? Is er een, die zich zonder dien geest des gebeds heeft geheiligd ? Dank zij de oneindige goedheid des Heeren, die ons allen het verlangen naar heiligheid in de ziel heeft gestort! Maar laat ons den weg bewandelen, dien de Heiligen ons hebben gebaand, en dien zij zeiven hebben bewandeld.

I

VOOllBEELD.

De heilige Theresia.

De heilige Theresia is voorzeker een der grootste heiligen, die de Kerk heeft voortgebracht. Met bijzondere voorliefde werd zij door

-ocr page 108-

— 104 —

God bejegend, die haar vele buitengewone genaden mededeelde. En wat heeft Theresia tot zoo groote volmaaktheid gebracht, en haar die voorliefde des Heeren verdiend? Ongetwijfeld hebben daar veel toe bijgedragen hare godsvrucht tot de allerheiligste Maagd eu haar ijver voor het gebed. Nog kind zijnde, beminde zij Maria reeds als eene teedere moeder, en die liefde nam steeds toe met de jaren. Zij trad in eene orde, aan de glorierijke Koningin des hemels gewijd; en toen zij later de hervorming begon, stichtte zij geen enkel klooster, waarvan zij haar niet tot abdis of onmiddelijke overste aanstelde. Maria toonde ook hoe welgevallig haar de godsvrucht der Heilige was. Deze verhaalt zelve, dat zij, op den dag der Hemelvaart van Maria, biddende in de Kerk der Paters Dominicanen, meende te zien, dat men haar met een schitterend witten mantel bekleedde. Eerst wist zij niet, wat dit was, maar vervolgens bemerkte zij aan hare rechterzijde de allerheiligste Maagd, en aan hare linkerzijde haren Bruidegom, den heiligen Joseph, die haar met dien schitterenden mantel bekleedden. Zij zeiden haar tevens, dat hare ziel van alle vlekken gezuiverd was. Theresia werd van eene onuitsprekelijke blijdschap vervuld, vooral toen zij gevoelde, dat zij de handen barer goddelijke Moeder in de hare drukte. Nog grooter werd hare blijdschap, toen zij Maria hoorde beloven, dat zij alles zoude geven, wat zij voor haar klooster zou vragen, en tot onderpand dezer belofte, een kostbaar gesteente van haar ontving. Het scheen haar vervolgens, dat haar een prachtige gouden halsband werd omgedaan, waaraan een kruis van groote waarde hing. Hare ziel werd hierdoor geheel van liefde vervoerd, en smaakte de innigste en zuiverste genoegens.

Dergelijke gunsten ontving de heilige Theresia zeer dikwijls, en bijna altijd werden ze haar tijdens het gebed geschonken. Innig was dan ook hare vereeniging met God. Heeds in hare kindsche jaren had zij een groote neiging voor het gebed, en God deelde haar daarin bijzondere gunsten mede. Doch tot welken verheven graad van gebed zij naderhand geklommen is , getuigen hare geschriften. De hemelsche Bruidegom wel is waar, liet haar dorheden

-ocr page 109-

— 105 -

ondervinden , om Lare standvastigheid op de proef te stellen, en hare liefde te zuiveren. Maar ook welk licht, wat zoete vertroostingen , wat buitengewone genaden ontving zij niet! Wie werd meer dan Theresia in de geheimen van het inwendig leven onderricht ? Hoe verheven was hare kennis van God, hoe vurig hare liefde ? Wat ondervond zij in ruime mate de uitwerkselen van zijne onuitsprekelijke goedheid!

In de overtuiging van de groote genaden, die zij aan het gebed verschuldigd was , sprak zij er steeds van met de grootste hoogschatting, en hield niet op anderen aan te zetten, om er zich met allen ijver op toe te leggen. Dringend vermaant zij allen, die op den weg der volmaaktheid voortgang willen maken, zich niet te berooven van de groote goederen, welke de vrucht zijn van het gebed; schrijft hun regelen voor, om er zich goed van te kwijten, en verzekert hun, dat, mits zij volharden, zij onvermijdelijk er toe zullen komen, dat zij door het gebed innig met God worden vereenigd.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, sustentaculum totius conteniplaiionis.

Wees gegroet, Maria, hulp in alle beschomcing.

H. Andr. Cret.

VOORNEMEN.

In voortdurende ingetogenheid leven, ten einde gemak te verkrijgen, om innig met God in het gebed te ver-keeren.

-ocr page 110-

— 106 —

ZEVENTIENDE DAG.

Zuiveriujj vüii de allerlicillgste Maagd.

GEHOORZAAMHEID.

OYEEWEGTNG.

Vostquam impleti sunt dies purgationis epis, secundum legem Moysi, iuderunt Eum in Jerusalem, ut sisterent Bum Domino.

Nadat de dagen har er zuivering, naar de wet van Mozes, vervuld waren, brachten zij Hem naar Jerusalem, om Hem den Heere voor te stellen. Luc. II. 22.

De wet van Mozes verbood de vrouwen van Juda in liet openbaar te verschijnen, gedurende de veertig dagen, die liare baring volgden. Na dien tijd moesten zij zich naar den tempel begeven, haar kind den Heer toewijden, indien het een eerstgeboren zoon was, het door eene offerande vrijkoopen, en zich zeiven van alle vlekken zuiveren.

Is er van al die voorschriften een enkel, dat op Maria betrekking heeft? Neen. Vooreerst Mozes heeft dit voorschrift slechts voor gewone vrouwen gegeven, en Maria is de Uruid van den heiligen Geest. Mozes heeft de zuivering bevolen voor haar, die zich op eenigerlei wijze bevlekt hadden, maar Maria, wel verre van eenige vlek te bekomen bij hare baring, is daardoor in heiligheid toegenomen. Mozes heeft het offer van een lam of van twee

-ocr page 111-

duiven vooi-geschreven aan de moeders ^ die haar kind wilden vrijkoopeu; Maria echter wil haren Zoon niet vrij-koopenj maar wezenlijk eu inderdaad wijdt zij Hem den Heer toe. Deze voorschriften der wet betreffen dus Maria niet, en nogtans onderwerpt zij er zich aan. Zij, die den Wetgever zeiven, de Zon der gerechtigheid heeft ter wereld gebracht, verbergt zich, wil zich niet in hare grootheid vcrtoonen. De Koningin der maagden gaat zich zuiveren in den tempelj de Moeder van Christus, den God-mensch, koopt haren Zoon vrij door het offer der armen.

Maar ziet gij dan niet, o heilige Maagd, dat gij voor eene gewone vrouw zult worden gehouden? dat men Jesus voor den zoon van Joseph zal aanzien? dat uwe handelwijze zal beletten, dat men Hem voor den Messias, door de profeten voorspeld, voor den Zoon van Jehovah zal erkennen? Maria weet dit alles, maar zij bemint de nederigheid en de gehoorzaamheid. God heeft haar niet gezegd, dat zij de redenen moet doen gelden, waarom zij van de wet is ontslagen; zij zwijgt en onderwerpt zich. Welk schoon voorbeeld van gehoorzaamheid! Haar waardig, wier Zoon zou gehoorzamen tot den dood des kruises.

BEMERKINGEN.

1. Kinderen van de allerheiligste Maagd, volgen wij onze Moeder na, en leiden wij een leven van gehoorzaamheid. Voor wie is die deugd noodzakelijker, dan voor de religieuzen? quot;Voor de bruiden van een God, die uit gehoorzaamheid aan het kruis is gestorven? Factus obediens usque ad mortem, mortem autem crucis.

-ocr page 112-

— 108 —

Toen wij het religieuze leven omhelsden, stelden wij ons ten doel aan ons zeiven te sterven, deu ouden mensch af te legger.; dat leven, wat zoo vruchtbaar is in zouden, hetwelk wij van onze eerste ouders geërfd hebben, te dooden; ons zooveel mogelijk te vernietigen. En niets is er, wat ons daartoe krachtiger helpt dan de gehoorzaamheid. Zij is de scherpste van alle schichten, het felst snijdende zwaard. De slagen, die deu bedorven mensch worden toegebracht door de beoefening der andere deugden zijn niet zoo ernstig; dikwijls treffen zij het lichaam, het uitwendige alleen; maar de slagen, die de deugd van gehoorzaamheid toebrengt, gaan tot het diepste der ziel, tot dat eigen ik, waaraan de oude mensch zoo gehecht is, wat hij zoo gaarne als beginsel van al zijne handelingen stelt. Beroof den boom van zijne bladeren, kap de takken af, maar raak de wortelen niet aan; en gij hebt niets gedaan: na eenigen tijd zal hij nieuwe takken voortgebracht hebben, en zijne bladeren zullen menigvuldiger zijn dan te voren. Integendeel kap zijne wortelen af, en hij zal sterven; al laat gij hem ook al zijne takken en den rijksten bladeren-dos. Zoo is het ook met de gehoorzaamheid.

O Jesus, slachtoffer van gehoorzaamheid, kom in ouze harten, en stort er de liefde voor de heilige gehoorzaamheid in, opdat wij met U heilige en den hemelschen Vader welgevallige slachtoffers wezen mogen.

2. Hoe volmaakt was de gehoorzaamheid van Maria op den dag harer zuivering. Zij deed de natuurlijke rede zwijgen, en bracht haren wil edelmoedig ten offer, alle tegenstreving overwinnende. Zoo ook moet onze gehoor-

-ocr page 113-

zaamheid zijn: ouze gehoorzaamheid moet een offer zijn van eigen wil en verstand. Wij moeten blindelings gehoorzamen, en alle redeneringen van ons verstand tot zwijgen brengen. Wij moeten niet redeneeren over hetgeen ons geboden wordt, of het redelijk of onredelijk is; noch over de wijze waarop, of de reden waarom ons wordt bevolen ; wij moeten, alle redeneeringen terzijde stellende, eenvoudig gehoorzamen; dat is onze plicht. „God,quot; zegt de heilige Augustinus, „bemint geene verdrietige en onrustige gehoorzaamheid, die naar de reden vraagt van alles, wat wordt „bevolen.quot; Laat ons het voorbeeld van Abraham volgen. God beveelt hem, zijn zoon IzaÉlk te slachtofferen, dien Izaak, in wien Hij hem een talrijk nakroost had beloofd, talrijk als de sterren des hemels, en de zandkorrels aan het strand der zee. „Neem uw eeniggeboren zoon Izaak sprak God tot Abraham , „dien gij bemint, en ga naar

„het landschap Moria, en daar zult gij hem Mij als brandoffer opdragen , op een der bergen, dien Ik u toonen „zal.quot; En wat doet Abraham? Zonder te redeneeren over het bevel des Heeren, en hoe het is overeen te brengen met de belofte hem in Izaiik gedaan, staat hij in den nacht op, zadelt den ezel, en neemt twee dienaren en zijn zoon Izaiik met zich, en gaat terstond naar de plaats, door God hem aangewezen. Hij draagt zelf het vuur en het zwaard, en ter plaatse gekomen bouwt hij zelf het altaar , legt het hout er op, bindt zijn zoon Izaiik, plaatst hem op den brandstapel, en grijpt het zwaard om zijn zoon te slachtofferen. Wat schitterend voorbeeld van volmaakte gehoorzaamheid ! Daardoor verdiende Abraham dan ook,

-ocr page 114-

— 110 —

dat fle Engel des Heeren hem versclieen en zeide: Ik heh hij mij zeiven gezworen, zegt de Heer, omdat gij dit gedaan heli en uw eeniggehoren zoon om mj niet gespaard hebt, zal lie u zegenen, en ino zaad vermenigvuldigen hoven de sterren des hemels... en in uw zaad zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij op mijne stem hcht gehoorzaamd. Zoo aangenaam is de blinde gehoorzaamheid in de oogen van God.

Onze eerste ouders daarentegen, redeneerende over het bevel van God, vervielen in ongehoorzaamheid, waardoor zij de verschrikkelijkste straifen over zich zeiven en al hunne nakomelingen hebben afgetrokken.

Ten tweede moeten wij door de gehoorzaamheid ouzen eigen wil ten offer brengen, alles met vaardigheid en blijmoedigheid volbrengende, wat ons wordt opgelegd, het moge licht of zwaar, aangenaam of ongenaam zijn. Wij hebben het religieuze leven niet omhelsd om ons zeiven te voldoen, maar om aan ons zeiven te sterven. Hoe hard een bevel ons moge vallen, welk gevolg het ook kunne hebben, hoe tegenstrijdig het moge zijn aan onze neigingen, laat ons gehoorzamen, en met vre.igde gehoorzamen.

Een misdadige, die tot een langzamen dood is veroordeeld, wacht met ongeduld den slag af, die voor hem de laatste zal zijn. Daar nu, waar onze wil de meeste tegenstreving ondervindt, worden hem slagen toegebracht, die het krachtigste werken, om hem te doen sterven. Verlangen wij derhalve naar zulke gelegenheden. En gehoorzamen wij altijd , zooals de heilige Bernardinus leert.

-ocr page 115-

— Ill —

dat Maria gehoorzaamde: gaarne, met vreugde en zonder uitstel.

VOORBEELD.

De heilige Magdalena de Pazzi.

De heilige Magdalena de Pazzi, die vurige minnares van Jesus, koesterde ook eene groote liefde tot do allerheiligste Maagd. Behalve de vele gebeden, die zij dagelijks ter harer eere verrichtte, bereidde zij zich door vasten en versterving tot hare feestdagen, en nam altijd hare toevlucht tot Maria in de hevige bekoringen, waardoor de Heer toeliet, dat zij werd overvallen. Men zag haar dan door het klooster loopen , naar het beeld der heilige Maagd heensnellen, het omklemmen, gelijk een kind, dat door eenig gevaar bedreigd wordt, zich sterk aan zijne moeder hecht en haren bijstand dringend afsmeekt. Maria schepte behagen in het vertrouwen van haar gezegend kind. Zij beschermde haar tegen hare vijanden, en meer dan eens vertoonde zij zich aan haar, om hare ziel met de zoetste vertroostingen te vervullen, ter leniging van het verdriet en den schrik, welke de bekoringen, waaraan zij onderworpen was, haar veroorzaakten.

Met die vurige godsvrucht tot Maria paarde Magdalena eene volmaakte gehoorzaamheid. Op den dag, dat zij het kleed aannam, wierp zij zich voor de voeten harer meesteres en verklaarde, dat zij geheel en al van haren wil afhankelijk wilde leven; en nooit zag men haar iets terugnemen van het offer, dat zij toen van zich zelve deed; haar geheele leven was eene voortdurende oefening van gehoorzaamheid. Niet tevreden met aan hare oversten te gehoorzamen , leefde zij ook afhankelijk van den wil van al hare zusters; en zij had er eene gekozen, aan wie zij voor dc geringste zaken verlof vroeg. Zij vond zooveel genoegen in te gehoorzamen, dat zij vreesde hierdoor al de verdiensten der gehoorzaamheid te verliezen. En als zij zich op haar doodsbed bevond, en een blik op haar leven wierp, zeide zij, dat dit haar het meest gerust stelde, dat zij zich

-ocr page 116-

in niets door haar eigen wil had laten geleiden; maar in alles den wil harer oversten en zielbestuurders gevolgd had.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, sacerdos pariter ei altare*

Wees gegroet, Har ia, die te gelijk priester en altaar zijt. H. Epiph.

VOORNEMEN.

Nog van daag eenig werk van gehoorzaamheid verrichten, dat aan de natuur lastig valt.

-ocr page 117-

— 118 —

ACHTTIENDE DAG.

lieiw v;iii de heilige Maagd naar Jerusalem.

DAGELIJESCHE ZONDE.

ir

OVEEWEGING.

Fili, quid fecisti nohis sic? Ecce pater iuus et ego dolenies cjuaerebamus te.

Mijn zoon, waarom hebt gij zoo met ons gehandeld? uw Vader en ik zochten u met droefheid. Luc. II. 23.

Maria had slechts eénen Zoon, en die Zoon was de vrucht harer maagdelijke zuiverheid, en die Zoon was God. Een minnend en godvruchtig hart begrijpt, hoe vurig de teederste der moeders, de heiligste der maagden zulk een Zoon moest beminnen. En hoe grooter de liefde van Maria voor Jesus was, hoe grooter ook hare ontsteltenis moest wezen, toen zij dien dierbaren Zoon in Jerusalem had verloren. Hoevele tranen zal zij niet hebben gestort ? Wat verdriet niet hebben geleden ? Wat benauwdheid zal hare ziel niet hebben vervuld ?

In Rama is eene stem gehoord, roept de profeet uit,

* veel geween en geschrei; Rachel beweende hare hinderen , 1 en wilde niet verstroost worden, omdat zij niet zijn. In-I dien de droefheid van Eachel zoo groot was, indien haar ■ geschrei zich in de verte deed hooren, indien haar hart

* was gesloten voor alle vertroosting, wat moet men dan denken van de allerheiligste Maagd? Wel had de grijs-

-ocr page 118-

aard Simeon gelijk, toen hij Maria aankondigde, dat een zwaard hare ziel zou doorhoren. De uitkomst lieeft zijne droevige voorzegging bewaarheid. Door hoevele wonden werd dat moederhart niet verscheurd ! Hebben wij medelijden met de tranen van die Moeder van smarten; en om haar eeniger wijze te troosten, beloven wij haar, van haar nooit te zullen verlaten, en haar hart niet te zullen bedroeven, door haar goddelijken Zoon te be-leedigen.

BEMERKINGEN.

1. De droefheid van Maria was groot, toen Jesus zich aan hare teedere waakzaamheid onttrok; maar niet minder zou hare droefheid zijn, wanneer zij moest zien, dat hare bevoorrechte kinderen zich verwijderden van God, den vaderlijken staf van dien goeden Herder ontvluchtten, en van zijne kudde zich scheidden. Toen Gesar, door moordenaars omringd, zijn zoon onder hen erkende, bedekte hij zijn aangezicht, en liet zich van droefheid overstelpt, zonder den minsten tegenstand doorboren. Eu Maria, indien zij haren goddelijken Zoon, door zijne bruiden zag beleedigen, zou zij niet in hare droefheid zich als met een rouwfloers bedekken ? God behoede ons voor zoo groot ongeluk! Neen, Maria zal geen kruisen zien opgericht voor haar eenigen Zoon, in het hart harer beminde kinderen! Nooit, nooit zullen wij u door zware zonden vergrammen, o God, o liefdevolle Jesus, beminde Bruidegom onzer zielen!

Maar durven wij ook dezelfde belofte doen aangaande

-ocr page 119-

-- 115 —

611 de zonden, die men dagelijksclie noemt? Is de afschuw 116 daarvoor levendig? Waken wij met alle zorg, om ons te 311 vrijwaren van alle vrijwillige fouten ? Wat zegt ons de equot; ondervinding ?

1 gt; En toch die zonden, zij mogen klein genoemd worden

rgt; in vergelijking van de doodzonde, zij zijn toch geen ge-ring kwaad te noemen, omdat zij den oneindigen en e' liefdevollen God, onzen Schepper en Heer, onzen Weldoener en den besten der vaders beleedigen, en om de uadeelige gevolgen , die zij na zich slepen. Zij dooden wel is waar de ziel niet, maar brengen haar toch vaak us gevaarlijke wonden toe. Zij verjagen den heiligen Geest : niet uit onze harten, maar bedroeven Hem. Zij verscheu-1 gt; ren het verdrag niet, dat wij met Jesus hebben aange-in gaan, maar zij doen de liefde van onzen goddelijken Bruidegom te onzen opzichte verflauwen. Zij verduisteren 311 onzen geest, maken ons minder gevoelig voor de indruk-5n ken der genade, verzwakken onzen wil, verminderen in m ons de teederheid van geweten; zij vertragen onzen 'd voortgang in de deugd, benemen ons den ijver voor het n' gebed, verstooren onze betrekkingen met God, aan wien

re wij beloofd hebben in alles volmaakt te zuilen toebehooren.

^ Is er meer noodig om ons een levendigen afschuw te ^ * doen opvatten voor de dagelijksclie zonde? Om ons het 111 vaste besluit te doen nemen, van ze nooit meer te bedrijven ?

;n Om onzen ijver en onze waakzaamheid op te wekken?

e- 2. Indien wij nogtans, niettegenstaande al onze voor

nemens, in het toekomende uit zwakheid nog zondigen, wachten wij ons wel van ons te ontrusten en ons aan

)

-ocr page 120-

— 116 —

mistroostigheid en bittere droefheid over te geven. Volgen wij liever het voorbeeld van Maria. Zoodra zij de afwezigheid van Jesus bemerkte, zocht zij Hem. Bolen-tes quaerebamus te, wij zochten U met droefheid, verklaart zij aan haar goddelijk Kind. Zoo ook wij. Zoodra wij erkennen, dat wij ons van Jesus eeniger mate hebben verwijderd, zoeken wij Hem zonder uitstel. Zoeken wij Hem met vurigheid, door tranen en droefheid vergezeld; doch niet door eene bittere droefheid, door eene droefheid, die ons mismoedig en mistroostig maakt, maar door eene droefheid, die uit een waar leedwezen voortkomt, door de hoop aangemoedigd. Zoeken wij Jesus onverwijld, keeren wij tot Hem weder door eene akte van liefde en leedwezen, en wij zijn verzekerd van Hem te zullen vinden.

Maria zoekt Jesus in den tempel; daar had zij het geluk Hem weder te vinden. Volgen wij ook daarin het voorbeeld onzer goddelijke Moeder. Zoeken ook wij Jesus in den tempel; Hij is er altijd tegenwoordig. Hij is er met die eeuwige liefde, waarmede Hij de wereld bemind heeft. Hij is er om ons daar te ontvangen, om ons met genaden te verrijken, om ons blijken van zijne teedere liefde te geven. Hij roept daar allen tot zijn troon, ook hen, die zijne barmhartigheid meest noodig hebben: Komt allen tot mij, zegt Hij, die belast en beladen z'gt;jt, en Uc zal u verkwikken. Gaan wij dan tot Jesus in het heilig Sacrament, wanneer wij het ongeluk gehad hebben van Hem te vergrammen. Gaan wij met vertrouwen tot Hem, en Hij zal ons ontvangen. Hij zal onze zonde uitwisschen, en ons den vrede des harten terugschenken. Geven wij ons, om

-ocr page 121-

— 117 —

de menigte onzer gebreken, niet aan mismoedigheid over; de langmoediglieid en barmliartigheid van onzen God zijn oneindig. Hij heeft ons bevolen zeventigmaal zevenmaal te vergeven, wanneer onze broeder iets tegen ons misdoet; ■ dat is te zeggen: altijd. Zal Hij dan ook zelf ons niet altijd vergiffenis schenken ?

O God, Zaligmaker, gij die zoo goed onze zwakheid kent, wij bidden U, verleen ons, dat wij immer met vertrouwen tot U wederkeeren, gelijk Gij altijd bereid zijt om ons te ontvangen.

VOORBEELD.

De heilige Augustinus.

Er daalt geene geuade op de aarde neder, zegt de heilige Al-' phonsus, welke niet door de handen van Maria is gegaan. Het is quot; derhalve door Maria, dat op den heiligen Augustinus die kostbare genaden zijn nedergedaald, waarvan hij het voorwerp is geweest; dat te midden zijner ongerechtigheden, zijn hart die onrust gevoelde , • welke hem ongelukkig maakte. Zij heeft hem die geheimzinnige stem doen hooren, waaraan hij zijne bekeering te danken had; die hem van een grooten zondaar een vat van heiligheid maakte.

Is de heilige Augustinus de roem en het sieraad der Kerk geworden, een vurig ijveraar, om den Naam van God over de geheele aarde te verbreiden, hij is het aan Maria verschuldigd.

Hoe groot ook was zijne liefde tot haar; hoe groot de dankbaarheid voor de van haar ontvangen gunsten. Van al de Leeraren der Kerk is er niet een, die de Onbevlekte Ontvangenis, de volmaakte reinheid en de glorierijke hemelvaart van Maria, ijveriger verdedigd, en helderder in het licht gesteld heeft. Niemand, die beter over hare heerlijke voorrechten heeft gesproken. Hij wist niet welke namen haar te geven, en in de onmogelijkheid om haar te prijzen, gelijk hij zoude gewenscht hebben, beklaagde hij zich daarover bij Maria zelve: quibus te laudibus ejferam, nescio. „Ik weet niet, hoe u op

-ocr page 122-

— 118 —

eene waardige wijze te loven/' zeide hij tot haar. Hij noemde haar s zalig, de middelares tusschen God en het menschdom, de toevlucht tegen de zonde, onze voorspreekster, onze hoop, onze kracht en onze hnlpe voor de eeuwigheid. Hij had ter harer eere hot volgende gebed samengesteld, hetwelk zijne gevoelens jegens de allerheiligste Moeder Gods in het kort bevat. -•

„O allerzaligste Maagd, wie zal u ooit naar waarde kunnen loven ! en danken, daar gij door uwe toestemming in den goddelijken wil de wereld verlost hebt. Zullen de menschen, aan wie uwe machtige bemiddeling den toegang tot deu Allerhoogste heeft geopend, u ooit genoeg kunnen verheerlijken? Vergun ons nogtans, o heilige Maagd, u onze dankzeggingen aan te bieden, hoever ze ook zijn beneden datgene wat gij verdient; aanvaard onzen lof, en verschoon de onvolmaaktheid daarvan. Ontvang onze gebeden, en verzoen ons met den Heer. Door u zullen onze eerbewijzingen Hem minder onwaardig zijn, door u zullen de smcekingen, die een volkomen vertrouwen ous inboezemt, worden verhoord. Neem onze offerande aan, verhoor onze gebeden, verschoon onze vrees, o gij hope dei-zondaren. Door u, o allerzaligste Maagd, verwachten wij de vergiffenis onzer zonden; door u ook hopen wij in den hemel te komen_ Heilige Maria, sta de ongelukkigcn bij, steun de zwakken, vertroost de bedrukten, bid voor het volk, bescherm de geestelijkheid , wees de voorspreekster van het Gode toegewijde vrouwengeslacht; maak eindelijk, dat allen, die u aanroepen de zoete uitwerkselen uwer bescherming mogen ondervinden.quot; i

VERZUCHTING.

Ave , Maria , gratia plena.

Wees gegroet, Maria, vol van genade. Luc. I. 18. *

VOORNEMEN.

Het teeken des heiligen kruises maken ^ eu andere oefeningen van Godsvruclit verricLten, waardoor we ver- | giffenis van de dagelijksche zonden verwerven.

-ocr page 123-

— 119 —

NEGENTIENDE DAG.

Verblijf der allerheilïg^ste te

JNaasareth,

GEESTELIJKE LEIDING.

OYEEWEG ENG.

Lescendii cum eis, et venit Nazareth, et er at subditus Mis. inj vertrok met hen, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig. Luc. II. 51,

Welk verrukkelijk schouwspel biedt liet kleine huisje van. Nazareth aan het alziende oog van God eu aan de engelen des hemels! Daar bevinden zich Jesus, Maria en Joseph, de heiligste personen, die ooit op aarde leefden. Welke vrede, wat wonderlijke overeenstemming van gedachten en gevoelens tusschen die drie harten, zoo innig onder elkander vereenigd! — Beschouwen wij in het bijzonder Jesus, onzen goddelijken Zaligmaker. Hij is het eeuwig Woord, de ongeschapen Wijsheid, en nogtans volgt Hij in alles den raad, den wil, de leiding van Maria en Joseph. Et erat suhditus ill is: en Hij was hun onderdanig. Zijne gehoorzaamheid en onderwerping is volmaakt. Zijne ooren staan altijd open om de lessen en de bevelen zijner allerheiligste Moeder te ontvangen; zijne oogen zijn altijd op haar gevestigd, om te zien wat zij verlangt j altijd is Hij bereid, om haren wil te volbrengen. Hij laat zich in geheel zijn gedrag door haar leiden, en maakt het zich

-ocr page 124-

— 120 —

ten plicht, in alles hare raadgevingen te volgen. Zoo wilde het de hemelsche Vader, om wiens wil te volbrengen Hij op deze aarde gekomen was. En tevens heeft Hij ons hier een voorbeeld gegeven, opdat, gelijk Hij gedaan heeft, ook wij zouden doen.

Werpen wij ons voor de voeten van Jesus, ons goddelijk toonbeeld, neder, en bidden wij Hem, dat Hij ons met den geest vervulle, waarmede Hij zelf bezield was.

BEMERKINGEN-.

1. Niets is noodzakelijker voor al wie voortgang wil maken op den weg der volmaaktheid en tot de ware wijsheid geraken, dan zich altijd te gedragen volgens de raadgevingen van een ervaren en godminnenden leidsman. Steun niet op uwe wijsheid, waarschuwt ons de heilige Schriftuur. Vraag altijd raad aan een wijs man. Ojp zich zeiven vertrouwen is dwaasheid. Boe niets zonder te voren raad te hellen gevraagd, en het zal u nooit lerouwen. Die een trouwen vriend heeft gevonden, heeft een schat gevonden. Wee dengene, die alleen is, ivant, wanneer hij gevallen is, heeft hij niemand om hem op ie richten. Op dergelijke wijze spreekt de heilige Schriftuur op verscheidene andere plaatsen. Zoo ook hebben de grootste Heiligen, de Leeraren der Kerk, en de Meesters van het geestelijk leven gesproken. „Kies iemand uit, dien gij altijd volgt,quot; zegt de heilige Basilius. „Hoe wijs gij ook zijn moogt, gij hebt raad noodig,quot; zegt de heilige Joannes Chrvsostomus. „Wacht u wel,quot; zegt de heilige Hieronymus, „een weg, die u onbekend is, „alleen te bewandelen.quot; Dc heilige Augustinus beschouwt

-ocr page 125-

— 121 —

het als hoovaardigheid, en als eene gevaarlijke bekoring, zich zei ven te willen bestieren; en hij noodigt allen uit, het oog te vestigen op de handelwijze van God ten opzichte I van den heiligen Paulus. Wanneer hij, ter aarde geworpen ^ op den weg naar Damascus, den Heer vroeg; „Wat wilt gij, dat ik doequot;? antwoordde hem de Heer: „Sta open ga in de stad, en daar zal u gezegd worden, wat gij te doen hebtquot;. De heilige Ignatius, in een brief, dien hij over de gehoorzaamheid heeft geschreven, zegt: „Zelfs in menschelijke zaken stemmen de wijzen overeen, dat het een waarlijk voorzichtig mensch eigen is, zich geenszins op zijn doorzicht te verlaten : vooral waar het zaken betreft, die hem zeiven aangaan, waarin menschen met een bevangen gemoed bijna geen billijke rechters kunnen zijn. Maar in geestelijke 7,aken wordt er ongetwijfeld te meer behoedzaamheid vereischt, naar mate het gevaar in 't geestelijke leven grooter is, wanneer men daarin zonder den teugel van raad of onderscheiding voortloopt. Hieromtrent zegt Cassianus in het onderhoud van den abt Mozes zeer juist: „Er is geen gebrek , waardoor de duivel een monnik gemakkelijker ten val brengt, en naar den dood voert, dan wanneer hij hem overhaalt, om den raad der ouderen in den wind te slaan, en op zijn eigen raad én beslissing te betrouwen.quot; Zoo hebben de heilige Ber-nardus, de heilige Bonaventura, de heilige Joannes Climacus en alle Heiligen gedacht en gesproken.

2. Het is derhalve niet genoeg een biechtvader te hebben, aan wien men zijne zonden belijdt, wij moeten

ook een leermeester hebben, die ons den weg der deugd

8

-ocr page 126-

aantoont, een leidsman, die onze schreden richt, een ervaren stuurman, die ons de klippen ontdekt der zee, waar de schipbreuken zoo talrijk zijn. Wij hebben voortdurend te strijden; onze geestelijke zwakheden zijn ons dikwijls weinig bekend, terwijl zij vaak zeer gevaarlijk «f voor ons zijn; aan alle zijden dreigen ons strikken en lagen. Wij zijn zoo kortzichtig, om de leiding van God over ons te erkennen, en den weg, dien Hij wil, dat wij zullen bewandelen.

Deze zijn zoovele beweegredenen, die ons moeten aanzetten, om tot een ervaren leermeester, tot een kundigen geneesheer, een verlichten en getrouwen leidsman onze toevlucht te nemen. Die leermeester, die geneesheer, die leidsman, wordt ons in het religieuze leven aangewezen. — Gaan wij dus tot hem, opdat hij ons onderrichte, en ons * bestiere op den weg, dien wij hebben ingeslagen. Gaan wij tot hem; maar gelijk Jesus, nog kind zijnde, tot Maria ging; met een kinderlijk vertrouwen, en met een eenvoudig hart, bereid om in alles volmaakt te gehoorzamen. Ontsteltenis, angstvalligheden, twijfelingen, vele fouten, ziedaar het gewone deel van hen, die zichzelven willen besturen; terwijl de vrede des harten, de voortgang inde deugd, verlichting des geestes, troost in alle kwellingen, de verdienste en de genaden aan de gehoorzaamheid ver- ^ bonden, de vrucht der ootmoedige leerzaamheid zijn. |

Mijne spijze is den loil te volbrengen van Hem, die mij gezonden heeft, zeide Jesus, en: 11 t doe altijd wat mijn Vader welheJiagelijk is. 4

Aldus moet ook de religieuze kunnen spreken; en zij lt;

-ocr page 127-

— 123 —

kan hetj wanneer zij die volmaakte gehoorzaamheid beoefent. Van 's morgens vroeg tot avonds laat, van het eerste oogenblik harer intrede in het religieuze leven tot haren dood^ volbrengt zij in alles den wil van den hemelschen Vader.

O hoe stelt deze gedachte haar gerust,, en vervult haar hart van den zoetsten troost, hoe bemoedigt zij haar in het voortwandelen op den weg der volmaaktheid! Zij vreest noch de valsche inbeeldingen van Satan, noch de begoochelingen van haren eigen geest. Zij weet, dat i-.ij niets heeft te duchten onder de leiding en de hoede van God; dat zij veilig voortwandelt door de woestijn des levens, gelijk eertijds de Israëlieten, onder de leiding der geheimzinnige kolom, waarin God zich verborg; en daarom gaat zij bedaard en in vrede des harten op den weg der heiligheid voort, welke het doel is, waarnaar haar hart met vurigheid streeft.

Gelukkig! duizendmaal gelukkig! zulke bevoorrechte ziel! Vragen wij aau God door Jesus en Maria, dat dit geluk ons aller deel moge zijn.

VOORBEELD.

De heilige Joanna Francisca Fremiot de Chantal.

De heilige Joanna Francisca was met den heiligen Franciscus de Sales de stichteres van de orde der Visitatie van Maria, en zij wilde, üat hare dochters zich vooral de navolging van Maria ten doel zouden stellen; hieruit blijkt reeds genoeg, dat zij eene groote godsvrucht had tot de allerheiligste Maagd. Van hare eerste jaren af, had zij dan ook de bijzondere bescherming dier goede Moeder

-ocr page 128-

— 124 —

ondervonden; door hare tussohenkomst was zij van eene helsche verleiding bevrijd geworden; maar de grootste genade, die zij door hare bemiddeling ontving, is voorzeker, dat zij het geluk had meer dan aohtien jaren den heiligen Tranoisous tot leidsman te hebben. Sedert lang vroeg zij aan God een man naar zijn hart, die haar zijn wil zou leeren kennen, en onder wiens geleide zij met ijver op den weg zijner geboden zou kunnen voortsnellen. Op zekeren dag, dat zij eene wandeling deed, zag zij aan den voet van éen heuvel een man, die volkomen op den heiligen Franciscus van Sales geleek, en tegelijkertijd hoorde zij eene stem, die haar zeide ; Ziedaar de man , door God en de mensehen bemind, dien de Voorzienigheid bestemd heeft om u te geleiden. Deze verschijning vervulde de Heilige met blijdschap. Zij twijfelde niet of God had eindelijk hare gebeden verhoord. Inderdaad , den volgenden vaste kwam de heilige bisschop van Geneve te Djon prediken. De heilige Joanna Prancisca herkende hem, en aanstonds stelde zij zieh onder zijne leiding. Eu hoe volmaakt was hare gehoorzaamheid! De heilige Francisous verklaarde zelf, dat hij nooit eene zoo leerzame ziel had gevonden. Hij kende al hare gedachten, al hare neigingen; en welken raad, of welk voorschrift hij haar ook gaf, hij was vooraf verzekerd, dat hij volmaakt zou worden gehoorzaamd. De wil der Heilige was zoodanig onderworpen aan dien van haren ervaren zielbestuurder, dat men kan zeggen, dat zij slechts een en denzelfden wil met hem had , en dat hij haar dus in waarheid zijne eenige ziel mocht noemen.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, nutrix nutriioris omnium.

Wees gegroet, Maria, voedster van Hem, die alle mensehen, voedt. Philip. Ab.

VOORNEMEN.

Niets voor zijn zielbestierder verborgen houden.

-ocr page 129-

— 125 —

TWINTIGSTE DAG.

De allerheiligste Maxigpti op lt;le brullofit v;iii CJ:ni;i.

GEESTELIJKE DORHEID.

OVERWEGING.

Bicil Mater Je hu ad eum : vinum non habent. Licit ei Jesus: quid mihi ei tibi est muiier?

De Moeder van Jems zeide tot Hem; zij hebben geen wijn. En Jesus sprak tot haar: Vrouwe ! wat heb ik mi t u ? Joan. II. 3. 4.

Indien men niet wist, dat het in de plannen van God ligt, de zielen door kruisen te heiligen, zou men zich kunnen verwonderen, dat onze Heer Jesus aan zijne allerheiligste Moeder een antwoord gaf, dat ons hard voorkomt.

Maria, die met haar goddelijken Zoon op de bruiloft van Cana genoodigd was, ziet de echtgenooten in verlegenheid. Haar medelijdend hart is daarover bedroefd, en zij wendt zich tot Jesus, en zegt: Zij hebben geen wijn. En welk was het antwoord, dat zij ontving: Vrouwe! wat heb ik met u? Wat dan, o Jesus, hebt Gij vergeten, dat die vrouw uwe Moeder is? Waar is die liefde, welke Gij haar voortdurend betoond hebt ? Wat kwaad is er dan gelegen in die zorgzame liefde van Maria? Waarom een hart zoo beproeven, dat U zoo teeder bemint? Mijne gedachten zijn de uwen niet, zegt de Heer, en wijne wegen

-ocr page 130-

— 126 —

zijn niet uwe wegen. Indieu Jesus zijne Moeder met eene enkel natuurlijke liefde bemind had, hadde hij niet op deze wijze gehandeld. Maar Jesus was God, en beminde zijne Moeder met een geheel bovennatuurlijke liefde.

Maria moest de Koningin van alle Heiligen worden ; daarom moest zij ook meer dan eenig andere worden beproefd. Zij moet niet alleen lijden in lichaam en ziel; haar Zoon zelf moet nog schijnen haar te miskennen.

Daarbij toch moeten we bemerken, dat Jesus dit antwoord niet gaf, als wilde Hij Maria onder het oog brengen, dat zij Hem ten onpas om een wonder verzocht ^ of als nam Hij het euvel op, dat Maria hier tusschen beide kwam. Neen, Maria was in de oogen van Jesus, noch aan onbescheidenheid, noch aan eenige andere onvolmaaktheid schuldig; maar hen, die Hem omringden, wilde Hij opmerkzaam maken op zijne, goddelijke natuur. Hij wilde toonen, dat, ofschoon Hij mensch was, Hij nogtans meer was dan mensch, en dat er daarom eene onmetelijke afstand tusschen Hem en Maria bestond. Aldus bereidde Hij de harten voor tot het geloof, hetwelk na eenige oogen-blikken, door het wonder, dat Hij ging verrichten, bevestigd zou worden.

Heilige Maagd, gij zijt waarlijk de Koningin der martelaren, de Koningin van alle Heiligen. Leer ons, bidden wij u, uit de schijnbare verstooting van G ods wege, voordeel trekken voor onze ziel.

BEMERKINGEN.

1. Het kruis, ziedaar het erfdeel door onzen goddelijken

-ocr page 131-

— 127 —

Zaligmaker aan zijne leerlingen achtergelaten. Het kruis is het deel van alle christenen, maar vooral der edelmoedige bruiden van den God van Galvarië. En waaraan zullen wij dien glorierijken Tiaam van kruis geven? Elk lichamelijk lijden, ontberingen, onaangenaamheden van den kant der schepselen, zijn zoovele kruisen; doch deze zijn niet zwaar om te dragen, wanneer God ons inwendig vertroost; dan worden zij door de ziel niet gevoeld. Ziekte en dood, het zijn kruisen, maar ook deze wegen den waren religieus niet zwaar, die met den heiligen Apostel Paulus kan uitroepen; het sterven is mij gewin; en die bedenkt : met de banden te breken, die mij in dit tranendal houden , doet zij mij overgaan tot het bezit van God, het waarachtig Goed. Wat dan verdient bovenal den naam van kruis? De inwendige kwelling, dorheid, verlatenheid van God. Wanneer de ziel met dat kruis is beladen, dan kan men zeggen, dat zij met Christus zich op den berg van Calvarië bevindt. Niets wat zoo krachtig werkt om ons aan ons zelveu te doen sterven. Wij lezen in de heilige Schriftuur, dat in de brandoffers het vuur des hemels voltrok, wat de Hoogepriester begonnen had, en de overblijfsels der dieren, die aan God geofferd werden, ten eeneu male verslond. Wat het vuur des hemels deed ten opzichte der offers, dat moeten de dorheden in onze harten uitwerken. Wat het lijden en de versterving begonnen hebben, moeten de dorheden voltrekken. Zij maken van ons ware brandoffers. Wij moeten ze derhalve aanzien als iets goeds, als noodzakelijk voor onze zieL

2. De dorheden zijn voorzeker niet aangenaam in zich

-ocr page 132-

— 128 —

zeiven; maar zij moeten ons aangenaam zijn, om de groote voordeelen, die zij ons aanbrengen.

quot;Wie we zijn, allen hebben we God vergramd. Waar willen wij nu liever onze zonden boeten in dit of in het andere leven? Welnu van al de kwellingen, waardoor wij aan de goddelijke rechtvaardigheid kunnen voldoen, zijn er geene krachtiger dan de dorheden. En waarom ? omdat er geene pijnlijker zijn. Zoolang Jesus slechts van de menschen te lijden had, zweeg Hij; maar toen de hemelsche Vader zich aan Hem onttrok, verzuchtte Hij: Mi/'n God, mijn God, waarom helt Gij mij verlaten?

Dat alle kwellingen op ons nederstorten; wanneer God ons ondersteunt, ons inwendig vertroost, zullen zij ons niet zwaar vallenj maar indien God ons verlaat, al hadden wij dan overigens alles, wat wij verlangen, wij zullen ons ongelukkig gevoelen. Daar derhalve niets meer in staat is, om onze zonden uit te wisschen, laat ons wijs zijn, en de dorheden met die ware stemming des harten van de hand van God aannemen.

Eene ziel in vertroosting is dikwijls vol van een vermetel zelfvertrouwen; en daarom in gevaar van mismoedig te worden en te ontstellen, of wel door hare hoovaardighe d in zonde te vallen.

In mijn overvloed heh ik gezegd, zegt de profeet David, ïk zal in der eeuwigheid niet lewogen worden. Maar de bekoring kwam, en wat gebeurde er? Hij .^egt het ons; Gij helt uw gelaat afgewend, en ik Len ontsteld geworden.

Zoo gebeurt het ook dikwijls met de zielen, die aan vertroosting en zoetigheid gewoon zijn; en soms doen zij

-ocr page 133-

— 129 —

le v nog erger. Zij daarentegen, die langdurige dorheden hebben ondervonden, hebben hunne groote zwakheid en ellende

ir gevoeld, en geleerd zich zeiven te mistrouwen. Dit mis-

jt trouwen verwijdert van hen de gevaren, maakt hen om-

ij i zichtig in het uur der beproeving, drijft lien aan, om den

u bijstand in te roepen van Hem, die sterker is dan de hel,

;r en wiens hulp men nooit te vergeefs afsmeekt,

n Eindelijk de dorheden geven ons gelijkvormigheid met

3r Jesus, die door zijn hemelschen Vader verlaten werd, en

'n zijn ons een middel, om op den weg der deugd veel voortgang te maken. Wat toch is er noodig om heilig te worden ?

d zich zei ven afleggen, om Christus aan te trekken, aan zich

is zeiven sterven, opdat Christus in ons leve. Maar om zoo

m zich zeiven te verlaten, moet men zich haten, gelijk Christus

is * ons zegt, en daartoe moet men zich zeiven kennen; men

it moet zijn niet, zijne ellende en verworpenheid goed inzien j

i, goed overtuigd zijn van de verblindheid zijns geestes, van

:n de bedorvenheid zijns harten, van al de ellende zijner natuur. Die kennis nu verkrijgt men niet in de vertroosting,

el maar in de dorheid en verlatenheid. Wanneer God zijn

te licht en zijne kracht terugtrekt, en de ziel aan zich zelve

d overlaat, dan ziet zij duidelijk in, wat zij is, erkent hare verblindheid, hare boosheid, hare zwakheid en armoede.

I, ^ .En zoo zich erkennende, haat zij zich zelve, vlucht zich

le zelve, gelijk men vlucht op het gezicht van een lijk in

s: ontbinding. En zoo sterven wij aan dat leven, dat wij van

n. Adam geërfd hebben. Zijn wij dien zaligen dood gestorven ,

m , dan doet Christus het overige; Hij maakt zich van ons mees-

:ij ter, deelt ons zijn goddelijk leven mede, doet ons vol glorie

-ocr page 134-

— 130 —

uit het graf oprijzen, ons bekleedende met het kleed der onsterfelijkheid, hetwelk niets anders is dan Christus zelf.

Doordringen wij ons wel van die waarheid; opdat wij, wel verre van met Petrus onze tent op den berg Thabor te willen vestigen, verkiezen met Maria aan den voet des kruises te staan; en nooit den berg van Calvarië te willen verlaten, dan op uitdrukkelijk bevel des Heeren.

VOORBEELD.

De heilige Joannes a Cruce.

De heilige Joannes a Cruce, die de heilige Theresia zoo krachtig terzijde stond, in de hervorming der Carmelieten-Orde, en een harer meest verlichte zielbestuurders was, ondervond van zijne kindsheid af de wonderbare bescherming van Maria.

Terwijl hij, in den ouderdom van dertien jaren, bezig was met de zieken in het gasthuis te Toledo te dienen, viel hij in een zeer diepen put. Verscheidene personen kwamen toegesneld, en daar zij aan den dood van het heilig kind niet twijfelden, treurden zij bitter over een zoo droevig ongeval. Joannes hoorde hunne jammerklachten, en riep: „Vreest niet, ik ben hier in veiligheid; werpt mij slechts een koord toe.quot; Men deed het, en na eenige oogenblikken kwam hij behouden te voorschijn. Als men hem vroeg, hoe hij toch den dood was ontkomen, gaf hij ten antwoord, dat op het oogenblik van zijn val eene vrouw van wonderbare schoonheid zich aan hem vertoonde, haar kleed uitspreidde, opdat hij zich niet zoude kwetsen, hem van den bodem des puts tot boven het water had opgetrokken, totdat men hem ter hulp was gekomen. De indruk, welken dit mirakel, waarvan eene groote menigte getuige was geweest, te weeg bracht, was zeer groot, en Don Alphonsus Alvarez, die aan het hoofd van het gasthuis stond, werd er door aangezet, om den heiligen jongeling te laten studeeren.

Joannes nam steeds toe in godsvrucht tot haar, die hem zoo

-ocr page 135-

zichtbaar beschermde. Eiken dag las hij geknield hare getijden. Met de gevoelens van de grootste godsvrucht vierde hij al hare feestdagen, en vooral het feest van hare Onbevlekte Ontvangenis. Later mengde hij in zijne predikatiën altijd iets tot haren lof, en sprak dan over haar met de innigste liefde. Waren zijne krachten uitgeput, of was hij door kwellingen bezocht, dan was het voldoende de blikken op zijne teedere Moeder te werpen, om zich opgebeurd en getroost te gevoelen. In al zijne noodwendigheden vluchtte hij tot Maria, en stelde zich onder hare moederlijke bescherming ; en altijd werd hij door haar geholpen. Hij vroeg haar niet, om van zijn lijden verlost te worden, maar wel, om steeds met vreugde voor haren Zoon te mogen lijden. Dit gebed werd verhoord ; Joannes leed veel, maar met de heilige Theresia riep hij uit; of lijden of sterven.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, Sacerdotale Ephod, Bei voluntatem indiaans.

Wees gegroet, Maria, schouderkleed des Opperpriesters, die ons den wil van God beleend maakt. H. Procl.

VOORNEMEN.

De vertroostingen niet zoeken.

-ocr page 136-

- 182 —

EEN EN TWINTIGSTE DAG.

De allerheiligste Maagd tijdens liet openbaar leven -van Jesus.

VERNEDERINGEN.

OVERWEGING.

Mater tua et fraires tui stemt foris, volentes te viclere.. . Mater mea et f ratres mei hi sunt, qui verbum Dei audiunt et faciunt.

Uwe moeder en uwe broeders staan luiten, verlanc/ende u te zien... Mijne moeder en mijne broeders zijn zij, die het tooord Gods hooren en doen. Luc. VIII. 20. 21.

Toen de tijd was aangebroken door den hemelsehen Vader bepaald, verliet onze goddelijke Zaligmaker Nazaretb , afscbeid nemende van zijne beilige Moeder, om zijn openbaar leven te beginnen, de bekeering der wereld te ondernemen. Na eenmaal Maria verlaten te hebben, schijnt Hij haar als te vergeten, houdt zich niet meer met haar bezig, schijnt zelfs haar uiet als zijne moeder te erkennen. Zoo lezen wij in de heilige Schriftuur, dat op zekeren dag zijne Moeder en broeders tot Hem kwamen. Hem niet konden naderen, wegens de schare, en dat men Jesus boodschapte : Vtoe Moeder en uwe broeders staan builen, en verlangen U te zien. En welk was het antwoord, dat hij hun gaf .• Mijne Moeder en mijne broeders zijn zij, die het woord Gods hooren en doen. En bij eene andere gelegenheid gaf Jesus aan eene

-ocr page 137-

— 133 —

vrouw , die uitriep: „zalig is de schoot, die Ugedragen heeft, en de horsten, die gij hebt gezogen quot; teu antwoord : „Ja, zalig zijn degenen , die het woord Gods hoor en en hetzelve bewaren.quot;

Jesus nam deze gelegenheden waar, om aan allen te verklaren, dat de wii Zijns Vaders, die in den hemel is, moet gelden boven elk ander belang, hoe gewichtig het ook zij, boven elke andere betrekking, hoe eerbiedwaardig die ook moge wezen , en dat het van het hoogste belang voor ons is , het woord Gods te hooren en te bewaren.

Voor Maria was er in deze woorden eene schijnbare hardheid gelegen. Doch met wat volmaakte stemming des harten verdraagt zij die. Zij bemint God met al de vurigheid van hare ziel, en zij weet, dat Hij alleen verdient het voorwerp onzer gedachten en genegenheden tc zijn. Daarom schept zij er behagen in, aldus als vergeten te worden door haar goddelijken Zoon, die schijnbare onverschilligheid, welke Hij aan den dag legt, te ondervinden. Zij is verheugd, niemands geest noch hart te vervullen, en in hare nietigheid verzonken te blijven.

Maar naar de mate hare nederigheid is geweest, heeft God haar verheven, en groot gemaakt op aarde en in den hemel.

BBilERKINGEN.

1. „Schep behagen in onbekend te zijn, en voor niets geacht te wordenzegt de schrijver der Navolging van Christus. Waarlijk eene groote les, die wel waardig is, dat wij er onze aandacht goed op vestigen. Scheppen wij er behagen in onbekend te zijn, en voor niets geacht te

-ocr page 138-

worden; verblijden wij ons, wanneer men ons vergeet, ons *■ veracht, wanneer raen wel verre van eenig werk van ons te maken, ons in de diepste vergetelheid laat.

Scheppen wij er behagen in onbekend te zijn, en voor niets geacht te worden. Bekommeren wij ons niet of gnze oversten eene goede gedachte van ons hebben of niet; of zij ons voor menschen van deugd, van verdienste, van bekwaamheid houden of niet; of zij ons gebruiken tot een of andere bediening of niet gebruiken.

Scheppen wij er behagen in onbekend te zijn, en voor niets geacht te worden. Onderzoeken we niet of onze medezusters ons achten of minachten, of zij ons beminnen of niet beminnen; letten we er niet op, of zij ons met voorkomendheid bejegenen, of niets dan koelheid en onverschilligheid voor ons over hebben. ^

Wat zeg ik ? Bedroeven wij ons, wanneer wij zien, dat men eenig werk van ons maakt, dat men ons bijzonder genegen schijnt, dat men ons voor iets bijzonder geschikt oordeelt.

Nemen wij, met Maria, ons vermaak in vergetelheid, onverschilligheid, vernedering, verachting. Wat toch moeten wij religieuzen op het oog hebben in alles? Wat anders dan de glorie van onzen God ? Indien wij derhalve den geest van onzen slaat hadden, hoe zouden wij ons verblijden, wanneer wij zien, dat wij noch den geest, noch ^ het hart van wien ook vervullen, en dus geen beletsel stellen, dat God gekend, bemind, verheerlijkt worde. Hoe zouden wij ons verheugen, wanneer men ons ove- het hoofd ziet, wanneer wij niet geteld worden; ja, wanneer men ons versmaadt en veracht.

-ocr page 139-

— 135 —

2. Zijn dit inderdaad onze gedachten, onze gevoelens ? Verlangen wij niet voor deugdzaam , verstandig, ingetogen gehouden te worden , voor mensclien, die goed onderwezen zijn in de wetenschap der Heiligen, en die ver gevorderd zijn op den weg der volmaaktheid?

Verlangen wij niet door te gaan voor personen van vele begaafdheden, van groote verdiensten, voor personen geschikt voor het bestuur, voor deze of gene bediening bijzonder bekwaam ? Scheppen wij er geen behagen in, dat oversten en medezusters ons genegen zijn ? Zijn wij niet blijde eenige plaats in haar hart in te nemen? Doen wij niet alles, wat in ons is, om in de harten van anderen in te dringen?

Is ons hart niet ontsteld, wanneer we meenen, dat men weinig achting voor oi.s heeft, dat men ons weinig liefde toedraagt? Gevoelen wij ons niet gestoord , zijn wij niet ontevreden, wanneer men ons schijnt te vergeten, en onze zusters de voorkeur boven ons te geven. Zijn wij niet gevoelig voor de minste berisping, voor de geringste belee-diging? O wat is dit alles een christen, en vooral een religieus onwaardig!

En toch moeten we wellicht bekennen, dat dit in meerdere of mindere mate met ons het geval is. Welnu, vernederen we ons daarover voor God, en zijn we nog te zwak, ^ om daarin behagen te scheppen, wekken wij ons op, om het geduldig te verdragen, en in dergelijke gelegenheden ons niet aan droefheid en ontevredenheid over te geven. Kunnen wij daartoe met de genade Gods komen, dat is reeds veel, zegt de schrijver van de Navolging van Christus. „Hetgeen anderen zeggen zal gehoord worden; maar het-

-ocr page 140-

— 136 -

„geen gij zegt zal voor niets geacht worden. Anderen zullen „vragen en verkrijgen; gij zult vragen en niet bekomen. „Anderen zullen groot zijn in den mond der menschen; „maar van U zal men zwijgen. Aan anderen zal men ambten „toevertrouwen; maar gij zult tot niets bekwaam geoordeeld „worden. Om dergelijke dingen,quot;... „zegt hij, „zal de natuur „somtijds bedroefd zijn; doch gij zult veel doen, indien „gij het stilzwijgend verdraagt.quot;

Zijn wij er verre af naar de liefde en achting van anderen te streven. Er wordt van den Antichrist gezegd, dat hij zich in de heilige plaats zal doen aanbidden. Zou eene religieuze niet iets dergelijks doen, indien zij zocht de bijzondere liefde en achting van anderen te winnen? Wij zijn de tempels van den heiligen Geest, die in ons woont. Wat zouden wij dus doen, indien wij voor het schepsel eene plaats in ons hart of onzen geest inruimden, of in het hart van anderen ons wilden vestigen ? Wat ware dat anders, dan een afgodsbeeld in de heilige plaats oprichten? O God, verwijder van ons een zoo groot kwaad.

VOORBEELD.

De heilige Angela de Merici, stichteres der Ursulinen.

Onbekend te leven, en voor niets geacht te worden, was het grootste verlangen van de heilige Angela. Sedert lang voor de oogen der wereld verborgen, leidde zij een racer hemelsch dan aardseh leven, een leven van voortdurende verstervingen vurige godsvrueht; toen het God behaagde hare zuster, die de eenige getuigs was harer gestrengheden en zeldzame deugden, tot zieh tc roepen. Angela was daarover zeer bedroefd; maar Maria, die de zuivere en oot-

É MÉ

-ocr page 141-

moedige maagden bemint, haastte zich om haar te vertroosten. Zij verscheen aan Angela, en toonde haar de ziel van degene, die zij beweende, van glorie omstraald; en te gelijkertijd werd er eene stem gehoord, die de Heilige opwekte, om voort te gaan op den ■weg, dien zij was ingeslagen.

Eenigen tijd daarna had Angela een nieuw visioen. Zij zag, even als de ondvader Jacob, eene ladder, die tot aan den hemel reikte, en op die ladder eene menigte maagden door den glans van deugden versierd, die tot in den schoot van God opklommen. Er werd haar gezegd, dat God van haar verlangde, dat zij in de stad Brescia een klooster zou oprichten. Hierop ontstelde de Heilige. Zij kon er niet toe overgaan een openbaar leven te leiden, en alzoo voor iets geacht te worden. Zij bad, vastte en raadpleegde. Jesus eindelijk vermoeid, haar het volbrengen van zijn wil altijd te zien uitstellen, verscheen Angela in persoon, en deed haar hierover zijn beklag. Nu bood zij geen wederstand meer; doch getrouw aan den grondregel, die geheel haar leven bestuurd had, zocht zij zich nog verborgen te houden. Zij stelde hare stichting onder dc bescherming der heilige Ursula, en gaf deze tot Moeder aan hare dochters. God was tevreden over de getrouwheid zijner dienstmaagd, hij schepte behagen in dat gestadig vluchten van eer en achting, verhief Angela tot een hoogen trap van heiligheid, en maakte haar moeder van eene heilige en talrijke nakomelingschap.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, moclestiae exemplum secunclariuin.

Wees gegroet, Maria, volmaaktst voorbeeld van zedigheid na Jesus Christus. Eicli. a S. Laur.

VOORNEMEN.

Altijd, de Laatste plaats zoeken.

-ocr page 142-

— 138 —

ÏWEE EN TWINTIGSTE DAG. ^ c

De aller-heilijgfstei Maagd aan deia voet van

het lii'uis. £ __* c

e

OPOFFERING. j

OVERWEGING. a

s

Siaamp;at juxta crucem Jesu Mater ejus. c

De Moeder van Jquot;.sus stond naast het Icruis. Joan. xix. 25. ];

Maria is genoegzaam voorbereid tot liet grootste van gt;

alle offers. De Heer heeft den grond van haac hart ont- y dekt, door de wonden, die Hij haar heeft toegebracht;

Hij weet, dat Hij alles van haar kan eischen. ^ g

Het bloed van Jesus wordt gevorderd om de belee- i

diging te herstellen, zijne glorie aangedaan, en de we- t

reld van hare smetten te zuiveren, de zonden uit te i

delgen. Hij vraagt dit bloed aan Maria, en quot;Maria wei- g

gert het niet. Jesus wordt door Judas verraden, aan z

zijne vijanden overgeleverd, door zijne leerlingen veria- | z

ten, verloochend, wreedaardig gegeeseld, ter dood ver- | ï oordeeld. Hij, nieuwe Izailk, draagt zelf het altaar,

waarop Hij zal geslachtofferd worden. Als een zachtmoe- , dig lam opent Hij den mond niet tot klagen; strekt

zich uit op het kruishout, waaraan Hij door wreede c

beulen met ruwe' nagelen wordt vastgehecht. Het kruis v

wordt opgericht en Hij, de Godmensch door de koperen l c

slang afgebeeld, hangt^ daar tusschen hemel en aarde. s

-ocr page 143-

— 139 -

De leerlingen van Jesus liebben de vlucht genomen; de vijanden die Hem omringen, zijn dol van woede; Hij zoekt een hart, dat medelijden hebbe met zijne droefheid, een hart edelmoedig genoeg, om Hem te verkwikken, door deel in zijn offer te nemen. Dat medelijdende, dat edelmoedige hart, Jesus vond het in zijne Moeder Maria. Aan den voet van hst kruis staande biedt zij zich aan^ aan de rechtvaardigheid van den eeuwigen Vader, en smeekt Hem een en dezelfde offerande te maken van den Zoon en de Moeder. „Wat Jesus Christus lijdt in het lichaam,quot; zegt de heilige Bonaventura, „lijdt Maria „in de ziel, en zoo menigmaal doet men Maria sterven, „als men Jesus wonden toebrengt.quot;

O wie zal de smarten van dieu wreeden en langduri-gen doodstrijd beseffen! Heilige Vader, genade, wij s mee-ken er U om, genade voor onze Moeder. Wil de voltrokking van een offer, dat haar reeds zooveel heeft gekost, verhaasten. Heilige Maagd, doe ons deelen in de groote droefheid, die uwe ziel overstroomt. Aangeuaam zou het ons zijn in uwe droefheid te deelen, indien gij zelve daardoor eenige verzachting mocht gevoelen in uwe smarten.

BEMEEKIMGEN.

1. Nergens kunnen wij God meer door verheerlijken, dan door den geest van opoffering, door het brengen van offers. Calvarië is dan ook de berg der minnaars, der ware bruiden van Jesus Christus. „Ik zeg u dus,quot; sprak de heilige Franciscus van Sales, „dat ons eenig

-ocr page 144-

— 140 —

„doel moet zijn, ons met God te vereenigen, gelijk „Jesus Christus zich met zijn Vader vereenigd heeft, „namelijk door te sterven aan het kruis.quot; „Dat anderen „gelukkig genoeg zijn, om met mijn goddelijken Meester „den Thabor te beklimmen, wat mij aangaat, ik zal mij „tevreden stellen geen anderen weg te kennen, dan dien „van Calvarië.quot; Zoo schreef de zalige Maria Margaretha a la Coque. Het kruis en de dood, ziedaar hot deel der edelmoedige zielen.

Beschouwen wij de allerheiligste Maagd. Wie heeft meer dan zij den Heer verheerlijkt? Maar ook, wie heeft meer geleden dan zij ? Haar geheel leven was een voortdurend lijden, lijden in haren geest, in haar hart, in geheel hare ziel; zij deelde in al liet lijden van haar goddelijken Zoon, en stond daar onder het kruis op den berg van Calvarië, terwijl Jesus, dien zij zoo innig beminde, de hevigste smarten verduurde, en onder de vreeselijkste folteringen zijn offer voltrok.

Toen Mathathias de heiligschennis van Antioehus te Jerusalem aanschouwd had, werd hij van verontwaardiging vervuld, en zijn zwaard ter hand nemende, zeide hij tot de kinderen van Juda: „Indien iemand ijver voor de wet heeft, dat hij mij volge.quot; Ook wij hebben eene stem gehoord, die sprak: „Indien iemand ijver heeft voor de glorie des Heeren, dat hij mij volge.quot; Het was de stem van Maria. Vol verlangen om de glorie van haar Zoon te verbreiden, wilde zij ons deelgenooten maken van zijn lijden, en riep ons op, om Hem te volgen.

Door hare woorden opgewekt, door haar voorbeeld

-ocr page 145-

— 141 —

aangemoedigd, trokken wij op. En gelijk Mathathias de kinderen Israëls tot den strijd eu tot den dood aanvoerde, zoo ook beklommen wij met Maria den berg van Calvarië. De ijver voor Gods glorie verslond onze zielen, wij hadden ons gelukkig geacht, ons bloed te vergieten, om die te bevorderen. God wilde ons bloed niet; maar Hij wees ons eene plaats aan, aan den voet van het kruis, in gezelschap van de allerheiligste Maagd. Wie onzer zou die plaats willen verlaten ?

Niemand, o mijn God, niemand. Dat uw naam verheerlijkt worde! dit is ons eenig verlangen. Het is ons goed hier te zijn; laat er ons altijd blijven.

2. De ijver voor de glorie van God moet ons het offer doen liefhebben: maar wij moeten het ook beminnen uit lieide voor de zondaren. De mensch had door zijn opstand de rechtvaardige gramschap des Heeren over zich afgetrokken, doch Jesus vergoot zijn bloed, en de gramschap Gods was gestild, en de geheele wereld verlost. Wat zoete troost voor het hart van den God-mensch, toen Hij bij zijne intrede in den hemel, zich vergezeld en gevolgd zag door die ontelbare menigte zielen, die Hij aan de hel had ontrukt. Wat een vreugde over zijne overwinning! Hoeveel glorie verschafte Hem zijn zegepraal!

Wij ook kunnen de gramschap Gods bedaren, die rechtmatige gramschap door de ondankbaarheid der men-schen ontstoken. En hoe kunnen wij dit? Wanneer wij kloekmoedig ons kruis dragen, de ongemakken en kwellingen des levens verduren; wanneer wij ons edelmoe-

-ocr page 146-

— 142 —

dig onderwei-pen aan de opofferingen, welke onze heilige roeping ons oplegt. En dan. Nog eenige jaren, eenige maanden, eenige dagen misschien, en wij ook zullen de zoetigheid der overwinning smaken; wij ook zullen ons in den hemel omringd zien door eene menigte zielen , die wij aan de hel zullen hebben ontrukt, en die haar geluk aan ons zullen te danken hebben. Wat troostvolle gedachte! Hoe moet zij ons opwekken, om met edelmoedigheid onze kruisen te dragen, en God onze offers met vreugde te brengen.

De profeet had voorspeld, dat de Messias uit zijn lijden en uit zijne vernederingen zijne glorie zou trekken, dat Hij het hoofd zou verheffen, omdat Hij uit den stroom had gedronken. De Apostel verzekert ons, dat Jesus een naam heeft ontvangen, die boven alle namen is, een naam, waarin alle knieën moeten gebogen worden van hen, die in den hemel, op aarde en onder de aarde zijn, omdat hij zich vernederd heeft, en den dood, en wel den dood des kruises heeft onderstaan.

Bruiden van Jesus Christus, laat ons zijne voetstappen volgen, en wij zullen deelen in zijne belooning, in zijne glorie. Laat ons met Jesus den berg van Calvarië beklimmen, en wij zullen met Jesus van den Calvarieberg onze vlucht naar den hemel nemen. Hechten wij ons met Jesus aan het kruis, en het kruis zal voor ons even als voor Jesus, een gedenkteeken worden van glorie voor alle eeuwen der eeuwen.

-ocr page 147-

— 143 —

VOORBEELD.

Moeder Magdalena van den heiligen Joseph, Carmelites.

Moeder Magdalena van den heiligen Joseph had eene bijzondere geneigdheid, om de droefdheden van Maria te vereeren. quot;Van hare geboorte af aan die goddelijke Moeder toegewijd , had zij altijd eene groote godsvrucht tot Maria gehad. Nog maar zes jaren oud nam zij de gewoonte aan, om dagelijks hare getijden te lezen, en haar ijver verminderde niet met de jaren. Maar vooral vereerde zij Maria als de Moeder van smarten. Niet tevreden met zelve haar geest en hart te vervullen van de smarten, die Maria heeft geleden , wenschte zij iedereen de levendige gevoelens van liefde en droefheid in te boezemen, waarvan hare ziel was doordrongen; zij maande hare dochters sterk aan, dikwijls de woorden te overwegen, door Simeon tot Maria gesproken: en v. zelve zal een zwaard door de ziel gaan. ïe Lyon gekomen, om er een huis van hare orde te stichten , wilde zij dat dit huis aan de Moeder der smarten zou toegewijd zijn, en dat de religieuzen, die dat huis zouden bewonen, bijzonder de smarten vereerden, die deze goddelijke Moeder bij den dood van haar Zoon heeft gevoeld. De allerheiligste Maagd toonde dat dit haar aangenaam was. Terwijl Monseigneur de Marquemont, Aartsbisschop van Lyon , in het nieuwe klooster de heilige Mis las, geraakte moeder Magdalena in eene geestverrukking, die verscheidene uren duurde, en gedurende welke zij de Moeder des Zaligmakers zag, die zich met het lijk van haren Zoon aan haar vertoonde.

VERZUCHTING.

Ave Maria, coadjutrix Christi in passione.

Wees gegroet Maria, medehelpsier van Christus in zijn lijden. Rich, a S. Laur.

VOORNEMEN.

Zijne werken in den geest van opoffering verrichten.

-ocr page 148-

— 144 —

DRIE EN TWINTIGSTE DAG.

JDe lieilig'e .Joannes tot zoon ;i;in de iiller-

ui ^'lt;1 ^4'lt;'^4'won.

ONTHECHTING VAN ZIJNE OUDERS.

OVERWEGING.

Dicil Jesus JMatri suae; Muiier, ecce films tiius. Deinde (licit discipulo: Ecce Mater tua.

Jesus zeide tot zijne JMoeder: Vrouw, ziedaar uw zoon. Vervolgens zeide Hij tot den leerling : Ziedaar moe Moeder. Joan. XTX. 26.

Het was niet genoeg, dat Maria haar gocldelijken Zoon had zien geesselen, met doornen kroonen, aan het kruis hechtdu; zij moest Hem ook zien sterven, en door den dood geheel van Hem gescheiden worden.

De stervende Jesus wil zelf haar die harde en wreede scheiding aankondigen. Hij doet het met al de omzichtigheid der oplettendste liefde: Hij weet, wat gevoelige wonde Hij gaat toebrengen aan het hart zijner Moeder, die Hem zoo teeder bemint. Eenige dagen voor zijn lijden had Hij tot zijne leerlingen gezegd, dat Hij hen niet als weezen zou achterlaten. Hij wil ook niet, dat Maria kinderloos zal zijn. „Vrouw,quot; zegt Plij baar, op den welbeminden leerling wijzende, „ziedaar uw zoonquot; en tot den heiligen Joannes; „zoon, ziedaar uwe Moeder/' Het is genoeg, Maria heeft het begrepen. Haar hart gevoelt de liefde

-ocr page 149-

— 14ö —

van Jesus; maar het offer hetwelk de kinderlijke liefde te vergeefs tracht te verbergen, vertoont zich ook aan haar in al zijne zwaarte. Zij voelt het zwaard, door Simeon voorspeld, tot in het binnenste harer ziel doordringen. Zij voelt met geweld de banden verbroken, die door de innige liefde, welke zij haren goddelijken Zoon toedraagt, zoo nauw waren toegehaald. Zij voelt hare ziel overstroomd door eene droefheid zoo groot als de zee. De tegenwoordigheid van Jesus was voor Maria als een dijk, opgeworpen tegen de woedende baren dier zee. Jesus sterft, de dijk is gebroken, eu de golven der droefheid storten zich uit over hare ziel.

Hebben wij medelijden met de droefheid der allerheiligste Maagd! Bewonderen wij de heldhaftige onderwerping, waarmede zij dat grootste aller offers aanvaardt! Vervullen wij alle plichten, die ware kinderen aan himne bedrukte Moeder verschuldigd zijn.

BEMERKINGEN.

1. Als getrouwe volgelingen van de allerheiligste Maagd, hebben wij ons gescheiden van hen, welke ons het dierbaarste waren op aarde. Wij hebben lot onze ouders gezeyd: ik ken u niet meer; en tot onze broeders; » ik iveet niet, wie gij zijt. Wij hebben vleesch en bloed doen zwijgen, en gehoorzamende aan de stem van den heiligen Geest, die ons riep, hebbeu wij ons in de eenzaamheid begeven, en belofte gedaan van God alleen * voor altijd te beminnen. Hebben wij die belofte getrouw gehouden? Zijn wij waarlijk van onze ouders onthecht?

-ocr page 150-

— 146 —

Niet, dat wij hen niet mogen en moeten beminnen; maar quot; vrr

beminnen wij hen met die ware, geestelijke liefde, overeen- vre

komstig den wil des Heeren, aan wien wij alleen en ziel

geheel en al toebehooren ? Jesus heeft gezegd: Die zijn hei

vader of zijne moeder meer bemint dan mij, is mijner niet klo

waardig, en wie zijn vader en moeder en zelfs zijne eigene 2

ziel niet haat, lean mijn leerling niet zijn. Eene religieuze kos

nu, aan wie de liefde voor hare ouders het verlangen hec

inboezemt, om hen dikwijls te zien, en akoo hare een- Ma

zaamheid te verlaten; eene religieuze, die zich met hare mee

ouders bezig houdt in het gebed, in het koor, in hare gesi

overige oefeningen van godsvrucht; eene religieuze, wie te :

de liefde jegens hare ouders eenigen misslag, welkdanigen wij

ook, doet bedrijven, bemint zulke religieuze hare ouders te

niet meer dan God? Kan zij gezegd worden hun een ons

heiligen haat toe te dragen ? Is zij derhalve wel eene 1

ware leerlinge van Jesus? Is zij Jesus haar goddelijken Pai

Bruidegom wel waardig? O beijveren we ons toch, dien het

goddelijken Bruidegom waardig te zijn. Hij is zoo minzaam, alle

zoo beminnelijk, maar Hij is een jaloersche Bruidegom; neii

Hij wil alleen en geheel ons hart hebben. Hij heeft een mee

afschuw van verdeelde harten, en Hij schept slechts in gen

die harten zijn behagen, waar Hij als volstrekte Meester afst

kan heerschen. Hem eenigen mededinger willen geven, kur

is zijn beminnelijk juk afwerpen. eeu

„De religieuze,quot; zegt de heilige Theresia, „die hare van

verwanten verlangt te zien tot haar eigen troost, moet gan

zich als onvolmaakt beschouwen; dat die religieuze geloove, 3

dat zij niet onthecht is; hare ziel is ziek; zij zal de vaa

I

-ocr page 151-

— 147 —

vrijheid des geestes niet genieten; zij zal geen volmaakten vrede hebben; zij heeft een geneesheer noodig. Indjen zij zich niet van die gehechtheid ontdoet, die onvolmaaktheid geneest, dan verklaar ik haar, dat zij voor dit klooster niet geschikt is.quot;

2. Valt de verwijdering van onze ouders ons zwaar, kost het ons moeite, om er ons geheel en al van te onthechten , vestigen wij dan onze blikken op de allerheiligste Maagd. Zij beminde voorzeker haren goddelijken Zoon veel meer, dan wij hen kunnen beminnen, die ons het leven geschonken hebben. Indien zij dan den moed had er van te scheiden, dewijl God haar dat offer vroeg, moeten ook wij dan niet bereid zijn, edelmoedig aan God het offer te brengen dier scheiding van hen, met wie de natuur ons zoo nauw heeft verbonden?

Bedenken wij ook, dat wij met den heiligen Apostel Paulus geroepen zijn, om in ons aan ie vullen, wat aan het lijden van Jesus Christus ontbreekt, en bijgevolg niet alleen in ons lichaam, maar ook in onze ziel en al hare neigingen te lijden. Hoe meer wij gekruisigd zijn, hoe meer God wordt verheerlijkt, en hoe overvloediger zijne genaden over ons en over de geheele heilige Kerk zullen afstroomen. Verheugen wij ons, dat wij eenige glorie kunnen verschaffen aan den onsterfelijken Koning der eeuwen, medewerken tot de zegepraal der heilige Bruid van Christus, ouze moeder de heilige Kerk, en onvergankelijke schatten voor de eeuwigheid kunnen vergaderen.

3. Er is een ander soort van banden, die de harten vaak niet minder nauw vereenigen, dan de banden, die

-ocr page 152-

de natuur teeft gevormd. Het zijn de banden, die de genade gevormd heeft, en die ons in de wereld veree-nigden met hen, met wieu wij alleen geestelijke betrekkingen hadden.

Hoe nauw, hoe heilig, hoe volmaakt die banden ook mogen geweest zijn; ook deze moet meu in het religieuze leven verbreken. Wij moeten ongetwijfeld hen niet vergeten, die ons God hebben leeren beminnen, die ons tot den voet des altaars hebben geleid; de dankbaarheid maakt het ons tot eene verplichting, hen in onze gebeden indachtig te wezen; maar ons beklagen van hunne leiding beroofd te zijn, hen beminnen met eene liefde, die het hart zou verdeden, en ons eenigen misslag zou doen begaan, dat ware eene ongeregeldheid, die eene religieuze onwaardig zou zijn.

Daarenboven, moeten wij in het religieuze leven elkander met eene oprechte, hartelijke liefde beminnen, wij mogen ons hechten aan niemand, opdat onze ziel vrij zij, om op te vliegen tot God, en zich door de liefde innig met Hem te vereenigen.

O allerheiligste Maagd, gij, die van uwe teederste kindsheid af den moed hebt gehad, om van uwe ouders te scheiden; gij, die u hebt gescheiden van uwen kui-schen Bruidegom, en van uwen goddelijken Zoon, toen de belangen van God het vereischten, geef ons, dat wij uwe edelmoedigheid mogen navolgen, en in die ware onthechting, ook van datgene, wat ons het dierbaarste is, mogen leven. Geef ook, dat onze ouders na de kortstondige ballingschap van dit leven ons vol glorie worden

-ocr page 153-

wedergegeven, gelijk Jesus u werd wedergegeven op den dag zijner glorievolle verrijzenis,

VOORBEELD.

De heilige Mechtildis,

Eens dat de heilige Mechtildis het geluk overwoog, hetwelk den heiligen Joannes Evangelist te beurt viel, van de aangenomen Zoon van Maria te worden, zeide zij tot Jesus; „Beveel mij, Wd ik U , „uwe goddelijke Moeder aan, gelijk Gij haar uw getrouwen leerling „heht aanbevolen,quot; Dit gebed was zoo aangenaam aan Jesus, dat Hij aanstonds de heilige aan Maria voorstelde, zeggende: „Mijne „Moeder, Ik beveel u deze ziel aau gelijk mijne wonden, en Ik „smeek u er zorg voor te dragen, gelijk gij zorg zoudt dragen voor „Mij, indien Ik in uwe tegenwoordigheid ware, bedekt met bloed „en met de wonden in mijn lijden ontvangen. Troost haar in hare „droefheid, gelijk gij Mij zoudt vertroosten, indien [k bedroefd ware. „Beschouw haar als don prijs van mijn arbeid en van mijn leven. „Gedenk, dat zij zeer dierbaar is aan mijn hart, en dat Ik in haar „mijn welbehagen neem.quot; De heilige Mechtildis, van vreugde vervuld, bad haren goddelijken Bruidegom, de gunst, die Hij haar had bewezen, aan allen te willen toestaan, die er om zouden verzoeken; en Jesus gewaardigde zich haar te beloven, dat Hij die nimmer zou weigeren aan degenen, die ze met vurigheid zouden afsmeeken.

VERZUCHTING.

Ave Maria, Mater C/iristianorum.

IFees yeyroet Maria, Moeder der christenen. H. Aug.

VOORNEMEN.

Aan zijne ouders niet denken, dan om voor hen te bidden , en zooveel mogelijk vermijden van hen te zien en te spreken.

-ocr page 154-

— 150 —

VIER EN TWINTIGSTE DAG.

De allerheiligfste Maagd in de eetzaal van •J ex-usalem.

DE GEESTELIJKE AFZONDERING.

OVERWEGING.

Erant perseverantes unanimiter in oratione cum Maria, Mat re Jem.

Zij waren eendrachtig volhardende in het gebed met Maria, de Moeder van Jesus. Act. I. 14.

Terwijl de leerlingen onzen goddelijkeu Zaligmaker ( nastaarden, die voor hunne oogen ten hemel voer, ver- * schenen hun twee mannen in witte kleederen, die zeiden: „Mannen van Galilea, wat staat gij hier naar den hemel te zien^'P Deze Jesus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelijk gij Hem hebt zien j| opklimmen ten hemel. Toen keerden zij naar Jerusalem terug, en begaven zich naar de zaal van het laatste avondmaal, en daar volhardden zij allen eendrachtig in het gebed met' Maria, de Moeder van Jesus. Zij bleven ^ daar in het gebed vereenigd, tot dat de heilige Geest ^ over hen nederdaalde, en zij met de kracht van boven 1 werden bekleed.

In welke volheid moet de allerheiligste Maagd den heiligen Geest niet ontvangen hebben, toen Hij op Pinksterdag nederdaalde ? Wat schitterende lieiligheid

-ocr page 155-

— 151 —

moet liare ziel niet hebben versierd ? In bare ontvangenis reeds had de heilige Geest bezit van haar hart genomen. Van hare eerste jaren af beantwoordde Maria getrouw aan zijne inspraken, en nog jong zijnde was zij tot zulken graad van volmaaktheid geklommen, dat zij waardig werd bevonden de Moeder te worden van den eeuwigen Zoon des Vaders. De tegenwoordigheid van Jesus in Maria deed haar nog veel toenemen in heiligheid. En als men daarbij bedenkt, hoe hare deugd steeds zal zijn aangegroeid, gedurende al die jaren, welke zij in het innigste verkeer met Jesus doorbracht, met wat schitterenden glans rijst dan het beeld harer heiligheid ons voor den geest? En de heilige Geest deelde zich op het oogenblik zijner nederdaling aan haar mede, overeenkomstig de gesteldheid van hare ziel. De verbeelding verliest zich, wanneer men het beproeft de lengte, de breedte, de diepte der volmaaktheid van Maria te meten.

Heilige Maagd, onze Moeder, wij bidden u, verkrijg ons, dat de gesteltenis onzer harten meer en meer gelijkvormig worde aan de uwe, opdat de heiligmakende Geest met zijne rijke gaven daarin moge nederdalen. Amen.

BEMERKINGEN.

De afzondering, voor alle christenen noodzakelijk, verschaft aan de religieuzen de kostbaarste voordeden; zij wekt in haar den geest harer roeping op en kweekt dien aan, en vermeerdert haren ijver in het streven naar de volmaaktheid.

I *

i

I

i

-ocr page 156-

1. Het is niet zeldzaam in den religieuzen staat personen aan te treffen, die, na zicli edelmoedig aan den Heer te hebben toegewijd, en gelieel hun noviciaat in vurigen ijver doorgebracht te hebben, na hunne professie langzamerhand zijn verflauwd. Wanneer men den reli- ' gieuzen staat aanvaardt, is men gewoonlijk onder den indruk eener krachtige genade, in den beginne wekt alles op; de oefeningen, die men verricht, de onderrichtingen, die men hoort , de voorbeelden, die men onder de oogen heeft, alles spoort krachtig tot vurigheid aan. Alsdan maakt men de schoonste voornemens, en dient men den goeden God met steeds toenemenden ijver. Ongelukkig is men niet altijd in diezelfde gesteltenis; allengs gewent men zich aan het hooren dier lessen, aan het zien dier voorbeelden, aan het verrichten dier oefeningen; de indruk, welke dat alles in den beginne maakte, vermindert; ongevoelig komt er een geest van gewoonte in de heiligste oefeningen. De natuur wordt vermoeid, en de duivel maakt er gebruik van, om uit die vermoeidheid voordeel te trekken. Men houdt op ijverig te zijn, men wordt traag, lauw, somwijlen onverschillig, en vergeet de goede voornemens, die men in zijn ijver gemaakt heeft.

Welk middel, om op te staan uit een zoo treurigen toestand,waarvan de gevolgen zoo nadeelig kunnen worden ? Het krachtigste, dikwijls het eenigste middel is de afzondering. Daar is de ingetogenheid grooter; daar zijn de genaden overvloediger, de overdenkingen langduriger; daar werpt men een helderder, een ernstiger blik op

-ocr page 157-

— 153 —

zich zeiven; daar doet de heilige Geest duidelijker zijne stem. hooren ; daar verlicht, beweegt, verschrikt en bekeert Hij.

Hebben wij die wonderbare uitwerkselen der afzondering niet ondervonden ? Zijn wij na eene goede afzondering niet met nieuwen ijver bezield geworden? Hebben wij de eenzaamheid niet verlaten , gelijk de Apostelen de eetzaal, in geheel andere menscben herschapen?

2. Werkt de afzondering zoo krachtig, om den geest onzer heilige roeping in ons te doen herleven, zij is ook een geschikt middel, om ons op te wekken tot vurigen ijver voor de volmaaktheid.

In de eenzaamheid spreekt Jesus tot het hart van ben, die Hem beminnen, en daar zijn woord de oogen der ziel opent, toont Hij haar alle goed. Hij ontdekt haar zijne volmaaktheden , zijne grootheid, zijne heiligheid, zijne beminnelijkheid. Hij doet er de schoonheid der deugd zien, de rijkdommen, welke het deel zijn zijner getrouwe bruiden, de glorie, welke Hij haar in de eeuwigheid voorbestemt; en terwijl Hij haar met het levendigste licht bestraalt, drukt Hij haar tevens eene zachte en tegelijk krachtige neiging in tot de goederen, welke Hij haar toont; en volgens zijne belofte, treld Hij de ziel tot zich met de zoete landen der liefde. Hij daalt in haar neder, vereenigt zich met haar zoo innig, dat Hij slechts een geest met haar wordt, volgens het woord des Apostels; geeft haar de liefde te kennen, waarmede Hij voor hare schoonheid is ingenomen ; overlaadt haar met liefdebewijzen; doet haar de zoetigheid zijner liefde smaken. Gij doet nog meer, o mijn Jesus! in uwe innige vereeniging met

-ocr page 158-

— 154- —

i I

de ziel, leent Gij haar uw liart, opdat zij U in U, en *■ dóór U beminne.

Zoo handelt Jesus met zijne bruiden, wanneer zij zich niet Hem in de eenzaamheid begeven, zich toeleggen, om daar innig met Hem te verkeeren.

Wat is er meer geschikt, om haar tot de heiligheid op te voeren, dan de genaden, welke Jesns daar mededeelt, de liefde die Hij betoont?

Geef ons, o liefdevolle Verlosser, Bruidegom onzer zielen, dat wij de groote voordeelen der afzondering naar waarde mogen schatten; dat wij er ons geluk in mogen j vinden, er voortdurend met IJ verblijven; dat wij met Maria ons mogen verzadigen met de vruchten , die Gij er in onze zielen voortbrengt. i

VOORBEELD.

De heilige Ignalius van Loyola.

Dc heilige Ignatius, die ouvermoeide kampvechter voor de glorie van God, die zoo vele en zoo wakkere verdedigers van de Kerk verwekte, wiens zonen den standaard des kruises tot in de verst afgelegene oorden hebben geplant, had zelf zijne bekeering, zijne verhevene heiligheid aan de afzondering te danken. Gesproten uit een edel geslacht, omhelsde hij den krijgsdienst. In het beleg van Pampeluna zwaar gekwetst, werd hij in zijne schittsrende loopbaan gestuit, en zag zich genoodzaakt, zich in afzondering te begeven. Het was daar, dat dc genade hem wachtte. Om de verveling te verdrijven, die hij in zijne eenzaamheid ondervond, vroeg hij ridderromans. Men vond er geene, en gaf in de plaats het leven van Jesus Christus, en de levens der Heiligen. Hij las en werd getroffen; hij overwoog, en voelde zieh sterk opgewekt. „Waarom,quot; sprak

-ocr page 159-

— J 55 -—

hij tot zich zelven met deu heiligen Augustinus, „Waarom zou ik „niet kunnen, wat anderen konden.quot; Hij nam het besluit, zich geheel aan God te wijden, en God zag met welgevallen op zijn offer neer. Maria vertoonde zich aan hem met haar goddelijken Zoon in de armen. Zij zuiverde zijn hart, en dreef uit zijn geest alle gedachten, die hem konden bezoedelen.

De heilige Ignatius beijverde zich, om, zoodra hij kon, de belofte te vervullen, die hij ajin God had gedaan. Hij verliet het kasteel van Loyola, om te Montserrat zich in dieper afzondering te begeven. Op weg ontmoette hij een mahomedaan, die de heilige Maagd lasterde, welke Ignatius vurig beminde. Hij werd daardoor zoo zeer in ijver voor hare eer ontstoken, dat hij ia beraad kwam hem te vermoorden. Zoo weinig was de Heilige nog onderricht. Te Montserrat in de afzondering, en nog meer te Manreza, zal God hem met zijn licht bestralen, hem zijne geheimen openbaren. Van Montserrat, waar hij eene generale biecht sprak, begaf zich de Heilige in eene spelonk in de nabijheid van Manreza, om cr zich aan de strengste boetvaardigheid over tc geven, en er in nauwere gemeenschap te treden met den God, die het eenigste voorwerp zijner liefde geworden was. Daar verbleef hij meer dan zes maanden, eu ontving er van God de meest buitengewone gunsten. Ook Maria vertoonde zich hier aan haar dienaar, verlichtte zijn geest, ontvlamde zijn hart, en bereidde hem, om een der grootste heiligen, een der wakkerste verdedigers der heilige Kerk te worden.

VERZUCHTING.

Ave Maria, Sacrari.um Spiritus Sancti.

Wees yeyroet Maria, heilig verblijf des heiligen Gecstes. H. Bern.

VOORNEMEN.

Met ijver de jaaiiijksclie afzondering licuden.

-ocr page 160-

156

VIJF EN TWINTIGSTE DAG.

Leven van lt;ie alloi-lxeilifsste na

Pinlcss teren.

GOED VOORBEELD.

OVERWEGING.

Majorem lorum non haheo gratïain, quam ut aucliam fdios meos in veritate amhulare.

Ik heb geen rjrooter vermaak, dan dat ik hoor, dat mijne hinderen in de waarheid wandelen. HI. Joan. 4.

De heilige Geest had aan de allerheiligste Maagd die volheid van genade niet medegedeeld, ora het evangelie te verkondigen of de Kerk te besturen, maar ter harer eigen heiliging, en tot stichting der geloovigen. Zoodra dan ook de apostelen optraden, om de leer des heils te prediken, zien we Maria in de eenzaamheid wederkeeren, om er niet meer uit te voorschijn te komen. Zij leefde afgezonderd met den heiligen Joannes, wien Jesns haar had aanbevolen, en voltrok het groote werk harer heiligheid. Voortdurend zich beijverende, om het goede te doen voor God en voor de menschen, verheerlijkte zij den Heer meer dan alle menschen te zaraen, door de volmaaktheid, waarmede zij al hare werken verrichtte; en veel meer dan de heilige Joannes, de voorlooper des Heeren was zij voor allen, die tot haar naderden, een brandende en lichtende fakkel. Haar leven was als een schit-

-ocr page 161-

— 157 —

terend licht voor allen; zij toonde hun den weg ter heiligheid, en moedigde hen tevens aan, om haar op dien neg te volgen. Zoo was Maria de luister der opkomende Kerk, en hielp zij krachtig mede tot hare stichting.

Vereenigen wij ons met de apostelen en de geloovi-gen dier gelukkige tijden, en bewonderen wij de schitterende voorbeelden van deugd, welke de Moeder Gods niet heeft opgehouden hun te geven.

BEMEEKINGEN.

1. Wees hei voorbeeld der geloovicjen, zeide de heilige Apostel Paulus aan zijn beminden leerling, Timo-theus. Zoo spreekt ook de allerheiligste Maagd, onze Moeder, uit het hoogste der hemelen tot ons. Weest eilander ten voorbeeld, zegt zij ons, en zij voegt er bij: Ik heh geene yrootere vreugde, dan wanneer ik mijne kinderen den weg der waarheid zie bewandelen. Verschaffen wij aan onze beminde Moeder die vreugde; bewandelen wij den weg der waarheid en stichten wij elkander door de oefening van alle deugden. Geven wij in alles en overal een goed voorbeeld aan onze medezusters, in het koor, in onze uitwendige bezigheden, in den tijd van uitspanning. Dat onze nederigheid, onze inschikkelijkheid, onze liefde, onze gehoorzaamheid, onze zedigheid, onze ingetogenheid, onze godsvrucht, dat alles in ons, even als in Maria, voor anderen eene opwekking zij, om den Heer te loven, en alles wel te doen. Ver-

-ocr page 162-

— 158 —

richten wij al onze werken zoo volmaakt mogelijk, zeggen wij geen woord, doen wij geen stap, waarvan de heilige Geest het beginsel niet is. Zijn wij zoo in handel en wandel, dat men van ons kunne zeggen, wat men zeide van het vleeschgeworden Woord: Hij heeft alles wel gedaan; dan zullen onze medezusters, gelijk de getuigen van de heiligheid van Maria, het verlangen naar de volmaaktheid in zich voelen aangroeien, en met ijver worden bezield, om er uit alle kracht naar te streven.

2. Wat al beweegredenen hebben we niet, om ons toe te leggen, om elkander door een goed voorbeeld te stichten. Wij beminnen God, en daarom gaat ons Gods glorie ter harte. Hoeveel nu kunnen wij die glorie door het goede voorbeeld bevorderen? Wekt Jesus er ons niet toe op, als Hij zegt: „Zoo schittere uw licht voor de „menschen, dat zij uwe goede werken zien, en uwen „Vader verheerlijken, die in den hemel is.quot; Door God te prijzen over het goede, wat ze in ons zien, en door aangevuurd te worden, om zeiven naar meerder volmaaktheid te streven. Wat een glorie kan eene religieuze God niet geven! Indien wij medewerken door een goed voorbeeld, om eenige onzer medezusters volmaakter te doen worden, hoe krachtig arbeiden wij dan niet aan de uit- » breiding van Gods glorie !

O God, doe ons heilig voor uw aanschijn wandelen,

geef door uwe genade, dat wij volmaakt mogen zijn in al onze werken; daardoor zullen wij onze zusters stichten, haar tot de deugd aansporen, en haar U waardiger

-ocr page 163-

159

maken; daardoor zullen wij U eerbewijzingcn bezorgen, waarin Gij uw welbehagen kunt scheppen.

Wij beminnen God, en wij beminnen ook onze medezusters. Hoe meer nu men iemand bemint, hoe meer goed men hem ook wenscht en tracht te bezorgen. Eu wat grooter goed kunnen wij bezorgen aan die beminde zusters, welke God ons gegeven heeft, dan door bij te dragen tot hare volmaaktheid, en haar tot waardiger bruiden van Jesus te maken? Het is in onze macht daartoe bij te dragen, dat goed, het grootste van alle goederen, aan onze medezusters te verschaffen, ieder oogenblik van ons laven. Geven wij haar een goed voorbeeld, handelen wij in alles volgens de voorschriften van den regel en in den geest van onzen heiligen roep; laten wij er naar streven andere Christussen te zijn, en zij zullen opgewekt worden, ja getrokken worden, om onze voetstappen te drukken; want woorden wekken, maar voorbeelden trekken.

Eindelijk', we beminnen de gemeente, wij beminnen het huis, waarin wij als in ecne haven bij den storm zijn opgenomen. Welnu het beste middel, om onze liefde en erkentelijkheid te bewijzen, is, het voorbeeld onzer zusters te zijn. Mijn zoon, zeide de moeder der Macha-» beën tot het laatste harer kinderen, hel medelijden met mij, die u negen maanden in mijnen schoot hel gedragen, die u met mijne horsten- gevoed heb, en u tot dien ouder-dom, dien gij lelt, heh gelracht. Zoo spreekt dit huis, de orde, ook tot ons: „Mijne dochter heb medelijden met mij, die u in mijnen schoot heb ontvangen, die u

l

1

-ocr page 164-

— 160 —

met de zuiverste melk heb gevoed, die u de kostelijkste spijze gegeven heb, die u tot dien ouderdom heb gebracht, welken gij nu hebt. Ik heb niets nagelaten, om u gelukkig te maken, om u volmaakt te doen worden. Wat vraag ik nu van u voor zooveel zorgen? Mijne dochter, mijn leven en mijn dood zijn in uwe handen. Sticht uwe zusters, en ik zal leven, en als een gezegende plant zal ik meer en meer in den hof des Heeren bloeien. Indien gij integendeel haar een slecht voorbeeld zoudt geven, indien gij haar aanleiding waart tot het overtreden van den regel, tot het verwaarloozen harer volmaaktheid, ach mijne dochter, mijne beminde dochter, ik zou sterven en sterven voor altijd.quot;

Wie onzer zou ongevoelig blijven voor die bede onzer beminde moeder? Wie onzer zou zich niet van ijver ontstoken gevoelen voor de volmaaktheid van anderen? Ja mijn God, wij allen nemen het besluit, van voortaan onophoudelijk te trachten, onze medezusters door onze goede voorbeelden te stichten, al te gelukkig, van daardoor te kunnen medewerken tot den bloei van een huis, waar wij zoovele en zoo groote goederen hebben ontvangen.

VOORBEELD.

De heilige Felix van Cantelice, capucijn.

Felix, uit ouders geboren , die reeds in hun leven heiligen werden genoemd, was het ook van zijne tecderste jaren af door do onschuld, welke hij nooit verloor, door zijne brandende liefde tot God, en door zijne godsvrueht tot Maria.

Terwijl hij in zijne kinderjaren de kudde weidde, bad hij ver-

-ocr page 165-

— 161 —

scheiden malen daags den rozenkrans, nedergeknield aan den voet van een eikenboom, waarin hij een kruis had gesneden. Dikwijls zelfs bracht hij daar een gedeelte van den nacht door.

Als leekebroeder in de orde der capncijnen aangenomen, werd hij met het inzamelen der aalmoezen belast, en hij kweet zich daarvan tot groote stichting vau allen. Wanneer hij door de stad ging, had hij steeds de oogen neergeslagen en het rozenhoedje in de hand.,. Heb moed, mijn broeder,quot; zeide hij somtijds tot zijn medegezel, „laat ons de oogen naar den grond, den geest naar den hemel gericht, en het rozenhoedje in de hand hebben.quot;

Daags voor de feesten van Maria vastte hij altijd op water en brood; alle zaterdagen bad hij den rozenkrans, eu dagelijks Let rozenhoedje; en hij deed dit met zooveel godsvrucht, dat hij dikwijls in verrukking geraakte.

Eens dat hij den nacht in de kerk in het gebed doorbracht, werd hij door de liefde buiten zich zeiven vervoerd. Hij liep naar het hoog altaar, waar zich het beeld der allerheiligste Maagd bevond, en smeekte die goddelijke Moeder, dat zij hem Jcsus zou laten omhelzen. Maria verhoorde zijne bede; zij vertoonde zich aan hem, en gaf hem haar goddelijk Kind in de armen. Wie zal beschrijven, hoe zijn hart in die oogenblikken van liefde brandde ? Zoete tranen ontvloeiden zijne oogen; met de grootste teederheid omhelsde hij zijn goddelijken Zaligmaker; en als hij zijn kostbaar pand aan de allerheiligste Maagd had wedergegeven, bleef toch de indruk, op het hart van den Heilige gemaakt, voortduren, en werd door hem gedurende geheel zijn leven gevoeld.

In zijne laatste ziekte, na het heilig Oliesel ontvangen te hebben, geraakte hij in geestverrukking, gedurende welke zijne oogen op een bijzijnd voorwerp scheneu gevestigd te zijn; zijne bewegingen van liefde en blijdschap, zijne uitgestrekte armen gaven te kennen, dat er iets buitengewoons in hem omging. Toen een broeder naar de oorzaak daarvan vroeg, zeide hij: „Wel! ziet gij mijne beminde „Moeder, de heilige Maagd niet, van engelen omringd, die mij met „vreugde vervult?quot; Weinig tijds daarna kwam hij tot zich zeiven.

-ocr page 166-

— 162 —

cu merkende, dat hij gesproken had, verzocht hij zijn Overste, dat men hem alleen zoude laten.

VEIIZUCHTING.

Ave Maria, forma creclentium et piorum exemplar.

Wees gegroet Maria, voorbeeld der geloovigen, en toon-heeld der godvruchtige zielen.

VOORNEMEN.

\olmaakt de heilige regelen ouderliouden.

-ocr page 167-

— 163 —

ZES EN TWINTIGSTE DAG.

De ttoodl van de allerlieiligrs»^® Maa^cl.

DE DOOD DER RELIGIEUZE.

OVERWEGING.

Adjuro vos, filiae Jerusalem , ut nuniietis clilecto meo, quia amore lanyueo.

Ik -bezweer u, dodders van Jerusalem, dat gij mijn herninde aankondigt, dat ik van liefde kwijn. Cant. V. 8.

Maria van haren gocldelijkeu Zoon, het eenig voorwerp harer liefde gescheiden, kwijnde van liefde in afwachting van den dag, die haar met Hem zou vereenigen. Indien de heilige apostel Paulus zoo vurig verzuchtte : „Ik wensch ontbonden te worden en met Christus te wezenquot; en zoo zeer wensclite de banden des lichaams te verbreken, om met Jesus, het voorwerp zijner liefde, vereenigd te worden, hoezeer moet Maria, die haren goddelijken Zoon met onvergelijkelijk grootere liefde beminde , dan naar die zalige stonde hebben verzucht. De wil Gods hield haar op aarde, en zij onderwierp er zich aan, maar alle verlangens harer ziel waren op den hemel gericht. A'olkomen van de aarde en alle schepselen onthecht, waren haar geest en haar hart geheel van haar Welbeminde vervuld. Zij beminde niets dan Jesus; zij wilde niets dan Jesus; zij verzuchtte steeds naar Jesus; haar hart werd met eene onweerstaanbare kracht tot Jesus gedreven. Dochters van

-ocr page 168-

— 164 —

Jerusalem riep zij uit met de bruid van liet Hooglied, zegt aan mijn Welbeminde, dat ik van liefde kwijn....

Die liefde, welke in liet hart van Maria zonder eenigen hinderpaal heersclite, hield al hare gedachten bezig, groeide dagelijks aan, klom door hare verlangens tot steeds hoogere volmaaktheid, zoodat zij immer in hevigheid toenemende , eindelijk de banden van het sterfelijk lichaam verbrak. De dood van Maria had geene andere oorzaak, dan de vurigheid harer liefde. Zonder eenig gevoel van pijn of smart ontvlood hare ziel dit sterfelijk omhulsel, om niet haar goddelijken Zoon zich te vereenigen....

Beschouwen wij Maria op haar sterfbed als een kostbaar slachtoffer, dat zijne opdracht in de vlammen der liefde voltooit; volgen wij hare ziel met onze gedachten, en hooren wij de hemelsche geesten vol bewondering uitroepen: „IVie is zij, die daar opstjyt als een roelriehende damp uit specerijen van myrrhe en wierook. Wie is zij, die door de warmte der goddelijke liefde van het lichaam ontbonden, op eenc wolk van heilige begeerten wordt opgevoerd tot haren Beminde.

iBliJIEHKIXCEN.BliJIEHKIXCEN.

1. Wat voor een gevangene, die sedert lang in de boeien zucht, de dag zijner bevrijding is; wat voor een ongelukkige bailing, na lang rondzwerven, de terugkeer is in zijn dierbaar vaderland; wat voor een teerbeminden I Zoon, het weder aanschouwen is van eene geliefde moeder na lange afwezendheid, dat is de dood voor de ware religieuze. Gedurende lange jaren in den harden kerker

-ocr page 169-

165

van dit ellendige licliaain opgesloten; hier op deze aarde als ballinge ver van den hemel, haar vaderland, verwijderd. Van het aanschouwen van Jesus, haar Welbeminde verstoken, wordt de ziel met eene zoete en heilige vreugde vervuld, wanneer zij deze plechtige, troostvolle woorden in de ooren hoort klinken ; Vertrek, christen ziel, uit deze wereld. Profciscere, anima Christiana, ex hoe mundo. Vertrek uit dit dal van ellende, uit dit land van slavernij, waar gij aan zoovele gevaren hebt blootgestaan, waar gij zooveel te strijden hebt gehad, zoovele rampen en kwellingen ^ hebt verduurd. Vertrek, christen ziel, uit deze wereld. De Koning der heerlijkheid is over n tevreden. Gij zijt Hem welgevallig; zie daar is Hij, Hij komt tot u vol zachtmoedigheid. Ecce Re.r tuus venit tibi mansuetus.

Op de droefheid zal de vreugde volgen, op deu arbeid de belooning. Een vloed van vrede zal u overstroomen. Voor alle eeuwigheid zult gij deel hebben in zijne glorie. Vertrek uit deze icereld, christen ziel, in den naam van den almachtig en Vader, die u geschaptn heeft, in den naam van Jesus Christus, zijnen Zoon, die voor u geleden heeft, in den naam van den heiligen Geest, die in u is nedergedaald. In den naam der engelen en der aartsengelen,.... in den naam der heilige martelaren en belijders in den naam der heilige maagden en van alle heiligen, van nu af zij uwe woonplaats in den vrede en het heilig Sion het verblijf meer rust. Wie zal de vreugde beschrijven der ware religieuze bij het hooren van die woorden? Maar vooral, hoe zal hare ziel in verrukking geraken op het oogenblik, dat de bewakers der heilige stad den

-ocr page 170-

— 166 —

sluier oplichten, die liet Heilig der Heiligen voor onze oogen verbergt. De heilige apostel Paulus had voor een oogenblik de zoetigheden des hemels gesmaakt, en hij kon er niets anders van zeggen, dan dat zij onuitsprekelijk zijn. Hoe zouden wij ze ons dan kunnen voorstellen, hoe er slechts een flauw denkbeeld van kunnen geven? Neen, noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, en het is nooit in het hart van den mensch opgekomen, wat God bereid heeft voor diegenen, welke Hem beminnen. O beijveren wc ons dan uit al onze krachten, om ons tot een heiligen en gelukkigen dood voor te bereiden !

2. Het geluk van, even als Maria, in vrede en in de omhelzing des Heeren te sterven, is voorzeker de kostbaarste en meest gewenschte vrucht des inwendigen levens. Welke zoete vertroosting voor eene getrouwe ziel, voor eene ware religieuze, den tijd der beproevingen geëindigd te zien! Welk geluk eindelijk eene aarde te mogen verlaten, waar zij zoo lang als ballinge werd teruggehouden, om opwaarts te vliegen naar het verblijf van eeuwigen vrede, van vreugde en heerlijkheid, waar de eenige bezigheid is God te genieten, zonder vrees van Hem ooit te verliezen.

„Ik had nooit gedacht, dat het zoo zoet was te sterven,quot; zeide en herhaalde op zijn sterfbed da godvruchtige pater Suarez. Dat geluk zullen ook wij smaken, wanneer wij als ware religieuzen leven. En daartoe zal het nuttig zijn, dikwijls aan den dood te denken. Gedenh uwe uitersten, zegt de wijze man, en gij zult nooit zondigen. Denken wij dikwijls aan den dood, en wij zullen

-ocr page 171-

alles vermijden, wat onze ziel zou kunnen bezoedelen. De gedachte aan den dood zal ook een krachtig middel zijn, om ons te onthechten van de wereld, wier gedaante voorhij gaat, om ons los te maken van alles, wat ons omringt.

De gedachte aan den dood zal ons insgelijks aanmoedigen, om ons kruis met edelmoedigheid te dragen, en met vreugde het leven van opoffering te leiden, waartoe wij ons zeiven vrijwillig uit liefde tot God hebben veroordeeld. Nog een weinig tijds, en de dood zal ons in het bezit stellen van de kroon, welke bereid is voor hen, die wettig zullen gestreden hebben. Wekken wij in ons het verlangen op naar den dood, om uit het droevige gevaarte worden verlost, waarin wij altijd verkeeren, van God te vergrammen, onze goede voornemens te vergeten, en ongelukkig te worden.

Verlangen wij naar den dood, omdat hij de straf is der zonde, en wij moeten wenschen aan de goddelijke rechtvaardigheid voldoening te geven.

Yerlangen wij naar den dood, omdat hij het grootste offer is, dat wij aan God kunnen brengen, en wij niets zoo zeer op prijs moeten stellen als den geest des offers.

In een woord, verlangen wij naar den dood, daar hij alleen den sluier kan verscheuren, die ons belet den God onzer liefde, den Bruidegom onzer zielen te aanschouwen, aau wien wij alleen toebehooren, en dien wij vurig wenschen gedurende alle eeuwigheid inuig te beminnen.

Heilige Maagd, verkrijg voor ons uwe kinderen den geest des offers; en dat de heilige liefde haar offer

-ocr page 172-

— 166 —

sluier oplichten, die liet Heilig der Heiligen voor onze oogen verbergt. De heilige apostel Paulus had voor een oogenblik de zoetigheden des hemels gesmaakt, en hij kon er niets anders van zeggen, dan dat zij onuitsprekelijk zijn. Hoe zouden wij ze ous dan kunnen voorstellen, hoe er slechts een flauw denkbeeld van kunnen geven? Neen, noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, en het is nooit in het hart van den mensch opgekomen, wTat God bereid heeft voor diegenen, welke Hem beminnen. O beijveren we ons dan uit al onze krachten, om ons tot een heiligen en gelukkigen dood voor te bereiden!

2. Het geluk van, even als Maria, in vrede en in de omhelzing des Heeren te sterven, is voorzeker de kostbaarste en meest gewenschte vrucht des inwendigen levens. Welke zoete vertroosting voor eene getrouwe ziel, voor eene ware religieuze, den tijd der beproevingen geëindigd te zien! Welk geluk eindelijk eene aarde te mogen verlaten, waar zij zoo lang als ballinge werd teruggehouden, om opwaarts te vliegen naar het verblijf van eeuwigen vrede, van vreugde en heerlijkheid, waar de eenige bezigheid is God te genieten, zonder vrees van Hem ooit te verliezen.

„Ik had nooit gedacht, dat het zoo zoet was te sterven,quot; zeide en herhaalde op zijn sterfbed de godvruchtige pater Suarez. Dat geluk zullen ook wij smakeu, wanneer wij als ware religieuzen leven. En daartoe zal het nuttig zijn, dikwijls aan den dood te denken. Gedenk uwe uitersten, zegt de wijze man, en gij suit nooit zondigen. Denken wij dikwijls aan den dood, en wij zullen

-ocr page 173-

— 167 -

quot;1

ize alles vermijden, wat onze ziel zou kunnen bezoedelen, en De gedachte aan den dood zal ook een krachtig middel hij zijnj om ons te onthechten van de wereld, wier gedaante ijk voorhij gaat, om ons los te maken van alles^ wat ons oe omringt.

De gedachte aan den dood zal ons insgelijks aanmoe-et digen, om ons kruis met edelmoedigheid te dragen, en at met vreugde het leven van opoffering te leiden, waartoe n. wij ons zeiven vrijwillig uit liefde tot God hebben veroor-ns deeld. Nog een weinig tijds, en de dood zal ons in het bezit stellen van de kroon, welke bereid is voor ken, die le wettig zullen gestreden hebben. Wekken wij in ons het t- verlangen op naar den dood, om uit het droevige gevaar ui te worden verlost, waarin wij altijd verkeeren, vau God ?e te vergrammen, onze goede voornemens te vergeten, en n ongelukkig te worden.

te Verlangen wij naar den dood, omdat hij de straf is

d der zonde, en wij moeten wenschen aan de goddelijke f. rechtvaardigheid voldoening te geven. ,, Verlangen wij naar den dood, omdat hij het grootste

sr offer is, dat wij aan God kunnen brengen, en wij niets

zoo zeer op prijs moeten stellen, als den geest des offers.

In een woord, verlangen wij naar den dood, daar hij e alleen den sluier kan verscheuren, die ons belet den God

onzer liefde, den Bruidegom onzer zielen te aanschouwen, t aan wien wij alleen toebehooren, en dien wij vurig wen-

schen gedurende alle eeuwigheid innig te beminnen.

Heilige Maagd, verkrijg voor ons uwe kinderen den \ geest des offers; en dat de heilige liefde haar offer

-ocr page 174-

voltrekke, gelijk zij liet uwe voltrok in het uur van uw dood.

VOORBEELD.

De heilige Joannes Franciscus Regis, S. J.

De heilige Joannes was een vurige minnaar van Maria, met ontelbare genaden werd hij door haar begunstigd, en verdiende in het uur van zijn dood een bezoek van haar te ontvangen.

In den avond van den 31en December zijn einde voelende naderen, werd hij met een buitengewone blijdsehap vervuld. Omtrent middernacht opende zielig de hemel. Jesus en Maria verschenen hem, en noodigden hem uit, om de eeuwige belooning van zijn onvermoeiden arbeid te komen ontvangen. Deze verschijning trof hem zoodanig, dat hij zijne verrukking niet kon bedwingen. Hij wendde zich tot broeder Bideau, zijnmedgezel, en zeide : „Ach! mijn beminde broeder, wat geluk, wat sterf ik tevreden! Ik zie Jesus en Maria, die zich gewaardigen mij te gemoet te komen, om mij in het gelukzalig verblijf der Heiligen binnen te leiden.quot;

VERZUCHTING.

Ave Maria, holocausium divini amoris.

Wees yeyroet Maria, Irandoffer dergoddelijjce liefde. Eust.

VOORNEMEN.

Van tijd tot tijd de oefeningen doen van de bereiding tot den dood.

-ocr page 175-

ZEVEN EN TWINTIGSTE DAG.

Verrijzenis en Hemelvaart van de allerheiligste Maagcl.

LICHAMELIJKE VERSTERVING.

OTERWEGING.

Quae est ista, quae ascendit de deserto, deliciis affluens , runixa super dilecium suwm ?

Wie is zij, die opklimt uit de woestijn, overvloeiende van geneugten, leunende op haren ivelheminde. Cant. vin. 5.

Het lichaam van Maria moest, evenals dat van haar goddelijken- Zoon, voor het bederf worden bewaard. Dat lichaam, van de besmetting der zonde bevrijd gebleven, door ongeschonden zuiverheid geheiligd, door de wezenlijke deelneming in de menschwording des Woords zoo veredeld, mocht aan de verwoestingen des doods niet onderworpen zijn. Daarbij betaamde het, dat hare zoo zuivere, heilige, volmaakte en reeds zoo bevoorrechte ziel, de volkomene gelukzaligheid aanstonds zoude genieten. De Heer haastte zich dan ook, om haar uit het graf te doen oprijzen; en Maria, leunende op haar welbeminden Zoon, van glorie en majesteit omstraald, verliet de woestijn dezes levens, en klom ten hemel, waar God haar wachtte. Volgen wij met onze gedachten Maria in hare hemelvaart, vergezellen wij haar in hare zegepraal, met de gevoelens der levendigste vreugde. Ver-

11

-ocr page 176-

— 170 —

beelden wij ons de hemelsche geesten te hooren, die ï ni vol bewondering over de glorie, waarin zij schittert, uit- ; ec

roepen: Wie is zij, die opklimt wit de woestijn, over- ' rc vloeiende van geneugten, en leunende op haren welbeminde? I si

Door de almacht van Laar goddelijken Zoon, werd oj

liet heilig lichaam van Maria, omringd van eene menigte m

engelen, den hemel binnengevoerd, waar het in alle aj

eeuwigheid een eindeloos geluk en overgroote heerlijk- ƒ(

heid geniet. U

BEMERKINGEN.

et

1. Onze lichamen, uit de aarde getrokken, moeten z\

tot de aarde wederkeeren, zijn aan bederf en verrotting «(

onderworpen. Zoo heeft het een rechtvaardige God ge- E

wild, om den hoogmoed van den mensch te vernederen, o1

en hem voor den opstand tegen zijn Schepper te straf- ki

fen. Maar de ontbinding in het graf moet het eeuwig b

deel onzer lichamen niet zijn. Hoe verachtelijk ook in a:

zich zeiven, de heiJige Geest wil er zijn tempel van li'

maken, en Jesus Christus maakt er in zekeren zin zijn w

vleesch van, door de nauwe vereeniging, welke Hij met z\

ons aangaat in de heilige Communie. Ons lichaam door at

zijne wezenlijke tegenwoordigheid heiligende, legt Hij er v; de kiem van onsterfelijkheid in. Het betaamt dus niet,

dat onze lichamen, de tempels des heiligen Geestes, de h

ledematen van Christus, voor altijd in het stof zullen m

rusten; die kiem, in ons gelegd, zal niet worden ver- h(

stikt. Daarenboven, onze lichamen zijn een gedeelte van D

ons zeiven, zij nemen deel in ons strijden en overwin- qi

-ocr page 177-

nen, liet betaamt dus ook, dat zij deel hebben in de eer der zegepraal. Ik weet, dat mijn Verlosser leeft, roept de keilige man Job uit, in het hevigste zijner smarten, en dat ik ten jongsten dage uit de aarde zal ojistaan, en dat ik in mijn vleesch mijn God en Zaligmaker zien zal. Op den laatsten dag, zegt de heilige apostel Paul us, zal de bazuin klinken, en allen, die in ■Jesus Christus gestorven zijn, zullen verrijzen, dit sterfelijk lichaam moet de onsterfelijkheid aantrekken, dit vergankelijke de onvergankelijkheid... Gezaaid wordt in oneer, verrijzen zal het in heerlijkheid, gezaaid wordt in zwakheid, verrijzen zal het in kracht. Gezaaid wordt een natuurlijk lichaam, verrijzen zal een geestelijk lichaam. De heerlijkheid, welke onze lichamen zal omgeven, zal overgroot zijn; de verandering, welke men in een graankorrel ziet, wanneer hij na gestorven te zijn tal van korrelen voortbrengt, is maar een zwak beeld der verandering, die in de lichamen der Heiligen zal plaats hebben. Jesus zal hun al de hoedanigheden mededeelen, waarmede zijn lichaam in de verrijzenis schitterde. Zij zullen glinsteren als de sterren aan het firmament door alle eeuwen heen. De heilige Theresia zag eens de hand van den Zoon Gods; de glans, dien zij uitstraalde, was zoo levendig, dat zij in bezwijming geraakte. Wat zou het geweest zijn, indien zij zijn aanbiddelijk gelaat had mogen aanschouwen? Zoo zal het ook naar evenredigheid zijn met allen, die ten eeuwigen leven verrijzen. De heilige Kerk betoont hare eerbewijzing aan de reli-quiën der Heiligen; goud, zilver, zijden stoffen, kostbare

-ocr page 178-

edelgesteenten wendt zij daartoe aan. Dat moet in ons het geloof opwekken aan de lieerlijkheid, waarmede die heilige overblijfselen iu de verrijzenis zullen schitteren.

O God van goedheid en liefde, die niet alleen onze zielen de eeuwige zaligheid wilt schenken, maar ook onze lichamen in de verheerlijking en de zaligheid wilt doen deelen, wij bidden U, verleen ons, dat wij ons zoo groot geluk waardig mogen maken.

2. Wij zijn erf yen amen van God, en medeërfgenamen van Christus, indien wij liogians mede lijden, opdat wij ooJc mede verhieerljkt loorden. Wanneer Christus, leven, openhaar worden zal, zult ook gij met Hem openhaar worden in heerlijkheid. Zoo verzekert ons de heilige apostel Paulus. Doodt dan, zoo besluit hij, uwe leden, die op de aarde zijn. En in een anderen brief schrijft hij: Ten alle tijde het sterven van Jesus in ons lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jesus in onze lichamen geopenbaard worde. Hij zelf droeg het lijden en sterven van Jesus in zijn lichaam om, verzekerd, dat hij eenmaal deelgenoot zoude worden van do heerlijkheid Gods. Dit is ook voor ons de weg ter verheerlijking. Wij moeten hier op aarde ons vleesch kruisigen met zijne begeerlijkheid. Welnu, wij hebben ons lichaam, zoowel als onze ziel reeds den Heer toegewijd. Kastijden wij dan ook ons lichaam naar het voorbeeld van den ApostcL Versterven wij onze. zinnen, luisteren wij niet naar de eischen onzer begeerlijkheid. Beoefenen wij eene gedurige versterving: te allen tijde het sterven van Jesus in ons lichaam omdragende. Het zal ons niet aan gele-

-ocr page 179-

— 173 —

genheden ontbreken; overal zullen wij er vinden, bij dag en bij nacht, in het gebed, in eten en drinken, in onze bezigheden, ja in dtn tijd van uitspanning, in voor- en tegenspoed; mochten wij immer een goed gebruik er van maken.

Dooden wij onze ledematen, die op de aarde zijn, en wij zullen met Christus openbaar worden in heerlijkheid. Door versterving moeten wij ons lichaam onder bedwang houden. Die zijn slaaf te keurig voedt, zal Item weder1 spanniy bevinden. Ons lichaam moet de slaaf, de getrouwe dienaar zijn van onze ziel; en dat zal het zijn, wanneer wij het met gestrengheid behandelen; integendeel, hebben wij te veel zorg voor ons lichaam, het wordt oproerig, sn wij loopen gevaar, dat het ons den dood zal berokkenen, en in het eeuwig verderf zal storten.

De religieuzen, die de uitwendige versterving getrouw beoefenen, houden het lichaam onder bedwang, leiden een engelen leven op aarde, genieten groote vrijheid des geestes, houden zich gemakkelijk bezig met de hemel-sche zaken, en trekken over zich zeiven en over de heilige Kerk Gods rijke genaden af.

VOORBEELD.

De heilige Gertrudis.

De heilige Gertrudis werd in de dertiende eeuw te Eisleben, uit adelijkeu stam geboren. Slechts vijf jaren oud, werd zij aan de zorgen van Benedictijner nonnen toevertrouwd, onder wier leiding zij steeds in innige godsvrucht toenam. Gebed en overweging

-ocr page 180-

— 174 —

waren hare geliefkoosde bezigheid; zij wijdde aan die oefeuingen al den tijd, waarover zij beschikken kon, of zeggen we liever: haar geheel leven was gebed en overweging. Daardoor werd hare ziel geheel en al door de goddelijke liefde ontvlamd; zij had een walg van de wereld cu hare ijdelheden; zij bedwong en tuchtigde haar lichaam door de strengste boetvaardigheid, om zoo alles in zich te vernietigen, wat hare volmaakte vereeniging met Jesus zou kunnen beletten. Zij was eene vurige minnares van Jesus, die haar langs wonderbare wegen tot de verhevenste heiligheid opvoerde; die liefde t.ot Jesus ging gepaard met eene kinderlijke godsvrucht tot Maria, van wie zij ook dc teederste blijken van liefde ontving. Herhaaldelijk vertoonde zij zich aan haar, en sprak haar op de minzaamste wijze toe. Eeus ouder anderen, dat de Kerk het feest der Hemelvaart van Maria vierde, zag zij, op het oogenblik der heilige Commuaie, de Moeder Gods te rechterzijde der religeuzen staan. Zij droeg een koninklijken mantel, met sierlijke bloemen getooid, die de gebeden verbeeldden, welke dc heilige bruiden van Jesus aan zijne goddelijke Moeder hadden opgedragen; naarmate iedere zuster tot de heilige Tafel naderde, spreidde Maria haren mantel over haar uit, en sprak tot Jesus: „Mijn beminde Zoon, zie met welgevallige oogeu „neder op deze, die mijne gedachtenis viert.quot; En Jesus liefkoosde allen, de eene na de andere, uit liefde tot zijne Moeder. Op haar sterfbed had de heilige Gertrudis het geluk, te worden bijgestaan door Maria en Jesus, die haar met een minzaam gelaat aanschouwde , haar hart met vreugde vervulde, en bij haar verscheiden hare ziel ontving, om ze dc eeuwige vreugde binnen te voeren.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, super choros angelorum exaltata.

jrees gegroet, Maria, verheven boven de koor en der engelen. H. Greg.

VOORNEMEN.

Eenige versterving plegen met vergunning der overste.

|

-ocr page 181-

ACHT EN TWINTIGSTE DAG.

Egt;e heerlijliheid der allerheiligste Maagd in den hemel.

HEERLIJKHEID DER RELIGIEUZE IN DEN HEMEL.

OVERWEGING.

Signum magnum apparuit in coelo: muiier arnicta sole, et l'una sub pedibus ejusi et in eapite ejus corona stel-larum duodecim.

Een groot wonder is in den hemel verschenen : eene vromo met de zon omkleed, en de maan onder hare voeten, en op haar hoof d eene hroon van twaalf sterren. Apoc. XII. 1.

Aldus stelt ons de heilige Joannes Maria in den hemel voor; (immers, werd hem in deze veropenbaring de heerlijkheid der heilige Kerk vertoond, wij kunnen met den heiligen Bernardus en andere heiligen dit gezicht met recht op Maria toepassen, die het schitterendste sieraad dier Kerk uitmaakt.) In de verrukking eener profetische opgetogenheid, tracht hij de heerlijkheid, waarin zij schittert, te beschrijven. Hij neemt zijne toevlucht tot de stoutste beelden, hij gebruikt al wat de natuur verhevens en prachtigs aanbiedt. Vele wonderen aanschouwde hij in zijne vervoering, maar hier roept hij uit, dat een groot wonder zich aan hem vertoond heeft. Eene vrouw met de zon als met een kleed omhuld, en de maan onder hare voeten, en op haar hoofd eene kroon van tivaalf sterren. Is dat

-ocr page 182-

— 176 —

een waar beeld der heerlijkheid, welke Maria in den - g(

hemel geniet ? O neen ! te vergeefs zou de heilige Joannes bi

pogen, ons de glorie dier verheven Maagd in het rijk van sl

haren Zoon te schetsen. De verheven beelden, waartoe zi

hij zijne toevlucht neemt, toonen ons de onmogelijkheid, ' di

waarin hij verkeert, om zijne gedachte uit te drukken. m

De maat harer glorie is evenredig aan de maat van li

genaden, welke zij van God ontving, en aan hare getrouwe di

beantwoording aan die genaden — God nu schonk haar vi

genaden overeenkomstig de verheven waardigheid , waartoe hs

Hij haar voorbestemde; en welke verhevener waardigheid | m

kan men uitdenken, dan die van Moeder van God? h

„Daardoor alleen,quot; zegt de heilige Augustinus, „dat u

„Maria Gods Moeder is, gaat zij alle verhevenheid te ^ w

„boven, welke na God is uit te denken, of uit te spreken.quot; u Daarom dan ook werd zij onbevlekt ontvangen, was zij de gezegende onder de vrouwen, vol van genade. En hoe volmaakt was steeds hare beantwoording aan de genade,

die God haar schonk. Alle deugden heeft zij in den hoog- vi

sten en heldhaftigsten graad beoefend; en zij beoefende vi

ze zonder verflauwing, steeds op volmaakter wijze, onder n\

volkomen beantwoording aan de haar aanhoudend toe- vi

stroomende genaden, gedurende geheel haar leven. Wat cl

verdiensten moet zulk eene Moeder, bij zoodanige deugd, r n-,

en die volheid van genaden, zich niet hebben verworven, | d*

door alle smarten, vernederingen en versmadingen, welke j' st

zij in en met haren Zoon verduurde; door de. onvergelij- h

kelijke offers, welke zij heeft gebracht te Bethlehem in ^ ei

een armen stal, in den tempel bij Simeon's voorspelling, li

-ocr page 183-

— 177 —

:ii ' gedurende hare vlucht en hare vreemdelingschap in Egypte,

es bij Jesus verlies in den tempel; te Nazareth, bij de aan-

m slagen tegen Jesus in zijn openbaar leven gesmeed, bij

3e zijn lijden en sterven aan 't kruis; en al dat zielelijden,

l, ' die vele en langdurige offeranden, droeg zij op, de Moeder-

n. maagd, zoo rein, zoo vlekkeloos, met de vurigste, de innigste

ui liefde. En die verdiensten maken hare gloriekroon uit in

re • den hemel in eeuwigheid. De heilige Vaders schromen

ir van Maria's heerlijkheid te spreken, van de eer haar bij

)e hare tenhemelopneming geschonken; wijl zij zich ouver-

id | mogend gevoelen, om Maria naar waarde te prijzen. En

.? hoe zouden wij dan, o verheven Moeder van God, ons

it 1 uwe hemelsche verheffing kunnen voorstellen? Doch wij

te ^ weten, dat ook onze zwakke, kinderlijke pogingen tot uwen lof u niet mishagen.

;ij

BEMEKKINGEN.

lil

3, 1. In wat heerlijkheid zullen in deu hemel de bruiden van Jesus schitteren! Welkdanig zal de belooning zijn

.e van de uitgelezene schare van Christus' Kerk ! IA zal een

sr nieuvien hemel scheppen, zegt de heilige Geest, sprekende

)- van de vertroostingen, die voor alle zaligen bestemd zijn;

it de verledene henauwdheden zullen vergeten zijn, en zij zullen

., ' niet wederkeer en; gij zult u verheugen, moe ziel zal in

i, 1 de vreugde baden gedurende de geheele eeuwigheid... Jeru-

;e j! salem zal juichen, en zijn volk zal in verrukking zijn...

j- Ik zal een stroom van vrede over die stad doen vloeien...

n k en met dezelfde teederheid, waarmede eene moeder haar kind

;, liefkoost, zal ik u vertroosten, en gij zult in Jerusalem

-ocr page 184-

— 178 —

worden vertroost. Dit zal het loon zijn van allen, die getrouw zullen geweest zijn aan de geboden der wet-Indien hunne vertroosting, hun vrede, hunne blijdschap zoo groot zullen zijn; wat zal dan het deel zijn van die maagden, van de beminde bruiden des Heeren ?

Van ons moet gezegd worden, wat wij van de Koningin der maagden hebben gezegd. De stroom van vrede, waarvan de heilige Geest spreekt, zal zooveel te overvloediger over ons worden uitgestort, de heerlijkheid, waarmede wij zullen bekleed worden, zal zooveel te grooter zijn, als wij getrouwer zullen geweest zijn aan de genaden, die ons elkeu dag worden medegedeeld; en die genaden zijn zooveel te overvloediger als onze roep heiliger, en de rang, dien wij in de Kerk bekleeden, verhevener is. O God, hoe heerlijk zal onze belooning zijn! Wij hebben gezien, dat de religieuzen het edelste gedeelte zijn van het geestelijk liehaam van Jesus, de kostbaarste schat van Christus' Kerk. O Heere Jesus, hoe schitterend moeten dan de tronen zijn , die gij voor de dochters uwer bijzondere liefde bereid hebt!

O Maria, o onze Moeder, verhaast den dag, waarop onze ziel, als de musch aan. de strikken des jagers ontsnapt, deze aarde zal verlaten, en hare vlucht zal nemen naar die eeuwige vreugde des hemels.

2. Maar dewijl het niet alleen de waardigheid van religieuze is, noch de maat van genadenaan die waardigheid verbonden, welke de maat onzer heerlijkheid in den hemel zal uitmaken, maar bovenal onze beantwoording aan die genaden; moeten wij met alle naarstigheid

-ocr page 185-

— 179 —

waken, om nooit liet minste gedeelte van die gave Gods te verliezen. De Heiligen werkten steeds getrouw mede, met al de genaden, die zij van God ontvingen; moge dit ook van ons kunnen worden gezegd. Hiertoe zijn voorzeker krachtige pogingen, groote offers noodig; maar vergelijken wij die pogingen, die offers, met de goederen, waarvan zij de bron zullen wezen, en zij zullen ons licht toeschijnen. Wij zullen uitroepen met den heiligen apostel Paulus: Ih koude het er voor, dat het lijden van den te.genwoordigen tijd van geene toaarde is, bij de toelcomende heerlijkheid, welke in ons zal geopenbaard ïoorden. Wachten wij ons dan wel , van ons ooit door den arbeid te laten ontmoedigen of afschrikken. Indien de natuur somtijds moede wordt of wankelt, doen wij dan wat dezelfde Apostel van de aartsvaders getuigt: zien wij op de belooning. David zegt van zich zeiven, dat de gedachte aan den hemel zijne zwakheid ondersteunde, in de p0gingenJ die hij moest aanwenden, om getrouw de geboden van zijn God te onderhouden. Yolgen wij dien heiligen Koning na: vestigen wij dikwijls ojize blikken op den hemel, en geen arbeid of strijd zal ons te zwaar vallen.

VOORBEELD.

De heilige Gertrudis.

Terwijl de zondaars ia het uur des doods met schrik zijn bevangen, en een voorgevoel hoVöen van de pijnen der hel, die hen wachten, zijn de dienaren Gods daarentegen door een onuitsprekelijken vrede overstroomd, en genieten een zoeten voorsmaak van de hemelsche vreugde, die zij op het punt zijn van binnen te gaan. Zoo was het vooral met de groote heilige Gertrudis. Jesus en Maria, die haar gedurende haar leven zulke buitengewone blijken van liefde hadden

-ocr page 186-

— 180 —

gegeven, verdubbelden die nog in liet uur van den dood. Zij daalden uit den hemel, om de ziel der Heilige te gemoet te treden. Eene groote schaar gelukzalige geesten omringden hen, waaronder eene menigte maagden in het wit gekleed, die de levendigste blijdschap toonden. De Zoon Gods opende zijn heilig hart, om de ziel zijner beminde bruid te ontvangen, en versoheiden malen hoorde men de engelen meteen heilig ongeduld uitroepen; Veni, ve/ü, veni, Bomina, te expectant coeli. Kom, kom, kom. Koningin, de hemelen venoachten n.

Te midden dezer teedere uituoodigingen der heilige engelen en van haar goddelijken Bruidegom, scheidde de ziel der Heilige vau het liehaam, en vloog als een blanke en zachtmoedige duif in het heilig hart van haren Bruidegom. De hemelen openden zich, het hemelseh hof hief van vreugde ecu lofzang aan, en Gertrudis door haren Welbeminde gedragen verhief zich als op een praalwagen tot in den schoot der Godheid. Daar wachtten haar nieuwe vreugde en zoetigheden, daar deed de Heer haar allo wellusten zijner liefde smaken, wellusten, welke het alleen aan de engelen en heiligen des hemels gegeven is uit te drukken. De opperste Minnaar der zielen noemde haar niet anders meer dan zijne Maagd, zijne Welbeminde, zijue Vrouwe, zijne Koningin. Hij noodigde haar uit om tot Hem te naderen, drukte haar in zijne armen, klemde haar aan zijn hart, en gaf haar blijken van de innigste liefde.

De heilige ziel, aan wie het vergund werd dit tooneel te aanschouwen, heeft het zelve op Gods bevel beschreven; en hare openbaringen, opgeteekeud in het boek der openbaringen van de heilige Gertrudis, genieten in de Kerk een gezag, dat door niemand betwist wordt.

VERZUCHTING.

Ave, Maria, Regina Coeli.

Wees gegroet, Maria, Koningin des hemels. H. Petrus Dam.

VOORNEMEN.

Aan den hemel denken in strijd eu moeielijklieden ^ en vooral wanneer men zich tot neerslachtigheid geneigd voelt.

-ocr page 187-

— 181 —

NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.

De heerlfjlclieici van «ie allerlxsilig^slo Maagd op aarde.

DE VERHEERLIJKING VAN DE RELIGIGIEUZE OP AARDE.

OVERWEGING.

Beat am me die ent omnes generationes, quia fecit mihi magna qui potens est.

Alle gedachten zullen mj zalig 'prijzen, want Hij, die machtig is, heeft groote dingen aau mij gedaan.

Luc. I. 48. 49.

Maria sprak waarheid, toen zij in hare vervoering uitriep: Alle geslachten zullen mij zalig prijzen. Is er eene enkele plaats op de aarde, is er een volk, hoe verlaten ook, dat niet heeft hooren spreken van de wonderen, die in de allerheiligste Maagd zijn uitgewerkt, en dat haren lof niet verkondigt? Overal verspreidt die ster, uit Jacob gesproten, hare schitterende stralen; overal straalt de Moeder Gods in heerlijkheid; overal wekken hare deugd, en hare verhevenheid bewonderaars, maken hare macht en hare goedheid haar getrouwe en ijverige dienaars. Hoe verheerlijkt haar de heilige Kerk? Hoe wekt zij hare kinderen op om Maria te vereeren? Hoevele tempels ter harer eere gesticht ? Hoevele feesten ter harer eere ingesteld? Hoe verheerlijkt haar God zelf door op zoovele plaatsen der aarde de meest buitengewone

den '

-ocr page 188-

gunsten, door de handen van Maria, aan de mensclien mede te deelen ? Hoe verheerlijken baar alle ware geloo-vigen, door haren lof te zingen, en tot haar als hunne Moeder en machtige Toorspreekster bij God, in alle behoeften, met volle vertrouwen, hunne toevlucht te nemen.

Vereenigen wij ons met die eenparige huldebewijzen , die van het eene einde des aardrijks tot het andere aan Maria worden gebracht, en zingen wij uit gauscher harte met de heilige kerk : Wees gegroet, o Koningin, o Moeder van larmhartigheid, ons leven, onze zoetigheid en onze hope, wees gegrvet.

BEMERKINGEN.

1. God doet naar evenredigheid voor alle Heiligen, wat Hij voor de allerheiligste Maagd heeft gedaan. Nauw hebben zij deze aarde verlaten, waar zij zich beijverd hebben, om zijne glorie te bevorderen, of op zijne beurt begint Hij hen ook te verheerlijken. Hij geeft eene bovennatuurlijke kracht aan hun gebeente, en verheerlijkt hen meer, dan de wereld het hare grootste helden zou kunnen doen. „Waar zijn,quot; zegt de heilige Joannes Chrysostomus, „waar zijn de overblijfselen van Alexander? Dat men mij die toone, ja dat men mij den dag slechts noeme van zijnen dood. Dat kan men niet. Zoo is het niet met de dienaren van Jesus. Hun graf straalt een zoo luisterrijken glans uit. dat het zelfs de paleizen der koningen in heerlijkheid overtreft. Zij, die in purper gekleed zijn, komen nederknielen voor de reli-quiën der Heiligen en hunne bescherming afsmeeken;

-ocr page 189-

— 183 -

Hij wiens hoofd de kroon draagt, komt ootmoedig de voorspraak inroepen van een armen zondaar. Zoo is het met al de dienaren van den gekruisten Jesus. De Kerk wijdt hun tempels toe, koninkrijken en keizerrijken namen hen aan als voorsprekers bij God, de grooten bewonderen hunne deugden, de geleerden verkorjdigen him lof, al de eeuwen bewaren en vereeren hunne gedachtenis.quot; Dusdanig is de eerbied, welken de wereld zelve bewijst aan hen, die baar verachtten, die zich zelveu hebben overwonnen, die de neigingen eener bedorven natuur bedwongen, en gedurende de kortstondige beproeving van dit leven, zich aan God alleen hebben weten te hechten.

2. Die glorie is groot; is er wel eene, die meer verdient ons verlangen op te wekken? Vooral wanneer wij bedenken, dat wij ook daardoor God glorie geven, en den staat verheerlijken, waartoe God ons geroepen heeft. Welke is inderdaad de grootste roem van een getrouwen onderdaan, van een goeden burger? Is het niet, dat hij zijn koning, zijn land, zijne geboortestad beroemd maakt? Zoo is het ook met eene goede religieuze; dit is haar grootste roem, dat zij Gods glorie vermeerdert, en de orde, welke haar in haren schoot heeft opgenomen , tot eere verstrekt, dit is haar ook genoeg; en hoe grooter hare liefde tot God en tot haar heiligen staat is, hoe vuriger ook haar verlangen zal zijn. God en haren staat te verheerlijken. Welnu! zijn wij heilig, en zelfs dan nog, wanneer de dood een einde zal hebben gemaakt aan onzen arbeid, zullen wij voortgaan met den Bruide-

-ocr page 190-

— 184 —

gom onzer zielen, onzen goddelijken Koning, en onze 00k Moeder, de religieuze orde, die ons heilig gemaakt teeft, wij op aarde te verheerlijken. De rechtvaardige, zegt de Jigt heilige Geest, spreekt nog na den dood. De voorbeelden, en die hij gegeven heeft, de deugden, die hij heeft beoefend, , welzijn nog na den dood eene krachtige opwekking tot hei- kra( ligheid, en strekken daardoor ter verheerlijking Gods, ken en tot luister der orde. Ziet de allerheiligste Maagd. ons Wie spreekt niet van hare nederigheid, van hare liefde, ' heei van hare zuiverheid, van al hare deugden en volmaakt- zeb heden? en hoevele heiligen heeft de gedachtenis van hei( hare verhevene heiligheid niet voortgebracht? Zoo zal daa het ook met ons zijn; zijn wij heilig en volmaakt; dat lan onze armoede, onze gehoorzaamheid, onze zedigheid,

onze liefde voor de stilzwijgendheid en de versterving,

ons tot ware religieuzen maken, en zelfs dan , wanneer wij in het bezit zullen zijn onzer kroon, zal men in de

religieuze gemeente, in de orde, in de Kerk misschien, J

nog van onze deugden gewagen. De geslachten zullen ^esi

elkander opvolgen, en onze nagedachtenis, aan die ge- ver denkzuilen gelijk, welke de tand des tijds niet heeft

o'GI]

kunnen beschadigen, zal altijd levendig blijven. Altijd ^

zullen onze goede voorbeelden vruchten voortbrengen, de

altijd zal men bij het hooren onzer goede daden aange- ♦ voe vuurd worden om het goede te doen, en het kwade te vluchten, om in godsvrucht, zachtmoedigheid, versterving

toe te nemen, om zich zeiven te verloochenen, en God faa

alleen te zoeken. Altijd bijgevolg zullen wij de glorie ♦ de-

van den Koning van hemel en aarde bevorderen. Altijd Mi

-ocr page 191-

ook zullen wij de orde, onze moeder verheerlijken; daar wij aan haar onze heiligheid naast God zijn verschuldigd; daar ons voorbeeld haar vruchtbaar zal maken, en met volmaakte religieuzen verrijken; en dewijl de wereld zal moeten erkennen, dat men er zekere en krachtige middelen vindt, om zijne zaligheid te bewerken, en tot heiligheid op te klimmen. Men zal dus van ons kunnen zeggen, wat van Joseph gezegd wordt: Zijne heeaderen heihen na zijn dood geprofeteerd; en voor ons zeiven zullen wij de grootste en duurzaamste heerlijkheid bekomen, die toekomt aan den getrouwen onderdaan, wien het vergund is geweest zijn koning en zijn land tot roem te verstrekken.

VOORBEELD.

De heilige Aloysius van Gonzaga.

Maria, die den lioilipren Aloysius iu zijn loven met zoo bijzondere bescherming begunstigd bad, beeft ook na zijnen dood ter zijner verheerlijking willen bij d-ragen.

In bet jaar 1617 kreeg zekere jongeling. Wolfgang van Asch genaamd, student in bet eollegie der Jesuiöteu te Muneben, die eene groote devotie bad tot don heiligen Aloysius, eene ontsteking aan de oogen, welke hem verplichtte zijne sludiën te staken; hierbij voegde zich eene hevige en aanhoudende hoofdpijn, welke hem het geheugen in die mate benam, dat hij niet meer in staat was zijne gewone gebeden te verrichten. Sedert zeven maanden verkeerde hij in dien droevigen toestand. Toen nu alle menscbelijke hulpmiddelen faalden, verwachtte hij geene hulp meer dan van de bescherming der heilige Maagd en Moeder Gods, Maria. Op den feestdag van Maria-Boodschap wierp hij zich voor haar beeld neder, en smeekte

-ocr page 192-

— 186 —

ouder het storten van tranen hare machtige hulp af. Weinige dagen daarna gebeurde er iets heel ongewoons; hij meende vier Jesuiëteu te zien, die door het gezag der Kerk ouder het getal der Heiligen waren opgeuomen: den heiligen Ignatins, den heiligen Fraucisous Xaverius, den heiligen Aloysius vau Gonzaga en den heiligen Stanislaus.

Deze vier gelukzaligen wierpen op hem een blik vol zachtmoedigheid, en verdwenen. Wolfgang was innig verheugd over dit visioen, en hoopte vastelijk door een hunner genezen te zullen worden, en zijn gezicht terug te erlangen. Zijne hoop was niet ijdel. Omtrent dienzelfden tijd vernam pater Spaiger, leermeester van Wolfgang, dat er te Valtelino in Italië vele wonderen geschiedden, door middel van olie, die brandde voor een mirakuleus beeld van den heiligen Aloysius. Hij verschafte zich een weinig van die wonderdadige olie, spoedde zich onverwijld naar zijn dierbaren leerling, en verhaalde hem, wat hij aangaande den heiligen Aloysius en de olie vernomen had. De jongeling werd aanstonds zijn visioen indachtig, en ont-waardde op hetzelfde oogenblik een groot betrouwen op Aloysius. Alvorens echter zijne bescherming in te roepen, wilde hij eerst biechten en communiceercn : daarna liet hij, gedurende drie dagen zijne oogen met die olie bestrijken, 'en smeekte vurig Aloysius' bescherming af. Reeds bij de tweede bestrijking begon hij licht te bespeuren, bij dc derde kreeg hij zijn gezicht volkomen terug. Hij hoopte ook door Aloysius zijn geheugen terug te bekomen; en inderdaad, na eenige gebeden tot zijn heiligen beschermer te hebben gericht, werd het hom weder gegeven, en het was sinds beter dan vroeger, zoodat hij slechts iets behoefde te lezen, om het van buiten te kennen. Vol erkentenis wijdde Wolfgang zich geheel aan zijn hemelsehen weldoener toe, en zijn leven wan sinds dien tijd eene aaneenschakeling van gunsten, die hij door zijne bemiddeling ontving. Hij stierf in zeer hoogen ouderdom, en -weinig tijd voor zijnen dood schreef hij eene eigenhandige verklaring van al de gunsten, welke hij door tusschenkomst van den heiligen Aloysius verkregen had.

-ocr page 193-

— 187

VEUZUCHTIN G.

Ave, Maria, decus eximium orbis terrae.

Wees gegroet, Maria, uitmuntend sieraad der aarde. 7: H. Cyr. Alex. ,»

' 1

11

'• lil

m

VOORNEMEN. »quot;

van

Het Magnificat of eenigeü anderen lofzang ter eere

Maria bidden.

-ocr page 194-

— 188 —

DERTIGSTE DAG.

Igt;e verheerlijlcing; van lt;lc a,ll«t*heiligfsite Maagd, in liet -vag-evnur.

IJVER VOOR DE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.

0 VEEWEGING.

Anima in angustiis et spiritus anxius clamat ad te.

Mijne benauwde ziel en mijn leklemde geest roepen tot u. Barucli. III. 1.

Behalve de zegevierende Kerk in den hemel ^ en de strijdende Kerk op aarde, is er nog eene lijdende Kerk in liet vagevuur, welker leden aan de gevaren dezer wereld ontkomen, naar de zaligheid des hemels verzuchten. Zij staan in nauwe betrekking met de leden der zegevierende en der strijdende Kerk, door den bijstand, dien zij van hen ontvangen; maar vooral tot Maria heffen zij hunne smeekende handen op, tot haar richten zij vooral hunne gebeden. Groot is de heerlijkheid van Maria in het vagevuur. Hoevele zielen hebben haar vermogen op Gods rechtvaardigheid ondervonden! Hoevele zaligen zijn er in den hemel, die door Maria aan de vlammen des vagevuurs zijn ontrukt, en die zonder hare voorspraak, nog van het aanschouwen van God beroofd zouden zijn! Met hoeveel reden noemt de heilige Kerk die goede Moeder, de Moeder van harmliartiyheid!

O gij, onze broeders en zu-sters, die in de vlammen des vagevuurs zucht, en voor uwe bedreven zonden in die

-ocr page 195-

— 189 —

plaats van zuivering voldoening geeft aan de rechtvaar-diglieid Gods, gij wier ziel benauwd en wier geest beklemd is, gaat voort met uwe gebeden te doen opstijgen tot voor den troon van Maria; wendt u tot haar moederhart, en het zal tot medelijden bewogen worden, zij zal zich haasten u eene behulpzame hand toe te reiken.

Wij ook, bidden wij voor de leden der lijdende Kerk; maar vereenigen wij ons tevens met de zielen, wier lijden Maria verkort heeft, om hare goedheid te loven en te verheffen.

BEMERKINGEN.

1. Wat is het hart van den christen, en vooral van den volmaakten christen, groot! Wat moet bijgevolg het hart van de religieuze groot zijn! De ware religieuze heeft al de liefde van haar hart aan haar goddelijken Bruidegom geschonken, maar in Hem en door Hem bemint zij alle menschen. Wat zeg ik? niet alleen de levenden, maar ook de afgestorvenen, de zielen in het vagevuur, omvat hare liefde, en zij doet haar de uitwerkselen harer liefde ondervinden.

Wat vermag zij veel bij God, de religieuze! Haar vermogen bij God is grooter dan dat der gewone christenen, daar zij een verhevener rang bekleedt, Jesus Christus onder meer titelen toebehoort, en Hem meer eer en glorie verschaft. De heilige Bernardus heeft van Maria gezegd, dat zij God niet vraagt, maar gebiedt. Mijn God, zouden wij hetzelfde niet kunnen zeggen van de heilige minnaressen des goddelijken Bruidegoms? Wat toch kunt Gij

de rk ier n.

■e-

3n

5ij

al in

'P n

ÏS }

!

gt;

i

e

-ocr page 196-

— 190 —

haar weigeren? Esther had maar een enkel woord te spreken tot Assuërus, haar koninklijken gemaal, en het bevelschrift werd verscheurd, waarbij alle Israëlieten ter dood waren veroordeeld. Wij, bruiden van Jesus, zonden wij minder vermogen op het hart van den Koning des hemels ? Hebben wij minder rechten op het hart van onzen goddelijken Bruidegom ? Bidden wij derhalve, en het vonnis, waarbij onze broeders tot de zuiverende vlammen des vagevuurs zijn veroordeeld, zal worden verscheurd,

2. De liefde en de rechtvaardigheid maken het ons ten plicht, voor de zielen in het vagevuur tot God te bidden.

Wanneer wij getuigen waren van de laatste oogenblikken eens boosdoeners, die om zijne misdaden ter dood was veroordeeld, een pijnlijk gevoel zou zich van onze harten meester maken; en indien wij bij de uitvoering der straf tegenwoordig waren, zouden wij het gezicht daarvan wellicht niet kunnen verdragen. In de zielen des vagevuurs erkennen wij geene booswichten, maar heiligen; geene vreemdelingen, maar broeders en zusters; veroordeelden tot pijnen veel verschrikkelijker, dan die, welke door de menschelijke gerechtigheid kunnen aangedaan worden. Welken indruk moet derhalve het gezicht van die zielen, zoo wreed gefolterd, op ons niet maken! De menschen toch hebben meer recht op onze liefde, naarmate zij door hunne heiligheid meer gelijkenis hebben met God, en wij in nauwere betrekking tot hen staan. Zij verdienen meer ons medelijden, naarmate zij zwaardere smarten te verduren hebben. Hoe groot moet dan onze liefde niet zijn voor die zielen, welke door liefde met

-ocr page 197-

— 191 —

God vereenigd, daar lijden in die vlammen des vagevuurs? wat innig medelijden moeten wij met haar niet hebben?

Bescliouwt van naderbij, welke die zielen zijn; daalt met uwe gedachte af in die plaats, waar de goddelijke rechtvaardigheid met zooveel gestrengheid wordt uitgeoefend, Wie ziet gij daar? een vader wellicht of eene moeder, voor wie gij oorzaak zijt geweest tot vele zonden in de jaren uwer kindsheid en uwer jeugd; broeders of zusters, die gij zeiven dikwijls tot het kwaad hebt vervoerd; vriendinnen en vele zwakke christenen, die uwe voorbeelden van de deugd hebben afgetrokken , toen gij nog in de wereld waart, en die gij door woorden of werken ten val hebt gebracht. Ja, vele zielen bevinden zich misschien in het vagevuur, die gij er hebt ingestort. Gij moest de straffen verduren, waarmede God haar kastijdt. Ach! wat zult gij dan doen ? wat vraagt de rechtvaardigheid van u? Beijvert u ten minste om de banden te breken, welke die ongelukkige zielen gevangen houden. Uit liefde tot God, die u met zooveel barmhartigheid behandeld heeft, oefent medelijden jegens die zielen, welke Hem dierbaar zijn. Gij kunt haar helpen door uwe gebeden, goede werken, en door het toevoegen van aflaten. Zoovele aflaten, en met zoo weinig moeite, kunt gij verdienen. Maar zijt gij oplettend om het te doen ? Onderzoekt u zeiven en mocht gij bevinden, dat gij hierin nalatig geweest zijt, wekt u op, om in het vervolg dien plicht van liefde en van rechtvaardigheid met meer ijver te vervullen.

O bedenken we wel, dat God het lot van die zielen

-ocr page 198-

— 192 —

in onze handen gesteld laeeft, en dat derhalve onverschilligheid jegens haar onverschilligheid jegens God zoude zijn; bedenken we wat het zeggen wil^ eene ziel aan die pijnen onttrekken, en den eeuwigen hemel binnen voeren; bedenken we ook, dat die zielen, door onze bemiddeling uit die vlammen verlost, niet ondankbaar zullen zijn, maar machtige voorsprekers voor ons bij God zullen wezen.

VOORBEELD.

De heilige Odilo, abt.

De heilige Odilo, abt van Cluny, was een zeer ijverige dienaar van de Moeder Gods. Hij had zich geheel aan haar toegewijd, en toonde een brandend verlangen, om hare eer te bevorderen, en getrouwe dienaren voor haar te winnen. Hot was hem genoeg den naam van Maria te hooren uitspreken, om in zoo hevig gevoel van liefde te ontbranden, dat hij in de onmogelijkheid was, het voor de oogen van hen, die hem vergezelden, verborgen te houden. Wanneer in het koor het Te Deum gezongen werd, en men bij de woorden gekomen was: Ta ad liberandum suscepturus hominem, non horruisti virginis uterum, (Om de menschelijke natuur aan te nemen, ten einde den mensch te verlossen, hebt gij den schoot der Maagd niet versmaad), dan wierp hij zich uit eerbied voor de heilige Moeder Gods ter aarde neder, en betoonde haar met den diepsten ootmoed zijne hulde; en eens gebeurde het, dat hij onder het zingen dezer woorden bewusteloos ter aarde nederzonk, en het vuur der liefde, dat in zijn binnenste gloeide, zich uitwendig krachtig openbaarde.

De liefde tot Maria breugt gelijkvormigheid met haar voort. De heilige Odilo is hiervan een luidsprekend bewijs. Maria is de moeder der schoone liefde; zij strekt hare liefde uit tot den hemel en tot de aarde, tot de levenden en de dooden. Het hart van den heiligen Odilo was hierin een afbeeldsel van het hart van Maria. Gelijk zij, beminde hij alle menschen; voornamelijk was zijne liefde groot voor

-ocr page 199-

— 193

II

de zielen in het vagevuur. Daar hem door God veropenbaard werd, dat zijne gebeden voor die arme zielen haar zeer voordeelig waren, beval de heilige abt aan al zijne broeders, dat zij zich met hem zouden vereenigen, om hare verlossing te bewerken. Hij schreef hun werken van godsvruclit en verstervingen voor, en hij is de eerste, die tot lafenis dier zielen bepaald heeft den dag te vieren, welke heden ten dage de geheele wereld door bekend is onder den naam van de gedachtenis der geloovige zielen. De heilige Kerk, met dien dag daarvoor vast te stellen, heeft algemeen gemaakt voor de geheele wereld, betgeen de heilige Odilo voor de religieuzen zijner orde in het bijzonder bepaald had.

fife

t'li

' 'i

!ür

if

VERZUCHTING.

Ave Maria, forceps purgatorii.

Wees gegroet Maria, bevrijdster van de zielen in het vagevuur. H. Audr. Cret.

VOORNEMEN.

Zorgvuldig de gelegenheden waarnemen, om aflaten te verdienen voor de geloovige zielen.

-ocr page 200-

— 194 —

EEN EN DERTIGSTE DAG.

Het allerheiliarste hart van Maria.

GODSVRUCHT TOT HET HEILIG HART VAN MARIA.

OVEE WEGING.

Omnis gloria filiae regis ah intus.

Al de glorie van de dochter des Konings is van hinnen.

Ps. XLiv. 14.

De uitwendige glorie van Maria is ongetwijfeld groot; zij is boven den lof en de bewondering van alle engelen en menschen verlieven. Doch die uitwendige glorie is maar eene flauwe afstraling van hare inwendige schoonheid. Ziet dien verheven tempel, die zich met zooveel majesteit aan uw oog vertoont. Wat bevalligheid en pracht in zijn bouwvorm? Wat stoutheid in zijne hoogte? Het vernuft van den kunstenaar schijnt zich uitgeput te hebben om hem grootsch te maken. Treedt er binnen, en gij zult zeggen, dat alles, wat het oog in het uitwendige bewonderde, als niets is; en gij zult daarin de woonstede van den grooten Koning des hemels erkennen. Zoo is het ook met Maria. De hand des Scheppers heeft geen hart gevormd, dat zoo volmaakt en onze hulde en bewondering zoo overwaardig is, als het hart van Maria. De heilige Drievuldigheid vormde dat hart op eene geheel bijzondere wijze, en schepte er behagen in, om hot met de uitstekendste en overvloedigste ge-

-ocr page 201-

— 195 —

naden te verrijken. De eeuwige Vader gebruikte zijne Almacht, om in Maria een hart te vormen , vol eerbied en onderwerping aan zijn Schepper; God de Zoon schonk haar een Moederhart, waarin Hij als in zijn heiligdom wilde wonen; de heilige Geest deelde haar het hart eener Bruid mede, dat blaakte van de reinste en vurigste liefde. In dat hart neemt hare glorie haren oorsprong; dat hart is de zetel barer genaden, harer verdiensten, harer grootheid. Uit dat hart, als uit een brandpunt van licht en vuur, schieten schitterende stralen uit, die de geheele aarde verlichten en verwarmen.

Het verstand van den mcnsch kan onmogelijk al de grootheid, al den rijkdom, de volmaaktheid begrijpen, die in dit heilig Hart is besloten. Vereenigen wij onze stem met de stemmen der Heiligen, die niet ophouden den lof van dat heilig hart in den hemel te bezingen ; vereeren wij dat hart met eene teedere liefde, opdat ook wij verdienen in den hemel er eenmaal den lof en de grootheid van te verkondigen. Dringen wij door in het hart van Maria bij het overwegen harer geheimen. Het is een waar paradijs, waar wij met den Welbeminde, die er zijn behagen in schept, rust, vreugde en ons geluk zullen vinden. Treden wij dan in dit heiligdom, en vestigen wij er voor altijd onze woning.

BEMERKINGEN.

1. O gelukkige wonde, welke, volgens de voorspelling van den heiligen Simeon, door het zwaard in het hart van Maria gemaakt werd ! wat geluk voor ons, door

-ocr page 202-

— 196 —

die wonde dat verblijf van liefde te mogen binnen treden ! Wat sterkte vinden wij daar! Wat helder licht voor onzen geest! Wat warmte voor ons hart! Door wat zoeten vrede worden wij er overgoten ! Gelijk alle christenen, heeft Maria ook ons in haar hart opgenomen op den dag, dat wij in de heilige Kerk zijn getreden. Maar op eene geheel bijzondere wijze heeft ze er ons in ontvangen, op den dag, dat wij het religieuze leven hebben omhelsd. Toen heeft zij het ons geheel en al opengesteld, en heeft ons doen doordringen tot het Heilige der Heiligen. Daar, in die heilige rustplaats der Godheid, deelt zij ons overvloedig hare zoetigheden mede, verwarmt zij ons door hare liefde, is zij voor ons als eene minnende moeder, die haar eenigen zoon, het dierbaar voorwerp hai'er liefde met teederheid aan haar hart drukt. O! ivat is het ons goed hier te zijn! O Jesus, gij, die in het heilig hart uwer Moeder Maria uw welbehagen schept, richt er eene tent op voor ons, waarin wij al de dagen van ons leven met U mogen wonen.

2. Het hart van Maria moet onze bestendige woonplaats zijn; daar zullen wij over al onze vijanden zegevieren, daar zullen wij kracht vinden, om alle moeielijk-heden te overwinnen, die zich voordoen op den weg der heiligheid, waartoe wij geroepen zijn.

Met den religieuzen staat te aanvaarden, hebben wij ons aan de verleiding der wereld onttrokken, maar de wereld was niet de eenige vijand, dien wij te bestrijden hadden. Met de wereld en voor haar streden twee andere vijanden, die we niet buiten de deur des kloosters kun-nen sluiten, die ons gevolgd zijn, en die niet ophouden

-ocr page 203-

— 197 —

i.

oiis te belagen, en den oorlog aan te doen: de oude mensch namelijk en de duivel. De eene is buiten ons, maar loopt rond ah een hrieschende leeuw, zoekende wie Jnj kan verslinden; de andere is in ons, het is die vijand, van welke de heilige apostel Paulus zegt: Ik ontwaar in mijne leden eene ivet strijdende tegen de wet van mijn geest.

Wat nu gedaan , om onder de aanvallen dier hevige vijanden niet te bezwijken? Wat gedaan, om van hunne woede niets te vreezen te hebben? Gaan wij tot Maria, vestigen wij onze woon in haar hart, en wij zullen niet alleen zegenvierend blijven, maar zelfs gemakkelijk de ovenvinning behalen. In liet hart van Maria zal de duivel tegen ons niets vermogen. Een enkelen keer heeft hij beproefd tot Maria te naderen, doch hij werd met zooveel kracht verdreven, dat hij nooit meer beproefd heeft haar aan te randen. Daar, in dat hart, zullen wij ook in veiligheid zijn tegen den vijand, dien we in ons zeiven ronddragen. Wij zijn zwak, het is waar, en zeer tot het kwade geneigd. Maar in Maria en door Maria zijn wij sterk. Zijt gij tot hoovaardigheid geneigd; Maria was de ootmoedigste der schepselen; treedt haar heilig hart binnen, bekleedt u met hare ootmoedigheid, en vreest niet. Wordt gij bekoord tegen de heilige deugd; Maria was de Maagd der Maagden; bedekt u met haar maagdelijken mantel, en het vleesch zal tegen u niets vermogen. Is het de nieuwsgierigheid, de onverstorvenheid of welke neiging of hartstocht ook, die u strijd levert, gaat tot Maria, treedt in haar heilig hart, en gij zult er het geschiktste wapen voor den strijd vinden.

-ocr page 204-

— 198 —

Stellen wij ons niet tevreden, met in liet hart van Maria eene schuilplaats tegen de zonde le zoeken; wij zijn niet alleen geroepen, om liet kwade te mijden, maar ook, en wel vooral, om het goede te doen. Onze heilige roeping vordert van ons eene uitstekende heiligheid. Waar ( verke zullen wij die kostbare parel vinden ? In ons ? Neen, wij zijn slechts ellende. Maar gaan wij tot Maria.

De heilige Geest heeft van den beginne af haar hart in bezit genomen, en Hij heeft niet opgehouden er stroomen van genaden in uit te storten. Vestigen wij ons derhalve in dat heiligdom. Wij zullen er al de deugden vinden, die de Heer van ons vraagt. Wij zullen er inzonderheid die onuitsprekelijke liefde vinden, welke het einde en het kort begrip der geheele wet is. Finis praecepti est char it as. Het leven van Maria was liefde.

Haar hart, als een gloeiende oven, zond steeds zuivere en vurige vlammen ten hemel. Gaan wij in dien vuuroven , begeven wij ons te midden der vlammen, en gelijk het ijzer, aan de werking van het vuur onderworpen, eindigt, met zelf geheel vuur te zijn, zoo zullen ook onze harten in vurige liefde ontvlammen.

VOORBEELD.

De eerwaardige Pater Eudes.

Pater Eudes, een groot ijveraar voor de glorie van God, en stichter der Missionarissen van Jesus en Maria, die aan de Kerk uitstekende diensten hebben bewezen, was zijne geboorte verschuldigd aan de allerheiligste Maagd Maria. Sedert verscheidene jaren vroegen zijne ouders aan God, dat Hij hun huwelijk zou zegenen; doch te ver-

-ocr page 205-

199

geefs. Eindelijk deden zij eene belofte aan Maria, et hun werd een zoon geboren.

Pater Eudes was van zijne kindsche jaren af zeer godvruchtig, en in zijne godsvrucht scheidde hij nooit den eeredienst van Maria van dien haars goddelijken Zoons. Tot de priesterlijke waardigheid verheven, gaf hij zich met allen ijver over aau de verkondiging van het woord Gods. De goede uitslag, waarmede zijn arbeid bekroond werd, bracht hem op de gedachte, om eene vereeniging van Missionarissen op te richten, wier eenig doel zoude zijn, alom het evangelie te verkondigen. Hij stelde zijne vereeniging onder bescherming van Jesus en Maria.

Pater Eudes had veel devotie tot het heilig hart van Maria, was de eerste die een officie van het heilig hart opstelde, en had den troost te zien, dat dit feest in verscheidene bisdommen gevierd werd. Hij stichtte ook de congregatie der Zusters van Onze Lieve Vrouw van liefde, welke een zilver hart op de borst dragen, waarop de afbeelding geplaatst is van de Moeder Gods, die haar goddelijk Kind op den arm draagt. Aan beide zijden van het hart verheffen zich twee takken, de eene een leliën — de anderen een rozentak. De religieuzen van Onze Lieve Vrouw dragen dit hart zoo bij nacht als bij dag. Het is haar eene voortdurende herinnering aan hare toewijding aan Jesus en Maria.

Zoo beijverde zich Pater Eudes aan de Moeder Gods, de liefde en den eerbied te bewijzen, die de vurige liefde en de onuitsprekelijke zuiverheid van haar allerheiligst hart hem inboezemden.

VEKZDCHTING.

Ave, cor Maria e, cordi Jem simillimutn.

Wees gegroet, hart van Maria, zoozeer gelijkend op het hart van Jesus. Ora. Eccl.

VOORNEMEN.

Eene groote devotie voeden tot het heilig Hart van Maria.

ü

k'ill if

li

-ocr page 206-

— 200 ~

O

AKTE VAN TOEWIJDING. moch

die c

-

welk

Maai

Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van mijnen God ten ,

en mijne Moeder, Koningin van hemel en van aarde, (i,evo

Meesterstuk van de liand des Almaclitigen, waardig voor- aan

werp van liet welbehagen der allerheiligste Drievuldigheid, jn

schitterende spiegel van alle deugden, gedoog, dat ik 0.e]ie

mij, op het einde dezer maand van genade en zaligheid, jyfee( voor uwe voeten nederwerpe, om U de schatting mijner

erkentelijkheid, en mijner volkomene toewijding aan te j.jgi

bieden. jj.

Heilige Maagd, en minnelijke Moeder, wat al gunsten jn r

en weldaden heb ik aan uwe goedheid te danken! narc

Aan uw minnend hart ben ik de onwaardeerbare wel- jate

daad verschuldigd, van uit het bederf der wereld te zijn eenj getrokken, en tot het religieuze leven geroepen; aan U,

naast God, ben ik al die bijzondere genaden verschuldigd, qjj

welke in deze heilige stede zoo overvloedig op mij neder- mjj] vloeien; die gunsten bijzonderlijk gedurende deze maand

zoo mildelijk genoten. vei.]

Welke dankbaarheid ben ik U niet verschuldigd voor jj, zoovele weldaden! Onbekwaam, o allerheiligste Maagd!

om U daarvoor naar waarde mijn dank te betuigen, bied pra

ik U aan al de eerbewijzingen, die zoovele ijverige zielen ]j0E

U gedurende deze maand hebben gebracht, de liefde, aan die zij ü hebben betoond.

___1

-ocr page 207-

— 201

O mijne Moeder! Moeder van liefde en barmhartigheid ! mocht ik de harten van alle menschen hebbeE, om 11 die op te dragen; mocht ik U die eer kunnen bewijzen, welke de Engelen en de Heiligen U bewijzen in den hemel! Maar dewijl ik die wenschen niet vervullen kan, wil ik ten minste alles doen, wat in mijn vermogen is. Met de gevoelens van den diepsten eerbied en de vurigste liefde aan den voet van uwen troon neergebogen, verkies ik U in tegenwoordigheid van mijn5 Engelbewaarder, en van geheel hel hemelsch hof tot mijne Koningin, mijne Meesteres, mijne Beschermster en Moeder, en wijd mij geheel aan U toe, mijn lichaam en zijne zintuigen, mijne ziel en al hare vermogens, mijn persoon en mijn leven. Ik neem vastelijk voor uwe eer te bevorderen, zooveel in mijn vermogen is, en er roem in te stellen uwe dienares en toegenegen kind te zijn; nooit zal ik een dag laten voorbij gaan zonder U mijne hulde te bewijzen, en eenig gebed tot U te richten. O minnelijke Moeder! hoe zoude ik U een enkelen dag kunnen vergeten, daar Gij altijd aan mij denkt, en niet ophoudt zorg voor mijn geluk te dragen.

Wat kan, wat moet ik onder uwe zoete leiding niet verhopen? Gij toch. Gij kunt. Gij wilt mij helpen. Ja, ik koester het vaste vertrouwen, dat ik, door uwe machtige hulp ondersteund, over al mijne vijanden zal zegepralen; kracht zal vinden, om de verplichtingen na te komen, die ik aan den voet van het heilig altaar heb aangegaan, en tot de volmaaktheid te geraken, waartoe ik door Gods goedheid ben geroepen.

I ■ hls'

;'S

I Ijl

II

i l

li

'5=

1

13

-ocr page 208-

— 202 -

O allerheiligste der maagden, maak mij heilig! Geef, dat ik waarlijk arm van geest, van mijn lichaam en van mijne ziel eene offerande make, die aan God volmaakt welgevallig zij. Geef, dat ik, zachtmoedig en ootmoedig van harte, in alles aan mijn Goddelijken .Bruidegom gelijkvormig moge zijn. Geef, dat ik, dood aan mij zelve, voor God alleen moge leven.

O Maria, mijne Moeder, aanvaard mijne toewijding, bewaar mij, bescherm mij, ontvlam mijn hart door eene vurige liefde, maak mij uw goddelijken Zoon waardig, opdat ik als ware bruid van Jesus levende, bij mijn verscheiden verdiene tot de eeuwige bruiloftszaal te worden toegelaten. Amen.

-ocr page 209-

EENIGE GEBEDEN, WAARAAN AFLATEN VERBONDEN ZIJN.

LITANIE

HEILIGE MAAGD MARIA.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer. God, Heilige Geest, ontferm U onzer.

Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer. Heilige Maria, bid voor ons. a Heilige Moeder Gods,

Heilige Maagd der maagden.

Moeder van Christus,

Moeder der goddelijke genade,

Allerreinste Moeder,

Allerzuiverste Moeder,

Ongeschondene Moeder,

Onbevlekte Moeder,

Beminnelijke Moeder,

Hl

o o

Wonderbare Moeder,

m

-ocr page 210-

— 204

Moeder des Scheppers, bid voor ons.

Moeder des Zaligmakers,

Allervoorziclitigste Maagd,

Eerwaardige Maagd,

Lofwaardige Maagd,

Machtige Maagd,

Goedertierene Maagd,

Getrouwe Maagd,

Spiegel der rechtvaardigheid,

Zetel der wijsheid,

Oorzaak onzer blijdschap.

Geestelijk vat.

Eerwaardig vat,

T itmunteiid vat van godsvrucht. Geheimzinnige roos.

Toren van David,

IJvoren toren,

Gulden huis.

Ark des verbonds.

Deur des hemels.

Morgenster,

Behoud der kranken Toevlucht der zondaren,

Troosteres der bedrukten,

Hulp der Christenen,

Koningin der engelen,

Koningin der aartsvaderen ,

Koningin der profeten,

Koningin der apostelen ,

Kon

Kon

Kor

Koi

Koi

Lai

c

La

La

Cl

Cl

w

H

pj

c

d O

H

O ö

-ocr page 211-

Koningin der martelaren, bid voor ons.

Koningin der belijders, bid voor ons.

Koningin der maagden, bid voor ons.

Koningin van alle heiligen , bid voor ons.

Koningin, zonder vlek ontvangen, bid voor ons;

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, Spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, Verhoor ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, Ontferm

U onzer. Heer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm L' onzer.

Onze Vader.

En leid ons niet in bekoring.

Maar verlos ons van den kwade.

||

LAAT ONS BIDDEN.

Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht. Heilige Moeder Gods, verstoot on® gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Vrouwe, onze Middelaresse, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon.

Bid voor ons, H. Moeder Gods.

Opdat wij de beloften van Christus waardig worden, j1'

-ocr page 212-

— 206 —

1

LAAT ONS BIDDEN.

Stort, bidden wij U, Heer, uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des engels de mensch- ° wording van Christus uwen Zoon leerden kennen, door zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis gebracht worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

Aflaat vau 300 dagen telkens.

GEBED.

O mijne Meesteres, o mijne Moeder! aan U draag ik mij geheel op, en tot bewijs dat ik u ben toegewijd, offer ik U heden mijne oogen, mijne ooren, mijn mond, mijn hart, mij zeiven geheel en al. Daar ik dan de uwe ben , o goede Moeder, bewaar mij, verdedig mij als uwe bezitting en uw eigendom.

VERZUCHTING.

O mijne Meesteres, o mijne Moeder! gedenk, dat ik de uwe ben, bewaar mij, verdedig mij als uwe bezitting en uw eigendom.

Allen, die 's morgeus cn 'savonds een Wees gegroet met liet bovenstaande gebed en de verzuchting bidden, om in de bekoringen, vooral tegen de zuiverheid, Maria's hulp te verwerven, verdienen iederen dag 100 dagen aflaat. En zoo zij die devotie gedurende eene maand hebben beoefend kunnen zij eenmaal, onder de gewone

voorwaarden, een vollen aflaat verdienen. ______—_

-ocr page 213-

— 207 —

GEBED.

i'ten Gedenk; o goedertierenste Maagd Maria, dat Let nooit isch ' gehoord is, dat iemand, die tot U zijne toevlucht nam , uwen bijstand vcrzoclit, of uwe voorspraak inriep, door U verlaten is gewerden. Vol van dit vertrouwen kom ik tot U, o Maagd der maagden, en zuelitende onder het gewicht mijner zonden, werp ik mij rouwmoedig voor uwe voeten neder. O Moeder van het eeuwig AVoord, versmaad mijne gebeden niet, maar neem die gunstig aan, en ge waardig U die te verhooren. Amen.

Aflaat vau 300 dagen telkens.

GEBED TOT HET HEILIG HAKT VAN MAKIA.

O hart van Maria, Moeder van God en onze Moeder, o Hart, het beminnelijkste voorwerp van het welbehagen der aanbiddelijke Drievuldigheid, en al de vereering en teedere liefde van Engelen en menschen waardig; Hart, dat het meest gelijkvormig aan het Hart van Jesus, er het getrouwste afbeeldsel van zijt. O Hart vol goedheid, vol van medelijden met onze ellenden, gewaardig U het ijs onzer harten te doen smelten, en maak, dat onze harten in alles gelijkvormig worden aan het Hart van den goddelijken Zaligmaker. Stort er de liefde van uwe deugden in uit, en ontvlam ze met dat heilig liefdevuur, waardoor Gij zonder ophouden brandt. Neem de heilige Kerk onder uwe bescherming, wees altijd haar liefdevol toevluchtsoord en hare onoverwinbare sterkte tegen al de aanvallen van hare vijanden. Wees onze weg, om tot

-ocr page 214-

— 208 —

Jesus te gaan, eu het kanaal, waardoor wij alle genaden: Qe/, ontvangen, die wij noodig hebben om zalig te worden. (ic za] Wees onze hulp in al onze noodwendigheden, onze troost Aflas in de kwellingen, onze kracht in de bekoringen, onze q I toevlucht in de vervolging, onze bijstand in al de gevaren ,

maar vooral bij den laatsten strijd van het leven, in het uur des doods, in dat ontzaglijk oogenblik, in die vreese-lijke stonde, waarvan onze eeuwigheid afhangt, en waarin de geheele hel tegen ons zal ontketend zijn, om onze zielen te rooven. O doe ons, medelijdende Maagd, doe ons dan vooral de zoetigheid van uw moederlijk Hart;

en al de macht die Gij bezit op het Hart van Jesus, ontwaren. Ontsluit ons dan in de Bron zelve der barmhartigheid, een zeker toevluchtsoord, van waar wij in het paradijs kunnen overgaan, om Jesus en U door de eeuwen der eeuwen te mogen verheerlijken. Amen.

SCHIETGEBED TOT DE HEIMGE HARTEN VAN JESUS EN MARIA.

Dat liet allergoddelijkst Hart van Jesus en het aller-vlekkeloost Hart van Maria altijd en overal gekend, geloofd, gezegend, bemind, gediend eu verheerlijkt mogen worden. Amen.

Zestig dagen aflaat eens daags te verdienen, door hen, die dit gebed tot het heilig Hart van Maria eu het schietgebed godvruchtig zullen bidden.

SCHIETGEBEDEN.

Zoet Hart van Maria, wees mijn heil!

Aflaat van 300 dagen telkens, en eens in de maand volle aflaat onder de gewone voorwaarden.

vlekt heilis A.fle

-ocr page 215-

209

'Daden Gezegend zij de heilige en onbevlekte Ontvangenis van arden. (|c zalige Maagd Maria.

troost Aflaat vau 300 dagen telkens.

O Maagd Maria, Gij waart in uwe Ontvangenis onbevlekt, bid voor mij den Vader, wiens Zoon Gij van den heiligen Geest ontvangen en gebaard hebt!

Aflaat van 100 da^en telkens.

-ocr page 216-

210

INHOUD

T i ■ i • bIai3i!-

luleidiug.................. g

Op den vooravond van de Meimaand.

Voorbereiding tot de oefeningen der Maand van Maria . . 9 1ste DAG. Voorbereiding der allerheiligste Maagd tot het goddelijk Moederschap.

Roeping tot het Christendom........... 14

2de DAG. Voorzienigheid Gods over de heilige Maagd.

Roeping tot den religieuzen staat.........21

3de DAG. De onbevlekte Ontvangenis der allerheiligste Maagd.

Religieuze heiligheid..............26

4de DAG. De Geboorte der allerheiligste Maagd.

Intrede in het religieuze leven..........31

5de DAG. De Opdracht van de allerheiligste Maagd.

Verzaking van de wereld............3ö

6de DAG. Het leven van de allerheiligste Maagd in den tempel.

Het religieuze leven..............41

Tde DAG. De heilige Maagd Maria doet belofte van zuiverheid.

Zuiverheid...................

8ste DAG. Huwelijk van de allerheiligste Maagd met den heiligen Joseph.

Middelen om de zuiverheid te bewaren .......51

9de DAG. Maria-Boodschap.

Het aanuemen van het religieuze kleed.......57

10de DAG. De Menschwording des Woords.

De Professie................ 63

11de DAG. Bezoek van de allerheiligste Maagd aau hare nicht Elisabeth.

Liefde tot den naaste............. 63

-ocr page 217-

— 211 —

bladz.

12dc DAG. De Lofzang der allerheiligste Maagd.

; Het zoeken van God alleen........... 74

jl3de DAG. Stilzwijgen van Maria ten opzichte van den hei-' ligen Joseph.

Ootmoedigheid................79

14de DAG. Reis van de allerheiligste Maagd naar Bethlehem.

Armoede..................85

15de DAG. De Baring van de Allerheiligste Maagd.

Het heilig Sacrament des Altaars.........92

16dc DAG. Maria bij de kribbe van het goddelijk Kind.

Gebed..................99

24 | 17de DAG. De Zuivering van de allerheiligste Maagd.

Gehoorzaamheid................100

22 I 18de DAG. Do reis van de allerheiligste Maagd naar Jerusalem

Dagelijksche zonde..............

26 ! 19de DAG. Het verblijf der allerheiligste Maagd te Nazareth

(Geestelijke leiding..............Geestelijke leiding..............

20ste DAG. De allerheiligste Maagd op de bruiloft van Cana

Geestelijke dorheid.............

30 21ste DAG. De allerheiligste Maagd tijdens het openbaar leven van Jesus.

42 Vernederingen................132

22ste DAG. Do allerheiligste Maagd aan den voet van het 40 k™3-

Opoffering.................138

23ste DAG. De heilige Joannes tot zoon aan de allerheiligste 52 Maagd gegeven.

« Onthechting van zijne ouders...........144

24ste DAG. De allerheiligste Maagd in de eetzaal ran Jerusalem.

De geestelijke afzondering............l^O

J3 25ste DAG. Het leven van de allerheiligste Maagd na Pinksteren.

Goed voorbeeld...............156

26ste DAG. De Dood van de allerheiligste Maagd.

De dood der religieuze.............163

bJadz.

5

9

113 119

125

-ocr page 218-

— 212 _

27ste DAG. De Verrijzenis eu de Hemelvaart van de allerheiligste Maagd. 1

Lichamelijke versterving*.

m der ^leHieilig^te Maagd in den

yo1?6 ^?kheid der reliSieuze m den hemel. . . m

deaZe.' ^1'1^ Vande «Oerheiligste Maagd op

VZhner!ijkiaë Van de reli°ieuze 0P aa^e ■ . 181

tt va^iS ^ W in

IJver voor de zielen in het vagevuur . .

31ste DAG. Het allerheiligste Hart van Maria. ' ' ' '

Godsvrucht tot het heilig Hart van Maria . ... 10,

Akte van toewijding aan Maria.

benige gebeden, waaraan aflaten verbonden zijn'. 203

■A. M. D. G.