^v*W *
B gt; 10 JI . ,J O !S i : 1 » T L.
J-. BOTJVY,
Priester van do Congregatie des Allerli. Verlossers.
Joseph, virnm Maria, de qua nedits est
Jesus, qui vocalur Christus.
Josephj ilcn man van Maria, uit welke geboren is Jesns, die Christus genoemd wordt. Matth. i. 1G.
H. J. Dekker, Boektiandelaae, Vijzelstraat bij de Munt. X. 759.
T
St. Michiels-Gestel, Ikstituüt voor Doofstommen, Drukkerij van het Bisdom van 'seoscii.
-——•
Dat ik den H. Joseph „sterquot; noem, moot niemand be-vreemdon.
Jesus wordt „Zon der reclitv-aardigheidquot; golieeten, Maria wordt vergoloken bij „do Maan,quot; moet dus niet Josepli, onafscheidelijk met hen vereenigd, onder alle Heiligen, die als zoo vele sterren don hemol dor Kerk versieren, met bijzondoren glans vonkelen?
Do reden waarom ik er bijvoeg: „van do 19c eeuwquot; is duidelijk ; nooit word oio ster zóó good en in al haren luister waargenomen als thans: vandaar die snelle verbreiding dor devotie tot den H. Joseph, oeno devotie, welke met die der allorheiligste Maagd, zooals onze roemrijk regeerendo Paus Pius IX zogt, onze bedorven eeuw moet rodden.
Wat verder don inhoud van dit werkje betreft, onderworp ik mij als gehoorzame zoon dor H. Kerk aan al hare oordeelvellingen en besluiten.
De ScHRUVEit.
liij spocialc coimnissie ous opgedragen door Zijuo ]Jooi-luclitige Hoogwaardigheid Mgr PA11EDIS, Bisscliop vau llocr-mond, iu dato van 24 December 1870, hebben wij ingezien het werkje: „De Ster der negentiende eeuw. Be II. Joseph. Beschouwing zijner deugden. Boor J. Bouvy, Priester van de Congregatie des Alterheiligsten Verlossers quot; en hebben er niets in gevonden strijdig met do zuivere leer en goede zeden, en daarenboven betuigen wij, dat dit godsdienstig werkje zoor nuttig is om den eeredionst van- en hot betrouwen in den H. Joseph te vermeerderen en op te wekken.
GaJopia, hac 30 Januarii 1871.
CAN. ECCL. CATII. KUK^JIUKDEHSIS, PASTOR-DECAjNUS AU S. PETKUM CALOrii.
Krachtens de macht ous door den HoogEerwaardou Pator N. Maub.on, Generaal onzer Congregatie, verleend, laten wij too, dat do derde druk van het werkje: Be Ster der negentiende eeuw. Be II. Joseph. Beschouwing zijner deugden, door J. Bouvy, Friester van de Congregatie des Allerheilig sten Verlossersquot; gedrukt worde.
Amsterdam 21 Nov. 1871.
l'KOVIKCIAAL VAN DE CONGREGATIE DES ALLER1I. VERLOSSEKS IN NEDERLAND.
AAK
2Zo ia» iphojs as,
die Hem dien nieuwen eeretitel schonk
!IE OVERWTOG OP Z1J\E VIJANDE.\'
DOEN BELEVEN.
OPDi^VCHT
Groote Heilige Joseph, Gij zijt het, dien God weleer als bewaarder en beschermer heeft aangesteld van het dierbaarste dat Hij op aarde bezat, van zijn menschge-worden Zoon Jesus en diens onbevlekte, maagdelijke Moeder Maria. Als een goede en getrouwe dienstknecht nws Eleeren hebt Gij ü van die hoogst gewichtige taak ge-fbveten. Maar zie! ook thans heeft Jesus' plaatsbeklee-jder, de Paus, do Kerk van uw' goddelijken Pleegzoon Jesus, aan uwe vaderlijke zorgen toevertrouwd. Daarom, ö Joseph, zie genadig uit den hemel, van uw verheven troon, waarop Gij naast Jesus en Maria zetelt, op het ü toegewijde geloovig volk, dat in de rampen van dit leven tot U roept en U allerlei hemelsche gaven afsmeekt, ten einde het leven der ziel te bewaren. Na die plechtige hulde, welke U door uwe verheffing tot Patroon der katholieke Kerk gebracht is, zal men ü onge-
twijfeld met nog vuriger ijver gaan aanroepen en ver-oeren. ó Om die nieuwe eer U aangedaan springt mijn hart van blijdschap op in mijnen boezem ! —Ook ik heb tot bevordering uwer godsvrucht onder de gcloovigen mijne nietige pogingen willen bijdragen. Ik wensohte U nog beter te doen kennen. — Want ach! men kent U niet 1 neen men kent U niet genoeg! Hoe vaak ook hoort men zeggen, dat uwe devotie ganseh nieuw is, daar weleer weinig van U gesproken, weinig aan U gedacht word! Het is waar, bestemd als Gij waart om de Patroon van het verborgen leven te wezen, wilde God, dat Gij , nog lang na uwen dood, voor het oog der wereld verborgen zoudt blijven. Evenwel was uwe grootheid volstrekt niet onbekend. Vandaar de heerlijke getuigenissen welke de kerkvaders van TJ hebben afgelegd; getuigenissen, die ofschoon weinige in getal, toch voldoende zijn om IJ hemelhoog te verheffen. Deze getuigenissen heb ik in dit werkje, U ter eere, als in een bundel trachten saam te vatten.
Geef, ó dierbare Joseph, dat het door velen gelezen worde en dat allen die het lezen, daardoor in nog groo-tere liefde tot U ontvlamd worden. Geef dat zij bij hot beschouwen uwer grootheid vol vertrouwen hunne toevlucht tot U nemen, vooral in de harde beproevingen die thans Gods Kerk drukken. Amen.
Het werkje dat ik liior den geloovigen aanbied, is oen vervolg op een eerste boekdeeltje dat ik vóór twee jaren hel) uitgegeven onder den titel van „ De ster der neyen-tiende eeuic, de II. Joseph. Zijn leven?'
Ik heb in dit tweede deeltje hetzelfde richtsnoer gevolgd als in het vorige. Ik wil daarmede zoggen, dat ik ook thans getracht heb de verschillende stemmen, die door alle eeuwen heen in Jesus' Kerk de groote deugd des II. Joseph's verkondigden, op te vangen en tot een akkoord saam te smelten, dien H. Patriarch ter eerc. — Ook in dit tweede deeltje heb ik mij zorgvuldig onthouden van alle aanhalingen, welker authenticiteit ik niet bewijzen kon. Meestal heb ik mij bepaald bij citaten van HH. Vaders of andere heiligen, omdat hun gezag, waar het de beoordeeling van de deugden eens heiligen geldt, zooveel gewiehtiger is dan dat van anderen, naar mate zij ecu juister begrip van de deugd hebben en dus meer bevoegd zijn daarover uitspraak te doen. Kunnen zij, afzonderlijk genomen zich daaromtrent vergissen, in geen
-
geval tocli mag men de gevoelens die zij omlielzen, roekeloos noemen. Overigens meen ik slechts gezaghebbende schrijvers te hebben aangehaald.
Nog eens zij het gezegd, dat de HH. Vaders steeds aangehaald worden volgens de uitgave van Miyne. — „ Snarezquot; staat altoos voor het 19^ deel zijner volledige werken, uitgave Vivcs : „ Be Mysteriis CJiristi.quot; — Be-nedictus XIV duidt altijd aan diens werk: „Be Servo-rmu Bei heatificatione et heatormn canotiizatione.quot; — Ca-nisius betcekeut diens werk : „ Be Corruptelis verbi Bei Tom. II. Be Maria Virgine incomparabili. lib II. cap. XIII. — Bernardinm van Siè'na — „ Sermo de S. Josepho.quot;
Mocht ik van een dezer schrijvers een ander werk bedoelen , zoo zal ik dit telkens uitdrukkelijk vermelden.
Tot grooter gemak van den lezer zal ik de voornaamste aanhalingen in haar geheel opnemen.
Wat de verdeeling van dit tweede deeltje betreft, zij vloeit van zelf uit mijn onderwerp voort.
Ik moet de deugden des H. Joseph's gaan behandelen. Eerst zullen wij zien hoe, volgens de onfeilbare verklaring van God zeiven, Joseph rechtvaardig, dat is, heilig was. Terwijl wij dit verder onderzoeken, zal het ons blijken, dat dit zoo wezen moest. Eu wel vooreerst, wijl God hem bestemd had om voedstervader van ziju mensch-geworden Zoon en bruidegom van Jesus' Moeder te wezen. Ten andere, omdat hij, eenmaal die dubbele zending waarnemende en daardoor in de naaste betrekking met Jesus en Maria staande, uit den omgang met deze hoogheilige personen een zeer aanzienlijk gewin voor zijne
XIII
volmaaktheid heeft opgedaan. Dit zal ik in zes punten bespreken, om zoo tot het besluit to komen dat Joseph na Maria de grootste heilige in Gods Kerk is.
Vervolgens zullen wjj spreken over do drie goddelijke deugden: het geloof, de hoop en de liefde, van den H. Joseph. Ten laatste zullen wij handelen over de vier zoogenaamde kardinale deugden, tot welke ook andere zedelijke deugden als bijv. de nederigheid, de zuiverheid, do gehoorzaamheid enz. worden teruggebracht.
Het is bekend, hoe onze innig geliefde H. Vader Paus Pius IX, onlangs, op het feest der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, den II. Joseph verheven heeft tot Patroon der geheele katholieke Kerk. Deze merkwaardige en voor alle katholieken blijde gebeurtenis zal ongetwijfeld de godsvrucht tot dien glorierijken voedstervader onzes Hecrcn grootelijks doen toenemen. Mag ook dit mijn werkje aan datzelfde doel bevorderlijk wezen, dan zal ik mij voor mijn arbeid duizendvoudig beloond achten.
-
—*—-T
DE
ID IE lElffinimcEIE lt;D©SHlIPIEIo BesclxoiiTviug zijnei- deu^deii.
I HOOFDSTUK.
Josepli's quot;iieiliglieid bewezen uit de Sciriftuur en de Overlevering.
Dc H. Schrift verhaalt, dat de profeet Samuel vau God het bevel ontving om naar Bethlehem te gaan en een der zonen van Isaï, dien God tot koning van zijn volk bestemd had, te zalven. Nauwelijks waren Isaï met zijne zonen in de tegenwoordigheid van den godsgezant, of Samuëls oog viel op Eliab, een man die zich door schoonheid van gelaat en forschen lichaamsbouw onder al zijne broederen onderscheidde. En de profeet vroeg aan God ; „ Zal deze de gezalfde des Heeren zijn ?quot; Maar God antwoordde hem: „ Let niet op gelaat of lichaamsbouw : hem heb ik niet verkozen; want ik oordeel niet als
— 16 —
de menschen. Zij letten op het uiterlijke; maar de Heer vaard
ziet op het hartquot; 1). dige
Hoe ijdel zijn, volgens die uitspraak, al de loftuitin- herin
geu der menschen! Immers wat den mensch waarlijk groot van i
maakt, de adeldom der ziel, de deugd, dit kan het lijker
schepsel niet beoordeelen. Vandaar dat men de menschen hij z:
doorgaans roemt om daden, die uiterlijk goed en grootsch oorza
schijnen. En toch, al is het dat ik iemand als een deugd- moes
zaam mensch beschouw, dewijl hij zich uiterlijk als dusdanig dig,
voordoet, hij zal het, zoo zijne deugd niet voortkomt hij d
uit het hart, en slechts geveinsd is , niet wezen voor God. zeide
Doch gelukkig hij, die rechtvaardig is voor God, voor vaarc
God, die de verborgenheden des harten en de wegen aang
der rechtvaardigen kent; voor God, die den zondaar niet bepe
prijst, den zondaar niet een rechtvaardige noemt! rechl
Dit geluk was Josejih's aandeel. Gods onfeilbaar woord Y
heeft hem uitdrukkelijk als rechtvaardig geprezen: „ Jo- alle
seph..... cum esset justus , Joseph..... daar hij een voed
rechtvaardige wasquot; 2). Joseph is dus een rechtvaardige, en fi
cn wel in den volsten en meest omvattenden zin des met
woords. „ Kechtvaardig immers beteekent hier,quot; zegt de de c
de Sehriftuur gebezigd , zoo als wanneer zij zegt van Job : -
hij was een rechtvaardig, waarheidslievend manquot; (Job. 1)
I. 1) ; en van Zacharias en Elisabeth ; „ beide waren recht- . dlclt
(licit
3)
17 —
vaardigquot; (Luc. I. 6.) 1). Ja, Joseph was een rcclitvaar-dige in do meest algemeene beteekenis des woords. Men herinnere zich wat wij reeds opmerkten in het eerste deel van dit werkje, Vde hoofdstuk. Sprekende van den pijnlijken toestand waarin Joseph's gemoed verkeerde, toen hij zijne geliefde Bruid Maria bevrucht zag zonder de oorzaak hiervan te kunnen achterhalen, zeiden wij : „ Wat moest de arme Joseph nu doen? Hij was te rechtvaardig, te deugdzaam om Maria die hij onschuldig kende, bij den priester aan te klagen,quot; enz. Het is als of wij zeiden: een ander die, hoewel rechtvaardig, minder rechtvaardig dan Joseph geweest ware, had Maria ongetwijfeld aangeklaagd. Joseph echter, die niet slechts in den meer beperkten, maar in den uitgebreidsten zin des woords rechtvaardig was, Joseph kon hiertoe nimmer besluiten.
Volgens die uitspraak der 11. Schrift bezat dus Joseph alle deugden, en zeide de II. Nilus te recht van Jesns' voedstervader : „ Weet wel, dat Joseph allergodvruchtigst en allerrechtvaardigst is geweestquot; 3). Ditzelfde getuigen met hem vele Vaders en oude schrijvers. Zoo zegt o. a. de geleerde Haijmo, bisschop van Halberstadt, een schrijver der IXde eeuw: „ Simeon zegende hen 3); Joseph die om zijne grootc heiligheid verdiende bruidegom van Ma
li In h. 1. Tom. 57. Col. 43. quot; just urn hic omni virtute prarditum dicit.... ot hoe maxime sensu Scriiitura justitia; voce utitur, ut quando dicit: homo justus, verax. Job. I. 1. et: Erunt ambo justi. Luc. I. 6.
3) Lib. I. lip. ad Cyrillum Primatem 271. Tom. TO col. 183 » Ve-ramtamen seks Joscphum.... piissimum justissimumque fuisse.quot; 3) Luc. II. 34.
ria en Vader des Zaligmakers te heeten, meende hij niet van dezen zegen te moeten uitsluitenquot; 1).
De H. Bernardus zegt eveneens: „ Waarlijk Joseph is de zoon van David en zijn grooten Vader waardig; hij is zoon van David niet alleen naar het vleesch, maar ook naar den geest, door zijn geloof, heiligheid en godsvmchtquot;2).
't Is onnoodig te vragen, of een man die alle deugden bezat, getrouw is geweest in het onderhouden van Gods wetten en geboden. Hoe toch zou hij anders volmaakt deugdzaam mogen genoemd worden? Van daar dat alle kerkvaders en heilige schrijvers de verklaring van den H. Joannes Damascenus onvoorwaardelijk beamen. „ Maria, zoo spreekt de heilige, werd ten huwelijk gegeven aan Joseph, die de wet des Heereu tot in zijn hoo-gen ouderdom, even als alle anderen, volmaakt onderhouden hadquot; 3).
God zelf gaf ons een teeken van Joseph's heiligheid, een toeken, dat de grootste heiligen ten allen tijde ken-
1) Hom. XIII. de temp. Tom. 118. Col. 81. //Bcnedixit illis Si-meon.... Neque ab hac benedictione Josephextraneumputavit, qui^ro magna sanctilate ct sponsus Mariic vocari et Pater Salvatoris meruit appellari.
2) Hora. 2 Sup. Miss. Tom. 183. Col. 70. Plane filius David, non degenerans a patre suo David. Prorsus, inqaam, lilius Duvid, non tantum carne, sed fide, sed sanctitate, sed devotione.
3) Hom. I. in Donnit. Virg. Tom. 96. Col. 710. w Traditur Joseplio qui legem inviolutam ad seneetatcm usque perinde ac quivis alii serva-verat.quot; — Men merke op, dat de 11. Joan. Damase. het gevoelen aankleeft als ware de H. Joseph, toen hij met Maria in den echt trad, reeds een grijsaard geweekt.
i niet mcrlde. Hij louterde hem in den smeltkroes der beproeving. „ Gelijk het zilver beproefd wordt in het vuur en iph is het goud in den smeltkroes, zoo ook beproeft de Heer hij is de hartenquot; 1). Even als een veldheer er trotsch op gaat l* ook soldaten onder zich te hebben, die te midden van dui-tquot;3). zend doodsgevaren hun ouden roem handhaven, zoo ook leug- schijnt God vreixgde te scheppen bij het zien van een van rechtvaardige, die met rampspoed worstelt en zegevie-vol- rend uit het strijdperk treedt, 't Is of Hij dan engelen r dat en menschen oproept om deel te nemen in zijne vreugde. ; van Was het niet aldus, dat Hij zijn dienaar Abraham be-xnen. proefde, toen Hij hem gebood zijn eenigen en teerge-c ge- liefden zoon Isaac op te offeren? Was het ook niet op hoo- die wijze dat Hij handelde met den vromen Tobias? „Om-ider- dat God welgevallen in u had — zei hem de engel door ingeving des Hecren — was het noodzakelijk dat gij door leid, lijden beproefd werdtquot; 2). En wat zegt de H. Schrift ken- ons betrekkelijk dien heiligen man ? „ Deze beproeving liet God hem overkomen, opdat zijn geduld aan de nakomelingen ten voorbeeld strekken zou, even als dat van den 18 ' heiligen man Jobquot; 3). Wat Job moest ondervinden, is
ui pro 0 /
neruit bekend. ïoen de Satan, zoo lezen wij , op zekeren dag vóór Gods troon stond, sprak de Heer tot hem: „ Hebt ' tquot;on gij geen aeht gegeven op mijn dienaar Job.... dat hij rechtvaardig is?quot; 4). Daarop vroeg de Satan verlof om
tseplio —--
serva- 1) Prov. XVII. 3.
naan- 2) Tob. XII. 13.
trad, 3) Tob. II. 12.
4) Job I. et II.
— 20 —
Job te mogen beproeven en God vergnnde het hem. Satan stortte hem dan in de diepste ellende, zonder dat ooit een klaagwoord van de lippen van Job kwam. Andermaal stond de helsehe plaaggeest voor den troon van God. En mi sprak God, als op een toon van fierheid hem toe: „ Hebt gij geen aeht gegeven op mijn dienaar Job cn erkend dat hij wel degelijk rechtvaardig is? Op uw woord heb ik hem beproefd en zie! hij heeft niet gezondigd !quot;
Niet anders heeft God met Joseph gehandeld. De voedstervader van Jesus was te rechtvaardig, dan dat hij niet beproefd zon zijn geworden door het lijden.
Eeeds vroeger (Eerste Deel.) zagen wij , hoe de H. Joseph , toen hij zijne H. Bruid bevrucht zag, in eene allerpijnlijkste droefheid verkeerde, tot dat eindelijk de engel Gods hem het geheim van Maria's bevruchting verklaarde. „ Waarom ,quot; vraagt Eupertus, „ zond God zijn engel, dien Hij toch eenmaal aan den H. Joseph zenden wilde, niet vroeger, in 't zelfde oogenblik, dat die hemelbode aan Maria de blijde boodschaji bracht der mensch-wording van Gods Zoon? Zulks geschiedde,quot; antwoordt hij, „opdat Josejih zou beproefd worden, en het daardoor zoowel aan de engelen des hemels als aan ons men-schen blijken zou, dat hij waarlijk rechtvaardig wasquot; 1).
1) In Matth. Lib. I. Tom. 16S. Col. 1333. n Giuare hunc ipsum an-gelum, qnem tandem missurus erat, non misit antca, tunc scilicet, quan-do misit ad Virginem, quae ei desponsata erat? Videlicet ut tentare-tur, et manifestum fieret tam sanctis angelis, quam nobis hominibus de ipso, quod esset justus.quot;
— 31 —
Even zoo spreekt Chiysostomus: „ Dat de engel niet leerder verscheen, hot was opdat Joseph's deugd zich opcn-Ibaren zonquot; 1). Nog uitvoeriger wordt dit verklaard door ■den H. Bcrnardinus van Siena: „ Terecht stelt men de vraagzegt hij, „ waarom God heeft toegelaten, dat Joseph in die verlegenheid kwam (aangaande Maria's zwangerschap) .... Het was ten derdeantwoordt hij, „ om Joseph gelegenheid te geven tot hoogere deugdbeoefening : dat is, om do gestelde orde van Gods genade en voorzienigheid tevens in acht te nomen en aan het licht te brengen. Want ofschoon God den eersten stap doet met ^de kiem zijner gaven in onze ziel neer te leggen, Hij voltooit zo echter en bewaart ze daar niet, tenzij wij eerst ons om wille dorzelve door inspanning en beproevingen hebben vermoeid, en door zegepraal op zegepraal over die beproevingen ons waardig gemaakt hebben die genaden in de hoogste volkomenheid te ontvangen. Het is immers boven allen twijfel, dat hot voor Joseph zeiven eene uitstekende genade was de bruidegom dor Maagd cn eenigormate Christus' vader te worden en allergemeenzaamst met hen om te gaan. Hij moest derhalve , na het be gin vau deze genadegaaf ontvangen te hebben door beproeving geoefend en goedgekeurd wordenquot; 2),
1) In Matth. I. Tom. 57. Col. 45. //Nam et propter ea, qua; supra dicta sunt, et ut ejus philosophia appareret, adventum suum (augelus) differt.quot;
2) Art. II. Cap. I. //Seel quieritur, quare Joseph pennissus est in-cidere in hoe dubium (de gravedine Maria;).... Tertio propter majo-rem exercitationera; hoe est ad observandum et ostendendum siraul or-
Joseph cltau werd beproefd, zwaar beproefd. En wij weten hoe schitterend hij zijne beproeving doorstond. De engel des Heeren kwam dan ook, om hem te loonen , van den hemel af eu boodschapte hem, dat hij de voedstervader van den Messias zon wezen. Wie denkt hier niet als onwillekeurig aan Abraham, toen, in 't oogen-blik zelf dat hij het slagzwaard ophief om volgens Gods bevel zijn zoon te doen sneven, de engel dien grooten aartsvader toeriep; „ Omdat gij naar mijne stem gehoorzaam geluisterd hebt, zullen in nw zaad alle volkeren der aarde gezegend worden?quot; 3).
Wat wij tot dusverre zeiden, doet ons reeds eeniger-mate den diepen zin beseffen van dat veelomvattend woord der Schrift: „Joseph aidem cum esset Justus: Joseph nu, daar hij een rechtvaardige was.quot; Maar laten wij hetzelve nog dieper nagaan. De bewonderingswaardige deugd van Joseph zal daardoor nog glansrijker in het licht treden.
Den naam van „ rechtvaardige „ door de H. Schrift aan personen van beproefde deugd gegeven, hebben vele anderen met Joseph gemeen. Zoo bijv. een Noe, een Samuel , een David, een Simeon en allen die wij bereids vermeld hebben. Er is evenwel tusschen hunne recht-
dinein gratiui et providontiae Dei; licet enim Deus primo in nobis ini-tiet sua dona, non tarnen ea perfieit et conservat, nisi prins laboribus et tentationibus fatigemur, et per tentationum triumphos gratias eon-summatas promereamur. Constat enim, quod ipsi Joseph gratia summa erat effici Virginia sponsus, et quodammodo Christi pater, ac semper familiarissime eum eis stare. Proinde post inchoatio iem hujus doni de-buit per tentationem exercitari atque probari et approhariquot;
2) Genes. XXII. 18.
— 23 —
'ij vaardigheid of heiligheid en die van Joseph dit kenmer-
)e kend verschil, dat ofschoon- de benaming eensluidend is,
i, zij met oneindig meer recht aan Jesns' voedstervader toe-
d- komt; met andere woorden: Joseph was onvergelijkelijk
er heiliger, dan alle andere heiligen, de grootste onder hen ,
m- tenzij Maria, niet uitgezonderd. —
ds Deze bewering moge bij den eersten opslag overdre-en ven, onnauwkeurig toeschijnen; wij meenen echter dat ar- zij op zeer hechte gronden steunt, die wij onzen goden vruchtigen lezers hier ter overweging voorstellen. Om den aard en do kracht dier bewijsgronden des te beter er- . te vatten, zij ons vooraf eenc enkele opmerking veroorloofd. )rd Ofschoon het één cii dezelfde Geest van God is van 'M, wien do genade en alle bovennatuurlijke gaven als uit Ivc hare welbron in de harten der heiligen nedervloeien; of-'au schoon dat heiligheids-element, als ik zoo spreken mag, en. . steeds één en zich gelijkblijvend van natuur is, is het ian toch veelvuldig te noemen, met het oog op deszelfs uit-Mi- werkscls. Op grond hiervan onderscheiden de godgclee-Sa- den veelsoortige genadegaven, welke de H. Geest in meer-ids dere of mindere mate aan de heiligen mededeelt. Van iht- daar dat de heiligen (en wie noemt hun getal?) aan het gewelf van Gods H. Kerk schitteren gelijk de sterren aan het uitspansel des hemels. Van daar tevens dat zij on-con- der elkander even als die hemellichamen, in glans onder-mma scheiden zijn. God, de grondlegger hunner heiligheid ,
quot;Pquot; doet door die verscheidenheid zelve de schoonheid van
i de- ..
zijn werk des te meer uitschijnen. Het is zijn wil, even
r wijs als heilig, die zijne heiligen volgens dergelijke orde
— 24 —
rangschikt. Hij is het eindelijk, die om deze zoo wonderbare verscheidenheid, deze zoo voortreffelijke orde tot stand te brengen, zijne genade en gaven uitdeelt al naar gelang van het doel, waartoe hij zijne heiligen bestemt.— Willen wij ons nn, vasthoudende aan deze grondstellingen , een juist denkbeeld maken van Joseph's heiligheid, zoo zij hier ons punt van uitgang: de geheel eigenaardige bestemming, die God op aarde aan Joseph heeft toegedacht. En welke was dan de bestemming van Joseph?
Hij zon, volgens Gods eeuwige plannen, hier op aarde Maria's bruidegom en Jesus' voedstervader wezen. — Daar dat dan de bestemming van Joseph was, ó wie begrijpt niet bij voorbaat, dat zijn aandeel in de genade en de gaven Gods ruimer zal geweest zijn dan dat van ecnig anderen heilige; en dus, dat zijne deugd eu volmaaktheid ook die van alle andere dienaren en dienaressen Gods ver, zeer ver zal hebben overtroffen? En moeten wij hem dien voorrang reeds toekennen vooraleer hij met de H. Moeder onzes Heeren in het huwelijk trad, vóór de geboorte des Zaligmakers, — hoeveel meer aanspraak zal hij dan niet op donzelven hebben, wanneer wij acht geven op den nieuwen aanwas van heiligheid, die ontegensprekelijk het gevolg is geweest van een SOjarigcn omgang met den Koning en de Koningin aller heiligen; met Hem en Haar, die de bron en het kanaal aller genaden zijn?
II.
Joseph's ieiligieid bewezen uit zijne voorbestemming ten opzicMe van Maria.
Joseph (zoo had het God bepaald) zou de bruidegom van Maria zijn. Hij zou ecu waarachtig huwelijk aangaan met haar, die van eeuwigheid was uitverkozen om de Moeder van Gods mensehgeworden Woord te wezen. Zoo ooit een huwelijk volmaakt was, zeker dan was het dat van Joseph en Maria.
Keeren we hier met onze herinneringen tot de dagen der schepping terug, om te zien, wat God in het aard-sche paradijs gedaan heeft in 't belang van hot eerste huwelijk, dat op aarde gesloten werd. Eeeds had de Heer hemel en aarde geschapen en voor den toekomsti-gen koning der zichtbare schepping alles in gereedheid gebracht, toen Hij 's menschcn lichaam uit het leem dor aarde vormde en in deszelfs aanschijn den adem des levens blies, terwijl Hij hem, in de overmaat zijner liefde, nog met allerlei gaven der natuur en der genade verrijkte. Zoo stond daar Adam voor zijn Schepper, uitgerust met al hot noodige, om de vader van het mensche-lijk geslacht te zijn en met Gods bijstand in het bezit te geraken der hemelsche glorie. Doch hom ontbrak nog eene gezellin, en zonder haar zou het mensehdom bij zijn
— 26 —
dood niet langer voortbestaan, en zou het goddelijk raadsbesluit, dat namelijk het menschdom blijvend op aarde bestaan zon, niet kunnen worden uitgevoerd. Om die reden was het niet goed, niet doelmatig, dat Adam alléén bleef. God besloot dan hem eene hulp toe te voegen die hem gelijk was, 1) zoowel volgens de genade als volgens de natuur. Volgens de natuur: opdat zij hem eenerzijds dienstig zou zijn in de voortplanting des menschelijken geslachts; anderzijds, om hem het leven te veraangenamen. Volgens de genade: om elkander behulpzaam te zijn in het bereiken van het bovennatuurlijk doel, dat God den mcnsch had voorgesteld. Zonder die gelijkvormigheid op 't gebied der genade zoowel als op dat dei-natuur, ware de vereeniging tusschen ouzo eerste ouderen voorwaar niet in alle deelen volmaakt geweest. En dit kan men toch niet aannemen, terwijl al het overige wat rechtstreeks uit de handen van dienzelfden Schepper is voortgekomen, volmaakt is.
Passen wij dit nu toe op het huwelijk, dat, door tus-schenkomst van dienzelfden God, tot stand kwam tus-sehen Maria en Joseph. Maria moest in een geestelijken zin de moeder worden van een nieuw menschelijk geslacht. Zij moest Dengene baren, in wien alle volkeren moesten herboren en gezegend worden. Ook zij, niet minder dan Adam, de lichamelijke vader van het menschdom, had behoefte aan hulp. Eoeds stond zij daar voor God, heilig en vlekkeloos in hare maagdelijke onschuld. Van hare *
1) Gen. II. 18.
— 27 —
zijde ontbreekt niets meer voor haar goddelijk moeder-sehaj). Doch ook voor haar was het niet goed, niet doelmatig , dat zij alléén bleef. Dan toch zon de duivel het geheim van Jesns' geboorte gekend; de Joden zouden de Moeder onzes Heeren, als van overspel verdacht, ge-steenigd; er zou eene schandvlek gekleefd hebben op de geboorte des Messias. Dit wilde God voorkomen. Daarom sprak Hij op nieuw: Laten wij haar eene hulp maken, zoowel volgens de genade als volgens de natuur aan haar gelijk, opdat hij een liarer waardige bruidegom zij , althans voor zooverre een schepsel, buiten Maria, voor zulke gelijkvormigheid vatbaar is. Die, zoo volgens de genade als volgens de natuur, aan Maria gelijke , moest een man zijn, die als vader van Maria's kind kon doorgaan en als zoodanig voor 't publiek kon handelen ; in wien Maria tevens bij do verschillende lotgevallen haars levens steun, troost cu hulp zou kunnen vinden. Maar dit niet alleen; vooral moest zij in hem een man vinden, die door do inwendige gemoedsgesteltenis zijner ziel de gevoelens van hare ziel kou deelen; in wiens ziel zij de trouwe afspiegeling zag van de hare. Zoo toch betaamde het te zijn in het heiligste huwelijk, dat God zelf als 't ware onmiddellijk heeft tot stand gebracht. Hoe toch zou God in gebreke zijn gebleven om zulk een huwelijk onder alle opzichten volmaakt te doen wezen? Was hier niet zijne eigene goddelijke eer in het sjiel ? Het gold trouwens hier eeue gebeurtenis, waarin Maria op de innigste wijze betrokken was; Maria, zog ik, het pronkjuweel van Gods schepping, dc eerstgebo-
— 28 —
rene dochter des Vaders, in wier ziel Hij reeds al de schatten zijner genaden in al derzelver volheid had uitgestort. Het gold de Moeder vau het goddelijke Woord, dat weldra uit haar zou geboren worden. Het gold de voelgeliefde Bruid des li. Geestes, die haar reeds vooraf met alle hemelscho gaven versierd had om van haar hart cenen zijner godheid waardigen tempel te maken. Van deze zoo uitgelezeue vrouw moest Joseph de bruidegom worden. — Dit in aanmerking genomen, wie stemt dan niet gcreedelijk in met den grooten lofredenaar onzes Heiligen , den H. Bernardinus van Siëna. wanneer hij zegt: „ Beschouwt gij Joseph in zijne verhouding tot de allerheiligste Moedermaagd, dan moet het bij u als zekere waarheid vaststaan, dat deze man vervuld geweest is van de bewonderenswaardigste genadeschatten en deugden, en wel vooral met het oog op zijne echtelijke verceniging met haar. Of hoe kan men redelijkerwijze denken, dat de 11. Geest met de ziel van eene uitstekende maagd zoo innig eene ziel zou vereenigen, die haar niet in deugd volmaakt gelijkend was? Dit doet mij dan ook gelooven, [zoo vervolgt Bernardinus,] dat die heilige man Joseph eene geheel vlekkelooze kuischheid, eene allerdiepste nederigheid , eene allervurigste liefde tot God en den naaste, ccn allerverhevensten graad van beschouwend gebod bezat, en een allerzorgzaamste bruidegom van Maria geweest is.quot; 1) De li. Leonardus a Portu Mauritio spreekt
1) Art. II. cap. I. quot;Per respectum ad sanctam Virginem nccosse est hunc virum fuisse admiraudoc gratiis et virtutis et nuxinie quoad tria,
— 29 —
zich hierover niet minder stellig uit dan de H. Bernar-dinus van Siëna. „ D« verhevene Maagdzegt hij, „ stelde als cenige voorwaarde van haar huwelijksverbond, dat haar bruidegom in alles en onder ieder opzicht aan haar gelijken mocht, in onschuld van zeden en in reinheid van ziel. En nu, gesteld dat dit contract door de handen des H. Geestes is gegaan, wie zal het durven betwijfelen of de H. Maagd ook daarin verhoord word? Wie zal 't in twijfel trekken of Joseph met al die hoedanigheden en gaven en deugden is verrijkt geworden, die van hem een volmaakt gelijkend evenbeeld van zijne bruid Maria maakten?quot; 2)
Zou men het niet onvergeeflijk vinden, indien een vader zijne onschuldige dochter aan iemand verloofde, die, zonder een eigenlijke booswicht te zijn, toch verre beneden haar in deugd stond? Maar als men zulk een gedrag van dien vader zou misprijzen, zoo vraag ik: betaamt het dan niet aan Gods goedheid, dat Hij voor cene heilige jonge dochter, zoo als Maria was, een geheel heiligen man bestemt? Hij trouwens had zich het recht voorbehouden hier zelf keuzo te doen. 't Is derhalve onnoodig te bewijzen, dat Hij een persoon heeft
videlicet, primo quoad raatrimonialem unioncm. — Quomodo cogitare potest mens disercta, quod Spiritus Sanctus taüta unione uniret menti tautie Virginis ahquam animam, uisi ei iu virtute similHmam? ünde credo istum virum sanctum Joseph fuisse mundissimum iu virginitate, profundissimum ia immilitate, ardeutissimum in Dei amore et eharitate altissimum in contemplatione, sollicitissimum illius Virginis sponste suoe.quot;
3) Serin, de S. Jos. 2e P.
— 30 —
gekozen , wiens deugd met die van Maria in ecne geëven-redigde verhouding stond. Herinneren we ons wat de H. Schrift verhaalt omtrent den aartsvader Abraham, toen cr sjirake was zijn zoon Isaac uit te huwelijken. Het was hem volstrekt niet onverschillig wie de vrouw van zijn dierbaren Isaac wezen zou. Ofschoon te midden van het rijke maar goddcloozc Kanaan wonende, wilde hij geene dochter der Kanaanieten als vrouw zijns zoons. Maar hij riep den oppertoezichter zijner dienstknechten tot zich en sprak tot hem: „ Zweer mij bij deu Heer, den God des hemels en der aarde, dat gij voor mijnen zoon geene vrouw zult nemen uit de dochters der Ka-naanieten, in wier midden ik woon, maar dat gij zult optrekken naar het land mijner bloedverwanten en van daar eene vrouw nemen voor mijnen zoon Isaacquot; 1). A-braham maakt gebruik van zijn recht om, naar zijn hart en wcnsch , cene vrouw voor zijn zoon te kiezen; en uit vrees, of zijn dienaar Eliëczer eene vrouw zou zoeken, die niet mot dat vaderlijk plan strookte, doet hij hem zweren zijn wil stiptelijk te zullen uitvoeren. Zooveel prijs stelde hij er op dat de groote naam zijns gcslachts door dat huwelijk ongeschonden zou behouden blijven! — Ook God voorwaar moest er een punt van eer uit maken , voor de Moeder zijns goddelijken Zoons een echtgenoot te kiezen , die in staat was den grooten naam der doorluchtigste Maagd e die dezen Zoon moest baren. in vollen glans te handhaven. Maar God, hierin gelukkiger
1) Gen. XXIV. 1.
— 31 —
dan de heilige aartsvader Abraham, had het in zijne macht dien voor Maria bestemden- bruidegom geheel naar zijn hart te vormen. Ja Hij kon dit; wie zal het ontkennen? En Hij zon het niet hebben gedaan! Is Hij het niet die met eigen hand ook Maria heeft gevormd, maar zoo gevormd naar lichaam en ziel, dat zij eene voor zijn oneindig heiligen Zoon waardige woonplaats werd? 1) zoo gevormd, dat zij een voorwerp van eerbied en bewondering was zelfs voor de engelen, die haar niet naderden dan met den groet op de lippen; „ Wees gegroet, gij vol van genade?quot; Het lag eveneens in Gods macht den H. Joseph te vormen tot een waardigen bruidegom van de waardige Moeder zijns Zoons. Mogen wij dan niet te recht besluiten, dat Hij het ook inderdaad, niet alleen in 't belang van zijn eigen goddelijke eer, maar ook in 't belang van den grooten naam zijns Zoons en dien zijner Moeder gedaan heeft? Had God die kenze aan de men-schcn toevertrouwd, het lijdt geen twijfel of zij hadden den rijkstcn en schoonsten jongeling, die destijds leefde, daartoe gekozen. Zoo ook deed God zijne keus, maar eene keus , die het Hem en Hem alleen gegeven is te doen: Hij koos voor Maria dien echtgenoot nit, die onder alle mannen de heiligste, en als dusdanig Maria het meest waardig was.
Wanneer de H. Gregorins ons wil doen verstaan wat een voortreffelijk man de echtgenoot zijner zuster Gor-gonia was, zegt hij; „ Verlangt gij. dat ik u met één
1) Gebed der kerk: (/Omnipotens sempiterne Deus, qui gloriosiequot; etc.
— 33 —
woord den geheelen man beschrijve? quot;Welnu, —hij was haar man... en ik weet niet wat ik u nog meer behoef te zeggen?quot; 1) Op gelijke wijze schijnt de H. Geest te spreken, wanneer Hij in de Schriftuur den ganschen lof van Joseph te zamen vat in dat eene, maar diepzinnige woord : „ Joseph, Maria's manquot; 2).
Ongetwijfeld was Gods keuze hoogst eervol voor Joseph. Zij is op zich zelve reeds een afdoend getuigenis voor de uitstekendheid zijner deugd. God zelf getuigt in het boek Ecolesiasticus: „ Eene godvreezende vrouw is gelijk aan een rijk erfdeel: zij wordt als erfdeel geschonken aan hen , die den Heer vreezen tot loon voor hunne goede werkenquot; 8). Hoe heilig, hoe vol goede werken moot hij dan niet geweest zijn, hij Joseph, wien de Heer de heilige der heiligen tot echtgenoote schonk tot loon dier goede werken ? De heilige der heiligen, zeg ik, van wie Joseph een volmaakt evenbeeld moet geweest zijn, indien men aanneemt, zoo als wij vroeger bewezen, dat tusschen hen beide inderdaad een volmaakt huwelijk bestaan hoeft. Ik aarzel dan ook niet met den H. Leonar-dns a Portu Mauritio stoutweg te beweren, dat Joseph, reeds vooraleer hij Maria's bruidegom werd, do voortreffelijkste ziel was, die ooit op aarde is verschenen, die
1) Tom 35. Col. 8i'k «Yultis, uno verho virum describam? Vir illius; nee enim seio quid amplius dicere necesse sit.quot; Or. inland, so-roris suee Gorgonise.
S) Matth. I. 16.
3) Eccl. XXVI. 3.
— 33 —
van Maria ('t is schier oniiooclig het er bij te voegen) de hare alléén uitgezonderd 1).
„ Gelukzalig de echtgenoot eener deua'dzame vrouw !quot;2) roept de H. Geest uit in het bock Ecclcsiasticus. Ik dan, o heilige Joseph, roep u toe in de bewondering en de diepste aandoening mijns harten: Driewerf zalig zijt gij, ó allerheiligste echtgenoot van de moeder onzes Verlossers, gij, die tot loon uwer uitgelezen heiligheid verdiend hebt de bruidegom van do gezegendste, de heiligste onder alle vrouwen te worden!
I
I 16
1) Serm. de S. Jos. Ier p.
2) Ecclus. XXYI. 1.
l s
1?
I' 11
a
III.
Joseph's lieiliglieid bewezen uit zijne voorbestemming ten opzicMe van den Grodmensch.
Om de hoogte van Joseph's heiligheid te kunnen afmeten , zeiden wij vroeger, moot men uitgaan van het standpunt zijner bestemming. Deze nu was tweederlei. Optreden als bruidegom van Maria (hierover hebben wij zoo even gehandeld); maar ook — optreden in de wereld als voedstervader van Gods mensehgeworden Zoon, Je-sus-Christus. Met het oog op deze tweede zending, die Joseph werd opgelegd, zullen wij thans over zijne heiligheid gaan spreken, ó Wie erkent niet al dadelijk, dat wij hier den voet zetten op het gebied der geheimen ? Maar als Josejjh's heiligheid ons hier een geheim wordt, is liet dan niet roekeloos dezelve te willen achterhalen? Neon. — Laten wij er ten minste, naar ons zwak vermogen , do meer kennelijke zijde van beschouwen. Die beschouwing zal in elk geval ons met grooteren eerbied bezielen voor den onvergelijkelijken voedstervader onzos Verlossers. En reeds dit is een groot nut te noemen.
W7ij lezen in het Oude Testament, hoe do jongelingen, die als hofjonkers voor den koning Nabuehodono-sor moesten optreden, uit een adellijk geslacht gesproten en naar lichaam en ziel behoorlijk opgevoed moesten zijn.
— 35 —
I Op last van don koning werden dsze uitgekozen onder al dc kinderen Israëls. Drie jaren lang moesten ze eten van de spijzen van 's konings tafel en van 's konings wijn drinken, opdat zij alzoo waardig mochten worden aan het hof van Nabiiehodonosor te worden voorgesteld 1). In die gebeurtenis vinden wij een flauw beeld van het-■ g'een God deed ten aanzien van Joseph. — Eeeds bij zijne ontvangenis begon God hem voor zijne latere bediening, af- die hij aan liet hof van den mensehgeworden Koning des het hemels als voedstervader zon te vervullen hebben, voor lei. te bereiden. Door een dier zeldzame voorrechten name-wij lijk, welke God aan nog slechts twee andere groote man-eld nen selionk, te weten aan den profeet Jeremias en aan Je- Jesus' voorlooper Joannes, werd Joseph reeds toon van die de smet der erfzonde gereinigd eu verrijkt met de hei-lei- ligmakende genade, zoodat hij als een kind van genade, dat 1 als een voorwerp van Gods welbehagen ter wereld kwam. ;n ? Wij hebben dit godvruchtig gevoelen in het eerste deel dt, van dit werkje in het 3de hoofdstuk op onomstootelijkc jn? gronden gevestigd. En dus — zoo besluit ik thans •— 'er- mocht Joseph reeds in den schoot zijner moeder uit dc Die volle bron van Gods genade met lange teugen drinken; ied ontving hij reeds van toen af de kostbaarste gaven van zes den Koning dos hemels en dor aarde en werd in zijne zalige ziel dat goddelijk levensbeginsel neergelegd, dat hem lin- in staat stelde om altoos meer en meer tot een waardigen uo- pleegvader van Gods mensehgeworden Zoon op te groeien.
;en __
jn • 1) Daniel. I.
.
— 36 —
ïoen Salomon den tempel van Jerusalem bouwde bedekte bij de muren van bet heiligdom met bet zuiverste en fijnste goud. Ook de vloer en de zoldering werden met gouden platen bedekt 1). En waarom dat alles ? Om Jebovab, die op de ark des verbonds rustte, eene zijner godheid waardige rustplaats te bereiden. Maar als Salomon zoo bezorgd was, stoffelijke wanden, in wier omgeving God zijne tegenwoordigheid wilde openbaren, aldus met het fijnste metaal te versieren: hoeveel meer moeten wij dau niet aannemen, dat God de ziel van Joseph zal hebben overtogen met bet goud der goddelijke liefde; de ziel van Joseph, met wien Jesus onder een en hetzelfde dak moest wonen; wiens armen Hem zouden dragen ?
Het is eene door alle godgeleerden aangenomene waarheid, dat God zijne genade evenredigt naar de waardigheid, die Hij iemand opdraagt. Welnu, van de allerheiligste Maagd Maria getuigt de 11. Thomas, dat haar goddelijk moederschap eenigermate eene oneindige waardigheid is, om de innige vereeniging die er in de orde dor menschwording bestond tnsschen den oueindigen God en de Moedermaagd 3). Tot diezelfde orde behoort ook Joseph. Als bruidegom van Maria is hij zoo innig met God verbonden , zoo zeer werkt bij tot dc mcasehwording van bet goddelijk Woord mede, dat hij , volgens het woord
1) 3 Keg. VI. 21. 22.
2) I. q. 25 a. 6. ad 4. '/ Dicomlum quod humimitas Christ! ex hoe quod est unita Deo... et B, Virgo ex hoe quod est mater Dei liabent quandam dignitatem infinitam ex bono infiuito quod est Deus.quot;
— 37 —
des H. Franciscus van Sales 1) , de derde persoon der geschapene drieëenhcid is, in welke drieëenheid, volgens den geleerden Suarez 2), de orde der mensehwording zich oplost. Geene waardigheid, buiten die van Moeder Gods, kan dus in vergelijking komen met die van Joseph's va-; derschap! geene genade bij die, welke aan Joseph werd : geschonken, vergeleken worden. Hij is dus na Maria de heiligste onder alle heiligen Gods. — Mot recht roept hier de H. Bernardus uit: „ Uit dien naam, waarmee hij verdiend heeft door God vereerd te worden, zoodat hij, ofschoon maar pleegvader zijnde, toch Gods vader genoemd en als zoodanig gehouden werd, kunt gij afleiden, welk en hoe groot een man deze onze H. Joseph geweest isquot; 3). Immers des te meer zal God don heiligen Joseph boven de engelen en heiligen verheven hebben, naar mate hij een verhevener naam geërfd heeft dan zij. Tot wien trouwens der engelen of heiligen sprak Jesus ooit het zoete woord van vader uit? Zijn zij niet allen dienaren en achten zij zich niet reeds gelukkig genoeg den naam van aangenomen zoon to dragen? Aan één enkele slechts werd het vergund den naam van vader te voeren ; sleehts cén enkele mocht uit Jesus' mond hooren
1) Entrcticns XIX.
3) Disp. VIII. Sect. 1 Xquot; 10. Alia vcro sunt ministcria quae attin-gmit ordinem unionis hypostatics:,... et in hoe ordinc intelligo insti-tutum esse ministerium S. Joseph.
3) Hom. 3. Sup. Miss. Tom. 1 S3. Col. G9: Conjiee tarnen ex hac appellatione, qua, lieet dispeusatoria meruit honorari a Beo, ut pater Dei et dictus et creditus sit... quis et qualis homo fuerit iste Joseph
— 88 —
dat hij zijn vader was, daarom ook werd licm alléén meer geschonken dan allen anderen te zamen. Zoo toch schijnt het aan God te betamen en hierom mogen wij te recht aannemen dat God het werkelijk gedaan heeft, volgens dat woord des II. Augustinus: „Al wat gij volgens irwe gezonde rede begrijpt het volmaaktste te zijn in eene of andere zaak, hond het er voor dat God dit gedaan heeft, Hij, de schepper aller goede dingenquot; 1). Van dit groot beginsel uitgaande , maakt de li. Pranciscns van Sales deze heerlijk schoone opmerking ; „ Men ziet hoe do vorston dor aarde alle zorg aanwenden om aan hunne kinderen een zoo bekwaam mogelijken voogd te verschaffen: zij beschouwen dit trouwens als eene zaak van 't hoogst gewicht. God nu had hot in zijn macht tot pleegvoogd zijns Zoons een man te benoemen, die in alle soort van volmaaktheid uitmuntte, die betaamde aan de waardigheid en voor-trelfelijkheid van den persoon, die opleiding ontvangen moest, dat is : van zijn roemvollen Zoon, die algemecne heerschappij heeft over hemel en aarde. Maar als God dit in zijne keuze had en het doen kon, hoe is het dan aan te nemen dat Hij het niet gewild, niet gedaan zou hebben? Het lijdt dus geen twijfel,quot; vervolgt de Heilige , „ of de H. Joseph is met allo genaden en gaven verrijkt geweest, welke do bediening waarmede de he-
1) Lib. 3. de lib. arbitr. cap. V. Tom. 33. col. li'77 Quidquid tibi vera rationc melius occurrerit scias fecissG Deum tauquam bonorum omnium Creatorem.
— 39 —
mclsche Vader hem belasten wilde, vorderde; bediening die daarin bestond, dat hij voor de tijdelijke en huiselijke benoodigdheden enzes Hecren en de leiding zijner familie te zorgen had. Die familie bestond uit slechts drie personen, welke n het geheim der allerheiligste en aanbiddelijke Drieëenheid voor oogen stellen. Daarmede is niet gezegd, dat er algeheele gelijkheid bestaat tusseheu beide drieëenheden, tenzij in den persoon ouzes Ileeren , die inderdaad een der personen der allerheiligste Drievuldigheid is, (de andere zijn maar sehepselen.) Evenwel kunnen wij ook zeggen, dat het eene aardsche drie-| eenheid is, die eenigermate dc allerheil. Drieëenheid des hemels weerspiegelt; Maria, Jesus en Joseph, — Joseph, : Jesus en Maria, eene drieëenheid die op geheel bijzon-j dere wijze onze achting en huldiging verdient. Leidt hieruit af, „zoo besluit de heilige schrijver,quot; hoe hoog J verheven de waardigheid van Joseph was en hoe vol hij moet geweest zijn van alle deugden.quot; 1)
Maar, vraag ik verder, schijnt niet dc eer van Jesus I zelven het van Hem te vorderen, dat zijn voedstervader boven alle andere heiligen in deugd en volmaaktheid uitblonk? Jesus immers, is Hij niet de heiligheid in persoon? En hoe wilt gij dan, dat Hij zich laat doorgaan als zoon van een man, dien Hij gestadig zijn vader noemt I en als vader eert, zonder dien man vooraf tot een uit-f stekend heilige gevormd te hebben ? Zouden wij het niet onredelijk vinden van een weeskind, wanneer het een
1) Eutretiens XIX.
— 40 —
adellijken persoon tot voedstervader kiezen kon en het niet doen zon? En God, do oneindige Wijsheid, zou niet rijuc keuze bij voorkeur gevestigd hebben op den grooteren zieladeldom , de schitterender heiligheid van Joseph ? Die meer uitstekende deugd in Joseph kon natuurlijk niet anders zijn dan de vrucht van Jesus' overvloedige verdiensten, door zijn bitter lijden verworven. Maar hoe gaarne moet Hij niet dien overvloed van verdiensten in de ruimst mogelijke mate aan zijn dierbaren pleegvader hebben meêgedeeld, aan hem, van wien Hij op zijne beurt zoo vele liefdediensten zou ondervinden!
Indien wij aan Joseph den eersten r ng onder Gods heiligen toekennen, zoo moeten wij, 't is waar, aannemen, dat Jcsus zijn H. Pleegvader in eenc geheel buitengewone orde van zaken heeft geplaatst. Maar ik zie niet, dat wij uit dien hoofde onze meening zouden moeten terugtrekken. Integendeel, dat buitengewone standpunt , waarop wij Joseph hier beschouwen, zet deze meening nog grooterc waarschijnlijkheid bij. Inderdaad is niet het gansche leven onzes Heiligen ecne aaneenschakeling van buitengewone zaken? Zijne zuivering van do vlek der erfzonde reeds in den schoot zijner moeder; bruidegom te zijn van de koningin des hemels; al do voorrechten eens waarachtigen vaders te bezitten zonder zijne maagdelijke kuischheid te verliezen ; van louter liefde sterven en wel tusschcn de armen van Jesus en Maria; uit het graf worden opgewekt om met licha;,m en ziel ten hemel te varen, en zoo veel meer — zijn al die bijzonderheden uit Joseph's loven niet zoovele wonderen en
— 41 —
buitengewone dingen ? Moet het ons dan bevreemden; moet het ons niet veeleer hoogst redelijk voorkomen, wanneer men beweert, dat zijne deugd die der overige dienaren Gods overtreft gelijk de glansrijkste ster aan het uitspansel den glans der overige sterren? Dan toch en dan alleen vormt alles in dat bewonderingswaardige leven een in elkander iluitend schoon geheel.
Dit alles is gezegd ter eere van Joseph. Intusschcn strekt deze lofspraak niet minder tot eer van Jesus, zijn goddelijk pleegkind. „ Immersvolgens Gods eigene verklaring in het boek der spreuken, „ straalt de roem der vaderen op de kinderen over.quot; 1) Hoe roemvoller dus de heiligheid van Jesus' voedstervader gedacht wordt en geweest is, des te hooger rijst in ons oog de roem van Jesus zeiven, onzen gezegenden Verlosser. En vordert nu van ons de liefde, dat wij Hem denken met den hoogstcn roem omgeven; zoo vordert insgelijks van ons do rede, dat wij ons zijn voedstervader denken, omgeven met een eerekrans van heiligheid, waarbij dc de gloriekroon van alle andere heiligen in de schaduw moet staan.
1) Prov. XVII. 6.
IV.
Joseph's heiliglieid bewezen uit zijne samenleving met Maria.
De heiligheid van Joseph, hoe groot wij ons dezelve met het oog op zijne bestemming van bruidegom der allerheiligste Maagd eu van Christus' voedstervader ook mogen denken, heeft ongetwijfeld eene nog veel hoogere vlucht genomen van het oogenblik af, dat hij werkelijk het huwelijk met die heiligste aller bruiden aanging en nog meer, sedert hij met den menschgeworden Zone Gods op dc gcmeouzaamste wijze mocht leven en omgaan. Woordelijk is toen in vervulling gegaan die uitspraak des Heeren: „ Het voetspoor der rechtvaardigen is als een helderschijiiend licht; het rijst op cn groeit aan tot den vollen middagglansquot; 1). Wij mogen hier van Joseph's deugd met den vromen en geleerden abt Eupertus zeggen : „ Was Joseph tot dan toe rechtvaardig; van toen af was hij allerrechtvaardigstquot; 3).
Wij moeten thans een oogenblik nagaan wat Joseph's deugd wou door zijn omgang met Maria en Jesus.
Welken invloed had vooreerst op zijne heilige ziel zijn verkeer met zijne dierbare en heilige Bruid Maria?
I
*
1) Prov. IV. 18.
3) Tom. 163 Col. 1321____ Eatenus vir justus, exitrle justlssimus.
— 43 —
Een eersten zaligen invloed ondervond Joseph van Maria's deugdzaam voorbeeld.
Wie zal het durven betwijfelen? Hoe krachtig - werkend is niet het voorbeeld van anderen op eenieder van ons? Wie weet niet hoe, terwijl tal van kinderen alleen door 't booze voorbeeld hunner ouders volslagen bedorven worden; duizende andere daarentegen bij 't zien en hooren van eeue godvreezende moeder, van een vromen vader , zieh als onwilkeurig en onweerstaanbaar voelen aangespoord tot alle oefeningen van deugd eu ^oede werken ? En wie, die ooit, zij het sleehts gedurende een uur of minder, met een heiligen persoon heeft omgegaan, heeft niet daardoor ccne merkbare verandering of verbetering in dc stemming van zijn gemoed ontwaard? Wat zal het dan niet heilzaam gewerkt hebben op het zoo uitnemend goed gestelde gemoed van Joseph, zoo vele jaren lang met Maria onder één dak te hebben gewoond en getuige geweest te zijn van al hare handelingen!
„ Als zelfs wij ellendige mensehen,quot; zegt de 11. Ber-nardinus van Siëna, „ door samen te wonen met heilige personen, die toch in vergelijking met de allerheiligste Maagd als niets beteckenen, als wij reeds daaruit dikwerf nut trekken in 't belang onzer deugd: wie zal dan verklaren , hoe zegenrijk het te zamen wonen met diezelfde heilige Moedermaagd voor Josejih zal gewerkt hebben ?quot; 1)
^ 1) Art. II. Cap. I. Si nos miseri ex cohabitatione sanctorum virorum qui respectu Virgiuis nihil sunt, soepe tarnen proficimus : quantum i icstimandum est hune cum sacra Yirgine profecisse?
— 44 —
Onophoudelijk had hij haar onder zijne oogen. Dag aan dag, uur op uur, was hij getuige van hare engelachtige zedigheid; van haar onveranderlijke gelatenheid in Gods beschikkingen; van hare liefde tot het gebed; van hare heldhaftige versterving; van hare weergalooze nederigheid en gehoorzaamheid; van haar groot geloof en vooral van hare allervurigste liefde tot God en den naaste.
O wat moet de tegenwoordigheid van zulk een allerheiligst schepsel niet een diepen indruk gemaakt hebben op dat zoo bij uitstek gevoelige hart van dien heiligen bruidegom, die niets vuriger wcnschte dan tot altoos volmaaktere deugd te worden aangespoord; die zoo getrouw was aan de minste goede inspraken der genade! Paulus de Apostel verzekert ons, dat zelfs oen ongeloo-vige man niet weerstaan kan aan den heiligenden invloed van eene geloovige vrouw. „ Immersquot; zoo schrijft hij aan de christenen van Corinthe, „ de ongeloovige man is geheiligd door de geloovige vrouwquot; 1). En hierom spoort hij de christene vrouwen aan om hare mannen, wanneer deze er in toestemmen met haar te blijven wonen, toch niet te verlaten. Ditzelfde schreef de apostel Petrus in zijn eersten brief aan de geloovigen van Klein-Azië: „ Dat de vrouwen onderdanig zijn aan hare mannen, opdat, mochten wellicht ecnige geen geloof slaan aan de prediking van Gods woord, zij door het (deugdzaam) ge-
1) I Cor. VII. li.
— 45 — «
drag lllmnel• vrouwen , ook zonder woord mogen gewonnen worden (voor liet evangelie), wanneer zij namelijk (o vrouwen) uwen reinen en godvrcezenden wandel zullen hebber. opgemerktquot; 1). Zoo waren dan beide deze groote apostelen overtuigd dat het stichtend leven eener brave vrouw mettertijd zelfs op het gemoed eens heidens een zaligen indruk moet te weeg brengen. Maar nog eens, wat zal het da-gelijkseh, ja voortdurend verkeer van Joseph met Maria, van dien man vol levendig geloof met de heiligste vrouw die ooit op aarde leefde, dan niet krachtdadig hebben bijgedragen om dien grooten dienaar Gods tot steeds volmaakter deugd op te wekken! O ! 't ware reeds al te beleedigcnd voor den H. Voedstervader onzes Heeren hieraan ook slechts een oogenblik te twijfelen! Zoo wij den IT. Bemardnms gelooven, begon Joseph die heilzame vruchten van Maria's hoogst stichtenden levenswandel reeds te ontwaren van den stond af, dat hij kennis droeg van Jesus' menschwording in den gezegenden schoot dier allerheiligste Moedermaagd. „ Zoodra de Engel hem had doen weten dat zij van den H. Geest ontvangen had, begon hij zich jegens haar nog nederiger en eerbiediger te gedragen: en het gevolg er van was, dat zijne volmaaktheid er nog grooter door werdquot; 2). Het spreekwoord zegt: dingen waaraan men gewoon raakt, maken geen merkbaren indruk meer. „ ^5
2) I Petr. III. 1. 2.
1) Art. II. Cap. I. Postquam igitur ab angelo certificatus est, quod conceperat de Spiritu Sancto, humiliori ac reverentiori modo conver-sabatur cum sponsa sua: unde major perfectio geuerabatur in eo.
f I
I
■ir' ' ||
im. lï
»
i |
I
i
ifer.
— 46 —
assuctis non Jit passio.quot; Dit woord werd niet bewaarheid ten aanzien van Joseph. Wel verre dat door den omgang met Maria op don langen duur de goede indruk op Joseph's gemoed steeds verzwakte, werd hij integendeel altoos levendiger. Immers iederen dag kwam hare deugd al meer en meer aan 't licht. Want ook van Maria kan in zekeren zin gezegd worden, wat van haar Zoon Jesus geschreven staat; Ook zij nam altoos met hare jaren toe in wijsheid en bevalligheid voor het oog van God en de menseheu 1). Zoo was Maria's levenswijze reeds op zich zelve eene gestadige stille prediking der deugd voor haar opmerkzameu en godminnenden bruidegom.
Het bleef echter uiet bij de bloote beschouwing van Maria's daden ; ook was het Joseph gegeven (cu ó hoe menigmaal !) Maria's heilige samenspraken te genieten. En hoe zoet, hoe hemelseh zalvend, hoe stichtend zullen die gesprekken tusschen die twee heilige echtgenooten niet geweest zijn ! Hoe diep zal niet ieder woord van Maria's lippen doorgedrongen zijn in de ziel van den bij uitstek rechtvaardigen Joseph ! „Is het immers niet,quot; vraagt de H. Bernardus, „ dezelfde Maagd, wier groetenis hen van vreugde deed opspringen, die nog in den schoot hunner moeder waren opgesloten?quot; (Luc. I. 14.) Maar als de ziel van een nog ongeboren kindje reeds wegsmolt van aandoening, zoodra Maria hare stem liet hooreu, vat moeten de engelen des hemels dan wel opgetogen zijn geweest
1) Luc. II. 53.
_ 47 —
iu verrukking, toen zij hare stem mochten hooren, en haar gelaat aanschouwen en hare zoete tegenwoordigheid genieten?quot; 1) En wat moet een Joseph haar bruidegom dan wel van aandoening vervoerd geweest zijn, zeg ik den H. Bernardus na, hij, die gedurende dertig jaren die maagdelijke stem, dat engelachtig gelaat, die allerkostbaarste tegenwoordigheid mocht bewonderen en genieten! Vergeten we niet dat God de H. Geest op geheel bijzondere wijze in Maria's hart woonde en werkte. De genade had dat heilige hart van alle zijden en in alle deelen doortrokken. Het brandde derhalve van het vuur der goddelijke liefde feller dan de harten der Serafijnen. o Welke stroomen vuurs moesten dan niet \iit haren mond vloeien telkens als zij denzelven opende om de gewaarwordingen van haar gemoed in het hart van haar geliefden bruidegom over te storten! De onverschilligste, de meest ijskoude zielen zouden zich door zulk een liefdegloed hebben voelen ontvonken; wat dan te donken en te zeggen van Joseph's ziel, die God meer beminde dan zelfs de engelen des hemels het kunnen?
Treffend is het verhaal, dat de H. Paus en Kerkvader Gregorius ons heeft gegeven van eene samenkomst des H. Benedictus met zijne H. Zuster Scholastica. Be-
1) Serm. I. in Assumfc. B.M.V.Tom. 185. Col. 415. Haec estenim cujus salutationis vox efc ipsos exultare facit in gaudio, quos materna adhuc viscera claudunt (Luc. I. 14). Q,uod dura parvuli necdura nati anima liquefacta est ut Maria locuta est, quid putamus quaenara illa fuerit coilcstiura exultatio, cura et vocem audire et videre faciem et be-nigna ejus frui pnesentia meruerunt?
— 48 —
neclictus, vergezeld van zijne kloosterbroeders, bracht liaar op zekeren dag een bezoek binnen dc muren van haar klooster. Den gansohen dag hadden ze samen gesleten in godvruchtige gesprekken, afgewisseld door lofzangen en gebeden. Bij 't vallen van den avond zettc-den zij zich aan tafel neder. Na een poos, terwijl dc tijd vervloog zonder dat men het bemerkte, daar gezeten te hebben, begon Benedictns er aan te denkon naar zijn klooster terug te keeren. Scholastica echter smeekte hem, hij zou haar het genoegen geven dien nacht door te blijven om tot 's morgens over do gelukzaligheid des hemels te spreken. „ Wat vraagt gij 'daar mijne zuster,quot; sprak Beuedictus, „ weet gij dan niet dat ik gedurende den nacht volstrekt niet buiten mijne cel mag blijven?quot; Hierop legde Scholastica haar hoofd tusschen hare han. den op tafel en begon den almachtigeu God te bidden. Na eenige oogenblikken aldus gebeden te hebben, beurde zij haar hoofd van de tafel op en in 't zelfde oogenblik barstte een vreeselijk onweder uit. Zware stortregens vielen neder en Benedictns was niet in staat naar zijn klooster terug te keeren. „ God vergeve het n zuster,quot; zei toen Benedictns, „ maar wat hebt gij toch gedaan ?quot; — Zij antwoordde: „ Ik heb er u om gebeden dat gij blijven zondt en gij hebt niet naar mij willen luisteren; daarop heb ik mijnen God gebeden en zie! Hij heeft mij verhoord. Nu kunt gij heengaan zoo gij wilt.quot; Zoo zag Benedictns zich gedwongen daar te blijven, en bracht hij den ganschen nacht met zijne heilige zuster door, haar onderhoudende en troostende met allerlei vrome ge-
— 49 —
sprekkcn 1). Zulk een zalig genoegen vinden heilige zielen in het gemoedelijk samensprekcn over God cn goddelijke zaken! De kinderen dezer wereld mogen zich dat wellicht niet kunnen verklaren: geen wonder! Zeker is het dat de kinderen des lichts, zij wier gemoed vol is van God, geen inniger vermaak vinden dan in zich gemoedelijk te onderhouden over het groote voorwerp van hunne genegenheden. Wij hebben hiervan een overtuigend bewijs in de H. Schrift zelve. Hoe gelukkig voelden zich niet Elizabeth en Maria bij hare verwelkoming in het huis van Zacharias. „ Van waar tochroept Elizabeth uit, „ van waar toch komt mij dat geluk, dat de Moeder mijns Hceren mij komt bezoeken ? Gij zijt zalig Maria, omdat gij geloofd hebtquot; 3). En de Moeder des Heeren op hare beurt van heilige blijdschap als opgetogen , roept uit; „ Mijne ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmakerquot; 3). Wie kan ons beschrijven wat er in dat uur in Elisabeth's gemoed omging? Zij wist door den H. Geest dat haar God en Verlosser in Maria's schoot rustte. Zij begreep den zin der woorden van Maria's lofzang en daarom mag men als zeker aannemen, dat nog lang nadat Maria haar lofzang geëindigd had hare gesprekken tot eenig voorwerp hadden het onwaardeerbaar geluk dat haar beiden was te benrt gevallen.
1) Gregor. Lib. II. Dialog, cap. XXXIII. Tom. Cö. Col. 19i.
2) Luc. I. 48. 45.
3) Luc. T. 46, 47.
Eu als we ons zeiven nu eens een oogenblik in dou geest verplaatsen in liet H. Huisje van Nazareth, wat een heerlijk tafereel staat ons daar niet voor oogen'! Ik zie daar den heiligen timmerman afgemat van den arbeid zich neerzetten aan eene sobere tafel, hem door de maagdelijke zorgen zijner H. Bruid Maria toebereid. Het kindje Jesus, stil en zedig, zit in hun midden. Door het armoedig vertrek zweven onzichtbare engelen, opgetogen van verwondering over dit bovenaardsehe schouwspel en allen om strijd bereidvaardig hun menschgeworden God op zijn eersten wenk te dienen. Waarover meent ge wel dat bij dien heiligen maaltijd de onderhoudingen loopen? Indien Josejjh of Maria dc zachte stilte onderbreken die daar gedurig heerseht in die godgewijde woning, twijfel er niet aan, — hot onderhoud loojit over niets anders dan over hun oneindig minzaam kindje Jesus; over zijne onbegrijpelijke liefde tot het gevallen menschdom; over zijne bewonderenswaardige lieftalligheid te hunnen opzichte. Joseph zijnerzijds houdt niet op in 't bijzonder over zijn geluk te spreken, dewijl hij tot Jesus' voedstervader gekozen is; terwijl Maria van hare zijde zicii uitput in dankzeggingen tot God, die ondanks hare nietigheid zulke groote dingen aan haar gedaan heeft. En dan ontboezemde zij voor haren bruidegom haar van liefde overstelpt gemoed in een altoos verrukkelijker Magnificat eu Joseph's stom smolt met do hare te zamen. Moeten wij niet aldus die zoo schoone woorden van den geleerden en vromen Canisius verstaan : „ Hoe gelukkig was niet Joseph, zoo wij bij al zijne overige vertroostingen, die God hem
— 51 —
schonk, ook dit in aanmerking nemen (en zeker dit is wel waarschijnlijk) dat hij mot de heilige Moedermaagd dikwerf en breedvoerig over de heilige geheimen Gods sprak en dan gelijk die rechtvaardige grijsaard Simeon, in den H. Geest opgetogen werd van heilige blijdschap en zijne blijdschap lucht gaf in heilige lofzangen!quot; 1). ó Driewerf zalige Joseph , mogen wij hier wel zeggen, aan wien het vergund werd zoo gemeenzaam en zoo innig met de Moeder onzes Heereu om tc gaan! Geen mensehelijk verstand kan zoo iets achterhalen; geen tong-kan zulk een zielsgenot naar waarheid verklaren! Maar ook wie kan begrijpen, wie beschrijven hoe zeer de ziel van dien waardigen bruidegom bij ieder woord en iederen zangtoon , die van de lippen zijner allerheiligste Bruid hem in de ooreu of liever in het hart klonk, den weêrgloed der goddelijke liefdevlam , die daarin uitstraalde, diep ja diep gevoelde? Hoe zeer dat alles bijdroeg tot Joseph's steeds klimmende heiligina; ?
O O
En dan — is het niet allerredelijkst te gelooveu, dat Maria, bezield zoo als zij was van een zielenijver groo-ter dan die der Apostelen zelve, de vruchten van dezen haren ijver eerst en vóór alle anderen aan haren heiligen en dierbaren bruidegom zal hebben moêgedeeld? Of zou zij hebben nagelaten dien grooten dienaar Gods, in wien zij zulken voortrcffclijken aanleg tot alle deugden
1) Q,ui(l si praïterea, ut est probabile sane, cum eadem Virgine de sacris multum scepeque contulit et in Spiritu Sancto subinde suaviter, ut senex Justus ille Simeon, exultavit et exultando in laudes divinas erupit ?
opmerkte, tot steeds hoor/ere volmaaktheid aan te sporen ? Zou zij hare voorbecldelooze naastenliefde niet op de eerste plaats ten aanzien van hem geoefend hebben, dien zij als haar bruidegom na God, na haar goddelijken Zoon, het meest op aarde verplicht was lief te hebben en ook werkelijk lief had? En wat meer is: dertig jaren laug was die beminde bruidegom schier de eenige aan wicn zij hareu zielenijver toewijdde ! Joseph heeft dus gedurende zooveel jaren al die goddelijke vermaningen van liefde , van ootmoed, van geduld, kortom van dc verhoven-ste deugden in zich als in een brandpunt mogen opvangen. Hij heeft ze opgevangen; hij heeft die tallooze lessen van hemelschc wijsheid in zijn hart bewaard en overdacht ; en Gij, ó God, Gij die alleen het geheim der harten kent, Gij zijt in staat ons te zeggen, met wat eene volmaakte volgzaamheid de II. Joseph daaraan beantwoordde ; met welke reuzenschreden hij daardoor vooruitging op don weg der hoogste heiligheid!
De H. Gregorius van Nazianze spreekt ons van den ijver, dien zijne zalige zuster Gorgonia heeft aangewend, om haren heidenschcn echtgenoot te bekeeren en hij verhaalt ons 3 dat haar ijver daarom des te vuriger was, wijl zij zich verbeeldde, zoo sprak zij , dat slechts de helft van haar hart God beminde, zoolang haar man nog in de sehaduwe des heidendoms voortleefde 1). Zou men niet
1) In Laud. Soror. Gorgon. Tom. 35. Col. Sik Porro eum unum hoc ad omnia accedere cuperet, ut maritus qaoque perficcretur, ut sic foto corpore Deo conseeraretur, ae nou dimidia tantum ex parte per-
w? mogen beweren dat Maria, die het hart van Joseph als
de een deel van haar eigen hart beschouwde, eveneens met en i heilig ongeduld er aan gewerkt heeft om dat hart van
n, Joseph al meer en meer aan het hare gelijkvormig te
ok makeu; dat is gezegd, om in dat hart immer meer de
ug ^ vurigste liefde voor God te doen ontvlammen?
cn | Mogen wij hier niet toepassen wat ons de H. Moeder
n- | Teresia zegt over dusdanige godminnende zielen: „ Als
;f- j zij iemand beminnen, werken zij er op met eene heilige
n- drift om zoo iemand God te doen beminnen, opdat ook
n- J hij door God bemind worde. Zij weten, ik herhaal het,
s- | dat zoo de goddelijke liefde niet in hen woont, do dood
r- J voor immer den band, die hen vereenigt, moet verbre-
3r i ken. 't Is onmogelijk te zeggen hoeveel dergelijke liefde
it ? aan zulke zielen kost. Zij verwaarloozen niets om den
h vooruitgang van den beminden persoon te bewerken. Zij zouden duizenden levens opofferen om dien beminde zei-ven ook slechts het geringste geestelijk voordeel aan te
i brengen, ó Kostbare liefde, die de liefde van Jesus, ons
, cenig goed cn het groote toonbeeld der ware liefde, zoozeer van nabij nabootst 1quot; 2)
1 Men denke echter niet dat Maria bij de uitoefening
t van haren zielenijver ooit uit het oog verloor wat haar
stand van cehtgenoote tegenover haar man van haar vorderde; dat zij ooit vergat hoe haar eerste plicht jegens
fecta disccderet, ipsiusquo aliquid imperfectum rclinqueretur, hoe quo-que preeibus ab eo , qui voluutatem timentium se facit, ae petitiones eorum ad finem perdueit, impetravit.
2) Chcmiu de la perfeet. trad. Bouix. Chap. VII.
i
— 54 —
een bruidegom door God haar als wettig opperhoofd van haar huisgezin aangewezen, was: hem eerbiedig ontzag te bewijzen, ó Neen! Maar juist die kunstclooze eenvoud harer woorden. die diepgevoelde zedigheid van haar uiterlijk gaf aan haren heiligen ijver eeno des te krachtdadiger werking: God zelf had op hare maagdelijke lippen eene overtuigende bevalligheid neergelegd 1) , die des te dieper ingreep in het hart van haar deugdzamen bruidegom , hoe minder aanmatigend haar toon van spreken was. Wat was meer noodig voor eene ziel gelijk die van Joseph, die niet anders wenschte dan volmaakt te weten hoe hij zijnen God immer beter kon dienen, immer beter kon behagen; die overigens innig overtuigd was dat zijne onvergelijkelijke Bruid in alles wat zij hem zeide niets anders zocht, dan hem den overvloed van genade, die hare ziel als overstelpte, in zijne ziel te doen overgaan ?
En wat een machtigen invloed zal eindelijk en vooral Maria's yebed niet hebben uitgeoefend op den reeds zoo heiligen Joseph!
Indien het gebed, het gestadig gebed van welken rechtvaardige ook zooveel bij den Heer vermag, naar het woord der Schrift 2), dat God er niet aan weerstaan kan, ó hoe veelvermogend op Gods hart moet dan niet het gebed geweest zijn van die allerrechtvaardigste onder alle reine schepselen; van haar, die zoo rechtvaardig was, dat
gt;
1) Psalm. XLIV. 3. 3) Jac. V. 10.
— '55 —
zij, volgens den H. Kerkleeraar Bernardus, ons dc zon der rechtvaardigheid gebaard heeft 1) ! Als wilde hij zeggen ; Indien het om zeker van God verhoord tc worden genoeg is dat men rechtvaardig zij in zijne oogen; hoe veel meer moet men dan niet overtuigd zijn, dat zij, die onder alle rechtvaardigen verreweg de rechtvaardigste was, alles van haren God heei't verkregen! De II. Bernardi-nus gaat nog verder en zegt, dat wanneer Maria bad, dit gebed hij God de kracht van een bevel had: „ Alles onderwerpt zich aan Maria's bevelen , alles, zelfs Godquot; 2). ó Ja, zoo is het. En waar is de christen, die zulks uict weet bij eigen ondervinding ? Waar is hij, hoe ongelukkig , hoe groot een booswicht hij ook zijn moge, die niet meermalen Maria's onbeperkte macht bij God heeft ondervonden? „Maar hoe dan,quot; vraagt de H. Bernar-dinus van Siëna, „indien dc allerzaligste Maagd zelfs voor zondaren en booswichten, voor de vijanden haarsZoons, zulke uitstekende genaden weet te verkrijgen; is er dan te twijfelen of zij heeft voor Joseph , voor een zoo liefderijken, zorgzamen en teerhartigen voedstervader; voor den be-schormvoogd harer maagdelijke eerbaarheid; voor haren allerkuischten minnaar de voortreffelijkste gunsten en genadegaven verworven?quot; 1) Hoevele titels trouwens kou
m H
II
I |
i if .
i
li
11
i
i |
m
1) Homil. in Nativ. B. M, V. ïora. 183. Col. 440: Sicut scriptam est; Oratio justi pcuetrat ca;Ios. (Eccl. XXXV. 21.) Et quis justas, si non Maria jnsta, de qua Sol j ustitia; ortus est nobis.
2) Serm. V. de Nativ. B. M. V. cap. VI. Impcrio Virginis omnia famnlantur et Deus.
3) Art. II. Cap. I. Cum B. Virgo tot et tanta impetret peccatori-
I
i I
1 li if É
I li
— 56 —
Joseph niet aanvoeren om Maria te bewegen, dat zij voor hem bidden zou! Was zij niet vooreerst zijne bruid, eu als dusdanig verplicht voor hem te bidden?.— Niemand voorwaar heeft ooit de verplichtingen van liefde, die krachtens het huwelijk tusschen man en vrouw bestaan, zoo stipt volbracht als Maria. Gelijk zij, terwijl zij binnen de muren van Gods tempel te Jerusalem woonde, volmaakt geweest was in haar ongehuwden staat, zoo was zij ook volmaakt in hare hoedanigheid van echtgenoote. Zij vervulde dus ook zeer zeker met dezelfde nauwgezetheid hare verplichtingen van vrouw, waarmede zij weleer de plichten waarnam, die haar staat van maagdom haar oplegde. „ De H. Maagd,quot; zegt de H. Bernardi-dinus van Siëna, „ wist hoe innig de. huwelijksvereeniging was, als zijnde deze gegrond op eene geheel geestelijke liefde. Zij wist dat Joseph haar door den H. Geest zeiven gegeven was tot bruidegom, tot bewaker van hare maagdelijkheid en om in gemeenschap met haar de bezorgdheid en liefde te deelen jegens het allergoddelijkste Kind Jesus. Hierom houd ik het voor zeker, dat zij haren heiligen bruidegom uit gansch de genegenheid haars harten en in alle oprechtheid heeft lief gehadquot; 1). Weibus sceleratis , hostibus Filii sui: quanta putas impetravent charismata huic tam amoroso et sollicitissimo et liliali nutritio, et sponso sui pu-doris, atque castissimo amatori ?
1) Art. II. Cap. I. Et quia noverat Virgo quanta erat unitas ma-trimonialis ;ti spirituali amore, et sciebat istum sibi a Spintu Saucto datum in sponsum et in suïe virginitatia custodem et ad partieipandum secum in charitatis amore et obsequiosa sollieitudine divinissimam pro-lem Dei: ideo credo, quod totius cordis affectu bunc sanctum Joseph sincerissime diligebat.
nu, do liefde openbaart zich door het verlangen naar het geluk des beminden persoons. Eu als onze liefde, zooals van Maria, bovennatuurlijk is, dan stelt dit verlangen zich ten doel, dat God, de eerste bron van alle goed, zich met allen mogelijken invloed aan het voorwerp onzer liefde mededeele. — Hoe vuriger dat verlangen wordt, hoe oprechter de liefde is; des te inniger, des te dringender wordt uw gebed voor zulk een persoon. Nemen wij nu als onbetwistbare waarheid aan, dat nooit eenig man hartelijker en oprechter van zijne vrouw bemind werd dan Joseph van Maria, zoo moeten wij daaruit afleiden, dat niemand ooit meer aandeel heeft gehad in Maria's gebeden clan hij.
De vele liefdediensten, welke Joseph voortdurend aan Maria bewees, waren een andere titel dien hij bij zijne dierbare Bruid kon doen gelden om haar gebed te vragen. — Maria zelve wist dit. Zij voelde zich uit dien hoofde tot dankbaarheid gehouden. En wie had ooit op aarde een hart zoo dankbaar als hot hare ? Ze is dankbaar, zelfs jegens den geringsten harer dienaren voor do kleinste eerbewijzing, voor den nietigsten liefdedienst die haar bewezen wordt. Hierom zegt de H. Andreas, aartsbisschop van Creta; „ De allerheiligste Maagd, milddadig als zij is, schenkt ons gaarne voor de nietigste liefdediensten de grootste gunstenquot; 1). quot;VVnt zal zij dan niet gedaan hebben ten opzichte van haren teergeliefden
Pil
I
1) Orat. III. in Dormit. S. Mariae; Tom. 97. Col. 1102. Libens enim, sanctisshqa cum munifica sit, pro minutissimis raajora retribait.
5
ii
lij. il lltl
A
ft ' '
'•
li
«
p
TH'
— 58 —
bruidegom, van wien zij erkende tallooze en allergewichtigste weldaden genoten te hebben; weldaden, die om Maria's geheel bijzondere positie ten overstaan der booze wereld, die met het geheim van haar wonderdadig moederschap ten eenemale onbekend was, in haar oog terecht eene onbetaalbare waarde verkregen? Immers , zoo als wij bereids in het eerste deel van dit werkje verklaard hebben (Hoofdst. II.), zonder Joseph's tusschenkomst hadde het plan van Gods menschwording niet op eene Gode waardige wijze kunnen voltrokken worden ; zonder hem ware dus Maria niet de Moeder Gods geworden. Dat verder de Joden haar tijdens hare zwangerschap niet steenigden en haar kind niet even a!s de overige onschuldige kindertjes van Bethlehem vermoordden , dat zij in haar huisgezin het benoodigde levensonderhoud had en niet van armoede en ellende bezweek; f-— was het niet aan de liefdevolle zorgen, aan de pijnlijke vermoeienissen van haar heiligen echtgenoot, dat Maria dit alles moest dank wijten? ó Zij wist den prijs van zooveel liefdedaden naar hare volle waarde te schatten! ó Zij beminde dan ook zoo innig haren onvergelijkelijken bruidegom ! En die liefde groeide dagelijks al meer en meer aan, naar dezelfde mate als Joseph zijne goede diensten jegens haar en haar goddelijken Zoon Jesus vermenigvuldigde. Telkens als zij het voorhoofd van haar braven echtgenoot met zweetdroppelen bedekt, of haren kleinen Jesus op zijne vaderlijke armen aanschouwde, klopte haar gevoelig moederhart steeds levendiger van warme, dankbare liefde.
Uitmuntend schoon is hier wederom de opmerking van
den grooten lofredenaar des H. Joseph's, Bemardinus van Siëna. Sprekende van die bedrijvige gedienstigheid des Heiligen in 't belang van Maria en den kleinen Zaligmaker, zegt hij : „ Indien Maria zelfs geen enkel Wees gegroet onbeloond laat, welk eene hartelijke dankbaarheid zal zij dan niet betoond hebben aan hem, dien zij zoo zorgzaam, zoo grootmoedig, zoo getrouw zag arbeiden om haar en haren Zoon te voeden! Ook wist de allerheiligste Maagd vooral op prijs te stellen, dat die heilige man om Jesus' leven te behouden zich aan zoo vele gevaren blootstelde, als hij namelijk Hem naar Egypte voerde en vandaar terug bracht, of met Hem naar Jerusalem ging om de wettelijke plechtigheden te volbrengen, en mot Hem nog vele andere plaatsen bezocht, die men moeilijk zou kunnen aangevenquot; 1). Uit dit alles mogen wij vrij opmaken, dat gelijk Joseph na haar goddelijk Kind de eerste cn voornaamste plaats innam in Maria's hart, hij ook zoo do eerste en voornaamste plaats innam in hare godsvrucht en gebeden.
En behalve dat Joseph de eerste plaats innam in Maria's hart in hoedanigheid van haar grootsten weldoener, had hij de liefde van haar heilig hart nog gewon-
1) Art. II. Cap. I. Si B. Yirgo unum Ave Maria remuneratione vacuum non remittit: quanta cordiali gratitudine respondebat illi, quem cemebat sic sollicite, sic obsequiose ac fidclitcr laborare pro nutriendo ipsara et dilectum filium suum. Maxime quoque ponderabat 15. Virgo, quod sanctus iste pro conservanda vita Jesu, se tot periculis expone-bat, dum scilicet ipsum duceret et reduceret de iEgypto in Jerusalem ad solemnitates legis, et dum fuit cum eo in aliis variis loeis, qui ex-plieari non possent.
— 60 —
nen door zijne persoonlijke , allervoortreffelijkste hoedanigheden en deugden. Yan al die uitstekende gaven, welke God in dien uitgelezen man reeds vóór zijn huwelijk met Maria, had neergelegd en die zich dagelijks meer openbaarden , was Maria onophoudelijk getuige; en hierom werd hare liefde voor haren man dagelijks inniger. Zoo toch moeten wij het verstaan wat de reeds meermalen genoemde Bernardinus van Siena in zijne sehoone lofrede op den H. Joseph zegt: „ Na alles , wat men godvruchtig en redelijk aangaande Joseph en de gezegende Moedermaagd kan aannemen aandachtig te hebben overwogen, ben ik genegen te gelooven, dat de allerzaligste Maagd Joseph niet slechts bemind heeft zooveel als alle andere schepsels te zamen , maar zelfs nog meer: Jcsus allceu, de gezegende vrucht van haren schoot, behoort hier te worden uitgezonderdquot; 1). Tc rccht mogen wij dan met den geleerden Suarez beweren : „ Het is waarschijnlijk , dat do allerh. Maagd uitstekende genadegunsten en he-melschen bijstand aan haren bruidegom , dien zij op gansch eeuige wijze lief had, toegewenscht en door hare gebeden voor hem verworven heeft. Want zoo 't waar is (eu 't is waar), dat de godsvrucht jegens Maria en het aanroepen harer voorspraak een der krachtigste middelen is om van God allerlei genadegaven te erlangen; zou het
1) Art. II. Cap. I. TJnde omnibus compensatis, quae devota atquo discreta mens circa Joseph et Virgiiiem benedictam potest rationabili-ter contemplari, dicere non auderem, quod B. Virgo non dilexerit Joseph quantum omnera aliam ereaturam, vel supra, post benedictum fructum ventris sui Jesum, loquor tamen de sociali amore.
— 61 —
dan niet onredelijk wezen er aan te twijfelen, of Joseph door hare voorbede eene nitmuntende volmaaktlicid en heiligheid heeft verworven? Hij trouwens was haar zoo bijzonder dierbaar; hij koesterde jegens haar eene zoo allertecderste godsvrucht! quot; 1).
Wij zien het: de geleerdste eu heiligste schrijvers stemmen hierin overeen, dat de rechtvaardige Joseph door zijn vertrouwelijken eu liefdevollen omgang met zijne allerheiligste Bruid Maria een aanhoudenden aanwas van rechtvaardigheid, dat is, van volmaaktheid en heiligheid heeft verworven. Vraagt men nu, tot welke hoogte van deugd Joseph daardoor mag gestegen zijn? Zoo geef ik met den H. Franeisens van Sales ten antwoord: tot zulk eene hoogte, dat hij een sprekend afbeeldsel werd van zijne onovertroffelijke heilige Bruid zelve. Ziehier Francis-ens' eigene woorden: „ ö Wat heilige vereeniging, die van Onze lieve Vrouw met Joseph! Die vereeniging had ten gevolge, dat hot opperste Goed van alle eeuwige goederen, te weten Onze Lieve Heer zelf, het eigendom van Joseph werd zoowel als van Onze Lieve Vrouw, 't Is waar, dit is niet op te vatten alsof Jesus het eigendom van Joseph ware uit kraeht der natuurwetten, der natuur die Hij had aangenomen in den schoot onzer glorierijke
1) Disp. VIII. Sect. II. No 1. Acccdit verisimile esse B. Virginem eximia gratia? dona et auxilia sponso suo,quem singulariter diligebat, exoptasse, suisqae orationibus impetrasse. Nam, si verum est (ut re-vera est), unum ex effieaeissimis mediis ad obtinenda a Deo gratiaï do-na, esse devotionera erga Virginem, ejusque intercessionem, qui eredi potest Sanetissimum Joseph, Virgini dilectissimum ae devotissiraum, per illum non obtinuisse exiraiara sanctitatis perfeetionem ?
— 62 —
Mecstercsse, der natuur, die de H. Geest zelf uit het allerreinste bloed van Onze Lieve Vrouw gevormd had, — neen niet aldus, maar volgens de wetten der genade, volgens welke hij aandeel erlangde in al de genaden zijner geliefde Bruid, en die hem voortdurend deden toenemen , maar op wonderbare wijze in alle soort van volmaaktheid. Door de gestadige gemeenschap, die hij had met Onze Lieve Vrouw, met haar die alle deugden be-
zat en wel iu zulken verheven graad, dat nooit een schepsel bij machte is het zoover te brengen, — was Joseph
intussehen degene die haar het dichtst in deugd op zij (ra.
streefde. Verbeelden we ons een spiegel, waarop de zon- aa!
nestralen lijnrecht neervallen, die dezelve volmaakt op- ]10 vangt, terwijl een andere spiegel daartegenover geplaatst is. Deze krijgt natuurlijk de stralen der zon alleen door terugkaatsing; en toch zij spelen zoo levendig er in, dat r men schier niet kan onderscheiden welke dier beide spie-
gels de stralen rechtstreeks krijgt; zoo was het ook hier ic.
gelegen. Ofschoon Onze Lieve Vrouw, als een' allerhel- te
derste spiegel recht tegenover de zon van rechtvaardig- zc
heid geplaatst al hare stralen opving, waardoor in hare )1(
ziel alle deugden en volmaaktheden gekoesterd en ge- jj,
kweekt werden: zoo kaatsten diezelfde volmaaktheden en ie deugden toch zóó volkomen op den IT. Joseph terug,
dat het bijna scheen als ware hij even volmaakt, als hadde tc
hij de deugden in denzelfden hoogen graad als de roem- G volle Maagd, onze Koningin zelvequot; 1). , d
n
Josepli's teiliglieid bewezen uit zijne samenleving met Jesus.
Het is hier de plaats om over den langdurigen omgang van Joseph met het goddelijk Kind te spreken en aan te toonen hoe onze groote Heilige, die reeds zoo hoog in deugd klom door het verkeer met zijne H. Bruid dat hij haar levendig, sprekend afbeeldsel werd, hoe diezelfde Joseph, zeg ik, nog veel meer in heiligheid steeg door zijn dertigjarig te zamen wonen met den oneindig heiligen Zoon van God. Wij vreezen echter, den vromen lezer, indien wij in al te groote bijzonderheden traden, te zullen vervelen, daar wij genoodzaakt zonden zijn, zoo niet juist in herhalingen te vallen, dan toch op de hoofdgedachten terug te komen. Wij laten die bijzonderheden dan liever aan de godvruchtige beschouwingen des lezers zeiven over.
Ongetwijfeld moet het een der kostbaarste voorrechten van Joseph heeten, dat hem vergund werd met den Godmensch Jesus Christus, den Verwachte der volkeren, den Verlosser der wereld, gedurende 30 jaren op den ge-meenzaamsten voet te verkeeren; Hem toen Hij nog kind was, te mogen opbeuren en op zijne armen dragen; Hem
— 64 —
hillooze liefdekussen te mogen geven; tegen zijn vaderlijk hart te mogen drukken; met Hem hetzij bij den arbeid, hetzij bij den maaltijd, te huis en op reis mond aan mond to mogen spreken; getuige te mogen ziju van al zijne bewegingen en handelingen; Hem ziju kind te mogen noemen en zich door Jesus den zoeten teederen naam van vader te hooren geven! . . . Betaamde het o-verigens aan Gods wijsheid en heiligheid, dat Hij Joseph , alvorens deze tot die innige vertrouwelijkheid met zijn ceniggeboren Zoon werd toegelaten, alvorens hij als zijn voedstervader optrad, door de medodeeling zijner voortreffelijkste genadegaven daartoe inwijdde en geschikt maakte: niet minder betamelijk moet het ons voorkomen dat de menschgeworden Zoon van God, thans de pleegzoon Joseph's geworden, een immer meer heiligenden invloed aan zijn zorgzamen pleegvader heeft doen gevoelen. Wel hoe? het zwakke licht, dat de maan van zich afgeeft, heeft reeds zulk eene merkbare werking op de planten en vruchten der aarde; -—• en het zonnelicht met deszelfs warmte, die veel feller zijn, zouden geen invloed daarop hebben? Maria's voorbeeld, Maria's gesprekken , Maria's gebeden — wij hebben het hiervoreu overwogen,— hebben zooveel bijgedragen tot Josejjh's heiliging : en zouden wij dan kunnen gelooven, dat het voorbeeld, de gesprekken, de gebeden van Jesus, de zon aller rechtvaardigheid, zonder vrucht zouden zijn gebleven voor dienzelfden Joseph? Hooren wij desaangaande nogmaals den H. Bernardinus van Siöna. „ Eene tweede ge-nadegunstzegt hij , „ die aan Joseph door God geschonken
65 —
1;:
ar
werd, was met den Zoon Gods te mogen omgaan. Eu nu, oordeel hoe bewonderenswaardig op hem moeten gewerkt liebbeu, van de eene zijde het to zamen wonen met Jesus onder een dak, en vau de andere zijde het gestadig verzorgen van dien Verlosser in al zijne noodwendigheden. Want div, alles moet gezegd worden niet slechts van de allerh. Maagd, maar ook van Jesus. Ook met dezen heeft hij te zamen gewoond; ook dezen heeft hij in al zijne behoeften voorzien en tot loon hiervoor verbazende genaden en deugden erlangd quot; 1).
Wie weet niet hoe van de eerste tijden des christen-doms af het H. Huisje van Nazareth, waar Jesus zoo vele jaren met Maria en Joseph doorbracht, het voorwerp eener bijzondere godsvrucht der katholieken geweest is? Uit alle oorden der wereld reisden vrome pelgrims daarheen, in de stellige overtuiging dat zij binnen des-zelfs muren, ter plaatse waar eertijds de Heilige der heiligen gewoond heeft, schatten van genaden voor hunne ziel zouden vinden. En inderdaad zij werden niet in hunne hoop te leur gesteld. Nog altoos tot op onze dagen toe getuigen zulks die vrome pelgrims, die het geluk hebben dat heilige huisje te Loretto te mogen bezoeken.
Üi m
pi, ij
1) Art. II. Cap. II. Secunda gratia ipsi ccelitus data, fuit conversa-tionis divinalis. Et quantum ad hanc, admiranda debuerunt esse hujus sancti viri duo, quaï ia priecedenti capite dicta sunt, scillicet cohabi-tatio et administratie in omnibus necessitatibus. Non solum referri de-bent ad Virginem, verum etiam ad Jesum, cum quo coliabitando et ei administrando in omnibus necessitatibus suis, admirandas gratias et vir-tutes hic sanctus adeptus est.
— 66 —
Wilt gij hooren wat daar aan den H. Alphonsus wedervoer? Ook die heilige kon, terwijl hij te Eome den dag afwachtte om de bisschoppelijke wijding te ontvangen , niet weerstaan aan den vromen aandrang zijns harten, dat wijd beroemd en gezegend heiligdom te gaan bezoeken. Hij vertoefde daar drie dagen. Gedurende al dieu tijd gaf hij zich nauwelijks een oogenblik rust; vergat hij schier eten en drinken en was hij voortdurend in gebed en beschouwing opgetogen. Hij overwoog tot de kleinste bijzonderheden der plaats. „ Hier,quot; hoorde men hem bij wijlen in verrukking uitroepen, „hier is het goddelijk Woord vleesch geworden ! Hier droeg Maria het goddelijk kind op hare armen!quot; Eens zeide hij tot den pater zijner Congregatie, die hem vergezelde; hij wonschte dien dag alleen te zijn, om meer op zijn gemak de vele geheimen, die dat H. Huisje hem te binnenriep, te kunnen overwegen. Zoo bleef hij dag en nacht zonder slapen , voortdurend in godvruchtige overdenkingen voortgaan. Men zag hem des nachts altoos geknield of leunende tegen de planken zijner bedstee. Toen hij eindelijk Loretto moest verlaten om naar Eome terug te kee-ren, hield hij onder weg niet op over de groote geheimen te spreken, die zijn hart daar overwogen had. Men zag het hem aan op zijn bezield gelaat, dat zijne ziel door de tecderste gewaarwordingen van genade en goddelijke liefde als overmeesterd was.
Zeg mij hier, godvruchtige lezer, wat dunkt u? Als een Alphonsus en zoo vele anderen met hem zulk een overvloed van heilige aandoeningen putteden uit de bloote
herinnering aan Jesus' tegenwoordigheid in zijne vroegere woonplaats van Nazareth;—moeten wij dan niet als onbetwistbaar vaststellen, dat de H. Joseph , die weleer in datzelfde nederig maar gezegend huisje het goddelijke Kind met zijne oogen zag, met zijne ooron hoorde, die met hetzelve sprak en dag aan dag op en neder ging, nog oneindig meer de zaligste indrukken moet ontvangen hebben? Zou niet in zulk een gezelschap de grootste booswicht tot bekeering gekomen en een ijverige dienaar Gods geworden zijn? Hoeveel meer moeten wij dan aannemen dat een godminnend en onschuldig gemoed, gelijk dat van Joseph, de heilige uitwerksels daarvan zal ontwaard en altoos vuriger voor God gebrand hebben! De godvruchtige en geleerde Suarez doet ons dit nog dieper inzien. „ Men ziet hieruit,quot; zegt hij , „ dat na Christus' geboorte Joseph's heiligheid tot een nog veel hoo-geren graad moet gestegen zijn, deels omdat hij Christus grondig kennende door den veelvuldigen omgang met Hem, door zijne gestadige tegenwoordigheid onophoudelijk tot de vurigste liefdeoefeningen werd opgewekt; deels ook, omdat de woorden en voorbeeldeu van Christus zul-ken gereedelijken ingang iu zijne ziel vonden. En men mag het niet quot;betwijfelen, of gedurende al dien tijd is hij door den Zaligmaker op geheel bijzondere wijze voorkomen en geholpen geworpen. Immers, daar Christus zelf beloofd heeft, dat hij die om wille zijns naams een dronk koud waters geeft zijn loon niet zal missen, hoe kan het dan betwijfeld worden of zoovele liefdedaden, die Joseph niet slechts in ziju naam maar aan Hem zei-
— 68 — 4
ven in persoon vemeht heeft, zijn door Jesus nieten- M
vergolden gelaten?quot; 1). Alpt
Ook de H. Bernardinus doet ons begrijpen, hoe Joseph of J( zich die heilige voorbeelden van zijn heiligen pleegzoon ven, ten nutte wist te maken : „ Overdenk ookquot;, zegt hij , „ dat 1 vele Joseph, in al de kinderlijke behoeften en andere teeke- over nen onzer zwakheid, die hij in den goeden Jesus zag, bede de diepte beschouwde en gevoelde der goddelijke onmete- nare lijkheid, die zich , ter liefde van ons, om ons te vormen, te gen ontvlammen en tot nederigheid te stemmen, op velerlei ik 1 wijze tot zulk eene laagte afliet. Wie kan zeggen, hoe- onz zeer de ziel van dezen heiligen grijsaard, wanneer hij dei-dat alles met de oogen zijns liehaams aanschouwde, ver- ma teederd werd, als onze steenachtige harten , bij het over- aar wegen daarvan, bijna bezwijken voor de bovenmatige zoet- Me hoid en liefde en uiterste minzaamheid van Godquot; 2). mc --re(
1) Disp. VIII. Cap. II. No 1. Unde ulterius intclligitur post Chris-
turn natum, longe raajus fuisse Josepho sanctitatis augmeutura, turn -wi quia cum Christum probe cognosceret, illius frequenti conversatione et | ^ continua praesentia, ad frequentissimos et ferveutissimos charitatis actus excitabatur; turn etiam quia verbis et exemplis Christi plurimum mo- | ^ veri poterat. Nec dubitare licet, quin ab eodem fuerit toto illo tempo- bl re singulariter prieventus et adjutus. Nam, si Christus ipse promisit i eum qui propter nomen ipsius dederit potum rquie frigidie, nun perdi-turum mercedem suam, quomodo dubitari potest quin tot charitatis o-pera, non modo in nomine suo, sed etiam sibi ipsi a Josepho fiicta, absque compensatione abire non permiserit? J:
2) Tom. II. cap. II. Considera etiam diligenter, quod in omnibus d infantilibus necessitatibus, et aliis nostne infirwitatis signis, qiue vide- ^ s: bat in bono Jesu, contemplabatur atque gustabat altitudinem divinas im- c mensitatis ad talia pro amore nostro, pro nobis informandis, inflamman-
i
Mogen wij na dit alles niet uitroepen met den H. Alphonsus de Liguori: „ ó Men twijfelc er dus niet aan of Josepi. heeft, door in 't gezelschap van Jesus te leven, onophoudelijk toegenomen in heiligheid en heeft zoo vele verdiensten voor zich'verworven, dat zij die van alle overige heiligen overtroffenquot; 1). „ Het is volstrekt onze bedoeling nietquot; — zal ik er bijvoegen met den H. Leo-nardus a Portu Mauritio — „ de rangopvolging der heiligen in den hemel te willen bejialen. Daar echter allen, ik ben er van overtuigd, zeer gaarne den voorrang aan onzen roemrijken patriarch afstaan, mag ik zeggen, zonder een hunner afbreuk te doen, dat hij in overvloedige mate verrijkt geweest is ;net al de voorrechten, die God aan eenieder van hen afzonderlijk vergund heeft. Besluit hieruit, dat zoo Joannes do Doopor in den schoot zijner moeder geheiligd werd, ook de H. Josejih datzelfde voorrecht heeft genoten, gelijk trouwens de kanselier Gerson met vele anderen beweert, op grond daarvan, dat, terwijl Maria heilig was bij hare ontvangenis, Joseph althans bij zijne geboorte het betaamde te zijn. Besluit hieruit dat zoo Joannes de Dooper zuiver en onzondig bleef, eu nimmer het kleed zijner onschuld bezoedelde, dit eveneens voor Joseph geldt. Immers, volgens den en-
dis atque humiliaudis inultipliciter inclinatam. Quantum putas in liia delinitam animam sancti senis, hiec intuendo oculis carneis, cjuando et saxea nostra corda ista meditando videantur deficere pne suavitatc dul-coris, et amoris et sumnuc diy'iiationia Dei?
1) Preek van den ÏI. Joseph.
— 70 —
gelachtigen leeraar staat hot bij alleu als een onbetwistbaar beginsel vast, dat een uitwerksel des te meer de eigenschappen en de kracht van zijne oorzaak overneemt, hoe het minder verwijderd is van die oorzaak. Aldus is de hitte dos te feller naar mate zij dichter bij den vuurmond is; is het lieht des te helderder, naar mate het min verwijderd is van do zon, en (om zelfs dichters hier aan te halen) het water is des te zuiverder, naar mate het meer nabij de waterbron vlooit; Purius ex ipsofante petuntur aqiiae. Is dit alles zoo, hoe dan te onderstellen dat Joseph, die én door maagschap én door huiselijke bediening van zoo nabij de algemeene bron aller heiligheid raakte, er minder uit zou geput hebben dan zij, die er verder af waren ? Zeg dus niet alleen, dat hij even zuiver was als Joannes de Dooper; maar zeg dat do onschuld en heiligheid zich reeds bij zijne geboorte bij hem aanslooten en hem van de aarde ten hemel ophieven. Zog, dat niet alleen nooit eenige doodzonde de reinheid dier schoono ziel bevlekte; maar dat ook de prikkel der begeerlijkheid in hem verstompt werd, zoodat nooit eenige opwelling van zinnelijkheid zioh tegen de rede bij hem kon opzetten, en hij derhalve niet behoefde te zuchten met Paulus : „ Datus est mild stimulus car nis mecê. De prikkel des vleesches werd mij gegevenquot;. Voeg er nog bij , dat hij door een bijzonder voorrecht met lichaam en ziel ten hemel werd opgenomenquot;. En verder zegt hij nog: „ Wij mogen eveneens de voor. treffelijkheid van Joseph boven alle heiligen en engelen, alsmede zijne verheffing op den hoogsten troon in den
hemel afleiden uit den naam van Vader, dien God hem schonk...„ Maria (zoo hooren. we nogmaals den heilige tot Joseph in den hemel spreken) Maria zal aan de rechterhand van Jesus zijn gezeten en gij , ó Joseph , aan de rechterhand van Mariaquot; 1).
I) Panegir. sur S. Jos. I. Point.
Bevestiging van liet voorgaande en weerlegging der opwerpingen.
Wij mogen liicr dus te rcclit als eindbesluit vaststellen: na Maria komt aan Joseph onder alle heiligen die ooit bestonden, die thans zijn of ooit bestaan zullen, met het volste recht de eerepalm toe.
Om echter deze waarheid, waarop onze godsvrucht, onze eerbied, ons vertrouwen en onze liefde jegens dien onvergelijkelijken Heilige als op haren grondslag steunen in een nog schitterender licht te plaatsen, zij het ons vergund een paar bewijzen aan te voeren, die niet tot een der vijf voorgaande punten konden worden teruggebracht, om daarna tot de wederlegging der opwerpingen over te gaan. De kracht onzer redenecringcn zal aldus op het godvruchtig gemoed onzer lezers, wij vertrouwen het, een des te dieperen en blijvender indruk achterlaten.
Herinneren we ons dan nogmaals het ware standpunt des H. Josephs in het plan van God bij de menschwoi dina: van zijn Zoon Jesus Christus.
De tijd was daar dat het ecuwig Woord des Vaders, volgens de voorspellingen der profeten, zichtbaar op do wereld zou afdalen. Hij zou tot dat einde uit eene moedor geboren worden, die ofschoon maagd blijvende, in
den gehuwden staat leven zou. Er moest derhalve een man gevonden worden met wien zij dat huwelijk zou aangaan. Wie nu zal die gelukkige sterveling wezen op wien Gods keuze zich vestigt ? Wij noemen hem gelukkig, dien man; hem toch zullen de gelieimen der mensch-wording van Gods Zoon worden toevertrouwd, hij zal daardoor in de innigste gemeenschap treden met God; aan hem zal God door middel zijner engelen menige lastgeving toevertrouwen; hem zal het vergund worden tegenwoordig te zijn bij do geboorte van het goddelijk men-schenkind . m het met do herders te aanbidden; hij zal het moeten besnijden en zijne eerste bloeddroppels opvangen ; hij zal hot den naam van Jesus geven, een naam dien de hemel aan den Yerlosscr der wereld had voorbehouden; hij zal gedurende deszelfs kinderjaren in al zijne behoeften tc voorzien hebben; zal Hem moeten helpen en ondersteunen waar zijne zwakke krachten te kort schieten; zal mot hetzelve naar Egypte moeten vluchten om het van den dood te redden; zal het op zijne armen moeten dragen en koesteren en kussen en tegen zijn boezem drukken. Aan dat kind zal hij den naam van zoon geven, terwijl deze wederkeerig hem den zoeten naam van vader geven zal; kortom hij zal met den Zoon van zijnen God op de innigste, vertrouwelijkste wijze hebben om te gaan en ingewijd worden in al zijne geheimen. Hij zal met dat goddelijk kind als het grooter geworden is werken en zwoegen; onder één dak mot zijn God wonen, eten en rusten — en dat alles : dertig volle
6
■ W K
iÏl li 1
lil i
m li
iit iii
It
fm: ffl
flj fc
1
li li
a
sl
— 74 —
jaren lang .... Sterft lüj eindelijk, die vertrouweling van .Tesns, hij zal sterven van louter liefde en wel in de armen zelve van Gods Zoon. — Bij al die gunsten zou hij nog deze smaken, dat hij ook in de innigste betrekkingen staan zou met de Moeder van dien Godmensch; deze toeh zou zijne Bruid wezen en als dusdanig met hem omgaan ; lief en leed des levens met hem deelen; hem de diepste en belangrijkste geheimen haars harten toevertrouwen ; met hem zorgen en lijden; met hem in den vreemde vluchten; hem vergezellen op al zijne tochten en reizen ; terwijl haar man zijnerzijds voortdurend getuige zal zijn van al hare uitstekende hoedanigheden, gaven, goede werken en deugden. Ook zij zal haar man bij zijn verscheiden bijstaan en zijn laatsten adem opvangen. Ziedaar hoe de alwijze voorzienigheid Gods beschikt had over dien bij uitstek bevoorrechten man , aan wien het voorbehouden was de pleegvader van het menschgeworden
Woord, de bruidegom van Diens Moeder te zijn.....
Wat nu is geloofwaardiger, dan dat diezelfde God, die al zijne plannen op de volmaaktst mogelijke wijze ten uitvoer brengt en de middelen steeds aan het doel even-redigt, dien gezegendsten onder de mannen door de instorting der overvloedigste genaden daartoe heeft waardig en vaardig gemaakt ? Maar wat is tevens geloofwaardiger, dan dat Joseph zich die vele middelen van heiliging, welke hem door zijne betrekking van Bruidegom en Voedstervader ten aanzien van Gods Zoon en dezes Moeder dertig jaren lang werden aangeboden, op de volmaaktst mogelijke wijze heeft ten*nutte gemaakt? „Jo-
— 75 —
scpli heeftquot;, zegt hier de Gz. Petrus Canisius, „ gelijk het Evangelie zelf ons verzekert, den eervollen naam, dien geen sterveling ook met hem deelon kan, den naam van vader van Christus en van man van Maria ontvangen. Ook dit is tevens buiten alle kijf, dat hij zich beide die eere-namen waardig gemaakt heeft: zoo rechtvaardig en tecder van geweten was hij, dat bij liever alle gemeenschap met do allerheiligste Maagd zou hebben afgebroken , dan aan eens anders zonde, waarvoor hij volgens eenigeu vreesde, de minste toestemming, begunstiging of bescherming te ver-leenen, of minder volmaakt de goddelijke wet na te komenquot; 1). Zoo geheel bovenmenschelijk had de genade en de deugd den H. Joseph doen worden , dat hij met Jcsus en Maria eene niemve heilishcidsorde en met hen eene aardsche drieëenheid vormde , eene aardsche drieëen-heid, die de wezenlijke Drieëenheid des hemels op treffende wijze afbeeldde. Wij hebben dit denkbeeld reeds vroeger uiteen zien zetten door den grooten vereerder des H. Joseph's, Franciscus van Sales.
■ lm
Doch laten wij hierover nog den geleerden Cornelius a Lapide hooren: „ Er was dan op aarde eene allen lof waardige, ja eene bcmelsohc en goddelijke familie, in welke Joseph de huisvader, en dus do aanvoerder en be-
iH
quot;1 A
1) Joseph nomen pricclarum nullique mortaliura comnumicandum, ut Christi Pater et Vir Mariae in evangelio appellaretur, accepit. Nee du-bi um , quin utroque titulo et honore (lignum se pnestiterit; adeo Justus et lequitatem amans, ut SSrase Virgini nuneium mallet reraittere, quara alieno peeeato quod metuebat, ut quidam sentiuut, eonsensum, favorera, aut patrocinium ullum pnebere, legique divime minus satisfacere.
— 76 —
stuurdcr was, de huismoeder was de allerz. Maagd; Christus de zoon. Hier woonden de drie hoogste en voortreffelijkste personen der gansche wereld. Vooreerst Christus , die immers God en mensch is; vervolgens de goddelijke Moedermaagd, zij die met Christus allerinnigst verbonden was als zijnde deszelfs natuurlijke moeder ; ten derde Joseph, die Christus' voedstervader was. En om die reden — zoo vervolgt die vrome schrijver — komt aan Christus de goddelijke vereering toe, waardoor hij eene goddelijke hulde ontvangt, aan Maria de zoogenaamde hyperdulie en aan Joseph de vereering van den hoogst mogclijkcn heiligen-cerdienst.quot; En eenige regels verder zegt hij nog ; „ Deze familie was derhalve als een aardsehe hemel bestaande uit drie personen, die men juister lichamelijke engelen dan menschen zon moeten noemenquot; 1). Men merke zorgvuldig de uitdrukking op „ den hoogst mogelijken heiligen-eerdienst.quot; Een enkel woordje ter verklaring van den zin daarvan zal gewis niet nutteloos wezen. De katholieke Kerk volgt in hare openbare godsdienstplechtigheden ter eere van Jesus, Maria en de heili-
1) Comment, in Matth. I. 1G. Una ergo in terri» dignissima, imo coelestis et divina erat familia, in qua paterfamilias, ideoque pneses et rector erat Joseph; materfamilias B. Virgo; iiJius vero Christus. In hac igitur erant tres summae et exeellentissimae totius ortis persontc; primo Christus, utpote Deus et homo; secuudo Virgo Deipara Christo con-junctissima, quasi mater naturalis; tertio Joseph quasi pater Christi ma-trimonialis. l|ac de causa Christo debetur cultus adorationis et latriae; B. Virgini hyperduliae; Josepho sumnue duliaj. — In v. 18. Fuit ergo hsec familia quasi coelum quoddam terrenum trium non tam hominum, quam corporeorum angelorum.
— 77 —
gen, wier feest gevierd wordt, een vastbepaaldon regel, dien wij niet beter weten te verklaren, dan door de woorden van den geleerden Haine aan te halen, die dit pnnt voortreffelijk heeft behandeld: „ De zoogenaamde heilige of godsdienstige eeredienstzegt hij , „ wordt bewezen om de bovennatmirlijke voortreffelijkheid eens persoons. Deze is wederom of van opperste of van ondergeschikte orde. De opperste eeredienst (de strikt genomen godsdienstige, ook Latria geheeten) wordt bewezen om goddelijke of ongeschapene voortreffelijkheid; hij komt derhalve alleen aan God en aan de heilige menschheid van ,T. G. toe, als zijnde deze persoonlijk iret het goddelijk Woord veree-nigd. De ondergeschikte eeredienst wordt iemand bewezen om eene bovennatuurlijke voortreffelijkheid die geschapen en van God bij wijze van mededeeling afkomstig is. Is deze gemeen aan velen, dan noemt men denzelven: Bulla of gewone eeredienst. Dusdanige eeredienst heeft plaats bij de aanroeping en de vereering der heiligen. Is deze voortreffelijkheid niet alleen uitstekend, maar volstrekt eenig in haar soort, zoo als wij ze zien bestaan in de allerheiligste Maagd, in haar, die om hare waardigheid van Moeder Gods zoo ver boven alle engelen en hoili-gen uitsteekt, dat wij haar onze Meesteres cn Koningin kunnen noemen, dan heet die eeredienst: Ilyperduliaquot; 1).
1) Haine. De hyperdolia ejusque fundamento, Dissertatio. Pag. 6. Cultus (lucm sacrum seu religiosum vocant, ob supernaturalem execllen-tiam priestatur, ipseque rursus, modo supremus, modo subordinatus est. Supremus seu striete religiosus, qui et Latria dicitur, exhibetur ob ex-
— 78 —
Wanneer Cornelius a Lapido nu beweert, dat men aan den H. Voedstervader onzes Hoeren den hoogst mogelijken heiligcn-eerdienst behoort te bewijzen, geeft hij ons te verstaan, dat Joseph aanspraak heeft op al de huldebetuigingen , die aan de gewone heiligen gebracht worden, alleen dit uitgenomen, wat de vereering der Moedor Gods geheel eigenaardigs heeft.
Dit vroom gevoelen van den geleerden Cornelius a Lapido was ontegensprekelijk door alle eeuwen der Kerk heen dat van allo ware katholieken. Het wachtte slechts een gunstigen tijd af om zich plechtig en krachtig voor de wereld te openbaren. Die tijd is aangebroken, want den 8 December 1870 heeft Z. H. l'ius IX den H. Joseph tot Patroon der gansche Kerk verheven , eene oer aan geen anderen heilige na Maria geschonken.
lm
den ' mede Chris i groot | is h( i na ara den ] | feest Voor Ik in d na, perse 1 zag
\ gezai
den te 1 nen, ; versi Lapi gt;1 voer mee! 1 twiji ■ ande Indi
Zal het thans nog noodig wezen den vromen lezer tegen zekere schijnbare moeilijkheden te wapenen, die hem wellicht kunnen weerhouden ons gevoelen omtrent Joseph's uitstekende heiligheid onvoorwaardelijk te omhelzen ? Welaan dan, laten wij ze trachten op te lossen.
cellentiam divinam scu incrcatam, solique Deo competit et sanctrcjesu Cliristi humanitati, prout personaliter Divino Vcrbo unita est. Subor-dinatus vero tribuitur ob exeellentiam supernaturalem creatara, a Deo participatara, quue si fuerit commuuis, cultus Dulia. nomine designa-tur, qualis locum obivit in invocatione et veneratiom; sanctorum. Ubi autem excellentia non modo fuerit eminens sed singularis prorsus suo-que genere emicat qualis in Virgine Beatissima conspicitur, qutc ob dignitatem Matris Dei ita prsestat Angelis et Sanctis omnibus, ut dici pos-sit Domina et Kegina nostra, cultus Hyper dulia vocabulo insignitur.
1)
— 79 —
Indien Joseph in de meening der Kerk inderdaad voor don lieiligsten ouder alle heiligen doorgaat; hoe is daarmede te rijmen, de zoo nadrukkelijke verklaring van Christus, dat „ onder de geborenen uit de vrouwen geen grootere is opgestaan dan Joannes de Dooper?quot; 1) Hoe is hot te verklaren, dat in do Litanie aller Heiligen de naam van Joseph geplaatst is achter dien van Joannes den Dooper ? Hoe eindelijk is het te verklaren, dat Joseph's feesten minder luisterlijk gevierd worden dan die van den Voorlooper ouzos Heereu?
Ik antwoord. Als wij zeiden: de H. Joseph overtreft in deugd en volmaaktheid, op uitzondering van Maria na, al de overige heilige;.!, gaven wij niet ouzo eigene persoonlijke meening, maar beriepen wij ons op het gezag van heilige en geleerde sehrijvers. Ja, op hun gezag houden wij het als zeker vast, dat Joseph zelfs dou grooten Voorlooper des Messias in heiligheid verre te boven gaat, en dit op grond der degelijke redenen , die hiervoor aangehaald werden door twee niet te versmaden godgeleerden, Suarez namelijk en Cornelius a Lapide, wier woorden wij reeds vroeger hebben aangevoerd. Ook de H. Alphonsus hooft zich hierover op do moest stellige wijze verklaard, als hij zegt dat hot geen twijfel duldt, of Joseph's verdiensten hebben die van «We andere heiligen (dus ook die van Joannes) overtroffen. Indien immers de loer der godgeleerden waar is, zegt
1) Matth. XI. 11.
— 80 —
hij, dat aan de meerdere maat van verdiensten cene meerdere maat van genaden beantwoordt, lioe zouden wij dan niet aannemen, dat hij , die boven allen heeft uitgemunt in verdiensten, evenzeer in volmaaktheid en deugd, die immers het product zijn der genade , heeft uitgemunt? 1) Werd ons dit vroeger niet even stellig te verstaan gegeven door den H. Franciseus van Sales, toen hij verklaarde , dat de deugden der Moeder Gods zoo volmaakt in Joseph's ziel als in een spiegel weerkaatst werden, dat men tussehen beider heiligheid te nauwernood eenig verschil kon bespeuren? Wie zal zulks van de heiligheid des li. Joannes durven staande houden? — Ook de H. Leonard us a Portu Mauritio, wij hebben het bereids opgemerkt, was deze meenig toegedaan.
Wij willen ons kortheidshalve bij deze weinige getuigenissen bepalen. Het ware overigens niet moeilijk er vele andere bij te voegen. Want alle christelijke schrijvers der twee laatste eeuwen zijn het hieromtrent met elkander volmaaktelijk eens.
Doch komen we tot de rechtstreeksche oplossing der hiervoor aangegevene bezwaren.
De eerste schijnbare tegenstrijdigheid ligt daarin, dat Christus onze Heer verklaard heeft: Joannes de Dooper zou de grootste zijn onder alle kinderen der vrouwen. Ziehier wat de geleerde Suarez, aangehaald door Bene-
1) Preek over dea H. Joseph.
— 81 —
dictiis XIV, en deze geleerde Paus zelf bij die plaats van het evangelie aanteekenen. Uit den geLeelen samenhang van Jesus' rede, zeggen zij , blijkt het, dat Hij zijn heiligen Voorlooper als den grootsten aller profeten wilde verheffen; en dus, voegen zij er bij, slaat zijne vergelijking alleen op de heiligen des Ouden Verbonds, niet op de heiligen der Nieuwe Wet. Joseph nu moet onder de heiligen des Nieuwen Testaments gerekend worden. Dus, zoo besluiten zij , wordt door deze vergelijking de H. Joseph geheel en al buiten spel gelaten. Men kan derhalve uit dit gezegde des Zaligmakers niets ten zijnen nadeele opmaken. Doeh hooren we hen. „ Suarez houdt het voor waarschijnlijk,quot; zegt do geleerde Paus Bened. XIV, „ dat de H. Joseph eene volmaaktere genade heeft ontvangen dan de II. Joannes de Dooper zelf; dit trouwens volgt uit deze zijne woorden (in 3 jjart. D. Thom. Tom. 2 Disput. 8 Seet. 2. pag. 80. Col. 2): „ Het is waarschijnlijk , dat Joseph eene volmaaktere genade heeft verworven dan Joannes de Dooper, als hebbende hij eene voortreffelijke]- bediening vervuld en meerdere geschikte gelegenheden gehad om in genade en liefde aan te groeien, wat overigens daardoor bevestigd wordt dat God de genade overeenkomstig iemands bediening en waardigheid uitdeelt, zoo als in de aangehaalde plaatsen de H. Thomas zegt. Welnu wij hebben het bewezen, dat Joseph's bediening daarom voortreffelijker was, omdat zij tot eene hoogere orde behoorde. Moet het dan bevreemden, indien hij eene volmaaktere genade heeft vorkre-
i
k |
U';, li
If
m
II ö
i |
I
ia
V J • { f :i ■
J-jlV
i'l'-r
gen?quot; 1) Tot nadere bevestiging dezer leer voert de grootc Pans ook Cornelius a Lapide aan, die in zijne verklaringen over het lstc Hoofdstuk van Mattlucus aldus spreekt: „ Joseph bezat eene uitmuntende heiligheid en werd door God toegerust met uitstekende natuur- en genadegaven; en wel zoo zeer dat er destijds geen man zoo heilig of zoo waardig was om met de Moeder Gods verloofd te worden. Van daar, dat Franciscus Suarez als waarschijnlijk houdt, dat Joseph in genade en glorie do Apostelen ja ook zelfs Joannes den Dooper voorbijstreeft, als zijnde zijne b 'diening voortreffelijker geweest dan de hunne. Immers vader en voogd van Christus te wezen is meer dan zijn heraut en voorlooper te zijnquot; 2). Dit alles hou-
1) Lib. IV. P. 3. cap. 20. No-il: Probabile existimat Sanctum Josephum perfectiorem gratiam obtinuisse ipsomet S. Joanne Bap-tista, uti desuraitur ex his ejus verbis in 3 part. D. Thomse, Tom. 2. disp. 8 scct. 2. paj?. 80. col. 2.quot; //öuia probabile est, Josephum perfectiorem gratiam esse assequutum quam Joannem Baptistam, quia ex-celleutius munus habuisse videtur, et majorem opportunitatem, plures-que occasioncs crescendi in gratia et caritate: et hinc sumitur coufir-matio, quia Deus confert gratiam ministerio et dignitati accomodatam, ut iisdem locis citatis Divus Thomas dicit. Sed ostendimus, probabile esse, Josephi munus eo fuisse excellentius, quod ad altiorem ordinem pertinuit. Q,uid ergo mirum, quod majorem gratiam acceperit ?
2) L. cit. // Sequitur Cornelius a Lapide in Comment, in Matth. Cap. I pag. 48. in line editionis Antverpiensis. Q,uinto Joseph fuit eximiai sanctitatis, ac eximiis naturaj et gratiae dotibus a D30 instructus j adeo-que illo saeculo non fuit vir sanctior, aut dignior qui Matri Dei des-ponsaretur, unde Pranciscus Suarez probabiliter opinatur, Josephum in gratia et gloria antecellere Apostolos et Joannem Baptistam, quia ejus officium illorum officio priecellebat j plus enim est esse Patrem et Rec-torem Christi, quam Prieconem et Prieciirsorem ej usdem.quot;
— 83 —
den Snavez en a Lapide staande (voegt Benedictus er onmiddellijk bij), niettegenstaande die schriftuurplaats bij Matth. XI: „ Voorwaar zeg ik u, onder de geborenen der momcen is geen grootere opgestaan dan Joannes de Booper: eu toch hij die de minste is in het rijk der hemelen is grooter dan /lt;y;quot; niettegenstaande ook die plaats bij Lucas VII: Want ik zeg u, niemand onder de kinderen der vrouwen is grooter profeet dan Joannes de Booper; en toch hij die de minste is in Gods rijk, is grooter dan hijquot; 1). „Immers — vervolgt de geleerde Paus — volgens de bovenaangevoerde gezegden behoort Joseph tot het Nieuwe Testament. De waardigheid van den II. Joannes den Doojdci-, waardoor hij de overigen te boven gaat, waardoor hij allen overtreft, waardoor hij uitsteekt boven de Profeten, gelijk Augustinus zich uitdrukt (Serm. I. in Pesto S. Joa. Bapt.), en de Patriarchen achter zich laat, die waardigheid wordt in betrekking tot de Vaderen des Ouden Verbonds beschouwd, gelijk dan ook na Hiero-nymus , Maldonatus op Matth. XI heeft aangeteekeud. „Ik antwoord derhalve kort en duidelijk dat Joannes, zooals Hieronymus leert, hier niet onvoorwaardelijk met allen, maar met de heiligen des Ouden Verbonds wordt vergelekenquot;. Cornelius a Lapide — zegt Benedictus — bevestigt dit alles in het aangehaalde Iloofdst. XI. van
1) L. cit. No 43. quot; Haud urgente illo Matthiei cap. XT. // Amen dico vobis, non surrexit inter natos inulierum major Joanne Baptista ; qui I autem minor est in regno ccclorum, major est illo.quot; Nee altero Luese I Cap. VII. //Dico enim vobis, major inter natos mulierum Propheta Jo-| anne Baptista nemo est; qui autem minor est in regno Dei, major est illo.quot;
— 84 —
Matth. door deze woorden: „ Christus noemt dus hier Joannes den grootsteu van allen ; anders toch zon hij hieruit onjuist afleiden, dat Joannes meer is dan profeet; dit immers wil hij betoogen. Versta dit dan van de nien-schen des Ouden Verbonds, van al het voorbij zijnde tijdsverloop tot aan Christus toequot; 1). En opdat dc lezer niet twijfele of Benedictus ondanks die vele aanhalingen van andere schrijvers zelf wellicht dit gevoelen niet aankleeft, voegen wij er bij: ook hij maakt bepaaldelijk het gevoelen dier schrijvers tot hot zijne wanneer hij t. a. p. N0 56 zegt; „Wat den H. Joannes den Dooper aangaat, 't is onnoodig die uitspraak van hot elfde hoofdstuk van Matth. aan te halen: „ er is onder de gobore- Fesi non der vrouwe)] geen grootere opgestaan dan Joa. de - zelf( Dooperquot;. Immers dit gezegde moet verstaan worden van die do heilige]! des Ouden Testaments en derhalve zijn hier don noch Christus onze Heer, noch de allerzaligste Maagd,
1) L. cit. Sanctus etenim Joseph ex supradictis ad Novum pertinet Testamentum; Sancti autera Joannis BaptisUe dignitas, qua prascellit caeteros, emiuet supra universos, autecellit Prophctas, supergreditur Pa-triarchas, uti loquitur S. Augustinus (Ser. I. in Pesto S. Joa. 13apt. Pag. 373. Tom. 10. edit. Lugdun.) refertur ad Patres Veteris Testamen-ti, quemadmodum post S. Hieronymum notavit Maldonatus in Matth. Cap. XI. pag. 233. Breviter igitur et facile respondco, Joannem, quemadmodum Hieronymus doeet, non cum omnibus, sed cum solis sanetis quot;Veteris Testamenti comparari. — Confirmat Cornelius a lapide in cit. Cap. XI. Matth. pag. 2il'. Tacite ergo Christus hie Joannem vocat omnium maximum; alioquin enim non recte hinc concluderet, Joannem esse plus quam Prophetam, quod tamen probare inter dit. Intellige hoc de hominibus Veteris Testamenti, pnecedentis scilicet saeculi usque ad Christum.
— 85 —
noch de heilige Apostelen er in begrepenquot; 1). Eeods vroeger had die beroemde Pans geleerd dat Joseph te recht als eon heilige der Nieuwe Wet moet beschouwd worden. Ziehier zijne woorden: „ In den eigenlijken en volstrekten zin kan men niet zeggen dat de li. Joseph tot het Onde Verbond behoort, zooals Suarez geleerd heeft (in 3 part. D. Thomee Tom. 3 Disp. 8. Sect. 1). De bediening van Joseph behoort niet tot hot Nieuwe Verbond, maar eigenlijk ook niet tot het Oude; zij slaat op beider Stichter, op den Hoeksteen die beide aan elkander I sluit.quot; „ Diezelfde mceningzegt Benedictus, „ wordt ook ; gevolgd door den reeds meermalen vermelden Guyet (de Pestis propriis Sanctorum Lib. I. Cap. 5 qusest. 8.)Het-: zelfde houd ik met nog meerder recht staande omtrent die heiligen, welke men, ofschoon ze vóór Christus' lijden en dus vóór de stichting van het verbond der genade gestorven zijn, niettemin vooral daarom tot het tijdvak des evangelies moet rekenen, wijl zij door den evangelist zeiven geprezen worden; of althans door bloedverwantschap of maagschap in nauwe betrekking met Chris-: tus zelven staan. Dergelijke zijn ; Zacharias en Elisabeth, de grijsaard Simeon en de profetesse Anna, om niet te ,j gewagen van Joachim cn Anna, de allerheiligste ouders der Moeder Gods, of van Joseph haar allerkuischsten brui-
|
fi i
lij
P
ij
ff
i|l
i
iK
! ■! j
j'g i ]■:
m
ff-
I
i
1) L. cit. N. 56. Nee vero, quod attinet ad Sanctum Joannem Bap-tistam, necesse est confujjcro ad illuil Matthsei Cap. XI. Kon surrexit I inter natos mulierura major Joanne Baptista. Cum enim hoe intclliga-tur quoad Sanctos Veteris Testamentij nee Christum Dorainum, nee Beatissimam Virginern, nee Sanetos Apostolos comprehendit.
ij'r.l 'i föil
— 86 —
dcgom; of eindelijk van Joannes, die Christus onzen Heer zelven gedoopt heeft en zijn voorlooper geweest is, enz.quot; 1). — Nog duidelijker spreekt Snarcz daaromtrent zijn gevoelen uit, wanneer hij zegt, dat zij allen, die den Zaligmaker als reeds gekomen gekend hebben, tot het N. Verbond beboeren; zij daarentegen die in Hem als in den nog toekomstigen Verlosser geloofden, tot het Onde Verbond moeten gerekend worden. Immers uit dit grondbeginsel volgt noodzakelijk dat Joseph als een heilige der Nieuwe Wet moet beschouwd worden. Ziehier de woorden van Suarez: „ De H. Thomasquot;, zegt hij , „leert eenvoudig weg (2. 2. qu. 174. a. 4. ad. 3.) dat Joannes bij het Nieuwe Testament behoort. En op deze wijze verklaart hij , hoe Joannes een grooter profeet heeft kunnen zijn dan Moyses, van wien geschreven stond in het laatste hoofdstuk van 't boek Deuteronominm: „ Er
1) L. cit. No 14«. Propric et absolute loquendo, dici nequit. Sanctum Joscphum ad vetus Testaraentum pertinere, sicuti docet Suarez, (in 3 part. D. Thomae 1. c.) Officium autem Joseph non pertinet ad novum Testaraentum, neque proprie ad Vetus, sed ad utriusque Authorem et lapidem angularera, qui facit utraque unum. Et sequitur sx'pe memora-tus Guyct (de Festis propriis Sanctorum, 1. c.). Idemque potiori jure assero de iis Sanctis, qui, licet ante Christi passionera, atque adeo ante conditara gratiie legem e vivis excesserint, pertinere tamen ad Evan-gelii statum ex eo vel maxime reputandi sunt, quod ab ipsometEvan-gelista comraendentur j aut certe quod Christum ipsum propinquitate, seu carnis affinitate proxime attingant, quales sunt Zacharias ct Elisabeth, Simeon Senex, et Anna Prophetissa, ut tacesm Joachimum et Annara, Virginis Deiparae parentes Sanctissimos, Joseph3 sponsura ejus castissimum, Joannem denique Christi ipsius Domini Nostri Baptistam et Priccursorem, etc.
vi
— Slis later in Israel nimmer een profeet verschenen gelijk Moyses.quot; „ Want hier ter plaatsequot; , zoo zegt hij , „ wordt ecne vergelijking gemaakt met de profeten des Ouden Verbonds. Joannes echter behoort tot het Nieuwe Testament, welks bedienaren in aanzien zelfs boven Moyses staan, als hebbende zij een duidelijker begrip gehad der goddelijke dingen, gelijk men leest in den S*1™ brief aan de Corinthiers, S110 hoofdst.quot; Door dit laatste woord geeft hij de reden van zijn gezegde aan : Joannes, wil hij zeggen heeft Christus ten volle gekend, en in Hem geloofd, niet als nog moetende komen . maar als reeds aanwezig.... Deze laatste reden komt mij met den II. Thomas het waarschijnlijkste voor. Daar immers het eigenaardige van het Oude Verbond in de belofte en afwachting des Messias' bestaat, moet hij (Joannes) die Hem niet meer verbeidde, maar met zijne oogen zag, onder dit opzicht te recht, niet tot het Oude maar tot het Nieuwe Testament gerekend wordenquot; 1).
11
it
M IQ «
It
I? M
ill 11
lil
li
ft
Disp. XXIV. Sect. quot;VI. Ko 3, 4«.: D. Thomas simpliciter dicit Joannem pertinere ad N. Tcstamentum. Et hoe modo explieat, quomodo Joannes potuerit esse major proplieta quam Moyses, de quo seriptum erat Deuteron, ultimo: «Non surrexit ultra in Israël proplieta sieut Moyses.quot; Nam hoe loeo, inquit, comparatio fit eum prophetis Veteris Testamenti; Joannes autem ad Novum Testamentum pertinet, civjus mi-nistri prrcforuntur etiam ipsi Moysi, quasi magis elare speculantes, ut habetur 3 Cor. 3. Q-uo ultimo verbo rationem hujus rei indieat, quia Joannes aperte Christum cognovit, et in eum non jam venturum, sed prcesentem credidit.... Hie vero posterior modus loquendi cum D. Tho-ma mi hi magis probatur. Q-uia eum prajeipua ratio Veteris Testamenti consistat in promissione et expectatione Messiae, qui jam ilium non ex-
— 88 —
Wij vertrouwen, na al deze getuigenissen van de meest gezaghebbende sckrijvers, dat onze lezer ons niet meer besclinldigen zal dat wij in strijd zijn met de uitspraak van Jesus aangaande zijn H. Voorlooper. Terwijl dezes eer ongesclionden gehandhaafd blijft, mag men uit die woorden evenwel niets opmaken teu aanzien van Jesus' voedstervader, met wiens heiligheid die van Joannes daar ter plaatse niet wordt in vergelijking gebracht.
Een ander bezwaar tegen Joseph's voorrang in heiligheid boven de andere heiligen en inzonderheid boven Joannes den Dooper ontstaat hieruit, dat men iu de Litanie van alle Heiligen zijn naam vermeld vindt na dien des H. Toorloopers. Ook deze moeielijkheid heeft wel eenigen schijn maar geen grond.
Ziehier hoe zij door denzelfden geleerden Paus Bene-dietus XIV wordt opgeheven.
Men neme aanmerking, dat diezelfde Paus, vooraleer hij den stoel van Petrus beklom de bediening van Promotor fidei (Verdediger des geloofs) heeft waargenomen. In deze hoedanigheid werd hij aangezocht eene beredeneerde beslissing {votum) uit te brengen omtrent de volgorde , die de naam van Joseph (zijn feest was reeds vroeger voor de geheele Kerk verplichtend geworden) in de Litanie van alle Heiligen behoorde in te nemen.
In zijn antwoord zegt Benedictus op de eerste plaats, dat men alleen uit de plaatsing van de namen der heili-
pectabat, sed pnesentem intuebatur, sub ea ratione non ad vetus, sed ad novum Testamentum pertinere nierito censebitur.
— 89 —
gon in die Litanie, hoegenaamd niets besluiten kan omtrent hunne meerdere of mindere heiligheid. „ Zoo iets tochquot; , zegt hij , „ zou zeer gevaarlijk wezen: wie immers kan, afgezien van eene goddelijke openbariug, weten of zeggen, dat de H. Antouius grooter in heiligheid is geweest dan een H. Bencdietns; of dat de II. Agatha grootere heilige was dan do H. Lucia en zoo verder?quot; 1) Vraagt gij hem verder, waarom Joseph dan na Joannes den Dooper geplaatst is, terwijl hij vóór de namen der Apostelen staat? Zoo antwoordt hij: Wijl Joannes een martelaar is moet hij vóór Joseph genoemd worden; Joseph gaat echter de Apostelen vooraf, omdat hij patriarch geweest is 1). Wat er ook van zij, de rangschik-
1) L. cit. iSTo 4G. Quia, liac via procedendo, tamquam certum ad-mitteretur, Ecclcsiam in litaniis ordincm deducere a majori vel minori sanetitate sanctorum, quie res periculosa videtur; quis enim est qui, seclusa revelatione divina, dicere possit S. Antonium majorem fuisse sanetitate Sancto Benedicto; vel S. A gat ham majorem fuisse sanetitate Saneta Lucia et sic de c-eteris?
]) L. cit. 3STo 48. Si sanctus Josephus prücponeretur sancto Joan. Bap-tistac, et unus, et alter essent in classe Patriarcharum et Prophetarum, in hac classe confessor martyn praiponeretur, quod non videtur admit-tendum. Et No 5G. Momentum in eo consistit, quod S. Joan. Baptista
pertinet ad novum Testamentum----Cumque in Litaniis sanctorum s.
Joan. Baptista praferatur Apostolis, absurdum non est, aliquem ad novum Testamentum pertinentem prsemitti ipsis Apostolis, vel quia est in classe Patriarcharum, vel Prophetarum, vel quia ante dictos Apostolos mortuus est. Quie omnia, sicuti non minus conveniunt S. Joan. Bap-tistie, quam S. Jcsepho, ita efficiunt, ut sicut ille pnefertur Apostolis in Litaniis, ita huic eadem prielatio in Litaniis concedenda sit.
t
«
is i
$■
i i
1 I:#
p |l
1
sed
y
7
— 90 —
king der namen pleit noch voor noch tegen den roep van heiligheid van hen die daar vermeld worden.
Derhalve ook dit bezwaar doet aan onze vroegere, als allerwaarschijnlijkst voorgestelde meening, niet de minste afbrenk.
Wat eindelijk de derde opwerping aangaat, dat namelijk het feest van den PI. Joannes den Dooper met groo-tere plechtigheid in de Kerk gevierd wordt dan dat des H. Josephs j ook deze wordt grondig weerlegd door Sua-rez, wanneer hij aldus schrijft; „ Men kan nit de gebruiken en het gezag der Kerk hoegenaamd geen bewijsgrond aanvoeren tegen onze meening [welke die meening is behoeft niet meer gezegd te worden] : anders zou men ook moeten besluiten, dat de H. Joseph minder in aanzien is dan een H. Laurentius, ja minder zelfs dan de kerkleeraars en alle overige heiligen, wier feest de Kerk met grootere plechtigheid viert. Dit ware evenwel valsch en ongegrond, omdat de Kerk in de wijze van een of anderen heilige te verecren niet altijd uitgaat van de grootere heiligheid: anders zou Laurentius voor grooter heilige moeten gehouden worden dan vele Apostelen. Zij ziet derhalve op andere redenen en omstandigheden, te weten op de bediening die een heilige in de Kerk heeft waargenomen; op eene of andere bijzondere nuttigheid die zulk feest aanbrengt; of op de meerders stichting dei-Kerk; eindelijk nog op de grootere bekendheid dos heiligen en dergelijke omstandigheden meerquot; 1).
1) Disp. VIII. Sect. Tl. No 6. Ex usu Ecclesiae et auctoritate nullum potest sumi arguraeiitura; alias coucludendura esset, S. Joseph urn
— 91 —
Eindelijk zou men nog kunnen vragen: Maar hoe is het toch te verklaren dat de H. Joseph vooral in de eerste eeuwen, ja zelfs in latere tijden veel minder vereerd werd dan in onze dagen? Een ieder ziet toch hoe de devotie tot dien glorievollen Heilige heden ten dage al meer en meer toeneemt.
-
i i
I
i| In
if
lil iK
lp i
Wij hopen later deze vraag meer breedvoerig te behandelen. Voor alsnog zij het voldoende hier eene schoone opmerking van Benedictus XIV aan te halen. De lezer zal hierin eene nieuwe reden vinden om Gods voorzienigheid over zijne H. Kerk t3 bewonderen. Hij erkent dat men in vroegere eeuwen de feesten des H. Voedstervaders onzes Hccren met minder luister vierde. Dit nu, zegt hij, was daaraan toe te schrijven dat men te vreezen had of men Joseph niet wellicht, in plaats van pleegvader, als natuurlijken vader van J. C., zou gaan beschouwen. „Eene dergelijke handelwijze was derhalve passend voor die tijden toen do geloofsgeheimen nog niet zoo grondig gekend werden, maar voegt niet aan onze tijden, nu door Gods genade het geloof diep genoeg geworteld is, gelijk de Voortzetters van Bollandus dit godvruchtig en geleerd verklaren (in het leven des H. Josephs):quot;
iÉ!
P
If
esse inferiorera Laureutio, imo et Doctoribus et omnibus Sanctis, quos Ecclesia majori solcmnitate colit, quod falsum esset et sine fundamen-to: quia ecclesia non semper nititur majori sanctitate in modo colendi aliquem Sanctum; alias esset Laurentius existimandus sanctior multis Apostolis. Considerat ergo alias rationes et circumstantias: ministerium videlicet quod in Ecclesia habuit; singularem aliquam utilitatem; vel Ecclesiaï redificationem majorem; denique notitiam et cognitionem et alia hujusmodi.
— 93 —
„ Dezelfde redenzoo spreken zij , „ die God knn licb-bou bewogen, om, vooraleer Hij zijn Zoon aan de wereld en de Joden openbaarde, deszelfs pleegvader Joseph uit dit leven te roepen, schijnt eveneens onder vele andere te kunnen worden aangegeven, waarom de openbare vereering des H. Josephs niet met dien der maagdelijke Moeder van God door de Apostelen bij de verspreiding des geloofs overal ter wereld verbreid werd ,
of ten minste door de opvolgers der Apostelen, even als die der HH. Martelaren werd ingevoerd. Men meende namelijk, dat het voor volken, die nog onbedreven waren in de geheimen des geloofs, gevaarlijk was met al te veel nadruk iemand aan te prijzen, wiens al te druk herhaalde lof aan de geloofwaarheid van Christus' geboorte uit eene maagd eenigermate had kunnen sehaden. Ook werd Joseph gerekend als te behooren tot het Oude Testament; landi: immers hij was gestorven vóór de verspreiding der evan- | 'Jquot;quot;5 quot;•elisehe wet. De Martelaren, die zich voor de verdediging
o ' vita,
dier wet hadden laten dooden, werden meer ter veree- sephi ring voorgesteld om de geloovigen te midden der vervol- rit tc gingstijden aan te wakkeren. Doeh toen eenmaal het ^08801 geloof genoegzaam gevestigd was, belette niets meer om ook aan hen de kerkelijke eer te schenken, die zonder bloedvergieten door uitstekende daden van deugd de Kerk hadden verheerlijkt. Toen was er niets meer tegen, om ook hem in de gewijde godsdienstoefeningen eene plaats in te ruimen, van wien in het evangelie met zulken lof gewaagd wordt, al is hij dan ook voor de verkondiging
dos
den
hoof
om
stelh
van
open
eind
vatti
José
1)
bus 11 subsei % tics s;
gatan
lius
tione;
tus !
luxer
uon i
gnlio
— 93 —
tics Evangelie's gestorvenquot; 1). Het is met andere woorden gezegd: de geloovigen waren in de eerste eeuwen, uithoofde van hun te weinig verlicht geloof, nog niet vatbaar om de waarde van Josephs eerdienst te kunnen op prijs stellen. Bij deze eerste reden voegt de H. Bernardinus van Sicna ook deze: Men heeft Joseph een tijd lang den openbaren eerdienst in Gods Kerk niet geschonken ten einde aldus van de zijde der ketters alle ergerlijke opvattingen te voorkomen, 't Was eveneens hierom dat men Joseph nooit vader noemde, dan met bijvoeging van 't
li: f
i; I
m
I
|
tv;
■
M?
I
1) L. cit. No 15: Usee et similia bene eongruebant temporibus, qui-bus mysteria fidei non erant adeo perspeeta, sed profeeto non eongruunt subsequentibus et postremis nostris temporibus, quibus, Deo dante, fides satis est corroborata; uti pie et doete explieant Continnatores Bol-landiani in Vita S. Josephi, in commentario historieo § 2. Eadem causa quae potuit movisse Deum, ut, antequam Filium suum mundo et ju-dasis manifestaret, putativum illius Patrem Josephum tolleret ex liae vita, videtur etiam inter plures alias posse allegari, ob quara Divi Josephi non se que ae quot;Virginis Dei parse cultus una cum eliristiana fide fue-rit toto orbe propagatus per Apostolos, vel saltern ab Apostolornm suc-cessoribus seque ae SS. Martyruni institutus. IN'empe periculosum videba-tur rudibus ad fidei mysteria gentibus eum magnopere pnedieare, cujus commendatio frequens virginei partus fidem posset utcumque labefacta-re; et ad vctus Testaraentum pertinere videbatur Josephus ante promui-gatam legem gratise inortuus, pro cujus defensione oceisi martyres uti-lius proponebantur honorandi ad excitamentum fidelium inter persecu-tiones certantium. Fide tarnen jam satis corroborata, et ecclesiastici cultus honore etiam ad cos, qui citra sanguincm cgregiis virtutum prse-luxere exemplis, laudabiliter traducto, visum est rationi congruum,ut non omnino pnetermitteretur in sacris, cujus tanta laus erat inEvan-gclio, quamvis ante Evangclium defuncti.
•■■•VVI
— 94 —
bepalingswoordje „vermeende vader of pleegvaderquot; 1).
En hiermede sluiten wij dit eerste hoofdstuk. Moge de vrucht bij het lezen deszei ven deze zijn: moer en altoos meer overtuigd te worden van de uitstekende heiligheid van dien uitverkoren man, dien het Evangelie een bij uitnemendheid „ rechtvaardige quot; noemt. Moge ook daardoor bij ons allen een steeds vuriger verlangen worden geboren om door navolging van Josephs groote deugden zijne bescherming en voorspraak waardig te worden. Die navolging van zijn heiligen levenswandel zal ons nog gemakkelijker worden, wanneer wij in de volgende bladzijden meer in 't bijzonder die groote deugden des Hei- |
ligen hebben bewonderd.
1) Art. IT. Cap. II. Propter vitandum scandalum hicreticorum; undo mei nee nominant eum Patrem, nisi cum determinatione seilicet putativi. naa
onn van t wij stig mo
's 11 vaai
i)
cogr
3) turn
II. HOOFDSTUK.
De goddelijke deugden in Joseph beschouwd.
Do eerste aller deugden is liet Geloof. Het geloof immers moet vóór alles ons aangenaam maken aan God , naar dat woord des Ajiostels: „ Zonder geloof nn is het onmogelijk Gode te behagenquot; 1), en dat andere woord van den grooten kerkvader Ambrosius: „ Hieruit leeren wij dus, dat vóór al het overige het geloof ons een gnn-stigen toegang bij God moet verleenenquot; 2). Datzelfde moeten wij afleiden nit de bekende verklaring van het H. Concilie van Trente: „ Het geloof is het begin van 's mensehen zaligheid, de grondslag en wortel aller recht-vaardigmakingquot; 3).
1) Hebr. XI. G.
2) De Cain et Abel Lib. II. Cap. II. T. 14. Col. 343. Hinc ergo cognoscimus quod ante omnia fides nos comraendare Deo debeafc.
3) Sess. VI. Cap. 3. Fides est humanae salutis initium, fundamen-ium et radix omnis justificationis.
— 96 —
Dc engelachtige Leeraar, de H. Thomas van Aquine, dit alles samenvattende, geeft er volgens zijne gewoonte, een duidelijk bewijs van; „ Immers,quot; zegt hij , „ het laatste einde moet eerst in het verstand zijn, om vervolgens in den wil af te dalen; de wil toch kan zich niet tot iets heenkeeren, dan voor zooverre dit door het verstand is opgevatquot; 1).
Laten wij, om de grootheid van Josephs geloof des te juister te kunnen waardeeren, met de godgeleerden voorop stellen, dat 's menschen geloof, al naar gelang het meerdere of mindere waarheden met meerdere of mindere vaardigheid en onwrikbaarheid aanneemt, ook meer of minder volmaakt is. Is het van dien aard, dat het vele waarheden omvat, zoo kan men het stoffelijk (ma-terialiter) groot heeten. Is het dus gesteld, dat het de voorgestelde waarheden, en wel vele in getal, met groote vaardigheid en ongewone vastheid aanneemt, dan is het nog daarenboven vormelijk (formaliter) groot te noemen.
Josephs geloof was groot onder beide opzichten. Het strekte zich vooreerst uit tot ecu zeer groot getal geopenbaarde waarheden: het was derhalve stoffelijk groot.
En inderdaad. Wie durft hem eene veelomvattende kennis der door God geopenbaarde waarheden ontzeggen ? Als patriarch en de heiligste onder de kinderen Israels
1) 2. 2. qu. 4. a. 7. Ipse autem ultimus finis oportet quod prius sit in iutellectu quam in voluntatc; quia voluntas non fertur in aliquid, nisi prout est in intellectu apprehensum. TJnde cum ultimus finis sit qui-dem in voluntatc per spera et charitatem, in intellectu autem per fidem, necesse est quod fides sit prima inter omues virtutes.
— 97 —
had hij, volgens de leer des H. Thomas', een klaar en duidelijk begrip van den joodsohen godsdienst en deszelfs ceremoniën. Ziehier hoe de groote Leeraar zich uitdrukt; de lezer zal verder oord eclen, of wij op grond zijner uitspraak niet vrij onze bewering mogen staande houden : „ Na Adam's zondeval heeft men het geheim der mensch-wording van Christus uitdrukkelijk geloofd, niet slechts met betrekking tot zijne menschwording, maar ook met betrekking tot zijn lijden en zijne verrijzenis, waardoor het menschdom van den dood en de zonde bevrijd wordt. Hoe toch had moii anders zoo wel vóór het bestaan der wet als gedurende de wet, door zekere offeranden, het lijden van Christus kunnen vóórafbeeldcn? De moer volmaakten onder de Joden kenden uitdrukkelijk derzelver beteekenis; de minder volmaakten hadden er onder den sluier dier offers, welke zij geloofden door God ingesteld te wezen met het oog op den toekomstigen Christus, een ccnigzins omsluierd begrip van. En , gelijk wij boven zeiden (Qutest. I. art. 7.) die meer volmaakten onder hen kenden de dingen, die tot de geheimen van Christus be-hooreu zooveel te duidelijker, als zij meer nabij waren aan Christus' tijdquot; 1).
l| v.V;
■V.v,
ril
Ï |
f J
||
11 It
!.yii
IfHEf
i
II
ü
1) 3. S. qu. 2. a. 7. Tost peccatum autcm fuit explicite creditum my-sterium Incarnationis Christi, non solum quantum ad incarnationcm, sed etiara quantum ad passionem et resurrectioncm quibus huraanum genus a peccato et morte liberatur. Aliter enim non praefigurassent Christi passionem quibusdam saerifieiis et ante legem et sub lege, quorum qui-dem saerifieiorum siguifieatum explicite majores cognoseebant; mino-res autem sub velamine illorum saerificiorum, eredentes ea divinitus es-se disposita de Christo venturo, quodammodo habebant velatam cogni-
— 98 —
En mi — wie stond ooit nader bij Christus dan zijn voedstervader ? Mogen wij dns niet als ontwijfelbaar vaststellen , dat Joseph een zeer juist begrip had van de geheimen van de menschwording, van het lijden en van de wonderdadige verrijzenis van Jesus? Voegen wij er bij: en evenzeer van het nog ondoorgrondelijker geheim der Allerh. Drievuldigheid, het verhevenste van onzen gansehen heiligen godsdienst? Ook dit steunt op het gezag van denzelfden H. Lecraar: „ Men moet aannemenzegt hij , „ dat het geheim van Christus' menschwording niet uitdrukkelijk geloofd kan worden, zonder het geloof aan de Drieëenheid Gods. Immers in het geheim van Christus' menschwording ligt vervat, dat de Zoon Gods het vleesch heeft aangenomen; dat Hij door de genade des H. Gees-tes de wereld hernieuwd heeft, en wederom dat Hij van den H. Geest is ontvangen geworden. En om die reden is het met het geheim der H. Drievuldigheid op dezelfde wijze gegaan als met het geheim van Christus' menschwording , dat uitdrukkelijk door de meer volmaakten, in-gewikkelderwijze en als verhuld door de minder volmaakten, geloofd werdquot; 1).
tionem. Et sicut supra (Uu. 1. a. 7.) dictum est, ea quic ad Mysteria Christi pertinent, tanto distinctius cognoverunt, quanto Ghristo pro-pinquiores fueruut.
1) L. cit. a. 8. Respondeo dicendum, quod mysterium incarnationis Christi explieite credi non potest sine fide Trinitatis: juia ia mysteria incarnationis Christi hoe continetur, quod Pilius Dei carnem assump-serit; quod per gratiam Spiritus Sancti mundum renovaverit, et itcrum quod de Spiritu Sancto eonceptus fuerit; et ideo eodem modo quo mysterium incarnationis Christi ante Christum fuit explieite creditum a
— 99 —
Men kan zich met deze mcening des te gerocdclijkei' vereenigen, wanneer men bedenkt, dat onze H. Joseph, als godvreezend Israëliet, Gods heilig geschreven Woord in hooge waarde hield en hierom ongetwijfeld de boeken der profeten en der psalmen onophoudelijk doorbladerde. En wie twijfelt er aan of de geest Gods heeft Joseph bij dit lezen der H. Schrift omtrent den waren zin dei-woorden, dien Hij zelf had ingegeven , bijzonder verlicht? Wij willen daarmede niet zeggen, dat hij van de daarin vervatte geheimen een in alle deelen volledig begrip opdeed of derzelver kleinste bijzonderheden kende. Maar zeker toch had hij daardoor eene duidelijke kennis dier geheimen opgedaan in hnnnen algemeenen samenhang.
Dat hij de H. Schriftuur bezat, getuigen ons de Vaderen. De H. Chrysostomus vraagt, waarom do engel, toen hij aan Joseph verscheen, om hem bekend te maken met het geheim van Maria's moederschap hem naaide voorzegging van Isaïas verwees , zeggende : „ Dit alles nu geschiedde, opdat vervuld zou worden wat van den Heer gesproken is door den profeet die zegt: „ Zie de Maagd zal bevrucht worden en eeneu Zoon baren en men zal zijnen naam heeten Emmanuël!quot; En hij antwoordt: (1) „Hij verwijst Joseph tot Isaïas, opdat hij
Het is hier de vraag niet, in hoe verre de H. Chrysostomus gelijk heeft met de woorden van Matthseus T. 22. 23. als woorden van den engel te beschouwen en niet van den evangelist. Het is tot mijn bewijs voldoende, dat hij het er voor hield; Joseph begreep de H. Schrift
bij zijn ontwaken, mocht liij do pas gesproken woorden des engels ook vergeten hebben, zich dan ten minste do woorden van den Profeet, in wier overweging hij van jongs af was opgevoed, herinneren zou en daardoor wat
hem de engel gezegd had indachtig worden.....van den
Profeet immers zou hij niet iets ontzettends hooren, maar eone zaak, waarmede hij zich in den geest reeds lang gemeenzaam had gemaaktquot; 1). — Theophylactus verklaart hetzelfde: „ Dit alles nu is geschied, opdat vervuld zou worden, wat van don Heer door den profeet gesproken is.quot; Denk niet, dat deze dingen pas kortelings Gods goedvinden hebben mogen wegdragen. Neen, maar reeds in vorige dagen en zelfs van den beginne af. Immers, o Joseph, gij kent de profeten, daar gij in de wet ervaren zijtquot; 2).
Ja, Joseph was ervaren in de kennis van Gods heilige wet. Hij had zich vertrouwd gemaakt met de voorspellingen der profeten en overwoog den diepen zin hun-
en begreep ze zóu wel, dat de engel, toen deze hem het geheim der mensehwording meedeelde, hem niets ongehoords openbaarde, wijl hij het immers reeds zelf in Isaïas gelezen heeft.
1) Hom. 5 in Matth. Tom. 57. Col. 56. Jam vero Josephum ad Isa-iam remittit, ut si experreetus verborum ipsius, utpote reeens dietorum, oblitus esset, prophetieornm, in quorum meditatione nutritus fuerat semper, reeordatus, quic dicta sibi erant, retineret.....Nihil enim stupen-
dum, sed rem sibi liane multo tempore meditanti familiarem, auditu-rus erat a propheta.
3) T. 123. Col. 158. //Hoe autem totum factum est, ut adimpleretur quod dictum est a Domino per prophetam dicentem.quot; ISe putes, quod nuper haje placere ineceperint Deo, sed superioribus sjjeculis et ab initio. Seis enim, o Joseph, prophetas, utpote in lege doctus.
ucr woorden dag en nacht, gelijk David van den rechtvaardige zegt; „ En hij houdt zijne wet voor oogen dag en nachtquot; 1). Zeker heeft dan ook Joseph met al de rechtvaardigen vóór Christus' komst vurig uitgezien naar dien zoo lang beloofden Verlosser. Wat zeg ik? Zeker was hij hierom een diei vele rechtvaardigen, die bepaaldelijk omstreeks dien tijd den Verlosser als reeds aanstaande verwachtten. Klaarblijkelijk immers was zulks het geval met den grijsaard Simeon, de profetcsse Anna en anderen, van welke ons de H. Evangelist Lucas gewaagt in het tweede hoofdstuk van zijn evangelie 2). Ja, wat in 't bijzonder den II. Simeon betreft, hij verwachtte quot;Hem niet alleen met heilig ongeduld en een onbeperkt vertrouwen, maar met algchecle zekerheid. Immers, hij had, naar luid van 't evangelie zelf, de openbaring van den II. Geest ontvangen, dat hij den dood niet smaken zou, vooraleer iiij den gezalfde des Héér en zou hebben gezien 3). „ Maar waaraan tochquot;, vraagt Cornelius a Lapide, „ heeft Simeon dit bijzonder voorrecht tc danken gehad uit don mond van don H. Geest te mogen vernemen, dat do Verlosser nog gedurende zijne levensdagen komen zou? 't Was ongetwijfeld — antwoordt hij — ter belooning van de groote vurigheid zijner verwachting.quot; Maar, durf ik er bijvoegen, als de vurigheid zijner verlangens den H. Grijsaard Simeon waardig maakte die
1) Psalm I. 2. 3) Luc. II. 25. 38. 3) Luc. II. 20.
— 102 —
voorspelling van den hemel te hooren; dan komt het mij als hoogst waarschijnlijk voor, dat God de H. Geest ook aan den toekomstigen voedstervader des Messias' dezes op handen zijnde komst zal geopenbaard hebben, gelijk Hij hem later herhaalde reizen in de diepste geheimen van Jesns' leven heeft ingewijd door tusschenkomst der engelen. Gelijk dan Joseph van Egypte, die eene levende afbeelding was van onzen H. Joseph , de gaaf der verklaring van geheimzinnige droomen ontving, zoo ontving Jesus' voedstervader (hoxulen wij) de nog veel verhevener gave van voorwetenschap der geheimen van onzen heiligen godsdienst. Op dezen grond geeft de groote Paus Bcnedictns XIV aan Joseph den naam van profeet. „ Er is weinig tegen — zegt hij — om Joseph patriarch te noemen; naardien hij patriarch en tevens profeet mag geheeten wordenquot; 1). Hij bewijst vervolgens, hoe Joseph op volmaakter wijze een patriarch der christenen is dan Abraham van de Joden, en gaat dan voort te bewijzen, hoe hij den naam van profeet waardig is: „ Dat hij echter ook profeet genoemd mag wordenquot;, zegt hij, „ blijkt uit het aangevoerde eerste hoofdstuk van het evangelie des H. Matthams. „ Terwijl h;j nu dit dacht te doen, zie, daar verscheen hem in den droom een engel des Heeren en zeide : Joseph, zoon van David, schroom niet Maria, uwe vrouw tot u te nemen; want wat in
1) Lib. IT. Cap. 20. No 57. Parum obstat, quod sanctus Joseph uon sit patriarchyj cjuaudocxuidem patriarcha did potest, ct simul propheta.
— 103 —
haar geboren is, is van den IT. Geest. Eu zij zal eenen zoon baren, en gij zult zijnen naam heeten Jesus; want Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zondenquot;. En hierom laat Isidorus de Isolanis er te recht op volgen in zijne Summa de Bonis 8. JosepJii part. 3. cap. 18; „Immers de eigenschappen der profeten zijn drie in getal: eene bovennatuurlijke verlichting (want niet is ooit door eens menschen wil eene profetie aangebracht, maar door ingeving van den H. Geest hebben heilige menschen Gods gesproken,) de verklaring der H. Schrift en de onthulling der verborgen dingen. Tan daar werden zij ook profeten genoemd, omdat zij spraken over dingen, die voor de zinnen verborgen zijn. Al deze drie eigenschappen hebben de profeten bezeten in een schemerlicht en in figuren, ook in duistere visioenen. Joseph daarentegen, bestraald door een engelachtig licht, heeft hot verheven geheim van den Zone Gods klaarder gekend, het geheim, waarop volstrekt al de profeten doelen. Dit kennende, begreep hij ook allergrondigst de verborgenste beteekc-nisscn dor heilige letteren, en nu was hij er op uit om dit geheim ten gestelden tijde aan het gansche mensch-dom bekend te maken door dienzelfden Zoon Gods op te voedenquot;. Ditzelfde, voegt Benedietus er bij, wordt door Perez uitvoeriger verklaardquot; 1).
i ■T.' V'
i ijl
i 'i i
ü
iii fit'
Pi
vv i h . pp
'' M
'ÏU'
1) L. cit. Q.uod vero illc (Joseph) dici possit etiam propheta, desu-mitur ex allato Cap. I. Evangclii S. Matthsei; Hsec autem eo cogitan-te, ecce Angelus Domini apparuit in somnis ei, dieens: Joseph fili David, noli timere aceipere Madam conjugem tuam; quod enim ineana-tura est de Spiritu Sancto est. Pariet autem filium, et vocabis nomen
I ■f
:a
— 10-i —
Het geloof des li. Josephs reeds zoo veel omvattend geworden door al wat wij tot hiertoe besproken hebben , breidde zich over eene nog veel ruimere sfeer uit van den dag af, dat hij in dagelijksche en vertrouwelijkste aanraking kwam met den Verlosser in persoon, met zijn god-delijken pleegzoon Jesus Christus, ó Wat al geheimen en hemelsche dingen zal hij niet van Jesus geleerd hebben! In het H. Evangelie lezen wij, hoe de apostel der liefde , de H. Evangelist Joannes, gedurende het laatste avondmaal op Jesus' borst mocht rusten. Toen peilde hij den afgrond van Jesus' liefde voor het menschdom; daar blikte hij met adelaarsoogen de zon der gerechtigheid tegen ; toen deed hij over Jesus' godheid die diepzinnige kennissen op , welke hij ons later in zijne evangeliebeschrijving heeft meegedeeldquot;. jSTicmand trouwensquot;, zegt Au-gustinus, „ heeft over de godheid des Hoeren geschreven, gelijk hij. Hij ontboezemt ons wat hij aan Jesus' borst
ejus Jpsum: Ipse cnim salvum faciet populum suum a peccatis comm. Ideoque ad rem subjicit Isidorus de Isolanis in sua summa de Donis S. Josephi Part. 3. Cap. IS: Enimvero prophetarum tres suntproprie-tates. Superior illurainatio, nou enim voluntate humaua allata est ali-quando prophetia, sed Spiritu Saucto inspirati locuti sunt sancti Dei homines. Scripturarum interpretatio: oecultorum propalatio. ünde etmm prophetic dicuntur quasi a sensibus occulta loquentcs. Et luec tria eve-nere prophetis in lumine adumbrato, et in figuris, ev.iam auuigmatibus. Joseph vero, lumine angelico illustrante, clarius cognont Mysterium Ei-lii Dei, quod omnium pariter est prophetarum finis: quo cognito, sa-crarum litterarum sensus abditissimos intellexit profundissime, sategit-que ut ipsum mysterium opportuno tempore toti manifestaretur orbi, cumdem Eilium educando. Pluribusque prosequitur Perez in sua Lapi-dicina sacra. Sect. 20. No 250.
— 105 —
had gedronken. Want voorwaar niet zonder reden wordt van licm in het evangel.'.e verhaald, dat hij bij het avondmaal op de borst des Hoeren moeht rusten. Hij dronk heimelijk uit dien boezem. Maar wat hij in 't geheim gedronken heeft, dit heeft hij openlijk ontboezemdquot; 1).
Ook de H. Kerk roept uit in haar Officie op het feest dos H. Joannes': „ Hoog te vereeren is de gelukzalige Joannes, die gedurende het avondmaal op do borst des Hoeren heeft mogen aanliggen!quot; 3). En nog: „ Deze is de apostel, die op de borst des Heeren bij het avondmaal gerust heeft! Zalige apostel, aan wien de hemelschc geheimen geopenbaard werden! Hij hoeft do stroomon van zijn Evangelie uit de heilige bron van de borst on-zes Heeren met lange teugen gedronkenquot; 3).
Maar gij dan, o heilige voedstervader mijns Hoeren ,
ó driewerf zalige Joseph ! Hoe dikwerf mocht gij niet dien-zelfden Jesus aan uw vaderlijk harte drukken! Hoe dikwerf mocht gij niet do woorden des eeuwigen levens uit Jesns' mond vernomen ! Wat al geheime samenspraken hadt
m-
1) Tract, in Joa. 3G. Tom. 35. Col. 1G02. De Domini divinitate, quo-modo nullus alius, est locutus. Hoc ructabat quod biberat. Non enim sine causa de illo in isto ipso evangelio narratur, quia ct in convivio super pectus Domini discumbebat. De illo ergo pectore in secreto bibebat; sed quod in secreto bibit, in manifesto eructavit.
2) Valde honorandus est B. Joannes qui supra pectus Domini in cccna recubuit!
3) Ipse est apostolus, qui supra pectus Domini in cccna recubuit.
Beatus apostolus, cui revelata sunt secreta coelestia. FJuenta evangelii
de ipso sacro Dominici pectoris fonte potavit. .■•1,1
8 filp
gij niet met Hem! Wat al vertrouwelijke mededeeliu-gen stortte Jesus niet in uwen boezem uit! En wat al diepe en uitgebreide kennissen moesten die gesprekken niet uitwerken in uw zoo hoog verlichten geest! Ver-klare dit wie het begrijpt. Maar wie begrijpt zulks?
Dit staat dan vast; groot moeten wij het geloof van Joseph noemen, in zoo verre het eene zeer uitgebreide sfeer van goddelijke waarheden omvat heeft.
Doch deze wijze van beoordeeling van Josephs groot geloof is de minst volmaakte. Deze deugd moet voor alles worden gewaardeerd volgens de mate van mindere of meerdere vastheid, waarmede de voorgestelde waarheden worden aangenomen: dit noemen dc godgeleerden hare vor-melijke waarde. Welnu ook van dit standpunt beschouwd, moeten wij het geloof onzes heiligen groot noemen. Hij immers heeft steeds alle hem geopenbaarde waarheden met de meeste vaardigheid en onvoorwaardelijke zekerheid aangenomen.
Dc lezer herinnert zich nog, hoe wij in het voorgaande hoofdstuk, op gezag van groote godgeleerden en ervarene heiligen, dc stelling: dat Joseph, na zijne H. Bruid Maria, te recht als de grootste onder alle heiligen des hemels beschouwd wordt, onomstootclijk hebben bewezen. Leiden wij verder hieruit af, dat hij de heiligmakende genade, die alleen den mensch heilig voor God doet wezen , in den hoogst mogelijken graad bezeten heeft. Maar hiermede is tevens gezegd, dat hij de gaaf des geloofs in uitnemende mate heeft ontvangen; deze immers houdt steeds met de heiligmakende genade gelijken tred.
Joseph, ook dit hebben wij vroeger aangetoond, was een „ rechtvaardige quot; in den volledigsten zin des woords : bezat dus alle deugden. Op grond dan van de uitspraak der H. Kerkvergadering van Trente, „ het geloof is de grondslag der rechtvaardigmakingquot; zijn wij bevoegd om te besluiten, dat Josephs geloof geëvenredigd was aan de maat zijner rechtvaardigheid; en deze mi was grooter dan die van alle overige heiligen. Zijn geloof was derhalve ook volmaakter dan het hunne.
Doch laten wij alle redeneering ter zijde, om dat geloof van Jesus' voedstervader na te gaan in zijne werking.
Wij zien het vooreerst in al zijn glans schitteren in de eerste dagen na zijn huwelijk met Maria. Het kon zijnen blikken onmogelijk ontgaan, dat zijne H. Bruid korten tijd nadat zij van hare nicht Elisabeth te Nazareth was wedergekeerd, in gezegende omstandigheden verkeerde. Wij hebben reeds vroeger aan den lezer doen beseffen (zie het 1 Deel, Iloofdst. Y), wat er alstoen in Josephs hart moet zijn omgegaan, terwijl hij overtuigd was van Maria's volkomene onschuld, en evenwel zich van dit verschijnsel geene verklaring kon geven. Nog vol van die sombere gedachten slaapt hij in; de ongel verschijnt hem en zegt: „Joseph, Davids zoon, schroom niet Maria uwe vrouw tot u te nemen, want wat in haar geboren is, is van den H. Geestquot; 1). En Joseph, geloof slaande aan de woorden des engels, deed zoo als hem bevolen was en nam zijne vrouw tot zich.
1) Matth. I. 20.
Indien wij al de omstandigheden van dit feit aandachtig overwegen, zullen wij onwillekeurig met den H. Kcrk-leeraarBemardus uitroepen; „ Ja in waarheid, Joseph was een echte zoon van David, niet slechts krachtens zijne afkomst maar ook uit hoofde van zijn geloofquot; 1). Merk wel op , zegt Kemigius van Auxerre, dat de engel hem niet alleen bij zijn eigen naam noemt, maar ook als zoon van David toespreekt. „ En waarlijk Joseph mocht wel die vleiende benaming ontvangen. Hij was immers een zoon van David, niet slechts door zijne geboorte maar ook om zijn geloof en zijne navolging van Davids deugdenquot; 2).— De engel des Heeren wordt gezegd aan Joseph te verschijnen in den slaap. Waarom niet terwijl hij waakte? Ziehier het antwoord van den H. Kerkvader Chrysostomus ; Joseph, als zijnde een man van uitmuntend geloof, had niet noodig zoo als de herders of Zacharias den engel Gods met zijne lichamelijke oogen te zien 3). Theopby-lactus zegt nog bepaalder ; „ De engel verschijnt hem in in den slaap, omdat hij zeer vast stond in het geloof. Aan de herders, die nog meer zinnelijk waren. spreekt de engel bij helder licht; maar aan Joseph, die recht-
1) Hom. TI. Sup, Miss. Tom. 183. Col. 70. Plane filius David , non degencrans a patre suo David. Prorsus, inquam filius David, non tua-tura carnc, sell fide.
3) Hom. IV. Tom. 131. Col. 487. Blandientis afiectu angelus allo-quitur Joseph, cum eum proprio nomine et filium David vocet* erat enim filius David, non tantum genere sed fide et imitatione.
3) Tom. 57. Col. 45. In soranis apparet Angelus. Et cur nou aperte ut pastoribus et Zacliarias visus est ? .... Admodum fidelis vir erat.
— 109
«wl
iSif
vaardig cn geloovig was, gedurende den slaapquot; 1). In-tussclien was zijn geloof in geenen dcele lichtzinnig, maar hoogst redelijk, zoo als wederom Chrysostomus het verklaart met de volgende woorden: „ Joseph had het geheim zijner smart aan niemand meegedeeld, maar er alleen bij zich zelven over nagedacht, eu toen hij nu den engel daarover hoorde spreken , was hem dit een ontwijfelbaar bewijs, dat de engel hem dit op Gods bevel was komen zeggen. Hij toch alleen, God, (zoo dacht Joseph) is in staat do geheimen des harten te kennenquot; 3).
Joseph dan gelooft aan den engel. Wat gelooft hij ? Dat zijne teerbeminde Bruid moeder en maagd is; dat een God is mensoh geworden; dat niet de minste vlek van ontrouw op zijne langs buitengewonen weg bevruchte Bruid kleeft. Met een woord, op eene bloote verzekering eens engels, hem gedurende zijn slaap gegeven, gelooft hij een der onpeilbaarste geheimen van onzen godsdienst: dc menschwording van Gods Zoon in den vlekkeloozcn schoot eener maagdelijke moeder. „ Mocht Joseph,quot; roept hier de diepzinnige cn geleerde abt Eupertus uit, „ mocht Joseph zich reeds te voren een zoon van David noemen, die naam komt hem hier in eene daadzaak van znlken
'Vil
Sm •i!
1) Tom. 133. Col. 155. In sorano autem apparet ei, quod in fide inultum esset firraus. Nam Angelus quidem pastoribus, ut agrestibus , manifeste loeutus est: huic autem justo et fideli, per somnum.
2) Chrysost. 1. e. Cum enim nemini dixisset, sed animo solum luee cogitasset, et hae de re loquentem angelum audiret, indubitatum ipsi signum erat, angelum a Deo missum, luee dictum venisse. Ipsiusenim solius est cordis arcana scire.
aard, in zulke tijdsomstandigheden op nog veel uitstekender wijze toe, zoo als de engel hem dan ook noemt: „ Joseph, zoon van David.quot; Immers heeft hij hier niet hetzelfde groot geloof aan den dag gelegd, als weleer zijn geloofvolle vader David? Hij heeft dingen geloofd, die tot dan toe ongehoord waren, te weten; dat zij, die ontvangen had, maagd was, volgens deze woorden van denzelfden engel; „ Want wat in haar geboren is , is xüt den H. Geestquot; 1). „Wat do engel hier aan Joseph boodschaptquot; , voegt Eupertus er bij, „ was de voltrekking der belofte, door welker geloovige aanneming vader Abraham gerechtvaardigd werd en den naam van vriend Gods verdiende. Dio boodschap ontvangt hij in den slaap en aanstonds geeft hij er gevolg aan, geloovig als hij was jegens God, en welwillend jegens zijne jeugdige Bruid. Was hij tot dat oogenblik rechtvaardig, van toen af word hij allerrechtvaardigstquot; 2).
Hoe veel treffender nog openbaart zich het heldhaftig geloof onzes heiligen, wanneer een tijd later dat groot geheim van Jesus' menschwording eene zichtbare werke-
1) Tom. 168. Col. 1324. Amplius autem ex eo lilius David tam in-signiter, tali in re, tali in tempore, dignus fuit appellari, dieentean-gelo «Joseph fili David,quot; quia fidem habuit eamdem quamhabuitpater ejus fidelis David, quippe qui prius inaudita eredidit, videlicet quod ipsa qute coneeperat virgo esset, secundum verba hocc ejusdem angeli: a Q,uod enim in ea natum est de Spiritu Sancto est.quot;
3) Ibid. 1. c. Nam promissionis sive repromissionis, in quo credendo pater Abraham justificatus et amicus Dei appellatus est, consummatio est hic sermo angeli, quem in somnis accepit, et statim obedivit,Deo credulus, puellie benevolusj eatenus vir Justus, exinde justissimus.
lijkheid voor hem wordt in den stal van Betlilehem! Wat een reusaclitig geloof werd toen uiet van hem gevorderd ! De Zoon des Allerhoogsteu, de Schepper van allo zichtbare en onzichtbare dingen ligt daar voor zijne oogen als een klein hulpbehoevend kind ! De Meester van het heelal ligt daar op een handvol stroo, in dunne doekjes gewikkeld, onderhevig aan dorst en honger even als ieder ander men-schenkind ! De oneindige Wijsheid ligt daar stom en spraakloos! Hij j bij wiens aanblik de engelen des hemels opgetogen staan van blijdschap, ligt daar in eene beestenkribbe en schreit van pijn en koude! Wat een schijnbare onzin bood dat schouwspel niet aan Josephs verwonderden aanblik......Maar neen , geen zweem van twijfel rees ooit
daaromtrent in zijn geest op; hij was met Maria de eerste om het menschgeworden Woord uit de gansche volheid zijner overtuiging te aanbidden. En in datzelfde vast geloof bleef Joseph volharden gedurende 30 jaren lang, dat is , tot zijnen dood. Zoo dan heeft hij getuige moeten zijn van al de lotgevallen waaraan Jesus' kindschheid en jongelingsjaren, even als die van alle andere kinderen , onderhevig zijn ! Hij zag Hem daarenboven als aankomend knaap al de vermoeienissen van zijn handwerk deelen; hij zag Hem dag aan dag als een gewoon timmermans-gezel aan zijne zijde werken; met hamer en bijtel in de hand, in het zweet van zijn voorhoofd zijn armoedig onderhoud verdienen, onbekend en vergeten , ja zelfs in minachting bij de aanzienlijken zijner geboorteplaats ! -—- Dat alles zag Joseph ! — en toch — (ó geheim des geloofs !) die in schijn onaanzienlijke jongeling, die hem als vader
— 113 —
eerde, dien hij zijn zoon noemde, Hij was en bleef onveranderlijk in Josephs diepste gemoedsovertuiging zijn waarachtige God, zijn Schepper, zijn Verlosser; Hij bleef zijne allernederigste aanbidding, zijn diepsten eerbied ovenvaardig. „ Merk zorgvuldig opquot;, zegt de H. Ber-nardiims van Siëna, „dat Joseph bij al de kinderlijke noodwendigheden , en andere teekenen onzer zwakheid, die hij in den goeden Jesns zag, toch altijd de diepte zijner goddelijke onmetelijkheid beschouwde en gevoeldequot; 1). Heerlijk schitterde dit groot geloof van onzen heiligen patriarch bij de volgende beproeving.
Plet is den lezer reods van zijne jengd af bekend, hoe destijds, kort na de geboorte des Zaligmakers, de joodsche koning Herodes, door ijverzucht en valsche staatkunde vervoerd, het snoode plan beraamde om den nieuwgeboren Koning der Joden om het leven te brengen. Hij had met dat doel last gegeven om alle kindertjes van Bethlehem en al deszelfs grensplaatsen, die twee jaren of daaronder oud waren, onmeedoogend te vermoorden. God echter wist dat helsche plan tegen zijn menschgcworden Zoon te verijdelen. Hij zond andermaal, gelijk vroeger, zijn engel tot Joseph, terwijl deze slapende was. Die engel sprak hem toe: „ Sta op en neem het kind en des-zelfs moeder, en vlucht naar Egypte, en blijf aldaar tot dat ik het n zegge. Want het zal geschieden, dat Hero-
1) Art. II. Cap. 3. Considera etiam diligenter quod in omnibus in-fantilibus necessitatibus, ot aliis nostra) infirmitatis signis, qure videbat in bono Jesu, contemplabatur atque gustabat altitudinera divinae immensitatis.
1)
des het kind komt zoeken om het te doodenquot; 1). Een ander dan Joseph zou bij het vernemen van zulk eeno onverwachte en ontzettende boodsehap , met zekeren schijn van redelijkheid den afgezant des hemels hebben toegesproken en gezegd: „Maar o engel Gods! Nog onlangs boodsehaptet gij, dat het kind, hetwelk uit Maria moest geboren worden, de redder van zijn volk en derhalve God zou wezen, de Almachtige; en nu moet datzelfde goddelijk kind gaan vluchten voor een ellendigen wreedaard. Maar wie dan heeft ooit gehoord dat de Schepper moet gaan vluchten voor zijn schepsel?quot; — Ja zoo zoii een ander gesproken hebben. Joseph's geloof was echter te zeer volmaakt, om zulke tegenbedenkingen te maken. Geen oogenblik aan Gods voorzienigheid en almacht twijfelende staat hij op en gehoorzaamt aan Gods hemelbode. .— Te recht voorwaar mogen wij met Chrysostomus zulk een heldenmoedig geloof bewonderen ; „ Bij 't hooren dier boodschap (sta op eir neem het kind enz.) voelde Joseph zich niet beleedigd, uoch zcide hij ; dit is een raadsel, ó engel. Gij immers zeidet nog onlangs: Deze zal zijn volk redden (Matth. I. 21.), en thans kan liij niet eens zich zelf redden, maar moet er gevlucht worden en gereisd en is cene verre landverhuizing noodig. Dat alles strookt geenszins met uwe belofte____ Maar neen, Joseph zegt niets
van dit alles, 't Is omdat hij een geloovig man was. Ook vraagt hij uiet naar den tijd der terugkomst, hoewel do
1) Matth. II. 13.
engel onbepaald gesproken had, daar liij zeide : blijf daar tot ik het u zeggen zalquot; 1).
De heilige Franciscns van Sales vergelijkt Josephs ge-loovige gehoorzaamheid bij die van den aartsvader Abraham 2).
Maar hoe? kan Josephs geloof in de weegschaal staan tegenover het geloof van hem, die naar het getuigenis van God zelven en do verklaring van zijn apostel: „ tegen hoop in, met hoop geloofd heeft, dat hij vader veler volkeren zon worden, volgens hetgeen hem gezegd was: zóó zal mv zaad wezen! Zijn geloof wankelde niet, al bcschoiiwdc hij ook zijn verstorven lichaam (zijnde hij bijna honderd jaren oud) en Sara's verstorven moederschoot. Ook twijfelde hij niet aan Gods belofte door on-gcloovigheid; maar was sterk van geloof, Gode eer gevende , ten volste verzekerd, dat Hij machtig is om alles wat Hij beloofd heeft ook uit te voeren. Daarom werd het hem dan ook aangerekend tot gerechtigheidquot; 3).
Ja voorwaar, dit alles pleit voor het groot geloof van den zaligen Aartsvader des Ouden Yerbonds. En evenwel
1) T. 57. Col. 85. His auditis (surge et aceipe puerum etc.) Joseph non ofCensus est neque dixit; ainigma est hoe. Tu nuper dieebas: sal-vum faciet populura suum (Matth. I. 21.); nunc autsm nee seipsum po-test servare, sed fuga nobis est opus et peregrinatione ac longinqua transmigratione. Contraria sunt hsec promissioni tute. Sed nihil hujus-modi dixit: fidelis enirn vir erat. Neque reversionis t2mpus inquirit, e-tiarasi angelus indefinite loquutus esset; nam ait; // Ergt;to ibi usque dum dicam tibi.quot;
2) Entretiens XIX.
3) Hora. IV. 18—22.
— 115 —
daar : mag men de vraag stellen of het geloof van den heiligen { Joseph, dien bewondereuswaardigen Aartsvader der Nieuwe ge- Wet niet even heldhaftig, ja zelfs niet nog voortreffe-bra- lijker schittert ?
Stellen wij beider levensloop tegenover elkander. Eene eerste beproeving was het voor Abraham, toen Jehova hem op zekeren dag versoheen en zeide: „ Vertrek uit uw vaderland, uit uwe maagschap, uit het huis uws va-ader ' dors en ga naar het land dat ik u toouen zalquot; 1). Welk !Cgd , oen hard bevel (merkt te recht Mure op in zijne Bij-liet, ! bolsche geschiedenis) alles te verlaten en op te trekken, 3 hij zonder te weten waarheen. Echter verlichtte God hem der- j het offer, door eene schitterende belooning aan Abra-■ on- ham's gehoorzaamheid toe te zeggen. „ Ik zal u maken ge- tot den stamvader van een groot volk; ik zal u zegenen xlles ^ en uwen naam verheerlijken, en in u (d. i. in Dengene, rerd ;! die naar het vleesch uw afstammeling zal wezen) zullen 1 alle geslachten der aarde gezegend wordenquot; 2). Groot van | was de beproeving, maar ook groot, allergrootst de be-looning aan Abraham toegezegd.
taan cnis „ te-
iwel
Ook aan Joseph verschijnt God door bemiddeling eens engels, en beveelt hem zijn vaderland en zijne magen te verlaten: met dit verschil echter, dat Joseph vluchten moet; vluchten voor een goddeloozen Herodes. Met dit verschil echtcr, dat aau Joseph gecne de minste beloo-ning voor zijne offervaardigheid wordt toegezegd. De en-
)seph : sal-n po-nqua ujus-it, e-dum
1) Genes. XII. 1. 3) Genes. XIX. 3. 3.
gel zegt hem alleen, dat hij in den vreemde moet blijven , tot dat God hem eene nieuwe boodschap zal doen geworden.
Wie twijfelt er aan of, hoe hard het bevel Gods aan Abraham ook moge gevallen hebben, het moet nog onvergelijkelijk harder zijn gevallen aan Joseph? Eu toch, Joseph gehoorzaamt met niet minderen spoed dan Abraham , vol geloof dat God, die tot hem sprak even als tot Abraham, alles ten beste zou keeren.
God beproeft Abraham op nieuw. Hij verschijnt hem bij nacht, geleidt hem buiten zijne tent en spreekt tot hem: Zie opwaarts ten hemel en tel de sterren zoo gij kunt. Aldus zal uw geslacht zijn 1). Abraham was reeds op jaren toen God hem zulks zeide, en Sara zijne huisvrouw die eveneens bejaard was, had nog gcene kinderen. Deze omstandigheden maakten dc belofte des Hoeren hoogst onwaarschijnlijk; desniettegenstaande geloofde A-braham aan Jehova's woord 2). -—■ Dertien jaren later, toen hij bij de honderd jaren telde en Sara negentig, zoodat beide natuurlijk onbekwaam geworden waren nog kinderen te verwekken, zie, daar verschijnt God andermaal aan Abraham en zegt hem onder anderen; „ Ook uwe huisvrouw zult gij voortaan niet meer Saraï maar Sara (d. i. vorstin) noemen; uit haar zal ik u eenen zoon geven, dien ik zegenen zal, en uit wien volkeren en koningen van volkeren zullen voortspruitenquot; 3). En Abraham geloofde
1) Genes. XV. 5.
2) Genes. XV. ö.
3) Genes. XVII. 15. 16.
— 117 —
wederom aan het woord van Jehova: hij geloofde, dat zijne onvruchtbare huisvrouw hem, honderdjarigen grijsaard, een zoon zou baren. Ora dit bowonderiugswaardig geloof verdiende Abraham door God en Paulus geroemd en de „Aartsvader aller geloovigenquot; genoemd te worden. 1).
En hoe nu sprak God tot Joseph ? De engel des Hee-ren boodschapt hem, dat Maria zijne echtgenoote, hem eenen zoon zal baren, dien zij ontvangen zal zonder tus-schenkomst eens niensehen, maar van den H. Geest, zoo dat zij moeder zal wezen en tevens maagd zal blijven, liet woord van den goddelijken afgezant was voor alsnog een peilloos raadsel voor Joseph; maar ook hij gelooft aan de waarheid der voorzegging, zonder een oogenblik te aarzelen. Maar indien hij hierin niets aan Abraham toegaf, hij overtreft hem, wanneer wij bedenken dat hij te gelooven had aan de verwezenlijking van een grooter wonderwerk, dan dat hetwelk Abraham werd voorgehouden. Inderdaad het is een verbazender wonder, dat eene maagd, maagd blijvende , ontvangt, dan dat eene onvruchtbare ontvangt. Zien we hier, wat do 11. Thomas zegt over de woorden des engels. „ En zie, Elisabeth, uwe bloedverwante, ook zij heeft eencu zoon ontvangen in haren ouderdom, . . . . want geen ding zal bij God onmogelijk zijnquot; 2). Hij toch onderstelt uitdrukkelijk dat liet mirakel hetwelk aan Maria geschied is, grooter was dan dat van Elisabeth. „ Wat grooter is,quot; zoo werpt hij
1) Eom. IV. 11.
2) Luc. I. 3G. 37.
— 118 —
zich op, „ kan niet op afdoende wijze bewezen worden door iets dat minder is. Welnu hot is iets grooters dat eene maagd baart dan eene overbejaarde vrouw. Dus was het betoog des engels, daar hij het moederschap eencr maagd uit het moederschap eener bejaarde vrouw bewees, niet voldoende.quot; En nu antwoordt hij : ,, daarom hebben , gelijk Ambrosius zegt in zijne verklaring van het scheppingswerk, meerdere onvruchtbaren gebaard, opdat men geloof zou slaan aan het baren eencr maagd. En hierom wordt gewag gemaakt van het moederschap der onvruchtbare Elisabeth, niet wel is waar alsof dit bewijs voldoende ware, maar bij wijzo van figuurlijk voorbeeld. En hierom wordt ter bevestiging van dit voorbeeld een ander doorslaand bewijs aangevoerd uit de goddelijke almachtquot; 1).
||;ll li
Op dit zoo gewichtig gezag mogen wij dus voor bewezen houden, wat wij voorop stelden, dat namelijk ook onder dit opzicht Josephs geloof van verhevener aard was dan dat van Abraham zelf. Wij spreken altoos in de onderstelling, dat Joseph dit bovennatuurlijk feit, zwaarder om aan te nemen voor het menschelijk verstand
1) 3. qu. 30. art. 4 ad 3in. Majus non potest probari sufRcienter per minus. Sed majus fuit virginem parcrc quam vetulara. Ergo non fuit sufficiens probatio angeli, probantis conceptura virginis ex conceptu se-nis. — Kespondeo dieendum quod sieut Ambrosius dieit in Hexame-ron, ob hoe multse steriles pepererunt, ut partus eredatur virginis. Et ideo eoneeptus Elisabeth sterilis indueitur, non quasi sufficiens arguraen-tum, sed quasi quoddam ligurale exemplum. Et ideo ad eonfirmationem hujus exempli subditur argumentum efficax ex omnipotentia divina.
— 119 —
T
dan het feit, waarover God tot zijn dienaar Abraham : ,
sprak, met dezelfde volkomene bereidvaardigheid als A-braham heeft geloofd. Dit laatste immers zon mcu niet kunnen betwijfelen, zonder eerst alles te loochenen, wat wij bereids in de vorige bladzijden breedvoerig betoogden. Wij mogen zelfs, ja moeten aannemen, dat Joseph,
terwijl het voorwerp zijner geloofsoefening alle natuurlijke begrippen ver te boven gaat, ook met nog veel grooter j?n ; onderwerping dit wonderwerk heeft geloofd dan Abraham.
(Jqj. De H. Teresia getuigt van zich zelve: „ De duivel (yjjg heeft er nooit in kunnen slagen mij op welke wijze ook,
eld. | tegen het geloof te bekoren. Het schoen mij zelfs, dat een ' ik, naarmate de leerstukken des geloofs, te oordeelen naar , al. ons natuurlijk verstand, meer onmogelijk schenen te zijn,
y zo des te vaster geloofde. Hoe moeilijker te gelooven ze
zijn, hoe meer godsvrucht zij mij inboezemenquot; 1). Mocht : '
aldus eene H. Teresia spreken, hoeveel meer mogen wij dan dit niet aannemen van den H. Joseph, wiens levendig geloof en groote deugden door Teresia zelve zoo zeer geroemd worden?
Doch gaan wij met onze vergelijking voort; een laatste trek uit het leven dezer beide glorievolle patriarchen zal nogmaals de schaal doen overslaan naar den kant van Jesus' voedstervader.
1 t
U.
f.
Jehova, willende de beproeving van Abraham als tot het uiterste doorvoeren, beval hem eindelijk zijn eenigen zcon , zijn Isaac, zijn veelgeliefd kind, het kind van Gods
M
I
'II f:
1) Sa vie par elle-meme, trad. Bonix. Chap. XIX.
— 120 —
beloften, met eigen Land om het leven te brengen en hem aldus als een slachtoffer op te dragen. Wie dit bevel rijpelijk in zijn gemoed weet te doorgronden , huivert als onwillekeurig. Wat kon toch schroomlijkers van een vader gevergd worden ? En toch — de groote Aartsvader deinst niet terug; zijn hart is terstond bereid het offer te brengen. Ondanks alle tegenbedenkingen die zijne rede hem voorstelt; al schijnt hot thans volslagen onmogelijk, dat God zijne vroeger gedane belofte houden kan, toch staat hij in zijne overtuiging vast, dat God ze houden zal, en hem door middel van dienzelfden zoon een vader van vele volkeren, vader des Messias' zal doen worden, ó Voorwaar! dit geloof van Abraham verdient do bewondering aller eeuwen! Merk echter op, vrome lezer, dat bij al dat verhevene slechts Isaac in het spel komt, terwijl Gods almacht zich nog immer aan Abraham voordoet , ongedeerd en onbelemmerd. — Anders is het onder dit opzicht in de beproeving, die Joseph te ondergaan heeft bij gelegenheid zijner vlucht naar Egypte. Immers hier is het geen zwak menschenkiud, dat gered moet worden, om volgens de belofte het heil der wereld tc bewerken ; maar 't is do almachtige God zelf. God zelf schijnt hier zijne almacht verloren te hebben en desniettegenstaande gelooft JosejA nog immer, dat let kind, waarmede hij op de vlucht gaat, de almachtige God is.
Wat oordeelt gij, lezer ? Wanneer gij dit alles in de bijzonderheden overweegt, is het bij u dan geene uitgemaakte zaak, dat Josephs geloof het geloof van Abra-
I
— 121 —
1mm zclvcn, hoezeer ook door Pauhis geroemd, in edelmoedigheid en vaardigheid verre te boven gaat?
't Verwond ere ons dan ook niet, dat de H. Bcrnar-dinns van Siëna als reden van Josephs afsterven voor Christus' dood aangeeft, dat Maria alleen het voorrecht moest hebhen als heldin des geloofs bij Christus' lijden te kunnen optreden. „ God wildequot; , zoo spreekt hij, „ dat Joseph stierf voor het lijden des Heeren en wel om twee redenen . . . waarvan de tweede is, ojnlat het voorrecht van een volmaakt geloof te bezitten tijdens 's Heeren lijden, uitsluitend eigen zou wezen aan de allerheiligste Maagdquot; 1). Wij weten hoe de Apostelen, bij zijn kruisdood en na zijn sterven wankelden. Dit zou, wil hij zeggen, niet gebeurd zijn met Joseph, zijn geloof was daarvoor al te onwrikbaar. Hij zou den strijd hebben doorgeworsteld met denzclfdcn bovennatuurlijken zielsmoed als zijne H. Bruid Maria, en even min als zij bij Jesus' sterven getwijfeld hebben. Dit voorrecht nu van heldhaftig geloof had God alleen aan de Moeder des Gckruisten voorbehouden. En daarom lag het in dc plannen van Gods voorzienigheid dat hij vóór dieu tijd zou sterven.
Dit zij voldoende omtrent Josephs groot geloof. — Gaan wij thans zijne verhevene hoop overwegen.
1) Art. II. Cap. III. Voluit enim Deus ipsum mori ante Domini-cam passioncm, maxime propter duo.... secundo, ut privilegium lidei solum in tempore passionis in Virgine remancret.
II.
Hot vertrouwen op God, dc hoop, wordt uit het geloof als uit deszelfs levensbeginsel geboren, en naar gelang dit laatste krachtiger drijfveeren heeft, zal ook des-zelfs uitwerksel zich door degelijker vastheid eu duurzaamheid kenmerken. Zoo toch leert ons de voorname godgeleerde, Cornelius a Lapide. „ Hoe grootcr het geloof is, hoe grootere hoop het voortbrengtquot; 1). Do II. Bcrnardus geeft hiervan de reden aan, zeggende: „ Tus-schcn het geloof en dc hoop is eeue nauwe verwantschap : wat de eerste gelooft te zullen gebeuren, begint do andere te hopen dat haar zal te beurt vallenquot; 2). Bijgevolg kunnen wij te recht besluiten, dat, wijl Joseph oen zoo zeldzaam groot geloof heeft bezeten (zie het voorgaande Art.), hij ook een heldhaftig vertrouwen heeft gehad, en dus met de volste zekerheid hoopte het eeuwig leven te zullen erlangen met alle middelen die hij hiervoor behoefde. — Met wat eene onverstoorbare gerustheid moet vooreerst de H. Joseph niet vertrouwd hebben zalig te zullen worden! Ongetwijfeld is het een punt van ons heilig geloof, dat niemand hier op aarde, tenzij God het
1) Comm. in Jacob. 1. 6. Quo major est fides, eomaiorem gignit spem. 3) Serm. X ia Ps. m Q,ui habitat.quot; Tom. 183. Col. 231. Nempe ger-mana fidei speique cognatio est: ut quod illa futurum credit, haec sibi incipiat sperare futurum.
— 123 —
hem bepaaldelijk openbare, met algehecle en onfeilbare zekerheid weet, of hij Gods liefde dan wel Gods haat verdient, en of hij ten einde toe in Gods genade zal volhardenquot; 1). Wij zeggen: „met algeJieele en onfeilbare zekerheid.quot; Dit sluit echter vooreerst niet uit, dat de H. Joseph eene andere soort van zekerheid bezat van minderen aard, die wel is waar nog niet allen twijfel in hem onmogelijk maakte, maar hem toch reeds eeue volle gerustheid bezorgde. De H. Thomas doet ons deze soort van zekerheid met weinige maar zakelijke woorden begrijpen , wanneer hij zegt; „ Men kent ten derde iets bij wijze van gegronde gissing. En op deze wijze kan iemand weten, dat hij Gods genade bezit, voor zooverre hij namelijk zich bewust is vreugde te vinden in God, en de wereldsche dingen te versmaden, en zuiver te zijn van alle doodzondequot; 2).
Passen wij dit op Joseph toe. Ongetwijfeld was die voorname dienaar des Ileeren innig overtuigd, dat hij zijn God beminde. Hoe toch kon hij hieraan twijfelen? Wat deed hij al niet voor Hem? En hij deed het met volkomen onthechting aan al het tijdelijke ! Ja dit alles versmaadde hij te zijner liefde, zoo dat hij zijne fortuin, zijn rust en zelfs zijn leven voor Hem in de
i
1) Cone. Trident Sess. YI. de Justific. Can. 16.
3) 1. 2. qu 112. a. 5 in Corp.... Tertio modo cognoscitur aliquid conjecturaliter. Et hoe modo aliquis cognoscere potest se habere gra-tiam, in quantum scilicet percipit se delectari in Deo, et contemnero res mundanas et in quantum homo non est conscius sibi alicujus pec-cati mortalis.
r I
waagschaal stelde, zoo als bijv. bij zijne vlucht naar Egypte. En verder: zal hij, die door God zeiven een „rechtvaardigquot; man genoemd wordt; hij, die jaren lang in zulke allerinnigste betrekking stond met Jesus, den God aller heiligheid, en met Maria, het heiligste schepsel dat ooit op aarde was, — zal hij niet het volle bewustzijn hebben gehad van vrij te zijn van alle doodzonde ? Maar wie dan zou zich ooit dit getuigenis mogen geven? Al de tcekenen van voorbeschikking, door den H. Thomas aangegeven, waaropmen, afgezien ook van eene vormelijke openbaring Gods, zijne hoop in den schoenen hemel met zekerheid mag bouwen, wij vinden ze dan in den H. Joseph!..... En wat besluiten wij hieruit?
Dat Joseph met eenc onuitsprekelijke blijdschap zijner ziel zijnen God steeds zal gediend hebben, in de stellige verwachting, dat hij tot loon zijner vele goede werken Hem eens in zijn paradijs zou bezitten en genieten.
Maar had Josephs vertrouwen op de eeuwige zaligheid, behalve die troostvolle voorteekens zijner voorbeschikking, wellicht niet een nog vasteren grond? — Wij antwoorden: ja!
Geven wij nogmaals het woord aan den engelachtigen leeraar ; „ Er zijn zakenquot;, zegt hij, „ die men kent door goddelijke openbaring. En op deze wijze kan iemand weten de genade te bezitten. Immers God openbaart dit soms aan ecnige personen door een bijzonder voorrecht; en dat wel, opdat zij reeds in dit leven een begin dier vreugde smaken, welke eigen is aan de ongestoorde zaligheid der hemellingen, om verder daardoor des te ver-
— 125 —
trouwvoller cn tc moeciger naar het uitvoeren van groot-sehe daden te streven en de ellenden van dit leven tc verduren quot; 1).
Zoodanige openbaring, beweert de geleerde Suarez , heeft God o. a. gedaan aan zijn apostel, den IT. Paulns. „ Wij honden het als zekerquot;, zegt hij , „ dat Paulus openbaring heeft gehad, dat hij in staat van genade leefde en zelfs dat hij voorbeachikt was ter zaligheid. Beide punten liggen klaarblijkelijk vervat in zijn schrijven aan ïimotheüs: „ Ik heb den goeden strijd gestreden; den looji voleindigd; het geloof bewaard. Voorts is mij de kroon der gerechtigheid weggelegdquot; (2 Tim.IV. 7. 8.) 2). Maar, als wij moeten aannemen dat de Heer znlk een voorrecht verleend heeft aan een zijner apostelen, hebben wij dan niet veel meer reden om dit voorrecht toe te kennen aan Jesus' Voedstervader, den H. Joseph? AVie weet immers niet hoeveel heiliger hij was dan Pan-lus ? Hoe zonden we hieraan kunnen twijfelen, als wij ons herinneren wat hierboven gezegd is over Jesus' bijzondere liefde jegens zijn allerwaardigsten Voedstervader? ó Ja, op grond dier uitstekende heiligheid van de zijde van
1) L. cit.....Aliquid cognosci potest per revelationem. Et hoe raoclo
potest aliquis scire se habere gratiam; revelat enim Deus hoe aliquando aliquibus ex special! privilegio, ut securitatis gaudium etiam in hac vita in eis incipiat et confidentiiia et fortius magnifica opera prosequan-tur et mala priesentis vitaj sustineant.
2) De augm. grat. Lib. IX. Cap. IX. No 21. Tom. IX. pag. 532. Fatemur habuisse Paulum revelationem suoe gratue, imo et pnedestina-tionis, ut ex illo 2. Tim. IV. 7. 8. aperte colligitur.
Joseph, dier teedeve toegenegentcid van do zijde van Jesus, durf ik zonder aarzelen beweren , dat Hij zijn voedstervader volkomen gerust gesteld lieeft omtrent zijn eeuwig heil en hem de daaruit voortvloeiende zeilsvreugde heeft laten smaken. Maar wie zal dan de vastheid van zijne hoop in den hemel kunnen berekenen? Zijn geloof in het onfeilbaar woord van Jesus, die hem die zoete verzekering gaf, was zoo volmaakt mogelijk. Op dat onwrikbaar geloof steunde zijn vertrouwen. Dit vertrouwen , ó het is derhalve gewis onuitsprekelijk groot, maar ook onuitsprekelijk zoet geweest!
Maar hoe? zal wellicht mijne vrome lezer zich afvragen, hoe kon zoo iets te zamen gaan in Joseph? Verzekerd zijn van zijne zaligheid en tevens diezelfde zaligheid hopen? Sluit hot eene het andere niet noodzakelijk uit? Neen. Dit zou wel het geval zijn, indien Joseph reeds werkelijk in het bezit des hemels ware gesteld geweest: want de zekerheid, die het werkelijk bezitten geeft, is niet bestaanbaar met de hoop. Dewijl hij echter altoos voortging op aarde te loven en die verzekering slechts berustte op eene door Josus gedane belofte en openbaring, zoo bleef er voor Joseph nog immer gelegenheid over, om de deugd der hoop te oefenon. Het is er trouwens zoo verre af dat de zekerheid des geloofs de ware hoop van den mensch onmogelijk maakt, dat integendeel deze geloofsverzekering als eon wezenlijk bestanddeel dier hoop beschouwd moet worden. Zoo toch leert de H. Thomas , terwijl hij de woorden van den geleerden Petrus Lombardus tot de zijne maakt. „ De hoop is ceno zekere
— 137 —
verwachting der toekomstige zaligheid, gelijk de Meester zegt (36 Art. van het S1quot; boek zijner Uitspraken) 1). Inderdaad het vertrouwen steunt op het geloof in God, die ons den hemel beloofd heeft en is dus even zeker als dit geloof. Vandaar wederom dit woord des H. Thomas'; „ En zoo handelt ook de hoop mot zekerheid; zij streeft naar haar doeleinde , als nemende de zekerheid des ge-loofs in zich overquot; 3). Hieruit volgt noodzakelijk, dat wanneer iemand aangaande zijne zaligheid eene openbaring krijgt en hij hieraan gelooft, zijn vertrouwen krachtens dit geloof veel zekerder wordt en zich met des te meer veerkracht zal uiten.
Er was dan in het gemoed van Joseph niet de minste zweem van twijfel aangaande zijne voorbestemming ter eeuwige zaligheid.
Voeg hierbij dat Joseph niet minder vastelijk op God vertrouwd heeft in alle soort van nood en zonder ooit te aarzelen; met een opgeruimd en onwrikbaar gemoed, zonder zelfs een zweem van twijfel te voeden; — en gij zult moeten aannemen , dat op grond van de desaangaande door Bcnedictus XIV vastgestelde beginselen, de hoop des H. Josephs inderdaad heldhaftig geweest is 8).
■ : .i i
-li
tl! |
i
i
rf': ft
1 KJ
2. 2. qu. 18. a. 4, Scd contra est quod spes est certa expectatio futime Leatitudinis, sicut Magister dicit. (26. dist. Lib. 3. Sentent).
— 12-8 —
Hoe treffend zien wij dat helddadig vertrouwen van Joseph schitteren in al de lotgevallen, die het H. Evangelie ons van zijn veelbewogen leven heeft opgeteekend!
Besehonw zijne handelwijze toen hij bij het zien van Maria's zwangerschap, als verpletterd door dien pijnlijken indruk, niet wist wat te beginnen. Hij houdt met niemand raad; maar overdenkt het geheim in de stilte zijns harten, terwijl hij de oplossing daarvan onvoorwaardelijk in Gods handen overlaat. Hij vertrouwt met alle zekerheid, dat Hij, die hem Maria tot vroiiw geschonken heeft, ten gesehikten tijde uitkomst zal geven en daarop slaapt hij rustig in. Dit is althans het gevoelen van den H. Chryso-logus en van den geleerden Paschasius Eadbertus. De eerste zegt: „ Joseph denkt er bij zich zeiven aan haar weg te zenden en zegt alles aan God; want hij had daarover niets te zeggen aan eenig menschquot; 1). En Eadbertus ; „ Plotseling wordt hij in den slaap door do toespraak eens engels getroost, en krijgt kennis van Maria's moederschap. Hieruit blijkt voorwaar dat hij , niet wetende wat hij doen zou, intussehen alles overgaf aan Godquot; 2). Re-migius, bisschop van Auxerre, geeft in 'fc bijzonder als bewijs van Josephs volmaakte gerustheid van ziel te mid-
in onmi necessitate, sed incessanter, alacriter et firmissime, absque om-ni prorsus dubio de eventu.
1) Serm. 145. Tom. 53. Col. 589. Cogitat dimittcre et dicit Deo to-luin; quia quod homini dieeret non habebat.
3) Tom. 120. Col. 109. Subito in somnis angelieo eonsolatur alFatu, et certus redditur de eonceptu. TJiide profecto liquet quia inter moras totum committebat Deo, nesciens quid ageret.
den van dien zorgelijken toestand aan, dat de engel hem in den slaap verschenen is 1).
Al wie zich in de netelige omstandigheden weet te verplaatsen, waarin de goede Joseph zich alstoen bevond en daarbij de edele, kalme gelatenheid zijner ziel in het oog houdt, zal gereedelijk moeten bekennen : ja het vertrouwen van dien waardigen bruidegom van Jcsus' Moeder heeft alle voorwaarden vervuld om heldhaftig te heeten!
En zou men hetzelfde niet mogen beweren, wanneer wij Josephs gedrag nagaan bij zijne vlucht naar Egypte? 't Is waar, wij hebben daaromtrent geene vormelijke getuigenissen der Vaderen. Maar wie, die zich herinnert, wat wij in ons vorig hoofdstuk van dit feit hebben aangestipt , erkent niet met ons, dat zulk cene heldhaftige bereidvaardigheid noodzakelijk een onbeperkt vertrouwen op de voorzienigheid in zich sluit?
Een treffend blijk van vertrouwen oji God gaf de heilige priester Esdras bij zijn terugkeer uit de babylonisehe gevangenschap naar het heilig Land van Judca. Hij zelf verhaalt ons zijn gedrag in het eerste der heilige boeken die zijn naam dragen, met de volgende woorden: „ En ik predikte aldaar aan den oever der rivier Ahava een vastedag, om ons te bedroeven voor don Heer onzen God, en van Hem eene goede reis af te smeekeu voor ons en onze kinderen en al ons toebehooren. Want ik schaamde
1) Hom. 4«. Tom. 131. Col. SS7. Per hoc vero quod angelus in somnis apparuit Josepho, requics designatur mentis, et quia requiescebat a curis secularibus, idcireo angelica visitatione pariter et locutione me-rnit perfrui.
I
mij den koning om kuip te vragen en om ruiters, die ons tegen onze vijanden zouden verdedigen. Wij hadden immers den koning gezegd: „ Do hand van onzen God waakt over allen die Hem met een oprecht goed hart zoeken; terwijl zijne macht en kracht en woede drukt op allen, die Hem verlaten.quot; Wij hebben dan gevast, en onzen God hierom geboden: en alles is ons naar wensch geslaagdquot; 1). Esdras, wij horhalen het, gaf bij deze gelegenheid ecu schitterend bewijs van vertrouwen op Gods vaderlijke voorzienigheid. Alle menschelijke voorzorgen ter zijde stellende, geeft hij zich onvoorwaardelijk aan de leiding van God over, en — God wist zijn vertrouwen wonderdadig te beloonen.
Willen wij ons echter overtuigen hoe veel bewonderenswaardiger nog, bij gelegenheid van de vlucht naar Egypte, de hoop en moed van Joseph was , men stelle dan de omstandigheden, waarin beide verkeerden, tegenover elkander. Men bedenke vooreerst, dat Esdras bij 't aanvaarden zijner reis reeds door deu koning van Assy-rië was aangesteld als landvoogd van Judea. Als zoodanig trok hij aan hot hoofd van zijne broeders naar Jerusalem op; weshalve een ieder hem te ontzien had. Hij voerde verder de schatten met zich, welke de koning aan Jerusalems tempel gewijd had en waardoor hij hem een doorslaand blijk zijner goede gezindheid gaf. Men moet tevens onderstellen, dat Esdras op zijnen terugtocht den grooten gebaanden karavaanweg volgde, die van oudsher
I) 1. Esdr. Vin. 21—23.
uit Persië door Kanaiin naar het zuidelijk gelegene Egypte voerde. Eindelijk merke men nog op, dat hij overvloed aan middelen had, om zich op reis al het noodige aan te schaften. Zoo waren de omstandigheden van Esdras. —• Wie nn ziet niet, hoe geheel anders het gesteld was met den H. Joseph? Hij heeft te doen met een wreedaard van een koning, met Herodes, die niets anders zoekt dan deszelfs voedsterkind onmeêdoogend te vermoorden. Daarenboven is hij niet ruimschoots van alles voorzien , maar hij is arm en kan zich hierom op de reis niets van alles aanschaffen, wat de karavanen toen ter tijde aan welgestelde reizigers aanboden, ó Het is dan niet van grond ontbloot M'at de H. Alphonsus met vele andere godvruchtige schrijvers houdt, dat Joseph met zijn heilig gezelschap meer dan eens langs den weg om een stuk brood moesten bedelen en vaak van koude rilden. Had hij bovendien niet reden om onophoudelijk bevreesd te zijn, dat de soldaten van Herodes hem zouden achterhalen ? En ware Egypte slechts het einde zijner rampen geweest ! Maar neen — 't was juist het a-kelig vooruitzicht van de nog diepere armoede en groo-tere ellenden die hem daar stonden te wachten, hetwelk hem het meest bedroefde. Wat bitteren weemoed moest dat alles in Josephs hart veroorzaken, zoo dikwijls hij zijne blikken sloeg op Jesus en Maria, die twee hemel-sche panden, wier verzorging en leiding hem was toevertrouwd ! En desniettegenstaande komt geen enkele klacht over zijne lippen ; slaakt hij geen enkelen zucht; onderneemt hij vol vertrouwen op de voorzienigheid zijns
— 132 —
Heeren dc gevaarvolle reis naar het onbekende, licidensch Egypte. . . . En men zegge niet, alsof het heldhaftige van Josephs gedrag daardoor iets in onzen dunk moest verliezen, dat hij de wonderen van Jesus' geboorte kende ; dat de herders immers hem gewis verhaald zullen hebben hoe engelen uit den hemel zijne glorie hadden bezongen ; dat hij de wijzen uit het morgenland, voor-gelieht door eene mirakuleuze ster , had zien aankomen en nederknielen voor Jesus' voeten om Hem als hun God te aanbidden; dat al dat wonderbare, waarvan hij getuige was geweest, hem zoovele zichtbare waarborgen van Gods bescherming waren. Voorzeker waren dit voor Joseph zoovele waarborgen van Gods bescherming. Dit echter vermindert in gecnen dcele het wonderdadig karakter van Josephs hoop. Immers uit de ondervinding blijkt het, dat 's menschen hart (een ware afgrond van geheimen opzichtcns alles wat tot de bovennatuurlijke orde behoort !) ondanks al die uitwendige steunscls nog vaak volstrekt besluiteloos en wankelend blijft, om dc voorkomende moeilijkheden over te stappen. Hebben wij hiervan niet een doorslaand bewijs in de geschiedenis van Gods volk in de woestijn ? Had God, om hun zijne zichtbare bescherming te doen gevoelen, niet reeds wonderen op wonderen gewrocht ? de wateren der roode zee voor hen gescheiden, zoodat zij droogvoets hare bedding konden doortrekken ? het leger van Pharao tot den laatsten man doen omkomen en duizenden andere wonderen meer? — En toch, hoe twijfelachtig was datzelfde volk niet, bij de minste ongelegenheid die zich opdeed, aangaande
— 133 —
Gods bijstand! Hoc vaak morde het niet tegen zijn aanvoerder Moyses ! — Hebben wij er niet een even klaar bewijs van in de beide leerlingen, die naar Emmaus gingen ? Er is geen twijfel aan of zij kenden hnn Verlosser cn beminden Hem ook vurig. Zij hadden ook zeer zeker menig wonderwerk van Hem gezien. Eu toch — hoe wankelbaar was nog hun vertrouwen, tot op den dag zclven dat Jcsus hun verscheen ! Zoo herhaaldelijk had Hij voorzegd, dat Hij eerst lijden en sterven moest, om vervolgens ten derden dage te verrijzen ; en desniettegenstaande hooreu wij hen zeggen : „ Wij hoopten dat-Hij het was, die Israel verlossen zou.quot; (Luc. XXIV. 31.) „ O leerlingenquot;, roept Aiigustiuus uit, „ wat zegt gij : dat gij hooptet ? gij hoopt dus thans niet meer ?quot; 1). Keen, hunne hoop was gausch vervlogen.— Niets van dat alles ontmoeten wij in Joseph. Welke menschelijke zwakheid hij ook in Jcsus ziet; hoezeer al die verschijnselen iu strijd schijnen te zijn met zijn goddelijkcu persoon, niet do minste, niet de minste twijfel rijst in het hart van Joseph op. En dan — ofschoon de gedachte aan do toekomst van zijne cchtgcnoote en van zijn pleegkind Jesus, wien hij in den vreemde het noo-dige levensonderhoud te verschaffen had, hem onwillekeurig het gemoed moest beangstigen, als zijnde hij van alle menschelijke middelen van bestaan verstoken; toch
w
li ■'i
I
Yf-
li
m tl
.A :«■ t
' !fe
li
Wquot;
y
■/.
i!
V.« ,i «siquot;
1) Serrao 235. Tom. 38. Col. 1118. O discipuli! sperabatis; ergo jam non speratis?
aarzelt hij geen oogcublik, maar neemt onversaagd do reis naar Egypte aan.
Wie is verder in staat ons te doen begrijpen, wat al vele goede werken, goede werken van de volmaaktste en heiligste soort, waartoe een schepsel in staat is, gedurende meer dan dertig jaren door Joseph verricht zijn? Want ook hierin ligt een overtuigend bewijs voor Josephs uitstekende gave der hoop. Immers volgens de leer van den geleerden Paus Benedictus XIV, „ zijn alle goede werken zoo vele blijken van vertrouwen, en getuigen goede werken van uitmuntendon en verheven aard voor eene uitmuntende, verhevene en heldhaftige hoopquot;l). De roden hiervan is licht te vatten. Het eigenlijke voorwerp toch onzer hoop is het bezit van God; waaruit volgt, dat eene hoogopgevoerde hoop don mcnsch van zelf zal aansporen tot altoos meerdere goede werken, waardoor hij steeds meer recht krijgt op dat zalig bezit van dieu God.
Slechts weinige handelingen van Joseph vinden wij in de evangeliën opgeteekond: intusschen zijn het alle zoovele daden van uitstekenden en verheven aard. Maar ook, het weinige zelf dat ons daar vermeld wordt, hoeveel doet, het ons niet noodzakelijk onderstellen! Voeg hierbij , dat Joseph al die verhevene werken van deugd, van godsdienstigheid , van versterving, van zelfverloochening, van
1) Lib. III. Cap. XXIII. No 16. Deraum omnia o-)era bona spem arguuufc et omnia opera bona cximia et sublimia spem demonstrant exi-miam, sublimem et heroieam.
liefde enz. niet slechts aan zijn God zeiven verrichtte, maar ze niet zelden deed met gevaar van zijn leven , met opoffering van zijne rust en zijne tijdelijke welvaart, zoo als bijv. op zijne reis naar Egypte.
Op onomstootelijke gronden mogen wij derhalve Josephs vertrouwen op zijnen God heldhaftig noemen.
III.
Josephs weergalooze liefde jegens God en den Naaste.
De liefde is, volgens alle godgeleerden, de voortreffelijkste van alle, zoo goddelijke als zedelijke deugden. Dc H. Paulus zegt ons zxilks uitdrukkelijk aangaande de drie goddelijke deugden; „Nu echter blijven geloof, hoop, liefde , deze drie; en van deze is de grootste de liefdequot; 1). De H. Thomas verklaart ons dien voorrang der goddelijke liefde, wanneer hij zegt: „ Al wat uit zich zelf is, is grooter dan datgene wat door tussehenkomst van iets anders is. Het geloof nu en do hoop bereiken God, maar slechts voor zooverre als de kennis van 't ware en de erlanging van hot goede ons van zijnentwege gewordt. De liefde echter bereikt God zclven om in Hem stand te honden, en niet opdat van Hem ons iets geworden moge. En hierom is de liefde voortreffelijker dan het geloof, dc hoop en al de overige deugdenquot; 2).
De goddelijke deugden zijn alle innig met elkander
1) I. Cor. XIII. 13.
2) 2. 2. qu. 23. a. G. in Corp. Semper autcm id ;|Uod est per se, majus est eo quod est per aliud. Fides autem et spes attinguut quidem Deum secundum quod ex ipso provenit nobis vel ^ognitio veri vel adeptio boni. Sed cbaritas attingit ipsura Dcum ut in ipso sistat, non nt ex eo aliquid nobis proveniat. Et ideo cbaritas est excellentior fide et spe et per consequens omnibus aliis virtutibus.
verbonden, zoozeer, dat niet eene van haar volmaakt bezeten kan worden, zonder dat tevens de andere bezeten wordt. De natuur der liefde evenwel bewijst ons , dat haar vlam des te hooger stijgen moet, naar mate iemand die in de vriendschap Gods leeft, meer bevestigd is in geloof en vertrouwen. .Door het geloof kennen wij het voorwerp onzer liefde en dus, hoe grooter ons geloof is des te grooter wordt de kennis van God. Door de hoop kennen wij datzelfde voorwerp onzer liefde in zoo verre het door ons kan en zal bezeten worden in den hemel. Ik zeg „ in zoo verre het eenmaal door ons kan en zal bezeten worden.quot; Want kenden wij het niet als dusdanig, dan zou onze kennis van zulk een beminnelijk voorwerp tot niets anders dienen, dan om ons neer te storten in eene wanhopende droefgeestigheid. Tc recht zegt dus Cornelius a Lapide: „ Uit het geloof en de hoop rijst do liefde opquot; 1).
Brengen wij deze woorden in verband met hetgeen wij hierboven over Josephs geloof en vertrouwen zeiden, zoo zullen wij geene moeite hebben, om aan te nemen, dat Josepdis liefde voor zijnen God inderdaad onvergelijkelijk groot en zonder weerga geweest is.
Wie overigens weet niet, dat de voornaamste deugd, welke den mensch tegelijk met de heiligmakende genade wordt ingestort, de liefde is ? Zonder deze immers kan niet eéne andere deugd aangenaam aan God zijn, gelijk
1) Comm. in 1 Tim. 1. Ex fide et spe consurgit charitas.
— 138 —
do H. Thomas leert: De liefde geeft den vorm aan alle overige deugden, daar zij dezelver aktou recht tot het laatste einde van den mcnsch verordent 1). Volgens dit gewichtig grondbeginsel zal dan zijdelings alles wat wij nog van Josephs deugden te vermelden hebben, zoovele bewijzen opleveren voor Josephs liefde, 't Zal ons tevens de waarheid doen zien van deze woorden des H. Bemardinns' van Siena: „Joseph bezat eene allervurigste liefdevoor God en den evenmenschquot; 2), do liefde, welke uit haren aard God tot eerste en don naaste, Gods evenbeeld, tot tweede voorwerp heeft. Deze waarheid drukt de H. Thomas uit met de volgende woorden : „ God,quot; zegt hij, „ is hot voorname voorworp der liefde, en de naaste wTordt uit liefde om God bemindquot; 3).
Wij zullen die liefde in Joseph onder beide oogpunten besehouwon.
1) 2. 2. qu. 23. a. 8. Manifostum est autem quod per charitatem or-dinantur actus omnium aliarum virtutum ad ultimum finem. Et secundum hoc ipsa dat formam actibus omnium aliarum virtutum et pro tanto dicitur esse forma virtutum.
2) Art. II. Cap. I. Ardentissimum in Dei amore et charitate.
3) 2. 2. qu. 23. a. 5 ad lm. Deus est principale objectum charita-tis. Proximus autem ex charitate diligitur propter Deum.
I'
v ■ li'.
De groote cn geleerde Paus Benedietus XIV, sprekende over de versoliillends oefeningen, waardoor de liefde jegens God zich bij de dienaren Gods pleegt te openbaren , zegt: „ Wij willen Her aangeven, wat wij aangaande de liefde der lieiligen tot God in de processtukken hunner heiligverklaring vermeld vinden — , die liefdeopenbaringen kunnen tot de volgende hoofdpimten worden teruggebracht: eene altijd tot God gerichte meening; herhaalde vrome gesprekken over God; eene voortdurende beschouwing van Gods goedheid en de geheimen van onzen godsdienst, inzonderheid van het Lijden O. H. J.-C.; overdenkingen om de liefde Gods in zich op tc wekken; het richten van al zijne gedachten, woorden en werken tot God; zware zielesmart om de afwezigheid van Christus; de trouwe ouderhouding van Christus' geboden en van de evangelische raden; geestverrukkingen en opgetogenheid des lichaamsquot; 1). Al deze door Benedietus aangegevene
1) Lib. III. Cap. XXIIT. No 26. Ad hsec referri possunt, quae de caritate erga Deum habentur in Actios Canonizationis .... quae prajei-pue ad sequentia capita reducuntur : ad meutem videlicet semper in Deum inteutam j ad frequentem de Deo piam locutionera; ad continuam con-siderationem divinic bonitatis, et mysteriorum nostrae relig-ionis et pric-cipue Passionis Domini Nostri J. C.; ad meditationes pro excitando in se amore erga Deum; ad relationem in Ipsum omnium cogitationum, verborum et operum; ad gravem molestiam ob absentiam Christi ; ad observantiam praeceptorum et consiliorum; ad extases et raptus.
liefdeakten, waarvan wij in dc levens van Gods heiligen lezen, mogen wij insgelijks op het gezag der heiligen en van vele geleerde schrijvers, aan Joseph, den „rechtvaardigequot;, den dienaar Gods bij uitnemendheid, toeschrijven.
„ Beschouw,quot; zoo spreekt met zijne gewone zalving en teedere godsvrucht de H. Alphonsus, „ beschouw, welke zoete gesprekken Maria en Joseph gedurende Imnne reis naar Egypte wisselden. Zij spraken over de barmhartigheid van God, die zijn Zoon in de wereld zond, om het menschdom vrij te koopen. Zij spraken over de liefde van dien Zoon, die in dit dal van tranen kivam, om door zijn lijden eu sterven voor de zouden der menschen te voldoenquot; 1). De G. Canisius zegt evenzeer; „ Yoorzcker het is eene op goede gronden steunende meening, dat Joseph dikwerf lange gesprekken met dc allcrh. Maagd voerde over de heilige geheimen, waarvan zij te zamen getuigen warenquot; 3). Hoe ook kon het anders ! Staat er niet geschreven : „ \iit dc volheid des.harten sjireekt dc mond?quot; En is hot (gelijk wij bereids vroeger opmerkten) niet eigen aan alle godminnende zielen steeds over godvruchtige zaken te spreken, zoo verre dit met de welvoege-lijkhcid en naastenliefde kan worden overeen gebracht? Welnu, wat kou Joseph cn Maria beletten voordurend over het eenig voorwerp hunner gansche liefde te spreken ? Dat voorwerp hunner liefde, 't was hun kiud! dat voor-
1) Zie het Ie Deel. Eerste overweging.
3) Quid si prseterea, ut est probabile sane, cura eadera Virgine de sacris multuni saepeque contuht ?
werp hunner liefde, 't was boven alle engelen beminnelijk ! dat voorwerp hunner liefde, 't was hun God en hun Al! —Niemand nvijfele er dus aan of deze zijn God zweefde aanhoudend voor Josephs geest!
Vragen wc niet, of Josephs gedacMen ook onafgebroken op God gevestigd waren: ö ongetwijfeld! Van het eerste oogenblik af, dat God hem tot voedstervader van zijn Zoon verkoos, was zijne eerste en als zijne eeuige gedachte , voor dien Godmensch, die hem van 's hemels-wegc was toevertrouwd, alle bedenkelijke zorg te dragen. —• Bernardinus van Siëna zegt: „ Zoo vaak Joseph er in zijn hart over napoinsdc; zoo vaak hij met zijne oo-gen aanschouwde, hoe de Zone Gods zijn zoon had willen worden; hoe Hij hem had uitgekozen om Hem te voeden, te dragen, te besturen, te bewaren in de behoeften zijns sterfelijkcn levens: zoo vaak hij dat alles overdacht en aanschouwde, beving hem eene heilige zielsontroeringquot; 1). Daarom voegt dezelfde heilige er bij : „Wie kau zeggen hoezeer de ziel van dien heiligen grijsaard, wanneer hij dit alles met de oogeu des lichaams aanschouwde , vcrtecdcrd werd, als onze steenachtige harten , bij het overwegen daarvan bijna bezwijken voor de bovenmatige zoetigheid en liefde en uiterste minzaamheid van God I Immers ecue vrome ziel smaakt reiner vreugde , wanneer zij bedenkt hoe de oneindig groote God zich
1) Art. II. Cap. IT. Stupcbat siquidem rurainando cordc et oculis in-tuendo, quod filius T)ei se fecerat filium suum etelegerat eum ad illum nutrienduni, bajulanduin, regenduru et conservandura in necessitatibus vitcc sua; mortalis.
tot onze geringheid heeft willen neerlaten en in de kribbe worden neêrgelcgd om onze zwakheid te gemoet te komen, hoe Hij met zijne heilige oogen onze ellende heeft willen beween en, even zoowel als zij overweegt, hoe Hij wonderen van almacht heeft willen wrochten door doo-den op te wekken; ja zelfs de gedachte, hoe Hij de natuur der engelen hoeft willen scheppen en aldus zijne oneindigheid heeft doen kennen, zij geeft aan het godvruchtig gemoed niet znlke zoete vreugde. Zeer zeker Hij heeft hot eene zoo als het andere met gelijke goedheid tot stand gebracht; maar toch, wij genieten zaliger voldoening bij het overdenken zijner liefdegeheimenquot; 1).
En wat moet niet Josejjhs hart ondervonden hebben, zoo dikwerf hij aan het op handen zijnde lijden zijns (jod-delijken Fleeyzoons dacht! De kennis die Joseph van den Messias der wereld had, was immers verheven boven die der overige Joden. Zeker deze wisten hoe de bloedige offeranden, welke zij volgens hunne wet moesten opdragen, zoovele afbeeldingen waren van het bloedig offer, dat eenmaal voor de zouden der gehecle wereld zou
1) L. cit. Quantum putes in his delinitam aniraara sancti senis, luec intuendo oculis carneis, quando et saxea corda nostra ista meditando videntur deficcre pne suavitate dulcoris et amoris atque summic digna-tionis Dei: dulcius euim menti devotie sa pit, quod altissimus Deus in-clinari ad parvulitatera nostram voluit et in praesepio reelinari ad nos-tram infirraitatem relevandam et sanctis oculis suis deflere nostram ca-lamitatem, quam quod miracula potentise voluit facere mortuos susci-tando, vel etiam quod voluerit naturam produeere angelorum, suam infinitatem manifestando. ütrumque tamea tcquali bonilate perfecit \ sed magis sapiunt nobis suae viscera charitatis.
— 143 —
worden opgedragen. Ja, volgons den H. Thomas en de Hlf. Vaderen, wisten zelfs de meer volmaakten onder ben, zooals de Oud vaders en Profeten, de eigenaardige beteekenis van ieder offer, eu geloofden zij even als liet gewone israclietisebe volk, niet sleebts op eene ingewikkelde wijze , maar uitdrukkelijk, dat de Messias sterven zou, en gelijk wij vroeger zagen, Joseph wist dat alles beter dan zij.— Daarenboven, had de engel hem niet gezegd , dat het kind, hetwelk uit Maria zou geboren worden, Jesus, dat is , Verlosser moest heeten, en wel omdat Hij zijn volk zou verlossen? Is het niet hoogst waarschijnlijk, dat God aan Joseph in dienzelfden stond, althans iu alge-meene trokken, eene duidelijke kennis gaf van de orde der verlossing? Aangenomen dus, dat ook niet allo omstandigheden van Jesus' lijden hem bekend waren, zoo wist hij toch , dat ziju veolgoliofdo, zijn eenige Pleegzoon, Hij, die hem moor aan het hart lag dan Isaac aan A-braham, moest sterven als ecu slachtoffer voor do zonden der wereld. De H. Alphonsus, dit besehouweude, roept uit: „ Ach, onder welken vloed van tranen moesten Maria en Joseph, zoo ervaren in de H. Schrift, in de tegenwoordigheid van Josus spreken over zijn smartvol lijdon en sterven! Met hoeveel weemoed zeiden zij tot elkander, dat him lieveling eens, volgons de voorspelling van Isaïas 1), do man van smarten en verachting ziju zon; dat zijne vijanden Hom zoo deerlijk noudon misvormen ; dat Hij, die nu zoo schoon was, niet meer ken-
1) Isai. LUI.
_ 144 —
baar zon wezen; dat zijn vleeseli zoodanig zon verwond cn verselienrd worden door de geesclslagen, dat Hij gelijk zon zijn aan een met wonden overdekten melaatschc; dat hun allerliefst kind dit alles met geduld verduren zon, zonder zelfs den mond te openen, om zich over zoo groote mishandeling te beklagen; dat Hij zich als een lam ter slachtbank zou laten leiden; dat Hij eindelijk aan een eerloos hout, tusschen twee moordenaars, in overmaat van smart zijn leven zou eindigenquot; 1). En hierop laat Al-phonsus volgen: „Beschouw,quot; zegt hij, „beschouw nu de gevoelens van droefheid en liefde, die zulke gesprekken in het hart van Joseph moesten opwekken ! quot; 2).
Verlangen wij nog meerdere, nog treffender blijken van Josephs vurige liefde voor zijn God? Welaan, beschouwen wc dan onzen heiligen, zorgzamen huisvader in zijn gauscJte leven en streven ten aanzien van den hem toevertrouwden Verlosser der wereld. Beschouw hem in zijne nederige timmermanswoning. Hoe naarstig, hoe onvermoeid werkte hij niet, om in het onderhoud van zijnen lieven Jesus te voorzien! Men bedenke verder wat hij zich nog al meer voor dien Verlosser getroostte. Was het niet om Zijnentwille, dat hij zich onafscheidbaar bij Maria aansloot , nadat het doel zijner komst op aarde hem dooiden engel was geopenbaard ? Was het niet om Zijnentwille, dat hij de mocielijke en gevaarvolle vlucht naar Egypte ondernam? Was het niet uit bezorgdheid of soms de wreede
1) Zie Ie Deel, 4e Overweging.
2) T. a p.
Archelaüs, die ua zijns vaders dood in Judea regeerde, oven als deze zijn geliefden Zoon vervolgen mocht, dat hij op bevel des engels naar Galilea optrok en zich metter woon in Nazareth ging vestigen? Was het ook niet om Zijnentwille, dat hij met een angstig gemoed naar Jerusaleins tempel wederkeerde om zijn verloren Jesus te zoeken eu zich geene rust gunde, voordat hij Hem ten derden dage wedervond ? In een woord: al wat de HIT. Evangeliën ons van dien heiligen pleegvader onzes Heeren vermelden; al wat hij leed en deed, was het uiet voor het welzijn van zijn teerbeminden, eenig dierbaren voedsterzoon?—Welnu ziehier hoe wij dat alles te be-sehouwen hebben. Hot mag als een zeker grondbeginsel worden aangenomen, dat de heiligen Gods in al hunne werken, indien zij ook al niet steeds onmiddellijk voor God te werk gaan, dan toch immer uit beweegreden van liefde jegens hun God handelen. Hierom kan men de moederlijke bezorgdheid van eene H. Joanna de Chantal voor de opvoeding harer kinderen eeuigermate cene akte van liefde tot God noemen, alhoewel het in zich beschouwd slechts eene daad van christelijke moederliefde was. lutus-schen moeten toch dergelijke akten van deugd in waarde achter de oefeningen van vormelijke liefde tot God staan. Oefeningen van vormelijke liefde tot God nu waren de meeste handelingen des H. Josephs. Al wat hij deed en leed, al zijne zorgen, al zijn arbeid, al zijne pogingen voor de opvoeding van Jesus besteedde hij rechtstreeks aan den persoon van het mensehengeworden Woord, van Gods waarachtigen Zoon , aan den persoon van God, in 't vleeseh
der mensolihcicl met hem wonende. En wie kan beseffen, en wie kan uitdrukken met wat eene allervolmaaktste volmaaktheid hij zich van dat alles kweet! Hij handelde hier met eene gansch bovennatuurlijke, maar ook tevens met eene hoogst vaderlijke liefde. — Uitmuntend sehoon doet de H. Alphonsus ons dit verstaan, wanneer hij zegt; „ Hoe groot was Josephs liefde voor Jesus! Wijl God onzen Heilige bestemd had, om de plaats van vader te bekleeden ten opzichte van Jesus, moest hij zeer zeker in dat hart eene liefde instorten van een vader, en wel van een vader van zulken beminnelijken zoon, die tevens God was. Derhalve was de liefde van Joseph niet bloot mensehelijk, als die van andere vaders, maar eene bo-venmenschelijke liefde, daar hij in denzelfden persoon en zijnen zoon én zijnen God erkende. Door zekere en goddelijke openbaring van den engel wist Joseph zeer wel, dat het kind, hetwelk hij altijd aan zijne zijde zag, het goddelijk Woord was, uit liefde tot de menschen, en wel in zonderheid uit liefde tot hem, mensch geworden. Hij wist, dat datzelfde kind hem onder alle menschen verkozen had tot beschermer zijns levens, en zijn zoon wilde genoemd worden. Eu nu,quot; zegt Alphonsus,„ overweegt , welk heilig liefdevuur Josephs hart moest verteren, als hij dat alles overwoog en zag, dat zijn Heer en Meester als een werkman hem diende, nu eens den winkel opende of sloot, dan eens hem hielp in het hout zagen of het arbeiden met schaaf en bijl, dan weder dc spaanderen verzamelde of het huis uitkeerde; in een woord, als hij zag hoe Jesus gehoorzaamde aan al zijne bevelen.
— 147 —
en niets deed dan afhankelijk van zijnen wil. Welke gevoelens zegt Alphonsus verder, „ moesten bet hart van Joseph vervullen, als hij dat lieve kind in zijne armen droeg', als hij het liefkoosde of deszelfs liefkozingen ontving ! Als hij uit dien mond woorden des eeuwigen levens mocht hooren, die, als zoo vele liefdepijien, zijn hart doorboorden: en vooral als hij de heilige voorbeelden van allo deugden in den goddelijken Jongeling beschouwde ! Een vertrouwelijk verkeer van langen duur verkoelt dikwijls de liefde tusschen personen, die elkander beminnen , omdat de mensohen, naar mate zij langer met elkander omgaan, ook meer en meer elkanders gebreken leeren kennen. Niet zoo was het met Joseph, integendeel. Hoe meer hij met Jesus omging, des te beter leerde hij diens heiligheid kennen. Tracht nu hieruitquot;, zoo besluit Alphonsus , „ de liefde te berekenen, waarmede hij Jesus beminde, daar hij, zoo als de Schrijvers zeggen, vijf en twintig jaren lang dat heilig gezelschap mocht genietenquot; 1). „Hoe moeten wijquot;, vraagt de groote godgeleerde Billuart in zijne heerlijke lofrede op den Heilige,quot; de liefde van Joseph noemen? natuurlijk of bovennatuurlijk? Niet natuurlijk,quot; antwoordt hij. „De liefde tot God is immers boven de natuur. Zullen wij ze bovennatuurlijk noemen? Neen, de liefde eens vaders voor zijn zoon is natuurlijk. Laten wij ze dan natuurlijk en tevens bovennatuurlijk noemen. Ja, zij was natuurlijk ten opzichte der bediening, die hij waarnam, maar boven-
1) Zie le Deel, 5e Overweging.
— 148 —
natuurlijk ten opzichte van deu persoon , die er het voorwerp van wasquot; 1).
En dat bovennatuurlijk karakter van Josephs liefde voor Jesus, hoe is het niet des te treffender, als wij bedenken, dat Joseph van de zijde van Jesus' waarachtigen Vader in den hemel geene de minste blijken van genegenheid of liefde bespeurde ! Dc hemelsche Vader immers scheen Jesus niet meer te beschouwen als zijn zoon, maar als een schulddrager van het zondig menschdom? Doch niets van dat alles doet de liefde van Joseph zwichten. Integendeel; 't is alsof Joseph juist hierom zijn vaderhart met des te meer aandoening aan zijn dierbaren pleegzoon wil doen kennen, om Jesus als 't ware schadeloos te stellen voor het gemis van liefde van den kant zijns goddelijkcn Vaders. Hij was tc zijnen aanzien een allerbeste Vader. Dit woord is van den geleerden abt Rupertus. Doch ik zal, tot stichting van den lezer, Rupertus zelvcn aanvoeren.
't Is bekend, hoe de aartsvader Jakob, op reis zijnde in het land van Kanaan om zich cene vrouw te zoeken onder dc magen zijns vaders, eindelijk ter plaatse kwam, die later Bethel werd genaamd. Vermoeid legt hij zich op den grond neder en slaapt in. In den slaap ziet hij eene geheimzinnige ladder, die op de aarde stond, maar welker bovenste einde tot aan den hemel reikte. Hij zag ook hoe de engelen Gods langs die ladder op- en afstegen , terwijl God op de bovenste sport leunde. Volgens Rupertus beteekenen de verschillende sporten dier ladder de
1) Pam'gyriq. Je S. Josciih Ier Point.
verschillende voorouders des Zaligmakers cn inzonderheid de hoogste sport den H. Joseph, Jesus' voedstervader, op wicn immers Jesus de Zoon Gods als leunde, nadat Hij zich onvoorwaardelijk aan Josephs leiding en zorgen had toevertrouwd. „ Do hoogste sport der ladderzegt dan Kupertus, „waarop de Heer leunde, is onze gelukzalige Joseph, de man van Maria, uit wie Jesus, die Christus genoemd wordt, geboren is. Maar hoe heeft die God en Heer daarop geleund? Gelijk een onmondig kind op ziju voogd. Is Hij immers niet in deze wereld zonder vader geboren? Hij leunde dan op Joseph als op zijn voogd. Deze was van het onmondige kind als een allerbeste Vader, aangesteld om het kind tegelijk met de moedermaagd door zijne vaderlijke bekommeringen te troostenquot; 1).
En welke liefdediensten heeft die allerbeste Vader aan zijn onmondig goddelijk kiud al niet bewezen? Laten wij den vromen Suarez hier liet woord : „ Waar is hij ,quot; vraagt Suarez, „tot wien in meer eigenlijken zin Christus kan zeggen: Ik heb honger gehad en gij gaaft mij te eten ? enz. Dit is dus iets geheel uitstekends in de bediening
1) Tom. 108. Col. 1317. Scala ilia, ista est generatio Jesu Christi; et latera scalse, summi patres vel principes sunt liujus generationis, Abraham atque David ad quos promissio facta est, cnm juramento ejus qui repromisit. Suprerase scala) gradus, cui Dominus inuixus est, ista est beatus Joseph, vir Mariae, de qua Jesus, qui vocatur Christus, na-tus est. Q,uomodo iste Deus et Dominus huic innixus est? Utique tam-quam tutori pupillus, quippe qui in hoc mundo sine patre natus est, ita innixus est huic bcato Joseph, ut esset infantulo htzpater oplimnsi ut hujus solatio paterno puer cum virgine puerpera sustentaretur.
— 150 —
van dczon heiligen Man, dat hij schier al zijne werkzaamheden en vermoeienissen onmiddellijk voor den persoon van Christus zeiven onderging. Hierom dus ook zijn de werken van liefde en zorg, die Joseph voor zijn goddelijken persoon verrichtte, van geheel uitmuntende waarde, te meer wijl hij met volmaakte kennis en liefde omtrent zijn persoon handeldequot; 1). Vooral openbaarde zich die liefde ter gelegenheid van Jesus' vlucht naar het vreemde land vau Egypte, of, om met den vromen en diepzinnigen Kupertus te spreken , toen vooral bleek het, hoe de God vau Jakobs ladder geheel en al op Joseph leunde. „ Heeft Hij niet vooral toen tegen hem aangeleund,quot; vraagt hij, „ wanneer Hij door zijn heiligen voedstervader, ten einde niet door Herodes of anderen gevonden te worden, naar Egypte is overgebracht, en later na Herodes' dood op nieuw in het land van Juda is teruggebracht?quot; 2) Waarlijk , waarlijk, als de oprechte vriend in de beproeving
1) Disp. VIII. Sect. 1. No 8. Do quo cnim tam proprie, sicut de Joseph potest dieere Christus: quot; Esurivi et dedisti mihi manducarerquot;quot; etc. Itaque illud fuit excelleus in mmiere hujus sanct: viri, quod oraues fere labores et actiones suas proximo circa Christi personam exercebat. Undo sicut peccatum crucifigentium Christum maximum in suo gencre fuit propter personae dignitatem, ita opera pietatis et beneficentiaj circa personam Christi, in hoe viro fuerunt eximii cujusdam valoris, tanto majori ratione quanto ipse ex perfecta cognitionc et amore illius personae operabatur.
1) De divin. Ofiic. Lib. III. Cap. XVII. T. 170. Col. 75. Nonne tune vel maxime illi innixus est, quando ne ab inimico Herode vel CiEteris inveniretur, qui quaesituri erant animam ejus, in JEgyptum ab eodem nutritio suo deportatus est, iterumque defuneto Herodc in terram Juda relatus est?
gekend wordt eu als de opoffering voor iemands liefde getuigt, hoe onmetelijk groot moet dan niet Josephs liefde geweest zijn, toen hij zijn vaderland , zijne magen en kennissen verliet, naar een vreemd land heentrok, zonder te weten voor hoe lang, in de armoedigste omstandigheden , zonder eenig vooruitzieht van bestaan, en dat alles .... waarom? Om langs dien weg zijn hnlpeloozen pleegzoon van een genassen dood te redden ! — Maar ook dit moet hier noodzakelijk opgemerkt worden, dat Joseph, toen hij door zijn geloof verlicht eenmaal zijn pleegzoon als zijn God had leeren kennen, zijne ganschc liefde aan dien God alleen geschonken heeft. Zijn hart was onverdeeld voor Jesns, maar zoo, dat de genegenheid, die hij Hem als zijn zoon toedroeg, te zamen smolt met de liefde, die hij voor Hem koesterde als zijn God. Heerlijk verklaart ons deze gedachte de reeds vroeger vermelde godgeleerde Bilhiart in zijne lofrede op Josejjh Beminde Joseph zegt hij, „ in Jesus' persoon een zoon; die zoon was God, en dus beminde hij een oneindig bcminnenswaar-digen zoon. Dc liefde van andere mensehen is noodzakelijk beperkt, wijl zij zich moeten verdeelen tusschen den Schepper en het schepsel. Daar hun hart verdeeld wordt door do verscheidenheid der voorwerpen hunner liefde, verdeelen zich tevens en verzwakken hunne genegenheden. Naar mate men meer brandt van het vuur der goddelijke liefde, verkoelt de liefde der natuur, gelijk daarentegen do liefde der wereld geen vlam kan schieten in het hart, zonder dat de liefde des hemels er door uitgedoofd wordt. Men kan schier van alle heiligen zeg-
geu, wat Paiilus zeide van de gehuwde personen, dat zij namelijk verdeeld van harte zijn, eenigen tusseheu God eu hunne kinderen, anderen tnsschen God en hunne vrienden; deze tusseheu God en hunne vrouwen, gene tusseheu God en de verschillende voorwerpen hunner drift. Niets van dat alles bestond bij den grooten heilige, wiens lof ik verkondig. In hem heeft de natuurlijke en goddelijke liefde, de liefde tot zijnen zoon en de liefde tot zijnen God, sleehts één voorwerp. Natuur en genade, wel verre van zijne genegenheid te verdoelen, vestigen dezelve daarentegen op dat ééne voorwerp en ontvlammen ze nog meer. De vurigheid is bij hem de gloed zijner kinderliefde. Al zijne gedaehten zijn even heilig. Vreest hij, 't is om den persoon van J. C.; verlangt hij iets, 'tisomJesus' behoeften; lijdt hij, 't is uit smart dat hij Hem ziet lijden. De vragen die hij Hem doet, zijn gebeden; zijne liefdediensten zijn zoo vele offers, die hij te zijner liefde brengt. Gelukkige vader, die zijn zoon tot overmaat toe hoeft mogen beminnen zonder Hem te veel te beminnen; die al zijne liefde aan zijn zoon mocht schenken en toch niets te kort deed aan zijn God, die de liefdevuren des hemels en der aarde heeft kunnen doon samen werken! O vader, ook daarom nog eens gelukkig te hcoteu, wijl men de vurigheid uwer liefde gelijk bij de overigen niet behoefde te matigen; wijl gij niet behoefdet te vreezen dat vloekwoord van J. C.; „Hij die zijn zoon meer lief heeft dan Mij , is mijner niet waardigquot; 1).
1) Panégyr. de S. Joseph, Ier Point.
Wij hoorden vroeger den geleerden Pans Benedictus XIV onder de vele blijken van liefde tot God in de levens zijner heiligen ook dit als een zoodanig liefdeblijk aangeven: diepe droefheid gevoelen wegens Christus' afwezigheid. Ook dit vinden wij bij Joseph. De lezer gelieve zich slechts te herinneren wat wij reeds vroeger hebben aangeteekend over de bittere smart van onzen heilige bij het verlies van Jesns, na hunne pelgrimsreis te Jerusalem. (Hoofdstuk X van het eerste deel.) Om ons al het hartverscheurende van dit verlies en gemis van den beminnelijken Jesus voor Josephs vaderziel eenigzins te doen bevroeden , zegt de H. Alphonsus: „ Joseph was gewoon geworden de zoete aanschouwing en het bijzijn van zijnen beminden Verlosser te genieten. Hoe groot was dus zijne droefheid, als hij gedurende drie dagen zich daarvan beroofd zag, zonder te weten of hij Hem ooit zou we-dervinden, en wat hem nog het meeste griefde, zonder de oorzaak er van te kennen. Immerszegt Alphonsus, „ de H. Patriarch vreesde in zijne diepe nederigheid, dat misschien, ter oorzake van eene of andere door hem be-drevene fout, Jesus besloten had, niet langer in ziju liuis te wonen, als achtte Hij hem onwaardig voor zijn gezelschap, en voor de eer van Hem te verzorgen en een zoo grooten schat te bewaren. Want er is,quot; voegt de heilige schrijver er bij , „ geen grooter leed voor eene ziel, die al hare liefde aan God geschonken heeft, dan de vrees Hem mishaagd te hebben. In al die dagen,quot; zoo gaat hij voort, „ was voor Joseph en Maria geene rust te vinden : het was een voortdurend weenen en zoe-
11
— 154 —
ken naar hunnen lieveling, zoo als de H. Maagd zelve bij het terugvinden in den tempel tot Hem zeide: Mijn zoon, welke bittere smarten hebt Gij ons in deze dagen doen uitstaan, toen wij daar ronddwaalden, weenende en ü altijd zoekende, zonder U te vinden, of iets omtrent ü te mogen vernemen?quot; 1)
Josephs overgroote droefheid is dan hier een nieuw bewijs zijner overgroote liefde voor Jesus , zijn God. Hiermede stemt overeen wat de H. Bemardinus van Siëna zegt; „ Men merke zorgvuldig op, hoe men alleen hier ter plaatse [waar sprake is van het terugvinden van Jesus in den tempel] leest, dat de allerh. Maagd Joseph den vader van Jesus noemt, 't Was omdat het smartgevoel, dat hij ondervonden had over het verlies van Jesus, duidelijk bewees hoe er in zijn hart de echte liefde van een vader woondequot; 3).
Maar wat zullen wij, als Josephs groote droefheid over Jesus' afwezigheid een blijk zijner liefde moet genoemd worden, wTat zullen wij dan moeten besluiten uit zijne vreugde over de tegenwoordigheid van dienzelfden Zaligmaker? Ook deze vreugde en dit heilig zielsgenot, dat hem bijna aan een gelukzalige des hemels gelijk maakte, ook dit bewijst de overmaat zijner liefde, en niet minder , dan zijne groote bedruktheid, toen hij zieh van Jesus' tegenwoordigheid beroofd zag. De Heilige Ber-
1) Zio het 1c Deel, 3e Overweging.
2) Art. II. Cap. II. Notanter advertendum, quod liic solum legitur Virginem Josepli appellasse patrem Jesu: quia sensus doloris, quem ha-buit de jesu perdito, verum iu co monstravit patris airectum.
— 155 —
■i
nardinus van Siena doet ons dit wederom op treffende wijze beseffen: „Joseph,quot; zegt hij, „ heeft voor Christus cene allervurigste liefde gekoesterd. Wie zal het loochenen , durf ik vragen, dat Christus, als Joseph Hem in zijne vaderarmen droeg en als vader Hem een woordje voorzeide, of met Hom sprak, dat Christus (zoowel in zijne kinderjaren als op zijn volwassen leeftijd) hem onuitsprekelijke gewaarwordingen en zoete gevoelens jegens zich heeft ingestort en ingeprent, en dat, terwijl uitwendig de genade van Christus medewerkte door een kin-derlijke oogslag, een kinderlijk woordje, eene kinderlijke omhelzing? ó wat al zoete kussen heeft hij van Hem ontvangen ! ó wat al troost genoot hij bij het hooren van 't woord vader, dat Jcsus al stamelend uitsprak! ó wat al vreugde smaakte zijne ziel, zoo dikwerf hij zich dooiden kleinen Jesus zachtjes voelde omhelzen! Beschouw ookvoegt Bernardinus er bij, „ met wat een medelijden hij op de reizen, welke zij te zamen moesten doen zoo dikwerf het kind Jcsus, daar het als nog klein zijnde spoedig vermoeid was, op zijn schoot liet rusten; want de liefde, die hij Hom toedroeg, dood hem gansch in do gemocdsaandoeningon van Jesns overgaan : hij beschouwde Hem immers als zijn eigen allcrliefsten zoon, Hem dooiden H. Geest in zijne maagdelijke vrouw geschonken,quot; 1)
i
I
p
li 'I , i ü
I
i
1) Art. II. Cap. II. Habuit erga Christum ardentissimam charita-tem. Quis deneget, obsecro, quod ipsi tenenti Christum in brachiis tam-quam pater et balbutienti et eonfabulanti cum ipso ut pater, Christus, sive infans sive adultus, non ingereret et imprimeret inefFabiles sensus, atque jucunditates de semetipso, et hoc cooperanteexterius gratia Christi
— 156 —
cn voor wien hem diezelfde H. Geest naar het woord van Kupertus, eeue echte vaderliefde diep in zijn binnenste had ingestort 1). De laatste woorden des H. Bernar-dinus doen ons verstaan waaraan dc H. Joseph zijne ziels-vertroostingen in zekeren zin te danken had, namelijk aan de volmaakte edelmoedigheid, waarmede hij om Jesus, met Jesus en voor Jesxxs heeft weten te lijden. Dit is overigens een vrij algemeene regel, dien God volgt ten aanzien zijner heiligen. Gewoonlijk zijn de bnitengewone vertroostingen, waarmede hun hart als overstroomd wordt, eene belooning voor hunnen buitengewonen moed in het doorstaan van eene of andere zware kwelling voor God. Dan zijn dc gewaarwordingen dcr ziel vaak zoo overzoet, zoo innig , zoo hevig, dat sommige heiligen meenden van louter vreugde tc zullen sterven. In eene dier hemclszoetc bezoekingen Gods, hield de H. Franciscus Xaverius niet op te roepen: „ Genoeg, ó Heer, genoeg!quot; — Geen wonder voorwaar, dat de Gz. Canisius beweert, dat God ook aldus met Joseph gehandeld heeft. Ziehier wat dc vrome ge-
cum filiali aspectu, affatu atque amplexu. O quanta dulcia oscula ab ipso recepit! O quanta dulcedine audiebafc balbutientem parvulum se pa-trem vocare! Et quanta suavitatc sentiebat se dulciter araplcxari! Cou-sidera etiam cum quanta compassione iu itineribus quai fecerunt, parvulum Jesum ex labore lassatum quum grandiuseulu.s esset in suo gremio requiescere faciebat; quia omni amore transformativo ferebatur in eum, ut in dulcissimum filium, sibi in conjuge sua virgine per Spiritum sanctum datum.
1) Tom. 170. Col. 1319. Spiritus sanctus de carne virginal! hominem formans, paterna viro huic (Joseplio) ejus qui nascebatur infantis amo-rem peuitus infuderit.
— 157 —
[:-A 1
leerde zegt; „Joseph heeftquot; al deze en meer dergelijke kwellingen [hij bedoelt die welke onzen lezer uit het evangelie reeds bekend zijn], al deze kruisen en bekommeringen met eene algeheele gelatenheid verduurd en zijne beste pogingen aangewend om te midden van al die wederwaardigheden en dagelijksche bezorgdheden, niet alleen zieh zeiven maar ook de H. Moedermaagd te troosten. Ongetwijfeld dan ook heeft hij in zulk eene wisseling van lotgevallen bijwijlen de helpende kracht Gods, eene ongelooflijke gemoedssterkte en eene waarlijk geestelijke vreugde gesmaakt, zoodat hij te recht met den profeet kon spreken: „ Volgens de maat en menigte mijner smarten hebben uwe vertroostingen mijne ziel verblijd.quot; (Psalm 93. 19). „Hij toch begreep zeer zeker, dat hij met zijn onschuldig huisgezin niet bij toeval en op gewone wijze, maar om Christus' wille aan zoo vele rampen en kwellingen werd prijs gegeven; dat de eeuwige God het aldus wilde, ten einde hij door al die harde behandelingen als goud in het vuur beproefd wierd en zijne dapperheid uit de ontvangene wouden des te schitterender zou blijkenquot; 1). — Die geestelijke vreugde van Jo-
l
'ir
1) Has varias aliasque plures raolestias, cruces, aerumnas aequissirao ille animo tulit, ncque seipsum tantum sed et virginem Matrem in tot rebus adversis curisque quotidianis studuit consolari. Nee dubium quin praisentem Dei virtutem et iucredibilem animi fortitudinem gaudiumque vere spirituale in tanta rerum vicissitudine subinde persentiret, jure ut suo cum propheta diceret (Ps. 93. 19.); //Secundum multitudinem do-lorura meorum consolationes tuie lietificaverunt animam meam.quot; Nam certo utique intelligebat, se familiamque suam innocentem non fortuito aut vulgari more, sed propter Christum tot calamitatibus et molestiis
sepli, waarvan Her Canisius gewaagt, steeg niet zelden, zegt nog dezelfde H. Schrijver, tot ware geestvervoering. „Wie kan uitsprekenvraagt hij, „met welke voldoening Josephs oogen zich onophoudelijk op Maria en herhaaldelijk op Christus vestigden? Welke bewondering niet alleen, maar welke heilige wellust moet hem hebben bezield, zoo dikwijls hij getuige was, hij alleen onder duizenden, van de verbazende geheimen Gods? Eeeds Lucas vermeldt ons, dat hij met Maria in bewondering geraakte over hetgeen van het kind Jcsus gezegd werd. Wat moet het dan wel geweest zijn (immers dit is zeer waarschijnlijk), wanneer hij met de H. Maagd dikwerf en breedvoerig over de goddelijke dingen sprak en dan gelijk die rechtvaardige grijsaard Simeon, in den H. Geest opgetogen werd van heilige blijdschap en zijne vervoering lucht gaf in heilige lofgezangen?quot; 1) „ó Hoe dikwerf,quot; roept de teergevoelige Franciseus van Sales uit, „ ó hoe dikwerf groote H. Joseph, zeer beminde bruidegom van de Moeder des Welbeminden, hebt gij de liefde des hemels en der aarde op uwe armen gedragen.! Alsdan werdt
objici, Deuni seternura ita veile, ut multis ipse durisque modis velut au-rum in igne probatura, exercitaretur, magisque splenceret vulnere virtus.
1) Q,uibus autcm oculis vir bonus et ssepius Mariam et Christum frequenter aspexit ? Quanta illura non solum invasit acrairatio, sed etiam voluptas sancta implevit, quura admirabilium Dei mysteriorum testis domesticus et pro mille unus adesset? Certe Lucas indicat, ilium super his quye de puero Jesu dicebantur, cum Maria esse miratum. Quid si prseterea, ut est probabile sane, cum eadem Virgine de sacris multum saepeque contulit, et in Spiritu Sancto subinde suaviter, ut senex Justus ille Simeon, exultavit et exultando in laudes divinas erupit?
— 159 —
gij gansch in gloed gebracht door de zoete omarmiugen en klissen van dat goddelijk kind; dan smolt uwe ziel van geneugte, wanneer Hij nanwlijks hoorbaar aan uwe ooreu (ó God, welke zaligheid!) u toefluisterde, dat gij zijn groote vriend en zijn allerdierbaarste vader waartquot; 1).
Wij hebben in het IX^e hoofdstuk van het eerste Deel het gevoelen uitgesproken, dat de H. Voedstervader van Jesus, de waardige echtgenoot van Maria door de onweerstaanbare kracht der liefde Gods uit deze wereld gescheiden is. Wij staafden dit gevoelen door de woorden van den H. Franeiscus van Sales en van den H. Alphonsus. Thans zeggen wij, dat Joseph bepaaldelijk als martelaar zijner vurige liefde tot zijn God gestorven is; en dus dat zijn dood zelf het schitterendst blijk zijner weergalooze liefde is. Inderdaad, wat was het sterven voor Joseph? Immers moest hij scheiden van het goddelijk voorwerp zijner liefde, moest hij de zoete samenleving van ziju hoogst geliefden pleegzoon, Jesus Christus derven, van dienzelfden mensehgeworden Zoon Gods, in wien de hc-melsehe Vader zelf verklaard heeft zijn welbehagou te vindon! Het is wel waar, Joseph aanschouwde zijnen God nog niet in zijne glorie; maar toch, zoo onuitsprekelijk was zijn genot reeds op aarde, dat de H. Kerk van hem durft zingen: „ Eeeds in uw leven waart gij den hemcllingen gelijk, gij genoot uw God; gij waart gelukkiger dan zij allen door een wondervol lotquot; 3). En
1) Traité de l'amour de Dieu: //Oraison dedicat.quot;
3) Tu vivens, superis par, frueris Deo, mira sorte beatior, Gezang der Kerk.
— 160 —
nu, van dien Jesus moet Joseph sclieiden, om voor eene poos tijds naar het voorgeborcht der hel te gaan! Jesus immers was destijds nog niet ten hemel opgegaan; weshalve de poorten van het hemelsch Jerusalem nog gesloten waren voor het gevallen menschdom. — Den dood gewillig aannemen in dergelijke omstandigheden, ó wie beseft niet, dat het eene daad van heldhaftige liefde onderstelt? Het is waar, Jesus stond den stervenden Joseph ter zijde; Hij troostte hem, Hij bemoedigde hem om zijn dood met overgeving in Gods wil te aanvaarden. Maar zie! juist die meewarige liefde, welke Jesus hem betoonde; die woorden van bemoediging uit Jesus' mond, deden den stervenden Patriarch des te inniger al de grootheid van zijn verlies bevroeden. Intussehen hij is met Gods beschikkingen tevreden; hij onderdrukt de verlangens zijns harten en geeft volmaakt gelaten zijn geest in de handen zijns Scheppers over.
Paulus schreef weleer aan de christenen van Eome: „ Ik zou wel wenschen van Christus gescheiden te wezen om wille mijner broedersquot; 1). Bij die vurige woorden van den grooten Apostel teekent Chrysostomus aan ; „ Zoo sprak Paulus, wijl zijne liefde ruimer was dan alle zeeën, en gloeiender dan alle vlammen. Geene « oorden kunnen ze naar waarheid vermelden; hij alleen, die er waarlijk van doordrongen was, kende ze ... . Immers hot was hem niet genoeg van Christus bemind te worden, maar hij wilde Hem ook veel beminnen, en dit was zijne voor-
1) Kom. IX. 3
naamste zorg. Daar hij nu dit aliecn beoogde, verdroeg hij gewillig alles: bij alles wat hem overkwam stond dit voorop in zijn hart, hoe hij die schoone liefde zou too-nenquot; 1). Ditzelfde verlangen , ja een nog rusteloozer was in Josephs gemoed. Dezelfde, ja eene nog veel vuriger liefde verteerde Josephs ziel, en gelijk Paulus wensehte van Christus gescheiden te zijn om zielen, altoos meer zielen voor Christus te winnen, zoo wensehte Joseph van zijn pleegzoon Christus door den dood gescheiden te worden , om nog des te meer aan dienzelfden Christus zijne liefde te doen blijken. Door de kracht der liefde alzoo bracht Joseph het offer van zich te scheiden van het oneindig waardig voorwerp zijner liefde, van Jesns Christus' persoon.
Bij dien wondervollen liefdedood van Joseph openbaarden zich meer dan ooit de teekens dier hemclsehe liefde in zijne ziel. Ik spreek van de zoete verrukkingen, die zijn verscheiden vergezelden. Ziehier wat ons daarvan de H. Bernardinus van Siëna zegt; „ Men moet godvruchtig gelooven, dat de goede Jesus Christus, zoo als ook de allerzaligste Maagd, zijue bruid, bij Josephs afsterven tegenwoordig was. Denken we ons nu verder wat al op-
1) Tom. 60. Col. 552.....quot;Nam pelago omni latior et flamma omni
vehementior erat illa dilectio et nullus sermo possit illam pro dignitatc recensere, sed ille solus illam noverat, qui illa vere affectus crat.... Neque enira curabat tantum ut a Christo amaretur, sed et ut illum admo-dum amaret; et hoe maxime curabat. Ideo enim, cum hoc unum spec-tabat omnia facile ferebat; unum enim per omnia in animo habcbat, ut pulchrum hunc amorem expleret.
— 162 —
wekkingen , vertroostingen, beloften, maar ook verlichtingen , vurige bezielingen en openbaringen omtrent de eeuwige goederen de stervende Joseph bij zijn heengaan uit de wereld zal hebben ontvangen en van zijne allerheiligste bruid en van Jesus, den allerminzaamsten Zone Gods: ik laat dit aan ieders godvruchtige beschouwing overquot; 1). Zoo spreekt do vrome dienaar van Joseph, Ber-nardinus van Siëna. De H. Franciscus van Sales stemt volkomen met Bornardinus iu en roept uit: „ Hoe zou men er aan kunnen twijfelen of Jesus het dierbaar kind zijns harten, zijn veelgeliefd pleegkind hem bijstond! Er staat geschreven: „ zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwervenquot; 2). Welnu hoe zacht, hoe liefdevol, hoe barmhartig was die goede voedstervader niet voor onzen Zaligmaker, toen Hij als klein kind ter wereld kwam! Wie zou dan niet voor zeker houden, dat zijn pleegkind hem honderdvoudig loonde, door hem bij zijn verscheiden uit de wereld een hemelsch genot te doen smaken ?quot; 3).
Wij moeten derhalve op gezag van zoo vele geleerde en heilige schrijvers als stellige waarheid aannemen, dat
L_
1) Art. TI. Cap. III. Pie credendum est quod in obitu suo praesens fuerit pius Jesus Christus et saerutissima virgo spousa. sua. Q,uantas pu-tas exhortationes, consolationes, promissiones, ilium: natioues, inflara-raationes et ajtemorum bonorum revelationes recepit in transitu suo a sanetissima sponsa sua, et a duleissimo filio Dei Jesu. reliuquo devotee menti contemplandum vel eonsiderandum.
2) Matth. V. 7.
3) Traité de Tamour de Dieu. Li v. VII. Chap. 3.
ook aan Josephs liefde dit laatste kenmerk van volmaaktheid , waarvan Bcnedictus XIV sprak, eigen is geweest, te weten ; de geestelijke verrukkingen, waardoor de ziel, die van de liefde tot haren God als overmand is, van zaligheid en troost begint te kwijnen en aan al het aardscho volkomen vreemd wordt.
En nn moge de godvruchtige lezer zelf beslissen, of Joseph ter oorzake zijner voorbeeldelooze liefde niet verdient ook zelfs boven de Serafijnen en Cherubijnen des hemels plaats te nemen.
b) Zijne liefde tot den naaste.
Er bestaat, gelijk wij vroeger opmerkten, zulk een innig verband tusschen de liefde tot God en die des naasten, dat men deze twee deugden niet als afzonderlijk bestaande kan denken. Van daar het woord van den Apostel der liefde, Joannes: „Eu dit gebod hebben wij van wege God, dat hij , die God bemint, ook zijn naaste moet liefhebbenquot; 1). Het is derhalve hier de plaats, als vervolg op het voorgaande hoofdstuk, van de heldhaftige naastenliefde des H. Josephs te gewagen.
Hoe heldhaftig die liefde tot den evenmensch in Joseph geweest is , kan men reeds vooruit afmeten uit zijne meer dan serafijnsehe liefde voor zijnen mensehgeworden God, zijn dierbaar pleegkind. Diens evenbeeld in lederen medcmensch ziende en daarbij steeds indachtig, hoe die evenmensch bestemd was om eens zijnen hoogst be-minnenswaardigen God door de gansche eeuwigheid te verheerlijken , moest Joseph wel branden van vurige liefde en van verlangen naar het waarachtig en eeuwig geluk van zijn naaste. Het was hierom een pijnlijk gevoel voor Josephs gemoed den mcnsch in een staat van diep verval te aanschouwen. In Judea alleen werd de ware God gekend eu gediend : daarbuiten heerschte alom de grofste afgoderij. Dit deed Joseph onoplioudelijk met
1) I. Joan. IV. 21.
Moyses verzuchten : „ Zeud, o God, Dengcne, dien Gij zenden zultquot; 1).
Maar wie dan ook zal Josephs vreugde beschrijven , toen hij eindelijk den vurigvenvachten Messias geboren zag, die hij wist dat aan het menschdom de onuitsprekelijke weldaad dor verlossing zou bezorgen ! Die vreugde immers was een noodzakelijk gevolg van dat vurig verlangen naar het geestelijk welzijn zijns naasten, dat Joseph zoozeer aan hot hart lag, aau Joseph, wiens liefde onvergelijkelijk groot was. Zoo toch, leert Suarez met uitdrukkelijke woorden, doet de ware liefde zich kennen 3). Zij stelt zich niet tevreden met haar eigen geluk, maar wil ook andsreu aan haar geluk deelachtig zien worden. Aldus betuigde ook Maria in haar verheven lofzang „ Magnificatquot; God haren dank, niet slechts voor de groote dingen.aan haar gedaan, maar ook daarvoor, dat Hij zijn dienstknecht Israël iu zijne barmhartigheid had willen opnemen.
Dat verlangen van Joseph werd nog dagelijks vuriger, naarmate hij immer dieper doordacht, hoe de Zone Gods zelf in al zijn leven en streven , bij al zijn werken en lijden geen ander doel beoogde, dan datzelfde menschdom te redden en tot zijn eeuwig heil te brengen.
1) Esod. IV. 13.
2) Tom. XII. De virt. theol. Tract. III. Disp. II. Sect. 1. No 3. 4. G. Dico secundo: etiara desiderium boni divini est amor a charitatc elicitus. —- Dico tertio: gaudium de bonis Dei propter ipsumest actus a charitatc elicitus. — Dico quinto hos eosdein actus exercet cliaritas circa proxirauin et circa seipsum, servata proportione.
— 166 —
6 Hoezeer moet deze overweging den heiligen voedstervader van den Verlosser dier hulpbehoevende menschheid niet voortdurend hebben doen uitzien naar middelen en gelegenheden, om naar Jesus' goddelijk voorbeeld, ook het zijne daartoe bij te dragon !
Ijverig cn edelmoedig heeft hij dan ook alle middelen en gelegenheden, die tot zijne beschikking stonden, benuttigd. Hot bewijs? Om eerst van zijne lichamelijke naastenliefde te spreken : wij hebben reeds in het eerste doel van dit werkje in het VIIIste Hoofdstuk, van Josephs milddadigheid gesproken. Wij doelden daar het gevoelen medo van Estius, die zegt, dat hij, met goed-vinding der allerh. Maagd, de schatten, welke de drie Wijzen als geschenk hadden achtergelaten, aan de armen der omstreken als aalmoes uitdeelde. Dit gevoelen vindt vooral hierin zijn grond, dat die twee heilige ochtgenoo-ten, ter gelegenheid der zuiveringsplechtigheid, geen ander olïer verin och ten te brengen dan dat der armen ; twee tortelduiven of eon paar jonge duiven. Zoo toch wordt ons uitdrukkelijk vermeld in het heilig Evangelie. Dit nu is voorwaar onverklaarbaar, tenzij in de zoo even aangehaalde onderstelling, dat zij , door de tcederste liefde voor hunne arme medomenschen vervoerd, zich zelve, hoe arm dan ook, van de toen outvangeno gaven ontdaan hebben, om ze te besteden aan aalmoezen.
Maar Joseph dood meer voor zijn naaste dan aalmoezen geven. Zijn behoeftige stand van werkman maakte het hom bovendien onmogelijk om langs dien weg de liefde zijns harten ten volle te openbaren. Dat zij, die God in
*
hunne tijdelijke fortuin gezegend heeft, door 't geven van ruime aalmoezen hunne liefde doen blijken: de arme Joseph was hiertoe niet in staat. Wat hij echter in zijn stand vermocht, dat deed hij. Als bruidegom der arme Moeder van God, als voedstervader van den behoeftigen Godmeusch, kon hij met zijne handen den kost winnen en aldus in beider levensonderhoud voorzien. Dit kon hij; dit deed hij. Dit deed hij gedurende nagenoeg dertig jaren; dit deed hij, en niet zonder eene uiterste inspanning, en niet dan onder een vloed van zweetdrop-pelen , en niet dan met eindelooze zorgeu. Aldus heeft hij , als hoofd van zijn armoedig maar heilig huisgezin voorzien in het levensonderhoud van den Verlosser der wereld en van haar, die ons dien Verlosser baarde, ó Wanneer zal de wereld het begrijpen, hoeveel zij verplicht is aan de naastenliefde eens heiligen Josephs, zonder wiens toedoen immers, volgens het door God vastgestelde plan , de verlossing der wereld nimmer had kunnen voltrokken worden! Hierop doelt de H. Bernardiuus van Siëna, wanneer hij zegt: „ Beschouw Josephs betrekkingen mot de gansehe Kerk van Christus. Is hij niet die uitverkoren en eenige man, onder wiens hoede en door wiens zorgen Christus op eene regelmatige en eervolle wijze de wereld werd binnengeleid? Heeft dan de geheele heilige Kerk verplichtingen aan de H. Moedermaagd , omdat zij door haar Christus mocht ontvangen, dan is zij tevens, na Maria, aan Joseph eene bijzondere dankbaarheid en erkentenis verschuldigdquot; 1). Zoo spreekt
1) Art. II. Cap. HI. Nam si compares cum ad totam ccclcsiam. Chris-ti, nonne iste est homo electus ct spccialis per quem et sub quo Chris-
— 168 —
ook de heilige Moeder Teresia: „ Ik begrijp nietzegt zij, „ hoe men aan de Koningin der engelen kan denken en aan alles wat zij gedurende Jesus' heilige kindschheid te verduren had, zonder dank te zeggen aan den H. Joseph voor de vele hulp, die hij gedurende dienzelfden tijd en aan de Moeder en aan don Zoon verleend heeftquot; 1). Want die Zoon, onze Verlosser had waarlijk, naar het sohoone woord van den vromen abt Eupertus, Hij , zoo wel als deszelfs Moeder, behoefte aan Josephs zorgen ; „ De Heer, die op de bovenste sport van Jacobs ladder rustte,quot; zegt hij, „ beteekende het geheim der mensehwording van dezen Jesus Christus; en Joseph, wiens vaderlijke zorg die Heer, na zijne geboorte uit Maria, noodig had, beteekende die laddersport, waarop Hij leundequot; 3). Zoo beschouwd, is het geheele leven des H. Josephs eene onafgebroken reeks van werken der volmaaktste liefde en barmhartigheid jegens ons te noemen. En zeer zeker moet dergelijke barmhartigheid , ook afgezien van de innerlijke verdienstelijkheid dos-genen die ze oefent, in het oog van God, den Vader aller barmhartigheden en ook in ons oog grootere waarde hebben, dan die, welke zich toont door geldelijke aalmoezen.
tus est ordinate et honeste introductus in munduni? Si ergo Virgini Matri tota Ecclesia sancta debitrix est, quia per earn Christum susci-pere digna facta est, sic profecto post earn huic debet gratiam et reve-rentiam singularem.
1) Sa Yie par elle-mcme 6ine Chap. trad. Bouix.
2) Tom. 168. Col. 1319. Et Dominus innixus huic scalae mysteriura fuit incaruationis hujus Jesu Christi, et Joseph cujus cura paterna Do-minus de Maria natus indiguit, gradum illura scalie fuisse, cui videba-tur inniti.
ó Mensch ! ó Christen, cvkeu hier den afgrond van Josephs naastenliefde! Immers dat Joseph met Maria's leven ook tevens haar goeden naam hielp behouden; en vooral dat hij Jesns' leven onderhield door Hem te voeden, door Hem, toen Herodes Hem naar het leven stond, aan doodsgevaar te ontrukken — is dit alles niet later het geheele menschdom, aan ieder onzer ten nutte geworden ? Is Jesus Christus, daar Hij voor ons zijn leven heeft gegeven , den goddelijken mensohenvrieud bij uitstek te noemen; verdient na Hem zijne H. Moeder, daar zij haar eenig kind om onzentwille ten offer bracht, te reeht den naam van liefdevolle Moeder des mensehdoms; dan verdient Joseph , om de overgroote liefde, waarmede hij zieh zooveel opofferingen voor ons heeft getroost, wel den eervollen titel van liefdevollen Vader der menscJien, ja van Eedder der wereld.
Eedder der wereld ! zoo noemden de Egyptenaren, uit gevoel van dankbaarheid, hun onderkoning Joseph, omdat hij hun granen en brood bezorgd had in de dagen van hongersnood. Onze Joseph, zegt Bernardinus, heeft oneindig meer voor ons, mensehen gedaan. „ Heeft de eerste Joseph granen voor hot volk bewaard ; deze heeft het ware brood dat uit den hemel kwam te bewaren gekregen en niet slechts voor zich, maar voor het gansche menschdomquot; 1). Maar daarom ook heeft Bernardinus zeer juist
1) Homil. II. Sup. Miss. Tom. 1S3. Col. G9: 111c frumenta serviivit non sibi sed omni populo; iste panera verura e cajlo servandum accepit tam sibi quaia toti muudo.
13
— 170 —
gezegd: „ Te recht wordt de H. Joseph afgebeeld door deu aartsvader Joseph, die voor het volk een voorraad van granen opdeed. Nogtans ook hier overtreft hij dezen, omdat hij niet slechts voor de Egyptenaars brood ten behoeve des lichamelijken levens, maar voor alle uitverkorenen het brood des hemels, dat een hemelsch leven geeft, mot groote zorg heeft opgekweektquot; 1). DeH. Gre-gorius van Nazianze heeft van zijn heiligen vriend Ba-silius durven zeggen : „ Joseph was een uitdeeler van graan doch slechts voor Egypte; en slechts eenmaal, en slechts tot onderhond des lichaams. Deze echtcr [Basilius] deelde geestelijk graan iiit en dat aan allen, en dat gestadig, en tot onderhond der zielen. Volgens mijn oordeel, moet men dit laatste voor veel voortreffelijker en verhevener houden dan Josephs nitdeelen van stoffelijk graanquot; 2). Als Grcgorins zulk een lof uitspreekt over Basilius, omdat hij de ketters van zijnen tijd weerlegde, daardoor de goede geloovigen steunde en aldus in zekeren zin de geestelijke vader van een talrijk kroost werd, hoeveel meer verdient dan Joseph geroemd te worden , om alles wat
1) Art. II. Cap. III. Merito igitur figuratur per illum patriarcliara Joseph, qui populi frumenta servavit. Sed et hie illum pracellit, quia nou solum -'Egyptüs panem eorporalis vitte, sed omnibus clectis pauem de coelo, qui ecelestem vitam tribuit, cum multa soiertia enutrivit.
3) Orat. XLIII in laud. Basil. Tom. 36. Col. 59^: Joseph frumenti distributor fuit sed yEgypti dumtaxat, neque id see pi us, nee nisi cor-porali modo. At hie et omnium et semper et spiritual, modo. Ciuod quidam illa frumenti distributione, mea quidem sontentia, longe prastan-tius augustiusque eeusendum est.
— 171 —
hij gedaan heeft ter opvoeding van Henij in Wien hef. gansche menschdom geestelijker wijze zou herboren worden. Om alles in een woord saam te vatten: Joseph heeft alle heiligen des hemels overtroffen in liefde voor zijne medemenschen, omdat hij gedurende zijn gansehe leven niet heeft opgehouden rechtstreeks en allerkraehtdadigst meê te werken tot het groote werk hunner verlossing en aldus het geheelc mensehdom van een eeuwigen ondergang bewaard heeft. Zoo ver nu de nood der ziel die des liehaams overtreft, zoo ver overtreffen die liefdedaden van Joseph alle liefdediensten die men den arme bewijst om hem in zijn geldelijken en liehamclijken nood te helpen; want voorwaar al die liefdedaden van den voedstervader onzes Verlossers waren zoo vele ware aalmoezen van geestelijken aard om onze zielen van den uitersten , den eeuwigen nood der hel te bevrijden. Dit toeh leert ons de IT. Thomas van Aquine: „ Men moet zeggen, dat het onderscheid tussehen aalmoes en aalmoes, te recht gemaakt wordt naar gelang de verschillende behoeften des naasten. Ecnige dezer behoeften zijn van den kant der ziel, en deze heeft men op het oog bij de geestelijke aalmoezen. Andere zijn van den kant des liehaams, en deze heeft men op het oog bij de lichamelijke aalmoezenquot; 1). Men kan derhalve gerust aannemen, dat ofschoon het aan
1) 3. 3. qu. 33. a. 2 in Corp.: Eespondeo dicendum quod pnedicta eleemosynarum distinctio convenienter sumitur secundum diversos defec-tus proximorum. Quorum quidam sunt ex parte aniraoe, ad quos ordi-nantur spirituales eleemosyn®. Quidam vero ex parte corporis; ad quos ordinantur eleemosyna; corporales.
— 172 —
Josepli bij zijn leven niet gegeven was de wereld rond te reizen om de zondaren te bekeeren en tot God terug te voe. ren, er toch in zijn hart een liefdevuur, een zielenijver gloeide . die even als Paulus' hart de gansche wereld omvatte ! — De H. Teresia schreef eens aan hare kloosterzusters : „ Gij zegt mij , dat gij zeer gaarne zoudt willen arbeiden om zielen te winnen, maar dat gij niet weet hoe het aan te leggen, daar gij niet in staat zijt om zoo als do Apostelen te gaan onderwijzen en preken ? .... Doch weet wel, mijne zusters, ■— zegt zij verder — dat gij door uwe gebeden een zeer groot nut aan de zielen kunt bezorgen, en dat uw apostolische ijver aldus de wereld kan omvattenquot; 1). Wat ïeresia hier aan hare zusters aanbeveelt, zeker wist ook Joseph dit en heeft hij derhalve veel en vurig voor do bekoering dor ongeloovigen en zondaars geboden. En welke kracht zal zulk gebed niet hebben gehad! Hij was immers do vader van dienzelfdon God, tot wien Abraham eertijds sprak: Dat toch do Hoer zich uiot vertoorno, zoo ik ook ditmaal zegge: misschien zullen er slechts tien rechtvaardigen in Sodoma gevonden worden. En God verhoorde hot gebed van zijn trouwen dienaar en sprak: Om wille van tien rechtvaardigen zal ik de stad sparen 3). God verhoorde het gebod van zijn trouwen dienaar, zeggen wij. Want inderdaad God zou alleen om Abrahams gebed die goddelooze steden gespaard hebben, ware de door hem gestelde voorwaarde slechts vervuld geworden.
1) Chateau interieur. Septièrae demeure, Chap. IY. jl) Gen. XVIII. 32.
— 173 —
ó Hoe vele zondaren mogen -wij dan denken dat om Josephs gebeden genade en barmhartigheid van God verkregen hebben! Of zon het gebed van Gods voedstervader niet zooveel, niet meer vermogen dan het gebed van Gods dienaar ?
Ik zeg het dus uit volle overtuiging den H. Bernar-dinns van Siëna na; „ Ja men moet als zeker aannemen, dat die H. Man Joseph allervurigst geweest is in zijne liefde tot den naastequot; 1).
1) Art. II. Cap. I. TJnde credendum est istum virura S. Joseph iir-dentissimum fuisse in .... chivritatc.
III. HOOFDSTUK.
In wat verheven graad de H. Joseph de kardinale deugden en de daarmede ver— wante deugden bezeten heeft.
Dc eerste der kardinale deugden, de christelijke voorzichtigheid , is, volgens meerdere godgeleerden, die Sua-rez aanhaalt, „ eene deugd die den mensch in staat stelt, om door een wilsbesluit behoorlijk te bepalen, wat in ieder afzonderlijk geval gedaan moet wordenquot; 1). Hiermede staat noodzakelijk in verband, volgens den H. Thomas van Aquine, het overleg en de keus der middelen 2), waar de omstandigheden het vorderen. Hieruit blijkt dat deze deugd te recht door de godgeleerden, „ de wagen-
1) Suarez. Tom. 16. Disp. 31. Sect. I. N. 2. Habitus intellectus practici ad recte statuendum per actum imperii, ijuid agendum sit in (juovis casu particulari.
3) 1. 2. qu. 47. a. I ad 2. Ea quae considerat prudentia ordinantur ad alia sicut ad fiuem. Eorum autem quaj sunt adiinera, est consilium in ratione et clectio in appetitu quorum duorum consilium magis per-tiuet ad prudeutiam.
— 175 —
mcnster aller overige (lengdenquot; genoemd wordt (auriya virtuturn). Hare taak is toe te zien, dat de beoefening der eene deugd niet schade aan de andere, en aldus, hetzij door te weinig , hetzij door te veel, in ondeugd ontaarde. „ Zij is die deugd,quot; zegt Thomas van Aqnine, „ welke alle andere zedelijke deugden samenvatquot; 1).
Onze H. Joseph nu bezat deze deugd in een verheven graad van volmaaktheid.
De Gz. Canisins is van oordcel, dat het ambt zelf, dat God aan den Heilige hier op aarde heeft toevertrouwd , reeds genoegzaam grond geeft, om dit met alle zekerheid aan te nemen. Ziehier zijne redeneering: „ Ongetwijfeld mag men vrijelijk vaststellen, dat deze man zeer schrander en voorzichtig geweest is; immers het paste, dat niet onverschillig deze of gene, maar een goed ervaren en zeer geschikt man wierd uitgekozen, als moetende hij optreden als bewaarder en verzorger van een tweevou-digen onwaardeerbaren schat, (ik bedoel Maria en Christus) , terwijl hij te huis en daar buiten niet alleen hun dienaar, maar ook hun onafscheidbare lotgenoot, de toeschouwer en getuige van al hunne daden moest wezen. Geene enkele gaaf heeft hem dus ontbroken, die men te recht wenscht te zien in een voorzichtig huisvader, opdat hij zijne vele bezigheden van het dagelijksch leven cu van een huisvader behoorlijk kunne waarnemenquot; 3.) —
1) 2. 2. qu. 1GG. Art. II. N. 2. Complectiva est omnium virtutiim moralium.
2) Illud certo aflirmarc licet, virum hunc solertem et prudentemad-
— 176 —
Wie weet niet hoe Christus in een dier parabelen, die Hij dikwijls gebruikte, om aan de scharen de ver-hevenste waarheden te doen begrijpen, ons spreekt vau een heer, die op het punt staande eene lange reis te ondernemen, over zijne dienstboden een dienstknecht aanstelde, van wien Hij uitdrukkelijk zegt, dat hij getrouw en voorzichtig was 1). Die woorden doen ons onwillekeurig denken aan den Heer aller Heeren, die zich hier op aarde in het huisje van Nazareth een gezin vormde, welks regeling en leiding Hij aan Joseph heeft willen toevertrouwen ? En nu, is het te gelooven dat God, die alles met wijsheid schikt 2), zulk eene gewichtige bediening zou hebben toevertrouwd aan een man, die niet uiterst getrouw en voorzichtig geweest ware ? En worden de woorden, die de H. Schrift zegt van den vroegereu patriarch Joseph , terwijl hij rentmeester was van den egypti-schen krijgsoverste Putiphar; „ Hij stelde hem aan als meester zijns huizes en bestuurder van zijne gansche havequot; 3), worden diezelfde woorden niet door de H. Kerk toegepast op onzen Joseph? Immers ja do Zoon Gods met
modum fuisse, quia non qualemeumyue, sed probe instructum et valde opportunum hominem deligi couveniebat, duplicis nempc et inujstimabi-lis thesauri (Mariam et Christum dieo) custodem el; procuratorem, qui-que illis non modo minister, sed et individuus yita; soeius, actionura-que omnium spectator et testis domi ae foris adessot. Non igitur illi defuere dotes, qnye a provido patrefamilias ad varias vitai traducendiu farailiaeque administrand:« rationes merito desiderant'ir.
1) Matth. XXIV. 45 en volg.
2) Ps. CII1. 24.
3) Ps. CIV. 21.
deszelfs goddelijke Moedor vormden het huisgezin Gods op aarde; zij waren bij uitstek Gods aardsche bezitting.
Eu over deze moest Joseph staan als huisvader!.....
Dat God zich in het kiezen van dien huisvader uiet vergiste, hoe overtuigend blijkt dit niet uit het volgende geschiedverhaal des evangelies, waar wij Joseph ontmoeten geplaatst tusschen twee gevaarvolle klippen, in dc pijnlijkste onzekerheid, waarin een godvreezeud mensch zich ooit bevinden kan. Joseph toch meende hier tusschen twee elkander uitsluitende wetten te staan, die onmogelijk beide te gelijkertijd konden onderhouden worden. In die omstandigheden bevond zich de deugdzame bruidegom van Maria, toen hij zijne kuischc Bruid in staat van zwangerschap aanschouwde. Onbewust omtrent het geheim, dat hier had plaats gevonden, moest hij naar mensche-lijke opvatting onwillekeurig iets kwaads vermoeden. Wel verre echter van voorbarig zijn oordeel te vestigen, ging hij heen en overdacht stilzwijgend, wat hij doen zou. Hij mocht eenerzijds, wilde hij niet dc beschermer zijn van eene zondige vrouw , niet bij haar blijven. Anderzijds echter was hij in zijne ziel overtuigd, dat hij met Maria voor de wet aan te klagen , eene onschuldige zou laten veroordeelen. Om noch ter rechter- noch ter linkerzijde af te dwalen, dacht hij er eindelijk aan zijne H. Bruid in 't geheim te verlaten. Kon hij ooit voorzichtiger handelen? Hoe schittert hier niet deze deugd in haren grootsten luister! Treffend wordt ons dit verklaard door den vromen en geleerden Canisius, als hij zegt: „ Heeft Joseph eindelijk niet een blijk van zeldzame en uitstekende
— 178 —
rechtschapenheid gegeven, toen hij den zwangeren schoot en de duidelijkste teekenen van bevruchtheid in zijue Bruid opmerkte, maar het geheim, dat in haar verborgen lag, niet kon gissen? en zelfs toen geen verwij tingen deed aan zijne vrouw, ja niet een enkel woord daarover met haar wisselde; evenmin bij zijne aanverwanten ging klagen, of door jaloerschheid gekweld werd, of haar aanklaagde bij het gerecht, veel minder zijne echtgenoote ter straf sleurde ? De allcrbedaardste man bepaalt er zich bij zijne gemoedsangsten in zijn binnenste te onderdrukken ; hij zint bij zich zelven op eene echtscheiding. Zoo besloot hij te handelen volgens beginselen van eene ze- : deleer die hem, ofschoon onder de wet van Moyses le-vende, verre boven die wet verhiefquot; 1). Klaarblijkelijk zinspeelt hier de heilige Schrijver op hetgeen de Kerkvader Chrysostomus omtrent ditzelfde feit geschreven heeft: „ Hebt gij hem gezien,quot; vraagt hij , „ hebt gij hem gezien den wijsheidminnenden man, die vrij bleef van die folterende gemoedsbeweging? Gij weet immers wat eene erge kwaal dc jaloerschheid is. Hierom heeft hij, die dit srondig; wist. Kezend: „De woede van haar man is vol
1) Postremo an non rarse et eximiae cujusdam prohitatis specimen edidit (Joseph), quura sponsae tumentem uterum et indubitata coneeptus indicia cerneret, presens vero et latens in virgine mysterium ignoraret? Sed ne turn quidem ille cum uxore expostularet, nsque verbum ullum commutaret, non apud affines quereretur, nee zelotypia discruciaretur; non in jus iret, nedum ad poenam vocaret raperetque conjugem. Suos zestus dumtaxat intra se vir modestissimus premit, secumque in animo de secreto faciendo divortio meditatur, quando quidem sub lege vivens, supra legem philosophabatur.
— 179 —
jaloersclilicid; ten dage zijner wraak zal hij geen mee-doogen kennenquot; (Spreuk. I. 34); en nog: „ Jaloersehe liefde is onverbiddelijk gelijk het graf.quot; (Hoogl. VIII. 6.) Ja, wij kennen er velen, die liever het leven willen verliezen dan op het vermoeden te komen, dat aan hunne huwelijksrechten is to kort gedaan. En hier was meer dan een bloot vermoeden. De vruehtbaarheid van haren schoot was duidelijk te bespeuren. En toch bleef hij zoo geheel vreemd aan die zielskwaal, dat hij zelfs niet het geringste verdriet aan zijne maagdelijke Bruid berokkenen wilde. Hij mocht haar intusschen krachtens de wet niet onder één dak bij zich houden; haar overdragen en voor het gerecht trekken, dat was haar aan een onvermijdelijken dood prijsgeven. Wat deed hij? Noch het eene, noch het andere. Maar hij begon zich boven de wet te verheffen. Het betaamde trouwens, terwijl de genade in aantocht was, dat er ook vele teekenen oprezen van deze verhevene nieuwe orde. Beschouw de zon. Zoo lang zij hare stralen nog niet uitschiet, beschijnt zij toch van verre het grootst gedeelte van den aardbol. Zoo deed ook Christus. Vooraleer Hij uit dien schoot der maagd uitging , begon Hij reeds, op het punt van uitgaan zijnde, de gansche aarde te verlichten. Vandaar, dat reeds vóór des-zelfs geboorte de profeten van blijdschap opsprongen, dat de vrouwen do toekomst voorspelden, dat Joannes, ofschoon nog in zijns moeders schoot besloten, reeds toen teekens van vreugde gaf. Deze onze Joseph heeft dus eene groote wijsheid aan den dag gelegd: hij heeft haar niet beschuldigd; hij heeft haar niets verweten; hij dacht
— 180 —
er enkel aan haar tc verlatenquot; 1). Ook de H. Thomas van Aqnine ziet in het gedrag des H. Josephs bij deze hoogst ingewikkelde verlegenheid, waarin hij verkeerde, een doorslaand bewijs zijner wijsheid en voorzichtigheid. In zijne verklaring van de reeds aangevoerde woorden nit het Evangelie van Mattheüs: „Terwijl hij met die gedachten omging,quot; zegt do engelachtige Leeraar: „ Hier schittert de wijsheid van Joseph, dewijl hij alvorens te handelen beraadslaagdequot; 2). En met wien dan beraadslaagde Joseph, zon men kunnen vragen ? Hij beraadslaagde
1) Homil. in Matth. Tom. 57. Col. 44-: Vidistine philosopluira vi-rum, et tyrannico illo affectu vacuum? Nostis enim quantus morbus sit zelotypia! Q,uamobrem is qui hoc probe sciebat, dixit; w Plenus zelo est furor viri ejus; non pareet in die vindictiequot; (Prov. I. 34.) et; //Dura sicut infernus semulatio.quot; (Cant. VIII. 6.) Certe muitos novimus qui malunt animam amittere quam in zelotypiic suspicionem incidere. Hic porro non mera suspicio erat cum uteri tumor rem palam faceret. At-tamen ita erat ab hoe animi morbo liber, ut ne in minimis quidem vellet Virgini moestitiam inferre. Q,uia ergo illam intus apud se tenere per legem non licere videbatur, traducere autem illam et in jud'cium tra-here, id necessario erat ad mortem tradere: neutrum fecit, sed'supralegem jam se gerere coepit. Oportebat enim jam adveniente gratia, multa signa adesse sublimis hujus iustituti. Quemadmodura enim sol,nondum radios ostendens, eminus tamen partem maximam orbis illustrat: sic quo-que Christus ex utero illo exoriturus, antequam egrederetur, orbem to-tum illuminavit. Idcirco vel ante partum prophetic exsultabant, etmu-lieres futura prscdicebant et Joannes nondum e vulva egressus, ab utero exultavit. Hic itaque multam Joseph ostendit philosophiam: neque enim accusavit illam , neque exprobravit illi, sed dimittero tantum cogitabat.
2) Comment, in h. 1. Matth. w Usee autem eo cogitantequot; Hic commen-dat se Joseph sapientia quidem in hoc quod ipse antequam ageret de-liberavit.
voor* ook righc en l on vc over E
VOOl ; llit gen, zeei vrc( ven imr be\ leb was aai aai zoi lea cli de \ aa
vooreerst met zijn eigen vroom en teedcr geweten. Maar ook hield hij raad met God, en smeekte met alle vurigheid zijns harten den Vader der lichten om licht en bijstand, terwijl hij voor de uitkomst der zaak zich onvoorwaardelijk aan de leiding zijner voorzienigheid overgaf.
Een niet minder treffend blijk van hooge wijsheid en voorzichtigheid gaf Joseph , toen hij bij zijne terugkomst uit Egypte zich in het land van Israël zou gaan vestigen. Do H. Evangelist immers zegt uitdrukkelijk, hoezeer hij er tegen opzag om naar Judea te gaan: „ hij vreesde derwaarts te gaanquot; 1), en wel uithoofde dat hij vernam, hoe Archelaüs in dat gewest regeerde. Arehelaüs immers was de zoon van den wreedeu Herodes, die het bevel gegeven had om alle onschuldige kinderen van Bethlehem cn deszelfs omstreken te vermoorden. En hierom was Joseph beducht of wellicht het gerucht van Jesus' aankomst in het land van zijn gebied. Hem andermaal aan eene nieuwe vervolging zou blootstellen. Uit voorzorg hadde hij zich hierom liever in het land van Gali-lea gevestigd, hetwelk niet aan de heerschappij van Archelaüs onderworpen was, hetgeen hij dan ook werkelijk deed, nadat Gods engel hem in den slaap daartoe had aangemaand 3).
Deze weinige feiten en opmerkingen mogen voldoende
1) Malth. II. 23. 3) Matth. II. 33.
wezen om den lezer te overtuigen, dat God aan Joseph de gaaf der ware voorzichtigheid in hoogc mate heeft meegedeeld, zoodat Joseph ook ouder dit opzicht met de grootste heiligen mag wedijveren en een waardige pleegvader van Josus Christus, het waardig hoofd van het heilig huisgezin van Nazareth mag genoemd worden.
11.
Do rcclitvaardighcid , de tweede der kardinale deugden, kan in een tweevoudigen zin worden opgevat. In meer algemeenen zin omvat zijt alle deugden. Aldus hebben wij ze in het Iste hoofdstuk van dit II116 deel van ons werkje beschouwd, alwaar wij van Josephs heiligheid in 't algemeen gesproken hebben. In deze beteekenis wordt vaak het woord „ rechtvaardigequot; als eensluidend met „ heiligequot; gebezigd.
Hier echter moeten wij dit woord in meer enge beteekenis opvatten. Aldus verstaan , is de rechtvaardigheid eene deugd of bijblijvende gemoedsstemming, krachtens welke iemand aan eenieder zijn recht geeft.
Deze deugd openbaart zich door verschillende handelingen , die wij in het leven des II. Josephs hebben aan te wijzen.
Ten aanzien van God beschouwd krijgt zij den naam van godsdienstigheid. Hierover ten eerste.
a) Josephs groote godsdienstigheid.
Benedictus XIV omschrijft de godsdienstigheid als volgt. „Het is eene deugd,quot; zegt hij, „die aan God, als aan het eerste beginsel aller dingen, de verschuldigde veree-
— 184 —
ring schenktquot; 1). Men kan er tot nadere verklaring bijvoegen : aan God en aan alles wat Gode is toegeheiligd.
Hoe nu heeft de H. Joseph deze deugd beoefend ? 't Is genoeg het H. Evangelie open te slaan om te zien, met wat eeue uiterste nauwgezetheid hij zich aan allo bijzonderheden der wet Gods heeft onderworpen. Slechts weinige feiten, t is waar, worden ons daar uitdrukkelijk vermeld, zoo als de plechtigheid van Jesus'besnijdenis ten achtsten dage na zijne geboorte, Jesus' opdracht in den tempel en zijne jaarlijksche reis naar den tempel van Jerusalem om daar het paaschfeest te vieren. Doch deze daadzaken zijn van dien aard, dat wij daaruit zijne getrouwe onderhouding van alle overige punten van Gods wet gerust mogen afleiden.
En daarenboven hoe kan het anders of iemand, zoo geheel voor God levende gelijk Joseph, moet zich bepaaldelijk hebben onderscheiden door de teederste godsvrucht ? Die godsvrucht straalde door in zijne daden.
't Was uit beginsel van godsvrucht, dat hij het lichaam zijner H. Bruid, hetwelk hij wist de rustplaats van den mcnschgeworden Zoon van God geweest te zijn, als een waarachtig onschendbaar heiligdom steeds met het diepste ontzag eerbiedigde. Verre zij dus van ons ook sleehts het bloot vermoeden, of Joseph ooit na Jesus' geboorte huwelijksgemeenschap met zijne H. Bruid gehad zon hebben! Neen, zeggen ons eenparig de Vaderen, terwijl zij
ij Lib. III. Cap. 24. No 8. Est virtus, qua; deLitum cultum Deo tamqaam primo reruni omnium principio exhibct.
— 185 —
met verachting de leer van. deu aartsketter Helvidius, die zulks durfde beweren, verwerpen; neen! Josephs godsvrucht was voor zoo iets nimmer in staat. — Zij noemen de bewering van dien schrijver een schroomelijkc vermetelheid, die dan ook werkelijk als strijdig met het geloof veroordeeld is geworden. Ambrosms zegt; „ Voorzeker , wanneer de evangelist ons verklaart dat Joseph rechtvaardig was, geeft hij ons genoegzaam te verstaan, dat hij den tempel des H. Geestes, den schoot van het geheimzinnig wonder, de Moeder onzes Heercn niet heeft hunnen schendenquot; 1). Theophylactus vraagt geheel verwonderd: „Hoe? zou Josejjh die heilige Moeder van God hebben durven aanraken, nadat hij het onuitsprekelijk geheim harer baring had leeren kennen?quot; 2). En de H. Epiphanius, zich op den godsdienstzin van Joseph beroepende , schroomt niet te zeggen: „ Men vergete niet, dat beide rechtvaardig waren. Zou wol iemand, die had mogen vernemen, dat de vrucht, welke Maria in haren schoot gedragen had, van den H. Geest was , na eene zoo wonderbare werking Gods, de stoutheid hebben gehad, gemeenschap te houden met iemand, die verdiende Dengene in zich te bevatten , welken om deszelfs uitstekende heerlijkheid , hemel en aarde niet vermogen te omsluiten ? Immers zelfs in onze dagen zien wij jonge dochters in Je-
1) Comment, in Luc. Lib. II. Tom. 15. Col. 1555. Certe qnando jus-turn docuit (evangelista) Joseph, satis declaravit quod saneti Spiritus tem plum, uterum mysterii, matrem Domini violare non potuit.
2) Tom. 133. Col. 159. Quomodo enim attig-issct sanctam illam, post-quam ineffabilcm partum cognovisset? 2 3
— 186 —
sus' naam den maagdelijken staat omhelzen , de kuisch-heid en de onthouding beoefenen. Wat moeten wij dan niet van Joseph denken , wiens godsdienstigheid veel groo-tcr was!quot; 1). „Hoeveel meer,quot; zegt dezelfde PI. Schrijver , „ mag men dan niet gelooven, dat die allereerbied-waardigste man zijne bruid als zuivere en ongedeerde maagd wist te bewaren! welken eerbied zal hij niet hebben betoond aan dat heilig vat, dat weleer het heil der mensehen in zich gedragen heeft!.... immers gelijk hij on-bosprokeu was in zijne zeden, zoo was hij ook godsdienstig tot in do uiterlijke vormen toequot; 3). Wij hooren hetzelfde door den H. Bernardinus van Siëna verklaren, wanneer hij zegt: „ Zoodra dan Joseph de boodschap des engels geboord had, dat Maria van den II. Geest had ontvangen , begon hij op eene nog nederiger en eerbiediger wijze met zijne Bruid om te gaan. Het gevolg hiervan was, dat hij no»quot; immer meer en meer toenam in volmaaktheidquot; 3).
1) Hicres. 78. Tom. 43. Col. 711. Deinde ambo erant justi. Ncciuo (|Lii hoc serael audiisset fa-turn ilium, quem ia utero ipsa gestabat e S[)iritu esse Sancto, post tant:im Dei adnüuistrationcm vase illo auderet uti, quod Eum capere meruerat, quem ob cxcellentem gloriam etelum et terra continere non possunt. Nam si hoe ipso tempore virgines in ejus nomine perseverare in illo statu, ac eastimoniam et eontinentiam ser-vare contendunt, quanto major Josephi religio erat!
2) Ibid. 1. c. Quanto magis senex ijle veneratione omni dignissimus, castam et intactam Virginem eonservare noverat, et ei vasi singularem qnemdam honorem defer re, quod salutem hominum aliquando continne-rat! Moribus fidelis, et specie ipsa reiigiosus.
3) Art. II. Cap. 1. Postquam igitur al) angclo eertlticatus est, quod conceperat de Spintu Sancto, humiliori ac reverentiori modo conversa-batur cum sponsa sua, unde major perfectio generabasur in eo.
Wij hebben hier opzettelijk niet willen gewagen van den geest des gebeds van den H. Joseph. Waartoe toch zou het dienen? Wie slechts bedenkt, dat hij de heiligste onder alle heiligen des hemels geweest is; dat hij krachtens zijne bediening van bruidegom der Moeder Gods, en van pleegvader onzes Heeren J.-C. in de vertrouwc-lijkste gemeenschap met God leefde; dat hij vooral door de vurigste liefde tot zijnen God verteerd werd; wie dat bedenkt, kan redelijker wijze er niet aan twijfelen , of Joseph heeft de gave van gebed in den verhevensten graad bezeten en beoefend. Ten overvloede echter zij het ons geoorloofd den lezer in 't geheugen terug te roepen , wat wij in het eerste deel van dit werkje reeds hebben aangestipt. Wij zeiden daar, dat Joseph bij zijne terugkomst uit Egypte een oogcublik er aan dacht, zoo niet om zieh metter woon in het land van Judea te vestigen, ten minste om naar Jerusalem te gaan. En waarom naar Jerusalem? Om daar in den tempel des Heeren den lieer voor zijne gelukkige terugkomst te bedanken cu een plechtig dankoffer op te dragen. Wij hebben die meening aangegeven oj) gezag van den geleerden Schriftuurverklaarder, Jansenius bisschop van Gent 1), en zeker deze mcening is volstrekt niet van waarschijnlijkheid ontbloot. In dit geval pleit deze daad ontegensprekelijk voor de diepe godsvrucht des Heiligen, wiens eerste zorg bij zijne terugkeer in het Heilig Land was, do gevoelens van zijn
1) Concord. Cap. XII. Aut vohiisse quidem ire in Judceam non ad habitandnm; scd ut gratias Deo solcmnes agerct in Jerusalem.
— 188 —
dankbaar hart voor zijnen God in Gods tempel te gaan ontboezemen.
Mocht Joseph ons allen dienzelfden geest van godsdienstigheid verwerven! Wat een zaligen invloed zou dit niet hebben op onzen ganschen handel en wandel!
De gehoorzaamheid, zegt de groote Paus Benedictus XIV, is eene deugd, die ons de handelingen , welke ons door onze oversten worden voorgeschreven, doet volbrengen , omdat zij voorgeschi'cven zijn 1). Men lette wel op die laatste woorden : „ omdat zij voorgeschreven zijn.quot; Deze nadere bepaling geeft het eigenaardig karakter dezer deugd aan. Zonder dezelve zou men iedere oefening van deugd eene akte van gehoorzaamheid kunnen noemen. Waar is het toch, dat de deugd van gehoorzaamheid somtijds in dien algemeenen zin verstaan wordt. Dan brengt men daartoe alle daden, die geschieden, hetzij volgens den wil eens van God aangestelden oversten, hetzij volgens den wil van God in persoon.
Hier ter plaatse nu spreken wij alleen van de gehoorzaamheid in den eersten meer beperkten zin, zoo als zij door Benedictus XIV omsehrevcn is.
ïen aanzien dezer deugd kan men in waarheid zeggen, dat zij onder allo in Josephs leven het glansrijkst
1) Lib. III. Cap. XXIIT. Ko 18. Virtus (jua exequimur actus a su-pcriore pneceptos, quia pr:ccepta sunt.
— 189 —
geschitterd heeft; dat hij ze in de hoogste volmacaktheid beoefend heeft.
Zie hem reeds op de eerste bladzijden zijner levensgeschiedenis in het H. Evangelie. Hij verschijnt daar voor onze oogen in de kwellendste omstandigheden, waarin een rechtschapen echtgenoot zich bevinden kan. Maria's bc-vrnchtheid is een scherpe doorn in zijne ziel geworden. Hij weet niet wat aan te vangen, hij is ten einde raad. Hem blijft geen enkel menschelijk redmiddel meer over. Hij besluit dan in 't geheim zijne huisvrouw te verlaten, en de gansche oplossing van dit bovenmenschelijk raadsel aan Gods wijsheid en almacht overgevende, legt hij zich te ruste. Maar zie ! daar verschijnt hem in zijn slaap de engel dos Heeren. En wat boodschapt hem die hemelbode ? Wees niet beducht, o Josejjh, Davids zoon, Maria uwe huisvrouw tot u te nemen; want wat in haar geboren is, is van den H. Geest 1). En wat doet Joseph? Zonder verder stond hij , zegt de H. Evangelist, uit ziju slaap op, deed zoo als de engel hem beval, en nam Maria tot zich. ó Ja, wel te recht mogen wij zulke handelwijze met den II. Paschasius lladbertus eeuo daad van volmaakte gehoorzaamheid noemen 3). Alles toch wat eene daad van gehoorzaamheid volmaakt doet zijn, loopt hier te zamen. Hoe blindelings volvoert hij den last des engels ! niet de minste redencering ; zelfs geen zweem van
1) Matth. I. 2J..
2) Tom. 120. Col. 118. Nimiruni hic justi viri perfecta describitur (ibedientia, duin dicit (evangelista) fecit etc.
— 190 —
tegenwerping. Hoc bereidvatirdig! geen oogenblik vertraagt hij. Hoe grootmoedig! ondanks al het bezwaarlijke daaraan verbonden. „ Hebt gij hem gezienvraagt de oudvader Chrysostomusj „ hebt gij Josephs gehoorzaam-en volgzaamheid van gemoed gezien? Hebt gij gezien hoe wakker van geest hij was cn hoe weinig vatbaar voor aanzien dos persoons ? Zoo lang hij iets vermoedde wat droevig cn in zijne opvatting aanstootelijk was, wilde hij Maria niet bij zich houden. Maar ook zoodra zijn vermoeden geweken was, heeft hij haar niet volgens eigen willekeur weggezonden; wat meer is, haar bij zich genomen, en zoo word hij de uitvoerder van het gansche plan Godsquot; 1). En dat voorwaar moet cene welverdiende belooning cener zoo heldhaftige gehoorzaamheid heeten! God had beloofd, dat Abrahams geslacht tot loon zijner geloovigc gehoorzaamheid zou vermenigvuldigd worden gelijk do sterren des hemels en Paulus noemt hem daarom : den Vader aller gcloovigen. Maar wat dan hier van Joseph zoggen, wiens gehoorzaamheid niets toegeeft aan die van Abraham ? Mogen wij hem niet met hetzelfde recht dien hoogst eervollen titel geven ? Mogen wij niet beweren, dat ook hij , door zijne gcloofvolle gehoorzaamheid, heeft medegewerkt tot do geboorte van tallooze kinderen Gods, die in den Messias zouden gelooven?
1) Tom. 57. Col. 57. Vidistine obsequentiam et animum obtemperan-tem? Vidibtine animam vigilem et nulli personarun acceptioni olmo-xiam? Neque enim cum triste quidquam et turpe suspi?abatur, illam apud se retinere voluit, neque amota suspicione, illam ultro dimittere susti-nuit, imo vero illam retinuit, ac totius dispensationis minister effectus est.
— 191 —
Dc geleerde Eeinigms, bisschop van Auxorre, schrijft ongeveer in denzelfden zin. „ Tiet leven der wereld keert langs denzclfden weg terug waarlangs de dood was binnengeslopen, te weten, door eene vrouw die maagd was en door een gehoorzamen man. Adam werd gcschapcn vut eene maagdelijke aarde; Christus is geboren uit eene maagdelijke moedor. Door de ongehoorzaamheid van Adam zijn we allen ten verderf gebracht; door de kracht van Josephs gehoorzaamheid worden wc allen in onzen oor-spronkelijken staat hersteld; want door deze woorden: „ Joseph deed gelijk de engel des Heeren hem bevolen had,quot; wordt ons dc groote deugd der gehoorzaamheid ten duidelijkste voor oogen gesteldquot; 1). En Walfridus voegt hierbij, dat Josephs gehoorzaamheid, door God vooruitgezien, hem die verschijning van 's Ilccrcn engel had waardig gemaakt 2).
De engel Gods had aan Joseph nog eene andere boodschap gebracht, die evenzeer zijne gehoorzaamheid op de proef stelde. Hij had hem namelijk gelast, aan den Mes-
1) Remigius Antissiodor. Homil. 4a. Tom. 131. Col. 889. quot;Exur-gens a Litem Joseph ote.quot; Eo ipso aditu redit vita, quo iugrcssa est mors, id est per virginem fcetninam et per obedientem vimm. De vir-giue terra ereatus est Adam, de virgiue ftumina creatus est Christus. Per inobedieutiam A the oraues perditi sumus ; per boaum ohcdlentia: Joseph omnes ad pristiuum statuin revocamur, nam his verbis magna nobis virtus obedieiitiuc commemiatur, quibus dieitur: quot; Fecit sicut prujeepit ei angelus Domini.
2) Walfridi Opp. Tom. ll-i. Col. SOi. Feeit sicut pra;cepit ei Angelus. Ostendit quod ipse visionem Domini meruit videre, qui fecit si-cut ei pnecepit.
— 192 —
sias , die moest geboren worden, den naam van Jesus te geven. Deze naamgeving moest, volgens voorschrift der mosaische wet, plaats hebben bij gelegenheid der besnijdenis van het kind. Zeide hem nu do engel dat hij aan liet goddelijk kind den naam „Jesus d. i. Verlosser van zijn volkquot; moest geven, daarmede was hem tevens de droevige taak opgelegd, van zieh reeds bij voorbaat te onderwerpen aan alle smarten en offers, welke zijn goddelijke pleegzoon zieh zou moeten getroosten, om de be-teckenis van dien naam te verwezenlijken; smarten en offers, waaraan hij wel wist, dat ook hij zelf niet vreemd kon blijven. Ook dit nu heeft Joseph gedaan, hoe pijnlijk zulks voor zijn teerminnend vaderhart moest vallen. Gods engel had gesproken: dat was hem genoeg. Hij deed de stem zijner natuur zwijgen, om alleen naar de stem van Gods afgezant te luisteren. Ja hij volbracht Gods bevel zelfs met blijdschap; althans zoo verzekert ons de geleerde Theophylaetus. „Zie eens,quot; zegt hij , „wat een blijd gemoed in Joseph: hoe hij op staan den voet gehoorzaamd heeft! De Schriftuur zegt; „ en hij heette zijn naam Jesus.quot; Die woorden (van den evangelist) doeu ons hier zien, hoe gehoorzaam Joseph was, daar hij alles gedaan heeft wat de engel hem had bevolenquot; 1).
De volmaaktheid van Josephs gehoorzaamheid moest nog schitterender blijken. Dit gebeurde toen God de
1) Tom. 133. Col. 159. Vide aniraam alacrem quomodo statim obedient.....Et vocavit nomen ejusJesum. Ostendit hoe loco (evangelista)
obedientiam Joseph, quia quaecumque dixerat ei angelus, fecit.
— 193 —
wreede vervolging van een Herodes toeliet, die hem noodzaakte , zieh door do vhicht naar het verafgelegene Egyp-teland te redden. De lezer kent reeds al de bijzonderheden dezer voor de H. Familie zoo uiterst zware beproeving. Het zij echter hier nogmaals opgemerkt, om Josephs gehoorzaamheid des te beter te waardeeren, hoe Gods engel die ontzettende tijding aan Joseph kwam boodschappen in het midden van den nacht, in zijn diepsten slaap. Huizende redenen schijnen den Heilige hier recht te geven om de xütvoering van zulk ecne kommervolle en verre reis en wel naar eene onbekende landstreek, met eene teedcre maagd en een hulpeloos wicht althans tot den volgenden morgen, tot het opkomen der zon te verschuiven. Maar neen! Het evangelie zegt ons bepaaldelijk , dat hij nog dien nacht zelven opstond, het kind en zijne moeder met zich medenam en den weg naar Egypte insloeg 1). Wie bewondert hier niet met Chrysostomus eene dusdanige gehoorzaamheid? Ziehier hoe die groote Kerkvader ons de voortreffelijkheid van Josephs gedrag doet beseffen : „ Toen Joseph dat bericht hoorde : „ Sta op cn neem het kind enz.quot; werd hij niet verstoord. Hij zeide niet: maar dit is een raadsel, o engel! Nog onlangs zeidet gij mij; Hij zal zijn volk redden (Matth. I. 21), en thans kan Hij niet eens zich zelven redden, maar moeten wij de vlucht nemen en eene lange reis gaan aanvaarden? Dat alles, is het niet in strijd met uwe belofte ? — Maar hij zeide niets van dat alles; hij was trou-
1) Matth. II. I-I.
— 194 —
wens oen man vol geloof. Ook vorseht bij niet uit, wanneer hij zal mogen terugkoeren, ofschoon de engel in onbepaalden zin gesproken had, zeggende : „ Blijf daar tot dat ik het u zegge.quot; Dit alles maakte hem niet in 't minst besluiteloos, maar hij gehoorzaamt en onderwerpt zich, alle beproevingen met vreugde op zich nemendequot; 1). Ook Euthymius bewondert hier Josephs gehoorzaamheid ; „Blijf daar tot dat ik het u zegge.quot; Aan deze woorden,quot; zegt hij, „ nam Joseph geen aanstoot. Neen, want hij begreep, dat wijl de engelen omtrent alles wat met het kind gebeurde als boden optraden, ook alles naar een voor-afbepaald plan plaats greep. Hij begreep , hoe hij dus niet met nieuwsgierigheid moest te werk gaan; maar kortweg gehoorzamen in alles wat de Heer bevolen hadquot; 2).
Bewonderingswaardig is oenigzius de gehoorzaamheid van 't joodsehe volk te noemen, toen Moyses hetzelve voorstelde om Gods wetten aan te nemen. „ Al de woor-
1) Tora. 57. Col. 85. His auditis (Surge et accipe puerura etc.) Joseph non offensus est neque dixit: iEnigma est hoe! Tu nuper dice-bas : //Salvum faeiet populum suumquot; (Matth. I. 21); nunc autem nee seipsum potest servare, sed fuga nobis est opus et peregrinatione aclon-ginqua transmigratione. Contraria sunt haec promissioni tuie. Sed nihil hujusmodi dixit: lidelis enim vir erat, neque reversionis tempus inquirit, etiamsi angelus indefinite locutus esset. Nam ait; //Esto ibi usque dum dicam tibi.quot; Verum ille non ideo segnior faetus est, sed paret et obtemperat, tentationesque omnes cum gaadio tolerat.
3) Tom. 129. Col. 150. Esto ibi usque dum dicam tibi. Hüec autem audiens Joseph non passus est olfendiculum. Nam intellexit quod, cum angeli ministri essent ad ca qua; circa puerum agebantnr, omnia ad-ministratorie fiebant; nee in liis curiosum esse oportebat, sed facile ad omnia quie Dominus jussisset obedire.
den, welke de Hoer gesproken heeft, „ riepen zij uit zullen wij volbrengenquot; 1). Intusschen was die bereidvaardigheid slechts kort van duur. Nog gecnc veertig dagen, gedurende welke Moyses op den berg met God sprak, waren er verloopen, of reeds sloeg het ongeduldige volk aan het morren en ging weldra over tot de verfoeilijkste afgoderij. Niet zoo deed Joseph. Wij weten wol niet wat hij bij het vernemen van het bericht des engels gezegd heeft. Zeker echter is het, dat hij onverwijld gehoorzaamde en zeven jaren lang (zoo lang immers willen sommigen dat hij in Egypte verbleef) op eene nieuwe boodschap des engelf bleef wachten , steeds indachtig dat hem gezegd was: „verblijf daar tot dat ik het u zeggen zal.quot; In hem is dus in alle waarheid vervuld wat er geschreven staat van de in de woestijn rondwalende Hebreeuwen : „ Op 's Heeren bevel trokken zij op en wederom op zijn bevel vestigden zij hunne tentenquot; 3). God beval en hij vluchtte naar Egypte: God beval op nieuw en hij verliet Egypte : nog eens beval God en hij vestigde zich te Nazareth. Men mag hierom aannemen, dat indien God zoo dikwijls aan Joseph bevolen had van woonplaats te veranderen als aan de Joden in de woestijn, hij zich zonder de minste tegenspraak daaraan zou onderworpen hebben.
Wij vinden dus in Josephs handelwijze alle teekenen terug, die door den reeds meermalen vermelden Paus
1) Exod. XXIV. 3. 3) Num. IX. 18.
— 196 —
Bcnedictïis XIV worden aangegeven, om iemands gehoorzaamheid heldhaftig te mogen noemen. „ Het zal voldoende wezenquot;, zoo spreekt hij , „ hier aan te teekenen dat daden , welke tot de dengd van rechtvaardigheid of tot eene andere hiermee verwante deugd behooren, dan heldhaftig zijn, wanneer men ze oefent met vaardigheid, gemakkelijkheid en blijmoedigheid, vooral in eene mocitevolle zaakquot; 1). En dat alles nn hebben wij in dit artikel herhaaldelijk in Joseph verwezenlijkt gezien.
i) : tus qi tis, si 2) ! actus.
1) Lib. III. Cap. 24. N. 26. Intereaque adnotare sufficiet, heroicos esse illos actus justitite, qui ad earn aut ad virtutes illi annexas pertinent, si prompte, facile et cum delectatione exerccantur, et pnescr-tim in materia ardua.
III.
De zielssterkte, welke onder de kardinale deugden de derde plaats inneemt, wordt door de godgeleerden omschreven ; eene zedelijke deugd, die wanneer er bijzonder moeilijke dingen, zoo als doodsgevaren, voor God te ondernemen of te verduren zijn, de hartstoehten en de hieruit ontstaande handelingen regelt. Of volgens Lessiue : „ Eene deugd, die de gemoedsbewegingen in schrikbarende voorvallen, vooral in doodsgevaren, regelt, hetzij om deze te onderstaan, hetzij om ze af te werenquot; 1).
Hiermede is reeds aangeduid wat de H. Thomas leert, dat namelijk deze deugd zich kenmerkt op twee wijzen, „ door te ondernemen cn door te verdurenquot; 1). Benedic-tus XIV verklaart dit nader wanneer hij zegt: „ Daden van christelijke zielssterkte, zoo als deze deugd in het gewone leven beoefend wordt, zijn hierin gelegen, dat men moeilijke zaken onder handen neme volgens de gezonde rede, om een bovennatuurlijk doel, zoowel in zake van een of ander gebod als van eenig aangeraden goed
1) De jure et justitia lib. III. de fortitudine Cap. I. dub. I. Virtus quie raotus anirai in rebus terribihbus, pnesertim perieulis mortis, sustinendis vel repellendis, moderatur.
2) 2. 2. qu. .128. art. 1 in Corp. Est autem duplex fortitudinis actus, scilicet aggredi et sustinere.
— 198 —
werk. Dergelijke daden nu zullen heldhaftig wezen, als men ze onderneemt met vaardigheid, met gemakkelijkheid en met blijmoedigheid, moet men er ook zijne tijdelijke goederen , ja zelfs zijn leven om in de waagschaal stellen. Verder behoort tot de gewone christelijke sterkte het geduldig dragen van tegenspoed en smarten. Heldhaftig zullen deze daden zijn, wanneer men deze en soortgelijke rampen, ja nog pijnlijker dingen, en moeht het noodig zijn, zelfs den dood, met vaardigheid en blijmoedigheid en dat alles om God verduurt. Ziedaar het besluit van de schrijvers, die ik heb aangevoerdquot; 1).
Heerlijk schoon wordt ons de heldenmoed van Joseph geschilderd door een zijner warmste vereerders, den IJ. Franciscus van Sales. Hij toont ons den Heilige onversaagd in 't aanvaarden ook van de zwaarste ondernemingen , onoverwinnelijk onder de drukkendste beproevingen, vernederingen, armoede, ontberingen en alles wat de natuur doet lijden. Al wie deze treffende ontboezemingen leest, zegt zonder aarzelen: Joseph is onder beide opzichten een echt christelijke held te noemen. Ziehier deze
1) Lib. III. Cap. 24. N. 33. Actus christianae fortitudinis, ut est coramiinis virtus, sunt aggredi ardua juxta rectam rationem, ob iinem supernaturalcm in omni materia sive priccepti sivo consilii. Heroicse autem fortitudinis actus erunt pradicta omnia aggredi prompte, facili-ter, jucunde etiam cum omnium bonorum et vitae poriculo. Rursus fortitudinis christianse communis actus sunt patienter mala suiferre propter -Deun, calamitates et dolores. Heroiese autem christianse fortitudinis actus sunt ea et similia, imo acerbiora et mortem ipsam, q-uate-nus opus sit, pronkte et bilariter ferre et propter iJeura tolerare, uti concludnnt citati authores.
— 199 —
schoonc , allermerkwaardigste woorden : „ Ongetwijfeld wordt do H. Joseph wel terecht vergeleken met den palmboom : immers hij was altoos sterk, dapper, onwankelbaar en standvastig. Merken wij ojj [zegt Franeisens] dat er een groot versehil bestaat tussehen de onwankelbaarheid en de standvastigheid, tussehen de sterkte en de dapperheid. Wij noemen iemand onwankelbaar, ■wanneer hij zich schrap en gereed houdt om de aanvallen zijner vijanden te trotseeren, zonder zich te verwonderen, of tijdens het gevecht den moed te verliezen. Maar de standvastigheid komt vooral dan te pas, wanneer ons een zeker verdriet bekruipt, een verdriet dat zijn oorsprong neemt uit de langdurigheid onzer kwellingen: dergelijk verdriet is van de ergste soort. De standigvastigheid nu doet den menseh dit verdriet verachten, zoodat hij zich door ccne voortdurende bedaardheid en onderwerping aan Gods wil daarboven verheft. De sterkte maakt, dat de menseh krachtigen weerstand biedt aan de aanvallen zijner vijanden, terwijl do dapperheid ccne deugd is, die ons niet slechts, wanneer de gelegenheid daar is, klaar doet staan om te strijden of om het hoofd tc bieden , maar om den vijand het eerst aan te vallen, ook wanneer hij niets van zich doet hooren. Welnu, onze roemrijke heilige Joseph was begaafd met al deze deugden, cn oefende dezelve met verbazende volmaaktheid. En vooreerst: hoezeer bleek niet zijn onwankelbare moed, toen hij Onze Jjieve Vrouw bevrucht zag en niet wist hoe zoo iets mogelijk was? (Mijn God ! welke bedruktheid, welk verdriet, welke geestesfoltering ondervond hij toen niet!) Intusschcn
ri
i
— 200 —
klaagde hij niet; hij is ten aanzien zijner Bruid niets onlieuscher, niets minder vriendelijk; hij mishandelt zc daarom niet, maar integendeel hij blijft jegens haar even lieftallig en eerbiedig als te voren. Welke dapperheid en sterkte ook schijnen in Joseph niet uit door de overwinning die hij behaalde op de twee grootste vijanden des mensehen: den Satan en de wereld ? en dat wel door de nauwgezette beoefening eener allervolmaaktste nederigheid.quot; (Wat de heilige Schrijver hier verder over de nederigheid laat volgen, gaan wij voorbij, om er in het volgend artikel breedvoeriger op terug te komen.)
„Wat de standvastigheid betreft,quot; zegt Franciscus vervolgens , „ in zoo verre zij staat tegenover dien inwendi-gen vijand, het verdriet namelijk dat wij ondervinden bij 't aanhoudend verduren van verlagende, vernederende en pijnlijke voorvallen, van misrekeningen der fortuin (als ik dit woord mag bezigen) of van allerlei onheilen die ons treffen; o hoezeer werd deze heilige man op zijne reis beproefd, niet alleen van wege God, maar ook van de menschen! De engel beveelt hem op staanden voet te vertrekken , en Onze Lieve Vrouw en zijn allerliefsten Zoon met zich mede te voeren naar Egypte: en zie hoe hij onverwijld zonder een woord te spreken op reis gaat! Hij vraagt niet: Waar zal ik heen gaan ? welken weg zal ik voigen? waarmede zullen we ons voeden? wie zal ons daar opnemen ? Waarschijnlijk vertrekt hij met zijn gereedschap bij zich, om zijn armoedig brood en dat zijner familie in het zweet zijns aangezichts te verdienen, ó ! Hoezeer moest dat verdriet, waarvan wij spreken , hem druk-
— 201 —
ken, aangezien de er. gel hem niet gezegd had, hoe lang hij daar blijven moest! Hij kon zich nergens veilig vestigen , daar hij immers niet wist wanneer de engel hem zon komen bevelen om terng te keeren. Heeft de H. Pan-Ins de gehoorzaamheid van een Abraham zoozeer bewonderd , toen God hem gebood zijn geboortegrond te verlaten , zonder hem te zeggen welken weg hij moest inslaan (immers ook Abraham vroeg niet: Heer, gij wilt dat ik uit mijn land trekke; maar zeg mij ten minste of ik door de znider- dan wel door de noorderpoort moet uitgaan ; maar hij begaf zich op weg en ging daar waar Gods geest hem leidde): hoe bewonderenswaardig is tevens deze volmaakte gehoorzaamheid van den H. Joseph ? De engel zegt hem Jiie:, hoe lang hij in Egypte moet verwijlen; maar ook hij vraagt er niet naar. Hij bleef er gedurende vijf jaren (zeven jaren, zeggen anderen) zonder dat hij zich omtrent den tijd van zijn terugkeer bekommerde. Hij hield zich stellig overtuigd, dat God, die hom bevolen had derwaarts te gaan, hem ook andermaal zou bevelen wanneer hij moest terugkeeren'; hiervoor nu stond zijne gehoorzaamheid altoos bereid en vaardig. Hij was in eene landstreek, die hem niet slechts vreemd was, maar daarenboven vijandig gezind tegen de Israëlieten. De Egyptenaren namelijk hadden het nog niet aan de Joden vergeven, dat zij hen verlaten hadden, en dat om hunnentwille eene groote menigte hunner landgenoten, toen zij ze vervolgden, in de wateren waren omgekomen. Ik laat uzelven dan denken, hoe vurig Joseph verlangde
— 203 —
terug te keeren: immers dat deed hem onophoudelijk beducht zijn voor die Egypteuaren. Het verdriet, dat hij niet wist wanneer hij dat land zou kunnen verlaten, moest zijn arm hart zeer zeker allerpijnlijkst bedroeven en folteren. En toch , hij bleef altoos die hij was; altoos even rustig, bedaard cn onverzettelijk gelaten in het welbe- : hagen van God, door wien hij zich onvoorwaardelijk liet geleiden. quot;Want rechtvaardig zijnde, had hij zijn eigen wil steeds onderworpen, vereenigd en vereenzelvigd met dien van God. Eechtvaardig zijn is niets anders dan volmaakt vereenigd zijn met Gods wil, en zich daaraan onderwerpen in allerlei voorvallen, zoowel in tegenspoed als in voorspoed. Dat Joseph nu bij deze voorkomende gelegenheden volkomen aan den goddelijken wil overgegeven was, wie durft het betwijfelen ? En ook zien wij het niet ? Zie hoe de engel als met hem spoelt! Hij zegt hem naar Egypte te gaan: hij gaat. Hij beveelt hem terug te keeren : hij keert terug. God wil dat hij altoos arm zal zijn, voorwaar eeue der zwaarste beproevingen , die Hij ons kan doen ondergaan! Joseph onderwerpt zich met liefde, en niet enkel voor een tijd, maar voor zijn ganschc leven. En dan welke armoede! eene armoede die hem aan verachting, miskenning en broodsgebrek prijs gaf. De vrijwillige armoede, welke do kloosterliiigen omhelsd hebben , is zeer aantrekkelijk; te meer, omdat zij niet belet datgene wat hun noodig is, te ontvangen. Zij toch verbiedt cn berooft hen alleen van alle overtolligheden. Maar de armoede des IT. Josephs, die van Onzen Lieven Heer en Onze Lieve Trouw was niet dus-
— 203 —
danig. Zij was wel vrijwillig door Joseph verkozen en hij beminde ze ook hartelijk; maar met dat al, maakte zij hem geheel onaanzienlijk, veracht, versmaad. Iedereen toch hield dezen groeten heilige voor een armen timmerman. En wat hij ook deed, zoover kon hij het niet brengen, dat hem en den leden zijns hnisgezins niet vele noodzakelijke dingen ontbraken. Na hiervoor zijne uiterste pogingen vruchteloos te hebben aangewend, onderwierp hij zich met den diepsten ootmoed aan Gods wil en berustte in zijn armoedigen en nederigen staat, zonder zich ooit in 't minst door inwendig verdriet te laten overmeesteren of ter neer slaan. Dit verdriet kwam hem evenwel meermalen bestormen. Maar hij bleef immer vast staan in zijne gelatenheid, die even als al zijne andere deugden, onafgebroken aangroeide en volmaakter werdquot; 1).
Wij hebben gemeend deze vrij lange aanhaling niet te mogen verkorten, om den lezer in staat te stellen bij het lezen daarvan hetzelfde genot te smaken, dat wij daarbij mochten ondervinden.
Even duidelijk spreekt de Gz. Canisius: „ Heeft Joseph niet,quot; vraagt hij, „allerlei zorgen en ontzettende kwellingen doorgeworsteld, toen hij mot zijn huisgezin in zulk een bekrompen toestand verkeerde, dat hij bij alle mogelijke inspanning er niet in mocht slagen om aan Maria , de Moeder Gods en aan het kindje Jesus het noodzakelijke cn behoorlijke te verschaffen? Hij ontvangt des nachts door een engel bericht van het op handen zijnde
1) Entrctiens XIX.
— 204 —
moordplan van Herodes: en hoe vlug staat hij op! Hoe verliet hij aanstonds alles en, ofschoon slecht voorzien voor de reis, hoe haastig ging hij niet met het kind en de moeder op de vlucht! En nu — wat al smarten en angsten heeft hij niet verduurd, zoowel te huis ouder de Israëlieten , als in den vreemde onder de goddclooze men-schen , met wie hij te verkeeren had ? Wat moet het vooral niet geweest zijn in eene zoo rampvolle ballingschap, zoo lang hij als uitgewekene onder de Bgyptenaren verwijlde, (Anselmus schrijft, dat hij daar zeven jaren als balling was), want zeker heeft hij eene gedurige verandering van lotgevallen en eene niet minder diepe armoede moeten ondervinden!quot; 1) De H. Schrijver toont verder aan, hoe Joseph niet slechts een kommervol en armoedig leven heeft te verduren gehad, maar zelfs meermalen levensgevaar heeft geloopen, en toch bij al die beproevingen een onbezwekeu moed heeft aan den dag gelegd. „ Terwijl hij nu hier dan daar moest gaan vluchten, zocht hij zich niet zonder angst en groot gevaar, eene
1) An non varias ille curas et serumnas ingentcs exantlavit, quum tanta rei familiaris angustia premeretur, ut neqiie Mariic puerperse, neque Christo infantulo ea quaï vellet ac eonvenire putaret ulla ex parte posset ministrare? Nocte monitus de imminente tyrannide Herodiana, quam impigre surrexit? Q,uoniodo confe^tim reliquit omnia et parum ad iter instructus, in fugam sese cum puero matreque confceit? Jam vero quos ille dolores et angores non pertulit, sive domi inter Israëhtas, si-ve fons apud exteros et impios versaretur? prtesertim in exilio tam ca-lamitoso, quamdiu apud iEgyptios exulavit, (septem vero annos exulas-se scribit Anselmus), et summam rerum vicissitudin^m neque minorera egestatem expert us est.
— 205 —
huisvesting. Al te weinig veilig immers was hem iedere woonplaats, niet alleen vroeger, toen de onmenschelijke koning Herodes nog leefde; maar ook later onder de re-geering van deszelfs zoon Archelaüs , die weinig beter was ; te weinig veilig, zeg ik, om de twee dierbare panden, die God aan zijne zorg had toevertrouwd, behoorlijk tegen doodsgevaar te verzekeren. Al deze cn soortgelijke kwellingen, kruisen cn verdrietelijkheden heeft hij met do grootste gelatenheid van ziel doorstaan: ja bij dat alles trachtte' hij nog, niet slechts zichzelven, maar ook de H. Moedermaagd to troostenquot; 1).
De H. Chrysostomus prijst het in Joseph van Arima-thea als eene daad van groote stoutmoedigheid, dat hij aan Pilatas verlof ging vragen om Jcsns' lichaam te mogen begraven. Deze vrome Israëliet was tot dien dag in 't geheim een leerling van den Zaligmaker geweest. Maar om het ontzielde lichaam zijns goddelijken Meesters van het kruis af te nemen, te balsemen en, zoo als hij voornemens was, iu zijne eigene grafspelonk neêr te leggen, daartoe had hij het verlof van den romeinschen landvoogd noodig. De lichamen der gevonnisde misdadigers toch moesten volgens de romeinsche wetten ter plaatse zelve,
1) Qui hue et illue fugere eoaetus, liaud sine metu periculoque ma-gno certam sibi sedem quicsiyit, quod sieut antea sub Herode imma-nissimo rege, sie et postea sub ejus filio nou optimo Arehelao, nihil satis tuturn sibi pollieeri posset, ut eharissiraa pignora suaï fidei eon-eredita, seeure et commode eonservaret. Has varias aliasque pluresmo-lestias, eruees, lerumnas a?quissimo animo tulit, neque seipsum tantum, sed et Virginem Matrem in tot rebus adversis curisque studuit consolari.
— 306 —
waar de straf aan hen voltrokken was, tegelijk met de werktuigen hunner straf begraven worden. Er was derhalve voor Joseph een ongewone moed uoodig om, trots den haat der opgeruide volksmenigte, trots alle romeinsehe vooroordeelen, trots de hevige opspraak, waarin hij zou komen, een dergelijk verzoek aan Pilatus voor te stellen. Ziehier dc aanteekingen, welke de reeds genoemde H. Kerkvader maakt op die woorden van het evangelie des H. Mareus' XV. 43 : „ Hij ging onverschrokken bij Pilatus binnen en vroeg het lichaam van Jesus.quot; Het was diezelfde Joseph, die zich vroeger verborgen had gehouden; maar nu, na Christus' dood , heeft hij iets groots durven ondernemen. Hij immers was niet onaanzienlijk of onbekend, maar een uit den raad en zeer uitstekend. Van dit standpunt uit moet zijn moedig bestaan beoordeeld worden. Want hij liep daardoor levensgevaar, daar hij aller haat tegen zich gaande maakte, en een blijk gaf van zijne ingenomenheid met Jesus. Ondanks dat heeft hij het gewaagd Jesus' lichaam te vragen en heeft niet gerust, voordat hij het gekregen had. Eu niet alleen heeft hij het genomen, maar ook met groote onkosten begraven en wel in zijne eigene begraafplaats, die nog nieuw was. Door dat alles heeft hij zijne liefde en onverschrokken moed bewezenquot; 1).
1) Homil. 88 in Joan. Tom. 5S. Col. 778. Hie erat Joseph ille, qui se prius occultaverat; nunc vero magnum quidpiam ausus est post Christi mortem. Non enim ignobilis ignotusque, sed ex coneilio unus admo-dumque insignis erat. ünde maxime ejus fortitudo spectanda est: nam ia mortis periculum veuiebat, cum omnium in se odium concitarct, dum
— 207 —
Voorzeker liet valt niet te oiitkeimen, dat die cerbietl-waardige raadsheer der Joden hier eene -ware heldendaad verricht heeft, eene heldendaad van liefde jegens onzen Heer J.-C. Nogtans indien men in aanmerking neemt, dat deze liefdedienst slechts weinige iircn duurde, terwijl de H. Joseph, Jesus''voedstervader, jaren en jaren lang allerlei liefdediensten aan den Zaligmaker heeft bewezen en niet zelden met even groot levensgevaar, wie erkent dan niet gaarne, dat de heldenmoed onzes Heiligen nog veel bewonderingswaardiger is geweest? Men denke zich slechts in welke omstandigheden hij met het kind Jesns naar Egypte vluchtte. Hij moest zeer goed voorzien hebben, dat zoo de wreedaard Herodes het ooit te weten ware gekomen , hoe Joseph het was die het kind aan zijne nasporingen onttrokken had, hij onvermijdelijk zelf ware gedood geworden. Eu desniettegenstaande doet hij zijn plicht van vader, gehoorzaamt hij aan God.
Deze weinige opmerkingen, in verband beschouwd met de bepalingen , die de geleerde Pans Bencdietns XIV stelt, om de zielssterkte eens heiligen heldhaftig te kunnen noemen , doen ons noodzakelijk tot het besluit komen, dat de H. Joseph ook in deze deugd tot den graad van heldhaftigheid is opgeklommen.
suam erga Jesum benevolentiam demonstrans, corpus potere ausus est, ncque destitit, donee id assequutus esset. Nee aeeedit modo, et eum sumptu sepelivit, sed in sepulchre suo novo, hine amorem fortitudi-nemque suum demonstrans.
IV.
Ook deze laatste der kardinale deugden heeft de H. Voedstervader onzes Verlossers in een heldhaftigeu graad beoefend.
In meer uitgebreiden zin wordt onder matigheid verstaan de deugd, die onze gemoedsbeweging betoomt in alles wat deze aanlokt tegen het vooorsehrift der rede; aldus beschouwd, eu gesteld dat zij van bovennatuurlijken aard is, verschilt zij niet van do evangelische zelfverloochening. In meer beperkten zin echter betcekent men hiermede die deugd, welke 's menschen lusten beteugelt in die dingen , die meer bijzonder aantrekkelijk zijn: aldus beschouwd is het eene afzonderlijke deugd, de vierde der kardinale deugden 1).
Klaarblijkelijk wordt de knischheid of maagdelijke zuiverheid, even als de nederigheid, hiertoe teruggebracht, en daarom zullen wij thans bijzonder over deze twee deugden spreken, en aantooncn, hoezeer zij in den II. Bruidegom van Maria geschitterd hebben.
1) D. Thom. 2a. 2lc. qu. 141. a. 3. in Corp. Si vero consideretur antonomastice temperantia secundum quod refnjenat uppetitum ab Ilis qua; maxime alliciunt hominem, sic est specialis virtua.
Van deze verhevene deugd heeft de H. Augustinus gezegd. „ De maagdelijke ongeschondenheid en de volstrekte onthouding van alle vleeschelijke gemeenschap nit beginsel van godsdienstigheid, 't is een engelen-leven, 't is een streven naar eene eeuwige onbederfelijkheid in een bederfelijk vleeschquot; 1).
De godgeleerden plegen eene drievoudige kuischhcid te onderscheiden „ de maagdelijke; de huwelijks-, en weduwlijke kuischheid,quot; al naar gelang van do drie levensstaten , waarin iemand verkeert.
Om thans de kuischheid van onzen H. Joseph te be-oordeelen moeten wij ons herinneren in welken dezer staten hij geleefd heeft.
*
In het I!,te Deel van dit werkje, hoofdst. IV, hebben wij gezien, hoe Joseph een waarachtig huwelijk met de moeder Gods heeft aangegaan. Wij zagen echter ook daar ter plaatse, hoe Joseph in dat huwelijk niet opgehouden heeft maagd te blijven. Aldus leerde ons de H. Kerkvader Hieronymns, die tevens aanneemt, dat Joseph vóór zijn huwelijk met Maria niet gehuwd is geweest. „ Gij beweertzoo redeneert de Heilige tegen den ket ter Hel-
1) Lib. de Sancta Virginit. Cap. 13. Tom. 40. Col. 401. VirgiuaJis integritas et por piam contiuentiam ab omni coneubitu immunitas angelica portio est et in carne eorruptibili incorruptionis perpetuac mo-ditatio.
i
— 210 —
vidius, „ dat Maria niet maagd gebleven is: ik ga nog verder, en beweer, dat zelfs Joseph door Maria's tusschen-komst maagd geweest is, opdat uit een maagdelijk huwelijk de maagdelijke Zoon zon worden geboren. Onredelijk toch ware het in een heilig man, als Joseph, eene zonde des vleesches te onderstellen: en wij vinden niet geschreven dat hij eene andere vrouw gehad heeft dan Maria: ja van Maria zelve, die als zijne vrouw bekend stond, was hij meer de behoeder dan de man. Er blijft dus slechts over, dat hij met Maria maagd gebleven is, hij die verdiend heeft de vader onzes Heeren genoemd te wordenquot; 1). Hiermede stemmen overeen de woorden van den H. 1'etrxis Damianus: „ En als ware 't niet genoeg dat slechts de moeder maagd was, zoo gelooft de Kerk, dat ook hij, die in schijn Jesus'vader was, maagd geweest isquot; 2).
Uit deze woorden van Hieronymus en Damianus wordt het duidelijk, hoe wij het gezegde van den H. Kerkleeraar Petrus Chrysologus te verstaan hebben; „Joseph was Maria's man, doch alleen bij name; in zijne eigene ge-
1) Lib. do pnrpet. virginit. B. Mar. Tom. 23. Col. 203. Tu dicis Mariam virgiuem non permansisse; ego milü plus vindico, etiam ipsura Joseph virginem fuisse per Mariam, ut ex virginali conjugio virgo fi-lius nasceretur. Si enim in virum sanctum fornicatio non cadit, et aliam eum uxorem habuisse non scribitui*: Marise autem, quam putatus est habuisse, custos potius fuit quam maritus: relinquitur, virginem eum mansisse cum Maria, qui pater Doqpini meruit appellari.
2) De ccelib. sacerdot. Cap. 3. Tom. 145. Col. SSé. Et ne hoe suf-ficere videatur, ut tantummodo virgo sit mater, Ecclesiie fides est, ut virgo fuerit et is qui simulatus est pater.
— 211 —
moedsovertuiging editor was hij niets dan haar bruidegomquot; 1).
Wij mogen uit Hieronymus' woorden verder afleiden, dat hij ook als maagd gestorven is. Uitdrukkelijk leert dit overigens de H. Thomas van Aquine: „ Men moet veeleer gelooven, zegt hij, naar het woord van Hieronymus tegen Helvidius, dat Joseph maagd gebleven is : daar men nergens geschreven vindt, dat hij eene andere vrouw heeft gehad en men een zoo heilig man van geene vleesehe-lijke zonde mag verdenkenquot; 3). Reeds vóór hem had de beroemde Alcuinus gezegd : „ Maar wij, allerdierbaarste broeders, wij moeten zonder eenigc vrees van weerlegd te zullen worden, weten en belijden, dat niet alleen de heilige Moeder Gods, maar ook Joseph, driewerf zalige getuige en behoeder harer kuisehheid, zich immer volstrekt onthouden heeft van alle huwelijks-gemeenzaamheidquot; 3). Do Abt lUiportus, den lof van Josejih besprekende, legt Maria zijne geliefde bruid deze verrukkelijke woorden op de lippen: „ Hij weidt, zegt do beminde, tusschen leliën, tot dat de dag genaakt en de schadu-
1) Tom. 53. Col. 637. Joseph ille maritus solo nomine, conscientia sponsus.
2) 3. qu. 38. a. 3 ad 5m. Joseph autera, sicut Hieronymus dicit contra Helvidium, magis credendus est virgo permansisse: quia aliam u-xorem habuisse non scribitur, et fornicatio in sanctum virura non cadit.
3) Comm. in Joa. IV. 13. 13. Tom. 100. Col. 773. Sed nos, fratres carissimi , absque ullius scrupulo quaistionis, scire et confiteri oportet, non tantum beatam Dei genitricera, sed et beatissimum castitatis ejus testem atque custodem Joseph, ab omni prorsus actione conjugali man-sisse semper iramunem.
— 213 —
wen vluchten.quot; Welke zijn die leliën, tenzij Joseph de vriend des welbeminden, en ik de veelbeminde, tot wie hij zegt: „ Gelijk eene lelie onder doornen , aldus is mijne vriendin onder de dochteren ? quot; Waarlijk, beide zijn leliën uit hoofde van hun maagdelijken echt en allerzuiverst te zamen wonen. ïnsschen dergelijke leliën weidt de welbemindequot; 1). Ook de H. Bernardinus van Siëna houdt dit gevoelen en geeft tevens ons den grond aan, waarop het steunt. Ziehier zijne woorden : „ Men is daarenboven van meening, dat Joseph tot dien tijd toe [tot dat hij namelijk met Maria in den echt trad] in den staat van heiligen maagddom heeft blijven leven. Dit gevoelen steunt hierop ; dewijl Christus tijdens zijn lijden aan niemand anders zijne moeder heeft willen toevertrouwen dan aan eene maagd, is het zeer geloofwaardig , dat hij eveneens vóór zijne ontvangenis , terwij! zijne moeder nog in jeugdigen leeftijd was, haar aan niemand heeft toevertrouwd, dan aan eene maagdquot; 2).
Na dit alles, mogen wij te recht besluiten: indien Joseph vóór zijn huwelijk met Maria immer den maag-
1) In Cant. Cautie. Lib. II. N. 388. Tom. ICS. Col. 871. a Pasci-tar, inquit, inter lilia, donee aspiret dies et inelinentur umbrie.quot; Gnm-nam sunt lilia nisi amicus dileeti, Joseph, et ego dileeta, eui dieit: I/Sieut lilium inter spinas, sie arnica mea inter Alias.quot; Vere ambo lilia, videlicet pro yirginalibus nuptiis et cohabitionc castissima. Inter hujusmoili lilia pascitur dilectus.
2) Art. II. Cap. 1. Pncterea creditur, quod Joseph usque tunc per-severaverat in sancta virginitate; cujus ratio est; quia cum Christus iu passione sua nulli uisi virgini servandam tradidit matrem suam, non est credibile, quod ante conceptum, dum adhuc juvem-u'a erat , custo-dienda alicui, nisi virgini, traderetur.
— 213 —
dclijken staat beleefd heeft: indien hij later , gedurende zijn huwelijk met haar, eveneens van alle lichamelijke gemeenschap zich heeft onthouden, en veeleer als bewaarder van Maria's eerbaarheid, dan als haar man is opgetreden — dan zijn wij volkomen gerechtigd te gelooven, dat do H. Joseph nooit of nimmer de maagdelijke zuiverheid heeft verloren.
Doch er is meer.
Wij hebben reeds vroeger gezien , hoe de moeder onzes Hoeren vóór haar huwelijk met den H. Joseph gelofte van zuiverheid had afgelegd; hoe zij derhalve niet met hem had mogen huwen, ware zij niet vooraf van Gods wego verzekerd geweest, dat haar man nooit gebruik zou maken van de hem krachtens het huwelijk verleende rechten (Iste Deel. Hoofdst. IV.) Op grond hiervan houden vele godgeleerden en heiligen, dat ook Joseph gelofte van eeuwige zuiverheid gedaan hoeft. Zoo zegt o. a. do geleerde Canisius in zijn reeds meermalen aangevoerd werk: „Over de verminkingen van Godswoord:quot; „Ziehierhoe ik met Gerson redeneerde: Indien de Heer aan zijne moeder, toen zij reeds op gevorderden leeftijd was, geen anderen behoeder heeft willen toevoegen ,* dan eene maagd, Joannes don Evangelist; hoeveel waarschijnlijker is het dan niet, dat hij evenzeer gezorgd zal hebben aan diezelfde moeder, in hare jeugdige jaren een beschermer te geven, die maagd was! Immers ook haar zoon Jesus heeft niet willen geboren of opgevoed worden dan in maagdelijke zuiverheid. Heeft God hem ook niet de genade geschonken van den maagdelijkeu staat, zeker schonk hij
— 214. —
liem de bijzondere en noodzakelijke genade, welke ver-eischt wordt om den ongchnwden staat te beleven, om aldus zijn ambt behoorlijk te kunnen waarnemen, om kniseli en vreedzaam met eene kuische maagd zoo binnen als buiten 's huis te willen en te kunnen omgaan en van alle aanveehtingen der begeerlijkheid volstrekt vrij te blijven; eindelijk, om aldus in staat te zijn voor het levensonderhoud van moeder cn kind des te beter te zorgen. Bij het zien echter van de onbesproken en allerkuiseh-ste levenswijze zijner bruid, waarin hij dagelijks meer en meer zijn genoegen vond, voelde hij zich nog krachtiger aangespoord (welke vrome christen zal het durven loochenen of ook maar in twijfel trekken?) om uit vrije beweging het voorbeeld zijner heilige echtgenoote na te volgen. Zoo mag men het er dan voor houden, dat hij, met wederzijdsche toestemming, het besluit nam maagd te blijven, en zelfs onder gelofte zich daartoe jegens haar verbondquot; 1). Do voorname godgeleerde Vasquez spreekt
1) L. cit. Sic enim cum Gersonio ratiocinabar; Si Dorainus raatri vsute jam cetatis provcctie nullum custodem nisi virginem, Joannem puta Evangclistani, adhibere curavit: quanto magis existimandum est, parem illi curam fuisse, ut eidem matri in ostate adolesceutite de custode virgine providerct. Nam et filius Jesus nou nisi in puritate virginali nasei voluit atque nutriri. Quod si non virgiuitatis at certe quidem coclibatus peculiarem et neccssariam gratiam illi donavit Deus, ad suum munus legitime obeundum, ut vellet nimirum ae posset caste et sacre cum virgine casta domi forisque versari et carnis illecebris impurisque affectibus, qui ex vi'ri fujmimcque familiari convictu suboriuutur, om-uino vacare, eoque rectius ad omnem vitic usum mamp;tri simul et filio inservire. Q,uum vero sponste integerrimi castissimique mores accede-
— 215 —
zich hierover nagenoeg in dezelfde bewoordingen uit; „ Ik voeg er bij zegt hij , „ dat de allerheiligste Maagd niet alleen door goddelijke ingeving, maar ook nit Josephs mond, gelijk Joseph nit Maria's eigene woorden, mot zekerheid heeft geweten, dat het huwelijksrecht later nooit zou gevorderd worden ; dat zij in voortdurende onthouding zouden leven. Zij wist dit niet alleen uit het vast besluit dat Joseph gemaakt had, maar ook uit de gelofte, die Joseph of toen gedaan heeft of wellicht reeds vroeger had afgelegdquot; 1). Suarez zegt uitdrukkelijk: „Joseph heeft, staande hot huwelijk , de maagdelijke kuischheid beloofd quot; 2). Do H. Fran-ciscus van Sales is van gevoelen , dat hij die gelofte reeds vóór zijn huwelijk had gedaan; „ Zij hadden beide (Maria on Joseph) gelofte gedaan van do maagdelijke kuischheid te bewaren hun gansehe leven door : en ziedaar hoe God wil, dat zij met elkander voreonigd worden door don band van een heiligen echt, niet opdat zij van hunne gelofte afstand zouden doen, of er spijt van zouden hebben; maar veeleer om beide te bevestigen on elkander to bestendigen
reut, illiquc sponso magis ac magis in dies placerent, quis pius vel neget vel dubitet, magnum illi calcar accessisse, ut lubenti animo sa-crai eonjugis imitaretur exeraplum et ex pari consensu propositum easti-tatis amplecteretur, adeoque interpositopaeto votique religione firmaret ?
1) Disput. 135. Cap. VI. Addo etiam cum Abullensi qu. S2. circa Cap. 30 Num., beatam Mariam non sola inspiratione, sed etiam ab ipso Josepho et Josephum ab ipsa Virgine certe cognovisse, numquam fore usum futuri matrimonii; sed in perpetua continentia esse victu-ros, non modo ex firmo proposito, verum etiam ex voto, quod aut tunc Joseph emisit, aut antea quoque nuncupaverat.
3) Disput. 8. Sect. 1. N. 8. Nam in matrimonio virginitatem vovit.
— 216 —
iu limine heilige onderneming: 't is hierom dat zij , staande het huwelijk, nogmaals de gelofte deden van maagdelijk te leven in 't vervolg van hun huwelijkquot; 1).
Voorwaar op het gezag van schrijvers als die welke wij hier hebben aangevoerd mag men gerust vaststellen, dat do H. Bruidegom van Jesus' maagdelijke Moeder, even als deze, steeds maagd is gebleven.
Doch niet alleen heeft Joseph de lelie der maagdelijke reinheid oubesmeurd bewaard; wij moeten er tot zijn grooteren lof met den H. Bernardinus van Siëna nog bij voegen : „ hij is allerreinst in kuischheid geweestquot; 2). Ook de H. Eraneisciis van Sales getuigt dit van hem en geeft ons tevens de reden aan, waarom wij dit van Joseph ge-loovcn moeten. „ Welken graad meent gij wel dat Josephs maagdelijkheid, die deugd, welke ons gelijkvormig maakt aan de engelen, zal bereikt hebben? Wij weten dat de allerheiligste Maagd niet slechts eene geheel reine en sneeuwblanke Maagd was, gelijk de heilige Kerk zingt in de antwoorden der lessen van de Metten: Heilige en onbevlekte maagdelijkheidquot; enz., maar zelfs de maagdelijkheid in persoon. Hoe groot moot dan in hem, die van wege God den eeuwigen Vader zeiven als bewaarder van haren maagdom, of om nog juister te spreken, als medegezel dier maagd werd aangesteld: hoe groot moet deze deugd in hem niet zijn geweest ?.... De Bruidegom bezigt in het Hooglied bewonderenswaardige uitdrukkingen
1) Entretiens XIX.
3) Art. II. Cap. II. Muudissimum in castitate.
— 217 —
om do eerbaarheid, de kuischhcid en do volmaakt blanke onschuld van zijne goddelijke liefdebotrekkingon met zijne dierbare, welbeminde Bruid te doen begrijpenquot;. (Hier haalt de Schrijver do ivoorden uit het Hooglied aan, onder andere deze: „ Is mijne zuster een muur, laten wij haar dan zilveren borstweringen makenquot;). Deze woorden verklaart hij verder, wanneer hij laat volgen: „Is zij een toren of een muur (van Maria is hier sprake; zij toch was als een ondoordringbare muur, waar nooit een mensch is binnengedrongen), laten wij dan zilveren borstweringen daarop stellen, borstweringen, die wel verre van den toren to doen invallen, denzolven nog meer zullen versterken. En nu,quot; vraagt de H. Franeiseus, „ wat was de glorierijke heilige Joseph anders dan eeno sterke borstwering , die bevestigd is geworden op Ouzo Lieve Vrouw ? Immers zij was zijne oehtgenooto en dus hom onderdanig; hij had zorg voor haar. Wel verre dan dat Joseph , over Maria als 't ware is aangesteld, om haar hare gelofte van maagdelijke zuiverheid te doen schenden, is hij haar daarentegen geschonken als medegezel, en opdat de kuischhcid Onzer Lieve Vrouw op eeno nog wonderdadiger wijze zou kunnen gehandhaafd blijven , namelijk onder don sluier en de schaduwe van een heilig huwelijk en van de heilige liefdegomoenschap, die tusschen hou bestond. Zoo men do allerheiligste Maagd eene poort moet heeten, zegt do eeuwige Vader (het zijn wederom zoo ve'e woorden aan het Hooglied ontleend), wij willen niet dat deze poort geopend sta; want hot is ecne poort ter oos-
— 318 —
terzijde, waardoor niemand uocli in- noch uit mag gaan. Integendeel, men moet ze dubbel sterk maken en be-sclmtten met onbederfelijk hout, d. i. g. haar een gezel in hare kuischheid geven. Deze gezel is de groote heilige Joseph, die uit dien hoofde [men merke zorgvuldig de volgende woorden oj)] alle heiligen, zelfs de engelen en cherubijnen in deze zoo hoogst aanbevelingswaardige deugd van zuiverheid moest overschaduwenquot; 1). — Heerlijk schoon zegt dan ook Cornelius a Lapide: „ Erken hier in de allerheiligste Maagd en in Joseph den hoogsten graad van engelachtige kuischheid en maagdom. Immers andere maagden vluchten de mannen en sluiten zich, om hare maagdelijkheid te behoeden, in kloosters en gestichten voor maagden op. Maar de allerzaligste Maagd heeft haren maagdom bewaard, ofschoon zij aanhoudend met een man had om te gaanquot; 2).
Kortom, men heeft alles van Josephs kuischheid gezegd , wanneer men den zin dier woorden van den H. Bernardus heeft begrepen: „ Joseph was niet minder de getuige dan de bewaarder van Maria's maagdelijkheidquot; 3). En die andere woorden van den H. Kerkvader Grego-rius; „ Joseph, Maria's bruidegom, heeft haar ter zijde
1) Entretiea XIX.
2) Comment, in Matth. I. 18. Nota hie in B. Tirgine et Joseph summum angelica; castitatis et virginitatis gradum. A.ia; enira virgines fu-giunt viros et virginitatem in claustris et ecetibus virginum conservant. At 15. Virgo in ipso conjngio assiduc versans cum viro virginitatem illibatam aervavit.
3) Tom. 183. Col. 99. Joseph non minus testis quam custos virginitatis.
— 219 —
gestaan als bewaarder barer allervolmaaktste maagdelijkheidquot; 1).
Onwillekeurig denken wij hier aan Joseph den knischcn zoon van Jakob. Hij toch was eene afbeelding (type) van onzen heiligen Joseph. Zoo noemt hem, met andere geleerde Schrijvers, de H. Bernardiims van Siëna, wanneer hij zegt: „Terecht dus wordt hij [Joseph , Jesns'pleegvader] afgebeeld door dien aartsvader Joseph [Jakobszoon]quot;2). Zoo nog wordt hij genoemd in het pauselijk dekreet van S December 1870, waarbij de H. Joseph verheven wordt tot Patroonheilige der geheele katholieke Kerk. En inderdaad , zegt de li. Bernardus, er bestaat tussehen beide die merkwaardige mannen, die overigens denzelfdcn naam droegen, eene schier in alle punten zeer gelijkende overeenkomst: „ Herinner u,quot; zoo spreekt do zalving-volle leeraar, „herinner n aan dien grooten aartsvader, die weleer in Egypte, verkocht als slaaf werd aangebracht, en weet, dat hij niet alleen denzelfden naam heeft mogen voeren als de voedstervader des Heeren , maar ook hem gelijk heeft mogen zijn in kuischheid, in onschuld en genadegaven. Do eerste Joseph , die uit broederlijken nijd verkocht en naar Egypte is vervoerd , heeft Christus, die ook verkocht word, voorafgebeeld. Deze Joseph , voor den nijd van Herodes vluchtende, heeft Christus naar Egypte overgevoerd. Gene, zijn heer getrouw,
1) Tom. 76. Col. 1201. lib. II. Homil. in Evang. lloniil. XXVI. Sponsus matris fuerat custos integerrimse virarinitatis.
2) Art. II. Cap. III. Merito igitur figuratur per illum patriarcham Joseph.
weigerde cenige huwelijksgemeenschap met deszelfs huisvrouw tc houden. Deze hooft zijne echtgonooto, de moeder zijns Heeren, die hij wist maagd te zijn, in dc vol-strektste onthouding getrouw bewaard. Den eersten Joseph gaf God doorzicht in 't verklaren van droomgchci-men ; aan dezen werd gegeven mcdekundig en deelgenoot te worden van homelsche verborgenheden. Gene heeft granen opgezameld, niet voor zich maar voor het gansche volk; deze heeft het levend brood dat van den hemel daa'.de ter bewaring ontvangen zoowel voor de gansche wereld als voor zichzelvenquot; 1). — Mijn lezer begrijpt, dat ik zijne aandacht bijzonder wensch te vestigen, op hetgeen Bernardus hier zegt van dc kuisohheid der beide Josephs. Joseph van Egypte mag overigens ook als ecu waar toonbeeld van kuischhcid optreden. Ziehier hoe de gunstig bekende Schrijver der Bijbelsche geschiedenis, dc eerw. Heer Mure, hierover uitweidt: „Joseph,quot; zegt hij, „had tien jaren in Putiphars dienst doorgebracht, toon
1) Hom. 11. Sup. Miss. Tom. 183. Col. G9. Simul et memento mag-ni illius quondam patriarchse venditi in jEgypto: et scito ipsius non solum voeabulum fuisse sortitum, sed et castimoniam adeptum, innocen-tiam assequutum et gratiam. Siquidem ille Joseph fiaterna ex invidia ven-ditus et duetus in yEgyptum, Christi veuditionem priofi^urabat: ibte Joseph llerodianam invidiam fugiens, Christum in iEgyptum poitavit. Ille domino suo lidem servans, dominie noluit commiseeri; iste dominam suam, Domini sui matrem, virginem agnoscens, et ipse eontinens fideliter eus-todivit. Illi data est intelligeutia in mysteriis sommorum : isti datum est eonseium fieri atque partieipem eoelestium sacramentorum. Ille frumenta servavit non sibi sed omni populo: iste panem verum e eoelo servan-dum aceepit tam sibi quam toti mundo.
231 —
ccn onrein viiur ontbrandde in de borst van do echtgc-nootc zijns meesters; zelfs - waagde de bedorven vrouw schandelijke aanzoeken te doen bij den knischen jongeling.— Met verontwaardiging wees hij die af; hij deed haar zien, tot wat afschuwelijke ontrouw zij hem verleiden wilde jegens den meester, die hem zoo bij uitstek begunstigd had, en besloot met dc heerlijke woorden, welke in alle jeugdige harten met onnitwischbare letters moesten geschreven staan : hoe hau ik zulk kwaad doen en zondigen tegen God? De slechte vrouw hield echter niet op , en eiken dag behaalde Josephs deugd nieuwe zegepralen. Eens wilde de eerlooze verleidster geweld gebruiken; maar Joseph vluchtte ijlings weg van haar en liet zelfs zijnen mantel, dien zij had vastgegrepen, in hare handenquot; 1). De II. Ambrosius, al die bijzonderheden overwegende , roept uit: „ Hij was een groot man, die ofschoon als slaaf verkocht, echter geen slaafschen inborst had; die ofschoon met onkuisehe liefde bemind wordende, niet wederkeerig aldus bemind heeft; die, ofschoon aangezocht, niet wilde toestemmen ; die , ofschoon aangegrepen , de vlucht nam; die, toen hij door de huisvrouw zijns meesters belaagd werd , wel bij zijn kleed, maar niet in zijn gemoed kon worden vastgegrepen; die niet eens woorden van verleiding lang wilde aanhooren en het aanstekelijk achtte daar wat lang bij te verwijlen; want hij vreesde, of wellicht door dc handen eener over-
1) Bijbelschc geschiedenis Ic Deel, hoofdst. XIT.
— 232 —
speligc de brand van den wellust in_zijne ziel mocht overgaanquot; 1).
Voorwaar Joseph toont zich hier in al zijne grootheid! Hij is grooter, ontdaan van zijn bovenkleed, dat hij bij zijn wegvluchten in de handen zijner beschaamde verleidster achterlaat, dan omkleed met den vorstelijken mantel , als onderkoning van Egypte. Wat een heldenmoed trouwens onderstelt niet zulke daad bij een jongeling van nauwlijks acht en twintig jaren!
En desniettegenstaande zeg ik ; hoezeer men hem moge roemen, den jongeling, die, om zijne deugd te redden, de ontuchtige handen eener snoode meesteres ontvlucht , — nog bewonderingswaardiger is het gedrag van Joseph, den aartsvader des Nieuwen Verbonds! Men oordeele !... Hij leeft als gehuwd man met eenc maagd, die allerbeminnelijkst is, die hij voortdurend onder een en hetzelfde dak ter zijde staat, die hij op hare reizen vergezelt, met wie hij zonder getuige spreekt, die niet zijne meesteres, waar zijne waarachtige echtgenootcis — en zoo leeft hij gedurende dertig jaren met haar, om het met een woord saam te vatten, gelijk een engel met een engel leven zou....
Wie overigens beseft niet, dat Joseph, om te mogen leven met Jesus-Christus, „ de blanke weerkaatsing van het
1) De Joseph patriarcha. Tom. 14. Col. G52. Magnus tarnen vir, qui venditus servile neseivit ingenium; adamatus non redamavit; rogatus non acquievit; compreiiensus aufugit. Qui cum ab uxore domini con-veniretur, teneri veste potuit, animo eapi non potu:.t, ae ne ipsa qui-dem verba diu passus, contagium judicavit si diutius moraretur; ne per manus ad uit ene libidinis incentiva transirent.
— 223 —
eeuwig lichtquot; 1); om met Maria, cle kuisehstc aller maagden , dertig jaren te mogen verkeeren, in knischhcid vlekkc-loozer moest wezen dan de stralen der zon; reiner en blanker dan de sneeuw; schitterender dan kristal ? „ Denk u zegt zeer juist de H. Bernardinus van Sicna, „ welk eene zedigheid en welk eene reinheid van ziel cn van lichaam inde genegenheid, in het gevoel altijd noodig is geweest voor Joseph, dewijl hij met Jesus in de onmiddellijkste en geheimste nabijheid leefde cn sjn-ak , hetzij deze waakte of sliep, of aan deszolfs zijde at, en in de nabijheid van Jesus' Moeder, met wie hij in hetzelfde nederig wo-ningske of vertrek omging, die met hem denzelfden weg ging op reis en met hem naar een vreemd land heentrokquot; 2).
Joseph van Egypte moge dan zooveel men wil geroemd worden om zijne teedere liefde voor de knischhcid , bij den maagdelijken bruidegom van Maria moet hij in kuisch-heid verre achter staan, voor wien datzelfde , wat voor ieder ander eene naaste gelegenheid, een oorzaak tot val is, als middel heeft gediend om altoos kuischer en kuiseher te worden.
Als slot eindelijk op al het voorgaande en ook om
1) Sap. VII. 26.
3) Art. II. Ca}). II. Cogita quanta rcverentiact quanta paritas men-tis et carnis et affectus et sensus erat semper necessaria ipsi Joseph in assiduo atque immediatissirao atque seeretissimo eonvictu, et colloquio Jesu. vigilantis, dormieutis, eomedentis prope ipsum , et matris in eodera parvo tuguriolo, sive cella, aut in eadem via sirnul itinerantis et pe-regrinantis cum illo.
— 224 —
alle mogelijke vooroordeelen bij mijnen lezer weg te nemen, zij het ons vergund de volgende vrome bemerkingen des Gz. Cauisius' hier neêr te schrijven: „ Hoe is het te verklaren,quot; vraagt hij, „dat Maria, eene godgewijde Maagd , met Joseph een persoon van verschillend geslacht, zoo gemeenzaam leeft, dat zij, wel verre van zijn aanblik cn hniselijkcu omgang te mijden, integendeel hem als gezel, ja aanhoudend als haar tafelgenoot bij zich hondt? Hij voerde haar naar Egypte, hij met haar alléén maakt die zoo verre cn geheime reis (om met Bernardns te spreken). Hoe is zulks te verklaren, vraag ik? Behoort men bij 't verhalen van dit feit er geene waarschuwing of terechtwijzing bij te voegen, uit vrees, dat het soms als ecu voorbeeld ter navolging wordt opgegeven ; uit vrees dat zij, die de kuischhcid beminnen, zullen mcenen, dat ook hun geoorloofd is, wat wij aannemen dat aan Maria en Joseph geoorloofd was? ó Zeker , niet slechts mocht het plaats hebben, maar het betaamde zelfs dat zulk eene maagd met zulk een man op huiselijken voet cn vertrouwelijk leefde, en aldus den wil Gods vervulde, en niet het minste gevaar vreesde voor haren maagdelijken staat. Ook lijdt het geen den minsten twijfel, of hunne gansch zuivere en alleroprechtste liefde hoeft door de wederzijdsche goede diensten, die /.ij elkander in hun gemeenschappelijk leven bewezen, met deu dag al meer en meer toegenomen, en heeft veel bijgedragen tot de meer behoorlijke opvoeding van het kind Jesus. En wat zouden zij vreezen, aan welk gevaar zouden zij bloot gesteld zijn geweest, zij , die door
zulke hechte en stevige hulpmiddelen der goddelijke genade onderschraagd werden, dat hunne wederzijdsche heilige en goddelijke liefde in geenen deele den invloed onderging der begeerlijkheid? Wat Joseph in 't bijzonder aangaat, Gerson schrijft van hem, dat iu dezen zoo kuischeu als rechtvaardigen man de prikkel der erfzonde zoo niet weggenomen, althans machteloos is geweest. Daarenboven zegt hij , „ zijn er sommigen, die beweren dat hij in den schoot zijner moeder geheiligd werdquot; 1).
1) Quid vero Cat hoc, obsecro, quotl Mariii cum Joseph, Virgo bueru cum diverse sexu, tam vivit familiariter, ut a quotidiauo viri conspectu domesticoque couvictu se minime abstineat, sed illum et comitetur et socium in eonvivio continuum habeat? Is ducit illam iu ÜSjjyptum et ab iEgypto reducit, sol usque cum sola tam longinquam tam secretam conficit viam, ut Bernardi verbis utamur. Quid est hoe, iuquam? au vel admonitione vel purgatione quadain nonindiget, ne res in exemplum fortasse trahatur, et castitatem amantes sibi quoque licere putent, quod tune Mariie et Josepho lieuisse fatemur ? Certe nou licebat modo, sed decebat etiam, ut talis virgo cum tali viro conjunctim familiariterquc viveret, ac diviuie voluntati satisfaceret, nullumque periculum iu suo puro coelibatu vereretur. Nee dubium sane, quin castissimus et sinceris-simus amor ex mutuis illis vita3 communis officiis atque obsequiis ma-gis magisque fuerit in dies confirmatus, et ad commodiorem Christi pueri educationem magnum usum ac fructum contulerit. Quid autem illi metuerent; cujus incontinentice periculo subjacerent, tam firmis et lc. lidis divinaï gratiie subsidiis communiti, ut lex carnis et effr.enis cou-cupiscentia sanctum et divinum in illis amorem nulla ex parte immiuu-crct atque labefactaret ? De Joseph sane scribit Gersou, in hoc justoet icquc casto viro peecati origiualis fomitem vel extinctum vcl depressuin fuisse, sod et prorsus decuisse, ne prajstans Virginis forma et coliabi-tatio familiaris ipsum ad libidinem sollicitaret ac aliqua ex parte com-inovcret, quein pricterea nonnulli iu matris utero sanctificatum appellant.
— 236 —
Na alles wat wc over de kniscliheid van den II. Joseph hebben gezegd, zal het den lezer nog aannemelijker voorkomen, hetgeen wc in ons I5,;,! Deel IV^ Hoofdstuk reeds hebben aangegeven. Om dien verheven graad van kniscliheid, zeiden we daar, wordt de H. Joseph steeds als een bijzonder patroon dier heilige dengd aangeroepen. Duizenden hebben het krachtdadige van zijnen bijstand mogen ondervinden; en ik kan mijnen lezer niet genoeg aanbevelen om dikwijls, cn vooral in de oogenblikkcn van groot gevaar, tot den knischcn bruidegom van Maria te vluchten, en zijnen machtigen naam niet te sclici-den van do zoete namen van Jesus cn Maria.
De H. Bernardinus van Sicna noemt Joseph, „ een man van allerdiepste nederigheidquot; 1). quot;VVij zullen onderzoeken of onze Heilige ook dien lof verdient.
De christelijke nederigheid bestaat, volgens Benedictus XIV, daarin, dat dc mcnsch de hoovaardij vlucht, dat is, do verheffing cn al de eerbewij zingen, die hem niet toekomen, van zich afwijst. Aldus beschouwd, is zij krachtens Gods gebod voor iederen christen verplichtend. Maar behalve deze, die meer algemeen is, onderscheidt hij nog eene nederigheid, die eigen is aan de volmaakte personen. Deze laatste doet den mcnsch niet alleen do oerbcwij zingen afslaan die hem niet toekomen, maar ook
1) Art. II. Cap. 1. Profundissimum in Immilifate.
— 237 —
die, waarop hij aanspraak heeft. Zij doet hem zich zclvcti aanzien als alle eer onwaardig, in aanmerking genomen zijne onvolmaaktheid, zijne overhelling tot zonde, en zijn gebrek aan dengd om te volharden zonder zonden. Heldhaftig, zegt hij verder, moet men die deugd noemen , wanneer iemand dezelve beoefent niet slechts om een bovennatuurlijk doel, maar ook bereidvaardig, met genoegen, met vlugheid, en zelfs in moeilijke gevallen 1).
Van deze heldhaftige dengd , zegt de kardinaal Bona : ,. Zij is de deugd der groote zielen, dewijl zij de deugd der volmaakten is, en het gemoed doet ojnijzen tot meer verhevene dingen. Zij onderneemt moeilijke zaken zonder schijn van vrees; netelige zaken zonder vrees voor moci-lijkhedenquot; 2).
De grootheid nu van Josephs ziel is den lezer uit alles , wat wij tot dus verre over zijne deugden in 't bijzonder besproken hebben, zeer zeker overtuigend gebleken. En wat de volmaaktheid zijner deugd betreft, het geheele Istc Hoofdst. van dit II'10 Deel is er een doorloopend betoog van. Wij zouden dus reeds hiermede kun-
1) Lib. III. Cap. 2'k No 49. Hnmilitas christians rursus duplex est, qusedam communis, ct cuilibct christiano sub preecepto nccessaria, et ca est, qua homo superbiam fugit, id est excellentiam honoresque sibi indebitos ren uit; qiucdam perfeetorum, qua homo non modo indebitos, sod etiam debitos honores rejieit, seque omni honorc indignum reputat, spectata sua imperfectione, propensione ad peeeandum et defcctu virtu-tis ad perseverandum sine peccatis.
3) Manuduct. ad ccel. Cap. 31 : Virtus magnorum est, quoniam est virtus perfeetorum, anirauraque erigit ad altiora. Illustiia aggreditur sine timoris periculo, ardua sine metu difficultatis.
— 228 —
neii volstaan om met den H. Bornardinns te besluiten, dat Joseph inderdaad een man van allerdiepste nederigheid moet geweest zijn. Doch laten wij tot nadere bevestiging dier waarheid, de geleerden en heiligen daaromtrent verder ondervragen. Geven wij eerst het woord aan Josephs weisprekenden lofredenaar den H. Franciscns van Sales. Hij zal ons de diepe ootmoedigheid van dien doorlnehtigen Patriarch des Nieuwen Verbonds in al hare volmaaktheid doen uitkomen. Ziehier zijne woorden ; „ De palmboom laat zijne bloemen niet zien, voordat de hevige hitte der zon er in slaagt deszelfs seheden, kokers of beurzen te doen splijten ; in deze scheden liggen zijne bloemen verborgen. Is eenmaal dan de groote hitte daar, zoo laat hij zijne bloemen uit. Eveneens handelt de rechtvaardige ziel. Zij houdt hare bloemen, dat is , hare deugden tot het uur dos doods onder den sluier der allerheiligste nederigheid verborgen. Dan laat onze lieve Heer ze uitspruiten en naar buiten komen, te meer daar de vruchten onverwijld moeten zichtbaar worden, ó Hoe gc-1 rouw was in dit punt, de groote Heilige, van wien wij hier spreken! woorden ontbreken om het genoegzaam te doen uitkomen. Men bedenke wie hij was, en desniettegenstaande , in welken staat van armoede en vergetelheid leefde hij niet tot aan zijn dood? Onder het dekkleed dus dier armoede en vergetelheid, wist hij zijne groote deugden en waardigheden te verbergen. En welke waardigheden, mijn God! Was hij niet de voogd onzes Heeren? Eu niet alleen dat, maar ook zijn voedstervader ; maar ook de bruidegom zijner allerheiligste Moeder !
— 229 —
ó Waarlijk! ik tv.ijfcl gecnzins, of do engelen kwamen, verrukt van bewondering', vaak bij gausche koren hem gade slaan en zijnen ootmoed bewonderen, wanneer hij in zijne arme werkplaats dat dierbaar kind op zijne armen droeg, in dien winkel, waar hij zijn ambacht uitoefende , om den zoon en dc moeder, die hem toevertrouwd waren, te voeden. Het lijdt geen twijfel, of de H. Joseph was dapperder dan David, en wijzer dan Salomon. En toch, wanneer wij hem daar bezig zien met zijn timmer-manswerk, wie had ooit zonder licht van boven te ontvangen zoo iets kunnen vermoeden? Zoo wist hij al dc uitstekende gaven, waarmede God hem verrijkt had, te verbergen ! T\ elke wijsheid moest hij niet hebben, daar immers God hem zijn glorierijken Zoon te bewaren gaf en hij verkozen was tot zijn pleegvader ? Wie weet niet hoe dc vorsten der wereld als voor eene zaak van het hoogst belang bezorgd zijn, om aau hunne kinderen den bekwaamst mogelijken leermeester te verschaffen; wat dan te denken van God , die het in zijne macht had, om voor zijn Zoon den bekwaamsten en volmaaktsten onder alle meusehen tot geleider te kiezen, zoo als overigens paste voor dc waardigheid en dc hooge voortreffelijkheid van zijn glorievollen Zoon, den algemeenen vorst des hemels en der aarde, die er de zorgen van oudervinden moest ? Zou God, terwijl Hij die keuze doen kon, ze niet gedaan hebben? Het staat derhalve vast, dat de H. Joseph begiftigd is geworden met al de genaden cu gaven, welke dc bediening, die God hem wilde opdragen, de tijdelijke en huiselijke opleiding van onzen Verlosser, van noodc
— 230 —
had. Hij had hieraan eveneens behoefte, daar hij ook zorg te dragen had voor zijn huisgezin .... Gij begrijpt dus , [zoo gaat de heilige Schrijver voort] hoe verheven Josephs waardigheid is geweest, en hoezeer hij vol was van alle soort van deugden. En niettemin ziet gij hem altoos even onaanzienlijk en ongeacht leven, dieper vernederd dan iemand kan zeggen of denken. Een enkel voorbeeld is voldoende om er zich een juist begrip van te vormen. Hij gaat naar zijn land en zijne stad Bethlehem heen , en zie ! hij is de eenige, (men kont althans geene anderen) die van de menschen wordt afgewezen. Daardoor zag hij zich genoodzaakt de stad uit te trekken en zijne kuische bruid in eenen stal te voeren, tusschen de ossen en de ezels, o Voorwaar zijne vernedering heeft hier het uiterste punt bereikt Iquot; 1)
Men zou deze woorden des Schrijvers nog meer kunnen verduidelijken met er bij te voegen : En Joseph deed niets om zichzelven of zijne dierbare Bruid aan die versmading te onttrekken. Hij rept geen woord van zijne koninklijke afkomst, van den adeldom zijns geslachts. Te nauwernood misschien heeft hij de inwoners van Bethlehem er opmerkzaam op gemaakt, in welke zorgvolle omstandigheden Maria verkeerde. Wat er van zij, reeds waren alle verblijfplaatsen in de openbare lierbergen door anderen ingenomen, en niemand was edelmoedig genoeg om voor den armen timmerman en zijne behoeftige gade een plaatsje ter overnachting in te ruimen. Ja waarlijk,
1) Entrcticn XIX.
— 2ol —
hier in het geboortestadje van den nederigen David toont de H. Joseph zieh een waardigen afstammeling van David ! Deze was op Gods bevel door den profeet Samuël reeds tot koning' gezalfd; het oogenblik echter was nog niet daar, om openlijk den troon van Israël te bestijgen. Hij bleef dus voortgaan de kudden zijns vaders te hoeden. Zond hem zijn vader later naar Saüls leger om te vernemen , hoe het met zijne broeders ging en hun voedsel te brengen, de nederige David gehoorzaamde zonder aarzelen 1). Heerlijk voorbeeld van ware nederigheid ! Maar mag men niet gerust onderstellen dat Joseph, aan wien dit feit voorzeker niet onbekend was, dat Joseph, ziende hoe hij in Davids stad door de mensehen werd behandeld , zieh dat gioote voorbeeld zijus voorvaders voor den geest bracht? Hij dan ook, ofschoon nog veel hoo-ger in waardigheid dan David, hij zwijgt er van en gaat zwijgend naar den ellendigen beestenstal, die hem door iemand, dien hij ontmoet, als eenig toevluchtsoord wordt aangewezen.
Laten wij nog een oogenblik bij David, Josephs koninklijken stamvader stil staan. De H. Schriftuur verhaalt ons van hem de volgende zonderlinge, maar hoogst stichtende daad. Hij was koning geworden over de twaalf stammen van Israël. Bij gelegenheid nu, dat de ark des ver-bouds met groote plechtigheid uit het huis van den braven Israëliet Obededom naar den daarvoor ingerichten burcht Siou vervoerd werd, liet dc heilige koning zich moêslc-
1) I Reg. XVII.
pen door zijn gevoel van tceclcrc godsvrncht en blijdschap en begon, zonder aanzien zijner koninklijke waardigheid, voor den Heer te dansen en te spelen. Hij volgde hierin de destijds bij het joodsehe volk bestaande gewoonte. Zijne echtgenoote Michol, van verre dit ziende, schaamde zich over deze handelwijze van haar man, en deed hem desaangaande scherpe verwijtingen. Maar de oprecht nederige koning antwoordde aan Saüls dochter: „ Zoo waar de Heer leeft, zal ik vreugde toonen voor den Heer, die mij verkozen heeft boven uwen vader en boven zijn gansche huis, gebiedende dat ik opperhoofd zijn zou over het volk des Heeren, over Israël, en ik wil zingen en mij nog dieper voor Hem vernederen en gering zijn in mijne oogenquot; 1). Gelooft gij niet met mij , waarde lezer, dat deze treffende woorden van den ootmocdigen David ontelbare malen voor Joscjriis geest zullen gezweefd hebben , als hij zijue blikken sloeg op het goddelijk pleegkind Jesus, dat hem zijn vader noemde en hem als vader in alles eerbiedigde en gehoorzaam onderdanig was ? Dan, ó voorzeker en telkenmale, riep ook Joseph inde vervoering zijns harten uit: Vilior fiam plus quam factus sum: Ik wil mij nog dieper vernederen dan ik reeds gedaan heb! Hoe nietig voelde hij zich, als hij overwoog, dat hij de bevoorrechte man was, verheven boven alle aartsvaderen en profeten: „ de sleutel des ouden Yer-bonds, — gelijk Bernardinus van Sicna sprtekt, — waarin de waardigheid der aartsvaders en profeten hare be-
]) II. Ecg. VI. 21. 23.
— 3S3 —
loofde vnicht erlangtquot; 1); verheven ook boven alle vorsten en koningen, als zijnde bij door God zeiven met den olie der genade gezalfd tot boofd van den menscbgewor-den Zone Gods, den Koning aller koningen; verheven boven ben allen, daar het hem vergund was Dengene te zien en te booren. dien zij allen zoo vurig maar te vergeefs verlangd hadden te mogen booren en zien —■ wat zeg ik; Dien bij mocht zien en booren? Dien bij zelfs op zijn arm mocht dragen, kussen, kleeden en bewaken ; met wicn bij als vader met zijn kind mocht omgaan.
Doeh geven wij nogmaals het woord aan den H. Fran-eisens van Sales : „ Maar welke grootere nederigheid kan er worden uitgedachtvraagt bij, „ dan die des H. Josephs I Hij beeft voorwaar een groot aandeel in den god-delijken schat, dien bij bij zich bewaarde, ik bedoel Onzen Lieven Heer, onzen Meester. En intusseben, hij verbergt zich zoozeer in zijne nederigheid, dat hij er volstrekt geen bet minste deel aan schijnt te hebben. Toch is bet waar, dat Jesus na Maria aan niemand ter wereld meer eigenlijk toebehoort dan aan hem. Wie durft bet in twijfel trekken? Was Hij immers niet van zijne familie? Was Hij niet de zoon zijner bruid, die hem als eigendom toebehoorde? Ik ben gewoon te zeggen, [zoo vervolgt de heilige, in zijn eigenaardigen schrijftrant] dat indien cenc duif eene dadelnoot in baren bek droeg en zij die dadelnoot in een tuin liet neervallen, zou men
1) Art. II. Cap. 3. Ipse est clavis veteris Testamenli, in qua patri-archalis ct prophetalis dignitas promissum consequitur frattuin.
— 334 —
dan niet zeggen, dat de palmboom die er uit groeit aan den eigenaar van den tuin behoort? Welnu dan, do H. Geest heeft als eene goddelijke duif deze goddelijke da-delnoot (Jesus-Christus) in den gesloten tuin der allerheiligste Maagd laten neervallen, (ik noem Maria een gesloten hof, gesloten en rondom omgeven met de hagen van de gelofte der maagdelijke kuisehheid en volstrekt onbevlekte reinheid). Die tuin (Maria) behoorde in eigendom toe aan den glorierijken heiligen Joseph, even als iedere vrouw of bruid aan haar bruidegom. Wie zou het dan na dit alles nog in twijfel trekken, of deze goddelijke palmboom met zijne vruchten, die voedsel geven ter onsterfelijkheid, in alle deelen aan den grooten heiligen Joseph toebehoort? Merk evenwel op, dat Joseph, wel verre van zich hierom meer te verheffen, of trotsch te worden, er integendeel altoos nederiger door werd. 6 God, hoe stichtend was het te zien, mot welk een eerbied en ontzag hij omging zoowel met de Moeder als met den Zoon ! Wilde hij de Moeder verlaten, toen hij hare groote waardigheid nog niet kende, wat eene verbazende hoogachting en diepe zelfvernietiging greep hem niet aan, toen hij later zich zoozeer vereerd ziig, dat Onze Lieve Heer en Onze Lieve Vrouw zich geheel aan zijnen wil onderwierpen en niets deden dan op zijn bevel ! Dit is iets, wat men niet begrijpen kanquot; 1).
En nu moge de lezer zelf oordeelen of een gedrag zoo als dat van Joseph te midden van zulk een samenloop
1) Entretien XIX.
van beproevingen en ontberingen ter ceue, van zoovele voorrechten en waardigheden ter andere zijde , niet noodzakelijk doet onderstellen, dat onze Heilige de dengd van nederigheid bepaaldelijk in heldhaftige volmaaktheid bezeten en beoefend heeft?
En hiermede sluiten wij ons tweede deel over Josephs deugden. Moge de lezing er van de godsvrucht, de achting en het vertrouwen van mijn lezer jegens dien bij uitstek rechtvaardigen Man hebben doen toenemen! Ik heb bij het schrijven van dit nederig werkje niets anders beoogd. Ik beschouw dan mijne wenschen vervuld. Aan God de cere!
HoorDsruK I. Josephs heiligheid; — bewezen.
I. Uit de Schriftuur on do Overlevering . . . , .
II. Uit zijne voorbestemming ten opzielito van Maria.
III. Uit zijne voorbestemming ten opzielito van don
Godmensoh.............
IV. üit zijno samenleving met Maria.......
V. Uit zijne samenleving met Jesus.......
VI. Bevestiging van hot voorgaande en weerlegging
der opwerpingon...........
Hoofdstuk II. Be goddelijke deugden in Joseph beschouwd.
I. Zijn groot geloof............
II. Zijno heldhaftige hoop...........
III. Zij ne weergalooze liefde jegens God en don naaste.
d) Zijne liefde tot God...........
V) Zijne liefde tot den naaste........
Hoofdstuk III. Iti wat verheven graad de II. Joseph de kardinale deugden en de daarmede verwante deugden bezeten heeft.
I. Zijne voorzichtigheid............
II. Zijne rechtvaardigheid...........
«) Zijno groote godsdienstigheid........
b) Zijno gehoorzaamheid..........
III. Zijno zielsterkte............
IV. Zijne matigheid.............
cC) Zijne kuisehheid............
V) Zijne nederigheid............