__-J
VOLGENS , / £ tj/
PRIESTER VAN DE CONGREGATIE DES ALLERH. VERLOSSERS.
PRIESTER DIERZE^FDE CONGREGATIE. '/
i
Dow onzen Hoogwaardiger! Pator Generaal, Ni«olais Mauron, daartoe gemachtigd, staan wij toe, dat liet werkje: llcl leven en de deugd en van den 11. Joseph, enz. door Pater J/Kuonenburc uit het fransch vertaald, gedrukt woixle.
p. OOMKN^ cssr.
! Sup. Prov. Holl.
Imprimatur.
Leodii 31a Januarii 1871).
VICTOR Jos. Episc. Gehrek.
x
INLEIDING. 3
Dewijl echter alleen het ware beminnelijk is, moot deze verklaring zooveel rnogelijl; met de wezenlijkheid overeenstemmen. De uiterste beknoptheid der H. Schrift, betreffende dit weergaloos wezen, is voorzeker oorzaak, dat veie omstandigheden van zijn loven in de duisternis der onzekerheid gehuld zijn; toch zaleene Lovers-geschiedenis van den H. Joseph waar zijn, zoo al niet inct eene streng gesdned-icundige, dat is, op onwederiegbare feiten gegronde, dan toch met eene ideale waarheid, gelijk ik haar wil noemen, indien aan het Kvangelieverhaal niets wordt toegevoegd, dat niet logisch en natuurlijk er uit volgt, of niet gegrond is op de rede, op do natuur van het menschelijk hart, op de geschiedenis dier dagen of Ion laatste op do zoden en gebruiken van hot Hobreeuwsche volk.
Do waarheid, in dien zin opgevat, is het voortdurend doel geweest van ons stroven.
Eerstens zullen wij, om het veld der
4 INLEIDING.
gissingen luimen nauwer grenzen Ie beperken, noch van de kinsdheid, noch van do jongelingsjaren van den II. Joseph gewagen ; ons verhaal vangt aan bij zijne verloving niet do II. Maagd. Deze gebeurtenis inderdaad schept als hel ware zijne persoonlijkheid ; zij is do opkomst van den H. Aartsvader, gelijk Davids wijding door Samuel de opkomst was van den Koninklijken Profeet.
Van dit tijdstip af volgen wij onzen held voet voor voel, terwijl de II. Schrift, wier woorden, ja, om zoo te zeggen, wier lettergrepen wij ieder afzonderlijk zullen ondervragen, ons zoo dikwijls mogelijk tot gids zul verslrokkon.
Wanneer die leiding ons ontbreekt, zullen wij door het geloof het huisje van Nazareth binnendringen en luisteren naar zijne echo's-; wij zullen er hot. liefelijke beeld van den verheven werkman te voorschijn roepen, hot deel trachten te ontdekken, dat hij, als hoofd van het neilig Huisgezin, genomen heeft in de geheimen
INLEIDING. 5
van Jezus' verborgen leven, de wijze,waarop hij zich daar heeft gedragen, en du gevoelens, welke hem bezielden ; hij (och is de vieest verlichte na Maria en de heiligste getuige dier groote dingen. In één woord, om deze beminnelijke figuur uit het half duister te trekken, waarin het penseel der Evangelisten haar gelaten heeft, zullen wij daarop het licht laten weerkaatsen, dat bij iedere gebeurtenis van het aanbiddelijk gelaat van den God-mensch en van dat zijner maagdelijke Moeder straalde.
Zoo is in bet algemeen onze methode.
Nu nog een woord ter opheldering van eenige ondergeschikte punten , en wel vooreerst betrelfende de gesprekken, die wij aan de personen, welke in ons verhaal voorkomen, in den mond leggen. Hierin volgen wij slechts de Heiligen na, die over het leven van den Zaligmaker geschreven hebben, en met name den H. B'jnavcntura en den 11. Alphonsus, beiden Kerkleeraars. Nog meer: de H. Sohrift
(i INLEIDING.
zelve biedt ons voorbeelden aan van gesprekken, die niet wezenlijk gehouden zijn, maar de gedachten en gevoelens weergeven van personen, in bepaalde omstandigheden geplaatst, en dienen om een feit ofwel eene leer beter in hot daglicht te stellen, b. v. het gesprok van God met Satan in hel begin van hot boek Job; zoo ook de woorden, die Isaias in de hel tot lialtassar doet spreken door de koningen, welke deze tiran had onttroond. Aan diezelfde plaats van Isaias hebben wij de schildering ontleend van Josephs intrede in hot voorgeborgte der bol.
Wat do zinnebeeldige kroon botrolt,dio wij hem door den eenwigen Vader'op hot hoofd doen zetten, niet moeielijk valthet te zien, dat zij ons is ingegeven door do beschrijving van het SchoudirlJeeden het ISorlt;lschild van den lloogeprioster Aaron in het 28slc Hoofdstuk van het boek des Uitgangs, door verschillende plaatsen van het boek dor Openharing en andere profetische Geschriften.
INUIDINO. 7
Eindelijk, volgens den geest Vein den 11. Alphonsus en op zijn voorbeeld, 1 zullen wij even ;ils in onze heide vorige werken,-elk hoofdstuk door ecu gebod besluiten. Dit is de practischo zijde van ons boek. Kie gebeden, in don vorm van een Owlcr-houd met den II. Joseph, hebben tot voorwerp die deugd,waarover in het hoofdstuk is gehandeld. Om daaraan meer waarde cn zalving te geven,zijn zij samengesteld uit godachlen, die wij uit jle H. Schrift of nit de werken der Heiligen getrokken hebben.
Moge dit nederig werkje, dat wij aan de voeten van den welbeminden Beschermer der Katholieke Kerk uederleggen, zijne glorie bevorderen, en de zielen do bebul[izame band bieden om voortgang Ie maken vooral in de beoefoning der verborgene dengdcn;dit is onze vurigste wenseb.
Luik, op den feestdag van do II. To-resia, 187-4.
(1') Zie zijne verhamloliii,^ ■ Hel Grljrd, hel (/rootn tuif/Jt'l Ier .n\ iil zi jni' Mscdiscln» \vork(;'ii.
(2) Le Cceur cit'.kisus (rapnvs 1 s l,ivn?s ph. Marie, secoms pciiótuol dos I oiimus, d'apiTs los Livros-Saiiils.
EEKSTE HOOFDSTUK.
De Verloving.
Wat was zij sclioon, de maagdelijke Dochter van Israël, wat was zij verrnkke-Jijk schoon op vijftienjarigen leeftijd ! Hoe schitterde zij toen in de oogen der menschen, in de oogen der Engelen, in de oogen zelfs van God ! Sions grijsaards vergeleken haar bij Sara, de moeder der Hebreeuwen, bij Rebecca, de bruid van Isaak, bij Rachel, Jacobs welbeminde, bij Judith, de bevrijdster van Bethuliëen van het heilig volk. Rein en helder was haar voorhoofd, als de hemel, dien de eerste dageraad verzilvert;diepe, kalmo gedachten teekenden zich daarop af, en hielden het gewoonlijk een weinig gebogen ; een zoet en doordringend licht straalde uit het azuur barer oogen, wanneer zij deze in het gebed tot de eeuwige woontenten
10 KEBSTE HOOFDSTUK.
riohtle; hare lippen, meestal dooi' liel. stilzwijgen verzegeld , ontsloten zich slechts, gelijk de roze, om de ziel te balsemen van allen, die haar aanhoorden ; geheel haar wezen ademde eeno oneindige liefelijkheid, gepaard aan eeno boven-menschelijke majesteit. Tn hare tegenwoordigheid hielden zich de minst ingo-togenen bedaard en verweten zich hunne afdwalingen; de goeden gevoelden zich beter, zij meenden de lucht van het Paradijs in te ademen, en ondervonden een omiitsprekelijken afkeer van de wereld. Wanneer do priesters, vergrijsd in den dienst der altaren, haar in do gewijde voorhoven des tempels ontmoetten, dan stonden zij, van eerbied doordrongen, stil, als kinderen op bet, gezicht eener koningin. In één woord, Maria scheeneer enne hemelsche verschijning da n eene ster-velinge; wanneer zij daar henen trad,was bet als stiet haar voet de aarde van zich af, en men verwonderde zich schier, dat zij niet elk oogenblik haar vlucht ten lie-
DE VERLOVING. I I
inel nam, gelijk dc lichte rookwolken uit hol dninpcnde wierookvat.
Aldus deed zich Joachims dochter aan do oogen der menschen voor; maar dc menschen kenden slechts het kleinste gedeelte van dit wonder; slechts de Imi-tensto lijnen zagen zij van dil heiligdom. Do Engelen, verrukt over hetgeen zij van binnen kondon aanschouwen, brandden van verlangen, om dieper in te dringen in denog zoo geheimzinnige lotsbestemming van die telg der aarde; zij vroegen zich onderling af, ol' deze niet do Koningin was, die hun door (iod was toegezegd.
Inderdaad waren in Maria, opdien nog zoo teederen leeftijd, alle schoonheden der schepping als in een heerlijken ruiker vereenigd. Hare ziel was die nieuwe llo-mel, voorspeld door de profeten 1,verl rui-mer,voel zuiverder, veel schitlorondor dan die verheven sferen, welke God tot zijn paleis bestemd hooft; meerdere deugden sierden haar, dan er sterrenllonkcren aan (I) Isaias, Co.'17.
12 KERSTE HOOFDSTUK.
liet uitspansel. Haar lichaam was cene nieuwe aarde, 1 die wonderdadig was geschapen, een tuin, door Gods hand aangelegd, en tot Paradijs bestemd voor den nieuwen Mensch ; alle toegangen tol dit tweede Eden waren voor het oud serpent zorgvuldig afgesloten door duizende Engelen met vlammende zwaarden in de hand.
Zij was gesproten uit twee beroemde heiligen, wier vleesch, door boetedoening geheiligd, zonder strijd het juk des gees-tes droeg ; evenals Samuël, was zij veeleer de vrucht hunner gebeden, dan de vrucht der natuur geweest; als Samuel, was ook zij, ter nauwernood der moederborst onttrokken, aan den tempeldienst gewijd, on had zij tot op dit uurin deschaduw des Tabernakels hare dagen gesleten. Terwijl do Engelen haar voedden, was zij opgegroeid onder hel waakzaam oog van den heiligen priesterZacharias, een rechtvaardig en onberispelijk man, van den ouden Simeon, wiens gebed den hemel gewald
(1) Isaïas, 6.22.
DE VKRLOVING. ) 3
aandeed, en van do vromo weduwe Anna, eeno kuiscbe torli'lduive, dio, na liet afsterven van haar man, eene schuilplaats gezocht had in hot huis den Hoeren ; hier had zij (lod reeds langer dan zestig jaren gediend in een altijddurend vasten en met smeekgeheden hij dag en bij nacht. Do li. Geest eindelijk was Maria quot;s [.eer-meester geweest ; nauwleltemier zorg had Hi j besteed aan deze énne lievelingsleer-linge, dan aan alle nitverkorenen te z.i-men. Als eon naijverig minnaar, was zijne liefste bezigheid geweest eigen handig Haar to sieren, dio Hij zich tot liruid had uitverkoren. Haai1, in wie Hij aide voorzeggingen wilde vervullen, al do raadselen der oude wereld oplossen en het werk der eeuwen voltooien.
Maar, als de lentewinden reeds het leven in eene jongo wijnrank hebben opgewekt, als haar schors reeds zwelt en opensplijt, onder den invloed van oen weldoend sap! dat ongeduldig verlangt, in den vorm van gioene bladeren en geurige trossen, uit
I 4 EERSTE HOOFDSTUK.
te spruiten, dan verschaft de verstandige wijngaardenier haar een steun: hij ver-eenigt haar met nauwe banden aan den hechten stam van een olm. Zonder die voorzorg zal de buigzame rank weldra zwichten voor het geweld der stormen ; bloesem en vrucht zullen door het slijk gehaald en onder den voet vertreden worden. Maria, die vol was van het goddelijk sap der genade, had den graad van volmaaktheid bereikt, die haar noodig was um de vrucht des levens aan de wereld te geven ; doch hoe kon zij, alleen en zonder steun, de stormen trotsecren, die de hel tegen haar zou loslaten? Behoefde zij niet een lotgenoot, wiens troostwoorden do bitterheden baars levens kouden verzoeten, wiens zorg in haar onderhond mocht voorzien, wiens geachte naam tie glorie barer maagdelijkheid en de eer van haren Zoon tegen alle verdenking zou beschut-ton? Om deze of om andere zijnor wijsheid waardige redenen luid God dus besloten, dat een sterveling het geluk zou
DE VERLOVING. Ui
smaken door do gewijde banden van een zuiver, engelachtig huwelijk met Maria vereenigd te worden.
Men zegt, dat verscheiden jongelieden uit het geslacht van David, verrukt dooide bewonderenswaardige hoedanigheden der H. Maagd, naar hare hand dongen, en dat de nederige Joseph slechts op liet. uitdrukkelijk bevel van 's Hoeren priesters zich onder hun getal mengde. Toen Israels zonen het wierookvat aan den hoogepries-ter Aiiron betwistten, gebood Mozes elk hunner eene dorre roede aan te brengen ; hij plaatste deze allen, naast die van Aiiron in het Tabernakel; den volgenden ochtend nu was Aiirons staf veranderd in een tak, met bloesom en iijpeamande-len beladen. ' Do overlevering verhaalt dat do bruidegom van Maria door een go-lijksoortig wonder werd aangewezen, en dat de roede van Jesse bloeide in Joseph hand. IVeffend zinnebeeld voorwaar van dat maagdelijk moederschap,hetwelk on-(I) Num. 17. li.
dfi EERSTK HOOFDSTÜK.
derde liüftde gesteld werd van den rechtvaardigste der meuschen.
De geslachtsboom van Joseph is ons bekend, maar omtrent hem zeiven geven de Evangelisten ons slechts weinig bijzonderheden. Zijne familie was tot armoede vervallen, want, hij verdiende zijn brood door ncderigen handenarbeid. Toch mag men aannemen, dathem vanzijne koninklijke afkomst die adeldom, die verheffing van ziel, dat. overgeërfde gevoel van eer en rechtschapenheid en die kieschheid waren bijgebleven, welke den grooten als aangeboren zijn, en dat hij aan die eigenschappen de bescheidenheid, het geduld en de onopgesmukte manieren paarde,die het kenmerk zijn der arbeidende klasse. De H. (quot;leest, die hem tot zoo groote waardigheden bestemde, had die schoone in-borst volmaaktdoor de verhevenste deugden. Wanneer Maria voldoende wordt geprezen door te zeggen, dat zij waardig was Gods Moeder te zijn, dan volstaat men met tot Josephs lof te getuigen, daf, hij
DK VFRLOVTNfi. i 7
verdiende Maria's bruidegom te zijn. Iedere twijfel hieraan staat gelijk met eene beschuldiging van kortzichtigheid, voorgeworpen aan Gud ; dit hopen wij te bewijzen.
Joseph had tot dusverre do voetstappen der Oudvaders en Profeten gedrukt, en zich datgene eigen gemaakt, waarin ieder van hen afzonderlijk het meest had uitgeblonken. Zijn geloof deed niet. onder voor dat van Abraham; zijne liefde tot God evenaarde minstens die van David ; zijne onderwerping aan fiods wil ging die van Isaak te boven ; de zuiverheid zijner inzichten, bij het aanvaarden van Maria's hand, was zeker niet minder dan die van den jongen Tobias en de teedere Sara, diens huisvrouw, wier beeld zoo keurig door de II. Schrift wordt geschetst ; eindelijk hij scheen de nederigheid iu persoon.
De deugden van Joseph waren die van het nienw Verbond, verborgen deugden namelijk, die iu de schaduw bloeien,
2
18 KERSTE HOOFDSTUK.
zonder drm steun van lint handgeklap der mensolien, zonder andere getuigen dan God en zijne Engelen. Zeer juist had hij begrepen, welke se.hallen armoede en nederigheid in zich besluiten, en nooit zou hij deze verwisseld hebben voorliet gond en de glorie van Salomon; ook van de glansen der maagdelijkheid had hij min-slens eenige stralen bespeurd.
Onderhoud met den II. Joseph.
Van harte wensoh ik ü geluk, o roemwaardige Patriarch, dat de lieer u van alle eeuwigheid verkoren beeft om eeno ioeping te vervullen, welke de schoonste is na die van de Moeder deslleeren ; maar nog meer wenseh ik U geluk, dat gij u die keuze waardig hebt getoond door volmaakt te beantwoorden aan de onvergelijkelijke genaden, die er uit voortvloeiden. De gaven van God immers zijn voor hen, die ze misbruiken, of ook maar ver-waarloozen, veeleer eene reden tot verdoe-
DE VERLOVING. 10
nionis dan tot belooning, 1 Wat heeft hut aan de verharde Joden gebaat, dat zij kinderen waren van den :',oo heiligen Abraham 2 en Christus' broeders naar het vleesch? 5 Wat baatte het den tnunvelo»-zcn Judas, do leerling on vei tronweliiig van Jezus te zijn? Zoo ooi; zonde bet n tot. niets gebaat hebben, de man van Maria en de vader van het vleeschgewordrn Woord lo zijn, ware uwe heiligheid niet in evenwicht geweest niet die hoedanigheden, welke de afgunst der Serafijnen opwekken. Wat zeg ik? Zelfs Maria is in Gods oogen niet zoo verheven, omdat zij tlem met het vleesch heeft bekleed, als wel omdat zij Hem heter dan eeuig aardseh of hemelscb schepsel gediend heelt. 4
Ook ik, o welbeminde BesrJiernier, heb van den lieer zeer kostbare genaden ontvangen. Door het Doopsel word mijne ziel de dochter van den eeuwigen Vader, door het heilig Altaarsacrament de bruid
M) MMIh. 2;;. :!i). i J) MMHi. ;i. ü, — Kom. 'J. i. — ; 'l l.lir. I | 28:
20 Ki nsTr. iidukdstok.
van den Zoon, en door het Vormsel de tempel van don 11. Geest. Behalve deze genaden, die aan alle Christenen gemeen zijn, heeft God mij nog bijzondere gnn-sten geschonken, die misschien voldoende zouden geweest zijn voor do hekeering van heel een volk!.... Hoe heh ik die heilige titels gevoerd?— Welk voordeel heh ik getrokken uit zoovele verlichtingen, uit zooveel hnlpmiddelen ter zalig-heid? Hoe dikwijls heh ik niet een zoo heiligen Vader onteerd, een zoo leederen Ih'iiidegom over mij doen blozen, en den Geest der genade in mij bedroefd ? 1 W ee mijner, zoo ik dat laf en zinnelijk leven voortzet! want do H. Petrus waarschuwt mij, dat hotboter ware niet gedoopt Ie zijn, dan mij in het Christendom als oen ongeloovige Ie gedragen. 2 De goddelijke Moestor leert mij, dat do dienaar, die den wil zijns hoeren gekend, maar niet vervuld heeft, veel strenger /.al gestraft worden, dan hij,die, zonder hom te 1) IK'l.r. 10, 29. — fJi l'elr. 2. 21.
UE VERLOVING. 21
kennen, strafwaardige daden heeft lied reven ; nog zeg Hij, dal er veel gevergd zal worden van hein, die veel heelt ontvangen. 1 Doe.h ik wil mij beteren, en ik smeek U,ogclroinvslc van Godsdicnaren, weiger mij hiertoe niet de hulp nwer niae.hüge beden. Yerworf mij van Jezns, door Maria 's voorspraak, do genade Hem voortaan Ie gehoorzamen, Hein lucte be-hooren , en als onveranderlijken re;;el mijne woorden, handelingen en genegen-'neden deze grondslclling der heiligen le nemen:
■Ycch, nicL wal mij k'h'itiyl, maar wnl bchtuKjl win Cod!
Ijk'. 1 J. 47 CU i8.
Hot Evangelie geeft ons volstrekt goene liijzonderliedoii over Josephs huwelijk met tie Koningin der Engelen. Uit gemis zullon wij trachten te vergoeden door do getuigonis der overlevering en door verschillende plaatsen der 11. Schrift.
Nan wel ijk dan had Gods wil zich geopenbaard, gelijk wij in het vorige hoofdstuk zagen, of ecu priester, wellicht de eerbiedwaardige Simeon, 1 gaf hiervan kennis aan Maria, en gebood haar tevens
(1 O Mozaïsche wet oischte niet dat een prics-tiT hij it'.'t iaiwclijk dor Joden togenwoordig was. M.'.ar volgons de overlevering hadd.on de plechtig-iu den van M.n ia 's huwelijk in don tempel plaats, omdat hare ouders niet moer in loven waren en •/ij, tquot;t dan too, goon ander, huis dan het huis des 1 loeien bewoond had.
DK GELOFTE.
trouw to komen zweren aan den bnüde-gom, dien God haar had uitverkoren.
Als zij nu don naam hoorde noemen van Joseph, haar naasten bloedverwant, wiens bewonderenswaardige godsvrucht men haar meer dan eens geroemd had, voelde Maria zich genist gesteld. Zij begreep dat haar gebed verhoord was, en dat de hnwelijkslnior, die haar gelaat ging bedekken, alleen zoude dienen, om voor do oogen der wereld des te beterden schat te verborgen, dien zij hooger achtte dan haar leven, llaro ziel zegende den lieer, en aan do hand van Anna, hare dierbare meestoresse, en omstuwd door hare gozellinnon, bogaf zij zich naar hel voorhof dos tompels. Zij was gehuld ia een lelieblank gewaad, on do rozenblos dor maagdelijke schaamte word door een sluier voor hot oog der omstaanders verborgen. Simoon vroeg haar of' zij Joseph, haar bloedverwant, als haar wettigen man cn heer in diens huis wilde volgen. Zedig antwoordde zij : u ik wil. » En nu nam
24 TWEEDE HOOFDSTOK.
de heilige grijsaards de hand dor maagd, en legde deze in die van don gelukkigen Joseph, onder bol nilsproken dezer woorden, geheiligd door het gebruik der voorvaderen : « de Cod van Abraham, van Isaak on van Jacob vereenige u, on ver-vuUe in u zijne zegening. » Vervolgens werd naar voorvaderlijk gebruik het huwelijksconlract op een perUamenlen rol geschreven. Dan kwamen getuigen en uinstandors don nieuwen echtgenoot geluk wenschen. « Israels God, zoo riepen zij hem toe, Israiils God zegenc u, en zijn zegen dale neder óver uwe Huisvrouw ; moge zij wezen als Liaon Rachel, die bel huis van onzen vader Jacob hebben gegrondvest; eon voorbeeld van deugd moge zij zijn in Nazareth ; haar naam wordo voor immer op aarde beroemd, eu uw geslacht gezegend door Israels God, die loeft in de eeuwen dor eeuwen. » En do jonge gezellinnen van Maria antwoordden : j Amen. » 1
(1) Deze Ijijzomloilieden zijn onlleend aan liet boek Ruth en Tobias.
DE GELOFTE. 20
Op den dag voor de bruiloft bnsterad, zond Joseph reeds vroeg in den ochtend aan zijne brnideen eenvondigen, onopge-smukten bruidstooi; en zij van haren kant deed hem een oppor Kleed aanbieden , door hare zelve geweven, ra dal Joseph, zoolang hij leefde, tweemaal 's jaars moest diagen ; een hruiloftsgewaad, dat ook eenmaal lot zijn lijkkleed moest dienen.' En toen nu de eerste sterren zich aan den hemel vertoonden, omhelsde Maria nog eene laatste maal hare geliefde meesteres Anna, bedankte baar voor hare moederlijke zorgen en vroeg haron zegen. Anna vermaande haar nu, hare sehoonouders Ie eeren, haar man lief te hebben, haar huisgezin wol te bestieren en zich in alles onberispelijk te gedragen. Dan stelde zij haar onder de hoede van 's Hoeren heiligen Engel, - en Maria verliet nu voor goed de heilige Tabernakelen, waar zij onder de vleugelen des Heeren was opgevoed./ij
(1) lgt;if toch wilde hel gej»riiik.
(2) Tob. 10. II. sqq.
20 TWEEDE HOOFDSTUK.
werd vergezeld door den paranimf, die een ontstoken toorts droeg, en voorafgegaan door tien maagden, met brandende lampen in dn hand. Ondertusschcn had ook Joseph zijn huis verlaten, begeleid door tien jonge mannon van zijn leeftijd, met den vriend des bruidegoms aan hun hoofd. En toen nu beide partijen elkander in de verte zagen aankomen, riep eeno stem: « Ziet, daar is de bruidegom 1 Gaat uil, gaat hem tegemoet! » cn als /ij elkander genaderd waren, word do bruid door den paranimf aan den bruidegom voorgesteld. Terwijl zij zich naar de hrinloftszaal begaven , zongen Josephs vrome gezellen in koor nut de tien maagden :
lt; Welzalig zij, die don Hoor vreezen, en die wandelen in het spoor van Gods geboden.
» Verzadigd zult gij worden van het werk uwer handen ; gelukkig zijl gij, en uw geluk zal geen einde kennen.
lt;) Uwe huisvrouw zal zijn gelijk een
DK GELOFTE. 27
vruolilbare wijngaard, dioaanleunt tegon den jniuir van nw huis.
» öwe kinderen zullen uwen discli omgeven, als do spruiten eens olijfbooms.
» Zie, dus wordt do man gezegend, die den lieer vreest.
« De Heer regene u van Sions hoogten, moget gij do rijkdommen zien van Jei u-zalem alle do dagen uws levenr , en Israels vrede genieten tot uwen hoogsten ouderdom. » 1
Kn bij die gezangen der aarde weergalmden de zangen der liemelon, ais eon voorspel van Bethlehems loflied :
« 0 schooiislo onder de kinderen der monschen, uitgestort ligt de bevalligheid op uwe lippen, daarom heeft God u gezegend voor immer !
» Gord uw slagzwaard om do lendenen, allorinachtigstc !
» Uw troon, oGod, staal pal lot in do eeuwigheid der eeuwen ; de'scepter van uw rijk is eon siioptor van gerechtigheid.
(I) I's. 127.
28 TWEEDE HOOFDSTUK.
i) Bemind IirIiI gij de hillijkbeid, bant gedragen tegen de lioosheid ; daarom, o God, lieefl nw God 11 gezalfd mei de olio der ldijdschap.
» Do koningin slaat aan mvc roehler-hand, in gouden klocd gcdoselit, met rijk afwisselend tooisel gesierd.
ii Luister, dochter, en zie; neig liet oor naar mijne stem : vergeet nw volk en het huis van uwen vader.
i) Dan zal do Vorst betooverd zijn door uwe schoonheid, Hij, de Heer, nw God, dien de volkeren zullen aanhidden.
i lUve zonen zult gij aanstellen lol vorsten over geheet de aarde; van geslacht lot geslacht zullen zij uwen naam gedenken ; de volkeren zullen u zegenen in eeuwigheid en in do eeuwen dor eeuwen.1 Toen men nu in Josephs huis was aangekomen, plaatste men zich aan tafel,om in do vrceze des Ueerenalietbriiiloitsmaal te vieren.
Na het vertrok der gasten knielden de . (1) I's. ii.-(2) Tob. y. 12.
nR nHT.OFTK. 29
pas ^ohuwflen neder om lo l)iddcn, 011 smeekten, gelijk eerlijds'de jonge Tobias en zijne knisclio S.um, - Gods zegen 'over hun huwelijk af.
Maria vroeg., dat Joseph ,de kostbare gave moeht hegrijpen, die zij het eerst van den hemel had ontvangen, en Joseph bad don lieer, hom zijner gezellin waardig te maken.
tieen gebed was ooit den Allerhoogsle aangenamer. Men mag gelooven dat de Aartsengel Gabriel, wlen God gelast had, op eene gansch bijzondere wijze in het geheim der Menschwording werkzaam Ie zijn, bij hen nederdaalde, en Joseph met een hemelsehen dauw besproeide,die elke vonk van aardsche genegenheid voor immer in hem uitdoofde.
Nn onderrichtte Maria hem, hoe zij reeds van hare prilste jeugd geheel zieh zeive zonder voorbehoud en onherroepelijk aan God had geschonken; tevens schilderde zij hem hot geluk van eene (1} Tuh. 8,
30 TWEEDE HOOFDSTUK.
ziel, die zich van lint vleescb, dat baar ontgceft, weel te ontlicchten, om voortdurend te zweven in de kalme on zonneheldere sfeer fier aanschouwing Gods; van ecne ziel, die géene andere zorg kent dan den Heer to behagen en zich met Hem do verecnigen door oen gebed, dat de smoe-kiiu; der Engelen op zijde streeft.
Verrukt luisterde Joseph naar die stem, welke vol was van den 11 Geest, en wel verre van haar te wederstreven, ont-branddo hij in liefdevoor dien verborgen schal, welken zij hem ontdekte. Maria's stem was niet gelijk aan dio van andere schepselen ; zij stortte overtuiging in de ziolen ; zij wist aan allen dio haar omringden achting of vreeze in te boezomen V voor dalgono,wat zij hen wilde doen omhelzen of ontvlunhten. Haar woord was eene genade; het was de deugd, dio zich in hare volle schoonheid openbaart; men was gedwongen of zich voor haar ge wonnen te geven, of de wroeging met zich mede te dragen, dat men zijn hart voor
DE GKLOFTE. 3 1
liaiir gesloten liad. Overigens Uon lief, J j-seph niet moeielijk vullen lia:ir te lie-grijpun : er bestond imim; i's zooveel overeenkomst tusschen heiden. Gelijk aan die uiterst gevoelige zelfstundiglieden, welke onder de werking van het lielit, den in-druk ontvangen en bewaren van alle voorwerpen, die men haar voorhoudt, zoo was ook do ziel van dezen rechtvaardige door den 11. Geest gevormd, om, onder den invloed van Maria's woorden en voorbeelden, haar levend afbeeldsel te worden.
Josepb legde dus de gelofte af het leven der Kngelen te znlb-n leiden, en bezegelde op deze wijze zi jne vereeniging met de Moeder dei' maagden.
Welk gelnk lag voor Joseph in dat huwelijk besloten! Hij had in zijn buis de Ark des nieuwen Verbonds binnengeleid. Haar, in wie God woonde. Haar, die voor geheel de menschheid de bron zou worden van het leven en van allo goed; bet kostbaarste en bet beminnelijkste van de
32 TWF.KDK HOOFDSTUK.
fjansche schopping G(jds was in zijn bezit; zijn naam wasvoor immer vereenigd rncl don heiligsten, dongeliofdsteu naam, dien ooit scliopsel had gedragen.
Maar ook durf ik zeggen: lioe gelukkig was dat huwelijk voorde 11. Maagd ! Haar echtgenoot was haar een broeder, in alles aan haarzcl vogel ijk, de vertrouwde van hare zielsgeheimen,haar getuige,haar steun, berekend voor do groote dringen, die God in haar wilde uitwerken. Zij begon het to begrijpen: Joseph deed niet onder in heiligheid voor de bravo ouders, die zij had verloren ; niet minder dan de oudo Simoon was hij verlicht iu de goddelijke wegen. O, hoe groote liefde koesterde zij van toen af voor hem ! Hoe zegende zij God voor zulk eeno gave! Van nu af zou haar leven stil daar henen vlieten, onbekend, armoedig, verre van hot gewoel en den glans der wereldsche feesten, die oen huwelijk met een rijken erfgenaam haar zouden verschaft hebben. In gezelschap van Jacobs zoon kon zij den dag aan den arbeid
IjF. CKLOFTK. 33
wijden, en den nacht aan liet gebed, evenals zij tot dusverre in den tempel had gedaan. De eerbied,dieuüij hem toedroeg, evenaarde hare teedere liefde; zij zag in hem een engel, den vertegenwoordiger van God, hem, door wiens mond de Heer haar voortaan zijnen wil zou kenbaar maken.
Zoo werd dat zalig huwelijk gevierd, welks gevolgen ons zoo groot geluk zouden aanbrengen; de hemelsche wijnrank luid een trouwen steun gekregen, zij wachtte nu slechts op den ademtocht vau den H. Geest, om te bloeien en de vrucht des levens voort te brengen.
Onderhond met den II. Joseph.
Welke glorie voor U, o groote Heilige, met de Moeder der maagden aan de kinderen der aurde het eerste voorbeeld gegeven te hebben van dat leven, waarop de Engelen roemden, als op hun uitsluitend sieraad! 1 Welke glore voor U, dat Gij i MjU. 22. 30.
30 TWEKDE HOOFDSTUK.
zie!, dio zir.h van liet vleesch, dat baar omgeeft, weet tn ontliecliten, om voortdurend te zweven in do kalme en zonneheldere sfeer der aanschouwing Gods; van ecne ziel, die geene andere zorg kent dan den Heer to behagen en zich met Hom de vereenigen door oen gebed, dat de smeo-kingder Engelen op zijde streeft.
Vcrrnkt luisterde .[osepb naar die sti'ii), welke vol was van den H. Geest, en wel verre van haar te wederstreven, ontbrandde hij in liefdevoor dien verborgen schat, welken zij hem ontdekte. Maria's stem was niet gelijk aan die van andere schepselen; zij stortte overtuiging in de zielen ; zij wist aan allen dio haar omringden achting of vroeze in te boezemen voor datgene,wat zij hen wilde doen ombelzen of ontvluchten. Haar woord was eene genade; het was do deugd, die zich in hare volle schoonheid openbaart; men was gedwongen of zich voor haar gewonnen te geven, of de wroeging met zich mede te dragen, dat men zijn hart voor
DK GKLOFTE. 3|
haur gesloten had. Overigens kon hof, Jo-sepli niet, moeiolijk vallen ha:ir te hegrijpen; er hestond immers zooveel overeenkomst tusschen iieiden. Gelijk' aan die uiterst gevoelige zelfstandigheden, welke onder de werking van het lioht, den in-dj'nk ontvangen en hewaren van alle voorwerpen, die men haar voorhoudt, zoo was ook de ziel van dezen rechtvaardige door den. 11. («eest gevormd, om, onder den invloed van Maria's woorden en voorbeelden, haar levend afbeeldsel te worden.
Joseph legde dus de gelofte af het leven der Kngelen te, zullen leiden, en bezegelde op deze wijze zijne vereeniging met de Moeder der maagden.
Welk geluk lag voor Joseph in dat liu-welijk besloten 1 Hij had in zijn huis de Ark des nieuwen Verbouds binnengeleid. Haar, in wie God woonde. Haar, die voor geheel do menschheid de bron zou worden van liet leven en van alle goed ; het kostbaarste en het beminnelijkste van do
32 TWKKDK HOOFDSTUK.
fjansche schopping Gods was in zijn bezit ; zijn naam was voor inunnr verecnigd mol don heiligsten, dongeliefdsten naam, dien ooit schepsel had gedragen.
Maar ook durl' ik zoggen: hoe gelukkig-was dat huwelijk voorde II. Maagd ! Haai' echtgenoot was haar een broeder, in alles aan huarzel vegelijk, de vertrouwde van hare zielsgeheimen,haar getuige,haar steun, lierekend voor de groote dringen, die God iu haar wilde uitwerken. Zij begon het to begrijpen: Joseph dood niet onder in heiligheid voor do brave ouders, die zij had verloren ; niet minder dan de oude Simeon was hij verlicht in de goddelijke wegen. 0, hoe groote liefde koesterde zij van toon al' voor hem! Hoe zegende zij God voor zulk eene gave! Van nu af zon haar leven stil daar henen vlieten, onbekend, armoedig, verre van het gewoel en den glans der weroldscha feesten, die een huwelijk met oen rijken erfgenaam haar zouden verschaft hebben. Iu gezelschap van Jacobs zouu kon zij den dag aan den arbeid
DE GKLOFTK. 33
wijden, eu den nacht ann liet gebed, evenals zij tot dusverre in den tempel had gedaan. De eerbied,dien zij hem toedroeg, evenaarde hare teedero liefde; zij zag in hem eeti engel, den vertegenwoordiger van God, hem, door wiens mond de Heer haar voortaan zijnen wil zou kenbaar maken.
Zoo werd dat zalig hnwelijk gevierd, welks gevolgen ons zoo groot geluk zouden aanbrengen; de hemclsche wijnrank bad een trouwen steun gekregen, zij wachtte nu slechts op den ademtocht van den H. (quot;ieest, om te bloeien en de vrucht des levens voort te brengen.
Onderhoud met den II. Joseph.
Welke glorie voor U, o groute Heilige, met de Moeder der maagden aan de kinderen der aarde het eerste voorbeeld gegeven te hebben van dat leven, waarop de Engelen roemden, als op hun uitsluitend sieraad! 1 Welke glorc voor U, dat Gij
,1 Muit. 32. 30.
34 TWEEDE HOOFDSTUK.
en Maria de stamouders geweest zijt van dat ontelbaar geslacht van maagden, die hier beneden het schoonste tooisel der Kerk, en in den hemel, den hofstoet nit-maUen van hot vlekkeloos Lam ! 1 Gelukkig de zielen, die, gelijk gij, cene zoo kostbare gave van den Heer hebben ontvangen ; 2 zij hebben een bijzonder recht op uw liefde en uwe gunsten. Maar ook zijt gij de beschermer van al degenen, die, in welken staat ook geplaatst, in heiligheid en eer hun vat, gelijk de Apostel zegt, weten te bezitten, 3 dat zoo broze vat, waarin zij zijn besloten. Vader en Beschermer der maagden, allerheiligste Joseph, aan wiens trouwe bewaring de onschuld zelve, Jezus Christus, en Maria, de Maagd der maagden, is toevertrouwd geweest, U bid en bezweer ik bij uwe liefde tot die twee zoete voorwerpen van al uwe genegenheid, behoed mij van allo onzuiverheid, en maak, dat ik immer
I) Apoc. 1 i. 4sqq.—(2), I.Cor. 7.— (3) I.Tlioss, ■i, 4.
DE GELOFTE. 35
Jezus en Maria diene in volmaakte heiligheid, met een vlekkeloozen geest met een zuiver hart en een kuisch lichaam. — En daar de lamp der kuischheid spoedig uitdooft zonder do olie der nederig-lieid, 1 bid ik U, maak dat ik mijne eigene zwakheid wantrouwe, en vreesachtig als eene duif op liet gezicht der gevaren, vluchte in de armen van U, van Jezus en Maria, en mij voortdurend deze godsspraak van den H. Geest te binnen brenge:
Geen oofj uanschomvL ooit (M, tenzij hel zuiver is. -
Mill Lil. S. — III I) j *2. H,
DERDE HOOFDSTUK.
Het Gebed.
In die dagen loefde geheel de wereld in afwachting van de groote gebeurtenis, die het aanschijn der aarde moest hernieuwen. De Joden vooral waren overtuigd, dat de Messias zijne komst niet lang meer kon vertragen. Want do tijden, eerst, als in nevelen, door Jacob 1 voorbeduid, daarna klaarder aangewezen door Daniël, 2 waren vervuld ; een vreemdeling zetelde op Juda's troon, en de zeventig jaarweken, die ver-loopen moesten sinds den wederopbouw des tempels, spoedden teneinde ; de groote week naderde, die liet sluiten van het nieuwe Verbond moest aanschouwen.
Israels ware kinderen, zij, die nog aan
(ij Gen. 4». 10. — (2) Dan. 9. 23.
HET GEBED. 37
God getrouw waren gebleven, verzuchtten dan ook slechts naar Hom,dien hun vader op het oog had, toen hij, op het punt van ten grave te dalen, gezegd had: « Uw heil, o Heer, zal ik verwachten. • 1 Zij wisten dat het gebed eens rechtvaardigen veel vermag op het hart van God, 2 en smeekten Hem onophoudelijk om het uur der verlossing te verhaasten.
Dat was het gebed van Simeon, die,dank zijner volharding, van den H. Geest de belofte had verkregen, dat bij niet zou sterven, alvorens den Verlosser te hebben aanschouwd; ■quot; dat was bet gebed van Anna, en ook haar waken en vasten kenden geen ander doel; 4 dat ook was het gebed van zoo vele anderen, die, zegt do H. Lucas, de verlossing van Israël verbeidden. s Dit ook smeekte de heilige priester Zacharias af, wanneer hij dos avonds den wierook strooide op den kolen-gloed van liet'gouden altaar, terwijl het
'11 Gen. M). 18. — (ijJac.ö. IU. — (3) Uic. 2. 2G. — (4) Luc. 2. 37 en 38. — (o) Luc. 2, 38.
DERDE HOOFDSTUK.
volk, in menigte samengestroomd, aan de poorten des heiligdoms stond en bad. 1 Inderdaad, toen de Aartsengel Gabriel, door de geurige wolken van den opstijgenden wierook heen, van den hemel afdaalde,en plotseling aan de rechterzijde van het altaar verscheen, sprak hij den priester al-dustoe: « vrees niet,Zacharias. want nw gebed is verhoord, en Elisabeth, uwe huisvrouw, zal u een zoon schenken.... die de Voorlooper zal zijn des Heeren , 2 dat is, van den Verlosser, naar wien gij verlangt. » 3
(1) Luc. 1. 0. sqq. — (2) Lno. I. 13. sqq.
(3) Hoods lang had Zacharias, golijk lnj '/.oil y.ogt, wogens 7.ijn oudordom «mi dien zijnoi v onw. aaii allo iioopopnakoniolin^srliap vaarwol gozegd. Hij vroog dus niet oon zoon voor zich z.olvon, maar om oon Verlossor smoeklo hij voor IsraOl. Iliorvoor strekt Ion bowijze, dat hij, toen hem door don Engel oen zoon heloold werd, corsL aarzelde aan die holoIto geloof tc slaan. Ook word do aVoiuiolVerando opgedragen in naam van geheel hol volk, dat aan do tcvnpoldour vergaderd was, en in naam van alle zonen van IsraOl, waar ter wereld ook verspreid. Haar op te dragen met bekrompen inzichion, of met hot oog op zijn huisgezin, zoude een soort heiligschennis zijn geweest, waartoe die grootc priester niet in staat was.
38
HET GEBED, 39
Maar, was dit hot gebed van alle rccht-vaardigen, hoeveel te meer dan van Maria en Joseph?. Welke rechtvaardigen waren hun gelijk? En welk mnnsch, behalve Maria, kon op aarde met Joseph op ((ene lijn gesteld worden?
Dagelijks dus verocnigden zi j zich in hnn armoedig bidvertrek, en op het nur des wierookoffers, openden zij, evenals Daniël in zijne gevangenschap te Babylon, 1 hun venster maar don kant van Jeruzalem en den tempel, hieven hunne zoo reino handen tot don iloer, on smeekten Hem dengenen te zenden, dien Hij zenden moest. 2
Daar zij, oven als alle heiligen, hun vermaak vondon in de lezing der gewijde Boeken, hadden zij zich do gezangen van David on Isaïas eigen gemaakt. Aan dozo ontleenden zij dio brandende verzuchtin-gan, welke als zooveele pijlen in het eeuwige heiligdom doordrongen. Mij dunkt, ik hoor hen luide bidden, volgons do ge-
li) Uan.O. 10. —(2) l-xod. 1. 13.
40 DKRDE HOOFDfTL'K.
woonto der Joden, cn gelijk Iweekuische tortelduiven, in eenzelfde nest vereenigd, zuchten zij :
Joseph. Gedenk, o Gud, aan David, 1 gedenk de beloften, die Gij gedaan hetit aan dien man naar uw hart. Gij hebt hem gezegd; op uw troon zal ik een uwer zonen doen zetelen; ik zal er hem op vestigen voorde eeuwigheid. Ik heb het gezworen, en het woord, dat van mijne lippen is gekomen, zal ik nimmer breken. 2 Heer, dit hebt Gij gezegd, en toch zwaait een vreemde den rijksstaf over Sion, en toch troont een goddelooze als koning in Israël, en sarrend roepon onze vijanden ons toe: Waar is dan toch uw God? •'
Maria. Rijs op, o Heer, ontferm uover Sion: want de tijd vati mededoogen is gekomen, gekomen is die tijd. Want dierbaar zijn aan uwo dienaren de bonwstee-nen van Sion, en zij, die U beminnen, weenen over hare rampen. Rijs op dan,
(I) Ps. Kil. I. — (2) Ps. S8. 3« sqi|. — (3) I's. 113. 10.
HET GEr.eu. 41
Heer, cti kom; cn do Heidenen zullen beven voor uwen naam, en al de koningen der aarde sidderen voor uwe hcoi-lijkheid. '
Joseph. Huig uwe hemelen en daal neder, 2 en de heuvelen zullen zich bukken onder de voetstappen mver eeuwigheid. 3 Maria. Do bergen zullen huppelen als rammen,4 de vloeden zullen ontbranden,8 cn de hoornen der wouden zullen juichen bij uwe komst. 11
Joseph. Zend, Heer, zend aan de dochter van Sion het Lam, dat de aarde over-heerschjt van het rotsblok der woestijn. 7 Maria. Dauwt, hemelen uit den hooge, en de wolken — regenen zij den Rechtvaardige; open splijte de aarde en dat zij den Heiland tele ! s
Joseph. Zullen mijne oogen, alvorens zich stervend te sluiten. Hem ook maar even mogen aanschouwen ?
(I) I's. 101. li. sqq —(2) I's. 143. :j.—(3)Hali. 3. li. — (i- I's. 113. 't. — (o) baiiis. üi. 2. — (U I's. lt;15. 12. — v7) Isaiüs. I(i. I. — (8) Isaias. 4n.8.
42 derde hoofdstuk^
Maria. Zal hot mij gegeven worden do voeten te wasschon van don geringste zijner dienaren ?
Joseph. Volzalig de zoon van Jnda, die liet genot zal smaken Hem in zijn huis to zien geboren worden en opgroeien ; in eeuwigheid zullen do koningen hem benijden.
Maria. Volzalig do dochter van David, die waardig zal gekeurd worden Hom tor wereld te brengen on te voeden; alle geslachten zullen haar zalig prijzen !____
Ongetwijfeld waren de verlangens en geboden van deze twee Serafijnen dor aardo Gode veel behagelijker dan do wierook van Zacharias; en was het gebed van don heiligen priester machtig genoog, om den Aartsengel van do hoogte des hemels Ie doen nederdalen, dan kon voorzeker de bode van dit verheven echtpaar niet missen don koning zelvon dor homelsche heerscharen .tot hen af te trekken. Jezus heeft gezegd dat, telkenmale wanneer twoo harten zich veroenigon, om de oeno of an-
HET GEBED. 43
dere gunst, te vragen, Hij zich bij hen voegt en hun verzoek inwilligt: 1 hoe kon Hij dan langer weerstand bieden aan het gebod van twee zoo reine, zoo innig vereenigde harten, aan het gebed van hen, die Hij van alle eeuwigheid tot zijne ouders had verkozen? Niet dat Maria's gebed op zich zelf niet reeds voldoende zou geweest zijn, om het eeuwig Woord eindelijk lebewegen onder ons neder te dalen; maar toch waren daarom Joseph's smeekingen geenszins vruchteloos; zelfs zijn wij geneigd te golooven, dat die wondervolle heilige, wegens zijue verheven waardigheid van Echtgenoot der Moeder Gods en zijn bijzonder aandeel in heiwerk der verlossing , hot, uur des heils moer verhaast heelt, hij alleen, dan alle Oudvaders te za-men. 2 Een man en oeno vrouw haddon God verjaagd nithet verblijf dor menschon; een man en eon ■ vrouw moesten Hom or weder invoeren. Door die kuische vereoiii-ging hunner zielen en harten in het gebed (I) Milllli. IS, lil en 20. — ('2) JX;||. il. 21
t't riEHDE riOOFDSTLIK.
werden Maria en Joseph do ouders van hun God en Zaligmaker, gelijk de H. Lucas hen noemt ; en was Maria zijne Moeder, niet alleen door den geest eh het geloof, maar ook naar het vleesch ; Joseph was zijn vader, ten minste door den geest, door de brandende verlangens zijner ziel en doorzijn ijver voor de glorie van God en het heil dev menschen.
Onderhoud mei den U. Joseph .
Ja waarlijk, H. Joseph, veel, alles 1 vermag het gehed van den rechtvaardige, en het uwe, dat zoo innig met dat van uwe hemelsche Echtgenoote was verbonden, is met liefelijken geur 2 tot den troon des Allerhoogsten opgestegen. Het gebed van Eliasdeed eenovervloedigen regen van den hemel nedervallen, die aan do aarde de vruchtbaarheid teruggaf; 5 op het gebed van Gedeon daalde een wondervolle dauw neder, die de vacht bevochtigde, welke op
Jat'. 3. 16. — (2) Ps. 140.2. — (3).lac. n. 18.
IIKT GF.BFD. 4f)
een dorren grond was uitgespreid ; 1 het uwe zal een regen van zegeningen doen komen op liet erfdeel des Heeren . 2 God, die zich do Vader der barmhartigheid noemt, ' gaat ons zijne barmhartigheid, dat is, zijn Zoon geven, als een herslel-lenden dauw, die de vlekkelooze vacht, het vleesch van de Maagd der maagden, zal doordringen. Doch, wanneer uw gebed tot dit wonder heeft kunnen bijdragen en de komst van 's werelds Verlosser bespoedigen, hoeveel zal het dan kunnen helpen, om in mij dien Verlosser te vormen4, om mij aan zijn beeld gelijkvormig te maken en op mij het zegel der uitverkorenen te drukken ! s Rid dan voor mij, gij, heilige onder uwe broeders ; 11 beveel mij aan de Moedor der Barmharligheid, aan haar,die hier beneden naar hart en ziel één met n was, en die, ook na verheerlijkt te zijn in den hemel, aan al uwe wen-schen te gemoet komt. Zeg aan Maria, dat
(I; .Imlli'. 0. 38 —(ill's. «7 10,—(;i)2Cor. I.H.— (4)Gal. 4. I». — (8) Hom. 8. 29. — {(1) Gen. 49. 26,
40 DERDE HOOFDSTUK.
gij mijne zaligheid, mijne heiliging verlangt. En daar ik zonder het gebed nooh heilig, nueh zelfs zalig kan worden, bid ik u, verkrijg mij van haar vóór alles de genade des geheds. Want is liet gebed eens reehtvaardigen almachtig, ook dat van den zondaar, die berouw heelt en zich vernedert, dringt tot den hemel door. 1 Ue Zaligmaker heeft gezegd, dat Hi j ons toch zijne genaden zal geven , ook al verdienen wij ze niet als zijne vrienden,mits wij volhardend aan de denr zijner barmhartigheid blijven kloppen, en vooral aan de zondaars, meer nog dan aan de rechtvaardigen, geelt Hij dit voorschrift :
Cud hidden moei men steeds, en moede worden nimmer. '
ti) Rvl. :irgt;. ;•!, - (3)t.iii-. 'IS. I. SK|q. — (3)lhi-IUmii.
Na die gebeden, welke lot diep in den nacht werden voortgezet, verwijderde Joseph zinh om een weinig rust te nemen. Hij sliep, maar zijn wenschen en verzuchtingen rezen ten hemel om God, die zelf scheen te sluimeren te doen ontwaken en Hem zijne beloften en eeden in herinnering te brengen ; hij sliep, maar zijn gebed steeg ten Hemel, als de geur van Noachs offerande, en verblijdde het eeuwig Woord in don schoot zijns Vaders. En gelijk nieuwe misdaden Gods gerechtigheid aan hot kwaad van vorige dagen weer rioen gedenken, en op de schuldigen de straffen zelfs, die hunne voorvaderen verdiend hadden, (I) I's. 77. ü.'i.
48 VIF.BDK HOOFDSTDK.
doen neder komen, 1 zoo herinnerde liet gebed van Joseph den Allerhoogste aan de goede werken der patriarchen, aan de verlangens der profeten en aan de hoetedoe-ningen van alle rechtvaardigen der vorige tijden, en haalde het God over, hen allen te beloonen in den persoon van den heiligste hunner zonen. Joseph sliep, maar zijn hart, dat is Maria, bleel' voor hem waken. Maria leefde van Josephs handenar-heid; was het niet billijk dat zij, terwijl haar bruidegom rust nam, de lamp des gebeds ontstoken hield ? - Josepli sliep, even als Jacob op weg naar Haran, maar Maria verhief zich ten hemel, gelijk de geheimzinnige ladder, diede Oudvaderzag,quot; en noopte Jacobs God in het huis van Joseph neder te dalen.
Gelukkige Joseph ! weet gij wel, wie gij bezit? In het midden van den nacht, ontwaar ik eensklaps een der edelste prinsen uit Gods Engelenscharen, die voor
(I. Mattli. «. 33.— 4) Prov. :il. 18. —(3 (ion. 28. il
DE IIKMELTIJDING, 49
haar, als voor zijne koningin nederljnkt, en door dit bewijs van eerbied haar huldigt uit naam van gansch bot homclseh hof. Hij groethaarin naanmorgoddelijke Drip-vuldigheid ; hij noemt baar vol van tje-nade en voegt en bij : « de Heer is met u, gezegend zijt gij onder do vrouwen. » Maar Maria, o Joseph, is met u, zij behoort u loe, zij is, gelijk geschreven staat, uwe glorie ; 1 hoe zoudt gij dan niet gezegend zijn onder do inanuen ? —•
Doch wat kan de strekking zijn van deze wondervolle uitdrukkingen? Is niet de fiodsbode misschien daarom van den hemel gekomen, om de nederigheid der Maagd op de proef te stellen en haar te noodzaken bet hoofd te buigen onder den druk zijner loftuigingen, gelijk eene tee-dere bloem ter aarde neigt onder de zwaarte van eenen te overvloedigendauw? Luisteren wij verder :
« 0 Maria, gij hebt genade gevonden in 's Hoeren oogon, en zie, gij zult in (I) ICor. 11,7. 4
ko vtehdf, doofdstdk.
uwen sclioütonl vangen cn een Zoon baren, en zijn naam Jezus noemen. Deze zal groot zijnen de Zoon des Allerhoogstengenoemd worden;God zal Hem doen zetelen op deu troon van zijn vader David ; lieerschen zal Hij over het huis van Jacob lot in eeuwigheid, en zijn rijk zal geen einde hebben. »
Aldus, o Joseph, zijn uwe wenschen verhoord; uwe oogen zullen den Verlosser der wereld aanschouwen; ja overtroffen zeli's worden uwe verlangens, want aan uw eigen haard moet Hij geboren worden en opgroeien, omdat de verheven vrucht, waarover Isaïas sprak,1 de vrucht moet zijn van den hemelschen wijngaard, die uw huis tot sieraard strekt 2 en tegen n aanleunt.
Want gij behoeft niet te vreezen dat de banden, die u met uwe welbeminde vereenigen, zullen ontstrengeld worden ; juist met liet oog op dit geheim heeft God die vastgeknoopt; niet ontbonden, maar nau-
(1) Isaïas. i. 2. — (2) Ps. 127, 3.
DU IIIiMKLTlJDING. f) 1
wer toegehaald en onverbreekbaar zullen zij worden; Jezus zal biertoe tot heilig onderpand, tot goddelijk zegel strekken. Want zoo Maria alleen waardig is de Moeder te zijn van dien Zoon, zij kon dit niet worden dan in bet buis van den erfgenaam der koningen van Juda. Vrees ook niet, dat hare glorie beur hart van U zal vervreemden ; zij zal er slechts te nederiger, to gehoorzamer, te liefderijker om zijn. Want is uwe tegenwoordigheid nuttig en zoet geweest voor de heiligste der maagden; voor de Moeder Gods zal zij noodzakelijk zijn; de vaderzorgen, die gij aan het Kind zult, besteden, zullen u de eeuwige dankbaarheid der Moeder verzekeren.
Nog meer, Jezus, o heiligste der Patriarchen, zal ook uw Zoon zijn, niet de Zoon van uw vleesch, maar van nwe ziel, de Zoon van uw geloot', van uw gebed, van uwen ij ver, de Zoon u wer maagdelijkheid'. Jezus is het erfdeel, ' dat ti gelaten is door
rt-J VIKTIDK HOOFDSTUK.
lnH geloof van Abratiam, Isaak on Jacob, van David cn zoo vele heilige outlvaders en profeten, en Maria beschouwt zieh zelve als uwe dienslmaagd. Zij is gewoon u haar Heer te noemen, en hare zoo reine lippen spreken nooit dan onder de ingeving baars harten. Welnu, kan eeno dienstmaagd hen van zich afstooten, die aan baar Meester do diamanten, edelgesteenten en schatten brengen, welke hem zijne voorvaderen vermaakt hebben? Verzekerd dus als zij is van uwe blijde toestemming, aarzelt Maria niet én voor zich zelve én voor U te antwoorden: «Zie de dienstmaagd des Hoeren mij geschiede naar uw woord ! » ....
T)eii volgenden ochtend verscheen Maria onder de oogen van haren Echtgenoot, even kalm en even nederig als te voren ; zij was Moeder van God I Wat Joseph aangaat,hem word vooralsnog zijn geluk niet
bekend gemaakt; de Heer liet liem, om zijner wijsheid waardige redenen, nog eenigen tijd in het duister, en Maria ge-
DE HEMELTIJD1NG. .:)3
loofde niet, dat hol baar toekwam een gelicim te openbaicn, waarin zij s;cen andere rol wenschte te vervullen, dan die van nederige dienstmaagd.
Ondertusscben moest de lieilige Aartsvader noodzakelijk de uitwerkselen ondervinden der tegenwoordigheid van Hem, die alle goed gescbapen beeft, üe heiligen voelen, als door oen bovennatuurlijk zintuig, de nabijheid van den God onzer Tabernakelen, zelfs dan, wanneer no.b godslamp noch eenig ander toeken zijne tegenwoordigheid verraadt; daar zijn er, die onwillekonrig van vreugde sidderen, wanneer zij oen heiligdom binnentreden, dat aan Maria is toegewijd, en elke god-vruohtige ziel meent in onze kerken een b ilsemgein1 in te ademen, verkieselijker dan alle reukwerken. Ongetwijfeld ondervond Joseph, sinds dien gelukkigen dag, iets dergelijks in zijne woning. Hij vermoedde, dat God daar op bijzondere wijze moest verblijven; even als Jacob zcide hij tot zieh zeiven: « Hoe eerbiedwaardig is
54 VIKRDIi HOOFDSTUK.
do/ic plaats; waarlijk, zij is het Imisdes Hoeren.» 1 Mot den profeet riep hij uit : « Hoe liefelijk, o God, zijn uwe woonten-ton ! Mijn hart en mijn vleesch worden verteerd van verlangen om U te bezitten 1-3 Want van dag tot dag voelde hij zijne liefde tot God heviger branden, en hij begreep, dat Maria als het middelpunt was dezer goddelijke werkingen, welke zijn hart nooit te voren gevoeld had.
Was zij bij hem, dan verkeerde hij in eone diepe ingetogenheid en waande in den hemel te zijn ; zij scheen hem groot-sober, majestueuzer, schooner dan ooit. Hoewel Maria nooit gebruik maakte Vein de reukwerken, door de weeko Aziatische zinnelijkheid uitgevonden, verspreid do zich toch van haar persoon een geur, dien Joseph te recht oordeelde, als niet tot de aarde te bebooren. Soms bemerkte Joseph verrast, dat zijne gedachten steeds hoogor zweefden, en dat hij zich zeiven afvroeg, of die vrouw niet meer dan eene stei ve-
(I) Gen. 28. Ui en 17. - (2) Ps. 83- I.
UF. HEMIiLTUDINB. bS
linge was, en dun meende liij in haar iels bovenrnenscbelijks te bespeuren, iets dat hem deed sidderen. Telkenmale dat zij hem toesprak, gevoelde hij eene innige tevredenheid en werd hij, even als later Joannes de Dooper en diens Moeder, van godsvrucht doordrongen; dan zeido hij in zich zalven, even als de Bruidegom van het Hooglied: « O mijne welbeminde, hoe zoet is uwe stem ! O, laat haar nogmaals in mijne ooren weerklinken. » 1
Onderhoud met den II. Joseph.
Gelukkig zij, die leven en rusten onder do bescherming van Maria! Niets hebben zij te vreezen; noch den pijl, die des daags door de lucht snort, noch de hinderlagen, die des nachts gelegd worden. 2 Zij slapen en hun slaap is rustig, want Maria waakt over hen. 5 Zij arbeiden, en de werken hunner handen zijn vruchtbaar, want Maria zegent die. 4 Hun huis is de woning
(I) Cant. 2. IV. — (2) Ps. 90. o. —i3) Prov. 3. i't. — (4) Job. I. IU.
S6 VIERDE HOOFDSTDK.
dor Engelen en van den Hoer dor Engelen; liunno ziel gelijkt een tuin, 1 die altijd bevoolitigd is en nooit uitdroogt; zij zien zieh verrijkt met goederen, om wier bezit zij zelfs niet gedacht heblion te vragen : 2 Maria vraagt die voor hen. Door Maria worden zij vrienden van God, 3 zij is voor hen de moeder der sclioone liefde, der heilige hoop en van alle deugden. Zij verzadigt hen met hare vrucht, die de honing in zoetigheid te hoven gaat; zij onderricht hen in de wegen der wijsheid, van daar dat zij nooit beschaamd worden ; voor de eer, die zij haar bewijzen schenkt zij hun het eeuwig leven. 4 Dit, o gelukzalige Joseph ! zijn de goederen, die IJ door Maria zijn geworden, want ook gij, bewonderenswaardige heilige, hebt alles door haar verkregen. Gewaardig II, dit smeek ik, mij in uw geluk Ie doen deelen, door voor mij van den Heer eene teedero, kinderlijke liefde tot die .Moeder
:gt;s. li. — () s.ip. v. 11 — (3i San. y■ l i. — ' ij Eccli. 2i-. '2i. iHiq.
DE ilEMELTIJDING. ,'i7
vim allo lovondcn lo verkrijgen. Dun zal ton mijnen gunste bewaarheid worden, holgecn zij, van haar zelve sprekende, heefl gezegd :
Volxaluj die mij vindt.; hij zal hel leven vinden. 1
tl) l'rov. S. ;ii i ]i 3;s,
f I
ü
Dc eerste Reis.
o
Zacharias , in haar lioogen ouderdom, t
moeder was geworden. De H. Geest, die v
haar gedrag tol in de minstebijzonderhe- a
den bestuurde, deed haar het doel dier Z
openbaring vatten. Het Woord, dat in v
haren schoot was vleeschgewoi'dcn, zoo II
begreep zij, wilde aan Joannes den Dooper .li
zijn zegen gaan brengen; en de Voor- n
looper des Heeren moest de eerstelingen g
genieten dier genadevolheid, welke de d
goddelijke Moeder voor alle uitverkorenen g
Immers het was passend dal de Zon der w
DE EERSTE REIS. 09
gerechtigheid haar dageraad had, evenals de zon dezer aarde ; en gelijk de hoogste bergtoppen liet eerst mogen schitteren in hot rijzende zonnelicht, dus zou ook het goddelijk Licht, hij zijne opkomst aan den gezichteinder dezer wereld, zijne eerste stralen werpen op do eene of andere verhevenheid.
Het heilig Huisgezin, dal nu voltallig was, moest do macht zijner huipe toonen aan eene uitgelezene familie, in afwachting van den tijd, dat hot aan het heil van allen konde werken. Eindelijk, even als de Drievuldigheid dos hemels. Vader, Zoon, en H. Geest, de heiliging bewerkt van allo uitverkorenen, zoo ook moest de Drievuldigheid der aarde, Jezus, Maria en Joseph, de heiliging bewerken van Joannes, het toonbeeld der uitverkorenen. En geenszins mag het onze aandacht ontgaan, dat Joseph, het hoofd van het heilig huisgezin, in dit geheim in zekeren zin de-zélfde rol vervult als God de Vader in het werk van 's werelds zaligheid. Joseph is
CO VIJFDE HOOFDSTUK.
hot, die Jezus, de Bron,en Maria, hel kanaal der genade, naar Joannes leidt, gelijk God do Vader ons zijn Zoon en den H. Geest gezonden heelt. Immers deze stap van Maria ware onmogolijk geweest zonder do toestemming van haar Bruidegom. Zij gehoorzaamde hom in alles, zij ho-studeerde zelfs zijne minste neigingen, want zij was overtuigd dal God hot aldus wilde. Indien dus Joseph ook maareoni-gen tegenzin voor die reis had laten blijken, dadelijk zou Maria or van hebben afgezien.
Welk oen schitterend voorbeeld hooft Joseph ons hier gegeven van zelfverloochening, van liefde tot den naaste en van gelijkvormigheid met Gods heiligen wil! Verscheidene maanden het gezelschap on het onderhond en do zorgen willon missen van haar, wier verheven grootheid hij begon te bespeuren, en wier bijzijn hein duizendmaal dierbaarder was dan zijn leven!
Om die lange afwezigheid van Maria
DIC EliRSTIÏ REIS. 61
te vei-klai'on diont rurn te verondorstellcn, dat zij, zonder te spreken over hetgeen haar zelve lielrof, aan Joseph de openha-quot; ring kerdiaar maaUto botreffende hare nicht Elisaheth en hom vroeg, of hij het niet voegzaam oordeelde, dat zij die heilige bloed verwan te ging bezoeken om haar in die omstandigheden bij te staan. Hierdoor vermeed zij te zeggen, dat het Gods wil was, om zoo op do beslissing van haren eehgenoot niet den minsten drang uit te oefenen. Zij wist dat men zelfs do zekerste openbaringen aan het wettig gezag moet onderwerpen, en zij had overigens een zoogrooten dunk van Josephs heiligheid, dal diens minste bevelen door haar als godsspraken van den II. fleest werden opgenomen. Van zijnen kant koesterde Joseph een te diepen eerbied voor zijne jonge Eohtgenooto, dan dat hij met haar in denkwijze zoude verschillen.
Eerst zegende hij den fleer voor de aan Zacharias verleende gnnst; daarna voegde hij er bij : «Hierbaro Maria, zno ik alleen
(52 VIJFDE HOOFDSTUK.
met mijn hart te rade ging, zoude ik slechts met groote moeite er toe kunnen besluiten U deze woning te zien verlaten. Maar Ood heeft door zijn Engel tot U gesproken; mij spreektHij door uwen mond; laten wij dus beiden gehoorzamen, gij door aan uwe verheven bloedverwante uwe zegenrijke tegenwoordigheid te schenken, die zij zeker meer verdient dan ik, en ik door li tot geleider te dienen tot aan He-liron. 1
Men kan er inderdaad niet aan (wijfe-len, ol' Joseph heeft deze reis, en ook alle, die Maria later moest doen, medegemaakt. De afstand van Nazareth tot He-bron bedroog vijf en twintig mijlen, on bij de Joden was het nog minder dan bij ons voegzaam, dat een jonge dochter van Maria's leeftijd uitging, zonder door een of ander bezadigd persoon vergezeld te worden. 2 Doch aan wien zoude Joseph
Vi ij algemeen wonlt deze stad voor de woonplaats van Zachai ias gehoudon.
Dit is eene opmerking van Donedictiis XIV.
DR ERRSTE RKIS. (13
dio zorg hebljen toeverlrouwd ? Waarom zou hij er een ander mede belast hebben? Dit, dunkt mij, ware een verzuim van oplettendheid geweest, en hiertoe was zijne kiesche genegenheid voor de II. Maagd niet in staat. Daarenboven was hij bet nog verschuldigd aan don eerbied voor twee zoo edele, zoo eerbiedwaardige personen, als Zacharias en Elisabeth waren.
De toebereidselen tot de reis waren weldra gereed: Maria sloeg haren sluier over het hoofd en verzamelde in een mandje eenige mondbehoeften voor de reis; Joseph bond zijne voetzolen aan, nam zijn stok, en na den Engel Raphael gebeden te bobben bon, gelijk eertijds den jongen Tobias, te vergezellen, sloten zi j de deur van hun huisje, en sloegen den weg in naar de bergen van Juda.
In diepe ingetogenheid schreden zij, gelijk de H. Lucas bemerkt, haastig voort.' Maria onderhield zich met God, die in haar troonde, en Joseph verhief (i) Luc. I. 3a.
64 VIJFDE HOOFDSTUK.
zich, door de schoonheden dor natuur, tot de heschonwing aan Gods eigenschappen. Bij wijlen vorlirak hij liet stilzwijgen om M u ia's heilig onderhoud to genieten, en zij van haren kant voldeed gaarne aan dien wensch, deels uit inschiUkelijliheid, deels omdat hare nederigheid Laar altijd eenige vrucht deed trekken uit de god-vruehtige opmerkingen vaneen zoo lieilig man, wien Gods geest geheel vervulde. En waarvan anders spraken zij, tenzij van liet gelukkig kind, welks wonderbare ontvangenis tot hunne reis had aanleiding gegeven, en over Hem, van wien Joannes slechts de Voorlooper was, en wiens aanstaande verschijning alle stammen van Israël bezig hield ?
Daar Jerusalem op den weg lag van Nazareth naar Hebron, kan men niet veronderstellen, dat onze reizigers verzuimd zonden hebben er een weinig te vertoeven. liet is bekend dat de tempel de lievelingsplaats was van eiken braven Israëliet, dat één dag, doorgebracht, in zijne heilige
DK F.F.RSTF. HF.TS. 05
voorhoven, hun zooter snhcon dan (luizend andere dagen.'
Waren zij van Gods heiligdom verwijderd, o dan smachtte hunne ziel naar het oogenblik waarop zij het weder mochten aanschouwen,gelijkeen hort verznoht naar de bron, waar het gewoon is zich te laven. -Daarenboven hadden Maria en Joseph er behoefte aan om,aan den voet der altaren, de dankbaarheid, waarvan hunne harten overvloeiden, als een helder water, uit te storten. Maria wenschte den eeuwigen Vader hulde to brengen voor haar maagdelijk moederschap, eu Joseph wilde hem bedanken voor de gunst, van zijn bestaan aan dat van de heiligste dor vrouwen te hebben verbonden.
Na hare godsvrucht bevredigd te hebben ging Maria Anna, hare dierbare meesteresse, begroeten : zij vertrouwde haar in stilte toe, hoe gelukkig zij was in het gezelschap van Jacobs zoon. Op zijne beurt kwam ook Joseph aan die eerbied-
(I) Ps, s;!, — (ü) IV 41. ■
fifi VIJFDE UOOI-DSTOK.
waardige vrouwzijn eerbied betuigen;en daar nooh do een, noch de andere haar een woord sprak over do openbaring, die de oorzaak was hunner reis, vroeg zij hun, of de gebeurtenis hun reeds ter oore was gekomen, die den tempel en do heilige stad in opschudding had gebracht. Zij verhaalde hun, hoe Zacharias, zes maanden geledon, het heiligdom was binnengegaan, om er den wierook te branden ; hoe hij langer dan naar gewoonte er vertoefd had, tot groote verbazing van het volk, dat aan de tempeldeur op zijn zegen wachtte ; hoe hij eindelijk, uit bet heiligdom wedergekeerd, de handen zegenend over de omstaanders had uitgestrekt, maar do door God voorgeschreven zegeningswoorden 1 niet had kunnen uitspreken. Nog voegde zij er bij, dat men latei-vernomen had, dat de Heer een blik van barmhartigheid op Elisabeth geworpen, en haar verlost had van de schande der onvruchtbaarheid, en dat. de voornaamste (1) Num. C. 23.
DE EERSTE BEIS. C7
wetgeleerden niet twijfelden, of het kind, dat uit haar zoude voortkomen, had ecno schitterende bestemming, die in verband stond met de komst van den Messias.
Deze bijzonderheden deden Joseph diep verbaasd staan en bereidden zijne ziel op nog grooter wonderen voor. Toen zij zich weder op weg hadden begeven, vroeg hij aan zijne heilige gezellin, of zij niet geloofde, dat dit wonderbaar kind, hetwelk op zoo buitengewone wijze was aangekondigd, misschien wel de tweede Elias konde zijn, dien de profeten hadden voorspeld, de Stem van Hem, die roept in do woestijn, de Voorlooper eindelijk, die de paden voor den Messias moest bereiden? 1 En wijl Maria wist dat het inderdaad zoo was, bevestigde zij hem in deze gedachte. « Zoo is het dan niet onmogelijk, voegde Joseph er bij, dat onze oogen den Zaligmaker zeiven aanschouwen ? » — « Fleer, gaf zij vreugdevol ten antwoord, even als gij, denkt ook nwe dienstmaagd, dat wij (I) I«iins. 40. s.
(18 VIJFDE HOOFDSTUK.
i'Rilon hebben dit to hopen. » — « Kunnen wij niet verder gaan, sprak Joseph weder ; zoo do Voorlooper reeds op de wereld is,mogen wij dan niet veronderstellen, dat do Koning der koningen zelf versohenen is, en dat reeds eene dochter van David zijne moeder is geworden? Weet gij dit niet, gij, die door den Engel verwittigd zijt van de aanstaande geboorte van Zaeharias' zoon ? O, zoo niets U bet belet, zeg bot mij dan ! p — Meer en meer bewogen, maar altijd getrouw in het bewaren van bet geheim, dat barer nederigheid was toevertrouwd, antwoordde dc voorzichtige Maagd ongetwijfeld in dezer voege: « Mij dunkt,dierbare Joseph ! dat gij zulkskuntgelooven, want er staat geschreven : « Zio, ik zend mijn engel, die den weg voor mij zal bereiden, en dadelijk zal in zijn tempel komen de lleersnber, dien gij verlangt,en de Engel des Verbonds, dien gij vraagt.» ' Daarop haalde Joseph zicb al de heiligste O M.-.Uicii. ;i. i.
DE EERSTB REIS. 69
vrouwen voor den geest, d e in Davids ge-slachl gevonden werden; doch niet eenc kon de vergelijking mot Maria doorslaan. Voorzeker, zoo zal hij onwillekeurig tot zich zolven gezegd hebben, ware zij niet, mijne ochtgcnoote, il zou gelooven dat voor haar de hooge eer was weggelegd, om der wereld don Gewenschte der volkeren le geven. Moet ik dan aannemen aal er nog reiner, nog volmaakter vrouw bestaat'? Welzalig hot huis, dat zulk een schat verbergt.... Doch neen, aan God de laak de harten te peilen.
Van haren kant,deed ook Maria eeuige vragen aan Joseph. « Heer, vroeg zij, hoe moeien wij ons voorbereiden op de komst van Israels Verlosser ? »— «O Maria, antwoordde Joseph, gij weel dat veel beter dan ik ; aan ü komt hot toe mij le onderrichten. » —- « Waarom zcide Maria nu, waarom sprekt mijn lieer aldus tot zijne dienstmaagd ? do man is hel hoofd der vrouw ; hij moet onderrichten, zij, luisteren. Want niet Adam is verleid ge-
70 VIJFDE HOOFDSTUK.
worden, maar Eva hoeft zich laten bo-driogen en haar man in hare overtreding medegcsleept.» 1 — 4 Dierbare Meesteres, hernam Joseph, daar gij het aldus verlangt, zal ik u zeggen, wat ik er van donk. Do goddelijke liefde schenkt ons die groote gave, en de liefde alleen kan haar erkennen. God eischte de liefde onzer vaderen, omdat Hij hun het beloofde land had geschonken; 2 hoo veel te meer wil Hij dan bemind worden voor de gave, waarmede Hij zich zeiven wegschenkt ? Hij, dio de liefde zelve is, wat kan Hij anders vragen dan onze liefde ? » — « Ja, zoo is het 1 riep de H. Maagd verrukt uit, o ja, liefde, liefde, liefde 1 Beminnen wij Hem, beminnen wij Hem uit al ons vermogen ! Dat is alles, wat Hij van ons vraagt. »
Onderhoud met den 11. Joseph.
Zoor to roeht, o gelukzalige Joseph, hoeft Jezus gezegd, dat do mond spreekt
(I) I. Tim. 2 11. — li) Dcut. 10. 12.
DK EERSTE IIEIS. 71
vun den overvloed des hartan. 1 Uw hart is vol vim God en van Gods liefde, en daarom kunt gij van niets dan van God spreken. Mijn hart is vol van IJdelheid, van daar dat ik over niets dan over ijdele zaken spreek.Echter weet ik,dat diezelfde Jezus ons verzekert, dat Hij zich altijd onder hen bevindt, die in zijn naam vergaderd zijn, en dat Hij hunne wenschen verhoort. 2 Zoo vertoonde Hij zich aan de leerlingen, die zich, op den weg naar Em-maüs,over Hem en over zijn smartvol lijden onderhielden ; Hij troostte en verlichtte hen, Hij ontstak zijne liefde in hunne harten. 5 Hetzelfde zoude Hij voor mij doen, zoo ik mijne wufte gesprekken wilde laten varen, om over Jezus, over Maria en U te spreken. Soms, inderdaad, zou ik het wel willen, en de genade noodigt mij er toe uit; maar eene valsche schaamte sluit mijn mond, gelijk aan die Joden, die in hun hart in Jezus ge-
(l)Miilth. 12. — (2) Mattli. 18. 20. —(3; Luc. 24. 13. sqq.
72 ZtSDK HOOFDSTUK.
loofden, cn hot niet voor de ontrouwe Synagoge durldeii l)ckennen. 1 Verkrijg mij, o groote lioilige, meer Helde tot Jezus, opdat ik, gelijk gij en de Apostel der volkoren, aan niets anders kunne denken dan aan Jezus, lot en van niemand anders wete te spreken dan tot en van Jezus: verwerf mij de kracht om het men-schelijk opzicht onder den voel te treden, opdat niet inmij deze verschrikkelijk bedreiging, door Jezus uitgesproken, vervuld worde.
'I; Zal blozen over hen, die blozen over mrj.-
ZESDE HOOFDSTUK.
Hebron.
Terwijl hol heilig Echtpaar zich aldus godvruchtig onderhield, bereikten zij het huis van Zacharias, dat op ongeveer twee mijlen afstands van Jei nzalem was gelegen.
(I) Joan. 12. 'lei. — {ij Luc. quot;J. 20.
HliBRON. 73
Elisabeth, veronderstelleti wij,hevindl zich op dat oogenblik inbaar binneavertrek, Maria spoedt er zich dadelijk been, on Jo-soph verwijlt, uit ecu zeer natuurlijk ge. voel van kieschheid, aan den ingang van liet buis, en onderhoudt zieb door gebaren met den toesnellenden Zacbarias. Middelerwijl hebben in bet inwendige des huizes die grootsche dingen plaats, welke de H. Lucas ons verhaalt; Joannes wordt geheiligd ; zijne Moeder, bezield door den H.Geest, overlaadt bare hoogc Gast met loftuigingenen dankzeggingen;Maria zelve zingt baar weergaloozen lofzang. Na deze gedenkwaardige samenkomst, vervoegden beiden zich bij Joseph, die de gelukkige moeder naderde, diep voor baar boog en baar in de hartelijkste woorden geluk wensebte. Elisabeth, nog geheel onder den indruk barer profetische verrukking, dankte Joseph met een vloed van woorden voor bet geluk, baar jeugdige bloedverwante weder te zien. Zij wist maarniet, welke cerbewijzingeu te geven
74 ZESDIi UOOFDSTDK.
aandien bewondcrcnswaardigon nian,wien Gud eon zoü kostbaren schat had loevcr-trouwd ; zij beschouwde hem met oen gevoel van eerbied en verbazing tevens. Want zeer te recht veronderstelde zij, of liever, deed de H. Geest haar begrijpen, dat de verhevenheid van Maria's man geüvenredigd was met de verhevenheid zijner roeping. Aanstonds liet zij dus hare hooge gasten de voeten wasschen, ja, zelve zou zij hun dezen dienst hebben bewezen,hadden zij erin toegestemd, daarna deed zij hen aan hare tafel aanzitten. Zacharias gaf door gebaren zijne vreugde te kennen van twee zoo dierbare personen bij zich te zien, en overlaadde Joseph met liefkoozingen. Zijne groote bedrevenheid in de wetenschap Gods deed hem spoedig in den nederigen werkman alle hoedanigheden ontdekken, die een volmaakt rechtvaardig man ken-merkcn,zoodat hij diepe achting gemengd met teedere genegenheid, voor hem opvatte.Overigens was ook hij onder den invloed van Maria's heiligende tegenwoor-
UEBnoN. 7S
digheid, on vermoedde hij, nog zonder to weten waarom, dat de aankomst van het verheven echtpaar, voor zijn zoon, voor zijne vrouw en voor hem zelveu eone allerbijzonderste genade was.
Wat Joseph aangaat,al was hij ook onbekend met het geheim, zoo even in Gods Wegbereider en diens moedor uitgewerkt, toch kon hom de wonderbare indruk niet ontgaan, wolken Maria's tegenwoordigheid op Elisabeth maakte. Hij bemerkte dat zij, hoewol reeds op bejaarden leeftijd, 1 als verjeugdigd scheen, dat zij levendig, vlug, opgeruimd was in omstandigheden,. die haar lijdende en afgemat moesten doen schijnen. Zoo dikwijls Maria haar naderde, scheen zij vuur tc vatten; dan schitterden hare oogen, dan ontvlamde haar gelaat en bewoog zij zich heen en weder, als do kompasnaald in de nabijheid van oen magneet; dan lag er op haar gelaat meer dan vriendschap, meer dan eerbied, men las daar diepe hulde en aanbidding.
(I) Luc. I. 7.
76 ZKSDE HOOFDSTUK.
Bij wijlen slierde zij haar geheimzinnige woorden loc, maar die plotseling door een smeekenden oogopslag der nederige Maagd werden afgebroken ; en wanneer zij aan Maria de eene oi' andere dienst bewees, dun was haar gelaat ingetogen en ernstig als dat eens priesters aan liet altaar. Joseph zag dit alles, en zóó word zijne ziel door de werking des 11. Goestes voorbereid, om do openbaring van de wondervolle waardigheid zijner Eohtgenoote cn van zijn eigen glorie Ie ontvangen.
Na eenige dagen onder dit heilig huisgezin verbleven te hebben, deelde Joseph aan Elisabeth zijn voornemen mede om te vertrekken. Deze bad hem hen niet te berooven van zijne heilige gesprekken cn van de troost, die Maria hun versffihafte, op het oogenblik zelf dal zij eerst recht do zoetigheid er van begonnen te smaken ; Zacharias, die begreep, waarover gehandeld werd , voegde zijne sprake-looze beden bij die zijnor vroi w, en dal
iiF.imoN. 77
met die angstige en treffende uitdrukking, eigen aan hen, die van spraak en gehoor beroofd zijn. Maar de heilige Aartsvader beminde to zeer zijne armoede en nederige bezigheden, om er in toe te stemmen nog langer in ledigheid en overvloed te loven. Om echter zoo veel in zijn vermogen was aan liet verlangen van Elisabeth en Zacharias te voldoen, stond hij toe, dat Maria nog eenigen tijd bij hen zon toeven. Toen smeekte Elisabeth hem met tranen,of Maria dan blijven mocht tot de geboorte van hun kind. Do nederige Maagd bewaarde ondertusschen het stilzwijgen, en hoewel bekend met Gods wil, liet zij haar man vrijelijk over haar persoon beschikken. Diep was Joseph getroffen, toen hij oenc Heilige, wier dienaar bij zich onwaardig achtte te zijn, allerootmoedigst vóór zich zag staan.
Zoo van den eenen kant eene zoo lange a fwezigheid van zijne beminde bruid hem zeer bard viii, van den anderen kant was hij verrukl over de achting, diemenhaar
78 ZESDE HOOFDSTUK.
toedroeg cn hij meende dat liet aan God niet dan aangenaam kon zijn, als hij aan Elisabeth, die reeds zoo lang het onderhoud met haar man moest ontharen, zulk een dienst bewees. Dus liet hij aan het goedig hart van Maria over in deze zaak te beslissen. Wat Maria nu besloot, kan wel niet twijfelachtig zijn ; zij antwoordde zeker haren Bruidegom ; « Dierbare Joseph, zoo gij het wilt, zal uwe dienstmaagd gaarne het verlangen van hare nicht bevredigen. » Dit antwoord voerde Elisabeths vreugde ten top ; zij bracht het over aan Zacbarias en te /amen bedankten zij Joseph allerhartelijkst. Ten laatste vroeg deze den zegen van don bedienaar des Heeren, zeidc Maria, Zacbarias en Elisabeth vaarwel en vertrok, de beide laatsten gansch doordrongen latende van den geur zijner deugden.
Toen hij in zijne woning waf terug gekeerd kwam deze hem ongetwijfeld wel ledig, wol armoedig voor, want Haar, die er de rijkdom en schoonheid van uit-
IIKBRON. 79 maakte, vond hij or niet. Toch stond Maria's beeld hem over.il voor oogen; hij meende haar te zien zitten aan dien haard, waar zij reeds hij het krieken van den dag het smeulende vuur opwakkerde; aan dat venster waar zij gewoonlijk zat te spinnen onder het zachtjes zingen van 's Hoeren lof; meermalen zelfs was hel hem, als vernam hij Maria's stem. Des avonds, wanneer de zon achter de bergen wegdook, verbeeldde hij zich, dat zij hem zou komen roepen om het sub?r avondmaal te gebruiken ; en begon hij zijn gebod te verrichten, dan nog dacht hij aan haar om zich tot ingetogenheid to stemmen..... (i Wie, zoo dacht hij, wie mag
toch die vrouwe zijn ? Is zij wel cene ster-velinge ? Do Engelen Gods,zijn zij schooner en zijne Aartsengelen, zouden zij heiliger zijn ? Welko liefelijkheid ligt over alles wat zij doet I Welke gepastheid in alles wat zij zegt I Welke majesteit schittert in haar nederigen blik I.....De Wijze
raadt den man aan zijne oogen af te wenden van de scboonbeid der vrouwen :
SO Zr.SDR HOOFDSTUK.
doch harn sohoonbeid voevtmij enkel lot liefde voor God, ten minste liet gevoel, dat zij in mij opwekt, is in geen geval eene aardsclie liefde. Vooral sinds eenige dagen schijnt het mij toe, dat God in haar is, en gaarne zoude ik met den profeet uitroepen : Mijn God ! wat is or voor mij in den hemel? Vind ik U niet terug in Maria ? Gelukkige Zacharias 1 gelukkige Elisabeth I duizendwerf gelukkiger zijt gij dan Obededom, want welke zegeningen zal die nieuwe Arke op uwe zoo goed bereide zielen aftrekken ! Gelukkig ook het kind, dat lange dagen haar heiligen invloed zal genieten en onder hare hoede ter wereld mag komen 1 »
Doch terwijl Joseph aldus zijne eenzaamheid verzoette door de gedachte aan Maria's deugden, vei'konddc deze don-lof van haren Bruidegom ten huize van Zu-charias. Dikwijls zeide Elisabeth, terwijl zij Maria's handen in de hare nam en ze eerbiedig kuste : j Gezegend zijt gij onder alle vrouwen, en gezegend is da vrucht
nF.BnnN, 81
uws lichaams ! Waaraan heb ik liet tadan-Uon in mijn huis do Moeder des Hoeren te mogen ontvangen? Geloofd zij God, dat Hij u do gedachte hoeft ingogevon mij te bezoeken ! Gozogond moet ook gij wezen, die tot mij gekomen zijt! Gezegend zij ook Davids verheven Zoon, uw Echtgenoot, die uit liefde voor ons uwe tegenwoordigheid wil ontberen 1 Hoe gelukkig is hij niet in U hot puik juweel dor menschelijke natuur te bezitten, IJ to kunnen zien, U ieder uur to kunnen hooren en do lucht te mogen inademen, dio gij doorbalsemt !.... » En Maria wier nederigheid door dio loftuitingen gekweld werd, antwoordde haar: (i Wonsch mij liever geluk, mijno zuster, dewijl ik vereenigd ben niet dion rechtvaardige, met dien man naar Gods hart.» Vervolgens woiddo zij uit over do schoone hoedanigheden van hom,dien zij bij voorkeur haren heer noemde, en dat op een toon van zoo innige overtuiging, dat zij er somwijlen in slaagde, zich zelve voor
ü
82 ZKSDE HOOFDSTUK,
een oogenblik te doen vergeten en op Joseph de bewondering te trekken, waarvan zij zelve het voorwerp was. Zij sprak met verteedering over zijne volmaakte goedheid, over de zorgen, waarmede hij haar omgaf, over zijne engelachtige zuiverheid, over zijne godsvrucht, over zijne vereeniging met God, over het vurig verlangen, dat hem verteerde, om het rijk van don beloofden Messias te aanschouwen. Neen, zij betreurde geenszins Jerusalems tempel, zoo sprak zij, want in het huis van Jacobs zoon had zij een getrouw afbeeldsel van dat heiligdom, en in zijn gedrag de schoonste voorbeelden vanSimeon en de heiligste priesters wedergevon-den. « Zie, lieve Elisabeth, voegde zij er bij, zie, daarom heeft Israels Verlosser in ons huis willen geboren worden. Wanneer de reiziger een veld voorbijgaat,, dat overdekt is met een rijken oogst, zegt hij dan niet tot den heer des akkers: « De zegen des Heeren is op U nedergekonu n I » 1 fk 11 IV, i iS, 1.
II !■ BRON. 83
lien hot veld, on Joseph is het, dien God in mij heeft, gezegend. O hoo groot, zal zijne vreugde wezen,wanneer liet geheim hem zal hekend worden; wanneer hij Hem zal kunnen aanschouwen, dien do Heer hem toezendt I En hoe gelukkig zal ik zelve wezen, wanneer ik mijn Kind hem ter omhelzing zal kunnen aanbieden en in zijne armen geven, wanneer ik mijn God zal kunnen loeren hem Vader te noemen. »
Omlerhoucl met den II. Joseph.
Do Wijze Man hooft gezegd, dat do sterke vrouw door haar man zal geprezen worden ; 1 maar gij, gelukzalige Joseph ! S'j zij1 geprezen door do sterke Vrouw hij uitnemendheid, door do Vrouw, gezegend onder alle vrouwen. Hoo zoet is het. mij aldus uwen lof te hooren verkondigen door dien mond, door welken de H. Geest spreekt, doordien mond, die slechts een woord behoeft te uiten om het kind in
1) l'rov. :i1. 2S.
8'l' ZESDR HOOFDSTUK.
den schout, zijner moeder met genaden to vervullen, door dien mond eindelijk, die geen leugentaal zou kunnen uitbrengen. 0 lioe is de achting van Maria alleen reeds in staat U te troosten over do vergetelheid, waarin gij leeft 1 Hoe onzinnig ben ik, wanneer ik onder de menschen tracht to verschijnen, 1 om hunne ijdele loftuitingen te vernemen ! Geef, o heilige Beschermer, dat mijn eonig verlangen voortaan zij om aan Jezus en Maria te behagen en met hunne goedkeuring tovrc-den to zijn. Maak dat ik bogrijpó, hoe ijdel en vergankelijk het loon is van hen, die, na veel zwoegens, er in slagen de bewondering der wereld tot zich te trokken;2 hoe de eenig duurzame en benijdenswaardige glorie dio is, welke Jezus Christus zijn getrouwen leerlingen hoeft beloofd : In ilr eenwen zonder cinil' z'il de gerechte schilleren. quot;
.1) Maltli. ia. :gt;. — ,41 1 «in. 4. i. — MalUi.
i:i. H-!.
nli OPKNBAIUNG.
ZEVENDE IIOOFDSITK.
De Openbaring:.
Dc niuostu schriftuurverkkarders zijn vim oordeel, dat Maria Ijij Elisabeth vertoefde lot aan de geboorte van Joannes den Doopor.Ti'ouweus liet was voegzaam, dunkt ons, dal zijjUa van haar man ver-lol'te hebben bekomen om drie maanden in dat huis to verblijven, hetzelve niel verliet, dan na eerst hem le hebben gezegend, die nog meer het kind van haar dan van Elisabeth was. Zij moest het aan haar harte drukken, om het, in zekeren zin, te doen liefkoozen door den godde-lijken Vriend, dion het eerst na dertig jaar weder zou ontmoeten. Hare lippen, die reeds het gelukkig kind hadden geheiligd, moesten op zijn smetteloos voorhoofd het onuitwisehbaar zegel drukken van de maagdelijkheid, het martelaarschap on de voorbeschikking. Overigens
80 ZEVENDE HOOFDSTUK.
is het ons onmogelijk te boslissoii, ui' de H. Joseph Maria bij Elisabeth is gaan afhalen, noch of de allerheiligste Maagd haar vertrek beeft uitgesteld lot na de besnijdenis van Joannes; zeker schijnt het evenwel, dat dc heilige patriarch niet tegenwoordig was, toen Zacharias eindelijk de spraak herkreeg, en zijn bewon-derenswaardigen lofzang aanhief. Anders zou die heilige priester zich moeielijk hebben kunnen bedwingen, om aan Joseph de Moeder bekend te maken van dien machtigen Verlosser, dien God, gelijk hij zong, thans had opgewekt ia het huis van David. 1
Maar waarom toch heeft God zoo langen tijd het geheim van Maria's goddelijk moederschap voor Joseph verborgen gehouden? Diende h ij er niet vóór ieder ander, vóór Elisabeth en Zacharias, mede bekend gemaakt te worden?
Op die vraag antwoorden wij, dat het groot verlossingswerk reeds in den bo-
(!) Luc. I. 69.
Dli OPENBARING. 87
ginue gemerkt moest zijn met het zegel van lijden en vernedering. Joseph, die in dat werk eene zoo gewichtige rol zou vervullen, moest eerst, even als de oudvader, wiens naam hij droeg, een zwaard zijne ziel voelen doorboren ; 1 Maria zelve, do heiligste der schepselen, moest, even als haar Zoon, aan de vuurproef der beschaming worden onderworpen. - Er staat geschreven, dat men het eeuwig leven niet kan ingaan, dan langs den weg der beproevingen; 3 welnu, de enge deur van dat leven is de kennis van Jezus Christus, gelijk deze zelf heeft gezegd. 4 Elisabeth was tut die verheven kennis voorbereid door den smaad eener langdurige on-vuehtbaarheid ; Zacharias, door een gedwongen stilzwijgen van moer dau negen maanden, een stilzwijgen, zooveel te pijnlijker, daar het hem als eene straf was opgelegd. Joseph moest niel alleen Jezus Christus kennen, maar in naam der Kerk
(3) Act.
(li Ps. Ui. — li) |gt;s. os. 20. _ l i. 21. — (i) Joan. 17. a.
88 ZEVENDK HOdl D.STUK.
moest hij dien goddolijken Biuidogom bij diens geboorte lot zir.h nemen, Hem beminnen en opvoeden: kon hij zoo groot eene eer te duur betalen ? Niets eindelijk was beter dan deze beproeving, om de grooto voorzichtigheid van onzen Heilige, zijne getrouwheid aan Gods wet, zijne achting voor Maria, en bijgevolg hare bewonderenswaardige deugd in het schitterendste daglicht te stollen.
Gedurende die donkere dagen hield Joseph niet op, volgens den raad van den Wijzen Man, 1 God om verlichting te smeeken. Want groot was zijne verlegenheid : eeue onechte nakomelingschap in de zuivere stamlijst zijnen voorvaderen op nomen, eu vreemde loten op Davids geslachtsboom inenten ware een verraad geweest; doca een niet minder zware misdaad was het in zijn oog, ooi; maar do minste blaam Loven het hool'd zijner kuischegezellin te laten zweven. Zij was allijd zoo ouderworpen, zoo
(I) Jiocli 2.2. siKj.
DK OPENBAniRG. 89
eerbiediy jegens hein ; en dan, haar blik was zoo zeker, zoo kalm, hare handelwijze /.00 oprecht on open, dal, liij onmogelijk cenigon twijfel omtrent hare deugd kon koesteren. Want openbaarde Mariaal niet hare glorie, er over blozen kon zij evenmin; zij nam niet don minsten kunstgreep to baat om haar to ontveinzen. Ongetwijfeld dacht hij er somwijlen aan, haar te ondervragen; maar de onbeschrijlelijke mengeling van oprechtheid, zoeten ernst en bovenmenschelijke majesteit, die op het voorhoofd der vijftienjarige Maagd schitterde, overmeesterde hem, en deed het woord op zijne lippen sterven.
Hoe hot ook zij, Joseph ontving geon ander licht,en nu meende hij zijnen plicht te vervuilen, door in het geheim het zoele hutje van Nazareth te verlaten. quot; Dit smartelijk besluit was hij ongetwijfeld van plan uitte voeren,indienzelfden nacht, waarin de Engel des Hoeren, de hcmnl-schc vertrouweling van de geheimen dos
(I) Maltli. I. 20.
00 /LVliNDli HOOFDSTUK.
Euuwifien, Gabriel in één woord, liem in zijn droom vurschoen cn lot hem spnik : gt;1 Joseph, zoon van David, vrees uiet Maria als uwe huisvrouw te behouden. Zij is Moeder geworden dour de working van den H. Geest; zij zal een Zoon ter wereld brengen, wien gij don naam Jezus zult geven, want Hij zal zijn volk van de zonde verlossen. En dus zal de voorzegging vervuld worden, die luidt: Zie, eene Maagd zal ontvangen en oen Zoon baren, wiens naam zal zijn Emmanuel, dat is, God met ons. »1
Deze goddelijke woorden verdienen ouze onvordeoldo aandacht; zij strekken Joseph tot groote eer, en wijzen ons duidelijk de plaats aan, die God hem van te voren in het heilig geheim der menschwording had toegedacht.
Eer^t dienen wij op te merken, dat de Aartsengel ton doel hoeft om in Josephs ziel de overtuiging te vestigen van het goddelijk Moederschap zij nor echtgenooto.
(1) Malth. 1. 20 siiq.
Ut OPENBARING. 9l
Ziehier dus, hoe wij tusenen zijne woorden te kunnen vertolken. Joseph, waarover verontrust gij U? Hoe begrijpt gij niet lietgeon uw geluk cn uwe glorie uitmaakt? Weet gij dan niet, dat de Emmanuel moet geboren worden in het huis van oen zoon van David, en hebt ge niet in Isaïas gelezen, dat zijne moeder oone Maagd zal zijn ? 1 Maria's deugden kent gij, cn dat David uw stamvader is, terecht moogt gij er op roemen. Besluit dus hieruit,dat het God zeil' is,die tor vervulling dor belofte, welke Hij aan dien heiligen koning heeft gegeven, u onder allo mannen heeft uitverkoren, om de echtgenoot te zijn der voorbeschikte Maagd, der glorievolle Moeder van denGodmensch. Die Godmensch zal uw Zoon, gij zult zijn vader wezen, en in die hoedanigheid cn als plaatsvervanger van David, zult gij Hem don heiligen naam Jezus geven. Want dat goddelijk Kind zal de Verlosser
Isaïas, 7. li
02 ZKVEKDE HOOFDSTUK.
zijn, die aan de menaehen van het Itcgin
der wereld is belould____ 1
En mi zouden wij Josephs vci-ruli king willen schetsen op het oogenljlik, dat hij die hemeltijdiiig ontvangt: doch zoo iets moet men gevoelen, hot besi-hrijven is onmogelijk.Een oogenhlik te voren,en hij /.ag een onoverkomelijken afgrond lns-schon hem en llaur, die hein liever was dan zijne eigene ziel, en nu vindt hij haar weder, schooner, reiner, eerbiedwaardiger dan ooit,en God zelf snoert de handen, die hein aan Maria verbonden, nauwer, ja, voor eeuwig vast, en legt hem de zoete verplichting op nooit van haar te scheiden !
Joseph, zegt de gewijde schrijver, out-
n De juistheid dezer vortolking zal nog heter Uijken, wanneer mon iH'denkt dat de Kvaagelist Matthens, die de^e inespiaii!• mededeelt,jquot;eeds den ^edachSsheoiu van den 1!. Joseph had aangegeven; dal ook de Evangelist Lucas ons op twee plaatsen leert, dat Joseph van David alslamt, en dat noch de een. noch tie ander, noch een der schrijvers van hel Nieuwe Testament zegt, lot welke Tan iiie lla-i ia behoorde.
ns OPEXBAHTNT.. on
waakl. — Welk een ontwaken ! liet doet, ons denken aan liet ontwaken van Jacob,1 nis hij eensklaps verneemt, dut zijn wel-beminde zoon, dien hij reeds vijftien jaren lang beweent, niet alleen vol leven is, maar zelfs heerschappij voert over geheel Egypte. Wat zwakke vergelijking! Joseph hem inde zijne Echtgenoofe oneindig meer, dan Jacob ooit zijn zoon kon liefhebben, en op het oogenblik zelf, waarop hij haar beschouwde als ware zij dood voor hem, mocht hij ze wederom ontvangen uit de Irindcn van God,die haar hoog boven alle andere schepselen verheven had. Ja, daar op eenige schreden aftands van hem, daar rustte do vrouwe, voor eeuwen aan Adam beloofd, door de Oudvaders en Profeten verwacht en door de afbeeldsels der oude Wet aangekondigd. Daar rustte de eenige hoop der menschen,de Koninginne der Engelen,de Moeder van God ! En door haar was Joseph zelf de erfgenaam der belofle ; weldra zou hij den Zaligmaker I !1 (jlen. 7.f). 2G
94 ZIÏVF.NDE HOOFDSTUK.
deiquot; wereld kunnen aanschouwen; hij zou Hem aan zijn hart drukken,hij zon Hem zijn Zoon noemen 1 — Vul vreezn riep hij ongetwijfeld uit: Hoe schrikkelijk is deze plaats! voorwaar, dit hnis is het huis van God, en ik wist het niet. 1 O edele dochter van Joachim, zal ik nog onder uwe oogen durven verschijnen ? Niet ten onrechte dus deed uw blik mij van eerbied sidderen, en scheen hot mij toe, dat uw voorhoofd,die troon der maagdelijke zedigheid, door een schitterenden lichtkrans omstraald was!.... Maar, o Koning der koningen, Adonai, almachtige Heer, Vader aller wezens, is het dan mogelijk dat Gij van uw troon in mijn huis hebt willen nederdalen ? Wie ben ik, groote God, dat Gij uw oog op mij hebt laten vallen?....
Onderhond met den II. Joseph.
Alti jd, o groote Heilige, was voor Gods
, I Hen. '2S 1«» on IT.
DE OPENDAHNG. 03
vrienden de vernedering do weg ter glorie/ en door verlegenheid en beschaming maakten zij zich hun innigen omgang met de eeuwige Majesteit waardig. Jacoh vluchtteuit vrees vour machtige vijanden op het oogenhlik dat de Heer hem verscheen.2 Niet in het paleis van Egypte's koningen, niet ton ti jde dat hij als de zoon van Pharao's dochter in aanzien was, maar loan hij als vluchteling en daglooner enne kudde schapen hoedde, zag Mozes Hem, die is, en hoorde hij diens stem. ■' Joh was van den troon gestooten en zat neer op eene plaats, waar men de vuilnis wegwierp, toen God zich aan hem vertoonde, en hem prees in het bijzijn zijner lasteraars. 4 De Zaligmaker heeft do eerste plaats in zijn koningrijk beloofd aan den nederigste ; 5 en zelf is Hij zijne heerlijkheid ingegaan eerst na zich tot don dood dos kruisos te hebben vernederd. G Hoe zoudt gij dan,gij,Gods dierbaarste vriend,
(I) l'mv.'i;i. SU, — (i)üi'ii. 12. siiq. :\-2. ii. s-iq. — (li) Kxod. I». I. s«|(|. — (4) Joh. 42. •gt;. sqq. — •.■gt;) Malth. 18. 4. — ü, Luo 24.
ilfi ZKVF.NDE HOOFDSTUK.
van dio wel onthoven zijn geworden?
Maar luie komt het, dat ik, ellendige aardworm, gcon enkele bcleediging, geen enkel gering verzuim van oplettendheid kan verdragen ? Waarom verlang ik door een ieder goaoht,geëerbiedigd en geprezen to worden? Hoe begrijp ik niet, dut ik zoodoende mij afscheid van de kinderen Hods, en mij plaats aan de zijde der vijanden van Jezusquot; kruis, aan de zijde van Satan, den vaderder leugentaal en des hoog-moeds? 0 mijne geliefde Besc.hermer, verkrijg voor mij door uwe gebeden, en door de bemiddeling van baar,die te gelijk het verhevenste en het nederigste aller schepselen is, de genade van gaarne veracht te zijn, mij, gelijk Jezus verlangt,te verheugen, wanneer de menscben mij berispen en lasteren, en integendeel te beven,wanneer zij mij vleien en verheffen. ' Geef dat ik de vernedering minstens verduro zonder mij te beklagen, en mij in verachting en bcleediging trooste, I) Lur. (5. 22 on
DE OPENfiAMKG. !)7
door gedachtig te zijn aan dit woord van den profeet:
Een diep ootmoedig hart is het verblijf van God. 1
ACHTSTE HOOFDSTUK.
De Eerste Dienaar van Maria.
De ziel met dankbare blijdschap overstelpt, verbeidde de H. Oudvader, vol ongeduld, do eerste stralen der zon. Eindelijk hoorde hij hot gerucht van Maria's voetstappen in het huis, en aanstonds ijlde hij haar te gemoet.
Mij dunkt, ik zie hom blootsvoets en sidderend, gelijk eertijds Mozes, - dat niouwo brandende braambosch naderen, een braambosch zonder doornen, altijd getooid met do bloem der maagdelijkheid in do vlammen van het goddelijk moederschap.
Maria haastte zich hem, als naar gc-
(1) Isaias, 57. 15. — (2) Exod. 3. 5 en 6.
98 ACHTSTE HOOFDSTUK.
woonte, met ecue diepe buiging le groenten. Doch nauw vernam hij hare stem, of reeds lag hij ter aarde, en aanbad het diepe geheim van een vernederden en uit liefde tot de menschen vernietigden God. Op het zien hiervan begreep de gelukkige Maria dat haar gebed was verhoord, en nu wierp ook zij zich op do knieën om den Heer te zegenen. Veilig mogen wij gelooven dat hunne dankzegging niet minder hartelijk, noch minder langdurig was, dan die van den ouden en jongen Tobias, toen do Aartsengel zioh aan hen hekend maakte.' Joseph aanbad, hij vernietigde zich, hij verteerde van liefde, en zijne lofzangen stegen, saamgesmolten met die der Moedermaagd, ten hemel.
Dit alles is onuitsprekelijk, en alleen de Engelen, die er getuigen van waren, zijn in staat en waardig er van te gewagen. Eu toch is dit nog niet alles ; wij moeten nu trachten ons oene voorstelling te vormen van het gesprek, dat volgde op (1) Toh. li. 22,
DE EERSTE DIENAAR VAN MARIA. 9i)
de verrukking van dit heilig Echtpaar. Dat gesprek heeft plaats gehad; men kan er niet aan twijfelen. Joseph, aldus merkt de H. Hieronymus aan, had het recht om onderricht te worden aangaande al hetgeen zijne huisvrouw betrof. Laat ons hier bij voegen, dat hij, om waardig zijne nieuwe verplichtingen na te komen, er behoefte aan had alle omstandigheden te kennen van het geheim, dat de Engel hem geopenbaard had. Ook Maria moest, juist uit hoofde barer nederigheid en onderwerping, de waarheid in geheel haar omvang aan haarman doen kennen; zij moest het nog doen om hare teedero liefde voor Joseph : immers hem de waarheid verbergen stond gelijk met eene onuitputtelijke bron van vreugde en troost voor hem te stoppen te midden der rampen, die over hem zouden neerstorten. En waarom zoude zij voor Joseph verborgen hebben gehouden, hetgeen zij aan den H.Lucas heeft geopenbaard? Vervolgen wij dus onze zoete beschouwingen vreezen
100 ACHTSTE HOOFDSTUK,
wij slechts één verzuim, namelijk, dooi' eene te ver gevoerde behoedzaamheid beneden de werkelijkheid te blijven.
Het eerste wat Joseph, na tot zich zeiven te zijn gekomen, deed, was ongetwijfeld zijn eerbied betuigen aan de Moeder Gods: «Verheven Vrouwe,Moeder van mijn Heer, zoo sprak hij haar aan, is dit wel eene woning, dio aan uwe heilige majesteit past ? Mag ik wel het grootste, het heiligste van het Heelal in mijn huis bezitten ? Verwijder u van mij, vlekke-looze koningin, want ik ben een zondaar; keer terug naar Jeruzalems tempel, waar gij zijt opgevoed; spreek één enkel woord, en de Engelen zuilen u op hunne vleugelen er henen voeren, ik zal u voorafgaan, ik zal den hoogepriester boodschappen dat 's Heeren Ark is wedergevonclen, of liever,dat de Heer zelf wederom met zijne Ark het Heilige der heiligen komt bewonen. b — « Lieve Joseph, antwoordde Maria, laat ons samen den God onzer Vaderen dank zeggen voor do groote dingen, die
DE EERSTE DIENAAR VAN MARIA. 101
Hij ten onzen gunste heeft gedaan. Wie ben ik, zwakke stervelinge, de minste van alle dienaren des Heeren, om de Moeder te zijn van Hem, dien de Hemelen niet kunnen bevatten, tot wien de Engelen hun blik niet durven opslaan? Doch God had aan onzen vader David gezworen, uit zijn geslacht Israels Verlosser te doen geboren worden, en onder alle kinderen van David heeft Hij ons willen uitkiezen tot werktuigen zijner barmhartigheden. En waarom heeft Hij ons verkoren boven zoovele oudvaders, koningen, profeten en heiligen, die ons zijn voorgegaan ? Omdat wij de twee kleinsten,de twee geringsten zijn onder Davids afstammelingen. God alleen zal daarom in ons verheerlijkt worden, en dat, lieve Joseph, dat. voert mijne vreugde ton top. » Bemoedigd door dit nederig antwoord, bad Joseph Maria hem te verhalen, hoe die groote wonderen waren uitgewerkt.
a Ik zal n gehoorzamen, hernam zij, want neen. ik mae seene seheimen lieb-
102 ACUTiTIi HOOFDSTUK.
ben voor hem, dien God mij als leidsman en steun heeft gegeven ; en reeds lang, mijn dierbaarste Joseph, twijfel er toch niot aan, reeds lang zoude ik u alles verhaald hebben, hadde ik niet gevreesd den Heer de glorie te ontrooven van aan de wereld het verhevenste der geheimen te openbaren. »
Nu sloeg Maria met de diepste ingetogenheid hare oogen neder, en terwijl een blos van verlegenheid, die de Engelen in verrukking bracht, haar gelaat overtoog, verhaalde zij aan Joseph, hoe de Engel Gabriöl haar op een avond was verschenen, een wijl nadat zij te zamen gebeden haddon voor de verlossing der wereld. En woord voor woord bracht zij hem nu de hemelsche boodschap van den Godsgezant over. Terwijl zij blozende de woorden wedergaf : « Wees gegroet, gij, vol van genade, de Heer is met U, gezegend zijt gij onder de vrouwen, » sprong Joseph op van heilige blijdschap, het W6S hem, als zag hij den Engel zijne welbeminde
DE EKUSTE DIENAAR VAN MAHIA. 103 tooien met een kleed des heils, met een mantel van glorie en als glinsterde do koninklijke kroon om hare gezalfde slapen. Toen zij hem nu sprak over de ontroering, welke die loftuituigen bij haar hadden veroorzaakt,bewonderde hij hare voorzichtigheid en nederigheid ; hij was zich zeiven niet meer meester, toen hij haar met Gabriels woorden de bewonderenswaardige voorrechten van den Verlosser hoorde schetsen, diens edele loopbaan, en dat eindeloos koninkrijk, hetwelk voor hem bestemd was. Maria's aarzeling eindelijk om in zoo groote heerlijkheid toe te stemmen wekte hij hein eenc diepe bewondering voor haar op, en hel wederwoord van den Engel: « Do H. Geest zal in u komen, de kracht des Allorhoog-sten zal u overschaduwen ; daarom zal de zoon, die uit u zal geboren worden, Gods zoon genoemd worden», dat wederwoord, zog ik, was als een donderslag voor den nederigen Joseph, die hem vernietigde, die al zijne angsten hernieuwde, en te
104 ACUTSTE HOOFDSTUK.
lieler nog hem de wonderbare grootheid
zijner heilige gezellin deed bevatten.
Na een oogenblik zwijgensbad hij haar evenwel hem de wonderen te verhalen, die hij wel veronderstelde, dat bij Elisabeth geschied waren. Maria vatte haar verhaal op met den eenvoud van een ge-zeggelijk kind ; dooh toen zij haar lofzang ging mededeelen, werd zij als aan zich zelve onttogen. Zij verhaalde niet meer, zij zong, oogen en handen waren ten hemel verheven ; haar schoon gelaat scheen van gedaante veranderd en over-togen met den glans der hemellingen. Joseph viel op zijn knieën, aanschouwde haar, luisterde en sidderde van heilige vreeze.De profetische geest, die Maria bezielde, voer in hem, gelijk hij in Elisabeth was gevaren, en met stomme verbazing overwoog hij de wouderen, in die zoo eenvoudige voorden opgesloten :» Mijn ziel verheft den Heer, omdat Hij op de geringheid zijner dienstmaagd heeft neergezien ........Zie, van nu af zullen alle
UE EiaiSTE DIENAAR VAN MAP.U. 103
geslachten mij zalig spreken;waul groote dingen heeft Hij in mij gewrocht, Hij die machtig is. Machtigen heeft hij nederge-worpen, geringen heeft Hij verheven : hongorigen heeft Hij met goederen verzadigd, en rijkgegoeden ijdel weggezonden. gt; En de toekomst opende zich voor den starenden Joseph, en hij zag al die grootsche gebeurtenissen zich ontrollen, welke ieder vers van dien verheven lofzang voorspelde. Hij zag de volkeren, gedompeld in de duisternissen van het ongeloof, oprijzen, hij zag hen Maria's Zoon komen aanbidden, van Hom het leven ontvangen, en don naam van Maria met dien van Jezus groeten en zegenen!..... O, zoo wij
met onze ijskoude harten dien heiligen lofzang, meestendeels gezongen door menschel),die hem niet verstaan, nooit hooren weergalmen, zonder dat eene trilling van geestdrift en liefde geheel ons wezen doorloopt, wat moet dan die man gevoeld hebben, wion de geest des Heoren bezielde, op het oogenblik dat, die jubelkreet uit
106 ACHTSTE HOOFDSTUK.
het hart en van de lippen vloeide der he-melsche zienstor zelve ?
Van dien dag af veranderden de eerbied en liefde, die Joseph altijd voor zijne heilige Eehtgonoote had gekoesterd, in een waren eeredienst.
Onder duizenden uitverkoren,leefde hij in het licht, dat het ecuwig Woord om zich begon te verspreiden ; uit Maria's verhaal had hij begrepen, dat zij als het orgaan was van den H. Geest en het kanaal zijner genade; zelf deed hij hier dagelijks de zalige ondervinding van op. Eindelijk en vooral wist hij, dat zij de Moeder was van God, en hij begreep dat hare heiligheid en haar verinogen bij God geëvenredigd waren aan die verheven waardigheid. God wilde dat de Israëliten aan de Ark des Verbonds die betrekkelijke aanbidding bewezen, die wij aan het Kruis betoonen! Doch hoe groot is niet het verschil tusschen de Ark, die slechts de voetschabel was van God, en Maria, welke Gods lovende tempel, zijn waardig heilig-
DE EERSTE DIENAAH VAN MARIA. 107
dom en zijne wolbemindo Moeder was !, Joseph aanschouwde dan ook van toen af haar minder als zijne echtgenoote, dan als zijne koningin, en hij begon voor haar die kinderlijke, onderdanige en smeekende liefde te gevoelen, die de Christenen in later tijden haar i.ouden toedragen. Van toen af, wij gelooven het zoo gaarne, waren de woorden, welke de Allerhoogste aan zijnen Aartsengel in den mond had gelegd, de geliefkoosde morgengroet van Joseph. « Wees gegroet, gij, vol van genade; de Heer is mei u ; gezegend zijl gij onder alle vrouwen, t En hierop liet hij die volgen, welke Elisabeth door ingeving van den H. Geest had gesproken : s Gezegend is de vrucht uivs li-chaams, »
Een der Kerkvaders stolt zich den strijd der nederigheid voor, welke in het hnis van Zacharias plaats greep tussehen Elisabeth en Maria, wanneer deze aan hare nicht den eenen of anderen dienst wilde bewijzen.Elisabeth kon maar nietdnlden.
108 ACHTSTE HOOFDSTUK.
dat de Moeder haars Heeren zich voor haar als eene mindere betoonde, terwijl Maria wees op Elisabeths ouderdom, en op hare hoedanigheid van echtgenoote eens priesters en profeets. Die treffende tooneelen, gelooven wij, herhaalden zich ook dikwerf in Nazareth.
Wanneer Maria haar echtgenoot wilde bedienen, betuigde hij, dat het reeds te veel eer voor hem was onder eenzelfde dak met haar te wonen, en dat hij zich niet waardig achtte de indruksels harer voetstappen te kussen. Maria stelde hier tegenover, dat hij toch altijd voor haar, en zelfs voor haar Zoon, de plaatsvervanger van God was; al was zij de Moeder des Verlossers, zij was toch ook niet minder de bruid van haren Joseph, en eene vrouw moest altijd aan haar man onderworpen zijn. En zonder twijfel was het ook hier weder de nederige Maagd, die de overwinning behaalde; toch kon zij niet beletten, dat Joseph haar inwendig vereerde, diep voor haar boog, somtijds zelfs zich voor
DË EERSTE DIENAAR VAN MARIA. 101) haar op de knieën wierp, ja, zich in haro gebeden aanbeval met de woorden die wij na hem zoo dikwijls tot haar hebben gericht : « Heilige Maria, Moeder Gods bid voor mij. » Welnu, do eerbied, het vertrouwen en do liefde, die aan een persoon worden bewezen ter wille zijner heiligheid en vereeniging met God, vooral wanneer,gelijk hier, die vereeniging volkomen en beslist is, zijn juist de bestand-deelen, uit welke de eeredienst bestaat, dien wij den heiligen bewijzen.
Onderhoud met den II. Joseph.
O wat doet het mij goed aan het harte, o groote Heilige, in u het volmaaktste toonbeeld te bezitten van de vereering, die ik aan de Moeder van mijn Zaligmaker verschuldigd ben 1 Maar wie anders ook dan de doodvijand dier gezegende Maagd heeft aan menschen die door Jezus Christus vrijgekocht zijn, de gedachte kunnen inblazen, dat de eer, aan de Moeder be-
1 1 ü ACHTSTE HOOFDSTUK.
wezeu, eene beleediging zou zijn voorden Zoon ?
Ik voor mij, door uw voorbeeld onderwezen,ik wil mijn ijver in haren dienst verdubbelen. Geen dag, geen uur wil ik laten voorbijgaan zonder baar met den Engel te groeten zonder mij te verheugen over hare blijdschap, zonder te weenen over hare droefheid, zonder haar geluk te wenschen met hare heerlijkheid.Tot dusverre heb ik haar slechts weinig bemind ; voortaan zal ik haar veel beminnen. Bid dan voor mij, groote heilige Joseph ! bid, 0[) dat illt;, getrouw aan mijn besluit, in mij do belofte zie verwezenlijken, die zij door den mond van den Wijzen man heelt gesproken.
IIjt harte, dat mij mint, vervul ik met mijn ijaven. 1
gt;) Prov. S 91.
öë verwachting.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Wel waren ze zoet voor Joseph, de dagen, die vervlogen sinds de verschijning van den Engel tot de geboorte van den Zaligmaker. Dien Zaligmaker toch bezat hij reeds in zijn huis, hij wist, dat Hij zich aan zijne zijde ophield ; hij aanbad Hem, verborgen nog, gelijk eertijds in eene wolkkolom, maar reeds zijne nabijheid openbarend door eene even krachtige als geheime werking. Hij geloofde zijne stem te hooren in de stem van Maria, en ongeduldig, als een tweede Mo zes, om toch eindelijk Hem le zien, die tot hem sprak, verzuchtte hij dikwijls : Os-lende mild gloriarn luam, 1 toon mij toch uw aanschijn ! Wanneer hij in de gewijde boeken de geschiedenis las zijner koninklijke voorvaderen, vergeleek hij zijn lot met dat van den grooten David en van (1) lixoil. 3:1,18.
Hl
H2 NEGENDE BOOFDSTOK.
den machtigen Salomon, en in de vervoering zijner dankbaarheid riep hij dan uit: (i Do Heer is mijn erfdeel en mijn vaderlijk erfgoed ; o, hoe rijkelijk ben ik bedeeld 1 1 3 Hij zag zich belast met de bewaking van Gods kostbaarste schatten, en vandaar een aanhoudend waken over zich zeiven, om te waardiger zijnetaak te vervullen.
Want zoo de priesters, wanneer zij tot het zinnebeeldig heiligdom naderden, ontheven moesten zijn van allo wettelijke smet, dan rekende hij, die daar dag en nacht leefde in de nabijheid van de Ark des nieuwen Verbonds, zich verplicht om een onberispelijk, heilig leven te leiden. Het vleeschgeworden Woord lag ten grondslag aan al zijne gedachten ; voor dat Woord alleen werkte hij, voor dat Woord alleen leefde hij. Was hij gedwongen het huis voor een korten tijd te verlaten, dan liet hij er altijd het beste gedeelte van zich zelven achter ; men be-(1) Ps. lö. 5 cn 6,
DE VERWACHTING. 1 1 'd
1 merkte, dat zijne gedachten, hoewel hij met de mensehen sprak, bij een ander, afwezig persoon waren : en niet zoodra was hij vrij, of in alle haast spoedde hi j zich terug naar zijne stulp, zijn paradijs, zeggende: « Heer ik zal ingaan in uw huis, ik zal U aanbidden in uwen heiligen • tempel; merkte, dat zijne gedachten, hoewel hij met de mensehen sprak, bij een ander, afwezig persoon waren : en niet zoodra was hij vrij, of in alle haast spoedde hi j zich terug naar zijne stulp, zijn paradijs, zeggende: « Heer ik zal ingaan in uw huis, ik zal U aanbidden in uwen heiligen • tempel; 1 o wat is het mij eene vreugde te denken: spoedig zal ik in 's Hoeren woonstede zijn.»2
Wis had zich niet in het gezelschap dier heilige echtgenooten willenbevinden, wanneer zij des avonds onder hunnen wijngaard of vijgeboom gezeten, uitrustten na de werkzaanheden van don dag en elkander hunne heilig ■ godachtcn mededeelden ? De kalme onmetelijkheid van een hemel, waaraan do sterren reeds begonnen te flonkeren, het gezicht dier vlakten en borgen, beroemd door zoo vele wonderen, die alle op hen als hun middelpunt wezen, het zwijgen zelfs dier grootsche nutuur, dio bij het vallen van (1) Pa. 5.8, — (i) I's. 121. I.
1 \ 4 NEGENDE HOOFDSTUK.
den dag, in zich zelve scheen te keeren, om haar Schepper te zegenen, dat alles voerde hen tot de beschouwing en het gebod. Gelijk alle reine zielen, hield Joseph er van zijn blik te werpen in do diepten van het azuren gewelf en onder de schitterende gesternten, die het tooien, een of ander spoor te bespieden der eeuwige Sshoonheid. « 0 Heer, onze God, riep hij met David uit, hoe wonderbaar is uw naam 1 Want verheven is uwe heerlijkheid boven do hemelen : het uitspansel is als een boek, waarin zelfs de zuigelingen uwen lof kunnen lezen ! Ja, dat zijn uwe werken, die maan, die sterren, spelende hebt Gij ze gemaakt; 1 één woord hebt Gij gesproken, Gij, eeuwig Woord, en alles was geschapen. » 2 Dan liet Hij zijn blik weder vallen op de hemelsche Maagd, die eveneens in diepe overweging was verzonken, en bij haar vergeleken,zag hij al die glansen tanen, en verweet hij zich zoo verre te zoeken, hetgeen aan zijne zijde (1) Ps. 8. 1 sqq. — (2) Ps. 148. 5.
de ver Wachting. mg
was Ie vinden. Was zij niet grooter dan de hemel, reiner en schoorer dan de maan ? Bevond zich niet de Malser van het heelal in haar besloten ? In Maria zas^ Joseph het Westen, 1 waar de zon der gerechtigheid hare goddelijke glorie had afgelegd,om eene gedaante aan te nemen, meer overeenstemmend met onze zwakheid ; en het Oosten, 2 waar die zon weldra zoude herrijzen, om de duisternissen der wereld te verdrijven, en deze te over-stroomen met de zoete stralen 3 barer weldoende warmte. 4 Het kwam hem voor,als verstomde do natuur van verwondering op het zien van Maria ; als flikkerden de sterren van vreugde rondom dat koninklijk hoofd ; als hielden vogelen, winden en watervallen hunne stemmen in, om te luisteren naar de stem van Maria. Alsdan verlangde hij ook eenig woord van haar tehooren, en tevens zijne overvolle ziel in die zoo dierbare ziel te ont-
(1) Ps. (i/. ö. — f2) Ps. G~. 3'*. — 3) Luc. 1. 78 cn 79. — (4) Ps. 18. 7.
110 NEGENDE HOOFDSTUK.
lusten, en half luide richtte hij tot haar de eene of andere vraag.
« Beminde echtgenoote, zeg mij toch, welke gedachte houdt op dit oogenhlik uw geest en uw hart bezig?» —«Ik dacht, dierbare Joseph, aau dit psalmveis. De hemelen verhalen Gods glorie , en het uitspansel verkondigt de werken zijnei handen ; de dag brengt het Woord voort en deelt het den dag mode, en de nacht openbaart hot aan den nacht.»1 —« Maar kan het geheim dat in u vervuld is, o Maria, niet beter dan alle andere werken van God Zijne macht en heerlijkheid doen uitschitteren? » — « Voorzeker, en juist dat is het, wat mij verrukt, wat mij vernietigt : dat Hij namelijk, die mot één woord alles heeft geschapen,gindsche bergen gewogen,2 deze dalen gegraven, dat hemelsch gewelf afgerond,5 die vuren ontstoken, die levensadem over alle schepselen uitgestort 4 dat Hij zich gewaardigd
M) I's. 18. 1 en -2. —(2) Piov.8. 29. — (3) Prov. 8. 28. - (4i 1'=. 103. 30.
DE VERWACHTING. H7
heeft neder te dalen tot ons..., tot mij 1 »
— d Wat zijt gij gelukkig, dat gij den Hoer behaagd hebt ! En welke aanspraak had ik, de geringste der menschen, om aan uw geluk verbonden te worden?.... Maar gelooft g(gt;, lieve Maria, dat uw goddelijke Zoun mij onder het getal zijner dienaren zal willen opnemen? Zal het mij gegund zijn somtijds mot Hom te spreken, Hem de voeten te wasschen ? » — lt;1 Weet, dierbare Joseph,dat de Heer niet gekomen is om te gebieden en gediend te worden, maar om te gehoorzamen cn te dienen ; 1hij is gekomen om door zijn ootmoed Gods eer te herstellen, die door 's menschen hoovaardigheid en opstand is beleedigd ; mijn Zoon zal u onderdanig zijn. - En reeds op dit oogenblik heb ik n, op zijne ingeving, iets te verzoeken : ik zal Hem leeron u vader te noemen. Stemt gij er in toe Hem don naam van Zoon te geven ? t
— «Ik mijn Heer Zoon nocmen?Hoe denkt
Matth, 20. 28. — (2) l.uc. 2. ril.
H8 NEGENDli HOOFDSTUK,
gij er aan, Maria ! Eu zoude ik dat kunnen doen, zonder een misdaad te plegen ? » — Zoo is zijn verlangen, en daarom wil Hij uit uwe levensgezellin geboren worden; gij neemt Hem aan,erkent Hem voor de men-sohen als uw Zoon, en zult Hem vaderlijk beminnen; Hij, van zijnen kant, erkent u als zijn vader, en zal u kinderlijk lief hebben. » —«O, gij heiligste der schepselen 1 Uwe woorden doen mij sterven van schaamte en vrees, van blijdschap en liefde 1... doch de Heer is met u, de H. Geest, wiens uitverkoren heiligdom gij zijt,spreekt mij door uwe gewijde lippen; en ik, wie ben ik om Hem te wederstaan ? Welnu, ik stom toe, het geschiede volgens uw woord. Maar gij, die den Heer zoo lief zijt, verkrijg gij mij de genade om mij eene zoo wonderbare gunst waardig te toonen. » — (i Vrees niet, geliefde Joseph, onze God is rechtvaardig en wijs; niets doet Hij ten halve; en daar Hij ons, teedere riethalmen, een last oplegt, welke zelfs Enge-lenschoudersniet kunnen torschen,zal Hij
DE VERWACHTING. 119
ons tevens de kracht schenken der ceders van den Libanon. »
Onderhoud met den II. Joseph.
Wat zijt gij gelukkig, o heilige Joseph, wat zijt gij gelukkig en rijk in uwe armoede 1 Hoe vele koningen, profeten en rechtvaardigen hebben verlangd te zien, hetgeen gij bezit, en zij hebben het niet gezien !' O, hadde ik het geluk mogen smaken, bij U den dienst van don geringste der slaven te vervullen, 2 om, ware het slechts een enkele maal, mijne blikken te vestigen op dat heilig Tabernakel, waarin de Stichter van het Nieuw Verbond zich verborgen hield, op dien schoonen Dageraad, die in haar schoot do Zon der gerechtigheid droeg, op dat beminnelijk Vat, hetwelk het hemelsche Manna inhield, op die Roede van Jesse, die wonderbaar bloeide, goddelijk bevruchtigd
was !........
(I) Malth. 13. 17. — (2) Ps. 83. II.
! 20 NLGLMJli HOOFDSTUK.
Doch waarover beklaag ik mij? Kan ik niet, zoo dikwijls ik wil, de tegenwoordigheid van den verborgen God genieten? Rust Jezus niet, op eenige schreden van mijne woning, als gevangen uit liefde tot mij, op onze heilige altaren, met de handen vol genaden, die hij mij verlangt te schenken ? En wel verre van, gelijk Gij, te verzuchten naar het oogenblik, waarop ik tot Hem kan naderen, hart aan hart met Hem spreken en de liefdewoorden aanhooren, die Hij richt tot elke ziel die Hem bezoekt, ga ik dikwijls zijn open huis voorbij, zonder mij te gewaardigen er in te treden, zonder zelfs mijn oog en hart tot Hem te wenden!... Gelukkiger nog dan gij zelf, o groote heilige, is het mij gegund Jezus in mij te ontvangen, mij zoo innig met Hem te vereenigen, dat Hij en ik één zijn. Wanneer ik wil, wordt Jezus mijn brood, mijn leven, de ziel mijner ziel. En ik heb niets dan afkeer voor dat hemelsch voedsel 1 En wanneer Jezus in mij is, dan schijnt mij het kwar-
DE VERWACHTING, 121
tieruurs, dat ik doorbreng om Hem te bedanken, om zijne omhelzingen te genieten, om mijne ellende bloot te leggen, en zijne genaden te vragen, lang als eene eeuw 1... Van waar, o Joseph, dat verschil tusschen n en mij ? 0, het komt, omdat gij Jezus bemint, en ik hem niet of bijna niet bemin ; omdat mijn hart zich door de schepselen laat begoochelen! Uit liefde tot Jezus, bid ik U dan, vraag Hem voor mij eene algeheele ontheohting, die eerste voorwaarde der liefde Gods. Maak dat ik alleen voor Jezus leve, alleen naar Jezus' tegenwoordigheid verzuchte, alleen aan de voelen van Jezus mijn vermaak vinde. Moge altijd op mijne lippen deze vurige verzuchting zweven:
Wal kan ik buiten U, o Jcz'ts, nog verhingen ! 1
Ps. 72. 23
122 TIENDE HOOFDSTUK.
TIENDE HOOFSTUK.
De tweede reis.
Ondertusschon Uwam do schoone dag al nader.... hij naderde, die dag, welke eene zee van licht over de wereld zoude uitstorten, en voor betgrootemenschelijk huisgezin eene eeuwigheid van geluk en glorie moest inwijden. Gelijk twee kui-sche tortelduiven een nest bereiden voor hunne teedere jongen, 1 brachten Maria en Joseph met eene godsvrucht, die do Engelen hun benijdden, de wieg in gereedheid voor het Goddelijk Kindje.
Arm waren zij, ja 1 Slechts eenige dunne wilgentakjes, of eenig riet, saamge-vlocbten door Josephs vrome handen, vormden een korfje, gelijk aan dat, hetwelk don bevrijder van Israel op den Nijl had gedragen. - Maria spon en weefde eenige grove doeken, die echter een onein-digen prijs bezaten, besproeid als zij waren
(1) Ps. 83. 4. — (2) Exod. 2. 3.
Dli TWEEDE HEIS. 123
door hare liefdetranen. Vaak wees Joseph op dat klein uitzet, bestemd voor den Koning van het heelal, en zeide dan tot Maria: « Moeten wij zoo Israels God, den Gewensehte der volkeren, bij zijne intrede in de wereld ontvangen ? Nooit, hiervan zijt gij, lieve Maria, getuige, nooit heb ik de kroon onzer voorvaderen betreurd ; doch heden, dit beken ik, zoude het mij zoet zijn Salomons rijkdommen te bezitten. De wieg van uw Zoon.... van mijn Zoon, daar ge wilt dat ik Hem dus noeme, zou rijker zijn dan de zoo beroemde troon van dien koning;1 van het zuiverste goud zou zij gemaakt zijn en schitteren van diamanten en edelgesteenten; het fijnste linnen, het koninklijk purper eu de kostbaarste zijde zouden die armoedige doeken vervangen » .... De gelukzalige Maagd glimlachte hij die uitstortingen der teederste vaderliefde; doch meer verlicht dan haar echtgenoot, gelijk aan hare verheven waardigheid paste, troostte zij (1) 3 Rog 10. 18. sqq.
124 TIENDE HOOFDSTUK.
hem met te zeggen : « Bekommer U hierover niet, geliefde Joseph ; zoo Gods Zoon in goud en zijde had willen ter wereld komen, zou Hij onze hut zeker niet tot paleis hebben gekozen, of minstens hadde Hij u instaat gesteld Hom met meerderen luister te ontvangen. Is Hij niet de meester van alle rijkdommen dor aarde ? 1 Arm wil Hij zijn, en daarom hoeft Hij twee armen tot vader en moeder gekozen. 0, gelukkige armoede, die ons den schat des hemels in bandon geeft ! Maar geloof mij, uw hart zul voor onzen Jezus een veel kostbaarder wieg zijn, dan de troon van uwen voorvader Salomon; liever zal H ij op uwe armen rusten, dan op den draagzetel, welken die koning voor Pharao's dochter,zijne pelitgenoote,liet bereiden.»2 Ja, armoedig was de wieg, die te i\aza-zareth den Erfgenaam van het heelal verwachtte, en toch vond de Godmensob, toen Hij er in zoude nederdalen, iiaar nog te rijk en te zacht, en besloot Hij (1) Ps. ;i. I. — (i) Cant. 3. 7.
bli TWEEDE REIS. 128
haar tegen eene kribbe te verwisselen.
Eens,toen Joseph voor de eene of andere zaak was uitgegaan, kwam hij zeer bedroefd in zijne woning terug. Maria, die hem altijd op het gerucht zijner voetstappen te gemoet ging, bemerkte dadelijk zijne neerslachtigheid, a Geliefde Joseph, zoo vroeg zij, waarom schijnt ge zoo bedroefd ? Mag uwe dienstmaagd het weten ? »
« Lieve Meestrresse, antwoordde Joseph, ik verneem daar,dat alle onderdanen van den keizer zich zonder dralen naar de plaats hunner afkomst moeten begeven, om ingeschreven te worden op de Ro-meinsche registers. Dat bevel brengt mij in eene pijnlijke verlegenheid. Bethlehem is de plaats, waar ik mij moet laten opschrijven, en gij weet, dat die stad vier dagreizen van hier verwijderd ligt. U mede nemen, daar valt niet aan te denken; gij zond t te veel moeten lijdenen onmogelijk konden wij weder in Nazareth terug zijn voor de geboorte van uwen
1 26 TILNDE HOOFDSTUK.
goddelijken Zoon. Ik zal dus niet de vreugde smaken mijn Heer bij zijne komst in de wereld te kunnen aanbidden ! Gedwongen zal ik zijn U hier alleen achtor te laten ! Want langer toeven Uan ik niet ; God zelf heeft door dea mond onzer heer-schers tot mij gesproken. » Eerst, toen zij hot bezorgde gelaat van baar Ecbtge-noot aanschouwde, had Maria ongerust geschenen; maar naar gelang bij sprak was haar aangezicht opgehelderd, en had ton laatste eone uitdrukking aangenomen van gansch homelsche vreugde. « Dierbare Josepli, antwoordde zij, herinnert gij u niet deze voorzegging van Mi-clieas te hebben gelezen : En gij Bethlehem, niet de geringste zijt gij onder Juda's beroemde steden, want uit U zalde Heerscher komen, die over Israël zal gebieden. 1 Gij hebt U dus goed uitgedrukt met te zeggen, dat God tot u gesprolien heeft door den mond onzer vorsten. Haasten wij ons dus Hem te gehoorzamen.
(I) Mich. 5. 2.
DE TWEEDE REIS. 127
Vrees niet, dat de reis mij te moeielijk zal vallen ; Hij, die met mij is, zal mijne sterkte zijn, en het genoegen van zijn wil te doen zal mij vleugelen schenken, s
Dit antwoord wekte Josephs bewondering in de hoogste mate op; Maria wist zeer goed dat haar Zoon in Bethlehem moest geboren worden, en toch had zij zich niet bezorgd getoond om er heen te gaan , totdat het God behaagde haar zijn wil hieromtrent kenbaar te maken. Zoo oplettend was zij om zich in alles als de nederige dienstmaagd dos Hoeren te gedragen I Joseph zegende inwendig den H. Geest, die haar met zoo wondervolle wijsheid vervuld had, en dacht nu aan niets moer, dan om de toebereidselen tot de reis te maken. Maria nam de doeken, die zij roods in do nu overbodig geworden wieg gologd had, en Joseph belastte zich met eenige gereedschappon en hot wei-nigje brood, dat nog in huis was. Daarna schoeiden zij zich de reissandalen aan, kusten de muren, die voor altijd gohei-
128 TIENDE HOOFDSTUK.
ligd waren door het grootste aller wonderwerken, en na Gods bijstand en de bescherming der Engelen te hebben ingeroepen, trokken zij op naar Davids stede.
Zijne volkomen onderwerping aan Gods wil, belette den heiligen Aartsvader niet bij deze gelegenheid veel te lijden. Wij spreken niet over do lichamelijke ontberingen, die hij persoonlijk moest verduren. Onthecht als hij was vanalle dingen, wist hij zich, even goed als zijn voorvader Jacob, tevreden te stellen met een weinig zwart brood voor voedsel, met hot rivierwater voor drank en met een steen voor hoofdkussen. 1 Doch hetgeen hem buitengewoon veel pijn deed,was de noodzakelijkheid om zijne vreedzame woning te verlaten eenigo dagen voor do geboorte van Jezus, en vooral do nog jeugdige en teedere Moedermaagd, aan alle ongemak kon van eene reis te moeten blootstellen. De tijd drong en men moest spoed maken ; het was Winter, en hoewel dit ll) Gen. 28. II.
Dü TWEEDE REIS. 129
jaargetijde in Palestina minder koud is dan in onze streUen, deed het niettemin, vooral tusschen de borgen, zijne strengheid gevoelen. Vonden zij wel eene schuilplaats telken reize als regen of sneeuw hen overvielen ; eene legerstede, zoo dikwijls de nacht hen dwong te toeven ?
De gastvrijheid stond bij do oude volken in eere ; toch waren er bij de Joden, evenals bij ons, ongevoelige harten; de gewijde Boeken maken er melding van. ' Daarenboven waren de heilige echtelieden arm, hunne kleederen en hun reisgoed duidden dit genoegzaam aan; en ten allen tijde was de arme blootgesteld aan een minder gunstig onthaal; vooral reizende armen worden gewantrouwd, men ziet hen al spoedig voor landloopers aan, en hunne eerlijkheid houdt men verdacht. De omstandigheden eindelijk, in welke Maria zich bevond, maakten dat men haar ongaarne ontving; de meest gastvrije lieden vreesden, zoo zij haar (I) JuJic. 19. 15.
9
130 TIENDE HOOFDSTUK.
inlieten, zich in de noodzaliclijkboid lo stellen liaar lang bij zich te liouden.
Zeer goed is liel dus te gelooven, dat zij maer dan eene afwijzing moesten verduren. Joseph vergat zioli zolven, en dacht er alleen aan voor zijne gezellin de vermoeienissen en de verveling van een zoo langen tocht te verlichten. Dikwi jls vroeg hij haar of zij niet te afgemat was,. of de koude haar niet te veel hinderde. Tranen ontsprongen zijne oogen, wanneer zij 's avonds aan cene afgelegen woning kwamen, en hol hem niet mocht gelukken haar er in te doen opnemen.
Toch was die reis voor Joseph niet geheel zonder troost: kan men trouwens in Maria's gezelschap er geheel van verstoken zijn ? Maria vloeide over van vreugde bij de gedachte, dat zij weldra haar goddelijk Kind,het lleil dor wereld, zoude zien en omhelzen; veelvuldig sprak zij hierover mot haren heiligen echtgenoot, en maakte hem deelgenoot van hare blijdschap.
Dli TWEEDE REIS.
Onderhoud met den II. Joseph.
Noen, o Joseph, ongelukkig kunnen zij niet wezen, die den pelgrimstocht van dit leven in gezelsahup van Maria en Jezus afleggen. Maria 's mantel is hun eene veilige schuilplaats; Jezus is vour hen het manna dor woestijn, de rots, uit welke gestadig een verfrisschend water ontspringt. 1 lloo dwaas is het dus, de vriendschap dor men-schen te zoeken, te steunen op oen broos riet, dat eenmaal onder mijne hand zal knakken en mij zwaar zal doen neder-ploffen !,..2 Welaan, geholpen door uwe geh-'den, wil ik dan voortaan alles vergeten, en, gelijk gij, mij onkel hechten aan Maria en aan Jezus. Immers, eens zal de dag aanbreken, waarop ik alles zal moeten verlaten, waarop zij, die ik liet meest heb bemind, mij alleen de woning mijner eeuwigheid zullen lalon binnentreden. 3 Waartoe zal mij dan 's well) 1 Cor. 10. 4. — (2) Kzecli. 29. (i. — (3) Eccl. 12. 4.
131
\ 30 TIENDE HOOFDSTUK .
inlieten, zich in de noodzakelijkheid te stellen baar lang bij zich te houden.
Zeer goed is het dus te gelooven, dat zij mier dan cene afwijzing moesten verduren. Joseph vergatzieh zeiven, en dacht er alleen aan voor zijne gezellin de vermoeienissen en de verveling van een zoo langen tocht te verlichten. Dikwijls vroeg hij haar of zij niet te afgemat was, of do koude haar niette veel hinderde. Tranen ontsprongen zijne oogen, wanneer zij 's avonds aan cene afgelegen woning kwamen, en hot hom niet mocht gelukken haar er in te doon opnemen.
Toch was die reis voor Joseph niet geheel zonder troost: kan men trouwens in Maria's gezelschap er geheel van verstoken zijn ? Maria vloeide over van vreugde bij do gedachte, dat zij woldra haar goddelijk Kind,het lloil der wereld, zoude zien en omhelzen; veelvuldig sprak zij hierover met haren heiligen echtgenoot, cn maakte hem deelgenoot van hare blijdschap.
de tweede Reis.
Onderhoud met den II. Joseph.
Neen, o Joseph, ongelukkig kunnen zij niet wezen, die den pelgrimstocht van dit leven in gezclsshap van Maria on Jezus afleggen. Maria's mantel is hun eenc veilige schuilplaats ; Jezus is voor hen het manna der woestijn, de rots, uit welke gestadig een verfrisschend water ontspringt. 4 Hoe dwaas is het dus, de vriendschap dermen-schen te zoeken, te steunen op een broos riet, dat eenmaal onder mijne hand zal knakken en mij zwaar zal doen neder-ploffen !... 2 Welaan, geholpen door uwe gebeden, wil ik dan voortaan alles vergeten, en, gelijk gij, mij onkel hechten aan Maria en aan Jezus. Immers, eens zal de dag aanbreken, waarop ik alles zal moeten verlaten, waarop zij, die ik hot moesl bob bemind, mij alleen de woning mijner eeuwigheid zullen laten binnentreden. 3 Waartoe zal mij dan 'a we-
(1) 1 Cor. 10. t. — (2) K.zech. 29. ö. — (3) Eccl. 12. 4.
131
132 ELFDE UOOFDSTÜK.
relds vriendschap dienen? Zoo ik daarentegen, door mijn braaf gedrag de vriend -schap van Jezus en Maria heb mogen verwerven, dan zullen Zij mij gunstig ontvangen, niet als een vreemdeling, maar als oen lang verbeiden vriend. Maria zal mij aan Jezus voorstellen, en mij teeder toelachende Zal Jezus, glorievol, mij in zijn armen druliken. 1
* ELFDE HOOFDSTUK.
Bethlehem.
Na vele vermoeienissen, na menige ontbering bereiken onze reizigers eindelijk, tegen hot vallen van den avond, de poorten van het oude Bethlehem, hetwelk zij een
eeuwigen roem komen aanbrengen......
Het stadje was overvol van vreemdplin-gon, zoo wel Joden, diezichlieteninsohrij. ven, als Romeinen, in het gevolg van den (1) Cant. 2. 0.
BETHLEHEM. 1 33
ambtenaar, die met de inschrijving was belast. Joseph, die uit Bethlehem afkomstig was, bezat er ongetwijfeld bloedverwanten en kennissen. Hij geleidde Maria beurtelings naar allen, doch niemand wilde hen opnemen : zij kwamen te laat, er was geen plaats meer voor hen ! Elke weigering was een dolksteek in het hart van Joseph ; niet dat zijn vertrouwen op God er door geschokt werd, maar zijne Helde en zijne eerbied voor de Moeder van hot vleesch geworden Woord maakten hem de beleedigingen , waaraan zij blootstond, onverdragelijk. Na eindelijk te vergeefs aan vele deuren te hebben aangeklopt, sloeg hij troosteloos haar voor om terug te keeren naar den ingang der stad, waar een ruim huis stond voor de vreemdelingen , die nergens een onderkomen hadden gevonden. Het was een gebouw ten dienste dor karavanen, zonder bedden, zonder meubelen, zonder stookplaats, en waar iedereen den nacht kon doorbrengen, zoo goed en zoo kwaad hij vermocht.
134 ELFDE HOOFDSTUK.
Daar aangekomen richtte Joseph zich naar den ingang, maar hij vond die plaats zoo vol menschen en overal zoo versperd door reisgoederen , dat het ecno onmogelijkheid was er door heen te komen en vooral er eene voegzame plaats to vinden. Nu sloeg hij een diep hedroefden blik op do arme jeugdige Moeder, die van vermoeienis uitgeput, maar altijd gelaten en ingetogen, op de straat wachtte, en hij begon te weonen. Zij echter, plotseling door een inwendig licht bestraald, wees hem zoet glimlachend, met do hand den ingang eener grot aan, die bij hot karavaansgebouw behoorde, en tot schuilplaats diende voor de lastdieren der reizigers. En daar Joseph een kreet van afkeer slaakte,-zeide zij hem wellicht: «Weetgij.niet, dat Hij gezegd heeft: » Ik ben een aardworm en geen mensch, de speelbal der menschen en het uitschot mi jns volks? »1 — Wat kondo hij hier tegen inbrengen? Joseph trad dan, door Maria gevolgd, naar (1) Ps, 21.7.
BETHLEHEM. 13S
binnen, ontstak het lampje, d;it hij bij zich droeg, en bemerkte tot zijne groote tevredenbeid, dat bet mogelijk was daar een nacht door te brengen: zij zouden ei-alleen zijn, en dat was reeds veel. De zoon van Jnda's koningen haastte zich dus die plaats te gaan opruimen, wel li e do Koning des hemels zich zoo blijkbaar lot paleis bad uitgekozen. Zooveel hij kon, sloot hij den toegang voor den scherpen adem van den noordenwind, spreidde een weinig stroo en eenigo matten op den grond uit, en zag eindelijk tot zijne blijdschap, boe de heilige Maagd gemakkelijk en tegen den rijp beschut kon nederzitten. De nederige Maria van bare zijde, die, zelfs in dit uur, het plechtigste, liet glorierijkste van baar bestaan, bare plichten als huisvrouw niet vergat, de nederige Maria, zeg ik, kreeg het harde brood en de weinige vruchten, die Joseph had medegenomen, en maakte het avondmaal gereed ; en nadat Joseph don zegen er over had uitsproken , brgon zij als ge-
13fi ELFDE HOOFDSTUK.
woonlijk hem te bedienen. En toen zij een weinig voedsel hadden gebruikt, en den Gever van alle good gedankt hadden, dacht Joseph or aan eene wieg voor het goddelijk Kindje gereed te makon. Die wieg werd kant en klaar gevonden ; ginds stonds de eetbak der dieren: zeer natuurlijk moest deze de koninklijke rustplaats zijn van een God, die in een stal had willen geboren worden ! Joseph reinigde hem en vulde hem met droog gras, terwijl tranen van verteedering en godsvrucht hem langs de wangen vielen; en Maria, wier hart van hemelsche vreugde klopte, spreidde de doeken er in uit. Op dit schouwspel waren Gods engelen van verrukking opgetogen ; want nooit bereidde een heilig dienaar met zooveel eerbied het altaar voor de heilige Offerande ; nooit spreidde priester of opperherder met zooveel liefde den geheimzin-nigen zweetdoek uit voor het altijd levend en altijd geslachtofferd Lam. Hier voor die wieg, voor die ark der in een zond-
BETHLEHEM. i 37
vloed bedolven wereld neergeknield,deden zij als gewoonlijk te zamen hun avondgebed: God weet het met welk vuur! Eindelijk bad Maria haar echtgenoot een weinig rust te gaan nemen, en hield hem voor hoe groote behoefte hij er aan had. Hij verwijderde zich dan in een afgezonderden hoek der grot, vlijde zich op een weinig stroo neder, en daar hij zeer vermoeid was, viel hij weldra in een diepen slaap.
Reeds eenige uren had hij gerust, toen eene stem, die hij wellicht voor de stem van den Engel Gabriel aanzag, hem deed ontwaken. » Hier ben ik, » antwoordde hij, even als do jonge Samuel. Maar niets meer vernemende, begreep hij, dat Maria hem riep en ijlde haastig tot haar. Nu deed zich een schouwspel voor zijne oogen op, dat zelfs de genietingen der eeuwigheid nooit uit zijn geheugen zullen wis-schen. De II. Maagd lag op de Knieën, en schoon en stralend als een Serafijn hield zij in de handen een kindje, dat in doeken
138 ELFOE HOOFDSTUK.
gewonden was, maar zoo grooten glans van zich verspreidde, dat de dikke duisternissen der vochtige grot in daglicht veranderden. Zij hood hot hem aan met do woorden: « Joseph, ziehier nu uw zoon ! »
Wij wagen liet niet te zeggen, te gissen zelfs, wat op dit oogcnhlik in hot hart van don gelukzaligen Aartsvader omging. Zijn God was daar, de God van Abraham, Isaak en Jacob, do God van Suza en van Bethel, do God van het brandende Braambosch en van den berg Sinaï, Hij die is, onder eone gedaante, die zelfs de hard-vochtigsten verteedert.
Vreezo en blijdschap, ontzag en liefdo betwistten elkander zijne ziel; hij wist niet wat te zeggen, hij trachtte eenige woorden te stamelen, hij snikte, de tranen stroomden uit zijne oogen. Ten laatste overmeesterd door zijn geve el, wierp hij zich met hot aangezicht ter aarde neder, oven als Mozes, toon Jehova hom do eersto maal verscheen. Maria echter
IlETHLiniEM. 130
riep hem nogmaals: « Joseph , Davids zoon, zeide zij, dit Kindje bidt u door mijnen mond te zeggen, of gij het erkent voor uwen Zoon, voor den wettigen Erfgenaam uwer edele en heilige voorvaders. Zio liet aan ; het strekt do armpjes naar u uit en weent van ongeduld zich om uw hals te klemmen en een kus van u te ontvangen. » — Do stem der jonge Moeder klonk op dit oogenblik zoo liefelijk en tevens zoo gebiodend, dat Josephs nederigheid moest toegeven ; als duizelend en nauwelijks wetend, of hij niet de speelhal was van een droom, sleepte hij zich op de knieën tot voor Maria's voeten, strekte tot haar zijne bevende armen uit, en ontving eindelijk hot onderpand der liefde van den Eei.wige jegens do menschen.
Hij drukte het goddelijk Kind een kus op het voorhoofd, knelde het aan zijn hart en besproeide het met zijne tranen, zeggende: « Mijn God en mijn Zoon 1 » En ondertnsschen bekrachtigde do eeu-
140 ELFDE HOOFDSTUK.
wige Vader de aanneming van zijn Zoon door Joseph ; Hij neigde zich tot hem, en liet in dat zoo reine hart een vonk vallen zijner vaderliefde ; en do H. Geest daalde over hem neder om hem waardig te maken de vader des Verlossers genoemd te worden; en Maria glimlachte van geluk, herhaalde inwendig haar lofzang, en 's hemels engelen omhelsden elkander, en zongen : « Glorie zij aan God en vrede aan de menschen! »
Na den kleinen Verlosser een wijl in zijn armen te hebben gehouden,gaf Joseph Hem aan zijne Moeder weder, die Hem in de kribbe nederlegde; vervolgens knielden beiden in aanbidding neder en stortten hun hart uit in gebeden van ootmoed, dankbaarheid en liefde.
Zoo lagen zij daar aan de aarde en aan zich zeiven onttogen. Joseph vooral, overstelpt door het gewicht dier nieuwe en zoo wondervolle gunst, was als vernietigd en geheel en al verzonken in God ; en de quot;erste zonnestralen hadden hem nog in
BE6ULKHEM. 141
zijne stille beschouwing verslonc.en gezien, zoo niet een gerucht, dat plotseling aan den ingang dei- grot ontstond, hom tot zich zeiven had doen keeren. Daar waren verscheiden metischen, die zacht met elkander spraken en schenen de grot te willen binnentreden. Hij gaat uit en ziet bij het schijnsel der sterren eenige mannen, wierkleedij hem doet zien, dat zij herders zijn. Hij nadert hen en zegt: » P.roeders, wat zoekt gij? » — «Eerwaardige man, zoo antwoordt hem de oudste hunner, de Engel des Heeren is aan onze zijde neergedaald en heelt ons verkondigd, dat Christus in Davids stad is geboren: hij heeft ons bevolen Hem te gaan zoeken, en voegde er bij, dat wij Hem zouden vinden liggende in eene kribbe. Zeg ons dan, is Hij in dezen stal geboren, of moeten wij Hem elders zoeken; want wij willen Hem zien en Hem aanbidden. » Op die woorden werd het hart van den heiligen Aartsvader van vreugde overgoten. Hij loofde inwendig den Heer, dia de
142 elfde uoofdstuk.
glorie van zijn Züoq bagoa le doen uitschitteren, cn, volgens de voorspelling zijner heilige eahlgenoole, Hein hij voorkeur aan de armen en noderlgen open-haarde. 1 « Komt hinnen, zoo zeide hij, gij, die gezegend zijt door den Heer : Christus dn Verlosser is hier, eu ooU zijne Moeder; ik zal u tot Hen geleiden. » — En hij hracht hen hij do krihhe.
\crbee!du do blijdschap, de verrukking dier onschuldige, trouwhartige lieden, toon zij hun Schepper zagen, die klein en arm was geworden gelijk zij, en hen tot zijne eerste aanbidders had uitgekozen. Stilzwijgend wierpen allen zich op de knieën, daarna kwamen zij beurtelings de voeten kussen van den menschgewor-don God. En toen zij aan hunne godsvrucht hadden voldaan, wenschten ^ij de goddelijke Moedergelukiu bewoordingen, die zooveel te meer troffen, naarmate zij minder gezocht waren.
Joseph, als voorzitter hij die eerste hul-(1)Luc. 1.53.
IIETULKIIKM. 143
diging van don Christus-Koning, liedankte de brave hefders, en 0111 aan Maria genoegen te verschaffen, verzojlit liij hot hoofd der schare hun te verhalen, hoe zij do gohoorte van don Zaligmaker hadden vernomen. Eu naarmate die ongeletterde man sprak, grifte de verheven Maagd in haar hart dat zoo eenvoudig en indrukwekkend verhaal, hetwelk zij la-tor aan den Evangelist Lucas zoude voorzeggen. 1
De herders, vol modelijden op hot zien eener armoede, waarvan zij zelfs onder hun stand geen wederbeold kenden, vroegen aan Joseph, hoe hij er toe was overgegaan eene zoo ongeriefelijke plaats tot verblijf te kiezen, cn toon nu do heilige Aartsvader hun antwoordde, dat hij geen andere had kunnen vinden, riepen zij uit: # O, waarom niet aan onze hutton aangeklopt 1 Wij zijn slechts arme veehoeders, maar een groot genoegen ware het ons geweest zulke heilige gaston, als
(1) Luc. 2. 19.
1 44 ELFDE HOOFDSTUK.
gij, Heer, en die heilige Vrouwe, te kunnen ontvangen, en vooral eene wijkplaats te mogen verleonen aan den Verlosser, die beloofd is aan onzen vader Abraham.Maar nog bestaat biertoe gelegenheid, want go zult toch eenigen tijd te Bethlehem moo-ten vertoeven. Welnu, daar gij de armen niet versmaadt, bewijs ons dns de gunst dezen stal te verlaten en bij ons uw intrek te nemen. «
Na dit gesprek ontrukten zij zich hoo ongaarne ook aan de zoete grot, en gingen aan hunne gezellen de wondervolle tijding brengen, dat de Messias nabij Beth-lebems poort was geboren.
Den volgenden ochtend, zag Joseph, bij hot eerste morgenrood, een talrijke schaar herders en arme landbouwers naderen, in gezelschap van hunne vrouwen en kinderen. Hij begreep dadelijk bet doel hunner komst, en noodigde hen uit binneato treden; en gelijk de eerstgekornenen, huldigden nu ook zij hun Verlosser. De kinderen toonden hunne bli jdschap door lu de
BhTHLEHEM. 14a
vreugdekreten ; in hun eenvoud omhols-den zij Jezus en kusten Hem het gelaat, tot groot vermaak van Maria eu van haar gelukkigen Echtgenoot. De vrouwen wenschten Maria geluk zulk een Zoon ter wereld te hebben gebracht.Zij konden hunne oogen maar niet afiioudea van dat gelaat, waarop de zedigheid en argeloosheid eener jeugdige Maagd in do liefelijkste verhoudingen samensmolten met de goedheid eener Moeder en den adel eener Koningin. Zij fluisterden elkander in, dat zij zelfs te Jeruzalem, op de hooge feesten, wanneer do eerste familiën van Judea daar verzameld waren, nooit ecno zoo schoone, zou volmaakt beminnelijke Vrouw gezien hadden. Ten laatste kwamen de kinderen, volgens toenmalig gebruik, aan do voeten van bun kleinen Koning, gelijkzij Hem reeds noemden, de geschenken nederleggen, die hunne ouders hadden meegebracht : eenige vruchten en gebak. En do goede Maagd Maria zag hen met ovorzoeten blik aan, streelde hen, en
10
■I 40 ELFDE nOOFDSTÜK.
gaf door een lieftalligen glimlach het genoegen te kennen, dal hun bezoek en hunne geschenken haar verschaften.
Aldus smaakte de heilige Aartsvader in dien gedenkwaardigen nacht het dubbel geluk de Vader te worden van zijn God, en Jezus en Maria kenbaar te maken aan de eerste voorbeschikten tot het geloof.
Onderhoud mei den II. Joseph.
Overvloedig,o veelgeliefde Beschermer! was de vreugde, die uwe zoo heilige ziel overstroomde op het oogenblik, dat het u gegeven werd Gods Zoon, die uw Zoon geworden was, aan uw hart te drukken ! Uw geluk en dat der brave herders, die door u tot dc wieg van den kleinen Verlosser werden toegelaten, doon mij denken aan de verrukking eener ziel, wanneer zij voor de eerste maal van aanschijn tot aanschijn de eeuwige Schoonheid mag aanschouwen en zich voor altijd mag dompelen in den oceaan der eindelooze geneugten !...... Zal ook ik oens dat ge-
DROEFHEID EN IlLIJDSCIIAP. 147
luk mogen genieten ? O zekor! Ik hoop dat door de verdiensten van Jezus en Maria, en door uwe voorspraak. Geef dus, dat ik Jezus beminne, dat ik nooit meer hot ongeluk hebbo Lem te belecdigen. En daar het noodzakelijk is, dat ik eerst ster-ve, voor ik hem kan aanschouwen, bid ik u, geef dat ik dikwijls met den grooten Augustinus uitroepe :
0 laat mij sterven, Heer, om eindlijk U te aanschouwen.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Droefheitl en Blijdschap.
Reeds voor do achtste maal spreidde de zon hare eerste morgenstralen uithoven de wieg van den Godmensch ; de dag, dio nu aanbrak, verkondigde aan Maria en Joseph blijdschap en droefheid tevens ; blijdschap, daar zij der aarde den naam, die zalig maakt,zouden openbaren, droefheid, daar zij dinn heiligen naam als in
148 TWAALFDE UÜOFDSTÜK.
bloedige lettors moesten schrijven op hot zoo teederc vleesch van hun geliefdon Zoon.
Om ton volle het lijden te bevatten, dat Josoph bij deze gelegenheid te doorstaan had, ware het noodig de uitgo-strekthoid te kennen zijner liefde voor het goddelijk Kind. Het was de Zoon eenor maagd, de zuiverste der maagden ; do Zoon zij nor echtgenoote, de beminnelijkste der eohtgenooton; hot was ook zijn eigen Zoon: hij had Hem ontvangen uit de handen van den hemelsehen Vader, als onderpand zijner eeuwige vereeniging met de hoogverheven Maagd: hij had Hem ontvangen uit do handen van Maria zelve, op het oogenblik dat zij nog schitterde van de glorie harer wondervolle baring. Hierbij kwam nog, Joseph wist het, dat Kind was do Messias, beloofd aan zijne vaderen, de verwachting en het verlangen van Oudvaders, en Profeten, van geheel het Joodsche volk en van alle stammen dei' aarde. Eindelijk
DHOEFHlilD EN BLIJDSCHAP. \ ifl
liet was zijn God, nn een God, volgons dc gedachte van den H. Bcrnardns, des te beminnelijker, naarmate Hij kleiner was geworden. Dat teeder Kind nu, dien eeni-gen, welbeminden Zoon, dien God, zag Joseph zich verplicht zonder verdediging aan het mes der Mozaische wet over te geven: hij moest Hem scherpe smartkreten hooren slaken, zijn bloed zien vloeien, weken lang moest hij Hem zien kwijnen, bleek, gefolterd door eene onafgebroken koorts, terwijl louter afmatting Hom de oogen deed sluiten.
Dit alios was nog slechts de oppervlakte van dat smartvol geheim; Joseph, wien de H. Geest verlichtte, wist er dieper in door to dringen.
De besnijdenis moest den mensch zijne in Adam bezoedelde afkomst te binnen brengen ; hij, die besneden werd, erkende daardoor een zondaar en een kind van gramschap te zijn; daarenboven verbond hij zich op straffe van Gods vervloeking alle zuiveringen te zullen in acht nemen,
130 TWAALFDE nOÜFDSTL'K.
die door de wet waren voorgeschreven, en ;illon ten dool hadden den Jood te vernederen, doorhem voortdurendzijneeigene zonden voor oogon te houden. God dus, die zijn Zoon de besnijdenis deed onder-gaau, behandelde Hem diontengevolgeals een zondaar en verpliohtte Hom om geheel zijn leven in strenge boetedoening te slijten. Waarom? Een woord van den Aartsengel wierp een schrikwekkend licht op dat vreeselijk geheim. Over den Zoon sprekende, dit uit Maria zoude geboren worden, had Gabriël tot Joseph gezegd. (i Hij zal zijn volk van de zonde verlossen. » ! Hot zoete Kind had zich dus bij de goddelijke Gerechtigheid verantwoordelijk gesteld voor alle zonden der men-schen. Het had do verplichting op zich genomen ze nit te hoeten. Zonder bloedstorting nu geene kwijtschelding,2 en het bloed der door de wet voorgeschreven slachtoffers was onmachtig ter zuivering
(1) Matth. 1. 21. —(2) llcbr. 0. 22,
DROEFHEID EN BL1.IDSCHA1'. \ a 1
van 's menschen geweten. 1 Zijn bloed had Jezus dus verpand aan de goddelijke Gerechtigheid; do weinige droppelen, nu gestort, waren slechts in mindering gegeven : eens zoude het ton volle vergoten worden; en de vernedering en do smart der besnijdenis waren een voorspel van den smaad en de folteringen des kruises. Ongetwijfeld begreep Joseph dit alles, ten minste in het algemeen, en voldoende om te kunnen medelijden met zijn Kind en Zaligmaker,en om als getuige met kennis van zaken bij dit diepzinnig geheim tegenwoordig te zijn. Weldra echter zoude hij het nog beter begrijpen; te Jeruzalem wachtte hem een profeet, die hem de waarheid in hare volle, vreeselijke naaktheid zou foonen. Josephs droefheid groeide nog aan door die van Maria, en Maria's smart was geëvenredigd aan de tee-derheid, die haar hart, als jeugdige maagd en als moeder, voor een zoo be-minnelijken Zoon gevoelde, en aan hare (1) Hclir. 10. i.
1;)2 TWAALFDE HOOFDSTUK.
onbegrijpelijke liefde voor een God, die uit liaar had willen geboren worden, die nog dagelijks liet leven aan hare borst dronk, hare liefkoozingen afbedelde en in hare armen sliep. Reeds den avond te voren was zij treurig, en al trachtte zij in het bijzijn van haar echtgenoot rustig te schijnen, toch bemerkte deze gemakkelijk haar kommer, daarbij dien zelf deelde. Des ochtends, toen zij zich voor de heilige plechtigheid moesten gereed maken, kon zij hare tranen niet langer weerhouden, en toon zij den bedienaar der wet zag binnentreden, toen zij bet. mes zag blinken, toen zij het zoete Slachtoffer uit zijne wieg moest nemen, het wakker maken en van de windselen ontdoen, toen begon zij luide te snikken. O, hoe pijnlijk weerklonken do zuchten eener zoo toeder geliefde in het hart van den heiligen Joseph 1
Toch smaakte de heilige Aartsvader dien dag een onuitsprekelijken troost, namelijk van der wereld den grootsten
DROF.rnKlD F.N BLTJDSCHAP. 1 !,;3 cillpi- natnen te openbaren, den naam, die alle. Unie in den hemel doet buigen, die den hoogmoed der hel onderdrukt,1 die liet eenigste heil is der gevallen kinderen van Adam, 2 den naam, die aan alle volkeren overgebracht, spoedig do wereld beroeren en alles tot zich zoude trekken,3 hetzij om aanbeden, helzij om bestreden to worden, den naam eindelijk, die na alle hinderpalen overwonnen Ie hebben, zonder mededinger, over het herschapen heelal zonde heerschen. De heilige naam Jezus was door don Aartsengel Gabriël uit dep, hemel gebracht, eerst aan Maria en daarna aan Joseph ; beiden snakten naar het oogonblik, waarop de echo der grot dien zonde weerkaatsen. Doch het gebruik wilde, dat aan geen Israëliet een naam werd gegeven, vooraleer de besnijdenis hem als Abrahams zoon had geken-teekend ; voor hot goddelijke Kind bestond hiertoe nog cene bijzondere reden,
(1) Phil. 2. 0 on 10. — (2) Act. i. 12. — (3) Joan. 12. 32.
154 TWAALFDE HOOIDSTÜK.
want zijn naam moest Hij verdienen door vernederingen en smarten. 1 Tot nu toe hadden Maria en Joseph slechts met het een of ander iieldewoord van Hem gesproken; zij hadden gezegd: « ons lief Kind, onze Lieveling, onze Schat, onze Liefde.»
Doch toen eenmaal zijn kostbaar bloed had gevloeid, toen zijn gekrijt ton hemel steeg om barmhartigheid af te smeeken, en zijne moeder Hem zocht te sussen, door Hom zachtjes op hare armen te wiegen, vroeg men aan Maria en Joseph welken naam zij Hem wilden geven. Maria zweeg stil, en wilde zich geen recht aanmatigen, dat eigenlijk den vader van liet Kind toekwam; en Joseph, die gewoon was Maria's voorliefde voor vernedering en onderdanigheid te begunstigen, antwoordde: « Jezus is zijn naam. »
Onderhoud mei den 11. Joseph.
Hoe eervol is het voor n, o volzalige Patriarch, nog voor de Apostelen aan de
(!) Pliü. 2. 2.
■f
DROEFHEID EN BLIJDSCHAP. 103
wereld den naam te hebben Ijnkcnd gemaakt, dio narde redt, den hemel verheugt en de hel ter neder slaat! Maar tot nog grooter eer strekt het u het diepe geheim van dien naam doorgrond en gesmaakt te hebben. Aan uw beminden Zoon den naam Jezus geven, stond gelijk, gij wist het, met Hem te merk teellenen als oen voor bet altaar bestemd slachtoffer : het stond gelijk met Hem op te dragen en toe te wijden aan Gods gerceh-ti-heid, die door de misdaden vergramd was. Het mes dor wet beeft dus in uw hart, niet minder dan in bet vleesob van hot onschuldig Kind, den Naam Jezus gegrift ; en van dien stond af hebt gij voortdurend , door eene altijd hernieuwde toestemming tot het slachtofferen van Jezus, dat vaderhart geslachtofferd aan do goddelijke Glorie. En ook ik, geliefde Vader, heb het indruksel ontvangen van Jezus' heiligen Naam, want gedoopt ben ik in zijn bloed, en begraven in zijn dood ;1 en ik heb mij aldus verplicht een nieuw (1) Uom. 6. 4. — Col. 2.12.
IK6 TWAALFDE HOOFDSTUK.
leven tc leiden,een loven verborgen in God met Jezus Christus, ' aan God, en de men-sohen behagel ijk te zijn, 2 mijn vleeseh met dezelfs begeerlijkheden te kruisigen5 rn mij in alles aan Jezus gelijkvormig tc maken. 4 Is dit inderdaad niet de botee-Itenis van den overschoonen naam van Christen, van Je?us' leerling, dien ik in h'it doopsel heb ontvangen? Maar helaas! hoe heb ik mijne aangegane verplichting vervuld? hoe heb ik dien heiligen naam in eere gehouden ? Waartoe zal hij mij eens baten, zoo mijn gedrag hem heeft verloochend ?...... O groote heilige Joseph, bid voor mij, opdat ik voortaan beter dien naam Jezus begrijpe,en vooral opdat ik hem smake, niet alleen met zijne beminnelijke zoetigheid, maar ook met zijne gestrenge lossen; opdat ik hem pi iffe in mijne banden en voeten dour de heiligheid van mijn handel en wandel; in mijn hart, door elke schuldige genegen-
(1) Coll. 3. 3. — (2) Gal. 1. 10. — (3) Gal. E. 24. — (i) Hom. 8. 29.
■
DROEFHEID EN BL1JDSIIAP. 137
heid onverbiddelijk af te snijdan ; op mijne lippen, door roino en stichtende gesprekken; op mijne oogen, door de zedigheid mijner blikken; op geheel mijn persoon, door de wereld in mij te kruisigen en voor God alleen te leven. ' Dan alleen zal de naam Jezus voor mi j een tee-ken van heil en eene kroon van glorie zijn: dan zal ik vol vertrouwen den dood kunnen afwachten. En zoo mijne vijanden mij in dien vreeselijken stond zullen trachten te verschrikken, dan zal ik hen met den Apostel antwoorden: Niets jaagt mij vrees aan, want
Ik draatj steeds in mij om de leekens van Godt wonden -
Volgens den H. Joannes Chrysostomus wil God, wiens liefste bezigheid bestaat in do heiliging zijner uitverkorenen, (1) Gal. 0. U. — (2) Gal. fi. 17.
iÖ8 DliRTIliNDK HOOFDSTUK..
dat hun levou eeno mengeling zij van vreugde en droefheid. Door deze oefent, zuivert en onthecht liij ze van de aarde, door gene richt Hij hen weder op, en geeft hun nieuwe krachten, uit vrees, gelijk de Apostel zegt, dat zij onder hot buitenmatig gewicht der beproevingen mochten bezwijken. Die gedragslijn volgde God vooral ten opzichte van den H. Joseph. In het vorige geheim hebben wij do droefheid zien plaats maken voor de blijdschap: do twee volgende geheimen zullen aanvangen onder levendige vreugde, en ten laatste uitkomen, het een op hevige angsten, het ander op snijdende smart.
liet gerucht der groote gebeurtenis, die te Bethlehem had plaats gegrepen, had zich door geheel liet dal verspreid : men onderhield zicli daar over niets anders, dan over Hem, dien men Josephs zoon noemde, en over de wonderen, die zijne geboorte hadden vergezeld. Men vroeg daar elkander niet af, gelijk te vo-
VtlEUGDE EN ANGST. dtiO
ren bij Joannes' geboorte op de bergen van Judea geschied was: «Wat zal er worden van dat kind, waarop Gods hand zoo kennelijk rust?» 1 Noen, duidebjk had do engel gesproken : hij had gezegd dat hot Kind, daar in die kribbe geboren, Christus de Hoer was, de Verlosser van Israël. 2 De herders, als vertrouwelingen dezer openbaring , zagen zich dikwijls omringd door lieden, die hen onophoudelijk hun eenvoudig verhaal op nieuw deden beginnen. 5 En na gehoord te hebben, wilde men mot eigen oogon onderzooken : telkens zag do grot of de arme hut, waar hot heilig huisgezin zijn introk had genomen, brave lieden tot zich komon, die Joseph verzochten hen bij don kindgeworden Verlosser toe te laten. Dan ontving hen do I!. Aartsvader met eene goedheid, die bon bekoorde en dadelijk voor hem innam, terwijl de goddelijke schoonheid van Jezus, de hemelscho vreugde, die men bij Hem smaakte, on (1) Luc. I. GO. — (ï) Luc. 2.11.— (3) Luc. 2. 18.
1 GO DERTIENDE HOOFDSTUK.
Maria's nederige majesteit do laatste twijfel uit hunne ziel verdreef. En ais zij daarna de herders wederzagen, zeiden zij tot deze, gelijk eertijds de Sicharieten tot deSamaritaansohe vrouw:1 «Nu gelooven wij niet alleen oni wille van uw woord, maar wij hebben hem met eigen oogen gezien en gelooven nu, dat Josephs zoon in waarheid de Verlosser is, dien God aan David en onze Vaderen beloofd heeft. » Kort daarop kwam eene onvoorziene gebeurtenis de aandacht van de geheelo stad met hare omstreken nog sterker spannen. Op een avond, toen Joseph na eene korte afwezigheid wederkeerde, zag hij voor do deur der woning eene groote en rijke karavaan stil houden, liet waren prachtig getuigde kameelen en dromedarissen, die door slaven van hunnen last ontdaan worden : op het zien hiervan kwam heel do nabuurschap in opschudding, la de lucht liet zich een nog wonderbaarder teeken zien : eene ster namelijk, van on-(I) Joan, i. 2.
VBKÜGDE EN ANGST. 1 (H
gewonen glansen grootte fonkelde boven do hut en trok aller blikken tot zich. Joseph spoedde zich naar binnen, en zag daar hooge en machtige personen nederge-linield aan de voeten van Jezus, die op den schoot zijner Moeder rustte. Hunne oogen glinsterden van zoete vreugde: zij aanbaden, zij smeekten, zij beschouwden. Vervolgens zag hij hen opstaan , hunne schatten openen, daaruit goud, wierook en mirrhe nemen en dit alles beurtelings aan den nieuwen Koning der Joden aanbieden.
Dat was een genotvol oogenblik voor Joseph I Hij zag daar de voorzegging vervuld worden van zijn vader David, die over den Messias sprekende, gezegd had : « Zijne heerschappij zal zich uitstrekken van de eene zee tot de andere, en van den vloed tot aan des aardrijks grenzen. Do Ethiopiërs zullen voor Hem nederknielen, en zijne vijanden de indrukselen zijner yoetstappen kussen. De koningen van Tharsis en de verafgelegen eilanden zul-
I 00 DERTIENDE HOOFDSTUK.
Marias nederige majesteit de laatste twijfel uit liuane ziel verdreef. Eu als zij daurna de herders wederzagen, zeiden zij tot deze, gelijk eertijds dc Sioharieten tot deSamaritaansclie vrouw:' «Nu golooven wij niet alleen om wille van uw woord, maar wij hebben hem met eigen oogen gezien en gelooven nu, dat Josephs zoon in waarheid de Verlosser is, dien God aan David en ouze Vaderen beloofd heeft. » Kort daarop kwam eene onvoorziene gebeurtenis de aandacht van de geheelo stad met hare omstreken nog sterker spannen. Op een avond, toen Joseph na eene korte afwezigheid wederkeerde, zag hij voorde deur der woning eene groote en rijke karavaan stil houden. Hot waren prachtig getuigde kameelen en dromedarissen, die door slaven van hunnen last ontdaan werden : op liet zien hiervan kwam heel do nabuurschap in opschudding. In de lucht liet zich een nog wonderbaarder teeken zien : eene ster namelijk, van on-(1) Joan, i. 2.
VRIiüGDE EN ANGST. 101
gewonen glansen grootte fonkelde boven de hut en trok aller blikken tot zich. Joseph spoedde zich naar binnen, en zag daar liooge en machtige personen nederge-knield aan de voeten van Jezus, die op den schoot zijner Moeder rustte. Hunne oogen glinsterden van zoete vreugde; zij aanbaden, zij smeekten, zij beschouwden. Vervolgens zag hij hen opstaan , hunne schatten openen, daaruit goud, wierook en mirrhe nemen en dit alles beurtelings aan den nieuwen Koning der Joden aanbieden.
Dat was een genotvol oogenblik. voor Joseph 1 Hij zag daar de voorzegging vervuld worden van zijn vader David, die over den Messias sprekende, gezegd had : « Zijne heerschappij zal zich uitstrekken van de eene zee tot de andere, en van den vloed tot aan des aardrijks grenzen. De Etliiopiërs zullen voor Hem nederknielen, en zijne vijanden de indrukselen zijner Toetstappen kussen. De koningen van Tharsis en de verafgelegen eilanden zul-
{ 62 DERTIENDE HOOFDSTUK.
Ion Hem geschenken aanbieden : de vorsten dor Arabieren en van Saba zullen Hem de hulde hnnner schatten brengen ; aangebeden zal Hij worden door alle koningen der aarde, gediend door alle volkeren.» 1 Nietalleen dus voor Israël, maar voor alle volkeren zoude Jezus een Jezus zijn; Hij , de ware opkomende zon, zou in don schoot van het nieuw Jeruzalem eone tallooze menigte zonen en doohteren trekken, die niet uit hetzelve waren geboren. 2 Gerust kan men aannemen, dat van toon af Maria's waardige echtgenoot zijn hart opende voor die menigte, die dooide Wijzen werd voorgesteld ; vaderlijke gevoelens koesterde hij nu voor de Kerk der heidenen, die daar een geheimzinnig huwelijk had gesloten met den Bruidegom der zielen door diens tweevoudige natuur, de goddelijke en de menschelijke, en zijn algemeen koningschap te erkennen.
Na den Zoon te hebben aangebeden,
(1) Ps. 71. 8. sqq. — (2) Isaï. GO. 1. sqq.
VBEUGDE EN ANGST. 1 63
brachten de godvruchtige Wijzen ook hunne hulde aan de Moeder, die in stilte en de oogen zedig neergeslagen naar hen luisterde, en tevens door haar tevreden gelaat de vreugde te kennen gaf, die hunne roeping tot het geloof haar veroorzaakte. Toen zij vervolgens hun oog op Joseph lieten vallen en begrepen, dat hij het hoofd was van dit boven allen gezegend huisgezin, groetten zij hem, op Oostersche wijze, met eene diepe buiging, en gaven hem hunne blijdschap te kennen over zijn geluk, de Ster van Jacob lo bezitten, 1 wier glans heel de aarde zou verlichten. De overzalige Patriarch bedankte hen, en het verlangen zijner he-melscho echtgenoote voorkomende verzocht hij hun te verhalen, op welke wijze de geboorte des Verlossers ter hunner kennis gobraobt was, en hoe zij diens wieg hadden kunnen ontdekken. Zij antwoordden nu als volgt:
« Wij komen van het Oosten, uit een (1) Num. 24.17.
164 DERTIENDE HOOFDSTUK,
ver afgelegen land. Gelijk on?e voorvaders, hielden wij ons bezig met de sterren na te gaan, toen plotseling voor onze oogen eene nieuwe star aan den hemel verscheen, die alle andere door hare schittering verduisterde. Eene inwendige stem gaf ons te kennen, dat dit het tee-ken was van den Heerscher, die uit Israël moest opstaan en over het heelal gebieden. 1 Dadelijk reisden wij af naar Jeruzalem, de nieuwe koningsstad: doch bij onze aankomst bemerkten wij vol verbazing, dat niet alleen de nieuwe Koning er niet was geboren, maar dat het gerucht zelfs zijner geboorte er niet was doorgedrongen. De inwoners schenen verstomd over hetgeen wij hun verhaalden; men omringde ons, en bestormde ons met vragen. Spoedig word dit alles aan Hero-des, den koning, geboodschapt, die in zijn huis te Jericho ziek lag. Hij ontbiedt ons bij zich. Wij vertrekken naar die stad, cn na eenige uren wachtens worden (l)Isaï. II. 10.
VREUGDE EN ANGST.
wij in het geheim bij hem toegelaten. De vorst betuigde ons zijne groote tevredenheid over do tijding, die wij hem brachten ; maar zijne vreugde scheen ons geveinsd. Zoo nauwkeurig mogelijk lichtte hij zich in over den tijd, waarop de ster zich aan ons had vertoond, en daarna zeide hij : » Onze gewijde boeken wijzen duidelijk Bethlehem van Juda aan als do geboorteplaats van den Messias : gaat dus en tracht hem te ontdekken, en komt vervolgens mij boodschappen waar Hij zich bevindt, opdat ook ik Hem ga aanbidden. » n En als wij nu Jeruzalem verlieten, zie, daar verschijnt plotseling de ster op nieuw aan den hemel; zij beweegt zich voort, als om ons uit te noodigen haar te volgen, en staakt haar loop boven dit huis, dat zij ons door eene lange lichtstreep aanduidt. »
Met de grootste aandacht volgde Maria dit verhaal; zij grifte al die bijzonderheden in haar geest, overwoog ze in haar hart en
165
166 DERTIENDE HOOFDSTUK,
loofde don Hoer, die den heidenen do deur des heils had geopend. Wat Joseph aangaat, die belast was voor de veiligheid van Kind en Moeder te waken, hem trof al dadelijk het gewicht der inlichtingen, die de Wijzen hem hadden verstrekt.
Niet alleen de heerlijkheid van deu Verlosser hadden de Profeten voorzegd, maar ook vernederingen, door welke Hij die glorie zou moeten bereiken. David, op de eerste plaats, had voorspeld, dat de koningen en vorsten der aarde zouden samenspannen om den Heer en zijn Christus te beoorlogen. 1 Joseph wist dit; van den anderen kant waren hem Herodes en diens wreede staatkunde bekend ; hij begreep de verbazing, de spijt van iien woesten Idumeör, toen hij die liooge vreemdelingen van zoo verre zag komen om een uit Jacob geboren koning te aanbidden.
Eq voor welke misdaad zou hij schrikken, hij, die voor den moord van zijn
(1) Ps. ï. 'I. sijr(.
VREUGDE EN ANGST.
1G7
eigen zoon niet had teruggedeinsd ? Waartoe inderdaad zoo geheimvol in die zaak gehandeld? Waarom, na zoo zorgvuldig alles te hebben nagegaan, hetgeen de opsporing van het Kind konvergemak-kolijken, niet den schriftgeleerden en oversten der priesters bevolen de Wijzen te vergezellen, om in zijn naam den god-delijken Messias te gaan aanbidden ? — Die overwegingen maakten Joseph uiterst beangst. Wat stond hem in dit geval te doen? Vluehten ? Do Wijzen smeeken om niet naar Herodes weder te keeren ? — Besloot hij tot dit laatste, dan vreesde hij het licht onder de korenmaat te stollen, en de inzichten des hemclschen Vaders te weerstreven. Echter hield hij zijne bezorgdheid in zijn eigen hart besloten, vreezende te vroeg de H. Maagd te bedroeven, die zich geheel op zijne voorzigtig-heid verliet. Doch toen de Wijzen zich in hunne tenten, dio zij op korten afstand hadden opgeslagen, terug hadden getrokken, begon bij als altijd, wanneer hij in
1 68 DERTIENDE HOOFDSTUK.
twijfel verkeerde, le bidden, en smookte den Heer, zelf te zorgen voor de veiligheid der beide schatten, wier bewaarder hij was. Was het gebed van dien rechtvaardige altijd welkom in den hemel, hoe veel te meer, nu hij bad voor Jezus en Maria 1 Dadelijk werd de aartsengel Gabriël afgezonden naar de brave vreemdelingen, die reeds in diepen slaap gedompeld lagen. Hij verscheen hun in den droom, openbaarde hun de plannen van Herodes tegen het goddelijk Kind en zijn toorn tegen hen zelve, en verbood hun uitdrukkelijk tot hem weder te koeren. 1 Onmiddelijk ontwaakten zij, en daar Bethlehem op zeer korten afstand van Jeruzalem gelegen was, begrepen zij, dal eene vlucht bij dag hen kon blootstellen aan de vervolging der trawanten van Herodes. Zij stonden dan ijlings op, en gingen aan Joseph het hun gegeven bevel mededeelen. Nog eene laatste maal drukten zij hunne lippen op de voeten des
(1) Matt. 2. IS.
VKEüGDE~EN ANGST. 1 69
Verlossers, namen een hartelijk, afscheid, van Maria en Joseph'en sloegen bij hun vertrek oen anderen weg in, dan waarlangs zij gekomen waren.
De heilige Patriarch bedankte den eeuwigen Vader, dat Hij zijn gebed had verhoord : hij was overtuigd dat het middel, door de Voorzienigheid genomen om het loven van het Kind te beveiligen, voor het oogenblik voldoende was : en hij meende in Bethlehem don dag af te wachten, die bestemd was voor do zuivering dor Moedermaagd en de opdragt van haren Zoon.
Onderhond met den H. Joseph.
Hoe bewonderenswaardig , o groote Heilige, gedraagt gij u in alles I Ja, gij zijt een waardig vertegenwoordiger van den hemelschen Vader, die alles met zorg en vlijt, maar zonder drift en verwarring verricht. 1 Uw voorbeeld leert mij met
(1) Sap. 8. 1.
170 DERTIENDE HOOFDSTUK,
mate voorzichtig te zijn, dagelijks zooveel in mijn vermogen is te zorgen zoo voor mijne zaliging en volmaaktheid, als voor al het overige, en mij voor den volgenden dag te verlaten op Gods goedheid, zonder ooit Zijne heilige beschikkingen vooruit te loopen. O, hoe gelukkig zou ik leven, indien ik aldus handelde. Eu waarom zou ik het niet doen? Wat is er verstandiger, dan te vertrouwen op dien even goeden, als machtigen God, die aan de vogelen hun voedsel geeft, de bloemen des velds bekleedt met eene pracht, die den luister der koningen doet verdwijnen, 1 en zelfs let op het insect, dat zich verschuilt onder een grashalm, of in een dauwdroppel als verloren rondzivemtl Hoe zou Hij een wezen vergeten,gevormd naar zijn beeld en bestemd om zijne gelukzalige eeuwigheid met Hem te deelen? Hij gewaardigt zich mij zijn kind te noemen en verzekert mij, dat Hij al mijne haren heeft geteld,2 Hij zegt mij: OMatt. 6. 25. — (2) Luc. 12. 7.
BLIJDSCHAP EN DROEFHEID. 171 i Zoo gij op Mij vertrouwt, zal het kwaad u niet genaken; mijnen engelen zal Ik gelasten u op hunne handen te dragen ; den leeuw en den draak zult gij onder uwe voeten treden : gij zult tot Mij roepen en Ik zal u verhooren ; in de beproeving zal Ik met u zijn en u er uit verlossen; en na een gelukkig loven zal Ik u in den hemel binnenleiden.1 • O mijn heilige Beschermer! verkrijg mij de genade mij dikwijls die beloften in het geheugen te roepen, om de verwarringen mijnerijdele vrees te stillen. Geef dat ik trachte in alles aan mijn God te behagen, volmaakt zijn wil te vervullen, en dat ik verder aan Hem de zorg voor mijne toekomst overlate.
Hoe rusHg slaript men in, gedekt door 's llce-ren vleugelen! -
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Blijdschap en droefheid.
Eon groot leest was wederom voor Jo-(I) Ps. 90. 9. sqq. — (2) Ps. 4. 9.
172 VEERTIENDE DAG.
seph aanstaande. Het kind Jezus had zijn veertigsten levensdag bereikt; het was de eerstgeborene van het heilig huisgezin, 1 en de oudste van allegeschapenen;2 onder elk opzicht behoorde het aan God; het moest aan de priesters, Aarons zonen,opgedragen, en wilde men het terug bekomen, ook van hen afgekocht worden. Vroeg in den morgen stond Joseph op ; zijne ziel was opgeruimder dan naar gewoonte. Hij had gehaakt naar dat oo-genblik, om op plechtige wijze dank te gaan brengen aan den God zijner vaderen, die zijn levenslot had vereenigd met dat van de gezegende onder alle vrouwen, 3 van de medeverlosseresder wereld; aan den God vooral, die onder alle stervelingen hem had uitgekozen, om de plaats van vader bij den Godmensch te vervullen. Zijne blijdschap werd nog verhoogd door die van Maria, wier hart klopte bij de gedachte, dat zij de heilige vrucht harer maagdelijkheid aan God ging opdragen, (1) Luc. 2. 7. — (2) Col. 1.15. —(3) Luc. 1.28.
BLIJDSCHAP EN DROEFUKID. 173 terwijl terzelfder tijd hare, glorie begraven werd in de gebruikeneener vernederende, plechtigheid.
Voor het doorluchtig echtpaar zich op weg begaf, bedankten zij eerst de lieden, bij welkezijhun intrek hadden genomen. Die eenvoudige menschen konden er maar niet toe besluiten van hen te scheiden, en heete tranen stortten zij bij de gedachte, dat zij hunne gasten nimmer meer zouden weerzien. Joseph deed in een korfje de twee tortelduiven, die geofferd moesten worden, de eene voor de zuivering van Haar, die zuiverder was dan het licht, de andere, om de heerschappij des Hoeren te erkennen over het leven en den dood van het goddelijk Kind.1 Van hare zijde bond de H. Maagd de doeken bijeen; op een tee-ken van haar echgenojt, naderde zij de wieg, knielde neder, aanbad een poos haar God en Zoon, nam Hem zachtjes op hare armen en sloeg haar sluier over Hem heen.
(1) Lev. 12.8.
174 VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Nu nam de reis een aanvang,
Hoe rijk gevoelde Joseph zich in zijne armoede 1 Hij had zijne lot niet willen ruilen met dat van den hoogste der Serafijnen. Hij zag zich in staat gesteld God op eene Hem waardige wijze te eeren. De offeranden van Abel,van Noach, van Abraham, van Samuël en van Elias waren den Heer aangenaam geweest; doch wat kostbaars hadden zij geofferd? Lammeren, bokken en stieren; Joseph echter ging aan God met de vlekkelooze maagdelijkheid van Maria een slachtoffer opdragen groot als God zelf.
Terwijl zij de twee mijlen afstands, die hot oude Bethlehem van de heilige Stad scheidden, aflegden, liep hun gesprek enkel over hun zoeten schat, over de goedheid van Israels God en over de middelen om zich die weldaden waardig te toonen Van tijd tot tijd beschouwde de jeugdige moeder haar Kindje, en als het dan ontwaakte, schoof zij den sluier weg, om het aan Joseph te toonen. Dan lachte Jezus
BLIJDSCHAP EN DROEFHEID. 173 zijn vader toe: en deze, van liefde en eerbied bevende, drukte zijne lippen op het voorhoofd van den Oneindige, die in doeken was gewikkeld.
Te Jeruzalem aangekomen, begaven zij zich recht naar den tempel, zonder eenen enkelen blik te gunnen aan de paleizen, waarop die stad zoo trotsch was. Het kwam den zoon van David voor, als droeg hem dat heilig gebouw, hoe luisterrijk ook door Herodes' praalzucht versierd, een zekeren naijver toe. En niet zonder reden. Bezat hij niet in Jezus en Maria de wezenlijkheid, van hetgeen de tempel slechts bezat in zinnebeeld? Jezus was het waarachtig heiligdom, waar de Godheid in gansch hare volheid woonde; 1 zijn vleesch was de sluier, die het goddelijk Wezen bedekte, 2 en terzelfder tijd, in zekeren zin, tastbaar maakte. 5 Jezus was tegelijk én Tempel én God, het slachtoffer, dat alleen der goddelijke Majesteit
(1) Col. 2. 9,— (2) Ilebr. 10. 20. — (3) Joan. U. 9.
170 VEERTIENDE HOOFDSTDK.
waardig was, het waarachtig Altaar en de eenige Opperpriester, die in staat is God te naderen en ten voordeele van het raen-schelijk geslacht tusschen beide te treden. 1 Wat Maria betreft, zij was de Ark des nieuwen Verbonds, gegrondvest op betere beloften dan het oude; zij was een Kandelaar, kostbaarder en glansrijker dan die welke het Mozaïsch heiligdom verlichtte ; en de Tafel der toonbrooden, ón do bloeiende Roede van Aaron,cn bet gouden Vat met manna waren slechts bleeke afbeeldsels van hare vruchtbare maagdelijkheid en haar goddelijk moederschap. Joseph begreept dat alles; maar hetgeen zijn ootmoed hem wellicht niet deed bedenken, was, dat hij zelf met zijne heilige gade afgebeeld was in het Heilige der Heiligen. Inderdaad, de genadestoel, die als de Troon van God was, en het zinnebeeld bij uitnemendheid van da Mensch-heid van Jezus Christus, rustte onder de schaduw der vleugelen van twee Cheru-(1, Hebr. passim.
BLIJDSCHAP EN DROKFHEID. 177 bijnen, van welke de een het aangezicht had van een man en de andere dat eener vrouw.
Toch sloeg niemand acht op hol heilig Echtpaar, dat trouwens in niets van de armsten verschilde. Onder de menigte als verloren, wachtten zij nederig tot hunne beurt daar was, om den Heer hun Zoon en hunne bescheiden offers aan te bieden. Plotseling ziet men Simeon toesnellen, den grijsaard in geheel Israël vermaard wegens zijne godsvrucht en vol van den H. Geest. Men staat verbaasd over zijne opgewondenheid, en gaat vol eerbied op zijde om hem den weg vrij te maken.Ademloos bereikt hij de H.Maagd, valt aan hare voeten en buigt zijn aangezicht ter aarde; vervolgens richt hij zich op en steekt zijne bevende handen tot de jeugdige Moeder uit. Deze begrijpt hem en aarzelt niet haar kostbaren schat hem over te geven. En hij, eerst drukt hij het goddelijk Voorwerp zijner lange verwachting tegen zijn hart; dan slaat hij zijne
12
178 VEEHTIENDE HOOFDSTUK.
uogpn ten bemel en zegent den Heer, dat hij Dengenen met zijne oogen mag zien, die het licht gaat ontsteken voor de vol-keren , welke gedompeld liggen in de duisternissen der onwetendheid, en Israels naam voor altijd beroemd zal maken.
O, hoe machtig moest deze plotselinge openbaring der grootheid van het he-nielsch Kind het vaderhart van Joseph doen trillen. Dit geeft ons de H. Lucas te kennen, waar hij zegt : « De Vader en de Moeder van Jezus waren vol bewondering, hoorende wat Simeon van Hem zeide. « Door deze bewondering moet men niet de verrassing verstaan, die ons treft op het eerste gezicht van een voorwerp, waarvan men tot dan toe nog geen denkbeeld had: de enkele woorden van Gabriel hadden hen meer geleerd over den persoon van Jezus dan Simeon er van zeide: en om slechts van Joseph le spreken, waarop kon hij zich niet verwachten, hij, die wist dat het goddelijk Kind uit eene Maagd was
BLIJDSCHAP KN DROEFHEID. 179 geboren ? Kende hij niet de beteekenis van den naam Jezus, dien bij aan liet Kind bad gegeven? Wist bij niet, dat de Zoon van Maria tevens de Zoon van den Allerhoogste was, ontvangen door de kraebt des H. Geestes, en bestemd om voor eeuwig in Jacobs huis te heerschen ? Bewondering veronderstelt niet noodzakelijk onkunde; eene zaak, die ons reeds lang bekend is, kunnen wij nog steeds bewonderen. Bewonderde niet Jezus Christus zelf het geloof van den Hoofdman! 1 Met zooveel te meer reden dus kon Joseph,hoewel volkomen onderricht over de godheid van Jezus, verrukt zijn en eene gansch nieuwe vreugde gevoelen, zoo dikwijls hij door dezen of genen, uit wiens mond de H. Geest sprak, diens roemvolle bestemming hoorde openbaren....
Maar helaas 1 de profeet scheen alleen het hart van den heiligen Patriarch van vreugde te hebben doen zwellen, om hem
Matth. 8. 10.
180 veebtiende hoofdstuk.
te beter het zwaard te doen gevoelen, waarmede hij het ging treffen.
Reeds had Simeon het Kind aan zijne moeder teruggegeven, en op het gebed van deze het zalige drietal gezegend. Plotseling betrok zijn gelaat; hij wierp op Maria een blik vol droefheid en scheen te aarzelen haar datgene mede te dee-len, wat hij daar las in de goddelijke raadsbesluiten. Doch de- H. Geest opent zijn mond en dwingt hem te spreken: « Vrouwe,zoo zegt hij nu,dat Kind zal de ondergang en de opstanding zijn van velen in Israël, en als een teeken, blootgesteld aan tegenspraak ; en watu aangaat, u zal een zwaard de ziel doorboren ! »
Even als een zwarte dwarrelwind, op een schoonen lentedag het luchtruim beroerend, meêdoogenloos het groene tooisel van een jongen boom afrukt en wijd en zijd henen zweept,en de hoop vernietigt van den liefderijk bezorgden kweeker: zoo kwam Simeons woord, in het bijzijn van Joseph, aan Maria hare kroon van
BLIJDSCUAP EN DBOLFHEID. 181
blijdschap ontrukken, on hun beider geluk in bittere droefheid veranderen.Zoo had hij dan zijne geliefde Bruid slechts naar den voet des altaars geleid, om haar daar te slachtofferen. Als gedragen op de vleugelen barer blijdschap, was Maria hierheen gekomen, sn nu liet zij, roerloos van droefheid en met gebroken hart, het treurend hoofd op het zoete Slachtoffer rusten en besproeide het met stille tranen.
Het offeren, dat op deze voorspelling volgde, kwam de smartelijke gesteltenis van den gevoelvollen Joseph nog verergeren: de twee tortelduiven,die in de laatste stuiptrekkingen van den doodsstrijd met de vreugels fladderden, waren een maar al te getrouw beeld van Maria en Jezus. De plechtigheid eindelijk van het vrijkoo-pen van Jezus bracht hem den laatsten slag toe. Hij nam Hom terug uit de handen des priesters,om Hem te leveren in de handen der heulen, en voortaan had hij hetzelfde ambt te vervullen, als die on-
1 82 veertiende hoofdstdk.
dergeschiktc priesters van den tempel, die belast waren de voor de offerande bestemde lammeren, gedurende eenige dagen, te voeden.
Na voldaan te hebben aan alle vereisch-tcn der Mozaïsche wet, verliet Joseph met. Maria den tempel, en beiden sloegen stilzwijgend den weg weder in naar hot nederige Nazareth.
Onderhond met den H. Joseph.
O heiligste en bedruktstedermensohen! hoe onvolkomen heb ik tot dus verre het geheim des Kruises begrepen. DeH. Geest zegt mij, dat het geduld een volmaakt werk 4 en de bron eener hoop is, die nooit te leur stelt ; 2 dat God gesvoon is hen te kastijden, die Hij opneemt onder het getal zijner kinderen ; 5 dat het noo-dig is, wil men voorbeschikt zijn tot de glorie, hier beneden op den gekruisten Jl-zus te gelijken ; 4 eindelijk, dat men slechts door vele kwellingen kan ingaan-
(1) Jac. 1. 4. — (2) Rom. 5. i. — (3) Het. I -2. G. — (ij Rom. 8. 29.
BLIJDSCHAP EN DROEFHEID. 183
tot het koninkrijk Gods. 1 En ik, ik kan niet dulden, dat mijn vrede verstoord wordt; ik kan er niet toe komen de enkele bittere druppels te drinken, die God in mijn levenskelk heeft gestort. — 0 Joseph, zoo ooit iemand onder de kinderen der menschen verdiend heeft hier beneden een onvermengd geluk te genieten, wio anders kan dit dan zijn, tenzij de goddelijke Jezus, zijne vlekkelooze Moeder en hij, die waardig bevonden werd die beide schatten van God te bezitten ? En echter zie ik Jezus ten doel aan de tegenspraaken van zijne kindsheid af tot den wreedsten dood bestemd; ik zie Maria veroordeeld om te weenen, om onverpoosd met een zwaard in het hart te leven, of liever om elk oo-genblik te sterven, zonder ooit te kunnen sterven; eindelijk zie ik u zeiven, u, den eenigen steun van beiden, in uw minnend hart opvangen, hetgeen uit hunne met droefheid vervulde harten overloopt. En ter oorzake van mij is het, uit liefde tot (1) Act. 14. 21.
1 84 VEERTIENDE HOOFDSTUK.
mij, dat gij allen lijdt, en ik, die de hel verdiend heb, ik zoude niets willen lijden! Ik smeek u, mijn welbeminde Beschermer, bij uwe liefde tot Jezus en Maria en bij het medelijden, dat hun martelaarschap u heeft ingeboezemd, verkrijg mij de gave van verstand, opdat ik de verborgen kracht van het kruis begrij-pe, de gave van wijsheid, opdat ik aan deszelfs heilzame bitterheid de voorkeur geve boven alle valsche genietingen der wereld,de gave van sterkte, opdat ik met geduld het lijden verdure, dat God mij uit louter goedheid overzendt. En moge ik mij al niet, gelijk de H. Paulus mij opwekt, in het lijden kunnen verheugen, 1 geef ten minste dat ik, in plaats van troost te zoeken bij het ijdele en dorre schepsel, mij aan de voeten werpe van de Moeder der smarten en van den gekruisten Jezus. Het gezicht hunner smarten zal mij doen blozen over mijne teergevoeligheid, en opstaande zal ik het (1) Rom. 5. 4.
BLIJDSCHAP EN DROEFHEID. 185 lied zingen van hel Lam, dat voor de zonden der wereld is geslachtoffei'd :
Nsen, Vader, niet mijn wil, mnar uw tuil moet geschieden. 1
VIJFTIENDE HOOFDSTUK, De Vlucht.
Wel was het een groot genoegen voor het heilig Echtpaar, als zij het stille Nazareth terugzagen, en den drempel van hunne schamele, doch zoete hut weder mochten betreden. Zoovele hevige aandoeningen hadden in weinige dagen hunne zielen bestormd, dat zij behoefte hadden aan eenzaamheid en rust. Zij moesten zich nog eens in stilte al die groote gebeurtenissen voor oogen stellen, en naar hartelust de eeuwige Majesteit aanschouwen, verborgen onder eens kindjes ledematen en sluimerend in een wieg. Zeker, als een spooksel, vervolgde hen overal de vreeselijke voorspelling van den grijzen Simeon, en ieder oogenblik drong (1) Luc. 23. 42.
186 VUFTEENDE HOOFDSTUK,
zij dieper in hun hart, als een pijl diedor-stig is naar hun bloed; maar onderworpen waren zij en gelaten. De wil des eeuwigen Vaders was ook hun wil, en in zulk eene stemming hebben ook do tranen hunne zoetheid.
Helaas, dat dit reeds zoo bittere genoegen nog door nieuwe onrusten moest vergald worden!
Het was nacht.... De oude, arglistige Herodes, die nog altijd ziek te Jericho lag, woelde krampachtig opzijn purperen legerstede rond,gefolterd door devrees zijn scepter te zien overgaan in de handen van een zoon van David. Toen hij de Wijzen niet had zien terug keeren,hadhij hen in Bethlehem doen opsporen en vernomen, dat zij plotseling waren verdwenen. Ook van dien geheimzinnigen Galileër, welken men voor den vader van den Messias uitgaf, en die naar aller gedachte uit Nazareth kwam, was geen spoor meer te vinden. Nog had men hem verteld, dat onlangs in den tempel eene zeer grooteop-
DE VLUCHT. ) 87
schudding was geweest rondom een kind, dat door den ouden Simeon als Israels Verlosser begroet was. Op die tijding was de woede van een wild dier in zijne bloeddorstige ziel gevaren, en hij zon op middelen om, tem spijt van God, zijne macht en wraak beide te verzekeren.
Plotseling bekruipt hem eene vreese-lijke gedachte: alle kinderen van het mannelijk geslacht, die binnen de twee laatste jaren in Bethlehem en omstreken geboren zijn, zullen sterven. Daarenboven zullen geheime handlangers naar Nazareth vertrekken, en gelukt het hun een kind te ontdekken, dat tijdens eene ruis zijner ouders te Bethlehem is ter wereld gebracht, dan zullen zij er zich meester van maken. 4 Dadelijk roept hij zijne hem waardige trawanten, geeft hun zijne onmenschelijke bevelen, en zich zeiven
(1) Het Evangelie zegt niet, dut Iterodes to Nazareth hot Kind heeft doen opsporen ; maar niet alles is beschreven. Zoo de navorsching zich tot Bethlehem en deszelfs omstreken hadde beperkt, ware Jezus in het hart van Galilea in veiligheid en de vlucht naar Egypte doelloos geweest.
1 88 VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
geluk wenschendo over zijne wreede sluwheid, slaapt hij weldra in.
De dwaze, die niet wist,dat men in den strijd tegen den Heer en zijnen gezalfde slechts schaamte en schande kan inoog-sten..... 1 Maar hoe 1 hebben achttien eeuwen leerens de vorsten wijzer gemaakt ?
Wat geschiedde ondertusschen te Nazareth in het arme huisgezin, dat voorwerp van zooveel haat? Maria had haar kind met moederlijk voedsel versterkt ; zij bad het op hare armen zien insluimeren, en na een langen kus in de wieg gelegd, die naast baar stond ; een wijl nog aanschouwde zij het bij het bleeko schijnsel der maan, dat haar eng verblijf binnendrong, en werd toen ook zelve door den slaap overmeesterd. Wat haar kuischen echtgenoot betrof, ook deze had zich vermoeid van zijn lang dagwerk op zijne harde legerstede neergelegd. Ter nauwer-nood had Joseph zijne oogen geloken, of de trouwe Gabriël verschijnt hem in den
(1) Ps. 3. 4.
DE VLUCHT, 189
droom en spreekt: « Sla op, neem het Kind en zijne Moeder rn vlucht naar Egypte, want Herodes staat het Kind naar het leven.» ' Deze plotselinge veropenha-ring vervulde den heiligen Patriarch met ontzetting en angst. Het scheen hem toe, als zag hij eene bende moordenaars onder het uitbraken van verwoede kroten zijne deur openbeuken, met brandende toortsen tot Maria doordringen, het goddelijk Kind met geweld uit hare armen rukken en het tegen den grond te pletter slaan. Op dat gezicht stegen zijne haren te berge ; een koud zweet droop van alle zijne ledematen ; schrikkend ontwaakt hij en vliegt van zijne legerstede, om ter hulp te vliegen van hen, die hem dierbaarder zijn dan zijn leven.... Doch spoedig bemerkte hij zijne dwaling: de diepste stilte heersch-te in de arme woning; Maria sliep en ook haar Zoon.Toch waren de woorden, die hij zoo even gehoord had, te diep in zijn geest gegrift, om aan dezelver wezenlijkheid (1) Matt. 2. 13.
\ 90 VIJFTIENDE HOOFDSTUK ,
te twijfelen. God had wel degelijk gesproken ; zelfs in het hart van Galilea was Jezus' leven in gevaar ; hij moest hem opnemen, zoo spoedig doenlijk vluchten, en wel naar Egypte, dat hem als toevluchtsoord was aangewezen. Een enkele oogopslag was voor Joseph voldoende om al het moeielijke van het hem gegeven bevel te doorzien. Een afstand van eene maand reizens scheidde Nazareth van het land, waarheen hij zich moest begeven: tusschen beide lag eene woeste, dorre streek, die onveilig werd gemaakt door wilde dieren enroovers. Hoe zou eene slechts vijftienjarige moeder met haar zoo jeugdig kind deze kunnen doortrekken? Hoe zou hij die twee eenige voorwerpen zijner liefde gedurende die lange reis kunnen voeden? Welk eene smart, Maria uit haar rustigen slaap te moeten wekken, om haar in zekeren zin een zwaard door het hart te stoo-ten door de tijding, dat nu reeds Simeons voorspelling in vervulling kwam I Welk eene smart,haar en haar Zoon onvoorziens.
DE VLUCHT. 191
midden in den nacht, aan hare naastbe-staanden, aan haar geboorteland, aan 's Heeren tempel te moeten ontrukken om ben in der haast, als krijgsgevangenen, te voeren naar een onbekend, onherbergzaam land, de bakermat van alle bij-geloovigbeden en van alle bederf! Maar toch, het moest gebeuren. Joseph naderde de rustplaats zij nor dierbare echtgenoote, en riep haar zachtjens toe : a Maria, sta op!» En Maria, altijd even vaardig om te gehoor/.amen verliet hare legerstede, vlug als een vogel,wanneer men den tak schudt, waarop bij rust. «Hier ben ik, i antwoordde zij, en in een oogwenk stond zij bij hem. « Zoon van David, zoo voegde zij er bij, wat hebt gij mij te bevelen ; waarom gunt gij u niet eene rust, die u zoo hoog noodig is? Lijdt gij soms ?.... Doch gij snikt, dierbare Joseph, wat deert u?» « 's Heeren Engel, antwoordde Joseph, is mij zoo even verschenen.... gt; Op dat woord werpt zich de nederige Maagd op de knieën, om de bevelen van den Aller-
1 92 VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
hoogsten te ontvangen. Het beeld van den door zijn vader geofferden Isaak vliegt haar snel door den geest; zij wordt geschokt en tranen ontspringen hare oogen. Tooh herneemt zij : « Dat de Heer tot zijne dienstmaagd spreke; ik ben bereid te gehoorzamen. ii — i! De Engel des Heeren, zoo gaat Joseph voort, gebiedt ons naar Egypte te vluchten en daar te blijven tot hij ons terug roept, want Herodes zal het Kind zoeken om het te dooden. » — « O Jezus ! riep Maria weenende uit, is het mogelijk dat er harten zijn, hardvochtig genoeg om Ute haten ? Ach dan kennen zij U niet!.... Maar toch mijn aanbiddelijk Kind,Gij blijft bij mij. Met U zal ik, zoo noodigjtot'aan 's werelds eindpalen gaan: Gij zult mijn vaderland, mijn huis, mijn heiligdom wezen; alles zult Gij voor mij zijn, want Gij zijt mijn God. »
Na deze woorden maken beiden ijlings de toebereidselen voor de reis, want do tijd dringt; het is noodzakelijk dat zij, voor de dag aanbreekt, een zoo groot
DE VLUCHT. 193
mogelijk gedeelte van den weg achter zich hebben, om zooveel to beter hunne vlucht, te verbergen voor do handlangers van Herodes cn voor allen, die hen zonden klinnen verraden. Maria zocht cenige klee-dingstukken bijeen, en Joseph do noodzakelijkste gereedschappen om in hun ballingsoord zijn beroep uit te oefenen. Vervolgens knielen beiden een oogonblik neder bij de wieg, en Maria neemt haar Zoon, dien zij mede in haren mantel wikkelt. Zij treden naar buiten, sluiten do deur on begeven zich op weg.
Welk een vertrek I Welk een lijdensvolle nacht 1 De duisternis, hoewel zij hunne vlucht begunstigde, joeg hun ieder oogonblik feilen angst aan. Joseph vooral hoefde, als een door den wind bewogen blad. Belast, gelijk hij was, met de hoede van do twee kostbaarste schatten van het heelal, verantwoordelijk jegens God en diens Engelen, jegens zijne voorouders, jegens hot hnilig volk en geheel domenschhoid, voor het. leven van Jozus en Maria, zag hij over-
\ 3
194 VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
ul gevaar. Ongetwijfeld vertrouwde hij op (iod en op het woord van den Engel; maar toch bestond er wezenlijk gevaar voor Jezus en Maria, en was hij de persoon, wien God had gelast hen er aan le onttrekken. Overigens vreest een minnend hart zelfs daar, waar niet de minste reden voor vrees bestant. Zorgvuldig ontweek hij de gebaande wegen, uit vrees van een verklikker te ontmoeten; en op de onbegane voetpaden, die hij bij voorkeus koos, meende hij moordenaars te zien, verborgen achter het struikgewas. Daar kwam nog bij, dat het goddelijk Kind, op dit ongewoon uur, door het hortend loopen zijner moedor en de koelheid der lucht ontwaakt, zich zelven verried door zijn gekrijt. Zachtjens drukte Maria het Kindje aan hare borst, maar tocl: durfde zij het de woorden niet toespreken, waarmede zij het gewoonlijk suste. Hoewel kalmer dan haar echtgenoot, ter oorzakn barer grootero heiligheid, was zij niettemin uitgeput, en hijgend bevochtigde
DE VLUCHT. 190
zij den weg met hare kostbare tranen.
Na veracheidene dagen met versnelden tred te hebben voortgestapt, kon Joseph zich wel is waar veiliger rekenen voor Herodes, maar was bij daarom aan den eindpaal van zijn lijden? Voor hem strekte zich die woestijn uit, -vaar eertijds Agar haar zoon bijna van dorst had zien versmachten; 1 waar Israüls slammen, onder aanvoering van Mozes, alleen krachtens een dagelijks zich hernieuwend wonder hadden kunnen bestaan. Het harde brood, dat hij uit Nazareth had medegenomen, was spoedig verbruikt, en Maria, die teedere en fijngevoelige Maagd, kon zonder voedsel, niet langen tijd eene zoo moeielijke reis voortzetten, noch haar goddelijkenVoedsterling zoogen. Somtijds zeker zagen zij een Ismaëlitische karavaan naderen, die reukwerken van Arabië naar Egypte vervoerde; dan ging de zoon van David hen te gemoet en zijne hand ophoudende, vroeg hij in naam van Abra-
(1) Gen. 21. 'lü. sqq.
I9fp VIJFTIENDE UOOFDSTUK.
hams God een weinig brood voor zijne dierbare gezellin, die hij daar toonde, kwijnend en neergezeten op het brandende zand. Deed zich zulk eene gelegenheid niet op, dan nam hij zijne toevlucht tot kruiden en wilde vruchten. Ook het water ontbrak hun meermalen; om het te vinden verlieten zij den rechten weg,en verwijderden zich ver in het rond om een groen boschje te bereiken, dat het bestaan van eene bron scheen aan te kondigen; en kwamen zij er eindelijk, dan bevonden zij somwijlen, dat de bron was uitgedroogd. Bij al die ontberingen moesten zij toch voortgaan, en zich haasten de bewoonde streken te bereiken, wilden zij het kostbare leven van Jezus niet geheel en al zien wegkwijnen. Als de zon aan den gezichteinder wegdook, vlijde Maria zicli neder aan den voet van een boam of van eene rots ; dan gaf zij aan den Zoon van God de weinige melk, die haar nog restte, bedekte Hem vervolgens met haar sluier om Hem te beveiligen tegen den
DK VLOCHT. )CJ7
zwaren dauw, die tolken imclit in die streken valt, 1 en sliep dan in, uitgeput van vermoeienis. Joseph bleef waken, uit vrees dat een wild dier haar mocht naderen, en weigerde zijne bezwaarde oogleden te sluiten, vooraleer zijne dierbare gade, een weinig van hare afgematheid bekomen, hem bezwoer uit liefde tot Jezus zijne krachten te herstellen.
Onderhoud mei den II. Joseph.
Hemel, welk een schouwspel! Jezus en Maria gebannen, vluchtende voor diezelfde menschen, wier heil zij komen bewerken 1 O wie kan eene wereld beminnen, die Jezus en Marie haat en vervolgt? Wie kan gunsten afbedelen van eene wereld die de misdaad kroont, de schande aanbidt en Jezus, de heiligheid zelve,met Maria, de deugd in persoon,dwingt brood en woon te ontberen en voor hun leven te vreezen? O hoe veel beter is het, hei-
Num. H. 19. — (-2) Joaii.2. lö.
1 08 VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Iigo Joseph, gelijk gij, Jezus on Maria te volgen in de afschuwelijkste wildernissen, hunne ontberingen, smarten en versmading te deelen, dan te wonen in de weelderige paleizen der zondaars I 1 Maar .hoe verachtelijk zijn dan ook de goederen, de gemakken en de eer dezer wereld, daalde lage Herodes ze naar hartelust geniet, terwijl Jezus, de eeuwige Waarheid, de ware Beoordeelaar dei' dingen, er geheel van verstoken wil zijn ! Want, als eenig Zoon en Erfgenaam van den Vader, was alles hier beneden zijn eigendom : onschuldig was hij on vlekkeloos,2 vandaar zijn recht om in overvloed te leven, om alle eer te genieten, om alle genoegen ie smaken; Hij was niet in staat om te zondigen en hadde er dus geen valstrik voor zijne deugd in kunnen vinden ; maar dat alles heeft Hij versmaad als zijner onwaardig. En inderdaad zou Jezus mij minder grootsch toeschijnen, zoo Hij bij de natuurlijke majesteit van zijn goddelij-1)Ps. 8;i. II. — (2) Ik'lir. 7. 'iO.
UE VLUCHT. 199
ken persoon den geleenden en gewoneu glans der aardscho koningen liadde gevoegd. — Welke glorie verschaft het u, o heilige Aartsvader, dat gij niet Maria de eerste zijt geweest, die de heilige armoede van een God gedeeld en de onmetelijke schatten ontdekt hebt, welke zij verbergt onder een uiterlijk, dat vleesch en bloedafschrikt! Bid toch bij Jezus en Maria voor mij, opdat ook ik do heilige dwaasheid der vrijwillige berooving of der met liefde verduurde armoede begrijpe. Zoo het waar is, dat de aarde een ballingsoord is, dat de balling niet, zonder voor zinneloos door te gaan, zich kan bozig houden met bloemen te plukken of zand te verzamelen op den weg, die hem naar zijn vaderland moet voeren, geef dan dat ik het gevaarvol verlangen naar rijkdommen mijn hart niet late binnensluipen, 1 en wel verre van de rijken te benijden, lien veeleer,op hof voorbeeld van de goddelijke Wijsheid, 2 liefderijk beklage. Zoo ik (I) l. Tim. 0. 9. — (i) Luc. 0. ii.
200 ZESTJKNDK UOOFÜSTOK.
zelt' het ongoluk heb in overvloed geljo-ren te zijn, geef dan dat ik nietsteuneop die brooze goederen, 1 maar minstens lol liet getal hehoore van die armen van geest, voor wie de hemelopen staal,2 dat ik zelf altijd bereid zij om alles te verlaten, wat ik bezit, zoo Jezus mij ten eeni-gcn lijde de genade schenkt lot hel oor mijns harten deze heerlijke woorden te spreken :
Verlaat hel aardsche goud voor 'l eeuwig goud des Itemels. 5
ZESTIENDE HOOFDSTUK: De Balling-schap.
Hoe langer de reis duurde, zoo veel Ie pijnlijker werden de vermoeienissen en ontberingen der heilige ballingen. Aan do jonge moeder vooral veroorzaakte deze zoo ruwe levenswijze veel lijden. Vol on-rusl zag Joseph haar van dag tol dag
(I) I. Tim. G. 17 — ;2) Matt. b. 3--(3) Man .
10. 21.
DE BALLING SCHA P. 20)
zwakker worden. Hare wangen waren ingevallen ; haai' schoon gelaat was dooi' de brandende hitte der zon bruin geworden; hare teedere voeten waren gekwetst en gezwollen, cn alleen de liefde tot Jezus schonk haar kracht om de reis voort te zetten. Zeer groot was dus JDsephs blijdschap, toen hij in de verte eene bewoonde landstreek ontdekte, en nu hopen kon haar eindelijk een huiselijken haard, een min bitter voedsel dan do kruiden der wildernis, en boven alles de rust te mogen vcrsehaffen, dio haar zoo hoog noodig was.
Zijn eerste werk bij zijn aankomst in Egypte was bet zoeken naar eene woning. Wellicht koos hij zijn verblijf in den een of anderen bouwval, gelijk er in dat land zoo velen worden aangetroffen. In bet begin viel bet hom zeer moeielijk om Ie voorzien in de benoodigheden van zijn klein huisgezin. Hij bezat daar vriend noch maag : ook de landstaal was hem onbekend, zoodat hij zich slecbls met do
20ü ZESTIENDE HOOFDSTDE.
gtootste moeite raot do inboorlingen in aannildng kon stellen. Deze van hunne zijde waren niet zeer bereidvaardig om hem te hulp te komen ; want de Egypte-naron koesterden een sterken afkeer van allo vreemdelingen, maar vooral van de de Joden, die zij zeer te recht voor vijanden hunner goden aanzagen. 1
Daarenboven wantrouwde men Joseph. Wat had hom aangespoord zijn zoo vruchtbaar vaderland vaarwel te zeggen, en met oeno jonge vrouw en oen pas geboren kind, eone zoo verre reis te ondernemen? Voorzokor niet het verlangen om Egypte's merkwaardigheden te zien, noch ook om zich met koophandel bezig te houden ; want daarvoor was hij te arm. Al zeer licht roes dus het vermoeden op dat beide echtelieden zicli wegens eon of ander vergrijp gedwongen haddon gezien hun land te verlaten, om aan de gestreug-hoid der wet te ontsnappen : van daar dat do ruwsten onder de bewoners noch hun-(1) Exod. S. 2(5.
DE «ALLINGSCHAP. 'iü-'f
ne verachting, noch hun afkeer vour hen verheelden. Door geduld evenwel, door zachtheid en een deugdzaam leven gelukte het hun de achting te verwerven van eenigemeer medelijdende zielen, die er in toestemden hun, als daglooners, werk te verschaffen. De zoon van David herstelde de ploegen der landbouwers, en do moeder van God spon en weefde voor eenige rijke vrouwen. In den oogsttijd vroeg zij aan haar echtgenoot de vergunning oin, gelijk eertijds Ruth, op de naburige velden de korenaren te gaan verzamelen, die den maaiers ontvallen waren : zij dorschte deze met een stok, bracht in haren mantel het koren mede, dat zij hadden opgeleverd en liet het dan vol blijdschap aan Joseph zien. 1 En al zegen-do Joseph dan den Heer voor diens vaderlijke zorg, tocli kon hij nooit een gevoel van diepe meewaardigheid onderdrukken, op het zien der groote vernedering van hot edelste dor schepselen.
(I) Uuth. *2. i. bqq.
204 ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Men moet cohter niet wanen, dat de heilige oudvador, zelfs in dit ballingsoord, van zoeten troost verstoken bleef. Vooreerst bezat bij Maria, wier zachte blijdschap bom onwrikbaren mood instortte : Maria was altijd kalm, altijd zich zelve gelijk, en Gods wil was bij haar alles. Overigens overlaadde zij haar echtgenoot onverpoosd met de teedersto zorgen ; dikwijls bracht zij hem dank voor den arbeid, waaraan hij zich om harentwille overgaf, en bij haar was die dank geen ijdel woord, want voor veinzerij had hare ziel, eenvoudig als het licht, altijd een afschrik gevoed. Neen, zij meende jegens Joseph grootc verplichting te hebben, en in het bewustzijn, dat zij nimmer zijne diensten genoegzaam kon erkennen, zeide zij hem op den toon der diepste overtuiging : c Dierbare Joseph, de God van Abraham zegene u ; Hij zelf moge uwe belooning zijn, gelijk Hij dit was voor den grondlegger van ons geslacht. 1 »
(1) Gen. 15. 1.
DE UALLINGSCIIAP. 20Ö | ||
de |
Maar wat vooral het geluk van Josepti | |
d, |
uitmaakte was het goddelijk Kind, die | |
; r-d- |
schat van hemel en aarde : hij behoefde | |
slechts een oog op Jezus te werpen om | ||
• |
de pijnlijkste ontberingen, de bitterste | |
ve s. |
beproevingen zoet te vinden ; en wanneer | |
des avonds dq Moedermaagd hem haar | ||
ot |
Kind te kussen gaf, dan gevoelde hij zich | |
rijkelijk beloond voor al do varmoeienis- | ||
3U |
son van den dag. | |
ie |
In Egypte was het, dat Maria zich ge | |
li |
drongen zag aan haar Kind de moederlij | |
i- n |
ke schatting te weigeren, welke zij hetzelve tot dusverre met zoo groote vreugde had | |
is n |
betaald ; en om het voorbeeld van Abraham en zijne andere voorvaderen te vol | |
0 |
gen, wilde Joseph, dat de speningsdag van | |
c |
zijn Zoon oen feestdag zoude wezen.1 Daar | |
r- |
was het, dat Maria ophield Jezus te bake | |
ii |
ren en Hem zijn eerste kleedje vervaardigde : daar ook leerde zij Hem loopen. | |
n |
Vaak strekte Joseph nn de armen uit naar het goddelijk Kind, wanneer het op (Ij Gen. ?1. S. |
206 ZESTIENDE HOOFDSTUK.
iHoeders schoot gezeten was,en riep het tot zich ; dan liet Jezus zich zachtjes op den grond glijden, wankelde naar vader en klemde zich aanzijn hals. In Egypte eindelijk begon het Woord, het zelfstandig Woord des Allerhoogsten, de taal der menschen, wier natuur het had aangenomen, te leeren en, door Maria onderricht, aan Joseph den naam van Vader te geven. O, als die naam de ingewanden doet trillen van eiken man, die zich dat zoele woord voor de eerste male hoort toestamelen door een wezen, in alles aan hem zeiven gelijk, wat moest Joseph dan ondervinden, die hem hoorde uitspreken door don mond van zijnen God ?
Do verveling der ballingschap werd eindelijk nog verminderd, doordat Maria en Joseph zorgvuldig, ten minste zooveel zij konden, alle feesten vierden , die door Mozes on de andere profeten waren ingesteld.
Het Paaschfeest was voor de eerste maal in liet land zelf, waar zij zich bevonden
DE BALLINGSCHAP. 207
gevierd. Het was niet geoorloold luii-len Jeruzalem het paasclilam te slachten of te eten, maar zouden zij do schaduw betreuren, zij, die het lichaam zelf bezaten? Was Jezus niet het waarachtig Lam Gods, welks bloed alle volkeren ging vrijwaren voor de slagen der ee.iwige rechtvaardigheid ? Wanneer alzoo de tiende dag der eerste maand was aangebroken, 1 offerden zij, in naam der geheele nicnsch-heid, het. teeder Slachtoffer aan God den Vader; den veertienden dag, tegen den avond, omgordden zij zicb de lendenen, trokken hunne reisschoenen aan , en staande bij de wieg van het Kind en met den stok in de hand,2 baden zij de gebruikelijke psalmen; zij nuttigden op geestelijke wijze door een levendig geloof en eene brandende liefde zijn vlecsch, omhelsden Hem beurtelings en zeiden, evenals de dienaren van Job : «Wie zal ons zijn vleesch te eten geven ? n quot;
(I) Exoil. '12. 1. sqq. —(2) Exod. 12. 11.— (3) Joh. 31. 31.
'208 ZRSTIENDE HOOFDSTUK.
Op hot foest van Pinksteren of van do WetsafUoudiging, plaatsten Maria en Joseph den goddelijken Jezus voor zich. Hij was degene, die op den Sinaï gesproken had tot hunne voorvaders, kort na dal zij Egypte hadden verlaten; doch hoezeer was Hij veranderd 1 Daar, was Hij vreeswekkend nedergedaald in eene donkere wolk, waaruit zich bliksem en donder ontlastten, en luid met eene stem, die het. volk en zelfs Mozcs had doen sidderen, 1 eene wet afgekondigd, vol schrik en bedreiging. Hier was Hij slechts een zwak kindje, dat sliep in eene armoedige wieg en van tijd tot tijd ontwaakte om een weinig liefde af te bedelen, om den men-schen door zijn geween en zijne tranen toe te roepen : « Zoo heeft tod de wereld bemind: zijn eenigen Zoon heeft Hij haar gegeven; 2 bemint God dus, bemint ook zijn Zoon. » Hoe moesten die tonen doordringen in het hart van Maria, in het bet hart van Joseph I Zoo werd door C.ods (1) Hebr. 12. 21. — (2) 3 10-
DE HALL1NGSCI1AI'. 20ft
vinger, die do H. Geest is, liet zoi.-to gebud der liefde hoe langer hoe dieper in hunne harten, als in de twee, tafelen dor Nieuwe Wet, gegrift, om er vervolgens door alle menschen te worden gelezen! 1 Op datzelfde feest mojst elk huisvader aan fiod do eerstelingen zijner velden opdragen, om te erkennen, dat hij van God alleen het noodige brood voor het onderhoud van zijn gezin ontving. - Joseph, in zijne hoedanigheid van Aartsvader van het nieuwe huisgezin der menschen, offerde aan den Eeuwige de eerstelingen vau den maagdelijken Grond, Jezus namelijk, den eerstgehorenZoon van Goden van Maria, don Eerstgeborene van alle schepselen, 3 en het ware Broo 1 dos levens, dat van den hemel was godaald om der wereld het leven to schenken. 4
Op hot Loofhuttenfeest sloe-i; Joseph in de open lucht eeno tent op van groenende en bloeiende takken,3 terwijl Maria er de
(1)2 Cor. 8. 2. en — (2j Lev. 23. lö. sqf|. -(3) Col.1. lö.—(i) Joan. 6.33.sqq.—(5)Lev. 23.40.
U
ï\0 ZESTIKNDE HOOFDSTUK.
tafel aanrechtte. Toen het Kind Jezus ee-nige jaren oud was, toonde het eene grootehlijdschap over deze nieuwe feeste-lijkheid. Hij vroeg zijne ouders de reden hiervan, want hoewel Hij alles wist, wilde Hij, even als een gewoon Uind, alles aan-leeren, en met zijne ouders loofde Hij den lleei- over de wonderen, die Hij ten gunste van Israël gewrochl had.
Het feest der Wierookbranding 1 was ingesteld ter viering van den gelukkigen wederopbouw des tempels, onder de leiding van Zorobabel, een van Josephs beroemde voorvaders. Bij die gelegenheid overdacht deze bij zich zeiven, terwijl zijn hart van vreugde klopte, dat zijne hemelsohe Gade een veel prachtiger tempel was, een tempel, die der eeuwige Majesteit veel waardiger was dan die, waarop de stad Jeruzalem zich verhoo-vaardigde. God inderdaad had tot de Israëlieten gezegd: «Welk een huis wilt gij voor Mij bouwen? Weel gij niet,
(I) I. Esdras. 16.
DK BAI-LTNGFCHAP. 211
dat Ik list iieelal vervul, dat, do hemel mijne woonplaats is en de aarde slechts mijne voetbank?» 1 Den tempel van Salomon had Hij den vlammen prijs gegeven, en voorzegd, dat de tegenwoordige tempel eenzelfde lot zou ondergaan. Maar Hij had den hemel verlaten om in Maria te wonen, en in eeuwigheid moest zij zijne woning wezen. Maria was de ware tempel, waarheen alle volkeren zonden samenstroomen, - en van dien boven allen verheven tempel was Joseph de bewaarder, in zekeren zin, de opperpriester.
Het feest des Vunrs bracht den Joden het wonder in herinnering, dat plaats vond tijdens hun terugkeer uit de ballingschap. Toen Nehernias het brandoffer deed besproeien met water, uit den put, waarin Jeremias het heilig vuur had ver-boi'gen, was uit dat troebel water eene vlam te voorschijn gekomen, diede offers had verslonden. 5 Joseph zag in dat won-
• (I) Isaias. 10. li. —(2) Isniiis 60. 1. sqq. — (3) 2. Mach. IS. IS.
212 ZESTIENDE HOOFDSTUK.
der een levenrl afbeeldsel van het eeuwig Wuord, dat, eerst verborgen in devergc-zegelde fontein,1 dat is in den schoot ran Maria, later dezelve had verlaten, om, golijU Hij zelf zoude zeggen, de harten van alle menscheu to ontbranden en er een brandoffer van te maken voor zijn Vader. 2
üe Sabbat was door het goddelijk Woord zelf ingesteld ter gedachtenis aan de rust, die Hij na de zes scheppingsdagen had genomen. 3 Dien geheelen dag sleten Joseph en Maria bij het kindgeworden Woord, dat in zijne wieg rustte, in afwachting dat het uur zoude slaan, waarop het een werk, grootscher dan dat der schepping, liet werk dor algetneene herstelling moest beginnen. Met luider stem las Joseph dan eenige plaatsen uit de Wet en uit de Profeten voor, wier zin bij zoo veel te beter vatte, daar vooi zijne oogen Hij neder lag, die het voorwerp was
(l i Cant, i, 12. — '2) Lnc. 12. 4n. —(3) Cicn,
DE IIALLINGSCHAI'. 213
der voorzeggingen en hel doel der wet.
Telken morgen ei delijk kwam hij, voor het krieken van den dag, zir.h mei Maria voor de armoedige legerstede van Jezus op de knieën werpen, om den Heer te aanbidden.Wanneer de oprijzende zon het uur terugbracht van de eeuwigdurende offerande, 1 droegen zi j te zamen het goddelijk Kind, het vlekkeloos Lam, aan de eeuwige Majesteit op ; en als de schaduwen dor Piramiden en Obelisken zich langer uitstrekten op de vlakte, eu het uur aanwezen , waarop de priester hel Heilige binnentrad om er den wierook te branden, - dan keerden beiden hun gelaat naar den kant van Jeruzalem, namen beurt aan beurt het hemelsch Kind op hunne armen en legden het, als geurige kaneel, op het altaar van hun hart.
Onderhoud met den II. Joseph.
Aldus, o Joseph, was Jezus uw troost in uwe ballingschap; door Hem werd dat
.1) Exod. 29. 3S. sqq. — li. lixod. 3«. 7.
214 ZKSTIENDK HOOFDSTUK.
land van afgoderij on dwaling voor u cene school van heiligheid, en daar, even als le Bethlehem en Nazareth maak let gij ioderen dag voortgang in de volmaaktheid. — Moe gelukkig ware ik, zoo ik uwe voetstappen kon drukken, zoo ik voor de ijdelheden en ergernissen der wereld, waarin ik een reiziger hen , 1 de oogen sloot, slechts naar den hemel , mijn waarachtig vaderland, - streefde en mij troostte over den langen duur van mijne ballingschap 3 door aan Jezus te denken, door de zoete geheimen zijner kindsheid, de smarten van zijn dood eu de glorie van zijne opstanding en zijn he-melsch leven te overwegen. Want even als gij, kan ook ik Jezus hier beneden vinden; eiken morgen kan ik Hem met de gansche heilige Kerk aan zijn Vader opdragen en Hem, wel niet op mijne armen, maar toch in mijn hart ontvangen. En wat de gelukzalige Maagd Maria betreft,
li I's. 118. li». — (2) Heb. II. Ki. — (3) I's. 1 l'J. li.
DE TERUGKEER. 2 1 5
mag ik hare lichamelijke tegenwoordigheid niet genieten, zooals gij, toch weet ik, dat haar moederoog aanhoudend op mij gevestigd is ; zij is in den hemel, maar de hemel is zoo dicht bij hem, die hidt.' Ik smeek udns, mijn welbeminde Be-schermer, wend uwe voorspraak ten mij-ncn gnnsto aan : verkrijg mij van mijn God, niet de rijkdommen en waardigheden, die gij veracht hebt, niet het zingenot, dat gij hebt verafschuwd, maar het vergeten van de aardsche zaken, het aanhoudend denken aan de hemelsche dingen, - en boven alles do liefde tot Jezus en Maria, de genade van hen even veel, ja, moei' dan wie ook hier beneden te beminnen.
Mijn God, wanneer zal. ik uw schoonheid toch aanschouwen 1 3
ZEVENTIENDE HOOFDSÏUK.
.De Terug-keer.
Het liefelijk gezelschap van liet godde-
(l)Ps. m. 18.—(2) Col. 3. I eu 3. — (3) H. Alphonsus.
2 I O ZKVIiNTlENDU HOOFDSTUK.
delijk Kind verhinderde niet, dut zijne ouders, gelijk eertijds dc Joodscho stammen in dc Babylonische gcvangenscbap, het zoete vaderland betreurden. 1 Vaak spraken zij, na hun avondmaal, mol elkander over dien grond, geheiligd door de tegenwoordigheid van den tempel, door da voetstappen van zoovele profeten, en beroemd door zoo vele wonderen. Zij spraken van hunne naastbestaanden, van Za-charias on Elisabeth en huu gozegenden zoon, Joannes don Doopor.
Oplettend luisterde Jezus dan too, en even als een kind van zijn jaren gewoon is, deed Hij hun hondorde vragen. - Hij
(1) Vs. 13«. I.
(2) Dc Zaligmaker wus gewoon, zell's nog op mannclijken leeftijd, zich in alles aks een gewoon mensch te gedragen. Hij schijnt onbekend te zijn met de ziekte van Lazarus, totdat Jiens zusters er Hem van verwittigen ; te Itethnnië aangekomen Maagt Hij waar men zijn vriend begraven heelt: hij weent, als hij Martha en Maria ziet weenen. Op andere lijden bewondert Hij iet geloof van den Hoofdman , verheugt zich bij hel verhaal. dat zijne leerlingen Hem doen over de eerste vruchten van hunne prediking, vraagt aan den vader van liet kind, dat door den di ivel was bezeten, hoelang het reeds aldus gekweld wordt, enz.
DE TERUGKEER. 217
vroeg hun in welke stad zij geloeid hadden, ot' Hij ook daar geboren was ; ine hun beider vader en moeder heetten en ol' zij nog leel'don ; hoe oud Joannes was, on of dierts ouders ook te Nazareth woonden. Hij wilde weten, waarom Joseph dat door God zoo begunstigd land had verlaten, waarom hij zijne moedor en Hein naar een land gevoerd had, welks inwoners onbesoUaafd cn overgegeven waren aan de vïeeselijkste bijgeloovighe-den, naar eon zoo ver afgelegen streek, dat liet hun onmogelijk was zich op de hooge feesten naar de heilige stad te begeven. Op die laatste vraag ontwelden de tranen aan Maïamp;'s oogon ; en Joseph antwoordde ongetwi jfeld : « Mijn Zoon, waarom dit gevraagd? Weet gij niet, dat een goddeloos Idumeër gezeten is op den troon van Dav'id',en dat hij allen verfoeit, die, gelijk wij, uit dien heiligen koning gesproton zijn? » Soms vroeg Jezus hom nog: « Vader, wanneer zult gij ons terug voeren naar het land onzer voorou-
'218 ZKVKNTIENIJE HOOFDSTUK.
dors?» Dan antwoordde Joseph: « Lief Kind, zoodra do Engel vtin uw heinelsohen Vader het mij zal zeggen. »
Die dag brak eindelijk aan. Op zekeren nacht vertoonde zich do Engel Gabriel op zijno gewone wijze aan Joseph, en sprak (ut hem: « Neem hot Kind en zijne moeder en koer weder naar hot land van Israël, want zij, die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven. » Joseph ontwaakte en begreep, dat waarlijk Gods gezant zoo even tot hom gesproken had, en het bevel, dat hij had ontvangen, veroorzaakte hem eene groote blijdschap. Hoe verheng-de hij zich , eindelijk weer don heiligen tempel te kunnen naderen en zijne nabestaanden lo mogen wederzienverblijd was hij vooral bij de gedachte dat Jezus en Maria, in hun vaderland teruggekeerd, een minder hard leven zouden leiden, en oen feest was het voor zijn hart die goude tijding aan hot goddelijk Kind te kunnen mededeelen! Maar daar hem tevens het gruwzaam lot bekend was , hetwelk die
DK TKHUGKEER. 219
twee eeuige voorwerpen zijner liolde inJu-dea wachtte, scheen hel hem toe, als ging hij hen, gelijk twee onschuldige slachtoffers, naar het altaar geleiden, om daar geofferd te worden. Maar Gods wil, hij mocht zoet of bitter zijn, Gods wil moest volbracht worden; en veeleer dan dien te weerstreven, zoude Abrahams waardige zoon zelf hot voor de offerande henuodigde hout gekapt, en op de schouderen van den tweeden Isaiik geladen hebben. 1
Na des ochtends het morgengebed le liebben verricht, deelde Joseph aan zijne tiemelsche Gade de openbaring mede, die liein was gedaan, en bad haar zich zoo spoedig mogelijk voor het vertrek gereed te maken. Maria van hare zijde onderrichtte hiervan haar goddelijken Zoon, dadelijk na diens ontwaken. De levendigste vreugde legde Jezus aan den dag, nu Hij eindelijk hel huis zijus Vaders zou kunnen zien, en Hij omhelsde zijne ouders verschillende reizen, beiden begrepen dc ^1 j Gen. 22. 2.
220 ZEVENTIEXDE HOOFDSTUK.
ware beweegreden dezer ongewone vreugde ; Jiiden moesl liel selionwspol worden zijner werken en van zijn lijden. Die ge-daehte trof hen diep endeed hunne tranen vloeien.
De toebereidselen voor hun vertrek waren schier dezelfde als die van eerti jds voor hunne vlucht: alleen moesten zij nu nog afscheid gaan nemen van de personen, die hen hadden bijgestaan en vooi wie zij gewerkt hadden, van de vrienden, die zij zicli in den omtrek hadden gemaakt, en van welke ongetwijfeld velen hunnen valschen godsdienst hadden verlaten, om den eeredienst van den waren God te omhelzen. Groot was de verslagenheid dier laatsten, toen zij zagen, dat die drie heilige mensehen hen gingen verlaten : Jezus was zoo schoon, zoo zachtzinnig, zoo wijs ! Maria was zoo door en door goed, zoo zedig, zoo vol medelijden voor de armen en bedrukten! Joseph gaf hun zoo goeden raad; hij was zoo dienstvaardig in zijne armoede!... Kortom zij had-
Dlquot;. TKIUJfIKKIIl. 221
tien hen wel naai' Judoa willen volgen. Zij gaven lum zoovele mondbehoeften voor dn reis mede, als zij slechts konden dragen en vergezelden hen een goed eind weegs. Eindelijk gaf hun let goddelijk Kind, als een voorspel van zijn apostolaat , do ernstige vermaning toch getrouw to blijven aan den God, dion zij hadden leeren kennen, lu t beloofde luin do hemelscho vreugde, zoo zij volhardden, en bedreigde ben met bet eeuwig vuur, zoo zij Hem verlieten. In tranen badende zwoeren zij Hem trouw en keerden huiswaarts.
Deze tweede reis duurde ongetwijfeld langer dan do eerste en do ontberingen waren nog harder. Want, volgens de opmerking van den H. Alphonsus, was Jezus, die nu ongeveer zijn zevende jaar bereikt bad, to groot om voortdurend gedragen te worden, en van den anderen kant, nog te zwak o-n lang Ie loop?u. Ook vond Hij tijden? de vlucht een voldoend voedsel in de moedermelk ; nu
222 ZEVENTIENDE HOOFDSTDK.
echter had Hij biihoefte aan meer degelijke en overvloedige spijzen , en , dewijl Hij zeer jong en do reis alierver-moeiendst was, moest Hij noodwendig veel lijden en zeer verzwakken. Ook hier was derhalve Josephs tegenwoordigheid voor het goddelijk Kind noodzakelijk. Dikwijls zag hij het afgemat leunen op den arm zijner moeder en slechts met veel inspanning voortgaan. Dan nam hij het minzaam op en droeg het oen poos, om het eenige rust to laten nemen, zonder zich op te houden of zijn verhlijfin de woestijn langer te rekken. Om zijn Zoon van honger te vrijwaren, gebruikten hij en Maria slechts het hoogst noodzakelijke ; doch, wat zij ook deden, toch zagen zij Hem nog dikwijls aan die kwelling ten prooi. Welke foltering voor hun hart, wanneer zij, in eene geheel en pl dorre en onvruchtbare streek, Hem hoorden zeggen : »Ik heb honger, ik heb dorst!» en wanneer hun dan niets, noch eenige wilde vrucht, noch een druppel water
DE TF.BÜGKEER. 223
overbleef om Hem te verfrisschen 1 Dan herinnerden zij zieli dat psalmvers, waarin God zijn afkeer uitdrukt voor de offeranden , die hem met een zondig hart worden opgedragen, en tot de Joden zegt: «Waant gij misschien, dat ik behoefte heb aan het vleesch uwer stieren en het bloed uwer bokken ? Hadde ik honger, ik zou het u niet zeggen ; de aarde behoort mij toe met alles, wat zij voortbrengt. igt;' Zij verwonderden zich dal Hij, na zoo fiere, zijner grootheid zoo waardige woorden Ie hebben gesproken, uit liefde tot do men-sehen zich in de noodzakelijkheid had gebracht zich zeiven zoo klaarblijkelijk te logenstraffen. Doch bij de overweging dat de honger, waarover Hij klaagde, hoewel vrijwillig, daarom niet minder kwellend was, konden zij hunne tranen niet weerhouden. Ja, bun medelijden gaf htm zelfs den moed om bij den Vader Ie smeeken voor zijn Zoon. Maria bad in stilte , terwijl zij dien nederigen en lief-(I) Ps. 49.10. sqq.
224 ZEVENTIENDK HOOFDSTUK.
(lcvollen blik ten hemel sloeg, welks on-weerstafinbare macht op het hart van God 7.\\ rneds kende. Joseph strekte zich op het dorre woestijnzand uit en smeekte: « O God, Gij, wiens hand zich op ieder uur opent, om voedsel te schenken aan alles wat ademt, 1 zult Gij dulden dat uw eenige Zoon , de erfgenaam van het heelal - op uw grondgebied van honger omkomt? Gij , o God , die in deze zelfde wildernis de noodkreten van Israels stammen hoordet, en hen veertig jaren lang voeddet met brood , dat uit don hemel viel, Gij, dio zelfs uw oor leent aan den kreet der jonge raven, die om voedsel roepen, ' zoudt Gij ongevoelig zijn voor de stem van Hem, die uw levend beeld is, 4 en zich voor uwe eer zoo diep heeft vernederd? God van Abraham, Gij zeil hebt mij gezegd : neem het Kind en zijne Moeder, en keer terug naar het land van Israël : zij, die mijn Zoon nai.r het leven
1) Ps. m. lü. - (2) Heb. 1.2, — (3) Ps. 146. 9, _ (4) Hebr. 1. 3.
DU ÏEUUGKlilin. 22i)
stonden, zijn gestorven. Zou ik Hem nu uit Egypte hebben gevoerd, om Hem in deze woestijn te zien sterven ? Ach, schenk aan het Kind en zijne Moeder hetgeen Gij aan uwe dienaren, neen, zelfs niet aan uwe vijanden weigert; ik kan niet langer het gezicht van hun lijden verdragen. » — Een mensch, zoo ik het mag zeggen,
bidden voor zijn God! Verheven schouwspel voorwaar, en de bewondering der Engelen ten volle waardig !
Eene tweede bron van lijden voor Jezus waren do nachten, die Hij in deze wildernis onder den blooten hemel moest doorbrengen. In die streken, waar het nooit regent,' zijn de nachten, uiterst koel,
want de dauw vervangt cr den regen. Er valt niet aan te twijfelen,of Joseph en Maria deden al het mogelijke om, na de vermoeienissen van den dag, aan het eenig voorwerp hunner genegenheid «en \
verkwikkenden slaap tn verschaffen.
Wanneer zij dus aan den verren ge-' 1) Dens. II. 10.
lii
220 ZEVKNTIENDE HOOFDSTUK, zichteinder do doffe zonneschijf zagen drijven, die over de onmetelijke eenzaamheid noch slechts een onzeker licht verspreidde, haastte Joseph zich hel teeken van stilstaan te geven, om niet door de duisternis overvallen te worden, die in deze vlakten onmiddelijk het daglicht opvolgt. Na de dankzegging 1 namen onze drie heilige reizigers hun avondeten. Vervolgens knielden zij te zamen op het zand neder en stortten langdurige gebeden. Joseph hief den psalm aan, Jezus en zijne Moeder antwoordden, en de hemelen zwegen stil van verrukking, en de Engelen voor den troon van den Oude der dagen gebogen, stemden in met het gebed der aardsche Drievuldigheid 1 Daarna ging do heilige Maria nederzitten aan den voet van een boom of van eene rots; dan liet zij Jezus naast haar plaats nemen, kuste Hem, liet Hem op haar schoot rusten, en bedekte Hem met haar mantel. En beiden sliepen in onder het beschermend oog van (1) Joan. i;. I i. _ Act, 27. 3,r;.
DE TERUGKEER. 227
Joseph, die den slaap weerstond, om over die twee schatten te waken.
Wie maalt ons do gedachten en gewaar, wordingen, die hoofd en hart van den heiligen Aartsvader gedurende die nachten bezig hielden? Om niet voor de vermoeienis te bezwijken, zette hij zijn gebod voort. Hij dacht aan de verheven bestemming van dat Kind en die vrouw, die hem door God waren toevertrouwd ; reeds meende hij Jezus te zien zetelen in do glorie zijns Vaders en Maria aan het hoofd te zien dor Engelenkoren.De grenzenlooze hemel en de grenzenlooze woestenij spraken hem evenzeer over den God, dien hi j beminde; het uitspansel verkondigde hem de heerlijkheid en de pracht van Dengeno, die met één woord die hemelbollen, oneindig in getal en grootte, 1 uit het niet heeft getrokken ; en do aarde, waarop hij stond, droog nog de sporen der wonderen, welke de machtige hand van Abrahams God er had gewrocht, - toen Hij zijn volk
• I) Ps. is. I. — [i] Exod. «. o.
228 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK, ter verovering van het beloofde land geleidde. Eu die machtige God, die verschrikkelijke God lag daar neder, op slechts eenige schreden afstands, en rustte onder zijne hoede: Joseph zag zijn gelaat door het halfdonker van den kalmen nacht,
hij hoorde zijne stille ademhaling.....1 Op
die gedachte ontvlamde een goddelijk vuur in zijne ziel ; hij wierp zich neder, hij aanbad, hij beminde; hij vernietigde zich voor dio geduchte Majesteit, kwijnde van liefde voor die oneindige Goedheid, brandde van verlangen om zich aan de voeten van Jezus te werpen en Hem aan zijn hart te knellen: hij naderde... maar trok zich uit eerbied terug,vreezende Hem in zijn rust te storen.
Onderhoud mei den H. Joseph.
Waarheen, o heilige Oudvader, geleidt gij toch Jezus en Maria?—-Werwaarts God wil, antwoordt gij mij. — Helaas ! het zijn twee onschuldige slachtoffers, die gij
DE TERUGKEEK. 221)
naar het altaar voert!—Dit is mij bekend, zegt gij, maar voor minnende zielen zijn lijden en dood in vereeniging met Guds wil, eene ware zoetigheid, terwijl zonder dieu wil do hemel eene hel zoude zijn. Jezus snakt er naar zich te dompelen in het doopsel zijns hloeds, 1 en de menschen teleeren, hoezeer Hij zijnVader bemint;2 en Maria,met dezelfde gevoelens bezield, is bereid Hem te volgen. Mag ik iets anders willen dan hetgeen én do hemelscho Vader, én Jezus én Maria willen? —- O Jezus ! o Maria 1 o Joseph ! hoezeer zijt gij te bewonderen ! hoe moet de vereeniging van uw aller wil onderling en met den wil des Vaders, ü -Gode welgevallig maken I Zie, daaruit is ons heil geboren, terwijl de gehechtheid van onze eerste ouders aan lum eigen wil ons ton gronde gericht heeft. Doch hoe moet uw voorbeeld mij schaamrood doen worden 1 Dagelijks zeg ik tot God: Uw wil geschiede op aarde als in den hemel. En wat vraagt (I) Luc. 13. oO, — 2) Joan. 14. 31.
230 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
God hel meest van mij ? Dat ik geduldig uene kleine ontbering, een oogenblikke-lijk lijden verdrage ; dat ik hem een klein vermaak ten offer brenge; dat ik mij onthoude van een onnutten oogopslag^ van een onnut woord, van een woord, hetwelk mijne ijdelheid moet streelen.... En zoo zelden geef ik mij gewonnen aan de genade, die mij aanspoort 1 Ach, niet dat is de weg der volmaaktheid, want vol-maalitheid is liefde tot God, en liefde tot Gud is diens wil volbrengen. O groote Hei. lige, verwerf mij van Jezus en Maria de genade eener grootere getrouwheid ; verkrijg voor mij een levendigen afschrik van elke vrijwillige onvolmaaktheid ; verkrijg voor mij den moed, dien ik behoef om mijn gedrag in elke omstandigheid naar Gods wil in te richten, opdat ik in waarheid moge zegge :
Gods driewerf heilye wil is 'l voedsel mijner ziel. 1
DE AANKOMST.
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
De Aankomst.
De heilige Familie naderde eindelijk den eindpaal der moeielijke reize. Groot was de vreugde van het kind Jezus op het gezicht dier heilige bergen, over welke zijne ouders het zoo vaak hadden gesproken, en voor Maria zou het een feestdag zijn, als zij te Bethlehem hare dierbare
grot zou wederzien.....
Want te Bethlehem inderdaad v/as Joseph voornemens zich voor goed te vestigen. Hij geloofde, dat de Verlosser, die in deze plaats, reeds beroemd door Davids geboorte, had willen ter wereld komen, ook daar zijn leven moest slijten, om te ge-reeder als Zoon van dien heiligen Koning erkend te worden. Van don anderen kant was Galilea, waar hij tot aan zijn vertrek naar Egypte had gewoond, een land, dat vul was van vreemdelingen en heidenen, door wier inwoning het geloof en de godsvrucht der Israëlieten sterk hadden
231
•232 achtt1endk hoofdstuk.
geleden. Isaïas bad de Galileërs aangeduid als oen volk, dat gezeten was in de duis-ternissen on in de schaduw des doods. 1 Ten Iriatsto had Joseph,met Betlilehem tot woonplaats to kiezen, nog op het oog hot bezoeken van de heilige stad en van don tempel te vergemakkelijken vooï zijne hemelsche Eohtgenoote en vooral voor Jezus, die ongetwijfeld niet den wettelij-ken ouderdom van twaalf jaar wilde afwachten, om er zich driemaal 's jaars heen tc begeven.
God echter had het anders beschikt: de Verlosser was ter eere van David in lietb-lehem geboren,maar daar Hij voor de zondaars was ter wereld gekomen, moest Hij ook te midden der meest verlaten zondaars leven. Het Licht der wereld - moest bet eerst te midden der dikste duisternissen zijn glans doen schitteren : 3 in Gali-lea zou Jezus zijne dierbaarste leerlingen vinden. Eindelijk het was in do raadsbe-
(1) Isuias. 9. 2. — quot;2) Joan. 8. 1 2. — (3) Isaias.
DE AANKOMST. 233
sluiten van den Eeuwige vastgesteld, dat op den top van liet kruis, waaraan de Verlosser der wereld moest sterven, dit opschrift zoude gelezen worden: Jezus van Nazareth !
Maar Maria dan, die zoo verlicht was, die zoo diep wist door te dringen in den zin der H. Schrift, wist zij het niet? Zonder deze vraag te willen oplossen, antwoorden wij, dat Maria's rol niet bestond in te bevelen, maar in alles de besluiten van haar echtgenoot af te wachten en op te volgen. Zoo had zij, gelijk wij zagen, tot hiertoe gehandeld en zoo ook was Gods wil; want aan Joseph, en niet aan Maria was Hij gewoon zijn Engel te zenden. Deze overweging is zeer geschikt om den dunk, dien wij aan dezen grooten Heilige hebben, te verhoogen. Men ziet hieruit, dat hij wel degelijk, volgens het goddelijk plan, het hoofd was van het heilig Huisgezin, en de zichtbare vertegenwoordiger van den eeuwigen Vader. Want zeer zeker wist Jezus, waar Hij zijnejeugd
234 .ACHTTIENDK HOOFDSTUK, zou doorbrengen; maar Jezus zeido niets : Hij gehoorzaamde aan Joseph en ging, waarheen Joseph hem geleidde !
Toen zij alzoo de grenzen van Judca hadden bereikt, nam Joseph bij den een ol' anderen inwoner, dien hij ontmoette, inlichtingen omtrent den tegenwoordigen toestand van bet volk Gods. Men antwoordde hem, dat de goddelooze Herodes gestorven was, beladen met den vloek van al zijne onderdanen, men verhaalde hem den moord van Bethleliems kinderen, die de tyran van de borst, hunner moeder had doen afrukken, en onbarmhartig ter dood brengen, om in dat afschuwelijk bloedbad ook den Messias te doen dalen ; want, zooals het gerucht liep, was deze voorongeveer zeven jaren, in die stad geboren en onvrijwillig aan den woesten Idumeër aangewezen door Wijzen, die uit het Oosten waren gekomen,Men kan zich voorstellen, hoezeer de meewarige zielen van Maria cn Joseph door dit verhaal geroerd werden. Maria stortte tranen over het lot dier onschul-
DU AANKOMST. 23Ö
dige slachtolfers eu hunner moeders, en beiden zegenden den eeuwigen Vadei', die hun Kind voor de woede van dien booswicht had gevrijwaard. Ook Jezus, gaf zijn afschrik voor die sclianddaad te kennen. Vervolgens vroeg Jost^u aan den onbekende, aan wien Herodes zijne staten had overgedragen? Deze antwoordde hem, dat hij ze onder zijne zonen had verdeeld, en dat Judea, mot de heilige stad, was ten deel gevallen aan Arclielaus,1 die in ondeugd en goddeloosheid niet onderdeed voor zijn vader, s Helaas, zoo voegde hij er ongetwijfeld bij, wanneer zal dan die groote koning verschijnen, die zoon van David, die onze ketenen moet verbreken en alle vorsten der aarde aanzijn heerschappij onderwerpen?Maallaat ons hopen, dat zijne komst aanstaande is ; zoo hij inderdaad, gelijk gezegd wordt, te Bethlehem is geboren, zou ik niet kunnen gelooven, dat hij met de andere kinderen dier rampzalige stad is om-' IMult. 1. ii.
23(i ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
gekomen. » — Jusepli bevestigde hem in dat vertrouwen, groette en hervatte besluiteloos en peinzend zijn weg.
Hetgeen hij zoo even vernomen had, bracht hem inderdaad in nieuwe verlegenheid. Waarheen zou hij nu Jezus en Maria geleiden? De redenen,die hem aanspoorden zicli te Bethlehem met ter woon te vestigen hebben wij reeds aange-teekend ; maar moest bij dat plan niet opgeven, nu een nieuwe Herodes over Judea heerschte? Do inwoners dier stad hadden kennis gedragen van het bezoek der Wijzen aan Joseph ; zij wisten dat zijn Zoon behoorde tot de kinderen, tegen wie de dolk van don overleden koning gericht was, zij gisten, dat de koning vooral dat kind op hot oog bad gehad; kon er nu onder hen niet de een of andere verrader schuilen,die, om bij Archelaus zijn hof te maken, Jezus aan dien moordenaarszoon zon aanwijzen ?
Middelerwijl daalde de avond en sloeg liet plechtig uur des gebeds. Na zijne
DE AANKOMST. 237
twijfelingen en bezorgdheid aan Maria te hebben medegedeeld, wekte Jcseph haar op met hem den eeuwigen Vader te bidden, dat het Hem mocht behagen, hun zijn wil kenbaar te maken. En terwijl zij onder liet een of ander gastvrij dak den nacht doorbrachten, verscheen 's Heeren engel, Gabriël ongetwijfeld, de trouwe vriend van hst heilig Huisgezin en van het menschelijk geslacht, op nieuw aan don verheven Aartsvader en gebood hem zich naar Galilea te begeven, waar het ln-ven van het goddelijk Kind in veiligheid zoude zijn. 1 Bij zijn ontwaken doelde hij die openbaring aan zijne heilige Gado mede : beiden dankten samen den Heer, die hunne moeielijkheid had opgelost, en sloegen met hun lieven Jezus den weg in naar het Galilea der heidenen. De keus oener stad kon verder niet twijfelachtig zijn ; te Nazareth hadden zij een huis, dat zij na hun huwelijk hadden bewoond: daarheen dus richtten zi j regelrecht hunne schreden.
'I) MuUh, 2. 22.
238 ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
Niet zonder zoete gewaarwordingen bemerkte Joseph van verre, op de kruin van den steilen heuvel, 1 de nederige hut, waarin hij reeds zoovele gunsten had ontvangen, en binnen welker wanden hij in gezelschap van Gods Zoon en van de koningin der Engelen zoo gelukkige dagen had gesleten en nog slijten zou. Ook Maria zag haar met vreugde weder en loofde den Heer over de groote dingen, die Hij er tor harer gunste had uitgewerkt. Bij hunne aankomst in het stadje kwamen hunne vrienden, aanverwanten en kennissen hen groeten, en tevens vragen, wat er toch met hen gebeurd was in al die jaren. Zij beschouwden Jezus, vroegen aan Joseph, of dat nu zijn Zoon was cn smeekten 's hemels zegeningen over liet goddelijk Kind af; daar hun de ge-he menis zijner geboorte onbekend was, wenschten zij Hem de goedheid en de deugd zijns Vaders toe. Uc vrouwen omhelsden Maria en wenschten hiar geluk
(I) Luc. i. 20.
DK AANKOMST. 23!)
moeder te ziju van zulk een schoon kind. Eenigen hoden haar mondbehoeften aan voor den maaltijd. Ten laatston bereikten zij den dorpel hunner woning, die ongetwijfeld van blijdschap trilde, nu zij die verheven gasten, na zoo lange afwezigheid, weder mocht ontvangen.
Gelukkig huis, waarachtige woonstede van God, wat glorievolle toekomst gaat gij te gemoet! Twintig jaren nog zult gij don Zoon van God, zijne verbeven Moeder, en den heiligste der mannen beschutten, getuige zijn van htn arbeid, van hunne deugden, mogen luisteren naar hunne gebeden, naar hunne heilige gesprekken. Twintig jaren nog zal do hemel ii de schatten benijden, die gij bezit! De paleizen der Cesars zullen in de vergetelheid wegzinken ; maar uwer zullen zich alle brave harten immer herinneren; immer zullen zij met liefde, ten minste in den geest , binnen uwe muren vertoeven, om in uw stof de dierbare indrnkse-len te kussen der voetstappen van Jezus,
240 ACHTTIENDE HOOFDSTOK.
van Maria en van Joseph. En terwijl de vlam der wraak de trotsche gebouwen van het ondankbaar Jeruzalem zal verteren, zullen Engelen u op hunne vleugelen nemen, en u in den schoot van het nieuwe Sion dragen, als den Tabernakel van het eeuwig Verbond.
Onderhoud met den H. Joseph.
Ik verblijd mij,o grooleHeilige,overde eer, u door den eeuwigen Vader aangedaan,door aan uw gezag en beleid het kostbaarste te vertrouwen, hetgeen Hij bezit, namelijk Maria, zijne bewonderenswaardige bruid, en Jezus, zijn aanbiddelijken Zoon. Maar hoevele heilzame onderrichtingen liggen voor mij, bij aandachtige beschouwing, in dat geheim niet opgesloten! Jezus, do eeuwige Wijsheid, laat zich geleiden aan de hand zijner Moeder, on volgt baar overal,zonder te vragen, waarheen, en Maria, vol van het licht des heiligen Geestes,wacht in stilte op uwe bevelen, en gehoorzaamt n, als waart gij God
DU AANKOMST. 241
zelf, wiens plaatsvervanger gij zijt. Zie, dat is het voorbeeld dor gehoorzaam held, zoo als ilc haar aan mij no oversten verschuldigd hen. Wat u betreft, hoewel met heider grootheid bekend, aarzelt gij niet hun te bevelen, in de overtuiging dat zoo de wil is van God: evenwel wan-trouwfgij uwe eigene wijsheid, en neemt gij voortdurend uwe toevlucht tot den Vader des Lichts. Zoo leert g j mij met welke waardigheid en nederigheid tevens ik mijn ondergeschikten moet bevelen. He eeuwige Vader,van zijnen kant,bezegelt hetgeen Hij eenmaal heeft vastgesteld, en verwijst u niet naar Jezus en Maria om raad te vragen ; hij beveelt u het Kind en zijne Moeder te nemen, en hen tc leiden nu naar deze, dan weder naar gene plaats. Hieruit besluit ik, dat ik niet alleen mijn wil, mijn smaak, mijne neigingen aan de gehoorzaamheid moet ten offer brengen, maar ook, en dit valt wel het zwaarst aan mijn hoogmoed, mijn verstand, en mijne eigene inzichten. De
I r;
242 ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
eeuwige Vader antwoordt u niet persoon-'Ü'1 gt; zijn wil doet Hij u overbrengen door een dier geesten, die immer voor zijn aangezicht staan, 1 en rechtstreeks van Hem het licht des verstands ontvangen. Zoo toont Hij mij, hoe gehecht Hij is a in de orde, die Hij tiisschen zijne schepselen onderling heeft gesteld, en hoe Hij die wezens door ons geëerd wil zien, welke zoo innig met Hem zijn verbonden. Daarenboven geeft Hij mij hierdoor nog te verstaan, dat die trouwe vrienden van den mensch op eene bijzondere wijze hen bijstaan, die met wettig gezag zijn bekleed : dit ook leert mij de H. Schrift op hondorde plaatsen. Eene nieuwe reden dus voor mij om met vertrouwen te gehoorzamen 1 Ben ik derhalve onderworpen, dan bestaat er eene onafgebroken gemeenschap tusschen God en mij, door middel van mijne oversten en van de heilige Engelen; dan volbreng ik Gods wil en volg ik Jezus en Maria na;
I£01 DAG TE NAZARETH. 24.'f
dan steven ik, hoe onwetend, blind en zwak ik ook zij, veilig en zeker naar do haven der zaligheid 1... —O mijn welbeminde Beschermer, verkrijg mij de gave des verstands en liefde voor de gehoorzaamheid : geef dat ik niet slecht; met geduld, maar zelfs met liefde en blijdschap gehoorzame, gedachtig aan dit woord van den grooten Samuël:
Een ivaar gehoorzaam hart geldt meer tlim honderd offers. 1
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
Een dag te JVazareth.
Laten wij nu, sidderende van eerbied, dit door de Engelen zoo geliefkoosde huisje naderen... De wijze Man geeft ons den raad dikwijls te gaan kloppen aan de deur des rechtvaardigen, ja zijn dorpel te verslijten door hom herhaaldelijk te betreden. 2
Gelukkig noemt hij hen, die hunne (1) Rog. In. ?2. — (2) lircli. 6. 30.
244 NEGENTIENDE HOOFDSTOK.
wüonlent opslaan naast het huis, waarin de Wijsheid zetelt, die dikwijls door het venster hunne blikken daarin werpen, en het oor tegen de deur houden, om te hoo-ren hetgeen zij zegt. 1 Schijnt hij ons hiermede niet Josephs huis te hebben willen aanduiden? Is dat huis niet bij uitnemendheid de woonstede van den rechtvaardige ? Is het niet tevens het huis dei-eeuwige Wijsheid, zichtbaar geworden in ons vleesch ? Ja, laten wij hier onze tent opslaan, want hot is goed hier te wonen.....- Maar wat zeg ik ? Waarom zouden wij als vreemdelingen buiten blijven staan? Dat huis is het onze, want het is ook dat onzer Moeder, en de bakermat onzer zielen 1 Verstouten wij ons dus er binnen te treden, en twijfelen wij er niet aan of eene allerminzaamste ontvangst wacht ons.
Nog kleurt het morgenrood ter nau-wernood den hemel, of reeds heeft bet heilig paar, volgens den rand en het voor-li Heel. 14- -33. — 'J Mare. SI. 't.
EEN DAO TE NAZABETII
beeld van den profeet, 1 zijne armoedige legerstede verlaten, om den Heerte loven. Zie hen daiir. Zij hebben zich vereenigd bij het bedje, waarin het kind Jezus nog slaapt.Wat zijn zij schoon ! Op den grond geknield, de handen kruisgewijze over hnnncvan liefdfi kloppendeborstgeslagen, de oogen gevestigd op het eonig voorwerp hunner teederheid, zijn zij even onbewegelijk uls de gouden Cherubijnen, die met hunne vleugelen den genadestoel overschaduwen ; zij schijnen niet meer te ademen, en zoo niet zoele tranen, als paarlen aan hunne oogleden ontrolden, en één voor één op hunne borst nedervie-len, zoo niet het vuur hunne wangen met ongewonen gloed kleurde, zoo niet een schitterende lichtkrans rondom hunne nederig gebogen hoofden spoelde, men zou hen voor twee marmeren standbeelden gehouden hebben. Toch zijn zij niet in eigenlijke verrukking; deze is eene bezwijming der gevallen natuur, die niet (1) Prov. 8.'l7.
246 MEUENTlENDt HUÜJfDSIUK.
in staat is de goddelijke mededeelingca lo verdragen. Maria is boven die zwakheid verheven, door het voorrecht harer onbevlekte ontvangenis, en Joseph, door den verheven graad van heiligheid, dien hij reeds heeft bereikt.
Maar welke gedachten, welke gevoelens vervullen op dit oogenblik hunne gezegende ziel ? Maria verdiept zich in haar ootmoed, zij verheerlijkt den Heer ; zij •springt op van vreugde voor God, haren Zaligmaker, die wel de geringheid zijner dienstmaagd heeft willen aanschouwen, en bewondering van alle toekomstige geslachten op haar wil aftrekken. 1 Zij bedenkt en herdenkt de geheimen der Boodschap van den Engel, der Ontvangenis van het Woord in haren zuiveren schoot, en van zijne geboorte in den stal; en die zoete gedachten lossen zich opinlisfdever-zuchtingen, die de hoogheilige Drievuldigheid voor de vernederingen van een der goddelijke Personen, zoovoc.' mogelijk, vergoeden.
(1) Luc. 1.17. sqi|.
EEN DAG TE NAZARETH. '247
Wat Joseph betreft, hem Lereiken de liefdevlammen, die zich uit het hart zijner hemelsche gade een uitweg banen, zoodat hetzelfde vuur hem verteert. Want zoo de leerlingen van Emmaus, hoewel nog aan het zinnelijke gehecht, de liefde in zich voelden ontbrandden, toen zij tot hun goddelijken Meester spraken, zonder Hem te herkennen;1 zoo sommige dienaren van God de eigenschap bezaten om hen, met wie zij zich onderhielden in verrukking te brengen : dan valt het niet to betwijfelen,of deze heilige man zal de nabijheid gevoeld hebben van het hemelsch vuur, dat in Maria's horst gloeide. Hij van zijnen kant herinnert zich het gelukkig oogenblik, toen hij, de arme zoon van Jacob, werd aangewezen om de bruidegom te zijn der maagd, in welke alle beloften van God moesten vervuld worden. Hij haalt zich de blijdschap voor den geest, die hij gevoelde, toen hij wist van welken zoon zij Moeder was, en vooral.
(I) Luc. 2i. 32.
Ü48 NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
loen hij, voor liet eerst, zijn in doelien gewonden Verlosser, zijn God, die zijn Zoon was geworden, mocht omliclzen. Zie daar dan, zoo spreekt hij tot zich zeiven, daar ligt nu de Schepper van hot heelal, de God, dien Abraham, Isaak en Jacob hebben aanbeden. Hij, voor wien 's hemels Machten sidderen, Hij, die aan den bliksem en aan de golven der zeezijne bevelen geelt, die alle wezens onderhoudt en regeert I... Hij slaapt, maar zijn hart waakt; Hij bemint mij; aanstonds zal Hij uit zijn slaap opstaan en mij zijn vader noemen !
Doch Maria en Joseph zijn niet tevreden met te aanbidden, te danken, te beminnen ; zij smeeken ook. En wat smecken zij ? Elk vraagt voor zich de genade zich meer en meer zijner roeping waardig te toonen ; ook bidden zij voor elkander. In Maria's hart gloeit de vurigste liefde ; hot is het nederigste en dus ook het dankbaarste hart, dat ooit bestond: welnu, dagelijks ondervindt zij de goedheid en algeheele toewijding van
liliN DAG TE NAZABSTH. quot;249
Joseph. Daarenboven weet zij, dal het Gods wil is, dat do vrouw haar man lief hebhc, en zooveel in haar vermogen is tot zijn geluk medewerke. Geen twijfel dus, of zij wendt al haren invloed aan, om bij God keur van genaden lor gunste van den meest beminden echtgenoot te verkrijgen, (i Almachtige God, zoo zegt zij. Vader van mijn Zoon Jezus, ik zegen U, omdat Gij mij dien volmaakt rechtvaardige, dien man naar uw hart, dien liefhebbenden vader, dien trouwen vriend tot levensgezel en steun hebt gegeven. Gij weet, Heer, hoezeer zijne tegenwoordigheid mij en ooU uw goddelijken Zoon ten nutte is geweest : stort over hem uwe kostbaarste zegeningen uit; overstelp zijne ziel met heilige blijdschap en met een stroom van vrede ; geef, dat hij een gelukkigen ouderdom bereike, maar vooral bereid hem oen schitterenden toon in den hemel; geef dat hij, onder alle heiligen, de over-vloedigste vruchten trekke uit de Verlossing, voor welk geheim Gi j zijne diensten
'248 NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
tocti hij, voor liet eerst, zijn in doeken gewonden Verlosser, zijn God, die zijn Zoon was geworden, mocht omhelzen. Zie daar dan, zoo spreekt hij tot zich zeiven, daar ligt nu de Schepper van hot heelal, de God, dien Abraham, Isaak en Jacob hebben aanbeden. Hij, voor wien 's hemels Machten sidderen, Hij, die aan den bliksem en aan de golven der zeezijne bevolen geelt, die alle wezens onderhoudt en regeert I... Hij slaapt, maar zijn hart waakt; Hij bemint mij ; aanstonds zal Hij uil zijn slaap opstaan en mij zijn vader noemen !
Doch Maria en Joseph zijn niet tevreden mot te aanbidden, te danken, te beminnen ; zij smeeken ook. En wat sineoken zij ? Elk vraagt voor zich de genade zich meer en meer zijner roeping waardig te toonen ; ook bidden zij voor elkander. In Maria's hart gloeit de vurigste liefde ; hot is het nederigste en dus ook hot dankbaarste hart, dat ooit bestond: welnu, dagelijks ondervindt zij de Roodboid en algeheele toewijding van
liliN' DAG ÏE NAZARETH. 249
Joseph. Daarenboven weet zij, dal liet Gods wil is, dat do vrouw haar man lief liebbo, en zooveel in haar vermogen is tot zijn geluk niedewerke. Geen twijfel dus, of zij wendt al haren invloed aan, om bij God keur van genaden lor gunste van den meest beminden echtgenoot te verkrijgen. « Almachtige God, zoo zegt zij. Vader van mijn Zoon Jezus, ik zegen U, omdat Gij mij dien volmaakt rechtvaardige, dien man naar uw hart, dien liefhebbenden vader, dien trouwen vriend tot levensgezel en steim hebt gegeven. Gij weet, Heer, hoezeer zijne tegenwoordigheid mij en ook uwgoddelijken Zoon ten nutte is geweest : stort over hem uwe kostbaarste zegeningen uit; overstelp zijne ziel met heilige blijdschap en met een stroom van vrede ; geef, dat hij een gelukkigen ouderdom bereike, maar vooral bereid hem een schitterenden troon in den hemel; geef dat hij, onder alle heiligen, de over-vloedigste vruchten Irekke uit de Verlossing, voor welk geheim Gij zijne diensten
2Ü0 NEGÜNTJKNDE HOUl'DSl'UK.
hebt verlangd, en dat wij eens in uwen schoot vereenigd worden I«
Ouli Joseph bidt voor Maria. Ongetwijfeld weet hij, dat zij verre boven hem verheven is; doch zijne ootmoed staat zijner liefde niet in den weg. Hij vraagt den H. Geest, om in haar het verheven werk, dat Hij begonnen heeft, te voleindigen, haar de glorie der aarde, en het schoonste sieraad des hemels, te maken en de bittere smarten,die haar wachten, te verzoeten.
Na het gebed hervatten zij in stilte hun nederigen arbeid ; Joseph werkt met zaag en bijl, Maria met naald en spinnewiel, ijverig gaan zij voort, en toch kan men het hun aanzien, dat hunne ziel ergens anders verwijlt. De reden hiervan is, dat hun hart zich daar bevindt, waar hun schat ligt; 1 reeds hebben zij Jezus aanschouwd, maar uit vrees van zijn slaap te storen hebben zij hem nog niet durven omhelzen; meer nog dan do Profeet dor-(l)Matth. o. 21.
EEN DAG TE NAZAIUTH. 251
sten zij naar Hem!.... 1 Eindelijk verlaat het goddelijk Kind zijn rustbed, werpt zich in de armen zijner Moeder en vraagt haren zegen. En nadat Maria haar Zoon do handen en het gelaat gewasschen heeft, knielt Hij naast haar neder en stiert op zijne beurt zijn gebed tot den hetnelschen Vader. Met luider stem zegt Hij de in de synagoog gebruikelijke psalmen op, en voegt er dan een gebed bij voor zijne Moeder en voor Joseph. Daarna klopt Hij aan de deur der armoedige werkplaats. Op dat bekend en reeds lang verwacht geluid staakt Joseph zijn arbeid, opent en is bij het voorwerp van al zijn verlangens. Hij strekt de armen naar Hem uit, tilt Hem op en drukt Hom teeder aan zijn hart. En Jezus, die oneindig veel behagen schept in die zoo reine, zoo oprechte liefkoozin-gen, slaat zijn arm om Josephs hals, drukt zijne heilige lippen op diens wangen en noemt hem zijn lieven vader : Hij drukt zijn aanbiddelijk Hart tegen dat (l) Ps. (gt;2. 2,
2.T2 NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
van Joseph en deeit hot de vlam des hemels mede, die Hij op aarde is komen lirengen. 1 Want welk hart, na dat van Maria, is beter dan Josephs hart geschikt, om de eerstelingen van dat goddelijk vuur te ontvangen en te voeden? Dat was voor Joseph zijne dagelijksohe communie, in die omhelzingen van zijn God vond hij altijd grooter zielesterkte, eene altijd volmaakter zuiverheid, eene altijd aangroeiende liefde ; aan een fenix gelijk, vernieuwde hij zich in dien goddelijken oven, en word hij meer en moer gelijkvormig aan den hemelsohon Mensch, aan den Mensch, geschapen in gerechtigheid
en in do heiligheid der waarheid____3
Maar hoe kostbaar zijn de werken van dien rechtvaardige in de oogen van God on van zijne Engelen 1 Kostbaar door de heiligheid van den eerwaardigen werkman zeiven en door de volmaaktheid zijner iuzichten, kostbaar vooral in hunne gevolgen. Met dat gering Landwerk ('l)Luc. 12. 49. — (2) Epli. 4. 22.
EEN DACl TE NAZARETH. 233
verdient Joseph brood tot hot onderhoud van Jezus' leven; hij maakt, als ik dus zeggen mag, do onmiddellijke toebereidselen tot dat Offer, hetwelk van het begin der wereld bereid werd en alleen in staat is den hemel met de aarde te verzoenen. Droppel voor droppel vult hij dien heiligen kelk die weldra op Golgotha's rotskruin zal uitgestort worden om de misdaad der mensehen uit te boeten, en daarna op geheimzinnige wijze, op alle plaatsen, van den opgang der zon tot haren ondergang, zal geledigd worden. Als een trouw opziener van Gods huis, voedt hij het Offerlam, dat gekozen is en geslacht zal worden om te worden opgediend bij het groote feestmaal, waartoe, eeuw in, eeuw-uit, alle geslachten der aarde zullen genoo-digd worden ! De Allerhoogste wendt dan ook zijne blikken van de groote vorsten dei' aarde af, om ze met welbehagen te vestigen op den armen Galileeschen timmerman ; de Engelen benijden hem, en het eentonig geluid, zijner gereedschappen
Öü4 NEGENTIENDE nOOFDSTDK.
schijnt hun, hoe zij ook aan de zangen der hemelen gewoon zijn, als eene zoete, onuitsprekelijk snlioone harmonie.
In den loop van den dag gaat Jezus nu eens van zijne moeder tot Joseph, dan weder van dezen naar zijne moeder, en bewijst hun vlug en blijde alle diensten, die zijn leeftijd Hem vergunnen. Nu begeeft Hij zich, volgens de opmerking van den H. Alphonsus, naar de werkplaats om er hout te verzamelen, dat Maria behoeft tot onderhoud van het vuur ; dan gaat Hij naar Maria om haar Josephs verlangen over te brengen. Wat dezen aangaat, hij put zich uit in het zoeken naar middelen om zijn Zoon zoolang mogelijk bij zich te houden. Daartoe doet Hij hem nu eens eene of andere vraag; op een anderen keer verhaalt hij Hem eeuige schoone trekken uit het leven der Oudvaders; dan weder doet hij Hem herhalen, hetgeen Hij zelf reeds in de heilige Schriften er over gelezen heeft. Gaarne leent Jezus zich aan het verlangen van zijn geliefden vader ;
EEN DAfi TE NAZAKKTH. 2fiS
Hij luistert naar hem alsof ilo feiten, die Hij hoort, nieuw voor Hem waren , en alhoewel Hij de oneindige Wijsheid zelve is, vraagt Hij toch uitlegging van die punten, welke hel begrip van een kind van zijn leef ij d te boven gaan.
Gedurende den maaltijd plaatsen de heilige Echtelingen Jezus tusschon zich in; en zijne tegenwoordigheid maakt hun het zwarte brood overheerlijk. Joseph schept er vermaak in Hem eenige vruchten voor te zetten, en voegt hier dan tevens eenige opmerkingen bij over de liefde der Voorzienigheid, want hij weet hoe gaarne het goddelijk Kind zijn eeuwigen Vader hoort prijzen.
Als de avond daalt, verlaat dn heilige werkman, met Jezus, zijne woning om in de velden ontspanning en frische lucht voor Hem to zoeken. Jezus leunt op Josephs arm en mengt in hun gesprek eenige verheven gedachten, die als bij toeval aan zijne kinderlijke lippen schijnen te ontsnappen, maar tevens zijn gelukkigen ge-
250 NF.GENTIENDK HOOFDSTUK.
zei diep verwonderd doen staan, en dagen lang zijner ziel tot voedsel strekken.
Wanneer zij hunne woning weer naderen, zien zij, hoe Maria, op den dorpel gezeten, zich niet naaien onledig houdt. Zoodra zij hen ziet, staat zij, als naar gewoonte, uit eerbied voor haar echtgenoot op, en gaat hem te gemoet. Het goddelijk Kind laat alsdan Josephs arm los, en loopt vooruit naar zijne moeder om haar de hand le kussen.
Het gemeenschappelijk gebed komt vervolgens den dag sluiten. In de psalmen, die zij vers om vers bidden, in de plaatsen der heilige Schrift, die zij lezen, zien de beide Echtelingen reeds te voren gansch de geschiedenis afgemaald der vernederingen, werken, weldaden en smarten van hunnen Welbeminde. En wanneer het Kind Jezus, na door zijne ouders gezegend en omhelsd te zijn, eindelijk zich te bed heeft begeven, spreekt Joseph nog langen tijd met Maria over Hem, en lier-haalt haar zijne goddelijke woorden ,
EUN DAG TE NAZAIiF.TH. 257
die door de nederige Maagd zorgvuldig in geheugen en hart gegrift worden.
Onderhoud mei den H. Joseph.
Gelukkigzijtgij, ogrooteHeilige! daar het u gegeven is met de vrucht van uwen arbeid het goddelijk Lam op te kweekon en to voeden, welks bloed moest gestort worden tot 's werelds zaligheid, en welks vleesch bestemd was tot spijze voor de uitverkorenen. Doch ten onrechte zou ik, u benijden ; op meer dan cene wijze kan ik deel hebben in uw geluk. Ook nu nog lijdt Jezus dorst en honger in do arme monsohen, gelijk Hij ditzelf hooft gezegd heb ik dus iets overtolligs, dan kan ik, even als gij, Hem te eten en te drinken geven. a Daarenboven is Jezus arm in meer dan eene dier kerken, waar zijne liefde tot ons Hem gevangen houdt: soms ontbroken Hem zelfs die dingen, welke het noodzakelijkste zijn voor do eer van zulk een sacrament: in dien zin dus kan (I) Matt. 25. 35. — (J) Malt, ibid.
17
2quot;)8 NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
ik Jezus iu persoon kleeden. 1 Eü daarenboven, hetzij ik rijk of arm ben, niets belet mij krachtig te werken aan de stichting van het geheimzinnig lichaam van Jezus Christus. 2 Zijn zoovele ongelukki-gen, die, tot groot gevaar voor hunne ziel, afgedwaald zijn op de paden der on-dengd,niet ledematen van Jezus ? Welnu, de H. Joannes verzekert mij, dat ik hen door een vurig gebed uit de netten des duivels kan bevrijden. 3 Door woord en voorbeeld kan ik, en de H. Paulus maakt mij dittoteen plicht,* mijne ouders,mijne vrienden en allen, met wie ik in betrekking sta, tot het goede leiden. 0, als ik die zoo gemakkelijke middelen om Jezus te voeden, te kleeden en te troosten verwaarloos, dan verbeeld ik mij ten onrechte Hem te beminnen. De liefde uit zich in daden, en vooral in liefdedaden. 5 O mijn welbeminde Beschermer, bid voor mij, opdat ik, op uw voorbeeld, Jezus werkdadig beminne, de vervloeking ont-
T; Mali. ï.'-». 3li. — (2) Epli. 4. 12. sqq. — .3! I. J om ij . ö. iG. — (4i Kom. 13. 'i. — (ö) 1. Joan. 3. 17.
ovKnnnooTi! dkoefhf.td. 2u9 wi jko, waarmedodoaardo bedreigd wordt, dio niet dan disteienendoornenopbrengt, en don zegen vordiene, toegezegd aan dien grond, die den arbeid en de zorgen zijns meesters met. vruchten betaalt. 1 Urlmx, o Jesuslief! wal min ik IJ iwy weinig.
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Overgroote Droefheid.
Onder alle smarten, die hier benedon een gevoelig hart kunnen treffen, bestaat er geen wreeder dan zich onverwachts beroofd te zien van een persoon, die het ee-nigst, voorwerp onzer liefde uitmaakt. Zoo wij dus gelukkig genoeg geweest zijn onzen lezers een denkbeeld,hoe onvolkomen dan ook, gegeven te hebben van Josephs teederbeid voor Jezus en Maria, zullen zij lichtelijk begrijpen, boe zwaar een lijden hij te verduren had, gedurende de drie dagon, dat het goddelijk Kind in Jeruza-leras tompol verloren was.
(I) Heb. 0. 7.
2(10 TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Met) wcot, dat het bij de Joden een ge bruik was,dat,na afloop der feesten in den tempel, de mannen en de vrouwen afzonderlijk naar hunne woonplaats wederkeerden.Joseph en Maria hadden onderling do plaats bepaald, waar zij elkander na de eerste dagreis zouden ontmoeten om te overnachten. Toen nu Joseph den tempel verliet en Jezus niet zap;, veronderstelde hij zeer natuurlijk, dat deze bij zijne moeder was, en Maria van hare zijde geloofde, dat Hij zich bij Joseph bevond. Do wijsheid overigens en de rijpe voorzichtigheid, 1 die het goddelijk Kind reeds op twaalfjarigen leeftijd deed blijken, verhinderden, dat zij zich omtrent hetzelve ongerust maakten: reeds sedert lang waren zij gewoon Jezus als een man van rijpen leeftijd te behandelen en zich ten volle op zijn eigen goedvinden te verlaten. Hoe groot moest dus niet de verwondering geweest zijn van het heilig paar, toen zij des avonds bij hunne sa-(1) l.uc. 2. 40.
OVEllGROOTE DROEFHEID. 2lil
menkorast aan hot afgesproken naeht-verblijf, op het oogenblik dat heiden er naar snakten hun Zoon /ia eene afwezigheid van een dag weder te zien en te omhelzen, Hem niet vonden, die het licht hunner oogen en het leven van him leven was.» Waar is Jezus? » vroegen zij elkander als uit één mond. In hunne onuitsprekelijke droefheid begonnen zij Hem nu te zoeken bij de aanverwanten en vrienden, die in menigte kwamen opdagen, 1 dooh niemand kon hun eenige inliehting verschaffen.
Toen Jacob de valsche tijding ontving, dat zijn geliefde Joseph was overleden, trok hij rouwkleederen aan, bestrooide zij-grijze haren met asch en hield niet op met weenen, - dan toen hij hem had weergevonden. Toen David vernam,dat zijn zoon, de goddelooze Ahsalon, die de vaan des oproers tegen hem verheven en hem op onwaardigste wijze beleedigd had, in den strijd gesneuveld was, verheugde hij zich (I) Luc. S. 44. —(2) Gen. 37. 34.
202 TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
niel uver ccuc zegepraal, die hom Iroou on leven verzekerde, maar hij stortte bittere tranen, en'herhaalde uren lang op droeven toon deze woorden: «Absalou, mijn zoon Absalon, ware ik in uwe plaats gestorven! » 1 Toen de ouders van den jongen Tobias zagen, dat deze zijne terugkomst zoo lang verdaagde, verweten zij elkander hem zoo verre van zich te hebben weggezonden, om oene som gelds te halen, die zij evenwel hoog noo-dig hadden. « Waarom » zoo spraken zij, i hebben wij u laten gaan, u, het licht onzer oogen en den staf van onzen ouderdom, u, onze eenige spruit ! Ach, nooit hadden wij moeten toelaten, dat gij van ons scheiddet,want gij waart onze eenigste schat 1 n En de oude lobias, door en door bedroefd als hij zeil was, wist geen woorden te vinden om de wanhoop zijner troostelooze gade tot bedaren te brengen. 2
Zoo groot is,volgens den H.Geest,de tee.
(1)11, Ucg. 18. 33. — (2) Tob. 10. 1. sqq.
OVERGROOTE DROEFHEID. 2IÏ3
Herheid, die God in het ouderhart heeft neergelegd; zoo groot is de smart, die hun het verlies hunner kinderen veroorzaakt, of de vrees hen niet weder te zien, wanneer zij afwezig zijn. — Is het hier nog noodig aan te merken, dat de teederheid van Maria en Joseph grooter waren dan die van Jacob, David, Anna en Tohias, en dat het Kind, hetwelk zij hadden verloren, onvergelijkelijk beminnelijker was dan welk ander kind ook ?
Dit voorval was derhalve voor Joseph, niet minder dan voor Maria, eene der hardste beproevingen van zijn pelgrimstocht hier beneden. En vooreerst, moest Joseph niet medelijden, wanneer Maria bedroefd was ? Verbeeld u twee uiterst gevoelige harpen, wiens snaren op het nauwst met elkander zijn verbonden, zoodat de eene geen klank kan geven, zonder dat de andere denzelfden toon aanslaat, — welnu, zoo waren de harten dier twee heilige Echtelingen. Indien Maria, hetgeen onmogelijk is, het verlies zoude be-
264 TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
wecnd hebben van een obool, zou Joseph hare droefheid lovendig gevoeld en zich geen rust vergund hebben, voor hij haar vertroost had. In deze omstandigheid nu begreep bij, dat haar smart even billijk als diep was. Hij zag haar bleek en in tranen badende; hij hoorde haar zuchten, haar snikken, haar klagen.«O Jezus, riep zij uit, o dierbaarst Kind, waar zijtGij toch?.... Helaas waarom heb ik ü, o mijn eenige schat, ook maar een oo-genblik,uit het gezicht verloren? waarom in het gedrang van het volk uwe hand los gelaten?.... Doch Gij, mijn Zoon, Gij weet alles, Gij hebt mij niet zonder uwe voorkennis verlaten : het was U niet onbekend, dat Gij aldus uwe arme moeder in de grootste droefheid en angst slorttet... Waarom dan hebt Gij haar zoo behandeld?.... Helaas, helaas, zou ik wellicht die gestrengheid verdiend hebben ? Heb ik U soms niet bemind, gelijk Gij verdient ? Maar wie, o oneindige Liefde, kan U naar waarde beminnen ? Waarom niet
OTlillGHOOTE DROEFHEID. 2lgt;f)
aan haar, dio Gij onder Adams dochteren tot Moeder hebt verkoren, een hart geschonken, in staat U mateloos te beminnen ?.... En toch, Heer, ik beminde U ; Gij weet, Gij ziet het; en was mijne liefde al te gering, toch waart Gij baar ee-nigst voorwerp !.... Wilt Gij niet, dat ik sterve, o kom mij dan troosten, schenk mij dan uwe zoete tegenwoordigheid weder ; sedert ik daarvan beroofd ben, weel ik baar beter te waarderen, en zal ik mijn best doen, om ze immer meer en meer waardig te worden ! »
Do tranen dier troostelooze Moeder vielen allen op het minnend hart van Joseph, en baar klagen scheurde bet van een. Angstvol vroeg bij zich zeiven af, in welken toestand zij zich zou bevinden, wanneer zij eens haar aangeboden Zoon zou overgeleverd zien aan menschcn zonder hart, die Hem zouden bespotten, als een eerloos wezen behandelen en eindelijk aan do oneer en de smarten van den wrecdsten dood zouden prijs geven, EIU
26f) TWINTlr.STK HOOFDSTUK.
oogeublik waande hij haar van droefheid te zien sterven, on hij trachtte haar te troosten mot de hoop, dat zij spoedig het dierbaar Kind zou wederzien. Soms wanneer hij de bedroefde moeder van vermoeienis zag uitgeput, deed hij zijn gezag gelden en verplichtte haar een wijl aan den kant van den weg neder te zitten. En de immer gehoorzame Maria luisterde naar hem en zette zich neder, waarna zij, vooral indien bet nacht was, van uitpulting de oogen sloot. Maar zelfs in haren slaap wasJezus in hare gedachten; zjj dacht Hem te zien, riep Hem en breidde hare armen uit, als om Hem te omhelzen, en als zij dan zag hoe het geliefkoosd beeld haar telkens ontsnapte, werd zij met eene zucht wakker en zeide : «Wat doen wij hier, Joseph? Laat ons opstaan om onzen Jezus te zoeken, en ons zoeken niet opgeven, voor wij Hem hebben we-dergevonden. »
Joseph trachtte zijne heilige tade gerust te stellen, doch zelf had bij groote'
OVEBGUOOTE DROEFHEID. 2Ü7
lijks bohoelle aan troost. Daar hel zijn begrip te boven ging, hue Jezus eene zuo volmaakte moeder had kuunsn verlaten, verbeeldde hij zich, dat hij zelf Hem zou mishaagd hebben. Zorgvuldig overdacht en overwoog hij al zijne woorden en daden met betrekking tot het goddelijk Kind, om zich te vergewissen of zijn gedrag niet in het een of ander was te kort geschoten ; hij verzocht Maria hem te zeggen, of zij niets in hein had opgemerkt, hetgeen zijn Welbeminde had kunnen mishagen. In elk geval verweet hij zich niet beter te hebben gewaakt over dien kostbaren schat, diende lieer zelf aan zijne hoede had toevertrouwd— s Wie weet, » zoo zeide hij soms bij zich zeiven, terwijl hij van angst sidderde, 4 wie weet, of niet een of andere valsshe broeder Hem aan den zoon van Herodes heeft aangewezen cn overgeleverd? Wie weet, of niet reeds de tijd, door Simeon voorzegd, is aangebroken. » En daar een minnend hart vernuftig is in zich zeil te
2(18 TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
kwellen, en zeer spoedig, zelfs bij de meest ongegronde onderstellingen, ontroerd wordt, verbeeldde bij zich te zien, hoe do onschuldige, beminnelijke Jezus in een donker hol werd gesmeten, terwijl Hij te vergeefs zijne moeder en hem zeiven riep, cn zijne met ketenen beladen armen naar hen uitstrekte.
Naarmate do tijd vervloog,nam de angst van bet heilig paar in hevigheid toe, en telkenmale werd hun hart op nieuw doorboord, wanneer hunne verwachting van Jezus in deze of gene plaatste zullen we-dervinden, in duigen viel... Ten laatste besloten zij naar Jeruzalem weder te kee-ren.
Onderhond met den II. Joseph.
0 teederste van alle vaders 1 ik deel in de smart, die gij en uwe hemelsche gade hebt gevoeld, tijdens de drie dagen dier wreede scheiding; mijn medelijden is zoo veel te grooter, daar die beproeving u werd opgelegd uit liefde tot mij, tot mijne onderrichting, tot mijne opbeuring.
uit
OVEHOBOOTE DROEFHEID. 209 Uwe smart hij dit voorval leort mij, hoezeer Jezus verdiend bemin J to worden, hoe zorgvuldig ik over mij zeiven moet waken, niet alleen uit vrees van zijne vriendschap door eene doodzonde te verliezen, maar ook uit vrees die door een lichtere fout te verkoelen en mij aldus te herooven van de kostbare voordeelen zij-nor gevoelige genade. En wanneer Hij, hetzij om mij te kastijden voor mijne tekortkomingen, hetzij om mij te beproeven, zich van mij verwijdert en mijne aan
mij zeiven overlaat, dan leer
voorbeeld, met hoe groote getrouwheid, zorgvuldigheid, volharding en zuiverheid ik Hem moet zoeken. Hoe noodzak el ijk, helaas 1 was die les voor mij, die wellicht zoovele dagen, zoovele nachten in de ongenade van mijn God heb gesleten ; voor mij, die om mij zeiven niet eene verachtelijke voldoening te ontzeggen. Hem zoo dikwijls heb beleedigd, al was het dan ook in lichtere zaken: zoomenicts licht, kan noc-men, van hetgeen aun Jezus mishaagt !
270 EEN EN TWINTir.STE HOOFDSTUK
Geef, o mijn welbeminde beschermer, dat ik voordeel trelcke uit uwe en Maria's voorbeelden; dat ik do vriendschap van Jezus en den minsten graad van genade en volmaaktheid hooger achte dan alle schatten der aarde ; en dat ik in al mijn doen en laten, in al mijn werken, woorden, genegenheden en gedachten niets anders beooge, dan meer en meer dien beminnelijken Verlosser van nabij te volgen ; immers er staat geschreven : « l)r. lieer ü eindloos goed voor 'I hnrle, dal Hem wekt. 1 »
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Een zoet Oogenblik.
Bij hunne aankomst in do koningsstad, begaven zich de ouders van Jezus regelrecht naar den tempel, om inlichtingen in te winnen bij do priesters en levieten, mot wie zij bekend waren, en vooral om den lieer tesmeeken hun spoedig het god-delijl; Kind weder te geven. Terwijl zij (I) Tliren. 3. 93.
KKN ZOKT OOr.F.NBLIK. 271 nu met dat doel door een der voorhoven van het heilig gebouw gingen, bemerkten zij een groep mannen met een eerwaardig voorkomen, in wier midden zinh verscheiden kinderen bevonden..... Plotseling blijven zij verwonderd staan ; de zilveren stem van Jezus klonk hun in de uoren! Zij beven van aandoening, en naderen... Ja, hij is het! hun Jezus is het, die zich gemengd heeft onder de talrijke leerlingen der wetgeleerden, uls om van deze onderricht te ontvangen.
Wel verrukkelijk is voor den zeevaarder de dageraad, wanneer hij zich boven de onstuimige golven verheft, do duisternis van een stormachtigen nacht verjaagt, kalmte over den afgrond en hoop in het harte wederbrengt; maar verrukkelijker nog scheen, op dat oogenblik, het goddelijk gelaat van Jezus in de moegeweende oogen van Maria en Joseph. Ouderlingen, vergri jsd in de studie der gewijde Boeken, hadden een kring rondom Hom gemaakt om Hem beter te zien, beter te hooren.
272 KEN EN TWINTIGSTE IIOOFDSTHK. Nu eens verzoekt Hij hun, Hem een punt, dor Mozaïsche wetgeving uit to leggen, dan weder antwoordt Hij zelf op do tot Hem gerichte vragen, en uit vragen en antwoorden heide schittert eene zoo diepe wetenschap, eene zoo rijpe wijsheid, eene zoo volmaakte voorzichtigheid, dat de geleerde meesters er verbaasd over staan. 1 Zij zien elkander aan, en vragen zich in stilte af, wie toch dat wonderkind mag zijn. Maar wat hunne verbazing verdubbelt, is zijn kleeding, die hoewel voegzaam en de hand eener bravo moeder verradende, toch Hem doet kennen als den zoon van den een of anderen behoeftigen werkman.
a En op dat gezicht,» zegt do H.Lucas, « was het heilig paar van bewondering opgetogen. 2 » Reeds vroeger hebben wij aangemerkt, dat bewondering niet altijd onkunde veronderstelt. Maria en Joseph wisten volkomen goed, dat Jezus do goddelijke Wijsheid in persoon was, maar
1) Luc. 2. 47. — (2) Luc. 2. 48.
EEN ZOF.T OOORNBLTK. 273
dit rnaakto de woorden, din zij hem hoorden spreken, niet minder liewon-derenswaardig. David gedoofde, dat God almachtig is, en dat gelooi' verminderde in niets de bewondering, die het aanschouwen van don sterrenhemel in hem opwekte. 1 Bovendien was het de eerste maal, dat het goddelijk Kind, op zoo schitterende wijze, de schatten van wijsheid openbaarde, die in Hem besloten lagen; tot dan toe had Hij zich te Nazareth slechts als een leerzaam en braaf kind gedragen.
Toen Tobias vernam, dat zijn zoon van do verre reis wederkeerde, kon hij zich niet bedwingen om hem in huis af to wachten, maar, hoewel volkomen blind, stortto hij de deur uit, en schier struikelend over eiken steen, liep hij hem,met uitgestrekte armen, te gemoet. 2 Veilig mag men aannemen,dat Josephs vreugde op het oogenhlik, waarvan wij spreken, niet minder was dan die van don heiligen
I) I's. S, 1. sqq. — (2) Tob. 11. 10.
18
274 f.fn en twintigste hoofdstuk. grijsaard; doch op hem bracht zij een geheel tegenovergesteld uitwerksel tn weeg. Hij stond onbewegelijk stil en als in vervoering;hij aanschouwde,luisterde in stille, vergat zich zeiven ; op het oo-genblik dier plotselinge openbaring der grootheid van zijn Voedsterkind, werd in zijn hart elk gevoel, zelfs de vreugde, overheerscht door eerbied, ootmoed en beschaming. En even als wij tot Jezus Christus, zoo hij zich in de H. Hostie lichamelijk liet zien, niet zouden durven naderen om Hem te ontvangen, even zou geloofde Joseph, als betooverd, in zekeren zin, door den luister van het goddelijk Kind, zich onwaardig Hem langer te bezitten. Hij was in dezelfde gesteltenis, als waarin zioh de prins der apostelen bevond, toen deze, hoewel bekend met de godheid van zijn Meester, door de eerste wonderbare vischvangst zoozeer vauschrik bevangen werd, dat hij uitriep: « Ga van mij. Heer, want ik ben een zondaar. 1 •;i) Luc.8.
REN ZOET OOGENBL1K. 273
Daarbij kwam no^, dat do hoilige Aartsvader vreesde het verheven gesprek van zijn goddelijk Voedsterkind te onderbreken.
Undertusschen kon Maria, die natunr-lijk moer dan haar echtgenoot eigen was met Hem, die haarvleesch en haar Woed is, niet, langer haar moederlijk gevoel onderdrukken. Zij ging cenigo schreden vooruit , en plaatste zich zoo, dat Jezus haar moest zien en genoodzaakt werd tot haar te komen. Inderdaad het goddelijk Kind bemerkte haar ; het maakte eeno diepe buiging voor de Leeraren,bedankto hen voor do gegeven uitloggingen, en kwam daarna met een glimlach op de lippen naar zijne Moeder. En deze nam Hem zacht bij de hand, drukte hare lippen op zijn voorhoofd en zeide: n Mijn Zoon, waarom aldus met ons gehandeld? Zie nw vader en ik zochten ü met droefheid. » 1
Eenige ketters, die er altijd naar stre-
(I) Luc. i. 48,
270 EEN EN' TWINTIGSTE HOOFDSTUK, von rlon luister te verdonkeren van Haar, die den kop van liet serpent, hun vader, heeft verplet, 1 beschuldigen hier Maria van gebrek aan geloof en eerbied jegens Gods Zoon.Maar zij vergeten, dat dit verwijt, zoo hot al grond hadde, eveneens zou nederkomen op den profeet, die op ingeving van den H. Geest tot God sprak : « Sta op, lieer ! waarom slaapt Gij ?... -Waar zijn uwe vorige barmhartigheden, en hoe hebt Gij gehandeld mot don eed, door U aan David gezworen,om hom te verzekeren van de getrouwe vervulling uwer beloften ».... ' Dat verwijt zou den God-mensch zeiven treffen, die oen oogenblik voor zijn dood tot zijn Vader riep: « Mijn God! mijn God 1 waarom hebt gij mij verlaten ? » 4 Maria heeft in dit geval niets anders gedaan, dan hetgeen zij doen moest; zoo zij gezwegen en aanhaar Zoon niet de smart had te kennen gegeven, die zijne verwijdering haar en Joseph had
(1) Gen. 3. l.'i. — 1 .bun. 3.10. — (2) Ps. 43, 23. — (3) Ps. 88. 50. — (4) Matth. 27. Ui.
EEN ZOET OOGENPLIK, Tl'
veroorzaakt, zon men haar niet veel meer recht van koelheid on onverschilligheid hebben kunnen beschuldigen. Daarenboven zal elk mensch, die een weinig gevoel bezit, erkennen, dat een zoodanig verwijt in zulke omstandigheden, eer eene lief-koo/.ing was, die den meest liefhebbenden zoon noodzakelijk moest behagen. Ten laatste kan Maria verondersteld worden in haar naam en in naam van Joseph door die woorden aan Jezus te vragen, of zij Hem soms in iets beleedigd hadden, en gaf zij Hem zoodoende nogmaals de verzekering van hun beider teedere genegenheid.
Doch hetgeen wij vooral willen doen opmerken, is,dat Maria, over haar Echtgenoot sprekende,tot Jezus zegt:« uw Vader. » Een duidelijk bewijs, dat zij hem altijd zoo noemde en Jezus zelf hem geen anderen naam gaf. Dagelijks dus hoorden de heilige muren van het huisje te Nazareth, hoe Jezus door Maria werd aangesproken met de woorden ;« Kind, waar is
278 ken en twintigste hoofdstuk. uw Vader? Kind, uw Vader wil U spt'e-keu; ol' wel, lieve Zoon, ga en zeg uw Vader, dat het avondmaal gereed is. » En van zijnon kant zeido!de eenige Zoon van God, sprekende over den zoon van Jacob: a Moeder, waar is Vader? Vader gelast mij u dit of datjte zeggen, of wel. Moeder, ik zie Vader terugkomen ; mag ik hem te gemoet gaan?.... v Wanneer hij dan bij Joseph wasaangs-komen, sprak hij : lt;1 Vader, wat zijt gij van daag lang weggebleven, wij verlangden zoo zeer n weder le zien. » — O, hoe zoet ' vielen die woorden op het hart van dien even nede-rigen als reinen man, die zich niet waardig achtte de plaats van dienaar in het heilig Huisgezin te vervullen !
Op do tweede plaats trekt do eerbied van Maria voor haar eerbiedwaardigen echtgenoot onze aandacht. Zij noemt hem het eerst: « Uw Vader en ik. » Zoo veel te meer verdient dit le worden opgemerkt, daar deze wijze van zich uit té drukken strijdig is met hei gebruik der
KEN ZOET OOGENBtlK. ^
ondo talen, en vooral met do gewijde laai. 1 Was overigensdit bewijs niet voor-handen, dan nog zou liet niet in twijfel kunnen worden getrokken, of de glorierijke Maagd niet de meest onderworpc?i vrouwe was en in alles aan Josepli den voorrang gaf: en zoo zij hier in zijne plaats het woord neemt en de rollen schijnt te verwisselen, dan vindt ditalleenzijn reden hierin, dat zij bemerkt,hce de eerbied en achting hem den mond hebben gesloten en beletten zelf uit te drukken, hetgeen hij gevoelt.
En Jezus antwoordt hun : k Waarom zocht gij mij ? Wist gi j niet, dat ik de zaken mijns Vaders behartig? 2
Maria beeft Jezus niet berispt ; maar Jezus van zijn kant berispt evenmin noch zijne Moeder noch Joseph. Alleen geeft Hij bun te verstaan, dat zij zich ten onrechte ongerust over Hem hebben gemaakt; dat I) Bij do Grieken, Latijnen en Hebreeuwen noemt de persoon, die spreekt, zich op do eerste plants: Ik en Gij; ik en mijn Vader, enz. Zie Gen. 22. 'i. — Joan. 8. 16. — 10. 30. — l Cor. 9.6.— Gal. 2. 9. enz.— (2) Luc. 2. 49.
I
280 EENquot; EN TWINTIGSTE UOOEDSTÖK.
de oplellendheid en tccdere genegenheid, die Hij hun altijd heeft bewezen, hen ten volle moesten gerust gesteld hebben en doen begrijpen, dat Hij alleen op bevel zijns Vaders, en uit verlangen om Hem tc doen kennen, hen heeft kunnen verlaten.
Zij begrepen niets van dit antwoord, zegt de H. Lucas,'die door de H. Maagd zelve onderricht werd. Zij begrepen niet, hoe Gods glorie er in betrokken konde zijn, dat Jezus terschool ging bij de Wetgeleerden ; welk verband er kon bestaan tusschen die daad en de verlossing van hel menschelijk geslacht.
Zij begrepen dit niet, en toch onthielden zij zich van verdere vragen. Zoo groot was de eerbied, die zij voor zijn heiligen Persoon hadden; zoo verre was heter van af, dat Maria en Joseph Hem oneerbiedige verwijten zouden toegevoegd hebben.
Na dat antwoord naderde Jezus zijn vader en groette en omhelsde hein, als
(1) Luc. 2. 00.
EEN ZOET OOGENBL1K. 281
naar gcwooonte. Op dat oogenblili richtten zich aller oogen naar dien gelukkigen vader, cn het goedkeurend gemompel der Leeraren en der menigte gaf hem te kennen, dat hij voor zich de vrucht inoogste der wijsheid van het goddelijk Kind, dat allen hem geluk wenschten met het bezit van zulk een zoon, en hem er om benijdden.Doch hij, wel verre van zich tot zulk een eerbewijs te leenen, wel verre van genotvol den geur in te ademen dier loftuitingen, welke immer zoo vleiend zijn voor het vaderlijk hart, wel verre van dit gelukkig toeval aan te grijpen om zich uit zijne onbekendheid op te heffen, hij trachtte integendeel zich te onttrekken aan de blikken der aanwezigen, en ging aan den voet des altaars don eeuwigen Vader dank zeggen voor de teruggave van zijn Zoon : vervolgens sloeg hij met dezen en met Maria den weg weder in naar zijn arm en geliefkoosd Nazareth.
Onderhoud mei den H. Joseph.
Hoe duidelijk blijkt het, o roemvolle
282 EEN EN TWINTIGSTE UOOEDSÏUK. Oudvadei', dat gij,na Maria,de meest ge-liefkoosde leerling zijt van den H.Geest! Hvcn als de Koningin der Engelen, hebt gij de armoede en de maagdelijkheid begrepen eu omhelsd, voor nog de Verlosser door zijne leeringen en voorbeelden hare waarde aan de wereld had geopenbaard. Maar die deugden, zij mogen nog zoo schoon zijn, zullen weinig baten zonder de nederigheid; van daar dat Jezus Christus tot zijne Apostelen, toen deze reeds aan do begeerlijkheid dos vleesuhes vaarwel gezegd, en alles,tot zelfs hunvischtuig, verlaten hadden, heeft gesproken: « In waarheid, ik zeg u : zoo gij u niet bekeert en aan kleine kinderen gelijk wordt, zult gij, wel verre van de eerste plaatsin Gods koninkrijk te bezitten , er zelfs niet binnentreden. 1 » — Wat u betreft, o groote Heilige, gij hadt nooit bekeering noodig om een volmaakt voorbeeld dier zalige, evangelische kindsheid te worden; de nederigheid scheen u reeds bij uwe (1) Matth. 18. 3.
EEN ZÜEÏ OOGEKBLIK. 283
onlvangenis ingoboreu luzijn; zij groeide met u op, en zoo innig werd zij met uw gansch wezen vereenigd, dat Joseph, zonder nederigheid, geen Joseph meer zou wezen. Ook de geboorte van den goddelijUen Verlosser in uw huis deed u niet hoovaardig worden ; gij gingt het niet den hoogepriester boodschappen. Uit ootmoed heeft Maria haar luister voor u verborgen gehouden, ofschoon vele redenon voor die bekendmaking pleitten ; un als een echtgenoot. Mark. waardig, liet ook gij den uwen niet uitblinken voor de menschcn, hoewel de ijver u tot openbaring scheen te nopen. Schijnt het niet inderdaad,dat gij, aan wien God den Verlosser had toevertrouwd,als de eerste verkondiger zijner komst moest optreden ? Toch hebt gij altijd en overal gezwegen ; gij wildet klein, arm, vergeten bij de menscheü.aan God alleen bekend blijven, zoo lang Hij dit zou toestaan, dat is, tot op den dag van uw zalig afsterven.
Helaas 1 hoezeer steekt mijn gedrag
284 EEN EN TWINTIGSTE IIOOFDSTOK.
hierin af van het uwe, en hoe noodig is mij do bekecring, zoo ik hot hemelrijk wil ingaan! Hoewel ik niets hen, zoek ik toch altijd in mijn omgang met de men-schon hun eerbied te winnen, hun alles te doen kennen, wat mij in hunne achting kan doen stijgen eu alles te verbergen, wat in staat is mij in hunne oogen te verlagen. Vandaar zoovele' behendige toespelingen op hetgeen ik in de wereld geweest ben of had kunnen zijn, op de ambten, die ik bekleed, op de hooge personen, met wie ik heb omgegaan; vandaar dio klachten over vermoeienis, die natuurlijk aan mijne werkzaamheden , aan mijne diensten, aan mijne groote talenten doen denken; vandaar zelfs die arglistige bekentenis van zekeregebreken, van mijne rustelooze verbeelding, mijne heftige inborst, de ongetrouwheid van mijn geheugen en mijne verstrooiingen. Juist in tegenoverstelling met de heiligen bemin ik ben, die mij eeren, en koester ik afkeer en verachting voor hen
F.F.N ZOF.T OOGENBLTK, 285
die geon werk van mij maken. Met verborgen vreugde aanhoor ik zelfs de meest overdrevene loftuitingen , denkende dat zij toch altijd eenigen grond hebben, en de afkeuring en blaam bevestigen mij in den goeden dunk, dien ik van mij zeiven koester, in de overtuiging dat mijne verdiensten mij aan afgunst blootstellen. Zoo strekken én mijne schijnbare waarde, én mijne wezenlijke nietswaardigheid evenzeer tot voedsel aan mijn dwazen trots. Ik verheug mij over al hetgeen de aandacht der menschen op mij vestigt, want boven alles wensch ik mij, zooniet als een afgod, toch minstens als een slachtoffer voor te doen.Slechts ééne zaak vrees ik, en juist die, welke gij als een in den grond verborgen schat hebt gezocht, te weten, het stilzwijgen, de onbekendheid, de volstrekte vergetelheid en het niet!
O nederigste van alle heiligen 1 laat u door mijne ellende bewegen, verkrijg voor mij de nederigheid, de liefde tot do verworpenheid en de verachting. Doe mij
286 TWF.F. O TWINTIOSTK DOOFDSTUK.
begrijpen, dat ik in elk geval niets meer hen, dan hetgeen ik hen in de oogen van God ; geef dat ik, even als de H. Paulus, oprecht bekenne niets to zijn, 1 en dat ik den moed hebbe met den H. Joannes van het kruis uit die kennis van mijn niet deze gevolgtrekk ingen te maken: liet niets vermag niets, verdient niets, deugt lot niet*; hel wordl door niets beleedigd en beklaagd zich voor niets ; het heeft, geen recht op iemands voorkomenheid of oplettendheid. Geef, dat ik in elke aangelegenheid mij dit woord van don 11. Geest te binnen brenge :
God neigt zich tol het niet, manr weder-slnat den trolsclmird. -
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Een Gezel in den Arbeid.
Hot is zeker dat Gods Zoon, tijdens de dagen zijner omwandeling op aarde, een
'I) 3. Cor. 12. 11. —(2) Ps, 137. li.
EEN GEZEL TN DEN ARBEID. 287 handwerk heeft uitgeoeiond, en wel hetzelfde als zijn Voedstervader. Wij zien inderdaad dat Hij, zonder acht te slaan op zijne koninklijke afkomst, noch op zijne hoedanigheid van eeuwig Opperpriester en Verlosser der wereld, noch eindelijk op de Godheid van zijn persoon, zich in alles en altijd gedragen heeft als een man uit zijnen stand. Als elk kind van Abraham heeft Hij besneden willen worden ; even als de godvruchtige Joden heeft Hij van Joannes het doopsel ontvangen ; toen men Hem vervolgde, om Hem te dooden, vluchtte Hij, zoolang zijn uur nog niet was aangebroken; gevoelde Hij honger, dan zocht Hij vruchten op dezen of genen boom, ook wanneer zich daaraan geene vruchten bevonden: zelfs betaalde Hij schatting in den tempel. Van den anderen kant was het passend, dunkt ons, dat Hij, als kind eener arme familie, al ware het slechts om een voorbeeld te geven, handenarbeid verrichtte tot op den dag, die voor zijn, openlijk optreden in
2SK TWKE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Israël bestemd was. Zoo niet, dan hadden zijne medeburgers minstens eeno schijnreden gehad, om Hem van lediggang en hardvochtigheid jegens zijne ouders te beschuldigen. Het is daarenboven niet to gelooven, dat Hij zijn Voedstervader niet zou geholpen hebben , wanneer Hij hem door het harde werk vermoeid zag; moest Hij niet alle gerechtigheid vervullen?1 Ook werd Hij door do inwoners van Naza-i-eth, die Hem en zijne geheele familie kenden,2 en ongetwijfeld menigmaal mef Joseph in aanraking kwamen om eenig werk te bestellen, niet alleen fabri films,' de zoon van den ambachtsman, maar ook faber, * de ambachtsman genoemd. Nog kunnen wij hier bijvoegen, dat de christelijke overlevering omtrent dit punt geen twijfel toelaat.
De meest verspreide mecning is, dat de H. Joseph het schrijnwerkers- of tim-mermansvak uitoefende. Daar hij echter
(I) Matth. ■.!. 13. — (2) Mare. «. — (3) Malth. 13. ÜU. — (i) Matth. U. 3.
KEN GEZEL IN DEN ARBEID. 289 wist, dat Jezus do waarachtige en eeuige Zoon van God was, dat Hij naar het vleesch geboren was uit een wonderbaar bevruchte Maagd ; daar hij wist, dat een Engel Hem aan de herders had geopenbaard, dat een wondervolle ster Hem aan de heidenen bad aangekondigd; daar hij gezien had, hoe deze Hem in zijne wieg hadden aanbeden, en gehoord had, hoe de profeten Zaeharias en Simeon en de profetes Anna Hem hadden bezongen : zou die heilige man zich nooit verstout hebben Hem eenig bevel te geven, of Hem voor te stellen een zoo nederig ambacht uit te oefenen. En hadde hij het al gedurfd, toch zou hij het niet gewild hebben ; zelfs de gedachte er aan zou niet bij hem zijn opgekomen. Zijne teedere liefde voor zulk een kind zou hem belet hebben, aan diens immer gewillige gehoorzaamheid iets op te leggen , wat zoo moeielijk was en zoo verre van do waardigheid van een goddelijken Persoon. Maai' men kan aannemen, dat Jezus zelf, zoodra Hij zich er
19
290 TWKE KN TWINTIGSTF. IIOOFDSTl'K.
toe in staat rekende, aan Joseph vroeg, of hij er niet weldra in zou toestemmen Hem zijn handwerk, te leeren.
Dat voorstel trof het vaderhart van Joseph gevoelig, ja, deed hem tranen storten. Ongetwijfeld was zijn antwoord : • Lief Ivind, zulk een werk is niet voor U ; Gij zijt niet op aarde gekomen om U met ons te vermoeien door te werken, maar, gelijk de Engel mij geopenbaard heeft', om den hemel voor ons te openen door ons van de zonde te verlossen. » Daarna verhaalde hij aan Maria deze samenspraak, en deze deelde in zijne verteede-ring. Doch het beminnelijk Kind kwam er telkenmale op terug. «Vader, zoo zeide hij dikwijls,staa I, er niet geschreven,dat de mensch geboren is om te werken, gelijk de vogel om te vliegen ? - Ik zie u reeds jaren achtereen voor mij werken ; ook Moeder werkt onverpoosd voor mij, is het dan niet billijk, dat ik u belpe ? » — « Beminde Zoon, antwoordde Joseph, meer en (1) Ma Uil. 1.5). — (3) Joli. 5. 7.
EFN GEZEL IN DEN ABBHID. 2iH
meer bewogen, de mensch is veroordeeld om te werken, ter uitboeting zijner zonden, 1 doch die wet is niet voor U gemaakt. Ik weet wie Gij zijt, en welken eerbied men U verschuldigd is.» —«Weet gij dan niet, beste vader, hernam Jezus, dat mijn Vader in den hemel voortdurend werkt - voor ons en voor alle menschen ? Geloof mij, ik weet dat het zijn wil is, dat ook ik werke. »
Doch om zooveel tezekerderzijnverlan-gen vervuld te zien, sprak Jezus er zijne Moeder over, en bad haar zijne voorspraak bij Joseph te zijn. En Maria, die door den H. Geest volkomen werd ingelicht omtrent al hetgeen haar goddelijken Zoon betrof, begreep dat men niet langer zijn wensoh weerstreven mocht. Zij verzocht dus Joseph er in toe testemmen. En toen nu Jezus weder kwam aandringen, antwoordde Joseph Hem : « Mijn Heer en mijn Zoon, daar het dan moet, daar het de wil is van uw Vader en ook de Uwe, (1) Gen. 3. 19. — (2) Joan. !i, 17.
292 TWEE KN TWINTIGSTE HOOFDSTDK.
geef ik toe : voortaan zult Gij mijn nederige n arbeid deelen. » Op die woorden gaf de goede knaap luide zijne blijdschap te kennen; Hij bedankte Joseph recht hartelijk, omhelsde hem teeder en ging toen die goede tijding aan zijne Moeder overbrengen.
Zie, waarde Lezer, aldus stellen wij ons gaarne een der treffendste voorvallen uit liet leven van onzen grooten Heilige voor oogen. Het was inderdaad een schouwspel, de bewondering der Engelen ten volle waardig, den Koning der koningen, do Bloem der menschheid,door ruwen arbeid die handen te zien vereelten, die bestemd waren, om den scepter des heelals te voeren. Wat Joseph aangaat, nooit kon hij zich aan dat gezicht gewennen ; vol van geloof cn brandende van serafijn-sche liefde, stierf hij schier van beschaming en aandoening, wanneer hij zag, hoe het goddelijk Kind in alles bevolen en onderwezen wilde worden. Want behalve in de goddelijke wetenschap, die
EEN GEZEL IN DEN ARBEID. 293 Hij van niemand moest leeren, 1 omdat Hij als gezag hebbend2 en in naam zijns Vaders spreken moest, wilde Jezus in alles onderwezen worden. Van Maria cn Joseph leerde Hij spreken, loopen en zich in de samenleving bewegen. Hij leerde van hen de duizende kleine levensgebruiken en do eigenaardige gewoonten van het volk Gods. Niet dat Hem iets onbekend was; maar Hij deed als was Hij van alles onkundig, en niets verrichtte Hij, dan naarmate en in zoo verre het Hom gewezen werd. Daar cr voor Hem nooit eenige reden bestond om hot voorbeeld zijner ouders niet te volgen, richtte Hij zijn gedrag altijd naar het hunne in. Als kind volgde hij zijne Moeder na, en als jongeling nam hij Joseph ten toonbeeld in de gebruiken, die de mannen in acht namen bij het groeten in den tempel, in de Synagoog en in het openbaar. Zoodoende viel het een oplettend oog niet moeilijk in Hein den zoon van deu braven timmerman te herkennen.
(lt;) Joan. 7. 15. — (2) Matth. 7. 29.
294 TWEE EN TWINTIGSTE UOOFDSTÜK.
Dikwijls dus vorzocht Jezus aan Joseph Hem te wijzen, iioe hij den Hein opgeleg-den arbeid moest volvoeren. « Vader, zeide Hij, hoe moet ik dit of dat doen, op welke maal en in welken vorm moot dit of dat stuk bewerkt worden ?f, — «Heer, antwoordde dan de heilige werkman, waarom mij dit gevraagd '? Gij moet onderrichten, ik leeren; doe,zooals Gij goed-viiidt,en het zal volmaakt goed zijn. » — «Vader,hernam Jezus,ik ben uw leerling, niet uw meester ; ik moet u in alles gehoorzamen. igt; — «Welnu, was Josephs wederwoord, daar gij het verlangt, kunt ge dit op deze wijze doen ; zoo ten minste doe ik het. » Dan bedankte Jezus hem, en nam stiptelijk zijn onderricht in acht. Zulke tweestrijd van nederigheid, welke zich vaak herhaalde, deed Joseph nog dieper neerdalen in don beminnelijken afgrond van Jezus' Hart, maakte hem meer en meer aan Jezus gelijkvormig en ontvlamde het, vuur der liefde in altoos heviger gloed.
KEN GEZKL IN DEN ARBEID. 293 Zug Jezus zijn vader bezig met eea of ander zwaar werk, bij voorbeeld het zagen van een eiken balk, dan bood Hij zioli dadelijk aan hem te helpen ; dan plaatste Hij zich tegen over hem, vatte de zaag aan, en trok haar krachtig naar zich toe. Na eenigen tijd zag Joseph op en bemerkte hoe de teedere jongeling baadde in het zweet, o Dierbare Zoon, zeide hij op smeekenden toon, het is te veel; Gij zijt vermoeid, rust nu een weinig uit, bid ik IJ. » — « Vader, antwoordde Jezus, staat er niet geschrevet): «Gij zult in bet zweet uws aanschijns uw brood verdienen, totdat gij wederkeert tot de aarde, waaruit gij genomen zijt? » Laat ons werken, vader, en Gods wil volbrengen. »
Zoo dikwijls Maria kon, kwam zij haar weef-en naaiwerk verrichten in het bijzijn barer dierbaren; en als zij zag, hou de Bouwmeester van het heelal zich kromde ouder slavenwerk, dan verhief zij zich lot eene verheven beschouwing. Wanneer de etenstijd daar was, noodigde
|l SSBSaSMW
290 TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTOK. zij hen uit dc geringe spijzen te komen
gebruiken, die niet minder hot werk wa- l
ren van heur hart dan van hare handen. v
Eu Jezus betuigde groote blijdschap, als v
Hij het met zijn zweet doorweekte brood v
at; dan zag Hij Joseph aan, en zeide zoet i
glimlachend : « Vader, de Profeet hoeft C
zeer te recht gezegd: « Zoet is hot de l
vrucht zijns arlioids te eten. » 1 c
Onderhoud mei den II. Joseph.
Hierin, mijn gelukzalige Vader, ligt het groot geheim uwer heiligheid : uwe noodzakelijke bezigheden, wel verre van uwe innige vereeniging met God te verzwakken, dienden slechts om haar nog nauwer toe te halen. Uw arbeid, die geheiligd werd door onafgebroken gebod en voortdurende liefdezuchten, was dan ook in Gods oogen kostbaarder dan de schitterendste daden der koningen, dan de geleerdste bespiegelingen dor grootste vernuften, dan dc beschouwingen zelfs der beroemdste Heiligen.
(1) Ps. Ii7. -2.
EEN GEZEL IN DEN ARBEID. 207 sn O, kondc ik ook hierin u navolgen ! a- Dan zouden mijne dagon waarlijk heilig, n. waarlijk vol zijn ; ' dan vervulde ik het Is voorschrift van don Apostel, volgens het-)d welk al mijne daden moeien geschieden et in naam van Jezus Christus en tor eere ft Gods,'2 en het schijnbaar zoo moeilijk gele bod van den goddelijken Meester zeiven,
die mij beveelt zonder ophouden te bidden ;3 dan zou ik misschien wol niet de blikken der menschen , maar zeker die der Engelen en van God op mij trekken.
Wol zeg ik in mijn morgengebed met den profeet: Mijn hart is aan ü, o Heer,/' en al mijne krachten zijn U toegewijd ;5 doch spoedig vergeetik Gods vaderoog,dat over mij waakt en mijn hart ziet, 0 die goddelijke hand, welke mij ondersteunt, 7 mij den levensadem schenkt, s en zonder wier hulp ik zelfs geen oogenblik kan handelen of bestaan, daar ik van mij zel-
:l) Pb. 72. IO.-(2) 1. Cor. 10. 31.—(S) Luc. 18. I. — (4) Ps. 86. 8. — (5) Ps. 38. 10. — (01 1. Dos •16, 7. —(7) Ps. 138, 10. — (8) Act. 17. 25.
298 TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, vua slechts het niet bezit. 1 Ik vergeet mijn God, en zuek aüeon den goeden uitslag van een werk, waaraan ik mij liarts-tochtelijk overgeef, of het einde van eene taak, die mij lastig valt. En wanneer ik mij des avonds rekenschap afvraag van de wijze, waarop ik den dag heb doorgebracht, dan ben ik verplicht zuchtende met den Wijzen Man te zeggen : « Wat geeft mij al die arbeid ? IJdelheid en zielsverdriet. » 'J
0 Gij, die na Maria het volmaakste toonbeeld van het inwendig leven zijt, iloe mij voortaan getrouw uwe voorbeel-'lon navolgen. Kan ik al niet, gelijk gij, voortdurend aan God denken, laat ik ten minste het hoofd opheffen, 3 telkenmale als de stem der klok mij verwittigt, dat do tijd eene schrede vooruit is gegaan en hel uur mijner bevrijding 4 meer en meer nadert; laat ik dan, even als uwe wel-
:i) I's. 72. 24. — (2, Eed. 2. 11 — ,3, Uc. 21. 28. - (i) Luc. quot;21. -28.
EEN GEZEL IN DSN ARBEID. 299 beminde dochter Teresió, van vreugde opspringen en zeggen ; «Heer Jezus! al weder een uur minder, dat ik verre van L1 moet doorbrengen ! Wanneer zal het laatste slaan? Of wel laat mij denken hoe Jezus onder uw hevel werkzaam was, en laat die gedachte mij aansporen om naar gelang der omstandigheden mijne al te groote vurigheid te matigen cn de goede moening te vernieuwen, of mijn ter neer geslagen moed op te beuren; laat mijn hart bij die gedachte op nieuw een bronwel van gebed enliefde worden. Dan zal de dood mij niet kunnen verschrikken, en overvalt hij mij inliet midden van mijn loopbaan,1 dan nog zal ik in waarheid met Jezus kunnen zeggen ; Alles is volbracht! - en er evenzeer met Hem vol vertrouwen kunnen bijvoegen :
In uwe. handen, Heer, beveel ik mijnen geest. 3
r Isaias 38. 10, — (2) Joan. 19. 30. — (3; Luc. 23. 40. —
*
300 DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
DHIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De grootste Minnaar onder de menschen .
Alvorens ons verhaal van dit over-schoone leven te eindigen, wenschten wij cenige lichtstralen te doen doordringen in de nevelen, waarin het zich gaat wikkelen. Wij willen onzen lezers behulpzaam zijn in het gissen naar zijne verborgen schoonheid, en hen op het spoor geleiden der dingen, die God goedgevonden heeft niet tot onze kennis te brengen. Daarom zullen wij de beschrijving trachten tegeven van datgene, waaruit in de oogen van God en in die der Engelen dat zoo eenvoudig en voortaan zoo verborgen leven al zijne waarde trok ; wij gaan spreken over Josephs liefde tot Jezus. Om die onuitsprekelijke stof met orde te behandelen, zullen wij eerst die liefde beschouwen, in zoo verre zij werd voortgebracht door de voorkomende werking van den II. Geest ; op de tweede plaats gaan wij zien, hetgeen aan die eerste werking door de te-
DE GROOTSTE MINNA AR ONDER DEM ENSCHEN .301
genwoordigheid van het goddelijk Kind werd toegevoegd, en ten laatste hoe dat schoone werk voltooid werd door Joseph zeiven, in zoover hij door de onafgebroken overweging van do geheimen des Verlossers, en vooral van het geheim van diens smartvol lijden, getrouw medewerkte met zoo groote genaden.
Dit zal de stof zijn der drie volgende hoofdstukken.
Wanneer God eene ziel lot groote dingen bestemt, bereidt Hij haar gewoonlijk op twee wijzen voor; de eerste is de verwijderde en natuurlijke, de tweede, de naaste en bovennatuurlijke. Do verwijderde voorbereiding bestaat hierin, dat Hij aan die ziel de inborst, de hoedanigheden en talenten verschaft, die zij eens zal behoeven om waardig en glansrijk hare roeping te vervullen. Zoo was Mo ze?, die eens de leeraar van een geheel volk, en wel van een zinnelijk en stijfhoofdig volk moest zijn, do zachtmoedigste en lijdzaamste der menseben ; 1 Jeremias, (1) Num. 12. 3.
302 DRIE EN TWINTIGSTE IIOOEDSTÜK. die, reeds voor hij tor wereld kwam, bestemd was om Jeruzalems rampen eerst te voorzeggen en later te beweenen, bezat een hart, waarin de teederheid eener moeder huisvestte; Elias, de groote ij veraar voor Jehova's glorie, was brandend als eene vlam.f Samson en David, die geboren waren ter bevrijding van Israël, hadden moed en dapperheid ton deel ontvangen, en in hunne jongelingsjaren gaven zij reeds, door het verwurgen van heren en leeuwen, een voorspel van hunnen toekomstigen strijd.
Do tweede voorbereiding dier groote zielen bestaat hierin, dat de H. Geest die aangeboren hoedanigheden zuivert, veredelt en ton volle richt op haar bovennatuurlijk voorwerp. Dit bleek ten duido-lijUsto, toen Hij Saulus, den rooflnstigon wolf van Benjamin, veranderde in Paulns, den onvermoeidsten van allo Apostelen, en bom onder do volkeren zond, om aan Satan de schapen van Jozus Christus te ontrukken.
(1) Keel, 48.1.
DEGBOOTSTK MINNAAR ONDER DE UKNSCHEN. 303 Laten wij nu zien, hoe die onverandelij-ke en der oneindige Wijsheid zoo waardige regel toegepast werd op den H.Joseph. De Zoon van God, zegt de H. Panlus, heeft in alles aan ons gelijk willen worden, 1 en van onze natuur al datgene overnemen, wat niet strijdig was met zijne heiligheid. Daarom heeft Hij, even als wij, uit eene vrouw willen geboren worden, en, pastte het al niet, dat Hij ook naar het vieesch een Vader had, toch moest Hij, ter wille der eenvormigheid met zijne broeders, bij zijn ter wereld komen, door een man worden opgenomen, die in last had alle plichten van het vaderschap ten zi jnen opzichte te vervullen. Welke nu is de eerste dier plichten, zoo niet de liefde ? Wat zoude een vader zijn zonder genegenheid voor zijne kinderen ? Hot vaderschap bestaat niet zoo zeer in het leven te hebben geschonken aan een wezen, hem zeiven gelijk, dan wel in dat wezen te beminnen als zijne eigene zelfstandigheid. En (11 Hebr. 2,17.
304 DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, waarom anders, dan omdat Hij ons bemint, noemt God ziob, en is Hij ook waarachtig onze Vader? 1 Daar alzoo do gelukzalige Joseph bestemd was om op aarde de Vader te zijn van het beminnelijkste aller kinderen, kan men er niet aan twijfelen, of de H. Geest heeft hem ook een van nature liefhebbend hart geschonken; niet minder zal Hij hem begunstigd hebben,dan al die groote dienaren Gods, wier heiligheid verre uitstak boven de verhevenheid van hun genie. Aan Jezus en aan Zich zeiven was Hij het verschuldigd Joseph te verrijken met die schatten van edelmoedigheid, toewijding en teederheid, die als de grondslag zijn van elke edele inborst. Niet tevreden met die louter natuurlijke voorbereiding, schonk de H. Geest aan Joseph, met de eerste genaden, daarenboven een] graad van liefde Gods, minstens hooger , mag men gelooven, dan die, welken de meeste heiligen bij hun dood bezaten ; en daar niets met die liefde meer (1) 1. Joa». '3.1.
DK.IlRnOTSTK MINNA AR ON DMUDK MENSCIIliiN'. 301) in strijd is clan do zondo on du aardsoho neigingen, behoedde Hij hem ook, zijn igt;Eiinscho leven, van clko doodzonde en van de minste geheohtheid aan do sdiepselen. Heeds hebben wij gezogti, dat zij no liefde voor Maria rein was als die der Engelen, en alleen diende om do liefde, waarvan hij voor God brandde, gloeiendnrte maken. Hierin dunkt ons, lag Josephs eerste voorbereiding tot zijne roeping.
Wat nu de naaste voorbereiding aanbelangt, deze had plaats toen hij eensklaps de Menschwording van het Woord vernam, en terzelfder tijd do gave van oen levendig geloof aan dat geheim ontving. Alzoo werd hij or roe gebracht, den Zoon, die uit zijne kuise,he fiado zou geboren worden, met die volheid der liefde te beminnen, welke hi j tot dusverre zijnen Schepper had toegedragen. — De H. Au-gustinus gaat nog vertier. Hij zegt, dat op het oogenblik dor Menschwording de H. Geest, niet, alleen over Maria nederdaalde, om haar Moeder van het Woord temaken,
20
300 DlUr KN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
maar ook over Joseph, opdat .li ij waarlijk dcszclls Vader, hoewel opzuiver geestelijke wijze, zoude wezen.
Het zij ons geoorloofd die gedachte nader te verklaren, niet als om het gezag van dien groote Kerkleeraar te versterken, maar ora ons onderworp in helderder licht te plaatsen. Wij gelooven dus, dat die goddelijke werking om meer dan eene reden noodzakelijk was.
Vooreerst moest verhoed worden, dat de liefde van dien zoo nederigon en godvree-zenden man, in zekeren zin, zou verslonden worden door de vrees, wanneer hij de eeuwiglt;e Majesteit mocht zien, verborgen onder de gedaante van een klein kind.Daar in een eigen vader de natuur altijd hare stem doet hooron, en hem aandrijft zijne kinderen, hoe zij ook zijn, te beminnen en te helpen, zco moestin het hart van den heiligen Oudvader de liefde hel winnen op den eerbied, en hem den moed geven gemeenzaam met zi jn God om te gaan, Hem opde armen te dragen, en aan zijn hart te knellen.
BKGROOTSTF-MINNAAR ONDRB DEMENSCIIK.V. 307
Mog heeftiGüd, met don m.m do vader-liel'dcr'in te scheppen niet, alleen op liet oog gehad aan de kinderen do toewijding hnns vaders to verzokeren, maar ook voor dezen laatste do toewijding te vorgemak-kelijkon en hem zorgen licht te maken, welke zonder die liefde een ondraagbare last zouden zijn. God wilde hem die bclan-geloosheid, die zclfvernedcrwcj, welke hora anders onmogelijk waren, als eeno natuurlijke behoefte doen worden. Voor welken vader nu was die toewijding noodzakelijker dan voor Joseph ? Jezus schijnt zijn huis alleen te zijn binnengegaan om er armoede, benauwdheid en droefheid te brengen.
Eindelijk nog was het passend, dat de geboorte van Maria's Zoon geenszins de banden losser -maakte, die Joseph aan do bewonderenswaardige Maagd verbonden. Het pastte volkomen, dat hij zijn rang en zijne waardigheid als hoofd van het heilig Huisgezin behield, zelfs dan, wanneer een God er lid van zonde worden.
308 DR1K t.N TW1NTIGSTI! UOÜFRSTUK. Inderdaad leert ons hel Evangelie, dut Jezus aan hem, oven als aan Maria, onderdanig was. Welnu, eene misdaad ware het te denken , dat die Rechtvaardige zich eeno macht, die hem niet toekwam, over den Verlosser zou hebben aangematigd ; integendeel weten wij, dat de Engel aan hem en niet aan Jezus of' Maria den wil van God over het Kind en diens Moeder mededeelde. Blijkbaar bekleedde dus Joseph eeno hoogere plaats bij Jezus d an die van dienaar; liij was de plaatsvervanger des eeuwigen Vaders en diens gevolmachtigde. Zoo dan (lod de Vader, door hom zijn Zoon toe te vertrouwen, terzelfder tijd hem het gezag over dien Zoon in handen heeft gegeven, dan is het billijk te gelooven, dat Hij hem eveneens eene me-dodeeling, een uitvloeisel van zijn vaderschap heeft geschonken, en uit zijn hart op dat van dien uitverkorene onder duizenden eene vonk dier liofda hoeft laten vallen, waarmede Hij zijn Zoon bemint. Welnu, dat wonder beeft God gewrocht,
DE ü ROOT STE MI N \ A A tt UNUEKDfcMENSCHEN. 309 zetïl de H. Augustinus, door, op hot oogen-blik dor Mensdiwording, zijn lietligcn G(;est zoowel over Joseph ;ils over Mai ia te doen nederdalen. Zoo wij, volgens den H. Paulus , Ijehoefte hehben aan eene genade van aanneming, van kindersohap, om God onzen Vader te noemen ; 1 dan had Joseph, om mij zoo uit te drukken, behoefte aan eene genade van Vaderschap, om God zijn Zoon te kunnen noemen; en zoo wij, uni kinderen van God te worden, don 11. Gi'eat ontvangen, die de Geest is van den Zoon, - dan moest Joseph den-zeilden Geest ontvangen , die ook de Geest is van don Vader, om Vader te worden van een God.
Onderhoud met den II. Josejik.
Indien oen vader, o mijn beminde Be-sehermer liefde verschuldigd is aan zijne kindoren, hoe zou dan een kind geene liefde moeten koesteren voor zijn vader?
(I) Kom. 8. IS. — (2) Gd. 4. (i.
310 DIUE liN TWINTIGSTE UOÜFDSTUK. Ik bon waaraclilig liot kind van Goci; want daartoe alleen lieeft Hij zijn Zoon op do wereld gezonden, om mij door zijnen dood de genade der aanneming tol kind Gods te verdienen; deze genade nu heeft Hij mij gegeven, door mij zijn Geest mede te deelen. Doch helaas, ik li oor hoo Hij zich beklaagt en mij door den mond van zijn proleet toespreek! : Zoo ik uw Vader ben, waar is dan uwe liefde voor mij ? 1 Toch bestaat er geen middenweg ; ik moot branden of hier op aarde door do vlammen der liefde, of in de eeuwigheid door de vlammen der hel, ontstoken door de woede eenor versmade liefde. Daarom sidder ik bij de gedachte aan het lot, waarmede ik bedreigd word. O meedoogendste aller Heiligen, ik bezweer u, kom mij te hulp, verkrijg voor mij, door de tusschenkomst uwer welbeminde Gade, dat Jezus mij dat ondankbaar, dat steenen hart ontrukke, en mij een nieuw, een aan zijne weldaden gevoe-(I) Malach. 1.6.
DE TliEDERSTE VAN ALLE VADERS. 31 I lig hart in do plaats geve. 1 Ja verwerf mij de.genade mijn God vurig te beminnen; dan zult gij mijn eeuwig lieil verze-herd hebhen, want er staat geschreven : De ziel, dia Jezus muil, heeft nimmer iels te vreezen. -
V1E11 EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Do toedorste van allo Vaders.
Een waardig verblijf was der eeuwige Wijsheid bereid;3 van nu at' kon zij er bezit van nemen. «Joseph vrees niet, Maria, uwe Echtgenoote, in uw huis te ontvangen; want zij is Moeder geworden dooide werking van den II. Geest; zij zal een Zoon ter wereld brengen, dien gij Jezus zult noemen. 4 »
Deze woorden waren als brandend hout) geworpen op een grootcn stapel ontvlaui-bai'o stoffen, of als deolie, die in oen gloei-enden oven gegoten wordt. Maria was
(11 E/.cch. 11. 19.—(?) I.Joan. 4. 18.—(li) Prov . U. 1. — (t) Muttli. I. 20.
312 Vil li tK TWINTIGSTE UOJI D^TUK. Moeder van Gud, on door dit gehmn aan liaar Uuischen Ec.lilgeu jot te ontdekken, bekrachtigde God zeil' hun huwelijk en verbood bun van elkander tc scheiden. Werd Joseph hierdoor niet levens verplicht hel Kind, dat geboren moest worden, als het zijne aan te nemen'? Slond dal niet gelijk met hem tol vader over dal kind aan te stellen'? Wie kan den gloed malen , dien deze openbaring in eene zoo nederige, zoo reine, zoo heilige ziel ontstak'? Wie kan gissen, wat er eeni-ge maanden later in zijn hart omging, op het gezicht van het goddelijk Kind, dal eene Moedermaagd hem aanbood met de woorden: «Zie, Joseph, ziehier uw Zoon !.....» Doch wij willen niet herhalen , heigeen we hieromtrent reeds in vorige hoofdstukken gezegd hebben ; alleen zullen wi j trachten onzen lezers aan te loonei), hoe wonderbaar Josephs liefde op dit oogenblik toenam, en immer aangroeide in do talrijke jaren, waarin hij het gezelschap en het gezicht van den God-
Dl'! TEÉDERSTIi VAN ALLE VADERS. 313 mensch moubl genieton. Wij hebben reeds gezegd, lioe natuur en genade hadden samengewerkt om hem een liefdevol hart te schenken ; laat ons nu zien, hoe beminnelijk Jezus in zijne oogen moest schijnen.
Oe koninklijke Profeet had voorspeld, dat de Zaligmaker do sdioonste onder dc kinderen der mensehen zou wezen, dat de bevalligheid, over zijn gelaat en gansch zijn persoon uitgestort, ;ds een scherpe pijl dc vorstcendste harten doorboren en llem de heerschappij over alle volkeren der aarde zou verzekeren: ' Door die liefelijkheid moeten wij eene mengeling van lichaams- en zielshoedanigheden verstaan, zooals nog nooil in zulk een graad in eenig mensch was aan-getroffen, en die, gelijk do Bruid van bet Hooglied zich uitdrukt, elk rechtzinnig hart dwingt Jezus te beminnen. - Te recht heeft de Wijze Man de schoonheid des ligchaams als ijdel en bedriegelijk (1) I's. 44, ;i. sqq. — (2) Cunt. I. o.
314 VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, gekenschetst, 1 docli dit is alleen waar, wanneer zij niet door deugd wordt vergezeld. Want ook zij iieeft haar waarde; zij is als cone weerkaatsing der goddelijke gedachte: allo werken van God zijn schooi) ; - do uitverkorenen zullen in den hemel eeno volmaakte schoonheid bezitten, 5 en zonder de erfzonde zou dit reeds op aarde mot alle menschcn het geval zijn. Jezus, die geboren was uiteene vlek-kelooze, en volgens het zeggen der heilige Vaders, wonderschoone Maagd, moest zeil' ook onvergelijkelijk schoon zijn. Overigens werd in zijn uiterlijk, als in een helderen spiegel, de schoonheid teruggekaatst van zijne ziel, dat meesterstuk van den H. Geest, dien tempel der H. Drievuldigheid. De verhevenheid, de adel eener gedachte, die zich zelve altijd meester bleef, omdat zij de dingen, niet alleen in hunne beweegbare en voorbijgaande gedaante, maar ook en vooral in hun
il) Prov. 31. ;in. — 12) Ps. 103. 21. —(3)Sap. 3. 7. —
Dl! TKEDERSTK VAN ALLK VADEHS. 3 1 Ö
eeuwig wezen zag, teekenden zich af op zijn immer kalm voorhoofd ; de diepe blik zijner oogen scheen tot in liet veriiorgen-ste geheim des harten door de dringen ; hen, die Hom ontmoetten, hemeesterde Hij en deed Hij sidderen, terwijl de zoete glimlach zijnor lippen hen gerust stelde en aantrok. Nooit werd de kalmte van dat aanbiddelijk gelaat gestoord door verveling, gramschap, ongeduld of eenige an-deredrift. Zijne heldere,welluidende stem, die nu eens zacht cn modelijdend, dan weder vast en gebiedend klonk, kondigde don Leoraai' aan, die licht en troost in do reeds gebroken harten, 1 en schrik in de ziel der hoovaardigen zou storten ; zij was als een uitgetogen zwaard, dat doordrong in het merg dor beenderen, en tot daar, waar vleesch en geest zich scheiden;2 men geveelde, dat zij gemaakt was om aan de natuur fo gebieden, om den dood zijne offers te ontweldigen: zij
(1) Luc, i. IS. — (*2) Heb. 4 12
3 1 fi VIK.U EX TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
scheen dc weerklank vuu d;il ahnaeiitig woord, hetwelk zich in hel begin der du-gen had doen gehoorzamen doorliet niet.' Zijn gang was statig en eenvoudig ; nielb gemaakts, niets hoovaardigs was er in, Hij had immers niet noodig zich te verheffen om groot te schijnen ; integendeel alles verried in Hem den orl'genaam van het heelal, die zich vernederde om door zijne onderdanen bereikt te kunnen worden... Of liever. Hij vernederde zich niet; na do Zoon der menschen te zi jn geworden, was de Zoon van God, altijd zonder schaduw van gemaaktheid, hetgeen Hij behoorde te zijn. Hoe beminnelijk moest Hij dus schijnen in de oogen zijns Voedstervaders, toen Hij zich aan hem voordeed onder de gedaante van een kind,leerzaam, onderworpen, gehoorzaam op het eerste teekon, eerbiedig, niet in schijn maar in waarheid, levendig, vroo-lijk tot schertsens toe, naijverig op de lief-knodngen zijner ouders !
) Rom. 14. 17
DK TEKDKBSTK VAX ALLE VADEBS. 317 Hetgeen Jezus nog aantrekkelijk maakte in Josephs oogen was, dat. Hij een sprekend afbeeldsel was zijner overdierbare Bruid. Jezus had allo trekken van zijne Moedor; daarenboven bezat Hij Maria's zedigheid,gemoedskalmte eti eenvoud,Hij volgde haar na in hare manier van handelen en in de wijze, waarop zij zich uitdrukte. Zoo vond Joseph Maria in Jezus weder en Jezus in Maria, en die tweevoudige liefde, wel verre van onderling in strijd te zijn, werd van weerskanten immer versterkt, of liever, vormde in zijn hart slechts ééne liefde.
Doch Joseph, zag veel verder dan het lichaam, veel verder dan hetgeen zijne zintuigen hem van Jezus zeiden ; hij zag in Hem het, voorwerp der belofte aan onze eerste ouders gedaan, do verwachting van geheelde aarde, do reden der uitverkiezing van het volk Israels, het doel der wet en van alle Mozaïsche plechtigheden, 1 de vervulling van alle I) Hom. 10. i.
318 VIER KN TWTNTTr.STF nOOFDSTCTR. voorzeggingen , de zon, die bestemd was de duisternissen te verdrijven, waarin de volkeren sliepen, 1 don M.mliti^e, die don vorst der wereld ging overwinnen en van alles berooven, 2 de oplossing van hot raadsel der vorige eeuwen, en den Vader en Heer. dor toekomende. ' Eindelijk en vooral, Jozus was God. Hij was zijn Schepper, Hij was de Schepper van het heelal, dat Hij voortging te ho-sturon, zolfs terwijl Hij bij Joseph speelde, ut', niet het hoofd op diens schouders rustend, in zijn armen sliep. Joseph wist dit, hij dacht er aan, bij vergat het nooit. Welke liefdevlam verslond hem, wanneer die beminnelijke Oneindige hem omhelsde en vader noemde. Merken wij hier wol op , dat hot vermogen om to beminnen, wanneer het zich op een onkel voorwerp vestigt en door do genade wordt gestonnd, onmetelijk wordt en do wonderbaarste uitwerkselen voortbrengt. Dit
(l; Lu.-. 1. 79. — (2) Matlh. 12. 29. — (3) Isaias 9. ti. —
Dl! TliKDEnSTF. VAN ALLE VADKHS. 319 is liet, geheim en de grootste drijfveer van de won'dervolle schepselen, die wij Heiligen noemen. Joseph nn beminde nooit iets of iemand anders dan zijn God, en van hetoogcnhlik, waarop hemde mcnsch-wordingvan hot Woord bekend werd, was Jezus hom alles; Jezus was zijn Vader en Zoon, zijn erfdeel on zijne glorie, zijne eenige gedachte en hot voorwerp van al zijne genegenheden.
Do Verlosser wordt in do II. Schrift dikwijls vergeleken niet de zon, ' wier warmte zich doet gevoelen aan allen, die niet moedwillig hare stralen ontvluchten.2 ■Hoewel de leerlingen van Emmans Jezus niet herkenden, gevoelden zij toch den wel-dadigen invloed zijner wezenlijke tegenwoordigheid. (i Brandde ons hart niet in ons,zoo zeiden zij tot elkander, terwijl Hij met ons sprak ? » 3 Leert daarenboven de ondervinding niet, dat elke trouwe en minnende ziel aan den voet des altaars,
I) Zacb. li. 12. — quot;i; I's 18. 7. — (3) l.uc. 24.
32. —
320 VIKit KN TWI.NTIÜSTK HOOI'U.SI UK.
waar de güddelijUe Bruidegom zicli verborgen houdt, ocnc verdubbeling van liefde gevoelt en een veel vuriger vei lingen om zic.h mot Hom te vcrecnigon? Uil is iets onuitlegbaars, als het ware iets sacramenteels. Joseph genoot dag en nacht die zalige, die wenschelijke tegenwoordigheid; naar bost vermogen maakte hij zich die buitengewone genade ten nutte ; hoe ware hot dan mogelijk, dat zijn hart niet van liefde zon branden ?
Ten laatste weten wij, dat God niets weigert aan Maria's gebeden. Hot Evangelie is daar om te bewijzen, dat Jezus, wel verre van een harer gebeden onver, hoord te laten, integendeel het uur van zijn eerste wonder vervroegde, en alleen uit. liefde voor haar den jonggehuwden van Kana, tegen alle vei'wachting, iets verleende, waaraan overigens geen volstrekte behoefte bestond. 1 Maar, vragen wij, zoo Maria zich zoo beijverde om voor haar gastheer te bidden, wat zal zij dan niet
;; Joan -2. 3. sqq. —
DE TEEDEIiSTE VAN ALLE VADERS. 32 i gedaan hebben voor haar Echtgenoot? Indien zij voor de genoodigden te Kana gewonen wijn heeft gevraagd, hoeveel te vuriger zal zij dan niet voor Joseph om den kostbaren wijn der goddelijke liefde gebeden hebben ? De Zaligmaker heeft gezegd : c Als twee van u op aarde zullen overeenstemmen omtrent iets, wat het ook zij, dat ze vragen mochten, het zul hun geworden van mijn Vader^die in den hemel is. Want waar twee of drie in mijnen naam vergaderd zi jn, daar ben ik in hun midden. » 1 Hoe zou Hij dan niet gehoord hebben naar het gebed van Maria en Joseph, die voor elkander, en ieder voor zich om liefde vroegen'? Besluiten wij dus met te zeggen, dat,na Maria, hier beneden niemand Jezus meer hoeft bemind dan Maria's Echtgenoot.
Onderhoud met den II. Joseiih. Dit juist, o gelukzalige Joseph, vormt uwe grootheid in de oogen der Engelen en in die van God zeiven ; dit heeft u de (1) Matth.18.10. sqq. —
21
322 VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
hooge plaats verworven, die gij onder de uitverkorenen inneemt. Dit ook benijd ik u meer dan al uwe glorie ; en zoo beide zaken konden gescheiden worden, en ik daartusschen te kiezen had, zou ik aan uwe liefde voor Jezus do voorkeur geven boven die schitterende kroon, die uw heilig hoofd versiert. Doch waarom bemin ik Hem niet even als gij ? Helaas! tot mijne schande, beken ik, dat do middelen om dien schat der liefde te verkrijgen mij evenmin hebben ontbroken als aan u ; maar ik heb ze niet even als gij weten te gebruiken. Om Jezus te beminnen, hebt gij voor elke andere genegenheid uw hart gesloten; aan Jezus hebt gij uwe zielskrachten voorbehouden en toegewijd ; 1 Hem hebt gij ijverig overwogen in het geheim zijner menschwording, een geheim, dat in staat is zelfs de wateren der ïivisren te ontvlammen, de rotsen der gebergten te doen smelten. 5 En ik, ik heb mijn hart geopend voor elk voor-(1) Ps. tgt;8. 10. — (2) Isaï, Gi. 2.
DE TEEDEHSTE VAX ALLE VADEflS. 323 werp, dat zich opdeed;1 beuzelingen hielden mijne gedachten bezig; en slechts weinig voordeel heb ik getrokken uit de onafgebroken tegenwoordigheid van dien zoeten Verlosserin zijd liefdogehoim.Doch heden neem ik het besluit mij getrouwer op de navolging der schoone voorbeelden, toe te leggen, die gij ons hebt nagelaten. 0 beschermer van liet inwendig leven, gij, die zoozeer verlangt Jezus door alle menschen bemind te zien, maak ook, dat ik vastbesloten den weg der zelfverloochening insla ; geef mij vurigen ijver om Jezus te bezoeken en te ontvangen; guef vooral, dat de herinnering aan zijne vrijwillige vernederingen mij overal vol-ge, opdat in mij vervuld worde,hetgeen de Psalmist van zich zeiven zegt:
Dij 't denken aan mijn God zal 'L vuur in mij ontvlammen. 2
Jerem. 3 1 i. — (2, Ps. 3S. 4,
324 VIJF EN tWIKTlGSTE HOOFDStDK.
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De trouwe Minnaar van het Kruis.
Reeds hobbon wij twee hoofdstulvken gewijd aan de beschouwing der liefde, welke de H. Joseph voor Jezus koesterde. Maar holgoen aan deze liefde de grootste innigheid en de hoogste volmaking schonk hebben wij nog niet besproken.
Thomas a Kempis zegt, dat een leven van liefde niet zonder smart voorbijgaat; doch, zoo kan nun hieraan toevoegen, de smart, die uit de liefde vooitspruit, werkt op haar terug, maakthaar inniger, vuriger en bovenal zuiverder. Een hart, dat altijd geniet, kan zoo gemakkelijk eenige zelfzucht in zijne geheimste plooien verborgen ; het lijden is de smeltkroes, waarin de liefde van alle vreemde bestand-deelen, van alle eigenbelang gezuiverd wordt.
liet kan overigens niet betwijfeld worden, of allen, die hier op aarde den Man dor smarten bemind hebben, kenden ook
DR TROUWE MINNAAll VAN HET KBCIS. 32Ö de tranen en het lijden. Ja, zelfs de Heiligen van het Onde Testament hebben reeds in hunnen tijd den beloofden cn verwachten Zaligmaker mot die lijdendo liefde gehuldigd. Heeft Abraham, de Vader aller geloovigen, niets reeds, twee duizend jaren voor de geboorte dos Verlossers,den wegdersmarten bewandeld?1 En waaraan daeht hij, gedurei de de drie dagen, dat bij zijn Isaac ter offerplaats geleidde, terwijl hij rnet dat geliefd cn zachtaardig offer, beladen even als Jezus, met het hout, waarop het moest geslacht worden, den heuvel des geweens cn der boete beklom ? Voorzeker is het zeer licht aan te nemen, dat de groote Aartsvader dat diepzinnig geheim begrepen en later aan zijn zoon Isaac uitgelegd heeft. Zijnerzijds voedde ook Isaac er gaarne zijne gedachten mede ; wellicht was dit het voorwerp zijner overpeinzingen, wanneer hij, volgens het verhaal dor 11. Schrift, dos avondszijnetent verliet om op hot eenzaam (1) Gen. 2J.
326 VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
veld te overwegen. 1 Mozes proefde, volgens den H. Paulus, d,en smaad van Christus, en gaf aan deszelfs heilige bitterheid de voorkeur boven alle schatten van Egypte. - David heeft de vernederingon en de smarten van den Messias in zijn persoon voorgesteld en op zijn harp bezongen ; ja, zijn een en twintigsten psalm heeft hij niet kunnen opstellen zonder tranen te storten over dien God, die zijn zoon moest wezen.
Maar nu vragen wij aan onze godvruchtige lezers : is het waarschijnlijk, dat Joseph , do laatste der aartsvaders en de erfgenaam van hun geloof en hunne godsvrucht, de man, dien God had uitverkoren om Hem te bezitten, welken do profeten slechts van verre hadden gezien, de man, die, volgens vele kerkleeraars, de volmaaktste is onder de heiligen, vreemd zij gebleven aan de kennis dier geheimen, zonder welke geene heiligheid bestaat ? Is het waarschijnlijk, dat hi j twintig jail) Gen. 21. 1)8. — (2) Heb. II. 26.
DE TROUWE MINNAAR VAN HET KRUIS. 327 ron lang in gezelschap van dat heilig slachtoffer geleefd, het opgevoed en met de vrucht van zijn arbeid gespijsd heeft, zonder te weten waartoe het bestemd was ? dat hij het zoo dikwijls heeft aanschouwd, zonder in hetzelve de trekken van den ilan der Smarten te erkennen ? Is hot ten laatste waarschijnlijk, dat God, wiens eenige bezigheid, om mij zoo uit te drukken, bestaat in de volmaking zijner uitverkorenen, voorden meest begunstigde onder de uitverkorenen de dringenste beweegreden 1 heeft verborgen gehouden, om zich zeiven af te sterven en voor Hem alleen teIeven?NeenI Juist opdat Joseph die beweegreden zou kennen ,j uist opdath ij die voortdurend zou overwegen,had de 11.Geest in zijn oor dat woord doen weerklinken, hetgeen bijzonder tot Maria was gericht : « Zie, doze is gesteld tot een toeken, dat wedersproken zal worden, en ook uwe ziel zal een zwaard doorboren. » 2 Van toen af bezat Joseph den sleutel der Schrif-(t) II. Cor. ö. 14, — (2) Luc. 2. 3i.
328 VIJF EN' TWINTIGSTE HOOFDSTUK. tnn, die alle op Jezus als op haar doel betrekking hadden: hij kende den naam van Hem, die tot God had gezegd: «Branden slachtoffers, die men U voor do zonde opdraagt, behagen U niet; dosh Gij hebt mij enn lichaam gegeven, en ik heb gezegd : Zie, o God, ik kom om uwen wil Ie volbrengen.»'En dien wil had Isaïas hem reeds doen kennen; het geslacht van Adam moest Hij rechtvaardigen, door te bidden voor de overtreders der wet, door zijn leven voor hen te laten, door het uitschot te willen worden van het menschelijk geslacht, door plaats te nemen onder de boosdoeners, door als dén hunner behandeld te worden.2
Ongetwijfeld was Joseph bij uitstek die Rechtvaardige, van wien do eerste Psalm zegt, dut al zijneliefde inde «et de? Hoeren is,die bij dagen nachtoverweegt.Menkan dus aannemen, dat Joseph eiken avond, terwijl Maria naast de v. ieg van Jezus zat te weven, haar eenige plaatsen uit de ge (1) I's. 30. 7. sqq. — (2) Isnias ö3. passim.
DE TROUWE MINNAAR VAN HET KRUIS. 320 wijde boeken voorlas ; en hoe zou bij er niet bet bloedige spoor in bobben gevonden van bet heilig Slachtoffer, dat op geheimzinnige wijze geslacht word in de offers der wet; bet spoor van den Heilige der heiligen, die altijd vervolgd wordt in zijnelodematon.dcrechtvaardigen der ver-loopon tijden ? Vond hij Jezus niet terug in Abel, die door Kaïn werd vermoord, in Isaac, in Joseph, die door zijne broeders verkocht werd, in oen heiligen koning David, die door zijn vriend werd verraden en zich bij God beklaagde1 in gezangen , die als de vooruitgeschreven geschiedenis zijn van den Verlosser? Zag bij eindelijk niet in de geschriften der profeten, hoe Hij doorsniaad en foltering tot de glorie moest komen? Zondertwijfel begreep hij even goed als de Leeraars dei-Synagogen, dat de Messias in de plaats der rammen en lammeren gesteld en even als deze geslacht moest worden. Wanneer Joseph op het Paascbfcest aan (1) Ps. Si. 13.
330 VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, den leviet liet lam aanbood, dat hij met Maria en zijne bloedverwanten moest gebruiken, meende hij te zien, hoe het offermes het hart van zijn lieven Jezus binnendrong, en dan werd zijn hart verscheurd door het droevig blaten van het onschuldig dier. Nog zag hij Jezus in het zinnebeeld van den zondeubok, dien de hoogepriester belaadde met alle zonden van Israël, en onder verwenschin-gen de woestijn injoeg, om de prooi der wilde dieren te worden.1 In één woord, Joseph begreep zeer goed, dat het bloed dor wettelijke slachtoffers nooit 's men-schen geweten had kunnen zuiveren; 2 dat God nooit de zonden had vergeven, dan met het oog op den dood van zijnen Zoon ; dat bij gevolg elke daad van barmhartigheid, tot dus verre in 's menschen belang uitgeoefend , eene veroordeeling inhield tegen Jezus.
De ouders stellen er hun genot in plannen te maken voor het geluk hunner
(1) Lev. 16, passim. — (2) llebr. 10. 4.
DE TliOUWE MINNAAR VAN HET KHD1S. 331 kinderen, en hunne toekomst te raden en te regelen, dikwijls zonder rekening te houden met de Voorzienigheid. IJdele voorzorg inderdaad, en maar al te dikwijls, helaas, bitter te leur gestelde verwachtingen! Maria en Joseph hadden niets te gissen, niets te regelen voor de toekomst van hun welbeminden Zoon; die toekomst was met onuitwischbare letteren geschreven in geheel hst verleden van het Joodsche volk, in diens gedenkteekenen en wetten; en eer zouden hemel en aarde voorbij gaan, dan dat een enkele lettergreep er van zou worden uitgewischt.1God zou Hem zelfs geen droppel edik kwijtschelden. 2
Overigens waren do geheimen dor kindsheid zelve van Jezus een profetisch tafereel, waarin Joseph liet lol kon lozen, van noni,dic heteenigst voorwerp zijner liefde was. Zoo hij zich al had kunnen verbeelden , gelijk de zinnelijke Joden, dat
Matth, 5. 18. -(2) Joan. 19. 28,
332 VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, de Messias over de aarde zou beerschrn, en in rijkdom, vermaak en heerlijkheid zijn leven slijten, dan zou Bethlehem hem tot juister gedachten gebracht hebben. Toen hij zag, hoe de Zoon en Erfgenaam van David, Hij, wiens heerschappi j geen einde zou hebben, in een stal werd geboren, paste hij zeker deze woorden op Hem toe: « Ik ben armen bedelend;1 ik ben een worm, de smaad der menschen en het uitschot des volks.» - Toon hij bij de besnijdenis de eerste druppelen aan zijn bloed zag vloeien, moest hij er van denken, dat ai dit bloed verpand was aan Gods gerechtigheid. Toen hij Hem, bij de opdracht in den tempel.voor vijf sikkelen wederkocht, 3 moest hij zich deze woorden van Zacharias herinneren : « Zij gaven mij dertig zilverlingen tot loon, en de Heer sprak tot mij: werp voor de voeten van den pottebakker die fraaie som, waarop zij mij geschat hebben. » 4 —
(1) Ps. 39. 13. — (2) Ps. 108. 17. — (3) Num. 3. 47. — (4) Zach. 11.12. sqq.
DE TROUWE MINNAAR VAN IIKT KRCIS. 333
Toen bij Hem ontcrok aan het zv.'aard van Herodes, was bet hem bekend, dat bij Hem slechts voor een wreeder dood bewaarde.Toen hij zag, hoe zijne Moeder Mom liet eerste kleedje aantrok, dacht hij aan den dag, waarop de beulen Hom van zijne kleederen zouden berooven; entoen bij Hem naar Judea terug voerde, vergeleek hij zich bij Abraham, die zijn zoon ten offer leidde ; hij herinnerde zich dit woord van don proleet: «Ik ben zachtaardig als een lam, dat naar bot altaar wordt geleid om geslacht te worden. » 1 Hoorde hij Hom in do woestijn klagen over honger on dorst, dan kwam ongetwijfeld dit psalmvers hein voor don geest: « Zij bebhen mij met gal gespijsd en, toen ik dorst had, met azijn gelaafd. » - Voegen wij bij dit alles, dat Joseph immer leefde met Maria, die beter dan allo profeten onderricht was ovor al hetgeen haar Zoon betrof.
De bewonderenswaardige Zacharias
(1) Jorom. 11. 19. -(2)Ps. 08.22.
334 VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
heeft voorzegd, dat de Verlosser der nien-schen in Gods U. Kerk zou beweend worden, dat men over Hem zou rouwen, gelijk men rouwt over don dood eens eenigen zoons. 1 En inderdaad weten wij, dat alle lieiligen bittere tranen gestort bobben over den dood van den Godmensch. üe 11. Franeiscus van Assisic in het bijzonder verloor er schier het gezicht door. Merken wij evenwelaan,dat Joseph veel dringender redenen had om Jezus te beweenen dan zij allen. Voor hen waren de vernederingen, de smarten van Jezus gebeurtenissen, die reeds voorbij waren, het waren herinneringen: zij wisten, dat Jezus voortaan niet meer lijdon, niet meer sterven kon, maar dat Hij door zijn lijden eene eeuwige heerlijkheid, oen grenzenloos geluk was ingegaan, en door zijne vernederingen een eeuwigen troon en de heerschappij over alle schepselen had verworven. Maar voor Joseph lag Jezus' lijden nog in de toekomst, en men weet dat de tijd, die gewoonli k (1) Zach.12.10. sqq.
DE TROUWE MINNAAR VAN HET KRDIS. 333 eene reeds geleden ramp verzacht, de vrees voor eene toekomstige ramp zooveel te onverdragelijker maakt. Was Jezus daarenboven al de Verlosser en God der andere heiligen, van Joseph was Hij tevens de Zoon en wel de meest geliefde onder alle zonen. Joseph had Hem aanhoudend voor oogen ; hij zag Hem toenemen in ouderdom, in schoonheid, in bemin-nelijkheid, en elke dag, elk uur, dat voorbijvloog,deed het rampzalig oogenblik zijner opoffering steeds nader komen. Ten laatste groeide de smart van den heiligen Aartsvader nog aan door die zijner he-melsche Gszellin. Soms, wanneer Jezus zich bij hen bevond, zagen beide Echtelingen Hem stilzwijgend aan; Joseph begreep waarom Maria zweeg, en Maria begreep het stilzwijgen van Joseph. En zoo hunne blikken elkander dan ontmoetten, konden zij zich niet langer inhouden ; dan sprongen er tranen uit Maria's oogen, en stond Joseph op, om de zijne te verbergen, en week stil naar zijne
33(j VIJF EN twintigste uuofdstok. werkplaats, om daar zonder getuigen en naar hartelust te weenen.
Overigens was hunne droefheid niet eene zinnelijke smart, die haar oorsprong vindt in eigenliefde, en in geschreeuw en geklaag uitbarst: neen, het was eene geestelijke, kalme, onderworpen droefheid. Joseph hadde, even als Maria, duizendmaal zijn leven gegeven, om aan Jezus, ik zeg niet de folteringen des lij-dens, maar het geringste smartelijk oo-genhlik te besparen. Echter onderwierp hij zich, gelijk Maria, aan den wil des eeuwigen Vaders, die Jezus' dood had vastgesteld : en voor de heerlijkheid van God en de zaligheld der menschen wilde ook Joseph het aldus.
ünderhoud mei den II. Joseph.
Zoo een mensch, zegt do H. Geest, al zijne bezittingen aanbood om de liefde te koopen, zou hij aan deze eene beleediging • aandoen, en toouon geeaszius haren prijs
DE TROUWE MINNAAR VAN HET KRDIS. 337 te kennen. 1 Zij it een schal van oneindige waarde, want aan hen, die haar bezitten, verzekert zij do vriendschap van God.2 Gij wist dit, o gelukzalige Joseph ! want niet tevreden met de eerste liefde, die door den II. Geest ia u was uitgestort,3hebt gij dagelijks moer voortgang in die liefde willen maken ; gij waart klein en op aarde onbekend, maar gij hebt u door de liefde willen verhellen tot den eersten rang onder 's hemels uitverkorenen, en niet de Serafijnen om den voorrang strijden. Daarom hebt gij in uw hart die verschillende trappen gevormd, 4 waarvan de profeet spreekt; gij helit in uw geheugen de balsemende geheimen van de zoete kindsheid dor menschgeworden Liefde, en de zoo smartelijke geheimen van zijn heiligen dood gegrift. Aldus hebt gij eerst langs den Heuvel des wierooks, 5 en daarna langs den Berg van mirrhe G het doel bereikt , waarheen al uw streven go-
(I) Cimt. 8. 7. — (5) Sap. 7. 14,— (3 Rom. o. 3. (ij Ps. S3. G. — lüj Gunt. 4. G. — (G) Ibidem.
22
338 VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
richt was. — Ziedaar ook tevens mijne taak , zoo ik naijverig ben op uwe gelijkenis, cn even als gij, aan Maria en Jezus behagen wil. Die heilige herinneringen moeten als het zout mijns lovons zijn; vooral moet de gedachte aan Jezus' smarten even onafscheidelijk van mij zijn als de ademhaling. Hoovele middelen zijn mij hiertoe niet geschonken 1 Het heilig Misoffer is, volgens de woorden van Jezus Christus zeiven, ' ingesteld, om mij dagelijks die liefde te herinneren, die een God tot den kruisdood heeft gevoerd ; en de heilige Communie is de deelneming aan dat lichaam, dat gebroken, en het bloed, dat gestort is door dezelfde liefde, die op Calvarië het ambt van Offeraar bekleedde. 2 Daarenboven vind ik in al onze kerken de voorstelling der veertien plaatsen, waar het heilig Slachtoffer , gebogen onder de zwaarte van zijn kruis, bleef stilstaan; en de kerk hecht, donr eeno bijzondere (1) Luc. 22.19. — (2) lirov. Rom.
DE LAATSTE DAGEN. 330
wijding, daaraan de kracht, dio door het hloed zelf van het Lam werd medegedeeld aan de plaatsen, die getuigen waren van zijn lijden. Dagelijks eindelijk kan ik, zonder mijne woning te verlaten, eenigo oogenblikken doorbrengen in de beschouwing van mijn gekruisten God, Hom de voeten kussen en met Jezus zeiven deze woorden herhalen : « Zoo lief heeft God do wereld gehad,!»!of die van den H.Pau-lus: « Hij heeft mij bemind, cn zich voor mij overgeleverd, » 2 of die der Joden : « Zie, hoezeer Hij beminde ! » 5
Ogroote Heilige,smoel; voor mij bij Jezus en Maria, opdat zij over mij dien geest van genade cn gebed verspreiden, die door den profeet is toegezegd aan de kinderen van het nieuwe Sion, opdat ook ik, het oog gericht op Hem, dien mijne ongerechtigheden hebben doorboord, 4 kunne zoggen :
Den beker des geweens drink ik mei lange leugen. s
(1) Joan.3.1(1.—(2) Gal. 2, 20.—(3) Joan. 11. 3ü. — (4) Zach. 12. 10. sqq. — (5) Ps. 79. (i.
3-iO ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De laatste Dag-en.
De eenigo Zoon van God zaglangzamor-liand do vurig gewcnscb te stonde naderen, welke zijn heraelsche Vader bepaald liad voor liet grootste, het pleohtigste aller goddelijke werken, de Verlossing van het menschelijk geslacht. Ook de verheven Aartsvader, die bij Jezus' intrede in bet menschelijk leven was tegenwoordig geweest, neigde zichtbaar ten verval. Begaafd als hij was met eene gevoelige en edelmoedige inborst, had hij spoedig de krachten zijns lichaams voelen afnemen onder do hevige werking der ziel. Daar hadden toch zoovele verschillende aandoeningen als bot, ware samengespannen, om dat kostbare leven te knakken. Hij, de arme werkman, verloren in een afgelegen boek van Gahlea, onbekend aan geheel de wereld, versmaad door zijn medeburgers, zich zelven onbewust, hij had op zekeren dag vernomen, dat het zwakke
DE LAATSTE DAGEN'. 341
schepsel, waaraan hij zijn lot had verbonden, na God de eerste plaats in hot heelal bekleedde; dat zij do Koningin was van mensohen en Engelen, de Moeder desAl-lerlioogsten. Daardoor had hij tevens vernomen, dat hij zelf grooter was dan al zijne luisterrijke voorvaderen, grooter dan David en Salomon, grooter dan Isaac en Jacob, grooter en Code gevalliger dan Abraham zelf; want hetgeen aan die beroemde mannen slechts beloofd was, zou hij niet alleen zien, maar ook bezitten. Den God, dien hij in zelfvernietiging had leeren aanbidden, dien hij tot nu toe in siddering en vrees gediend had, zag bij spoedig daarna uit zijne Echtgenoote gebaren worden ; in grove doeken werd dat tcedor Kindje gewikkeld en in eene armn kribbe neergelegd: hij had Hem toen als Zoon moeten aannemen, hij had liem moeten voeden, op zijne armen dragen, omhelzen, zijn zoon noemen, en in alles als zijn kind behandelen. Eenigen tijd daarna had hij Hem bedreigd gezien doav
342 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK,
don dolk vun con barbaarschen koning, en naar een verafgelegen land moeten voeren. In dat ballingsoord, en weder later te Nazareth, had hij Hem zien toenemen in schoonheid, lieftalligheid en verstand, terwijl zijne onderworpenheid, zijn eerbied, gewilligheid en liefde altijd onverminderd bleven. Eindelijk had hij gezien, hoe dat scheppend Woord een werkman werd en onder zijne bevelen een slaafsch ambacht uitoefende.
De beschouwende en wonderroine ziel van Joseph was ontvlamd door de voortdurende aanraking met Hem, die de Liefde zelve is, door het zien der vrijwillige vernederingen van den Oneindige, door zijn dagelijkschen en vertrouwelijken omgang met don grenzenloos Beminnelijke. Alle woorden, alle daden van don God-mensch waren voor hom als zoovele vergezichten op de onzichtbare Schoonheid. Elke liefkoozing, die hij van Hem had ontvangen, had zijn hart doorboord met een vurigen pijl, die in de wonde was
DU LAATSTE DAGKN. 343
blij ren steken. Van don anderen kant had de voorkennis van de vernederingen, folteringen en tien wroeden dood, die hot eenig voorwerp zijner liefde wachtten, nieuw voedsel aan die vlam geschonken. Zijne onafgebroken overdenkingen dier smartvolle geheimen hadden, als even zoovele adders in zijn binnenste, heimelijk de banden doorknaagd die zijn geest aan het aardsch omhulsel verbondon, on het loven in zijn brandpunt gedood.
Zoo scheen Joseph niets anders te zijn dan liefde en smart. Zijne oogen waren veranderd in twee bronnen van tranen, en zijn hart in een vuuroven, welks ondragelijke gloed hem verslond, en de scheiding van ziel en lichaam zeer moest bevorderen.
Voeg bij die inwendige oorzaken van uitputting nog do overgroote vermoeienissen, waartoe hij zich veroordeelde om voor Jezus en Maria het leven zoo zoet mogelijk te maken ; en gij zult licht begrijpen,dat onze beminnelijke Heilige, dertig
344 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
jaar na de geboorte des Verlossers, dat is, he
volgens de redelijkste meening, op don de
leeftijd van ongeveer zestig jaar, wol de zwak, wel verouderd moest zijn.
Daar hem ten laatste het werken hoe m
langer zoo moeilijker viel, zeide Jezus op ne
zekeren avond, terwijl Hij Josephs vereelte df en bevende handen in do zijne nam en ze ' g(
hartelijk kuste: «Vader, gij zijt oud ge- di
worden; en do vermoeienissen van ons a:
ambacht kunt gij niet moor verdragen. vc
Voortaan zal ik voor u werken, gelijk gij G
gewerkt hebt voor mij; gij zult slechts te d
Die woorden worden geuit op een zoo k
minzamen en toch zoo gezaghebbendon si
toon, dat de heilige grijsaard daaraan d
geen weerstand kon bieden. Hij berustte d
er dus in, en van dat oogenblik was zijne li
eenige bezigheid zich door het gebed on g
de overweging tot zijn laatste uur voor t ri
bereiden. Immers dat uur was niet verre o
meer af; het werd zelfs nog verhaast, nu c
hij zich mot grooter vrijheid aan die s
DE LAATSTE DAGEN. 345
heilige ove rwegingen kon wijden, welke de hemelsche vlam in zijne ziel onophoudelijk aanwakkerden.
Aan don haard gezeten, beschouwde hij nu eens de Koningin der Engelen, wanneer zij bezig was het maal te bereiden ; dan vroeg hij zich af, waaraan hij het geluk te danken had zoo langen tijd dien schat, die door den hemel aan de aarde benijd werd, te mogen bezitten; hij verwonderde zioh over den ootmoed van Gods Moeder, die zich wel wilde verwaardigen hem met hare koninklijke handen te bedienen. Dan weder, wanneer hij het krassen en schaven van Jezus' gereedschappen hoorde, haalde hij zich voor de duizendste maal de wonderbare geschiedenis der vervlogen jaren voor den geest. Hij onderhield zich mot Maria over dien geliefden Zoon, over Bethlehem, over hunne vlucht en hunne ballingschap. Soms ook sprak hij met haar overde toekomst; dan werd zijne stem onderbi'oken door het snikken, en zijne tranen stroomden over-
346 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. vloedig. i Ik voor mij, zuobtte hij, ik zal die rampen niet meer beleven, mijn loopbaan is geëindigd; maar gij, Maria, gij, zijne Moeder, hoe zult gij het gezicht daarvan kunnen verdragen?... Docli do Heer zal uw steun zijn; Hij, die u waardig heeft gemaakt de Moeder te worden van een God, zal u ook de kracht schenken de Moeder der menschen te zijn.... Alle geslachten zullen in u hopen en u zalig prijzen !.... »
Somwijlen zette hij zich in de werkplaats tegenover Jezus neder; en op hot gezicht van een God, die zwoegend voor hem arbeidde in het zweet zijns aan-schijns, geraakte hij in eene onuitsprekelijke verrukking. Hoe schoon was hij dan, die heilige Aartsvader ! Over zijn bleek gelaat verspreidde zich een hoog rozerood; zijne holle en schier uitgedoofde oogen hernamen hun glans en schoten vlammen; rondom zijne vergrijsde slapen scheen een stralenkrans te spelen; zijn borst ging hijgend op en neer ; een
DE LAATSTE DAGEN. 347
serafijn lag daar neder,zou men meenen, in aanbidding voor het goddelijk Wezen....
Daar hij niet meer, gelijk eertijds, met Jezus in het veld kon gaan wandelen, plaatste hij zich telken avond, op eenigen afstand van het huis, in een stoel, dien Maria daar had neergezet, en ook hier vond hij Jezus weder. De gansehe natuur nam eene stem aan om hem over Jezus te spreken ; die groenende heuvelen, die dorre bergen, die vlietende wateren, waren zij niet het werk van Jezus?... Het scheen hem toe, als kweelden de vogelen den liefelijken naam van Jezus, als lispelde de avondwind dien door de bladeren. De weelderige landouwen waren een geschenk van Jezus' hand, de schoonheid van het uitspansel een straal van zijne schoonheid. De zon, die een weinig boven de grens des gezichteinders vertoefde , scheen hem de troon te zijn van Jezus' heerlijkheid ; de maan kwam op om hem te beschouwen, en de sterren vonkelden van blijdschap op zijn gezicht.... Som-
348 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
wijion ook vestigde hij zijne gedachten onwillekeurig op zidi zeiven, en zeide : « En ik, ik ben zijn vriend, zijn beschermer, zijn vader 1... » Dan doortrilde eene onbeschrijfelijke vreugde geheel zijn wezen ; dan kwam het hem ten spijt zijner nederigheid voor, alsof de natuur van zangstof veranderde, als vierde zij Joseph en wenschte zij hem geluk. Dan weerklonk Maria's loflied ook in zijne ziel, en kon hij zich niet weerhouden inwendig te zeggen, dat do verst verwijderde nakomelingschap hem zalig zou prijzen onder alle stervelingen : op gindschen top der bergen, meende hij dan de groote en heilige schimmen der oude Aartsvaders zich uit bet stof hunner graven te zien opbelfen om hem te groeten ; David, Isaias en de profeten namen hunne harpen weder op, om zijne glorie aan do echo's der eeuwig-beid te vermelden____!
Onderhond met den II. Joseph.
Thans, o beinelscheJosspb, thans neemt
DE LAATSTE DACEN. 349
danhet geheim van uw leven een einde. Hoe wonderbaar was hot in al zijne eenvoudigheid! Ja, op u kunnen terecht de woorden van den wijzen Man worden toegepast,: «De wegen van den Rechtvaardige zijn schoon, en zijne paden vol van vrede ; » 1 en nog : «liet leven van den Rechtvaardige gelijkt de zon, die immer in helderheid toeneemt, tot zij het volle middaglicht bereikt.» 2 Opdat gij echter aan alle geloovigen, van welken stand zij ook zijn mogen, een voorbeeld zoudt kunnen geven, hoeft God gewild, dat in uw leven niets schitterends, niets onnavolgbaars zou gelegen zijn : het kan geheel worden samen gevat in deze woorden : Ootmoed, Liefde en Trouw. Ootmoed: gij hebt geloofd uit u zeiven niets te zijn. Wat is meer waar? — Liefde : uw hart hebt gij zonder voorbehoud aan Hem gewijd, die u uit het niet heeft go-trokken, om van u zijn vriend, zijn gunsteling bij uitnemendheid te maken. — Wat is billijker—TVortw; zonder eeni-(l)Prov. 3. 17. (2) Prov. 4. 18,
350 ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, gen tegenstand hebt gij u laten geleiden door Hem, die u tot het hoogste geluk wilde voeren. Wat is verstandiger ? —■
Hoe schoon en gelukkig ware ook mijn leven geweest, zoo ik altijd had medegewerkt met Gods genade en met de ingevingen van den H. Geest! Mijne ziel ware, volgens den profeet, overstroomd geworden met een vloed van vrede, en mijne verdiensten zouden de golven der zee in overvloed geëvenaard hebben. 1 Want ook ik hen tot de heiligheid geroepen. Tot alle menschen zonder onderscheid is gezegd : (iZijt volmaakt, gelijk uw hemelsche Vader volmaakt is. t 2 En opdat niemand zich wegens zijne zwakheid kunne verontschuldigen, voegt de H. Geest er bij : « Zoo iemand wijsheid behoeft, hij vrage haar aan Gjd, die aan allen in overvloed schenkt. » 3 Hij zegt: in overvloed, omdat God weet, dat eene strikt genoegzame genade niet voldoende is voor mijne
Isaias. 48.18 — (2) Mat;h. 5. 18. — (3) Jac.
1.8. —
DE LAATSTE DAGEN. 331
overgroote ellende , en gezind is mij overvloedige en werkdadige genaden te verleenen, op voorwaarde alleen, dat ik er om vrage. Zelf heeft Hij er zich toe verplicht, door te zoggen : « Voorwaar, al hetgeen gij mij zult vragen, zal u worden toegestaan, t 1 En dat betaamt aan de vrijgevigheid van een God, die ons voor hot leven des lichaamsniet alleen de noodzakelijke dingen, maar ook zelfs genietingen schenkt. - Indien ik mij dan tot dusverre niet heb geheiligd, ligt de schuld aan mij alleen.3 En wat heeft mijn voortdurend tegenstreven mij gebaat? Ik heb een ellendig leven geleid, een leven, waarin de begeerlijkheid en de genade mij heen en weder slingerden ; 4 ik heb schier oneindige schatten van verdiensten verloren, en vooral, ik ben ondankbaar geworden tegen de oneindige Goedheid. Daar evenwel God mij nog niet heeft verworpen, wil ik de overig.; dagen mijns levens
(1) Mare. 11. 2i. — (2) Act. 14. IC. — (3) Os. 13. 9. — (4) Gal. 5. 17.
:io2 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
besteden om te doen hetgeen ik tot dusverre heb verwaarloosd. En gij , mijn welbeminde Beschermer, bid voor mij, opdat ik mij zeiven geheel en voor goed verloochono, mij van ganscher harte aan Jezus schenke , en zoodanig leve, dat ik in waarheid met den H. Panlus kunne zeggen:
Ik leef, doch neen, niet ik, maar Christus leeft in mij. 1
ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Nooit was er schooner, nooit was er zachter afsterven dan dat van don engel-achtigcn Bruidegom van Maria. Geene bekoringen bestreden hem in zijne laatste stonden ; welke duivel ware vermetel genoeg geweest, hem onder de oogen en in de armen van Jezus en Maria aan te vallen? Geen vrees beklemde hem ; was zijn (1) Gal. 2, 20.
DK, SLAAP DES RECHTVAARDIGEN. 353 leven niet voortgespoed ineene volmaakte onsoluild , in eene allerstipste volbrenging van Gods heiligen wil ? Geen naberouw knaagde aan zijn hart; het was immers nooit aan eenig schepsel gehecht geweest. Joseph stierf, maar hij stierf als martelaar ; een martelaar van liefde was hij, zooals wij meenen in het vorige hoofdstuk voldoende te hebben aangetoond.
Wel zou hij nu voor eenigen tijd van de zoete tegenwoordigheid dos Verlossers en zijner Moeder beroofd wezen ; doch die scheiding zou niet van langen duur zijn. Spoedig ging hij hen wederzien, niet meer arm en vernederd, verborgen in een vlek van Galilea, maar verheerlijkt, zegevierend, gezeten op de verhevenste tronen des hemels, waar zij de hulde van al het geschapene zouden ontvangen. Daarenboven was die scheiding Gods wil, en dit was voldoende voor den rechtvaardige om ook aldus te willen. Meer nog: Josephs dood werd verzacht
23
354 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
door omstandigheden, die zich bij Maria's kostbaar afsterven niet voordeden. De Koningin der Engelen eindigde haar leven in het huis van een vreemde : zij was weduwe ; rondom zich zag zij enkel aangenomen kinderen, die meer hare vertroosting behoefden, dan haar troost konden geven. Joseph alleen had het geluk te sterven in de heilige hut, waar het groote geheim der menschwording wasvolbracht, waar hij het goddelijk Kind had zien opgroeien, waar hij in gezelschap der twee heiligste, der twee edelste personen van het heelal de dertig schoonste jaren had gesleten,die ooit een mensch had mogen beleven. Ook smaakte hij don geheel eenigen troost, door de hemelsche Moeder bediend en met de teederste zorgen omringd te worden. Lange weken bleef zi j aan zijnstroobed waken ; met eigen hand schonk zij hem de geneesmiddelen en dranken, die hij behoefde. Van tijd tot tijd wischtezij zijn voorhoofd af, en vroeg hem dan met tepder mededoogen, of hij
DE SLAAP DES liF.CHTVAAHDIGEN. 35Ü veel to lijden had , of hij ook iets verlangde ; hare oogcn en haar gelaat gaven aan Joseph eene even oprechte als diepe droefheid te kennen. Want do wederzij dsche liefde dier verheven echtgo-nooten was rein als die der Engelen ; wol verre dus van met den ti jd te verminderen, was zij in gelijke mate toegenomen als de hoedanigheden, waarop zij was gegrondvest.
In zijne bezorgdheid, dat Maria zich te veel mocht vermoeien zeide Joseph somwijlen: «Dierbare Meesteresse, ga nu toch een weinig rusten, en spaar u zelve voor onzen Jezus. » Maat dan bezwoer Maria hom haar toch dozen troost niet to» ontnomen: «Laat mij u toch bijstaan totliel einde, zuchtte zij, hot is immers geene vermoeienis, maar eon verkwikking on eene vrougdo voor mij u mijne dankbaarheid te toonen; laat mij nu voor hot minst u do zorgen vergelden, waarmede ge mij altijd omringd hebt. »
Maar hetgeen nog gevoeliger op den
3f)0 ZKVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK,
zoo nederigen Joseph werkte was de tee-derheid dieJezus zelf,zijn Heer enzijn God, hem toonde. Over dag arbeidde Jezus om in de behoeften van het armoedig huisgezin to voorzien; des nachts kwam Hij zich bij den geliefden zieke nederzetten, hield de oogen teeder op hem gevestigd en liewftes hem alle diensten, die een vader van don beste dor zonen verwachten kan. Zag Jezus hemafgematter dan gewoonlijk, dan vroeg Hij hem: hebt gij misschien dorst, vader? Wilt ge ook verlegd worden? En dan schudde hij zijn hoofdkussen op, en ondersteunde met de linkerhand zijn hoofd om hem drinken to geven. Gewoonlijk sprak Jezus hom van den hemel, die spoedig voor hom zou geopend worden; van do hartelijke ontvangst, die bom van don kant dor Engelen en uitver-koronon zou te beurt vallon, en van de liefde, waarmode hij door don hemelschen Vader zou ontvangen worden....
Eindelijk brak do laatste stonde aan. Ue gelukkige Joseph bemerkte het: hij
DE SLAAP DES RECHTVAARDIGEN. 3S7 vestigde op Jezus een blik van nederige eu dankbare liefde en sprak : «Heer Jezus I alvorens ik ga sterven, moet ik ü nog eenmaal bedanken voor al de weldaden, waarmede Gij uwen onwaardigen dienaar hebt overladen. Maar wat kan ik U zeggen, Heer Jezus? Is er wel één sterveling, dien Gij zoo begunstigd hebt als mij? Jacob groette U op zijn doodsbed van verre; hij aanbad U onder het zinnebeeld der roede, welke Joseph, zijn teerbeminde zoon, in de band hield ; en ik, ik heb het geluk in persoon te aanschouwen, U te aanbidden en in uwe armen te sterven. Onze voorvader David ontving van God de belofte, dat Gij uit zijn geslacht zoudt geboren worden, en hij kon geen woorden vindon om de blijdschap en dankbaarheid zijns harten uit te drukken. En ik, Heer, heb U zien geboren worden, uit mijne bruid; in mijn huis heb ik ü zien opgroeien; uw vader hebt Gij mij willen noemen en mij bemind als waart ge mijn zoon... Neen. al had ik het hart en de tong
3ö8 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
van een Seraphijn, nooit, Heer, nooit zou ik U naar waarde kunnen danken. Maar ocli. Heer Jezus, Gij ziet het hart van uwen dienaar; 1 Gij weet, dat ik u bemin, - dat ik van liefde voor U wegkwijn, 5 dat ik niet langer de liefdevlam kan verduren, die de overgroote goedheid van miju God in mij heeft ontstoken. Helaas, o oneindig Beminnelijke, in zoovele jaren zal ik U zeker dikwijls, zonder het te willen, bedroefd hebben. Och, vergeef het mij, dit is de laatste gunst, die ik U in mijn stervensuur vraag.»
Als hij daarna zijne hemelsche echt-genoole in een hoek dor kamer op de knieün zag bidden , riep hij haar tot zich en zeide: « Vaarwel, Maria! zalig de dag, waarop gij den dorpel van dit huis hebt overschreden ! met u zijn er het geluk en 's hemels gunsten binnen gekomen ; gij hebt er mijn Heer en Zaligmaker in gebracht ! Toen God aan
(1) 2. Hog. 7. 20. —(2) Joan. ,21. 13. — (l)Cant.
DE SLAAP DES RECHTVAARDIG EN. 3Ö9
Abraham verscheen, sprak Hij tot hem: «In u en in uwe nakomelingschap zullen alle geslachten gezegend worden;» 1 k Door ii, o genadevolle ! is eindelijk die zegening vervuld; op mijn hoofd is zij neergekomen. Ik verlaat u, maar de Heer is met u. 0, gezegende onder alle vrouwen, bid voor mij in dezen stond, waarin de rechvaardige God zich gereed maakt mij rekenschap te vragen van de genaden, welke Hij mij door u geschonken hoeft I — Heer, zoo voegde hij er nog bij, in uwe handen beveel ik mijnen geest 1 0 Jezus I o Maria ! ik sterf, vaartwel! »
Dat waren de laatste woorden van dien rechtvaardige. Zijne ziel meer dan ooit door al deze herinneringen ontvlamd verbrak ten laatste hare banden, de aartsengel Gabriel, haar trouwe vriend, ontving haar in zijne armen en droeg haar in Abrahams schoot. 2
Tot dusverre had Maria de volstrekte
(I) Gen. 22. 18. —(2) Luc. 16. 22.
360 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, macht, dio zij over hare zintuigen bezat, uitgeoefend, om hare tranen en snikken te weerhouden,en de laatste oogenblikken van haren waardigen echtgenoot niet te bedroeven; maar nu zij zag, dat hij overleden was, nu liet zij den vrijen loop aan hare droefheid. Ook Jezus stortte tranen over zijn geliefden vader, Hij omhelsde hem teeder, sloot hem de oogen,en wiesch zelf het zoo reine lichaam. Daarna wikkelde Hij het, met behulp zijner Moeder, in de lijkdoeken.
Eenige uren later bewoog zich eene eenvoudige lijkstaatsie langzaam door Nazareth, om zich naar de begraafplaats te begeven. De baar werd gedragen door eonige arme ambachtslieden ; daarachter liepen blootsvoets, 1 en met den mantel over het hoofd geslagen, eene vrouw in rouwkleederen en een jonge man : het waren Maria en Jezus. Drie dagen lang gingen zij, volgens Joodsche gewoonte, beurtelings waken, bidden en
(1) Ezech. 24. 17. —
DE SLAAP DES RECHTVAARDIGEN. 3fi 1 weenen bij de verstijfde overblijfselen van hem, dien zij zoo feeder hadden bemind.1 Daarna werd het graf gesloten.
Onder koud met den H. Joseph.
Wie zou hier niet met den Profeet uitroepen: O mocht ik den dood diens rechtvaardigen sterven! Mochten mijne laatste oogenblikken aan de zijne gelijk zijn ! 2 — Zoo dus, o gelukzalige Joseph ! was het einde uwer armoede, uwer smarten, uwer vernederingen. Gelukkige smarten, die door eene eeuwigheid van genot gevolgd worden 1 Gelukkige vernederingen, die voor u eene overgroote mate van glorie hebben verdiend !. .. 3 Maar hoe ! is niet reeds het geluk van zonder onrust den dood te kunnen verbeiden, eene ruime belooning voor alle beproevingen, die het leven eens menschen kunnen vergezellen ? En de vermaken, die een zondaar gedurende zijn leven geniet, worden zij niet
(1) .loan, 11. 31, — (2) Num. 23.10.— (3) 2 Cor. 4. 17.
362 ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
zeer duur en zeer wreed vergolden door de angsten, die hem op dat verschrikkelijk oogenblik bevangen? — 0, mijn welbeminde Beschermer! hoe zal het met mij gesteld zijn? Zoo ik nu dadelijk moest sterven, zou mij dan geen onrust kwellen ? Ik heb, helaas 1 gezondigd en de hel verdiend, en kan ik wel zeggen, dat ik waardige vruchten van boetvaardigheid heb voortgebracht ? Nooit, in geheel mijn leven, is misschien één uur voorbijgegaan, waarin ik op volmaakte wijze Gods wil heb volbracht! Vandaar, dat ik nooit zonder te sidderen aan den
dood kan denken.....Toch wil ik, daar
God mij dit verbiedt, niet ontmoedigd worden, maar mijn leven beteren. Met vertrouwen op de verdiensten van Jezus, op uwe en Maria's gebeden, wil ik den dood aannemen,en aanvaard hem nu ook, gelijk God hem mij zal overzenden: jk neem den dood aan ter uitwissching mijner zonden: ik aanvaard hem ter liefde van mijn Zaligmaker,die mij zoozeer
DE EliRSTIi ZEGEPRAAL. 363 bemind heelt, dat Hij zich geheel en al voor mij heeft willen slachtofforen. Ik haak zelfs naar den dood, als naar de haven, waar ik in veiligheid zal zijn tegen do klippen,dic op deze levenszee eene ziel bedreigen, welke God verlangt te dienen: ik wil sterven om niet meer te kunnen zondigen. H. Joseph, Patroon van een goeden dood, kom met Maria mij in mijnen laatsten doodsstrijd te hulp ; geef dat ik sterve vol berouw, vol vertrouwen, en vooral vol liefde: geef dat ik sterve met de namen van Jezus, Maria en Joseph op de lippen, en gewaardig U in persoon mijne arme ziel aan haren Schepper voor te stellen.
0 dood, ik beef voor u : 0 dood, ik srmcht naar u!
ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De eerste Zegepraal.
Do Hechtvaardige sterft niet: hij verwisselt slechts een aanzijn vol pijn en
3t)4 ACUT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, kwelling tegen de eeuwige rust van een waarachtig cn volmaakt gelukkig leven.1 De oogen des lichaams sluit hij voor het bleeks schijnsel,dat het tooneel dezer wereld verlicht,2 waar alles valsch, 3 alles oogenblikkelijk en vluchtig is; 4 maar op de eigen stonde wordt van de oogen zijner ziel de blinddoek weggenomen, die hem de stralende en onvergankelijke waarheid oener betere wereld verborgen hield. 5 Hier beneden zaaide hij in tranen; daar ginds oogst hij in blijdschap. 0 Hier boneden, verloren onder de tallooze menigte van zinneloozen, 7 leefde bij onbekend, of zelfs veracht en als een nutteloos wezen beschouwd ; s doch niet zoodra heeft bij den drempel der eeuwigheid overschreden, of de goddelijke Waarheid verandert hem van gedaante, n en wijst hem, zonder aanzien van zijn persoon, van naam of rang, zijne plaats aan te midden der
(I) Sap. ij.— (2) 1. Cor. 7. 31,—(3) Saj). 4. 12. — (i) 2. Cor. 4, 18. — (ö) 2. Cor. 5, I. —(6) I's. 12a. li. — (7) Eccli. 1, 13. — (8) Sap. 2. 12. — (91 2. Cor. 3. 18.
DE EERSTE ZEGEPRAAL. 305
hemelsche heerscharen. Kn, Jezus lieeft het uitgesproken, zijno glorie in den hemel zal goëvenredigd zijn aan zijne vernederingen op aarde.'
Welke ootmoed nu kon ooit vergeleken worden met dien van den gelukzaligen Joseph ? En toch was hem de verheven-ste zending opgedragep, waarmede ooit een man vereerd werd. Zoo wij hem dus mot godvruchtige belangstelling beschouwd hebben in de dagen van zijn verborgen leven, dan is het billijk,dat wij hem, zooveel ons zwak gezicht dit toelaat, trachten na te staren in de luistervolle wereld, welke hij nu is ingetreden.
Vooreerst weten wij, dat Joseph, hoe welgevallig hij overigens aan God was, evenmin als de andere heiligen, die voor den dood dos Verlossers gestorven waren, tot do zaligmakende aanschouwing Gods werd toegelaten. De hemel bleef onverbiddelijk gesloten voor allen, die dooi-Adams overtreding hesmet waren ; 1 de (I) Malth. 18. 4. — (2) Hom. 3. ?3.
3fitgt; ACHT KN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
nieuwe Adam, de Opperpriester van liet NieiiwVerbond alleen,kon hem openen door het storten van zijn bloed.1 In afwachting van dat herstellingsoffer werden de zielen, die niets aan de goddelijke Gerechtigheid verschuldigd waren, naar eene onderaard-sche plaats verwezen, die door de H. Schrift de hel wordt genoemd, en waaraan wij, om haar van het verblijf der verdoemden te onderscheiden, den naam van voorgebergte der hel geven. (')
(1) llohr. 9.11, sqc].
(') Jezus Christus zelf hoeft ons kostbare onder-riehtingen omtrent ilit verblijl' gegeven, in zijne gelijkenis van tien armen Lazarus. (Luc. 1Ij. '19.) Wïj zien er uit, dat de zielen der heiligen, liij het verlaten dezer wereld, op de handen der Engelen er heen werden gedragen ; dat zij niets te lijden hadden, Ijehalvc ongetwijfeld de smart van voor eenigen tijd Gods aanschijn te moeten derven ; dat zij er zelfs in het genot waren van oen zeker geluk, hetwelk blijkbaar voortsproot uit de zekerheid hunner zaligheid, uit het onderling samenzijn van al hetgeen de menschelijke natuur ooit waarlijk groots en verhevens had voortgebracht, en uit de herhaalde verschij;iingen der Engelen, die hunne hoop levendig hielden door hen le wijzen op de vreugde des hemels.In do woorden, die de Zaligmaker tot den goeden Moordenaar richtte, noemt Hij die plaats het Paradijs. Wij zien er nog uit, dat de ziele», na het verlaten van hun
DK EERSTE ZEGEPRAAL.
Dit verblijf was het eerste schouwtoo-neel van Josephs heerlijkheid.
Toen hij dan onder de oogen van Jezus en Maria den laatsten zucht had geslaakt, werd, gelijk men kan aannemen, de aartsengel Gabriël, die hem tijdens zijn
lichaam, de nieuwe eigenschap ontvangen om elkander onderling te zien, te herkennen, om hare gedachten, wenschen en genegenheden aan elkander mede te deelen: eindelijk dat in het voorgebergte der hel eene volmaakte orde heerschte, in tegenstelling met de hel der verdoemden, waar niets dan schrik en verwarring is; en dat Abraham, de algemeene Vader dei geloovigen,er eene soort van voorrang had en gezag over zijne kinderen uitoefende. Overigens spreekt het Evangelie over de zielen, die de andere wereld bewonen, als waren zij nog met hun lichaam vereenigd. De slechte rijkaard^ die in de hel ligt, ziet Lazarus in Abrahams schoot, en verzoekt den Aartsvader hem te zenden, met een droppel water aan den top zijns vingers, om zijne tong te bevochtigen. Ook wij volgen die spreekwijze na, On-noodig is het aan te merken,dat men de vreugdekreten en gezangen, die wij don uitverkorenen bij Josephs aankomst in den mond leggen, in figuurlijken zin moet verstaan. Ook hierin voegen wij ons naar den geest der H. Schrift. Isaias schildert in zijne voorzegging van Babylons verwoesting en Balthassars dood, de zielen der koningen, dié eertijds door dien tyran werderf overwonnen, als kwamen zij hem te gemoet, spottende met zijn nederlaag. (C. xiv.) Dit gesprek is een der prachtigste, die wij in de profeten aantreffen.
367
368 ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
leven had ter zijde gestaan, gelast zijne heilige ziel naar dat verblijf der rechtvaardigen te dragen. Hoe eerbiedig, hoe teeder moet hij dien heiligen schat, die geestelijke Ark, die uitgelezen vaze, vervuld mot de gaven der H. Geestes en met een onmetelijken rijkdom van verdienstenen zijne handen hebben genomen! Mij dunkt, ik zie hem, trotsch op zoo schoon eene zending, zegevierend voortschrijden te midden zijner talrijke gezellen, die het luchtruim doen daveren van hun heerlijkst jnichgeschal en de paden bezaaien met bloemen, in het voorhof der hemelen geplukt.
Statig drijven zij voort op hunne sneeuwwitte wieken, en naderen het voor-geborgte der hel.Nu klinkt uit aller mond do beurtzang : t Opent, gij vorsten, opent de poorten der gerechLiglieid, 1 en de rechtvaardigste der stervelingen zal binnentreden. » En de Aartsengel Michael, de sterke wachter van die poort der za-
(1) Pi. 117. 19.
DK KERSTK ZKGKPHAAL. 36'J
ligheid,treedt voort; do breede vleugeldeuren slaan open,en God en zijnen Uitverkorene lol' zingende trekt de stoet binnen.
Bij die vreugdegalmen, bij dien nooit gezienen luister rijzen de geesten der gelukzaligen op ; Adam, Abel, Henoch, No ach, al de Ondvadersen Profeten trekken die heilige schare te gemoet. « Wie is de rechtvaardigste der stervelingen, vragen zij, wie is die uitverkorene des Hee-ren? » En het antwoord klinkt:
« Joseph, uw zoon en uw broeder; hij is de rechtvaardigste van allen 1»
« Doch waartoe die prachtige heerlijkheid? Nooit trof zulke schittering onze oo-gen.Is hij dan een profeet,grooter en Godo welgevalliger dan de groote Mozes ? Heeft hij, als Simeon, den Gezalfde des Heeren aanschouwd? Komt hij ons aankondigen , dat onze verlossing aanstaande is ? O spreek,gij eerbiedwaardige ziel, spreek ! Wij branden van verlangen om uwe stem te hooren ; liet is niet billijk voor
24
370 ACDT KN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
uns verborgen te houden, hetgeen gij aan de bewoners der aarde hebt geopenbaard.»
En Joseph antwoordde; « Neen, ik ben (
niet een profeet, ik kom n boodschap- c
pen,niet wat een geheimzinnig visioen mij (
geleerd heeft, niet wat ik van verre be- s
groet heb,maar wat mijne oogen gezien, n
mijne ooren gehoord, mijne handen heb- v
ben aangeraakt. 1 Reeds verscheen op d
aarde de Maagd, door Isaias aan Davids w
huis beloofd ; gij weet het allen ; en ik, pi
onwaardige, ben haar gelukkige echtge- h
noot geweest. Het Woord is in haren m
schoot vleesch geworden ; in mijn huis va
heeft Hij gewoond, op mijne armen heb zie
ik Hem gedragen. Zes vijftallen van jaren iio
heb ik met Hom doorleefd, en voor een va.
zevende vijftal verloopt, zult gij Hem op op
deze plaats van aanschijn tot aanschijn nei
Hoe groot moet niet op dat oogen- dei
blik de verbazing, de verrukking, de |
blijdschap dier verheven vergadering de
DE KERSTE ZliGEPBAAL. 37)
geweest zijn? Mij dunkt, ik zie ai die gelukzaligen, van welke sommigen tot de glorie der Engelen , Aartsengelen of Tronen, anderen weder tot 'die der Cherubijnen ol' Serafijnen zijn voorbeschikt, zich in een kring rondom Jacobs nederignn Zoon op de knieën werpen, vurige kussen drukken op zijn handen, die door de aanraking van hel menschge-worden Woord zijn geheiligd, en uitroepen:« Gezegend zij de lieer,gezegend ook hij, dien Hij ons zendt! Gezegend zij de man der maagdelijke Moeder, de vader van den Verwinnaar des doods I Hij zetto zich onder ons neder en zetele aan ons hoofd 1 »— Zij beseften, dat do heiligheid van den vader des Messias' het verreweg op die van al zijne voorouders moest winnen, dat zijne glorie in don hemel eens de hunne zou doen tanen, gelijk het licht iler maan dat der sterren doet verbleek en.
Het kan niet betwijfeld worden,of door de aankomst van Joseph werd het geluk, dat men in het voorgeborgte der hel
372 ACHT KN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, smaakte, rijkelijk vermeerderd, üat verblijf behield altijd iets min of meer droevigs: de H. Schrift noemt het een vergaarbak, of een put zonder water, en eene gevangenis. 1 En dat was het ook waarlijk; want de zielen werden er in gekerkerd en opgesloten tot straf voor de zonde, die aan ons gansche geslacht gemeen is. In oen put heerscht dikke duisternis, en in het voorgebergte ontbeerde men het aanschijn van God, die de Zon en het Licht der geesten is. In dien put bevond zich geen water, dat is, de zielen der rechtvaardigen, die zich van toen af niet meer aan eenig geschapen voorwerp konden hechten, verzuchtten slechts naar God, de fontein des levens, en riepen voortdurend met den Profeet uit: « Mijne ziel dorst naar den levenden God, wanneer zal ik van hier gaan, en voor zijn aangezicht verschijnen? » a Joseph nu was voor hen als een zoete dageraad, die een weinig hunne duisternis verdreef. Want (1) Zacli. 0. 11. — (2) Ps. \\. 3.
Uh ÜKttSÏK ZEGEPRAAL. 37 3
indien Mozes, omdat, hij veertig dagea op den Sinuï met God luid omgegaan, voor do ouderlingen van zijn volk verscbocn met een zoo stralend aanschijn,dat zij den glans daarvan niet konden verdragen: 1 welk een lichtgloed moet dan niet geschitterd hclilien om het geheiligd hoofd van hem, die zoo vele jaren allerinnigst mot dicnzelfden God had mogen verkee-ren. Hij was voor hen als de zachte en balsemende koelte, die den reiziger, in eene zandwoestijn verdwaald,de nabijheid oener oasis aankondigt: want zoo de H. Paul iis den zoeten geur van Jezus Christus, wiens heiligen naam hij in de vaze zijns harten droeg, overal verspreidde,5 welke hemelgeuren moesten er dan niet zweven om Joseph, die het lichaam zelf van Jezus Christus op zijne armen gedragen en zoo vaak aan zijn hart gedrukt had! —
Ten laatste verbrak Joseph in zekeren zinde ketenen der gevangenen,of verlicht-
(1) E.\oil. 31. 2». — (2) 2, Cor. 2. 15.
374 ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK, te die ten minste door de aantrekkelijkheid zijner gesprekken. Hoe gelukkig moesten zij zich gevoelen, als hij hun die /iocte bijzonderheden mededeelde van de ontvangenis des Woords, van Joannes' heiliging, van de aanbidding der herders en der wijzen, van Jezus' kindsheid, van zijn nederig, werkzaam en gehoorzaam leven ! Welk cene aanprikkeling voor hen, om geduldig de verveling van hun wachten en hunne gevangenschap te verduren ! Ook over Maria onderhielden hij hen : verrukt luisterden zij, als haar gelukzalige echtgenoot uitweidde over hare onschuld, hare godsvrucht en nederigheid ; en weemoedig werden zij gestemd bij de gedachte aan de smarten, die zij nog te doorstaan zou hebben.
Onderhoud met den H. Joseph.
O gij rechtvaardigste onder alle menschep ! ik verheug mij en wensch u geluk, dat uw loopbaan zoo gelukkig is geëindigd, dat gij de plaats uwer rust zijt in-
DE EERSTE ZEGEPRAAL 375
gegaan, even nis een schip, dut beladen mot rijkdommen , met kostbare reukwerken en de zeldzaamste voortbrengselen van verafgelegen streken de haven bereikt.1 De vreugde, die men toonde bij uwe aankomst in het verblijf der heiligen, verwondert mij niet: reeds hier beneden Is de rechtvaardige eene bron van geluk en zegening voor een huisgezin, voor een koninkrijk, voor geheel de wereld.
De rechtvaardige wendt de straffen af, die op het hoofd der schuldigen dreigen neer te storten. De rechtvaardigheid van Noach belette de geheele verdelging van ons geslacht; 2 en wanneer God geuood-zaakt is tegen onze misdaden te woeden, dan klaagt Hij er over, dat niet één rechtvaardige zich als een muur tegen zijne wraak stelten zijn arm tegenhoudt.3
De rechtvaardige werkt uit al zijne macht om hen, die hem omgeven, gelukkig te maken ; want de rechtvaardigheid
(1) Prov. 31. U. — (2 Eccli. li. 17. — {V E/cd». '2*2. 30.
37 O ACHT 1'..\ TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
is niets anders dan de liefde tot. God, en deze is niet Lestaanbaur zonder liefde tut den naaste. — De rechtvaardige neigt de zielen lot God en tot de deugd; bij is een fakkel, die de duisternissen dor eeuw verjaagt, 1 en aan allen den weg ter zaligheid aantoont; hij is het zout, - dat allen, die tot hem naderen, tegen hel bederf der ondeugd bewaart.
Na zoo vele jaren in oefeningen van godsvrucht doorgebracht te hebben, moest ook ik een dier rechtvaardigen zijn, het schoonste geschenk, dat God in zijne goedheid aan de aarde kan geven : en ben ik het inderdaad ? Zou ik dit durven denken ? Bezit ik dien graad van zuiverheid en ijver, die vereischt wordt om in zekere male Gods gerechtigheid voldoening te geven voor de dagelijks Haar aangedane bcleedigingeii? Zijn niet integendeel mijne lauwheid, mijne weerstrevigheid aan de genade, mijne onvolmaaktheden en vrijwillige zonden oorzaak,dat de wolk, die
MlMatth. ü. li. — (JjMattli. 8. 13.
DE EEnSTK ZEGEPRAAL. 377
n /twunger gaal van de bliksems van 's he
it mols toorn, in omvang toeneemt? —
le Maak ik de godsvrucht beminnelijk
is door een ernstig en zedig, maar tevens
w eenvoudig en ongeveinsd gedrag? ol' wel
beneem ik veeleer in het oog van ande-1- ren hare waarde, door mijne zwakheden
en grillen, of door eone terugstootende en menschenschuwe deugd? Doe ik haar m niet vloeken door mijne gierigheid, mijne
st ongevoeligheid voor de armen, en mijn
et gestrengheid in het eischen van zelfs den
i- laatsten penning? Hen ik niet een van
k diegenen, die door eene monsterachtige
i- mengeling van een devoot leven en een
id leven vol vermaken, Jezus Christus willen
■e dienen in het kleed eu de teekenen van
te Belial,1 die voorwonden aan God tebeha-
le gen, terwijl zij den zwakken ergernis ge-
j- ven, die denken don hemel langs den
lo breedon weg te zullen bereiken, en door
j- hun voorbeeld de met het Evangelie strij-
ie dige gebruiken en grondstellingen als hot
(.1) 2. Cor. ü. lo.
378 ACHT liN TWINTIGSTE UOOFObTÜK.
ware wettigen ? Over al die punten zal ik met zoo veel te grooter gestrengheid geoordeeld worden, naarmate het beoefenen van een deugdzaam leven meer de blikken der menschen op mij trekt. —
0 mijn welbeminde Beschermer, verkrijg voor mij de genade om ernstig de verbetering mijner fouten ter hand te nemen, en uit al mijne krachten te streven naar de volmaaktheid, tot welke ik geroepen ben, opdat men na mijn dood in waarheid van mij kunne zeggen : Ten tijde van de wraak bedaarde hij den Hemel.1
NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De Nagedachtenis des Rechtvaardigen.
De gedachtenis aai Joseph daalde niet met zijne heilige overblijfselen ten grave: zij balsemde voortdurend het huisje van Nazareth als met den geur der uitgezocht-
'i) Eccli. 54. 17.
DU NAGEDACHTENIS Dhd RECHTVAARDIGKN. 3 /i) ste rcuUwerkon: zijn naiitu Ijleel' zoet uls bulling op de lippen zweven van zijne maagdelijke Enhtgenoote en van den God, rlio zijn zoon had willen zijn; hij bleef luinne ooren streelen, alseene welluidende muziek, die te midden van een feestmaaltijd de vreugde der gasten verhoogt.1 Zelfs zijne ledige plaats aan den haard, in de werkplaats en aan tafel, en zijne afwezigheid bij het plechtig uur dos gebeds, herinnerden hun voortdurend zijn verlies.
flij de Israëlieten wilde het gebruik, dat cene weduwe gekleed ging in een bijzonder gewaad, waardoor zij van de maagden en gehuwde vrouwen kon worden onderscheiden. - Ue godvruebtigste onder haar zeiden daarenboven aan allo verdere verbintenis vaarwel, trokken zich uit do wereld terug, verlieten alle vermaken en wijdden zich aan het gebed, aan hot waken en vasten en aan werken van godsvrucht. 5 Hot valt niet te betwijfelen, of
(IjEuuli. i'J. I. sci(|. —(2) Gen. 38. li, —(3' Judith. S. 1. sciij.
■
378 ACHT UN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
ware wettigen '? Over al die punten zal ik met zoo veel te grooter gestrengheid geoordeeld worden, naarmate het beoefenen van een deugdzaam leven meer de blikken der mensohen op mij trekt. —
O mijn welbeminde Beschermer, verkrijg voor mij de genade om ernstig de verbetering mijner fouten ter hand te nemen, en uit al mijne krachten te streven naar de volmaaktheid, tot welke ik geroepen ben, opdat men na mijn dood in waarheid van mij kunne zeggen : Ten tijde van de wraak bedaarde hij den Hemel.1
NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK,
De Nagedachtenis des Rechtvaardigen.
De gedachtenis t.au Joseph daalde niet niet zijne heilige overblijfselen ten grave: zij balsemde voortdurend het huisje van Nazareth als met den geur der uitgezocht-
I) Eccli. U. 17.
DE NAGEDACHTENIS DKö RliCÜT VAARDIG EN. 37l} sle i'ouUwerken: zijn naiim bleet' zoet als honing op de lippen zweven van zijne maagdelijke Echtgenoote en van don God, die zijn zoon had willen zijn; hij bleef hunne ooren streelen, alseene welluidende muziek, die te midden van een feestmaaltijd de vreugde der gaston verhoogt.1 Zelfs zijne ledige plaats uan den haard, in de werkplaats en aan tafel, en zijne afwezigheid bij het plechtig uur des gebeds, iierinnerden hun voortdurend zijn verlies.
Bij de Israëlieten wilde hetgebruik, dat oene weduwe gekleed ging in een bijzonder gewaad, waardoor zij van de maagden en gehuwde vrouwen kon worden onderscheiden. - De godvruchtigste onder haar zeiden daarenboven aan allo verdere verbintenis vaarwel, trokken zich uit de wereld terug, verlieten alle vermaken en wijdden zich aan het gebed, aan het waken en vasten en aan werken van godsvrucht. 5 Het valt niet te betwijfelen, of
(IjEcdi. i'J. I. sqq. —(2) Gen. 38. 14. —(3' Judith. 8. i-, si|i|.
I
380 NEGEN LN TWINTIGSTE ilUOEÜSTUK. DE
ook Maria heeft, wat do Uleoding Itetreft, ;in
die lüfïelijke gewoonte gevolgd, cn op hoi Ti
voorbeeld der kuische Judith, tot aan don (h
dag van haar zalig afsterven, zich in rouw h;
gehuld over den meest geliefdon allor in
Eohtgenooten. Zelfs gelooven wij, dat zij, bl
volmaakt als zij in don hoogsten graad Vg
was, hare godvruchtige oefeningen nog d:
vermeerderde ; dat zij langere gebodon n(
stortte en don vrijen tijd, oen gevolg van v(
haren weduwstaat, hestooddo om veelvul- j,
digor do zieken uit de nabuurschap te n
bezoeken. l?ij Josephs loven had zij dus o
zijn geluk uitgemaakt, na zijn dood ver- n
heerlijkte zij zijne gedachtenis: to Naza- w
roth noemde men haar: de heilige weduwe w
Doch Maria liet het niet bij den uiter- a
lijkon schijn: hare ziel was niet gelijk d
aan oen ondankbaren grond, die, na in do t
lento trotsch te zijn geweest op het schit- v
terend tooisel eener bloom, in don herfst w
niets meer overhoudt dan dezer verkleurde ri en verwelkte bladeren, dio zij nog spoedig
DK NAGEDACUTRN1S DKS ItKCUTVAAHDIGEN'. 381
aan den adem dos winters zal prijs geven.1 Trouw bewaarde zij voor haar dierbaren doode de plaats, die hij in haar gemoed had ingenomen ; de Hechtvaardige bleef in de vlekkelooze aarde haars harten bloeien, gelijk de palmboom inde vlakte van Cades; zelfs groeide hij van dag tot dag aan, gelijk do ceder van don Libanon. 2 En geen wonder ! Immers hunne vereeniging was meer dan een gewoon huwelijk geweest. Joseph was voor Maria niet een reisgezel, dien men bij toeval ontmoet, met wien men eenige dagen de reis voortzet, hot medegenomen brood en water deelt, en wien men, wanneer do weg zich scheidt, een eeuwig vaarwel toeroept. Maria had Joseph altijd beschouwd als den Man, die van alle eeuwigheid door don H. Geest was uitgekozen om de ver-trouweling te zijn in het groot geheim, waarvan zij zelve het werktuig was geweest : van het geheim namelijk der menschwording van hot Woord. In God ■I) Ps. 102. Ui, sqq. — (2) Ps. 91. 13.
382 NKCKN KN TWINTIfiSïli HOOFDSTUK, hadden zi j zich aan elkander geschonken : zij hadden onderling gezworen elkaar niet te beminnen, niet te bezitten dan in God: en God, die maagdelijke verbintenis bekrachtigend, had daaraan een vrucht, namelijk zijn eigen Zoon, geschonken. Jezus was, volgens de inzichten van God zeiven, beweegreden en doeleinde tevens hunner vereeniging geweest. Do Christus nu was gisteren, is heden en zal in alle eeuwen zijn; ' en, Maria begreep zulks, hetgeen Hij zoo innig had vereenigd, had de dood niet kunnen scheiden.
Welk hart ook was erkentelijker dan dat van de Koningin dor Engelen ? Welnu, 2ij herinnerde zich vol teederheid den eerbied, dien Joseph haar altijd had toegedragen; de vereei'ing,den waarachligen ecredienst, dien hij baar als aan de Moeder van zijn God had bewezen. Van hun eersten huwelijksdag af was hij voor haar minder een echtgenoot, dan wel een tre-der en toegenegen vader geweest; z jo (1) Ilolir. 13, 8.
DE NAfiEDACDTENIS DF.SRECHtVAARDIGRN. 38Ü
ken : gaarno had hij zich met al hare inzichten niet vereenigd ! zoo ijverig haar smaak voor iüd: afzondering, voor stilzwijgen en gebed : he- hegunsugd ! Hoe voorzichtig , hoe hecht, scheiden had lilj zich tegenover haar ge-seii. dragen, toen de verschrikkelijkste vrees, God die het hart van een echtgenoot kan he-rons vangen , hem kwelde ! Toen zelfs had gt;tus hij haar zijne achting niet onttrokken, alle haar niet met overijling veroordeeld ; ;s, maar, wijl zijn geweten hom lot Itan-
lad delen dwong, had hij een besluit ge
nomen, dat het meest geschikt was um an hetgeen zij nog hooger achtte dan het
u, leven, hare vlekkelooze eer namelijk, te
en beschutten. Toen hij eindelijk omtrent
e- bet geheim was ingelicht, was zijne liou-
'n ding tegenover haar geweest als die van
een onderdaan tegenover zijne vorstin, of n liever als die van een braaf priester in het
v Heilige der Heiligen.
Gaarne herinnerde Maria zich alle dien-3 sten in het bijzonder, welke haar sedert
dien dagdoor haar trouwen echtgenoot wa-
384 NKGKN EN TWINTIGSTK HOOFDSTUK, ren bewezen, do rampen, die hij zoo edelmoedig, met haar had gedeeld. Zi j herinnerde zich zijne droefheid, toen hij haar te Bethlehem verstoeten zag; zijne vreugde, toen hij de eerste maal het goddelijk Kind aanschouwde ; zijne smart, toen hij de voorzegging van Simoon aanhoorde ; zijne ontsteltenis, toen hij vernam, door welk gevaar het leven van den onsohul-digon Jezus werd bedreigd ; de moeielijk-heden zonder tal, die hij doorworsteld had, om haar en haar goddelijken Zoon in de woestijn, tijdens hunne vlucht naar Egypte, in het leven te houden, en den arbeid, dien hij zich, in dat land, dag en nacht uit liefde voor hen getroost had. Zij kon den Heer niet genoeg zegenen, voor een zoo waardigen levensgezel; zelfs onderhield zij zich gaarne met Jezus over die zoete herinneringen, vooral op de verjaardagen der geheimenissen, aan welke Joseph eenig deel had genomen. Wanneer de dag harer verloving terugkwam, zeido zij tot hem : « Mijn Zoon, heden is
DE NAGEDACHTENIS DES HKCBTVA AIIDIGKN. 385 hot zuuvcel jaren goledcn, dat mij liet geluk to beurt vleide levensgezellin van den zaligen Joseph te worden. Al onze nabestaanden en heel do stad wenschten mij geluk ; men zeide alom, dat hij do volmaaktste was onder alle zonen van Jn-da ; men verhief zijne zedigheid, zijne godsvrucht en zijn gedtdd ; doch hoe weinig kende men hem ! Welkn schatten van heiligheid lagen niet verborgen onder een zoo eenvoudig uiterlijk ! Hoc gelukkig heeft hij mij gemaakt! Geloofd zij de eeuwige Vader, die zelf hem voor mij heeft uitgekozen! »
Maar Maria was niet alleen het erken lelijkste van allo schepselen, zij was ook het nederigste. Zij sloot de oogen voor eigen deugd en verdienste; zij vergat het goede, dat reeds was gedaan, 1 en dacht er sleclits aan zich altijd volmaakter en Code wolgovalliger to maken. Vandaar dat zij vrucht trok uit do goede voorbeelden, al kwamen zij dan ook van minde-(I) Phil. 3.13.
j80 negen en twintigste hoofdstuk. de ren , evenals de 11. Panlus, die gesticht ha werd op het zien der deugden van de bij eenvoudigste geloovigen. 1 Reeds meer dan eens hebben wij gezegd , en wij op wensehten wel dit nog beter bewezen vo te hebben, dat Joseph eene bewonderens- re waardige heiligheid bezat. Maria, die op Ik dit punt een zoo helder doorzicht bezat, in had al spoedig den verheven geest, de hc zuiverheid en zelfverloochening van haren bc echtgenoot gezien : zorgvuldig had zij st hem in zijn leven gadegeslagen, en nu hij ki zich niet meer aan hare zijde bevond, herdacht zij zijne voorbeelden, en hare ziel, g1 gebalsemd door al die herinneringen, put- S' te er nieuwe beweegredenen uit om zich oi immer nauwer met God te vereenigen. 2e De H. Lucas leert ons, dat de nederige I', Maagd de woorden, die door de herders te Bethlehem waren gesproken, in haar hart 111 bewaarde en overwoog ; hoe veel te meer S' dus de heilige grondstellingen, die zij bi van Joseph had geboord ? Zij had ze in ^
DU NAGEDACHTENIS DES RECIITVA ARDTGEN. 387
haar geheugen gegrift en overdacht zo bij tijd en wijl.
Op voorlichting der heilige Schrift en op ingeving van Gods Geest, bewaarde zij vol eerbied de voorwerpen, welke dien rechtvaardigen man hadden toebehoord : het graf, dat zijne kostbare overblijfselen in zich besloot, beschouwde zij als eene heilige plek : het washaar eene lievolings-bezigheid hetzelve met bloemen te bestrooien en er eenigen tijd in overdenking door te brengen.
' Van den dag , waarop Joseph in het gevolg des Verlossers den hemel was ingegaan, vierde zij jaarlijks do gedachtenis van die gelukkige gebeurtenis, en zegende God voor de gunsten en de heerlijkheid, aan zijnen dienaar verleend.
Eindelijk, hoewel zij zelve, als ulge-meene Middelares van het menschelijk geslacht bij Jezus Christus, niemands gebeden behoefde, vall. er echter niet aan te twijfelen, of zij heeft zich dikwijls in de gebeden van baron roemvollen Echtgc-
388 NEGliN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
noot aanbevolen. 1 En zoo bracht de gelukzalige Maagd het eerst den eeredienst in beoefening, dien wij den H. Joseph bewijzen.
(1) Mogelijk zullen sommige onzer lezers onze beweringen in de laatste paragraphen gewaagd \inden en ons tegenwerpen, dat de vereering der dooden, hunner overblijfselen, en hunne aanroeping bij do Joden ongeoorloofd, ja zelfs verboden was. — Men veroorlove ons in het kort op deze schijnbare moeielijkheid te antwoorden.
Men houde goed in hot oog, dat de waro godsdienst in den grond dezelfde was in elk tijdperk zijner geschiedenis. Daar hij gegrond is op de menschelijke natuur en in alles met do rede overeenstemt, omdat hij den Schepper zeiven dei-natuur en der rede tot ontwerper heeft, kon hi j in zijne uitwendige vormen veranderen, doch in zijn wezen nooit. Wat de door Mozes afgekondigde ceremoniëele wet aangaat, deze was, volgens de leer van den IT. Paulus, onmachtig de menschen tot de zaligheid te geleiden ; ook werd zij, als voortaan nutteloos, door den Zaligmaker en de Apostelen afgeschaft. Haar hoofddoel was de Joden te vrijwaren voor don afgodendienst,tot welken zij sterk overhelden ; en daarom juist stelde zij niets in betreffende de vereering der heiligen, ja verbood zelfs ten zeerste de vereering der beelden. Maar, zelfs toen die wet nog van kracht was, was het geenszins verboden persoonlijk de zielen te vereeren van hen, wier voorbeschikking was veropenbaard. De godvruchtige Joden ontkenden noch de onsterfelijkheid dei1 ziel, noch het leerstuk van de opstanding der lichamen, noch do
Dt NAGEDACHTENIS DES HECHTVAABDIGEN. 389 Overigens hebben de Apostelen van Maria alleen het weinige vernomen, dat zij ons betreffende den heiligen Aartsvader hebben nagelaten, te weten zijn stamboom, zijn verwantschap, zijne twijfelingen, de vier openbaringen door den Engel des Heeren, en het dool, dat hij genomen heeft in de geheimen der geboorte en der
macht, die de Heiligen iiij God bezitten. Het boek der Machabeeën toonde hun den profeet Jeremias, die, voorlang gestorven, voor het welslagen zijner medeburgers in den oorlog bad. Nog meer, God zelf gaf hun het voorbeeld, den rechtvaardigen na hun dood de verschuldigde eer te bewijzen. Hij voorkeur noemde Hij zich den God van Abraham. Isaac en Jacob: op verschillende plaatsen der H. Schrift, weidde Hij uit over den lof der Aartsvaders, Rechters, Profeten en heilige Koningen: menigmaal verklaarde Hij, dat, spaarde llij al de Joden en het schuldig Jeruzalem, dit alleen geschiedde ter wille van David. En wat aanbelangt ile kracht van de overblijfselen der Heiligen, ook hieromtrent gaven de Boeken van liet Oude Testament duidelijke aanwijzingen. Wij zien er hoe Elizeus wonderen wrocht door den mantel van Elias, zijn meester, en hoe hij zelf, na zijn dood, een afgestorvene opwekt door de aanraking zijner beenderen. Ook Tobias beval zijn zoon, de graven der rechtvaardigen te ceren, door er brood en wijn op neder te leggen. —Men zal ons gemakkelijk toegeven dat de gelukzalige Maagd Maria, de liruid en Leerlinge bij uitnemendheid van den II. Geest, met geen dezer feiten onbekend was.
300 NEGEN EN TWINTIGSTE DOOFDSTUK. kindsheid van don Zaligmaker. Wanneer Maria hun die bijzonderheden mededeelde, weidde zij ongetwijfeld uit over den lof van dien grooten Heilige, door deze woorden, eenvoudig als het leven, dat zij samenvatten ; hij was een rechtvaardige! En de Evangelisten, die in zoo prachtige bewoordingen van Zacharias, Elisabeth, Simeon, Anna en Joannes den Dooper sproken, hebben gemeend niets te moeten toevoegen aan de lofrede van den heiligste der mannen, die zij opvingen uit den mond van het heiligste der schepselen : « Joscjjh, zegt de H. Mattheus, Joseph was een lieclUvitarclige. t 1
Ook gelooven wij, dat Jezus Christus zelf hier op aarde zijn voedstervader zal verheerlijkt hebben, volgens dit woord : « Eeren zal ik degenen, die mij eeren.»2 Eerstens heeft Hij ongetwijfeld, om zijne moeder te troosten , haar de zaligheid geopenbaard van hem, dion zij beweende, benevens de verheven glorie die voor (1) Mul Ui. 1. l'J. — ( 2) 1 Reg. 2. :i0.
DKNiGliDACHTENIS DÜS RECHTVAARDIGEN. 391
gt;er hem was weggelegd. Hij kon voor bem
el_ niet iniüder doon dan voor dc Aartsva-
en ders , Profeten, Apostelen en voor den
■ze goeden Moordenaar, wiens voorbeschik-
üij king Hij ons in duidelijke bewoordin-
e! gen beeft doen kennen : Joseph moest
se door Christus heilig worden verklaard !
h. Ook in den huiselijkcn omgang bleef Hij
•e- bem zijn goeden Vader Joseph noemen.
3n Niet dan met diepen eerbied sprak Hij
te over hom, als over den waardigen verte-
;n genwoordiger van zijn hemelsehen Vader,
i: En wanneer een of ander zijner nabc-
2s staanden tot Hem, even als Gabelus tot
donjongen Tobias, zoido: «Jezus, mijn is broeder, gij zijl de zoon van oen goed en
il deugdzaam man, » 1 dan gaf Hij ton ant
woord : «(tij bobt gelijk ; mijn vader Jo-soph was een rechtzinnig en godvreezend e man, een waar zoon van Israël ; hij was
d een Rechtvaardige! lt;i
Onderhoud met den II. Joseph. r Heil IJ, o Joseph ! dat uwe naged.tcb-
I) Toil. a. 9.
392 NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
tenis zoo diep in de Harten van Jezus en Maria gegrift is , dat gij U zeiven als het ware overleefd hebt in die twoc heiligdommen der reinste, der vurigste liefde ! Dat geluk zal men U eeuwig benijden !... Aan dut geluk nochtans kan ook ik, indien ik wil, in zekere mate deel hebben. Jezus heeft aan zijne welbeminde dochter Margaretha-Maria beloofd, dat de namen van hen, die de vereering van zijn heilig Hart verspreiden, daarin mot on-uitwisehbare letteren zullen gegrift worden ; en Maria is jegens hen, die haar vereoren, zoo erkentelijk, dat zij hun hot eeuwig leven toezegt. Daarom wil ik mijn ijver in hunnen dienst verdubbelen, en geen middel, geone gelegenheid laten voorbijgaan, om hen te doen beminnen. En daar zij mij ton voorbeeld zijn in de eer en -liefde, die wij aan U, o roemvolle Aartsvader! verschuldigd zijn, zal ik 0 in mijne ziel nooit van hen scheiden. Jezus, Maria, Joseph! voortaan zijt gij mijne eenige liefde, en de drievoudige.
TWEKDE ZEGEPBAAL. 303
dc onverbreekbare Iwnd, 1 die mij aan God bocht.
O zoele band van eer, van zaligheid en leven. -
DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Tweede Zegepraal.
Wij lezen in het Evangelie, dal een groot aantal heiligen, op den dag van de verrijzenis onzes Heeren, uit hun graf opstonden, en aan verscheidene personen binnen Jeruzalem verschenen.3 Zeer redelijk is do meening, en schrijvers van groot gezag steunen haar, dat Joseph zich onder dat getal bevond; ook kan men gerust aannemen, dat zijne hemel-sehe eohtgenoote, die na het tooneel op den Calvarieberg zoo grooten troost behoefde, niet de laatste was, aan wie hij verscheen. Van den anderen kant meeneu vele schriftverklaarders, dat die heiligen
rl) Eccle.4. 12. — (3) Eccli. 6. 3!. — (3) Mallh. 27, a2. sqq.
DERTIGSTE HOOFDSTUK.
niet een tweede maal stierven, zondat liet geoorloofd is te donken, dat do H. Joseph, tegelijk met Jezus Christus, met liehaam en ziel is ten liemol gevaren.1
Wat er van deze godvruchtige meoning, die ook door ons gaarne wordt voorgestaan, ook zij, zeker is het, dat ten minste do ziel van onzen geliefden Heilige, op den dag van 's Hoeren hemelvaart, ten hemel is geklommen. Dat was de dag van zijne tweede zegepraal, en bij deze willen wij onze lezers tegenwoordig doen zijn.
Niets schooners, niets beters heeft God den man ingeschapen,dan de vaderliefde. Vandaar dat God, om onze harten te winnen, zich onzen Vader noemt, en zich op vele plaatsen van het Evangelie als zoo-
(1) Dit, benevens allo andere dogmatische vraagstukken in betrekking tot het loven van onzen groo-ten Heilige, vindt men uitstekend behandeld in het werk, dat tot titel draagt ; De ster der iicyen-liende eeuio, 1slc deel. Hel leven ran den H. Joseph, door den Eerw. Paler Bouvy, priesler der Conqre-(jalie van den Allerh. Verlosser. Do II. Augustinus, de li. Thomas van Aquinen, do U. Bcrnardinus van Senen, de 11. Franciscus van Sales, de II. Al-phonsus, Uenedictus XIV, Suarez en Bossuet spreken er ieder beurt aan beurt.
394
TWEEDE ZEGEPRAAL. 39Ö
danig afschildert. En wat de schoonheid van die liefde uitmaakt, is hare zuiverheid, hare belangeloosheid.
Vandaar dat eon vader niet minder treffend is in zijne vreugde dan in zijne smarten : dat is het, wat ons binnenste ontroert en ons tranen afperst, bij het verhaal dei-vreugde van den grijzen Jacob, wanneer hij zijn zoon, dien bij zoo lang reeds dood waande, niet alleen wedervindt vol leven, maar omhangen mot het koninklijk purper, en met eer overladen dour den Pharao van Egypte. «Mijn zoon, riep bij uit, en drukte hem aan zijn hart: nu ik uw aanschijn heb aanschouwd, nu kan ik sterven I » 1 Wonderbaar gevoel, hetwelk iemand zijn geluk doet stellen in do eenvoudige kennis, dat het geliefde voorwerp gelukkig is 1
Zoo groot is de kracht der vaderliefde. Maar hoeveel sterker nog is de kracht der liefde, die dc heiligen voor hun God doet gloeien 1 De H. Alphonsus zegt; « Zij (1) Gen. 46. 30.
39C DEBTIGSTK HOOFDSTUK.
beminnen zóó zeer, en hunne lielde is zóó vrij van alle persoonlijk belang, dat, indien God bun bet verlangen betuigde hen in de hel te zien branden, zij zich, om Hem te behagen, oogenblikkelijk in dien afgrond van vuur zouden neerstorten. »
Die tweevoudige liefde nu, de natuurlijke liefde eens vaders voor zijn zoon, en de bovennatuurlijke liefde van een heilige voor zijn God, was in Josephs hart veree-nigd en vormde daar ééne onmetelijke liefde voor Jezus. Hoe groot was dus zijne vreugde, hoe zegepraalde hij op den dag van 's Heeren hemelvaart, toen hij de heerlijkheid en het geluk des Zaligmakers aanschouwde 1 In welken staat vond hij nu dien Jezus weder, dien bij arm, vernederd en lijdend als den geringste der stervelingen had gekend, wiens onbegrijpelijke smarten hij reeds van te voren had overwogen en beweend 1 ... .
Neen, hij was niet meer dat arme Kind, in een stal geboren, in ellendige doeken gewonden , vluchtend voor eene bende
TWKF.DH ZEGEPRAAL. 307
moordenaars , gedragen op dc armen eener Maagd, die, sidderend van angst, in tranen wegsmolt en bijna even zwak was als Hij zelf: nn was Hij do Verwinnaar, beladen met den buit der hel; do vorsten der duisternis sleurde hij geboeid aan zijn triomfkar voort; 1 van vreugde dronken Cherubijnen droegen Hem op hunne vleugelen,en zegevol trad Hij in zijn koninkrijk, doorde kracht van zijnen arm voro-verd.
Zijn aanschijn , dat voorheen, door schaamte als oversluierd, slechts verachting had ingeboezemd aan die het zagen ,3 schitterde sterker dan do zon op don vollen middag ;3 zijn lichaam, dat als met, melaatschhoid was geslagen geweest, 4 blonk nn als koper, smeltend in een gloeienden oven ; 5 van zijn mond, die stom was gebleven voor zijne rechters, 6 ging eene stem uit, doordringend als een zwaard, hartontzettend als het gebrul
(I) Coll. 2. 13. — (2) Isaias 53. 3. — (3) Apoc. I. Mi, — (t) [saias b3. i. — (ü) Apoc. 1.15, — (6) Isaias 53. 7.
398 DiïaTtr.sTii nooFDSTUK.
van oen leeuw, hel schetterend als het gedruisch van groote watervloeden; 1 zijne oogen, vroeger door zoo vele tranen besproeid, schoten nu stralen uit, die zijne vijanden neerbliksemden. -
Zijn armoedig kleed, de prooi van lage beulen,5 was vervangen door een koningsmantel, schitterender dan het licht; waar vroeger de doornenkroon had gestoken, daar vlamde nu de drievoudige stralenkrans der glorie. 4 Hij, die voorheen don rietstok dor verachting had moeten dragen , Uij zwaaide nu in de rechterhand den ijzeren scepter om de koningen der aarde te beheerschen, hen als het vat van een pottenbakker to verbrijzelen. 5 Do linker omgreep de sleutelen, ontweldigd aan den dood. u
Voorheen was Hij met scharlaken lompen omhangen, een troep eorlooze soldaten hadden Hem mot vuisten en stokken op het hoofd geslagen en zijn aanschijn
(l)A|ioc. I. 15. — (2) A|iuc. 1 14. —■ (3) Joun. IS). 23. MjM- — (4-) Apoc. 19. 12. —(öjApoc. 2. 27. — (6) I. Cut. 13, üi. sqq.
TWEEDE ZEGEP1UAL. 3amp;9
bezoedeld met hun speeksel; half naakt en druipende van bloed was Hij aan zijn volk vertoond, en dat volk iiad durven schreeuwen: « Des doods is Hij schuldig ! Weg, aan het kruis met Hem I» ' En nu— nu lagen al de heerscharen des homels in aanbidding voor Hom neder, en de uitverkorenen van alle taal, van alle stam, van alle natie zongen Hem toe : « Aan liet Lam, dat geslacht is, zij zegening, eere en macht in de eindelooze eeuwen der eeuwen ! » -
Voorheen was Hij, als het uitvaagsel der menschheid, schandelijk verjaagd uit Jeruzalem, zijne stad; onder de vervloeking der saamgestroomde scharen had Hij den verafschuwden heuvel dor misdadigers bekropen. Nu overschreed Hij, te midden van het daverend jubellied der Engelen, de poorten der eeuwige Stad, nu zweefde Hij op en steeg Hij van hoogte tot hoogte, en beklom den verbeven troon, die Hem was toebereid.
(1) Joiiv li), I. ssq. li), iü. — (2! Apoc. 5. 12.
400 DERTTfiSTE HOOFDSTUK.
Vourlicen lag Hij, na een langzamen doodstrijd aan hot sohandhont, mismaakt en levenloos op de knieën zijner Moeder uitgestrekt, in dor haast was Hij neergelegd in de versnhrikkingen des grafs, en zelfs daar nog hadden zijne zegevierende vijanden Hem achtervolgd en tot een verleider uitgemaakt. 1 Nu drong Hij, glansrijk en immer lovend, door tot in dat eeuwig Licht, waar do eeuwige Drievuldigheid troont, nu werd Hij omarmd door den Ondoder dagen, die Hem zeide; « Mijn Zoon zijt Gij ; voor hot morgenrood heh Ik U geteeld; zit aan mi jne rechterhand, totdal Ik uwo vijanden stelle ten voetbank uwer voelen. » 2
En Joseph was daar I.... 0 wat ging er in hem om, bi j het geziciit dier verbazende gedaanteverandering van don lieveling zijns harten ? Zijne reeds volle, reeds verzadigde ziel stroomde over. Als Jacob riep hi j uit: i J.vus, mijn Zoon is gelukkig ! Jezus, mijn God, leeft en (I) MaUii. 27. 03. — (1) Ps, JOU. I.
DE TWKIODK Z1CGKPU \ AL. 401
heerscht! Dit is mij genoog, geen ander loon begeer ik I» Of neen ; opgetogen , verstomd van vreugde en bewondering, dacht Joseph niet meer aanzijn eigen gelnk. In Jezus genoot hij, in Jezus overwon hij, zirh zeiven had hij vergoten. Jezus vergat hem niet.
Toen Hij aan zijns Vaders rechterhand plaats genomen, en de hulde van alle Engelen, die zich beurtelings voor zijne voeten kwamen nederwerpen, 1 ontvangen had, gebood de Zoon des menschon, dat de vreugdekreten van het hemelsch hol' zouden verstommen ; daarop wendde (lij zich tot den Eeuwige en sprak :
« Vader, het begin mijner regeering wil ik kenmerken, door aan uwe uitverkorenen de kronen uit te deelen, die Gij voor hen bestemd hebt. En billijk is hot, dat ik beginne met hem, die U het trouwste heeft gediend.
Nu wees Hij met zijne verheerlijkte hand op Joseph, die nog altijd tusschen (1) Ps. 96. 7. —
20
'lOI DERTIGSTE HOOFDSTUK,
de menigte van gelukzaligen verloren was, en noodigde hem minzaam uit nader te treden. En toen de Rechtvaardige zich voor den troon zijns Scheppers had neder geworpen, en aller oogen op hem gevestigd waren, hernam Jezus:
« Heer, ziehier den man, dien Gij van eeuwigheid hebt uitgekozen om de Echtgenoot te zijn mijnor Moeder, en de Voedstervader en Beschermer van uwen Zoon, gedurende de dagen van mijn pelgrimstocht op aarde. Ik, de trouwe getuige, 1 verk laa r h eden, d at hi j op volmaakte wij ze en ten volle uwen wil heeft volbracht: en ik eisch voor hem eene belooning gecven-redigd aan zijne verdiensten, n
Nu sprak de eeuwige Vader tot Joseph: « Wees welkom, goede en getrouwe dienaar, treed binnen in de vreugde uws Heeren.» Vervolgens plaatste Hij, terwijl alle bewoners van hethemelsch Sion juichtonen aanhieven, eene schitterende kroon op het hoofd van Joseph. Middelerwijl zongen de Engelen in koor;
(1) Apoe. 3.14.
de tweede zegepraal. -503
lieer, in uwe kracht zul du rechtvaardige zich, als een koning, verheugen; van blijdschap zal hij opspringen in hot bezit van uw eeuwig heil.
» Al zijne zielsverlangens hebt Gij vervuld, geen gebed, dat van zijne lippen kwam, bleef onverhoord. Want Gij hebt hem voorkomen met uwe zoetste zegeningen ; op zijn hoofd hebt Gij geplaatst ei'.ke
kroon van kostbare gesteenten. 1 »
Was die kroon de kostbaarste onder alle kronen, die voor Adams kinderen bestemd waren? Deze vraag kunnen wij, godvruchtige Lezer, als voor ons te hoog, niet beslissen. Maar wel kunnen wij beproeven de twaalf steenen op te noemen, waarmede zij versierd was.
Do eerste was een chrysoliet met de kleur van het zuiverste goud, een zinne-Ijeeld der hoogst kostbare evangelische armoede, welke Joseph en Maria het eerst omhelsd hadden. — Zalig de urmen van gee.tl, vmiiI hun ia hel rijk der hemelen. m Ps. 20. 1. sqq.
404 dehtigstk hoofdstuk .
De tweede, oen amethist,was gekleurd als het nederig viooltje, en verkondigde, dat de eerste onder do stervelingen in zijne eigen moening de laatste was geweest van allen, en in die vernederingen zijn behagen had geschept. — Zalig de zacht-moedigen en nederigen van harte, wanl zij zullen de aarde bezitten.
De derde schitterde met don somberen gloed van don rouwkleurigen hyacinth ; eene belooning voor de tranen, die Joseph had gestort over den naderenden dood van Jozus. — Zalig zij die weenen, want zij zullen vertroost worden.
De vierde, een karbonkel, was gelijk aan do gloeiende kool,waarmede de Cherubijn Isaias' lippen aanraakte, om ze te zuiveren. Hij stelde don ijver voor, die den Echtgenoot van Maria vuor zijn eigene heiliging had verslonden. — Zalig zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Ue vijfde bezat do veelvoudige en weer-
DE TWI'hDH ZEGEPRAAL. 405
schijnende kleuren van den jaspis, een zinnebeeld der zachtmoedigheid,der goedheid en barmhartigheid. Door den god-delijken Gast, die van den hemel was gekomen, om met de menschelijke natuur le huwen, in zijn huis op te nemen, te voeden, le kleeden en te troosten, had Joseph geheel de Kerk aan zich verplicht. — Zalig de barmhartigen, luanl kun zal barmharligheid geschieden.
De zesde was een saflier, die even als liet azuur eens wolkenloozen hemels hot oog streelde en aan allen, die hom zngen, toeriep : Zalig, die zuiver van harte zijn, wanl zij zullen God zien. Joseph was mol zijne hemelsche Echlgenoote de gemeenschappelijke stam geweest van het heilig goslaoht dor maagden, die den onafscheidbaren hofstoet van hot vlekkeloos Lam zullen vormen.
Op de zevende plaats kwam een emo-raude, welke deed denken aan het zachte groen van den olijfboom. Hij verheerlijkte don vroedzamen geest, waardoor
406 DtUTlGSTli HOOFDSTUK.
Joseph zich immer had onderscheiden, vooraleohter tegenover Maria indedagen, toen hij dacht verplicht te zijn van haar to scheiden. —Zalig de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.
Do achtste was een robijn, die als gekleurd scheen in het bloed des Lams. Hij was eene belooning voor dc vervolging, die dc Rechtvaardige Joseph onder Herodes had moeten lijdon, uit liefde voor hem die do Rechtvaardigheid zelve is.— Zalifi zij, die vervolging lijden voor dc ge-reehUgheid, want hel rijk der hemelen he-hoorl hun toe.
Daarna volgde eeno rij van vier cdelo steenen, wier namen het ons onmogélijU is uit te drukken, wijl niets hier bonodon er op gelijkt. Allo reeds opgenoemde kostbaarheden verduisterden zij, en zij diendon op het voorhoofd van Joseph alssluit-steonen van zijn wonderbaren diadeem.
Do eerste scheen eene ster, aan het uitspansel ontroofd. Hij was hot zinnebeeld van hot Apostolaat, dat Josephs voorbeeld
Dü TWEEDE ZEGEPRAAL. 407
en stilzwijgen, welsprekender dun de be-roemdsLe geschriften der Grieken en Ku-nieinen, tot aan liet einde dor eeuwen gingen uitoefenen. —Zij, die anderen op de ivegeii der gerechtigheid zullen onderwezen hebben, zullen als sterren in de einde-looze eeuwigheid schitteren.1
De tweede schoot vlammen uit, even als het braambosch van Hureb, dat door Jehova's tegenwoordigheid in brand geraakte; - niemand zou zijnen gloed hebben kunnen uitdooven. 3 Hij strekte tot loon voor het martelaarschap van liefde, dat de Rechtvaardige had ondergaan , en waardoor hij ten laatste was bezweken. —■ De liefde is s'.erk als de duod: haar fakkels zijn fakkels van vuur en vlammen. Hij, die mij bemint, zal dour mijn Vader bemind worden. ''
De derde, die met waarlijk goddelijke kunst was gesneden, stelde in vorm de onsterfelijke roos voor, die Roos van Je-
,1) Dan. 12. 3.—(2) Kxod; 3. 2 — (3! Cant. S. 7. — i-i) Joan. li. 23.
508 DLRTIGSTE HOOFDSTUK.
lichu wordt genoemd. 1 Joseph bad hem verdiend, door alleen meer dan alle heiligen te zamen de Dochter van God don Vader, do Moedor van het Woord,de Bruid van den H. Geest verheerlijkt te hebben. Hij was de onomkoopbare getuige geweest van hare vlekkelooze Maagdelijkheid on haar Moederschap. — Zij, die mij cei en, zullen het eeuwig leven bezillen. -
De laatste eindelijk overtrof al hetgeen men kan uitspreken, denken ol' zich verbeelden : geen vergelijking kan er hel niiustc denkbeeld van geven: hij was als eene parel, getrokken uit den oceaan der Godheid : van dezelfde soort bestond er nog slechts één , die bestemd was op bet voorhoofd van Gods Moeder te schitteren, maar nog in de bemelsche schatkamer verzegeld lag. Hoewel minder kostbaar dan deze, schitterde die van Joseph evenwel zoo zeer, dat h ij aller oogen lot zich trok, en do Engelen zich niet konden verzadigen hem te be-(!) Eccl. 24.18. - (2) Eed. 24. 31.
DE TWEEDE ZEGEPRAAL. 409
schouwen; van dien steen straalde can even zacht als fonkelend licht, dat om Josephs slapen speelde, en aan hel aureool deed denken, dat het hoofd van den Oude der dagen omgeeft. 4 Op die goddelijke parel, had Gods vinger deze woorden gegrift: Aan den Vader van Jcxus,
Onderhoud met den 11. Josejih.
Duld, o groote Heilige, dat ik mijne stem pare aan die der uitverkorenen, om U geluk te wenschen, om uwe zegepraal toe te juichen. Ja, ik verheug mij over uw geluk: ik verheug er mij over om u, dewijl ik u bemin als den getrouwen Echtgenoot van Maria, mijne Moeder, als den teederen Vader van Jezus, mijn Verlosser, en als mijn eigen Vader. Ik verheug er mij over voor de gansche Kerk, omdat uwe heerlijkheid terugkaatst op haar en hare kinderen, en hun toont, naar hoe groote helooning zij kunnen en moeten dingen; ten laatste omdat zij u ( l; Apoe. 10. i.
410 DUimGSTli HOOFDSTUK.
meer macht schenkt om hen te helpen.— Geniet dan, o H. Aartsvader, geniet voor eeuwig uw geluk; maar wil tevens ons niet vergeten, ons, uwe arme kinderen, rlie nog als ballingen rondzwerven en ieder oogenblik blootgesteld zijn aan het gevaar van verloren te gaan. Ik roep u aan met de woorden, die de Egyptenaren in hun nood tot den kuischen zoon van Kachel richtten : « Ons heil ligt in uwe handen: aanzie ons goedgunstig, en blijde zullen wij den koning dienen. » Verkrijg ons, door Maria, van Jezus de genade de deugden te beoefenen , die u eene zoo grootsche heerlijkheid hebben bezorgd, vooral uwe onthechting van alle schcpselon, uwe kuischheid, uwe zuiverheid van hart, uwe opofforendc liefde voor Jezus en Maria, uwe liefde tot den naaste, en uw onvermoeibaar geduld.
Vergeel hw kimlren niet, o glorievolle Joseph!
(P Gen.47.
N A R E D K
Onze Besohermor.
Hoewel hot hoofddoel van dit werkje is, den H. Joseph aan de getrouwe zielen voor te stellen als een volmaakt toonbeeld der christelijke dengden, zouden tor.h onze godvrnchtigo lezers ei' ons misschien een verwijt van maken, zoo wij hen verlieten, zonder iets te hebben gezegd, wat hun vertrouwen op dien groeten Heilige kan opwekken of vermeerderen. Aan do bereiking nu van dit doel zullen deze laatste bladzijden gewijd worden.
Meermalen reeds is het gezegd, dat twee voorwaarden noodzakelijk worden ver-eisoht, om een gegrond vertrouwen op iemand te stellen. Ue eerste is, dat die persoon ons bemint eu ons geluk als het
4 I 2 NAREDE.
zijne beschouwt ; dc tweede, dat hij in
staat is ons to helpen.
Üe macht van onzen heiligen Aartsvader is onmetelijk, want zij staat in juiste verhouding tot zijne bewonderenswaardige heiligheid en tot dc diensten, die hij op aarde aan Jezus, onzen Middelaar, en aati Maria, hel kanaal der genade, heeft bewezen. Hieruit volgt, dat al hetgeen wij tot dus verre tot zijnen lof hebben geschreven, tevens zijdelings ten bewijze slrekt van zijne macht in den hemel. Wij behoeven dus dit eerste punt niet wijdloo-piger te bespreken.
Maar evenaart Josephs goedheid wel zijne macht? Verlangt hij ons geluk, en vooral ons geestelijk geluk, onze zaligheid? Hij verlangt er vurig naar, en dat wel om drie voorname redenen: 1° omdat hij zijne glorie van Echtgenoot te zijn van Maria, en Voedstervader van Jezus in zekeren zin aan ons verschuldigd is; 2quot; omdat hij Maria bemint, en 3U omdat hij Jezus bemint.
ONZK BI SCHKllMI.il. 413
I liet geluk dor Heiligen bestaat in hot aanschouwen en in het bezitten van God, die liet oneindig Goed is; maar hunne vreugde en hun geluk worden verhoogd door het beschouwen van de Allerh. Maagd en Moeder Gods. Maria is het meesterstuk der schepping ; zij is als de schatkamer, in welke alle gaven van den H. Geest, alle rijkdommen der genade en bijgevolg der glorie besloten zijn. Verbonden als zij is door de innigste, ja door fatnilie-banden, aandodrio Personen der hoogheilige Drievuldigheid, is zij zóó groot, zóó verheven, dat do hoogst geplaatste Engelen van bewondering verrukt zijn. Joseph ziet, boe zij aller har-ton tot zich trekt , hoe zij geëerd , bewonderd en bemind wordt door de tallooze menigte van Uitverkorenen ; hoe zij, terwijl de verrukte Cherubijnen stilzwijgen, den lof des Allerhoogsten bezingt ; hoe God zelf haar alleen meer bemint dan allo overige schepselen. En hij kan zoggen : zij is mijne Echtgenoote :
414 -NAREDE.
op aarde gehoorzaamde, beminde, diende zij mij: ook nu nog bemint zij mij ; en na God, bekleed ik nog altijd de eerste plaats in haar hart! Hoe verheugd moet hij gestemd zijn, wanneer die met glorie gekroonde, en met goddelijk licht omgeven koningin zich teeder met hom onderhoudt over de dagen, die zij in hun ballingsoord met hem heeft doorgebracht, en hem haren Echtgenoot, haren Heer noemt!
Doch dit is nog niet alles. Joseph slaat zijne blikken nog hoogerop; en wat ziet hij daar ? Hij ziet onzen Heer Jezus Christus, waarachtig God en waarachtig mensch, gezeten op den troon zijns Vaders, aangebeden door alle Engelen als hun Koning, door alle Heiligen als hun Verlosser ; bemind en met glorie overladen door den eeuwigen Vader, die hem zijn Zoon en het Voorwerp van zijn welbehagen noemt. En hij, de gelukkige Joseph, durft zeggen : » En Hij is ook mijn Zoon ; bij zijne geboorte heb ik Hem op
ONZIi BESCHERMER. 41;)
mijne armen ontvangen on op Gods bevel als mijn kind aangenomen ; en de glorie, die Hij nu geniet, heeft in zijn hart niet de minste verandering ten mijnen opzichte voortgebracht!. . .»
Dit is de vreugde, die het hart van Joseph in den hemel eenwig zal doen kloppen. Nu vraag ik: aan wie is hij, na (ïod, die vreugde verschuldigd, tenzij aan ons, arme zondaars? Ter niile van ons, ter wille van onze zaligheid heelt Maria Joseph tot Echtgenoot moeten nemen, is Gods Zoon, de waarachtige Zoon vau Maria, de aangenomen Zoon van Joseph geworden. Hoe zou Joseph ons dus zijne liefde kunnen onthouden en niet verlangen naar onze zaligheid ? Zoo hij mijne gebeden verwierp, en als reden hiervan mijne onwaardigheid opgaf, zou ik stoutweg antwoorden : « Gedenk, o groote Heilige ! dat ü ten gunste van mij, en ten gunste van mijns gelijken het geluk is geschonken de bewaarder te zijn der twee kostbaarste en meest beminde schatten van
410 NAIIEDÉ.
God. Jezus zolfs heeft het gezegd : niet om de renlitvaardigen, mnar om de zondaars to roepen is Hij uit den hemel gedaald. 1 Jezus behoort u dus toe, ook Maria behoort u toe, doch ik durf ook zoggen, dat zij mij toebehooren. Geniet dan uw geluk, o heilige Aartsvader; ik benijd het u niet, ik verheug er mij veeleer over, als ware het mijn eigen geluk: maar gewaardig u mij daarin te doen deelen. Eten niet de hondjes de kruimels, die van de tafel huns meesters vallen? Wat vraag ik n, o groote Heilige ? Een enkel woord. Spreek een enkel woord tot Maria, tot Jezus, en do genade, waarnaar ik verlang, gewordt mij. Kunt gij mij dit weigeren ? Moet gij niet veeleer aan die twee Voorwerpen uwer liefde de glorie schenken, aan welke zij de voorkeur geven boven alles, het redden namelijk van een ongelukkige ?
II. Wanneer men, en dit is do tweede reden, die den H. Joseph aanspoort voor i Mattli. V). 13.
ONZE DKSCHERHF.R. 417
ons te bidden, wanneer men een persoon meer bemint dan zich zeiven, dan verlangt men, dat hij door iedereen bemind, geacht on geëerd worde; dan beijvert men zich hem genoegen te doen. Do H. Joseph nu bemint Maria als het beminnenswaardigste van alle schepselen, als de Moeder zijns Verlossers, als zijn eigen Moeder, want in de orde der genade is Joseph even als wij een Uind van Maria. Eindelijk bemint hij haar als do trouwste en lieftalligste Echtgenoote. Hoo velo redenen doen hem dus verlangen haar verheerlijkt to zien ! En hoe kan hij hare glorie bevorderen ? Door haar te verplichten hare macht te gebruiken tor opbeuring der eilendigen. Wanneer wij ons dus aan hem aanbevelen, dan bei jvert hij zich die gelegenheid te gebruiken om Maria te doen kennen en beminnen, en zegt tot haar: « O Koningin der Engelen , Koningin van mijn hart, verheerlijk u zelve in God , toon wie gij zljt, en red dien armen zondaar,
27
418 NAREDE.
voor wion uw Zoon al zijn bloed heeft vergoten. n — Overigens is hem de neiging van Maria's hart bekend ; hij weet, dat zij haar eenig geluk stelt in ons goed te doen. Toen de H. Joanna de Chantal nog in do wereld leefde, kon men haar geen grooter genoegen verschaffen, dun door haar in do gelegenheid te stellen een zieke behulpzaam te zijn. Toen een barer pachters eens een melaatsche langs den weg zag liggen, die door een ieder veriaion was, zeide bij tot zich zei ven: « Zie, dat is een schoon geschenk voor onze heilige Baronnes. » Hij plaatste den man op zijne kar of op zijn paard, en geleidde hem vervolgens naar het kasteel. — Zoo ook handelt in zekeren zin de 11. Joseph, wanneer wij ons aan hem aanbevelen ; bij stelt ons voor aan Maria, die door den H. Basilius genoemd wordt, de Gastvrouw van alle ongelukkigen.
111. Onmogelijk is het ons een denkbeeld te vormen van de liefde, die onze Beschermer Maria toedraagt; maar wat
ONZE BESCHERMER. ÜO
t verquot; diin to zeggen van zijne liefde tot Jezus,
'S'nS zijn Schepper, zijn Verlosser, zijn God !
, dat Wat te zeggen van zijn brandend verlan-
led te | „cn ora ]jenl genoegen te verschaffen !
' noS Toen Jezns nog kind was, kon Joseph
geen |jom ii00ren weenen, zonder dadelijk
^oor naar Hem toe te vliegen, om Hem door
zieke zijne liefkoozingen te stillen. Zijn hart
gt;ach- was zoo gQeijjg^ zoo teednr, zoo medeüj-
weo dend, dat God niet gewild heeft, dat hij
'a'on het lijden van den Zaligmaker zou hele-
f'a^ ven, omdat hij niet dezelfde wonderbare
hei- kracht had als Maria, en dus zeer zeker
man ;; aan den voet dos krnises van droefheid ge-
zon bezweken zijn. Maar veronderstellen
teel. wjj ocnSj jat hij getuige was geweest
0 • van Jezus' smarten ! O wat zou hij in dat
nbe- . geval niet gedaan hebben om zijn lijden
^le te verlichten! Zoo hij zich bij Jezus'
J' doodsangst in den tuin van Gethsemane had bevonden, zou hij dan wel mot do
enk- Apostelen zijn ingeslapen? Oneen, hij
jnze z0,i |not jjjj,) Jezus gewaakt en gebeden, hij zou Hem getroost, en die zorg niet
42(1 NAREDE.
aan den Engel overgelaten hebben; hij zou nicL geduld hebben, dat de goddelijke Lijder in zijnen doodsslrijd het bloedend hoofd op den grond liet vallen ; hij zou Hem in zijn armen, en aan zijn vaderhart hebben laten rusten; hij zou zijn kostbaar bloed, zijn goddelijk zweet godvruchtig vergaderd hebben. Welnu, nog lijdt Jezus in zekeren zin smarten en doodsstrijd in de zielen, die ten prooi zijn aan bekoringen en een moeielijken kamp tegen hunne zwakheid strijden. « Ik was ziek, zoo zal Hij eens den Uitverkorenen toespreken, en gij hebt mij bezoebt.» Joseph kan dus, met voor die arme zielen te bidden, Jezus troosten en verlichten ; door zc voor de verdoemenis te vrijwaren, kan hij het bloed van Jezus bijeenvergaderen en beletten, dat het nutteloos in het zand van Gethsemano verloren gaat; en zou hij dit niet doen ? Toen Jezus kracht- en bloedeloos, op het punt van den laatsten zucht te slaken, uitriep: «Ik heb dorst! » zou Joseph toen, zoo hij te-
ONZE BESCIIF.HMER. 421
genwoordig ware geweest, gewacht hebben tot de beul Hem eene spons met azijn had aangeboden ? .Neen, zoo liet mogelijk ware geweest, zou hij zich gehaast hebben Hem een weinig water te bezorgen. Welnu, hetgeen hij toen niet heeft kunnen doen, hetgeen noch Maria, noch Joannes, noch Magdalena, die tegenwoordig waren, konden doen, dat kan hij nu dagelijks verrichten. Xog heelt Jezus dorst, wanneer onze zielen dorstig zijn door den gloed van liet vuur der driften en begeerlijkheid. Jezus zal eens tot zijne Uitverkorenen zeggen : « Ik had dorst, en gij hebt mij te drinken gegeven.» Joseph kan dus, door voor ons te bidden, aan den stervenden Jezus te drinken geven ; en zou hij het niet doen'?....
Niemand is na Maria beter bekend met het aanbiddelijk Hart van Jezus, dan Joseph : hij weet dat Jezus brandt van verlangen om ons gelukkig en zalig te zien ;1 hij weet dat Jezus de goede Herder is, 2 ( !) Luc. 13, oO. — (3) Joan. 10. H.
422 NAREDE.
die door zijn dood is komen zoeken en redden , hetgeen verloren was ; 1 dat. Hij opspringt van vreugde en zijne vrienden uitnoodigtzich met Hom lo verheugen, wanneer Hij een zijner verloren schapen heeft teruggevonden; 2 dat liet zekerste middel om Hem liefde te belm-gen is den menschen goed 1o doen, gelijk Hij zelf dit aan den H. Petrus heeft gezegd.5 En zon Joseph, die Jezus zoo zeer bemint, hem niet de voldoening schenken, zich onze zaligheid aan te trekken en voor ons te bidden?
Gpbed tot den 11. Joseph.
O gelukzalige Aartsvader ! ik bedank den lieer, die mij in u een even toegenegen als machtigen Voorspreker bij Maria en Jezus heeft geschonken : ik bedank Hem ook, dat Hij mij heden, beter dan ooit, heeft doen begrijpen, welke krachtige redenen mij aansporen om u niijii
(1) Matth. 18. M. — (2) Luc. 15. 8. sqq. — (3' Joan. '21, 15.
onze beschermer. 4*23
volle vertrouwen te schonken in al lielgenn mijne zaligheid aanbelangt, ik hernieuw mijn reeds zoo herhaaldelijk gevormd voornemen, n zoo lang ik leef le eeren, om zoo uwe voorspraak le verdienen, en geholpen door uwe gebeden eene waarachtige en brandende liefde voor mijn tiod te verwerven. Ik wijd mij aan u toe, en stel mij met al hetgeen ik ben en bezit in uwe handen, ik bid u, verkrijg mij de genade uwe voetstappen te drukken, de deugden, die ik in u heb beschouwd, na te volgen, en op uw voorbeeld rein en getrouw te worden en mij zonder voorbehoud aan Jezus en Maria to schenken, opdat ik hen met u eens moge bezitten, zonder ooit meer te moeten vreezen van hen gescheiden te worden, zoolang God (iod zal zijn.
Amen.
HoofiUluli. Bladzijde.
Inleitliiiy..................1
Vijl. — De eerste Dienaar van Maria 97
XII. — Droeflieid en Blijdschap . . Ii7
XIII. — Vreugde en Angst. . . . Iö7 quot;XlV. — Dlijdschap en Droefheid . . 171
XVI. — De Ballingschap .... 200
XIX. — Een Dag te Nazareth . . . 243