-ocr page 1-

PROVINCIALE KERKBESTUREN

IN WETGEVING

NAAR DE

REGLEMENTEN EN DE GESCHIEDENIS,

DOOR

DR. T. J. VAN GRIETHUIJSEN,

DE YERHOUDING

VAN DE

Predikant te 't Waal en Houswijk.

UTRECHT, J. Gr. B E O E S E. 1871.

-ocr page 2-

F. oct.

-ocr page 3-

PROVINCIALE KERKBESTUREN

IN WETGEVING

NAAR DE

REGLEMENTEN EN DE GESCHIEDENIS,

DOOR

DR. T. J. VAN GRIETHUIJSEN,

Predikant te 't Waal eu Houswijk.

/V^J

DE VERHOUDING

-ocr page 4-

GEDRUKT BIJ G. A. VAN HOKTEN, TE UTRECHT.

-ocr page 5-

Zooals aan ieder, die in de kerkelijke zaken der Hervormden belangstelt, bekend is, deelde de heer A. van Toorenenbergen deu 25 Junij 1870 in de Kerkelijke Courant nquot;. 26 de ontdekking mede, dat volgens Art. 62 van het Algemeen Reglement de Synode het voorloopig vastgestelde niet kan intrekken, maar het of onveranderd of veranderd aan de Provinciale Kerkbesturen moet verzenden, opdat deze de finale stemming er over houden. De juistheid zijner opmerking werd zoowel erkend en verdedigd, als ontkend en bestreden. De Synode zelve, deed het laatste en handelde vervolgens naar de gewone opvatting van het Artikel, hetgeen door de voorstanders der nieuwe opvatting wetsovertreding werd geacht. Hieruit vloeide voort, wat mij verpligtte op art. 62 bij vernieuwing de aandacht te vestigen ; en het was bepaald het nagaan van de wijze, waarop dat Artikel is ontstaan en in het Reglement opgenomen , waardoor mijne overtuiging van de onjuistheid der nieuwe opvatting zeer bevestigd werd. Niet weinig bevreemdde het mij dus, toen ik later den Hoogleeraar Doedes zijn opstel: ^De Provinciale Kerkbesturen, volgens art. 62 van het Algemeen Reglement, uitsluitend aangewezen, om de eindbeslissing te hebben over alle door de Synode voorloopig aangenomen reglementaire bepalingen, 1)quot; met deze woorden zag eindi-

1) In zijne Kerkelijke bijdragen, 1870; bl. 101—127.

-ocr page 6-

4

ge7i: „Hoe is art. 62 in de wereld gekomen? — Misschien is eeu onderzoek naar de geboorte-geschiedenis van dit artikel ook niet ongunstig voor de door ons gegeven verklaring. - Heb maar geduld.quot; Het voornemen ontstond bij mij, om het resultaat van mijn onderzoek tegenover het zijne bekend te maken, zoo dit mij de zaak niet geheel anders leerde beschouwen. De brochure, 1) die de heer van ïoorenenbergen weldra deed volgen, deed mij de noodzakelijkheid gevoelen, om bij de mededeeling van mijn resultaat niet al te vlugtig de wijze te herinneren, waarop onder het Algemeen Eegle-ment van 1816 de Synode in wetgeving vooral gedurende de laatste jaren te werk ging. En zoo breidde zich mijn onderwerp allengs uit, en werd het; de verhouding der Synode tot de Provinciale Kerkbesturen in wetgeving volgens de Reglementen en de Geschiedenis; — een onderwerp, dat ook na hetgeen de heer Douwes 2) ter wederlegging van het door den heer van Toorenenbergen uit de geschiedenis afgeleide in het midden heeft gebragt, thans nog wel niet te behandelen overbodig kan geacht worden.

Mijn onderwerp bragt nu ook mede, in de woorden en daden der Synode en der Provinciale Kerkbesturen de opvatting na te sporen, die men, althans in het eerste tiental jaren, van art. 62 gehad heeft. Kwam ik ook hierbij tot een ander resultaat, dan Dr. Doedes in de Kerkelijke Courant n0. 29 mededeelde, ik ontdekte toch tevens met verwondering, dat reeds in 1854 het Provinciaal Kerkbestuur van Noordbrabant op dezelfde wijze, als in 1870 geschiedde, van de gewone opvatting

1

Synodale wetsovertreding door do Synode van 1S70 bestendigd.

2

Open brief aan A. v. T. over Synodale wetsovertreding.

-ocr page 7-

is afgeweken. Zou deze ontdekking niet de kracht hebben, om aangaande de juistheid der nieuwe opvatting in twijfel te doen geraken?

In mijne verwachting, dat in het derde stuk der Kerkelijke Bijdragen van Dr. Doedes de geboorte-geschiedenis van art. 62 zou behandeld worden, zag ik mij te leurgesteld. Ik had niet gedacht, dat er geduld zou moeten geoefend worden tot de verschijning van het vierde stuk in Junij. Of wezen zijne woorden naar het werk van een ander? — Hoe dit zij, ook de laatste brochure van den heer van Toorenenbergen !) heeft mij niet van beschouwing doen veranderen. En zoo mogen nu anderen oordeelen, in hoeverre mijne mededeelingen, herinneringen en opmerkingen bijdragen om de waarheid in het licht te stellen.

Aan juiste kennis en regte waardeering van het tegenwoordige kan onbekendheid met het voorledene niet dan schaden. Vandaar dat wij, terwijl juiste kennis van de verhouding der Synode tot de Provinciale Kerkbesturen in wetgeving naar het Algemeen Reglement van 1852 ons eigenlijk doel is, eerst ons wel zullen voorstellen, welke de voormalige verhouding was. Daarna zullen wij zien, op welke wijze hieruit de tegenwoordige is voortgekomen en hoedanig deze is.

Vooreerst dan moet ons, met het oog vooral op de Provinciale Kerkbesturen, de beantwoording der vraag bezig houdeu; welke magt de Synode in wetgeving tot in 1S51 bezat, en hoe zij in de uitoefening dier magt te werk ging.

Artikel 15 van het Algemeen Reglement van 1816

1) De Synode van 1870 en Artikel 62. Antwoord aan J. Douwes.

-ocr page 8-

6

bepaalde: ,/Geene veranderingen kunnen in dit Reglement gemaakt worden, dan door zijne Majesteit, op voorstel, of immers na voorafgaande overweging bij het Synode, hetwelk echter, vóór en aleer ten dezen besluit te nemen, daarop de consideratien zal inwinnen van de Provinciale Kerkbesturen.quot; Zoo mogt de Synode in het Algemeene Reglement geene verandering voorstellen , aan-of afraden, dan na het oordeel er over gehoord te hebben der Provinciale Kerkbesturen, zonder daarom aan dat oordeel zelf eenigzins gebonden tc zijn Te naauwer nood kon dit beperking barer vrijheid geacht worden. De nieuwe redactie van art. 15 in 1843 bragt wel wijziging in de verhouding der Synode tot den Koning, maar niet in die tot de Provinciale Kerkbesturen. Het luidde van toen af: „Geene veranderingen kunnen in dit Reglement gemaakt worden, dan door de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, welke echter, vóór en aleer te dier zake een besluit te nemen, daarop de consideratien zal inwinnen der Provinciale Kerkbesturen; en zal zoodanig besluit, alvorens te worden uitgevoerd aan zijne Majesteit, den Koning, ter bekrachtiging worden aangeboden.quot;

Waartoe de Synode bij het maken of wijzigen van andere Reglementen verpligt was, leert art. 23, hetgeen zegt: ,/Het Synode ontwerpt algemeene kerkelijke Reglementen en Verordeningen, en draagt dezelve voor aan het meergenoemd Ministerieel Departement, ten einde daarop de goedkeuring des Konings te erlangen.quot; Later werd dit artikel niet gewijzigd. Tot in 1851 bezat dus de Synode volgens het Algemeene Reglement voor de overige Reglementen de onbeperkste vrijheid tegenover de Kerkbesturen in de uitoefening harer wetgevende magt. En zoo was dan ook het laatste artikel van zulke

-ocr page 9-

7

Eeglementen, dat voor de Algeraeene Weduwen-beurs uitgezonderd, tot in 1S47, evenals van die, welke naar art. 30 door de Synode reeds in 1816 bepaald werden, steeds van dezen inhoud: De christelijke Synode reserveert aan zich het regt (De Algeuieene Synode der Hervormde Kerk behoudt aan zich) om in het vervolg dit Reglement onder goedkeuring van zijne Majesteit, den Koning (onder bekrachtiging des Konings), zoodanig le veranderen of te vermeerderen, als bevonden zal worden te behooreu.quot;

Wat haar in 1816 niet was voorgeschreven, deed zij nietteinin in 1H18. Toen in dat jaar twee ontwerpen van Reglement voor eene Algerneene Weduwen-beurs ter tafel waren, besloot zij die stukken met hetgeen er bij behoorde, „aan de Provinciale Kerkbesturen toe te zenden, ten einde, in eene volgende zamenkomst, de Synode niet bij pluraliteit der advijsen, welke de respective kerkbesturen zullen inzenden , maar achtneuiende op de consi-deratien, door dezelve medegedeeld, te dezen een voor-zigtig en heilzaam besluit moge nemen. 1)quot; Diensvolgens ging zij in 1.S19 tot de oprigting der beurs over, en ontwierp zij op nieuw een reglement, dat zij in die zelfde vergadering ook arresteerde 2). Het onderscheidt zich door de bepaling in het tweede gedeelte van het SB84' artikel, aldus luidende: „Geene veranderingen kunnen in hetzelve (dit Reglement) worden gemaakt dan door de Synode , na ingekomen advies van al de Provinciale Kerkbesturen en onder approbatie van den Koning.quot;' Het lag echter niet aan de Synode, dat niet in meerdere Reglementen deze bepaling is opgenomen. Toen zij in 1824 het Reglement voor de Kerkeraden gearresteerd

1

Syn. Hand. van 1818 bl. 89.

2

Syn. Hand. van 1819 bl. 125.

-ocr page 10-

8

had met gelijke bepaling in het laatste artikel , moest zij, opdat het Reglement door den Koning goedgekeurd zou worden, onder anderen ook eerst dit artikel weder op de gewone wijze inrigten.

Bij uitzondering der laatste jaren vau deze periode kwam het nog niet in gebruik om aan de Provinciale Kerkbesturen consideratien te vragen aangaande voorloopig aangenomen reglementen. De Synode bepaalde er zich toe, om vóór het ontwerpen omtrent het reglement, dat zij wilde herzien of voor het eerst tot stand brengen, van hen zulke aanmerkingen te vragen, „als uit derzelver ondervinding ontleend, dienstig konden zijn, omquot; (bij het ontwerpen) „voor te lichten en den arbeid doelmatig te besturen 1).quot; En in dezelfde vergadering, waarin voor het eerst het concept ter tafel kwam, werd het ook gewoonlijk met meerdere of mindere wijziging als reglement gearresteerd. Zoo giug het bij de vernieuwing der Reglementen op de Kerkvisitatie ■''), voor Kerkelijk Opzigt en Tucht 2), op de Vacaturen 3) eu op het Examen 4), en bij het maken van het Reglement voor de Kerke-radeu 7). Daarentegen werd het Reglement op het Hulppredikerschap gearresteerd zonder dat de Provinciale Kerkbesturen, bij den spoed, waartoe het Ministerieel Departement aanzet'te, er in gekend waren 5). En bij het tot stand brengen van het Reglement voor de Diakoniën

1

Zie Syn. Hand. 1821 bl. 62.

2

T. a. p. bl. 97.

3

Syn. Hand. van 1825 bl. 15.

4

Syn. Hand, van 1830 bl. 112.

5

Syn, Hand, van 1843 bl. 154.

-ocr page 11-

9

werd wel in 18-11 de Syuodale Commissie gemagtigd om met de Provinciale Kerkbesturen in correspondentie te treden 1); maar schijnt zij dit niet uoodig te hebben geoordeeld 1). Over een paar punten werden de Kerke-raden gehoord 2), en van één Provinciaal Kerkbestuur consideratien gevraagd 3).

Veranderingen in Reglementen werden geheel zonder voorkennis der Provinciale Kerkbesturen ontworpen en gearresteerd. Zoo althans ging het met de modificatie van eenige artikelen van het Reglement op het Examen in 1817, met amplificatien en alteratien in datzelfde Reglement in 1825, met de verandering in den beroepsbrief in 1830, met de wijziging van art. 38 van het Reglement op de Vacaturen in 1842, met de additionele artikelen van het Reglement op het Godsdienst-onderwijs in 1843.

Wat veranderingen in het Algemeene Reglement aangaat, ofschoon de Synode volgens art. 15 verpligt was, daarover de consideratien der Provinciale Kerkbesturen in te winnen, toch kwam zij vóór den laatsten tijd dezer periode hier niet toe, of achtte zij reeds met eene gebrekkige uitvoering aan het voorgeschrevene te voldoen. Het instellen der Algemeene Sjnodale Commissie en het vaststellen van hare Instructie liet, volgens haar gevoelen in 1827, „het Algemeene Reglement volkomen in deszelfs geheel, en was geenszins eene alteratie van hetzelve, maar alleen een bijvoegsel tot hetzelve;quot; zoodat dan ook, in weerwil van een zestal harer leden, de consideratien

1

Syn. Hand. vau 1812 bl. 49.

2

Syn. Haud. van 1843 bl. 43.

3

T. a. p. bl. 126.

-ocr page 12-

10

der Provinciale Kerkbesturen niet gevraagd zijn '•). Tot eene nieuwe redactie van art. 15 1) besloot zij, als haar gebleken was, dat velen dier Kerkbesturen zulks verlangden 2). Gonsideratien had zij niet bepaald daarover ingewonnen. Zij had er gevraagd over verandering van art. 20 en omtrent alles, wat rnet deze alteratie in onmiddelijk verband stond, alsmede omtrent wijzigingen in vertegenwoording en bestuur der Kerk. Hare wijze van handelen was dus hierbij dezelfde, als tot het maken of vernieuwen van reglementen meest in gebruik was *). Artikel 20 werd gelaten, zooals het was. Daarentegen kwam men er toe om de zamenstelling en Instructie der Algetneene Synodale Commissie te veranderen 3), doch zonder de Provinciale Kerkbesturen er nader over te kennen behalve ten opzigte der bepaling, dat een lid dier Commissie afgevaardigd zal worden tot de Algemeene Synode met eene concluderende stem. Tegen deze bepaling werden zij geacht geen bezwaar te hebben, daar zij binnen een gestelden termijn geene consideratien inzonden 4).

Het was in 1845, dat de Synode er mede begon om concepten aan de Provinciale Kerkbesturen toetezenden, ten einde er hunne consideratien op te ontvangen. Zoo deed zij dat jaar met de veranderingen in art. 23 van het Reglement voor Kerkelijk Opzigt en Tucht en in art.

1

Zie boven bl. 6.

2

Syn. Hand. van 1843 bl. 63. Hooijer, t. a. p. bl. 28. Vergel. Syn. Hand. van 1849 bl. 384.

3

Syn. Hand. van 1844 bl. 218, 251.

4

Hooijer, t. a. p. bl. 42.

-ocr page 13-

11

■30 en 51 van het Reglement op de Vacaturen ï). Zoo deed zij het volgende jaar met het nieuwe Reglement op het Godsdienst-onderwijs, alsmede met dat op het ongevraagd ontslag van Predikanten 1). Zoo handelde zij vervolgens bij het maken van het nieuwe Algemeene Reglement. Tot hetgeen zij in 1847 onder hunne aandacht bragt, behoorde een concept van herziening, door de Algemeene Synodale Commissie gereed gemaakt 2). In

1848 was het het gerevideerd Algemeen Reglement, in hare vergadering van dat jaar geconcipiëerd, hetgeen zij provisioneel gearresteerd deed toekomen niet alleen aan de Provinciale, maar ook aan de Klassikale Besturen en Kerkeraden 3). Ook de Artikelen van Overgang zeiven, door de Algemeene Synodale Commissie ontworpen, werden aan eerstgenoemde besturen toegezonden 4); evenzoo in

1849 de concept-wijzigingen in het Algemeen Reglement en Artikelen van overgang 5), in 1850 het Concept-Algemeen Reglement, provisioneel gearresteerd 6), en in 1851 de veranderingen, op nieuw in eenige artikelen gebragt, waarover consideratien ingewonnen werden gedurende den tijd, dat de vergadering uiteen was gegaan op reces 8).

Hield de Synode zich nu zoo naauwkeurig naar de strengste opvatting aan het bepaalde in art. 15, hoe zorgvuldig werd er ook van do ingewonnen consideratien

1

Syn. Hand. van 1846 bl. 105, 106 en 137.

2

Syn. Hand. van 1847 bl. 242.

3

Syn. Hand. van 1848 bl. 272.

4

Syn. Hand, van 1849 bl. 135, 138.

5

Syn. Hand, van 1849 bl. 519, 520.

6

Syn. Hand. van 1850 bl. 544, 570.

-ocr page 14-

12

kennis genomen! Welk een aybeid getroostte zich daarvoor inzonderheid haar Secretaris tegen de vergadering, in 1S49 gehouden !)! Hoezeer trachtte men er blijkens de uitgebragte rapporten , adviezen en gehoudene delibe-ratien partij van te trekken tot verbetering van het aangevangen werk 1 Maar wanneer kon men, zoo voortgaande, het doel bereiken? Terwijl er nog geene stemming der Provinciale Kerkbesturen over het finaal gearresteerde was ingevoerd, moest naar de nu geldende verklaring van art. 15 elke nieuwe verandering van eenige beteekenis ten gevolge hebben, dat er al weder consideratiën werden gevraagd, en er van finaal arresteren nog niet kon komen. Daarom werd den 24 x\.ug. 1849 aan de Synodale Commissie in mandaat gegeven, om in April 185U eene buitengewone vergadering der Sjnode te beschrijven, opdat deze de ontworpen Wijzigingen in het Algemeen Reglement met de Artikelen van Overgang, na de consideratiën der Provinciale Kerkbesturen gehoord te hebben, finaal arrestere 1). Dien ten gevolge bijeengekomen zijnde en de voorlezing der consideratiën aangehoord hebbende, besloot men den 10'lequot; April:

,/1°. dat men zich zonder meer, zal gedragen aan het ,/besluit, door de Synude ten vorigen jare genomen, om ,/in deze buitengewone vergadering de concept-wijzigingen ,/finaal te arresteren, en men van alle verdere uitspraak, „omtrent doel en strekking van de resolutie, zich geheel „onthouden zal;

„2°. dat deze Vergadering, op grond van art. 15 van „het Algemeen Reglement op het bestuur enz., zich „uitsluitend houden zal aan die artikelen of zoodanige van

1

Syn. Hand. van 1849 bl. 520.

-ocr page 15-

13

„hunne deelen, waarin wijziging aan de Provinciale „Kerkbesturen door de Synode is voorgesteld;

„3 . dat deze Synode, mede naar aanleiding van het-„zelfde artikel, zich onbevoegd verklaren zal, om in de „wijzigingen zakelijke alteratien te brengen en finaal te „arresteren, zonder daarover de Provinciale Kerkbesturen „op Tiieuw gehoord te hebben !).quot;

Zoo zag deze Synodale Vergadering voor ditmaal, ten einde onverwijlde finale arrestering der wijzigingen zich niet onmogelijk te maken, er van af, om ook nu nog tot zakelijke alteratiën overtegaan: maar zij deed het op die bepaalde wijze, waardoor zij liet uitkomen, dat eene voorgaande vergadering door hare besluiten eene volgende niet kon binden 1), en dat zij, evenzeer als de gewone vergaderingen, het regt bezat om zakelijke alteratiën te maken. Ook luidde bovendien haar antwoord ontkennend op de vraag, later door den Secretaris gedaan, of hetgeen in de 3ae plaats besloten was, mede op de geheele verwerping van eene dier wijzigingen geacht moest worden toepasselijk te zijn 2).

Bevond zich die buitengewone vergadering der Synode in 1850 in exceptionelen toestand, ook de gewone vergadering, in 1851 gehouden, bragt er allengs zichzelve in, door de regtmatige zucht naar afdoen gedreven. Nadat zij van eene Commissie het overzigt van de con-sideratiën op het Concept-Algemeen-Reglement had ontvangen , deelde die zelfde Commissie vervolgens haren

1

Beter was dit in het oog gebonden op bl. 272 der Syn. Hand. van 1848, vergel. bl. 192; en zie beneden bl. 18.

2

T. a. p. bl. 32.

-ocr page 16-

12

kennis genomen! Welk een afbeid getroostte zich daarvoor inzonderheid haar Secretaris tegen de vergadering, in 1S49 gehouden i)! Hoezeer trachtte men er blijkens de uitgebragte rapporten , adviezen en gehoudene delibe-ratien partij van te trekken tot verbetering van het aangevangen werk! Maar wanneer kon men, zoo voortgaande, het doel bereiken? Terwijl er nog geene stemming der Provinciale Kerkbesturen over het finaal gearresteerde was ingevoerd, moest naar de nu geldende verklaring van art. 15 elke nieuwe verandering van eeuige beteekenis ten gevolge hebben, dat er al weder consideratiën werden gevraagd, en er van finaal arresteren nog niet kon komen. Daarom werd den 24 Aug. 1849 aan de Synodale Commissie in mandaat gegeven, om in April 1850 eene buitengewone vergadering der Sjnode te beschrijven, opdat deze de ontworpen Wijzigingen in het Algemeen Eegleinent met de Artikelen van Overgang, na de consideratiën der Provinciale Kerkbesturen gehoord te hebben, finaal arrestere 1). Dien ten gevolge bijeengekomen zijnde en de voorlezing der consideratiën aangehoord hebbende, besloot men den 10'leu April:

,/1°. dat men zich zonder meer, zal gedragen aan het ,/besluit, door de Synode ten vorigen jare genomen, om „in deze buitengewone vergadering de concept-wijzigingen ,/finaa) te arresteren, en men van alle verdere uitspraak, „omtrent doel en strekking van de resolutie, zich geheel „onthouden zal;

„2°. dat deze Vergadering, op grond vau art. 15 van „het Algemeen Reglement op het bestuur enz., zich „uitsluitend houden zal aan die artikelen of zoodanige van

1

Syn. Hand. van 1849 bl. 520.

-ocr page 17-

13

z/hunne deelen, waarin wijziging aan de Provinciale //Kerkbesturen door de Synode is voorgesteld;

,/3 . dat deze Synode, mede naar aanleiding van het-,/zelfde, artikel, zich onbevoegd verklaren zal, om in de ,/wijzigingen zakelijke alteratien te brengen en finaal te ,/arresteren, zonder daarover de Provinciale Kerkbesturen ,/op nieuw gehoord te hebben 1).quot;

Zoo zag deze Synodale Vergadering voor ditmaal, ten einde onverwijlde finale arrestering der wijzigingen zich niet onmogelijk te maken, er van af, om ook nu nog tot zakelijke alteratiën overtegaan; maar zij deed het op die bepaalde wijze, waardoor zij Het uitkomen, dat eene voorgaande vergadering door hare besluiten eene volgende niet kon binden 1), en dat zij, evenzeer als de gewone vergaderingen, het regt bezat om zakelijke alteratiën te maken. Ook luidde bovendien haar antwoord ontkennend op de vraag, later door den Secretaris gedaan, of hetgeen in de S06 plaats besloten was, mede op de geheele verwerping van eene dier wijzigingen geacht moest worden toepasselijk te zijn 2).

Bevond zich die buitengewone vergadering der Synode in 1850 in exceptionelen toestand, ook de gewone vergadering, in 1851 gehouden, bragt er allengs zichzelve in, door de regtmatige zucht naar afdoen gedreven. Nadat zij van eene Commissie het overzigt van de con-sideratiën op het Concept-Algemeen-Reglement had ontvangen , deelde die zelfde Commissie vervolgens haren

1

Beter was dit in het oog gehouden op bl. 272 der Syn. Hand. van 1848, vergel. bl. 192-, en zie beneden bl. 18.

2

T. a. p. bl. 32.

-ocr page 18-

14

raad mede aangaande de orde, die bij de beraadslaging over genoemd Concept gevolgd zou worden. En met deze opmerking begon zij; ,/Uwe vergadering moet zich z/Onzes inziens voornemen, dit reglement nu eindelijk voor ^goed te arresteren en ter bekrachtiging aan de Eegering „aan te bieden; al ware het, zoo als het daar ligt. Want „dit is het algemeene verlangen , naar het ons voorkomt, „van al de provinciale kerkbesturen; zoo men misschien z/één uitzondert, voert het verlangen der Kerk in het //algemeen derwaarts; en eindelijk is dit verlangen zeer „redelijk, dewijl, zonder zulk een grond vast te stellen, „niet kan opgebouwd worden.

,/Doch beter achten wij het, eenige wijzigingen in het //reglement te brengen, enz. l).quot;

Eer nu het rapport, hetgeen dit op den voorgrond stelde, den 16 Julij in behandeling werd genomen, bragt de Hoogleeraar Bonman een schriftelijk voorstel ter tafel opdat vooraf des-vegens beslist zou worden De hoofdinhoud van het voorstel was: ,/Het besluit (n0 3 der //buitengewone Synode in 1850) is zoozeer overeenkomstig //Onze kerkelijke verordeningen, en heeft voor de Kerk „zoo heilzame vruchten gedragen, dat de ondergeteekende z/de vrijheid durft nemen, dezer Vergadering aan te razz den, dat zij, een geheel gelijk besluit nemende, ,/zich ,/z/onbevoegd verklare, om in het door de vorige Synodale //„vergadering voorloopig bepaalde Concept-Reglement op ,/,/het bestuur enz. zakelijke alteratiën te brengen en //,/finaal te arresteren, zonder daarover de Provinciale //,/Kerkbesturen op nieuw gehoord te hebben 1).quot; Die heilzame vruchten hadden bestaan in het arresteren, bo-

1

T. a. p. bl. 294.

-ocr page 19-

15

krachtigd worden, in werking komen der Wijzigingen, enz. Het besluit had ze gedragen, omdat alle zakelijke alteratiën achterwege waren gelaten 1). En zoo had dan ook dit voorstel de strekking om van alle zakelijke alteratiën te weerhouden. Onder de deliberatie er over werd door den vice-president geadviseerd, in dezer voege het ;/te amenderen: //bij verandering van hoofdbeginselen in z/het Concept zullen de Provinciale Kerkbesturen op „nieuw gehoord worden.quot; Over het voorstel zelf staakten de stemmen één en andermaal, en het amendement bleef in advies. Ten einde in deze zaak met raad te dienen, werd er eene commissie van vier leden benoemd, die zelve een vijfde lid zich moest toevoegen. Overeenkomstig hetgeen zij in overweging gaf, verklaarde men den 17llcri Julij nu bijna eenparig, //dat deze Synode geene veran-//deringen van hoofdzaken en beginselen finaal zal arres-//tereu zonder op nieuw te vragen de consideratiën der //Provinciale Kerkbesturen 1).quot;

Den 25stc'2 Julij waren de deliberatiën wegens zaken en beginselen in het Concept afgeloopen. De President gaf toen te kennen , dat de Vergadering zal hebben uit te spreken, of het, overeenkomstig het besluit van den 11^quot; 1.1., in verband met art. 15 van het vigerend Algemeen Reglement, van hare bevoegdheid zal zijn, het Reglement, zooals het nu ten gevolge der gehoudene discussiën zal worden aangenomen, onverwijld finaal te arresteren, dan of de Provinciale Kerkbesturen zullen worden gehoord Men besloot, schoon niet geheel eenparig, tot het laatste, maar

1

Syn. Hand. van 1851 bl. 298, 30i. V. Toorenenbergen t. a. p. bl. 15. Douwes, t. a. p. bl. 11. Zie verder beneden.

2

Vergel. B. G. Syn. Hand. van 1850 bl. 41 bij art. 20.

-ocr page 20-

16

tevens, dat de finale arrestering toch nog in dezelfde vergadering van dat jaar zou plaats hebben. Daarom werden de Provinciale Kerkbesturen uitgenoodigd, in hunne vergadering van den 6(len Augustus hunne consideratiën op te maken, waartoe hun bepaalde vraagpunten, de veranderde beginselen of hoofdzaken betreffende, werden voorgelegd in eene Missive, door de Commissie van Redactie ontworpen i). Eindelijk werd nog besloten, //de leden ,/der Synode uit te noodigen, om in de eerste zitting na ,/bet reces aan den President schriftelijk en behoorlijk ,/geredigeerd mede te deelen zulke veranderingen, als, z/Oiet de vastgestelde zaken niet in strijd, door hen worgden wenschelijk geacht;quot; en op voorstel van den Hoogleeraar Bouwman ; ,/dat bij de beraadslagingen over het z/nieuw geredigeerd Concept geene zaken zullen worden ,/iu aanmerking genomen, dan die krachtens de genomen ,/besluiten tot het Reglement behooren;quot; heigeen op den rand aldus wordt geïnterpreteerd: geene amendementen toetelaten, die tot zakelijke verauderingen zouden leiden 1).

Voor hare overige werkzaamheid, aan het Reglement te besteden, had zich dus de Synode in een toestand ge-bragt, niet veel verschillende van den exceptionelen der buitengewone vergadering van 1850. Toch had zij zich nog niet in dezelfde mate gebonden, als deze, en kon zij vandaar eeuigzins vrijer te werk gaan. Zij verwierp dan ook niet slechts in overeenstemming met hetgeen die Vergadering toch ook toen nog geoorloofd had geacht 2) , eene bepaling, in het Concept-Reglement voorkomende 3),

1

T. a. p. bl. 386.

2

Zie boven bl. 13.

3

Syn. Hand. van 1851 bl. 473.

-ocr page 21-

maar voeyde ook zelfs elders de nieuwe bepaling er in, dat de Secretaris van een Provinciaal Kerkbestuur niet alleen uit de leden van dat Collegie behoeft gekozen te worden. Bij groote meerderheid van stemmen sprak zij als haar oordeel uit, dat er geene termen bestonden, om deze verandering aan de consideratiën der Provinciale Kerkbesturen te onderwerpen '). Weldra werd nu het Algemeen Reglement gelieel door haar gearresteerd , waarna bet den 23stequot; Maart 1S52 door den Koning werd bekrachtigd.

Door het medegedeelde valt het allerduidelijkst in het oog, dat de Synode, zoolang het Algemeene Reglement van 1816 gevigeerd heeft, zich bewust is geweest, dat hare verhouding tot de Provinciale Kerkbesturen in wetgeving slechts in zooverre niet geheel vrij was, als zij in het Algemeene Reglement en in dat van de Weduwen-beurs geene veranderingen mogt brengen zonder vooraf er hunne consideratien op ingewonnen te hebben ; dat zij door haren inhoud, eenstemmigheid of onderling verschil tot niets gedwongen werd 1), maar dat het geheel aan haar zelve stond te beslissen , hoe zij met een concept, waarover consideratien waren ingekomen, zou handelen, of zij het, in het wezen der zaak onveranderd gelaten, zou arresteren, of wel, aanmerkelijk gewijzigd, op nieuw tot consideratie en advies zou verzenden, of misschien als

1

ii) Dit moet van Toorenenbergen voorbijgezien hebben, daar hij, op bl. 15 van „Syn. Wetsovertreding,quot; in de besluiten der Syn. van 1850 en 1851, straks aangehaald, die toch ook alleen maar genomen waren tot regeling van haar eigen gedrag naar het Aly. liegl. van 1816, voor de teyenwoordiye kerkinrigting aangetoond vindt, dat zij de wetgevendemagt der Synode alleen met de beperkende magt der Prov. kerkbesturen wilden erkennen. In de noot op bl. 27 van „de Syn. van 1870 en art. 62' vindt hij er zelfs het bewijs in, dat de Synode geene hoogste wetgevende magt heeft zonder het veto der Frov. kerkbesturen.

-ocr page 22-

IS

onnuttig, ontijdig, onbruikbaar geheel zou verwerpen; dat zelfs de eene Synodale Vergadering de andere hierin tot niets kou verpligten, maar iedere Vergadering iu het bijzonder slechts voor zich zelve kou besluiten , waartoe zij hare inagt zou gebruiken, en in hoeverre zij zich in de uitoefening van haar om geldige redenen zou beperken. Ten overvloede sta hier nog ten slotte eene oordeelvelling der Synode in 1848. De rapporterende commissie had aan het einde van haar rapport gezegd: ,/Oiis verlangen is, dat dan de Synode des volgenden jaars niet slechts, gelijk zij naar bestaande wet verpligt is, de con-sideratien der Provinciale Besturen inneme, maar dat zij van het goedachten allereerst en allermeest van deze Provinciale Besturen, doch tevens van de Klassikale eu Gemeentelijke Besturen, kennis neme, en, indien, het blijkt, dat de begissklk.n eü hoofdzaken, in het Coucept-Regle-ment vervat, door ae meevderheid der Jiestuven niet, wegens yewigtige redenen, uj\jekeurd worden, de Synode overga tot het finaal arresteren, naar eigen oordeel gebruik makende van verdere consideratien en opmerkingen vau ondergeschikt belang, ter harer kennis gekomen. Zoo meent de commissie, dat deze voor de jNederlandsche Hervormde Kerk hoogst belangrijke zaak tot een gewenscht einde kan komen 1).quot; Hierop slaat terug, wat op bl. 27:2 gelezen wordt: ,/Ue Synode, dit verlangen billijkende, oordeelt evenwel in dezen geen besluit te kunnen nemen, maar den weusch te mogen uitspreken, dat de Hooge Vergadering in hare eerstvolgende zittingen zal mogen slagen, om deze gewigtige zaak tot een gelukkig einde te brengen.'quot; Zij was zich bewust, dat zij met zoodanig besluit hare bevoegdheid zou te buiten gaun, terwijl zij

1

Svn. Hand, van 1848 bl. 192.

-ocr page 23-

19

het eens was met de rapporterende commissie, dat de Synode des volgenden jaars tot niets verpligt uas, dan tot liet innemen der consideratien.

Hoe nu heeft zich de verandering toegedragen van de verhouding der Synode tot de Provinciale Kerkbesturen in wetgeving, en hoedanig is zij geworden?

In het concept van herziening, door de Algemeene Synodale Commissie in 1847 ingediend, werd die verhouding nog onveranderd gelaten. Art. 21 was gelijkluidend met art. 15 van 1S4-3. Hiermede werd art. 30 (art. ü-j oud) aldus in overeenstemming gebragt: „De Synode ontwerpt en arresteert Algemeene Reglementen en Verordeningen. De Reglementen worden, voordat zij worden ten uitvoer gelegd, aan zijne Majesteit, den Koning, ter bekrachtiging aangeboden, enz.quot;

In 1848 daarentegen luidde in het concept der commissie 1) tot revisie van het Algemeen Reglement het 7 0stl: artikel: ;/Geene Reglementen, geldende voor de geheele Nederlandsche Hervormde Kerk, noch ook veranderingen iu deze, kunnen door de Synodale Vergadering finaal worden gearresteerd, dan, nadut van wege de Synode of van hare Algemeene Commissie, de consideratien der Klassikale Vergaderingen 2) zijn aangevraagd.quot;

,/Wanneer minstens de helft dezer Vergaderingen heeft doen blijken van hare instemming ten aanzien der beginselen en der hoofdzaken, zal de Synode, gebruik makende, naar eigen oordeel, van de consideratien in pun-

2*

1

Deze commissie Leslond uit de heeren Parcau, Vervveij, Steeumeijer, Mounier en Timmers Verhoeven.

2

Voor Klassikale Vergaderingen werd door de Synode in de plaats gesteld: Klassikale Commissien van Bestuur , (zie bl. 252, 269, art. 63) en in 1850: Prov. Kerkbesturen.

-ocr page 24-

èo

ten van ondergeschikt belang, die Reglementen en veranderingen kunnen vaststellen.quot;

,/Gelijke handelwijze zal de Synode volgen bij Besluiten en Verordeningen van buitengewoon belang en voortdu-renden invloed op de geheele Nederlandsche Hervormde Kerk.quot;

,/Yan al zulke Besluiten, Reglementen en veranderingen wordt van wege de Synode terstond kennis gegeven aan de Hooge Regering i).quot;

Voorgeschreven werd nu in de Pquot; alinea het vragen van consideratien niet slechts bij het maken of veranderen vau één of twee Reglementen, maar van alle Reglementen , geldende voor de geheeie Kerk. Wat de Synode ten aanzien der Provinciale Kerkbesturen vooral sedert 18-15 streng uit zich zalve had in acht genomen, zou zij voortaan ten opzigte der Klassikale Vergaderingen moeten doen. Maar toch, — daargelaten, dat zij er zich nu tot deze ■vergaderingen om zou moeten wenden, — - wat reeds praktijk was, werd tot wet gemaakt.

Anders was het met hetgeen in de 2dc alinea bepaald werd. Tot nog toe was de Synode geheel vrij tegenover de iugewoniien consideratien. Voortaan zou dit in één opzigt alzoo niet langer zijn. Finaal arresteren zou zij niet mogen, dan wanneer het uit die consideratien gebleken zou zijn, dat zij voor beginselen en hoofdzaken instemming had gevonden bij de helft althans der vergaderingen, die zij moest raadplegen. Wilde zij in dit geval tot finaal arresteren voortgaan, zij was, wat het overige betrof, even vrij, als te voren; maar de beginselen en hoofdzakeu moest zij onaangeroerd laten. Zoo zij ook hierin verandering bragt, zij zou dan op nieuw conside-

l) Syn. Hand, van IS48 bl. 183.

-ocr page 25-

31

ratien hebben te vragen. Immers het aanbrengen van zoodanige verandering werd haar hier niet verboden; zoo zij maar niet finaal arresteerde. De alinea zegt niet, dat zij in het gestelde geval de Reglementen eu veranderingen zal moeten, maar zal kunnen ') arrestereu; het zal kramen, terwijl zij van de consideratien dan naar eigen oordeel gebruik maakt in punten van ondergeschikt belang; het zal kunnen; dus, zoo zij nog wil, eu niet door veranderde zamenstelling of door dé consideratien der andere helft of der minderheid thans van een ander gevoelen is geworden. De hoofdinhoud der beide alinea's komt iu het kort hierop neder. Geene Reglementen enz. kunnen finaal gearresteerd worden, dan nadat uit de ingewonnen consideratien gebleken is, dat de hoofdzaken en beginselen bij de helft althans der Klarssikale Vergaderingen bijval hebben gevonden.

Hetgeen op bl. 191 ter toelichting van art. 7U gezegd wordt, voert tot hetzelfde resultaat. Er wordt daar gelezen: //Wij hebben gemeend door dit Artikel tegen mogelijke willekeurige besluiten 2) eener Synode te waken, evenzeer als te zorgen, dat de gang der zaken niet noo-deloos worde vertraagd.quot; Van eene bepaling is er dus sprake, die feu doel heeft willekeur te keeren, maar daarbij oorzaak is of wezen kan van vertraging in den gang van zaken; dit echter niet anders, dan voor zoo ver zulk eene vertraging volstrekt noodzakelijk is te achten. Op het voorschrift om consideratien in te winnen — geene nieuwe zaak ook —■ wordt hier niet gedoeld. Wel zou het meestal reeds geen geriuge waarborg tegen wille-

1) Reeds Domves wees bl. 9 hier op. Ik zie eclitnr niet iu „de Synode van 1870 en art. 62,quot; dat v. Toorenenbergen daarna er op gelet heeft.

2) Het woord „besluitenquot; wordt natuurlijk hier in ruimeren zin genomen, dan in de 3de en 4dc alinea's. Vergel. art. 15 van 1843, hierboven bl. 6.

-ocr page 26-

22

keur zijn, dat de Synode zelfs de bevoegdheid niet meer zou hebbenj om, zonder iemand te hooren, veranderingen in artikels, ju zelfs geheele Reglementen na het ontwerpen terstond finaal te arresteren. Er zou een jaar tussehen die beide handelingen moeten verloopeu. De Synode zou in de volgende vergadering nog van dezelfde-meening moeten zijn, als in die van. het vorige jaar, en dit wel, nadat zij de consideratien der bevoegden had ontvangen en overwogen. Maar toch was het niet onmogelijk, dat hetgeen de voorgaande vergadering ten onregte voorloopig gearresteerd had, ook, in weerwil van voor het meerderdeel ongunstige consideratien, aan de volgende vergadering zou blijven behagen, zoodat deze het finaal zou arresteren. En wat zouden de ingewonnen consideratien dan hebben gebaat? Daarom werd nude bepaling voorgesteld, dat niets finaal gearresteerd zou kunnen worden, dan hetgeen in hoofdzaken en beginselen de instemming had van minstens de helft der Klassikale Vergaderingen, en door zoovelen dus nuttig en goed werd gekeurd. Het zou zeker kunnen gebeuren, dat een voorloopig aangenomen Reglement of verandering niet terstond de vereischte instemming zou vinden, maar eerst, nadat er in beginselen en hoofdzaken wijziging zou zijn gebragt; dat er nlzoo vertraging in het tot stand brengen zou ontstaan. Zulk eene vertraging echter zou men niet noo-deloos, maar wel volstrekt noodzakelijk moeten achten, opdat er iets goeds tot stand zou komen. Anders daarentegen zou men over de zaak moeten oordeelen, indien er voor meer, dan voor beginselen en hoofdzaken, goedkeuring vereischt werd. Eene vertraging immers, die ontstond , omdat alleen in punten van ondergeschikt belang zoodanige instemming ontbrak, zou noodeloos moeten hee-ten. De vaststelling van dat minder gewigtige, bij raad-

-ocr page 27-

sieging der consideratien daaromtrent, kon toevertrouwd worden aan de Synode, die tot de finale arrestering raogt overgaan. Er werd dus niet gewaakt tegen eenig willekeurig besluit om niet te arresteren, waardoor het nog Weef bij het oude, maar tegen een zoodanig om viel te arresteren, als waardoor iets nieuws in de Kerk kon worden ingevoerd, hetgeen men niet wilde, dat geschieden zou, dan met goedvinden van minstens de helft der genoemde Vergaderingen.

Uit hetgeen op bl. 252 van de gehoudene discussien over art. 70 wordt medegedeeld, ontvangt den zin van het artikel geene nadere toelichting. Na verandering van van het woord „Vergaderingenquot; in „Coinmissien van bestuurquot; werden de twee eerste alinea's gearresteerd; de 3llc werd geamoveerd, en de 4lle gewijzigd J).

De slotbepaling van het Reglement werd in dezer voege gearresteerd: ,/Tu dit quot;Reglement, volgens bestaande Kerke-orde,-gearresteerd door de Synode en bekrachtigd door Zijne Majesteit, den Koning, kan geene verandering worden gemaakt, dan door de Synode, en in zaken, waarbij de Staat geacht kan worden regtstreeksch belang te hebben, met overleg van de .Regering (verg. art 63). Bij verandering van deze grondregeling des Bestuurs wordt vereischt de toestemming van twee derden der Klassikale Commissien van Bestuur, en wel, nadat deze gehoord zullen hebben de respective Klassikale Vergaderingenquot; a). Het is dus ook hier waken, dat er niets nieuws tot stand

1) Zie Syn. Hand. van 1848 bl. 269.

2) In het concept 1)1. 185 luidde zij: Jn dit Regl. — dan door de Synode, overeenkomstig bepaling van ditzelfde Regl. bij art. 70; en wel ter zake van deze grondregeling des Bestuurs, niet zonder toestemming van drie vierden der Klassikale Vergaderingen.

-ocr page 28-

24

liome, waar zij. die er over moeten oordeelen, in te groot aantal bezwaar tegen hebben.

Ten volgenden jare gaf de Secretaris een overzigt van de ontvangen consideratien der Provinciale Kerkbesturen, Klassikale Besturen en Kerkeraden. Er blijkt niet uit , dat zij aan artikel 60, hetgeen eerstart. 7quot; geweest was, eene andere beteekenis gehecht hebben , dan de hierboven aangewezene. Weinigen slechts verklaarden zich tegen het voorgestelde in de ij*1quot; alinea. De Waalsche Commissie verwierp het, omdat de Synode, na geraadpleegd te hebben, in hare eindbeslissing, als de ware en volledige Vertegenwoordiging der Kerk, geheel vrij en onafhankelijk zijn moest T). Met gezegde Provinciale Kerkbesturen (?) oordeelde het Klassikaal Bestuur van Dordrecht, dat dit voorschrift te kort doet aan het karakter der Synode, als vertegenwoordigster der Kerk 2). Op gelijke gronden, als de aangevoerden, wilden eenige Kerkeraden deze alinea weg, en de beslissing aan de Synode overgelaten hebben. En een Kerkeraad onder Rotterdam doet het voorstel van eene min beperkende redactie: „Van de consideratien zal de Synode gebruik maken, en naar eigen oordeel de Reglementen en veranderingen kunnen vast-stelleir1 :). Deze kleine minderheid achtte het dus onbehoorlijk, dal de magt der Synode beperkt werd, en zij voortaan geenc Reglementen en veranderingen tot stand zou kunnen brengen zonder instemming van minstens de helft der aangeduide Commissien in beginselen en hoofdzaken.

Tegen de toestemming, in de slotbepaling tot verandering van het Algemeen Reglement gevorderd, werd

1) Syii. Hand. van 1849 bl. 292.

2) T. a. pl. bl. 293.

3) T. a. pl. bl. 294. Zie ook bij van Toorenenbergen, Syn. wetsovertreding, bl. 6.

-ocr page 29-

25

slechts be/!\vaar gemaakt door het Klassikaal Bestuur van Breda en door uen Waalschen Kerkeraad 1).

In de Vergadering van 18-19 werden echter door de Synode zelve het art. 63 (7 0) en de slotbepaling niet besproken. Wijzigingen van het Algemeen Reglement van 1816 werden er voorloopig gearresteerd, die het ]5l!,: en a3stc artikel niet betroffen. De beide Concept-Regleinenten van 1847 en 1S48 met al de stukken en consideratien, daarover gewisseld, werden in handen gesteld van de Atoeineene Synodale Commissie met uit-gedrukten last, om, met gebruikmaking van deze, nogmaals eene Concept-herziening van het vigerend Reglement te vervaardigen en aan de Algemeene Synode van het volgend jaar ter beoordeeling aan te bieden 1).

In 1850 werd in de gewone Vergadering der Synode door de Algemeene Synodale Commissie 2) haar Rapport overgelegd, waaruit wij vernemen, dat zij met betrekking tot de herziening onder anderen had besloten : „bquot;. Wat hoofdpunten aangaat, waarop bij de herziening zelve zal te letten zijn, hiertoe behoort: . . . c. In de tweede Afdee-ling, het. ontwerpen van algemeene Kerkelijke Reglementen, verbleven aan de hoogste Kerkvergadering, met de voortdurende bepaling, dat al zoodanige veranderingen onderworpen zullen worden, vcoi' hare vaststelling , aan het oordeel van de Provinciale Kerkbesturen, ten einde alzoo de zekerheid te verkrijgen, dat daarin niet tot wet zal verheven worden, hetgeen strijden kon niet de belangen of onschadelijke zeden en gewoonten van eenig

1

T. a. pl. bl. 520.

2

Zij bestond uit de hecren Hugenholtz, pres. Wor, vice-pres. Komeny, van Hoorn van Burgh, Steenmeijer, Telting, ab Utrecht Dresselhuis, Ruu van Gameren, den hoogleeraar Vinke en den seer. Timmers Verhoeveu.

-ocr page 30-

26

ondercleel der Vaeleriandsclie Kerk; voorts geene andere, hetzij Provinciale of Klassikale, buiten de huishoudelijke Eeglementen der Besturen, in te voeren, dan onder approbatie der Synodequot; '). Men raorke in het hier medegedeelde op, dat de onderwerping aan het oordeel dier Kerkbesturen met andere woorden gezegd wordt te zullen geschieden, ten einde te weten te komen, of zij er geen bezwaar in zien, dat iets wet wordt, dat is: of iets volgens hen wet mag worden , en niet; of iets wet moet worden.

Haar Concept behelsde een ten deele nieuw artikel, het 15de, van dezen inhoud: ,/Geene algemeen verbindende Verordeningen, of veranderingen in de bestaande, kunnen worden vastgesteld , dan door de Synode, na vooraf het oordeel der Provinciale Kerkbesturen 1) te hebben ingewonnen.quot;

z/Geene bijzondere Reglementen voor Provinciale of Klassikale ressorten, of veranderingen in dezelven, kunnen in werking worden gebragt, dan na de goedkeuring der Synode te hebben ontvangen 2)quot;

,/Van alle zoodanige enz.quot;

Het 68ste artikel was met eenige wijziging het 63ste (70stc) van het vorige concept, en luidde nu: ,/Zij (de Synode) arresteert de Eeglementen en Verordeningen, welke voor de geheele Nederlandsche Hervormde Kerk verbindende zijn, alsmede de veranderingen, welke in de-bestaande Reglementen gemaakt worden (volgens art. 15) na de consideratien der Provinciale Kerkbesturen te hebben ingewonnen 3).quot;

1

Hier werd later achtergevoegd: der Commissie lot de zaken der Waalsche Kerken, en van het Kerkbestuur van Limburg.

2

Alzoo ook voorloopig gearresteerd; zie bl. 548. Verg. bl. 452, 522, 529.

3

Aldus voorloopig gearresteerd : „ Zij ontwerpt en arresteert — zijn;

-ocr page 31-

27

,, Wanneer minstens de helft van dezen heeft doen blijken van hare instemming ten aanzien der beginselen en hoofdzaken, zal de Synode, gebruik makende van hunne consideratien, die Reglementen en veranderingen, in pnnte.n van ondergeschikt belang, naar eigen oordeel kunnen vaststellen i).quot;

De slotbepaling eindelijk was dezelfde, als de voor-loopig gearresteerde van 1848, behalve tegen het einde, waar nu gelezen werd: van twee derden der Pro

vinciale Kerkbesturen, nadat dezen gehoord zullen hebben de respective Klassikale Besturen

Het werk der Algemeene Synodale Commissie werd nu in handen gesteld eener Commissie, wier rapport ten aanzien van het onderwerp, dat ons bezig houdt, slechts zegt: ,/In de tweede Afdeeling der Synode zijn de hoofdzaken Je bepaling, dat Algemeene Reglementen niet dan van haar uitgaan kunnen, en ook bijzondere, met uitzondering van louter huishoudelijke, niet kunnen geldig zijn zonder hare approbatie, en dat de Algemeene Synodale Commissie enz. 3) Meer opmerking verdient de beantwoording eener vraag bij de discussie over art. 6S. De 2lt;k alinea in hare laatste helft verschilt door transpositie eeuigzins in vorm van vroeger. Men zou het twijfelachtig kunnen vinden, of zij er waarlijk door verbeterd is. Men zou bedenking kunnen hebben tegen de plaatsing van het komma achter #belang,quot; en meenen,

ook stelt zij de veranderingen vast, die in reeds bestaande algemeen geldende Regl. noodig bevonden worden, na de consideratien enz.quot; zie quot; bl. 560. verg. bl. 488.

1) Alzoo ook voorloopig gearresteerd, zie bl. 566.

2) Alzoo ook voorloopig gearresteerd, wat de woorden betreft: Bij verandering — KI. Besturen. Zie bl. 569. Vergel. bl. 543, 546.

:\) T. a. pl. bl. 390.

-ocr page 32-

28

dat het achter „oordeelquot; behoorde te staan. Maar ten slotte zal men moeten erkennen, dat de zin van het geheel toch altijd op hetzelfde neerkomt, als te voren gt;). Dat dit zoo is, blijkt uit hetgeen op bl. 488 gelezen wordt. //Naar aanleiding van eeue vraag vau den Secretaris wordt door de Vergadering uitgesproken, dat de Synode, op grond van dit artikel, bij magte zal zijn, na eene bepaalde wijziging op deze of gene zaak te hebben voorgesteld, bij de finale arrestering, te dier zelfde zake, elke zoodanige wijziging aantebrengen, als zij bevinden zal, met den geest en de hoofdstrekking van de voorgestelde overeenkomstig te zijn, zonder daarom verpligt te zijn, indien alzoo de ontworpen en provisioneel gearresteerde verandering wederom door haar gewijzigd wordt, de Kerkbesturen daarover op nieuw te hooren -). Wel verpligt zou zij dus zijn om hen op nieuw te hooien, indien zij grootere wijzigingen aanbragt. Maar zoo waren grootere wijzigingen haar dan ook niet ongeoorloofd. Volgens de vergadering dus, die dit artikel voorloopig gearresteerd heeft, zou de Synode niet gehouden zijn, om beginselen en hoofdzaken, die reeds de instemming van de helft der Provinciale Kerkbesturen verworven hadden, onveranderd te laten en finaal te arresteren; maar zou zij ook dan nog geheel vrij zijn, om niet te arresteren en om er iets anders voor in de plaats te stellen. Slechts zou zij dat nieuwe dan niet terstond finaal mogen arresteren, maar zou zij eerst weder de Besturen er over moeten hooren en van hen de vereischte instemming moeten erlangen. Want de verpligting werd

1) Zie boven bl. 21. Vergel. ook de voorstelling, den 26sten Julij 1851 er van gegeven, hier beneden medegedeeld.

2) Aangehaald door van Toorenenbergen, Syn. wetsovertreding, bl. 8. Vergel. Douwes bl. 10.

-ocr page 33-

29

in art. 68 opgelegd om niet te arresteren, dan hetgeen in beginselen en hoofdzaken de gevorderde instemming had; maar aan eene verpligting om te arresteren, wat die instemming verkregen had, werd niet gedacht.

Is hierin nu in 185 l in dezer voege verandering ge-bragt, dat de verpligting, om in zeker geval niet finaal te arresteren , nu niet bestaat , maar dat integendeel de verpligting om vvèl finaal te arresteren, die eerst zelfs niet eens door de instemming der Provinciale Kerkbesturen zou ontstaan zijn, nu zelfs reeds door de voor-loopige aanneming ontstaat?

Het was de Algemeene Synodale Commissie '), die in dat jaar de verandering voorstelde van art. 66 (68 van 185Ü). Op de mededeeling, dat de klassikale kas door deri langen duur der laatste Synodale vergaderingen uitgeput was, liet zij volgen: „De quaestor-generaal verklaart geen meer geld, voor langdurige Synoden vereischt, te kunnen vinden , en uwe Commssie weet die ook niet uil tc denken. Noch van de Hervormde kerken, noch van den Staat, ziet zij mogelijkheid om voor dit doel hoogere bijdragen te verkrijgen.quot;

„Er blijft dus niets over, dan maatregelen te beramen,

1) Zij bestoud toen uit de heeren Verweij, pres. Boeles, vicc-pres. Hooijer, Telting, ab Utrecht Dresselhuis, Rau van Gameren, Hoek, Nienhuis, den hoogleeraar Hofstede de Groot en den secr. Timniers Verhoeven. Hetgeen hier uit de Hand. der Synode bl. 61—G5 wordt medegedeeld , is van de hand van genoemden hoogleeraar, van wien ook de voorstellen zelve afkomstig zijn. Zie Waarheid in Liefde, 1870, bl. 812, 813, (mij eerst laat ter hand gekomen,) waar aangaande deze voorstellen zijn getuigenis staat. — Kan het wel bevreemden, dat hem na 20 jaren zijn geheugen alle bijzonderheden uiet even juist te binnen brengt? Daarbij komt, dat in 1865 ook mede door hem over wijziging van art. 62 is gehandeld.

-ocr page 34-

30

om de Synoden, in de laatste jaren zoo lang van duur, weder tot de vorige kortheid terug te brengen. Hiertoe moeten evenwel krachtige doortastende maatregelen worden genomen; want dezelfde reden, welke ze m de laatste 4 jaren zoo verlengde, het maken van vele reglementen, zal ze nog vele jaren zeer lang doen worden , tenzij men in den gang der zaken verandering brenge. Te meer kunnen wij hiertoe eenige voorslagen doen, daar vele leden der laatstgehoudene Synode zich bitter beklaagden, zoolang van huisgezin en dagelijksch werk verwijderd te zijn, en dringend eene voorziening hiertegen hebben verzocht. 1)quot;

Onder de zeven maatregelen, die zij voorsloeg, behoorde in de vierde plaats de redactie van art. ()6. door haar voorgesleld. Zij sprak daartoe aldus:

ffEene vierde zaak , waarop wij de aandacht der Hooge Kerkvergadering vestigen, is deze, dat de vergaderingen vooral ook daarom van zeer langen duur blijven , dewijl vele reglementen telken jare op nieuw in behandeling komen, en er dus in vele jaren weinige reglementen worden afgedaan. Men lette eens op het herzien reglement op het godsdienstig ouderwijs, lu IS IJ-ter Synodale tafel gebragt, is het toen in 1845 en in 1816 besproken, en eindelijk in 1S47 eerst vastgesteld. Men denke aan het Algemeen Reglement voor het bestuur. In 1846 werd het voorstel ter herziening gedaan en aangenomen. In dat jaar begon de Alge in eene Synodale Commissie er mede, die in 1847 een ontwerp van herziening ter tafel bragt. Dit werd aangehouden tot in 1S48, toen een geheel nieuw ontwerp aangeboden werd. Doch dit nieuwe is in 1849 ook verworpen. Eene gedeeltelijke herziening kwam toen voorloopig

1

Sj'u. Hand. van 1851 bl. 62.

-ocr page 35-

31

tot stand; doch opdat ook deze in 183Ü iiiot op nieuw zou verworpen worden, nam men toen de toevlugt tot eene buitengewone Synode, uit dezelfde personen bestaande, die, in het voorjaar van lüöOjdeze gedeeltelijke iierzie-ning aannam. In de gewone Synode van 1050 werden daarop twee nieuwe reglementen op het bestuur en beheer ter hand genomen. Dezen, door de Algemeene Synodale Commissie opgesteld, werden door de Synode in 1850 weder zeer gewijzigd, kunnen in 1851 weder veel worden veranderd, en, zonder de kruk van ecne buitengewone Synode ter hulp te nemen, nog vele jaren aaneen worden herzien, gewijzigd, verworpen , vernieuwd.quot;

„De reden van dit niet afdoen is gelegen in twee be palingen; de eerste, dat de Synode elk jaar voor verreweg het grootste deel uit geheel andere personen bestaat, die weder andere inzigten hebben . dan die van het vorige jaar; de tweede, dat de reglementen niet worden ingevoerd, na de stemmen der provinciale Kerkbesturen te hebben geteld, maar na de consideratieu van hen te hebben ingewonnen. Deze consideratieu geven dikwijls mede aanleiding tot geheele verandering van een reglement, hetwelk nu voor de tweede, derde, vierde maal, telkens weder aan die provinciale kerkbesturen wordt toegezonden. Het tegenwoordig aanhangig Reglement op het bestuur voorziet daarin, wat dit eéne reglement betreft, door de slotbepaling, dat het niet veranderd kan worden, dan met toestemming van twee derden der provinciale kerkbesturen. Maar het voorziet daarin niet, wat betreft de andere reglementen. Want art. 66 verlangt op de vaststelling of vernndering der reglementen de consideratieu der provinciale kerkbesturen, na wier toestemming van beginselen en hoofdzaken de Synode punten van onder-

-ocr page 36-

geschikt belang naar eigen oordeel zal kunnen vaststellen. Wij vreezen, dat het moeijelijk zal uit te maken zijn, wat punten van ondergeschikt belang zijn, en verlangen ook hier na de consideratien eene stemming, opdat niet voor de tweede, derde en vierde maal dezelfde reglementen worden toegezonden aan de provinciale Kerkbesturen, zonder tot vaststelling te kunnen geraken. De commissie meent, dat de Synode tot beter en spoediger afdoening van zaken zou komen, door art. 66 bijv. dus te lezen: „„De Synode arresteert de reglementen, welke voor de geheele Hervormde Kerk verbindende zijn.

„„Elk Reglement wordt, na door de Synode voor-loopig te zijn aangenomen, gezonden aan de provinciale kerkbesturen, om er hunne consideratien op m te winnen.

„„Van deze consideratien neemt de Synode in een volgend jaar kennis, ten einde in het voorloopig aangenomen'reglement die veranderingen te brengen, welke

zij nuttig zal oordeelen.

„„Hierna wordt het reglement andermaal aan de provinciale kerkbesturen gezonden, om er hunne stem over uit te brengen.

„ „Wanneer de volstrekte meerderheid (of twee derden) der provinciale kerkbesturen zich voor het aannemen van het reglement verklaart, wordt het, als finaal aangenomen, door de Synodale Commissie uitgevaardigd.

„ „Met veranderingen in bestaande reglementen wordt

evenzoo gehandeld !)

Het blijkt duidelijk uit hetgeen de Algeineene Synodale Commissie in het midden brengt, vóór zij mededeelt,

1) T a pl bl. 64. 65. Ook medegedeeld door v. Toorenenbergen in „Syn. Wetsovertredingquot; bl. 9-11. Vergel. Donwcs, 1, a. pl. bl. 10, U; v. Toorenenbergen, de Synode vau 1870 en art. 63 bl. it.

-ocr page 37-

3S

hoe zij art. Rfi veranderd wil zien, dat zij er geen ander doel mede heeft, dan verkorting van den langen duur der Synodale Vergaderingen door bevordering van spoedige afdoening van zaken. Van de twee bepalingen, in welke zij de reden vindt van het niet afdoen, ?laat zij in de tweede alleen verandering voor. Aan de andere inzigten eener volgende Synodale Vergadering wil zij alle regt laten weervaren, hoe daardoor ook met het voorloopig aangenomene gehandeld worde. Beperking van de magt der Synode, uitbreiding van de regten der Provinciale Kerkbesturen in meerdere mate, dan reeds door dit artikel in zijn vorigen vorm zou geschied zijn 1), is haar doel niet. Slaat zij voor. wat zulks tocb eenigermate zal uitwerken, daar voor het Reglement in zijn geheel, en niet slechts voor beginselen en hoofdzaken, de instemming van de meerderheid dier Kerkbesturen noodig zal zijn, zij handelt zoo, omdat op die wijze afdoening van zaken bespoedigd zal worden. Hierom is het haar te doen. Hiertoe verlangt zij eene stemming, niet bij het geven der consideratien , maar nadat van de consideratien gebruik zal zijn gemaakt. De verandering, die zij art. 66 heeft laten ondergaan, moet dus in het wezen der zaak op de invoering van deze stemming nederkornen, eu voor het overige hiermede noodzakelijk zamenhangen. Dat er nog meer nieuws in dat artikel zal aangetroffen worden, is onwaarschijnlijk te achten, omdat er van te voren niets van is aangeduid. Mogt het toch het geval zijn, het zal echter zonder onverklaarbare kortzifftischeid en onverstand

O O

der Commissie niet in iets kunnen bestaan, wat aan af-

3

1

Deze voorgestelde beperking blijkt Prof. H. de Groot bij zijne cje tuif/ems i. a. pl. zich niet genoeg herinnerd te hebben.

-ocr page 38-

34

doening van zaken en aan tijdwinst schade toebrengt. Het laat zich van daar dan ook niet verwachten, dat zij nu in art. ü6 aan de Synode de verpligtiug zal opgelegd hebben om alles wat voorloopig gearresteerd was, zonder belangrijke wijzigingen finaal te arresteren. Vergeefschen arbeid verrigten is tijdverlies en geeft geene bespoedigde afdoening van zaken. En zulks zou het arresteren wezen van hetgeen blijkens de consideratien niet zonder de grootste wijzigingen de goedkeuring der Provinciale Kerkbesturen zou kunnen wegdragen, zoodat het door hen zou worden verworpen , en door de Synode op nieuw zou ter hand genomen moeten worden; waardoor vertraging in plaats van bespoediging zou ontstaan in het tot stand brengen van Reglementen. Evenzoo zou het, schoon in mindere mate, afdoening van zaken tegenhouden en tijdverlies barendat de Synode, bij veranderde zamenstel-ling in overeenstemming met de meerderheid der Provinciale Kerkbesturen overtuigd van de ontijdigheid der herziening van een Reglement of van de verkeerdheid eener verandering, toch zoodanig voorloopig gearresteerd herzien Reglement of verandering finaal zou arresteren. Wat zou men ook buitendien van de Commissie moeten denken, die een artikel ging voorstellen, waardoor aan de Synode de magt zou ontnomen worden om het voorloopig gearresteerde belangrijk te wijzigen of geheel te verwerpen, en daarentegen de stuitende verpligtiug zou opgelegd worden om zelfs wat naar hare overtuiging verkeerd was, finaal te arresteren, — en die van dit alles met geen enkel woord gewag maakte? Immers, dat zij zoo handelde, bf omdat zij zelve de strekking van het artikel niet in allen deele begreep, of omdat zij onopregt te werk ging en de gedachte niet wilde vestigen op hetgeen zij zocht binnen te sluiken? Het een, noch het

-ocr page 39-

•35

ander, is geloofelijk. !) Voorts verdient het opmerking, dat waar de Commissie naast horzien, wijzigen, vernieuwen ook verwerpen noemt, als iets, waardoor het tot stand komen van Reglementen nog weder vertraagd zal worden, zij een zoodanig verwerpen bedoelt, als zij herinnerde, dat in -184!) geschied was. En dit 2) was geenszins een eigenlijk gezegd verwerpen geweest, hetgeen men doet, opdat er van de zaak niets kome, opdat de zaak afgedaan zij 3). Er bestond zelfs geene aanleiding voor de Commissie om aan verwerpen in den eigenlijken zin te denken. Zij sprak toch van Reglementen, die de Synode zonder eenigen twijfel wilde tot stand brengen, gelijk zij daartoe dan ook onafgebroken werkzaam bleef. Het kwam echter niet tot afdoening. De voortgang was te traag. Ten einde hierin verbetering te brengen, wil de Commissie eene belemmering van voortgang, huiten de Synode bestaande, uit den weg ruimen. Geene bepaling moest er zijn, die ten gevolge had, dat zij bij herJialing conside-

1) Ook het laatste niet, ofschoon Prof. H. de Groot t. a. pl. bl. 812 , er haast toe komt om te zeggen , wat er mede gelijk zou staan. Maar de beperking, dat elk wetsvoorstel aan do stemming der Prov. Kerkbesturen onderworpen moet worden. wordt daar verward niet de beperking, dat een wetsvoorstel niet zonder hunne goedkeuring wet kan worden. Dit laatste nu, in eenigzins anderen vorm reeds in de ontworpen slotbepaling en in het eoneept-artikel sedert 1848 aanwezig, niet nieuw dus, noch ook eene verborgenheid, behoefde thans niet bovendien nog duidelijk uitgesproken te worden.

2) Syn. Hand. van 1849 bl. 520. zie hierboven bl. 25.

3) Zou het welligt aan het verwaarloozen van deze onderscheiding zijn toeteschrijven, dat Prof. H. de Groot t. a. pl. spreekt van eene verpligting, aan de Synode op te leggen, om elk voorloopig aangenomen reglement aan dc stemming der Prov. Kerkbesturen te onderwerpen? eene verpligting, van welke ook nooit, zoover ik weet, door hem in vorige jaren, ook niet in 18G5 , is gesproken, en met welke zijne adviezen wel zelfs in strijd zijn geweest. Zie Syn. Hand. van 1867, bl. 116. 119.

3*

-ocr page 40-

36

ratien inwon, waardoor zij gedurig tot wijzigingen werd creleid. Bij ééns inwinnen van consideratien moest zij het kunnen laten. De kans hiertoe was bij de vorige redactie van art. 66 nog te klein, daar de vereischte instemming in beginselen en hoofdzaken menigmaal niet terstond zou verkregen worden. Daarbij zou die redactie ook tot te veel onzekerheid en twijfel in de praktijk leiden. Wanneer daarentegen de Synode zoo min over groote als over kleine aangebragte wijzigingen op nieuw consideratien behoefde in te winnen , maar het gewijzigd concept aan de stemming der Provinciale Kerkbesturen mogt onderwerpen , dan zou meestal een Reglement wel spoediger tot stand komen. Er moest dus bepaald worden, dat wanneer de Synode, voorgelicht door de consideratien, het Reglement naar eigen oordeel zoo goed gemaakt had, als zij kon, er bij de Provinciale Kerkbesturen eene stemming over zou plaats hebben. Bleek het daarbij aan de meerderheid te behagen, de zaak zou dan afgedaan zijn, het Reglement trad in werking.

Zien wij nu het voorgestelde artikel zelf in, om nate-gaan, of het bevat, wat wij naar hetgeen de Commissie vooraf liet gaan, mogen verwachten. „De Synode arresteert de reglementen, welke voor de geheele Hervormde Kerk verbindende zijn.quot; Met „arresteren ly' werd er van eene bekende handeling der Synode gesproken, die hier bij voortduring uitsluitend aan haar werd toegekend, wat die reglementen betreft, die men de algemeene heette. Natuurlijk moet dat arresteren geacht worden, m den zelfden zin en op dezelfde wijze haar hier toegekend te zijn, als tot nu toe het geval was, voor zoover het in

1) Dr. Doedes t. a. pi. bl. 114 en 116. eu van Toorenenbcrgen, do Syn. van 1870 en art. 62 bl. 10, verlaten de gewone befrekenis.

-ocr page 41-

37

hetgeen volgt, niet bepaald anders wordt aangewezen. Vooralsnog is er dus geene reden om te denken, dat het niet meer, als vroeger, aan haar zou staan te arresteren of niet te arresteren naar dat zij zelve het nuttig oordeelt.

Lezen wij het artikel verder, dan zien wij, dat hier een paar nog ongewone termen voorkomen: ,/Voorloopig aannemenquot; en ,/finaal aannemen.quot; Het eerste, vroeger voorloopig arresteren genoemd, geschiedt door de Synode, het laatste door de Provinciale Kerkbesturen !) Daartus-schen ligt het arresteren, tot nu toe menigmaal finaal arresteren geheeten, en hier reeds in de eerste alinea genoemd. In deze volgende alinea's wordt opgeteld, wat voorafgaat aan het arresteren, en wat er nog op volgt, vóór een Eeglement in werking treedt. Zoo iets, als dit laatste, was te verwachten naar het rapport der Alge-meene Synodale Commissie. Want de verandering, waar zij van sprak, komt hierop neder, dat als de Synode haar werk geëindigd, als zij gearresteerd haeft, de toestemming der meerderheid van de Provinciale Kerkbesturen nog vereischt wordt, om het gearresteerde kracht van wet te doen hebben 2). Het arresteren, zooals bij dit plan niet anders kon, heeft dus van zijne beteekenis in

1) Toch is de aanneming der Prov. Kerkbesturen niet eigenlijk de finale aanneming zelve. Het Reglement, als liet door die Kerkbesturen is aangenomen, is finaal aangenomen.

2) Prof. Hofstede de Groot zegt t. a. pl. bl. 812: „Besproken is het . dat de Synode, nn de goedkeuring der quot;Regering op hare reglementen werd ter zijde gesteld. een tegenwigt moest hebben , en dit kon gevonden worden in de noodwendigheid, dat elk wetsvoorstel door de Prov. Kerkbesturen moest worden goedgekeurd.quot; Bij den grooten nadruk, door hem hierop gelegd, verdient het ie meer opmerking, dat er nu naar de gewone opvatting gezegd wordt: „goedgekeurdquot; en er niet gesproken wordt van de noodwendigheid , dat elk wetsvoorstel aan hunne stemming moest worden onderworpen. Dit laalste echter is iilleen de zaak in quaestie.

-ocr page 42-

38

dit opzigt verloren, voor zoover er te voren niet van de zijde der Kerk, zooals wel van den Koning, goedkeuring noodig was, om het gearresteerde in werking te brengen.

Meer dan vreemd zon liet echter wezen, indien in strijd met hetgeen uit het rapport was af te leiden, nu ook nog het arresteren, dat op zich zelf niet eens kracht van wet verleent, tot eene onvrije handeling ware geworden. Zou waarlijk door de vermelding van hetgeen aan arresteren voorafgaat, deze acte verlaagd zijn tot eene gedwongen vaststelling der redactie alleen, en het voorloopig aannemen de eenige handeling zijn, waarbij de Synode naar eigen overtuiging vrij zou mogen te werk gaan? Maar volgens het concept der Commissie zou bij zulk eene opvatting dit laatste niet eens meer het geval kunnen zijn. De vrije handeling ware het concipiëren of de opdragt tot concipiëren. Want uelk reglement wordt niet; yindictt het door de Synode voorloopig is aangenomen,quot; maar „na door de Synode voorloopig te zijn aangenomen, gezonden euz.quot; Ook het voorloopig aannemen zou niet iu de keus gelaten zijn, maar zou moeten gebeuren. Elk concept zou dus de geheele baan moeten afloopen, ook als de Synode het anders zou wenschen en het niets, dan vertraging in afdoening van zaken, zou geven

Wie echter zoodanige opvatting voor de juiste houdt, ziet het verband tusschen de •S0' en de lc alinea voorbij. „Elk Reglementquot; is niet ieder concept, maar ieder reglement (in concept) van de genoemde soort, elk van die zonder onderscheid, en wel elk van die, dat zij arresteert, waarmede het tot arresteren komt. Met die allen, die zij arresteert, gaat het vooraf zoo toe (moet het zou toegaan), als in de 2e en 3e alinea beschreven wordt, en daarna wordt er mede gehandeld (moet er mede gehandeld worden), als in de 4e en 5e alinea gezegd wordt.

-ocr page 43-

39

Van ontwerpen, waarmede liet niet tot arresteren komt, omclat de Synode liet verkeerd acht en dus naar het regt, haar zelfs niet betwist, niet arresteert, behoefde hier niets vermeld te worden. Want van arresteren werd er in de l5t'' alinea gesproken en vereischt slechts werd nu te zeggen, wat er om te arresteren behoorde in acht genomen te worden, hoe de Synode moet handelen om te mogen arresteren. En hiertoe behoorde niets, dat het regt om naar eigen overtuiging te werk te gaan ophief. Want in hetgeen zij zou arresteren, mogt zij, volgens de 3dc alinea, bij veranderde zaraenstelling, en voorgelicht door de consideratien, al zoodanige en zoovele veranderingen brengen, als zij zelve nuttig zou oordeelen.

Ten slotte sta hier de opmerking, dat noch art. 15 van 1S50 !), noch de slotbepaling van dat jaar eene verpligting van veranderen of vaststellen uitspreekt. Deze laatste verdient bepaald aandacht, omdat de Algemeene Synodale Commissie zelve daaraan het essentiële zegt ontleend te hebben van het voorstel, dat zij deed. Het gedeelte, dat in aanmerking komt, luidt: „Bij verandering in deze grondregeling des Bestuurs wordt vereischt de toestemming van twee derden der Provinciale Kerkbesturen, nadat dezen gehoord zullen hebben de respective Klassikale Besturen. 1)quot; En wat wordt er door deze bepaling meer gedaan, dan gewaakt, dat er geene verandering tot stand korae zonder de toestemming van twee derden dier Besturen? Wil de Synode niet veranderen , aan die Besturen is de magt niet gegeven om haar er toe te dwingen; maar wil zij het wèl, zij mag

1

Vergel. boven bl. 23, 27.

-ocr page 44-

40

het niet, zoo niet rlie Besturen iu genoegzaam aantal het ook willen.

Den 26setquot; Julij nam de Synode besluiten omtrent art. 66 van liet concept ') en art. 66 van de Algemeene Synodale Commissie. VV ij hebben er ons ecnige oogeii-blikjcen mede bezig te houden. Er wordt aldus berigt van gegeven 1): „Op voorstel van den heer de Dompi-erre de Chaufepié wordt, naar aanleiding van art. 66, gedelibereerd, of behouden zal blijven, wat in het concept is aangenomen, dat, indien de Synode de speciale reglementen eti de verordeningen, die voor de geheele Kerk verbindende zijn, arresteren, of ook veranderingen daarin vaststellen zal, minstens de helfi; der Provinciale Kerkbesturen van hare instemming met de daarin aange-nomene beginselen moet hebben doen blijken , en zulks in verband met de ampliatie, strekkende tot invoering van eene finale stemming over het ontwerp in zijn geheel, die de Algemeene Synodale Commissie, blijkens haar voorstel in de zitting van den dezer, daaraan

wil gegeven zien.quot;

//Gediscussieerd zijnde wordt, met verwerping van het voorstel van het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht, door zijnen afgevaardigde uit zijne consideratien gemo-neerd, hetwelk tot weglating van de geheele alinea van art. 66 is strekkende, achtereenvolgend besloten:

1°. Het beginsel van de vereischte instemming van een gedeelte der Provinciale Kerkbesturen te bewaren.

2°. De bepaling van dat gedeelte, gelijk in het concept, te houden op minstens de helft.

1

Syn. Hand. van 1851 bl. 348, 349.

-ocr page 45-

41

3°. De door cle Synodale Commissie voorgestelde ein-delijke overgave van het ontwerp aan de stemmen der Provinciale Kerkbesturen, aan hetgeen in art. 66 van het concept is voorgeschreven, toe te voegen.

4quot;. Ten aanzien van liet maken van verandering in het algemeen reglement voor het bestuur der Nederland-sche Hervormde Kerk, het beginsel van instemming, gelijk liet sub 1° is gedecerneerd, met de ampliatie van eene finale stemming sub 3°, alzoo in toepassing te brengen, gelijk in de slotbepaling van het concept is geregeld.quot;

Dientengevolge werd art. 66 van het concept door art. 66 van de Synodale Commissie vervangen, en dit laatste aan de Provinciale Kerkbesturen toegezonden om er hunne cousideratien op in te winnen i).

Zou nu uit het medegedeelde afgeleid mogen worden, dat volgens de Synode elk voorloopig aangenomen Reglement andermaal aan de Provinciale Kerkbesturen moet toegezonden worden 1). Als bij liet lste besluit geheel in het algemeen werd bepaald , dat het heginseL van de vereischte instemming van een gedeelte der Provinciale Kerkbesturen moest benaard worden, zoo kan dit immers niets anders beteekeneu, dan dat die instemming een vereischte zou zijn of om heigeen, waarover de cousideratien waren ingewonnen, te mogen arresteren, en daardoor kracht van wet te geven, of om liet gearresteerde eerst door die instemming kracht van wet te doen verkrijgen? En als er bij het 3de besluit eindelijke overgave van het ontwerp aan de stemmen der Provinciale Kerkbesturen werd aangenomen , dan was dit immers beslissen,

1

'2) Zi»; Toorcueubergcu, Sya. Wetsoverir. bl. 12.

-ocr page 46-

42

dat hunne instemming in beginselen en hoofdzaken geen vereischte zou zijn om te mogen arresteren, maar daarentegen hunne instemming in het ijeheele gearresteerde ontwerp vereischte zou wezen om het kracht van na et te doen hebben; waarom er teTi slotte door hen over gestemd zou worden, opdat het blijken mogt, dat het de goedkeuring der meerderheid wegdroeg. Ier wijl alzoo aan het arresteren niet meer hunne instemming in beginselen moest voorafgaan, verdween ook zelfs de schijn '), dat er na verkregene instemming verpligting zou bestaan om te arresteren. Eerst nadat de Synode geheel naar eigen wil en wensch gearresteerd zou hebben, werd het de vraag ten allerlaatste, of het gearresteerde ontwerp welgevallig was en wet kon worden.

Bij de toezending van art 66 der Algemeene Synodale Commissie aan de Provinciale Kerkbesturen deed de Synode het vergezeld gaan van een nieuw artikel, dat zij er vóór plaatste. Het was afkomstig van de Commissie van Eedactie -) en luidde ;

,/Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, regt-sprekende en besturende magt, onder de verschillende waarborgen, in dit algemeen reglement en in de bijzondere reglementen vastgesteld. 1)quot; Onloochenbaar is het wegens dit artikel, dat de Commissie, die het voorstelde, en de Synode, die het later fmaal arresteerde , de verschillende bepalingen van het volgende artikel dus ivaarhonjen geacht hebben voor (joede wetgeving, en ontworpen met het doel om zooveel mogelijk verkeerde wetten te weren

1

Syn. Hand. van 1851 bl. 359.

-ocr page 47-

43

eu alleen wat icaarlijk (joed zou wezen, als wet te doen invoeren. !) Maar dan is ook hieruit uiede af te leiden, welken zin zij aan die bepalingen gehecht hebben. Als wij in de 3ae alinea lezen:

//Van deze consideratien neemt de Synode in een volgend jaar kennis, ten einde in het voorloopig aangenomen reglement die veranderingen te brengen, welke zij nuttig oordeelt,quot; moet het ons dan nu nog niet te onwaarschijnlijker worden, dat zij slechts aan consideratien over taal, stijl, enz. aan veranderingen, die slechts den vorm, niet den inhoud betroffen, gedacht zouden hebben? Reeds de woorden zelve geven geen regt tot zulk eene beperking, evenmin als hetgeen men toen verstond onder //consideratien inwinnenquot; en ,/daarvan gebruik maken. 1)quot; Maar daarenboven zou men alzoo voor het belangrijkste, voor verbetering van den inhoud , de voorlichting der Provinciale Kerkbesturen buiten gebruik willen gesteld hebben; wat er van die voorlichting nog voor de redactie overbleef, met niet geringe overdrijving een waarborg voor goede wetgeving genoemd hebben ; ja zelfs het er voor gehouden hebben, dat de waarde dezer voorlichting nog wel altijd tegen een jaar tijdverlies kon opwegen! — Kon het hun ook wel bij mogelijkheid een waarborg voor de deugdelijkheid der Reglementen schijnen, dat hun inhoud niet meer, als tot nu toe, beoordeeld noch gewijzigd zou mogen worden door de volgende Synodale vergadering, die immers over het algemeen vooral niet minder, dan de voorgaande, die voorloopig aannam, er

1

Syn. Hand. van 1851 bl. 262, 305, 307, 357, 365, 526, waar gehandeld wordt over de 2de alinea van het nu vigerende 12de artikel. Met deze alinea en met art. 40 n0. 2 is de veronderstelling, dat in het nu vigerend 62ste artikel zulk eene beperking bedoeld is, in openbaren strijd.

-ocr page 48-

44

bevoegd toe geacht mogt worden, als bestaande uit leden, afgevaardigd, nadat de Provinciale Kerkbesturen met liet voorloopig aangenomene bekend waren, bijeengekomen, nadat zij zelve mimte van tijd hadden gehad oin zich voor te bereiden, en nu met kennisneming der consideratieu gemeenschappelijk overwegende, wat al, wat niet, nuttig zij te achten? — En wat waarborg zouden zij hebben kunnen vinden in de verpligting om te arresteren, in de onbevoegdheid om te verwerpen? Dat de Synode in geen geval voorloopig aangenomen Reglementen eu veranderingen zou mogen verwerpen, mogt veroorzaken, dat misschien nu of dan bij kleine meerderheid van stemmen finaal zou aangenomen worden, waarover anders niet eens zou gestemd zijn; het mogt dus somtijds aan het tot stand komen en in werking treden van Reglementen en veranderingen bevorderlijk zijn; maar het zou dan ook tevens de waarborgen van deugdelijkheid verminderen , omdat de Synodale vergadering, die arresteerde, uu niet meer geacht zou mogen worden, in deze daad hare overtuiging omtrent de deugdelijkheid uittespreken, als die ook bij overtuiging van het tegendeel daartoe verpligt was. Men hield den waarborg van deugdelijkheid voor grooter, naarmate het aantal grooter zou wezen van bevoegden, die er gunstig over oordeelen; waarom in de slotbepaling de toestemming van twee derden der Provinciale Kerkbesturen tot verandering in het Algemeenc Reglement wordt vereischt. Eu hier zou men niet meer aan het zelfstandig oordeel der volgende Synodale vergadering gehecht hebben als begeerlijken waarborg voor de deugdelijkheid van hetgeen gearresteerd werd? De vrees, dat te ligtvaardig iets nieuws goed genoeg zou geacht worden, ware wel vreemd dan vervangen door de vrees, dat hetgeen goed was, toch zelden kans zou

-ocr page 49-

45

hebben om zich aan de volgende Synodale vergadering in die mate aan te bevelen, dat het niet zou worden verworpen.

Het nieuwe artikel, hetgeen zegt, dat bij de Synode de hoogste wetgevende magt berust, doet eindelijk te meer hierdoor nog uitkomen, dat de Commissie van Redactie en met haar de Synode bij ,/arresterenquot;, in het begin van het volgende artikel genoemd , aan eeue ver-rigting gedacht hebben, waarbij de Synode, even als te voren, naar overtuiging zou te werk gaan. Volgens hen oefent zij in dat arresteren de hoogste wetgevende magt uit. En toch zou het hun eene daad zijn , die zij gedwongen is te verrigten, waarbij zij naar eigene overtuiging niet mag vragen, met eigen oordeel niet mag te rade gaan, dan omtrent taal en stijl, zoodat haar arresteren van Reglementen niet anders eigenlijk ware , dan een arresteren van hunne redactie ? Hadden zij het zóó begrepen, zij zouden den aanvang van dit laatste niet onveranderd hebben kunnen laten, maar zouden in plaats van „zij arresteertquot; gesteld hebben „zij neemt voorloopig aanquot; (of zij ontwerpt). Want alleen bij deze acte zou zij dan als inagthebbende zelfstandig en vrij handelen, terwijl deze acte dan tevens de ge-wigtigste zou zijn, omdat vervolgens niets van het overige achterwege zou mogen blijven. Dat zij de woorden ,vzij arresteertquot; behielden, het bewijst, dat ook door hen nog het gewigt en karakter dezer verrigting niet beneden die van het voorloopig aannemen werden gesteld.

Het was artikel 66, zooals het door de Algemeene Synodale Commissie is voorgesteld, over welks zin en opvatting nug altijd onze beschouwing liep. Niet zonder eenige wijziging echter is het als artikel 03 in het thans

-ocr page 50-

46

vigerende Algemeeue Reglement opgenomen. Zou misschien wat vreemd was aan de bedoeling der Algeraeene Synodale Commissie en aan den zin der woorden van haar concept, toch door die wijziging aan het artikel, zooals wij het nu hebben, eigen zijn geworden? Zoodanig vermoeden, waarbij de commissie van Redactie verdacht zon worden buiten hare bevoegdheid gegaan te zijn, zou allen grond missen. Alles pleit er voor, dat zoowel de Commissie, die deze veranderingen aanbragt, als de Synode, die het artikel, zoo veranderd, finaal arresteerde, het van inhoud geheel gelijk hebben geacht aan dat van de Algemeene Synodale Commissie. Onveranderd toch nam de Commissie van Redactie dit artikel op in het concept vim missive aan de Provinciale Kerkbesturen, om onder andere punten ook hierover, ten gevolge der besluiten van den 26steu Julij, hunne consideratien te vragen, en gelijktijdig ^ droeg zij het artikel veranderd aan de Synode voor in het door haar nieuw geredigeerd concept-Algemeen Reglement. Hoe had zij zoo kunnen handelen, indien zij meer dan wijziging van den vorm had bedoeld ? En hare bedoeling er mede zou dan nog wel niets minder zelfs geweest zijn, dan het ontnemen der bevoegdheid aan de Synode om niet te arresteren en om belangrijk te wijzigen! Hoe had zij kunnen of mogen nalaten, de aandacht der vergadering er op te vestigen? Waarom zou zij verzuimd hebben, ook dit den vorigen dag ter spraak te brengen -), of het nu te doen bespreken, tot opneming in de conceptmissive het veranderde artikel ter overweging gevende ? Bovendien werd bij de discussie over de concept-missive uitdrukkelijk besloten, dat de bepaling in art. 66, zooals

1) Syu. Hand. van 1851 1)1. 359. 3C2. 382.

3) T. a. i)l. bl. 351 enz.

-ocr page 51-

47

zij door de vergadering in het concept was vastgesteld, alzoo in haar geheel geredigeerd in de missive zou worden opgenomen 1). Eindelijk worde opgemerkt, dat het artikel, zooals het aan de Provinciale Kerkbesturen was toea:e-zonden, door de Synode voor den zakelijken inhoud den 4aequot; September finaal werd gearresteerd 1), waarna dus den Sstcn September het finaal arresteren van het artikel 2), zooals het door de Commissie van Redactie gewijzigd was, niets anders kou beteekeneu, dan dat de Synode 3) bij denzelfden inhoud aan dit laatste om den eenigzins beknopteren vorm de voorkeur gaf.

Van hier dan'ook, dat zoo de gewijzigde vorm gelegenheid mogt geven, om tot eene opvatting van den inhoud te komen, met den oorspronkelijken vorm onbestaanbaar, zulk eene opvatting stellig voor onjuist zou zijn te houden. Daarom dus reeds mogen de woorden: „elk Reglement, door haar voorloopig aangenomen,quot; niet gelijk gesteld worden met: „elk voorloopig aangenomen Reglement,quot; noch ook verklaard worden: het door

haar voorloopig is aangenomen , maar moeten ze omschreven worden: „nadat het enz.quot; Daarom is ook de gevolgtrekking niet toe te laten, uit het derde lid van het artikel (de zamentrekking der 3de en 4,lc alinea) gemaakt, dat de consideratien alleen taal en stijl, kleine bijzonder-

1

T. a. pl. bl. 473 , vergeleken met bl. 4G9.

2

T. a. pl. bl. 532.

3

De Synode bestond in 1851 uit de hecren Papo, pres. Dv. Scholten , Dr. Bonman, Dr. Hofstede de Groot , Hooijer, vice-pres. Ximmers Verhoeven , secr. te Genipt, van Doesburg, Koning , Dr. W. L. van Oosterzee, van der Ven, Hngenholtz , Molhnysen, Warmolts . Reddingins , Kronenberg , Dr. Suringar, de Dompierre de Chani'epié, Kruimel, Mr. van der Meer Mohr en Dr. Burgerhoudt.

-ocr page 52-

48

heden betreffen '); en evenzeer de opvatting af te wijzen, dat een Reglement, waarin vóór het arresteren geene veranderingen worden gemaakt, niet aan de stemming is te onderwerpen 1); gelijk ook de bewering, die met geen minder regt gedaan zou kunnen worden , dat een Reglement niet gearresteerd kan worden zonder nog weder verandering te hebben ondergaan.

Dat de overeenstemming in zaken bij verschil van redactie, ook bij het gebruik der uitdrukking: „het Reglement met de veranderingen er in gemaakt 2)niet geacht werd verloren te gaan, het bewijst, dat men aan die minder gelukkige uitdrukking, waartoe men naar kortheid strevende verviel, dezen zin gehecht heeft: niet alleen de veranderingen, die er zeker nog wel in gemaakt zijn, (of misschien; zoo er in gemaakt zijn), maar met haar ook het Reglement zelf. Dat toch zulke veranderingen , althans ter consideratie, naar de Provinciale Kerkbesturen gingen, hieraan was men reeds sedert jaren gewoon: maar dat dan tevens de Reglementen zelve nog

O '

weder, en wel, opdat er nu over gestemd zou worden, hun waren toe te zenden, dit was iets nieuws, hetgeen men daarom meest wilde doen uitkomen

De Commissie van Redactie deed met de. woorden; „Elk Reglementquot; geen nieuwen regel beginnen, en de Synode had er niet tegen. Het naauwe verband, dat er tusschen het lstc en 2ac lid bestaat, werd er meer, dan te voren, door onder de oogen gebragt. Te minder kan er dus ook twijfel zijn, of men toen, even als vroeger,

1

Vgl. M. N. J. Moltznr, Kerk. Cour. 1870 nquot;. 29 en 49.

2

De heer 11011201- t. a. pl. 11°. 49 spreekt van lotgevallen, welke deze woorden zoo door verplaatsing als anderzins gehad hebben. In de Svn. Handelingen heb ik er niet van gevonden.

-ocr page 53-

49

er door verstaan heeft: welk zoodanig reglement, geen uitgezonderd, dat zij arresteert. !) En daar men het zoo verstond , zag men in hetgeen volgt, dau ook slechts van die Eeglementen gehandeld, die de Synode niet zou besluiten te verwerpen; zoodat men in lid 3b achter //reglementquot; de invoeging der woorden: „indien zij niet besluit het in zijn geheel te verwerpen 1)meer, dan eene overtolligheid , zelfs eene onmogelijkheid zou geacht hebben. „Het reglementquot; beteekent daar „het gearresteerde reglement.quot;

Niets vonden wij, dat de juistheid der gewone opvatting van art. 62 twijfelachtig moest maken Niet weinig integendeel troffen wij bij ons onderzoek aan, wat haar als waarschijnlijk of onbetwijfelbaar aanbeval. Zien wij nog, hoe het artikel in de eerste jaren, dat het toegepast werd, verstaan en gebruikt is.

De Synode nam in 1852 concept-reglementen voor de Kerkeraden en voor de Vacaturen voorloopig aan. Maar noch uit hare woorden, noch uit hare daden is af te leiden , hoe zij overigens het artikel verstond, of het mogt hieruit zijn, dat zij geen wenk gaf, om de consideratien, die gegeven zouden worden , te beperken tot redactie alleen.

In 1853 kwamen voor het eerst na 1851 consideratien van de Provinciale Kerkbesturen bij de Synode in. Uit het rapport 2) ten aanzien van die, welke het concept-

4

1

Dr. J. I. Docdes in Kerk. Cour. 1870 u0. 29.

2

Syn. Hand. van 1853 bl. 131. Rapporteur was de heer Tichler. De commissie bestond verder uit de heeren Hofstede de Groot, Wetter, Rambonnet, van Hengel. — Zoowel in 1853, als in 1851, waren leden der Synode behalve den Secretaris de heeren W. L. Oosterzee , Hugenholtz , Scholten, H. de Groot. De pres. Boeles was vice-pres. geweest der Syn. Commissie in 1850/51.

-ocr page 54-

50

reglement voor de Kerkeraden betrofieu, blijkt ten duidelijkste , dat het geven van consideratien, even als vroeger , in den ruimsten zin werd opgevat, daar omtrent de wijze van benoeming van Ouderlingen en Diakenen en beroeping van Predikanten beschouwingen en wenschen werden medegedeeld, en goed of afkeuring van het voor-loopig aaugenornene werd uitgesproken. Eu terwijl die Kerkbesturen, die ieder toch minstens een lid der Synode van 1851 in hun midden hadden, daarmede van jaar tot jaar voortgingen, keurden zoomin de Synodale Vergaderingen van volgende jaren, als die van 1S53 !) dit af. Wegens de wijze, waarop met de consideratien der Klassikale Vergaderingen toen gehandeld was, onthield zij zich in dit jaar van discussie over genoemde concept-reglementen, en kon zij dus nog niet toonen, wat zij verstond onder gebruik maken van de consideratien naar eigen oordeel. Wat reden zou er echter zijn om te meeneu, dat zij ei-anders overdacht, dan de rapporterende commissie door hetgeen zij voorsloeg, hierin aangaande zichzelve bewees ?

Het zou echter in dit jaar een paar malen gebleken zijn , dat volgens hare opvatting van art. geen voor-loopig aangenomen Reglement later kan verworpen woi-den 1). In hare notulen lezen wij : ,/De Synode nam het voorstel aan, dat ai de consideratien, die van Kerkeraden. van Classicale Vergaderingen of Besturen wegens het concept-reglement voor de Kerkeraden zijn ingekomen, hetzij ze door of buiten tusschenkoinst der provinciale Kerkbesturen zijn ingezonden, aan hen zullen worden ge renvoijeerd met hunne eigene rapporten, ten einde dezen, al of niet gewijzigd naar du consideratien der Classicale

1

Dr. J. I. Doedes in Kerk. Cour. n°. 29.

-ocr page 55-

51

Vergaderingen, waarvan zij het gebruik zuilen maken, dat hun noodig of nuttig zal schijnen, ten volgenden jare ter Synodale tafel worden gebragfc, opdat de Synode alsdan, krachtens art. van het Algemeen Reglement, het reglement met de veranderingen, die zij gelieven zal er in te maken, aan de stemmen der provinciale Kerkbesturen ondervverpe Met het oog op de laatste woorden is er gezegd: //De Synode heeft dus in 1S53 volstrekt niet ondersteld dat het bedoelde reglement in 1854 door de Synode verworpen zou kunnen worden. Zeer natuurlijk. Art. 62 spreekt er niet van. Antecedenten waren er niet.quot; Maar is het wel geoorloofd, als naauwkeurig geformuleerde uitdrukking van iiet gevoelen der Synode op te vatten, wat niet eens wezenlijk tot het voorstel zelf behoort, veelmin er do hoofdzaak van is? Lees ervoor; ,/opdat de Synode alsdan er kennis van neme,quot; of laat het geheel weg; het voorstel blijft toch in zijn geheel. En dat was het, wat zij aannam, en niet eenigzins eene verklaring, hoe zij art. 6£ interpreteerde. — Doch al moest er toegegeven worden, dat ook in die woorden wordt uitgesproken , waar de Synode, wel beraden, zich ten volle mede vereenigd heeft, dan zou er nog niet meer uit volgen, dan dat zij niet ondersteld heeft, dat het bedoelde Eeglement in 185-i door de Synode (niet: ,/ZOU kunnen,quot; maar:) zou verworpen worden. En ligt laat zich dit begrijpen. Want het lieglement was, naar algemeene overtuiging, hoog noodig; en de Synode kon liet door ,/de veranderingen, die zij gelieven zou er in te maken doen worden, wat zij wilde. Hoe zou men dus er aan gedacht hebben, dat zij misschien zou verwerpen 2) ?

1) Syn. Hand. van 1853 bl. 138.

2) Bovendien ; zou men , omdat de Koning uict verpligt was om goed

r

-ocr page 56-

52

Niet anders is het gelegen met hetgeen geschreven staat aangaande consideratien omtrent wijzigingen van art. 12, 40 en 62 van het Algemeen Reglement, op te zenden aan de Synode des jaars 1855 , ,/die de artikelen alsdan naar goedvinden arresteren en aan de stemming der Besturen onderwerpen zal Bij deze woorden wordt

opgemerkt: „De Synode zegt niet; die de artikelen alsdan naar goedvinden óf arresteren óf verwerpen en in het eerste geval aan de stemming der Besturen onderwerpen zal. Er wordt hier niet gedacht aan de mogelijkheid, dat het nu voorloopig aangenomene later door de Synode verworpen zou worden.quot; De vraag worde daargelaten, of de uitdrukking „naar goedvinden niet dubbelzinnig ~) is en op tweederlei wijze kan gecoustrueerd worden. Genoeg is het op te merken, dat ook deze zinsnede niet meer dan een toevallig aanhangsel is tot de zaak, die eigenlijk genotuleerd werd; dat er niet van „moeten,' maar van „zullenquot; gesproken wordt; en dat de gedachte aan de mogelijkheid van verwerping hierom niet is opgerezen, omdat men niet twijfelde, of de volgende Synodale Vergadering zou ook van de noodzakelijkheid der wijzigingen overtuigd zijn.

Ware dat paar zinsneden van andere strekking en met als bij toeval, maar na rijpen rade, aan het vorige toegevoegd ; wel allerzonderlingst zou dan van die voorgaande de volgende Synodale Vergadering in 1854 op dat punt verschild hebben zonder zich er eenigzins van bewust te

te keuren of te bekrachtigen, in vorige dagen niet gezegd kunnen hebben ; het reglement wordt den Koning aangeboden, opdat Hij het goedkenre of bekrachtige ?

1) Syn. Hand. van 1853 hl. 238.

2) Vergel. de uitdrukking in art. 62: „naar eigen oordeel gebruik maken.1'

-ocr page 57-

53

zijn geweest ^). De Commissie immers tot de coucept-wijzigingen in bijzondere Reglemeuten adviseerde ten sterkste tot de verwerping van de geprojecteerde bepaling, ter opneming in het lieglement voor de Algemeene Weduwen-beurs voorloopig aangenomen 1). Eu wel verre, dat iemand hiertegen, als tegen een advies tot wetsovertreding, zou zijn opgekomen ;lt;), vond de Vergadering den volgenden dag goed, ,/dat met eéu votum over het advies in het rapport, en alzoo over de verwerping van de door de Synode ontworpen bepaling of hare aanneming zal worden beslist i). Zij achtte dus verwerpen, evenzeer als aannemen , van hare bevoegdheid.

In deze Synodale Vergadering was het voor het eerst na 1851 , dat er Concept-Reglementen en Wijzigingen werden gearresteerd. Welk een ruim gebruik zij van de con-sideratien maakte, om vóór zij arresteerde, gewigtige veranderingen aan te brengen , springt vooral in het oog bij de artikels der Reglemeuten voor de Kerkeraden en voor de Vacaturen, de beroeping van Predikanten en de benoeming van Ouderlingen en Diakenen betreffende 2), maar is ook zigtbaar bij andere artikels van diezelfde Reglementen en van dat voor het Examen c), alsmede bij de wijziging van een artikel van het Reglement voor de We-

1

Syn. Hand. van 1854 bl. 47. De Commissie bestond uit de heeren Niermeijer, Koning en Ott.

2

T. a. pl. bl. 384, vergel. Syn. Hand. van 1852 bl. 234, — en bl. 413, vergel. Syn. Hand. van 1852 bl. 244.

G) T. a. pl. bl. 263, vergel. Syn. Hand. van 1853 bl. 208.

-ocr page 58-

54

duwen-beurs '). Ook in volgende jaren handelde de Synode evenzoo.

En hoe mimen de Provinciale Kerkbesturen het op, dat de Synode zich veroorloofde, zulke belangrijke veranderingen te maken? Protesteerden zij er eenstemming tegen, als tegen wetsovertreding? De groote meerderheid heeft bezwaar tegen den inhoud der Reglementen voor de Kerkeradeu cn voor de Vacaturen en verwerpt ze daarom s). Bij één was het echter anders er mede gelegen, bij dat van Noordbrabant, ,/hetgeen uitdrukkelijk verklaarde,quot; — gelijk de rapporterende commissie *) in 1855 aan de Synode mededeelde, — //dat de reden van zijn afwijzend votum niet gelegen was iu den inhoud dier reglementen, maar alleenlijk in den vorra, waarin die reglementen aan de stemming der provinciale kerkbesturen zijn onderworpen geworden. Het gaat namelijk, ' zoo vervolgt de commissie, //en dit te regt, uit van de stelling, dat ,/de wetgevende magt wel berust bij de //Synode, doch niet, dan met inachtneming der bepa-z/lingen van het Algemeen Reglement sub art. 61, 6i, „in verband met art. 1^, zoodat geen reglement, voor „de geheele Kerk verbindende, mag worden daargesteld ,/en uitgevaardigd, tenzij op het bij art. 62 bedoeld „voorloopiy aangenomen reglement de consideratien der ,/provinciale Kerkbesturen zijn ingewonnen, na verhoor ,/door dezen, easu quo, van de classicale vergaderingen

1) T. a. pl. bl. 431, vergel. bl. 47, 275 en Syn. Hand. van 1853 bl. 58. Onveranderd werden wijzigingen gearresteerd van art. 79, 80, Regl. van Op*, en Tncht, bl. 186, 244, 302. — en van een paar andere regie-mentcn , bl. 57.

2) Syn. Hand. van 1855 bl. 68 en Bijlage B bl. 75.

3) Rapporteur was de hoogl. Vinke; de twee andere leden waren de heer Kronenberg en de Secretaris.

-ocr page 59-

55

vcn classicale besturen.quot; Voorts is het van meening,

ydat een door eene voorgaande Synode regelmatig voor-„loopuj aangenomen reglement niet door eene volgende ,/Synode mag worden ingetrokken, of huiten behandeling ,/gesteld, dan ten gevolge ecner finale afstemming door ,/de provinciale Kerkbesturen, en dat derhalve zulk een i/voorloopig aangenomen reglement almede niet door eene „volgende Synode, eigeninagtig, zoo geheel in beginsel „en vorm mag worden veranderd , als met eene geheele //intrekking zou gelijk staan, zonder dat op zulke radikale ,/wijziging de cousideratieu der genoemde kerkbesturen , „en door dezen, des gevorderd, die der classicale ver-,/gaderingen en classicale besturen zijn ingewonnen. En dit past het genoemde kerkbestuur toe op de reglementen, van welke wij spreken. Het wijst aau, dat beide de concept-regiemeuten, na de ingewonnen cousideratieu der provinciale kerkbesturen , hoogst belangrijke veranderingen ondergaan hebben, en is van oordeel, dat zij daarom niet aan eene stemming, maar op nieuw aan de consideratien der provinciale kerkbesturen onderworpen moesten zijn geworden. 1)quot;

Men ziet, dat het Provinciaal Kerkbestuur van Noordbrabant toen, bij mindere consequentie in de toepassing, dezelfde opvatting had van art. 62, als waartoe in 1870 de heer A. van Toorenenbergeu is gekomen. Zij vond echter ook toen geeu bijval bij de rapporterende commissie, uit wier naam de Hoogleeraar \iiike zeide: „Wij meenen echter, dat deze wijze van beschouwing niet mag worden aangenomen, en wij gronden dit gevoelen deels op art, 62 van het Algemeen Reglement zelf, deels op de geschiedenis van dit artikel. Het artikel zelf zegt toch

1

T. a, pl. bl. 66 , 67.

-ocr page 60-

56

uitdrukkelijk, dat de Synode naar eicjen oordeel gebruik maakt vau de consideratien der provinciale kerkbesturen, om daarna het reglement, met de verandering er in gemaakt, andermaal aan de provinciale kerkbesturen te zenden, die er dan hunne stem over uitbrengen. Het geeft dus aan de Synode alle vrijheid, om in hare conceptreglementen, na kennisneming van de consideratien der provinciale kerkbesturen, al die veranderingen te maken, welke zij zal noodig oordeelen, en schrijft haar geenszins voor, om op hare conceptreglementen, als zij er veel in veranderd heeft, andermaal de consideratien der provinciale kerkbesturen in te winnen, maar gebiedt haar integendeel het reglement, met de veranderingen er in gemaakt, andermaal aan de provinciale kerkbesturen te zenden , opdat die er dan hunne stem over uitbrengen. De zaak is, dunkt ons, duidelijk, en het aangevoerde reeds voldoende, om onze meening te bevestigen, en die van het provinciaal kerkbestuur van Noordhrabant te wederleggen. Wij willen echter ten overvloede nog op de geschiedenis van het artikel wijzen. Wat lezen wij in het belangrijk Rapport van de Algemeene Synodale Commissie wegens hare werkzaamheden in de Handd. der Synode van 1851, bl. 64i? Zij geeft als tweede reden van het trage tot stand komen der ontworpen reglementen deze op: „dat de reglementen niet worden ,/ingevoerd, na de stemmen der provinciale kerkbesturen ,/te hebben geteld, maar na de consideratien van hen te ,/hebben ingewonnenquot;, en gaat dan dus voort. ,/Deze consideratien enz. i)quot; Daarom heeft de gezegde commissie opdat de Synode tot beter en spoediger afdoening van

1) Hetgeen hier verder volgt, tot „zonder tot vaststcllmg te kunnen gerakenwerd reeds hier boven bl. 31 medegedeeld.

-ocr page 61-

57

zaken zou komen, bijna letterlijk dat artikel aan haar voorgedragen, hetwelk in art. 63 van ons Algemeen Reglement wordt gelezen. Maar wij hebben meer dan genoeg gezegd ter weerlegging van het gevoelen van het provinciaal kerkbestuur van Noordhrabant, en vertrouwen, dat dit kerkbestuur, bij overweging van het aangevoerde, geeue zwarigheid in den vorm zou gevonden hebben, om de gezegde reglementen aan te nemen.quot;

Het gevoelen, door de Commissie weerlegd, is niet de nieuwe opvatting van art. 62 in haar geheel, maar slechts dat gedeelte er van, hetgeen belangrijke wijzigingen betreft, welke gezegd Kerkbestuur, minder consequent, nog niet altijd voor ongeoorloofd hield. Moet de Commissie daarom misschien geacht worden in te stemmen met hetgeen zij niet weerlegd heeft, dat namelijk het voorloopig aangenomeiie niet zonder de Provinciale Kerkbesturen mag ingetrokken worden? waarbij gewezen zou kunnen worden op hare woorden : //het artikel gebiedt haar het reglement, met de veranderingen er in gemaakt, andermaal aan de provinciale kerkbesturen te zenden, opdat die er dan hunne stem over uitbrengen/' Wilde men zulks uit deze woorden afleiden, men zou hun eene verdere strekking geven, dan het verband vordert. Het genoemde, dat de Commissie niet weerleide, liet zij rusten, omdat zij buitendien het aangevoerde meer dan voldoende achtte voor hetgeen zij wilde bewijzen. En reeds bij de voorstelling van hetgeen gezegd Kerkbestuur in het midden had gebragt, had zij van haar gevoelen !) doen blijken, onderscheidende tusschen de stelling, waarvan

1) Gelijk das aan dat der Synode in 1854, stemmende over verwerping of aanneming.

-ocr page 62-

58

te regt werd uitgegaan en tusschen alles, wat voorts dat Bestuur van meening was.

Geen blijk heb ik gevonden, dat de Synode !) zich niet geheel met het gevoelen harer Commissie ten aanzien van veranderen en verwerpen zou vereenigd hebben. Maar van meer beteekenis nog zijn hare handelingen, geschied, nadat zij door dit Rapport kennis droeg van de nieuwe opvatting van art. 62. Verwerpen heeft zij van hare bevoegdheid geacht, daar zij de wijzigingen van art. 12, 40 en 62 van het Algemeen Eeglement, waarover reeds de consideratien waren ingewonnen , afgekeurd heeft 1). Den volgenden dag heeft zij daarentegen een nieuw toevoegsel van art. 12b aangenomen, en toen na deliberatie goedgevonden, deze wijziging als eene verandering van de oorspronkelijk voorgestelde, moetende dienen tot een zelfde doel, aan de Provinciale Kerkbesturen toe te zenden om er hunne stem over uit te brengen 2). Om dezen vorm van behandeling stemde met het Provinciaal Kerkbestuur van Xoordbrabant slechts dat van Priesland tegen 3), wiens afgevaardigde ter Synode, behalve een der praeadviseerde leden, de eenige was geweest, die zich tegen de onmiddelijke verzending tot stemming had verklaard.

In de beide volgende jaren waren er geene voorloopig aangenomen veranderingen in artikels van Eeglementen ter tafel, maar wel in 1856 zoodanige Eeglementen. Gearresteerd werden in dit jaar de Eeglementen voor de

1

Syn. Hand. van 1855 hl. 124!.

2

bl. 132, 133.

3

Syn. Hand. van 1856 , Bijlage B bl. 31.

-ocr page 63-

59

Diakoniën, Kerkeraden, Vacaturen, voor Kerkelijk Opzigt en Tucht en voor de Algemeene Weduwenbeurs, allen met veranderingen, er in gemaakt, eerst wat den zake-lijken inhoud, dan wat de redactie aanging. In 1857 werden er Reglementen en Wijzigingen voorloopig aangenomen.

In de drie volgende jaren waren er telkens wijzigingen van artikels te arresteren, — of te verwerpen. Zoowel het een, als het ander geschiedde. Niet gearresteerd werden in 1858 de wijzigingen van art. 56c, 57 en 67 van het Algemeen Reglement, en die van art. 62 van het Reglement op het Godsdienstonderwijs !); in 1859 de wijziging van art. 50a van het Algemeen Reglement, en die van art. 49 van het Reglement op de Vacaturen 1); in 1860 de verandering van art. 23 van het Algemeen Reglement, de ainpliatie van art. -3 van het Reglement op het Hulppredikerschap, en die van art. 18 van het Reglement voor de Diakoniën 2).

Toonde dus de Synode van stonde af aan, dat zij er in de gelegenheid toe was (1S54), zich wèl bewust te zijn, nog het regt te bezitten om niet te arresteren, wat haar niet nuttig scheen j het was haar daarentegen meer, dan eens, een punt van overweging, of eene verandering, die zij in het voorloopig aangenomene bragt, ook van dien aard was, dat zij niet voorzigtig zou handelen, of zelfs hare bevoegdheid zou te buiten gaan, indien zij terstond arresteerde. Dit was in 1855 het geval, gelijk wij reeds konden opmerken, met de ampliatie van art. 12b van het Algemeen Reglement; en weder in 1859 met

1

Syn. Hand. van 1859 bl. 72 en 105.

2

Syn. Hand, van 18G0 bl. 163, 84 en 106.

-ocr page 64-

60

de ampliatie van art. 3 van het Reglement op het Hulppredikerschap, en met de verandering van art. 46 van het Eeglement op de Vacaturen !); in 1860 met de wijziging van artikel 18 van het Eeglement voor de Diako-niën 1), Terwijl in 1855 besloten was tot arresteren voorttegaan, werd in 1859 en 1860 geoordeeld, dat de veranderingen als voorloopig aangenomen moesten beschouwd worden, en er consideration op waren te vragen. Ook als het Eeglement op de benoeming van Ouderlingen en Diakenen en de beroeping van Predikanten 2), na groote veranderingen te hebben ondergaan, zou gearresteerd worden, delibereerde men eerst, zoo in 1863 4), als in 1864 •') over het geoorloofde. Beide malen rekende men er zich, even als in 1854, toe bevoegd. Het Eeglement vond noch in zijne eerste, noch in zijne tweede gedaante genoegzamen bijval bij de Kerkbesturen. Het werd telkens om den inhoud door hen niet aangenomen, met afkeuring echter in 1864 van de handelwijze der Synode niet alleen door de Provinciale Kerkbesturen van Zuid- en Noord-Holland, die daarom eerst zelfs zich van het stem-uitbrengen onthielden, maar ook door die van Overijssel, Drenthe en Limbutg 3).

• Niet onvermeld mag hier blijven, dat Diakenen van Utrecht, alsmede van Eotterdam en Vlissingen, in 1858 beweerden, dat de Synode in hetgeen zij zou arresteren,

1

Syn. Hand. van 1860 bl. 106.

2

In 1862 heette het; Regl. voor de verkiezing van kerkeraadsleden in de N. H. Kerk.

3

Syn. Hand. van 1863 , Bijl. B bL 18, en Syn. Hand. van 1865 , Bijl. B bl. 11—13.

-ocr page 65-

61

geene verandering mogt brengen, die haar niet door con-sideiatien was aan de hand gedaan. Zij meenden, dat dit het geval was geweest met het bijgevoegde tweede lid van art. 4 van het Reglement voor de Kerkeraden: ,/het getal der ouderlingen is voor het minst aan dat der diakenen gelijk.quot; De Commissie, in wier handen hunne adressen gesteld waren, herinnerde en deelde mede in haar rapport, wat het ongegronde dezer meening bewees !). De bewering zelve besprak zij niet. Vandaar, dat, toen de Synode goedvond aan adressanten te antwoorden in voege als iu het rapport was aangeduid, zij tevens op voorstel van den Secretaris met groote meerderheid van stemmen besloot er bij te voegen; ,/dat de Synode bij de finale arrestering van het Reglement voor de Kerkeraden geheel in haar regt zou zijn geweest, en getrouwelijk naar art. 62 van het Algemeen Reglement zich zou gedragen hebben ter zake het aanbrengen van de bedoelde verandering in art. 4 van het voorloopig aangenomen concept, ook al was deze bepaling in geene der bij haar ingediende consideratien bepaaldelijk opgenomen geweest 1).quot;

Eindelijk worde hier nog opgemerkt, dat steeds wat gearresteerd was, aan de stemming der Provinciale Kerkbesturen werd onderworpen, of er ook al na de voorloopige aanneming geene nadere wijziging in gebragt was, gelijk het geval was met wijzigingen in Reglementen, den 19 Julij LS54 2), en met eene invoeging in art. 21 van het Reglement op het Examen, den 13 Julij 1860

1

T. a. pl. bl. 147.

2

Syn. Hand. van 1854 bl. 37.

-ocr page 66-

62

gearresteerd. Eene stemming na de cousideratieu was dan ook het uitdrukkelijk verlangen geweest der A.lge-meene Synodale Commissie van 1850/51; en de Synode had er toe besloten 1).

Hetgeen uit het medegedeelde en daarbij opgemerkte is aftelei den, komt hoofdzakelijk hierop neder:

Van 1816 tot 1851 was in wetgeving de verhouding der Synode tot de Provinciale Kerkbesturen wettelijk, dat zij geliouden was hunne consideratien in te winnen, eer zij eenige verandering mogt brengen in het Algemeen Reglement, en evenzoo sedert 1819 in het Reglement voor de Algemeene Weduwenbeurs, zonder nogtans door deu inhoud der consideratien eenigzins in hare vrijheid van handelen belemmerd te worden ; dat zij daarentegen tot het veranderen van de overige Reglementen, zoo in hun geheel, als in enkele artikelen, en tot het maken van Verordeningen en nieuwe Reglementen mogt overgaan zonder de Provinciale Kerkbesturen er in te kennen. Feitelijk was deze de verhouding, dat zij ook ten opzigte der overige Reglementen zelden tot veranderen overging, of nieuwe Reglementen invoerde, zonder die Besturen geraadpleegd of hunne voorlichting gevraagd te hebben, ofschoon zij eerst in de laatste jaren meer bepaald op hetgeen reeds voorloopig was aangenomen, hunne consideratien inwon.

Sedert 1852 is wettelijk deze de verhouding, dat de Synode niet zonder gebruik te hebben getmiakt van het goede, dat volgens haar oordeel de consideratien der Provinciale Kerkbesturen bevatten, tot arresteren mag overgaan; en dat zij niet zonder de goedkeuring van de

1

Zie boven bl. 31 en 41.

-ocr page 67-

63

meerderlieicl of van twee derden dier Besturen het gearresteerde als wet in werking mag doen treden. — In art. 61 wordt de hoogste wetgevende magt aan do Synode toegekend onder vastgestelde waarborgen. Niet alle wetgevende magt bezit zij, maar de hoogste; niet alle Heglementen arresteert zij (stelt zij vast, art. 12a), maar de algemeen verbindende. Met de hoogste wetgevende magt bekleed , is zij tot alles bevoegd, wat daaruit voortvloeit, mits zij zich houde aan de vastgestelde bepalingen , die waarborgen zijn voor de deugdelijkheid van haar werk. Alles dus, wat in wetgeving hare vrijheid van handelen beperkt, wordt uitdrukkelijk genoemd. Duidelijk is het dan ook door de opnoeming in art 62 van hetgeen aan arresteren vooraf moet gaan, dat zij niet mag arresteren zonder eerst voorloopig te hebben aangenomen, zonder daarna het voorloopig aangenomene om consideratien aan de Provinciale Kerkbesturen te hebben toegezonden, zonder eindelijk vau deze consideratien kennis te hebben genomen en er naar eigen oordeel gebruik van te hebben gemaakt. Tot dit alles is zij gehouden ten opzigte van hetgeen zij arresteert. Maar overigens is hare vrijheid onbeperkt gebleven. Aan haar staat het te beoordeelen, of er aan eenig Reglement, aan herziening, aan verandering van artikels behoefte is, en dienovereenkomstig te besluiten, al of niet tot het ontwierpen over te gaan; voorts zelve te concipiëren, of hiertoe één of meer harer leden uit te noodigen, of het aan de Algemeene Synodale Commissie op te dragen; eindelijk het geconcipiëerde al of niet onveranderd te laten, al of niet voorloopig aan te nemen. Ofschoon niet er toe verpligt, staat het haar vrij, bij toezending van het voorloopig aangenomene tevens mede te deelen, wat haar tot aannemen deed besluiten; de toezending

-ocr page 68-

64

uit te breiden tot de Klassikale Vergaderingen ook van hetgeen niet in art. 12b daartoe is aangewezen; en bovendien nog op andere wijzen het bekend, besproken en beoordeeld worden van het voorloopig aangenomene te bevorderen. Evenzoo staat het haar vrij , kennis te nemen en naar eigen oordeel gebruik te maken van de niet in art. 12b bedoelde cousideratien der Klassikale Vergaderingen , alsmede van hetgeen op andere wijze en van elders over het voorloopig aangenomene onder hare aandacht gebragt of haar bekend wordt , door een of meer harer eigene leden, of door hare rapporterende commissie wordt geadviseerd, ^iiets van dat alles is haar verboden, zoo zij wat haar omtrent de consideratien der Provinciale Kerkbesturen is voorgeschreven, er maar niet bij verzuimt. Eu hiermede tot geene verandering verpligt, hoe sterk ook in hunne consideratien aanbevolen, zoo zij zelve haar niet nuttig oordeelt, is zij ook evenmin gehouden om onveranderd te laten , wat grooten bijval vond, zoo haar eigen oordeel er ongunstig over is Daarbij is haar de grootste en gewigtigste verandering zoomin, als de minst beteekenende verboden. Wil zij het voorloopig aangenomene arresteren, zij may, wat zij behoort te doen, zij mag het eerst zóó veranderen, dat het naar hare overtuiging waarlijk goed is. Maar naarmate die overtuiging minder met de consideratien der meeste Provinciale Kerkbesturen overeenkomt, is het natuurlijk meer waarschijnlijk, dat hetgeen zij zal arresteren, hunne goed

keuring niet zal verwerven, en zij dus te vergeefs gearbeid zal hebben.

Dat de Synode geene vrijheid of bevoegdheid zou hebben om het voorloopig aangenomene niet te arresteren , wij zagen, dat dit slechts bij voorbijzien van het verband, waarin het tweede lid van art. 62 tot het

-ocr page 69-

65

eerste staat, beweerd kan worden , omdat men dan kan meenen, dat het noodzakelijk uit den zamenhang der beide hoofddeelen van het derde lid voortvloeit; waarbij dan toch die onbevoegdheid, slechts bedektelijk te verstaan gegeven, een waarborg zou zijn, wel op zonderlinge wijze vastgesteld. Dat de vrijheid om niet anders, dan naar overtuiging, te arresteren, aan de Synode niet is ontnomen, dit is dan ook vvèl in overeenstemming met hetgeen wij straks konden opmerken: dat aan haar ook overigens groote vrijheid van handelen is gelaten, eu bepaald de vrijheid om naar overtuiging te werk te gaan door geen voorschrift is gekrenkt. Zeer naauw hangt daarbij hare bevoegdheid om te verwerpen zamen met, ja niet zonder willekeur is zij aftescheiden van hare bevoegdheid om al zulke en zoovele veranderingen aante-brengen, als zij zelve noodig oordeelt. En gelijk in dit opzigt alles aan haar oordeel wordt overgelaten, zoo wordt zij evenzeer vertrouwd in de beoordeeliug van het geheel, of het al dan niet geraden is het te arresteren; terwijl er niet van haar gevergd wordt, hetgeen ook zelden goede resultaten kan opleveren, dat zij zou verbeteren, wat haar in zijn geheel, als ontijdig of verkeerd, verwerpelijk voorkomt. Zoo moest dan ook aan de Provinciale Kerkbesturen en Klassikale Vergaderingen niet voorgeschreven worden, hunne consideratien in meerdere of mindere mate te beperken, maar mogt het hun vrijgelaten blijven om die in den ruimsten zin, zelfs tot afkeuring eu verwerping van het geheel, te geven. En eindelijk werd zoo, daar geene verpligting tot arresteren werd vastgesteld , ook de éénheid van doel der waarborgen niet ge • stoord, bepalingen immers, die de Synode om temogen arresteren moet inachtnemen, opdat wat zij zou arresteren, te waarschijnlijker iets goeds zou zijn, dat de goed-

-ocr page 70-

66

keuring der Provinciale Kerkbesturen zou kunnen wegdragen.

Indien dus de Synode zelve het akoo liet beste acht, gaat zij over tot arresteren, waarin haar al weder vrijheid is gelaten om te werk te gaan, zooals zij vooi het meest gepast houdt, of de artikelen terstond achtereenvolgens arresterende, of eerst de beginselen en hoofdzaken, daarna de bijzonderheden, eerst den zakelijken inhoud, daarna de redactie vaststellende. En nu zou het uitvaardigen kunnen volgen, indien zij daartoe niet eerst moest weten, of de Provinciale Kerkbesturen wel in genoegzaam aantal het voor. de Iverk, die zij vertegenwoordigen, weuschelijk achten, dat het gearresteerde als wet in werking treedt. Daarom heeft zij het hun toe te zenden, opdat zij er huiuie stem over uitbrengen, terwijl het haar vrijstaat '), des verkiezende, al zulke opmerkingen daarbij te voegen, als zij noodig oordeelt. Is de uitslag der stemming, dat genoemde Kerkbesturen in vereischt aantal zich voor het aannemen hebben verklaard, dan ligt hierin de laatste en gewigtigste waarborg voor de deugdelijkheid van het werk der Synode. Maar meer dan waarborg zou hun goedkeurend oordeel zijn, indien over al wat voorloopig was aangenomen, hunne beslissing gaan moest; eene daad van wetgeving zou het dan eenigzins worden, voor zoo ver zij er door tot wet zouden kunnen verheffen , wat de wetgeefster zelve eerst ja aannemelijk , maar daarna verwerpelijk had gevonden, en nu niet meer wilde. Doch niet hetgeen zij verwerpelijk , maar hetgeen zij aannemelijk acht, heeft zij aan de Provinciale Kerkbesturen te zenden , wenschende, dat deze daarover niet hun ,/Veto , maar

1) Vgl. Dr. Doedes, Kerk. Bijdr. bl. 123.

-ocr page 71-

67

hun ,/placetquot; uitsprekeu. Verklaart zich hunne meerderheid voor aannemen, of wordt, zoo het het Algemeen Reglement betreft, de toestemming van twee derden hunner, volgens de slotbepaling, verkregen, niets belet dan meer de uitvaardiging, die in naam der Synode door hare Algemeene Commissie geschiedt.

Aangaande de feitelijke verhouding der Provinciale Kerkbesturen in wetgeving gedurende de eerste jaren na 1S51, waarop hierboven onze aandacht gevestigd is geweest, mag gezegd worden, dat zij beantwoordde aan hetgeen zij volgens het Algemeen Reglement zijn moest. Heeft de Synode enkele malen van haar regt tot veranderen niet in al zijne volheid gebruik willen maken, die zelfbeperking , waarvoor zij telkens geldige reden meende te hebben, zal wel niemand haar ten kwade duiden. Werden soms door Provinciale Kerkbesturen aanmerkingen gemaakt op de belangrijkheid der gemaakte veranderin gen, zij waren ongegrond, voor zoover zij der Synode het regt er toe ontzeiden !) Want door de bepaling, dat er eene stemming dier Besturen zou plaats hebben, wa-aai de (volgende) Synodale Vergadering zou gearresteerd hebben, was de vrijheid dezer Vergadering om naar hare eigene inzigten, zoo die anders waren, dan die van de voorgaande Vergadering, te werk te gaan, geheel ongedeerd gelaten 1).

1

Zie bl. 33.

-ocr page 72-
-ocr page 73-
-ocr page 74-