CERVANTES EN ZIJN „REIS NAAR DEN PARNASSUSquot;.
Iu de Gids van Aug. 1872, blz. 363, schrijft de heer M. een paar bladzijden over mijn: Cervantes1 Reis naar den Parnassus; ik betuig ZEd. mijne erkentenis voor den dank, mij bij die gelegenheid toegebragt.
De heer M. is van meening, dat het genoemde dichtstuk vrij juist het doodvonnis van bijna alle spaansche dichters uit Cervantes' tijd zou kunnen genoemd worden. Ik echter schreef: // Blijkbaar stelt Cervantes zich ten //hoofddoel, aan Spanje's ware dichters lof en hulde te // brengen, waarin hij — zijne hem eigene toegefelijke // goedhartigheid bragt hem daartoe — zeker niet van //overdrijving is vrij te pleiten. Niet minder duidelijk «evenwel is ook zijn toeleg om de //prulpoëtenquot; die, // in zijne dagen zoo menigvuldig, èn stijl èn taal èn smaak //bedierven , nog eens — het was niet de eerste keer, dat //hij het deed — voor goed aan de kaak te stellen.quot;
Dit gezegde meen ik te moeten handhaven. Cervantes'' Viaje del Parnaso is het doodvonnis van de poëtasters, maar volstrekt niet van bijna alle spaansche dichters van zijn tijd. Veel meer dan honderd beroemde tijdgenooten worden er met eere in genoemd, bezongen liever in onmiskenbare en soms vrij hooggestemde uitdrukkingen van hulde en bewondering. Men leze slechts vooral het tweede
2
hoofdstuk. Dadr worden mannen vermeld, wier namen //aan der dichteren hemel schitterende zonnen zijn, door geen //enkele wolk verduisterd,
No hay nube que a, su sol claro deslumbre;
'/forsche geesten , die pijlen schieten en bliksems uitslinge-//ren, welke de verwaande domheid in het hart treffen; mannen, //die den regten sleutel van het geheim bezitten van met »zooveel bevalligheid en geestigheid te schrijven, dat hun //weerga op de wereld niet gevonden wordt.
Que tiene de escribir Ia Have Con gracia y agudeza en tante extreme,
Que su igual en la orbe no se sabe;
//maDnenquot;, zegt de dichter, //zóó ver boven mijnen lof // verheven, dat, al voerde ik dien op tot de hoogst mogelijke // hoogte, ik vreezen moet, hen te kwetsen door te laag te // blijven,
..........a quien temo
Agraviar en mis cortas alabanzas ,
Aunque las suha al grado mas supremo;
// dichters van den echten stempel, zóó aan Apollo ver-n knocht, zóó zich bewegend in — en gegrondvest op het // onvergankelijk schoone en waarachtig ware, dat ze staan : // onwrikbaar als hooge rotsen, te vergeefs van alle zijden //door woedende golven gebeukt; dat ze staan: krachtig // geworteld als de hooge ceders, waartegen Boreas vruch-//teloos zijn gram geweld beproeft.quot;
Ni menos a la tierra trae rendidos Los altos cedros Boreas, cuando airado Quiere humillar los mas fortalecidos.
3
Op tijdgenooten roemt Cerviiutes, die //aan Ovidius, aan quot; Virgilius, aan Homerus doen denken , dichters als reuzen , '/geesels van het poëtambre, wier namen niet dan met n gouden hoofdletteren mogen geschreven worden, en van w wie de Muzen zich zoo gaarne de vriendinnen heeten; helden, '/ duizend soldaten waard (que valdra por mil soldados), quot;die het koor der Muzen in verbazing brengenquot; (que al '/ coro de las Musas pone espanto).
Dan weder geldt het dichters, v door Tasso's geest be-'/ zield , prachtige en sterke zuilen van Apollo's zetel, schep-'/pende geniën, die in staat zijn, het. koninklijk paleis van »der dichteren god — konde het ooit in puin storten — wweder in vollen luister op te trekken ; mannen, wierroem-'/rijke gedachtenis door alle eeuwen heen bestaan zal.quot;
Siglos infïnitos durarii la memoria.
Juist het tegendeel van een zoo algemeen doodvonnis. Cervantes verklaart zeer velen onsterfelijk, en keurt het meerendeel der dichters van zijne dagen Apollo's hooge gunsten overwaardig.
De opvatting van den heer M. is dan ook niet overeenkomstig met de strekking noch met het plan van Cervantes' dichtstuk. De voornaamste bedoeling daarvan is inderdaad; lof en hulde te brengen aan Spanje's echte dichters, maar op de tweede plaats (en de tegenstelling wordt juist als middel tot het hooiddoel gebezigd) rigt hij zich tegen den allernadeeligsten invloed eener in zijn tijd zich opdringende valsche, ontaarde kunst, tegen de waanpoëten van een bastaardslag, dat hij w poëtambrequot; noemt. Dat //poëtambrequot; bestond vooral uit jonge lieden, die het er op toelegden, al wat de ouderen schreven, af te keuren en, iu stede van — wat Cervantes gebiedend vorderde —
den smaak van het volk te veredelen en het door degelijke poëzij tot het. wezenlijk ware, schoone en goede op te voeren, zichzelven en de poëzij verlaagden, taal, kunst en volk bedierven.
Het // poëtainhrequot; beraamt het vermetele plan, Apollo in zijn heiligdom te gaan bestrijden ; Apollo, daarvan niet onbewust, doet een beroep op alle ware dichters van Spanje om zich bij het aanstaande kampgevecht op den Parnassus om hem hesn te scharen. Zij komen in verbazende menigte; en het einde van de geheele geschiedenis is: de schitterende zegepraal, door Apollo en Spanje's ware dichters op het ellendig // poëtainhre quot; behaald.
Wat Cervantes' hoofdbedoeling aangaat, de spaansche letterkundigen , die ik heb kunnen raadplegen, geven mij gelijk. Ik behoef slechts te noemen ; Don Buenaventura Carlos Aribau '). Hij zegt, juist watikzeide: //Propusose //por objecto hacer el elogio de los poetas espanoles que //antonces vivian.quot; En het is er zóó ver af, dat Cervdntes het op bijna alle spaansche dichters dier dagen zou gemunt hebben, dat hij integendeel de lofredenaar wordt zelfs van mannen, die er al zeer weinig aanspraak op hadden. Als ter verontschuldiging van Cervantes zegt genoemde schrijver daarover: // hij hield ze voor verdienstelijk , //que el reputeba por buenos.quot;
Dezelfde schrijver is het met mij eens, dat, gelijk ik reeds opmerkte, Cervantes in het prijzen en roemen, zelfs ten opzigte van lofwaardiger dichters, tot overdrijving is vervallen en wel uit eene hem eigene, goedhartige toegefelijkheid , // los encomicos son en general exagerados //y propios de su natural indulgencia.quot;
De heer M. zegt: //Toen dit gedicht in 1614 ver-// scheen, maakte het weinig opgang.,r Ik kan dat echter
1) Oiras completas de Cervantes. Madrid. 1863. ïomo I, p. XJJ1I.
5
niet zoo vlot aannemen. Het; ligt toch in den aard der zaak, flat een werk, met den naam van Cervantes en in zijne laatste levensdagen uitgegeven, toen zijn roem gevestigd, en van het eerste deel van: Don Quijote met zeldzaoien spoed de eene herdruk de andere opgevolgd was, veel opgang maken moest; voor het oogenblik daargelaten , hoe het beoordeeld werd. Dat moest, mijns bedunkens, wel het geval zijn , ook vooral omdat, op weinig uitzondering na, alle toen levende spaansche dichters van eenige bekendheid er met name in vermeld werden. Zij en hunne vrienden en vijanden konden niet nalaten, dat werkje van den zoo druk besproken Cervantes te lezen. Daarenboven had het gedicht eene zeer goede aanbeveling: het verscheen met eene kerkelijke goedkeuring en was voorzien van een koninklijk privilegie, waardoor Alonso Martin het regt verkreeg, het boekje gedurende zes achtereenvolgende jaren te drukken en uit te geven. En om het ook niet slechts bij de dichters, maar in 't algemeen bij de geleerden in te leiden, had Don Augustin de Ca-sanata Rojas er eenige latijnsche regelen voor geschreven. Het hierop volgende jaar gaf Cervantes zijn: Novelas ejemplares in het licht. In de voorrede van dat werk noemt en plaatst hij op dezelfde lijn zijn: La Galatea, Don Quijote euViaje del P a r n a s o, waarvan hij zegt, dat die werken reeds de wereld door zwerven en hij voegt, zich daarover beklagend, er bij: quot; welligt zonder des //schrijvers naam.quot; Zou men hieruit niet mogen besluiten, dat zijn Via je, wat inderdaad met de andere genoemde boeken het geval was, zóó werd gezocht, dal er reeds bedriegelijke nadrukken van werden verspreid? Zeker althans is het, dat er reeds het eerste jaar na de echte, oorspronkelijke uitgave, exemplaren verhandeld werden, waarin èn het door Rojas geschrevene, èn het sonnet van
Cerv^^ntes, hand: El autor a su pluma, waarmee Je door den schrijver bezorgde uitgaaf prijkte, niet te vinden was. Even zeker ook is het, dat na het verstrijken van genoemden termijn van zes jaren al zeer spoedig een herdruk aangekondigd en verschenen is.
De meening, dat de Viaje weinig opgang maakte, grondt de heer M. hierop: n Cervantes had alles van zijn '/meesterlijk proza, niets echter van zijn gebrekkige poëzie /•/te verwachten. quot; Maar Cervantes'1 poëzij is niet gebrekkig, en vooral is dat niet het geval niet zijn: Viaje del Parnaso. Het geldt hier een sieraad, dat de Spanjaard niet gaarne uit die soort zijner litteratuur zou missen. Het is een waar kunststuk, door den gouden draad van het genie, telkens meer of minder duidelijk zigtbaar, tot een harmoniesch geheel afgewerkt. Het echt, schitterend komische neemt in Cervantes' Viaje, als in zijn Don Quijote, verbazende proportiën aan. //La gaieté de // Cervantes, gaieté homériqne, s'amuse de tous et de tout. //C'est une raillerie de cyclope en belle humeurquot; '). En Cervantes schrijft hier verzen, zooals Aribau zegt, die niet alleen de kritiek kunnen doorstaan, maar gansche reeksen komen er in voor, waarvan elk dichter, wie dan ook, gaarne het vaderschap zou overnemen. // No deja «de haber tiradas de tercetos que prohijaria cualquiera quot;sin repugnanciaquot; quot;). En Don Cayetano Alberto de la Barrera, ook een geleerde^ die gewigt in de schaal legt, noemt liet een hoog te schatten, kostbaar, geheel oorspronkelijk gedichtje, zeer te waarderen ook om stijl en versificatie, '/ estimable, preciosa poemita, realmente
Emile Chasles, Michel de Cervantes, sa vie et son temps, p. 371.
7
quot;uua obra original, muy apreciable por su estilo y //versificacionquot; ').
Ik vestig de aandacht op de door mij gespatieerde woorden: //realmente una obra original,quot; om eene onjuiste opvatting te voorkomen der volgende woorden van den heer M. ; //de vorm is aan Cesare Caporali's Viaggio //in Parnaso ontleend.quot; Ik had dat stukje nooit gelezen, maar vond liet in de Akademie-bibliotheek te Utrecht5). De beleefde Bibliothekaris had wel de goedheid, het mij ter lezing af te staan, en zoo heb ik de zekerheid verkregen, dat Cervantes van den vluggen en vloeijenden, maar hoogst onfatsoenlijken , ligtzinnigen itali-aanschen verzenmaker eigenlijk niets heeft overgenomen dan den titel of, wil men, het daarin uitgedrukte denkbeeld eener fantazie-reis naar het verblijf van Apollo. Méér kan er door Cervantes dan ook niet bedoeld wezen, toen hij zeide, den togt te ondernemen //imitando al Cesare Ca-poraliquot;1), vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat hi] met dien * korporaalquot; en //el poeton,quot; zooals hij hem noemt, niet weinig den spot drijft. Te regt zegt derhalve Gnardia, die beiden, Cervantes en Caporali, gelezen had: //Cervantes n'a guère emprunté a Cesare Caporali, poète //de Péruuse, de l'école burlesque du Berni, que le titre //de son poemequot; 2), en ik beaam het oordeel van Barrera: Cervantes' Viaje is //realmente original.quot;
Zeker, Cervantes, de uitmuntende prozaïst, heeft, wie zal het bestrijden? wel verzen geschreven, die ai vrij
Men zie over dezen: Maffei, Storiadelia letteratura Italiana, Vol. III, p. 205.
Le uuyaye au Farnasse de M, de Cervantes. Paris, 1864.
8
middelmatig waren, maar wil ne faut pas se hater de //condamner en bloc les vers de Cervantes, comme on s'ac-//corde ^ condamner ceux de Cicéron. II a eu ses jours //de bonne veinequot; '). En zulke gelukkige dagen had hij dikwijls. De bewijzen zijn voorhanden, üe Viaje del Parnaso is niet zijn eenige, zelfs niet zijn allerbeste dichtstuk. In Sedano's bloemlezing quot;') worden van Cervantes vele verzen aangetroffen , die er met eere eene plaats innemen onder de voortbrengselen van Spanje's grootste dichters. En toen in 1595 bij de plegtige heilig-verklaring van den H. Hyacinthus voor het beste gedicht een eereprijs werd uitgeloofd, heeft Cervantes dien behaald. Zijn dichtstuk werd in de kathedraal van Saragossa in 't openbaar van den kansel voorgelezen en bekroond. Ik moet er echter dadelijk bijvoegen, dat dit op verre na niet een zijner beste stukken was, en ook dat bij dien wedstrijd hem niet de sterkste mededingers in den weg stonden.
Maar toen in 1614 dergelijke feesten, op veel grooter schaal de H. Teresa ter eere door gansch Spanje werden gevierd, trad de grijsaard nog eens en voor het laatst, maar nu met Spanje's uitmuntendste dichters, moedig in het strijdperk. De door hem zoo hoog vereerde Heilige scheen hem te inspireren;
Oye mi voz canzada,
Virgen fecunda, madre veuturosa ,
Tu, que ganaste obrando Un nombre en toto el mundo.
Y un grado sin segundo
is de aanhef van dien schoonen zang. Cervantes' dichtstuk werd, met een paar andere, den eersten prijs waardig
1) J M. Guardia, a. vv. p. CLIX.
2) Parnaso Espanol.
9
gekeurd en door de beoordeelings-comraissie, waarin ook Lope de Vega zitting had, met een eerekroon voorzien, in het licht gegeven, Guardia, die anders in dergelijke lektuur niet zoo veel smaak schijnt te vinden, noemt toch dit meesteïstuk van Cervantes: w des stances remarquables //par la tendresse des sentiments et par rharmonieuse //élégance des versquot;1). Vooral ook als Cervantes zich bewoog op het veld van het komische, waren zijne verzen oorspronkelijk, levendig, krachtig, vloeijend; de beide sonetten : Al tumulo del Rei Felife II 2), en Ala intrada del duque de Medina en Cadiz ') zijn meesterstukjes '). Vele andere gedichten van Cervantes' hand, al zijn ze niet zoo bijzonder vcortreffelijk, worden nog met lof vermeld en in Spanje met genoegen gelezen. Onder de menigvuldige dichtstukken die hij, vooral in
a. w. p. XLIV.
De belagchelijke geschiedenis van wat er bij de katafalk van Philip-pus II plaats vond, staat te lezen in: Semanario pinioresco Espanol. Het komt in de hoofdzaak hierop neer: op het oogenblik, dat de plegtigheid om die katafalk heen zon aanvangen, ontstond er, onder de gezanten van vreemde hoven, twist over den voorrang, en liep zóó hoog, dat er van de plegtigheid niets kwam. De eene voor, de andere na verliet het gebouw en . . de kerk was uit. Eene gravure dier katafalk in genoemd Semanario is, volgens den eerlijken uitgever: »exactamente co-quot; piado de la curiosissima obra, titulada; Les délices d' Espagne et du •'Portugal, escrita por Don Juan Alvares de Colmenar. Leiden, 1715.quot;
10
zijn Galatea en Don Quijote, tusscben den tekst van zijn proza vlecht, is veel middelmatigs; maar er zijn ook reeksen van uitmuntende verzen onder te vinden. Zijn Canto de Caliops, schoon voornamelijk van belang voor de kennis van dichters en dichtkunde zijner dagen, heeft ook om de verzen blijvende waarde. Ook El tra to de Ar gel is een allermerkwaardigst stuk: een treffend verhaal van wat Cervantes in Algiers, met zoo vele tot slaaf gemaakte Christenen , gedurende vijf jaren te verduren had n On y trouve des situations heureuses et surtout //des peintures animées.quot; En als Saavedra — een der slaven die in het stuk optreden — zijne smeekende stem tot God verheft en den bijstand der H. Maagd inroept, dan is dat, zegt Guardia, '/exprimé en tres-beaux vers. //Le succès de cette piéce fut éclatantquot; '). Ja, gedurende drie eeuwen is reeds menig woest gemoed door dit schoone tooneelstuk tot zachten weemoed gestemd en menig zoete traan zelfs aan het ongevoeligste oog ontlokt, Treffend is de bede, hen toch niet te laten sterven in dat land der vreemdelingschap , waar hun zelfs geen Christelijke begrafenis zou vergund worden: '/ de ketenen rammelen over den grond, new terwijl allen op de knieën nedervallen, bidt Saavedra n voor allen:
Vuelve, Virgen Santisiaia Maria,
Tus ojos, que dan luz y gloria al cielo,
A los tristes que lloran noche y dia,
Y riegan con sus lagrimas el suelo,
Socorrenos, bendita Vergin pia.
Antes que este mortal corpóreo velo Guede sin alaia en esta tierra dura,
Y carezca de usada sepultura 1).
Obras complet at de Cervantes, T. Xlljp. 83.
11
Maar als er sprake is van Gervantes'1 gedichten, dan moet ook vooral genoemd worden zijn: Numancia. Emile Chasles zegt van dit drama: //Philippe II a res-//saisi la vieille Lusitanie //autrefois découpee dans le // manteau de la vieille Castille quot;; Cervantes jette alors nu //cri de triomphe, et en montrant la chute de 1'antique //Numance, il fait voir comment s'est relevée l'Espagne // moderne. Pour traduire cette pensee patriotique sur un //theatre mesquin et sans ressources, le poëte emprunte //tour a tour la pompe naturelle de la langue castillane, //si fiere et si sonore, le grand vers souple et large des //Italiens, et le moule grec de la tragédie d'Eschjlequot; '). Zelfs de strengste critici die, en zeker niet ten onregte, op gebreken en zelfs op groote gebreken van dit drama wijzen, zeggen toch eenparig, en daar komt het hier op aan, dat Cervantes er prachtige verzen in schreef. // La tragédie //Numance — n'est pas parfaite: elle a même de grands //défauts; mais elle ofi're aussi des scènes admirables, //des peintures merveilleuses de vérité et a chaque instant //des dans sublimes, de grandes idees et des vers harmo-//nieuxquot;2). En Antoine de Latour, die Cervantes' Numancia ging lezen op de plek, waar eenmaal die stad stond, zegt; '/.Te repris la route de Valence, en roulant //dans ma pensée les beaux vers de cette oeuvre unique //dans le trésor dramatique de TEspagnequot; 3).
Vanwaar dan toch , dat zulk een werk buiten Spanje niet algemeen, niet méér bekend is ? Cervantes heeft zich zei ven in de schaduw geplaatst. // L'oeuvre dramatique de Cer-
a. w. p. 220.
Revue Briitannique, 186S, No, 4 , p. 374,
Aid.
12
// vantes a presque dispara dans la gloire de son Don '/Quichottequot; '). Hetzelfde en zeer juist wordt door den heer A. S. Kok opgemerkt: quot;De roem van den drama-'/schrijver is verduisterd door den roem, dien de nooit //volprezen Don Quichote heeft verworven'quot;').
De meening, dat Cervantes' poëzij zóó gebrekkig was, dat hij daar niets van had te verwachten , kan men niet handhaven door: //zoo betuigde hem immers vrij rond //en open reeds zijn uitgever, toen hij te vergeefs iemand //zocht om zijne comedies te drukken.quot; Cervantes heeft nooit, ten minste blijkt dat nergens uit, te vergeefs een uitgever voor zijne komedies gezocht; maar wel iiad hij te vergeefs — en dat smartte hem — naar een toon eel-directeur uitgezien, die zijne stukken wilde opvoeren. De hier aangehaalde woorden van den heer M. doelen blijkbaar op een verhaal, door Cervantes zelf medegedeeld in de voorrede zijner Obras dramaticas :lt;). Het luidt aldus: //In den waan, dat de tijden nog waren als toen //mijne komedies zooveel opgang maakten, schreef ik er // weder eenige; maar ik vond geen vogeltjes in de nestjes // van het vorige jaar; ik bedoel, dat geen tooneel-directeur, // ofschoon het genoeg bekend was, dat ik die stukken gereed //had liggen, er naar kwam vragen. Maar, eens in gesprek // met een boekverkooper, vernam ik van hem , dat hij mijne // komedies wel zou willen koopen ; maar dat een tooneel-// directeur van naam hem gezegd had, dat ik van mijn //proza zeer veel, van mijne verzen echter niets te hopen //had, en, ik kom er rond vooruit, ik voelde, dat het mij
1) Revue Briitanuigue, t a p.
2) Tu zijne schoone vertaling van een van Calderons meesterstukken: Het leven een drootn , biz. 3G.
3) Obras complet as, T. X.
13
// hinderde, zóó iets te moeten hooren , en zeide bij mij zeiven : // één van beiden: of ik ben dezelfde inau niet meer, of // de tijden zijn veel verbeterd; maar het laatste zou dan //toch wel de verkeerde wereld zijn, een ieder toch zegt, // dat de vervlogen tijden veel beter waren dan die wij be-//leven.quot; Al zeer spoedig echter werd de koop gesloten, de andere pakt de komedies in en, zegt Cervantes: // el // me las pagó razonablemente; yo cog! mi dinero con // suavidad, sin tener cuenta con dimes ui diretes de re-//citantes.—Nu kunt ge, geliefde lezerquot;, zoo eindigt hij dan deze voorrede, //mijne komedies op uw gemak lezen en // beoordeelen; en bevindt gij, dat er nog al wat goeds in //gevonden wordt, zeg dan dien tooneel-directeur kwaad-//spreker, als gij hem ooit op uweu weg tegenkomt, dat // hij zijn leven beteren moet.quot;
Ik wil echter niet geacht worden, onvoorwaardelijk alle de acht hier bedoelde komedies op hoogen prijs te stellen. Waar is het, dat er geen enkele onder gevonden wordt, waarin niet de spranken van Cervantes' genie vonkelen. Maar een iiksche trek of wat, en 'nier en daar een schitterende schoonheid maakt nog ;feen goed geheel. En zoo beschouwd, zijn er twee of drie onder, waarvan men met den spaanschen beoordeelaar zeggen moet: // que alguna que // otra vez dormitaba el buen Homero.quot; Maar het gebrek is niet in de versificatie te zoeken. Ook hier schrijft Cervantes verzen, ten minste zoo goed als van anderen, die op het tooneel zoo werden toegejuicht. Te regt zegt Al-phonse Royer van deze komedies: //On reproche aux vers // de Cervantes de ne valoir pas prose. Le reproche //est juste au fond; mais.s'ils ne valent pas sa prose, .vils valent du moins les vers de beaucoup d'autres que //Ton veut placer au-dessus de luiquot; ').
1) Thédtre de Michel Cervantes. Paris , 1862. p. 6.
14
fin ook van de komedies zelve kan men gerust in het algemeen zeggen , dat die ten minste zoo goed waren als de beste welke in die dagen bij voorkeur werden vertoond. Maar de groote Lope de Vega was reeds eenige jaren te voren opgetreden en stond daar nog in al zijn kracht. Cervantes noemde hem vel monstruo de lanaturaleza.quot; Tegen dien man was Cervantes op dat gebied niet opgewassen, omdat het Lope de Vega volstrekt onverschillig was, hoe hij schreef en wat hij schreef, als er maar geld mede was te verdienen; //het volk betaalt; geeft dus het volk wat het //het liefste heeft,quot; zijn 's mans eigen woorden.
// Maar Cervantes trok hevig te velde tegen hetgeen in // de gewijde spelen aan groven wansmaak eu onzinnigheid //botvierde en wat hij eene schande voor het spaansche //volk noemtquot; ').
Eeeds jaren lang volgde Cervantes dan ook den raad, dien Sancho Panza aan Don Quijote gaf: //in 's hemels //naam, mijnheer! geef utoch nooit meer met komedianten // af.quot; Maar hij liet daarom niet na, met ai de kracht die in hem was, tegen den wansmaak te ijveren; en gaf daarbij lessen en wenken, ook nog in onze dagen zeer behartigenswaardig. Hij zegt: // De blijspelen, die thans worden vertoond, de verdichte zoowel als de historische, zijn onzin en zotheden, waaraan kop noch staart te vinden is. En met dat al stroomt het volk naar de komedie en klapt in de handen. En de dichters, die zulke stukken schrijven, zoowel als de komedianten, die ze opvoeren, durven u zeggen, dat ze juist zóó en niet anders moeten zijn, omdat het volk ze zóó en niet anders begeert, en zij het veel verkieslijker vinden, grof geld te verdienen
dan den lof van een paar geleerden in te oogsten.....
// Ik herinner mij, eens tot eeu dier on verbeterlijken gezegd
1) A. S. Kok, Ret leven een droom, blü. 64.
15
// te hebben : kunt ge u niet meer te binnen brengen, dat, nog maar weinige jaren geleden, drie drama's, volgens de regelen der kunst geschreven, in Spanje werden opgevoerd, en ook bij het volk zoo algemeen bijval vonden, dat met die drie stukken veel meer geld verdiend werd, dan met dertig van de beste die men tegenwoordig vertoont? Ik begrijp, antwoordde mij die tooneel-directeur, dat nwe genade bedoelt: La Isabe 1 a, La Fi 1 is en La A1 e-jandra. ') Juist, was mijn antwoord. En zijn dat geen meesterstukken, die in alle opzigten de kritiek kunnen doorstaan ? Men geve dus niet aan het volk de schuld; dat vraagt geen bedorven eten; maar men wijte het den dichters en tooneelspelers, die den smaak bederven en geen gezonden kost weten voor te dienen. En is niet hetzelfde gebeurd met: La ingratitud vengada ), met Nu-mancia1'), met El mercader amante^), met La enemiga favorable')? En zijn dat geen stukken, die den schrijvers onyergankelijken roem en den tooneelisten
veel geld hebben bezorgd ?.....De komedie behoort te
zijn: een spiegel des menschelijken levens, een voorbeeld van goede zeden en het toonbeeld der waarheid. Maar wat zijn ze, die men thans opvoert? Spiegels van dwaasheden, voorbeelden van domme zotheid, toonbeelden van wulpsche ongebondenheid fi)......Kan men grooter dwaasheid uitdenken dan- dat een kind, in het eerste tooneel van het eerste bedrijf nog in de windsels, in het tweede
Van de gebroeders Lupercio eo Leonardo de Areensoia.
16
// optreedt met een fermen baard om de kin ? Is het geen dwaasheid, een afgeleefden grijsaard als een dappere held en een flinken jongman als een lafaard te laten handelen; een lakei als een beredeneerd man, en een paadje a!s een goeden raadgever voor te stellen? Geeft het pas, van een koning een zakkendrager te maken en eene prinses den rang van schoonmaakster te geven? Hebben wij niet blijspelen zien opvoeren, waarvan het eerste bedrijf begon in Europa, het tweede werd voortgezet in Azië en het derde in Afrika eindigde? Jammer dat het vierde ontbrak: dat had anders gevoegelijk in Amerika kunnen geplaatst worden, en men had in ééns alle vier de werelddeelen
kunnen bezoeken ....... Is het geen stuitende onzin,
koning Pepijn of Karei den Groote de daden van keizer He-raclius te zien verrigten ? Keizer Heraclius, met, het kruis in de hand, zegevierend Jerusalem te zien intrekken en Godfried van Bouillon niet eens te hooren noemen ? . . . . en om nu op de godsdienstige blijspelen — comedias divinas — te komen, hoeveel wonderen worden daarin verdicht, hoeveel zaken, geheel verkeerd begrepen en zonder waarmerk van het bevoegde gezag, worden daarin opge-discht? Hoeveel wonderwerken van den eenen heilige aan den andere toegeschreven! Zelfs ontziet men zich niet, zonder den minsten eerbied of ontzag, in de meest alle-daagsche zaken des menschelijken levens het heilige te mengen om het volk te verbazen en naar den schouwburg te lokken .... Het ongelukkigste nog is, dat er weetnieten ger.oeg zijn die zeggen: dat hierbij geen kieskeurigheid te pas komt, dat de blijsjjelen worden opgevoerd om het volk vrolijk en aangenaam bezig te houden en dit doel volkomen bereikt wordt. Maar ik zeg, dat dit doel oneindig veel beter zal bereikt worden door goede blijspelen dan
17
'/ door slechte; want na een goed, volgens de voorschriften dei-kunst, vervaardigd tooneelstuk gehoord te hebben, moet de toeschouwer huiswaarts keeren, opgevrolijkt door de scherts, onderrigt door het ernstige, verrukt door de ontknooping, opgescherpt door de redeneringen, waakzaam geworden tegen listen, verstandiger door de voorbeelden, met haat tegen de ondeugd en met liefde voor de deugd bezield. En alleen door goede tooneelstukken, nimmer door zulke als thans worden opgevoerd, kan dit doel bereikt wordenquot;1).
Maar nu kan ik niet beamen: // Cervantes misduidde, //met minder recht, 't den tooneelspelers, zijne rollen niet //te willen vervullen.quot; Waren die tooneelspelers in hun regt met slechts daarvoor te zorgen, dat zij het meeste geld verdienden, dan was Cervantes minder in zijn regt om van hen te vorderen, dat zijne stukken zouden worden opgevoerd; maar was Cervantes in zijn regt — en wie kan hem dat betwisten? — te verlangen, niet den wansmaak te bevorderen, maar de tooneelspelen te doen dienen ook tot verbetering, beschaving. veredeling van het volk en tot luister van Spanjes litteratuur, dan had hij het regt, er zich over te beklagen, dat men zijne rollen niet wilde vervullen.
Gaarne zal ik van het later bijvoegsel van Cervantes' reis datgene waarop boven aangehaald gezegde betrekking heeft, //welk gedeelte de heer Putman echter niet heeft // opgenomen,quot; hier mededeelen. Ook hieruit blijkt, dat Cervantes niet te vergeefs een uitgever had gezocht, maar wel te vergeefs een tooneel-directeur die zijne stukken wilde opvoeren. Cervantes is aan 't woord:
'/Pancracio. Uwe genade, mijnheer Cervantes! moet weten, dat ik door Apollo's goedheid dichter ben, ten
Gegroepeerd nit Don Quijote, Parte primera, Cap. XLVIII.
18
minste, dat. ik zeer verlang, het te zijn, en dat mijn naam is: Pancracio de Roncesvalles.
Miguel. Dat zou ik nooit geloofd hebben, mdien ik het niet uit uw eigen mond vernam.
Pan. He! en waarom zou uwe genade dat niet geloofd hebben ?
Mig. Omdat het inderdaad wel een wonder is, een dichter te ontmoeten, zoo keurig netjes gekleed als gij zijt; dichters toch zweven steeds zoo hoog boven al het aardsche, dat die zorg voor het ligchaain geheel vergeten wordt. »Ik, mijnheer!quot; was zijn antwoord, //ik ben jong, ik ben rijk, // en ik ben verliefd! En dat is de reden, dat die onver-// schillige achteloosheid, die de poëzij steeds vergezelt, op // mij volstrekt geen vat heeft: de jeugd geeft mij energie , // rijkdom stelt mij in staat, dat te toonen , terwijl de liefde // mij aanzet nooit slordig voor den dag te komen.quot; //Dan hebt quot; a ij was hi ij11 antwoord, // reeds drie vierden afgelegd van //den weg, die naar den Parnassus voert.quot;
Pan. Hoe meent gij dat?
Mig. Wel! jeugd en liefde zijn des dichters vleugelen, en rijkdom doet onbekrompen en onbekommerd leven; terwijl de arme dichter een goed deel zijner schoonste gedachten en goddelijke scheppingen weer verliest door de angstige zorg, die hem bevangt voor het dagelijksch brood. Maar, zeg mij eens: welk poëtiesch geregt smaakt u het best, of wat lust gij het liefst ? Waarop hij mij antwoordde: // ik begrijp dat niet; poëtiesch geregt.quot;
Mig. Ik bedoel: tot welke soort van poëzij gij u het meest voelt aangetrokken, tot het lyrische, het heroïsche of het komischequot;? Elke soort kan mij bevallen,quot; was zijn wederwoord; //maar het liefst toch beweeg ik mij op ko-/ymiesch gebied.quot;
19
Mig. Zoodat gi} dan zeker wel eenige koinedies zult geschreven hebben ?
Pan. Heel veel; ééne slechts werd opgevoerd.
M i g. En beviel die nog al ?
Pan. Aan het volk niet.
M i g. Aan de geleerden dan ?
Pan. Ook niet.
M i g. En hoe kwam dat ?
Pan. Het stuk was, zoo luidde hun verwijt, lang wij lig in redeneringen, gebrekkig van versifikatie en vervelend flaauw in vinding. '/Dat zijn dan ook,quot; voegde ik hem toe, '/gebreken, die zelfs de komedies van Plautuszouden bedor-// ven hebben.quot; //Maar,quot; was daarop zijn antwoord, //^ij waren // niet bevoegd, er over te oordeelen; want het was een ge-//schreeuw en gefluit, dat hooren en zien verging, en het h stuk niet eens ten einde toe kon worden afgespeeld. En //toch, de directeur deed het den volgenden dag weder op-// voeren ; maar ja wel, er verscheen geen vijf man.quot; // Geloof // mij zeide ik, // het is met de komedies als met de schoon-//heden; zij hebben haar tijd, en er is evenveel geluk als //wijsheid noodig, om eene komedie bijval te doen vinden; // te Madrid heb ik stukken hooren uitfluiten , die te Toledo //bekroond werden; laat u daarom door dit eerste ongeluk //niet afschrikken, ga voort met komedies te schrijven; den //een of anderen tijd, als gij er misschien het minst aan // denkt, verwerft gij er roem en geld mede.quot; '/Geld,quot; was het antwoord, //daar vraag ik niet naar; roem is het wat ik //zoek. Het is toch waarlijk geen versmadelijk genoegen, // een verbazende menigte vrolijk eu opgeruimd huiswaarts // te zien gaan, die dan den dichter, welke intusschen aan // de deur van den schouwburg heeft post gevat, van alle zijden //haar juichende gelukwenschen toe wuift.quot; //Het heeft,quot; merkte ik op, // ook eene keerzijde; het wil wat zeggen,
'20
»als de dichter naauwelijks aangezien wordt, niet weet, zich /' spoedig en ver genoeg uit de voeten te maken, en de n komedianten verbluft en met beschaamde gezigten voor // zich blijven staan kijken !quot; //Maar gij, mijnheer Cervantes!quot; hernam hij, //hebt gij nimmer het tooneel betreden? Hebt //gij geene komedies gesclireven?quot; //In menigte ,' was mijn antwoord, // en, waren het niet de mijne, ik zou ze hoogelijk //prijzen, als daar zijn : Los Tra t os de A r ge 1, La //Numancia, La gr a a Turquesca, La Bat alia //naval, La Jerusalen, La Amaranta 6 la del //Mayo, El Bosque amoroso. La unica y la bi-//zarra Ars in da, en een menigte andere, die ik mij niet //eens meer herinner; maar welke ik onder alle het meeste //acht, die ik het hoogst schat, is: La Con fu sa, en, men // veroorlove mij, dat te zeggen, die is eene eereplaats waardig, //onder de beste komedies van mantel en degen (de capa //y espada) die tot op den huidigen dag zijn opgevoerd.quot;
P a n. Maar heeft uwe genade er nog niet eenige gereed ?
Mig. Zes, met zooveel tusschen-spelen (entremeses).
Pan. En waarom worden die niet vertoona?
Mig. Omdat de tooneel-directeuren er mij niet om komen vragen, en ik er hen niet mede naloop.
Pan. Welligt weten zij niet, dat uwe genade die gereed heeft liggen?
Mig. Dat weten zij zeer goed; maar zij hebben hun wittebroods-dichters, zij varen daar wel bij, en vragen niet naar roggebrood. Maar ik ben thans van plan om die komedies met de tusschen-spelen te laten drukken; dan kan een ieder ze op zijn gemak beoordeelen, en de schoonheden, die bij het spelen vaak onbegrepen voorbijgaan, bedaard opmerken en op prijs stellen; en, wat zal ik u zeggen? het is voor het overige met die zaken als met de liedjes: zij hebben ook al hun tijd.
21
Bijna drie eeuwen zijn voorbijgegaan, sinds Cervantes en Lope de Vega als tooneelsclirijvers in het strijdperk tegenover elkander stonden ; Cervantes bewondert den tegenstander, maar verwijt hem het onedel gebruik, dat hij van zijn wapen maakt; //ii exalte son génie dramatique //et blame l'usage qu'il en fait.quot; En, schoon met spijt in het hart, inaakt hij eene ridderlijke buiging en verlaat het strijdperk; //malgré son depit, il s'incline devant ce // roi de la monarchie cotnique, et se retire de la lice.' Dit was in 1588, en La Confusa het laatste stuk vaii^ Cervantes' hand dat gedurende zijn leven werd opgevoerd. // Le peuple ne voulait plus que du Lope, et dans son //ingratitude habituelle il tournait le dos au pauvre Cer-//vantes et a, ses vingt ou trente comedies1'' '). In 1615, één jaar voor zijn dood, geeft Cervantes zijne komedies in druk, //et laisse ii, la postérité le soin de les juger. //Or, cette sentence qu'il attend, c'est Lope de Vega qui // la portera. Le lendemain de la mort de Cervantes, Lope //lui emprunta plusieurs de ses pieces, entre autres les // Captifs d'Alger. Ce fut une manière de lui rendre //justicequot;3). En tegenwoordig ? Al die komedies van Lope de Vega die het volk wèl wilde, zijn reeds lang vergeten; die van Cervantes, die het volk niet wilde, werden van tijd tot tijd herdrukt (in 1864' nog in eene prachtuitgave) , door de geleerden in Spanje nog met genoegen gelezen en in het. buitenland door mannen van letterkundigen roem met zorg in hunne taal overgebragt. En nog in onze .eeuw, // pendant le siege de Saragosse par les //Francais, la Nu ma nee de Cervantes fut jouée devant // les assiégés. Les spectateurs étaient des héros, lis applau-
Thédtrc de Michel Cervantes par Alphonsc Royer, p. 10.
22
wdirent avec feu, et au sortir de ce spectacle, ils allèrent //faire ce qu'ils avaient vu, acteurs sublimes dans un '/drame terrible. On sait leur conduite, qui rendit Sara-wgosse égale a, Numance. Et c'est ainsi que le nom // de Cervantes s'est mêlé a ce patriotique épisode de la //guerre de Tindépendance^ ').
Lope de Yega schreef zijne beste stukken na Cervantes' dood. Toen deze stierf, was Calderon 16 jaar oud; Moreto, Tirso de Molina, Rojas, Solis enz. traden nog eenige jaren later op, en lieten Cervantes' tijdgenooten ver achter zich, zoodat // de meeste standaardwerken van //stijl en taal en gelukkige opvattingquot; — altijd met uitzondering van het nooit geëvenaard proza van de H. Teresa en van Cervantes — tot het midden der zeventiende eeuw behooren.
En nu nog een woord — ook naar aanleiding van wat de heer M. schreef — over Cervantes zeiven. Hij werd in 1547 te Alcala de Henares geboren, en in '68 vinden wij hem als student te Madrid. Hij woonde de lessen bij van Juan Lopez de Hoyos. Deze geleerde, die Cervantes zijn // caro y amado discipuloquot; noemde, was door het stedelijk bestuur van Madrid belast met, het schrijven der geschiedenis van den pas gestorven prins Don Carlos, en kwam daardoor in kennis met Julius Aguaviva, den gezant, door Paus Pius V in die dagen met brieven van rouwbeklag uit Eorne naar Madrid gezonden. Door den meester kwam ook de leerling in aanraking met Aguaviva, die, //virtuoso y de muchas letras,quot; Cervuntes dadelijk aan jsich verbond en bij zijn spoedig daarop gevolgd
}) Le voyage nu Fnrnassp de Michel de Cervantes par J. M. Gnardia, p. XXVII.
23
vertrek naar Rome den jongen edelman // en clase de quot;camareroquot; met 7,icli nam. Te Rome teruggekeerd, quot;srord Aguaviva kardinaal, en Cerviintes bleef bij hem tot '71, toen hij de wapenen opvatte en zich in den slag van Le-panto zoo onderscheidde '). Na dat zeegevecht bleef Cervantes — van zijne wonden geheel hersteld, met verlies echter van den linkerarm — in dienst van DonJuan, trok een groot gedeelte van Italië rond en was in'75 te Napels, waar Don .Taan toen verbleef, teruggekeerd. Nu vroeg en kreeg hij zijn paspoort. Don.Tuan, die hem persoonlijk kende, gaf hem buitengewone aanbevelings-brieven mede voor koning Philips II. ^ol levenslust en vreugde nam Cervantes de reis aan; een schoone toekomst, meende hij , lag vóór hem: maar in het gezigt van het dierbaar vaderland. op de spaansche kusten, werd het koopvaardijscheepje '/el Solquot;, waarop hij zich als passagier had begeven, door zeeroovers buit gemaakt, en Cervantes met de gansche bemanning te Algiers opgebragt en als slaaf verkocht. De schoone aanbevelingsbrieven, die hij zorgvuldig had weten te bewaren, vergrootten nu zijn ongeluk: ze werden hem later ontnomen, en men verkreeg er de zekerheid door, dat men met geen alledaagsch man te doen had. Vandaar de buitengewoon hooge som, voor zijne in-vrij-heidstelling geëischt, en de telkens onderbrokene en telkens weder aangeknoopte onderhandelingen daarover; •waarbij ook telkens Azan Baxa, zoo heette Cervantes' eigenaar, zijne eischen hooger stelde, tot eindelijk zijn laatste woord was: //costo su rescate 500 escudos de oro en oro quot;de Espana, porquesinó, le anviaba a Constautinoplaquot; 3). Door Juan Gil, priester van de orde der Trinitarii, die
1) Zie Crrvfinles reis vanr den Parnnssvs, hlz. 21.
2) Crónica de los Cnrvanliiias. Cadi/. Num. de Setiembre de 1872, p. 1S5.
24
zich ten hoofddoel stelden, christen-slaven vrij te koopen, werd Cervantes voor dien prijs aan zich zeiven terug gegeven. En toen hij na een bijna duldeloos vijfjarig lijden, manmoedig doorgestaan, in het vaderland terugkeerde (1580), stonden koning Philips' legerscharen gereed , een inval in Portugal te doen ; dadelijk sloot Cervantes zich daar bij aan: het gemis van den linker- belette hem niet, het vaderland den regter-arm aan te bieden , die, door het dragen der kluisters gestaald, kracht genoeg bezat om den degen te voeren. //Se resolvió sin tardanza, no embargante su //manquedad, a ofrecer su diestra, que vigorosa todavia //y encallecida por los hierros, podia muy bien esgrimir la // espada).
De veldtogten van 1581 tot '83, ook de zeeslag in de wateren van het eiland St. Michiel, werden door Cervantes meegemaakt. In '83 keerde hij voor goed in het vaderland terug, hing nu het zwaard in zijn wapenrek en vatte de pen op, die hij niet meer nederlegde, maar welke de dood hem uit de hand nam. Reeds in het begin van het volgende jaar verscheen zijn eerste werk (van eenige gelegenheids-stukjes, in zijn studentenjaren geschreven, is niets noemenswaardigs te regt gekomen): La Galatea en vervolgens, onder meer, een twintig- of dertigtal komedies, totdat hij door Lope de Vega van het tooneel werd gedrongen. Na nu eerst nog, namens den koning, eene belangrijke zending aan de Afrikaansche kusten vol-bragt te hebben, verzocht en kreeg Cervantes op de eerste aanvraag het ambt — dat het zoo sober was, blijkt mij nergens uit — hetwelk hem in de gevangenis bragt te Sevilla in Andaluzië. Hij moest daar zekere belastingen innen, op een anderen ti jd weer medewerken voor de pro-
1) B. C. Aribau , Obras, p. 26.
25
vianderiug der oorlogsvloot '), en had de goedhartige onvoorzigtigheid , een paar duizend realen van 's lands geld aan een valschen vriend ter hand te stellen, die hem beloofde , die som bij zijne aankomst te Madrid aan het hoofdkantoor te zullen storten. Ongelukkigerwijze was het dien man door het hoofd gegaan, dat geld daar tlf te geven , en had dat, na verloop van eenigen tijd, tengevolge, dat Cervantes werd gevangen gezet en eindelijk te Madrid moest verschijnen, om zich te verantwoorden. Daar werd de zaak al zeer spoedig in 't reine gebragt, en hij vertrok, na een horgtogt te hebben gelaten, als eerlijk man weer naar Sevilla 1). Dat deze levenswijs hem echter verdroot, omdat de uitoefening van dit ambt voor zulk een man ondragelijk lastig was, blijkt onder anderen ook hieruit, dat hij meermalen en met zooveel klem — maar steeds te vergeefs — een ambt in Amerika verzocht, bereid, het dierbare vaderland te verlaten en op zijne jaren nog het geluk in de nieuwe wereld te gaan beproeven. Het schijnt echter, dat hij in den regel vrolijk leefde; overal waar hij kwam, was hij de vriend van kunstenaars en geleerden, in kennis met alle voorname mannen, lid van alle geleerde genootschappen en daarvan de ziel en het leven, zooals genoeg, schoon slechts ter loops, blijkt uit geschriften van die dagen. In zijn ouderdom zeide hij nog; «liet // is voor de dichters zoo genoegelijk, aan den haard van //vreemden mee gastvrij aan te zitten. Zij denken er niet // aan, schatten te vergaderen of eereposten na te jagen.
Te Sevilla was hij met ter woon gevestigd ; maar moest — zijn ambt bragt dat mee — van tijd tot tijd elders verblijven.
„ Den oorlog beweenende of de liefde bezingende, gaan zij wals in een zoeien droom bet leven door, en zoo vliegt voor ff hen, als voor den vrolijken speler, de tijd daar henen.
Llorando guerras , o cantando amores La vida como en sueno se les pasa,
O como suele el tiempo a jugadores.
Maar, ging bij dan ook al gebukt, onder den last van de voor hem zoo onaangename betrekking, bij liet daarom niet na, te schrijven, veel te schrijven. Het is waar wat Émile Chasles zegt: // Son oeuvre inégale, variée, originale, // est un monde. II a compose une quarantaine de pièces /, de theatre, et fondé, chemiu faisant, la scène espagnole; //il a écrit des pastorales, un roman de chevalerie, des // contes d amour, des apologues satiriques, des poésies sans quot;iiombre et tant d'oeuvres fugitives, tant de romances, „ qu'il a peine a se les rappeler. II rencontre en voyage „Ses modèles, il les peint d'une main légere, puis il entre //chez un ami, lui lit ses pages toutes fraiches et n'y quot;pense plus.quot; Het was geen grootspraak van Cervantes, toen hij zei de:
Yo he compuesto romances infinites.
Spaansche geschiedschrijvers volgen Cervantes van 1588 af, jaar voor jaar op den voet, tot bet einde van 98; maar dan verdwijnt bij spoorloos uit bun oog en wordt eerst teruggevonden in Februari] 1603 te Valladolid, waar toen bet bof verblijf hield. En indien bet waar is, dat bij andermaal in hechtenis raakte en er het eerste gedeelte van zijn Don Quijote schreef, moet dat in dien tus-schentijd gebeurd zijn, en wel in het dorp Argamasilla de Alba in La Mancha. Daar, en in de omstreken , woonden
27
vele en zeer aanzienlijke leden van zijne farailie. Daar ook wijst men een gebouw aan , dat toen zijne gevangenis zou geweest zijn. waar bij namelijk, zoo verbaalt men, werd opgesloten, ómdat hij tot nadeel en ongerief van vele • landbouwers een kleine rivier, uit het. gebergte stroomend, door doorgraving van een paar akkers land, een' anderen loop bad weten te geven ten nutte van een zwavel fabriek en kruitmolen, waaruit ook hij voordeel trok. Dit geheele verhaal echter berust alleen op algemeen verspreide en immer in stand geblevene volkstraditiën ; andere bepaalde geschiedkundige gronden zijn daarvoor niet te vinden; // tradicioneszegt de geschiedschrijver De la Barrera, quot;que, quot; si bien generales yconstantes, no se apoyan en documen-quot; tos cotiocidos.quot;
Het hof vertrok van Valladolid naar Madrid. Cervantes volgde en gaf daar in 1605, bij Juan de la Cuesta, het eerste gedeelte van zijn Don Quijote in bet licht. Dit meesterstuk werd door den tijdgenoot ontvangen met den bijval dien bet verdiende; nog in datzelfde jaar werd het viermaal herdrukt: /'fue recebido por el //publico con el aplauso que merecia, como que en el //primer ano salieron cuatro ediciones.Bijna tien jaar later gaf Avellaneda, met denzelfden titel, een vervolg en slot uit van dat onnavolgbaar scboone werk, waarin hij Cervantes op het grievendste gesmaad heeft. Waarschijnlijk was deze toen met bet schrijven van het tweede gedeelte tot Cap. LIX gevorderd; daar ten minste spreekt hij het eerst van dien vijandiger, man, en wel; //con el //desden que su resentimiento le inspiraba.quot; Cervantes was in zijne eer aangetast; maar de edelman vergat zichzelven niet; dat deed hij nooit; hij beantwoordde Avellaneda met ernst en waardigheid, //en los terminos de la modestia.1 En met onverdroten ijver bleef hij met de pen aan Spanjequot;s
28
roem medewerken, maar, zonder juist gebrek te lijden aan het noodige , waarvoor zijn vele hooggeplaatste vrienden zorgden, was en bleef hij altijd arm en wel door eigen schuld1). Zeer juist immers zegt Chasles: //C etait une ame //désintéressée ; il manqua toujours de savoir-faire et ne sut® //lirer parti ni de ses campagnes, ni de ses chefs-d'oeuvre.quot;
In 15S4 trad hij te Esquivivas in het huwelijk met Dona Catalina de Salazar j Palacios, even als hij, uit een oud adellijk geslacht gesproten. Zij bragt hem, onder anderen, tot hruidsgoed aan: een groot, prachtig huis met eenige akkers land er om heen, door olijfboomen en wijnstokken omzoomd. Van Cervantes1 vaste goederen werd nooit iets te gelde gemaakt; alles is van den een op den ander door erfenis overgegaan en in de familie gebleven tot op het einde der vorige eeuw, toen Catalina's laatste bloedverwant uit het geslacht der Quijadas, goever-neur van den prins van Asturië, later koning Ferdinand VII, zonder nakomeling stierf. //No debió Cervantes // hallarse nunca en extrema escaces de recursos, de que no // vendiesen nada .... que lo han venido poseyendo hasia // fines del siglo anterior, en que falleció el ultimo Quijadaquot; 2). Op dat bevallig buiten, in dat groote, prachtige huis (grande y hermosa casa) bragt Cervantes de eerste jaren van zijn huwelijk door. Later ging hij er met zijne vrouw niet zelden eenige dagen in den kring harer familie verwijlen , om er het wisselend gewoel der hofstad te outvlugten.
Por huir de la corte el vario estruendo.
]) Men zie daarover blz. 63 van; Cervdvles* reis naar dm Parnassus.
Crónica, Num. ilc Octubrc fS72.
29
Dit was nog het, geval in de eerste dagen van de maand waarin hij stierf. Hij leed aan hydropisie. En hetzij men , toen de zielcte eene gunstige wending nam , werkelijk de hoop koesterde, den beroemden man nog eenigen tijd te behouden, of dat het was: // la ultima receta de //los medicos que pierden toda esperanza, quot; de geneesheeren rieden hem de buitenlucht aan. Daar werd gevolg aan gegeven. Hij vertrok naar Esquivias, maar vond er geen baat en keerde binnen weinige dagen naar Madrid terug. Een paar vrienden vergezelden hem op die reis; zooals het den hidalgo voegt, waren zij op flinke paarden gezeten, en, als mannen //de capa y espadaquot; hing de degen aan den sierlijken gordelriem. Op weg was hij nog regt vrolijk en opgeruimd; zijn geestige scherts, bij de kluchtige ontmoeting van een jong student, deed nog zijne vrienden hartelijk lagchen. In Madrid teruggekeerd, legde hij nog de laatste hand aan zijn Persiles en schreef er het paar bladzijden vóór, waaruit ik deze bijzonderheden ontleen. Hij stierf den 2311 April 1616'). Zijn trouwe gade, die 32 jaren lief en leed met hem had gedeeld en bij al zijn reizen en trekken nimmer van zijne zijde was geweken , sloot hem de oogen, terwijl hare familie biddend en schreijend om den geliefden doode lag neergeknield. Zijn vriend, de licenciaat Francisco Marquez de Torres2), kapellaan van den prins-aartsbisschop van Toledo — dezelfde, die hem met eenige fransche edelen eenigen tijd te voren nog een bezoek bragt — had hem de HH. Sa-kramenten toegediend. Een ander vriend, de priester en licenciaat Francisco Nunez, die naast hem woonde, regelde zijne tijdelijke zaken, en de geestelijken van de orde der
1) Shakespeare overleed in hetzelfde jaar en in dezelfde maand maar niet op denzelfden dflg. Zie: Cervantes' reis naar den Parnassust blz, 21.
2) Zie a. w. blz. 64.
SO
Tertiarissen zorgden voor de begrafenis, die op echt godsdien -stige wijze en met verschuldigd eerbetoon — zonder eenige praal of pracht — plaats had n en la iglesia de las Mon-//jas Trinitarias'). In die kerk had Cervantes, eeuige jaren vroeger, zijn eenig kind, zijne geliefde Isabella, toen zij den sluijer aannam, aan de hand voor het altaar geleid; daar had hij zelf de plaats aangewezen, waar hij wilde rusten; aan die kerk grensde Isabella's klooster, djMrzou zij nog 's vaders graf bewaken.
Een middelmatig dichter stelde een grafschrift op; het is bewaard gebleven, omdat het Cervantes geldt, niet om innerlijke waarde; maar onder de toen meest beroemde mannen werd er geen enkele gevonden die een handvol bloemen over had, om op zijn nederig graf te strooijen. // Los grandes ingenios no tuvieron una flor para su //humilde tumba.quot;
De twee groote schilders — beide ook vermaarde dichters — Francisco Pacheco en Juan de Jauregui hebben elk een portret van hunnen vriend naar het leven geschilderd. Dat van Jauregui's penseél is nog aanwezig, en de prachtige staalgravure, daarnaar genomen, komt sprekend juist overeen met de beschrijving, die Cervantes in een zijner werken van zijn eigen persoon geeft. Het huis, waarin de wereldberoemde man stierf, was het eigendom van een der stadspastoors, en staat (het heeft maar eenige verandering ondergaan) in de Leeuwenstraat op den hoek van de fransche — thans de Cervantes'-straat. In den gevel prijkt de marmeren buste en op het plein voor 's konings paleis het bronzen standbeeld van:
El Principe de los ingenios Espaaoles, Miguel de Cervantes Saavedra.
Utrecht. J. J. PüïjiiN.
1) Op blz. 21 van: Cervantes reis naar den Parnassus, staat verkeerdelijk : « hunne kloosterkerk.quot;