oct* 6813
BE A F WAT F; !M NO IN TWEN THE.
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
!
i
OVER DEX TEGENWOORDIGENT TOESTAND
DKK
KN
OVER ÜE MIDDELEN OM DIE TE VERBETEREN,
OPGEMAAKT NAAR UK MKT IN'GEN VAN 186!)--1871, DIE OP IAST
VAN DE STATEN VAN OVERIJSSEL ZIJN GESCHIED,
DOOI!
OEURUKT TE ZWOLLE, BI.I
lil,-iil/.
I. KOKTK O.MSCIl li I..I Vl Nü I)11! I,A \ DS'l'lt KF.K'.
§ 1. Grouzim c.u stroomgebied..................... 1
•i i'. A ooi'iiH^uusic « atermi....................................•gt;
gt;'■ 0■ Luuuiivlonijing dor stroomgebicdou............. j.
v i'. \uluui'ljjkc tocstiuulini dc.r stroomgebieden..... !■
i'. I J/.iniXüEX , r\ IIKT STKLSKt TAX A I'\V Aïll 1( 1 \G OK-BttAGT, UOOU DKN AANLEG VANquot; KAXAI.KX N'A 1851.
^ 5. Op de \ oclii............................. j;
G. Op de I!egge.............................. -
5- /. J'oor liet Ivitiiiuil imaj' Almelo................ s
^ S. j)oor liet kaujuii uaar de Veelil ... .......... ll)
§ (gt;!gt; de jgt;elii|)bcel; eu Buurscrbcek............. Ll
^ 10. [n (!(; kom van Almelo eu \ ney.euveeii........ 1;,'
i:i. VOKDIXO DEK 'J'V, JiNXWCin; WAT Kit KX : IXVUiKU VAX OXX-(gt; i X X FX (J E N EN liKUOl'Wl Nd OL' DKX 'J'O EST.VN I) DKIl AF-WATKUIXG.
^IL. \ ocdiug dor riricroi! c.ii bc.c.lviwi.............. [ -
$ L-.\ Invloed der bobuuwiiig................... I -
i ■ • (MIOXDSLAOEX W.AItOI' DE VKKUKÏEK fXii DEK AI'WATE-RIXG fX TWEXTIIK KUSTEN MOET.
i 1:;- I».*'iï0ïul (!:•!• w ilmi. Üedijxihg.'.n........ ü
INHOUD.
Bluilz,
^ 14. Zijdelingsche ontlastingen.................... 18
§ 15. Invloed van te naauwe bruggen, stuwen, enz. . . 1!)
V. DE BDTEN-SCHIPBEEK 0¥ BUDRSEKBEEK.
f 16. Loop, stroomgebied, verhang..................................21
f 17. Waterstanden............................................................26
VI. DE BENEDEN-SCHIPBEEK........................................................39
§ li). Loop, stroomgebied, verhang...... ......................29
§ 20. Oorzaken van hooge waterstanden..........................31
§ 21. Beschouwingen over de waterstanden, veroorzaakt
door het bovenwater. Bodemligging......................32
5 22. Eenige gegevens omtrent de Bolksbeek................34!
$ 2o. Voornaamste gebreken in de afwatering langs de
Schipbeek..........................................................36
$ 24. Middelen ter verbetering..........................................37
VII. DE HEGGE.
^ 25. Loop van de Diepenlicinische Molenbeek en de
Boven-Rcg'ge tot bij Goor. Stroomgebied..............40
§ 26. Loop van Goor naar Exo. Stroomgebied..........42
§ 28. Be voornaamste zijtakken van de Hegge beneden
Exo. Gegevens omtrent de Hegge..........................45
§ 29. Werking der stuwen op de Hegge..........................47
§ 30. Beschouwingen over verschillende waterstanden.
Ligging van den rivierbodem..................................50
§ 31. Gebreken in de afwatering langs de Hegge..........53
^ 32. Middelen tot verbetering der afwatering................54
VU!. DE KOM VAN ALMELO EN VRIEZEN VEEN.
f 33. Algemeene beschrijving van de wateren in deze
kom. Stroomgebied......................... 56
§ 34. Ligging der landen in de aangeduide landstreek. 57 § 35. Gegevens der verschillende wateren in de kom van
Almelo en Vriezenveen....................... 59
INIIOUT).
Blndz.
§ 37. Gewijzigde inzigteu omtrent het stolsel van afwatering , voor de kom van Almelo en Vriezenveen
aan to nemen............................. 1)0
§ 38. Yoorstellon tot \'c,rbeteriiig der afwatering in do
kom van Almelo en Vriezenveen............. (17
§ 39. Bcsehonwingen over de vroeger voorgestelde afwatering der landen langs de Stonwsloot naar de
Midden-Rogge............................... lil)
1.\. DE DIXKEL
§ 40. Loop, stroomgebied, lengte....................................71-
§ 41. Verhang, waterafvoer................................................72
§ 43. Pogingen tot partiöelo vei'betcn'ing. \ oorstollcn
tot afdoende verbetering............................................76
§ 44. Slotbemerking............................................................77
X. DE VECHT.
§ 43. Loop, stroomgebied........................ 79
§ 46. Lengte, verval............................. 83
§ 47. Veranderingen op de Vocht sedert 1847........ 85
§ 48. Veranderingen in liet stroomgebied dor Vecht. . . 88 § 49. Beschouwingen over de waterstanden op de Vecht 89 ^ 30. De invloed van stormvloeden uit zee op don
stand van do beneden-Vocht.................. 90
§ 51. Werking der stuwen zonder zijdolingsoho aftapping
naar kanalen............................... 92
§ 53. Working der stuwen, nadat do kanalen (Dedems-vaart en Overijsselselio kanalen) mot Vechtwater gevoed djn. Werking der stuwen in het belang
der scheepvaart op do, Beneden-Vooht.......... 9.S
f 53. Invloed van hot Koevordonsche kanaal op don
stand dor Vocht............................ loij
^ 54. Afvoer van water door do Vocht.......•...... 1(11
ij 35. De ziitakken van de Vocht op don noordelijken
oever...................................... 105
iNfiorn.
j öS. Middelen tot verbetering v»n de afVateriug laug-s
de Vecht boven lt;lc Rcgge...................
§ 59. Middelen ter verbetering van de atHvuterins; der /,ij-
takkeu....................................
j 00. Afsnijdingou op de. \Cclit beneden de lietige.
Veehtafsluiting tegen vloeden uit zee...........
BEGROOTING VAN KOSTEN VOOR lgt;E VERBETBI! rXO J)EK VF WA TERING IN TWENTIIE.
ï 01. Verbetering der liunrsurbeek, Selii])beek en Bolks-
licek.....................................'
| 02. Verbeteringen langs de Kegge c.n in de kom van
Almelo en Vriezenveen.......................
03. Verbeteringen langs den Pinkel..............
64'. Verbeteringen langs de Vecht. boven dc Kegge.. 03. Verbeteringen mm de Vecht, heneden de Kegge
00. T'eeapitnlatie..............................
)VER PE VER DEELT N G VAN KOSTEN , TOT V K it BET ERIN G EN ONnERHOTJl) OEI! RIVIEREN EN W A TER LEIDINGEN NOOTIIG.
07. Overzigt der stroomgebieden..................
08. In Nederland thans gevolgde beginselen voor ai-watering ...................................
09. Aan te. nemen stelsel in Twenthe............
70. Afsluiting tegen zeewater van de heneden-V echt. l'elangen der ])!issage.......................
71. Vcrdceling der behmghebiienden in klassen.....
72. Verdeeling in watorsrliappen. ................
73. Waterschap vjin de Schipbeek.................
71. Waterscha,]) van de Kogge...................
75. Waterschap van den Pinkel..................
70. Waterschap van de Hoven-A eehl..............
77. Waterscha)) van de i'eneden-A echt............
1 h
1 17
XI.
19
\IJ.
i0
19
l:; l
78. Overzigt der bijdragen tot onderhoud der wafcer-
:!!.i
Piot-bemerk iuu
KORTE OMSCHRIJVING DER LANDSTREEK,
§ 1. Grenzen en stroom,gebied.
De landstreek, die in dit verslag onder den algemeenen naam van Twenthe wordt begrepen, bevat het gedeelte der provincie Overijssel, gelegen tnsschen de Duitsche grenzen ten oosten, de Geldersclie grenzen ten zuiden, de rij heuvelen die den linker Eeggeoever begrenzen ten westen, en de grens tusschen liet stroomgebied van A cel it en Dedemsvaart ten noorden.
Tusschen den bovenmond der Dedemsvaart en de Hanoversche grenzen, ligt liet afwateringskanaal van Koevorden (van liet scheepvaartkanaal tot even boven Ane) op Overijsselsch gebied. Verder is in dit verslag tot Twenthe gerekend, liet stroomdal der Schipbeek van de Meuwe sluis tot Deventer en van de Vecht, van den mond der Hegge tot het Zwarte water.
De rivieren en kleinere afwateringen in deze landstreek gelegen , hebben een stroomgebied, dat zich verre buiten die grenzen, in Pruissen, Hanover, Drenthe en Gelderland uitstrekt, en wel tot de bronnen van de Diepen, die zicli in de gracht van Koevorden vereenigen in Drenthe; tot de bronnen van Vecht, Dinkel en Buurserbeek of Aa in Duitschland, terwijl ook kleinere gedeelten van Gelderland naar Buurserbeek en
2
Schipbeek afwateren, en bovendien de Eolksbeek in sommige gevallen Eerkel water naar de Schipbeek voert.
Het oppervlak van al de Twentscho stroomgebieden is groot: binnen de grenzen van Overijssel 1700(10 hectares.
buiten // n n „ 245000 quot;
Te zamen 415000 quot; § 2. Foornaamste wateren.
De voornaamste wateren zijn:
De boven Schipbeek of Bunrserbeek, de Schipbeek, de Eolksbeek, de Hegge, de Almelosche Aa en hare verschillende takken, dc Dinkel en de Vecht.
De Eovenschipbeek, Enurserbeek of Aa, ontspringt oj) het Prnissisch grondgebied, treedt even beneden de Haarmolen .op Xederlandsch gebied, en vervolgt haren zeer kronkelenden loop langs Haaksbergen, tot de zoogenaamde Nieuwe sluis.
Op dit gedeelte van haren loop drijft zij den Oosterdorpel-en den Marktveldschen watermolen. Eij de Nieuwe sluis splitst zich de rivier in twee takken, waarvan de regter (die aanvan-delijk de Molenbeek heet en die den Diepenheimschen watermolen drijft) later de Hegge wordt, en de linker onder den naam van Schipbeek van 't Westervlier naar Deventer stroomt, aan quot;t Westervlier door eene sluis in den bovenmond der Hegge, met dit riviertje verbonden.
I5ij Sanderman, ontvangt de Schipbeek met den linkeroever het water, dat langs de Eolksbeek onder sommige omstandigheden uit de Eerkel wordt aangevoerd. Die beek is namelijk door eene hulpsluis, de Avinksluis, digt bij den bovenmond afgesloten.
Eij hooge standen op de Eerkel worden de schutten van die hulpsluis getrokken, en vormt de Holksbeek eene zijdelingsche ontlasting van de Berkel naar do Schipbeek.
De Regge ontstaat nit dat gedeelte van liet boven Schipbeek-
water, dat van omstreeks de Nieuwe sluis, langs den Diepen-heimschen watermolen, als Molenbeek afstroomt, en dat zich boven Goor vereenigt met de Regge die van de sluis bij 't Westervlier komt.
Even boven Goor scheidt zich de Regge weer in twee armen, waarvan de oostelijke of regter, onder den naam van Regge door Goor loopt, en ten behoeve van fabrieken is opgestuwd, en de westelijke of linker onder den naam van Oude Beek bewesten Goor omvloeit. Beneden Goor vereenigd, behoudt dit water den naam van Regge (of Boven-Regge) tot Exo, waar de groote kom van Vriezenveen en Almelo langs de Aa afwatert. De Boven-Regge ontvangt veel water op den regteroever, door de Zeldammerbeek, de Hagmolenbeek en dc Twickelsche vaart.
De Midden- en Beneden-Regge, te Exo gevormd door de zamenvloeijing van de Almelosche Aa en de Boven-Regge, stroomt langs het Rijssensclu; veer, Xijverdal, de Schuilenburg en Hankate naar de Nieuwe brug en de Laarbrug,-en stort zich even beneden deze laatste in de Vecht.
De kom van Almelo en Vriezenveen , die bij Exo op de Regge afwatert, strekt zich oostwaarts tot de heuvelen van Ootmarsum, Oldenzaal en Enschede uit, die haar van het Dinkel-dal schei-den en noordwaarts tot de hoogten van Ulzen, Itterbeek, de Striepe en Sibculo. Westwaarts is deze kom begrensd: in quot;t noorden door de hoogten van 't Heksel en Daarle, in 't zuiden door den dam tusschen de Twickelsche vaart en de Oelerbeek bij Karelshaven. Deze beek, bij den Noordmolen opgestuwd, voedt door een duiker de Twickelsche vaart.
De Dinkel in het oosten der provincie, beoosten de heuvelrei van Ootmarsum, Oldenzaal en Enschede gelegen, voert gedeeltelijk Duitsch, gedeeltelijk Nederlandsch water af en is de grootste tak van de Vecht.
De Vecht eindelijk, die in Pruissen ontspringt, en langs Scluittorf, Brandlicht en Nordhorn stroomt, ontvangt even beneden Neuenhaus, het water van de .Dinkel, en stroomt verder langs Emblicheim en quot;t Laar naar de Nederlandsche grenzen
bij Gramsbergen. Aanzienlijk versterkt door het water dat van de zijde van Koevorden wordt aangevoerd, (vroeger langs de Kleine Vecht, sedert 1860 door het kanaal van Koevorden) vervolgt de Vecht haren loop langs Hardenberg naar Ommen, en wordt beneden die plaats door liet water der Regge versterkt, waarna de rivier zich langs Vilsteren, Hessem en Dalfsen in het Zwarte water stort.
§ 3. Ineenvloeijing der stroomyebieden.
Het is niet gemakkelijk volkomen juist het oppervlak van 't stroomgebied van elke rivier of beek aan te geven, daar dit bij verschillende omstandigheden verschilt. Zoo zag men reeds uit de vorige korte omschrijving, dat soms de Schipbeek water uit den Berkel moet afvoeren, en op andere tijden niet. Soms vloeit al liet water der Boven-Schipbeek, (de arm, die naar Deventer vloeit, afgedamd zijnde) naar de Regge, soms niet. Bovendien treedt bij zeer hooge waterstanden, de Boven-Schipbeek uit hare boorden, en een gedeelte van haar water stroomt dan noordwaarts naar de Rutbeek, en komt in de beken, die tot het stroomgebied der Boven-Regge, en der kom van Almelo behooren. In die kom zelve is het stroomgebied van elke beek niet vast bepaald, maar vloeit er bijv. (naarmate van den waterstand) meer of minder water bezuiden Almelo af, langs de Weezebeek, dan benoorden die plaats langs de Hollander Graven. Door den aanleg der kanalen, het opstuwen der rivieren bij droogte, terwijl bij nat weder de stuwen openstaan, zijn al verder de oppervlakten der stroomgebieden, (bij zomerdroogte althans) gewijzigd. Bij de beschrijving van elke rivier of beek, zullen de daarop afwaterende oppervlakten in bijzonderheden worden opgegeven.
§ 4. Nalnurlijke toeslanden der stroomgebieden.
Het grootste gedeelte van het oppervlak dat op tie genoemde
5
rivieren afwatert, bestaat uit zandgrondeu, die, niet bevloeid of bebouwd zijnde, uit heidevelden bestaan. Overal waarlangs die riviertjes en beken, eene natuurlijke bevloeijing bij winter-standen geschiedt, vindt men meer of min goede groenlanden. Langs de Beneden-Dinkel, waarvoor omstreeks een kwart eeuw, aanmerkelijke verkortingen der kronkelende rivier hebben plaats gehad, beklagen sommigen zich, dat de vroegere groenlanden (door mindere bevloeijing) weer tot den staat van heide zijn teruggekeerd.
Op de hooger liggende gedeelten, kunnen dan ook alleen door aanhoudende sterke bemesting, verschillende landbouwproducten geteeld worden.
Kleilanden vindt men verder hoofdzakelijk langs de bovengedeelten der riviertjes in Duitschland, verder op de hoogten binnen de grenzen. O]) verschillende plaatsen bij Ootmarsum, Oldenzaal, Markelo, Rijssen worden steenen uit deze klei gebakken.
üe vroeger onverdeeld liggende heidevelden, zijn nu grooten-deels verdeeld, en, zoo al niet regelmatig bebouwd, toch op sloten gelegd, door boutcingels doorsneden, met dennenhout bezaaid enz.
Zandverstuivingen vindt men langs den regter Dinkelöever in Lutte, in Junne bezuiden de Yeclit, en op enkele andere punten.
Veenen worden in deze landstreek vooral gevonden: bezuiden de Vecht in Brucht, Bergentlieim, Mariënberg, den Ham, üaarle, Vriezen veen. Deze uitgebreide veenvlakte omgeeft de zandige hoogte van klooster Sibculo, en strekt zich tot onder Mander en over de grenzen uit. Kleinere oppervlakten veen, vindt men langs de Stouwsloot in Vriezen veen, tusschen Wierden en Nijverdal, onder Buurse en (in nog kleiner oppervlak) ook elders nog op verschillende plaatsen.
WIJZIGINGEN, IN HET STELSEL VAN AFWATERING GEBRAGT, DOOR DEN AANLEG VAN KANALEN NA 1851.
§ 5. Op de Vee hl.
In 1S53 is eene stuw op de Vecht gebouwd, in eene afsnijding even beneden den bovenmond der Dedemsvaart. Deze stuw heeft ten doel bij lage zomerstanden, de voeding van deze vaart te verzekeren. Zij stuwt het water op tot het peil van liet bovenpand der Dedemsvaart, zijnde S.00 A.P. Daar natuurlijk middelbaar zomerpeil 7.50 -|- A.P. teekent, en een zeer laag natuurlijk zomerpeil 7.00-f-A.P., zoo houdt deze stuw het water slechts 0.5 meter boven middelbaar, en 1.00 meter boven laag natuurlijk zomerwater. Daar bij middelbaar zomer-water reeds veel meer water langs de rivier afvloeit, dan tot voeding der vaarten op beide oevers noodig is, kan de stuw bij dien middelbaren stand reeds dikwerf open blijven, of ten dienste van doorvarende schepen geopend worden. Van stnwpeil of 8.00 -|- A.P., tot zomervloed (zijnde circa 1 meter hooger) en tot win-tervloed of 10.00 -t- A.P., blijft de stuw geheel open en heeft niet den minsten invloed op den waterstand.
Puim 4 kilometers boven Anc, is boven den mond der voormalige Kleine Vecht in 1851 eene tweede beweegbare stuw ge-
I
bouwd, met uevensliggeude sclmtsluis. Deze stuw houdt de Veclit bij zomerdroogte oji 9.25 ii 9.40 H- A.P.; middelbaar zomerwater was vroeger op dit punt 8.30 A.P., laag zomct-water 7.80 -f- A.P. '). Bij cene vrij afstroomende rivier van 8.80 -f- A.P., is er van elders gewoonlijk reeds voedingswater genoeg voor de kanalen, en kan de stuw open blijven, of althans, in liet belang der afwatering, nu en dan geopend worden. Hij /eer langdurige zomerdroogte is daarentegen niet altijd water genoeg voorhanden, om de kanalen op beide Vechtoevers op het volle peil te houden.
In 1860 is ecu kanaal van vrij groote afmetingen gereed gekomen, dienende voor scheepvaart en afwatering, van de Vecht boven de stuw, tot de grachten van Koevorden. Bij liooge R echtstanden wordt eene keersluis in den benedenmond van dit kanaal gesloten, eu dient eeu kanaal, lateraal aan de Vecht op den noordelijken oever tot Ane voor de afwatering. De verlaten Kleine Vecht is door eeu dam iu den benedenmond gesloten, zoodat het Vechtwater nu niet meer (als vroeger) in die Kleine Vecht kan terugloopen.
Boven de tweede Vechtstuw, of die van Haandrik, is bij den aanleg van het Koevordensche kanaal eene coupure op de Vecht gemaakt.
Uit de Dedemsvaart tusschen de sluizen 5 en (!, is een scheepvaartkanaal naar Ommen gegraven, dat tevens, (bij overlast van water op de vaart) tot afwatering naar de Vecht dient.
§ 0. Op de ïiegye.
Hij Hankate, alwaar het kanaal van Zwolle naar Almelo in de Hegge valt, die tot Egede ten dienste van die scheepvaartverbinding gekanaliseerd is, bestaat sedert 1853 eene wijde
r) In tic vOvcrijsselschc waterenquot;' is, iu de tabel op blad/, 13ö, eene fout ingeslopen, in de hoogte der waterstanden, en den bodem der Vecht boven den Hardenberg. In 1S51 ontdekt, is die nu in de profillen van 1847 veranderd, en wordt later bij de beschrijving der Vecht ook verbeterd.
beweegbare stuw, die bij zomerdroogte het water op 5.70 A.P. houdt. De natuurlijke middelbare zomerwaterstand op dit puut is 5.30-f-A.P., de laagste stand bij ojjeti stuw, circa 4«.70 a 4.80 A.P., zomervloeden stijgen tot 5.90 a 0.00 A.P., en wintervloe-den tot 6.80 -t- A.P. De invloed van die stuw, welke het water slechts 0.4 meter boven middelbaren zomerstand houdt, verdwijnt reeds geheel beneden en bij Schuilenburg; in de eerste jaren na den bouw, toen tot 6.10 en 5.90 A.P. is gestuwd, was die invloed tot iets boven Schuilenburg merkbaar. Daar de stuw reeds bij 5.70 A.P. geheel open komt, blijft zij zonder invloed op zomer- noch wintervloeden.
De vroeger bestaan hebbende stuw van Schuilenburg, die veel te naauw was, stuwde 's zomers tot 6.50 A.P., en 's winters tot 6.80 -t- A.P.: middelbaar zomerwater was 6.10 A.P.'), en de opstuwing van 11—13 April, bij vrij veel afvoer van bovenwater, reikte dus tot 0.7 meter boven middelbaar zomerwater.
Onder die omstandigheden ontstond er nog 0.36 meter op-stuwing te Xijverdal, maar bij het veer van Rijssen verdween de invloed der opstuwing geheel.
(Hieruit blijkt de ongerijmdheid der bewering, dat de invloed der stuw van Hankate, tot Exo en Almelo zou reiken; immers de 1.10 nieter hooger stuwende stuw van Schuilenburg, was niet in staat, bij middelbaar water, de stand te Rijssen te verhoogen).
Verder is de stuw op de Hegge bij Schuilenburg weggeruimd, en door eene wijdere brug vervangen en zijn bij Exo en de Keurs nieuwe bruggen over de rivier gebouwd.
§ 7. Dour het kanaal naar Ahndu.
Het pand dat van de Hegge tot aan sluis 3, en tot de Snip-peling, op het Regge-peil van 5.70 A.P, wordt gehouden,
1) In de '/Oveiijsselsclie Waterenquot;, zai men op liet plaatje, voorstellende liet lengteprofil der Kegge, tijdens de proef van 11, 12 en 13 April 1847 over de opstnwing bij Seliuilenburg, vinden G.Ü0, 6.CO en 6.21. Daar eeliter later de vaste punten op dit deel der Kegge eirea 0.10 meter lager zijn gevonden, is nu de betere hoogtebepaling gevolgd.
il
en waarop bij Seiuiepman (op het Deventer kanaal) de keersluis gesloten wordt, als de rivier bij geopende stuw hooger stijgt, dient eenigermate als boezem of reservoir van water bij snellen was, maar die invloed is weinig merkbaar.
Van Egede, waar liet kanaal de Regge weer verlaat, tot sluis I-, eenige lumderde ellen beoosten de Hegge, gaat liet kanaal met de Hegge op en neer; dan sclmt men bij sluis 4 tot 7.50 -j- A.P. oj), en bij sluis ü tot 9.25 a 9.40-1-A.P. zijnde het Yeclrt-peil, der stuw bij Haandrik, dat zich 's zomers ook tot Almelo uitstrekt. Voert echter de Hollander graven (na veel gevallen regen) eene groote hoeveelheid water af, dan wordt liet kanaal van de Almelosche zijde gevoed, en stijgt dan het water boven gewoon kanaalpeil, dan wordt sluis 0 bij Vriezen veen gesloten. Deze sluis is (en met reden) gebouwd, om de waterkeering niet te verbreken, die steeds de gemeente Vriezenveen, langs de oost- en zuidzijde, tegen het water der Hollander graven lieeft beschermd. Die waterkeering door het kanaal gesneden wordende, moest op het punt van snijding eene sluis worden gebouwd. Om plaatselijke redenen is die sluis iets meer noordelijk gelegd, tegenover liet dorp, om de daar noodige brug over een der sluishoofden te kunnen leggen, maar zijn tevens de kanaaldijken, van de kade bij de Vriesche Aa tot die sluis, watervrij gemaakt.
De Hollander Graven valt door eene doorlaatbrug van 8 meter wijdte in 2 openingen (elk van I meters door een juk gescheiden) in het kanaal, en verlaat het kanaal door een dergelijke brug. Beide bruggen kunnen door schotbalken worden afgesloten. De opstuwing voor die bruggen bij zeer hoog water is hoogst onbeduidend, en bedraagt slechts weinige centimeters bij winterstanden. De groenlanden bezuiden Vriezenveen loozen op het kanaal beneden sluis 6, even als de bovengronden der veenen benoorden het dorp en in Daarle, door eenige kleine bruggen in den oostelijken kanaaldijk. In den laatsten tijd is echter een dier bruggen opgeruimd, en het water van bovengronden naar de groudduikers geleid, zooals later nader blijken zal.
10
§ 8. Door ket kanaal naar dn Feehl.
Door dit kanaal is, met liet oog op de verveeniug der tot Sibculo klimmende vlakte, eene gelieele wijziging moeten gebragt worden, in liet bestaande stelsel van afwatering.
De booge landen langs den zuidelijken Yecbtoever van Har-denberg naar Mariënberg, liggen op circa 9 u 10 meter boven A .P., ten zuidoosten van die landen ligt de groote en bellende veenvlakte, die in de rigting van liet kanaal op de hoogte ligt van 9.50 u 9.00 nieters boven A.P., maar naar Sibculo stijgt tot 12 en 13 meters boven A.P. De zandige ondergrond, die aan en benoorden bet kanaal op 7.50 A.P. ligt, klimt van lieverlede tot 10.00-f-A.P.; terwijl dan verder de zandlioogten van Sibculo, de Haar en de Striepe zieli tot 15 ii 20 meters boven A.P. verbeffen. ■
Bij den aanleg van bet kanaal zijn de uoodige maatregelen genomen, om liet water der bovengronden oji bet kanaal te kunnen loozen, die der benedengronden, in zooverre bunne lage ligging dit vordert, onder bet kanaal te doen afwateren door grond-duikers. Overlaten, werkende naar de zijde van Vecht en Hegge, zijn tot verzekering van bet kanaalpeil in dit pand aangebragt; in Loozen bij den dwarsduiker der doorlaatbruggen, quot; lladewijk « quot; grondduiker,
/' Bracht // n // en keersluis,
bij bet Scheidingspunt bij den grondduiker.
Monden later de wijken, die zuidwaarts in de veenen dringen, o]) het kanaal uit, dan kunnen deze overlaten, ook bij veel waterafvoer uit de veenen en hoogten tot Sibculo enz. bet kanaalpeil verzekeren, terwijl bovendien met de rinketten der sluizen 4 en 5 naar de Hegge kan worden gestroomd. Grondduikers zijn gebouwd:
Buiten de veenen in Loozen bij de doorlaatbruggen,
in lladewijk voor de beek van dien naam; en in de veenen: in Brucht,
in Bergentbeim.
11
bij (leu Kloosterdijk boven Mariëuberg;
in Beerze.
bij liet punt van scheiding.
In den laatsten tijd beeft men echter, verkeerdelijk, water der bovengronden naar de grondduikers afgeleid, wat niet kan goedgekeurd worden, en waarop zoo spoedig mogelijk moet worden teruggekomen.
In het noordelijk gedeelte doorsnijdt het kanaal naar de Vecht de lage streek gronden in Loozen, waarover zich van even buiten de grenzen naar de Koningsbrag het Vechtwater soms een uitweg baant, hetzij bij doorbraak of moedwillig doorsteken der dijken. Tot doorlating en overlating van dit water zijn de dijken in de Loozermars als overlaten bewerkt; zijn doorlaatbruggen van 10.CO meter wijdte (in gewone tijden door stuwnaalden gesloten) in de wederzijdsclie kanaaldijken gebouwd en is eeue 2 meters wijde dwarsduiker aangebragt, om het laatst achtergebleven inundatiewater (ua herstel der scheepvaart) af te tappen.
Van de grondduiker ten dienste der gewone afwatering is reeds gesproken.
Het inundatiewater stijgt slechts weinig boven kanaalpeil; ten overvloede kunnen de zuidelijk gelegen kanaalvakken, tegeu dien, tijdelijk iets te hoogen waterstand beschermd worden, door het plaatsen van stuwnaalden bij den grondduiker bij den lladewijker beek, of door liet sluiten der deuren bij de keersluis (tevens grondduiker en overlaat) in Brucht.
§ 9. Op de Schipbeek en Buurserbeek.
Het benedenste gedeelte der Schipbeek, van het glacis tot de Snippeling, is in 1855 gekanaliseerd, en bij die gelegenheid aanmerkelijk verdiept en verruimd. De Vestinggracht bezuiden de stad is, door uitbaggering eener geul (zoo noodig) en het aanleggen van een jaagpad, tot scheepvaartkanaal ingerigt en door eene schutsluis (met wegruiming van den vroegeren steenen
\2
aaiigeaardeii beer) met de haven van Deventer verbonden geworden. Met de rinketten der sluisdeuren kan gestroomd worden.
De kleine schutsluis naast de gieterij is tot strooming ingerigt.
Verder bovenwaarts zijn op enkele plaatsen nieuwe bruggen gebouwd, onder anderen eene ten dienste van den spoorweg.
Op de Eoven-Schipbeek is de hulpsluis van den Oosterdorpel-watermolen vervallen, en die linker rivierarm nu eenvoudig afgedamd. Alleen de schutten op den regterarm bi j den molen, blijven nu tot waterontlasting over.
Even beneden de Morsinkhofsbrug tegenover Haaksbergen, was dezen zomer (1870) de Schipbeek afgesloten door een aarden overlaat met zoden belegd. Het opstuwen geschiedde ten dienste van eene bleekerij.
§ 10. In de kvin eau Ahn.elu nu l^riezeuveeit.
De veranderingen in de afwatering sedert 1847 bestaan in deze kom daarin:
1°. Dat de landen bij Vriezenveen aan de oostzijde van liet kanaal, thans 07; het kanaal, en dus naar de Hegge bij Egede, en niet meer naar de Boven-Regge bij Exo afwateren;
2°. Dat daardoor de landen bewesten liet kanaal, ontlast zi jn van den aanvoer van liet bovenwater uit Vriezenveen.
Onmiddelijk nadat het kanaal in 1855 in gebruik was gesteld, is uit de waarnemingen aan verschillende peilschalen bewezen: dat de verlaagde stand (door minderen toevoer van bovenwater) der afwateringen bewesten liet kanaal, toch nog hooyer was dan de kanaalstand van 9.25 A.P. in het kanaal beneden sluis 6. De landen aan weerszijden van het kanaal waren dus in hunne afwatering verbeterd.
De afwatering langs de Hollander Graven, Loo-lee, Weeze-beek, is, door verdiepingswerken, uitgevoerd door het gemeentebestuur van Ambt Almelo, in de laatste jaren verbeterd.
Overigens is de toestand ongeveer dezelfde gebleven.
In geheel Overijssel zijn sedert 18-1-7 vele landen in cultuur gebragt.
TIL
VOEDING DKU TWENÏSCHTÏ WATEREN; INVLOED VAN ONTGINNINGEN EN BEBOUWING OP DENquot; TOESTAND DEK AFWATERING.
§ 11. Voeding der rivieren en heken.
De beken en rivieren van het stroomgebied in deze bladen behandeld, worden uitsluitend gevoed door het water, dat als regen en sneeuw nedervalt. Naarmate van den aard der gronden en ondergronden dringt een gedeelte van dit water in den grond, en wordt aan de werking der verdamping onttrokken. Stuit het digt ouder de oppervlakte op ondoordringbare kleilagen, dan vloeit het langs deze af, en komt later in den vorm van sprengen of bronnen weer te voorschijn: in het tegenovergestelde geval is de werking van dit gedeelte niet dadelijk op te sporen. Het gedeelte water dat langs het oppervlak afvloeit, voedt de beken en rivieren meer direct, maar ondergaat meer of minder verlies, naarmate de verdamping grooter of kleiner is.
De waterstand in de rivieren en beken hangt dus af; van de grootte van het stroomgebied, in verband met de meerdere of mindere doordringbaarheid van den bovengrond; van de gevallen regen in verband met de verdamping; terwijl ook de helling der oeverlanden en van het rivierbed, grooten invloed
1 leeft op de snelle of miiulei- snelle was en val van het water. Uit den aard der boven- of der benedengronden laat liet zicli verklaren: dat sommige rivieren en beken soms een groote hoeveelheid water aanvoeren, maar daarentegen bij weinig gevallen regen, geheel opdroegen; terwijl andere, soms van veel geringer stroomgebied, steeds in de grootste zomerdroogten onderaardsche voedingsbronnen blijven bezitten. Waarnemingen in de drooge jaren 1846, 1847, 1857, 1858 en 1859 gedaan, hebben daaromtrent het volgende geleerd;
1°. De Vecht en de Dinkel blijven altijd water afvoeren. Voor de vereenigde wateren van beide, daalt de massa soms tot 2 kub. meters per seennde, en wordt in zeer drooge tijden nog minder, globaal 1'/, knb. meter;
2°. De Boven-Sehipbeek houdt veelal eene geringe hoeveelheid water;
8°. In de heuvelen van Tubbergen, Ootmarsmn, de Kloosterhaar enz. blijven de Sprengen doorgaans altijd eenige (trouwens thans geringe) massa water leveren;
4o. Op hetzelfde oogenblik echter zijn de meer benedenwaarts liggende beken, bij en om Almelo, ja zelfs de Beneden-Regge zonder waterafvoer, en zijn de rivierbeddingen tusschen de dorpels of ondiepten, die er hier en daar in liggen, en de waterplanten, niets adders dan eene verzameling van stilstaande waterplassen.
Na langdurige droogten kan het dagen achter elkander sterk regenen, vóór al de zandgronden van water verzadigd zijn en de rivieren een aanmerkelijke afvoer van water verkrijgen. Eenmaal die gronden verzadigd zijnde en de rivieren stroomende, stijgen ze snel, vooral bij weinig verdamping.
Is de bovenkorst bij harden winter bevoren, en er valt een groote massa sneeuw, dan komen bij het snel smelten van die sneeuw groote massa's water in de rivieren , die dan hun hoogsten stand bereiken.
Veenen, vooral van groote diepte, zuigen veel water op, en laten dit slechts langzaam naar de beddingen der beken cn ri-
vieren afvloeijen. Bij zeer langdurige droogten, leveren ze toeli ook volstrekt geen water meer op, zooals onder anderen in 1857 en 1858 gebleken is.
§ 12. Invloed der bebouwing.
De meening is in Twen the vrij algemeen gevestigd, dat de massa water die naar de beken en rivieren afvloeit, tengevolge der verdeeling en ontginning van vroeger woest liggende heidevelden, sterk is toegenomen.
Doordien het land verdeeld is en op sloten gelegd, kunnen geene plassen meer op de heidevelden blijven staan, al liet gevallen regenwater vloeit dadelijk af en veroorzaakt hoogere standen (zoo beweert men) op de verschillende wateren.
De verkregen ondervinding bewijst echter de juistheid dezer stelling niet.
Het zal b.v. later blijken: dat de waterstanden met merkwaardige gelijkheid, zich sedert 1847 (hetjaar, dat regelmatige waarnemingen zijn aangevangen) herhalen: dat de hoogte van den zomer vloed van Juni 1856 dezelfde is, als die de zomer-vloed van 1809 bereikte. Misschien kan het volgende, tot verklaring van dit feit, dienen:
De verdeelde stukken grond worden gedeeltelijk tot bouwland ingerigt, en dan wordt de li arde bovenkorst gebroken, en de lossere omgebouwde grond, geschikter gemaakt tot opslurping van den gevallen regen. Een ander gedeelte wordt tot hout-cingels aangelegd, zijnde los opgeworpen aarden wallen, waarvan de grond uit twee nevenliggende sloten wordt verkregen.
In den regel hebben die sloten geene afwatering, zij vormen dus als 't ware boezems, tot tijdelijke waterberging, waar het water, (even als vroeger in de plassen) kan verdampen. De losse grond der cingels slurpt verder veel water in. Er heerscht dan ook in andere provinciën een ander denkbeeld over den invloed van ontginningen, en in Limburg hoort men soms de
Ui
stelling ontwikkelen: hoe meer ontginningen, hoe minder water naar de rivieren afvloeit.
Uit vraagstuk kan niet gehee^ opgelost worden, dan doorliet voeden van eene massa weerkundige waarnemingen van ; gevallen regen, verdamping van wateroppervlakten, van verschillende soorten gronden enz., bij de waarnemingen over waterhoogten en waterafvoer.
IV
miONDST-AOrKN WAAROP DK VK11BEÏKRINO DER AVWATERTXf!
IN TWEXTTIF. RUSTEN MOET.
§ I •'). lii'lumd dar winterrloeden. Hedijhivgev.
Er is reeds daarop gewezen: dat alleen die landen, zonder bemesting, tot de groenlanden belmoren, die regelmatig des winters door het water der rivieren bevloeid worden.
Eene verbetering der afwatering, die deze bevloeijing weg nam, hetzij door regelmatige bedijking der rivieren, hetzij door verlaging der wintervloeden, zou dus meer kwaad doen door het veranderen der groenlanden in heide, dan goed door het voorkomen van die hooge zomervloeden, die soms tijdelijke verliezen veroorzaken. Het streven moet dus alleen zijn: het voorkomen van die zomervloeden met behoud der wintervloeden.
Bedijkt men de kleinere rivieren, over hunne geheelelengte, dan zullen de aldus ingesloten wateren, die zich niet zijwaarts meer kunnen verspreiden, hooger worden en meer stroom op de rivieren ontstaan, dan bij onbedijkte oevers. Deze werking zal des te sterker zijn, naarmate de dijken digter aan de rivier zijn gelegen.
Nu is het wel mogelijk, zooals blijkt uit de Berkel boven Borculo, door duikers in de dijken oen geregeld stolsel van bo-
vloeijing te licliouden, e.enc be vloei jing die men nu geheel in de inagt heeft. Toch schijnt lt;le verhoogde waterstand, die een gevolg van de bedijking nioet zijn '), met liet oog op de afwatering der zijtakken iniiuler gewenscht te zijn. In geen geval mogen die bedijkingen vlak op de oevers worden aangelegd, maar moet er eene zekere breedte oeverlanden voor de dijken blijven liggen, om een groot profil van doorstrooming voor hel winterwater over te laten. Alleen bij zijdelingsche ontlastingen, zooals er nog zijn, kan liet bestaan van dijken ter beperking van die overlaten worden toegestaan.
Het is hier de plaats eenige oogenblikken bij die zi jdelingsche ontlastingen van het eene stroomgebied naar het andere stil te staan.
vj 14. Zij dal i/n (jxckf. ovtJnsti injrii.
Tot aan het jaar 1850 beeft steeds dat stelsel vnn zijdelingsche ontlasting, bij alle grootere of kleinere rivierverbeteringen o]) den voorgrond gestaan. Men stelde toen bijv. voor, om bet water van den 13oven-Rijn, zijwaarts door de Lijmers af te leiden naar den LTssel; hot water van die rivier over den Snippelingsdijk naar het Zwarte Water; het water van de Lek , veifts bij de Grebbe naar de Zuiderzee, links naar de Waal; het water van de Waal naar de Maas; van do Maas naar het Oude Maasje, enz.
Ook in Gelderland en Overijssel werd dit stelsel op de kleine riviertjes toegepast, en bijv. het water van de Berkel naar de Schipbeek afgeleid.
In de memorie van ] 850 der Inspecteurs van den Waterstaat Eerrand en van der Kun, over de verbetering der boofdviviereu.
I) \ cikeerdelijk wordt veelal uit de verhoogde waterstand ojj eene bedijkte rivier, besloten tot een hoogere bodemligging Dit is minder juist: verhoogde waterstand door bedijking, dus sterker stroom, zal eer verdieping van den bodem, cu daardoor weder eenigzins verminderde verboogiug van waterstand ten gevolge moeten liehben.
is voor liet eerst gewezen op de nadeeleu, aan deze zijdelingsche afleidingen eigen, en is aangedrongen op liet verlaten van dit stelsel, waarbij de bezwaren wel verplaatst, maar niet weggenomen worden. Ook bij de kleinere rivieren heuft dit stelsel groote (schoon dan ook gedeeltelijk andere) bezwaren. Het moge doelmatig zijn geweest, in een tijd dat vele landstreken nog woest lagen, en dat eenc afleiding van water door zulk een land weinig bezwaar had; thans nu overal de ontginning en bebouwing zoo zeer is toegenomen, schijnt het beter elke rivierverbetering in haar eigen stroomdal te doen plaats hebben.
Waar echter van oudsher zulke afleidingen bestaan, is het moeijelijk die eensklaps op te heflen, en zal men zich tevreden moeten stellen, ze van lieverlede te beperken.
§ 15. Invloed nan iigt;, vaanwe Ijnujcjen, stuiven, enz.
Algemeen iieerschen in Twenthe, (en ook elders, zelfs bij technici) geheel verkeerde denkbeelden over de opstuwing, die door een vernaauwing der rivier door eenc brug, stuw, sluis-of kunstwerk wordt veroorzaakt. Ook in de voorstellen van 1847, voorkomende in het werk: quot;de Overijsselsche Waterenquot;, is die invloed overdreven, en is veel te veel waarde gehecht aan het verruimen van bruggen.
Door den bouw der beweegbare stuwen op de A'echt en Hegge, bij Ane, Haandrik en 1 lankate, met welke men naar willekeur de rivier geheel of gedeeltelijk kan afsluiten, heeft men de ondervinding gekregen: dat eene vernaauwing van het profil der rivier tot de helft, en zelfs tot een derde der breedte, wanneer die vernaauwing in de strekking^der rivierlengte zeer kort is, nog slechts eenc hoogst onbeduidende opstuwing geeft.
Bij de behandeling der proeven met de stuwen wordt nader hierop teruggekomen, liet is bewezen dat die stuwen veel naauwer hadden kunnen zijn, en dat het geld, aan nuttelooze
20
wijdte besteed, nuttiger Imd kuunen besteed worden, aan het maken van afsnijdingen op de rivier.
Het is te hopen, dat die aandrang naar wijde bruggen, terwijl men de waterleidingen verwaarloost, zal ophouden; dat ook 's Rijks waterstaat niet verder op nuttelooze brug- en stuwwijdte zal aandringen; dat voor en na, de nuttelooze bruggen die hier en daar liggen, en van welke sommige bijna geen water afvoeren, zullen gesloopt en door duikers vervangen worden. Ja, men kan met reden beweren : dat de slechte afwatering in Twenthe voortspruit uit te groote brugwijdte. Bedenkt men toch, hoeveel geld bijv. aan den bouw, de herstelling, vernieuwing en het onderhond der bruggen tusschen Wierden, Almelo en Home, is ten koste gelegd, dan ziet men Ugtelijk in: dat met het geld, daar verspild, reeds sedert jaren de, beken zelve, in uitmuntenden staat van verbreeding en verdieping hadden kunnen zijn, en de afwatering, zelfs bij veel naanwere bruggen, beter verzekerd dan nn liet geval is.
DE BOVEN-SCHIPBEKK OF BUURSERBBEK.
^ 16. Loop, stroomgebied, oer kan (j.
Dit water ontstaat onder den naam van Aa, in het Almsiecker broek, op Pruissisch gebied, ruim een uur gaans bovenAhaus, vloeit langs Graes en Alstatte, en drijft even buiten de Neder-landsche grenzen de Haamolen, ook wel Rosmolen genaamd.
Het stroomgebied op Pruissisch gebied bevat (thans gemeten op de Pruissische stafkaart op do schaal van 1 ii 80000) 13770 hectares, gedeeltelijk veengrond, gedeeltelijk bebouwde gronden en heide. De beek blijft langen tijd eenig water afvoeren, bij /.omerdroogte, zoowel uit het veen, als uit bronnen in het heuvelachtig gedeelte; maar in 1847 droogde die toch geheel en al uit bij het huis Horst. Bij Alstatte bleven de bronnen nog zooveel water afvoeren, dat het kleine boven-slagrad van den Haarmolen kon gedreven worden. Omtrent den toestand in de befaamde drooge jaren 1857 en 1858 zijn geene gegevens bekend.
Bij de vrij groote droogte van Juni 1870 heeft de beek altijd eenig water afgevoerd.
De waterpassing van 1870 heeft, met hoogst onbeduidende verschillen, de in 1847 gevonden hoogten teruggegeven.
Van den Haarmolen vervolgt de beek onder den naam van
Buurserbeek, of ook wel Boveu-Schipbeek, liareu loo]) in lioofd-strekking westwaarts, en noordwestwaarts, met zeer veel kleine bogten en heeft op don noordelijken oever een zeer gering stroomgebied. De oorsprong van de beken, die naar Almelo of de Boven-Regge afvloeijen (Rntbeek, Hagmolenbeek, Markt-veldscbe beek), liggen zeer digt bij den noordelijken oever der Buurserbeek: op den linkeroever is liet stroomgebied (dat vele veenvlakten bevat) grooter eu strekt zicli tot even over de Geldersche grens uit. De voornaamste tak aldaar is de Zodde-beek. Het stroomgebied in Nederland bevat 8150 hectares, en dus het geheele stroomgebied bij de Nieuwe sluis 21920 hectares.
Tweemalen is de beek, van de grenzen tot bij de zoogenaamde Nieuwe Sluis opgestuwd, ten dienste der watermolens; eens bij de Oosterdorper watermolen, waar de vroegere hulpslnis op den zuidelijken tak of om vloed vervallen is, en door een dam vervangen, eens bij Marktvelde. De vroegere opstuwing bij den Rietmolen is sedert lange jaren reeds opgeruimd. Bij de zoogenaamde Nieuwe Sluis eindelijk, wordt in zekere tijden van het jaar, het water door stuwplanken en een aarden dam afgesloten. Op andere tijden vloeit het water af; deze toestand is het gevolg van vroegere overeenkomsten over de waterverdeeling.
De Buurserbeek, die geheel zonder opzigt ligt, en waarop coupures gemaakt worden, dammen gelegd enz. zonder dat eenig bestuur zich daarom bekommert, is zeer onregelmatig. Eene doorloopende peiling scheen mij, evenmin nis in 184-7, noodig of nuttig, alleen is de ligging en capaciteit der bruggen en molens nagegaan. Bijgevoegde Tabel I bevat een overzigt van den toestand in 1847 en in 1870.
T A B EL J.
GI5GEVËNS OMTRENT DEN TOESTAND
§17. ITatersta n den.
Even nis alle beken, die uit heuvelachtige streken ontstaan, en die niet alleen in de rigting van de rivier een groot verhang hebben, maar waar de helling der heuvelen zijdwaarts naaide rivier nog veel aanzienlijker is, is de Buursèrbeek onder-lievig aan zeer snellen was en daling van 't water.
Op het bovenste gedeelte zijn geene doorloopende waarnemingen geschied; bij den korten duur van zulk een vloed, zou men daar noodig hebben: of zelf registrerende peilschalen, die te duur zijn voor deze opneming, of goed betaalde en ontwikkelde waarnemers die zich moeite willen geven, om de hoogste standen gedurende elk etmaal op te sporen, en die (.lus voortdurend op den uitkijk zijn en dan geregeld hunne waarnemingen op schrift kunnen brengen, met alle aanmerkingen over de dooide beek geworpen dammen, en andere oorzaken die eene verandering in den waterspiegel kunnen verklaren. Zulke waarnemers moeijelijk te vinden zijnde, is slechts bij de waterpassing de waterstand langs do gelieele beek opgenomen, en nader op het eind van Augustus geconstateerd, en zijn gedurende de maanden rebruarij tot Augustus 1870 dagelijksche waarnemingen gedaan op twee punten van het beneden gedeelte der beek, en wel;
aan het vonder van Wientjes, boven do scheiding met de Diepenheimsche Molenbeek.
bij de brug van den zoogenaamden (reeds lang afgebroken) Rietmolen.
De standen in Eebruarij, die door afwisseling van vorst en dooi zeer onregelmatig zijn, verwaarloozende, had men in de maanden Maart—Augustus 1870:
Bij de Eietmolenbrug:
de hoogste fle laagste
Maart. April. Mei. .luui. Juli. Aujr.
19.()5 10.05 ID.II 18.(53 18.80 19.1-7 18.87 18.58 18.52 18.17 1S.55 18. is
15.17 15.17 15,.12 I LO-'i 11.5)2 15.;} I-
Bij Wientjes vonder: de hoogste.......
de laagste.......14.90 145« 11.5:3 14 14 141.!) 14 Ui
:17
Maart. April. Mei. Juni. Juli. Au;:.
j de hoogste stand 4.18 3.88 L.09 4.00 3.1)7 4.13
vervul bi' I
J | de laagste stand 3.97 4.02 3.99 4.03 4.06 4.02
Tusschen beide punten ligt de opstuwing van den Marktveld-schen molen.
Men ziet uit deze opgaven, dat het verval tusschen die 2 punten, die circa 7 kilometers uit elkander liggen, zeer regelmatig is, vooral bij lage standen. Als gewoonlijk is bij hooge standen het verval soms iets grooter en vooral onregelmatiger, ofschoon hier slechts in geringe mate. De dagen van hoog en laag water stemmen ook gewoonlijk op beide punten overeen, zoodat de waarnemingen een voldoenden graad van naauwkeurig-heid bezitten.
De sterkste aanwassen van water waren:
In April 1870 bij de Ilietmolenbrug van 18.58 op 26 April
tot 19.05 quot; 30 //
dus 0.47 meter was in 4 dagen.
Bij Wientjes vonder van 14.56 op 26 April tot 15.17 quot; 30 quot;
dus 0.61 was in 4 dagen.
In Aug. 1870 bij de Ilietmolenbrug van 18.49 op 21lt; Aug.
tot 19.47 quot; 31 quot; dus 0.98 meter was in 7 dagen bij zomervloed.
Bij Wientjes vonder van 14.57 op 25 Augustus tot 15.34 quot; 31 quot;
dus 0.77 meters was in 6 dagen bij zomervloed.
Meer bovenwaarts is de aanwas vim water sneller, en dan gebeurt liet dat de noordelijke oever overstroomt en het water zich even beneden de llietbrug ') stort op de beken, die naar Almelo en de Boven-Eegge vloeijen.
In den kunstweg van Haaksbergen naar Enschedé vindt men dan ook vrij wijde bruggen over die beken, ofschoon tic aan-wonende eigenaars klagen, dat ze nog niet ruim genoeg zijn om het Schipbeek water af te voeren.
') Xiet te verwarren met de vroeger genoemde Jvietmoleubrmr.
§ 18 Gebreken in. de afwalennrj; middelen ter verbetering.
Het voornaamste gebrek in cle afwatering langs de Buurserbeek spruit voort uit den volkomen beerloozen toestand. Heeds sedert lang was liet bekend, dat de overvloeijing naar de Uutbeek hinderlijk is, en liet vooral zaak zou zijn, de beek bij de Harvelder of Warvelder schans te rigten, de afvoer bij de molens beter te regelen en te verbeteren.
In plaats van dit te doen, damt men de beek bezuiden het dorp Haaksbergen (bij de Morsinkhofsbrug) geheel af, en de hulpsluis van den Oosterdorpermoleu , door ouderdom instortende, wordt die niet door een nieuwe en betere vervangen, maar damt men eenvoudig den linkerarm af. eu vermindert men het profil van afstrooming.
Op andere plaatsen staat hinderlijk struikgewas langs de boorden, zonder dat het weggeruimd wordt.
Door een streng politie toezigt op de beek, zou de afwatering langs deze iets, maar niet genoegzaam gebaat worden. Onder de andere middelen ter verbetering komen in aanmerking;
1». Het maken eener coupure, lang 2920 meters, ter hoogte van de Warvelder schans, en wel van 636 meters boven de Koekoeksbrug tot -1lt;5 meters beneden de Onlandsbrug. De bodem bij den aanvang en het einde der coupure aannemende op 28.78 en 26.05 AP., ontstaat er een verval van 2.73 meter of 0.93 per kilometer.
Daardoor zal het overloopeu naar de Uutbeek voorkomen worden.
2°. Het wegruimen van den dam bij de Morsinkhofsbrug, en den bouw eener hulpsluis, in de plaats van de vervallen en afgedamde hulpsluis, bij den Oosterdorpermoleu.
3°. Het regelen der molenpeilen, zoodat de schutten bij het eerste berigt van hoog water bovenwaarts (dus veel vroeger dan nu) reeds getrokken worden.
4°. Het regelen der waterverdeeling bij de Nieuwe Sluis, niet naar den datum, maar naar de waterhoogte.
VI.
I) F, B KXKDF, x-sr JTIP15K F.K.
§ 19. Loop, stroomgebied^ verhang.
Het water dat door de zoogenaamde Nieuwe sluis, later dooide zoogenaamde Oude Sluis, naar 't Westervlier vloeit, endaar door eene sluis in verband staat met de Boven-Hegge, is groo-tendeels eene kunstmatig gegraven vaart, waarop de stad Deventer vroeger verschillende kunstwerken onderhield, die gedeeltelijk vervallen zijn.
Deze beek heeft van de scheiding met de Molenbeek, boven de Nieuwe Sluis tot bij Westervlier, een zeer onbeduidend stroomgebied op den regteroever, dat zich echter van daar verder naar beneden verbreedt, tot op den kruin der hoogten in Beusbergen en Markelo. Beneden die plaats wordt het nog breeder, en gaat langs de hoogten van Holten, langs den ouden zandweg (benoorden den straatweg) tot de Rinkelaar. Van hier gaat het zuidwaarts naar de Schipbeek terug, even beneden den mond der Boterhoek.
Van hier blijft het stroomgebied weêr meer op den oever liggen, terwijl een bermsloot op het beneden gedeelte, het water der Spildijkswetering opneemt.
Op den linkeroever heeft de Schipbeek beneden de Oude
Sluis eerst een gmot stroomgebied, zich uitstrekkende zuidwaarts en westwaarts tot aan de kade, die de Bolksbeek volgt. Beneden de Bolksbeek wordt liet weder veel kleiner en op het benedenste gedeelte, waar bermslooten, die naar de Dortiierbeek afwateren, den linkeroever volgen, heeft de Schipbeek bijna geen stroomgebied.
I Iet totale stroomgebied der Beneden-Schipbeek is groot: Op den linkeroever tot Neede en de Bolksbeek 4600 hectares. // // regteroever in Holten, Markelo, enz. 5450 « Verschillende kleinere vakken op beide oevers 2670 quot;
Te zamen . . 12720 hectares. Daarbij komt een gedeelte van liet water dat de Buurserbeek van 21920 hectares aanvoert, eu, voor liet vak beneden de Bolksbeek, het water dat door de Avinksluis uit de Berkel wordt aangevoerd.
De waterpassingen, thans langs de beek verrigt, hebben met onbeduidende verschillen, de in 1847 gevonden hoogten teruggegeven. De lengte en liet verval op dit gedeelte der beek. zijn in de volgende tabel vereenigd, waarin ter vergelijking de uitkomsten der opmetingen van 1847 ook zijn opgenomen. De lengten zijn aangenomen als in 1847. De laatste meting gaf een verschil in lengte van '/j procent, dat zeer verklaarbaar is, langs eene kronkelende beek.
GegeTens omtrent den toestand der Scliipbeek in 1847, 18o8, en 1869—70.
Tabel II.
Waterspiegel - - A.P.
Profil der beek in vierkante meters.
Wijdte der 'bruggen vonders.
Dorpel of bodem -t- A.P.
Afstand tot het glacis van Deventer.
I8T0.
1809.
1847.
185S.
AANMERKINGEN.
Januari 1870 (mntervloed).
Maart 1847 (middelbare stand.)
In
Juni (zomer-drcogte.)
In het begin van
J uni (zoraervloed)
In
Januari (winter-vloed.)
Buitengewone 7.0-
mer-droogte.)
In
Febrnarij eu Mei (hoogc).
In
Maart (middelbare.)
1870.
1847.
1870.
1S47
PLAATS
DER
WAARNEMING.
[)e waterstanden in het droogste gedeelte van het drooge Jaar 1858, zijn bij eene naauwkeurige waterpassing waargenomen door den Ingeniem A. Simons.
5.25
5.05 1 5.79
5.21 5-26 5.31
o.43
5.90
6 33 0.70 7.45
7.63 7.98
8.15
8.C2
Be opgave over 1847 zijn overgenomen uit de „Overijsselsehe faterenquot;, bladz. 334 iu verband met bladz. 385.
(«) In de laatste jaren gebouwd.
5.40
6.35
5.93
17.2
21.3
17.0
3.5 5.0 2,0 O.O 3.0
3.0 4.0 3.3
11.25
9.] 4
9.04 9.73
7.9 in 3 openingen
10.43 10.87 11.33
] 1.85 12.00 13.28
9.5 13.4
9.8 in 3 openingen 9.2 in 3 openingen
0.0
0.0 2.0
10.3 in 4 openingen
11.18
13.05
11.1
9.3 26.5 14.5
7.8 in 3 openingen 7.0 in 1 opening 8.0 in 3 openingen
113.6 in 1 opening 18.5 in 6 openingen 18.5 in 6 openingen
13.35 niet waar genomen.
13.13
Doorvaart in het glaeis ......... |
0 |
3.30 |
3.50 |
5.40 |
0.00 |
Tegenover de Snippelingslnis . ... |
1000 |
4.30 |
3.85 1 |
5.50 \ |
■' |
Beneden j de keersluis in den boven- |
2300 |
4.70 |
3.75 |
5.57 |
■' |
Boven [ mond der K.ocrhuizerbeek |
2550 |
4.00 |
4.40 1 |
5.57 |
quot; |
Beneden de Kloosterbrug........ |
3300 |
4.11 |
3.50 |
5.01 |
quot; |
Kloosterbrug................... |
3 500 |
4 42 |
4.45 |
5.03 | |
Spoorwegbrug («)............... |
4005 |
4.53 |
4.3 o |
5.00 |
| |
Beneden Zwolmertoren........... |
4300 |
4.80 |
4.35 | |
5.68 | | |
Zwolmertorenbrug.............. |
4750 |
4.20 |
4.50 |
5.70 i | |
4800 ! |
4.02 |
4.50 : |
5 70 | |
quot; 1 | |
Tegenover de Spildijks waterleiding . |
7500 |
5.13 |
5.10 |
6.35 |
quot; |
Beneden Bathmen............. |
9050 |
5.40 |
5.40 j |
6.70 I |
quot; |
Bathmensebe brug.............. |
9300 1 |
0.03 1 |
5.75 i |
6.73 j |
7.72 |
Veervonder (thans brug).........| |
10000 ! |
0.10 j |
0 00 |
0.95 |
quot; |
Bij de Menop (Voord*.........., |
12430 |
niet gepeild | |
7.45 i |
7.70 |
■' |
Beneden de Landweerbrug....... |
12550 1 |
7.05 |
0.75 ] |
7.73 | |
Landweerbrug (bencdemnond der |
IT- I | ||||
ontworpen groote Coupure;..... |
13300 |
6.40 |
0.00 1 |
quot; | |
Seheepmansbrug................ |
13740 i |
0.85 |
6 90 |
8 lo j |
quot; |
Mond eener waterleiding (i) . . . ■ |
13970 |
7.43 1 |
7.45 | |
8.22 1 |
quot; |
...... W ..... |
14900 i |
7.45 |
7.80 |
8.54 ! |
quot; |
Potbaarsbrng................ |
15860 1 |
7.80 |
8.00 : |
8,85 | |
Mond der Boterhoek............ |
10190 1 |
7.78 |
8.00 ! |
8.95 ! |
quot; |
Nieuwe Pothaarsbrug........... |
16540 ' |
7,80 |
8.00 1 |
9.04 |
quot; |
Bovenmond der ontworpen groote |
9.24 | ||||
Coupure..................... |
17340 |
8.20 |
8 50 | ||
Jan Harmensbrug............... |
17000 ; |
8.25 |
8.10 |
9.33 i | |
Beneden de Wipperl........ ... |
18050 |
8.78 |
8 85 |
9.45 |
quot; |
Brug bij de Wippert.......... |
18270 |
8.56 |
8 10 |
9.53 i |
■' |
Boven de Wippert............. |
19300 |
8.98 |
9.05 |
9.70 i |
quot; |
Bloemendaals vonder............. |
20035 |
8.58 |
9.30 |
9.80 | |
Sandermans vonder.......... |
20003 |
9.45 |
9.05 |
9.97 | |
20080 |
9.43 |
9.25 |
9.97 | ||
Beneden de Hooge brug ...... |
23550 |
10.32 |
10.35 |
10 71 | | |
Ilooge brug.................. |
22700 |
niet gepeild |
10.00 |
10.83 j |
10.90 |
Boven de Hooge brug........... |
23050 |
10.04 |
10.40 |
1,0.90 |
quot; |
Mond der Lindemansbeek....... |
34100 |
10.55 |
10.50 |
11.10 |
quot; |
Enklaarsbrug................. |
25110 |
10.03 |
10.75 |
11.40 | |
Eozendamsbrug (e)............. |
30030 |
10.40 |
10.70 |
11.64 | |
Bij den mond der Beusberger wa |
11.73 | ||||
terleiding.................. |
26480 |
11 25 , |
10.95 | ||
Ensinkgoorsbrug............... |
27400 |
1! .40 |
11.35 |
11.93 | |
Kooivonder (thans brug ......... |
28800 |
10.83 |
11.20 |
13.18 | |
Spoorwegbrug ('/)............... |
29090 |
11.05 |
10.75 |
13,28 | |
Brug in den grindweg......... |
29000 |
13.10 |
11.85 |
13.45 | |
Bij bovenmond der Itcgge (Wester |
13.40 | ||||
vlier)...................... |
! 31050 |
11.73 |
11.50 |
12.65 |
3.8 m. in 1 opening! 6.0 in 1 opening 10.5 in 2 openingen 17 5 in 1 opening 10.0 in 2 openingen 10.7 in 3 openingen 11.3 in 2 openingen 9.3 in 3 openingen 10.5 in 3 openingen 7.9 in 3 openingen 7.5 in 3 openingen |
|
•w | ||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5 |
(i) Beide hier genoemde waterleidingen, liggen aan den regteroever, en komen uit het Holterbroek.
(c) Deze brug komt ook voor onder den naam van Koos-domsebe brug.
(d) In de laatste jaren gebouwd.
8.0 in 3 openingen 11.7 in 2 openingen
8.0 in 3 openingen;
7.3 in 2 openingen
4.5
9.23 ! 0.5 in 3 openingen
| 7.0 in 2 openingen j 7.0 in 3 openingen
••51
^ 20. Oorzahen vav luttige waterdmiileii.
De waterstanden op de Schipbeek hangen af:
o. van liet water, dat door de Buurserbeek wordt aangevoerd; h. van het water, dat bij het trekken der sclmtten aan de Avinksluis, of wel door overvloeijing der oevers meer bovenwaarts, uit de Berkcl afvloeit, en zich met twee monden, de Lindemansbeek en de Bolksbeek, op de Schipbeek stort; c. van het invloeijen van LTsselwater op het benedengedeelte.
De aanvoer langs de Buurserbeek zal eenigermate vermeerderen , wanneer de overvloeijing beoosten Haaksbergen, noordwaarts naar de llutbeek, beteugeld of liever voorkomen is, door de voorgestelde verbetering op de beek zelve. De waterverdeeliug tussehen lleg'gc en Schipbeek, onveranderd blijvende, zal de waterafvoer naar de Schipbeek iets grooter kunnen worden dan zij thans is.
Daarentegen zal het zaak zijn, door verbeteringen op de Herkei, de werking der Bolksbeek te beteugelen, en dit zal eene grootere vermindering van wateraanvoer bewerken dan de vermeerdering bedraagt , door beteugeling van den overlaat naaide Rutbeek, veroorzaakt. Ten slotte zal dus de Schipbeek, beneden de Bolksbeek, minder water dan nu behoeven af te voeren.
Het is bekend dat de IJsselstanden te Deventer, die soms dalen tot 2 meters -f- A.P., en zelfs nog iets lager, in andere gevallen stijgen, tol de hoogte van liet hooge Schipbeekwater aan den mond of globaal 6.00 -f- A.P., en dnt zelfs bi j uitzondering standen voorkomen tot 7 a 7.50 -f- A.P.; ja, de stand van 17SI wordt op 8.26 -f- A.P. opgegeven. Hierbij moet wel daarop gelet worden dat liet [Jsselwater, dat uit den regteroever over den straatweg, naar de Snippelingsdijk stroomt, hooger staat dan het water op den Ussel aan de brug.
Aannemende dat met dien hoogsteu IJsselstand van 8.26 -|- A.P. is bedoeld de stand aan de Snippelingsdijk, dan is een blik op de Tabel 11 voldoende, om te doen zien dat het water dan
:VZ
zeef verre de Schipbeek oploopt , en de invloed van zoodanige instrooming van IJsselwater, en opstuwing van liet afkomende binnenwater zicli zeer verre kan doen gevoelen. Het zou niet te verwonderen zijn dat, tot den mond der Boterbeek, die invloed zich gevoelen liet.
Daar gedurende den tijd dezer laatste opmetingen (18(i9--1870) geen zeer hoog Ussel-water is voorgekomen, is het niet mogelijk geweest directe waarnemingen over de werking van liet Ussel- op iiet beekwater te doen.
De vraag doet zich voor: kan het nuttig zijn de Schipbeek door een afsluiting met sluizen en dijken, nan den invloed van zulk hoog IJsselwater te onttrekken ? Wij vermeenen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden om de volgende redenen.
Vooreerst klimt de Ussel hoogst zelden tot die buitengewone hoogte, en brengt het vruchtbare IJsselwater altijd eenige slib op de landen. Ten tweede vallen die hooge LTsselstanden veelal te zamen met veel afvoer van beekwater, en de landen zouden dus (als de hooge Usselstand wat aanhield) verdrinken doorliet minder vruciitbare beekwater, in plaats van door liet meer vruchtbare IJsselwater. Het zou wel mogelijk zijn dit beekwater van Deventer af te leiden naar een lager punt des Ussels, waar afwatering altijd mogelijk bleef; maar de kosten van zulk een werk zouden buiten alle verhouding staan, met liet nut dat het kon aanbrengen.
Het zal daarom zaak zijn de Schipbeek op de tegenwoordige wijze op den Ussel te laten uitmonden.
21. Beschouwingen over de waterstanden, veroorzaakt door het bovenwater. Bodemligging.
Op bladz. •']•')7 der //Overijsselsche Waterenquot; vindt men eenige gegevens over de werking der JBoven-Schipbeek en der Bolksbeek. Men had toen van 14—18 Februarij 1817 :
Op de Bolksbeek bij den grindweg klimmende standen van 12.34 tot 113.24 Al'.
en bij het Westervlier van I2.(i2 quot; i-'5.27 r
Vnn 8— 1 :Z Apvil;
Op de .Bolksbeek bij den grindweg klimmende standen van 12.30 tot 13.2] -]-AP.
en bij liet Westervlitn1 van 12. tS w 13.13 quot;
Van (1- !) Mei;
(Op de Bolkfsbeek bij den grindweg klimmende standen van 13.23 tot 13.20-f-AP.
en bij het Wester vlier van 13.38 » 13.40 »
De vloed van Februnrij gaf te Bathmen eenige dagen later 7.07 -f- AP., die van April 7.24-|-AP. en die van Mei 7.72 AP.
Thans heeft men waargenomen van 24—27 Maart 1870;
(Op de Bolksbeek bij den grindweg klimmende waterstanden van 12.7!) tot 13 57 AP.
en bij het Wester vlier « 12.7(! « 13.17 quot;
gevende eenige dagen later te Bathmen 7.68-r AP.
Tijdens de peiling der Bolksbeek in Mei vond men de waterspiegel bij den grindweg 13.48 AP.
te Westervlier was de waterstand toen 13.13 AP.
De laagste standen kwamen voor in liet bijzonder droogejaar 1858. Toevalligerwijze heeft toen juist eene waterpassing en peiling der beek van de Snippelingslnis tot Westervlier plaats gehad door den Ingenieur A. Simons. De toen gevonden lage waterstanden zijn reeds in tabel 11 opgenomen.
Merkwaardig is de gelijkheid van de bodcmligging bij de peilingen van 1847 en 1870. Op de bij dit verslag gevoegde 10 bladen lengte- en dwarsprofillen, is tevens de bodemligging der beek van 1847 met eene stippellijn aangegeven. Wel hebben zich hier en daar ondiepten verplaatst, diepe kolken in den bodem gevuld, terwijl op andere plaatsen nieuwe ontstaan zijn; maar over het algemeen kan men zeggen: dat de bodem van de beek in zijn geheel onveranderd is gebleven.
Hiervan is echter uitgezonderd, liet vak van Westervlier tot de Nieuwe Sluis, waar de beek thans in minder goeden toestand verkeert dan vroeger.
§ 22. JSenige gegeven» omtrent de Bolhéeek.
Het schijnt hier de plaats eenige gegevens te vereenigen van dat gedeelte der Bolksbeek, hetwelk op Overijsselsch gebied ligt. Bij de peiling in Mei 1870 was de toestand der beek als volgt:
O |
LIGGING -f |
- A.P. VAN |
Profil bij den waterstand | ||
PLAATS DER |
O |
van | |||
■WAARNEMING. |
O |
Bodem. |
Waterspie- lt;gt;■(',1 Ö (7—8 Mei). |
7—8 Mei tusselien de bekade oevers. |
AANMERKINGEN. |
0 |
9.10 en 9.7 |
10.88 |
tf | ||
Brug bij Siinderman. |
140 |
9.73 |
10.92 |
3.93 | |
2,.)0 |
10.0.3 |
10.99 |
2.83 | ||
490 |
10.23 |
ff |
n | ||
Brug bij Broekman.. |
2193 |
11.10 |
tt |
3.63 | |
Dwarsprofil I[..... |
2300 |
11.10 |
11.99 |
3.18 | |
Bovenmond der Lindemansbeek...... |
3350 |
11.13 |
ff |
n | |
Dwars profil III. . . . |
4233 |
11.23 |
12.39 |
6.82 | |
H—1 |
6427 |
11.30 |
13.04 |
8.14 | |
Weg naar de Eozo-damsbrug....... |
G600 |
11.60 |
tt |
n | |
Dwarsprofil \. |
8340 |
11.30 |
13.33 |
10.34 | |
1 Spoorwegbrug..... |
CO CO |
11.10 |
13.33 |
30.80 | |
Brug in den grindweg (Diepenheim-Loehem) Dwarsprofil VI.... |
9008 9878 9920 |
12.03 12.20 12.00 |
13.48 (a) 13.63 (4) 13.66 (/;) |
22.30 7.90 // |
(rt) Waargenomen op, 8 Mei aan de peilschaal.] Bij de peiling op 10 Mei was het 0.56 meter lager! (li) Afgeleid uitdedoor-j getrokken verhang! ijn van 8 Mei. |
35
De brug bij Sandeiman is 4.10 wijd in 2 openingen. n n n Broekman // 4.50 ,// // 1 opening. quot; spoorwegbrug // 14.80 « n 1 n
quot; brug in den grindweg// 18.70 n // G openingen. l)e overdreven brugwijdte in den spoorweg en den grindweg, op eene overal onmiddolijk op de oevers bekade beek, beeft hoegenaamd geen nut, en kan niet anders dan eene geldverspilling genoemd worden.
De waterstanden op de Eolksbeek zijn van Februarij tot Augustus 1870, dagelijks waargenomen op twee punten, namelijk :
Aan de brug bij Broekman 2195 meters boven den mond.
// // n in den grindweg 9008 // n » n De lioogste en laagste standen per maand waren van Maart— Augustus 1870 als volgt:
Bolksbeek in 1870.
Bij den grindweg:
Maart. April. Moi. Juni. Juli. Aug.
Hoogste stand: .... 13.57 12.86 13.48 12.50 12.66 13.24
Laagste // .... 12.53 12.34 12.49 12.34 12.38 12.33
Bij de brug van Broekman:
Hoogste stand: .... 11.98 11.80 11.98 11.42 11.44 11.68
Laagste // .... 11.55 11.38 11.42 11.18 11.22 11.14 Verval tussclien die punten:
j hoogste stand: 1.59 1.06 1.50 1.08 1.22 1.56
1J \ laagste // 0.98 0.96 1.07 1.16 1.16 1.19 De sterkste was van water kwam voor:
Aan den grindweg van 12.65 op 23 Maart tot
13.57 // 27 quot; dus 0.92 meters
was in 4 dagen.
Hiermede stemde overeen, een was van water:
bij Broekman van 11.62 op 23 Maart tot
11.98 quot; 29 '/ dus 0.34 meters was
iu 6 da quot;'en.
36
Aan den grindweg van 12.81 op 2 Mei tot
13.48 quot; 7 quot; dus 0.fi7 meter was
in 5 dagen.
Hiermede stemde overeen een was van water:
bij Broekman van 11.72 op 2 Mei tot
11.98 // 7 quot; dus 0.36 meter was in
5 dagen.
Eindelijk steeg liet water:
Aan den grindweg van 12.66 op 28 Augustus tot
13.24 quot; 31 quot; dus 0.58 meter in 3 dagen, gevende een was
bij Broekman van 11.42 op 28 Augustus tot
1168 quot; 31 quot; dus 0.26 metersin
3 dagen.
Men ziet uit deze opgaven, dat de hoogte van den vloed naar beneden zeer verloopt, wat gedeeltelijk kan toegeschreven worden aan de aftapping van water langs de Lindemansbeek, maar nog meer aan de plotselijke opening der Avinksluis. Ook de doorbraken, die nu en dan in de kaden langs de Bolksbeek vallen, kunnen tot deze uitkomst hebben medegewerkt.
§ 23. Voornaamste gebreken in de afwatering langs de ftcldpheelc.
Deze zijn:
a. Onregelmatige toevoer van water uit de Berkel, langs de Bolksbeek, en diens regterarm, de Lindemansbeek;
b. Groote kromming en minder verhang beneden de Wippert, waar juist met het oog op de afwatering van het Holter-broek een lage stand der zomervloeden zeer gewenscht is;
c. Onregelmatige ligging van den bodem en kleinere kronkelingen der rivier.
Op het beneden gedeelte is de afwatering zeer verbeterd door de verdieping tusschen de Snippeling en liet glacis, ten gevolge der kanalisatiewerken; door liet verruimen der doorvaart in het glacis tot 6 meters wijdte; door de inrigting der vroegere kleine
87
schutsluis naast den molen tot strooming door liet aanbrengen van ijzeren valscliutten; door de mogelijkheid van strooming met de rinketten in de deuren der schutsluis aan de haven. Niettegenstaande de sluiting van den duiker aan de Yischmarkt, is op het beneden gedeelte de afwatering thans in beteren toestand dan in 1847.
Ook boven de Snippeling is de beek thans iets dieper dan toen, verder naar boven is die in 't geheel onveranderd gebleven met uitzondering van het gedeelte boven 't Wester vlier, dat achteruit is gegaan.
§ E4. Middelen ter verbetering.
Vijf verkortingen (sommigen zijn eigenlijk verzamelingen van verscheidene kleine elkander opvolgende coupures) zullen de afwatering zeer verbeteren. Ze zijn op de kaarten en in de lengteprofillen aangegeven en liggen op de volgende punten:
Coupure 1 bevat twee afsnijdingen, boven en beneden de Enklaarsbrug, ter lengte van circa 400 meters, waardoor de beek 80 meters verkort wordt. liet grootste voordeel dezer rectificatie bestaat in het wegnemen der talrijke schaaroevers in verschillende kleine bogten.
Coupure 2, even boven den mond der Lindemansbeek, snijdt drie kleine bogten af, voorkomt daardoor liet inscharen der oevers, en is lang 220 meters, gevende eene verkorting dei-beek van slechts 55 meters.
Coupure 3 ligt beneden do Hooge brug, en snijdt met hetzelfde doel als boven, 7 bogten af. De lengte der afsnijdingen bedraagt 875 meters, de verkorting der beek 130 meters.
Coupure 4, even boven de Jan Harmens brug, vervangt eene bogt van 130 meters door een regt gedeelte van 94 meters.
Coupure 5 eindelijk geeft een geheel nieuwen loop aan de beek over ruim 3 kilometers lengte. Aanvangende beneden de Jan Harmens brug, ter plaatse waar de beek zicli noordwaarts naar het Holterbroek wendt, doorsnijdt zij de heidegronden in
38
regte rigting over ruim 2700 meters lengte, valt boven de Landweerbrug weer in de beek, die bij en beneden de uitmonding (even als bij den bovenmond) gerigt wordt. De totale nieuwe rivierlengte bedraagt 308C meters en vervangt een riviervak van 4200 meters.
De oude bedding der beek, die dc afwateringen van liet Holterbroek opneemt , wordt even boven de Landweerbrug door een dam met duiker gesloten, welke duiker van een klep of schuif moet worden voorzien.
De bovenmond der Oude beek wordt insgelijks door een dam gesloten, die ten dienste der bevloeijing van het Holterbroek. van een duiker met schuif kan worden voorzien. Het Holterbroek komt daardoor in een uitmuntenden toestand van afwateringen bevloeijing; het verkrijgt een lager punt van uitloozing op de nieuwe Schipbeek, terwijl het afgesneden rivierbed, als boezem tot tijdelijke waterberging, bijv. bij een zomervloed, dienen kan.
Tusschen en boven deze vijf Coupures zal de bodem der beek verdiept moeten worden, zooals de profillen aanwijzen en wel globaal:
a. Van de Nieuwe Sluis tot Westervlier, bijna doorloopend
variëerende van 0.2 tot 0.5 meters diepte;
h. Van Westervlier tot circa een kilometer beneden de spoorwegbrug bijna doorloopend van 0.2 tot 0.5 meters diepte; 6*. Tusschen de Rozedamsbrug en Coupure 1, over circa 000
meters, gemiddeld 0.50 meters verdieping;
(l. Tusschen de Coupures 1 en 2 over circa G00 meters, gemiddeld diep 0.50 meters;
e. Tusschen de Coupures 2 en 3 bijna doorloopend over 1250
meters lengte, circa 0.50 meters diep;
/. Tusschen de Coupures 3 en 4, doorloopend over 550 meters, gemiddeld diep 0.50 meters;
rj. Tusschen de Coupures 4 en 5 bijna doorloopend, over 425 meters, ter diepte van 0.60 a 0.70 meters.
Met deze Coupures en verdiepingen zal het bed der beek voldoende ruimte aanbieden, wanneer door verbeteringen op de
]3erkel zelve, de aanvoer van water langs de Bolksbrng minder wordt.
In. verband daarmede, zou men nu de Lindemansbeek iu den bovenmond kunnen afdammen, en do werking als regterarm der i?olksbeek kunnen oplieffen. De Lindemansbeek zou als afwatering der belendende gronden kunnen behouden worden.
Vil.
UK HEGGK.
§ 2ö. Loop can de DiepmiUehusclte Molenbeek en de Booen-Re(j(je tut bij Goor. Stroomgebied.
De Diepenheimsclie Molenbeek, is eigenlijk do regterarm van de Jkmrserbeek, waarvan de Schipbeek de linkerarm is, die gedeeltelijk door kunst schijnt te zijn daargesteld.
Yolgens vroegere overeenkomsten, wordt in den zomer deze linkerarm, bij de zoogenaamde Nieuwe sluis, afgedamd, en vloeit dan al het water langs de Molenbeek af. Des winters daarentegen wordt (na opruiming van den dam bij de Nieuwe sluis) liet meeste water langs de Schipbeek afgevoerd.
Beneden den Diepenheimschen molen, wordt de beek nog bij het Nijenhuis opgestuwd, snijdt daarna den grindweg, en valt boven Goor in de Hegge.
Het verval op dit water in 18 L7, blijkt uit liet volgende tafeltje, dat uit de //Overijsselsche Waterenquot; bladz. 215 is overgenomen. Het kwam niet noodig voor dit niet zeer belangrijke watertje wederom op te nemen.
PLAATS |
| Afstand |
Bodem |
Aantal |
To |
| |
tot den I |
of |
i | |||
mond in | |
dorpel |
openin |
zamen |
AANMERKINGEN. | |
| VAN W A AU N E M ING. |
meters. | |
-f- A.P. |
gen. |
wijd. | |
1 Beneden mond aan |
1 | ||||
dc Ecggc....... |
0 |
10.30 |
1 |
n | |
Brugje........... |
-too |
// |
1 |
-K4 |
j | | |
Youdcr in den ouden | |||||
weg........... |
05U |
// |
1 |
6.3 | |
Brug hi den grindweg |
2^ÜU |
10.80 |
2 |
•i.2 | |
Loopbmgjc....... |
2370 |
„ |
3 |
13.0 |
Op het water G.5 meter |
wijd. | |||||
Valscluit bij liet Xij- | |||||
enluüs.......... |
3UUU |
11.55 |
3 |
6.02 |
Een paar ellen lager ligt de |
bodem op ongeveer 11.00 | |||||
Diepenlieiuisclioii |
A.P. | ||||
watermolen..... |
4100 |
13.02 |
3 |
3.02 |
| |
Bovonmond....... |
6100 |
13.70 |
1 |
5.0 |
1 |
De Hegge, die van liet Westervlier komt en tiaar door eene schutsluis van de Schipbeek gescheiden is, dient aanvankelijk alleen tot afwatering der belendende gronden, en eenigermate voor de scheepvaart. Na door het stadje Diepenheim te zijn gestroomd, wordt het water daar beneden bij een brug met ijzeren valschut, opgestuwd, en vervolgt zijnen loop noordwaarts door lage groenlanden, tot zij door de Diepenheimsche Molenbeek versterkt wordt. Zijnen loop vervolgende, snijdt liet den spoorweg ten zuidwesten van Goor en splitst zich weldra in twee armen.
liet stroomgebied van dit gedeelte, dat is van de Molenbeek en de Hegge, tot aan de splitsing bij Goor in twee armen, strekt zich links uit tot den kruin der hoogten in Stokkum, Bensbergen en Hericke, en bevat regts slechts een klein oppervlak, ongeveer tot den grindweg van Goor tot bij de laan naar Weldam, en dan den zandweg zuidwaarts volgende, naar de
Leuskampsbrug boven de nieuwe sluis; vertier liet oppervlak tussehen Hegge, Molenbeek en Schipbeek. Het geheele oppervlak van, dit stroomgebied boven Goor kan op 2900 hectares gesteld worden. Plet bestaat gedeeltelijk uit de helling der reeds genoemde heuvelen, links uit bosschen en bouwlanden bij Die-penheim, Westervlier, Warmelo, Nijenlmis enz., en verder iiit vele lage gronden langs en tussehen beide beken.
§ 2G. Loop van (ruor naar Exo. Stroomgebied.
üe regterarm behoudt don naam van Hegge en doorsui jdt eerst den grindweg, daarna den straatweg in Goor, en vloeit noordwaarts langs fabrieken. Op dit gedeelte liggen:
eene kleine stuw bij de bleekerij,
eene ophaalbrug,
eene kleine stuw bij de Spechthorst.
Beneden deze neemt de rivier den linkerarm weer op, die onder den naam van Oude beek eerst den straatweg bewesten Goor heeft gesneden, en verder door lage gronden is gestroomd, en die even voor hare hereeniging met de Hegge de Holtdijks-beek heeft opgenomen.
Deze lloltdijksbeek ontstaat op hooge gronden in Beusbergen, op de grens van het stroomgebied der waterleiding van dien naam, die naar de Schipbeek stroomt.
Op verschillende kaarten zijn beide beken aan elkander ge-teekend, en schijnen dan eene waterverbinding (zonder verdeelpunt) tussehen Schipbeek en Hegge te vormen, die feitelijk niet bestaat. Die Holtdijksbeek ontvangt op den rogter- of zuidelijken oever, het water der noordelijke afhelling van llericke en van de lage gronden aan den voet dier hoogten; noordelijk heeft die weinig stroomgebied.
De Hegge vervolgt haren loop noordwaarts, snijdt den grindweg naar Goor bij de Barlosche brug (op sommige kaarten Krommansbrug) en blijft meest in lage landen, hier en daar door bouwkampen afgewisseld, tot Exo stroomen. Op den liu-
43
keroever is het stroomgebied zeer beperkt, en gaat niet eens tot de hooge landen van Enter, die als een eiland zich temidden der uitgebreide groenlanden verlieffen; liet blijft integendeel bijna vlak op den-oever liggen. Uitgebreider is bet stroomgebied van den regteroever, dat zich tot bijna aan den oever der Buurserbeek en tot aan de Oelerbeek bij Carelshaven uitstrekt. Hier neemt de Regge achtereenvolgens op:
De Poekbeek bij Goor, komende van de zijde van Marktvclde met een tak komende van Hengevelde;
De Zeidammer beek van de zijde van Eppenzolder en beoosten Hengevelde naar de Hegge stroomende;
De Hagmolenbeek, die in Rietbeek ontspringt en soms water uit de Buurserbeek ontvangt bij wintervloeden;
Te Twickelsche vaart eindelijk die zicli tot Carelshaven uitstrekt.
Het stroomgebied van de Hoven-Rogge, tnssehen de scheiding boven Goor en 't Exo, kan op 14200 hectares geschat worden, vormende met de 2900 hectares hoven Goor 17100 hectares.
De rivier voert echter, behalve het water van dit stroomgebied ook nog een gedeelte af van liet water, dat langs de Buurserbeek van 21020 hectares wordt aangevoerd.
De kleine stuw van Velten is thans opgeruimd, en twee nieuwe bruggen over dit gedeelte der rivier gebouwd sedert 1847. Deze bruggen zijn:
De Langevoortsbrug boven en de
Keurstbrng heneden den mond der Twickelsche vaart.
Overigens is de bodemligging der beek bijna overal gebleven zoo als zij in 1847 was.
§ 27. Da Hegge van Exo tot de Vecht. Loop. Stroomgebied.
Bij Exo valt de Almelosche Aa aan den regteroever in de Hegge, en voert het water aan dat van 50720 hectares in Overijssel en van 5850 hectares in Duitschland, te zamen van C2570 hectares afvloeit. Aldus aanzienlijk versterkt vloeit de
rivier met talrijke kleine bogten, eerst west, dan noordwest en eindelijk bijna noordwaarts, om zich bij Dmmewind in de Vecht te storten.
liet stroomgebied is bepaald:
Links door de hoogten van de Borkelt, Holten, Haarle en Hellendoorn. Benoorden deze wateren de Dammarkte en de landen in Lemele op de Hegge af. liet stroomgebied is verder beperkt door eene lijn van brug 8 over den top der Lemelerberg. Benoorden dezen berg wateren de landen van het Dalmsholtervlier en tot het Achterveld naar de Hegge af, waarvan het stroomgebied beneden de Nieuwe brug door de bouwlanden van Gietmen begrensd is.
liegtH behooren tot het onmiddelijk stroomgebied der Regge (buiten de later te behandelen kom van Almelo en Vriezenveen) de landen tot den kruin der hoogten van 't Heksel en Daarle, en de gronden bij den Ham tot liet kanaal oostwaarts, en de hooge gronden bij de Vogelenzang en de Vossenhaar noordwaarts. Op het beneden vak is het stroomgebied door de hoogten in Bestmen begrensd.
Het totale oppervlak dat naar de Kegge afwatert heeft de navolgende grootte;
Een deel van het water der Buurserbeek. - voor memorie.
Het onmiddelijk stroomgebied boven Exo . 17100 hectares.
De kom van Almelo en Vriezenveen . . . 62570 quot;
Onmiddelijk stroomgebied der Beneden-Regge
op den linkeroever......... 13700 quot;
// // regteroever.........16230 quot;
Te zamen (buiten de Buurserbeek) . . . 109600 hectares.
Op de Regge is sedert 1847 eene brug gebouwd bij Exo, beneden den mond der Almelosche Aa; onveranderd gebleven (in hoofdzaak) zijn die van Rijssen, Nij verdal, Hellendoorn, Nieuwe Brug en bij 't Laar. De naauwe stuw van Schuilenburg is weggebroken en door eene wijdere brug (zonder stuw) vervangen met behoud der oude molenbrug op den linkeroever, maar met
opruiming (lev Bornsche brug op den regteroever. Verder is in 1853 eene wijde stuw bij Hankate gebouwd, en de rivier verkort door ('éne coupure bij die stuw, en twee in Egede op liet gekanaliseerde Reggevak, verder door liet in werking treden eener in 1847 reeds gegraven, maar toen nog niet werkende coupure, beneden de Laarbrug.
§ 28. Jh: voornaamste zijtaklcen van de Hegge heneden ]ixo. Gegevens omtrent de Hegge.
De voomaaraste zijtakken zijn:
Op den linkeroever.
De Entergraven, ontstaande digt bij den noordelijken oever der Iloltdijksbeek en strocmende beoosten de hooge bouwlanden van Enter evenwijdig aan de Boven-Regge.
De Elsgraven, eveneens ontspringende digt bij den noordelijken oever der Iloltdijksbeek, en vloeijende door liet Entervcen, bewesten de hooge bouwlanden om.
Benoorden deze bouwlanden vereenigd, vloeit de beek onder den naam van Entergraven door liet buis Leijerweerd naar de Hegge, tussclien Exo en liet Rijssensche veer.
De Oosterhufsbeelc vloeit aan de oostzijde der liooge gronden van Rijssen naar de Regge.
De Maalgraven voert beneden Rijssen het water af der groote groenvlakte die zich zuidwaarts tot de Borkelt en oostwaarts tot den Keizer en den Ligtenberg uitstrekt, alsmede van de oostelijke helling der hoogten.
In Zuna en Noetseleu stroomen twee waterleidingen naar de Regge, wiens stroomgebied meer en meer beperkt wordt. Nog meer is dit het geval meer noordelijk bij Nijverdal en Hellendoom.
De waterleidingen uit West Dammarkte voeren, gedeeltelijk als zuidelijke bermsloot van het kanaal, het water naar de Regge, boven de stuw.
Beneden de stuw, voert de Lemelersloot het water van eene vrij aanzienlijke oppervlakte naar de Regge.
Beneden de Nieuwe brug eindelijk, vloeit het water af uit
46
de vlakten, noordwest van den Lemelerberg gelegen, en bekend onder den naam van Dalmsliolterveld, Lageveld en liet Flier.
Op den regteroever;
üc Almelosche Aa die later afzonderlijk behandeld wordt.
Drie waterleidingen uit Noiter en liet daarnaar genoemde veen.
Eene waterleiding van Oost DammarUe, komende van de Piksen en in de Regge vallende beneden Sclmilenbnrg.
Twee andere waterleidingen van Oost Dcmmarhte worden dooide ruime zuidelijke bermsloot van liet kanaal beoosten de Hegge opgenomen en langs deze naar de Regge gevoerd. Diezelfde bermsloot voert ook eenig water van de Daarlselie veenen naaide Hegge.
Beneden de stuw van Hankate, ontvangt de Hegge liet water der beneden gedeelten der waterleidingen van Oost Dammarkte, en verder liet water der linderleek, die gedeeltelijk als bermsloot den noordelijken kanaalboord volgt, en verder de Flier-weterhuj die het water uit het Hammervlier afvoert.
De voornaamste gegevens omtrent de Regge zijn in bijgevoegde Tabel III vereenigd.
GegeTens omtrent den toestand der Eegge van do Veclit tot liet
Tabel III.
Afstanden in meters.
W A T BESPIEGEL A.P.
Dorpel of bodem A.P.
In 1847.
1858.
Zomervloeden.
Wintervloeden.
Laagste
in September.
Middelbare in Maart.
Hoogste in
Februari en Mei.
Bijzondere lage stand in
Augustus.
Van de Vecht.
Juni 1856.
Juni 1869.
April 1851.
Maart 1853.
December 1869.
Deeember 1866.
Van Exo.
1847.
1870.
P LAATS
DEK
W A A R N E M I N G.
0
1750 3190 6190 64S0 9190 9700 10710 12150 13250 13770 15270 15770 16300 17050
17600
17750
18450
19150 22370
2.72
3.05 3.35 3.78 3.83 4.40 4.47 4.62 4 88
5.06 5.10 5.20 5.25 5.29
5.40
5.43
5,47
5.58 5.90
3.80
4.75
5.13
5.20
) 4.50 I 5.58
6.72
6.G5
23770 24160
26470 27020 29770 31500 32280 36970
7.33
7.39
7.5(gt;
8.34
S.58
8.50
waar de schippers dammen...... 37720
............................ 38220
jMonc! der Ecpgo bij Dunneivind................
Beneden de afsiiijding, waar soms gedamd wordt. .
Onder do laarbnig..........................
Bij de Zandbergen, waar soms gedamd wordt.....
Beneden de Nieuwe brug....................
Onder de Nieuwe brug.......................
Benedeu Archem bij de afsnijding..............
In de Nieuwe afsnijding beneden de Flier-Weterinj
Beneden het Oortland bij afsnijding............
Beneden de afwatering van Oost-Dammarkte......
Beneden de Hammerbeek......................
Boven „ „ ................
Tusschen de Slagreb en Leraelersloot............
Seliuilenburgsehe stuk (nu brug'...........
Boven in de bogt, om den Preekstoel.......
Boven de Preekstoel......................
Onder de llellendoornsehe brug............
Beneden het magazijn der Handelmaatschappij
Onder de brug te Nijverdal................
Tegenover Achteres......................
Bij Egede, mond van liet kanaal naar Almelo
Bij Uliaan.............................
Boven Schuttevaart, in Eelen..............
Boven de waterleiding van West-Dammarkte (boven vemnond kanaal naar Zwolle)..........
Tusschen de Molenbeek en de waterleiding uit Oost-Dammarkte................
Bij den mond der Lemelersloot........
Iets hooger, beneden de Stuw-Coupure.
Stuw van Hankate.............
Bij de kamplanden. Bij het smalle land .
|
3.20 5.09 5.70 |
6.12 6.18 6.74 5.70 1 6.75 i 6.81 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2.96 I 4.30 4.29
« | quot; j t i i ;; I i
5.98 t . 6.02 | 0-JO
4.44
3.58
fc tot het Westervlier in de jaren 1847—1870.
======== |
WIJDTE DER KUNSTWERKEN. |
Profil der rivier in vierkante meters. |
A A N M E R K I N G E N. j | ||||
den. | |||||||
December 1869. |
Hoog water van 1845—46 volgens de opgaven der oeverbewoners in 1847. |
1847. |
1869—70. |
In Maart 1847 (middelbare stand.) |
I3ij den zomer-vloeil van .Tuni 1869. |
13ij den winter-vloed van December 1860. | |
„ |
„ |
„ |
„ |
21.0 |
„ | ||
quot; |
82.5 in 6 openingen |
// |
» |
,, |
Dit punt is vervallen, door het maken eener afsniidine. | ||
4.75 |
quot; |
32.5 in 6 openingen |
40. e |
38.0 | |||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
17.0 |
Even boven Je Zandbergen ligt nu een zanddorpel op 2.30 A. P. | |
5.20 |
5.50 |
31.2 in 6 openingen |
31.1 in 7 openingen |
24.7 |
58.0 |
96 |
Vlak beneden de brug ligt een zanddorpel op 2.90 A.P. |
quot; |
quot; |
28.0 | |||||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
- |
25 meters beneden dit punt ligt een ondiepte op 2.85 A.P. | ||
quot; |
quot; |
quot; |
» |
80 » boven - /, „ „ „ 3.25 -|_ „ | |||
quot; |
quot; |
quot; |
18.7 |
Even beneden Huizens. | |||
quot; |
// |
„ |
„ |
„ |
32.5 | ||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
V |
])e nieuwe dorpel ligt iets meer bovenwaarts dan de oude. | |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
22 5 |
100 nieters meer bovenwaarts is een kolk op 2.45 A.P. | ||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
35.8 |
Iets meer bovenwaarts 4.15 A.P. | ||
quot; |
quot; |
quot; |
18.7 | ||||
6.G5 |
6.50 (2) |
quot; |
27.6 in 3 openingen |
44.8 |
68 |
Veranderde toestand ten gevolge der coupure voor de stuw. | |
quot; |
quot; |
„ |
In den bovenmond der stuw coupure, tegen den regieroever zand | ||||
45.0 |
plaat, en ondiepte daarnaast op 4.75. | ||||||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
„ |
Veranderde toestand, ten gevolge van 2 coupures beneden de mond | ||
van bet Almcloscbe kanaal. | |||||||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
40.0 |
// |
Iets lager ligt een dorpel op 4.63 A.P. | |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
V |
180 meters benedenwaarts, even boven Scbuttevaart, ligt thans | ||
een dorpel op 5.30 -1- A.P. | |||||||
„ 7.56 |
13.2 in 12 openingen |
14,7 in 3 openingen |
10.6 |
26.5 35.7 |
52 |
De stuw op de rivier weggeruimd en door eene wijdere brug | |
(op de rivier) («) |
vervangen. | ||||||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
34.0 |
(a) De nog bestaande molenbrug werkte niet. | |
quot; |
8.28 |
22.0 in 6 openingen |
quot; |
36.8 |
./ |
80 meters booger ligt een dorpel op 5.05 -f- A.P. | |
quot; |
20.3 in 6 openingen |
43.7 |
// |
25 quot; boven de brug, „ „ 5.45 „ | |||
8.50 |
8.70 |
24.2 in 5 openingen |
* |
24.8 |
„ |
170 v booger op, „ „ 5.75 „ | |
24.2 in 5 openingen |
26.4 |
52.7 |
79 |
25 „ „ „ „ „ 6.15 -4- „ | |||
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
quot; |
V |
(4) Deze opgave voor Hankate is te laag, daarin 1851 en 1852, | |
bij algemeen lageren stand, reeds 6.60 -h A.P. is waargenomen. | |||||||
gemeten aan de bout in bet buis Hankate. | |||||||
quot; |
quot; |
quot; |
52.0 |
47
§ 29. IVnrkiny der dv.we/n op de Hegge.
in 1S4lt;7 zijn eenige proeven genomen, omtrent de werking der stuw van SclmilenTmrg en na 1853 met de stuw van Han-kate. De lioofduitkomsten worden hier medegedeeld.
Bij den stand van middelbaar zomerwater op de Hegge, was de invloed der stuw van Sclmilenburg in April 181lt;7 als volgt: (men vergelijke de //Overijsselsche Waterenquot; bl. 396—398 en de noot op bl. van dit verslag).
11 April 1847 vrij afstroomende rivier bij:
Nieuwe brug. Hankate. Schuilenburg. Hellend. Nijverdal. Rijsscu. beneden boven
Om 12 uur 3.81 5.27 6.05 6.10 6.37 6.68 7.80 quot; 4 // 3.88 6.05 6.10 6.68
// 8 // 3.84 6.05 6.11 6.69
De rivier was dus iets wassende, de waterafvoer bedroeg omstreeks 4 kub. meters per secunde of iets meer.
Door bet geheel sluiten der stuw ') van 's morgens 10 tot 12 uur, als wanneer het water over de schutten begon te loopen, die op 6.48 A.P. lagen, klom liet water op
12 April om 12 uur te Schuilenburg:
van 6.11 tot 6.50 dus 0.39 meters.
te' Nijverdal: van 6.74 tot 6.76 dug 0.02 meters.
Toen bleef na 12 uur de stuw als overlaat werken en steeg hot water om 6 uur 's avonds:
te Schuilenburg; tot 6.80 dus 0.69 meter boven de vrije rivier. // Nijverdal: // 6.96 // 0.27 // n n // n Te Eijssen was het den 13 April 's middags om 12 uur op 7.94 -f A.P. dus 0.14 boven den stand der vrije rivier op den 11 April; maar daar de vrije rivier te Schuilenburg den 13 ook 0.09 meter was gewassen, spruit waarschijnlijk de verhooging grootendeels uit dien natuurlijken was, en slechts voor 0.05 meters uit de opstuwing voort.
Beneden de opstuwing (zonder zijdelingsche afleiding van het
T) Namelijk in zooverre dit mogelijk was; eene vrij aanzienlijke hoeveelheid lekwater bleef steeds afvloeijen.
rivierwater) daalde liet water te Hankate, tijdens liet stuwen, 0.;38 meter onder den natuurlijken stand, en klom bij liet openen der stuw tot 0.08 meter boven het natuurlijke peil. Hij de Nieuwe brug kreeg men eerst tijdens het stuwen 0.05 meter verlaging, later bij het openen der stuw 0.08 meter verhooginy van waterstand. Bij latere natuurlijke standen, dat is, bij minderen afvoer van bovenwater moet men ved lavger stuwen, en vormt zich boven de stuw minder verhang, dan bij grooteren waterafvoer. In de tabel bl. 370—377 der/'Overijsselsche quot;Waterenquot; kan men zien, dat het stuwen te Schuilenburg, onbeduidende invloed te llijssen en in 't geheel geen had ophooger gelegen punten.
Met de stuw van Hankate zijn de volgende proeven genomen :
Eerste sluiting der stuw op 21 Julij 1853 ') vrij afstroomende rivier:
om 5 uur 5.59 -f- A.P. Stuw gesloten. Peil '/ 51/2 quot; 5.64 boven, 5.53 beneden, verval 0.11 meters, quot; 0 quot; 5.70 quot; 5.45 quot; quot; 0.25 n
quot; 12 // 5.975 quot; 5.12 » n 0.855 quot;
Toen 1.6 meter breedte aan stuwplanken weggeruimd:
Peilen om 12'h, uur 5.90 boven 5.25 beneden, verval 0.65 meter.
De doorvaart verruimd tot 3.7 meter breedte;
Peilen om 122/» uur 5.80 boven, 5.45 beneden, verval 0.35 meter.
De doorvaart verruimd tot 10 meters:
Peilen om 123/8 uur 5.70 boven, 5.60 beneden, verval 0.10 meter.
De doorvaart verruimd tot 10'/2 meters:
Peilen om 124/» uur 5.70 boven, 5.65 beneden, verval 0.05 meter.
Tier zompen zijn toen door gevaren.
Er waren mij bevelen gegeven, om de stuw in den avond van 20 Julij
reeds te sluiten, en in verband daarmede waren waarnemingen aan de peilschaal te
het stuwpeil te bereiken, bleef de stuw den 20 en in den nacht op den 21 open. De burgemeester eener bovenliggende gemeente beklaagde zich op den 21 bij den Commissaris des Konings, te Hankate tegenwoordig, over het wegdrijven van hooi, door het stuwen des nachts......, (/af niet had planfs gnJtarJ.
Schuilenburg voorgeschreven op dien avond van uur tot uur. Daar het mij echter
If)
Te Schuilenburg was het. water dien dag onveranderlijk op (i.00 A.P., zoowel bij gesloten als bij open stuw.
Aan de Nieuwe brug daalde de natuurlijke waterstand van 3.79 -f A.P. om 8 uur tot 3.70 -h A.P. om 5 uur 's namiddags , en klom toen weer door het afkomende stuwwater. Het hoogste water (in den nacht) is niet waargenomen kunnen worden.
Den 1 en 2 Augustus 1853 gaf de stuwing de volgende uitkomst.
Vrij afstroomende rivier op maandag middag 1 uur 1 Augustus, Schuilenburg G.fiS , Hankate 5.68, mond der waterleiding van Oost-Dammarkte 5.10, Nieuwe brug 3.84 meter A.P.
Om 4 uur al de stuwnaalden buiten de doorvaart van 0 meters wijdte geplaatst, dus over 20 meters.
Open alleen de riolen, te zamen 1.6 meter wijd en fi meter wijdte aan stuwnaalden. Peilen 5.69 en 5.675. Het verval was dus bij afsluiting van :!l't der breedte slechts l'/s centimeter.
Den 1 Augustus is de stuw verder gesloten 's avonds tusschen 7 en 8 uur. Achtervolgende peilen en verval op 2 Augustus 1853.
Om 4 uur, boven 6.025, beneden 5.31, verval 0.715.
quot; 4''7 4 quot; quot; 6.05 n 5.29 n 0.76.
quot; 5 // // 6.05 // 5.28 // 0.77.
quot; 51 '2 quot; quot; 6.06 quot; 5.24 // 0.82.
» 6i/2 quot; quot; 6.075 quot; 5.23 quot; 0.845.
Van nu af met de riolen gestroomd om te snelle was te voorkomen. Peilen:
Om ll'/j uur, boven 6.10, beneden 5.30, verval 0.80.
Om 12'/4 uur méér gestroomd. Peilen:
Om 12:!/i uur, boven 6.10, beneden 5.35, verval 0.75.
Nu 4 meters breedte der stuwnaalden geopend;
Om 12 uur 52 min., boven 6.01, beneden 5.43, verval 0.59.
quot; 1 quot; 3 /' quot; 5.93 // 5.73 quot; 0.20.
quot; 1 quot; 12 quot; quot; 5.93 quot; 5.80 quot; 0.13.
Nu de doorvaart tot 8 meters verruimd zijnde, varen de schippers door de stuw om 1 uur 26 minuten.
50
Te Schuilenburg bleef liet peil onder liet stuwen 6.68 -j- A.P. even als vóór liet stuwen.
Te Nieuwe brug daalde de rivier den 2 Augustus 1853 van 2—4 uur des namiddags tot 3.65 -j- A.P. of 0.21 meter onder den stand van 3.86 om 6 uur des avonds van den 1 Augustus; liet afkomende stuwwater passeerde weer des nachts en is de hoogte niet waargenomen kunnen worden.
Ruim eene maand later, den 7 September 1853, is nogmaals eene proef omtrent de werking der stuw genomen door den Ingenieur van 's Rijks waterstaat, de heer Hesliusius.
liet water was bij Hankate opgestuwd tot 6.00 A.P. en stond beneden de stuw 5.40 A.P.
Om 1 uur stond het te Schuilenburg 0.62 A.P.
Op 5 punten werden piketten geslagen, langs den opgestuwden waterspiegel en toen 's avonds om T3.'/, uur de stuw gelteel geopend. Den volgenden morgen om 6V2 uur was de waterspiegel daar tot 5.66 -t- A.P. of zijn natuurlijk peil in dien toestand, afgeloopen. Bij meting vond men toen, dat die daling bij de stuw van 0.34 meter eene verlaging gaf op 1675 meters boven de stuw van 0.28 meters,
quot; 257 5 quot; quot; quot; quot; quot;0.26 quot;
quot; 3450 quot; quot; quot; » quot; 0.21 quot;
quot; 4300 quot; quot; quot; quot; quot; 0.11 quot;
quot; 5450 quot; f quot; quot; quot; 0.04 quot; en bij Schuilenburg //6560 h quot; quot; quot; quot;0.01 //
Deze proeven schijnen voldoende om over den invloed dei-stuwen , zoowel naar boven als naar beneden, juistere denkbeelden te vestigen.
Tevens zal uit die proeven de geringe invloed eener ver-naauwing over korte rivierlengte gebleken zijn.
§ 30. Beschouwingen over verschillende ivaterstanden.
Ligging van den rivierhodem..
Bij aandachtige beschouwing van Tabel III zal men het volgende ontwaren:
51
a. De waterstanden in 1847 door oeverbewoners als de lioogste in den winter van 1845—46 opgegeven, zijn veelal houyer, dan de hoogste die later, en wel in December 1866, direct zijn waargenomen en wel:
Te Nijverdal 0.12 meter,
quot; Rijssen 0.15 «
quot; Exo waarschijnlijk 0.35 meter, bij afleiding nit de waterhoogte aldaar van 1869.
Te Nienwe brug verschillen de opgaven slechts 0.02 meters en te Schnilenbnrg stemmen ze geheel overeen, ook vrij goed bij Goor en de Spechthorst. Te Hankate is de opgave van 184 7 klaarblijkelijk te laag geweest; reeds in 1851 en 1852 vondt men daar hoogere dan de opgegeven standen.
Is nu de waterstand bij Exo, Rijssen, Nijverdal werkelijk lager geworden, of waren de vroegere opgaven te hoog? Wij zouden geneigd zijn het laatste aan te nemen, daar toch de afleiding van een gedeelte van het Vriezenveensche water naar het kanaal, en langs dit naar de Midden-Regge, geen zoo groote invloed heeft kunnen hebben. En de verhooging die daarvan bij Hankate het gevolg had kunnen zijn, schijnt weggenomen door de drie coupures, aldaar bij de stuw en bij Egede gemaakt, en het kanaliseren van het tnsschenliggende riviervak.
In elk geval kan men zien:
dat in het algemeen de toestand in het geheel dezelfde is gebleven, en niets het bewijs levert van die steeds hooger enhooger wordende waterstanden, waarover wel eens geklaagd wordt.
De zomervloed van 1856 was algemeen bijna geheel Europa door Terwijl men die in Twenthe aan de stuw van Hankate (die n.b. open stond) toeschreef, weet men die langs de Waal (waar men toch bezwaarlijk over de stuw van Hankate kon klagen) aan de sluiting van liet St. Andrieskanaal, en elders weer aan wat anders. In Junij 1869, 13 jaren later en bijna op dezelfde dagen, zijn weer langs de Hegge nagenoeg dezelfde waterstanden waargenomen.
De verschillen zijn slechts:
Aan de Nieuwe brug in 1869, 0.01 meter layer.
Te Hankate // » 0.09 n n
quot; Schuilen burg // n 0.00 quot; koorjer.
quot; Nijverdal quot; quot; 0.17 // quot;
n Rijssen » quot; 0.05 quot; »
Vreemd is eene verhooging te Schuilen burg, waar intusschen de naauwere stuw door eene wijdere brug was vervangen, en de verlaging te Hankate, waar niets veranderd is. Bedenkt men echter dat de rivierbodem (ofschoon in zijn geheel onveranderd blijvende) toch locale wijzigingen ondergaat, dat hier eene ondiepte ontstaat, daar eene wegspoelt, dan zal men voorzigtig zijn met liet maken van gevolgtrekkingen, en eerder tot het besluit komen, dat ook bij zomervloeden de toestand niet veranderd is.
De verschillen bij zeer lage waterstanden zijn ligt te verklaren, en een dam, door schippers in de rivier gelegd, en die slechts gedeeltelijk wordt weggeruimd, kan zeer goed verklaren waarom bijv. de, lage standen van 1847 en 1858 minder regelmatig zijn dan de zomervloeden van 1856 en 1809. Die standen van 1847 en 1858 met elkander vergelijkende, vindt men:
Aan de Nieuwe brug in 1858 0.24 meter minder water dan in 1847.
Te Schuilenburg in 1858 0.01 meter meer water dan in 1847.
Beide verschillen zijn verklaarbaar uit de werking der stuw te Hankate, die het afloopen te Schuilenburg (bij die allerlaagste standen) belet.
De hoogere stand van laag water te Hijssen in 1858 (6.79 A.P. in plaats van 0.47 -j- A.P. in 1847) vindt zijne verklaring in de hoogere dorpels tot 0.05 - - A.P. toe, die thans beneden Rijssen voorkomen, en die in 1847 niet bestonden.
Vergelijkt men eindelijk de ligging van den rivierbodem in 1847 en 1870, dan ziet men dat de dorpels en kolken zich wel verplaatsen (zooals zoo even voor Rijssen is aangehaald) maar de geheele toestand toch genoegzaam dezelfde is gebleven.
.In er komen lange riviervakken voor, waarop bijna geene verandering te bespeuren is. Dit blijkt nog duidelijker uit de lengte- en dwarsprofillen die den toestand van 1847 en 1870 aangeven.
§ 31. Gebreken in de afwatering langs de Hegge.
Behalve liet gewone gebrek aan toezigt, waardoor liet mogelijk wordt, dat de schippers dammen door de rivier leggen zonder dat zulks belet wordt (niettegenstaande het besluit van 21 Eebruarij 1806 jaarlijks trouw wordt afgelezen) en bovendien volslagen gebrek aan onderhoud, zijn de voornaamste gebreken te zoeken in den kronkelenden loop en de daaruit ontstane schaaroevers, die, vooral in zandgronden, de neiging hebben om steeds verder in te vreten. Het wegnemen der grootste kronkelingen en het onder écne hand brengen, van het toezigt op de oevers, zullen de beste middelen ter verbetering zijn. Doordien de rivierbedding slechts een betrekkelijk klein gedeelte aan het profil bij wintemater uitmaakt, zal die verbetering door verkorting der rivier meer invloed hebben op de zomer- dan op de wintervloeden, wat juist gewenscht is. Brengt men dan tevens de riviergedeelten tusschen de coupures in een meer regelmatig verhang door uitdieping, en men hoogt de lage oevers overal tot zeker peil, bijv. 0.1 meter boven zomervloed op, zonder eigenlijke bekadingen of bedijkingen te maken, dan zal de stroom overal even sterk blijven en wederom eene reden tot verzanding (door te ruim profil) zijn weggenomen.
Het beste profil voor de coupures, bij benadering ook van lieverlede aan de geheele rivier te geven, is:
Een flaauw in twee vlakken hellende bodem, die bijv. in 't midden 1.50, aan de oevers 1 nieter diepte onder middelbaar water geeft, dan met hellingen van 2 op 1 tot middelbaar water opgaat, en dan onder hellingen van 4lt; op 1 naar de hoogte van 0.1 meter boven zomervloed of hooger doorgaat.
Wenschelijk zou het zijn overal een strook gronds langs beide rivierboorden (waar die hoog zijn) af te graven tot dat peil.
Maar die uitgave is in eens te g-root, zoodat meu zich zal moeten vergenoegen met langzamerhand tot dien toestand te naderen.
De bodembreedte is aangenomen van ü meters bij Exo tot 14 bij den mond, gevende eene breedte op den waterspiegel van 10 tot 18 meters, en eene halve meter daarboven van 14 tot23 meters.
§ 32. Middelen tot verbetering der afwatering.
Op de kaarten en in de proflllen zijn 63 coupures aangegeven, die de rivierlengte van 45850 tot 35520 meters verkorten, en op de volgende wijze verdeeld zijn langs de verschillende rivier-vakken , als;
RIVIERVAK. |
Tegenwoordige rivierlengte. |
Aantal coupures. |
Lengte der coupures. |
Overblijvende rivierlengte. |
Verkorting der rivier jin percenten meters. , , derlengte. | |
Van do Vcolit tot do | ||||||
Nieuwe brug...... |
6470 |
1 |
1320 |
4960 |
1510 |
23.3 |
Van dc Nieuwe brug | ||||||
tot Haukate....... |
11060 |
20 |
2860 |
8170 |
2890 |
26.1 |
Van Haukate totSelmi | ||||||
lenburg........... |
0600 |
10 |
1350 |
4360 |
2240 |
34.0 |
Van Seluiilenburg tot | ||||||
Nijverdal......... |
S070 |
0 |
700 |
6780 |
1290 |
16.0 |
Van Nijverdal totllijs- | ||||||
seu.............. |
9330 |
12 |
1750 |
7720 |
1610 |
17.3 |
Van liijsscn tot Exo. |
4320 |
8 |
1010 |
3530 |
790 |
18.3 |
Te zamen. . . |
45S50 |
63 |
9280 |
35320 |
10330 |
22.3 |
Bovendien moet het oude rivierbed tusschen de coupures hier en daar eenige verdieping ondergaan, moeten eenige steile oevers worden afgeslecht, enz. De coupures bij welke (als het om onteigeningsbezwaren noodig bleek) nog andere combinatiën mogelijk zijn, blijven meest in lage gronden en altijd verwijderd van hoos'e bouwlanden.
Bij de berekening van kosten en de wijze van uitvoering
00
zal nader worden aangegeven, lioe deze afsnijdingen voor eu na, zonder bezwaar van de beneden liggenden, kunnen worden uitgevoerd.
De uitkomende specie der coupures wordt gebruikt:
1°. Tot liet afdammen eu dempen der oude beddingen of banken.
2°. Tot bet ophoogeu van overal voorkomende te lage terrein gedeelten.
ou. Tot bet opboogen der lage oevers onder regelmatig afhellende verbauglijnen, ongeveer ter boogte der tegenwoordige zomer vloeden.
Die oude rivierarmen waarin afwateringen uitmonden, worden tot boezems voor deze beboudeu eu alleen aan deu benedenmond gesloten met dammen, waarin duikers met kleppen geplaatst worden.
Dl) KOM VAN ALMELO KX VRIE'ZKNVKEN.
§ ■'} •]. Alyemeene hesckrijving van de watemt in daze kom, stroom (jebied.
De Almelosclie Aa, die bij Exo zich met de Boven Hegge vereenigt, wordt gevormd door de zamenvloeijing van verschillende beeken, ab:
De Stouwsloot uit Triezenveen.
De Hollandergraven, die uit de zamenvloeijing van de Vrie-zenveensche turfvaart en Loolee bij Pieter Nardus ontstaat.
De Almelosclie Aa, die door Almelo naar Beverdam stroomt.
De Weezebeek, die van de Bavinkel bezuiden Almelo naar de Almelosclie Au (of Nieuwe graven) vloeit.
De vereenigingspunten van deze wateren (die met zeer verschillend verhang afstroomen) liggen:
Van de Loolee en Vriezenveensche turfvaart bij Pieter Nardus.
Van de hieruit ontstane Hollandergraven en de Stouwsloot, even boven of benoorden de groote brug in den straatweg beoosten Wierden.
Van de Aa (zooals het vereenigde water nu genoemd wordt) met de Almelosclie Aa of Nieuwe graven, digt bij Beverdam en Barvoorde, nadat die Almelosclie Aa alvorens de Weezebeek
57
heeft opgenomen. Het water van de vereenigcle riviertjes de Aa valt dan bij Exo in de Hegge.
De scheidingspunten van deze verschillende wateren liggen;
Van de Loolee en de Almelosche Aa beoosten Almelo bezuiden het Hagen vonder, dat in de laan van het Jagershuis ligt.
Van de Loolee en de Weezebeek meer bovenwaarts op de Loolee in Brektum, terwijl tusschen deze beide scheidingspunten nog uit den linkeroever der Loolee eenig water bij hooge standen naar en dooide bruggen (in den straatweg van Almelo naar de Ba vinkei gelegen) stroomt, welk water dan later naar de Weezebeek afvloeit.
Het stoomgebied van al deze wateren, die bij Exo op de Hegge loozen, wordt begrensd;
Van Exo noordwaarts door de hoogten van Nieuwstad, Wierden , 't Loo, Heksel en Daarle, dan door eene naauw merkbare waterscheiding oostwaarts naar den westelijken kanaaldijk en deze volgende in zuid-oostelijke rigting tot de doorlaatbruggen bij de Hollander graven. Beoosten het kanaal maakt de keerkade, die Vriezenveen langs de zuid- en oostzijde dekt, de waterscheiding, en daarna in hoofdzaak de l'aterswal tot aan de hoogten van Sibculo. Langs de kruinen der hoogten van Sibculo en de Striepe, verder van Itterbeek en Ulzen, bereikt men de grensscheiding met het Dinkeldal, welke door de hoogten bewesten Oostmarsum en beoosten Oldenzaal en Enschede wordt gevormd, üe Deler, Aseler en Zenderensche beek, die bij Karelshaven slechts door een dam van de Twikkelsche vaart is gescheiden, vormt aan die zijde de laatste beek van de kom van Almelo cn Vriezenveen, die bij Exo afwatert.
Het geheel stroomgebied beslaat eene oppervlakte;
op Nederlandsch grondgebied van . . . 56720 hectaren.
•t vreemd // quot;... 5850 //
te zamen // ... 02570 « § .LL Ligging der lauden in, de aangeduide landstreek.
Het stroomgebied dezer beeken bevat deels zeer hooge hen-
58
velaclitiye gedeelten, deels vlakkere bouw- en heidegronden, deels nog lagere groenlanden, terwijl ook in Daarle, Vriezen-veen, Geesteren aanzienlijke veenvlakten worden aangetroffen.
Terwijl de laagste terreinpunten bij Exo tot 8.C m. A.P. dalen, klimmen de hoogste bij Ulzen tot 65, bij Oldenzaal tot meer dan 70 in. -j- A.P., terwijl de hoogten bewesten Oot-marsnm waarschijnlijk nog hooger zijn.
Meer in bijzonderheden afdalende, is de ligging der landen als volgt:
a. Kom der Stonwsloot.
Deze bestaat uit landen, liggende van 9 m. -I- A.P. benoorden de groote brug bij Wierden tot 10 m. f- A.P. bij de waterscheiding in Daarle.
Naar het kanaal toe, dus oostwaarts, liggen de landen ook ongeveer op de hoogte van 10 m. -f- A.P. of iets lager, maar de landen westwaarts klimmen in 't Loo en 't Ileksel tot 20 a 17 m. A.P.
b. Landen langs de Hollander graven.
Deze liggen weinig boven 9 ra. A.P. bij den straatweg in Wierden en op 10.5 ra. -f- A.P. bij Pieter Nardus, in een vrij regelmatig afbellend vlak.
c. Landen langs de Turfvaart in Vriezenveen, enz.
Beginnende op 10.5 ra. -f- A.P. bij Pieter Nardus, klimmen
de landen tot ruim 11 m. -r A.P. tegenover het oosteind van Vriezenveen en dan langs den Paterswal noordwaarts tot circa 20 m. -h A.P. in Sibculo, terwijl de klimming langs de Turfvaart tol, liet Langeveen bi j de Bruinehaar ongeveer even sterk is.
cl. Langs de Loolee blijft het terrein genoegzaam waterpas op 10.5 m. A.P. van Pieter Nardus zuidwaarts tot beoosten Almelo, maar klimt dan tot circa 11.5 bij Brektum en dan nog iets sterker naar Zenderen, enz. Oostwaarts van de Loolee is eerst de klimming niet zeer sterk, maar wordt sterker hoe meer men tot de rij hoogten nadert, die de grensscheiding met het Dinkeldal vormen.
e. Langs de Weezebeek daalt het terrein het sterkst, en
59
wel van 11.5 u 11 m. A.P. hi Brektum en bij Ik vin kei tot 9.5 aan den mond der Weezebeek in de Almelosclie Aa.
/. Iets minder sterk is de daling langs de Almelosche Aa van de splitsing der wateren bezuiden liet Hagenvonder dooide stad naar Be ver dam.
§ 35. Gegevens der verschillende wateren iu de kom van Almelo en Vriezenveen.
De afstanden, ligging van bodems en waterstanden en de waterbreedten, vindt men in de volgende tafels vereenigd:
«. Rivier de Aa van E.vo tot de tjrnr/ van Wierden.
Ligsrins; bovcu A.l'.
Waterbreedte April 1869.
Afstanden tot i Exo.
Yan den bodem.
Hoogwater December 1866.
vermoedelijk 9.75
8.00 //
8.34
n 8.54
8.65 8.74 8.74
n
8.77
16.7 8.0
a 11.0
9.0 a 4.8 6.0 a 6.5
32.8
Exo aan de Hegge..........; 0 //
Mond van de Aa......................270 7.35
Ondiepte...................| 1240 ■ 7.80
Brug in Rectum........................1435 6.85
Ondiepte...................; 31.50 i 7.90
Bij Groot Barvoorde................2610 : 6.90
Mond der Almelosche Aa of
Nieuwe graven......................3320 8.05
Ondiepte......................................4700 8.40
Kolk.........................................4880 5.75
AANDUIDING DEK PUNTEN.
Van den waterspiegel. Laagwa- 1
• I
I ter April i 1869. !
waargenomen 9.90
Men ziet uit deze opgave dat de rivier zeer onregelmatig in breedte zoowel als in diepte is.
Vergeleken met de opgaven van 1847 , i.s de toestand op dit vak weinig veranderd. De verzanding beneden Barvoorde ligt nog volkomen even boog, bij den mond der Almelosche Aa is de bodem thans iets dieper, bij de brug te Wierden iets hoo-ger gevonden.
60
h. Hollander yraven van de brug hij Wierden lot de scheiding even boven Pieter Nardus.
Afstand |
Lipmnff boven |
A.P. |
Water- | ||
tot |
breedte | ||||
AANDUIDING DEE PUNTEN. |
de brug |
Yan laag- |
Van hoog |
in | |
bij |
Van den |
water |
water |
April | |
W ierden. |
bodem. |
(April |
(Decem |
1S69. | |
| |
1869). |
ber 1866). | |||
Grooto brug bij Wierdeu....... |
0 |
8.55 |
8.93 ') |
9.90 |
22.8 |
Brugje...................... |
400 |
8.65 |
9.10 |
n |
7.0 |
Grens Wierden en Ambt Almelo. . |
9S0 |
7.65 |
// |
// |
4.0 |
Nieuw gebouwd brugje........ |
2320 |
8.60 |
9.11 |
// |
n |
Beneden het kanaal........... |
2830 |
8.70 |
9.13 |
1 quot; |
// |
Boven // n (de scliotbal- |
| 1U.56 |
7.0a8.5 | |||
ken ingelegd)............... |
2880 |
9.15 |
9.71 |
' // |
// |
Vonder bij ter Horst.......... |
35G0 |
8.75 |
9.71 |
// |
// |
Meulenbeltsbrug.............. |
4060 |
0.10 |
9.73 |
// |
11.6 |
Pieter Nardus................ |
6100 |
9.30 |
9.92 |
n |
9.0 |
Bij den mond der Loolee..... |
6350 |
9.35 |
9.93 |
// |
4.9 |
Vergeleken met 1847 is de bodem veel verdiept, bij Pieter Nardus 0.45 m., maar nog niet genoeg meer benedenwaarts. Zoo ligt b. v. de bodem der beek beneden en boven het kanaal 0.70 en 1.15 m. kootjer dan de dorpels der doorlaatbruggen die o]) 8.00 m. A.P zijn gelegd.
I; Waterstand van 19 April 18G9. Den 20 April bij de peiling naar Exo gevallen tot S.77 ■ A.P.
T
!'■
\
l
c. Verval lanys de Stonwsloot. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De waterstand was bij deze peiling zeer laag, de sloot zeer ■ onregelmatig in breedte, liet verhang onregelmatig door natuurlijke ondiepten. Boven de brug in den grindweg was er geen stroomende beek meer.
d. ScJdpshot of turfvaart van Fieter Nardus naar het oosteinde van Vriezemeen.
Afstanden
tot den mond der Loolee.
W ater-breedte.
AANDUIDING DEE PUNTEN.
Van den bodem.
Van den ! waterspiegel |(Juni 1869).
Ligging boven A.P.
0
10.13 ')
10.30
10.37 10.40 10.48 10.48
9.35 9.60
4.9 9.9
6.2
5.7
4.8 6.2
1880
2630 20 i0 3830 4880
9.85 9.90 10.05 10.48
Mond der Loolee bij Pieter Nardus .....................
Mond der Zwarte plas.......
Bovenmond der Vriezenveeuscke
Aa......................
Mond der Blanke meer......
Mond der Kooiplas..........
Valseliut bij Jonker Jan......
De bodem van dit gedeelte ligt in een vrij geregeld afhel
lend vlak, de breedten zijn nog zeer ongeregeld.
I) Waterspfegel vaa 9 Juni 1869, zijnde een zomervloed. De waterstand van 19 April 9.93 ra. A.P., bij de Hollander graven opgegeven, is een lage stand.
03
c. Loolee van Plet er Nardus lol. aan de Demmerhruy onder Ttibheryen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ofschoon cle bodemligging tusschen Pieter Nardus en de sclici-diug boven liet Hagenvoncler zeer door uitdieping is verbeterd, wat ook meer bovenwaarts liet geval is, blijft dit genoegzaam horizontale vak beter geschikt voor scheepvaart dan voor afwatering.
Wanneer men de op dit vak en nog iets daarboven verrigte arbeid had besteed aan verbetering in de rigting der Weezebeek, dus in de rigting van het yrooUte verval in plaats van, als nu, in de rigting van het kleinste verval, zon de afwatering nog meer gebaat zijn.
') quot;Waterspiegel van 9 Juni 1809, zijnde een zomervloed. De waterstand bij de Hollander graven opgegeven van JU April 9.98 -h A.P. is een lage stand. -) Deze en volgende waterstanden zijn die van den zomervloed op 9 Juni 1809.
63
ƒ. Verval van de Demmerbrng onder Tuhhergen tot de Stroetmanshrur/
onder M'cerseio.
Afstand vanj den mond der Loolee bij Pieter Nardus. AANDUTDING T)F.K PUNTEN'. Van den bodem. |
: Van den [ waterspiegel | in Sept. 1869. Liasing boven A .P. Water-breedte in Sopt. 186!) (laag water'). |
9C30 10GC0 10810
10840
11390 11630 11010 13030 13280 13470 13820 13350 13510 13650 14150 14510 14870
10.60 11.20 11.45
11.30
10.40 10.50 11.30 11.50 11.70 11.70 11.90 11.80 11.80 11.95 11.95 11.15 11.60
l.ö
H
5.1
6.3 //
4.8
3.6 4.3
3.0 3.8
Vonder..............
Doorrid of voort......
Mond der Spriekcrbeok
Doorrid of voort......
Idem .....
Idem ......
Idem ......
Brug................
Doorrid of voort.....
Idem ......
Hoogste bodempunt.. . . Diepste n ... . Stroetmansbruo-.......
Demmerbrug.........,......
Draaivonder..............
Pij den mond der Molenbeek
Iets daarboven.............
11.33 ')
//
11.58 11.59| 11.69) gt;
n
11.73
12.11 12.15
n
12.20
12.00
Men ziet dat van den mond der Spriekerbeek de bodem plot-selijk rijst en bovenwaarts van dit punt weinig verval aanwijst.
g. Verval langs de Molenbeek tot het vonder hij liihimnspoel, gemeente Tuhhergen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
') Deze stand iu September 1809 was zeer laag, die van 8 Juni 1869 was geweest 12.05 A P. '-) Stand van 23 September 11.59, stand van 25 September bij het voortzetten van de opmeting 11.69 m. A.P. |
h. Verval lantjs het heneden gedeelte der Nieuwe graven of Almelosche yla heneden de Biggen, het terrein over eene coupure door het Windrnolenhroek tot de Kikvorsch, en langs de Weezebeeh van de Kikvorsch tot de hrng in den straatroeg hij de Bavinkel.
Ligginü- boven A.P.
Waterbreedten.
I
AANDüIBINO DHR PUNTEN.
| in 1870. | in 184'7.
s tanden. botms boJSms terspiegels
in Aug. 1870.
dos wa-
Af-
i Monding beneden Be- ^ _ 1 verdam........... ■3, J: . Hoogste bodompuut. S I Diepste bodempunt. . ( Bij de Biggen...... liet terrein der coupure ligt over 2300 m. lengte van 9.5 tot 10.5 -J- A.P., tot aan de Kikvorsclibrng. Kikvorsehbrug...... Bij profil 1........ Weezebeekerbrug.... Bij profil 2......... Eietbrug........... Spoorwegbrug...... Bij profil 3....... j Mond eener beek.. . . s Drienemansbrug.. .. I Bij profil l-......... Mond eener beek . . . Bij profil 5......... Diepste bodompuut. . Bij profil 0........ Planthofsbrug....... Diepste bodempunt. . \ Bavinkelbrug....... |
|
Men ziet uit deze opgaven dat, terwijl de bodem der Wee-zebeek thans dieper ligt dan vroeger, dus verbeterd is, bet beneden gedeelte der Almeloscbe An daarentegen eer slechter dan beter is geworden.
(i.j
§ •](). Jieschoiiwingen over kat bestaande xtehel van, afwatering en over de daarin gemaakte veranderingen miert 1847.
Men is geneigd ann te nemen, dut in vroegere tijden de afwatering dour Almelo de lioofd/ank is geweest, maar dat die van lieverlede bedorven is geworden door den lionw van molen-stuwen, vernaauwingen in de stad enz. Ware deze veronderstelling juist, dan zou de Hollander graven (blijkbaar eene ge-gravene vaart) moeten beschouwd worden als eene noordelijke zijdelingsclic afleiding, en de Weezebeek als eene poging tot zuidelijke afleiding van liet bovenwalen-. Daar deze echter tus-scben de Loolee en de Bavin kei brug zeer onvolledig is, en ook de overloop van water uaar de doorlaatbruggen weinig te beduiden heeft, stijgt bet water spoedig inde boven Loolee, stroomt bet verdeelpunt bezuiden het llagenvouder voorbij en noordwaarts naar de Hollander graven toe. De rivier stroomt als 't ware verkeerd, het water maakt een zeer grooten omweg en de Hollander graven wordt met te veel water belast.
Reeds in I 847 is op dien verkeerden loop van het water gewezen en aangetoond. dat de rigting langs de Weezebeek de beste is tot afvoer van het bovenwater.
Bij de afwatering van zoovele landen naar de Aa, en wel van landen die op zeer verschillende hoogte zijn gelegen, speelt de waterspiegel op de Hegge bij Exo eene hoofdrol. Daar tijdens de metingen van I S Mi en IS17 geen hoog water is kunnen waargenomen worden, heeft men zich toen moeten vergenoegen met de aanduidingen van de oeverbewoners. Deze wezen punten aan tot waar het water was gewassen. en die punten lagen te Exo op 10.10 m. -f A.P. Naar aanleiding van latere waarnemingen schijnt dit hoogtecijfer overdreven. In December 1869 is een stand van 9.60 H- A.P. waargenomen, en uit deze laat zich een stand van 9.70 m. -f- A. F. in December 1866 afleiden.
Die stand nu was op andere punten der Regge buitengewoon hoog. en slechts weinig beneden de aanduidingen van vroegere
waterstmulcii. Met vrij iïvooten graad van zekevlieid kan 9.SU A. 1J. «« nis Iioogsten stand, die te wachten is, worden aangenomen.
Het, stroomgebied der kom van Triazen veen en Almelo is in de /'Ovorijsselsche Waterenquot; opgegeven als (iS 100 hectaren. Thans is het bevonden te zijn 62570 hectaren of 5830 hectaren kleiner. Dit verschil spruit liooi'dzakelijk voort (behalve uit kleinere vergissingen bij liet meten op kaarten, die in 1847 nog niet zoo naauwkeurig waren als nu) uit de wijziging, die het kanaal naar Almelo in de afwatering heeft gebragt. Het gedeelte der gemeente Vriezenveen, heoosten het kanaal en he-zuiden de waterscheiding met de Daarlsche beek gelegen, dat in 1847 nog naar de Stouwsloot afwaterde, vloeit nu op het kanaal en limgs dit naar de Kegge bij Hankate. Niet alleen is dus de afwatering van dit gedeelte van Vriezenveen verbeterd, ook de landen langs de Stouwsloot zijn eenigzins gebaat en de waterstand te Exo kan iets lager zijn geworden, niet echter in die mate als de cijfers 9.80 en 10.10 -|- A.P. aanwijzen. Lk blijf geneigd deze laatste opgave der inwoners in 1847 gedaan, als overdreven te beschouwen en den feitelijk hoogsten stand van vroeger een weinig boven !).80, bijv. op 9.85 a 9.90-)-A.P. te. bepalen.
Als hoogste zomerstand, zoowel bij den beruchten zomervloed van 1850 (die in bijna geheel Europa is voorgekomen) als bij dien van I8fi9, kan 8.90 a 8.95 ■ A.P. worden aangenomen.
§ •0)7. (remijzigde ïvzujteit mutrmti hist ■ttelsel van afwater'my voor (Je how van Ahmlo en Vriezenveen aan te 'neiiii'/n.
Met liet oog op een hoogsten waterstand van 10.10 -t- A.P. bij Exo, in 1847 aangenomen, waaruit een hoogste zomervloed van circa 1 meter lager of van 9.10 -f- A.P. kan worden afgeleid, scheen het onmogelijk eene goede afwatering der landen langs de Stouwsloot (op 9.0 a 9.5 A.P. gelegen) in de rig-ting van Exo te verkrijgen.
Van daar het voorstel om alleen liet ingedijkte bovenwater
«7
dei' Hollniuler jfmven naar Exo Ie doen afvloei jeu, maai'om aan de Stonwsloot eene nieuwe afwatering' naar de Midden-llegge te u'even.
ïlians, nu men weet dat de waterstand te Exo minder hoog klimt, eeniger mate ook als een gevolg der afleiding van Vrie-zeuveenscli water naar de Midden-llegge, is liet zaak te onderzoeken : of wel zulke ingri jpende plannen noodig zijn ; of niet Exo als punt van loozing kan behouden worden ?
Ik meen die vraag thans toestemmend te moeten beantwoorden.
Door de voorgestelde verbeteringen op de Hegge zal de hoogste zomerstmid bi j Exo dalen, en zonder overdrijving mag daarop gerekend worden dat die tot S.40 _j- A.i'. kan teruggebragt worden. Bij zoodanige hoogte van zomervloed zal het mogelijk zijn de afwatering naar Exo te behouden, mits het water der hooger liggende landen, tusschen kaden besloten, eerst te Exo het water der lager liggende landen ontmoete.
5 38. !'oorstelh'/u tof eerlieteriug dar afmttering in de kaïn run Almelo en I riezeiireeu.
Xaar aanleiding van het voorgaande stel ik voor:
1°. Om de Weezebeek van de Loolce ii\ Brektnm langs de Havinkelbrug tot aan de Kikvorschbrug te verdiepen , zooals op de, lengte en dwarsproflllen is aangegeven. (Het profil boven de Bavinkel is niet in teekening gebragt , daar het gemeentebestuur van Ambt Almelo tot verbetering van dit gedeelte heeft besloten.)
2°. Om van de Kikvorschbrug (even bezuiden de plas, genaamd de Sumpel) eene nieuwe waterleiding door het Windmolenbroek te graven naar de Almelose,he Aa of Nieuwe graven bij de. Biggen.
2300 meter. 1.0 quot;
Deze coupure wordt lang.....
De gemiddelde diepte is.....
De bodem, afhellende van 8.80 tot 8.3(1
-j- A.P. is breed
l-.O
//
met taluds van :! on 1.
68
.'i11. De Nieuwe graven of Mmelosche Aa wordt beneden de Biggen over 1400 meters lengte uitgediept in een afbellend vlak van 8 .'50 tot 8.07 -f. A.P.
-1°. Ue vereenigde Aa, beneden den mond der Almelosche Aa en tot aan de Hegge, wordt over eene bodemsbreedte van 6 meters in een afbellend vlak gebragt van 8.07 -(- A.P. bij den mond der Almelosche Aa tot 7.00-f-A.P. bij de Hegge, en regelmatig bekaad op de hoogte van 9.8 A.P.
50. Het water der Hollander graven wordt op het gebied van Wierden, even als op dat van Ambt Almelo, regelmatig bekaad ook tot die hoogte van 9.8 -f- A.P., en blijft af-vloeijen door de oostelijke twee openingen, wijd Jl.7 meter, der groote brug bij Wierden.
(j0 Het water der Stouwsloot blijft afvloeijen door de westelijke opening, wijd 5.9 meter, der groote brug bij Wierden, en volgt verder als bermsloot, door eene kade o]) 9.8 A.P. van de Aa wateren gescheiden, deze rivier tot Exo. Onder de brug te Wierden wordt de tweede opening aan de westzijde, wijd 5.5 meter, tot scheidings-dam der wateren ingerigt. Tot deze bermsloot naar Exo kunnen hier en daar takken van de Aa, poelen enz. benut worden. .
Door deze verbeteringen wordt:
a. de Loolee naar Almelo en tot Pieter Nardus ontlast van water; h. insgelijks de Hollander graven van Pieter Nardus tot de
brug van Wierden;
r. de Aa van de groote brug bij Wierden tot aan den mond der Almelosche Aa wordt eveneens ontlast, bovendien nog door de afleiding der Stouwsloot als bermsloot;
il. de Almelosche Aa wordt ontlast e» door minder toevoer
van boven, en door minder toevoer langs de Weezebeek; e. de Schipsloot van Pieter Nardus naar Vriezenveen wordt gebaat door de te wachten lagere standen bij Pieter Nardus, een noodzakelijk gevolg van minderen aanvoer door de Loolee:
69
J. de beeken uit Weerselo eu Tubborgeu worden eveneens
gebaat door de lagere standen op de Loolee;
(j. het water van hetzelfde oppervlak als nu blijft naar Exo afwateren, maar het water tier hoogere en lagere gronden blijft beter van elkander gescheiden, en dat der hoogere landen belemmert de afwatering der lagere landen niet langer.
^ 39. Hesdiouwingm over de vroeger voorgestelde afwatermg der landen langs de Slou wsloot vaar de Midden-Regge.
Ju 1847 heb ik, rekenende op hoogere standen te Exo dan die gebleken zijn voor te komen, aangeraden om ile geheele Stouwsloot tot Wierden noordwaarts naar de Midden-Hegge bij Egede te doen afwateren.
Sedert dien tijd is, door de graving van het kanaal naar Almelo, een gedeelte van liet Vriezen veensche water direct naar de Regge geleid; daardoor is de Stouwsloot ontlast geworden. De ruime zuidelijke bermsloot van het kanaal tusschen de sluizen 1. eu ü, voert thans veel water, ook van het zuidelijk gedeelte der vroegere Daarlsche beek naar de Regge af, en meer en meer wordt, al verveenende, de loop van het water noordwaarts gerigt.
Zooals ik de eer had mondeling reeds in Juli 11. aan Uwe vergadering mede te deelen, acht ik het wenschelijk dat al liet water van gronden, die op liet kanaalpeil van 7.50-f-A.P. kunnen afwateren, dns alle landen op 8.0-j-A.P. ofhoogergelegen, naar dat kanaalpand loozen, met verruiming zoo noodig der loozingsmiddelen bij sluis 4. Al verveenende zal men dan in de hoofdrigting van de Stouwsloot eene wijk krijgen, die latei-met een paar sluisjes nog tot 8.4 A.P. kan opschutten. Is men zoover, dan kan de afwatering der Stouwsloot door de brug van Wierden naar Exo vervallen, en benut worden tot hevloeijmg met water uit de Boven-Regge.
De afleiding der Stouwsloot noordwaarts, van lieverlede tot stand gebragt, zal dan de Regge bij Exo eenigzins ontlasten, eu de verlaging van waterstand aldaar zal gunstig terugwerken
70
op de afwiitering van alle bovenliggende landen, zoowel naaide zijde der Boven-Regge als naar de zijde van Almelo.
Door deze minder kostbare voorziening in de afwatering van Almelo en Vriezenveen, vervalt liet vroeger door den heer Maas Geesteranus geopperde plan, om van Barvoorde een kanaal westwaarts te graven door vrij liooge gronden, uitmondende in de Hegge bij Achteres. De uitvoering van dit plan, waarvan de details op een der bladen lengte en dwarsprotillen zijn aangegeven, zou vrij duur zijn en ik lieb daarom gemeend aan het thans voorgestelde voldoende plan eener bermsloot van de groote brug bij Wierden tot Exo de voorkeur te moeten geven.
IV
m: dinkki,.
vj l-ll. hooi), xtrDUHKjc.huul, lenyte.
Deze rivier ontspringt in vrij heuvelaclitig terrein in Pruis-sen, benoorden Koesfeld, en stroomt in noordelijke rig-ting verschillende molens drijvende, langs Heek, Nienborg, Epe en Gronan naar de .Vederlandsclie grens ten zuidwesten van het zoogenaamde Drieland, waar de grenzen van Prnissen, Hanover en Nederland te zamen komen. Benoorden Losser raakt de rivier, die verder tot het Stokkenspik op Nederlandsch gebied blijft, nog even de Prnissisclie grenzen.
Het stroomgebied is westwaarts begrensd door de lijn, die van Broek op Prnissiscb gebied in noordelijke rigting even beoosten Enschedé en Oldenzaal naar het Rondeveld loopt, om daarna tusschen de buurschappen Yolthe en Rossum door, de hoogten bewesten Ootmarsnm te bereiken. Oostwaarts strekt liet stroomgebied van het jNcderlandsche riviergedeelte zich tot beoosten de stad Bentheim uit, en nadert bewesten Hrandlecht meer en meer tot de Xederlandsche grenzen. Het geheele op-pervlak dat naar de Diukel afwatert, beslaat 85350 hectaren, waarvan 3^350 hectaren op Nederlandscli en (»200(1 hectaren op Hanoversch en Westfaalsch gebied.
GlegeYens omtrent den toestand van de Dinkel op liet Nederlandscli gebied in de jaren 1847, 1870 en 1871,
TaM IV-
Profil der rivier in meters- bij den
A.P.
Waterspiegels
Hoogste standen volgens de oeverbewoners in 1847.
Dorpel of bodem A.P.
Afstanden in meters.
P L A A T S E N
quot;Wintervloeden.
Lage standen.
Zomer-vloed 1 -3 September 1870.
A A N M ]
winter-vloed in December 1870,
zomer-vloed in September ! 1870.
In
December 1870.
In Februari 1871.
Van de grens bij Stokken-spik.
In
September
1847.
In Juni 1870.
Van den mond.
In 1847.
In 1871.
In 1847.
W A A R N B M I N G E X.
Wijdte der kunstwerken in meters.
In 1870.
9.43 7.
4.58 4.69
19.43 19.63 19.93
31.30
18.83 18.96 19.50
31.03
19.10 11.40 9.00
21.73 38.55 33.75
6.13 10.53 38.35
15.00
10.30 in 5 openingen 3.80 in 3 openingen •4.10 in 1 opening
7.50 in 4 openingen 11.70 in 4 openingen 14.00 in 5 openingen
3.19 in 4 openingen 6.30 in 1 opening
10.50 in 4 openingen
32.30 in 7 openingen
17.50 in 3 openingen
11.70 in 3 openingen
16.00 in 4 openingen
10.30 in 4 openingen
8.00 in 3 openingen
8.20 in 3 openingen
De twe( 3.70 m.
30.80
19.90
30.33 30.81 31.17
34.05 34.05 24.05
34.07
32.30
33.07
23
0
34.54 34.54
24.35 24.35
9.32
17.60 40.75
36
0
25.80
35.35
24.76
34.30
40.75 27.85 25.15 34.45
36.31
35.56
!
43.00
65.40 37.75
63.00 5.00 3.35
38.30 in 6 openingen 11.60 in 3 openingen
openingen openingen
openingen
opening
opening
wijdte.
93.15
39.37
38.62
38.48
37.10
39.35
openingen
38.07
32.65
openingen
28.41
38.62 29.11 29.61 39.99 30.38 31.10
31.41
30.91
27.00 34.25
32.00
27.80
Molen te Lage.............................
Hulpslnis te Lage..........................
Stokkenspik (Nederlandsche grens).............
Vonder (in 1870 verdwenen).................
Dinkelbrug................. In den zandweg
Idem (oude)............... ! van Ootrnarsum
Doorlaatbrug (Veenbrug).....' naar Nordhorn.
Vonder (verdwenen).........................
Langkampsbrug...........................
Penninksbrug (in den grindweg).............. |
Hasseveldsbrug.............................|
Vonder (in 1870 ingestort)...................j
Molen van Singraveu.......................\
Hulpsluis van Singraven....................1
Iloogeindebrug.............................
Brug bij de Visscher............ In den
Doorlaatbrug (in 1848 gebouwd).. j straatweg bij j
Brug over de Karnbeek.........' Denekamp.
Beuningerbrug (tbans vonder).................j
Meulemansbrug.............................1
Oldhuizerbrug (Groot Beverborgsbrug)..........
Brug (Klein Beverborgsbrug)...............
Zeer vervallen brug (verdwenen)............
Vonder » ............
Poppenbrug (in den straatweg naar Bentheim).. ,
Doorlaatbrug » » » „ .. . Spoorwegbrug (weinige jaren geleden gebouwd). . Ie Doorlaat in den spoorweg................
2e - - quot; quot; ...........
Schepersvondcr (verdwenen)..................
Vonder bij Duivelshof (verdwenen)............
Vonder bij Snoink (in 1870 brug)............
Brug (verdwenen)..........................
Plank „ ........................
Krassenbergsbrug..........................
Brug bij de grens.........................
Mond der Ravenshorsterbeek.................
Vonder.
Bossinksvonder (in 1870 brug)...
Zandvonder (in 1870 ingestort).
Ellemansbrug .
V onder (vernieuwd).
Bij den mond der Glanerbeek.
Brug.
Vonder (verdwenen).......
Rotermansvonder (ingestort;.
Pruissiscbe grens.
|
18.37 18.38 18.41 19.87 34.11 34.99 35.31 35.78 26.98 |
13.80 in 3 openingen 11.30 in 3 openingen
13.50 in 4 openingen 10.75 in 4 openingen
10.70 in 3 openingen 10.00 in 3 openingen
13,00 in 3 openingen j 10.30 in 3 openingen
1 9.40 in 4 openingen
10.30 in 5 openingen 6.40 in 3 openingen
4.10 in 1 opening
-
8.30 in 4 openingen | 15.30 in 3 openingen 14.10 in 5 openingen
3.19 in 4 openingen 6.30 in 1 opening ,
10.10 in 4 openingen
32.20 in 7 op°ningcn
17.50 in 3 openingen
11.70 in 2 openingen
14.50 in 4 openingen
9.80 in 3 openingen
8.20 in 3 openingen i 8.15 in 3 openingen
9.55 in 3 openingen 11.60 in 3 openingen
38.30 in 6 11.60 in 3
37.60 in 2 4.00 in 1 3.00 in 1
10.70 in 3
11.00 in 3
4.58 4.69
| 16.64 m2 wijdte. ^
| (b) Het diepste bodempui ligt op 21.30 - ■ A.P.
Is door bet ijs niet gepe De liooge stand van De 1870 niet waargenomen.
(c) Het ondiepere gedeelte
(d) Twee gaten zijn onge
{e) Het diepste punt va: storte regter landboofd.
■g| j- 17.36 m2 wijdte.
De oevers stroomen over b
liet steenen brugje ligt regter Dinkeloever. De wa punt) als die der Dinkel aa'
De d den de linker 1
De ren ge
71,25 mJ ruimte.
39.5 m2 wijdte.
Gegeveiis omtrent den toestand van de Uinkcl op iiet Nederlandscli gebied in de jaren 1847, 1870 en 1871,
Hoogste standen volgens de oeverbewoners in
1847.
Wijdte der kunstwerken in meters.
AANMERKING E N.
- zomer-i vloed in September ^ 1870.
In 1870.
In 1847.
De tweede doorlaatbrug of Paskoelenbrug, wijd 3.70 m. in eéne opening, is sedert verdwenen.
m e. ^ Langs de Bij Dinkel gemeten.
f^) Het diepste bodempunt links, naast liet weggespoelde hoofd ligt op 21.30 H- A.P.
Is door het ijs niet gepeild kunnen worden.
De hooge stand van December en de zomer vloed in September 1870 niet waargenomen.
(c) Het ondiepere gedeelte ligt nu, als in 1847, circa 24 m. A.P. {cl) Twee gaten zijn ongeveer 1 m. dieper uitgespoeld.
(e) Het diepste punt van het zeer onregelmatig profil bij ingestorte regter landhoofd.
20
De doorlaatbrug ligt in den straatweg bencr den de twee doorlaten in den spoorweg op den linker Dinkeloever.
De drug en doorlaten zijn voor weinige jaren gebouwd.
wijdte.
Het steenen brugje ligt even boven den mond der beek op den regter Dinkeloever. De waterstand is (bij gebrek aan een ander vast punt) als die der Dinkel aangenomen.
|
2G 32 |
40 |
|
17.36 m2 wijdte. De oevers stroomen over bij hooge standen. 39.5 m2 wijdte. 93.15 71.25 m- ruimte. |
winter- ! vloed in i December i
1870, ;
1
j Profil der rivier in meters- bij den |
73
Het verhang is op de verschillende riviervakkeu van 0.10 tot 0.58 m. meter per kilometer, het grootst op het bovenste, het geringst op liet beneden gedeelte, vooral ook door de aldaar bestaande twee opstuwingen te Lage en te Singraven. Het directe innndatiegebied der rivier is bovenwaarts geringer dan benedenwaarts, en daarin zal wel voornamelijk te zoeken zipi het gi-ootere verschil tusschen hoog en laag water, dat bovenwaarts op de rivier gevonden wordt.
Terwijl de afvoer bi j winterwater en ook nog bij zomervloeden vrij aanzienlijk kan zijn, wordt die des zomers bij langdurige droogte wel zeer gering, maar houdt toch nimmer geheel op.
Bij locaal onderzoek in de zeer drooge maand Augustus 1847 door den Heer W. Staring en den ondergeteekende ingesteld, was er nog waterafvoer zoowel te Heek langs den Hinkel, als te Metelen langs de Vecht, terwijl te gelijkertijd de Hegge en Schipbeek geheel waren opgedroogd.
Het meten van den afvoer van onregelmatige riviertjes als de Dinkel, is uiterst moeijelijk, en wordt zulks te meer door het trekken der schutten van de watermolens. Bij benadering kan de grootste afvoer, als langs de Vecht bij de Nederlandsche grenzen, op 1 kub. meter per secunde van de 5000 hectaren geschat worden, en zou dan zijn per secunde voor den Dinkel: Bij Drieland van 37000 hectaren 7.4 kub. meter, quot; Stokkenspik n 80000 // 16. « n Doorgaans is de afvoer veel minder, en daalt bij groote zomer-droogte bij benadering tot '/j kub. meter.
Na zeer langdurige droogte moet het vrij lang regenen, voor al de gronden met water zijn verzadigd, en in September 1847 onder anderen, waren verscheidene dagen van sterken regen noodig om de rivier, die door de voorafgegane lange en groote droogte zeer waterarm was, weer eenige centimeters te doen rijzen.
§ 42. Veranderingen sedert 1847. Nog bestaande gebreke?! In de afwatering.
Sedert de opmetiugen van 1847 is de toestand van de Dinkel op de volgende punten veranderd.
Door twaalf coupures is de rivier omstreeks 11 oü nieters verkort, en wel;
a. door twee coupures beneden de brug in den zandweg van
Ootmarsum naar Nordhoru......130 meter:
h. door eene coupure boven de Oldhuizerbrug . 130 n
c. door zeven coupures boven de spoorwegbrug
en tot Snoink........, . . 720 quot;
d. Door twee coupures bij Ellermansbrug. . . lod quot;
Hene veel te ruime brug is in den spoorweg van Almelo naar
Salzbergen over de Dinkel gebouwd, met twee poorten op den linkeroever, die tevens bij liooge standen water afvoeren.
Verschillende oude bruggen en vonders, op bet boven gedeelte der rivier vooral, zijn weggespoeld.
De veel te wijde bruggen bij de Poppe en bij Denekamp in de groote wegen gebouwd, zijn verzand, zoodat nu de bodems er onder aanmerkelijk ondieper liggen dan in 1847.
Yerscllillende bruggen op bet beneden gedeelte der rivier zijn vernieuwd en verruimd, en enkele daarneven liggende doorlaat-bruggen opgeruimd.
Onveranderd zijn gebleven de molens van Lage op Hanoverscli, die van Singraveu op Nederlandscb gebied.
Onder de voornaamste gebreken in de afwatering op deze rivier kunnen (behalve de kronkelende loop, de schaaroevers vooral bij hooge gronden, enkele vernaauwingen door bruggen, enz.) gerekend worden juist die opstuwingen der watermolens.
De molen te Lage, 5200 meters beneden de Nederlandsche grenzen gelegen, met eene hnlpsluis die een paar duizend meters digter bij de grenzen ligt , biedt in zijne soms door aalkorven gedeeltelijk belemmerde vloedschutten eene geheel onvoldoende ruimte tot waterafvoer aan: en de hnlpsluis in den regteroever,
75
waarviiu de dorpe] nog U.ü-S meter hooger ligt dan de dorpel der stuw, geeft ook slechts eene onvoldoende hulp.
Dit is te meer te bejammeren, daar juist van het Stokkenspik aan de grenzen tot aan den zandweg van Ootmarsum naar Nord-horn vele lage gronden zijn gelegen, die bij zomervloeden hun water niet loozen kunnen. Die landen liggen veelal op 20 meters -f- A.P., met afwisseling van eenige decimeters hooger en lager.
Om die landen goed te laten afwateren, zou geen hoogereu stand aan de brug in genoemden zandweg mogen voorkomen dnn van hoogstens 20 meters -I- A.P., terwijl die in de eerste dagen van September 1870 is geweest 20.80A.P. En daar nu het beneden liggend riviervak, reeds vóór 1847 aanmerkelijk gerigt, geeue zeer groote verkortingen meer toelaat, is het onvermijdelijk den nadeeligen invloed der te naauwe molenstuw weg te nemen.
De molen van Singraven, ofschoon minder nadeelig werkende door de wijdere hulpsluis, zou toch ook eenige verruiming behoeven , en bovendien zouden heide, molenit aan vaste peilen moeten onderworpen zijn, niet vlak boven maar minstens 1000 meters daarvan geplaatst, bij welker overschrijding de hulpsluis geopend en de schutten van den molen achtereenvolgens getrokken dienden te worden.
De regeling dezer zaak der molenpeilen kan hier natuurlijk alleen uit een technisch oogpunt beschouwd worden. Het is eene moeijelijke zaak, up de Dinkel vooral, waar een der molens op vreemd gebied ligt, en onderhandelingen met Pruissen zijn noodig om tiaar tot blijvende verbeteringen te komen.
Voor den molen van Singraven geiden dezelfde bezwaren, die o]) andere plaatsen in Nederland bij het regelen der peilen ondervonden zijn.
Eindelijk is op de Dinkel, als op alle andere kleine rivieren, het geheel heerloos liggen de eerste en hoofdreden van den slechten toestand en te gelijk met het aanbrengen van doortastende verbeteringen zullen maatregelen tot toezigt en voortdurend onderhoud dienen genomen te worden.
76
vj 43. Pogingen tot partiëele verbetering. Voorstellen tot afdoende verbetering..
Reeds herhaaldelijk /.iju hier en daar door de oeverbewoners afsnijdingen gemaakt, vóór 1847 zeer belangrijke beneden Sin-graven, na 1847 en tot 1870 kleinere, vooral op de boven rivier. Nu is weder liet plan aanhangig om het benedenste gedeelte op Nederlandsch gebied boven het Stokkenspik door afsnijdingen te verkorten. De oevereigenaars hebben het voornemen, dit op hunne kosten te doen , en reeds had ilc in den zomer van 1870 de eer Uwe vergadering te berigten, dat hiertegen geene bezwaren bestaan. Ik heb die afsnijdingen dan ook onder de noodige afsnijdingen opgenomen.
Meer bovenwaarts zijn nog andere afsnijdingen wenschelijk, die nu op de grondkaarten van 1847 zijn aangewezen, en waarvan het volgende tafeltje een overzigt geeft.
Hier zij nog opgemerkt dat ouder één nummer soms verscheidene, elkander vlak opvolgende kleinere afsnijdingen begrepen zijn.
UI V IKK VAKKEN. |
Tegenwoordige rivier-lengte. |
Aantal afsnijdingen. |
Lengte der afsnijdingen. |
(Verblijvende rivier-lengte. |
V erkorting der rivier in per- i 1quot; i centen der meters, i , , 1 lengte. 1 | |
Op dc Dinkcl. |
1 | |||||
Vau 't Stokkenspik | ||||||
tot Singraven .. . |
9130 |
7 |
1055 |
8385 |
765 |
8.36 i |
Van Singraven tot |
1 | |||||
den Spoorweg. .. |
14390 |
10 |
2230 |
11505 |
3885 |
20.05 j |
Van den Spoorweg | ||||||
i tot dc grenzen. . , |
15280 |
10 |
2785 |
11620 |
3660 |
23.95 1 |
Te zaaien . . . |
38820 |
27 |
6070 |
31510 i |
7310 |
18.83 : |
' Op den Bij-Dinkel . |
260(1 |
2 |
370 |
2120 |
480 |
18.46 |
1
77
Aan deze afsnijdingen wordt, in een geregeld afbellend vlak, iets dieper dan de tegenwoordige dorpels of ondiepten der rivier, eene bodemsbreedte gegeven:
van 6 meters beneden de brug in den zandweg naar Nordbom ; quot; 5 n van daar tot Singraven, zoowel voor de Dinkel als Bij-Dinkel;
quot; 1 i tot 7 meters tnsscben Singraven en den straatweg; // ö meters bij de Benningerbrng;
ft 5 // tot den mond der Huënborgerbeek; « 4 quot; quot; quot; quot; quot; Glanerbeek;
quot; 3.5 quot; van daar boven tot de grenzen.
De wederzijdscbe bellingen der taluds 2 op 1.
Bij deze profillen is gelet op de helling der rivier, op de meer of minder overvloei)ende oevers, op de noodzakelijkheid om den toevoer naar eene vemaauwing als die te Singraven gemakkelijk te maken; eindelijk op bet bovenwaarts afnemend stroomgebied. Zonder eigenlijke bedijking der rivier is bet tocli raadzaam de lage boorden (door ophooging der te lage gedeelten} onder regelmatig afbellende verbanglijnen te brengen.
Voorts zal voor de wijdte der bruggen eene normale breedte moeten aangenomen worden, die van 20 tot 13 meters kan afnemen. De veel wijdere bruggen kunnen bij groote herstellingen op die mindere breedte herleid worden.
Eindelijk zal liet nuttig zijn om, bij vernieuwing, de dorpel der hulpsluis bij Singraven eene halve meter dieper te leggen.
14. Slotbemerking.
Ofschoon niet deelende in de algemeen verspreide meeuing dat de waterspiegels van alle kleine rivieren van lieverlede ver-lioogeu, en ofschoon het constant blijven zoowel der zomer- als der winter vloed en reeds vroeger door bepaalde waarnemingen voldoende is aangetoond, moet ik toch erkennen, dat er langs de Dinkel een gegrond vermoeden bestaat, dat de waterspiegels verhoogd zijn. Die bijv. van December IS70 zijn op verschil-
7S
lende punten boven de dekken van enkele bvnggen gestegen, terwijl vele bruggen zijn weggespoeld. Kn hoewel nu bij dit laatste verschijnsel ook oj) de gebrekkige constructie van vele dier werken moet gelet worden, durf ik voor de üinkel niet bepaald de verhooging der waterspiegels tegenspreken.
,\
DE VECHT.
§ 45. Loop, fttroomgehicd.
De Vecht ontspringt even als de Dinkel in ile heuvelachtige gronden der Pmissisclie provincie Westfalen, en stroomt in noordwestelijke rigting naar Hanover, en aldaar langs de stadjes Scliüttorf, Brandleclit en Nordhom. Beneden deze plaats, waaide rivier hoog is opgestuwd ten dienste van watermolens, vloeit zij langs Prenswegen, alwaar in 1857 eene naaldstuw is gebouwd in het belang der scheepvaart, en vervolgens door eene brug (de laatste op Pruissisch gebied) in den weg van Xeuenhaus naar Veldhausen. Kort daarna aanzienlijk vergroot door het water van de Dinkel, vervolgt de rivier haren loop eerst noord-, dan noordwest-, eindelijk westwaarts langs Arkel, Enablicheim en Laar naar de Nederlandsche grenzen.
Kort nadat zij deze overschreden heeft, ontvangt de rivier sedert Augustus ISfiO bij lage standen het water, dat dooreen ruim kanaal uit de grachten van Koevorden wordt aangevoerd, en dat afkomstig is van de drie diepen (Schoonebeeker-, Droster-en Loo-diep) die zich te Koevorden vereenigen.
Bij zomer- of wintervioeden wordt de keersluis in deu mond dor Koevordensche vaart gesloten, en brengt een afwaterings-
kanaal Jaiiirs don noordelijken Vechtoevev dit water oj) de Veelit bij Ane.
De rivier, tweemalen ten dienste der scheepvaart opgestuwd, eerst bij Haandrik ten dienste der Overijsselsche kanalen naar Almelo, Deventer en Zwolle, later bij Ane ten dienste der Dedemsvaart, buigt zich van lieverlede in zuidelijke rigting naar Hardenberg, en verkrijgt vooral tusschen deze plaats en Ommen een buitengewoon bogtigen loop. Beneden Ommen door liet Eeggewater versterkt, blijft de rivier zeer bogtig tot Dalfsen, terwijl liet bedijkte gedeelte beneden die rivier min of meer (vooral naarmate van de rigting en kracht der winden) aan eb en vloed, en opwaaijing van het water uit zee onderworpen, wat minder onregelmatig van loop is. Na liet doorsnijden van den spoorweg en later van den straatweg naar de noordelijke provinciën, wordt de rivier versterkt door liet water, dat uit de boven Zwolle vereenigde weteringen (Nieuwe-, Soest-, Steen-en Zandwetering) ouder den naam van Zwartewater afvloeit. Ofschoon verreweg het meeste water door de Vecht is aangevoerd, behoudt de vereenigde rivier den naam van Zwartewater, om later tusschen de in IS 17 voltooide kribben den naam van Zwolsche Diep aan te nemen tot in zee.
Het stroomgebied der Vecht is veel grooter dan eenig ander der kleine rivieren in Overijssel. Het strekt zich oostwaarts uit tot digt aan de. Ems, langs Liilme en bewesten Dalum, gaat noordwaarts tot aan het oostelijkste gedeelte van het Oranje-kanaal en volgt dan zuidwaarts op eenigen afstand den westelijken oever van het Loo-diep.
Van Koevorden tot de Vecht bij Ane is de grens van het stroomgebied door 't Klooster en Holthone zeer onregelmatig: dan volgt die grens de zuidzijde der Dedemsvaart tot digt bij de keersluis en gaat door Collendoornerveen en langs de zuidelijke uiteinden der wijken of zijtakken van de Dedemsvaart, ongeveer langs den tol bij de Withaar (N.NVV. van Ommen) tot even voorbij Haarmeijer, van waar zij zuidwaarts loopt tot den Ouden Hesseweg benoorden den mond der Regge en dien
SI
westwaarts volgt tot bij de scliooJ in Oud-Leusen. Van daar loopt de grens van het stroomgebied over dc hooge bouwlanden naar het Geruer benoorden Dalfsen, slnit bewesten die plaats aan den noordelijken 'Vecht*lijk en volgt deze tot aan het Zwar-tewater.
Op den linker oever is het stroomgebied van de Vecht beneden de Dinkel begrensd door de lioogten langs en benoorden Uelsen en Itterbeck, de Striepe en Sibcnlo, en volgt van daar langs de Vosseboer en den Bestmerberg het onmiddelijk stroomgebied der Regge. Beneden den mond dezer rivier ontvangt de Vecht slechts weinig water van den linker oever, evenals van den reg-teroever. Beneden Dalfsen is ook de linker oever bedijkt en wateren alleen de buitengronden op de Vecht af. Tusschen den mond der Regge en Dalfsen kan de grindweg ongeveer als waterscheiding worden aangemerkt; slechts enkele kleine perceelen bezuiden dien weg wateren nog naar de Vecht af.
Het oppervlak der landen, die naar de Vecht afwateren is, gemeten op de Xederlandsche en JPruissische stafkaarten , als volgt: 1°. Op vreemd gebied buiten de Dinkel:
Uit \V est falen........39550 hectaren.
quot; Hanover.........69:500 quot;
:l0. Langs de Dinkel, van Dnitsch gebied:
Uit Westfalen........•'571.5(1 »
quot; Hanover.........24600 quot;
I'ln uit Nederland.......23200 «
Maakt voor de Vecht aan de grenzen. 194100 hectaren. •■5°. Langs het Koevordensche kanaal (dooide Drentsche diepen) wateren af:
Van Hanoversch gebied . 10400 quot; Nederlandsch r . . 37200
Te zamen
4°. Op den regteroever tot bij den mond der Regge..........
1.700(1
//
12200
n
Over te brengen . . 253900
//
ü
S:gt;
Overgebragt . . 253900 hectaren. 5°. Op den linkeroever tot bij den mond
der Regge..........15100 quot;
Te zamen voor het onmiddeli jk stroomgebied van de A'eclit tot aan den mond
der Hegge......., . . 269000 quot;
6°. Hierbij liet stroomgebied der Hegge, met de kom van Almelo en Yriezenveen, en bij benadering dc helft der Buurserbeek 120000 n Maakt voor de Veolit beneden den
Reggemond ......... 389000 quot;
7°. Op den regter oever, beneden de Regge 1225 quot; 8°. Op den linker oever, beneden de Regge 1275 quot; Maakt voor het gelieele stroomgebied . 391500 hectaren.
^ 46. Lrvyte, verval.
Op liet Nederlandsch grondgebied is de lengte der rivier sedert de opmetingen van IS 17 verkort door de volgende af
snijdingen , als;
Boven het Hessemsche veer.......75 meters.
In 1853 voor de stuw van Ane..... 560 n
In 1855 // quot; quot; quot; Kwant.....20 quot;
In 1860 boven het Koevordensche kanaal . . 150 quot;
Te zamen . . 805 meters.
Overigens is de lengte slechts weinig veranderd door inscha-ringen, aanlandingen enz. De lengten van 1847 in de quot;Over-ijsselsche Waterenquot; opgegeven, zijn dan ook in bijgevoegde tabel V gevolgd, behoudens dc wijziging die door de gemaakte 4 coupures noodig was.
De voornaamste gegevens omtrent de lengte van de 'Vecht en het verhang van de rivier, zijn in die tabel Y vereenigd.
Gegevens omtrent den toestand van de Vecht, in de jaren 1847—1870-
Tabel V.
Hoo^e winterstanden -f- A.P.
Middelbare toestand
A.P. na den bouw der stuwen.
Lage waterstanden A.P.
Waterspiegels in 1S47
Diepste punt der bodenis of dorpels der kunstwerken, ten op-zigte van A P. in
Afstand
tot den mond in meters.
Na den bouw der stuw te Ane.
P L A A T S
Vóór den bouw van de stuwen, (a)
Voor den bouw der stuwen.
\a den bouw dor stuwen.
Middelbare
in Maart
In
December 1854.
In
Februari 182
In
Augustus IS 09.
In
September
1857.
In October 1851.
In Maart 1853.
In Juni 1S5Ö.
20 April 18{)9.
In Juli 1858.
ber en üetober 1847.
W A A R N E .Al 1 N G.
A.P.
1870.
IS 47.
Hoogste vau vroeger,
volgens opgaven der | IiiSeptem-j
oeverbewoners, -h A.P
Zomervloeden A.P. Na den bouw der stuwen.
In Juni 1 In April 1809. 1851.
In ; In In 1
Januari j December! Decemberj 1857. 1 ISüö. 1809. I
Na den bouw der stuwen (a)
1.12(i): 0.544) («)
I dan gee
j zijn.
» t (h) j
1.85 !
0.88 (/;
squot;)
Mond der Vecht ........
Gennegerveer....... .....
Bij Ordel...............
Berkummerbrug.........
Mond der Ligtmisvaart. . .
Boven dezen mond........
Spoorwegbrug...........
Bij Vechterweerd........
Bij dc Ilutenborch........
Beneden de Leemcule.....
Dalfsensche brug........
Beneden Hessem..........
Bij Baarslag.............
Bij Vilsteren.............
Beneden de Kegge.......
Bij Bolks...............
Ommerbrug............
Tegen Junne............
Bij de llooge graven......
Beneden de Goede Vrouw.
Bij Oudeman............
Bij Kolkman............
Beneden Bmclit.........
Hardenbergerbrug.........
Beneden de lladewijkerbeek Bij Huerink.............
Aanerstuw...............
0.19 0.25 0.82 0
3.13
2.90
0.2ü |
0.29 |
2.44 | |
3.75 | |
0.04 |
6.00 |
6.00 |
0.05 |
7.50 |
0.78 |
7.78 | |
7.50 |
7.82 |
8.82 |
9.12 |
8 90 |
9.21 |
0
2.95
2
1.70
3
(.0 V echt Onunen
5.34
2
0
3.10 {c; 1 4.12
0.10
3
8.74
1
1 8
G
2 8
0
8.38
fl.Gl
0
j lt;gt;
B.ai 7.05
7.12
7.81
8
7.42 8,00 f 8.00 9.11
9.00 (rf)
3
G.04 9,
8.71
8.73
0
Aanerveer (thans brug).................
Boven het veer.....................
Beneden dc Kleine Vecht (boven Klokkenne). Mond der Kleine Vecht (vervallen;.......
0
9.29 9.32
8.15 9.40
7.' 8.90
10.40
10
0
10.33
10.40
10
0
9.92
Haandrik stuw..........................
Boven de Kleine Vecht. (Brug over de Vecht
Op de grens..........................
Peilschaal te Laarwoldc...................
9
11.22
11.28
11.07
11.13
11.28 11.07
9.58 10.98
!S.01a8.09l 9.03
10.45
9.47
0.78 0.11 0.27 —
1.30 0.51 0.G8 ■
1 28
0.32
0.78
1.15
2.28 5.63
0.47 1.49 4.08 10.23
1.31 3.06 0.31
Kampen. . .. Katervecr » „ „ te Deventer. . .. In de grachten van Koevorden.
Ter vergelijking worden hierljij gevoegd de waterstanden : In de stadsgracht te Zwolle............. Op het Zwolsehe Diep bij Kraggenburg...... Op den IJssel bij |
|
0.2(5 1.85 |
Ho ligging des waterspiegels boven ilardcnberg en die des bodems, is in do tabel der O. W. bi. 130 verkeerd aangegeven In bovenstaande opgaven heeft de herleiding van die fout plaats gehad, zoo ook in dc opgaven der ligging van de dorpels. N.13. |
n verkeerd op het lengtepi'ofil gebragt, doordien de stand te Ane op 7.05 in plaats van op 7.50 -f- A.P. is aangenoinen. Op het lengteprofil van 1S47 is dc ligging van de waterlijn en van den bodem insgelijks veranderd. Dc fout werd bij de De hoogwatcrstai eerste metingen |
Gegevens omtrent den toestand van de Veclit, in do jaren 1847 1870-
llooge wiuterstanden
Middelbare
toestand A.P. na den bouw der stuwen.
Waterspiegels in 1847.
Xa den bouw der stuw te Aue.
Vóór den bouw van de stuwen, (a)
Xa den bouw dor stuwen.
Middelbare
der stuwen.
in Maart
In
December 1854.
0.88 'jj:
In
Augustus 1S09.
Ju
October 1851.
In
September 1857
20 April 1809.
In Juli 1858.
A.P.
1870.
A.P
nors, -
0.07 0.12 0.27 0.32
0.40
0.08 0.84 0.94 1.14 1.04 2.24 2.40 2.72 3.02 3.27 3.71 1.10 4.70 4.91 5.51 0.20 0.90 0.97 7.30
1.37 1.20 — 5.95 -1.90 —
1.70 0.S0 1.20 3.95 — 1.55 -0.25 -0.45 — 0.05 . 0.10 -0.S5 ■ 1.30 0.50 1.05 -f-2.50 -h 2.90 -!-3.15 -h 3.90 3.SO t-5.00 5.45 -h 5.85 -I-5 85 -f-0.80 en j 0 40 ((/) | 5.25 5.15 0.15 1
|
zijn.
(b)
1.85
0.
0.25
0.19
0.20
0.53 1.85
2.77
3.13
0
3.50
2
1.70
0.87
0.29
0
0.28
5.34 0.10
0
3
3.10 (c) 4.15
0.01
4
3
5
8.74
5
6
8.40
8
0
0.08
4
0.34 7.05
7.12
7.81
0.23
7.43 8.00 8.00
9.00
9.04
j 0.60
0.00 7.50
8.71 8.73
!
5
1
7.07
7.50 7.55 8.17
7.80
9.29 9.32
10.40
8.15 9.40
7.50 8.82
7.82 9.12
3
10
10.40
10.40
9.92
8.20 8.30
5.85 0.45
11.38
11.07
11.13
11.07
10.93
9.58
10.45
9.47
9.21
0.78 0.11
0.37
0.33
0.78
4.03 1.90 7.35 1.79 1.25 -1.08 1.75 4.01 0.70 1.40 ■
1.25 0.0)! -0.30 0.35 - -0.80 j 0 80 0.04 2.35 ■ 3.;i0 0.35 -3.86 3.00 -f-4.70 5.49 f 5.07
5.40 -I- 1
I 0.62 ■
(in 1851) 6.40 -h 5,60 7.0.3 ■ 7.30 -f (in la51i i
Diepste punt der bodems of dorpels der - kunstwerken, ten op-zigte van Al1, in
0.73 7.55
IS 47-
Lage waterstanden - - A.P. Voor den Louw
Hoogste vau vroeger,
volgens opgaven der | luSeptein.j oeverbewo-
2.12 2.13 3.10 2.IS
3.53
3.07 3.47
3.70 4.30 4.43
4.71 4.83 4.99 5.47 5.87 0 30 0.09 7.29 7.49 8.07 8.45 8.93 9.OS 9.70
ber en October 1S47.
10.10 10.14 10.33
lu
In Juni I In Juni ! In April ,, , . | In Maart 1850. j 1809. 1851. j ^ gjcj | 1853.
Zomervlocden A.P. Na den bouw der stuwen.
2.95 i
0.82
8.71
9.90
11.28
1.28
In i In In I
J anuari I December | December | 1857. ! 1806. ! 1869. !
Na den bouw der stuwen (a)
| 1.30 | 0.51 | 0.C8
I.12(i): 0.54,6)
11.23
10.30
3.10
2.90
3
(c) Ijij benadering uit de standen bij de llooge graven op dc Vecbt en dc Nieuwe brug op de Kegge afgeleid. De peilschaal te Ommen was tijdens dc herstelling der brug weggenomen.
(«) De stuwen staan bij zomer- en wintervloeden open en hebben dan geen invloed op den waterstand; wel als zij bij droogte gesloten
Afgeleid uit de gelijktijdige standen te Zwelleen Kraggouburg.
(d) De dorpel der groote opening 0.80 Dc dorpels der riolen 0.40 -t- A.P.
A A \ M. 1'. lï K I N G I', X.
A.P.
1.15
2.28 5.03
0.47 1.49 1 4.08 10.23
1.31 3.00 0.31
Dc hoogwaterstanden, onmiddelijlc uit de oeverpunten afgeleid, zijn goed.
, . , • ■ , f , i i,,,. n W bi T30 verkeerd aangegeven en verkeerd op het lengteprofil gebragt, doordien dc stand te Ane op 7.05 in plaats van op 7.50 A.P. is aangenomen. M - de op „et le^ v.. ^i. ^g ««. ae «1 va. acn bodem insgelijks veranaerd. De fout werd bij dc eerste metingen in 1851 reeds ontdekt.
8:5
Daaruit blijkt dat het verhang op de verschillende riviervaklcen bij onderscheidene rivierstanden als volgt is verdeeld.
i Verval over de gelieole Verhang per kilometer
Aax duiding Lengte lengte in meters bij in centimeters bij
van , —3 . _
ld
=: i Is
•S £ c:'
Dun elk vak ■ .j 2 ^ § i §-ji
in | |c I 5-2 | t S
vakken. meters. S ^ o—1
__I_
CO l-- r- ^ -__
O .«O ^ O O o
O O : ^ ^
od - M — c
Mond der Ligtmis-
vaart tot Dalfsen : 9500 0.10 Ti 0.37 0.63 | 0.88 1 1.54 1.0 a 0.3 6.0 { 9.3
Dalfsen-Ommon.. . 19770 3.1 s 3.33 I 3.43 1.73 11.0 11.3 i 13.3
Ommen- i 1 oogegra-
8310 1.31 1.05 |
60.5 j 13.2 1
8.8 I
13.1
ven.......... 8310 1.31 1.05 15.7 13.6
kl6 3.40 Hoogegraven-H ar-denberg........ 37940 3.35 3.46 ' S.1
Hardenberg-bcne-
den Ane...... 7680 0.60 0.8! 0.83 1.01 7.8 10.6 | 10.8
Yerval bij de stuw quot; (1.10) (0.64) j quot; quot; (110) (64) ' //
16.3 8.7
Ane-beneden Haau-
drik......... 4430 0.05 0.09 0.81 0.53 1.1 3.0 18.3 ! 11.8
,
Verval bij de stmv « (1.30) (1.35) quot; » (120) j (135) u | n
Haandrik-Laanvol-
de............ 4350 0.08 0.07 0.53 0.86 l.S | 1.7 j 13.3 i 19.8
Dit is het verval langs den waterspiegel. Hoe onregelmatig het verval langs den bodem is, die hier eens diepe kolken aanbiedt, daar weer hooge zand- of oerdorpels, blijkt reeds eenigermate uit de tabel V. De ligging der zand- of oerdorpels was in [St? en LS70 nis volgt;
84
Ligging der vatunrlijh' dorpelx op de t'echt ten opzigte van A.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
85
Over liet algemeen is er tot Ommen beurtelings een weinig verdieping en verondieping, van daar tot Hardenberg en Ane meer verondieping, méér bovenwaarts vrij belangrijke verdieping op te merken.
Beschouwt men liet leugteprotil, waarop de twee bodemlijnen zijn aangegeven , dan krijgt men den indruk dat er ook neiging tot vervlakking bestaat, eu de diepe kolken voor en na digtspoelen.
§ AT. Veranderingen up de Vlecht sedert LSU.
Van beneden beginnende, is de toestand op de volgende punten gewijzigd.
ci. liet vak tussclien den mond vau het Ligtmis kanaal eu de Nieuwe Vecht is door den aanleg van eenige kribben ver-naauwd, ten einde eene diepere vaargeul te bekomen voor de schepen, die van de Dedemsvaart naar Zwolle varen. h. De spoorwegdam doorsnijdt bij de Maatgraven de rivier tusschen de wederzijdsche bedijkingen, eu in dien dam is eene brug over de Vecht gebouwd, rustende op twee gemetselde laudhoofdeu eu vijf pijlers. De linker dijk is daarbij tevens eenigzins terug getrokken. Daar beginnende, heeft men eerst eeue spanning van od meters over de voorlanden, dan eene van o() meters over voorland en rivier, dan eene beweegbare kraanbrug met (i..quot;) meter wijdte als doorvaart voor de schepen, eu verder nog drie openingen van 30 meters regts, waarvan bijna twee over de buitenlanden. c. De brug van Ommen is geheel vernieuwd in 1869 en 1870, en rust nu op ijzeren jukken. De wi jdte is schijnbaar verminderd door het vooruitbrengen van het linker landhoofd, maar feitelijk diende dit gedeelte (over hoog liggend voorland) weinig tot waterafvoer.
De afstand van hoofd tot hoofd is nu 18.4 meter, waarvan na aftrek van 8 jukken overblijven 46 meters breedte tot waterafvoer in !J openingen. De kleinste opening in den dag wijd 4.1 meter, is ten dienste der scheepvaart van eene beweegbare klep voorzien.
Bij den Hardenberg is de brug over de rivier onveranderd gebleven, maar de doorlaatbrug op den regter oever of Yeerbrng veranderd. Deze brug is thans wijd tusschen de steenen hoofden 36.5 meter en houdt na aftrek van L ijzeren jukken 35.7 meter wijdte tot waterafvoer. De vroegere brug, die 30.3 meter tusschen de beschoeijingen hield, had 9 houten jukken en hield na aftrek van deze slechts 33.(i meter vrije ruimte over. Benedenwaarts is de stroombaan naar de Vecht door een dam met duiker afgesloten om zo-merwater te keereu, maar daardoor gaat een gedeelte van de nuttige werking der doorlaatbrug tevens verloren. Bij Ane is in 1853 eenc beweegbare stuw gebouwd, om een vast peil aan het bovenpand der Dedemsvaart te verzekeren , en wel van 8 meter A. P., zijnde L meter boven natuurlijk laay en 0.5 meter boven middelbaar water in de rivier op dat punt.
De beweegbare stuw heeft hoofden, die op 8.7 meter-f-A. P. liggen en met het omliggende land op dat peil over-vloeijen. De dorpel der 20 meters wijde middenopening ligt op 6.8 meter-f-A. P., die der twee kleine openingen of riolen, elk van 1.5 meter wijdte, op 6.6 meter A.P. Beweegbare ijzeren kleppen met tusschen geplaatste planken sluiten de groote opening af, sehotbalken en stnwnaalden de kleine openingen. Naarmate de natuurlijke rivierstand rijst, wordt de stuw gedeeltelijk geopend om het vastgestelde stuwpeil niet te overschrijden, om eindelijk bij zomer- of wintervloeden geheel geopend te blijven. Vóór dat de natuurlijke rivierstand op stuwpeilhoogte (8 meter A. P.) is geklommen, (bij 7.8 meter4-A.P) kan de stuw openblijven, daar de Dedemsvaart in dien toestand van elders genoegzame voeding heeft.
Pij liet veer te Ane is in 1858 eene houten brug over de Vecht gebouwd, wijd tusschen de landhoofden 37.6 meter en houdende na aftrek van 2 meters breedte voor 4 jukken en een middenjuk, dat de dubbele draaibrug draagt, 35.6 meter vrije opening.
87
g. Het riviervak tusschen de stuwen van Ane en Haandrik is ten behoeve der scheepvaart bekribd geworden, waardoor de vaargeul is verdiept.
h. Boven den toen nog bestaanden, maar sedert lS(i() vervallen mond der kleine Vecht is in 1853—1855 eene beweegbare stuw met nevenliggende schutsluis gebouwd tegenover het huis Kwant, en is tevens de rivier eenigzins (ofschoon zeer onbeduidend) verkort. De beweegbare stuw is tusschen liet regter landhoofd en den pijler 17 meters wijd, endoor stuwnaalden en kleppen gesloten. Tusschen den pijler en het linker landhoofd heeft de schutsluis 5.3 meter wijdte, die geheel tot strooming kan benut worden; immers de pijler, die regts de sluis van de stuw scheidt, en die (met de sluiskolk) beneden de stuw ligt, heeft 4 openingen van 1.6 meter elk, door toldenren gesloten, die de ruimte van één sluishoofd ruim terug geven. A'areirgeene schepen door, dan blijft liet beneden sluishoofd gesloten en kan met de geheele ruimte der stuw en met de geheele ruimte der sluis gestroomd worden.
Het stuwpeil varieert van '.).25 tot 9.40 meter-f-A. P.
Bij zomervloeden (als wanneer de te voeden vaarten naar Almelo en de Hegge, verder naar Zwolle en Deventer van elders overvloedige voeding hebben) wordt die reeds bij een natuurlijken stand van meter A. P. geopend in het belang der uitwatering van eenige Hannoversche lage landen bij Eikenkast, die binnendijks liggen en door een sluisje in den linker Vechtdijk hun water loozen; gelijktijdig staat dan ook de stuw te Ane reeds open.
De dorpel der stuw ligt op 7.50 meter A. P.
Van de schutsluis de bovendorpel (J.55 meter-f-A. P.
de benedendorpel 6.35 quot; quot; quot;
De hoofden reiken slechts tot 9.8 meter -f- A. P. en vloeijeu, met het terrein op den regter oever, bij hooge win-terstanden onder water.
I. Even boven dc stuw is in ISO 1 eene brug over de Vecht
88
gebouwd, boven den mond van liet in 185!) en 1860 voltooide Koevordenselie kanaal. Deze brug is tusschen de houten landhoofdeu £8.5 meter wijd en houdt, na aftrek dei-breedte van :l meters gewone houten jukken en één breeder juk dat de dubbele draaibrug draagt, 36.5 meter in 6 openingen over.
J. Even boven de draaibrug is in 1859 en 1860, tijdens den aanleg van liet Koevordenselie kanaal, eene sterke bogt afgesneden.
/(•. Eindelijk is na 1847 en wel omstreeks 1857 en 1858 eene houten stuw door naalden gesloten tegenover en iets beneden Erenswegen in het Hanoversche gebouwd.
§ 48. Veranderingen hu het stroomgebied der Vecht.
In 1861 is een scheepvaartkanaal gegraven uit de Dedems-vaart naar Ommen, op het peil van die vaart boven sluis 6 of 6.43 meter A. P. Tegen liet sedert 1850 gevolgde beginsel aan, om steeds elke rivier iu zijn eigen stroomgebied te verbeteren en niet het waterbezwaar door zijdelingsche ontlasting te Herplaatsen in plaats van weg te nemen 1 is dit kanaal door een duiker bij Ommen tevens tot strooming ingerigt. Gelukkigerwijze is de wijdte van dien duiker, in verband met het stroomgebied fier rivier bij Ommen, niet van dien aard om veel invloed op den waterstand der Vecht te hebben.
In 1859 en 1860 is het water, dat zich uit het Eoo-, Drostellen Schoonebeekerdiep in de ruime vestinggrachten van Koevor-den vereenigde, (die toen een boezemoppervlak van omstreeks 16.5 hectaren aanboden met de landen tot den Trageldijk of inundatie kade) op een andere wijze naar de Vecht geleid. Vroeger liep het door een krom, ondiep en smal watertje de Kleine Vecht, naar de Vecht bij Haandrik; dit riviertje was 710ü meter lang.
Uit den regter oever stroomde bij hooge standen het water bij Hultenboer over eene overlaatkade door lage gronden direct naar Ane; bij hooge Vechtstanden stroomde het water uit deze rivier de Kleine Vecht in en ook over den overlaat van Hultenboer
89
naar Ane. De Veclit werkte dan met twee armen en de Kleine Vecht viel eigen]nk bij Hultenboer in plaats van bij Haandrik in de Vecht. Thans vloeit, na Augustus 1860, het zomer water ook bij vloeden door een 4750 meters ') lang, bijna regt en zeer ruim scheepvaart- en afwateringskanaal naar de Vecht boven de stuw. Bij winter vloeden wordt de keersluis in den mond van dit kanaal gesloten en vloeit het Koevordensche water als vroeger naar Ane al', maar nu in plaats van alleen als overlaat, ook langs een afwateringskanaal met teruggetrokken kaden. .De dam, die den mond der kleine Vecht afsluit, houdt het Vechtwater nu op die rivier. Alleen bij zeer hooge waterstanden vloeit nog eenig water over dien dam. Beter ware het dien dam tot boven de hoogste standen op te hoogen.
Bij de doortrekking van de Hoogeveensche vaart in oostelijke rigting naar de Veenen, op een peil van 12.40 meter-f-A. P., heeft men grondduikers gebouwd voor het water van die gedeelten van het Loo- en Drostendiep, die benoorden dat kanaal gelegen waren. Daardoor bleef dus liet natuurlijk stroomgebied der Koevordensche wateren onveranderd. Maar tevens heeft men duikers in den zuidelijken kanaaldijk bij die grondduikers gemaakt, en ontlast men ook water uit de verlengde Hoogeveensche vaart naar Koevorden, en dat natuurlijk in tijden dat men overal last van water heeft. Door dit piotselijk openen der duikers hebben o. a. in het begin van 1867 de werken van het Koevordensche kanaal schade geleden. Ook deze zijdelingschit afleidivy van water is af te keuren, en het is te hopen dat op beide (die bij Ommen en die bij Koevorden) worde teruggekomen.
§ 4ü. Bese/wuuoingen uver de waterstanden op de recht.
De waterstand langs de Vecht hangt voornamelijk af van de massa regen of sneeuw, die op zijn stroomgebied nedervalt, in verband met de verdamping en van de wijze van verdeel ing van sneeuw en regen. Is er over het geheele stroomgebied veel re-
) Tegenwoordige lengte in verband met eene afsnijding der Veeht; de nieuw gegraven kanaallengte was slecht.- 4450 meters.
90
gen of sneeuw gevallen, dan zijn alle takken hoog en bereikt de rivier den lioogsten stand.
Is slechts oj) een gedeelte van het stroomgebied veel water gevallen, dan is bijv. de eéne tak veel hooger dan de andere en bereikt de vereenigde rivier geen bijzonder hoogen stand.
Op de rivier beneden Dalfsen en soms iets hooger, werkt nog een geheel anderen invloed, namelijk die der zeestanden. De gewone onbeduidende eb en vloed, die te Kraggenbrug wordt waargenomen, verloopt genoegzaam bij den mond der Vecht, en in elk geval geheel bij de Berkummerbrug of den mond van het Ligtmiskanaal. Maar wordt nu de Zuiderzee op de Overijs-selsche kust door Z.W. of W. of JsT.W. stormen opgezet, dan dringt dit zeewater de riviermonden binnen, belet de afstrooming van het binnenwater, dat opgestuwd wordt, en vormt hooge standen op hetzelfde oogenblik dat soms hoogerop de rivier zéér laag is. Valt nu zoodanigen storm zamen met een hoogen rivierstand door bovenwater,-dan veroorzaken dilt;! twee redenen op de benedenrivier die zéér hooge standen, gelukkig slechts zéér zelden voorkomende.
De invloed van sterken wind opdat gedeelte der rivieren, dat de opstuwing uit zee niet ondervindt, is gering, en des te minder naarmate de rivieren sterker verhang hebben.
In tabel V zijn eenige waterstanden bij hoog water op de Vecht aangegeven, zonder den invloed van stormvloeden uit zee. Omtrent deze laatste kunnen de volgende cijfers eenig licht verspreiden.
§ 50. .De invloed van xtormnloedeu uit zee op den stand can de henedeu-Vecht.
De bekende stormen van
2 Januari 1855, invallende bij zeer hoogen stand der hoven-Vecht;
van 27—29 Mei 1860, bij iets meer dan middelbaren stand der boven-Vecht:
van 4 December I8(i;3, bij iets meer dan middelbaren stand der boven-Vecht;
van half September 1869, bij iets lager, daarna middelbaren
Invloed der stornrvioedeii op de Beneden-Veclit.
Tabel VI.
Ter vergelijking.
Mond der Ligt-misvaart.
Haandrikstuw.
1) A G E N
Anerstuw.
Kraggcnlnu'g.
Laar-wolde.
Berkani-merbrug
llardeu-berg.
^loud der
Liuthor-
i ster brug op de .Nieuwe Wetering,
A A N M Ë 1? K I .V G E
Nieuwe brug op de Eegge.
Dalfsen. Ommen.
Zwolle.
Hasselt.
Kater-veer.
Vecht.
Deventer.
W A A li N E M I N G E N.
Beneden. Boven.
' Beneden. Boven.
Eb.
Vloed.
STORMVLOED VAN 3 JA.XUATUJ 1855.
6.10 (g)\
0.17 6.20 0.17 6.09 5.93 ! 5.73 5.01 5.51 5.45
5.32 5.31 5.28 5.25 5.21 5.13 5.13 5.15 5.13 5.06
3.87(lt;jr)l
2.98
3.05
3.08
3.43
3.05
2.75
3.56
3.46
2.35
1.20 ƒ 1.14 1.18 1.45 2.05 1.05 1.44 1.34 1.37 1.21
J0.99(r' 10.95 10.94 10.89 10.87 10.83 10.81 10.74 10-70 10.05
1.87 1.80 1.80 1.98 I) 2.57 1.85 1.70 1 68 1.64 1.57
9,08 (c) 9,64 9,01 9,43
9.00
9.01 9 58 9,51 9.47 9.50
3.4S 3.45 3.38 3.23 3.35 3.10 3.10 3.08 3.02 2.94
5.40 {a 1 8.63 \b) 5.34 : 8,58
1854 December 39,.
30.. 31..
1M55 Januari 1..
./ 2. 3.. 4..
quot; 5.
e.,
7..
5.30 5,24 5,20 5.18 5.18 5 13 5.06 5.00
8.55 8,55 8.58 8.55 8.50 8.40 8.43 8.40
3.40 (ji\ 3.47 3.59 3.79 i ! 3.89 j
3.97 |
1 4.04
! 4 07 !
j 3.99
Mei
IS GO
20.. 27.. 28.. 29.. 30..
31. 1.
Juni
3.. .
3 59 3.04 3.69 3.75 3.80 3.83 3.87
1863 December 1..
2. 3..
0.30 |
0.16 |
„ |
1.09 | |
0.44 |
0.40 |
„ |
.. |
1.04 |
1.15 |
0.95 ; |
„ |
1.16 | |
„ |
„ |
„ |
1.95 | |
2.75 |
2.05 |
„ |
3.53 | |
// i |
„ |
„ |
1.54 | |
„ |
quot; i |
quot; |
1.35 | |
„ |
• quot; |
quot; |
■' |
■' |
quot; |
: i |
■■ |
quot; |
« |
0.34 |
0.03 1 |
0.10 |
0.11 | |
1.70 |
l.io ! |
/• |
1 00 |
0.88 |
2.08 |
0.94 |
0.90 |
0.93 | |
1.50 |
0.80 |
- |
2.00 |
1.95 |
0.88 |
1 0.40 |
■■ |
1.05 |
1.06 |
0.38 |
1 0.17 1 |
quot; |
0.48 |
0.51 |
0.34 |
i 0.12 |
quot; |
0.17 |
0.33 |
0.26 |
0.02 j |
quot; |
0.12 |
0.19 |
0.28 |
j 0.20 ! |
'■ |
0.13 |
0.08 1 |
0.34 |
j -0.50 |
0.30 |
| -0.28 | |
0.40 |
0.00 |
- 0.36 |
— 0.34 | |
0.22 |
— 0.08 |
0.15 |
0.24 | |
2.90 |
2.78 |
3.70 |
2.55 | |
1.70 |
0.90 |
1.40 |
1.37 | |
0.6fi |
0.44 |
0.40 |
0.58 | |
0.54 |
0.32 |
0.45 |
0.50 |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
open |
STOKMVLOED VAN |
4 DECEMBER |
1863. | ||||||||
0.02 |
0.95 |
| 3.13 |
7.00 | |
7.35 |
7.95 |
1 8.20 |
j 8.50 |
8.74 |
0.30 | |
0.08 |
0.94 |
1 3.13 |
7.00 |
7.40 |
7.46 |
gr. ! 7.75 |
open | 8.48 |
8.64 |
0.32 | |
0.37 |
0.95 |
: 3.14 |
7.10 |
open 7.35 1 |
8.20 |
gr. 8.30 |
open 1 8.80 |
8.82 |
0.28 | |
2.78 |
2.65 |
, 3.24 |
7.10 |
7.59 |
7.65 |
gr-8.10 |
open | 8.70 |
8 89 |
2.12 | |
1.56 |
1.65 |
3.36 |
1 | 7.20 |
open 7.99 1 |
8.05 |
gr. 8.60 |
open | 9.10 |
9.21 |
1.70 | |
0.75 |
1.37 |
3.54 |
7.30 |
open 8.35 | |
8.27 |
ged. 8.74 |
open | 9.00 |
9.13 |
1.09 | |
0.76 |
1.40 |
3.66 |
7.40 |
open 8.49 | open |
8.51 |
eed. 9.09 gr- |
open | 9.26 open |
9.53 |
| 0.95 1 |
10.34 [d) 10,32 10,29 10,25 10.20 10.25 10,23 10,19 10.16 10.13
n Hoogste stand van dit bovenwater (4) , » op 37 December (c) „ , » 24 {d) - » 20
(?) ......20
(/) » „ „ 37
i (j) Bij wassend water op den IJssel;
na 31 December 1854.
{7/) Hoogste stand op 26 December
(i) Eenig/ins vallend water de voorg Het stroomen met de stuwen te Ane blijkbaar uit de opgegeven standen, en ■ ven der stuw te Aue op 30 Mei, verk gelmatighedcn der waterstanden te Ha Laarwolde.
(j) Het water was gedurende die sende, ook op de Hoven-Hegge.
Het water op de Boven-Veclit steed stuwen grooiendeels (gr.) of gedeeltelij
Wassend water op de Boven-Hegge.
Volgens eene opgave van den Waterstaat is de hoogste stand op 2 Januari 1855 geweest 3.10 m. A.P.
Invloed tier stormvloeden op de Beneden-Veclit.
Ter vergelijking.
Mond der Ligt-misvaart.
Haandrikstuw.
Anerstuw.
! Mond der i Vecht.
Bcrkum-mcrbrug.
j Harden-berg.
Laar- ; T. ,,
Linthor-
woldc. 'ster ^ op de
Nieuwe
Weterinfr.
asselt.
Zwolle.
J}alfseii. Ommen.
A A N M E 1! K 1 X O E N.
K atcr-
üeventer.
Beneden. Boven.
Beneden.
Boven.
STOllMVLOED VAN 3 JANUAKIJ 1855.
8.C3 (5)
8.58
8.55
8.55
8.58 i
8.55
8.50
8.40
8.43
8.40
9.68 (c)
9.C4
9.61
9.43
9. CO
9.61
9 58
9.51
9.47
ü.50
10.34 (d)
10.33
10.29
10.25
10.26 10.25 10.23 10.19 10.16 10.13
2.87 to)
2.98
3.05
3.08
3.43
3.03
2.75
3.58
2.40
2.35
1.20 ƒ
1.14
1.18
1.45
2.05
1.65
1.44
1.34
1.27
1.21
10.990' 10.95 10.94 10.89 10.87 10.83 10.81 10.74 10-70 10.65
6.10 (ff 6.17 6.20 6.17 6.09 3.93 5.72 5.6] 5.51 5.45
5.32 5.31 5.28 5.25 5.21 3.13 3.13 5.15 5.13 5.00
2.03
1.09 |
1.87 |
1 3.48 |
3.40 ia | |
1.04 |
1.86 |
1 3.45 |
5.34 | |
1.16 |
1.80 |
i 3.38 |
5.30 | |
1.93 |
1.98 |
3.23 |
5.24 | |
3.53 |
I) 2.57 |
quot; ï 3.35 |
5.20 | |
1.54 |
1.85 |
3.16 |
3.18 | |
1.35 |
1.70 |
3.10 |
5.18 | |
■/ |
1 68 |
3.08 |
5 12 | |
„ |
1.64 |
3.03 |
5.06 | |
» |
1.57 |
2.94 |
5.00 |
« Hoogste stand van dit bovenwater. (i) * quot; op 27 December was 8.70 (e) „ ,, 24 quot; „ 9.75 .
(^) .....20 „ „ 10.40
(.e) „ „ 20 „ ,11.13
(ƒ) - » » 37 ,, , 1.40
i^) lïij wassend water op den Usse); vallend w.iter
na 31 Decciiber 1834.
ij') Hoogste stand op 26 December was 5.36
0.10 1 00 0,00 3.00 1.05
0.4S
0.17
0.12
0.13
0.11
O.SS 0.92 1.95 1.06
0.51
0.23
0.19
O.OS
3.40 (Jjj 3.47 j 3.59 3.79 1 3.89
3.97
i 4.04
4 07
i 3.99
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
open |
8.74 8.64 8.82 8 89 9.21 9.13 9.53
3 59 3.04 3.69 3.75 3.80 3.83 3.87
gr. open 7.75 | 8.48
gr. open S.30 | 8.80
gr. open 8.10 | 8.76
gr. open 8.60 | 9.10
ged. open 8.74 | 9.00
ged. open 9.09 | 9.26 gr. open
stand op 2 .Tanuari 1855 geweest 3.10 m. A.P.
STORMVLOED DER LAATSTE DAGEN VAN MEI ISGU, OF ZOOGENAAMDE PINKSTlïllVLOED. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.50 |
- 0.30 |— 0.32 0.28 3.12 1.70 1.09 0.95
8.20
(i) Eeuig/ins vallend water de voorgaande dagen, liet stroomen met de stuwen ie Ane ea Haandrik, blijkbaar uit de opgegeven standen, en het open blijven der stuw te Aue op 30 Mei, verklaren de onregelmatigheden der waterstanden te llardenberg en te Laarwolde.
(7) Het water was gedurende die dagen iets wassende, ook op de Boven-Eegge.
Het water oj) de Hoven-Vecht steeds wassende, de stuwen ffrootendeeh (gr.) of gedeeltelijk (ged.) open.
Wassend water op de Boven- Kegge.
91
stand der boven-Vecht, kunnen dien invloed doen kennen. Zij zijn vereenigd in de hierbij gevoegde tabel VI.
Men ziet hieruit:
1°. Dat bij een natuurlijk hoogeu stand op de Vecht, als die van de laatste dagen vau December 1854 en de eersten van Januari 1855, de Vecht te Ommen en hoogerop vallende bleef. Waarschijnlijk is de invloed van dien storm te Dalfsen, (die niet is waargenomen) onbeduidend geweest.
Eveneens bleef de IJssel vallende te Deventer en weinig wassende te Katerveer: ook langs deze rivier was een natuurlijk vrij hoogen stand.
Er kwam ook (betrekkelijk) veel water van de Nieuwe Wetering, waar de invloed van den stormvloed nog merkbaar was aan de Bornerbrug, op ruim 9 kilometers boven Zwolle. 2°. Bij de stormvloeden van Mei 1860 en December 1863, de natuurlijke rivierstand even boven, middelbaar water zijnde, was de invloed te Dalfsen eene verhooging van 0.4 a 0.5 meter, te Ommen is die invloed erkenbaar, maar valt zamen met eene kleine vloed op de boven-Vecht. Eveneens is het moeijelijk uit te maken, welk aandeel heide oorzaken (stormvloed uit zee, vloed van bovenwater) aan de verhooging op de Hegge bi j de Nieuwe brug hebben gehad. 3°. Bij de elkander opvolgende kleinere stormvloeden van September 1869, bij laag bovenwater, rijst het water te Dalfsen in twee dagen 1.45 meter. De peilschaal te Ommen is toen wegens herstelling der brug niet waargenomen. 4°. Bij al deze stormvloeden van korten duur heeft het zeewater geen tijd gehad de boezems te vullen tot de hoogte van het water te Kraggenburg.
Zoo stond het bijv. op 2 Januari 1855:
te Kraggenburg......2.75 meter A. 1'.,
quot; Hasselt.........2.65 // quot; »
quot; Zwolle .........2.52 // « n
Aan de Linthorst,.....2.05 // n n
n // Bornsche brug . , 1.98 // n n
92
dus met een negatief verhang van 0 77 meter. Maar langs de Vecht, die toen zeer hoog stond, bleef verhang bestaan tot aan den mond, waar het globaal op 2.70-t-A. P. zal zijn geweest, aistroomende naar Hasselt , instroomende naar Zwolle.
Bij den minder hoogen vloed van Mei 1860 vond men slechts negatief verhang tot Zwolle en genoegzaam horizontaal water van Zwolle naar de Linthorst.
§ 51. Werking der stuwen zonder zijdelingsche aftapping naar kanalen.
Hieromtrent kan het volgende worden medegedeeld.
De eerste werking der stuw van Aue geschiedde den 3 Augustus 1853, in tegenwoordigheid van de HH. Inspecteur Ter-rand en Hoofd-iugeuieur van Geudt, nadat den 2 Augustus de stuw tot oefening der bediening korten tijd was gesloten geweest. De verbinding met de Dedemsvaart was nog niet gereed; er werd dus geen water zijdelings uit de rivier getapt.
De waterstanden der voorafgaande dagen waren even boven middelbaren stand, namelijk:
Ldarwokle. Hauudrik. Ane. Uardenberg.
Op 1 Augustus 1853, 8.43 8.22 7.63 6.79m. A. P.
;8.25 (7.67
6.81
8.33 (8.CO
De afvoer van de Vecht op 3 Augustus kan op 4.5 meter3 per secunde gesteld worden.
De standen waren als volot;
93
■wijdte open........................
Om 10 u. 1 m. 14 meter bi'eedte der kleppen opgezet, nog o]5en 9 meters wijdte. (Aldus de toestand gelaten tot 10 u. 6 m ) Om 10 u. 13 m. 4.G3 meter breedte aan sluitplanken gesloten, nog open
4.35 meter wijdte..................
Om 10 u. 17 m. de 3 meter wijde riolen gesloten, nog open 1.33 meter wijdte.
Deze wijdte (zijnde die der sluitplanken in de doorvaart) open blijvende, waren de standen:
Om 10 u. 30 m....................
quot; 10 // 45 // ...................
// 11 '/ ...................
// 11 '/ 15 ff ...................
n 11 // 30 // ...................
Daar de rivier bij slechts 1.35 m. opene ruimte wassende bleef, zijn de stuw-naalden in de riolen weggeruimd ter breedte van 0.36 meter, dus de opene ruimte 1.91 meter. Toen was de stand: Om 11 u. 43 ni.................
8.010
0.175
•quot;5 Augustus 1853. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7.475 j0.535| 0.300
Het water liep van 11 u. 30 m. af 0.01 meter hoog; over de kleppen. Toen zijn nog achtereenvolgens 6 sluitplanken getrokken over 0.90 meter breedte en de vrije opening dus gebragt tot 2.51 meter, om liet vastgestelde peil bovenwaarts niet te oversclirijden, dat dan ook tot 12 u. fi m. behouden is. Toen zijn in =/4 minuut 12 kleppen neer geworpen en in l3/4 minuut-alle kleppen. Om 1 u. 45 m. waren de peilen 7.7S boven, 7.77 beneden, verval 0.01 meter, en om 2 uur was de rivier op liet 1111-tuurlijk peil vóór de opstuwing of 7.65 meter A. P. teruggekeerd.
Te Hardenberg, waar het natuurlijk peil op 1 Augustus was
') Zijnde 0.15 meter hoven den imngenomeii middelbaren waterstand van 1847 verbeterd naar de op metingen en waterpassingen van 1851.
94
geweest (gt;.78 en den 2 ook (!.7S en fi.Sl, was liet den Augustus 1858:
n 6.89
Bij dien stand der rivier cn zonder zijdelingsche aftapping, was de invloed te Hardenberg bepaald:
eerst tot weinige centimeters val bij het sluiten der stuw, later // n // was // // openen /' n
Te Haandrik waren dien dag de standen 8.25 8,3:3; te Laarwolde 8.55 m. A. P.
De proef van 11 Augustus 185o had plaats bij een natuurlijken waterstand van 7.32-f-A. P. of 0.18 m. heneden den aangenomen middelbaren waterstand.
De sluiting begonnen om 8 u. 53 m. In 11 minuten de 40 kleppen op, breed 14 meters, om 9 u. 11 m., dus 18 minuten na het begin der sluiting de riolen digt, de sluitplanken geplaatst en dus (behoudens eenig lekwater) de stuw gesloten.
Om |
4 |
// |
6 |
// |
8 |
// |
10 |
// |
12 |
// |
2 |
// |
4 |
/' |
6 |
// |
8 |
// t'
Dus een weinig wassend water.
6.86 6.87
// // // //
6.87 // n n ! Staand water. 6.81 quot; quot; quot; 1 Vallend water.
's namiddags 6.85 quot; n n 1
0.87 quot; quot; /' I Iets wassend 6.88 // /' quot; water.
Waters |
tand ten | ||||||||
Waterstand-f A.P. |
Verval |
| opzigte van den na | |||||||
in |
meters. |
tuurlijk |
en stand | ||||||
UREN |
DER WAARNEMING. |
ni |
in meters. | ||||||
, boven |
beneden. |
meters. |
boven. |
'beneden. | |||||
8 |
11. |
53 |
m. |
(Stuw open)..... |
7.33 |
7.32 |
0.00 |
0.00 |
0.00 |
9 |
n |
11 |
n |
(geheel gesloten). . |
7.44 |
7.31 |
0.33 |
0.13 |
0.11 |
9 |
// |
27 |
n |
1 .oa |
7.15 |
0.40 |
0.33 -f- |
0.17 | |
9 |
// |
36 |
tr |
7.(50 |
7.14 |
0.46 |
1 0.38 |
| 0.18 — | |
9 |
// |
45 |
ff |
7.05 |
7.13 |
0.53 |
0.33 |
0.30 — | |
9 |
H |
57 |
tf |
7.70 |
7.09 |
0.01 |
0.38 |
, 0.23 — | |
pLO |
n |
1U |
f |
7.75 |
7.04 |
0.71 |
0.43 |
: 0.18 - |
, Waterstand ten | |||||
Waterstand -f- A.P. |
Verval |
; opzigte van den na | |||
in |
nieters. |
tuurlijken stand | |||
UREN DEH W A A R NEMING-. |
in |
in meters. | |||
j boven. |
beneden. |
meters. |
boven. |
beneden. | |
10 ïl. 25 m................ |
7.80 |
7.05 |
0.75 |
0.-18 |
0.37 — I |
10 // 45 w .............. |
7.85 |
7.03 |
0.83 |
0.53 |
0.30 |
1 11 // 3 // ............... |
7.00 |
7.00 |
0.90 |
0.58 -f- |
0.33 — |
I 11 // 36 // ............... |
7.05 |
6.98 |
0.97 |
0.63 |
0.34 — |
11 // 53 // ............... |
S.00 |
6.07 |
1.03 |
0.68 |
0.35 |
Daarna is hot peil boven ge | |||||
houden o]) de hoogte van S | |||||
1 m. -f- A. P. doov het trekken | |||||
van stnwnaalden en was om | |||||
1 uur................... |
S.00 |
7.Is |
0.82 |
0.68 -f- |
0.14 — |
I Daarna werd de stuw van .) u. | |||||
i 30 m. tot 5 u. 3G m. geopend | |||||
en was de waterstand toon. |
7.76 |
7.66 |
Het verval in de stuw was weldra onmerkbaar nu de standen van hot afstroomende stuwwater waren:
om 5 u. 45 m. 7.64 in. A P. of ().;32 m. boven den natuurl. stand.
quot; 6 quot; 7.5 5 quot; quot;
quot; fi «15 quot; 7.52 quot; /'
f 0.28 quot; tr n // gt;'
quot; 0.20 quot; quot; n quot; quot; quot; 0.1S3 // // // n n
quot; 0.16 quot; quot; quot; quot; quot; // 0.14 quot; quot; quot; quot; f Den volgenden morgen 12 Augustus was liet om 5 uur gevallen tot 7.2:3 in. 4- A. P. of 0.09 m. den stand van 11 Augustus vóór de stuwing.
De rivier was dus vallende. Boven de stuw waren de standen tijdens de stuwing:
te Laarwolde 8.19m. H-A. P. vóór de opstuwing,
S.29 quot; quot; quot; om 4 uur, dus na de opstuwing; tijdelijke verhooging van waterstand 0.10 meter.
De proef van 11 Augustus 185;3 gaf de volgende uitkomsten. De natuurlijke rivierstand was 0.26 m. onder den aangenomen middelbaren stand.
90
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze laatste peilen was de rivier bij (1.95 m. vrije ope- ning in een gelijk blijvenrlen toestand, de afvoer gelijk den aan |
voer.
Daarna is van 4 u. 20 m. de stnw geopend en waven de peilen;
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
') De stand bij het sluiten. |
De afvoer der rivier kon op ii3/» meter3 per secunde geschat worden.
97
Hij Hartlenberg wwou de ■wntcrstniidcu tijdens de stuwing op 14 Aug. 1853,
om 2 uur 6.44 in. -|- A.P.
// I- // 6.35 quot; quot; •/
// 6 quot; 6.37 quot; quot; quot;
v 8 quot; 6.56 quot; quot; quot;
dus eerst 0.09 m. daling bij liet sluiten der stuw, later 0.21 m. was (dus 0.12 m. boven deu uatumiijken staud) bij het openen der stuw.
Te Haandrik war mi standen 7.93 en 8.10 in. dus 0.17 in. opstuwing.
Te Laarwolde bleef de stand 8.17 m. -h A.P.
Den 16 Augustus 1853 is de stuw bij een stand van 7.16 m. -1- A.P. of 0.34 m. onder den aangenomen middelbaren stand, bij een afvoer van circa 2'/» meter3 per secnnde, door twee waterkeeringen (kleppen en stuwnaalden) gesloten en de naden der stuwplanken door tengels gedekt, van 5 u. 30 m.
tot 7 n. 25 m. De peilen waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( |
Waarschijnlijk was de gevallen regen tie aanleiding tot deze kleine was, die liet water om 7 nnr deed stijgen tot 7.21 ra. A.P.
Te Hardenberg waren de standen i 7 Augustus 1S53, 's morgens 4 uur 6.28 A.P. (den vcrigen dag was die geweest 6.43 -f- A.P.)
's morgens 6 uur 6.32 4- A.P. // 8 quot; 6.38 // /'
// 1U quot; 6.40 n quot;
's middags 12 // 6.55 n n quot; 2 quot; 6.57 quot; quot;
/■ 4 // 6.56 // //
quot; 6 /' 6.54 /' quot;
quot; 8 // 6.52 // quot;
Het water daalde dus 0.15 m. onder den natuurlijken stand door de sluiting, en wies later weder (1.20 m. of 0.14 m. boven ilen natuurlijken stand door het openen der stuw.
Te Haandrik klom tie waterspiegel door het stuwen bij Ane van den 16 Augustus 's avonds 8 uur, tot den 17 Augustus 's morgens 8 u 9 uur, van 7.92 tot 8.10 A.P. of 0.18 ra. en daalde toen weer na het openen der stuw tot 7.94 m.-f A.P. om 7 uur des avonds; de kleine blijvende was (even als bij Ane) een gevolg van gevallen regen.
§ 52. Werking der Hmven, nadat de kanalen {DedemscaarL en Overijsselsche kanalen) met Vechtwater gevoed zijn.
Werhing der stuwen in het belang der scheepvaart op de Beneden-Vecht.
In den winter van 1853- —1854 is de aansluiting van de Dedemsvaart op de Vecht tot stand gekomen, in 1855 is de stuw bij den Haandrik in werking gekomen en in Augustus 1856 zijnde kanalen naar Almelo, enz. met Vechtwater gevoed. De invloed op de beneden rivier is toen de volgende geweest;
Bij winter- en zomervloeden, de stuwen open staande, was de invloed nul. Rij standen tusschen zomervloeden en middel-
baren stand, de vaarten ook van elders nog water ontvangende, is de invloed der aftapping op de beneden rivier ook niet zeer groot-Maar bij lagere standen dan de middelbare wordt tie invloed steeds grooter, totdat bij groote zomerdroogten als van 1857, 1858, 1859, 1868 enz. genoegzaam al liet rivierwater naar de kanalen wordt afgeleid. In dien toestand (waarin de rivier tijdens de waarnemingen van 1846, 1847, 1851 toch onbevaarbaar was) bedraagt de verlaging van 0.20 a 0.30 m.
Oin de scheepvaart naar Ommen te helpen, is in Jnli 1859 eene proef genomen met het openen der beide stuwen tijdens een zéér lagen natnnrlijken waterstand. De onderstaande cijfers kunnen een denkbeeld van de werking geven.
De waterstand bij gesloten stuwen was den 8 Jul ij 1859 des morgens te
Laarwolde, Haandrikstuw, Anevstinv, Hard en b., Omni., Dalfs., M. der Vecht.
Loven, beueden. boven, beneden.
9.13 ') 9.22 8.00 7.94 6.00 6.02 2.52 0.86 0.00 De beide stuwen geopend zijnde, was de waterstand 's avonds om 8 uur (vóór het weder sluiten der stuwen) bij den Haandrik gedaald tot 8.50 A.P. boven, 7.67 A.P. beneden de stuw. Den volgenden morgen om 5 uur was het bij de stuw boven geklommen tot 8.65 -j- A.P., beneden gedaald tot 7.64 -t- A.P. (de stuw bij Ane ook weer gesloten zijnde.) Te Ommen klom het den 9 en 10 Juli als volgt:
9 Juli 1859 quot;s morgens 5 uur 3.54 -f- A.P.
n 7 quot; 2.56quot; f n 9 quot; 2.60 /' /'
// 11 /' 2.64i quot; quot;
's middags 1 quot; 2.67 quot; quot;
3 /' 2.70 // «
's avonds 8J quot; 2.77 // quot; , terwijl het 's nachts ongeveer tot 2.80-4-A.P. is geklommen, en den lOden 's morgens om 5 uur nog op 2.74 -f- A.P. stond.
') Waarneming van een ander uur dan te Haandrik, vermoedelijk iets later, toen de invloed van de oponinir der stuwen reeds merkbaar was.
10(1
De gelieele verhooging vnn waterspiegel bedroeg te Ommen dus slechts 0.28 m.
Tc Hardenberg echter klom het water om 3| uur quot;s namiddags van 8 Juli tot (i.80 A.P. of 0.78 m. boven den stand van den vorigen dag. Daar bereikte het dus ongeveer den stand van middelbaar water, en was de vaart door het stroomen met de stuwen mogelijk geworden.
Hieruit blijkt dat de kunstmatige vloed van liet stuwwater te snel verloopt om te Ommen nog veel nut te stichten Om dat doel te bereiken zouden er no^ 2 of 3 stuwen tusschen Ane en Ommen moeten liggen, die dan in verband met elkander werkende, een meer belangrijken vloed aldaar beneden veroorzaken. Voor de vaart bij Hardenberg zon het openen dei-beide Vecht-stuwen geheel voldoende zijn.
§ 53. Itivloed van het Koevordensche kanaal op den stand der Vecht.
In de jaren 1860—1869 is waargenomen dat de hoogste standen als volgt waren, bij gesloten keersluis aan de Vecht;
5 April 1860 29 Jan. 1861 20 Dec. 1862 27 Jan. 1863 14 Maart 1864 7 Maart 1865 1 Dec. 1866 31 Jan. 1807 24 Jan. 1868 28 Dec. 1869 9.88 9.93 9.66 10.03 10.05 10.06 9.82 |
de Veehtzijde. 10.30 m. AF Builen de keersluis of aan |
De waterstanden op de Vecht bij hooge standen zijn niet merkbaar gewijzigd. Zij waren bijv. vóór de graving van het Koevordensche kanaal te
101
Laanvulde, Ilaandrik, Kocvorden 3 Auerstinv, llarclenbcrg.
Vau 18-2:1 Maart 1859 11.18 10.30 10.07 9.51 8.45 AP.
en na de werking van liet Koevonlensclie kanaal:
Van 24-28 Dcc. 1869 11.28 10.40 '/ 9.66 8.73 AP.
I)e standen te Laarwolde en Haandrik verscliillen in beide gevallen 0.10 meter, de verschillen zijn te Ane en Hardenberg 0.15 en 0.28 meter, dus 0.05 en 0.18 meter méér dan boven het Koevordensche kanaal. Uit die ééne waarneming is nog geen bepaald besluit te trekken over den invloed van bet Koevordensche kanaal bij hoog water. Waarschijnlijk geeft die eene kleine verhooging benedenwaarts.
Bij den zomervloed van Juni 1869, die op de Vecht betrekkelijk minder boog klom dan op de Kegge, waren de standen, de stuw van Ane geheel, die van Haandrik gedeeltelijk openstaande, te
Laarwolde, Haandrik, Koevorden, Anerstuw, Hardenberg.
Den 1 en 2 Juni 1869 9.58 9.32 quot; 8.71 7.75-f-AP.
In 1856 waren bij den door geheel Europa bernebten zomervloed de standen geweest:
Den 2 Juni 1856 9.50 9.18 9.87 8.49 7.70 AP. // 6-8 quot; quot; 10.45 9.92 9.96 9.11 8.27 « quot; // U // /, 9.62 9.47 9.87 8.89 8.19 /; // Uit deze zomervloedstanden kan men met geene mogelijkheid tot eene nadeelige werking van liet Koevordensche kanaal op de Beneden-Vecht besluiten. Eer zou men tot het tegendeel moeten komen en aannemen dat liet Koevordensche water, sneller aangevoerd , nu reeds vóór liet Duitscbe bovenwater is afgevloeid, eene onderstelling, die reeds in 1844 door den ingenieur Brunings bij zijn ontworpen kanaal van Koevorden naar Ane als mogelijk werd geacht.
Het aantal waarnemingen is te gering, dan dat ik reeds daaruit een besluit zou durven trekken.
§ 54. Afooer van water door de Vecht. De volgende directe metingen van afvoer zijn geschied. Ik
behoef mm hen, die de moeijeliJkheid van de afvoermeting langs rivieren, vooral langs zeer onregelmatige, kennen, niet te zeggen dat die metingen slechts als benaderingen te beschouwen zijn.
Op den :23 October 1851 bij een peil op de Vecht van 8.01 n 8.09 H- A.P. te La an volde, wegens de werking der molens op de Boven-Vecht, en van
7.81 A.P. aan den mond der Kleine Vecht, 7.1:2 quot; quot; bij het Aner veerhuis,
7.05 « quot; // Huerink, en van
fi..'i5 quot; quot; quot; Hardenberg, werd gevonden eeu afvoer van 2.91 meter3 te Hardenberg tusschen 8 en 10 uur 'smorgens, ■'5.77 quot; bij Huerink omstreeks 11 uur 's morgens, 3.59 quot; beneden de Kleine Vecht, omstreeks 1 uur 's middags, 2.80 // boven n n // n quot; //
De Radenvij leerbeek voerde toen ongeveer '/io meter1 per se-cunde af en de Kleine Vecht 1.15 meter3.
Deze laatste hoeveelheid aftrekkende voor de drie eerste cijfers, verkrijgt men voor de massa water, die uit Hanover afvloeit, achtervolgens 1.76 2.6 L 2.44 en 2.80 ')
of gemiddeld 2.40 meter3 per secunde en met de Kleine Vecht 3.55 meter3.
Later is eeu mindere afvoer gevonden, wat door de werking of stilstand der bovenliggende molenstuwen verklaard wordt, en bij de medegedeelde proeven met de stuwen schatte ik den afvoer: Op 16 Aug. 1853 bij 7.10 -f- A.P. te Ane en 6.43
A.P. te Hardenberg op..........2l/j m3.
Op 14 Aug. 1853 bij 7.24 A.P. te Ane en
6.44 -|- A.P. te Hardenberg op.......22/3 n
Op 3 Aug. 1853 bij 7.65 A.P. te Ane en 6.80 A.P. te Hardenberg op.........l'/a quot;
f) De werking der molens oj) cle Boven-Veclit heeft ook invloed gehad op de verschillen in waterafvoer.
103
Vermoedelijk daalde de afvoer in de drooge zomers van 1857 en 1858 tot 1.5 a meters3 per secunde.
Bij een stand als dien van 29 April 1859, op tie bovenrivier iets liooger dan de zomervloed van Juni 1856 , bij peilen namelijk; te Laarwolde van 9.45 H- A.P. bij sterk vallend water, // Haandrik quot; 9.25 quot; quot; quot; // « quot; // Ane quot; 8.82 // // quot; quot; quot; quot;
n Hardenberg // 8.18 quot; // n // // n was de afvoer;
te Laarwolde .... 19.0 meters3 per secunde.
Langs de Kleine Vecht, •quot;5.0 n quot; n
Te zameu . . 22.0 voor de Vecht bij Ane.
Bij den Hardenberg was de afvoer 36.6 m.3, bij de Hooge graven 28 m.3 eu beneden de Hegge 15 m3.
Bij Hankate vloeiden toen langs de Hegge af 14.7 meters3. Bij een lagen winterstand van 7 Maart 1851lt;, juist op liet oogenblik dat het instroomm van Vechtwater naar de Kleine Vecht had opgehouden, de diepen bij Koevorden en de Kleine Vecht binnen hare oevers waren getreden en de overlaat van Hultenboer nog slechts onbeduidend werkte, vond men, bij stil weer, bij de volgende standen;
In de grachten van Koevorden vallende van 10.00 tot 9.97 m. A.P.
De Kleine Vecht bij den Marsduiker . . 9.75 m. -f- A.P. n it n a // mond. . . . 9.70 quot; quot; quot;
'/ Vecht, bij Laarwolde......10.09 quot; n quot;
n quot; boven de Haandrikstuw ') . . 9.76 // quot; quot;
fi quot; bij Anerveer......9.26 quot; quot; quot;
de volgende afvoeren als;
langs het Schoonebeeker diep 1.21 // quot; Drosten quot; 2.51
// // Loo quot; 0.83
Te zamen . 4.55 meters3 voorde drie Diepen.
Ij Dc stuw nog niet voltooid zijnde, was tie Vecht tegenover dit kunstwerk vermiauwd door ingeworpen zand. Van daar de O.Ofi meter verhang over dit korte vak tot tegenover den mond der Kleine Vecht.
De Kleine Vecht voerde bij den Marsduiker (van de Kleine Scheer) 5.58 m3. af, welke meerdere afvoer zijne verklaring vindt in het atloopen van het water van de kom der grachten van Koevorden en andere geïnundeerde landen; verder door den waterafvoer uit Steenwijksmoer.
De afvoer der Wetering uit Laarwolde was (wegens de geïnundeerde oevers) niet merkbaar. Xaar het oppervlak berekend, moest die circa 1. b tn3. zijn, zoodat de totale afvoer langs de Kleine Vecht op 7 meters3 kon geschat worden.
De Vecht beneden de Kleine Vecht voerde toen af 37.7 meter3.
Men zal niet ver van de waarheid blijven door den grootsten afvoer uit Hanover op 10 m3. per secunde te stellen, en langs de Kleine Vecht op 10 in3., zoodat de totale afvoer dan bij Ane zou klimmen tot 50 m3.
liet zal reeds bij de omschrijving der proeven met de stuwen zijn opgevallen, hoe verschillend de tijd is, noodig om na het afsluiten der rivier het stuwpeil te bereiken. Om bijv. te Ane de rivier op 8.00 -f- A.P. te brengen, waren noodig: op .'5 Augustus IS53, bij een natuurlijk peil van 7.05 -4-A.P. 1 uur 1(5 min., daarbij een gedeelte der stuw, wijd 1.35 m., openlatende.
Ware ook dit deel gesloten geweest, liet stuwpeil ware wel in 1 '/i .uur bereikt.
()p 11 Aug. 1853 bi j een natuurlijk peil van 7.32 -f- AP. 3 uur 58 min.
quot; 1 1* quot; quot; quot; quot; quot; ff ff 7.2-i ff ff «i ff 58 ff ff Li; ff ff ff ff ff ff ff 7.16 // ff 7 ff 10 ff
Natuurlijk neemt die tijd in sterke mate toe om vier redenen, als:
1quot;. Hoe lager de rivier is, hoe hooger men stuwen moet, hier achtervolgens 0.35, 0.68, 0.76 en 0.84 meter;
2°. Er is dus tot vulling der kom meer hoogte noodig, terwijl bovendien de lengte der opstuwing bovenwaarts grooter wordt;
3°. Om die hoogere en lagere kom te vullen, is bij de laagste standen minder afvoer, hier verminderde van t'/j tot 2'/2 meter3 per secunde;
105
4°. Hoe lager de natuurlijke rivierstand. des te grooier het verval, des te meer lekwater door de naden.
Van daar dat men, bij zeer groote zomerdroogte, soms eeu of meer dagen zou noodig hebben, wilde men na geopende stuw liet peil weer bereiken.
Had men nu boven eeue stuw nog, behalve tie rivierbedding, een bijzonder reservoir (bijv. verlaten rivierarmen, euz.) dan zou de vulling daarvan het middel kunnen worden om tijdelijk de benedenlandeu te ontlasten. Bij de middelen ter verbetering der afwatering kom ik hierop terug.
§ 55. De zijtakken eau de VeelU op den noordelijke oever.
Van de grenzen beginnende, zijn de voornaamste:
1°. de afwateringskanalen uit Koevorden, het groote tevens scheepvaartkanaal, dienende tot zomerafwatering in gewone gevallen bij den Haandrik: het kleinere, stroomende door eene hulpsluis in den westelijken kanaaldijk naar Ane.
Daar deze kanalen grootendeels dienen voor Dreuthsche belangen, en de waterstand op de Vecht er niet noemenswaardig door veranderd des is winters, waarschijnlijk door verbeterd des zomers, behoeft hier verder niet daarover gesproken te worden.
2quot;. De verschillende afwateringen, die zich boven de Veerbrug bewesten den Hardenberg vereenigen, en door een dam met duiker beneden de Veerbrug op dc Vecht afwateren, hebben geen groot stroomgebied, daar liet noordwaarts dooide Dedemsvaart, eu westwaarts door de hooge gronden in Gollendoorn begrensd is. Het is dan ook geen water van dit stroomgebied, dat bij hooge standen door de Veerbrug stroomt, maar water uit de Vecht, dat over verschillende lage oeverpunten daarheen vloeit.
De voornaamste van die punten zijn: beneden de stuw van Ane benoorden de Anevelderesch; beneden de Loozer schansen en beneden het Israëlitiesch kerkhof.
106
.'5°. Minder beduidend zijn de kleine waterleidingen uit Rheeze en Difieleu naar de Vecht stroomende, gedeeltelijk uit de lioogere heidegronden, gedeeltelijk uit de lagere groenlanden langs de rivier.
4°. Het Ominerkanaal is de laatste groote zijtak regts. Het ware heter geweest geen water van een vreemd stroomgebied (de Dedemsvaart) op de Vecht te brengen.
§ 36. Zijtakken der Vecht op den zuidelijken oever.
De belangrijkste daarvan zijn de volgende:
a. .De afwateringen naar de Koningsbrug, die door een grondduiker bij de doorlaatbruggen liet kanaal van de Vecht naar Almelo snijden, hebben een klein stroomgebied in gewone tijden. Maar des winters breken de gebrekkige linker Vecht-dijken op het Hanoversche soms door (men vermoedt dat ze soms worden doorgestoken) en dan vloeit dit Vechtwater langs den korteren weg over lage gronden naar de Koningsbrug. Voor dit inundatiewater zijn in de wederzijdsche kanaaldijken doorlaatbruggen gebouwd door stuwnaalden gesloten, wijd 10.6 meter, en in de gemetselde zuidelijke hoofden (waaronder de grondduiker ligt, bestaande uit een ijzeren pijp van 1 meter middellijn) zijn riolen van 2 meters wijdte gespaard, die door schotbalken worden gesloten. Tusschen die hoofden kan het kanaal overdwars (ter weerszijden van de riolen) tweemaal door stuwnaalden worden afgesloten.
Naast de doorlaatbruggen zijn, weinige decimeters boven ka-naalpeil of op 9.60 a 9.70 m. A.P., aarden overlaten met flaauw talud aangebragt.
Breekt nu bij zeer hoog water de linker Vechtdijk door, dan vloeit de vlakte tot aan het kanaal onder water, en de stuwnaalden in den oostelijken kanaaldijk drijven van zelf op of worden weggeruimd.
Nu worden ook de stuwnaalden in de doorlaatbrug van den westelijken kanaaldijk en de schotbalken der riolen weggeruimd,
107
en liet overlaatwater vindt 12.(gt; m. vrije opening. Stijgt liet water nog verder dan vloeit liet over de dijken.
Is bij vallend water het inundatiewater op kanaalpeil teruggekeerd, dan worden de stuwnaalden en scliotbalken weer geplaatst. Daar nu echter het afloopen van het inundatiewater beoosten het kanaal te lang zou duren door den grondduiker alléén, worden nu, wanneer er geene schepen zijn, en in elk geval 'snachts, de stuwnaalden dwars door het kanaal geplaatst en werken de 2 m. wijde riolen als dwarsduiker mede om het inundatiewater af te tappen.
l)eze inrigting heeft sedert de voltooijing van het kanaal in 1856, steeds niet goed gevolg gewerkt.
Toen in den winter van 1851 op 1855 het kanaal grooten-deels voltooid was, maar de doorlaatbruggen nog moesten gebouwd worden, heeft het inundatiewater ter plaatse waar nu de doorlaatbruggen liggen, een gat gespoeld van 35 m. breedte eu 1 m. diepte, dat later als put gediend heeft, waarin die werken gebouwd zijn ')• Er zijn toen de volgende waarnemingen gedaan omtrent de hoogten van den waterspiegel.
Doorbraak in den linker Vechtdijk beneden Ekenkast even over de grenzen in den nacht van 22 op 23 December 1851, en werking in de linie van het onvoltooide kanaal.
I) Uit Hardenberg werd toen aan het Handelsblad geschreven, dat genoegzaam bet geheele kanaal van Hardenberg naar de Vecht, 7000 meters lang, vernield was. De beloopen schade aan bezoding en eenige takkebossen tegen den golfslag aangewend, bedroeg in 't geheel ƒ 70.
108
100
h. De, Radewijkerbeek heeft op het Hanoversche een uitgebreid stroomgebied, bezuiden Wilsum begrensd door de hoogten van den Hopfenberg. Tn Wilsum worden lauden met dit water gevloeid.
Bij de uitstekende grenspunt bij paal 116 begint de beek de grens van Nederland te vormen, ora bij paal 113 geheel in Nederland te treden en door de buurschap Ra de wijk haren loop te vervolgen.
Na liet kanaal gekruist te hebben door een grondduiker wijd meters, snijdt zij den weg (thans kunstweg) van Hardenberg naar Gramsbergen bij het zoogenaamde Bekkebrugje, en valt spoedig daarna in de Vecht.
Eeuige opgaven omtrent deze beek op Nederlandsch gebied zijn in onderstaand tafeltje vereenigd.
110
t» ^ .spj2 a »3 a g 02^^ = = jr=JLK.=.2 ^ =---5c-£- =
g. § § s. 51 ^ r ra^ i rcë r ^ 1
h-^ 1—' o
5
Cfi
ac
C CÏ lt; amp;
O O
=: ^
'OOCC—iccciïgt;ï-00?c^!tsh--l-— I—
C5 CO O to fe- te--1 O 0lt; GO CJï O O O* h-' r—' —O gt;r—
O o ÜI o ÜÏ tgt;o c;i o cc ro Oi o to —T to co
O O O O O Ot O Ot O Oi O Ct O O Oc Oi Oc O GO *0
OOOïCOïCGOGO ^ ^ 5: ^ t-tO^aJr-tOH—5; 5 ^ ^ ^ O* C3 CC GO CS TO OÏ t—1
CO GO -^3 —1 —I ^3 —1
ÏO lO 1—' H—1 O O
^ co Jo b C5 bs 51 - quot; - - - - - - - - - - -
H-' H—' GO Oi
Co
O •■»
g-
CÏ^OXCOCJ-I^-OX^CO^^CO OSCOCC CO ^
OH-O^ibcicrtcn^iiocob^ b b go 51 b b kquot;
g-
r-1 . h—' O O O CC GO GO GO GO —-1 ^ ^ Tquot;3 =5
b ^ ot cr? hlt; hi ?o h* cc b io co b co b r'
I ï
f
^ Sv 2 P S. H2 3
COCO?OÏOCOCOCOCHCOÏOÏO£~ OXCOCOÏO ^ ^
*r—' H—' b b ^-1 b bx C7* ^ b ^-1 io ^ co H-1 b co ^ co io
OOOOCKOïOOïOOCxOx OOOO OOi
Deze beek is zeer kronkelend en wordt niet voldoende onderhouden. Daar zij gewoonlijk in zomcrdroogte water afvoert, heb ik reeds in 1854 (vóór den bouw des grondduikers) voorgesteld de beek van even beneden de Veldmansbnu? over 1500
O
meters lengte naar het kanaal in de rigting der Loozerschans al' te leiden, liet hooge winterwater zou, even als nu, naar den gronddniker blijven afvloeijen.
Op het beneden gedeelte gaat de stand met de Vecht op en neer, van daar grooter verval bi j zomerdroogte dan bij wintervloed.
Het stroomgebied der beek 58^(i hectares bedragende, zou, (naar dat gebied gerekend) de maximum afvoer omstreeks 1.2 meters3 moeten zijn.
c. De derde belangrijke zijtak is de Bruchterbeek, die liet water van de veen- en grasvlakte beoosten het kanaal naar den grond- en dwarsduiker voert, die bij de keersluis in Bracht is aangebragt. Ook het water der kanaalbermslooten wordt naar dien duiker afgevoerd.
Van dien duiker naar de Vecht was de toestand in September IS70 het volgende.
Diepste bodem-punt A.P.
Water-breedte.
Profil.
PLAATS DETl WAAItNEMING.
Afstand Watertot do stand op Vecht i 13 Sept.
in : 1S70
meters. A.P.
Aan tic Vecht........... |
0 |
6.87 |
1.4 |
3.1 |
// |
Brugje.................. |
70 |
6.03 |
1.4 |
6.1 |
1.0 |
idem.................. |
160 |
7.01 |
1.5 |
6.2 |
1.0 |
Spik................... |
540 |
7.35 |
1.8 |
6.9 |
0.6 |
Spik.................... |
1033 |
7.78 |
2.0 |
7.3 |
0.7 |
Spik................... |
1660 |
8.30 |
2.0 |
7.8 |
0.6 |
Beneden Ivet kanaal bij den | |||||
gronddniker.......... |
1860 |
8.31 |
7.0 |
8.1 |
1.5 |
Boven liet kanaal........ |
1S80 |
8.33 |
// |
/' |
n |
(I. De voormalige Bergentheimer vaart dient thans beneden het kanaal alleen tot afwatering der bovenliggende veenvlakte.
Hieronder zijn eenige gegevens omtrent deze vaart vereenigd, bij de opneming in September 1870 verzameld.
Water-: stand op 14 Sept.
1870 H-A.P.
Afstand tot do Vecht in meters.
Diepste bodeiu-punt - - A.P.
Water-
Profil.
PLAATS T)EU WA.VHXEMfXG.
breedte.
Aan de Yodit (brugje).... U 6.52 2.15 4.3 3.S
Iets meer bovenwaarts .... 115 » n 5.5 n
Brug (bij do vroegere sluisquot;) 400 » quot; 6.1 1.7
Zodendam om wa- i beneden ( 6.SU // // //
ter te houden.. . ) boven.. \ 7.45 // 7.4 n
Brug (vroeger ophaalbrug) 710 // 1.75 6.7 1.5
Spik........................................1340 /' 1.70 6.8 1.7
Beneden het kanaal bi j den
grondduiker......................2280 8.67 7.00 6.2 n
Boven het kanaal bij den
grondduiker...........1 2300 // quot; quot; quot;
e. De Dijksloot van den Mariöiiberg, die langs den weg van Sibcnlo afvloeit, vereenigt zicli met liet water der kanaal berm-slooten, en gaat door een groncldniker bij de opliaalbmg van den Kloosterclijk onder liet kanaal door, en vervolgens over den nog bestaancien dorpel van den vervallen watermolen naar de Vecht. Van het kanaal tot de Vecht was do toestand in September 1S70 als volgt:
TV ater-stand op 29 Sept. ï
1870 A.P.
Afstand tot dc Vecht
in meters.
Diepste bodem-
punt -t-A.P.
Waterbreedte.
Profil.
PLAATS TVRE WAAKNEMING.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.P. |
Aan de Vecht............
Spik....................
Begin oude A echtarm of'
hank ')...............
Einde van dien bank.....
Spik....................
Vervallen watermo-) beneden len te Mariënberg I boven.
Brugje in den weg naar Har-
denberg...............
Brugje.................
Grondduiker van liet kanaal,
bij de ophaalbrug......;
i) Peze hmik vrij brceil, dc bodem circa 3.73
I
/'. Sedert liet begin der verveening in Beerse na 1856, is eene waterleiding gegraven vim den grondduiker op de scheiding van Beerse en den Ham naar de Vecht.
Deze vervolgt eerst westwaarts de grens van Beerse en gaat dan beoosten de MuHnikmaten naar eene oude (thans verdiepte) waterleiding, die door de zandverstuiving bewesten Mariënberg naar de quot;Vecht stroomt.
Hieronder zijn eenige gegevens over den toestand in October 1870 vereenigd.
bodem-punt L A.P.
Afstand Water- ^
tot den stand op Water- i(.pgt; t
1 hrwloni-
plaats der waarneming. mond 14 Oct.
in 1870 breedte. Imut
meters. -4- A. P.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 57. Gebreken in de afwatering der / rcht, en der zijtakken. |
Het voornaamste gebrek in de afwatering spruit voort uit den te kronkelenden loop, waardoor vele schaaroevers ontstaan, die de neiging hebben steeds dieper en dieper uit te spoelen, terwijl liet zand dier uitgespoelde oevers in de rivier vallende, tot verondieping van deze medewerkt. J)e ondervinding heeft verder ook op deze rivier bewezen, dat regt gemaakte vakken beter blijven dan zeer kromme gedeelten. He ongelijke ligging
8
114.
der oeverlanden. die eene onregelmatige werking als overlaat geeft, werkt ook ten nadeele der rivier. VVensclielijk is het dat de oevers naar regelmatige verhanglijnen afdalende, overal op hetzelfde tijdstip (zooveel mogelijk) beginnen over te vloeijen.
Op het benedengedeelte wordt de afwatering soms, onafhankelijk van het bovenwater, gestremd door opwaaijing uit zee.
Volslagen gemis aan onderhoud werkt voorts zeer nadeelig op den toestand der rivier.
Op de zijtakken is dit ook een nadeel, en bovendien zijn die meestal ook te ondiep, althans op vele plaatsen; de bodems vormen geene regelmatige verhanglijnen, maar liggen soms bijna waterpas, bijv. op de afwatering in Beerse, die ook een zeer grooten omweg naar de Vecht maakt. Waar verhang genoeg is, wordt dit soms willekeurig weggenomen door het afdammen om des zomers water te behouden, zooals dit bijv op de Bergent-heimsche vaart plaats had. Op de Dijksloot belemmert de dorpel van den vervallen watermolen de verdere verdieping der beek. Eindelijk is het een nadeel dezer zijtakken, dat ze niet tegen hoog Vechtwater (althans bij zomervloed) zijn afgesloten.
De minder regelmatige vorm der bedijkingen op de Eeneden-Vecht werkt minder belemmerend op den waterafvoer dan oppervlakkig schijnt, althans bij zom.ervloedm, die het meeste nadeel toebrengen. Het regulariseeren der dijken behoort m. i. dan ook niet tot de meest dringende verbeteringen, ofschoon zij toch altijd wenschelijk blijft.
§ 58. Middelen tot verbetering van de afwatering langs de Vecht hoven de Reg ge.
(Op dit gedeelte zijn mogelijk en wenschelijk in hoofdzaak 40 afsnijdingen, op de kaarten aangewezen , en die den volgenden invloed op de rivierlengte zullen hebben.
115
----i-------^------------1------------—---;--
. , , r\ Vci'kortina: der
legen- Jjengte , , rivier
mo or- der -v----,
dige coiipn- ...
1 , : rivier- 111 prooen-
pnres. ■ lengte, meters, i ten der
__I_| lengte. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Het profil heeft deuzelfden grondvorm die voor de Hegge is aangenomen, maar met grooter afmetingen.
De diepte iis ontworpen iu liet midden 1.50 meter,
aan de zijden 1.00 // onder middelbaren rivierstand, de taluds onder water 2 op 1, boven water 4 op 1 tot op de oevers, die circa 1 meter boven middelbaar water zouden komen. De bodemsbreedte is 12 meters aan de ^grens en neemt toe (ot 20 meters bij Ommen. De bovenbreedten op liet water worden dan 16 tót 24 meters, en tussclien de oevers op 1 meter boven middelbaren stand 24 tot 32 meters. Alleen de conpure bij de Hooge Graven is op 12 meters bodembreedte ontworpen, omdat hier de verkorting zeer aanzienlijk is.
De monden der oude rivierarmen of banken zouden door dammen worden gesloten, die ter plaatse waar waterleidingen daarin uitmonden van duikers met kleppen worden voorzien.
Op de overgebleven oude riviergedeelten moet men trachten van lieverlede hetzelfde profil te bekomen, door afslechting dei-oevers onder taluds van 4 op l. Bovendien is het in 't voordeel
116
zoowel vnn rle afwatering nis van den landbouw, dat hier en daar te midden der overstroomende groenlanden gelegen hoogere heidegronden worden afgeslecht, gevende de afgesneden rivierarmen de ruimte tot berging van den af te graven grond.
Hij de aanwijzing der verbetering van de zijtakken zal aangegeven worden, welke hanken als boezems moeten behouden blijven, terwijl ook eenigen in het belang der benedenlanden niet mogen gedigt worden, zooals bij het bespreken der afsluiting tegen zeewater nader zal behandeld worden.
§ 59. Middelen ter verbetering van de afwatering der zijtakhen.
Zooveel mogelijk moeten de quot;coupures worden dienstbaar gemaakt aan de verbetering van de afwatering der zijtakken. Dit is bij de aangewezen 10 coupures geschied door:
1°. De afwatering door de Veerbrug te Hardenberg te laten uitmonden 1500 meters meer benedenwaarts op de Yecht dan thans;
2n. Den mond der Bergentheimsche vaart (thans alleen afwatering) 600 meters naar beneden te plaatsen;
3°. Die van de Dijksloot beneden Maviënberg 1200 meters meer benedenwaarts te verleggen en de afwatering zelve S00 meters te verkorten.
In mindere mate is hetzelfde voorgesteld bij de andere beken. De hanken, waardoor al deze afwateringen uitmonden, moeten als boezems met zorg bewaard worden.
Bovendien moeten de bodems dezer heken onder regelmatige verhanglijuen gebragt, en daartoe hier en daar verdiept, voorts de hinderlijkste bogten afgesneden worden. Het benedengedeelte der waterleiding uit Beerse zou zeer verkort kunnen worden door het benoorden de zandbelten direct noordwaarts naar de Vecht, in plaats van oostwaarts naar het beneden gedeelte der Dijksloot te rigteu.
De llooge Graven vindt iu de overblijvende groote bank benoorden de zeer sterk verkortende coupure een goeden boezem die, ook met het oog op de beneden rivier, moet behouden blijven.
117
§ 60. Afsnijdingen op de Vedd beneden de Reyye.
Vecldafduitiny teyen vloeden uit zee.
O]) de kaarten zijn de 8 coupures aangegeven, waarvan 7 boven Dalfsen, die de beneden-Vecht 4970 meters kunnen verkorten. De coupures zelve hebben te zamen 3630 meters lengte. De rivier zou na de verkorting 25080 m. lang blijven.
De bodemsbreedte, boveu de Regge op 20 meters aangenomen, wordt daar beneden 32 m. en klimt vervolgens tot 34 m. bij Dalfsen. In de benedenste coupure bij Ordel zou tevens eeue afsluiting der Vecht tegen hooge zeevloeden geplaatst worden, met een door kleppen gesloten overlaat op den regteroever, om het hooge bovenwater (bij lage zeestanden) vrij te laten afvloeijen. De afsluiting zou bestaan uit eeue 12 meters wijde schutsluis in 't midden, met wederzijdsche aiwateringsluizen van G meters wijdte. Door riolen in de penanten kan de groote sluis (zouder waaijerdeuren) tot strooming benut worden, en men dus 24 m. sluiswijdte bekomen.
De dorpels van deze sluizen zouden 2 meters — A.P. kunnen gelegd worden, de dorpel der met kleppen te sluiten overlaat zou op A.P. kunnen liggen en 40 m. wijd zijn. Het doorstroo-mingsprofil bij hoog bovenwater (zonder vloed uit zee) of 1.50 m. A.P. zal dan bedragen
in de drie sluizen 24 x 3.5 = 84 m2.
quot; /' overlaat . U) X 1.5 — fiO ra2.
te zamen 144 m2. en dus bij ongeveer 100 m3. afvoer eene snelheid van 0.7 m., bij 120 ra3, afvoer (die waarschijnlijk nimmer voorkomt, vooral wanneer geen ingestroomd zeewater behoeft uit te stroomen) nog niet meer dan 0.83 m. per secunde, waartegen geen bezwaar is.
De vraag; zal deze afsluiting tegen stormvloeden uit zee helpen? is reeds beantwoord uit hetgeen omtrent de werking der stuwen en de verschillende waterstanden der rivier is medegedeeld.
Ts het zéér laag zomerwater, dan zullen zeer zeker de landen langs het benedenste gedeelte der Vecht bij een storm gevrij-
waard zijn tegen inundatie. Immers het weinige afkomende bovenwater stijgt dan slechts langzaam, eu de stormen houden nimmer zóó lang aan dat de landen binnen de sluizen door bovenwater verdrinken kunnen.
Bestonden er nog een paar stuwen op de Vecht, bijv. eene bij de Hooge Graven met een stuwpeil van 5.40 m. A.P. of iets hooger, ééne omstreeks Ommen met een stuwpeil van 4.30 m. -f- A.P. of daaromtrent, eu eene op de Regge bij de Nieuwe brug of iets hooger met een stuwpeil van 4.50 m. -f- A.P., en men rigtte de overblijvende hankeu door afsluitingen op beide einden tot boezems of réservoirs in, dan zou zelfs bij middelbaren rivierstand het oploopen van het water binnen de afsluiting op de Beneden-Veclit genoegzaam kunnen getemperd worden, om het inunderen met bovenwater te voorkomen. En wanneer die stuwen, die tevens de scheepvaart kouden bevorderen, dan steeds geplaatst werden hoven de monding van afwateringen, dan zouden ze tevens de afwatering langs deze naar het tijdelijk verlaagde benedenpaud iu de hand werken.
Bij vloeden van bovenwater echter zal de afsluiting van de Vecht niet helpen, en zal de stand boven de afsluiting ongeveer even snel klimmen als zulks door het opgestuwde water uit zee zou zijn geschied.
4
BEGEOOÏING VAN KOSTEN VOOR DE VERBETEMNff DER AFWATERING IN TWENTHE.
§ 61. Verbetering der Buurserbeek, Schipbeek en Bolksbeek.
A. Afsnijding lang 2920 meters, ter hoogte van de Warvelderschans.
a. Onteigening 6 hectares a ƒ 300 ... f 3000
b. Graafwerk 48000 k. meters a ƒ 0.13 // 7200
B. Hulpsluis bij de Oosteudorper watermolen, -wijd
3 meters................................ quot;
C. Verschillende kleine rectificatiën, kribwerken, j onvoorziene zaken........................ quot;
D. Verbetering der voornaamste zijtakken, Zod-j debeek, enz........................... Iquot;
// 28600 // 2900;
// 40001
Totaal der Buurserbeek. . . | !ƒ 16000
E. Vijf afsnijdingen op de Schipbeek, zamen lang i 4670 meters.
«.Onteigening 9 hectares a ƒ500.......... ƒ 4300
b. Graafwerk 130000 k. meters a/0.22.......
c. Kunstwerken (bruggen en duikers)........
10200 2000 1800' 2000
d. Verdiepingswerken op verschillende punten der beek, 20000 kubieke meters a ƒ 0.20.
Over te brengen. . . ƒ 40000 ƒ 16000ii
Overgebragt. . . ƒ -iOOUO,/ 16000 p. Ouvoorzicne uitgaven................... u 3000
Totaal der Beueden-Schipbeek... // 43000
F. Bolksbeek............................................................voor
memorie
TOTAAL VOOR BUUBSERBKKK , SCHIPBEEK EN
BOLKSBEEK....................................................f 59000
§ ö2. Ferbelenugeu tainjs du Rejge en iu de kom van Almelo en Friezenveen.
Lancjn de liegye.
A. Afsnijdingen, (53 iu getal, van Exo tot de Vecht.
a. Onteigening, 20 hectares, ■waarvan de helft
terug te bekomen dooi- dempen van hanken,
blijvende 10 hectares a /1000... ƒ 10000 /. Graafwerk 300000 k. meters a ƒ 0.22 u 6G000
c. Uitbaggeren van 120 dammen elk
a f 35.//..................... ,/ 3150
d. Afslechten van oevers, kribwerken.
enz.......................... « !)S50 1
--f 89000,
B. Kunstwerken, zijnde 20 houten duikers en ' ^
(lammen................................ « 4000
C. Verschillende kleine verbeteringen van zijtakken der Regge..........................|// 10000
--1/ 103000['
Totaal voor do Regge. . .
Kom can Atnielo en friezenveen. • !,
D. Verdieping der Aa van 'Exo tot den mond der Nieuwe Graven, 4000 kub. meters a ƒ 0.25 ƒ 1000
E. Verbetering der Wierdensehe Va, 6000 kub.
nieters a ƒ 0.25 ........................ // 1500
E. Scheiding der wateren van Hollander Graven en Stouwsloot, tusschen de groote brug bij Wierden en Exo:
a. Verlegging der Hollander Graven over circa 2000 meters lengte:
Onteigening 4 hectares ïi ƒ800. ... ƒ 3200 Aardewerk 16000 kub. meters, in
Over te brengen.. J 3200 /' 25001/ 103000
Overgebragt. . ƒ 3200 de kaden te verwerken a /0.15. .. quot; 2400 h. Graving der nieuw te maken Stouw-sloot, met gebruikmaking van de verlaten bedding der Hollander Graven, over 3000 meters lengte:
Onteigening 5 hectares a ƒ 800 ... n -lOOO Aardewerk30000kub.metersiiƒ0.15 // 4-500
c. Kunstwerken, zijnde eenige duikers,
scheiding der wateren onder de brug
van Wierden................... quot; 900
d. Onvoorziene zaken.............. n 1000
G. Eenige verdieping der Nieuwe graven van de Aa tot de Tiiïgcn , 1600 kub. nieters a/'0.15
H. Nieuw te graven mond der Weezebeek van den Biggen tot de Kikvorsch, lang 2300 meters: a. Onteigening 6.5 hectare m ƒ 700. . . . f 4550 h. Graafwerk 25000 kub.meters Ti ^O.20 n 5000 c. Ecne vaste brug............... « 550
/ 2500/ 103000
16000
240
10100
I. Verdieping van de Weezebeek boven de Kikvorsch eu tot aan de Bavinkel, 10000 kub.
meters a ƒ 0.15......................... '/
K. Verbetering der kleine zijzakken boven Almelo :«
1500 8660
Totaal der kom van Almelo eu Vriezenveen.
/' 39000
■ƒ 142000
TOTAAL DEK REGGE MET KOM EN VRIEZENVEEN...........
VAN ALMELO
sj (i -i. I' erbeieringen langs den Dinkel.
A. Afsnijdingen, 27 op den Dinkel en 2 op den Bij-THnkel:
«.Onteigening 11 hectares a / 800 .................\f 8800
b. Graafwerk 180000 kub. meters a / 0.25..........j// 45000
c. Wegruimen van dammen........................U 2000
d. Duikers in dammen , verw ijding of verleggen van bruggen.......................................|quot; 2200
e. Onvoorziene zaken.............................. « 2000
i-------f 60000
Hierbij moet nog komen, wat echter eerst na ouderliande-lingen met Pruissen kan uitgemaakt, worden: liet verruimen van het afstroomingsprofil liij I -age, liefst door den bouw een ei-diepere hulpsin is op de plaats der bestaande, met eene betere regeling van het molenpeil, en wel aan die iuüpsluis.
122
§ 64. Ferhetenngm langs de Vedd, boven de Regge.
A. Afsnijdingen ten getale van 40:
a. Onteigening 34 hectares, waarvan de helft terug te winnen door demping van hanken,
dus te rekenen 17 a/1000......ƒ 17000
l). Graafwerk 625000 kul), meters
a ƒ 0.38.................... // 175000
Opruiming van ondiepten, afgraven van oevers, verleggen van
monden van waterleidingen..... n 13000
Wegruimen van 80 dammen, elk
a ƒ 50.v.................... « 4000
c. Kunstwerken, bestaande in klep-
duikers en kleine bruggen..... n 7000
--f 216000
B. Verbetering der afwatering bij de Vecrbrug te
Hardenberg:
«.Onteigening 1.5 hectare a /1000. ƒ 1500 é. Graafwerk 18000 kub. meter a ƒ 0.35 n 4500 // 6000
C. Verbeteringen op de zijtakken als: Eadewijker-
beek, Bruchterbeek, Bergentheimerbeek, Dijk-|/' 10000 sloot, Waterleiding in Beerse, enz..........
D. Onvoorziene zaken.......................U 8000
Totaal voor de Vecht boven de Hegge.........f 240000
§ 65. Verbeteringen aan de Vecht, beneden de Reg ge. '
A. Afsnijdingen (zonder die voor de afsluiting) 7 stuks:
«.Onteigening 17 hectares a ƒ 1000 / 17000 '
// 105000 // 1000
b. Graafwerk 350000 kub. meter
ƒ 0.30...................
Wegruimen van 14 dammen.. .
c. Duikers in monden van afwaterin sen........................
' 1000 ---- f 134000
B. Afsluiting van de Vecht tegen boog water
uit zee................................ voor
memorie
C. Onvoorziene zaken......................ƒ 6000
Totaal voor de Vecht beneden de Hegge.. n 130000
TOTAAL VOOR DE VECHT. . . f 370000
123
§ 66. Recapitulatie.
1°. Buurserbeek, Schipbeek en Bolksbeek.............ƒ 59000
3quot;. Kegge met de- kom van Almelo en Vriezenveen .... // 143000
3°. Dinkel..................................... quot; 60000
4°. Vecht boven den mond der Regge...............\n 340000
5quot;. Idem beneden n n n n ...............!// 130000
'f 631000
vooit memorie:
a. Regeling der Molenpeilen in Nederland.
b. Hulpsluis en peilregeling te Lage.
c. Afsluiting van den mond der Vecht tegen hoog water uit zee.
Hierachter in hoofdstuk XI1 worden de bijdragen per hectare geschat op _ƒ 54000 voor liet geheele stroomgebied, de Staat betalende voor de oppervlakte buiten de grenzen. De bijdragen van 12 jaren zouden dus voldoende zijn om die som bij elkander te brengen.
OVKR DE VEKDEEMNG VAN KUSTEN, TOT V KUB KT F. RING EX ONDERHOUD DER RIVIEREN EN WATERLEIDINGEN NOODIG.
§ ö7. Overzigt der stroomgebieden.
Uit de voorgaande bladen is gebleken, dat het stroomgebied
der verschillende ïwentsche wateren het onderstaand getal hectaren bevat, als:
Op \imiul cjcl.jant|sc]1 Totaal.
^lu,i gebied.
De Buurzerbeek of Schipbeek................13770 8150 21920
De beneden-Schipbeek............................n 12720 12720
De boven-Eegge tot Exo....................// 17100 17100
De beneden-Kegge van Exo tot de Veelit (zonder de kom van Almelo en quot;Vrie-
zenveen)................................................n 29930 39930
De wateren in de kom van Almelo en
Vriezenveen........................................5850 56720 62570
De Dinkel..............................................62000 23250 85250
De Vecht aan de grenzen (buiten de
Dinkel)............... ................108850 // 108850
De Koevordenschc. wateren................10400 37200 -17600
De Vecht van de grenzen tot Dunnewind // 27300 27300 quot; // /' Dunnewind tot het Zwar-
tewater..................................................n 2500 2500
Te zamen. . . . 200870 ! 21-1870 415740
125
In de korte omschvijvins (Hoofdstuk 1 bl. 1) werd het stroomgebied globaal opgegeven:
Op Overijsselsch gebied..... 170000 hectares.
en buiten Overijsselsch gebied . . . 245000 quot; Te zarnen . . . 415000 « Wanneer men let op de 37200 hectares der Koevordensche wateren en eenige streken van Gelderland, die op de Schipbeek en Rolksbeek afwateren, dan sluit deze eerste opgave voldoende naauwkeurig met deze meer uitvoerige.
Bijna de helft van het totale stroomgebied der Twentsche wateren ligt dus buiten de grenzen van het rijk en kan (bij de verdeeling der kosten) niet mede in den aanslag begrepen worden.
§ 68. In Nederland thans yenolgde beginselen voor afwatering.
De groote rivieren, die Nederland doorstroomen, namelijk de Rijn, Maas en Schelde met hunne verschillende armen, voeren genoegzaam uitsluitend water af van gronden, buiten de grenzen van Nederland gelegen. Het stroomgebied althans dat in Nederland op die rivieren afvloeit, is een zeer onbeduidend gedeelte van dat, hetwelk die rivieren uit den vreemde afvoeren. Die groote rivieren worden geheel door den Staat onderhouden , zoowel wat betreft de belangen van de scheepvaart als die der afwatering.
In tegenstelling daarvan voeren die landen in de lager gelegen zeeprovinciën, welke door dijken tegen de zee beschermd zijn, en door natuurlijke of kunstmatige middelen hun water loozen, nimmer vreemd water door dan tengevolge van speciale overeenkomsten, maar zorgen zij ook geheel voor eigen rekening voor den afvoer van water vallende op hun eigen stroomgebied. Dat die afvoer- of boezemkanalen daar uit den aard der zaak tevens tot scheepvaartkanalen kunnen dienen, is eene toevallige bate voor het publiek.
Waar andere belangen ruimere vaarten vorderden dan de boezem- of waterafvoerkanalen oorspronkelijk opleverden, zijn
die boezemkanalen op kosten van liet rijk of van provinciën, soms met bijdragen van andere belanghebbenden, tot grootere scheepvaartkanalen ingerigt, zooals:
het groote JNToord-Hollandsche kanaal,
de Keulsche vaart van Amsterdam naar den Rijn, het Zederik kanaal,
de verbinding van Amsterdam en Rotterdam langs (ionda, enz., enz.
(Ook zijn soms scheepvaartkanalen (vooral in de veenen) door particuliere m a a tschapp ij en uitgevoerd.
Men vindt dus in ons land toegepast :
1°. Het beginsel van doorvoer van vreemd water op Rijks kosten langs de groote rivieren.
2°. Het beginsel van afvoer van eigen water in de polders der zeeprovinciën, waarbij dan de boezemkanalen tevens voor scheepvaart dienen.
•ï0' Het beginsel van staatsaanleg en onderhoud, soms met medewerking van provinciën en gemeenten of andere belanghebbenden, bij groote scheepvaartverbindingen.
4°. Het beginsel van kanaalaanleg door particulieren.
Welke beginselen nu moeten voor de Twentsche wateren worden aangenomen, waarlangs in ongeveer gelijke mate landen van vreemd en van het eigen gebied afwateren, en waar, door de grootere helling van liet terrein, de middelen tot verbetering der afwatering niet in staat zijn om alleen de scheepvaart te verbeteren ?
§ 69. Aan te vemen stelsel in Twenthe.
Ik zou vermeenen dat door deze landstreken een gemengd-stelsel zou moeten worden aangenomen.
De kosten tot waterafvoer zouden verdeeld moeten worden naar evenredigheid van het vreemd en Nederlandsch stroomgebied. Het deel voor vreemd stroomgebied zou ten laste komen van den Staat, dat voor het eigen grondgebied ten koste van de afwaterende landen. Daar aan de meeste dezer wateren nooit
127
iets door het Rijk, en weinig door andere besturen of belanghebbenden gedaan is, en zij in zeer vervallen toestand verkee-ren, niettegenstaande de grootste dier wateren (Vecht, Regge, Almelosche Aa, Schipbeek) bevaren worden en dus tot de he-vaarhare en vlotbare rivieren behooren, zullen er tot eerste verbetering extra uitgaven noodig zijn. Ook tot deze zouden Staal en belanghebbenden in evenredigheid der stroomgebieden kunnen bijdragen.
Om de zaak in eens en blijvend te regelen, zou welligt de vaststelling eener vaste jaarlijksche bijdrage door liet 11 ijk te geven, in aanmerking komen. waar tegenover dan de belanghebbenden al de overige kosten, ook die van administratie, toe-zigt en uitvoering, op zich zouden nemen.
Van de Twentsche wateren kunnen bepaald tot de scheepen vlotbare rivieren worden gebragt.
1°. J)e Vecht. De eeuige vakken, waaraan iets tot onderhoud door het llijk is gedaan, zijn die tussclien de monden der Binnen-Vecht en het Lichtmiskanaal, en van Ane tot Haan-drik, beide in het belang der scheepvaart. Op die twee vakken zijn door het Rijk eenige kribwerken tot verdieping der vaargeul aangebragt. Daar deze rivier onbetwistbaar onder de bevaarbare behoort, zouden de werken tot verbetering der scheepvaart voor Rijks rekening dienen te komen. Van eene volledige kanalisatie kan, bij het bestaan der kanalen benoorden en bezuiden de Vecht, geen sprake meer zijn. Eenige enkele stuwen om bij niet nl te groote droogte de vaart met vloten in stand te honden, is al wat men redelijkerwijze verwachten kan.
]k voeg de bemerking hierbij, dat deze stuwen tevens dienstbaar gemaakt kunnen worden aan de belangen van afwatering en bevloeijing. Door die werken toch heeft men den waterstand in zijne magt, en kan men in de daartoe geschikte tijden de oeverlanden onder stuwen wanneer dit verlangd wordt, en de gewone winterstand daartoe iets te laag bleef. Bij lagere natuurlijke standen kunnen zij ook de afwatering bevorderen. Plaatst men namelijk zoodanige stuw even hoven den mond der afwate-
tering vfm lage landen, den mond der afwatering met een klep-duiker afsluitende, dan verkrijgt men (zie de medegedeelde proeven met de stuwen, zoowel op de Regge als op de Vecht) in de eerste uren na de sluiting der stuw, terwijl het water boven de stuw oploopt, beneden de stuw een kunstmatig verlaagden stand, waarvan de lage landen ter afwatering kunnen gebruik maken. Hij het openen der stuw verkrijgt men dan wel een tijdelijk verhoogden stand, maar die zeer kort duurt en gedurende welke de klepduikers in de monden der afwateringen zich sluiten.
Met het oog op bevloeijing en afwaterivg is liet dus niet onbillijk ook de daarbij belanghebbenden aan die stuwen te laten betalen. Welligt ware de zaak zóó te regelen dat de Staat eene ruime bijdrage tot den bouw dier werken gaf, en die dan in onderhoud en beheer overgingen aan de waterschappen, welke daar toch hun personeel moeien hebben.
Met ééne stuw in de groote afsnijding bezuiden de Hooge graven en ééne meer bovenwaarts, bijv. bij de Bmchterbeek, zal aan de belangen der kleine scheepvaart en der bevloeijing voldaan zijn, wat het eerste punt betreft in verband met eene nader te vermelden stuw op de ben eden-Kegge.
2°. Op de Regge betwdtm Hankate zou eene stuw ergens bij Arehum nuttige diensten kunnen bewijzen, liet lekwater van Hankate en het water der wellen meer benedenwaarts benutten, om naarmate van den toestand, 1 of 'Z malen 's weeks tie kleine scheepvaart des zomers in stand te houden.
Werd het ontworpen kanaal van even benoorden Almelo langs £xo en Goor naar Westervlier en Lochem uitgevoerd, dan was in de scheepvaartbelangen der boven Regge en Almelosche Aa voorzien. Op het vak van Exo tot Hankate bleven dan twee stuwen voor bevloeijing en voor de kleine scheepvaart wenschelijk, namelijk eene bij de Preekstoel en eene meer bovenwaarts bij Boomkate ofwel iets hooger op. (In het ontwerp van den spoorweg van Zwolle naar Almelo is door mij voorgesteld tie brug over de Retire bij de Preekstoel tevens tot stuw in te rigten).
129
Ook de Hegge heeft onbetwistbaar steeds tot de bevaar- en vlotbare rivieren behoord.
3°. In mindere mate is dit liet geval met de Schipbeek van de plaats bij den Snippeling, waar die in 1855 gekanalizeerd is, tot Westervlier. Wel hebben daar ook steeds nu en dan enkele zeer kleine schuiten gevaren, maar toch een klein getal en alleen bij zeer hooge waterstanden. Bevaarbaar kan die rivier moeije-lijk genoemd worden, wel vlotbaar.
4°. De Schipbeek boven het Westervlier met hare vaste mo-lenstuwen, en waar de scheepvaartwerken reeds lang vervallen zijn, kan alleen als eene afwatering beschouwd worden.
5°. Ook de Dinkel, die nimmer voor zoo verre mij bekend is, tot scheepvaart heeft gediend, kan alleen als eene afwatering worden beschouwd.
§ 70. Afsluitivg iecjmt zeewater van dn beneden-Vecht.
Belangen der 'passage.
De afsluiting der beneden-Vecht zoodanig, dat die bij zomer-droogte tot opstuwing van het lage water, en bij stormvloeden tot wering van zeewater kan dienen, is in het belang:
a. der scheepvaart, vooral tusschen Zwolle en de Dedemsvaart;
b. der landerijen buitendijks bij zomerstormen; en
c. in liet belang der verdediging, door de mogelijkheid om inundatiën te helpen stellen.
Het komt billijk voor dat het Rijk onder bijdragen van belanghebbenden dit werk make, of onder uitkeering eener ruime subsidie door een op te rigten waterschapsbestuur der Vecht late maken.
De stuwen op Vecht en Hegge, die in het belang der be-vloeijing en kleine scheepvaart noodig zijn, kunnen om kosten te sparen, worden ingerigt met lage landhoofden, die bij win-terstanden onder water geraken. Zij behoeven dan ook minder wijd te zijn, maar kunnen alleen des zomers dienen voor de passage van voetgangers. Milde men ze tevens inrigten tot den over-togt van rijtuigen en dat zoowel des zomers als des winters,
9
180
dan moesten ze liggen in watervrije wegen, dan moesten ze ook hoogere landhoofden krijgen en meerdere wijdte (of wel neven liggende doorlaatbruggen) om liet winterwater te kunnen afvoeren.
Daar de verbinding der oevers van Vecht en Regge nog al wat te wensclien overlaat, is liet wel dei' moeite waardig dit punt niet uit liet oog te verliezen.
Bestaat er kans om de meerder noodige gelden voor eene steeds bruikbare gemeenschap over eene stuw van de daarbij belanghebbenden te verkrijgen, dan zal het zaak zijn, misschien tegen genot der betaling van een overtogtgald, tevens in het belang der communicatie te voorzien.
§ 71. Verdeeling der belang hebbenden in klassen.
Er is reeds herhaaldelijk gesproken van belanghebbenden bij de verbetering eener rivier. Het komt er nu op aan nader aan te wijzen, icie belanghebbenden zijn en in welken mate zij het zijn.
In de eerste plaats zijn belanghebbenden de eujenaars der oeverlanden, of die landen hoog of laag zijn gelegen, daar deze onophoudelijk bloot staan aan landverlies door inscharende oevers.
Verder de eigenaars der groenlanden, langs de rivieren, die door de wintervloeden bemest, maar door zomcrvloeden geschaad worden. Ook kunnen hiertoe gehragt worden de veenen, wier ondergronden laag liggen, en die een overwegend belang hebben bij de bebouwing van dien ondergrond.
In de tweede plaats komen in aanmerking de eigenaren der groenlanden langs de afwaterende beeken; in de derde plaats die van de hoogere gronden, die door den toevoer van water de hooge standen en het groot profil op de rivieren bewerken, de beeken doen opzwellen en aldus het hunne toebrengen tot de schade, die de nevenliggende groenlanden ondervinden.
Bij de verbeterde scheepvaart, die een gevolg zal zijn van de rectificatie der rivieren, in verband met eenige stuwen tot be-vloeijing, hebben ook in de eerste plaats de directe oeverlanden belang, terwijl dii belang afneemt met den afstand tot de rivier.
131
Wanneer men nu de landen verdeelt iu 3 klassen, betalende pev jaar en per hectare,
die der eerste klasse f 0.50,
// n tweede quot; quot; 0.25,
quot; quot; derde quot; quot; 0.10 a /quot; 0.05, dan zal de opbrengst dezer gelden voldoende zijn om de afwateringen te onderhouden, mits altijd in de veronderstelling, dat het Rijk het gemiddelde cijfer per hectare betaalt voor de huitenlandsche gronden. Om de rivieren voor het eerst in orde te krijgen, zullen grootere sommen noodig zijn, door een buitengewonen omslnu' in bijv. 10 a 12 jaren te verkrijgen.
Het werk der verbetering dezer afwateringen eigent er zich zeer goed toe om dat over verschillende jaren te verdeelen, wanneer men namelijk stelselmatig werkt, en jaarlijks een ge-t deelte der verbeteringen uitvoert langs de geheele rivierlengte.
Begon men bovenwaarts te verbeteren zonder benedenwaarts iets te doen, men zon grooten tegenstand langs de beneden rivieren te wachten hebben. Begon men integendeel uitsluitend op de beneden gedeelten, dan zouden de boven gedeelten jaren lang op elke verbetering moeten wachten. Men znl dus langs de geheele rivierlengte elk jaar verbetering moeten aanbrengen, dan is het geheele stroomgebied elk jaar iets en na 10 of 12 jaren volledig geholpen.
§ 72. Verdeeling in waterschappeti.
132
heet.
21920
12720
13770
S130 12720
Langs de Bnurser- of Boven-Schip-
beek van........
Langs de Beneden-Schipbeek van
Tc znmen van 13770 20870 34640 Hieronder komen de volgende landen voor, die bepaaldelijk in de 1 klasse van betaling vallen, als (van beneden beginnende): Van de spoorwegbrug tot de Spildijks-waterlei-
ding, op beide oevers.........10(5 hectares.
In het Holterbroek, op den noordelijken oever 1531 Tusschen de Wippert en San derman, op den
zuidelijken oever...........107
En verder de verspreide kleine perceelen groenland meer bovenwaarts en de direct bespoelde
Verder de veenen onder Haaksbergen . . . 500 quot; Maakt voor de gronden der 1quot; klasse . 2700 hectares.
en opzigt toe, en zal eerder geschikt personeel daartoe vinden dan bij kleinere waterschappen.
Ik geef in bedenking om te vormen :
1°. Een waterschap van de Schipbeek en Bnurserbetk, van de grenzen tot Deventer.
2°. Een waterschap van de Hegge met de kom van Almelo en Vriezenveen, van de Schipbeek tot Dunnewind.
3°. Een waterschap van den Dinkel.
4°. Een waterschap van de Boven-Vecht van de grenzen tot den mond der Hegge.
5°. Een waterschap van de Beneden-Vecht van de Regge tot aan het Zwarte water.
§ 73. Waterschap van de Schipheek.
Zooals reeds is medegedeeld, heeft het waterschap van de Schipbeek een stroomgebied:
op vreemd op Nederl. Totaal, gebied. gebied.
heet. heet.
L33
Tot de gronden der klasse behooren vooral 2000 hectares, tussclien de Bolksbeek en Schipbeek gelegen, oostwaarts begrensd door de hoogere gronden bij Gelselaar. Met eenige andere lage gronden langs zijtakken kan het geheel wel op 2400 hectares geschat worden.
Men verkrijgt dus globaal de volgende opbrengst in Nederland-Gronden der 1° klasse 2700 hectares tl ƒ 0.50 / 1350.'/
n // 2e // 2400 // // quot; 0.25 // 600.«
n quot; 3e quot; 15770 quot; n quot; 0.05 a 0.10 // 1150.quot; Te zamen voor 20870 hectares f 3100.quot;
of per hectare f 0.148.
Betaalt nu het Rijk voor de 13770 hectares vreemd stroomgebied hetzelfde middencijfer, dan zou de Rijks bijdrage klimmen tot f 2040, makende met de f 3100 der belanghebbenden / 5110, waarmede de circa 60 kilometers lange beek, benevens de hoofdzijtakken (mits eens in orde zijnde) wel in goeden staat onderhouden kunnen worden.
§ 74. Waterschap van de liegrje.
Het stroomgebied dezer rivier, met de kom van Almelo en
Vriezen veen, heeft het volgende oppervlak hectares;
Op Nederl. Totaal, jrcbied.
De boven-Regge boven Goor .... 2900 2900
quot; quot; quot; van Goor tot Exo . . 14200 14200
quot; linkeroever beneden Exo .... 13700 13700
quot; regter // // //.... 16230 16230
-- 47030 ---
De kom van Almelo en Vriezenveen en wel:
a. Tussclien de hoogten van 't Heksel,
Daarle, het Kanaal en de Hollander
graven.......... 3800 3800
b. Tussclien de Hollander graven en de
Almelosche Aa, beneden 't Kanaal 710 710
c. Boven 't Kanaal tussclien de Hol-
Over te brengen . 4510 47030 4510
134
Overgebragt lander graven en de Loolee . d. Boven 't Kanaal tussclien de Hollander graven en de Yriezenveensclie Aa e. Beoosten de Loolee, tussclien Krom-mendijksbrug, Hagen vonder en Ueni-merbrug tot digt onder Albergen f. Bezuiden de Almelosclie Aa of Xiemve graven, bewesten de Zendersclie beek en tot liet gebied der Boven-Regge g. Langs de Schipsloot beoosten Vrie-zehveen oostwaarts tot de Brager . |
Op Nederl. gebied. Totaal. 4510 690 305 1330 4500 1065 4510 47030 690 305 1330 4500 1065 |
Totaal der beneden-kom [a tot (j)
Op vreemd gebied.
Bovenlanden tot de hoogten van Itterbeek, Ootmarsum
er Oldenzaal..... 5850
Te zamen . 5850 Hiervan kunnen op Nederlandsch gebied onder de le klasse gebragt worden:
De groenlanden, onmiddelijk langs de oevers der Hegge gelegen .............. 4550 hectares.
üe lage landen langs de Stouwsloot, Hollander graven, Almelosclie Aa, Loolee, Schipsloot enz. in de lage kom van Almelo en Vriezen veen 6200 quot;
Veengronden, globaal........ 4000 quot;
Te zamen . . 14750 hectares,
die a, f 0.50 zullen opbrengen ....../'7375.'/
Tot de 2e klasse kunnen gerangschikt worden:
12400
/i.
50170 109600
44320 103750quot;
He Notterveenen met..... '/ lage gronden en veenen bewesten en bezuiden Eijssen....... De gronden van Westdammarkte . Over te brengen |
575 heet. 1775 // 500 // 2850 heet. /7375./ |
135
Overgebragt . 2850 heet. f 7375.'/ De gronden van Oostclammarkte bij
de Fiksen enz......... 900 quot;
De lage gronden van het Lindervlier,
langs de Daarlsche en Linderbeek, enz. 1325 quot;
De landen bezuiden Vriezen veen . . 1600 //
Het Hammer- en Junnervlier en Eer-
derbroek.......... 875 »
Lage landen langs de beeken, die in de Boven-Regge beneden Goor afwateren . 4050 quot;
Verder al de hoogere landen der be-neden-kom van Almelo en Vriezenveen 6200 n
(zie boven atot^), maakt te zamen . 17800 hectares der 2e klasse ad ./ 0.25 gevende ....// 4450.quot;
De overblijvende 71200 hectares van het Neder-landsch stroomgebied (jp f 0.05 aanslaande, zullen
die geven..............// 3560.//
De geheele opbrengst zou dus zijn.....f 15385.quot;
voor 103750 hectares of per hectare gemiddeld / 0.148.
De Staat diezelfde bijdragen leverende voor 5850 hectares vreemd stroomgebied zou geven . » 865.quot;
makende te zamen . / 16250.quot; voor welke som zeker de Regge en hare zijtakken (mits eenmaal in orde gebragt) kan onderhouden worden.
§ 75. Waterschap van den Dinkel.
Langs deze rivier wateren af:
Uit Pruissen 62000 hectares.
// Nederland 23250 quot; , te zamen 85250 hectares. Deze liggen op het Nederlandsch gebied als volgt verdeeld. Groenlanden onmiddelijk aan de rivier;
Ten Oosten van Ootmarsnm en aan de grenzen 400 heet. Bij de Dinkelbrug en 't Hasseveld, enz. . . 150 »
Bij Singraven............ 200 n
Over te brengen . . 750 heet.
136
Overgebragt . . 750 heet.
Van bezuiden de Mekkelhorst tot de Poppe . . 175 quot; Bezuiden de Poppe en tot voorbij den mond der
Glanerbeek..........................225 //
Te zamen onmiddelijk aan de rivier . 1150 heet. die in de le klasse ad f 0.50 zullen opbrengen f 575.'/; Onder de groenlanden langs de zijtakken heeft men: Bezuiden Ootmarsum en langs de Hollandsche
graven met het A.gelerbroek........1125 heet.
Langs de Punt-, Rammel- en Geele beeken ongeveer ............... 500 quot;
Langs de linkerzij takken (Els-, Betlehemsche- en
Snoinkbeeken) ongeveer.........100 quot;
Het Aamsveen...........175 quot;
ïe zamen , 1900 heet.
die a f 0.25 zullen geven f 475.quot;.
De overige 20200 hectares ïl / 0.05 in de 3e klasse brengende, verkrijgt men eene opbrengst van ƒ 1010.quot;.
Te zamen zullen dus de landen 575 475 - - 1010 — /■2060 opbrengen, gevende per hectare f 0.087.
Het Rijk diezelfde bijdrage leverende voor 62000 hectaren vreemd gebied, zou betalen / 5390, zoodat liet totale bedrag zou zijn f 7450.
Het is klaarblijkelijk dat deze som in vergelijking van die voor Schipbeek en Regge, veel te groot is. De reden daarvan ligt voor de hand. Bij die twee rivieren is de bijdrage voor het vreemde stroomgebied verdeeld over de geheele rivierlengte. Hier is het (daar vreemd gebied de Dinkel van de Vecht op Nederlandsch gebied scheidt) geconcentreerd op het enkele Din-kelgebied.
Daar nu het Dinkelwater medewerkt tot liet vergrooten van de Vecht, zou het billijker zijn de Rijks bijdrage voor de Dinkel in drie gelijke deden te verdeden op de waterschappen van Dinkel, Boven-Vecht en Beneden-Vecht. Voor onderhoud van de Dinkel zou dan overblijven:
137
/ 2060.quot; bijdragen der belanghebbenden, n 1790.quot; '/ van het Rijk,
te zanaen f 3850.'/, wat in vergelijking met de rivierlengte voldoende schijnt.
§ 76. Waterschap van de Boven- Vecht.
Het stroomgebied dezer rivier bestaat uit de volgende onder-
deelen, buiten het afzonderlijk behandeld Dinkelgebied, en van
108850 hectares stroomgebied in Pruissen beneden de Dinkel.
Oj) vreemd Op NeJerl. Totaal, gebied. gebied.
Langs de Koevordenscbe kanalen . 10400 37200 47600 Linker Vechtoever tot Dunnewind . // 15100 15100 Regter « quot; // . « 12200 12200
Te zamen . . 10400 64500 74900 Van het gebied der Koevordensche wateren is het mij voor alsnog niet mogelijk de splitsing in klassen aan te geven. Voor liet overige stroomgebied verkrijgt men de volgende indeeling; Gronden der 1° klasse:
Groenlanden van de Duitsche grens tot Hardenberg 3000 heet.
Groenlanden van Hardenberg tot de zuidelijkste
rivierpunt tusschen Junne en Beerze..... 900 quot;
Van daar tot den mond der Regge..... 600 quot;
Veengronden bezuiden de Vecht...... 5250 quot;
Te zamen . . 9750 heet.
a f 0.50 de hectare geeft......../ 4875.quot;
Gronden der 2e klasse;
Groenlanden in Arriën en bij de Wolf 400 heet. In Bergentheim, Brueht, Radewijk,
enz. langs de beeken...... 840 quot;
Te zamen . 1240 hectares a f 0.25 maakt.........quot; 310.quot;
De gronden der 3° klasse bestaan uit de overschietende 16310 hectares. Deze aanslaande op f 0.10 a 0.05 per hectare kunnen nog opleveren . . . quot; 1045.quot;
Te zamen . / 6230.quot;
138
Dit geeft per hectare f 0.232.
Het gemiddelde cijfer der Koevordensche landen zal waarschijnlijk minder zijn. Bij gebrek aan de noodige gegevens is dit voor alsnog niet op te geven.
Voorloopig f 0.1-18 per hectare als bij Schipbeek, Regge (en toevallig ook bij de Geldersche Berkel) als middencijfer aanhoudende, zou de staat moeten bijdragen:
voor 108850 hectaren langs de Vecht;
'/ 104-00 // quot; quot; Koevordensche wateren,
of voor 119350 hectares a, f 0.118.....f 17870.«
wat klaarblijkelijk te veel zou zijn evenals bij de Dinkel, omdat dit bovenlandsche water ook de Beneden-Vecht bezwaart.
Verdeelt men die bijdrage in gelijke deelen tusschen Beuedeu-
en Boven-Vecht, dan behoudt deze laatste;
Uit het eigen stroomgebied.......f 6230.quot;
'/s der Rijks bijdrage voor het vreemde stroomgebied der Dinkel...........« 1800.»
'/2 der Rijks bijdrage voor het vreemde .stroomgebied der Boven-Vecht.........« 8935.quot;
ïe zamen . . f 16965.quot;
wat (zelfs bij den bouw van 2 stuwen en het onderhouden eener vaargeul) voldoende schijnt.
§ 77. Waterschap van de Beneden-Vecht.
Dit waterschap heeft een zeer klein eicjeu stroomgebied. Gemeten op de stafkaarten van 1 a. 50C00 (daar voor dit gedeelte de minuut-stafkaarten op de schaal van 1 : 25000 niet zijn overgenomen) zijn de oppervlakten:
R. oever. L. oever. Totaal.
Van de Regge tot Dalfsen . . . 1000 938 1938 quot; Dalfsen tot den mond . . . 225 337 662 ïe zamen . . 1225 1275 2500
De landen van Dalfsen tot den mond zijn alle buitendijks gelegen groenlanden, die dus in de 1® klasse van betaling vallen. Van die boven Dalfsen kan men globaal aannemen, dat op den
139
regteroever '1«, op den linker groenlanden zijn. Daardoor
Mimt het cijfer van het oppervlak dezer landen tot circa 1800
hectares; de overige 700 hectares bijna onmiddelijk aan de rivier gelegen, kunnen in de 2C klasse gebragt worden. Men zal dan eene opbrengst verkrijgen:
Van 1800 hectares klasse a / 0.50 . . . /' 900.quot;
h 700 quot; 2e quot; quot; quot; 0.25 . . . quot; 17o.quot;
Te zamen . f 1075.quot;
Daarbij voegende
'/3 der Rijks bijdrage voor vreemde gronden van
het Dinkelgebied...........// 1800.quot;
'/s der Rijks bijdrage voor de vreemde gronden
van het Yechtgebied..........quot; 8935.quot;
verkrijgt men een geheel van......./'11810.//
voor het onderhoud der Eeneden-Vecht.
§ 78. Overzicjt dar hij dragen tot onderhoud der water-leidingen.
Trekt men nu de bijdragen voor de vijf waterschappen kor-telijk te zamen, dan verkrijgt men de volgende cijfers:
140
Bijdragen van de
1° klasse.
/ 1350
tt tt tt
: klasse.
3° klasse
klasse.
le
3e 3«
600
//
ƒ
ƒ 1150
vreemd grondgebied.
7375 | ||||||||||||||
|
3560
1010
4875 | ||||||||||||||||
|
1045
Vs
'U
'U tt 119250
Voor de Schipbeek .-2700 hectares der 2400 // //
15770 // ,/
13770 //
Voor de Hedge:
14750 hectares der lc klasse.... ......
17800 u // 2« // ..............
71200 // // 3G // .............
5850 n vreemd grondgebied........
Voor de Hinkel:
1150 hectares der le klasse............
1900 ti // 3!l quot; .............
20200 // // 3« // ..............
'/3 van 62000 hectares vreemd grondgebied. Voor de Boven-Vecht:
9750 hectares der 1° klasse.............
1240 // // 3e n ..............
16310 // n 35 // ..............
van 62000 hectares vreemd quot;Dinkelgcbied n 119250 tt n gebied langs
Vecht cn Koevorder kanalen............
Voor de Beneden- Vecht:
1800 hectares der 1° klasse.............
700 tt n 23 tt ..............
'/- van 62000 hectares vreemd Dinkelgcbied
tt Vecht
Maakt te zamen;
Voor 30150 heet. der le klasse a ƒ 0.50......I/L5075
tt 24040 tt tt 20 n tt tt 0.25......j 'ƒ 6010
tt 123480 tt tt 3° tt tt tt 0.10 a 0.05 I n 200870 v vreemde gi-onden.........
ƒ 6765
ofvoor 378540 hectares ƒ54015. of gemiddeld /0.143 por hectare, waarvan
/ 27850 bij te dragen door Nederlandschc eigenaren en
tt 26165 tt tt n tt den Staat voor het vreemd grondgebied.
Men ziet hieruit dat bij de mindere kosten der werken, tengevolge van de natuurlijke helling van den grond, de bijdragen veel geringer behoeven te zijn dan daar, waar het water door kunstmiddelen opgevoerd en de landen door zware dijken moeten beschermd worden.
141
§ 79. Slot-he. merking en.
Het is thans de tijd nog niet om in eene zeer uitvoerige beschouwing voor de verdeeling der gronden in klassen te treden. Natuurlijk zal eerst het beginsel uitgemaakt moeten worden of de belanghebbenden waterschappen verlangen. De medegedeelde cijfers zijn voldoende om te doen zien dat, dit met betrekkelijk geringe kosten mogelijk is. Het zij mij echter vergund de aandacht nog op de volgende punten te vestigen:
Bij de definitieve classificatie der gronden zal waarschijnlijk het getal hectaren der lp klasse iets grooter kunnen vallen, door ook de hoogere, dadelijk bespoelde gronden daarin te trekken, wat nu op de kaarten van 1 a 25000 nog niet was na te gaan.
Verder zal het in bedenking moeten komen om de 3° klasse van gronden nog te splitsen naarmate van de hoogte, afstand tot de rivieren enz. Veengronden die nog niet verveend zijn, zullen welligt aanvankelijk in de 2C klasse moeten gerangschikt worden, enz.
Bij den bouw en het onderhoud der werken zal men hecht, maar toch zuinig moeten werken. Eene brug over eene kleine waterleiding, waar nu en dan eens eene wagen over rijdt, behoeft die breedte niet te hebben, die digt bij eene stad gevorderd wordt. Wilde men die werken op zulk een ruimen voet aanleggen als dit bij het Rijk of zeer groote maatschappijen het geval is, de onderhoudskosten zouden stellig verre de nu gestelde (die mij ruim voldoende voorkomen) overschrijden.
Waar reeds andere ligchamen met onderhoud belast zijn, zooals bijv. langs de kanalen met de bermslooten het geval is, zal men overeenkomsten moeten sluiten om de afwatering verder te verbeteren, hetzij door subsidiën aan die ligchamen uit te keeren tot den aanleg en het onderhoud van nieuwe werken, hetzij door die nieuwe werken zelve te maken tegen eene nit-keering jaarlijks of in eens van de maatschappijen, die van het verder onderhoud verschoond worden.
Het beginsel van zijdelingscJie aJJeidingen eenmaal opgegeven
142
zijnde, moet ook nimmer het water van het eene stroomgebied in dat van het andere geleid worden. Waar die onnatuurlijke toestand van vroeger bestaat, moet men trachten daarop terug te komen. Bij verbeterde afwatering langs de rivieren en beeken zullen van zelf vele overlaats-werkingen ophouden. Zoo bijv. die van de Berkel langs de Bolksbeek, wanneer de Berkel verbeterd is. Zoo de overvloeijing van de Buurserbeek naar de Rutbeek, wanneer de Buurserbeek wordt opgeruimd en verkort.
Waar men onnatnurlijken toevoer van water wilde bestendigen, zouden de gronden, die door eene zijdelingsche ontlasting worden gebaat, ook gemiddeld ad J'0.15 per hectare moeten aangeslagen worden.
Wil bijv. de Hoogeveensche vaart meer water aftappen naar Koevorden dan op het stroomgebied der Kosvordensche wateren valt, het betale naar evenredigheid der geloosde watermassa.
Wil de provincie Overijssel Dedemsvaartwater in de Vecht boven Ommen aftappen, het betale op dezelfde wijze.
In die streken van Overijssel, Drenthe, Gelderland, Duitsch-land, welke de hier behandelde wateren doorloopen, leveren bij hoogst bekende standen (waarbij die zijdelingsche ontlastingen werken) 5000 hectares 1 meter3 water. Voor elke meter3 zou dus f 750 verschuldigd zijn.
Eindelijk zal men bemerkt hebben dat de opbrengst van den omslag, hoe gering ook, voldoende is om door tijdelijke verdubbeling daarvan gedurende 8, 10 of 12 jaren, de sommen te bekomen, noodig tot het in orde brengen van al de afwateringen in Overijssel.
Bladzijde 7 , regel G van boven , na het woord kanalen bij te voegen; nbezuiden de Vecht.quot;
n 8, regel 25 van boven te lezen; nExo, de Keurs en La-gevoort.quot;
n 14, regel 6 van onder, staat: bevoren, lees: nhewozenquot; « 43, n 8 n boven, n Poekbeek, // nPoelbeek.' // 44, na regel 17 van boven te laten volgen:
ft Ook de zuidelijke landen van Vriezenveen beoosten het kanaal, wateren sedert 1855 op het kanaal en dus onmiddelijlc naar de Reyge bij Ecjede af.quot; ff 47, regel 8 van boven, in te vullen: 8.
ff 47, ff 13 ff 'f staat: 3.88, lees: 3.83. ff 48, gt;f 6 ff 'f quot; latere, lees: fflar/ere.quot;
ff 69, ff 14 ff onder, quot; Juli 11., lees: ffJuli 187U.quot; ff 73, ff 3 ff boven, // 0.58 m., lees: 0.58. ff 80, ff 10 ff ff ff rivier, lees: tfplaatsquot;
ff 83, in de tweede kolom van achter, staat: 60.5 , lees: 11.5. ff 84, in de laatste kolom, staat: 0.90, lees: 0.86. ff 91, de twee bovenste regels hadden eigenlijk onder aan
bladzijde 90 moeten komen, vóór de Tabel VI. ff 94, onderste regel regts, staat: 0.18, lees: 0.38. ff 95, regel 3 van onder, staat: 11, lees: 14.
ff 96, in de voorste kolom der bovenste tabel staat; 3 uur
15 min., lees; //4 uur 15 minutenquot;
ff 96, in den regel boven de onderste tabel te lezen: fivan 4 uur 18 tot 4 uur 20 minutenquot; en in de onderste tabel te laten vervallen de aanwijzing ') en de noot. Wat in de noot voorkomt, moest staau achter liet cijfer 0.12 — onderaan in de voorlaatste kolom. quot; 100, regel 13 van boven, staat: beneden, lees f/konden.quot; ff 104, f/ 12 ft onder, achteraan, weg te laten; 58 minuten.
ff 104, regel 3 van onder, staat: lagere, lees: ff langere.' ff 105, ft 19 tf boven, ff des is, // tfis des.quot; ff 108, tweede kolom, tegenover Haandrikstuw, staat: 11.40, lees: 10.40.
ff 110, in het hoofd dor tabel, 3de kolom, staat: 7 Mei, lees: //6 Mei.quot;
en bovenaan in de 10de kolom, staat: Diepte, lees: tf Diepste.quot;
Voorts moeten de teekens -|~ A.F. boven de 9de en 11de kolom vervallen.
't 120, § 62, onderdeel B, staat; en, lees:
144
In Tabel I, bladz. S-i, is bij don Oostendorpel watermolen alleen de bovemvaterstand opgegeven. De accolade tusschen de kolommen 4 en 5 liad dus weggelaten kunnen worden.
'/ quot; II, volgende op bladz. 30, staat in de voorlaatste kolom bovenaan 20.3 ongeveer, lees: //20 ongeveerquot;
Onderaan in deze Tabel is abusivelijk weggelaten het vak van Westervlier voorbij de Oude- en Nieuwe Sluis tot aan de scheiding met de Molenbeek, lang; van Westervlier tot de Oude Sluis . . . 2050 meters // de Oude- tot de Nieuwe Sluis ... 2550 // // // Nieuwe Sluis tot de sclieiding .700 //
Te zamen . . . 5300 //
De geheele Schipbeeklengte klimt dus van 31050 tot 35350 meters.
// // III, voorbij bladz. 46 staat in de eerste kolom; stuk, lees: nStniB^
Onderaan bij te voegen: mie ommezijde.quot;
Op de keerzijde, in liet lioofd der 8ste kolom, staat: Maart, lees: nMeiT
Onderaan in de 18de kolom, staat: 2.58 in 8 opening, lees: //2.58 in 1 openingquot; f quot; IV, voorbij bladz. 72, is het volgende te veranderen;
Hoog water te Singraven in 1847 staat: 23.40, lees: 24.40 A.P.
Mond der Glancrbeek van de grenzen , staat 363'20, lees: 36020.
Lage stand in September 1847 bij Ellemansbrug staat: 30.88, lees: 30.38.
Verder op te merken, dat de Doorlaatbrug bij de Poppenbrug 11.60 wijdte heeft in 2 openingen en de Spoorwegbrug 37.60 // // // 2 // , wat door het niet regt vallen der aanhalingsschrapjes nu niet duidelijk is.
// // V, voorbij bladz. 82 te veranderen;
In de Ide kolom Klokkenne in nKlokhenne.quot;
Het bovenwater der stuw te Ane in Aug. 1869 is opgegeven 6.78, moet zijn 7.78.
In de 4de kolom tegenover Haandrikstuw de legging der dorpels in te vullen, namelijk 7.50 en 6.55 A.P. // // VI, voorbij bladz. 90, onderaan in te vullen; nzie ommezijde.''''