-ocr page 1-

• g.'y ■■ m z-----Tl^rrsr x-7- ■-^1

''.J v*.-' « k. -^r. - . -f A, lt; J^i

A' ■? -. . l- ,• •gt;

^ ?v^

*,s t

- V . -1 gt;,

m f* v%mlv- -

'J*~K rquot;l - '

■' » ^ a'\ ,-- r. .x

• V ^7 ■:gt;.. /1

'..---W-' 'c 'quot;' -i

j*y ,?'«W ^ \ u. 3

■ ^ -4-'

N'^r, U 1 -

-^TV-f ' *fi-- , %'

•V v

■y i • '■

4 *quot;ƒ4: 'v ^

r rt'h . gt;-• .;

k ^ ^ .:-■ ..fcf

1% •-■' gt; - vr^-- ■ ■■

I Nf ^ ^ ^

K »-■* -■ gt;, V

L-v -'U ^ •

k 'V 1 ;■*

JH- . ; V • *.'• ^*1 iy-'.-r^a

^ 'Nr ■ ■ ^ ^ i v- ^- -f -ï^

. k -p , ■ r4quot; k

■ lt; gt; ■7*-;. ^vquot; vi' ,-A-- t • . •» j ' r» !

H '• j ^ ^r-% gt;xi

%gt; 5 ■ ■ w

TV . ^pTV -v

rquot; ^

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

DE BRUID

DES KONINGS

TE

PARAY-LE-MONIAL.

DOOK quot;

W. VAN NIEUWENHOFF, S. J.

AMSTERDAM, C3-. bok. ca-, 1 876.

-ocr page 6-

Stoomdruk van P. W. van de WBIJER , Utrecht.

-ocr page 7-

DE LENTE HAARS LEVENS.

Laat mij u verhalen van het wonderbaar en aantrekkelijk leven der maagdelijke Margareta Alacoque, wie de eenige Zoon van den Koning des hemels tot Zijne lieve Bruid en de vertrouwelinge Zijns Harten heeft gekozen.

Zij zag het eerste levenslicht den 22stel' July 1G47 op het kasteel van Terreau, een dorpje nabij Verovres, alwaar zij drie dagen later in het H. Doopsel den naam van Margareta ontving. Hare ouders, Claude Alacoque en Philiberte Lamyn behoorden tot den aanzienlijken stand, en 'tbewijst voor hun vurigen godsdienstzin, dat zij vergunning hadden bekomen om 't H. Sacrament des altaars te bewaren in de kapel van het kasteel, waar de huispriester, de Z. E. Basset, dagelijks de heilige geheimen opdroeg.

Was het die nabijheid van den God der liefde, die het kind van de allereerste levensjaren geheimzinnig aantrok en het grootste vermaak deed vinden voor het Tabernakel? Zeker is het, dat zij vier jaren oud bij Mevrouw de Fautrières-Corcheval, hare peettante te waardschap, herhaalde malen daags henensloop naar de slotkapel, om voor het Allerheiligste te bidden. Daar lag ze dan even

I.

-ocr page 8-

4

als te huis, geknield, de handjes gevouwen, onbewegelijk; want men had haar geleerd, dat Jezus Christus in het H. Tabernakel wezenlijk tegenwoordig is. Denk u geen wonderkind, dat hare jaren in ontwikkeling ver vooruit, stil en afgetrokken van aard, een afkeer had van vermaak en spelen. Neen, levendig was zij en speelsch, soms op het punt van ondeugend te zijn, — doch dan was een enkel woord: sfoei! dat mag niet, dat wil Onze Lieve Heer niet hebben,quot; genoeg om haar aanstonds te doen laten, wat verboden werd. Immers, zij gevoelde zich toen reeds doordrongen van den diepsten afschrik voor alle zonden, ofschoon hare deugd nog meer in een onwillekeurig heengetrokken worden, dan in vrijwillige daden bestond. Dit verklaart ons waarom zij toen reeds de liefkozingen vluchtte van een der huisgenooten, die haar lezen en den Catechismus moest leeren, terwijl ze een andere met die taak belast, doch die haar met zekere strengheid behandelde, altoos zocht. Later bleek het haar, dat ze onwetend de voorkeur aan de godsdienstigste gegeven had.

Nog in dien teederen leeftijd voelde zij zich onophoudelijk inwendig aangespoord om te zeggen: smijn God ik wijd u mijne zuiverheid, ik beloof u eeuwige zuiverheid.quot; Op zekeren dag, dat ze volgens haar gewoonte op de bloote knietjes liggend, bij 't H. Misoffer tegenwoordig was, sprak zij tusschen de beide opheffingen die woorden met groote vurigheid uit, zonder evenwel iets te begrijpen van den band eener gelofte of van de verplichtingen der maagdelijke zuiverheid. Dit involgen van den aandrang der genade was haar voortaan een bron van de rijkste zegeningen. De H. Maagd Maria stelde 't naïeve

-ocr page 9-

5

kind zich als eene zachte, lieve moeder voor; en gelijk ze meer vertrouwen op hare moeder dan op vader had, zoo richtte zij al hare gebeden eerst tot de moeder Gods, alvorens zij tot Jezus zelf dorst naderen. Dagelijks bad zij haar rozenhoedje geknield, beloofde zaterdags te vasten en iederen dag de getijden te bidden, zoodra zij lezen kon, maar zij betuigde ook, dat Maria haar uit groote gevaren gered had.

Zij telde vijf jaren, haar broeder Chrysostomus zeven, toen deze haar op een vastenavond voorsloeg elkanders kleederen aan te trekken en zoo verkleed en met een stok gewapend op straat te gaan. »Neen! zei het kind, nadat ze eerst gretig had toegeluisterd, misschien zou ik er kwaad meê doen.quot; En ze bleef weigeren.

Drie jaren later verloor zij haar godsdienstigen vader; zijne weduwe, die met de zorg voor vijf jonge kinderen achterbleef, ontruimde nu het kasteel van Terreau en nam met de kleinen haar intrek in het voorvaderlijk stamhuis der familie Alacoque te Lauthecourt, waar hare moeder, schoonmoeder en mans zuster bijeen woonden. Kort daarop werd Margareta, de eenige dochter, naar de dames Urbanisten te Charolles gezonden om onder de leiding dier religieuzen volgens haar rang en vromen inborst te worden opgevoed. De nieuwe meesteressen bleken het kostbaar pand te waardeeren, wat aan hare opleiding was toevertrouwd, want naauwelijks had Margareta haar negende jaar bereikt, of zij mocht haar eerste H. Communie meedoen. Deze gebeurtenis werd een keerpunt in haar leven. «Die eerste Communiequot; zoo schrijft ze zelf «goot zooveel bitterheid over de spelen en genoegens van mijne jaren, dat ze mij, al bleef ik er

-ocr page 10-

6

aan gehecht, tegenstonden en hoogst onaangenaam werden. Telkens als ik mij met mijne gezellinnen aan liet spel begaf, was het of een geheime invloed mij er aftrok; of een inwendige stem mij aanspoorde in de eenzaamheid te gaan, en mij geen rust liet voor ik er naar luisterde. Daar lag ik dan geknield of ter aarde gebogen, en dikwijls tot ik zóó biddend gevonden werd, wat mij altoos hinderde. Ik gevoelde toen eene groote neiging om te doen gelijk de religieuzen, want zij waren heilig in mijn oog, en ik meende, dat ik ook heilig zou worden, indien ik in 'tklooster ging. Deze gedachten vervulden mijn geest, alleen zou ik gewenscht hebben; dat zij meer in afzondering leefden, maar ik kende geen andere orde en dacht dus daar te moeten blijven.quot;

Doch een pijnlijke ziekte wierp het engelreine kind op het krankbed neèr, zoodat hare moeder zich verplicht zag ze na een tweejarig verblijf op de kostschool weer thuis te nemen. Vier jaren lang putten de geneesheeren alle natuurlijke middelen uit, tot er niets meer overbleef dan voor het opgegeven kind door eene gelofte te vragen, wat onmogelijk scheen. «Heilige Moeder Godsquot; zoo bad de hopelooze moeder sals dat kind geneest, sta ik ze u af!quot; Kort na dit gebed stond Mar-gareta genezen op, en ondervond op de zichtbaarste wijze de bescherming der II. Maagd. Eens toen ze tegen hare gewoonte in, zittende 't rozenhoedje bad, verscheen haar de Koningin des Hemels en zei op ernstigen toon ))Hoe mijn kind, dient ge mij aldus? zoo achteloos?quot; En de verschijning was heen; doch het woord liet een diepen indruk achter In het maagdelijk gemoed. Niettemin was Margareta op dien leeftijd gekomen, waarin de

-ocr page 11-

7

neiging naar genoegen, vermaak en vrijheid zich zoo krachtig gelden doet. De goederen der fortuin ontbraken haar niet, de edelste gaven naar lichaam en geest evenmin; om hare onschuld en wonderbare genezing was zij van den kant harer moeder en broeders het voorwerp eener liefde en teederheid, die aan eerbiedige vereering grensde. Was het zoo wonder, dat de zestienjarige met gretigheid dronk van den beker der geoorloofde genietingen en van lieverlede tot behaagzucht verviel; en een natuurlijken afkeer voelde van lijden en tegenspoed, waarvan zij de waarde nog niet had leeren kennen? Toch overschreed zij de palen der Christelijke zedigheid niet; want, dat ze in dien tijd te veel zorg voor haar opschik had, en ééne enkele male met hare vriendinnen gemaskerd op een Vastenavond-bal verschenen was, dat beweende zij heel haar leven als hare grootste misdaden. Maar Hij, die haar tot zijne uitverkoren Bruid had bestemd, wilde haar losmaken van de genoegens der wereld: Zijne gezellinne moest ze worden m®» op het pad des lijdens, vooraleer zij de tolk Zijner versmade liefde voor den mensch mocht wezen. Daarom beschikte God het zoo, dat Margareta's moeder zich door onvoorziene omstandigheden gedwongen zag geheel de regeling der huishoudelijke zaken op het landgoed van Lauthecourt over te laten aan de drie bloedverwanten, bij wie zij sinds den dood van Claude inwoonde. Doch met die zorg en dat bestuur bleek tevens de vrijheid van moeder en kinderen afgestaan, en eene harde dwingelandij wierd nu jegens haar, vooral jegens Margareta geoefend. Alles was achter slot, zoo dat deze kleederen en toilet bij haar geburinnen leenen moest om op pas-

-ocr page 12-

8

sende wijze ter kerk te kunnen gaan. In die bittere slavernij vond Margareta haar eenigen troost voor het Tabernakel; doch weldra mogt ze zonder vergunning harer bloedverwanten ook het huis niet meer verlaten: en als de eene haar dan toestond naar de kerk te gaan, hield eene andere haar terug. Brak zij dan uit in tranen, zoo verweet men haar met evenveel scherpte als onbillijkheid, dat zij heel wat anders zocht dan de kerk; dat ze een jongenheer wilde ontmoeten, dien ze lief had , en nu schreide, omdat zij haar woord niet houden kon. Deze beschuldiging sneed Margareta door de ziel, dewijl ze nooit aan iets dergelijks gedacht had;; en snikkend verborg zij zich in een hoekje van den tuin of in den stal en stortte haar hart in tranen uit voor den Alwetende. Gansche dagen bleef ze daar soms zonder eten of drinken, tenzij de dorpelingen , die daar werkten, haar wat melk gaven of een vrucht. Tegen den avond keerde zij naar huis, bevend en angstig of ze kwaad had ge-daan. En nauwelijks kwam zij tante of grootmoeder onder de oogen, of het regende scheldwoorden en verwijten: dat ze niet gewerkt had en niet voor de kinderen — twee kleine broertjes — zorgde. Zwijgend ging zij dan met de dienstboden aan 't werk, maar de nachten sleet zij in tranen voor haar kruisbeeld. Daar verscheen haar op zekeren nacht de Verlosser als de Ecce homo, en verklaarde haar, dat Hij al dat lijden toeliet om ze gelijkvormig te maken aan Hem: Hij had uit liefde tot haar geleden, zij moest het voor Hem. Die woorden daalden als een heelende balsem in Marga-reta's hart; zij begon haar lijden lief te krijgen, omdat ze er Jezus mee nabij kwam.

-ocr page 13-

9

De verschijningen herhaalden zich, en zij zag den Zaligmaker bebloed, of met Zijn Kruis beladen; van lieverlee werd ze sterk en edelmoedig. Soms had ze spijt, wanneer de hand, die haar dreigde te slaan, niet neerkwam. Ze had mishandeld willen worden voor Hem. De drie personen die zoo onbillijk en wreed voor haar waren, beschouwde zij als hare beste vriendinnen.

Niet in staat haar groote blijken van liefde Le geven, sprak ze met achting en lof over haar en bewees ze allerlei kleine diensten, waar zij vermocht. sMaar helaas!quot; schrijft ze, »ik was het niet, die dit alles deed, doch mijn goddelijke Meester, die mij aandreef en niet toeliet, dat er een klacht over mijn lippen kwam, dat er een zweem van afkeer sprak uit mijn trekken, dat ik beklaagd wilde worden of getroost; Hij was het, die mij zeggen deed, dat zij recht hadden om aldus te handelen, dewijl ik voor mijne zonden nog meer had verdiend.quot;

Dan het kruis wat het zwaarste woog, was het lijden barer moeder, dat ze niet verzachten kon, die ze nauwelijks troosten of beklagen dorst, uit vrees van in eene vertrouwelijke ontboezeming de liefde te kwetsen of tot morren over te slaan. Toch was zij in de krankheden barer moeder, de eenige haast, die zorg voor haar droeg, en moest zij, daar alles weggesloten was, eieren en wat de zieke verder behoefde, bij de dorpelingen gaan bedelen, die haar niet altoos vriendelijk, soms met groote ruwheid ontvingen.

Eens dat de verlaten vrouw aan een gevaarlijk roos-gezwel leed, stelde men zich tevreden met den dorpschirurgijn te halen, die eene lating beproefde,maar oordeelde, dat er zonder mirakel geen redding mogelijk

-ocr page 14-

10

was; en niemand, die het zich aantrok dan Margareta, die nog in hare droefheid werd bespot en gegriefd. Op nieuwjaarsdag was zij ter misse gegaan en had haar goddelijken Meester gesmeekt om zelf hare moeder te genezen. Toen ze thuis kwam was 't gezwel door. De blijde dochter, die nooit zoo iets gezien had, verzamelde al haar moed om de noodige zorgen te kunnen bieden, doch bleef hopen op den bijstand der goddelijke hulp, die binnen weinige dagen de wonde geheel genas. Tijdens die ziekte harer moeder kon Margareta des nachts met moeiie eenige uren vinden voor onontbeerlijke rust; dagen bragt ze door zonder voedsel; doch de Verlosser troostte en bemoedigde haar, en zij berustte volkomen in zijn goddelijk welbehagen en herhaalde; »Heer, indien Gij dit alles niet toeliet, zou het niet gebeuren; nu dank ik U dat het mij overkomt, omdat ik er Ugelijkvormig mee kan zijn.quot;

De overweging kende zij niet dan bij name, en niemand was er, die haar eenig onderricht daaromtrent gaf. Zij vroeg dus haar goddelijken meester, dat het Hem behagen mocht haar zelf te onderwijzen. Jezus gelastte haar dan zich neer te werpen ter aarde om Hem vergeving te vragen voor alles, wat zij had misdaan en Hem vervolgens hare overweging op te offeren. Dan had zij den Zaligmaker duidelijk voor den geest in 't geheim, waarin Hij zich aan haar voorstelde, al de krachten harer ziel verloren zich als het ware in God, zoodat alle verstrooiing verre bleef, doch haar hart brandde van verlangen naar de H. Communie en naar lijden. Al den tijd, dien ze beschikbaar had, bracht ze over in deze wijze van gebed, want de rnondgebeden werden haar onmogelijk.

-ocr page 15-

11

In de kerk kon ze niet meer van verre blijven, doch ondanks hare verlegenheid, ging zij zoo dicht ze mocht bij het altaar en had er dagen en nachten kunnen toeven zonder verveling of vermoeienis. Wat ze er deed, wist ze zelf niet, doch 't was haar, of ze haar hart gelijk een brandende waskaars verteren voelde van liefde voor Hem, die haar beminde. Wat zij jaloersch was op degenen, die lang voor het Allerheiligste konden bidden en dikwijls te Communie gaan; en wat ze bittere tranen schreide op dien Kerstdag, toen de pastoor daags te voren had afgekondigd, dat allen die 's nachts niet geslapen hadden 's morgens niet ten Hoogtijd mochten gaan! Het arme kind had niet kunnen slapen en meende nu, dat dit verbod ook haar betrof. Geen wonder ook, dat Mar-gareta behoefte gevoelde aan hot Brood der sterken, want de strijd, dien zij te voeren had, nam niet de jaren in hevigheid toe, al veranderden de wapenen, zij had voortaan eene teedergeliefde moeder onder hare machtigste bestrijderessen te rekenen.

Onderscheidene jongelieden van aanzien dongen naar hare hand en kwamen de familie Alacoque gedurig bezoeken. Dit alleen reeds wekte een strijd in haar gemoed. Gaf zij toe, en deed ze een keus tusschen zoo schitterende partijen als er zich opdeden, dan lachten haar de vrede en vrijheid tegen, die ze thuis niet vond. Rijkdom, overvloed en liefde waren toch geen beletselen om God te dienen, hier werd haar nauwelijks tijd tot het gebed gegund. Doch had ze geen belofte van zuiverheid gedaan, en voelde zij zich niet gedurig getrokken tot den religieuzen staat? Mocht die roeping vrijwillig gemist, verwaarloosd worden? Hare bloedver-

-ocr page 16-

wanten drongen er echter met onbescheidene volharding op aan, dat zij huwen zou en haar fortuin niet roekeloos en lichtzinnig met voeten treden.

— Dierbaar kind, herhaalde hare moeder, »gij weet wat ik hier te lijden heb, met en om u; kies u een godsdienstigen echtgenoot, en laat me dan bij u mijn dagen slijten, dan verzoet ge mij de jaren van bitterheid in dit huis.quot; — En als de fel bestreden maagd daarna in de eenzaamheid keerde, was het, of ze haar moeder schreien zag, of zij haar smeekte om harentwil een keuze te doen; en de gedachte drong zich bij haar op: als gij in 't klooster gaat, sterft uwe moeder van verdriet; zij heeft recht op uwe zorgen: God zal u eens rekenschap vragen van uwe hardheid jegens haar. Doch tegelijkertijd rees de neiging voor den religieuzen staat, haar verlangen om de Bruid van Hem te wezen, die haar het eerst had liefgehad. Voorwaar eene hevige worsteling voor de zwakke maagd en teederminnende dochter, een kamp, die haar op stroomen van tranen kwam te staan.

Lang bleef de zege onbeslist; eindelijk helde zij over naar den kant der natuur. De belofte van zuiverheid die ze als kind gedaan had, kon, — zoo meende ze niet ten onrechte — geen geldig beletsel wezen of was althans voor opheffing vatbaar, zij wist als vierjarig kind immers niet, wat zij deed. Wel deinsde ze eerst nog terug voor de gedachte, dat ze in het huwelijk niet meer vasten of boete plegen kon gelijk nu, maar de religieuze staat vorderde toch ook eene heiligheid, als zij nooit bij machte was te bereiken, en zou haar dus eene reden van veroordeeling zijn.

Alzoo begon Margareta zich in de wereld te vertoo-

-ocr page 17-

13

nen; zij tooide zich op om te behagen en zocht vermaak, doch ze vond het niet. In haar gemoed klonk eene stem: 't is u hard tegen den prikkel in te slaan — zij deed of ze 't niet hoorde, bezocht nieuwe vriendinnen , wilde zich verstrooien, den geest afleiding geven — vruchteloos; één was er die haar volgde ongezien, doch de pijlen Zijner liefde doorwondden haar hart. Soms zat zij in de gezelschappen stil, afgetrokken, als wezenloos; eens voelde ze zicli door eene geheime kracht de eenzaamheid in gedreven; daar wachtte haar Jezus Christus met een streng verwijt; Hij bleek jaloersch op hare liefde. Met het aangezicht in het stof bad zij om vergiffenis en zij vernam het bevel haar lichaam door eene pijnlijke kastijding te tuchtigen. Zij deed het, maar toen de strijd van vroeger op nieuw begon, bezweek ze weer en bood geweldigen tegenstand aan 's Heeren liefde.

Op een avond dat ze haar feestkleederen aflei, stond de Verlosser voor hare oogen, mishandeld en bebloed als bij de geeseling. «Ziehier, sprak Hij »wat uwe ijdel-heid mij heeft gedaan. Gij verliest een kostbaren t'yd, waarvan ik u in het uur des doods rekenschap zal vragen. Mij wordt ge ontrouw, mij vervolgt ge, nadat ik u zoo duidelijke blijken Mijner liefde gaf en u aan Mij gelijkvormig wilde maken.quot;

Die verwijten en dat beeld van den lijdenden Jezus maakten indruk op haar onbedorven gemoed. In hare droefheid en berouw besloot zij op zichzelve te wreken, wat ze had misdaan, tot ze den goddelyken Lijder gelijkvormig was. Nu omgordde zij zich met een touw met knoopen, zoodat het haar schier onmogelijk werd adem te halen of spijze te nuttigen; en dit zoolang

-ocr page 18-

14

tot de koord in het vleesch gedrongen was en er slechts met de hevigste smarten kon worden uitgescheurd. Haar armen folterde zij met scherpgepunte ijzeren ketentjes en wierp zich des nachts ter ruste neêr op een plank of knoestige stokken, waarna ze haar lichaam tuchtigde met een geeselkoord. In dat lijden zocht zij rust voor hare geschokte ziel, want al wat ze aan vernedering en grievenden smaad van hare bloedverwanten had uit te staan, kon haar dorst naar lijden niet voldoen; zij verdroeg het zwijgend, zooals Jezus het haar leerde, doch al bleef de kalmte harer gelaatstrekken onverstoord, ze werd bleek en vermagerde zichtbaar.

Zoo leefde Margareta ongeveer vijf jaren achtereen, terwijl het verlangen naar het kloosterleven toenam in hevigheid, schoon de tegenstand harer huisgenooten niet verminderde. De goddelijke Verlosser vervulde hare ziel evenwel met de zoetste rust, en toonde haar gedurig de schoonheid en den glans der drie hoofddeugden van den religieuzen staat: gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid. Op hare bede om heilig te worden was Zijn antwoord : »wanneer gij die drie beloften doet en onderhoudt, zoo wordt ge heilig.quot; De levens van Gods uitverkorenen waren de eenige lezing, die zij zich veroorloofde. Als zij het boek opensloeg, zei ze bij zichzelve: »nu moet ik eene heilige zoeken, die gemakkelijk na te volgen is.quot; Doch als ze dan zag, dat die heiligen óf nooit zware zonden, óf buitengewone boetvaardigheid hadden gedaan, werd ze bedroefd en besloot meer gestrengheden te oefenen. Maar de Zaligmaker boezemde haar eene groote vreeze in om haren wil te volgen. Zij kwam tot de overtuiging, dat Hem niets aangenamer

-ocr page 19-

15

was, dan wat zij uit gehoorzaamheid en uit liefde deed. »Zeg U mij wat ik doen moet!quot; bad ze, en gevoelde op eens haar hart vervuld van do teedorste liefde voor de armen en diep medelijden met hunne ellende. Zij gaf dus het weinige geld, waarover zij beschikken kon, aan arme kinderen om ze bij zich ^e lokken, en als zij kwamnn, leerde zij hun bidden en den Catechismus. »Zoo! gaat ge nu schoolmeesteres worden, zusje?quot; lachte haar broeder Chrysostomus. »Neen,quot; sprak ze, smaar indien ik die kleinen niet leer, wie zal het doen? en zij verzamelde 's winters de kinderen in eene groote kamer, tot zij daar werd uitgejaagd, en men haar verweet, dat zij geld stal om het weg te geven; doch zij gaf nooit iets zonder de vergunning barer moeder. Nu werd haar echter bevolen de vergunning harer bloedverwanten te vragen. Het stiet de maagd tegen de borst, maar ze onderwierp zich: om eens religieuze te kunnen zijn, moest zij nu leeren gehoorzamen, en ze vroeg telkens de vereischte vergunning, die haar meermalen ruw geweigerd werd, terwijl dat gedurig vragen haar afhankelijker maakte dan de armste kloosterlinge. Doch het verlangen om aan God te behagen en hare neigingen in alles tegen te gaan, overwon den afkeer der natuur. Zij walgde van onreinheid en wonden — daarom bezocht zij de kranken, verbond en kuste wat er meest afzichtelijk was, en liet daarna de genezing niet vruchteloos over aan God. Telkens wanneer zij lust gevoelde voor eenige uitspanning of vermaak, stond haar het beeld des bebloeden Zaligmakers voor den geest, en ze hoorde Hem vragen: »Zoekt gij uw vermaak? Ik heb er nooit een gehad. Ik heb

-ocr page 20-

16

alles geleden om uw hart te winnen, en gij betwist het Mij.quot;

Eens, dat ze haar fouten en zwakheden duidelijk inzag, zich eene groote zondaresse dacht, en niet begrijpen kon, hoe Jezus haar nog zooveel liefde toonde, antwoordde Hij; »dat komt, omdat Ik in u Mijne liefde en barmhartigheid vereenigen wil.quot; En kort daarop klonk het haar toe: »Ik heb u tot Mijne Bruid gekozen, en wij hebben elkaar trouw beloofd, toen ge Mij gelofte van zuiverheid deedt; Ik had u die ingegeven, voor dat de wereld eenig deel aan u had, want Ik wilde uw hart vrij van aardsche banden; en om het zuiver voor mij te bewaren, heb Ik uw wil van alle bedorvenheid ontdaan en u toen onder de hoede Mijner H. Moeder gesteld, opdat zij u volmake naar Mijne inzichten. Nu begreep Margareta, waarom de koningin der Engelen haar zoo wondervol beschermde, en in het H. Vormsel, wat ze om dien tijd ontving, voegde zij den naam van Maria bij haar doopnaam.

Margareta-Maria telde nu bijna 22 jaren, en hare moeder verweet haar zacht, dat een meisje van even twintig huwen kon. Op dit moederlijk verwijt volgde eene inblazing des duivels, die haar geen rust liet. »Moet gij religieuze worden?quot; fluisterde hij haar in; »gij maakt u bespottelijk voor iedereen, want ge houdt het toch niet uit. quot;Wat eene beschaming voor u, zoo ge dat kleed weer moet uittrekken en in de wereld terugkeeren! Waar zult ge u dan verbergen?quot; De liefde voor hare moeder deed het overige, en ondanks haar afkeer van 't huwelijk wilde Margareta-Maria daartoe besluiten. Maar de Bruidegom harer ziele kwam hier tegen op. Eens

-ocr page 21-

17

nadat zij Hem in de H. Communie ontvangen had, vertoonde Hij zich aan haar als de schoonste, rijkste, machtigste en beminnelij kste aller minnaars, en verweet haar , dat zij er aan dacht om nu een anderen bruidegom te kiezen. Indien ge Mij dat onrecht doet, zoo dreigde Hij, verlaat Ik u voor altoos; doch zoo ge uw woord houdt, blijf Ik bij u en zal u over alle vijanden doen zegevieren. Maar 'tis u te vergeven, omdat ge Mij nog niet kent; volg Mij, en Ik zal Mij aan u openbaren.quot; Met die hemelsche belofte van den ijverzuchtigen Bruidegom keerde eene onverstoorbare kalmte in 't maagdelijk hart. Zij besloot nu liever te sterven dan ooit een huwelijk aan te gaan. Hare banden voelde ze voorgoed gebroken, zij vreesde niet meer. Is het kloosterleven dan een vagevuur, cLchl ze, 'tis mij beter daar gereinigd te worden dan eeuwig verloren te gaan.

«Mag Ik voortaan over uwe vrijheid beschikken? vroeg Hij minzaam, die haar besluit had gezien, want gij zijt zoo zwak.quot; »Ja Heer, doe met mij naar Uw goddelijk welbehagen,'' hernam ze en vernieuwde hare gelofte nu met volle verstand en nieuwe vurigheid.

Nu verzocht ze hare bloedverwanten verder van alle aanzoeken ten huwelijk verschoond te blijven, vermits zij vast besloten had in 't klooster te gaan. Sinds weende hare moeder niet meer, waar Margareta bij was.

-ocr page 22-

II. BRUIDSDAGEN EN PROEFTIJD.

Toen het nieuws, dat Margareta-Maria bepaald de wereld verlaten wilde, bekend werd, ontbood haar oom en voogd ze voor eenigen tijd ten zijnent in Macon. Het was een godsdienstig man, wiens dochter Claudia onlangs het Ursulinenklooster te dier stede gekozen had. Hij meende haar eene nieuwe medezuster te brengen in hare nicht. Margareta-Maria sloeg de gelegenheid om derwaarts te gaan, niet af; doch hoe stichtend de zusters ook bleken, haar was het of ze een stem vernam, die haar inwendig herhaalde, zoo dikwijls zij hare nicht bezocht: »hier wil ik u niet, maar bij de dochters van Maria.quot;

Wel gaarne had ze een blik geworpen in het klooster, dat de orde der Visitatie te Macon bezat, zij had er ook bloedverwanten, doch het werd haar onthouden, men vermeed behoedzaam alles wat hare veronderstelde neiging voor de Ursulinen hinderen kon. Toch had zij onlangs in vervoering eene beeltenis van Franciscus de Sales beschouwd, en ze had gemeend, dat die vrome orde-

-ocr page 23-

19

stichter haar vriendelijk aanzag en dochter noemde. Hoe vreemd! Van waar die bepaalde voorkeur ? Kende zij die religieuzen wellicht? Neen, maar ze voelde zich er heen getrokken, even als vroeger, toen zij nog niet wist waar zij ging, naar het altaar: dat moest de stem zijn van den Meester. Doch het bericht, dat hare moeder in stervensgevaar verkeerde, en Chrysostomus haar broeder bedlegerig was, deed haar in allerijl terugkeeren naar Lauthecourt.

— Nu ziet ge 't, hoe uwe afwezigheid nadeelig voor uw moeder werktquot; duwde men haar toe «gij zult de oorzaak zijn van haar dood,quot; Hetzelfde herhaalden haar de aanwezige geestelijken.

Weenend, maar vol teeciere zorg hernam ze hare plaats aan het ziekbed der dierbare vrouw, die weer opleefde ondei' hare oogen. Doch in 't verborgene verdubbelde ze hare gestrengheden om het oogenblik te verhaasten, dat hare wenschen vervullen zou; vóórhaar kruisbeeld geknield riep zij uit: o mijn beminde Zaligmaker, hoe zou ik wenschen dat ge mij deelgenoote van Uw bitter lijden maaktet!quot; )gt;Dat zal Ik doen, klonk het antwoord, mits gij er u niet tegen verzet en er toe bijbrengt wat ge kunt.quot; Nu doorstak ze hare vingers met naalden en tuchtigde heel de vasten door haar lichaam dagelijks ten bloede toe. Toch beefde ze, dat het haar Meester misschien niet aangenaam ware, dewijl ze 't niet uit gehoorzaamheid deed, »Geef me toch iemand, Heer, — zoo bad ze — die mij geleidt en wien ik gehoorzamen moet!quot;

— Ben Ik u dan niet genoeg? was de liefdevolle vraag des Beminden. Kan een kind, zoo geliefd als gij, wel misdoen in de armen van een Vader die almachtig is?'quot; —

-ocr page 24-

•20

Het Jubilee van 1670 door den nieuwen Paus Clemens X gegeven, werd te Verovres gepredikt door een Franciscaner kloosterling. Margareta-Maria bereidde zich veertien dagen lang voor tot eene algemeene biecht van geheel haar leven. Bladzijden had zij vol geschreven uit de biechtspiegels, die ze machtig koii worden. Doch de Pater wilde niet, dat zij ze hem voorlas. Al sprekende openbaarde zij hem dus haar hart, en of ze ook slechts weinig van hare boetplegingen opgaf, het werd den Priester duidelijk, dat die bevoorrechte maagd door God tot het kloosterleven was geroepen. Op haar verzoek drukte hij haar ouderen broeder Chrysostomus op het hart, dat hij haar veeleer behulpzaam moest zijn dan hinderpalen mocht stellen, vooral daar hij zelf reeds tot mannelijken leeftijd gekomen, voor hunne moeder zorgen kon.

De tegenstand tot nog toe op Lauthecourt ondervonden, verflauwde nu, doch op aanraden van den oom uit Macon, werden er hier ook pogingen aangewend om Margareta-Maria nog tot de Ursulinen te doen besluiten, maar vruchteloos. Tot de orde der Visitatie bepaalde zich hare onverzettelijke keuze; onder de huizen die men haar eindelijk opnoemde verkoos ze Paray, als het verst van hare geboorteplaats verwijderd, zoodat ze daar minder verstrooiing van den kant barer familie te duchten had.

In de lente van 1671 vertrok ze met haar broeder Chrysostomus derwaarts om zich aan te bieden. Nauwelijks had zij den voet in de spreekkamer gezet, of de inwendige stem, die haar niet meer vreemd was, riep haar toe: «hier wil ik dat ge blijft,quot; waarop ze haar broeder

-ocr page 25-

21

onverwijld verklaarde niet heen te gaan, alvorens de dag harer intrede bepaald was. Moeder Jéronyme Hersant, de overste, zou haar wachten over een maand ongeveer, tegen het feest der H. Magdalena de Pazzis. De vreugde, welke op dit bericht haar hart vervulde, blonk zoo zichtbaar op haar gelaat, dat wie ze dien dag in wereld-sche kleed ij te Paray ontmoetten, elkander schertsend toevoegden: »zie, zou dat ook een kloosterlinge zijn?quot;

Alzoo keerde zij alleen naar Lauthecourt om afscheid te nemen. Dat kostte nog vele en bittere tranen doch aan de gelukkige Margareta-Maria niet; als ongevoelig voor de blijken van teedere gehechtheid, die ze ontving, geleek zij een slavinne, voor wie het uur der bevrijding sloeg. Toch was de vierentwintigjarige mensch gebleven. Toen zij op den lang gewenschten Zaterdag 25 Mei na een heldhaftig verlaten van de wereld aan de poort van het klooster stond, gevoelde zij al den angst en dc benauwdheid van het stervensuur, was het of haar de ziel uit het lichaam werd gescheurd. Zij trad binnen, en toen bleek het haar, dat de Heer het boetekleed harer gevangenschap tegen den mantel der blijdschap had verwisseld, Margareta-Maria was novice van de orde der Visitatie, welker wapenschild op uitdrukkelijk verlangen van den beminnelijken Franciscus de Sales toen reeds een doorwond harte droeg met een krans van doornen omgeven, gekroond met een kruis. Immers in 1611 schreef die heilige aan Mevr. de Chantal zijne modestichteresse: ygt;onze Heine Gotiyreyaiie is het werk der H. II. Harten van Jezus en Mariaquot;. En in het leven van den H. Stichter ten jare 1G57 door den bisschop van le Puy geschetst, vinden wij opgeteekend: »die religieuzen zijn voor-

-ocr page 26-

22

namelijk ingesteld om de navolgsters te wezen dei' twee liefste deugden van Jezus' Hart: zachtmoedigheid en ootmoed: dat zijn de grondslagen harer orde, daarom verdienen zij het voorrecht dochters van Jezus' Hart te zijn. Had Margareta-Maria daarom die orde gekozen? Neen, want ze wist het niet; doch Hij wist het, die haai' uitgekozen had, die er hare keuze op gevestigd had, die ze had getrokken van hare eerste kindsheid af; Hij die ze ondanks hare natuurlijke neiging los gemaakt had van de wereld en ze met liefelijk geweld binnen gedrongen in liet klooster van Paray; haar Bruidegom wist het, die haar de belofte van eeuwige trouw had ontlokt, omdat zij de krachtigste en welsprekendste openbaring moest ontvangen van Zijne onuitputtelijke liefde voor den mensch; omdat Hij ze voorbeschikte om de liefelijkste tolk Zijns harten te wezen. Een heerlijk heiligenbeeld moest er uit dat menschenkind gevormd worden, daarom had de Meester zoo geweldige slagen toegebracht aan die eerst schier vormelooze stof. Lijden en tegenspoed hadden er in nagenoeg twintig jaren de omtrekken in geschetst, veel overbodigs was weggekapt, de eigenlijke vorm moest in het klooster gegeven worden.

Blijde, zonnige dagen beleefde Margareta-Maria in het noviciaat, onder de leiding van Anne-Franpoise Thouvant. Wel had de zinnelijkheid offers te brengen en kwam de eigenliefde somtijds in opstand, doch wat mocht het heeten, bij hetgeen zij thuis gezocht en verdragen had? Bovendien wat zaligend bewustzijn: hier ben ik, omdat Hij het wil, die mij liefheeft; die haar 's morgens bij het eerste ontwaken zoo vriendelijk toespralf; Ddilexisti justitiam gij hebt de deugd bemind en de

-ocr page 27-

'23

zonde gehaatquot; of ytaudx Jilia et vide hoor, dochter, en ^11' zie toequot; of »g'ij hebt uw weg erkend en uw pad, mijn

1111 Jerusalem, doch de Heer zal u geleiden en nooit verlaten.quot;

te De ootmoedige maagd begreep den zin dier woorden

niet en vroeg er de verklaring van aan de novicen-al meesteres, in wie zij het volste vertrouwen stelde, omdat

'le ze haar en de overste beide beschouwde als haar Jezus

^ op aarde. Beide werkten dan ook de plannen desMees-

a(' ters met Margareta-Maria in de hand. Immers toen zij 'e' haar novicen-meesteres verzocht om eene onderrichting

over de wijze van overwegen, ontving ze ten antwoord: alt;' kniel neder voor het Allerheiligste en wees daar als een

;n uitgespannen doek voer een schilder. Zij dorst niet te

vragen, wat Zuster Anne-Franfoise hiermee zeggen wilde, doch dat behoefde ze ook niet, want eene stem hoorde yk zij duidelijk spreken; »Kom maar, ik zal u onderwijzen.quot;

|U' Nauwelijks zat zij in de kapel, of de goddelijke Meester

en deed haar zien, dat hare ziel als een doek was, waarop

en Hij zelf de hoofdtrekken wilde schilderen van Zijn

heilig leven , dat voorbij was gegaan in liefde en ont-bering, in arbeid en stilzwijgen en voleindigd door 3n' het offer aan 't kruis. Dat hij haar alzoo reinigen wilde

ln van alle aardsche gehechtheid, van alle eigenliefde en

lse natuurlijke geneigdheid tot de schepselen, waartoe haar

vriendelijke en lieftallige inborst zich altoos gedreven voelde. Terzelfde tijde ontstak Hij in haar hart zulk 'en een gloed van liefde, zulk een dorst naar lijden, dat

^ ' | haar eenig streven was te lijden uit liefde tot Hem.

Niettemin hoe open ze anders jegens haar overste was ' en hoe stipt gehoorzaam in alles, een enkele maal ging zij

er toe over zonder vergunning eene oefening van boetvaar-

.

-ocr page 28-

24

digheid te doen. Doch nauwelijks was zij er mede begonnen , of de H. Franciscus de Sales verscheen haar en sprak: «meent gij Gode te behagen door ongehoorzaamheid? Neen mijn kind, gehoorzaamheid en niet lijfskastijding is xle grondslag en steun onzer Congregatie.quot;

Den 25sten Augustus 1671 werd zij ingekleed. ))Dat was de dag mijner verloving,quot; zoo schreef ze later »die mijn Bruidegom eene nieuwe heerschappij over mij verzekerde en mij de verplichting oplei Hem vuriger en Hem alleen lief te hebben. Hij beloofde gelijk de tee-derste bruidegom mij in den beginne alles te doen smaken wat er zoets in zijne liefde school.quot; Of Hij woord hield? In zulk eene mate, dat Margareta Maria niet zelden door den overvloed der inwendige zaligheid in verrukking geraakte, niet meer wist wat ze deed, en vreesde door den gloed harer wangen verraden te worden. Bijwijlen ondervond zij daarentegen groote dorheid, gevoelde eene leegte inbaar hart: de welbeminde had zich verborgen. Buiten staat om de gedachte zelfs aan Gods tegenwoordigheid te bewaren, beklaagde zij zich dan over die verlatenheid. Doch dan sprak Hij haar toe en zei, dat ze geen eigen oordeel, geen wil mocht hebben, en in haar hart geen liefde tenzij voor Hem. Als Ik u doof, blind en stom vóór mij wilde zien, moest ge dan nog niet tevreden zijn ?quot; En zij was weer geproost, weer gelukkig: Hij vergat haar toch niet.

Lezer, vraagt ge, waarop die vermaning van den Bruidegom sloeg, dat Margareta-Maria niets zoeken, niets beminnen mocht buiten Hem ? Maanden lang had zij in haar proeftijd te worstelen met eene natuurlijke, ofschoon reine liefde voor een harer medenovicen. Dat het u

-ocr page 29-

25

niet ergere, maar trooste veeleer. Heeft de groote Ambrosius niet gezegd: »de heiligen waren niet van eene voortreffelijker natuur dan wij, doch zij bestreden ze beter.quot;

Ten bewijze zien we hier eene bij uitstek door God bevoorrechte maagd, voor het uiterlijke een volmaakt toonbeeld voor hare medereligieuzen , inwendig lijdend aan eene kwaal, die ook zonder onrustbarend karakter, den toevoer van buitengewone genaden afsnijdt. Het kwam zoo ver, dat de jaloersche Bruidegom haar op een avond toornig te kennen gaf, dat Hij geen verdeelde liefde vroeg en haar verlaten zou, indien zij het schepsel niet verliet. En schreiend bad de rouwmoedige: »Heer belet me dan iets anders te beminnen dan U.quot; Sinds scheen hare vereeniging met God onverbrekelijk. De oversten evenwel, die in hare onweerstaanbare neiging tot de oefeningen des geestes een beletsel meenden te zien voor de eenvoudige naleving van den heiligen regel, vreesden, dat zij voor de orde ongeschikt mocht worden of op dwaalwegen verleid, dZusterquot; luidde het »de geest onzer orde heeft een afschrik van al wat naar het buitengewone zweemt in gebed of oefeningen van boetvaardigheid; gij zult uwe geloften niet kunnen doen, zoo gij niet verandert.quot; Doch hoe kon ze 't? Moest ze minder gehoorzaam zijn, minder geduldig wanneer zij werd berispt? Minder inschikkelijk of dienstvaardig? Neen, maar soms bleek ze buiten zichzelve te zijn, schier onbewust van 't geen rondom haar plaats greep; en als zij rekenschap van hare overweging moest geven, had zij 't nooit gedaan gelijk de anderen; nooit volgens de wijze, die de regel aangaf Daarom besloot men

2

-ocr page 30-

26

haar ter hulp te zenden aan eene werkzuster, die haaide gangen deed vegen op het uur des gebeds. Vroeg ze naderhand tijd om de geledene schade in te halen, zoo werd ze met een weigering heen gezonden. Toch baatte het niets. Gelijk een Aloysius bad ze, was ze met God vereenigd tegen wil en dank: wat vermocht zij tegen den sterken arm des Beminden? Hoor, zij zingt onder haar verstrooienden arbeid met zachte stem:

Hoe meer mijn liefde wordt gewraakt,

Hoe meer ik moet beminnen;

Of 't lichaam lijd' — de boezem blaakt,

De liefde blijft verwinnen I In 't lijden van de felste smart Sluit God zich dichter aan mijn hart.

Daarom wel verre van het lijden te vluchten, gelijk hare teedere natuur het vroeg, zocht zij het veeleer en bad er dringend om bij hare meesteresse. Doch meestal gaf deze haar een vernederend antwoord in plaats van de gevraagde vergunning om boete te doen, of legde haar iets op, waarvan zij grooten afkeer gevoelde. Zij gehoorzaamde, want ze wist, dat het van den Bruidegom kwam; de overste sprak immers uit Zijn naam? Maar onder het heengaan riep ze Hem vertrouwelijk toe: »Kom me dan toch helpen! U is er immers de schuld van?quot; — waarop Hij vriendelijk antwoordde: »Erken maar, dat ge zonder Mij niets kunt, doch Ik zal u niet verlaten indien gij in uw onmacht en zwakheid op Mijne kracht steunt.quot;

Toen haar broeder Chrysostomus haar in 't klooster

-ocr page 31-

'27

bracht, had lüj gemeend te moeten bedingen, dat men zijne zuster nooit zou dwingen om kaas te eten, dewijl haar zwak gestel, die niet verdragen kon. Zonder moeite was die uitzondering toegestaan, doch gaf nu en dan ongezochte gelegenheid tot eene vernedering, wanneer men de anders voorbeeldige novice wilde beproeven. Op zekeren dag wordt haar aan tafel even als den anderen de gevreesde spijze aangeboden; zij aarzelt. Is 't een vergissing der zuster, die dient, of een bevel der overste? Zij wil gehoorzamen, maar bij den reuk alleen komt de natuur in opstand — ze kan het niet. »Hoe zwak! Hoe wereldsch! Nu moógt gij ze niet eten, omdat gij te zinnelijk zijt,quot; sprak de novicen-meesteres, die de worsteling had gade geslagen. Margareta-Maria begaf zich naar de kapel en weende. »Waarom hebt Ge mij los gelaten Heer? Nu blijft mijn offer onvolkomen!quot;

Na drie uren strijdens en gebed komt ze vragen, of ze 't nog eens beproeven mocht? — Goed.

Zij overweldigt haar tegenzin en eet van 't geen zij niet eten kon. Wat het haar natuur kostte, bleek uit de gevolgen. Toch at ze er van, al had het haar dood moeten zijn: overwinnen of sterven ! riep ze; en schoon de walging aanhield, den strijd gaf ze niet op acht jaren lang, tot het haar om wille der gezondheid voor goed verboden werd.

Doch van den eigen dag af, dat zij zich overwonnen had verbreedde zich de stroom der hemelsche gunsten in die mate, dat zij bidden moest: »Heer mijn hart is overstelpt! vergroot het, of houd dien overvloed terug! Meermalen ontsnapten er zuchten aan hare borst, die wel duidelijk spraken, van 't geen zij voor haar mede-

■2*

-ocr page 32-

28

zusters zweeg; swat is Hij schoon, de welbeminde mijner ziel! waarom kan ik Hem niet vuriger liefhebben V' De nachten sleet ze uit gehoorzaamheid op haar bed, doch slapen — wie kon het gebieden ? Soms ook bad zij haar Engelbewaarder haar op bepaalde uren te wekken of uit den slaap te houden; en in die uren stond de Bruidegom voor haar oog en sprak met haar. Eens dwong haar de pijn, die ze in den linker schouder leed , op de andere zij te gaan liggen; maar Jezus merkte aan, dat Hij zijn kruis altoos op denzelfden schouder had gedragen, en Margareta-Maria begreep, dat zij dus haar gemak niet zoeken mocht.

De tijd der professie of plechtige kloostergeloften naderde met spoed. Doch de oversten meenden in waarheid, dat zij niet geschikt was voor den eenvoudigen en gewonen regel der Congregatie door Franciscus de Sales gesticht. Daarom werd zy geroepen en vernam, dat zij naar alle waarschijnlijkheid niet kon worden toegelaten en eene andere orde zou moeten kiezen. Er lag geen zweem van beproeving in dat ernstig gemeende woord, niettemin had Margareta-Maria nooit een zwaardere gedragen. Geen wonder, dat zij haar nood klaagde, maar alleen bij Hem die sde schuld wasquot; dat ze weggestuurd zou worden! En de Bruidegom, die zoo gaarne de klachten der zijnen hoort, gaf moed in het antwoord: zeg aan de overste, dat zij niets te vreezen heeft en u gerust kan toelaten op Mijne verantwoording.

Ze deed het met een verlicht hart; doch de overste zond ze terug om een teeken te vragen, dat zij geschikt zoude zijn voor eene stipte onderhouding aller regelen.

Het antwoord klonk; Ik beloof het; Ik zal u nuttiger

-ocr page 33-

29

voor de orde maken, dan zij denkt, maar op eene wijze Mij nog alleen bekend; voortaan zal Ik u Mijne genaden geven overeenkomstig den geest van uw regel, den wil uwer oversten en uwe zwakheid. Mistrouw dus veilig alles wat u van den regel verwijderen zou, dien Ik wil, dat gij boven alles stelt. Den wil uwer oversten moogt gij de voorkeur geven boven den Mijne en op haar bevel laten, wat Ik u gelast te doen. Laat ze in alles met u begaan , Ik zal wel zorgen, dat Mijne plannen toch worden vervuld, al moest Ik beletselen tot middelen maken. Maar over uw hart moet Ik vrijelijk kunnen beschikken, dat behoort Mij, dat sta ik niet af, aan niemand,quot;

Wie anders dan de Koning der harten kon zoo spreken? De oversten bleken voldaan; meer zelfs: zij vatten onwillekeurig eerbied op voor eene novice, die zoo vertrouwelijk omging met God. Margareta-Maria bespeurde iets van dien eerbied en sidderde van angst: dat moest een straf voor hare zonden wezen; docli de Heer voorzag er in. De dagen van afzondering voor de geloften braken aan. Nu was den novicen opgedragen te zorgen, dat de ezelin met haar veulen, die men overdag buiten liet, geen schennis pleegden aan de veldvruchten in den moestuin, maar feitelijk kwam dit toezicht alleen op Margareta-Maria neer, ook in die dagen van gebed. Zij liep er dus achter, wanneer ze te ver wilden gaan , of zette zich neder bij een hazelarenboschje, als zij rustig graasden in den boomgaard. Daar zat ze somwijlen uren achtereen, maar vernam daar ook de stem van den Welbeminde en sprak met Hem. Doch op eens wil zij heen, weg van Jezus, zij moet immers? ze zijn al in den tuin! en angstig volgt haar blik de beide dieren. Dan spreekt

-ocr page 34-

30

de Bruidegom: slaat ze maar, zij zullen er geen kwaad doen.quot; Margareta-Maria blijft vol geloof, schoon tot verbazing van de zusters, die uit de vensters van het klooster veulen en ezelin rustig in den tuin zagen. Doch toen zij naar de aangerichte schade kwamen zien, was er geen spoor van hunne doortocht te bemerken.

Eindelijk daagde de blijde morgen van 6 November 1G72. Margareta-Maria legde hare plechtige geloften af. Na de H. Communie sprak do Zaligmaker: «ziehier de wonde M'yner zijde! daarin moet gij voortdurend wonen, wilt gij het kleed der onschuld bewaren, wat Ik uwe ziel heb omgehangen, en het leven leven van den Godmensch.quot;

In hare cel gekomen, stak zij zich een vinger open en schreef met haar bloed: ))Ik ellendig en onbeduidend niet, verklaar mij aan mijn God te onderwerpen en op te offeren om alles te doen, wat Hij van mij vraagt, en mij geheel over te geven aan Zijn goddelijk welbehagen. Ik vraag niets voor mij dan ijver voor Zijne hoogste glorie en Zijne zuivere liefde, waaraan ik mij voor altoos toewijd.

»Van nu af behoor ik aan mijn welbeminde als Zijne slavinne. Zijn dienstmaagd. Zijn schepsel, maar tevens Zijne onwaardige Bruid, zuster Margareta-Maria, gestorven voor de wereld. Alles van God, niets van mij; alles aan- God niets aan mij; alles voor God, niets voor mij!quot;

De Bruidegom bleek tevreden en nam haar plechtig tot Zijne bruid in de zaligende vreugden van Thabor.

Zoet was het haar, doch den Bruidegom zag ze doorwond en bebloed als op Calvarië. Ik ben zoo ongelijk aan U! jammerde ze. »Laat mij begaan, sprak Hij, alles op zijn tijd. Geef u maar over aan Mijne liefde, aan Mijn welbehagen, gij zult er niets bij verliezen; Ik verlaat u niet meer.

-ocr page 35-

31

En Hij begunstigde haar met Zijne zichtbare tegenwoordigheid, maar zóó, als ze die nooit ondervonden had. »Ik zag Hem — zoo schreef ze later — gevoelde Hem bij me, ik hoorde Zijn stem, en dat alles duidelijker dan met de zintuigen, want geen verstrooiing was mogelijk, mijn aandacht kon niet van Hem afgeleid worden. Dat bijzijn des Beminden bracht mij tot het innigst besef mijner nietigheid, dat ik sinds niet meer verloor. Uiteen gevoel van diepen eerbied had ik gedurig op mijn aangezicht ter aarde of althans geknield willen liggen aan Zijn voet; en zooveel mijn werk en mijne zwakheid zulks gedoogden, nam ik die houding aan. Ondanks mijn hoogmoedige inborst verlangde ik maar vergeten en veracht te worden, en vond mijn genoegen in vernedering en tegenspraak. Dat moest mijn geliefkoosde spijze worden, zei mijn Bruidegom; en wanneer ze mij niet gegeven werd door de rnenschen, zoo vulde Hij zelf dat gemis aan, doch op veel gevoeliger wijze.

-ocr page 36-

III.

De lente van Margareta-Maria's leven was voorbij. Ze had het gure voorjaarsweer gekend met zijn buien en ongestadigheid, nu en dan afgewisseld door een schoo-nen, zonnigen dag. Milde bloesems had ze open zien gaan in haren hof en weer afvallen en verstrooien door den adem der winden. Doch haar Meimaand kwam. De lang gewachte bloemen ontloken, en met een bruidskroon op het gesluierd hoofd had ze den Koning haars harten eeuwige trouw gezworen. Nu staat haar zomer voor de deur, met zijn heete zonnestralen en schier tot machteloosheid voerenden gloed, maar die de vruchten rijpt voor den herfst — want voor de winter haars levens komt, is zij de lente der onsterfelijkheid reeds ingetreden.

Kort voor Margareta-Maria hare geloften deed, was Moeder Frangoise de Saumaise tot overste benoemd te Paray-le-Monial. Zij was eene vrouw van beproefde deugd en reine godsvrucht, stipt op den regel en verklaarde vijandin van alle gevaarlijke nieuwigheden, hetgeen niet belette, dat zij van de eerste dagen reeds eene stille

-ocr page 37-

33

bewonderaarster werd van de pas geprofeste Margareta-Maria, Eene Dstillequot; zeggen we, want voorzichtige en wijze overste, wist zij in de zes jaren van haar bestuur, waaronder de gewichtigste feiten van het leven der gelukzalige voorvielen, eerbied en bewondering te verbergen achter den dichten sluier van kalmen ernst en onderzoek naar de degelijkheid van ootmoed en zelfverloochening.

Op een morgen niet lang na den bruiloftsdag der beloften was zuster Margareta-Maria heen gegaan naar de dierbare plek bij het hazelarenboschje, waar zij de stem van den Beminde zoo menigmaal vernomen had. Zij zag Hem weer, en H ij vroeg eene vernieuwing van haai' olïer. Ze gehoorzaamde, maar voegde er eene voorwaarde bij: dat er in haar niets buitengewoons mocht uitschijnen, en zij altoos doorgaan voor de minste dei-zusters. «Want ik vrees, mijn Godquot; zoo sprak zesdat ik Uwe andere gaven niet goed gebruiken zou; zo zijn mij niet toevertrouwd. Het minzaam antwoord luidde; »ge moet niet vreezen, Ik zal voor alles zorgen, over het Mijne waken en u geen gelegenheid laten om Mij te wederstaan'' en zij hernam met schrik: »Hoe, nüjn God, zult Gij me dan laten leven zonder lijden?quot; Toen wees de Bruidegom op een naast Hem liggend kruis, welks boveneind naar haar toegekeerd was en zoo lang, dat het ondereinde zich verloor in de struiken; zoo ver ze zien kon, was het met bloemen overdekt, en Hij sprak: sZiedaar nu het altaar, waarop het offer Mijner kuische bruiden moet volbracht worden. Die bloemen verwelken, maar de doornen, die er onder schuilen, blijven en zullen u zoo pijnlijk steken, dat gij al de kracht Mijner liefde behoeft om het er op uit te houden.quot;

-ocr page 38-

34

Eu wederom kort nadien zag ze bij de H. Cominu-nie den Verlosser met een doornenkroon in de handen. Hij zette haar die op het hoofd met de woorden: «ontvang mijne dochter deze kroon tot een teeken van de krone, die li weldra aan mij gelijkvormig zal maken.quot; Sinds blaakte er eene drievoudige begeerte in hare maagdelijke borst: Lijden, te Communie gaan en sterven — drie vormen van het óene verlangen om met den Bruidegom haars harten vereenigd te worden. En waar ze kwam of ging, overal vond ze Hem mot zijn kruis. Op de ziekenzaal, waar zij eener sterke zuster, die zelve geen vermoeienis kende, ter hulpe was toegewezen, bood zich overvloedige gelegenheid tot lijden aan. Want het gebeurde wel ooit, dat Margareta-Maria door de werkzame zuster wat driftig werd toegesproken of onhandig en lomp werd genoemd, en niet zonder reden. De duivel, die jaloersch op hare liefde voor Jezus, gevraagd had haar gelijk Job te mogen kwellen, stiet haar gedurig uit de handen, wat ze droeg en riep haar dan schaterend toe: »de zottin, ze zal nooit iets goeds uitrichten!quot; Eens, dat zij met een test met vuur naar beneden moest, wierp hij ze boven van den trap af. Doch geen kool was uit de ongeschonden test, en al dacht men, dat haar een ongeluk overkomen was, ze bleef vrij met den schrik, want haar goede engel had haar bewaard. Twee geweldige slagen evenwel haar door den booze op het hoofd gegeven, herinnerden haar de belofte van Jezus' doornenkroon. Sinds voelde zij geheel haar leven door hevige steken rondom het hoofd, zoodat zij niet zelden op het punt van bewusteloos neer te vallen, even naar buiten ging in de vrije lucht om verfrissching voor de

-ocr page 39-

35

braiidencle pijnen. Eerie slechte ziekenzuster, meent ge? Misschien, want ze bleef het niet lang. Toch had ze in den korten tijd harer bediening de wonderen vernieuwd van heldhaftige zelfverloochening, die ons in Franciscus Xaverius en andere heiligen verbazen. Meermalen had ze hare lippen aan wonden en onreinheid gezet, hoe de natuur ook terugschrok en walgde. »Ge zijt wel goed om zóó ver te gaan fluisterde Jezus haar bij die gelegenheid in,quot; ))Heerquot; sprak ze »ik doe het immers om U te behagen en Uw hart te winnen? Wat heht Ge voor mij niet gedaan?quot; Om hare verdiensten te vermeerderen, vergrootte God hare gevoeligheid en tegenzin: »gij zult niets meer doen met lust, alles zal u hard, zwaar en moeielijk vallen.quot; Vandaar die voortdurende strijd, welken Margareta-Maria met zichzelve te strijden had.

Eens verscheen haar de Verlosser met wonden overdekt en verweet haar eene zwakheid.

»Wat kan ik er aan doen?quot; snikte ze, »als mij de kraclit ontbreekt?quot; En Hij wees haar op de wonde iler lans in Zijne zijde, daar mocht zij kracht putten, zooveel zij noodig had. Van de ziekenzaal werd de jonge zuster naar den refter verplaatst. Hier zorgde zij, dat het geringste en slechtste aan tafel haar deel was, en dronk ze in den zomer ongemerkt lauw of warm water, tot haar de overste strengelijk hierover berispte; want door hare liefde tot het lijden te ver gedreven, verdiende zij inderdaad wel eene berisping voor ongehoorzaamheid. Eens dat zij de lijfstuchtiging langer aanhield dan ze mocht, hoorde zij Jezus tot haar zeggen: ))Tot hiertoe was het voor mij, wat gij nü doet is voor den duivel,quot; en met afschuw wierp zij de geeselkoord van haar af.

-ocr page 40-

:Jti

Lezer hebt ge niet somtijds menschen ontmoet, die met eene bewonderenswaardige gedrevenheid door oefening of handigheid verkregen, gelukkig slagen in alles wat zij aanvatten? Zulke bevoorrechten der natuur ziet men gaarne bezig, wat zij doen, doen zij van harte en het gaat hun goed af, — terwijl anderen daarentegen met minder overleg en opmerkingsgave bedeeld, veelal ongelukkig zijn en het voorwerp van schimp of bestraffing. Zuster Margareta-Maria had ijver en aanleg genoeg om het haar toevertrouwde werk met den besten uitslag te verrichten; niets was haar te veel, den zwaarsten arbeid nam ze met vreugd op zich; doch wat bij anderen uit onbedrevenheid of tegenzin voortkomt, dat was bij haar beproeving van God of plagerij van den duivel; en zoo vond zo in het dagelijksch leven ruime stof tot vernedering en lijden. Op zekeren dag haalt ze een emmer water op aan de kloosterput, maar het handvat van het wiel ontschiet haar en slaat bij liet versnellend ronddraaien met zooveel kracht tegen haar mond, dat zij onder den kreet: »o God!quot; achterover slaat. Eenigekloosterleerlingen schieten toe, de voorste tanden waren verbrijzeld, en het losgereten tandvleesch kwam bloedend te voorschijn. Na eenige oogenblikken staat ze op en verzoekt de kinderen dat tandvleesch bij haar weg te snijden; doch zij weigeren met ontzetting. Dan neemt ze zelf de schaar van haar zijde, en of het een stuk linnen gegolden had, knipt ze het overtollige weg, haalt met den haak den emmer op en brengt hem binnen. De smarten door dit ongeluk veroorzaakt en gevoegd bij de gedurige hoofdpijn, die ze leed, bezorgden haar menigen slape-loozen nacht. Dan vond ze 't zoo gelukkig zich met den

-ocr page 41-

37

Beminde te kunnen onderhouden; haar doornenkroon schatte ze boven konings- en keizerskronen, omdat niemand ze haar ontroover. kon. Was 't haar onmogelijk het hoofd neder te leggen, zoo dankte ze Hem, die ook voor het Zijne op het Kruis geen ruste vond. Niettemin volgde zij trouw de oefeningen van den regel zonder eenige uitzondering te vragen. Nu verloor zij haar stem en zag zich buiten staat om de getijden mee te zingen. Daags voor het feest van Maria-Bezoeking beproefde ze 't nog, maar te vergeefs. Reeds was het Te Deum aangeheven , en daar stond ze sprakeloos met de armen in de mouwen van haar kleed, bedroefd, omdat zij in dat verlies barer stem eene straf meende te zien voor oneerbiedigheid in de getijden. Op eens gaat haar eene siddering door de leden, en te midden van stralend licht staat het goddelijk Kind Jezus op hare armen.

— Mijn lieer en mijn God, verzucht ze inwendig, door wat overmaat van liefde verlaagt Gij Uwe grootheid aldus ?

— Ik kom u eens vragenquot; was het liefelijk wederwoord — waarom ge Mij zoo dikwijls verzoekt u niet te naderen?

— Omdat Gij weet, dat ik het niet waardig ben Heer, doch veel minder U aan te raken.

— Weet dan,quot; herneemt het Kind, »dat hoe dieper gij u in uw niet terugtrekt, hoe meer behagen Ik er in vind tot u af te dalen.quot;

Maar was dat Jezus wel? en geen begoocheling van den vijand?

— Heer, zoo Gij hot zijt, bad ze stoutweg slaat me dan de getijden nu mee kunnen zingen!quot; En op het zelfde oogenblik weken pijn en zwakte van stem, en ze

-ocr page 42-

38

zong met de anderen zonder moeite, maar ook zonder zich door de tegenwoordigheid en liefkozingen van het goddelijk Kind te laten afleiden van het voorgeschreven gebed. Toen het ten einde was, sprak Hij: »Ik heb u willen beproeven: indien ge maar even verstrooid waart geweest in de getijden, had Ik Mij verwijderd.quot;

De overste, wie zij ofschoon ongaarne, met de eenvoudigheid toch van een kind alles mededeelde, wat er in haar omging, berispte en vernederde haar gedurig en zei, dat die buitengewoonheden strijdig waren met den geest der orde. Om haar afleiding te verschaffen droeg ze haar meè de zorg voor de kostleerlingen des huizes op. De kinderen juichten van blijdschap nu zij die zuster —■ eene heilige in haar oog — tot meesteresse ontvingen. Doch wat den diepsten indruk op die jeugdige harten maakte, dieper dan de voorspellingen, die ze aangaande hare leerlingen deed — en welker vervulling schoon ze letterlijk uitkwamen, nog in de toekomst lag — dat was niet zoozeer hare lieftallige wijze van spreken over God als haar engelachtig geduld in de vernedering. Want hetzij de overste zulks had bevolen, hetzij eene medezuster in een oogenblik van drift de liefde vergeten of kwetsen kon, de kinderen waren meermalen getuigen hoe Margareta-Maria op smadelijke wijze bejegend werd. Eens dat Marie Chevalier hare onverstoorbare kalmte zag, waagde zij de opmerking: »Zuster u is wel goed om dat zoo maar aan te hooren.'' »Kom! was het antwoord, laten we wat gaan bidden voor de goede zuster, die mij gelegenheid geeft om iets te lijden.quot; Een ander maal hoorde Catharina Billet haar, „huichelaarster en dweepster ' schelden, en toen zij de zachtzinnige ver-

-ocr page 43-

39

wondere! aanzag, fluisterde deze haar met een vriende-lijken glimlach toe: »zij heeft gelijk, ze kent me!quot;

Den tijd, dien zij van hare bediening over had, sleet zij voor het Allerheiligste, in de cel kon zij het dan niet uithouden, 't was of ze geroepen, neen, getrokken werd tot het Tabernakel van den Welbeminde.

— Waarom wilt ge toch vromer dan de anderen wezen en den ganschen dag bidden? herhaalde men; en zij besloot ter wille van de liefde te blijven waar ze was; — onmogelijk. «Zoo gij van Mij weg blijft, als ge komen kuntquot; sprak Jezus »zal Ik het u doen gevoelen ; en die u aan Mij willen onttrekken, zullen Mij vruchteloos zoeken en niet vinden,quot;

Doch waar do Bruidegom zulke bedreigingen deed, gold het de medezusters, nooit de overste. Haar moest Margareta-Maria in Zijnen naam boodschappen: ik mag in niets buitengewoon zijn dan in het lijden, want Hij wil niet, dat ik een steen des aanstoots worde.quot; Op Pnasch-dag zag zij zich door hare bediening verhinderd de overweging met de anderen te doen: dit stemde haar eenigs-zins ontevreden, docli aanstonds vernam zij bet woord van den Verlosser: «het gebed van offer en onderwerping is Mij aangenamer dan ieder ander.quot;

Toch kon de gehoorzaamheid zwaar vallen aan de ootmoedige maagd. De overste ontbiedt haar; kalm en ernstig als altoos, beveelt ze haar aanteekening te hou den van al de bijzondere gunsten, die zij van God meent te ontvangen. Margareta-Maria ijlt naar de kapel en beklaagt er zich over dien last. »Waarom! hoorde zij Jezus vragen, — waarom weigert gij te gehoorzamen aan Mijne stem ? Waarom niet opschrijven wat van Mij is

-ocr page 44-

40

en niet van u? Beschouw wie ge zijt, en wat ge verdient, en gij zult begrijpen, dat alles van Mij komt. Wat vreest ge toch ? Ik heb u immers een toevluchtsoord gewezen, waar alles licht en gemakkelijker wordt ? — En zij gehoorzaamde en schreef al de blijken van Jezus' liefde jegens haar, soms wel sidderend en bevend maar toch onderworpen aan Zijn H. wil en gelaten op. Plee anders ook was het ons ter kennisse gekomen, welke liefkozingen de Koning der harten over had voor Zijne Bruid: hoe Hij haar eens een kruis gaf, dat ze dragen moest in haar hart, door in alles hare neigingen tegen te gaan; — dragen in hare armen, door al wat haar hinderlijks overkwam, gretig aan te nemen als een blijk Zijner liefde? Hoe hij haar voorspelde, dat ze hongeren zou naar lijden en smaad, dorsten naar het zielenheil, gelijk Hij op het kruis. Hoe zij eindelijk, wanneer ze in hare pijnen en tegenspoed nog eene vreugde ontwaarde, die r.iet van hier beneden was, den moed nog had om te bidden: sBewaar uw gunsten en liefdebewijzen voor heilige zielen, ik vraag slechts om uw kruis!quot; Of die bede haar ernst was? De Bruidegom zal de proef nemen. Daar staat Hij voor hare oogen dragende in de ééne hand eene voorstelling van een hoogst gelukkig leven in den religieuzen staat, in de andere een leven vol zielel'yden en lichaamsmart. Zij mocht kiezen tusschen een leven in stille vrede en troost, gezondheid naar het lichaam, achting en genegenheid van den kant der men-schen, — of een langzaam sterven in verachting, tegenspraak en laster, in lijden naar het lichaam, angsten en bekoringen voor de ziel.

Zoo werd eens aan de maagdelijke Catharina van Siena

-ocr page 45-

41

de keuze gelaten tusschen een kroon van rozen en een van scherpe doornen; hier sprak de Bruidegom bovendien: »kies nu welk dier beide levens gij wilt, in beiden zal Ik u met dezelfde genade voorkomen.'' Margareta-Maria knielde neer aan Jêzus' voeten. — Gij zijt mij genoeg, o Heer, U wil ik alleen, doe Gij een keuze voor mij. Doch de Zaligmaker drong aan dat ze kiezen zou.— »Heer, hernam ze, geef me dan wat het meest tot Uwe eer is. Let niet op mijne neigingen of mijne belangen, voldoe Uw eigen welbehagen, anders wil ik niets!quot; En Jezus gaf Margareta-Maria te kennen, dat zij het beste gekozen had, want Hij zelf zou haar deel wezen in eeuwigheid. «Ziehier dan sprak Hij, dit kies Ik voor u, — en Hij bood haar het leven van smarten — zoo om Mijne plannen met u te vervullen als om u aan Mij gelijkvormig te maken. Dat andere leven is stoorloos geluk, maar zonder verdienste, dat hierna.quot;

De bevoorrechte Bruid nam dan het leven des doods van Jezus aan en kuste de hand, die 't haar gaf; en ofschoon haar een huivering door de leden trilde, drukte ze quot;t kostbaar geschenk aan den boezem en vond zich op het eigen oogenblik geheel veranderd. Uit het volle hart steeg haar een lied op de lippen, wat zij ter gedachtenis aan hare keuze zong:

Het Kruis is mijne glorie,

De liefde leidt me er heen!

De liefde Gods beheerscht me,

Die liefde wil 'k alleen!

Toen zij daarna het lijden des Verlossers in den hot

-ocr page 46-

¥2

van Getlisemane overwoog, en de begeerte voelde deel aan die smarten van den iiruidegom te nemen, zeide Hij; i) Hier iieb Ik inwendig meer uitgestaan dan in geheel Mijn lijden, want Ik voelde Mij verlaten en belast met de zonden der wereld. Die smarte en doodsangst pijnigen iederen zondaar bij liet zien van Gods heiligheid. De schaamte werpt zich op hem neer en verplettert hem. Zoo is Mijne gramschap gereed eenige zondaars te treffen , doch in hunne plaats zult gij gevoelen, wat Ik geleden heb in den hof.quot;

In de laatste dagen van October 1673, toen zij voor de eerste maal sinds hare beloften, de geestelijke afzondering was ingetreden, gevoelde zij den angst, de benauwdheid en schaamte door Jezus haar voorzegd. Bidden was haar onmogelijk. Ze had zich in den schoot der. aarde willen verbergen voor den aanblik van den driemaal heiligen God — zij met hare zwakheden en gebreken. Duidelijk hoorde zij de hevigste bedreigingen voor sommige verborgen fouten, en al was zij onschuldig, zij sidderde, als gold het haar. Toen vertoonde de Zaligmaker haar Zijn minnend Hart, bloedend van slagen en steeken. »Dat zijn de wonden, die Ik van Mijn uitverkoren volk ontvang. Anderen kwetsen mijn lichaam, doch zij verscheuren Mijn hart.quot; — Zij smeekte om vergiffenis voor de schuldigen, toch hield haar lijden aan. De H. Communie werd haar eene foltering, want de blik des Beminden teekende verontwaardiging en smart. Zij had het H. Sacrament willen vluchten; ze mocht het niet, en overal was de lijdende Jezus aan haar zij, nu eens gewond van het hoofd tot de voeten, dan alleen met de scherpe doornen gekroond. — Waar zal ik gaan,

-ocr page 47-

13

zuchtte ze o goddelijke gerechtigheid, gij vervolgt me overal!quot; En Jezus sprak: — zoo ge wist, wie Mij in dien toestand hebben gebracht, uw lijden zou nog grooter wezen. Vijf zielen, op wier liefde Ik een bijzonder recht heb, zijn de oorzaak van Mijne smarten;quot; en Margareta Maria kuste in de;a geest de bloedige wonden van haar Koning. Dan hernam Hij zacht — «Mijn kind wilt ge Mij uw hart geven, opdat Mijne versmade liefde er een rustplaats vinde? — Heer, was haar antwoord. Gij weet, dat ik U toebehoor, doe met mij wat Ge wilt.quot;

— Weet ge wel, waarom Ik u zooveel genaden geef? vroeg Hij; Uw hart moet een altaar worden, waarop het vuur der liefde gedurig brandt; niets, wat bevlekt is, mag daar gevonden worden. U heb ik uitgekozen om Mijn eeuwigen Vader offers van liefde en verzoening te brengen, die Zijn toorn bedaren.quot;

Margareta-Maria bad hare overste om hare boetplegin-gen te mogen verdubbelen, — 't werd haar geweigerd. Beschaamd, keerde ze tot haren Bruidegom, en Hij, alsof Hij behagen schepte in hare verlegenheid, wees nog op hare eigen fouten en gebreken, zoodat ze met schaamte werd overdekt. Hij verweet haar, dat ze onlangs in een onbewaakt oogenblik uit ijdelheid van zichzelve had gesproken. — Waarover hebt gij u te beroemen, stof en asch, zijt ge uit uzelve, iets meer dan nietigheid en ellende? Zie welke gunsten Ik u bewijs, en wat gij zijt van uzelve.quot; En de schilderij, die Hij haar voorhield, deed haar sidderend uitroepen: »o God laat mij sterven of neem dat gezicht weg! 't Is mij onmogelijk mijn toestand te zien en te leven.quot;

Doch op het feest van Allerheiligen na hare alge-

-ocr page 48-

44

meene biecht was de gemoedsrust gekeerd, en zij vernam deze geheimzinnige woorden;

Geen vlekken in de onschuld,

Geen vreeze in de kracht;

Niets sterft — hier wordt alles In liefde volbracht.

Wat mocht hier de zin van wezen? Zij achterhaalde 't niet. Doch in de overweging werd haar duidelijk, dat het eerste woord: »geen vlekken in de onschuldquot; sloeg op de reinheid van het altaar haars harten, waarvan Jezus gesproken had. »Geen vreeze in de krachtquot; gaf te kennen, dat zij niet mocht vreezen aan den arm van haar Welbeminde, dat zij zich maar over te geven had aan de leiding Zijner liefde. — Hij was sterk genoeg. Wat er volgde, gold het verblijf der Zaligen, waar alles eeuwig is, en de liefde haar zege viert. Deze opheldering deed haar geheel den dag overbrengen in de zoetste beschouwing van de glorie der Heiligen ; zij meende dat hare ure geslagen was om er deel aan te gaan nemen, toen dezelfde stem, die de eerste woorden gesproken had, duidelijker hernam :

Wat zoekt uw hijgend harte,

De vreugden van Gods huis?

Verdien ze hier in smarte,

In 't dragen van uw Kruis.

En de herinnering aan het leven wat Jezus voor haar gekozen had, dat leven tusschen schier enkel doornen

-ocr page 49-

45

zonder ééne bloem, bracht, haar in de werkelijkheid terug. Toch niet zonder weerzin, meent ge? De vastberadenheid, waarmee ze aan haar eerste keuze hield , pleit voor het tegendeel. Zie , op een dag dat zij weer aan de hevigste zielesmarten leed, vertoont haar de Bruidegom zijn H. Hart als een perk vol uitgelezene, liefelijk geurende bloemen. In bewondering bleef zij er voor opgetogen, doch eerbied hield hare hand terug. — »Gij moogt er vrij van plukkenquot; klonk het zacht. Toen viel zij Jezus te voet met de woorden: «Goddelijke Zaligmaker, ik wil niets anders dan U! Gij zijt mij een ruiker van myrrhe,. dien ik gedurig dragen wil aan mijn hart, dat ü bemint.quot;

— »6ij hebt wèl gekozenquot; sprak Hij toen, «alleen die myrrhe bewaart hare schoonheid en haar geur; zij bloeit hier op aarde, in de eeuwigheid niet of verandert er van naam.quot;

Spoedig daarna lag zij krank te bed, doch het verlangen om met de zusters tot de H. Tafel te naderen, kwelde haar meer dan het lijden des lichaams. Toch was het haar onmogelijk zich op de been te houden, al had ze op mogen staan. »Alleenquot; dacht ze, »als Hij me hielp, die me inwendig roept, dan zou ik wel kunnenquot;. Daar voelt ze zich bij de hand genomen, en Zijn stemme luidt: »Wat vreest ge, kleingeloovige ? Sta op en kom.quot; En zij deed het, want alle pijn, alle zwakte waren weg. Doch de ziekenzuster, Catharina Mar est, gebood haar aanstonds weer naar bed te gaan; en toen zij verklaarde geheel beter te zijn, liep de andere naar de overste, die kwam, en Margareta-Maria strengelijk berispte over zulke eigenzinnigheid. Zij zweeg van de stem, die ze had gehoord,

-ocr page 50-

46

uit vreeze dat de moedeii het gelooven mocht en haar hoogachten; bovendien wist zij immers, dat hare gehoorzaamheid Jezus aangenamer was dan eene Communie uit eigen wil. Daarom, zoodikwijls zij voor het H. Tabernakel neergeknield, de bel hoorde, die haar elders riep, ging zij onverwijld en zei: »'t is mij om het even Heer, waar U me voor bezigen wilt. De tijd behoort U, niet aan mij, doch mijn hart blijft hier als eene lamp voor Uw troon.quot; Dat woord bleek Jezus te behagen. Hij beloofde haar zelf de plaats van heur hart in te nemen zoolang dat branden bleef voor het altaar. sHebt ge verloren bij dien ruil?quot; vroeg Hij haar eens, »zorgmaar, dat uwe lamp gedurig door lijden worde gevoed, anders dooft de vlam.quot;

De overste had allen schijn van misnoegd te wezen over de gunsten, welke Margareta-Maria haar verklaarde te ontvangen. Soms spotte zij er mee, doch meestal sprak zij ernstig: sik wenschte maar zuster, dat gij minder buitengewoon wildet zijn en den eenvoudigen geest der orde zocht te verkrijgen. Nu vrees ik voor u.quot; Met den eenvoud van een kind klaagde de Bruid haren nood bij den Bruidegom. — Waarom laat Ge mij ook niet leven gelijk de anderen ? Heeft U me dan hier geroepen om mij te doen verdwalen? Geef Uw gunsten aan zielen die ze waardiger zijn; ik weersta U immers altoos. Geef mij Uw Kruis maar en Uwe liefde, dat is genoeg om eene goede religieuze te zijn, — meer verlang ik niet.''

— quot;Welnu mijne dochter, klonk het vriendelijk, Ik neem het aan, laten wij elkaar bestrijden, wij zullen dan zien, wie beider overwint, de Schepper of het schepsel, de zwakheid of de kracht, de machteloosheid of de Al-

-ocr page 51-

47

mogende; maar wie van ons tweeën overwinnaar is, blijft het voor altijcl.quot;

Margareta-Maria huiverde; toen vervolgde Hij duidelijker: »denlv toch niet, dat Ik Mij door uw tegenstand uit gehoorzaamheid beleedigd gevoel; doch Ik wil u leeren, dat Ik Heer en Meester van Mijne gaven als van Mijne schepselen ben, en dat niets Mijne plannen kan storen. Daarom moet gij niet alleen alles doen, wat de overste U oplegt, maar gij moogt zelfs niets doen van hetgene Ik ii gebied zonder hare goedkeuring, want de gehoorzaamheid heb Ik lief, en daar buiten kan Mij niets behagen quot;

Zoo spreekt de geest der verleiding niet, dacht de overste, wie Margareta-Maria ijlings die boodschap overbracht, en zij vergunde der blijde zuster voortaan te luisteren naar Jezus stem. Toch klonk die stem niet altoos liefelijk en zoet, somtijds — en dat zoo vaak zij weer in eene fout gevallen was — scherp en gestreng. Opwellingen van ijdelheid, nevenbedoelingen bij hetgeen zij deed, achteloosheden, vooral in tegenwoordigheid van het Allerheiligste, werden door den goddelijken Zaligmaker zóó berispt, dat de maagd alle andere vernedering, hoe grievend en pijnlijk, ver de voorkeur gaf boven de harde woorden van den hemelschen Bruidegom. Of kon een grievender kastijding de teederminnenda treffen, dan het klaarblijkelijk misnoegen van den Geliefde, die haar met de hartelijkste gunstbewijzen en liefkozingen placht te overladen?

Den 27sten December des jaars 1G73, het feest van Sint-Jan, Evangelist, naderde zij met de zusters tot de H. Tafel, en 't was haar of ze gelijk Sint-Lutgardis de

-ocr page 52-

48

lippen mocht zetten aan Jezus heilige Zijdewond. Met volle tengen dronk zij uit de fontein der zaligheid, terwijl haar zacht werd toegefluisterd: »ziet ge nu, dat er niets te vreezen is bij de bron der kracht, en dat alles opgaat in genieting?quot;

Dien dag had ze meer beschikbaren tijd dan anders en zij keerde weer tot het Tabernakel om op de borst des Meesters te rusten gelijk Joannes, de bevoorrechte leerling had mogen doen. Doch het goddelijk Hart ging haar open, toen voor het eerst, en van geheimen tot dan toe voor haar verborgen, week de sluier. Margareta-Maria lag daar in verrukking verloren bij het zien dier wonderen van goedheid en ontferming, en Jezus sprak: »Mijn goddelijk Hart is zoo vol van liefde voor de men-schen en in 't bijzonder voor u, dat het zijn vlammen moet uitslaan, om ze door u aan de menschen te openbaren en hen te verrijken met de schatten, die gij ziet, waarin overvloedige, maar noodzakelijke genaden liggen om hen terug te houden van den afgrond des verderfs. U, onwaardige en onwetende, heb Ik uitgekozen ter vervulling van Mijne plannen, opdat het geheel en al Mijn werk blijke. Derhalve geef Mij uw hart — en Hij nam het op hare bede, doch gaf het haar brandend van Zijne liefde terug met de woorden: bZiedaar, Beminde, een onderpand Mijner liefde! De gloed, dien Ik in uwe borst ontstoken heb, zal niet uitdooven, en verkoeling zult gij niet vinden dan een weinig in de aderlating, schoon dit middel u meer vernedering zal aanbrengen dan verlichting van pijn. Toch moet gij ze vragen; om zoo uw bloed te vergieten voor Mij en uzelve te overtuigen, dat hier geen verbeelding in 't spel is, maar u

-ocr page 53-

49

de eerste der genaden geschonken wordt, die Ik u heb voorbeschikt. De wonde uws harten heb Ik gesloten, de pijn zult gij houden; daarom, in plaats van slavinne van Mijn Hart, gelijk gij u eerst hebt geheeten, zal voortaan uw titel: leerlinge van .lezus Harte zijn.quot;

Margareta-Maria wist nauwelijks, waar ze was, of wat ze deed, de vlam in hare borst veroorzaakte haar eene allerhevigste smart. Maar duidelijk zag zij het H. Hart van Jezus op een troon van vuur en vlammen, naar alle zijden stralen schietende gelijk de zon, maar doorschijnend als kristal. De wond der lans was zichtbaar, eene kroon van doornen omsloot het, en er boven op stond een Kruis. Die werktuigen van Jezus lijden beteekenden, dat Zijne matelooze liefde voor den mensch de bron van * al Zijne smarten en versmading was geweest, die Hij alzoo van het eerste oogenblik Zijner menschwording in Zijn H. Hart gevoeld had en aangenomen, zoowel als de verguizing, waaraan Zijne liefde in het H. Sacrament des Altaars bloot zoude staan. »Verder gaf Hij me — zoo schrijft ze aan hare biechtvader — te verstaan hoe de begeerte naar wederliefde Hem bewogen had Zijn Hart aan de menschen te openbaren, met al de schatten van liefde, barmhartigheid, genade en heiligmaking, die het besluit, opdat al wie wil daar met volle hand uit putten kan. Hij verzekerde mij bovendien, dat Hij er bijzonder behagen in schepte vereerd te worden in dit vleeschen hart, welks beeltenis overal moest worden ten toon gesteld om het ongevoelig hart der menschen te treffen. Wie het vereerden, zou Hij overvloedig deel geven aan de grootste genade, en waar dat beeld eene eereplaats innam, zouden de ruimste zegeningen afdalen, want die

3

-ocr page 54-

50

godsvrucht was eene laatste poging Zijner liefde om de menscti tot Hem te trekken. «Ziedaar, mijne dochter besloot Hij, tot welk een werk Ik u heb uitgekozen ; daarom heb Ik u met zooveel genaden bedeeld van uw eerste kindsheid af. Uw Meester en Leidsman heb Ik willen zijn, om u op Mijne genaden voor te bereiden; doch dat Ik u Mijn Hart getoond heb en gegeven, reken dat de allergrootste weldaad, die ge ontvangt.quot;

Ieder jaar op den feestdag van Sint-Jan herhaalde zich die verschijning, wees de Verlosser op Zijn vlammend Hart en zeide: »Ik brand van verlangen om in het H. Sacrament des altaars vereerd te worden, en Ik vind bijna niemand, die Mij door wederliefde eenige lafenis geeft.quot;

Hoe zulke ontboezeming den gloed in Margareta-Maria's hart vermeerderen moest! Kostbare smarte, doch die haar enkel dorsten deed en het gebruik van spijze en nachtrust onmogelijk maakte. Het pijnlijkst viel het der ootmoedige evenwel, dat ze alles hare overste moest openbaren en beschrijven op papier. Duizendmaal liever had zij openlijk voor al de zusters de zonden van heel haar leven gebiecht, dan die geheimen van den Bruidegom heurs harten. Toch moest zij, èn volgens Jezus uitdruk-kelijken wil tot lafenis in den gloed die haar verteerde, èn uit gehoorzaamheid aan den kloosterregel. Tot haar troost dreef de overste den spot met al wat zij verhaalde van Jezus verschijning en hare ondragelijke smart. Of dit der moeder ernst was, of wel eene proefneming uit voorzichtigheid , om het even, Margareta-Maria bleek niet bestand tegen de afmattenden gloed der goddelijke hefde, zij sloeg aan het kwijnen en verviel met den dag. Ein-

-ocr page 55-

51

delijk sprak ze van eene aderlating ; men lachte er mee, vroeg het ten overvloede den geneesheer, die meende integendeel, dat niets haar meer nadeelig zoude zijn en versterkende middelen voorschreef. Eerst toen haar toestand zichtbaar verergerde, zij geen voedsel kon inhouden en aan de hevigste benauwdheden ten prooi bleef, beproefde men als hopeloos middel eene lating, die haar aanstonds in staat stelde van de ziekenzaal henen te gaan.

Zoo geschiedde het herhaalde malen opnieuw; want de liefdeblijken van 27 Dec. 1673 vernieuwden zich nu den eersten vrijdag van iederen maand, op die dagen rees het goddelijk Hart van Jezus, eene schitterende zonne gelijk, voor haar oog en wierp gloeiende stralen in hare borst. De kreten harer smart warea juichtonen als Franciscus van Assisië en Teresia er hadden geslaakt. Margareta-Maria zong;

Ik ben als de dorstende hinde,

Wie 't staal in de lendenen haakt;

Ik smacht; want mij heeft de Beminde, Met pijlen in 't harte geraakt.

De medezusters kenden de geheime oorzaak niet van Margareta-Maria's lijden, en spotten gedurig met die telkens wederkeerende verzwakking; deed de overste haar uit medelijden aderlaten in hare celle, dan viel zij onder de H. Mis in bezwijming, want de Bruidegom wilde, dat er niets van Zijne gunsten bleek, dan wat de begunstigde grieven en vernederen kon. Hierbij kwam de altoosdu-rende vreeze, ook door moeder de Saumaise gedeeld, dat zij lijden mocht aan zinsbedrog:»wist ik maarquot; herhaalde

3*

-ocr page 56-

52

zijquot; dat dit alles van God was, het zou mij licht te dragen zijn.quot; Bovendien had zij wel gemeend van Jezus te verstaan, dat hij van haar en van allen eene bijzondere vereering Z'yns Harten vroeg, doch hoe kon zij daar toe bijbrengen en hoe moest die vereering plaats vinden?

Den 89tcn Februari '74 ligt zij weer in aanbidding voor 't geopend Tabernakel, en de Verlosser verschijnt haar nu in Zijne verheerlijkte menschheid. Van de vijf heilige wonden gingen glanzende stralen uit, en de borst stond in laaien gloed. Daarbinnen vertoonde Hij haar Zijn Hart als den zetel van dat vuur, en andermaal sprak Hij van Zijne liefde voor de menschen, die Hem schier met enkel ondankbaarheid beloonden, hetgeen Hem pijnlijker aandeed dan de smarten in Zijn H. Lijden doorstaan.

— Betoonden ze Mij wederliefdequot; ging hij voort. Ik zou het niet tellen, wat Ik voor hen gedaan had, maar ze blijven ongevoelig en koud. Gij ten minste vul aan, wat zij te kort komen, zooveel gij kunt.

— Hoe kan ik het Heer ? Ik ben zoo nietig, zoo zwak.

— Ziedaar, hernam Hij, nu kunt ge; en eene vlam sloeg uit Zijne borst in de hare over, dat zij meende te sterven en bad; spaar mij Heer, ik ben sterveling!

— Ik zal uwe kracht zijn , vrees niets, maar luister en doe wat Ik u vraag. Vooreerst moet ge Mi; in de H. Communie ontvangen, zoo dikwijls de gehoorzaamheid het u vergunt, zij het ook ten koste van vernedering en smaad, die gij als blijken Mijner liefde omhelzen zult, en nader eiken eersten Vrijdag der maand tot de H. Tafel. Dan zal Ik u iedere week in den nacht van Donderdag op Vrijdag' deel geven aan Mijne doodelijke droefheid in den hof van Olijven, zoodat gij zonder te weten hoe, al de

-ocr page 57-

53

smarten van een bitteren doodstrijd ondervindt. Daarom moot gij ii in dien nacht van 11 tot 12 ure vereenigen met Mijn gebed in den Hof, met het aanschijn ter aarde barmhartigheid afsmeeken voor de zondaars en Mij troosten in Mijne verlatenheid van den kantMijner slapende leerlingen.

»Doch luister, Mijne dochter, geef niet lichtvaardig geloof aan iederen geest, want de duivel zoekt u te misleiden. Doe derhalve niets zonder de goedkeuring uwer oversten, opdat hij u niet bedriege, want op den gehoorzame vermag hij niets.''

Wederom was het H. Tabernakel gesloten; de zusters hadden de kapel verlaten; en Margareta-Maria lag daar nog altoos geknield, onbewust van hetgeen buiten haar omging. Men stoot ze aan, roept ze: geen antwoord, geen beweging. Nu nemen twee zusters haar op en brengen ze bij de overste, waar zij beschaamd en bevend tot zich zelve kwam. De moeder doet haar nederknielen en berispt ze gestreng; toen zij daarop verlegen en ontroerd openbaarde, wat er was geschied, vond de overste dit eene geschikte gelegenheid om haar op nieuw te vernederen: alles was inbeelding geweest, eene begoocheling harer opgewekte ijdelheid, niets mocht zij doen van hetgeen haar was opgelegd.

Onderworpen aan Gods 11. wil keerde Margareta-Maria aan hare bezigheden. Doch, dat de natuur bezweek onder den overmatigen gloed der goddelijke liefde; dat gebrek aan voedsel en rust, welke beide zij uit gehoorzaamheid beproefde te nemen, maar niet kon, nadeeligen invloed uitoefenden op het lijdend gestel der 28jarige, wien zal het bevreemden ? Eene hevige koorts greep haar aan, maar zij leed immers gewoonlijk, en leed met

-ocr page 58-

54

zooveel dankbare blijdschap, — waarom zou ze er over klagen. er van spreken ? Doch hare machteloosheid openbaarde zich weldra te duidelijk, en onder het medelijdend schouderophalen der zusters, die haar sinds lang eene verbeeldir.gzieke geloofden, werd zij te bed gebracht. »Eene verwaarloosde koorts'' zei de geneesheer. Zou ze er aan sterven? De moeder dacht het en zat neder bij de sponde der zuster, die ze liefhad, maar beproeven moest uit vreeze altijd voor zelfbedrog en misleiding.

Als de kranke spreken kon, openbaarde zij haar overste als gewoonlijk vol overgeving en ootmoed de gunsten van den Bruidegom, die haar niet verliet. »De H. Drievuldigheid mij verschenenquot; sprak ze sou der de gedaante van drie jongelingen in het witgekleed, stralende van licht. God de Vader kwam tot mij met een groot kruis vol stekelige doornen en de werktuigen des lijdens er op.quot; «Ziedaar mijne dochterquot; hoorde ik Hem zeggen »Ik geef u hetzelfde geschenk als Mijn goddelijkea Zoon. En Ikquot; vulde Jezus Christus aan »zal er u aan vasthechten, gelijk Ik er zelf aan genageld ben geweest, maar ik zal u ook gezelschap houden;quot; waarop de H. Geest besloot: sik die enkel liefde ben, zal er u aan zuiveren en doen sterven.quot;

Was dit alles een spel der koortsige verbeelding, ot goddelijk gunstbewijs? De Overste dorst niet beslissen.

— Zuster,quot; hernam ze »vraag Onzen Lieven Heer uwe genezing, opdat gij met de anderen de oefeningen van den regel volgen kunt. En als ge werkelijk plotseling geneest, dan sta ik u de H. Communie op den eersten Vrijdag toe en het opstaan Donderdag 's nachts.quot;

Margareta-Maria gehoorzaamde en bad om hare genezing in de stille hoop niet verhoord te worden; ze

-ocr page 59-

had haar lijflen en de vernederingen der overste en den spot der zusters lief.

Geen nood, leerlinge van Je^us' Hart, het lijden zal uw deel blijven, of ook de gezondheid keert. Daar verschijnt haar Maria, de onbevlekte Maagd. Na een lang onderhoud met de welbeminde Bruid van Haar godde-lijken zoon sprak zij; «Schep moed, dochter in de gezondheid, die ik u hergeef in naam van mijn Zoon. Gij hebt nog een langen weg af te leggen met uw kruis, gewond door nagels en doornen en door zweepslagen verscheurd, doch vrees niets ik blijf met mijne bescherming bij u.quot;

De gestelde voorwaarde bleek vervuld ; werden nu ook de beloofde vergunningen geschonken ? De overste bleef aarzelen , en ze deed vvèl. Zij raadpleegde meerdere priesters, mannen van ervaring in 't geestelijk leven; hun eenparig oordeel, zoo aan de moeder als aan de betrokkene zelf beteekend, luidde: geestdrijverij, inbeelding, dweepzucht; niet luisteren naar die gewaande inspraken, het gebed verminderen. De veroordeelde zuster, door Jezus zeiven tegen misleiding des duivels gewaarschuwd, week geen vingerbreed van die harde voorschriften af en geloofde zelf, dat zij dwaalde. Doch als dan het geweld van Gods liefde haar trok, haar overmeesterde, dan klaagde ze haar nood bij Jezus Christus, den Bruidegom harer ziele, en smeekte Hem een einde te maken aan die worsteling, »lk zal u Mijn dienaar zenden,quot; klonk het antwoord, »leg hem al de geheimen Mijns Harten bloot, hij zal u op den goeden weg bevestigen.''

In het laatst van 167-4 werd Pater Claudius de la Colombière tot overste benoemd van de Paters der Sociëteit van Jezus te Paray. Het wekte veler bevreemding;

-ocr page 60-

56

niet om zijn jeugd, want zijne diepe zedigheid en ervaring in de wegen van God, wonnen hem aller achting en vertrouwen; doch men vond het jammer, dat een man, wiens naam als welsprekend redenaar zoo goeden klank had, het veld zijns ij vers binnen zoo enge grenzen beperkt zag. Toon hij de eerste maal by de zusters kwam , hoorde Margaretha-Maria eene inwendige stem : «dat is hij, dien Ik u zend.quot; Sinds dat oogenblik voelde zij eei'bied en vertrouwen voor hem, al kende ze hem nauwelijks van aanzien, al wist zij niet, dat die jonge priester gedurende eene maandlange geestelijke afzonde ring met goedvinden zijns oversten besloten had, de banden der eigenliefde voor goed te breken, en zich door eene bijzondere belofte aan God verbonden had: alle ook de kleinste regelen zijner orde te onderhouden. Als Overste der Paters was hij buitengewoon biechtvader der zusters en omstreeks de quatertemper-dagen in de Vaste van 1675 sprak Margareta-Maria hem voor het eerst in den biechtstoel. De Pater hield haar een geruimen tijd en sprak, alsof hij kennis droeg, van wat er omging in haar gemoed. Maar de zuster zweeg volstrekt van alle buitengewone gunsten. Zij scheen gejaagd om weg te komen, ze mocht immers de anderen niet laten wachten. «Vindt u goed,quot; vroeg de Pater, ))dat ik later hier nog eens terugkom om verder met u te spreken?quot; Maar schuchter gaf zij ten antwoord, dat zij haar eigen meester niet was, en doen zou wat de Overste gebood, waarop zij henen ging. Niet lang daarna vroeg hij na eene onderrichting voor de zusters, toen de moeder hem uitliet: »Wie is die jonge zuster, die daar zat?quot; En hij duidde haar uit. Toen haar naam hem genoemd werd.

-ocr page 61-

57

hernam hij: »dit is eene begenadigde ziel.quot; Dit woord van den Pater deed de Overste besluiten Margareta-Maria aan zijne leiding toe te vertrouwen, en ze zond haar een volgenden keer bij hem. Het was Margareta Maria aan te zien , dat het haar kostte tot eene openbaring des harten te komen, doch de Pater begon met de woorden: »Ik ben blij, dat ik u de gelegenheid geven kan God een offer te brengen.'' Nu legde zij hem haar toestand bloot, en hij bemoedigde haar met de verzekering , dat zij niets te vreezen had in die leiding van den H. Geest, vermits ze haar niet aan de gehoorzaamheid onttrok. Zij mocht en moest luisteren naar de stem, die in haar sprak en zich zelve geheel aan God overgeven. Toen zij klaagde , dat de Bruidegom altoos bij haar, was en haar het mondgebed onmogelijk maakte, hernam hij: »doe u geen geweld daarmede aan, bid alleen de getijden en het rozenhoedje, zoo gij kunt.quot;

Verlicht en opgebeurd verliet Margareta-Maria den Pater en ging voort, zoo dikwijls hij kwam, hem raad te vragen en hare ziel open te leggen; want sinds hij zijne verbazing te kennen had gegeven, dat God zulke genaden mededeelde aan een zoo onvolmaakt schepsel als zij, dat Hem zoo gedurigen wederstand bood, — was hij nog in hare achting gestegen. Zij verklaarde hem dan zich opgewekt te gevoelen om aan sommige personen, hare Oversten of anderen, mondelings of schriftelijk iets mee te deelen van hetgeen de Bruidegom haar bevolen had.

— Doe het gerust, indien uwe Overste het goedvindt, luidde 'tbescheid »met de zusters moet gij over uwe gewaarwordingen niet spreken, maar zeg alles aan de moeder, of schrijf haar, of anderen met hare vergunning,

-ocr page 62-

58

en houd voor mij afzonderlijk aanteekening van al wat ei' omgaat in uw gemoed.quot;

Het werd bekend, dat Pater de la Colombière Marga-reta-Maria's leidsman geworden was. We mogen aannemen, dat hij zelf, bij wie hem naar »de dweepsterquot; vroegen met den eerbied, die hem voor Jezus' vertrouwelinge vervulde, gesproken had — hoe het zij, de roep ging, dat die Pater zich had laten bedriegen; dat hij voor echt hield, wat ouderen dan hij voor begoocheling en waanzin uitkreten, — en het aanzien wat hem sinds zijne komst omgeven had, nam zichtbaar af. Doch P. de la Colombière, die geen aanzien bij de wereld zocht, veranderde daarom niet van oordeel, terwijl zijne beschaamdheid bij het vernemen, dat hij de gezondene desHeeren voor Margareta-Maria was, haar hooger dunk van zijn ootmoed deed opvatten dan de hoedanigheden, die in hem uitblonken, hare verwachting hadden gestemd.

Intusschen ging do Bruidegom voort Zijne Welbeminde voortebereiden tot de groote openbaring Zijner miskende liefde. Op een schoonen dag in 't begin van den zomer van 1675 waren de zusters gezamenlijk op de binnenplaats aan den arbeid. Margareta-Maria voelde zicli aangedreven wat van de anderen af te gaan zitten tegen den muur der Kapel, waar het Allerheiligste rustte.' 'Daar begunstigde haar de Verlosser met groote genaden. Maar de zusteis riepen haar en schertsten en plaagden zoo lang, tot zij opstond en zei: goed, ik zal bij u blijven. Nauw was dit woord echter gesproken, of de inwendige aandrang om er terug te keeren werd zoo sterk, dat zij naar de Overste liep en haar vroeg, wat ze doen moest.

— Welnu ga er zittenquot; sprak deze. Ondanks het gelach

-ocr page 63-

59

ilei1 zusters keerde zij er weder en verrichtte haar werk geknield, maar zoo ingetogen, of zij door niemand werd gade geslagen. Op eens verschijnt haar het aanbiddelijk Hart des Zaligmakers, schitterend als de zon en van vlammen omgeven; en een koor van Serafijnen daalt neder en zingt bij de tonen eener hemelsche muziek:

De liefde geniet, en de liefde verwint:

o Zalig, wie 'tHarte van Jezus bemint!

Die hemelsche geesten noodigden haar uit om mee den lof van dat beminnelijk Hart te zingen, maar ze dorst het niet. Toen zeiden ze haar, dat zij gekomen waren om met haar aan Jezus' Hart hulde, aanbidding en liefde te brengen; dat zij hare plaats zouden innemen, als z'y afwezig moest zijn van het H. Sacrament, zoo kon ze door hunne tusschenkomst onafgebroken bij Jezus zijn. Drie uren lang duurde dit visioen en liet eene onuit-wischbare herinnering bij Margareta-Maria achter. Doch een dieperen indruk zou het op geheel de Katholieke wereld maken, wat er plaats vond op den IB11611 Juni van hetzelfde jaar 1(375. Het was in het Octaaf van H. Sacramentsdag, dat de uitverkoren Bruid des Heeren voor het Tabernakel nederknielde, rijkelijk de liefkozingen des Beminden genoot, en een hevig verlangen gevoelde om van haren kant Jezus een blijk van wederliefde te geven. Toen sprak Hij: »gij kunt Mij uwe liefde niet beter bewijzen dan door te doen, wat Ik u reeds zoo dikwijls gevraagd heb.quot; Bij deze woorden ontblootte Hij Zijn H. Hart en ging voort: «Ziedaar het Hart dat de menschen zóó heeft bemind, dat het niets heeft

-ocr page 64-

60

gespaard om Zich op te offeren en uit te putten in liefdebewijzen; — en voor dankbaarheid ontvang Ik van de meesten enkel verachting, oneerbiedigheden, heiligschennis en koelheid in dat Sacrament van liefde. Doch wat Mij het meeste grieft, is, dat harten aan Mij toegewijd Mij aldus bejegenen. Daarom vraag Ik van u, dat de eerste Vrijdag na het octaaf van Sacramentsdag een afzonderlijke feestdag worde om Mijn Hart te vereeren ; dat men dan tot de H. Tafel nadere en eene eereboete doe om de beleedigingen te herstellen, welke Mijn Hart, sinds het op de Altaren tegenwoordig is, ondervonden heeft, en Ik beloof u, dat Mijn Hart in de ruimste mate den invloed Mijner liefde zal doen gevoelen aan hen, die het vereeren en zorgen dat anderen desgelijks doen.quot;

— Maar Heer, tot wie richt Gij U ? «waagdeMargareta-Maria te spreken, »tot een ellendig schepsel, eene arme zondares, wier onwaardigheid de vervulling van Uw wensch in den weg moet staan. Gij kent zoo vele edelmoedige zielen, wie Gij met die taak belasten kunt.

— En Jezus vroeg: »weet gij dan niet, dat Ik Mij van het zwakke bedien om het sterke te beschamen Dat Mijne almacht zich pleegt te openbaren in de kleinen en armen van geest, opdat zij zich zeiven niets hebben toe te schrijven?

— Geef mij danquot; hernam ze vol moed «het middel aan de hand om te doen, wat Gij mij bevoelt.quot; Toen antwoordde Hij: «Wend u tot Mijn dienaar, Pater Claudius de la Golombière, van de Sociëteit, en gelast hen; uit Mijnen naam alles te doen, wat in zijn vermogen is

om Mijn goddelijk Hart de gevraagde voldoening te ge-

-ocr page 65-

(31

ven. De vele moeielijkheden, die lüj ondervinden zal, mogen hem niet afschrikken, docli luj bedenke, dat al wie ziclizelven mistrouwt om geheel zijn vertrouwen op Mij te stellen, alvermogend is.quot;

Pater de la Colombière vernam van Margareta-Maria, tot welke taak hij uitdrukkelijk was aangewezen. Hij wist te veel van de deugd dier zuster en van de wegen Gods om eenigen twijfel te durven voeden nopens de mededeeling, die zo hem had gedaan. Daarom nam hij dankbaar dien zoeten last op zich, en op den aangewezen dag na het octaaf — toen den 21stcn Juni, het feest van den engelachtigen A loysius van Gonzaga — wijdde hij zich geheel en onverdeeld aan 'tgoddelijk Hart van Jezus toe, bereid om voor de eer en glorie van dat Hart te loven, te arbeiden en te sterven.

-ocr page 66-

IV. NIEUWE OFl-ERS.

Gelijk eene kostbare plant uit verre gewesten was de godsvrucht tot liet H. Hart van Jezus uit den Hemel overgebracht op onze aarde, en Margareta-Maria had niet zonder groote moeite een plekje gevonden, dat geschikt-lieid voor ontwikkeling en groei beloofde. Pater do la Colombière, de van God gezondene, vergat zijne opdracht van 21 Juni niet en leerde zijn biechtkinderen te Paray op den eersten Vrijdag eiker maand tot de H. Tafel naderen, om den Verlosser eerherstelling aan te bieden voor den smaad en de onverschilligheid in de vier laatste weken op de altaren verduurd. Bemoedigend vooruitzicht! als de vertrouwelijke mededeelingen van dien Pater omtrent de bevoorrechte leerlinge van Jezus' Hart bij menigeen alreeds bewondering voor haar opwekten, hoe krachtige medewerking had Margareta-Maria dan van zijn welsprekend woord ter verbreiding der ontluikende devotie te wachten! Nogtans, shoe meer een jonge.boom door den wind heen en weer wordt geslingerd, hoe dieper de wortelen diingen in den grondquot; heeft zij later geschreven,

-ocr page 67-

63

zij ondervond liet hier. Jezus bereidde haar voor op het brengen van een offer, wat Hij weldra vragen zou. P. de la Colombière mocht niet blijven te Paray, niet blijven zelfs in Frankrijk. Zij deelde hem die tijding meê. Hij scheen er geen geloof aan te slaan: de brieven zijner oversten openbaarden hem geheel andere plannen. ))Toch gaat gequot; hernam zij, en in den loop van 4676 kwam het bevel; hij moest naar Parijs om van daar naar Engeland te vertrekken. Margareta-Maria gevoelde den slag, al had ze hem zien aankomen; die man had haar gerust gesteld, toen zij, toen allen geloofden, dat zij misleid werd door den boozen geest; die heilige priester was haar door Jezus zelf beloofd en toegezonden als een helper in haar moeizaam apostolaat; zij beklaagde zich over zijn verlies bij het Allerheiligste. —»Ben Ik dan u niet genoeg?quot; luidde 't verwijt sik die uw oorsprong en laatste einde ben?quot; En zij ging onderworpen henen. Bij zijn vertrek, gaf de Pater haar schriftelijk eenige woorden ter overweging. »Gedenk, dat God alles van u vraagt, en niets van u behoeft. Hij vraagt u alles, want heerschen wil Hij in en over u als over een goed, waar niemand buiten Hem eenige aanspraak op heeft, waarin alles Hem onderworpen is en op het eerste teeken van zijn wil gehoorzaamt. Toch heeft Hij geen behoefte aan iets van het uwe, want alles wil Hij in u uitwerken, zonder dat gij er u mede moeit, tevreden dat gij de stof zij t, waarvan Hij zich bedient, opdat alle glorie aan Hem kome, eti Hij alleen gekend, gezegend en bemind worde in eeuwigheid.quot;

Op zijne beurt vroeg nu de Pater ook van haar een woord ter gedachtenis en zij schreef onder meer: »P. de la

-ocr page 68-

fi4

Colombière is geroepen om zielen tot God te brengen, daarom zal de duivel overal hinderpalen stellen op zijn weg; zelfs godvreezende personen zullen hem bemoeielijken en afkeuren wat hij predikt. Doch indien hij op God vertrouwt, zal diens goedheid hem steunen in het dragen van zijn kruis.

»11 ij moet de zondaars behandelen met zachtheid en medelijden en geen krachtige middelen aanwenden, tenzij waar God het hem zal ingeven.quot;

Algemeene raadgevingen naar den schijn, doch zij bleken voor P. de la Colombière van geheel bijzondere toepassing; immers sinds zijn vertrek uit Parijs spande Satan hem allerlei listen. Den 20sten November '76 schreef hij uit Londen aan moeder de Saumaise, overste te Paray; »men vindt hier geen dochters van de Visitatie, nog veel minder eene zuster Alacoque, maar God vindt men overal , en Tlij is even liefderijk en goed te Londen als te Paray. Hem dank ik, dat die heilige religieuze mij niet vergeet; ongetwijfeld is het op haar gebed, dat mij zoo groote gunsten ten deele vallen.quot;

Onder die genaden telt wel voornamelijk de religieuze geest van ingetogenheid en armoede, welke den jeugdigen priester bijbleef aan het Engelsche hof, waar hij de biechtvader en hofprediker was der vrome hertoginne van York, Maria van Modena. De pracht, die hem omgaf, zoodra hij den voet buiten zijne vertrekken zette, trok zijne aandacht niet, zoo min als het gewoel der groote wereldstad, waarop hij het oog kon werpen uit zijne vensters. /Zondaars tot God terug voeren; aan het hof de grooten spreken van het heilig en aanbiddelijk Altaargeheim, dooiden Engelschen godsdienst geloochend; wijzen op de ver-

-ocr page 69-

65

smade liefde van den Zaligmaker; de vereering van het doorwonde Hart prediken, voor wie ze,niet kenden, prediken door zijn heilig voorbeeld bovenal, — dat waren de verrichtingen van P. de la Colombière in Engeland.

Dikwijls schreef hij naar Frankrijk, naar zijne broeders te Paray om het aldaar begonnen werk voort te zetten, — schreef hij naar moeder de Saumaise, Margareta-Maria's overste, en voegde er nu en dan een woordje bij voor haar swat de moeder , indien ze 't goed vond haar geven kon of achterhouden naar verkiezing.quot;

De leerlinge van Jezus Hart ging inmiddels altijd voort het leven te leiden, wat ze van haar Bruidegom had aangenomen : een leven van lichaamskwelling en zielesmart, van lijden en liefde. Op den feestdag van Maria ten Hemel opneming verscheen haar de H. Maagd met eene kroon van zoo veel bloemen als er zich maagden aan haar hadden toegewijd: met dit tooisel wilde demoeder des Heeren verschijnen voor den troon der H. Drievuldigheid, Doch bij het opgaan ten hemel bleken eenige bloemen nog aan de aarde gehecht: vijftien slechts bleven om het hoofd der opvarende Koningin, de anderen vielen er af.

Wat later wees de H. Maagd Maria hare dochter op het Hart van Jezus als eene bron van genade, die vijf stralen uitwierp in even zoovele bevoorrechte harten; daar beneden zag zij vijf andere harten, die wel veel genade ontvingen, maar door hunne schuld ongebruikt lieten wegvloeien.

Soortgelijke verschijningen herhaalden zich telkens, als moest zij opmerkzaam gemaakt, dat er waren die Jezus liefde niet verdienden. Eens meende zij het van liefde

-ocr page 70-

66

blakende Hart des Verlossers geheel afkeerig te zien van vijf ontrouwe harten. Zij vroeg niet: »wiezijn het, Heer? zelfs veroorloofde zij zich geene gissing omtrent minder vurige zusters in huis; integendeel bad zij onkundig te blijven van hare namen; maar liefde en ijver deden haar weenend verzuchten: ))Heer, Gij kunt mij doen sterven voor Uw aanschijn, doch levend ga ik niet van hier aleer Gij me de oprechte bekeoring dier harten belooft.quot;

— »Neem gij dan,quot; zoo klonk het, sdien last op u en proef de bitterheid mijns harten; besproei ze met uw tranen, de onverschillige harten, die Ik voor mij had uitgekozen, — of laat ze over aan hun lot en geniet gij Mijne vreugden.quot;

Doch vreugden kiezen voor zichzelve, en Jezus' Hartin bitterheid laten, en anderen in gevaar, de edelmoedige zuster kon het niet. Zij weende dan en bad; en welk inwendig lijden haar aangreep, blijkt niet onduidelijk uit haar eigen bekentenis: «de hel is niet vreeselijker dan de toestand eens harten beroofd van de genade Gods.' Het was in November 4677, dat de Bruidegom tot haar sprak: Ik zal u Mijn hart geven, maar dan moet gij u eerst aanbieden als een slachtoffer om in vereeniging met Mij de kastijdende hand Mijns Vaders te gevoelen, want in Zijn billijken toorn dreigt Hij een klooster strengelijk te straffen.quot;

Gold die bedreiging het klooster der Visitatie te Paray ? Zuster Margareta-Maria heeft het antwoord op deze vraag waarschijnlijk zelfs voor hare overste verzwegen om der liefde niet te kort te doen. Had de geschiedenis twee eeuwen later ook al recht hieromtrent eene uitspraak te wagen , hoe kan ze 't zonder andere bescheiden dan waar

-ocr page 71-

67

uit blijkt, dat er in Margareta-Maria's omgeving bij vele ijverige religieuzen een vijftal Hauwen gevonden werden, die niet geheel en al volgens den geest des regels leefden, en daarom een zekeren afkeer van de begunstigde Bruid des Heeren gevoelden en te kennen gaven.

Doch om het even wie het gold, Jezus wilde, dat Zijne Bruid den toorn des Vaders voelen zou, en Hij toonde haar welk lijden haar wachtte, indien zij er zich toe aanbood. Het gezicht dier smarten deed haar sidderen; weg was de moed, en ter verontschuldiging bracht zij in, dat z'y zonder oorlof harer overste zich tot niets verbinden mocht. Maar ze vroeg niets, bevreesd, dat het haar wierd toegestaan. Sinds had ze geen oogenblik rust of duur, als weid ze onophoudelijk vervolgd. De moeder onderzocht ten laatste naar de reden van heur tranen en ontsteltenis, en gaf bij het serste woord van Marga-reta-Maria de geduchte vergunning. Nu mocht ze, maar aarzelde nog. Was het wonder, als zij den engel der gerechtigheid met opgeheven geesel gereed zag om haar te treilen, zoodra zij zich aanbood?

Aldus weifelend en vol angst knielde zij met de andere zusters neder voor het H. Sacrament op den vooravond van Maria Presentatie. Toen hoorde zij Jezus'stem: »'t ls u hard weerstand te bieden aan den eisch Mijner gerechtigheid, doch omdat gij u hebt willen onttrekken aan de vernedering, die uw offer vergezellen moest, zult gij ze nu in dubbele mate gevoelen. Ik had slechts een offer iri het verborgene gevraagd, —gij wildet niet, nu zult ge het tegen alle menschelijke berekening in, openlijk brengen onder de vernederendste omstandigheden, die u geheel uw leven, zoo voor u zelve als voor anderen met

-ocr page 72-

68

schaamte zullen overdekken, opdat gij weten zoudt wat het in heeft, aan God te wederstaan.quot; Zij gevoelde 't op het eigen oogenblik, want nooit had zij geleden als in dat uur. Stille tranen verzelden haar angstig gezucht; zij was in haar oog de misdadigste aller menschen. De zusters verlieten de kapel, — zij kon niet, ze bleef zuchten en snikken in het koor. Eindelijk toen de bel voor het avondmaal ophield te luiden, sleepte zij zich naar den refter, alwaar zij zich gedwongen voelde om in 't bijzijn aller zusters te openbaren, wat God haar ingaf. Dat mocht zij echter niet zonder voorkennis der overste, die krank te bed lag. Zij wil er heen, maar zijgt neder in den gang, hulpeloos of ze aan handen en voeten gebonden lag. 't Was of de hei zich opende aan haar voet, zij beefde over al haar ledematen, een koortsige gloed brandde in haar gebeente. »0 God, wees mij genadig om Uwe groote barmhartigheid!quot; was alles wat ze vermocht uit te brengen. Omstreeks acht uren werd zij in dien toestand gevonden door eene zuster, die ze in de kamer der overste bracht.

— Wat deert u zuster?' vroeg de kranke verwonderd. Margareta-Maria zweeg. Zij dacht dat ieder de oorzaak van haar lijden raden kon,

— Spreek, ik gebied het u! hernam de moeder, die wist dat de gehoorzaamheid alles op de zwijgende vermocht. Nu verklaarde zij, hoe Jezus Christus haar gedrongen had tot eene openlijke verklaring van de reden barer straf. Namen noemde ze uit kieschheid niet, maar voegde er wel bij, dat de Verlosser vertoornd was en voldoening eischte. Begreep de overste genoeg ? Althans zij zond de Assistente met bevel aan de zusters, om dien

-ocr page 73-

69

avond een bijzondere lijfskastijding te nemen. De meesten togen gehoorzaam ter celle; eenigen, de schuldigen wellicht, tot ontevredenheid geprikkeld, twijfelden geen oogenblik, of haar dit van wege Margareta-Maria kwam , en zochten ze ter verantwoording. Zij vonden haar op de ziekenzaal, en voorgevend ze in hare cel te willen brengen, namen ze haar meè en eischten van haar rekenschap. Margareta-Maria was haar echter geen antwoord schuldig. Zij volgde haar goddelijken Meester in Zijn heilig lijden. Zij bad en zweeg; en of de zusters in de meening, dat zij haar onrechtvaardig had beschuldigd, hard voor haar bleken, Margareta-Maria bleef geduldig, verdroeg alles met vreugde, en gaf daarvan later de rede, als zij verklaarde. dat zij bij die onaangenaamheden gedacht had eenigszins deel mogen verwerven aan den smaad en de smarten, welke de Zaligmaker in den lijdensnacht had verduurd.

Den volgenden morgen, het feest van Maria's opdracht in den tempel, had de gekwetste liefde reeds hare rechten doen gelden in het gemoed der zusters: zij knielden neer in den biechtstoel, alvorens hare geloften te vernieuwen en ter communie te gaan. Ook Margareta-Maria naderde tot de H. Tafel, en zij mocht van Jezus het woord vernemen, dat balsem goot in de wonde van haar hart: »De vrede is gesloten. Mijne gerechtigheid is voldaan. Ik heb uw offer vereenigd met het mijne. Zoek voortaan in uw lijden niets dan Mijn welbehagen; lijd en werk in stilte ter eere Gods en ter uitbreiding van het rijk Mijns Harten onder de menschen, want daartoe heb Ik u uitgekozen.quot; Dan was de bekeering ook bewerkt voor wie er behoefte aan hadden, —- Margareta-

-ocr page 74-

70

Maria's lijden hield nog aan; zij bleef zich beschouwen als de verworpenste van allen. Spreken of slapen was haar onmogelijk, en als zij het voorgezette voedsel onaangeroerd liet en bevel ontving het te eten, dan verdroeg de verzwakte natuur het niet en wierp alles terug. Sommige zusters geloofden werkelijk, dat zij van den booze bezeten was en zegenden haar telkens met wijwater; »maar Hij, die zich van mij meester had gemaakt — zoo bekende ze haar overste — vluchtte niet, doch fluisterde mij toe: ))Ik heb het wijwater lief en bemin zoo zeer het kruis, dat ik de zielen, die het om Mijnentwille dragen nog inniger aan Mij verbind.quot; Eindelijk beval de overste haar eene H. Communie te doen om de genade te verkrijgen van in haar voormaligen toestand terug te keeren. Zij gehoorzaamde, en Jezus sprak: /jMijn kind Ik kom tot u als uw offeraar. Ik zal u nieuwe krachten geven, doch om nieuwe offers van u te vragen.quot;

Van toen af gevoelde zij zich veranderd en vrij als eene slavin, wier ketenen verbroken zijn. Niettemin bleef haar plotselinge terugkeer tot het gewone leven sommigen zusters even raadselachtig als hare telkens weder-keerende ziekelijkheden: zij mistrouwden haar, en de Verlosser scheen behagen te scheppen in al wat Zijne Bruid onaangenaams wedervoer. Doch vreesde zij in haar eenvoud zelve een speelbal des duivels te zijn, dan klonk het weer opbeurend: »wat vreest gij toch in de armen van den Almachtige? Zal Ik u dan overlaten aan uw vijanden? Ik ben uw Vader en van uw teederste jeugd af uw Meester en Leidsman, Ik heb u gedurig de duidelijkste blijken mijner liefde gegeven — wat wilt ge meer ?quot;

Beschaamd en aangemoedigd tevens zocht ze dan gretig

-ocr page 75-

71

naar de gelegenheid om vernederd en bespot te worden. Doch juist die handelwijze boezemde den zusters wantrouwen in; zij geloofde wel aan hare deugd, doch er waren er ook die de gedachte, dat zij aan zinsverbijstering leed, niet konden verzetten. Alleen do overste misschien waardeerde den schat in zuster Alacoque aan het klooster geschonken, en al deelden de zielzorgers des huizes haar gevoelen maai' half, P. de la Colombière sprak in elk zijner brieven met zooveel eerbied en achting van haar, dat de moeder aan geen dwaling meer gelooven kon. »Ik verheug mij — schreef hij haar onder meer — over de gunsten, welke God voortgaat uit te storten over de zuster, wier naam gij in uw brief hebt doorgeschrapt; ik verheug mij over het deel, wat gij er in gehad hebt; want voorwaar, het zijn gunsten te mogen lijden voor de gerechtigheid en de eer van den goddelijken Meester, Voortreffelijke kruizen, wel zoet te dragen, voor degenen wie Gods liefde inwendig verteert.quot;

Margareta-Maria was het hieromtrent volkomen eens met den Pater. Zij verzekerde toch, hoe hard het klonk dat eene ziel meer voortgang in de deugd en heiligheid doet gedurende eene maand, ja in eene week van lijden en kwelling, dan in geheel een jaar van troost en geestelijke vreugde. Zoodat, indien de keuze vrijstond, elke getrouwe ziel zonder aarzelen bij voorkeur lijden en het kruis omhelzen moest, ware 't ook alleen om den ge-kruisten Verlosser meer nabij te komen. Immers wie waarlijk bemint, kan geen vreugde smaken in den troost des harten, als hij Jezus in verlatenheid en smarten ziet; wie het kruis niet bemint, kan Jezus niet liethebben.

Dat P. de la Colombière op zulke wijze zijne liefde

-ocr page 76-

72

bewees, vernam zij van Jezus zelf, en tevens wat zij hem tot zijne opbeuring schrijven moest. Zoo bracht z'y eens eenige regelen voor hem bij de overste. Kort daarop kwam een brief uit Londen, waarin hij zoo dringend mogelijk om de hulp der gebeden schreef. De overste laschte dus de regelen van Margareta-Maria bij haar antwoord in, toen de zuster die hier langs natuurlijken weg niets van weten kon, haar verzoeken kwam, bijaldien zij goedvond haar woordje aan den Pater te sturen, er dan niets in te veranderen, omdat Jezus zelf het haar zóó en niet anders had ingegeven. Verbaasd vergeleek de moeder haar brief met het oorspronkelijk blaadje en bemerkte nu inderdaad, dat zij door omzetting en bijna gelijkluidende woorden den zin eenigszins veranderd had. Het antwoord van den Pater hield in, dat die regelen van zuster Alacoque hem in eene groote moeiehjkheid licht en uitkomst hadden aangebracht.

In de maand Mei van 1678 was de tijd van moeder de Saumaise's bestuur verstreken; zij keerde naar Dij on terug, doch opende reeds in de volgende maand eene briefwisseling met hare voormalige dochter, wier achting en vriendschap zij behield, gelijk de vele brieven die zij van de gelukzalige ontving, overvloedig bewijzen.

Péronne Rosalie Greyffié kwam van Annecy de overste te Paray vervangen. Zij was eene vrouw van bijzondere deugd en diepen ootmoed, in wie Margareta-Maria van (Jen eersten dag af het volste vertrouwen stelde. De nieuwe overste, die uit de verdeelde gevoelens, welke er heerschten in Paray, geen bepaalde meening nopens de veel besproken zuster Alacoque vormen kon, vernam echter van haar zelve, dat God hare overste zou doen

-ocr page 77-

handelen naar zijn welbehagen. Daarom sloeg zij weinig of geen acht op het buitengewone in haar toestand , vertrouwde haar geen enkele zaak van eenig aanbelang toe en nam elke gelegenheid te baat om ze te vernederen, want spoedig had zij begrepen, dat zulke handelwijze der zuster het aangenaamste was.quot; Als men haar hoorde — aldus berichtte zij van Margareta-Maria — dan had zij altoos ongelijk, dan deed zij alleen verkeerd; dan was zij de oorzaak, waarom God anderen kastijdde; daarom bad ze mij gedurig om vergunning tot meer oefeningen van boetvaardigheid. Had ik ze laten begaan, zoo ware zij spoedig onder vasten, waken en lichaamstuchtigingen bezweken.quot;

Uit vreeze alzoo. dat zij hare gezondheid benadeelen mocht, verbood Mr. Greyfflé haar het uur van overweging Donderdagsnachts met het aangezicht ter aarde en uitgestrekte armen te doen. Daarop, onbewust van de rede, die haar tot dit vreemde uur van gebed, tijdens de nachtrust der anderen aandreef, ontzeide ze 't haar geheel en al. Margareta-Maria gehoorzaamde en zweeg; spoedig evenwel boodschapte zij der moeder in naam van haren Bruidegom, dat Hij hierover ontevreden was en dit op eene gevoelige wijze zoude toonen. Niettemin volhardde de overste in hare weigering. Doch toen niet lang daarna, den i^11™ Oct. 1678, eene der voornaf^nste zusters na eene korte ziekte, in hare armen stierf, ej kende zij in dat verlies toch eene kastijding en vergunde zuster Alacoque onverwijld hare wekelijksche oefening van godsvrucht te hervatten. In de geestelijke afzondering, die toen volgde, genoot de Bruid des Heeren weder in zoo ruime mate de liefdebewijzen van den

4

-ocr page 78-

74

Bruidegom, dat zij genoodzaakt werd met den H. Fran-ciscus Xaverius uit te roepen: «Genoeg Heer, het is genoeg 1quot; Doch Jezus antwoordde haar: ))Eet endrink van de tafel Mijner genoegens, gij hebt verfrissching en versterking noodig om met moed verder te gaan. Een lange en moeielijke weg ligt er voor u. Gij zult nu en dan eens adem moeten halen en ruste nemen in Mijn hart, dat u altoos een veilig toevluchtsoord blijven zal.

«Wanneer Ik u te kennen geef, dat Mijne gerechtigheid op de zondaars vertoornd is, nader gij dan tot de H. Tafel en aanbid Mij zetelend op den troon van uw hart. Wedersta Mij dus niet, want gij moet Mij als werktuig dienen om de harten der menschen voor Mij te winnen.quot;

— Maar ik begrijp niet, mijn God, hoe dit kan geschieden, — hernam zij.

— Door Mijne almacht, die alles van niets heeft gemaakt. Gedenk dat gij Mij behoort, zoodat u niets overblijft: daarentegen is mijn Hart ter uwer beschikking, en moogt gij de schatten daarin besloten vrijelijk uit-deelen, aan wie gij wilt. Doch wees er niet karig meê; want ze zijn oneindig.

sik heb nog een groot en zwaar kruis op uwe schouders te leggen, doch vrees niets, Ik ben machtig genoeg om u te ondersteunen. De duivel wil uwe deugd lieproeven, doch Ik zal hem alleen toelaten u lastig te vallen met die bekoringen, waarmede hij tot Mij kwam in de woestijn; maar vertrouw op Mij, Ik blijf u beschermen.quot;

Wat later, toen de inwendige vreugde weer plaats had gemaakt voor bittere smart, kwam de Verlosser en sprak tot Zijne Bruid: «Wees getroost, mijn kind. Ik zal een

-ocr page 79-

75

trouwen wachter aan uwe zijde stellen, opdat de duivel niets tegen u vermogen zou.quot;

Sinds zag zij, wanneer Jezus haar niet met zijne tegenwoordigheid vereerde een engel naast zich, die zich aldus bij haar bekend maakte: «opdat gij de liefde uws Bruidegoms begrijpen zoudt, heb ik u mee te deelen, dat ik een der engelen ben, die het dichtste staan voor den troon des Allerhoogsten en het meest gewaar worden van den gloed uit Jezus' goddelijk Hart. Wees op uwe hoede — ging hij voort — dat Satan zich niet aan u voordoe onder mijne gedaante, en bid daarom by elke verschijning: »;w signnm: door het teeken des Kruises o Heer! Verlos ons van onze vijanden?quot; Zoo hebt gij nooit bedrog te vreezen.quot;

Wanneer de Bruidegom haar zelf verscheen, miste zij den engel aan haar zijde. Eens dat zij Jezus hiervan de reden vroeg, antwoordde Hij: »nu ligt hij in het stof gebogen en aanbidt Mijne goddelijke majesteitquot; en zij zag hem in die houding aan baars Konings voet.

Tegen liet einde van datzelfde jaar 1078 eischte de goddelijke Zaligmaker, dat zij een schriftelijk Testament zou maken, waarbij ze Hem zichzelve, haar arbeid en lijden afstond, benevens al datgene wat ten haren voor-deele mocht worden geleden of verricht. Zij moest hare overste, of zoo deze weigerde, P. de la Colombière te Londen, verzoeken dit Testament voor haar te schrijven. Doch moeder Greyffie leende zich gewillig tot 'net opstellen der bedoelde akte, die zij ook onderteekende: 31 December 1678 zuster J'eronne Rosalie Greyfjié. De erfmaakster zelve schreef hieronder: Zuster Margareta-Maria, leerlinge van Jezus' Hart. Daarna sneed zij met

-ocr page 80-

76

een pennemes den naam Jezus op hare borst en schreef met het bloed dier wonde op woordelijke ingeving van haar hemelschen Bruidegom: »Ik maak u erfgename van mijn Hart en al de schatten daarin verborgen, en dit voor tijd en eeuwigheid. Tevens beloof ik u, dat het u nooit aan hulp ontbreken zal, zoolang het mijn Hart niet ontbreekt aan macht. Gij blijft er de leerlinge van en de Welbeminde.quot;

De Overste, die het Testament had opgemaakt, beloofde Hij gelijk vroeger aan de H. Clara van Montefalco, dat elk harer daden verhoogd zoude worden door Zijne oneindige verdiensten.

Na zulke verzekeringen van des Bruidegoms liefde en bijstand, mocht de Bruid wel in staat geacht worden om den aanvallen des duivels het hoofd te bieden.

»Zeg dat die steenen brood worden,quot; herhaalde hij haar en kwelde ze met een onuitstaanbaren honger; daarbij bracht hij haar alles voor den geest wat den smaak prikkelt en eetlust wekt, zoodat zij schier op niets anders hare gedachten vestigen kon. Met onbeschrijfelijke moeite hield zij het uit, tot de huisklok haar met de zusters aan het middagmaal riep. Dan mocht zij voedsel nemen, maar 'twas haar onmogelijk, alles walgde haar, en met tegenzin nuttigde zij eene enkele bete. Doch nauwelijks had zij met de anderen de eetzaal weer verlaten, of de vreesdijke honger van 's morgens begon op nieuw, en klom in hevigheid tot 's avonds wanneer de walging van 's middags weer opkwam. Dit alles openbaarde de ootmoedige hare overste. »Welnu — klonk het bescheid — kom mij telkens waarschuwen, wanneer

-ocr page 81-

77

gij behoefte gevoelt om te eten.quot; Zij gehoorzaamde, hoe pijnlijk dit bevel haar viel.

— Eerwaarde moeder ik verga van honger!

— »Goed zuster, eet dan van middag aan tafel gelijk de andere zusters, en zoek toch niet door zonderlingheid de aandacht te trekken.quot; Of wel de overste sprak: »Als gij u dan niet voegen wilt naar den kloosterregel, ga dan aan de zuster in den refter een stuk brood vragen.quot; Zoo wist de Overste Margareta-Maria altoos te geven wat haar het liefst was: beschaming, smaad en vernedering.

Aan die bekoring paarde zich het »werp u van boven neder,quot; ofschoon in anderen zin tot Jezus gezegd. De gedachte namelijk, dat zij verloren moest gaan, dat alles bedrog was en Jezus' liefde verre van haar, pijnigde haar zonder ophouden. Alzoo tot wanhoop aangezet, vluchtte zij naar de Overste, die haar volgens den raad des wijzen mans met goedheid ontving en sprak of schreef, opdat ze het in de hitte van den strijd lezen en herlezen konde: »Ik bid onzen Heer Jezus Christus, den almachtigen Zaligmaker, den storm in uw gemoed te bezweeren. In Zijnen naam zeg ik u: wees gerust, uwe ziel behoort den Heer, en Hij is het erfdeel uwer ziele; ondanks uwe vijanden zult gij Hem eeuwig aanschouwen en bezitten, wanneer gij hier voor Hem lijden wilt, wat Hij u overzendt.

»Eet wat u aanstaat, wanneer gij met de zusters aan tafel zijt, en verdraag buiten dien tijd den honger met geduld. Verneder u voor God in uwe bekoringen, vertrouw op Zijne hulp en genade en laat uw vijand leven maken zooveel hem lust.quot;

-ocr page 82-

7R

Bemcedigend woord uit den mond eener Overste voorwaar ; dat zij het had mogen hooren bevestigen door P. de la Colombière, die haar in meer hachelijke omstandigheden had getroost! doch hij beantwoordde hare brieven niet eens: zijne gezondheid was door overmatigen arbeid geknakt. Zij schreef hem, dat hij nog veel te lijden zou hebben voor den naam van Jezus, daarom rekende hij op een spoedig herstel en toenemenden arbeid, maar niet deze was de bedoeling Gods — gevoeliger lijden zou hem treffen. Haat en laster schoten hun giftigste pijlen op hem af. Men sprak van oene samenzweering tegen het leven van Koning Karei 11: de Jezuïeten — wie kon het anders verwachten ?—hadden de draden in de hand. P. de la Colombière werd voor den rechter gedaagd. In onverstoorbare kalmte bad hij, onder de onbescheiden blikken eener nieuwsgierige menigte, zijne getijden voor de gerechtszaal, tot hij werd binnen gelaten. Even rustig nam hij op de bank der beschuldigden plaats. Toen hij de valsche aantijgingen eerst zwijgend had aangehoord, bekende hij het laatste wat hem als misdaad werd aangerekend ; meerdere Protestanten te hebben bekeerd en een dezer aanmoedigend te hebben toegevoegd: sKoning Karei II is zelf Katholiek in zijn hart.quot; Daarom werd de Pater in den kerker geworpen en na twee maanden door tusschenkomst van 't Fransche hof wel ontslagen, doch als een gevaarlijk en verdacht persoon uit Engeland verbannen.

Den 28sten Januari 1679 bood hij in een schrijven uit Parijs, den Provinciaal van Lyon zijn dienst weder aan. »Het is mij leed, dus eindigde hij het verhaal zijner jongste lotgevallen , dat ik ten uwent terugkeer in een toestand,

-ocr page 83-

79

die mij niet zal veroorloven dit jaar veel te werken.quot; Hij mocht zoo spreken , want hij leed sinds lang aan een borstkwaal, de ontbering der gevangenis , de aandoeningen van het vertrek, het afscheid van Engeland, de overtocht in het barre wintergetij, maar bovenal de smart in zijn apostolischen boezem over het verlaten van het veld zijns ijvers, waar het eerste zaad door hem geworpen, begon te ontkiemen, hadden hem herhaalde bloedspuwingen veroorzaakt.

De Provinciaal riep hem naar Lyon , waar hij met de geestelijke leiding der jonge religieuzen zou worden belast. Op zijn reize derwaarts in Maart '79 vertoefde hij acht dagen te Paray en zag met vreugde dat zijn arbeid hier niet verwaarloosd was. Nauwelijks had hij den voet in het klooster der Visitatie gezet, of moeder Greyffié, raadpleegde hem over Margareta-Maria. sik voor mij,quot; was zijn antwoord, «twijfel geen oogenblik, of hetgeen in haar geschiedt, is het werk van God. En al was het ook inbeelding en bedrog, — vervolgde hij glimlachend, — wat zou het nog, indien gelijk hier de gevolgen even goed zijn als van hetgeen uit den hemel is ? Qoch hier kan geen inwerking des duivels wezen, of hij moest zich zeiven bedriegen, want ootmoed, eenvoudigheid, stipte gehoorzaamheid en liefde voor versterving zijn toch te zamen de vruchten van den geest der duisternissen niet.quot;

Als eene gunst verzocht nu de Pater om zuster Ala-coque nog eens in den biechtstoel te spreken. Zij kwam; was het wonder dat ze er een geruimen tijd bleef? Zij had zooveel raad te vragen: zooveel opbeuring noodig. Doch de zusters hadden het bespeurd

-ocr page 84-

80

en vielen er haar hard om, zoodal do moeder' 's anderendaags in liet kapittel weer eene schoone gelegenheid had om haar te berispen. »Elk ander,quot; getuigde Mr. Greyffié na den dood der gelukzalige, »zou mij in hare plaats herinnerd hebben, dat zij niet gevraagd had om den Pater te spreken, dat ik haar zelf geroepen had, doch zij, eener goede huishoudster gelijk, beschouwde die vernedering als winst en zweeg vol geduld en zachtheid.quot; Was het dan ten onrechte, dat P. de la Colombière schreef: »Ik heb zuster Alacoque maar één bezoek kunnen brengen, doch het heeft mij uitermate getroost. Ik vond ze nederig en onderworpen als altijd, vol liefde voor kruis en verachting.quot;

Na het vertrek van den Pater verscheen de goddelijke Zaligmaker weer aan Zijne Beminde en noodigde haar uit in de eenzaamheid te gaan van Zijn H. Hart, daar zou ze nieuwe lessen en verlichtingen ontvangen. Ter eere van zijne onthouding in de woestijn moest zij vijftig dagen vasten op water en brood. De Overste weigerde haar die vergunning. »Vraag dan,quot; hernam Jezus, som ten minste in dien tijd niet te drinken ter gedachtenis van den dorst mijns Harten naar de bekeering der zondaren.quot; Deze versterving, veel zwaarder dan de vorige uithoofde van den gloed, die haar binnenste verteerde, werd haar zonder moeite toegestaan. Na éenigen tijd gebood men haar te drinken, en toen zij gehoorza mul had, liet de Overste haar de vijftig dagen ten einde brengen.

Het was November, en de insnijding van Jezus'naam op hare borst bleek sinds Januari bijna genezen. Zoodra ze dat bemerkt, neemt ze een brandende waskaars en vernieuwt met de vlam den indruk van het staal. Hieruit

-ocr page 85-

81

ontstonden evenwel zoo vreeselijke kwetsuren, dat de roekelooze den eersten dag harer afzondering zich verplicht rekende hare overste te zeggen, wat zij gedaan had-

— Ik zal er eens naar laten zien — dus besloot de overste hare bestraffing »het zou kwade gevolgen kunnen hebben.quot; Margareta-Maria huiverde bij dat woord. Zy vluchtte naar de kapel en bad: »0 mijn eenige liefde, zult Gij toelaten, dat anderen zien wat de liefde voor U mij gedaan heeft? Zijt Gij niet machtig genrfeg om mij zelf te genezen?quot; Jezus beloofde het en 's anderendaags was alle pijn geweken.

Doch vooraleer zij dit der overste melden kon, kwam zuster Maria-Magdalena des Escures met bevel van de moeder om hare wonden te laten zien. »Maar ik ben genezen! juichte zij en weigerde wat haar gelast werd, om zelf kennis van het gebeurde te gaan geven. Hier ontving zij evenwel eene strenge berisping; eeneH. Communie werd haar ontzegd, en ze moest hr.ar borst ver-toonen aan de zuster, die er geen kwetsuren, maar Jezus' naam in drooge korsten van oude wonden op geschreven vond. Eindeloos pijnlijker evenwel viel haar de kastijding, die Jezus zelf Zijne Beminde gaf. Vijf dagen lang hield Hij zich voor haar verborgen, en geen spoor van zijn H. naam bleef achter op hare borst.

Nu werd zij ten tweede male bij de kinderen geplaatst als leermeesteresse, en hoe hard en zwaar die bediening haar viel, zij volbracht ze met geduld en volhardende liefde. Had zij weer minder tijd om in de kapel te vertoeven, Jezus wist hare offers zoo mild te beloonen, dat zij tot alles even bereid was. Op Hemelvaartsdag zag zij boven het altaar een stroom van hemelsch licht; daaruit

-ocr page 86-

82

trad Jezus op haar toe met de woorden: »Mijnkind,Ik heb uwe ziel uitgekozen om Mij een hemel op aarde te zijn, en uw hart zij de troon Mijner goddelijke liefde.quot; Zalig bewustzijn voor Margareta-Maria, doch hoe vreemd naar menschelijke opvatting! eene zware koorts hield haar wederom weken lang aan het ziekbed gekluisterd. 28 Juni, daags voor H. Sacramentsdag, bezocht haar de overste.

— Mag ik morgen opstaan en naar de H. Mis komen;

De moeder zweeg een pooze nadenkend.

— Och als u het wil hernam de zieke, dan wil O. L. lieer het ook en zal mij wel krachten geven.quot;

De ziekenzuster ontving bevel haar den volgenden morgen te doen ontbijten en na afloop der getijden in de H. Mis te brengen. Zij deelde dit der kranke mee.

— Maar ik zou gaarne tot de II. Tafel naderen, vraag dat eens voor me!

üe zuster beloofde — en vergat het; ze kon liet ook morgen nog vragen vóór de Mis. 's Anderendaags is zuster Alacoque vroeg op en gekleed om aanstonds naar de kapel te gaan; eerst moet de ziekenzuster nog vergunning aan de overste vragen; terwijl zij de eene deur uit gaat, komt de moeder de andere binnen en vindt de zieke al gekleed en gereed. Geen wonder, dat een verwijt van eigenzin en ongehoorzaamheid volgde; de ootmoedige verdroeg het zwijgend met neergeslagen oogen en kalm gelaat. »En nuquot; besloot de overste »gaat gij naar de II. Mis en te Communie, en daarna brengt ge uw beddengoed weer op uw cel en volgt weer in alles de orde met de zusters, vijf maanden lang, zonder in al dien tijd een voet hier te zetten, tenzij om anderen te verplegen.quot;

-ocr page 87-

83

Onder bede om vergiffenis beloofde zij gehoorzaam te zullen zijn, de Bruidegom hechtte zijne goedkeuring aan dat bevel der moeder — doch vijf maanden later zou haar lijden op nieuw beginnen. Zoo geschiedde 't na eene lichaamsgezondheid die haar veroorloofde alles meê te doen van 20 Juni tot 20 November 1680. Toen eindigde zij haar retraite om een dubbel hevig lijden met blijdschap te omhelzen. Nu schreef zij aan haar voormalige overste Mre. de Saumaise, hoe de Bruidegom haar in den laatsten tijd met buitengewone gunsten bevoorrecht had, ofschoon zij voor zich hier beneden de voorkeur gaf aan verachting, smarten en kwelling die de kostbaarste schatten van Jezus' Bruiden zijn. ))Bid hem, dierbare moeder, dat Hij mij er geen oogenblik van beroove in de vervulling van Zijn H.wil, Die goddelijke wil blijkt ook uit het aanhoudend lijden van P. de la Colombière. Want toen ik hem laatst der goddelijke goedheid aanbeval, werd mij gezegd: de dienaar is niet boven zijn meester, ener is voor hem niet beter dan de gelijkenis met zijn Verlosser; schijnt zijne gezondheid ook tot Gods eere te zullen strekken, zoo doet zijne ziekte zulks nog meer, want er is een tijd van lijden en een tijd van werken, een tijd van zaaien, en een tijd van besproeien en aankweeken.quot;

Daarom bleef zuster Alacoque gelaten in het lijden van den man, die haar eens door God als huipe was toegewezen. Omstreeks Augustus '1G81 kwam de Pater weer te Paray; niet als arbeider in 's Heeren wijngaard, niet als raadsman voor Margareta-Maria, doch als een kwijnende teringlijder, wien de geneesheeren verandering van lucht hadden voorgeschreven. Maar kwam de Pater haar ook niet bezoeken in het klooster, of troosten in haar strijd, de

-ocr page 88-

84

Bruidegom zelf was haar genoeg. Op een vrijdag dat ze Hem in de H. Communie ontving, sprak Hij haar toe: »mijn kind Ik kom in liet hart, dat Ik u gegeven heb opdat de liefdegloed van het uwe Mij vergoeding geve voor de beleedigingen, die Ik van zoo vele koude en onverschillige harten in het H. Sacrament des altaars te verduren heb.quot;

Toen in het najaar de tijd harer geestelijke afzondering daar was, lag zij weer ziek te bed. Niettemin beval de overste: «Sta op zuster, begin uwe retraite ik laat u over aan de behandeling van Jezus Christus, die Hij u geleide geneze en besture volgens Zijn heilig welbehagen.quot; Niettegenstaande haar felle koorts verliet zij het bed op de ziekenzaal en keerde in hare cel, waar zij bibberend van koude, machteloos ter aarde zonk. Doch ziet, Jezus staat aan haar zijde, heft ze op van den grond en spreekt: »Zoo zijt ge dan aan Mijne zorgen toevertrouwd; welnu Ik zal u gezond terug geven aan uwe overste.'' De ziekte had voor een volkomen welstand plaats gemaakt, enblij-der afzondering dan deze had zuster Alacoque nog nooit beleefd; Jezus, Maria en Franciscus de Sales hielden haar beurtelings gezelschap in hare eenzaamheid.

De toestand van P. de la Coloinbière verbeterde echter niet in de zes maanden, die hij te Paray verbleef. De geneesheeren spraken van de lucht zijner geboorteplaats, Vienne in Dauphine; en de oversten vonden er geen bezwaar in, dat de broeder des kranken hem te Paray zou komen afhalen om ten zijnent de idterste middelen te beproeven. Het vertrek was al bepaald op 29 Januari 1682, toen eene dame uit de stat! die tijding aan Mar-gareta-Maria berichtte. Zeg hem was haar antwoord, dat

-ocr page 89-

85

hij blijve, indien zijne overster: er nog vrede mee hebben.quot; Toen de Pater dit vernam, zond iuj dezelfde Mej. Bisefrand terug met een briefje, waarin hij de reden vroeg, waarom? Zuster Alacoque neemt een pen en schrijft op de keerzij deze woorden: »Hij heeft mij gezegd, dat Hij hier het oiïer van uw leven wil.quot; De Pater veranderde zijn plan. Eenige dagen van ernstige ziekte volgden en den 15dun Februari 168'2 had hij het ofler zijns levens te Parav gebracht. Toen Margareta-Maria het vernam, sprak zij tot haar berichtgeefster op droeven toon; sbid voor hem en laat voor hem bidden. Weinige uren later schreef zij haar: ïdroog uwe tranen, roep hem gerust aan, hij is machtiger dan ooit om u te helpen.quot;

Met nauwlettend ocg sloeg de overste de zuster gade, die haar besten vriend verloren had, — doch geen trek van leedwezen of smart teekende rouw op haar gelaat, sWaarom vraagt ge mij niet — begon de moeder zelve — boetplegingen voor dien Pater te doen?quot;

»Och! hij heeft het niet noodig, hernam ze blij, hij kan beter voor ons bidden , want door de goedheid van het goddelijk Hart van Jezus zit hij hoog in den hemel; alleen om te boeten voor kleine onachtzaamheden in de beoefening der liefde Gods, is zijne ziel verstoken geweest van Gods aanschouwing sinds zijn dood tot de begrafenis.quot;

Nog rust het overschot van dien heiligen priester in de schaduw van liet klooster, waar hij door Jezus zelf tot apostel van zijn H. Hart werd aangewezen; en talrijke mirakelen verheerlijken zijn nederig graf.

-ocr page 90-

86

V.

EE NOVICEN MEESTERES,

In de Vastenavonddagen, die na den dood van Pater de la Colombière spoedig volgden, verscheen de heraelsche Bruidegom aan Margareta-Maria in de gedaante van Ecce Homo, beladen met Zijn kruis, overdekt met wonden en kwetsuren, waaruit het bloed langs alle kanten afdroop. )gt;Is er dan niemandquot; vroeg Hij, »dio medelijden met Mij heeft en deel wil nemen aan Mijne smarten in den droe-vigen toestand, waarin de zondaars Mij vooral deze dagen brengen?quot; Weenend wierp de welbeminde bruid zich aan Zijn voeten en bood zich zelve aan. Toen was het of een zwaar kruis bezet met scherpe punten op hare schouders nederkwam. Meer dan ooit begreep zij nu de boosheid der zonde en had duizendmaal de hel verkozen boven het plegen van een enkele doodzonde met vrijen wil. Maar dat kruis te dragen, was niet genoeg, gaf Jezus haar te kennen; zij moest er aan gehecht worden als Hij, om Zijne gezellin te wezen, en deel te hebben aan Zijne smarten. Zijn smaad en verguizing.

»Ik geef mij over Heer, doe met mij naar Uw welbehagen,quot; bad zij en gevoelde op hetzelfde oogenblik de grievendste pijn in hare ledematen. Doch die smart verminderde allengs en van Asschewoensdag af had zij weer

-ocr page 91-

87

kracht genoeg om de kerkelijke vasten te onderhouden. Telkens wanneer de Bruidegom haar nieuw lijden wilde overzenden, gaf Hij haar eerst zooveel troost en hemel-sche zoetheid te smaken, dat zij uitriep: o mijne liefde ik offer U die genoegens op, bewaar ze voor zielen, die er U beter mede verheerlijken; voor mij zijt Gij genoeg op Uw kruis, daar wil ik U beminnen om Uwe liefde alleen.quot;

Op Witten Donderdag kwam zij hare overste vragen den nacht te doorwaken voor het Allerheiligste. De Moeder dorst het niet toestaan uit vrees voor hare gezondheid, Om ze toch iets te geven, veroorloofde zij haar te gaan bidden des avonds van acht tot tien uren. In dank nam zij dit aan, maar bad er te mogen blijven: «een deel van den nacht zal voor u zijn, het andere voor mijne lijdende vriendinnen — de zielen in het vagevuur. De Moeder gaf eindelijk toe, om half negen knielde zij neder in het koor en bleef er ondanks de strenge kou bewegingloos als een beeld, met saamgevouwen handen. Eetiige uren later komt zuster La Garde in de kapel en fluistert de biddende in het oor: «Moederzegt, u moest wat bij het vuur gaan zitten.quot; Onverwijld buigt Margareta-Maria zich ter aarde, staat op en gaat in de kamer, waar het vuur nog brandde; doch na een kwartier herneemt zij hare plaats in het koor tot 'smorgens zeven uren. Later verhaalde zij de moeder, hoe zij in dien nacht Jezus' smarten in Gethsemane had gedeeld, zoo zelfs, dat ze meende te sterven.

lloe ongeloollijk het ons voorkomt, het lijden was en bleef haar dierbaar; lijden naar het lichaam in telkens wedeikeerende ziekte: lijden naar de ziel in het besef van de verfoeielijkheid der zonde, doch wat haar het

-ocr page 92-

88

liefste bleek was lijden in hare eer dooi- vernedering en verachting.quot; sOnbekend en vergeten zijn, of door wie mij kennen, veracht, daarin vind ik mijn lust en mijn troostquot;, zoo schreef ze aan haar biechtvader, die haar gelast had den toestand heurs harten op schrift te openbaren. Doch zij sloot haar brief met de betuiging der vrees, dat er in dien dorst naar lijden misschien ijdelheid lag, dat zij de prooi was van listen des duivels, »zeg me toch oprecht, Pater, wat u daarvan dunkt.quot;

Een gevolg van dat verlangen naar onbekendheid was haar bijna onoverkomelijke afkeer van brievenschrijven en bezoeken ontvangen. Geene plaats in huis, waar zij zoo ongaarne, zoo gedwongen binnentrad als de spreekkamer, en toch, zij werd er meer dan anderen geroepen. Men wist in het stadje Paray meer dan zij vermoedde van hare heiligheid; Mr. Billet , de geneesheer des huizes had er het zijne toe bijgebracht, doch Pater de la Colombière niet minder.

In de maand April van 1684 werd eene der kostleerlingen Antoinette-Rosalie de Sennecé door een aanval van beroerte getroffen en lag daar buiten kennis, in doodsgevaar. Pas dertien jaren oud en een engel van reinheid en godsvrucht, scheen ze wel rijp voor den hemel. Doch wie haar lief hadden — en zij was de oogappel harer ouders en de vreugde van het huis — viel het hard haar zonder de H. Teerspijze te zien sterven. Zuster Margareta-Maria ontving bevel te gaan bidden, dat de kleine bij kennis komen mocht om ten minste den troost der laatste H.II. Sacramenten te genieten. Zij gehoorzaamde, sen de Koning mijner zielquot; dus verhaalt ze zelf «beloofde mijn gebed te verhooren op voorwaarde, dat ik

-ocr page 93-

89

Hem eene drievoudige bolofte deed. Vooreerst nook eene bediening in hot klooster te weigeren; ten tweede geen afkeer te toonen van de spreekkamer; eindelijk niet verzuimen te schrijven. Toen ik dit hoorde ging er mij eene rilling door de leden, om den afkeer, dien ik te overwinnen had. »Heer!quot; riep ik uit, »wat kent Gij mijne zwakke zijde! doch ik zal vergunning vragen.quot; Mijne overste gaf ze en liet mij aanstonds die belofte doen. Helaas! hoe dikwijls ben ik er nog ontrouw aan geweest, want die belofte nam mijn tegenzin niet weg: die duurde heel mijn leven.quot;

Niettemin werd de zoo duur gekochte gunst aanstonds ontvangen. Antoinette opende de oogen en ontving de genademiddelen der K. Kerk. Toen openbaarde zij, dat ze sinds haar zevende jaar belofte van maagdelijkheid gedaan had en verzocht nu vóór haar sterven de kloostergeloften uit te spreken. Wie had die bede kunnen weerstaan? De dertienjarige wijdde zich met stervende lippen toe aan den Beminde barer ziel en ontsliep in Zijne omhelzing. Zij werd begraven in het kloosterhabijt.

In de volgende maand eindigde het zesjarig bestuur van Moeder Greyffié te Paray en onmiddellijk werd zij gekozen tot overste van Sémur. Marie-Christine Melin volgde haar op en bekwam Margareta Maria als Assistente. Deze had immers pas beloofd, geen enkele bediening in het klooster te weigeren? Niettegenstaande hare verhef-Ong bleef zij vol dienstvaardigheid voor ieder, die hare hulp inriep, en niet zelden zag men haar met de werkzusters hout halen of in den keuken bezig. Eens dat ze het koor veegde, kwam eene zuster haar roepen. Zij gaat onverwijld zonder zich den tijd te gunnen het veeg-

-ocr page 94-

90

sel op te nemen. Maar de kloosterklok luidde het uur der getijden, voor ze had kunnen terugkeeren, en tot hare beschaming vonden de zusters het koor nauwelijks half gedaan. Zoo liet haar Bruidegom toe, dat zij met liefdediensten vernederingen won, haar kostbaarste belooning.

Hare geestelijke afzondering droeg dit jaar de blijken der zeldzaamste gunsten van den Welbeminde harer ziel. »Reeds den eersten dag — zoo schreef ze — vertoonde Hij mij Zijn Hart als een brandend vuur, waar ik mij voelde ingeworpen en doordrongen van zoo hevigen gloed, dat ik meende tot asch te vergaan. Hij sprak: sdit is het goddelijk vagevuur Mijner liefde, waar gij moet gelouterd worden, daarna zal ik er u een verblijf van licht in doen vinden, en dan van vereeniging met Mij.quot; Dit geschiedde in mijne eenzaamheid op zulk eene wijze, dat ik soms niet meer wist, of ik op aarde of in den hemel'was. Zoo doordrong mij de tegenwoordigheid van mijn God, en aan mijne zonden kon ik met denken. Doch in den nacht vóór ik biechten moest, ontwaakte ik op eens en zag daar al mijn zonden als geschreven voor mij staan. Ik had ze maar te lezen in de biecht, maar deed het met zooveel tranen van berouw, dat mijn hart scheen te breken van leedwezen, dewijl ik de oneindige goedheid, die ik nu zoo duidelijk voor mij zag, bedroefd had door mijne zonden. Mijne smart nam toe in onuitsprekelijke hevigheid; geene boetpleging, geen foltering, die ik niet gewillig op mij hadde genomen; doch het allergrievendste was, dat ik na die drie dagen nog niet tot de H. Tafel naderen mocht. Eindelijk gi-ig mij het beloofde verblijf van glorie en licht open: daar

-ocr page 95-

91

werd ik onwaardige met zoo vele gunsten overstelpt, dat een uur dier vreugden mij voldoende scheen om al het lijden der martelaren te beloonen.

sToen deed mij de Heer in de overmaat Zijner liefde gevoelen »dat Hij me bestemd had eene voortdurende hulde te brengen aan Zijn leven van offer in de H. Eucharistie; mijn leven moest liefde, aanbidding, vernietiging en gelijkvormigheid zijn met het leven des doods, wat Hij leidt op onze altaren, naar dat voorbeeld moest ik mijne beloften vervullen en onthecht zijn niet alleen van de gemakken en genoegens des levens, maar los van elk vezelt je van eigenbelang. Gehoorzaam aan alle oversten in alles en zonder weerzin te toonen, in navolging van Hem, die op het woord van iedereu priester zich tegenwoordig stelt onder de nederige gedaanten , en zich brengen laat ook tot diegenen, wier hart door groote zonden is besmet.quot;

Zij maakte dan voornemens overeenkomstig dat verlangen van den Bruidegom, maar beefde voor de uitvoering. Doch op het oogenblik der H. Communie gaf Jezus haar te verstaan, dat Hij zijn verborgen leven van offer en vernietiging kwam afdrukken in heur hart, en haar krachten zou geven om te doen, wat Hij van haar verlangde. Dienzelfden dag verscheen haar de H. Maagd met het goddelijk Kind op den arm. »Ziedaar!'' sprak de hemelsche Moeder met zoete stem, ))Hij zal u leeren wat gij moet doen;quot; en zij reikte haren lieveling aan Margareta-Maria over. Deze waagde 't Hem te liefkozen en te omhelzen — en Jezsus liet het toe. Toen zij eindelijk ophield, vroeg Hij: oZijt go nu tevreden? Dit diene u voor altoos tot eene les: zoo als Ik Mij aan u

-ocr page 96-

92

gaf, moet gij u aan Mijne beschikking overlaten ; of Ik u liefkoze of foltere, ge behoort aan Mij.quot;

Sinds gevoelde zij zich in eene gelukkige onmacht om weerstand te bieden aan de leiding van haar Beminde.

Toen zij nu hare geestelijke afzondering verliet, lag de novicen-meesteresse ernstig ziek. Aller oogen waren op de Assistente gericht; de novicen scliroomden zelfs niet haar verlangen te uiten, en sommige geprofeste zusters hadden gezegd: als zij het wordt, vraag ik om weer in t noviciaat te komen. De overste zag in dien algemeenen wensch den wil des Hemels, en Margareta-Maria , door buitengewone gunsten voorbereid, werd belast met de leiding der zeven, die novicen waren, of de oefeningen van het noviciaat nog zouden volgen.

De nieuwe meesteres begreep hare taak, begreep dat de toekomst van het klooster haar was toevertrouwd maar bovenal, dat de Bruidegom haar in dien werkkring geplaatst had om aan anderen in te boezemen, wat zij haar gelukkigst aandeel rekende : de kennis en vereering van het goddelijk Hart. Hare zachte en vriendelijke manieren wonnen al aanstonds het vertrouwen der novicen, di£ ze toch ook voor meesteresse hadden gevraagd, omdat zij eene beminnelijke heilige scheen. Wie om ongesteldheid de ziekenzaal moest houden, kon er op rekenen, dat de goede meesteresse, wanneer ze niet met moederlijke teederheid bij de kranke zat, in eigen persoon dezer arbeid verrichtte.

Met den meesten ijver bestudeerde zij ieders aanleg en neigingen om ze te leiden volgens hare behoefte. Allen zonder onderscheid trachtte zij eene groote liefde in te storten voor den religieuzen staat en te doordringen van

-ocr page 97-

93

de noodzakelijkheid der versterving van zintuigen, geest, oordeel, eigen wil, geaardheid en driften, ten einde ware dochters der Visitatie te worden. sWantquot; zeide zij ))de grondslag onzer Congregatie is de Calvarieberg; in navolging van den Gekruisigde moeten de zusters zich-zelve en al wat in haar is aan het kruis der zelfverloochening vast hechten.quot;

Maar de grootste lof, welken zij verdiende, was dat zij tot geene enkele deugd opwekte, waarvan zij tevens niet het voorbeeld gaf. Omstreeks de Vasten van het jaar 1685 kreeg zij de fijt, leed al de smartelijke gevolgen daaraan verbonden, — en niemand van allen die met haar leefden, beeft een klacht van hare lippen gehoord; doch in een brief uil die dagen aan Moeder Saumaise gericht, kon ze nog schrijven: «Gezegend zij de Heer, die nog zoo goed is, dat Hij mij begunstigt met het kruis, mijne glorie!quot;

Gedurig wekte zij hare novicen tot edelmoedigheid op : «laffe zielen zijn niet geschikt voor het klooster, want, wie daar geen onafgebroken strijd wil voeren tegen zich zeiven, houdt het er niet uit.quot; Nooit was het haar te veel de novicen te hooren , die om raad of troost tot haar kwamen, en voor elk had zij een woord overeenkomstig de behoefte van het oogenblik, immers het bleek somwijlen overduidelijk, dat zij wist wat er in de harten der aan haar zorg toevertrouwden omging. Doch van lieverlede zocht zij ze te brengen tot de kennis van het eeuigst voorwerp barer liefde; want in anderen het vuur ontsteken, wat in haar eigen boezem blaakte, was hare taak en levensdoel. Hoe zij zuchtte naar hel oogenblik, dat zij het liefderijke. Hart van Jezus door anderen

-ocr page 98-

94

vereerd en bemind zoude zien. Welk een innig gebed haar voorbereidde er van te spreken. Zij ving aan bij het in God verborgen leven, waarvan de op het altaar wonende Verlosser het heerlijkste voorbeeld geeft. Zij spoorde aan tot ijver en zorg om alle oefeningen van den dag met stipte getrouwheid te vervullen en zóó aan Jezus welgevallig te zijn. Doch telkens kwam zij terug op Zijne liefde voor de menschen, die zoo weinig dankbaarheid en wederliefde ontmoet.

De novicen bespeurden aan den gloed harer woorden, dat het vuur der liefde in haar gemoed behoefte had zich te openbaren en mee te deelen; en zij fluisterden tot elkaar; ))Zij doet als de H. Joannes, die ook altijd van liefde sprak.quot; Toch lag er niets buitengewoons, niets wat onbereikbaar scheen in hare lessen, niets ontmoedi-gends vooral. «Onderhoudt met groote nauwkeurigheid al uwe regelen tot de kleinste toe; zoo wint gij het hart van den Vader, die u zoo teeder bemint. Zoo lang gij Hem trouw blijft, hebt gij niets te vreezen. Bega nooit een voorbedachte fout. Gedenk, dat gij bruiden zijt van een gekruisigden God, en gij Hem dus geheel moet toe-behooren, wil Hij Zijn rijk vestigen in uwe ziel. Zijn rijk is een rijk van vrede in het lijden.quot;

Een andere kon er niet toe besluiten haar hart los te maken van de schepselen. «Vergeet niet, beminde zuster, sprak zij, »dat gij een jaloerschen Bruidegom hebt. Gesn verdeeling: Hij wil alles of niets. Maar Zijn hart is het uwe toch wel waard? Hoe durft ge Hem dan iets betwisten wat Hem toekomt? Inderdaad Hij moet u wel liefhebben, dat Hij uw weerstand nog niet moede is. Kom, verlaat alles en gij zult alles vinden in het beminnelijk Hart van Jezus.quot;

-ocr page 99-

95

Zóó verstond zij die godsvrucht. Zij was haar geen ijdele oefening, maar de in daden sprekende uitdrukking der edelmoedigste liefde, die aan Jezus Christus niets weigeren kan. Zóó volbracht zij den regel van St. Fran-ciscus de Sales, die haar voorschreef den novicen moed in te spreken en geen zwakke, vrouwelijke, overgevoelige, maar eene krachtige, degelijke, edelmoedige godsvrucht te leeren.

Bij dat woord en die les voegde zij de beminnelijkste vertrouwelijkheid. Soms vertelde zij van de beproevingen harer jeugd om op te wekken tot geringschatting van de rampen des levens; nu en dan repte zij met een woord van de gunsten haars Bruidegoms. Eens, dat zij met Margareta Billet door den tuin waudelde, wees zij op eene laan in 't hazelarentoschje en zei: «Bit is een plekje van genaden voor mij, want hier heeft God mij doen kennen wat er een voordeel in het lijden schuilt.quot; Moet het nog opgemerkt, dat de novicen haar lief hadden als eene vriendin en eene moeder, al omgaven ze haar met de eerbiedige vereering aan een heilige verschuldigd? Het feest van St. Margareta — 20 Juli — het feest der beminde meesteresse was nabij. In de vervoering der kinderlijke blijdschap werd er van toebereidselen gesproken dat Margareta-Maria het hoorde. Baar vatte zij aanstonds vuur op en zei: als ge mijn feest wezenlijk plechtig wilt vieren, dan moest gij op dien dag— 'tis juist een vrijdag van 'tjaar — de eer die ge mij anders woudt aandoen aan 't goddelijk Hart van Jezus bewijzen.quot; Bat voorstel vond juichenden bijval. Sinds den vrijdag na quot;t octaaf van H. Sacramentsdag had er in hare gemeenschappelijke kamer een met de pen geteekend prentje

-ocr page 100-

96

van 't H. Hart gehangen — dat zou het middenpunt uitmaken der versiering. 20 Juli kwam, maar voor den dageraad waren de novicen al in de weer met het opslaan van een altaartje in het noviciaat. Daar werd de eenvoudige afbeelding vastgehecht en omgeven met al de bloemen en versierselen, die zij meester konden worden. Om later vrij te zijn, deden zij juist den refter toen de andere zusters opstonden. Was de feestelijke stemming, waarin zij verkeerden of het vooruitzicht der verrassing eener gevierde meesteres de oorzaak, dat het niet in genoegzame stilte geschiedde? De overste kwam zien wat er al zoo vroeg gaande was; doch toen haar alles werd uitgelegd, had zij er vrede mee. Te zeven ure kwam Margareta-Maria in het noviciaat en bleek hoogelijk ingenomen met het altaar. Te midden harer novicen neergeknield , las zij nu eene akte van toewijding voor aan het H. Hart, waarna zij allen verzocht ook yoor zich zelve eene dergelijke toewijding op te stellen, met belofte er voor ieder een woordje onder te zetten. Geheel dien dag zou aan de vereering van het H. Hart zijn toege-heiligd. In den loop van den morgen zendt zij Rosalie Verchère naar de andere zusters met de uitnoodiging de versiering van -'t H. Hart eens te komen zien. De eerste, die zij ontmoette, zuster Maria Magdalena des Escjres, nam het hoogst ernstig op en antwoordde: »Zeg aan uwe meesteres, dat de ware devotie in de stipte onderhouding der regelen bestaat; die moet zij u leeren, en gij beoefenen.quot; Anderen wezen de uitnoodiging scherp af: »'t is niet aan uwe meesteres en veel minder aan jonge novicen nieuwigheden in te voeren, die door de regels verboden zijn.quot; Verlegen en te leur gesteld keert

-ocr page 101-

07

de novice terug; nogtans om de feestvreugde niet te storen, vergenoegt zij zich enkel te zeggen ; ze zullen straks komen, maar eenigen kunnen niet.quot; »Zeg liever, dat zij niet willen hei nam Margareta-Maria kalm, maar vast; »toch,quot; ging zij voort, »zal liet Hart van Jezus ze doen komen! Die er nu het hevigst tegen zijn, zullen de yverigsten er voor worden. Doch Jezus wil alles met liefde, niet met geweld; wij moeten den tijd afwachten door Hem bepaald.quot;

Voor de tegenstrevende zusters is dat woord binnen datzelfde jaar vervuld; wie herhaalt ons die voorspelling, nu er nog verstandigen en braven die ondoordachte tegenwerpingen van twee eeuwen herwaarts nazeggen ?

Enkele zusters kwamen zien, niet uit godsvrucht, maar om den wille der meesteres. Deze vierde echter feest met de eenvoudigen van hart, In aller naam sprak zij eene eereboete uit benevens andere gebeden door haar opgesteld, en ze deed het met zooveel warmte en meesleependen gloed, dat zij allen vermeerdering van geloof en liefde inboezemde, 's Avonds zeide zij tot de novicen: »gij hadt me onmogelijk grooter genoegen kunnen doen dan gij van daag gedaan hebt. Wat zijt^gij gelukkig, dat de Welbeminde zich van u bedient om die godsvrucht te beginnen! Nu moeten wij voortgaan met bidden, dat Hij heersche in aller harten. O laten wij Hem beminnen , maar zonder eenig voorbehoud. Wij zullen alles bezitten in het aanbiddelijk Hart van Jezus, indien wij Hem liefhebben en voor Hem lijden.quot;

Middelerwijl hadden de meer bejaarde en verstandige zusters zich ernstig bij de Overste beklaagd over het ge-

5

-ocr page 102-

100

eersten vrijdag bevolen had om door de verdiensten van Mijn Hart, den Vader voldoening te geven voor de gebreken tegen de liefde. U had Ik Mij uitgekozen dat zoenoffer te brengen, doch als zij u belet naar Mijn wil te doen , dan kies Ik de lijdende zuster tot slachtoffer.quot; Ziedaar beminde zuster wat mij onophoudelijk voor den geest staat en kwelt; vooral terwijl ik vrees, dat het maar eene begoocheling des duivels is , die mij door die Communie tot eene uitzondering wil brengen ; ofwel dat alles enkel inbeelding is, omdat Onze Lieve Heer mij zulke genaden niet bewijzen zal. Ik bid u dus zeg mij uw gevoelen : vraag gij Hem wat ge mij antwoorden moet; of ik het de Moeder moet zeggen, wat ik niet durf, — of dat het niet noodig is. Naar uw woord zal ik doen en trachten er niet meer aan te denken. Verbrand dit papier en bewaar het geheim.quot;

Pe geraadpleegde las het stuk en haalde Margareta-Maria over alles aan de Moeder te openbaren. Zij deed het, wat moeite 't haar kostte. — en de Overste aarzelde niet haar de H, Communie te veroorloven, mits zij voor de genezing der zieke bad. Nu week het gevaar, en de pijnen, waar de geneesheeren geen middel voor wisten, namen af met den dag. Doch hetzij de Moeder slechts éene H. Communie had toegestaan, hetzij de zuster hare vergunning niet langer dan voor ééne maand dorst laten gelden, de genezing bleef uit en de goddelijke Zaligmaker, herhaalde Zijne bedreiging. Zoo verliepen er vijf maanden, tot Margareta-Maria eindelijk, uit medelijden met de kranke, een tweedemaal naar de Overste met de herhaling harer eerste boodschap uit naam van den Bruidegom ging. Toen de Moeder de volste vergun-

-ocr page 103-

101

ning gegeven had, verliet Rosalie Verchére genezen de ziekenzaal. Wie schetst nu de dubbele blijdschap der vrome maagd ? Geen wonder, dat ze haar gevoel niet bedwongen bij de novicen uitriep : «Zusters, onze eenige taak hier beneden is God te kennen en te dienen ; u w deel is het Zijn Hart lief te hebben. Dat is de voorwaarde , waarop ieder van ons zeggen mag: ik zal Hem beminnen en prijzen de gansche eeuwigheid. Doch dan moeten wij Hem beminnen met eene gelijke en standvastige liefde: in droefheid en vreugde en in al de wisselingen des levens.quot;

Somwijlen vroegen de novicen — als konden zij alles zoo niet onthouden — een paar wenken of een raad op schrift. Ondanks haar afkeer van schrijven antwoordde zij dan: »nu goed; ik zal het voor u op papier zetten, maar dan moet gij een blijk van liefde brengen aan het H. Hart.quot; Andere belooning kende zij niet. Zij had ook niemand kunnen beminnen dan om den Bruidegom harer ziel, doch wie Hem geheel wilde toebehooren, kon rekenen op hare vriendschap en liefde.

Van het eerste oogenblik , dat de leiding der jonge religieuzen haar was opgedragen, had de duivel alles in het werk gesteld om haar uit die bediening te verwijderen; maar de goddelijke Zaligmaker had haar beloofd, dat die novicen als het ware de eerste steenen zouden zijn van het heiligdom der vereering Zijns Harten. Op Kerstdag van 1685 gaf Hij ze aan de meesteresse in een oogenblik van opgetogenheid te zien onder het beeld van jonge lammetjes en richtte gelijk eertijds tot Petrus, nu tot haar het woord: »weid Mijne lammeren.quot; Hieruit maakte zij op, dat zij dien post nog een jaar zou blijven

-ocr page 104-

102

waarnemen, en met vernieuwden moed ging zij voort op den ingeslagen weg. Die moed steeg tot fierheid toen zij kort daarop een brief van hare voormalige overste, Mquot;. Greyffié ontving waarin een dozijn afbeeldingen van hare nieuwe schilderij van 't H. Hart. De prentjes waren spoedig uitgedeeld, en zij schreef terug: sUw brief bracht mij in grooter vervoering van vreugde dan wanneer ik alle schatten der aarde gewonnen had. Hoe zouden wij Hem ook niet liefhebben uit alle krachten onzer ziel ondanks de moeielijkheden, die mij zoo als u weet, niet ontbreken, doch mijn besluit staat vast, sterven, of alle hinderpalen overwinnen door het aanbiddelijk Hart.quot;

Had Mre. Greyfllé zelve in het klooster van Sémur het zaad gestrooid, zoodat zij nu reeds met Paray-le-Monial in eerbewijzingen voor het H. Hart mocht wedijveren? Zij had aan tafel het boek laten voorlezen, waarin P. de la Colombière het ontluiken dier devotie beschrijft; en die schets, gevoegd bij de faam van heiligheid welke dien naam omgaf, had de zusters opgewekt en eene dezer bovendien de teekenpen in handen gegeven om het H. Hart van Jezus anderen aanschouwelijk te maken. Doch ook in Paray was dat boek geen vreemdeling, ook daar had het gesticht en opgewekt, een enkele maal slechts één der zusters verlegen maar velen blij gemaakt. Immers toen zij, die de lezing hard op deed, gekomen was, waar er sprake kwam van een heilige persoon, dieP.de la Colombière alles had voorzegd, wat hem in Engeland wachtte, bemerkte een jonge novice, Péronne la Farge, dat zuster Alacoque verbleekte en de oogen nedersloeg. Na tafel kon zij hare ontdekking, die door anderen gedeeld bleek, niet zwijgen, en met de kinderlijkste lucht-

-ocr page 105-

103

hartigheid riep ze luid: »Nu zuster, u heeft er van middag ook van gehad, de Pater duidt u zóó uit dat men zich niet vergissen kan.quot; Toen had zuster Alacoque eene wending aan 't gesprek gegeven, want de geheimen tus-schen haar en den Bruidegom hield zij liefst voor aller blikken verborgen.

Op het feest van den H. Stichter, Franciscus de Sales, bleek het haar duidelijk, dat de godsvrucht tot het H. Hart van Jezus, waarvoor zij leefde, hoogst dierbaar aan dien heilige was. Hij toonde haar, hoe juist daarin het middel lag om de Congregatie te bewaren en te doen bloeien; om ze te hoeden voor den geest van hoovaardij en eerzucht, die alle eenvoud en nederigheid ondermijnt. Deze openbaring kwam haar wel te goeder ure als eene stem van den hemel, die moed gaf en vastheid, immers met minder bovennatuurlijken steun ware de novicen-meesteresse geknakt en bezweken in het onweer, dat opkwam en los brak boven haar hoofd. Een der jonkvrouwen Vichy-Chamron had zich op raad haars vaders bij de zusters van Paray-le-Monlal aangeboden. Zij was er vroeger opgevoed en verbleef nu sinds eenigen tijd in het klooster, waar zich zoo onder de relfgeuzen als kostleerlingen een tiental harer bloedverwanten bevonden, — ten einde hare roeping wierd beproefd. Niemand twijfelde aan hare spoedige opname; alleen de novicen-meesteres wie de beslissing overbleef, kon er niet toe besluiten. Zij bad tot God en ondervroeg de postulante, doch kwam eindelijk tot de vaste overtuiging: God heeft ze hier niet geroepen, hier wil Hij ze niet. Zij gaf de* Overste kennis van dit besluit, opdat deze den vader zoude verwittigen. Maar klonk het niet vreemd, zoo vast te verklaren;

-ocr page 106-

104

zij heeft geene roeping? Was het niet hard voor de religieuzen hare bloedverwanten ; hard voor de jonkvrouw zelve, die meende eene Gode behagelijk werk te doen met heurs vaders raad te volgen . en nu verklaarde dat zij gaarne blijven wilde? Menschelijke redenen ! niet doorslaande voor Margareta-Maria, die bovennatuurlijke zocht om haar besluit te wijzigen. Door hare gemoedelijke overtuiging bracht zij het zoover, dat de postulante zelf in een brief haar vader verzocht ze terug te komen halen. Dat was eene teleurstelling voor den edelman, een beleedigende schok. Lette men dan op geen aanzien of stand ? Was de Kardinaal de Bouillon, zijn nabestaande, zijn vriend, geen wettig Heer van Paray? en men zal zijne dochter den toegang beletten tot het klooster zijner keuze, waar de aanzienlijkste leden zijner familie zijn? Goed! ze zal er vertrekken, maar zijne eer zal recht gedaan worden? Deze gevoelens van den toor-nigen heer Vichy-Chamron vonden in het klooster, zoo geen vollen, toch een goed verstaanbaren weerklank. »Die eigenzinnige dweepster! ze zal nog oorzaak zijn, dat zich niemand hier meer aanbiedt,quot; was de grondtoon van menig verwijt. Doch Margareta-Maria bleef kalm en rustig bij haar woord: szij is voor ons niet geschikt; ik mag ze niet aannemen.quot;

Moeder Melin kende haar novicen-meesteresse te goed om dezer besluit ongeldig te verklaren: maar toen de dag van het vertrek daar was, en de familie kwam om de jonkvrouw mede te nemen, wierp zuster Alacoque zich volgens den last der overste , ten aanzien van de religieuzen en bloedverwanten , voor de vertrekkende op de knieën , en bad luide om vergiffenis voor de onaan-

-ocr page 107-

105

genaamheden, die zij in de vervulling van haren plicht haar berokkend had. Dat blijk van heklhaftigen ootmoed mocht de vrome dochter tot schreiens toe bewegen, mocht verbazing wekken bij de religieuzen — de vader was nog niet voldaan. Hij raadpleegde een geleerden en deugd-zamen priester, en deze zag in de hardnekkige weigering der jonkvrouw louter geestdrijverij. Dit oordeel maakte opgang in de stad en hield de verbittering gaande, doch van één enkele stem die zich ten gunste der veel besprokene verhief, maakt de geschiedenis geen gewag; alleen van een haar onbekenden Pater, die schreef, dat hij zich gedrongen voelde eiken zaterdag van dat jaar de H. Mis tot hare intentie te lezen. Vervolgens liepen er aangaande de novicen-meesteresse te Paray allerlei geruchten ; van moeten verschijnen voor den beschermheer der gekrenkte familie, den Kardinaal de Bouillon; vau verantwoording en rekenschap geven; van gevangenis en afzetting van haar post. Zoo verre kwam het evenwel niet; en Margareta-Maria bewaarde eene onverstoorbare kalmte des gemoeds. Geen trek op haar vriendelijk gelaat, geen zucht van hare lippen verried, dat zij gegriefd was of verongelijkt meende te worden; zij hoorde alles aan of het haar niet gold. Alleen in hare vertrouwelijke briefwisseling klaagt zij over de zonden, die er mee zijn gebeurd; maar juicht, omdat zij vernederd is; geeft zij geloof aan de beschuldigingen tegen haar ingebracht en verzoekt ze het H. Hart van Jezus voor hare bekeering te bidden, doch telkens herhaalt zij niet de woorden, maar den volsten zin der woorden van Paulus : te midden van mijne wederwaardigheden vloei ik over van vreugd, en als ik mij op iets beroemen mag dan beroem ik mij

-ocr page 108-

106

alleen op het kruis van onzen Heer Jezus Christus. Dit bleek uit de strenge berisping, die zij hare novicen gaf, toen dezen zich ten haren gunste hadden uitgelaten en 't gedrag der andere zusters in die aangelegenheid van harte hadden afgekeurd. Geen voorbijgaand woord drukte de ontevredenheid der meesteres hierover uit, maar een geschreven stuk, dat zij wie het gold, dikwijls moesten herlezen.

«Beminde zusters in het H. Hart van onzen Heer,quot; dus ving het aan, sik kan u niet zeggen, welk leed ik gevoel over het slecht gebruik j dat wij maken van eene zoo schooné gelegenheid om blijken te geven van onze liefde en getrouwheid. Hij zelf heeft toegelaten, dat we dit kruis zouden vinden om ons voor te bereiden tot het feest, (van Kruisvinding) en in plaats van liet met liefde te omhelzen, trachten wij het met afkeer van ons te werpen; gelukt dit niet, dan vallen wij in tallooze fouten, die het Hart van Jezus met bitterheid en smart over ons vervullen. Wat anders is hier de reden van, dan dut wij te veel eigenliefde bezitten en daarom vreezen bij de menschen den goeden naam en de achting te verbeuren, waarop wij zoo jaloersch zijn.quot; Zij eindigt met de novicen, die geluisterd hadden naar eene natuurlijke geneigdheid voor hare meesteres, gebeden en boet-plegingen op te leggen tot het aanstaande feest van 't H. Hart van Jezus. »Draagt uw Kruis,quot; dus besluit zij smet blijdschap en met moed, of gij zult er eene strenge rekenschap van alleggen.quot;

Zóó verwierp zij den eenigsten menschelijken troost, die haar werd aangeboden in het medelijden harer novicen , ofschoon het haar scheen dat de hel dit gansche

-ocr page 109-

107

jaar tegen haai' was losgelaten, en de bedreiging van gevangenis en terecht staan nog niet was ingetrokken.

Doch de Goddelijke Bruidegom oordeelde nu den tijd gekomen, dat er een enkel zonnestraaltje boren moest door de sombere wo'ken, die maanden lang haren hemel verduisterd hadden. Zij ontving een brief van Pater Ro-lin, den overste der leden van de Societeit van Jezus te Paray-le-Monial, die eerst niets van haar had willen weten, doch nu de zaak beter had ingezien. Op zijn bevel had zij hem sinds geruimen tijd alreeds schriftelijk kennis van den toestand harer ziel gegeven en gedurig de vraag er bij gevoegd: ben ik in dwaling, bedriegt mij de duivel? ik bid u verheel het me niet. Hij antwoordde nu: «neen zuster, de geest die u geleidt, is geen geest der duisternis: zijne leiding is goed, omdat zij u in de gehoorzaamheid en onderwerping houdt...

ïDe smaadwoorden u toegeworpen moeten in uw hart eene dankbetuiging aan God verwekken, en een gebed op uwe lippen voor hen, die u beleedigen. Heb geen berouw over hetgeen gij gezegd hebt. Eene zaak, waaruit zulke goede kruisjes, voortkomen, kan niet kwaad zijn. .. Vrees niets voor mij: ik heb een waarborg in den heiligen Pater de Ia Colombière... De ondervinding heeft mij geleerd, dat de zaken en woorden onder het overbrengen aan dengene, dien zij gelden, altoos vergroot worden; en al werden de beschuldigen tegen u ook bij iedereen bekend, zoo was het nog eene genade, die God u bewees... Derhalve gevangenis, afzetting van uw post, alles is blijk van Jezus' liefdevoor u. Ik verlang van u, dat gij u geheel aan God overgeeft, met een hart bereid om alles te doen en te lijden. Nog

-ocr page 110-

108

eens: ge zijt de speelbal des duivels niet, maar van de liefde Gods.quot;

Die troost haar door den Zielbestuurder, Gods plaats-bekleeder, geschonken, mocht een zonnestraal in hare duisternissen heeten — een heldere dag vol licht en levenwekkenden gloed volgde hem op. Hij »diedermen-schen harten een voor een gevormd heeftquot; ging het woord vervullen wat Hij zelf den 20aten Juli des voiigen jaars '1685 Margareta-Maria in den mond had gelegd: de meest weerstrevende zusters zullen niet alleen voor het H. Hart gewonnen worden, maar de ijverigsten blijken.

Op het octaaf van II. Sacramentsdag komt Maria-Magdalena des Escures, dezelfde die op het feest van St. Margareta, de versiering der Novicen zoo onverholen had afgekeurd, bij de Novicen-meesteres, en vraagt haar do afbeelding van 't H. IIart te leen, die Mro. Greyffié voor de novicen gezonden had; »\vantquot; voegde zij er opgetogen bij, ïik ga ze morgen in het koor uitstellen om al de zusters tot die godsvrucht uit te noodigen!''

Een glans van verrukking tintte liet gelaat van Mar-gareta-Maria, geen verwijt, geen kreet van verbazing ontsnapte haar, doch zij haastte zich het verzoek in te —willigen, den gelukkigen uitslag in haar gebed en in die der novicen aanbevelende.

's Anderendaags het feest van 't H. Hart ('21 Junij 1680) vonden de zusters voor het traliewerk van het koor een soort van altaartje met een tapijt overdekt, waarop in een vergulde lijst de afbeelding omgeven van bloemen.

Daarvoor lag een briefje door Zuster des Escures on-derteekend, waarbij al de bruiden des Heeren werden uitgenoodigd hare hulde te brengen aan het Hart van

-ocr page 111-

■109

den Bruidegom. Wie zich eenig geld van zijne bloedverwanten kon verschaffen, werd verzocht bij te dragen tot het doen vervaardigen eener schilderij. Biddend maar met kloppend harte wachtte Margareta-Maria den uitslag af. Wat zij in stilte juichte, toen de uitnoodiging a!ge-mcenen bijval vond; — toen al de zusters naar huis wilden schrijven om geld; toen alle verzet tegen die devotie in het klooster door hartelijke ingenomenheid vervangen bleek. Den zusters zeiven ontging die plotselijke omkeer evenmin: dit is Gods werk, zeiden ze tot elkaar; wol is Hij de Koning der harten, en zuster Alacoque had gelijk, toen zij verleden jaar uitriep: Hij zal heerschen ondanks Zijne vijanden.

Toch waren er nog enkele stemmen, die eene schilderij van Jezus, Maria, Joseph de voorkeur gaven, maar verre de meesten bleven bij het voorstel van zuster des Escures. 's Avonds deed de Novicenmeesteres hare leerlingen het Te Deum bidden uit dankbaarheid en sprak: »nu heb ik niets meer te wenschen of te verlangen: het H. Hart wordt gekend en begint in de harten te heerschen. Zorgt gij Beminde Zusters, dat Hij voor altoos blijft in uwe harten als Koning en Bruidegom.quot; De dag werd in het Noviciaat geëindigd met de eereboete en andere gebeden om vermeerdering van godsvrucht voor de zusters te vragen.

Niet lang daarna stortte zuster Alacoque hare onbe dwingbare blijdschap uit in een brief aan Mr. Greyffie: ))nu kan ik tevreden sterven, want het H. Hart van mijn Zaligmaker begint gekend te worden, en ik ben vergeten. Door Zijne barmhartigheid ben ik in de achting der men-schen gedaald lot het laagste punt, hetgeen mij meer

-ocr page 112-

110

troost dan ik u zeggen kan.,. Wat een geluk voor mij te zien, hoe onze zusters zich beijveren om het H. Hart te vereeren en lief te hebben ? Zelfs zij, die er eerst iets tegen schenen te hebben, zijn nu de vurigsten geworden.quot;

Doch geheel het huis was er op verbeterd; de regel werd stipter onderhouden, de kloostertucht bloeide meer dan ooit. De koorzusters en novicen ontvingen geld van hare bloedverwanten, en de werkzusters arbeidden met dubbelen ijver in den moestuin om van de grootere opbrengst haar offer bij te dragen voor het H. Hart. Al dat geld werd bij de Overste gebracht voor de schilderij; doch zij vond het beter daarmee te wachten , tot men eerst in staat ware eene Kapel te laten bouwen. De goddelijke Zaligmaker betuigde Zijne tevredenheid hierover aan Margareta-Maria en beloofde haar, dat de Overste ter belooning sterven zou in eene akte van volmaakte liefde.

Op den feestdag van den H. Franciscus van Assisië verrichtte Zuster Alacoque haar gebed, toen de Bruidegom haar den Heilige te zien gaf bekleed met een gewaad van glanzend licht en verheven boven vele andere heiligen om zijne gelijkenis met den lijdenden Verlosser. Ter belooning van zijne liefde voor Jezus' bitter lijden, was hij met de teekenen der vijf wonden verheerlijkten tevens een der teederste vrienden van Jezus' Hart geworden. Zij zag, hoe hij door de wonden en het lijden van den Gekruisigde in den hemel den rechtvaardigen God vaak tot barmhartigheid stemt, vooral ten gunste van religieuzen , die hun eersten ijver hebben verloren. Toen de Zaligmaker haar dit alles getoond had, gaf Hij haar Franciscus tot Beschermer en Leidsman op den weg van smarten , dien zij nog te bewandelen had.

-ocr page 113-

lil

Deze openbaring van 4 October 1686 bleef haar levendig bij en deed een voornemen tot rijpheid komen, waarover zij al geruimen tijd had nagedacht. Het was haar immers, of ze nog niets goeds gedaan had, of zij den naam en het kleed van religieuze wel het minst van allen verdiende. Nu echter, nu zij buitenshuis het voorwerp van laster en verguizing was, en daarbinnen zooveel stof tot juichen en danken vond, ging zij er op den vooravond van Aller-Heiligen toe over de belofte af te leggen van in alles het volmaaktste te zoeken en te doen. De Overste en haar zielbestuurder hadden er evenwel de voorwaarde ingelascht, dat die belofte, welke alleen dienen moest om haar inniger aan Christus te hechten , niet verplichten zou , wanneer zij aanleiding tot vreeze, angst of twijfel opleverde. Toch sidderde zij weer, toen het oogenblik kwam die belofte uit te spreken; zij was in haar geschrift tot zooveel bijzonderheden afgedaald, — zou ze niet ontrouw worden? Wederom klonk het woord des Welbeminden geruststellend in hare ziel: »wat vreest gij toch? Heb Ik Mij dan niet als borg voor u gesteld? Indien gij .Mij bemint zonder voorbehoud of onderbreken, dan voldoet gij volkomen aan al wat gij hier belooft; Mijne liefde zal uwe tekortkomingen herstellen en er zich over wreken op u.quot; Deze woorden vervulden haai' met zooveel vertrouwen en moed dat zij bekende: »nn vrees ik niets meer, ondanks mijne zwakheid, maar durf alles verwachten van Hem, die alles kan!quot;

Ja Hij kan alles, eti op het gebed Zijner bevoorrechte Bruid weigert Hij niets. Daar meldt eene bode van haar broeder Chrysostomus, den bmgemeester van Bois-St.-

-ocr page 114-

112

Marie, dat de pastoor dier plaats, hun beider jongere broeder Jacobus, doodelijk ziek ligt. Hij zag of hoorde niet meer en was niet in staat iets in te nemen , zoo vast sloten de tanden op elkaar.

»Ik kan 't niet geloovenantwoordde zij glimlachend »maar wacht even.quot; Na een gebed voor 't Allerheiligste kwam zij terug en herhaalde: sneen, zoo erg is het niet: hij zal er niet aan sterven.quot; Zij gaf een middel mee, waarvan zij heilzame uitwerking verwachtte, benevens een brief van hare hand voor don kranke. Met zusterlijke vertrouwelijkheid wekte zij hem daarin op de plichten van zijn staat volmaakter na te komen. «Eene persoon, die u lief heeft, schrijft ze verder , heeft gebeden voor uw herstel en meende dat haar geantwoord werd: ik sta het u toe op die voorwaarde: ik zal een heilige van hem maken, indien hij wil medewerken met de genade.quot;

Het geneesmiddel werkte gunstig — 't was een gebedje ter eere van 't H. Hart — en de brief droeg de beste vruchten. Binnen acht dagen hervatte de genezene met waarlijk priesterlijken ijver zijne werkzaamheden.

Tegen het einde van dat jaar besloot de Overste aan de familie Vichy-Chamron, wier jongste dochter Marie-Joseph de ledige plaats harer zuster in het klooster eerlang zoude innemen — eenige voldoening te schenken, en Margareta-Maria werd als Novicen-meesteresse vervangen door zuster Levy-Chateaumorand, eene aanverwante der Chamrons. De novicen, die tegelijk met zuster Ala-coque het noviciaat verlieten, namen de bewuste afbeelding van 't H. Hart meê tot eene gedachtenis, die haar voortdurend zou troosten en opwekken. Op het portaal

-ocr page 115-

113

van de trap naar den toren vonden zij eene nis en be vestigden daar de dierbare afbeelding. Weldra was dit plekje in een verlaten hoek van 't huis in eene bidplaats veranderd, want zusier des Escures bracht er alle versierselen bij die ze vinden kon, en de andere zusters kwamen zoowel als Margareta-Maria gaarne een oogen-blik knielen in die kleine , maar eerste kapel.

-ocr page 116-

VII.

DE BRUIDEGOM KOMT.

Het nieuwe jaar 1687 vond Margareta Maria weer als medehulp van de ziekenzuster, Catharina Marest. Viel die bediening haar moeielijk als vroeger, en ontving zij menige berisping, onderdanig en gehoorzaam bleef ze, en vroeg geene verandering al bleek zij voor dezen post onbekwaam. Van de ziekenzaal keerde zij terug in de school als meesteresse der kostkinderen. Daar was hare grootste zorg de liefde tot Jezus Christus in die jeugdige harten te ontsteken door woorden en door voorbeelden van geduld liet meest. Toen werd zij een tweede maal met de fijt bezocht, en weken lang zat zij den ganscheti nacht bij het vuur, want slapen kon ze niet, om hare grievende pijn te verzachten. Hieraan, niet aan haar klagen , bespeurden de kinderen , dat zij leed, en de Overste werd gewaarschuwd. De geneesheer kwam en behandelde haar lijt; doch als hij zag, hoe zij het betasten , verbinden en opensnijden van den vinger verdroeg

-ocr page 117-

115

zonder eene kreet of eene zucht of zelfs eene trilling der ledematen, kon hij zich niet weerhouden den aanwezigen toe te fluisteren: »'t is wel gelukkig, als men zoo heilig is!quot; Maar geheel haar toestand teekent zij zeifin een brief van die dagen aan moeder Greyffie.

»Ik ben zoo gelukkig, dat ik van den kant der schepselen geen anderen troost of voldoening ontvang dan vernedering en lijden; nooit heb ik die beide in zulken overvloed gehad als nu. Dit zij in het voorbijgaan gezegd om u op te wekken het H. Hart voor mij te bedanken en te bidden, dat ik een goed gebruik moge maken van dien kostbaren schat.quot;

Deed zij dat niet? Van waar dan die telkens weder-keerende gunsten van den Bruidegom als zoo vele lichtpunten in haar volgens de taal der wereld vreugdeloos leven; opbeurende, verkwikkende zonnestralen in hare duisternissen van vernedering, mistroostigheid en smart.

Zie op Goeden Vrijdag ligt zij te weenen voor het verlaten Tabernakel, omdat zij niet naderen mocht tot de H. Tafel. »Mag ik u niet bezitten, Heer,quot; verzucht zij, »ik zal toch niet ophouden U te verlangen!quot; En gelijk weleer Magdalena bij het ledige graf, voelt Marga-reta-Maria zich overstroomen door de vreugde van Jezus' tegenwoordigheid, en hoort Hem de ontboezeming van liefde herhalen die vroeger reeds eene Teresia vernomen had: Dochter, uw verlangen treft mijn Hart zoo zeer, dat Ik alleen om uw voedsel te zijn het H. Sacrament zoude instellen, indien Ik het nog niet had gedaan.quot;

Niet lang daarna — doch ze was immers de speelbal des duivels niet, maar van Gods liefde ■— sprak dezelfde stem: sik zal u zoo nietig, zoo arm en gering maken

-ocr page 118-

146

in uwe eigen oogen, dat geen besef van eigenwaarde Mij belet in u mijn werk te voltooien.quot; Dit woord maakte den diepsten indruk op haar gemoed, en zij getuigde: geen smarten der hel vreesde ik zoo zeer als den lof der menschen. Deze stort een bedekt vergif in de ziel en doet ze langzamerhand sterven, indien God in zijne goedheid het geneesmiddel der vernedering niet aanwendt.

«Daarom was hare verheffing tot Assistente, die in Mei 1687 volgde, haar zoo pijnlijk, dat zij alle pogingen in het werk stelde om van die waardigheid verschoond te blijven; doch haar brief aan den biechtvader openbaart haar inwendig lijden duidelijk genoeg. »Ik had gedacht u niet te kunnen schrijven, want zooals ik nu ben, zou ik alleen de woorden des Zaligmakers willen herhalen: mijne ziel is bedroefd tot den dood! of die andere: God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten!quot;

Het scheen zelfs, dat de booze geest macht over haar ontvangen had, want terwijl zij in het uur van ontspanning met de andere zusters te zamen was, zag men tot driemalen achtereen den stoel onder haar uittrekken en haar op den grond vallen. «Daar speelt de duivel mee!quot; riep zuster Lyonne — welker getuigenis hieromtrent benevens dat van nog twee, die er bij waren in een dei' processtukken voorkomt — doch zuster Alacoque antwoordde met een enkelen glimlach ei\ hervatte haar stoel.

Door die pogingen des duivels en het inwendig lijden dat haar gedurig kwijnende hield, bereidde God haar voor tot eene vertroosting, als zij nog nooit had gesmaakt. Op het Patroonfeest der Congregatie 2 Juli 1688 lag zij voor het H. Sacrament neergeknield, toen op eens voor haar verbaasden blik een troon van vlammen rees,

-ocr page 119-

117

die het doorwondde Hart van Jezus droeg en een krans van zoo heldere stralen, dat de ruimte rondom schitterend werd verlicht. Ter rechterzijde stond de H. Maagd Maria, ter andere de H. Franciscus de Sales met P. de la Colombière, beneden voor den troon de religieuzen der Visitatie elk van haar goeden engel vergezeld. De moeder des Heeren begon: »Komt, mijne welbeminde dochters, nadert hier en ziet den goddelijken schat u bijzonder geopenbaard om de teedere liefde, die mijn Zoon uwe Congregatie toedraagt. Hij wil, dat gij er u zeiven niet alleen mee verrijkt, maar met volle handen uit dien onuitputtelijken overvloed aan anderen meedeelt om allen rijk te maken zonder vreeze, dat gij ooit te veel verspreiden zult. Daarop wendde zich onze goede moeder tot P. de la Colombière en sprak: en gij trouwe dienaar van mijn goddelijken Zoon, gij hebt recht op een groot aandeel in dien schat; want behoort het bij de zusters der visitatie hem te doen kennen en uit te deelen, — den Paters der Sociëteit van Jezus is het tot taak gesteld er het nut en de waarde van te verkondigen , opdat lüj alom ontvangen worden met eerbied en dankbaarheid. Naarmate zij aan die taak met ijver zullen werken zal het goddelijk Hart als eene milde bron overvloedige zegeningen en genaden nederstorten over hunne geestelyko bediening; hun arbeid zal honderdvoudige , onverhoopte vruchten dragen, niet alleen voor het heil des naasten , maar ook voor hun eigen voortgang op de wegen der deugd.quot;

De medezusters van Margareta-Maria droegen geen kennis van dit visioen. Niettemin ijverden zij onder de goede zorgen der overste en de hulp van Moeder Saumaise

-ocr page 120-

118

van Dijon voor de vervaardiging der schilderij van het H. Hart naar de bestaande afbeelding en tegelijk voor den opbouw der kapel in den tuin. Weldra was deze voltooid en de 7de September 1688 werd bepaald voor de plechtige inzegening. Geheel de geestelijkheid van Paray-le-Monial en omstreken vereenigde zich in de Parochie kerk en schaarde zich daar in optocht naar de nieuwe kapel, waar de eerste plechtigheden twee uren duurden. Het mede binnengedrongen volk wydde schier alle aandacht aan zuster Alacoque — bij velen enkel als »de heiligequot; bekend — die onbewegelijk zat, als had zij geen oog voor hetgeen er plaats greep. Na den afloop bleven enkele personen achter om zuster Alacoque als zij opstond een woord toe te spreken. Dan of het wachten hun te lang viel, of dat de ingetogenheid der in het gebed verslondene te veel eerbied wekte, zij gingen heen en lieten de zuster alleen achter. Bad zij wellicht haar nunc dimiUis : Laat nu, o Heer, uw dienares in vrede sterven? Als zij voor twee jaren reeds zoo schreef, toen de zusters voor de eerste maal hare hulde brachten aan het hart van den Bruidegom, wat moet er op 7 September 1C88 zijn omgegaan in hare ziel, toen zijn eerste heiligdom plechtig was ingewijd ? Sinds had zij den troost eiken eersten vrijdag der maand al de leden des huizes in dubbelen rij geschaard onder het bidden der litanie van het H. Hart naar de nieuwe kapel te zien vertrekken om daar de akte van eereboete en toewijding te herhalen. Het kan niemand bevreemding wekken , dat die kapel een geliefkoosd plekje van Margareta-Maria werd ; dat zij uren achtereen kon danken en bidden , doch er tevens met bovennatuurlijke verschijningen

-ocr page 121-

119

begunstigd werd. Zoo schreef zij den 29sten Februari 1689 aan Mre. de Saumaise: »Ik hoop dat het goddelijk Hart eene overvloedige bron van barmhartigheid en genaden zal blijken, zooals Hij zelf beloofd heeft aan P. de la Colombiére op diens feestdag 15 Februari, — ik bedoel zijn sterfdag — die ik in onze nieuwe kapel was gaan vieren van tien uren 's morgens tot na den middag vier; natuurlijk met bijzondere vergunning, omdat ik toch niets doen kon van de pijnen, die mij sinds zes weken niet verlaten hebben.quot;

Vernam zij dien eigen dag in eene openbaring, dat P. de la Colombiére voor de Sociëteit van Jezus de bijzondere gunsten en voorrechten verkregen had, die aan de godsvrucht tot het H. Hart verbonden zijn, imt de belofte, dat Jezus zijne zegeningen in overvloedige mildheid zoude uitstorten over den arbeid der Paters en over de zielen, aan wier heil zij werken? ))Mij dunkt,quot; gaat zij voort »het H. Hart verlangt wel met groote vurigheid door die Paters vooral gekend , bemind en aangebeden te worden, daar Hij hun; indien ik mij niet bedrieg, belooft de zalving zijner goddelijke liefde aan hun woord te geven en het door zijne genaden zoo machtig en sterk te maken, dat het als een tweesnijdend zwaard de harten der versteendste zondaars doordringt en er de tranen van boetvaardigheid aan ontweldigt, die de zielen zuiveren en heilig maken. Doch daartoe is het noodig, dat zij al hunne wetensehap putten uit de eindelooze bron van de wetenschap en de liefde der heiligen.quot;

Deze openbaring moest Margareta-Maria van het hart, moest den Paters zeiven bekendgemaakt. »Waarom kan ik niet aan de geheele wereld verkondigen . wat ik van

-ocr page 122-

120

die beminnelijke godsvrucht weet? zoo schrijft ze aan P. Rolin: «Pater ik bezweer het u, stel toch alle krachten in 't werk om die devotie overal te verspreiden! Jezus Christus heeft mij onbetwijfelbaar duidelijk doen zien, dat Hij door de medewerking der Paters van de Sociëteit vooral die godsvrucht wilde vestigen en zich daardoor een aantal getrouwe dienaars, volmaakte vrienden en dankbare kinderen winnen. Ik ken in het geestelijk leven geene oefening meer geschikt om eene ziel in korten tijd tot de hoogste heiligheid op te voeren en haar de ware zoetheid te doen smaken, die men vindt in den dienst van God. Ja ik ben er van overtuigd indien men wist hoe aangenaam die Godsvrucht aan Jezus Christus is, dan werd er geen Christen gevonden , die hoe weinig liefde hij voor den Zaligmaker gevoelt , ze niet aanstonds zou beoefenen.

»Zorg, dat de aan God gewijde personen ze omhelzen, want ze zullen er zooveel vrucht uit trekken, dat er in kloosters, die het meest aan verslapping lijden, geen ander middel noodig is om den eersten ijver en stipte regeltucht te herstellen, en de vurigen totden hoogsten trap van heiligheid op te lijden. Mijn goddelijke Zaligmaker heeft mij te verstaan gegeven, dat zij die aan het heil der zielen werken, de gave zullen ontvangen om de versteendste harten te raken; hun arbeid zal met een bewonderenswaardigen uitslag worden bekroond, indien zij zeiven doordrongen zijn van eene teedere godsvrucht voor het H. Hart.

Wat de menschen in de wereld betreft, zij zullen hier al de genaden vinden, die zij in hun staat behoeven; te weten : de vrede in de huisgezinnen, verkwikking in hun

-ocr page 123-

121

arbeid en den zegen des hemels over al hunne ondernemingen. Juist in dit aanbiddelijk Hart zal hun een toevluchtsoord geboden worden in dit leven, maar voornamelijk in het uur des doods. O! wat is het zoet te sterven. Wanneer men eene standvastige godsvrucht gehad heeft voor Hem, die ons moet oordeelen!

»Kortom daar is niemand ter wereld, die niet alle soorten van hemelschen bijstand ondervinden zou, indien hij Jezus Christus eene volmaakte, dankbare liefde toedroeg, gelijk men Hem betuigt in da Godsvrucht tot zijn H. Hart.quot;

In den loop van hetzelfde jaar 1689 schreef zij aan Mre. de Saumaise nog deze gedenkwaardige woorden : ))Onze Heer heeft mij schatten van liefde en genade ontdekt , bestemd voor hen. die er zich met hart en ziel op toe zullen leggen Hem de meest mogelijke liefde en eer te doen bewijzen — maar zoo groote schatten, dat ik geen woorden weet om het uit te drukken. Dat beminnelijk Hart heeft een mateloos verlangen door zijne schepselen gekend en bemind te worden; in hen wil Hij zijn rijk vestigen als de bron van alle goed om zoo in al hun nooden te voorzien. Daarom wil Hij, dat men zich met hot grootste vertrouwen tot Hem wende. Het krachtigst middel om te verkrijgen wat men verlangt, is, naar mij dunkt, de opdracht van 't H Misoffer op een of meer vrijdagen. Onderscheidene personen zijn daardoor al reeds genezen geworden.

»Een andermaal meende ik, dat mij na de H. Communie gezegd werd: Ik beloof u in de overmaat der goedheid van Mijn Hart, dat Mijne alvermogende liefde aan allen die negen achtereenvolgende maanden op den

6

-ocr page 124-

-122

eersten vrijdag tot de H. Tafel zullen naderen, de genade zal verleenen der boetvaardigheid in het sterfuur, zoo dat zij niet zullen sterven in Mijne ongenade, maar de H.H. Sacramenten zullen ontvangen en in dat laatste uur een veilige wijkplaats zullen vinden in Mijn Hart.quot;

Twijfele nu wien het lust aan de ongekunstelde doch stellig uitgesprokene en waarachtig genoemde verzekeringen van zuster Alacoque nopens de vereering van het H. Hart; de toon waarop, de gelegenheid waarin, en de personen aan wie zij schrijft, bieden naar onze meening vasten grond genoeg om althans de proef te nemen en bij eigen ervaring te leeren of zij — hoe onschuldig dan ook — zichzelve en ons bedrogen heeft. Haar broeders hadden die proef genomen en ten bewijze immers van de gunstige gevolgen deed de burgemeester van Bois-St. Marie aldaar eene kapel bouwen ter eere van 't H. Hart, waarvoor hij eene schilderij besteld had gelijk aan die van Paray-le-Monial. De genezen pastoor stichtte er eene vaste Mis op de vrijdagen, die hij iederen eersten vrijdag der maand zich zei ven voorbehield te zingen.

Was dit blijk van dankbaarheid misschien opgedrongen of uitgelokt door den zusterlijken invloed van Margareta-Maria? «Neen!quot; schrijft ze bepaald aan Mre. deSaumaise. »Ik had er hun geen woord van gesproken, hoe gaarne ik het ook had willen doen, maar ik had liever dat het van henzelven uitging.quot; „Gij kunt niet geloovenquot; zoo vervolgt zij in dien brief »wat die familie door €e godsvrucht van het H. Hart veranderd is. Zij hebben mij verzekerd bereid te zijn tot den laatsten druppel van hun bloed te geven om die heilige godsvrucht staande te houden en uit te breiden.quot;

-ocr page 125-

Zoo spreken geen menschen in de wereld, die hunne verlangens of proefnemingen te leur gesteld zien.

Sinds de zusters van Paray het H. Hart des Verlossers hadden leeren kennen, liefhebben en vereeren, steeg hare achting voor Margareta-Maria met den dag. Zij raadpleegden haar in moeielijkheden en bij menigeen vestigde zich allengs de overtuiging, dat zij eene uitmuntende Overste zou wezen. Het zesjarig bestuur van Moeder Melin liep ten einde, en weldra twijfelde niemand meer, of zuster Alacoque zou haar in de maand Mei met alge-meene stemmen vervangen.

Op Witten Donderdag 23 Maart 1690 bood de goddelijke Zaligmaker haar een Kruis, dat zij aannam zonder de beteekenis er van te raden. Doch toen zij zich onderworpen en opgeofferd had, vernam zij, dat bij de volgende keuze haar naam op het stembriefje moest komen. In het hart gewond, beklaagde zij zich hierover bij den Bruidegom en vroeg: sis het mogelijk o mijn God! zoudt Gij toelaten, dat een schepsel als ik aan het hoofd des kloosters wierd gesteld ? Och ik smeek U, neem dat Kruis van mij weg; ik onderwerp mij aan ieder ander.quot;

De Bruidegom gaf toe aan haar verlangen, en zuster de Levy-Chateau-morand, de novicen-meesteres werd gekozen. Deze wilde zuster Alacoque in hare bediening van Assistente behouden, doch zoodra zij dit vernam, bad zij de nieuwe Overste haar toch te ontslaan. Dit mishaagde evenwel aan den Zaligmaker. In het avondgebed berispte Hij zijne Bruid hierover en sprak: »Hoe Mijne dochter. Ik heb uw wil gedaan, en de liefde tot Mij zal u niet helpen om uzelve te overwinnen?quot; Dien eigen avond nog bad zij de Overste om vergeving.

-ocr page 126-

124

zich bereid verklarende tot alles wat zij van haar verlangen zou. Dus bleef zij Assistente, maar tevens de vertrouwde vriendin zoo van Overste als Zusters, welke laatste de vergunning bekwamen haren raad in te winnen , wanneer zij die behoefden. Dan sprak zij zoo overtuigend en wegslepend over God, dat de minst ijverigen zich gedwongen voelden Hem te beminnen. Gods liefde en de onderwerping aan Zijn welbehagen noemde zij de zekerste middelen om tot heiligheid te komen; andere stoffen roerde zij niet aan.

Toen zij de nieuwe Overste vergunning verzocht om volgens gewoonte den nacht van Donderdag op Vrijdag in het gebed te doorwaken, ontving zij uithoofde harer zwakte en gedurige ziekelijkheid eene weigering. De Moeder verbood haar bovendien alle andere uiterlijke boetplegingen, meenende — en te recht — dat zij ze niet kon dragen.

))quot;Welnu,'' hernam ze met voorbeeldige onderwerping, »onze Heer wilde het van mij, doch indien de gehoorzaamheid het afkeurt, heb ik er vrede mee.quot;

Dat antwoord stichtte de Overste, die gevreesd had dat zij er aan gehecht zou blijken. Doch toen zij bovendien de eenvoudige oprechtheid zag, waarmee die begunstigde bruid des Heeren haar den toestand heurer ziele bloot lei, toen geloofde zij meer dan ooit aan de hechte deugd van zuster Alacoque.

Deze kwam evenwel tot een geheel ander besluit: ))nu leef ik niet lang meerquot; zeide ze schertsend ))ik heb niets meer te lijden: onze moeder draagt te veel zorg voor me.quot; En tot een andere zuster; sik sterf zeker van dit jaar, want ik lijd niet meer, en mijn leven belet de

-ocr page 127-

125

vruchten, die een boek over de vereeritig van het H. Hart kan voortbrengen.quot;

Had Pater Croiset haar kennis gegeven van zijn werk over die godsvrucht, dat hij onder handen had, en eerst een jaar na haar dood in het licht gaf? Dan verklaart ons hare nederigheid genoegzaam, hoe ongaarne zo die uitgave beleven zou, en hare liefde, hoe zij verlangen moest dat het gekend en gelezen werd. Om het even hoe zij 't wist, Zuster Alacoque hield vol, dat zij niet lang meer leven zou. Daarom verzocht zij op haar 435tfquot; verjaardag 22 Juli 1690 eene geestelijke afzondering te houden van 40 dagen. Het werd haar toegestaan op voorwaarde, dat zij hare bediening van Assistente bleef waarnemen en niets meer deed, dan haar nu was toegelaten. Zij begon dan zichzelve af te vragen, hoe zij aan dat verlangen kwam naar den dood, een verlangen, dat haar moest misstaan; en zij kwam tot het besluit die vreugde en blijdschap te laten voor vurige en heilige zielen, die eene groote belooning te wachten hebben. Zij schreef aan P. Rolin: Z. Eerw. Pater.

sik weet niet wat ik denken moet van mijn toestand. Tot nog toe was ik onophoudelijk gekweld door drie allerhevigste verlangens, die mij geen rust lieten en een gedurig lijden veroorzaakten. Het was een verlangen om Jezus Christus met volmaakte liefde te beminnen, uit liefde voor Hem vee! te lijden, en in den gloed dier liefde te sterven; en nu verlang ik tot mijne verbazing niets meer. Ik vrees dat die schijnbare vrede een gevolg is van de rust, waarin God somtijds de ongetrouwe zielen laat, en ik huiver bij de gedachte, dat mijne groote ongetrouwheid aan de genade mij dien toestand veroorzaakt

-ocr page 128-

126

heeft, die wellicht een teeken mijner verwerping is. Want ik verklaar u niets meer te willen oftewenschen op de wereld, dewijl ik zie, dat alle deugd mij ontbreekt. Somwijlen zou ik mij er over willen bedroeven, doch dit kan ik evenmin. Ik gevoel niets dan eenevol-komene berusting in den wil Gods en eene groote vreugde in mijne smarten. De eenige gedachte, die mij nu en d.an opbeurt, is, dat het Hart van Jezus, zoo ik Hem laat begaan, alles voor mij doen zal. Hij zal voor mij verlangen, voor mij beminnen en aanvullen, wat er aan mij ontbreekt.quot;

P. Rolin schreef haar zoover wij weten niet meer terug, maar later dorst hij, wien zij het binnenste harer ziel zoo menigmaal geopenbaard had, zonder schroom voor overdrijving schriftelijk verklaren: »Zij was zeer getrouw aan God; wat Hij haar vroeg, hoe pijnlijk het oiïer ware, weigerde zij nooit. Waarlijk verstorven, vond zij in het lijden genot. Nooit heb ik iemand gekend ootmoediger, liefderijker of meer met God vereenigd dan zij, en haar gehoorzaamheid bereikte het toppunt.quot; Toen in de maand October haar beurt kwam om in de jaarlijksche afzondering te gaan, was zij al ongesteld. »Hoe zal dat gaan?quot; vroeg haar eene zuster. »Goed, antwoordde zij, maar 't zal een groote worden.quot;

Men begreep haar niet, doch Margareta-Maria wist dat zij zich ging voorbereiden op de komst van den Bruidegom en hare versierde en gevulde lamp gereed moest houden. Den schtsten October begaf zij zich te bed. Dokter Billet kwam haar bezoeken. Hij droeg haar de grootste achting toe; in hare vroegere ziekten had hij den Oversten zoo dikwijls gezegd; die kwaal komt voort

-ocr page 129-

127

uit liefde tot God, daar hebben wij geen kruiden voor; nu verklaarde hij, dat het niets ernstigs was. Toch stond zuster Alacoque niet op en hield vol, dat zij aan deze krankte sterven zou. »Weet « wel, bracht hier de ziekenzuster tegen in j dat de dokter juist het tegendeel beweert ?''

»0!quot; hernam zij met een glimlach , »'t is beter, dat een leek op een leugen wordt betrapt dan een religieuze.quot; Weinige dagen hierna wilde zij de H. Teerspijze ontvangen, — »dat mag niet zuster, u is niet in gevaar.quot; — »Laat me danquot;, bad ze »de H. Communie brengen , ik ben nog nuchter.quot; Deze bede werd voldaan, en de kranke omhelsde den verborgen Bruidegom als haar reisgenoot, want zij wist, het zou de laatste maal zijn hier beneden. Immers zij leed de hevigste smarten, men zag het haar aan, maar de geneesheer vond niets zorgwekkends in dien toestand, zij was immers altoos lijdende, vermagerd en bleek.

— Kan ik iets voor u doen om uwe smarten te verlichten? vroeg de zuster.

— Neen, de oogenblikken, die mij nog te leven overblijven zijn te kort om ze te verwaarioozen. Ik lijd, maar het lijden is zoo zoet; 't is zoo'n troost op het kruis te sterven!

Al wie haar bezochten, stonden verbaasd over de kalme blijdschap, waarmee zij den dood te gemoet zag; bij wijlen betuigde zij, indien het Gods welbehagen was, bereid te zijn niet te sterven, maar heur smarten te rekken tot den laatsten oordeelsdag. Dan op eens werd haar moed op de hevigste proef gesteld. De gedachte afn Gcds oordceltn vervulde haar met siddering en

-ocr page 130-

vreeze. Zij wrong haar kruisbeeld in de vingeren en drukte het onstuimig tegen hare borst, gedurig zuchtende: «barmhartigheid, mijn God! barmhartigheid!quot;

Niet lang daarna verhelderde haar blik, een blos van zalige blijdschap kleurde haar bleeke wangen, en zij riep uit: »de barmhartigheid des Heeren zal ik in eeuwigheid zingen! Wat is mij de hemel, en wat verlang ik op aarde mijn God, buiten U?quot;

Toen de dokter 's anderendaags wederkwam, vond hij ze buitengewoon zwak en benauwd.

Men sprak van de laatste H.H. Sacramenten. — Als het morgen niet beter is, kunnen wij zien. Maar het liggen benauwt haar, ze moet zitten in bed!quot; besloot de man der wetenschap; en toen zuster Rosalie Verchère en Péronne de Farges haar ondersteunden, zoodat zij in zittende houding bleef, verliet hij de ziekenzaal. De kranke lag niet onder het bereik der kunst.

»0!quot; begon ze weer, sik brand, ik brand van binnen! Wat een troost, indien het van liefde was! Maar ik heb mijn God nooit volmaakt bemind. Vraagt gij zusters Hem vergiffenis voor me en bemint Hem uit geheel uw hart om al die oogenblikken te vergoeden, dat ik het niet gedaan heb. God beminnen, wat een geluk! o bemint Hem, bemint Hem!quot;

— Zou het nog lang duren ? hervatte zij na een poos.

— De dokter ziet nog geen gevaar, zoo het schijnt.

— Heer!. riep zij toen, wanneer komt Gij me halen uit dit ballingsoord? Ad te levavi oculos meos: tot U heb ik mijn oogen opgeheven! Laetatns sum in his quae dicta sunt mild: ik ben verblijd, ja door de goedheid van Jezus' Hart hoop ik in te gaan in het huis des Heeren!quot;

-ocr page 131-

•126

Toen verzocht zij de aanwezige zusters de litanie van 't H. Hart te bidden en die van de Moeder Gods, dat zij haar voorspraak mocht wezen in het laatste uur. Den H. Franciscus de Sales, den engelbewaarder en St. Josef moesten zij voor haar aanroepen om hulp.

Aan eene trilling, die door haar leden voer, meende de ziekenzuster, dat haar doodstrijd begon; zij ging de Moeder roepen.

— Och, 'tis nog zoo ver niet,quot; zei een andere, maar de kranke fluisterde: »Laat ze begaan, 'tis tijd!quot;

De overste kwam en wilde den dokter doen ontbieden.

— Moeder, sprak de zieke, ik heb niets meer noodig dan God en het Hart van mijn Verlosser om mij in te verbergen. Maar beloof rnij hier — vervolgde zij zachter, — beloof mij, bid ik u, dat gij nooit zult spreken over iets van hetgeen ik u in vertrouwen heb meegedeeld.

De Moeder gaf haar woord en al de zusters kwamen op de zaal. Toen riep zij zuster Pérorme de Farges: schrijf aanstonds aan P. Rolin met dringend verzoek mijne brieven te verbranden en het geheim, dat ik hem zoo dikwijls gevraagd heb te bewaren. Nu is het tijd, Moeder, voor het heilig Oliesel. De priester kwam en diende 't haar toe. Bij de vierde zalving opende zij nog eens de lippen, en »Jezus!quot; was haar laatste zucht.

't Was acht uren in den avond van 17 October 1690. Zuster Margareta-Maria Alacoque had 43jaren, waarvan 18 in het klooster, geleefd.

De Zusters weenden over het verlies van zulk een voorbeeld, maar dachten: een heilige minder op aarde, een zalige in den hemel te meer. Tot haar troost hadden zij gezien hoe zoet het sterven is, voor wie het

-ocr page 132-

130

aanbiddelijk Hart van Jezus met eene teedere godsvrucht hebben vereerd.

Onder de tijd- en landgenooten van haar, die wij als de Bruid des Konings beproefd hebben te schetsen, schitterden mannen van ontzagverwekkend talent, wier naam alleen de eeuw, waarin zij leefden kenmerkt en versiert. Geniën, wier gaven het nageslacht nog met dankbaarheid waardeert en geniet: Bossuet, Bourdaloue, Corneille, Racine en anderen. Hebben zij wel ooit bij hun leven den naam gehoord van Margareta-Maria Ala-coque, eene in de verborgenheid des kloosters lijdende en beminnende religieuze?

Haast twee eeuwen zijn er sinds voorbijgegaan, en terwijl het zwijgend graf hun assche bewaart, is de hare door den glans der wonderen verheven; getuigen de in 1864 ten tweedemale onverteerd en ongeschonden gebleken hersenen, dat zij wel niet aan zinsbegoocheling leed, toen zij het dringend verlangen des Bruidegoms openbaarde. En de aureool der Zaligen, die Pius IX haar waard heeft gekeurd, en de beelden, die ons hare glorierijke gedachtenis herinneren, zijn evenveel bewijzen voor de echtheid der taak haar door Jezus zeiven opgelegd : op hare beurt de liefde van Jezus Christus aan de wereld openbaren.

Immers in de IVde eeuw was het een vrouw, maar keizerin en moeder tevens, de H. Helena, die het Kruis des Verlossers, dat zoo lang in den schoot der aarde had gerust, te voorschijn bracht.

Eene aan God gewijde maagd Juliana geheeten vor-

-ocr page 133-

131

derde in de XlIIde eeuw openlijke aanbidding en hulde voor den op onze altaren verborgen God , en wekte van Luik uit geheel de Kerk op tot de instelling en viering van H. Sacramentsdag.

Vier eeuwen later ontdekt ons eene andere kloosterdochter, de Zalige Margareta-Maria Alacoque, het van liefde blakende en wederliefde vragende Hart van den Godmensch.

Hoe zou de eene vereering aan de andere schade of nadeel toebrengen ? zij gelden drie onderscheidene uitingen van éénzelfde goddelijke liefde.

-ocr page 134-

i

-ocr page 135-
-ocr page 136-
-ocr page 137-
-ocr page 138-

P . v ! ■♦. £-***■*amp; ^ V »-.;

P^t v .^; quot;' f v5': 'gt;- ^ ^ J

^ vL-» ? T,;A-- r , qAS^amp;amp;gt; ^

-lt; ^ yur: v-gt;

W4 ■..' -4 sf/Lv^ r 1 / t 'M

^ ▼*; ¥■*. . \ lt; — - Sar—«fc' •A.tó :lt;. ■'%= ■•-?

v ' -r 1 ■••4^

quot; • 'quot;? 4 Jt*vt *■■■ n ^

r/.

V ^-y- ', ■

•-vX. »V . . quot;*■**

■ v /■• ■ 1 ^'quot;quot; v ^ v^lt; J^..^quot; . lt;_

lt;- ^T% lt;• ' / ^ M

.N A.w.Ï:v♦ -tfrv^(:'■

*'■lt; gt; V, v?« \ ^ -■ '

- V * ■quot; . \ vft, ,T ; 7 .,

/ Samp;s£ - j ?'■'' 1

feailjv V^.*- - r .

' VV / l4? quot;

- -'*• , v - *- - ihllll M n I - ^

**i? -v