-ocr page 1-
-ocr page 2-

^ LIEDERENBOEKJE II.

Prijs minstens 3 cent, ten bate van de volkszang-propaganda.

-ocr page 3-

Ons liedL.

Ik ben de zanger, die zingt voor mijn land, Een zwerver langs velden en wegen, In dorpen en steden, langs weiden en strand. Klinkt helder mijn stemme u tegen.

STEUNT ONZE PROPAGANDA MET HET VOLKSZANGORGEL

Weest mede de dragers van 't Hollandsche lied, O brengt het in huizen en zalen.

Het blijve uw trots ons vaderlandsch lied, Dat lied der eigene tale.

Mr. H. W. VAN DER MEY. % M. J. HOFLAND.

-ocr page 4-

1

16. Te land en ter zee.

J. J. VlOTTA.

1. Van Man - nen in oor-log, Van Man-nen in vreê, Oud

2. Wat suf je, jong-Neêrland, Wat slui-mer je dan Waar-

m

-»•-

J. P. Heije.

— S:

E

-*•-

-3tZ

ÖT

suL

-0-

h-F---0-^ —

v=y—r—~

riep je te Land of riep je ter Zee, Ze of je geen tien haast meer tel - len kan Te

i

^■=\-

ble - ven niet wa - ter en ge - bre - - ke! Ze te lan - - de! Te

in

ook


De -Kom

niet en

in ook

ble - ven wa - ter

ge - bre - ke! te lan - de!

zelf - de hand Greep fiksch ge - noeg Het sla uw hand En frisch ge - noeg Om

-ocr page 5-

il

zwaard, den roer - stok zwaard, om roer - stok de ploeg ) om ploeg,)

fn cigt;


f='E

-t-

-p

heil van 't lie - ve Va - der - land, van 't

il

=P--

lie - ve Va - der • land. Tot heil van 't lie - ve

- / ^-'-—-

'1

JJ U

1—f-

r 7 -l

Va - der - land, Van 't lie - ve Va - der - land.

•f

W. Smits.

Dr. J. P. Heije.

17. Vlaggelied.

-»—FZV-

15

tren niet dan.

ren in

zij

zijn de

1. Gij sehit

2. Of is

3. Waai uit

de kleu -dat blauw o vlag.

$

i

jr-

Ne - der - lands vlag. Wat wap - pert gij fier langs den smet-loo - ze pracht, Der trouw on - zer va - d'ren ge-tolk on - zer beê, Om trouw en om vroora-heid en

i

3=1

i=t

-t-

1=3—£

vloed! Hoe klopt ons het har - te van wijd? Of tuigt niet dat rood van hun moed. De we - reld ont - zie u op

-ocr page 6-

3

-if-k U- a -f - ^ * * -h

i* ' ^ 1 b^quot;

o

%.

1 -1

%.

JJ

-f—v—; IM*-

vreugd en ont - zag, Wan-neer het uw ba-nen beman - lij - ke kracht En moed in zoo me-ni-gen gol - ven en ree; Maar daal - det gij ooit op den

groet! Ont - plooi u, strijd? Of wijst niet vloed, Wij hef - fen waai uit nu bij die blank - beid zoo uw wit uit de


nacht en bij dag. Gij blijft ons het tee - ken, o rein en zoo zacht Op vroom-heid die ze - gen van schui-men-de zee En voe - ren naar't blauw van den

hei - li - ge vlag, Van trouw en van vroom-heid, van Go - de ver-wacht. Den ze - gen, die ee - nig, die he - mei u mee. Al kleurt zich, al kleurt zich uw

vroomheid en moed. Van trouw en van vroomheid en moed. ee - nig ge-dijt. Den ze - gen die ee - nig ge - dijt. rood met ons bloed. Al kleurt zich uw rood met ons bloed.

-ocr page 7-

4

18. Een scheepje..

Dr. J. P. Heije. J. J. Viotta.

~V'

1. Een scheep-je in de ha-ven landt, u • u • v,

2. Een beet-je pret na leed en last, H0■•'0h0-J0'ho-

Ho-

En Maar

in hn . inl Ge quot; Vuld met SPe quot; 06 quot; rij quot; eU ' •' Wie zou het u mis - gun - nen

jo ho-jo, ho-jo, bo-jo, ho-jo,--ho-jo!

me - nig flin - ke jon - ge kwant. Met bui-dels vol tot niet de zei - len vol - ge - brast, Toe, leg een zeef - je

aan den rand En bar - ten vol ver - blij - en, pjo waar het past, liet zou eens stor - men kun - nen,

13=1

=P--

ï==ï

ho - jo, ho-jo!

V

jo, bo-jo, bo-jo, ho-jo.

m—»

-ocr page 8-

5

J. Worp.

£

=t=

SA

19. Een middagslaapje.

Dr. J. P. Heijb.

luit

1. Wie rus - ten wil in 't groe-ne woud. Wie rus-ten

2. De he - mei van het le - di - kant Blinkt prach-tig

3. En 't best is, dat het groe - ne woud. Met koel-tje^en

i

3=^

^=±4:

wil met lus - ten. Hij kie - z'een plek - je licht in 't blauw duor't loo-ver. De hees-ters slin-g'ren om den rust u la - vend, Van u geen zil - ver vraagt of

iËTE

■ V L--1—i--1—I-1-fe-

-a-#—

—---a--

hout En vlij - e zich ter rus - - ten; Een rand En bloe-sem hangt er o - - ver; Het goud, Al slaapt gij tot den a - - vond; 't Vraagt

—f-#-— j-—gt;t=

=*--1---—[~J

11

--ff-j

pe - luw-tje van mo! - lig mos. Een kus - sen - tje van koel - tje fluis-tert met den vliet, De dar - t'le vlin-ders en-kel:zijt gij mat of moe... De slaap-steê is voor

h. 3 3—HT . i -

\ÜS=--

—1—F^-—^--0-F—

' Tï—*—r 1-

F

va - ren En een gor-dijn van bld-ren Geeft zoe - ten spe-len, De nach - te - ga - len kwee-len... Is 't niet een al - len. En is ze^u goed be - val - lep. Dan krijgt gij

-ocr page 9-

6

mid-dag-slaap in 't bosch. Een pe - luw-tje van mol - lig lief-lijk wie - ge - lied ? Het koel-tje fluis-tert met den 't a-vond-goud nog toe! 't Vraagt en-kei: zijt gij mat of

amp;

mos, Een kus-sen-tje van va - ren En een gor-dijn van

vliet, De dar-t'le vlin-ders spe-len, De nach - te - ga - len

moe... De slaap-steê is voor al - len, En is ze^u goed be-

ks.

3ZZZL

M

bla-ren Gefft zoe - ten mid-dag-slaap in 't bosch. kwee-Ien... Is 't niet een lief - lijk wie - ge - lied? val-len. Dan krijgt gij 't a - vond-goud nog toe.

Afgedrukt met toestemming der lirma Belifante, den Haag uit „Keur uit de Nederlandsche liederenquot;.

J. P. Heije.

.quot;S

20. De Zilvervloot.

J. J. vlotta.

1. Heb je van de Zil-ve-ren Vloot wel ge-hoord. De

2. Zei toen niet Piet Hein, met een aal-waê-rig woord: Wel

3. Klommen niet de jon-gens als kat-ten in 't wand, En

4. Kwam er nu nog een-maal zoo'n Zil-ve-ren Vloot, Zeg,

i

Zil-ve-ren Vloot van Span-je ? Die had er veel Spaan-sche jon-ge-tjes van O - ran - je. Kom, klim 'reis aan dit en voch-ten ze niet als leeu-wen? Ze sloe-gen de Span-jêrs zou je-lui nog zoo klop-pen? Of zoudt gij u vei - lig en

-ocr page 10-

mat - ten aan boord En ap-pel-tjes van 0 -

dat Spaan-sche boord, En rol me die mat-ten van

dueh-tig te schand.Tot in Span - je klonk hun

wel bui-ten schoot, Maar stil in je hang - mat

É

a-^P^r i PT ! n_l-g—j5- _h' quot;£rez:—tz~ tjIzt-Én ~p—¥——js:

„ •-

_ :=tgt;:

ran -je! 1

Span-je! ) Piet Hein, Piet Hein, Piet Hein zijn naam it schreeuwen? i

1

amp;

stop-pen? Wel Hol-lands bloed, dat bloed heeft nog wel

1^—

P

1—3 klein. Zijn da - den her - nen groot. Zijn 4 moed!quot; Al ben - nen we niet groot. Al

^-•--—

v-

1—3 da - den ben - nen groot; Die heeft ge -4 ben - nen we niet groot; We zou - ên

1—3 won - nen de Zil - ve - ren Vloot, Die heeft ge-4 win • oen een Zil - ve - ren Vloot, We zou - ên

•#-=1=-

rpr;

rp—

M

1—3 won - nen, ge - won - nen de Zil - ver - vloot. 4 win - nen nog win - nen een Zil - ver - vloot.

Afgedrukt met toestemming van de firma Gebh. Helinfante, 's Gravenhage.

i

-ocr page 11-

8

21. Twee voerlui.

J. P. Heijb. J. J. Viotta.

Vertellend.

ÉE

1. Een kar - re - tjen op een zand - weg reed; De

2. Een kar - re - tjen reed langs Berg en Dat De

3. Een kar - re - tjen keert be - hou - den weer; Het

Él

IE

maan scheen hel - der, de weg was breed, Het nacht was don - ker, de weg was smal, Het an - der heeft er geen voer - man meer, Waar

I

Ë

quot;P—:

paard - je paard liep mag hij met lus - - ten. 'k Wed. met vleu - - gels; De

liep als

zijn

ge - - ble - - ven? 'k Wed,


dat het zelf zijn weg wel vindt, de voer-man lei te sneeuw-jacht zweept zijn oo - gen blind, de voer-man houdt de dat je'em op den zandweg vindt, of moog'lijk wel daar-

Vlugger.

rus - - - — ten. Ik wenseh je wèl thuis, mê-teu - - - - gels. Ik wenseh je wèl thuis, mê-ne - - - - ven. Hij komt niet weer thuis, die

£7- ^

vrind, mê-vrind; ik wenseh je wèl thuis, mê-vrind! yrind, mê-vrind; ik wenseh je wèl thuis, mê-vrind! vrind, die vrind; hij komt niet weer thuis, die vrind!

-ocr page 12-

9

22. Een lied van Nederland.

J. G. Nuk. H. J. den Hertog.

f Marsch-tempo.

1 Al - le man vanNeêr-lands stam Voe-len zich der

2 Toen, ge-zengd door oor-logs-vlam,'t Va - der-land was

3 Zoo zal't zijn doord'eeu-wen heen! Vrij - e Frie-zen,

m

r—1-

•i—r

Dat hun tot een erf - deel kwam. Ei - gen mees - ter. Tot er heer-lij-ke^uitkomst kwam; Of-fer-den met Eén voor al-len, al - len één! Aan quot;Wil-hel - mus

i=l

ii

--t

p

11

-p~

ü

nie - mands knecht, man - nen - moed van Nas - souw en slecht, Sta - len en bloed. Tot het en trouw. Blijft ons

Recht Goed Hou


vuist en rap - pe hand. Zoo klonk langs beemd en strand: „Vrij is't volk van Ne - der-land. is't volk van Ne - der-land.quot;


al - Ier hart ver-pand Aan ons dier-baar Ne - der-land.

Overgenomen met toestemming der Vereeniging tot Verbetering van den Volkszang te Amsterdam.

-ocr page 13-

10

23. Wiegelied.

Hob. Cdijpebs.

N.N.

i=p=3i=^

De bloem - kes

De vo - gels

De ster - ren

't Is al - les

bloei - en zin - gen pin - kien don - ker.

nu nu in al

P

niet meer, Staan

niet meer, Ze

den nacht, Het

les rust. Zoet


z^stzi _é__

-0--P-

stil in d'a-vond • rust En

rus-te^in nest-je zacht En

maan - tje zil-ver - licht En

kind-je slaap nu stil En

droo - men, dat een slui - mer tot de

kijkt zoo vrien-dlijk

droom dat jou een


---h—

9-^--P--1--P-

9 0 *-é-

——'--

vlin - der teer Ze^in 't zon-ne - blin - ken kust Ze'^in

zon ze weer. Ze stoei - end wak - ker lacht Ze]

en' het lacht Datje^in je bed - je licht Dat

en - gel kust Die met je spe - len wil Die

Mijn kind, mijn

i

zon - ne - blin-ken kust.

stoei - end wak-ker lacht,

je^in je bed - je licht,

met je spe - len wil.

lief - stc, slui - mer zacht Gods en - gel waakt den

-ocr page 14-

11

i=:

gan-schen nacht

p$ËgËëlipi3=|

t *—q

Slui - mer lie - ve klei - ne

slui - mer lie -

ve

—,—1_

—1 Iquot; quot;1

-r--^j-F---P-

-----

--1---1---

klei - ne, lie - ve klei - ne

slui

24. Ons Prinsesje.

ran - je, nu klinkt het weer vroo - lijk langs ran - je. En wie er wat voelt voor 0-tan - je Dan blij - ven wij trouw haar in

-ocr page 15-

12

stroom en langt strand: Het is en het blijft er O-ran - je zingt mee: Het is en het blijft er O -nood en in dood: Het is en het blijft er O-

—«

-h-h-

m

ran - - je! ran - - je! ran - - je!

Al

En En

is ons prin • ses - je ook is ons prin - ses - je ook is ons prin - ses - je ook


nog zoo klein, Zij is en zij zal ons prin-nog zoo klein, Prin - ses - je van Ne - der - land nog zoo klein. Zoo God wil zal zij Ko - nin

w=

m

ses - - je zijn, Prin - ses - je van 0-zal zij zijn, Prin - ses - je van O-

gin - - ne zijn, Konin - gin - ne van O-

m

i

mi

ran - je, Prin - ses - je van ran - je, Prin - ses - je van ran - je, Konin-gin - ne van

O - ran - je! O - ran - je ! O - ran - je!

Afgedrukt met toestemming der firma Du waer en Naessens, Amsterdam, den Haag.

-ocr page 16-

13

zingt g'een lus - tig lied! Wij heb - ben in ons keu - rig in de maat. En 'thart dat po - pelt 't u heeft toe - be - trouwd, Op - dat gij aan der

hee - le boek zoo'n vroo - lijk wijs - je niet. O, ons van vreugd, Wan-neer uw keel - tje gaat. O, blin - den oor Zijn goed-beid mei - den zoudt O

zeg ons, zeg ons, aar-dig beest. Wie toch uw mees-ter zeg ons, zeg ons, aar-dig beest. Wie toch uw mees-ter ja, wij we-ten't, aar-dig beest, Dat God uw mees-ter

is ge - weest, O, zeg ons, zeg ons aar-dig beest, Wie is ge - weest, O. zeg ons, zeg ons aar-dig beest. Wie is ge - weest, O ja, wij we-ten't aar-dig beest. Dat

toch uw mees - ter is ge - weest.

toch uw raees - ter is ge - weest.

God uw mees - ter is ge - weest.

25. Elein vogelijn.

p

-ocr page 17-

14

26. De kabels los.

(Matrozenlied.)

J. J. VlOTTA.

Dr. J. P. Heije.

Jolig, f

zjsz

1. De ka - bels los, de zei - len op, dat

2. En zijn we zoo geen ban - jers meer als

3. Hoe - zee dan, jon - gens in het want! de

J—h5-?—?-

-é—11-frl—KT—*--1--U-

ii

—3=Z

gaat er op een va - ren: — Al wa - ren wij sin -in ver-le-den da - gen, — Toen ie-der voor Jan han-den uit de mou-wen,— Laat Duit-scher Noor of

tnf

4=

to--

'ai

jeurg aan wal, ons hart lei in de ba-ren. Een Com - pa - nie een flik-ker had ge-sla-gen; Toch

En - gelsch-man niet klim-men in je tou-wen. Dan

mf

Die

Jo-ho, jo - ho, jo - ho, jo-ho, Zoo

Al

Hol-landsch kind, dat is be-kend, die vindt in zee zijn zei - len wij op ie - d're zee zoo goed nog als de kan je va - ren zon-der peil, al blies de Nik-ker

e - le-ment,

bes - te mee,

in het zeil,

i

m

vindt in zee zijn e - le - ment. goed nog als de bes • te mee 1 blies de nik - ker in het zeil!

-ocr page 18-

15

27. Zingen.

W. F. G. Nicolaï.

Dr. J. P. Heijb.

i

-Jt

1. Gij leeuw'- rik en gij naeh - te - gaal!- Al

2. Gij leeuw' - rik stort in mijn ge - moed Een

3. Gij bei - den, leer - det m'o - ver - lang: „Al

--Ljiq—

- 0-j-S-f-

rl=

gp:

zingt gij heel ver-schei - den, Toch hou ik van u lust en kracht tot le - ven. Tot wer - ken en tot w'at de borst doet ja - gen, Of ïuch - tend doet ver-

bei-den En hoor graag naar uw zoe - te taal Wan-stre-ven, Wan-neer gij jui-chend d'eer-sten gloed Des tra-gen. Dat uit het best zich in den drang Van

t-

necr ik dwaal Door bosch en veld en wei - -mor-gens groet Al juub'-lend voort blijft zwe - -zoet ge - zang Met jui-chen en met kla - -

—S—IÈd-;

fe^EEEZa -1 '-»-•

den. — En naar uw jui - chen en ge-klag Mocht ven, — En gij de vreê m'in 't har - te giet Zacht gen!quot; — En ie - d're toon van vreugd' en smart Vindt

ü

—=t

m

rstr:

ik wel lui - st'ren nacht en dag. kwee - lend nach - te - ga - len - lied. bron en weer - klank in het hart.

-ocr page 19-

16

28. Wij leven vrij.

M. J. Brand van Cabann. J. W. Wilms.

Opgewekt,

1. Wij le - ven vrij, wij le - ven blij, Op

2. Ja dier - baar is ons 't va - der - land, Door

3. Zoo le - ven wequot;al-tijd yrij en blij. Op

sla - ver - nij, Zijn wij door eendracht groot en vrij ; Hier klei - ne land. Waar't hel-lig recht zijn stand-aard plant En ■wet-ten vrij. Praalt Neêr-land in der vol-kren rij En

hfc -t .

«ï f! f=Ü

-J—?—r—•-

SM =i- 3-^3

|- V •

r U 1—

duldt de grond geen dwing - la - dij Waar vrij-heid eeu-wen lief - de met een hech-ten band, Vor-stln en volk ver-'t Va-der-land blijft groot en vrij. Tot's we-relds a-vond -

stond, Waar vrij - held eeu - wen stond, bindt, Vor - stln en volk ver - bindt, stond. Tot 's we - relds a - vond - stond.

-ocr page 20-

29. Een Draaiersjongen.

Bij het afdrukken van dit boekje was de toestemming tot het afdrukken van dit lied nog niet verkregen.

-ocr page 21-

IN HOU D.

16. Te Laud en ter Zee . . J. J. Viotta.

17. Vlaggelied......W. Smits.

18. Een Scheepje.....J- J- Viotta.

19. Een Middagslaapje . . . J-, Worp.

20. De Zilvervloot . . . . J. J. Viotta.

21. Twee Voerlui .... //

22. Een lied van Nederland . H. J. den Hektog.

23. Wiegelied......Hub. Cüypees.

24. Ons Prinsesje.....Aen. Spoel.

25. Klein Vogelijn . . . . W. Smits.

26. De kabels los.....J. J. Viotta.

27. Zingen........w. f. g. Nicolaï.

28. Wij leven vrij . . • • J- W. Wilms.

29. Een draaiersjongeu. . . R- Hol.

No. 16, 17, ij^ao. 21, 22, 27 en 29 zijn aanbevolen

door „Het Comité voor Eenheid in den Volkszangquot;.

-----

Verspreidt dit • liederenboek]e!

Adres voor bestellingen :

Volkszang, Reguliersgracht 130, Telefoon 5079 Noord,

AMSTERDAM.