L. PROVANA VAN COLLEGNO, Rr.
Naar de Fransche kerkelijk goedgekeurde vertaling.
Met een Voorbericht van J. A. Alb. TII.
AMSTERDAM;
C L. VAN LANGENHUYSEN,
1875. ..
DOOR
l. prom^apvan collegno, rquot;
- • r . O
L o rp
Uaar de Fransché kerkelijk goedgekaunle vertaling.
Met een Voorbericht van j. a. -axb. th.
VOO U BE 11 IC Hï.
liet gesclirift van Luigi Provana di (gt;ol-legno is, in zijn fransche vertaling, aan duizenden bij duizenden bedroefden een onschatbaar troostmiddel geweest. De auteur is een man, die diep en fijn gevoelt; hij beeft vooral geschreven voor ben, die met de gewone bespiegelingen bij het verlies hunner geliefden geen genoegen kunnen nemen.
Moge deze niet onverdienstelijke vertaling veler lijdensbeker verzoeten, en de Enge I der vertroosting hun hart toegankelijk maken voor de hier gegeven vermaning en be-moediging.
H. Thabor, 23 Juli 1875.
A. Th.
I. De tranen,' welke ons liet verlies van personen die ons dierbaar zijn doet storten, zijn gewettigd door het voorbeeld van Jesus Christus..........1
II. Gevoeligheid van Jesus' H. Hart; wanneer wij van alle schepselen verlaten zijn moeten wij tot hem onze toevlucht nemen. 7
III. Slechts door ons met onze smarten, volgens liet voorbeeld van Jesus Christus, bozig te honden, kan men ons vertroostingen aanbieden.........11
IV. Door de bedroefde ziel voor te houden dat de tijd de droefheid zal doen ophouden vermeerdert men deze......13
V. Men durft de gevoeligheid, die eene gaaf van God is en die in het hart van den Godmensch huisvest, als eene onvolmaaktheid beschouwen. Laten wij slechts trachten iu ons de gevoeligheid in hare zuiverheid te bewaren.......lü
VI. Het is moeielijk er voor te waken, dat zich niets wercldsch, zelfzuchtigs, onvolmaakts aan onze gevoeligheid paart, maar dit kan evenwel niet geheel en al veroor-
deekl worden. De verdienste bestaat geenszins in het niet ondervinden dier zwakheden, maar in de bestrijding er van . . 19
VH. Hoe men Je genegenheid die men oen persoon toedraagt, welke men verloren heeft, overeen kan brengen met den wil Gods die boven alles bemind wil worden. 24
VIII. Buiten den persoon dien men bemint kan men geen vertroosting vinden. Voor-deelen van de ehvistelijke hoop, die ons de eeuwige vereeniging met dien persoon voorhoudt............27
IX. Wanneer de persoon, dien men beweent gestorven is in een gesteldheid dat men gegronde vrees voor zijn eeuwig geluk moet koesteren , moet men zich niet trachten te troosten, maar te onderwerpen. 31
X. Redenen om te hopen dat zij die wij verliezen gered zullen zijn. De huip des Hemels is machtiger in het uur van den dood dan de aanvallen des duivels. . . 34
XI. Men moet zieli niet verontrusten, wanneer , na een geregeld en christelijk leven, de dood plotseling gekomen is zonder dat men er zich met de noodige zorg op heeft kunnen voorbereiden. De beste voorbereiding is altijd den wil Gods te doen. . . 40
XII. Het geloof en de hoop ondersteunden de gevoeligheid der eerste Christenen en lieten niet toe dat zij zich aan die overmaat van droefheid overgaven waaraan
vr
wij zoo dikwijls onderworpen zijn . . UI. Verscliil tussclien de vertroostingen, door den godsdienst aangeboden en die welke de menschen ons aanbieden. Voor-deelen welke liet ongelnk oplevert voor onze zaligheid, bewezen door de woorden van Jesus Christus in de zaal van het Avont (maal...........
XTV. Vertroostingen die Jesus Christus, lioe-wel zelf door droefheid overstelpt, in de zaal van het laatste avondmaal aan zijne Apostelen i^eeft, na hun te hebben aangekondigd dar hij gaat vertrekken. . . . 5
XV. Over het Vagevuur.......g
XVI. Onze vrienden gaan voort ons te beminnen en belang in ons te stellen, wanneer zij in het andere leven zijn. ... 7
XVIL Vuordeelen van liet lijden dat zij die wij beweenen hier voor hun sterven verduurd hebben .........§
XVIII. Vertroostingen, wanneer er weezen
XIX. liet is op den persoon die overblijft dat de gèheele zwaarte van het ongeluk terugvalt. Geluk van alsdan den waren godsdienst te kennen........Sï
XX. Het is vooral tot het hart dat de godsdienst spreekt; liet is door her, hart dat wij haar begrijpen en hare vertroostingen ontvangen
VII
Biz
XXI. Vertroostingen die men vindt aan den voet vjin liet kmis........103
XXII. Over de vrees van eene bedroefde ziel van niet zuiver genoeg te zijn om in den Hemel vereenigd te worden met den persoon, dien zij beweent. Redenen om te hopen, meer dan om te vreezen, gedeeltelijk geput nit de smarten, hier beneden geleden............110
XXIII. Over do mocyelijkheid om zalig te worden wanneer men in voorspoed is. .117
XXIV. Wanneer gij in droefheid zijt, bidt. 119
XXV. Beschouwing over het officie der overledenen ............124
XXVI. Hetzelfde onderwerp. Avondgotijden. 134
XXVII. Zelfde onderwerp. Morgen-officie. 139
XXVIII. Verklaringen van en beschouwingen over het H. Misoffer......150
XXIX. Zelfde onderwerp......1G2
XXX. De voortvarendheid en onrust waarmede men bidt beletten het smaken der vertroostingen , zijn noch nuttig voor de ziel voor welke men bidt, noch aange
naam aan God..........171
XXXI. Over hetgeen oorzaak is dut men zelfs met kalmte en gerustheid biddende, slechts treurige en bedroevende gedachten krijgt. Hoe moet men bidden? . . . .17^
XXXII. Vertroostingen die men vindt in
het II. Sacrament des Altaars „ , . .179
XXXIII. Be ongevoeligheid en tegenzin die wij in het gebed ondervinden, vergeleken met hetgeen Jesus gevoelde toen hij
in den hof van Gethsemani bad. . . . 135
XXXIV. Over het gebrek aan onderwerping .............189
XXXV. Over de onderwerping die niet vrijwillig is............193
XXXVI. Vertroostingen, die men ondervindt als men zijne toevlucht neemt tot de Moeder Gods, de troosteresse der bedroefden. 19C
XXXVII. Over den troost dien men vindt in
het bijstaan der ongelukkigen. . . . 203
DE TRANEN WELKE ONS HET VERLIES VAN PERSONEN DIE ONS DIERBAAR ZIJN DOET STORTEN, ZIJN GEWETTIGD DOOR WET VOORBEELD VAN JESÜS CHRISTUS.
Gij beminl!.... Dat gevoel, verre van in strijd te zijn met de piigten van den ciiris-ten, is iutendeel het schoonste en edelste van alle gevoelens die ons de godsdienst instort.
Üe eerste pligt van den mensch is na God zijne evennaasten te beminnen, en die lieide is vatbaar voor verschillende graden. De 11. Joannes was bekend als de discipel die bijzondei lijk dooi Jesus bemind anus: die discipel die Jesus beminde !). xSiet beminnen is het deel der verdoemden, en liet A\as een zeer sterke uitdrukking, wel bekwaam om de diepte Aan liet ongeluk te schilderen waarin hij gestort was, toen de duivel lot de 11. Ca-tharina van Genua zeide: ik ben die niet bemint. (Zie haar leven, hooidst. 14.)
1) Biseipulus ille quem diligebat Jesus. Joau. 21.
2
Gij bemint en gij beweent het verlies van
het voorwerp uwer lielde!____ Uwe tranen
zijn wettig, zij zijn redelijk, zij zijn geen teeken van onvolmaaktheid: Jesus beminde en weende Jesus beminde Lazarus cu hij weende l).
. Hii wist dat treurige gebeurtenissen ons dikwijls tranen zouden doen storten en daarom heelt hij ons niet zonder den steun vau zijn voorbeeld willen laten. Wij kunnen dus aan Jesus gelijken, wij kunnen Jesus navolgen door hen te beweenen die wij beminnen. Wat zijn de tranen, door Jesus bij het graf van zijn vriend Lazarus gestort, kostbaar in de oogen van den bedroelden christen; welke aantrekkelijkheid hebben zij voor hein die weent en die weet dat hij met Jesus mag weenen! Hoe troostrijk is onze godsdienst wanneer zij ons in onze ongelukken een God tuont die met ons weent, een God die weent bij het gezigt van bedroefde personen; toen hij Maria en de Joden die met haar waren gekomen zan weenen, weende hij een (ïod eindelijk, die wil dat men zijne liefde mete
1) Diligebat Jesus Lazarum, et lacrymatus est. Joan 21.
2) ITt vidit Mariam plorantera, etJudocos qui venerant cum ilia plorantes, lacrymatus est. Joan. 11.
3
naar de tranen die Hij over zijn vriend slort: waaroj) de Juden tot elkander zeiden: ziet hoe Hij hem beminde l).
Het is echter moeijelijk voor den mensch te vfeenen en tevens de kalmte des gemoeds te behouden, be ontroering van den geest vergezelt of volgt van uahij de droefheid, en doet ons gewoonlijk meer aan dan de droefheid zelve. Zoo de tranen in stilte gestort de teekenen eener diepe droefheid kunnen zijn, hebben toch die tranen eeue zekere bekoorlijkheid voor het hart. Jesus wilde ons voor-bueld zijn, en daarom heeft hij zich met al onze zwakheden willen beklceden; Hij heeft zich willen berooven van dat zoete dat men in de kalmte van de droefheid vindt; Hij heeft ontroerd willen wezen. Zijne goddelijke natuur liet niet toe het te zijn dan in zooverre Hij zelf tot die ontroering wilde medewerken, en dat heeft Hij gedaan, het Evangelie zegt het ons: turbavit seipsnm. (Joan. 21); Hij ontroerde zicli zelve.
Schrijven wij dus niet aan onze onvolmaaktheid de tranen toe, welke de droefheid ons afperst, de ontroering die zij ons veroorzaakt; Jesus heeft geweend, Jesus heeft zich ontroerd. Dat die ontroering niet overga
1) Dixerant ergo; ecce quomodo amabat cum. Joan. lb.
i
lot hekonimering, ziedaar al \val noodig is om de gelijkenis met Jesus niet te verliezen. Gij dus die aan het verdriet overgeleverd zijl, ik -wil uwe tranen niet tegenhouden; ik noodig u uit om te weenen, en ik wil u een vriend loonen, die met u weent. Die vriend, het is Jesus; Hij is het die het Evangelie ons voorstelt weenende over zijn gestorven vriend en iu de ziel van Maria en Martha troost en vrede brengende. Alvorens de menschen door den glans zijner almacht in de verrijsenis van Lazarus te verblinden, heeft Hij ze in opgetogen bewondering van zijne teederheid willen brengen, door zich over diens dood te bedroeven; aldus toont Hij ons zijne dubbele natuur van God-Mensch door de vereeniging der hoedanigheden die God en den mensch op het edelste onderscheiden: de ahnacht en de gevoeligheid. Weinig menschen ziju onbekend met de omstandigheden die de verrijsenis van Lazarus vergezelden, maar misschien is er een groot aantal die de omstandigheden van zijn dcod niet kennen , die tot nu toe de verhevene eenvou-digheid niet opgemerkt hebben van de uitdrukkingen waarmede de Aposlel der lieide ons de smart van Lazarus' zusters en de tranen van Jesus schildert. Zoo gij tot dat getal behoort, luistert dan naar dien •welbeminden leerling, aan wieii de U. Geest
5
zelf deze aandoenlijke geschiedenis ingaf. (Joan II.)
»Er was een j.ieke in het vlek van Betha-nië, waar Maria en hare zuster Martha haar verblijf hadden. Deze Maria was dezelfde die den Zaligmaker gebalsemd had en die zijne voeten met hare haren afgedroogd had; de zieke was haar broeder Lazarus. De twee zusters deden de Zaligmaker verwittigen, die zicli in (Jalilea bevond: lieer, zeide men Hem, hem dien gij bemint is ziek. Jesus, die Maria, Martha er. haren broeder Lazarus beminde, deed aan de twee zusters antwoorden dat deze ziekte niet tot den dood maar tot grootere verheerlijking van Goden van zijnen Zoon zoude leiden. Lazarus stierf echter, en Jesus, Galilea verlaten hebbende, kwam te Bethanië den vierden dag na zijnen dood. Daar dit dorp slechts ongeveer vijftien stadiën van Jerusalem verwijderd was, waren vele Joden daar gekomen om Martha en Maria over den dood van haren broeder te troosten. Naauwelijks had Martha de aankomst van Jesus vernomen, of zij ging Hem te gemoei, terwijl Maria in huis bleef. Ach Heer, riep Martha uit, waart Gij hier geweest, mijn broeder ware niet gestorven, maar ik weet dat God U alles zal geven wat Gij hem zult vragen. Uw broeder zal verrijzen, zeide haar Jesus; ik weet het. her-
Ö
nam zij, hij zal len jongs ten dage verrijzen. Jesus antwoordde haar: Ik ben de verrijse-nis en liet leven , degene die in mij gelooft zal na zijn dood leven en al wie leeft en in mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dit? Ja Heer . antwoordde Martha, ik geloof het omdat gij de Messias zijt, de Zoon van den levenden God, die onderons gekomen zijt. Daarop ging zij naar hare zuster, riep haar zachtjes, zeggende dat de Heer daar was en liaar riep. Maria staat op en gaat Hem te gemoet tot de plaats waar Hij Martha had gevonden, want Hij was het kasteel nog niet binnengegaan. De Joden, die bij Maria gekomen waren om haar te troosten, haar uit ziende gaan, geloofden dat zij op het graf van haren broeder ging wee-nen en zij volgden haar. Ach Heer! zeide zij, Jesus ziende en zich aan zijne voeten nederwerpende, waart Gij hier geweest, mijn bloeder ware niet gestorven. Jesus haar ziende weeuen en de Joden die haar volgden met haar, werd bewogen, ontroerde zicli en vroeg waar men Lazarus gelegd had. Kom, Heer, zeide men Hem, en (üj zult het zien. De Joden, Jesus ziende weenen, zeiden tot elkander; ziet. hoe Hij hem beminde: kon Hij, voegden anderen er bij, die de oogen van een blindgeborene opende dan niet belet hebben dat Lazarus stierf? Jesus komt bij
7
het graf. Hij werd op nieuw in zich-zelven bewogen en Hij beveelt dat men den steen weg-neme____quot;
Dit aandoenlijk verhaal eindigt met de ver-rijsenis van Lazarus.
GEVOELIGHEID VAN JESUS* H. HART. WANNEER WIJ VAN ALLE SCHEPSELEN VERLATEN ZIJN MOETEN WIJ TOT HEM ONZE TOEVLUGT NEMEN.
Ik weet. dat er vele christenen zijn wien het denkbeeld van de gevoeligheid van liet 11. Hart van Jesus misschien zal verrassen; ilie, in den Verlosser der wereld sleclits zijne godheid beschouwende, niet die gevoeligheid in Hem kunnen veronderstellen, welke liun bijna onbestaanbaar toeschijnt met het oneindig groote wezen. Anderen, gewoon in Hem slechts een strengen recliter te zien, voor wien elk niensch als schuldige moet verschijnen, kunnen het denkbeeld van die gestrengheid niet vereenigen met dat der teergevoeligheid, en vreezen in ot3-loof ol' in eerbied te kort te schieten indien zij tot Hem gaan als tot een broeder, tot een vriend. Maar die Jesus, die een strenge rechter voor de boozen zijn zal, is evenwel
8
f.ie teergevoelige vriend, wien wij de smart van Maria en i\iartha hebben zien dcelen, zoozeer zeils dat !ïij de Joden die getuigen van zijne tranen waren in verbazing bracht ; Hij is die teedere vader, die bij den terugkeer van bet verloren kind zich slechts cle grootheid zijner zonden herinnert om daarnaar de mate van liefkozingen af te meten, waarmede Hij bet overstelpt; Hij is die goede herder, die het verdwaalde schaap opzoekt, het op zijne schouders laadt om het de moeijelijkbeid van den terugkeer zooveel mogelijk te besparen, en die zijn leven geeft om het doodvonnis dat bet verdiend had te vernietigen. Jesus is die mededoogende rech-ler, die een schuldige vrouw vrijspreekt en nare aanklagers beschaamt, die weldoener, van wien men na zijn dood de verhevene getuigenis gaf dat allen zijne weldaden hadden ondervonden: die weldoende en allen (jenezeiule rondiroh 1;; Hij is die trooster die de ongelukkigen en bedroefden tot zich roept 2); die man wien zijne vijanden geen ander verw ijl hebben kunnen doen . dan dat !lsi toegevend voor de zondaars was 3).
Die Ood-Menscb wiens majesteit ons onver-
1; Pertransiit benefaciendo, et sanando omncs. Act. 10.
9
eenigbaar schijnt met de teederheid en gevoeligheid, is degene, die op den vooravond van den dag, waarop Hij door een volk, dat Hij met weldaden overladen had, ter dood gebracht zoude worden, tranen stort over de ongelukken die over de Godsmoordende stad zullen nederdalen l); het is degene wiens laatste woorden woorden van vrede en barmhartigheid zijn voor een boosdoener, die aan zijne zijde sterft, woorden van troost voor eene bedroeide moeder en een beminden leerling, woorden van verschooning en vergeving voor zijne beulen2). Zoude een God-Mensch wiens stem de stormen stilde en de dooden tot het leven terugriep de macht niet hebben om het lijden dat wij te verduren hebben te verlichten? Zoude zijn hart, dat eertijds voor alle ongelukkigen geopend was, uu ongevoelig zijn voor onze zuchten en tranen? Helaas! tot wien zouden wij gaan zoo wij niet bij Hem onzen troost zochten? De wereld die ons hare armen opende toen wij •gelukkig waren, schijnt ons te vergeten zoo-dra het ongeluk ons getrolFen heeft; die wereld, m wieroogen het ongeluk een mis daad is, werpt ons uit haar midden zoodra onze lippen weigeren de vreugdetoonen te uiten welke zij van ons vordert. Hoevele
1) Luc. 19. 2) I,uc. 23. Joan. 19.
10
van hen die zich onze vrienden noemden, beminden ons slechts om de welvaart die ons deel -was! In den treurigen toestand van verlatenheid, welke op de gunsten der fortuin gevolgd is, hebben wij maar al te veel redenen om ons de klachten van den heiligen man Job toe te eigenen die in de overmaat zijner droefheid uitriep: Mnijne broeders hebben zich van mij verwijderd alsof zij mij niet kenden ; mijne bloedverwanten hebben mij verlaten; ik heb mijne kinderen en mijne knechten moeten bidden; zij die zich mijne vrienden noemden vereenigden zich. om mij te pijnigen, met de hand van Ood die op mij drukt 1).quot;
In die volstrekte verlatenheid, terwijl wij, aan ons zeiven overgelaten, slechts nieuwe bronnen van droefheid in ons vinden, doet zich de stem van dien teederen en gevoeligen vriend hooren; Konit tot mij: uwe smarten en ongelukken verschaffen u een nieuw recht op mijne teederheid ; wie gij ook zijt, komt; in mij zult gij de troost .en kalmte vinden welke gij zoekt: Venite ad me om nes '/ui laboratis, ct onerati estis et eqo reficiarn vos 2). Uwe vrienden vergeten ü ! Gaat tot Hem wiens vriendschap u nooit zat vergeten en die nooit zal ophouden tl te bemin-
1) Job. 19. 2) Matth. 11.
11
nen: die teedere -vriend belooft u de rust te midden der smarten die gij lijdt, en zijn ■«•oord is onfeilbaar l).
SLECHTS HOOR ONS MET ONZE SMARTEN, VOLGENS HET VOORBEELD VAN JESUS CHRISTUS, BEZIG TE HOUHEN, KAN MEN ONS VERTROOSTINGEN AANBIEDEN.
Het bedroefde hart dat een bemind voorwerp heelt verloren, zoekt te vergeefs andere troostredenen dan die welke het de gedachte van den persoon zeiven verschaft; men moet dan wel weinig gevoel hebben ora te trachten het te troosten door het van die gedachte af te leiden en elders heen te richten; deze manier is echter slechts al te veel in gebruik. Neen, de beschouwing dei-redenen die ons verpligten voor onze gezondheid te zorgen, ons te bewaren voor personen aan wie wij nuttig kunnen zijn, heeft evenmin de macht ons te troosten als de redeneringen van een kouden geest bestaanbaar zijn met de gevoelens van een tee-der en gevoelig hart. Hoe slecht wordt het
12
menschelijk hart, het edelste werk der schepping, gekend, hoe quot;weinig gevoel hebben de inenschen, wanneer zij ons willen troosten zonder met ons te gevoelen, zonder zich met ons te bedroeven! Jesus verzachtte de smarten van Maria en Martha door met haar te weenen, Hij heiligt niet alleen de teekenen van droefheid. Hij maakt ze zoet. Zou men een zekerder middel kunnen vinden om een bedroefd hart te troosten, dan dat hetwelk ons aangeduid wordt door den God-Mensch? Maar helaas! hoe zeldzaam zijn zij die weldadige harten, die Jesus tot hun voorbeeld nemen, wanneer zij bij ongelukkigen zijn! Men spreekt ons in die omstandigheden van de noodzakelijkheid van de wel dat alle menschen moeten sterven, van de schatting die iedereen aan de natuur moet betalen. Anderen, nog minder gevoelig, spreken tot ons In de al te dorre taal der rede, terwijl het hart bedroefd is, en hunne misplaatste troostredenen hebben dikwijls geen andere uitwerking dan de wond te verergeren, die reeds al te veel smart veroorzaakt. De vrienden van Job trachtten hem te troosten door zijn geest te overstelpen met redeneringen en bedenkingen waaraan het hart geen deel kon hebben. 0! zonder twijfel zoi.de de ongelukkige dikwerf aan zijne troosters kunnen zeggen hetgeen de heilige man tot de zijne
13
zeide: Ik heb dikwijls dergelijke redenen gehoord : mijne vrienden, die u in woorden uitput , gij zijt allen lastige vertroosters. IJ God alleen spreekt de taal des harten, Hij alleen kau het in die ooyenblikken verlichten; Hij vult het ledige aan door de hoop op eene eeuwige hereeniging, liij geneest de wonden door den balsem dien Hij ouder de droefénis-sen mengt, endoor de vertroostingen waarmede Hij ze do.jt vergezeld gaan.
DOOR CE II tl) II OEF DE ZIEL VOOll TE HOUDEN DAT DE TIJD DE DROEFHEID ZAL DOEX OPHOUDEiV VERMEERDERT MEN DEZE.
Er zijn van die weinig gevoelige meuschen die ons hunne hulp in ons ongeluk willen aanbieden door ons te zeggen dat de tijd, die alles verzwakt en vernietigt, ook onze smarten zal verminderen en eindelijk doen ophouden; zij trachten ons door die gedachte te troosten in de smart die ons zoo zoet is, maar zij kunnen die niet verminderen over het verlies dat er de oorzaak van is, en
1) Auilivi irequentei' talia: verbusi ainici mei, consolatures onerosi oiunes vos estis. Job 1G.
14
waarover zij een al te pijnlijk stilzwijgen bewaren. Wanneer onze tranen gestort worden om een persoon die ons dierbaar is en wiens tegen woordigheid wij missen, wordt alles wat ons aan die persoon herinnert, alles wat onze gedachte daarop terug brengt dierbaar aan ons hart; het geluk dat wij in het bezit van diea persoon vonden, deelt zich eenigennate mede aan de tranen en droefenissen die het bezit vervangen. Waarom dan een bedroefde ziel te spreken over iets dat, hare droef huid afleidende, haar ook afleidt van liet welbeminde voorwerp? Waarom baar als een geneesmiddel voorstellen de uitwerking van dien lijd, waarvan zij de vernielende werking zoozeer vreest? Helaas! men ontmoet maar al te zeer van die personen die, om ons te troosten, ons onderhouden over de uitwerking des tijds, over de noodzakelijkheid van zijne wet te ondergaan en ons te onderwerpen aan de macht die hij uitoefent over de gevoelens van het hart, die hij kan verminderen en zelfs geheel uitwisschen. In hoe geringe mate gevoelen die personen, zoo zij onze smart beschouwen als een kwaad waarvan wij het einde mogen wenschen! zij weten niet, die weinig gevoelige troosters, dat zij te vergeefs trachten de bedroefdheid te doen eindigen. dewijl de slag die haar veroorzaakt
15
onherstelbaar is ; zij weten niet, dat de droefheid waarmede zicli het ongelukkige hart voedt niet drukkend is: dat zij integendeel van die zoetigheden heeft die het hart niet kan ontberen. Wij ondervinden een nieuwe smart, door de vrees dat wij teveel gewicht aan hunne pijnlijke gesprekken zullen hechten eu daardoor genoodzaakt worden vaarwel te zeggen aan de hoop voor altijd in droefenis te leven, en ook door de gedachte dat wij eens zouden kunnen ophouden ons over ons ongeluk te bedroeven, dat wij eens dat ongeluk zouden beschouwen met onverschillig oog. Houd op, gevoelige ziel, u aan die bekommering over te leveren: terwijl de men-schen u het hart benaauwen door hunne redeneringen, stelt u het voorbeeld vanJesus gerust; Jesus beweent zijn vriend, en een gevoel, dat waardig is in het hart van Jesus te huisvesten, kan niet onderworpen zijn aan den tijd noch aan zijne wisselvalligheden. De bekommering zul ophouden; de opyewon-denheid, de wanhoop zullen de wet des tijds ondergaan, alles mat, om mij van de woor' den der //. Schrijt te bedienen, van den mensch is kan niet blijven duren : maar do gevoelens die het hart van Jesus waardig zijn vreezen de verwoestingen des tijds niet. Laat ons ■weenen even als Jesus; ons verdriet en onze tranen zullen geen ander einde hebben dan
dat wat God zelf' er aan zal stellen door ze in den hemel te vervangen door eeuwige vertroostingen.
MEN DURFT DE GEV0EHG11E1D, DIE EEXE GAAF VAN GOD JS EN DIE IN HET HART VAN DEN GOD-MENSGH HUISVEST , ALS EEKE ONVOLMAAKTHEID BESCHOUWEN. LATEN WIJ SLECHTS TRACHTEN IN ONS DE GEVOELIGHEID IN HARE ZUIVERHEID TE BEWAREN.
l)e mensclien, wien uwe droefheid een List is dewijl het hun moeite kost zich niet u te bedroeven, trachten somtijds dit gevoel in zijne bron aan te tasten, en zij vreezen niet n die gevoeligheid, die u in de droefheid beid dompelt die zij zouden willen doen verdwijnen, als een teeken van onvolmaaktheid voor te stellen.
l)at de aanmerkingen van deze valsche troosters de moeijelijkheid van uwe omstandigheden niet vermeerderen, gevoelige ziel; dat hunne valsche redeneringen u geen vrees aanjagen; verre van een gebrek of eene onvolmaaktheid te zijn is de gevoeligheid eene gaaf van God: ik spreek van die eigenschap van het hart die het vatbaarder maakt voor
17
de indrukken der vriendschapen der liefde, die het de vreugde en de smart van anderen even levendig doet gevoelen alsof liet hem zeiven raakt; die heter toe brengt om deel te nemen in alle gelukkige of ongelukkige gebeurtenissen die zijne broeders vertroosten of bedroeven, llij die deze gesteltenis van het hart zoude Av.'Uen veroordeelen. zoude het gevoelen van een heiligen en beioemden bisschop veroordeelen, die zegt: »de ver-eeniging der harten en de lielde jegens den naaste is een der grootste en uitstekendste geschenken der goddelijke goedheidquot;. i)ie heilige bisschop, die ons elders de gevoeligheid op zulk eene naïve wijze schildert, Manneer hij zegt: «Ei is, volgens mijne gedachte, niemand op de wereld die hartelijker, teedeider bemint dan ik, dewijl het God behaagd heelt mijn hart aldus te vormenquot;, die heilige, zeg ik, vreesde niet dat die gevoeligheid, die hij als het werk des Scheppers erkende, buitensporig konde worden. Hoe zoude hij daaraan hebben kunnen twijfelen, dewijl hij haar vond in het hart van den God-Mensch, in wien alle schatten van eeuwige genaden besloten zijn zonder eenige vermenging met menschelijke onvolmaaktheid; in dat goddelijk hart, dat door zijne gevoeligheid jegens zijn vriend Lazarus het voorwerp van de bewondering zijner
2
18
vijanden was; in dat hart,, dat te midden van de smarten van een langen en pijnlijken doodstrijd een zoo schitterend blijk van tee-derheid aan deu welbeminden leerling gat'? Zou de gevoeligheid welke ons hart als het ware grooter maakt, die het voor grootere liefde vatbaar doet worden, een andere bron kunnen hebben dan de bron zelve der liefde? Zoo men wilde bewijzen, dat de oorsprong der liefde niet zoo zuiver en heilig is, door zich te steunen op de laakbare uitkomsten welke zij dikwijls oplevert, zoude men niets anders bewijzen, dan dat wij hetgeen wij van tiod ontvangen niet kunnen onderscheiden van hetgeen onze onvolmaaktheden maar al te dikwijls aan zijne gaven toevoegt om ze de verderfelijkste uitwerkselen te doen voortbrengen. Komt de begeerte naar geluk niet van Uod, die, ons naar zijn beeld geschapen hebbende, die begeerte in ons hart gelegd heelt? iloe dikwijls intusschen doet de mensch, zijn geluk zoekende in de we-reldsche vermaken, dit gevoel niet dienen tol najaging der schandelijkste voldoeningen!
Laat ons slechts trachten om zooveel ons mogelijk is de gevoeligheid, cie gaaf van God, inden staat van zuiverheid te bewaren, waarin /.ij was toen zij uit zijne handen te voorschijn kwam. Zoolang die gaaf gebruikt wordt volgens de inzichten van Hem, die ze
19
ons gaf, zoolang wij liaar niet doen dienen tegen zijne bevelen, is onze gevoeligheid niet slechts onbeiispelijk, maar zij kan ons, even als alle andere gaven Gods, nieuwe middelen verschaffen om de belooning, die in hel gevoel der liefde bestaat, te verdienen en te vergrooten.
HET IS MOEIJELIJK ER VOOn ÏE WAKEN, DAT ZICH NIETS WERELDSCH, ZELFZUCHTIGS, ONVOLMAAKTS AAN ONZE GEVOELIGHEID PAART, MAAR DIT KAN EVENWEL KIET GEHEEL E!J AL VEROORDEELD WORDEN. DE VERDIENSTE BESTAAT GEENSZINS IN HET NIET ONDERVINDEN DIER ZWAKHEDEN, MAAR IN IIE BESTRIJDING ER VAN.
Hoe heilig de bron der gevoeligheid zij, is het echter moeijelijk haar in dien graad van zuiverheid te bewaren, waarin wij haar van den Schepper ontvangen hebben. Die dochter der goddelijke liefde wordt, zoodra zij in ons hart komt -wonen om het naar het hemelsch vaderland te richten, besmet door de indrukken welke de geschapen voor-werpen, die zij ontmoet, op haar maken, en waaraan zij zich hecht op eene minder zui-
20
veie, minder volmaakte ^ ij ze dau die waartoe zij geroepen is: zij is als de reiziger, die geen slijkerig pad kan bewandelen zonder dat zijne kleederen besmeurd ■worden, liet mensclitlijke, liet aardsche dat zich aan onze gevoeliglieid paart, bepaalt zicli gewoonlijk tjt het in de schepselen beminnen van hetgeen zij het minst beminnelijk hebben, tot het beminnen van ons zeiven in hen of tot het in ben beminnen, niet van hun waarachtig, maar van hun hersenschimmig geluk. ilet is uit de eerste dezer gebreken dat de aardsche lielde, de liefde tot hetgeen onder het bereik der zinnen valt, ontstaat, en deze lielde kan niet duurzaam zijn, dewijl de stol' de basis, waarop zij zich grondt, vergankelijk en zelve aan verandering en bederl' onderworpen is. Deze liefde is echter zeer algemeen; zij is zelis maar al te dikwijls de eerste oorzaak van alle genegenheid. Het is ook niet zeldzaam, dat wij ons zeiven beminnen en hen wien w ij lielde toedragen; want waaraan zou men het leedwezen toeschrijven, dat men ondervindt, door de verwijdering of scheiding van een beminden persoon wiens geluk echter zeker is? Van waar komt het, dat men dikwijls vreest het lijden en de ellende van andoren te lee-ren kennen? Is het niet omdat meu dooreen natuurlijk gevoel vau het hart verplicht wordt
21
tegen zijn zin dat lijden te deelen? Het gebeurt ook maar al te dikwijls, dat wij de liefde die wij de schepselen toedragen naar een ingebeeld geluk rigten, dal wij hun waar geluk opofferen aan plannen die wij voor hun geluk gevormd hebben en die blijken droombeelden te zijn geweest.
God verhoede dat ik elk gevoel zou ver-oordeelen, waarin men iets van een dezer gebreken zou kunnen ontdekken; dat ik de smart van Rachel zou laken, omdat zij hare dierbare kinderen beweent, die, in de dagen hunner onschuld door den dood weggemaaid en vereenigd met de engelen des hemels, haar niettemin ontroostbaar laten, dewijl zij niet meer bij baar zijn !); dat ik de tranen van een echtgenoot zou afkeuren, die, na de oogen ten hemel geheven te hebben om er zijne eclUgenoole met de onsterfelijkheid gekroond te zien, voelt dat zij zich met tranen vullen, als hij, zijne blikken naar de aarde wendende er niet meer die beminde gezellin vindt. Hoe zoude men de liefde, die men een persoon toedraagt wiens tegenwoordigheid ons geluk uitmaakte, kunnen afscheiden van de gedachte aan de schoone hoedanigheden, die hij van den Schepper ontvangen heelt, van de zoelheid die w ij smaken, wanneer
l) Jcrem. 31,
22
wij ons die beminde trekken voor den geest brengen? De heilige bruid, -wier klacliten over de afwezigheid van haren welbe-inmde door den geest Gods zijn ingegeven, beweent de zoetheid zijner stem en de bekoorlijkheid zijns gelaats !). Rachel weende van vreugde, toen zij in den jonden Tobias de trekken van haren ouden vriend terug vond 2). ö
liet gevoel, dat ons de persoon doet be-weenen, wiens gezelschap ons geluk uit-inaakte, kan niet laakbaar zijn, als het niet de eenige oorzaak is der tranen, welke wij over zijn verlies storten. De begeerte om het bijzijn te genieten van hetgeen hij bemint, is den mensch zoo natuurlijk, dat uod hem in den hemel de vervulling van die begeerte voorbehoudt als belooning voor de getrouwheid, waarmede hij Hem gedurende het leven bemind heeft. Het is nog-maals de welbeminde Apostel, die, wanneer hij ons het geluk schildert van hen, die hun God bemind hebben, ons zegt: Hij zal met bun zijn, zij zullen Zijn volk en liij zal hun God zijn en met hen wonen 3). Alaar als het verdriet over het. niet meer bezitten van een voorwerp, dat wij beminden, ons tranen op deszells graf doet storten, laat ons dan de
1) Cant.' 5. 2) Tobias 7. 3) Apoe. 21.
23
gedachte aan zijn vertrek-weten te verbinden met de hoop op eene spoedige hereeniging; zoo wij zoelheid vinden in de herinnering aan dat voor-werp door de bekoorlijkheden, welke hel in onze oogen had, laten wij dan denken aan de volmaking, die zij ondergaan hebben bij zijne intrede in de heerlijkheid; als een treurige blik op ons zeiven ons de eenzaamheid, waarin wij ons bevinden, in al zijne uitgestrektheid doet gevoelen, laat ons dan tevens trachten te denken aan het geluk, dat dien doodelijken slag verschalt heeft aan den persoon, d en wij beweenen.
De lielde kan ongetvijleld niet in hare zuiverheid bestaan in het hart van den ster-t'elijken mensch die slechts stof en bederf is. Onze gevoeligheid laat zich somtijds door de zwakheid die ons eigen is medeslepen tot eenige van die gebreken dieindeoogen van God dit werk zijner banden minder zuiver maken; de verdiensten bestaat echter niet in het niet ondervinden dier zwakheden maar in het wederstaan aan dezelve. Laten wij der vriendschap tranen geven, dewijl Jesus zelve er gestort heeft; maar laten wij ook in onze broeders vooral die on-sterlelijke ziel beminnen, dat afbeeldsel der Godheid, dat de mensch zoo hoog boven de andere schepselen verheft; laten wij hun waar geluk en niet hun kortstondig aardsch
geluk beminnen; dan zal onze gevoeligheid zuiver en heilig zijn; dan zal onze liefde, zelfs in de droefheid, vervuld zijn met zoetheid en zij zal aangenaam wezen aau llem die de oorsprong der gevoeligheid en de bron der liefde is.
HOE 31 EN BE CENEOEXHEID DIE MES EEN PEIISOOJi TOEDRAAGT, WELKE MEN VEIILOREN HEEFT, OVEll-EEi\ KAN JIHEXGEN MET DEN WIL GODS DIE BOVEN ALLES BEMIND WIL WORDEN.
I)e zoetheid, welke verborgen is inde naleving van de wet van dien tïod wiens voor-schritten slecliis liefde ademen, die zoetheid, die de teedere en gevoelige ziel smaakt welke '*od gehoorzaamt door het volgen van do in^ wendige stem die haar aanspoort liaren evennaaste Ie beminnen, is voor u in bitterheid veianderd, ongelukkige ziel! die niet tot u zeiven durft zeggen dat liet Gods liefde is die uwe genegenheid vestigde op dat schepsel, welks tegenwoordigheid op aarde uw geluk uitmaakte, eu wier herinnering liet eenige goed is dat u overblijft na de smartelijkste der scheidingen. Wat zijt gij te beklagen, hoezeer moet men medelijden heb-
25
ben met u, als te midden der tranen die gij schenkt aan liet voorwerp dat uw liart beweent, die gedachte u de versclnikkelijke keuze laat van óf te verzaken aan de zoetheden van die vriendschap, de laatste en getrouwe gezellin van uw halt in zijn ongeluk, of u bloot te stellen aan liet overtreden van de goddelijke wet, door liet vrijelijk volgen van de neiging waaraan dat hart behoefte gevoelt zich over te leveren, en waarvan het zich de wettigheid niet durft bekennen. 0! stel u gerust over de zoetheid van die goddelijke wet, waarvan geen enkel voorschrift moeijelijk is i). Zoo gij behoort tot het getal dier zielen die aan het beminde voorwerp eeue zuivere en algeheele lielde zouden willen wijden, en vreezen die liefde niet overeen te kunnen brengen met den wil van een God die boven alles bemind wil worden, die wil, dat alles slechts ter liefde van Hem bemind worde, zoo die ver-deellng der Helde u aisclnikt, verkeert gij in dwaling, en die dwaling komt daarvan daan dat gij niet genoegzaam den geest en den zin dier liefdewet vat: een schepsel beminnen om God Is niet ons hart van dat schepsel aftrekken, of elke neiging uit ons hart weren welke niet uitsluitend den stempel van
1) 1 Joan. .r).
24
geluk beminnen; dan zal onze gevoeligheid zuiver en heilig zijn; dan zal onze liefde, zelfs in de droefheid, vervuld zijn met zoetheid en zij zal aangenaam wezen aan Hem die de oorsprong der gevoeligheid en de bron der lieide is.
HOE JlliX BE GENEGENHEID DIE MES EEN PEliSOON TOEDRAAGT, WELKE MEN VERLOREN HEEI'T, OVEREEN KAN BRENGEN MET DEN WIL GODS DIE BOVEN ALLES BEMIND WIL WORDEN.
De zoetheid, welke verborgen is iade naleving va.i de wet van dien (iod wiens voor-scimfteu slechts liefde ademen, die zoetheid, die de teedere en gevoelige ziel smaakt welke lt;iod gehoorzaamt door het volgen van de inwendige stem die haar aanspoort haren evennaaste te beminnen, is voor u in bitterheid veranderd, ongelukkige ziel! die niet tot u zeiven durft zeggen dat het Gods lieide is die uwe genegenheid vestigde op dat schepsel, ■«elks tegenwoordigheid op aarde uw geluk uitmaakte, en wier herinnering iiet eenige goed is dat u overblijft na de smartelijkste der scheidingen. Wat zijt gij te beklagen, hoezeer moet men medelijden heb-
25
ben met u, als te midden der tranen die gij schenkt aan liet voorwerp dat uw hart beweent, die gedachte u de verschrikkelijke keuze laat van óf te verzaken aan de zoetheden van die vriendschap, de laatste en getrouwe gezellin van uw hai t in zijn ongeluk, of u bloot te stellen aan het overtreden van de goddelijke wet, door het vrijelijk volgen van de neiging waaraan dat hart behoefte gevoelt zich over te leveren, en waarvan het zicli de wettigheid niet durft bekennen. 0! stel u gerust over de zoetheid vaii die goddelijke wet, waarvan geen enkel voorschrift ntoeijelijk is i). Zoo gij behoort tot het getal dier zielen die aan het beminde voorwerp eene zuivere en algeheele lieiiie zouden willen wijden, en vreezen die liefde niet overeen te kunnen brengen met den w il van een God die boven alles bemind wil worden, die wil, dat alles slechts ter liefde van Hem bemind worde, zoo die verdeeling der liefde u afschrikt, verkeert gij in dwaling, en die dwaling komt daarvan daan dat gij niet genoegzaam den geest en den zin dier liefdewet vat: een schepsel beminnen om tiod is niet ons hart van dat schepsel aftrekken, of elke neiging uit ons hart weren welke niet uitsluitend den stempel van
1) 1 Joan. 5.
26
den pligt draagt. Een gevoel, enkel door de gehoorzaamheid ingegeven, kan den naam van liefde niet dragen. God is in ons de bewerker van de neiging, die ons doet beminnen : het hart van den mensch scheppende heeft quot;ij zelve er de behoefte van te beminnen in geplant, de behoefte aan dat gevoel dat het eeuwige geluk van God zelve uitmaakt. Zich aan de behoefte van te beminnen overgevende, gehoorzaamt de mensch aan de wet van zijn Schepper. Maar God die ons geluk wil , heeft door het voorschrift der Hetde de neiging die wij voor het schepsel gevoelen willen richten naar het eenig doel dat het redelijke, naar Gods beeld geschapen wezen waardig is, naar het ware geluk van dat schepsel en van het onze. Zoo dra de genegenheden des harten slechts een duurzaam, waar geluk ten doel hebben is de wil Gods volbracht, de richting die Hij aan onze liefde beeft willen geven is gevolgd, zijn bevel is nagekomen; de liefde, aldus geregeld , is de liefde die God ons vrasgt, het is een uitvloeisel der Godheid, en daardoor is zij in de orde zijner plannen en van zijn wil. Stel u dan gerust, bevreesde en ontroerde ziel, die een voorwerp beweent al uwe tee-derheid waardig. Die vriendschap, waaraan uw hart zooveel waarde hecht, blijft haar bij zonder dat de wet des Heeren er ook maar
27
het minste door lijdt. Zoolang die vriendschap u niet de gelatenheid, de onderwerping aan den wil Gods ontneemt, is dat gevoel te prijzen, en het hart waardig dat door den God der liefde geschapen is l). Wanneer ongeregelde begeerten, tegenstrijdig aan zijn wet. ten gevolge van dat gevoel uw hart mochten binnensluipen, moet gij deze bestrijden, want zij zijn de kinderen der bedorven natuur, die gij moet vernietigen , maar niet een gevoel dat zonder hen bestaan kan, zooals het bestond in het menschelijk hart, toen het uit de handen zijns Scheppers te voorschijn kwam.
BUITEN DEN PEBSOON DIEN MEN BEMINT KAN MEN GEEN VEIiTROOSTINO VINDEN. VOOnDEELEN VAN DE CHRISTELIJKE HOOP, DIE ONS DE EEUWIGE VEEEENING MET DIEN PERSOON VOOIUIO0DT.
De bedroefde mensch die een bemind voorwerp heeft verloren weet geen andere vertroosting voor zijne smarten te vinden dan in dat voorwerp zelve. Hij kan slechts daarvan spreken en zijn zoetste troost is tra-
1) 1 Joan. 4.
28
nen op deszelfs graf te storten. Aldus is het dat de Apostel der liefde ons Maria Magdalena schildert, die de smart welke haar hart verscheurt lenigt door de tranen welke zij stort op het graf van haren welbeminde: Maria hlcef hutten het yraf staan l). Wanneer zij haren mond opent is het slechts om van Hem te spreken: zij noemt Hem niet, dewijl zij zich niet kan voorstellen dat men zich met iets anders zoude kunnen hezig houden, en, gelijk de bruid uit liet Hooglied wier liefdeklachten de 11. Geest ons heeft doen kennen, vraagt zij aan hen die zij ontmoet, of zij de welbeminde van haar hart gezien hebben. Numquidquem diligit anima mea vidistis? 1)
Die gedachte die ons hart in zijne droefenis alleen bezighoudt, geleidt ons noodwendig, wanneer zij de richting volgt, welke het geloof haar geeft, naar dat eeuwige leven dat begint op hetzelfde oogenblik waarop dit vergankelijk leven eindigt. 0! wat is zij kostbaar die christelijke hoop, die hemelsche gids waarmede het hart de tijdruimte overschrijdt, en in de eeuwigheid het gezelschap van den welbeminden persoon zoekt!
Om de voordeelen, welke de christelijke
Cant. 3.
hoop aanbiedt wel te kunueu waarderen, moet gij u een oogenblik in de plaats stellen dier ongelukkigen, aan wie het heidendom , na de praal der begrafenis die hen nog eenige oogenblikken in verbinding had gesteld met den persoon die betreurd werd, niets meer aanbood dan het niet, het ledige, liet eeuw ige vaarwel, vale wfernnin, die vree-selijke uitdrukking van de verschrikkelijkste wanhoop, was de eenige hoop, zoo men het met dien naam noemen kan, welke der be-droelde vriendschap overbleef; het was de laatsle schakel va;i eene keten, die, na het geluk uitgemaakt ie hebben van twee wezens, die zij op aarde vereenigd had, met deze schakel aan liet eeuwig ledige reikte.
Die treurige uitdrukkingen zijn den ge-loovige onbekend: de aankondiging van eene eeuwige verrijsenis heeft de aankondiging van eene scheiding zonder einde vervangen; Hij is verrezen, Hij is hier niet i). Die stem vol onsterfelijkheiU 2) welke weerklonken beeft voor de eerste maal van uit het graf van het hoofd der geloovigen na de voltrekking van liet geheim der verlossing, doet zich op nieuw hooren aan hem die liet graf Zijner leerlingen nadert, met het gelooi van Magdalena en hare vrome gezellinnen. Dat
1) Surrexit, nou est hic. 2) Sap. 3.
30
de mensch, slaat' van het uiterlijke, op den steen die het stoiFelijk overschot van het beminde voorwerp dekt het hic jacet, hier rust, schrijve, dat is slechts een hulde, waardoor hij in den zoon der eerste zonde, in den dood, de overblijfselen der oude magt van dezen wil erkennen: het is de laatste weerklank van zijne vroegere zegepralen. Maar het edelste deel van het slagtofler is aan de woede van den dood ontrukt; nog meer, het slagtolï'er overwint op zijne beurt den dood door de bescherming van den eerstgeborene onder de stervelingen, en de kreet der overwinning klinkt voor hein zooals zij geklonken heeft voor zijn opperhoofd; Surrexit, non est hic; Hij is verrezen. Hij is hier niet.
Beurt dan uw moed op, christelijke ziel; verlevendig uw geloof, verdubhei uwe hoop; neen, het is niet meer hier, dat teeder beminde voorwerp, maar zijn geluk is verzekerd in dat vaderland van waar het de armen naar u uitstrekt. De dood. die naam -zoo vreeselijk voor den ongeloovige, herinnert den waren christen aan het aandeel in de overwinning van den Grod-mensch, die het schepsel met zich neemt, als het in Zijn liefde sterft, liet leven, dat zoo veel bekoorlijkheden voor u had, was tlechts eene lange voorbereiding tot de zegepraal van dat beminde voorwerp: de voorbereiding is
31
haar einde genaderd, liet iaatsle oogenblik is gekomen, de deuren des hemels zijn geopend en zijn eeuwig geluk is begonnen.
WANNEER DE PERSOON, DIEN MEN BEWEENT GESTOn-VEN IS IN EEN GESTELDHEID DAT MEN GEGRONDE VREES VOOR ZIJN EEUWIG GELUK MOET KOESIEREN, MOET MEN ZICH NIET TRACHTEN TE TROOSTEN MAAR ZICH ONDERWERPEN.
Niet alle bedroefde harten mogen zich verheugen in de gedachte aan het eeuwig geluk van den persoon dien zij bev.eenen; ik zoude dien troost niet durven aanbieden aan hen, die een beminden persoon hebben zien sterven in een gesteldheid die gegronde vrees doet koesteren voor zijn eeuwig geluk. Groote God! die enkele gedachte aan het eeuwig ongeluk doet den man van geloof sidderen, zells v/anneer het een onbekende geldt! De Apostel die zijne leerlingen van Thessalo-nika troostredenen bij het verlies hunner vrienden wil aanbieden, schijnt niet te durven spreken van een. zoo ongelukkigen toestand; hij spreekt slechts tot hen die eene eeuwige hereenlging kunnen hopen. Ik zoude ii niet bedroefd willen zien, zegt hij, zoo-
32
ais zij die geeue hoop meer hebben; hij zwijgt over het lot der anderen! Zal ik niet dat voorbeeld voor oogen tot die ongelukkige zielen durven spreken ? Zal ik oen z-w ij-gen durven verbreken, dat de man Gods door geen enkele troostreden wist te vervangen? gt;Ach! zou ik zeggen, zoo uw hart nog vatbaar is voor eenige vertroosting, zoek haar hier niet, regtmatig bedroefde ziel; gaat liever in den hoi van Olijven, ziet er uwen Zaligmaker die in zijn doodstrijd die lange rij van verdoemden zief, waarover llij zich niet kan troosten, dewijl zy uiet in liet boek des levens zijn opgeteekend: nol uit consolare fjaia non sunt *); beschouwt de gevoelens van zijn van droefheid verscheurd hart. o(, zoo de volmaaktheid van dat voorbeeld u onlinoedigt, tracht de gevoelens te begrijpen van een ongelukkigen vader, wien een zoon ontnomen wordt op liet oogenblik dat deze de heiligschenuende hand tegen hein opheft, van David die Absalon beweent: gaat den zin na van die woorden welke de smart hein ontrukt: ik heb het stilzwijgen bewaard, zegt hij, en ik heb mijnen muuU niet open gedaan omdat Gij het zijl, o mijn God, die hetver' oorloofd hebt. llie onderwerping, die volmaakte bew illiging in den w il van üod, die
1) Jercm. 31.
verheerlijkt word I door do slraf van den schuldige zoowel als door de belooning van den rechtvaardige, gelijkt een wonder: en dat wonder kan niet door de hand eens stervelings gewrocht worden. De lieer, wi'cnj (irm niet verhort is, om ue uitdrukking van den propheet te bezigen, kan dat wonder alleen uitwerken, en llij werkt het uit voor de getrouwe ziel wanneer zij de zwaarste aller beproevingen heeft, door te staan.quot; Maar zoo de gedachte aan eene zoo vreese-lijke gesteltenis voor die ongelukkige zielen elk troostmiddel, behalve het mirakel, schijnt uit te sluiten, ieerdan, kieingeloovige, uwen toestand beter te waardeeren wanneer de persoon dien gij beweent, na de aaide verlaten te hebben zich voor God vertoont, overdekt met het bloed van Zijn Zoon wiens verdiensten op hem toegepast zijn door de laatste IIH. Sacramenten, wanneer die beminde persoon behoort tot bet getal van hen die slechts in de ooycn run den onzin-nigen mensc/t schijnen gestorven ie zijn, tot hen wier itoop onsterfelijk is, aan wie de eeuwige rust beloofd is, en niet de rust eene eeuwige glorie die niet ophouden zal te schitteren in de opvolging der tijden 2). Weet uw geluk te waardeeren, en terwijl het voor-
1) Sap. 3. 2) IV. £sdi'. 2.
3
34
werp mver genegenheid u ontnomen is, zoek het in die verblijfplaats waar het geloof uw gids, de hoop uw steun is, en zonder uit uw hart een rechtmatige droefheid te weren, moet gij het ter zelfder tijd weten te openen voor de gevoelens van de levendigste dankbaarheid jegens Hem die die ziel tot het hemelsch koningrijk geroepen heeft !).
BEDEKEN OM TE HOPEÏf DAT ZIJ DIE WIJ VEH-UEZEX GERED ZULLEN ZIJN. DE HULP DES HEMELS IS MACHTIGER IN HET UUR VAN DEN DOOD DAN DE AANVALLEN DES DUIVELS.
Bij het verlies van personen die ons dierbaar zijn geven wij ons somtijds aan gevoelens jegens God over, die wij ons zouden verwijten zoo wij ze ten opzichte van ons zeiven zouden koesteren. Het geloof dat ons ondersteunt in onze smarten en in de gedachte aan onzen dood, schijnt ons te verlaten in betrekking tot dien onzer broeders: wij weten ons, door het geloof aan eene toekomstige belooning, te verdedigen tegen
1) IV. Esdr. 3.
35
een overmatige vrees, wanneer wij aau dat laatste oogenblik denken, en evenwel maken wij ons ongerust over liet lot onzer vrienden , alsof' die belooning voor hen niet bestond. üe hoop in de barmhartigheid Gods laat niet toe dat wij wat ons zeiven aangaat tot neerslachtigheid vervallen; voor onze vrienden zien wij in God slechts zijne rechtvaardigheid, en wij beschouwen Hem als een zoo onverbiddelijke rechter dat eene dergelijke gestrengheid in een raensch afkeer in ons zou opwekken. Wanneer men ous hoort spreken, zou men zeggen dat de liefde van God voor zijne schepselen niet bestaat ten opzichte van de ziel die er de vruchten het meest van behoeft, en dat het kruis van den God-Mensch slechts vruchten van gramschap heeft voortgebracht voor den persoon dien wij beweenen. Terwijl God ons, als de afbeelding zijner teederheid voor de menschen, ons de liefde van eene moeder tot haar kind voorhoudt l), zien wij in Hem slechts een tyran , en ons onophoudelijk met de oordeelen Gods bezighoudende, vergeten wij zijne goedheid en barmhartigheid. Alsdan vinden wij er genoegen in om de gemakkelijkheid van te zondigen, de moeielijkheid van weder in de genade van een beleedigden God aangenomen
1) Isai. XLIX.
36
to worden en de woede van onzen vijand l)ij de laatste aanvallen te overdrijven, en de begeerte naar eene algeheele zekerheid die wij aangaande het heil van een ander zouden willen hebben, brengt ons door eene vreemdsoortige gevolgtrekking lot de bijna volkomene zekerheid van zijn eeuwig ongeluk, (ïroote God! hoe doet zich evenwel de stem Uwer dienaren niethooren, die ons aankondigen dat wij door het bloed van onzen Zaligmaker voor de toorn van God behoed zullen worden !), die ons verzekeren dat de menschen vooral door het eeren uwer barmhartigheid U de eer bewijzen die U toekomt 2)die stem die ons beveelt aan Uwe goedheid te denken ;i), en slechts met de gevoelens van het levendigste vertrouwen tot Uwen troon te naderen 1)! Wanneer de huichelachtige tranen van den boozen mensch, die op zijn sterfbed slechts de genoegens der zonden betreurt, een gruwel zijn in Gods oogeu 5); zoo de schatten der goddelijke barmhartigheid alsdan voor hem uitgeput schijnen, dan wil die God zich schadeloos stellen voor de noodzakelijkheid waarin Hij zich bevindt om onverbiddelijk te zijn voor den stervenden zondaar, door in die oogen-
Heb. 4. 5) Sap. Is
37
blikken aan de ziel die Hem bemint alle hulp, alle teederlieid te betoonen. De buitengewone bulp die de hemel ons in die laatste oogenblikken verschaft, het Sacrament vau boetvaardigheid, dat der H. Eucharistie en het 11. Oliesel, de bijstand van Maria, die troosteresse der bedroelden,-wier hulp wij gedurende ons gansche leven voor het uur des doods hebben ingeroepen, is wel geschikt om ons dan eene nieuwe standvastigheid en krachtiger genaden te doen verwerven, liet is waar dat de engel der duisternissen, wiens woede toeneemt naarmate de oogenblikken van ons bestaan kleiner worden, zijne aanvallen verdubbelt1); maar God die niet veroorlooft dat wij hoven onze krachten beproeld worden , verdubbelt ook zijne hulp, en Marin, die nooit te vergeefs is ingeroepen geworden, weet alsdan de slagen, die de vijand toebrengt aan hem die gedurende zijn leven zijne toevlucht tot haar genomen heelt, al te weren. Waarom zou dan liet oogenblik, waarvan m zekeren zin al de uitwerkselen van het voor ons door (lt;od vergoten bloed afhangen, een oogenblik van gramschap zijn, en waarom zou dat bloed, dat niet ophoudt barmhartigheid voor ons te vragen, even als dat
Apocal. 12. 2) 1. Cov. 10.
38
van Abel slechts om wraak roepen? Die God die ons is afgebeeld als met Zijne hand den rechtvaardige in diens val ondersteunende, opdat hij geen enkele kwetsuur bekomen zoude !), zoude die God weigeren Zijne almachtige hand te reiken aan zijnen dienaar ten einde hem te helpen in het te boven komen van de laatste hinderpalen die hem nog van de goddelijke omhelzingen terughouden. waarnaar zijn hart verzucht? Wanneer men mij zoude tegenwerpen dat de toepassing der verdiensten van het bloed van God afhangt van de gesteltenis der ziel, en dat die verdiensten niet volstrekt uit zich zeiven op den mensch die tot de jaren des verstands gekomen is van toepassing zijn, dan zou Ik vragen door welken geest van naastenliefde men in een geloovige ziel zoo weinig christelijke gesteltenissen veronderstelt en eene zoodanige gehechtheid aan liet kwaad, dat dezelve sterker In haar is dan de oneindige begeerte die God naar , hare zaligheid heelt? Ik zoude vragen wat ons recht geelt om zoo ongunstig over iemand te oordeelen, om de enkele reden dat wij zeer getrolfen zouden zijn over zijn ongeluk wanneer hij veroordeeld werd? De dood ontslaat ons geenszins van het verbod onzen
1) Ps. 36.
39
naaste te oordeelen en de vriendschap die men hem toedraagt geeft ons ook geen recht liem ongunstig ts beoordeelen; net bevel om opzichtens den Heer gevoelens te koesteren overeenkomstig Zijne goedheid is niet onderhevig aan de wisselvalligheid der tijden , noch aan de betrekkingen die de kinderen der menschen onderling vereenigen.
Laat ons in het toekomstig leven doordringen om er onze vrienden te zoeken, maar nog eens, dat de hoop en de liefde Gods ons ondersteune en dal liet geloof er ons voorga. l)e Heidenen hebben aan de hoop geen anderen steun weten te geven dan het anker, dat laatste en dikwijls nutte-looze redmiddel der wanhoop. De hoop des christens steunt op het kruis; het is door het kruis-dat de christen zich voor schipbreuk behoedt; het kruis noodigt ons niet minder tot vertrouwen dan tot liefde uit, en de geloovigen hebben niet heter de zoetheid van den slaap hunner overleden broeders weten uit te drukken dan door ze te begraven in de schaduw van het kruis.
iO
JIE.V JKJET ZICil KIET VEliOSTRUSÏEN, WANNE En, NA KEN GEREGELD EN CHIUSTELIJK LEVEN, DE UUÜfl PLOTSELING GEKOMEN IS ZONDER DAT MEN EU ZICH MET DE NOOU1GE ZOllG OP HEEFT KUNNEN VOOIIKEItElUEN. DE BESTE VOORHEBEIDING IS ALTIJD DEN WIL GODS TE DOEN.
Gij werpt mij tegen dat cie barnihartig-lieid waarmede de lieer zijne schepselen bijstaat in buune laatste oogenblikken, om de verdiensten van zijne verrijseriis op hen toe toe te passen, liet hart des zondaars plotseling veranderen en er zelfs een voorbeeld van boetvaardigheid van maken kan ; dat dit echter sleclils uitzonderingen zijn waarop men onmogelijk kan rekenen, en dat men, zonder op die wonderen van de goddelijke barmhartigheid te rekenen, onmogelijk met gerustheid aan de strengheid der ooideelen Uods kan deuken, waarvan het eeuwig lot der ziel afhangt die voor Zijn ontzaglijken rechterstoel verschijnt. Een heilige dood, z(!gi- g'j, is slechts het gevolg \an een ijverige en naauwkeurige voorbereiding: maar hoe zeldzaam is die voorbereiding! !gt;c be-geerie naar genezing, de benaauwdheden der ziekte, de gedachte aan de laatste be-
41
schikkingen, dikwijls ook Je belemmering der geestvermogens houden den geest van den zieke te veel bezig om hem te veroorloven zich \oor te bereiden om •«èl te sterven: en denkt iisen er gedurende het leven ernstig genoeg aan om eene laatste voorbereiding te kunnen missen? En wie zoude, zelfs na een geregeld en christelijk leven, gereed zijn om te sterven, zonder eene onmiddellijke voorbereiding.
0 bedroefde ziel, het voorwerp dat gij be-veent heeft misschien den tijd of de middelen niet gehad om de laatste llil. Sacramenten te ontvangen, ol zijne ziekte heelt hem geen genoegzame rust en kalmte gelaten om zich vvèl voor te bereiden tot de genade van een zaligen dood. Maar is het dan noodzakelijk om voor eenen zaligen dood eene andere voorwaarde te stellen dan een geregeld leven; en bestaat de beste voorbereiding tot sterven juist niet in dat geregeld en clnisteiijk leven?
De eeuwige Waarheid die ons de vervulling van den «il Uods aanduidt als het eeuige middel dat ons de deuren des hemels kan openen: liij die den wil doel van mijn Vader die in den hemel is, zal het rijk des hemels biuneiujuun l), die eeuwige Waarheid, zeg
1) Qui facit voluntatem Patris mei, qui in
42
ik, leert ons daardoor duidelijk dal in die vervulling de beste voorbereiding tot den dood gelegen is. Die voorbereiding is geschikt voor eiken ouderdom en voor eiken staat, voor alle omstandiglieden des levens, voor de gezonden zoowel als voor de zieken; in de laatste ure zelfs verandert zij niet van natuur; zij verandert slechts in hare toepassing wegens de verschillende gesteltenissen; maar m welke gesteltenis ons de dood ook vinde, zoo wij bezig ziju met bet vervullen van den wil Gods zal zij voor ons de weg des hemels zijn.
De heilige Aloysius van Gonzaga, die jeugdige heilige, wiens zachte en beminnelijke deugden een nieuwen glans schijnen te ont-leenen uit de omstandigheid dat zij reeds schitterden op een zoo teederen leeftijd, werd eens door zijn overste, op het uur gedurende hetwelk de regel hein de uitspanning voorschreef, ondervraagd omtrent hetgeen bij doen zoude zoo hij op dit oogen-blik vernam dal God hem onmiddellijk voor Zijn rechterstoel zou dagen. Ik zoude mijn spel voortzetten, antwoordde bij (hij speelde toen juist het maliespel) bedaard want welke betere gesteltenis om goed te sterven kan
coslis est, ipse intrabit in regnum coeloinm. Matth. 7.
43
ik verlangen, dan die waarin ik mij bevind ■wanneer ik de gehoorzaamheid in toepassing breng, die mij op dit uur voorschrijft mij te ontspannen? Zie zijn leven door P. Mar-chetti, lil boek, 2 liooldst. Die schooneziel wist dat wij nooit meerder aan God behagen dan wanneer wij Zijn wil doen, zooals Hij ons dezelve in de plichten van onzen staat aanduidt; zij kende geen betere voorbereiding tot den dood dan het volbrengen van dien heiligen wil in het volgen van den regel. Degene die door dijn dood verrast wordt terwijl hij zich bezig houdt mei het volbrengen van den wil Gods , kan niet gelukkiger Verrast worden, welke ook de bezigheid zij die zijn staat hem oplegt, al ware zij uit zich zelve de geringste; want de eeuwige Waarheid, die niet kan bedriegen, belool't hem den hemel zoo de dood hem bezig vindt met het volbrengen van den wil zijns bemelschen Vaders.
Zoo stierf de II. Simeon, zuilbewoner, die door den bliksem getroffen werd, even volmaakt in den vrede des lleeren, als wanneer een lange ziekte hein van zijn naderend einde onderricht had. Zoo was ook die heilige vorst !) een der grootste koningen die ooit geleefd hebben, (Inl. tot het godvr. leven lil.
1) De II. Lodewijk, koning van Frankrijk,
44
lb) op do kusten van Afrika, te midden van de toebereidselen tot den aanval even bereid lot den dood, als wanneer hij zich bevonden had in staat van vrede en te midden van de stilte van het hoi'. En die groote ziel ') in welke dé Heer zich eene aangename ii:oonpl(uils- (jekozen had, zooals ilij zelf het geopenbaard heeft, vvaj nooit gelukkiger geweest dan toen zij, in een afgrond gestort zijnde, een oogenblik gelooide dat zij zich, zondei eenige andere voorbereiding', ging vereenigeu met Hein, die in haar hart regeerde ; en toen men haar sprak van het gevaar dat zij geloopen had van zonder de laatste heilige Sacramenten te sterven, antwoordde zij: ik zoude veel meer spij t gehad hebben zoo ik mij niet geschikt had naaiden wil (iods die mij op deze wijze tot zich riep; Sa rasa, Ars semp. gaud. tr. XV. 34.
Lu het is niet slechts onder de helden des Christendoms dat de Goddelijke wil van die getrouwe dienaren vindt, die hij aldus voorbereidt tot een in de oogen des Heeren wel-gevalhgen dood ; er zijn ook onder de christenen van onze dagen van die mannen volyens Gods hart, die zich onophoudelijk beijveren zijn wil ie doen Ja, er bevinden zich in de stilte vau het huiselijk leven en zeil's te
1) De U. Gcrtnulis. '2) Act. 13,
45
midden van hut gedruisch der wereld, van die personen, die door de (/cnwle van onzen goddclijlien Zaligniaicr cr Ion gehrapht zijn, aan de lessen der ondeuyd en de hedorren he-(jeerten der eeuw te verzaken, zoo zij het ongeluk hebben gehad er zicli te eenigen tijd door te laten verleiden; die, zeg ik, een streng leven jegens zich zelven. reehtvaardir/ jegens hunnen naaste, vroom jegens liun oppersten Meester leiden , en die aldus, volgens de beloften des Apostels, in de gevoelens van de tjclul Lifjsf.e hoop de komst van God ajwachten. En misschien is het getal dier personen grooter dan men denkt.
Is het christelijk leven dan zoo zeldzaam dat wij ons zouden overleveren aan twijfelingen die beleedigend zijn voor de goddelijke goedheid, wegens het heif van een dierbaren persoon wiens eeuwig geluk afhnig van een zoo eenvondigen en makkelijk tc volgen levenswandel? Of zou God, om hem voor zijn rechterstoel tc dagen, juist hel oogenhlik gekozen hebben waarop hij, na een regelmatig leven, het ongeluk zou gehad hebben in eene doodzonde te vallen . zonder hem den lijd te laten zich tc verzoenen met dien God, die zelfs ten opzichte van den verharden zondaar zoo barmharlig is, dat Hij, volgens een iieilig godgeleerde, aan den dood niet toelaat hem te treilen.
46
dan wanneer Hij in zijne Alwetendheid voorziet dat een langer leven hem niet tot berouw, maar tot het voortgaan in de zonden, en daardoor tot de vermeerdering zijner straf zal voeren ?
Indien God geweten had dat de zondaar zich zoude helieeren, Hij zonde hem niet weqqeno-vicn hebben alvorens hij zich bekeerd had 1). Wek dus uw moed op, christelijke ziel, schep u geen ijdele hersenschimmen door u de moeielijkheid te overdrijven die de door u beweende persoon gehad heeft om zich voor het laatste oogenblik voor te bereiden; treed ten zijnen opzichte m gevoelens die meer overeenkomen met de goedheid Gods. en met het denkbeeld dat zoovele zielen door Zijn goddelijken Geest voorgelicht daarover ge-bad hebben; en in plaats van u ongerust te maken over het lot dier ziel , alsof bet aan uwe wantrouwende kleinmoedig-heid gegeven was over hare bestemming te beslissen, moet gij denken dat de goddelijke barmhartigheid oneindig gunstiger jegens haar gestemd is dan gij het ooit had durven hopen, niettegenstaande liet belang dat gij in baar stelt; denk dat uwe hoop zich altijd
1) Nee si Deus poenitentiam actnruin (peeca-torern) scivisset, ante poenitentiam cu;n rapuis-set. S. Joann. Chrvsost. hora. 69 ad poo.
47
meet naar de denkbeelden die de inen-schelijke geest kan vormen, waardoor zij altijd begrensd is, terwijl de goedheid van God, wel verre van grenzen te hebben, oneindig verheven is boven al wat er groots, wat er oneindigs is in zijne werken: misera-tiones ejus super omnia opera ejus l).
HET GELOOF EN DE HOOP ONDERSTEUNDE DE GEVOELIGHEID DER EEPSTE CHRISTENEN EN LIETEN NIET TOE DAT ZIJ ZICH AAN DIE OVERMAAT VAN DROEFHEID OVERGAVEN WAARAAN WIJ ZOO DIKWIJLS ONDERWORPEN ZIJN.
Zoo de eerste christenen zoo weinig die overmaat van droefheid schijnen gekend te hebben waaraan wij ons bij het verlies onzer vrienden overgeven, dan was dat bij hun geen uitwerksel van de ongevoeligheid , maar van het vertrouwen waarmede zij vervuld waren; daaraan ontleenden zij hunne kracht en hunne standvastigheid in de droefheid.
Gewoon oiu van het oogenblik huns doopsels af den hemel te beschouwen als een
1) Ps. 144.
48
goed dat, hen ioebelioorfle, zagen zij inliet inn4 van sterven slechls het oogenhlik waarin zij toegelaten werden tol dien schoonen hemel. De Ephesen hadden van deuil. Apostel Paulus geleerd dat zij zicli moeslen lie-schouwcn als reeds door het doopsel toegelaten oni deel te hebben aan hel koningrijk der hemelen. He Colossen hadden geleerd dat de komst van .lesns Christus (zoo wordt de dood dikwijls in de heilige boeken genoemd) voor de christenen iiet oogenbiik hunner overwinning zou zijn. Bezeilde Apostel schreef aan de Corinthiërs dal de dood overwonnen en voer hen in een zegepraal veranderd was; hij schreef'aan de bewoners van Tiiessalénika dat de vertroosting die wij van Jesus Christus ontvangen hebben eeuwig is, dal wil zeggen dat zij onafhankelijk is van den dood; aan de Hebreen schreef hij dal zij zich moesten beschouwen als reeds toegelaten (ol de stad Gods, tot het he-meisch Jerusajcni, tot. het gezelschap der Engelen en Heiligen. Vo! van die 'vertroostende gedachten over den dood weenden en bedroefden zich de eerste christenen niet op dezelfde wijze als zij, voor wie het oogenbiik fiat een einde aan het leven maakt tevens het oogenbiik van eene eeuwige scheiding is, als zij die geen hoop meer hebben elkander terug te vinden. Aan de nagedachtenis
40
der dierbare personen die zij verloren hadden de schutting van ieedwezen betalende door de natuur geëisclit, plengden zij tevens vreugdetranen op bun grai' ter oorzake van liet geluk dat zij nu gevonden hadden. Zoo de natuur aan die vurige christenen tranen vroeg, oudersteiinde hen het geloof', en die tranen zij varen om zoo te spreken verloren in den a{grond van die gelukkige eeuwigheid , waar hunne broeders ben wachtten, van die eeuwigheid waar alles, zelfs de gedachte aan den duod wordt uilgewiseht, even als elk denkbeeld van smart en tranen: Voortaun zul cv lt;jeen dood meer zijn 1).
Zoo weenden de geloovigtn van Jerusalem op het graf' \an den eersten der martelaren2); zou beweende de heilige Laurentius te Uomezijue scheiding van zijn Opperpriester. i)e gebeden zelis die de geloovigen in die schoone tijden der Kerk voor hunne overleden broeders lot (iod richtten, waren gebeden overvloeiende van een zoet en kalm vertrouwen in zijn vaderlijke goedheid.
Ue gevoelens der Kerk jegens de overledenen zijn niet veranderd; gedenk, lieer, zegt de Kerk , nog beden zich bedienende van de gebeden die toen in gebruik waren, gedenk diegenen uwer dienaren die ons zijn
1) Act. 8. 2. 2) Ambr. L. 1. obs. c. 41.
4
50
voorgegaan met het teeken des kruises en die rusien in den slaap des vredes. Nu nog laat de Kerk in deze gebeden de gevoelens doorschemeren opgewekt door het levendigste geloof' in de Verrijsenis van den Zoon Gods die hen bemind en zich voor hen overgeleverd heeft. De hoop schijnt nu nog op haar doorluchtig voorhoofd te stralen te midden van de asch, waarmede zij het bedekt, wanneer zij ter gunste barer overleden kinderen de laatsle genade vau de goddelijke barmliartigheid afsmeekt.
VERSCHIL ÏÜSSCHEN DE VERTROOSTINGEN, DOOR DEX GODSDIENST AANGEBODEN EN DIE WELKE DE MEN-SCHEN ONS AANBIEDEN. VOORDEELEN WELKE IIEÏ ONGELUK OPLEVERT VOOR ONZE ZALIGHEID . BEWEZEN DOOR DE WOORDEN VAN JESÜS CHRISTUS IN DE ZAAL VAN HET AVONDMAAL.
Wanneer de Koning-Profeet de heiligheid beschouwde van de wetten die God aanzijn volk geopenbaard had , wanneer hij de verhevenheid zijner voorschriften, de zuiverheid zijner leer, de zoetheid van zijn juk overwoog, kon hij niet nalaten in de vei-
uwe voorschriften! Pion ut le.v tua^). Uwe dankbaarheid jegens den lieer zal op die van dien heiligen Koning gelijken, bedroefde ziel, zoo gij hel geluk hebt in zijne heilige wet die bestendige vertroostingen te vinden, die gij te vergeefs bij de menschen gezocht hebt. Helaas! terwijl de woordenrijke vrienden, zooals de heilige man Job ze noemt, die lastige vertroosters n over de redenen spreken die de bron uwer tranen moeten doen opdroogen, terwijl zij, met het inzicht de wonden van het hart te heelen, uwen geest met redeneringen overstelpen, voert uw Zaligmaker eene geheel andere taal tot zijne bedroefde vrienden. Wij hebben gezien hoe die goddelijke Zaligmaker tranen beeft gestort bij den dood van zijn vriend; gaan wij nogmaals tot Hem en slaan wij Hem gade te midden zijner apostelen bezig met ze in hunne droefheid te troosten'. Omringd van zijne dierbare leerlingen op het oogenblik dat Hij ze gaat verlaten om ter dood gebracht te Nvorden , zoude men
r.i
52
zegden «lat liij zich niet van iien kau schei-Hcn. Reeds heeft Hij liet Pascha met hen qovieul . reeds beeft liij hun het laatste onderpand zijner liefde in hel li. Sacrament des Altaars gegeven, zijn door droefheid verschenrd hart heeft rust noodig; maar ook zijne apostelen zijn hedroefd , Hij wd ze niet iii dien toestand verlaten, en alvorens Hij het cenakel verlaat, hiedt Hij hun de vertroostingen aan die het meest geschikt zijn om de wonden liunner harten (e heelen.
Hij ondeihoucil lien over zijn vertrek, maar liij bewijst hun dat ^ijn vertrek niet miiider noodzakelijk is voor zijne verheerlijking dan voordeelig \oor hun geloof. Ik ga, zegt liij, ik keer terug naar Hem die Mij gezonden lieell, en 111 stede van te trachten de plaats te kennen waar ik mij heen begeef, wordt gij hedroefd. 0, wanneer zijne leerlingen de plaats van luister hadden kunnen kennen waar Hij door zijn dood ging blnuenti eden, zoo zij het geluk hadden kunnen ontdekken dat zijn Vader hem had bereid. hadden zij dan nog kunnen kiezen tussclien het geluk dat Hein in den schoot zijns Vaders wachtlc en het geluk dat zij smaakten door zijne tegenwoordigheid? Jesus konde evenwel te midden van die gedachten aan den luister die voor Hem weggelegd was de belangen zijner dierbare leer
53
lingen niet vergeten, en het is over die belangen dat Hij bun wil spreken. Hij wist hoeveel menscbe. ijks cn aardsch er in ons hart huisvest, zelfs dan wanneer het zich aan de liefde overgeeft; llij kende de moeite die het kost om zich te ontdoen van elke gedachte aan zich zclven hii het beoogen van het geluk van het beminde voorwerp; Hij doet hun dan ook weten dat nun vooideel in het oog gehouden is bij hot oiler dat zijn hart gaat volbrengen door zich van hen te scheiden; het is u roordeeliy dat flc heenya l). Maar het hart van Jesus, het gevoeligste dat er ooit geweest is. wist ook dat bet hait dut teeder bemint, niet zoodanig slaat is van hel eigenbelang, zij t ook net edelste, dat het h;it denkbeeld er van niet zou vei -drijven, zoodra bet ontstaat. Hij wist dat wanneer de mensch alles aan de liefde ten olïer gebracht zoude hebben , hij geen waarde meer aan zijn opollering zou kunnen hec.i-ten 2). Na hunne gedachten eenige oogen-blikken op bun eigen belang gevestigd te hebben, wil Hij in het nart zijner dierbare kinderen een meer verzachtenden balsem gieten; Üij spreekt hun over het oogenbiik zijner scheiding, cn over de hereenigmg.
1) Expcdit voois ut e,2:o vadaui. Joan. 14.
54
Gij zult van mijne legenwoordigiieiil beroofd zijn, maar binnen weinig lijds zullen wij vereen igd wezen, en liet toppunt van de zoetheden dier hereeniging zal zijn dat mv geluk u nooit meer zal kunnen ontnomen worden l).
üedroefde iiel, waarom verheft u het geloof niet eenige oogenblikken naar dat he-inelsch verblijf, dat ons ware vaderland is, waarin degenen, die wij hier beneden be-weenen, ons zijn voorgegaan! Waarom kan dat goddelijk geloof uwe ooren niet openen voor die beminde stem, die uit de hoogte des hemels tot n spreekt en u zegt: !h hch u verlaten om mij in de armen te werpen van Hem, die mij op aarde yeplaatst heejt, en in plaats van u tot de gedachte van mijn geluk te verhellen, in plaats van te trachten de bekoorlijkheden van da' verblijf te leeren kennen, opent gij uw hart voor de diepsle droefheid: uw voordeel zelf eischte die .scheiding. Door eene te aardsche liefde aan mij gehecht, was uwe ziel weinig geschikt om de indrukken te ontvangen van den geest Gods, die haar moest zuiveren, van dien geest wiens vertroostingen alleen duurzaam zijn. Onze scheiding heeft die al te gevoelige banden verbroken; onze liefde bestaat, maar het ledige dal in uw hart ontstaan is
1) Joan. 16.
55
door de bercOTing van mijn bijzijn, kon alleen aangevuld worden door het goddelijk vuur, dat onze liefde moet zuiveren en heilig maken als God zelf', die het middenpunt en de bron is var elke ware liefde. Aldus heeft God die al te gevoelige Heide, die u in ïijne oogen minder volmaakt, deed zijn, naar het eeuwig leven willen richten, door er den persoon, die er het voorwerp van was, te doen ingaan, ilij wil dat wij onze blikken meer voortdurend naar dat vaderland wenden, waarin wij voortaan datgene zullen moeten'zoeken, dat ons te zeer aan de aarde hechtte.
Die doodeiijke slag die voor uwe heiliging noodzakelijk was levert u, het is waar, aan eene smartelijke eenzaamheid over: de liefde, die voortdurend naar vereenigim; haakt, kan niet ongevoelig voordien toestand zijn, welke ook de redenen mogen zijn die hem voorschrijven. Een gevoel dat zonder wederstand voor belangen zoude wijken, hoe edel, hoe verheven die ook zijn, zoude den naam van lieiue onwaardig zijn; maar zoo de gedachte aan de scheiding te pijnlijk is, zoo zij u ondragelijk toeschijnt, vestig haar dan op het oogen-blik, waarin uwe ziel zich in den schoot Gods zal vereenigen met het voorwerp uwer liefde. Die poging is ongetwijfeld smartelijk; de natuur verstaat zelfs die taal niet; zoo
56
zeiden do leerlingen bij dat gesprek van den Zaligmaker tot elkander: wij begrijpen niet wat l! ij zegt: Piescimus quid loquitur^).
Om zich beter te doen verstaan, ommeer onder bun bereik te komen, haalt hun Meester het voorbeeld eener moeder aan; o wat is de moederlijke teederheid een zoet onderwerp voor het bedroefde hart! Eene moeder, zegt llij hun, gevoelt wel snurt Manneer het uur barer verlossing gekomen is; maar hoezeer wordt zij daarvoor niet schadeloos gesteld, wanneer zij een bemind kind aan het hart drukt dat reeds voor haar het voorwerp der teederste liefde is 2). Bedroefde ziel. het is tot u. dat de Zaligmaker die woorden schijnt te richten, zooveel overeenkomst heeft uwe gesteltenis met die der Apostelen. (Jij zijt nu even als zij in droefheid gedompeld; maar {jet uur zal komen waarin die droefheid zal eindigen; uw hart zal eindelijk vreugde smaken door zijne ver-eeniging met het voorwerp, dat het beweent, en wel eene vreugde, die niemand u zal kunnen ontnemen. Gaudiuin vestvum nemo tollet a to his %),
n Joan. 14. 2) Joan. 16. .3) Joan. 16.
57
VERTROOSTINGEN DIE JESUS CHRISTUS , HOEWEL ZELF DOOR DROEFHEID OVERSTELPT, IN DE ZAAL VAN HET LAATSTE AVONDMAAL AAN ZIJNE APOSTELEN GEEFT, NA HUN TE HEBBEN AANGEKONDIGD DAT HIJ GAAT VERTREKKEN.
Ik heb u reeds gesproken van de vertroostingen die de Zaligmaker in liet Cenakel zijnen leerlingen aanbiedt, die bedroefd zijn over zijn nabijzijnd vertrek, over de geheel goddelijke v;ijze waarop ilij de wonde tracht te heelen die bet denkbeeld van die scheiding in bunne harten geslagen had. Laat ons nogmaals die zaal binnengaan en aan de voeten van dien goddelijken Trooster naar de verbeven lessen luisteren die uit zijn mond vloeien. Waarom kan ik hier niet uwen, door eene langdurige smart afgemat-ten geest op elk der woorden van leven opmerkzaam maken die Hij tot zijne welbeminden richt; waarom kan ik niet de bezielde pen van den apostel dei' liefde leenen, en u zijn gesprek geheel en al mededeelen ! liet zou u het hart van dien God-Mensch in de diepste smart gedompeld leeren kennen, het zou u dien Zaligmaker schilderen op het
58
oogenblik dat li ij zich scheidde Tan zijne heilige Moeder, gereed om de vreesselijkste pijnen te gaan verduren om ons -van den dood te redden. /.ijn hart was nog vervuld met de smarten eener scheiding die een minder gevoelig hart zouden verscheurd heh-hen, en reeds overstroomt eene andere scheiding het met eene nieuwe bitterheid; een zijner welbeminde leerlingen is ternauwernood voor de eerste maal tot hel Sacrament zijner liefde toegelaten, of hij verlaat Hem, en dal onderpand zijner teederheid nog In zijn hart dragende, vertrekt hij om zijn Meester te verkoopen aan hen die Zijn dood gezworen hadden. Te vergeefs stélt .lesus alles in het werk om hem van zijn verfbeielijk voornemen af ïe brengen; na de les van nederigheid die Hij hem gegeven had door zich aan de voeten van dien apostel neder te werpen om ze te wasschen , doet Hij hem verstaan, dat Hij zijn verschrikkelijk voornemen kent !); Hij herinnert hem aan de waardigheid van het Apostelambt, waartoe Hij hem verheven heeft 2); Hij doet hem in zijn goddelijk hart de ontsteltenis lezen, waarin Hem de misdaad brengt, die hij beraamt 3); die verrader wederstaat aan zoo-
1) Joan. S. v. 18. 2) Ibid. v. 20. 3) Ibid. V. 23.
59
veel goedheid, bij verlaat zijn Heer om zich naar diens vijanden le begeven: .lesus volgt hem met zijne gedachte, , en hij het gezicht van eene zoo alschuwelijke ontrouw kan zijn hart evenwel slechts gevoelens van medelijden voor dat monster koesteren.
Zoodanig was de gesteltenis van Jesus' hart in het cenakel; het is te midden der benauwdheden die Hem die twee gedachten veroorzaken: de teederheid van de dierbaarste der Moeders en de ondankbaarheid van een zijner Apostelen, dat Jesus zijne leerlingen tracht te troosten, die door de aankondiging van zijne naderende scheiding in droefheid gedompeld r.ijn.
Zijn hart , ontvlamd in de teederste, de medelijdendste Helde, kan hun slechts van die scheiding spreken , die de oorzaak hunner droefheid is; maar hen onderhoudende over hetgeen hunne ziel geheel bezig houdt, brengt hij al de troostrijke gedachten in hunne herinnering, die de bitterheid er van kunnen verzachten. Wanneer üij hun eerst aankondigt dal Hij nog maar weinige oogenblikken niet hen kan blijven i), doet Hij dat om meer kracht te geven aan de les van liefde, die Hij hun geeft door hun aan te bevt :n elkander te beminnen; Hij wil dat die liefde en
1) Joan. 16. v. 33.
60
teederheld, die hen moet vereenigen, het verdriet verzachten over zijn afzijn, duor Hem voor elk in het bijzonder ais het '.vare te doen leven in den persoon van hunne broeders; Hij wil dat die broederlijke liefde hen ais zijne leerlingen doe kennen. Wanneer een Apostel, vervoerd door een weinig doordachten ijver, eene hoogmoedige taal tegen Hem voert, eene taal, die zells hem die niet zooals Jesus zijn nahijzijnden val gekend had, onaangenaam zonde wezen, bezigt Hij woorden van zachtheid om hem weder in zich zeiven te _doen treden; Hij voorzegt hem zijn meineed, om hem dien nooit meer te verwijten na zijn val; en voor dat die Apostel zich schuldig gemaakt heeft, wi i Hij hem reeds onderhouden over de belooning, welke zijn berouw zal volgen !).
Zich vervolgens tot al zijne Apostelen wendende, zegt Hij bun: »dat uw hart zich niet aan de angst overgeve , zoo Ik u ver laat is het voor uw welzijn; het is om u eene plaats te bereiden in het verblijf van de gelukzaligheid, dat mij zoet is met u te dee-len ■''j. Dewijl hunne zielen door de macht der droefheid meer voor zijne goddelijke woorden geopend zijn. mengt Hij lessen van
i; .loan. 16. v, 36. 2) Ibid. V. i. 3) ibid. 14. v. 2, 3.
61
geloot' Man zijne vertroostingeu, ol om beter te spreken, het is door de gedachten zelveu van iiel gelool, dat ilij hun eene duurzame vertroosting ■wii verschatten. Hij kondigt hun aan, dat iiij God is even ais zijn Vader het id l). Iiij doet hun liet geluk overdenken, dal zij hebben van God in Hem te zien, van de Godheid zeive vereenigd te zien aan die menschheid, die zij tot nu toe slechts alleen opgemerkt hadden; Hij spreekt hun van liet vertrouwen dal hunne harten inde gedachte aan zijne Godheid moeten vinden, dewijl zij door haar God zien in hunnen Meester, in hunnen vriend, in hunnen broeder ^). «Ik ga tot mijnen Vader,quot; zegt Hij nog tol hen, «maar ik zal u daarom niet verlaten. Zoo Ik tol Hem ga is het om u weldra bij mij te roepen; liet is om u tot een eindeloos leven toe te laten, lot een leven geheel verborgen iu God, m de bron zelve van hel eeuwig geluk3). Om hen te troosten in den tijd, die deze hei eeniging zal voorai-gaan, laat Hij hun in de naleving van zijne wet een middel om Hem voortdurend hunne teederheid te betuigen 4)» en de vrucht hunner gehoorzaamheid moet de liefde van God zeive zijn, die daardoor de gehechtheid zal
1) Joan. V. 1. 9. 10. 2) Ibid. 14. v. 11.12. 13. 3) ibid, 14. v. 18. 19. 20. 4) Ibid. V. 21.
62
keuneu, die zij voor zijn Zoou gehad hebben. «Zoo een uwer Mij bemint,quot; zegt de Zülig-maker, «dat iiij mijne geboden nakome; mijn Vader zal hem beminnen, wij zullen tot Hem komen, mijn Vader en !k, en wij zullen met Hem woneu 1 j. Ue geest van liefde zal zelve u die naleving leeren, Hij zeH'zal uwen leermeester zijn 2).quot;
Jesus hernieuwt het verzoek dat Hij reeds tot hen gericht had van zich niet aan ongerustheid over te geven; Hij wil niet dat zij zich door de vrees laten ter neder slaan3). «Zoo het over mijn vertrek is dat uwe harten bedroefd zijn , troost u dan met de gedaciite aan den luister die voor mij bereid is 4) aan de voldoening die ik vind in het vervallen van den wil mijns Vaders om Hem mijne liefde te bewijzen zoo gij over u zeiven bedroefd zijl, denk dan aan de liefde die ons vereenigt, aan de hulp die gij door die ver-eeniging zult ondervinden6), aan de rechten die zij u geeft om alles van mijn Vader te verkrijgen'). In mijne liefde voor u, vervolgt iiij, heb ik geen ander voorbeeld willen nemen dan dat van de liefde die mijn
Joan. V. 23. 2)Ibid.V. 2G. 3; Ibid. V. 27.
4) Ibid. V. 28. 5) Ibid. 14. v. SI.
6) Ibid. 15. v. 4. 5. 7) Ibid. V. 7.
63
Vader jegens mij koestert !); gij kunt u door uwe getrouwheid mijne voortduiende teeder-heid verzekeren, zooais mijne gehoorzaamheid jegens mijn Vader mij de Zijne verzekert 1); hoezeer is deze gedachte geschikt uwe harten met vreugde te vervullen even als het mijne er door overstroomd is 2).quot; 11 ij beveelt hun ook nog aan om behalve lieftle tol Hem ook liefde voor hunne broeders te koesteren 't). »lk heb U behandeld als mijne dierbaarste vrienden, zoo zeer zelfs dat Ik mijn leven voor u geef5); Ik heb u geen enkele mijner gedachten verborgen 6). liet is eene schikking mijner liefde, eo niet uwe keuze die u het voorrecht doet hebben eene zoo bijzondere plaats in mijn hart In te nemen, en de verheven roeping le vervullen die ik voor u bestemd heb 71. Zoude die bevoorrechting geen reden voor u zijn om hen te beminnen die evenals gij deel hebben gehad in die bewijzen mijner teederheid s)?quot; Jesus onderhoudt heu vervolgens over den haat dien de wereld Hem gezworen heeft 9). Helaas! hoe smartelijk voor zijn hart ook dat gevoel zijner vijanden is, hoe onverschoonbaar liet ook is, na alles wat Jesus voor hun
4) Ibid. V. 12. 5) IhW. V. 13. 6) Ibid V. I 5.
7) Ibid. V. 10. 8) Ibid. V. 17. 9) Ibid. 15, 18.
61
welzijn gedaan heeft 1), is hel evenwel iiicl um er zich over te beklagen dat Hij er lot zijne apostelen over spreekt; het is om non lè beletten in de droefheid hunne harten aan deze onrechtvaardige w ereld te hechten ; het is ook nog om hen voor te bereiden op den haal dien de wereld hun zal toedragen omdat zij Hem getrouw zijn 8), en op de wrcede vervolgingen die er hel gevolg van zullen zijn 3). üit gesprek verwekte nieuwe vrees bij de apostelen. Aan het verdriet van Hem le verliezen paart zich de btkomme-ring van aan die vreeselijke stormen het hoold le moeten bieden, zonder door zijne tegenwoordigheid ondersteund te worden; een treurig stilzwijgen volgt op de vragen die zij Hem gedaan hebben; de droefheid veroorlooft hun niet, zooals eertijds, leden-ken aan het voldoen hunner leergierigheid en Hem te ondervragen over de redenen van zijn vertrek. Hel hart van Jesus lesd te veel door hunne droefheid, dan dat Hij niet zou trachten haar te verlichten door hunne vragen le voorkomen. «Gij geeft u aan de treurigheid over, zegt !lij hun, om-dal gij denkt dat ik u verlaat; de smart schijnt u deu mond te sluiten, en gij onder-
Joan. V. 24, 25. 2) Ibid. V. 20.
(J5
vraagt mij nicl over het doel van mijuvLi-trek i). Metis voor uw welzijn dat ik lot mijn Vader ga, liet is oir.: u den Geest van troost te zenden 2), wiens goddelijke lessen u onderrichten en u kalmie en vrede zullen aanbrengen. In mijne alVezigheid zidt gij aan de droefheid blootgesteld zijn; de tranen zullen uw deel worden; maar vervuld als gij zult zijn van dien Geest van God, zult gij den tegenspoed leeren verdragen; !lij is het, die in die oogenblikken van smart tot uw hart zal spreken, uwe blikken naar eeu gelukkige toekomst zal richten 3), u zal doen zien hoe kort de duur onzer scheiding is 4). Hij is het eindelijk die u zal doen denken aan die verblijiplaats van geluk . waar uwe smart zal veranderd worden in vreugde 5), in eene vreugde die niemand u zal kunnen ontnemen6), in eene vreugde, die al de begeerten van uw hart zal voldoen 7). In ai-wachling van dat gelukkig oogenblik waarin gij niets meer zult te wenschen hebben, blijft u het gebed over, dat middel om alles van mijn Vader te verkrijgen v\at gij hem zult vragen. Alles wat gij Hem in mijnen naam zult vragen zal Hij u geven ; ik heb
1) Joan. 1G. 5. b. 2) V. 7. 3) V. 13. 4; V. 16. 19. 51 V. 20. 6) V. 22. 7) V. 23. 8) V. 23.
5
66
met noodig u te zeggen, dat ik mijne gebeden met de uwen zal vereenigen, maar mijn Vader zal u verhooren, omdat Hij u bemint, en het is uwe liefde voor mij, het is uw geloof' dat de oorzaak is van zijne teeder-lieid jegens u ï]. Ik ben uu op het punt mij van u te scheiden, ik zal echter niet alleen zijn, want mijn Vader is met mij -'); ik haast mij u dit te zeggen om do bekom-inering waarin gij om mijnent wille zijt te doen bedaren. De wereld zal u vervolgen, maar vrees niets, ik heb hein voor u overwonnen 3).quot;
bedroefde ziel, hoeveel troostende gevoelens heeft dat aandoenlijk gesprek van uwen Zaligmaker niet in uw bart opgewekt, dal gesprek dat ik niet door misplaatste beschouwingen heb durven onderbreken. Hoe dikwijls hebt gij niet, terwijl gij den balsem dier goddelijke woorden zooals de welbeminde leerling ze mededeelt, in uw hart voeldet druppelen, niet de verhevens te en onwrikbaarste hoop voelen herleven! Zou hebben ook de leerlingen van Emmaus de uitwerkselen van zijne aandoenlijke onderrichting ondervonden, toen Hij hen troostte in de droefheid waarin Zijn dood hen gedompeld had. Verlaat de voeten van dien
3) V. 33.
1) Joan. 16, 27. 2) V. 32.
67
goddelijken Trooster niet; overweeg in stilte de verlieven lessen die gij zoo even gehoord hebt, die lessen van troost die voortkomen uit een hart dat zelf zoo zeer bedroeld is, en dat evenwel zoo gevoelig voor de droefheid van anderen is: uw hart, langzamerhand tot die kalmte teruggebracht die, zonder het verdriet. Ie verbannen, zoo wél de bekommering weet te doen ophouden en de bitterheid er van te verzachten, zal met dankbaarheid de eenvoudige getuigenis dier gelukkige leerlingen herhalen; -Wat was ons hart brandende in ons, toen Hij tol ons sprak, en wij de goddelijke lessen die Hij ons gaf aanhoorden!quot;
OVER IIEÏ VAGEVUUR.
Een der grootste kwellingen voor het hart, dat een bemind voorwerp heelt verloren, is dikwijls de gedachte aan iiet vagevuur. Helaas, waarom wordt een zoo troostrijk artikel van ons geloof voor het bedroefde hart een nieuw onderwerp van onrust en bekommering. Tusschen welke verschrikkelijke uitersten staan zoovele ketters, welke de hoop op een vagevuur opgegeven hebben'
68
voor hen slechts het paradijs of de iiel! hel paradijs waar niets zal ingaan dat hesmet is !), of du hel voor hen die in hun laatste oogenblik zich niet in den staat van volmaakte onschuld bevinden! een gelukzalig leven voor de ziel, vier heiligheid den glans van en de vergelijking met de heiligheid van God zei ven zal kunnen doorstaan, of een vreeselijk ongeluk zonder herstel en zonder einde! Die keuze bestaat niet voor den waren geloovige; het geloof'leert hein, dat de vrede en de rechtvaardigheid ook in bet andere leven inet elkander bestaan 2); dat de goddelijke rechtvaardigheid er bare rechten afstaat, aan de barmhartigheid tot den prijs van eene tijdelijke voldoening, die, boewei het bereiken van het eeuwig geluk uitstellende, niettemin het bezit er van verzekert.
De gedachte aan het vagevuur is echter voor het bedroefde hart geen steun voor zijne hoop meer, wanneer hét deukt aan de vlekken en zwakheden, die onze natuur aankleven; het is een voorwerp van schrik, dat hij zich niet al te donker kan voorstellen.
Laten wij eens den grond onderzoeken, waarop die soort van zekerheid rust, die gij hebt, dat de persoon, die u ontrukt is, zich in bet vagevuur bevindt. Gij hebt van uwe
1) Apoc. 21. 2) Ps. 84.
69
jeugd at' geleerd, dat de straflen voor de dagelijksche zonden, die nog niet vergeven, en de tijdelijke strafFen voor de doodzonden, in liet sakranient van boetvaardigheid uitge-vvischt, de redenen van onze veroordeeling tot de vlammen des vagevuurs zijn. zoo de dood ons in dien toestand overvalt. De gemakkelijkheid , waarmede men in de dagelijksche zonden valt. en dikwijls ook gebrek aan wil om ze tot eiken prijs te vermijden, brengen u er toe die smetten als onafscheidelijk van de menschclijke natuur te beschouwen. Ik stem u toe dat de gelegenheden, om in dagelijksche zonden te vallen maar al te veelvuldig zijn, dat de rechtvaar-ilige zeven malen valt, maar de 11. Geest zegt ons ook, dat hij even zoo vele malen weder opstaat 1). Het is juist deze omstandigheid. die hem van den goddelooze onderscheidt , impii autem corruent in malum; maar de goddeloozen zullen in het ongeluk gestort worden quot;). Waarom zouden wij dan gelooven, dat de dood hem zou verrassen juist op het oogenblik, waarin hij gevallen was, zonder dat hij den tijd gehad badde om weder op te slaan? Waarom zouden wij willen dat de Heer hem de hulp zijner ge-
Septies enim cadet jnstus el resurget. PrO' ver. 24. 2) Ibid.
70
mirlo weigerde, om zich van vroegere smetten te zuiveren en om er geen nieuwe hij te voegen, te meer daar het juist voor dat oogenhlik is, dat hij alle vroegere genaden ontvangen heeft? Wie onzer zoude de harm-hartigheid van den hemelschen Vader durven vergelijken met die der stervelingen, en wie is de moeder die haar kind zou verlaten. wanneer zij het blootgesteld ziet aan het gevaar van in een brandende kolk te vallen?
Dewijl hel echter waar is dat zij, die eene beminde ziel van deze wereld zien vertrekken, in het onzekere zijn ol'zij bevrijd is van de smarten des vagevuurs, willen wij die smarten op zichzelven beschouwen, niet om de vrees er voor te trotseeren of onverschillig te worden voor het lot der lijdende zielen , want om tot die gesteltenis te komen, zou men moeten bewijzen dat die smarten geen smarten zijn; maar om in ons de gevoelens op te wekken die de zielen hebben welke ze moeten verduren, om ons op te wekken tot kalmte, tot onderwerping, tot dat genoegen-nemen in den wil Gods, dat zij te midden hunner pijnen aan den dag leggen.
Hunne pijnen zijn groot, het is waar; de meening van den 11. Thomas, die verzekert dat het vuur des vagevuurs van dezelfde
71
natuur is als dal der hel, veronderstelt in die pijnen een graad van hevigheid, boven het bereik van 's inenschen verstand verheven; maar dit brengt ons tot de onderscheiding. die het nier noodzakelijk is te maken, tusscLen de smart van iiet gevoel en die welke veroorzaakt wordt door de verwijdering van God. Ik zal mij nist ophouden met te spreken over de hevigheid van de eerste dier smarten, ik onderzoek slechts ol die pijn van het vuur alleen in staat is om eene ziel zoo ongelukkig te maken, dat zij onvatbaar wordt voor elk gevoel van troost. Ik beroep mij len eerste op de getuigenis des harten, on haal hier eene vergelijking aan die de eeuwige Wijsheid zeil ons in zijn Evangelie voorhoudt !). Wat veroorzaakt een zoo groot verschil tus-schen de gevoelens van een teedereu echtgenoot hij het gezicht van de smarten die zijne echtgenoote lijdt op het oogenblik dat zij moeder wordt, en die welke hem be-heerschen wanneer zij haren iaaisteu zucht slaakt? Deze vraag eischt zekerlijk geen antwoord, maar niettegenstaande dat stemt men overeen dat de smarten der baring dikwijls veel heviger «ijn dan die der dood. De laat-sten duiden in de taal van God de eeuwige
1) Joan. 15.
strafien aan; de eersten worden vergeleken met de smarten door middel van welke men lot liet eruwig geluk komt i). Laat ons dus denken aan het -vagevuur; laten wij ons met den echtgenoot bedroeven over de pijnen die een bemind voorwerp misschien op dit oogenblik lijdt, maar vereenigen ■wij even als hij met die gedachte de gedachte aan de vreugde, die de smarten der baring vergezelt en volgt.
Zoo wij ons nog willen bezighouden met de middelen om het denkbeeld der hevigste smarten te vereenigen met de grootste gelatenheid. laten wij dan onze blikken w erpen op dien diaken der romeinsche Kerk,den heiligen Laurentius, die op een rooster gebraden wordende, den tyran uittart om zijne pijnen te vermeerderen; op die jonge maagd 1) die haren rechter verzoekt haar nut zory tc doen pij»!(/en, opdat zij den hemel kunne bereiken langs den weg van het martelaarschap; op die jonge slavin 3) die, tegelijker tijd martelares van Jesus Christus en van hare eerbaarheid, die zij llera had toegewijd. van vreugde trilt bij de nadering der pijnigingen waardoor zij de marteling van hare naaktheid heeft kunnen ontgaan; stel-
•'5j Do H. Potamiana.
73
len wij ons de U. Theresia voor, die geen anderen troost weet te vinden voor liet toeven van den dood, dan liaar leven in voortdurend lijden door te brengen; beschouwen wij een barer dochters !) die aan God uitstel vraagt van een dood die haar te zacht is, opdat zij aan nieuwe smarten kunne overgeleverd worden. Zoo men daarop aanmerkte dat het Heiligen waren die aldus gevoelden en spraken, zou ik antwoorden dat de lijdende zielen het ook zijn, en dat zij, gezuiverd van elk sloflelijk gevoel, na hunnen dood dezeide gevoelens hebben waardror deze groote zielen reeds in hun leven bezig werden gehouden.
Ik weet dat deze door de liefde leden, en dat luinne smarten een bron waren van nieuwe verdiensten voor hen en van nieuwen luister voor hun (jou, terwijl de zielen van het vagevuur de ibuten boeten waardoor zij hun welbeminde beleedigd hebben. Het vagevuur zoude een paradijs worden, zoo de gevoelens waardoor de smarten van een H. Laurentius, eene H. Potamiana, eene 15. Theresia met zoetheid vervuld werden, er heerschten zonder met bitterheid vermengd te zijn. Maar de pijnen van de eenen zoowel als van de anderen hebben niettemin dit
1) De H. Maria Magdalena van Puzzi.
74
gemeen Jat zij hen altijd dichter bij hun God brengen, dat zij door dat lijden hoe langer hoe meer een voorwerp van welbehagen in zijne oogen worden.
Wanneer liet dus, zooals ■» ij getracht hebben aan te toonen, waar is dat de pijn des licbaams onalhankelijk is van die der ziel, dat het deze laatste is die waarlijk ongelukkig maakt; zoo het waar is dat. het bezit van God zelfs de hel in een paradijs zou herscheppen . dan gelool ik ook bewezen te hebben dat hel onder de pijnen des vagevuurs niet de gevoelige smarten, waarvan wij de beschrijving in eenige werken vinden, zijn die ons tot regel moeten dienen, maar de bijzondere toestand en de gesteltenis van het hart van hen die in die zuiveringsplaats lijden. H unne ziel is verwijderd van God naar wien zij voortdurend haakt; zij lijdt zonder verdienste voor de eeuwigheid. Die twee redenen maken den toestand dier ziel oneindig ongelukkiger, dan die van den zwaarst beproefden mensch op deze aarde, wanneer hij in staat van genade is, omdat die staat van genade de eenige voorwaarde is die de mogelijkheid openlaat om die twee ongelukkige toestanden met elkander te vergelijken. Maar de ziel in het vagevuur is de dochter van (lod, de bruid van Jesus Christus en de tempel van den H. Geest; zij is verze-
75
lewd van de vriendschap van haren (iud. en van den eeuwigen duur dier vriendschap. Vervuld van die denkbeelden die zij door eene onfeilbare overlevering heeft outvangen, noemt de Kerk den toestand eener lijdende ziel in den canon der 11. Mis een slaap des vredes; de ziel kan in dien toestand niet den 11. Paulus zeggen, en met zekerheid zeggen, dat de kroon voor haar bereid is l), eene kroon van harinhartigheid van den kant van een God vol goedheid 2) die haar met zooveel liefde behandeld heeft, eene kroon van rechtvaardigheid van de zijde van een rechtvaardigen God die haar voor hare getrouwheid beloont1). Het verdriet dat zij gevoelt omdat zij haren God beleedigd eu hare fouten nog niet geboet heeft is oneindig; maar als zij op de poorten der hemelsche stad , waarnaar zij verzucht, leest dat niets onzuivers daar kan binnengaan 4), en wanneer zij ziet dat zij de heilige omhelzingen van haren God nog onwaardig is, dan onderwerpt zij zich asn Zijn wil en schept haar behagen in de gedachte aan die oneindige zuiverheid die nog uit te w isschen smetten in haar ontdekt. • Wanneer zij overweegt dat, zoo de goddelijke rechtvaardigheid niet door de verdien-
1 Tlmuth. 4. 4) AmÓc. ^-1. .
76
sten van het bloed van onzen Verlosser verzacht -werd, eene enkele zonde duizendmaal de hel verdiend had, dan. verzekert ons eene groote heilige !), lijdt die ziel zoo gewillig die pijnen, dal zij ze niet in het minste zou willen verkorten. Ziende dat Gods werking in haar geleid wordt door de liefde en de barmhartigheid, gevoelt zij eene groote tevredenheid in zich, en die tevredenheid groeit aan naarmate zij meer haren God nabij komt, met wien zij veel meer bezig is dan met de smarten die zij verduurt.quot; Aldus onderwerpt zich eene echtgenoote, die nog niet gereed is om voor haren welbeminde te verschijnen op de wijze die zij het meest geschikt oordeelt om zijne oogen te behagen, ondanks de begeerte die zij naar hem heeft, aan een klein uitstel, en vreest zelfs zijn te spoedige aankomst. Zoo de lijdende ziel te midden barer smarten hare stem verheft, /.00 zij de stilte van het geduld en der onderwerping verbreekt, dan is iiet. slechts om de hulp van hare broeders in te roepen, of nieuwe pijnigingen aan haren welbeminde te vragen ten einde door de eene of door de anderen het oogenblik van hare gelukzaligheid te verhaasten.
1) De H. Catharina van Geuesa. Verhandelin gen over het vagevuur.
ONZE VRIENDEN O.VAN VOORT OXS TE HEMIX.NEN EN BELANG IN ONS TE STELLEN, WANNEER ZIJ IN HET ANDERE LEVEN ZUN.
De mensch gevoelt nooit levendiger dc waarde van liet genot dan wanneer het hein ontnomen is; liet is een ouwedersprekelijk bewijs voor een ander leven en voor het bestaan van hecht en duurzaam toekomstig geluk; men ondervindt vooral dat gevoel in de genietingen des harten. De mensch gevoelt nooit meer de bekoorlijkheden der vriendschap dan wanneer de dood, door het verbreken der banden wier zoetheid voor hem in gewoonte veranderd was, zijn hart in de eenzaamheid en afzondering laat. De gedachte aan het eeuwig geluk van den persoon dien wij beweenen kan onze tranen niet doen opdroogen; w ij gevoelen de behoefte om bemind te worden, en wij vreezen door den beminden persoon , dien wij niet meer bij ons hebben, vergeten te worden. Zijn geluk treft ons minder als wij gelooven geen plaats meer in zijne genegenheden te kunnen vinden; en, hel hart van een gelukzaligen geest afmetende naar dat van een zwakken sterveling, vreezen wij dat het zoodanig vervuld
78
is met God dat elke andere genegenheid er uit verbannen is.
Denk niet dat ik die vrees laak, bedroefde ziel; de behoefte om bemind te worden dooi' hel voorwerp dat men bemint ligt in de natuur zelve der liefde. God die de liefde bij uilnememlheid is, gehoorzaamt, datineu mij de uitdrukking vergeve, aan deze wel die de liefde oplegt, en het doel van al de voorschriften die Hij aan den mensch geeft, al wat hij vraagt voor de talrijke weldaden waarmede Hij hem overlaadt, is door hem bemind te worden. Voor -zooverre deze gevoelens aan die van God gelijk zijn kunnen zij niet dan edel en prijzenswaardig zijn.
Maar zou dat gevoel der liefde, door God ■zelf ingestort en gewild, gebannen kunnen worden uit die bemelsche verblijfplaats, waarvan de volmaaktste liefde de geneugten en bekoorlijkheden uitmaakt? Of wel zoude een gelukzalige geest niet tot die volmaakte liefde en het geluk dat haar vergezelt kunnen geraken, dan door in de eerste plaats daaraan de genegenheden op te ofleren die tot hiertoe zijn geluk uitgemaakt hebben? Zoo wij de harten der heiligen wilden raadplegen, zouden wij een Augustinus vinden die zijn vriend beweent, en die hem inden hemel verzadigd van de strooraen der goddelijke geneugten ziende, evenwel zich niet kan
79
overtuigen dat die vriend oplumdt hem te beminnen; »de\vijlquot;, zegt hij . gt;gij zelve, lieer, die de bron dier geneugten zijl, mij nog bemintquot; !); wij zouden een Cyprianus vinden die zegt dat «onze broeders, onze vrienden, onze kinderen, ons in den hemel af-wachten, vol van begeerte naar onze aankomstquot; 2); wij zouden een (lieronymus vinden die zijne blikken van de troostelooze weduwe naar het paradijs wendt waar zich haar echtgenoot bevindt, die de oogen op haar gevestigd houdt, en waar bare plaats reeds bereid is aan de zijde van baren welbeminde 3). liet teedere en gevoelige hart van den H. Gregoiius van Nazianze vond, na den dood van zijn vriend, geen troostrijker bezigheid dan zijne oogen naar den hemel te wenden, waar hij hem in bet bezit van het eeuwig geluk zag, en zijn voorbede m te roepen voor ben die hij op aarde bemind had 1). Die groote man. die door zijn teedere en standvastige verkleefdheid aan den 11, liasilius, den gezel zijner jeugd te Athene en van zijne eenzaamheid in l'on-tus. zicii eene plaats onder de helden der christelijke vriendschap verworven heelt, even als zijne pen hem er eene onder de
Confess, q. 3. 2) De Mortal.
80
eerste rangen van de leeraren der Kerk van liet Oosten verzekert, vreest niet te verklaren dat de zielen der heiliyen in den, school der (jelulz'iliyen alles kennen wat ons aait-lt;jaal 1), dnt zij van uit den hemel al onze behoeften zien, en dat zij er ter onzer r/unste helany in stellen, weer nog dan zij hel op aarde deden
Laten wij aan de ijdele en stoflelijke liefde hel treurige voorrecht latexi van vergankelijk te zijn zooals de stol' die er het voorwerp van is; zij verdient den naam niet die liet wezen der Godheid zelve aanduidt s). Zoude het gevoel der vriendschap, dat in liet hart van Jesus eene plaats gevonden heelt, zoo weinig waarde in de oogen van God hebben, dat do handen die door haar gevormd worden onderworpen zoude zijn aan de wisselvalligheid des tijds en de heerschappij van den dood? Wat! zoude het gevoel dat op aarde de kinderen Gods aan elkander ver-' J' ' ' quot; uit denhemel;
volmaaktheid van het geluk, dit God be-looid heeft er hen te doen smaken, verminderd w erd?
1) Epist. 201. 2) Orat, 24. 3) Joan. IV. 8.
81
VOOUDBEIEN VAN IIEÏ I.I.IDKX DAT ZIJ Ulji WIJ IIEWEENEN HIER VOOR HUN STERVEN VEBDÜUM) HEBBEN.
Dc redeneringen die het verdriet waaraan uw hart is overgeleverd kunnen matigen ol' verzachten, vinden niet altijd een gunstig onthaal, ik weet het. Sedert het lijden en de smart zijn voedsel zijn geworden, vreest het hart in zekeren zin zich over te leveren aan alles wat niet den stempel der droefheid draagt, waarin het gelooft voortaan zijne geneug ten te moeten zoeken. Uwe verbeelding, waaraan de godsdienst eene minder smartelijke beschouwing zou aanbieden, door haar eene gelukkige eeuwigheid waar eene altijddurende hereeniging zal plaats hebben voor te stellen , uwe verbeelding zeg ik, begeerig naar het voedsel der smart, keert altijd terug naar het verledene, waar zij nog den alsem en de bitterheid kan vinden die zij niet meer kan ontberen. Gelijk die zieken wier bedorven eetlust het heilzame en smakelijke voedsel weigert, om smakelijke en ongezonde spijlen te verslinden, vreest uw liart zich niet genoegzaam te bedroeven zoo het zich niet voedt met alles wat uwen geest, neergeslagen door
82
vrees en smart, zich als hel smartelijkst voorstelt, (iij herdenkt daarom al het lljde» dat de iaatste uren van een dierbaar leven vergezeld heeft, gij stelt u aide kwalen voor die het voorwerp uwer tranen op het doodbed overstelpt hebben, en die schenen te vreezen dat dc dood hun hunne prooi zoude ontrukken voor dat zij hunne woede hadden kunnen verzadigen. Gij zegt tot u zeiven in de overmaat uwer droefheid; och, of dat laatste uur dat voor mij de eerste schakel Cener noodlottige keten is geweest minder smartelijk geweest ware! Of dat beminde voorwerp mij alleen en in al hare volheid de kelk der droefheid had doen smaken die de dood met zich bracht! Die persoon die mijn geluk uitmaakte is voor mij niet meer; was die vreeselijke gedachte niet genoeg, moest ik er ook nog de gedachte moeten bijvoegen aan al de benaauwdheden die zijn dood vooraf gingen? Waarom trollen zij mij niet, die smarten die ik hem had willen sparen ten koste mijns levens, die smarten wier herinnering altijd levendig in mijn hart blijft, zelfs midat de dood er door het nood-lottigste vonnis een einde aan gemaakt heeft?
Bedroefde ziel, ik deel te zeer uw verdriet dan dat ik u niet zoude beklagen tot zelfs in de overdrijving waartoe het u ondanks u zeiven brengt. Ik zal niet trachten
88
tot uwen geest te spreken, daar liet uw hart is dat de vertroostingen der vriendschap nuodig heelt; ik zal u niet herinneren aan de rechten die de Schepper op zijn schepsel heeft, noch aan de onderwerping die het verschuldigd is aan den oorsprong van zijn bestaan; ik zal ook niet spreken van dc voorzienigheid van den Almachtige, die geen haar van het hoofd zijner kinderen laat vallen wanneer Hij daarmede niet zijne vaderlijke inzichten heeft i). Zoo gij de ware belangen kendetvan dien persoon die de poorten der eeuwigheid nadert; zoo gij wist weiken rijken oogst van verdiensten hij moest verzamelen in die uren van lijden, waarvan elk oogenblik hem eene nieuwe eeuwigheid van geluk aanbrengt zoo gij er aandacht dat één dag in het jijden doorgebracht dat ons van Gods hand toegezonden wordt, voor-deeliger is dan tien jaren lijden naar onze keuze, zooals eene groote zieizeide die door zoodanige beproevingen tot een grooten trap van heiligheid steeg 3); zoo gij wist eindelijk welke* de overmaat van vreugde is ter he-looning voor de smarten die hem die gelijkenis met zijn Verlosser hebben gegeven die alleen ons de deuren des hemels opent,
1) Mattli. I J. 2) [I Corintli. 4. 3) De !!. Tlicrcsia.
84
ïoialeu gevouleus van de levendigste dank-baarlieid welliaasl in uw hart de plaats in-nemeti van die treurige gedachten, en gij zoudt uwe stem niet de zijne vereenigen om die lieilige lol'zang te zingen waardoor de Koniiig-profeel zijn hart uitstortte voor den lieer wiens hand op hem drukte: «De dagen waarin gij ons bedroefd hebt, zijn voor ons een onderwerp van blijdschap geworden; onze harten worden met vreugde vervuld wanneer vvij denken aan de jaren die voor ons in droefheid zijn voorbijgegaan 1).quot;
Overstroomd van de zuiverste vreugde in dat paradijs waar God al zijne macht bezigt om eeue uitverkorene ziel gelukkig te maken, heeft zij iels ombaren God aan te bieden in ruil voor de talrijke weldaden die zij van Hem ontvangt, namelijk de kelk van bitterheid die /.ij ter Zijner liefde gedurende liaar leven gedronken heeft. Ja, zoo demenscii langs een anderen weg tot het smaken van de hemelsche genietingen koude geraken, cn w anneer de vreugde der gelukzaligen bestaanbaar ware met eenig gevoel van spijt en schaamte, zoude die spijten schaamte plaats vinden in liet hart van hem die zijn God geen lijden voor lijden zon kunnen aanbieden. 0, bedroefde ziel, wendt dan in die oogenblik-
Psalm 80.
85
ken van neerslachtigheid uwe oogen naar den Hemel, aanschouw er den luister die de smarten van dien beminden persoon vervangen hebben; of zoo uwe door tranen vermoeide oogen in hunne zwakheid den glans van die verblijfplaats van licht niet kunnen doorstaan, sluit dan ten minste uw hart niet voor de woorden van troost, door welke God zelve u aankondigt dat al het lijden dat ons tegenwoordig leven vergezelt in geen verhouding slaat lot den luister dien Üod voor ons in zijne barmhartigheid bewaart i).
VERTROOSTINGEN WANNEER EK WEEZEN ZIJN.
Helaas! zegt gij. wanneer dc slag die mij op aarde alle hoop op geluk ontrukt heeft, slechts mij alléén getroffen hadde! Wanneer ik slechts alléén al de treurige gevolgen er van had mogen gevoelen! Ik zoude met den Profeet de hand eens vaders herkend hebben die als vader straft, ik zoude met den heili gen Koning gezegd hebben: liet is goed voor mij bedroefd le zijn: ho-
1) Kom. 8
86
num 'nihi quia humiliasti me 1). dewijl die slag mij tol u teruggevoerd lieeft, o uiiju (jod: Castiyasti me. et eruditus sum quot;). Maar die gevoelens maken weldra plaats voor ande ren van geheel tegenovergestelden aard. Mijne oogen. na zicli ten hemel gewend te hebben, waar ik in mijne smart voortaan een toevluchtsoord moet zoeken, ontmoeten scluildelooze en reeds ongelukkige wezens. Zij schijnen van de voorzienigheid van een (jod het leven van een persoon terug te vragen, wiens zorgen zij niet kunnen ontberen !
Aldus moest Jacob het verlies van Rachel beweenen! Hoe dikwijls moest deze gedachte niet zijn verdriet vermeerderen, wanneer hij zich genoodzaakt zag zijn zoon te berispen over de gesprekken wier geheimzinnige eenvoudigheid de broeders van Joseph vertoornde 3). Hoe dikwijls moest deze ongelukkige vader tot zich zeiven zeggen : waarom leeft zij niet meer die moeder die naauwe-lijks den troost mocht smaken zich bij dien teederen naam te hooren noemen. en de zoetheden te kennen waarvan die naam de bron is! Het hart eener moeder had ineen beminden zoon de minder volmaakte nel-gingen welen te ontdekken, die aan eik
Ps. 118. 2) Jercm. 31. 3) Gen. 3quot;.
87
ander dan aan bet moederoog ontsnappen; zij had de noodlottige gevolgen er van kunnen voorzien!
Maar die groote ziel. erfgename van liet geloof zoowel als van de beloften zijner vaderen. geloofde niettemin dat die God, tot wiens troon zelfs de klachten der jonge vogels, in hun nest van voedsel beroofd1), opstijgen, niet ongevoelig kon ziju voor de tranen der schuldelooze schepselen die op aarde om eene hulp vragen die de hand der moeder voortaan niet meer kan bieden. Jacob had de overtuiging dat die vaderlijke voorzienigheid, door de 11. Schrift het middenpunt en de bron van alle vaderschap genoemd -), de stamelende stem niet Versmaadt, aan wie het ongeluk reeds met den Profeet heeft leeren zeggen: hen aan vvien ik het leven verschuldigd ben hebben mij verlaten; maar de Heer heeft mij in zijne armen ontvangen 1); Hij is het die nu al mijne hulp is 2).
Wanneer gij in den ongelukkigen Jacob eeiiige gelijkenis vindt met den toestand waarin God u geplaatst heelt; zoo uw hart diezelfde gevoelens koestert, die hem het gemis van den moederlijken bijstand voor zijn beminden zoon deed betreuren, gedenk dan
1) Job. 38. 2) Eph. 3. 3) Ps. 26.
Fs. 38.
88
het oosrenbük waarop Jacob, 111 de overmaat van bewondering over den roem van •loseph die ouderkoning van Egypte geworden is, gedwongen is uit te roepen; was bet dan niet genoeg. Heer, dat mijn zoon mij weid terug gegeven en dat het mij toegestaan werd zijn gelaat te aanschouwen l) ? Gij hebt andere redenen genoeg om bedroefd te zijn. tracht uw verdriet niet te vermeerderen door klachten die beleedigend zijn voor de vaderlijke voorzienigheid van een (iod. Wanneer fouten der jeugd of het gedrag dier -«eezen de smart van uwen toestand vermeerderden, wijt dat dan niet aan een verlies dat God zelt op ztch genomen heeft om te herstellen; verdubbel liever uw vertrouwen en zeg tot u zeiven: helaas! mijne zorgen voor die beminde wezens werden vroeger gedeeld, en die verdeeling maakten den last zoet en verlichtte de moeite. Maar zoo God mij alleen al liet gewicht heeft willen doen voelen, belooft Hij mij zijne hulp om mij te ondersteunen, en die beminde schepselen, van uit den hemel geholpen door de gebeden van eene gelukzalige ziel die over hen waakt, zullen behal\e mijne zorgen ook die van de vaderlijke en almachtige voorzienigheid van een God ontvangen;
89
de zoetste titel van zijn hart is die Vati beschermer der kinderen en van vader der weezen 2).
HET IS 01' DE PERSOON IHE OVEÜHUJFÏ DAT 1IE GEIIEEIE ZWAARTE VAN HET ONGELUK TERUGVALT. GELUK VAN ALSDAN DEN WAREN GODSDIENST TE KENNEN.
Als ik, toen ik getracht heb uwe blikken naar den hemel te wenden, gelukkig genoeg geweest ben u de plaats te doen zien die •'esus zelf voor de dierbare ziel, die gij beweent, bes:eind heeft, die plaats die zij misschien reeds bezit, door de hulp die zij van uwe gebeden en zelfs van uwe smarten gehad heeft; als ik er in heb kunnen slagen de tranen te droogen, die uit uwe oogen stroomden hij de gedachte aan de verlatenheid waarin die smartelijke slag misschien onschuldige -wezens gestort heeft, die slechts door kreten dtn bijstand des Hemels kunnen inroepen ; ach ! hoeveel tranen verdient uw toestand dan nog, bedroefde ziel, die geen andere vrucht uit deze vertroostingen weet
1) I's. 140. 2) Ps. 07.
90
te trekken dan deze treurige gedachte: ik hen dan slechts de eeuige die door deze ge-beurtenis volkomen ongelukkig ben geworden.
Sombere eenzaamheid van het ongeluk, die het juk nog zwaarder schijnt temaken! Ja, die stag drukt op u; het is voor u alleen dat de hemel al de bitterheid van den kelk van droefheid bewaard heeft. Het voorwerp dat gij beweent heelt de verblijfplaats der Heiligen voor erfdeel; zij, die daardoor weezen geworden zijn, zijn onder de bescherming van dien God geplaatst, die zelf verklaard heelt dat liij hun Vader is i); uv. deel is het kruis, en weik kruis, mijn God! het vreesselijkste, het onverdragelijkste der kruisen; een kruis in vergelijkiug met anderen te smartelijker, omdat het lijden des harten voor eene gevoelige ziel elk ander lijden te boven gaat; een kruis te moeijelijker om te dragen, omdat het niet ophouden zal uw deel te zijn gedurende al den tijd die uw nog te leven overblijit. Dat de menschen die weinig gevoel hebben den invloed des tijds trachten te bewijzen ; dat zij de verwoestingen aantoonen die hij overal aanricht: de tijd, die alles vernietigt, vernietigt «jne eigene v erwoestingen niet door te herstellen wat hij vernietigd
1) Ps. 67.
01
heelt, en het is slechts daardoor dat hij u eeti geneesmiddel zoude kunnen aanbieden voor de kwalen die u overstelpen.
Maar zoo ik, naar welken kant ik mijne oogen wend, nergens aan de zee vau droefheid waarin gij gedompeld zijt, een andere grens zie, dan den hemel; zoo er voor u geen hoop op geluk meer is gedurende uwen overigen leeftijd, veroorloof' mij dan ten minste dat ik mij aan de voeten van den Almachtige nederwerp, en dat ik Hem de schatting van mijnen dank breng omdat llij u tol de Kennis van zijn Godsdienst geroepen heeft. Waartoe zoudt j;ij nu gekomen zijn, ongelukkige ziel . wauneer in de overmaat van droefheid, die u even ais Job slechts de bitterheid uwer zie! laat om u op de aarde te ondersteunen . de hemel voor u gesloten was? wanneer de eeuwigheid voor u hare poorten niet opendo en u niet toestond ui uwe gedachte de afstand te doen verdwijnen die er u nog van scheidt? Welk hulpmiddel zoude u overblijven, zoo ge 'i straal van hemelsch licht de sombere verblijfplaats van ongeluk en tranen die gij bewoont kwam verlichten ?
Hoe weinig kennen zij de behoeften des harten, zij, die alles inspannen om het zijn
1) Job, 7.
92
grootsten troost. God en de eeuwigheid, te ontnemen. Moclit hun afschuwelijk stelsel ook al eenige rozen gevoegd hebben bij die, waarmede de -weg der weelde bezaaid schijnt, hoeveel doornen deed het ook op den ■weg des ongeluks groeien. onder de voetstappen vau bet grootste deel der kinderen van Adam! Stel uw hart gerust, gij aan ■wien slechts dat treurig lot overblijlt; terwijl de wereldlingen, die de wet der tegenspoeden ondervinden , er hun studie van schijnen te maken om het gewicht er van te verzwaren, beeft God. die dat kind der eerste zonde niet kou kennen, die het geluk zelve is, medelijden met den bedroefden mensch; Hij komt zelve, gelijk zijn Profeet het zoo krachtig uitdrukt i). het juk van uw lijden ondersteunen, opdat gij niet onder den last bezwijken zoudt. Nog meer. uwe droef heid is een nieuwe beweegreden voor Hem om eerie bijzondere zorg voor u te dragen, die er Hem toe brengt om tot u te komen, om bij u te blijven, gereed om zijne machtige hand uit te strekken wanneer gij valt, opdat gij daarover geen leed zoudt gevoelen3), terwijl Hij in den hemel alleen door gelukzaligen omringd is, wil Hij in dit tranendal zijne omgeving slechts samenstel-
1) Osec. 12. 2) Ps. 3G.
93
luii uit ongelukkigen; llij slaat lien niet alleen toe om bij Hem Vi komen, neen, llij roept lien, Hij trekt hen 'ut zich: Komt ullcu lot Mij, die belust en vermoeid zijt 1), de tranen eu de droefheid geven een zeker recht op zijne voorliefde. Ijverzuchtig op den -iclioo-nen naam van God van alle vertroosting 2), zoekt llij de harten die in smart gedompeld zijn, alsol' de verlichting hunner kwalen voor Hem eene hehoefte ware, wier voldoening voor zijn geluk noodzakelijk was; llij zeil schildert ons den ijver, waarmede llij tot lien komt; Hij is aan de deur, Hij klopt aan, llij vraagt dat wij ons hart voor Hem openen 3], om onze tranen af te droegen, om onze smarten te verzachten t). Luistert naar die goddelijke stem, die zich doet hooren in de eenzaamheid, waarin uw hart voortaan voor altijd geplaatst is. Die vertroostende stem zal niet de taal der stervelingen tot u spreken: zij zal de smarten uwer droellieid niet verzachten door u verstrooiingen aan te hieden, waarvan het denkbeeld alleen u reeds tegen de borst stuit, noch door u het einde dier smarten te doen zien op aarde. Maar die God van zoetheid r'), die weet hoe dierbaar uwe wonden u zijn, zal voor u het wonder der
1) Matth. 11. 2) Corinth. 11. 3) Apoc. 3. 4) Matth, 11. 5) Ps. 144.
94
wateren van Mara hernieuwen, wier bitter-heid Hij lu zoetheid veranderde !); diezelfde wonden zullen voor n een bron van zoetheid v. orden, eu 11 ij zal, volgens zijne belofte, de maat der vertroostingen, die Hij u bereidt, weten af te meten naar de smarten, die gij verduurd hebt ^).
SS.quot; quot;ï1 «SSiSSquot;asA®84.
het is vooral tot bet hart bat de godsdienst
spueekt; het is door het hart dat wij
haar liegrijpex e:-.' hare vertroostingen ontvangen.
Hoe luide verkondigt de Godsdienst de wijsheid en goedheid van haren schepper , de godsdienst, die alleen het recht heeft om tot de ongeluiddgen de taal der vertroosting te spreken, zonder dat de toon dier verheven woorden op smartelijke wijze in tegenstelling is niet de klachten die de smart aan het hart ontrukt! Die dochter der Godheid, die, door dea overvloed der vertroostingen die zij der bedroefde ziel aanbiedt, eeniglijk voor de ongelukkigen geschapen zoude schijnen, zoo de sterveling die zich
Eed 15. 2) Ps, 93.
95
in voorspoed bevindt niet evenzeer de voor-deelen. die hij uit haar trekt, als noodzakelijk voor de duurzaamheid van zijn geluk beschouwde, die heilige godsdienst opent u ■hare armen, zij roept u tot zich , zij spreekt tot uw hart en belooft het troost en kalmte. Hoe gelukkig zijt gij als uw hart niet ongevoelig voor hare uitnoodigingcn is; als zij er in slaagt om, even als uw geest onderworpen wordt door hare grootheid, ook uw hart door haar bekoorlijkheden te winnen! Dau zult gij kuanen ondervinden hoe getrouw zij aan hare beloften is; gij zult zells gedwongen zijn te bekennen dat gij u hare onuitsprekelijke zoetheid n:et kondt voorstellen vdiir dat de ondervinding li die had doen smaken! Hoe zoet toont zich die groots, die zoo verhevene godsdienst, wanneer zij voor den sterveling niet slechts het gevolg en het uitwerksel van de overtuiging-des geestes, maar het voorwerp van het zoeken des harten is! Het is die godsdienst des harten, die zooveel zalving heelt weten te storten in de geschriften van den heiligen Franciscus van Sales, van Fenelon, van Huby, en van hunne aandoenlijke lessen een voor de behoefte van het gesciiokte hart zoo geschikt voedsel te maken.
Vreezen wij niet het te zeggen ; zoo lang de geest voor den mensch de eenige gids is
96
naar deu godsdienst, ziel l)ij iu liare geliei-men sleclits zaken. die oneindig boven zijn verstand verheven zijn, hij ontdekt in God slechts diens heiligheid en eene grootheid, die alles wat haar nadert en van nabij aanschouwt, met schrik vervult. Het hart integendeel , dat geene terughouding kent wanneer de liefde het geleidt, vindt, in plaats van door de volmaaktheden van God verblind te worden, daarin juist een nieuwe beweegreden om lot Hem te naderei». Het is waar, het hart weet de goddelijke Majesteit te aanbidden en aan de voet van haren troon te blijven staan; maar weldra vliegt bet in de armen van dien God, liet werpt zich zonder bedenking aan zijn vaderlijk hart. De Godheid is voor den mensch die tot haar gaat door het hart, niet meer omringd dooide vlammen die de nadering beletten; eene ontzagwekkende stem belet hem niet, zooals aan Mozes, baar van nabij te aanschouwen. Hij hoort integendeel eene stem die hem aandrijft om tot haar te naderen; vc-nite ad me, komt tot mij i), of'om beter te zeggen, het is eene uitnoodiging om binnen te treden in uw eigen hart dat de zekerste gids zal wezen om u uwen God te doen vinden , en in Hem den troost, de rust, deu
i)7
vrede: redite ad cor, keer tot het hart terug. l)
De mensch wiens hart na een onherstelbaar verlies, dat hem als het ware losmaakt van alles wat hem omringt, gevoelt dat hij geen hechten en duurzamen troost op aarde kan vinden, wordt door zijn hart naar de vertroostingen der godsdienst geleid, en ziet alsdan die verhevene godsdienst ouder eene geheel andere gedaante dan waaronder hij haar beschouwde toen de overtuiging des geestes hem alleen onder het juk van de wet Gods hield; een nieuwe toekomst schijnt zich voor liem te openen, en de godsdienst, onder wier bescherming hij haar gaat door-loopen, schijnt hem niet meer dezelfde toe, dewijl hij eerst thans de overeenkomst bemerkt die er bestaat tusschen hare voor-schrilten en de neigingen van zijn eigen hart.
ile waarheden des gelools, die door hare verhevenheid liet verstand van den zwakken sterveling vermoeien , vervullen het hart des christens met zoetheid; in zijn God ziet hij slechts een Vader die hem met eene tee-dere en inededoogende liefde bemint; inde geheimen van den God-Mensch herkent hij een broeder en een Verlosser die hem nu eens wordt voorgesteld in zijne kindscfaeja-
1) Is. 46.
98
ren , om hein vertrouwen in te boezemen, dan weder in zijn lijden om zijne liefde le verwerven; in de moeder van zijn God vindt liij de gevoelens van de teederste der moeders. De bewoners van de verblijfplaats der glorie zijn voor iiem vrienden, medeburgers dieliem afwachten, die hem tot zich l oepen. De zegepraal der martelaren des geloois is in zijne oogen de zegepraal zijner wapenbroeders; hij ziet daarin overwinningen wier luister even schitterend is voor het leger waarvan ook hij deel uitmaakt, als zij hem nuttig zijn om er eene nieuwe kracht, een nieuwen moed uit te putten. Al het geschapene verkondigt hem de goddelijke goedheid die de Schepper niet volle handen uitgestort heeft over de werken zijner almacht, opdat zij tot bel hart des menschen de taal zijner liefde zouden spreken; de hemelen openen zicb voor hem in zijne droefheid en laten hem de kroon aanschouwen die God hem voor zijne trouw bewaart; in zijne ontberingen en vernederingen berkent bij trekken van gelijkenis met zijn Meester, liet naleven der goddelijke wel is voor hem vergezeld van den geheelen overvloed der hemel-scbe zoetigheden, waarover de gedachte aan eene eeuwige belooning nog een nieuwe liefelijkheid spreidt.
liet gebed , eene oefening die aan de meeste
99
christenen /,oo itioeyelijk toescliijnt, en dikwijls/00 onaangenaam is voor heu die, alleen omdat zij dlt;; noodzakelijkheid er van inzien, het niet durven verzuimen, wordt voor hein de aangenaamste bezigheid; hel opent zijn hart voorden dauw der goddelijke vertroostingen en voedt hem met de lessen van hei] die hij in de seliool van fior) zeiven hoort. Het mondeling gebed is voor hem geen lastige schatting, geene hulde slechts aangeboden uit besef van plicht of uit behoefte aan den bijstand Gods, maar het middel om zich met Hem te onderhouden over zijne liefde en zijne dankbaarheid voor de weldaden die hij reeds van Hem ontvangen heeft, en voor die welke zijne baririliartigbeid hem nog bereidt. Zijne zwakheden vernederen liem zonder hem te verwonderen, even als zijn vertrouwen in God hem ondersteunt zonder hem hoovaardig te maken; en diezelfde zwakheden maken door hem te vernederen een deel zijner geneesmiddelen uit; nog meer, door de zorg die hij heeft van altijd weder op te staan, zonder zich te laten ontmoedigen, en zonder iets te verliezen van zijn voornemen om zich geheel aan God te wijden, worden zij voor hem, volgens de uitdrukking van den heiligen bisschop van Genève, de oorzaak van bet beoefenen eener heldhaftige deugd, fle gedachte van door zijn (iod bemind te
100
worden, liet vertrouwen dat hij heeft van in zijne genade televen, het denkbeeld van de Voorzienigheid die waakt over het welzijn van hen die zich aan haar toevertrouwen, ondersteunt hem te midden der wederwaardigheden, en doet eene onverstoorbare kalmte in zijn hart heerschen, zelfs dan als de wateren der verschrikking over hem komen en gereed zijn hem te verzwelgen. De herinnering zijner fouten, zijner vorige misdaden, is voor dien christen een nieuwe beweegreden om te verkondigen dat de lieer goed is, dat zijne barmhartigheid geen grenzen kent, als iiij ziet dal de eeuwige strarten die bij verdiend bad, door die goddelijke barmhartigheid veranderd zijn in straffen van geringen duur, in stralleu die in zijne oogen eerder nieuwe middelen zijn om verdiensten voor zijn (iod te verzamelen, dan uitwerkselen zijner gramschap. De Sacramenten der Kerk zijn voor hem een onuitputbare schat van vertroosting en geneugten die geboren worden uit de vereeni-ging der ziel met het beginsel en het middelpunt barer genegenheden. Het leven is een kostbaren tijd waarvan elk oogenblik hem nader bij zijn God brengt en hem in zijne liefde doet toenemen; de dood is hel gelukkig tijdstip dat den eeuwigen duur dier liefde bekroont en verzekert.
101
Wanneer gij de schets van de godsdienst des harten die ik u geet beschouwt, schijnt hare toepassing u misschien boven uwe krachten ; haar met de hoogste en volmaaktste godsvrucht verwarrende, gelooft uw hart, door langdurige smarten ontmoedigd en verdord, zich onbekwaam om zich daartoe te verheffen, of durft misschien zich niet aan eenen staat wijden dien het zich als de vrucht voorstelt eens langen strijds, van onophoudelijke krachtsinspanningen, moeiten en ontberingen, gelijk aan die waarin de strengste kluizenaars hunne dagen sleten.
Stel u gerust, ongelukkige en bevreesde ziel, ik stel mij dat niet voor. Neen, u de bekoorlijkheden dier godsdienst schilderende wanneer het hart onze gids is om tot haar te geraken. heb Ik u de middelen slechts willen aanwijzen die (iod bewaart voor hen die Hij door de droefheid bezoekt; middelen die zij kunnen vinden zonder buiten hun staat te treden , zonder zich aan buitengewone oefeningen over te geven, zonder zich af te zonderen; middelen die uit den toestand zelve voortkomen waarin eene ongelukkige gebeurtenis u gebracht heeft. De gelukkige wien alles toelacht durft zijn hart niet overgeven aan eene godsdienst die hem door den afstand waarop hij haar ziet niets anders doet ontdekken dan het kruis dat
102
zij ui de eene hand heelt, zonder dat hij de kroon van vertroosting k-in onderscheiden die zij in de andere houdl; hij vreest zijn tegenwoordig geluk te verlaten om zich In de armen van die godsdienst !c werpen die hem dat ware geluk belooft waarvan hij de hekoorlijkheden nog niet ken!, evenals een bevreesde reiziger die te midden eener woedende zee het broze bootje niet durft verlaten waarvan hij zijne redding hoopt, om zich door het water een weg naar de kust te banen. Door uw ongeluk in een minder gevaarlijken toestand geplaatst en onverschillig voor de aantrekkelijkheden van een gelukkig leven, hebt gij, na de treurige schipbreuk die gij geleden hebt, niets te verlaten wanneer gij u aan die godsdienst overgeeft; zij zal u ondanks de gevaren die gij meent te ontdekken, naar de haven van vrede en troost brengen.
Die staat van vrede en troost zal te zoeter voor ii zijn, dewijl zij u geenzins van het gevoel uwer droefheid zal aftrekken. Neen, die godsdienst, zich aan u voordoende metal de teederheid van de mededoogeudste der moeders, zal uwe tranen niet doen ophouden ; maar aan tie bittere herinnering die deze bij u vloeyen doet, paart zij de troostende herinnering aan dien Goc. . die u in zijn schoot zal vereenigen met het voorwerp uwer
103
tranen. Toen de lieer hel verdriet wilde verzachten dat Job over het verlies van zijne beminde kinderen gevoelde die hem in dc lente huns levens ontrukt waren, troostte hij hein niet door uit zijn hart dat vaderlijk gevoel te wisschen dat hem met hen verbond . noch door hem de herinnering aan het aangename van hun bijzijn weg te nemen, zooals Hij gedaan had met de rijkdommen die Hij hem later dubbel teruggaf'; neen. de Heer troostte hem door zijne gedachten te verhellen naar dat oogenblik en die plaats waar hij zich met hen zoude vereenigen; door, om zijne eigene uitdrukking te bezigen, «die hoop voor hem in hel midden van zijn hart te bewaren 'jquot;
VKRTllOOSTINGEN DIE MEN VINDT AAN DEN VOET VAN HET KRUIS.
Die flod van vertroosting, bij wien het ongeluk aanspraak maakt op zijn bescherming zooals de behoelte er aanspraak op maakt om zijne genaden te verkrijgen, die
1) Job 19.
104
(rod die met zijne verontwaardiging dreigt lien, die de wees en de weduwe zouden durven verdrukken wier verdediger en vader hij zich verklaart 1), die God zag hoezeer de majesteit die Hem omgeeft verschrikkelijk is voor zwakke stervelingen, hoezeer zijne grootheid hen met vrees moest vervullen, ter oorzake van de onmacht waarin zij zich bevinden om ooit waardiglijk tot llem te naderen. liet hart des ongelukkigen opent zich slechts voor het ongeluk; elk woord wat niet door het gevoel van het ongeluk ingegeven is, elke uitdrukking die den indruk er van niet weergeeft, is smartelijk voor hem en kan slechts moeyelijk tot zijn hart doordringen; zijne oogen, door de tranen verzwakt, door de smart verzwaard, dikwijls door de vergetelheid en helaas! ook door de verach-ting die hij ondervindt van zijne gelijken verdoofd , zijn in dien treurigen toestand nog minder instaat zich tot God te keeren, en den glans zijner glorie te verdragen. God is dan te gelukkig voor den ongelukkigen mensch, even als Hij te groot is voor het hart van zijn schepsel Om den mensch te na dei en maakt die (iod, die de gelukzaligheid zelve is, zich mensch, en wil Hij de meest gepijnigde, de meest bedroefde
1) Ps. 67.
2) Cant. 8=
105
mensch wezen: het is tot dien prijs dat Hij zich het recht -wil verwerven om zich door den ongelukkige te doen verstaan, het is van het kruis, waaraan Hij zich uit liefde tot hem laat vasthechten , dat Hij woorden van troost tot hem richt, en dat Hij hem den toegang tot zijn hart vraagt. Bedroefde ziel. ziedaar den eenigen waren vriend die u overblijft om uwe smarten deelen, den vriend die altijd bereid is u in zijne armen te ontvangen, zijn eigen verdriet vergeet om dat waarmede gij overstelpt zijt te verzachten. In de benaanwd-heden van een sinartelijken doodstrijd vergat Hij zijne kwellingen om 'den goeden moordenaar door de gedachte aan den hemel te ondersteunen, om eene troostelooze moeder te vertroosten, om voor zijne beulen bij zijn bemelschen Vader te spreken, om voor zijne vijanden datzelfde bloed op te oll'eren waaraan zij hunne woede koelden. Nadert dien Man van Smarten aan het kruis gehecht, vreest niet wegens uwe onwaardigheid door Hem verstoolen te worden; die God van liefde die zicli voor u opolfert. ziet slechts uwe smart, of zoo Hij m u een slachtoffer ziet der verleidingen van deze wereld, een slaaf der hartstochten die het erfdeel der kinderen van Adam zijn, zullen uwe zwakheden, uwe ellende, uwe fouten u zijne toenadering zelfs vergemakkelijken even als aan de
106
overspelige vrouw !), aau de openbare zondares 2), aan liet hoofd dor tollenaars 3). Gelijk aan den vader van dien verloren zoon, beeld der ziel zooals zij door de liarts-tochten op den dwaalweg is geleid, zal die grootmoedige en gevoelige vriend, die tee-dere en goedertieren vader tot n komen, zich aan uwen hals werpen, zoodra Hij ziet dat gij lot Hem wilt terugkeeren; llij zal slechts denken aau de ongelukken die u lol II em teruggevoerd hebben oin in uw hart den balsem zijner vertroostingen te storten; wel verre van u de dwalingen !e verwijten waarvan een zoo smartelijke slag alleen u heelt kunnen terugbrengen, zal llij zich slechts bezighouden met de genezing uwer kwalen, met de verzachting dier smarten door welke gij lol Hem teruggekeerd z;jt; llij zal u, volgens de uitdrukking van zijn Proleet. in de eenzaamheid geleiden, en daar zal llij tol uw hart spreken ^); uwe ziel, gelijk aan eene woelige zee, zal langzamerhand op de slem van llem die de winden en de zee gebiedt de kalmte voelen herboren worden; Zijne woorden zullen tot bet diepste uws harten doordringen en er een vrede brengen wiens zoetheden gij niet meer
1) Joan. S. 9) Luc. 7. 3) Luc. 19. 4) Oae. 2.
107
gelooldet 1« kunnen smaken te midden der smarten die u overstelpen. 0! wat heelt de stem van Jat vlekkeloos lam eene bekoorlijkheid voor de ziel, wanneer zij, afgescheiden van de wereld die hare kwellingen slechts verscherpt heeft, haar hart aan den \oeldes kruises uitstort! Hoeveel voldoening gevoelt die ziel, zelfs in de overmaat harer ongelukken, wanneer zij zich aan liem over hare smarten beklaagt. of wanneer zij luistert naar de woorden van leven die Uij tot haar richt! Het is daar dat die Verlosser aan den on»elukigen mcusc'i al de verdiensten van zijn lijden doet kennen; in liet lijden van dien gekruislen God de uoodiotlige gevolgen dei-zonde ziende, leert hij de grootheid van de straffen der hel afmeten, die hij hoopt te ontgaan door op aarde te lijden , nadenkende over de onschuld van dat aanbiddelijk slachtoffer gevoelt hij in den grond zijns harten de berusting in zijn eigen lijden geboren worden, hij onderwerpt zich met minder tegenzin aan smarten, die een God-Mensch met hein en voor hem lijdt; overwegende, dat het diezelfde Zoon des raenschen is, die nu met glorie en eer gekroond Is in den Hemel, en om zijn lijden boven alle schepselen l) verheven, leert hij de waarde kennen van
1) Hebr. ü.
108
liet lijden, dat hij verduurt, waarvan elk oogenblik hem eene onmetelijke en eeuwige glorie zal doen verwerven 1); hij leert dat lijden vergelijken niet dat, hetwelk hij in het vagevuur zoude moeten verduren waar hij slechts vlammen zal vinden, wel geschikt om hem van zijne smetten te zuiveren, maar niet in staat, om, al duurden zij ook eeuwen, ooit zijn eeuwig geluk te verhoogen; hij leert eindelijk aan de voeten van dien Verlosser, die aan het kruis sterft, dat al wat een sterveling iu dit dal van tranen kan lijden, niet kan vergelrken worden hij de vertroostingen en de belooningen, die God voor hem in de verblijfplaats Zijner glorie bewaart
Ik zal het niet wagen u hier alles aan te toonen, wat die teedere vriend u zeggen zal zoo dikwijls gij hem uw hart zult gaan openen aan do voeten van zijn kruis. Ik heb noch de meening, noch de begaafdheden om u op geestelijke wijze over de wetenschap des kruises te onderhouden. Moge de üemel u een waar vertrouwen in dien gekruisten Zaligmaker inboezemen; mocht gij in Hem den waren vertrooster der bedroefden, den vriend, den oprechten. medelijdenden. edelraoedigen vriend der ongelukkigen zien ! Mocht gij met de zuster van Lazarus aan zijne voeten blij-
II Corinth. 4. 2) Rom. 8. 18.
10f)
veu, en daur in slilte naar de woorden ian troost luisteren, die llij u zal doen hooren, ze ontvangen, zooals de Apostel u waarschuwt, niet als de woorden van een inenscli, maar als de woorden van een God l), woorden van eeuw ig leven 2), woorden, die hunne uitwerking niet kunnen missen :i); inocht gij eindelijk, naar het voorheeld der heilige Maagd, ze in den grond uws harten bewaren1)! Uw hart zal zich weldra aan die ver-lieven lessen hechten; die woorden van leven zullen het met een heilig vertrouwen oj) het geluk van het voorwerp, dat hel he-weent, vervullen, en uwe oogen, aan du tranen der droelenis gewoon, zullen zich vullen met tranen van de zoetste dankbaarheid jegens Hem, die niet de teederheid eens Vaders straft, maar die ook met de almacht van een God vertroost.
Lue. 2.
110
OVER DE VltEES VAN EEXE BEDROEFDE ZIEL VAN MET ZUIVER GENOEG TE ZIJN Oil IN DEN HEMEL VEREENI6D TE WORDEN MET DEN PERSOON , DIEN ZIJ BEWEENT. REDENEN O.M TE HOPEN, MEER DAN 011 TE VREEZEN, GEDEELTELIJK GEPUT UIT DE SMARTEN, HIER BENEDEN GELEDEN.
De gedachte aan die onverstoorbare vreugde, aan dat volmaakte geluk dat ons beloofd is, en waarnaar wij nog te meer begeeren omdat wij de hoop bebben daar vereenigd te worden met hetgeen wij hier beminden; die gedachte, die voor u een bron van troost mo st wezen, maakt u somtijds ongerust, en terwijl zij een balsem voor uw hart moest zijn, wordt zij de bron eener nieuwe smart. Ach, :egt gij, wie weet of de toegang 'ot dat vaderland voor mij niet gesloten zal zijn, dat vaderland, waarin slechts datgene kan binnengaan, wat zuiver genoeg is om den glans van de zuiverheid van (iod zelve te verdragen: de weg die er heen leidt is slechts voor een klein getal; zon ik blind genoeg kunnen zijn voor mijne ellende en zw.iklied i'n, om te kunnen hopen er deel van uil te maken?
Helaas ! uwe ellende is mij genoeg bekend: gij stamt af van dien eersten vader die aan zijne kinderen het rampzalig erfdeel van de neiging tot het kwaad nagelaten heelt. De plant, wier wortel bedorven is, kan niet gezond en rein zijn; maar zoo die ongelukkige vader zulke kwade nelgingen op u overgeplant heeft, de nieuwe Adam, de hersteller vau het nienschclijk geslacht, heeft u een erfdeel verworven, dat veel rijker in barmhartigheid is, dan de eerste vruchtbaar iti gramschap kon zijn ; die overvloedige ver-losshiy l), die groote oven loed van genadeit laat ons niet toe ons over onze zwakheden of onze ellende te beklagen, dewijl zij mei zoo groot kunnen wezen dat de middelen om ze te overwinnen ontoereikend zouden zijn.
Zijn zij niet toereikend geweesl die middelen ter overwinning, en zijn zij het nog niet dagelijks voor zoovele christenen! De hemel wordt vervuld niet eene meniijte heiligen , wier aantal ontelbaar is 3), en wij zouden er niet met hen naar durven dingen I En waarom zouden wij niet h unneu wal zij liebhen kunnen doen lie kinderen van Adam, jong en zwak even als wij en meer dun wij? 4)
1quot;) Ps. 129. 2) Rom. 5.
3) Apoc. 7. -i) Ancrnsr Confess. VIII, 1!.
112
Ik weet dat men maar al te dikwijls zegt dal liet heiligen zijn, dat zij wel iu de deugd kunnen vorderen bij liet gezielit van liet paradijs dat (Jod voor lien bereid houdt; maar, voegt men er bij, dat is het geval niet met ons, wier leven zoo weinig overeenkomst heeft met dat der heiligen. Maar kan uw leven dan die overeenkomst niet hebben met dat van hen, die gij in den-zeilden staat geplaatst ziet waarin gij zijt ? Het voorbeeld der heiligen schijnt ons onnavolgbaar toe, omdat wij in hen die buitengewone genaden, die gaaf van wonderen te kunnen doen, die geestverrukkingen waarmede zij begunstigd waren, beschouwen : maar die buitengewone genaden zijn niet de oorzaak, veel minder nog het wezenlijk bestanddeel der heiligheid. Het is door de vervulling der plichten van hunnen staat dat de heiligen zich geheiligd hebben. Gelijk aan dett ijoedeii en getrouwen knecht, die, verre van altijd het gezelschap zijns meesters te zoeken, zich aan de eer van zijne tegenwoordigheid weet te onttrekken , om zich er op toe te leggen zijne plichten wel te vervullen, hoe gering of wel hoe eervol die ook zijn. waren hunne dagen altijd even goed vervuld voor het aanschijn des lleeren, hetzij ze doorgebracht waren in de alzonde-ring en het gebed, hetzij de wil (iods hen
113
nep in de beslommeringen der wereld of in hel leger, in den boezem van liet huisgezin ol tot het bearbeiden der velden in het zweet huns aanschijns. Het is de wijze, waarop zij zich kweten van de geringste hunner plichten, die wij in de heiligen moeten bestuderen, dewijl het door de vervulling dier plichten is, dat de ineesten de heiligheid verworven hebben; het is, zoo drukt zich een heilige Kerkvader l) uit, door het verrichten van de geringe zaken op eetie niet geringe wijze: commmna facere scd non com-muniter; en die vervulling der gewone plichten . die ons door de wet Gods zijn opgelegd, kan onze krachten evenmin als de hunne te boven gaan. Is het dan zoo moeye-lijk om de voorschriften van eene wet van liefde op te volgen, die voorschriften, wier gemakkelijke nakoming ons door God zeiven gewaarborgd wordt? Mandata ejusgravia non sunt: zijne bevelen zijn niet zwaar 2).
Ja, zij zijn makkelijk die voorschriften, w at de ongelukkige slaaf zijner hartstochten ook zegge, die door eene lange en blinde gehoorzaamheid aan hunne schandelijkste grillen. zich eene ingebeelde noodzakelijkheid geschapen heeft om ze te voldoen, minder om het genoegen, waarvan de gewoonte
1) De H. Bemardus. 2) X Joan., 5.
8
114
de aantrekkelijkheid weggenomen heeft, dan umdai hij niet weel wat liet is zich die voldoening te weigeren. Wat is hij te hekla-gen die man, te meer omdat hij de gemakkelijkheid wil ontkennen waarmede hij zijne ketenen zou kunnen verbreken ! Zoo beklaagt menden toestand van een krankzinnige die siddert bij het gevanr dat zijne krankzinnig-heid hem voorspiegelt terwijl alles rondom hem rustig is; zoo beklaagt men de zieke die over de hardheid van zijn bed spreekt terwijl hij op dons ligt.
Maar als wij dien ongelukkige beklagen, beklagen wij hem over zijne dwaling, maar niet over de moeyelijkheid en strengheid van de wet die hem door zijn Schepper is opgelegd en die voor allen even makkelijk is: mandata ejus aravia non sunt; die altijd even zoet is: de uitspraken des Heeren ziju zoeter dan honty t). 0, als die ongelukkige loegau-kelijk was voor de slem van Hem, die inis-scliien zonder hem te kennen, echter duor zijn ongeluk getrolFen is. Ik zoude hem zeggen met die levendige belangstelling die de christelijke lletde alléén kan inboezemen: wendt alles aan om du ketenen te verbreken die weldra door den dood evenzeer zullen verbioken worden, maar dau te laat voor
1) Judicia JJotnini didciora super mei. Ps. 18.
115
uw heil; hoe onmogelijk het u ook toeschijne o.u die uuodlotlige uci^iiigen le overwinnen, poog het slechts; bij de minste inspanning iiwerzijJs /.al, indien zij oprecht geineend is, de kracht van den Almachtige n le iiuip koi;ien; liï wanneer die God met u is, wie kan u wederstaand Geloof dien held der boetvaaidiglieid l) die, dour de wroeging aangezet en door de oude gew oon le teruggehouden, naauwelijks Lesloten hebbende om eindelijk aan de stem des hemels gehoor te geven, gevoelde, zooals hij zelf zegt, dat liet licht der gerustheid zijn hart vervulde 2). Door een eers'.eoverwinning aan-gemoedigd, zult gij weldia de zoetheden van een boetvaarJig leven leeren kennen, en in de overmaat van verwondering overdemak-kelijkheid van het nakomen der goddelijke wet, zult gij met dien heiligen boeleling moeten erkennen hoe zoet het u is de genoegens op te ojferen, waarvan gij tot dusverre zoo zeer ge-vreesd had eenmaal verstoken te zullen zijn 3).
Eenmaal van die schandelijke slavernij verlost, blijft ons slechts over om op de best mogelijke wijze, even als de heiligen, onze dagelijksche plichten le vervullen Jegens God, jegens den naaste en jegens ons zel-
J) Ue H. Auoustinus. 2) Confess. VUL 12 .'•) Confess. IX. J.
ieir zo Iquot; veiv uilen met naauwkeurigiieid, voor zooverre het den rnensch gegeven is het le doen. met de begeerte om aan onzen oppersten Meesier te behagen en zijn wil te doen. Dat is de «are heiligheid, die veel nsenievuldlger onder de christenen is dan men inisschien denkt; zij is het d.e ons naaiden Hemel moet geleiden, en zij zal er ons zonder twijfel brengen als w.j haar gaan beoefenen, «elke ook het uur zij vvaarm
God ons roept.
Die zoo makkelijke en zoele weg is voor n die voorlaan aan de tranen en liet verdriet overgegeven zijl, nog gemakkelijker gimaakt. De Heer verleent u een nieuw onderpand van dat gelukk.g leven dat 11 .j u beloold heeft, en dat onderpand, het is uw toestand zelf. Laat aan cle gelukkigen dezer aarde de ongerustheid over hun toekomstig lot over. Helaas! het is reeds be--list- wee (hu rijken! ï). 1 oen alles hen toelachte, toen hunne dagen in voorspoed en geluk voorbijgingen, gelooldeu zij zich in vei-
li'd'eid ; nooit echter waren zij dichtei bij den
afrond. Wee den rijken die hunne vertroosting al wey hebben 2). Uie dagen van geluk zijn
li Va; voliis divitilms. Luc. (i.
2) Vaj vobis lt;iuia habetis consolationeiu ves
tram. Lnc. ibid-
voor a even als voor .lub voorbijgegaan met de vlu'dieid van don arend, mei de suelheiu van den pijU); zij bebben plaats gemaalst voor dagen van droefheid en smart; evenals hij voedt gij n met zuchten i;n tianen j. liet is van u dat geschreven slaat:
zalig zij die weenen. Bi-ali qui Ingeiit quot;). liet is het vioord van een God die u eene vertroosting zonder einde belooft, bel is op lleni dat gij ii in afwachting van uw eeuwig geluL moet verlaten: fjuonium ipsi consolabuntiii', dewijl zij vertroost zullen worden 'i.
S-ïSBa 'iranKsg'iiï-^ ïstquot;
OVER DE M0EYELUKUE1D 051 ZALIG TE WORDEN WANNEER MEN IN VOORSl'OED IS.
Het leven van den Christen is een leven van onttrekking aan het aardsche; die out-trekking is ile voorwaastie, waarop liet hem toegelaten wordt zijn Meester te volgen. Degene die niet verzaakt aan al wat hij bezit, kan zijn leerling niet wezen. l)e blikken des Christens moeten zich niet zijn hart ten hemel verheffen, o) Die voorwaarde is de
n .rob. 9. 2) Job. 3. 3) Matth. 5. 4) Ibid. 5. 5) Luc. 14. 6) Colass. 3.
118
cenig wezenlijke voor zijne heiliging; de rijkdom, de eer, de goederen dezer wereld, de welvaart kan hem niet schaden, zoo zijn hart er slechts niet de slaaf van is. !) Maar hoe moeyelijk is het niet alles in overvloed te liehhen. en tevens onversrliiliig te zijn voor lt;lc goederen, die ons omringen! Wat is het moeyelijk gelukkig te zijn en zijn troost niet te zoeken in een leven, dat ons slechts rozen hiedl! Er zijn vpn die ware geloovi-iien. vier hart ongenaakbaar is voor zooveel bekoorlijkheden, die door het geluk niet bedorven «orden, die de welvaart niet heeft kunnen verleiden: maar boe zeldzaam zijn zij niet die geloovigen. die heiligen, die hare aantrekkelijkbeden , de gevaarlijkste van allen, hebben overwonnen! He Heilige (leest schroomt niet bun lofredenaar te zijn; Hij daagt ons om zoo te spreken uit er te vinden; Wie is hij? en wij zuilen hem prijzen. (Jfr/.s' i'\/ Ine, et Intidnhimiis cum, Otize ondervinding leert ons maar al te zeer deze waarheid, en bij die de zoetheden van den voorspoed gesmaakt beeft. weet met welke gemakkelijkheid onze natuur die verzaking, die echter noodzakelijk is, terugstoot, tie-lukkig als de goddelijke barmhartigheid ons uit dien noodlotligen slaap van den voorspoed,
J) Ecclcs. 31. 2) Kccli, 31
119
e welks einde de eeuwige dood is. opwekt;
I, gelukkig als die goddelijke goedheid . door
i ons aan een staat te onttrekken . welke wij
r niet tot ons voordeel hebben weten aan te
1 wenden, de ketenen\erbreekt welke door die
iquot; der eeuwige verwerping zouden vervangen
t worden; als het ongeluk, onze blikken en
t begeerten richtende naar die verblijfplaats
5 waar wij het voorwerp onzer tranen zullen terugvinden. aan onze oogen en aan ons
I hart die richting geeft, die eiken Christen
t moest onderscheiden , die niet Jesus Christus
t tot het leven des gelcofs verrezen is. 1]
WANNEER Mj IX DROEFIIEII) Z1JT, lilIJT.
Trislatur aUquis vestrum? oret: is iemand uwer in droef beid? dat hij bidde. Dit geneesmiddel tegen de droefheid is ons gegeven door den Heiligen Geest; het is dus onfeilbaar, liet is niet alleen een middel om de droefheid te heiligen, bet is ook een middel om baar te verlichten. Jlaar helaas ! het enkele woord gebed verschrikt u, en gij vreest een geneesmiddel , welks aan
Coloss. 3. 2) Jac, 5,
120
wending u toeschijnt boven uwe krachten te zijn. De Heilige Geest , zegt gij , sprak hier tot volmaakte zielen, tot die verheven geesten, die, sterk door de kracht Gods zelve . in de smart hun welbehagen schiepen; I'laceo mi hi in angicstiis !), die de vermeerdering der smarten wenschten; Am-plius, Domine, amplius, nog meer, lieer, nog meer 2), die er sieclits het einde van vreesde: 4iit pati nut mori, of lijden ol' sterven 3). Neen, ongelukkige ziel, die godspraak betreft niet alleen dat kleine getal van uitverkoren zielen; en zoo zij zicli ook al tot hen richt, dan is het niet in het oogenblik, waarin die verheven gevoelens beu als het ware boven de menschelijke zwakheden plaatsen. Het is in de droefheid, het is wanneer zij hunne' zwakheden gevoelen, dat zij hen uitnoodigt zich tot God te wenden, dat zij hun dit middel aanwijst als het eenige, dat hun een ware verlichting schenken kan. Acli! zegt gij nog, wie is hij, die in de overmaat dei-droefheid zich tot den troon van God kan hegeven, zich met het denkbeeld zijner majesteit vervullen, Hem zijne wenschen aanbieden, tot Hem spreken en zijn hart met iets anders bezig houden dan met zijn onge-
1) IX Corinth. ïi. 2) II. Franc. Xaverius. 3j De li. Teresin.
121
luk? Neen, God eischt van ons die gesteltenis niet; liij vraagt ook niet van onze lippen een hulde in de uren van benaauwdheid; liet gebed bestaat niet altijd m de herhaling van de woorden of formulieren, die men ons geleerd heeft; dit gebed zou in droefheid inderdaad dikwijls onuitstaanbaar zijn. Wat Hij ons vraagt is, dat wij ons tot Hem wenden, onzen geest vervullen met de lessen van het geloof, dat ons leert dat Hij aan onze zijde is; Hem tot onzen vertrouweling nemen in de smarlen , die quot;wij zoo dikwerf mededeelen aan onze vrienden die somtijds ongevoelig en altijd onbekw aam zijn om ons op duurzame wijze te vertroosten. De Koningprofeet aan de bitterste smarten ter prooi vindt geen vertroosting meer; reuuit co mold ri anima mea, mijne ziel heeft elke vertroosting geweigerd '); de slaap heelt hem verlaten; ten buit aan eene diepe treurigheid, ziet hij zich door de verschrikkelijkste vrees overvallen, hij is met schrik vervuld; in dien treuriger, toestand denkt hij aan zijn (ïod, hij wendt zich tot Hem, en in Hem vindt hij troost en kalmte; mem or J'iri Dei el delectatus sunt, ik heb mij üod herinnerd en mijne vreugde gevonden 2). Helaas! als (ïod het ons niet beval, zouden wij
1) I's. 76. 2) Idem.
122
tot Hem durven naderen met een hart, dat zoo weinig in staat is zich van zijne grootheid te doordringen ? Zijne liefde scheen die uitwerkselen van het gezicht onzer ellende te duchten, daarom verdrijft Hij zeil die vrees. Luistert, zegt Hij, o mijn volk, het is uw IioiI die tot u spreekt: liet zijn geen offeranden die ik u vraag: doel mij uwe behoeften kennen, komt tot mij in den dag der benaauwdheid, gij zult in mij een vader, een vriend, een trooster, een verlosser vinden. Aufli jjopula mens et loquar: Deux litus eijo sum. I\on in xacrifiriis tuis (innnnn te, nou accipinm dc domo tua vitulos, neque de yreyihtis tuis Jiircos. fnvoca me in die tribu-lationis, eruam te, et honorijicabis me 1). De bedroefde mensch, die zijn hart aan den voet des altaars in de schaduw van het kruis uitstort, beschouwt hel ongeluk met een geheel ander oog dan hij, die bet met de oogen der wereld beziet! Hoezeer wordt de druk der tegenspoed niet verlicht voor de ziel. op wie de dauw van den goddelijken omgang nederdaalt. Hoe welsprekend is het zwijgen dei-bedroefde ziel voor haren bemelschen Vader, en hoeveel macht heeft zij niet op bet hart van God! Het is alsdan dat die (jod haar zijne slem doet booren, die stem van den
123
Welbeminde, die, zijne vriendin in smart en droefheid ziende, dadelijk toesnelt en aan de deur van haar hart klopt ï). Het zijn niet de lange gebeden, welke hem hebben doen komen, liet zijn geen wensehen op duizend verschillende manieren uitgedrukt; neen, bet hart zijner welbeminde verkeert in bittere smart 2), zij is aan de droefheid ter prooi, zij heelt slechts één wenschVeniat dileclus mens. dat mijn welbeminde komel 1) als zij hare zwakke en kwijnende stem niet verhellen kan zal hij baar evenwel hooren, want hij is bij haar*), en hij vacht slechts het oogenblik al, waarin zij hem zal roepen.
liet is de bru d van hel Hooglied zelve die ons aldus over de goedheid des Heeren onderricht, en dit gebeurt nadat eene gelukkige ondervinding ze baar heeft doen kennen; ik bob mij naauwelijks lot mijn welbeminde gewend, zegt zij, of Hij is tot mij gekomen. Ego (lilccto men, et (ld me eonver.no ejus 5).
1) Cant. ,5, 4) Idem 11.
5quot;) Idem 7.
124
BESOUOUWING OVER HET OFFICIE ]gt;EIl ÜVER-LEDEKEK.
Wij hebben reeds de treurige gesteltenis beklaagd van die ongelukkigen, die door de zucht naar het nieuwe ol'door een geest van haat tegen de leer der Kerk verleid, het gelooi' verloren hebben aan dien staat van zuivering, die aan de ziel welke nog niet kleine smetten bevlekt is, ol' beladen niet de strallen voor hare verledene fouten, het middel laat om de eeuwige gelukzaligheid te verwerven door de voorbijgaande strallen die zij na haren Jood ondergaat. Hunne dorre en stroeve klachten kunnen niet verzacht worden doordie goddelijkezalvingwelke oj) de wonden druppelt van het hart des geloovigen door de gebeden die hij voor zijne overledene broeders tot God richt. Het kruis, dat, geplant op de graven onzer vrienden, nog ter hunner gunste eene taai van barmhartigheid en verglUenis spreekt, wanneer zij in (jen slaap dos doods de stem \an den laatsten enge! afwachten, die bescliermende boom bedekt niet niet zijne weldoende schaduw de rustplaatsen dier ongelukkigen! Alles draagt op die graven het werk eener
125
Ircurige onveranderlijkheid m de bestemming van lien die zij besluiten! Verzakende aan elk denkbeeld van zuivering iu bel toekomstig leven, verzaakt hij, dis het verlies eens beminden persoons beweent, aan elke hoop van hem nog in eenig opzicht van nut te kunnen zijn, en v\al blijft er voor den ongein kkige over wanneer die hoop hem ontrukt is! De klachten der ware geloovigen gelijken in niets op de hunne; zij hebben geen deel met hem in liet vonnis van onvruchtbaarheid dat. tegen den boom in hel Evangelie genoemd geslingerd is !).
Wanneer de roerloosheid van liet stot-l'elijk overschot eens tedergeliefden een onherroepelijk einde schijnt te maken aan die betrekkingen die ons geluk uitmaakten, worden andere betrekkingen door ons aangeknoopt, betrekkingen die zeer troostrijk zijn voor bet hart dat bemint en zeer voordeelig voor den beminden persoon. Door hen arbeiden wij aan zijn waar geluk, terwijl wij tevens de zoetste onzer neigingen voldoen: het opstreven naar hem-zelven. Aldus heeft de weldoende Voorzienigheid van God gewild dat het gebed, dat verheven middel dat altijd aan de ongelukklgen
i) Matth. 21.
overblijft, ons tegelijker tijd dienstig zoude
zijn én om het lijden der personen die wij beweenen le verminderen, én om de smarten te verzachten die bun verlies ons moest veroorzaken. De H Geest, ons door de slem zijner Kerk leerende hoe men voor de overledenen moet bidden, heeft gewild dat die gebeden elk oogenblik in ons de verheven-ste en de inerst troost aanbrengende ge-dachten zouden opwekken. Sta eenigeoogen-blikken stil bij die beschouwingen, bedrukte ziel, die het verlies van een dierbaren persoon beweent; treed, dewijl gij het geluk hebt dat ware geloof te belijden dat ons in gemeenschap houdt met de zielen onzer overledene broeders, treed met mij die bedehuizen binnen, de eenige plek op aarde die zij nog met ons declen ; naderen wij die altaren, in wier nabijheid zij nog leven in de be rinnering der Kerk en hare bedienaren, die niet ophouden do goddelijke barmhartigheid af te smeeken voor die geloovigen die den slaap des vredes slapen. Laten wij ons daar niet overgeven aan die smartelijke gedachten van vrees voor de oordee en Gods, voor de cnherroepelijkhtid zijner eeuwige vonnissen die zich bet eerst aan onze verbeelding voordoen, en die vele harten van al de zoelheid berooven die gelegen is inde vervulling dier laatste plichten.
Aan fiod het oiler van liet Lain zonder vlekken opdragende dal alleen iu staal is zijne reclitvaardigheid te bewegen maar ook alleen in slaat de vprgiffenis te verwerven van al de misdaden van liel inensche-lijk geslacht, zoo de verlossing niet reeds op deu Calvarieberg voltrokken was, nadert de Kerk, sterk door de rechten die de Zoon Gods op de barmhartigheid zijns Vaders heeft, meteen volkomen vertrouwen tot den troon zijner Almacht. Ons in de eerste plaats bezighoudende met de gedachte aan het eeuwig geluk dal zij voor hare overledene kinderen aan Hem vrsagt, schijnt de Kerk (iod te willen herinneren dat hel in het belang van zijne glorie zelfs is, dat zij llem de eeuwige rust vraagt \oor de zielen die Hij geschapen heeft, opdat die zielen eenmaal zijn lof zonden zingen: requiem ceter-nam dona ris. Domine, et lux peipetua ht-ceat eis: le (le cel hi/mnus Deus in Sion. et hbi reddetur votum m Jerusalem 1 .
De Kerk betuigt ook nog, wanneer zij aan (iod die rust vraagt, dat zij vertrouwt op do uitgestrektheid zijner barmhartigheid, op
liter, verleen hun de eeuwige rust, dat het eeuwig licht hen veiliehtte. Gij zijt het die eeuwig in den hemel moet geprezen worden, hot is tot U dat wij onze lofzangen opzenden.
128
zijne bereidwilligheid om te vergeven en op de hoedanigliedeii die Hem van zijne schepselen onderscheiden. Deus, cui proprium est misereri semper et parcere: Deus vemae lar-nitor, et humance salutis amator l).
De Kerk ontleent aan de heilige boeken waardoor zij hare kinderen wil onderrichten, de woorden der apostelen, en kiest onder de onderwijzingen, die zij den geloovigen van hun tijd gaven, die welke zij het meest geschikt acht om ons verdriet Ie verzachten. Nu eens de taal der smart sprekende stort zij met ons tranen over onze broeders, maar tegelijkertijd doet zij in ons hart den balsem der vertroosting druppelen, door onze gedachten naar den hemel te richten, waar wij eenmaal met hen in den schoot van bod zullen vereenigd worden: hoe eium vobis di-clmus in verba Domini, qtwniam mortal qui in Chris la sunt resurgent primi; deinde nos qui vivimus, qui relinquimur, siniul rapiemur cam illis innuhihus o bui am Christo in wra el. sie semper cum Domino erimus 2), Dan weder
1) 0 God aan wien liet eigen is crbainnng te hebben met ite menschen en ze te sparen ; O God die behagen schept in het vergeven en die het heil der menschen bemint.
2) Wij verklaren u als het van den Ueei gehoord hebbende, dat zij, die in Jesus Christus ge-
129
steil zij ons de zielen ouzei broeders voor ais reeds versierd met liet kleed der ousler-tëlijklieid, in den liemel de overwinning vierende die zij op den Jood behaald hebben door hunne deelneming aan de zegepraal van Jesus Chnslus: morltii resuryent incov' rupti.... Deo a ut en i y ra lias lt;j ai dedit nobis vietorium oer Dom in tun nostrum J es am Chris-tuin !). Elders doet zij ons eene hemelsclie slem iiooren die ons spreekt over het geluk van hem, die in den lieer sterl't; audavivo-cem de eoilo dieentem mihi: scribe: beati mortui (jai ia Domino inoriuatar 2).
13e Kerk hernieuwt vervolgens liet gebed dat zij, door den mond van den priester, tot God gericht heeft om de rust voor de overledene geloovigen te verwerven, en herinnert Hem de belofte die zij van Hem ont-
storvcn zijn, liet eerst zullen opstauii. Daarmi zuilen wij die leven en tot dan toe bewaard zullen zijn, met Hem in de wolken opgenomen worden, om den Heer te gemoet te gaan, en aldus zullen wij altijd met den Heer zijn.
1) De dooden zullen in onbedertelijken staat verrijzen... daarom zullen wij God loven, die ons de overwinning geeft door Jesus Chiistus onzen Heer.
2) Jk hoorde eene stem die uit den Hemel kwam en mij zeide: schrijf; gelukkig zijn de dooden, die in den Heer sterven.
130
vangen heeft, dat de rechtvaardige altijd voor zijne oogen is en llij hem beschermen zal tegen de beschuldigingen zijner vijanden: requiem (vternam dona cis Domine.,, fn meinoria wterna erit Justus, ah auditione mala non timehit l).
Om haren kinderen de voorbeelden die zij voor oogen hebben van de onstandvastig-héid der aardsche dingen, nuttig te doen zijn, paart de Kerk, hier zoowel als in de verdere getijden voor de overledenen, de waarschuwingen die zij den levenden geeft aan de gebeden voor de afgestorvenen ; zij grijpt deze gelegenheid aan om den eersten de oor-deelen Gods te herinneren; zij schildert hun de ontsteltenis van den zondaar indenjong-steiv dag; zij vraagt voor hen vergifl'enis en de genade van bekeering voor dat vreeselijk oogenblik {Dies irm). Zich bezig houdende met het onderrichten der levenden door zulke krachtige lessen, schijnt liet evenwel dat de Kerk getracht heeft onze harten, door de woorden van haren bruidegom zelve, gerust te stellen omtrent de oordeelen (quot;rods jegens hen die wij beweenen. Ouder
1) Heer geef hem (haar) de eeuwige rust.... De gedachtenis van den rechtvaardige zal eeuwig zijn (voor den Hoor); welk kwaad hij ook hoore, liij zal zonder vrees zijn.
131
de evangclislen die ons die woorden doen hooren, kiest zij altijd den aposlel der lielde ais dengene die het meest de taal des harten spreekt: hier doet zij ons naar Jesus luisteren die ons aankondigt dat er geen dood is voor hen die zijne stem hooren: mortiii au-dient vocein Dei et qui audierint vivent l); daar stelt zij ons het heil des christens voor als het voorwerp van de begeerten des heinelschen Vaders, en als de reden van de komst van Gods Zoon op aarde; hwc est autem voluntas putris mei, qui mis if me, ut omuis qui videt fdium et credit in eum ha-beat vitam mternam Elders is het Jesus die ons gerust sielt over het heil onzer broeders, omdat, zegt Hij, degene die met mij in bet H. Sacrament der Eucharistie ver-eenigd is, het eeuwig leven zal beërven. Oni manducat meam carnem et hi hi t meum sdriyutnem h abet vitam aiternam amp;). Wederom op eene andere plaats, zich meer bijzonder
1) De dooden zullen de stem van don Zoon Gods hooren en zij, die haar hooren, zullen leven.
2) Dit is de wil mijns Vaders, die mij gezonden heeft, dat al wie den Zoou ziet, en in Hem gelooft, het eeuwig leven hehbe.
3) Hij, die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwig leven.
132
Jjcziy houdende met de smart liarer kindereu, schildert de Kerk huu den Zoon Gods op het oogenblik dat Hij eene zustei troost, die even ais zij in de diepste smart gedompeld is o\er hel verlies van eei\ broeder dien zij teeder beminde, en door hen die treilende geschiedenis, waarmede wij onze beschouw ingen begonnen zijn, in iiet geheugen te roepen, bereidt de Kerk hen voor om de zalving der goddelijke vertroostingen te ontvangen, die alleen in staat is de smart hunner wonden te verzachten 1).
Als wij de Kerk volgen in de andere gebeden, waarmede zij het oller vergezelt dat zij voor de overledenen opdraagt, zullen wij zien dat zij de rust hunner ziel vraagt, nu eens hen aan God voorstellende ais kinderen van Abraham en met hem erfgenamen van de eeuwige glorie, die Hij hem beloold heeft: Domine Jc-iu Christe rex yloriw, fac eus, Domine, (lc inorte Inmsire ad vitam, (juum olim Abrahw promisiiti et semini ejus ~ \; dan weder zich wendende tot hel vlekkeloos Lam dat op het altaar tegenwoordig
J ban. 11.
133
is , en smeekende dat liejt Lain hen de uitwerkselen zijner verlossing doe gevoelen : Agnns Dei, qui 1 {tills pcccnla mundi, tlona cis requiem. Op het oogenblik eindelijk , waarin !)et offer volbracht wordt, herhaalt zij dat schoone gehed, waarmede zij begonnen is, zij smeekt op nieuw voor hen de rust van het eeuwige leven af; en, vervoerd door eene heilige stoutmoedigheid, veroorzaakt door de gedachte aan het offer . dat ter harer gunste voltrokken wordt, wil zij God ditmaal geen anderen titel geven om verhoord te worden, dan dien van zijne goedheid; lux esterna luce at eis, Domine, cum Sanctis tuis in irternum. quia pins es : . requiem wternnm dona eis, Domine, et lux perpetun luceat eis . cum Sanctis tuis in d'ternuni, quia pins es ^). iSa de communie herhaalt zij nogmaals hare smeekingen. en zij eindigt hare verzoeken met dien aanbidde-Iijken naam, wiens tusschenkomst . volgens de belofte van lt;iod zelve 1), ons de verhooring van ons gebed verzekert: per Dominum nostrum Jesu tn Christum ft Hum hnmi.
Joan. 16.
134
HETZELFDB ONDERWERP. AVONDGETIJ DEN.
De gevoelens die de Kerk ons in de Getijden, die zij voor de rust van do zielen der overledenen houdt, tracht in te boezemen, zijn niet minder troostrijk, niet minder zoet voor het bedroefde hart, dan die welke daarin opgewekt worden door de gebeden, waarmede zij het hoogheilig offer der Mis vergezelt. Laat ons een oogenblik die gebeden nagaan! Welke zoeter bezigheid in uwe smart, dan u te onderhouden over hetgeen aan het voorwerp welks scheiding gij beweent, de rust kan doen verwerven? Zal uw hart kunnen weigeren zich over te geven aan de gevoelens, vervat in die gebeden, het werk van (iod zeiven, die ze aan zijne proleten ingegeven heelt?
God heeft, den meuscii in die droevige omstandigheden tot het gebed i) aansporende , als zijnde het eenige middel tol verzachting zijner smarte, en hem daarin het dubbele voordeel te doen vinden van mede te werken tol het geluk van het beweende voorwerp en tot verlichting zijner eigene smarten, gewild dat de gebeden, die
135
de Kerk hem in die onislandigheden aanbiedt, op twee verschillende gedeelten vau den dag zouden verricht worden; en dat het bedroefde hart in twee gedeelten uit bare moederlijke banden liet voedsel zoude ontvangen , waaraan hij behoefte heeft, 's Avonds onderhoudt de Kerk hem over bet verlies, dat bij geleden iieef't; 's morgens bereidt zij hem voor tot de gedachte aan bet geluk , dat voor de getrouwe ziel bewaard is, een geluk , dat zij door diezelfde gebeden bespoedigt.
Dewijl de Kerk de twee machtige drijf-veêren van het inenschelijk hart, de droefheid en .de hoop, kent, wil zij 's avonds het bedroefde hart voeden met bet brood der smarte en het met hem deelen; 's morgens biedt zij hem den kelk der hemelsche vreugde aan, die zij hem voorhoudt als eenmaal le zullen deelen met de ziel die haar nu smaakt i).
Aldus kondigde David ons de tranen aan op den avond van ons leven, en beloofde lüj ons eene heilige vreugde op den morgen van onze hemelsche verrijsenis met onzen Zaligmaker 2).
In dien geest spreekt de Kerk bij het begin der getijden over liet vertrouwen dat
2) Ps. 211.
136
wij in (iod moeten stellen te midden onzer smarten; zij wekt ons op totdat heilig vertrouwen door liet voorbeeld van den Profeet die, zich voor den Heer vernederende en Hem te hulp roepende, door Hem van zijne kwellingen bevrijd werd. Circumdede-runt me dolor es mortis..,-, trihuia tionem et flo/orem iff rem, et vomen Domini invocavi • humiliatus sum et liberavit me i).
Om onzen moed te steunen , richt zij langzamerhand onze gedachten naar den eindpaal onzer kwellingen, naar het eeuwig leven, die ware verblijfplaats der levenden, der vrienden van (lod, die 7,elf de tranen zijner dienaren zal droogen : convertere anima mea in requiem tuam.... en'puit oculos meos n lacrymis.... placebo Domino in regione vivonnn 2).
Zij spreekt ons van onze ballingschap om ons te herinneren dat onze scheiding van God een einde zal hebben, zoowel als die
1) Do smarten des doods hebben mij omringd; ik heb verdriet en droefheid gevonden en den naam des Heeren aangeroepen, ik ben vernederd geworden en Hij heeft mij verlost. Ps. 1*4.
2 O, mijne ziel, treed die plaats uwer rust binnen; de Heer heelt mijne oogen bevrijd van de tranen, die zij vergoten; ik zal den Heer aangenaam zijn in de streek der levenden. Ps. 114.
137
tler lijdende zielen. Incolatiis meun prolon-
i/alvs est.'____ rul Dominum ruin trihulnrrr
clamavi. el e.vaudirit me 11.
Zij stelt ons de Heer voor als wakende over de bedrukte zielen die tot Hem hunne blikken M enden: l\'on dormitabit neqv.i dor-miet. t/ui custodit f.traéi. Dominus protecliu tna : Dominus custodit te ah omni uialo 2).
Zij onderhoudt ons over de rijkdommen der goedheid van God , over de schatten zijner barmhartigheid jegens den zondaar, upud
te jjropitiatio est.....tperet Tsraïl in Domino,
quia a/jud Dominum mlserieordia , et copio.Ki upud i iiiii redemptio. Et ipse redimef Israël e.v omnibus iniquitatibus ejus 2).
Zij herinnert ons eindelijk dat wij bestemd zijn om eeuwig met de engelen des hemels de barmhartigheden van God en de getrouwheid zijner belolte te verhellen; dat Hijzelf
Wat is den tijd mijner ballingschai) lang! in mijne benanuwdheid heb ik tot deu Heer geroepen en Hij heeft mij verhoord. Ps. 119.
1T komt het toe te vergeven; dat Israël op den Heer hope, want bij den Heer is barmhartigheid en eene overvloedige verlossing; Hij zeit zal Israël van al zijne misdaden bevrijden, Ps. 120.
138
zich belast met onze schulden jegens zijne rechtvaardigheid, om die oneindige bai inhar-tigheid te doen zegevieren. In conspectu An-ijelorum ■psallam tibi; ndorabo ad templum swictian luKtn et confilebor no mini tuo super
mii-ericordia hm ct veritate tua____ Dominns
retnbuel pro me : Dvmlne misericordia tua in ■seeculuni 1).
Vervolgens ouderhoudt de Kerk ons over het voorwerp dat vlt;ij verloren hebben, zij doet ons de Godspraak hooren die ons spreekt van het geluk dat verborgen is in den dood van den rechtvaardige: audivi vocem de c(elo dicentem mi hi: heuti mort ui, i/ui in Do-mino moriuntur
De Kerk herinnert ons aan de zoetheid van dien goddelijken Herder die geen enkele der schapen die tot Hem komen verjaagt. hum. tfui venit ad ?ne, nou ejiciamforas '\
1) Ik zal U dooi- mijne lofzangen verheffen in tegenwoordigheid der engelen, ik zal U in uwen tempel aanbidden, ik zal uwen naam dankzeggen tev oorzake uwer barmhartigheid____ De
Heer zal voor mij borg blijven... Heer, uwe barmhartigheid is eeuwig. Ps. 137.
2) Ik hooide eene stem des Hemels, die mij zeide: gelukkig zijn zij, die in den Heer sterven. Apoe. 14.
3) Ik zal hem, die tot mij komt, niet buiten werpen. Joan. 7.
139
Sprekende in naam iler zielen voor wie zij bidt, verheft zij de grootheden des ilee-ren, die hen gedurende hun leven niet zoovele genadea begunstigd heeft, door hen in den boezem zijner Kerk op te nemen: en om Hem des te beter in hunnen naam die schatting der dankbaarheid te brengen, bezigt zij de uitdrukkingen \ai; dut heinel-sche wezen, de Moeder der geloovigen, die het eerste en met meer reden dan eenig ander kon zeggen dat de (leer baar eene barmhartigheid had bewezen, geëvenredigd aan zijne almacht: Maijnijicat anima mea Dominnm____ quia fecit mi hi maf/na qui potest est i).
ZEL1UE ONDERWERP. MORGEN-OFFICIE.
Van de avond-Getijden tot de morgen-Getijden overgaande, noodigt ons de Kerk, die onze zielen bereid wil maken voor de ver-hevenste gevoelens van het geloof, in de eerste plaats onze schatting van aanbid-
1) Mijne ziel verheft deu Heer, omdat Hij groote dingen in mij gedaan hoeft, Hij die almachtig is. Luc. I.
140
cling te brengen aan Hein voor wien het aanschijn des doods al zijne macht verliest, aan Hem die de God der levenden en niet de God der dooden genoemd wil worden. Reycm, cni omina vivnnt, venite adoremus 1). Zij wil dat deze gedachte en die aan de oneindige goedheid van de Almachtige ons eene heilige vreugde in boezem e, die evenwel vermengd is met een waar berouw over de ongetrouwheden waaraan wij ons schuldig gemaakt hebben . naar het voorbeeld van dat volk dat om den wederstand aan de goddelijke stem verdiend heeft verworpen te worden. Ventte, exultemus Domino, juhilemus Deo sa -hitfin nostro . vrccoccupemiis faciem ejus in confessione et in psalm is jubilemus ei... non repellet Dominus plebcrn suam... venite adoremus et procidamns ante De urn. pl oremus coram Domino qui fecit nos, quia ipse est Dominus Deus noster .. . hodie si vocem ejus audieritis nol ito ohdurare corda v es tra
!} Komt, iaat ons den Koning aanbidden, voor wiens aanschijn elk schepsel levend is. Luc, 20.
2) Komt, laat ons den Heer met vreugde prijzen , verl wij door onze vennkkingen den God on zes heils. Haasten wij ons zijne tegenwoordigheid te voorkomen door het erkennen zijner glorie. Laat ons onze vreugde doen blijken door lofzangen ter zijner eere... De Heer
141
Vervolgens aiaaut de Kerk ons aau lol gevoelens die ons moeten opwekken om voor ons zeiven de gebeden 1 an nul te doen zijn die wij voor de overledenen tol den lieer opzenden. Als zij ons in den vijfden psalm opmerkzaam maakl op hel vreeselijk lol van den man des bloeds, van den man die gedurende zijn leven gespotheefl met de goddelijke goediieid die hem tol boetvaardigheid opwekte; als zij over den goddelooze de verschrikkelijke oordeelen van eeu vertoornden God afroept, wil zij door de voorstelling van den zondaar die in zijne boosheid geslor-\en is, de tegenstelling beter doen uitkomen tusschen zijne gestrengheid en zijne barmhartigheid; zij wil tegelijkertijd onslot een zoet vertrouwen opwekken in het lot van hen die in den lieer ontslapen zijn, en ons liet berouw inboezemen dat alleen ons gebed aangenaam kan doeu zijn, maar een berouw vermengd met hoop en zoelheid ').
zal zijn volk nitt verwerpen... Komt, aanbidden wij Hom, werpen wij ons neder, weenen wij in de tegenwoordigheid van den Heer, die ons gemaakt heeft, want Hij is de Heer ouza God, wij zijn zijn volk, wij zijn de schapen zijner schaapstal... Als gij heden zijne stem hoort, verhardt uwe harten dan niet. Pü. Ü4.
1) Ps. 5, 6, 7.
142
De boozen zijn voor u voorwerpen van afschuw, doet zij ons zeggen, maar voor ons is liet de overmaat uwer barmhartigheden die ons den ingang uwer tabernakelen zal openen ij. Oordeelt ben, voegt zij er bij, die mannen van boosheid die u vertoornd hebben; maar voor ben die in u hunne hoop stellen is het de hemelscbe vreugde, is het uw gezelschap, o mijn God, dat hun erideel zal zijn voor alle eeuwigheid 2^. li,it is het ware berouw dat aangenaam is in de oogen Gods, omdat het Hem volgens de aanbeveling des apostels vooral eert in zijne barm-liartigheid; een bedaard en troostrijk berouw, zooals een hart kan gevoelen dat reeds onder de bewaking van God gesteld is, een hart dat door God beloond wordt met een kroon uit de goedheid (Jods zelve zamenge-steld : ut sculo bonce voluntatis turn coronasti nos. Als de pogingen van den vijand van het menschelijk geslacht ons verschrikken, komt ons de 11. Geest zelf gerust stellen door de vereehiging van de rechtvaardigheid
1) Viium sanguinum et dolosum abominabitur Dominus; ego autem in multitucline misevicor-ilis; tua; introïbo in domvim tnam.
2j Judica illos Deus... quoniam imtaveruut te, Domino; et Icctentur omnes, ijui sperant in tc, in retcrmmx exultabinit, et liabitabis in eis.
143
van God met zijne laulunoedigheid, eene vereeniging waardoor wij ondersteund en verdedigd worden. Deus judex Justus, fortis et pattens, yladium suum vibravit, arcuni siann tctendit, et paravit illum i). Vervolgens herinnert de Kerk ons de weldaden des lleeren 1), de hulp die wij van Hum in onze behoeften moeten verwachten3), het vertrouwen waarmede wij tot Hem moeten naderen en de uitwerkselen zijner barmhartigheid afwachten in het land der levenden 4), waar Hij aan de getrouwe ziel eene plaats geefl onder de vorsten zijns volks. Collncet en in Dominus cum jirincipibus jiopuli sui Wie is de cliris-ten die niet in den grond zijns harten de kalmte en vrede heeft voelen herleven, wanneer hij, zijn God biddende voor eene beminde ziel die hij beweent, zich de goddelijke barmhartigheid voorstelt als den niensch volgende zonder hem ooit te verlaten, vree-zende dat hij verdwalen zal op den weg die naar het huis des Heeren leidt dat hij tot zijne woonplaats voor de eeuwigheid zal maken. Misericordia lua snbsequetur me omnibus diebus vitm men'. et ut inhabitem in
Ps. 22. 3^ Ps. 24. 4) Ps. 26.
144
domo Domini in Lotujiludinem dieriim l) Weikc andere stem dau die der hoop heelt zicli in zijne ziel kunnen doenhooren, wanneer hij, volgens de woorden van den profeet, even onl'eilbaar als God die ze hem ingaf, tol zich zeiven zegt: de wegen des lleeren zijn barmhartigheid en quot;waarheid: Univevsa c'uv Domini miser ito rdiu ct Veritas 1j, wanneer hij niet vreest te veel te zeggen uitroepende dal de grootheid en hel aantal zijner misdaden hem juist eengrooter recht op vergmenis geeit: propter nomen tuiun pro-pitlaheris peccato meo: multiim est enini: Wanneer hij zelis zijn \ijand heeft kunnen uitdagen en hem nieuwe aanvallen vragen om nieuwe overwinningen te behalen: si exiir-i/nt (idversus meprcli/un, in hoe ego sperubo 3).
Deze getijden schilderen ons ver bolgens den lijdenden Jesus, eene schilderij welgeschikt om ons te beletten onder de droefheid te bezwijken, zooals de apostel ons zegt. L)e Kerk stelt ons mei dienzelfden Apostel Let
Ps. 24.
145
albeeldse! van oii^ea Verlosser voor in deu 39quot; psalm en ook in cien -iOquot;, waarvan Jesus zelf de toepassing is; in den volgenden psalm schildert zij ons Jesus ook nog als overstelpt door de stroomen der goddelijke rechtvaardigheid, en desniettemin met liet levendigst vertrouwen bezield door de gedachte aan de eeuwige glorie die lleiu wacht. Omnia cxvlsa tuu et Jiuctus tui super me transierunt t). Aldus den lijdenden Heiland zeil doende spreken, wil zij dat ons bedroefd hart uit den mond van deu meest bedroefden der menschen die vertroostende les ontvange, dat het tijdelijk leven den tijd der barmhartigheden van God is, en dat na den nacht des doods de dag zal aanbreken waarop wij zijnen lot zullen zingen, de dag waarop wij in de algeheele uitstorting van ons hart tot God zullen kunnen zeggen : Gij zijt mijn Verlosser, die mij niet u ontvangen hebt. In (tic mandavit Dominus mise.ricortliam suam, et noch: cunlicmn ejus,... dicam Deo , susceptor mens es ~). De Kerk vereenigt met die psalmen de klachten waar-
1) Al uwe stormen en stroomen zijn over mij nedergekomen.
2) Gedurende don dag hoeft God zijne barm-hartigheid geboden, en gedurende den uaeht zal ik zijnon lof zingen, ik zal hem zeggen : Gij zijt het, die mij ontvangen hebt. Ps. 4.
10
146
door du heilige man Jol), verlaten op een Zq
meslboop zittende en ten prooi aan de snij- ini
dendste smarten, ons onderricht over de ijdel- [ia
heden der menschelijke zaken en de broos- ;n
held van's menschen leven. Hetzijn die klach- ve
ten die het onderwerp van al de lessen dezer mi
Getijden uitmaken. In de antwoorden die als ,,,
de uitdrukking zijn der gevoelens welke in ons w;
door het hooren lezen der heilige boeken ],; moeten opgewekt worden, heerscht die geest
van berouw , van boete die de overweging van [j, het nietige der aardsche goederen ons in-stort. i)e Kerk schildert ons aan het einde
van hare nachtgetijdeu, evenals zij aan bet zi
altaar gedaan heeft, de dag der wrake ^
Gods en tracht ons daardoor dat berouw ^
in te boszemen welks noodzakelijkheid jns h door alles schijnt gepredikt te worden.
Libera me, Domine, de morte interna etc. 1 z
De laatste psalmen, waarmede zij de morgen-Getijden eindigt, zijn als de zang die o de dageraad van den gelukzaligen dag der j eeuwigheid aankondigt; de Kerk begint met c ons te spreken over de glorie, die bewaar d is ! lt; voor de ontzielde overblijfselen der personen 5 2 die de dood ons ontrukt heeft, exultabunt ' Domino ossa humiliata 1). Zij onderhoudt ons verder over de gelukzaligheid die voor ons
De vernederde beenderen zullen van vreugde
zoowel als voor hen bereid is in het he-melsch Jeruzalem, over de vreügde, die de harten zijner bewoners vervult. Replebimur
in bonus domus tuce____ exitus matutini et
vespere delectabis____clamabunt, ctenini hym-
nmn dicent 1j. Zij kondigt ons aan dat liet geiuk , dat wij zuilen smaken in dat verblijf', waarin üod ons in zijne barmhartigheid wil binnenleiden, ons ruimschools schadeloos zal stellen voor ai les, wat «ij mei het leven hebben moeten verlaten. Ouoniam melior est mise-ricordin tun super vitas: luhia mca laudabunt ie etlabüs exullationis laudahit os itieum 3). üe ziel, even als Ezecbias, verlost van den dood ■waartoe zij wegens bare fouten veroordeeld was, bezigt de taal van dien vorst, prijst haren (iüddie. volgens de krachtige uitdrukking van denProfeet, hare boosheden achter zich heeft geworpen, en biedt Hem een eeuw ige
Wij zullen met de goederen van uw huis overladen worden... (üj zult vreugde verspreiden over den op- en ondergang der zon ... ulles zal vreugdekreten slaken en het gerucht zijner lofzangen doen weerklinken. Ps. 64.
148
scliattiug van lofzangen en dankbetuigingen aan. Eruisli animam meam ut von periret, projecisti post tergum tuum oninia peccata men... Psalmos nostras cantabimus cunctis diebus vitcc nostra' in domo Bomimi 1).
In dien gelukkigen toestand noodigt de ziel alle schepselen uit om niet haar haren he-nieischen Weldoener to prijzen. Laudatc Do-
ininutn de cirlis____ laudate Dominum 'Ie
terra.... Canlate Domino cantieum novum,
'/nia beneplacitum csf Dom ino in popaio sao_____
omnis spiritus laudet Dominum 2j,
Eindelijk, erkennende dat het eeuwig geluk barer kinderen een uitwerksel is dei-verlossing en der genaden die daaruit hunnen oorsprong hebben genomen , geeft ons de Kerk de uitdrukkingen in den mond, waar-dooi' de vader des voorloopers zijne dankbaarheid betuigde aan den lieer voor die groote Sffbeiirterns die den Heme! met de aarde ver-
1) Gij hebt mijne ziel verlost. Gij hebt haar voor den ondergang behoed, Gij hebt al mijne zonden achter n geworpen om ze niet moer te zien ... wij zullen uwen lof verkondigen al de dagen onzes levens in het huis des Hoeren Is. 38.
a) O gij bewoners des hemels, looft den Heer...., aardsehe wezens, zingt den Heer een nieuw loflied...; dewijl de Hear zijn welbehagen schept in zijn volk..., dat al wat adem lieeft den Heer prijze. iJs. 148, 149, 150.
149
bindt, die de poorten der eeuwige verblijfplaats voor de mensch opent. Overweeg do grootheid der weldaad die God in de overmaat zijner barmhartigheid bewezen heeft aan dien beminden persoon dien Hij toegelaten heeft tot zijne liefde, tot zijne kennis, tot eene zoo overvloedige deelname aau de vrucliten der verlossing, boven zoovele ongelukkige ongeloovigen die in de duisternis en in het koningrijk des doods zijn. hoven zoovele ketters iu wie eene betreurenswaardige hardnek-kigbeid de roeping tol het christendom onvruchtbaar maakt, dat daardoor voor hen een nieuwe grond van veroordeeling wordt. Hoe zoudt gij vervolgens niet de gevoelens van dien heiligen Profeet deelen om den lieer te bedanken voor zijne oneindige goedheid jegens die bevoorrechte ziel? lly heeft haar veel meer gunsten bewezen dan die onge-lukkigen; Hij heeft haar verlost uit de handen barer vijanden. Hij heeft haar de middelen gegeven om Hem in heiligheid en rechtvaardigheid te dienen. Hij heeft haar iu zijne barmhartigheid bezocht om baar te verlichten en haar te geleiden op den weg van den eeuwigen vrede. It sine timore de uiaiii( inimicorum nostrorum libcrati, serviamux illi, in sanctitate et jiistitia coram ipso, om-nihiis diehus nostris.... Per viscera misericor-din- Oei uostri, in finihus risitnvit nos orirus
150
ex allo, illumlnare his, qui in teuehris et in umbra mortis sedent, ad diriamdos pedes nostras in riam pacis l). Eindelijk, liij lieeil liaar geleid in liet koningrijk van zijnen Zoon, van dien Zoon die al die in Hem gelooveu van den dood verlost, cn hun een eeuwig leven verleent. Qui credit in me, cliamsi morluus fuerit, vivet, et omnis qui virit et credit in mc non morietur in o-ternum ~).
VERKLARINGEN VAN EN BESCHOUWINGEN OVER HET 11. MISOFFER.
Het liooglieilig Jlisoller, dat onderpand van de teederlieid en de voorliefde van onzen
1) Opdat wij, verlost uit cle hand onzer vijanden, Hem zonder vreeze dienen iu heiligheid en rechtvaardigheid voor hem, al onze dagen. Dooide groote barmhartigheid van anzen God, door welke ons het Oosten uit den lioogen bezocht heeft, om te verlichten die in dc duisternissen en in dc schaduwen dos doods gezeten zijn, om onze voeten in den weg des vredes te richten. Luc. 1.
2) Die in mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; en al ivie leeft en in mij gelooft zal in eeuwigheid niet sterven. Joan. 1!.
151
God voor degenen zijner kinderen die Hij door de nieuwe wet met zich heeft willen vereenigen, biedt te troostrijke gedachten aan hen die het niet het oog des geloofs beschouwen, dau dat ik zou kunnen besluiten dit onderwerp te verlaten, dat ons reeds in de voorgaande toespraken heolt bezig gehouden, Ik wil het u nog van eene andere zijde doen zien, die r.let minder belangrijk is voor het bedroefde en gevoelige hart. Wij hebben liet reeds beschouwd zooals de Kerk het aan God opdraagt voor de rust harer overledene kindereu die de pijnen des Vage-vuure lijden ; beschouwen wij het nu zooals de Kerk het God aanbiedt om Hem voor zijne w eldaden te danken , zoowel voor die welke Hij alle inenschen in hei algemeen bewezen heeft, zooals voor het geheim der verlossing, als voor die waarmede Hij zijne in den hemel verheerlijkte kinderen overladen heeft, liet zijn vreugdeklanken die in uw bedroefd hart zullen weerklinken, maar die vreugde zal er eene plaats vinden zonder de smart te verbannen die u dierbaar is; meer nog, zij zal die smart verzachten door uwe gedachten te doen opstijgen naar die goddelijke woonplaats, w aar zij eindelijk door de vereeniging met den persoon wiens afwezigheid ze veroorzaakt, zal eindigen.
Die God die onze ellende kent; dit zich
152
heeft herinnerd dat de mensclt alechts stof is, zoiulu Hij , bij de instelling van hot grootste der gfjlielmen die de zoetste der -wetten onderscheiden, hebben kunnen vergeten dat de menschen voor wie Hij ze instelde maar a! te dikwijls onderworpen zijn aan de treurigheid, aan de droefheid? Of zoude Hij, door de ongelukkigen alleen te roepen tot de' dt Inaine er aan, het grootste deel der menschen er van hebben willen uitsluiten? Verwijdert die vrees van u! in dat doorluchtig Geheim is hij die olfert en hij die geofferd wordt, is de ofïeraar en het offer een Uod; maar een God die mensch heelt willen worden om te lijrlen, om hen die lijden te troosten, om allen tot zich te roepen die in droefenis zijn, om hen te verlichten ; et c(jo reficinm vos.
Op het oogenblik datdeGod-Menschdeaarde verliet om voor zijne kinderen eene plaats te bereiden in de verlilijfplaats der glorie , heelt Hij het recht om Hem op te volgen in het ambt van offeraar aan zijne apostelen afgestaan; en Hij heeft gewild dat een onafgebroken opvolging van godgewijde mannen , dat men mij die uitdrukking vergeve, door hen gevestigd werd; dat zij in alle tijden en in alle plaatsen een zuiver, een onbevlekt, een oneindig offer zouden kunnen opdragen. Zal de gewoonte ons die weldaad
153
met een onverschillig, bijna ongevoelig oog doen beschouwen? Ach, zoo het slechts aan een enkel man en op eeue enkele plaats toegestaan -ware dit geheim te vieren, welke zouden onze wenschen, onze begeerten zijn, roept de godvruchtige Thomas a Ivempis uit, wanneer wij hem naderden die met een zoo heilig karakter bekleed zoude zijn , ais wij de plaats bezochten waar God zich zoo aan de stervelingen vertoonde' Helaas, voegt hij er hij. moet de hijtia oneindige menigvuldigheid der goddelijke gunsten geen ander uitwerksel hebben, dan ons onverschillig te doen zijn voor de goedheid van onzen God i).
Het is mijne ineening niet u op eene leerstellige wijze te onderhouden over dit doorluchtig Geheim; ik zal mij zelfs niet ophouden met liet u te doen kennen als het testament des nieuwen Verbonds, door welk Jesus Christus ons als erfdeel achterlaat al de rechten, die Hij op de goddelijke barmhartigheid heeft verworven; als het waarachtige slachtofler, waarvan alle anderen siechts afl . eldsels waren, dal alleen de aarde inet den Hemel, den mensch niet God, den schuldige met de eeuwige rechtvaardigheid heeft kunnen vereenigen en verzoenen; a!s de eerste der Sacramenten dal ons hart op
1} I mit. Christ. IV.
154
de krachtigste en beminnelijkste wijze heiligt duor de vereeniging van den mensch met zijn Schepper, door het deelhebben van den mensch aan de Godheid zelve: ik ïal mij tevreden stellen met u te spreken over hetgeen de Kerk er van leert aan al hare kinderen, over hetgeen zij alle geloovigen wil inboezemen door de gebeden die zij er bij gebruikt en door de ceremoniën, waarmede zij het vergezelt.
De dienaar des Heeren nadert het altaar, dut eenen nieuwen Calvarieberg zal worden: op dien heiligen berg gehoorzaamde Ood aan, de slem des mens eken om door zijne hand den dood le ondergaan, waarvan deze. blinde uitvoerder der goddelijke rechtvaardigheid . het vonnis had uitgesproken; op liet altaar gehoorzaamt Hij nog aan die stem om uit den heinel neder te dalen, en zich aan hen te geven voor wien Hij zich wil slachtolleren.
De priester onderscheidt zich van de andere geloovigen noch door de teekenen der menschelijke grootheid, noch door die van de majesteit van God die hem zendt: het kruis dat zijne kleederen versiert herinnert hem slechts de vernederingen cn het lijden van Hem die hem tot zijn dienaar heelt gekozen; het herinnert hem dat hij slechts door het in zich zeiven afschetsen van die
155
smarten heantwoorden kan aan de genade zijner verkiezing.
Aan den voet des altaars en terwijl dege-loovigen den lol' des Heeren en de grootheid der drie goddelijke Personen l) zingen, herhaalt de priester den lofzang, waarin David reeds de gevoelens uitdrukte van den God-Mensch aan zijne vervolgers overgeleverd: oordeel mij, o mijn God, zegt hij, en neem mijne zaak Ier hand tegenover het onheilig volk; verlos mij van den man des hedrogs en des onrechts. Dewijl Gij, o mijn God, mijne sterkte zijt, waarom hebt Gij mij verworpen en waarom gaan mijne dagen voorbij in bitterheid, terwijl de vijand mij vervolgt? Zend uw licht en uwe waarheid uit, zij zullen mij geleiden en mij brengen op uwen heiligen berg en in uwe tabernakelen, en ik zal het altaar des Heeren naderen , van den God die mijne jeugd verblijdt 2). Dat altaar des Heeren, waar de mensch tot de innigste ver-eeniging niet zijn God w ordt toegelaten dooide deelname aan zijn Lichaam en Bloed, herinnert ons de eeuwige vereeniging, waar God altijd met ons zal zijn 3j; maar het is slechts door de tegenspoed dat men het kan
1) In den Introïtus en den Kyrie.
2) In den psalm: Judica me Deus.
3) Apoc. XXI.
156
bereiken: eti do Koniug-Profeet, en na hem de priester, zegger ij ons iets anders dau lietgeen ons de aju. telen aankondigen, dut het door vele kwellingen is dat wij het ho-ninf/rijk Gods moet binnen (jaan 1). Maar zoo du de eenige utalisdie du dienaar (lods kan bezigen op het oogenblik dat hij het altaar gaat beklimmen waar hij zich met flem zal vereenigen. is er geen enkele die troostrijker en meer geschikt is om don moed van den bedroefden mensch weder op te beuren.
Na dien psalm, waarin de priester de taal van den Profeet bezigt, gaat hij zelf' spreken. En welke zuilen de woorden zijn van dien man met eene goddelijke zending belast. om zoo te zeggen, geplaatst tusschen de hemel en de aarde, tusschen God on het niet ? Welke kunnen de verheven lessen zijn waardoor hij de geloovigen die rondom hem geknield liggen gaat onderrichten? Helaas! die dienaar des Allerhoogsten is mensch en als zoodanig is hij zondaar, hij wil dat geen enkele zijner broeders er onbekend mede bl ijve, en hij wil zelve het hen herinneren; daarom doet hij daarvan eene openlijke en plechtige bekentenis; en hen doende kennen de talrijke zonden waaraan hij zich heeft sehnl-difi gemaakt, bezweert hij ben zich to vor-
157
ceuigeD met de koren der heiligen om met iien zijne bemiddelaars bij God le zijn i); hij versmaadt het niet om door hen de barmhartigheid van dien God over zich te hoo-ren afsmeeken, die, rijk in barmhartigheid, aan de berouwvolle zondaren cie vergillen is hunner fouten en een eeuwig leven belooft 1).
Gedurende de openlijke schuldbekentenis des priesters, roepen de geloovigen nog de barmhai tigheid in van den driewerf heiligen God2), en de vreemde laai die rnen voor die inroeping bezigt, schijnt den mensch te herinneren dat er sedert de instelling der nieuwe w et (jeen onderscheid van taal oj'voll bij God w, dat Jlij de Meester en Vader van allen is en dat al deyenen die Hem aanroepen deel hebben aan de rijkdommen^ zijner liefde^). Zoude de gedachte aan de vereeni-ging Aan alle volken in den boezem van eéne godsdienst die ontstaan is door de komst van den God-Mensch op aarde ons onverschillig kunnen laten, ons die aan die al-gemeene roeping het geluk danken van tot het koningrijk Gods te behooren, een geluk dat voor de komst des Verlossers slechts voor een enkel uitverkoren volk was weggelegd ? Zouden wij onze harten niet kunnen
1 y Confiteor etc, 2) Miscreatur cte.
Kyrie Elcison. 4) Kom. X.
158
openen voor de gevoelens der levendigsle dankbaarheid, ol'weigeren ons mei den prjes-ler te vereenigen wanneer hij zijne vreugde doet kennen, en, om die (iod en Verlosser te bedanken, gebruik maakt van de woorden waarmede de engelen aan du herders Zijne geboorte en met die geboorte den vrede kwamen aankondigen, dien hemelschen en blijvenden vrede, die zonder onderscheid moest gegeven worden aan alle mensehen van (/oeden wilt l)
Het hart vol van die troostrijke gedachten, keert zich de priester naar zijne broeders en groet hen in de krachtigste en meest vertroostende bewoordingen: De lieer zij met ii 2): hij wendt zich tol dienzellden God, hij bezwe/srt Hem dien wensch te bevestigen door hun al de genade te scheuken die zij noodig hebben, eu door hen de uitwerkselen te doen gevoelen van de voorspraak der uit-verkorenen 1).
De geloovigen luisteren vervolgens naar de lessen die de apostelen en profeten hen hebben nagelaten 2); nu eens leert ben die lezing de middelen kennen om te beantwoorden aan zoovele genaden waarmede de lieer ben
2) Dorainus volutcum. 3) In de g;;heilen.
In den Epistel.
159
overlaadt; dan weder herinnert zij hen hunne verplichtingen jegens God , jegens den naaste en jegens hen zeiven; elders verkondigt zij den loi' der rechtvaardigen en der heiligen wier voorbeelden hen ter navolging worden voorgehouden ; hier. zijn het klachten van üod over de ondankbaarheid van een volk dat hij met weldaden overladen had, daar is bet de schildering pan het geluk dat Hij zijnen dienaars bereidt.
üp die lezing volgt de uitdrukking der gevoelens die zij in ons hart heeft moeten opwekken, en de kerk kondigt ze naar hunnen aard aan door gezangen van vreugde of droefheid, door zuchten of door lofprijzingen: geen enkele der gevoelens die ons hart dichter bij de Godheid brengen, kan aan dit offer, dat het middelpunt en de volmaking onzer godsdienst is, vreemd zijn. Het wekt ons evenzeer op tot bewondering over de vernietiging van een God die mensch wordt in den schoot eener maagd t), als tot de liefde voor een goddelijk kind dat in eene kribbe geboren wordt; tol dankbaar-beid jegens een God die zich aan afgodendienaars openbaart ■'j.en tot teederheid jegens een God die zich als zondaar aanzijn Vader
1) In den Advent. 2) Op het Kerstfeest. 3) Op liet Driekoningenfeest.
160
opoÜerl1); tot berouw over ouzo zonden gedurende de Vaste, en tot medelijden jegens den lijdenden God in den passietijd; tot het geloof aan de verrijsenls des Zaligmakers, en tol de begeerten m zijne Hemelvaart; tot vreugeje in de mededeeling zijner Godheid op Pinksteren, lot dankbaarheid op het feest van bet Allerheiligste Sacrament, en tot moed dooi* de overwinningen zijner uitverkorenen.
Ondertusseben maakt zich de afgezant Gods gereed om zijne aposlolisclie zending te vervullen, het is de nieuwe wet wier afkondiging hij gaat hernieuwen. en liet is door de woorden van onzen goddeiijken Meester zei ven dat hij ons baar doet kennen. Deze wet wordt echter niet verkondigd onder bliksem en onweder zooals de oude wet, aan een slolFehfk volk gegeven door een stolTe-iijk schrift 2); evenzeer verbeven boven deze laatste als de Zoon van God bet is boven den wetgever van het Israëlitisch volk , wordt de nieuwe wet door bet woord verkondigt, dewijl zij zelve de eeuwige stem, het eeuwig woord is, en die stem, dat woord is de Zoon Aan God, die tegelijkertijd de wet en de wetgever is; Hij is dut woord, dal in het
Op het feest der Zuivering.
Heb. 12. Exod. XIV et seq.
161
heym was, die meusch ijewordvn zijnde onder ons gewoond en ons uitverkoren heeft om t/e-tuigen zijner glorie te zijn; woord vol van genade en waarheid, die ons deel heeft willen doen hebben aan die volheid, door ons te ver-eenigen met zijn goddelijk geslacht 1).
liet licht dat in de naljijlieid vau den diakeu die dat verheven woord verkondigt schittert, is een zacht en vriendelijk liclit. dat in de Kerk zorgvuldig bewaard wordt van den dag al dat het uit den vuursteen wordt geslagen, die het afbeeldsel is van dien hoeksteen ;!), die zelve het ware licht is, waardoor elk tnensrh die in de wereld komt verlicht wordt 4). De rook die dien nieuwen Sinaï omringt is die van den wierook aan het Woord Gods geollerd. aau dien eeuwigen Zoon die zich gewaardigt tot de menschen te spreken. In welk ander beginsel. dan iu den haat tegen elk gevoel van godsvrucht, heelt die afkeer voor iedereu uit-wendigen vorm van eeredienst haren oorsprong kunnen vinden, die onze ongelukkige broeders er toe gebracht heeft de ceremoniën der Kerk uit hunne plechtigste godsdienstige handelingen te verbannen! Te vergeefs tracht de geest zjch te openen voor
1) Joan. 1. 2) Op Paasch-Zaterdaï. 3) Matth. XXI. 1 Pctr. II. 4) Joan. I.
1(52
de goddelijke lessen der heilige boeken, wanneer het hart niet zijn gids is; en hoe zoude het hart de gids van den geest kunnen zijn, als het alles koud vindt in de uitwendige ecredieust? !)e onbezielde schepselen, die zoovele middelen zijn om onzen geest naar God te richten, schijnen ten opzichte van onze afgedwaalde broeders met vervloeking enon-vruchtbaarheid geslagen te zijn. De scheppers dier leerstellingen . bedeeld met eene treurige ongevoeligheid of aan eene schuldige verblinding overgegeven, maken zich doordien zij aan God de zoetste zijner titels, dien van God des harten, schijnen te weigeren, de toenadering tot de Godheid veel moeie-lijker, zelfs wanneer zij toegankelijk was langs een anderen weg dan dien der waarheid van welke zij afgeweken zijn.
ZELFDE ONDER WK 111'.
Zoo de majesteit uitblinkt inde gezangen en verheven plechtigheden waardoor de Kerk bare kinderen voorbereidt tot de volbrenging van het hoog-heilig Offer, de stilte die daarop volgt, en die als het ware het geheim
163
van God verbergt, is niet minder indrukwekkend. De priester en zijn volk hebben de goddelijke wet plechtig aangenomen, door het belijden van het symbool dat ons al de weldaden van God en de verplichtingen die wij hebben van daaraan te beantwoorden, door het gehoorzamen aan zijne voorschriften , in herinnering brengt i); de dienaar van den levenden God houdt eensklaps' op met zijne stem te doen hooren in de vergadering der geloovigen ; hij schijnt als het ware te verdwijnen in de wolk die den troon des Allerhoogsten omringt : liet volk dat zijne terugkomst alwaclit wordt slechts door deze woorden: Oratc fralres, bidt broeders, uit-genoodigd zijne gebeden te vereenigen met die des priesters, gedurende de volbrenging van het offer. Hoe verheven zijn die woorden in den mond van den gezaut des Hee-ren! Die bevoorrechte man gewaardigt zich den loop van zijn ondeihoud met God af te breken om zicb in de gebeden der zondaren aan te bevelen: hij geefl bun den naam van broeders . dien teedeien naam die hen niet slechts de banden der liefde die allen met hem vereenigen herinnert. maar ook het goddelijk vaderschap dat allen zonder onderscheid in zijn schoot ontvangt. Er kan slechts broe-
1) In het Credo.
164
derschap bestaan daar, waar men een wezen vindt dat boven de anderen verheven is. en in wien allen die zich broeders noemen de rechten van een Vader erkennen: en de menschen kunnen slechts broeders zijn omdat er een Vader is van een hoogere natuur dan de hunne. Wat te zeggen van die on-gelukkigen die een bedriegelijke broederschap hebben willen vestigen door het afschudden van alle afhankelijkheid en zelfs door het loochenen van het bestaan van hun goddelijken Vader! Welk eene afschuwelijke broederschap is het. die, te gelijkertijd de Godheid en de waarheid verzakende, geen andere macht, en daardoor geen ander vaderschap kan erkennen, dan die van den geest der logen door wien zij zich laat geleiden l).'
éindelijk is de priester aan de menschcn teruggegeven; doordrongen van de grootheden en barmhartigheden van God, komt hij tot hen terug om ze verkondigen. om de gedachten en de harten zijner broeders naar boven te richten, en hen te geleiden in de verblijfplaats der gelukzaligen, opdat zij hunne stemmen vereenigen met die hernel-sche geesten, die niet ophouden den driewerf heiligen God te loven £:) en de overmaat
I) Joan. VIII. 2) Sursum corda. 3) Sanctus, sanctus, sanctus, etc
165
zijner barmhartigheden te prijzeti. die in de weldaad der verlossing uitblinkt i).
De priester herneemt zijn stilzwijgen: het is gedurende dat stilzwijgen dat het almachtig Woord Gods op het altaar nederdaalt, zooais Hij gedurende de stilte van den nacht van zijn eeuwigen troon nederdaalde in den schoot eener Maagd 1}. De hemel en de aarde vermengen zich met elkander; het altaar wordt de verblijfplaats des Allerhoogsten, en de geloovigen vereenigen zich met de engelen om de verborgen Godheid te aanbidden die daar woont. Gedurende die kostbare oogenblikken ollert de priester den God dien hij in zijne handen houdt voor het heil der menschen op. Sterk door de oneindige verdiensten van het heilig slachtoffer dat hem veroorlooft over die verdiensten te beschikken, vreest hij niet, hoewel zijne zonden bekennende, voor zich en zijne broeders een plaats in het eeuwig koningrijk te vragen aan de zijde van die uitverkorenen die er reeds de zoetheden smaken van eene ein-delooze belooning, hun verleend om hunne werken en hun lijden 2). liet is het nederige gebed des publikaans niet meer die zijne
) Sapient. XVIII.
.3) Nobis quoque peccatoribus etc.
166
oogen niet len hemel durfde opliefïen ; het is de stoutmoedige vraag van de moeder der kinderen van Zebedeus, een gebed door een heilig vertrouwen ingegeven, dat niet vreest de plaatsen aan Ie wijzen, die zij voor beo viaagtaan de zijde der apostelenen martelaren, aan de zijde der ignatiussen en der Alexanders, der Felicila's en der Perpetua's, en van zoovele andere heiden, wier deugden en wier lijden het voorwerp zijn der vereering der Kerk i).
vDe geheimzinnige stilte die bet verbeven onderhoud van den man Gods met zijn Schepper verborg, houdt eindelijk op: de dienaar Gods verbreekt bet, om met lulde stem de gelukzalige eeuwigheid aan te kondigen 2). Die troostrijke woorden hoorende, heb ik meer dan eens hem in mijne gedachten zien terugkomen nlt de verblijfplaats van glorie die de Eeuwige bewoont, liet hart vol van bet eindeloos geluk dat er beerscbt. en er uit teruggekomen om die gelukzaligheid te verkondigen aan het volk, dat hij even als Mozes aan den voet van den gebeimzin-nigeu berg gelaten had.
In alle reuwen der eeuweh ! er is belaas!
1) Partem aliquam, et söeietatem largi i digne-ris cum tuis sanctis Apostolis, tt Martyribus, etc.
2) Per omnia saecula saecnlornm.
k;-
eeiie eeuwiglietd voor den boo/.c zoowel als voor den goede; maar eene eeuwigheid van het altaar der verzoening zeil'aangekondigd, in tegenwoordigheid en van wege het Lam dal zich daar uit liefde voor ons slachtolïerL. zou zij eene andere kunnen zijn dan eene eeuwigheid van geluk, eene eeuwigheid van liefde ?
Altijd aangevuurd door die heilige stoul-moedigheid die in hem opgewekt wordt door den afstand, die het heilig Slach toller aan hem doet van het oneind g recht om aan God alle hulp. alle genaden te vragen die hij noodig heeft, noodigt de priester de geloovigen uil. moedigt hij hen aan zich met hem te vereenigen: «Laat ons bidden, zegt hij . en volgens de voorschriften van onzen Zaligmaker en gehoorzaam aan de lessen van dien godde-lijken Leermeester laat ons niet vreezen te zeggen: Onze Vader, die in den hemel zijl, uw naam zij geheiligd, enz i).quot; Men zoude veeleer zeggen dat hij beveelt en niet dat hij smeekt, wanneer men hem op die wijze lot den vreeselijken en almaclitigen God hoort spreken: welke schuldige zoude slechts een lichte vermindering \au zijne straf durven vragen. ik zal niet zeggen aan een vertoornden vorst, maar aan een vriend , aan
1) Pater noster, etc.
16«
een broeder, met die zekerheid en ilat vertrouwen dat de priester aan den dag legt wanneer hij aan God de vergiffenis. liet vergeten zijnei' misdaden vraagt; hij schrijft Hein zelfs voor in welke mate Hij het moet verleenen: 'Vergeef ons onze schulden gelijk wij vergeven onzen schuldenarenquot; zegt hij. Welke evenredigheid is er dan tusschen de beleediging die de inensch zijn God aandoet, en die welke hij van zijn gelijken ontvangt, opdat de vergiffenis van den eenen tot maat-stai' kunne dienen voor het vergeven van den anderen ? Maar het bloed van den God-mensch vereenigt zijn smeeken met de stem des zondaars, en deelt hem zijne almacht mede; de rechtvaardigheid van God moet daarvoor zwichten. Verlos ons, vervolgt de priester, van de listen des verleiders, «verlos ons van den kwade,quot; en met de aandrang van hem die gelooft niet duidelijk genoeg uilgedrukt te nebben, niet de genade die hij vraagt , maar de bevelen die hij geeft, voegt hij er bij; «verlos ons van alle verleden, tegenwooidig en toekomstig kwaad, en geef ons den vrede, zoodat wij vrij van alle zonden en verzekerd tegen alle kwellingen mogen zijn.quot; l) Verzekerd van een gunstige ontvangst zijner vraag, brengt hij het antwoord er op
p Libera nos, qaaesumus, Domino, etc.
16!»
aan de geloovigeu over, door huu deu \retle des Heeren aan te kondigen 1); en hij bo-krachtigt plechtig, iu don naam van Deu-gene die hem zendt, de belolte eener gelukzalige eeuwigheid door de vereeniging van de geconsacreerde gedaanten 2).
Üe offerande nadert haar einde; de vredekus kondigt er de voltrekking en duidt er de gelukkige uitwerkselen van aan. Het goddelijke Lam wordt door Zijne eigene verdiensten en door het gelooi der Iverk bezworen om dezelve aan al zijne ledematen te doen gevoelen s).
Bij het gebed , «aardoor de priester aan (lod dien vrede vraagt, voegt hij het volgende, een der schoonste die de monschen tot hun Verlosser kunnen opzenden: -Heer Jesus Christus, Zoon van den levenden God, die uit den ■wil uws Vaders, en de medewerking van den U. Geest, de wereld door uwen dood hebt levend gemaakt, verlos mij door dit uw heilig Lichaam en kostbaar Bloed van alle mijne zonden en doe mij altijd getrouwelijk verkleefd zijn aan uwe geboden en gedoog niet dat ik ooit van ugcsclieklen wordequot; 'l).
Par Domini sk, ctc.
2; Haec commixtio, etc.
170
Hij bidt ook nog lt;lat die Verlosser hein ui de nuttigiug van dat aanbiddelijk Lichaam eene verdediging en een geneesmiddel voor ziel en lichaam doe vinden i); hij wekt eindelijk zijn geloof, zijne nederigheid en vertrouwen op. door de herhaling van die verheven bekentenis van den honderdman, «aar-voor hij van Jesus eene lol'pnjzing bekwam zooals geen der kinderen van Israël nog verdiend had -): -Heer, ik ben niet waardig dat gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts één woord en mijne ziel zal gezuiverd zijnquot; 1).
INa het II. Offer vraagt de priester in naam van zijn volk dat de zegeningen die de komst des nee ren over hem en over hen allen heeft uitgestort mogen voortduren: vervolgens kondigt bij hun het einde der gebeden aan -t). en over hen Jen goddelijke zegen af-smeekende schijnt hij hen te belasten met eene zending gelijk aan die welke de Heer gaf aan den bezetene dien Hij verloste, toen Hij hem zeider 'Jfgt; en vevkondiy den menschen de harmhartujheden Gods en de gunsten die gij van Hem ontvangen hebt 5): hij schijnt
Doiiüne, non sum dignus, etc. 4; Ite Missa est. 5) Luc. VIII.
171
lieu ook uog het voorbeeld der wachters in herinnering te brengen die, na even als zij tegenwoordig te zijn geweest bij het schouwspel van de slachollering van den God-inensch. den heiligen berg afdaalden , zijne grootheden en de wonderen waarvan zij getuigen geweest waren verkondigende 1).
DE VdOKtVAHENIIHEm EN ONM'ST WAAI! ME DE MEN lllllT BELETTEN HET SMAKEN DEK VERTROOSTINGEN gt; ZIJN NOCH NUTTIG VOOR DE ZIEL VOOR WELKE MEK BIDT,
NOCH AANGENAAM AAN COD.
Ik heb getracht u de gevoelens te doen kennen, die de Kerk begeert dat gij in uzel-ven opwekt, als gij met haar liet olier van een God opdraagt, die zich zeiven opoilert om het eeuwig geluk te verkrijgen van hen die gij beweent. Maar helaas! hoe komt het dat uw hart bijna nooit het heiligdom der verzoening verlaat, zonder eenige droci lieid te ondervinden? Veroorlool mij dat ik daarvan de schuld geef aan uwen ijver voor de rust van die dierbare ziel . eenen ijver on-
Luc. XXJil.
t72
getwijfeld zeer prijzeus» aardig in haren oorsprong . maar slecht geleid door de voortvarendheid en onrust die gij verbindt met de wenschen die uw hart vormt. Ik weet hoe vergeeflijk die onrust is; hoezeer die voortvarendheid verschooning kan vinden, als de persoon v\ien het hetreft zoozeer uwe tranen verdient, en zijne hehoelte zoo dringend zijn. Maar zoo die onrust en vooi tva-rendheid hein geheel nutteloos zijn, zoo gij zelts daardoor belet wordt u tot God te begeven met die kalmte en stille aandacht die Hij zoo gaarne in u ziet. waarom zou ik u dan niet smet-ken om. voor zoover uw toestand u veroorlooft u met u zeiven bezig te houden, die gesteltenis, die de oorzaak uwer pijniging is . en de vervulling uwer wen-schen kan uitstellen, te overwinnen. Zoo uwe ter neder geslagen geest in die treurige oogenhlikken de raadgevingen der vriendschap kon hooren. zou ik hem hier de woorden van dieu heiligen bisschop iu herinnering willen brengen, wiens naam zoo bekend is aan de bedroefden. wiens gevoelige en troostrijke lessen zoo goed den weg naar hel diepste der harten konden vinden. -De 'gelukzalige geesten.quot; zegt hij ons. 'zijn ou-
■ ophoudelijk met ons gelul: bezig, en ons • heil is het voorwerp van hunne vurigste
■ wenschen; de zorgen, die zij ons wijden.
'verminderen echter deu vrede met, dien zij ■ in de tegenwoordiglieid van hun God ge-■nieten.quot;
■ De hommels maken veel meer gemclit
• en zijn veel haastiger dan de bijen,' zegt hij ons nog in zijne treilende taal, 'inaar
• de bijen vullen hunne korven met honig.
• terwijl de eersten dat uiel doen 1).
l'e Zaligmaker zelf scheen de voortvarendheid op he'. oog te hebben, die er u toe brengt om onophoudelijk gebeden op elkander le stapelen om de overledenen te hulp te komen, hetgeen noodzakelijk ten gevolge heelt dat zij met minder aandacht gedaan worden, toen Hij zijne apostelen waarschuwde om niet te gelooven dat de vurigheid van het gebed in de menigte van woorden bestaat; laat. zelde Hij hun, aan de heidenen die overvloed van woorden over, waardoor zij zich denken te verzekeren van de inwilliging hunner wenschen. (ïebruiken wij dan weinig woorden bij ons gebed, bedroefde ziel; de Zaligmaker zeil gebiedt het ons. Onze geest zal veel kalmer zijn, wanneer hij niet ongeduldig is om het eene gebed te eindigen ten einde een ander te beginnen; hij zal in eene veel betere gesteltenis zijn
Dc U. Franciscus van Sale*. Introduct ni. p. ch. 10.
174
als hij zich er op toelegt om goed iu plaats van veel le bidden; ons hart zal beter in staat zijn om de gevoelens op te wekken, die de Kerk ons tracht in te boezemen door de gebeden, die wij beschouwd hebben. Onze ziel zal, op die wijze biddende, den vrede en de gerustheid voelen terugkeeren die haar verlaten had; en die terugkeer zal in baai-het zoetste vertrouwen in hel welslagen van haar gebed opwekken. Het gebed zal voor haar geen vruchten van droefheid dragen, en in hel gevoel van de zoelheid, die zij biddende smaakt, zal zij met den Profeet \ol erkentelijkheid herhalen: ik heb mij tot mijn (iod gewend en kalmte en vertroosting zijn in mijn hart teruggekeerd 1).
OVER HETGEEN OORZAAK IS DAT MEN, ZELFS MET KALMTE EN GEHÜSTIIE1D BIDDENDE. SLECHTS THEUniUE EN BEDROEVENDE GEDACHTEN KRIJGT. HOE MOET MEN BIDDEN.
Ue troost die bet gebed vergezelt van de ziel die haren God in stille aandacht zoekt
Ps. 73.
om zijne rechtva;irdiglieid te verzacliten Ier gunste eens beminden persoons. kan, zegt gij, niet geheel en al de droefheid wegnemen die zich vaiL u meester maakt als uw geest zich vestigt op het denkbeeld der pijnen , waarvan gij voor haar de verlossing vraagt. Die vrede, die aandacht vermeerderen zelfs somtijds de bitterheid dier g^Jachle, waaraan gij u alsdan geheel en al overgeeft. Zoo beklaagde zich een heilige koning, aan vvien de Proleet in den naam van God zelven den beker der droefheid aanbood, dat de ki'lmte hem hel vonnis \an den Heer nog bedroevende!' deed zijn , in pace amaritiido mea amurissima, m den vrede is mijne bitterheid de bitterste '), Ach, als het gebed, als het gezelschap van uwen God, zelfs dan wanneer uw hart zich in gerustheid tot Hein begeeft, u slechts bedroevende gedachten ingeeft, is het omdat uw geest zich in zijne tegenwoordigheid slechts met de ellenden en behoeften der menschen bezig houdt, zonder zich ooit te verheffen tot de barmhartigheden en de goedheden van zijn Schepper. Weinig gewoon om op eene grootmoedige wijze met Hein om te gaan, weet gijn bijna niet tot God te wenden dan om Hem geneesmiddelen en genade te vragen, en
1) Isai 38.
176
nooit om Hem de helanglooze uitdrukkingen uwer dankbaarheid aan te bieden, daarin gelijk aan de Joden in de woestijn die. zoodra zij het voedsel dal zij morrende gevraagd hadden zagen nederdalen, uedcrbukten om liet verzamelen , zonder een blik te wenden naar den hemel vanwaar zij het ontvangen hadden. Die gewoonte van slechts in onze behoelte tot (Jod te gaan regelt evenzeer onze slappen in het belang onzer overledene vrienden; en ons hart kan zich slechts voor God met hen bezig houden om llem hunne verlossing te vragen. Zoo gij somtijds, in die oogenblikken waarin gij met uwen (lodzijt. uwe blikken wist te wenden naar de weldaden waarmede Hij den persoon dien gij beweent, overladen heeft; zoo gij de zegeningen kondel beschouwen die Hij over hem in zijne barmhartigheid heeft uilgesturt l), door hem van alle eeuwigheid te beminnen, van alle eeuwigheid in zijn hart te dragen-), lol de ware godsdienst te roepen, dooi1 hem in de sacramenten der Kerk op eene zoo geheel bijzondere wijze te doen deel hebben aan de verdiensten van zijn Zaligmaker, door hem dat hemelsch en goddelijk leven te doen vinden dat verborgen is in het 11. Sacrament des Altaars, door hem haar tot
Pb. 20. 2) J ereiu. 31,
177
moeder te geveu die de eeuwige Barmhartig-lield gehaard heeft; zoo gij al de genaden overdacht waarmede llij hem overstroomd heeft, zoude eene zoete dankbaarheid uw liart vervullen; die teedere en ongelulikige gehechtheid die uw geluk heeft uitgemaakt en die u nu zooveel tranen doet storten, zoude li er loe brengen om den weldoener van die dierbare ziel met groote liefde te beminnen; het gevoel van de barmhartigheid van God jegens haar zoude uwen geest en uw hart verv ullen . allengskens naar die bron van goedheid voertn. en doen rusten in den schoot van tjod , waaj' het voorwerp uwer tranen reeds zeker is van zijn eeuwig geluk.
Zoo nog niet uitgewiscble smetten die ziel terughouden van de verblijfplaats waar niets onreins kan binnentreden, zullen uwe gebeden, uwe dankbetuigingen voor de weldaden die de Heer aan haar gedaan heeft, even zoet voor haar hart zijn, dat hoewel van (Jod gescheiden niet minder het gewicht der dankbaarheid gevoelt, niet minder ontvlamd is in eene liefde tot Hem die haar hare eigen smetten onverdragelijk maakt, dewijl zij onverdragelijk zijn in de oogen haars lleeren. In de onmacht waarin zij verkeert om zelve die schuld van dankbaarheid te kw ijlen . zou zij met den Profeet alle schepselen willen uitnocdigen om den Heer in
12
178
haar te loven en te verheerlijken 1quot;); en in de vreugde die zij gevoelt wanneer zij ii bezig ziet om gedeeltelijk te voldoen aan hare behoelie om Hem te bedanken. worden bare smarten minder hevig, bare pijnen verliezen om zoo te zeggen kracht. Zoodoende zul! gij de gelukkige gewoonte aannemen om verlichting voor uwe droef beid te zoeken in het bart zelve van die beminnelijke Voorzienigheid, die geen dood in zijne schepselen kent: daar zal uwe ziel vereenigd zijn met het voorwerp dat zij niet meer hier beneden vindt. Wanneer gij het geluk hebt u wezenlijk in bet Sacrament zijner liefde te vereenigen met diet. God. wiens bezit de eeuwige gelukzaligheid zal uitmaken van dat beminde voorwerp , o!hoe kostbaar zijn dan uwe oogenblikken voor zijn geluk en voor uw vertroosting ! Alsdan kunt gij om de schuld der dankbaarheid . voldoen een oll'er opdragen van eene oneindige verdienste; alsdan zijt gij vereenigd met dien God die door den dood diengenen met zich vereenigd heeft dien Hij u ontnam: het is in Hem dat gij elkander kunt terugvinden ! Vrees niet dat die gedachte uwen God kan belee-digen op bet oogenblik dit Hij in uw hart nederdaalt! Hij zag wel. die goede God, de
179
vuriglieid en ijver van Maria en Martha voor de verrijsenis van Lazarus, en zijn liart werd daarom niet minder getroffen door de ontvangst die zij Hem bereidden toen Hij zich op hare vraag naar hare woning begal' waar zij dien zoo teeder beminden broeder beweenden.
xssas.quot; ,r«ii:sii»as,.-4Ai4.
VEnïiioosïixor.x hie men vindt ix het n. sac1u.mest ties aetaaits.
(tij hebt reeds gezien, hoevele troostrijke gedachten in de bedroefde ziei worden opgewekt door het voorbeeld van Jesus die op het graf van zijn vriend tranen stort, en door do goddelijke lessen die hij aan zijne leerlingen geelt, bedroefd door de gedachte aan de naderende seiseiding; hoezeer het zien vaa een lijdenden God. die uit lielde tot hein aan een kruis sterk, haar onderwerping en kracht in haar lijden kan instorten; gij hebt moeten gevoelen hoe rijk aan vertroostingen de heilige Godsdienst is, die gij het geluk hebt te belijden, hetzij in de hulp die zij u verschaft om uwe smart te lenigen, hetzij in die welke zij u doet verschaffen aan hen die gij beweent, en wier
180
lijdcu gij ■wiil verlichten en verkorten. Wij hebben echter bij lange nog de hulpaiidde-len niet uitgeput die zij ons aanbiedt; wij kunnen zelfs zeggen dat wij een zoo rijken vruchtbaar onderwerp slechts ter nauwer-nood hebben aangeraakt, zoolang wij onze gedachten en blikken niet hebben gewend naar dat geheim dat de bron van alie vertroosting in zich bevat, naar dat aanbidde-iijk Sacrament, dat, terwijl het de nienschen verzekert van de tegenwoordigheid van bun God tot aan het einde der eeuwen, het lot des christens zooveel verkieselijker maakt dan dat der rechtvaardigen van het oude verbond; dal hem, door de innigste vereeni-ging met zijn God, deel doel hebben aan al de schatten der Godheid zelve, en als het ware in iiem de belofte vervult, waardoor de a ader der leugen dc moeder van het menschelijk geslacht verleidde: ei Ms sicut üii, gij zult als Goden zijn.
O, bedroefde ziel, ik zal het niet wagen u te spreken over al de vertroostingen, de zoetheden die God bewaart voor hen die zich iu dal Sacrament met Hem vereenigen en die altijd aan de voeten des altaars zijn; het is mijn plan niet u te onderhouden over de bijzondere hulp die u ter uwer heiligina-king verschaft woult wanneer gij u in dat geheim van helde vereenig: met Uemdiede
181
bron zelve van alle heiligheid is en die niets vuriger verlangt dan u met zijne weldaden te overstroomen, u met al zijne rijkdommen te verrijken; dat uw geloof, dat mv hart uwe gidsen zijn, dat de bewustheid uwer ellenden en uwer behoeften u naar dien goddelijken weldoener geleide, gij zult spoedig ondervinden hetgeen ik u slechts zeer zwak zou kunnen uitdrukken.
Ach, zoudt gij vreezen dat het Sacrament, dat de geneugten des hemels reeds op aarde doet smaken, weinig overeenstemt met de droefheid, die voortaan in uw hart zal heer-schen; of dat de tranen der sniai t, aan welke het u zoo inoeyelijk zou vallen te verzaken zelfs wanneer gij het zoudt kunnen, bet bruilofskleed zouden kunnen besmetten, waarmede gij bij het feestmaal van uwen Zaligmaker moet verschijnen? Neen, stelt ugerust: zoo die bewonderenswaardige instelling, die ons het gezelschap van onzen God verzekert, een uitvloeisel is van zijne liefde voor ons. is zij het niet minder van zijne smart, van zijne droefheid, liet is op een oogenblik dat zijne zie! met eene doodelijke droef heid vervuld is, dat Hij dat Sacrament instelt: tristis est anima uu'd usque ad mortem, mijne ziel is bedroefd iot den dood toe, nog meer, het zijn juist de van droefheid overstelpte leerlingen, die het eerst tot de deelhebbing aan hetzelve
182
worden toegelaten: tristitia Imulevil corvcs-trum, de droelbeid heelt uw hart vervuld. Ziehier de reden, die de Apostel der liefde ons van de instelling van dit Sacrament van helde geelt; hij, «ien het toen gegeven was te lezen in het brandende hart des Zaligmakers: • Jesus,quot; zegt hij ons, wetende dat gt;de tijd gekomen was, waarin Hij deze wereld ging verlaten, om in het koningrijk ■ Zijns Vaders over te gaan, na de zijnen «allijd in deze w ereld lief gehad te hebben, • beminde Hij ze tot aan het einde.quot; Om zich als het ware in gnze harten eene gedachtenis te verzekeren, die de smart verzacht die Hij op het oogenblik van zijn vertrek gevoelt, ■/.egt ons die teedere vriend: telken keer dat ij ij dit doen zult, herinnert u mijner, denkt, nan mij. Die gedachtenis, die laatste wensch der vriendschap op het oogenblik van scheiding, is d'e eenigste gunst, die Jesus aan zijne welbeminden vraagt: hoe facite in meam eommemoratiunem, doet dit ter mijner gedachtenis; het denkbeeld vau dikwijls in de ge-daclitenis zijner vrienden ie herleven, schijnt alleen m staat te zijn zijne droefenis te verzachten. Zoo er schepselen zijn die een geheel bijzonder recht hebben om tot dat onderpand van liefde te naderen, zijn het dan niet Juist de bedroefde zielen, die zielen die de gesteltenis van Jesus en Zijne Apostelen dee-
I8;i
leu Niet tevreden met u iu dat Sacrameut de middelen aan te geven om het teederste, het innigste, eu tevens het troostrijkste verbond met liem te sluiten, wil Hij dat gij altijd in uwe smarten tot ilem zoudt kunnen gaan, dat gij Hem zoudt weten te vinden: daarom woont Hij in ouze kerken, en van daar roept lüj u, noodigt Hij u op de dringendste wijze uil om hij Hem, in zijn heilig tabernakel, de vertroostingen te zoeken, waaraan uw harl behotlïe heelt. Het. is niet voor de rijken dezer wereld, voor (ie gelukkigen dezer eeuw dat die Koning der Koningen onder de menschen verblijft; door hunne hartstochten niedegesleept, door den voorspoed en de vermaken bedwelmd, Uieden zij dat licht, dat hen den ongelukkigen toestand hunner ziel zou doen zien I Neen, het is tot de ongelukkigen, dat Hij Zijne uünoodigingen richt; hen roept Hij, hen noodigt Hij uit om tot Hem te komen, het is door hen dat Hij omringd wil zijn. \\ ie zo\i u kunnen beletten aan zijne stem gevolg te geven. Hem uw hart te openen. Hem over uwe smarten te onderhouden? Vreest gij. dat die Vertrooster u eene te verhevene laai zal doen hooren, dat zijne lessen strenge en moeyelijk na te komen lessen zijn. dal zij uwe krachten te boven gaan'!' Ach! hoe slecht oordeelt gij dan over de teederheid \an dien medelij-
tii4
denden en gevoeligen vriend, die zicli alles voor allen maakt! Zonder twijfel. Hij had een zoodanige taal kunnen spreken tegen de Apostelen, die over zijn vertrek bedroefd waren; Hij had hen kunnsn onderhouden over de noodzakelijkheid van aan allen troost te verzaken; Hij had hen de verdienste kunnen doen waardeeren, die gelegen is in de gesteltenis van dioefheid; en wie had meer recht dat te doen dan liij, wiens hart met bitterheid en verdriet veivuld was. Hij, die weldra pijnen zou te verduren hebben, waarvan nooit eenig schepsel de uitgestrektheid zou kunnen nieten? Maar Hij wil niet op die wijze de droefheid der zijnen verzachten: uwe zwakheid, zegt Hij hun, staal u niet toe al te verheven lessen te verstaan; non pote.ihs portare modo. Mij richt hunne gedachten naar de goddelijke vertroostingen, die de Trooster in overvloed in hunne harten zal uitstorten. Cum aulem venevit il/e Spiritus veritatis, docvbit ros, als de Geest van waarheid zal gekomen zijn, zal Hij u onderrichten.
185
ItE ONGEVOELIGHEID EN TEGENZIN DIE WIJ IN HET GEBKD ONDERVINDEN, VERGELEKEN MET HETGEEN JESUS GEVOELDE TOEN HU IN DEN HOF VAN GETHSEMANI BAD.
0. gij die u beklaagt over uwe ongevoeligheid, over uwen tegenzin in het gebed, die u zelven verwijt de Majesteit te belee-digeu van Hein in wiens tegenwoordigheid gij zuo onverschillig zijt, komt, treden wij te zamen den hof van Gethsemani binnen, zien wij er ons voorbeeld. onzen meester in gebed tol zijn Vader. Gedurende den nacht, gedurende de uren die Hij zelf bestemd had voor de rust der schepselen, waarin de hevigste smarten ophouden, en waarin de slaap de droefheid der ongelukkigsten door eenige oogeublikken van kalmte verzacht, gedurende dien tijd waakte die goddelijke Zaligmaker, ten prooi aan de vrceselijkste kwellingen. Zijne ziel is met de zwartste droefheid vervuld, en zijne verbeelding vermeerdert die nog door de gedachten die zij in Hem opwekt. De rechte aardigheid van zijn vertoornden Vader. de smarten en pijnigingen die zijne vijanden Hem bereiden.
1««
de nuüeloosheid van zijn lijden voor een groot aantal niensciien, de ondankbaarheid van diezelfde menschen voor wie Hij gaat sterven, het eeuuig ongeluk van zoovele zielen die Hij lief heeft, en wier smarten door zijn dood nog vermeerderd zullen worden, ziedaar de gedachten die in zijn geest opkomen. Zijne godheid schijnt Hem te verlaten ; zij is nog slechts in Hem om Hem up wonderbare wijze in het leven te houden te midden dier doodelijke angsten, en werkt aldus me Je om Hem te kwellen. Tegenover die verpletterde gedaciiten heeft Jesusgeen auder hulpmiddel dan het gebed; (lij werpt zich op zijne knieën en wil bidden, maar een doodelijke kommer grijpt Hem aan; net gebed wordt liem tol last, Mij vindt er geen behagen meer in, en dat middel van vei troosting is Hem ontnomen, in die treu-quot;ge gesteltenis verheit Hij zich om zijne kwellingen aan ie nemen; Hij schikt zich naar den wil van Hem wiens goddelijke hand zich op zoo vreesdijke wijze doet gevoelen; maar Zijn lijden vertoont zich met de levendigste kleuren aan zijne oogen en doet llern eene vrees gevoelen evenredig aan de smarten die Hij zich bereid ziet: Hij durft dien beker niei aanvaarden: Hij werpt zich op het aangezicht ter aarde neder en met een gebroken stem en een door tranen
IK7
3) Joan. 6.
overslroonid gelaüt l) kun Hij sltclils de verlossing van zijne smarten vragen. 0 mijn Vader' welke gevoelens moeten die woorden in Zijn hart opgewekt hebben; o mijn Nader, alles is U mogelijk , verwijder dien kelk van inij 2). Zijn hart duride er niets bijvoegen; evenwel geelt dit gebed slechts de uitdrukking van Zijn wil te kennen, en Hij w as op aarde gekomen om dien van zijn Vader te doen3): niet echter mijn wil maar de Uwe geschiede. Dat is al wat de onderwerping aan den wil zijns Vaders vermag uit te werken; dit gebed geelt Hem de kalmte terug, llij zoek lie bij zijne apostelen en tracht in hunne teederheid en medelijden eene verlichting voor zooveel kwalen te vinden. Helaas! zij konden Hem die niet aanbieden; de droefheid die in hen door de woorden en voorzeggingen huns meesters was opgewekt, vervulde geheel hun hart: de neerslachtigheid waarin zij gedompeld waren, gevoegd bij de ver-moeyenissen van den vorigen dag, had hen doen inslapen; de vermaningen die Jesus hun gal' om te bidden en te waken hadden hen niet kunnen tegenhouden. Welk nieuw zwaard van droefheid moest bij het gezicht van de kalmte zijner apostelen, het leudere en
1) Hebr. 5. 2) Mare. 14.
188
gevoelige hart vau Jesus niet doorboren!
De heilige man Job, met afzichtelijke zwee-rcn bedekt, op een mesthoop uitgestrekt, door zijne vrouw bespot , vindt vrienden die tot hem komen! eu hem niet in staat ziende om eenige andere vertroosting te smaken blijven zij zeven dagen en zeven nachten bij hem o;n zijne kwellingen in treurig stilzwijgen te dealen i). De vrienden van Jesus kunnen Hem dien geringen troost niet gedurende één uur geven. Die verlatenheid geeft Jesus opnieuw aan zich zeiven over; de treurige gedachten komen terug, de vrees neemt toe, de kommer verdubbelt: ilij heeft het offer van zijn avj'I gebracht, maar dat offer kost te veel aan de weifelende natuur, alsof zij de toestemming zoude willen terugtrekken; nogmaals wil hij bidden, maar het verdriet overstelpt Hem; Hij wil aan zijn Vader dat offer brengen, de natuur wederstaat, er is eene nieuwe poging uoodig om dien wederstand te boven te komen, intensius orabal 2), Hij had met meer ijver. Die poging kost Hem bloedzweet, en al wat hij er door kan verkrijgen is dat Hij kan zeggen: 0, mijn Vader, als die kelk niet van mij kan worden weggenomen zonder dal ikhemdrinke, dat dan uw wil geschiede; het is ook nog noodig dat
1) -Tob 2. 2) Luc. 22, 46', junta Grace.
l!i!)
een engel uit den hemel daalt om Hem Ic
versterken. De natuur, voor eeti oogenblik ten onder gebracht maar niet overwonnen, lieniieirwl den aanval, en Hij kan slechts dezelfde woorden herhaleü. Abiit tertio etim-ilum sarmovem dicens: Hij ging voor de derde maal bidden, dezelfde woorden sprekende 1).
Ziedaar dan het geheele gebed van een Ood-Mensch op het oogenblik dat hij God /.ijo ofler aanbiedt, op het oogenblik dat !i ij de verlossing vt-n het menschelijk geslacht gaat bewerken, een gebed vermei,gd met tegenzin, afkeer en kommer, en dat gebed wordt verhoord om zijne verdienste 2)! Zoudt gij daarna vreezee, bedroefde ziel. God te beieedigen door u tot Hem te begeven met verdriet, met ongevoeligheid, met den tegenstand dien de natuur biedt? Of wei zoudt gij meenen sterker te zijn dan uw Zaligmaker?
OVEIl HET GEBREK AAS OXDERWEIU'ISG.
Overtuigd van de voordeden die gij kunt trekken uit de kruisen die u overgezonden worden, erkent gij al de geestelijke rijkdom-
Matth. 26. 2) Hebr. 5.
tneu waarvan uw ongeluk de bron ka» zijn, en al te vindingrijk om nieuw verdriet te voegen bij dat wat in uw hart het door u beweende voorwerp vervangt, bedroeft gij u omdat gij zoo weinig voordeel getrokken hebt uit den schat die u was aangeboden. «O, zegt gij, wat zoude bij ver gevorderd zijn op den weg der heiligheid, die uit do vaderhand van (rod het kruis wist te ontvangen waarmede Hij mij beladen heeft. Hoe gemakkelijk zou de hemel te verwerven zijn voor hem, die partij zou weten te trekken uit een zoo harde beproeving! Maar helaas! alie oogen-biikken die sedert vervlogen zijn, zijuoogen-blikken van verdriet geweest: niet alleen houdt mij eene voortdurende afgekeerdheid van de volmaakte bewilliging in den wil van (tod verwijderd, maar mijne ziel komt in opstand bij de enkele gedachte van een oogen-biikop te houden dat gelukte begeeren dat ili genoot, van te verzaken aan de middelen om het terug te erlangen indien er een geneesmiddel voor den dood bestond! Wel verre van zich te openen voor uitdrukkingen van onderwerping, kunnen mijne lippen slechts deze treurige woorden van den Profeet in zijne droefheid herhalen: -Wie zal • mij diquot; gelukkige tijden teruggeven, riep ■ik hicl hem uit. die schoone dagen mijner •jeugd, waarin de Heer zelf zich scheen bezig
191
■ le houden mij met geluk te overladen?
• Mijn hart bedwelmd door zooveel zoetheid
■ kou aan dien toestand geen ander einde
• zien dan (.lat mijns levens, en dat einde
• stelde bel zich zeer verre voor. Helaas, iioe
■ spoedig zijn die tijden vervlogen; mijn ge-. luk is verdwenen ; het is door den wind mede
■ gevoerd zonder eenig ander spoor achter te
■ laten dan het treurigste ledig 1).quot;
• Waa rom moet mijn geest dan den prijs
■ der kwelling kennen en mijn hart evenwel weigeren er in toe te stemmen?quot;
Ik begrijp u; in het ongeluk dat gij ondervindt, te midden der kruisen die n omringen begeert gij met den apostel te Minnen zeggen dat gij uw behagen schept in droel-heid : gij gelooft zell's dat die gesteltenis noodzakelijk is om den Heer in uwe kwel-lingen te verheerlijken, om de vrucht van zooveel lijden niet te verliezen. Maar was dat/.ellde lijden dan nutteloos voor David die. wel verre van in zijn ongeluk den Heer dank te zeggen nauwelijks er in slagen kon om het stilzwijgen te bewaren? obmutui, et uou (iperui os meiim. ik heb gezwegen en mijnen mond niet opengedaan ■'). om niet in klachten en gemor uit te barsten, ut non
1) Job 29, 36.
2) II. Corinth, 12. '!) I's 3S.
192
ile.linqnam in lingua mea, opdat ik nlel/on-(llgen zoude met inijue tong i). Zoude onze Zaligmaker kunnen ophouden ons voorbeeld . te zijn, als Hij in plaats van met dankbaarheid den kelk zijns lijdens aan te nemen , in den bof der olijven er op aandringt er van verlost te worden?
Neen, bet is niet de onverschilligheid der natuur die de oorzaak is van de onderwerping in bet lijden: een christen kan onderworpen zijn te midden van al den weerzin dien bij gevoelt, te midden van al de vven-sehen die bij voor zijne vei lossing doet, te midden zelfs der middelen die bij aanwendt oin daarin te slagen, wanneer hij, na tot zijn (iod gezegd te hebben: verwijdert van my dien / el/ . er in den grond zijns harten niet zijn goddelijken Meester bijvoegt; maur niit mijn wil maar 'Ie uwe (jeschiede 1). Zells wanneer die onderwerping nergens anders op scheen te rusten dan op de noodzakelijkheid, die treurige gezellin van den-dood, zoude zij daarom niet minder volmaakt kunnen zijn; zdó onderwierp zicli ons voorbeeld ; si non potest hie calix transire nisi bibam ilium fiat voluntas tua, zoo deze
Non quod ego volo, sed quod tu. Mare. 14.
193
kelk niet kan voorbijgaan zonder dat ik hem drinke dat dan Uw -wil geschiede i).
OVER DE OXDERWEBPING HIE MET VJIIJWILI.IG IS.
Gij vreest de verdienste van de onderwerping Ik verliezen omdat zij niet vrijwillig is. liet iiing van mij af, zegt gij , dien kelk te aanvaarden en ik kon er niet toe besluiten. Maar zoo uwe onderwerping eene vrijwillige aanneming van uw kruis was, zoude de wil van het inwendige uwer ziel gedaan zijn; maar het is niet die wil maar de wil van (iod die gedaan moet worden. De aanneming kan gedwongen zijn, zij kan zoodanig zijn dat uw wil er legen in verzet komt, dat zij er geenszins in kan toestemmen; dat is juist de gesteldheid waarin gij met Jesus tot uwen (iod kunt zeggen: non tiwu voluntas sedtnu liat, dat mijn vil niet geschiede maar de uwe. Hoe liefderijk is hij dus die Vader, die u niet raadpleegt in de keuze der geneesmiddelen die u nuttig kunnen zijn.
ik moet wel mijne kwellingen verdragen, zegt gij, omdat liet niet anders kan; en al-
!) Mattli. 20.
13
194
ilus sprekende vreest gij dat die noodzakelijkheid van te lijden uwe verdienste vermindert. Jesus sprak anders: si non potest hie ealix transire, als die kelk niet voorbij kan gaan! Die woorden in den mond des Zaligmakers, die wel wist welke de wil zijns Vaders was, beteekenen: dewijl die kelk niet voorhij kan yuan zonder dut ik hem drinke: is dat niet woord voor woord betgeen gij u zelve maar al te dikwijls verwijt te zeggen in uwe smart?
De gesteltenis die God in ons vereischt bij bet dragen onzer kruisen is gebeel verschillend van die welke Hij vraagt bij de vrijwillige oilers van het bart: llij wil dat de laatste vergezeld gaan met vreugde, in otnni dato hilareiu fuc vultuni tuuiii, dat elke keer dat gij geelt uw aangezicht opgeruimd zij l), Hij wil dat men met een goed hart geve, hilnrem datovein diliyit Deus, God bemint dengene die met vreugde geeft 2). Doch, de gesteldheid die door den 11. Geest afgekeurd wordt iu de giften van den inenscb, hoh cx tristitid aiit ax ncccssitutc, iiiët met droefheid of uit noodzakelijkheid 3) is juist die w elke de aanneming vergezelden die Jesus van zijn lijden deed ' Tristis est ouima ma... si non potest hie cal ie transire nisi
1) Keel. 3S. 2) II Corinth, 9. 3) 1.
195
bibam ilium, fiat voluntas tua, mijne ziel is bedroefd... als die kelkniel kan voorbij gaan zonder dat ik hem drinke, dat dan uw wil geschiede. Die aanneming is voorafgegaan door de droefheid en zij is niet bevolen door de noodzakelijkheid. Laat ons dus niet die schijnbaar verhevener onderwerping zoeken , die ons bijna ongevoelig maakt voor hetgeen onaangenaam is in tegenspoed; die onderwerping is zonder een wonder van genade te verheven voor onze zwakheid, of zoo wij haar kunnen bereiken is het door een arbeid die veel moeielijker is dan zij ons nuttig zijn kan. Bewonderen wij de standvastigheid van een heiligen Andreas aan hel kruis, van een heiligen Lauren-tius op den rooster, maar zoolang wij in den lijdenden Jesus een voorbeeld vinden dat meer onder ons bereik valt, benijden wij niet meer aan die helden limine verheven gevoelens, verdragen wij onze ellenden . durven wij zelfs ons behagen scheppen in die ellenden die de gevoelens van ons hart gelijk maken aan die van Jesus. Als daarna ons hart zich voor andere ge voelens kan openen dan voor die, welke het in al zijne diepten overstroomd hebben, dat het dan gevoelens van dankbaarheid zijn jegens Jesus, die zich gevvaardigd heeft zich met onze zwakheden te hekleeden, om ons
aan te moedigen de kwellingen te verdragen die er onafscheidelijk van zijn 1).
VEU'fROOSTINGEN , DIE J1EX ONDERVINDT ALS MEN
ZIJNE TOEVLUCHT NEEMT TOT UE MOEDER
(10DS, DE TROOSTERESSE DER BEDROEFDEN.
liet is den christen, die doordrongen is van de gevoelens van godsdienst die den waren geloovige onderscheidt, onmogelijk van tegenspoed en kwellingen te spreken zonder zijne blikken te richtten naar haar wier naam alleen zoo geschikt is om zoetheid te verspreiden in het meest bedroelde hart, tot haar die bij uitstek de troosteresse der ongelukkigen is. Ach! als de mensch zicli boven het stol' verhief', welke waardigheid, welke voordeelen zoude hij niet vinden in den tegenspoed, waarin Jesus zijn voorbeeld en Maria zijn troost is!
Bedroefde ziel. het is niet door het aanhalen van hetgeen de heiligen ons zeggen over de zoetheden verborgen in de aanroeping van Maria. [iet is ook met door liet verhaal der tallooze wonderen, die aan de on-
Ucbr. 4.
197
gelukkigen bewezen hebben welk deel deze teedere moeder in het leed liaier kinderen neemt, dat ik uwe Schreden ■wil richten naar den Iroon van hare barmhartigheid. Uw geest voor het ongeluk misschien weinig bekend met de groote waarheden der hechte godsvrucht, want zij heeft die even als de godsdienst en het gelooi'; uw geest, zeg ik, zoude weinig geschikt zijn zich aan die betuigingen over te geven, hoe verheven, hoe luisterrijk die ook ziju mogen. Uw geest, weinig vertrouwd met de taal der ware godsvrucht die zooveel hulp aan den vurigen Christen versciialt, is nog niet geneigd haar eene blinde hulde te brengen, alleen gesteund door de wet der voorbeelden. (laat dan tot haar, gij allen die nog niet de zoetheden gesmaakt hebt, die men ondervindt wanneer men haar aanroept, die nog niet getracht hebt, de uitgestrektheid Karei' liefde te meten , die misschien vreest geen plaats meer te kunnen vinden in dat hart geheel vervuld met de helde van Hem die voor haar de dubbele hoedanigheid ver-eenigt van haren Schepper en haren Zoon; gaat tot harfr, om haar te volgen in al de omstandigheden waarvan het Evangelie u be-trelleude die goddelijke Moeder spreekt; overal zult gij haar vinden in droefheid en tranen gedompeld, ol bezig met die der on-
198
gelukkigen af te droogen. Nauwelijks verhief God haar tot die verheven -waardigheid die het voorwerp van bewondering der hemelsche geesten is, of de Zoon des Allerhoogsten, die in haren schoot komt wonen, maakt haar deelgenoote aan de smarten en verguizingen waarvan de volheid, volgens de Profeet, zijn deel op aarde zoude zijn. De heiligste der eclitgenooten kan de vruchtbaarheid niet miskennen eener echtgenoote die hij maagd moest gelooven, en wier deugd haar in zijne oogen dc heiligste der maagden moest doen zijn; en, ondanks den eerbied dien zij hem inboezemt is zij, zonder een wonder des hemels, op het punt ais eene schuldige vrouw van hem verlaten te worden. Haar Zoon. het voorwerp barer aanbidding en harer tee-derheid is nauwelijks geboren, of zij moet. om Hem te onttrekken aan de vervolgingen van een tyran , die stroomen onschuldig bloed doet vergieten om Hem te bereiken, de vlucht nemen, en eene vlucht vergezeld van de twee meest geschikte omstandigheden om de moeielijkheid er van te vermeerderen, namelijk van de armoede en de strengheid van het jaargetijde. Als het Evangelie ons haar in den Tempel vqorstelt, is het om er haren Zoon voor der menschen heil op te offeren; zij is te Cana, niet om de vreugde van het feest te zoeken,, maar om zich be-
199
zlg te houdon met de behoeften van hen die er haar roepen, om te voorzien in hetgeen voor hen eene kwelling kon zijn en van haren Zoon een eerste wonder te verkrijgen. Ach! als Maria zich reeds van toen af' met de kwellingen van anderen bezig hield, wat zal zij dan doen voor ons die tot hare kinderen verklaard zijn? Voor ons wier aanneming bezegeld is met bet bloed van baren ■welbeminden Zoon? Neen, op de Calvarieberg, aan de voeten van den Zoon Gods stervende aan bet kruis, vergeet zij hare kinderen niel: daar is bet dat zij wezenlijk hunne moeder wordt, dat zij ben baart, onder de snijdendste zielesmarten. onder de benauwdheden van de vrecselijksten doodstrijd.
Hoe goed heeft (iod de diepe kennis geopenbaard, die Hij heeft van het hart Zijns schepsels door hem de moeder van Zijn Zoon tot beschermster en moeder zelfs in het ongeluk te geven. Oneindig groot, en oneindig gelukkig uit zichzelven wist de Schepper hoezeer de onmetelijke afstand, die Hem van den mensch scheidt, dezen laatsten van zijn Heer moest verwijderen; llij wist boe-zeer het menschelijk hart door eene menigte ongelukken vernederd, de moeyelijkheid zou moeten gevoelen van tot die bron van geluk te naderen; Hij wist hoezeer alles wat niet lot den bedroefden mensch de taal der droel-
200
heid spreekt, liem tot last is in zijn smartc-lijken toestand. Om den menscli aan zicli te binden, wordt God menscli en man van smarten; uit vrees dat zijne goddelijklieiH, verborgen in den Zoon des menschen, nog den sterveling zou kunnen afschrikken, kiest Hij zicli eene moeder onder de eenvoudige schepselen, eu zij is het, die Hij hen voorstelt als hunne toevlucht, als hunne troosteresse; zij is het, die Hij aanstelt als tolk van hunne tranen en behoeiten. God, de God-Mensch, de moeder van den God-Mensch en de mensch vormen aldus eene kelen, waarvan elke schakel liefde is: liefde van God voor Zijn Zoon, liefde van een zoon voor zijne moeder, tee-derheid van eene moeder voor de kinderen, die haar hart heelt aangenomen, en in die goddelijke moeder, door wie wij tot God gaan, wil Hij dat alles tot den ongelukkige de taal van het vertrouwen spreekt; dat aan den voet des altaars nedergeknield. het bedroefde hart in haar de mededoogeude eenvoudigheid der jeugdige Maagd, en de meer gevoelige en geoefende teederheid der moeder ziet.
Uat hij, die in zijne droefheid vreezen zoude die goede en teedere moeder aan te roepen, zoo hij kan, het hart van Maria binnentrede, als zij voor hem haren beminden Zoon aan de goddelijke Rechtvaardigheid
201
opollert, en dat hij clan tot zichzelven zegge: lioe zoude zij, die haren -welbeminden Zoon niet gespaard, maai Hem voor mij overgeleverd heeft, niet geneigd zijn mij alles te veiieenen wat van haar afhangt? mij alles te doen bekomen wat mij noodig is? l) Hoe zoude zij doof zijn voor de kreten mijner smart, zij die, voordat ik die nog kon slaken, door de smartelijkste de opolleringen het recht verkregen had mij haren zoon te not-men, en mij met de teedeiheid eener moeder te beminnen? Hoe zoude zij mijne kwalen zonder geneesmiddel en mij zonder troost laten, zij, die zich zelve de moeder der heilige hoop, de moeder der sclioone liefde noemt? ~)
Als er in dat van liefde voor de men-schen vlammende hart eene bijzondere plaats is voor eenig schepsel, twijfel er niet aan, bedroefde ziel, /.ij behoort u. Bij de grooten der wereld verzekert men liet welslagen eener aanbeveling door de rijkdommen van hem , die aanbevolen wordt, de grootheid zijner ziel, zijne beminnelijkheid, het aangename van zijn voorkomen te verheffen; dit komt daar van daan dat zij, daar hunne grootheid slechts geleend is, de glans er van niet op anderen kunnen doen terugstralen zonder
1) Hom. 8. 2) Eccl. 24.
202
zichzelven te verarmen, en hunne bescherming ■wil zich slechts daar doen gevoelen, •waar dezelfde hoedanigheden hen wederzijd-sche bescherming en voordeel verzekeren. De titels, die ons bij Maria aanbevelingswaardig maken, zijn geheel verschillend van die der wereld; de ellende moet de plaats innemen der rijkdommen, de ontmoediging en bloóheid. die der grootheid van ziel, de droefheid en liet ongeluk die van het beminnelijke en aangename. 0, heiligste der schepselen, aldus roept haar de Kerk dagelijks aan bij het einde harer morgen- en avondgetijden, terwijl zijdeuitdrukking bezigt van een iiarer grootste Leeraars t). kom de ellendigen te hulp, wees de steun der klein-moedigen, vertroost hen die weenen. Savcta Maria, snrcurre miseris. juva pusillonimes, re-fore flehiles 2).
Ziedaar uwen toestand, zij besluit in zich de titels die u hare bescherming verzekeren; door uw ongeluk, door uwe smarten wordt gij dierbaarder aan Maria, die in u de'gelijkenis niet haren Jezus vindt: gij zijt voor baar een voorwerp van voorliefde; zoo werd een jonge onbekende dierbaar aan Hague! door de gelijkenis zijner trekken met die van Tobias zijn vriend, en door hem
1) De H. Aiif;. Serm. 18 de Is.
203
mot de grootste loederheid ontvangen nog voor dat hij vernomen had dat die onbekende do zoon zijns vriends was.
OVER DE TROOST niF, MEK V]XDT IN HET BIJSTAAN DER ONGELUKKIGER.
Na uwen geest verheven te hebben tot Mem voor wien geen tijd bestaat, tot Hem wiens genegenheden eeuwig zijn zooals Hij zelf eeuv.ig is, zal ik denzelven niet weder terug trachten te brengen op de aarde, noch in den maalstroom van een aan wisselvailig-heden en veranderingen onderworpen wereld. De menschelijke troosters Tiiogen beproeven de droefheid te scheiden van het ongeluk waardoor zij veroorzaakt wordt, te spreken over een geneesmiddel o£ eindpaal der tranen, terwijl er geen geneesmiddel, geen einde is voor de smart veroorzaakt door het verhes dal wij geleden hebben. Maar er is een andere balsem die ik uw hart aanbied, zij zal de wonden niet doen sluiten, ik weet hoe dierbaar u die zijn, maar zij zal slechts het al te snijdende er van verzachten. Die balsem is de weldadigheid jegens uwe ongelukkige medebroeders. de weldadigheid, de oudste
204
dochter der liefde door welke wij eeniger male gelijk -worden aan den God-Mensch van wiea geschreven staat: pertransiit henefacienao. Hij ging weldoende rond1). De voldoening die ei uit voortvloeit is onbekend aan den rijke, aan den gelukkige die, wanneer hij hoort spreken quot;van de behoeften der annen, hen m zijnen geest rangschikt onder die ingebeelde behoeften die haren oorsprong hebben iu zijne ondeugden en weelde; zijne ziel daai-door bijna altijd ontoegankelijk voor het denkbeeld van de ware ellende is eveuzeei ontoegankelijk voor de ware gevoeligheid, neen, het is in de oogen der ongelukkigen dat die voldoening, die men smaakt door het bijstaan der ongelukkigen, waarde heelt.
Door eene treurige ondervinding geoefend in de kennis van het ongeluk. zal uwe ziel veel beter de waarde gevoelen van den bijstand die de indrukken er van in anderen verwijdert of vermindert, liet is in de door ellende en lijden bewoonde hut dat voor u genoegens verborgen zijn waarmede die van de grooten dezer wereld niet te vergelijken zijn; het is bij die ongelukkige moeder, die door het gebrek aaneen inelkdie haar kind moest voeden, het slechts met tranen kan antwoorden, welke tranen op wreede wijze
205
de onschuldige lippen bedriegen die door den honger op elkander geperst worden; het is in den boezem eener familie wier tranen en klachten voortaan de eenige hulpmiddelen zijn, middelen voor de kinderen om brood te vragen, middelen van een vader om zich eene weigering te besparen die hem het hart zou verscheuren.
God. die zelf de zorg op zich neemt om de kleine vogelen te voeden die zijne hulp inroepen !), lieel'l den inensch de genoegens willen afstaan welke die zorg vergezellen wanneer zij een redelijk wezen betreft. In zijne weldadigheid heeft Hij den rijke het middel willen laten zijn Schepper te gelijken, even als den arme door zijne ellende; eu terwijl het geloof u in den arme uwen Zaligmaker doet zien, die al wat men aan zijn lijdenden broeder doet beschouwt als aan zich zeiven gedaan, doet de dankbaarheid in ii het afbeeldsel van God zien, wanneer de arme ziet dat gij in den naam der Godheid de bede verhoort waardoor hij van zijne kindschheid af geleerd heeft aan God het dagelijksch brood te vragen. 0! hoe kostbaar zijn dan voor het bedroefde hart de zegeningen van die moeder wier kind een nieuw leven ontvangt door de hulp die uwe
i) Ps. 146.
206
hand het verschaft, de gebeden welke door dien vader voor zijn weldoener ten hemel opgezonden worden, als hij nogmaals met het brood dat gij hem geeft den honger der onschuldigen kan stillen. Hoe dikwijls hebben de oogen die aan de tranen der smart gewoon waren geen tranen van blijdschap gestort bij het zien van zulk een aandoenlijk schouwspel! Hoe roerend zijn de liefkozingen van een wees die, van zijne ouders beroofd op een leeftijd waarin bij nog slechts door onverstaanbare klanken zijne behoefte kan aanduiden, andere armen vindt die hem ontvangen, en met u nog de zoetheden kan smaken van de kinderlielde die zijn onschuldig hart op aarde niet meer moest kennen. Er zijn dus, zult gij dan zeggen als gij aan uwe knieën onschuldige schepselen ziet die van vreugde en dankbaarheid weenen, er zijn dus wezens die ik aan het ongeluk kan onttrekken, aan wie ik die vreugde kan terug gev en wier bron voor mij verdroogd is. Hen verlatende zult gij uw behagen scheppen in de vergelijking van de uitgestrektheid van uw ongeluk, waarvoor geen geneesmiddel meer Is, met het ongeluk dal gij hebt doen ophouden, en terwijl uwe droefheid zich voedt met het denkbeeld van het verscliil tusschen beide, verkr jgt het geluk dat gij aan de ongelukkigen verschaft
20quot;
in uwe oogen nieuwe ■waarde. Bedroefde ziel, zoek in den schoot Gods den waren, duur-zamen trooslder godsdienst, verhef uwen geest tot Hem: maar, wanneer gij , door uwe zwak-lieid genoodzaakt u neder te buigen, eene plaats zoekt om te rusten , dat die rustplaats dan de woning der armoede en des lijdens zij. Uw hart, tol cian toe ontoegankelijk voor elk ander gevoel dau dat der droefheid, zal zich nog voor de vreugde kunnen openen , en het zal nog twee voorwerpen vinden die waardig zijn het gedurende het overige zijns levens te vervullen, namelijk: God en de ongelukkigen, die door ilem aan uwe zorgen zijn toevertrouwd.