DISaUISITIO CHTMICA INADSüRALIS
RB
«KA«,
QUOD DEUS BENE VEKTAT,
EX AUCTORITATE RECTORIS MAGNIFICI
«ITH. lHC..fBIl. I1T..«0. wer i,,aop. OED.,
• IC ÜOII
AMPH88IMI SENATÜS ACADEMICI CONSENSC
«T
konilissimae FACULTATIS MAÏHESEOS kt PHILOSOPHIAE
naturalis decbeto,
Pro O^raèu Doctoratuö
• vaxiifvi igt;
MATHESI ET PHILOSOPHIA NATÜRALI
uonokiuu8 ac peivileqi18
IN ACADEMIA RHENO-TRAJECTINA,
BITE ac legiiime conseqüendis,
ERUDITORUM EXAMINI SUBMITTIT
riarrilngA-Balavui.
Ad Diem XX M. Junü, «nni MOCCCLIII, hora II.
L f H
TKAJECTI A» niIRMIIin,
W. C. J. BOLLAAN.
Mncc.cLrii.
-ocr page 2- -ocr page 3-11
naab den
OORSPRONG EN DE SCHEIKUNDIGE NATUUR
van ebnioe
\
-ocr page 4-'m
m
.ÜWi
-ocr page 5-naar dkn
«»»SI'ROW. m BE SCIIEIRlINBHili WTIIli«
\ kk.mge
nooR
UTRECHT,
W. J. C. BOLL AAR.
riRMA : TAN dbr MON'de amp; comp.
-ocr page 6-Der d» schrieb, war Mensch und du bi.t Mensch, der di»
liesest. Er konnte irren und hat vielleicht geirrt. Lasse est
nicht beim Tadel, sondern bessrc und baue weiter.
nERIgt;ER.
-ocr page 7-Toen de met zooveel roem in de wetenschap lekende Dumas
aan het hoofd van het Bepartement van Landbouw en Nijverheid
^n Frankrijk stond, achtte hij de scheikundige kennis aan de wateren
van zijn land van zooveel belang, dat eene commissie door hem werd
benoemd, uit de mtstekendste Natuurkundigen zamengesteld, ten
einde te verzamelen, wat reeds omtrent de chemische geaardheid
dier wateren hekend was en door nieuwe onderzoekingen den weg
te banen tot het verkrijgen eener volledige hydrologie van
Frankrijk. In het laatst van 1851 maakte deze commissie haren
eersten arbeid bekend en opende het Annuaire des Eaux de ]a
France met een belangrijk en uitvoerig overzigt van de reeds be-
kende analysen der rivier- en bronwateren in Frankrijk, voor zoo
ver zij den toets der tegenwoordige analytische scheikunde kon-
den doorstaan.
Deze belangrijke arbeiden de overtuiging, dat landbouw, nijver-
heid en gezondheidsleer in ons vaderland evenzeer belang hebben
bij de scheikundige kennis aan het water der rivieren, die den
Nederlandschen bodem besproeijen en. van de welwateren, waar-
van zijne bewoners een zoo veelzijdig gebruik maken, wekten bij
mij den lust op, om ter verkrijging van den doctor alen titel in de
ms- en Natuurkundige Wetenschappen, het onderzoek van eenige
onzer wateren te ondernemen. Mijne Akademische studiën waren voor
een aanzienlijk deel aan de Scheikunde gewijd, en sedert vier
jaren in eene vaste betrekkUg aan hel Utrechtsche Lahoratonuni
verbonden, en daardoor in de gelukkige gelegenheid, .ny onder
het onmiddellijk^ toezigt van den Hoogleeraar Mulder ^n de we-
tenschap mijner keuze te oefenen, was ik als van zelf op een
onderwerp gevoerd, waaraan een practiscA-chemisch onderzoek ten
grondslag lag.
Niemand verwachte hier een afgeronden arbeid; het ts eene
eerstelinge van eigen, zelfstandig onderzoek, die ik mijnen leer-
nieesters en den vrienden der wetenschap aanbied; ^n dien z^n
hoop ik, dat de gebreken, die haar aankleven, zullen beoordeeld
morden. Waarde ligt er in dit boekje niet meer, dan het
aan vaste, onomstootelijke waarheid bevat, maar zooveel toch ook
zeker.
In het eerste hoofdruk heb ik getracht, op eenvoudige wijze
^oor te stellen, hoe men zich het ontstaan der in de vaste aard-
korst voorhandene wateren heef t te denken. Als hun algemeene bron
erkennen wij het water, dat uit de atmospheer aan de aarde wordt
toegevoerd. Be scheikundige geaardheid van dit water en de ver-
ringen, die het bij zijn optreden als rivier- en welwater
Xf^t ondergaan, maken het onderwerp van het tweede hoofdstuk
^ In het derde vindt men de scheikundige ontleding van eemge
cateren van ons vaderland en de daaruit afgeleide zamenstel-
ling, ter^oijl het vierde de nadere ontwikkeling bevat van eenvge
uit het onderzoek voortvloeijende uitkomsten.
Te eeniger tijd hoop ik, zoo de omstandigheden daartoe gunstig
zijn, dit onderzoek te vervolgen en door aanvulling en uitbreiding
van hetzelve welligt iets hij te dragen tot de grondslagen eener
toekomstige hydrologie van ons vaderland.
I. OORSPRONG DER BRONNEN, RIVIEREN EN WELLEN.
De vraag naar den oorsprong der wateren, die aan de vaste
oppervlakte der aarde voorkomen, schijnt bij den eersten aan-
blik niet voor ëe'ne, in alle gevallen geldende oplossing vatbaar
te zijn.
Inderdaad, wanneer wij een blik slaan op de hoogst verschil-
lende verhoudingen, waaronder water-réservoirs aan en in de
oppervlakte der aardkorst zich vertoonen; op de groote verschei-
denheid, die ons de bronnen, zoowel in wijze van voorkomen,
als in physische en chemische eigenschappen aanbieden; op den
loop en den waterrijkdom der rivieren en bet tal van verschijn-
selen, die onmiddellijk daarmede zamenhangen, dan kan de po-
ging gewaagd schijnen, om dat alles uit eene gemeenschappelijke
oorzaak af te leiden. Wie toch kan aan de IJsIandsche Geisers
en aan de beekjes onzer heidevelden, aan de artesische bronnen
en aan de uit het zand opborrelende wellen eene zelfde natuur-
werking ten grondslag leggen?
Ojidertusschen blijkt het alras bij een nader onderzoek, dat
ons, indien wij ons aan do geschiedenis der aarde willen blijven
aansluiten, zooals zij door de tegenwoordige geologie wordt voor-
gedragen, slechts twee plaatsen openstaan, vanwaar wij het water,
dat de aardkorst oplevert, kunnen afleiden : 1quot;. de groote Oce-
aan, die drie vierde gedeelten van onze aardoppervlakte bedekt, de
onmetelijke kom, waarin al het stroomende water van het vaste
land zich voortdurend verzamelt, en 2quot;. de atmospheer, waarin
eene groote hoeveelheid waterdamp als nimmer ontbrekend be-
standcleel optreedt en eene .00 belangrijke rol si^elt m de me-
teorologische versehijnselen, waarvan .ij het schouwtooneel 1.
En werkelijk zien wij in de geschiedenis ^er wetense^ den
strijd der meeningen omtrent dit punt m meer of mmder geluk
Je pogingen opgelost, om het ontstaan der wateren, met
hulp van verschillende natuurkrachten, mt een van deze water-
réservoirs of wel van belde te gelijk af te leiden.
Aan dien langdurigen gevoerden strijd namen de beroemdste
natuuronderzoekers deel. Wij noemen onder henMAUiOTTE,
cn DE LUC, ten bewijze, dat het met gemakkelijk valt, al dc
bii/onderheden, hiertoe behoorende. onder een algemeen goz.gts-
puTop eenvoudige wijze te rangschikken en uit ééne gemeen-
schappelijke natuurwerking te verklaren.nbsp;^nbsp;,
Heï ligt voor de hand, dat het gevoelen, hetwelk den oor-
snronc der bronnen in het atmospherische water zoekt, de grootste
waarschijnlijkheid en in vele gevallen volkomen zekerheid aan-
Vledf maar in de korte ontwikkeling, die wij thans als mleidmg
tot het onderzoek, in deze bladen bevat, daarvan wenschen te
Iven, zal ons genoegzaam blijken, dat er bijzonderheden voor-
fjnei . welke zich voor het tegenwoordige niet d^ eenigzms
^dwongen door deze theorie laten verklaren; dat het noodig is,
Een daar aan te nemen, wat behoorde bewezen te kunnen
worden, en dat derhalve eerst na verloop van tijd eene volko-
Tnene ontwikkeling van dit gedeelte der physische geograph.e te
wachten is.
Wanneer hét atmospherische water, 't zij vast of vloeibaar of
in den btaat van daauw, mist enz., op de oppervlakte der aarde
wordt nedorgeslagen, dan verdwijnt het na eenigen tijd angs
verschillende wegen uit ons gezigt. Een gedeelte vloeit langs
de helling van Li terrein naar de lager gelegen plaatsen een
ander Jeelte verdampt, 't zij onmiddellijk of na eerst zijnen
door de planten, die de aarde bedekken, genomen te heb-
L? terwijl eindelijk een derde gedeelte den bodem zeiven tot
X eene zekere diepte indringt. Het is duidelijk, dat deze hoe-
vLlheden onderling, naar gelang der omstandigheden, zeer kun-
quot;M verschiilon. Zoo .al laiigsdo helling van borcen „r, i, • . ,
lyne gesteenten bestaande, het grootste ^eelte ® quot;'lquot;
vallende „ater onmiddellijk aAoeljen - Jl^i^l'^Ä
aan hunnen voet zich uitstrekken, versameien ZB^ TZ'
hoog, dan zijn .ij bij uitnemendheid in ^aThefLt
water uit da atmospheer tot .ieh te «rekken
openmgen, waarmede hunne oppervlakte voordien fa
ten V al „.ijmetpla'L zijn bakTe^rC
n,l trekken en dus met aanzienlijka massa's eeuwigdurend i7sÄ
Wekt, waarvan aanhoudend door da eigene warmte dt aard
en vooral m den zomer een gedeelte afsmelt, terw^l hier en d^
n^rZtquot; r quot;nbsp;'Wamerhan
n^r de vlakte tewegen en ean onophoudelijkan toevoer van wa-
er afgeven. Hat water, dat door de verteerde en door nlln
nlr; - -quot;'---ken veHeelda oppervlakte der berg:
^edfe en ^nbsp;»«^-honden kristalen
„^eelte en vloe.t daarlangs af, tot dal het hier of daar eene
'.jn da bergen, naarmate zij hooger zijn en uitgestrekter ketens
vormen, des te grooter vergaderplaatsen van water, hetwelk
voortdurend afvloeijend, aan hunnen voet beken v^rmt dié
z,eh langzainerhand vereanigen en hat door geulen in de Lrd
korst naar den Oceaan voeren. Daarom vindL wil i 1
M zuiden iorsn,jd.Änbsp;r
tere hoogte en uitgest„=ktheid, een veel gro°„ter aanwZfZ
van verbazende uitgebreidheid voeden ka.,, dan gene
In de vlakkere streken der aarde ontbraken deze, bat
van g, . rivieren bavorda.nda omstandigheden eTof „
deele. Ke gennge hoogte van da uitstekende deelen der
v akte verhindert eene zoo ruime condensatie van Zf^Z^'
als ,n hooge gofergten plaat, heeft, zoodat slechts baken en £
„e.e rivieren door de glooijingennbsp;''«quot;ol^'s
' die iui. 0.^ - rtfrrin: ver-
ht S g -ter dan in bergachtige streken, maar de
mmmi
ken regen, den grond ^ — ^ J
vindt. Is de zandlaag ™ - quot;^^^rdoordringen in dea
eene zekerenbsp;zulte rekl noch bronnen ontstaan,
Ta^ erirn n® Ls hebben, wanneer andere toevoegselen
Z blm ,neer waterhoudend maken. Weinig anders verhoudt
het water geheel ondoordringbare korst vormt.
bL nimmer komen echter deze gronden onvermengd m de
Bijna nnnmernbsp;^^^ atmospheer of
d^gt daarin meestal in groote hoeveeW ^^^^ ^^^^^
hier of daar nieuwe aardlagen, die mmder gemakkelijk water
d orlaten, dan hoopt het zich in de daarboven gelegene in a^^
Lrkeliike mate op. In onze lage streken vindt men m den
lol 00 c^erince diepte onder den grond, zulk eene met wa-
regel, op fnbsp;. ^^ oppervlakte van het water,
ter doortrokkene ^ g' quot; vermogL der aarddeeltjes, een
ten gevolge vannbsp;^Pf 7nbsp;^n nabij gelegene kanalen.
water opleveren, omdat de gemelde waterhoudende laas door
gaans zeer uitgestrekt is en eene zeer aanzienlijke hoeveelheid
water bevat. Hier en daar treft men reeds op zeer geringen
afstand onder den beganen grond deze laag aan; dan is de bodem
koud en de vochtige ondergrond belet veelal eene croede bebou
wing; somwijlen kan men de daaronder geplaatste faao- die het
water ophoudt, door mechanisch geweld openen (oerblnken) en
door aan du grondwater een uittogt te verleenen, den g ond
aanmerkelijk vruchtbaarder maken. Moerassen zijn zoodanige
streken, waar deze waterhoudende laag tot aan de oppervlakte
van den grond reikt, en eene komvormige gedaante van den
voor water ondoordringbaren ondergrond de wegvloeijino- van
het water verhindert.nbsp;®
Heeft de ondoordringbare laag, die de ophooping van het water
veroorzaakte, eenige helling, dan vloeit het daar langs af, tot dat de
laag aan de oppervlakte te voorschijn komt, en treedt daar met
eene aan zijne verkregene snelheid en aan den aandran^r van
het water evenredige kracht, als eene bron te voorschijnT wier
rijkdom aan water des te minder van saisoenen en atmospheri-
sche droogte afhangt, naar mate de laag, die haar water ver-
schaft, uitgestrekter is. Vele bronnen van deze soort vermin-
deren echter bij lang aanhoudende droogte zeer en zoo het slechts
regenwater is, wat haar voedt, verdroogen zij somwijlen des zo-
mers geheel.
Hier en daar kan het geschieden, dat eene waterhoudende
laag tusschen twee ondoordringbare geplaatst is en dus het daarin
bevatte M^ater onder eene verhoogde drukking verkeert, /oo de
plaats, van waar het zijn oorsprong neemt, hooger Jigt. Boort
men een gat tot in zulk eene waterhoudende laag, dan wordt
het met kracht opgeworpen en vormt eene zoogenaamde artesi-
sehe bron. Is de drukking minder sterk, dan vormt het eene
wel; wisselen meerdere waterdigte en waterhoudende lagen elk-
ander af, dan is het begrijpelijk, dat men op zulk eene plaats,
naarmate men dieper graaft, water van verschillenden oorsprong
en derhalve van verschillende natuur kan aantreffen.
Ziedaar in korte trekken de theorie geschetst, waarnaar het
ontstaan der bronnen en wellen in de natuur wordt verklaai-d
In beginsel is zij niet van onze dagen, want reeds de oudste
natuuronderzoekers, wier geschriften tot ons zijn gekomen,
hebben geene andere verklaring gegeven, dan deze, schoon nu
en dan verminkt door de dwaalbegrippen der toenmalige natuur-
beschouwing. Aristoteles beschouwde de uitstekende punten
der aardoppervlakte als de plaatsen, die het water uit den
dampkring naar zich trokken en het in hare holen en spleten
bewaarden, (waarbij de ter gelijker tijd ingesloten lucht in water
werd veranderd) en door bet langzaam zijwaarts te doen afvloei-
jen aan bronnen, beken en rivieren hun oorsprong gaf. Ook
8ENECA deelt in dit gevoelen, doch laat ook do aarde tevens in
water veranderd worden. Vmiuvius voert daarbij aan, dat de
steen- en kleilagen onder de oppervlakte der aarde het verder
doordringen van water moeten verhinderen en zijnen loop ver-
anderen. Pliniüs beweerde, dat het water verschillend van na-
tuur moest zijn, naar mate het door verschillende aardlagen
toog en zijne stelling : »tales sunt aquae, quales terrao per
quas fluuntquot; is nog heden de algemeene uitdrukking voor de
oorzaken der verscheidenheid, die do wateren in de natuur aan-
bieden. Alleen lucretius CARUS en weinige anderen leidden
den oorsprong van het water der beken en rivieren van het
zeewater af; op deze meening, die in lateren tijd nog een tijde-
lijken opgang gemaakt heefl, komen wij straks nog nader terug.
De beroemde fransche natuuronderzoeker mariotte was de
eerste, die aan het onderwerp eene wetenschappelijke ontwikke-
ling gaf, welke hij aan berekening en gezette waarnemingen
toetste en met scherpzinnigheid verdedigde (1). Het kan ons
doel niet zijn, de verschillende strijdschriften, daaruit voortgespro-
ten, ook slechts oppervlakkig te doorloopen. Wij bepalen ons
enkel tot de uiteenzetting van sommige hoofdpunten, tegen welke
bezwaren zijn ingebragt en slaan in het voorbijgaan een blik op
andere verklaringen, die men met meer of minder goed gevolg,
voor de gegevene in de plaat» heeft willen stellen.
Eeue eerste vraag, die zich voordoet, wanneer wij het at-
mospherische water als de eenige bron van de natuurlijke wa-
teren der aardkorst aannemen, is deze : valt er genoeg regenwater,
(1) Truite du mouvement dos caux et des ivutrcs corps üuidcs. Ocuvres dc
mariotte. Leidc, 1717; Toni, ii, p. 326.
OUI voordurend de rivieren, die iiaar doorsnijden v«..
water te voorzien, als zij iu de zee uitst^J
t aciitte deze vraag bevestigend te beantwoorden, door d!
Uksche hoeveelheid regen, die het stroomgebied derTeine .rquot;
Parijs ontvangt, te vergelijken met de htveelhe fwTJr ^e
zy voorby Parys heenvoert, en kwam tot het resultalt da^ ,
laatste hoeveelheid slechts een derde der eerstgen rmSTuitm af
to. Het kan echter niet missen, of derfieamp;'ke wlt
moeten ten deele op willekeurige' aannar«^^^
8K.X.EAÜ aantoonde, die voor andere rivieren dezelfd Cekt
m het werk stellende, tot geheel andere uitkomsten ge-
sicchs by een eiland tot eenige zekerheid leiden, en zoo be-
weerde hy, dat Groot-I3rittannië slechts half zooveel water uit
de atmospheer ontvh.g, als het door zijne rivieren verloor.
De oplossnig dezer vraag sluit de kennis, aa» eenige bijzon-
«eden m .ch, waaromtrent wij tot nog toe tot geete z ker-
rlenrrnbsp;^ ^^^^ - -erbek^nd, dat het
veelheid waterdamp uit de atmospheer veroorzaakt Het is de
reden, waarom in digte wouden de bodem.steeds met water
doortrokken en de lucht met waterdamp beladen is. Een sterk
sprekend voorbeeld daarvan levert de zoogenaamde Kirchbrua-
nen aan de badplaats Heilbronn op. Deze wordt namelijk, zoo
als u.t de plaatselyke omstandigheden af te leiden is, door een
nabung terrem gevoed, dat met een bosch bedekt i , en-men
bemerkt nu, telkens wanneer dit bosch gekapt word dat de
bron eene ^nzienlijke hoeveelheid water minder dan ^oonlit
aanvoert. Maar zelfs bergen van geringe hoogte e^ heuvS
«chynen ook .onder dat zij met bosschet bedekt zyn, op dt
.d de wy^ ..terdamp uit den dampkrizig tecondenir
eigen land levert daarvan bewijzen. Lui^ors (1) verhaalt dit
op het buitengoed Koxhorn bij Wassenaar het water, L uk
ae duinen te voorschijn komt, in een vergaderbak werd geleid
om er fontemen mede te voeden. By eenigzins aanhoudende'
^jn Jnlcidin« tot eeno nat. en wi,.. ,gt;eschouwi..,e „c. „arCkloots, ,75,,.
-ocr page 16-droogte houdt de toevoer van water uit de duinen op, maar
vangt weder aan, zoodra het weder regenachtig wordt en nog
voor dat er een enkele droppel gevallen is; blijkbaar kan dit
water slechts afkomstig zijn van de dampen, waarmede de lucht
bezwangerd is en die reeds als zoodanig door de toppen der
duinen werden ingezogen. Er zijn vele bronnen, aan de hellmg
van heuvels, boven het niveau van nabijgelegen wateren ont-
springende, van welke men om plaatselijke redenen met zeker-
heid kan aannemen, dat zij niet door een onderaardsch hevd-
vormig kanaal van elders met water worden voorzien en wier
ontstaan dus alleen op deze wijze kan verklaard worden. Zoo
verzekert de la métheuie dat b. v. het opwerpen van een
bolwerk voldoende kan zijn, om aan deszeife voet eene wel te
doen ontstaan. In hetzelfde geval bevindt zich b. v. de Zypen-
berg bij Arnhem, een heuvel aan den linkeroever van den LJssel
gelegen, die tot bijna aan zijnen top van de heiplantjes, welke
zijne helling bedekken, voortdurend water doet afdroppelen,
dat zich aan zijn voet in een beekje verzamelt. Het is zeker,
dat de top van dezen heuvel niet zooveel regenwater ontvangt,
om voortdurend dit beekje te voeden en er schiet dus geene
andere, dan de zoo even genoemde verklaring over.
Een en ander maakt de onmiddellijke bepaling van het water,
't welk het stroomgebied eener rivier uit de atmospheer ont-
vangt, geheel onzeker en het is dus onmogelijk, door cijfers aan
te toonen, dat de hoeveelheid water, die zij in zee uitstort,
geringer is dan gene.
Men vindt een groot aantal bronnen, die zich onder volkomen
gelijke omstandigheden bevinden, als de beekjes op den Zijpenberg
en de moeijelijkheid om zich de wijze van haar ontstaan naar de tlieorie
van mariotte voor te stellen, bragt kikcherop het denkbeeld,
het ontstaan van alle bronnen uit de infiltratie van het zeewater in
de aarde af te leiden, en dezulke, wier oorsprong boven het
niveau der zee gelegen is, door de capillaire opvoering van
het water te verklaren. Deze meening, die in beginsel reeds
door lucretius cauus en vakemius was voorgedragen, heeft
gedurende eenigen tijd vele aanhangers gevonden, daar kirchek
schijnbaar afdoende proeven voor hare bestaanbaarheid bijbragt.
Om namelijk te be»ij,,en, dat de capillariteit i„ staat is „fel
alleen om water tot eene zekere hoogte op te ™ren J
van daar ook weder lang, een andefen w^ .eToen afX'
plaatste hij een znihje van gips, „elks bienslXtS^
verdiepmg was aangebragt, met zijnen voet in een fak m.,
ter en zag nn niet alleen het water in het z„m,V 'quot;'tquot;'quot;™-
maar zich zelts i„ de aangebragte verdlnl öS
men zich dezelfde omstanciighedtn in t TaZr
de mogelükheid bewezen, mn op die w,gt;e b™ 1
iepn plaatsen te doen ontstaan'. De proef g ukquot; Itu S
alleen ,„ de handen van eenen k,kc„f.b : i.ofs ver^a de
nüTinT rr-P'UtóS
met m stant ,s, het water i„ kommen boven hel nivean van het
oiti V 'nbsp;quot;quot; P'quot;quot;'^quot;'
open en van onderen met een lapje gesloten en met zand gevuld,
m een bak met water en zag het water tol eene grootera „f ™
nngere hoogle opklimmen, naarmate het zand fijner of IZ
water opklom een schu.ns geplaatst buisje aanbragt, insgelijks
met zand gevuld en mot een vloeipapiertje gesloton, met oogmerk
om aan het water eene gemakkelijke afvloeijing te verscirafTen,
dan zag Inj wel d,t zand en het vloeipapiertje bevochtigd worJ
den, maar nimmer vto.de een enkele droppel water af o
..'quot;^'^J.rrs:; i;-; ■ rsr
-ater verkrijgen alleen door met eer. stok in den zachten bo-
üem te boren. Er valt naauwelijks aan te twijfelen, of deze
putten staan m verband met de zee, te meer, omdat dikwif s
de bewegmgen van het zeewater bij eb en vloed volgen- althJrL
schunt het gewaagd, den oorsprong dezer putten vanTe't rel?
vvater af te leidon. Maar is dan eene filtratie door den bodlTquot;:
staat, on. .0« water in zoet te veranderen.^ Dat er c ITc
„issclwcrking tussch.n sommigenbsp;™
- ^e —111
^ut kau dit, „aar tetgee,, wij tegemvoord,g
Hebben. A,t„a.,s o™» ^^k « ^
rl^ —quot;bi
doot d^ bodem toe te passen. Ee., merkwW,g geval da
teTliquot;t w de oplossing van deze vraag kan b.jdragen, v^rljaalt
„elhgt tot ae P „nbsp;^ Jfoehestraat te Am-
ons prof. MULDER (1).nbsp;bnbsp;regenwater out-
Tet nabijgelegen IJ, dat den
a„or d«enbsp;1; rits met het Zuider-
ree~ijnf—mt, moestnbsp;^eval «J ^
Lr den kleibodem in samenstelling z.J„ veranderd. Ie Wm
tont insgelijks een „enk door denzeUden scbr,vereven ( ),
fmllijkbeid namelijk, dat bij de fflt^tie van eUloor«gt;d«n-
Ldend water door klei, ondor den invloed van organische
houdend water anbsp;,nbsp;^^ ^^ vrijgestelde
stoffen,nbsp;eeno onoplosbare verbinding
tn trbelcl— van s«linm en aW-
nlum, die door «egen zijn bereid.
nti wateren van Amsterdam p. 159-
Noot op pnp. 2M I
-ocr page 19-Onderscheidene schrijvers hebben zich tccrn,, ,1»
.eterheriwa. aangetoond, dat hel regen^tiCl
^ms aanmerkelijke diepte in den Wemnbsp;.nbsp;»«quot;ig-
,,roeven van „e r,a Lee e„ PrEnTJr 2 '
te regtvaariigen. Deae^J^/^tZ
bnU bevestigd was, die innbsp;'^quot;'«'''•»äaraan eene
onder de -rde n l; iree„ .m quot; r'quot;quot;quot;
enkele droppel water tó lTni!'', '',
«.n to danken\ebbr Cr 2 r
Jroogde tninaat^e eene koZ TClquot;«
Jig, om tot eene diepte van 1
«liga te worden, middelmafo vo^,nbsp;f quot;quot;quot;
li'j een middelmatigen Clr T'
«aive ..rst eeneToe Äln s't Tquot;
voor men den «rond verder f, T , '
■nen daarbii in Zi t 1nbsp;k»» ™do„. Noemt
kan opgenlenTZL quot;®' T'
Jen inWoerdër « ,nbsp;quot;quot;quot;■«quot;quot;quot;uk »nder
WO'-J. het duidelirdarrt ™ quot;quot;fquot;quot;nbsp;kan, dan
lt;Iem slechts t enbsp;''T' .'quot;'quot;T''''nbsp;lt;len bo-
eeiie germge diepte bevochtigd vindt, maar dat
-ocr page 20-dit daarom nog niet overal en altijd .al gebeuijn Kn hoe dA-
wijls leert niet de ondervinding juist het tegendeel? by l^et gra-
ven in den bodem rondom Utrecht vindt men gewooquot;hjk den
grond vochtig, lang voor dat men tot het niveau van het water
^rg^t flT^alemingen bevestigen overige, bet reeds
K priori zoo waarschijnlijke vermoeden, dat de --^f^^vsi^
mLte gevallen eene aanzienlijke hoeveelheid water dooilaat
Makioi^e zelf haalt reeds de kelders van ^^^tObservatonum te
Parijs aan, van wier gewelf steeds -terdropFls nederva^^^^^^^^^
wel des te meer, naarmate er meer regen valt. In de bexg^
ken dringt het water door de wanden en gewelven d r galgen
heen en vormt zelfs geheele onderaardsche meeren die dikwerf
tTL grooten toevter van water hebben, dat dit kunstmatig
uit de mfnen moet worden verwijderd. In diep gelegene hole
(ook aan de gewelven der kelders onder het Vreebuvgte Utrecht)
vindt men druipsteeuen van aanzienlijke grootte, wier kalk klaai-
bliikeliik afstamt van den bodem, waardoor het regenwater is ge-
filtreei;i en die daarenboven somwijlen nog door humusachtige
stoffen, door het water uit den bebouwden grond opgelost ge-
kleurd zijn. De goede resultaten voor den landbouw welke op
zoo vele plaatsen het aanleggen van drains oplevert, beruste
alleen daarop, dat men aan het overvloedige water dat den
grond indringt, eene gemakkelijke afvloeymg verschaft Dat
telfs de kristallijne gesteenten, die de primitieve rotssoorten sa-
menstellen, bijna allen (ook indien zij homogeen van zamenst -
ling zijn) voor water doordringbaar zijn, daarover heeft Bi-
sciiOFP eene menigte waarnemingen verzameld en men kan er
zich daarenboven gemakkelijk door eene proef van overtuigen.
Brenlt;rt men namelijk een stuk van een dergelijk mineraal, ni
zuur'water gedompeld, in eene luchtledige ruimte, dan dringt het
zuur in de poriën binnen en men kan de sporen daarvan, i^
den steen doorgeslagen te hebben, gemakkelijk door een lak-
luoespapiertje tot op eene zekere diepte vervolgen.
Het ware gemakkelijk geweest, bovenstaande schets met een
groot aantal andere theoriën te vermeerderen, waardoor men den
oorsprong der bronnen heeft trachten te verklaren. Maar be-
halve dat sommigen ware toonbeelden mogen heeten vau eene
eenzydige en fantastische opvatting der natuur, bieden de mees
ten niete opmerkenswaardigs aan. Ook ligt eene geschiedenis'
en kritiek der meenmgen niet in het plan van dit onderzoek
Voor ons doel, het opsporen van den aard der Nederlandschê
wateren mogt het voldoende heeten, aan te toonen, dat hel
atmospherische water de algemeene, zoo niet de eemvê bron l
van de quot;atuurlyke wateren, die in de vaste aardkorst worde
aangetroffen. Wij gaan derhalve over tot een nader onder.lk
naar de natuur van het regenwater en de wijze, waarop betree-
durende zijn verblijf op en in de aardkorst zoodanig wordt ver-
anderd, als wij het in het water onzer rivieren en wellen aan-
treffen
r
)1C
-ocr page 22-II. HET ATMOSPHERISCHE WATER EN ZIJR INVLOED OP DE
BESTANDDEELEN DER AARDKORST.
Van de oppervlakte der zeeën, rivieren en van den vochtigen
grond stijgt onder den invloed der zonnewarmte voortdurend
Jene groote hoeveelheid water dampvormig in de atmospheer en
hoopt''zich daarin op, of wordt door luchtstroomingen meer of
minder gelijkmatig over de oppervlakte der aarde verspreid. On-
derscheidene oorzaken vermeerderen of verminderen de hoeveel-
heid waterdamp, die in een gegeven tijd van eene'bepaalde uit-
gestrektheid der aardoppervlakte oprijst, wier nadere uiteenzet-
ting voor ons doel onnoodig is. Evenzoo gaan wij de wolken-,
regen-, sneeuw- hagel- cn daauw-vorming voorbij en bepalen
ons tot de korte vermelding van het beginsel, waarop in alle
gevallen de afscheiding in zigtbaren toestand van het gasvormige
water in de atmospheer berust, onder welke gedaante het zich
vertoone, vast, vloeibaar of in den blaasvormigen staat van
daauw, mist enz.
Wanneer twee even groote volumina lucht, met waterdamp
verzadigd, maar van ongelijke temperatuur en dus van een ver-
schillend watergehalte, te zamen worden vermengd, dan neemt
het mengsel de gemiddelde temperatuur van beide aan. Was nu
de hoeveelheid waterdamp, die noodig is, om een bepaald volume
lucht te verzadigen, regtstreeks evenredig aan de temperatuur,
dan zou de verzadigingstoestand van dit mengsel natuurlijk geene
verandering ondergaan en er zou geen water kunnen worden
afgescheiden. Maar de verhouding is anders. Do hoeveelheid
waterdamp, die een volume lucht noodig heeft, om verzadigd te
ZUquot;, groeit sneller aan, dan de temporaluur; derhalve is het maxi
mnm van waterdamp, dat de lacht bij de gemiddelde t«mno,rtrnr
van het men^l kan bevatten, geringer, dan het gemidddl'™
de hoeveelheden damp, die in de beide oorspronkdijke lu htvquot;
lumma vooAanden waren. Indien derhalve Inehtsioom™ i„
den dampknng luchtlagen van ongelijke temperatuur n,Z7kaü.
Sorw^tCr- -
Het water, dat op deze wijze uit de atmospheer aan de aarde
wordt terupepven, is, zoo als wij gezien hebben, de bron van
do verschillende wateren, die in do natuur worden aangetroffen
SrdTa^ hT°nbsp;- «aar den'
.7de aionbsp;^^y - dit hoofdstuk voor
al de atmospherische nederslagen zullen gebruiken
Door opheffing in dampvorm uit den Oceaan ontstaan, moet
-t uit den aard der zaak zuiver zijn van de niet-vlug^ H
en, die m het vocht, waaruit het zijnen oorsprong namt voor
handen waren. En even als bij kunstmatige destillatiJ de
zuiverheid van het product tevens afhankelijk is van den aard
van het medium, waarin do bewerking geschiedt, zoo is hot ook
hier het geval. De atmospheer bevat, behalve zijne hoofdbestand
deelen, nevenstotfen, die door verschillende oorzaken daarb
geraken Do groote hoeveelheden stoften, welke door de oZ
cessen, die in diepere deelen der aardkorst plaats hebben in I
atmospheer worden gebragt, de uitscheidingen van L^dZ i
en plantaardig leven, de tairyke producten der oZJ;. ^
organische stoffen in de bouwbare'aarde, in de .e t T
«^lillende bedryven der n^euscLon eu^^
nedervallende regendroppels. Fyn verdeelde moleculen van L,or
ganisdien en organischen oorsprong, zoogenoemd stof, verdeelt
'jicli ,n den dampkring en wordt met het regenwater naar bene
üen gevoerd. Het schuim der golven van den Oceaan door ho
vige wmden in de lucht verspreid, droogt op en de teruiro-ebJequot;
ven zoutdeeltjes blijven in hoogst fijn verdeelden toestand zwequot;
vende, tot dat het regenwater ze weder oplost en naar de aard'
-ocr page 24-/
terugvoert. Hoe groot de hoeveelheid der door den regen mede-
gevo^erde stofFen kan zijn, die door mechanisch geweld in den
dampkring worden gebragt, bewijzen de menigvuldige, goed
constateerde verhalen van gekleurde sneeuw, nedergevallen in-
secten enz.
Daarenboven is de waterdamp, die uit den Oceaan en uit de
vochtige aarde oprijst, nimmer zuiver. Scheikundige ontledin-
gen, die plaats grijpen en de nimmer ontbrekende rottende stof-
fen bedeelen dien met vreemde stofFen, die ten deele in het re-
genwater worden teruggevonden.
Koolzuur, stikstof en zuurstof, de hoofdbestauddeelen der
dampkringslucht, zijn in water meer of min oplosbaar en be-
zwangeren dus het nedervallende water. De/e gassoorten zijn
echter, althans in den regel, in het regenwater slechts in ge-
ringe hoeveelheid aanwezig, zoo als reeds door den flaauwen smaak
wordt aangeduid. Gewoonlijk namelijk vallen de regendrop-
pels van eene te geringe hoogte, om den tijd te hebben, zich met
eene ruime hoeveelheid dier gassen te beladen (1).
Al deze oorzaken, die de atmospheer op eene voor onze zin-
tuigen wel onmerkbare, maar niettemin zekere wijze verontreini-
gen, zijn plaatselijk en veranderlijk. De verscheidenheid der
lucht is de onmiddellijke oorzaak van de verscheidenheid van het
daarm nedervallende regenwater. Na langdurige droogte, ten
gevolge waarvan de vreemde stofFen als het ware in den damp-
Ling opgehoopt zijn, is het eerst nedervallende water in hooge
mate onzuiver; omgekeerd, na aanhoudenden regen, bijeen wei-
nig bewogen dampkring, is het atmospherische water, op het
vrije veld en onder behoorlijke voorzorgen opgevangen, met
gedestilleerd water bijna gelijk te stellen. Maar in het alge-
meen is het, naarmate het op verschillende plaatsen en onder
verschillende omstandigheden nedervalt, naarmate het een korte-
(1) In de regcnrijke maand December van het vorige jaar heb ik meerma-
len ruime hoeveelheden versch gevallen regenwater (1 Ned. kan) in eene ge-
sloten flesch met overvloedig barytwater behandeld, zonder troebeling te zien
ontstaan, ten bewijze, dat zelfs het gemakkelijk oplosbare koolzuur hier niet in
bemerkbare hoeveelheid voorhanden was. Het spreekt van zelf, dat dit slechts
een voorbeeld is, geen regel. Ueeft het in langen tijd niet geregend, dan zal
het eerst nedervallende water, rijkel\jk met koolzuur bedeeld moeten zijn. WU
komen later hierop uitvoeriger terug.
ren of Jangoren weg door dennbsp;•
Da. er altijd onzuiverheden i„ fe
getuigt do dagehjksehe ervaring. ^IZf T l
Oeclon, die door het J^tr ^fnbsp;bostand-
een ge.et onderzoek- te onderquot; ,,t w 7 T
l-ngequot; tijd, dat de meteoorwater,Tu I I ^
gentia troebel worden gemaakt en X,nbsp;^ 'quot;quot;quot;quot;'Squot;
feP met Äh »odevoer™; fa- bLj 'T
aandaeht gevestigd op do'^^lS^ t ^ jrTquot;^
lossmg van nitras areenti don- ,1 'quot;quot;'quot;quot;quot;quot;'g. dra eone op-
medewerking vanSl l lnbsp;quot;quot;quot;quot;quot;»'-ater. ond r
lusten .eer merkbar ilt) quot; ™nbsp;'l» --
don invloed eener o'^anist stTr
niet van zoutzuur of chI„rflT„ft f'nbsp;quot;'j
getroBèn wordt in wate^ dquot; Tquot;;«..',' ™ ™°Aeu, aan-
aohter laten. I ^ We 1 lianr vZnbsp;^^'''quot;»P-S
dige stof, die hij tSuï^rLTeVsrdr
pyrrliin beschreef. Ook bfugm vw ,,nbsp;quot;
derzoek van eene der.elifke Jh
.KS meende in het fegt^^^^^^^^^
slijm overeenkomstige stof 11 T uquot;''quot;nbsp;^'«rluk
fen te hebben. Klarrb^klj;. T,-.-tri-
een goed geconstitueerd li^ch am ^ ^
organische, viugtige of mectnÏÏquot; . , '
verschillenden ttaft van omzet Snbsp;-
beweertnbsp;Ondertusschen
liebben gevonden.nbsp;^^eenzuur en apocreenzuur daarin te
(1) ScwEmo. Journ. 32. p. 281-201.
Hetzelfde verschijnsel bemerkt men dikwiils in
van hetehloorgehalte van zeewater door i quot;nbsp;quot;
wü on neemt de goheele vloeistof, waarin de'a ,, taLT'^f
onder den invloed van het licl.t oene roode klc « ' ' '
(3) ScJiWEiGo. Journ. 48. p. 157.
-ocr page 26-De eerste meer bepaalde onderzoekingen waren die van dkies-
skn (1), waardoor het aanwezen van zoutzuur in de lucht van
Amsterdam en dus ook in het daar nedervallende regenwater werd
bewezen, hetwelk later door onderscheidene natuuronder^
VEKHOF, CKAAKEN, VAN UOSSEM en MULDEU werd bevestigd (2)
Giet men zuiver water eenige honderd malen door de lucht
van bet eene glas in het andere, dan geeft het met nitras argenti
lene duidelijke troebeling. Ja, somwijlen kan de hoeveelheid
zoutzuur in den dampkring aldaar zoo groot zyn, dat eene ver-
dunde, volkomen heldere oplossing van nitras argenti, een halt
Ir a n de lucht blootgesteld, troebelheid vertoont. Dat d^.
factie niet van medegevoerde chloruren, maar van vry zoutzuur
Xmstirirtrachtte men aan te toonen, door de verkleunng
. n irkm^oesvUt, hetwelk met het water in aanrakmg roodw^-d.
Ook VOGEL, KUUGER en HERMBSTilDT vonden m de lucht te
Dobberan en NicorxE te Dieppe dezelfde reactie.
De oorzaak dier reactie is blijkbaar te zoeken in de nabyheid
der zee en af te leiden van ontledingen, die daarin bij de ver-
damping plaats vinden. Het chloormagnesium (een voornaam
bestanddeel des zeewaters) verliest gemakkelijk zoutzuur, onder
afscheiding van magnesia, wanneer het in
sin. wordt verdampt. In het groot ziet men di m zoutketen
.Jr gedurende de uitdamping van sterke pekds by de kookhUte
eene groote hoeveelheid zoutzuur ontwijkt. Dezelfde ontleding
kan plaats vinden, indien het zeewater op de v akke en on-
diepe kusten aan de zonnehitte blootgesteld is en daardoor meer
of min wordt geconcentreerd.
Om echter met nog meerdere zekerheid aan to toonen, dat de
• chloor-reactie in de lucht niet van medegevoerde chloruren, maar
van vrii zoutzuur af te leiden is, heb ik een pekel van 1,1 sp.
„OW met zijn volume water vei-mengd, in oen waterbad by
fenê'temperatuur van 60 70« uit eene ruime retorte gedestil-
Lrd en in den aangelegden ontvanger een weuug zuivere bary
crebraoi. Nadat een tiental C. C. vocht waren overgegaan, werd
Se vloeistof uit den ontvanger met koolzuur, zorgvuldig door
Ala Konst- en Letterbode. 1803. No. 23.
S ^enbsp;over de wateren en lucht der stad A.nsfrdau., door
DiVo. J. MVM.EU. Amst. 1827. p. 177 sqq.
-ocr page 27-Saoa daaruit eeua merkbare Imev ell d lf''
geennbsp;^alk- of magnesia Jtitlpnt^'quot;quot;''quot;''
beLoeft geen betoog. In IJtabi w p .nbsp;»ongetroffen,
eene zoo frrootp
verw«nrrnbsp;^Is sterk zuur heeft het
-- .. in de
risJS'quot;
vermelden It ^i^nbsp;Vele reizigers
(1791) beweren cLllnbsp;makggkaf en ükegmann
MAN.V analyseerde CJmZJZt „quot;„T r.quot;quot;™'
regenwater en wees daarh II ,
carb. calcis aan 1 •^'■l^rpotassram, ijzer, mangaan en
oostkust van allTd 1'n Inbsp;Je
en takken van^b^t Jeint Ztr»quot; T
h.:f te ^erzTfirf'-
rege^vate. „p en Jar./lrprUIlnbsp;quot;t
■ne' /. procent opgespat zeewater was gemengd en overlene
0) Gehlen's Journ. T. Vil. p. 589.
(2) Edinb. Journ. of Science, N». III.
ultgestroktheid van 50GO Eng. mijlen, den afstand van Mancte er
tot^tet zeest^nd in de rigting van den storm, «s
Niet zelden eehter vond hij het regenwater
veelheid chloorsodium bedeeld. In Utrecht vond Prof. mulder
in i724 0,013 gram. chloorsodium in één kilogramme regenwater.
Dat salpeterzuur in het regenwaternbsp;j^itóttquot;;
inzonderheid bij ontladingen vannbsp;Z
te verwachten, sedert cavesdish het eerst had aangetoond
elecUische vonken, door een vochtig mengsel van st.kstof en
n TkAmv enz. de ware interpretatie van de proef van CATES-
„8.1 hebben aan het licht gebragt, sedert men namehjk weet,
dat de zuurstof onder den invloed van eleclriateit m een e.gen-
aardicen aUotropischen toestand kan overgaan, die haar m
staatstelt, zich onmiddellijk met stikstof te vereenigen, en
toe zoobenoemde geélectriseergt;le zuurstof als een constant, hoe-
tu^ roeveelheid'zeer gering bestanddeel der dampknngsluch
rlkend kon men verwachten, dat al het atmosphensche water
Ier of min Bal,«.er.nurhoudend zou bevonden »«den. Maar
rervarin. heeft dit niet bevestigd. Omstreeks 827 onderzoe^^
, Ja 77 soorten van regenwater en trof in 7 daarvan, d,e
Sü«nde of na oiweders waren gevallen, salpeterzuur ^^
Sw onder de 60 overige vond hij slecltls twee, dte zwakke po-
™ dit zuur be^tt,:,. De straks te vermelden onderzoeku-
Tn van «abua.. en n.NEAü spreken elkander in d,t opz.gt hjnregt
te„en De eerste vond te Parijs het regenwater gedurende de
Mden Julij tot December 1851 steeds rijkelijk met salpeter-
maanden d Jnbsp;^^^nbsp;Lyonsche
zuurnbsp;^nbsp;1 Ji tot Februarij 1852 aan.
rS'quot;on:rn;enteLonden,Me,burgh.
Steeds salpeterzuurhoudend.
De eerste eigenlijke analysen van regenwater wai^n die
van BRA^KS in de jaren 1825 en 1826 te Salzuffeln, een
stadje in Lippe-Detmold ondernomen, met het doel om 1
aard en de hoeveelheid der vreemde inmengselen, éewoonIHt
m de lucht bevat, nader te leeren kennen^l).' E^nTheel
jaar lang werd met de uiterste zorgvuldigheid van al het neder-
vallende water een gedeelte opgezameld en onmiddelink aan
de inwerkmg van onderscheidene reactieven blootgesteld De
al^mcjne resultaten, uit dit onderzoek voortvloeijende. zyn de
vo gende : het regenwater is van zeer veranderlyke geaardheid-
helder en doorzigtig of meer of min troebel en o^Wend ïï;
een gehalte aan organische stoffen; dikwijls zet zich een wit
roodachtig bruin of groen bezinksel af. dat meestal eene geor-
ganiseerde structuur verraadt. Wanneer het reuk bezit, dtn is
deze meest onaangenaam en muf, in het voorjaar dikwijls met
bloemengeur bedeeld. In den herfst en winter nam bkandes dik-
wijls een naar chloor gelijkenden reuk waar, nu en dan ook
dien van bittere amandelen. Ook de smaak verschilt zeer en houdt
gelijken tred met den reuk.
Het regenwater is dus nimmer zuiver en altijd met organische
en anorganische stoffen bedeeld; in den herfst en den winter zijn
deze inmengselen het grootst in hoeveelheid, in den zomer ge-
rmger. De anorganische stoffen, die bkandks geregeld aan-
trof, waren : zoutzuur, soda, zwavelzuur, kalk, koolzuur en
magnesia. Van al het regenwater, gedurende eene maand ge-
vallen , werd telkens eene zekere hoeveelheid in eene platina-
schaal verdampt, ten einde het gehalte aan vaste stoffen in
verschillende perioden des jaars te kunnen vergelijken. Het
resultaat is in de volgende tabel aangegeven. Een kilogram-
me regenwater bevatte in de maand
Januarij . , |
. 0,0065 |
Februarij . . |
. 0,0035 |
Maart . . . |
. 0,0021 |
April . . . |
. 0,0014 |
Mei. . . . | |
Junij . . . |
. 0,0011 |
Julij . . . |
. 0,0016 |
(1 ScinvEiaQEK'ö Jahrbuch XVIII. p. 153 sqq.
-ocr page 30-Augustus. . . 0,0028
September. . . 0,0021
October. . . . 0,0031
November. . . 0,0027
December . . 0,0035 gr. vaste stof.
De gezamenlijke hoeveelheid vaste stof, in een geheel jaar
verkregen, werd nu nog aan een nader onderzoek onderworpen,
hetgeen behalve de bovengenoemde stoffen nog sporen van pot-
asch, ijzer- en mangaanoxyde, ammonia en waarschijnlijk saljw-
terzuur aan den dag bragt. Van den aard der organische stoffen
trachtte hij zich nog nader rekenschap te geven, zonder trouwens,
zooals te verwachten was, daaromtrent tot eenige zekerheid te
geraken.
Ten slotte berekent buandes naar deze data nog de hoe-
veelheid vaste stoffen, die in dat jaar te Salzuffeln op 1 o mijl
door den regen aangevoerd waren, op niet minder dan 1230166,6
ponden, d. i. op 1 hectare (10000 a meters) ruim 100 kilogram.
Lami'ADIUS kwam (1), na 30 jaren lang voortgezette on-
derzoekingen omtrent den aard van het meteorische water, in
den omtrek van Freiberg verzameld, tot dezelfde resultaten als
BUANDES. Hij vond steeds, behalve organische stoffen, voorname-
lijk chloorcalcium, minder chloorsodium, chloormagnesium en
sulfaten. Het geheele gehalte aan vaste stoffen ligt naar zijne
ervaring tusschen deze grenzen besloten : 0,0045 gram. als
minimum, 0,0208 gramme als maximum per kilogramme.
Sneeuw- en hagelwater waren steeds veel zuiverder, dan regen-
water. De lucht, in het regenwater bevat, vond hij rijker aan
zuurstof dan de atmospherische lucht, ten gevolge van de groo-
tere oplosbaarheid van zuurstof. Maar opmerkelijk was het hoogst
geringe koolzuur-gehalte van het regenwater r nooit trof hij re-
genwater aan, dat door barytwater troebel werd gemaakt; een
aftreksel van roode kool was het eenige reactief, waarmede hij
nu en dan het aanwezen van een spoor koolzuur kon aantoo-
nen (?). Ziehier twee zijner proeven, die het meest van el-
kander afwijken. 1 Aug. 1835 : 1000 cub. duim regenwater,
gedurende een onweder gevallen , bevatten
lt;l) Journ. f. pract. Chemie. VI. p. 374. 1835.
-ocr page 31-Zuurstofgas 9,71 c. duim.
Stikstof 20.49
Koolzuur 0,80
~3i,öör
Dit gasmengsel bestond dus in maat uit 31,297 () «c 190/ v
2WO'. Sneeuw, den 28, 24 en 25 Dec/ïsss g ^^^^ eu'
gesmolten, gafin 1000 c. duim-____^vaiien en
t . .
. ... Zuurstof 7,50
. '„^ V Stikstof 17,00
~nbsp;Koolzuur 1,00
25,50.
Procent,sch derLaJve zamengesteld uit 29,4 O, 60,0 li en 3,9 CO'
De d^uvv was steeds aanmerkelijk rijker aan koolzuur.
Deze bepahngeu komen overeen met die, welke Prof. mulder
heef verr.gt (1), waar het gehalte aan koolzuur van versch
ge^llen regenwater insgelijks ter naauwernood bemerkbaar was
De regen, bij rustig weder in de nabijheid der Freiberger
sme tlmtten nedergevallen, bevatte soms niet onaanzienlijke hte-
veelheden zwavelig- en zwavelzuur en een spoor arsenigzuur,
afkomstig van de roosting der zwavel- en arsenicumhoudende
ertsen.
Bertels onderzocht gedurende de jaren 1840 en 41 het te
liegenwalde in Achterpommern nedervallende regen- en sneeuw-
water en bepaalde afzonderlijk de daarin voorkomende bestand-
deelen (2). Het water werd op een geruimen afstand der stad
verzameld en tweemaal 's maands geanalyseerd. Daartoe wer-
den 3 pond (1,5 kilogram.) in eene porceleinen schaal uit^e-
ll^fonlrquot;nbsp;^-^-n
Ik laat hier eene tabel volgen, uit de door bertels opgege-
ven data berekend, die het aantal milligrammen der verschillen-
de vaste stoffen uitdrukt, in 1 kilogram water bevat. In plaats
van de maand April 1840, is dezelfde maand van 1841 inge^
voegd, daar in de eerste bijna geen sneeuw of regen viel.
(1)nbsp;Comm. de aquis Rhcnotraj. p. 94.
(2)nbsp;Journ. f. proct. Chemie. XXVI. p. 89.
-ocr page 32-Ä S
Si
8,
CS
E
i
M
1
w
lï
li
rs
G
a
Blt;
5
O
(a
O
O q
S O
li
Ji
ü
O
Maart
iVpril
Mei
Junij
Julij
Augustu«
September
October
—nbsp;November
—nbsp;December
l84l!januarij
23,73
9,35
6,30
5,67
6,41
5,57
6,62
10,29
6,20
7,56
2,84
3,73
2,52
2,84
1,84
3,15
2,47
5,67
6,62
13,86
1840
1841
1840
—nbsp;February
6,66
Gemiddeld
26,36
3,78
9,87
15,02
5,57
3,78
4,73
3,78
2,52
3,78
0,95
2,52
2,21
4,73
1,21
3,78
4,99
4,73
4,73
26,99
12,60
9.35
6,30
7,56
4,94
4,73
3,78
4,73
3,78
3,78
1,89
4,62
2,52
4,73
1,84
3,15
4.36
3,78
4,73
10,08
1,89
1,26
1,26
3.78
1.79
1,89
1,89
2,84
6,20
5,57
0,95
1,89
0,84
0,95
1,21
|1,26
|1,21
2,84
4,73
1,26
20,06
7.56
6,30
3,78
3,05
4,73
3,78
7,67
4,41
5.57
1,89
5,04
1,89
2,84
1,21
1,89
3,10
3,78
3,78
2,27
5,18
6,89
5,15
10,08
3,78
5,67
4,94
5,67
2,73
6,62
1,07
13,23
2,84
7.51
2.52
2,84
1,26
4,411
1,89'
4,73
2,52 15,12116,38 10,71
1,89
1,68
2,52
3,78
3,05
2,73
1,89
2,84
3,15
7,56
1,89
3,26
0,63
1,89
1,26
1,89
0,58
3,78
5,67
2,52
2,73
5.04
10,71
9,35
3.05
5.67
4,73
ö,67
4,41
18,90
4,73
5,57
1,26
3,78
3.68
7,56
8,77
5,67
2,73
5,67
1,S6
0,95
0,32
1,37
0,95
0,42
0,11
[10,71
15,96
3,7824,47
5,671 7,541
131,25
48,93
53,97
56,49
33,81
35,70
35,03
45,36
42,63
67,83
18,80
36,44
15,12
25,41
13,81
28,88
29,51
35.81
0,84
1,26
1,89
1,05
0,95
1,89
0,95
1,89
0,84
1,89
0,84
0,42
1,21
0,42
1,79
50.82
04,37
45,34
biiutels was de eerste, die een gehalte van kiezelzuur en aluin-
aarde aan het regenwater toekende, welke beide echter welligt
afstammen van de porceleinen schaal, waarin de verdamping
was bewerkstelligd. Uit de tabel blijkt, dat hij de som der
vaste stof in 't algemeen hooger vond dan buandes, lager dan
1.amfa1)1us.
De laatste jaren zijn rijk geweest aan onderzoekingen over het
gehalte der meteoorwaters aan vaste stotlen, vooral van den kant
van Pransche scheikundigen. De meeste werden ondernomen
met het doel, om meer bepaald deze of gene klasse van stoffen
daarin op to sporen en vullen dus elkander in sommige opzigten
aan. Daartoe behooren de zoo geruchtmakende onderzoekingen
van cnATiN en anderen over het jodiumgehalte der lucht en der
natuurlijke wateren, zoowel atmospherische als terrestrische. Wij
geven hier een zakelijk overzigt van deze verschillende onder-
zoekingen , die allen met elkander in een naauw verband staan
dervallende regenwater ondernomenquot; „ Le^ beta'n '™ quot;quot;
'»J.gedestillec.rd water in bepaalde verhoudingen
én fn aïL!^^nbsp;^Tquot;quot;nbsp;stof-
wezrZ,,„ :,aangetroftén, „iet aan-
heT i I l quot;quot;quot;nbsp;waarsehijnlijk is, dat
ml If Tnbsp;en de wisselingen, die daariu voorko-
men meer bijzonder l.et doel van BAunAl/s arbeid waren. Zie-
gedurende
1 kubieke meter regenwater bevatte aan grammen de vol-
gende hoeveelheden der verscliilleude stoffe„ (1).
Auiustns ,11nbsp;z :nbsp;: ttf^
September 11.95nbsp;36,33nbsp;3,04nbsp;2 39 t!nbsp;'04
Oelober 4,46nbsp;5,82nbsp;1,08nbsp;1,84 243nbsp;1329
November 4,64nbsp;U,99nbsp;2,50nbsp;2,64 4,26nbsp;21 51
g^^gHinh^lnbsp;36,21nbsp;6,85 ,
Gemiddeld^nbsp;19,09nbsp;3,61nbsp;2,2?—êiS-i;!^^
quot;quot;nbsp;«Sfor.
-ocr page 34-Daar de densiteit van regenwater niet merkbaar van die van
zuiver water verschilt {gemiddeld 1,0005 naar zimmkumann)
bevat het regenwater te Parijs naar deze bepalingen gemiddeld
0,0335 gram per kilogram. 1 Hectare land ontving aldaar in dat
jaar 132,34 kilogr. vaste bestandeelen door het daarop vallende
regenwater. Het zooveel grootere gehalte aan vaste stoffen,
dat wij hier aantreffen bij vergelijking met de vroeger vermelde
analysen, is blijkbaar het gevolg van den onzuiveren en met
vreemde stoff^en beladen dampkring, die Parijs bedekt.
Ten gevolge van de aanmoediging, die de arbeid van bak-
KAL van vele zijden ontving, werd hij in staat gesteld, do ge-
wone udometers van ijzer of zink door platina-instrumentan te
vervangen en zijn onderzoek alzoo van vele storende invloeden onat-
hankeiyk te maken. Keeds heeft hij eene analyse van regenwa-
ter, op deze wijze verzameld, bekend gemaakt, (Comptes rendus
XXXVI. p. 384) die vooral belangrijk is voor de nadere ken-
nis der organische stof, die in het regenwater bevat is; ,575 liters
water werden in een platinavat gedestilleerd en lieten 183 mil-
ligr. achter, bestaande uit
in aether oplosbaarnbsp;62 milligr. organische stof,
in alcohol van 36» oplosb.nbsp;12 » chloorsodium,
in water oplosbaarnbsp;94 » gips,
onoplosbaar » iji^eroxyde.
183
Dc aetherische oplossing was geelachtig en liet bij verdamping
eene in naaldvormige kristallen aanschietende stof achter, die op
platinablik onder verspreiding van een dikken rook verbrandde,
en met potasch ammonia ontwikkelde. Het ijzeroxyde houdt
BUUiAL voor toevallig en leidt het af van de bewerking van
het platina, dat bij het solderen met goud met ijzeren instru-
menten werd aangeraakt.
Met regt verwacht men belangrijke resultaten van dezen voort-
gezetten arbeid. De Academie en het Bureau des Longitudes
hebben beide aan baubai. een platina-udometer verschaft (één van
een n meter oppervlakte), die op aanzienlijken afstand van
Hoog-st opmerkelyk in deze proeven van barrat i .
stant voorkomen van ppti« oo/- 7-i ,nbsp;is het con-
opmerkelijtor, daaTBiC/ d fe' M quot;
te Lyon Lt het oni ^ unbsp;denzelmea tijd
de mLden De : Z
salpeterzuur aaZf t , j Tquot;'quot;'quot;'quot;^ ê®quot;» ™„
milgrooter wl dan TS •nbsp;^
In-ornbsp;I'anjsche regenwater. Heeft men
h« aan een ze„ gr„„. verschil ™„ omstandigheden ,7d7„ker
dtrlornbsp;^öeendersct k
Ke»il„„„ unbsp;Academie heeft de zaak van
vLhilTeTS,rnbsp;'quot;^«»quot;«»quot;quot;n de meest
werpen T„ • T ™ naauwkeurig onderzoek te „nder-
weX wi rnbsp;'«'P»'™. in hoeverre en op
he. constant voorkomen van salpeterur „ re—^ V™quot;f
gens vermeldt hij het menigvuldig voorkómTZ T
stof en beschouwt dit ils e»n„ T ™™»raen van zwavelwater-
ciferae. Daaruit leidt M af d 7quot; quot;'quot;^te^ialle der cru-
dehjke gas te ^I t^L ^Zrnbsp;quot;quot;
(1)nbsp;Comptes rciulus XXXIV p 54
(2)nbsp;Idem, p. 714.
-ocr page 36-IMeyrac onderzocht sints 1847 voortdurend het regenwater,
voornamelijk met betrekking tot de afwisselende hoeveelheden
chloorsodium, die daarin voorkomen. ïe Dax, 30 kilometers
van den Atlantischen Oceaan gelegen (Frankrijk, dép. Landes),
vond hij steeds sporen daarvan in het atmospherische water en
wel des temeer, naarmate de regen meer aanhoudend en overvloe-
diger was; het maximum, H geen in den herfst, den winter en
het voorjaar zeer dikwijls voorkwam, was 0,020 gr. por liter.
Het water, dat te Bayonne, 4 kilometers van zee, op denzelfden
tijd viel als te Dax, was bijna altijd veel rijker aan zout, terwijl
dat van de meer binnenlands gelegen streken veel minder daar-
mede bedeeld was. De regen wordt daar steeds aangevoerd door
westewinden, die onmiddellijk van den Oceaan komen.
Onder de inmengselen, die in geringe hoeveelheid in de atmos-
pheer en dien ten gevolge in het daarvan afstammende water
worden aangetroffen, is er geen, dat zoo zeer de algemeene be-
langstelling heeft getrokken, als het jodium. Sedert courtois
in Is 11 dit ligchaam ontdekte tot aan den eersten arbeid van
ciiATiN, 1850, was het wel hier en daar in de natuur, voorna-
melijk in minerale wateren aangetroffen, maar het bleef voor eene
spaarzaam verspreide stof gelden, tot datCliATiN zijne aanwezig-
heid in alle waterplanten en daarna in de lager georganiseerde
waterdieren en amphibiën, zelfs in weegbare hoeveelheid, aan-
Sneeuwwater. |
Regenwater. |
sporen |
sporen |
0,017037 gr. |
0,011430 gr. |
sporen |
sporen |
dito |
dito |
0,001290 |
0,001740 |
0,001447 |
0,001890 |
0,015627 |
0,010070 |
spoor |
spoor |
0,000877 |
0,000870 |
0,023846 |
0,024865 |
quot;0,060124 |
0,050865 |
Chloorpotassium
Chloorsodium
Chloormagnesium
Jodureta en bromureta
Bicarb, amnion.
Nitras ammon.
Sulfas sodae
Sulfas magnesiae
Gips
Organische stof met ijzer
en kalk
toonde, en bij het verder en verder uitbreiden van zifn ond.. i,
ten slo.e tot het resultaat kwam, dat het jodium ee^o Te ^ett
verspreide stoffen ,n de natuur is, schoon het meestal in ll
geringe hoeveelheden voorkomt.
De natuurlijke Avateren in Frankrijk waren de eerste voor-
werpen van zijn onderzoek, waarin hij weldra door een aantal
1 ransche scheikundigen werd gevolgd. Hij onderzocht bijna 400
watersoortc.1 gelegen tusschen den Atlantischen Oceaai en de
Mdellandsche zee van rivieren, bronnen of putten afkomTti.
het algemeene resultaat was, dat te midden der Alpen het jodium
m het water ontbreekt en dat het, naarmate men zich meer van
(le bergen verwijdert, overvloediger voorkomt in de zachte wa-
teren, terwijl die, welke men gewoon is, hard te noemen (die
njk zijn aan aardzouten) in den regel daarvan verstoken blijven
Vervolgens vond chatin het jodium in al die deelen van het
vaste land, welke niet voortdurend met vloeijend water in aanra-
l^ing zyn. In alle onderzochte landplanten, meer dan 100 in cretal
in de gewone potaschsoorten en de chemische fabrieksproducten die
daarvan afgeleid zijn; in de asch der steenkolen, anthracit. graphit,
(derhalve ook in de producten der oudere geologische formatiën)
in de bouwbare aarde (waarvan 1 ^ 2 gram. dikwijls reeds vol-
doende zijn, om eene duidelijke jodiumreactie voort te bren^ren)
in alle voedingsmiddelen, in melk, wijn, bier enz., in onderschei-'
dene ertsen, ijzeren koper, in zwavel, overal trof hij jodium aan
By deze algemeene verspreiding van het jodium was het té
vervvachten, dat het ook in de dampkringslucht aangetroffen zou
worden en werkelijk gelukte het Cuatin , 2000-8000 liters lucht
dooreen systeem van Liebigsche boltoestelien, met volkomen zui-
vere potasch gevuld, drijvende, daarin jodium aan te toonen. 'in
onderscheidene proeven in het voorjaar van 1851 te Parijs eeno-
men, voiid hy tusschen en milligr. jodium in 40,000
iters lucht. Ook dit onderzoek breidde hij weldra over de ge-
lieele uitgestrektheid van Frankrijk tusschen de Alpen en J^aiijs
uit. In de Alpen zelve vond hij geen jodium, maar des te meer
naar mate hij zich verder van daar verwijderde en het terrein'
lager werd. De oorzaak daarvan vindt hij in de zwaarte en de
gern.ge elasticiteit der jodiumdampen, die hen verhinderen, zich
hoog m de lucht te verspreiden. Het komt ons echter tamelijk go-
waao-d voor, aan te nemen, dat het jodium ongebonden, als gas, in
de atmospheer aanwezig zou zijn. Schoon minder krachtig op
andere ligchamen inwerkend dan het chloor, deelt het toch m
zoodanige mate de eigenschappen van laatstgenoemd element,
dat zijn vrij bestaan in de natuur als eene onmogelijkheid mag
beschouwd worden.nbsp;, , i i
Natuurlijk volgt uit het bestaan van jodium in de lucht, onder
welken vorm dan ook, tevens, dat het een nimmer ontbrekend
bestanddeel van het regenwater zijn moet. Ook dit bevestigde
chatin : 10 liters regenwater gaven hem van tot '/, milligvam
^quot;quot;niepce, geneesheer aan debadinrigting te Allevard, marchand,
meyhac en een groot aantal andere Fra.ische natuuronderzoekers
bevestigden in deze of gene rigting den arbeid van ciiatln. Zoo
werd in vele bronwateren behalve jodium nog bromium, aange-
troffen, daarenboven nog in het ammoniakale product der destil-
latie van steenkolen enz.
De algemeene verspreiding van een element, dat, zelfs in ge-
rincre hoeveelheid een zoo gewigtigen invloed op het levend or-
ganisme heeft, als het jodium, is ongetwijfeld eene zaak van het
hoocrste belang en in dit opzigt heeft chatik eene aanmerkelijke
dienst aan de wetenschap bewezen. Toch schijnt het ons toe,
dat de uitbreiding en afgerondheid, die de Fransche scheikundigen
aan dit onderzoek hebben weten te geven, en de stoutheid, waar-
mede zij eene reeks van gevolgen, voor hygiëne en geneeskundige
statistiek even belangrijk, daaruit hebben afgeleid, grooter zijn,
dan bestaanbaar is met den experimentelen grondslag, waarop
het berust. Zonder ons nog te verdiepen in den zamenhang, dien
chatin en anderen zien in de verspreiding der kropziekten en
van het cretinisme met het grooter of geringer gehalte aan jodium
van lucht en water, gelooven wij, dat het gewaagd is, op de tot
no.r toe gedane vergelijkende analysen eene verdeeling van Frank-
riikin beitsen te vestigen, die van de Alpen tot aan de zee
een regelmatig opklimmend gehalte aan jodium vertoonen en in
diezelfde mate meerder of minder gunstige voorwaarden voor de
gezondheid der inwoners zouden aanbieden. Al nemen wij de
proeven van chatin voor de uitdrukking der waarheid aan, dan
zijn noo- de hoeveelheden gevonden jodium zoo onaanzienlijk, de
wijzen van opsporing bevatten nog zoo vele bronnen van onzekerhpiH
en daarenboven zyn de verzamelde feiten nog te gering in aantl
om met zekerheid te kunnen aantoonen, hoeveel jodium door
respiratie, door dranken en vast voedsel den mensch wordt toe
pvoerd. Uit de thans bekende data een ander besluit te trek-
ken dan dit dat het jodium veel algemeener verspreid is, dan men
tot nog toe had geloofd, schyiit ons gewaagd toe en ongeoorloo«
Vestigen wy verder de aandacht op hetgeen in dit o^igt b^:
ten Fmnkrijk is geschied, dan worden wij nog meer fn deze
overtuiging bevestigd. Wel is in het algemeen de ruime versprei!
cl;ng van het jodium bevestigd; in Duitschland, zoo wel als in
ii^iigeland is in zeer vele wateren jodium en bromium, in eene
groote menigte planten jodium gevonden. Ook in ons Jand zijn
beide elementen in ondersclieidene waters aangetoond en in meerdere
soorten van ruwe potasch en in kaustieke potasch, van chemische
tabrieken afkomstig, heb ik jodium aangetrofFen. Maar de on-
derzoekingen omtrent het jodiumgehalte van lucht en regenwater
^Un nog ,n geenen deele in voldoende mate bevestigd geworden
ü^enJLugelsch scheikundige, macadam, heeft de meest uitvoeri-e
proeven daaromtrent genomen; met behulp van den blaastoesttd
eener ijzergieterij liet hij niet minder dan 4000 cub. voeten
(113200 liters) lucht achtereenvolgens door eene buis met amy-
lumpapier gevuld, door eene condensatiebuis, in een koudmakend
mengsel geplaatst, door een toestel met asbest en vochtig ijzer
vijlsel, door een dergelijken toestel met asbest, loodsnippers en
water en ten slotte door een tweeden condensatietoestel strijken
B.j het zorgvuldigst onderzoek was met geen dezer reactieven
eenig spoor van jodium te ontdekken.
Evenmin kon hij in het regenwater van Edinburg en van de
felietlandseilanden jodium ontdekken, schoon hij herhaaldelnk
eene hoeveelheid van 3 gallons (ongeveer 13,5 liter) op ver-
sclullende wijzen onderzocht (1).
Zonder chatin's proeven te kort te doen, zijn wij toch na het
medegedeelde geregtigd, eerst eene nadere bevesting en uitbrei-
ding van dezelve van de toekomst te verwachten, voor wij de
fraaigebouwde, maar op luchtige grondslagen berustende theoriën
(1) Joumnl f. pruct. Oh. 57. p. 2G0.
-ocr page 40-voor waarheid erkennen, die daarvan door deFransche natuuron-
derzoekers zijn afgeleid.
Wij hebben thans een zoo beknopt mogelijk overzigt gegeven
van de verschillende chemische onderzoekingen, zoowel algemeene
als meer bijzondere, waarvan de meteoorwaters het voorwerp zijn
geweest. Een blik op de medegedeelde resultaten, in ver-
band met de omstandigheden, die de vorming van het regenwa-
ter in de natuur vergezellen, overtuigt ons onmiddellijk, dat
eene gemiddelde zamenstelling van hetzelve daaruit af te lei-
den, volkomen doelloos zijn zou. Het moge voldoende zijn,
te hebben aangetoond, dat het vooreerst met du gassoorten, die
do dampkringslucht zamenstellen, in meerdere of mindere mate
moet bezwangerd zijn, en daarenboven van de in de atmospheer
verdeelde organische en anorganische stoffen eene hoeveelheid op-
neemt, die geheel van tijd en plaatselijke omstandigheden afhan-
kelijk is, maar nimmer geheel ontbreekt.
Deze daadzaken zijn van hoog belang. Vooreerst volgt al
dadelijk daaruit, dat geen der natuurlijke wateren, zelfs al ont-
moette het in de aardkorst geene andere stoffen, dan dezulke,
die daarvoor geheel onaantastbaar zijn, volkomen vrij vau vreemde
bestanddeelen zijn kan, dat dus het voorkomen van zuiver water
in de natuur eene onmogelijkheid is. Maar ten andere zijn het
koolzuur en de zuurstof, in het regenwater aanwezig, de agentia
eener in de aardkorst plaats grijpende chemische werking, die,
hoe gering ook in intensiteit in een bepaalden tijd, door haren
nimmer rustenden duur diep ingrijpende veranderingen in dezelve
heeft te weeg gebragt. De geologie leert de magtige uitgestrekt-
heid kennen vau den invloed van het water, wanneer zij aantoont, dat
aan de vorming der sedimentaire lagen uit de primaire gesteenten
geene andere oorzaken ten grondslag liggen, dan die, welke nog
voortdurend de deltavorming aan den mond onzer rivieren en de
aanslibbing en wegspoeling van land aan onze zeestranden be-
werken. De aardoppervlakte heeft hare tegenwoordige gedaante
voor een aanzienlijk deel aan den invloed van het water te danken
en deze blijft voortdurend storend daarop inwerken, ja, bereidt in
den loop der eeuwen eene geheele nivellering der aardkorst voor.
Vergeten wij niet, dat de mechanische werking vau het water
-ocr page 41-immer van chemische verschijnsoJen „
opgeloste gassen bepaald, waarb i dë ^nbsp;^^
ten, als van het water zelf, wordt veranderd Tf
spoelmg gaan met verbrokkeling en mei'
zoodanig hand aan hand, dat de eene ^nbsp;wegvoering
volg van de andere isnbsp;oorzaak en ge-
tevens denaard der water™ amp; den „1 7
, ondertusschen be^standdeer^y'
gemengd of cl,emiseh verbonden die Lr ^'J
mindere mate kunnennbsp;quot;quot;«irdero of
echter tegenoverde eertin op^nomen. Deze iaatsten treden
o^uuver ae eerstgenoemden m hoeveelheid 7PPr nr^ i
achtergrond, schoon sommige zouten chloZ^rnbsp;^ quot;
enkele andere, hier en daar in aquot;n ^li^k^T T'.
l;oopt aan de oppervlakte vo:;kor ''taquot;^^^
slaan z.j aan het doordringende regenwater .
veelheid af en doen alzoo tonf.nbsp;««quot;e ruime hoe-
ontstaan, wier gehaltetn v te^Ä T,
lijk zijn kan. Maar in het alfeme^f unbsp;^«er aanmerke-
zich bewegende water nierdafmr quot;
oplosbare zouten zich bedeelpn
'net gennge hoeveelheden dezer
hoeveelheden en langer me Têt
Wij hebben ondeftusslen h t hnbsp;^Jquot;-
verder uit te strekken Tnnbsp;oj,losbaarheid hier
.ecu enkel ifc in^^-^:;^^^
noemen, en schoon wii in het klein voltnbsp;™quot;Plo»baar te
.waarspaath, apatit cni ono Iwnbsp;-iquot;.
oplosbaarheid bi,' onze proeve'n op belt et „r. P
............. ^.rxiquot;':;:::
-ocr page 42-liikheid. De werking van het water bij de verweering is slechts
minder sprekend, omdat zij hier meer dan elders, aan massa en
DuidÄnbsp;het oplossend vermogen van het regenwater,
gt;vanneer het in aanraking komt met stoffen, die door bemiddel,ng
van koolzunr meer of min oplosbaar kunnen worden, zoo a s het
crcval is met protoxyde-ijzerverbindingen, phosphorzuren kalk
fluorcalcium en dergelijke en vooral met de carbonaten van kalk
cn magnesia, die in koolzuurhoudend water zeer gemakkelijk
''^Maarde''quot;inwerking van het water op de bestanddeelen der
aardkorst bepaalt zich in geenen dede tot de
de min of meer oplosbare stoffen, die daarm voorkomen. Ook
die, welke wij gewoon zijn onoplosbaar te heeten, ondergaan on-
der den invloed van het water veranderingen, die gedeeltelijk op
de vorming van oplosbare stoffen uitloopen.
Het kiezelzuur, hoe gering zijne verwantschap tot andere
stoffen schijne, speelt in de chemische processen cüe de wording
onzer planeet hebben vergezeld, eene hoofdrol. Vrij of in de
meest verschillende verhoudingen met aluinaarde en ijzeroxyde,
met kalk en magnesia, potasch en soda of met meerdere dezer
bases te gelijk verbonden, vormt het de hoofdmassa der m water
onoplosbare bestanddeelen onzer aardkorst. Eigenaardig door de
twee vormen, waaronder het zich voordoet, onoplosbaar als zand,
bergkristal enz., en oplosbaar, zoo als het door sterkere zuren uit ve e
ziiner verbindingen kan afgescheiden worden, gekenmerkt door de
oimakkelijkheid, waarmede het zich in zeer verschillende ver-
houdingen met bases vereenigt, heerscht er eene oneindige ver-
scheidenheid in de verbindingen, waarin het voorkomt. In de
eerste plaats bieden deze alle graden van gemakkelijke of moeije-
liike ontleedbaarheid aan. Sommigen zijn in minerale zuren
creheel oplosbaar, andere staan daaraan hare bases af cn laten
het kiezelzuur onder den vorm van een oplosbaar gelei achter, we-
derom andere ondergaan schijnbaar in het geheel geene verandering.
Deze zelfde wijze van ontleding, die wij spoedig en volkomen door
middel van sterke zuren kunnen te weeg brengen, lgt;an ook door het
slappe koolzuur, maar in veel geringer hoeveelheid en eerst in een
veol langer tijdsverloop, worden bewerkt, on de verschillende mate,
waarin zij door sterke zuren worden ^
maatstaf voor de grootere of geringe quot;
zij onder den invloed van bet koohnt^f ,nbsp;waarmede
den ontleed.nbsp;koolzuurhoudende regenwater wor-
Elk mineraal, dat langen tifd aan r?.« • , ,
water is blootgesteld gefeest.'ve toontquot;nbsp;^^^^^ -
mate de sporen dier verweerir . a.n ztquot; '''''''
de y-oxyduIe-verbindi„gerdre ra,S mo7quot;^^'^^^^^
door de zuurstof der lucht of van h ^v^^
de sulfureten in sulfaten tlrerd w 1
gemakkelyker ontleedbarl s i^^^^lnbsp;Tl''
invloed varr het koolzuur Tfi nnbsp;,
en in basische opllt e Jüclf' eJ^^^^
teruglating van Lt ^L l 1 u ^^^quot;^«quot;^ten, soms onder
wordt door het walf quot;tff ^ ^ezelzuur. Het oplosbare
op zijne beurt quot;de^n ~
oppervlakte wordt rur^n tneln quot;'^''quot;^^^'^en te weeg.
wanden door de moeifeinker vl
-jn gevormd. D^rS 7nbsp;vatbare silicaten
durende inwerking va^ hef r^^^^ ^«-t-
blyven m de grootste hoeveelheid het langst terquot;. 7 ^
voortdurend de chemische zamenstellinc, T f
derd hunne kleur, vastheiden
brokkelen meer en meer en verdwijnen L.Znbsp;^'J ^'^r-
in het water of mechanisch in ^10quot;
lt; 0 natuur Jangs dezen we«-
. . .uup meaegevoerd. Wat
bewerkt de kunst in korten^iid' I
k.ng v„„ het water blootgestell, daaraan een^^S ^ ^'quot;quot;T
«.lifn en van .ij„ kalkgehalte afetaat. Het da™ Hk. h T''
stompe t met de gelijkluidende uitdrukking S^ , quot;
glasquot; hetzelfde verschijnsel, dat de wote:fé,;a;t:,:t:, tl':'
Onveraiulcrde |
1« periode |
2« jieriode | |
basalt. |
vau verweering. | ||
Water . . |
. 4,4 |
9,5 |
20,4 |
Kiezelzuur . |
. 43,4 |
43,0 |
42,5 |
Aluinaarde . |
. 12,2 |
13,9 |
17,9 |
Kalk. . . |
. 11,3 |
12,1 |
2,5 |
Magnesia |
. 9,1 |
7,3 |
3,3 |
IJzeroxyde . |
. 3,5 |
5,4 |
11,5 |
IJzeroxydule |
. 12,1 |
8,3 |
0, |
Potasch . . |
. 0,8 |
{0.5 |
0,2 |
Soda . . . |
. 2,7 | ||
99,5 |
100,0 |
98,3 |
Al dadelijk valt hier eene voortgaande hydratering in het oog,
als het verschijnsel, waarmede de verweering van zamengestelde
gesteenten steeds een aanvang neemt. De relatieve verhouding,
waarin de verschillende bestanddeelen zijn weggevoerd, zal ons dui-
delijker in het oogvallen, indien wijde analysen zoodanig omreke-
nen, dat het watervrij gedachte mengsel op eene zelfde hoeveelheid
aluinaarde (100 b. v.) betrekking heeft. De hoeveelheid van dit
bestanddeel toch is, ten gevolge van zijn chemisch karakter, het
minst aan verandering onderhevig. De analysen verkrijgen dan
dezen vorm :
Onveranderde |
!• periode |
2* periode | |
basalt. |
van verweering. | ||
Aluinaarde |
100 |
100 |
100 |
Kiezelzuur |
355,8 |
309,6 |
238,0 |
Kalk |
92,6 |
87,1 |
14,0 |
Magnesia |
74,6 |
52,5 |
18,4 |
lJzer(alsFe'0'ber.) 137,7 |
104,4 |
64,4 | |
Alcaliën |
28,7 |
3,6 |
1,1 |
Het valt in het oog, dat de basalt in de eerste periode bijna
het geheele gehalte aan alcaliën, eene ruime hoeveelheid magnesia
benevens kalk, kiezelzuur en ijzer heeft verloren, terwijl de
grootste hoeveelheid kalk eerst later is weggesiK)eld, onder achter-
IlutlTnbsp;bestaande uit kiezelzure
aluinaarde, ijzeroxyde-hydraat en water (1)
De verliouding waarin de versehillende stoffen inde beide pe-
rioden van ontled.ng zijn weggevoerd geworden, kan dot'de
Alkaliën, Kiczelzuu
in de eerste periode 87 : 13
» » tweede » 9 20
Kalk. Magnesia. IJzeroxyde
6 ; 29 : 24
79 ; 46 : 29
Blijkbaar heeft het koolzuur van het regenwater heteerstge-
diend, om de alcalische silicaten te ontleden, onder gelijktijdige
oxjdatie van het ijzeroxydule, terwijl eerst later de moeyehjker
te ontleden verbindingen der alcalische aarden, door het vooraf-
gegmie proces in een zekeren graad van verdeeling gebra-n,
werden aangetast.
De wegvoering van het kiezelzuur is niet, zoo als men wel
eens gemeend heeft, aan de aanwezigheid van alcaliën gebonden.
^bklmen heefl door analysen van potasch- en sodavrije mineralen
in zekeren graad van verweering verkeerende, vergeleken met de'
oorspronkelijke zamenstelling, aangetoond, dat ook deze hun kie-
zelzuur even zoo gemakkelijk en volkomen verliezen, als alcali-
houdende mineralen.
De verweering van veldspaath is slechts een bijzonder .eval
van het hierboven aangevoerde algemeene schema der ontirdl^^
V n zamengestelde mineralen. Uit eene dubbelverbindin^ tn
alum^rde-sihcaat meteen silicaat van potasch of soda be taande
Znbsp;koolLurhoudend win at-'
^amerhand in alcalische carbonaten en oplosbare alcalische silict
ten met een afwisselend gehalte aan kiezelzuur, welke allo door
(1) Tevens kan hier opgemerkt worden, dat de soda veel sneller cn !n
veel grooter hoeveell.eid wordt opgelost, dun de potasch. Deze biÏondelM
tTu^Vr'''nbsp;on.standigheid, dat de sodahoudende n.inerl„ tl'
genakkelyker verweeren, dan de potaschhoudende. Dit schijubrr Toon S
«.-lende onderscheid is de oor.aak van het over^vigt, dut dë ZL
de natuurlüke wateren steeds boven de .gt;o..«ch.outcn bcÏ tc;nbsp;quot;
van venveering begrijpt. Het door het regenwater weggevoerde
alcali laat het afgescheiden kiezekuur achteren beneemt daardoor
aan het glas zijne doorzigtlgheid. Elk scheikundige weet dat
door uitkoking met water of met een verdund zuur glas ofver-
o-laasde voorwerpen niet van hunne oplosbare bestanddeelen
kunnen worden bevrijd; want bij de voortgezette inwerkmg van
water, gaan de silicaten immer voort met ontleed te worden,
schoon natuurlijk in steeds afnemende hoeveelheid, en de op-
lossing eindigt eerst met de volkomen ontleding der chemi-
sche verbindingen, waarmede het oorspronkelijk in aanraking
kwam.nbsp;, ... .
Een algemeene blik op de zamenstelling der primitieve rotsen,
vcr^rcleken met de daaruit ontstane secundaire fonnat.én over-
tuigt ons gemakkelijk van de uitgebreide schaal, waarop dat die-
misdie proces in de natuur plaats grijpt en van den magtigen
invloed, dien het heeft gehad en nog heeft op de vervormmgen
onzer aardoppervlakte. In de eerste vinden wij kwarts en za-
men-estelde silicaten, die als bases, potasch en soda, kalk en
macr^sia, aluinaarde en ijzer, het laatste meestal iu den vorm
van oxydule bevatten, en daarmede niet alleen in verschillende
verhoudingen, maar ook met verschillende mate van verwant-
schap verbonden zijn.nbsp;, , .
In de secundaire formatiën vinden wij geene andere elementen,
dan deze, maar zij zijn op geheel andere wijzen gegroepeenl en
in relatieve hoeveelheid zeer veranderd. Het kiezelzuur ^^ldeu
wij teru- als kwarts en zandsteenen, maar ook in den oplosba-
ren toestand, zooals het uit zijne verbindingen door andere zuren
wordt afgescheiden; de aluinaarde is met kiezelzuur verbonden
aebleven en maakt, ia chemische verbinding met water, de hoofd-
stoffe der kleisoorten uit. Kalk en magnesia vinden wij als
carbonaten terug, elk op zichzelf, of met elkander verbonden iu
kristallijnen of amorphen slaat, of in verschillende verhoudingen
met klei gemengd de mergelachtige lagen zamenstellend. IJzer
komt als gehydrateerd deutoxyde voor, door al de voorgaande
stoffen in verschillende hoeveelheden verspreid. De alcaliën tre-
den als ondergeschikte bestanddeelen in de zamonstelling der door
water gevormde formatiën op.
Die stoffen , welke in relatieve hoeveelheid zijn verminderd ,
-ocr page 47-vinden wij in de natuurlijke wateren in verschillende verbindin-
gen terug; deels z.jn deze de onmiddellijke producten der ver-
weenng, deels zijn zij door chemische wisselwerking tusschen de
stoffen, u.t verschillende mineralen opgelost, op secundaire wijze
ontstaan Voortdurend voeren de rivieren de opgeloste sto4n
naar don Oceaan, de algemeene verzamelplaats van het uitspoelsel
der aarde, dat zich door onophoudelijken toevoer concentreert
JNaar de wetten der chemische verwantschap geordend vindt
men hier al de stoffen terug, die in den loop der eeuwen uit de
aardkorst in oplosbaren vorm zijn weggevoerd geworden.
Vergoten wij niet, dat het organische rijk en de producten, die
hot in den bodem achterlaat, op krachtige wijze dit verweerincrs-
proces bevorderen. Mechanische verdeeling is het eerste en meest
algemeene gevolg van plantengroei en van de bedrijven der
mensdien. Maar daarenboven roepen de door verschillende om-
standigheden gewijzigde verrottingsprocessen en de daardoor ont-
stane producten, koolzuur, ammonia en organische zuren, eicrene
wijzen van ontleding in de aangrenzende stoffen te voorschijn,
wier uitgebreide invloed sterk genoeg spreekt in het grooter
phalte aan opgeloste stoffen van do wateren dor bewoonde en
bebouwde streken, al is het voor het tegenwoordige niet mogelijk,
de nadere bijzonderheden daarvan volledig te ontwikkelen.
Het valt overigens gemakkelijk, om voor bijzondere gevallen
den invloed en den voortgang der verweering door de chemische
analyse bij verschillende mineralen na te gaan. Van de talriike
onderzoekingen, met dit doel ondernomen, zullen wij eene enkele
van ebklmen over de decompositie van basalten in bijzonderheden
beschouvven. Hij analyseerde een Boheemschen basalt innoo-on-
geschonden toestand en in twee verschillende perioden van%er-
weering.
Zie hier de uitkomsten van dit onderzoek :
-ocr page 48-het w£iter worden weggespoeld, terwijl hot silicaat van aluin-
aarde in verdeelden en gehydrateerden toestand, met veranderlijke
hoeveelheden niet gebonden kiezelzuur gemengd, terugblijft. De
kaolin, een silicaat van aluinaarde van eenvoudige zamenstelling,
is het eindproduct dezer op de plaats zelve voleindigde ontleding,
terwijl de plastische klei, wat hare hoofdbestauddeelen aangaat,
de verschillende tusschenstadia vertegenwoordigt. In de laatste
komen nog grootere of geringere hoeveelheden alcaliën voor,
die in de eerste bijna geheel zijn verdwenen.
Sommige vindplaatsen van kaolin, waar zij te gelijk met de
mineralen, waaruit zij ontstaan is, voorkomt, bieden eene uitste-
kende gelegenheid aan, om het proces der verweering in zijne
verschillende tijdperken nader in bijzonderheden te bestuderen.
Zoo is het geval met de nu bijna uitgeputte kaolinlaag van Aue
bij Schneeberg in Saxen, die het materiaal voor de beroemde
porceleinfabriek te Meissen leverde. Men vindt daar al do ver-
schillende trappen van ontleding van veldspaath vereenigd, ja
niet zelden vindt men kwartsstukken, die verweerde veldspaath
in de oorspronkelijke vormen der ongeschonden kristallen be-
vatten. De aan de lucht blootgestelde oppervlakte der laag is
zuivere koalin, maar hoe dieper men in dezelve doordringt, des
te harder en vaster wordt de laag en gaat weldra in zuivere veld-
spaath over. Deze wijze van voorkomen licht geheel en al de
verweering der veldspathen toe en dien ten gevolge ook die
van andere zamengestelde mineralen. Geene wateren uit de
diepte, sterk met koolzuur bezwangerd, doorboren de laag en het
is dus de geringe hoeveelheid koolzuur, in het regenwater bevat,
die de ontleding van het gesteente van de oppervlakte af ver-
oorzaakt.
Het valt thans gemakkelijk, zich rekenschap te geven van de
minerale stotfen, die alle natuurlijko wateren in meerdere of min-
dere mate bezitten. Want indien men de zoüten, die het regen-
water als toevallige en veranderlijke inmengselen bevat, buiten
rekening laat, dan moet toch overal, waar lucht en koolzuurhou-
dend water met de bestanddeelen der aardkorst in aanraking komt,
verweering van het gesteente plaats hebben en elk water, dat
zich langs of door de oppervlakte der aarde heen beweegt, moet
met de producten van dit chemische proces zijn bedeeld. De er-
of gerinp. hinderpalen aan de ^rweeringt fe ' quot; «T'quot;quot;
aanmerhng worden genomen, maar ook df hoeveelhel„ ! ' quot;quot;
de snelheid waarmede het rfch voortbeweeg,, lo^t?'quot;'''quot;
achte^envolgens met verschillende verweeLde sl^stl™
-nraking, dan gri,pen er tnsschen de stoamp;.„ vL
isrtquot;; ;T'-. quot; ——-... ...
ijen. Uitvoerige onderzoekingen van bisciioff L 1
oonen dit met de daad aan, maar geen a SdTs iii dit otquot;;
leerrijker geweest en heeft tevens meer ..estrd t oJ. l
sche bijzonderheden der verweering nadefin [ St t sf ,7quot;
dan die van stkuve omtrent de bereid-n. vL l
minerale wateren. Het lt;relukte Zr. ^ llt;unstmatige
verhoogde dekking, niettr^^^^^^^^^
processen, die tot het ontstaan der , ., quot;quot; 'quot;em'seho
aanleiding geven, volkoC' e hre: quot; n fT' r'™quot;
beeld moge daarvan ten bewi,'. s r^kk n D
I«lin die de laag vSrmt, waaiu^ ^w^-ke^'d:
van d,en naam ontspruit, werd in een daartoe in^erirf
met koolzuurwater onder eene drukking van drif alquot; ,
behandeld en zoodoende eene oplossing quot;verkretn quot;
relatieve hoeveelheid der verschillende opgetat lö^té '''
quot;;et het natuurlijke minerale water voIkS êverë t
ai» bhjkt uit het volgende vergelijkend ovequot; lt '
Kuustmatignbsp;Natuurlijk
niiucraalwaler.
Koolzure sodanbsp;21.974nbsp;22,732
Chloorsodiumnbsp;1,936nbsp;2,884
Zwavelzure potaschnbsp;1,670nbsp;l,73o
Zwavelzure sodanbsp;4,859nbsp;6,171
Kiezelzuurnbsp;0,512nbsp;0,355
Koolzure kalknbsp;4,480nbsp;3,06b
Koolzure magnesianbsp;1,126nbsp;lil96
De sporen van koolzure strontiaan, van phosphorzuur en me-
taaloxyden, die in het Biliner water worden aangetrofien, vond
hij insgelijks in de kunstmatig verkregene oplossmg terug. Vo -
komen op gelijke wijze verkreeg hij uit den mergel van baid-
schütz en Püllna, uit den basalt van den Plattenberg by Lger
en van Padhora bij Mariënhad, uit den veldspaathporphyr vau
Töplitz oplossingen, die in zamenstelling analoog waren aan de
natuurlijke wateren dier plaatsen.
Ziedaar door de wetenschap bewezen en toegelicht, wat reeds
PLiNius uitsprak in zijne bekende stelling, dat de aard van den
bodem de natuur der wateren bepaalt. De kennis van de eene
levert derhalve belangrijke bijdragen tot de kenms der andere en
schoon het slechts zelden mogelijk is, door de chemische analyse
het onmiddellijk verband tusschen beiden aan te toonen, omdat c e
oorsprong en het verloop eener bron zich zelden tot eene enkele
laag bepaalt, heeft de geognosie toch menige opheldermg aan de
kennis der natuurlijke wateren te danken.
De zouten, welke in de natuurlijke wateren worden aange-
trofien, zijn dezelfde, die door de geheele natuur verspreid zijn.
Zoo als uit het voorgaande blijkt, zijn het deels gemakkelijk
oplosbare zouten, die door alle lagen heen in geringe hoeveelheid
worden aangetroffen (chloorsodium, chloormagnesium, chloor-
calcium, sulfaten der alcaliën), deels dezulke, die door verwee-
ring uit de bestanddeelen van den bodem eerst zyn ontstaan
(carbonaten en silicaten van alcaliën, koolzure kalk en koolzure
macvnesia), deels zouten uit de chemische wisselwerking tusschen
stoffen van verschillenden oorsprong ontstaan (gips, door de ont-
ledino- van chloorcalcium en chloormagnesium of koolzure
o
-ocr page 51-kalk met alcalische sulfaten gevormd vwo, i
de wisselwerking tusschen gfps ennbsp;^
deels eindelijk diegene, wefkL ^r^
stoffen op de voorgaande zijn ontetaan Tnbsp;organische
zuren verbonden, nitraten).nbsp;organische
Algemeene wetten voor het voorkomen rl.
zouten U.e„ zich niet opstellen, daar^Teef^S
anderiake oomken hierop ingoed uitoefen n ^r, .
voor de hand, dat het wafpr rïo. unbsp;-Loch hgt h^t
vooral dir f®^nbsp;•'»quot;■quot;«■k™ als zoodanige
rc^eT k oTzurrsodTl^ffnbsp;dS
wi^rhoeveeXldlt eÄ^:
daar zij door de meesteT . , ^nbsp;«quot;quot;quot;S^'P»«quot; vermindert,
Wd. i da rfwa™ rteft m'nbsp;'«J™ lt;gt;quot;'-
aan, en zoo men ze in hrf 7nbsp;'■«quot;l™
terugvindt dTl„hl, ,nbsp;Pquot;«™ »«™ dan
'quot;^■•'quot;quot;■''n'^'aan.ande verrotting van
Ci boTeS dlTnbsp;-g'Proceato danken.
noRend, dat de wateren onzer geboorde nult™ l, .
Ä-aaf vat rr'quot;quot;quot;'^nbsp;.
waaruit zi/lSrn quot;^^l^ZZT^T
op die plaatsen rijkeli,i ^eTstoÏe W ^t^X''
water kunnen mededcelcn. De vnaquot; k«
van waar deze stoffen oorspronicark fiin
zouten, welke ais da onmidde H L Tl fnbsp;'l'»
kunnen aangenomen worden t™ ? quot;quot;quot; ^weering
Immers is quot;ons alluv^m „quot;^ lquot;*quot;'™!?'quot;quot;' fquot;
mineralen, en zelfsTari,„on \nbsp;-«■'■'»«■•l'are
korrels Wsta^nT ,'f 'nbsp;quot;quot;'«-quot;«rhara k,varts-
hc^veelheid „ut merttl^^^^^^^^
oplosbare zoutl Zlnbsp;.quot;aar van de gemakkei,jk
^W,ts bij n^rie,., Xr^ie^^lL™®quot;^«' ^^
-«als
-ocr page 52-den bodem onder de gegravene putten b. v. van Utrecht, waar
klaarblijkelijk door het water van den Krommen Rijn en den
Vaartschen Rijn, die zich in verscheidene takken in en om de
stad verdeelen, en door het indringende regenwater worden ge-
voed, moeten nu al de stoffen aangetroffen worden, die het
water dezer putten meer bevat dan het rivierwater, waarvan
het zijn oorsprong nam. Dit laatste bevat niet meer dan
0,2 gram. vaste bestanddeelen per kilogramme, terwijl men m
dezetfde hoeveelheid putwater dezer stad gemiddeld van 0,8 tot
1,2 gr. dier stoffen aantreft. Men kan dus stellen, dat elk kilo-
n-ramme rivierwater bij zijn doortogt door den bodem 0,8 gr.
vaste stoffen daaruit opneemt. Daar de stad 50,000 inwoners
telt en wij het dagelijksch verbruik voor elk individu gemiddeld
op 2 kilogr. mogen berekenen (in aanmerking nemende de groote
hoeveelheden, die naar elders verzonden worden en tot andere
doeleinden worden gebruikt), zoo kunnen wij aannemen, dat
de geheele hoeveelheid vaste bestanddeelen, die jaarlijks aan den
bodem van Utrecht worden onttrokken 50,000X2X365X0,8
gr. = 29,200 kilogr. bedraagt. Was het niet te verwachten,
dat bij dit aanzienlijk verlies, de bodem zijn geheele gehalte aan
zouten moest hebben verloren, of dat ten minste het zoutgehalte
der putwateren eene aanzienlijke vermindering moest hebben on-
derc^aan? En toch heeft sedert onheugelijke tijden het Utrecht-
sche water zijnen roem behouden, waaruit mag afgeleid worden,
dat, zijne zamenstelling niet merkbaar is veranderd. Maar wan-
neer wij nu het bovengezegde in aanmerking nemen, dat de mi-
neralen, waaruit de bodem bestaat, slechts langzamerhand en bij
kleine gedeelten hunne bestanddeelen aan het doordringende wa-
ter afstaan, dat het verweeringsproces voortdurend en gelijkmatig
onderhouden wordt, daar het gehalte aan koolzuur van het gracht-
water aan weinig afwisselingen onderhevig is, dan leidt men daar-
uit gemakkelijk het besluit af, dat eeuwen tijds noodig zouden
zijn om aanmerkelijke veranderingen in de zamenstelling dier
wateren te brengen. IMen moet echter hierbij in het oog hou-
den, dat voortdurend eene ruime hoeveelheid vreemde stoffen van
het'organische leven afkomstig, excreta enz., producten van
handwerken en bedrijven, den bodem wordt ingevoerd, en het
is duidelijk, dat haar gehalte aan minerale stoffen, hoezeer
liet bovengemelde bedrag niet bereikendp n
eene bydrage daartoe levert. ZoZ tZÏn l
het verschil, dat tusschen de waterenl'veLr^.r',
stad bespeurd wordt.nbsp;verschillende streken der
Dat overigens bij de verhoudingen, waaronder d» TT. ,
wateren verkeeren, eenige, schoon o;bedu;d n verV Z
in hunne zamenstelling moeten plaats grijpen, s Iv^^Tf,quot;
rr r r
fem doordekt, zooda. „u en dan hee pompwater Lr r„
mlt r''nbsp;De chemUehe™
stand gh^en, waarvan geene bijzondere reketd,
Li k iifnbsp;wijzigen, en daar alle^a
2g quot; 'nbsp;quot;quot;'«kkeling biervan thans Ler-
-ocr page 54-verspreid, schijnt men te mogen verwachten, dat zy b.j de afzet-
ting dezer lagen uit water volkomen zouden zyn uitgespoeld
Feitelijk is deze vraag voldoende beslist, want in elke door ^
gevormde laag toont de analyse ze nog, meest in g^^ingehoeveel^
Lar algemetn verspreid aan. Om zich hun voorkomen daarm te
verklaren, heeft men slechts in het oog te houden, da de kn -
tallijne gesteenten, waarin zij in geringe hoeveelheid steeds ve -
spreid zijn, volstrekt niet in staat zijn, ze bij de mechanische ver-
deeling door water en bij eene aanvangende verweering geheel tc
verliezen. Mogelijk is het, dat sommige dier zouten zich metde ove-
rige bestanddeelen der rotssoort in eene chemische verbinding bevin-
den, bij wier ontleding zij eerst vrijgesteld en oplosbaar gem^
worden (1); zeker is het althans, dat eene eenvoudige u tlooging
met water volstrekt niet voldoende is, ze daaruit geheel weg te
nemen, en dat voorafgaande verweering meestal noodzakelyk is,
om ze in oplosbare vormen te doen overgaan. Als struve fijn-
verdeelde mineralen achtereenvolgens met water en daarna met
koolzuur-water onder verhoogde drukking behandelde, vond hij
niet alleen in het laatste geval die zouten, welke_ als de on-
middellijke verweeringsproducten te beschouwen zyn m hoe-
veelheid vermeerderd, maar ook de in water gemakkelijk op-
losbare zouten. Blijkbaar moeten dus de sedimentau'e lagen,
zoodra zij nog met onverweerde stukken van het oorspronkelijke
materiaal gemengd zijn, nog grootere of geringere hoeveelheden
daarvan bevatten en bij voortgaande verweermg aan het water,
dat ze doordringt, afstaan.
In sterk bewoonde en bebouwde streken bestaan daarenboven nog
andere oorzaken, die het gehalte der wateren aan minerale stof-
fen helpen vergrooteii. De organische stoffen van het plantaar-
di(T en dierlijk leven of van verschillende bedrijven afkomstig,
dequot;van elders aangebragte meststoffen enz., brengen een nieuwen
toevoer van anorganische stoffen met zich mede, welke na de ver-
rotting in meestal gemakkelijker oplosbare vormen achterblijven,
en be:poedigen, door de chemische processen, die de verro ting
vergezellen, de verweering der reeds voorhandene. Duide^k
blijkt dit uit de zamenstelling van het water der geboorde putsen
(1) Zie pag. 10,
-ocr page 55-onzer steden, zoo als wij in het voirron,]. i . ,
.ulle„. IX^cwatcron bekteen tL dtóti Z'^^
scl,e zoulon, dan do nabij gdo^-n l'ïï '^f ^
ni; .ij bun «..prongnem/n, .LijtT« 'mt™ n ' Tquot;
«hen de putten zelve en de plaats, van
ieenen geri,« is. Overvloedig icool'zuur, u e e
gan,sche stoften ontstaan, bespoedigt in hooge matr,! ®
Welligt zal men hier, afgati.de ^p het
vau het regen- en rivierwater, de Lag Opwerpen -
groote hoeveelheid koolzuur afkomstig t Immers aX 7
i-hcrisehe toolzunr is de toegang tof de di~aa 1 a^lT
stof lechts door het water opgelost kan toegevoerd worden
sclnjnt ook de vorming van koolzuur door de verroltin,- xl orlt?
sehe stoften zeer be^rkt te zijn. Waar wij merken hic? n deTr ^
plaats op. dat de verrotting van organist ügchamen zelfl b^
belemmerden toevoer van lucht tn, ,u , »«-quot;•quot;quot;en, zells bij
bewijst da voldoende, en daarenboven heeft Prof. mulLr
op theoretischen weg fl) aangetoond, dat bij den overZ' i
elkander der verschillende zuren, die zich bij de verrot fn.quot;^.
organische stoffen onder de oppervlakte van dl^r ^ quot;
uien , groote hoeveelheden koolzuur kuin en Zfeu\f T .r
Bedenkt men daarbii dat dp n,. ]nbsp;a%escheiden.
val van organische sto^^^^nbsp;^^nbsp;^^^
snyden, e^ riikelijknbsp;^
iigt;Igt;ersen. dan vervallen grootendeelsl 3 --r, T
vr^g bii den eerstennbsp;I^^Sfquot;'
van hettut™ rnbsp;^^^^ bestanddeelen
an het put- en welwater in den bodem verspreid te denken
^t, geeft ons nog opheldering omtrent eene oltandighek d quot;
anders tame ijk onverklaarbaar schynen moet, namelijk d^.7
-egzaam zich gelijkblijvende zamenstelling van dit ^er' t
(1) Zie Seheik. Onderz. II« deel. p. 121 sqq.
-ocr page 56-III. SCHEIKUNDIG ONDERZOEK VAN EENIGE NEDERLANDSCHE WATEREN.
Nadat wij in het voorgaande den oorsprong der vaste bestand-
deelen, die in de natuurlijke wateren worden aangetrofien en de
wijze, waarop zij in oplossing komen,hebben nagegaan, gaan wij
thans over tot de mededeeling van analysen van eenige Neder-
landsche wateren, waardoor de aard en de verscheidenheid der
natuurlijke wateren nader in het licht kan worden gesteld, en to
gelijk in algemeene trekken een beeld kan gegeven worden van
de zamenstelling der wateren, die de bodem van ons vaderland
oplevert.
Vooraf echter een woord over de wijze, waarop een dergelijk
onderzoek in het werk behoort te worden gesteld; van den graad
van naauwkeurigheid toch, waarmede de afzonderlijke bestand-
deelen in weegbare vormen van elkander worden gescheiden,
hangt de kennis, die wij door de chemische analyse aan de
zamenstelling eener watersoort verkrijgen, geheel af. Deze tak
der analytische scheikunde is nog niet zeer oud en do eischen, die
de tegenwoordige wetenschap daaraan stelt, zijn niet gering.
Sedert de zamenstelling der wateren, zoowel uit een hygiënisch
cn industrieel, als uit een zuiver chemisch standpunt, eene zaak
van algemeene belangstelling is geworden, is de aandacht vooral
gevestigd op die bestanddeelen, welke slechts in hoogst geringe
hoeveelheden worden aangetroffen, en in verreweg de meeste
gevallen aan het onderzoek ontsnappen, indien men het water
in zijn natuurlijken graad van verdunning aan het onderzoek
onderwerpt. Daartoe behooren b. v. het kiezelzuur in zijne ver-
schillende verbindingen , jodium, bromium, arsenicum, koolzure
magnesia en de carbonaten der alcaliën n
de ovenge bestanddeelen der wateren ^r^w r-? quot;quot;'quot;
geringe hoeveelheid voorhanden dat ^^nbsp;«hechts in zoo
natuurlijken toestand te onderzoeken te v 7nbsp;^'Jquot;
van de oplosbaarheid der verbindingen' waar^ ^^^«quot;kelijk wordt
ende bestanddeelen weegt; de zektheid d e T .
lyse aanbieden kan, daalt, naarmate dl Inbsp;ana-
.elfstandigheden, wier ge^t Tnleptquot; -
of zich m een grooteren staat van verdeelil b ^ T
doende is het onvermijdelyk, het water Teen
concentran-e te brengen, ^o^r men t derzoelttn d
mngde zamensteJling van het oorsnron Jr i '
clor analyse af te leidennbsp;water uit de data
« hebquot;:: tnbsp;-- ^^nbsp;waarop ik
dmg gesteld kunnen wordeZt^^^^^^^^^^ ^^ -terontle-
Aieuwe aarden kruiken, van 12 i TA r. • ,
-et zorg gereinigd en herhaJde inbsp;--den
water gevuld, eenigen tijd aan zich zelve 1 ,nbsp;«quot;^«rzoeken
ledigd, ten slotte voor goeTgell tn f ^^
gesloten, my toegezonden^ ^ 'nbsp;-^g^^Wig
Voor zoo verre de omstandigheden het toellefpnnbsp;j , .
met op eenmaal gevuld, maar'dagelijks e n ^
gestort, ten einde van dagelijkschev^riatiLT ^
die mogten voorkomen.%o'o v^l
Ik trachtte zoo veel doenlijk mii ^T ^ J^fb^nkelijk te zyn.
der verwijderde plaatsen van' on vad :!quot;'! .
was natuurlykinmijne keuze eL geTm^^^^^^^^^^^nbsp;-ar
kmgen. die my veroorloofden, het verzlm
personen op te dragen. op ^ier .oTv„Td T
heid in het nemen der noodi^e Ton ^ -f quot;quot; quot;aauwgozot-
, Tot mijn spijt ben ik S ^^^^^kt^r^Tquot;
lenc^e welputten. waaruit ik water ontfinf de dquot; T '
noch ook de verschillende lagen ^^r^o'r detu
was. Welligt is het mogelijk, bij een later J
onderzoek, mijn arbeid i! A ^pJJZ^l^^^'T
rivierwater werd bij een lagen wier^tand lenaL , d quot;i
go kruiken een paar voet onder den water p
-ocr page 58-1)0 o,asU.udigl..ia, dutnbsp;met op de plaats .ehe k™
„„de«ocht worden e„ m de meeste gev«llen eene meer of mm
Cdurige reis moest afleggen, heeft mij genoopt de beprfmg
der'in totzelve opgeloste gassoorten achterwege ^n^ Deze
Ziin tronwens in allen dezelfde en in wemig afwijkende hoeveel
ïïen voorhanden-, hare bepaling in gewigt is van te rmnte
b lang, daar de smaak in bijna alle ge^llen genoegzaam besl,^
of ziF al dan niet in voldoende hoeveelheid aanwezig z^n, om
h t water tot een goed drinkwater te maken. Voor de over,ge
,1 SS n-en is de kennis aan hare hoeveelheid nog mmder
3 A, en voor zoo ver het koolzuur noodig is, om de carbo-
Är aarden in oplossing te houden, kan zijne hoeveelheid
crpmakkeliik uit de analyse worden afgeleid.
^ Hel water werd onmiddellijk door de welbekende reactieven
OP zware metalen en zwavelwaterstof onderzocht en zoo deze
aLzi- waren, werd de noodige hoeveelheid, voor de pompwa-
ters inquot;den regel 4 kilogr., voor het rivierwater 12 kilogr., zorg-
vuldig afgewogen en zoo noodig gefiltx-eerd.
Deze hoeveelheid werd in eene platina schaal van ongeveer
liter inhoud in een stofvrij locaal boven eene spintuslamp, bene-
d n de kookhitte, tot bijna droogwordens verdampt en daarna
let koolzuurvrij water behandeld, ten einde het onoplosbare ge-
Z\ie van het oplosbare te scheiden, welke beide afzonderlijk
de verdamping van .ulke groote
beeveelheden water in platina vaten te bewerkste igen. Geene
Se soort van glas toch of van porcelein is volkomen onaan-
tastbaar voor de inwerking van het water, vooral bij verhoogde
temperatuur; allen staan oplosbare silicaten van potasch, soda.
kalk en magnesia af, die zich tot de bestanddeelen van het water
voeiien en L analyse onjuist maken. Wie er zich van overtui-
Tn wil, verdampo een droppel zuiver water op eene glazen
St, steeds zal men eene bemerkbare vlek bespeuren, ten be-
Se dat gedeeltelijke oplossing van het glas heeft plaats ge-
Z Bakbau heeft onlangs bij zijn onderzoek van het Panjsche
regenwater aangetoond, dat door zevenmal,ge destillatie van 4
itL regenwater uit dezelfde retorte, zoo dat er nooit mmder
dan 7 liter in de retorte terugbleef, het glas meer dan 2 gram-
men kalk, 1 gr. kiezelzuur en een half . ,
het water had afgestaan Revatte i ^
potassae of zwavelzuur (l h 2 'nbsp;^arb.
glas nog veel meer aangetast.nbsp;het
Het in water onoplosbare gedeelte van h.^ .
werd nu op een vai twee evl. zwa^^^^^ -utmengsel
clenzelfden trechter geplaatste fi t^ lh ^ ^
«Poeld HierhO- befaali:: e^ ffu ftlhTor
nes.a, die in den reeel innbsp;i Tnbsp;^^oolzure mag-
i» quot;.-o. ge,«, onop'ltV
maar gerinff- welLtnbsp;• ^^ut is onvermijdelijk,
hJer en dit Ü ^ 'nbsp;^^ ^^ «quot;alysen
vinden voor een JJSrquot;'^nbsp;opgegeven'za
Dikwiils J r f tnbsp;afkomstig.
verw^deren waf' Li dat 7nbsp;«^'^delen niet te
biJ het overige gedeelte trebmrrf TT f i .
cn het verschil in gewigt «af im denbsp;n f «^^^quot;ogd,
stoffen aan, die ^ich gelrfnL 1 v Tnbsp;onoplosbare
hadden afgezet.nbsp;de verdamping uit het water
-ocr page 60-door oxalas ammoniae en chlorammonium, en door phosphas
sodae en ammonia afgezonderd, gebrand en gewogen.
T^ 1 • fof rlie de oplosbare bestanddeelen bevatte, werd,
lii nTied htweTwas, nogmaals door hetzelfde flitrum
MO 7.1J met genenbsp;kilogramme gebragt.
C:: ::rdtr:irs htevlel^eden van .0«%rammen afg.
n, waarin (gewoonlijk door dubbelenbsp;JPjf
r„ir wijze de verschillende bestanddeelen werden bei«ugt;ld.
T Door chloorvrije acetas barytae het zwavelzuur e„ daarop
n'trrlnif dflinaarde, zoo zij nog aanwezig wa.
(..';eeXa nimmer het ge«i was); daarop achtereenvolgens
heffiltraat door carb. amm. de overvloedige baryt en de kalk
wecsenomen, het vocht onder toevoeging van een wemig chloor-
weggenome ,nbsp;teruo-bliivende zoutmassa gegloeid,
^Soi^; :- handeling met alcohol van elkander af-
Hef Üquot; uiterst moeijelijk, zich kaustieke baryt. volkomen vrij
li l-Tte verscha4n. Uit de chemische fabrieken ver-
«^mt e' i„:::: Iter. daa, de kool, die gebruikt is om
waarspaath in bariumsnlfuur te veranderen, »aar ^e
a,n alcaMn in het prnepariiat achterlaat. Daarom heb ik mij
kaustieken kalk bediend, die met eenige gt;yijz,gingen
Tbary. ter afscheiding der alcali.n kau gebruikt
^rdel Zie Hier de ^^ ^ ^^^^^
met kokend
quot;tquot; r-r'd te X quot; e g^tt Wnkalk bevat, ui. te spoelen,
e^^-t J;:: vl^nde oplossing van chloorbarium
aftevvrijven en zoodoende het eins tPOTifl i nr
total het chloorbarium verwSten c ^^nbsp;'»quot;g.
het doorgeloopen vocht, me. car a^^lquot;
en gefiltreerd, b« verdamping geennbsp;7,
waart men de nog voch4mLa
men later carb. amm..«, om^katr. af J
f
van g,ps door aleal,sehe carbonaten nader behandelen. Teneinde
d t l«waar te voorkomen, slaat men uit het water, waarin de
Z dennbsp;? quot;rtl ™nbsp;™™'Sequot;s daarin zoo veel
van den kalk, tol dat het vocht sterk alcalisch is. Het verdere
beloop der bewerking blijft hetzelfde.
weln^LlÄ™quot;nbsp;»an vaste stoffen
reeriuXh T 7nbsp;l'quot;^'^'™'™ kroesjc-s
... een uchlbad geplaatst, verdampt en vervolgens op 120' aan-
houdend gedroogd, tot dat zij geen verlies in^ewig*^ meer on-
dergmgen en daarop weder gewogen. Ter ops;orin; van all
1.S he carbonaten werd het teruggebleven zoutic.gsd van eene
der p,„even met eene geringe boeveelheid water overgoten en
met een curca„,a.,,apiertje onderzocht. Wa,-en zij aanwezi,quot;
da., werd de massa in water opgelost, gefiltreerd en in
sloten flesch met een mengsel van chloorcalcinm-oplor,. »
op een fi|.nm verzameld„rnbsp;-- —gt;•
I et andere zoutmengsel diende, om het gloekrlies te bepalen
vloe,3lof aanwezig was geweest.
„inbsp;i'quot;quot;nbsp;quot;«^ten be.
aam, ten einde, zoo noodig, eene proef te kunnen herhalen en
i^n verder ter opsporing van stoffen, die in zoogeri,quot;Xequot;
In de eerste plaats behoort daartoe het phosphorzuur, hetgeen
in den regel in geiïnge hoeveelheid in onze drinkwaters wordt
aancretrotfen. De proef, waarvan ik mij bediende, om het aan te
wijz^'en, bestond in het gebruik van eene salpeterzure oplossmg
van molybdaenzure ammonia, een reactief, dat eerst onlangs door
SONNENSCnEiN is aangegeven en dat bij onderzoekingen als deze
de beste diensten bewijst. Ziehier, waarop zijne aanwendmg
rust. Molybdaenzuur, ammonia en phosphorzuur kunnen zich
te zamen tot een geel gekleurd ligchaam verbinden, dat in zuren
.reheel onoplosbaar is. De hoeveelheid phosphorzuur, die daarin
voorkomt, is hoogst gering en veranderlijk, weshalve deze re-
actie niet onmiddellijk ter bepaling van dit zuur kan worden
aanlt;rewend. Op welke wijze het phosphorzuur daarin voorkomt,
isvoor alsnog onbekend. Ter bereiding van eene vloeistof, die als
reactief op PhO' kan gebruikt worden, gaat men op de volgende
wijze te werk. Molybdaenzuur wordt in overvloedige ammonia
opcrelost, zoo noodig gefiltreerd, en daarop met salpeterzuur
sterk zuur gemaakt. Het eerst nedervallende molybdaenzuur
wordt weldra door het overvloedige zuur weder tot eene heldere
vloeistof opgelost. De verhouding van molybdaenzuur, ammonia
en salpeterz^iur moet zoodanig genomen worden, dat de vloei-
stof ongekleurd is en bij koking noch geel gekleurd wordt, noch
een praecipitaat (basisch zout) afzet. Gebruikt men zoutzuur m
de plaats van salpeterzuur, dan is dit veel moeijelijker te be-
reiken.
Wordt deze vloeistof met eene hoogst geringe hoeveelheid van
phosphorzuur of van eenig in zuren oplosbaar phosphaat geniengd,
dan ontstaat er reeds bij de gewone temperatuur, maar bij voor-
keur bij de kookhitte, een kristallijn geel praecipitaat van boven-
genoemde zamenstelling. (Behalve arsenikzuur vertoont geen
ander ligchaam deze reactie.) Ook in gekleurde vloeistotten is
dit nederslag door zijne eigenaardige kleur en door de eigen-
schap, om tamelijk vast aan de wanden van het vat te kleven,
gemakkelijk te onderscheiden.
Het groote voordeel, dat dit reactief aanbiedt, bestaat, behalve
in zijne verrassende gevoeligheid (die inderdaad de reactie op
chloor door zilverzouten nabijkomt) in do omstandigheid, dat men
door middel van hetzelve het PhOquot; in zure vloeistolfen kan oigt;-
sporeu. Om de reactie van PhO» m«f
I •• .nbsp;^ magnesiazouten te voor
schijn te roepen, moet men hetzelve yanZ. h i. T• .
opleving
alumaarde en peroxyde (het ^ de analysen va^g„nd M chlr
mmeralen en waters steeds voorkomende gevalt eMrorr , '
en m^ijelijko bewarkh,g vereiseht. Bij l aaL^lTtf
molybdaenznnr eehter heeft men de verbindin. Blech^ln 1
terznnr op te lossen en, met hel reactief vennen'd tot de r 'lquot;
hme te brengen. Somwijlen blijft het praeSat tidl
maar na 24 uur heeft het.iih, ook^ d^'^nX ^
he,d ph^phorzuur, afgezet. Hel is steeds noodig, een ruimen
overvted van het reactief aan te „enden, daar het gele Tae'
c.p,Ual n, phosphorzuur l,ondende vloeistoffen oplosbaar is, eene
oms.and,ghe,d, waarop men wel lo lellen heeft, daar zij aanlci-
ovï hrht'r' e™'».';»»™quot;quot;-quot;'«quot; pl.osphorzunr worden
Cadtnbsp;quot;I«'™' zich gemakkelijk
ren^lTi/17''°quot;quot;quot;watersoorten op Ie spo-
rtn, neb ik bet gemengde praecipilaat van Fe'O' en Al'0' bii
de analyse van het onoplosbare afzetsel verkregen, in salne'ter-
Zooals molybdaenzuur en ammonia een reactief op i,hosnhor
.uur leveren, zoo geven omgekeerd phosphorzuur el molyb-
daenzuur een reactief op ammonia. Ook dit bewijst, hij de moei
jehjkheid, om op de tot nog toe gebruikelijke ..ijL
ammoniazouten aan te toonen, door ziine crom.U- 1 quot;l.
amgen en gro.e gevoeligheid; uitll^I
tatief onderzoek. De daartoe dienende vloeistof ber d IT ;
de volgende wijze. Het bovengenoemde gele nederslag, Tj.
lybcbenzuur, phosphorzuur en ammonia' bestaande, °;orlTr
jdryving van de ammonia gegloeid, waarbij het zich door eene
gedeeltelijke reductie blaauw kleurt. Het overblijvende wordtin
eene oplossing van carb. sodae tot eene blaauwe vloeistof opge-
lost, d.e na oververzadiging met salpeterzuur helder geel v'an
kleur wordt. Brengt men in deze vloeistof eenige droppet ee-
verdunde oplossing van eenig nmmoniazout en verhfmeiX
vocht tot de kookhitte, dan ontstaat na korter of langer tijd een
overvloedig geel nederslag, wederom uit molybdaenzuur, phos-
phorzuur en ammonia bestaande. Men moet deze vloeistof in
eene zorgvuldig gesloten flesch bewaren, daar zij reeds door
de ammonia, in de lucht van een Laboratoi'ium bevat, wordt
troebel gemaakt. Zoo als men ziet, is het hier, evenmin als
bij de phosphor-zuurreactie, noodig, de andere bases af te schei-
den, voor men op ammonia kan reageren. Daarenboven laat
het alle andere reactieven op ammonia in gevoeligheid verre ach-
ter zich. Tot het opsporen van ammoniazouten in de onderzoch-
te wateren heb ik mij steeds van hetzelve bediend. Dikwijls was
het reeds voldoende, het water in zijnen oorspronkelijken staat
van verdunning aan te wenden, om ammonia te kunnen aandui-
den , maar was dit niet het geval, dan vertoonde zich de reactie
steeds, indien een gedeelte onder toevoeging vaneen weinig zout-
zuur werd geconcentreerd. In den regel was de ammonia als
koolzuur zout in het water bevat, immers het zonder toevoeging
van een zuur verdampte water bevatte slechts in enkele gevallen
sporen daarvan.
Men heeft aangegeven, dat potaschzouten dezelfde reactie met
dit mengsel geven, als ammonia. En werkelijk is dit bij sterke
oplossingen het geval. De vloeistof, welke ik aanwendde, werd
door eene sterke potaschloog, na oververzadiging met salpeter-
zuur, nedergeslagen, maar niet door eene oplossing van carb. po-
tassae, noch van andere potaschzouten. Daaruit blijkt voldoende,
dat alleen bij een groote concentratie potaschzouten met die van
ammonia zouden kunnen verward worden en dat dus in het on-
derhavige onderzoek, daar slechts geringe hoeveelheden potasch-
zouten in de wateren voorkomeu, gemeld reactief zonder bezwaar
mögt worden aangewend.
Om het aanwezen van salpeterzuur op te sporen, lieb ik mij
steeds van eene versch bereide oplossing van narcotine in zwa-
velzuur bediend, die door hare gevoeligheid en gemakkelijke
wijze van aanwending boven andere de voorkeur verdient.
Waar mij de hoeveelheid salpeterzuur groot genoeg scheen,
om eene quantitative bepaling daarvan mogelijk te maken, werd
eene afgewogen hoeveelheid geconcentreerd water in een kolfje.
«ukje gewogen .uive. kop:»nbsp;™
ree« een gernimen tijd bij eene zaelite wa™quot; ' ,
ming der voorzorgen, die HOa. daarvoTrrpge'er
d,e plaats ^„pt, wordt door het volgende JtJ-^^ZJ '
_ Men verkriigt dns ten slotte eene oplossin,. van ko^rohl
d.r verdamping IÄI'TSI
slechrL ^vell^ 77nbsp;«'quot;«'i™ -lus
tnts aoor overvloedig koolzuur in oplossing werden srehonden
enm diegene, welke oplosbaar zijn geblLu
bestanddeelen afzonderliik benaald en in 1 ,
üeze n,eth«le is noodzXl» 'lat ónnbsp;quot;''«quot;S'quot;quot;™-
kalk. die als biearbona, in tt i: er vLSnquot;''^quot;
kan worden gescheiden, maar zii heeftTjT i '
deel, dat zij de zamenstelling 1 ,nbsp;T
sommige aanwendingen van het . ketelsteen, die zich bh
Het geleele gehalte^
matie der afe^nderlijke br,l„2 1nbsp;quot;quot;
water berekend, afgeWdnbsp;ßewig.
Voor wij thans overgaan tot de mededeeling van een over- • .
der in het werk gestelde analysen, willen wifno^drwir ®
geven, waarop eenige andere bestanddeelen i^l wat r. w 7'
opgespoord, bepaaldelijk .• jodium, bromium ^C^m
Ü) Handbuch dor Anal. Chemie, p. 846.
-ocr page 66-Ten gevolge van de uitgebreide schaal, waarop tegenwoordig
jodium en bromium in de stoffen, die aan de aardoppeMakte voor-
komen, woiden opgespoord en gevonden, is de analytische chemie
iu den laatsten tijd overstroomd geworden met een aantal ver-
schillende wijzen, om deze halogenen tot in de kleinste hoev^l-
heden aan te toonen, de eene nog aanlokkelijker dan de andere,
door gemakkelijkheid van aanwending en overgroote gevoe igheid.
Ik heb onderscheidene dezer methoden, die bepaaldelijk door
Fransche scheikundigen zijn aangegeven, om zonder voorafgegane
verdamping jodium en bromiun in natuurlijke wateren te kun-
nen aanwijzen en van elkander te kunnen onderscheiden, op
Utrechtsche wateren aangewend, maar ik ben er nimmer m ge-
slaagd, langs die wegen andere dan twijfelachtig reactieen te
voorschijn te roepen. Het is doelloos, ze hier te doorloopen te
meer, daar toch zoowel in Frankrijk als m Duitschland de schei-
kundigen in het algemeen tot de oudere methoden van opsporing
(de kleuring van amylum door jodium, van aeüier door bromium)
als de beste en zekerste beginnen terug te keeren
Ziehier de wijze, die ik gevolgd ben, om te gelijker tijd jodi-
um, bromium en arsenicum in natuurlijke wateren oP te sporen
en evens phosporzuur daaruit in weegbare hoevee bed te kunnen
atWerei. Zij is eenigzins omslagtig en kon derhalve slecht,
op een gering aantal wateren worden toegepast, maar het scheen
dLlmatiger, hier de uitbreiding van het onderzoek aan de zeker-
heid der resultaten op te offeren.
Het is bekend, dat alcalische bases in het algemeen (potasch alleen
uitgezonderd) het jodium met weinig kracht binden, zoodat bij ver-
damping van oplossingen, die het jodium niet als jodka mm be-
vatten, de mogelijkheid bestaat, dat het geheel of gedeeltelijk
met de waterdampen wordt vervlugtigd. Vooral is dit het geval
bij aanwezigheid van kalk- en ijzerzouten, en het is daarom steeds
niodig, indln men jodium in het zoutm^igsel dat na de ver-
damptngvan natuurlijke wateren overblijft, wi opsporen, voor
de verdamping eene genoegzame hoeveelheid koolzure potusch
(of kaustische) toe te voegen, om het jodium, mdien het aan-
wezig is, aan kalium te binden. Het is niet aan te raden, in
de pfaats daarvan koolzure soda aan te wenden, waartoe men
door de veel grootere zuiverheid van
leid zou kunnen worden, daar hJ^J
minder innig bindt, dan'het ;otti:::?Tn ti^nbsp;^^^
sommige andere zouten Iaat vervlugti^en quot;quot;quot;»quot;^e^'gheid van
Geene der in den handel voorkome^nrló e .
potasch kan men voor dit doel aanZden 2 •
(welligt altijd) sporen van jodium b vatl; M?
zich gemakkelijk eene volkomen iJ' ''
-n „„nbsp;ir
men t,jd op een filtrum mei water van „nbsp;S'™quot;
'e ^elen, de overgebleven zol2 quot;Iti
dampen of wel als zoodanig te gebruiken.
bij 3o\ « kiWrlm'!quot;'nbsp;«
gegloeid, om alle organische IZnbsp;terugblyvendo
het in weinig water op^e o 'nbsp;? ^^^d
iquot; eenigLs ruime h^e^v^^^^^^^^^nbsp;^quot;^--^t. Bleek dit
t,ewogen. De gefiltreerde vloeistof werd met zuivere i
pe'-eh van palladium bevrijd (1), ^fiUrcrd', XveX^
gegloeid, in water opgelost, metazynzuur onzijdig gemaakt, en ni
een gesloten flescbje met aether en eenige droppels verdund chloor-
water geschud, om de bromiumreactie te voorschijn te roepen.
Op deze wijze is het mij gelukt, in verscheidene wateren jodmm
of bromium of beide op te sporen. Behalve in de hierna te ver-
melden, vond ik jodium in het water uit den singel te Utrecht,
en bromium (geen jodium) in het water van twee publieke pom-
pen uit dezelfde stad.
Het met alcohol uitgekookte zoutmengsel, dat na de verdam-
ping van het water was overgebleven, werd nu met zoutzuur
een geruimen tijd gekookt, daarop met water verdund en gehl-
treerd. Het heldere vocht werd met zwavelwaterstof verzadigd
en in eene gesloten flesch aan zich zelf overgelaten. Na 24 uur
werd het gevormde praecipitaat, voornamelijk uit vrije zwavel, bene-
vens tinsulfuur bestaande, afgefiltreerd, gespoeld en ophetfiltrum
herhaaldelijk met ammonia behandeld, liet ammoniakale vocht
werd verdampt en het terugblijvende met salpeterzuur overgoten,
weder verdampt, deze bewerking eenige malen herhaald en ten
slotte met eene oplossing van zwaveligzuur overgoten en nog-
maals verdampt. De waterige oplossing van hetgeen terugbleef,
werd nu in een toestel van marsh gebragt, om ringen ot
vlekken van arsenicum te verkrijgen, zoo dit in het water voor-
handen mogt geweest zijn.
Ik heb deze arsenikproef met groote zorgvuldigheid bij de vol-
gende wateren in het werk gestold : water uit den Rijn te Arn-
hem, uit den singel te Utrecht, uit de Mariapomp en nog eene
andere publieke pomp te Utrecht en met het water uit eene
publieke pomp te Leeuwarden, waarbij ik opmerk, dat geen
dezer wateren vooraf zijn gefiltreerd en dat dus de mechanisch
verdeelde stoffen van het rivier- en grachtwater mede in het on-
derzoek begreiien zijn geweest. In geen van allen heb ik sporen
van arsenik aangetrofien. Wel gaf het water uit Leeuwarden
(sterk met organische stoffen bedeeld) vlekjes op porcelein, maar
deze waren door hunne kleur en door hunne onoplosbaarheid in
wilrte racn eerst met potasch neutraliseren, dan scheidt zich later bij de toe-
voeging van chloorwater zwavel af en stoort de bromiumreactie.
chloruro de soude en üi salpoterzuur .n„ i-
herkennen.nbsp;P°'^rznur speed,g voor koolvlekken te
De vloeistof, die van het met zwavelwaterstof „ i
cipitaat was gefiltreerd, werd een weinig ta^r®quot;/quot;quot;
met ammon,a neergeslagen. Het praeeipitaat T-™
aluinaarie (benevens eene geringe hcv^lheid kl^rr''^
en dat .,1 l,et phosphorznur bevatte, wat in het wat; „
handen geweest, werd gefiltreerd, uitgespoeM e da Lr-™quot;quot;
wem,g mogehjk zontznnr opgelost, J, eJr^Lt lZ'V-^
nentralen tartras potassae en daarop met aeetas X gtrJdÏÏ
n met oxalas ammoniae de geringe hoeveelheid Jlk Zt.^
i^iagen, die daarin voorhandennbsp;D« „ •• j • quot;eerge-
|lt;alk isnatnnHijk neodzakel 1quot;, roer^lZI^I^Z-'Z
knnnen verkrijgen, waaruit men het phosphorzuM It el
nesiazout neerslaan kan : de hier Jv„Ilt;S.
en met voldoende naauwkeurigh d S hefd jquot;''quot; Tquot;
caleis is bijna geheel onop,„staar Tnnbsp;' a2
fout, die mogelijker wijze daaruit onlln zoude r! quot; ™
aanmerkelijk verminderen, door in ,1e vtósW li,
geringe hoeveelheid vrij a'zijnznur .elatt'^lt
van den kalk voeg, meu a„,m„„ia in overmaat toe ZZ?
geen praee.p.taat van peroxyde of aluinaarde mag ontlan „
welk geval er te weinig wijnsteenzuur voorhanden^bfö t tequot;ii
heeft bevat, geen' echterlneTÄ g :,
voegmg van een magnesiazou, wordt L al T', 1 ^
neergeslagen en op de bekende wijze veLmeU Ph^Phorzuur
40 kilogram water uit de Wariapomp te^fo ,677° Ttb™'
p as magnes. verzameld, 't geen een ^halte van Ä fhcf- 2
kilogramme voorste t. De verder..nbsp;inbsp;per
^e^lingen zullen bij de aLl^t^oIr;^;^r''quot;''quot;
boNNBNsCnEiN en OEAW hebben de reactie van nhosnbo,
tegenover molybdaenzuur met goed gevolg ter ZalinZ
zelts hoeveelheid aangewend en een ^„.arprLÏnt^ ^
die veel vertrouwen op deze methode sei Lui rbT «
veeltijds omslagtige bewerkingen, die me^'^l^rbrdet
bepaling moet in het werk stollen, verkrijgen daardoor eene ver-
rassende eenvoudigheid. Inderdaad, men behoeft slechts het gele
phosphorzuurhoudende praecipitaat (zie pag. 54), door spoeling
van bases bevrijd, in ammonia op te lossen en de vloeistof met
een magnesiazout neder te slaan. Ondertusschen is het mij al
spoedig gebleken, dat de phosphorzure ammoniak-magnesia, die
men op deze wijze verkrijgt, bij gloeijing steeds eene graauwe
kleur aanneemt, het gevolg van eene ingemengde molybdaen-
verbinding, die zelfs door langdurig spoelen van het praecipitaat
met ammoniakhoudend water niet te verwijderen is. Dit bezwaar
is echter gemakkelijk te voorkomen, want indien men ter oplos-
sinlt;r van het gele praecipitaat, in de plaats van ammonia, sulfur.
amm gebruikt en de vloeistof daarop, warm gemaakt, met zout-
zuur nederslaat, wordt het molybdaen volkomen als sulfid'afge-
scheiden, terwijl al het phosphorzuur als phosphas amm. in de
oplossing blijft. Een grooter bezwaar vond ik er in, om ge-
melde gele verbinding volkomen uit de vloeistof af te scheiden.
Inderdaad, indien ik eene zure, phosphaten bevattende vloeistof
met eene zure oplossing van molybdaenas ammoniae vermengde,
verwarmde, liet bekoelen en filtreerde, dan zette het heldere vocht
bij herhaalde verwarming steeds nieuwe hoeveelheden van het
gele praecipitaat af en zelfs verdamping tot droogwordens en
uittrekking met een verdund zuur was onvoldoende, om al het
phosphorzuur op die wijze af te scheiden. Onder de menigvul-
dige proeven, met allerhande wijzigingen (gebruik van andere
zuren, lang voortgezette verwarming enz.) ondernomen, is het
mij slechts enkele malen gelukt, uitkomsten te verkrijgen, die de
waarheid naderden, weshalve ik deze methode bij het onderha-
vige onderzoek niet heb aangewend.
Het is verre van mij, proeven van mannen togen te spreken,
die in de scheikunde met roem bekend staan, en veeleer schrijf
ik het mislukken mijner proeven toe aan het over het hoofd zien
van deze of gene bijzonderheid, die in de verhandelingen van
SONNENSCHEIN en CUAW niet opzettelijk vermeld is. Maar ik
malt;r toch niet nalaten te verwijzen naar hetgeen in het Hand-
wört. van LlEBiü en wölir.EU in het artikel molybdaenzuur p. 364
wordt vermeld. Men vindt daar opgegeven, dat molybdaenzuur
in tegenwoordigheid van phosphorzuur in eene andere wijtiying
cmergaat, wier ammoiiiakzout geel en in vnr«„ • . . ,
h deze voorstelling de waarhefd dan Z T t
een bekomend, toevallig bes^X
praecipitaat en is het duidelijk dat de i 'quot;««^gemelde gele
phorzu'ur daarmede niet altyi Jtc^lfn:^^^^^^^^^
dit punt nader te onderzoeken.nbsp;^geslagen. Ik hoop
De bekende wijze van nosE, steunende op de ononln I
beid van phosphas protox. hydrarg. in water/k^^^ bi het
zoek van wateren niet worden aangewend. Zij luoT r
VOO jond dat de aanwezige bases m^t salpeterzu'urtt ZJZ
nitraten kunnen worden verbonden, welke tegen de hiL van
een waterbad (ter verdrijving van het overvloede salpe U')
bestand zijn. Men weet, dat dit noch hij yzer, noch bi, alub
aarde, beide bestanddeelen der natuurlijk^ wLteren,!^;:
mlZnbsp;''nbsp;de aanwending eener
^thode, onlangs door alvako kei.noso ter bepaling van phos-
phorzuur voorgeslagen. Uitgaande van de onopLbal-hdd
phosphas stann, in salpeterzuur, brengt hy in'de saW
oplossing van een phosphaat, welks hoeveelLid hij bepC wi
eene afgewogen hoeveelheid tindraaisel, verhit'en Ceegtquot; t'
afgescheiden tmoxyde : de toename in gewigt, die het tin he^f
ondergaan bestaat uit de bekende hoeveelheid zuurstof, die he
m noodig had, om in oxyde veranderd te worden en de gel 1
hoeveelheid phosphorzuur. in het vocht aanwezi.nbsp;? '
dezer methode heb ik eene afgewogen hoeveelh^osl^std?
in salpeterzuur opgelost, met 4 aeq. tin, derhalCnbsp;'
overvloed, gemengd, -cht verhip tot'droo:wordet;^^^^^^ quot;quot;quot;quot;
en met water uitgetrokken. Het geflltre:rde vod t
eene zeer aanzienlijke hoeveelheid phosphorzuur D ƒ ?
e verwachten. Want men kan zich moeijelijk voorstellen d.f
het in d^. hetwelk gedurende de bewerking gL enkel o g^iu^^
op ossmg IS, uit die deelen der vloeistof, waarmede h J
vast hgehaam niet in aanraking kan komen het pWW ,
volkomen afscheiden zal. Men zal hiertegen invoeren ?
ijzeroxydehydraat uit eene oplossing van acid. arseniCnraH 1
zuur wegneemt, maar men bedenke, dat hier het zuur
'■quot;ur in vrijen
-ocr page 72-toestand aanwezig is, terwijl in liet andere geval het tinoxydehet
phosphorzuur uit zijne verbinding met soda moet afscheiden, daar
het salpeterzuur niet in staat is, het phosphorzuur te verplaatsen.
Tot de stoffen, die in sommige wateren en in vele mineralen
zijn aangetoond, en die vermoedelijk meer verspreid in de natuur
voorkomen, dan men vroeger dacht, behoort ook het fluor, ik
heb een ketelsteen, afkomstig van water uit de Mariepomp te
Utrecht, op de volgende door wii.SON aangegeven wijze daarop
onderzocht. Honderd grammen fijn gewreven ketelsteen werden
met een weinig zand gemengd (zoo het daarin bevatte kiezelzuur
niet voldoende mögt wezen) en in de gewone temperatuur met
sterk zwavelzuur overgoten. Nadat het koolzuur ontweken was,
werd de brijachtige massa in eene retorte gebragt, een ontvan-
ger aangelegd, waarin zoo veel water was, dat de hals der re-
torte onder de oppervlakte reikte en door verwarming het fluor,
zoo het aanwezig was, als fluorkiezel uitgedreven en als acid. hydro-
fluosilicicum in het water opgelost. Deze oplossing werd met
ammonia neutraal gemaakt, verdampt, met water uitgetrokken,
gefiltreerd en weder verdampt. Het terugblijvende zoutmengsel
moest nu al het fluor als fluorammonium bevatten. Het werd
in een horologieglaasje gebragt en dit met een ander bedekt,
welks binnenvlakte met was bekleed was en waarin eenige strepen
waren aangebragt. Na overgieting van het zout met zwavel-
zuur en zachte verwarming werd ecliter geene etsing van het
glas bespeurd. De methode is echter niet zoo boven alle aan-
merking verhoven, dat men uit deze proef tot de geheele afwe-
zigheid van fluor mag besluiten.
Ik heb in mijne analysen de vermindering in gewigt, die de
gewogen hoeveelheid vaste stoften, na de verdamping van het
wate quot;verkregen, door branding onderging, eenvoudig als gloei-
veriies opo-ecreven en uiet onder de overige bestanddeelen als
organlschequot;stoff-en opgeN-oerd. Immers, het is in de laatste jaren
met voldoende zekerheid bekend geworden, dat bij de gloeijing
van een mengsel van anorganische zouten met organische stoffen,
het gloeiverlies in het algemeen niet kan geacht worden, het
«rehalte aan organische stoften uit te drukken, daar bij de hooge
temperatuur de kool zoodamVe i •
teweeg brengt, dat daardoor'niet llLen^quot;quot;^mengsel
ook zijn gewigt aanzienlijk kan gewii.inbsp;^^^^
ren vertoonen zich in geene lt;.eriSè quot;f K quot;u
de gemengde stoffen, in natuurl^e wa erl
^gel zijn het hier hx.musachtige.Voeltk t f'
die door het alcalihoudend en duTS.nbsp;«'«ff«quot;,
mengsel worden omhuld en aan deTnwS^^'Vquot;^''^^^
trokken. Zoodoende behoeft mL L T^ ''«quot;t-
om het zoutmengsel wit te brTnde quot;enTn Sfdquot;quot;
de nadeeien grooter, die daaruirnnf? , ® ^«^den
^^outen vervlugtigen ziTJfT T-u ?nbsp;^'^monia-
verliest, vooral b alte.S
-ur, andere, suliten Torden t llf 'nbsp;—«1-
dium kan in een open kroes quot; VInbsp;/«^«quot;^J^^d, chJoorso-
vervlugtigen en ten^lrbtnbsp;^^ ^«^-^te
stoffen of met salpeterzuur vTZt 'nbsp;organische
vrijen toestand terug. D^rTl H
lyk in meerdere of mindere
derd en byna nimmeT stjt f
«ard en de hoeveel^e d de a^l^'^nbsp;-utmengsel den
water voorhanden waLnbsp;-oor. die in het
De analytische bijzonderheden en oorsnronk.lri,
analysen worden in eene bylage medege^XÄ
een overz.gt der analysen en vermeld nÜ ,
getallen der elementen, die aan de 1 ' «equivalent-
%gen, ontleend zyn aan EnJquot;^^^nbsp;grondslag
XXXIX. 7. 8. Voor het ki ztlTuL
-xxas, de formule SiO' en het 1 5f7? ' ^^^^
aeq. Ö77,3 aangenomen.
«IVliJRWATEREN.
waun- aan he. onderzoek on^l.rZ^' ' fj'quot; quot; '''' «
gesche,,.. de .„-eede .e Grave. ^^tell: dllf't:
lysen zijn geheel onvoldoende, om tot eene volledige kenn^ te
Sen vl het water dezer rivieren. Deze toch moet de ken-
I aan de variatiën, die in hunne zamenstelling plaats grypen,
omvatL en de mate waarin verschillende omstandigheden
rr uivloed uitoefenen. Men behoeft daartoe een
tal analysen van verschillende plaatsen, in verschdlende saizoe-
Lt^ f rt inachtneming van de ornstandigheden^^^^^^^
grootere of geringere toevoer van water afhankelijk i . JVan
feer men den oorsprong en loop dezer rivieren nagaat c^e ver
Sirnde lagen, welke vooral de Rijn doorsnijdt (1) het groot
aanJlden eii dorpen aan haren oever gelegen, de meni^
Tdere rivieren, wier water zij ontvangt, de veranderlijke hoe.
V elhln w^^^ die hare bronnen opleveren en het regenwater,
Ta dtr^ valt al welke omstandigheden even zoo vele aanlei-
d genquot;^, wa'ardoor de zamenstelling van het water veranderen
kaquot;f, dan zal men gemakkelijk kunnen nagaan, dat de volledige
kennis aan het water dezer rivieren een veel uitgebreider onder-
zoek vordert, dan hier is kunnen geleverd worden.
Het water, in Februarij 1852 uit het midden der rivier voor
Arnhem geput, bevatte, na gefiltreerd te zijn, per kilogramme
de volgende stoffen :
Itotauddeelen.diezichUj de Kiezelzuur. . . . O 00 W
verdamping ..^«en,nbsp;«e-^^; ; ;
Koolzure magnesia . 0,0029
Oplosbaar blijvende stoffen. Chborsodium . . . 0,0183
Zwavelzure magnesia 0,0064
Koolzure potasch . . 0,0029
Kiezelzure » • • 0,0080
Met organische zuren en sporen Aluinaarde . . • .0,0007
van NO» verbonden.nbsp;Magnesia . . . .0,00( 5
(,) Me« zie hierover : Do Rijn cn zijn stroomgebied, door llr. J. R- E.
van Lner.
Wij laten hiernevens ter verfrelii't;» *
Rijnwater voJgen, te Basel en te S . r®nbsp;van
van P.O..SX (1837), de andere van--
Kiezelzuur.
Aluinaarde
IJzeroxyde
Koolzure kalk
magnesia
Zwavelzure kalk .
» magnesi
soda .
Chloorsodium .
Salpeterzure potasch
Straatsburg (1846)
0,0488
0,0025
0,0058
0,1356
0,0051
0,0147
0,0135
0,0020
0,0038
de aard der stoquot; dL ,nbsp;onderscheiden is,
dezelfde is. MaaTha quot;laL'T''^' ^-veelheden voorkomen
anderd. Vooraf.Jl lV unbsp;aanzienlijk ver^
kon opgemaakt worden uit de Sjnbsp;^
-ut, vooral door de bewoonde s fJlTnbsp;^it
Terwijl het te Basel enT sl« M 'nbsp;'' ^^«^^«opt.
geheele zoutmassa bedraag .f ^t t^l
gen.nbsp;te Arnhem op isy^
0,1661
^^^ —-hoon
werden aan jodu^Tlirdf/eZ^n oS^^r^^'
-et 0,0053 gr., jodium, hetwelk^en jod'um':;'^^^
een tienmillioenste aanduidt Am r.hi u ^
l-veelheid 0,0076 gr PK)»2Mro ' d^
hoeveelheid.nbsp;^nbsp;uiterst geringe
n*
-ocr page 76-üe analyse van water uit de rivier de Maas, te Grave ge-
schept en insgelijks gefiltreerd, gaf:
Stoffen, die zich bij de ver- Kiezelzuur . . . • 0,0022
damping afzetten.nbsp;Alumaarde, ijzeroxyde 0.0005
^ ^nbsp;Koolzure kalk . . . 0,0720
» magnesia. . 0,0005
Oplosbaar blijvende bestand- Chloorsodium . . • 0,0235
deelen.nbsp;Gips ...... 0,0061
Zwavelzure magnesia .
Met organische zuren en een Kiezelzure potasch. . 0,0090
spoor van CO' verbonden. Potasch.....
Ook in dit water is jodium aangetroffen.
Onder de bestanddeelen van beide rivierwateren zien wij een
koolmur alcali optreden, schoon in dat der Maas in hoogst
seringe hoeveelheid. Déville ontkent bepaald het reeds a priori
waarschijnlijk bestaan van koolzuur alcali in rivier- en welwa-
teren- het blijkt echter, dat zij bij het onderzoek van eenigzins
ruime hoeveelheden gemakkelijk aangetoond kunnen worden.
Wij merken hierbij nog op, hetgeen tevens voor al de volgende
anaWsen geldt, dat hare hoeveelheid welligt grooter is, dan
de analyse aangeeft, want het is waarschijnlijk, dat gedurende de
verdamping een gedeelte van het gips door de koo zure potasch
of soda is ontleed geworden en alzoo de hoeveelheid van deze
heeft verminderd, van gene vergroot.
Deze analysen geven ons een beeld van de zamenstellmg van
rivierwater in 't algemeen. Meer dan '/.ooo ^aste bestanddeelen
zullen waarschijnlijk nimmer daarin worden aangetroffen (1); de
zouten die daarin voorkomen, zijn geene andere dan de algemeen
verspreide, die welke ook in alle natuurwateren worden aangetroffen.
a^ Hoe Kering dit gehalte wezen moge, de gezamenlijke hoeveelheid vaste
Stoff n 1 de rivieren in opgelosten staat naar de zee voeren .s toch zeer
l-,r Stellen wij b. v. dat de Rijn een geheel jaar lang 500 cnb. meters
ITrtrnbsp;Arnhem voert (•). dan z^n er in dien tijd toch niet
Itdei dan ruim a'U millioen kilogr. vaste stoffen oplos.ng medegevoerd.
,.) I), N.derl.n-l.ch. hooMrWirrrn cn... door Oud Sold.... I«^ P.
-ocr page 77-B. WELWATERKN.
Voor dit onderzoek zijn steeds die watPr«n
au de beate e„ amakelijL drinktel^^renTaSar''
I. Water uit de pomp op de Groote Markt f. vr •
(Maart 1852). Helder, ligt geel van k el
van smaak.nbsp;ë g ^ van klear, aangenaam
Zamenstelling per kilogramme:
StofFen, die zich bij de ver- Kiezelzuur
damping afzetten.nbsp;IJzeroxyde, aluinaarde,'
met sporen van PhO' .
Koolzure kalk . ,
Oplosbaar blijvende stoffen. ChloLsodiZ^quot;^''^
Gips
Met organische zuren ver-
bonden.
Kiezelzure potasch
Koolzure »
Salpeterzure magnesi
» potasch
Soda.....
Potasch . . .
0,0210
0,0086
. 0,3986
. 0,0314
. 0,6245
. 0,2495
, 0,0102
0,0895
0,1890
0,0548
0,0095
0,0480
1,734^
1852). Kleurloos, helder, aangenaam van smaak (1).
(1) Van ditzelfde water vindt men ppjio «„oi •
...».. „„ „e „„.nbsp;' 'rr:* T t-
vatte per kilogramme :nbsp;^ P'
0,1996
0,2081
0,1728
0,1548
0,0801
Chloorsodium . . ,
Gips.....
Zwavelzure magnesia,
Koolzure kalk . . .
Organische stoffen . .
0,8154
OogenschUnlUk bestaat er weinig overeenkomst tusschen deze twee ..n ,
van hetzelfde water; maar vergelijken wij de oorspronke^e Sr»! dtTe
Zamenstelling per kilogramme:
Stoffen, die zieh bij de ver- Kiezelzuur..... 0,0232
damping afzetten.nbsp;IJzeroxyde , aluinaarde,
met sporen van PhO'. 0,0103
Koolzure kalk .... 0,3188
» magnesia . . 0,0056
Oplosbaar blijvende bestand- Chloorsodium .... 0,2174
deelen.nbsp;Gips.......0,U832
Zwavelzure magnesia. . 0,1384
» soda . . . 0,0567
» potasch . . 0,0725
Met organ. zuren, salpeter- Kiezelzure » . .0,0166
zuur (sporen) verbonden. Potasch...... 0,0504
0,9931
hoeveelheden der hoofdbestanddeelen uitdrukken, dan vinden wij, dat 1000
deelen vfater naar den heer perk en naar mij (zie de bijlage) bevatten :
1gt;erk.nbsp;g.
Chloorsodium . . . 0,1996nbsp;0,2174
Magnesia..... 0,0688 0,0489
Kalk....... 0,172nbsp;0,2127
Zwavelzuur .... 0,226nbsp;0,206
Houdt men nu in het oog, dat de zamenstelling der drinkwateren aan
kleine wisselingen onderhevig moet zyn, dan ziet men onmiddellijk, dat deze
analysen zoo veel overeenstemming aanbieden, als van dergelijke onderzoekin-
gen , drie jaren na elkander en naar verschillende methoden in het werk gesteld,
verwacht kan worden. Dat niettegenstaande deze overeenstemming de zamen-
stelling van dit water op zoo geheel verschillende wijzen opgegeven wordt, is
eenvoudig het gevolg van de wijze, waarop de heer perk zijne berekening
heeft in het werk gesteld. Eerst werd al de gevonden magnesia tot zwavelsure
magnesia gemaakt, het nu overschietende zwavelzuur aan kalk gebonden en
als gips in rekening gebragt, en de ten slotte overblüvende kalk maakt den
opgevoerden carb. calcis uit. Dat deze wijze geheel willekeurig is, behoeft
naauwelijks aangemerkt te worden. Kunnen ër dan geene andere sulfaten in
het water voorkomen, dan die van kalk en magnesia, zoo als de heer perk
onderstelt? Integendeel, het is zeker, dat die van potasch en soda insgelijks
menigmaal worden aangetroffen. Het is onmogelyk, de zamenstelling van een
welwater behoorlijk aan te geven, indien niet afzonderlijk die hoeveelheden
CaO enMgO, die als bicarbonaten in het water voorhanden zijn, worden be-
paald. Wat er meer aan deze bestanddeelen voorkomt, is nu ongetwijfeld aan zwa-
velzuurgebonden, en van de gevonden hoeveelheid van dit laatste hangt het af,
of, behalve sulfaten der alcalische aarden, ook nog die der alcaliën voorkomen.
Ik meen om die reden, dal uit de analysen vau den heer perk, voor zoo
ver zij uaar deze methode zijn verrigt, de zamenstelling der Leidsche wateren
niet met juistheid kan worden afgeleid.
nr. Water uit de pomp op de Groote Markt te Herto-
genbosch (Apnl 1852). Ligtgele tint, helder, fangquot;
naam van smaak.nbsp;'
Zamenstelling per kilogram
0,0073
. 0,4244
. 0,0389
0,4150
0,0249
0,0599
0,1126
0,0196
0,0255
0,1707
1.3010
Water uit de put op den Amerongschen berg (Augustus
1852). Zeer helder, kleurloos, aangenaam van smaak.
Zamenstelling per kilogramme;
me
Bestanddeelen, die bij de
verdamping onoplosbaar
worden.
Kiezelzuur ....
IJzeroxyde, aluinaarde i
met sporen van PhO'
Koolzure kalk . .
» magnesia
Oplosbaar blijvende stoffen. Chloorsodium .
Gips.....
Zwavelzure magnesia
» soda .
Kiezelzure potasch
Soda.....
Potasch ....
Met organische stoffen en
.salpeterzuur verbonden.
IV.
Kiezelzuur . . . 0,0027
Koolzure kalk . . 0,0244
Koolzure magnesia 0,0018
Chloorsodium . . 0,0636
Kiezelzure potasch 0,0170
- r'! , quot;nbsp;0,1235
Dit water kenmerkt zich vooral door een uiterst gering gehalte
aan vaste stoffen (niet meer dan in rivierwater vLkomen) In
door zijne uiterst eenvoudige zamenstelling. De liggi„„ der nn^
maak het meer dan waarschijnlijk, dat zij door regster
den bodem mgedrongen is en door eene\vaterdigt I^g ^
Stoffen, die zich bij de verdam-
ping afzetten.
Oplosbaar blijvende stoffen.
opgehouden, gevoed wordt, Phosphorzuur en alcalische carbo-
naten ontbreken hier geheel. Evenzoo is het gehalte aan orga-
nische stofFen hoogst gering. Van salpeterzuur werd slechts eene
onbeduidende reactie waargenomen (1).
V. Water uit de pomp op de Groote Markt te Middelburg.
(Maart 1852). Helder, kleurloos, aangenamp;am van smaak.
Zamenstelling per kilogramme: | ||
Stoffen, die zich bij de ver- |
Kiezelzuur .... |
0,0184 |
damping afzetten. |
IJzeroxyde en aluin- | |
aarde, met sporen | ||
van PhO» . . . |
0,0089 | |
Koolzure kalk. . . |
0,3111 | |
Koolzure magnesia . |
0,0212 | |
Oplosbaar blijvende bestand- |
Chloorsodium . , . |
0,1326 |
deelen. |
Gips...... |
0,0122 |
Zwavelz. magnesia . |
0,0142 | |
» soda . . . |
0,0363 | |
Kiezelzure potasch . |
0,0256 | |
Koolzure » |
0,0690 | |
Salpeterzure » |
0,0070 | |
Met organische zuren verbon- |
Soda...... |
0,0135 |
den. |
Potasch..... |
0,0317 |
0,7017 |
(1) Naauw met dit water verwant zijn vier watersoorten uit den omtrek van
het dorp ^eijst, door Prof. mulder in 1835 onderzocht. Zy bevatten per
kilogramme (Scheik. Onderz. D. I. 525) :
i. |
ii. |
iii. |
iv. | |
Silica........... |
0,014 |
0,017 |
0,005 |
0,012 |
Koolzure kalk en magnesia .... |
0,039 |
0,022 |
0,012 |
0,030 |
Sulf. calcis, magnesiae, chloorsodium | ||||
en carb. sodae....... |
0,057 |
0,115 |
0,055 |
0,109 |
0,110 |
0,154 |
0,072 |
0,151 |
Het voornaamste verschil bestaat hierin, dat deze wateren een koolzuur alcali
bevatten cn eene veel geringere hoeveelheid chloorsodium, dan het in den tekst
vermelde. Het water i. was van eene diepte van 516 voetcu afkomstig.
ZamansWling per kilogramme,
bloffen, die zieh onoplosbaar Kiezelzuur
afzetten bij verdamping. IJzeroxyde! aiuinaarie,quot;
met sporen van PhO'
Koolzure kalk
Koolzure magnesia
Chloorsodium.
Gips.....
Kiezelzure potasch
Koolzure »
Salpeterz, magnesia
Potasch .
Soda. .
Magnesia
0,0046
0,0031
0,2347
0,0038
0,2080
0,0930
0,0312
0,0220
0,0090
0,0225
0,0290
0,0146
Oplosbaar blijvende stoffen.
Met org. zuren verbonden.
VII. Water uit de pomp op de Nieuwe Markt te Zwolle
Byna ongekleurd, helder, aangenaam van smaak
Zamenstelling per kilogramme.
Bestanddeelen, die zich bij de Kiezelzuur
verdamping afzetten.nbsp;IJ.eroxyde,' aiuinaa;de;
met phosphorzuur
Koolzure kalk
magnesia.
Chloorsodium ....
Gips.......
Zwavelzure; ^magnesia .
Koolzure potasch
Kiezelzure »
Salpeterzure »
Met organ, zuren verbonden. Soda.quot; . .nbsp;'
0,0089
0,0234
0,4340
0,0184
0,3422
0,1057
0,0420
0,0432
0,0090
0,1587
0,0590
0^162
1,2()07
Oplosbaar blijvende stoffen.
VUL Water uit de pomp van een particulier huls, ^n half
uur ten noorden van Amersfoort gelegen Helder,
maar geel van kleur, overigens niet onsmakelijk (De-
cember 1852).
Zamenstelling per kilogramme:
Stoffen, die zich bij de verdam- Kiezelzuur. • • • '
ping afzetten.nbsp;IJzeroxyde, aluin^rde,
^ ^nbsp;met sporen van PhO' . 0,0033
Koolzure kalk. . . • 0,1698
» magnesia . . 0,0269
Oplosbaar blijvende bestand- Choorsodium ....nbsp;0,5155
deelen.nbsp;Gips. . • • • ; •nbsp;0,1010
Zwavelzure magnesia .nbsp;0,0ZiU
Kiezelzure potasch . .nbsp;0,0230
Chloorpotassium . . .nbsp;0,0373
Salpeterzure magnesia .nbsp;0,0165
Met organische zuren en spo- Magnesia.....0,0100
ren van koolzuur verbonden. Potasch.....'quot;rfg'^
IX Water uit de pomp aan het Geregtshof te Leeuwarden.
(Julij 1852). Een geliefkoosd drinkwater, dat echter
nu en dan een zwakken reuk naar zwavelwaterstof ver-
raadt, vooral In de zomerhitte. Ook nu was dit in germge
mate het geval. Het was overigens helder en zeer wei-
nig gekleurd.
Zamenstelling per kilogramme :
.Bestanddeelen, die zich bij de Kiezelzuur. . ...nbsp;0,0839
verdamping afzetten. Aluinaarde, ijzeroxyde,
met phosphorzuur. .nbsp;0,0liö
Koolzuxe kalk. . . .nbsp;0,5114
» magnesia . .nbsp;0,2311
-ocr page 83-Oplosbaar blijvende stoffen. ChWodium. . .nbsp;.nbsp;o 9269
Zwavelzure magnesianbsp;!nbsp;o',0349
« soda . .nbsp;.nbsp;0,5779
Sew'''^'^quot; • •
Met org. zuren verbonden. Potas^t ^^ quot; ' ' ^'^562
• • • • 0,0264
■-.walk ae„ jodiumgehalte ™ T^ia'oZ^Ti'
mtmaakt, d. i. 7. millioenste
nolT.nbsp;Wjfelachlige reactie „aarge-
Voor „ij Ihans overgaan, om door onderlinge verireliiH„„ J
resnltaten, uil dit onderzoek voortvloeiiende „„ , , ^ ® ^^
noodig, de beginselen uiteen te zeln^I
laat leiden bij bet opmaken van de ..Zs^LZ quot;quot;quot;
uit de data der analyae, me. andere « Ifa®
antwoorden ; waarom mennbsp;jnbsp;'nbsp;te be-
ron op deze of die lquot; en „„
.onJ verbindt en oT^en quot; TSquot;nbsp;-et elkander tot
vens elkander in het „ater^denta
der konden afgezonderd „orden door hel na de veriallfr
he „ater terugbli,vende zoutmengsel achtereenvol-ns
hol van onderscheidene sterkte en daarna met w^S , Tl fquot;
1™ Van daar, dat men deze „ijze van XidT^ « .
onderzoek der quot;»-en aan„endde,i„ achtertut^^Ititl;,]-
nesium en chloorcalcium, de chloruren der alcali-inetalen en ten
slotte de sulfaten door verschillende solventia daaruit afzonderde.
Maar sedert men weet, dat de wijze, waarop de zuren en bases,
die zich in eene zelfde oplossing bevinden, met elkander zijn ge-
groepeerd , geheel van den aard van het menstruum afhankelijk is en
zich bij voorkeur die zouten vormen, welke daarin het gemakkelijkst
worden opgelost — zoodat b. v. uit eene verdampte oplossing in water
van sulfas magnesiae en chloorsodium, alcohol bij voorkeur chloor-
magnesium oplost, onder achterlating van sulfas sodae — is deze
wijL, die daarenboven geene naauwkeurige scheiding der afzon-
derlijke bestanddeelen toelaat, geheel verlaten (1).
De analyse zelve kan gèene uitspraak doen over de wijze,
waarop de zuren en bases, in het water voorhanden, tot zouten
zijn gegroepeerd, en wij moeten derhalve elders de beantwoor-
ding der gestelde vraag zoeken.
Wat gebeurt er, wanneer oplossingen van verschillende zouten
in eenig menstruum met elkander worden vermengd? Bestaan
zij als zoodanig nevens elkander, of heeft er wederzijdsche uitwis-
seling van bestanddeelen plaats? Er is slechts éën geval, waarin
zich quot;met zekerheid hieromtrent iets beslisseitlaat, dat namelijk,
wanneer uit de aanwezige bases en zureu zich eene moeijelijk op-
losbare of gemakkelijk vlugtige verbinding vormen kan. Indien
(I) In het Tijdschr. voor wctensch. Pharm. 1852 N». 1, vindt men nog
eene analyse van een welwater uit 's Hage, door den heer eas, naar dere
methode verrigt. Onder de zamenstellende bestanddeelen van dit water vmdt
men onder anderen chloorcalcium opgegeven, hetgeen noch door anderen , noch
door mij in de wateren van ons vaderland is aangetroffen: maar ook de heer
RA3 zoude het niet gevonden hebben, indien zijne analyse naar eene andere
methode was ingerigt geweest. Uit het verdampte water (dat meer SO' be-
vat, dan noodig is, om al den CaO te verzadigen) werd door absoluten al-
cohol ClCa verkregen en als zoodanig in rekening gebragt. Maar heeft men
regt, dit ClCa zich als zoodanig in het water te denken.'
Indien men 1 aeq. ClCa met een weinig meer dan 1 aeq. SO'KO, be.de
in water opgelost, vermengt cn verdampt, verkrijgt men een zoutmengse , dat
aan de lucht blootgesteld, niet vochtig wordt, derhalve geen chloorca cmm
bevat. Wel is waar, trekt alcohol daaruit ClCa, maar dit zout wordt klaar-
blükelük eerst door den alcohol gevormd, omdat het daarin zoo veel ^mak-
kelnker oplosbaar is, dan gips of chloorkalium. Ten overvloede blykt dit nog
daaruit, dat de hoeveelheid ClCa, die men verkrijgt, verschillend is, naarmate
men sterkeren of »lapperen alcohol aanwendt.
sulfas sodae en acetas plumbi Im.vio
der worden gemengd'heeirert, quot;f, quot;'quot;Squot;'™''
plaa.8, waarvan onoplosbare sulfas „lfm?
sodae de produeten zijn. Even zonL. . quot;P'quot;*quot;® quot;«as
hiUing, koolzure ammonia en 1 2;.™ J
zure potaseh en ehloorammonium in WloZ^,' n quot; quot;quot;quot;
Maar indien er geene onoplosbare tb
olkander uitoefenen „ gt; quot;quot;quot;quot;fquot;quot;'» quot;PS^'o'to zouten op
sebap toe ZurrjuT.nbsp;T'quot;quot;''
der I de vefboudin quot; hnbsp;»quot;•lor elkan-
Piaats, dan .-I Ä:Zr~ ^
dubbele ontleding
x'assen wif het too or» jnbsp;° '
wateren, dan zouden wij d a,t airquot;quot;!quot;quot;® quot;«-'«ko
die door de vereeniging van elk 1 ,
der ^vonden bases k:„L™o:.:;aan.\^.7^e\r;:,r Iquot;--
slUUVK Deze bemerkte bij zijn uitvoerigen arbeid nv f'
kunstmafge minerale wateren, dat het voor dl smll u '
product volstrekt „iet onverschillig is, in weirv' h
e verschillende zuren en bases datrin' bLgt' Jfa^^^^^^ --
den en om een voorbeeld te noemen, twee o^srg:'^
de eene chloorsodium en sulfas magnesiae, de andere chloor-
macnesium en sulfas sodae bevat, en zoodanig bereid, dat beide
vloeistotlen evenveel S0% NaO, ClU en MgO bevatten, bezit-
ten niet denzelfden smaak, waaruit onmiddellijk volgt, dat de
verdeeling der bases en zuren in den zin, zooals beethollet
zich voorstelt, niet plaats heeft.nbsp;^
Beter is het, bij de keuze der verschillende zouten, wier be-
standdeelen aanwezig zijn, het hierboven gemelde beginsel, waar-
door de dubbele ontleding van opgeloste zouten bij de vormmg
van eene onoplosbare verbinding bepaald wordt, algemeen te
maken en derhalve aan te nemen, dat in een mengsel van ver-
schillende opgeloste zouten'zich de grootst mogelijke hoeveelheid
van de minst oplosbare verbindingen vormt. Dit oogpunt is
ixieer praktisch, dan dat van BEUTnoLi^EX, schoon het evenmm de
waarheid uitdrukt, want de opmerking van struve beslist even-
zeer tegen beide; maar het geeft eene meer eenvoudige uitdruk-
king aan de zamenstelling der wateren en duidt daarenboven
aan in welke orde de verschillende zouten zich zullen afzetten,
indien het bedoelde water bij de gewone temperatuur wordt
verdampt. Zoo neemt men tegenwoordig in het zeewater, dat
SO' NaO, cm en MgO bevat, niet meer zooals vroeger, sul-
f^ sodae aan, maar chloorsodium en sulfas magnesiae, omdat
gedurende de verdamping bij de gewone temperatuur zich ach-
fereenvolgens deze twee zouten afzetten. Bij gewone temperai^mr
want bij veranderde temperatuur is de orde van oplosbaarheid,
waarin de zouten elkander opvolgen, dikwijls tevens eene an-
Le. In een vocht, dat SO', NaO, ClII en MgO bevat,
rangschikken zich deze stoffen gedurende de verdamping bij
gew^'one temperatuur tot chloorsodium en sulfas magnesiae, maar
bii blootstelling aan eene sterke koude of bij verdampmg boven
^O« scheidt zich sulfas sodae af, terwijl chloormagnesium m het
voc'ht blijft, omdat het watervrije SO'NaO bij 50» minder op-
losbaar is en het waterhoudende minder bij sterke koude, dan
sulfas magnesiae of chloorsodium (1).
Bij het opmaken van de zamenstelling eener watersoort mt
rn Dat de verhouding tussehen de oplosbaarheid der versehillende zouten
J1 V randeren kan, wanneer de vloeistof bij verdamping meer geeoneen-
Treerd word^rduidelilk . maar wij kunnen dit gerust buiten reken.ng laten.
Je data der analyse, voogt men derlmlm
die wijze bü elkander, daquot;, men acl etell^T ™
gelijke hoeveelheden van de mins „TI ®
en zodoende to.de
oplosbaarheid van eenige verbindingen niet ml .f.',
(alcalisehe silicaten), of« verschil .usXl'r
beid te gering, dan vergenoegt men l-élquot; met d
in de orde hnnner chen:isehe verwantlp ^
vereen,gt dus de sterkste zuren me. de sterkste wVenl r ™
dezen weg geraak, men he. gemakkelpst tot ee:e v ^„ftZ
u,tdrukkn,g van de za,„enstelling der verschillende wateren ?
geen natuurlijk een voornaam doel van het onderzoek uÜ^a^
Comm,s8ie van het Annuaire des Eaux de Ja France
verme den uitdrukkelijk, dat oplosbare aard.outen nquot;t
niet alcah«che earbonaten kunnen voorkomen. I„ «en fr' .
aantal wateranalysen eehter, door versehilJende scherunf
verngt, vindt men beide nevens elkander opg^^'t^ 'fquot;
het bewys voor de mogelykheid daarvan is, .00 v^nWi bÜUT''
door geen dier schrijvers geleverdnbsp;^
Feitelijk is die mogelijklieid reeds bewezen, immers d. 1
oont in onderscheidene wateren beide bestanddren mt
heid aan. De volgende byzonderheden mogen dterL r
deze anomalie nader rekenschap te gevennbsp;'
Keeds is op pag. 53 ter loops vermeld, dat, indien men bii
de scheiding van de alcaliën van magnesia oL kalkhvl.
aanwenden, het zwavelzuur vooraf'door chWba^^
(2)nbsp;pig'^^r''
(3)nbsp;Men zie de tabel der bekende analyseu van n,;„ .
Hundwörterb. van L. en W., V. 3- Lief.nbsp;''«t
worden verwijderd. Verzuimt men deze voorzorg, dan vindt
men steeds het terugblijvende mengsel van chloorkalium en
chloornatrium kalkhoudend. De reden daarvan is geene andere,
dan dat het gips, in de vloeistof na de behandeling met kalk
achtergebleven, door den carb. amm., dien men later ter verwij-
dering der kalkzouten heeft toegevoegd, niet of niet geheel
wordt ontleed. Eenmaal op het spoor dezer bijzonderheid, was
het gemakkelijk, haar door nadere proeven te toetsen.
Indien men eene gipsoplossing met overvloedigen carb. amm.
vermengt, wordt er koolzure kalk neêrgeslagen, maar nimmer
wordt S de kalk op die wijze afgescheiden en zelfs indien men
de vloeistof kokend verdampt, tot dat de overvloedige carb.
amm. weder geheel verdreven is, toont oxalas ammon. in het ge-
filtreerde vocht nog eene merkbare hoeveelheid kalk aan.
Stelt men dezelfde proef in het werk met carb. sodae of
potassae, dan vindt men, dat wel bij overvloedig alcali en voort-
gezette koking al de kalk kan worden afgescheiden, maar dat
bij de gewone temperatuur en zelfs bij zachte verwarming de
ontleding nooit volkomen is. De volgende proeven mogen zulks
bewijzen.
Indien men eene gipsoplossing met overvloedigen carb. pot.
vermengt, onder toevoeging van een weinig ammonia (om zeker
te zijn, dat er zich geen bicarbonaat kan vormen) en na eenigen
tijd filtreert, vindt men de doorloopende vloeistof altijd een
weinig kalkhoudend. Zelfs indien men een mengsel van 1 aeq.
gips met ruim 1 aeq. carb. pot. (2 gr. SO\CaO en 2,5 gr.
CO'.KaO) met eene genoegzame hoeveelheid water overgiet en
bij eene zeer zachte warmte, onder herhaald omroeren, tot
droogwordens verdampt, lost zuiver water uit het terugblijvende
nog merkbare sporen van niet ontleed gips op.
Als men omgekeerd in eene zeer verdunde oplossing van kool-
zure potasch eene overvloedige hoeveelheid gips brengt, blijft de
vloeistof, ook na herhaaldelijk geschud te zijn, alcalisch en men
kan haar op een waterbad tot droogwordens verdampen, zonder
dat zij deze reactie verliest.
Wanneer men eene volkomen neutrale oplossing van sulfas
potassae met zuiveren carbonas calcis vermengt en eenigen tijd
beide stoffen in aanraking laat, vindt men de heldere, gefiltreerde
ZAMENSTELLING VAN EENIGE NEDERLANDSCHE WATEREN.
-ocr page 90-IV. NADERE BIJZONDERHEDEN, ÜIT HET SCHPiFn^n.«
VOORTnOEUENDEnbsp;''
veZTquot;nbsp;novomgaandc. tabel, die een
e^ljk^d over.,gt van het ehemisch onderzoek ge^f, dan
t:: fs-r
bestafddee efvaT^'le l;nbsp;'quot;'quot;quot;t ™ quot;-n'b-lijke
van alcaliön, chloorsodinm nlfmt™ ™ ,nbsp;™
De meeste van deze verb ndinlT '•'aAonaten van aiealiiïn.
onderseheid voer; I Z'® T7 quot;quot;quot;nbsp;-d«
eene enkele maa ^ j ? 1
worden waarschijnmk zl'Lnbsp;quot;quot;
Koolznre kalk en ehlor^ Lnbsp;.quot;»quot;«e'rotlbn.
veelheid aanwezig.
zyn altijd m de grootste hoe-
ke-ing itn, HukZrt/^rdertij rgX^r^r* r
water met de aardkorst in aanraking s Le„esr el vaT I quot; ' van den bodem, waarin het zieh beweeS
regenwater zelde,, meer dan ■/ 7 v!st
/. vaste stoften bevat, in het
-ocr page 91-rivierwater klimt dat gehalte reeds tot '/,o7o
zich door de aardkorst zelve een weg baant en zich in putten
verzamelt, kan het tot V,« anbsp;bereiken.
Verschil van bodem bepaalt eene onderscheidene zamenstellmg
der wateren. Daarom zijn niet alleen de wateren der verschil-
lende geologische formatiën onderscheiden, maar er heerscht
tusschen de wateren eener zelfde laag nog zooveel verschil, als
locale omstandigheden, bebouwing enz. den aard van den bodem
kunnen wijzigen. Vergelijken wij de zamenstellmg van^ het
water uit de put op den Amerongschen berg, een diluvialen
zandheuvel, met een bosch bedekt, dat niet wordt bemest, met
die onzer stadswellen, allen in alluviaal terrein gelegen, dan valt
de groote rijkdom aan verweerbare mineralen dezer laatste for-
matie en de invloed van sterk bevolkte steden op den aard van
den bodem in het oog. Het terrein om Amersfoort is het zelfde,
als dat van den Amerongschen berg, met dit onderscheid, dat
het jaren lang is bebouwd. Hoezeer de rijkdom van den bodem
aan zouten, die in het water kunnen overgaan, daardoor is ver-
droot, blijkt uit de vergelijking van het water dier twee plaatsen.
De nabijheid van zeewater is duidelijk zigtbaar in het water van
Vlissincren, dat van alle onderzochte wateren het rijkst is aan
chloorsodium (met betrekking tot het geheele zoutgehalte). Even-
zoo is het buitengewoon hooge zoutgehalte (vooral chloorsodium)
van het water te Leeuwarden welligt daarvan het gevolg, dat
noo- in historischen tijd deze bodem uit de zee is afgezet. Hoeveel
verscheidenheid er overigens heerscht in de relatieve hoeveelheid
der verschillende zouten, in de wateren van verschillende plaat-
sen opgelost, blijkt genoegzaam uit het gegeven overzigt, schoon
in de zamenstelling der welwateren eener zelfde stad tamelijk
veel overeenkomst te bespeuren is.
Naar de gevolgde methode van analyse zijn de bestanddeelen
der onderzochte wateren in twee groepen gesplitst: onoi)losbare
en oplosbare, en deze onderscheiding is ook practisch van veel ge-
wi.rt De eerstgenoemde stoffen, welke door overvloedig kool-
zuur in oplossing worden gehouden, scheiden zich uit het water
af zoodi-a het onder omstandigheden komt, waarbij het koolzuur
kan verliezen, zoo als bij het staan aan de lucht en bij verwarming.
In de technische inrigtingen, waar men groote hoeveelheden
water nioct verwannen en slechts . »
ten bedeeld i», ,e beaeln-kken ^f. ;nbsp;7' l'quot;quot;'-'-
».offen met «i,. gemengd, aan dt'CeV™ heTv::?quot;''quot;-'
men de zoozeer gevreesde ketelsteenen W^kn K
de verschillende wijzen doorloopen, die Z'h Jt
om hunne vorming te voorkomen „„nbsp;quot;augegeven,
tot eene vo., = quot;J'' quot;edergeslagen deeltjes koolzure kalk
^me kalk alleen zet zich als vormlooze korrels af, die quot;ch i
n I °nbsp;quot;'nbsp;kalk verandert (l
IK koolzure magnesia treedt in do zamenstelling vau l,„t „u-
quot;1 losbare zoutmengsel zeer op den achtergrond, hier'en dl
echter hare hoeveelheid niet onaanzienlijk en iu 1 ët wlte te
fcl lil en , T[nbsp;in de wateren „el in tj
st vS. r hi: tr-
boogst wa'arschinli^nbsp;^ P™ri reeds
K«e,zuur. aluinaarde en ijzero.,de komen al.,jd h. ketelstee-
..«mt. M.„ .„„ goucigd 'ii,,nbsp;r°nbsp;quot;B quot;««.i. 1.0-
voUocndo beS„ quot; 'nbsp;,nbsp;' quot;quot;nbsp;lt;quot;nbsp;niet
..............-nbsp;r
-ocr page 93-iien voor. Onder welken vorm de eerstgemelde in oplossing zijn
geweest, is moeijelijk te bepalen. Zeker is het kiezelzuur hier
in eene andere verbinding geweest, dan die, welke wij als sili-
cas potassae onder de oplosbare bestanddeelen hebben opgevoerd.
Het ijzeroxyde is als koolzuur-ijzeroxydule in oplossing geweest.
De hoeveelheid der onoplosbare zouten bedraagt een zeer
aanzienlijk gedeelte van het geheele zoutgehalte der wateren,
meestal V, ^ V„ zelden minder, bij sommigen, b. v. twee
uit Utrecht, ongeveer de helft, bij het Amerongsche water
slechts V, der geheele zoutmassa. In enkele gevallen vinden wij
hare hoeveelheid grooter, dan die der oplosbaar blijvende, het-
welk b. V. bij het Middelburgsche water en bij de twee onder-
zochte rivierwateren voorkomt. Deze laatste bijzonderheid, die
men bij alle rivierwateren bijna zonder uitzondering ontmoet,
vindt gereedelijk hare verklaring in de omstandigheid, dat de op-
lossing van koolzure aardzouten door koolzuurhoudend water veel
gemakkelijker plaats heeft, dan de ontleding van silicaten, zoo-
dat het snel zich bewegende rivierwater, gedurende den korten
tijd, dien het met de aardkorst in aanraking is, veel meer gele-
genheid heeft, zich met koolzuren kalk te beladen, dan met de
producten der eigenlijk gezegde verweering.
Eene bijzonderheid, waarop wij reeds pag. 68 ter loops heb-
ben gewezen, verdient hier nog nader behandeld te worden, dat
namelijk bij de door ons gevolgde methode van analyse de ge-
vonden hoeveelheid koolzure aardzouten niet altijd volkomen het
juiste gehalte der wateren in hun natuurlijken staat voorstelt.
Immers, schoon in het voorgaande hoofdstuk bewezen is, dat
gips en een koolzuur alcali nevens elkander in oplossing bij de
gewone temperatuur en zelfs bij eene zachte verwarming kunnen
bestaan, is het toch mogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat bij do
concentratie van het voor de analyse benoodigde water een ge-
deelte van het gips door het alcalisch carbonaat, zoo dit aan-
wezig was, is ontleed geworden, waarbij de hoeveelheid van het
gips en koolzuur alcali is verminderd, terwijl die van den kool-
zuren kalk en van de sulfaten der alcaliën is vermeerderd. De
analysen zelve en de aangehaalde proeven toonen genoegzaam
aan, dat de ontleding niet volkomen kan hebben plaats gehad
en het is waarschijnlijk, dat bij de zachte warmte, waarbij de
verdamping is geschied, haar invloed geruii. is m^w^^cf V ■
onzekerheid blijft ondertusschennbsp;dtll
analyse met op te heffen is, daar wij de middelen niet kern en
om zonder verdamping het koolzuur, dat de koolzu e aa dl'
opgelost houdt, uit de vloeistof te verwyderen. Zoo het
jnogehjk, dat het water van Leeuwarden, waarin wij geene weel
bare hoeveelheid gips hebben aangetroffen, terwijl de over Jwt
teren meestal aanzienlijke hoeveelheden van dit zout be'attl!
in zyn oorspronkelijken staat niet geheel vrij daarvan is. Till
dit water bevat eene zeer aanzienlijke hoeveelheid koolzuur al-
cali die weihgt voldoende geweest is, om eene kleine hoeveel-
he'd g,ps te ontleden. Bij overvloed van alcali toch. zoo als
Iner plaats vindt, wordt het gips veel gemakkelijker ontleed, dan
koolzuur alcali bij overvloed van gips. Immers wij zagen, dat
eene verdunde oplossing van carb. pot. met overvloedig gips tot
droogwordens kon verdampt worden, zonder hare alcalische re-
- ^^^ ^e andere
Het gips is in de meeste gevallen het-schadelijkste bestanddeel
der wateren. Aan dit zout is, nevens den koolzuren kalk. de
hardheid van het water toe to schrijven, d. i. de eigenschap, om
v^eep te ontleden en derhalve voor wassching onbruikbaar te
zijn, en de weefsels van weeke organische stoffen (groenten enz )
welke daann gekookt worden, meer of min te verharden en doo
afzet ing van kleine kristallen op hunne wanden de inwer^i'
van het water te verhinderennbsp;quot;»werKing
veie andere zouten grootelijks verminderd.
door\o'kf--quot; het water kan aanzienlijk verminderd worden
seheJInbsp;^^^^ grootendeels wordt afge-
scheiden, beter nog door koking met een weinig carbonas sc^dae
slagen. Ook kan men het harde water met zooveel zeepoplosst.g
-ocr page 95-vermengen, dat al de kalk- en magnesiazouten als onoplosbare
vetzure zouten zijn nedergeslagen. Het helder bezonken water
zal dan zijne hardheid hebben verloren en zeep, zonder troebe-
ling te vertoonen, oplossen.
Iklen heeft in den laatsten tijd hierop eene methode gegrond,
om de hardheid van verschillende wateren ouderling te kunnen
vergelijken (1), daarin bestaande, dat men van eene zelfde zeep-
oplossing droppelsgewijze bij de te onderzoeken wateren voegt
en, telkens de vloeistof schuddende, onderzocht, hoeveel in maat
of gewigt van de zeepoplossing noodig is, om al den kalk en de
magnesia neder te slaan. Men heeft dit punt bereikt, zoodra do
vloeistof bij het omschudden een blijvend schuim vormt, hetgeen
niet kan gebeuren, zoolang er nog aardzouten zijn opgelost, die
de zeep onmiddellijk ontleden. De verbruikte hoeveelheid zeep-
oplossing is dan evenredig aan de hardheid.
Deze wijze kan in vele gevallen met voordeel aangewend wor-
den, waar het te doen is, om de bruikbaarheid van verschillende
wateren voor technische doeleiuden te vergelijken. Wij hebben
haar echter niet toegepast, omdat eene volledige analyse het ze-
kerste middel is, om ze in dat opzigt te vergelijken. Daaren-
boven is het gehalte aan aardzouten van de welwateren onzer
steden in 't algemeen zoo groot, dat zij voor het wasschen en
gaarkoken van sjjijzen toch geheel onbruikbaar zijn, zoodat eeno
vergelijking in dit opzigt geheel overbodig is.
Kegen- en rivierwater (en sommige welwateren) zijn alleen
voor de zoo even gemelde diensten geschikt. Het gehalte aan
kalk en magnesia is hier te klein, om eenig bezwaar op te leve-
ren. Van daar heeten zij, in tegenoverstelling van de welwate-
ren, zacht (lü).
Onder de oplosbare zouten verdient er nog een onze bijzondere
opmerkzaamheid, namelijk het koolzuur alcali (potasch of soda),
in de meeste der onderzochte wateren is dit zout aangetroffen,
somwijlen, zoo als in het water te Leeuwarden, in ruime mate.
(1)nbsp;Zie or.'ler anderen Polytechn. Ceutralbl. Sept. 1852.
(2)nbsp;Uit een industrieel en huishoudelük oogpunt knoopen zich nog eene
menigte bijzonderheden vast aan de zamenstelling der wateren, wier nadere be-
schouwing w\j thans, terwijl w'\j ons zoo veel mogelijk op het zuiver chemisch
blandpuut houden, gevoegelijk aclitcrwegc laten.
Zijn voorkomen in het water van rlvio,-».
clikwyls ontkend en het is in der t d lnbsp;i-^ten is
dige bijzonderheid vermeld, dat het Ite Tquot;' «Pmerkenswaar-
Orenelle er eene merkbare'nbsp;^^
schen ,s eene eenvoudige proef voldoende om T
van koolzure alcali.n in de meeste rivieÏ^rwlrquot;quot;'quot;'quot;'
toonen. Men behoeft slechts eene ruime 2 ^
eene zachte temnerahn.r t« ^ „inbsp;, noe\eeJheid water bij
curcumapapier i ZZ oern ''quot; Znbsp;-et
- - — ^-llen eene
voorkokennbsp;quot;'T' ^nbsp;- ^-atuur
aschnbsp;Tnbsp;uitgezonderd) koolzure pot-
asc of s^a bevatten, zelfs al wijst de analyse het niet aan
m.neralen optreden, en daar deze in geen bodem geheel
laU.oespapicr te gebruiken, het-
uanleiding zou ^Z ^nbsp;''''nbsp;verkeerde re.ultuten
«»oor die
- O. het ^.aluriaZe/vS^riT^^^^^^^^ -^at h
zwavelzuur wordt aangewend kanT, ■ .nbsp;«« meestal
indien men een lakZerprpi^rtie „ .nbsp;^quot;«^»^«quot;'en. B. v.
in eene oplossing van vZT •• ' ^^^^clzuur rood gemaakt, dompelt
Cc reactie waar ,e nemen. to7het paje 'gedijdTs ïnbsp;quot;quot;
azunzuur en de oorzaak, waardoor het DaninrTnnbsp;Tnbsp;^ich het
weggenomen zynde, tr edt hr aklo7r?nbsp;^^^
voorschijn; het -ut schijnt d^ t n onquot;
-et eene oplossing van biarbona Lei IT Ifnbsp;« g-«'
bet koolzuur ontwijkt en hetTnbsp;^ y'^Mgt het zwavelzuur,
afwezigheid van ell^ allt;ïïinbsp;quot;quot;nbsp;bi
natuurlijke wateren niet aan.fwT7 'f»nbsp;^et onderzoek Jn
bicarb. calcis bevatten, het verkleuren
, daar zij allen, voor zoo ver zij
oorzaakt door het gebruik van rood lakmoespapier Ïnir „
van carb. pot. met koolzuur verzadigt rongeert 'fvormtegenover curcuma, cn men kan zelfs on.ïnr ^ reofeccrt zy volkomen neutraal
-ocr page 97-ontbreken, is het o.itstaan dier zouten aan geen tvvyfel onderhe-
v^t groote hoeveelheid kunnen zij zich -hter n.et ophoopen
daar zij door de zouten der aarden in geconcentreerde oplossn.g
^tTervtt: niet minder voorname bron van de vorming van
ko^ure alcaliën is de verrotting. Wij kunnen d.t proces op
t alpiene en voor ons doel volkomen voldoende
nierken'als eene voortgaande oxydatie van lt;1«
die als overblijfselen van het plantaardig en f
bodem geraken. De daartoe benoodigde zuurstof wo dt of doo
den dampkring geleverd of, wanneernbsp;^^^ ^^^^^^^
ten of geheel belemmerden toevoer van lucht pl-'^ts
de omringende minerale stoffen ontnomen. Zoodoende kunnen
de chemische processen, die in bodem, met org m^^^^^^^
bedeeld en van water doorweekt, plaats hebben, op oxydatie dei
^ganische stoffen uitloopen, ten koste van de -rstol d«--
rafe bestanddeelen. in de eerste plaats staan de sulfaten en het
ijzeroxyde daaraan bloot, getuige het zoo menigvuldig opti-edeii
L ijzersultuur onder deze omstandigheden. De gevormde sulfui-en
:nbsp;door koolzuur en water weder ontleed, onder vormn^^^^^^^^^
bydrog. sulf. en koolzure zouten. Het is de welbekende r^n
Jaarom brakke en stilstaande wateren, waarm zich eene ruime
rve'meid overblijfselen van planten of dieren hebben verza-
mTd, den reuk van bydrog. sulf. dikwijls in aanzienlijke mate
Tunnen verspreiden, vo'oral wanneer de zomerhitte de ontbmdnig
der organische stoffen bespoedigt.
Het salpeterzuur is een onder normale omstandigheden mm
,ner ontbrekend bestanddeel der welwateren, en '^«o al ^
tabel blijkt, hebben wij in sommige zelfs aanzienlijke hoeveel
beden van hetzelve aangetroffen. Het gehalte aan mtraten kan
tnt ^ 8°/ der geheele zoutmassa klimmen, zoo als uit de ana-
lyse v'an lit welwater uit 'sHage door den heer uas (zie pag.
76 noot) en uit sommige onzer analysen blijkt.
Van waar is dit salpeterzuur afkomstig? en op we ke wijze
heeft het zich gevormd? Wij kennen geene midere bron van
Xterzuur, dan de oxydatie van ammonia in tegenwoordigh id
alleen uitgezonderd. waar geëlectriseerde zuurstof oimuddelhjk mei
-ocr page 98-likstof zich verbinden kim (in de atniosnheerl Yi
_eneigd zijn, de nitraten del «terennbsp;i„tquot; T 7
aanwezige NO- af te leiden en hetnbsp;Ja'npknng
indien de onderzoekingen van h.rh„ a,f f'™quot;quot;quot;
znnrgehalte van regenwater (zie pag
vestigd worden, eene niet iaanL^nli^ Zeve Idd quot;n Ï;
zunr u,t den dampkring aan de „arde wordt tolg vtrf
n,et m overeenstemming daarmede is de door velfsXlnJ
xf rr
althans grootendeels, in den bodem plaats heeft. Allen vondel
n de welwateren van steden veel grootere hoeveelheden ,ïtt
bettln 'dlfder'nbsp;O-F«quot;«
Inl A quot; rnbsp;t,«treden, niets opval-
neS:;ïs^or^s's
Ifin .r«^.« 1 ^ ,nbsp;quot;'oaiiiscnt' storten te bespeuren is
kan geen salpeterzuur bestaan, noch cevormd wnr.lon Ar • '
al de beschikbare znnrstoC wol I J 1 quot;Squot;™'''»
brnikt. Waren er ni rl,nbsp;f °nbsp;^oces ver-
gerednceerd Jllir tZIllT
(1) In overeenstemming daarmede is dat i., Tin..„ ,
waar natuur,ijk salpeter'voorkom t. t S quot;
enne gern.ge diepte wordt aangetroften.nbsp;' '''nbsp;'quot;--'S tot
stikstof
genei
met nitraten (van potasch, ammonia en magnesia) en k einde in
de doorboorde kurken een loodpapiertje en een rood hikmoes-
papiertie. Daarnevon waren fleschjes gesteld, die allemi orga-
nische stof en sulfaten, maar geene nitraten bevatten, insgelijks
met papiertjes voorzien. In alle fleschjes was dezelfde hoeveel
heid der verschillende stoffen gebragt. Op eene warme plaats
gesteld, ving de rotting weldra aan. Maar terwijl in t e tw^»
laatstgenoemde fleschjes (geene nitraten bevattende weldra de
loodpapiertjes zwart werden door het ontwijkende hydrog. sulfur.,
was daarvan in de overige zelfs na '/, jaar geen spoor te ontdek-
ken. Na vetloop van dien tijd werd de inhoud der flesclijes
met zwavelzuur zacht gedestilleerd en het destillaat op salpeter-
zuur onderzocht. Noch door sulfas ferri, nochnbsp;«ulfas im-
cotini was het geringste spoor meer hiervan te ontdekken. Bh k-
baar geschiedde dus hier de oxydatie der organische stof ten
koste van de zuurstof van het salpeterzuur, terwijl in de andere
fleschjes daartoe sulfaten moesten ontleed wortleu.
Beide processen moeten derhalve in den bodem elkander op-
quot;quot;quot;Schten wij dit punt een weinig nader te ontwikkelen.
Dat er eene krachtige en snelle oxydatie in den bodem plaats
heeft, op welke wijze dan ook, is gemakkelijk te bewijzen. Men
moet zich inderdaad verwonderen, hoe het mogelijk |s dat
water door een zoo met organische stoffen vervulden bodem,
als die van eene stad is, dringende, weinige voeten onder de
oppervlakte reeds zoodanig van organische stoffen is beroofd, dat
het een bruikbaar, smakelijk en reukloos drinkwater oplevert.
Hoe menigmaal zijn in eene stad zinkputten en andere verga-
derplaatsen van vuil in de onmiddellijke nabijheid van welputten
lt;relegen, die zuiver water opleveren? Graaft men in een veen-
achtLn bodem, dan ontmoet men in do bovenste lagen een
sterk gekleurd water, maar hoe dieper men komt des te zui-
verder wordt het water, dat is hier, vrij van organische Stötten.
Aan meclianische absorbtie der producten van het ontledings-
proces door de klei heeft men hier niet te denken, want bij
den eeuwenlang voortgezette» duur van dit proces zou deze
reeds lang daarmede moeten verzadigd zijn en haar absorberend
vormogoii lielibcn verleren n.. . ,
J« is. geoxydc^rd.nbsp;quot;»f word, vernie«,.)
Smitii filtreerde, om dil nader to h •■
rottende gist en andere dergelijke stS^'j' quot;''quot;•'''''«'l ™n
zwavelwaterstof l«Jee,d en verdund 2 ' quot;
flltrone door zand geene verkleurin , „.e^ .l.rquot;'-nbsp;quot;a
quot;Pl^rvlakte^X ofquot; eH 1? . ■ quot;quot;'^quot;'S™quot;
«™oeg, dat Jü beZ: en da. J r'quot;quot;'''quot;'
«Loon waarschinlijk m „dquot;r t™ ?.! 7nbsp;^om.
Op die wijze verklarer ,VB dlr ,, T Tquot;quot; quot;quot;quot;S™ denken
.-in den b^em zoosS'tnI'd °
jmder de oppervlakte, reedsnbsp;T«'
liet ,s oxydatie, „,aar gedurende S „nbsp;k»nne„ zijn.
zige ammonia nog geet t quot;Z ^nbsp;lt;le aa„„e.
, kan eerst plaats febS tT^TZ
fijn veranderd in koolzuur ^e e,nbsp;f
.totfen zijn veranderd, d e nie. „1: r™'quot;'nbsp;-3
v.g zijn, althans niet me^r zoo ^In^ 2
men, dat zij geacht fcu„„en wordr^flr-^ ^quot;urstof „p „
mmerale stoften te werken. He. is' C quot; TÏ Tquot;'quot;«^''»'«'e
de oxydarende invloed van de, 1 ® 'nbsp;® geval
uitstrekken en deze in salp^': ^^^ quot;T t
dan,ge stoffen treffen wi,' aan h elenbsp;Z»».
reeks der verrottingsproju«»: der „r quot;ff'quot;
gemezunr, creenznur, apocreenl,,, quot;'«f.quot;quot;'''» »'»ffen sluiten
allen bezitten eene v»;,nbsp;'rr 'f -Ünzuur. Deze'
-J -jn ontstaan, de ,,e,®ing tfjtonbsp;«a™!.
Imnne 'egenwoordighSd^d L;! ^ quot; 7
terzuur kan plaats hebbennbsp;^nbsp;'nbsp;quot;« salpe.
Wij deze daadzaken aanncnen, dan is de nitrificatie
-ocr page 101-„ Wem gematteUJU tenbsp;^t tft
fe,. oxydatie dernbsp;hetgeen wij bij bet
Een en ander .,en ^^nbsp;^^^
water »»nbsp;852, gedurende warme zomer-
Slerd!' we .^.tnbsp;ttlfn!
''•'iubtn tnrrLe'ir.,ondingen zieb weder ..ersteld, Wt
al, bestanddeelnbsp;„klaring van de nitrifieatie in
Hebben wij regt d® ^^^„fjnbsp;„„g eene be-
den bodem aan te Heven lt;la. 'e«nbsp;aanwezigheid
langrijkenbsp;a^ ^e:«^^ de organisehe, suilen
r irruu: sr^ot ei zV- geo..«, d. zij i.
-ocr page 102-crenalen, apocrenalon enz. zijn veranderd V .
Khetbekend, datzij, altl,ansinklei„el,oeveeih„r°
werking op l,et organisme hebben, terwijl de nrM^T?'''quot;'''«^
gere verrottingsstadia voor de zintuigen ontf™
gezondheid hoogst scl,adelijk kunnei zijn T quot;
^Ipeterzuro zouten bevat, kunnen de orgln'ischë sZ
.n d,en s^at van voortdurende omzetting terkl ef f
welken z,j als de geduchtste vijanden van het T •
den, en de reaetie op dat zuur is een der
«ardj.r men een ^oed drk^ar™ tV 1 ^^^^
{namehjk voor zoo ver de organische stoffen aang^™f)quot;''™'
den oorsprong vaT sZTi' ^ quot;quot;quot;'Tnbsp;«quot;geven van
standdeelen. ^eI woorT^ve;'db-
-lt;re„ in bet water Z^
^z^L^ aro.Zbr=:-r s rr •
.ien a^geb^en? „pl^r^rLÄrS
ganische zouten, die het metnbsp;11nbsp;ereniijk de anor-
ClNa uitgezondixl) en voquot; z^ne quot;„fwiTT'
het plantenrijk en ian het dX^ 2t? h-ft, aan
de levende natuur aan anorgan cte Lottin
door de natuurlijke wateren ranglb^ t '
voor den mensch, het dier en de IT ' ™lt;'quot;'g»'offen
welke de organische stoffen aanv^'n vlquot;. rrquot;quot;*quot;'
-ocr page 103-„ischo mtuur zijn opgenomen. Maar zij zä.i n.et gelijkelijk lt; oor
d Sve verdeell noch wat den aard, noch wat de l,oevee l.«d
ingaat. Het organisme doet eene keuze uit datgene wat aan
TeSe aU anoïganische voedingsmiddelen toegevoerf wjordt.
W wenschen trouwens aan dien term geene andere bekeken,
te hechten, dan om daarmede de experimentele waarhe.d aautc
du Men, dat de zamenstelling van de asch der planten m het al-
t°m ™ niet overeenkomt met de zamenstelling der zoutmassa,
Tin de natuurlijke wateren voorkomt en dat de asch van ve -
thi lende plan J meer verschil aanbiedt, dan van de vers h, -
Tend ge-gt;rfheid van den bodem, dat U hier, wat het water daar-
•V7t. .ft» leiden is Tcrwiil in de wateren van onzen bodem
hoofdbes^nddeelen optreden
v nd n wij het laatste slechts spaarzaam in de planten verspreK
het eerste gewoonlijk in veel geringere relat.eve hoeveelheid dan
in de watfren. Toch worden die kleine hoeveelheden chloor-
sodium door de plantetende dieren, die als drank repn- of rivier-
water gebruiken, geconcentreerd, want het maakt een hoold-
bestanddeel der bloedasch uit en in veel ruimer mate nog de
kalkzouten. Potaschzouten treden in de zamenstelling der wa-
; en op den achtergrond, en phosphorzuur - ^^
dezelve te bespeuren en toch is het eerste een hoofdbestanddeel
van de asch d.' landplanten, en het phosphorzuur, dat eene^o
overwegende rol speelt in het organisme van dieren en planten,
is uit de sporen, die daarvan in het water voorkomen, opgeza-
quot;quot; Daarmede moge het bewijs geleverd zijn, dat de minerale
stoffen der wateren een niet onverschillig en onbeduidend be-
standdeel daarvan uitmaken, en dat wij ook uit een agrono-
misch en physiologisch oogpunt even veel belang hebben bij de
kennis der wateren, als aan goede analysen der vaste voedings-
stoffen, die mensch en dier gebruiken en van de meststoffen,
waarmede wij de planten voeden.nbsp;j u -j
Dequot; mensch put zijne anorganische voedingsmiddelen uit de beide
rijken der levende natuur en, voor zoo verre hij geen regen- of
;iie water nuttigt, uit het welwater. Hier kan dus de vraag
opgeworpen worden, of niet de minerale stoffen m de vas e voe-
dlngsmiddelen bevat, voldoende zijn, om in de stofwissehng te
-ocr page 104-voorzien, of dus de zouten der welwate™, •
overbodig, wellig, als sehadeliik ZoZT
Te oordeelen Lar den str d T Tnbsp;quot;-«houwd.
de wetensebap geene gegevenst'4 - quot;dSTquot;'
vraag beshssend te beantwoordt. De gevll tquot;' quot;quot;
liee^ehen, verraden door de zwakke verdeXtal'
kanlbunner voorstanders ondervinden 1 „nl™' °
zer kennis aangaande dit puntnbsp;°quot;g™oegzaamheid on-
,e kunnen fcnnbsp;'
denbsp;f voedingsmiddelen, die
rale stoffbnlCt ' fm Tr,nbsp;''ie mine-
rfen : de zouterTn'nbsp;lt;ler stofwisseling le voor-
fraetie daatt ^i quot;nbsp;quot;-va., maken sle^bts eene
voorstanders lltTbrutkT
1.0. vaste voedsel J n, li« wnbsp;— -
reu 195,3ögr. aanwezig, in het aal n
veelheid bedraagt no/geen du quot;•'^l,«quot;'-' do laatste hoe-
dien BAHUAL te Utreehf hquot;lnbsp;°nbsp;iquot;-
'«d, dan had dezritirSteTs
meer dan 5% en het kan de Z „fl
zijn zoude. Daarenboven bedenkeT„'nbsp;^''quot;''''quot;-amen
gemetsehle bakken of in tin „ Inbsp;''quot;Senwater, in
■nag worden, gel^l te ,a:r,,e.tr 'nbsp;«eaebt
aarde bereikt. Althans in e™ 'quot;««quot;quot;'er, zooals het de
alhier op
a 100 nuNhg.. vtrlf quot; r rfquot; Tnbsp;^
-ocr page 105-.outen door middel van het drinkwater de stofwisseling Aan ondei-
houden worden. Niemand zal intusschen voorbij zien. da t
ui^te beoordeeling van de gevolgen, die men uit dezelve afleiden
CaT de geheele voeding mede in aanmerkingmoetgenomenwor.
Sdat, zooals de heer von baumhaukk zich uitdrukt, de gt;vaarde
vin goed drinkwater eene geheel andere is voor hen d. goed
enovl-vloedigvoedsel gebruiken, dan voor hen, die uit .-t^r
moeten halen hetgeen het schamele voedsel hun met geeft. Du
Sik blijkt het, dat dikwijls het water moet aanvoeren, wat het
vaso voedsel i^iet bevat, uit de proeven van boüSSIKGAU.x.
ote natuuronderzoeker vond, dat een jong varken in een tijds-
v^oo^ van 93 dagen 5. grammen kalk Oquot;
meer had opgenomen, dan in het vaste voedsel, dat het nut
^e. voorhaiiden was. Deze 52 grammen waren door het wa-
tet- crdeverd. Ook schijnen de verdedigers van het zuivere water
..enS-d te zijn, omtrent de kalkzouten, die inliet ligchaameene
Too iiewi-tige rol spelen, en in de meeste onzer overige voeding-
middelenquot; (de melk ditgezonderd) in ondergeschikte hoe vee heden
voorkomen, eeno uitzondering te maken en zijne noodzakelijk-
heid in drinkwateren te willen erkennen.
Maar al geven wij toe, dat al de zouten die li.t organisme
behoeft, in de vaste voedsels in voldoende hoeveelheid voorko-
n^en, dan nog'is het de vraag, of men hunne waarde voor he
Ldiiigsprocel gelijk mag stellen met die ^n de --te^n ^
drinkwater. Wij zijn genoegzaam geheel m het onzekere om-
quot;wy- --ip' -nbsp;verbindingen waarm de
mïlale stoffen in do planten- en dierenstoffen bevat zijn, maar
zeker is het, dat zij er op geheel andere wijze m voorkomen, dan
in de drinkwateren. Is het dan wel waarschijnlijk, dat zij eene
.reliike beteekenis voor het organisme hebben?
quot; Men ziet, eerst na de oplossing dezer vraag, kan eene juiste
kennis van het voedingsproces, in zijn geheel genomen wat
L minerale stoüen aangaat, tot eene voldoende beslissing eiden.
of de mensch al dan niet zouten in het drinkwater behoeft.
Van lt;^eheel anderen aard wordt de vraag, mdien men aan
somml-^equot; zouten eene spocifleke werkhig op het organisme toe-
k^; Jn op dien grond hunne aanwezigheid in het water wen-
, sehelijk of schadelijk acht, zooals door velen omtrent de magne-
siazoulon, hot gips het jocli„,n is geschied. Hier wordt de
hes ,ss,ng „og v^l moeijeiijker : de werking van kleine h!eve
tot de gehil onopios,:!::;^-^'d^:
Gelukkig is de vraag, waarmede wij ons bezig houden voor
de praktyk van weinig belang. Men kiest een drinkwate'r da
voor^ de zmtogen aangenaam is en bekreunt zich in den 'regd
wem,g om hetgeen daarin voor het oog van den onkundTe
veiborgen is, mdien slechts niet eene al te groote hoeveelheid zich
uoor den smaak verraadt. Gewoonte en smaak beslissen hier veel
en zooals de ervaring in het groot genoegzaam bewijst, zonder
nadeel voor de gezondheid, zoolang namelijk geene bepaald scha-
delijke stoffen m hetzelve aanwezig zijn. Het organisme schijnt
eene groote speelruimte hier toe te laten, want niettegenstaande
het Congres te Brussel heeft voorgesteld, elk drinkwater te ver-
befquot;'nbsp;bevinden zich de
bewoners onzer steden bij uitnemendheid wel bij het gebruik
van wateren die van 0.8 tot 2,6 gr. per kilogramme bevatten.
Het was ons doel niet, eenige bijdrage te leveren tot de oplos-
Tn zIuLnbsp;noodzakelijkheid
mouten m drinkwateren, maar alleen om door eene nadere
omschrijving van hetzelve aan te toonen, dat de wetensc a,gt;
vooralsnog met bij magte is, hier eene beslissende ^^
te doen. Zoolang wij in die periode verkeeren, achten wS
vermeerdering onzer kennis aan de zamenstellinJ der I^tll al!
dit ondeï^knbsp;'XV'
-ocr page 107-A. RIVIERWATEREN.
I. Water uit den llijn te Arnhem.
Het water was geschept in Februarij 1852 uit het midden der ri-
vier, 2 voet onder do oppervlakte, bij vallend water en een stand van
2,57 el. Het had in de laatste 16 uren niet geregend.
Twaalf kilogrammen van dit water werden gefiltreerd en in eene pla-
tina schaal verdampt. Aan onoplosbare stof werd verzameld 1,2046
gram, bestaande uit :
In zoutzuur onoplosbare stof 0,0231
IJzeroxyde...... 0,0083
Koolzure kaïk..... 1,0502
Phosph. magnesiae . . . 0,0470 = 0,0352 CO»,MgO
Het doorgeloopen vocht gaf, tot het gewigt van één kilogramme gebragt ♦),
in 100 gram:nbsp;dat is :
Al'0^nbsp;0,0050—0,0042nbsp;0,0046 APO^quot;
SO',BaOnbsp;0,0565—0,0549nbsp;0,0191 SO'
GlAgnbsp;0,0526—0,0550nbsp;0,0133 Cl
COOnbsp;0,0175nbsp;0,0098 CaO
SiO'nbsp;0,0048—0,0047nbsp;0,0104 MgO
rhO».2MgO 0,0289nbsp;0,0011 COquot;
AFO' CO'CaO 0,0070 (voorliet koolzuur)0,0300 ClNa
ClK ClNa 0,0401nbsp;O.Olöl CIK = 0,0064 KO
rtClSClK 0,0331
Vaste stof 0,1114—0,1091
Gloeiverlics 0,0310
♦) Dit is bij alle analysen geschied (behalve bij het wutcr uit Leeuwarden) i
kortheidshalve herhalen wij het dus niet meer.
Ue onmiddellijke bepaling beeft gegeven aa„ .
per kilogram......^^nbsp;^quot;ste stoffen
De som der berekende zouten maakt uit ' ' quot; quot; ' '
VVater koolzuur, ammonia, organische siof' ' ' ' ' '
Veertig kdogrammen van dit water Werden.' ^ 0.0076 Pho'S
11. Water uit de Maas te Grave
In zoutzuur onoplosbare stof 0,0268
IWyde. aluinaarde . . 0.0056
..... 0.8645
SiO^nbsp;0;0064
SO^BaO 0.0277-0 030.
ClK ClNa o.oies-o 0477nbsp;'''''
rgt;i V /-tioT..nbsp;I • I
ClK.Cm 0.0638-0'.0656
ClAg 0,0700—0.0680
CO' spoor
0,1358
l)c onmiddeliijko bepaling gaf per kilo.
l)e som der gevonden zuren en bases is ' '
^mdd kuLrUBB^^nbsp;Vlissingen. ver-
4 Kilogrammen loverden 1 917 .rm«,
vonden werd :nbsp;^ram onoplosbare stof. waarin ge.
In zoutzuur onoplosbare stof 0.0840
IJzeroxyde en aluinaarde. . 0,0342nbsp;•
Koolzure kalk.....l,592i
Phosphorzure magnesia . . 0.1696 = 0.1255 CO',MgO
-ocr page 109-De vloeistof gaf per 100 gvam :
S03.Ba0nbsp;0.1720-0.1703 of: O O SO
0.0^0 O-nbsp;0^nbsp;^^^
Gloeiverhcs 0,0496 , ^nbsp;n 0114 CO'
SiHcanbsp;0,0021
ClK ClNa 0,3456
ClK.Cl'Pt 0.2900
VerUes aan Cu 0,2354 (voor de bepahng van het NO )nbsp;^^^^
De oumiddellijke bepaling der bestanddeelen gaf pei
Denbsp;somnbsp;dernbsp;gevondennbsp;basesnbsp;ennbsp;zurennbsp;ISnbsp;.nbsp;•nbsp;•nbsp;•nbsp;'nbsp;-nbsp;-
Water, koolzuur, ammonia, organ.sehe slof ...
11. Water uit de pomp aan het Stadhuis te Leiden, verzameld in
Mei 1852.
4 Kilogram gaven bij verdamping 1.6835 gram onoplosbare stof.
daarvan was :nbsp;!
Onoplosbaar in zoutzuurnbsp;0.0927
IJzeroxyde en aluinaardenbsp;0,0412
Koolzure kalk . . •nbsp;_ ^,0106 MgO = 0.0222 COM^IgO
Phospli. magnesia . • 0,U.5a/
De vloeistof bevatte per 100 gram :
SO',BaO 0.2409-0,2391nbsp;of : O 0823 SO
COSCaO 0.0247-0,0239nbsp;Mm CaO
ClAg 0.2U0-0.2134nbsp;0.0528 Cl
?fol2MgO 0,0517nbsp;0,0 M^O
Vaste stof 0,2619-0,2621nbsp;O CiK.^ClNa^^^ ^^
Gloeiverlies 0.0180nbsp;«
ClK ClNa 0.1763-0.15 8nbsp;0.1056 C^^^a
ClK.Cm 0.2020-0,2040nbsp;0,0033 SiO
Silieanbsp;0,0033
CO' onweegbaarnbsp;1.0759
Denbsp;onmiddellijkenbsp;bepahngnbsp;gafnbsp;pernbsp;kilonbsp;.nbsp;.nbsp;.
Som der gevonden stoffen ...•••• •
' Water, koolzuur, organ. zuren, ammonia . . 0,0828
In zoutzuur onoplosbare stof 0,0088
Aluinaarde en ijzeroxyde . 0,0291
Koolzure kalk .... 1,6975
innnbsp;• • • 0.'2075 = 0,1557 CO'.MgO
100 Grammen der vloeistof gaven :
0,1394—0,1351
0,0074—0,0074
0,0202-0,0246
0,4066—0,4086
0,3564—0,3598
0,3366
0,3740
0,0039
0,0350
0,0471 SO'
0,0041 CaO
0,0080 MgO
0,1008 Cl
0,3366 ClNa ClKa
0,2223 ClNa
0,1143 C1K = 0,0722 KO
0,0039 SiO''
0,0070 80'
0,0040 CaO
0,0154 Cl
0,0076 CIK = 0,0048 KO
0,0231 ClNa
of
SOMJaO
CaO,CO»
PhO\2xMgO
. Cl Ag
Vaste stof
ClK ClNa
ClK,CPPt
SiO»
Gloeiverlies
CO» onweegbaar
De onmiddellijke bepaling der vaste bestanddeelen gaf 1.3763
Som der gevonden stoffen.......... 301q
Water, koolzuur, ammonia, organische zuren . .quot;Ö^tIFquot;
riTgu^tuf 1852'quot;' '' Amerongschen berg. verzameld in
Vier kilogr. van dit water gaven 0,1260 gr. onoplosbare stof. waarvan
Onoplosbaar in zoutzuur 0,0110
Koolzure kalk . . . 0,0977
Phosphorzure magnesia . 0,0095 = 0,0070 CO»,MgO
Do vloeistof, gaf per 100 gram :nbsp;^
CO»,CaO 0.0050—0,0052 of
f^lAgnbsp;0.0622
ClK ClNa 0,0310—0.0305
ClK,Cl»Pt
SO'.BaO
SiO'
Vaste stof
(iloeivcrlies
0,0260—0,023(5
0,0081
0,0034
0,0412—0.0442
0,0080
Onmiddellijke bepaling
Gevonden stoffen ,
0.1380
0,1235
Ammonia, water, organische stof. 0,0145
-ocr page 111-V. Water uit de pomp op de Groote Markt tc Middelburg, ver-
zameld in Maart 1852.
Vier kilogr. water lieten 1,5640 onopl. stoffen over, waaruit
Onoplosbaar in zoutzuur 0,0736
IJzeroxyde en aluinaarde 0,0357
Koolzure kalk . . . 1,2442
Phospliorzure magnesia. 0,1130 = 0.0847 CO«,MgO
De vloeistof, gaf per 100 gram :
ClAgnbsp;0,1296-0.1310nbsp;of 0,0322 Cl
SO^BaO 0,0427—0.0437nbsp;0.0148 SO'
CO»,CaO 0,0033—0.0039nbsp;0.0020 CaO
PiiO\2MgO 0.0055—0,0051nbsp;0.0019 MgO
Vaste stof 0.1624-0.1621nbsp;0.0051 SiO'
Gloeiverlies 0.0260nbsp;0.0088 CO^
SiO»nbsp;0.0051nbsp;0.0750 ClNa
CO'.CaO 0.0200 (voor het CO^)nbsp;0.0369 KO
ClK ClNa 0,1363-0,1306nbsp;0,0014 NO'
ClK.Cinn 0,2024—0,1800
Verlies aan kopernbsp;0,0054
Onmiddellijke bepaling........ 0.7965
Gevonden stoffen.................
Water, koolzuur, ammonia, organische stoffen 0,0948
VI. Water uit eene pomp op het Binnenhof te 's Hage. verzameld
in Februarij 1852.
3 Kilogram water werden verdampt en aan onoplosbare stof verkre-
gen : 0.7595 , waarvan
Onoplosbaar in zoutzaur 0,0139
IJzeroxyde, aluinaarde 0.0092
Koolzure kalk . . . 0,7043
Phosphorzure magnesia . 0,0155 = 0,0055 MgO = 0,0115 CO\MgO
Het vocht gaf per 100 gram :
Vaste stof 0.1495-0,1497 of : 0.0047 SiO'
Gloeiverlies 0.0184nbsp;0.0164 SO^
Silicanbsp;0.0049—0.0045nbsp;0,0379 Cl
SO'.BaOnbsp;0.0475—0.0483nbsp;0.0115 CaO
ClAgnbsp;0,1536-0.1532nbsp;0.0051 MgO
CO' CaOnbsp;0,0215—0,0200nbsp;0.0021 CO»
PhO'.2MgO 0.0142nbsp;0.0310 Na=0,0418Na(
CO«,CaOnbsp;0,0047 (voor hot CO') 0.0159 KO
-ocr page 112-ClK ClNa 0,1039nbsp;n «n,« xt^
ClK.Cm 0,0822nbsp;NO^
Verlies aan koper 0,0066
Onmiddellijke bepalingnbsp;. . 0,7519
Gevonden stoffen . .nbsp;. . o',6765
Organische stoffen, enz.nbsp;. . ~0,'(j764~'
VII.nbsp;quot;it de pomp op de Nieuwe Markt te Zwolle, verza
meld m Mei 1852.nbsp;'
Kilogr. verdampt lieten 1.998 onoplosbare stof achter; daarin
Onoplosbaar in zoutzuur . 0,0357
IJzeroxyde en aluinaarde . 0,0937
Koolzure kalk .... 1,7362
Phosph magn • • • . 010983 = 0,0352 MgO = 0,0737 CO»,MgO
De vloeistof gaf per 100 gram :nbsp;o , ^ ,ivigu
Vaste stofnbsp;0,3079-0.3064 of: 0.0361 80^
GWeHiesnbsp;0.0353nbsp;0.0018 SiO'
SO Baonbsp;0,1051-0.1053nbsp;0.0831 Cl
SiOnbsp;0,0017-0,0019nbsp;0.0174 CaO
^nbsp;0,3340-0,3380nbsp;0,0120 MgO
CO CaOnbsp;0,0311-0,0312nbsp;0,0055 CO»
PhO' 2MgOnbsp;0,0835nbsp;0.0669 CIK = O 0423 KO
CO« CaOnbsp;0,0124 (voor het CO»)nbsp;0,1492 ClNa '
CIK ClNanbsp;0,2161nbsp;0,0468 NO'
ClK,Cmnbsp;0,2188
Verlies nan koper 0,1648
Onmiddellijke bepalingen der vaste bestanddeelen 1.2675
Som der gevonden bases en zuren .nbsp;, '
Ammonia, koolzuur, water. org. stoffe'n
Vril. Water uit de pomp van een particulier huis. een half uur
ten noorden van Amersfoort gelegen . verzameld i^Del m;
4 Kilogram lieten aan onoplosbare stof achter O 8496 T.r „ 1
werd daarvan gebruikt 0.5536 gr. en daarin gevonden
In zoutzuur onoplosbaar , 0.0135
IJzeroxyde en aluinaarde . 0.0093nbsp;•
Koolzure kalk .... 0.4441
Phosphorzure magnesia . 0.0937 = 0.0702 CO'.MgO
ö
-ocr page 113-De vloeistof, 1 kilogram bedragende,nbsp;gaf per 100 gram :
CO»,CaO 0,0467-0,0469nbsp;of : 0,0262 CaO
PhOS2MgO 0,0247-0,0233nbsp;0,0086 MgO
SO',BaO 0,1259-0,1275nbsp;0,0485 SO
ClAg 0,6350-0,6346nbsp;• 0,1322 C
Vaste stof 0,5024-0,6042nbsp;0,1642 C K
Gloeiverlies 0,0866nbsp;0,2062 CWa
ClK ClNa 0,3607-0,3600nbsp;0,0046 SiO
ClK.Cm 0,6067-0,6026nbsp;0,0048 NO
SiO' 0,0040
CO» onweegbaar
Verlies aan koper 0,0172
Onmiddellijke bepalingnbsp;. , 1,4707
Gevonden stoffen ....
Organische stoffen, enz.nbsp;. . 0,2727
IX. Water uit de pomp aan het Geregtshof te Leeuwarden, ver-
zameld in Julij 1852.
4 Kilogram gaven 3,71 gram afzetsel. Uit 0,3103 gram van het-
zelve werden verkregen :
In zoutzuur onoplosbare stof 0,0281
Aluinaarde en ijzeroxyde . . 0,0041
Koolzure kalk . . , • • 0,1711
Phosphorzure magnesia . . 0,1032 = 0,0369 MgO
Het spoelwater. 1257,6 gram wegende, werd, om de groote hoe-
veelheid opgeloste zouten, niet weder verdampt, maar als zoodanig on-
derzocht; 100 gram van hetzelve gaven :nbsp;„ „irv «n»
CO».CaO onweegbaar of : 0,1110 ÖU
SO'.BaO 0,3250-0.3227 0,0037 MgO
PhO'.2MgO 0,0103—0,0103 0,1790 Cl
ClAg 0,7260-0,7235 0,0766 CIK
ClK ClNa 0,6240-0,5176 0,4462 ClNa
ClK,Cl»Pt 0,2469-0,2480 0,0142 CO»
CO»,CaO 0,0328 (voor het CO»)
Vaste stof 0,5597
Gloeiverlies 0,0558
SiO' 0.0089
Onmiddellijke bepaling......2.6865
Som der gevonden stoffen.....
Koolzuur. ammonia, water, ovg. stoffen. 0,0351
-ocr page 114-Aan de studie der natuur behoort een grooter aandeel in de
volksopvoeding toegekend te worden, dan tot nog toe geschiedt.
Het lichten van sommige zeedieren kan niet aan eene langzame
verbranding toegeschreven worden.
Kracht is de gedachte oorzaak van waargenomen verschijnse-
len, wanneer deze tot hun eenvoudigsten vorm zijn teruggebragt.
Gips en anhydrit zijn uit water gevormd.
Het uittreden van chloor bij de electrolyse van chloorkalium
-ocr page 115-en dergelijke zouten is eene directe, geene secundair chemische
werking van den stroom.
0.
CoNNELL's voorstelling, dat bij de electrolyse van mengsels
van zoutzuur, jodwaterstofzuur en bromwaterstofzuur het water
alleen direct ontleed wordt en het watervrije zuur slechts secun-
dair, is niet te verkiezen.
De verdeeling der voedingsmiddelen in plastische en respira-
tiemiddelen is onjuist.
Het »gutta cavat lapidem, non vi, sed saepe cadendoquot; is meer
in chemischen, dan in mechanischen zin waar.
Er is overgang tusschen leven en niet leven, zoo als er een
overgang is tusschen organische en anorganische ligchamen.
De wet, waarnaar tich het smeltpunt der metaalmengsels re-
gelt, zou het beste beginsel zijn voor de vervaardiging van een
deugdelijken pyrometer.
Eene geringe hoeveelheid zouten in het drinkwater is eer voor-
deelig dan nadeelig.
De proef van i.ehkerdt, om door zwavelzuur linnen van
boomwol te onderscheiden, is onvoldoende.
101)
13.
Wij bezitten geene gegevens om uit de zau.ensteilin. der
brandbare hgchamen tot hun lichtgevend vermogen te beskuiten!
De overvoering van zuur van de eene pool naar de andere bi|
de electrolyse van zwavelzuur getuigt voor de formule SO»H.
15.
De methode om suiker te bepalen door middel vanhetScheik
Onderz. Dl. V bid. 394 beschreven proefvocht is ook bn hetquot;
onderzoek van diabetische urine aan te wenden.
van den bodem, waarop zij voorkomen, is onjuist
Ter verklaring dér koraaleilanden moet eene daling van den
bodem aangenomen worden.
De theorie van schönbein, die de electromotorische kracht
aan het streven naar chemische verbinding toeschr^ hetrd,
meeste waarschijnlijkheid voor zich.
Kieming kan ook bij niet volkomen rijpe zaden plaats hebben.
sulfo'nbsp;quot; ''nbsp;^quot;-«'^-^^ten zyn van den
sulfas sodae des zeewaters af te leiden.
-ocr page 117-OHOOR.
Broeders! zoeken wij naar 'l Wezen,
Naar den Geest van 'l scheppingsrond;
Waarheid woont in 's harten grond,
Daar is 's Hoogsten naam te lezen.
ii
Waarheid is 't, als trouwe vrinden
Broederhanden zamcnslaan;
Waarheid, als de zielsbeminden
Zamentreên op 's levens baan;
Waarheid troont, waar manlijk streven
Aan de deugd en 't regt zich wijdt;
Waarheid, waar de jeugd haar leven
Offert in den heilgen strijd.
CJIOOR.
Broeders uit dc schoonste dagen!
Eeuwig blijv' ons bond ui stand;
Vriendschap, Regt en Vaderland
Willen wij to zamen schragen.
Broeder! daar na rustloos trachten
Thans u d'cerckroon verbeidt;
Daar g' uw jeugdig frissche krachten
Aan hel heil der nienschheid wijdt;
Daar g' in teedren band gesloten.
Treedt op 's levens rozenbaan;
Denk aan uwe hondgenooten,
Laat ons trouw te zanicn staan.
CHOOR.
Bi-ocdcrs, broeders! trouw gezworen!
Sluit den hechten vriendenhand;
Eeuwig houde Kosmos sland;
ütNNiNü blijft ons toehchooren.
14 Ju.,ij 1803.nbsp;W. A. J. VAN GEDNS,