'j'jji
-5^
DEK
'/N '
VAN Dl)
DER
DERDE ORDE
VAN DEN II. VAD EK FRANCISCUS,
GEVESTIGD IN HET MOEDERHUIS:
HET St. LTJCIA-G-ESTICHT
tc riloitctt)aiii.
ANTONIUS - KLOOSTER BtÊÏEflHEtDE - KERKRADE
VAN DEN
jJlcijcl' m Dc Coil^lltllllt'Il
DER CONGREGATIE VAN DE RELIGIEUSEN-PEN1TENTEN.
IM adat ten jare 1847, met goedvinden en toestemming der bevoegde Kerkelijke Overheid, de toenmalige Afdeeling der Congregatie van de Religieusen Penitenten der Derde Orde van den H. Vader Franciscus, te Rotterdam gevestigd, zich van de Moeder-Congregatie te Breda afgescheiden, en tot eene zelfstandige Congregatie gevormd had, is bij latere ondervinding gebleken dat de oorspronkelijke Constitutiën der Congregatie van Limburg, tot dan toe gevolgd, wegens de veranderde omstandigheden en den nieuwen werkkring, eenige wijzigingen behoefden, welke dan ook met veel zorg naar de bestaande behoefte zijn aangebracht. Die aldus gewijzigde Regelen, aan onze goedkeuring en bekrachtiging onderworpen, hebben Wij met al onze belangstelling in den bloei dier Congregatie en in de heiliging harer leden, rijpelijk overwogen, en, onder aanroeping van den H. Geest, de bron van alle Heiligheid, gemeend te moeten goedkeuren en vaststellen, gelijk
Wij ze krachtens ons Bisschoppelijk gezag bij dezen vaststellen en aan de Zusters dier Congregatie als haren Regel aanbieden; liaar vermanende en smeekende oin de liefde van Je sus Christus, lt;4. haren hemelschen Bnüdegom, dat zij die niet alleen stiptelijk als den H. Wil van God opvolgen,
maar ook door aanhoudende lezing en overweging zich moer en meer van derzelver geest doordringen. Dan toch. Wij twijfelen er niet aan,
zullen die Regelen, door de genade van God,
onder de voorspraak zijner Onbevlekte Moeder,
en van den H. Vader Franciscus, aan de Zusters strekken tot eigene volmaking, en tevens tot heiliging dergenen aan wier verzorging zij zich toewijden, en zullen ze akoo het schoone tweevoudig doel der Congregatie volkomen helpen bereiken.
„Vrede en barmhartigheidquot;, zoo wenschen, zoo bidden Wij met de woorden des Apostels, „dengenen, die dezen Regel zullen gevolgd hebbenquot;. (Gal. VI: 16 )
Gegeven te Haarlem , op den feestdag Allerheiligen,
X G. P. WILMER,
Bisschop van Haarlem,
VOORREDE.
De Apostolische man, onze H. Vader Franciscus, door den H. Bonaventura de dienaar en drager van Christus' kruis genoemd, voelde zich van God geroepen om de waarheid te verkondigen, het Evangelie en de boetvaardigheid te prediken, en allen door woord en voorbeeld den weg der gerechtigheid aan te wijzen. Die roeping vervulde de H. man met zulk een ijver en onder zulk een zichtbaren bijstand Gods, dat hij weldra drie keurbenden, door do geloften van Gehoorzaamheid, Armoede en Zuiverheid verbonden, onder de banier van Christus' kruis had geschaard.
Hoe dit geschiedde, verhaalt de H. Bonaventura aldus:
//Diezelfde God, welke Franciscus had gezalfd, //en die Geest des Heeren, en de kracht en wijsheid //Gods zelve, Christus, die hem had gezonden, was //steeds met zijn dienaar in al wat hij ondernam, //zoodat hij overvloeide in woorden van ware wijsheid, //sn uitblonk door wonderkrachten; want zijn woord, //een lievig vuur gelijk, drong tot in het binnenste //der harten en vervulde allen met bewondering; en
VOORREDE.
//wijl zijne welsprekendheid geene menschelijke vin-;;ding was, maar de bezieling van den Geest Gods, //bewoog hij de versteendste harten tot boetvaardig-,/lieid. Iedereen dan ook, van wat leeftijd of geslacht, //haastte zich, om den nieuwen Mensch, door den (/hemel aan de aarde geschonken, te zien en te hooren. //Velen, en uit alle standen, werden door zijne stem //en zijn gelaat, alsof hij een Engel des Heeren was, «niet alleen in godsvrucht, maar zelfs in een vurig //Verlangen naar de volmaaktheid van Christus ont-//stoken; zij verachtten alle wereldsche ijdelheid, wat „meer is, zij verlangden niets vuriger dan den Heer «onder zijne leiding en zijn bestier te dienen.quot; Uitvoeriger hooren wij het van zijn levensbeschrijver in deze voorstelling: //Franciscus, wetende dat hij ,/van God gezonden was, om zielen te winnen, welke //de duivel trachtte te rooven, ging steden en dorpen „rond, en verkondigde het rijk Gods niet met de //overredende taal van menschelijke wijsheid, maar //door de wijsheid en kracht des H. Geestes; hij //predikte den vrede en leerde do zaligheid en do //boetvaardigheid tot vergiffenis der zonden; en dit //zonder eenige vleierij, zonder eenige wegslepende //bekoorlijkheden. Iemands gebreken vleien kon hij //niet, maar wel berispen; ook kon hij niemand in //zijne zondige levenswijze stijven, maar wel streng //bestraffen.
//Daar hij zelf eerst deed, wat hij anderen ver-//maande te doen, en zonder iemand te ontzien open-
VI
VOORREDE.
//hartig de waarheid sprak, hoorden zelfs zeer gevloerde en hooggeplaatste personen met bewondering /;zijne woorden, en werden door zijne tegenwoor-z/digheid met eene heilzame vrees bevangen.
//Zoo mannen als vrouwen, zoo geestelijken als //kloosterlingen liepen, ja snelden heên, om Gods //Heilige, die hun een mensch van eene andere wereld //toescheen, te zien en te hooren. Van wat leeftijd //of geslacht, men haastte zich om zijn wonder leven vte aanschouwen. Het was te dien tijde of er door //den persoon of naam van den H. Franciscus een //nieuw licht van ien hemel op aarde was gezonden, //dat de diepste duisternissen verdreefquot;.
//Hij schitterde als eene fonkelende ster te mid-//den van den stikdonkeren nacht; hij blonk als het //morgenrood, dat zich over de duisternis uitspreidt.
//Van daar dan ook dat velen alle bekommeringen //vaarwel zegden, zich zei ven in de leer van het //leven van den H. Franciscus leerden kennen, en //in liefde en eerbied voor den Schepper ontvlamden. //Velen uit het volk, zoo adellijken als onaanzienlijken, //kwamen, door de goddelijke ingeving getroffen, tot //Franciscus, niets anders verlangende dan altijd on-//der zijne leiding en zijn bestier te leven; als eene //rijke bron van hemelsche genade besproeide de Hei-vlige hen allen met een stroom van zegeningen, en //versierde den akker hunner harten met bloemen van //deugdenquot;.
Liefderijk ontving hij allen die tot hem kwamen.
VII
VOORREDE.
onderrichtte hen met zijne hemelsche wijsheid, en gaf ieder een toepasselijken regel, eerst aan Religieuso mannen, toen aan Religieuse vrouwen, en ten derde zorgde hij voor alle anderen, om allen te heiligen.
Nadat de H. Francisctis voor mannen zijne eerste en voor vrouwen zijne tweede Orde had ingesteld, en hun binnen de muren des kloosters een zekeren weg naar den hemel had geopend, stelde hij, blakende van zielenijver en allen willende zaligmaken, in het jaar 1221, de derde Orde in, welke allen kon omvatten, en waarin allen konden treden, die haar wenschten te volgen en onder zijne leiding hunne zaligheid wilden bewerken, maar niet geschikt of geroepen waren, om in de eerste of tweede Orde te leven. Spoedig breidde zicli deze derde Orde, welke hij die der Penitentie of boetvaardigheid noemde, over de gel ie el e wereld uit.
Pausen en Kardinalen, Bisschoppen en Priesters, Keizers en Koningen, Geordenden en Leeken van allen stand, ouderdom en beiderlei geslacht, werden in deze derde Orde opgenomen.
Paus Honorius III keurde de derde Orde en haren Regel goed bij eene breve van 29 November 1223. Vele Pausen na hem, bevestigden deze Orde en schonken er vele voorrechten en aflaten aan. Vooral echter heeft Pans Nicolaas IV door zijne Constitutie : Supra montem, van 17 Augustus 1289, de derde Orde van .Penitentie van den H. Franciscus bekrachtigd en den regel goedgekeurd.
VIII
VOORBEDE.
Die Derde Orde was door den H. Franciscus ingesteld voor diegenen, welke in de wereld bleven leven. Wijl er zich echter van lieverlede reeds velen, zoo mannen als vrouwen, begonnen te vereenigen, en onder de drie beloften van Gehoorzaamheid, Armoede en Zuiverheid in kloosters in gemeenschap gingen leven, werd ook dit door verschillende Pau sen goedgekeurd, tot dat eindelijk Paus Leo X door eene Bulle van 30 Januarij 1521 Inter Coetera, den Regel wijzigde; hij liet, wat op de gehuwde leden der Orde, welke in de wereld leven, betrekking had, uit den Regel weg, en maakte dien alzoo geschikt voor hen, die zich binnen de kloostermuren aan de Derde Orde willen 'verbinden.
Volgens het 5'lc! en 8sle hoofdstuk van den Regel van Paus Leo X zijnde leden dor Derde Orde, welke den Regel van Leo X volgen, onderworpen aan de jurisdictie van den Minister — Provinciaal van de Orde der Minderbroeders van den H. Pranciscus. Hierin echter is verandering gebracht en de leden van de Derde Orde, welke den Regel van Leo X volgen, zijn , krachtens Dekreten der H. Vergadering van het Concilie, o. a. van 30 Januarij 1723 en bij de Constitutie : Romanus Pontifex van Z. H. Paus Clemens X, geheel en alleen aan de Jurisdictie van den Diocesaan Bisschop onderworpen.
De Zusters dezer Congregatie zijn verplicht den Regel van Paus Leo X in alles te volgen, en moeten dien als hare grondwet beschouwen, naar welke hare
IX
VOORREDE.
overige statuten en Constitutiën moeten ingericht zijn. Altijd echter blijven zij, als volgende den Derden Regel van den H. Franciscus, aan de Orde van den H. Franciscus verbonden, en moeten zij zorgen den geest van eenvoudigheid en ootmoedigheid, waardoor die Orde altijd heeft uitgeschenen, trouw te bewaren en aan te kweeken; zij moeten zorgen, den geest van Armoede, welke de H. Franciscus zijne lievelinge, zijne zuster noemde, te bezitten, opdat zij niet enkel in naam, maar ook in waarheid kinderen van den H. Seraphijnschen Vader Franciscus mogen zijn. Wanneer de Zusters dezen geest van eenvoudigheid , van ootmoedigheid en Armoede bewaren,
O ' •—1
zal Gods zegen op de Congregatie rusten; dan zullen de Zusters tevreden en gelukkig zijn in haren Re-ligicusen staat en reeds een voorsmaak hebben van het reine geluk, dat haar, voor do hier op aarde volbrachte opoffering in den hemel wacht.
X
4
van den
vook mannen en vrouwen,
levende in oïmeenschap onder db drie wezenlijke geloften', bekbaciitigd
door Paus Lüo X, in zijne Bullo: Inter Coetera,
gegeven te Rome den 20 Januarij 1521.
Aait onze geliefde hinderen, alle Broeders en Zusters der Derde Orde van den H. Fkanciscus, die onder de drie wezenlijke geloften in gemeenschap leven.
Onder de overige aan ons bestuur toevertrouwde aangelegenheden wekken vooral die onze zorg, waardoor, onder beteugeling van de wereldsche en vlee-schelijke begeerten, de staat van onschuld en eersten vrede met diens hemelsche rust tot zijn vroegeren oorsprong wordt teruggebracht.
§ 1. Daarom heeft voorlang onze Voorganger, Paus Nicolaas IV, den Derden Regel van den H. Franciscus, der Penitentie genaamd — waardoor deze H. Belijder, vervuld van den geest Gods, de geloovigen van beiderlei geslacht tot de zaligheid trachtte te brengen — bekrachtigd en «oedgekeurcU
o o o o
§ 2. Dewijl echter na verloop van tijd onder ingeving van denzelfden H. Geest, niet alleen vele gehuwden en in de wereld levende personen, voor wie deze Regel door den H. Franciscus gemaakt was, maar ook ontelbare koren van Maagden zich onder de drie wezenlijke geloften, en sommigen onder het met onze goedketiring aangenomen slot, aan het juk van den Derden Regel hebben onderworpen, en tot veelvuldige vrucht en stichting der strijdende Kerk, zeer vele kloosters hebben gebouwd.
§ 3. En omdat er in gemelden Derden Regel een en ander voorkomt wat voor gehuwden geschikt, maar volstrekt niet passend is voor den ongehuwden en maagdelijken staat dergenen, die onder dezen Derden Regel God dienen; — en wijl hierdoor soms zuivere zielen in hare reine genegenheden van de intrede dezer Orde konden teruggehouden worden; — daarom is het dat wij, volgens den wil des Heeren, het edele van het onedele scheidende, denzelfden Derden Regel, maar onderscheiden zoo als volgt, op nieuw bekrachtigen en goedkeuren en aan u en uwe nakomelingen ter navolging toezenden.
De inhoud luidt aldus :
1ste Hoofdstuk.
Over het intreden der Novicen.
De Broeders en Zusters, die in deze Derde Orde wenschen opgenomen te worden, moeten het Katholieke geloof belijden, niet verdacht zijn van ketterij,
3
standvastig in de Gehoorzaamheid aan de Roomsche Kerk, ongehuwd, vrij van schulden, gezond van lichaam, bereidvaardig van geest, door geen kwaden naam hesmet en met den evennaaste verzoend. Overal deze punten moeten zij, vóór de aanneming, door hem of haar, die de macht heeft om aan te nemen. nauwkeurig ondervraagd en onderzocht worden.
2de Hoofdstuk.
Over hetgeen de Broeders en Zusters in de Professie van dezen Derden Regel moeten heioven.
Nadat de Broeders en Zusters het proefkleed (dat van gering laken moet wezen, naar goedvinden van den Visitator) gedurende een geheel jaar gedragen hebben, zullen zij zoo het gedrag in de kloostergemeente, waar hij of zij liet kloosterkleed gedragen heeft, lofwaardig is geweest, met toestemming van voornoemde kloostergemeente, tot de Professie van gemelde Orde aangenomen worden. In deze Professie zal men beloven de geboden van God te onderhonden, voor de overtredingen, welke men in de toekomst tegen dezen Derden Regel mocht begaan, de penitentie, wanneer de Overste die vordert, te volbrengen, en te leven in gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid.
3de Hoofdstuk.
Over het Vasten.
De Broeders en Zusters zullen ton allen tijde Maa. dags. Woensdags, Vrijdags en Zaterdags (uit-
4
genomen op Kerstmis) vleesch derven. En van Allerheiligen tot Paschen zijn zij gehouden, eiken Woensdag en Vrijdag te vasten. Desgelijks alle Vrijdagen van het jaar. Ook moeten zij dagelijks vasten van het feesc van den H, Martinus tot Kerstmis, en gedurende de voor de geheele Kerk vastgestelde Veertigdaagsche Vasten tot Paschen, welke zij echter met Quinquagesima moeten beginnen.
Op die dagen, waarop niet gevast wordt, zullen zij slechts tweemaal hunne nooddruft nemen. Hiervan is uitgenomen, dat van Paschen tot de maand October, diegenen, welke vermoeienden of zwaren arbeid verrichten, driemaal daags kunnen eten, behalve op de vastendagen.
De reizenden, de zieken of zwakken zullen in tijd van nood de vasten kunnen breken.
4de Hoofdstuk.
Over de kerkelijke Getijden en het Gebed.
De Broeders en Zusters moeten in de kerk het stilzwijgen onderhouden, bijzonder wanneer de H. Mis opgedragen, of het woord Gods verkondigd wordt. Op de andere plaatsen moeten zij onderhouden wat hun door de Oversten ten opzichte der stilzwijgendheid zal worden voorgeschreven.
lederen avond moeten zij voor God en zich zei ven nagaan, wat zij gedaan, gezegd en gedacht hebben.
Dagelijks moeten zij, zoo het gevoegelijk kan ge-
schieden, de H. Mis hooren. Zij moeten zorgen dat zij een godvruchtigen Priester hebben, die hun op zekere dagen het woord Gods verkondigt en hen tot boetvaardigheid en alle deugden opwekt.
Zij, die de Getijden kunnen bidden, moeten dit volgens het gebruik der H. R. Kerk doen. Doch die de kerkelijke Getijden niet kunnen bidden, hebben in plaats van de Metten twaalfmaal het Pater noster {Onze Vader) te bidden, en in plaats van elk der andere Getijden zevenmaal het Pater noster met Gloria Patri achter eiken Pater noster, en in het begin van de Prima en de Completen voegen zij er den Credo en Miserere mei Deus bij. Eu zoo iemand het opgenoemde niet kent, moet hij voor zijne penitentie driemaal het Onze Vader bidden.
Zoo dikwijls zij het middagmaal of andere spijzen gebruiken moeten zij God danken.
Wat het H. Sacrament der Biecht en het ontvangen der H, Communie betreft, zullen zij het voorschrift onderhouden van Paus Nicolaas IV, te weten, dat zij driemaal in het jaar te Biecht en te Communie moeten gaan, of volgens de Statuten, hieromtrent door hunne Oversten vastgesteld.
5de Hoofdstuk.
Over het aanstellen der Oversten en der Ambten.
Elk huis, zoo het een mannenklooster is, zal voor deze vereeniging een Overste hebben, die plaatselijke Minister zal genoemd worden. Is het echter
f5
een vrouwenklooster, dan zal men haar Moeder noemen.
Zij worden gekozen door hunne kloostergemeenten, of wel, zij worden benoemd door hunne Provinciale Oversten, of door den Algemeenen Visitator. Zóó echter, dat geen Overste het voor altijd, maar slechts voor een bepaalden tijd zal wezen.
Deze Ministers en Moeders zullen den geheelen tijd hunner bediening in al wat dezen hier beschreven Reoel aanimat, gehoorzamen aan do Provinciale
O CD O
Ministers van de Orde der Minderbroeders van den H. Franciscus, en aan de Visitators door die Ministers afgevaardigd. Wat echter de overige ambten binnen het huis betreft, zullen zij hunne statuten volgen.
6de Hoofdstuk.
Over de ivijze 'waarop men zich binnen en huiten 's huis behoort te gedragen.
Daar de Broeders en Zusters dezer vereeniging van de Penitentie genoemd worden, behooren zij zich van alle gezochtheid zoo in kleederen als in alle andere zaken te onthouden. Zij moeten volgens den heilzamen raad van den II. Petrus, den Vorst der Apostelen, de ijdele sieraden der wereld afleggende, geen ander sieraad dragen dan enkel sene nederige en noodige beschutting des lichaams. Zij moeten volstrekt niet komen in de paleizen van
7
vorsten, adellijke heeren of vrouwen, waar men (gelijk de Heer getuigt) het zachte dezer wereld vindt. Ook zullen zij nooit, hij dans of spel of ijdele vertooningen en tooneelvoorstellingen tegenwoordig zijn-
Verder moeten zij spaarzaam zijn in woorden en gesprekken, wijl het vele spreken zelden zonder zonde geschiedt. Vooral moeten zij zich wachten voor alle leugentaal en voor allen eed, volgens het gebod des Heeren, of het moest zijn om den vrede, de trouw, laster of ter aflegging van getuigenis.
Eiken avond moeten zij, bij het overige, zich ook onderzoeken of zij aan eenige leugen of eed schuldig zijn, en in dat geval voor elk driemaal het Pater noster bidden.
7de Hoofdstuk.
Over het hezoehen en verplegen der zieleen.
Is een Broeder of eene Zuster dezer vereenigine
O O
ziek, dan zal de Minister des huizes of de Moeder gehouden zijn te zorgen, dat door hen in persoon of wel door een ander, de zieke dagelijks worde bezocht, en al het noodige uit de gemeenschappelijke goederen zorgvuldig worde toegediend. Zij zijn ook verplicht te zorgen, dat de zieke, tot boetvaardigheid en eene oprechte bekeering worde opgewekt en te • dien einde de naderende dood, de gestrengheid van Gods oordeel en tevens de goddelijke barmhartigheid voor oogen worden gehouden.
3
8ste Hoofdstuk.
Over de Visitatie door de Oner sten, hij de Broeders en Zusters te doen.
De Provinciale Minister der Minderbroeders of een door hem benoemde Visitator van dezelfde Orde zal in elk huis, ten minste ééns in het jaar, de Visitatie houden en wel in het bijzijn der oudste leden. Na het einde der Visitatie zal hij niet in de werkplaatsen, noch in andere binnenvertrekken der Zusters gaan. De Visitator zal nooit met eeni^e Zuster
O O
alleen en afgezonderd blijven.
De Ministers en Moeders moeten alle zaken, welke verbetering behoeven, aan den Visitator bekend maken. Dat moeten ook de andere Broeders en Zusters doen. En zijn er leden, die naar het oordeel der Raadbroeders of Raadzusters des kloosters onverbeterlijk zijn, dan moeten zij, als verderfelijk voor de vereeniging, verwijderd worden.
9de Hoofdstuk.
Over de plichten jegens de Overledenen.
Wanneer een Broeder of eeno Zuster overleden is, zal de Minister of Moeder zorgen, dat do uitvaart plechtig gehouden worde.
Alle Broeders of Zusters van het huis, filwaar het sterfgeval heeft plaats gehad, moeten in persoon deze uitvaart bijwonen, en mogen niet heengaan, voordat het lichaam ter aarde is besteld.
9
Yoor de ziel van eiken overleden Broeder of Zuster moet ieder Priester binnen de acht dagen eene H. Mis opdragen. Die het Psalterium kennen, moeten vijftig psalmen lezen; die het Psalterium niet kennen, moeten vijftigmaal het Pater no ster bidden met: Requiem ceternam achter elk Pater noster.
De zorg voor het getrouw vervullen dezer plichten jegens de Overledenen en voor de overige godsdienstoefeningen , in dit hoofdstuk beschreven, is aan de Ministers of Moeders opgedragen.
10de Hoofdstuk.
Over de verplichting der voorschriften in dezen Pegel vervat.
Al de voorschriften in dezen Regel vervat, zijn raadgevingen om de zielen te gemakkelijker zalig te maken. Geen er van verplicht op doodelijke of dagelijksche zonde, tenzij iemand er reeds door goddelijk of menschelijk gebod toe gehouden ware.
De Broeders en Zusters zijn evenwel verplicht, de penitentiën, door de Oversten opgelegd, te volbrengen, zoo dit gevorderd wordt. Zij zijn ook gehouden tot de drie wezenlijke Geloften: tot de Armoede, met niets in het bijzonder te bezitten ; tot de Zuiverheid, want na de Gelofte kunnen zij geen huwelijk aangaan, noch zonder schennis dier Gelofte , vleeschelijke lusten opvolgen; tot de Gehoorzaamheid, wat die dingen betreft, zonder welke deze vereeniging
-
10
niet wel kan blijven bestaan. Ook zijn die Zusters gebonden tot het slot, welke daarvan de uitdrukkelijke gelofte hebben gedaan. Dit vergunnen wij aan alle en elk klooster, zoo slechts de gastvrijheid en de liefde, welke men daar aan zieken gewoon is te bewijzen, er niet onder lijden.
Gegeven te Rome bij den H. Petrus , onder den Visschersring, den twintigsten Januari van het jaar vijftien honderd een en twintig, het achtste jaar. Onzer pauselijke regeering.
] I
1ste Hoofdstuk.
Over het doel der Congregatie.
Het doel dezer Congregatie is tweevoudig; te weten ; hare leden te heiliiren door de oefeninir der
O O
christelijke volmaaktheid, en nuttig te zijn aan den evenmensch door het oefenen van verschillende liefdewerken, waaronder vooral het godsdienstig onderwijs en de opvoeding der jeugd behooren.
Dit doel is het volmaaktste, daar het de meeste overeenkomst heeft met het leven van onzen Zaligmaker Jesus Christus.
De Zusters zullen derhalve nimmer vergeten dat hare roeping tweeërlei is, namelijk : zich zelve te heiligen, en het welzijn van anderen te bevorderen; en dat zij nimmer daar aan zullen beantwoorden, wanneer zij alleen voor zich zelve, of alleen voor anderen werken.
Om dit doel te bereiken, is het volstrekt noodza-
noodige kennis worden gegeven, ten einde het kano-niek onderzoek op zijn bevel plaats hebbe; evenals bij de professie, (Zie bladz. 16.)
Bij de intrede of kleeding moet de uitzet in kleederen en het geld voor bet Noviciaat ingebracht worden, terwijl de dote bij de Professie wordt ontvangen. Die dos moot acht dagen vóór de Professie gestort worden.
3de Hoofdstuk.
Het Noviciaat.
Het Noviciaat zal zijn in het Moederhuis te Rotterdam ; alleen om gewichtige redenen kan de Alge-meene Moeder met goedvinden der aanwezige Dis-cretinnen , hierop met de eene of andere Novice eene zeldzame uitzondering maken.
Het Noviciaat duurt een vol jaar. In dien tijd zal de Novicen-Meesteres de Novice onderwijzen, in al wat de uitwendige manieren en loffelijke ceremoniën der Congregatie betreft; en vooral ook inde inwendige oefeningen der ziel, opdat zij langs het moeio-lijke pad der versterving en zelfverloochening in de volmaaktheid vordere. De Novicen-Meesteres wijst haar daartoe alle middelen aan, en geeft haar den noodigen troost, vooral ten tijde van bekoring of beproeving. De Novicen zullen zicli gedurende dien tijd niet op hetaanleeren van wereldsche wetenschappen toeleggen, maar alleen haar werk van de geestelijke
Ï5
maken. Zij mogen met de geprofeste Zusters niet spreken , zonder bijzonder verlof der Overste of Novicen-Meesteres. Wanneer familiebetrekkingen of' vrienden komen, om haar te spreken, mogen zij zonder uitdrukkelijk verlof van de Overste of Novicen-Meesteres niet naar de spreekkamer gaan; de Novicen-Meesteres of eene andere daartoe gestelde Zuster zal haar, wanneer het bezoek toegestaan wordt, vergezellen , en men zal niet toelaten dat de Novice alleen met iemand uit de wereld spreke , tenzij met haar Vader, Moeder of Voogd, of in een bijzonder geval volgens goedvinden der Overste.
De Overste zal zorgen, dat de Novicen niet meer dan tweemaal 's jaars bezoek ontvangen.
Gedurende den tijd van het Noviciaat zal de Novicen-Meesteres hare gehoorzaamheid, ootmoedigheid , zachtmoedigheid en liefde op alle wijzen beproeven, en men zal haar, zonder onderscheid van persoon, alle soorten van bezigheden laten verrichten. Met de vierde maand na de kleeding zal de Alsemeene Moeder een onderzoek instellen over elke Novice in het bijzonder, en alle geprofeste Zusters zullen haar met volle vrijheid alle onvolmaaktheden, welke zij in elke Novice hebben opgemerkt, kenbaar maken.
Wordt de Novice in die Visitatie ongeschikt bevonden voor de Religie , zoo moet zij zonder uitstel worden weggezonden. Zijn echter hare gebreken van dien aard, dat men nog gegronde hoop heeft van
16
verbetering, dan zal de Algemeene Moeder haar daarover bestraffen en tot verbetering aanmanen.
De zevende en elfde maand van liet proefjaar, zal de tweede en derde Visitatie op gelijke wijze plaats hebben.
In het laatst der elfde of in het begin der twaalfde maand zal de WelEerw. Rector de stemmen van al de geprofeste Zusters opnemen, en dit in het geheim, zoodat nimmer de namen van haar, die hare stem geven of weigeren , hekend worden. Wanneer de helft der Zusters de stem weigert, moet zij terstond, echter met alle beleefdheid en liefde, worden weggezonden. Wanneer een derde gedeelte de stem weigert mag
o o o
zij niet terstond tot de Professie worden toegelaten, maar de Algemeene Moeder zal met den WelEerw. Rector en de aanwezige Discretinnen raadplegen, om haar tot een nieuwen proeftijd toe te laten of weg te zenden.
Stemt echter minder dan een derde gedeelte to een
O O
de Novice, dan wordt zij in den regel tot de Professie toegelaten, waarvan men alsdan den dag bepaalt, opdat zij in dien tijd over alles beschikke en de dos voor de Professie gereed make.
Alsdan zal de Algemeene Moeder aan Z. D. H. den Bisschop kennis geven, dat de laatste stemming voor de Novice gunstig is geweest, en Z. D. H. verzoeken de Novice te doen onderzoeken, zooals de kanoiiieke wetten het voorschrijven. Eerst dan, wanneer dit onderzoek heeft plaats gehad, en men
17
de toestemming van Z. D. H, heeft bekomen, zal men tot de Professie kunnen overgaan.
Vóór de Professie kan de Novice eene generale biecht doen, en mag hiertoe een anderen dan den gewonen of buitengewonen Biechtvader kiezen; terwijl zij de acht dagen vóór de Professie in afzondering en stilzwijgen zal doorbrengen.
De eerste Professie zal geschieden voor den tijd van vijf jaren.
De drie eerste maanden na de Professie, mag zij niet worden toegelaten tot het kapittel der geprofeste Zusters, maar zal, na hare schuld beleden te hebben, met de Novicen hot kapittel nitgaan.
De volle vijf jaren na de Professie blijft zij, wat het geestelijke betreft, onder de leiding der Novicen-Meesteres of van eene andere daartoe aangestelde Zuster.
W anneer deze vijf jaren verloopen zijn, kan de Zuster weder vrij naar de wereld terugkeeren; wil zij echter haar leven in de H. Religie aan God blijven toewijden, dan moet zij dit een half jaar te voren aan de Algemeene Moeder vragen. Deze zal dan de stemmen der Zusters in het Gesticht waar zij woont, zelve of door een ander opnemen; en vervolgens met den WelEerw. Rector en de Algemeene Discretinnen raadplegen, of dit verzoek kan worden toegestaan.
Heeft zij gedurende die vijf jaren blijken gegeven van een waar Religieuse leven, dan zal zij tot de
geloften voor haar geheele leven worden toegelaten. Bij eenigen twijfel daaromtrent, mag zij wederom de geloften voor den tijd van twee tot vijf jaren doen.
Is echter gedurende dien tijd, vooral in de laatste jaren, haar gedrag niet dat van eene brave Religieuse maar van eene onwillige en wederspannige Zuster geweest, dan moet zij (nadat eerst do toestemming van Z. D. H. den Bisschop bekomen is) uit do Re-lioie worden weggezonden. Ziekte of andere onbe-
CT) C3Ö
kwaamheden tot de Religie, zijn echter dan geene redenen, om eene Zuster uit de Congregatie te verwijderen.
4de Hoofdstuk.
Het Habijt,
Het Habijt der Zusters zal zijn van grof bruin laken, dat niet kostbaar mag wezen, noch in prijs, noch in hoedanigheid.
De Novicen zullen dat bruine kleed dragen, alleen op Zon- en Feestdagen, tenzij de Moeder het anders goedvindt; op de andere dagen hebben zij een zwart kleed.
Ook de Zusters van de eerste Professie mogen, met goedkeuring der Moeder, op de werkdagen een
zwart kleed dragen.
De geprofeste Zusters dragen over het bruine kleed eene scapulier van hetzelfde laken, waarop een zwart kruis met de wapens der H. Passie gedrukt staat, welke zij door eene volmaakte penitentie, als den
19
naam voerende van Penitenten, in haar hartmoeten trachten te prenten.
Over het hoofd dragen zij een zwarten voile en omgorden het lichaam met een grof koord, dat bijna tot den grond afhangt en drie knoopen heeft, de drie heilige geloften beteekenende.
Aan het koord hangt men den rozenkrans van palmhout bestaande uit zeven tientjes.
In den winter dragen de Zusters een mantel van hetzelfde bruin laken, van eene voegzame lengte en breedte.
De Zusters zullen hare mantels dragen van den feestdag van onzen H. Vader Franciscus, tot den dag der H. Kruisvinding, in de maand Mei.
De Novicen dragen over het hoofd een witten voile, en omgorden zich met oen strik van grauw lint.
De geprofeste Zusters dragen wollen hemden, waarin echter de Moeder, op raad van den Dokter, kan dispenseeren.
5de Hoofdstuk.
Van den Goddelijhen Koor dienst of de Getijden.
Onder de gebeden en oefeningen, welke de Congregatie bezigt om God te loven, te eeren en te danken, bekleedt het dagelijks bidden der getijden eene eerste plaats.
De Zusters, die de getijden dagelijks met godsvrucht verrichten, bekleeden liet ambt der Engelen
I
20
en Heiligen, die aanhoudend voor God neergeknield, in eene heilige vreugde zingen: //Heilig! heilig! heilig!quot; Honderd bijzondere gebeden, //zegt de H. Al-phonsusquot;, zijn niet van zoo groote waarde als één enkel getijden-gebed. Dat de Zusters dit dikwijls, bijzonderlijk als zij naar het koor gaan overwegen, en daarbij met een levendig geloof gedenken, hoe aangenaam dit vereenigd gebed aan God is, en welken grooten schat van genaden en verdiensten zij door het godvruchtig bidden der getijden kunnen vergaderen.
De Zusters , welke geschikt zijn voor het koor,
zullen de getijden lezen volgens de orde van den Romeinschen Brevier, en in alles do Rubrieken in acht nemen. Wat de feesten der Orde aangaat, zullen zij dezelfde Privilegiën en Pauselijke besluiten volgen, welke de EE. PP. Minderbroeders van de Nederlandsche Provincie onderhouden, waarom zij zullen zorgen van dezen het Directorium voor den Brevier te bekomen, hetwelk in alles moet worden opgevolgd.
Wat de vigiliën der dooden, de getijden van Maria, de graduëele en penitentiëele psalmen betreft, deze zullen op den bepaalden tijd in het koor gelezen j worden, gelijk in den brevier is voorgeschreven.
Aangaande de Feestdagen, die gevierd worden in de Bisdommen waar zij wonen, zullen zij zich voegen naar de Moederkerk en de loffelijke gewoonten dier plaatsen.
21
De Zusters, welke den brevier niet kunnen lezen, zullen daarvoor bidden, wat in den Regel, Hoofdstuk IV, is aangegeven.
De tijd voor de getijden zal door de Algemeene Moeder voor ieder liuis, volgens de omstandigheden bepaald en geregeld worden, te gelijk met de geheele dagorde van het Gesticht, wat het eten , drinken, slapen gaan enz. betreft.
De Zusters zullen zorgen, dat zij vóór het begin der getijden in de kapel op hare plaats zijn, om hare harten tot het gebed voor te bereiden. Niemand mag zonder verlof der Moeder uit de getijden blijven, of er zich, zonder toestemming der Presidente, uit verwijderen. Die te laat komen, wanneer de getijden reeds zijn begonnen, zullen in de eerste vergadering der Gemeente, in den Refter of in de Kapittelkamer hare schuld bekennen, en de Moeder zal haar, naar gelang van haar verzuim, daarvoor penitentie geven. De Zusters zullen trachten, de getijden met den meest mogelijken eerbied en godsvrucht te bidden, zich stellende in de tegenwoordigheid der goddelijke Majesteit, en zedig op hare plaats blijvende, zonder aan anderen eenige verstrooiing te veroorzaken.
Wie onder den goddelijken dienst zou spreken, lachen, eenige ongemanierdheid doen of anderen verstrooien, zal streng berispt en bestraft worden. Ter voorkoming van alle stoornis en verstrooiing, zullen de Zusters, welke in liet koor eenige bediening, als
22
van Canteres, Versicnlier, enz. moeten waarnemen,
daags te voren nazien, wat zij den volgenden dag in het koor moeten doen en lezen.
De eerste Canteres zal 's middags op het einde
van den maaltijd in den Refter opstaan en met luider s
stem het Directorium voor den volgenden dag voor- I
lezen, zeggende: ,/Zusters men zal morgen de ge- s
tijden bidden van N. N. de Vespers zijn .... de £
Zij, die onder de getijden eenige fout in liet Officie
begaan, zullen daarvoor in de eerste vergadering c
der gemeenie hare schuld bekennen. 1
De Zuster, die gedurende de week het Officie ]
van Hebdomadaria heeft uitgeoefend, zal Zaterdags gt;
's avonds in liet midden van den Refter geknield den ]
Psalm Miserere bidden, ter voldoening van de fouten, i
welke zij gedurende die week in het Officie heeft (
Zij zal na het bidden van den Miserere daarvan ook in het algemeen hare schuld spreken, en tevens (
ootmoedig aan de Moeder verzoeken, het goddelijk j
Officie te mogen blijven bijwonen.
De Moeder kan met raad van den Biechtvader en Dokter zieken of anderen, welke wettig belet zijn,
in de getijden dispenseeren.
28
6de Hoofdstuk.
De Meditatie of het inwendig Gebed.
Het inwendig gebed is als de spijs der ziel en de school aller deugden, zoo noodzakelijk voor eene Religieuse, dat zij die het niet met de grootste naarstigheid en godsvrucht tracht te beoefenen, onmogelijk eene goede Religieuse kan zijn, en geen voortgang in het geestelijke leven zal maken.
Van al de oefeningen van het geestelijk leven is de Meditatie de nuttigste en de voordeeligste. Daarin leert de ziel zich zelve kennen, en de middelen om hare hartstochten en hare gebreken te bestrijden. Zoolang eene Religieuse het inwendig gebed of de Meditatie behartigt, zal zij ingetogen, nederig en ijverig voor hare plichten zijn; integendeel verzuimt of verwaarloost zij ze, dan zal men spoedig bespen-ren, dat hare godsvrucht, haar ijver, hare liefde voor de deugd en voor de versterving verflauwt, en zij langzamerhand allen smaak voor de goddelijke zaken zal verliezen.
Het is om in deze heilige oefening wel te slagen
O O O
volstrekt noodzakelijk er zich naarstig toe voor te bereiden.
Er is drieërlei voorbereiding noodig te weten: de verwijderde, de nadere en de onmiddellijke voorbereiding.
De verwijderde voorbereiding bestaat in eene ge-durige ingetogenheid, voortkomende uit de gedachte
22
van Canteres, Versicnlier, enz. moeten waarnemen,
daags te voren nazien, wat zij den volgenden dag in het koor moeten doen en lezen.
De eerste Canteres zal 's middags op het einde
van den maaltijd in den Refter opstaan en met luider s
stem het Directorium voor den volgenden dag voor- I
lezen, zeggende: ,/Zusters men zal morgen de ge- s
tijden bidden van N. N. de Vespers zijn .... de £
Zij, die onder de getijden eenige fout in liet Officie
begaan, zullen daarvoor in de eerste vergadering c
der gemeenie hare schuld bekennen. 1
De Zuster, die gedurende de week het Officie ]
van Hebdomadaria heeft uitgeoefend, zal Zaterdags gt;
's avonds in liet midden van den Refter geknield den ]
Psalm Miserere bidden, ter voldoening van de fouten, i
welke zij gedurende die week in het Officie heeft (
Zij zal na het bidden van den Miserere daarvan ook in het algemeen hare schuld spreken, en tevens (
ootmoedig aan de Moeder verzoeken, het goddelijk j
Officie te mogen blijven bijwonen.
De Moeder kan met raad van den Biechtvader en Dokter zieken of anderen, welke wettig belet zijn,
in de getijden dispenseeren.
28
6de Hoofdstuk.
De Meditatie of het inwendig Gebed.
Het inwendig gebed is als de spijs der ziel en de school aller deugden, zoo noodzakelijk voor eene Religieuse, dat zij die het niet met de grootste naarstigheid en godsvrucht tracht te beoefenen, onmogelijk eene goede Religieuse kan zijn, en geen voortgang in het geestelijke leven zal maken.
Van al de oefeningen van het geestelijk leven is de Meditatie de nuttigste en de voordeeligste. Daarin leert de ziel zich zelve kennen, en de middelen om hare hartstochten en hare gebreken te bestrijden. Zoolang eene Religieuse het inwendig gebed of de Meditatie behartigt, zal zij ingetogen, nederig en ijverig voor hare plichten zijn; integendeel verzuimt of verwaarloost zij ze, dan zal men spoedig bespen-ren, dat hare godsvrucht, haar ijver, hare liefde voor de deugd en voor de versterving verflauwt, en zij langzamerhand allen smaak voor de goddelijke zaken zal verliezen.
Het is om in deze heilige oefening wel te slagen
O O O
volstrekt noodzakelijk er zich naarstig toe voor te bereiden.
Er is drieërlei voorbereiding noodig te weten: de verwijderde, de nadere en de onmiddellijke voorbereiding.
De verwijderde voorbereiding bestaat in eene ge-durige ingetogenheid, voortkomende uit de gedachte
36
dus zich eerder daartoe voorbereiden door de nederigheid en zuiverheid van meening, dan door te steunen op de voorbereiding en op de zorg zelve.
Ten t'Jde van troost moet men dankbaar zijn, zonder ijdel welbehagen, ten tijde van dorheid en mistroosting akten van nederigheid, berouw en onderwerping verwekken en dikwijls herhalen de woorden: Mijn Jesus, wees mij genadig! mijn God, help mij!
Men zal de Meditatie eindigen met één of meer welgemeende en bepaalde voornemens te maken, welke strekken moeten om voortgang te doen in de deugd, en nog dienzelfden dag geoefend kunnen worden. Men draagt deze voornemens aan God op, smeekt Hem die te zegenen, en vraagt, om hieraan getrouw te zijn, de hulp van de H, Maagd, van den H. Engelbewaarder en van zijne HH. Patronen.
Het is ook zeer nuttig, uit de Meditatie eene gedachte te kiezen, welke ons gedurende den dag liet onderwerp der Meditatie herinnert, en welke de H. Franciscus de Sales een geestelijken ruiker noemt.
Alhoewel eigenlijk het Religieuse leven eene gedurige offerande moet zijn van zich zelve, en een aanhoudend gebed en overweging in de tegenwoordigheid Gods, is het echter niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk, hiervoor eenigen tijd vast te stellen.
Daarom zal dagelijks een geheel uur aan de Meditatie worden toegewijd, waarvan 'smorgens een half uur en 's avonds na de getijden een vierde
37
uur, terwijl liet andere kwartier onder de H. Mis zal gehouden worden.
De Meditatie wordt door iedereen zonder uitzondering bijgewoond, en geene drukte of bezigheden kunnen hier verschooning aanbrengen. Mocht echter de eene of andere Zuster, op dat uur volstrekt belet zijn, zoo zal de Moeder daarvoor een ander uur stellen.
De Portierster zal gedurende de Meditatie niemand roepen om met wereldlijken te spreken; maar zij zal hen met liefde verzoeken te willen wachten, totdat de Meditatie geëindigd is. Voor iedere Meditatie zal, langzaam en met duidelijke stem, uit eenig godvruchtig schrijver een punt ter overweging worden voorgelezen; welk punt op Communie-dagen van tijd tot tijd handelen kan over het Allerheiligste Sacrament des Altaars.
De Novicen-Meesteres zal der Novicen en jonge Zusters, onder hare leiding gesteld, naarstig in de manier van het inwendige gebed onderwijzen; zij zal haar dikwijls over dit punt ondervragen, en haar de eenvoudigste en gemakkelijkste wijze van medi-teeren leeren.
7de Hoofdstuk.
Van de H. Communie.
Ten aanzien van de H. Communie kan niets waardiger, heiliger en verhevener voorgesteld worden dan de volgende woorden van Jesus Christus over dit aanbiddelijk Sacrament:
Ik hen het levend brood, die uit den hemel hen nedergedaald. Want mijn Vleesch is ivaarlijk spijs, en mijn Bloed is waarlijk drank. Die mijn Vleesch eet en mijn Bloed drinkt, hlijft in Mij en Ik in hem. Dit is het brood, dat uit den hemel is nedergedaald. Niet gelijk uwe vaders het manna gegeten hebben en gestorven zijn: die dit brood eet, zal leven in eeuwigheid.
Op deze groote woorden en onveranderlijke waarheden kan men de volgende bemerkingen maken;
Het aanbiddelijk Lichaam van Jesus Christus is inderdaad eene hemelsche spijs, en zijn dierbaar Bloed de drank van onsterfelijkheid, die ons in deze plaats van ballingschap moet voeden en ondersteunen; dit aanbiddelijk Sacrament is het Brood van den Hemel afgedaald, het Brood zelf der Engelen, het geurigste Manna, hetwelk ons in de Woestijn van dit leven moet verzadigen, het hemelsch banket, waarop wij, bij voorkeur der Engelen zeiven, zijn uitgenoodigd.
Door de H, Communie woont Jesus Christus in ons, en wij in Hem. Hij komt in ons, Hij vereenigt zich met ons. Hij werkt in ons, zoodat wij het niet zijn, die leven, maar het Jesus Christus zelf is, die in ons leeft. De H. Communie wordt niet alleen voor dit leven eene overvloedige bron van alle hemelsche genadegnnsten, maar geeft ons nog het onderpand, de kiem, den voorsmaak der gelukzalige onsterfelijkheid, waarnaar wij haken.
Het geluk, hetwelk de Zusters genieten, dat zij dikwijls mogen communiceeren, en zich met haren goddelijken Bruidegom vereenigen, is eene dier groote gunsten, waarom zij haren heiligen staat moeten beminnen en hoogachten. Jesus zelf roept haar, noo-digt haar, betuigt het grootste verlangen, om zich met haar te vereenigen, haar zijne gaven mede te deelen en eene voorname plaats in zijn hart te schenken. Hoe verkeerd en ondankbaar handelt dus eene Zuster, die door eigen schuld de H. Communie, in den Regel voorgeschreven, niet ontvangt en er zich vrijwillig van verwijdert! En wat anders is hiervan doorgaans de oorzaak dan hare eigenzinnigheid, hare kwijning en onachtzaamheid? Zij berooft zich daardoor van de grootste genaden; zij betuigt eene onverschilligheid voor haren hemelschen Bruidegom; zij geeft stof tot ontstichting; zij stelt zich in gevaar van meer en meer in onachtzaamheid, lauwheid en afkeer te vervallen; zij versmaadt een onschatbaar middel tot hare heiliging en volmaking.
Men vreest rekenschap te moeten geven van de H. Communie, welke men ontvangt, en men vreest niet rekenschap te moeten geven van die men verzuimt.
De Zusters moeten zich tot het ontvangen der heilige Communie behoorlijk voorbereiden. Deze voorbereiding bestaat in eene verwijderde en eene nadere voorbereiding.
De eerste is gelegen in het vermijden van alle
30
vrijwillige fouten; en in het oprecht verlangen naaide volmaaktheid.
De tweede bestaat hierin, dat zij zich vóór de heilige Communie opwekke tot een levendig geloof, hetwelk haar van de waarheid, de heiligheid, de majesteit en grootheid van dit aanbiddelijk Sacrament doordringt, haar met diepen ootmoed en eerbied vervult en doe wegzinken in haar niet, op het gezicht van een God, dien zij gaat ontvangen; dat zij tevens zich opwekke tot eene vaste hoop op zijne goedheid en almacht, en tot een vurig verlangen om Jesus te ontvangen, een verlangen, dat voortkomt uit een nog vuriger liefde voor haren goddelijken Bruidegom.
Wanneer de Zusters de H. Communie hebben ontvangen, moeten zij God bedanken gelijk het na het genieten van zoo groot eene weldaad betaamt, en zorgvuldig gebruik maken van de kostbare oogen-blikken, dat zij met haren goddelijken Bruidegom vereenigd zijn. Dan toch is het de tijd om God te loven, te aanbidden, te bedanken, zich in alles en vóór alles aan Hem op te dragen, en Hem al hare verlangens en behoeften te openbaren.
Men zal de dankzegging der H. Communie sluiten met den Hymnus Te Deuni Laudamus, welke door de Zusters staande en koorsgewijze zal gebeden worden. Gedurende den dag zullen zij dikwerf het geluk van dien morgen gedenken, en wat zij met haren goddelijken Bruidegom hebben besloten, getrouw naleven.
31
Iedere Zuster zal zich tot de H. Communie bereiden op alle Zondagen, en op alle Feestdagen, zoowel van de H. Kerk als van de Orde en bijzondere plaatsen.
Bovendien zullen zij te Communie gaan op eiken Dinsdag en Vrijdag der week.
Ieder in liet bijzonder zal communiceeren op den verjaardag barer Professie. Op het naamfeest der Algemeene Moeder alsmede op den verjaardag harer professie zullen al de leden der Congregatie voor haar communiceeren. De leden van ieder huis zullen ook communiceeren op het naamfeest en de professiedag der Moeder. Indien eene Zuster belet is op de gestelde dagen de H. Communie te ontvangen , kan zij zulks met verlof der Moeder op een anderen dag van die week doen.
Niemand zal op die dagen van de H. Communie mogen terugblijven, zonder uitdrukkelijk verlof dei-Moeder of des Biechtvaders,-naar wiens oordeel, 'twelk door de Zusters aan de Eerw. Moeder kan worden bekend gemaakt, de Moeder zich zal voegen. Wanneer het mocht gebeuren dat eene Zuster zich dikwijls aan de H. Communie zou onttrekken, en daarom aan anderen ontstichting zou geven, zal de Moeder daarvan verslag doen aan de Algemeene Moeder, die deswege de noodige maatregelen zal nemen.
De Moeder kan (en moet soms), wanneer er wettige redenen bestaan, aan eene Zuster de H. Communie ontzeggen.
32
Gewoonlijk echter zal dit slechts in geval van openlijke ontstichting geschieden. Op den dag der H. Communie zullen de Zusters 's morgens na de Meditatie gezamenlijk door eene akte van verzoening, elkander vergiffenis vragen over hare fouten.
's Avonds te voren zullen zij , ieder in het bijzonder, aan de Moeder de gunst verzoeken van te mogen communiceeren. De Novicen verzoeken dit aan de Novicen-Meesteres.
Den eersten Zondag van elke maand zal er eene generale communie opgedragen worden voor het welzijn der Congregatie, opdat het Gode hehage aan de Oversten het noodige licht te schenken, om hare onderhoorige Zusters wel te besturen, en aan de Leden in het algemeen eene volmaakte onderlinge liefde.
Op de Dinsdagen moeten de intentiën ook altijd algemeen zijn. Den eersten Dinsdag van elke maand wordt de communie opgedragen voor de levende en overledene Ouders van de leden der Concreeatie.
O O
Den tweeden voor de afgestorven Oversten en Zusters. Den derden voor de levende en overledene weldoeners der Congregatie, en den vierden voor de geloovigc zielen.
8ste Hoofdstuk.
De Heilige Mis.
Do Zusters moeten dagelijks het H. Sacrificie dei-Mis met den grootsten eerbied en godsvrucht bijwonen. Het bijwonen van het H. Sacrificie der Mis is vol-
33
gens de uitdrukking van den H. Franclscus de Sales, de zon der devotiën. Daarom moeten de Zusters het onwaardeerbaar voorrecht hoogschatten, dat zij dagelijks het aanbiddelijk Sacrificie kunnen bijwonen, hetwelk niets minder is dan de voortzetting en hernieuwing der offerande van het kruis.
Het is volgens de kerkvergadering van Trente hetzelfde slachtoffer, dat op den Calvarieberg werd opgedragen; dezelfde Verlosser, welke zich op het kruis opofferde, offert zich nog dagelijks op door de hand des Priesters. Jesus maakt ons daar deelachtig aan de genaden, welke Hij ons door zijn dood heeft verworven. Hieruit blijkt genoeg, zegt dezelfde kerkvergadering , welk eene ;?org wij moeten aanwenden, om met de meeste inwendige reinheid van hart en uitwendige godsvrucht bij dit zoo heilig en goddelijk werk tegenwoordig te zijn; het is voor de Zusters het gunstige oogenblik, om met Jesus haren Bruidegom over de groote zaak harer zaligheid te handelen ; om de deugden van haren staat en de hiertoe noodio-e eenaden af te smeeken.
O O
Onder de H. Mis mogen de Zusters tot aan den Sanctus in een boek lezen; doch verder tot aan het einde zal het in 't algemeen beter zijn dat zij geene boeken gebruiken, maar de groote geheimen van ons geloof overdenken, welke onder het H. Sacrificie vernieuwd, en op zoo zinrijke wijze door de ceremoniën voorgesteld worden. Zij moeten zich met de meening van den Priester, die liet H. Sacrificie
34.
opdraagt vereenigen, om aan vier plichten, die wij jegens God hebben te voldoen.
De lquot;e dezer vier plichten is : de oneindige Majesteit Gods te loven en te aanbidden; de Squot;6 van te voldoen voor onze zonden; de S'1quot; is: God te danken voor al de van Hem ontvangene weldaden; en de 4.'16 Hem te smeeken als Bron en Gever van alle genaden. Wanneer men do Mis in vier deelen verdeelt nl.: van het begin tot liet Evangelie, van het Evangelie tot de Elevatie, van de Elevatie tot de Nuttiging, en van de Nuttiging tot het einde, kan men gemakkelijk die vier einden overdenken, welke vier plichten zijn voor iederen mensch; eenoH, Mis, op die wijze gehoord, kan niet anders dan groote vruchten voortbrengen.
O
9de Hoofdstuk.
Het Bezoek van het Allerheiligste Sacrament.
Geheel het leven van den mensch, zegt de geleerde Bourdaloue, is ellende en kwelling des geestes, en bij al de voorrechten van den Religieusen staat, heeft een ieder ook daar, gelijk overal , zijne kwellingen; maar hoe gelukkig is de nedergedrukte ziel, die weet, waar zij het geneesmiddel voor hare kwaal kan vinden, en die bij Jesus, haren Bruidegom , haar troost gaat zoeken. Een enkel bezoek bij het Allerheiligste is soms voldoende, om op eens de gesteltenis van een hart te veranderen, en onrust en droefheid
35
door de zoete rust en eene volkomene tevredenheid te doen opvolgen.
Men komt gansch neergeslagen en kwijnende, en keert vol van kracht en moed, ja vol van vreugde terug. Hoe komt dit toch ? Dit is een geheim, hetwelk aan de kennis van God is voorbehouden. Het zij ons genoeg, dat het zoo is, en wij weten, dat het zoo gebeurt; maar dat geheim te doorgronden, behoort niet aan ons.
De grootste Heiligen zijn de vurigste minnaars van het H. Sacrament geweest. Bij Jesus zochten en vonden zij rust, troost, raad en sterkte. Onze H. Vader Franciscus liet nooit na het H. Sacrament te raadplegen, bij elke moeielijkheid, die hem voorkwam, of bij elke gewichtige zaak die hij moest ondernemen.
Beproef en ondervind bij het H. Sacrament, hoe zoet de Heer is , zegt de H. Alphonsus. Welken troost, welke genoegens zullen de Zusters dan niet smaken, wanneer zij dagelijks naar behooren een bezoek afleggen bij haren heiligen Bruidegom, bij haren besten Vriend, bij haren goddel ijken Gastheer, die zoo groot behagen schept in haar te ontvangen, die uitroept, dat het zijn wellust is te wonen met de kinderen der menschen; die ons uit zijn tabernakel toespreekt: Komt allen tot Mij, die vermoeid en beladen zijt, ik zal u verkwikken.
Het bezoek bij het Allerheiligste zal iedere Zuster voor zich in stilte doen. Voor haren goddelijken Bruidegom nedergeknield, zal zij Hem zeggen wat haar hart haar zal ingeven.
36
Geene bestudeerde gebeden, geene geleerde alleenspraken, verlangt de goede Jesns van haar; neen, wat Hem het meeste behaagt, is eenvoudigheid des harten, er. hoe volmaakter die eenvoudigheid is, hoe meer Hij zich voldaan toont. Zij spreekt met Jesus over hare behoeften, over hare ellende, over haar strijden; zij vraagt Hem wat zij noodig heeft, en Jesus, die in zijn tabernakel rust, heeft zijn handen vol van genaden, om ze aan haar uit te deelen.
Dit bezoek bij het Allerheiligste Sacrament zullen de Zusters dagelijks gezamenlijk brengen; het uur zal op de dagorde bepaald worden. Die dan belet zijn, zijn verplicht het later te doen. Het wordt de Zusters echter ten hoogste aangeraden, dat zij gedurende den dag, wanneer de bezigheden het toelaten , al is het slechts voor enkele minuten, een kort bezoek bij Jesus in het H. Sacrament brengen.
10de Hoofdstuk.
De Biecht.
Onder al de middelen, welke onze Heer Jesus Christus bereid heeft, om de zondaren te bekeeren, de rechtvaardigen te ondersteunen en de Religieusen tot de volmaaktheid te brengen, is het H. Sacrament der Biecht het heilzaamste en het krachtigste middel. De Biecht is dat groote werk van onzen H. Godsdienst, in hetwelk tusschen God en den mensch over de belangen zijner zaligheid wordt gehandeld; —waarin de mensch zich stelt aan den voet van het Kruis,
37
in de hoedanigheid van boetvaardigen zondaar, om zijne zonden en ongetrouwheden jegens God te be wee-nen; waarin hij zich gaat vertoonen bij zijnen Opperrechter, om Hem rekening van zijne werken te geven, waarin hij zijne ziel van hare vlekken zuivert, om haar daardoor aan de oogen van haren God aangenamer te maken; — waarin hij de uitwerkselen van het aanbiddelijk Bloed van Jesus Christus ontvangt, door wiens verdiensten hem de genaden van het H. Sacrament worden toegevoegd, en de vrede tusschen God en zijn geweten wordt hersteld.
Om die kostbare vruchten van dit H. Sacrament te genieten, wordt vereischt dat de Zusters het ontvangen met een groot geloof, en zich zeiven behoorlijk voorbereiden door vurige gebeden, door een nauwkeurig onderzoek van haar geweten, en door een rechtzinnioe verfoeiingvan alle zonden,
C3 O
De Zusters zullen in den Biechtvader Jesus Christus zelf beschouwen, die vol van barmhartigheid hare zonden en ongetrouwheden vergeeft, en haar zijne genade terugschenkt of die vermeerdert. Zij zullen aan Hem, gelijk een kind aan zijn vader, haar geweten met een liefderijk betrouwen, zonder vrees, kort en duidelijk openbaren, en alle overtolligheid van woorden schuwen, welke aan de rouwmoedigheid zou schaden.
Niet de lange biechten zijn de beste, maar die, welke met de meeste ootmoedigheid en zelfverloochening gedaan worden.
In hare twijfelingen en gewetensangsten zullen
38
zij den raad van haren Biechtvader met eenvoudigheid, met onderwerping en zonder tegenspi'aak volbrengen, zich overtuigd houdende dat de goddelijke Voorzienigheid, gelijk de H. Franciscus van Sales zegt, niet zal gedoogen, dat zij zullen bedrogen worden, wanneer zij zich aan het oordeel onderwerpen van hem, die Gods plaats bekleedt, en wien zij haar geweten openbaren, met het voornemen, om den wil van God te kennen, in alle zuiverheid naar ziel en lichaam Hem te dienen, en te streven naar de volmaaktheid.
Terwijl de Biechtvader tot haar spreekt, zullen zij met eerbied en oplettendheid naar Hem luisteren, alsof God zelf door zijnen mond sprak. De heilige woorden; ;/Ik ontbind umoeten zij voor kostelijk en dierbaar houden, daar zij worden gesproken door den Priester, aan wien God gezegd beeft: //Wier zonden gij zult vergeven, dezen worden zij vergeven,quot; en onder het uitspreken dier woorden moeten zij zich door een hartelijk leedwezen voor God vernederen.
Na de Biecht ter goeder trouw gedaan te hebben, moeten zij zich er niet moer over bekommeren of onderzoeken of zij alles wel gezegd hebben, maar veeleer die kostelijke oogenblikken waarnemen, om zich kalm en aandachtig bezig te houden met Jesus , met wien zij verzoend zijn, en Hem bedanken voor de genotene weldaden.
De Zusters mogen nimmer iets te kennen geven of mededeelen van het geen tot de gedane biecht behoort, de handelwijze van den Biechtvader afkeuren, noch tegen hem morren.
De II. Vader Franciscus heeft den eerbied voor de Priesters in het geheim der biecht bijzonder aan de kinderen zijner Orde ingeprent.
De Zusters zullen, iu den regel, eens in de week biechten bij den Biechtvader, die voor haar door den Bisschop is aangesteld, en op een dag, door den Biechtvader te bepalen.
Voor de vrijheid van geweten zal - volgens het Concilie van Trente meermalen in het jaar - en daarom voor de Zusters viermalen 's jaars, en wel in de quatertemperdagen, een buitengewone Biechtvader komen. Niemand zal alsdan bij den gewonen Biechtvader biechten. Alle Zusters zijn verplicht zich voor den buitengewonen Biechtvader te vertoonen', al ware het slechts om eene vermaning en den zegen te ontvangen. Indien eene Zuster soms buiten die vier tijden, bij den buitengewonen Biechtvader verlangt te biechten, zal zij het de Moeder verzoeken, die, zoo daartoe geene gegronde redenen bestaan, het niet zal weigeren.
Indien eene Zuster, niet alleen in eene zware ziekte, maar ook op een anderen tijd, niet uit lichtzinnigheid of eigendunkelijke neiging, maar om goede en billijke redenen, een ander wettig gezonden Biechtvader van 't Bisdom verlangt, zal ook in dat geval de Moeder aan dat billijk verzoek trachten voldoening te geven. (Synod. Dioc. bi. 97.j
De Moeder moet hierin alle voorzichtigheid gebruiken, wijl de vrijheid wel niet belemmerd mag worden, maar ook geene misbruiken mogen toegelaten worden.
4
40
Wanneer de Zusters zich op reis bevinden, kunnen zij bij alle Priesters, welke in het Diocees geappro-beerd zijn, biechten.
Tot naricht der Zusters dient, dat de Kerkoversten der Dioceesen, in welke de Znsters gevestigd zijn, de gewone en buitengewone Biechtvaders der Zusters benoemen.
Op de bepaalde feestdagen der Kerk en der Orde, zal de Moeder den Biechtvader verzoeken om met goedvinden van Z. D. H. den Bisschop de generale Absolutie te willen geven. Deze feestdagen zijn: het Kerstfeest, Witte Donderdag, Pinksteren, O. L. V. Hemelvaart, de feestdag van onzen H. Vader Fran-ciscus en der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Patrones der Orde. In het Moederhuis ook op de dagen van de Professie der Zusters.
11de Hoofdstuk.
Het Onderzoek van het Geweten.
Allen, die hunnen geestelijken voortgang ter harte nemen, erkennen dat, indien de Meditatie noodzakelijk is voor hen, die Jesus willen leeren kennen en beminnen, het onderzoek des gewetens evenzeer een nuttig middel is, om dat dubbele doel te bereiken. En werkelijk ook wordt door dat onderzoek het hart meer en meer van zijne kwade neigingen gezuiverd , en bekwaam, om het verborgen Manna te smaken, dat het leven en de leer des Zaligmakers aan de welbereide zielen overvloedig aanbieden.
41
Een iedei' weet, en de dagelijksche ondervinding bevestigt het, dat onze natuur, door de zonde van den eersten Vader Adam bedorven, een grond is, die uit zich zei ven weinig meer dan distelen en doornen voortbrengt. De zaden van het goed groeien er slechts door zwaren en onvermoeiden arbeid op; terwijl de kiemen der ondeugd er zich zoo gemakkelijk ontwikkelen, en aanhoudend moeten bestreden worden. #lkbenquot;, zegt de Wijze man, »door het veld des lui-»aards en door den wijngaard des dwazen gegaan, en //alles was vol distelen en overdekt met doornenquot;. Is daarom het veelvuldige en nauwgezette gewetensonderzoek zoo noodzakelijk voor onzen voortgang in de deugd: het strekt niet minder tot onze eigene zekerheid en gerustheid. »Zijt ten allen tijde bereidquot;, zegt de Heer, «want gij weet noch dag noch uur, //dat de Zoon des menschen zal komenquot;.
En welk een gepast middel om altijd bereid te zijn is die dagelijksche vereffening onzer schulden! Op die wijze worden ze niet groot; nauwelijks toch zijn zij gemaakt, of men voldoet ze door den Heer een oprecht leedwezen aan te bieden, een leedwezen, dat vergiffenis hoopt door de verdiensten van zijnen Zoon, onzen Zaligmaker Jesus Christus, en vol vertrouwen is op zijne goddelijke barmhartigheid.
Twee soorten van onderzoek worden bijzonder aanbevolen; te weten; het Bijzonder en het Algemeen.
Het Bijzonder onderzoek wordt aldus genoemd, omdat liet over eene bijzondere stof loopt. Het Al-
40
Wanneer de Zusters zich op reis bevinden, kunnen zij bij alle Priesters, welke in het Diocees geappro-beerd zijn, biechten.
Tot naricht der Zusters dient, dat de Kerkoversten der Dioceesen, in welke de Znsters gevestigd zijn, de gewone en buitengewone Biechtvaders der Zusters benoemen.
Op de bepaalde feestdagen der Kerk en der Orde, zal de Moeder den Biechtvader verzoeken om met goedvinden van Z. D. H. den Bisschop de generale Absolutie te willen geven. Deze feestdagen zijn: het Kerstfeest, Witte Donderdag, Pinksteren, O. L. V. Hemelvaart, de feestdag van onzen H. Vader Fran-ciscus en der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Patrones der Orde. In het Moederhuis ook op de dagen van de Professie der Zusters.
11de Hoofdstuk.
Het Onderzoek van het Geweten.
Allen, die hunnen geestelijken voortgang ter harte nemen, erkennen dat, indien de Meditatie noodzakelijk is voor hen, die Jesus willen leeren kennen en beminnen, het onderzoek des gewetens evenzeer een nuttig middel is, om dat dubbele doel te bereiken. En werkelijk ook wordt door dat onderzoek het hart meer en meer van zijne kwade neigingen gezuiverd , en bekwaam, om het verborgen Manna te smaken, dat het leven en de leer des Zaligmakers aan de welbereide zielen overvloedig aanbieden.
41
Een iedei' weet, en de dagelijksche ondervinding bevestigt het, dat onze natuur, door de zonde van den eersten Vader Adam bedorven, een grond is, die uit zich zei ven weinig meer dan distelen en doornen voortbrengt. De zaden van het goed groeien er slechts door zwaren en onvermoeiden arbeid op; terwijl de kiemen der ondeugd er zich zoo gemakkelijk ontwikkelen, en aanhoudend moeten bestreden worden. #lkbenquot;, zegt de Wijze man, »door het veld des lui-»aards en door den wijngaard des dwazen gegaan, en //alles was vol distelen en overdekt met doornenquot;. Is daarom het veelvuldige en nauwgezette gewetensonderzoek zoo noodzakelijk voor onzen voortgang in de deugd: het strekt niet minder tot onze eigene zekerheid en gerustheid. »Zijt ten allen tijde bereidquot;, zegt de Heer, «want gij weet noch dag noch uur, //dat de Zoon des menschen zal komenquot;.
En welk een gepast middel om altijd bereid te zijn is die dagelijksche vereffening onzer schulden! Op die wijze worden ze niet groot; nauwelijks toch zijn zij gemaakt, of men voldoet ze door den Heer een oprecht leedwezen aan te bieden, een leedwezen, dat vergiffenis hoopt door de verdiensten van zijnen Zoon, onzen Zaligmaker Jesus Christus, en vol vertrouwen is op zijne goddelijke barmhartigheid.
Twee soorten van onderzoek worden bijzonder aanbevolen; te weten; het Bijzonder en het Algemeen.
Het Bijzonder onderzoek wordt aldus genoemd, omdat liet over eene bijzondere stof loopt. Het Al-
éi-
De H. Dominicus zegt, dat de duivel niets zoo zeer haat als de schuldbekentenis, daar deze de fouten uitwischt, die hij in de communiteiten doet begaan. Het is een gewichtige plicht voor de Moeder de schuldbekentenis geregeld te houden en ze nimmer achter te laten. Wanneer de Moeder ziek of afwezig is, zal zij gehouden worden door die Zuster, welke haar rechtens opvolgt.
Het Kapittel geschiedt iedere week; dag en uur worden op de dagorde bepaald. Alle Zusters moeten het buiten wezenlijk beletsel bijwonen. Het zal geschieden in de kapittelkamer of in de kapel.
Vooral in het Kapittel moet de Moeder ingewanden van liefde hebben, met voorzichtigheid handelen, en niets beoogen dan de eer Gods, het welzijn der Congregatie in het algemeen, en van iedere Zuster in het bijzonder, elkeen behandelende volgens haar verstand, hare geaardheid en deugden. Zij moet de Zusters tot de volmaaktheid aansporen, zich in de berispingen wachten voor drift, scherpe woorden of verwijtingen; maar zij zal met zachtheid en gelijkmoedigheid te werk gaan; want toorn en drift beletten de liefde in haar en in anderen.
Zij zal niemand berispen of bestraften, vóór dat zij overtuigd en zeker is van de begane fout. Daarom moet zij niet licht iets gelooven, en meent zij de waarheid nog niet genoeg te kennen, dan wachte zij, of raadplege met hare Discretinnen alvorens te handelen. Dat zij de heimelijke fouten iu het geheim
45
bestraffe, en de openlijke, of die aan velen bekend zijn, in het openbaar. Zoo echter eene Zuster de heimelijke penitentie niet wilde aannemen, of zich niet wilde verbeteren, zou zij verdienen in het openbaar gestraft te worden.
In het Kapittel beschuldigt zich elke Zuster openlijk met ootmoed en openhartigheid van de uitivendiye overtredingen, gebreken en fouten, welke zij tegen de Gebruiken en Regelen van het huis bedreven heeft; en zij neemt, zonder eenige tegenspraak, de vermaning, welke men haar toevoegt, en de haar opgelegde penitentie nederig aan. Gebreken en fouten, welke alleen inwendig zijn, mag men niet in het Kapittel openbaren; evenmin mag men de gebreken van anderen bekend maken, of het moest door de Moeder worden opgelegd.
De Zusters moeten hier en verder wel opmerken, dat er onderscheid gemaakt is tusschen uitwendige en inwendige gebreken, en zij aan de Moeder geene eigenlijke zonden hebben' te openbaren; biechten moeten zij alleen bij den Biechtvader. Ook behoeven zij, van strijd of bekoringen sprekende, van geene zondige toestemming te gewagen; en van bekoringen i tegen de heilige deugd zal men nooit buiten de biecht
spreken, dan met goedvinden van den Biechtvader.
Heeft eene Zuster zich aan eene fout schuldig gemaakt, waarvan de openbaring zou kunnen ergeren, of welke zij niet durft belijden, dan kan zij die afzonderlijk aan de Moeder zeggen.
46
Dc Moeder kan de Zusters opleggen zich ook, buiten den tijd van het Kapittel, in het openbaar van hare uitwendige gebreken en fouten te beschuldigen.
Om het doel der schuldbelijdenis te bereiken, zullen de Zusters er zich behoorlijk toe voorbereiden. Zij zullen ze met een zuiver inzicht bijwonen, namelijk: ter verbetering barer gebreken; de haar toegevoegde vermaning naleven, en de opgelegde boete volbrengen. Wanneer eene Zuster de Overste zou durven tegenspreken in het Kapittel, of eenig teeken van ongeduld zou toonen, zal zij daarover berispt en naar gelang de overtreding is door do Moeder bestraft worden.
Omtrent liet opleggen der penitentiën zal men overal zooveel mogelijk, liet gebruik van liet Moederhuis volgen. De Zusters zullen zich niet tevreden houden met zich in het Kapittel van hare uitwendige fouten te beschuldigen, maar zij moeten ook van tijd tot tijd haar hart aan de Moeder openbaren. Zij zullen er haar den sleutel van geven, en in alle eenvoudigheid er de geheimen van ontsluiten. Zij zullen dit doen, zoowel van voortgang en vorderingen , als van teruggang en gebreken in de oefening van het inwendig gebed en het geestelijke leven. Ook zullen zij (echter in verband met hetgeen hier boven gezegd is) hare inwendige moeielijkheden openbaren; niet alleen om getroost te worden, maar ook om zich te versterven en te verootmoedigen. Die
47
openbaring des harten is voor de Zusters dezer Congregatie zeer noodzakelijk, dewijl zij in de gelegenheid zijn dikwijls onder wereldlijke menschen te verkeeren, en van plaats en officie te veranderen, zoo zouden zij, indien zij door hare Overste niet goedgekend zijn, voor eenig officie kunnen gebruikt worden, dat voor haar geestelijk leven nadeelig konde wezen. Heeft iemand den moed niet, om hare bekoringen aan de Moeder te openbaren, zoo make zij die in elk geval aan den Biechtvader bekend; want het is in het algemeen niet goed bekoringen verborgen te houden.
Gelukkig is zij, die hetgeen in dit hoofdstuk voorgeschreven is, met openhartigheid zal nakomen, daar het een gedeelte der geestelijke kindsheid leert, door onzen Zaligmaker zoozeer aanbevolen, waardoor de ware gerustheid des geestes bewaard wordt; maar integendeel te beklagen is zij, die niet openhartig is jegens hare Overste, wijl zij niet zal vorderen op den weg der volmaaktheid, en gevaar loopt van tot lauwheid te vervallen. Het is voor eene Moeder van het grootste gewicht, dat zij de hartstochten en neigingen der Zusters, welke zij besturen moet, goed kenne; gelijk het ook een groote troost is voor de Zusters, door hare Moeder goed gekend te worden. Daarom is het de Zusters zeer aan te raden, dikwerf met dat doel naar hare Moeder te gaan; terwijl de Moeder krachtens haar plicht gehouden is, eens in de maand, in den loop der week, die op den dag der
48
inaandelijksche afzondering volgt, olke barer oncler-hoorige Zusters bij zich te roepen, om met baar op eene zachtzinnige en liefderijke wijze over hare inwendige gesteltenis te spreken.
De Zusters moeten dit op den dag van afzondering , ieder in bet bijzonder, ootmoedig aan de Moeder verzoeken, die een dag en een uur naar verkiezing daartoe stellen kan.
Alles, wat in bet Kapittel beleden wordt of gezegd is, zal een geheim blijven, waarover noch de Moeder, de Zusters, noch in het openbaar, noch onderling mogen spreken.
13de Hoofdstuk.
De Retraite of de geestelijke Afzondering.
De Retraite of geestelijke Afzondering is een zeer krachtig middel, om den mensch tot het ware geluk te leiden. In die zalige oogenblikken spreekt God tot het hart, wordt de zondaar bekeerd, en de rechtvaardige krachtig opgewekt, om blijmoedig op den weg der volmaaktheid voort te gaan. De ondervinding heeft overtuigend bewezen, dat eene goed gehouden Afzondering nooit te vergeefs geschiedt, en zij dan overvloedige vruchten voortbrengt.
Om de geestelijke Afzondering wel te doen en bare uitwerkselen te genieten, zullen de Zusters het volgende in acht nemen:
19
1. Bij het begin der Afzondering zullen zij zich wel overtuigen en doordringen van de liefde en goed-
O O O
heid Gods, die haar de buitengewone genade geeft, van zich uitsluitend met Hem en de belangen harer ziel bezig te houden; zij zullen wel beseffen, hoe noodzakelijk het is, zich van tijd tot tijd af te zonderen , om den waren geest te vernieuwen, zich van hare gebreken te zuiveren, en een heilig leven te leiden.
3. Zij zullen bereid zijn haar hart geheel aan God te geven, en alsdan, zonder eenige uitzondering, met den H. Paulus vragen: ^Heer wat wilt Gij dat ik doequot;. En vol vertrouwen op den bijstand Gods zullen zij er met David bijvoegen : //Mijn hart is bereid, o Heer! mijn hart is bereid.quot;
3. Zij zullen zich afzonderen van al wat het hart en den geest zou kunnen verstrooien, en al de voorgeschreven oefeningen stipt nakomen.
4. Zij zullen zich gedurende de afzondering eenige verstervingen voorschrijven, en vooral het stilzwijgen onafgebroken en nauwkeurig onderhouden.
O O
5. Zij houden aanteekening van hetgeen haar gedurende de afzondering bijzonder heeft getroffen en van de goede voornemens, welke zij gemaakt hebben, om die later met Gods bijstand krachtdadig ten uitvoer te brengen.
6. Zij kunnen, met goedvinden van den Biechtvader, eene biecht spreken, van geheel haar leven, of van den tijd, sedert de laatste Retraite. Gedurende de
Retraite zal men niet cominuniceeren, maar alleen bij het sluiten er van.
De Algemeene Moeder zal zorgen, dat in het Moederhuis en ook in ieder ander huis, (tenzij de Bisschop dispenseere) jaarlijks eene algemeene Retraite voor de Zusters gehouden worde. Doch men kan ook, zoo de Algemeene Moeder het raadzaam oordeelt, de Zusters van andere Gestichten in een daartoe bepaald huis vereenigen.
Bovendien zal in het Moederhuis jaarlijks eene afzondering plaats hebben voor de Oversten der Congregatie. De Algemeene Moeder en de Algemeene Discretinnen zullen deze Retraite ook bijwonen, om na het einde daarvan over de belangen der Congregatie te kunnen handelen. Niemand der Moeders zal zich aan deze Retraite mogen onttrekken zonder bijzondere vergunning der Algemeene Moeder.
Die jaarlijksche Retraite duurt in den regel acht dagen; naar omstandigheden kan zij ook korter, doch nooit minder dan drie volle dagen duren.
De gewone werkzaamheden en liefdewerken kunnen onder de Retraiten geschieden; maar wat men gevoeglijk kan uitstellen, zal men tot een anderen tijd verschuiven.
De Zusters zullen zich ook één dag van iedere maand afzonderen, om ernstiger in zich zei ven te treden; om na te gaan hoe zij zich in de laatste maand hebben gedragen; alsook om de goede voornemens, bij de jaarlijksche Retraite gemaakt, te hernieuwen, levendig
51
te honden, vruchten te doen dragen, en zieli tot een goeden dood voor te bereiden.
De krachtigste voornemens verzwakken al spoedig indien zij niet hernieuwd worden. De ijver vermindert allengs, de heiligste zaken geschieden als uit gewoonte, en ongemerkt vervalt men allengs tot lauwheid , of tot nog erger toestand, indien de mensch niet van tijd tot tijd stilstaat om te zien, of hij nog altijd op den goeden weg voortwandelt.
De maandelijksche afzondering zal, indien zij wel geschiedt, de Zusters voor die gevaren behoeden, en daarom zullen zij zich van ganscher harte beijveren , om die oefening met groote oplettendheid en godsvrucht te verrichten.
De laatste zondag van elke maand is voor ieder huis een vast bepaalde dag voor die afzondering. Wanneer sommige Zusters op dien dag volstrekt belet zijn, kunnen zij die op een anderen dag doen; de dag zelf echter zal door de andere Zusters tot dat einde besteed worden; om door die vereeniging van gebeden in de Congregatie, te krachtiger Gods zegen af te smeeken.
Op den dag der afzondering zal men bijzonder ingetogen zijn, den geheelen dag het stilzwijgen onderhouden, en alles vermijden wat zou kunnen verstrooien, om des te vrijer met God te kunnen spreken en zijne stem te hooren. Men ontvangt op dien dag de H„ Communie als eene teerspijze, en in dezelfde gevoelens als men het op zijn sterfbed zou wenschen te doen.
Na fle H. Communie zal men Jesus vurig om de
52
genade van een zalig afsterven bidden, eene kostbare genade, waaraan men gewoonlijk niet genoeg denkt, om die te vragen.
Des avonds sluit men met de voorbereiding tot den dood, waarbij men deze drie punten overweegt:
1. Wat is sterven?
2. Wanneer en hoe zal ik sterven?
3. Ben ik gereed om te sterven?
Na eenige oogenblikken bij die punten te hebben stilgestaan, zal men eenige goede voornemens maken, die het geschiktste voorkomen, voor de gesteltenis waarin men zich bevindt, en deze oefening eindigen met de Litanie van den zaligen dood en dankzegging aan God voor de genoten weldaad der afzondering.
De Zusters, welke naar de Parochiekerk moeten gaan, om de H. Mis te hooren, zullen dien dag slechts eens ter kerk gaan.
14de Hoofdstuk.
Over het bidden van den Rozenkrans en den Angelus Domini.
Daar in dit hoofdstuk gehandeld wordt over twee voorname oefeningen, welke de H. Moeder Gods kunnen vereeren, zoowordt aan de Zusters herinnerd dat de Congregatie staat onder de bijzondere bescherming der H. Maagd Maria; dat de H. Maagd, onbevlekt ontvangen, de bijzondere Patrones is van de geheele Orde van onzen H. Vader Franciscus; dat ieder Lid
53
den naam draagt van Maria, en op eene bijzondere wijze aan Haar is toegewijd; en dat bijgevolg iedere Zuster, als eene waardige docliter van die goede Moeder, eene bijzondere godsvrucht tot Maria moet hebben.
De Zusters moeten zich daarom dikwijls opwekken tot eerbied en godsvrucht jegens die H. Moeder, en het zich zelfs ten plicht maken, om deze godsvrucht onder de kinderen en degenen, die aan hare zorg zijn toevertrouwd, te verspreiden.
De Rozenkrans is in de H. Kerk ingesteld door den H. Dominicus in het jaar 1308.
Het bidden van den Rozenkrans is een zeer krachtig gebed, vooral wanneer men daarbij de mysteriën van het leven van Jesus Christus en zijne heilige Moeder overweegt.
De Rozenkrans van vijf tientjes, welke de Zusters volgens de dagorde dagelijks gezamenlijk zullen bidden, zal tot de volgende bijzondere intentiën worden opgedragen:
Zondags: voor Z. H, den Paus;
Maandags: voor Z. D. H. den Bisschop van het diocees, in wiens jurisdictie het Gesticht gevestigd is;
Dinsdags: in het Moederhuis voor den WelEerw. Rector, en in de onderhoorige Huizen, voor den gewonen Biechtvader der Zusters;
Woensdags: voor de Algemeene Moeder der Congregatie;
Donderdags: voor al de andere Oversten der Congregatie;
52
genade van een zalig afsterven bidden, eene kostbare genade, waaraan men gewoonlijk niet genoeg denkt, om die te vragen.
Des avonds sluit men met de voorbereiding tot den dood, waarbij men deze drie punten overweegt:
1. Wat is sterven?
2. Wanneer en hoe zal ik sterven?
3. Ben ik gereed om te sterven?
Na eenige oogenblikken bij die punten te hebben stilgestaan, zal men eenige goede voornemens maken, die het geschiktste voorkomen, voor de gesteltenis waarin men zich bevindt, en deze oefening eindigen met de Litanie van den zaligen dood en dankzegging aan God voor de genoten weldaad der afzondering.
De Zusters, welke naar de Parochiekerk moeten gaan, om de H. Mis te hooren, zullen dien dag slechts eens ter kerk gaan.
14de Hoofdstuk.
Over het bidden van den Rozenkrans en den Angelus Domini.
Daar in dit hoofdstuk gehandeld wordt over twee voorname oefeningen, welke de H. Moeder Gods kunnen vereeren, zoowordt aan de Zusters herinnerd dat de Congregatie staat onder de bijzondere bescherming der H. Maagd Maria; dat de H. Maagd, onbevlekt ontvangen, de bijzondere Patrones is van de geheele Orde van onzen H. Vader Franciscus; dat ieder Lid
53
den naam draagt van Maria, en op eene bijzondere wijze aan Haar is toegewijd; en dat bijgevolg iedere Zuster, als eene waardige docliter van die goede Moeder, eene bijzondere godsvrucht tot Maria moet hebben.
De Zusters moeten zich daarom dikwijls opwekken tot eerbied en godsvrucht jegens die H. Moeder, en het zich zelfs ten plicht maken, om deze godsvrucht onder de kinderen en degenen, die aan hare zorg zijn toevertrouwd, te verspreiden.
De Rozenkrans is in de H. Kerk ingesteld door den H. Dominicus in het jaar 1308.
Het bidden van den Rozenkrans is een zeer krachtig gebed, vooral wanneer men daarbij de mysteriën van het leven van Jesus Christus en zijne heilige Moeder overweegt.
De Rozenkrans van vijf tientjes, welke de Zusters volgens de dagorde dagelijks gezamenlijk zullen bidden, zal tot de volgende bijzondere intentiën worden opgedragen:
Zondags: voor Z. H, den Paus;
Maandags: voor Z. D. H. den Bisschop van het diocees, in wiens jurisdictie het Gesticht gevestigd is;
Dinsdags: in het Moederhuis voor den WelEerw. Rector, en in de onderhoorige Huizen, voor den gewonen Biechtvader der Zusters;
Woensdags: voor de Algemeene Moeder der Congregatie;
Donderdags: voor al de andere Oversten der Congregatie;
56
oefening van den Kruisweg houden, zal deze zeker de grootste vruchten voor hare volmaaktheid voortbrengen.
16de Hoofdstuk.
Over de geestelijke Lezing.
Bij de maaltijden zal men zich niet tevreden houden met de gemeenschappelijke gebeden vóór en na het eten godvruchtig te verrichten, maar terwijl het lichaam wordt gespijsd, moet ook aan de ziel haar voedsel worden gegeven. Daarom zal de Moeder onder den maaltijd door eene of meer Zusters duidelijk en langzaam eene geestelijke lezing laten doen; de Zusters zullen die aandachtig aanhooren, en onderwijl van tijd tot tijd haar hart tot God verheffen.
De geestelijke lezing wordt de Zusters ook buiten den maaltijd, wanneer de bezigheden dit veroorloven, bijzonder aanbevolen. Door deze lezing zal men op meer bijzondere wijze Gods grootheden en aanbiddelijke volmaaktheden leeren kennen en beschouwen. Door die lezing komt men tot de hoogere waardeering van de groote geheimen des geloofs; door die lezing zal men , door de schoone voorbeelden der Heiligen onderricht, tot hunne navolging worden aangespoord.
Omtrent de keuze van boeken voor de geestelijke lezing moet men met alle voorzichtigheid te werk gaan.
Niet alle boeken, ofschoon anders goed en nutt.g, passen voor Zusters.
57
Elke Congregatie In de H. Kerk heeft haar eigen geest, waardoor zij leeft; men moet dus boeken nemen, die zooveel mogelijk met dien geest overeenkomen en er in alle geval niet mede strijdig zijn. Daarom is het de Zusters verboden, zonder toelating en behoorlijke inzage der Overste, boeken ter lezing te gebruiken. De Oversten zullen de Zusters nimmer boeken laten lezen, die handelen over de Instellingen, Regelen en Gebruiken van andere Congregatiën of Religieuse Orden, maar zij zullen zulke kiezen, die voor allen kunnen dienen en in den geest der Instelling zijn.
Onder anderen: de Navolging van Christus door Thomas a Kempis, Franciscus de Sales, de Levens der Heiligen, Rodriguez, de werken van den H. Al-phonsus de Liguorio en vooral het Regelboek.
De lezing van het Regelboek, als geheel in den geest, welke de Zusters moet bezielen, is onder alle het nuttigste. Zij zullen zich niet te vreden houden met den Regel te hooren lezen, maar zoo dikwijls de tijd het gedoogt zullen zij dien lezen, herlezen en overwegen. In één woord, zij zullen trachten, zich den Regel geheel eigen te maken en er hare neigingen en handelingen naar regelen.
De Moeder zal zorgen, dat de Regel van Paus Leo X elke maand worde voorgelezen.
58
17de Hoofdstuk.
De Versterving en het Vasten.
De verstervingen zijn over het algemeen voortreffelijke middelen in de hand Gods, om ons wederspannig lichaam in toom te houden, de slang der eigenliefde te dooden en de oproerige natuur te bedwingen. De lelie blijft schoon en behoudt haren geur in het midden der doornen; zoo ook bewaart eene maagd hare reinheid en zuiverheid door eene gedurige versterving en eene kloekmoedige verloochening van zich zelve. Daarom moeten de Zusters zorgen dat haar geheel leven de roemrijke teekenen van de doornenkroon en het kruis draagt. Eene lichamelijke versterving, waardoor de krachten des lichaams zouden lijden, voegt niet voor de Zusters dezer Congregatie, en zij mogen er zich niet aan overgeven zonder verlof der Overste.
Geheel anders is het met zich te versterven in hetgeen geoorloofd is; zulke verstervingen passen zeer wel voor haren roep, en zijn voortreffelijke middelen tot de inwendige versterving.
De inwendige versterving moet steeds de lievelinge der Zusters zijn, en gaarne bij elke gelegenheid door haar beoefend worden. Zij moeten, in zoover het van haar afhangt, bij voorkeur de laagste en minst geachte bedieningen en verrichtingen verlangen; en die diensten zoeken, welke het meest hare natuur of natuurlijke neigingen wederstreven. Deze zijn aan God
59
het aangenaamste en geven den rijksten schat van verdiensten.
Wanneer men wordt tegensproken of het werk eenigen tegenstand ontmoet; wanneer men geroepen wordt terwijl men eenig werk verricht of in het gebed verdiept is; wanneer men eenige pijn, smart of minachting moet verduren; eenige behagelijke bediening of betrekking moet verwisselen met eene minder aangename ; tegen verlangen van het eene Huis naar het andere verplaatst wordt, en in het algemeen, wanneer de eigenliefde of eigenzin gekrenkt wordt, bij welke gelegenheid het ook zij, moet men zich versterven en erkennen dat het aldus naar Gods H. Wil geschiedt.
De Zusters moeten erkennen en dikwijls rijpelijk overwegen, dat Gods goedheid haar boven duizenden anderen uit het verderf der wereld heeft geroepen, om haar te plaatsen in een staat, waarin zoovele buitengewone genademiddelen ter zaligheid verleend worden, in een staat, waarin men heiliger leeft, geruster sterft, en een grooter loon te wachten heeft. (H. Bernardus.) Wie toch zou bij de gedachte aan die buitengewone genade ondankbaar genoeg kunnen zijn , om niet eene krenking der eigenliefde voor God te willen lijden? Wie zou eene voldoening, welke zij in deze of gene betrekking, in dit of dat Huis, waar zij geplaatst is, geniet, niet gaarne willen opofferen aan God, die ze aan haar vraagt?
Boven de vasten- en onthoudingsdagen, in het Derde Hoofdstuk des Regels begrepen, zullen de Zusters ook
60
vasten, niet onthouding van zuivel en eieren, op den 3dcquot; October, de Vigilie van het feest van onzen H. Vader Franciscus en den Ié4®quot; Augustus, de Vigilie van Maria ten Hemelopneming. Zij zullen slechts driemaal in de week 's middags vleesch mogen eten ; te weten: 'sZondags, Dinsdag en Donderdags en nooit 's avonds , tenzij door bijzondere dispensatie.
Van dit alles zijn echter de zieken en zwakken uitgezonderd.
Wat de andere vasten- en onthoudingsdagen betreft, daarin zullen de Zusters zich voegen naar de plaatsen, waar zij wonen. De Moeder moet toezien dat de Zusters zich aan geene bijzondere vasten en onthoudingen overgeven. Zij kan in alle vasten en onthoudingen, door den Regel voorgeschreven, met de zieken, zwakken en die veel werk moeten verrichten, bijv. den geheelen dag op school bij de kinderen zijn, dispenseeren.
Ibde Hoofdstuk.
Het verkeer der Zusters onderling en met vreemden.
Bemin God boven al en uw evenmensch gelijk u zeiven. Het is onmogelijk, God te beminnen, zender te gelijker tijd ook zijn evenmensch te beminnen. Deze twee geboden zijn even nauw met elkander vereenigd als de tak van een boom met zijn wortel; zoodat wie het eene overtreedt, niet in staat is het andere na te komen.
61
De liefde heeft de kracht om van eene geestelijke Vereeniging een Hemel te maken: waar de liefde heerscht, ademt men den geur des hemels in; waar zij verbannen is , verstikt een helsche damp van verdeeldheid alle genoegen, alle vreugd, allen troost.
In de Handelingen der Apostelen staat geschreven dat de Christenen slechts één hart en ééne ziel waren : Zoo ook moeten de Zusters als één hart en ééne ziel zijn; wat de liefde onder eenige duizenden Christenen vermocht, zal zij ook onder eenige weinige Zusters wel vermogen. Zij moeten slechts het ééne zoeken: Gods Wil te doen, Hem welgevallig te wezen, uit liefde tot Hem de plichten van haren staat getrouw te vervullen en nooit in liet goede te verflauwen. Zij moeten slechs het ééne vreezen: aan God te mishagen ; dan zullen zij als één hart en ééne ziel wezen.
Het is de liefde, de liefde alléén, welke den toon moet geven aan het onderlinge verkeer der Zusters, en de grondslag moet zijn van al wat zij zeggen of doen.
Naar één doel strevende, ouder één vaandel strijdende, één God dienende, moet ook slechts één band hare harten zamensnoeren, namelijk; eene waarlijk heilige en zusterlijke liefde.
In de eerste plaats zal de liefde der Zusters jegens elkander gegrond zijn op den eerbied, welken zij als Bruiden van Jesus Christus elkander moeten toedragen , en die geëvenredigd behoort te wezen aan den rang-der bediening en den tijd barer opneming in de Congregatie.
62
Ten andere zullen zij zich beijveren om elkander alle mogelijke hulp op de liefderijkste wijze te betoo-nen. Zij moeten in het algemeen de gelegenheid waarnemen om elkander liefde te bewijzen, en zorgvuldig alles vermijden, wat de liefde en volmaakte eendracht zou kunnen storen. Daarom moeten zij elke afgekeerdheid, elk liefdeloos oordeel, enz., zoo spoedig mogelijk verwerpen en afwijzen, en, indien eene Zuster uit menschelijke zwakheid eene andere belee-digd hadde, moet zij dadelijk of zoo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het slapen gaan, haar oprecht vergiffenis vragen, en deze moet zulks in ootmoed en met de grootste vriendelijkheid aannemen, zonder over het gebeurde te spreken of eenige vermaning of berisping te doen. Is het de Overste, die beleedigd is, dan komt het op de omstandigheden aan of eene vriendelijke vermaning past of niet, maar zij moet haar oogmerk wel bewaken , en innerlijk biddende vermanen.
Het is niet tegen de liefde, maar wel een plicht der liefde, gewichtige fouten, die men in anderen bespeurt, aan de Overste bekend te maken. Dit geschiede echter niet uit afgekeerdheid, maar uit liefde en met eene zuivere meening.
De Zusters moeten zich altijd en overal jegens elkander met eene christelijke vriendelijkheid, hoogachting en hartelijkheid gedragen; deze gezindheid moet zich in alles, in het gelaat, in woorden en gebaren toonen.
63
Nooit mogen zij hardheid, hevigheid en koelheid aan den dag leggen.
Kan eene Zuster haar verlangen niet toegestaan worden, dan zal de weigering op zoodanige wijze geschieden dat zij, door de deelneming in hare teleurstelling , duidelijk bemerkt dat plicht zulks gebiedt.
Zij moeten elkander met de grootste toegevendheid, geduldigheid en liefde verdragen en, voor zooveel zij, zonder tegen de gehoorzaamheid of hoogeren plicht te zondigen, dit kunnen, zich naar de zwakheden en onvolmaaktheden harer Medezusters schikken; dit moet haar zoo natuurlijk van de hand gaan, alsof het juist hare eigene meening was. Dit is een middel om eendracht en vrede in de Congregatie te bewaren.
Een ieder moet zich wel wachten om datgene af te keuren, wat in de Congregatie behoorlijk ingevoerd is of ingevoerd zal worden, en in het algemeen do handelingen der Moeder en van degenen, die hare plaats bekleeden of ondergeschikte bedieningen waarnemen. Daarover te morren of ooit iets dergelijks aan te hooren zou de zekerste weg zijn om ongehoorzaamheid te verwekken, oneenigheid te zaaien en groote er oer nis te geven. De Zusters moeten nooit vergeten
O O
dat zij niet in de Congregatie zijn, om de voorschriften te beoordeelen en te verbeteren, m«ar om ze op te volgen.
Alles beter te willen weten, zich om zaken bekommeren , die niet tot haar officie behooren, nieuwsgierigheid toonen , reden afvragen, waarom aan deze of
64
gene Zuster, dit of dat officie wordt toevertrouwd, waarom het niet aan een ander wordt gegeven, enz., dit alles moeten zij zorgvuldig vermijden. Zelfs niet uit scherts moet zoo iets geschieden, noch onder voorwendsel van daardoor het algemeen welzijn te bevorderen.
Meent echter eene Zuster dat zij in eene zaak van gewicht, welke het algemeen welzijn kan bevorderen, eenige inlichting kan geven, dan mag zij die in alle ootmoedigheid en eenvoudigheid aan hare Overste, doch aan niemand anders , bekend maken; aan haar overlatende wat er geschieden moet, zonder hieraan verder te denken.
De Zusters zijn verplicht elkander zusterlijk te beminnen, zoo als Christus ons bemind heeft; daaruit volgt als van zelf elkander door een goed voorbeeld te stichten, en zorgvuldig te vermijden aan anderen ergernis te geven; die verplichting is voor haar groo-ter dan voor die, welke in de wereld leven, daar het doen en laten der menschen in de wereld dikwijls in het geheel niet opgemerkt wordt; wat in de Huizen der Congregatie het geval niet is, en indien ergernis, naar het woord des Heeren, een zoo schrikkelijk kwaad is, hoeveel te meer is zij zulks niet in de Congregatie, waar zij aan diegenen gegeven wordt, die men. zoo zeer verplicht is te beminnen. Hierbij komt nog, dat dergelijke ergernissen de geheele Congregatie met een volkomen ondergang bedreigen, en de oorzaak kunnen zijn dat hare weldadige werking zou ophouden.
65
Zoo zeer als de Zusters zich moeten toeleggen op wederzijdsche liefde, even zoo zeer moeten zij zich wachten voor bijzondere toegenegenheid, vertrouwelijkheid of vriendschap met deze of gene Zuster. Zulk eene bijzondere vriendschap is, voor zoo verre zij op het ware gegrond is, goed in de wereld; in Congregatiën is zij verderfelijk. Hier moet de innigste liefde allen verbinden, hetgeen onmiddellijk ophoudt, wanneer genoemde bijzondere vriendschap in-quot;anlt;i vindt.
O O
De Moeder zal, zoodra zij zoo iets opmerkt, het terstond met alle kracht tegengaan; en indien hare vermaningen en bestraffingen niet baten, er de Algemeene Moeder kennis van geven.
De Zusters mogen elkander geene geheimen toevertrouwen noch die van elkander aannemen ; zaken, welke deze of gene of alle Zusters mogen weten, doch aan de Overste niet mogen bekend zijn, zijn van een kwaden aard.
Aan wereldlijken, kinderen of noodlijdenden met wie zij moeten omgaan, mogen zij geene geheimen toevertrouwen, noch van hen geheimen, welke niet in hare betrekking te pas komen, ontvangen. Wanneer men haar die zou willen toevertrouwen, moeten zij oogenblikkelijk rond uit verklaren die niet te mogen aannemen. Zij zullen zich ook nimmer nieuwsgierig toonen om te weten wat er in de we-
O O
reld omgaat. Wanneer zij over wereldsche zaken hooren spreken, zullen zij zooveel mogelijk aan het
66
gesprek eene andere wending geven, en het op eene stichtende zaak overbrengen. Nieuwstijdingen of me-dedeelingen, die haar van wereldlijken ter kennis komen, zullen zij nimmer aan hare Medezusters mogen verhalen , tenzij het zaken Letreffe, die stichting aan de Gemeente kunnen geven.
Bij verplaatsing of het doorreizen van eene Zuster van liet eene Gesticht naar het andere, is het streng verboden liet eene Huis boven het andere te prijzen, of de daar bestaande gebreken bekend te maken. De plaatselijke Moeders moeten bedenken dat het ook haar streng verboden is met andere Moeders of Zusters over de gebreken harer onderhoorige Zusters te spreken. Wie dit doen zal de Algemeene Moeder bestraffen, en bij herhaling er van zelfs afzetten.
Zij mogen niet dan uit noodzakelijkheid aan andere Gestichten schrijven, en dit ook niet aan hare onderhoorige Zusters toestaan. Aan de Algemeene Moeder echter mag iedere Overste en hare onderhoorige Zusters zoo dikwijls schrijven, als zij het in het belang van het Huis of van haar persoon noo-dig of raadzaam oordeelen. Met personen buiten het klooster, zoo geestelijken als wereldlijken, zullen de Zusters allen gemeenzamen omgang vermijden, voorzichtig zijn in de gesprekken, en altijd zedig en ingetogen zijn, vooral tegenover personen van het ander geslacht, aan welke zij nooit de hand mogen toereiken, tenzij aan de naaste familie.
67
Aan niemand der Zusters is liet toegelaten brieven te schrijven of te verzenden, zonder ze eerst aan de Moeder te toonen en daartoe verlof te ontvangen. De Moeder zal ze allen lezen; tenzij zij in eenig bijzonder geval oordeelde dit niet te moeten doen. Ter meerdere verzekering zullen alle brieven gezegeld worden met het zegel der Moeder, hetwelk het wapen der passie zal zijn.
Het is echter de Zusters geoorloofd te schrijven aan Z. D. H. den Bisschop van Haarlem, hoofd der Congregatie en aan de Algemeene Moeder der Congregatie, zonder dat zij yerplicht zijn deze brieven aan de Moeder te laten lezen.
Ook is het de Zusters niet geoorloofd brieven te ontvangen, te openen of te lezen; de Moeder is bevoegd en in den regel verplicht, om alle brieven, welke voor de Zusters komen, te openen en te lezen.
Indien de Moeder in die brieven iets vindt, wat naar haar oordeel de Zusters niet behooren te weten , moet zij ze achter houden. De brieven van Z. D. H. den Bisschop en de Algemeene Moeder zal zij de Zusters ongeopend ter hand stellen.
De Zusters, welke in het geheim brieven schrijven of ontvangen , zullen daarover streng berispt en bestraft worden.
Onnoodig is het op te merken, hoe onwaardig het voor eene Zuster wezen zou, met vreemden of zelfs met betrekkingen, die haar bezoeken, over vertrouwde zaken van het Klooster of het Gesticht te spreken, zoo
68
als b. v. over hare Overste of Medezusters, of over de Regelen en Gebruiken der Congregatie.
Wanneer zij daarover ondervraagd worden zullen zij het gesprek op eene of andere zaak, b. v. op de liefdewerken, die in de Congregatie geschieden, overbrengen en, in geval de vreemdelingen aanhouden met ondervragingen omtrent de Regelen en Gebruiken der Congregatie, zullen zij met bescheidenheid zeggen, dat men het haar niet kwalijk neme, daarop niet te antwoorden, dewijl haar zulks door hare Regelen verboden is.
Wanneer de gelegenheid zich opdoet om over andere geestelijke Congregatiën te spreken, zullen zij altijd veel achting en eerbied er voor toonen en met lof er van spreken.
Zij mogen zich niet inlaten met de tijdelijke belangen van hare naastbestaanden en vrienden, noch er zich over bekommeren, daar zij de wereld met hare bekommeringen verlaten hebben, en God alleen voor haar deel en erfenis hebben gekozen.
Eindelijk vordert de liefde nog van al de leden der Congregatie, dat zij den goeden God dikwijls de Congregatie aanbevelen, en Hem bidden hare leden met zijnen geest te vervullen. Zij moeten Hem ook sm.ee-ken, dat Hij tot zijne eer haar waardige leden geve om den liefdadigen werkkring barer werkzaamheden meer en meer uit te breiden, en dat God daarentegen de intrede verhoede van elk eene, die de Voorzienigheid daartoe niet geroepen heeft; dat nimmer eene
69
werkelijk daartoe geroepene, het voorbeeld volge van den rijke van liet Evangelie, die, door de gehecht-heid aan het aardsche bevangen, terugging.
Ten slotte moeten wij hier bijvoegen, indien het immer mocht gebeuren, dat eene Zuster zich schuldig maakte aan een ergerlijk gedrag of de eendracht en de eensgezindheid, oo welke wijze ook, zou storen, zij daarvoor streng gestraft zal worden en indien men aan hare verbetering wanhoopte, uit de Congregatie zal worden weggezonden, ingevolge kapittel 8 der fundamenteele Regelen.
19de Hoofdstuk.
De Stilzwijgendheid en de Recreatie.
Het wel onderhouden der stilzwijgendheid is het kenmerk van eene geregelde en heilige Gemeente. Waar zij woont daar woont ook God, daar heerscht de inwendige geest, daar zijn de godsvrucht en heilige oefeningen in achting. Integendeel, waar de stilzwijgendheid slecht wordt onderhouden, is het een huis, waar de orde reeds is verbannen, of niet lang meer in stand zal blijven; de ondervinding geeft hiervan de treurigste bewijzen. De Oversten moeten dus op de onderhouding der stilzwijgendheid nauwkeurig toezien en iedere Zuster moet het zich tot plicht rekenen, van hare voorschriften niet af te wijken en zich dikwijls de woorden herinneren der H. Schrift: //die zijn //mond bewaart, bewaart zijne ziel; maar die onvoor-
70
jichtig is in zijne woorden, zal tot ongelukken vervallenquot;. (Frov. XIII: 3).
De Regel der stilzwijgendheid vordert, dat er buiten den tijd van Recreatie steeds stilte zij , en men noch lache, noch teekens geve, noch spreke, zelfs niet een enkel woord, dan wanneer het noodzakelijk of nuttig is, of door de werkaaamheden of de bediening gevorderd wordt, en in deze gevallen moet het spreken nog altijd op een zachten toon geschieden en niet langer duren dan noodig is. Met de Overste echter mag men overluid spreken, mits dit geschiede in eene afgezonderde kamer; zoo ook wanneer de Zusters kinderen onderwijzen, hulpbehoevende verplegen, andere liefdewerken oefenen of met wereldlijken omgaan, is het overluid spreken onderling toegelaten, indien het noodzakelijk of nuttig is, en de welvoeglijkheid het vordert.
In de kapel, op de slaapzalen en cellen en op alle plaatsen, welke de Overste om wettige redenen uitzondert , zal men het stilzwijgen altijd streng onderhouden.
De stilzwijgendheid moet geregeld zijn door de bescheidendheid, die het zout aller deugden is; nu, de bescheidenheid vordert dat men zwijge, wanneer het verbodenis te spreken; dat men niet voorbarig zij in het spreken, maar eerst wel oplette wat men moet zeggen ; dat men met een bijzonderen eerbied spreke tot de Overste en oudere Zusters; en vooral tot de Priesters; dat men in het verkeer met zijne Medezusters de regelen van liefde en wellevendheid in
het spreken in aclit neme, dat, men in gesprekken met vreemdelingen de voorzichtigheid en welvoeglijkheid in het oog honde, zich gedragende gelijk het een welopgevoed, zedig en godvruchtig mensch, en vooral gelijk het eene ware Religieuse betaamt.
De Recreatie, welke op bijzondere tijden wordt verleend, strekt om den geest te ontspannen en geschikter te maken voor de dienst van God, alsmede om aan het lichaam nieuwe krachten te schenken, ten einde de bezigheden der officiën behoorlijk te kunnen waarnemen. Zij bevordert de liefde en sticht veel nut als zij wol geschiedt. Eene Recreatie, in den geest van gehoorzaamheid en met een zuiver inzicht genomen , kan even verdienstelijk zijn als de arbeid en het gebed. Daarom zal men, wanneer zij verleend wordt, er een goed gebruik van maken.
Niemand zal er zich zonder noodzakelijkheid en voorkennis der Moeder aan mogen onttrekken. Het is ook aan de Zusters verboden zich ten tijde van de Recreatie met twee of meer af te zonderen om bijzondere en geheime gesprekken aan te gaan, wijl dit gansch tegenstrijdig zou zijn met de onderlinge liefde en het doel der Recreatie. Ook wachten de Zusters zich van in de Recreatie een droefgeestig of ontevreden gelaat mede te brengen; of ze bij te wonen zonder er deel aan te nemen, door met opzet het stilzwijgen te bewaren; integendeel zij verschijnen er steeds meteen vroolijk en minzaam gelaat, en met liet doel, om volgens den heiligen wil Gods, zich zelve
6
en anderen op eene onschuldige wijze te vermaken. Echter behoort men altijd in de uitspanningen de gematigdheid, die door de oprechte versterving ver-eischt wordt, in acht te nemen en zich verder te onthouden van luidruchtige of wereldsche vermaken, van gesprekken over familiebetrekkingen en wereldsche zaken en bijzonder van alles wat de zusterlijke liefde zou kunnen kwetsen. De Moeder is bevoegd, ook onder de uren van Recreatie, aan een of meer Zusters het stilzwijgen op te leggen.
Indien iemand uit hoofde van het officie, dat zij waarneemt of om bijzondere bezigheden de Recreatie geheel of gedeeltelijk moet missen, zal zij dit als eene offerande opdragen aan God, die deze opofte-ring van haar verlangt en ze ook zal vergelden.
De Zusters, die de Recreatie niet kunnen bijwonen, zijn gehouden het stilzwijgen te bewaren. De vergunning van te spi'eken is slechts bepaald tot de plaats waar de Recreatie gegeven wordt.
's Middags en 's avonds mag er na de voorlezing aan tafel gesproken worden, 's Middags na de voorlezing tot aan het einde van den maaltijd; en 's avonds tot aan het avondgebed.
De Recreatiedagen zijn :
Nieuwjaarsdag, Driekoningendag, de derde Vastenavond dag, het feest van den H. Joseph, eerste Paaschdag, vernieuwing der geloften (16 April) eerste Pinksterdag, H. Sacramentsdag, het feest van de H. Martha (29 .Tulij) O. L. V. Hemelvaart, liet feest
73
van onzen H. Vader Franciscus, Allerheiligen, het feest van de H. Elisabeth, St. Nicolaasdag, Onbevlekte Ontvangenis van Maria, Patrones der Orde, de feestdag van de H. Lucia, eerste Kerstdag en de feestdag van de HH. Onnoozele Kinderen.
Verder de Patroondag van Z. D. H. den Bisschop van het Diocees, onder wiens jurisdictie de Zusters geplaatst zijn; in het Moederhuis de Patroondag van den WelEenv. Rector, en in elk onderhoorig Huis, die van den gewonen Biechtvader der Zusters, de Patroon- en Professiedag der Algemeene Moeder; de Patroon- en Professiedag der plaatselijke Moeders voor de leden van het Huis, en in het Moederhuis van de Moeder Vicaris en de Novicen Meesteres ; de Patroondag van ieder Huis voor zijne leden, de jaarlijksche gedachtenis van de verkiezine der Alquot;emeene Moe-
~ O O
der, alsmede de dag waarop de jaarlijksche of algemeene Retraite eindigt. In het Moederhuis ook nog de dagen van kleeding en professie der Zusters.
De dag van den H. Vader Franciscus en de H. Elisabeth worden als feestdagen gevierd. Gedurende
O O
het Octaaf van den H. Franciscus zal 's morgens na de Meditatie de Litanie van dien Heilige gebeden worden, om door zijne voorspraak Gods zegen over de Congregatie af te smeeken.
Wanneer twee Recreatiedagen gelijktijdig invallen, of indien een Recreatiedag valt op eenen dag, waarop verhindering is, alsdan mag de Moeder de bepaalde Recreatie op eenen anderen dag vaststellen.
De vastgestelde dagelijksche Recreatie zal men niet mogen verschuiven zonder voorkennis der Algemeene Moeder.
Buiten bovengenoemde Recreatiedagen mogen er in geen geval andere gehouden worden, dan met uitdrukkelijke vergunning van de Algemeene Moeder der Congregatie , die bij elke buitengewone gelegenheid en in bijzondere gevallen ze kan verleenen.
Op al deze Recreatiedagen is het echter even als altijd stipt silentie: 's morgens voor de H. Mis en 's avonds na het avondgebed, alsook zoodra men met de bel het teeken voor de eene of andere oefening geeft.
Dit teeken wordt altijd vijf minuten te voren geneven , zoodat men elke oefeninff met klokslag of
G y O C?
juist op den tijd begint.
20 ste Hoofdstuk.
De Slaapplaatsen en Cellen.
De Slaapplaatsen en Cellen der Zusters zullen arm en eenvoudig zijn ingericht, zonder eenige versierselen of overvloed. Zij zullen niets bevatten dan eene bedstede met gordijnen, een stoel, een kastje voor de kleederen en een kruisbeeld met een paar beeldjes en geplakte prenten. Alleen de Cel der Moeder zal met een slot mogen sluiten.
De Zusters zullen slapen op een zak met stroo gevuld, tenzij de Moeder op raad des Dokters hierin dispenseere. Zij mogen hebben een oorkussen met
75
veren gevuld; liet deksel zal bestand zijn tegen de koude. Zij zullen 's nachts omgord zijn met de koord en den scapulier der Orde.
Op de Slaapplaatsen zal altijd liet stiptste stilzwijgen * onderhouden worden. De Moeder zal hierop nauwkeurig letten en alle overtredingen straffen; alleen bij noodzakelijkheid mag men fluisterend iets zeggen.
Niemand mag zonder verlof der Overste op Cellen van anderen gaan, noch daar zamen spreken, al ware het zelfs buiten den tijd van silentie.
21ste Hoofdstuk.
De Refter.
De uren voor eten en drinken worden door de Algemecne Moeder, in overleg met de plaatselijke Moeder, vastgesteld en op de dagorde aangegeven. De schotels, borden, enz. zullen volgens de H. Armoede van hout en aarde, niet van tin zijn.
Nimmer mag iemand buiten de tijden, bestemd voor het eten en drinken, iets gebruiken, zonder daartoe het verlof der Overste bekomen te hebben.
Ook mag men buiten den Refter noch eten, noch yk drinken, tenzij iemand uithoofde van ouderdom, ziekte of andere beletselen verhinderd zoude wezen zulks in den Refter te doen. In de keuken mag nooit iets gebruikt worden.
De Refectorieres of Refterzuster zal voor de zindelijkheid en reinheid zorg dragen.
76
De Moeder zal zorgen voor genoegzame en voedzame spijs, welke de Zusters met dankbaarheid aan God zullen gebruiken, tot het onderhoud van hare gezondheid en krachten, ten einde de plichten van haar officie behoorlijk te kunnen waarnemen. Zij zullen echter geene kostbare of lekkere spijzen verlangen, wijl dit regelrecht tegen den beloofden staat van Armoede zou strijden.
22ste Hoofdstuk.
Over de andere plaatsen van het Gesticht.
In de scholen, de naaikamer, het waschhuis, den gang bij het voorhuis en andere werkplaatsen heer-sche steeds de grootste zindelijkheid en reinheid.
De Zusters zullen daar stipt het stilzwijgen in acht nemen, en niet dan uit noodzakelijkheid met elkander spreken. Indien de werkzaamheden het toelaten zullen zij te zamen bidden.
Zij zullen met eene goede meening en heiligen ijver de werkzaamheden verrichten; de vernederendste moeten haar het aangenaamste zijn.
Bijzonder zullen de Onderwijzeressen, die gewoonlijk van het huiswerk ontslagen zijn, zich bij tijd en gelegenheid aanbieden tot werkzaamheden, welke geschikt zijn om haar in de ootmoedigheid te oefenen. Het staat der Moeder ook vrij haar deze op te leggen.
Niemand mao- zich bemoeien met de bezioheden
O O
77
van anderen, over welke zij geen toezicht heelt; maar iedereen moet zich bevlijtigen om goed te verrichten wat plicht en gehoorzaamheid van haar vorderen. Noetans toone zich elke Zuster bereid om, indien de liefde het vereischt, aan hare Medezusters de behulpzame hand te bieden.
23ste Hoofdstuk.
Het Spreekhuis.
Even als alles , moet ook het Spreekhuis het kenmerk van eenvoudigheid en H. Armoede dragen, met inachtneming altijd van verschillende plaatselijke Gewoonten. Geene Zuster mag zich zonder verlof der
O
Moeder naar het Spreekhuis begeven. Ook zal niet worden toegelaten, dat eene Zuster alleen naar het Spreekhuis gaat; zij zal altijd vergezeld worden door de Moeder of eene andere Zuster, en nooit met iemand, wie ook, alleen zijn, tenzij dringende redenen het anders gebieden.
De Zusters mogen in de Spreekkamer niets gebruiken dan met verlof der Moeder, en dit verlof zal niet verleend worden, dan wanneer vader, moeder of een der naaste bloedverwanten aanwezig is.
24ste Hoofdstuk.
De Keuken.
De Keuken vooral zal uitmunten door orde en zindelijkheid; wat des te noodzakelijker is, wanneer
78
Pensionairen of Kostkinderen voor de huishondins
O
worden opgeleid.
Zonder dat het noodzakelijke ontbreekt, moet in alles spaarzaamheid zonder gierigheid uitschijnen.
De Zuster, met de zorg voor de keuken belast, zal zorgen niets te beschadigen en iedereen het noodige te verschaffen. Zij zal met bijzondere zorg de spijzen voor zieken en zwakken bereiden. Zij zal zorgen de spijzen op den bepaalden tijd gereed te hebben.
Ook is zij verplicht de stilzwijgendheid zoo goed mogelijk te onderhouden; zij moet zich wachten voor ongeduld en onvriendelijkheid jegens degenen, welke haar iets komen vragen.
25ste Hoofdstuk.
De Ziekenkamer.
Er zij altijd ten minste eene kamer voor de zieke Zusters, zoo mogelijk in eenige gemeenschap met de kapel, voorzien van het noodige gemak en gerief, en eene Zuster om haar te dienen.
Jegens de Zieken zal men altijd allo liefde en geduld toonen, en ter liefde Gods de kranken in hare zwakheden verdragen.
Men geve evenwel altijd acht op de H. Armoede, zonder het noodige gemak en gerief, zoo in lijnwaad als in matrassen en bedden te laten ontbreken.
Wanneer eene Zuster ziek wordt, zoodat het noodig
79
is, den Dokter voor haar te doen komen, moet zij op de Ziekenkamer gebracht worden; terwijl alles, wat de Dokter voorschrijft, stipt moet worden nagekomen.
Niemand mag op de Ziekenkamer gaan om zieken te bezoeken, zonder verlof der Moeder.
Het is de plicht der Moeder voor de gezondheid der Zusters te waken; daarom zal zij zorg dragen voor al wat aan de gezondheid voordeelig is , als : goede en genoegzame spijzen, behoorlijke nachtrust, zindelijkheid in alles, de noodige reinigingen, enz.
Mocht iemand ondervinden dat de eene of andere zaak haar schadelijk is, of meenen iets bijzonders, uithoofde van onpasselijkheid , te behoeven, dan zal zij, na eerst God door het gebed te hebben geraadpleegd , hiervan aan de Moeder kennis geven, aan haar overlatende wat daaromtrent behoort te geschieden.
Als eene Zuster ziek wordt of aan eenig gebrek begint te lijden, zal zij dit onverwijld aan de Moeder bekend mnken, opdat haar de noodige geneesmiddelen tijdig worden toegediend.
Indien iemand, uit eene verkeerde liefde tot do versterving of, wat nog erger is, uit menschelijk opzicht, verzuimde hare noodwendigheden aan de Overste te kennen te geven, zoude zij zich weinig onderdanig toonen aan de voorschriften der ConaTG-
O O
gatie, die zulks gebieden, en de nadeelige gevolgen, die uit hare stilzwijgendheid zouden voortspruiten, niet kunnen verantwoorden.
80
26ste Hoofdstuk.
Het Slot.
De celofte van liet Slot, welke de Zusters dezer Congregatie doen, is voor haar eene heilige schuilplaats , welke haar voor ontelbare gevaren zal behoeden. Zij zullen echter overwegen dat de eenzaamheid tweevoudig is: eene uitwendige en eene inwendige, en dat de uitleen dig e of lichamelijke eenzaamheid, waartoe het Slot verbindt, weinig tot hare heiligheid zal toebrengen, als de Zusters met deze de inwendige eenzaamheid, dat is: die des harten en der zinnen niet vereenigen.
De slaapplaatsen en cellen der Zusters, de refter en de keuken zullen slot zijn; zoodat niemand, geen geestelijke noch wereldlijke, daarin mag worden toegelaten, clan alleen Z. D. H. de Bisschop en, bij de visitatie, de WelEerw. Rector of die Priester, welken Z. D. H. daartoe zal zenden.
Bij noodzakelijke herstellingen van timmer- en metselwerk, verven of iets dergelijks, mogen echter de noodige werklieden worden toegelaten.
De toeo-ansr tot de ziekenkamer is slechts aan den
O O
Biechtvader en den Dokter en, ingeval van zware ziekte, ook aan andere Priesters en de naaste bloedverwanten toegestaan.
Indien iemand het Gesticht verlangt te bezichtigen, zal men enkel de kapel, den tuin, de scholen en de voor kinderen en hulpbehoevenden bestemde vertrek-
81
ken laten zien. Het mag echter niet gescliieden zonder toelating der Moeder. Geen bezoek van vrienden of bloedverwanten wordt aangenomen, dan in eene daartoe bestemde kamer.
Bloedverwanten of vrienden, welke de Zusters komen bezoeken, zullen nooit in het Gesticht vernachten of bij hare uitspanning tegenwoordig zijn, en de Zusters zullen voor hen (zelfs voor hunne bloedverwanten van buiten de stad) niet meer dan twee dagen achtereenvolgens te spreken zijn.
Geestelijken, die in het Gesticht komen om eenige diensten te verrichten, en Postulanten, die zich voor de Congregatie komen aanbieden , zullen in het Go-sticht kunnen vernachten.
Geene Zuster mag zonder uitdrukkelijk bevel dei-Moeder buiten het Klooster gaan, en de Moeder mag daartoe geen verlof geven dan alleen, wanneer de noodzakelijkheid daartoe dwingt.
In de Gestichten waar de H. Mis niet dagelijks in de huiskapel kan geschieden, mogen de Zusters de kerkelijke diensten in de Parochiekerk gaan bijwonen; doch enkel op den dag, niet met den avond.
Niemand, ook niet de plaatselijke Moeder, mag zonder verlof der Algemeene Moeder op reis gaan, en nooit mogen zij het Klooster uitgaan om bezoeken af te leggen.
De Zusters zullen, na hare geloften gedaan te hebben , nimmer meer het ouderlijk huis mogen bezoeken, zelfs niet bij ziekte of overlijden van vader of moeder.
82
Ook mogen de Zusters niet uitgaan of bij wereldlijken gezonden worden, om zieken op te passen.
Op reis zullen zij slechts daar gaan, waar zij gezonden zijn, en ten bepaalden tijde op de plaats der bestemming pogen te wezen.
De Zusters zullen, voor zooveel baar aangaat, nooit verlangen iemand te zien of van iemand gezien te worden, om alzoo geheel en alleen te leven voor God, en van Hem alleen gekend te zijn.
27 ste Hoofdstuk.
De Gelofte van Gehoorzaamheid.
Door de gelofte van Gehoorzaamheid hebben de Zusters haren eigen wil verzaakt en zich verbonden niet meer haren wil, maar dien barer Oversten te
zullen volgen.
Daarom zijn zij verplicht aan hare Overste te gehoorzamen in alles wat niet tegen het geweten of den H. Regel, in alles wat niet duidelijk zonde is; want in dit geval, van klaarblijkelijke zonde, moeten zij eerder aan God dan aan de menschen gehoorzamen.
Naar gelang de Zusters nederig zijn en ernstig naar ootmoed streven, zullen zij ook gehoorzaam wezen, de gehoorzaamheid beminnen en de gelegenheid zoeken om die deugd te beoefenen. De in de Congregatie bestaande gebruiken van nederigheid, bijv. geknield verlof tot iets vragen, de aarde kussen
83
hij liet verlaten van den refter en de dagelijksche schuldbelijdenis zullen de Zusters daarom eerbiedigen en hoogacliten, daar liet bekwame middelen zijn om de sclioone deugd van nederigheid te verkrijgen.
Zij moeten liet zich diep in het hart prenten: dat zij alles uit liefde, niets uit dwang doen, en zij meer de gehoorzaamheid moeten beminnen, dan de ongehoorzaamheid vreezen. Zij moeten altijd deze woorden der H. Schrift indachtig zijn: //Jesus heeft zich ;/zei ven vernederd en is gehoorzaam geworden tot //den dood, ja, tot den dood des kruises.
De gehoorzaamheid is eene volmaakte brandnffer-ande van zich zelve,, waardoor men zijn eigen wil verzaakt, om dien te onderwerpen aan den wil van God. De stem der gehoorzaamheid is de stem van God, die ons uitdrukkelijk zijn wil te kennen geeft; zij is onfeilbaar voor al wie gehoorzaamt, omdat zij gegrond is op het woord van God, die de eeuwige waarheid is en zegt: ,/Die u hoort, hoort Mij; die u versmaadt, versmaadt Mijquot;. Wanneer de Zusters in de Overste niet den mensch, maar Christus zei ven bescliouwen, die beveelt of verbiedt, zullen zij aan alle bevel of verbod, hoe onverstandig, hoe strijdig het haar ook voorkome, volmaakt gehoorzamen.
Men zal, zegt de H. Philippus Nerius, in den dag des oordeels rekenschap moeten geven, of en hoe men gehoorzaamd heeft, maar niet ivat men uit gehoorzaamheid gedaan heeft.
Do Zusters zijn alzoo verbonden zich aan den wil
84
der Overste te onderwerpen, wanneer deze haar wordt kenbaar gemaakt. AV ordt echter haar raad gevraagd of zouden zij in gemoede meenen dat, indien de Overste met zekere omstandigheid bekend ware, zij dit bevel of dat gebod niet zou geven, zullen zij deze omstandigheid aan haar openbaren. W anneer de Overste bij haar bevel of gebod blijft volharden, zullen zij, hoe ondoelmatig of verkeerd het haar ook toeschijne, gehoorzamen, zonder op de zaak terug te komen, of er later over te spreken, daar God van haar verlangt dat zij gehoorzamen.
Dit geldt niet alleen ten aanzien van degenen , welke als Oversten in de Congregatie zijn aangesteld, maar ook ten aanzien van haar, die de Oversten vervangen of ondergeschikte bedieningen waarnemen. Zoo de Overste eene Zuster over eene of andere werkzaamheid, hetzij in de liefdewerken, scholen, keuken, werkplaats of elders, tot hoofd aanstelt, zullen de medehelpende Zusters aan haar gehoorzamen als aan de Overste zelve, met dezelfde meening dus ook met dezelfde verdiensten.
Wanneer twee of meer Zusters zicli op reis bevinden, zal zij, die van haar de oudste is in de Congregatie, met het bestuur der andere belast zijn, ten ware de Overste hadde goedgevonden dit anders vast te stellen. Wanneer men zich tijdelijk in een of ander Huis ophoudt, zal men aan de Overste van dat Huis ondergeschikt zijn, en aan haar gehoorzamen; alleen de Alsemeene Discretinnen, wanneer zij in plaats
O
35
van de Algemeene Moeder fie Huizen bezoekenzijn hiervan uitgezonderd.
Ten aanzien van de gehoorzaamheid moet men in aanmerking nemen, dat nimmer op de persoon moet gezien worden, die gebiedt, maar slechts op het gezag waarmede zij bekleed is: en dat, boe geringer de waardigheid is van de persoon, aan wie men gehoorzaamt, hoe aangenamer de gehoorzaamheid aan God is , en hoe grooter hare verdiensten zijn.
De Zusters zullen hare Oversten en alle anderen , aan wie zij gehoorzaamheid schuldig zijn , steeds met eerbied en liefde behandelen, niet om haar te be-hao-en of eenio- voorrecht te verwerven, maar om-
O CD quot;
dat zij Gods plaats bekleeden, en dit te doen Gods heilige Wil is; daarom zullen zij ook nimmer onderling spreken over de gebreken, die zij in haar opmerken, en altijd van zich verwijderen aide gedachten, strijdig met den eerbied, welke zij haar verschuldigd zijn.
De Zusters zullen zonder zich te verontschuldigen in ootmoed aannemen de vermaningen of penitentiën, die haar voor hare nalatigheden gedaan of opgelegd worden. Vinden zij zich niet plichtig aan hetgeen haar ten laste wordt gelegd, dan zal die vernedering haar tot meerderen voortgang brengen, wanneer zij zich niet verontschuldigen, en strekken ter voldoe-
O y
ning van die gebreken, waaraan zij plichtig zijn, en welke zij nog niet geheel geboet hebben.
Wat de verschillende betrekkingen der Congregatie
86
betreft, waartoe de Zusters kunnen geroepen worden, hierin zullen zij steeds volgen den gulden regel van den H. Franciscus de Sales, //Zoek niets, weiger nietsquot;.
Nimmer dus zal eene Zuster naar eene bediening of betrekking verlangen, en nog veel minder haar verlangen daartoe te kennen geven; wee aan haar, die zich in eene bediening indringt, zonder daartoe van God geroepen te zijn, daar zij in dit geval daartoe geheel onwaardig zoude wezen en geen nut of voordeel zoude kunnen stichten!
Wanneer echter eene bediening of betrekking van God door de gehoorzaamheid aan de Zusters wordt opgedragen, zullen zij ze aannemen, in liet zekere vertrouwen dat God, die ze haar oplegt, haar ook de noodige verlichting en sterkte zal schenken om ze volgens zijn heiligen Wil te vervullen.
De Zusters zullen stiptelijk onderhouden al hetgeen door de Regelen der Congregatie is voorgeschreven, zelfs de kleinste en geringste zaken. Zij, die in kleine zaken nalatig is, zal weldra tot grootere overtredingen vervallen.
De onderhouding der Regelen is voor de Congrega-
C? O T3 O
tie eene zaak van het grootste gewicht en vereischt de bijzondere oplettendheid der leden; eensdeels, omdat de Regelen door het kerkelijk gezag zijn goedgekeurd en ingevoerd als middelen om tot de volmaaktheid te komen, en anderdeels, omdat de afwijkingen van de voorschriften der Regelen den goeden geest der Congregatie bederven en dien geheel uitdooven, waarvan
87
het noodzakelijke gevolg is dat Gods werk langzamerhand ondermijnd wordt en eindelijk te niet gaat.
Deze aanmerking wordt aan al de leden der Gontrre-
O O
gatie ernstig ter overweging aanbevolen, doch vooral aan de Oversten en aan al de andere Zusters, die eenig gezag in de Congregatie waarnemen. Deze toch zijn door God bijzonder aangesteld, om over de stipte naleving der Regelen en de bevordering van den goeden Geest der Congregatie te waken, waarover zij aan God eene bijzondere rekenschap zullen moeten afleggen.
Even als de Zusters zich moeten toeleggen op de naleving van al de Regelen, zoo ook zullen de Alge-meene en andere Oversten zich zorgvuldig wachten voor het invoeren of bijvoegen van oefeningen of gebeden, welke in de Regelen niet zijn opgenomen, ten einde in de oefeningen gelijkvormig te blijven in de verschillende afdeelingen, ter bereiking van het algemeene doel: dit is van zeer groot gewicht.
Opdat de Zusters niet onkundig zouden zijn omtrent de Voorschriften der Congregatie, zullen de bijzondere Regelen op Zon- en Feestdagen gedurende een vierde uur worden voorgelezen. Daarenboven wordt aan iedere Overste en aan de Zusters in het bijzonder aanbevolen de Regelen der Congregatie dikwijls te lezen, en daarvan het voorwerp barer meditatie te maken.
De Zusters moeten zich toeleggen op eene volmaakte gehoorzaamheid, en deze vordert dat al hetgeen zij uit gehoorzaamheid moeten doen, spoedig, stipt, blijmoedig en eenvoudig geschiede.
7
88
Zij moeten spoedig gehoorzamen, dat is : zonder uitstel verrichten wat de gehoorzaamheid haar oplegt, en wel zóó, dat zij een begonnen werk staken, al was dit ook een liefdewerk, een begonnen gebed afbreken en in het schrijven eene letter onvolkomen laten.
Zij moeten stipt gehoorzamen, hetgeen wil zeggen, dat zij haar werk met de noodige oplettendheid en nauwkeurigheid moeten verrichten.
Zij zullen wat zij verplicht zijn te doen ook blijmoedig volbrengen. Men bedriegt zich, als men vermeent
o o J
gehoorzaam te zijn, wanneer men tegenzin of ontevredenheid toont over hetgeen geboden wordt.
Die waarlijk gehoorzaam is neemt blijmoedig aan , wat met hare eigenliefde of neiging strijdt, omdat zij dan zeker is, den Wil van God en niet haren eigen wil te doen.
En ten laatste : de Zusters moeten eenvoudig gehoorzamen. De eenvoudigheid bestaat hierin, dat men blindeling zijn eigen wil en oordeel onderwerpe aan den wil en het oordeel der Overste.
Willen onderzoeken of de geboden der Overste goed of kwaad zijn, of de redenen opsporen waarom zij gebiedt: dit is zich zelve op den rechterstoel verheffen en leermeesteresse in plaats van leerlinge zijn.
De grootste wijsheid bestaat hierin, dat men met eenvoudigheid des harten gehoorzame, en wat de Overste gebiedt als heilig en nuttig beschouwe; daar toch de Overste in het bestuur harer Gemeente doDr God bijzonder verlicht en geholpen wordt.
89
De gehoorzaamheid is de grondslag van het Reli-gieuse leven, zoodat niemand zonder de gehoorzaamheid eene ware Religieuse kan wezen. De Zusters moeten wel bedenken dat de gelofte van Gehoorzaamheid haar op zonde, ja, somwijlen op doodzonde, verplicht.
Wanneer eene Zuster door hare Overste gelast wordt iets op de gehoorzaamheid te doen, en zij dit niet volbrengt, begaat zij zonde, welke, behalve om andere redenen, ook grooter wordt naar de grootheid en het gewicht van hetgeen haar geboden is.
Mocht het gebeuren dat eene Zuster de Overste openlijk zou durven tegenspreken of zich in iets we-derspannig zou toonen, zoo zal zij voor hare straf den eerstvolgenden maaltijd op den grond geknield eten.
Ook moet elke Zuster, wie ook, bedenken dat eene enkele daad van wederspannige ongehoorzaamheid aan de bevelen der Overste eene voldoende rede is, om voor altijd uit de Congregatie te worden weggezonden.
De Oversten van haren kant zullen wijs en voorzichtig zijn in hare bevelen, en het zwaard der gehoorzaamheid niet gebruiken dan in zaken van groot gewicht.
Bij deze gelegenheid wordt hier aangemerkt, dat hoe meer de Zusters zich beijveren om de volmaakte gehoorzaamheid en onafhankelijkheid te oefenen, het des te zekerder te wachten is, dat God haar steeds Oversten naar zijn hart zal geven, welke slechts het goede betrachten en het kwade bestrijden, en in het
90
algemeen de Congregatie en hare leden op do aan God aangenaamste wijze geleiden zullen.
28ste Hoofdstuk.
Over de Gelofte van Armoede.
Door de gelofte van Armoede verzaken de Zusters voor zicli alle wereldsche goederen, en verplichten zich om in persoon niets meer te bezitten, over niets meer als haar eigendom te beschikken. Door de gelofte van Armoede verbinden zich de Zusters tot een volkomen gemeenschappelijk leven, en moeten zij in alles gelijkvormig zijn, zoodat er in kleeding, huisvesting of onderhoud geen verschil mag gemaakt worden. Te dien einde zal elk Huis zijne leden van al het noodige voorzien.
In navolging van den H. Vader Franciscns, die ter liefde van Jesus de Armoede tot zijn Bruid en erfdeel verkoos, zullen de Zusters als kinderen van dien H. Vader, de trouwe naleving der H. Armoede als het sieraad der Congregatie beschouwen, haar hoogachten en beminnen, en die schoone deugd in alles beoefenen. Zij zullen in de H. Armoede Hém trachten na te volgen, die Heer is van hemel en aarde, en eene arme maagd tot Moeder, een armen handwerksman tot Voedstervader, eene krib tot wieg, een kruis tot sterfbed heeft gekozen; die bij zijne omwandeling op aarde geene vaste woonplaats, en zelfs geen kussen bezat om er zijn hoofd op te laten rusten.
91
Niet alleen voor het uitwendige zullen zij alle goederen, genoegens en gemakken versmaden, maar ook inwendig, even als haar Seraphijnsche Vader deed, zich in alle begeerten en verlangens naar het aard-sche versterven.
De Armoede moet steeds de getrouwe gezellin der Zusters dezer Congregatie wezen, en het wapen, waarmede al hetgeen, wat zij gebruiken, moet gestempeld zijn.
Het voedsel, de kleederen en meubelen zullen zijn gelijk het aan personen past, die uit eigen keus den staat der vrijwillige armoede omhelsd en voor God en alle menschen betuigd hebben, den armen Jesus en zijn dienaar, den H. I'ranciscus te zullen navolgen.
De Zusters zullen daarom tevreden zijn met hetgeen haar volgens de in de Congregatie gebruikelijke eenvoudige wijze, voor hare geringe behoefte verschaft wordt, en zich steeds herinneren, dat hoe strenger de ontblooting is, hoe meer recht zij hebben op het erfdeel der kinderen Gods; dat zij dienstmaagden der armen zijn en haar ook een arm leven past. Nogtans zal het onderhoud van dien aard zijn, dat de Zusters hare gezondheid en krachten behouden, om de plichten van haren staat behoorlijk te kunnen waarnemen.
Behalve den gouden ring aan den vinger, mogen de Zusters niets gebruiken, dat van goud of zilver gemaakt is.
De Zusters mogen niets weggeven, niets aanne-
92
men, niets leeiien , niets koopen of verkoopen zonder verlof der Overste. Zij moeten ook steeds bereid zijn om datgene , wat zij in gebruik hebben, op liet eerste woord van de Overste af te geven. De H. Armoede verplicht haar ook om al wat zij in gebruik hebben zorgvuldig te bewaren, en zooveel mogelijk te vermijden iets van waarde te storten, te breken, te verscheuren, aan den kant te werpen of onnuttig te verkwisten.
Ieder zal ook bijzonder zorg dragen, om zoo voor haar persoon als in andere zaken, de zindelijkheid te bewaren, welke stichting geeft, voordeelig is aan de gezondheid en bijzonder past aan de Religieusen dezer Congregatie. Eene onzindelijke Zuster past niet in eene Religieuse gemeente.
Wanneer de Zusters geschenken, hetzij voor de Congregatie, hetzij voor de armen en hulpbehoevenden, ter hand gesteld worden, zullen zij die aannemen, zoo er geene redenen van weigering bestaan; dan, zij geven deze onmiddellijk aan de Overste af. Zoo ook, wanneer zij eenige giften of kleederen voor zich zelve ontvangen van hare betrekkingen of bloedverwanten; welke giften of kleederen zij nimmer mogen vragen, of haar verlangen daaromtrent te kennen geven, Hoe minder de noodzakelijkheden eener Religieuse zijn, hoe gelukkiger zij zich moet achten, steeds voor oogen houdende , dat de arme en van alles ontbloote Jesus ten allen tijde haar voorbeeld moet wezen.
Zij zullen ook nimmer geschenken mogen doen
van eenige waarde aan bijzondere personen of betrekkingen.
Wanneer men van het eene Huis naar het andere overgaat, zal men niets medenemen, zonder voorkennis en goedkeuring der Overste.
De Zusters moeten zich wel wachten om datgene, wat tot haar gebruik bestemd is, te versmaden, het ongebruikt te laten staan of daaraan zonder verlof der Overste iets te veranderen.
Zij zullen zich met allen ernst en ijver op den geest der H. Armoede toeleggen.
Wanneer bij de uiterlijke Armoede de geest of althans het ernstig streven naar den geest van Armoede ontbrak, wat zou men dan daarvan moeten zeggen ?
Zou het niet eene soort van huichelarij zijn, als die der Phariseërs, welke uitwendig eenige goede
3 O O O
werken verrichtten, maar inwendig gansch verkeerd waren? Aan de armen van cjeest heeft de Heer het rijk der hemelen toegezegd.
Nu, de geest van Armoede vordert dat de Zusters met betrekking tot het aardsche niets verlangen, niets vreezen, maar geheel haar vertrouwen op Gods Voorzienigheid stellen; zich verzekerd houdende dat zoolang zij getrouw zijn in de vervulling barer plichten en den waren geest van Armoede behouden. God haar in zijne bescherming zal nemen, en haar, wat voor ziel en lichaam noodig is, verleenen zal. Dat zij zich zei ven verloochenen en alle gehechtheid aan deze
94.
of' gene zaak, hoe gering ook, aan deze of gene bezigheid, aan dit of dat officie afleggen.
De Oversten zullen op dit punt bijzonder acht geven en ten bekwamen tijde, wat voor eene Zuster een voorwerp van aangekleefdheid mocht zijn of worden, ontnemen en veranderen.
De Oversten der Congregatie worden bij dezen gewaarschuwd voor de zucht naar rijkdommen, die gewoonlijk de oorzaak van het verderf en den ondergang der kloosters en Congregatiën zijn; terwijl de geest van armoede en een onbepaald vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid er altijd de steunpilaren van zijn geweest en allerlei zegeningen verwierven.
Wijl de Zusters bij de eerste Professie slechts geloften doen voor vijf jaren, zullen zij, wanneer zij onverhoopt na die vijf jaren de Congregatie verlaten, een gedeelte van de ingebrachte dos volgens overeenkomst , bij de Professie te maken, terugbekomen. Bezitten de Zusters bij die Professie vaste goederen of andere eigendommen behalve de ingebrachte dos, dan acht het de Congregatie zeer geraden dat zij noch die, noch andere, welke haar later door erfenis toekomen, vervreemde of belaste, ten einde bij verandering van besluit te meer vrijheid te behouden.
De Zusters zullen het beheer er van aan een vertrouwd persoon of aan de Congregatie toevertrouwen, zonder zich in iets daarvan te mengen.
Voor de groote Professie zullen zij, die goederen of aan de Congregatie, of aan andere godsdienstige
95
of liefdadige Inrichtingen, of aan de familie, of naar verkiezing wegschenken, den vollen afstand er van doen en teekenen, opdat zij zich dan van het aard-sche geheel en al losgemaakt, zonder voorbehoud aan God kunnen geven.
De gelofte van Armoede verplicht de Zusters op zonde en, somwijlen zelfs op doodzonde. Wanneer eene Zuster zich de eene of andere zaak toeëigent, of tegen den wil der Overste in bezit blijft houden en niet wil afstaan, begaat zij reeds daarom naar gelang van de waarde dier zaak, eene grootere of kleinere zonde.
29ste Hoofdstuk.
De Gelofte van Zuiverheid.
De gelofte van Zuiverheid verplicht de Zustors om , al wat met deze H. Deugd strijdig is, in gedachten , woorden en werken zorgvuldig te vermijden. Dewijl de kuischheid buitendien reeds een Christelijke plicht is, zou eene Zuster, welke er tegen misdeed, eene dubbele zonde plegen, eene tegen hare heilige Gelofte en eene tegen haren algemeenen Christelijken plicht van zuiverheid.
Christus zegt: //Zalig zijn de zuiveren van harte; //want zij zullen God zien: {Matth.Y. 8.) //Uit het z/hart komen de slechte gedachten. (Matth, XV, 19,) //Waar uw schat is, daar is ook uw hart.quot; (Matth, VI.21.) Daar dus komt eigenlijk alles op aan, dat
!) fi
de Zusters haar geheele hart voor haren Goddelijken Bruidegom openen; dat zij geheel hare liefde zuiver voor Hém bewaren; dan zullen zij niet alleen hare ziel maar ook haar lichaam overeenkomstio- haren
O
H. Staat voor alle smet behoeden.
De Zusters moeten zich dikwijls herinneren , dat zij Bruiden zijn van Jesus Christus, die een Bruidegom is, uitgelezen boven duizenden, en geheel alleen in haar hart wil heerschen. Wee haar! die ook maar in het minst den luister zou verdonkeren dier leliën, waarin Hij zijn welbehagen schept! Zij moeten dikwijls bedenken dat, hoe schooner en kostbaarder de schat der zuiverheid is, zij ook des te meer op hare hoede moeten zijn om dien schat ongeschonden te bewaren, en daarom nooit deze treilende waarschuwing van den H. Hieronymus aan de H. Eustochium vergeten: //Mijne dochter, gij zijt versierd met goud, wacht //u voor den rooverquot;! De Zusters zullen de eerste gedachte of begeerte tegen die schoone deugd ernstig maar bedaard bestrijden: hetzij door eene godvruchtige verzuchting tot Jesus; door eene korte aanbeveling aan zijn H. Hart of zijne HH. Wonden; door een schietgebed tot de Allerzuiverste Maagd Maria; en door aandachtiger te letten op hetgeen men dat oogenblik doen moet.
Zij moeten niet vooruit bang zijn dat dergelijke beproevingen komen, en daarna ook niet in liet bijzonder nagaan hoe het zich heeft toeiredraireu.
O O O
Men moet in de bekoringen vooral in aanmerking
97
nemen dat het iets anders is: het aantrekkelijke der bekoring te gevoelen; iets anders: dat aantrekkelijke te willen', iets anders tot het kwaad aangespoord te worden ; iets anders het kwaad te willen; en dat een vaste wil, een ootmoedio gebed en een kalm betrouwen op haren Bruidegom, die altijd bij haar en haar Beschermer is, haar in allen strijd de overwinning verzekeren.
Zij moeten al wat aan een Bruid van Christus niet past zorgvuldig vluchten, en daarom zekere te tee-dere vriendschap met Medezusters en leerlingen vermijden, waardoor de liefde tot haren Bruidegom zou kunnen verflauwen.
Wanneer zij eene te groote genegenheid voor iemand, wie ook, gevoelen, moeten zij dadelijk de eerste beginselen door waakzaamheid, het gebed, het vluchten der gelegenheden en het oefenen der versterving pogen te onderdrukken.
Geheel het hart eener Bruid van Jesus behoort, aan Jesus alleen toe en moet voor alle schepselen gesloten zijn.
Om alle aanleiding tot bijzondere vriendschap te voorkomen, is het de Zusters verboden , enkel uit vriendschap geschenken of giften te ontvangen, gelijk het in het vorige hoofdstuk verboden is geschenken of giften te doen, buiten kleinigheden aan de kinderen, hetwelk mag plaats hebben volgens oude kloosterlijke gewoonte.
Zeggen vreemdelingen haar eenige vleierij, deze
!)S
laten zij onbeantwoord als of zij ze niet gehoord hadden. Zij zei ven mogen zich nimmer eenige vleierij of eenig bijzonder teeken van genegenheid veroorloven, en moeten zich in den omgang steeds vriendelijkheid met ernst gepaard eigen maken. Zucht om te behagen, nieuwsgierigheid en voorbarigheid om te spreken moeten zij bestrijden en hare vijf zinnen, welke de ingangen zijn tot de ziel en het hart, in toom houden ; dit geldt vooral betrekkelijk het gezicht, en men moet bijzonder hierin de zedigheid in acht nemen.
De Zusters moeten zich zooveel mogelijk op bescheidenheid, welvoeglijkheid en zedigheid toeleggen en al wat hiermede strijdt, of wat de teedere deugd van Zuiverheid zou kunnen schaden, zorgvuldig vermijden. Zij zullen zich ernstig beijveren om alle ijdelheid in kleeding, in gebaren, in het spreken of het gaan af te leggen. De in de wereld gebruikelijke uitdrukkingen van genegenheid mogen zij onder elkander niet bezigen.
Zij zullen altijd, ook in de recreatie , het woord Zuster (niet: Soeur) voor den kloosternaam voegen; en dien naam niet verbasteren of afkorten.
Zij moeten de ledigheid vluchten en daarom zullen zij, wanneer er na de werkzaamheden tijd overblijft , eenig handwerk verrichten, of zich met iets anders bezig houden en nimmer ledig zijn.
Op reis zijnde zullen zij in- en uitwendig ingetogen zijn, en niet meer spreken dan noodig is.
Het is reeds opgemerkt dat alles bij de bewaring
99
der Zuiverheid eigenlijk hier op neer komt, dat de Zusters haar geheele hart en hare geheele liefde aan haren goddelijken Bruidegom toewijden; daarom zou het geen goed teekeu zijn, wanneer eene Zuster een groot verlangen had, om bezoeken, brieven of tijdingen van buiten te ontvangen; brieven te schrijven of tijdingen te geven, het zoude zijn of zij vreesde te zeer afgescheiden van de wereld te zijn of te worden ; het zou den schijn hebben, als of de bezigheden van haren staat haar geen genoegen gaven, alsof het haar niet beviel om ze voor, met en in de tegenwoordigheid Gods in stilte te verrichten; men zou met reden mogen vermoeden, dat zij die ingetogenheid niet bezat, welke voor eene Bruid van Jesus zoo noodzakelijk is om die wonderschoone deugd, waarvan hier gesproken is, te bewaren.
80 ste Hoofdstuk.
De Algemeens Moeder.
Het Hoofdbestuur der gansche Congregatie is opgedragen aan eene Algemeene Moeder, bijgestaan door vier Alijemeene Discretiimeu.
O
Het Moederhuis bevindt zich te Rotterdam en is de gewone verblijfplaats der Algemeene Moeder, welke door de Zusters Eerw. Moeder zal genoemd worden.
Dit verblijf kan in geen ander Gesticht der Congregatie verplaatst worden, zonder de beslissing van het Generale Kapittel en de goedkeuring van Z. D, H. den Bisschop van Haarlem.
100
De Algemeene Moeder wordt in het Generale Kapittel met volstrekte meerderheid van stemmen gekozen voor den tijd van zes jaren. Zij treedt echter als dusdanig niet op dan na dat Z. D. H. de Bisschop zijne goedkeuring aan de keus heeft gegeven. Zij kan met goedvinden van Z. D. H. den Bisschop na die zes jaren herkozen worden.
Het Moederhuis wordt bestuurd door de Algemeene Moeder, welke, om des te beter de algemeene belangen te kunnen bevorderen, dat bestuur door hare Moeder Vicaris geheel of gedeeltelijk kan laten waarnemen.
De Algemeene Moeder heeft het opperbeheer en de leiding van al de Zusters der Congregatie en zorgt voor allen. Zij neemt de nieuwe Zusters in de Congregatie aan, zendt en verplaatst ze, richt de nieuwe Huizen op, en benoemt en ontzet de plaatselijke Moeders, Vicarissen, Discretinnen en'anderen. Zij houdt zelve of, wanneer zij belet is, door eene dor Algemeene Discretinnen, jaarlijks de Visitatie der onderhoorige Gestichten; daarbij kan zij zich door eene der Algemeene Discretinnen laten vergezellen. Zij zorgt dat de Registers bijgehouden, en de Archi-ven en Fondamp;en behoorlijk bewaard worden ; en houdt van dit alles nauwkeurig aanteekening.
Alle jaren geeft zij rekening en verantwoording aan de Algemeene Discretinnen; daarbij is ook de Rector van het Moederhuis tegenwoordig, ten ware de Bisschop iemand anders delegeerde.
löl
De Algomeene Moeder zal, altijd indachtig dat zij door het betrouwen der Zusters hare Overste is geworden, zich in hare bediening niet verheffen.
Zij moet integendeel, als de eerste in rang , ook de eerste zijn in het streven om in alles den geest van ootmoedigheid te doen uitschijnen, en daarom geene voorkomende gelegenheden laten voorbijgaan om zich te vernederen, in zoover de waardigheid en het gezag van haar ambt het toelaten. De naam van Moeder, dien zij draagt, zal haar steeds herinneren dat zij alle Zusters als hare Dochters in haren licha-melijken en geestelijken nood moet bijstaan.
Zij is bijzonder belast met de leiding der plaatselijke Moeders, opdat al hare kinderen Moeders hebben, die voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn bezorgd zijn. Daar zij voor allen te verantwoorden heeft, is het haar plicht, slechts zulke Moeders aan te stellen, aan wier handen zij het welzijn en den geestelijken voortgang der zielen kan toevertrouwen , en de zoodanigen af te zetten, die na vruchtelooze vermaningen, haar ambt zóó bekleeden , dat het welzijn barer onderhoorige Zusters, het werken A-oor den evenmensch en de ij ver der Congregatie er onder lijden.
Daar de betrekking van Algemeene Moeder van het hoogste gewicht is zal men telkens, wanneer men tot de keuze moet overgaan. God vurig bidden, opdat de keuze moge vallen op haar, die het meest voor die moeielijke betrekking geschikt is. Allen,
102
zoowel de Moeders als de andere Zusters, moeten zich beijveren om de gewichtige taak, welke de goddelijke Voorzienigheid op de schouderen der Al-gemeene moeder gelegd heeft, te helpen verlichten, door dikwijls voor haar te bidden, zich met een kinderlijk vertrouwen aan haren wil te onderwerpen, en haar ter bevordering der algemeene belangen der Congregatie in alles ten dienste te wezen.
Zij moeten haar beschouwen als hare Algemeene Moeder, met wie zij nauw vereenigd moeten blijven, en aan wie zij eene oprechte liefde, onbegrensde hoogachting en eenen hoogen eerbied moeten toedragen.
Om tot Algemeene Moeder te kunnen worden gekozen wordt vereischt, dat men ten minste zes jaren in de Congregatie geweest zij en de altijddurende geloften gedaan hebbe.
Zij moet zijn van een onbesproken gedrag en voor-beeldigen levenswandel. Zij moet uitschijnen door voorzichtigheid, liefde , zachtmoedigheid, ootmoed, godsvrucht en een vurig streven naar de volmaaktheid. Zij moet toegerust zijn met de noodige bekwaamheden, om eene zoo uitgestrekte administratie als die der geheele Congregatie naar behooren te voeren.
De Zusters, die geroepen zijn, om haar te kiezen, zullen op dit alles wel acht geven en zijn in geweten verplicht hier op te letten.
103
31ste Hoofdstuk.
De AIgemeene Discretinnen.
In het Algemeen-Kapittel worden voor den tijd van zes jaren vier Algemeene Discretinnen gekozen , welke de Algemeene Moeder als haar Raad zuilen ter zijde staan.
Om daartoe gekozen te worden, moet men ten minste zes jaren in de Congregatie zijn geweest en de groote geloften hebben afgelegd; daarbij moeten zij zijn van een onbesproken gedrag, godvruchtig, voorzichtig, zelfstandig en zonder aanmatiging.
De eerstgekozene der Algemeene Discretinnen is tevens de Moeder Vicaris van het Moederhuis. Bij ziekte of overlijden der Algemeene Moeder zal zij die betrekking waarnemen tot de nieuwe keuze geschied is. Zij zal echter niets belangrijks mogen uitrichten zonder hooge noodzakelijkheid. Bij afwezigheid der Algemeene Moeder vervangt zij in het Moederhuis steeds hare plaats.
Eene van de algemeene Discretinnen in het Moederhuis wonende, zal door het Algemeen-Kapittel gekozen worden tot Admonitrice der Algemeene Moeder. Zij is verplicht de Algemeene Moeder opmerkzaam te maken op alle fouten, waardoor deze ontstichting, ergenis of een verkeerd voorbeeld zou kunnen geven. Zij zal bij het vervullen van haren plicht zorgen, dat zij den eerbied, de liefde, de achting en gehoorzaamheid, die zij aan de Algemeene Moeder
8
104-
versclmldigd is, niet uit het oog verliest. Nooit zal zij aan de Zusters of wie het ook zij mededeelen, wat zij aan de Algemeene Moeder gezegd of wat deze haar geantwoord heeft.
De Algemeene Moeder zal haar met liefde, ootmoedigheid en zachtmoedigheid aanhooren.
De andere Discretinnen volgen elkander op volgens den ouderdom harer Professie.
Wanneer eene der Algemeene Discretinnen komt te overlijden, zal de oudste van diegenen, welke vroeger Algemeene Discretinnen geweest zijn, haar rechtens opvolgen.
quot;Wanneer de Algemeene Moeder aftreedt, treden ook de Algemeene Discretinnen af; en wanneer eene nieuwe Algemeene Moeder gekozen wordt, geschiedt ook de keuze der Algemeene Discretinnen.
Eéns in het jaar, na het eindigen der jaarlijksche Retraite voor de Oversten, roept de Algemeene Moeder de Algemeene Discretinnen ter vergadering, om met haar over de belangen der Congregatie te handelen, en haar verslag te doen van de inkomsten en uitgaven der Congregatie van liet verloopen j aar.
In het Moederhuis moeten ten minste twee der Algemeene Discretinnen wonen: deze worden ook geraadpleegd bij het aannemen der Novicen en hot verplaatsen of verzenden der Zusters.
Al de Algemeene Discretinnen worden door de Algemeene Moeder geraadpleegd in de volgende ge-vallen :
105
1. Over het aanstellen, afzetten of verplaatsen eener plaatselijke Moeder.
2. Over de stichting van nieuwe kloosters of de opheffing van reeds bestaande.
3. Over het uitsluiten eener onverbeterlijke Zuster buiten de Congregatie.
O O
4. Over groote uitgaven wegens bouwkosten. Tot deze drie laatste punten is de goedkeuring noo-
dig van Z. D. H. den Bisschop.
5. Over het toelaten eener Zuster tot de groote Professie, en in andere zaken, volgens de voorschriften der Constitutiën.
De Aloemeene Discretinnen zullen in de vergade-
O O
ringen vrijmoedig haar gevoelen zeggen, en gedenken dat zij aan haren plicht zouden te kort doen, indien zij uit menschelijk opzicht verzwegen, wat zij voor God redelijk oordeelen te openbaren. Zij moeten steeds innig met de Algemeene Moeder ver-
O O
bonden wezen; daarbij behooren zij standvastig, bescheiden en voorzichtig te zijn, en het haar toevertrouwde zeer zorgvuldig geheim te houden. Ook mosen
O ö O c
zij buiten de vergadering niet spreken van hetgeen daar verhandeld is.
In alles behooren zij de getrouwe hulp en steun der Algemeene Moeder te zijn; zij moeten haar in alle voorkomende moeielijkheden eene behulpzame hand bieden, bereidwillig eiken last aanvaarden, en zich verheugen als zij eenigzins de zware taak der Algemeene Moeder kunnen verlichten. Zij zullen echter
106
geen ander gezag in de Congregatie uitoefenen dan hetgeen haar door de Constitutiën of de Algemeene Moeder ceeeven is. Wanneer zij zich in een of ander
O O 0
huis bevinden , zullön zij zich met het bestuur er van niet verder inlaten dan haar door de Algemeene Moeder uitdrukkelijk is opgedragen; indien zij echter van daar bestaande misbruiken of groote overtredingen weten, zullen zij er de Algemeene Moeder kennis van geven.
32 ste Hoofdstuk.
De plaatselijke Moeders.
Aan het hoofd der Zusters van ieder Gesticht staat eene Overste, welke Moeder genoemd wordt.
De plaatselijke Moeder wordt door de Algemeene Moeder aangesteld voor den tijd welke loopt tot liet Groot-Kapittel, wanneer zij haar ontslag moet indienen. Zij moet zorg dragen dat de Zusters hare Geloften, de Regelen en Constitutiën goed onderhouden , zich op de volmaaktheid toeleggen de haar opgedragen plichten stipt volbrengen, en er altijd hartelijke liefde eu eendracht onder haar heerschen. Zij moet alle Zusters met gelijke liefde behandelen en aller vertrouwen trachten te winnen; daarom is het noodzakelijk dat zij alle Zusters door haar goed voorbeeld stichte, zachtmoedigheid met vastberadenheid pare, en altijd eene strenge geheimhouding van het haar toevertrouwde in acht neme.
107
De Moeder moot niet enkel do eerste zijn in voorrang : zij moet ook de eerste zijn in bereidvaardigheid om dienst te bewijzen, zicli in de ootmoedigheid te oefenen, en, indien hare bezigheden het toelaten , ook de geringste werkzaamheden met de gemeente te verrichten.
Zij zal zich in alles schikken naar de gemeente en alle bijzonderheden in voedsel, kleederen en meubelen zorgvuldig vermijden. De H.Franciscusde Sales zegt: dat de deugden der Oversten de oenige bijzonderheden moeten zijn, waardoor zij zich onderscheiden en die bijzonder opgemerkt worden.
Zij moet met hare Medezusters als hare gelijken omgaan, altijd voor haar te naderen zijn , haar altijd met zachtmoedigheid , geduld en liefde aanhooren, haar troostende en helpende waar zij kan , terwijl zij de grootste zorg voor do zieken en zwakken moet dragen.
De Zusters van haren kant moeten haar als hare bijzondere Moeder beschouwen, innig mot haar verbonden zijn, en haar beminnen, hoogachten en eerbiedigen. Do Zusters worden hier gewezen op hetgeen vroeger van de gehoorzaamheid is gezegd: dat namelijk de stem der gehoorzaamheid de stem is van God. Daaruit volgt ten ].slc: dat wanneer eene Zuster door de gehoorzaamheid geplaatst wordt in een of ander huis, zij daar is door den Wil van God, en de Moeder, onder welke zij staat, haar door God is gegeven om haar op den weg der volmaaktheid te
108
besturen en te geleiden. Daaruit volgt ten 2dc: dat wanneer eene Zusters zich over de plaats waar zij gevestigd is, of over de persoon onder wie zij staat ontevreden toont, zij zicli dan ontvreden toont tegen God zeiven, die het aldus heeft gewild.
Daaruit volgt ten 3dc: dat wanneer eene Zuster door haar gedrag de Overste als noodzaakt haar van plaats te doen veranderen, zij volstrekt niet zal mogen rekenen op de verdiensten en bijzondere genaden, door God aan diegenen verleend, die zich blindelings door de Oversten, als door God zei ven laten geleiden.
Dat de Zusters zich van deze groote waarheden wél doordringen, en zich overtuigd houden, dat iedere Zuster, die het met haren voortuitgang oprecht meent, en op de goddelijke hulp wil rekenen, in alle waarheid moet kunnen spreken: u Waar ik ben, ivat en hoe ik ben, ben ik door den wil van God, omdat ik ddax ben en zóu ben door den vrijen wil der Overste, die voor mij de plaats bekleedt van God.quot;
Mochten er voor eene Zuster bijzondere redenen bestaan om van plaats te veranderen, dan zal zij deze aan de Algemeene Moeder kenbaar mogen maken, het aan haar overlatende wat te dien opzichte zal worden beslist.
De plaatselijke Moeder moet alle drie maanden , in de Quatertemperdagen, aan de Algemeene Moeder bericht geven, zoowel van de geestelijke en tijdelijke belangen van het Gesticht als van hut gedrag dei-Zusters.
109
Zij mag geene belangrijke veranderingen in het haar toevertrouwde huis invoeren zonder verlof der Algemeene Moeder. Vooral mag zij zonder hare voorkennis en toestemming geen nieuwen werkkring voor haar huis ondernemen.
Zij mag zonder verlof der Algemeene Moeder niet reizen dan in geval van dringende noodzakelijkheid; en ook dan nog moet zij er zoodra mogelijk aan do Algemeene Moeder kennis van geven. In sommige gevallen kan zij de Zusters van de onderhouding van zekere voorschriften dezer Constitutiën ontslaan; dis-pensatiën voor langen tijd kunnen alleen door de Algemeene Moeder gegeven worden. Zoo dit echter de tucht in 't algemeen zou aangaan, zal de Algemeene Moeder daarover éérst het gevoelen en de toestemming van den Bisschop van Haarlem moeten inwinnen.
33ste Hoofdstuk.
De Vicaris en de Discretinnen.
In ieder Gesticht waar 12 Zusters zijn, moet eene Vicaris zijn , die door de Algemeene Moeder wordt aangesteld. Waar minder dan 12 Zusters zijn, kan de Algemeene Moeder, wanneer zij het raadzaam oordeelt, eene Vicaris aanstellen. Zij zal als helpster van de Moeder, zich jegens haar met alle liefde, trouw en eerbied gedragen. Zij zal naarstig wezen in het onderhouden van den Regel en de Constitutiën ; niemand in de tegenwoordigheid der Moeder
110
berispen of vermanen, en niet dulden dat de Zusters te^en de Moeder morren.
Bij afwezigheid der Moeder zal zij hare plaats innemen, altijd met liefde en zachtmoedigheid vermanen en de gewone gebreken bestraffen, zonder die aan de Moeder mede te deelen. De Zusters zijn verplicht haar gehoorzaam te zijn en eerbied en liefde toe te dragen.
In alle huizen waar 12 of meer Zusters zijn, zullen twee Discretinnen wezen, waar er minder dan 12 zijn zal er eene wezen. De Vicaris zal tevens Dis-cretin zijn; zij worden door de Algemeene Moeder aangesteld.
De Discretinnen maken den raad uit der Moeder, welke haar in alle zaken van gewicht zal raadplegen. Z:j moeten, wanneer zij geraadpleegd worden, vrijmoedig haar gevoelen zeggen en Indachtig zijn, dat zij aan haren plicht zouden te kort komen, indien zij uit menschelijk opzicht verzwegen, wat zij voor God nuttig oordeelen te zoggen. Zij moeten bescheiden en voorzichtig zijn, en alle haar toevertrouwde geheimen nauwgezet bewaren. Wanneer zij kennis dragen van misbruiken of gewichtige overtredingen zullen zij het aan de Moeder mededeelen. Zij moeten ten minste alle zes maanden de Algemeene Moeder verwittigen hoe de Moeder zich van haren plicht kwijt. Van dit bericht, volgens haar geweten te geven, zal de Moeder van het Gesticht geen kennis dragen; het zal afzonderlijk door iedere Discretin,
Ill
beurtelings om de drie maanden en zonder inzage van de andere gedaan ■worden. In dat verslag zal
o Cquot;gt;
ook gevoegd worden, wat men voor God nuttig oordeelt, aan de Alggt;?meene Moeder te worden bekend gemaakt.
Aan eene van de Discretinnen wordt door de Al-gemeene Moeder opgedragen om met alle eerbiedigheid en nederigheid aan de Moeder hare gebreken onder het oog te brengen, wat deze met liefde zal aannemen.
In geval van overlijden, afwezigheid, ziekte enz. der Moeder is de Vicaris en na haar de oudste der Discretinnen met het bestuur en hare bediening belast. In die huizen, waar slechts eene Discretin is, zal deze bij afwezigheid enz. de plaats der Moeder vervangen; zij zal tevens de Admonitrice zijn der Moeder.
De Zusters Discretinnen zullen zich geen ander gezag aanmatigen dan haar door de Constitutiën of deAlgemeene Moeder is opgedragen ; zij worden aangemaand, zich steeds eerbiedig jegens de Moeder te gedragen, met haar geheel naar hart en geest overeen te stemmen, en door eene nederige onderwerping aan haren wil en eene stipte naleving van den Regel en de Constitutiën, aan de andere Zusters tot voorbeeld te verstrekken.
112
Siste Hoofdstuk.
De Novicen—Meesteres.
Aan do Novicen-Meesteres is de leiding en vorming der Novicen geheel en al toevertrouwd, zoodat Luiten de Algemeene Moeder en de Moeder Vicaris, niemand zich daarmede te bemoeien heeft.
Zij onderricht de Novicen in het geestelijke en kloosterlijke leven en deszelfs verplichtingen en voordeden.
Zij verklaart haar de HH. Geloften, den H. Regel, de Constitutiën en Gebruiken der Congregatie.
Zij trachte aan de Novicen eerbied voor haren heiligen staat, en dankbaarheid jegens God voor haren heiligen roep in te boezemen.
Zij trachte in haar liefde voor het inwendig gebed, smaak voor het inwendig verkeer met God, waakzaamheid over zich zelve en ijver voor de uit-terlijke en innerlijke versterving op te wekken, en haar tot de hoofddeugden van het gemeenschappelijke leven en een heilzaam en Gode welgevallig werken in de Congregatie op te leiden.
Verder bekwame zij de Novicen zorgvuldig in de overweging, het gebed, het gewetensonderzoek en andere geestelijke oefeningen, en in al wat de Zusters voor hare godsdienstplichten te vervullen hebben. Alle zondagen zal zij de Novicen en met deze de jonge Zusters, die nog onder hare leiding staan, bijeenroepen, om haar te onderrichten in het lezen van den Brevier.
113
Ook leide zij de Novicen zooveel mogelijk tot de verschillende, in het klooster voorkomende werkzaamheden op, en bewake haar daarbij, gelijk ook bij al hare overige verplichtingen.
Zij zal altijd bij haar in deRecreatie tegenwoordig zijn.
Elke maand moet zij aan de Algemeene Moeder een nauwkeurig verslag doen van de teekenen van roep, de geaardheid , de deugden, de fouten, den voortgang en de gezondheid der Novicen.
Te dien einde trachte zij haar tot openhartigheid te brengen en eene ooede kennis van allen te verwer-
O «—gt;
ven, niet alleen door eene bestendige, liefderijke, geduldige en onpartijdige opmerkzaamheid, en eene wijze en voorzichtige beoordeeling van de haar door de Novicen gedane mededeelintren, maar ook door
O O ^
hartelijke en moederlijke gesprekken over haar geestelijk welzijn.
Zij zal zich wachten de Novicen in de tegenwoordigheid der Aleemeene Moeder of der Moeder Vi-
ö O
caris te berispen, of haar in den refter eenige penitentie te geven (tenzij zij Presidente is.) In haar kapittel echter mag zij penitentie geven, welke de Novicen in den refter of elders te volbrengen hebben.
Zij mag geene bijzonderheid aan de Novicen toelaten zonder dit wel onderzocht en met de Algemeene Moeder of den Biechtvader overlegd te hebben ; ook mag zij geene nieuwigheid in de manieren der Religie leeren, maar zij zal in alles eenvoudig de Constitutiën en Ceremoniën volgen.
114
Tweemaal ter week zal zij de Zusters tot haar bijzonder kapittel roepen, eens gezamenlijk en eens ieder afzonderlijk; alsdan zal zij haar vermanen, hare gebreken bestraffen en haar troosten en helpen zoo veel zij kan.
Zij mag zich met de tijdelijke zaken der Novicen niet bemoeien zonder uitdrukkelijken last der Al-gemeene Moeder, en, wijl hare bediening zoo veel werkzaamheid vordert, zal zij in den regel geen ander officie bekleeden.
35ste Hoofdstuk.
De Kortste.
De Zuster, die door de Moeder met de zorg voor liet koor belast is, zal zich beijveren dat de getijden nauwkeurig volgens het Xgt;ïV(?ci!o?'iwm geschieden. Zij zal alle Zaterdagen de lijst of tafel schrijven, waarop voor de volgende week de Zusters voor de verschillende officiën van het koor worden aangesteld, en welke Zuster in den refter aan tafel zal dienen. Die lijst wordt Zaterdags 's middags na don maaltijd in den refter voorgelezen.
Als de Moeder de goddelijke koordienst moet doen, zal de Koriste eene bijzondere tafel voor dien feestdag maken en die in den refter laten voorlezen.
Zij moet zorgen dat alle ceremoniën en loffelijke gebruiken stipt onderhouden worden; zoo zij een al-gemeem misbruik ontdekt , zal zij de Moeder verzoeken het te willen verbeteren.
115
Van de fouten, welke in de getijden geschieden , zal zij zorgvuldig terechtwijzing doen.
Alle boeken, welke in het koor gebruikt worden, zijn aan hare zorg toevertrouwd.
36 ste Hoofdstuk.
De Kosteres.
De Kosteres is belast met al wat tot de Sacristij en het Altaar behoort. Zij zal hare bediening hoogschatten, daar zij zich met zaken bezig houdt, die haar de groote lief:1e van den Zaligmaker herinneren, namelijk: met hostiën, misgewaad., alben ; corporalen , gewijde vaten, em te bereiden. Al deze zaken behoort zij te behandelen met aandacht en ingetogenheid des ceestes, en met de meening van daardoor
O ' ö
het H. Sacrament des Altaars te vereeren. Zij moet alle kerksieraden, priestergewaden en linnengoed zindelijk en in goede orde bewaren, er een Inventaris van opmaken, en daarvan een afschrift aan de Moeder ter hand stellen.
Zij zal zorgen dat alles tijdig tot den H. Dienst gereed zij ; ook zal zij, indien er door de Moeder geene andere Zuster aangesteld is, op den bepaalden tijd voor de H. Mis, de Getijden, het Lof, de ^i-gelus Domini, enz. luiden. Zij zorge nauwgezet voor de godslamp, opdat die altijd brande. Zij ontvangt de liefdegiften, doch geeft deze na ontvangst aan de Moeder, welke deze tot het bepaald aangewezen doel
116
bewaart. Alle afzonderlijke bewaring is aan de Zusters volstrekt verboden.
In de kapel en de Sacristij mag zij slechts bet noodzakelijke, en nog maar met zachte stem, spreken.
37ste Hoofdstuk.
Be Portierster.
De Portierster moet haar ambt met religieuse zedigheid, vriendelijkheid, bescheidenheid, vaardigheid en wellevendheid waarnemen. Zij onthoude zich van allo nieuwsgierigheid en brenge de haar opgedragen boodschappen nauwkeurig over aan de Moeder of aan die Zuster van de verschillende officiën, welke de Moeder daartoe gesteld heeft. Ook zal zij , zonder uitdrukkelijk verlof der Moeder niet in de spreekkamer blijven, noch gesprekken houden met de vreemden, welke zij inlaat, noch luisteren naar hetgeen zij onderling of met de Zusters spreken; maar zij zal zich, na de vreemden beleefdelijk gegroet en binnengelaten te hebben, onmiddellijk verwijderen , hunne boodschappen getrouw overbrengen en zich verder niet meer vertoonen dan wanneer zij hen bedienen moet. Wanneer de Moeder of Zuster, welke de vreemden verlangen te spreken, zich in het koor, in het gebed of aan tafel bevindt, moet zij hen, indien geen dringende redenen het anders vereischen, vriendelijk verzoeken te wachten tot dat de oefening geëindigd is.
117
Als zij tien ingang opent, zal zij zich wachten van te zien wat er huiten omgaat en de oogen neergeslagen houden.
o o
Zij zal alle aankomende brieven aan de Moeder ter hand steller, en geene brieven zonder haar bevel of hare voorkennis afzenden.
De Portierster moet altijd op haar post zijn, dien zij, zonder voorkennis der Moeder, aan niemand mag toevertrouwen. Zij zorge dat de deur nooit open blijve staan, en dat des avonds alle buitendeuren goed gesloten zijn. Zij zal's avonds na gesloten te hebben, de sleutels afgeven aan de Moeder, die ze 's nachts bewaart en ze 's morgens weder aan haar overhandigt. Buiten eenige bijzondere gevallen zal de spreekkamer 's avonds te acht uren gesloten worden.
Zij zal in dankbaarheid de giften aannemen , welke aan de Zusters gedaan worden, hoe klein die ook zijn, wijl niemand hiertoe verplicht is.
Aan de armen zal zij met groote liefde de aalmoezen uitreiken, welke de Moeder haar toestaat.
Zij zal zich wachten voor alle gemeenzaamheid met wereldlingen, voor nieuwsgierige ondervragingen, en al wat in haar den geest van ingetogenheid zou kunnen schaden.
Vooral moet zij beleefd en vriendelijk zijn jegens do Priesters en hun bij het binnenkomen den zegen vragen.
118
38ste Hoofdstuk.
De Keuhen-ïuster.
De Zuster, die met het bestuur der keuken en wat daartoe behoort, belast is, moet zorgen dat alles op tijd en uur gereed is.
Zij wachte zich voor twee dingen: 1° voor ver-kwisting; daarom zal zij alle onnoodige onkosten vermijden en niets door onreinheid en achteloosheid laten bederven. 2° voor karigheid; zij zorge dat de Zusters behoorlijk en toereikend voedsel genieten, gelijk de Regelen en Gebruiken van het Huis het voorschrijven.
Zij zal niet toelaten dat de Zusters, die daartoe geen verlof der Moeder hebben, in de keuken komen en daar onnoodige gesprekken voeren; daarom houde zij zooveel mogelijk de deur der keuken gesloten. Nimmer zal zij vreemden in de keuken toelaten. Zij zal zonder verlof der Moeder, buiten tijds geen spijs of drank aan'de Zusters geven; komen de Zusters echter met toelating iets vragen, dan zal zij het verlangde met alle liefde seven.
O O
Zij zal zooveel mogelijk zorgen de gebeden en oefeningen van den dag, vooral de Meditatie bij te wonen, en hare bezigheden daarnaar inrichten, ten einde in het geestelijke leven geene schade te lijden.
Zij zal met hare onderhoorige Zusters daags te voren de portiën der tafel en de werkzaamheden regelen, en des morgens vroegtijdig beginnen, om
119
op den bepaalden tijd gereed te zijn. Onder de maaltijden zullen de Zusters elkander behoorlijk afwisselen.
-quot;)9ste Hoofdstuk.
De Zieden-Meesteres.
De Zieken-Meesteres zij vooral met veel liefde gewapend, en volbrenge zoo veel mogelijk wat omtrent de verpleging der zieken is voorgeschreven.
Zij kwellen zich niet, indien zij uithoofde van hare bediening, de H. Mis niet geregeld kan bijwonen , noch andere geestelijke oefeningen verrichten , want verdienstelijker dan dit is de liefderijke hulp, welke zij aan hare zieke Medezusters bewijst.
Zij zal al wat tot de ziekenkamer behoort zeer zlnde-lijk houden, en het niet tot andere einden gebruiken.
Wanneer er gevaar is, dat de Zuster van die ziekte zal sterven, zal men aan de naaste bloedverwanten van haren toestand kennis geven en bezoeken van hen toelaten.
Overigens zorge zij alles gereed te hebben, wat voor haar deel, tot het toedienen der laatste HH. Sacramenten vereischt wordt,
40ste Hoofdstuk.
De Pleegzuster.
Pleegzusters zijn die Zusters , welke de verpleging en verzorging van arme kinderen, oude en zwakke menschau en andere noodlijdenden is toevertrouwd.
120
Christus zegt: //Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwervenquot;, (. Matth. V, 7.) en : //Weest derhalve barmhartig gelijk uwhemelsche Vader barmhartig is.quot; {Luc. VI, 36.) De Zusters moeten niet barmhartig zijn uit bloot natuurlijk medelijden , of om zich het aangename gevoel te verschaffen, hetwelk het weldoen gewoonlijk vergezelt, noch om zich zelve of anderen te behagen; maar om Gods
O 7
wil, opdat God aan wien alle eer toekomt, opdat Christus en niet zij vereerd worden. Anders verrichten zij de werken van barmhartigheid, zonder de deugd van barmhartigheid, hetwelk eene soort van geveinsdheid zou wezen. Zij moeten zich het woord des Heeren wel inprenten: //Wat gij aan een dezer geringste broeders niet gedaan hebt, dat hebt gij Mij ook niet gedaan.quot;
De Zusters moeten dit altijd, doch dan vooral gedenken, wanneer zij eenige traagheid, walging, droefgeestigheid of bekoring gewaar worden; en dit moeten zij niet alleen bij het verrichten van liefdewerken, maar bij elke andere bezigheid van het Gesticht doen.
Zij moeten wel indachtig zijn dat zij zich in de beoefening der liefdewerken toeleggen op zachtmoedigheid, geduld, vriendelijkheid en gelijkmoedigheid, welke in al hare woorden, manieren en houding be-hooren uit te schijnen; zij mogen zich nimmer eenige driftige, schimpende of beleedigende woorden of uitdrukkingen veroorloven. Moet men somwijlen eene
121
ernstige houding aannemen, zoo als dit bij het vermanen, bestraffen, enz. het geval kan zijn, dan geschiede het voor zoo verre het ter bereiking van het doel noodig is, doch men zorge dat de eigenliefde
O 7 C5 O
er zich niet onder menge.
O
Zij moeten bij het beoefenen van liefdewerken bijzonder in het oop- houden, dat het heil der zielen
O 7
de hoofdzaak harer bediening is, en daarom moeten zij er zich vooral op toeleggen, om den mensch in zijnen geestelijken nood (zonder nogtans den lichame-lijken in het minste te venvaarloozen ,) te ondersteunen en te helpen, hen liefde voor godsdienst en deugd in te boezemen e i zijne zaligheid te bevorderen.
Hoewel alle liefdewerken, welke voor eene Congregatie van vrouwen passen, door de Zusters geoefend kunnen worden, is echter de opvoeding der jeugd en hot verplegen der noodlijdende menschen het voornamste doel harer zorgen.
Het kinderlijke hart te vormen voor de deugd, te behoeden, te versterken tegen de verleiding der ondeugd, is wel het edelste gedeelte der opvoeding en de voornaamste plicht der Zusters.
De teekenen van eene goede, zedelijke en godsdienstige opvoeding zijn: eene oprechte godsvrucht, eene eerbiedige onderdanigheid aan ouders en over-sten, eene zekere vriendelijkheid en beleefdheid jegens degenen met wie de kinderen verkeeren en een bijzonder ontzag voor bejaarde personen.
De Zusters, die met de opvoeding van kinderen
123
belast zijn, moeten dikwijls de gelegenheid waarnemen om hun liefde voor deze deugden in te boezemen,
O ~
en tevens zorgen, dat zij alles van hen verwijderd houden wat hunne onschuld zou kunnen schaden, en hen ijverig in den godsdienst en de zedeleer onderwijzen.
Het onderwijs in den godsdienst en de zedeleer zal drie dingen bevatten; als: de gewone gebeden van een Christen mensch; het kort begrip der Christelijke leering in den Catechismus van het Diocees waar men zich bevindt, en de gewijde geschiedenis zoo van het Oude als het Nieuwe Testament.
Bij de verpleging van noodlijdenden moeten do Zusters in het oog houden, dat die verzorging bijzonder op haar rust, en het heil der zielen de hoofdzaak harer bediening is.
De Zusters zullen bij de behandeling der noodlijdenden steeds een vriendelijk en opgeruimd voorkomen toonen , en gereed zijn om hen met geduld bij te staan en te dienen. Zij zullen alle medelijden hebben met hunne ellende, zooveel mogelijk hunne verlangens pogen te voldoen, zonder in het minst af te wijken van het voorschrift des geneesheers of heelmeesters, zoowel met betrekking tot de geneesmiddelen als tot het diëet, in al wat den noodlijdenden betreft. Wat voor hun schadelijk of lastig is, zullen zij zorgvuldig voorkomen en afwijzen en in alles de zindelijkheid betrachten.
Zij zullen hen, doch met bescheidenheid, opwek-
133
ken tot het geduldig verdragen van hun lijden, tot overgeving aan den wil Gods, bijzonder wat de genezing, het leven of sterven betreft; tot betrouwen op God, vooral wanneer zij bekommerd zijn over bloedverwanten en betrekkingen; tot het gebed en het tijdig ontvangen van do HH. Sacramenten der stervenden ; tot verzoening wanneer zij vijandschap of afkeer bemerken; tot een stichtend leven in geval van genezing en anders tot een Christelijk afsterven.
Ter vermijding van alle zware inspanning, welke de gezondheid zou kunnen schaden, zullen de Zusters nimmer twee nachten achtereen waken. Wanneer het noodig is, mag liet om denderden nacht geschieden. Als zij 's nachts gewaakt hebben , leggen zij zich in den vroegen morgen te bed om de noodige rust te genieten.
Overigens wordt het aan de Moeder overgelaten, om , met groote zorg voor de gezondheid der Zusters, het waken te regelen.
41ste Hoofdstuk.
JJii Onderwijzer esse.
De Zuster, welke onderwijzeres is, overwege dikwijls de verhevenheid van haar officie. Het is niet te doen om winst, om eer, om uit te munten in wetenschap , maar om zielen voor God te winnen en ware godsvrucht in de harten der kinderen op te wekken, opdat zij in alle staten des levens haar zieleheil mogen
134
quot;bewerken. Deze taak heeft God aan de Onderwijzeressen opgelegd.
Zij zullen te midden van de haar toevertrouwde kinderen het bijzijn van hun Engelbewaarder met wien zij werkzaam zijn en de tegenwoordigheid van God gedenken, en, zonder verzuim van hare Reli-gieuse plichten, met grooten ijver, onvermoeide vlijt en geheele zelfopoffering aan het werk der opvoeding arbeiden. Onze Congregatie stelt zich bij de opvoeding der jeugd ten dool:
]. De grondbeginselen van het godsdienstige leven diep inde harten der kinderen te prenten en heu tot een dengzaam leven op te leiden,
2. De kinderen met die kennissen te verrijken, welke wezenlijk nuttig zijn, en overeenstemmen met hun maatschappelijken stand.
3. Hun zulk eene opvoeding te geven, dat zijniet alleen hunne beroepsplichten leeren behartigen, maar te gelijk door hunne welvoeglijkheid, beleefdheid en zedigheid het deugdzame leven ook voor anderen beminnelijk weten te maken. Dit doel wordt niet door onderwijs alleen bereikt, maar veeleer door het voorbeeld en den invloed der genade. Daarom is het nooiüg, dat de Onderwijzeres krachtdadig naar de volmaaktheid streve; want slechts in den innigen omgang met God, en het getrouw naleven van den H. Kegel kan zij al het goede putten, hetwelk zij aan de kinderen moet leeren.
Zij moet in den omgang met kinderen steeds vol
125
waardigheid, ernst, vriendelijkheid en liefde wezen. Zij vermijde te al te groote gemeenschap, ten einde de kinderen zoowel eerbied ais genegenheid in te boezemen.
Zij moet waakzaam zijn, opdat er niets van hetgeen zij dient te weten aan haar oog ontsnappe; zij toone nogtans geen mistrouwen.
Ket is streng verboden met kinderen te spreken over de gebreken eener Zuster, of over hetgeen uitsluitend het kloosterleven betreft.
Wanneer meer Zusters op dezelfde school werkzaam zijn, moeten de anderen zich aan die, welke aan liet hoofd gesteld is, onderwerpen; (dit geldt ook voor alle andere officiën.) Zij moeten echter alles met elkander regelen, in alles één van hart en geest pogen te zijn, en zorgen, dat bij de kinderen eerbied en liefde voor alle Zusters bewaard blijven. Zij mogen elkander in tegenwoordigheid der kinderen nooit vermanen of berispen; heeft de eene iets verricht wat niet goed of minder goed is, dan moet de andere haar niet in het ongelijk stellen, maar haar gezag handhaven, opdat het ontzag der kinderen voor die Zuster niet verminderd worde.
De Zusters zullen hare leerlingen door alle heilzame middelen tot gepaste naijver pogen aan te zetten.
Bij kinderen van meer gevorderden leeftijd zullen zij bijzonder aandringen op de gewone oefeningen van het Christelijke leven; als: het bijwonen der kerkelijke diensten, voornamelijk lietH. Sacrificie der Mis,
126
op het ontvangen der lill. Sacramenten; op de Morgen- en Avondgebeden; op de gebeden vóór en na het eten; op de godsvrucht tot de H. Moeder Gods ; op het heiligen van den dag door de werkzaamheden, die 7.\] verrichten; op de plichten der kinderen ten opzichte van hunne ouders, broeders, zusters, kerkelijke en burgelijke overheden en andere menschen ; in één woord: zij zullen zich bevlijtigen om hen krachtdadig op te wekken tot lietde voor hunne plichten, tot ijver voor het gebed en godsdienstilt;re oefeningen, en tot liet onderhouden van de regelen dei-zedigheid en welgemanierdheid.
Daar de ondervinding leert, dat het kind zich naaide Onderwijzeressen richt en hare manieren, ^oede hoedanigheden of fouten aanneemt, moeten de Zusters de grootste zorg dragen om voor hare leerlingen een voorbeeld aller deugden te zijn. Zij moeten trachten de deugd beminnelijk te maken, zich gelukkig achten in het midden harer leerlingen, hun opreclite liefde en al de achting en genegenheid eener Moeder toedragen.
Opdat de Zusters de liooge waarde der opvoeding leeren schatten , zullen zij dikwijls overwegen wat de H. Joannes Ohrvsostomus, tot de Christen Ojdors en Meesters sprekende, daarover opmerkt:
// gt;\ at \ ertoont (ins het geloot in dit kind, aan uwe //zorgen toevertrouwd? Op zijn voorhoofd ziet gij het tftnerkteeken der genade, waardoor God het tot zijn //kind heeft aangenomen. Het is uw plicht te waken.
127
z/dat de zonde het niet verbreke; zijne tong is nog //besproeid met het zout der wijsheid, hetwelk gij er //op moet bewaren; zijn hoofd en borst dragen nog //het kenteeken van kind Gods, gij zult er reken-//schap over afleggen , als het vervalscht wordt; zijn //hart is de waarachtige tempel des TI. Geestes en gij //zijt als de bewakers van dat heiligdom; in zijne ziel jibemerkt gij de kiem en den oorsprong aller deugden, //gij moet het vruchten doen voortbrengen; Jesus //Christus vertoont u de Engelen Gods, die nacht en //dag om het kind geschaard zijn , om het te bescher-//inen; gij deelt met hen die edele bedieningquot;.
Overwegen zij nog bij dit hartroerend tafereel wat een kundig schrijver, die geheel zijn leven aan de opvoeding der jeugd heeft toegewijd, van den voor-nnamsten plicht eens Onderwijzers zegt:
//Wat is een Christelijk Onderwijzer, die met de //opvoeding der jeugd belast is? Tiet is demensch, //in wiens handen Jesus Christus een aantal kinderen ff heeft gesteld, door zijn eigen Bloed vrijgekocht; voor //Welke Hij zijn leven ten beste gaf; in wie Hij als «in zijn huis en tempel woont; die Hij als zijne lede-//maten, broeders en medeerfgenamen, aanziet... En //tot welk einde heeft Hij hem die kinderen toever-//trouwd? Was het alleen, om hun eenige kennis van //menschelijke wetenschappen te geven? Wie zou dit .vdurven zeggen, of ook maar durven denken? Hij //heeft ze hem toevertrouwd, om het dierbare pand //der onschuld, hetwelk Hij met het H. Doopsel in
138
,/hunne ziel heeft geprent, te bewaren en ware ,/Christenen van hen temaken. Wat grootheid, der-;/halve, welken adel zet zulk eene eervolle zending //aan al de plichten eens Meesters niet hijquot;!
Hoezeer de godsdienstige en zedelijke opvoeding der jeugd het voornaamste deel der opvoeding uitmaakt, zullen de Zusters evenwel niet verzuimen , aan de kinderen die wetenschappen en kundigheden te leeren, waardoor zij later, elk volgens zijn stand, in de gelegenheid gesteld worden, om op eene fatsoenlijke wijze in de maatschappij hun bestaan te vinden.
Men zal zorgen, dat in de scholen voor het aan-leeren van genoemde wetenschappen en kundigheden bestemd, de godsdienst zijn gednrigen invloed uit-oefene , en er boeken gebruikt worden , waarin zijne beginselen duidelijk uitkomen: opdat de kinderen in de school altijd een godsdienstigen geest inademen. In de verschillende scholen der Congregatie zal men zooveel doenlijk dezelfde boeken gebruiken.
Behalve in de bewaarscholen zullen de Zusters zich niet met de opvoeding van jongelingen mogen belasten.
De Algemeene Moeder en de plaatselijke Moeders worden opmerkzaam gemaakt, dat, ofschoon de kinderen van vermogende ouders, niet geheel van hare zorgen zijn uitgesloten, het voorname doel nogtans der Congregatie in dit opzicht is : eene gepaste opvoeding aan arme, verlatene en minvermogende kinderen te bezorgen, aan wie de Zusters dan ook, en wel bij voorkeur hare diensten moeten wijden.
129
In alle punten, de opvoeding of het onderwijs betreffende , onderwerpe de Onderwijzeresse haar oordeel aan dat der Moeder; zij honde zich in volkomene overeenstemming en gelijkvormigheid met haar en de overige Medezusters, en zij met allen door liefde en eendracht verbonden.
Zij verhoovaardige zich niet op hare kunde, en be-geere niet, daarom door anderen geprezen en geëerd te worden , maar zij moot altijd nederig en ootmoedig zijn en zich als de nederigste dienstmaagd des Hee-ren beschouwen.
Tot slotte moeten wij hier nog bijvoegen, dat de Zusters haar Officie en de scholen niet mogen verlaten zoolang er nog lunderen aanwezig zijn, en zij onder de uren van onderwijs voor niemand te spreken zijn. Ook zullen zij aan een of ander kind geene bijzondere liefde toonen , maar allen met gelijken ijver onderlichten.
42ste Hoofdstuk.
De Naai-Zuster.
Do Zuster, welke aan het hoofd der naaischool staat, zal beleefd en vriendelijk zijn jegens de wereldlijken die haar werk brengen.
Wijl zij in den regel kinderen van meer gevorderden leeftijd in hare school heeft, zal zij vóórhaar ook meer zorg moeten hebben. Zij zal waakzaam zijn op hare zeden en gedrag, nauwkeurig letten op
] 30
hare woorden en gesprekken, geene te groote vrijheid onder haar gedoogen, en vooral voorzichtig zijn in haar te vermanen, opdat zij de onschuld van anderen niet kwetse.
Zij zal zorgen, dat het werk op den bepaalden tijd gereed zij, en niet beloven, het op den bestelden tijd afteliebben, wanneer zij voorziet dat zulks niet kan.
Zij mag om het werk af te maken, nimmer de Meditatie, de Getijden, de H. Mis of andere godsdienstige oefeningen verzuimen.
Onze H. Vader Franciscus gebiedt zijne kinderen wel te werken , doch zóó zegt hij, dat zij daardoor den treest des cebeds niet verliezen.
O O
Zij mag geene kleederen, voor wie ook, maken, welker dracht onwelvoeglijk of met de goede zeden strijdig is.
Het geld dat zij voor het werk ontvangt, mag zij niet bij zich houden, maar moet dit terstond aan do Moeder ter hand stellen.
43ste Hoofdstuk.
Eenige andere Oficiën.
Ten lstc de Kleederzuster zal zorgen, dat de klee-deren en habijten der Zusters in tijds worden gemaakt en versteld.
Zij zal niet wachten tot dat de Zusters die zeiven
bezorgen, maar wanneer zij bemerkt, dat zij her-
stellino- noodiquot;' hebben, de Zusters verzoeken die te ö ö 3
willen brengen. Zij zal geene nieuwe kleederen of habijten maken zonder toestemming der Moeder.
181
2. De Waschzuster zal zorgen, dat de kleederen der Zusters en al wat tot het Gesticht behoort, als het linnen van de kapel en den refter bij tijds ge-wasschen worde; dat alles rein en helder zij, en de Zusters het noodige hebben voor haar gerief.
3. De Refectorieres of Refterzuster zal zoro- dragen
O O
voor de reinheid en netheid des refters; zij zal alle tafelgereedschappen zindelijk schuren, wasschen en rein bewaren, op den bepaalden tijd de messen slijpen en de tafel zindelijk houden.
4. De Tuinzuster zal zorgen, in den tuin te zaaien en te planten, wat tot gebruik der keuken noodig is. Zij zal daags te voren aan de Ken ken zuster vragen, wat zij voor den volgenden dag behoeft; zij zal geene heggen of boomen uitroeien of merkelijke veranderingen maken zonder toestemming der Overste.
O O
Alle andere werkzaamheden van het huis worden door de Moeder geregeld, die ze zal opdragen aan de Zuster, welke het haar zal goeddunken, zonder dat eenige Zuster, in wat Officie ook geplaatst, wanneer haar door de Moeder eenioe werkzaamheid wordt
Ö
opgedragen, zich daaraan mag onttrekken.
44ste Hoofdstuk.
De Jonge Religieusen en Novicen.
De Novicen staan geheel ouder de leiding, het be-
o o
stier en de gehoorzaamheid der Novicen-Meesteres.
O
Zij moeten haar daarom als hare bijzondere Moeder
182
beschouwen, haar in alles eerbiedigen en gehoorzamen en in allen strijd en bekoringen met een kinderlijke openhartigheid tot haar hare toevlucht nemen.
De jonge Religiensen blijven totdat zij de groote geloften hebben afgelegd ook geheel onder de leiding
o o tr* o o
der Novicen-Meesteres, of eene andere daartoe gestelde Zuster. Drie maanden na de Professie worden zij echter toegelaten tot het kapittel der oudere Zusters.
Eiken morgen en avond zullen de Novicen en de Zusters, die nog onder de leiding der Novicen-Meesteres staan, haar den zegen vragen. Zij moeten haar ook iederen avond rekenschap geven van haar gedrag , van hare in- en uitwendige handelingen eu vooral
O O
van de voornemens, welke zij dien dag bij de Meditatie gemaakt hebben.
Elke week zullen zij haar ootmoedig verzoeken bij haar te mogen komen, om over hare inwendige gesteltenis te spreken en onderrichtingen te ontvangen n het geestelijk leven en de oefeningen der Meditatie.
De jonge Religiensen en Novicen zullen zich, op groote straf, wachten van (e spreken over hetgeen in liet kapittel der Novicen-Meesteres geschied:. Zij zullen niets bijzonder doen zonder het haar vooraf te
kennen te geven en hare toelating te verzoeke;!.
Ö
Als zij in de spreekkamer geroepen worden, om met vreemden of kennissen te spreken, zal de Novicen-Meesteres of eene andere daartoe gestelde Zuster haar vergezellen, en eerst spreken; daarna zullen zij met haar verlof tot de wereldlijken mogen spreken.
133
De Novicen zullen gedurende haar proefjaar niet met de geprofeste Zusters mogen spreken; de jonge lleligieusen zullen ook niet te gemeenzaam zijn met de andere Religieusen of oudere Zusters, maar zij zullen zich ieo-ens haar iredraseu met allen eerbied
O O O
en ootmoedigheid. Zij zullen geene stem hebben in het Groot Kapittel , dan na de groote geloften te hebben afgelegd.
O O
Indien zij berispt worden, zullen zij met ootmoedigheid hare schuld bekennen en beterschap beloven.
W anneer de Novicen spreken tot de Algeineene Moeder, de Moeder-Vicaris of de Novicen-Meesteres zullen zij knielen, tenzij men haar doet opstaan. Zij zullen grooten eerbied toedragen aan de andere Reli-
O O
gieusen der gemeente.
Eiken avond zullen zij gezamenlijk op de kapel de gemeente bedanken van haar in de Congregatie te hebben opgenomen, eu tevens de genade verzoeken van daarin te mogen leven en sterven.
Wanneer zij verlof hebben om te spreken, zullen zij bescheidenheid in al hare woorden toonen; hare gesprekken zullen handelen over de deugd en de versterving, trachtende te vergeten alle manieren
Cquot;1 ^ O
der wereld of het spreken over wereldsche zaken.
45ste Hoofdstuk.
Hel A Igemeen Beheer.
Hoewel door Gods goedheid onze Gonoregatie reeds
O O O
tot twaalf Gestichten en tot over de honderd Religieu-
131-
sen is aangegroeid, is echter een band van eenheid en gelijkvormigheid blijven bestaan, welke door geen der Zusters of Gestichten mag worden verbroken.
Alle Gestichten en alle Zusters moeten blijven behooren tot liet Moederhuis der Congregatie te Rotterdam , hetwelk staat onder het oppertoezicht en de jurisdictie van den Bisschop van Haarlem. Z. D. H. benoemt een Rector voor het Moederhuis, wien de Algemeene Moeder, in alle zaken van gewicht, de Congregatie betreffende, verplicht zal zijn te raadplegen.
De Algemeene Moeder zal de Postulanten, die zich voor de Congregatie komen aanmelden, aan hem voorstellen, om er zijne opmerkingen over te maken en zijn raad en gevoelen er over in te winnen.
Gedurende liet Noviciaat zal hij de laatste stemming voor de Novicen opnemen en daarvan verslag geven aan de Algemeene Moeder. Hij zij ook— tenzij Z. D. H. de Bisschop iemand anders delegeere — tegenwoordig bij de vergadering, die de Algemeene Moeder jaarlijks met de Algemeene Discretinnen houdt. Wanneer het de Bisschop noodig of nuttig oordeelt bezoekt hij de huizen, ook in andere Bisdommen gelegen, zonder nogtans Visitatie te doen inden kerkelijke zin, ten ware hij hiertoe gemachtigd ware door den Ordinarius van dat Bisdom. Overigens zal hij zich met het bestuur der Congregatie niet inlaten, maar in alles over de regeltucht en do behouding van den goeden geest in het Moederhuis waker., en deze zooveel hij kan trachten te bevorderen. Draagt
135
hij kennis van aanmerkelijke overtredingen, welke op zijne aanmaning niet worden verbeterd, zoo zal hij Z. D. li. den Bisschop hiervan kennis geven.
De onderhoorige Huizen der Congregatie staan onder liet toezicht en de j urisdictie van de Bisschoppen der Bisdommen, waarin zij zijn opgericht; zij zijn echter van het Moederhuis afhankelijk en kunnen er niet van afgescheiden worden.
Wanneer de HoogEerw. Kerkoversten der Diocee-sen of de Algemeene Moeder goedvinden zei ven of door hunne Gedelegeerden de huizen te visiteeren, is ieder Lid gehouden kenbaar te maken, de misbruiken tegen de regeltucht, welke in het huis waar zij verblijft zijn ingeslopen, en die de Overste niet kan of wil verbeteren, en openhartig te antwoorden op de vragen, welke haar bij die gelegenheid worden gedaan. Men zorge hierin met een oprecht inzicht en bedaard gemoed tewerk te gaan, opdat de Visitatie, die geschiedt om den vrede en de eendracht te handhaven, niet strekke om die te verstoren.
De goederen van de Gestichten en hunne inkomsten — namelijk van die Gestichten, welke het eigendom zijn der Congregatie — behooren aan de geheele Congregatie en niet aan ieder huis afzonderlijk; zij moeten beheerd worden volgens den wil der Allt;gt;e-
O Ö
meene Moeder. Ieder huis zal een inventaris hebben van alles wat aan het huis behoort, alsook een boek waarin de inkomsten en uitgaven nauw-keurig door de Moeder worden opgeteekend; zij zal
lü
130
alle drie maanden een verslag van de inkomsten en uitgaven over die drie maanden aan dc Algemeene Moeder opzenden, om in liet boek, dat ook zij van ieder huis zal houden, te worden opgeteekend. De Algemeene Moeder zal mede een boek houden van de inkomsten en uitgaven der Congregatie in het al-
O ö O
gemeen. Daarbij zal zij een boek hebben, waarin zij de algemeene inkomsten en uitgaven der Congregatie en die van ieder huis afzonderlijk, doch slechts glo-laal opteekent.
Wanneer de Zusters zich vestigen in eene inrichting, waar het huishouden voor rekening eener plaatselijke Administratie komt, zal het aannemen of wegzenden der hulpbehoevende personen, welke volgens overeenkomst door de Zusters daar onderwezen of verpleegd worden, zoo ook het beheer der fondsen inkomsten en liefdegiften, welke aan dat Gesticht gedaan worden, alleen van die Administratie afhangen, en zal de Overste zich daarmede niet inlaten, doch al wat de huishouding, de regeling en de handhaving der tucht van het Gesticht, de opvoeding en het beoefenen der liefdewerken betreft, blijft aan de Overste opgedragen, die hierin alleen zal afhangen van het bevoegde gezag der Congregatie. Het be-noodigde geld om de kosten van haar huis te bestrijden, zal baar door de Administratie worden ter hand gesteld. Geen nieuw Gesticht mag worden begonnen, waarin niet op zijn minst vijf Zusters kunnen verblijven.
137
Niemand der Zusters denke, dat zij geprofest is om in zeker Gesticlit te blijven, want de Algemeene Moeder mag en kan haar verzenden en verplaatsen, zooals zij nuttig zal oordeelen.
4(5ste Hoofdstuk.
Va7i de verp lichliufj dezer Constitutiën.
Onze Moeder de H. Kerk, den Derden Regel van den H, Franciscus goedkeurende, vertrouwde, dat de vurige liefde tot den gekruisten Jesus, welke het schoonste erfdeel is, door den H. Franciscus aan de zijnen nagelaten, allen die volgens zijn H. Derden Regel Professie doen , krachtdadig genoeg zou aansporen, om door het stipt naleven van dezen Regel en der kloostertucht, liet offer door hen in de Professie aan God gebracht, dagelijks volkomeneren Hem aangenamer te maken. Daarom achtte zij het overbodig door de vrees voor zonde van de overtreding des Regels af te schrikken, en verklaarde, dat de Derde Regel van den H. Franciscus niet op doodzonde of dage-Hjksche zonde verplichtte, of men moest door een goddelijk of menschelijk gebod tot een der voorschriften op zonde gehouden zijn.
Deze verklaring geldt ook voor de Constitutiën dezer Congregatie.
De Zusters moeten dan ook goed begrijpen, dat deze woorden van den H. Regel volstrekt geen aanleiding mogen geven, om dien minder hoog te schat-
138
ten, omdat hij niet op zonde verplicht, of om de fouten tegen zijne voorschriften gemakkelijk te ver-schoonen, maar dat zij integendeel ten doel hebben, om haar tot eene zeer liefdevolle en edehnoedioe
O
onderhouding van den H. Regel en de Constitutiën op te wekken.
Zij moeten ook beseften, dat, hoewel de voor-schriften in den H. Regel en de Constitutiën vervat, niet op zonde verplichten, de overtreding echter zelden zonder zonde geschiedt. Want, wat de voorschriften betreft tot welke reeds alle Christenen gehoudenzijn, is het duidelijk, dat de Religieuse staat wel geene verschooning is voor het overtreden der geboden van God en de H. Kerk.
Bovendien zijn de Zusters, krachtens hare kloostergeloften, verplicht de Gehoorzaamheid, Armoede en Zuiverheid te onderhouden , alsook de penitentiën haar door de Oversten opgelegd. Zooals blijkt uit liet laatste hoofdstuk van den fondamenteelen Regel, door Paus Leo X bekrachtigd. — Zie bladz. 9.
Wat de overige bepalingen van den H. Regel en de Constitutiën aangaat, is het zeker dat men die, buiten wettige redenen, bijna niet kan overtreden, zonder zich tevens in geweten te bezondigen. Het is
O O
niet te hopen, dat er ooit eene Zuster zoo ongelukkig zal zijn, dat zij eenig voorschrift van den H. Regel of de Constitutiën, of een gebod of de persoon barer Overste uitdrukkelijk verachte; zulk eene uitdrukkelijke verachting kan eene doodzonde zijn. Handelt
139
men zonder wettige oorzaak tegen den H. Regel of de Constitutiën, dan zal men altijd bevinden, dat die handelino- uit de eene of andere verkeerde iieirringt;r
O O O
voortspruit, of de naaste aanleiding geeft, om zelfs tegen een der geloften te zondigen.
Bovendien kunnen zulke overtredingen, vooral wanneer zij aanhoudend of moedwillig plaats grijpen, niet geschieden dan met ergernis der Medezusters
O Ö
en tot groot nadeel van haar die ze bedrijft en van de geheele Congregatie; want de Zuster die onverbeterlijk is in hare fouten, stelt zich aan het gevaar bloot van haar heiligen roep te verliezen en wegens haar wangedrag xiit de Congregatie te worden ver-
O O O CD
wijderd.
Daarbij verzwakken de aanhoudende overtredingen ook langzamerhand de kloostertucht, en zeker zijn zij, die wetens en willens zulk groot, kwaad in de Con-creiiatie veroorzaken, aan zware zonden schuldig,
ö O O
Ter verhoeding van zoodanige gevaren, zijn de Oversten verplicht, de Zusters met woord en voorbeeld tot het stipte nakomen van den H. Regel en de Constitutiën aan te zetten, de kloostertucht door eene aanhoudende waakzaamheid te handhaven, de fouten zooveel mogelijk te voorkomen, en de overtreding ten bekwamen tijde met liefde en voorzichtigheid te bestraffen.
Voor al deze plichten zijn de Oversten bij God verantwoordelijk; zij zullen in het oordeel rekenschap moeten geven, niet alleen van haar eigen gedrag,
140
maar ook van de fouten der Zusters, die zij tot de volmaaktheid moesten geleiden, en wier fouten zij konden en moesten beletten.
Dat dan elke Zuster zich beijvere, om door het trouwe naleven van den H. Regel en dezer Consti-tutiën en door een voorbeeldigen levenswandel zich zelve en hare Medezusters te heiligen, en den zwa-ren last, waaronder hare Oversten gebukt gaan, zooveel mogelijk te verlichten.
Daardoor zal de Congregatie voor elke Zuster het voorportaal des hemels wezen, en zij , die hier op aarde vereenigd waren om God te dienen, zullen in het eeuwige leven vereenigd zijn met het koor der Maagden, die het Lam onafscheidelijk volgen overal waar het gaat. Amen.
141
1ste- Hoofdstuk.
De Kleeding der Novicen.
Doze plechtigheid zal gescliieden door ecu geestelijke daartoe van Z. D. H. den Bisschop hijzonder lt;reinachtilt;rd.
o o
Op den dag, welke de klceding der Novicen voorafgaat, zal de Novice in den refter of de kapittelkamer, voor de geheole gemeente het habijt vragen. In liet midden knielende, zal zij zeggen: ,/Eerw. Moeder en Zusters in den Heer , ik bid om de liefde van onzen Verlosser Jesus Christus, van zijne H. Moeder de Maagd Maria, van onzen H. Vader Franciscus en van alle Heiligen des hemels, dat gij mij het Proefkleed uwer H. Religie wilt verleenen, om penitentie te doen en mijn wereldsch leven te verbeterenquot;.
De Algemeene Moeder of de Moeder Vicaris zal haar dan vermanen over het gewicht van hetgeen zij
142
vraagt, cn haar zeggen dat hare bede zal worden ingewilligd, waarna zij haar doet opstaan en naar hare plaats gaan.
Wanneer er meer zijn, doet de oudste het verzoek voor allen, en zegt alles in het meervoud; bijv: „Wij bidden uquot; enz.
Op den dag der Kleeding zal zij, even voor de H. Mis, door den gedelegeerden Priester of Rector aan de deur der kapel ontvangen worden. Zij zal op de knieën liggende, en als een bruid in hare beste kleederen uitgedost, met wijwater worden besproeid ; daarna geeft men haar het kruisbeeld in de handen. De Priester zal haar het uiteinde der stool toereiken, en haar alzoo met het kruisbeeld in de armen de kapel binnenleiden, terwijl het koor zingt; „ Veni Sponsa Christiquot;.
In het midden der kapel zal eene bidbank voor haar gereed zijn; op die bidbank blijft zij onder de H. Mis knielen. Na het Evangelie zal zij op de vraao-wat zij verlangt, hetzelfde verzoek doen als boven, met verandering der woorden: „Eenv. Moederquot; in: ,/Eerw. Vaderquot;.
Vóór of bij de Kleeding wordt het haar niet afge. sneden , opdat zij vrijer zij om naar de wereld r.eruc te keeren.
De Kleeding zal geschieden, zooals liet Ceremonieel der EE. PP. Minderbroeders van de Hollandsche Provincie dit voorshrijft.
Bij de Kleeding mag noch de familie, noch vreem-
143
den tegenwoordig zijn, behalve om bijzondere redenen, de vader of moeder.
Het is niet geoorloofd bij de Kleeding of bij de Professie een feestmaaltijd voor de familie of vrienden aan te richten. Wil de familie dit echter doen, dan geschiede het buiten het klooster, zonder dat de Zusters er zich mede bemoeien.
Bij gelegenheid der Professie mag echter de naaste familie ten maaltijd in het klooster blijven, zonder dat de geprofeste Zuster daarbij tegenwoordig zij. Deze maaltijd moet dan ook eenvoudig en geen feestmaaltijd zijn.
Den eersten maaltijd na de Kleeding zal de Novice in het midden van den refter knielen en de gemeente bedanken met deze woorden:
;/Eenv. Moederen Allerliefste Zusters in Christus, ik bedank u ootmoedig dat gij u gewaardigd hebt, mij tot liet Proefkleed uwer H. Religie te ontvangen: ik beveel mij in uwe goede gebeden, opdat het moge strekken tot glorie van God, tot eer der Religie en tot zaligheid mijner zielquot;.
Daarna zal zij aanhooren wat de Eerw. Moeder zal zeggen, waarna zij den grond kust, opstaat, en op hare plaats aan de tafel der Novicen gaat zitten.
Na de Kleedina- zal men , in een daartoe aanselecd
O O
stamboek, den dag eu het jaar der Kleeding, den naam en voornaam der ouders , de plaats der geboorte, en den datum des doopsels opschrijven.
2de Hoofdstuk.
De Professie.
De Professie der Zusters wordt aangenomen dooreen Geestelijke daartoe van Z. D. H. den Bisschop bijzonder gemachtigd.
Wanneer de Novice tot de Professie wordt toegelaten , zal haar in de tegenwoordigheid der gemeente het haar worden afgesneden, nadat de Moeder haar heeft ondervraagd, of zij standvastig in haar voornemen om de HH. Geloften af te leggen blijft volharden.
Terwijl het haar wordt afgesneden , lezen of zingen de Zusters een hymnns van onzen H. Vader Fran-ciscus en de Antiphone: u Veni Sponsa Christiquot;.
De Professie geschiedt na het Evangelie op de wijze, zooals in het Ceremonieel van de EE. PP. Minderbroeders van de Hollandsche Provincie wordt voor-jreschreven.
De vorm der Professie is deze: //In den naam des Vaders, en des Zoons en des H. Geestes.
z/lk Zuster N., beloof aan God Almachtig, aan de H. Maagd Maria, aan den H. Vader Franciscus en aan alle Heiligen van het hemelsch Hof, aan u, Eerw. Vader, en aan u, Eerw. Moeder, voor vijf jaren te leven in Gehoorzaamheid, Armoede en Zuiverheid onder Slot, zoo als in de Constitutiën bepaald is, volgens den Regel der Derde Orde van Penitentie , en volgens de Constitutiën van deze Congregatie tot zaligheid mijner ziel.quot;
145
Bij de groote Professie verandert men de woorden: uvoor vijfjaren'' in ual de overige dagen mijns levensquot;. Gedurende het uitspreken der geloften zal het tabernakel openstaan.
Na de Professie, alsook na de Kleeding, zal de geprofeste Zuster na het zingen van het eerste vers van den Veni Creator opstaan en, voorafgegaan door de Novicen-Meesteres, eerst gaan naar de Ecrw. Moeder en vervolgens naar al de andere geprofeste Zusters, om die te omhelzen, waarop zij naar hare plaats in het midden der kapel terugkeert en de H. Mis wordt vervolgd.
Na de Mis wordt in het koor de Te Deum gelezen of gezongen.
Bij den eersten maaltijd zal de geprofeste Zuster de gemeente bedanken, zooals in de Kleeding doch verandert de woorden : nhat Froefkleedquot; in nde Pro-essie.
Terstond na de Professie schrijft men den datum er van in het daartoe aangelegd stamboek, hetwelk de Algetneene Moeder , met de aanwezige Discretin-nen en de geprofeste Zuster zullen onderteekenen.
3du Hoofdstuk.
JJe Goddelijke Koordienst.
Zoodra de Zusters het gelui der klok voor den goddelijker! koordienst hooren, zullen zij alles ter zijde stellen, en zich onverwijld met eerbied en stilzwijgend-
116
lieid naar de kapel begeven. Zij zullen, alvorens er heen te gaan , zorgen dat zij habijt, mouwen en voile in orde hebben , en bedenken dat zij naar het paleis van den hemelschen Bruidegom gaan. Zoodra zij in de kapel komen, zullen zij knielen, en den grond kussende Jesus in liet Hoogwaardig Sacrament aanbidden met de woorden van onzen H. Vader Franciscus: //Wij aanbidden U, o Heer Jesus Christus! hier en in alle kerken, die in de geheele wereld zijn, en wij verheerlijken U, omdat gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlostquot;. Zoo dikwerf de Zusters liet Altaar voorbijgaan moeten zij knielen— op twee knieën, wanneer het Allerheiligste is uitgesteld , op eene knie, wanneer het Tabernakel gesloten is — en Jesus in het H. Sacrament aanbidden.
Op liare plaats gekomen, knielt ieder in haar gestoelte, met het aangezicht naar het Altaar gekeerd , om zich tot den H. Dienst te bereiden en yjch in Gods teffenwoordigheid te stellen.
O O
Op het teeken der Moeder of Presidente beginnen de Zusters gezamenlijk het gebed : Aj/eri Domine te bidden , daarna staan zij op, keeren zich naar het midden van hot koor en buigende bidden zij \\et Pater noster , tot dat het tweede teeken door de Hebdo-madaria gegeven wordt; waarop de Zusters zich naar het Altaar keeren. De Hebdomadaria begint bij de Metten met de woorden ; Domine , labia enz.; bij deze woorden maken de Zusters het H. Kruisteeken niet den duim op den mond; daarna: Deus in ad-
147
jutorium enz.; bij deze woorden maken zij het gewone kruisteeken ; de Zusters antwoorden gezamenlijk en buigen bij den Gloria Patri naar het midden van liet koor gekeerd: dit moet altijd onderhouden worden tot aan Sicut erat.
Men zal het Officie bidden zonder noten , met eene gezette stem, zonder de laatste sylabe in het midden of' op het einde der verzen te veel te rekken ; de voorlaatste sylabe zal een weinig getrokken worden ; vooral lette men er op, dat men in liet midden van het vers, bij het sterretje, eene rust make. Het Invitatorium en de Venite worden door de Can-teressen gelezen, behalve op groote feesten , wanneer de Versiculieren die lezen.
De twee Canteressen zullen om de beurt de An-tiphonen lezen en de Psalmen aanheffen. De eerste Canteres begint het Te TJnum. De twee Canteressen zeggen te zamen, in het midden van het koor , de verzen van de drie Nocturncn, van de Lauden en de Vespers en ook van de Kleine Uren.
De eerste Canteres leest de eerste lessen, de tweede Canteres de tweede, de Hebdomadaria de Homilie met de lessen van den derden Nocturne.
Met groote plechtigheden wanneer de Moeder het Officie doet, te weten: met duplex l8'quot; klasse, stelt men in de tafel andere van de oudste Religieusen. Deze lezen de lessen van de Nocturnen en de twee Canteressen lezen de Responsoria. De jongste van die gesteld zijn, leest de lessen van den eersten
148
Nocturne, de daarop volgende die van den tweeden, terwijl de Moeder de Homilie met de lessen van den derden Nocturne zal lezen. De Moeder Vicaris zal het Officie doen wanneer het duplex 2''e klasse is.
Gedurende het lezen der Psalmen zit men om de beurt; het tweede koor eerst. Allen zitten onder de lessen bij liet Martyrologium , onder het Officie der Overledenen en de graduëele Psalmen. De Zusters moeten, wanneer zij geknield zijn, het hoofd buigen onder het aanbidden en den zegen van het H. Sacrament , onder de Confiteor en de Consecratie in de H, Mis.
Zij zullen staande en met het geheele lichaam buigen onder de Gloria Patri, en met het geheele hoofd onder het zeggen van den Zoeten Naam Jesus ; en even met liet hoofd bij het zeggen van den naam van Maria, van Franciscus en den Feestheilige.
Wanneer de Zusters gekeerd zijn naar het Altaar, buigen zij naar het Altaar, en, wanneer zij gekeerd zijn naar het koor , buigen zij naar het koor.
Wanneer de Canteressen iets in het koor zeggen, moeten zij vóór en na buigen naar het Altaar, zoo ook diegenen, welke do lessen lezen, onder de Benedictie voor de lessen. Bij de tweede Benedictie van den derden Nocturne, te weten: Cujus oïquorum festum colirnus staan de Zusters op en buigen naar het midden van het koor.
Bij de eerste Oratie van de Getijden buigt men met het aangezicht naar het midden van het koor
149
gekeerd, maar bij de woorden: Per Dominum of Qui vivis richt en keert men zich naar liet Altaar. Men zorge steeds gelijk en even diep te buigen. Onder de EL Mis knielt een ieder in haar gestoelte, met het aangezicht gekeerd naar het Altaar en een weinig schuinsch naar den muur.
Bij het eerste en het laatste Evangelie staat men , terwijl men in eene gezongen Mis kan zitten na het Evangelie, of, als er Credo is, na het lezen van den Credo tot den Sanctus.
Bij den Veni Creator knielt men gedurende het eerste vers en in het Te Deum bij het vers: Te ergo quaesumus.
Op Kerstavond, als men in het Martyrologium leest : Nativitas Domini nostri Jesu Christi secundum carnem, knielen allen en buigen het hoofd, behalve die leest. Men knielt ook met het aangezicht gekeerd naar het koor, als men de Pater Noster bidt, opliet einde van de Getijden in de feriedagen van den Advent, van de groote Vasten, Quatertemperdagen , Vigiliën enz. Ook bij de daaropvolgende gebeden en Oraties.
Wanneer het Officie duplex lste klasse is, ontsteekt men in de Metten en Vespers op het Altaar vier kaarsen, welke men na den Benedicamus uitdoet; met duplex 2de klasse ontsteekt men er twee. In de groote Antiphonen van den Advent, die met eene O beginnen, ontsteekt men op het Altaar twee kaarsen, welke men uitdoet, als die herhaald zijn, na den Magnificat
150
Wanneer do Paaschkaars gewijd is, blijft zij branden tot na de Mis, en brandt verder onder alle diensten van Pasclien en het gelieele Octaaf. Op andere dagen brandt zij slechts in de H. Mis, in de Metten en Vespers.
Op Hemelvaartsdag wordt zij na het H. Evangelie onder de H. Mis uitgedaan.
De kaars voor het beeld der H. Maagd wordt ontstoken in alle Getijden van het Officie der H. Maagd Maria, alsook met Kerstmis, Besnijdenis, Allerheiligen, Driekoningen, Pinksteren, H. Sacramentsdag en hunne Octaven.
Wanneer de Zusters bij Maria-Lichtmis, bij Kleeding of Professie de kaars van den Priester ontvangen , kussen zij de kaars.
Op Witte-Donderdag zal de Moeder op een bepaald uur in den refter de voeten der Zusters wasschen, met de volgende ceremoniën: Eerst leze men met luider stem het Evangelie van den dag; daarna omgorden de twee Versiculieren, welke de Moeder in het wasschen der voeten zullen helpen, de Moeder met een linnen doek; de eene Versiculier stelt hot bekken met lauw water en welriekende kruiden onder donrechter voet van iedere Religieuse, welken voet do Moeder knielende zal wasschen, en met een doek, haar door de andere Versiculier aangeboden, zal afdroegen; hierna kust zij den voet.
Gedurende het wasschen leest men met luider stem de rede welke de Zaligmaker in het laatste Avond-
maal gehouden heeft. Na het wasschen der voeten biedt de eerste Versiculier de Moeder een bekken niet water aan, waarin deze hare handen wascht, terwijl de andere haar een doek geeft om ze af' te droogen. Daarna gaat zij naar hare plaats, en staande zegt zij :
Pater noster...... Et ne nos inducas enz. het vers:
Tu mandasti enz. met de andere verzen en gebeden uit liet Missaal. Op denzelfden dag in den voormiddag zullen de Zusters elkander de voeten wasschen, waartoe de jonge Zusters bereid zullen zijn, op eene daartoe gestelde plaats.
De tafel zal 's middags in den Refter bestrooid zijn met bloemen.
Op Goeden-Vrijdag zullen de Zusters op den grond geknield eten.
Met het Veertiguren-gebed zullen de Zusters op beurten, volgens eene door de Moeder gemaakte lijst, bij het Allerheiligste bidden. Desgelijks bij het H. Graf op Witte-Donderdag, wanneer de Zusters den gehee-len nacht door, elkander afwisselend, bij het H. Graf blijven bidden.
4de Hoofdstuk.
Het inwendig Gebed of de Meditatie.
Iedere Zuster zal zich vlijtig tot het inwendige gebed voorbereiden, en op hare plaats knielen met het aangezicht naar den muur gekeerd.
Gedurende de Meditatie zal men zeer stil zijn, en
11
152
zich wachten van eenig gerucht te maken, of zich van zijne plaats te begeven, opdat men de anderen niet store. Onder de Meditatie zal men zich zooveel mogelijk inwendig met God bezig houden.
5de Hoofdstuk.
Het Kapittel of de Schuldbekentenis.
Op een dag der week, volgens de dagorde bepaald , zal 's morgens het Kapittel zijn, waartoe al de Zusters door het gelui der klok geroepen worden. Ieder zal zich in de kapittelkamer of in het koor begeven, en daar geknield wachten tot de komst der Moeder , die het Kapittel openen zal met de volgende aanbeveling . „Beminde Zusters, laat ons de werken van liefde oefenen. Ik beveel u onze Moeder deH. Kerk, onzen H. Vader den Paus N., de Kardinalen, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en bijzonder onzen Bisschop van Haarlem, met al de Geestelijkheid, al de Religieuse Orden, bijzonder de Seraphijnsche Orde, den Eerwaar-digsten Generaal, den HoogEerw. Provinciaal, allo Oversten, Broeders en Zusters, en vooral die van onze Congregatie, opdat wij te zamen onze Geloften volmaak-telijk mogen onderhouden. Ik beveel u de wereldlijke macht en al het Christen volk, onze vrienden en weldoeners. Ik beveel u de zielen der Overledenen, van de Pausen, van de beschermers der Orde, de zielen van onze ouders, broeders, zusters en weldoeners ; en bijzonder van hen die verdiend hebben
geschreven te zijn in het boek der Overledenen.quot; (Zoo er zijn, dat men die leze.) Hierna zullen de Zusters opstaan en de Moeder zal zeggen: Wij zullen de gewone gebeden lezen voor levenden en
O O
overledenen en heft den Psalm aan: Ad te levavi ocu-los meos, met Gloria Patri; De profundis, met Requiem aeternam; dan zegt zij : Paternoster, welke stil gebeden wordt tot het einde, waarna de Moeder zegt: Et ne nos inducas enz.
Resp. Sed libera nos a malo.
(Zie verder Verzen en Oraties. Ceremoniëel.)
Na deze gebeden bidt men geheel stil Pater noster ; aan het einde zegt ;le Moeder :
Deus det nobis mam pacem, en de Zusters antwoorden : Et vitam aeternam. Amen. Deze suffragiën zullen 's Maandags, Woensdags en Vrijdags ook, doch verkort, in het koor vóór de Primen gebeden worden. Daarna-knièlen de Zusters, kussen den grond, en spreken niet de handen te zamen in bet gemeen hare schuld met deze woorden:
Eerw. Moeder, ik spreek mijne schuld van al de fouten en onvolmaaktheden, welke ik deze week begaan heb, ik bid u mij om de liefde Gods eene zalige penitentie te geven.
Dit gedaan zijnde zal elke Zuster, te beginnen met de jongste, zich openlijk met ootmoed en openhartigheid beschuldigen van de uitwendige overtredingen, gebreken en fouten, welke zij gedurende die week tegen de Regelen en Gebruiken van het huis heeft bedreven.
O
154
Men doet de schuldbelijdenis knielende, doch na ze volbracht te hebben mao- men «aan zitten. Wanneer al
f o
de Zusters in het bijzonder hare schuld gesproken hebben, zal de Moeder daarop in het algemeen eene vermaning geven en eene penitentie opleggen, welke de Zusters nederig en onderworpen zullen ontvangen.
Men zal het Kapittel eindigen met het bidden van een kruisgebed van vijf Onze, Vaders voor de bekee-rino- der zondaren, waarna de Moeder zeggen zal:
o j oo
Laat ons verbeteren wat te verbeteren is, onze hulp is in den naam des Heeren; de Zusters antwoorden daarop: Amen, kussen den grond en verlaten in stilte de kapittelkamer.
6de Hoofdstuk.
De Retraite.
In de jaarlijksche Ketraite zal do orde gevolgd worden, welke de Priester, die de Retraite geeft, in overleg met de plaatselijke Moeder, voorschrijft. Voor de maandelijksche afzondering zullen de oefeningen op de dagorde bepaald worden.
7de Hoofdstuk.
De lief ter.
Naar het voorbeeld van den Zaligmaker, die noch zich zei ven, noch anderen immer heeft gespijsd zonder zegeninff en dankzegging, zullende Zusters de maal-
o o oo o '
155
tijden niot beginnen, zonder Gods zegen over zich zelve en de voorgestelde spijzen afgesmeekt te hebben, noch deze eindigen zonder God voor de genoten weldaden te danken.
De Zuster, welke 's middags voor den Refter moet luiden, zal onder het luidenden Miserere bidden voor de geloovige zielen. Op het gelui der klok Kullen de Zusters zicli naar den Refter begeven, en daar den tijd van een Miserere noderknielen, methefc aangezicht naar het kruisbeeld oekeerd; waarna do
O O '
Moeder of de Presidente der tafel begint met den Psalm : De profundis voor de overledenen , welke de Zusters, ieder op hare plaats staande, koorsge-wijze vervolgen, en men sluit met Requiem aeternam enz. Daarna zegt de Moeder of de Presidente: v. A porta inferi.
r. ,Erue Domine animas eorurn.
v. Ilequiescant in pace.
e. Amen.
v. Domine exandi orationem ineam.
K. Et clamor mens ad te veniat.
Oremus.
Absolve enz. Nu zegt zij den Benedicite, en vervolgens de gebeden vóór tafel, volgens den Romein-schen Brevier. Bijna op het einde dezer gebeden, o-aat de dienares van de tafel in liet midden van den
o
Refter, buigt voor het kruis en zegt; Jube Domine henedicere en buigt dan naar het kruisbeeld, terwijl de Moeder de benedictie uitspreekt.
1505
Na de gebeden plaatsen de Zusters zich aan tafel, ieder volgens haren rang, elkander met alle liefde en genegenheid den verschuldigden eerbied bewijzende, bijzonder aan de Moeder als zij haar voorbijgaan. Hugo van Sancto Victor zegt: ,/eerbied zonder «liefde is slaafachtig en liefde zonder eerbied is kin-» derachtig.quot;
Die te laat komen zeggen hare schuld en bidden één Onze Vader en Wees (jegroet vóór tafel, staande gekeerd naar het midden van den Refter. Zoo ook wanneer zij nitgaan, vóór het einde van den maaltijd, bidden zij één Onze Vader en Wees gegroet, naar het midden van den Refter gekeerd, en kussen voorliet heengaan den grond.
Zoodra de Zusters gezeten zijn zal de lezing beginnen, Het Evangelie van den dag zal 's middags eerst gelezen worden; daarna leest men een hoofdstuk uit den een of ander geestelijken schrijver.
De Zuster, aan wie de Moeder of Presidente eerst liet boek ter lezing overreikt, begint staande te lezen, tot zij een teeken geeft, waarop de lezeres kan gaan zitten. Die hare schuld te zeegen hebben, zullen
O ~ *
na het lezen in het midden van den Refter knielen , hare schuld ze^o-en, en dan zich buigende de ver-maning of de penitentie ontvangen, waarna zij den grond kussen, opstaan en naar hare plaats gaan.
De Zusters, welke de tafel dienen, zullen allen vlijtig en met gelijke Mefde dienen, en zorgen dat niemand door hare onachtzaamheid iets te kort kome.
157
Zij zullen in het bedienen der tafel zeer stil te werk gaan, om de voorlezing niet te storen.
Op het einde van den maaltijd zullen zij alles naar de keuken brengen, waarna de Moeder of de Presidente haar servet vouwt en een teeken geeft. Op dit teeken zegt de dienares van de tafel hare schuld, dat zij niet goed gediend heeft.
Heeft de Moeder of de Presidente eenige dood-briefjes te lezen of iets te zeggen, dan doet zij dit nu. Hierna geeft zij een teeken cn zegt: Tic autem, Jgt;ondne miserere nobis; de Zusters antwoorden: Deo gratias; dan gaat men staan mot het gezicht naar het midden van den Refter, en de Moeder of de Presidente begint de gebeden na tafel, vol sens den Ro-
O O 'O
meinschen Brevier; aan het einde er van buigen de Zusters voor het kruisbeeld en gaan bij wijze van processie naar de kapel, koox'sgewijze den Miserere en den Hymnus Ave, maris stellet biddende.
Op de kapel gekomen, begeeft zich ieder op hare plaats, cn men bidt een kruisgebed voor de levende Weldoeners der Congregatie. Dan wordt ^iro/'Mw-dis gebeden, zoo er doodbriefjes in den Refter zijn voorgelezen, waarna de Vespers en Completen gelezen worden en het bijzonder onderzoek geschiedt. Bij het avondmaal geschiedt alles hetzelfde als bij het middagmaal. Bij de collatie op de vastendagen gaan de Zusters stil op hare plaats aan tafel zitten; op het teeken der Moeder of der Presidente zegt de dienares van de tafel: JBenedicite, waarop de Moeder
15R
bidt; Potum ancillarum suarmn henedicat rex awje-lorum; de Zusters antwoorden: Amen.
Op het einde van liet avondmaal geschiedt de dankzegging; na het eindigen der avond-recreatie gaat men even als na het middagmaal naar de kapel.
Het middagmaal zal in den regel drie vierde uur, het avondmaal een half uur duren. Het gebed voor en na het ontbijt bestaat in eene korte vereering der 11H. Wonden van Jesus.
Vóór en na het gebruiken der verversching in den namiddag, begint en eindigt men met het teeken des H. Kruises met godsvrucht te maken,
8ste Hoofdstuk.
De Ziekenkamer.
De Ziekenkamer moet altijd voorzien zijn van eene gewijde kaars, gewijd water, een kruisbeeld, en een boek om zieken te bedienen.
Als eene Zuster zwaar en gevaarlijk ziek is, zal de Ziekenmeesteres de Moeder bij tijds waarschuwen, om haar de HH. Sacramenten te doen toedienen. Hiervoor zal men op eene kleine tafel, met een wit kleed gedekt, het kruisbeeld plaatsen en aan weerskanten eene waskaars, gewijd water met een toewijden palmtak; een glaasje met een weinig schoon water en het boek voor de bediening; ook zal de kosteres zorgen , dat de korperaal op de tafel ligt.
De zieke, welke bediend moet worden . zal met
159
een helder laken zijn toegedekt. Als alles gereed is, zal er geluid worden, om de Zusters naar de kapel te roepen, waarna men zich in processie naar de Ziekenkamer begeeft; die het kruis draagt gaat voorop , daarachter volgen de andere Zusters , den Miserere biddende, en dan de Priester met het Allerheiligste, die door twee Zusters, ieder met eene brandende kaars, wordt voorafgegaan. Op de Ziekenkamer gekomen, zal de Priester eene kleine vermaning doen , de zieke zal de Zusters om vergeving vragen, waarna de aanwezige Zusters den Confiteor bidden.
Is dit alles geschiedt dan keert men in dezelfde orde terug, als men gekomen is , onder het bidden van den Miserere, of indien men de Zieke bediend heeft met het Allerheiligste, onder het bidden van Laudate Dominum de coelis enz.
Wanneer de zieke op haar uiterste ligt, zullende Zusters weer op de Ziekenkamer vergaderen, en, zoo mogelijk zorgen , dat er een Priester bij tegenwoordig zij ; zij zullen gezamenlijk de gebeden der stervenden bidden, zoo de zieke het kan verdragen; anders zal ieder stil voor haar bidden.
Na het overlijden zal men het lijk op eene Reli-gieuse wijze versieren ; men zal er kaarsen om heên plaatsen, en het alzoo ten toon stellen voor vrienden en weldoeners.
De uitvaart en begrafenis zal plechtig geschieden , en al de Zusters zullen op de uitvaart voor de Overledene tot de H, Communie naderen.
160
9de Hoofdstuk.
De Visitatie.
Wanneer Z. D. H. de Bisschop, of deWelEerw. Rector, of een ander daartoe gemachtigd Priester, de Visitatie van het klooster komt doen, zullen de Zusters den Visitator met alle liefde ontvangen en welkom heeten. Zoodra hij binnenkomt, zullen zij den (frond kussen en den zeiden vragen.
^ tr)
Op het luiden voor de Visitatie vergaderen de Zusters in de kapel, waar de Visitator met. de Zusters den Veni Creator met Vers en Oratie zal bidden of zingen, en dan den zegen met het Allerheiligste zal geven.
De Zusters zullen nu aandachtig luisteren, naar de vermaning, welke gegeven wordt, waarna zij in stilte vertrekken, om later ieder op hare beurt van de jongste af bij den Visitator in de kamer te komen.
Wanneer de Zusters bij den Visitator komen, zullen zij knielende zijn zegen vragen, en met alle oprechtheid en voorzichtigheid, zonder drift of eigen geest en oordeel, volgens geweten alle gebreken zeggen in het onderhouden van den H. Reo-el en de Constitutiën , vooral als die gebreken algemeen zijn en geschieden door kleinmoedigheid of onachtzaamheid der Overste; met nederigheid zullen zij dan de vermaning van den Visitator aanhooren en zijn zegen vragende vertrekken.
Gedurende de Visitatie mogen de Zusters niet spreken , om elkander niet te verwarren, maar zij zullen
161
zich tot God begeven en overdenken, wat zij in geweten verplicht zijn te zeggen,
10de Hoofdstuk.
De voorrang onder de Zusters.
Overal en altijd heeft de Algemeene Moeder den voorranquot;. Na haar volgt in liet Moederhuis de Moe-der-Vicaris, daarna de overige Algemeene Discre-tinnen, ieder volgens den ouderdom harer Professie, vervolgens de plaatselijke Moeders en dan de Novicen-Meesteres. In de andere huizen heeft de plaatselijke Moeder den voorrang, na haar volgt de Vicaris en dan de Discretinnen. Na de Discretinnen volgen de Zusters, welke de groote Professie gedaan hebben , daarna de geprofeste Zusters van de eerste Professie naar den ouderdom der Professie, en dan de Novicen naar den ouderdom der kleeding.
Die zes jaren met lof Algemeene Moeder is geweest, heeft den voorrang voor de Algemeene Discretinnen, en blijft voortdurend tot den Raad der Algemeene Moeder behooren.
11de Hoofdstuk.
Het Kapittel en de Verkiezing.
Het Algemeen Kapittel, waarin de gewichtige zaken der Congregatie besproken en de Algemeene Moeder en de Algemeene Discretinnen gekozen worden, vergadert alle zes jaren. Het wordt twee maanden te
162
voren door do Algemeene Moeder aangekondigd, en van dien tijd af zullen de Zusters dagelijks 's morgens den Vera Creator en 's avonds de Litanie der H. Maagd Maria bidden, en op den dag der verkie-zino- tot de H. Communie paan.
O
Leden van het Kapittel zijn:
1. De Rector van het Moederhuis met een raadgevende stem.
Hij, of een ander Priester door den Bisschop daartoe gedelegeerd, zal in het Kapittel voorzitten, tenzij Z. D. II. de Bisschop zelf tegenwoordig is.
2. De Algemeene Moeder.
:3. Die zes jaren met lof Algemeene Moeder geweest zijn.
4. De Algemeene Discretinnen.
5. De Plaatselijke Moeders.
6. Do Novicen-Meesteres.
7. De Zusters, welke uit ieder huis worden afgevaardigd. Ieder huis waar 10 of minder dan 10 Zusters zijn vaardigt ééne Zuster af; verder wordt er op elk volgend tiental weder eene afgevaardigd, zoodat er in een huis waar 20 Zusters zijn, twee afgevaardigd worden, waar er 30 zijn drie enz. Deze afgevaardigden worden gekozen uit de Zusters, welke ten minste zes jaren in de Religie zijn geweest, en do groote geloften hebben a fgelegd.
Zij worden gekozen bij volstrekte meerderheid van stemmen, door alle geprofeste Zusters; deze keuze geschiedt veertien dagen vóór het Generaal-Kapittel
163
en wordt voorsc2eten dom- den quot;cwonen Biechtvader
O O
der Zusters, die met eene Secretaresse, daartoe door de Zusters benoemd, de stemmen opneemt, proclameert en van de keuze aan de Algemeene Moeder verslag geeft.
Zoodra het Kapittel is aangekondigd doet de Wel-Eerw. Rector — zoo dit door den Bisschop goedgevonden wordt — een bezoek of, met machtiging van den respectiven Ordinarius, de Visitatie van al de huizen der Congregatie, behalve van het Moederhuis, waarvan Z. D. H. do Bisschop of een ander Priester door Z. ü. H. gedelegeerd de Visitatie doet. In alle besluiten (niet de verkiezingen) heeft de Voorzitter slechts eene raadgevende stem.
Het Kapittel wordt altijd in het Moederhuis te Rotterdam gehouden, tenware Z, D. H. de Bisschop om gewichtige redenen hierin dispenseerde.
De Algemeene Moeder schrijft de Zusters aan, wanneer zij te Rotterdam moeten komen.
De eerste vergaderingen van het Kapittel worden gehouden door de leden , onder 1, 2 , 3 en 4 opgenoemd; daarin wordt over de algemeene belangen der Congregatie gehandeld en besloten.
Na deze vergadering begint het Kapittel van al de leden. Eerst wordt in tegenwoordigheid van al de Zusters de Veni Creator met Vers en Oratio gezongen, waarna onmiddellijk de vergadering begint, terwijl de andere Zusters op de kapel voor het Allerheiligste blijven bidden voor eene goede keuz.e.
161.
Wanneer al de leden vergaderd zijn, treedt de Algemeene Moedor voor den Voorzitter, en knielende legt zij haar ambt in zijne handen neder, met de volgende woorden: //HoogEerw. (of Eerw.) Vader, ik leg mijn ambt in uwe handen neder, ik vraag U en alle Zusters vergeving voor mijne fouten en dank U en al de Zusters voor de liefde en het vertrouwen mij geschonkenquot;. De Voorzitter antwoordt hierop : z/Ik ontbind U van het ambt van Algemeene Moeder, in den naam des Vaders, en des Zoons en des H. Geestesquot;, en allen antwoorden : Amen. Dan gaat men terstond na eerst het ÖOste Hoofdstuk over de Algemeene Moeder te hebben voorgelezen, tot de keuze der nieuwe Algemeene Moeder over, welke geschiedt bij volstrekte meerderheid van stemmen. De stemming is geheim. Ieder schrijft den naam dei-Zuster, welke zij kiest op een briefje, vouwt het toe en legt het in eene daartoe gestelde bus of kom , welke op eene tafel in de vergadering staat.
Deze bus of kom wordt overhandigd aan den Voorzitter , die de stembriefjes nauwkeurig telt, en, komen ze met het getal der stemmenden overeen, die briefjes met de twee Secretaressen daartoe gekozen , hardop leest en opschrijft; hierna wordt de uitkomst der stemming bekend gemaakt; heeft alsdan niemand de volstrekte meerderheid, dan geschiedt op gelijke wijze de tweede stemming; en heeft dan nog niemand de volstrekte meerderheid , zoo geschiedt de derde stemming over die twee, welke de meeste stemmen
O '
165
hadden in de tweede stemming. Is het getal Zusters , welke stemmen gelijk, bijv. 34, en heeft ieder der twee Zusters in die derde stemming evenveel stemmen, bijv. 12 , dan stemt de Voorzitter mede en heeft eene beslissende stem, of wel hij kan eene nieuwe stemming doen geschieden. Zij, die dan de meeste stemmen heeft, is de gekozene, voor wie terstond de bevestiging door Z. D. H. den Bisschop gevraagd wordt, mot overlegging van het authentiek procesverbaal der keuze.
Na de keuze der Algemeene Moeder geschiedt het aftreden en het kiezen der Algemeene Discretinnen op gelijke wijze.
Na de keuze der Algemeene Discretinnen wordt één der Algemeene Discretinnen door het Kapittel nog op gelijke wijze gekozen tot Admonitrice der Algemeene Moeder.
Na den afloop dezer keuze gaat men gezamenlijk naar de kapel het Te JJeum zingen, om God te bedanken. De aftredende Algemeene Moeder kan dien keer niet herkozen worden, tenzij met voorafgaande toestemming van Z. D. H. den Bisschop. De afgetreden Algemeene Discretinnen echter wel.
O
Over alles wat in liet Kapittel geschiedt, wordt de striktste e-eheimhoudino- bewaard; alleen de keuze
O O 7
en eindbesluiten worden bekend gemaakt. Indien het mocht blijken, dat iemand deze geheimhouding heeft geschonden, mag deze in liet volgende Kapittel geena zitting hebben.
166
Nadat dit alles geschied is, zal de nieuw-gekozene
O ' . O
Algemeene Moeder de Algemeene Discretinnen, en die Algemeene Moeder geweest zijn, bijeenroepen, om met den Voorzitter van het Kapittel te beraadslagen over het verzoek om ontslag, dat al de plaatselijke Moeders drie dagen vóór het Kapittel aan de Algemeene Moeder inzenden, en het verzoek van haar inwilligen , voor wie men het dienstig zal oor-deelen. Het verzoek om ontslag dat de plaatselijke Moeders, voor het Groot-Kapittel moeten inzenden zal in de volgende woorden geschieden :
Ik ondergeteekende. Zuster N., Moeder in het Gesticht te N. verzoek nederig om van mijn ambt van plaatselijke Moeder ontslagen te worden, belovende mij in alles wat mij zal worden opgelegd gehoorzaam en onderworpen te znllen gedragen.
Geteekend Zuster N.
De verkiezingen en de gemaakte besluiten van het Kapittel zullen door een rondgaanden brief aan alle Gestichten der Congregatie worden bekend gemaakt; welke briefin het Archief van ieder huis moet bewaard worden.
12de Hoofdstuk.
De gebeden voor de Overledenen
Wanneer van den dood van eene Religiense eener andere Congregatie, van een weldoener of de naaste bloedverwanten der Zusters van het Gesticht is kennis gegeven, zal de Moeder dit in den refter op
167
het einde van den maaltijd of van liet avondmaal. aan de Zusters zeggen, en zal men terstond na het kruisgebed den De 'pr ofundi amp; bidden.
Wanneer eene Zuster der Congregatie sterft, zullen al de Zusters het geheele Officie der Overledenen van negen lessen bidden, en zij , die in hetzelfde Gesticht wonen, zijn verplicht dit vóór de begrafenis te doen.
De plaatselijke Moeder zal zorgen den dood terstond aan de familie en aan alle Gestichten der Congregatie bekend te maken en de gebeden te verzoeken. Zij zal zorgen dat er ten spoedigste 80 Missen voor de rust der Overledene geschieden. De Zusters zullen voor iedere overledene Zuster der Congregatie bidden 50 Psalmen, zooals de Regel voorschrijft, en bovendien gedurende 30 dagen bij den Psalm Miserere en De profundis, die men 's avonds voor het Rozenhoedje bidt, een kruisgebed van vijf Onze Vaders voegen; zij zullen 5 heilige Missen hooren, en vijfmaal voor de Overledene te Communie gaan.
Bij het overlijden van de Ouders der Religieusen, zal men tot lafenis der ziel éénmaal communiceeren, en, behalve een De profundis, nog het groote Officie bidden. Deze gebeden zijn slechts verplichtend voor het huis, waarde Zuster, bloedverwante van den of de Overledene, tijdelijk aanwezig is.
De Zusters worden aangemaand dit ten spoedigste te doen, wijl spoedige hulp de beste is.
De Zusters bidden bovendien voor de Overledenen
U
alle jaren eens het Psaltermm. (Elke Zuster zorge vóór den verjaardag harer Professie dien plicht volbracht te hebben).
Viermaal 's jaars wordt het groote Officie der Overledenen gelezen en alle Zondagen het kleine Officie van drie lessen.
De Zusters, die het Officie niet kunnen lezen , bidden voor het groote Officie 100 en voor het kleine 12 Onze Vaders, en na ieder Onze Vader het Requiem aeternam. Voor de 50 Psalmen moeten zij bidden 50 en voor het geheele Psalterium 100 Onze Vaders, en na ieder Onze Vader Requiem aeternam enz.
Wanneer Z. D, II. de Bisschop van Haarlem of de Rector van hot Moederhuis komt te overlijden, zullen dezelfde gebeden en heilige Missen geschieden, welke bij den dood eener Zuster plaats hebben.
13de Hoofdstuk.
Het Morgen- en Avondgebed, met de Suffragien,
Te half vijf 's morgens zal, zoowel in den winter als in den zomer, het teeken tot opstaan gegever. worden.
Degene die wekt zal zeggen: »Ontwaakt, Gij die slaapt, Jesus Christus zal u verlichtenquot;. De Zusters zullen bij haar ontwaken zich dadelijk werpen in het H. Hart van Jesus, zich het onderwerp van de Meditatie in liet geheugen brengen en oogenblikkelijk opstaan. Te vijf uren moeten al de Zusters op de kapel zijn. Do Moeder of Presidente begint alsdan het
169
Morgengebed, hetwelk bestaat in een kort gebed van opoffering van zich zelve en al de werken van den dag. 's Maandags, Woensdags en Vrijdags bidt men daarna de Psalmen Ad te levavi en De prof undis met de gewone verzen en gebeden. Daarop leest men in het koorde Primen, Tertiën, Sexten en Nonen, met de bepaalde Suffragiën, welke zijn : de Veni Creator Spiritus , de Antiphone der H. Maagd, van den H. Vader Franciscus, van de H. Elisabeth, van den Patroon of de Patrones van het Gesticht, eene gedachtenis van alle Heiligen, en de Antiphone I)a pacem met hare verzen en gebeden. Op het einde een De profundi s met het gebed Fide Hum; daarna volgt een half unr Meditatie zoo als de dagorde bepaalt.
Op de Zon- en Feestdagen zal de Litanie van alle Heiligen gebeden worden, in plaats van genoemde Suffragiën. 1
Na de Completen bidt men de Litanie der H. Maagd Maria. Drie maal ter week, te weten: 's Maandags Woendags en Vrijdags worden na de Metten de boetgebeden gelezen. Zij bestaan uit de Antiphone:
Ne rerniniscaris, den psalm Miserere met Gloria Patri, den De profundis en de Oraties: Respice Quaesumus enz.
De gebeden voor het avondgebed zijn de volgende; Terwijl men zich naar de kapel begeeft bidt men koors-gewijze den Psalm Miserere en den De profundis voor de geloovige zielen.
Deze Suffragiën zijn alleen verplichtend voor de Zusters, die den Brevier lezen.
170
Op de kapel gekomen bidt men eerst een Rozenhoedje van vijf tientjes met de Litanie der H. Maagd, daarna een gebed van dankzesming voorde weldaden,
O OO ö
welke men dien dag ontvangen beeft; dan de oefening van Geloof, Hoop en Liefde, waarna liet algemeen onderzoek plaats lieeft; de Presidente geeft een toeken, wanneer dit eindigt, waarna men de oefening van Berouw bidt. Vervolgens offert men zich zelve en alle menschen door een kort gebed aan God op; daarna geeft men de punten van de Meditatie voor den volgenden dag op en men sluit met den Hymnus:
0 Gloriosa Virginum, waarna oen ieder zich in de diepste stilzwijgendheid ter rust begeeft.
14de Hoofdstuk.
Dagorde van het Moederhuis.
é'/a uur Opstaan.
5 // Het Morgengebed, daarna de kleine uren
O O '
niet de Suffragiën. Na de Suffragiën uur Meditatie.
C // De Angelus.
7 // De H. Mis, daarna het ontbijt waaronder
geestelijke lezing.
12 u De Angelus.
12'/,, ,/ Het Middagmaal. Na eene voorlezing van uur mag er gesproken worden tot het einde van den maaltijd.
1 „ Het Middaggebed, daarna de Vespers en
Completen niet de Litanie der H. Maagd,
171
waarna gedurende 5 minuten het bijzonder onderzoek.
In de Vasten, uitgenomen 's Zondags, worden de Vespers vóór den Middag gelezen. (De Overste zal hiervoor het uur bepalen.)
4'/2 uur Neemt men eenige verversching.
45/4 // Het bezoek bij het H. Sacrament, hetwelk 10 minuten zal duren.
C n De Angelus, daarna Metten en Lauden en '/» luu' Meditatie.
VL // Het Avondmaal, daaronder een'/■, uur geestelijke lezing, waarna men recreatie heeft tot S1/, uur.
S'/j n Gaat men onder het bidden van den Miserere en den De profiindis naar de kapel. Daar bidt men eerst een Rozenhoedje, waarna het avondgebed met het algemeen Onderzoek plaats heeft. Na het Avondgebed begeven de Zusters zich onmiddellijk ter rust.
's Zondags in alles dezelfde Dagorde, daarenboven:
10'/5 uur 's Morgens kapittel, (uitgenomen op de Recreatiedageu) daarna het officie der Overledenen.
.'V/j „ 's Namiddags het Lof.
4'/,— S'/s Op Zon- en Feestdagen Recreatie.
Het bezoek bij het H. Sacrament geschiedt op Zon- en Feestdagen onder het Lof.
172
Op de Feestdagen der H. Kerk heeft men dezelfde oefeningen als 's Zondags, doch er is alsdan geen kapittel.
Den laatsten Zondag der maand, dag van Afzondering.
's Avonds te voren, na de avondgebeden den Vcrd Creator.
Den geheelen dag stilzwijgen. Verder in alles de gewone oefeningen van 's Zondags, daarenboven nog :
9'/2 uur 'sMorgens Meditatie tot 10 uren, daarna een Rozenhoedje.
2 ,/ 's Namiddags Conferentie tot 2' jl uur.
3 // De H. Kruisweg, daarna het Lof. 5 /, Meditatie tot 5'/2 uur.
Na de Metten en Lauden een Rozenhoedje, daarna de voorbereiding tot den dood, waarmede men de Afzondering sluit.
Wanneer deze dag op een Recreatie dag invalt, moet do Afzondering den Zondair te voren gehou-
O O O
den worden, opdat er geene maand zonder een dag van Afzondering voorbij ga.
In deze Dagorde mag geene verandering gebracht worden, zonder voorkennis en goedvinding van Z.D.H. den Bisschop van Haarlem.
De Dagorde van de onderhoorige Huizen zal zoo veel mogelijk naar die van het Moederhuis geschikt en geregeld worden.
Het uur van opstaan en van zich ter rust te begeven zal door de geheele Congregatie hetzelfde zijn, daarbij moeten in alle huizen der Congregatie dezelfde oefeningen plaats hebben, en ook gelijken tijd daartoe worden besteed.
Alleen mogen sommige dier oefeningen niet goedvinding der Algemeene Moeder op een ander uur worden vastgesteld. De Algemeene Moeder zal nauwkeurig aanteekening houden van al de afwijkingen,, die er in de Dagorde der onderhoorige Huizen, met die van het Moederhuis bestaan.
In elk Huis wordt de Dagorde in den refter opgehangen, en meet in alles ten stiptste worden nagekomen.
De plaatselijke Moeders, zullen er zonder voorkennis en goedvinding der Algemeene Moeder, geene do minste veranderingen in mogen maken.
Het moet elke Zuster in het bijzonder tot groeten troost verstrekken, door eene gedurige gelijkvormigheid van oefeningen zich ir.et al de leden der Congregatie te kunnen vereenigen, en alzoo deelgenoote te worden van de veelvuldige gebeden en goede werken dezer Vergadering.
Hoe schoon en opbeurend is het niet, elk oogenblik van den dag te kunnen denken, dat alle Zusters, waar ook geplaatst, op hetzelfde uur vereenigd zijn om God te loven en te eeren, door het gebed, door het nemen van de noodige spijs, door de uitspanning, of door de beoefening der verschillende plichten!
174
Op elk Lid rust clan ook de verplichting van zich zooveel mogelijk te honden aan de uren van den Regel, te beginnen met het opstaan, opdat deze keten van vereeniging nimmer door onachtzaamheid of moedwillige ongehoorzaamheid worde verbroken.
15de Hoofdstuk.
Aanbeveling tot het wel onderhouden der Geloften en Regelen.
Op den 16 April zal iedere Zuster hare geloften vernieuwen en de H. Communie opdragen, ten einde door de voorspraak van den H. Vader Franciscus de ee-
O
nade af te smeeken, dat de H. Regel en Constitutiën in de Congregatie nauwkeurig onderhouden worden.
Wanneer de Zusters geroepen worden om een onderhoorig Huis op te richten, zal de Algemeene Moeder zich vooraf verzekeren, dat in de nieuwe stichting de Regelen kunnen onderhouden worden.
Gewoonlijk zullen de omstandigheden in den beginne, als men van een Gesticht bezit neemt, niet gedoogen, dat de Regelen in hun geheel onderhouden worden, en de Algemeene Moeder zal deswege de noodige uitzonderingen mogen toelaten, doch wanneer die uitzonderingen of afwijkingen zouden moeten voortduren, of te voorzien zou zijn, dat men de Regelen niet geheel zou kunnen volbrengen, zal er in dit geval van de stichting afgezien worden, en, wanneer men er reeds bezit van mocht genomen hebben, ze verlaten, ten einde de eenheid niet te verbreken.
175
Er moet in de Congregatie in alles eenheid bestaan, éénheid in doel, éénheid in geest, éénheid in bestuur, éénheid in de onderhouding der Regelen, éénheid in handelen, in één woord, eenheid in alles, overal en altijd. De éénheid is een behoedmiddel tegen scheuringen , welke de werking van Instellingen niet alleen verlammen, maai' soms eene geheele ontbinding ten gevolge hebben, waarvan de geschiedenis verschillende voorbeelden oplevert.
Om de Congregatie voor zulke onheilen te behoeden , wordt aan al diegenen, welke met het bestuur van Gestichten of met de opleiding van Zusters belast zijn, of in de toekomst belast zullen worden, andermaal ten nauwste op liet hart gedrukt, steeds met het Hoofdbestuur der Congregatie met geest en hart vereenigd te blijven, zich streng vast te houden aan het dubbele doel, dat de Congregatie zich voorstelt, en den goeden geest, waaraan zooveel gelegen is, bij hare onderhoorigen steeds te bewaren en te be-vonieren. Immers daar waar de geest kwijnt, verzwakt het geheele lichaam, en zoodra het leven is verdwenen, is het lichaam dood. Eindelijk dat zij met betrekking tot de naleving der Regelen zich houden aan de spreuk: Geheel de Regel en niets dan de Regel.
EINDE.
Bladz.
vookkede ............... i
REGEL DER DERDE ORDE.
le Hoofdstuk. Over liet intreden der Novicen . . 3 2C // Over hetgeen de Broeders en Zusters
in de Professie moeten bclovon, . 3
3C ii Over het Vasten.......3
4e i; OverdekerkolijkeGetijdenenhetgebed 4
Bquot; u Over het aanstellen der Oversten en
der Ambten. 5 ()e ii Over de wijze, waarop men zich binnen en buiten 's huis behoort te gedragen ..........6
7° a Over het bezoeken en verplegen der
zieken..........7
8e ii Over de Visitatie, door de Oversten
bij de Broeders en Zusters te doen. 8 0e ii Ovcrdeplichten jegens de Overledenen. 8
J 0e a Over de verplichting der voorschriften ,
in dezen Regel vervat.....9
INHOUD.
178
CO nstitutiën. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
INHOUD.
Bladz.
25e Hoofdstuk. De Ziekenkamer.......78
27'' // De Gelofte van Gehoorzaamheid . . 82
28e // De Gelofte van Armoede . . . . 90
29° H De Gelofte van Zuiverheid. ... 95
30e // De Aigemeene Moeder.....99
31quot; // De Aigemeene Discretinnen . . . 103
32e ff De Plaatselijke Moeders.....106
33° // De Vicaris en de Discretinnen . . . 109
34e ;/ De Novicen-Meesteres.....112
3Ge ff De Kosteres.........115
olquot; // De Portierster........116
3Se // De Keukcnzuster.......118
39° // De Zieken-Meesteres......119
40e // De Pleeg-Zuster.......119
41e « De Onderwijzeres.......123
42e « De Naai-Zuster........129
43,: ;/ Eenige andere Officiën.....130
44° // De jonge lleiigieusen en Novicen . 181
45e // Het Algemeen Beheer.....133
4(5° ff Van de verplicliting dezer Constitutiën 137
ce re m o niee l.
1° Hoofdstuk. De Kleeding der Novicen .... 141
2e // De Professie.........144
3C « De goddelijke Koordienst .... 145
4e « Het inwendig Gebed of de Meditatie. 154
5e // Het Kapittel of do Schuldbekentenis. 152
17!)
180 INHOUD.
Bladz.
6° Hoofdstuk. De Retraite. ........154
8e // De Ziekenkamer.......158
O-' u De Visitatie.........160
10c // De Voorrang onder de Zusters . .161
11° // Het Kapittel en de Verkiezing. . . 161 12° n De Gebeden voor de Overledenen. . 166
13° // Het Morgen- en Avondgebed, met de
Suffragiën.........168
14c // De Dagorde van het Moederhuis . . 170
15c // Aanbeveling tot het wel onderhouden
der Geloften en Regelen . . .174