TOT DE
GEDEUKT TE JS BOSCH,
BIJ
Voor rekening van de Broedermeesters, bij wie dit boekje verkrijgbaar is.
Dat deze gedachte u beziile, nu en ten allen tijde, opdat geeoe misdaJige gedachte in uwen geest opkome, en gij t na God en zijne Allerheiligsto Moeder Maria alhier waardig vereerd te hebben, eenmaal door hare voorspraak en bescherming waardig naoogt geacht worden, deel te hebben iu hate heerlijk' heid ia dea hemel.
WEGENS HET BROEDERSCHAP DETl
ALLERH. MAAGD EN MOEDER GODS MARIA,
ONDER DEN TITEL VAN l
Gevestigd in de B K. icerh Luiten de WHtecrouwenpoort te Utrecht.
Welk Broederschap mei Aflaten is begiftigd door Zijne Heiligheid Paus Benedictus XIV: de a 24 Augustus 1740 , die op nieuw zijn bevestigd en vermeerderd door Zijne Heiligheid Paus Gregorius XVI, den 14 Junij 1840.
Ten eerste. Alle Roomsch Katholieke geloovigen, die op den dag hunner inschrijving gebiecht en gecommuniceerd hebben, en bidileu voor de eendragt der Christen vorsten en de bekeering der zondaren, zullen verdienen vollen Aflaat.
VI
Ten tweede. De 13roeders en Zusters, P die, in gevaar van te sterven, gebiecht en gecommuniceerd hebben, of, dit niet kunnende, met een opregt leedwezen over hunne zonden den Allerheiligsten Naam Jesus aan- ^ roepen, zullen verdienen vollen Aflaat.
Ten derde. Wordt volle Aflaat verleend aan alle Broeders en Zusters op den feestdag der Tenhemelopneming van de H. Maagd Maria, zijnde de voornaamste feestdag van dit Broederschap, als zij gebiecht, het H. Sakrament des Altaars ontvangen en in de broederschapskerk gebeden hebben tot voormeld einde.
Ten vierde. Wordt verleend aan de Broe- t ders en Zusters op den eerstvolgenden Zondag van ieder Quatertemper des jaars,
zoo zij gebiecht, gecommuniceerd en in de broederschapskerk als voren gebeden hebben,
zeven jaren iUlaat en zooveel Quadragenen.
Ten vijfde. Zoo dikwijls als de Broeders of Zusters in de broederschapskerk te zamen de H. Misse of andere Kerkelijke diensten bijwonen, of te zamen vergaderen om eenig goed werk te doen, of de Processie bij- ^ wonen, verdienen zij voor iedere daad zestig-dagen Aflaat.
Ten zesde. Zoc iemand der leden van dit Broederschap het H. Sakrament, wanneer het aan een zieke wordt gebragt, ver- *
Vil
gezeltj of bij de begrafenis van een Broeder of Zuster godvruchtig tegenwoordig is, of, hierin belet zijude, met gebogen knieën één Onze Yader en Wees gegroet voor den zieke bidt, zal hij verdienen zestig dagen Aflaat.
Ten zevende. Broeders of Zusters eenige werken van barmhartigheid verrigtende, als: arme vreemdelingen herbergen of met aalmoezen bijstaan; zieken bezoeken en hen in hun lijden troosten; onwetenden Gods geboden en hetgene ter zaligheid noodig is, leeren; dolenden op den weg der zaligheid brengen; vrede maken met zijne eigene vijanden, of tusschen verwijderden de liefde en den vrede doen herleven; — verdienen voor iedere daad zestig dagen Aflaat.
Ten achtste. Wordt verleend aan de Broeders eu Zusters , die vijfmaal het Onze Vader en Wees gegroet bidden, voor de zielen der gestorvene Broeders of Zusters, of die eenig geestelijk of ligchamelijk werk van barmhartigheid zullen gedaan hebben, zestig dagen Aflaat.
Eindelijk verleent Zijne Heiligheid, in eene tweede Bulle, ten zelfden tijde gegeven, tot troost der overledene Broeders en Zusters : dat de Broeders en Zusters, die aan het altaar der broedersehapskerk, betrouwende op de almagt eu de barmhartigheid Gods en
op de voorsprank van rle HH. Apostelen Petrus en Paul us, de II. Offerande der Mis, aan dat altaar geofferd en toegeëigend aan de zielen der afgestorvenen van dat Broederschap, (welke Missen bijzonder go-daan worden op Allerzielendag, ieder dag van dat octaaf en al do Maandagen des jaars,) aandachtig bijwonen, de verdiensten er van kunnen toevoegen aan de zielen der overledene Broeders of Zusters, om hen aldus van de pijnen des vagevuurs te verlossen. Broeders of Zusters die verre af wonen en niet in de broederschapskerk kunnen komen, zullen hunne eigen kerken bezoeken en doen als boven gemeld is; doch dat zij zich beijveren, zooveel mogelijk op de voornaamste dagen de broederschapskerk te bezoeken.
Den 14 Junij 1840 heeft het Z. IT. Gregorius XVI, zaliger gedachtenis, behaagd bij gelegenheid van het honderdjarige bestaan des Broederschaps, de Aflaten, door Paus Benedictus XIV voornoemd verleend , te vernieuwen, te bevestigen en uit te breiden, om voor altijd te duren, toevoegelijk aan de zielen in het Vagevuur op de navolgende wijze:
1. Vuile Aflaat voor die op den dag drr inschrijving in het Broederschap, na gebiecht
IX
cn gecommuniceerd te hebben, zullen bidden tot de meening van Z. H.
2. Volle Aflaat voor die op de bedevaarts-reis gebiecht en gecommuniceerd hebbende,
^ godvruchtige gebeden tot de meening van
Z. H. zullen uitstorten.
3. \olle Aflaat voor de Broeders en Zusters, te, -winnen op de dagen dat de bedevaartsreis verrigt wordt, wanneer zij die niet mede doen, maar op een dier dagen gebiecht en gecommuniceerd hebbende, in hunne eigene parochiekerk, op dc voormelde wijze zullen bidden, — Hetzelfde, na het
j bovenstaande volbragt te hebben, op het feest
van Maria-Tenhemelopneming cn op eiken dag van het Octaaf; op de feesten van O. L. V, Zuivering, 2 l'ebruarij, Boodschap, 25 Maart; Geboorte, 8 September; cn (Onbevlekte) Ontvangenis, 8 December.
4. Honderd dagen Aflaat aan dc Broeders en Zusters op dc pelgrimsreis, telkens te verwerven als zij de H. Mis of preek hooren, of ccnig ander goed werk gezamenlijk ver-rigten.
^ 5. Honderd dagen Aflaat als de Broeders
of Zusters godvruchtig eene der H. Missen bijwonen, die van wege het Broederschap zoo voor dc levenden als overledenen gedaan worden, in hunne parochiekerk.
Ieder die deelachtig wil zijn aan voor-
melde Aflaten en aau de H, Offerande der Misse, de offers der kaarsen, en de veelvuldige godvruchtige werken, die in dit Broederschap, zoo voor levenden als overledenen , worden opgedragen, en hieronder vermeld staan, kunnen zich, om tot lid van dit Broederschap te worden ingeschreven, bij de Broederraeesters hunner Gemeente aanmelden.
Ieder Lid betaalt in liet jaar veertig cents, en zij die jaarlijks blijven contribuéren tot hunnen dood, genieten bij hun overlijden drie H. Missen, welke in hunne parochie dadelijk zullen worden opgedragen voor de rust hunner zielen.
Jaarlijks op den hoogen feestdag van de Tenhemelopneming der Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, 15 Augustus, wordt in de broederschapskerk, te half elf ure, eene solemnele H. Mis opgedragen voor de Broeders, Zusters en Weldoeners dezer Processie. Doch zoo deze feestdag op Zatur-dag komt, zullen die plegtigheden op den daaropvolgenden Zondag gehouden worden.
's Namiddags te vier ure de Vespers en Predikatie, waarna de gewone gebeden en lofzangen, bij de Processie gebruikelijk, zullen volgen; hetwelk acht dagen zal duren, op de werkdagen te zes, en des Zondags te vier ure. De lijst der overledenen zal
XI
fles Zondags onder dit octaaf, vóór de Vespers, worden afgelezen.
Zondags onder dit octaaf, wordt de gezongen H. Mis voor de overledene Broeders, Zusters en Weldoeners opgedragen.
Op den Eeestdag van Maria-Geboorte, 8 September, 's morgens to half elf ure, eene plegtige Mis van voorbereiding, om den goddelijken zegen over de Bedevaart af te smeeken; des avonds te 6 ure Lof met de gewone gebeden en lofzangen. Doch valt deze dag op Zaturdag, dan zal op den daarop volgenden Zondag die plegtigheid gehouden worden.
Na de terugkomst der Processie zal er op den eersten Dingsdag, 's morgens ten half tien ure, uit dankbaarheid, eene solemnele Hoogmis met Predikatie geschieden, en gesloten worden met het ïe Deum lau-damns en eenige lofzangen. Acht dagen daarna, op hetzelfde uur, eene plegtige Zielmisse met Predikatie, voor de overledenen van het Broederschap, gevolgd van nog eenige gebeden en lofzangen. Indien invallende Feestdagen of omstandigheden zulks verhinderen, zal dit alsdan in tijds bekend gemaakt worden.
Verder wordt in de broederschapskerk iedere week eene VI. Misse gelezen voor de overledenen van dit Broederschap, en worden
XII
op alle feestdagen van de H. Moeder Gods de Missen opgedragen voor de Broeders, Zusters en Weldoeners der Processie.
Alsmede worden er bovendien wekelijks nog twee H. Missen opgedragen voor de leden des Eroederscliaps en voor de overledene Broeders en Zusters. In iedere gemeente waar Broedermeesters woonachtig zijn, wordt jaarlijks, na den afloop der Beêvaartsreize, eene Misse van Requiem voor de overledene Broeders en Zusters opgedragen, en tevens het waslicht geofferd aan alle kerken behoorende tot dit Broederschap, ter eere van de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, om door het geheele jaar op Zon- en Feestdagen te branden.
Nog wordt er in de broederschapskerk iedere week eene H. Misse gelezen, des Zaturdags, voor de Broeders en Zusters van dit Broederschap; — en daarenboven wordt er jaarlijks nog een groot getal H. Missen voor de overledene Broeders en Zusters en Weldoeners opgedragen, naar gelang van de inkomsten der gelden.
In het begin der maand Augustus van elk jaar zullen de Broedermeesters in hunne gemeenten rondgaan, om de contributiën en verdere liefdegiften in te zamelen, en de namen der overledenen op te nemen om die op de lijst te doen plaatsen; welke over-
XIII
ledenen deelachtig zullen zijn aan alle gebeden, goede werken en H. Missen, die gedurende dat jaar gedaan worden. De Broeder-meesters zullen de lijsten vóór 12 Augustus indienen.
WEGENS DE BEDEVAART NAAR
Op den eersten Maandag na den 10 September zal voortaan de Bedevaart naar Kevelaar vertrekken ; op dien dag zal 's morgens ten zes ure, in de broederschapskerk, eene H. Misse gelezen worden voor diegenen, welke de bedevaart naar Kevelaar aanvaarden ; waarna een kort gebed, om eene zalige en voorspoedige reis; tenzelfden einde zal te Houten ten zes ure eene H. Misse gelezen worden. Op dienzelfden dag, des avonds ten zeven ure, het Lof te Cranenhurg, waarna de Predicatie; vervolgens zal er voor de overledenen, voor de zieken, voor de weldoeners en voor verdere tijdelijke behoeften gebeden, en toepasselijke liederen gezongen worden.
XIV
Voor het Lof zal de lijst der overledenen worden afgelezen.
Te Cranenburg zal eene groote kaars, ter eere van liet wonderdadig kruis geofferd worden.
Des Dingsdags zullen te Cranenburg des morgens de H. Missen, beginnen ten vijf ure, en, om zeven ure de plegtige H. Misse gezongen worden voor de Bedevaartgangers, — waarna de Predikatie.
Ten negen ure vereenigen zich de Bedevaartgangers in de kerk, en na eenige gebeden verrigt en den zegen ontvangen te hebben, scharen zij zich, om onmiddellijk, uit de kerk in plegtige processie op te trekken naar Goch, alwaar ten zeven uren het Lof zijn zal, met Predikatie, gevolgd door gebeden en lofzangen, bij de processie gebruikelijk.
Des Woensdags zullen te Goal 's morgens ten half vijf ure de Missen beginnen, ten vijf ure de plegtige gezongen H. Mis voor de overledenen, waarna de processie ten zeven ure uit de kerk vertrekt naar Kevelaar.
Te Cranenburg, Kessel. Goch en Wees, trekt de processie onder het luiden der klokken en het aanheffen van lofzangen in de kerken, alwaar de zegen met het Allerheiligste wordt gegeven, en gebeden zal
XV
worden tot eenige intentiën; waarna de Processie op dezelfde wijze weder uit de kerken trekt.
Met den middag trekt de Processie in Kevelaar, waarbij eene groote kaars ter eere van de Allerheiligste Maagd geofferd wordt; welke blijft branden zoolang de Processie te Kevelaar vertoeft, en verder , op al de feestdagen van de H. Moeder Gods, en op Allerheiligen- en Allerzielendag. Des namiddags ten twee ure zal de lijst der overledenen worden afgelezen, waarna ten half vier ure het Lof en Predikatie; vervolgens trekt de Processie, met brandende waskaarsen, biddende naar het Eoode Kruis, alwaar zij, na voor de overledenen gebeden te hebben, langs Oud Kevelaar weder naar de groote kerk terugtrekt. — Des avonds ten half acht ure de Rozekrans voor de overledenen, en ten acht ure de Predikatie voor de overledenen ; en verder gedurende den avond zal aldaar voor de overledenen, en voor andere noodwendigheden gebeden en lofzangen gezongen worden.
Op Donderdag zullen te Kevelaar de H. Missen beginnen in de kerk op Oud Kevelaar ten half zes ure, alwaar de Bedevaartgangers zullen trachten waardig te communiceeren om den Aflaat te verdienen.
Ten negen ure de solemnele Hoogmis
XVI
in de groote kerk; waarna de Predikatie, en verder de gebeden en lofzangen, als meer gemeld is. Des namiddags ten drie ure vergaderen de BedevaartgaTigers weder in de groote kerk; van waar de Processie, na den zegen ontvangen te hebben, zal vertrekken, even als bij den optogt, en met dezelfde pleg-tigheid , de kerken in- en uittrekkende, naar Goch; alwaar des avonds om zeven ure het Lof met Predicatie, en de gewone gebeden en lofzangen zullen geschieden.
Op Vrijdag zullen te Goc/i de H. Missen beginnen ten zes ure, en ten zeven ure de solemnele gezongen H. Misse met de af-scheidspredikatie, waarna de Processie uit elkander gaat, en een ieder de terugreis naar verkiezing aanneemt.
om hunne bedevaart met da meeste vrucht te doen. ')
LES UIT IIF.T II. EVANGELIE NAAR LUCAS.
IIOOFD3T. II. VAN VS. 41 TOT 51.
Zijne ouders (van Jcsus) gingen alle jaren naar Jerusalem, op den plegtigen dag van Parchen.
En toen Hij twaalf jnren oud geworden was, en zij volgens do gewoonte van het feest naar Jerusalem opgegaan waren.
*) Wijinn zijne Dnorl Hoogw. de Hisschop van Kanrlem, Mgr l-rano. .'nc v,in Vree, hcoft dit onderriit, onder den t;lpl van Pelgrimihoekje, nllgegcven, tnen hij in 1838 kapoliaan te A mersfiuirt was. Het is later door Z D II. her/Jon en vermeerderd, en zóó wo.dt liet tu den vromen Pelgrims in ons vaderland aangeboden.
18
En toen zij, na den afloop der dagen, wederkeerden, bleef het kind Jesus te Jerusalem, eu zijne ouders wisten het niet.
Doch zij, meenende, dat Hij onder het gezelschap was, trokken eene dagreize voort en zochten Hem onder de bloedverwanten en bekenden.
En Hem niet vindende, keerden zij terug naar Jerusalem, om Hem te zoeken.
En het geschiedde, dat zij Hem na drie dagen vonden zitten in den tempel te midden der leeraren, hen hoorende eu vragende.
En allen, die Hem hoorden, werden verbaasd over zijne wijsheid en over zijne antwoorden.
Eu zij. Hem ziende, stonden verwonderd; en zijne moeder zeide tot Hem: Zoon, waarom hebt Gij zoo met ons gedaan ? Zie, uw vader en ik zochten U met smart.
En Hij zeide tot hen: waarom zocht gij Mij? wist gij niet dat Ik met de zaken mijus Vaders bezig moet zijn?
En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak.
Eu Hij vertrok met hen, eu kwam te Nazareth, eu Hij was huu onderdanig. Eu zijne moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.
19
Toen, in het jaar 12 der Christelijke tijdrekeuing, het den Joden ter viering voorgeschreven Paaschfeest naderde, was er te Nazareth, eene kleine stad van Galilea, een huisgezin, waarvan al de leden zich tot de reis naar Jerusalem voorbereidden. Dit huisgezin, klein in getal, maar groot in waarde der personen, bestond uit eenen man, uit eene Maagd, de bruid des mans, en uit eenen twaalfjarigen jongeling, deu Zoon der Maagd. Men weet, dat God den Joden bevolen had, dat de mannen onder hen jaarlijks met het Paaschfeest te Jerusalem in den tempel zouden verschijnen. Hoewel dit gebod de vrouweu en de kinderen niet betrof, verzuimde echter de Maagd van Nazareth nimmer de godvruchtige reis te doeu, en nu althans nam zij haren Zoon, die twaalf jaren oud geworden was, naar Sion's tempel mede. Het is niet te verwonderen, dat deze godvruchtige Maagd, schoon geene zoodanige verpligting hebbende, deze reis deed. ïe Jerusalem toch, was de eenige tempel des waren Gods; daar alleen werden den Heer en Vader des heelals offeranden opgedragen; daar vierden de Priesters en Levieten, met
20
de luisterrijkste plcgtighcden, de dienst des Opperheers; daar zongen Israel's kinderen de verrukkelijke liederen van Sion; daar werd ieders gemoed met godvruchtige aandoeningen, vervuld, en de ziel boven het stoffelijke verheven, en zich verdiepende in de beschouwing der geloofswaarheid en in de herdenking der heilsbeloften, smaakte in 's He er en voorhoven weer rjenoegen op éénen (hg, dan zij op duizend had kannen smaken hi de paleizen der Koningen '): inderdaad, redenen genoeg voor een godvruchtig hart, om in bedevaart naar Jerusalem te reizen.
Het gebruik van bedevaarten te doen, is dus zeer oud; en, zoo men de reis der Jood-sche mannen naar het heilig oord, al geene bedevaart wil noemen, omdat deze door God bevolen was, zal men toch aan de reis onzer Maagd dien naam niet kunnen weigeren; want zij ondernam die geheel uit eigene keuze.
Indien nu onder de nieuwe wet, eenige plaatsen door God met bijzondere gunsten vereerd worden, bijv. met wonderdadige genezingen, dan kan men het den geloovigen niet ten kwade duiden, dat zij eene reis ondernemen om op die plaatsen, waar God, gelijk weleer, in den tempel te Jerusalem,
1) Ps. 83.
21
zich boven andere plaatsen gunstig betoont, waar zooveel gebeden eu zooveel verkregen wordt, waar de wonderen zich van tijd tot tijd herhalen, den Almagtige te gaan verheerlijken, danken en smeeken. Dan toch blijkt het, dat God deze plaats bevoorregt, gelijk Hij voorheen den tempel van Jerusalem bevoorregtte. Hem de redenen van zulk doen te vragen, past den sterveling niet; maar te gelooven, dat Hij er wijze redenen voor heeft, en zijn doen te eerbiedigen, dat is pligt. Zooals dan die deugdzame Maagd naar iSion optrok, zoo mogen de Katholieken ouk naar Kevelaar optrekken, alwaar, door de voorspraak der li. Maria, zoo menige gunst van den den alraagtigen God wonderdadig verkregen is.
Maar, zal iemand vragen, kan het voorbeeld dier Maagd iets afdoen ? Dit voorbeeld doet alles af; want die Maagd is de gezegende Loven alle vrouwen '), de H. Maria, de Moeder Gods, Niemand zal het, geloof ik, durveu wagen, deze Maagd, die vol van genade was, te berispen, eu in dit geval des te minder, daar ?ii tot gezel op hare reis had haren Zoon, die de Zoon Gods is. Wij inogen het zeggen: grepen weleer Jesusen Maria den pelgrimsstaf, om een bevoorregt, oord te bezoeken, zoo mogen ook de die-
1) Luc. I. 28.
22
naren van Jesus, de kinderen van Maria den staf opnemen, om te Kevelaar, waar God, op Maria's voorspraak, zijne gunsten vaak zoo mildelijk heeft uitgedeeld, hunne gebeden te gaan storten.
Geluk, Pelgrims ! gij, die bedevaarten onderneemt, hebt de Moeder Gods zelve tot voorgangster. Maar verlangt gij, die door haar voorbeeld tot het ondernemen der bedevaart opgewekt wordt, ook niet van haar te leeren, hoe gij de reis moet doen? Ik geloof het. Laten wij haar dan volgen.
Eer wij ons met Maria op weg begeven, mogen wij wel vragen: wat was eigenlijk haar oogmerk met die reis? En dan vinden wij, dat het blijkbaar geen ander kan geweest zijn, dan de verheerlijking van God. Zij gingen naar eene heilige plaats, op eenen heiligen tijd, in een heilig gezelschap; want zij ging naar den tempel, in de dagen van Paschen, met Jesus, haren goddelijken Zoon, en Josef, haren heiligen Bruidegom. Zij ging zich vereenigen met die duizenden, die van alom naar Jerusalem stroomden, ten einde hunne offers den Heer ter eere op te dragen, met die duizenden, die ia de
23
heilige stad het gezaag des Heeren, de liederen Sion's, kwamen aanheffen; met die duizenden, die derwaarts getogen waren om Gods opperheerschappij te erkennen, om Hem dank te zeggen, om vergiffenis af te smeeken, om nieuwe weldaden te vragen; met die duizenden, die in het heilige Sion het paasehlam kwamen eten, de gedachtenis der verlossing uit Egypte, — vooraf beelding der verlossing uit de zonden —, die daar in Gods tempel kwamen verzuchten; Hemelen, dauwt van loven! en dat de wolleen regenen den Jiegtvaardige: de aarde opene zich en Lr enge den Zaligmaker voort; met al die duizenden ging zij zich vereenigen, terwijl zij den Eegtvaardige, den Zaligmaker met zich voerde.
TV at kan dus anders, o verhevene Maagd! wat kan anders uwe bedoeling geweest zijn, dan de verheerlijking Gods ? Neen, een ander oogmerk kon in uw Gode gewijd hart niet huisvesten. Gij gingt om te erkennen, dat de hemelsche eigenschappen, die u sierden, gaven des Heeren waren; gij gingt om uwen dank voor die gaven te betuigen, om de bevestiging en vermeerdering er van te smeeken; gij gingt om, hoewel zelve, om uwen Zoon, vrij van zonde, uw offer voor de zonden te brengen; want gij gingt uw hart aanbieden tegen den dag, op welken het zwaard der droefheid het doorsteken zoude;
gij gingt, o droevige Moeder! om nogmaals
te zeggen: zie de diensLmaajcl des lleeren, mj geschiede naar mu woord (Lo. i, 38). Ia het bezit vau zoo groote gunsten, iu het voor-uitzigt vau zoo groote droefheid, gingt gij uoiitnaals uw verheven lied zinireii:
O
Mijne ziel verheft den Heer;
Hem, die miju God is, wiens schepfel ik ben, Hem looft en prijst mijne ziel.
En mijn gesst juicht in God mijn heli.
Niet in aardscheu roem, niet in tijdelijke goederen, niet in iets v;rgankeiijks, maar in God, die mijn heil, mijn radder, mijn zaligmaker is, in God alleen verheugt zich mijn geest.
Omdat Hij op de geringheid zijner dianstmaagd heeft gezien; want zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.
Ja, dit verheugt mij, dit doet mij van vreugde opspringen, dat mijn God op zijne geringe dienstmaagd heeft neergezien, dat Hij mij, een nederig schepsel, met/ijne weldaden verrijkt heeft, mij zulke weldaden geschonken heeft, dat van nu af alle geslachten mij zalig zullen noemen.
as
Omdat Hij, de magtige, groote dingen aan mij gedaan heeft: en heilig is zijn naam.
Wat ben ik van mij zelveu om te juichen? om zalig genoemd te worden ?... Maar omdat Hij de wondervolste gunsten over mij uitgestort heeft, daarom zal ik zalig genoemd worden ; en daarom zal ik Hem prijzen : heilig is zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslacht dengenen die Hem vreezen.
Heilig is de naam mijns Gods, eeuwig zijne barmhartigheid! zij duurt van geslachte tot geslacht. Straft Hij, Hij treft slechts het vermetel verzet; maar al wie Hem vreest, heeft barmhartigheid te wachten.
Hij heeft kracht geoefend door zijnen arm; Hij heeft de trotschen in de raadslagen huns harten verstrooid.
Zijn arm heeft Hij uitgestrekt, en daar bleek zijne kracht; mij, eeue geringe maagd, verhief Hij wonderbaar; maar de trotschen, die in hun hart booze raadslagen smeedden, heeft Hij door hunne eigene listen verward, en hen, die zich op hunne wijsheid verlieten , verstrooid.
r,
r Itil'
I
lllf
If
i i
I ji
!! , j
Vgt; -sï Éi M
h [i 'i
1
26
De magtigen heeft Hij van den troon gezet, en Hij heeft de nederigen verheven.
Hij heeft de hongerigen met goederen vervuld en de rijksn ledig weggezonden.
Ziet daar de magt mijns Gods, dat Hij lien, die zich zelven uiagtig waueu, uit de hoogte nederstort; dat Hij die rijken, die zich van alles voorzien wanen en een walg van het hemelsche hebben, van alles ontbloot; terwijl Hij de nederigen, de geringen op den troon plaatst, en de armen, degenen die honger lijden, met zijne gaven overlaadt.
Dit is het gezang der Maagd. ISchittcrt daarin niet de grootste eenvoudigheid des harten ? Eene gedachte is er slechts in te zien , aau die eene zijn al de overige ondergeschikt, of liever al de overige komen voort uit dit éetie : God , God alleen is in hare ziel, in haar hart, in haren mond; aan (ïod alleen moet van alles de eer gegeven worden.
ielgrims! leert hier, wat oogmerk u tot de bedevaart aansporen moet: namelijk de eer Gods. Gij moogt u niets anders voorstellen , dan te Kevelaar u voor God te gaan vernederen , vergiffenis van Hem af te smee-ken, Hem voor zijne weldaden te danken, nieuwe weldaden voor u en de uwen (maar
27
met onderwerping aan zijnen wil) te vragen: en dit alles onder de bescherming en voorspraak van Maria.
Veie meuschen zijn, in hunne huiselijke betrekkingen, overladen met bezigheden en zorgen; naauwelijks kunnen zij den tijd vinden otn de noodzakelijkste godsdienstplig-ten te vervullen; altijd omringd en bezig gehouden door voorwerpen, die geest en hart voor godsdienstige indrukken minder vatbaar makeu, schijnen zij zich nimmer met volhardenden ernst op het eenige noodzakelijke te kunnen toeleggen. Dat dezulken zich in het jaar eenige dagen afzonderen en eene bedevaart ondernemen, om, van alles wat hen anders verstrooit, ontslagen, zich vrijelijk met God en hunne eeuwige toekomst bezig te houden: dit is een prijsbaar, een heilig oogmerk, ieder hunner kan zeggen; Mijne ziel verheft den Heer.
Dat anderen, die tijd en gelegenheid genoeg hebben tot godsdienstoefeningen, maar bedenkende, hoe gemakkelijk hun dit alles valt, iets meer doen willen en daartoe eene bedevaart kiezen, die met onderscheidene oatberiugen eu vermoeijenissen vergezeld gaat : ook dit is een prijsbaar inzigt, ook in dezer mond past Maria's woord : Mijne ziel verheft den Heer.
Dat wederom anderen, zich herinnerende,
I'
,3 1 11
; J ; lil
; 1 11
Ir ii i
I i
U •:
1
28
hoe vele goede werken zij verzuimd, hoe ^
vele zonden zij gepleegd hebben, in het ^
verlangen om hunne verzuimen eenigzins in prjjs
te halen, om voor hunue overtredingen te voeg
boeten, als pelgrims naar eene heilige plaats we|
reizen : dit moet door een ieder voor eene (jatl
goede bedoeling gehouden worden; want zij gaaj nemen hunne toevlugt tot 's Heeren barm-hartigheid, die is van geslachte tot geslacht dengenen, die Hem. vreezen.
Dat iemand , die eene bijzondere gunst
van den Heer verlangt, om die zekerder te j
verkrijgen, eene bedevaart doet, mits hij zich „eri
altijd aan den goddelijken wil onderwerpe; jje
Dat iemand, die zich in een verderfe- ^
lijken omgang, in eene booze gewoonte, in we( eene naaste gelegenheid tot zonde gewikkeld
ziet, den pelgrimsstaf opneemt, om door vaj
dit middel de gevaren te ontworstelen, dat en
Dit alles moet geprezen, moet deugdzaam, ze^
moet heilig genoemd worden. Die zoo doen, ve]
Dat men; met deze of dergeljke goede
oogmerken bezield, eene bedevaart kiest naar vo
eene plaats, waar de H. Maria voornamelijk gC] geëerd wordt; dit verdient goedkeuiing. Aan
haar toch heeft Hij, die mag tig is , groole 00
dingen gedaan. Zijn Naam is heilig, en zijne q.(
barmhartigheid van geslachte tot geslacht. iie
39
Maar:
Wanneer bij de opgenoemde of andere prijsbare oogmerken zich eenig onedel inzigt voegt; wanneer bijv. nieuwsgierigheid zoowel tot de reize aanspoort als godsvrneht : dan zoude ik de bedoeling niet meer zoo gaaf heilig, en het werk niet zonder voorbehouding verdienstelijk noemen ;
Wanneer men van de bedevaart eenen lusttogt maakt, dan zoude ik ze voor schadelijk houden ;
En wanneer iemand , die in zijne eigene gemeente aan zijne pligten te kort schiet, die door zijnen gewonen biechtvader van het ontvangen der Heilige Sakramenten geweerd wordt, wanneer zulk een den uitwen-digen schijn van pelgrim aanneemt, om van priesters, bij welke hij niet bekend is en aan welke hij zich niet bekend maakt, de Sakramenten te rooven, dan zoude ik zeggen, dat hij een zeer onheilig, een zeer verfoeijelijk oogmerk heeft; ik plaats hem bij degenen, die God in hunne raadslagen verstrooit.
Neen, wie, gelijk Maria, reizen wil, wie volgens haar voorbeeld eu onder hare bescherming eene bedevaart wil doen , die mag zich geene onverschillige, veel min slechte oogmerken voorstellen; verheerlijking van God, en bevordering van 's pelgrims zaligheid , moet zijne eenige beweegreden zijn.
^ III
i' i|
f!' I
II
IJ
'!
30
III.
Wij weten nu , waarheen Maria reisde en waarom zij daar heen reisde. Nu zullen de Pelgrims zekerlijk ook verlangen te weten, hoe zij zich op den togt gedroeg , en wat zij te Jerusalem deed.
Hoe zij zich op deu togt gedroeg, kan men reeds daaruit genoeg opmaken, dat zij reisde in het gezelschap van Jesus! Wat toch kan onder het geleide van Jesus gevonden worden , dat niet zedig , ordelijk , ingetogen, heilig is ?... O Pelgrims! gij ook moet in het gezelschap van Jesus reizen, gij moet iedere schrede zoo zetten, iederen oogslag zoo wenden, ieder woord zoo spreken, alsof Jesus aan uwe zijde ging. En al ziet gij Hem niet. Hij is echter bij u; want Hij heeft gezegd ; waar er twee of drie in mijnen naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden.
Wilt gij meer in bijzonderheden het gedrag van Maria op hare bedevaart kennen, zien wij dan hetgeen de groote Ambrosius van de handelwijze, die zij immer in acht nam , gezegd heeft. „Van haar moogt gij regels voor uw gedrag nemen, daar de onderwijzingen der deugd, in haar als in een
voorbeeld uitgedrukt , u toouen, wat gij verbeteren , wat gij vlugten, wat gij behouden moet. Zij was van harte uederig, ernstig in hare woorden.... Zij was spaarzaam in het spreken, ijverig om te leeren... Zij was gewoon niemand te beleedigen, voor bejAarderen op te staan, hare gelijken niet te benijden, de grootspraak te vlugten.... Wanneer toonde zij walging van minderen? Wanneer lachte zij om den zwakke ? Wanneer vermeed zij den arme ?... Niets terugstoo-tends was in hare oogen, niets onbedachts in hare woorden, niets onzedigs in hare handelingen. Hare gebaren waren niet geweldig, haar gang was niet wild , haar geluid niet schaterend : maar de houding zelve des ligchaams was het beeld harer ziel, de uiterlijke voorstelling van hate deugd.quot; Eu ik mag hier bijvoegen uit het |i Hooglied van Salomon : langs den zoeg heeft Maria eenen geur verspreid ah kaneel en welriekende balsem; zij gaf eenen aangenamen geur van zich , als uitgelezene mirre. Den ganschen weg over verspreidde haar voorbeeld op allen, die omtrent haar waren , eenen gods- . dienstigen indruk, gelijk welriekende spece- : rijen eenen aangenamen geur doen ontwaren.
En hoe gedroeg zij zich wel, toen zij te | Jerusalem was ? Toen zij den tempel bezocht ?
dien tempel, in welken een grijs Profeet
32
haar gezegd had : het zwaard van droefheid zal u door het harte gaan ? ])
O men kan het zich voorstellen, als men Maria's godsvrucht een weinig kent. Daar, in de heilige stad, vond zij hare rust; daar was zij als een rozestruik te Jericho, als een schoone olijf op de velden, als een plataan langs het water 2); daar zat zij in de schaduwe desgenen naar wien zij verlangd had 1); daar speelde zij voor hem in de heilige plaats, en het tvas haar vermaak in het midden van Gods dienaren te zijn 2). Reeds bij het ontdekken der tempeltinnen had zij uitgeroepen : Ik hen verheugd over hetgeen mij gezegd is: wij zullen in het huis des Eeeren gaan 5); en toen hare voeten iu Jerusaletns voorhoven stonden, bad zij met vertrouwen : Be Heer zal niet toelaten , dat de roede dei-zondaren op het lot der regtvaardigen blijve drukken 0).
Uit is het voorbeeld , dat de Pelgrims moeten navolgen.
En gij, die den jaarlijkschen togt naar Kevelaar mede doet, ziet, hoe gemakkelijk het u is, naar het voorbeeld van Maria te handelen, vooral van het oogenblik, waarop
1) Luo. 11. 2) Eocli. XXIV. 3) Hoogl. li.
Spreuk. VIII. 5) Ps. 121. 6) Ps. 124.
men zich tot den optogt vereenigt, om in orde van processie voort te trekken.
De banier der Christenen, liet Kruis, wordt ontsluijerd, en toont den verzamelden, wat weg zij te houden hebben; de vanen waarop de afbeeldingen der Moeder Gods en van de Bescliermheiligen der verscliillende gemeenten prijken, volgen de kruisbanier, en doen in de menigte het voornitzigt ontstaan op het verwerven der gunsten die zij door Maria's voorspraak verlangen; op liet voorbeeld der geleiders neemt men den roze-krans ter liand, en de talrijke verzameling verrigt met luider stemme dat eenvoudige maar tevens verhevene gebed, namelijk; zij groet Maria, zij herhaalt hare groeten, en al die groeten zijn zoo vele rozen, die haar ter eere tot kransen gevlochten of langs den weg gestrooid worden; liederen, die de teederste godsvrucht en het kinderlijkste vertrouwen op de voorspraak van Maria ademen, worden door de talrijke schare gezongen en wisselen het gebed af; van tijd tot tijd trekt men eene kerk binnen, waar Hij dien men aau 't kruis afgebeeld ziet, en dien men in zijne Moeder eeren wil, zelf gevonden wordt, en terwijl men Hem aanbidt, zegent Hij, in zijn Sakrament door de handen des Priesters opgeheven, de nederknielende pelgrims. Komt men in eene plaats, waar men voornemens
34
is wat langer te bidden, dan stijgt eeu dienaar des Heereu deu kansel op, en houdt eene tot vertrouwen en bekeering opwekkende leerrede: vervolgens begeeft hij zich, met eenige ambfgenooten, in den biechtstoel, waar zij als uitdeelers van Gods geheimenissen, den boetvaardigen zondaar de ontbinding zijner oveitredingen geven. In deu morgeit stond wordt het heilig Offer opgedragen en is het brood der Engelen bereid, om degenen die er naar hongeren te spijzen. Eindelijk nadert men het heilig oord, waarheen de bedevaart zich rigt. Naauwelijks heeft men de torenspitsen in 't verschiet ontdekt, of vreugde glinstert op het gelaat der pelgrims. „Daar, zeggen zij dan, daar beidt ons onze teedere Moeder, die met al onze kwalen medelijden heeft, onze magtige Moeder, die voor ons bij haren goddelijken Zoon alles verkrijgen kan.' De plaats zelve binnengetrokken zijnde, kan men zijne godsvrucht vrijelijk voldoen. Voor het wonderbeeld van haar, op wier voorspraak de Heer hier zoo menig wonder werkte, kan men zijne vurigste sven-schen uitstorten, kan men den boezem ledigen va'i alle kwellingen, die hij besloten hield. Alles stemt nu het gemoed tot ijver. Ginds zijn het groepen van biddenden, die gemeenschappelijk hunne smeekingen opwaarts zénden en als met vereende krachten den
He- hemel bestormen; hier zijn het zingenden,
ene die Jesus en zijne Moeder in hunne liederen
ide verheerlijken; daar ziet men afgezonderde
Qlt;;t personen, die in stille aandacht de heilige
iar waarheden overwegen, of in zwijgenden Wee-
sn, moed hunne zonden beschouwen eü be
ng weenen. Nu gaat men bidden in eene
in- kapel, dan gaat men Gods woord hooren in
en een ander bedehuis. Men trekt met brandende
en waskaarsen naar eene hoogte, op welke, gelijk
jk op den Calvarieberg, een kruis geplaatst is,
:Je en van welke een Priester tot de vergaderde
le menigte spreekt over het lijden des Heeren
le en dat zijuer lieve Moeder. Middelerwijl
r, beijvert men zich, om in de vierschaar der
re boetvaardigheid het geweten van de laatste
n smet te reinigen, en eene algemeene Coui-
is munie der bedevaartgangers bevestigt in hen al
n de goede voornemens die zij gemaakt hebben,
n Zoodanig is de loop der pelgrimSreize.
k O hoevele hulpmiddelen tot aaftdacht! Hoe
■, vele opwekkingen tot godsvrucht! hoè vele
* aansporingen tot ijver! Gelukkig zij, dié,
naar het voorbeeld hunner H. Moedér, steeds i in het gezelschap van .Tesus reizen, en ter
heiliger stede door Maria tot Jesüs, dóór i Jesus tot den Vader gaan. Aan hen doet
God groote dingen, hen ontvangt en kóestërt en kweekt die bdfmlaHigheid' die hlijft tan geslachte tot geslacht.
Pelgrims! opent uwe ooreu, verneemt de geschiedenis der terugreis van Maria, Ook deze zal nog menige leering opleveren.
Nog vol van de heilige gedachten, die de tempel en de oö'ers haar hadden ingeboezemd, verliet zij Jerusalem. Maar toen des avonds de Pelgrims zich ieder bij zijne familie voegden, verscheen Jesus niet. Maria en haar Bruidegom Josef zochten Hem bij hunne verwanten en bekenden, maar konden Hem nergens vinden. Wij zouden der ouderlijke zorg van Maria en Josef te kort doen, indien wij de onwetendheid van het-gene Jesus wedervaren was hun tot schuld rekenden. Beiden wisten, dat Jesus een goddelijk kind was, beiden waren dus zeker, dat, wat Hij ook doen mogte, het altijd volgens de wetten der wijsheid zijn zoude. Uit hoogere inzigten nu had het goddelijk kind zich aan hun oog onttrokken, en hen, terwijl zij niet de minste vrees koesterden' laten wegreizen.
Pelgrims! opent uwe ooreu, verneemt de les die in deze gebeurtenis voor u gelegen is.
Maria, van de bedevaart huiswaarts kee-rende, verloor Jesus, doch zonder hare schuld ;
•07
o Pelgrims! beijvert u om Hem uiet te verliezen door uwe schal cl. Eene doodzonde berooft u van Hem; Pelgrims! vlugt, vlugt de doodzonde! tloe treurig zoude het niet zijn, indien gij, na met het heiligste oogmerk, met de meeste godsvrucht uwe bedevaart gedaan te hebben, spoedig wederom van uwen Verlosser verwijderd wierdt? Met welke oogen zoude die teedere Moeder, die zoovele gunsten voor u afbad, u dan aanzien? Welke smart, indien zij er nog vatbaar voor waie, zou uwe onstandvastigheid haar veroorzaken? Eu welke schade voor u zeiven!... Verloren waren dan die vruchten, welke gij met zooveel zweet en arbeid verzameld hebt; verloren de verdiensten, die gij verkregen liebt; verloren de genaden, waarmede gij verrijkt zijt. God bewaie iederen Pelgrim voor dit ongeluk ! Doch zoo het iemand overkomen mogt, dat hij niet wanhope.
Pelgrims! opent uwe ooren, verneemt de geschiedenis van Maria's teiugreize.
Toen de H. Maria Jesus verloren had, ving zij aanstonds aan. Hem te zoeken.
Maria rigtte hare schreden naar den tempel, en daar vond zij haren Jesus terug, gezeten onder de leeraren.
Pelgrims! zoo gij ooit Jesus verliest, begeeft u naar den tempel; daar is Hij nog
38
ia het inidden zijner dieuaren, welke Hij belast heeft u te helpen om Hem weder te vinden. Grijpt daar, gelijk de schipbreukeling de plank, waarmede gij u redden kuut; zuivert uw geweten in het Sakrameiit van boetvaardigheid, en gij zult Jesus weder-vindeu; want Hij verbergt zijn aanschijn niet voor degenen, die Hem zoeken.
Pelgrims! luistert nog.
Ook in een anderen zin dan die u nu verklaard is, kunt gij Jesus verliezen: of wel geheel zonder uwe schuld, wanneer Hij uit eigene beweging zich aan u onttrekt, gelijk Hij zich te Jerusalem aan het oog zijner Moeder onttrok; of min of meer met uwe schuld, wanneer gij aan de indrukken van het aardsche, aan de vorderingen der zinnelijkheid, aan het zelfbehagen der eigen^ liefde, weêr eenigen voet geeft in uw hart. Dan is er wel geen scheidsmuur opgetrokken tusschen u eu Hem, gelijk dit door de doodzonde geschiedt; maar gij mist toch de liefelijke uitwerkselen zijner tegenwoordigheid ; Hij antwoordt u niet, als ge in het gebed tot Hem spreekt, en de lust om tot Hem te spreken dooft in u uit; koude is in 't hart, in het gemoed dorheid, verstrooijing enge dachteloosheid zijn in den geest. O hoe
39
Hij smartelijk is die toestand! Veel verschilt het
r te Wel, of uw Beminde uit eigen beweging zich
^equot; verscholen houdt, ten einde het verlangen
it; in uwe liefde te prikkelen, dan of Hij u
'an voor kleine ongei rouwheden straffen wil;
erquot; maar wie zal ooit durven zeggen : ik heb
'j11 die verwijdering niet verdiend ? In ieder geval.
Pelgrims 1 moet gij, ala Maria, den verlorene weder zoeken. Eu hoe dan ? door nederige erkenning uwer onwaardigheid, door vurig wenschen en smeeken, door geduldig verbeiden iu van het oogenblik, waarop Hij goed zal
of vinden u zijn zaligend aanschijn weer te
ij toonen. Wacht u wel van iets na te laten
t, waarvan gij weet dat het Hein behaagt;
g gaat naar den tempel en vraagt zijne priesters,
t of zij u op zijn spoor kunnen helpen; wendt
i u tot zijne Moeder, opdat zij Hem voor
f u verbidde; bereidt uw hart in het ver
trouwelijk vooruitzigt, dat Plij met al zijne liefelijkheid zal wederkomen; neemt deel aan den feestdisch van zijn Ligchaam en Bloed; en toeft Hij dan nog, zoo bedenkt, dat ook Maria en Josef Hem lang al wee-nende moesten zoeken, en dat zij daarenboven, toen zij Hem tot hunne onuitsprekelijke vreugde gevonden hadden, niet eens met vleijeude liefkozingen ontvangen werden. Maar ziet, na die verwijdering ging de Dierbare met hen naar Nazareth, en bleef bij hen.
40
quot;Volhardt dan , Pelgrims! in uw zoeken, in uw sineeken, eu weldra zal Hij zoggen : zie mij hier! Dan zal uwe ziel den Heer verheffen, en uw qeest zal juichen in God, uugt; heil. Dan zult gij zeggen: Ik heb Hem gevonden, den Beminde mijner ziel-, ik he/j Hem, vastgegrepen, en ik zal Hem met meer loslaten.
V.
Zoo leerde u Maria bedevaart houden; en opdat gij daarin haar voorbeeld zoudt volgen, o Pelgrims! zoo zij u nog dit herinnerd. Maria betoaarde al deze woorden in haar hart. .Bewaart gij ook het nu gelezene in uw hart, dat is, onthoudt, overweegt, omhelst het, en dau moogt gc hopen, dat gij, onder hare voorspraak, het ook beoefenen zult.
En gij die ooit op die wijze eene bedevaart gedaan hebt, verheugt u; want gij nebt eene zaak gedaan, die Gode welbelfa-gelijk en u zeiven voordeelig is; gij hebt het voorbeeld gevolgd uwer Moeder, die in bedevaart naar Jerusalem ging; gij hebt ook voorzeker door hare voorspraak gunsten verkregen, die u dierbaar ziju moeten. Hebt gij misschien niet juist datgene verkregen, wat gij wensehtet, zoo moogt ge u echter
41
overtuigd houden, dat gij iets anders, 'tgeen u nog voordeeliger is, verworven hebt; want gelijk God nooit te vergeefs gebeden wordt, zoo wordt ook Maria's voorspraak nooit te vergeefs ingeroepen.
Maar Pelgrims! nog een woord , en dat zich zelfs verder dan tot u uitstrekt. Gij moet Maria niet slechts op uwe bedevaart, maar altijd tot voorbeeld en tot hulp hebben. Ons leven hier op aarde is niet anders dan een pelgrimschap. Pelgrim beteekent vreemdeling, en de bedevaartganger wordt zoo genoemd, omdat hij in het oord, waar hij te bedevaart gaat, gewoonlijk een vreemdeling is. En wij zijn hier op aarde, ook vreemdelingen, die naar ons vaderland reizen. Helaas! wie gevoelt niet de ongemakken zijns vreemde-lingschaps? quot;Wie kan het zonder tranen ten einde brengen? En wie, 'tgeen de grootste van al de rampen is, wie ziet zich niet omringd van gevaren, in welke hij vreezen moet om te komen? gevaren, die zijne behoudene aankomst in het hemelsche vaderland bedreigen; gevaren, die hij vaak niet ontwijken kan, omdat hij ze maar al te dikwijls in zijn eigen binnenste medevoert. Ach! ons hart ontvlamt zoo ligtelijk , en wee dengene, die de noodlottige vonken niet weet of niet zorgt af te leiden!... Ter gewenschte plaatse zullen wij echter aanlanden, als wij
4:i
Maria steeds tot voorbeeld en tot helpster nemen. „Zij, zegt de H. Bernardus, zij wijke nooit van uwe lippen, nooit van uw hart, en om het genot van hare voorspraak te hebban, zoo verlaat nooit het voorbeeld van haren wandel. Haar volgende, verdwaalt gij niet,... haar voor oogen hebbend, mist gij niet,... hare gunst genieteude, bereikt gij de plaats uwer besteinmiug.quot;
Christelijke Pelgrims, die dit leest! ik bid God door de voorspraak zijner lieve Moeder, dat Hij u naar het vaderland geleide; en gij, als gij uwe godvruchtige gebeden tot de H. Moeder opzendt, gedenkt dan uwen armen medepelgrim, die deze regelen voor u geschreven heeft.1)
Men gelieve wijlen den Hoogw. schrijver, die in zijn leven het gebed der vrome Pelgrims vroeg, nu bij zijn, helaas 1 te vroegtijdig verscheiden te gedenken.
GEBEDEN.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen,
v. De engel des Heeren heeft Maria geboodschapt.
r. En zij heeft ontvangen van den H. Geest,
Wees gegroet, enz.
v. Zie de dienstmaagd des Heeren.
k. Mij geschiede naar nw woord.
Wees gegroet, enz.
v. En het Woord is Vleesch geworden-r. En Het heeft onder ons gewoond.
Wees gegroet, enz.
v. Bid voor ons H. Moeder Gods. r. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
laat ons bidden.
Stort, Heer, uwe genade in onze harten , opdat wij, die door de boodschap des engels de menschwording van Christus, uwen Zoon , hebben leeren kennen, door zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis mogen
46
gebragt worden, door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
v. Zend uwen Geest uit en zij zullen herboren worden.
R. ll/ii Gij zult het aanschijn der aarde hernieuwen.
LAAT ONS BIDDEN.
O God, die de harten der geloovigen door de verlichting des H. Geestes hebt onderwezen, vergun ons in denzelfden Geest opregt wijs te worden, en ons door zijne vertroosting gedurig te verblijden, door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
Laten wij ons voor Gods majesteit allerdiepst verootmoedigen, en Hem de hulde onzer aanbidding bieden.
Allerheiligste en allerhoogwaardigste Drievuldigheid , een God in drie Personen, wij gelooven en belijden, dat Gij hier waarachtig tegenwoordig zijt; wij aanbidden U met de allerdiepste gevoelens van ootmoedigheid, en geven U met al ols hart de eer, die men aan uwe opperste majesteit verschuldigd is.
Laat ons God voor alle ontvang ene weldaden bedan/cen, en wijden wij ons geheel aan zijne H. dienst toe.
Mijn God, wij bedanken U zeer ootmoedig voor al de genaden, die Gij ons tot
47
heden toe, iu uwe allergrootste barmhartigheid , verleend hebt, en wel bijzonderlijk, dat Gij ons alle middelen ter hand gesteld hebt, om U ijverig te kunnen dienen. Is het niet evenzoo wederom door eene uitwerking uwer goedheid , dat wij dezen dag aanschouwen? Ook willen wij dien alleenlijk tot uwe heilige dienst besteden ; wij dragen ü al de gedachten, woorden en werken van dezen dag op ; zegen ze , o Heer , opdat er geene moge wezen, die niet bezield zij door uwe liefde, en die niet strekke tot uwe meerdere eer. Laat ons een vast voornemen maken, om de zonden te vlugten en de deugd te oefenen. Aanbiddelijke Jesus, goddelijk voorbeeld der volmaaktheid , naar hetwelk wij moeten leven , wij gaan alles aanwenden oin ons gelijkvormig aan U te maken : ootmoedig, gehoorzaam , zuiver, geduldig, ijverig in het gebed en in het vervullen der pligten van onzen staat; verdraagzaam en liefderijk jegens elkander, en onderworpen aan Gods heiligen wil j en wij zullen ons bevlijtigen, niet meer in die zonden te hervallen, welke wij zoo dikwijls bedreven hebben, en die wij opreg-telijk begeeren te verbeteren.
Laat ons God om den bijstand zijner genade smeeken.
Mijn God, Gij kent onze zwakheid, wij
II
I ;i.
T:i
li -•'JU'
ii
II
fS li o
ui 11
; I
ra f
48
vermogen niets zonder den bijstand uwer genade; weiger ons die toch niet, schenk ze, o mijn God, naar onze behoeften; geef ons krachten genoeg om te vlugten al het kwaad dat gij ons verbiedt; te oefenen al het goed, dat gij van ons verwacht, en om geduldig te lijden alle tegenspoeden , die het U zal believen ons over te zenden. Amen.
O/ize Vader; Wees gegroet ; Ik geloof in God, enz.
Hier maakt men een goed voornemen voor
den dag, van die of die font naarstig te vermijdenof die en die deugd hijzonder te heoefenen.
O Maria, onze Moeder, en naast God onze eenige hoop, wij werpen ons met het volkomenste betrouwen in den schoot uwer barmhartigheid. Zie, o minzame Maagd , met een meêdoogend oog op deze uwe pel-grimschaar, clie zich aan uwe dienst heeft toegewijd; beveel ons aan uwen aanbiddelijken Zoon, opdat er geen van ons verloren ga, maar cat wij allen door uwe voorspraak tot het geluk mogen komen van Hem met U, na dit aardsche pelgrimsleven , eeuwiglijk te beminnen en te aanschouwen. Amen.
Engel des hemels, mijn liefdadige leidsman , verwerf mij zoo gehoorzaam te zijn
49
aan uwe ingevingen , dat ik in niets afdwale Van deti weg der geboden van mijnen God.
Heilige Josef, groote vriend Gods, wees onze raadsman, onze liulp en voorspraak, opdat wij in gehoorzaamheid , eendragt, liefde en opregte godsvrucht onder elkander verkeerende, door u aan Jesus en Maria dagelijks meer en meer mogen behagen.
H. Willibrordus, Patroon van ons vaderland, bid voor ous, dat wij in het ware geloof, hetwelk gij hier gepredikt hebt, mogen volharden, en de afgedwaalden er toe mogen wederkeeren.
Heilige Patronen en Patronessen onzer kerken, bidt voor ons, en bidt voor allen, die bijzonder aan uwe bescherming aanbevolen zijn.
Groote Heiligen, wier namen wij de eer hebben te dragen, beschermt ons, bidt voor ons, opdat wij God, gelijk gij, mogen dienen op de aarde , en Hem met u eeuwiglijk verheerlijken in den hemel. Amen.
[Men leze hier de Litanie van den Zoeten Naam Jesus.)
Laat ons uit geheel ons hart de oefeningen
van Geloof, Hoop en Liefde verwekken.
Mijn Heer en mijn God, ik geloofvaste-
3
11
I f:
: |
50
lijk , dat Gij ééu God zijt in drie goddelijke Personen; dat de tweede Persoon voor ons mer.sch geworden en gestorven is , dat Gij de looner van het goed en de straffer van hetkwaad zijt. Dit en al wat Gij, o God, in de H. Schrift en door de overlevering geopenbaard hebt, en mij door de onfeilbare Heilige Kerk te ge-looven voorstelt, neem ik vastelijk aan, omdat Gij de opperste waarheid zijt, die noch bedriegen kunt, noch bedrogen kunt worden. In en voor dit geloof wil ik leven en sterven.
Heer, vermeerder mijn geloof.
Mijn Heer en mijn God, ik hoop met een vast betrouwen door de verdiensten van Jesus Christus het eeuwige leven, en de noodige middelen om er toe te komen; omdat Gij, die mijn liefste Vader zijt, oneindig goed en magtig, ons dit beloofd hebt, en Gij getrouw zijt in uwe beloften. In deze hoop wensch ik te leven en te sterven.
Heer, vermeerder mijne hoop.
Mijn Heer en mijn God, ik bemin U uit geheel mijn hart en bovenal, omdat Gij oneindig volmaakt en de bron van alle goed zijt. Ik vergeef van harte aan allen die mij be-leedigd hebben, en bemin mijne evennnasten gelijk mij zeiven uit liefde tot U. In deze liefde wensch ik te leven en te sterven.
Heer, vermeerder mijne liefde.
Geloofd zij onze Heer Jesus Christus. Nu en in alle eeuwigheid. Amen. O Jesus, door uw wouden :
Vergeef ons onze zonden.
Heerj geef aan de geloovige zielen de eeuwige rust.
En het eeuwig licht verlichte haar. Amen.
REISGEBEDEN.
Antiph. Op den weg des vredes.
Lofzang van Zacharias.
Gezegend zij de Heer , de God van Is-rati, want Hij heeft zijn volk bezocht en er verlossing voor gewerkt;
En Hij heeft eenen hoorn van heil ons opgerigt in het huis van David, zijnen dienstknecht.
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond zijner heilige aloude Profeten :
Redding van onze vijanden, en uit de hand van allen, die ons haten;
Om barmhartigheid te doen aan onze vaderen, en gedachtig te wezen aan zijn heilig verbond j
Aan den eed, dien Hij zwoer aan Abraham, onzen vader, dat Hij ons zoude geven.
52
Dat wij, uit de hand onzer vijanden verlost, Hem zonder vreeze dienen,
Tn heiligheid en geregtigheid voor zijn aanschijn, al onze dagen.
En, Gij, Kind! een Profeet des Aller-hoogsten zult Gij genoemd worden : want gij zult voor het aangezigt des Heeren voorafgaan , om zijne wegen te bereiden ;
Oui aan zijn volk kennis des heils te geven ter vergiffenis hunner zouden.
Door de grondelooze barmhartigheid van onzen God, door welke Hij ons bezocht heeft, de Opgang uit den hooge,
Om te verlichten degenen, die in duisternis gezeten zijn en ia schaduwe des doods; ten einde onze voeten te rigten op den weg des vredes.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest; gelijk het was in den beginne , en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Op den weg des vredes en des voorspoeds geleide ons de almagtige en barmhartige Heer ; de Engel Eaphaël vergezelle ons op den weg, opdat wij in gezondheid, vrede en vreugde ten onzent wederkeeren.
Heer, ontferm IJ onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
53
v. Maak uwe dienaars zalig;
a. Mijn God , die in U hopen.
v. Zend ons hulp uit uw lieiligdorn, a. Ea uit Sion bescherm ons.
v. Heer, wees ons een sterke toren, a. Tegen onze vijanden.
v. Laat de vijand niets tegen ons vermogen; a. En laat de zoon der boosheid ons geen nadeel toebrengen.
v. Gezegend zij de Heer ten allen tijde. a. De God onzes heils geve ons eene voorspoedige reis.
v. Heer , toon ons uwe wegen , a. En leer ons uwe paden kennen, v. Ach of onze wegen bestuurd wierden, a. Om te bewaren uwe geregtigheid. v. De kromme wegen zullen regt worden, a. En de oneffen wegen zullen effen worden, v. God heeft zijnen Engelen bevolen , a. Dat zij u bewaren zouden in al uwe wegen.
v. Heer, verhoor ons gebed.
A. Eu ons geroep kome tot U.
laat oxs bidden.
God , die de kinderen Israëls droogvoets door het midden der zee hebt doen gaan, en aan de drie Wijzen door eene ster den weg tot U hebt aangewezen : geef ons, smeeken wij U, eene voorspoedige reize,
54
opdat wij onder het geleide van uwen H. Engel op de plaats, waarheen wij ons begeven, en eindelijk in de haven der eeuwige zaligheid gelukkig mogen aankomen.
God, die uwen dienaar Abraham uit het land des ongeloofs en der boosheid hebt teruggevoerd en hem op al de wegen zijner vreemdelingschap ongedeerd bewaard hebt; wij bidden U, dat Gij U gewaardigt, ons, uwe dienaren te behoeden. Wees voor ons, Heer, bij de reisvaardigheid eene bemoediging, op den weg eene vertroosting, in hitte eene beschaduwing, in regen en koude eene bedekking, in tegenspoed een steun, in glibberigheid een staf; opdat wij onder uw geleide voorspoedig aankomen op de plaats, waarheen wij ons begeven, en daarna behouden ten onzent wederkeeren.
quot;Wij bidden U, Heer, verhoor onze smeekingen , en bestier den weg uwer dienaren in den voorspoed uws heils ; opdat wij bij al de wisselingen van weg en leven altoos door uwe hulp beschermd worden.
Geef ons , bidden wij, almagtige God , dat uw gezin den weg des heils bewandele en de vermaningen van den voorlooper, den H. Joannes, volgende, rustig moge komen tot Dengene wien hij verkondigd heeft, enzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H.
55
Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Laat ons in vrede voortgaan, a. In den naam des Heereu. Amen.
amp;
11 'Ü
i
u
'
i
:• i
. ?
It
AVONDGEBED.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
Kom, H. Geest, vervul de harten uwer geloovigen en ontsteek in hen het vuur uwer liefde. Amen.
Laat ons God voor al zijne weldaden bedanken.
Hemelsche Vader, welken dank zullen wij U bewijzen voor al het goerle, dat wij van U genoten hebben; Gij hebt ons geschapen, met het dierbaar bloed van uwen eenigen Zoon verlost, met zoovele onwaardeerbare genaden begunstig!, en nog heden hebt Gij ons, Pelgrims, volgens ziel cn l'gchnam, zoo milddadig gespijzigd. O Heer, geef dat wij aan zoovele weldaden met een dankbaar hart mogen beantwoorden, U opregt dienen en beminnen en nooit ophouden U te loven Amen.
Onze Vader; IVees gegroet; Ik (jeloof in God; de tien gehoden Gods; de vijf geboden der 11. Kerk, enz.
56
Laat ons God om de kennis onzer zonden lulden.
Heilige Geest, oorsprong des lichts, doe ons nagaan, in de droefheid onzer harten, het kwaad dat wij heden gedaan, en he t goed dat wij verzuimd hebben.
Laat ons ons geweten onderzoeken.
Laat ons ook nagaan, of wij getrouw zijn gelleven aan de goede voornemens, die wij dezen morgen gemaald helhen....
Tleh ik van daag alle fouten zorgvuldig vermeden?... die drift bestreden?... die deugd hijzonder beoefend?... alles om en voor God, in vereeniging met Jesus en Maria, gedaan?
Plaatsen wij ons in die zielsgesteldheid, waarin icij gaarne zouden bevonden worden, indien icij nog dezen nacht voor den regter-stoel van God moesten verschijnen....
OEFENING VAN BEROUW.
Mijn Heer en mijn God, het is ons leed uit den grond van ons hart, dat wij tegen U gezondigd hebben, omdat Gij het hoogste goed en bovenal beminnelijk zijt en Gij de zonden oneindig verfoeit. Wij bidden U oot-moediglijk om vergiffenis, door de verdien-
57
sten van onzen Heer Jesus Christus, en nemen ons vastelijk voor, met de hulp uwer genade , boetvaardigheid te doen, en U nooit meer
te vergrammen.
Laat ons lidden voor de levende en overledene geloovigen.
Stort, Heer, uwe zegening uit over onze ouders, weldoeners , vrienden en vijanden; bescherm al onze overheden, zoo geestelijke als wereldlijke. Help de amen, de gevangenen , de bedroefden, de reizigers, de zieken eu de stervenden. Bekeer de zondaars en onze dwalende broeders, en verlicht de on-geloovigen.
God van goedheid cn genade, heb ook medelijden met de zielen , die in het vagevuur lijden, maak een einde aan hare pijnen en verleen aan allen de eeuwige rust. Amen.
Lalen wij ons aan de 11 Maagd en aan onze UIL Engelen hevelen.
AVij stellen ons onder uwe beschenniag, H. Moeder Gods, verstoot onze gebeden in onzen nood niet, maar verwerf ons van alle gevaren altijd bevrijd te zijn, o Maagd, vol heerlijkheid en zegen. Amen.
Wij bidden U, o Heer, bezoek deze woning, en weer v'erre van haar alle listen des vijands ,
Amen.
li
quot; li
; ill
i i
11
'-Ji'.C
11 11
m
lil
58
dat uwe HH. Engelen daarin wonen, om ons in vrede te bewaren, en dat uw zegen altijd over ons blijve door Jesus Christus, onzen Heer, Amen.
[Men leze hier de Litanie der 11. Moeder Gods.)
Bescherm ons, o Heer, terwijl wij waken, bewaar ons, terwijl wij slapen, opdat wij met Christus gewaakt hebbende, in vrede mogen rusten. Araen.
Geloofd zij onze lieer Jesus Christus. Nu en in alle eeuwigheid. Amen,
Jesus, Maria, Josef,
Ik geef U mijn ligchaam en mijne ziel.
Jesus, Maria, Josef,
Staat mij bij in mijnen doodstrijd.
Jesus, Maria, Josef,
Laat mijne ziel met ü in vrede rusten. Amen.
GEBEDEN BIJ DE H. MIS.
VOOR DE H. MIS.
God, hemelsche Vader, Gij, die mij naar uw beeld geschapen hebt; o God, de Zoom, Gij, die om mij te verlossen de menschelijke natuur hebt aangenomen, uw H. bloed voor mij vergoten en den bitteren dood geleden hebt; o God, H. Geest, Gij, die mij in den
59
H. Doop geheiligd en tot. het ware geloof geleid hebt; o Gij, allerheiligste Drievuldigheid, geef mij uwe genade, dat ik dit H. Misoffer aandachtig bijwone en het roet den priester aan uwe goddelijke majesteit ten offer brenge:
1. Tot roem en eer van uwen H. Naam, om te belijden, dat Gij de eenige hoogste God en Heer over ons menschen en alle schepselen zijt, wien alléén dit offer toekomt.
2. Tot gedachtenis, o Jesus, van uw bitter lijden en sterven, tot welk einde Gij dit H. offer hebt ingesteld.
3. Tot dankzegging voor alle mij bewezen genaden en weldaden,
4. Tot voldoening voor al mijne zonden en misdaden.
5. Tot verwerving der goddelijke hulp en bijstand in al mijnen nood.
6. Voor mijne geliefde ouders, bloedverwanten en vrienden, voor mijne geestelijke en wereldlijke overheden en al mijne weldoeners, bepaaldelijk voor....
7. Yoor de zielen van alle in Christus afgestorvenen, bepaaldelijk voor....
Neem, o barmhartige God en Heer, dit offer genadig aan, laat dit mijn voornemen U welgevallig zijn en verhoor miju gebed, door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met ü leeft cn heerscht in de
60
eenheid des II. Geestes, God vau eeuwigheid tot eeuwigheid, Amen.
BIJ DE BELIJDENIS (CONFITEOR,).
O Jesus, hoe groot is uwe goedheid en barmhartigheid jegens mij! Het is U niet genoeg geweest, voor mij mensch te worden, te lijden en te sterven; maar Gij hebt ook bij uw verscheiden uit deze wereld dit H. offer ingesteld, waarin Gij U zei ven aan uwen liemelschen Vader voor mij opdraagt. Hoe zal ik , o aller-goedertierenste Jesus, die liefde genoegzaam erkennen en zoeken te vergelden? Ach, in plaats van U te danken, houd ik niet op met U dagelijks te vergrammen. Daarom beschuldig ik mij zelven en spreek : Ik, arme zondaar, belijde voor God, den Almagtige, voor de 11. Maria altijd Maagd, voor den H. Aartsengel Michaël, voor den H. Joannes den Dooper, voor de HH. Apostelen Petrus en Paulus, voor alle Heiligen en voor u, mijne Broeders , dat ik zeer gezandigd heb met gedachte, woordeu en werken, door mijne schuld, mijne schuld, mijne allergrootste schuld; daarom bid ik de H. Maria altijd Maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Joan:ies den Dooper, de HH. Apostelen Petrus en Paulus, alle Heiligen en u, mijne Broeders, den Heer, onzen God, voor mij te willen bidden.
61
Bij het Kyrie eleison zegge men met den priester: Heer, ontferm U onzer [driemaal). Christus j ontferm 1] onzz\: [driemaal). Heer, ontferm U onzer [driemaal).
bij heï gloeia [wanneer het gebeden wordt).
Glorie aan God in deu allerhoogste, en vrede op aarde den menschen van goeden wille. Wij loven U; wij prijzen U; wij aanbidden U; wij verheerlijken U; wij danken U om uwe groote glorie. Heer God , hemelsche Koning. God Almagtige Vader. Heer Jesus Christus, Eengeboren Zoon. Heer God, Lam Gods, Zoon des Vaders. Die wegneemt de zouden der wereld, ontferm U onzer. Die wegneemt de zouden der wereld , neem onze smeeking aan. Die aan de regterhand des Vaders gezeten zijt, ontferm U onzer. Want Gij zijt alleen de Heilige, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste: Jesus Christus, met den H. Geest, in de glorie van God den Vader. Amen.
BIJ DJE COLLECTE , DEN EPISTEL EN HET GRADUALE.
Hoor, o hemelsche Vader, naar het gebed uwer H. Kerk, waarmee zij uwe goddelijke majesteit in den Naam van onzen Heer Jesus Christus ootmoedig toespreekt, en uwe hulp en bijstand in allen nood voor hare geliefde
62
kinderen nederig inroept. Wend uw vaderlijk aanscbijn niet van ons af, maar zie met ge-nadigen blik op ons neder, opdat wij van allen ramp bevrijd, U welbebagelijk leven, zalig sterven, en uw rijk en heerlijkheid verwerven mogen, door Christus, onzen Heer. Amen.
Venveh hier 7iit geheel uw hart de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde. [Zie hladz. 49.)
El.r HET EVANGELIE.
Hart en ziel heffen zich, o Christus Jesus, in uw H. Evangelie, tot U op; o H. Geest, zend uw licht van omhoog, opdat ik de blijde boodschap des hemelschen Vaders en zijn H. woord door U, o Jesus, zijnen Eeniggeboren Zoon, verkondigd, wel versta, en er de genade van erkennen moge. Ontsteek mijnen wil, o Gij eeuwig vuur, opdat ik het nieuwe gebod der liefde met lust en begeerte ontvange en volbrenge. Voer ook mijn hart tot de volmaaktheid der evangelische vermaningen, opdat ik met de kudde uwer uitverkoren schapen, die uwe herderlijke stem hooren, in dit leren zoo vereenigd worde, dat ik eenmaal, ten jongst en dage, met hen aan uwe regterhand staande, de troostvolle woorden verneme: Komt, gezegenden mijns Vaders, en bezit het rijk, dat voor u bereid is van den beginne der wereld. Amen.
63
BIJ DE GELOOFSBELIJDENIS (CREDO).
Ik geloof in eeneu God, den almagtigen Vader, Schepper van hemel en van aarde, van alle. zigtbare en onzigtbare dingen.
En in eenen Heer Jesus Christus, Gods Eengeboren Zoon, en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren , God van God, licht van licht, waarachtig God van waarachtig God; voortgebragt en niet gemaakt, van ééne zelfstandigheid met den Vader, door wien alles gemaakt is. Die om ons menschen en om onze zaligheid is nedergedaald van den hemel. Fm is vleesch geworden door den Reiligen Geest, uit de Maagd Maria, en is mensch geworden. Hij is ook gekruist voor ons, onder Pontius Pilatus, Hij heeft geleden en is begraven; en Hij is ten derden dage, volgens de schriften, verrezen; en Hij is opgeklommen ten hemel, zit aan de regterhand des Vaders; en zal weder komen in glorie om te oordeelen do levenden en de dooden; wiens rijk geen einde zal hebben.
Ik geloof in den H. Geest, den Heer en levendmakende, die uit den Vader en den Zoon voortkomt : die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en medeverheerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heeft.
En ééne Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijde één doopsel ter vergeving van de zonden. En ik verwacht
■
,
, J i iil!
64
de verrijzenis der dooden, en het leven der toekomende eeuw. Amen.
BIJ DE OFFE11A.NDE (OFFERTOIUÜJI).
O God, hetnelsche Vader, Gij die deze allerheiligste offerande des Nieuwen Verbonds door Jesus Christus, uwen Eengeboren Zoon, hebt ingesteld, die zich daarin zelf door de handen uws priesters voor ons opdraagt; evenzeer breng ik mij zei ven hiermede ten offer aan uwe goddelijke majesteit. Neem deze onbloedige offerande genadig aan; ik wijde U daarbij mijn ligchaam en mijne ziel, ja, alles wat ik ben en bezit. Laat dit al te zamen vereenigd zijn met de bloedige offerande, welk Jesus Christus eens aan het kruishout voor geheel het mensehelijk geslacht U, o almagtige God , heeft opgedragen. Met Jesus en zijne eindelooze verdiensten begeer ik mij in al mijn doen en laten eeuwig te verbinden; in Hem en in zijn bitter lij.lea en sterven berust mijne hoop en mijn vertrouwen; op Hem is mijn geloof gegrond en gevestigd ; Hij is de bron mijner liefde en van mijn heil in eeuwigheid.
Ik breng U hiermede, o hetnelsche Vader , ook al mijn lijden en geluk, mijne ouders en verwanten, mijne naasten en mijne beminde vrienden op aarde, ootmoedig ten offer. Laat mij en al de mijnen U een wel-
65
I
gevallig offer zijn , en neem ons allen op in uw rijk , waar wij U en uwen Zoon, onzen Heer, te gelijk met den H. Geest, altijd en eenwig zullen loven en prijzen. Amen.
BTJ DE PRAEFATIE-
Tot U, o God, verheffen wij onze harten en zeggen uwe goddelijke majesteit dank. In waarheid, het is waardig en regtvaardig, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen : heilige Heer , almagtige Vader, eeuwige God, door Christus onzen Heer; door wien de engelen uwe majesteit loven, de heerschappijen U aanbidden, de magten voor U beven, de hemelen en de krachten der hemelen , gelijk ook de gelukzalige serafijnen, IJ in eenparig gejuich verheerlijken. Vergun, bidden wij U, dat ook onze lofzangen met deze worden toegelaten, terwijl wij smeekend belijden en spreken : Heilig, heilig, heilig, is de Heer, de God dei-legerscharen. Hemel en aarde zijn vol van uwe glorie. Hosanna in den hooge. Gezegend Hij die komt in den naam des Heeren. Hosanna in den hooge.
BIJ HET MEMENTO (DE GEDACHTENIS) DER LEVENDEN.
Barmhartige God en Heer, zie op mij en allen, die tot glorie van uwen grooten Naam
fi'
: ll
l|
#1 rl
ü 't
i| m i
lil
66
bij deze heilige offerande tegenwoordig zijn, genadig neder; en opdat mijn gebed te krachtiger zij, zoo wil ik het voreenigen met de voorbede der allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria , de Heilige Apostelen, Martelaars en Belijders , Maagden en van alle Heiligen. Laat, o hemelsche Vader, deze offerande, waarin uw Eengeboren Zoon zich op eene onbloedige wijze opdraagt, mijner ziel ten eeuwigen leven verstrekken. Ik bid U, o Heer, dat Gij uwen dienaar onzen Paus, onzen Bisschop, en alle Bisschoppen, herders en zielzorgers verlichten en besturen wilt; opdat degenen , die hun aanbevolen zijn, door hunne leer en hun voorbeeld met uwe uitverkorenen mogen vereenigd worden.
Dat Gij do vorsten der aarde , de Christen mogendheden en prinsen, die de eer va:i uwen goddelijken Kaam tegen alle boosaardig vergrijp beschermen en bevorderen, in hunne magt gelieft te versterken, en in genade, vrede en eenheid, welke de wereld niet geven kan , te bewaren.
Dat Gij mijne geliefde ouders , bloedver-vanten , vrienden, weldoeners, en alle hier op aarde nog omwandelenden, voor wie ik verschuldigd ben te bidden, tijdelijke en eeuwige welvaart wilt verleenen. Geef hun, o Heer, door uwe milde goedheid, wat zij
67
begeereu, wanneer het met uwe eer niet strijdig en hun heilzaam is.
Verder bid ik U, dat gij alle zondaren tot ware boetvaardigheid brengen en allen, die in zware bekoring zijn, met uwe krachtige genade sterken en voor dsn val behoeden wilt.
Dat Gij alle in het geloof dwalenden, inzonderheid in ons vaderland , dat Gij Heidenen en Joden tot de kennis van het ware geloof wilt roepen en brengen. Gedenk, o hemelsche Yader, dat uw eeng'cboren Zoon Jesus Christus ook voor deze allen den bitteren dood heeft geleden, en vooral om de zondaren in deze wereld gekomen is : leid ze allen tot de gemeenschap der geloovigen , opdat zij uwe vaderlijke genade en goedheid deelachtig worden , en uw Naam te meer in eeuwigheid zij geprezen. Door denzelfden onzen Heer Jesus Christus , uwen Zoon , die met U en den H. Geest leeft en regeert, God van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen,
BIJ DE OPHEFFING VAN DE H. HOSTIE.
Zijt gegroet, o Gij mijn Verlosser en Zaligmaker Jesus Christus, mijne hoop en toevlugt. Gij zijt het eeuwig Woord des Vaders, Gij mijn God en mijn al. O Jesus, Gij die aan het heilig kruishout U zeiven aan uwen hemelschen Vader hebt opgedragen.
,
it;
li i|
1:1
i
rs
68
geef mij deel aan uw heilig lijflen, aan uw waarachtig ligchaam en bloed in dit H. Sakrament, nu en in de ure van mijnen dood. Amen.
BIJ DE OPHEFFING VAX DEN H. KELK.
Zijt gegroet, o Gij waarachtig en levend bloed, dat uit de H. wouden mijns Heeren Jesus Christus gevloten en met zijn H. ligchaam in dit H. Sakrament vereenigd zijt. O dierbare schat, o edele badstroom van het kostbaarste en zuiverste bloed , wasch en reinig mij van al mijne zonden, genees en versterk mijne ziel ten eeuwigen leveu. Amen.
GEBED NA DE CONSECRATIE.
O allerbeminnelijkste Jesus, met een on' wrikbaar geloof belijde, vereere en aanbid ik U, hier tegenwoordig onder de gedaanten van brood en van wijn. Ik smeek ootmoedig , laat mij ten jongsten dage U onverhuld met een verheugd oog aanschouwen , bij het aantal uwer uitverkorenen medegeteld. worden , en in de hoogste vreugde uwe liefelijke stem hooren : kom, gij gezegende 1 Ontferm U mijner, o Jesus, en laat uw bitter lijden en sterven voor mij niet verloren zijn ; laat uw kostelijk bloed voor mij niet te vergeefs vergoten wezen , maar laat het mjj gt; gel'jk al uwen uitverkorenen, tot esu-wige vreugde en zaligheid verstrekken. Amen.
T
69
DE GEDACHTENIS DEE OVERLEDENEN.
Gedenk ook, genaderijke Jesus , allen die in het ware geloof uit dit leven zijn verscheiden , vooral de zielen van [onze biechtvaders, enz...). Laat de kracht en uitwerking dezer allerheiligste offerande en de voorbidding uwer H. Kerk hun te hulp komen ; geef hun deel aan uwe eindelooze verdiensten, stort den milden zegen der genade van uw kostbaar bloed overvloedig op hen neder. Neem ze op uit de tijdelijke strafplaats in de eeuwige rust en zaligheid,
opdat zij met alle Heiligen (en na mijn verscheiden ook ik met hen) in uw rijk U loven en prijzen mogen. Gij, die met den Vader en den H. Geest leeft en regeert,. i' |j|;; God van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
11 r ill
1
i i
BIJ HET PATER NOSTKR.
Bid hier het Onze Vader en zeg daarna ;
Verlos ons, bidden wij U, o Heer, van alle kwaad dat verleden, dat tegenwoordig, dat nog aanstaande is; en verleen ons, door de voorbede van de zalige en roemwaardige altoos Maagd en Moeder Gods Maria, van de heilige Apostelen Petrus en Paulus en Andreas en alle Heiligen, genadig vrede in onze dagen, opdat wij door den bijstand uwer barmhartigheid geholpen, ten allen tijde vrij
; j
70
mogen blijven van zonden en gerust zijn van alle kwellingen. Door denzeTfflen Jesus Christus onzen Heer , uwen Zoon, die met U en den H. Geest leeft en regeert van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
De vrede des Heeren zij en blijve altijd met ons. Amen.
BIJ HET AGNÜS DEI.
Lam Gods, dat de zouden der wereld ■wegneemt, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons den vrede.
VOORBEEEIDING TOT DE GEESTELIJKE COMMUNIE.
Zachtmoedigste en allerootmoedigste Jesus, daar Gij ons bij U roept met de woorden: Komt allen tot Mij, die vermoeid en beladen zijt. Ik wil u verkwikken! zoo treed ik met een rouwmoedig hart, maar vol vertrouwen U nader, begeerig om zooveel mogelijk aan uw H. Ligchaam en Bloed bij dit H. Offer en Sakrament deelachtig te worden, en deze enge-lenspijs geestelijkerwijze te kunuen genieten. Kom, o Jesus, kom binnen in mijn hart, verkwik en vervul het met uwen geest en uwe genade. O Gij, zoete vreugd mijns harten o Gij leven mijner ziel, schenk mij de ver-
71
giffenis van al mijne zonden en gebreken; neem alles van mij weg, wat mij af keerig van U maakt. O dierbare Jesus, leid mij tot U en regeer over mij, bereid U eene aangename woning in mijn binnenste, zoodat Gij steeds blijven moogt in mij en ikinU, die leeft en regeert met den Vader en den H. Geest van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dak, maar f-preek slechts een woord, en mijne ziel zal gezond worden. [Driemaal.)
Denk hier, dat gij met den prieüer communiceert en zeg:
Het ligchaam onzes Heeren JesusChris-tus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
DANKZEGGING NA DE GEESTELIJKE COJI1IUNIE.
O Jesus, licht mijns harten, vreugde en blijdschap van mijne ziel, U zeg ik dank in eeuwigheid, U loof ik uit al mijn vermogen, dewijl Gij mij, uw onwaardig schepsel, met uw H. Ligchaam en Bloed geestelijkerwijze hebt gespijzigd. O Gij, mijn Zaligmaker, mijn God en mijn al, neem door deze uwe onbegrensde liefde alles van mij weg wat U mishagen kan; vernieuw mijnen geest in
7-Z
mijn binnenste, en vervul mijne ziel met uwe genade; ontsteek mijnen wil mef het vuur uwer liefde, en maak dien geheel en al gelijkvormig en ondergeschikt aan den uwe, opdat ik voortaan zeggen moge : ik leef, doch niet meer ik , maar Christas leeft in mij.
BIJ UE LAATSTE COLLECTE.
Hoe zal ik U, o beminde Jesus, voor de groote weldaad danken, dat Gij mij deelachtig hebt gemaakt aan dit allerheiligste Offer, waarbij ik de gedachtenis van uw bitter lijden en sterven vernieuwd heb. O Jesus, alles wat in mij is, zal uwen H. Naam in eeuwigheid loven en prijzen. Ach, mogt ik steeds de kracht en werking van dit allerheiligste Sakrament ontwaren! Verleen mij genadiglijk, o Jesus, dat ik aan het einde mijns levens, met dit en de andere H. Sakramenten voorzien en gesterkt, in het ware Geloof, in de troostvolle Hoop en in de volmaakte Liefde deze wereld verlate, en U, mijnen Heer, te zamen met den Vader en den H. Geest, eeuwig loven, prijzen en dankzeggen moge. Amen.
I
j
i
|||
i
|
BIJ DEN ZEGEN (BENEDICTIE).
Ons zegene de almagtige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.
73
EVANGELIK VAX DEN* H. JOANNES,
f!
I
1 ij il'!
[fil f|.
i:
■' Ji
4':
p II
• 'J: 'i •ft- I-
In den beginne was het quot;Woord en het Woord was bij God, en het Woord was (Jod. üit was in den beginne bij God. Allo dingen zijn er door gemaakt; en zonder dat is er mets gemaakt van hetgeen er gemaakt is. Daarin was liet leven, en het leven was het licht der menschen; en hot licht schijnt in de duister nissen, en de duisternissen hebben het niet begrepen. Er was eea mensch van God gezonden, wiens naam was Joannes. Deze kwam tot getuigenis, om getuigenis van het licht te geven; opdat allen door hem gelooven zoudeu, ' Hij zelf was liet licht niet: maar om getuigenis van het licht te geven. Dit was liet waarachtig licht, hetwelk allen mensch verlicht, die ia deze wereld komt. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigendom , doch de zijnen hebbeu Hem niet aangenomen; maar allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij magt gegeven, om kinderen Gods te worden ; dengenen die iu zijnen Naam gelooven, die niet uit den bloede, noch uit den wille des vleesches, noch uit den wille des mans, maar uit God geboren zijn. En het Woord is v 1 ecsch ge word en, en Het heeft onder ons gewoond. En wij hebben zijne gloiic gezien, ceue glorie als des Eengc-
74
borenen van den Vader, vol genade en waarheid.
na de h. mis.
O hemelsclie Vader, neem van mij aan dit U verschuldigd dienstoffer, dat ik U door de bijwoning dezer 11. Mis heb toegebragt, en vergeef mij alle daarbij bedreven zonden, verstrooijing en nalatigheid. Ik beveel mij U aan, nu en ten allen tijde, terwijl ik mij in de hand uwer goddelijke barmhartigheid geheel en al overgeef. Laat uw heilige wil steeds aan mij voltrokken worden, en moge ik eenmaal, na een zaligen dood, uw eeuwig rijk en eindelooze heerlijkheid verwerven. Uit bid ik voor mij en al de mijnen door de verdiensten van uwen Eengeboren Zoon J esus Christus, en door de voorspraak der zaligste Maagd Maria, zijne allerliefste Moeder. Amen.
BIECHTGE B EDEN.
Het is van hot grootste belang, zich goed voor te bereiden tot hot heilig sakrament der Biecht. Om eone goodo biecht to spreken, moot men zich zooveel mogelijk eenigen tijd afzonderen , ten einde in don geest des geloofs ernstig na te denken wat men verrigten gaat.
/ O
Na hot onderzoek worde zooveel mogelijk liet berouw opgewekt, door do gedachte aan Gods regtvaardigheid, die de zonde streng moet straften, en aan zijne barmhartigheid, die den opregt-boetdoenden zondaar alle zonden wil vergeven, en men make een vast voornomen, de zonde niet meer te bedrijven. Dit gedeelte der Biecht is hot noodzakelijkste, want zonder berouw worden do zonden niet vergeven.
OEFENING VAN BEROUW.
O mijn God, ik beken, dat ik vele en groote zonden bedreven lieb; maar al had ik slechts éene zonde bedreven, ik zou uwe oneindige volmaaktheid hebben beleedigd! Ach! waarom beu ik niet diep bedroefd. Ik heb gezondigd tegen uwe oneindige goedheid, en heb een laag schepsel, een ijdel gewin, een oogenblik vermaak boven U den voorrang gegeven. O God der barmhartigheid, vergeef mij mijne zonden; zij zijn mij leed uit den grond van mijn hart; leed niet alleen omdat ik den hemel h'ïb verloren en de hel verdiend, maar omdat ik U, die zoo goed, zoo beminnelijk zijt, heb beleedigd. Ó mijn God, heb medelijden met mij, uw arm kind. Verwerp mij niet van uw aau-scliiju, en zend mij niet van U weg; ik haat, ik verfoei de zonden uit geheel mijn
i ill i 1 #: i li I
m
11 i1-
li
76
hart, en wil liever sterven ilmi ü ooit weder vergrammen.
Men leze hier Ps. 50 en 129 (den IVquot;
en VIquot; der Zeven Boetpsalmen).
(j
Loof, mijne ziel, den Heer, en al wat ik
in mij is, zijn heiligen Naam. Za
Loof mijne ziel, den Heer, en vergeet st
Die al uwe schuld vergeeft, die al uwe V
Die uw leven verlost van het bederf, die ve
u kroont met goedheid en barmhartigheid. Ie
Barmhartig en genadig is de Heer, lang- ui
moedig en groot is zijne goedertierenheid, U
Hij doet ons niet volgens onze zouden, en hi
Hij vergeldt ons niet naar onze ongeregtig- 1c
Zoo ver het Oosten verwijderd is van het g
Westen, zoo ver doet Hij de zonde van ons weg. te
Gelijk een vader zich ontfermt over zijne te kinderen, zoo ontfermt zich de Heer ewer
Looft den Heer, gij, zijne engelen, looft g
den Heer, gij, zijne elienaars, die wat Hem el
Looft den Heer, al zijue werken, op alle v;
plaatsen zijner heerschappij: loof, mijne ziel, tlt;
77
GEBED OM DE GENADE DER VOLHARDING.
Welken dank ben ik U, o mijn God, niet verschuldigd. Niet alleen hebt Gij mij geschapen en verlost, maar nu wederom hebt Gij mij al mijne zonden vergeven, waardoor ik uwe goedheid zoo beleedigde. Ach, ik zal U niet meer vergrammen, maar ondersteun mijne zwakte, want de vijanden mijner zaligheid zullen mij op nieuw willen verleiden. Verleen mij, o God, de genade der volharding. O Vader der barmhartigheid, door de verdiensten van uwen goddelijken Zoon , verleen mij deze genade der genaden : dat ik niet meer van U gescheiden worde. Ik vraag U die gunst voor mij, en voor allen die het geluk hebben in uwe heilige liefde te leven. Het geloof verzekert mij, o God, dat ik, indien ik aanhoudend U om deze gunst blijf vragen, het geluk zal hebben die te verkrijgen, omdat Gij beloofd hebt hen te verhooren die U zullen aanroepen.
Ik bid U dan nog in den naam van Jesus, en om de voorspraak van Maiia en Josef, geef mij de genade des gebeds. Geef mij, dat ik in alle gelegenheden van zonde mijne toevlugt tot U neme, door de zoete namen van Jesus, Maria, Josef, met eerbied uit te spreken. Ouder hunne bescherming hoop ik te leven en te sterven in uwe genade.
m
'1 1
I
lif
t»
mil
li
n i
■ 1,1 • lf!lt.
•| f.,| : r r
78
eu deelachtig te worden aan uwe heerlijkheid in alle eeuwen. Amen.
Do kardinaal Bona vraagt, waarom zooveel Christenen weinig voordeel doen met hun menigvuldig te Communie gaan, en voortdurend in dezelfde fouten hervallen : het ligt niet aan de kracht der spijze, antwoordt hij, maar aan de gesteldheid van dengene die eet. De weinig goede gesteldheid, de slechte voorbereiding doen ons de kracht der H. Communie missen.
Wenscht gij derhalve mot veel vrucht het H. Sakrament te ontvangen, onthecht u dan ten eerste aan al het aardsche, en ban uit uw hart al wat God niet is. Bereid u ten tweede reeds den dag te voren tot dat verheven werk, en denk aan het groote geluk, dat u wacht.
OEFEXING VAN GELOOF.
Mijn Jesus, Gij zijt hier op het altaar tegenwoordig; mijne zinnen zien wel niets dan de gedaanten van brood en wijn, maar ik geloof' niettemin, dat Gij wezenlijk en waarachtig in het H. Sakrament tegenwoordig zijt. O Jesus, waarlijk God en waarlijk mensch; Jesus, Koning van hemel eu aarde; Jesus, Zoon van den levenden Godj Jesus,
79
Zoon van de Maagd Maria; ik werp mij voor uwe voeten neder, en aanbid U uit den grond mijus harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God, en ik ben uw schepsel. Gij zijt mijn Verlosser, mijn Vader, mijn beste Vriend, en ik ben uw kind. Neem, God^ mijne hulde aan en vermeerder mijn geloof
OEFENING VAN VERTROUWEN.
Mijn Heer en mijn God, Gij zult mij komen bezoeken , Gij zult in mijn hart nederdalen. Ja, nog eenige oogenblikken, en Gij zult zoo waarachtig in mij ziju als Gij in den hemel zijt. Moet uw bezoek, o Jesus, mij vrees aanjagen? moet ik, als Gij nadert, moet ik bij uwe tegenwoordigheid beven?... Neen , neen; ik wil mij met betrouwen aan uwe liefde overgeven, ik wil mij in uwe armen werpen, gelijk een kind zich werpt in de armen zijner moeder. Goede Jesus, indien Gij in mijn hart komt, dan is het niet, om mij mijne vorige ondankbaarheid te verwijten, om mij te oordeelen en te verdoemen; neen. Gij komt als een teedere vriend, om mij te troosten in mijn kommer, te helpen in mijne zwakheid , te verrijken met uwe genade en om mij heilig te maken. Kom dan, o Jesus, kom; ik ben arm, ik ben krank, ik beu vol behoeften en ellenden , eu toch zal ik o]) uwe barmhartigheid hopen;
80
kom dan, o Jesusj en vermeerder inijn vertrouwen,
OEFENING VAN LIEFDE.
Goede Jesus, wanneer ik denk aan al de blijken uwer liefde ^ dan word ik rood van schaamte, omdat ik U zoo weinig bemin. Voor mij zijt Gij mensch geworden; voor mij zijt Gij in een stal geboren! voor mij hebt Gij in armoede, in kommer en vermoeidheid, in ontberingen van allerlei aard geleefd; voor mij zijt Gij in droefheid en in doodelijken zieleangst in den hof van Olijven geweest; voor mij zijt Gij beschimpt, bespot, bespuwd, geslagen, gegeeseld en met doornen gekroond; voor mij hebt Gij het zware kruis willen dragen; zijt Gij daaraan vastgenageld, en na drie smartelijke uren gestorven. Eindelijk, voor mij hebt Gij dit aanbiddelijk Sakrament ingesteld, om U geheel aan mij te schenken, om de steun, de troost, het voedsel mijner ziel te zijn, zoo dikwerf ik tot U wil komen. Goede Jesus, ik bemin U. Aanhoor de verzuchting mijns harten ; ik bemin U meer dan mij zeiven; ïk bemin U meer dan de geheelc wereld; ja, ik. bemin U, maar helaas. Gij weet dat ik U nog te weinig bemin; zuiver en ontsteek dan meer en meer mijne liefde.
81
OEFENING VAN UERÜUW.
Mijn God , mijn God, ik durf mijne oogen niet tot U opheffen, omdat ik tegen U gezondigd lieb. Om de liefde van Jesus, bid ik U, mijn God, vergeef mij al mijne doodzonden, dagelijksche zonden, al mijne ongeduldigheden, onopregtheden, verstrooidheden ; mijne onverstorvenheid en onmatigheid; al mijne verzuimenissen omtrent mijne pligten en uwe geboden.
Oneindige goedheid , het smart mij, dat ik U vergramd heb ; ik haat, ik verzaak de zonde uit geheel mijn hart; ik beloof , dat ik eer wil sterven dan met voorbedachtheid eene zonde te begaan. Ach, geef mij de genade U getrouw te blijven, en II uit geheel mijn hart te beminnen.
H. Maria, H. Josef, helpt mij; bidt voor mij, op het oogenblik dat ik Jesus in mijn hart zal ontvangen.
OEFENING VAN VERLANGEN.
(Uit het XFII HoofclstuJc van het IV Boek der Navolging van C h r i s t u s.)
Met de meeste godsvrucht en vurige liefde , met al de genegenheid en den gloed mijns harten, wensch ik IJ, Heer, te ontvangen, zooals vele heilige en godvreezende personen
1 ii'? i tl
li ut-! II '
r s|||;
4
M
fii
i
I's' t ■
82
bij de H. Communie nanr U verlangd hebben, die U door de heiligheid van hun leven hoogst behagelijk en in de vurigste godsvrucht waren.
O mijn God, eeuwige liefde, mijn eenig goed, nimmer eindigend geluk, ik begeer U met het levendigste verlangen en met den diepsten eerbied te ontvangen, als ooit een Heilige gehad heeft of gevoelen koude.
En ofschoon ik onwaardig ben, al die gevoelens van godsvrucht te hebben, offer ik U daarmede geheel mijn hart. Niets wil ik mij voorbehouden , maar mij en al het mijne gewillig en gaarne opdragen.
Heer, mijn God, mijn Schepper, mijn Verlosser, met zulk een zoet gevoel, met zulk een eerbied, dankbaarheid, geloof, hoop en zuiverheid verlang ik U heden te' ontvangen, zooals uwe lieve Moeder Maria U ontvangen en verlangd heeft. Zie, arm en behoeftig sta ik voorU, smeekende om genade en uwe barmhartigheid iuroepende.
Ach, goede Jesus, toef niet langer; kom , mijn Jesus, kom, o kom!
83
GEBEDEN NA DE H. COMMUNIE.
UIT DEN LOFZANG DER DRIE 'JONGELINGEN.
Laat ons het gezang der drie jongelingen zingen, dat zij zongen in den gloejenden oven, lovende den Heer.
Looft den Heer, al de werken des Heeren; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid.
Engelen des Heeren, looft den Heer; zingt en verheft zijn lof tot in eeuwigheid. Hemelen , looft den Heer ;
Wateren , en al wat boven den hemel g-is , looft den Heer ; 'S.
Alle heirkrachten des Heeren , looft g den Heer; lt;
Zon en maan, looft den Heer;
Sterren des hemels , looft den Heer; nT Eegen en dauw, looft den Heer;
Alle gij winden, looft den Heer; J;: Vuur en hitte, looft den Heer; ^
Koude en hitte, looft den Heer; g. Dauw en rijp , looft den Heer; g-
Vorst en koude, looft den Heer; ^ IJs en sneeuw , loofl den Heer; 5' Nachten en dagen, looft den Hoer; g Licht en duisternissen, looft den Heer; § Bliksemen en wolken, looft den Heer; a|] Aarde, loof den Heer; 2.
Bergen en heuvels, looft den Heer; ^
1
| -
! j
: ' 1
'm ■
f; ï 5
I il 1
84
•^He gewassen des aardrijks, looft den ^
Waterbronnen, looft den Heer; ^
Zeeëa en rivieren, looft den Heer; ^ Zeedieren , eu al wat in de wateren zich
Alle vogelen des hemels, looft den Heer; ^
Wilde en tamme dieren, looft den Heer; #
Kinderen dermenschen, looft den Heer; 5-
Priesters des Heeren, looft den Heer; S-
Dienaars des Heeren, looft den Heer; 5'
Geesten, en zielen der regtvaardigen , S
Heiligen en nederigen van harte , looft r-ïL den Heer;
Ananias, Azarias, Misaël, looft den Heer; •quot; Laat ons loven den Vader en den Zoon met den H. Geest.
Prijzen en verheffen wij Hem tot iu eeuwigheid.
Geloofd zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels.
Geprezen en geloofd eu hoog verheven in eeuwigheid. Amen.
LOFZAXG VAN MARIA.
Mijne ziel maakt groot den Heer, en verheugd heeft zich mijn geest in God, mijn Zaligmaker.
fljfW
85
Omdat Hij uedcrzag op de geringheid zijner dienstmaagd; want zie van nu af zullen alle geslachten mij zalig prijzen;
Omdat groote dingen aan mij heeft gedaan, Hij die magtig is , en heilig is zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslacht over degenen die Hem vreezen.
Hij heeft kracht gedaan door zijnen arm; verstrooid heeft Hij de hoogmoedigen inde gedachte huns harten.
Magtigen heeft Hij van den troon gestoo-ten , en geringen verheven.
Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld , en rijken ledig weggezonden.
Hij heeft Israël, zijnen dienstknecht, aangenomen , indachtig zijner barmhartigheid :
Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, aan Abraham en zijn zaa ! in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader en den Zcou en den H. Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu , en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
ÏEEDERE VERZUCHTINOEN TOT JESUS.
Ziel van Christus, heilig mij.
Ligchaam van Christus, maak mij zalig.
Bloed van Christus, maak mij dronken.
Water der zijde van Christus , wasch mij.
Lijden van Christus, versterk mij.
O goede Jesus, verhoor mij.
^ ij
m i jf j»j|
K» '1 7 111 \i
i1 i
1 ;|
; * ;;
ïj 8
I K
88
In uwe heilige wonden verberg mij.
Jin laat niet toe, dat ik van U gescheiden worde.
(Dit vevzucht men driemaal /uct ccuc vutuic liefde.) J
Voor den boozeu vijand, bescherm mij.
In het uur van mijnen dood , roep mij.
l/ii laat mij tot U komen;
Opdat ik U met uwe Heijigen love,
In de eeuwen der eeuwen. Amtn.
SCHIETGEBED.
Geloofd, aangebeden en gedankt zij, ten allen tijde , het allerheiligste Sakrament des Altaars. Amen.
{Uit het IX Hoofdstuk van het IVBoeh der Navolging van Christus.)
Heer, al wat in den hemel en op aarde is, is het uwe.
Ik verlang mij zeiven als een vrijwillig offer aan U op te dragen, en voor altoos de uwe te blijven.
Heer, in de eenvoudigheid mijns harten, offer ik U heden mij zeiven op, om voor altijd U alleen te dienen, U te gehoorzamen en een offer te zijn van altoosdurenden lof.
Neem mij aan met dit heilig offer van uw dierbaar Ligchaam , hetwelk ik U heden opdraag in het bijzijn der engelen , die on-
87
zigtbaar U omringen, opdat liet, mij en heel uw volk tot heil verstrekke.
Heer, ik leg op uw zoenaltaar neder alle zonden en overtredingen, die ik voor U en voor uwe heilige engelen heb begaan; van den dag af dat ik voor het eerst heb kunnen zondigen , tot op dit uur toe ; opdat Gij ze allen in liet vuur uwer liefde moogt aansteken en verbranden, al de vlekken mijner zonden uitwisschen; mijn geweten van alle misdrijf zuiveren, en mij in uwe genade, die ik door mijne zonden verloor, moogt herslellen, door mij alles ten volle kwijt te schelden en mij tot den kus des vredes aan te nemen.
Wat anders kan ik voor mijne zonden doen, dan ze nederig te belijden, te beweenen en gestadig uwe ontferming in te roepen.
Ik bid U dan, verhoor mij genadig, waar ik hier voor U sta, o mijn God; al mijne zonden zijn mij ten hoogste leed , nooit wil ik ze weder bedrijven; ik beween ze en zal ze beweenen zoolang ik leef; ik ben bereid, boete te doen en voldoening te geven zooveel ik kan.
Vergeef mij, o God , vergeef mij mijne zonden; om uwen heiligen naam , red mijne ziel, die Gij met uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht.
Zie ik beveel mij aan uwe barmhartigheid, en geef mij over in uwe handen.
88
Haudel met mij volgens uwe goedheid, en niet naar mijne zonden en ongeregtigheid.
Ook offer ik U op al het goede dat in mij is, hoewel het zeer weinig is en onvolmaakt; opdat Gij het moogt verbeteren en heiligen, het met welgevallen aannemen, U behagelijfc maken, gedurig tot het meer volmaakte trekken , en mij, tragen en onnutten knecht, tot een gelukkigen lofwaardig einde brengen moogt.
Ik offer U ook op al de vrome wcnscheu der godvruchtige zielen, de belangen van mijne ouders , vrienden, broeders, zusters, van allen die mij dierbaar zijn ■ van degenen die mij of anderen uit liefde voor U hebben welgedaan , en die van mij gebeden verzocht hebben, hetzij zij nog in het leven of reeds overleden zijn, opdat zij allen ondervinden de hulp uwer genade, de kracht uwer vertroosting, behoeding voor gevaren , bevrijding van straf, opdat zij, aan alle kwaad ontrukt, U blijmoedig den grootsten d^nk toebrengen.
Ook draag ik U de gebeden en zoenoffers op, bijzonder voor hen die mij in eenig opzigt beleedigd, bedroefd, veracht, of mij eenig nadeel, of last hebben aangedaan.
MEMORARE.
Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria,
89
hoe liet nooit is gehoord , dat iemand die tot u zijne toevlugt nam , uwen bijstand verzocht of uwe voorspraak inriep, door u verlaten is. Bemoedigd door dit vcrfrou-ven, vlugt ik, spoed ik tot u, o Maagd der maagden, Maria, Moeder van Jesus Christus, en sta ik, zondaar, zuchtend en bevend voor uw aangezigt. O Moeder van hot eeuwig Woord , wil mijne bede niet versmaden, maar mij , ongelukkige, die uit dit tranendal tot u roep, spoedig verhooren; sta mij bij , ik smeek liet u, in allen nood , nu en altijd en vooral in het uur van mijnen dood , o teedere, o beminnelijke, o liefdevolle Maagd Maria. Amen.
GEBEDEN OM DEN VOLLEN AELAAÏ TE VERDIENEN.
VOORBEREIDEND GEBED.
Almagtige en eeuwige God, ik betrouw, dat mijne zonden mij in het Sakrament van boetvaardigheid zijn vergeven, wat de schuld en de eeuwige verdoemenis betreft. Maar daar ik aan uwe regtvaardigheid welligt nog door tijdelijke straffen moet voldoen, neem ik mijue toevlugt tot den schat der overvloedige voldoeningen van onzen Heer Jesus Cliristus, de H. Maagd en de Heiligen. Uwe Kerk, die daarvan de uitdeelster is ,
: : r'l-■ M
II if
i 'mi ■
i ;
■■ \
Éi
• iii ■i™;
pl ifi
90
veroorlooft mij heden uit die onuitputtelijke bron te genieteu, om aan te vulleu wat aan mijne werken ontbreekt. Laat mij deelen, o barmhartige G od, in dien kostbaren aflaat, welkea ik afsmeek. Ik verfoei op nieuw mijne zouden, eu ik neem mij vast voor, met de hulp uwer genade daarin niet meer te vervallen.
GEBED TOT GOD DEN VADER, VOOR DE VERHEFFING DER 11. KERK.
Gedenk, o eeuwige Vader, uwe Kerk, welke Gij van den beginne hebt bezeten. Verheerlijk haar als de Bruid van Jesus Christus, uwen eenigen Zoon, die al zijn Bloed voor haar heeft gestort. Wil, bid ik U, haar verhefien, met zulk een glans van heiligheid doen schitteren, eu met zulk een overvloed van genade vervullen, dat zij in haar lijden en strijden steeds overwiuue, eu meer en meer haren goddelijken Bruidegom gelijkvormig worde. Geef, dat al hare kindereu U door een levendig geloof kennen, U met eea vast betrouwen aanroepen, en met eeue volmaakte liefde beminnen. Onze fader; Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz.
GEBED TOT GOD DEN ZOON, VOOR DE ÜIT-ROEIJING DER KETTERIJEN.
O Jesus, waarachtig Licht, dat allen mensch verlicht die in deze wereld komt, ik
91
elijke gjnee^ uj de duisternis en scheuring te doeu
t aan verdwijnen. Geef, dat allen het licht der
® ' waarheid volgen en zich haasten, om in den
, schoot der ware Kerk terug te Zeereu. O
^J116 goede Herder, breng de verdwaalde schapen
Ji P tot den schaapstal terug, opdat er slechts
• éeue kudde en één Herder zij. Onze Vader;
vee- Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz,
GEBED TOT GOD DEN II. GEEST, VOOR DEN erk, VEtDE TÜSSCHEN DE CHRISTEN VOUSTEN.
n' O goddelijke Geest, Geest van liefde en vrede , die zoo vele volken in de éénheid .z;'n des geloofs hebt vereenigd; stort de volheid uwer genade uit over de vorsten en hunne vau dienaren. Vervul hunne harten met dien .e£;n geest van liefde, welken Gij op deze aarde ' 111 hebt gebragt. Geef, dat zij zich nooit door cu eenigen hartstogt laten vervoeren; dat zij nimmer iets ondernemen tegen uwe glorie ilnquot; en de eensgezindheid uwer Kerk; maar iu-eü' tegendeel al hunne krachten inspannen, om en de volken, welke Gij hun hebt toebetrouwd, uze naar de vreugde des eeuwigen levens te ge-'nz' leiden. Onze Vader; Wees gegroet; Glorie jit- ■zy den Vader , enz.
I GEBED TOT DE H. DRIEëENHEID VOOR DE VERBREIDING VAN HET GELOOF. GEBED TOT DE H. DRIEëENHEID VOOR DE VERBREIDING VAN HET GELOOF.
Heilige Drieëenheid, Vader, Zoon, en H.
92
Geest, gedenk, dat de zielen der ongeloovigen liet werk uwer handen zijn, en Gij hen naar ^ev®s1 uw beeld hebt geschapen. Dat uw regt-matige toorn bevredigd worde door de gebeden der heilige zielen en der H. Kerk. 1C1.U Maak een einde aan huime blindheid; zend naar tot die barbaarsche volken echt Apostolische mannen, die al hunne pogingen aanwenden , om het geloof onder hen te verbreiden, en scheuk hun eindelijk de genade van U te kennen, te aanbidden, te beminnen en te dienen. Onze Vader; Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz.
GEBED VOOR ONZEN H. VADER DEN PAUS.
O God, Herder eu Bestuurder aller ge-loovigen, zie op uwen dienaar N...., dien Gij tot Opperherder uwer Kerk hebt gesteld, genadiglijk neder. Geef hem, bidden wij U, dengenen over wie hij gesteld is, door woord en voorbeeld tot heil te zijn, dat hij, te zamen met de hem toevertrouwde kudde, tot het eeuwige leven moge geraken. Door onzen Heer Jcsus Christus. Amen. Onze Vader;
Wees gegroet; Glorie zij den Vader, enz.
GEBED MET VOLLEN A EL A AT.
Onze H. Vader Pius IX heeft den 31 Julij 1858 den aflaat bekrachtigd, reeds door do Pausen Clemens VIII en Benedictus XIV ver-
98
leend, en later door Pius VII en Leo XII bevestigd.
Al wie namelijk met een rouwmoedig hart, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, het onderstaande gebed godvruchtig voor eenig kruisbeeld leest, en daarenboven eenigen tijd | naar de meening van Zijne Heiligheid vromelijk bidt (waartoe men de gewone aflaatgebeden kan gebruiken), verdient een vollen aflaat, welke ook aan de zielen in het vagevuur kan toegevoegd worden.
GEBED.
Zie, o goede en allerzoetste Jesusük werp mij voor uw aangezigt op mijne knieën neder, en bid en smeek U met al den gloed mijner ziel, dat Gij levendige gevoelens van geloof, hoop en liefde, een waar berouw over mijne zonden en een vasten wil om ze te verbeteren, in mijn hart wilt drukken: terwijl ik met groote aandoening en smart uwe vijf wonden bij mij zelven overdenk en iu den geest beschouw, voor oogen hebbende wat reeds de profeet David van U, o goede Jesus! in den mond nam: Zij hehLen mijne handen en mijns voeten doorboord, en al mijne beenderen geteld. (Psalm XXI, 17, 18.)
ivigen i naar
regt-e ge_
Kerk. zend ische den, , en U te n te 'lorie
HJ
r P i.i i
ii i:
ge-
dien eld, U, lord nen het zen 'er ;
iii 11
■ iii ■ i'-j
uhj do er-
94
MENIGE BIJZONDERE GESEDEN.
GEBED OM DEM GODDELIJKEN WIL TE MOQEM KENXE.V.
ü God, die ons geleerd hebt, dat er regt-vaardigheid bestaat iu liet kennen en beminnen van uwen wil; vervul onze harten met de helderheid van uw goddelijk licht, opdat wij mogen kennen, wat wij doen moeten en de krachten bezitten om overeenkomstig de regtvaardigheid te handelen.
GEBED Oil DE GAVE DES GEBEDS.
Almagtige God, ondersteun onze zwakheid, en daar wij van ons zeiven, en door ons zeiven niet in staat zijn om het goede te verrigten, zelfs niet om het te begeeren, smeeken wij ü, verwek door uwen Heiligen Geest in onze harten de onuitsprekelijke verzuchtingen des gebeds, opdat wij van uwe goedheid verwerven den wil otn het goede te doen, en de kracht om het te volbrengen.
GEBED OM BEROUW EN DROEFHEID OVER DE ZONDEN.
Almagtige en oneindig goedertierene Gcd, die een stroom van levend water uit de steenrots hebt doen vlieten , om den dorst van uw volk te lesschen, doe ook uit onze versteende harten tranen van berouw vloeijen.
95
'.i . tl
opdat wij onze zonden beweenen en van uwe barmhartigheid vergiffenis verwerven mogen.
| GEBED OM DE GENADE ÏOT HET VEIiEIGTEN VAX GOEDE WERKEN.
Bestuur, als het U behaagt, Heer, de geuegei)hedea van ons hart door de werking uwer barmhartigheid, eu geef ons niet over aan onze eigene ziuuelijkheid: maar geleid ons in de wegen uwer waarheid; opdat wij door het volbrengen uwer geboden, de giften ontvangen mogen, welke Gij belooft.
GEBED OJI DE GENADE DER ONTHOUDING.
Gewaardig U, o God, uwe dienaren te verhooren, die hunne toevlugt tot uwe barmhartigheid nemen, en U uit deu grond huns harten hunne ootmoedige gebeden aanbieden ; en verleen ons de onthouding, daar Gij ons leert, dat deze deugd eeu geschenk is, hetwelk wij niet bezitten kunnen zoo Gij het niet geeft.
GEBED TEGEN KWADE GEDACHTEN.
O God, Gij weet, dat wij van ons zei ven niets vermogen; bewaar ons, bidden wij U, in- en uitwendig, opdat onze ligchamen van alle kwalen mogen bevrijd, en onze zielen gereinigd zijn van alle gedachten , welke haar zouden kunnen bevlekken.
i $•
i- -'li i
96
GEBKD VOOll VRIENDEN' EN WELDOENERS.
Chn Hee Chri Ghri God God God Hei!
G Onb Onv Ojie Groi Hee: Eeu' Eeu'
TV ie
dood verlost worden, en de overvloedigheid uwer genade de menigte hunner zonden uit-wissche. Door Jesus Christus, onzen Heer.
Amen,
(J God, die, door de genade van den Heiligen Geest, de Christelijke liefde in Hee de harten uwer geloovigeu hebt uitgestort; verleen aan uwe dienaren, voor welke wij uwe goedheid afsmeeken, gezondheid des lig-chaams en der ziel; opdat zij U uit al hun vermogen beminnen, en alles verrigten wat U welgevallig is.
GEBED VOOR BELEEDIGERS EN VIJANDEN.
Oneindig, Heilig Heer, almagtige Vader, eeuwige God, verleen ons eene liefde', welke ons aanspoort, om, uw voorbeeld navolgende, kwaad met goed te vergelden en ons niet over de straf maar over de bekeerins onzer vijanden te verheugen.
GEBED Oil DE BEKEEÜING DER ZONDAREN.
Aan
SC
Die Die Die Regl
97
TOT DE H. DRIEVULDIGHEID.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm IJ onzer.
Heer, outferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God , heilige Geest,
Heilige en ondeelbare Drievuldigheid, één God,
Onbegrijpelijke Majesteit,
Onveranderlijke Magt,
Oneindige Wijsheid,
Die alleen God, en ééa God zijt, g In wien wij leven, ons bewegen en zijn, S Wiens majesteit de aarde vervult. Aan wien alleen men alle eer en glorie
schuldig is.
Die ons troost in onze kwellingen. Die alleen groote wonderen doet.
Die zijt, die waart, en die wezen zult, Regtvaardig en schrikkelijk in het oordeel,
ts.
den e iu tort; ; wij 3 lig-hun wat
i
i .
\i
c ! . i f
id er,
relke inde, niet mzer
#1
li p:
r
ts ? ;
EN.
ver-■ wij die pdat den ;lieid i uit-loer.
98
Heerlijk en wonderbaar in uwe werken, ontferm U onzer.
Ongeboren quot;Vader, onferm U onzer. Eengeboren Zoon, ontferm U onzer. H. Geest, van Beiden voortkomende, ontferm ü onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
Wees genadig, spaar ons Heer.
Wees genadig, verhoor ons Heer.
Van alle kwaad, verlos ons Heer.
Van alle zonden.
Van alle ongeloovigheid,
Van het overtreden uwer geboden, a
Van het versmaden uwer gaven, B
Van het verzuimen uwer heilige dienst, M
Door uwe almagt,
Door uwe oneindige goedheid, S
Door uwe groote barmhartigheid,
Door uw geduld en uwe langmoedigheid. Wij zondaren, wij bidden U, verhoor ons, Dat Gij ons de genade wilt verleenen, oei altijd en overal te belijden, dat Gij de ware God zijt, wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij ons de genade wilt verleenen, om U te eeren als één God in Drievuldig' heid van Personen, en de H. Drievuldig' heid in de éénheid der natuur te aanbidden, wij bidden U, verhoor ons.
1 ,
99
üat Gij ons de genade wilt verleen en, $.
U uit geheel ons hart te beminnen, ^ Dat Gij het volk, hetwelk uwen heiligen 5J naam toegeheiligd is, wilt bewaren en g1 zalig maken,
Dat Gij aan de dwalenden genade wilt ver- -leeuen, om tot den weg derregtvaar- g digheid terug te keeren,
Dat Gij U gcwaardigt aan de overledene geloovigen de eeuwige rust te geven, Dat Gij U gewaardigt ons te verhooren, O H. Drievuldigheid, verlos ons. O H. Drievuldigheid, maak ons zalig. O H. Drievuldigheid, maak ons levend. Heer, ontferm Ü onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Laat ons loven den Vader, en den Zoon,
met den H. Geest.
Laat ons Hem loven en verheerlijken in alle eeuwen.
Geloofd zijt Gij, Heer, in het uitspansel
des hemels.
En alle eer, glorie en lof waardig in alle eeuwen.
Dat God ons zegene, onze God, dat God
ons zegenes Dat geheel de aarde Hen vreeze.
i ..j
{3-O O *-i
O amp;
Cfl
n
|1! ■i,i| .1 i' ' • ( : ' J'! 1
o c
! = T i:
lil
i
Heer, verhoor miju gebed.
Eu mijn geroep kome tot U.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God, die uwe dieuaars, in de belijdenis van het ware geloof, de glorie der eeuwige Drievuldigheid deedt ken-ueu, en in de magt der Majesteit de Eenheid aanbidden ; wij bidden U, dat wij door de vastheid van hetzelfde geloof voor alle tegenspoeden mogen beveiligd worden. Door Christus , onzen Heer. Amen.
LITANIE VOOR DEN MAANDAG.
TOT BEN HEILIGEN GEEST.
Heer, ontferm U onzer.
Chiistus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U on^er.
Christus, hoor ons.
Chrislus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld.
God, Heilige Geest,
H. Drievuldigheid , één God ,
H. Geest, die van den Vader en denZoon
voortkomt, ontferm U onzer.
Geest des Heereu, God van Israël, ontferm U onzer.
101
H. Geest, die de heerschappij over meuschdom hebt, ontferm U onzer. H. Geest, die de geheele aarde vervult. Die alle krachten bezit.
Die alle goed werk eu alles voorziet. Die de hemelen versiert,
Geest der waarheid, die alle waarheid
leert, alle gaven uitdeelt.
Geest van wijsheid en verstand.
Geest van raad, sterkte, wetenschap en
godvruchtigheid ,
Geest van de vreeze des Heeren eu van
voorzigtigheid,
H. Geest, door wiens ingeving de heilige
mannen Gods gesproken hebben, H. Geest, die de toekomende dingen verkondigt ,
H. Geest, gave en belofte des Vaders, H. Geest, Vertrooster die de wereld overtuigt ,
H. Geest, door wien de duivelen uitgeworpen worden,
H. Geest, uit wien wij herboren worden, H. Geest, door wien de liefde Gods in
onze harten uitgestort is.
Geest der aanneming tot kinderen Gods, Geest van genade eu barmhartigheid , Geest, die ons in onze krankheid te hulp komt, en aan onzen geest getuigt, dat wij kinderen Gods zijn ,
Goedgunstige Geest, die zoeter dan honig zijt,
ontferm IJ onzer
H. Geest, onderpand onzer erfenis, die
ons op den regten weg leidt,
Oppergeest, die levend maakt en versterkt. Geest van zaligheid, oordeel en blijdschap. Geest van geloof, vrede en vurigheid, 0 Geest van ootmoedigheid, liefde en kuisch- 2.
Geest van goedertierenheid, goedheid en ® langmoedigheid, d
Geest van zachtmoedigheid, waarheid, een- o heid en vertroosting , §
Geest van vermorzeling des harten, van *
belofte, vernieuwing en heiligmaking. Geest van leven, verduldigheid, onthouding
en zedigheid,
Geest van alle genade.
Wees genadig, spaar ons, H. Geest.
Wees genadig, verhoor ons, H. Geest. Van den geest der dwaling, verlos ons.H. Geest.
Van den geest der onkuisciiheid, g
A an den geest der godslastering, ^
Van alle verhardheid in het kwaad en o van wanhoop, g
Van alle vermetelheid en tegenspraak van quot;j-q
de bekende waarheid,
V an alle boosaardigheid en kwade gewoonte, Van het benijden der broederlijke liefde, i-
iii
•i I
li!'
i
gt;' I
.•I
I li-
i iL.
Vau onboetvaardigheid in ons uiterste, verlos
ons, H. Geest.
Door uwe eeuwige voortkomst van den
Yader eu den Zoon,
Door uwe onzigtbare zalving,
Door de volheid der genade , waarmede Gij de 11. Maagd Maria begunstigd hebt. Door die overvloeijende heiligheid, waarmede Gij de Moeder des Heeren in de Ontvangenis des Woords overstort hebt, Door uwe heilige verschijning bij het ^
Doopsel vau Christus ,
Door uwe heilrijke komst over de Apostelen, q Door de onuitsprekelijke goedheid, waar- g mede Gij de H. Kerk bestuurt, de Opper- '%■ hoofden vereenigt, de Martelaars versterkt , de Leeraars verlicht en de geestelijke Orden instelt.
Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons. Dat wij naar den geest mogen wandelen, en de begeerte des vleesches niet volbrengen, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij U nooit bedroeven, wij bidden U,
verhoor ons.
Dat Gij alle Kerkelijke Orden in de heilige godsdienst en den waren geest wilt bewaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij aan alle Christenen één hart en ééne ziel wilt geven, wij bidden U, verhoor ons.
ir
II
a
o 3
p II
I rï I H
II
;.i •3 11
ii H
f;:
I
104.
Dat Gij ons de volharrling, de vervullhig aller deugden, wilt verleenen, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij U gewaardigt ons te verhoeren, wij bidden U, verhoor ons.
Geest Gods, wij bidden U, verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, stort uwen Geest over ons uit.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, zend ons den beloofden Geest des Vaders.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld , geef ons den goeden Geest.
Chrktus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Ome Vader, enz.
Schep in mij, o God, een zuiver hart.
En vernieuw den rea'ten geest in miiu binnenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn.
En neem uwen heiligen Geest van mij niet weg.
Geef mij weder de vreugde van uw heil;
Eu versterk mij met eenen kloeken geest.
De genade van den Heiligen Geest,
Verlichte onze zinnen en harten.
Heer, verhoor mijn gebed.
En mijn geroep kome tot U.
iOó
LAAT ONS BIDDEN.
O God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef ons, dat wij in denzelfden Geest de ware wijsheid bezitten, en ons over zijne vertroosting altijd mogen verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.
LITANIE VOOE DEN DEN GS DAG.
VAN DEN ZOETEN NAAM JESOS.
Heer, ontferm U onzer,
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons,
Christus , verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld.
Heilige Drievuldigheid , één God , S-
Jesus, Zoon van den levenden God , £?
Jesus , klaarheid van het eeuwige licht, C
Jesus, Zoon van de Maagd Maria, g
Allerbeminnelijkste Jesus,
Wondervolle Jesus,
106
Allermagtigste Jesus, ontferm U onzer.
Allergeduldigste Jesus,
Ailergehoorzlamste Jesus,
Jesus, zach t moedig en ootmoedig van harte,
Jesus, minnaar der kuischheid,
Jesus, onze liefde,
Jesus, God des vredes,
Jesus, bron des levens,
Jesus, voorbeeld aller deugden,
Jesus, ijveraar der zielen,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, vader der armen,
Jesus, hoop der geloovigen, g.
Jesus, waar licht der wereld, B
Jesus, onze weg en ons leven, n
Jesus, blijdschap der Engelen,
Jesus, koning der Patriarchen,
Jesus, ingever der Profeten,
Jesus, meester der Apostelen,
Jesus, leeraar der Evangelisten,
Jesus, sterkte der Martelaren,
Jesus, licht der Belijders,
Jesus, zuiverheid der Maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
quot;Wees ons genadig, spaar ons, Jesus.
Wees ons genadig, verhoor ons, Jesus.
Van alle zonden, verlos ons, Jesus.
107
Van uwe gramschap, verlos ons, Jesus.
Van de listen des duivels, verlos ons, Jesns,
Van deu onreinen geest, verlos ons, Jesus,
Van het verzuim uwer goddelijke inspraken,
Van den eeuwigen dood.
Door het geheim uwerH. Menschwording,
Door uwe benaauwdheden en uw lijden, x
Door uw kruis en uwe verlatenheid, ^
Door uwen dood en uwe begrafenis, S
Door uwe Verrijzenis,
Door uwe Hemelvaart,
Door uwe vreugde.
Door uwe heerlijkheid,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer, Jesus.
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
GEBED.
Heere Jesus, die gezegd hebt: vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden,
108
klopt en u zal open gedaan worden: wij bidden U, stort de genegenheid van uwe goddelijke liefde in onze gemoederen, opdat wij Uj uit geheel ons hart, met woorden en werken beminnen en nooit ophouden U te loven : die leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
LITANIE VOOR DEN WOENSDAG.
TER KERE VAN DE HH. ENGELEN.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. U onzer. God, H Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm ü onzer. H. Maria, bid voor ons.
H. Michaël, die altijd de beschermer van g Gods volk geweest zijt, £2
H. Michaël, die Lucifer en zijnen weder-spannigen aanhang uit den hemel verdreven hebt,
O 0
109
H. Michaël, die deu betigter omer broeders in den afgrond der helle geworpen hebt, bid voor ons.
H. Gabriël, die aan Daniël een goddelijk
gezift vertoond hebt,
H. Gabriël, die aan Zacharias de geboorte ^ en bediening van zijnen zoon Joannes voorzegd hebt, lt;
H. Gabriël, die van God tot Maria in o Nazareth, om de Menschwording des 0 Woords aan te kondigen, gezonden zijt, § H. Eafaël, die den jongen Tobias op zijne
reize zoo getrouwelijk geleid hebt, H. Rafaël, die van Sara den duivel verdreven hebt,
H. Rafaël, die aan den ouden Tobias het
gezigt hebt wedergegeven,
Heilige Engelen,
Die aan Gods hoogen en verhevenen
troon staat.
Die God gedurig : Heilig! Heilig! Heilig! j,-toezingt,
Die, de duisternissen verdrijvende, ons lt;.
verstand verlicht, §
Die de goddelijke dingen aan de menschen o bekend maakt, g
Die van God tot bewaarders der menschen
gesteld zijt,
Die altijd ziet het aanschijn des Vaders, die in de hemelen is,
110
Die u verheugt over een zondaar, die boetvaardigheid doet, bidt voor ons.
Die het volk van Sodoma met blindheid
geslagen hebt,
Die Loth uit Sodoma uit het midden
der goddeloozen geleid hebt,
Die langs de ladder van Jakob oj)- en
afgeklommen zijt,
Die op den berg Sinaï aan Moses Gods
wet beschikt hebt.
Die aan de herders de geboorte van Christus verkondigd hebt,
Die Christus in de woestijn gediend hebt. Die Lazarus in den schoot van Abraham
gedragen hebt.
Die in witte kleederen aan het graf van
Christus gezeten hebt,
Die aan de apostelen verschenen zijt, toen
Christus ten hemel opklom.
Die Christus, als Hij zal komen om te oordeelen, met den standaard deskruises zult voorgaan,
Die op het eiude der eeuwen de uitverkorenen zult bijeenvergaderen.
Die de boozeu van de regtvaardigen zult scheiden.
Die aan God de gebeden van die Hem
bidden opdraagt.
Die de stervenden bijstaat,
Die door Gods kracht wonderen werkt,
jlH';
ïlll^ h' li 11
quot; m
I,
I
ii!
oJ
c -lt;
O O
O
a
4 ^
Ijl ill i
m
Ill
Die afgezonden wordt ten dienste dergenen, die de erfenis der zaligheid zullen bekomen , bidt voor ons ,
Die tot beschermers van keizer-, koningrijken en landen gesteld zijt,
Die de legers der vijanden menigmaal g
verstrooid hebt,
Die Gods dienaars menigmaal uit de ker- § kers en andere gevaren verlost hebt, n Die de martelaars in hunne folteringen g menigmaal vertroost hebt, ?
Alle heilige Orden der yalige Geesten, Yan alle gevaren, verlos ons. Heer, door
uwe heilige Engelen.
Van alle ketterijen en scheuringen, verlos
ons, Heer, door uwe heilige Engelen. Van pest, oorlog en hongersnood, verlos ons.
Heer, door uwe heilige Engelen. Van een haastigen en onvoorzienen dood, verlos ons, Heer, door uwe heilige En-gelen ,
Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons. Door uwe heilige Engelen, wij bidden U,
verhoor ons.
Dat gij ons wilt sparen , wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons wilt genadig zijn, wij bidden
U, verhoor ons.
Dat Gij ons onze zonden wilt vergeven, wij bidden U, verhoor ons.
112
Dat Gij uwe heiJige Kerk wilt besturen en
bewarenj wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij aan de Christen koningen en vorsten vrede en eendragt wilt verleenen, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij de vruchten der aarde wilt geven en
bewaren, wij bidden U, verhoor ons. Dat Gij aan alle overledene geloovigen de eeuwige rust wilt geven, wij bidden U verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld , spaar ons, lieer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
' t
Onze Vader, enz,
laat ons bidden,
O God, die door eene onuitsprekehj ke voorzienigheid uwe heilige Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zenden, verleen ons op ons smeeken, dat wij door hunne nulp altijd beschermd werden, en hun gezelschap eeuwiglijk mogen genieten. Door Christus oh zen Heer. Amen,
i
J.' ^
118
en en LITANIE VOOR DEN DONDERDAG.
tot jesus ]x het alleriieiugste sakeame.nt.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon , Verlosser der wereld, God, H. Geest,
H. Drievuldigheid , één God,
Levend Brood , dat uit den hemel gedaald zijt.
Eeuwig Woord Gods, mensch geworden
en onder ons wonende, §
Verborgen God , schuilende onder zienlijke gedaanten.
Wonderbaar geheim van ons geloof,
Zeer hoogwaardig en levendmakend Sa-
kram ut, ^
Voortreffelijk gedenkteeken der godde- 3
lijke liefde,
Geestelijke spijs onzer ziel,
Krachtig voedsel, door hetwelk wij in
deugden opgroeijen ,
Allerkrachtigst hulpmiddel, waardoor onze verlorene krachteu en genaden hernieuwd worden,
Sterk schild tegen alle bekoringen,
B
lt;=1
o B
if IS 1
114
Geestelijk hulpmiddel voor alle zonden en
krankheden, ontferm U onzer Onuitspreekbare schat van genaden, H. Sakrament, door hetwelk de Geest
van Jesus ons medegedeeld wordt, Lam zonder vlek.
Goede Herder, die uw leven voor uwe
schapen gegeven hebt.
Goedhartige Vader, die uwe kinderen spijst met uw heilig Ligchaam en Bloed,
Goddelijke offerande, door welker opdragt 3 wij dagelijks belijden , dat wij U in
O I I amp; ~ rm ^ I____n_ • ••
11 -n ---J— ' quot;ij in .
alles willen onderdanig zijn, ^
Waardige offerande, waardoor wij God ë voor al zijne weldaden bedanken, § elbehagelijke offerande, waardoor wij Gods genade verzoeken en overvloe-dighjk verkrijgen,
Offerande van verzoening voor levenden
en dooden.
Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Heeren,
Teerspijs en versterking dergenen die in
den Heer sterven,
Wees genadig, spaar ons. Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
i'1 I
. 'W
1 .
115
• •
Van de begeerlijkheid der oogsn, verlos
ons, Heer.
Van de begeerlijkheid des vleesches , Van de hoovaardij des levens,
Van het onwaardig nuttigen van uw
Ligchaam en Bloed ,
Van alle ketterij, dwaling en ongeloo-
vigheid des harten,
Van alle oneerbiedigheid en misbruik
van dit heilig Sakrament,
Van alle krankheden en zonden, die de vruchten van dit heilig Sakrament -verminderen en beletten , S
Door de onschatbare liefde, waarmede £5
Gij dit heilig Sakrament hebt ingesteld. Door de onuitsprekelijke liefde en goedheid , waarmede Gij ons tot het nuttigen van uw heilig Ligchaam en Bloed opwekt, verlos ons , Heer.
Door uw dierbaar Bloed, dat Gij ons op het altaar hebt nagelaten , verlos ons, Heer. W ij zondaars , wij bidden U , verhoor ons. Dat het U believe, het geloof, den eerbied en de begeerte tot dit wonderbaar Sakrament in ons te vermeerderen en Fquot; te bewaren , cl
Dat het TJ believe, ons, door eene ware lt; belijdenis onzer zonden, tot het dik- g-wijls nuttigen dezer geestelijke spijs o te bereiden , S
lt;
agt;
n;
o e
■ i
il 1
116
Dat het U believe, ons mildelijkdeelachtig te maken aan al de geestelijke vruchten van dit heilig Sakrainent, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij door het nuttigen van uw heilig ^ Ligchaam en Bloed mogen blijven in ^ U en Gij in ons.
Dat wij U mogen navolgen in ootmoe- Squot; digheid , zachtmoedigheid en in alle B andere deugden,
Dat wij, alle boosheid en wereldsche lt; genegenheden verlatende, altijd in 5 matigheid, regtvaardigheid en gods- g vrucht mogen leven , ^
Dat het U believe, ons in het uur des § doods met deze hemelsche spijs te quot; versterken en te beschermen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld , spaar ons , Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld , ontferm U onzer.
Christus , hoor ons.
Christus , verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader , enz.
Heer, veihoor mijn gebed.
En mijn geroep kome tot U.
117
LAAT ONS BIDDEN.
^hte^ O God , di(3 ons onder dit wonderbaar ^ ij11 Sakrameut de gedachtenis van uw lijden ' hebt nagelaten; wij bidden U, geef dat wij de heilige geheimen van uw Ligchaam en Bloed zóó eerbiedig eereu , dat wij de vrucht van uwe verlossing gedurig in ons mogen gevoelen, die met den Vader iu de eenheid des H Geestes leeft en heerscht, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
amp; PLj
e
OP HET LIJDEN VAN ONZEN HEER JESUS CHRISTUS,
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontft rm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Cl ristus , hoor ons.
Christus , verhoor ons.
God, heicelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon Verlosser der wereld,. God , Heilige Geest, §
Heilige DrievulJigheid , één God , ^
Jesus , die door de levendige voorstelling g van uw lijden benaauwd, bedroefd en ^ zeer beangst werdt,
•/esus , die , tot bet lijden bereidvaardig U aan den wil van uwen hemelsehei Vader onderworpen hebt, ontferm U onzer Jesus, die in uw gebed ter aarde gevallen zijt,
Jesus, die in uwen doodstrijd water en bloed zweetende , door eenen Engel versterkt zijt,
Jesus, die aan den verrader Judas den
kus niet geweigerd hebt,
Jesus, die U zeiven vrijwillig in de handen der zondaars overgeleverd hebt, Jesus, die van uwe leerlingen verlaten werdt,
Jesus , die wreedelijk gebonden, tot
Annas en Caïphas gebragt zijt,
Jesus, die van eenen dienaar een kaakslag ontvangen hebt,
Jesus, die door valsche getuigen beschuldigd zijt,
Jesus , die , getuigenis der waarheid gevende , als een godslasteraar ter dood verwezen zijt,
Jesus , die Petrus, toen hij U verloocheud had , wederom genadiglijk aangezien en bekeerd hebt,
Jesus , wiens aangezigt bespuwd en met
vuisten geslagen is,
Jesus , die gebonden voor Pilatus gebragt,
zijt,
m '■
if III
'W !'S
'•tj I IjIIMII
1M:
ill
I 'I I
119
1
■ I
i ■
: i j
B c!
o e
N CO
I I i i
O 3
N CS
(I I
Jesus, die tot koning Herodes gezonden , en van hem en zijn volk bespot zijt, ontferm U onzer.
Jesus, die achter Barabbas gesteld zijt, Jesus , die wreedelijk gegeeseld zijt,
Jesus, die met doornen gekroond zijt, Jesus, die, uit spot, met een purperen
mantel omhangen zijt,
Jesus , wien een riet tot schepter in de
hand gegeven werd,
Jesus , die met eeu groot geroep tot den
kruisdood veroordeeld werdt,
Jesus, die van Pilatus, schoon hij uwe onschuld erkende , aan de Joden over- g geleverd zijt, om gekruist te worden, ^ Jesus , die , met uw kruis beladen , naar
den berg Calvarië gegaan zijt,
Jesus, die door Simon van Cyrene in het dragen van uw kruis geholpen zijt,
Jesus, die de vrouwen, als zij over U weenden, geboodt, dat zij over zich zeiven en hare kinderen zouden weenen, Jesus, wien men wijn, met gal gemengd,
heeft te drinken gegeven,
Jesus, die tusschen twee moordenaars
aan het kruis gehangen hebt,
Jesus, wiens kleederen de soldaten gedeeld hebben,
Jesus, die, aan het kruis hangende ,
I?
120
voor hen die U lasterden en kruisten uweu Vader gebeden hebt, ontferm U onzer. 1 Jesus , die den boetvaardigeu moordenaar in genade ontvangen en hem het Pa- 1 radijs beloofd hebt,
Jesus, die uwe Moedtr aaa den heiligen
Joannes bevolen hebt,
Jasus, die aau het Kruis geroepen hebt:
Mijn God! mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten ?
Jesus, die aau het kruis dorst hebbende,
met edik gelaafd zijt, g
Jesus, die al wat van U geschreven was
volbragt hebt, g
Jesus , die stervende uwen geest in de ^
handen uws Vaders bevolen hebt,
Jesus, die, uw hoofd buigende en met § luider stemme roepende, den geest S gegeven hebt,
Jesus, door wiens dood de honderdman en velen van het volk bekeerd zijn,
Jesus, wiens zijde met eene lans doorstoken is,
Jesus, uit wiens zijde water en bloed
gevloeid is,
Jesus, die van het kruis afgenomen, in een zuiver kleed gewomien en in een nieuw graf gelegd zijt,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
121
an alle kwaad, verlos ons, Jesus.
au alle zonden,
an een haastigen dood,
'oor uwen doodstrijd en uw bloedig zweet, oor uwe geledene kaakslagen en geeseling, oor uwe doornen kroon,
oor uw kruis en lijden,
'oor uwen dorst, uwe tranen en uwe naaktheid,
3oor uwe allerheiligste Vijf Wonden , g, )oor uwen dood en uwe begrafenis, ïïi], zondaars, wij bidden U, verhoor ons. )at Gij ons de vruchten van uw lijden
wilt mededeelen,
Jat wij eene groote genegenheid mogen hebben, om uw lijden en uwen dood dikwijls met dankbaarheid te overdenken, )at wij de dwaasheid van het kruis hooger achten dan alle wetenschap der wereld,
)at wij, eens gereinigd zijnde van de doode-lijke werken , U, o Zoon Gods, niet we- lt;1 derom kruisigen, en U dus op nieuw ten spot en schande stellen, S
'at wij ons betrouwen- altijd stellen op uw lijden en kruis, waardoor wijdezaligheid, o het leven en de verlossing bekomen hebben,
)at wij aan de liefde, die U voor ons,
toen wij zondaars waren, heeft doen
6
Oj
O
122
sterven, met dankbaarheid mogen beaut woorden, wij bidden U, verhoor ons. Dat wij het voorbeeld van uw lijden, dat Gij ons hebt nagelaten, altijd zóó voor oogen hebben, dat wij uwe voetstappen drukken,
Dat wij dagelijks ons kruis opnemen en
U navolgen,
Dat wij, naar uw voorbeeld, als wij gescholden worden, niet wedersehelHen, als wij lijden, niet dreigen , maar onze zaak overgeven aan U, die regtvaardig oordeelt.
Dat de wereld aan ons gekruist zij, en
wij aan de wereld.
Dat wij het vleesch met zijne driften en
begeerlijkheden kruisigen,
Dat het verre van ons zij, in iets anders te roemen, dan in het kruis van onzen Heer Jesus Christus ,
Dat wij in al onze benaauwdheden en in allen nood ons tot U keeren, en in uwe heilige Wonden onzen troost mogen vinden,
Dat wij in uw Bloed \an alle zonden
mogen gereinigd worden,
Dat uw heilig lijden ons leere, hoe zwaar en schrikkelijk de zomle is, om welke Gij een zoo bitteren dood gestorven zijt, Dat wij door de kracht van uw kruis
123
den duivel, de wereld en liet vleescli overwinnen, wij bidden U, vi;rhoor ons. Dat, als uw lijden iu ons overvloedig is , dan ook uwe vertroostingen in ons, door U, overvloedig mogen ziju, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij, dagelijks gedenkende, dat Gij voor ons gestorven zijt, in wederliefde ontstoken worden, om niet voor ons zeiven maar voor uwe dienst te leven, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons in het uur van onzen dood door uwen kruisdood wilt vertroosten, wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij ons door uw kruis in uwe glorie wilt brengen, wij bidden U, verhoor ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Jesus,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Jesus,
Lam Gods, dat wegneemt de zouden der
wereld, ontferm LJ onzer, Jesus,
Heer, ontferm Ü onzer,
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
jeaut- | |
ns. | |
at | |
or | |
m | |
m | |
e- | |
u. | |
se |
j- |
ig |
eü |
Cquot; | |
n |
£ |
n | |
£ | |
C | |
lt; | |
te |
Ol H |
n |
c |
c | |
ii |
c |
ie |
a |
n | |
n | |
ir | |
e | |
t. | |
s |
124
Heer, verhoor mijn gebed.
En mijn geroep kotne tot U.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God, die onzen Zaligmaker het vleesch hebt doen aannemen, en den dood des kruises doen lijden, opdat de mensch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zou navolgen; geef genadiglijk, dat wij leven naar de lessen zijner lijdzaamheid, en deel verkrijgen in zijne Verrijzenis, door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
LITANIE VOOR DEN ZATUEDAG.
TER EEEE DER ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA. |
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm IJ onzer. H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods , bid voor ons.
H. Maagd der maagden, bid voor ons. Moeder van Christus, bid voor ons.
125
Moeder der goddelijke genade, bid voor ons.
Allerreinste Moeder,
Allerzuiverste Moeder,
Ongeschondene Moeder,
Onbevlekte Moeder,
Beminnelijke Moeder,
Wonderbare Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzigtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Spiegel der regtvaardigheid, 0
Oorzaak onzer blijdschap.
Geestelijk vat.
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat van godsvrucht,
Geheimzinnige roos,
Toren van David,
Ivoren toren ,
Gulden huis,
Ark des verbonds,
Deur des hemels,
Morgenster,
Behoud der kranken,
ïoevlugt der zondaars,
126
Troosteres der bedrukten, bid voor ons.
Hulp der Christenen,
Koningin der Engelen , Bquot;.
Koningin der Aartsvaderen,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen ,
Koningin, zender vlek ontvangen.
Lam Gods, dat wegneeint de zonden der
wereld , spaar ons , Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons. Heer.
Lam Gods , dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus , verhoor ons.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus, die stervende al uwe leerlingen, in den persoon des H. Joannes, als zonen aan uwe beminnelijke Moeder hebt aanbevolen , wij bidden U, geef ons een kinderlijk hart, om haar, geheel ons leven lang, opregtelijk te eeren, te beminnen en te dienen, opdat wij door hare voorspraak eens tot het
HI
i I
11 11« i f •
I I
I ill
j Ji .iii
127
geluk mogen komen van U met haar eeu-wiglijk te aanschouwen. Amen.
LAAT ONS BIDDEN.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlugt, o H. Moeder Gods , verstoot onze gebeden niet in onzen nood; maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd , onze vrouw , ouze middelares, onze voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.
JSid voor ons, H. Moeder Gods.
Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LAAT ONS HIDDEN.
Stort, Heer, uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels de Menschwording van Cluistus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn Jijden en kruis tot de glorie der Verrijzenis mogen komen. Door denzelfden Cluistus, onzen Heer. Amen.
LITANIE
DEE ZEVEN DROEFHEDEN VAN MARIA.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
128
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U ouzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer. Diep bedroefde Moeder, bid voor ons. Die te JBethlehem in de herberg geene
plaats hebt gevonden,
Die in eenen stal uw verblijf hebt moeten nemen,
Die uwen eerstgeboren Zoon in eene I kribbe hebt neergelegd ,
I Die de besnijdenis uws Zoons in uw
moederhart hebt gevoeld, gt
Die gehoord hebt, dat uw Zoon tot een ^ teeken gesteld was, hetwelk velen o
zouden tegenspreken,
Die van den grijzen Simeon vernomen § hebt, dat uw hart met een zwaard *quot; zou doorgriefd worden.
Die met uwen Zoon behoeftig naar Egypte
zijt gevlugt,
Die den moord der Onnoozele Kinderen
hebt beweend ,
Die uwen verloren Zoon drie dagen gezocht , en in den Tempel weergevonden hebt,
i
li
I
129
Die treurdet over den haat eu nijd der Joden
tegen uwen Zoon, bid voor ons.
Die, na liet laatste Avondmaal, van uwen Zoon een droevigafscheidhebtgenomen, Die uwen Zoon door Judas verraden, eu door de Joden gevangen genomen zaagt, Die vernomen hebt, dat uw Zoon als een misdadiger aan den Hoogepriester overgeleverd was,
Die gehoord hebt, dat uw Zoon valschelijfc
was aangeklaagd ,
Die uwen Zoon door do Joden hebt
hooren ter dood eischen.
Die het gezegend aangezigt uws Zoons niet vreeselijke vuistslagen hebt zien schenden, ^ Die uwen Zoon door Joden en krijgs- § knechten wreedelijk zaagt mishandelen, 0 Die Barabbas boven uwen Zoon zaagt g kiezen,
Die uwen Zoon gegeeseld en met doornen
gekroond hebt aanschouwd ,
Die het onregtvaavdigst vonnis tegen uwen
Zoon hebt hooren uitspreken,
Die uwen met het kruis beladen Zoon te
gemoet zijt gegaan,
Die de gezegende handen en voeten van uwen lieven Zoon met folterende nagelen hebt zien doorboren ,
Die de laatste woorden uws Zoous van 't kruis hebt opgevangen,
]30
Die uwen Zoon in deu doodstrijd zijt bijgebleven, bid voor ons.
Die het ligchaam van uwen Zoon in uwen
moederlijken schoot ontvangen hebt, ^
Die van het graf uws Zoons, diep be- amp;
droefd , naar huis zijt wedergekeerd , lt;
O steun der kleiiunoedigen , g O toevlugt der zondaren,
O Koningin der Martelaren,
Door het bitter lijden en den dood van uwen Zoon, bevrijd ons, Koningin der Martelaren ,
Door de folteringen van uw hart, gquot;
Door uwe overgroote droefenis en ziele- 2. smart,
Door uw mateloos zielelijden, g Door uw zuchten en geween.
Door uwe moederlijke meewarigheid, ^
Door uwe vermogende bescherming, 3.
Van alle gelegenheid en gevaar van te Squot;
Van versteendheid des harten, ST
Van een onvoorzienen dood, S Van de eeuwige verdoemenis,
131
Wij, zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij ons in het ware geloof, in eene vaste hoop en in eene brandende liefde, ,a: door uwe voorbede, wilt bewaren, ET. Dat gij ons bij uwen Zoon eene volmaakte o. droefenis en een opregt berouw over f onze zonden wilt verwerven,
Dat gij ons, die u aanroepen, steeds ® troost en hulp wilt verleenen, g-
Dat gij ons in het uur des doods wilt ° bijstaan, §
Dat gij ons een gelukkig levenseinde ■quot;
wilt verwerven,
Moeder Gods,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dor
wereld , spaar ons, Heer.
Lam-Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Om ze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
In alle bekommernis, angst en nood. Kom gij ons te hulp, allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria.
132
GEBED.
Verleen ons genadig, o Heer Jesus Christus, dat de H. Maagd en Moeder Gods Maria bij uwe goddelijke Majesteit in het uur onzes doods eene vriendelijke voorspreekster moge wezen; zij, wier allerheiligste ziel in het uur uws lijdens met het zwaard der droefheid is doorgriefd ; door U Jesus Christus, Verlosser der wereld, die met den Vader en den H. Geest leeft en regeert, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
LITANIE VAN DEN H. JOSEF.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer. Heilige Drievuldigheid, eeu God, ontferm
U onzer.
H. Maria , bid voor ons.
H. Moeder Gods, bid voor ons.
H. Maagd der Maagden, bid voor ons. 11. Joset, bid voor ons.
133
Bruidegom van Maria, bid voor ons. Voedstervader van Jesus,
Mau naar Gods hart.
Getrouwe eu wijze dienaar.
Bewaarder der zuiverheid van Maria , Medehulp van Maria ,
üie om Maria met bijzondere genade begunstigd zijt,
O gij zoo zuiver in maagdelijkheid. Gij zco diep in ootmoedigheid.
Gij zoo vurig in liefde,
Gij zoo hoog in beschouwing ,
Die door den Heiligen Geest zeiven
regtvaardig zijt verklaard.
Die in de goddelijke verborgenheden boven auderen verlicht zijt geweest. Die door den Engel in het geheim der
Menschwording onderwezen zijt. Die met Maria, uwe bruid , welke bevrucht was , naar Bethlehem gereisd zijt,
Die, in de herberg geene plaats vindende,
in een stal zijt gaan vernachten, Die waardig geacht zijt, bij Christus te wezen, toen Hij bij zijne geboorte in eene krib gelegd werd.
Die, toen Christus besneden werd, zijnen
naam Jesus genoemd hebt,
Die met Maria het Kind Jesus in den tempel hebt opgedragen,
134
SDie, op het woord vau den Engel, met Jesus en Maria naar Egypte gevlugt zijt, Die na Herodes' dood met het Kind en zijne Moeder naar het land van Israël zijt wedergekeerd.
Die, toen het Kind Jesus te Jerusalem gebleven was. Het vol droefheid met £; Maria zijne Moeder, gezocht hebt, lt;• Die Hem, zittende in het midden der § leeraren, na drie dagen met blijdschap 0 gevonden hebt, g
Aan wien de Heer der heeren op aarde
is onderdanig geweest,
Wiens lof in het Evangelie vermeld wordt, Man van Maria, uit welke Jesus geboren is,
Patroon der H. Kerk,
Onze voorspreker, hoor ons, H. Josef.
Door uwe allerheiligste trouw, S
Door uwe vaderlijke zorg en teederheid, üj Door al uw arbeid en zwoegen, Li
Door al uwe verdiensten,
Wij, die u als beschermer aanroepen, wij
bidden u, verhoor ons.
Dat gij Jesus wilt bidden , om vergiffenis
|| I ■f'1
135
onzer zonden te verkrijgen, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons steeds aan Jesus en Maria
gelieft aan te bevelen,
Dat gij voor alle maagden en ongehuwden de gaaf van zuiverheid gelieft te verwerven , Jz. Dat gij voor de gehuwden eene onbevlekte ^ getrouwheid en heilige eendragt wilt SJ verkrijgen, Q Dat gij voor alle vergaderingen eene vol- ^ maakte liefde en overeenstemming wilt -verwerven, m Dat gij de vaders der huisgezinnen in g-het Christelijk opvoeden hunner kin- ° deren wilt behulpzaam zijn, o Dat gij alle vergaderingen, die u bijzon- p
derlijk zijn toegedaan, wilt begunstigen, Dat gij allen die op uwe hulp betrouwen ,
altijd en overal, wilt beschermen, Dat gij alle geloovigen en de gansche H. Kerk door uwe voorbede wilt helpen. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
.lesus Christus, hoor ons.
•Tesus Christus, verhoor ons.
136
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Bid voor ons, H. Josef.
Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
m
lifi' !;: l^ U
. ■ :Ji1
Pi
li
ii! Iwl i
ifflr !
ili
m1
Wij bidden U, Heer, dat wij door de verdiensten van den Bruidegom der allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria geholpen worden, opdat ons door zijne voorspraak gegeven worde, wat wij door ons zeiven niet kunnen verkrijgen. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
BIJZONDERE GEBEDEN TOT DEN H. JOSEE.
voor DE VERKIEZING VAN EEN STAAT.
O glorierijke en Heilige Josef, Bruidegom der allerheiligste Maagd en Moeder Gods, voedstervader van den Heer der heerlijkheid, ik bid u ootmoediglijk, dat gij door uwe voorspraak de verlichting mijns verstauds wilt verwerven, opdat ik eenen staat moge kiezen, waarin ik mijne roeping opvolge, mijnen God en Zaligmaker verlieerlijke,
i 6
■)
!: i
II
|;V
137 '
mijnen evenmensch sticlite en mijne zaligheid bevordere. Verwerf mij de genade van dit aardsche leven zoo heilig door te brengen , dat ik verdienen moge , in uw gezelschap God eeuwiglijk te verheerlijken. Amen.
GEBED NA HET VERKIEZEN VAN DEN ONGEHUWDEN STAAT.
Maagdelijke echtgenoot der maagdelijke Moeder van het Lam Gods, met ootmoedig vertrouwen op den bijstand van Hem die gezegd heeft: „mijne genade is u tot alles genoegquot;, heb ik mij voorgenomen, de roeping, die ik tot den maagdelijken staat gevoelde, op te volgen ; ondersteun mij bestendig door uwe gebeden, gij, die de bijzondere voorspraak der maagden zijt. Verwerf mij de genade, dien heiligen staat zuiver en heilig te beleven; opdat ik aan mijne gelofte (of aan mijn voornemen) tot aan mijnen dood toe getrouw blijve, en, na dit aardsche leven in onbesmette zuiverheid te hebben doorge-bragt, in de eeuwige heerlijkheid het Lam moge volgen , waar Het ook ga. Amen.
GEBED EENS HUISVADERS AAN DEN H, JOSEF.
Heilig hoofd van het allerheiligste Huisgezin , ik bid u ootmoedig, dat gij mij door uwe voorspraak de noodige wijsheid en voorzigtigheid wilt verwerven om mijn huis-
}8 J '
eeroor uds ; □ge
ce,
138
gezin Christelijk te besturen, door arbeidzaamheid , godsvrucht en getrouwheid in al mijne pligten, een voorbeeld te wezen voor allen die aan mijn bestuur zijn toevertrouwd; opdat ik God , in al de betrekkingen , waarin zijne voorzienigheid mij op aarde geplaatst heeft, getrouwelijk dienen en in het gelukzalig leven eeuwig iu uw gezelschap verheerlijken moge. Amen.
LITANIE
VAN DB H. MOEDER ANNA.
Hu
Be Ve M( Le Vc W
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons. ^
God , hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid , één God , ontferm
ü onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods, bid voor ons.
H. Maagd der Maagden, bid voor ons.
H. Anna, bid voor ons.
Moeder der H. Moeder Gods, bid voor ons.
Groo Wor Vrut quot;Vru( quot;Van Vrei Doe Boe Gloi Vru Licl Hel Vat Spi( Spi' Spi Spi Bol
139
Grootmoeder des Zaligmakers , bid voor ons, Wortel van Jesse,
Vruchtbare boom,
Vruchtdragende roede ,
Van koninklijke afkomst.
Vreugd der Engelen ,
Dochter der Aartsvaders,
Roem der Profeten,
Glorie van alle Heiligen,
Vruchtbare wolk,
Lichtende wolk ,
Heldere wolk,
Vat vol genade.
Spiegel van gehoorzaamheid ,
Spiegel van geduld ,
Spiegel van barmhartigheid,
Spiegel van godsvrucht,
Bolwerk der Kerk,
ïoevlugt der zondaren ,
Hulp der Christenen,
Bevrijding der gevangenen.
Vertroosting der gehuwden,
Moeder der weduwen ,
Leidsvrouw der maagden ,
Veilige haven der reizigers,
Weg der vreemdelingen.
Genezing der zieken.
Gezondheid der kwijnenden.
Licht der blinden,
Tong der stommen,
Oquot;
lt;1
O
O
140
Oor tier dooven , bid voor ons. Vertroosting der bedrukten, bid voor ons. H. Anna, hulp van allen, die u aanroepen,
wees onze voorspraak.
v. De Heer heeft de H. Anna bemind, A, En Hij heeft hare schoonheid liefgehad.
GEBED.
Almagtige en eeuwige God , die de H. Anna verkoren hebt om de moeder te wezen van haar , die uwen éénigen Zoon gebaard heeft; vergun ons, dat wij, door een waren eerbied hare gedachtenis vereerende, door hare verdiensten en voorspraak, tot de glorie des eeuwigen levens mogen toegelaten worden. Door Jesus Christus, onzen. Heer.
GEBED EENER HUISMOEDER ÏOT DE H. ANNA.
Heilige moeder der Moeder onzes Heeren, gij, die de leidsvrouw waart van de jeugd der allerheiligste Maagd , die, door uw voorbeeld en door uwe lessen, haar de volmaaktste ootmoedigheid en andere deugden beminnelijk gemaakt en ingeprent hebt: o, verwerf mij door uwe voorspraak de genade , van ook eene wijze en godvruchtige leidsvrouw mijner kinderen te wezen ; opdat ik hen alle Christelijke deugden, en vooral de ootmoedigheid, moge leeren beminnen en beoefenen. Verwerf mij, door uwe gebeden, de verhooring
mijner gebrekkige smeekingen voor de vorming mijner kinderen, opdat zij , in dit leven, uwen en onzen God en Zaligmaker getrouwelijk dienen en Hera iu uw gezelschap eeuwig aanschouwen , beminnen cn verheer-lijkeu mogen. Amen.
GEBED EENER WEDUWE TOT DE II. ANNA.
Heilige moeder der weduwen, ik bid u ootmoedig , dat gij mij door uwe gebeden in mijnen weduwestaat wilt ondersteunen; verwerf mij de noodige genade, om dien staat heilig te beleven, om mijne begeerten van de aarde en het aardsche af te trekken; opdat ik waarlijk weduwe zijn moge. Wees mijne voorspraak bij Hem , die de beschermer der weduwen is, en wiens voorzienigheid de zorg des besten echtgenoots oneindig ver te boven gaat. Op deze voorzienigheid wil ik mijn vertrouwen stellen in alles wat mijne tijdelijke nooddruft betreft; onbekommerd voor de toekomst , wil ik alle Christelijke deugden beoefenen , en mij uw heilig voorbeeld ten regel stellen. O bid voor mij, opdat ik , bij dit besluit ten einde toe volhardende , na dit kortstondig en kommervol leven , met u en alle Heiligen, de eeuwige vreugde genieten moge. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
'I i|
J ;
H
I ■
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
TOT HEILZAAM GEBRUIK VOOR EN NA DE BIECHT.
T. BOETPSALM.
Ps. VI. Ootmoedig gebed van eenen zondaar die Gods oordeel vreest.
Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid, en kastijd mij riet in uwe gramschap.
Ontferm U mijner. Heer, want mijne gebeenten zijn ontsteld.
En mijne ziel is zeer ontroerd, maar Gij Heer , tot hoe lang ?
Keer U tot mij, o Heer, en red mijne ziel; maak mij zalig om uwe barmhartigheid.
Want in den dood is er niemand die U gedachtig is , en wie zal in de hel U loven ?
Ik ben vermoeid van al mijn znchten; ik zal alle nachten mijn bed wasschen (door mijn geween) , met mijne tranen zal ik mijne legerstede besproeijen.
Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd; ik ben verouderd onder al mijne vijanden.
Wijkt weg van mij, gij allen die boosheid pleegt, want de Heer heeft de stem van mijn weenen verhoord.
Ja de Heer heeft mijne smecking verhoord , de Heer heeft mijn gebed aangenomen,.
Dat al mijne vijanden beschaamd en zeer
lllli
I ffij i
II m ■; ii. :
llÜ!;
i i ll Ï ;! s fiij
i ft:
111
ü Hl!i
1 IK
jliii
ontsteld worden; dat zij zich zeer haastig bekeereu, en beschaamd worden.
Glorie zij dea Vader, en den Zoon , eu den H. Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu, eu altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
11. BOETPSALM.
Ps. XXXI. Zalig lot des boetvaardigen, rampzaligheid van den vcrstolcten zondaar.
Zalig zij, wier misdaden vergeven en wier zonden bedekt zijn.
Zalig de man , wien de Heer de zonde niet heeft toegerekend, en in wiens geest geen bedrog is.
Omdat ik zweeg, zijn mijne gebeenten verouderd, terwijl ik den ganschen dag luide riep.
Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard; in mijne ellende heb ik mij tot U gekeerd, terwijl ik met doornen doorstoken werd.
Mijn misdrijf heb ik U bekend gemaakt, en mijne ongeregtigheid niet verborgen.
Ik sprak : Ik zal tegen mij aan den Heer mijne ongeregtigheid belijden, en Gij hebt de boosheid mijner zonde vergeven.
Daarvoor zal alle Heilige tot U bidden, ten bekwamen tijde.
144
Voorwaar, bij den zondvioed vau vele wateren, zullen zij tot hem niet genaken.
Gij zijt mijne toevlugt in de verdrukking, die mij omgeeft; Gij, mijne blijdschap,
verlos mij van degenen die mij omringen.
Ik zal u verstand geven, en onderrigten op dien weg, dien gij bewandelen zult; Ik zal mijne oogen op u gevestigd houden.
ilt niet worden als een paard of muilezel , die geen verstand hebben.
Bedwing met breidel en toom de kinnebakken van hen, die tot U niet naderen.
Vele zijn de geesels des zondaars, maar hem die op den Heer hoopt, zal barmhartigheid omgeven. harte
Verblijdt u in den Heer en juicht, regt-vaardigen, en roemt gij allen die opregt van harte zijt.
Glorie zij den Vader, enz.
III. BOETPSALM.
Ps. XXXVII. Lijden des zondaars en rouiv- '' e
moedige onderwerping. en g
Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid, ^ en kastijd mij niet in uwe gramschap. ; , n Want uwe schichten steken reeds in mij, ('en en Gij hebt uwe hand zwaar over mij uitgestrekt. was Er is niets gezonds aan mijn vleesch uit
hoofd in mij Wi
misde lioud( Mi baar [ Ik
aarde in d]
quot;W en ii Ik en 1
en i M
mii i
het
M
145
lioofdc van uwe gramschap, er is geen vrede in mijn gebeente, uit hoofde van mijne zonden.
Want ik ben tot over mijn hoofd iu misdaden verzonken, en als een zware last houdeti zij mij ter neder gedrukt.
Mijne wonden zijn vol bederf en ongenec?-baar geworden, uit hoofde van mijne dwaasheid.
Ik ben ellendig geworden en diep ter aarde gekromd ; den ganschen dag ging ik in droefheid heen.
Want verachting is miju deel geworden , en in miju vlccsch is niets gezonds.
Ik ben verdrukt en bovenmate vernederd , en luide schrei ik van het gezucht mijns harten.
Heer, al mijn verlangen is voor uw oog. en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
Mijn hart is ontroerd , mijne kracht heeft mij verlaten, en zelfs het licht mijner oogen , het is mij niet meer.
Mijne vrienden en naastbestaanden zijn vijandig mij genaderd , en stonden tegen mij.
Eu die nabij mij waren, stonden van verre, en geweld deden zij, die mijne ziel zochten.
Eu die kwaad tegen mij smeedden , spraken ijdelheden, en bedrog beraamden zij (ten ganschen dag.
Doch ik als een doove hoorde niet, en ik 'gt;vas als een stomme die zijn mond niet opent.
En ik beu geworden als een mensch, die
L vele aken, king,
lhaP, agen. igten ; Ik
a.
nuil-
146
niet hoort, en die geene wederspraak in zijnen mond heeft.
Want op U, Heer, heb ik gehoopt; Gij Heer, mijn God, zult mij verhooren.
Want ik sprak; Laat mijne vijanden zicli eens niet al te zeer over mij verheugen; zoo dikwerf toch mijne voeten wankelden , spraken zij tiotschelijk over mij.
Want ik ben tot de geeselen bereid, eu mijne smart is altijd voor mijn oog.
Want ik zal mijne ongeregtigheid verkondigen , en denken aan mijne zonden.
Maar mijne vijanden leven, en zijn mag tig boven mij; en vermenigvuldigd zijn zij die mij onregtvaardig haten.
Die kwaad voor goed vergelden, lasterden mij, wijl ik het goede volgde.
Verlaat mij niet. Heer, mijn God, eu wijk Gij niet van mij.
Denk op mijne hulp, Heer, God mijns heils.
Glorie zij den Vader, enz.
IV. BOETPSALM.
Ps. L. Ootmoedige bede des boetvaardigen zondaars om vergeving en geestelijke wedergeboorte.
Ontferm U mijner, o God, volgens uwe groote barmhartigheid;
147
Eu naar de rnenigte uwer ontfermingen delg' mijne boosheid uit.
Wasch mij meer eu meer van mijne on-geregtigheifl, en reinig mij van mijne zonden.
Want ik ken mijne ongeregtigheid , eu mijne zonde is gestadig voor mij.
Tegen U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor uwe oogen gedaan; opdat Gij geregtvar.rdigd wordt in uwe woorden, en bij het oordeelen verwint.
Want zie, in ougeregtigheóen ben ik geboren , en in zonde heeft mijne moeder mij ontvangen.
Want zie. Gij hebt de waarheid bemind, en mij de onzekere en verborgen geheimen uwer wijsheid geopenbaard.
Gij zult mij besproeijen met hyzop, en ik zal gezuiverd worden ; Gij zult mij wasschen, en ik zal witter worden dan sneeuw.
Gij zult aau mijn gehoor vreugde en blijdschap geven, en mijne vernederde gebeenten zullen juichen.
VV end uw aangezigt af van mijne zonden, en delg al mijne ongeregtighedeu uit.
Schep in mij een zuiver hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste den opregten geest.
Verwerp mij niet van uw aangezigt, en neem uwen heiligen geest van mij niet weg.
Geef mij de vreugde uws heils weder, en versterk mij inet den verwiuneuden geest.
148
Ik zal ch ongeregligen uwe wegen leeren, en de goddeloozen zullen tot U bekeerd worden.
Bevrijd mij van de bloedscliuld, o God, God mijns heils, en mijne tong zal uwe regtvaardigheid verheft'eu.
Gij zult, Heer, mijne lippen openen , en mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt Gij een offer gewild, ik zou het U gegeven hebben; in brandoffers zult Gij geen behagen vinden.
Een verbroken geest is een offer voor God ; een vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, o God, niet versmaden.
Doe, Heer, naar uwen goeden wil, aau Sion wél, opdat de muren van Jerusalem opgebouwd worden.
Dan zult Gij het offer der regtvaardigheid aannemen, offeranden en brandoffers; dan zullen zij kalveren op uw altaar leggen.
Glorie zij den Vader, enz.
V. BOETPSALM.
Ps. Cl. Bede om afwending der straffen voor de zonden.
Heer, verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot U.
Keer uw aangezigt van mij niet af; op wat dag ik verdrukt worde, neig uw oor tot mij.
149
Tquot;
Op wat dag ik U zal aanroepen, verhoor mij haastelijk.
Want mijne dagen zijn als een rook verdwenen, en mijne gebeenten als een verdroogd hout verdord.
Ik ben verslagen als hooi, en mijn hart is verdord, wijl ik vergeten heb mijn brood te el en.
Van het geluid mijner zuchten, is mijn gebeente aan mijn vleesch gekleefd.
Ik ben gelijk geworden aan den pelikaan der woestijn ; ik ben geworden als een nachtuil in het huis.
Ik heb gewaakt, en ben geworden als eene eenzame musch op het dak.
Den ganschen dag beschimpten mij mijne vijanden, en die mij prezen, zwoeren tegen mij.
Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank met tranen mengde.
Uit hoofde van uwe gramschap en verontwaardiging , wijl Gij mij opgeheven en uedergeworpen hebt.
Mijne dagen zijn als eene schaduwe heen-geweken , en ik , als hooi ben ik verdord.
Maar Gij, Heer, blijft in eeuwigheid, en uwe gedachtenis van geslachte tot geslacht.
Gij zult U verheffen en U over Sion ontfermen; want de tijd is daar, om U er over te ontfermen, die tijd is gekomen.
jod, uwel
i ï
150
Want uwe dienaars hebben welbehagen in zijne steenen, eu zijnen grond zullen zij zich aantrekken.
Eu dan zullen devolken uwen Naam vreezen, Heer, eu alle koningen der aarde uwe glorie.
quot;Want de Heer heeft Sion opgebouwd, en Hij zal in zijne glorie gezien worden.
Hij heeft op het gebed der geringen ne-dergezien, en hunne smeeking niet versmaad.
Men schrijve dit voor het volgende geslacht , en het volk, dat geschapen zal worden , zal den Heer loven.
quot;Want Hij heeft van zijn heiligen troon nedergezien, de Heer zag van den hemel op de aarde neder.
Om de zuchten der gevangenen te hooren, om de kinderen der verslagenen te verlossen.
Opdat zij den Naam des Heeren in Sion verkondigen, en zijnen lof in Jerusalem.
Als de volken te zamen komen , en de koningen om den Heer te dienen.
Hij heeft Hem op den weg zijner sterkte geantwoord: Verkondig mij het luttele mijner dagen.
Neem mij toch niet wea in het midden mijner dagen; uwe jaren zijn van geslachte tot geslacht.
In den beginne hebt Gij, Heer, de aarde gegrondvest, en do hemelen zijn de werken uwer handen.
M
i
£, |f: i fel'
-'l'ijv
I '1
P
i
151
Zij zullen vergaan, maar Gij blijft altoos; zij allen zullen als een kleed verouderen.
Gij zult ze veranderen als een dekgewaad, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt altoos dezelfde, en uwe jaren zullen niet bezwijken.
De kinderen uwer dienaren zullen woonplaatsen hebben, en hun zaad zal zich uitstrekken tot in eeuwigheid.
Glorie zij den vader, enz,
VI. BOETPSALM.
Ps. CXXIX. Bede om vergiffenis der zonden.
Uit de diepten heb ik tot U geroepen, Heer ! — Heer, verhoor mijne stem.
Laat uwo ooren luisteren, naar de stem mijner smeeking.
Zoo Gij de ongeregtigheid wilt gadeslaan. Heer! — Heer, wie zal dan bestaan ?
Want bij U is verzoening, en om uwe wet, Heer , heb ik U verbeid.
Mijne ziel heeft cp zijn woord verbeid, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Hat Israël op den Heer hope, van den morgenstond tot den nacht toe.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen , uit al zijne ongeregti gheden.
Glorie zij den Vader, enz.
1v- '
i| l.
.. . '
152
VII. BOETPSALM.
Ps. CXL1I. Ernstig verlangen om van het pad der zonden terug te leeeren.
Heer, verlioor mijn gebed, verneem mijne smeeking om uwe waarheid; verhoor mij in uwe regtvaardigheid.
En treed niet in het gerigt met uwen dienaar ; wBiit geen levend mensch zal voor uw aauschijn geregtvaardigd bevonden worden.
Want de vijand heeft mijns ziel vervolgd, lij heeft mijn loven ter aarde toe vernederd.
Hij heeft mij in het duister gesteld , gelijk de dooden der aarde; mijn geest is over mij beangst, en mijn hart is ontroerd in mij.
Ik ben de oude dagen indaehtig geweest, ik heb al uwe werken overdacht; ik overdacht wat uwe handen deden.
Ik heb mijne handen naar U uitgestrekt; mijne ziel is voor (J als eene aarde zonder water.
Verlioor mij toch haastelijk, Heer, mijn geest is bezweken.
Keer uw aangezigt van mij niet af; opdat ik niet worde gelijk degenen , die in het graf dalen.
Laat mij vroeg uwe barmhartigheid vernemen , want op U heb ik gehoopt.
Maak mij den weg bekend , waarop ik wandelen moet, want tot U heb ik mijne ziel verheven.
153
Eed mij van mijne vijanden, Heer, tot U heb ik mijne toevlugt genomen; leer mij uwen wil doen , want Gij zijt mijn God.
Uw goede Geest zal mij op den regten weg geleiden; om uwen .Naam, Heer, zult Gij mij levend maken in uwe geregtigheid.
Gij zult mijne ziel uit de verdrukking leiden, en in uwe barmhartigheid mijne vijanden verstrooijen.
Gij zult ze allen ten ondergang voeren, die mijne ziel kwellen, want ik ben uw dienaar.
Glorie zij den Vader, enz.
H. H.
H. H. H.
-i O O gt;-i O
e
LITANIE VAN ALLE HEILIGEN.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer, H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer. Maria, bid voor ons, gt
Moeder Gods, ^
Maagd der Maagden,
Michaël,
Gabriël,
7.
154
H. Eaphaël, bid voor ohm.
Alle HH. Engelen en Aartsengelen, bidt voor ons.
Alle HH. Koren der zalige Geesten, bidt voor ons.
H. Joannes de Dooper, bid voor ons.
H. Josef, bid voor ons.
Alle HH. Aartsvaderen en Profeten, bidt
voor ons.
H. Petrus, bid voor ons.
H. Paulus,
H. Andreas,
H. Jacobus,
H. Joannes,
H. Thomas,
H. ïhaddaeus,
H, Mathias,
H. Barnabas,
H. Lucas,
H. Marcus,
Alle HH. Apostelen en Evangelisten , bidt voor ons.
Alle HH. Leerlingen des Heeren, bidt voor ons.
Alle HH. Onnoozele Kinderen, bidt voor ons.
155
H. Stephanus, bid voor ons, li. Laurentius, bid voor ons. H. Vincentius, bid voor ons., HH. Eabianus en Sebastianus , bidt voor ons. HH. Joannes en Paulus, bidt voor ons. HH. Cosmas en Damianus, bidt voor ons. HH. Gervasius en Protasius, bidt voor ons. Alle HH, Martelaars, bidt voor ons. Ti. Silvesterj bid voor ons.
H. Gregorius,
H. Ambrosius ,
Alle HH. Bisschoppen en Belijders, bidt
voor ons.
Alle HH. Leeraars, bidt voor ons. H. Antonius, bid voor ons.
Alle HH. Priesters en Levieten, bidt voor ons. Alle HH. Monniken en Kluizenaars, bidt voor ons.
H. Maria Magdalena, bid voor ons. H. Agatha, bid voor ons.
H. Lucia, bid voor ons,
H. Agnes, bid voor ons.
156
H. Caecilia, bid voor ons.
H. Catharina, bid voor ons.
H. Anastasia, bid voor ons.
Alle HH. Maagden en Weduwen, bidt voor ons.
Alle Gods lieve Heiligen, bidt voor ons.
Wees genadigj spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons. Heer.
Van alle kwaad , verlos ons , Heer.
Van alle zonde,
Van uwe gramschap.
Van een haastigen en onvoorzienen dood.
Van de lagen des duivels.
Van gramschap, haat en allen kwaden wil,
\an den geest der onkuischheid,
Van bliksem en onweder.
Van den geesel der aardbeving, S
Van pest, hongersnood en oorlog , 5quot;
quot;Van den eeuwigen dood ,
Door het geheim uwer menschwording, g
Door uwe komst,
Door uwe geboorte ,
Door uw doopsel en heilig vasten, ►?
Door uw kruis en lijden,
Door uw dood en begrafenis,
Door uwe heilige verrijzenis,
Door uwe wondervolle hemelvaart,
Door de komst van den H. Geest, den
Vertrooster,
In den dag des oordeels,
lli i
•I
' iÏl i
K
f 1
lt;.
li
157
Wij, zondaren, wij bidden U, verhoor ons Dat Gij ons wilt sparen.
Dat Gij onze misdaden wilt kwijtschelden. Dat Gij U gewaardigt, ons tot eene ware
boetvaardigheid te geleiden,
Dat Gij U gewaardigt, uwe H. Kerk te
besturen en te bewaren.
Dat Gij U gewaardigt, het Apostoliesch Oppergezag en alle kerkelijke Orden in de H. Godsdienbt te bewaren.
Dat Gij U gewaardigt, de vijanden der H. 2 Kerk te vernederen, ^
Dat Gij U gewaardigt, den Christen S koningen en vorsten vrede en ware H eendragt te verleenen,
Dat Gij U gewaardigt, aan heel het Christen 5
volk vrede en eenheid te schenken. Dat Gij U gewaardigt, ons in uwe heilige dienst te versterken en te bewaren. Dat Gij ouze gemoederen tot hemelsche
begeerten wilt opwekken ,
Dat Gij U gewaardigt, al onze weldoeners met de eeuwige goederen te vergelden, Dat Gij U gewaardigt, onze zielen en de zielen van onze broeders, nabestaanden en weldoeners voor de eeuwige verdoemenis te behoeden ,
Dat Gij U gewaardigt, de vruchten der
aarde te geven en te bewaren ,
Dat Gij U gewaardigt, aan alle geloovige
lt;
CD O
c
158
overledenen de eeuwige rast te geveu , wij bidden U, verhoor ons.
Dat Gij U gewaardigt, ons gebed te verliooren,
wij bidden U, verboor ons.
Zoon Gods, wij bidden U, verhoor ons. Lam Gods , dat wegneemt de zonden der
wereld , spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld , verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Ohristus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
En leid ons niet in bekoring.
Maar verlos ons van den kwade.
psalm 69.
ü God, kom mij te hulp; Heer, haast U, om mij te helpen.
Dat zij beschaamd en bevreesd worden, die mijne ziel zoeken.
Dat zij terugwijken en zieh schamen, die mij kwaad willen.
Dat zij inet schaamte terugwijken, die (spottend) tot mij zeggen : goed zoo! goed zoo!
I i
I:
159
Laat allen, die U zoeken, ;dch in U verheugen en verblijden; en dat zij , die uw heil beminnen, altijd zeggen : Hooggeprezen zij de Heer!
Uocb ik ben behoeftig en arm , o God , help mij.
Gij zijt mijn helper en mijn Verlosser; Heer, toef niet.
Glorie zij den Vader, enz.
Gelijk het was, enz.
Maak uwe dienaars zalig
Miju God , die in U hopen.
Wees ons, Heer, een sterke toren.
ïegen onzen vijand.
Laat de vijand niets tegen ons vermogen.
En dat de zoon der ongeregtigheid zich niet verstoute, ons te schaden.
Heer, handel niet met ons naar onze zonden;
En vergeld ons niet naar onze ongereg-tigheden.
Laat ons bidden voor onzen Paus N....
De Heer beware hem, en spare hem in het leven, make hem gelukzalig op aarde, en levere hem niet over aan den wil zijner vijanden.
Laat ons bidden voor onze weldoeners.
Gewaardig U, Heer, allen die ons weldoen, om uwen Naam, met het eeuwige leven te vergelden. Amen.
Laat ons bidden voor de geloovigeu, die overleden zijn.
1 ! t
160
Heer, geef huu de eeuwige rust, en hel eeuwig licht verlichte hen.
Dat zij rusten in vrede.
Amen.
Voor ouze broeders, die afwezig zijn.
Mijn God, maak zalig uwe dienaars, die op U hopen.
Zend hun hulp uit uw heiligdom.
En bescherm hen uit Sion.
Heer, verhoor mijn gebed.
Eu mijn geroep kome tot U.
GEBEDEN.
O God, wieu het eigen is, U altijd te ontfermen en te sparen; ontvang onze smeeking, opdat de ontferming uwer goedertierenheid ons en al uwe dienaren, die met de ketenen der zonden gebonden zijn, genadiglijk ontbinde.
Verhoor, bidden wij ü. Heer, de gebeden der ootmoedig smeekenden, en spaar de zonden van hen die U schuld belijden; opdat Gij ons goedgunstig kwijtschelding tevens en vrede verleent.
Toon ons genadiglijk, Heer, uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, dat Gij ons te ge lijk éti van alle zonden bevrijdt, én aan de straffen, die wij er voor verdienen, ontrukt.
O God, die door de zonde beleedigd, en door de boetvaardigheid verzoend wordt; zie
] 61
genadig neder op de gebeden van liet U smeekende volk; en wend de geesels uwer gramschap, welke wij door onze zonden verdienen , van ons af.
Almagtige en eeuwige God, ontferm U over uwen dienaar, onzen Paus N..., en bestuur hem volgens uwe goedertierenheid op den weg van het eeuwig heil; opdat hij door uwe hulp begeere wat U behaagt, en het met alle kracht volbrenge.
O God, van wien de heilige begeerten, de goede besluiten en de regtvaar iige werken voortkomen; geef aan uwe dienaren dien vrede, welken de wereld niet geven kanj opdat onze harten aan uwe geboden mogen onderworpen ziju, en de tijden, zonder vrees voor vijanden, onder uwe bescherming rustig mogen wezen.
Ontsteek, Heer, onze nieren en ons hart door het vuur van den H. Geest, opdat wij U met een zuiver ligchaam mogen dienen, en met een rein hart behagen.
God Schepper en Verlosser vau alle ge-loovigen , verleen aan de zielen uwer dienaars en dienaressen vergiffenis van rdle zonden; opdat zij de kwijtschelding, waarnaar zij altoos verlangd hebben, door onze godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden U, Heer, voorkom onze werken met den invloed uwer genade, eu voltrek ze
162
door uwe medewerking, opdat al ons gebed en werk altijd van U beginne, en, begonnen, door U voltrokken worde.
Almagtige, eeuwige God, die overlevenden en doodeu heerscht, en U ontfermt over uilen, welke Cf ij te voren weet, dat zij door geloof en werk de uwen zullen zijn; wij smeeken U ootmoedig, dat degenen voor wie wij ons voorgenomen hebben, onze gebeden te storten, hetzij hen nog de tegenwoordige eeuw in het vleesch weerhoudt, of de toekomende hen reeds, vanhetligchaam ontdaan, heeft opgenomen, op de voorspraak van al uwe Heiligen, door uwe genadige barmhartigheid, vergiffenis van al hunne zonden mogen verkrijgen, door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de éénheid des Heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Heer, verhoor mijn gebed.
En mijn geroep kome tot U.
De almagtige en barmhartige Heer ver-hoore ons. Amen.
En dat de zielen der geloovigen, docr Gods barmhartigheid , in vrede rusten.
Amen.
f
1:
163
LITANIE VOOR DE GELOOYIGE ZIELEN.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus verhoor ons.
God, hemelsche Yader, ontferm U over de
overledene geloovigen.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
U over do overledene geloovigen. God, H. Geest, ontferm U over de overledene geloovigen.
H. Maria, bid voor hen.
H. Moeder Gods, bid voor hen.
H. Maagd der Maagden , bid voor hen. .Alle HH. Engelen en Aartsengelen, bidt voor hen.
Alle HH. Koren der zalige Geesten, H. Josef, bid voor hen.
Alle HH. Aartsvaders en Profeten,
Alle H H. Apostelen en Evangelisten,
Alle HH. Leerlingen des Hoeren,
Alle HH. Onnoozele Kinderen,
Alle HH. Martelaren,
H. Martinus, bid voor hen.
Alle HH. Bisschoppen en Eelijders,
Alle HH. Leeraren der Kerk,
Alle HH, Priesters en Levieten ,
;ebe(l j men,1
nel en over door ; wij r wie eden •dige toe-aan, n al ihar-iden esus fc en ;tes, in.
ver-
rods
]64
Alle HH. Monniken on Kluizenaars, voor hen.
Alle HH. Maagden en Weduwen,
voor hen.
Alle Heiligen Gods, bidt voor hen. Wees genadig , vergeef hun , fleer. Wees genadig, verhoor ons. Heer.
Door uwe oneindige barmhartigheid, Door uw allersmartelijkst lijden,
Door uwe Heilige Wonden ,
Door uwe luisterrijke opstanding.
Door uwe heerlijke hemelvaart,
AVij, zondaars, wij bidden U, verhoor Die aan de zondares vergiffenis verleend en den goeden moordenaar verhoord hebt, Die uit genade zalig maakt,
Die de sleutels hebt van dood eu hel, Dat gij de zielen van de leden onzer Broederschap, die in de pijnen des vagevuurs zuchten, wilt genadig zijn. Dat gij onze overledene ouders , vrienden en weldoeners uit hunne vreeselijke pijuen wilt verlossen,
Dat gij alle overledene geloovigen van
hunne stoffen wilt vrijspreken , Dat gij U over hen, die geene bijzonóere voorbidders op deze wereld hebben, wilt ontfermen.
Dat gij hun verlangen wilt vervullen, Dat gij hen tot het getal der uitverko-
bidt |
rer |
ho | |
bidt |
Koni |
de | |
Zoon | |
Lam | |
W( | |
lt; 1 2 |
Lam |
\v | |
o s |
Lam |
OQ |
w |
F |
Chri |
ons. |
Ghri |
Heei | |
Chri | |
Hee | |
0 | |
En | |
r-. 2 |
Mae |
Van | |
Ver | |
2 |
Hee |
amp; |
En |
O | |
l-lt; | |
O | |
ö |
( |
sch | |
ons |
165
ren wilt aannemen, wij bidden U, verhoor ons.
Koning der ontzaggelijke Majesteit, wij bidden li, verhoor ons.
Zoon Gods, wij bidden U, verhoor ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun rust.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun rust.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, geef hun de eeuwige rust. Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
En leid ons niet in bekoring.
Maar verlos ons van den kwade. Amen.
Van de poorten der hel.
Verlos, Heer, hunne zielen.
Heer, verhoor mijn gebed.
En mijn geroep kome tot U.
LAAT ONS BIDDEN,
O God, voor wiens aanschijn het men-schelijke leven, hoe roemwaardig ook, niet onschuldig bevonden wordt, wanneer Gij het, met ter zijdestelling uwer goedheid, beoor-
bidt bidt
§ ?
ir'
ons.; lt;•
g. Squot;!
CD ^ |
O)
O I O I
O Ü
166
deelt, wil toch de ougeregtigheden van uwe dienaren en dienaressen, welke wij LT aanbevelen , niet gadeslaan ; maar verleen aan hunne zielen, gelijk wij met betrouwen vau uwe barmhartigheid smeeken , kwijtschelding van alle straffen.
Ootmoedig, Heer, storten wij onze gebeden voor de zielen van uwe dienaren en dienaressen, en smeeken U, dat Gij hun alle smet, die zij door het menschelijk vorkeer hebben beloopen, genadiglijkkwijtsch 'Idt en hen in het verblijf uwer juichende verlosten opneemt. Uoor Christus, onzen Heer. Amen.
UAG VAN GRAMSCHAP.
Dag van gramschap, dag des Heeren, Die heel de aarde in asch zal keeren,
Naar Sibyl en David leeren.
Wat een schrik zal elk ontwaren,
Als de Regter neêr zal varen,
't Al ten streng verhoor vergaren.
Een bazuinschal, vreemd van toone ,
Dreunt er door der dooden wone,
Daagt hen alleu voor ziju troone.
167
Dood, natuur verslaan en beven,
Als het schepsel zal herleven,
Om Hem rekenschap te geven.
't Schuldboek wordt er aangedragen. Dat van alles zal gewagen.
Waarom 't vonnis wordt geslagen.
Is de Regter dan gezeten,
Wat er schuilt wordt klaar geweten,
Niets blijft strafloos of vergeten.
Wat zal ik, rampzaalge, spreken?
Wien mij dan ten voorspraak smeeken, Als regtvaardigen verbleeken?
Gij die, schrikb're Gloriekoning!
Zaligt uit genabetooning ,
Heilbron! geef me uw zaalge woning.
(ioede Jesus! wil gedenken.
Dat Ge om mij U zelv' kwaamt schenken.
Wil mij dan ter hel niet wenken.
Moe zat Gij van me op te sporen,
't Kruis ook hebt Ge om mij verkoren: Zóóveel werk zij niet verloren.
llegter der geregte wrake !
Ach dat ik uw gunstwoord smake.
Eer de dag der reekuing nake.
168
'k Zucht als een der schuldenaren, 't Schaamrood op 't gelaat gevaren, quot;Wil toch. God! een' stneekling sparen.
Die Maria hebt ontheven,
Eu een' moordenaar deedt leven,
Mij ook hebt Gij hoop gegeven.
Ze is ouwaard wat bede ik slake.
Maar Gij Goede! uw liefde make.
Dat ik niet in 't helvuur blake.
Wil mij bij de schapen leiden,
En mij vau de bokken scheiden,
Aan uw regter plaats bereiden.
Bij 't verdoemen der verloornen ,
't Vuur ten prooi van 't eeuwig toornen, lioep mij met uwe uitverkoornen.
't Smeek U, diep ter aard gebogen, 't Hart verbrijzeld voor uwe oogen , Heb toch met mijn eind meêdoogen.
O die dag van jaminerklagen,
Die den mensch voor 't oordeel dagen, Uit het stof zal op doen rijzen ,
God! wil hem gena bewijzen;
Goede Jesus! hoor mijn bee;
Geef hun, Heer! uw eenw'gen vreê. Amen.
rv:
I''-i ;i
i
f fill
ii!
109
GEBEDEN VOOR VEESCHILLENDE OVERLEDENEN.
ghbed voor een vadkr op een'e koeder.
O God, flic bevolen he'ofc, onzen .'a Ier en onze inoeiier te ceren, out ferm U door uwe biirmhiirti^lieid ovrr de ziel mijns vadeis (of inijner ino: der, of over de ziel n imjiier ouders:) veiiJteef' zijne (nure of liunne) zoiclen , lt;-n geef, dat ik hein (haar of hen) een'naai in lu t verblijf der eeuwige ,glorie aansehouweu uioge, Duor onzen Heer J. C., uwen Z joü.
gebed vooll whldohners.
O God, die den z mdaron verjjiff nis schenkt cubehagen schept in de zaligheid derraeuschen; wij smeekeu uwe barmhartigheid, door de voorspraak van de gelukzalige Maria, altijd Maagd, en van al uwe Heiligen, dat Gij onze broeders, bloedverwanten en weldoeners, welke uit deze wereld gescheiden zijn, tot de eeuwige gelukzaligheid wilt toelaten. Door J. C., onzen Heer.
gebed voor bijzondere person'en.
Verhoor, Heer, de gebeden, door welke wij uwe barmhartigheid ootmoedig smeeken, dat Gij de ziel vau uwen dienaar N., die Gij uit deze wereld geroepen hebt, in het verblijf van vrede en licht wilt plaatsen en
8
■MM
170
haar in de glorie uwer Heiligen doeu deeleu. Door J. C., onzen Heer.
Heer, die oneindig goed zijt, wij smeeken U, ontferm U over de ziel uwer dienaresse N., en geef haar deel aan de eeuwige zaligheid, nadat Gij haar van de bedorvenheid dezes sterfelijken levens verlost hebt; dit bidden wij door J. C., onzen Heer.
GEBHD VOOR DB ZIELEN, DIE GEENE BIJZONDERE VOORBIDDERS OP AARDE HEBBEN.
Groote God, wiens naam Ontfermer is, erbarm U over de zielen dergenen, welke geene bijzondere voorbidders op aarde hebben. O God van genade, vergeef hare zonden, en verlos haar, die zooveel aan uwen lieven Zoon gekost hebben; verlos haar uit de plaats der zuivering en van alle lijden, om haar toe te laten in het oord der zalige rust, en doe haar in het gezelschap uwer uitverkorenen de eeuwige vreugde genieten. Door J. C., onzen Heer.
GEBED VOOR DE AFGESTORVENE LEDEN VAN HET BROEDERSCHAP.
Barmhartige Vader van al uwe kinderen , die iu den hemel, op de aarde en onder de aarde zijn, ik bid U voor mijne broeders en zusters, die in het geloof aan uwe vaderlijke
maar smad aarde Vade kochl hen 1 Vade
] 71
liefde ontslapen zijn, en nog niet do volle vruchten huns geloofs genieten. Ik weet, o God, dat al uwe daden wijsheid zijn; maar Gij zult toch ook mijne bede niet versmaden: ik mag bidden voor hen, die deze aarde verlaten hebben; Gij zijt nog hun Vader, zij zijn nog uwe kinderen; vrijgekocht door het bloed van uwen Zoon . bezielt hen het verlangen om zalig te worden. Ach, Vader, ik smeek II bij uwen naam van Vader, uwe^ ontferming zij grenzenloos; laat hunne reiniging kortstondig zijn, vervul het verlangen hunner zielen: dit bidden wij U om rle verdiensten van Jesus Christus, uwen Zoon.
eleu.
eken resse ;alig-heid ; dit
deke
' is, elke ben.
, en icon :zui-
aten VOOR de overledene geloovigen, door het ar in lijden en den dood van christus.
1. O Jesus, ons leven en onze verrijzenis, die, toen Gij uit deze wereld gescheiden zijt, ms uw ligchaam en bloed tot spijs en drank lebt nagelaten; ik bid ü ootmoediglijk, door leze uwe oneindige liefde, ontferm ü over 11e overledene geloovigen en bijzonder over VT. N.; geleid hen naar de bronnen des evens, en geef, dat zij weldra met U aan-■itten in uw rijk.
Ome Vader, enz.
wige leer.
5NE P.
ren, r de s en iijke
II. O Jesus, onze bescherming en onze zaligheid, die voor ons in den hof zulk een bitteren angst hebt uitgestaan, dat uw zweet geworden is nis druppelen hloeds, die op aarde vloei 1 en : ik bid U ontmoediglijk , door dit uw dierbaar bloed, onlfenn U over alle overledene geloovigen, en bijzonder overN.N.; verlos hen uit al luume benaauwdheden, en wisch alle tranen van hunne oogeu af.
Onze Vader, enz,
III. O Jesus, onze Verlosser en Zaligmaker , die om onze zouden gevangen zijt genomen ; ik bid U ootmoediglijk door deze harde ketenesi eu banden, ontferm U ovei alle overledene geloovigen, en bijzonder ovei N. N.; slaak alle boeijen van hunne zonden met welke de meusehelijke zwakheid hen in dit leven gebonden heeft; opdat zij in blijdschap U het offer van dankzegging mogen opdragen.
Ome Vader, enz.
IV. O Jesus, blijdschap onzer harten , die uw aanbiddelijk aanschijn , dat de Engelen verlangen te aanschouwen, hebt laten be dekken, bespuwen en mishandelen: ik bid l ootmoediglijk door dit uw onbegrijpelijk ge duld, ontferm ü over alle overledene geloo vigen, en bijzonder over N. N.; ontvanj
173
heu in de aanschouwing vim uw glansrijk licht en vervul hen met blijdschap voor uw aanschijn.
Onze lader, enz.
V. O Jesus , rle kroon oiizcr hperlijkheid , die oin onze zouden cd onzen hoogmoed met geesclen geshigen en met doornen wreedaar-('iglijk en smadelijk gckrnoud zijt; ik bid U ootmotdiglijk, door deze uwe uiterste vernedering, ontferm U over alie overledene geloovigen, en bijzonder over N. N.; verleen genadiglijk, dat zij weldra de kroon der eeuwige heerlijkheid verkrijgen; want Gij zijt het, die ons bekroont in barmhartigheid en outferming.
Onze Vader, enz.
VI. O Jesus, onze Voorspreker en onze Regter, die U door een onrr-gtvaardig vonnis tot den bittersten dood hebt laten veroor-deelen, om ons van het vonnis der eeuwige verdoemenis te onlhcffen; ik bid U oot-inoediglijk door de dieple uwer barmhartigheid , ontferm U over alle overledene geloovigen en bijzonder over N N.; laat hen weldra dit woord van vertroosting hooren : „Uwe zonden zijn u vergeven!quot;
Onze Vader, enz.
174
VII. O Jesus, ons eeuig en opperste Goed , die al onze zonden in uw ligchaam gedragen hebt aan het kruis: ik bid U oot-moediglijk door deze uwe onwaardeerbare weldaad, ontferm U over alle overledene geloovigen en bijzonder over N. N.; ontsluit hun weldra den toegang ter eeuwige heerlijkheid , eu laat hen ia blijdschap hooren; „Komt, gezegenden mijns Vaders 1 bezit het rijk, dat u bereid is van den beginne der wereld.quot;
Onze Vader, enz.
AANROEPING DER HEILIGEN VOOR DE OVERLEDENEN.
O gij, Heiligen , Engelen , gij allen, uitverkorenen Gods, komt de zielen der overledene geloovigen te hulp; komt haar te hulp, gij vooral, eu laat haar uwen aan-biddelijken Zoon aanschouwen , gij, o goeder-tierene en genadige Maagd Maria. Amen.
GEBED OP OF BIJ EEN KERKHOF.
O God, licht der geloovige zielen, hoor goedgunstig onze smeekingen, en geef aan uwe dienaren en dienaressen, wier ligcb.amen alhier, of waar ook ter aarde, in Christus rusten, de plaats der verkwikking, de zaligheid der rust en de klaarheid van het acht. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen,
175
OM DBN
GODVRUCHTIG TB LEZEN.
In den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestep. x\men.
Ik geloof in God, den Vader almagtig, enz. Glorie zij den Vader, enz.
Onze Vader, die in de hemelen zijt, enz. Ik groet u, Dochter van God, den Vader. Wees gegroet, enz.
Ik groet u, Moeder van God, den Zoon. Wees gegroet, enz.
Ik groet u. Bruid van God, den H. Geest. Wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest; gelijk het was in den beginne, cn nu , en altijd , en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
DE VUE BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES ENGELS.
Overdenking.
Maria wordt door den Engel gegroet, die haar boodschapt, dat zij den Zoon Gods zal
ontvangen; bedenlc: hoe zuiver van zanden , hoe ootmoedig van harte, hoe vol van lief Ie zij was, daar God in haar is nedergedaald.
Dat de namen van Jcsus en Maria ziju gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. üe II. Drievuldigheid heeft toetresternd in de menschwording van Christus. Wees gegroet, enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkozen.
3. De Engel Gabriël brengt Maria de blijde boodschap.
4. Maria is in de eenigheid van haar gebed.
5. De Engel zegt: „Wees gegroet, vol . van genade; de Heer is met u!quot; ^
6. Maria was verbaasd , teen zij den En- « gel hoorde. a?
7. De Engel zegt: „Vrees niet, Mrria; ^ want gij zult door den Heiligen Geest |. ontvangen.quot;
8. Maria zquot;gt: „Zie de dienstmaagd | des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot;
9. Maria is van den Heiligen Geest overlommerd geworden.
10. „En het Woord is vleesch gewoiden en Het heeft onder ons gewoond.quot;
Glorie zij den Vader, enz.
177
GEBED.
O Moeder der goddelijke genade, verkrijg mij een zoo zuiver , zoo ootmoedig en godminnend hart, dat ik uwen Zoon Jesus, onzen Heer, in mij waardig ontvangen en altijd behouden moge. Amon.
II. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHT ELISABETH.
Overdenking.
Maria, bevrucht zijnde van den Zoon Gods , bezoekt hare nicht Elisabeth ; op de stem barer groetenis wordt het kindje Joannes in den moederschoot geheiligd ; en van vreugde opspringende, belijdt het zijns Heeren tegenwoordigheid. Denk: hoe gij u altijd in de goddelijke tegenwoordigheid bevindt, en gij leeft, alsof gij Hem niet kendet.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisabeth bezoeken. Wees gegroet, enz.
2, Tvlaria wordt bestierd van den Hei- ^ ligen Geest. S
3/Maria , met allen haast opstaande, cm gaat over het gebergte. ^
4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elisabeth ontvangen. §
8
178
5. De H. Joannes is gezuiverd, en van blijdschap in den moederschoot opgesprongen. Wees gegroet, enz.
6. Elisabeth zeide; „Gezegend is de vrucht uws ligchaams.quot;
7. Maria heeft in verrukking uitgeroe- ^ pen : „Mijne ziel maakt groot den S Heer \quot; £
S, Elisabeth zeide; „AATelk geluk ge-schiedt mij, dat de Moeder desHeeren o tot mij komt \quot; ^
9. Het huis van Zacharias is door de g komst van Jesus en Maria gezegend. F 10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Heilige Maagd en Moeder Gods, Maria, bezoek mij toch dikwijls met uwen Jesus, opdat mijne arme ziel gezuiverd worde van zonden en mijn geest zich verheuge in God, mijnen Zaligmaker. Amen.
111. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
Overdenking.
Maria baart, zonder smart of verlies barer maagdelijke zuiverheid, den Zaligmaker der wereld, de blijdschap des aardrijks, de vreugde
179
des hemels; windt Hem iu doekeu, eu legt Hem in eene kribbe. Zie, God wordt in een stal geboren, omdat Hij geene plaats vindt iu eene herberg, noch in de harten der menscheu.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria heeft gebaard eu is maagd gebleven. H'ees gei/roet, enz.
2. Maria heeft Jesus iu een stal gebaard en iu doeken gewonden.
;_S. Maria heeft Jesus met veel liefde eu verwondering aanschouwd.
4. Maria heeft Jesus omhelsd en aau haar hart gedrukt.
5. Maria heeft Jesus als eene moeder gevoed.
(). Maria heeft Jesus in eene kribbe gelegd , die Josef daartoe had bereid,
7. Jesus lag op hooi eu stroo tusschen o os en ezel. J*
8. De Eugelen hebben gezongen : „Glo-lie zij God in den allerhoogste, en S vrede den menscheu van goeden wil!quot;
9. De herders zijn het Kind komen bezoeken.
10. De koningen ziju het Kiud komen aanbidden en hebben hunue giften geofferd.
Glorie zij den Vader, enz.
3
O CD
OQ
i,quot;
180
GEBED.
O Maria, verkrijg tnij dat geluk , dat Jesus zijue intrede iu mijn hart neme, en daarin ruste, opdat mijn hart zich in Hem ver-kwikke, die alléén de ware rust is. O liefste Jesus, mijn hart is bereid, mijn hart is bereid.
IV. DE OPDRAGï VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
Overdenking.
Maria draagt haren Zoon Jesus in den tempel op. De H. Simeon ontvangt Hem met blijdschap in zijne armen en omhelst Hem teeder. Verzoek, Hem ook met de armen uwer begeerte te mogen omhelzen.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria gaat om haar H. Kind te offeren.
Wees gegroet, enz.
2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan
3. Maria gaat door mocijelijke wegen S naar Jerusalem. aq
4. Maria heeft .Jesus op hare armen ge- S. dragen. o
5. Maria al biddende, vervordert haren -Tquot; weg. 2
ö.Maria heeft Jesus in deu tempel op-geofferd.
181
7. Maria heeft Jesus met vijf sikkelen her-kocht. Wees gegroet, enz.
8. Aiuia was verblijd , dat hare voor- ^5 zegging volbragt werd. S
!). De oude Simeon heeft Jesus omhelsd aquot;
en op zijne armen gedragen. a?
10. Simeon zeide : „Heer ! laat nu uwen °
dienaar gaan in vrede volgens uw
1 • ••
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
Heilige Maagd Maria , gelief mij aan Jesus, de gezegende Vrucht uws ligchaams, aan te bieden ; maak Hem mij genadig, en laat mij niet sterven , zonder eerst mijnen Zaligmaker te zien, opdat ik Hem moge aanschouwen in de eeuwigheid. Amen.
V. DB VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESUS.
Overdenking.
Maria en Josef zoeken het verloren Kind Jesus met gro jte droefheid, en viuden het in verrukking van blijdschap in het midden der leeraren. Denk: hoe dikwijls gij Jesus door de zonden verloren hebt; maak een vast voornemen , u te verbeteren en Jesus uit geheel uw hart te zoeken.
Dat do uarncu van Jesus cu Maria ziju gezegend ; van nu af tot in eeuwiglieid.
Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren, Wees gegroet, enz.
2. Maria heeft haren schat gemist.
3. Maria heeft Hem overal gezocht.
4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten gezocht.
5. Maria heeft Jesus na drie dagen ge- :£ vonden. |
(5. Maria vindt Jesus in den tempel. a,
7. Jesus, twaalf jaren oud, hoort en ,£5 vraagt de leeraren. 3
8. Maria zeide : „Zoon ! waarom hebt Gij ons bedroefd ?quot; s
9 . Jesus is met hen gegaan en was hun S onderdanig.
10. Maria bewaarde al deze woorden, welke Jesus tot haar sprak, in haar hart. Glorie zij den Vader, oiz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierenste Moeder, verkrijg voor mijn hart eene ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van rouw, om het verlies te beweenen van mijnen Jesus, dien ik zoo dikwijls door de zenden verloren heb: gun mij Ilem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.
183
I. DE BENAAUWDHEID VAN CHRISTUS IN HET HOFJE.
Overdenking.
Jesus, benaauwd tot den dood, valt neder op de aarde met zijn heilig aangezigt, en zweet druppelen bleeds. Stel n, o mensch! in liet binnenste van dit benaauwd hart ; zie , hoe het wordt geprangd , zoo door de aanstaande pijnen als door uwe zonden.
Zoo lief heeft God den mensch gehad , dat Hij zijnen eenigen Zoon niet heeft gespaard j maar Hem heeft geleverd tot den dood, ja , tot den dood des kruises.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesns gaat naar den hof van Oliveten,
Wees gegroet, enz.
2. Jesus valt plat ter aarde neder.
3. Jesus volhardt in het gebed. ^
é. Jesus is bedroefd tot den dood. S
5. Jesus zweet water en bloed.
6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van cr zijnen hemelschen Vader. o
7. Jesus vermaant zijne leerlingen om J71quot; te waken en te bidden. g
8. Jesus wordt van zijnen Apostel door ^ eeu kus geleverd.
184
9. Jesus wordt van zijn bomind volk gevangen. Wees gegroet, enz.
10. Jesus wonlt wreedclijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen. Wees gegroet, enz.
Zoo lief heeft. God, enz. bladz. 183.
GEBED.
Vergeef, o Jesus, door uw bloedig zweet al onze zonden : zij zijn ons leed uit den grond oiizes harten, omdat wij U daardoor hebben vergramd. Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
II. DE GEESELING VAN CHRISTUS.
Overdenking.
Jesus, de Verlosser der wereld, aan eenen geeselpnal gebonden, wordt wreedelijk ge geeseld en ontvangt menigvuldige wonden. Denk, o zondaar! of het redelijk is, riatgij uwe kwade lusten nog zult zoeken in te volgen, daar de Zoon Gods om uwe zonden aldus met geeselen verscheurd wordt.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt overgeleverd om gegeeseld te worden. Wees gegroet, enz.
185
Jesus wordt valschelijk beschuldigd.
3. Jesus' kleederen worden uitgerukt. 5*
4. Jesus staat geheel ontbloot. S
5. Jcsus wordt aan een paal gebonden.
6. Jesus wordt met zweepen geslagen. Jï
7. Jerus wordt met rlt;;eden geoeeseid. 3
8. Jesus' vleescli wordt met scherpe ha- j* ken verscheurd. a
9. Jesus' bloed vloeit langs de aarde. S 10. Jesus ontbonden zijnde, kruipt naar
zijne kleederen.
Zoo lief heeft God, enz.
GEBED.
O minnelijke Jesus, blusch door dit vloeijende bloed het blakende vuur onzer doodeiijke wellusten. H. Maria, MoederGods, verkrijg voor ons bij uwen lieven Zoon, dat wij met de banden zijner liefde gebonden zijnde, de roede zijner tijdelijke kastijdingen gaarne voor onze zouden mogen verdragen. Amen.
III. DE DOORNENKROONING VAN CHRISTUS, O v e r d e n k i n g.
Jesus wordt gekroond met eene doornen kroon, die met eene onverdragelijkc pijn in zijn gezegend hoofd gedrukt wordt. Zoo groot, o mensch! is uwe duivelsche hoovaar-
186
digheid , dat zij met zulke versraaadheid, door den Zoon Gods moet genezen worden.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt verwezen om gekroond te worden. Wees gegroet, enz.
2. Zij hebben Jesus eene doornen kroon bereid.
3. Zij hebben de doornen kroon in Jesus' hoofd gedrukt. :5
4. Jesus' hoofd wordt aan alle kanten § doorwond. aq
5. Jesus' hoofd druipt van het bloed. ^
6. Jesus' voorhoofd is met bloed bedekt. 3
7. Jesus'oogenzijn met tranen overgoten. J7*quot;
8. Jesus' gelaat vertrekt van pijn. g
9. Jesus' wordt met een purperen man- B tel bespot.
10. Jesus is wreedelijk mishandeld: „Aanzie den mensch.quot;
Zoo lief heeft God, enz.
GEBED.
O Jesus, Koning mijner ziel, leer mij door uw heilig voorbeeld de versmadingen verdragen, de ijdelheid verachten, en de hoovaardigheid verzaken. Heilige Maria, bid voor mij, opdat Jesus do^r de verdiensten zijner doornen kroon mij de kroon der
111! , '£i -
! i
187
eeuwige heerlijkheid gelieve te verleenen. Amen.
IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS.
Overdenking.
Je sus, dragende zijn kruis naar deu Calvarieberg , ontmoet zijne gezegende Moeder. Denk: hoe Zij elkander de harten door-woudden met het zwaard van droefheid, voornamelijk toen Maria Hem zoo dikwijls zag bezwijken ouder zijn kruis.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : vau uu af tot in eeuwigheid.
Onze l ader, euz.
1 Jesus wordt veroordeeld om gekruist te worden. K ees (jegroet, enz.
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd.
.quot;5. Jesus heeft zijn kruis op zijne door- ^ wonde schouders gedragen. quot;
4«. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden. a4
5. Jesus met zijn kruis beladen , ont- S moet zijne bedroefde Moeder.
6. Jesus drukt ziju gezegend aangezigt s in den doek.
7. Jesus zeide: „Haudelt men zoo met het groene hout, wat zal er dan met het dorre geschieden?quot;
188
S. Niemand wil Jesus zijn kruis helpeu dragen. Wees gegroet, enz.
9. Je.-ais valt aan dea voet des bergs ne Ier. Wees gecjroel, enz.
10. Jesus beklimt voor ons den Calvarieberg. Wees gegroet j enz.
Zoo lief heeft God , enz.
GKBED.
O Maria, goedertierrne Moeder, verwerf mij, dat ik mijn kruis gevvillig drage, en altijd wandele in de bloedige voetstappen van Jesus Cluii-tus; opdat het leven en lijden mijns Zaligmakeis in mij uitgedrukt en vertoond worde. Amen.
V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.
Overdenking.
Jesus, van het hoofd tot de voeten doorwond, wordt aan het kruis genageld ; cn hangende tusschen twee moordenaarsstejft Hij den allerschandulijksteu dood, omu het leven te geven.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: vau nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt wreedelijk aan het kruis uitgerekt. Wees gegroet, enz.
2. Jesus' handen en voeten worden door-nageld. Wees gegroet, enz.
189
3. Jesus wordt aan het kruis opgerigt eu zijne wonden vloeijen van bloed. Wees gegroet, enz.
4. Jeaus birlt voor zijne vijanden.
ö. Jesns belooft den moordenaar liet paradijs. si
(3. Jesus beveelt den H. Joannes aan 2 zijne Moeder. a;i
7. Jesus, dorst hebbende, is met gal ^ en edik gelaafd. o
5. Jesus heeft uitgeroepen: „Mijn God! J1quot; mijn God! waarom hebt Gij Mij * verlaten ?quot;
9. Jesus zeide : „Tiet is volbragt \quot; 10, Jesus heelt zijnen geest gegeven en zijn hart voor ons geopend.
Zoo lief heeft God, enz.
GEBED.
O Jesus, ik bid U ('oor al uwe smarten en door uwen bitteren dood , door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstoken zijde en dour a! uwe gezegende wonden, ontferm U mijner, en druk uw H. Lijden zoo diep in mijn hart, dat mij niets anders behage dan Gij, mijn Jesus, die voor mij gekruist zijt.
190
DE VIJP VERHEERLIJKTE GEHEIMEN.
I. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS.
Jesus verrijst luisterrijk van den dood en vertoont zich terstond aau Maria; deuk : met welk eene onuitsprekelijke blijdschap de Moeder overgoten is geweest, toen zij haren Zoon zegevierend verrezen zag, dien zij drie dagen te voreu zoo schandelijk had zien sterven aan het kruis.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesus is den derden dag opgestaan. Wees gegroet, enz.
2. Jesus heeft den dood en de hel overwonnen.
3. Jesus troost en verlost de oud vaders.
4. Jesus is heerlijk verrezen,
5. Jesus verblijdt zijne H. Moeder. S
6. Jesus vertoont zich als een hovenier ^ aan Maria Magdalena.
7. Jesus vertoont zich aau Petrus, en o heeft hem gezegend.
8. De leerlingen vau Emmaus zeiden : „Waren onze harten niet van liefde brandende, als Hij tot ons sprak ?quot;
9. Jesus staat in het midden zijner leerlingen en wenscht liuu allen den vrede.
CD
191
10. Jesus toont zijne verheerlijkte wonden aan den H. Thomas. Wees gegroet, enz.
Geloofd en gedankt zij Jesus Christus in het allerheiligste Sakrament des altaars , en deszelfs voorstander de H. Vader Dominicus met zooveel lofzangen en eer als hij waardig is.
GEBED.
O Maria, allergelukkigste Moeder, ik bid u door de blijdschap, die uw moederlijk hart gevoeld heeft, toen gij uwen beminden , van den dood verrezen Zoon aau-sehouwdet, verkrijg mij, dat mijne ziel met Hem geestelijker wijze verrijze tot het leven der genade , en nooit den dood der zonde meer sterve. Amen.
II. DE HEMELVAART VAN CHRISTUS.
Overdenking.
Jesus, vergezeld van vele zalige zielen, klimt zegevierend ten hemel. Denk : hoe Maria Hein van ganscher harte en met zoete trauen is gevolgd.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader.
1. De heerlijke hemelvaart van Jesus. Wees gegroet, enz.
2. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden. Wees gegroet, euz.
•j. Maria omhelst haren lieven Zoon. W gegroet, enz.
4. Mügihileua werpt zich aan de voeten van Jfsus.
5. Jesus klimt op door zijne eigene tnagt,
6. De leerlingen hebben Jijsns aan- ^ schouvvd en Hij heeft heu allen ge- S zegend. o,
7. Jesus heeft voor ons den heinel ge al opend. g
8. Jesus zit aan de regterhand zijns J*quot; hemelschen Vaders. g
9. Jesus toont zijne Heilige Wonden ;■gt; voor ons aan zijnen hemelschen Vader.
10. Jesus is onze Middelaar in den hemel. Geloofd en gezegend , enz. bladz. 191.
GEBED.
Verwerf mij, o goedertierene Moeder eu Maagd Maria, dat ik uwen Zoon Jesus Christus, die in zegepraal ten hernel is opgeklommen. , van ganseher harte moge navolgen, en met eene dorstige ziel onophoudelijk en brandend naar Hem verlange. Amen.
III. DE ZENDING VAN DEN H. GEEST.
Overdenking.
Jesus, zittend aan de regterhand zijns Vaders, zendt den H. Geest over zijne
193
Apostelen, die te zamen met Maria volharden in het gebed. Denk : met wat een zoeten brand van liefde de harten vervuld waren, wanneer dat goddelijke vuur daarin nederdaalde; bid, dat liet aldus ook op u moge nederdalen.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Jesus heeft zijnen H. Geest beloofd. Wees gegroet, enz.
2. Jesus heeft den Trooster gezonden.
3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden.
4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken.
5. De H. Geest heeft de verstanden ^ verlicht. S
6. De H. Geest heeft de harten versterkt, oq
7. De H. Geest heeft verscheidene talen cg doen spreken. g
8. De H. Geest heeft zijne gaven mede- ^ gedeeld. |
9. Kom, H, Geest! bezoek de harten •' uwer geloovigen.
10. Kom, H, Geest! ontsteek in ons het vuur uwer liefde.
Geloofd en gezegend, enz.
9
194
GEBED.
Kom nu ook, H. Geest, vervul mijn hart en ontsteek in mij het vuur uwer liefde , opdat ik U zaliglijk kenne, vuriglijk beminne en behagelijk diene. H. Maria, verkrijg mij deze genade. Amen,
IV. DE OPNEMING VAN MARIA TEN HEMEL.
Overdenking.
Maria, rustende op haren Welbeminde, wordt in heerlijkheid opgevoerd ten hemel en verheven boven alle koren der Engelen. Verblijd u, omdat gij nu in den hemel niet alleen Jesus hebt, die aan zijnen Vader zijne wonden toont, maar ook Maria, die voor u bij haren Zoon spreekt.
Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel. Wee-s gegroet, enz.
2. De hemelsche Vader ontvangt zijne beminde Dochter.
8. Jesus verwelkomt zijne lieve Moeder.
4. De H. Geest omhelst zijne lieve Bruid.
5. De Serafijnen groeten Maria,
6. De Engelen dienen Maria.
7. Geheelde hemel is verblijd door Maria.
195
8. Maria zit bij haren lie/en Zoon. Wees gegroet, enz.
9. Maria is onze Voorspreekster in den hemel. Wees gegroet, enz.
10. Maria is onze Moeder en Middelares bij haren Zoon. IPees gegroet, enz.
Geloofd en gezegend, enz.
GEBED.
O Maria, Moeder der barmhartigheid, wij roepen tot u, zuchtende en weenende, in dit dal van tranen. Welaan dan, onze Voorspreekster! keer uwe barmhartige oogen tot ons, en bid voor ons bij God, uwen Zoon , opdat wij hier van Hem vergiffenis onzer zonden verwerven, en hierna het eeuwige leven. Amen.
V. DE KROONING VAN MARIA.
Overdenking.
Maria wordt van de H. Drievuldigheid als Koningin des hemels gekroond. Deuk: met welk eene verheerlijking en blijdschap der zaligeu deze krooning is gescaied; tracht ook deze nieuwgekroonde Koningin met iets te vereeren, en schenk haar te dien einde het Rozehoedje, dat gij leest.
Dat de namen van Jcsus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
i9f;
1. Maria is met heerlijkheid iu den hemel gekroond. Wees gegroet, eivi.
2. Maria is gekroond door hare sera-phijnsche liefde.
3. Maria is gekroond door hare engel-
OQ
CD CJCJ *-i O CD
9.
10.
achtige zuiverheid.
Maria is gekroond door hare groote ootmoedigheid.
5. Maria is gekroond door harevolmaakte gehoorzaamheid.
6. Maria is gekroond door hare heilige voorzigtigheid.
7. Maria is gekroond door hare groote verduldigheid.
8. Maria is gekroond door hare ijverige dankbaarheid.
Maria is gekroond door hare volharding in alle deugden.
Maria is gekroond boven alle Engelen en Heiligen in den hemel, gelijk de Moeder van God toekomt.
Geloofd en gezegend, enz.
ii, ^ A.
4.
GKBED.
Ik offer u, allerzuiverste en roemwaardigste Moeder Gods, Maria, in vereeniging met al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, deze geestelijke kroon van gebeden en groete-nissen; gewaardig u, haar te ontvangen, met al de lofzangen, die op aarde en in den hemel
; 1 II
111 r iH.
i \
11)7
gedaan worden; verkrijg mij en allen, voor wie ik gehouden ben te bidden, van uwen lieven Zoon de genade om wel te leven en zalig te sterven. Amen.
Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade gegeven heeft om den Rozekrans te lezen. Onze Vader, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria ons verstand wille opdragen aan den hemelschen Vader, opdat wij in eeuwigheid zijne barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria ons geheugen wille opofferen aan haren Zonn, opdat wij gedurig zijn heilig leven en bitter lijden indachtig mogen zijn. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria onzen wil gelieve toe te eigenen aan den H. Geest, opdat hij gedurig in ons van liefde braude. Wees gegroet, enz.
Wijzulleuhet Gefoo/bidden, opdat ons gebed aan God aangenaam zij, dat het strekken moge tot zijne verheerlijking, tot welstand der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en der afgevallene Christenen en tot welstand der gemeente.
Ik Geloof in God, den Vader, enz.
J)e almogendheid des Vaders beware ons, de wijsheid des Zoons ouderwijze ons en de liefde des H. Geestes ontsteke ons.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en. des H. Geestes, Amen.
198
GEBED ÏOT MARIA ONZK MOEDER, OM HAREN BIJSTAND IN HET LEVEN.
Beminnelijke Moeder van mijnen Zaligmaker , heilige Maagd, die ook mijne Moeder zijt, ik verheug mij over dit woord, hetwelk tot mij gezegd is. O Maria, mijne teedere Moeder, na Jesus het voorwerp mijner vurigste liefde! alle geslachten zullen u zalig noemen , want Hij heeft yroote dingen gedaan aan u, die magtig en wiens naam heilig is en wiens barmhartigheid zich uitstrekt van geslachte tot geslachte lij allen, die Hem vreezen. Koningin der Patriarchen en der Profeten, der Apostelen en der Martelaars, der Belijders en der Maagden, der Engelen en der Aartsengelen! gewaardig u ook mij te besturen. Laat uwe zachte blikken op uw kind, den zwervenden zoon van Eva, die uit de diepte van het tranendal tot u roept, nederdalen. Bescherm mij tegen den vijand, welken gij overwonnen hebt. Gij zijt mijne hoop, mijn troost, mijne hulp te midden der gevaren, welke mij omgeven. Sterre der zee! leid mij door de onstuimige wereldzee in de haven van het eeuwig vaderland. Amen.
199
1
GEBED TOT MARIA, OM HAREN BIJSTAND IN HET UUR DES DOODS.
O Maria, Moeder der reinste liefde, verwerf mij de gaaf van liefde, opdat ik in liefde tot uwen goddelijken Zoon ontstoken, en tegen den kwaden geest versterkt worde, vooral in de ure des doods. Wie zal mij van de banden des vleesches losmaken, opdat ik aan u moge gelijk zijn? Wie zal mij van den last der sterfelijkheid bevrijden? Wie zal mij vleugelen geven, opdat ik, gelijk de duif, naar mijne Moeder vliege en mij bij haar nederzette? O mijne Moeder! ik bemin u meer dau mij zeiven, ik bemin u naast God meer dan alle dingen, en wil u ook eeuwig beminnen. Maar helaas! ik ben nog ver van u , ver van uwen Zoon verwijderd; op deze aarde aan vele gevaren blootgesteld, ben ik aan vele smarten ten prooi gegeven. Bescherm mij, troost mij, en als het uur van sterven komen zal, wil mij dan toch dien overgang ligt maken; versterk mijn geloof; bevestig mijne hoop; leg mij woorden van liefde in mijn stervenden mond; en leg uwe hand op rnijn hart, hetwelk tot het laatste oogenblik voor u, mijne Moeder! en voor mijnen Jesus kloppen zal. Sta mij bij door uwe voorbede, opdat mijn einde rustig, mijn overgang zalig zij. Amen.
GEBED ÏOÏ MARIA IN ALLEN NOOD.
O allerheiligste Maagd en Moeder Gods. Maria, ik, (N. N.) de onwaardigste der zondaren, neem mijne toevlugt tot u en bid u met een kinderlijk vertrouwen , dat gij , o medelijdende Moeder! mij ellendige, moogt verhooren iu mijne benaauwdheden. Ach, wees voor mij eeue krachtige voorspraak bij de allerheiligste Drievuldigheid , Dochter van God den Vader, Moeder van God den Zoon , Bruid van God den H. Geest! Zie van uwen troon, o verhevene Maagd! neder, niet op mijne zonden, maar op mijne verlatenheid , niet op mijne verdiende straffen, maar op mijne behoeften, niet op mijne onwaardigheid , maar op mijn berouw. Ondersteun mij, opdat ik niet valle; troost mij, opdat ik niet wanhope; behoud mij, opdat ik niet verloren ga. Ach! tot wie zal ik vlugten in mijne benaauwdheid dan tot u, gelijk een kind tot de moeder, wanneer de vader vergramd is? Ja ik vlugt tot u, die de oorzaak onzer blijdschap, de behoudenis der kranken, de toevlugt der zondaren , de troos-teresse der bedrukten, de hoop der klein-moedigen en de bijstand der Christenen zijt.
O allerheiligste Maagd! gij kunt mij helpen, en ik vertrouw, dat gij mij helpen zult. Gij kunt mij helpen, want naast God zijt
20 i
gij de inagtigste van allen; één zucht voor deu zondaar, uit uw moederlijk hart opgaande, vermag meer dan de gebeden van velen.
Ik betrouw, dat gij helpen zult, omdat gij vol zijt van liefde jegens de menschen en vooral tot de zondaren. Gij hebt zoo velen uit den afgrond hunner boosheden teruggevoerd, van den rand des verderfs wedergeleid, en aan het geweld des helschen vijands ontrukt, opdat zij tot verbetering, tot zaligheid hunner ziel en tot de eeuwige vreugde des hemels zouden geraken. Door uwe voorspraak vermoogt gij alles bij uwen goddelijken Zoon, waarom zoudt gij mij ongelukkige ook niet helpen ? Ik ben immers van denzelfden God geschapen; door hetzelfde dierbaar bloed vrijgekocht; met dezelfde woorden aan uwe moederlijke teederheid aanbevolen; gij zijt zoowel mijne Moeder als gij hunne Moeder waart? Uwe liefde is niet verflaauwd, uw ijver is niet verminderd. Gij let niet op het aanzien der personen : waarom zoudt gij mij ellendige ook niet bijstaan door uwe voorbede? Ik beken, dat mijne zonden groot en veel zijn, en dat ik er lang roekeloos in voortleefde; maar ik weet ook, dat het bij u nooit te laat is; dat gij altijd gereed zijt naar ons te luisteren ; dat gij uwe armen steeds naar ons uitstrekt, om ons te ontvangen.
202
hi het volste vertrouwen op u, bid ik u ootmoediglijk om troost, liulp, bijstand , bescherming en verlossing , bijzonder in deze mijne ellende.... Ach, allergenadigste Moeder ! wend uw aanschijn niet af van mijne smeekingen, maar verhoor mijne gebeden ook zonder verdiensten. Laat mij niet opstaan zonder verhoord , noch van u weggaan zonder getroost te zijn. Dat uw moederlijk hart daartoe bewogen wierd door de blijdschap , die gij hebt mogen ondervinden in de boodschap des Engels , het bezoek van uwe Nicht, de opdragt en wedervinding van Jesus in den tempel. Heb toch medelijden met mijne droefheid , om de onuitsprekelijke droefheid, welke uw hart doorgriefde,, toen gij onder het kruis stondt, waaraan uw Zoon stierf, en gij met Hem zijn bitter lijden verduurdet. Verheug mijn bedrukt hart, door mijne gebeden te verhooren om de verhevene vertroosting, die gij hebt mogen ondervinden in de glorierijke verrijzenis en wondervolle hemelvaart uws Zoons, in het t-oostrijk afdalen des H. Geestes, in uwe opvoering en luisterrijke krooning in den hemel.
Ik bid en smeek u , o Maria ! om alles wat uw teeder hart zoude kunnen bewegen, dat gij mij toch helpt door uwe voorbede, bijzonderlijk om de liefde van Jesus tot u en de nwe tot Hem. Gelief mij te vertroosten.
203
door van uwen lieven Zoon voor mij te verkrijgen , dat ik in dezen nood van Hem geholpen worde. O Maria, ik zal niet ophouden met bidden, totdat mijn gebed verhoord en mijn wensch vervuld is. O aller-mededoogendste Moeder! verhoor mij en wil niet langer vertoeven. Ik beken, dat ik niet verdiend heb van u verhoord te worden , wijl ik tot nu toe zoo traag in uwe dienst geweest ben , maar van nu af maak ik een onveranderlijk voornemen , otn mij rnet allen ijver aan uwe dienst te wijden. Ikofleruop mijnen goeden wil en mijue opregte meening; ontvang die in liefde en verwerf mij de genade , dat ik in staat moge zijn, mijn voornemen te volgen en mijne belofte getrouw te vervullen: opdat ik door uwe voorbede bevrijd van benaauwdheid , van den last waaronder ik gebukt ga, mij met nieuwen ijver aan de vervulling van mijne pligten zóó toewijde, dat ik eenmaal het geluk hebbe, van mij in uw gezelschap eeuwiglijk in het bezit van mijnen Schepper te verheugen. Amen.
VEEZUCHWGEN TOT MAEIA OM HAEE ZEVEN YEEUGDEN.
O Maria, om de vreugde, waarmede uw hart vervuld werd , toen de Engel des Heeren u boodschapte, dat gij door de allerheiligste Drievuldigheid waart verkoren, om de Moeder
204
te zijn van den eeuwenlang verwachten Verlosser der wereld; om die vreugde bidden wij u, dat gij door uwe voorbede voor ons wilt verwerven , dat wij dikwijls godvruch-tiglijk aan deze heugelijke verkiezing denken en ter bevordering van ons heil beseffen mogen, hoeveel belang de God van ontferming en liefde in ons waar geluk, de verlossing onzer zielen stelde, en hoe hoog wij daarom onze onsterfelijke ziel behooren te schatten.
Wees gegroet, enz.
O Maria, om de zoete vertroosting, waarmede uw hart vervuld werd, toen gij zonder smarten uwen Zoon baardet; wij bidden u, verwerf voor ons door uwe voorspraak, dat wij steeds wel beseffen, hoe groot eenen schat van genade wij aan de geboorte van uwen goddelijken Zoon te danken hebben, en hoezeer wij verpligt zijn, daarvan een waardig gebruik te maken.
Wees gegroet, enz.
O Maria, om de vreugde, die gij smaak-tct, toen de Oostersche Wijzen aan uwen Zoon wierook , goud en mirre offerden en daardoor den jonggeborene op hunne wijze huldigden; wij bidden u , verkrijg voor ons door uwe gebeden, dat wij, naar het voorbeeld der Oostersche aanbidders, Jesus, uwen
'205
Zoon , in ootmoedigheid des harten aanbidden en aan Hem ons verstand , ons geheugen en onzen wil ten offer brengen ; opdat wij in geloof, hoop en liefde niet verzwakken, maar altoos toenemen mogen.
Wees gegroet, enz.
O Maria, om de overgroote blijdschap, die gij mogt ondervinden ^ toen gij uwen twaalfjarigen Zoon wedervondt in den tempel in het midden der leeraren; wij bidden u, verzoek voor ons de genade, dat, als wij het ongeluk hebben van door de boosheid onzer misdaden de liefde van Jesus, uwen Zoon, te verliezen, wij ons dan haasten , Hem te zoeken en in opregte boetvaardigheid weder te vinden.
Wees gegroet, enz.
O Maria, om de onbegrijpelijke vreugde, waarmede gij vervuld werdt, toen uw beminde Zoon , van den dood verrezen, zich levend aan u vertoonde ; wij bidden u , dat gij door uwe voorbede voor ons de genade moogt erlangen, dat wij steeds geleid worden door den opregten wensch van uwen Zoon te mogen zien, en verdienen, eenmaal gelukkig tot dat einde weder opgewekt te worden op den jongsten der dagen.
Wees gegroet, enz.
206
O Maria, om de overgroote vreugde, waarvan uw hart vol was, toen gij Jesus,
uwen Zoon, door eigeue kracht zaagt ten ons hemel klimmen; wij bidden u, dat gij ons minp de genade moogt verwerven van zóó te le- jinvlc ven, dat wij eenmaal waardig mogen bevon- Laat den worden, bezit te gaan nemen van die plaats, welke Hij voor ons bereid heeft; en daar te genieten wat noch oog gezien , noch oor gehoord heeft, noch in het hart van den mensch ooit is opgekomen, — hetgene God bereid heeft voor die Hem dienen.
Wees gegroet, enz.
O Maria, om de vreugde , waarmede gij vervuld werdt, toen de H. Geest in de gedaante van vurige tongen over de leerlingen uws Zoons afdaalde; wij bidden u , verkrijg voor ons de genade, dat ook wij met de gaven van den Vertrooster mogen worden uitgerust en bestraald door zijn licht, opdat wij den weg, ons door Jesus getoond, met vasten tred bewaudelen.
Wees gegroet, enz.
i
GEBED VOOR DE LEVENDE LEDEN VAN HET BEOEDERSCHAP.
O allergoedertierenste Moeder, die met welgevallen nederziet op onze ootmoedigs pogingen: gewaardigu, de hulde te ontvangen,
.4^.
207
welke wij, in den geest van liefde vereenigd, aan den voet van uwen troon brengen. Neem ons Broederschap in uwe weldadige beseher-ming, en laat onze broeders en zusters den invloed van uwe bescherming ondervinden. Laat ons door u toegang hebben tot den Zoon, o Gezegende! die genade gevonden hebt, en de Moeder van het leven en van de zaligheid zijt; opdat Hij ons door u ont-vange, die door u aan ons gegeven is. Uwe volmaaktheid verschoone bij Hein de schuld van ons bederf; en uwe ootmoedigheid, aan God zoo aangenaam , verwerve vergiffenis voor onze ijdelheid en hoovaardigheid. Dat toch uwe overgroote liefde bedekke de menigte onzer zouden; en dat uwe verhevene vruchtbaarheid ons aanbrenge de vruchtbaarheid van verdiensten.
O onze Meesteresse, onze Middelaresse , onze Voorsprekeresse! beveel ons aan uwen Zoon, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon. Maak, o gezegende Maagd, door de genade die gij hebt gevonden, door het voorregt dat u is gegeven , door de barmhartigheid die gij hebt genoten, dat Jesus, uw Zoon, onze Heer, ons door uwe tusschenspraak, aan zijne zaligheid en glorie deelachtig make, gelijk Hij door u onze krankheid en ellende heeft aangenomen. Amen.
I K.'-v I .
208
GEBED TOT MARIA ALS ONZE MOEBER.
O Maria, Moeder Gods en onze Moeder, hoe is het mogelijk , dat ik , die eene zoo heilige Moeder heb, zoo bedorven blijf! dat ik, die eeue Moeder heb , altijd brandende van liefde tot God , slechts het schepsel bemin! dat ik, die eene Moeder heb, zoo rijk in deugden , daaraan zoo arm ben ! Mijne beminnelijke Moeder! het is waar, dat ik niet verdien , uw kind te wezen ; mijn slecht gedrag heeft mij deze gunst geheel onwaardig gemaakt; ik vraag u slechts, mij goedgunstig als uwen geringsten dienaar aan te nemen. Verbied mij echter niet, u mijne Moeder te noemen; die naam vertroost, verteedert mij , en herinnert mij de verpligting die ik heb , van u te beminnen; die naam moedigt mij aan om mijn vertrouwen op a te stellen. Wanneer ik het meest terugschrik op het zien van mijne zonden en de goddelijke ge-regtigheid, dan voel ik mij versterkt, als ik denk , dat gij mijne Moeder zijt. Ach , laat ik dan tot u zeggen: o mijne Moeder ! zóó noem ik u, zóó zal ik u altijd noemen. Na uwen goddelijken Zoon, zult gij altijd mijne hoop , mijne toevlugt, mijne liefde zijn in dit dal van tranen. En stervende hoop ik u toe te roepen : Mijne goede Moeder ! kom mij te hulp; heb medelijden met mij. Amen.
1
■MI
i
i i !t
'!
GEZANGEN.
TER VEREERING VAN
AANKOEPINGr VAjST DEN H. GEEST.
BIJ DE PROCESSIE EN ANDERE GELEGENHEDEN, {Veni Sancte Spiritus.)
■1. Heil'ge Geest! kom, laat uw stralen Uit den hemel op ons dalen,
Die der armen Vader zijt:
Kom, o Gever aller gaven!
Kom de droeve harten laven,
Dat uw heillicht hen verblijd'.
2. Zoete Gastvriend onzer zielen! Levensbalsem voor wie violen,
Eust bij 't zwoegen van den dag: Kom, o Laafbron! 't heete woelen Der ontgloeide drift verkoelen,
Troost in alle weegeklag!
3. Zalig Licht! o doe uw stralen In het diepst des harten dalen,
Van 't geloof in U vervuld;
Komt uw kracht ons niet doordringen. Niets dan in ons stervelingen,
Niets is zonder schade of schuld.
212
4. Wil in ons 't onreine wisschen,
Wil 't verdorde in ons verfrisschen,
Heelen wat er wond ontving; Wil wat stug is in ons breken, 't Koude weer in gloed ontsteken, Eigten wat het spoor ontging.
5. Geef wie trouw in U gelooven 't Zevengavental van boven ,
Dat hen sterke in alle deugd;
Geef hun haar vergelding te erven, Geef, o geef een zalig sterven ,
Geef hun do eeuw'ge hemelvreugd.
V OORBEKEIDIN GS-LIED.
1. Kom, Pelgrimschaar! verheerlijk haar,
Die Moeder is en Maagd;
Dat lofzang en gebed zich paar':
Zij is een toevlugt in gevaar, Kom, Pelgrimschaar! te Kevelaar Haar moederhulp gevraagd.
2. De wereld!... zij bespotte vrij
Uw vromen kinderzin;
De beevaart noem' zij dweeperij:
Maar dat die smaad u dierbaar .dj, Want met Gods Eng'len eeren wij De Hemelkoningin.
3. Wie 't rein gemoed voor smet behoedt,
En leeft naar 's Heeren woord ; Wie zuchtend om het eeuwig goed
213
v :; II', I
Naar Kevelaar te beevaart spoedt,
Zijn Moeder bidt, zijn zonden boet:
Hij keert niet onverhoord.
4. Komt, Pelgrims! komt, nu vóór den togt Gods zegen afgevraagd;
Dan Kevelaars kapel bezocht,
Die vaak getuige wezen mogt Van wond'ren, door zijn hand gewrocht,
Bij 't beeld der Moedermaagd.
LIED OP DEN NAAM VAN MARIA.
OPDIIA.GT DER PELGRIMSREIS.
Wijze : Maria wees gebenedijd.
1. ^Maria's naam, die 't hart verblijdt,
Zij, Pelgrims! dit ons lied gewijd;
Haar moedernaam zeo zoet, zoo groot,
Is ons een troost in allen nood,
Is ons eon kracht tot in den dood.
2. Ach! bij uw moedernaam zoo zoet,
Wij bidden u, dat go ons behoedt;
Gij, die de helslang hebt verplet,
Gij zijt het, die door uw gebed,
Maiia! uwe kind'ren redt.
3. Roep ik tot u in zielsverdriet,
Neen, Moeder! gij verstoot mij niet;
Hebt gij van ons uw naam verstaan,
Gij ziet ons uit den hemel aan.
En ongetroost laat ge ons niet gaan.
___
•214
4. In allen nood, tot in den dood,
Weerklinkt uw uaam, zoo zoet, zoo groot: Wie weetniet, dat gij 't kind aanschouwt, Dat op uw moedernaam vertrouwt.
Naast God op u zijn hope bouwt.
5. Ach, zegen dan dees Pelgrimschaar, Die optrekt naar uw Kevelaar:
Aan u, die aller Moeder zijt,
Wier zoete naam ons hart verblijdt, Zij onze Pelgrimstogt gewijd.
BIJ HET AAN VA AE DEN VAN DE PELGRIMSEEIZE.
Wijze: Nato Deo.
1. Heil'ge Moeder! Utrecht's broederleden 1) Komen zamen, met gezang en beden,
U ter eer naar Kevelaar getreden; Hemelsterre! leid, leid onze schreden. •{- Pelgrims! dat Maria Ons als heden altoos wijz'.
Hoe door 't leven Heen te streven Naar het hemelsch Paradijs.
2. Heden gaan we, o Moeder zonder vlekken Weer ter plaatse, die uw liefde wekken, Gunst bij gunst op ons mogt nedertrekken
Voor de andere Processian in 't algemeen aldus;
Heil'ge Maagd! de u trouwe Broeden oden Komen enz.
215
Menig uur gebed en lofzang rekken. Pelgrims ! dat Maria enz.
3. Wil nog eens, gelijk reeds zóóveel jaren, Utrecht's u getrouwe pelgrirascharen Op hun togt voor lijfs- en zielsgevaren, Moeder! wil uw kinderen bewaren. -J- Pelgrims! dat Maria enz.
4. Laat de zon ons 't bloote voorhoofd schroeijen, Of de regen van de leden- vloeijen,
't Lange pad ons onder 't gaan vermoeijen: 't Zal ons hart in hooger liefde ontgloeijen. f Pelgrims! dat Maria enz.
5. Luider klinke ons loflied onder 't prijzen: Luider steeds moet onze smeekbeê rijzen : Wil, o wil aan jongeling en grijzen, Moedermaagd! uw zoete gunst bewijzen, -j- Pelgrims! dat Maria enz.
6. Wil, Maria! wil op maagd en vrouwen, Die haar hoop met kinderlijk vertrouwen Op uw nooit-verstooten voorspraak bouwen, Met een oog vol liefde nederschuuwen.
•{- Pelgrims! dat Maria enz.
7. Uw gebed vindt bij uw Zoon behagen:
't Zal ons troost in 's levens droeve dagen, 't Zal ons kracht bij welverdiende slagen, 't Zal ons al wat zalig is Hem vragen, f Pelgrims! dat Maria enz.
8. 't Dorstig hert spoedt sneller bij 't genaken Van de laafbron: wij ook, Moeder! blaken Van verlangen naar uw tempeldaken , Waar uw kind'ren zóóveel zoetheid smaken.
-j- Pelgrims! dat Maria enz.
9. Als wij daar dan, voor uw beeld gebogen, Of vereend om uw kapel getogen,
Of bij 't Kruis u, Moeder! bidden mogen, Sla op ons een blik van raededoogen. f Pelgrims! dat Maria enz.
10. Wil voor ons de deugden die we derven, Wil gena voor allo schuld verwerven; Vraag, dat we eens in Jesus' liefde sterven. En met u zijn hemelglorie erven.
Pelgrims! dat Maria enz.
M
NIEUW MARIA-LIED,
TER EER VAN O. L. V. VAN KEVELAAR; HAAR OPGEDRAGEN DOOR DE PELGRIMS VAN UTRECHT.
OP DE HEENREIS.
1. O heil'ge Maagd Maria!
Wij komen hier te zaam,
Om met een hart vol liefde
Te loven uwen naam.
Naar Kevelaar, o Moeder!
Trekt onze schare voort;
Daar hebt gij. Troost der droeven! Zoo menig beê verhoord.
4L
217
'2 Wij, Pelgrims, altegader Van Utrecht opgegaan, Wij bidden ; Zie uw kind'ren ,
Zie ons goedgunstig aan ; Wil ons gebed verhooren,
Gestort uit vol gemoed; Met tranen in onze oogen, Zoo vallen we u te voet.
3. Gij zijt do Koninginno
Van lieel het hemelscli hof, En al de zaalge koren Bezingen uwen lof;
Bezingen, hoe uw bede
Aan uwen Zoon behaagt; En hoe gij voor uw kind'ren Ziju schoonen hemel vraagt.
i. Gij , Toevlugt onzer zielen! Gij staat don zondaar bij; Gij , Troost in 't aardsche lijden !
Gij maakt de droeven blij; Do dooven, kreup'len , blinden,
Zij hooren , zien en gaan : Neen, nooit nog, trouwe Moeder 1 Riep men vergeefs u aan.
5. Want u heeft God verkoren ,
Voor alle smet bewaard ; Gij hebt, o Maagd en Moeder!
Des Vaders Zoon gebaard; Gij Hem, door veertig eeuwen Met zooveel smart gewacht, Den Redder ons geschonken Van 't zondig aardsch geslacht,
218
6. Gij, reiner dan cle zonne,
En blanker dan de maan! Zie ons, zoo vol van zonden,
Zie ons ontfermend aan! Wij gaen te beevaart lienen quot;Van hier naar Kevelaar: O, dat uw moederbede Voor onheil ons bewaar'.
7. Aan u dan, heil'ge Moeder!
Zij onze togt gewijd;
Wil onze voorspraak wezen
Tot in den jongsten strijd; Wil onze schreden leiden
Op 's levens pelgrimsbaan,
Bied ons en onze beden Uw lieven Jesus aan.
8. En als wij wederkomen
Van 'toord, waar wij te zaarn, O allerliefste Moeder!
Verheffen gaan nw naam; Wil dan ook ons behoeden, Ons leiden aan uw hand, Dat wij in vrede keeren In 't dierbaar vaderland.
DE VIJF WONDEN.
Wijze: O vijf werelds klare lichten!
Zing, mijn ziel! het vijftal wonden, Die uw God draagt voor uw zonden.
Eens aan 't kruis bebloeil, gehoond, Thans met heerlijkheid gekroond, ■f- Heer! ontferm ü onzer.
O Maria Koninginne,
Moeder Gods en Kruisheldinne!
Gij, die, met uw Zoon gewond,
Onder 't bloedig kruishout stondt, Bid voor ons, Maria!
DE SMAETELIJKE WONDEN.
'I. Wees gegroet dan, vijftal bronnen!
Waar het bloed kwam uitgeronnen,
Dat eens 's werelds heil beslist,
En haar schuld heeft uitgewischt. (f Heerl)
2. 'k Wil in 't stof mij nederbuigen Voor die wonden die mij tuigen,
Uoe in 't kruisgeheimenis Ach! een God mijn olfer is.
3. O ik zie het, hoe Ge uwe armen Tot mij uitbreidt in erbarmen,
Dat ik , zondaar, vol van rouw ,
Jesus! tot ü vlugten zou.
4. 'k Zie uw handen openscheuren,
Heel het wigt uws ligchaams beuren,
Opgezwollen , uitgerekt,...
Mij, ja mij nog toegestrekt!
220
5. 't Is, o 't is, opdat uw zegen Uit die bronnen nederregen',
En we ons wasschen in don vloed Van uw alverzoenend bloed.
6. God zijt Gij!... en 't zijn uw handen, Die do onmeetb're heemlen spanden,
't Spoor beschreven, dat nog de aard' Met baar zonnenheir bewaart.
7. En gij, zondaar! dorst het wagen, Naaglen door dat vleesch te jagen,
Dat van pijnen krimpt en rilt,
En uw hand heeft niet getrild?...
8. Wil toch om de zonden treuren ,
Die u hand en ziel besmeuren,
't Vleesch verscheuren van uw God ; Tot hoe lang met Hém gespot?...
9. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen, Die het vijftal wouden draagt,
Lof zijn Moeder, altyd Maagd 1
10. Goede Jesus! laat mij groeten Uw zoo diep doorboorde voeten,
Ach, hoe zwollen zij niet op
Van den wreeden hamerklop! (f Heer!)
11. Als de hand U niet kon dragen,
Moest de voet uw ligchaam schragen ,
Ach hoe vlijmend was dan 't wee. Dat uw scheurend vleesch doorsnee.
£21
12. O dat ik met Magdalene,
Jesus! aan uw voeten weene,
Laat de tranen van mijn hart Balsem drupp'len in uw smart.
13. 'k Zou mijn lippen in verrukken Mét liaar op uw wonden drukken,
Kon ik slechts, mijn God en Heer 1 'k Zou ze kussen keer op keer.
i i. Dierb're voeten! die nooit moede Achter 't zwervend schaapje spoedde, En niet rustte, hoe gewond,
Tot go 't schaapje wedervondt.
15. En gij, zondaar! dorst het wagen, Naaglen door dat vleesch te jagen ,
Dat van pijnen krimpt en rilt:
En uw hand heeft niet getrild ?...
16. Ach, wil in u zeiven treden,
Hoe gij zondigt mot uw schreden.
Zie nog eens die wond , dat bloed. Val, o val uw' God te voet.
17. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen. Die hot vijftal wonden draagt, Lof zijn Moedor, altijd Maagd!
III.
18. Wees gegroet, doorstoken borste! Hartewond, waar ik naar dorste,
Gij, o teed're Pelikaan !
Biedt uw bloed ter laving aan. (-]- Heer!)
222
19. Open zij'! voor mij doorstooten,
Waaruit bloed en water vloten,
'k Ving reeds zoeten drop bij drop Uit uw heil'ge bronwel op.
20. 'k Liet soms over de open lippen D'ademtogt niet henen glippen,
't Was, als ik dan stille zweeg,
Of een zucht uw hart ontsteeg;
21. 't Was, of bij 't eerbiedig luist'ren Ik een stemme hoorde fluist'ren,
Naamloos zoet dan vraagde zij,
Kind, mijn kind ! bemint gij Mij ?
22. En gij, zondaar! dorst het wagen ,
In die zijde oen speer te jagen,
't Harte door, dat niet meer loeft: En uw hand heeft niet gebeefd?...
23. Ach, doorwond uw hart van binnen, Om alleen uw God te minnen,
Dat het Hem ton offerand Van ondoofb're liefde brand'.
24. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hom wien doornen kroonen, Die het vijftal wonden draagt,
Lof zijn Moeder, altijd Maagd !
25. Mogt ik dieper nog doorgronden 't Eindloos lijden al dier wonden,
Maatloos als uw boezempijn,
Jesus! moest mijn liefde zijn. (f Heer!)
223
26. 'k Heb gezegd: «'k wil nu beginnen,»
Mat mijn' Heer en God tj minnen;
'k Draag met olken aderklop Hand en voet en hart ïï op.
'27. Dat ik U alleen behage,
Uwe wonden met U drage,
Immer om mijn zonden treur',
Nimmer weêr mijn ziel besmeur'.
'28 Goede Jesus ! door uw wonden ,
Zuiver mij van al mijn zonden,
Handen, voeten, open zij'!
Vijttal bronnen ! heiligt mij ;
29. Dat ik met mijn Jesus strijde,
Dat ik om zijn liefde lijde.
Handen, voeten, open zij'!
Vijftal stemmen! spreekt voor mij.
:J0. Laat mij stervend u nog groeten,
Dierb're handen, dierb're voeten !
Jesus! dan mijn veegen mond Klemmen op uw hartewond.
Ui. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen,
Die het vijftal wonden draagt,
Lof zijn Moeder, altijd Maagd !
DE VERHEEELIJKÏE WONDEN.
• !2. Lieve Jesus! wil gedoogen,
Dat ik nn mijn bevende oogen ,
____
11|
Waar Gij lieersclit in do opperste eer, Naar uw sciütt'rend ligchaam koor'.
(-j- Heer!)
33. 'k Zie geen strijden , 'k zie geen lijden , Maar verwinnen , zielsverblijden ,
Vijfmaal springt een stralonvloed, Die Gods iieenilen juichen doet.
34. O die wonden drupten zegen,
ïoen Gij, uit uw graf gestegen,
En verwinnaar van den dooi,
't Oog aan 't ongeloof ontsloot.
35. Ach in twijfeling verloren,
Moge ik als uw leerling hooren :
« Breng uw vingeren hier bij ,
«Leg uw hand in mijne zij'.»
3ö. 'k Zal als Thomas nederbuigeu,
Luide van uw Godheid tuigen;
'k Stort mij aan uw voeten neer, 'k Eoep als hij: «Mijn God, mijn Heer!gt;■
37. Hier straalt eindloos alvermogen In mijne overschitterde oogen,
Goddelijk geheimenis:
Dat in wonden 't leven is!
38. 't Leven uit u heengevloten....
't Leven uit u voortgesproten...
Heil'ge wonden ! 'k hoor uw taal : 't Sterven is de zegepraal !
39. Lof zij God in drio Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen .
225
) Die het vijftal won den draagt,
Lof zijn Moedor, altijd Maagd !
eer!)
n ,
40. Dierb're wonden ! 'k zal niet vreezen . Wat op aard' mijn deel moog wezen: Krankte , smarte, wonde of pijn ,
Moet niet gij mijn glorie zijn? (-j- Heer!)
•41. Wordt mijn ligchaara ook doorstoken, 't Stervend harte mij gebroken,
Daal ik, Hoer ! met ü in 't graf; 'k Schud dan de aardsche boeijen af.
«tó. In uw wonden is genezen,
Uit den dood zijt Ge opgerezen,
Wondon zijn do levensbron,
't Graf gaat vóór do gloriezon.
ib'. Waarom, Heer! ik mag 't U vragen. Do aardsche wondon nog gedragen, Nu Gij in uw rijksgebied Eeeds de Koningskroon geniet?
44. ü ze zijn ten glorieteeken ,
Dat ze ons van uw zege spreken Over zoude, hel en dood,
Die den hemel ons ontsloot.
45. Blijft dan, wouden ! zegepralen,
Schiet dan uit in gioriestralen,
Laat ons voor Gods aangezigt Juichen in uw zaalgend licht.
4(j. Want ook zij die hier verwinnen ,
Varen ze eens uw hemel binnen,
10.
22Ö
Danken 't eeuwig heilgenot Aan de wonden van liun God.
47. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen . Die liet vijftal wonden draagt, Lof zijn Moeder, altijd Maagd!
III.
48. Waarom, Heer! ik mag 't U vragen. Do aardsche wonden nog gedragen,
Nu Gij in nw rijksgebied
Reeds de gloriekroon geniet?... (j Heer.
49. 't Is, opdat do zaalge kringen 's Heoron zegepraal bezingen,
Baden in dien purp'ren vloed,
Die lion eeuwig juichen doet;
50. 't Is, opdat de godgetrouwen Op zijn glorie blijven schouwen,
Dat soms in hun droeve ziel 't Sterkend licht der heemlen viel:
51. Maar ook, die hun' God doorwondden. Hem lierkruisten door hun zonden,
Die liet god'lijk offerbloed,
Spottend traden met den voet; —
52. Zij, de geesten die er vielen ,
En de duizend duizend zielen,
Langs do breede zondebaau In den hellenacht gegaan, —
53. Zij ook zullen zaamverga ren,
Om die wonden aan te staren,
227
Maar ten vloek!... als vlammend licht Slaat om 't hooploos aangezigt!...
54 Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen, Die het vijftal wonden draagt, Lof zijn Moeder, altijd Maagd!
IV.
55. Strenge Eegter! als uw wonden 't Hellevonnis meêverkonden :
»Weg, vervloekten! weg van Mij!quot; Als zij zinken aan uw zij; (//eer/)
56. Als uw goddelijke luister
Heel den nacht van 's afgronds duister, Uw gehoond zich wrekend bloed Al hun boosheid peilen doet:
57. God van eindeloos erbarmen! Ach, ontvang ons in uwe armen.
Om uw wonden dan, o Heer! Zie genadig op ons neer.
58. Laat nog eenmaal mij u groeten, Dierb're handen, dierb're voeten!
Open wond van Jesus' zij'!
Heiligt, heiligt, heiligt mij!
59. Lof zij God in drie Personen,
Lof zij Hem wien doornen kroonen, Die het vijftal wonden draagt, En zijn Moeder, altijd Maagd!
Heer! ontferm U onzer.
60. O Maria, Koninghme,
Moeder Gods en Kruisheldiune! Gij, die, met uw Zoon gewond, Onder 't bloedig kruishout stondt. Bid voor ons, Maria!
gebed.
Verleen ons. Heer Jesus Christus , nu en in het uur van onzen dood, dat bij U in genade verhoord worde Maria, uwo Moeder, wier allerheiligste ziel mot het zwaard van droefheid doorstoken is; Gij, die leeft en heerscht met den Vader en den H. Geest, in allo eeuwen der eeuwen. Amen.
MAE1A , TOEVLUGT DEK ZONDAREN.
op 1)e pelgrims11e1s.
Wijze: Wil Ma ria! toch aanschouwen; of'
Laten wij ons nederbuigen.
1. Groote Koningin der heemlen! Hooggezeten op uw troon,
Waar ontelbare Eng'len weemleu
Voor het aanschijn van uw Zoom;
Laat ons 't eergestoelte naken,
Waar u 't eeuwig loflied rijst.
Laat ons hart de zoetheid smaken, Dat het ook uw liefde prijst.
Wie heeft immer u gebeden,
Eu is troostloos heengegaan?
Wie vereerde u hier beneden,
En gij hoordet hem niet aan?
Vromen! wilt het luide tuigen, Van uw wieg door haar bewaakt;
Wilt uw dank'bre knieën buigen , Zondaars! door haar vrijgemaakt.
Zij, ja! heeft voor u gesproken, Zij, zij heeft uw ziel gered;
Ligt uw slavenjuk verbroken,
Zondaar! 't is door haar gebed.
Nimmer, neen! heeft zo afgewezen Wie bij haar zijn toevlugt zocht;
Hoeveel beden tot haar rezen,
't Blonk te meer wat zij vermogt.
Grij, die uw ontelb're zonden
Klimmen deedt met dag en uur,
Eeuwig waart gij reeds verslonden Door het wrekend hellevuur:
Maar uw Moeder bleef nog spreken, Keerde uw naderende straf:
Wil dan om haar voorspraak smeeken, En gena daalt op u af.
Werp u, zondaar! in hare armen; Zij , uw toevlugt bij den Heer,
Zij, een Moeder vol erbarmen,
Ziet goedgunstig op u neer.
Kunt gij nog haar hulp versmaden, Die zij telkens u weer biedt?
Zondaar, zondaar! laat u raden, En verstoot haar liefde niet.
230
Wil haar droeve klagten liooreu, Hoe zij minlijk tot u spreekt:
«Kind ! zult gij mij 't hart doorboren.
Dat voor lang van weedom breekt? 't Zwaard ging door de ziel mij henen,
Toen ik onder 't kruishout stond, En mijn stervend Kind zag weenen, Gausch van hoofd tot voet doorwond.
Was die troost mij bijgebleven:
Dat zijn dood het heil verwierf, Gij wilt mij dien troost niet geven, Zoo Hij vruchtloos voor u stierf;
Hoor dan, zondaar! hoor mijn smecken :
O keer weder tot uw Heer!
'k Zal als Moeder voor u spreken, Hij dan wordt uw Vader weer.» —
Zóó, vol teeder mededoogen.
Zóó, met uwe ziel begaan,
Zóó. met liefdestralende oogen.
Spreekt u uwe Moedor aan.
Zal die taal uw hart niet winnen,
Dat ge uw zondig leven haat?
Dat go uw' Jesus gaat beminnen, En Hem nimmermeer verlaat '...
Moeder! ja, 'k wil de uwe wezen , 'k Heb gezegd en keer nu weer;
Doet mijn zondental mij vreezen. Gij beveelt mij aan don Heer. Zie, hier ben ik, diep misdadig,
Maar vermorzeld van berouw; Ach! maak mij uw' Zoon genadig, Hem nu zweer ik eeuwig trouw.
231
BIJ HET ONTDEKKEN VAN KEVELAAR.
Wijze: O Kevelaar I o heilig land.
1. Daar, Broeders! daar rijst Kevelaar, Het oord van zooveel zielsverlangen;
Uw liev'iingssteê, o Pelgrimschaar! Waaraan uw oog verrukt blijft hangen.
'2. Daar, daar word op Maria's bee Den smeekeling genii geschonken,
En onze Pelgrims tuigen meö Van 's hemels gunst hun toegeblonken.
3. Laat vrij een spotziek ongeloof Mot onwil op ons nederschouwen:
Wij blijven voor hun spotten doof, En , Moeder ! op uw voorspraak bouwen.
•4, 't Is niet van gister, dat de Heer Een liev'lingsoord heeft uitgekozen:
't Gewijde Godsblad moge weer Den wuften lasteraar doen blozen.
5. Hem moge Mambre, Bethels-stoou, Hem Moria tot zwijgen dwingen,
En Sion , Sion ! waar voorii een Gods kind'ren vaak te beevaart gingen.
6. Welaan dan , Pelgrims! oog en hart Daar tot uw Moeder opgeheven;
Was u haar naam ten troost in smart; Daar zal zij dubbel troost u geven.
232
7. Diiar zal uw roepstem als weleer Door d' open hemel henen breken,
Daar zal uw Moeder, dtlar de Heer Genadig neerzien op uw smeeken.
8. Knielt, Pelgrims ! op die lieil'ge stee Voor 't wonderbeeld vertrouwend neder:
Uw Moeder bidt er met u meê, En ongetroost keert gij niet weder.
Men kan dit lied ook zingeu op de wijze van Tramitte: it votre salul, in de Cantiques de St. Sulpice; maar dan voege men achter elk koepiet (of viertal regels), dit zelfde tweetal (of refrein):
Hoopt, Pelgrims! hoopt; want in dit oord Werd reeds zoo menig beé verhoord.
LIED TE K E V E L A A K.
vódu hlï orreiien dek kaars.
Wijze: Koml, Hoomsche Katholijkei-!
I. Weest welkom, broederleden ! In 't vriendlijk Kevelaar:
Stort lofzang en gebeden ,
Gelijk zoo menig jaar.
-j- O Moeder zonder smet!
O heilig Eng'lenkoor!
Dringe uw en ons gebed Vereend tot Jesus door.
'233
Hoe zoet is 't, lüer te midden Van broed'ren zonder tal,
Hem openlijk te aanbidden, Die Heer is van 't heelal! -j-
Hoe zoet is 't, zonder schromen Voor smaad of spotternij,
Lofzingend zaam te komen In lange pelgrimsrij! -j-
Hetzij we in digte scharen Bij loflied en gebeên,
Of zwijgend zaamvergaren; Ons aller doel is één. f
Gods Moeder zalig spreken, Tot glorie van haar Zoon ;
Haar vragen, dat ze ons smeekun Hem aanbiede op zijn troon, -j-
Wordt straks door maagdenhanden Ons offer aangebragt,
't Zal haar tor eere branden, Bij dagen en bij nacht, -j-
0 dat het haar behage,
Het offer onzer min;
Wij roepen telken dage
Haar hooge voorspraak in. -j-
Laat luid uw loflied schallen, Der Moedermaagd ter eer :
Het rijst ten welgevallen Van Jesus, onzen Heer. -j-
284
ü. Laat ons godvruchtig trekken Kon dom haar bedehuis ; En later d' optogt rekken Tot aan het Roode Kruis.
'10. Weest welkom, broederleden! In 't vriendlijk Kevelaar ; Stort lofzang en gebeden, Gelijk zoo menig jaar. -f-
LIED VAN O. L. V. VAN KEVELAAR.
Wijze: Creator alme siderum, en andere kerkzangen.
'1. Zio , Moeder ! Utrecht's broedertal U nadertreên met blij geschal; O Moeder van barmhartigheid! Wij bidden u, dat ge ons geleidt.
'2. Wij brengen dank, en lof en eer, U, Moeder van den Opperheer!
O hoor uw trouwe pelgrimschaar In 't u geliefde Kovelaar.
3. Gij, onze hoop en toeverlaat!
Uw boó behoedt voor alle kwaad: Ach, bid bij uwen lieven Zoon,
Dat Hij ons zijn gena betoon'.
i O Moeder Gods cn altoos Maagd ! Gij hebt van eeuwig Hem behaagd; Verkorgen Roos! der maagden Bloem! Gij 's werelds vreugd en 's hemels roem!
235
5. Gij zijt do tent, waar God in rust,
Mijn zoete hoop en ziolelust;
In u, die aller toevlugt. zijt,
Is ook n\v pelgrimschaar verblijd.
6. O Koningin van quot;s hemels hof!
Gods Eng'len zingen daar uw lof: En wij te dezer Heil'ge stee.
Wij zingen met hun Koren mee.
7. Laat Cherubijn en Serafijn Do tolken onzer liefde zijn : Wij, zondaars, vallen voor u neer, O Moeder van don Opperheer!...
8. Maar toch gij hoort ons pelgrimslied, En smaadt ons lofgestainel niet;
Vertoon ons aan uw lieven Zoon :
Gij zijt zoo digt bij zijnen troon.
LIEFDEZUCHT
TOT HET KINDJE JESUS EN ZIJNE H. MOEDER.
KAPELLIED.
Wijze; Ave rosa sine spina; doch dan moot men het eerste en derde vers telkens driemaal zingen.
I. Hoor , o Zoete ! onze groete, (driemaal.) Dio we u , lieve Moeder ! biên ;
Toon ons, armen, toch erbarmen, (driern.) Laat, laat ons uw Kindje zien.
236
2. Wil gehengen , dat we brengen,
Eozekrans en lofgedicht;
Dat we waken , 't harte maken Tot een rustplaats voor uw Wicht,
3. O die Zonne ! Liefdebronne !
Die gij als uw God bemint, — Geef, o Keine ! ons dat kleine,
Geef ook ons uw godlijk Kind.
4. Laut ons zamen, naar betamen ,
Eozen vlechten tot een kroon. 't Hart zoo louter als het outer-Waslicht, wijden aan uw Zoon.
5. En Hem drukken , met verrukken,
En Hem wiegen aan de borst. Die alleene, naar dat ééne Lieve kleine Kindje dorst;
H. En dan sluiten alles buiten ,
Om met Hem alleen te zijn;
En te geven heel ons leven Alles aan dat Kindekijn.
SMEEKZANG ÏOT DE MOEDEK DEK ZEVEN SMARTEN.
ONDEK HET OPTJIEKKEN NAAK HET IIOODE KKUIS.
Wijze : Slahal Maler%
i. Zie, gezegendste aller vrouwen ! Utrecht's Pelgrims vol vertrouwen
•237
Weer eenstemmig tot u gaan; Smeekend naar uw beêluüs trekken, Smeekend tot u de armen strekken, Hoor, ach hoor uw kind'ren aan !
2. Hoor, ach hoor ons om de smarte, Die u sneed door 't moederharte
Bij het woord van Simeon; Hoe doorgriefde u 't vreeslijk lijden , Dat uw Jesus door moest strijden , Eer Hij dood en hel verwon.
3. Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u sneed door 't moederharte.
Toen gij Betlil'em om den dood Van zijn wichtjes hoorde kannen,
En gij met uw Kindje in de armen. Bevend naar Egypte vloodt.
■i. Hoor, ach hoor ons om de smarte, Die u sneed door 't moederharte Bij 't verliezen van uw Kind,
Dat go eerst na drie lange dagen, ITa veel vragen en veel klagen In den tempel wedervindt.
5. Hoor, ach hoor ons om de smarte, Die u sneed door 't moederharte,
Toen ge uw' Zoon ter dood zaagt gaan, En Hem onder 't kruishout hijgend, Afgemarteld, nederzijgend ,
't Smartlijk oog op u zaagt slaan.
(). Hoor, ach hoor ons om de smarte, Die u sneed door 't moederharte.
238
Toen gij met uw' Zoon gewond, Met Hem al zijn pijnen lijdend , En den wreeden doodkarap strijdend, Ouder 't bloedig kruishout stondt.
7. Hoor, ach hoor ons om de smarte. Die u sneed door 't moederharte,
Toen, als alles was volbragt,
Gij uw' Zoon, van 't kruis genomen, In uwe armen neer zaagt komen,
Toon aan al uw kind'ren dacht.
■S. Hoor, ach hoor ons om de smarte. Die u sneed door 't moederharte,
Toen ge uw' Zoon, in 't graf geleid , Aan uwe oogen heel onttogen ,
Diep bewogen neergebogen,
Eenzaam, Moeder! hebt beschreid.
9. Moeder dan der Zeven Smarten!
Trouwe troost der droeve harten!
Sta, o sta uw kind'ren bij ,
Dat we dragen al de dagen 's Levens plagen zonder klagen ,
Leer ons lijden zooals gij.
10. Maar, o Moeder! mag het wezen. Dat zij van het ziekbed rezen
Voor wie wij te beevaart gaan; Dat we ons innigst zielsverlangen Op deez' pelgrimstogt ontvangen ,
Hoor dan, hoor uw kind'ren aan.
H. Ach, dat ik genezing vonde Yan de wonde mijner zonde.
239
Die ik pleegde keer op keer;
Voer , o Moeder van erbarmen !
Voor mij in de broederarmen Van uw lieven Jesus iveêr.
12. Ach ! dat mij uw bee verwerve,
Dat ik leve, dat ik sterve
In de liefde van uw' Zoon ;
Dat ik, zegenrijkste Vrouwe !
Eens uw heerlijkheid aanschouwe Waar gij zetelt naast zi,:n troon.
UIÏNOODIGING- TOÏ DEN LOF VAN MARIA.
Wijze: Mijn stem, nu Iaat u zoetjes hoor en.
'1. Komt, spoedt u ! komt Maria prijzen : Zij is zoo groot;
Mot snaar on stem haar eor bewijzen , Tot aan don dood.
Broeders, Zusters, zwijgt nu niet, Zwijgt Maria's grootheid niet,
Maar verheft haar in uw lied,
Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet,
Maria!
2. Lokt uit uw speeltuig zoete klanken! Zij is zoo goed;
En laat uw stem haar zingend danken, Met blij gemoed.
240
f Broeders, Zusters ! zwijgt nu niet, Zwijgt Maria's grootheid niet,
Maar enz. als boven.
Vleclit, maagden! om Maria te eeren Een leliekrans;
Eens moge uw leliewit verkeeren In hemelglans.
•]- Broeders, enz.
O moeders! reeds uw zuigelingen Zijn haar gewijd;
Vrij moogt gij hare zorg bezingen : Zij waakt altijd.
f Broeders, enz.
Gij, vaders! hoe vermoeid van 't zwoegen . Zingt haar ter eer;
't Wordt offerand en zielsgenoegen : Wat wilt gij meer?
-j- Broeders, enz.
O jong'ling! wijd uw schoonste jaren Aan deze Maagd ;
Zij redt uw onschuld uit gevaren ,
Zoo gij het vraagt.
-j- Broeders, enz.
Wanneer de schapen veilig grazen In klaverwei',
Dan moet de herder 't loflied blazen Op zijn schalmei, f
En, scheepling! komt na 't stormgeklater De kalmte weer.
Bezing dan vrij, voor lucht en water. Maria's eer. ■{-
241
9. Wanneer de dagtoorts met haar^ stralen /quot; ■Tn 't Oosten glimt,
Zij hoore, hoe tot haar drie malen Het Ave klimt, -j-
10. En spreidt de zon in 't heete Zuiden
Haar glans en gloed.
Dan moet de hedeklok weer luiden Ten Engelgroet.
11. Maar zinkt het licht naar de avondlanden.
En daalt de nacht.
Heft dan tot haar uw hart en handen : Groot is haar magt. -j-
12. Wij op deze aarde vreemdelingen,
Gaan bevend voort;
Zij leidt ons, die haar liefde zingen,
Naar 't vaderoord. -}-
LIEFDEZUCHTEN TOT DE H. MAAGD.
1. Wat zal ik gaan beginnen,
Maria, Maged zoet!
Mijn hart, mijn ziel, mijn zinnen,
Zijn vol van liefdegloed.
f Gij zijt het, die ik min,
O goede Koningin!
'2. Gij zijt mijn Bruid, mijn Moeder,
Mijn troost, mijn toeverlaat;
Uw Zoon is mijn Behoeder,
Op wien mijn hope staat.
f Gij zijt het, enz.
242
Och! had ik zóóveel monden Als sterren 't firmament,
Ik ging uw lof verkonden Alom en zonder end! -}-
Och! had ik zóóveel zielen Als water, lucht en land
Van 'sHeeren scheps'len krielen, Ik schonk ze u t' eener hand. f
Helaas! o bitter klagen 1 Dat ik, rampzalig mensch,
U zóó niet kan behagen Als ik het vurig wensch. f
Ik zal mij alle dagen,
En dat ter uwer eer!
Godvruchtiger gedragen,
En dienen onzen Heer. f
BEDE AAN JESUS' H. MOEDEE,
4. O Maria! Maged schoone , Bid voor ons bij uwen Zone, O Maria! bid voor ons.
2. O Maria! Maged reine,
Moeder Gods en heilfontein e I
O Maria! bid voor ons.
3. O Maria! hooggeprezen.
Door uw Zoon zijn wij genezen, O Maria! bid voor ons.
2 43
4. O Maria! rein van zonden,
Vraag genezing onzer wonden,
O Maria! bid voor ons.
5. O Maria ! hoog verheven,
Gij gaaft ons den God van 't leveal O Maria! bid voor ons.
6. O Maria! Koningirne !
Vraag ons Jesus' zoete minne,
O Maria! bid voor ons.
LIED TOT DE H. MOEDEE DER BAEMHAETIGHEID.
Maria, Koninginne!
Grij zijt het, die ik minne,
Gij zijt het, wie de kroon. Als Esther, werd beschoren.
Om ons, zoo diep verloren.
Te redden door uw Zoon.
Gods Zoon hebt gij gedragen,
Die Satans magt verslagen,
Den kop hem heeft verplet; Die, heeler onzer wonden,
Verzoener onzer zonden.
Ons 't leven heeft gered!
O Moeder, vol genade!
Gij slaat uw kind'ren gade, Met onbeschrijfb're min;
Uit duizend uitgelezen,
Wat zal uw magt niet wezen,
Gekroonde Koningin!
244
4-. Zoo hoog werdt gü verheven,
Opdat ik weêr zou leven,
O levende Fontein! -v
Want gij, voor smet beveiligd, I ^ Gij schonkt Hem, die ons heiligt, { Het Lam, van smetten rein.
5. ïe zwak zijn onze klanken. Om, Moeder! u te danken ,
Die 's werelds vreugde zijt;
In u, o schuldloos Eden!
Kwam God tot ons getreden.
Wiens voetstap de aard verblijdt.
6. Hoe zoet is 't, u te noemen, Hoe zoet is 't, u te roemen,
O nieuwe Dageraad!
Ik zie de Zonne gloren.
Die ons door u beschoren,
Ook niet meer ondergaat.
HULDE EN BEDE AAN MAEIA.
i. Komt! heffen wij een loflied aan,
Luid klimm' het op van de aard'. Tot voor den troon waar de Eng'kn staan:
't Zij met hun lied gepaard.
Wij zingen op den toon van 't stof,
En knielen voor u neêr.
Wij staamlen dankbaar uwen lof, O Moeder van den Heer! (bis.)
245
2. Dat onze lof u niet mishaag',
O Hemelkoningin!
Al is de toon van 't stof te laag,
Hij dring' ten hemel in. Wat sterv'ling, die zoovéél vermogt,
Wat haalt er bij uw eer;
Nooit is uw hulp vergeefs gezocht O Moeder van den Heer! (bis.)
3. Uw ootmoed was zoo gadeloos,
Zoo minlijk in Gods oog,
Dat u zijn Zoon tot Moeder koos
En neerkwam van omhoog: O Morgenster der zaligheid!
Hij daalde op aarde neer, Do Eedder, eeuwenlang verbeid, O Moeder van den Heer ! (bis.)
4. In woede sloeg de ontroerde hel
Om 't heil van ons geslacht,
Toen u de Aartsengel Gabriël
De hemelboodschap bragt.
Hoe Satan dreig' bij eiken tred,
Wij vreezen hem niet meer: Uw Zoon heeft hem den kop verplet, O Moeder van den Heer! {bis.)
5. Hoe lieflijk klonk der Engl'en toon
Voor de eerste maal op aard',
Toen gij, o zuiv're Maagd! Gods Zoon
In Bethl'em hebt gebaard ; Het hemelkoor juichte in ons lot En daalde om 't kribje neêr: Het zag — een menschgeworden God! U — Moeder van den Heer! (bis.)
246
6. Wij roepen nóg met heel de Kerk
Door de eeuwen heen u aan:
Heeft Jesus 't eerste wonderwerk
Niet op uw beê gedaan?
Ach, zie beschermend van omhoog
Hier op uw kind'ren neer,
Aanschouw ons met meêdoogend oog, O Moeder van den Heer! {bis.)
7. Toen Jesus aan het kruishout hing,
Ons 't eeuwig heil verwierf,
Gaf Hij u aan zijn lieveling,
Eer Hij voor allen stierf;
Gij werdt zijn Moeder, hij uw kind.
Wij deelden in die eer:
En ons hebt gij als hem bemind, O Moeder van den Heer! (bis.)
8. Uw Moeder is zij, Pelgrimschaar!
Die u getrouw bemint;
Zeg, zeg in alle zielsgevaar:
Ach Moeder ! hoor uw kind!
Zie, lieve Moeder, vol genft!
Zie op uw Pelgrims neer;
Uw liefde heeft geen wederga,
O Moeder van den Heer! (bis.)
9. Ach, Moeder van barmhartigheid I
Onttrek uw hulp ons niet;
Als ons de wereld lokt en vleit
En gij ons wank'len ziet,
Of Satan ons zijn strikken zet Door wellust, goud of eer :
Ach, dat uw voorspraak ons dan redd', O Moeder van den Heer! (bis.)
247
10. Wanneer behoefte ons dreigt of drukt,
Of ramp bij ramp ons slaat;
Als wat we ook pogen wreed mislukt,
Ons alle hoop vergaat;
Als ons deze aard' geen troost meer biedt,
Zie gij dan op ons neer,
En weiger ons uw hulp toch niet, O Moeder van den Heer! (bis.)
11. Als 't albeslissend sterfuur slaat,
En 's levens licht verdwijnt Voor de eeuwigheid, die opengaat
En aan do ziel verso'lijnt:
Ach, dat ik dan mijn brekend oog,
Mijn Moeder! tot u keer',
Uw zoeten blik ontmoeto omhoog, O Moeder van den Heer! (bis.)
12. Bescherm uw Pelgrims op hun baan
En waak aan onze zij ;
Hoor, Moeder! hoor uw kind'ren aan
En blijf ons altoos bij.
Wat lot ons in dit leven beid',
U zingen wij ter eer;
U zingen we eens in eeuwigheid, O Moeder van den Heer! (bis.)
MARIA, HULP IN ALLEN NOOD.
Wijza : O vijf werelds klare lichten I
(Weinige stemmen:)
1. Wie kan 's werelds wee ontvlugten , Wie moet niet in smarte zuchten ;
242
Och! had ik zóóveel monden
Als sterren 't firmament,
Ik ging uw lof verkonden Alom en zonder end! -f-
Och! had ik zóóveel zielen Als water, lucht en land Van 'sHeeren scheps'len krielen, Ik schonk ze u t' eener hand. f
Helaas ! o bitter klagen!
Dat ik, rampzalig mensch, U zóó niet kan behagen Als ik het vurig wensch. -f-
Ik zal mij alle dagen,
En dat ter uwer eer! Godvruchtiger gedragen,
En dienen onzen Heer. f
BEDE AAN JESUS' H. MOEDER.
1. O Maria! Maged schoo.tie , Bid voor ons bij uwen Zone,
O Maria! bid voor ons.
2. O Maria! Maged reine,
Moeder Gods en heilfonteine!
O Maria! bid voor ons.
3. O Maria! hooggeprezen.
Door uw Zoon zijn wij genezen, O Maria! bid voor ons.
2 43
4 O Maria! rein van zonden,
Vraag genezing onzer wonden, O Maria! bid voor ons.
5. O Maria ! hoog verheven ,
Gij gaaft ons den God van 't leven! O Maria! bid voor ons.
6. O Maria! Koninginne !
Vraag ons Jesus' zoete minne,
O Maria! bid voor ons.
LIED TOT DE H. MOEDER DER BAEMHARTIGHEID.
1. Maria, Koninginne!
Gij zijt het, die ik minne,
Als Esther, werd beschoren, / ,. ,
Om ons, zoo diep verloren, / '
2. Gods Zoon hebt gij gedragen, Die Satans magt verslagen,
Die, heeler onzer wonden, ( ,.
3. O Moeder, vol genade!
Gij slaat uw kind'ren gade,
Wat zal uw magt niet wezen, l '
244
4. Zoo hoog werdt gij verheven,
Opdat ik weer zou leven,
O levende Fontein !
Want gij, voor smet beveiligd, I ^ Gij schonkt Hem, die ons heiligt, ' Het Lam, van smetten rein.
5. ïe zwak zijn onze klanken. Om, Moeder! u te danken.
Die 's werelds vreugde zijt;
In u, o schuldloos Eden!
Kwam God tot ons getreden.
Wiens voetstap de aard verblijdt.
6. Hoe zoet is 't, u te noemen, Hoe zoet is 't, u te roemen,
O nieuwe Dageraad!
Ik zie de Zonne gloren.
Die ons door u beschoren.
Ook niet meer ondergaat.
HULDE EN BEDE AAN MAMA.
,1. Komt! heffen wij een loflied aan,
Luid klimm' het op van de aard', Tot voor den troon waar de Eng'len staan:
't Zij met hun lied gepaard.
Wij zingen op den toon van 't stof,
En knielen voor u neêr.
Wij staamlen dankbaar uwen lof, O Moeder van den Heer! (bis.)
245
2. Dat onze lof u niet mishaag',
O Hemelkoningin!
Al is de toon van 't stof te laag,
Hij dring' ten hemel in. Wat sterv'ling, die zoovéél vermogt,
Wat haalt er bij iw eer:
Nooit is uw hulp vergeefs gezocht O Moeder van den Heer! (bis.)
3. Uw ootmoed was zoo gadeloos,
Zoo minlijk in Gods oog,
Dat u zijn Zoon tot Moeder koos
En neerkwam van omhoog : O Morgenster der zaligheid!
Hij daalde op aarde neêr, De Eedder, eeuwenlang verbeid , O Moeder van den Heer ! (bis.)
4. In woede sloeg de ontroerde hel
Om 't heil van ons geslacht ,
Toen u de Aartsengel Gabriël
De hemelboodschap bragt.
Hoe Satan dreig' bij eiken tred,
Wij vreezen hem niet meer: Uw Zoon heeft hem den kop verplet, O Moeder van den Heer! (bis.)
5. Hoe lieflijk klonk der Engl'en toon
Voor de eerste maal op aard',
Toen gij, o zuiv're Maagd! Gods Zoon
In Bethl'em hebt gebaard; Het hemelkoor juichte in ons lot En daalde om 't kribje neêr : Het zag — een menschgeworden God! U — Moeder van den Heer! (bis.)
246
6. Wij roepen nóg met heel de Kerk
Door de eeuwen heen u aan:
Heeft Jesus 't eerste wonderwerk
Niet op uw beê gedaan ?
Ach, zie beschermend van omhoog
Hier op uw kind'ren neêr,
Aanschouw ons met meêdoogend oog, O Moeder van den Heer! (bis.)
7. Toen Jesus aan het kruishout hing,
Ons 't eeuwig heil verwierf,
Gaf Hij u aan zijn lieveling,
Eer Hij voor allen stierf;
Gij werdt zijn Moeder, hij uw kind,
Wij deelden in die eer:
En ons hebt gij als hem bemind, O Moeder van den Heer! (bis.)
8. Uw Moeder is zij, Pelgrimschaar!
Die u getrouw bemint;
Zeg, zeg in alle zielsgevaar :
Ach Moeder ! hoor uw kind '
Zie, lieve Moeder , vol genS,!
Zie op uw Pelgrims neêr:
Uw liefde heeft geen wederga,
O Moeder van den Heer! (bis.)
9. Ach, Moeder van barmhartigheid!
Onttrek uw hulp ons niet;
Als ons de wereld lokt en vleit
En gij ons wank'len ziet,
Of Satan ons zijn strikken zet Door wellust, goud of eer :
Ach, dat uw voorspraak ons dan redd', O Moeder van den Heer I (bis.)
247
10. Wanneer behoefte ons dreigt of drukt, Of ramp bij ramp ons slaat;
Als wat we ook pogen wreed mislukt,
Ons alle hoop vergaat;
Als ons deze aard' geen troost meer biedt,
Zie gij dan op ons neer,
En weiger ons uw hulp toch niet, O Moeder van den Heer 1 (bis.)
H. Als 't albeslissend sterfuur slaat,
En 's levens licht verdwijnt Voor do eeuwigheid, die opengaat
En aan do ziel verse lijnt:
Ach , dat ik dan mijn brekend oog,
Mijn Moeder! tot u keer',
Uw zoeten blik ontmoete omhoog, O Moeder van den Heer! (6is.)
12. Bescherm uw Pelgrims op hun baan En waak aan onze zij ;
Hoor, Moeder! hoor uw kind'ren aan
En blijf ons altoos bij.
Wat lot ons in dit leven beid',
U zingen wij ter eer;
U zingen wo eens in eeuwigheid, O Moeder van den Heer! (bis.)
MAEIA, HULP IN ALLEN NOOD.
Wijze : O vijf werelds klare lichten!
(Weinige stemmen:)
I. Wie kan 's werelds wee ontvlugten ,
Wie moet niet in smarte zuchten ;
248
Ja! 't is hier een tranendal,
Waar men immer weenen zal : Wie zal ons beschermen ?
{Allen:)
7 Pelgrim ! laat, laat af van klagen , Ga Maria hulpe vragen En vertrouw: want haar gebed Heeft zoo menigeen gered:
Zij zal n beschermen.
2. Waar ik wende mijne schreden,
Naar de velden, naar de steden,
Overal is 't ramp en druk,
Overal is 't ongeluk ;
Wie zal ons beschermen? -}- Pelgrim! enz. als boven.
3. Ginds zijn kreup'len, lammen, blinden. Hier is ziekte en pijn te vinden ;
Werwaarts ik mijne oogen wond, Zie ik anders dan ellend'?...
Wie zal ons beschermen ?
Pelgrim! enz, als boven.
4. Doet de dood geen tranen vloeijen, En ons tal van jamm'ren groeijen,
Zij 't ook, dat hij 't einde ons is Van des levens droefenis:
Wie zal ons beschermen? -j- Pelgrim 1 enz. als boven.
5. Had ik rampen slechts te vreezen, O 't zou nog te dragen wezen:
249
Acli! de duivel briescht ook rond, Dreigt mijn ziel op eiken stond: Wie zal ons beschermen? -}- Pelgrim ! enz. als hoven.
6. Hier door 't zondig vleesch geprikkeld , Daar in oogenlust gewikkeld,
Ginds in 's levens lioovaardij, Nimmer van bekoring vrij :
Wie zal ons beschermen? -}- Pelgrim! zwijg, laat af van klagen, Ga Maria enz. als hoven.
7. Wat, wat stem gebiedt mij 't zwijgen? Zal ik troost en hulp verkrijgen,
Als ik 't aan Maria vraag.
Zwijgend bid en niet meer klaag ? Zal zij mij beschermen?
{Allen;)
Ja, gij kunt met vol vertrouwen, Pelgrim 1 op haar voorspraak bouwen, Want haar moederlijk gebod Heeft zoo menigeen gered:
Zij zal u beschermen.
SMEEKLIED TOT MAEIA.
Wijze: MariaI wij vallen u Ie voelen.
1. Ootmoedig vallen we u te voeten, O goede Hemelkoningin!
Gedoog, dat we u eerbiedig groeten. Als kind'reu van uw huisgezin.
11
250
•]- Zoo wij u snwekcn Wat God bohaagt:
O wil dan voor ons spreken, Gij , teed're Maagd !
Uw Zoon zal 't schenken Wat gij Hem vraagt,
En 't kind gedenken ,
Dat tot u klaagt.
2. Wij bidden met bewogen harten,
O goede Hemelkoningin !
Gedenk ons om uw Zeven Smarten. Als kind'ren van uw huisgezin. Zoo wij u smeeken enz.
3. Wil ons uw trouwen bijstand geven,
O goede Hemelkoningin!
Zoolang we in ballingschap hier leven, Wij, kind'ren van uw huisgezin. Zoo wij u smeeken enz.
4. Wij bidden u, wil u ontfermen,
O goede Hemelkoningin!
Wil ons, 't zij rijk of arm, beschermen. Als kind'ren van uw huisgezin, -f-
5. Ach bid, dat Jesus onze zonden,
O goede Hemelkoningin! Ons kwijtschelde om zijn dierb're wonden. Als kind'ren van uw huisgezin, -f-
6. Dat we altoos om vergeving zuchten,
O goede Hemelkoningin!
En zorgzaam alle zonden vlugten, Als kind'ren van uw huisgezin, f
251
7. En zijn wo in zielesmart of lijden,
O goede Hemelkoningin !
Wil gij ons met uw troost verblijden, Als kind'ren van uw huisgezin, -j-
8. Naakt eens voor ons het uur van scheiden,
O goede Hemelkoningin !
Ach, help ons tot den dood bereiden. Ons, kind'ren van uw huisgezin. -}-
ü. Dekt reeds de doodskleur onze wangen, O goede Hemelkoningin !
Laat ons uw moederhulp erlangen, Als kind'ren van uw huisgezin, -j-
10. Als Satans listen ons bekoren,
O goede Hemelkoningin!
Laat ons uw zoete stemme hooren, Ons, kind'ren van uw huisgezin, f
11. Kom dan, kom ons de hope geven,
O goede Hemelkoningin!
Van 't eeuwig zalig glorieleven , Ons, kind'ren van uw huisgezin, f
12. En in het uur van ons verscheiden ,
O goede Hemelkoningin!
Ach! wil ons tot uw Jesus leiden. Als kind'ren van uw huisgezin. -}-
13. Dan zal Hij rekenschap ons vragen ,
O goede Hemelkoningin!
Als Heer en Eegter onzer dagen. Ons, kind'ren van uw huisgezin, f
252
14 Spreek dan, spreek dan voor ons, o Moeder! O goede Hemelkoningin!
Bij uwen Zoon en onzen Broeder, Als kind'ren van uw huisgezin. -}-
15. Verwerf, dat wij in 'shemels hoven, O goede Hemelkoningin !
Met alle Heiligen u loven,
Wij, kind'ren van uw huisgezin. -}-
VERZUCHTINGEN TOT MAEIA.
Wijze: Vencens des fleurs; of in de Cantiques de St. Sulpice: Mère de Dieu.
1 Maria! gij, die boven de Eng'lenkoren,
De Moeder zijt van 'sVaders Zoon, uw Kind! Mijn Moeder ook! wil onze bede hooren. Gij, die ons heil zoo teederlijk bemint, -j- Moeder des Heeren,
Troost in mijn smart!
U wil ik eeren Met een dankbaar kinderhart, (pis.) {Men herhaalt:) Moeder des Heeren, enz.
2. Gij, Moedermaagd! schonkt ons den God van
't leven,
Die door zijn dood ons 't leven wedergaf; Uw naam heeft ons de zoetste hoop gegeven, Zoolang wij gaan met onzen pelgrimsstaf. -}- Moeder des Heeren, enz.
j|
I!
!';:; I
253
3. Wij allen dan, rampzalige Eva's zonen , En ballingen , wij zien tot u omhoog;
Wij die helaas! een tranendal bewonen, Wij slaan tot u ons heilverwachtend oog. •f- Moeder des Heeren, enz.
4. O mogen wij met eiken stap Hém naken , Wiens Moeder gij, zoowel als de onze zijt;
En komt de dood onze aardsche boeijen slaken, Dat in dit uur Gods aanschijn ons verblijd'.-j-
5. O Troosteres van droeve bannelingen!
O Moeder, die uw kind'ren niet verlaat! Moog dan mijn ziel uw goedheid eeuwig
zingen,
Als zij dit stof en tranendal ontgaat, f
6. Maria! gij, die boven de Eng'lenkoren,
De Moeder zijt van 's Vaders Zoon, uw Kind! Wil 't smeekgebed der pelgrimschaar verhoeren ,
Die, Moeder! u zoo teederlijk bemint. -J- Moeder des Heeren, enz.
PELGRIMSLIED
TER EESE VAN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD EN MOEDER GODS MARIA.
GEDURENDE DE BEDEVAART.
Wijze: Wij groeten «, o Maged schoon!
4. Wij groeten u, o zuiv'ro Maagd!
Door wie ons 't heillicht is gedaagd;
254
10.
Wij groeten u op uwen troon,
O Moeder van Gods een'gen Zoon!
2. O reine Maagd! o ed'le bloem ! Vol hemelgeur, der maagden roem! Als kristallijn, zoo schitt'rend rein, O smettelooze heilfontein!
3. O zetel, waar de Wijsheid straalt,
Waar 't eeuwig Woord is neergedaald, Die door zijn Geest de waarheid leert, En in zijn Kerk steeds triomfeert.
4. Geen wereld- of geen hellemagt,
Of wat er opstond uit den nacht.
Heeft ooit de waarheid haar ontroofd , Want Jesus blijft haar god'lijk Hoofd,
5. Gij zijt die Onbevlekte Maagd,
Wier moederbeê aan God behaagt; Die, alverwinnend in den strijd,
Der Kerk een trouwe toevlugt zjjt.
6. Gij , oorzaak onzer zielevreugd,
Wier komst heel de aarde heeft verheugd, Ontvang uit kinderlijk gemoed,
O Moeder ! onzen liefdegroet.
7. Beveel ons aan uw god'lijk Kind,
Dat ons ten eind' toe heeft benrind, Dat in den smartelijksten dood Voor ons zijn laatste bloed vergoot.
8. O Davids Toren van ivoor!
Wijd schitt'rend in den zonnegloor,
Door goddelijke hand gesticht.
Waar alle wapenmagt voor zwicht.
11.
I
12.
13.
14.
I!
15.
255
9. G{j, Arko van het nieuw Verbond! Op u is mijne hoop gegrond; De Serafijnen daalden neer Om 't gulden Huis van d' Opperheer.
iO. O Hemelpoorte! rijk en schoon,
Door u kwam de ongeschapen Zoon, Hij 't eeuwig Woord, Hij werd uw Kind Zoo teeder heeft Hij ons bemind!
11 O Morgensterre! lieflijk-zacht,
Na zulk een eeuwenlangen nacht: Gij kondigt 't blijde heillicht aan, Dat voor het aardrijk op zal gaan.
12. Gij, Toevlugt der verloren ziel, Die jammerlijk van God verviel, O Troosteres in allen nood!
Gij redt ons uit den eeuw'gen dood.
13. O Hulp van 't Christelijk gezin ,
Gij aller Heil'gen Koningin!
Ach toon in onzen jongsten strgd,
Dat gij ons aller Moeder zijt!
14. Hoor, Moeder! op hun pelgrimsbaan, Hoor de u gegeven kind'ren aan; Uw Zoon heeft hunne schuld geboet,
Wees , goede Moeder! wees gegroet.
15. Gegroet, Gods dochter op uw troon! Gij, Moeder van Gods eeuw'gen Zoon! Gij, Bruid van God den Heil'gen Geest! Die vóór en na zijt Maagd geweeet!
256
AFSCHEIDSLIED TE KEVELAAE.
Wijze: Adieu, adieu ivij scheiden.
1. Vaarwel, vaarwel, wij sclieiden,
Vaarwel, o Kevelaar!
Kon zij liier langer beiden , Nog bleef de pelgrimschaar.
Maar, Moeder Gods! blijf gij, De u trouwe pelgrims bij.
2. Doch schoon wij huiswaarts streven,
Wij laten 't harte daar :
Zoo zoet is 't ons te leven
In 't vriend'lijk Kevelaar. -j- Maar, Moeder Gods! enz.
3. O mogt hij, wie vermeten
Durft spotten met ons lied, O mogte hij eens weten,
quot;Wat daar de ziel geniet. -{-
4. Wij zullen 't luid verkonden,
In 't vaderland gekeerd,
Hoe daar uit duizend monden Gods Moeder wordt vereerd. •]-
5. Door onze vaderdreven
Weêrklinke 't pelgrimslied; En neen, zoolang wij leven ,
Zwijge onze lofzang niet!
257
6. Mogo aller hart ontgloeijen,
Maria! in uw min,
De godsvrucht tot u bloeijen In 't Christen huisgezin! y
7. Vaarwel, vaarwel, wij scheiden,
O dierbaar Kevelaar!
Moog God ons hier weêr leiden, ïe beevaart, 't ander jaar! En Moeder Gods! blijf gij Blijf uwe pelgrims bij.
AFSCHEIDSLIED.
BIJ HET ONTBINDEN DER PROCESSIE.
Wijze: Wees gegroet op kindertoon, en andere wijzen.
1. Wees nog eens, o Kruis! gegroet, Zielverkwikkend liefdeteeken!
Dat, besproeid met god'lijk bloed. Nog voor ons gena blijft smeeken. Troostend zijt ge ons voorgegaan, Wees gegroet, o zegevaan!
2. Weest aan 't eind van onzen togt, Weest gegroet, geliefde vanen!
'k Heb zoo vaak het beeld gezocht, Dat er wegdook in uw banen:
't Vriendlijk beeld, dat ons behaagt. Van de lieve Moedermaagd.
3. Wees van Utrecht's pelgrimschaar, Eer zij uittreedt uit haar rangen.
Voor uw plegtig feestaltaar,
Wees nog met vereende zangen,
8*
258
Die de liefde stijgen doet,
Wees, o Moedermaagd! gegroet.
O die zoete bedevaart!
O die zangen en dat smeeken!
Dat ons ophief boven de aard', 't Smart ons dat we 't onderbreken,
Hier reeds de optogt zicli ontbindt En ik straks de wereld vind.
Ziet ge, Pelgrims! 't Kruis niet meer, Dat u wenkte vóór uw rijen:
Onder 't Kruis toch van den Heer Blijven we al ons leven strijen; U te beevaart, u te huis Volgen wij, o dierbaar Kruis!
Zien we, o teed're Moedermaagd! In uw gouden feestbaniereu,
Nu het uur der scheiding daagt.
Niet uw naam of beeld meer zwieren: U wijdt Utrecht's huisgezin,
U een eeuw'ge kindermin.
Wordt niet bij den schittergloor Van ontelb're vlammentongen.
Niet met duizendstemmig koor.
Moeder Gods! u lof gezongen:
Afstand scheidt de harten niet,
Die gij voor u branden ziet.
Toeven 'swerelds zorgen weer,
Dreige weêr 't geweld der zonden:
Gij, o Moeder van den Heer!
Is de beevaart ook ontbonden,
259
Waar de pelgrimschare zij ,
Gij toch blijft uw kind'ren bij.
9. Broeders! neen, 't ontga ons niet : Pelgrims zijn we heel ons leven,
Hij, die 's hemels rust u biedt, Heeft als vreemdling hier verbleven: Goddelijke Pelgrim! Gij ,
Blijf ons, aardsche Pelgrims, bij!
SMEEKLIED VOOE DE OVERLEDENEN.
Wijze : O vijf werelds klara lichten I
1. Uit de diepe boetekolken
Dringt de weeklagt naar de wolken Al der dooden, die dit uur Lijden in het lout'rend vuur: -{- Heer! ontferm U hunner. En gij, Moeder der genade!
Sla hun smartlijk zuchten gade, Ach, wil hun ton toevlugt zjjn In hun onuitspreekb're pijn:
Bid voor hen, Maria!
2. Aan des levens leed ontheven,
Is aan 't ligchaam rust gegeven;
Maar do ziel! zij rust niet eer Voor zij opgaat tot den Heer: -}- Heer! ontferm U hunner.
3. Uit Gods ademing ontsproten.
Uit zijn leven voortgevloten.
260
Is voor haar geen heilgenot Dan in 't hlrj bezit van God: -|- Heer! ontferm U hunner.
4. Wat al smart de ziel ook drago, Hoe de wroeging rustloos knage;
Verre van haar God te zijn, Is haar de allerfelste pijn!
-j- Heer! ontferm U hunner.
5. Hoe doorfolterd ook van binnen, God toch, God alléén beminnen
En Hem derven!... wat gemis!... Groot, ach! als Gods glorie is: f Heer! ontferm U hunner.
6. Of zij zuchten , smeeken, kermen. Bustloos roepen om ontfermen,
Neen! het baat bij Gods gemis, 't Baat hun tot geen lafenis: -j- Heer! ontferm U hunner.
7. Zij dan, in hun onvermogen,
Klagen ons met smeekende oogen:
»Wist gij, die op aarde zijt,
»Wist gij, wat een ziel hier lijdt!' •]- Heer! ontferm U hunner.
8. Zij, ach! die zoo droevig klagen,
't Zijn onze ouders, kind'ren, magen, 't Is een ziel, die ons het wijt, Dat zij zooveel smarten lijdt!... -{- Heer! ontferm U hunner.
9. God, o God! wil toch bevrijden Die door mijne schuld zoo lijden,
261
Ach ! dat deze pelgrimstogt Aller straf vol boeten mogt!
quot;lquot; Heer ontferm U hunner.
10. Wil, genadig God! vergeven Wat wij tegen ü misdreven,
Eindig, eindig hunne straf,
Wiseh hun laatste smetten af: -j- Heer! ontferm U hunner.
11. Laat hen, die toch U beminden,
Laat hen nu ontferming vinden;
Om het lijden van uw Zoon.
Geef hun 't langverbeide loon: -j- Heer! ontferm U hunner.
12. Geef hun, die in kerkernachten Naar uw vaderblik versmachten,
Geef hun in uw aangezigt De eeuw'ge rust en 't eeuwig licht •j- Heer! ontferm U hunner.
13. Nóg eens, voor ü neergebogen , Smeeken we ü: Heb mededoogen! Voer hen uit den langen nacht In de glorie die hen wacht:
f Heer! ontferm U hunner.
GEZANG VOOR DE OVERLEDENEN.
Wijzo : Heu , Dei F Mus.
i. O Hemelkoningin!
Verhoor, verhoor de klagt,
Door teed're broedermin Hier voor uw troon gebragt:
264
Wie, dien zijn schuld niet knaagt, Als Gij in 't licht Van uw gezigt Ons voor uw vierschaar daagt!
Een driewerf Heilig klinkt Den troon waarop Gij blinkt. Uit aller Eng'len mond,
En zonder einde, rond.
Uw woord! uw woord! Uw woord blijft eeuwiglijk:
Dat wie een smet,
Hoe ligt, bezet,
Niet ingaat in uw rijk.
Ach! in wat foltergloed Wordt 't laatste kwaad geboet Dier ziel, wie 't eeuwig regt Gods aanschijn nog ontzegt;
Zij schreit '■ zij schreit! Om wat zij nergens vindt.
En dorst en smacht In kerkernacht Naar God, dien zij bemint.
Gij , die haar redden kunt,
Wier beden 't is vergund,
Haar ketens los te slaan,
Gaat u haar lot niet aan ?...
Ach hoort! ach hoort! Hoe ze om ontferming krijt:
»Voor 't minste gij!
» Hebt medelij'!
«Gij, die mijn vrienden zijt.quot;
Tot U dan, eeuw'ge Zoon. Die, dalend van uw troon, De poorten van den dood Verbrijzelde en ontsloot,
Tot U! tot ü!
Wiens naam, ook onder de aard', Men lof getuigt, En knieën buigt, -Is 't, dat ons smeeklied vaart. Onze Vader.
Uw lijden was te zwaar, En 't lieil der wereld waar'. Wat kwaad ze ook had gewrocht, Tot minder prijs gekocht;
Dat bloed! dat bloed! Gestort in overvloed,
Druppe op ten af.
Wier ziel de straf Nog voor de zonde boet.
Ach ! bij de bitt're smart, Verborgen in uw hart, Uw openlijken hoon,
Eietstaf en doornen kroon En wond ! op wond! Waarin uw purper kleeft : O Middelaar!
Verlos een schaar, Die hopend op ü leeft.
Met zweet en bloed bemorst, Hebt Gij uw kruis getorscht, En 't kwaad, door ons gedaan, U zeiven opgelain,
266
Gen a ! gen a!
Voor beulen afgebeên :
Klimt 't noodgeschal Van 't vriendental Dan pel tot U heen?...
9. Naauw hadt Gij in den dood Het hoofd gebukt, of vloodt Den afgrond in, ten troost Aan Abra'ms zielenkroost: Nog eens! nog eens ! O daal nog eens in 't graf, In 't droef geween En 't klaaggesteen Dier vrienden-zielen af!
40. En gij, die van Gods Geest Omlommerd zijt geweest, Hem baarde zonder wee. Die alles worden deê:
O hoor ! o hoor 1 Ons lied, o Moedermaagd! Smeek met de beo Der zielen mee.
Wier roepstem tot u klaagt.
Onze \ader.
14. Ook haar heeft u uw Zoon Tot kind'ren aangeboön,
Toen , zevenmaal gewond, Gij bij zijn kruishout stondt:
In smart! in smart! Hebt gij dat kroost gebaard; Wij smeeken u:
'267
Toon, dat ge ook nn Als Moeder op hen staart.
Neen! op den glorietroon Gezeten naast uw Zoon ,
Niet minder dan in smart, Draagt gij een moederhart: Een beé ! een beê ! Van u tot Hem gerigt, Vervangt de straf Eu nacht en graf Met 's hemels eeuwig licht.
En waar gij zegepraalt,
Van 's Heeren glorie straalt, Hem lofzingt met elkaar, Ontelb're Heirgenschaar!
O bidt! o bidt! Dat onzer broed'ren oog Het eeuwig licht Van Gods gezigt Met u aanschouwen moog.
Gij toch, die voor uw deugd Een eindelooze vreugd Bij God ten loon geniet, Gij allen hoort ons lied;
Den strijd! den strijd Hebt gij alreê volbragt; Gij kent de smart En 'twanklend hart Van Adams broos geslacht. O knielt dan met ons neêr, Voor 't aanzigt van den Heer,
268
Verkort dier broed'ren leed, Wie zwakheid vallen deed;
In 't licht! in 't licht! Verrijz' hun blijde ziel En smaak' bij God 't Onsterflijk lot,
Dat u ten deele viel.
Onze Vader.
v. Heer, geef haar de eeuwige rust.
R. En het eeuwig licht verlichte haar.
G E B E D»
O God, hemelsche Vader, wij bidden U, dat Gij door het bitter lijden en sterven van uwen lieven Zoon, en door de verdiensten en voorspraak van de allerzaligste Maagd Maria, en van alle Heiligen, de overledenen van ons Broederschap , van onze Processie, van onze vrienden en weldoeners , en van alle zielen, die in het vagevuur zijn, tot de eeuwige gelukzaligheid wilt laten komen; Gij, die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
v. Heer, geef haar de eeuwige rust.
R. En het eeuwig licht verlichte haar.
v. Dat zij in vrede rusten.
R. Amen.
269
VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN EOZEKEANS.
Wijze: Wij groeten u, o zuiv're Maagd.
DE VIJF BLIJDE GEHElMnN.
Gods vaderoog- sloeg de aarde ga.
Een Engel daalt met spoed:
«Wees, — sprak hij, — o gij vol gena,
»Maria! wees gegroet.quot;
-j- Maria Koninginno!
O gij vol moederminne,
Sta ons bij in allen nood,
In den dood, Maria! (pis.)
Naauw heeft ze uit Gods gezant gehoord,
Wat 's Heeren wil behaagt:
Of zij stemt in — en 't eeuwig Woord
Nam 't vleesch aan uit de Maagd. -[- Maria Koninginne! enz.
En zij , dio 's werelds Schepper droeg,
Is tot haar Nicht gegaan,
Om dienend waar de nood het vroeg. Aan hare zij' te staan. (•}• Maria.)
Zij trekt naar Davids kleine stad —
Daar baart zij 't godlijk Kind,
Dat mét haar 't hemelsch heir aanbad , En zij in doeken windt, f
270
4. Zij bood het God ten offer weêr
In Salems tempelstee:
»Laat nu, — sprak Simeon, — o Heer! »Uw dienaar gaan in vree.quot; -]-
5. W at blijdschap voelde uw moederhart,
Maria! nu ge uw Kind,
Zoo lang gezocht met zooveel smart, In 's Heeren tempel vindt, -j-
DE VIJF DROEVIGE GEHEIMEN.
Wie is er, Moeder! die het meldt,
Hoe u het harte brak,
Toen 't zwaard, van Simeon voorspeld, ü zevenwerf doorstak. (■]- Maria.)
1. Gij zaagt den Heer, Gethseraané!
Bedroefd tot in den dood;
Hoe 't bloed, dat do angst Hem storten deê, Op de aarde nedervloot. -[•
2. Mijn Jesus! ach, wat foltering!...
'k Zie diepe wond bij wond,
De striemen van de geeseling,
Die Gij voor mij doorstondt. f
3. Nu mengt de moedwil pijn en hoon
Wreedaardig ondereen :
Euw vlecht de beul een doornen kroon Om 's Heeren hoofd nog heen! -}-
4. Mijn Jesus sleept, bedekt met bloed.
Zijn kruis naar Golgotha;
Wie onzer draagt niet welgemoed Voortaan zgn kruis Hem na. f
271
5. sterft, aan 't smartlijk kruis gehecht, Zijn Moeder ziet het aan !...
Ach, toen is 't zwaard, zoo lang voorzegd, Diep door haar ziel gegaan!... f
DE VIJÏ GLORIERIJKE GEHEIMEN.
Juich , Moeder ! juich , uw Zoon regeert
In opperheerschappij : -Uw droefheid is in vreugd verkeerd.
Gij heerscht nu aan zijn zij'. (-}- Maria.)
1. De Heer, de Heer is opgestaan
En leeft nu voor altijd!
O dood! gij jaagt geen vrees meer aan: Uw prikkel gingt ge kwijt. -}-
2. Daar klimt Hij door de sterrenhaan —
Een Eng'lenpaar daalt neer,
En kondigt d' elf Apost'len aan :
»7.00 keert Hij eenmaal weêr.quot; -j-
3. Hij zendt hun d' afgebeden Geest,
Die licht en krachten geeft; De Apost'len tuigen 't onbevreesd. Dat Jesus weder leeft. 7
4. Toen gij , o Maagd! van liefde stierft,
Schonk Hij u 't rijksgebied,
Dat ge in uw mart'laarschap verwierft, En thans met Hem geniet, -j-
5. Daar werdt gij door uw eigen Zoon
Gekroond tot Koningin,
En schittert naast zijn glorietroon,
Voor uwe moedermin, -j-
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZE KRANS.
Wijze: O Gloriosa Domino.,
DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.
Wij groeten u , o reine Maagd ! O Koningin , o Koningin !
Gij , die uw' Schepper hebt behaagd , O Koningin Maria !
1. Ge ontvingt in n des Vaders Zoon , O Koningin, o Koningin !
Hij daalde in u van 's hemels troon, O Koningin Maria!
2. Gij gingt een langen weg te voet, O Koningin, o Koningin !
En hebt uw blijde Nicht begroet, O Koningin Maria!
3. Gij hebt den Eedder dezer aard', O Koningin , o Koningin !
Te Bethl'em in een stal gebaard, O Koningin Maria!
4. Ootmoedig naar Gods huis gegaan, O Koningin , o Koningin !
Boodt gij uw' Zoon ten offer aan, O Koningin Maria!
273
2. Drie dagen trokt gij zoekend rond, O Koningin , o Koningin!
Eer gij uw Jesus wedervondt, O Koningin Maria!
II.
DE VIJF DEOEVIGE GEHEIMEN.
O droeve Moeder, vol van smart! O Koningin , o Koningin!
Wat diepe wonden droeg uw hart, O Koningin Maria!
1. O Moeder! welk een zielewee! O Koningin , o Koningin!
Bij 't bloedzweet in Gethseraané, O Koningin Maria!
4. O Moeder, welk een foltering! O Koningin , o Koningin !
Bij Jesus' wreede geeseling, O Koningin Maria!
3. O Moeder, welk een pijn en hoon ! O Koningin, o Koningin !
Uw Jesus draagt een doornen kroon, O Koningin Maria!
4.. O Moederhart, op nieuw doorboord! O Koningin, o Koningin!
Uw Jesus sleept zijn kruishout voort, O Koningin Maria!
5. O Moeder, welk een marteling! O Koningin, o Koningin!
Toen H(j aan 't kruis te sterven hing , O Koningin Maria!
12.
274
BE GLORIERIJKE GEIIEllIEK.
Verheug u, na die lange smart, O Koningin, o Koningin!
Verrukt de vreugd uw moederhart, O Koningin Maria!
1. Verrezen is des levens Heer, O Koningin, o Koningin !
Maria ziet haar Jesus weer,
O Koningin Maria!
2. Uw Zoon ging in zijn heerlijkheid, O Koningin, o Koningin!
Waar Hij een plaats ons toebereidt, O Koningin Maria!
3. Toen is zijn Geest op aard' gedaald, O Koningin, o Koningin 1
Die met zijn licht Gods Kerk bestraalt, O Koningin Maria!
4. Uw Zoon zendt u een Engelrij, O Koningin, o Koningin!
En juichend voert ze u aan zyn zij', O Koningin Maria!
o. Uw Zoon geeft u de gloriekroon, O Koningin, o Koningin !
Nu heerscht gij op uw hemeltroon, O Koningin Maria!
275
GEBED.
1. O gij , uw glorie ingegaan ,
O Koningin , o Koningin !
Hoor 't smeeken uwer kind'ren aan, O Koningin Maria!
2. Bid voor de Kerk, voor Jesus' Bruid, O Koningin, o Koningin!
Straal' zijne glorie in haar uit, O Koningin Maria!
3. Bid voor 't beminde Hoofd der Kerk, O Koningin, o Koningin !
Dat Jesus hem verlichte en sterk', O Koningin Maria!
4. Bid, dat uw Zoon de herderschaar, O Koningin ! o Koningin !
In zijn getrouwe dienst bewaar', O Koningin Maria I
5. Bid, dat hun kudde tot hun vreugd, O Koningin, o Koningin!
Moog bloeijen, groeijen in de deugd, O Koningin Maria!
6. Bid, dat geen Christen Vorst of Staat, O Koningin , o Koningin!
Aan 'theil van Kerk of zielen schaad', O Koningin Maria!
7. Weer, Moeder! alle zonde en straf, O Koningin, o Koningin!
Weer alle geesols van ons af, O Koningin Maria!
276
8. Bid, bid voor ons in allen nood , O Koningin , o Koningin!
En blijf ons bij tot in den dood, O Koningin Maria!
BIJ DE MIS VAN DANKBAAEHEID.
Wijze: Nato Deo.
1. Heil'ge Maagd! de Rijnsche en Vechtsche
zoomen (*)
Zien verheugd hun pelgrims weêrgekomen , Die uit dank, niet langer in te toornen, Heden om Gods altaar zamenstroomen. Gij waart onze Sterre,
Op de heil'ge pelgrimsbaan; Met behagen,
Al die dagen,
Zaagt ge ons uit den hemel aan.
2. Heil'ge Maagd en Moeder! hoor dan heden, Hoor de vuurge dank- en smeekgebeden, Aan ons brandend pelgrimshart ontgleden, Zegen ons, uw trouwe broederleden!
f Gij waart onze Sterre, snz.
{*) Voor de andere Prooessiën in 't algemeen aldus:
Heil'ge Maagd! de vaderlijke dreven Zien haar Pelgrims, blij haar weergegeven , Heden naar Gods heilig altaar streven, Dat hun dank er tot u op moog zweven.
277
3. Koningin der zaalge hemelhoven !
Waar uw gloriezangen nooit verdooven, Duld, dat we u, net de Eng'len Gods daarboven ,
Schoon dan ook in zwakke klanken loven. -}- Gij waart onze Sterre, enz.
4. ïeed're Maagd en Moeder onzes Heeren! Die we als toevlugt voor ons zondaars eeren , Grij, gij bleeft Gods strafzwaard van ons weren, Gij ook deedt tot Hem ons wederkeeren.
-j- Gij waart onze Sterre, enz.
5. Goede Moeder! moge uw liefde ons geven, Dat we nu van alle schuld ontheven,
Slechts voor 't één wat noodig is, hier leven, Dag aan dag- naar hooger godsvrucht streven.
-j- Gij waart onzo Sterre, enz.
G. Eeine Maagd! wij weten 't van 't verleden : Zwak zijn wij en wankel onze schreden ; Toon ons 't pad, waarop wij veilig treden, Trouwe Moeder! sterk ons door uw beden. Gij waart onze Sterre, enz.
7. Moedermaagd en Hemelkoninginne !
't Zij mijn dank, dat 'k vurig nu beginne, Wat er zondig in mij is verwinne,
U getrouw en altoos méér beminne.
j Gij waart onze Sterre, enz.
278
LOFLIED AAN MARIA.
Op Maria-Boodsoliap, en andere Maria-feesten.) Wijze: als Lied VII, XXXI en XLI.
1. Jub'lend wil ik u bezingen,
Moedermaagd! dio op den troon In het hoogst der hemelkringen
Zijt gezeten naast uw Zoon; De Eng'len, om u opgevaren,
Blijven met verrukt gemoed In het diep geheimnis staren Van U beider liefdegloed.
2. 't Vloekwoord, op ons uitgesproken ,
Klevend aan den schoot der vrouw, Werd voor u alleen verbroken,
In wie God eens wonen zou;
Vóór die heilzon op ging varen,
Schoot, voor 's werelds wachtend oog, Vlekloos uit don nacht der jaren Uwe Morgenster omhoog.
3. 's Heeren Engel werd gezonden,
Die, van vruchtbaar licht omhuld , ü de boodschap kwam verkonden,
Die 't erbarmingsplan vervult;
Ja, de hemel huwde aan do aarde :
Hij, dien gij in Bethl'ems stal Zonder pijn of smarte baarde ,
Was de Schepper van 't heelal !
279
4. Dan wat zaug komt hier te stade ,
Meldt Maria's liefdevuur:
Hoogste liefde der genade,
Hoogste liefde der natuur!...
Neen, geen tong heeft dit vermogen , Christ'nen ! zoo gi] 't wilt verstaan , Wendt dan naar het kruis uwe oogen, En ziet daar die Moeder aan!...
5. Dadr is 't, dat ze in liefdesmarte
't Offer van haar Jesus deelt,
En Hij aan haar moederharte
Ons als kind'ren aanbeveelt;
Moeder dan, door God gegeven!
Bid voor ons, bid uwen Zoon, Dat Hij eens in 't eeuwg leven Ons zijn heerlijkheid vertoon'.
DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN MARIA.
Wijze: Staak, o wereld! 't angstig klagm; of: als Lied XXX.
i. Laat mij nog een lofzang wekken, Schoonste ! wie de hemel mint; Blanke Lelie zonder vlekken,
Roze, die geen weerga vindt!
Held're ster aan 's hemels kimmen,
Smettelooze morgen gloor!
Laat mijn zangtoon tot u klimmen, Bloem van Juda's maagdenkoor!
280
2. ü mógt nooit het vonnis treffen,
Dat er kleeft aan 't aardsch geslacht God wilde u den vloek ontheffen , Die ons doemt in Satans magt. Hij, die vóór alle eeuw regeerde,
Heer van leven is en dood,
Hij was 't, die zijn Moeder eerde,
Toen zij werd in Anna's schoot.
3. Haar zou de eeuw'ge Goest omzweven,
En zijn Bruid mogt niet bevlekt, In wie Hij den God van 't leven Eens het aardsche leven wekt. Goddelijk , Drieëenig Wezen !
Vader, Zoon, en Heil'ge Geest! Eeuwig zij de gunst geprezen,
Die Gij aan dit kind heweest.
4. Satan sloeg in nieuwe woede ,
^ '-Toen hij 't vreemd geheimnis zag, En zijn nederlaag vermoedde
Uit Maria's wordingsdag.
Was hij nimmer nog geweken,
Greep hij 't kiemend leven aan :
Hier, hier is zijn magt bezweken,
Hier hem de eerste buit ontgaan.
5. God van eindeloos ontfermen!
Zie ons aan met vaderoog;
Wil voor Satan ons beschermen,
Die ons vaak aan U onttoog :
En gij, Moeder vol genade!
Die de helslang hebt verplet,
Vraag, dat ons geen zonde schade , Maagd! ontvangen vrij van smet.
281
JUBELLIED AAN MARIA, ONBEVLEKT ONTVANGEN.
Wijze : Wees gegroet op kindertoon, en andere melodiön.
1. Lieve Moeder vau den Heer!
Laat ons om uw zetel dringen,
Laat uw kind'ren u ter eer 't Zielverrukkend feestlied zingen,
't Moet weerklinken luid en blij: Moedek, onbevlekt zijt gij!
2. 't Heeft reeds 't wijde wereldrond En herscheppend overklonken,
't Woord, door Pius' mond verkond; En uw kind'ren vreugdedronken Jub'lon op uw feestgetij:
Moeder, onbevlekt zijt gij!
3. Neen , dat loflied zwijgt niet meer : Tot aan 'swerelds verste palen.
Zullen met het hemelsch heer Al uw kind'ren 't luid herhalen 't Woord van 't zalig jubeltij:
Moeder , onbevlekt zijt gij !
4. En we voegen dank en beé Aan do blijde feestgezangen;
Wie, wie dankt niet met ons mee Voor al 't heil, door u ontvangen In het zalig jubeltij.
Moeder, onbevlekt zijt gij!
282
5. Zonnezuiv're Moedermaagd!
Om de glorie u gegeven,
Hoor ook wat ons hart u vraagt; Dat we na een schuldloos leven Eeuwig jub'len aau uw zij':
Mokder, onbevlekt zijt gij!
LOFZANG TEE EERE VAN HET H. EN ONBEVLEKT HART VAN MARIA.
Wijze: Wees gegroet op kindertoon, en vele andere melodiën.
1. ^ Laat nu de aarde op blijden toon 't Duizendstemmig feestlied zingen,
Reeds weerklinkt om 'i? Hoeren troon 't Lofgezang der hemellingen,
't Ruisch' der Moeder van den Heer En haar heilig Hart ter eer !
2. Spiegel, gij! van Godes magt,
Die voor de erfsmet u beveiligd,
En u onder 't aardscli geslacht Zich ten woontent heeft geheiligd, Heiligdom van Gods gena.
Tempel zonder wederga!
3. Vlekloos Hartl wie zal uw lof,
Wie uw zaligheid bezingen!
De Eng'len van het hemelsch hof Spreken in hun hooge kringen,
283
Neen zij spreken nimmer uit,
Wat dit heilig Hart omsluit.
Voor het magtig zonnelicht Wijkt de stille sterrenluister,
Blaar de zon haalt 't aangezigt En haar stralen weg in 't duister Voor de glorie van do Maagd,
Die aan 't hart van God behaagt.
Eeiner dan ooit sneeuwvlok viel, Waardig hier haar God te aanschouwen',
Was de nederige ziel Der gezegendste aller vrouwen;
Op die schoonheid zag de Heer Van zijn hoogen zetel neêr.
Toen nu 't Woord in uwen schoot, Moedermaagd! was neergekomen.
En, bereid ten offerdood,
Knechtsgestalt had aangenomen,
O wat hebt ge een liefdegloed In uw Moederhart gevoed.
Hoe was toen uw Hart verheugd. En in liefdevuur verslonden.
Want gij droegt der heem'len vreugd; Maar, o Moeder! eens ook wonden Al de schichten van de smart Uw beminnend Moederhart. U doorgriefde wond bij wond Door geheel uw lijdend leven;
Maar toen ge onder 't kruishout stondt. En uw' Zoon den geest zaagt geven,
284
En een speer zijn zij' doorstak, Ach! wie meldt, hoe 't Hart u brak.
9. Uit dat ligchaam, zoo verscheurd, Vloeit een bloedstroom voor haar neder;
Wie, wie is er die niet treurt Mot oen Moederhart zoo teeder:
Maatloos als de onmeetb're zee, Is Maria's boezemwee.
10. Ach! droog haro tranen af,
Kijs, o Koning van het leven!
Kijs weêr uit het duister graf;
En van glorielicht omgeven,
Trooste uw aangezigt de smart Van 't gebroken Moederhart.
11. Wees, Maria! wees getroost.
Lang zal 't lijdensuur niet wezen.
Eer de derde morgen bloost.
Ziet ge uw' Zoon, uit 't graf gerezen, Vrij van smart en vrij van smaad, In 't onsterflijk lichtgewaad.
12. Daar, daar ziet zij reeds haar God: Haar beminden Zoon genaken ,
En een nameloos genot Voelt zij nu haar hart doorbïaken, Tot Hij, in triumf gekeerd.
Aan des Vaders zij' regeert.
13. Eustloos zucht haar minnend Hart. Nu ze op aard' nog moet verwijlen;
O! zij wil van liefdesmart Opwaarts naar heur Jesus ijlen,
285
Die in 's Vaders heerlijkheid Reeds haar zetel toebereidt.
14. Als het maagd'lijk Was voor 't vuur, Voelde zij haar Hart verteren ,
En versmacht naar 't zalig uur,
Dat de stem haar roei)' ^es Heeren;
Toen kwam Jescs haar te moet,
En zij stierf van liefdegloed.
15. Heilig Harte! vrij van smet,
Troost voor wie op u vertrouwen,
Hoor ons kinderlijk gebed,
O gezegendste aller vrouwen!
Vraag nu, vraag van 't godlijk Lam, Dat zijn liefde ons hart ontvlamm'.
DE GEBOORTE VAN MARIA.
Wijze: Tot, dont la puissance infinie, uit de Cantiques de St. Sulpice: of: Wil, Heidendom \ van vreugd opspringen; maar dan moet men in plaats van acht, telkens vier regels nemen.
1. Wat ster verschijnt aan 's hemels bogen! Wat stralen scheemren in 't verschiet! Zoo zacht een licht rees voor onze oogen
In heel den loop der eeuwen niet. Is 't licht, zoo blijde ons toegeblonken.
De sterre niet van Jesse's spruit?
Is daar geen zang ons toegeklonken Aan de uitverkoren Hemelbruid?
286
-■ Keeds lacht het morgenrood ons tegen. En kondigt met zijn vriendlijk licht De heilzon aan, die, opgestegen.
Den nacht vaagt voor haar aangezigt. Ja, zalige aarde! stem uw zangen,
Zij kwam, zij kwam , de Hemelmaagd, Door wie wij 's Vaders Zoon ontvangen , Het Lam, dat onze schulden draagt. 3. Een jubeltoon dringt door de graven, Een lichtstraal door der dooden nacht: Straks valt de boei der kerkerslaven,
En uit is t met de hellemagt!
Blij juicht het koor der hemellingen,
En de Eng'lenschaar ziet vol van min Op 't kindje neer, dat zij reeds zingen Als hunne en onze Koningin,
4. Ook wij, wij knielen dankend neder Om uwe wieg, o heilig kindl Uw leven brengt ons 't leven weder:
Hem baart ge ons, die den dood verwint. Laat, laat ons God eenstemmig prijzen,
Het heiluur onzer redding slaat;
Maria leeft! de Zon gaat rijzen,
Wees welkom , schoone Dageraad 1
MAEIA-TENHEMELOPJSTEMING.
Wijze; als lied XXX. en XXXI.
I. Wie, wie zie ik opwaarts zweven,
Van het zonnelicht omvloeid,
Van een kroongesternte omgeven.
Dat haar om het voorhoofd gloeit ?
•287
Eng'len dartelen en spreijen
Edens bloemen voor haar voet, Waar zij onder 't blij geleijen Naar heur Welbeminde spoedt.
2.'t Is de Maagd, van God verkoren. Door der vad'ren stem voorzeid,
Die uit Davids stam geboren,
Eeuwen zuchtend was verbeid; Zij , na zooveel bange jaron , Zij moest in een herderstal 't Wichtje door een wonder baren , Dat de God was van 't heelal.
3. Blij dan zij haar lof gezongen ;
Van geslachte tot geslacht Worde door ontelb're tongen
's Werelds dank haar toegebragt; Zij, zij is hot, die aan de aarde
Heil en vrede wedergaf;
Want het Wichtje, dat zij baarde. Sloeg ons Satans kluisters af.
4. O dat we immer met vertrouwen,
In het leven, in den dood, Opwaarts naar Maria schouwen.
Die haar kind'ren nooit verstoot; Waar Gods Eng'len neergebogen
Staan om d' eeuw'gen glorietroon, Deelt zij Jesus' rijksvermogen. En beveelt ze ons aan haar Zoon.
5. Luide moet ons lied dan rijzen
Om de glorie die haar kroont, Luide Jesus' liefde prijzen, Die oneindig haar beloont.
288
Heden dan met de Eng'lenkringen Juichen wij, vervoerd van min ;
Maar, nog aardsche bannelingen,
Eoepen we ook haar voorspraak in.
M ARIA-TEN HEME LOPNEMIN G.
Wijze : Nalo Deo.
1. Laat ons blij Gods lieve Moeder eeren: Zij zal heden de oogen tot ons keeren; Wat we ootmoedig in 't gebed begeeren Met ons vragen voor den troon des Heereu.
f Moeder, hoogverheven!
Ach verwerf ons bij uw Zoon,
Als wij sterven.
Dat wij erven 't Eeuwigdurend hemelloon.
2. Ze is dees dag ten hemel opgenomen;
Al de zaalgen doen hun zangen stroomen Haar ter eer: hoe zou een kind nu schromen, Heden voor haar moedertroon te komen, f Moeder, hoogverheven! enz.
3. Moeder nóg, gelijk zij was op aarde, Heerscht zij naast den Zoon, dien zij ons baarde; Smaakt zij 't loon, dat zij zich hier vergaarde, Die zijn woorden in haar hart bewaarde.
Moeder, hoogverheven! enz.
•4. Hij, die haar tot Moeder heeft verkoren, Die haar Zoon is, uit haar schoot geboren,
■289
i)io haar nu zijn glorie heeft beschoren: Hij, Hij zal haar moederbeê verhooren. f Moeder, hoogverheven! em.
5. Welk een magt en liefde hier verhonden! Dio om strijd uit duizend duizend monden Al de heemlan en deze aard' verkonden: Wie, wie bad, en hoeft geen hulp gevonden? f Moeder, hoogverhevjn! enz.
♦'», Wij dan, Utrecht's oude brooderledon , Komen op uw feestgetij van heden,
Moeder! vol vertrouwen toegetreden Mot een krans van kinderlijke beden.
Moeder, hoogverheven 1 enz.
7. Wees geloofd, o Moeder! nooit volprezen, Gij dees dag ten glorietroon gerezen ;
Moeder Gods, van eeuwig uitgelezen!
Ja, gij zult ook onze Moeder wezen, -j- Moeder, hoogverheven! enz.
M ARIA-TENHEME LOPN E MIN G.
Wijzo: Maria, Moeder Jem Christ.
Maria, Moeder van Gods Zoon,
Alleluja, alleluja!
Ging heden op naar 's hemels troon.
Alle-, alleluja!
Ging heden enz.
13
290
2- God zond zijne Eng'len tot haar af,
Alleluja, alleluja!
haar te wekken uit het graf. Alle-, alleluja!
Om haar enz.
3. Zij voeren met hun Koningin, xr A'jeluja, Alleluja!
Verrukt den open hemel in.
Alle-, alleluja!
5. Wal omits,rnkim heilgenot J . Alleluja, alleluja!
ij ziet Hem, haren Zoon en God! Alle-, alleluja!
^Ikquot;ek?,0naltelu5eder aan :
n staan Lgt;
7. Nu treedt zij in een zonnegloor,
Alleluja, alleluja!
Aan Jesus' hand de heemlen door.
Alle-, alleluja!
8. Een maagdelijke sterrenkrans
Alleluja, alleluja!
291
9. Zij, vol genade als vol van deugd, Alleluja, alleluja!
Geniet de volheid aller vreugd!
Allo-, alleluja!
40. Zij zetelt op den eeretroon,
Alleluja, alleluja!
Naast Jesus, haren God en Zoon.
Alle-, alleluja!
11. Zoo is zij 'shemels Koningin,
Alleluja, alleluja!
Maar Moeder ook van 't aardsch gezin. Alle-, alleluja!
12. Zoo klimm' tot haar on :meekend lied:
Alleluja, alleluja!
Vergeet ons, arme Pelgrims, niet.
Alle-, alleluja!
13. Wij zingen God': Alleluja!
Alleluja, alleluja!
In Maria! alleluja!
Alle-, alleluja!
AVE MAEIS STELLA.
BIJ ALLE FEESTGELEGENHEDEN.
Wijze: O Deus, ego amo te; of: Creator alme siderum, en vele andere kerkzangen,
1. Gegroet gij, Sterre van het meer! Verheven Moeder van den Heer, En altoos Maagd; gij hemelpoort, Die ons 't verbeide heil beschoort.
2. Wat Gabriel u heeft verkond ,
Neem 't Ave van zijn Eng'leninond ;
Keer Eva's naam ten zegegroet.
Dat ge ons in vrede vest en lioedt.
o. Wil zondaars van hun boei ontslaan ,
Breng voor do blinden 't heillicht aan , Verdrijf ons kwaad met alle straf,
Smeek al liet goede voor ons af.
•4. O toon ons, dat gij Moeder zijt,
Dat Hij, die zich uw Zoon belijdt,
Door u eens tot ons heil gebaard.
Door u ook ons gebed aanvaard'.
5. Der Maagden zonderlinge bloem , Zachtmoedige ! der zachten roem,
Ik bid , dat ge onze schuldboei slaakt, Zachtmoedig ons en zuiver maakt.
6. Verleen een reine levensbaan.
Beveilig 't pad waarop we gaan.
Opdat wij, Jesus ziend', verheugd
Te zaam steeds juichen in zijn vreugd.
7. Zij God den Vader lof en eer.
Met Christus, d'aUerhoogsten Heer;
Zij de eigen roem den Geest bereid, Den Drie ééne eer in eeuwigheid.
Antiph. Zie, Maria was onze hoop, tot wie wij vlugtten om hulp, opdat zij ons zoude bevrijden, en zij is ons te hulp gekomen. v. Gedoog, dat ik u love, o Heilige Maagd. a. Geef mij kracht tegen uwe viiandmi.
•293
LAAT ONS BIDDEN.
Almagiigo en barmhartige God, die wonderbaar in de allerzaligste Maagd Maria eene altoos-durende hulp tot verdediging van het Christen volk gevestigd hebt; geef genadiglijk, dat wij, onder zulk eene bescherming strijdende in ons loven, de overwinning op den boozen vijand behalen mogen in den dood. Door onzen Heer J. C., uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid des ïï. Geestes, God, door alle oeuwen der eeuwen. Amen.
STABAT MATEK.
Naast het kruis, met schreijendo oogen, Stond do Moeder, diep bewogen,
Daar de Zoon te sterven hing,
En haar door het zuchtend harte. Overstelpt van wee en smarte, 't Zevenvoudig slagzwaard ging.
O hoo droef, hoe vol van rouwe,
Was die zeCie!irijkstc vrouwe Om Gods Ééngeboren Zoon.
Ach , hoe streed zij! ach, hoe kreet zij , En wat folteringen leed zij
Bij 't aanschouwen van dien hoon!
294
Wie, die hier niet schreijen zoude, Die het grievend leed aanschouwde, Dat Maria's ziel verscheurt?
Wie kan, zonder mee te weenen, Christus' Moeder hooren stenen,
Daar zij niet haar Zoon hier treurt ?
Voor de zonden van de zijnen zij Jesus zoo in pijnen En in wreede geeselstraf;
Zag haar lieven Zoon zoo lijden,
Heel alleen den doodkamp strijden, ïot Hij zijnen geest hergaf.
Geef, o Moeder! bron van liefde. Dat ik voele wat u griefde,
Dat ik met u medeklaag;
Dat mij 't hart ontgloei' van binnen In mijn' God en Heer te minnen, Dat ik Hem alleen behaag.
Heil'ge Moeder! wil mij hooren!
Met de wonden mij doorboren.
Die Hij aan het kruishout leed;
Ach, dat ik de pijn gevoelde Die uw' lieven Zoon doorwoelde.
Toon Hij stervend voor mij streed.
Mogt ik klagen al mijn dagen.
En zijn plagen waarlijk dragen Tot mijn jongste stervenssmart.
295
Met u ouder 't kruis te weeneu,
Met uw rouwe mij vereeneu,
Dat verlangt mijn weenend hart.
Maagd der maagden! nooit volprezen, Wil nu niet mij tegen wezen,
Laat mij treuren aan uw zij';
Laat mij al de wreede plagen Eu den dood van Christus dragen,
Laat mij sterven zooals Hij.
Laat mij, in zijn kruis verslonden.
Laat zijn wonden mij doorwonden Om de liefde van uw Zoon.
Dan, in wederliefde ontstoken,
Worde ik door u voorgesproken.
Moeder! voor zijn regtertroon.
Maak, dat mij het kruis beware,
Dat dan Christus' dood mij spare.
Dat Hij mij gena bewijz';
En als 't ligchaam eens zal sterven, Doe mij dan de glorie erven Van het hemelsch Paradijs.
GEBED.
Wij bidden U, Heer Jesus Christus, dat do allerzaligste Maagd Maria, uwe Moeder, voor ons nu en in het uur van onzen dood bij uwe goedertierenheid tusschenbeide kome; zij wier allerheiligste ziel met het zwaard van droefheid doorstoken is. Door TJ, Jesus Christus, Zalig-
290
maker der wereld, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
LITANIE-LIED VAN ONZE LIEVE VEOüW.
Wijze: Slahal Maler.
Heere, God! wil U ontfermen,
Christus, God! wil U ontfermen ,
Hoer! wil ons genadig zijn.
Heere, God ! o wil ons hooren,
Christus, God! wil ons verhooren,
Heer! wil ons genadig zijn.
Vader, God! op 's hemels troone,
Godes Eéngeboren Zone!
Heer! ontferm U over ons.
Heil'ge Geest, God! hooggeprezen ,
Drie Personen, één in wezen!
Heer! ontferm U over oi.s.
O Maria! hoog in eere,
Heil'ge Moeder van den Heere.
f O Maria! bid voor ons.
Maagd der maagden uitgelezen,
Om Gods Moedor eens te wezen. f O Maria! enz.
0Tgij Moedor der genade.
Wie geen erfsmet immer schaadde, j
297
Moeder gij, en Maagd gebleven,
Hebt gij Jesus ons gegeven, f
Gij ten tempel Gods geheiligd, En voor alle smet beveiligd, f
Liefste, wondervolle Moeder Van den Schepper en Behoeder.
Wijze Maagd, on hoog te prijzen, Lof en eer moet tot u rijzen, f
Groot in moederlijk vermogen,
Zacht en trouw in mededoogen. f
Eeine spiegel aller vromen,
Vreugd is ons door u gekomen, f
Vat, vol van den Geest des Heeren, Wie kan waardig u vereeren. f
Vat van godsvrucht, geur van Ëicn, Boze vol verborgenheden, f
Davids toren,, zegeteeken.
Elpen toren, nooit bezweken, f
Gulden huis en 'sHeeren woning, Bondsark zijner gunstbetooning. f
Peure tot des hemels luister, Morgenster na 't lange duister. 7
Gij, ons heil bij krankte en wonden, Toevlugt voor wie zucht in zonden, f
Troosteres van alle droeven.
Hulp voor al wie hulp behoeven, -j-^
298
Koningin der Eng'Ienrangen,
Gü, der Vad'ren zielsverlangen, f
Zoninginne der Profeten,
En Apost'len, hooggezeten, -j-
Koningin der Martelaren,
Maagden- en Behjd'renscharen. f
Koningin van alle Heil'gen,
Laat uw voorspraak ons beveil'gen. f
God'lijk Lam, dat neemt de zonden.
Door uw kruis, uw dood en wonden, Spaar ons, zondaars, spaar ons. Heer!
God'lijk Lam, wil ons bevrijden.
Door uw dood en smart'lijk lijden. Zie genadig op ons neêr.
God'lijk Lam, ons heil en leven,
Wil ons alle suhuld vergeven. Ach, ontferm ü onzer. Heer!
LIED TER EEEE VAN HET H. SAKEAMENT,
Stem : In de eeuw van Adams lijden.
1 Laten wij ons nederbuigen
Voor dit Hoog Geheimenis,
Laat en mond en hart getuigen :
Dat Gods eigen Zoon hier is.
Wat Hij sprak, het kan niet falen: ^ »'t Is mijn Ligchaam, 't is mijn Bloedquot;; En zijn Kerk, hoe kan zjj dwalen,
Daar Gods eigen Geest haar hoedt?
299
2. Hij dan rist hier voor onze oogon
In dit Heilig Sakramert,
Die in liefde en alvermogen
Mate noch beperking kent; Hij, wien de Engelen aanbidden
Op zijn hoogen hemeltroon , Hij kwam neder in ons midden, 's Vaders ongeschapen Zoon!
3. Die een Maagd heeft uitverkoren
En voor alle smet bewaard; Die als kiud uit haar geboren ;
Met ons wonen kwam op aard', Met ons werken, met ons weenen, 't Leven geven door zijn dood; Die door graf en voorborgt honen , 's Hemels glorie ons ontsloot.
4. Hij, wiens offer wij belijden
In 't omsluijord Sakrament. Hij is hier, ais in 't verblijden
Van des hemels glorietent; Hij moet hier als diiar geprezen,
Hij, door wien wat ademt leeft! Die verwinnend eens verrezen,
Hier de onsterflijkheid ons geeft.
5. Hij is hier, die opgevaren
Aan des Vaders zij' regeert; Die zich ons zal openbaren,
Als Hij op de wolken keert; Die ten troost in 't sterflijk leven,
Zelf zich hier ten onderpand Van de glorie wflde geven,
Die ons wacht in 't vaderland.
300
6. Hij , ja ! is de Heer der heeren,
Die hier alles tot zich trekt; Die door liefde wil regeren
En door liefde liefde wekt. Dat dan 't Ongeloof eens zwijo-e
Bij dit godlijk liefdeblijk ;
Dat de liefdebede stijge ;
«Laat toekomen , Heer! uw rijk!»
7. Glorie dan zij Hém gegeven ,
Eindelooze lof en dank,
Die op d' avond van zijn leven
Ons zich gaf tot spijs en drank; (xoede Jesus ! zie, wij knielen
Diepbewogen voor U neer;
Wees de Koning onzer zielen,
Liefde toch vraagt liefde weêr!
8. Al ons leven , lijden , strijden
Zij ten dank U toegebragt Alle zegen en verblijden,
Wat door ü op aarde ons wacht. Wil dan , Jgsus ! wil ods ^gvgd ,
Dat geen zonde ons van U scheid' En wij U na 't sterflijk leven Zien in uwe heerlijkheid.
301
LIEFDEKLAGT VAN CHRISTUS TOT DEN ZONDAAR.
Wijze: O zalig, heilig Bethlehem, en andere -wijzen. CHRISTUS.
(Weinige stemmen.)
1. Mijn kind! wat heb Ik u misdaan, Dat gij mijn roepstem niet wilt hooren,
Ik nam voor u de menschheid aan, 'k Ben in een stal voor u geboren.
'k Heb toon mijn kinderlijk gezucht,
Mijn bloed reeds voor u opgedragen,
Ik ben voor u vervolgd, gevlugt:
Mijn kind! wat hebt ge om Mij te klagen?
DE ZOKDAAK.
{Allen.)
Barmhartig God! ik heb misdaan. Rouwmoedig val ik aan uw voeten,
Ach, zie het kind ontfermend aan, Dat zijne ondankbaarheid wil boeten.
CHRISTUS.
(Weinige stemmen.)
'2. 'k Heb dertig jaren u gezocht,
Voor u gearbeid en gebeden,
'k Heb wat geen sterv'ling ooit vermogt Voor u verdragen en doorstreden.
302
Ik ben bespot, bespuwd, gehoond,
Voor u versehenrd door geeselslag-en
Mei doornen is mijn hoofd gekroond.
Mijn kind! wat hebt ge om Mij te klagen! 4. '1
'k
Uilen.) El
Ach goede Jesus! 'k heb misdaan.
Ik werp mij schmjend aan uw voeten, H
Acli , zie liet kind ontfermend aan Uat zijne ondankbaarheid wil boeten.' C
CHRISTUS,
(Weinige slemmei .}
Mijn kind! wat heb ik u misdaan'
Ik ben beladen met uw zonden ,
Het bloedig kruispad opgegaan ,
lan hoofd tot voet bedekt met wonden.
Voor u voor u ben Ik gekruist,
Voor u heb k al mijn bloed vergoten ;
fcn gij ach gij hebt Mij verguisd,
ljn zilde met een speer doorstooten. 5
DE ZOMAAE.
{Allen.)
TkiCLrd- Je^s! 'k heb misdaan,
Ik stort mij snikkend aan uw voeten, ch , zie_ het kmd ontfermend aan heel ZIJn zondeschuld wil weten.
3.
303
CHBISTUS.
[Weinige stemmen.)
'k Vergaf u reeds zoo menig keer, 'k Vergaf u reeds zoo vele zonden : En telkens kruisigt gij Mij weêr, En telkens spot gij met mijn wonden.
Heb 'k dadrom u met smart gezocht ? Heb 'k daarom met mijn eigen leven
Van dood en hel u vrijgekocht, Om smaad voor dank Mij -weêr te geven.
ZONDAAR.
(Allen.)
Ach Jesus! Jesus! 'k heb misdaan, Ik stort mij snikkend aan uw voeten,
Ik wil den smaad, U aangedaan, O Jesus! heel mijn leven boeten.
CHIUamp;TUS.
{Weinige slemmen.)
Heb 'k daarom, wat geen moeder doet, ü, aan mijn feestdisch aangezeten,
ü met mijn eigen Vleesch gevoed,
Kunt go alles, alles dan vergeten !...
O kind, mijn kind van zooveel smart! Wat wilt ge langer Mij weerstreven?...
Kom , stort u aan mijn open hart, Bemin!... 'k wil alles u vergeven!
304
DB ZONDAAH,
{Allen.)
Tlr^ï G0lt;i! 'k7erdien ,,w Me niet, 11c va,! am uw doorboorde voeten,
Uio k met mijn tranen overgiet
Ik zal voor al mijn zonden boeten;
Beminnen , Jesus ! wil ik ü ;
Zult Gij dan alles mij vergeven ?
Beminnen, Heer! en dankbaar nu Als boet ling voor uw aanschijn leven
1. God, onze Vader! Gij die zijt In hemel en op aarde,
pie-dSfIUquot; Naam ' die ons verblijdt, Geheihgd zij naar waarde.
Uw liijk, als onze troost en hoop,
-tiestemd voor ware vromen,
O laat het na dees levensloop
Genadig ons toekomen.
üw Rijk, enz. als boven.
2. De hemel luistert naar uw woord Wanneer Gij wilt gebieden;
Zoo moet op aarde ook ongestoord
Altijd uw wil geschieden üws Zoons waarachtig Vleesch en Bloed Dat onze ziel doet leven
En 't daagiijksch brood, dat gt;i ligchaam voedt
Zij beiden ons gegeven,
üws Zoons, enz. ah hoven.
305
3. Hoezeer met zware schuld belaan , O God ! wil ons toch sparen;
quot;Yyjj schelden kwijt wat werd misdaan,
Ook onzen schuldenaren.
Bescherm ons tegen Satans magt,
Als hij ons komt bestrijden; quot;Wil ons gestaag Mj dag en nacht
Van allo kwaad bevrijden.
Bescherm ons, enz. als boven. A M E N.
HEÏ WEES GEGROET.
Wees gegroet, gij vol genaden !
Wil ons , zondaars , niet versmaden, Ons, die uwe kind'ren zijn. {bis.)
't Is op u, dat wij vertrouwen;
Gij mogt onder alle vrouwen
Moeder wezen van Gods Zoon. (bis.)
Dochter gij , door God verkoren ,
Jesus is uit u geboren,
Bruid van God den Heil'gen Geest, (bis.)
O Maria ! nooit volprezen ,
Wil voor ons een Moeder wezen,
Nu en in het uur des doods, (bis.) A M E N.
306
GELOOF, HOOP, LIEFDE EN BEEOÜW.
1 God! al wat uw Kerk verklaart Als door U geopenbaard.
Willen we altoos vast gélooven;
Wijl de ware Kerk van boven Voor de dwaling blijft bevrijd,
Altoos alverwinnend strijdt Willen we, enz. als hoven.
2. Jesus ! wie op U vertrouwt,
Hij heeft op een rots gebouwd;
t Is uw woord: Gij wilt ons geven, Dat wi) eenwig mot ü leven ;
Gij toch, Gij hebt ons verlost,
t Heeft den prijs uws bloeds gekost, t Is uw woord, enz. als boven.
3. Geest van liefde! geef ons nu Dat wij Vader, Zoon en U '
Als ons hoogste goed beminnen,
-t ons hart, met ziel en zinnen ;
Ook om God beminnen wij Onzen naaste, wie hij zij.
Als ons enz. als boven.
i- Wij gevoelen in ons hart Om uw liefde groote smart Over al onze euveldaden,
Die wij vol berouw versmaden;
Allen willen wij voortaan Altijd uwe wegen gaan.
Over al enz. als boven.
307
PUNTEN, DIE MEN MOET quot;WETEN UIT DE NOODZAKELIJKHEID DES MIDDELS.
ESN GOD.
Groote God! Gij zijt alléén ,
Gij 't aanbidd'lijk Oppfirwezen ;
Gij moet door alle eeuwen heen Van uw schepselen geprezen ;
Want uw lof is 't eerst gebod, (bis.)
Gij, slechts Gij zijt waarlijk God!
DRIE PERSONEN.
Één in wezen zijt Ge, o Heer!
Maar in U zijn drie Personen ;
'k Moet den Geest oneindige eer Als den Zoon en Vader toonon.
Eeren wij naar 't hoogst gebod, {bis.)
Drie Personen, en één God.
DE MENSCHWORPING.
Adam viel, en 't aardsch geslacht Lag in Satans boeijen neder;
's Vaders Zoon werd mensch, en bragt Ons tot God, zijn Vader, weder;
Eer zij Hem naar 't grootst gebod: {bis)
Werd Hij mensch, Hij is ook God.
BELOONING EN STRAF.
Die in zonden zich verblijdt,
Moet voor groote straffen vreezen;
Christen ! zoo gij deugdzaam zijt,
Zult gij eeuwig zalig wezen.
308
Naar uw daden wordt uw lot (bis.) Eeuwig eens Leslist door God.
PELGRIMS-AVONDLIED.
Wijze; Ate rosa sine spina.
llinlijk-blikkend van den hoogen,
Diep in 't blaauw van 's hemels bogen, Ziet gij als met mededoogen,
Avondster! ons, Pelgrims, aan ; Vriendlijk straalt gij altoos neder, Of 't een blik is, zoet en toeder,
Dien een Moeder altoos weder Op ons broodertal laat gaan.
Dooft de vreugdezon haar stralen,
Zien wij d' avond om ons dalen, Gij gedoogt niet, dat wij dwalen.
Trouwe Ster! gij toont uw licht: 't Is ons in ons pelgrimsleven,
Van den lijdensnacht omgeven,
Als een straal, die uit komt zweven Van Maria's aangezigt.
Zal het laatste licht ons stralen, 's Levens avond voor ons dalen, 't Brekend oog in nacht gaan dwalen;
Hemelster ! blijf voor ons staan ; In den doodsnacht, vol verschrikken , Wil ons, Moeder ! met uw blikken, Vol van liefde en licht, verkwikken: Wenk ons . tot u op te gaan!
BK DE AAN DEN H. JO'S EL'.
Wijze: als 't Nieuw Maria-Ued. (N». 3 , bl. 21G.;
i. 0 Josef! Voedstervader
Van Jesas , onzen Heer , quot;Wij treden Mddend nader , En knielen voor u néér ;
Want in uw vaderarmen
Draagt gij liet godlijk Kind : 't. Zal onzer zich erbarmen,
Wijl 't uw gebed bemint.
-J, Wil, Josef! voor ons vragen . Dat wij iu ?s levens lot Ons naar zijn wil gedragen,
Getrouw aan zijn gebod , Wil door uw beê verwerven,
O trouwe toeverlaat!
Dat wij den hemel erven, Als 'eens ons sterfuur slaat.
M, Wij smeeken u te gader,
Patroon van Jesus' Kerk!
Blijf, Josef! ons ten vader,
Ten steun bij al ons werk; Vraag ons, met Jesus' Moeder.
Zijn hull) in allen nood, En quot;blijf ons trouw ten hoeder Van nu tot in den dood.
LOFLIED AAN DE H. MOEDEE ANNA.
(Nadat Paus Pins IX op den 8 December 1854, Mark's Onbevlekte Ontvaugenis ten leerstuk heeft verklaard.)
Wijze; Wees gegroet op kindertoon, en vele andere melodien.
1. Moeder Anna! luid en blij Moet ook u mijn loflied rijzen ;
Moeder van Gods Moeder, gij,
'k Moet uw nieuwe g-lorio prijzen:
Straalt er op do dochter eer ,
t Schittert op de moeder weer.
2. Ter reeds als de lichtstraal schiet,
Vloeit van duizend dankb're tongen
't Naauw-verkondigd zegelied:
't Wordt door de Eng'len meegezongen 't Godlijk-stil geheimenis ,
Dat in u voltrokken is.
3. Wonder zonder wederga!
Vlekloos hebt gij haar ontvangen,
Door uws Heeren heilgena,
t Kind dat ge aan uw hart mogt prangen : Anna! ja alleen uw kind Is aldus door God bemind!
4. En ik zou niet luid en blij U in uwe dochter prijzen !
Moet niet aller eeuwen rij t Loflied voor u op doen rijzen !
Wie is als uw vlekloos kind ,
Wie ooit heeft als zij bemind !
311
5. Van uw dochter zonder smet Straalt de weerg-lans op u neder ,
Keert, o Anna! uw gebed Tot haar Zoon ooir, vruchtloos weder?
Moeder van Gods Moeder gij ,
Bid dan , Anna! bid voor mij.
SMEEKLIED AAN DEN H. WILLIBEOEDUS.
APOSTEL EN PATROON DEPv NEDERLANDEN. Wijze: Creator alme side rum, en andere kerkzangen.
4. O Willibrord! die van omhoog-
Ons gaslaat met beschermend oog,
Hoor 't nageslacht der vad'ren aan, Met wie gij zelf hebt omgegaan.
2. Zie Neerland aan , uw roem en kroon, Gij onze Apostel en Patroon !
Hier hebt gij , moedig Godsgezant,
Hier Jesus' heilbanier geplant;
3. Hier half een eeuw zijn naam verbreid, Zijn Bruid een zetel toebereid,
Hier door uw ijver en gebed Mijn vad'ren uit den dood gered.
4. Ach! elfmaal ging een eeuwkring rond, Sinds gij hier Satans rijk ver wont,
En nu! ach meer dan 't half geslacht -Het zonk terug in 's vijands magt.
Ullraj, J. H. WENSING,
15 August! 1861. Emer. Prof. Libr. Cens.
Bladz.
Berigt wegens liet Broederschap van O. L. V.
Berigt wegens de Bedevaart naar Kevelaar. xm Onderrigt voor Pelgrims, om hunne bedevaart
met de meeste vrucht te doen. ... 17
I. Het vertrek ter bedevaart. . . . 19
III. De reis en het verblijf. .... 29
GrEBED EE.
Biechtgebcden..................74
Gebeden vóór de H. Communie. ... 79
Gebeden na de H. Communie..........83
Gebed tot de H. Maagd. (Memorare.) . . 88
Gebeden om den vollen aflaat te verdienen. 89
Gebed met vollen aflaat......92
Eenige bijzondere gebeden: .... 94
Om den goddelijken wil te mogen kenner.. 94
Om de gave des gebeds. .... 94
Om berouw en droefheid over de zonden, . 94
Om genade tot het verrigten van goede werken. 95
Om de gave der onthouding. ... 95
Bladz.
Tegen de kwade gedachten. ... 95 Voor vrienden en weldoeners. ... 96 Voor beleedigers en vijanden. ... 96 Om de bekeering der zondaren. ... 96 Litanie voor den Zondag. Tot de H. Drievuldigheid..........97
Litanie voor den Maandag. Tot den H. Geest. 100 Litanie voor den Dingsdag. Yan den Zoeten
Litanie voor den Woensdag. ïer eere van de
Litanie voor den Donderdag. ïot Jesus in
het Allerheiligste Sakrament.....113
Litanie voor den Vrijdag. Op het lijden van
Litanie voor den Zaturdag. Ter eere der Allerheiligste Maagd Maria......124
Litanie der Zeven Droefheden van Maria. . 127
Litanie van deu H. Josef......132
Bijzondere gebeden tot den H. Josef. . . 130
Vóór de verkiezing van een staat. . . . 136 Gebed na het verkiezen van den ongehuwden
Gebed eens huisvaders aan den H. Josef. . 137
Litanie tot de H. Moeder Anna. . . . 138
Gebed eener huismoeder tot de H. Anna. . 140
Gebed eener weduwe tot de H. Anna. . . 141 Do Zeven Boetpsalmen. Tot heilzaam gebruik
Litanie van alle Heiligen......153
Litanie voor de Geloovige Zielen. . . . 1G3
Gebeden voor verschillende Overledenen. . 169 Voor een vader of eene moeder. . . .169
Voor bijzondere personen......169
Voor de zielen, die geene bijzondere voorbidders op aarde hebben.....170
Bladz.
Gebed voor de af'ges(orveue leden vau het Broederschap..........170
Zeven gebeden voor de Overledenen door het
lijden en den dood van Christus. . . . 171
Aanroeping der Heiligen voor de Overledenen. 174
üebed op of bij een kerkhof. .... 174 Manier om den H. Kozekrans godvrnehtig
De vijf blijde Geheimen......175
De vijf droevige Geheimen......183
De vijf verheerlijkte Geheimen.....190
Gebed tot Maria, onze Moeder, om haren bijstand in het leven.......198
Gebed tot Maria, om haren bijstand in het uur
Gebed tot Maria in allen nood. . . 200 Verzuchtingen tot Maria, om hare Zeven
Gebed voor de levende leden van het Broederschap...........206
Gebed tot Maria als onze Moeder . . . 208
GEZANGEN.
N*. Bladz.
1. Aanroeping van den H. Geest. — bij de
Processie en andere gelegenheden. . 211
2. Voorbereidings-lied.......212
3. Lied op den Naam van Maria. — Opdragt
4. Bij het aanvaarden van do pelgrimsreis. 214
5. Nieuw Maria-lied. Ter eere van O. L. V.
van Kevelaar; haar opgedragen door de
Pelgrims van Utrecht. — Op de heenreis. 216
De smartelijke Wonden. .... 219
De verheerlijkte Wonden.....223
jjo. Bladz.
7. Maria, ïoevlugt der zondaren. — Op de
8. Bij het ontdekken van Kevelaar. . . 231
9. Lied te Kavel. Vóór liet offeren der kaars. 232
10. Lied van O. L. Vrouw van Kevelaar. . 234
11. Liefdezucht tot het Kindje Jesus en zijne
H. Moeder. — Kapellied. . . . 235
12. Smeekzang tot de Moeder der Zeven
Smarten. — Onder het optrekken naar het Koode Kruis......239
13. Uitnoodiging tot don lof van Maria. . 239
14. Liefdezuchten tot de H. Maagd. . . 241
15. Bede aan Jesus' H. Moeder. . . . 242
16. Lied tot de H. Moeder van Barmhar
17. Hulde en bede aan Maria.....244
IS. Maria. Hulp in allen nood. . . . 247
19. Smeeklied tot Maria. ..... 249
20. Verzuchtingen tot Maria.....252
21. Pelgrimslied ter eere van de allerheiligste
Maagd en Moeder Gods Maria. — Gedurende do bedevaart.....253
22. Afscheidslied. Te Kevelaar. . . . 256
23. Afscheidslied. — Bij het ontbinden der
24. Smeeklied voor de Overledenen. . . 259
25. Gezang voor do Overledenen. . . . 261
26. Smeekzang voor de Overledenen. . . 263
27. De vijftien Geheimen van den Rozekrans. 269
I. De vijf blijde Geheimen, . . • 269
II. De vijf droevige Geheimen, . . .370 III. De vijf glorierijke Geheinen.. . . 271
28. De vijftien Geheimen van den Rozekrans. 272
I. De vijf blijde Geheimen. . . .272
II. De vijf droevige Geheimen. . . .273 III, De vijf glorierijke Geheimen . . ,274
N0. Bladz.
29. Bij de Mis van dankbaarheid. . . . 276
30. Loflied aan Maria. — Op Maria-Bood-
schap en andere Maria-feesten. . . 278
31. De Onbevlekte Ontvangenis van -Maria. 279
32. Jubellied aan Maria Onbevlekt Ont
33. Lofzangen ter cere van het H. en On»-
bevlekt Hart van Maria .... 282
34. De Geboorte van Maria.....285
35. Maria-ïenhenelopneming.....286
36. Maria-Tenhen.elopneming.....288
37. Maria-Tenhemelopneming.....289
38. Ave maris Stella. — Met gebed. — Bij
alle feestgelegenheden.....291
40. Litanie-lied van Onze Lieve Vrouw. . 296
41. Lied ter eere van het H. Sakrament. . 298
42. Liefdeklagt|van Christus tot den zondaar. 301
44. Het Wees gegroet.......305
45. Geloof, Hoop, Liefde en Berouw. . . 306
46. Punten, die men moet weten uit de
noodzakelijkheid des middels. . . 307
47- Pelgrims-Avondlied......308
48. Bede aan den H. Josef. .... 309
49. Loflied aan de H. Moeder Anna. . . 310
50. Smeeklied aan den H. Willibrordus. . 311
Haaren, J- CÜIJTEN,
Augusti 1874. Lier. Cens.
?
gt;