D^ISBIRISHEID % BEOEPINlHi} 8EBRAGT.
Uit Ijtt üraiiacl) cii ocnntcrlicrl»
nooa
«%F. W. TSCHIERSCHKE,
L'ïllECIIT,
1872.
V
HET GULDEN BOEKJE
VAN
Oï
BE NEDERIGHEID l\ BEOEFBiMJiG GEBRAGT.
V
si r
\
VAN
DOf,! SANS DE SAINTE-CATHERINE
Hit Ijft iFransdj pcrtaalü» en umiurrberb
F. W. TSCHIERSCHKE, C y ®
R- Pr- O' /quot;■i r:
q)
----5- ï~ rJ.
O ~y (ïi
UTRECHT, ® W
quot;O
amp;
DEKKER amp; VAN BE VEGT 0
3 1
.t; « o -J lt; gt;
«
E
10 Alaji 1872. Emer.Frof.Libr. Cens.
Gedrukt bij 6. A. van Hoften, te Utrecht.
'i Is wélligt voor de honderdste maal, dat dit werkje eene nieuwe uitgave beleeft, en de ijver der godvruchtigen om zich dit boekske aan te schaffen veroorlooft ons de verzekering uit te spreken, dat deze nog niet de laatste uitgave zal zijn.
Bom. Sans de Sainte-Catherine, een schrijver van verschillende godvruchtige werken, had dit hoekje oorspronkelijk voor zijne kloosterlingen geschreven; maar dewijl de oefening der nederigheid noodzakelijk is voor eiken ouderdom en voor eiken levensstaat, heeft men het, met uitlating van hetgeen uiidui-
■\ OOKWOOUI),
tend voor kloosterlingen konde dienen, allen geloovigen aangeboden. Voor meer dan een eeuw geschreven, heeft het langzamerhand met den coondtgang in taal en stijl gelijken tred gehouden zonder evenwel de eenvoudigheid des eersten schrijvers te verliezen.
Men heeft dit werkje het gouden hoekje genoemd, omdat er in het Christendom niets zoo kostbaar gevonden wonU dan de beoefening der Nederigheid; zij toch is de grondslag van die wijsheid, wier vruchten boven goud de voorkeur verdienen '); zij is het waarachtig merkteeken, waaraan men een leerling van Jezus Christus erkent. Om groot te worden , moet men volgens den II. Ambrosius beginnen met zich klein te maken. „Gij zijt voornemens zoo zegt die 11. Leer aar, «het gebouw
1) Spreuken VIII: 19.
IV
VOORWOORD.
der Christelijke deugden op te trekken, de hoogte daarvan is aanzienlijk; denk er dan aan om eerst zijne grondslagen te leggen in al de diepte der Nederigheid; mant, zoo voegt de Heilige er hij, wanneer iemand een huis wil houwen , dan graaft hij de fundamenten te dieper naarmate de hoogte en grootte, van hetgeen hij voorheeft te houwen , zee zen zal ').
En, zoo ooit, is het dan niet vooral in onze dagen noodzakelijk, voor het gebouw der deugd hechte grondslagen te leggen ? In onze ongelukkige dagen, vooral, nu de goddeloosheid onder den leugenachtigen naam en het helagchelijk schijnschoon van vrijheid en wetenschap, zoovele stormen tegen den godsdienst opwekt ? De trotsche menigte van vrijheid-
1) H. Ambrosius De Verbis Domini Sei-ino X.
T
VOORWOORD.
zuchtig en en zoogenoemd rcetenschappe-lijken hebben hunne dwaasheden tot een leerstelsel verheven en hunne krachten vereenigd tegen den Heer en tegen zijn Gezalfde '). Wij hébben gezien, hoe die waanwijzen, die hoovaardigen en lasteraars van God 1), wie de Apostel ons leert te wantrouwen, beurtelings allerlei soort van verleiding, van drogredenen , spotternij en bedreigingen beproefden en ons eindelijk niet doodsangsten omgaven om, zoo mogelijk, het werk van Jesus Christus te vernietigen. Maar, dank der goddelijke Foorzienig. heid, is hunne trotschheid met schande geslagen en gaal de godsdienst voort zijne reg ten te herwinnen.
Moge de nederigheid des kruizes in de harten aller geloovigen over de hoo-
VI
Psalm II.
VOOKWOOKU.
vaardigheid zeyevieren , hel rijk van Jezm Christus levediyen en ons dien waren vrede schenken, dien Hij op de wereld kwam. hrenyen.
't Is onder de bescherming der H. Maagd Maria, dat dit werkje telkens moet verschijnen en 't is door hare voorspraak , dat het zegenrijke vruchten zal dragen. Maria was de nederigste der schepselen, thans is zij Koninginne des Hemels ; aan hare nederigheid heeft zij te danken, al to at de Heer groots in haar gewrocht heeft. Wenden wij ons dus met vertrouwen tot hare veel vermogende bescherming ; het zal niet te vergeefs geschieden, want, gelijk een harer grootste dienaren, de 11. Bernardus zegt: „hetis nooit gehoord, dat iemand haren bijstand inriep en geen gehoor heeft ge-conden.quot;
VII
Humiles ipiritu salvabit.
Hij zal de nederig en des geest es zalig maken.
Ps. XXXIII; 19.
Discite a me, quia mitis sum et humilis corde. Leert ran mij, want ik ben zachtmoedig cn nederig van harte.
Humilibus dat gratiam. Den nederigen geeft Hij genade.
Petrus V: 5.
VAN DEN
H. BERNARDUS.
O allerheiligste en beminnelijkste Maria, onze mond kan uwen naam niet uitspreken of ons hart voelt zich van liefde tot ü ontvlammen ; en geen van allen, die U beminnen, kan aan ü denken zonder de aansporing in zijn binnenste te ontwaren om U steeds meer en meer te beminnen. O onze Vorstin , versterk onze zwakheid; verkrijg voor ons de genade van moed en ijver; immers wie is meer in staat om bij onzen
2
en u ven God in ons voordeel te ^ spreken, dan Gij, die Ü zoo na in zijne goddelijke tegenwoordigheid bevindt? Spreek dan voor ons, o Koninginne; spreek, want uw goddelijke Zoon luistert naar U. Doch voor alles bezweren wij Ü, voor ons aan uwen welbeminden Zoon te vragen, dal wij Hem in deze wereld mogen beminnen uit geheel ons ^ hart, om eenmaal het geluk te hebben Hem eeuwig lief te hebben in den Hemel ').
1) Een iegelijk, die uit dit werkje dage-jijks eeuige puntjes ter overweging en ter beoefening kiest, raden wij aan telkens met dit gebed van den H. Bernardus, de lezing te beginnen en ze met eene enke. e liefdevolle en vertrouw volle verzuchting tot de H. Harten van Jezus, Maria en Joseph om hulp en volharding te besluiten. vert.
■
ONDEEEIGÏINGEN
OVER
OM
TER CHRISTELIJKE VOLMAAKTHEID TE GERAKEN.
Het is een vaste en onbetwijfelbare waarheid,dat den hoovaardige geene barmhartigheid en geen toegang wacht tot het koningrijk dei-hemelen en dat de Heer slechts de nederigen daarin zal binnenlaten. De H. Schrift leert ons, dat God den hoogvaardige weerstaat, dat
Hij vernedert, die zich verheffen en dat men den kleinen kinderen gelijkend moet worden om zijne glorie binnen te gaan; dat zij, die deze gelijkenis niet zullen bezitten, zullen worden buitengesloten, kortom dat Hij zijne genadegaven slechts den nederigen schenkt en slechts de nederigen verheft.
Dit eenmaal aangenomen, dan kunnen wij ons ook niet genoeg overtuigen hoe belangrijk het voor den Christen is zich op de nederigheid toe te leggen en uit zijnen geest allen eigenwaan, alle ijdelheid, allen hoogmoed te verbannen. Gecno pogingen mag hij onbeproefd laten om in die heilige onderneming te slagen ; en wijl hij zonder Gods ge-
5
nade zich nimmer een goeden uitslag zal kunnen beloven, moet hij volhardend en dringend elk uur van den dag daarom vragen.
Elk Christen heeft bij het H. Doopsel de verpligting op zich genomen om de voetstappen van Jesus Christus te volgen , en 't is naar dat goddelijk voorbeeld, dat wij ons leven moeten vormen. Welnu, die goddelijke Verlosser heeft de nederigheid zoo verre gevoerd, dat Hij het uitvaagsel der wereld is geworden enkel en alieen met het doel om onze opgeblazenheid, de wonde van onzen hoogmoed te genezen, ons leerende door zijn voorbeeld, welke de eenige weg is, die ten hemel leidt. Eigenlijk gezegd, is de belangrijkste les,
6
die ile Zaligmaker ons ooit heeft gegeven, deze : „Discile a me — Leert van mij.quot;
Wanneer dus gij, die een leerling van dien goddelijken Meester zijt, dien kostbaren parel, het zekerst onderpand van heiligwording en het meest kennelijk teeken van voorbeschikking ter zaligheid, u wilt eigen maken, ontvang dan met een leerzaam gemoed de raadgevingen , die ik u ga geven, en pas ze getrouw in uwe daden toe.
1. Open de oogen uws geestes en bedenk eens, dat gij uit u zeiven niets goeds bezit, waarop gij groot gaan of u verheffen kunt. Uit u zeiven hebt gij niets anders dan zonde, leugen en ellende; en wat
7
betreft de gaven der natuur of der genade, die gij bezit, ai het achtingswaardige, al de roem, welke daaruit voortspruit, behoort aan God alleen, wijl gij ze van Hem, die de oorsprong van uw wezen is, hebt ontvangen.
2. Vat daarom een diep gevoel op van uwe nietigheid; kweek dat gevoel voortdurend in uw hart aan tegelijk met een diep besef van schaamte over den hoogmoed, die in u heerscht. Overtuig u tot in het binnenste uwer ziel, dat er op aarde niets zoo ijdel en belagchelijk is, dan hooggeacht te willen worden om voorregten, die gij uit u zeiven niet hebt, maar slechts in leen ontvingt van de geheel onver-pligte goedgunstigheid des Schep-
8
pers; „want,quot; zoo zegt de Apostel: „indien gij ze hebt ontvangen, waarom beroemt gij u dan, als kwamen zij van u voort en als haddet gij ze niet ontvangen 1)?quot;
3. Denk dikwijls na over uwe zwakheden, over uwe verblinding, over uwe lafhartigheid, over de verstoktheid uws harten, over uwe onstandvastigheden, over uwe zinnelijkheid , over uwe ongevoeligheid jegens God, over uwe gehechtheid aan de schepselen en over zoo vele andere slechte hoedanigheden, die uw bedorvene natuur in menigte heeft. Daarin moet gij de beweegredenen zoeken om u onophoudelijk te vernederen beneden
1) 1 Corinth. IV: 7.
9
het niet, en altijd zeer klein, zeer verachtelijk te zijn in uw eigen oogen.
4. De herinnering van uw zondig verleden worde nimmer uit uw geheugen gewischt. Tracht bovenal te beseffen,dat de zonde van hoo-vaardigheid iets zoo afschuwelijks is, dat er noch op aarde noch in de hel eenig kwaad met haar kan worden vergeleken. Zij is het, die den Engelen des hemels den ondergang berokkende en hen in den eeuwigen afgrond nederstortte. Zij is het, die geheel het menschelijk geslacht tot bederf bragt en op aarde het eindeloos getal van kwalen afriep, die tot het einde der wereld of, liever gezegd, gedurende geheel de eeuwigheid zullen voortduren.
10
Om kort te gaan, eene ziel, die bezoedeld is door de zonde, verdient niets anders dan haat, verachting en kastijding; oordeel dus, welke achting gij aan u zei ven moet schenken na zoo vele beleedigingen, waaraan gij u hebt schuldiggemaakt.
5. Overigens wil het wel bedenken, dat er geen misdaad is, hoe groot en verfoeijelijk ook, waartoe gij niet in staat zijt en uw bedorven hart niet eene zekere geneigdheid bezit; en hoe gij het vooral der goddelijke barmhartigheid en genade moet dank weten, dat gij daarvoor tol heden nog bewaard zijt gebleven. Immers de H. Augustinus zegt 1): „Geen
1) H. Augustinus JSermo XCIX.
11
zonde wordt er door een mensch bedreven of zij kan ook door een ander mensch bedreven worden, bijaldien hij niet door God, den Schepper des menschen, geholpen wordt.quot; Treur innerlijk over zulk een beklagenswaardigen toestand en laat dat een beweegrede zijn van het onherroepelijk besluit om nimmer naar een verhevener trap te staan dan aan den onwaardigste der zondaren toekomt.
6. Denk dikwerf aan den dood ; aan het bederf, dat gij niet kunt ontgaan ; aan den verschrikkelij-ken regterstoel van Jesus Christus, waarvoor gij onverbiddelijk moet verschijnen en aan de pijnen der lysl, die den boozen en voornamelijk den hoovaardigen navol-
gers van Lucifer bereid zijn. Ga met ernst na, dat gij, wijl Gods oordeelen geheim en ondoorgrondelijk zijn, niet de minste zekerheid hebt, of gij eenmaal niet zult hehooren, tolde verworpenen, die met de duivelen eeuwig in deze plaats van folteringen zullen lijden. Die onzekerheid alleen moet in u een onverklaarbaar gevoel van vernedering levend houden en u onophoudelijk met schande en schaamte overdekken.
7. Waan niet de deugd der nederigheid te kunnen verkrijgen zonder u de oefeningen te getroosten, die daartoe gevorderd worden, als zijn de beoefening van zachtmoedigheid , van geduid, van gehoorzaamheid, van versterving, van af-
13
keei1 jegens u zei ven, van verloochening uwer luimen en inzigten ; van het erkennen en dragen der schande uwer gebreken en andere dergelijke; want dat is het juist, wat in u het rijk der eigenliefde zal verwoesten, welke eigenliefde de ongelukkige bron van al uwe kwalen en de oorsprong van uwen hoogmoed en van uwe verwaandheid is.
8. Tracht zooveel mogelijk het stilzwijgen en de ingetogenheid te bewaren ; evenwel altijd zoo, dat gij voor niemand moeijelijk of lastig wordt; en wanneer gij moet spreken, doe het altijd met een zekeren schroom, met zedigheid en met vreeze, opregt geloovende niet te verdienen, dat men naar
14
u luistere en dat gij bijna niets goeds kunt zeggen, dat de aandacht van hen, die u hooien, waardigis. En mogt het werkelijk gebeuren, dat men naar u niet luistert, hetzij uit minachting, hetzij om andere redenen, toon niet, dat u zulks hindert maar verheug u veeleer in uw binnenste over die vernedering; tracht u te overtuigen, dat men gelijk heeft en zeg tot u zel-ven : Wie ben ik dan toch wel om den geest van anderen met mijne gedachten en inbeeldingen te willen boeijen?
9. Vermijd met de grootste zorg alle woorden, die bits of hoogmoedig zijn of eenigzins gezaghebbend klinken ; vermijd elke gezochte wijze van spreken, alle gekun-
15
stelde on gezwollene wendingen ; zeg nimmer iets, waarom men u als een geestig menscli zou aanzien of denken zal, dat gij geëerd, geacht, totgewigtige zaken gebruikt wordt, of met eenige andere voorregten begaafd zijt. In één woord, spreek bijna nimmer van u zeiven en vermijd elk gezegde, wat ten uwe voordeele zou pleiten.
10. Vermijd ook nog in de za-menleving, wat men gelukkige vindingen of geestige gezegden noemt, allen spot of scherts, en eindelijk alles wat naar het wereldsche riekt; spreek zelfs weinig over geestelijke zaken namelijk als wildet gij raad of onderrigting geven tenzij de betrekking, diegij bekleedt, u zulks tot pligt maakt; het zij u genoeg daar
16
over op vragende wijze te spreken met hen, die er kennis van hebben en u inlichtingen kunnen verschaffen ; want lessen te geven aan anderen is iets, wat een mensch van geleerdheid en doorzigt aanduidt, en nieuw voedsel schenkt aan den hoogmoed, waardoor onze ziel maar al te zeer is aangedaan.
11. Vlugt, zoo veel 'tu mogelijk is, alle nieuwsgierigheid; verre zij vanu het streven om alle dingen te zien, die de wereld met den naam van schoon, zeldzaam en prachtig bestempelt; neen, wil niets anders weten dan wat tot uw pligt behoort en uwer volmaaktheid en zaligheid tot voordeel kan verstrekken.
12. Zijt er zeer naauwkeurig en oplettend op om alle bewijzen
17
van achting en voorkomendheid te geven, niet slechts aan uwe overheden maar ook aan uws gelijken en aan uwe minderen. Voorkom hen beleefdelijk volgens den raad van den Apostel; zijt steeds de eerste om jegens een ieder de plig-ten van wellevendheid te vervullen, welke door het gebruik zijn voorgeschreven, ja tracht zelfs steeds meer te doen dan gij aan een ieder verschuldigd zijt.
13. Kies altijd volgens de leer des Evangelies, de laatste en de minste plaats ; geloof opregtelijk, dat alleen deze u past; en kies in alle omstandigheden des levens het lastigste voor u, als verdiendet gij van allen het minst ontzien te worden ; tracht u zeiven te ovrtuiegen.
18
dat in alles aan ieder ander het beste toekomt en aan u het mindere past wegens uwe groote onwaardigheid ; eindelijk wensch van harte, dat men bij elke gelegenheid overeenkomstig hot gezegde met u
handele.
14. Welke berooving van tijdelijk genoegen of van geestelijke vertroostingen gij ook moet verduren , geloof vastelijk, dat gij altijd nog te veel geniet, ten minste veel meer dan gij verdient en stel u met uwe ontbering te vreden.
15. Houd niet op u zeiven te beschuldigen, te berispen en te ver-oordeelen. Beoordeel gestrenge-lijk al uwe daden, als waren zij door duizende onvolmaaktheden en aanhoudende uitvlugten der
19
eigenliefde bezoedeld. Wek dik. wijls eene billijke verachting in u op van uw gedrag wegens uw gebrek aan voorzigtigheid, aan eenvoudigheid en zuiverheid van bedoelingen, welke met uwe handelingen gepaard gaan. Kortom zijt een aanhoudend berisper van u zeiven en vergeef u zeiven niets. Die slechte opvatting van zich zeiven, vereenigd met de aanhoudende veroordeeling van zijn eigen gedrag zijn de ware bronnen der nederigheid en der christelijke volmaaktheid 1).
1) Om alle valsche of overdreveue opvatting te voorkomeu, voegen wij hier bij, dat de bedoeling van het boven gezegde volstrekt niet is om in alles ons tot bevitters en kwelgeesten van ons zeiven te maken.
20
16. Tracht een levendige overtuiging in u op te wekken, dat gij
Wij moeLeu ons ztilveu ook de kleinste kleinigheden niet vergeven echter met dien verstande , dat wij naauwlettend het oog op de geringste gebreken en ongetrouwheden, waai -aan wij ons dagelijks herhaaldelijk sehnl-dig maken, gevestigd houden ter onzer beschaming en vernedering doch niet om knorrig of ontevreden te worden op ons zeiven; dat zou het gevolg van eigenliefde wezen, die verstoord wordt wijl zij de volmaaktheid nog niet bereikt heeft. De waarlijk nederige verwondert zich er niet over eu wordt niet verstoord als hij nu en dan struikelt. Met, ons zwakke schepselen kan het wel slecht anders. Intusschen moeten wij ons zeiven en onze eigene feilen en gebreken verdragen; ze lief hetben zeker niet, doch evenmin met ontevredenheid en vitzucht ons zeiven berispen maar met zacht, moedigheid, maar met geduld, eu met den ernstigen wil om , al voortschrijdend op den
21
wegens de grootheid uwer gebreken en het afschuwelijke uwer misdaden een onoogelijk voorwerp zijl geworden voor geheel de wereld. Zeker is het inderdaad, dat de zonde onze ziel voor God en voor de menschen, die al hare afschuwelijkheid weten te beseffen , onvergelijkelijk afzigtelijker maakt dan het bederf der lijken af-zigtelijk is in onze oogen. Dit in aanmerking genomen , zult gij u verwonderen, dat men u zoo lang
weg der deugd, ons meer en meer van aüe feilen en gebreken te onthouden. — Wij raden betreffende dit punt zeer de lezing aan van Franciscus van Sales Pensees cokso-LAMES par le li. F. Huguet. pag 119 — H2. Zie ook hier achter de zelfbeschuldiging van den H. Bernardus. vert.
in de wereld duldt en u niet als een pestzieke geheel uit de zamen-leving verbant.
17. Onthoud u, als ware het zeer groot kwaad, van elke oordeelvelling over anderen op welke wijze ook; tracht in tegendeel al, wat zij zeggen en alles, wat zij doen, ten goede uit te leggen; zoek in u zei ven, door vindingrijke liefde gedreven, de redenen tot hunne vsi-ontschuldiging en verdediging en tracht als de pleitbezorger van uwen naaste op te treden. Indien u dit wegens de al te groote blijkbaarheid van het bedreven kwaad, onmogelijk is, verontschuldig hen dan nog zoo veel gij kunt dooi hunne feilen of aan onoplettendheid of aan verrassing of aan cle hevig-
23
heid der bekoring en de listige boosheid des duivels, die hen verleidde of aan de een of andere soortgelijke reden toe te schrijven ; ten minste verwijder uit uwen geest de gedachte daarvan, bij al-dien uwe betrekking u niet tot pligt oplegt hen te verbeteren. Deze wijze van handelen is eene andere en zeer rijke bron van ware nederigheid.
18. Maakeru eenegewoontevan in uw verkeer met anderen wanneer het punten geldt, die twijfelachtig k zijn of waarvan het voor en tegen kan verdedigd worden, niemand tegen te spreken ; zijt in uw rede twist kalm en nooit opgewonden, maar geef met bescheidenheid uw gevoelen te kennen; indien men het
24
niet goed vindt, bewaar dan nederig het stilzwijgen; doe even zoo in zaken, die van geen belang zijn, mogt gij er ook zeker van zijn, dat hetgeen men volhoudt niet volgens de waarheid is. Doen zich andere gelegenheden voor, waarin gij de waarheid moet verdedigen, dan geschiede het altijd zonder drift en zonder bitterheid ; gij zult iemand veeleer door zachtheid dan docr onstuimigheid en toorn overtuigen.
19, Draag in alles zorg uwen naaste, hoe gering hij ook zij, nimmer door uwe woorden of daden of door uwe handelwijze te bedroeven. Geef hem nooit reden tot misnoegdheid tenzij gij door pligt, gehoorzaamheid of liefde daartoe genoodzaakt wordt, want
23
wanneer gij uwen broeder verdriet veroorzaakt dan bedroeft gij in zekeren zin Jesus Christus, die, wat men den minste der zijnen aandoet, beschouwt als ware het Hem aangedaan.
'20. Als u iemand beleedigt, hoe erg ook, wacht niet totdat hij zijne fout erkenne en zich bij u ko-me verontschuldigen ; maar voorkom hem nederig als waret gij niet de beleedigde persoon ; vraag hem vergiffenis wegens de gelegenheid, die gij hem gesteld hebt om zich boos te maken, verontschuldig zijne fout en werp al de schuld daarvan op u zeiven.
21. Indien het gebeurt, dat iemand er zich op toelegt om het u lastig te maken en er behagen in
26
schept om u bij elke gelegenheid da door beleediging, smadelijke be- be handeling, lastering of op eenig an- 00 dere wijze te vernederen beschouw to zoo iemand als een werktuig in re Gods hand en als een mensch, Wl waarvan zijn eindelooze barmhartigheid zich bedienen wil om uwe 8° ziel van de verouderde wonde des hooginoeds te genezen; kortom ugt; heb hem lief als ware hij een uit-stekend weldoener. m 22. Dewijl de drift iets ondra- u gelijks is voornamelijk in hen, die 1,4 godvruchtigen willen heeten, en deze ondeugd al haar kracht uit de ve bron des hoogmoeds put, moet gij u inspannen om een groote mate ve van kalmte en zachtmoedigheid st daar tegen over te stellen, zoo zelfs, m
27
eid dat gij, wanneer u iemand eene be- beleediging aandoet, hoe hevig zij
an- ook wezen moge, wel verre van u
uw tot opvliegendheid te laten vervoe-
in ren, hem nederig gaat smeeken u
h, wel te willen vergeven,
jr- 23. Verdraag met geduld en
ive goedigheid de zwakheid en de ge-
les breken van anderen, zonder van
mi uwen kant eenige aanspraak te ma-
it- ken, dat men insgelijks de uwen moet verdragen ; integendeel tracht
a- u te overtuigen, dat men jegens u
ie niet te gestreng kan wezen, en dat
5n uwe gebreken geene verschooning
Je verdienen.
;ij 24. Hebt gij iemand jegens u
te verpligt, ja mogt gij hem met gun-
id sten en weldaden hebben overladen,
gt;, meen daarom niet, dat hij jegens
28
u wederkeerig zoo dient te handelen, dat hij gehouden zij u te bedanken en goed met goed te vergelden ; maar zeg tot u zeiven, dat gij slechts gedaan hebt, wat gij verpligt waart te doen en hij van zijn kant u altijd mag miskennen en, wegens uwe onwaardigheid, niet de minste oplettendheid voor u behoeft te hebben.
25. In quot;t algemeen gesproken verneder u in alle gelegenheden maar vooral voor hen, jegens wie gij afgekeerdheid of tegenzin ondervindt ; en zeg niet gelijk sommigen doen : Ik koester niet den minsten afkeer tegen dien persoon doch ik kan zijne tegenwoordigh ei d nie verdragen; ik wil niets met hem te doen hebben. Dat gevoel van
29
weerzin spruit voort uit hunne hoovaardij en uit hunne traagheid om met de hulp der genade hunne natuur s dietrotsch en vol van zich zelveistebeheerschen; want indien zij zich door de inspraken der genade lieten leiden, dan zouden zij, door een waarachtig gevoel van nederigheid gedreven, den afkeer, dien zij ontwaren, in zich uitdooven en met vreugde de lastigste en onhandelbaarste karakters leeren verdragen ; de genade zou hen zelfs naar den omgang met zulke personen doen verlangen , wegens de voor-deelen , die zij daaruit trekken en de verdiensten, die zij daardoor zouden kunnen verwerven.
26. Geef in uw hart vrijheid aan een ieder om u alle mogelijke be-
3
30
leedigingen aan te doen ; en geloof dat voor u niets anders geoorloofd is, dan het kwaad, hetgeen men u aandoet, met vriendschap en achting, in een woord met allerlei soort van weldaden te vergelden; dat is, wat de Apostel noemt; vin cere in bono molutn het kwaad door het goed overwinnen.
'27. Open nimmer uwen mond om u le beklagen over wien het ook zij; hoedanig het ongelijk zij, dat gij hebt ondervonden ; welke kwade gezindheid men ook jegens u aan den dag legt, tracht u te overtuigen, dat menu geen verongelijking kan aandoen , die niet oneindig verre blijft van de kastijding, welke gij verdient.
31
28. Welke bekorinj; of droefheid u ook overvalle, draag uw verdriet met bereidwilligheid en vreugde, denkende het wel verdiend, ja nog rneer verdiend le hebben en ten eenemale alle vertroosting onwaardig te zijn. Wensch daarvan niet ontslagen te worden tenzij gij er gevaar in zien mogt van te bezwijken en God te belee-digen. Zoek zelfs niet naar verlig-ting, vooral als God u dien tegenspoed schijnt over te zenden om u te vernederen en den hoogmoed en de verwaandheid uwer ziel te genezen ; maar zeg dan met den koninglijken profeet; Het is goed voor mij Heer, dat gij mij vernederd hebt, om tot de kennis uwer geboden en uwer wegen te geraken.
32
29. Tracht zoo veel doenliik lie
kleinere kwalen, die gij te lijden hebt, verborgen te houden als zijn: honger, dorst, hitte, koude, hoofdpijn en vele andere kleine ongemakken; tenzij gij verpligt mogt zijn ze in het belang uwer gezondheid of van uw levensbehoud te
openbaren.
30. Vlugt in het algemeen alle schitterende bedieningen en eervolle plaatsen en zoek , indien God u niet tot lot de eerste roept, bij voorkeur de nederigste uit; doch weiger evenmin de laatste om bedoelingen, die door de hoovaardigen gehuldigd ■worden, om namelijk des te meer gezocht en door anderen des temeer tot aanvaarding daarvan gedwongen te worden of wel uit een geest
33
van ijdele roemzucht of om achting en loftuitingen in te oogsten ; neen vlugt ze met opregtheid uit minachting en wantrouwen jegens u zeiven en uit waarachtige liefde voor de heilige deugd van nederigheid.
31. Om de zelfde reden moet gij ook de ruwere of slecht bereide spijzen, die u bij uwe maaltijden worden voorgezet, niet versmaden; doe dan gelijk de armen en bede-Idars, die met graagte aan de deur des huizes, het overschot eten, dat men hun aanbiedt en zich nog gelukkig achten dat te vinden.
32. Gebeurt het, dat gij onverdiende verwijten moet hooren of dat uw gedrag gehekeld wordt door iemand, die zelfs verre beneden u staat of zelf veel berispelij-
34
ker is dan gij, en die in veel gewig-tiger punten misdoet, wil dan om die reden zijne vermaningen niet versmaden of u tot opgewondenheid laten vervoeren; neen, in plaats van u te regtvaardigen moet gij u, tegen u zeiven, aan zijne zijde scharen en hem helpen om meer ■volkomen te erkennen hoezeer gij berisping en minachting verdient; mits intusschen uw naaste niet door uwen gewaanden misslag geërgerd worde of een blijkbaar nadeel lijde. Gij moet van harte toestemmen , dat de Berisping u gegeven, billijk en redelijk is; overtuig u zeiven , dat gij buitendien feilen genoeg bezit, dat men er veel meer opmerkt dan men u doet kennen en dat
35
men om uwe zwakheid te ontzien , u meer dan de heift daarvan verbergt. Zoo handelend, zult gij aanmerkelijken voortgang in de deugd der nederigheid maken en groote klippen vermijden want het is altijd een groot bewijs van hoogmoed en verwaandheid zich zeiven te verontschuldigen en het oordeel van anderen te verwerpen.
33. Nog een ander groot middel ter verkrijging der heilige nederigheid is, er volstrekt niet naar te streven om door dezen of genen bijzonder bemind te worden. Dewijl de ziel slechts beminnen kan, wat zij als goed hoogacht, is het duidelijk, dat bemind worden en geacht worden twee zaken zijn, die onafscheidelijk zamen gaan en
30
dat men het eene met kan xven-schen zonder te gelijker tijd he ander te willen ; bij gevolg, gedie-ven door de opregte begeerte om in nederigheid toe te nemen, met hooggeacht te worden door iemand ter wereld, moet gij ei oo „iet naar streven om in het hart van
iemand eene plaats te hebben, bij
zultdaaruit zeer grootvoordeel tre -ken; want vooreerst zal uwe ziel, •net begeerig als zij is naar eemge vriendschap der schepselen, hare toevlugt nemen tot de heilige won-denvan haren Zaligmaker; zij zal een
onuitsprekelijke bevrediging m zijn
Hart vinden, want na ter wille van Hem aan de harten van alle men schen edelmoedig vaarwel gezegd te hebben , zal zij in staat zijn over-
vloediglijk den honig van goddelijke vertroosting to genieten, waarvan zij verstoken zoude blijven indien zij hare gehechtheid aan aardsche vertroosting bleef behouden ; de goddelijke vertroostingen toch zijn zoo zuiver en van zulk een verheven smaak , dat zij zich bijna niet met anderen troost kunnen vermengen en ons slechts worden geschonken in die mate, naar de welke wij ons van den troost dezes levens ontdoen. Vervolgens zal zij veel beter in staat zijn zich tot God te keeren door zich, bij de gedachten aan zijne tegenwoordigheid en eindelooze volmaaktheden, met Hem te vereenigen. Eindelijk wijl niets zoo aangenaam is als door anderen bemind te wor-
38
den , zuilen wij door ons dit genot uit liefde jegens God te ontzeggen. voorkomen, dat iemand de liefde, die ons hart Hem verschuldigd is, verdeele; en Hem tevens een offer brengen van aan-genamen geur, waardoor wij ons groote verdiensten zullen verwerven. Wil niet vreezen, dat deze wijze van handelen in u de liefde lot den naaste zal verminderen, in tegendeel gijzulthem meteen veel zuiverder en volmaaktere liefde beminnen. wijl niet eene belangzuchtige beweegreden van eigenliefde maar alleen de begeerte om God te behagen u daartoe zal aansporen; de begeerte namelijk om te doen, hetgeen gij weet door God het vurigste van u verlangd te worden.
39
t 34. Venigt al uwe hande
lingen, hoe onbeduidend zij ook e zijn mogen, met oplettendheid,
naauwkeurigheid en zonder eenigc ii nalatigheid, want het is der hoo-
vaardigheid eigen metligtzinnigheid s en overijling te werk te gaan ; en
wie inderdaad nederig is, is steeds ;e op zijne hoede en bevreesd om
ie l ook in het geringste, ie kort te i schieten. De zelfde beweegreden
il moet u aansporen om, bij voor-
5- beeld, de meest gewone oefeningen
i- van godsvrucht te verrigten eii
Ie alles wat buitengewoon is en u
id door uwe neiging zou worden
i; ingegeven, te vlugten ; want gelijk
de hoogmoed er op uit is zonet derling te wezen, zoo schept de i. nederigheid behagen in daden,
40
die gewoon en zeer algemeen zijn.
3o. Houd u overtuigd, geen verderfelijker raadgever te bezitten en niemand meer te vreezen te hebben dan u zeiven ; en wantrouw al uwe eigene opvattingen als kwamen zij slechts uit een bron van verblinding en bedorvenheid voort. Geloof zelfs dat alles, wat gij van u zeiven denkt of oordeelt, aan het onderzoek van anderen dient onderworpen te worden; en draag zorg om , door die overtuiging geleid, zooveel mogelijk al uwe in-zigten en plannen aan liet oordeel van een ander te onderwerpen, en wil daarom nimmer iets op uw eigene zienswijze ondernemen. Mogt het ook gebeuren dat de raad,
41
dien men u geeft, niet zoo goed zij als de uwe, geef nogtans daaraan de voorkeur, boven uwe meening mits hij u niet tot zonde breage noch aan een ander eenige schade berokkene, want het ofier te brengen van uw eigene denkwijze , ziedaar een groot middel om in de nederigheid voortgang te maken. Een inwendige vrede zal u , als gevolg daarvan, gewaarwordigen schenken, die u ruimschoots schadeloos zullen stellen voor het verlies, dat uit een minder voordee-ligen raad , u gegeven, zou kunnen voortvloeijen.
36. Hoe hoog de trap van genade of van deugd ook zij, dien gij bereikt hebt, hoezeer gij ook de genade des gebeds hebt verkre-
42
gen en hoe lang de tijdruimte wezen moge, die gij in onschuld en godsvrucht hebt doorgebragt, niettemin moet gij steeds met vreeze voorwaarts strevsn en n volstrekt niet op u zeiven verlaten, vooral wat de heilige deugd van zuiverheid betreft; onthoud het wel, dat gij in uw hart een onuitputtelijke bron van ongerechtigheden en zonden bezit, die niet opdroogt; en dat gij de zwakheid, onstandvastigheid en ongetrouwheid zelve zijt. Zijt daarom voortdurend op uwe hoede, sluit uwe oogen en ooren om niets te zien of te hoo-ren, wat uwe ziel kan bezoedelen; vlugt, zooveel gij kunt, ook
de minst gevaarlijke gelegenheden. Vermijd de nuttelooze gesprekken
43
met personen van het ander geslacht en bewaar in die gesprekken welke noodzakelijk zijn, eene zedigheid en, zou ik bijna zeggen, eene angstvallige ingetogenheid. Eindelijk wijl gij niets vermoogt tenzij door Gods genade, moet gij Hem onophoudelijk bidden medelijden met u te hebben on u geen enkel oogeni)lik te verlaten.
37. Welke talenten gij van den hemel ontvangen of welken groo-ten naam gij u ook verworven hebt, wil evenwel als waart gij dooide ondervinding geleerd, steeds het besef en de overtuiging uwer zwakheid . ongenoegzaamheid en nietigheid in u versterken. Maak u veel kleiner dan de kleine kinderen, sla alle loftuitingen af, die
44
men u wil geven, en weiger de eerbewijzingen, die men u aanbiedt. Verwonder u over de eenvoudigheid van hen, die wegens-den bedrlegelijken roem, dien zij in u bespeuren zich inspannen u bewijzen van eerbied te schenken, die gij niet verdient, wil bijna gelooven, dat zij den spot met u drijven. Doch is er iemand, die niet de minste oplettendheid aan uwe verdiensten schenkt maar integendeel bij elke gelegenheid er op uit is om u te vernederen, zie zoo iemand moet gij als zeer verstandig hoogachten; zeg tot u zeiven, dat die persoon u beter kent dan iemand anders; tracht hem zoo gij kunt, op uwe beurt een dienst te bewijzen en
45
tioud u overtuigd, dat hij voor uwe ziel van meer voordeel is dan zij, die n met eerLetuigingen, welke gij niet verdiend hebt, overladen. Eindelijk waan niet, dat zoo iets nederigheid is, maar louter volgens billijkheid en waarheid.
38. Gebeurt het, dat men u een zeer groote beleediging of eenig grievend leed aandoet, zie dan niet op den persoon, die u zulksaandeed, maarrigtuwe oogen ten hemel en zie op God, die u dit leed volgens zijne beminnelijke raadsbesluiten overzond of wel om daardoor uwe gebreken af te boeten of wel om in u den geest van hoogmoed te vernietigen door u de gelegenheid aan te bieden om oefeningen van geduld en verne-
46
dering te verrigten. En als de gedachte bij u opkomt, dat God deze slechte behandelingen uit vaderlijke genegenheid jegens u heeft toegelaten doch dat de persoon. die daartoe in Gods hand het middel was, niet met de zelfde bedoelingen maar veeleer uifc kwaadwilligheid en haat heeft ge handeld, wil dan die gedachten geheel verwerpen, want aan God alleen behoort het in de harten der menschen te lezen en hunne geheime bedoelingen te beoor-deelen.
39. Wanneer gij een of ander liefdewerk jegens uwen naaste hebt verrigt bijvoorbeeld het verplegen en bedienen van een zieke of iets anders dergelijks,
47
wil dan niet meenen reeds iti ruime mate de liefde beoefend te hebben, al mogt gij n ook uit liefde tot God veel arbeid en moeite getroost hebben; geloof veeleer en tracht u te overtuigen, dat gij een liefdewerk hebt genoten ; zeg dan tot u zeiven, dat de eer van zulk een pligt te mogen vervullen, voor u zeer groot is en gij haar onwaardig waart. Hij, die waarlijk nederig is, ziet een ieder, die zich gewaardigt van hem gediend te wezen en geduldig verdraagt dat hij hem een goeden dienst bewijst, als zijn weldoener aan.
40. Neem blijmoedig de gelegenheid, die zich voordoet, aan om in het belang van den naaste een dienst te verrigten, die ver-
48
nederend en beleedigend voor u is, doe dat met zooveel nederigheid als waret gij de dienstknecht van anderen en als waren anderen uwe heeren en meesteis; ja doe zulks ook jegens hen , boven wie gij door uwen stand verheven zijt; laat niet na met bereidwilligheid en vreugde de gelegenheid aan te grijpen om hun zelfs de laagste diensten te bewijzen. Daaruit zult gij u onmetelijke schatten van deugd en genade verwerven; ziedaar de reden, waarom gij daarnaar streven moet met even veel ijver als de men-schen der wereld toonen om hunne voorregten en aanspraken te doen -elden. Wat zal ik ten laatste zeggen ? Neen geheel de wereld
49
weegt in waarde niet op tegen den laagsten trap van nederigheid, dien gij door deze oefening beklimt.
41. Meng u volstrekt niet in zaken, die u niet aangaan, en waarvan gij noch aan God noch aan de menschen verantwoording schuldig zijt, want u daarmede in te iaten is het gevolg van geheime hoovaardigheid en verwaande opvatting van eigene bekwaamheid; iets wat de ijdelheui voedt en vermeerdert en oorzaak is van zorgen, ongerustheden en verstrooijingen zonder einde. Indien men zich daarentegen slechts bemoeit met hetgeen tot zijnen pligt behoort, vindt men een bron van vrede en rust, overeenkom-
30
stig de schoone woorden, die wij in de navolging van Jezus Christus lezen: „Hij die bij alles, wal in de wereld voorvalt, het stilzwijgen bewaart, wordt door niets verstoord en biijft bij alles even kalm.quot; Eu in de navolging van het H. Hart van Jezus: „Onlvlugt alle ijdele en nuttelooze zaken, sluit al het uiterlijke, waarmede gij u niet onledig mout houden , buiten uw hart; gewen er u aan, om bij u zeiven te verblijven en inwendig zoo te leven, als waart gij alleen met mij in de wereld.quot; 1) De mensch, die ingekeerd leeft,
1) De Navolg, v. h. H. Hart van Jezus in vier boeken door P. J. Arnold. Boek I, p. 117. G. Mosmans te s' Bosch 1869.
51
bezit zich zeiven , doch zoo doende; bezit hij God, den beminde zijner ziel en is hij gevrijwaard voor ontelbare zonden, verstrooi-jingen en laauwheden.
42. Als gij u bij hel ver-rigten van een of ander buitengewoon werk van versterving, voor het gift der ijdele glorie, die dikwerf ons alle verdiensten ontrooft, wilt behoeden, over'uig u dan dat de gemakken, die gij u ontzegt. wel aan anderen doch niet u veroorloofd zijn wijl hel niet past, dat een zondaar, zooals gij zijl, alles gemakkelijk en naar wensch hebbe; omdat gij wegens de vele zonden door u bedreven en de ongetrouwheden , waarin gij da-
52
gelijks valt, zoo iels ten eenemale onwaardig zijt. Denk ook, dat voor u de werken van boetvaardigheid noodzakelijk zijn om de kracht uwer hartstogten te breken en u binnen de grenzen van nwe verpligtingen te houden, gelijk de toom en het gebit noodzakelijk zijn om een woest paard te temmen; dat anderen dit evenwel niet noodig hebben wijl zij wegens hun natuurlijke goede geaardheid en den bijstand der genade zich zeer gemakkelijk tot het volbrengen van al hunne pligten laten vinden.
43. Zoo dikwerf gij bij wederwaardigheden of vernederingen die u overkomen, in u een opwelling van weerzin of ongeduld ontwaart , moet gij met kracht aan
53
de bekoring weerstand bieden, bijvoorbeeld door de herinnering aan de ontelbare reeks van zonden, die gij bedreven en waarvoor gij meerder kastijding verdiend hebt, dan gij thans moet verduren. Tracht daarentegen in uw hart blijdschap op te wekken omdat Gods regt-vaardigheid, die volgens de woorden van den wijzen man, 1) het schild der ware blijdschap is, op u toegepast en in u bevredigd wordt. Wil die regtvaardigheid als eene uitstekende eigenschap van Gods eigen wezen aanbidden en hare slagen met eerbied ontvangen. Beschouw ze als bron nen van barmhartigheid en ge-
1) Boek der Wijsli. V: 19.
4
54
nade. Besef welk een geluk het is, reeds hier op aarde door de hand van zulk een vader getroffen te worden, geef u geheel en al met volkomen onderwerping aan zijn beschikkingen over. Kortom, zeg met den H. Augustinus: „Brand en kerf in dit leven, dat niet langer dan een oogenblik duurt, opdat ik in de eeuwigheid ontferming en vergiffenis moge ondervinden.quot; Te weigeren om de wederwaardigheden te lijden, is zich verzetten tegen de regtvaar-digheid Gods, wier beschikkingen voor ons zoo heilzaam zijn; is met verontwaardiging den lijdenskelk terugstooten, dien God in zijne barmhartigheid ons aanbiedt en die Jezus Christus, ofschoon
bo
de onschuld zelf, het eerst heeft willen ledigen.
44 Mogt het gebeuren, dat gij in eene feil vervalt, waarom anderen, die van uwen val getuigen zijn , u minachten, zijt dan bedroefd over de beleediging Gode daardoor aangedaan en wegens het slecht voorbeeld, dat gij gegeven hebt; doch wil de minachting en de oneer, die gij u door uwen val berokkend hebt als kostbare gesteenten en als een schat beschouwen, die God voor u bewaard heeft om uwe feil te herstellen en u nederiger en deugdzamer te maken ; doch wanneer u daarentegen die oneer onrust baart, houd u dan overtuigd, dat gij de ware nederigheid nog niet be-
o6
zit, maar dat gij door het gift der hoovaardigheid nog geheel zijl aangedaan. Vraag dan aan God met meerdsr aandrang om genezing en behoud, want ais Hij uwer niet genadig is, dan zult gij in vele andere ongeregeldheden vervallen.
45. Mogt het gebeuren, dal er onder de personen, met wie gij verkeert, de een of ander is, voor wien gij minachting in u ontwaart, dan zal het van uwen kant zeer voorzigtig zijn om de goede hoedanigheden van zoo iemand bij u zeiven oplettend na te gaan of de voorregten die God hem verleend heeft, te beschouwen in plaats van uwe aandacht te vestigen op de gebreken, welke
57
uw hoogmoedige en ijverzuchtige geest in hem doet ontwaren, en als gij alzoo erkend hebt, wat goeds en achtingswaardig in dien persoon is, moet gij u daarvan bedienen als een middel om elk gevoel van minachtig in u te onderdrukken, en u zelfs tot hoogachting jegens hem te bewegen. Op zijn minst genomen zult gij toch bevinden, dat hij een schepsel is van God, naar zijn evenbeeld geschapen, vrijgekocht door het kostbaar bloed van Gods Zoon, een Christen, die gemerkt is met het teeken van Gods aangenomen kinderen, eene ziel, die in staat is Hem te aanschouwen en eeuwig te bezitten en welligt een uitverkorene volgens de raadsbesluiten van zijne
aanbiddelijke Voorzienigheid- Wie
weet, welke genade God in zijn hart heeft uitgestort of weldra zal uitstorten ? Misschien zou het beter zijn terstond, alvorens in al deze beschouwingen door te dringen. al die gedachten als eene giftige ingeving van den bekoorder te verwerpen, met het antwoord, dat niet slechts die persoon maar ook de minste der menschen meer verdiensten heeft dan gij; en vast en onwankelbaar in dat gevoelen te volharden.
46. Sidder tot in het diepst uws harten, wanneer gij met lof van u hoort gewagen ; vrees, dat dit het eenig loon zij voor de weinige goede werken, die gij hebt verrigt. Erken inwendig
59
uwe ellende en verwonder u er over, dat men aan zulk een verachtelijk persoon, als gij zijt, zooveel oplettendheid kan schenken. Tracht aan het gesprek eene andere wending te geven doch niet op eene wijze, die a nog grooteren lof bezorgt, gelgk zij doen, die eene gemaakte nederigheid bezitten doch behendiglijk hunnen hoogmoed voeden; doe het met een heilig overleg zoo, dat men aan u niet meer denke. Doch indien gij dit ten laatste niet kunt voorkomen , breng dan op den zelfden oogenblik alle eer en allen lof tot God alleen terug, zeggende met Baruch en Daniël: „Aan u. Heer, zij de lof van al wat deugdzaam is, en aan ons
60
slechts de beschaming en de schande.quot; 1)
37. Naarmate de lofspraak, die men u schenkt, u bekommering moet veroorzaken, in do zelfde mate moet gij u verblijden over de loftuigingen en eerbewij-zingen, die gij aan anderen hoort geven. Geloof, dat zij deze inderdaad verdienen zelfs om redenen, die gij niet bevroedt, paar daaraan uwen lof, zooveel als de
geest van eenvoudigheid en waarheid hel u zal veroorloven. De afgunstigen kunnen niet zien, dat hunne naasten geprezen v/orden, zij beschouwen die lofspraak als eene vermindering van hun eigen
1) Baruch. I: 15.
61
roem ; en ziedaar de reden, waarom zij behendig in het gesprek van dingen gewagen, die het prijzenswaardige van anderen kunnen verminderen. Ylugt zulk een gedrag; maar uwen naaste prijzend moet gij ook God loven, wegens de voor-regten, die Hij hun lieeft geschonken en wegens de voordeelen, die Hij er uit, trekt. Zeg tot u zeiven, dat Hij zich veeleer van iederander moet bedienen dan van u, wegens uwe gebreken en uwtoegeven aan de eigenliefde, waardoor gij telkens op nieuw al uwe handelingen bezoedelt. Zeg daarenboven, dat uwen naaste eerder lofspraak toekomt dan u, ter oorzake van den hoogmoed, de verwaandheid en het schuldig zelfbehagen, waarme-
62
de gij haar ontvangt. Eindelijk most gij trachten hoe langer ::oo meer behagen te scheppen in het goede, wat men van anderen zegt naar mate uwe hoovaardige en afgun stige geaardheid daarin meerder weerzin ondervindt. Ik zonder hier steeds van uit het geval, waarin men de ondeugd zoude prijzen of waarin men iemand prijzen zoude ten koste van Gods eer en tot er-genis van anderen, bijvoorbeeld indien men ketters of losbandigen of andere menschen, die van hunnen naam gebruik maken om de zielen te verderven, daarom zoude prijzen.
45. Het moet u tot droefheid stemmen als gij in het verkeer met anderen ten nadeele van uwen naa-
63
ste hoort spreken. Verontschuldig in uw hart de zwakheid van hem, die kwaad spreekt; doch tracht van den anderen kant de eer te verdedigen van hem, die kwalijk besproken wordt; doe dit altijd op zulk een verstandige en voorzigtige wijze, dat gij door uwe verdediging geene gelegenheid stelt om hem oogzwarter te maken. Doe het, zeg ik, nu eens door te zinspelen op zaken, die hem aanbevelingswaardig maken, dan eens door er openlijk voor uit te komen, welke achting anderen, welke achting gij zelf hem toedraagt; nu eens door aan het gesprek behendig eene andere wending te geven of door teekenen van afkeuring te toonen , welk ongenoegen gij daarbij ondervindt.
64
Daardoor zult gij zeer veel goeds stichten en voor u zeiven en voor hem, die kwaad spreekt, voor hen, die het aanhooren en voor den persoon van wien het kwaad gezegd wordt. Maar als gij nog vreugd-smaakt bij de vernedering van uwen naaste of droefheid ondervindt als hij wordt geprezen, zonder u met geheel uw hart daartegen te verzetten, dan zijtgij er nog verre, zeer verre af den onvergelijkelijken schat der nederigheid te bezitten.
49. Dewijl niets den geestelijken vooruitgang zoo bevorderlijk is als opmerkzaam gemaakt te worden op zijne gebreken, is het van wezenlijk belang hen, die zulk een
liefdepligt jegens ons zullen vervuld hebben, aan te moedigen om dit
65
bij elke gelegenheid te doen. Na hunne berispingen mei vreugde en dankbaarheid aangehoord te hebben, moet gij het u tot pligt maken, de ontvangene raadgevingen op te volgen, niet slechts wegens het goede, wat uit de verbetering van u zeiven voortspruit, maat ook om aan die ware vrienden te toonen, dat hunne moeite niet te vergeefs werdaangewend en datgij hun voor hunne welwillendheid ten hoogste dankbaar zijt. De hoovaardige, dan ook wanneer hij zich wil verbeteren, wil niet den schijn hebben van zich onderdanig te schikken naaide heilzame raadgevingen , die hij ontvangen heeft; hij toont daarvoor niets anders dan verachting. Doch dewaaiiijk nederige stelt er roem in
5
66
aan een ieder onderworpen te zijn om God , en beschouwt den wijzen raad , die hem wordt, gegeven , als van God zeiven hem geschonken , hoedanig ook overigens het middel zij, waarvan God zich bedient, om ze hem te doen geworden.
50. Verlaat u geheel en al op God, bereid om u aan de beschikkingen zijner beminnelijke Voorzienigheid te onderwerpen gelijk een goed kind zich door zijn vader, wien hij lief heeft en van wien hi| weet weder-keerig de liefde te bezitten, laat geleiden. Laat God met u handelen naar zijn welbehagen, zonder u te
verontrustenof te bekommeren over
hetgeen er ook moge gebeuren; neem met blijdschap, met vreugde en eerbied alles aan, wat Hij uovei -
67
zendt. Door iets anders fe doen, zoudt gij de goedigheid zijns harten miskennen, uw gebrek aan vertrouwen in Hem verraden , en , om zoo te zeggen, schijnen te durhten, dat Hij ons zonde willen misleiden; eindelijk zou heteenigs-zinsden schijn hebben a Is wildetgij aan God eene betere wijze leeren om zijne schepselen te besturen. O hoezeer is dit alles in strijd met de zachtmoedigheid en de godsvrucht eener ziel, die in waarheid nederig is! De nederigheid maakt ons klein en builenmate nielig tegenover de oneindigheid van Gods wezen, doch doet ons tevens in Hem alleen al onzen steun zoeken en al onze hoop stellen.
51. Dewijl het duidelijk is, dat
68
gij zonder God niets goeds zoudt vermogen, bijelkeschrede vallen en door de geringste bekoring teraarde zoudt worden geworpen, moet gij het besef van uwe zwakheid en on-magt ten goeden aankwecken en blijven erkennen, dat gij steeds van God afhankelijk zijt en zijne hulpu in al uwe daden noodzakelijk is.
Blijf dientengevolge onafscheidelijk
aan Hem gehecht gelijk een klein kind, dat geen steun bij vreemden vindend, zich vastklemt aan den hals zijner moeder; zeg met den koninglijken profeet Ij. Indien de Heer mij niet geholpen had, dan zoude mijne ziel nu reeds den afgrond der hel bewonen, lioep
1) Psalm XC1II: 17.
69
met den zelfden profeet: Heer sla uwe oogenop mij,ontferm u mijner, ik ben verlaten en arm 1). Groote God , kom mij te hulp, haast u om mij te helpen2). Eindelijk, wil niet ophouden geheel uw hart in dankbaarheid voor den Heer uit te storten; bedank Hem voorde bescherming, waarmede Hij u voorkomt en beschut en bid Hem volhardend om den bijstand, dien gij noodig hebt en van Hem alleen kunt verkrijgen.
52 'tls vooral bij de beoefening van het gebed, dat gij een groote beschaming over u zeiven, eene diepe vernedering en een heilige
1) Psalm XXIV: 16.
2) Psalm I X1X: 2.
70
vrceze in de tegenwoordigheid der hoogste majesteit, tot wie quot;ij u durlt wenden, moet bezitten. Immers; Ik zaltotGod mijnen Heer spreken, ik die slechts stof en asch ben 1). Moogt gij door het gebed do een of andere buitengewone genade ontvangen , dan zij het met het levendigste besef van uwe on waardigheid; tracht u wel bewust te zijn, dat God ze u onverdiend en uit louter barmhartigheid schenkt. Wacht u wel, iets daarvan aan u zeiven loe te schrij ven of er u, uit zucht naar voldoening uwer eigenliefde, aan te hechten; doch indien gij geene bijzondere genaden ontvangt, blijf dan even tevreden, den-
1) Genes. XVIII: 27.
kende hce weinig gij ze van God verdient en hoe uiterst goed God zich reeds jegens u toont door u zelfs voor zijn aanschijn te dulden Wacht met geduid en nederigheid den oogenblik af, waarop Hij uwe! zal willen bezoeken, juist zooalseen arme doet, die uren lang aan de deur des rijken blijft staan om wanneer hij uitgaat een kleine aalmoes te ontvangen , die dikwerf nog zeer onvoldoende is om zijn ellende te verligten.
53. Zijl uiterst naauwgezet om aan God al den roem te schenken, die de goede uitslag of de gelukkige zamenloop van omstandigheden in de u toevertrouwde belangen oplevert en schrijf aan uzelven niets anders toe dan de feilen, die zich
72
in het bestuur uwer zaken mengen ; deze feilen alleen behooren u en het goede komt van God; en Hem alleen behoort daarvan alle roem en danbaarheid. Prent deze waarheid diep in uwen geest om ze nimmer te vergeten. Geloof daarenboven, dat ieder ander, mits liij slechts door de genade zoo krachtig gesteund ware, nog beter zoude geslaagd zijn en minder feilen zoude bedreven hebben dan gij. Weiger de loftuitingen aan te nemen, die men u wegens den goeden uitslag zou willen geven; zeg dat een onbeduidend werktuig, als gij waart, zoo iets niet verdient
maar allelofslechtsbehoortaan den grooten en verheven werkneerdie, als Hij slechts wil, zich van een stok
73
kan bedienen om uit eene rots water te doen stroomen, of van een wei-nigje slijk om den blinde het gezigt weer te geven en ontelbare wonderen te wrochten.
54. Mogt het integendeel gebeuren, dat gij in de zak^n, die, u zijn opgedragen, volstrekt niet slaagt, schrijft dan den slechten uitslag daarvan ook geheel alleen aan u zeiven toe als waart gij iemand, die tot niets deugt en op wiens voor-zigtigheid en geschiktheid men niets kan rekenen. Wacht u wel om de schuld daarvan op anderen te schuiven of in zekere bij/.onder-heden te treden, om te doen ge-looven, dat het van u niet afhing do zaken lol een betere uitkomst te leiden. Die handelwijze toch ,
*
J
74
waaraan zij,die weinig verstorven zijn, zich gewoonlijk schuldig maken, heeft geen anderen oorsprong dan geheimen hoogmoed, die tegen het ondergaan van vernedering en minachting opziet. Neen als uw geweten u geen andere beweegredenen voorhoudt om zoo te handelen, laat dan de wereld eenvoudig gelooven, wat zij wil en aanvaard al de afkeuring en schande, die daaruit voor u kunnen voortspruiten, als een rijk erfgoed. En mogt gij ook meenen u niets te verwijlen te hebben , wijl gij niets, wat u k'inde doen slagen, hebt over het hoofd gezien , deak evenwel , dat het uwe zonden, uwe verwardheid, en hef. groot vertrouwen op u zeiven zijn, die u van den zegen des
75
Hemels beroofden en eindelijk dal God de zaken geheel anders liet uitvallen dan gij wel hopen mogl, om u te straffen en nederiger te maken.
55. Indien gij bij uwe H. Communie ter heilige tafel een hart medebrengt, dat brandt van goddelijke liefde , dan moet gij tevens uwen geest doordringen metgevoel van waarachtige nederigheid ; sta er verbaasd over, dat God, die zoo heilig en zoo zuiver is , tot zulk een uiterste van goedheid komt om zich weg te schenken aan zulk een ellendig schepsel als gij zijl. Verdiep u, zoo veel het in uwe krachten ligt, in den afgrond uwer onwaardigheid ; nader de aanbiddelijke heiligheid niet tenzij met den diepsten eerbied ; en als het dien
76
beminnelijken Zaligmaker, die in dit Sacrament geheel liefde is, zal behagen u zijne teederheid te doen ondervinden door zich in den overvloed zijne zoetheden met u te vereenigen , wil dan evenwel niets van uwen eerbied voor zijne oneindige mcjesteit verliezen; houdt u steeds op uwe plaats, dal wil zeggen, blijf het besef bewaren, dat gij geheel afhankelijk, verach-tingswaardig en ten eenemale niets zijt. Evenwel moet dat gevoel van uwe onbeduidendheid en ellende uw hart niet benaauwen en u niets ontnemen van die heilige vrijheid , die gij bij het heilig gastmaal moet medebrengen ; integendeel dat gevoel moet strekken om des te meer uwe liefde te
77
verhoogen voor een God, die zich vernederl zoo diep, dat Hij zelfs het voedsel uwer ziel wil worden.
56. Heb steeds een groote liefde voor uwen naaste en toon hem een onuitputtelijke goedigheid en hartelijkheid ; grijp met een heiligen ijver elke gelegenheid aan om hem nuttig te zijn doch . let wel, altijd met het doel om God te behagen. Draag zorg de beweegredenen uwer handelwijze van alle bijoogmerken te zuiveren opdat elk beginsel van ijdelheid of eigenliefde daarvan blijve uitgesloten en schrijf al het goede , wat gij doet, slechts aan God toe; want gij moet wel overtuigd zijn, dat een goed werk door u verborgen en geheim gehouden , zoo , dat
78
God alleen hel kenne , voor u van onberekenbaar voordeel wordt; terwijl dalgene, wat door uwe schuld der menschen ter kennisse komt, iets wat gij had kunnen voorkomen, voor de helft verloren , ja gevaar loopt geheel verloren te gaan ! Het gaat daarmede als met een druiventros die dooide vogels wordt aangevallen en waarvan spoedig niets meer overblijft dan de steel alleen zonder zijne vruchten.
57 . De vreeze, die gij hebben moet om God te mishagen moet gij steeds,\\ egens het gevaar, waarin ge voortdurend verkeert van te vallen, vergezeld doen gaan met innerlijke verzuchtingopdat het zijne goddelijke goedheid moge behagen u voor
79
zulk een groot ongeluk te bewaren Dat zijn die vrome zuchten, die de Heiligen zoo zeer hebben aangeprezen en die ten gevolge hebben, dat wij een aandachtigen blik slaan op ons zeiven, ons ermeerop toeleggen om al onze handelingen wel te ver-rigten de goddelijke waarheden Ie overwegen, al het tijdelijke te verachten, te biddan met het hart en ons verre te houden van al hetgeen God niet is; in een woordjZiedaards bron van ware nederigheid en van armoede des geestes. Maak daarvan dus een veel vuldiggebruik en mogen zij voor u, zooveel mogelijk een soort van aanhoudend gebed uitmaken.
38. Een zieke, die vurig naar zijne genezing verlangt, draagt de grootste zorg om alles te vermij-
80
den wat (leze kan uitstellen; hij vermijdt alle overdreven gebruik zelfs van de gezondste spijzen , en vraagt bij alles , wat hij gebruikt, naauwlettend of het ook nadeelig zou kunnen zijn voor zijne gezondheid; zoo ook moet gij doen: indien gij vurig wenscht bevrijd te worden van dc noodlottige kwaal der hoovaardigheid; indien gij in waarheid verlangt naar het bezit zulk eener kostbare gave als de nederigheid is, dan moet gij onophoudelijk waken over u zeiven om niets te doen of niets te zeggen , wat u van tiaar verder kan verwijderen ; en daarom zal hel goed zijn bij elke gelegenheid naauwlettend toe te zien of hetgeen gij gaat doen ten voordeele of ter
81
nadeele der nederigheid strekt om in het eerste geval met vreugde de gelegenheid aan te grijpen of in 't laatste geval het ten eeneinale te verwerpen.
59. Een zeer dringende reden om u tot liefde voor deze deugd aan te sporen is nog daarenboven het voorbeeld van onzen godde-lijken Zaligmaker, dal gij voortdurend voor oogen moet hebben Hij zelf zegt ons, in zijn Evangelie: „Leert van mij, dewijl ik zachtmoedig en nederig van harte ben ! 1) Inderdaad, welke is wel, zooals de H. Bernardus aanmerkt, de hoogmoed , dien de nederigheid van dezen goddelijkcn Leermeester
1) MaUh. XI ; 29.
82
niet zou vermogen te genezen? Men kan zeggsn en in alle waarheid zeggen . dat niemand anders dan Hij zich waarlijk verniiderd en gering gemaakt heeft. W anneer wij ons schijnen te vernederen, dan vernederen wij ons in den eigen lijken zin niet, maar dan stellen wij ons slechts op de plaats , waar wij behooren te staan ; wij nemen den rang in, die ons past, want wijl wij nietige schepselen zijn en daarenboven welligt duizend misdaden hebben bedreven, hebben wij nergens aanspraak op tenzij op het niet en de eeuwige pijnen. Doch Jezus Christus onze Verlosser heeft zich oneindig verre vernederd beneden den rang, die Hem toekomt. Hij is de Almagtige God, het oneindig en
83
onsterflijk wezen, de oppermag-tige beschikker van alle dingen ; en gt; mensch geworden, zwak, lijdend,
' sterflijk en gehoorzaam wordend
^ tot den dood des kruizes, heeft hij
' zich vernederd tot de grootste hul
peloosheid en tot de diepste annoe-j de. Hij. die in den hemel de
j vreugde en zaligheid der Engelenen
i Heiligen uitmaakt, heeft der smarte
J vrijheid geschonken al haar geweld
op Hem te beproeven en zich op aarde aan alle zwakheden dermen-schen onderworpen. Hij , do ongeschapen wijsheid en de oorsprong van alle wijsheid, heelt niet geweigerd voor een dwaze door te gaan; Hij, de Heilige der Heiligen en het wezen der heiligheid zelf heeft als een zou-
84
daar en boosdoener willen be- ^
schouwd worden; Hij, die in den i
hemel doordeontelbarc scharender r
zalige Geesten wordt aangebeden ^
heeft willen sterven in schande en i
op een kruis zijn laatsten snik willen 1
geven; eindelijk Hij, die uit zich j
zei ven het hoogste goed is, heel t zich I
aan allerlei ellende prijs gegeven. {
Wat moeten wij doen, na zulk (
een voorbeeld van vernedering ge- (
zien te bebben, wij die slechts stol' s
en asch zijn? En als wij eens be- |
denken, dat wij nog bovendien ver- |
achtelijke zondaars zijn, is er dan eenige vernedering mogelijk, die ons te zwaar moet schijnen?
60. Overweeg ook de toonbeelden, die de Heiligen van het Oud en Nieuw Verhoud ons hebben na-
85
gelaten. Jsaias,de deugdzame,een ijverig profeet, erkende voor God niets anders te zijn dan een onzuivere, wiens eigen geregtigheden, namelijk zijne goede werken, geleken op een kleed, dat vuil en bezoedeld was. 1) Daniel, wien dt Heer ons bij Ezechiel voorstelt als eon heilige, magtig genoeg om door zijne gebeden de wraak van God te weerhouden, noemde zich sprekende tot God, een mensch beladen met misdaden, wiens ge laat voortdurend van schaamte moest blozen, üe H. üominicus , een wonder van onschuld en heiligheid, was zoo vol minachting voor zich zeiven,dat hij door zijnon-
1) Jsaias LXV ; 6.
86
waardigheid den vloek des Hemels z
meende te zullen afroepen op de sle- d
den, welke hij doortrok. Dat was ^
dereden, waarom hij, alvorenseene i
stad binnen te gaan, eerst neder- r
knielde en met tranen in de oogen (
bad : „Ik bezweer u, o Heer, bij ,
uwe beminnelijke goedheid geen acht te slaan op mijne zonden en uwen toorn niet uit te storten op deze plaats omdat ik het waag daar binnen te treden.quot; — üeH. Fran-ciscus,die.wegensde zuiverheid zijns levens waardig werd gekeurd hel afbeeldsel van den gekruisten Jezus lo worden. geloofde vastelijk en verzekerde , de grootste zondaar te zijn op aarde; en die gedachte lag zoo diep in zijnen geest geprent, dat niemand in staat was
87
ze hem te ontnemen. De reden, die hij voor zijne verzekering aangaf was, dat als God aan den laagste der menschen zooveel genade hadde geschonken, als hij ontvangen had, deze daarvan een veel beter gebruik gemaakt zoude hebben en niet zoo ondankbaar zou geweest zijn als hij. Hij schepte er vreugde in zich onder armen en bedelaars te mengen, voor eeu dwaas gehouden en ais de slechtste der menschen behandeld (e worden. Andere Heiligen geloofden onwaardig te zijn de spijzen te genieten, welke zij nuttigden, de lucht, die zij inademden en de kleedcren, die zij droegen. Anderen beschouwden het als een dei-grootste wonderen der goddelijke
88
barmhartigheid, dat God hen op aarde duldde en hen niet neerstiet in den afgrond der hei. Anderen stonden verbaasd, dat men hen in deze wereld duldde en dat niet alle schepselen zamenspanden om hen van de aarde te verdelgen. Kindelijk alle Heiligen hebben een afschrik gehad van waardigheden loftuitingen en eerebewijzen en wij zien, dat zij wegens de groote verachting, die zij jegens zich zeiven beloonden, naar niets anders verlangden dan naar vernedering en versmading. Bezit gij meer wijsheid, hemelsche verlichtingen en heiligheid dan zij ? Waarom zoudt gij niet, overeenkomstig hun voor beeld, zeer gering worden in uw eigen oogen? Waarom zoudt gij
89
niet, geüjk zij al uw geluk stellen in het bezit der heilige nederigheid.
61. Om meer en meer in deze deugd vooruit te streven en u de vernedering gemeenzaam en aangenaam te maken zal het zeer nuttig zijn, u dikwerf eenigesmaadheden, eenige scherpe beleedigingen, die rnen u kan aandoen, voorden geest te stellen en dan innerlijk er u op toe te leggen om deze ondanks allen weerzin der natuur, aan te nemen als uitstekende gunstbewijzen, als zeker kenteeken van 's Hee-ren liefde jegens u en ais het waarachtig middel uwer heiligwording. Het kan zijn dat gij, alvorens het zoover te brengen, dikwerf een harden strijd zult hebben uit te staan; doch verlies den moed 6
90
niet, volhard met edelmoedigheid en houd den aanval vol, totdat uwe hoovaardigheid overwonnen zij en giju vastbesloten gevoelt om met vreugde alles uit liefde tot Jezus Christus te verdragen.
62. Laat er geen dag voorbijgaan zonder zelf u al de verwijtin-gen te doen, die uw grootste vijanden u zouden kunnen doen , minder om ze daardoor reeds bij voorbaat te verzachten als wel om u steeds in een nederig gevoel van minachting voor u zeiven te bewaren. Vooral dan , als gij in den storm van hevige bekoringen , op-veilingen van ongeduld en ontevredenheid over de wijze , waarop God u beproeft, in uw binnenste ontwaart, moet gij zeer gestreng
u zeiven wegens deze soort van verzet tegen God berispen. Verontwaardig u over u zeiven omdat gij nog zoo vol hoogmoed zijt; zug dan tot u zeiven : Hoe is 't mogelijk , dat een ellendig zondaar zich nog over deze kwellingen kan beklagen? Heb ik niet oneindig grooter kastijding verdiend? Weet gij dan niet, mijne ziel, dat de verachting en het lijden eigenlijk tot uw voedsel behooren , en een rijke aalmoes des Heeren zijn om u uit uwe ellende en behoefte op te beuren? Waarom ze dan niet met een dankbaar hart aangenomen ? Deze te verwerpen, o 't zou niet anders zijn dan het bewijs te leveren, dat gij ze niet waardig zijt; 't zou niet anders zijn dan een rijken schat
weg te werpen , die u misschien ontnomen zou worden om over te gaan in de handen van anderen , die er beter vrucht mede zouden doen. 1) De Heer wilde u verhellen lot den rang zijner gunstelingen en waarachtige leerlingen van Calvarie, en gij zoudt lafhartig genoeg zijn den strijd te ont-loopen ? Men kan niet gekroond worden zonder gestreden, geen loon ontvangen zonder de hitte van dlt;'n dag gedragen te hebben. Deze en dergelijke verwijtingen zullen uwen ijver nieuw vuur en leven schenken en u doordringen met de begeerte om, naar het voorbeeld des Zaligmakers , een leven te lei-
ij Matth. XV: iS.
93
den , dat rijk is aan smarten , vernederingen en versmadingen.
63. Welke kalmte gij ook le midden van verachting en beleo-digingen in u moogt ontwaren , houdt u evenwel verzekerd , dat de nederigheid in u nog niet gevestigd is of reeds gezegevierd heeft 5 want dikwerf is de hoogmoed slechts ingesluimerd ; bij de eerste beste gelegenheid zal hij ontwaken en op nieuw ongekende verwoestingen in uwe ziel aanrig-ten. Zijt ook in de beoefening van kennis en wetenschap in het vlugteu van eerambten, en in de liefdevoor vernederingen steeds op uwe hoede. Daardoor zult gij. na eenmaal dit rijke erfgoed tot uw eigendom gemaakt te hebben, u buiten gevaar
94
stellen het weder te verliezen; want om den kostbaren schat der nederigheid te behouden , moet jiij onophoudelijk voortgaan met u te vernederen.
64. Om u in het verkrijgen van deze gunst te helpen, moet gij de allerheiligste Maagd Maria als uw voorspreekster en beschermster kiezen. Zij, zooals de H. Ber-nardus zegt, heeft zich meer vernederd dan eenig ander schepsel; zij, de verhevenste van allen, heeft zich de geringste van allen gemaakt door de diepte harer vernedering. Door die bewondering-waardige gesteltenis heeft zij de volheid der genade op zich afgeroepen en zich waardig gemaakt om Gods moeder te worden. Zij
95
is tevens de moeder der barmhartigheid en der teederheid , die men nimmer te vergeefs aanroept, werp u met vertrouwen in hare moederarmen ; bezweer haar u te helpen eene deugd te verkrijgen , die zoo kostbaar was in hare oogen; en twijfel niet of zij zal in deze uwe belangen bepleiten; zij zal die deugd voor u vragen aan Hem, die de nederigen verheft en de hoog-moedigen beschaamt; en wijl zij bij haren zoon alles vermag, zal zij ongetwijfeld verhooring vinden. Neem tot Haar uwe toevlugt in al uwe bekommeringen , in al uwe behoefte, in al uwe bekoringen ; Zij zij uwe toevlugt, uw steun en troost. Doch de voornaamste gunst, die gij haar moet vragen, is
96
de heilige nederigheid ; blijf aanhouden met uwe smeekingen , totdat gij deze verkregen hebt en vrees niet haar lastig te vallen; zij bemint dat lastig aanhouden wijl het in het belang is van de zaligheid uwer ziel en u behage-gelijker moet maken in de oogen van haren goddelijken Zoon. Eindelijk om haar te eerder te overreden goedgunstig naar uwe smeeking te luisteren , moet gij haar zien te winnen door haar te wijzen op hare eigene nederigheid, die de bron was harer verheffing tot de waardigheid van Gods moeder, en door dat goddelijk moederschap , dat de onuitsprekelijke vrucht was van hare ootmoedigheid.
65. Wend u met hetzelfde
97
doel tot de Heiligen , die in deze uitstekende deugd meer hebben uitgeschitterd. Wend u bijvoorbeeld , tot den H. Aartsengel Michael, die de eerste was onder de nederigen gelijk Lucifer de eerste was onder de hoovaardigen; tot den H. Joannes den Dooper, die volgens de meening van den H. Gregorius, tot zulk een trap van heiligheid was verheven, dal hij voor den Messias werd gehouden, en die evenwel volgens de getuigenis der H. Schriftuur zulk een nederig gevoelen van zichzel-ven koesterde ; tot den H. Paulus den uitverkoren Apostel, die tot in den derden hemel was opgenomen , en na de geheimen der godheid gehoord te hebben, niets
98
anders dacht van zich zeiven, dan scl
de minste der Apostelen te zijn , vo
niet te verdienen dien naam te dra- afs
gen, ja zelfs, dat hij niets was; 1) en
aan den heiligen Paus, dien wij zoo lui
even noemden , die meer pogin- de
gen aanwendde om de verheven- zo
heid van de pauselijken zetel te na
ontvlugten dan de eerzuchtige K
beproeven om tot de hoogste eer- be
ambten te geraken; aan den il. nc
Alexis, die liever versmaad en df
veracht wilde worden door zijn i'1
eigen dienaren in zijn eigene wo- vl
ning, dan de onderscheiding en n;
voorkomendheid te ondervinden , h'
die hij zich konde verschaffen ; ann g' den H. Aloysius van Gonzaga , die
■«
99
in schoon heer van een aanzienlijk
i, vorstendom , met vreugde daarvan
a- afstand deed en aan een nederig
1) en verstorven leven, boven den
)o luister aller wereklsche grootheid,
ii- de voorkeur gaf, eindelijk aan
u- zoo vele andere Heiligen , wier
te namen wij in de jaarboeken der
;e Kerk vinden opgeteekend als aan
r- bevelingswaardig wegens hunne
i. nederigheid. Geloof mij, dat
n deze nederige dienaren van God
u in den hemel gaarne hun in-
i- vloed zullen willen gebruiken om
n navolgers van hunne deugden te hebben op aarde en u onder het
n getal van dezen op te nemen,
e 66 Eindelijk zult gij in het dikwerfnaderen tot de H. Sacramenten, der Kiecht en der H. Communie,
100
overvloedige hulp vinden om u in de beoefening der nederigheid te ondersteunen. Het eerste der twee Sacramenten, waarin wij aan een mensch gelijk wij zijn, onze geheimste en schandelijkste ellende openbaren , vergt de grootste daad van vernedering, die Jezus Christus in Zijne Kerkheeft voorgeschreven. De H. Communie , waarin wij zelfstandig en wezenlijk een God ontvangen , die mensch werd en zich uit liefde tot ons als vernietigde, is eene wonderbare leerschool der nederigheid en een al-lerkrachligs middel om ons die deugd te verwerven. Kunt gij er aan twijfelen, dat Hij 11 di^ be-wonderingswaardige deugd zal me-dedeelcn , wanneer zijn allerhei-
101
ligste Hart, dat zachtzinnige en nederige Hart, die brandende oven van liefdeen welwillendheid, op zekere wijze in uw hart rust en gij Hem deze genade met al het vuur uwer begeerten afsmeekt? Nader tot dit aanbiddelijk Sacrament zoo dikwerf als het u veroorloofd wordt; nader met die heilige gesteltenissen, die het van u eischt, en dan zult gij daarin het geheimzinnig manna vinden , dat slechts gegeven wordt aan hen, die er met inspanning naar zoeken.
67. Draag daarenboven zcrg, u niet te laten ontmoedigen door de moeijelijkheden, die gij ondervindt inde oefeningen, wier nut gij voor u nu eenmaal hebt ingezien, of door den strijd , die gij in u zeiven be-
7
102
speurt. Wacht u wel te herhalen , wat de lafhartige leerlingen zeiden ; „die leer, is te streng; dat woord is te hard en wie kan het hoeren en in beoefeningbrengsnl)? Want voorwaar, ik zeg het n , do bitterheden , die gij in den beginne zult ondervinden, zullen weldra in zoetheden en onuitsprekelijke vertroostingen veranderen. Eene heilige volharding in deze oefeningen zullen u verlossen van duizend zielsangsten en u in dien toestand van rust en vrede verplaatsen, waarin de ziel dat gelukkig zaligend genot, begint te smaken , dat haar in de eeuwigheid bereid is; doch zijt gij daarentegen lafhartig genoeg
l) Joan VI: 6 i.
103
om de middelen, dieu ter ware nederigheid noodzakelijk zijn, te verwerpen, dan zult gij steeds leven in kommer, overladen met ellende en ongerustheden , ondragelijk voor u zei ven en misschien ook voor anderen; en ten laatste groot gevaar loopen uwe zaligheid te verliezen. Ten minste is het zeker, dat de deur der volmaaktheid voor u gesloten zal blijven want het staat vast, dat men haar slechtsdoorde nederigheid kan bin nengaan. Ontsteek u dan dan met een heiligen ijver; moge niets in staat zijn u den moed te ontrooven. Verhel' uwe oogen ten hemel en beschouw Jesus Christus , die beladen met zijn kruis, u den weg aanwijst der nederigheid en
104
des gedulds, die door zooveel heiligen , thans met Hem heerschend in den hemel, bewandeld is. Hij noodigt u uit, Hij dwingt u in zijne voetstappen en in die der getrouwe navolgers zijner deugden te treden. Zie eens hoe de heilige Engelen , vol verlangen u eenmaal zalig te zien, u bezweren den zelfden weg te volgen , wijl hij de eenig veilige is, die alleen u ten hemel geleidt om daar de plaats in te nemen, die de oproerige geesten door hunne hoovaardigheid hebben verloren. Beschouw eindelijk hoe geheel de schare van heiligen , u toeroept, dat zij door niets anders dan door lijden en vernedering gekomen zijn tot de onmetelijke glorie, welke zij thans genisten.
105
Nu reeds nemen zij deel en juichen zij in de eerste begeerten, die gij voor de deugd ontwaart en zij bezweren u die begeerten in uw hart niet uit te dooven of te laten kwijnen. Wapen u dan met kracht en moed om zonder uitstel het groote werk te beginnen. Roep u de heilige verbindte-nissen in het geheugen , die u aan het Christendom hechten en wacht uaan de heiligste beloften,Gode gegeven, ontrouw te worden. Want ten laatste lijdt het rijk der hemelen geweld en het uitdrukkelijke woord des Zaligmakers luidt: „Slechts zij, die zich inspanning getroosten zullen het veroveren 1). Geluk-
1) Mauh. XI: 12.
106
kig , duizendwerf gelukkig zijt gij, indien gij dil gevoelen omhelzend, vóór alles u toelegt op de nederigheid om de verheffing en glorie in de eeuwigheid te verdienen.
68. Bij het gezegde zal ik dit nog ten slotte voegen : Onze goddelijke Meester beval zijnen leerlingen zich nutteloozè dienstknechten te hecten 1) , ook dan als zij alles zouden gedaan hebben wat hun geboden was. Eveneens moet gij na al deze onderrigtingen met de grootste getrouwheid beoefend en toegepast te hebben niet nalaten hetzelfde van u te zeggen : ik ben een onnut dienstknecht. Geloof vastelijk, dat gij na u eenmaal
1) Lucas XVTT: 10.
107
de kostbare deugd der nederigheid eigen gemaakt te hebben, dit niet aan uw eigen arbeid of aan uwe verdiensten zult mogen wijten maar alleenlijk aan degeheele onverdiende goedheid en aan de oneindige barmhartigheid des Heeren; zijt ifem dankbaar tot aan uwen laat-sten snik voor zoo groot eene weldaad, met al de teederheid en opregtheid des harten, die u mogelijk is; eindelijk smeek Hem eiken dag u te helpen dien schatte bewaren lot op die laatste stonde, waarin uwe ziel, vrij van alle banden, zal kunnen heenvliegen in de armen van haren Schepper om daar le genieten de glorie den nederige voor eeuwig weggelegd.
DE BEKNOPTE LEER
OVEK
VAN DEN' EEHWAARÜIGEN
JOANNES RUSBROCHE.
Kau Reg. van de Orde vau den H Augustinus.
Onder de verschillende middelen , die men kan gebruiken om zich de liefde, die verhevene en goddelijke deugd , door den Apostel de voltooijing der wel genoemd, ten eigendom te maken , ken ik geen korter en zekerder dan de
109
nederigheid. En zij is de eenige weg om tot dien waren en degelijken vrede te geraken, dien onze godde-lijkeZaligmakeraan zijne leerlingen beloofde toen Hij zeide: Leert van mij, wijl ik zachtmoedig en nederig van harte ben , en gij zult de rust uwer zielen vinden. Inderdaad, de nederigheid , en zij alleen, heeft dien grooten schat, die zeldzame en kostbare gave tot geleide, waardoor alle droefheid des harten , alle smart en onrust des geestes ten eenemale verbannen wordt; en nooit heeft iemand eene smart of tegenspoed met onrust, wrevel cn ongeduld geleden of het was wijl het hem aan waarachtige ootmoedigheid ontbrak; de hoogmoed is het, waaraan alle kwaad zijn
110
geboorte heeft te danken. Ware Lucifer nederig geweest, hij zoude nimmer een duivei zijn geworden ; de eenige oorzaak van zijn val was de trots en de verwaandheid des geestes. Daarentegen is de Koningin der Maagden de verhe-venste en heerlijkste der schepselen geworden, omdat zij de nederigste was. Indien er thans iemand op aarde ware , die eene nederigheid bezat gelijkend aan die van Maria , zoo iemand zoude nooit een zonde deen , omdat de genade van God in hem zoude uitwerken wat zij zoude willen. Dit bragt de H. Augustinatot het gezegde : Indien men mij de vraag stelde, wie van alle menschen de beste regter zoude wezen, ik zoude hem antwoorden,
fie nederige; en als men mij honderd malen dezelfde vraag zoude herhalen , zou ik telkens een zelfde antwoord geven.quot; Bijgevolg zal het zeer nuttig zijn wel te onderzoeken, welke de gewaarwordingen, de beginselen en de handel-wijzezijn van hem, die in waarheid de deugd van nederigheid bezit. Allereerst met zich zelf beginnend erkent hij zijn eigen nietigheid en hoezeer hij niets waardig, verachtelijk en onvermogend is ; altijd zweeft het hem voor den geest hoe hij dooi' zijne zonden zich alle genade en eiken bijstand onwaardig heeft gemaakt en daarentegen alle straffen en kwellingen, die hem van God of van de menschea kunnen overkomen, verdiend heeft. Hij
112
erkent, dal hij wegens het misbruik door hem van zijn bestaan gemaakt, verdiend hoeft, dat dit bestaan hem doorGod ontnomen ware geworden; en wij! Godseindclooze goedheid evenwei niet ophoudt hem in het leven te sparen, ja niet ophoudt zijn wezen steeds ten goede te vormen , hij ook niet mag ophouden Hem de nederigste bewijzen van dankbaarheid voor zulk een groote weldaad te schen ken. Al wat hij van de hemel aan deugd talenten en genade ontving, erkent hij opregt nooit verdiend te hebben en in die overtuiging doet hij niet anders dan ze wederom aan God offeren met al de goederen, die hein ais een uitvloeisel der zuiverste barmhartig-
113
heid werden geschonken. Hij verheft zich niet op eenig natuurlijk of bovennatuurlijk voorregt; dat wil zéggen hij gaat niet groot op wetenschap, op verstand, op sterkte, op schoonheid of rijkdommen of op eenig andere volmaaktheid ; maar onwrikbaar blijft hij staan bij de overtuiging van zijne onwaardigheid en van zijne afhankelijkheid van den wil Gods in alies, wat hij bezi';, in alies wat hij is. Welnu, ik zeg dan . dat God in zulk een mensch geen enkel beletsel vindt noch legen de gaven , waarmede Hij zijne ziel wil verrijken , noch tegen de plannen , die Hij door hem wil volvoeren ; dat Hij hem aldus gemakkelijk tot den hoogsten trap van volmaaktheid geleidt om-
114
dat Hij, zoo dikwerf Hij in of door hem wil liandelen , zijn hart van alles ontdaan en bereid vindt zijne goddelijke inspraken op te nemen,
te gehoorzamen aan al zijne wenken
on een geschikt werktuig to zijn om met het doe! der genade mede te werken. Overigens welke plaats deze nederige Christen ook mogen innemen toch komt hij er tond vooruit ze niet le verdienen ; want aar. zich zeiven schrijft hij niets anders toe, dan wat hij van zich zeiven heeft, vele fouten en gebreken en wat hij ook doe', om zich gering te maken en te vernederen , hij gelooft evenwel, met het oog op zijne onwaardigheid , nog niets gedaan te hebben. In den omgang met anderen neemt
115
hij voor zich altijd het slechtste en verachtelijkste,datgene,wat anderen niet willen. Wel verre van te denken, dat anderen te weinig of te onbeduidend voor hem overlaten, acht hij integendeel zichzelve ook voor dit nog onwaardig. Hij leeft zonder onrust, zonder klagt of gemor want van deneenen kant ziet hij alle kwalen, die hem overkomen, aan als hem door God toegezonden en hij weet hoe hij ze uit de handen van zulk een teeder weldoener moet aannemen ; van den anderen kant is hij overtuigd, dat alle schepselen het regt hebben hem kwalijk te bejegenen wegens de beleedigingen , waaraan hij zich jegens hun Schepper höeft schuldig gemaakt. Daarom denkt hij
116
er niet aan om zich overeenige be-ieedisins of eenig onregt te beklagen. Mogt men ook al zijne plannen in duigen werpen, mogt men hem met schande wegzenden en op onwaardige wijze mishandelen , hij zal nog niet kunnen gelooven, dat hem onregt geschiedt, noch daarom iemand laken ol' daarover eenigen wrok in zijn hart bewaren; hij zou zelfs zonder eenige wraakzucht den dood ondergaan , altijd overtuigd dat alles . wat hem overkomt, beschikt wordt door de bedoelingen des Heeren, en voornamelijk zijn eigen voordeel beoogt. De geestelijke mensch , die een vasten voetheoft gekregen op den dougde-lijken grondslag der nederigheid , moet om steeds toe te nemen in
117
de deugd der liefde , waardoor men God uit al zijn krachten en om Hem zeiven alleen bemint, met de grootste zorg waken over alles, wat in zijn binnenste omgaat; moet naauwlettend luisteren naar hetgeen deHeer in zij n hart spreekt, hij moet zich ontdoen van alle overtollige bezigheden ; hij moet alle overeiling vermijden en in de vereeniging met God berusten. Zoo moet hij de allerzoetste en aangenaamste tegenwoordigheid van God genieten , en zich nooit door de zaken, die buiten hem zijn, noodeloos verstrooijen; hij zij eenvoudig , zachtzinnig en zooveel mogelijk geheel hemels in zijn gesprekken en manieren ; hij neme alles aan uit de hand \an God; hij
118
love Hem in alles, bedanke her» voortdurend voor zijne weldaden en diene Hem met geen ander oogmerk dan om Hem te behagen; hij overwege van den eenen kant de oneindige voortreffelijkheid, en de buitengewoon groote goedheid van Gods aanbiddelijk wezen en van den anderen kanl zijn eigen nietigheid en onvolmaaktheden zonder einde. Na die overweging moet hij, door verbazing getroffen, niet ophouden deonmetelijke liefde van dien goddelijken weldoener te bewonderen en deze met zijne ondankbaarheid en ongetromvhe-den vergelijkende, zich geheel met schaamte doordringen Daarenboven wantrouwe hij zijn eigen oordeel en vvachte zich met de
119
grootste zorg voor alle ijdel zelfbehagen , hij schrijve niets aan zich zeiven toe dan hetgeen hij uit zich zeiven heeft namelijk bederf en ellende. Hij s treve onophoudelijk naar een nieuw en volmaakt leven en brenge geen enkelen dag door zonder nieuwe pogingen te beproeven om in de deugd voortgang te maken, niet met het doel alleen om in het geestelijke leven een verhevener trap te beklimmen , maar om steeds naauwer en naauwer met God vereenigd te worden en op volmaaktere wijze zijn heiligen wil te vervullen. Hij zegge weinig en zij uiterst bescheiden in zijne gesprekken : wel verre van te verlangen, dat men hem toejuiche, wen-sche hij integendeel slechts veracht
120
Je worden door een ieder. Hij ver-lieze nimmer een enke! oogenblik wijl aile üogenblikken zijns levens Gode gewijd moeten zijn. Hij hebbe zooveel zorg voor zijn inwendig en uitwendig gedrag, dat hij nooit het bewustzijn vanGodstegenwoordig-heid verlieze en een ieder, die hem ziel, aangespoord worde om zijn eigen leven te verbeteren. Wanneer hij zich genoodzaakt ziet om zich door vele zaken te verstrooijen of zich met vele zaken in te laten, blijve hij evenwel steeds ingekeerd in zich zeiven ; hij sterve zoo zeer der schepselen en zich zeiven af, dat hij in zekeren zin onverschillig worde voor alle schepselen en op-houde een eigen wil te hebben. Hij vermijde zooveel mogelijk het
121
gezelschap en den omgang der men-schen, ten minste wat de verkleefdheid of de gedachten daaraan betreft, en brenge elk gevoel tot zwijgen,jage elke beeldtenis uit zijnen geest, die hem tot de aarde zoude trekken. Hij vestige dikwei f zijne oogen np het leven en de daden van Jesus Christus onzen Heer als op een zuiveren en helderen spiegel, en onderzoeke cf hij op dat goddelijk voorbeeld eenigzins gelijkt. Hij aanschouwe aanhoudend het begin en de bron, waaraan hij zijn oorsprong heeft te danken en stelt alle pogingen in het werk om daarheen terug te keeren. Eindelijk ernstig overwegend , wat en waar hij is, van waar hij gekomen, waartoe
122
hij vervallen is, waarheen hij weldra zal geroepen worden ; wat hij gedaan en waarom en hoe hij dit gedaan heeft, om met moed in de beoefening van ai het goede, wat in het bereik zijner krachten ligt, te volharden. Ziedaar den weg der volmaaktheid en der ware heiligheid wijl deze de weg der volmaaktste liefdeis. Daarenboven is hij de zekere weg, die ons op deze wereld reeds tot waargeluk geleidt.
GEDACHTEN
OVER
GETROKKEN UIT DE SCHRIFTEN VAN VERSCHILLENDE SCHRIJVERS OVER HET GEESTELIJK LEVEN.
Wanneer gij geacht of geprezen wordt, vereenig dan uwen geest met de verachting , de bespotting en belecdigingen , die de Zoon van God heeft geleden. Voorzeker een nederige en waarlijk vernederde geest gedraagt zich, zoowel le mid-
124
den van eerbetooning als van versmading, gelijk eene bij, die hare honig zoekt uil de dauw, hetzij deze op den alsem of wel op de roos nedervalt.
II. Vincent, van Patd.
Wij moeten ons den toestand voor oogen stellen van iemand,over wien het vonnis des doods is uitgesproken , die aan bewakers en geregtsdienaren is overgeleverd, wien het koord om den hals gelegd en de handen gebonden zijn; wien men op een kar naar de regt-plaats sleept en wien ai het volk, in de straten aan beide zijden geschaard , opneemt; wien niemand zonder afschuw zou durven naderen en die weldra als een schuldig slagtoffer der openlijke geregtig-
heid zal sneven. Welkeeene verach-ting moet zoo iemand niet voor zich zei ven ontwaren? Over welke versmading, over welk blijk van verontwaardiging des volks, over welke strenge en ruwe behandeling zou hij zich kunnen beklagen? Onder al die toeschouwers ziet hij er niet een , hoe laag gezonken en ellendig ook, die niet verre boven hem verheven is.
Wij moeten ons in den geest in de plaats van dien mensch stellen en ons dezelfde verachting der menschen , ja grootere nog van de Engelen en van God waardig keuren.
Pater A me lotte.
Wil men goud of diamanten vinden, dan moet men eerst in
126
de diepe en vreeswekkende groeve afdalen, langen tijd in de duisternis der mijnen verwijlen en zich vele vermoeijenissen getroosten. Zoo ook moet men om de nederigheid , om dien schat, die voor onze ziel duizendmaal meer waarde heeft dan alle rijkdommen der wereld , magtig te worden, zich in de diepte der vernederingen aflaten en zich langen tijd voor de oogen der menschen verborgen houden.
Laten wij ons dus niet laten ter neder slaan door de vele inspanningen, die wij ons moeten getroosten noch door de kwellingen, die wij moeten verduren om deze deugd te verkrijgen.
Segneri.
127
Wij behoeven niet te vreezen, dat het bewustzijn van hetgeen God ons heeft geschonken ons hoovaardig zal maken, mits wij slechts de waarheid in het geheugen houden , dat al het goede , wat er in ons is, niet van ons voortkomt. Helaas, blijft de muilezel niet een traag en lomp lastdier ofschoon hij ook met de kostbare en welriekende meubelen van een vorst is beladen ?
11 Franc, van Sales.
Zoolang een landman in zijn dorp verblijf houdt, kent hij zijn geringheid slechts op onvolmaakte wijze ; maar toon hem de rijke paleizen der steden, een prachtig hof, dan erkent hij al de armoede,
128
welke er in zijn dorp lieerscht en kan hij, bij het zien van zooveel weelde, hetgezigt zijner armeklee-ding niet meer verdragen.
Insgelijks zien wij onze eigene afzigtelijkheid en nietigheid dan eerst geheel, ais wij ze met de schoonheiden oneindige grootheid van God vergelijken.
Fenelon.
Waaraan schrijft gij de vruchten toe, die gij aan een boom bewondert? Aan den tak , waaraan zij hangen of aan den stam , waarvan zij voortkomen ?
Dat geldt ook van uwe ber.te daden; door u het leven te schenken en het te behouden, door u zijne genade mede te deelen, brengt God in u zijne werken voort doch
129
deze zijn veel meer zijn dan uw eigendom.
Segneri.
Hoe rijker men is, des te mefr moet men vreezen zijne bezittingen te verliezen. Hoe meer deugden . konnissen en verdiensten men in de oogen van God heeft verworven, des te meer moet men bevreesd zijn alles te verliezen door het verlies van zijne genade, des te meer moet men bijgevolg Mem beminnen en de nederigheid beoefenen.
Segneri.
Du verachting van zichzelven en de liefde tot God schenken de ziel vleugelen.
En als men opvliegt ten hemel,
130
heeft men de aarde als standpunt niet noodig.
Lenoir.
De nederigheid moet toch wel een zeer schoone deugd zijn , wijl de hoogmoed zelve zich er mede tooitomnietbespottelijk teschijnen.
Daarentegen moet de hoovaar-digheid uit haar aard wel iets zeer afschuwelijks zijn, wijl zij genoodzaakt wordt een masker te gebruiken, wanneer zij zich vertoont.
II. Bern ar dus.
De nederigheid beheerscht op zekere wijze het hart van God; zij verheft den mensch hemelhoog; zij opent hem do schatkamer van Gods barmhartigheden, zij leidt
131
hem binnen in zijne vriendschap en in het wonderbaar licht der waarheden, die Hij verkondigt; ziedaar, zoo vele verzekeringen, die de H. Geest ons geeft.
De nederigheid is, om zoo te zeggen, de geliefkoosde deugd; de allesbeheerschende deugd van den God-mensch Jesus Christus, o ne-deriijheid, o deuyd van Christus ! roept de H. Bernardus uit; door zijn verhevenheid staat JesusChris-tus boven Engelen en rnenschen en door zijn nederigheid heeft Hij zich beneden allen gesteld.
„Lerrt van mij , zoo zegt hij lot ons , wijl He nederig van geest en harte ben. Dat is de grondregel door Hem zeiven gesteld en door zijne voorbeelden sinds zijne ge-
132
boorte uit eene maagd tot aan zijne kruisdood bevestigd; een grondregel, waarin Hij kort en beknopt zijn Evangelie heeft zaarn-gevat; een grondregel, waarin alle schatten van goddelijke wijsheid, die Hij zelf bevat, liggen opgesloten. Na een verborgen leven van dertig jaren komt een God-mensch ons toeroepen : Menschen, ach ! wil miskend, vergeten , als nietelingen behandeld worden. Te meer zult gij zijn in de oogen van Gort, naarmate gij minder zijt in uwe eigen oogen. Zich wel Ie kennen en naar waarde te minachten, dat is inderdaad de heilzaamste en verhevenste wetenschap, die de mensch vermag aan te keren ; van zich zeiven niet de minste
133
goede gedachte te hebben , maar zeer veel achting voor anderen te gevoelen, ziedaar, waarin de christelijke wijsheid bestaat.
Fat: St. Jure.
Weinig te weten maar tevens de nederigheid bezitten,is veel meer waard dan schatten van kennis te hebben en ijdel zelfbehagen te zoeken. Het is voor n van veel meer belang weinig te hebben dan een overvloed te bezitten, die utot hoogmoed vervoert
Waan niet iets waardig te zijn om bet een of ander goede, wat gij ver-rigt mogt hebben. Gij zijt eigenlijk slechts een zondaar onderworpen aan vele hartstogten, wier slaaf gij zijt; wat u zeiven betreft, neigt
134
gij steeds tot het niet. Eene nietigheid doel u vallen, overwint u, werpt u der onrust en traagheid of verslapping in de armen; gij hebt niets, waarop gij u kunt beroemen, doch talrijke redenen hebt gij om u zeiven te verachten , wijl gij veel zwakker zijt dan gij in staat zijt te beseflen.
Thom. a Kempis.
De nederigheid jaagt den duivel op de vlugt en bewaart in ons de gaven des H. Geestes; en daarom hebben alle Heiligen en wel bijzonder de koning der Heiligen en zijne moeder altijd deze achtingswaardige deugd , meer dan eenig ander der zedelijke deugden, lief gehad.
De ware nederigheid neemt niet
135
den schijn aan van het te zijn en spreekt slechts zelden over de nederigheid ; want de ootmoedigheid wenscht niet slechls de andere deugden maar voornamelijk ook zich zelve verborgen te houden; en indien het haar geoorloofd ware te liegen , te veinzen of den naaste ergernis te geven, dan zou zij verwaand en trotsch handelen om toch maar op deze wijze zich voor het oog der menschen te verschuilen en onbekend te leven.
H. Franc, van Sales.
De nederigheid is altijd de grondslag der heiligheid geweest en de trotsche zucht naar verheffing heeft zich in den hemel geen verblijf kunnen vestigen.
3. Cyprianus.
136
Hij die er naar streeft zonder de nederigheid , vele deugden te verzamelen, gelijkt op iemand, die stuifzand blootstelt aan de kracht der winden.
Welke goede werken wij ook verrigten, zij geiden zoo veel als niets, bijaldien zij met vergezeld gaan van de nederigheid.
II. Gragrorius.
Wanneer eene ziel liet zoo ver gebragt heeft, dat zij te midden van vernederingen, van verachting en verlatenheid evenwel aan de genade getrouw blijft, dan verkeert zij als in een paradijs, in een vrede en rust, die alle gevoel te boven gaat en door geen schepse 1 der wereld verstoord kan worden.
137
Moet hij een keuze doen , hij zal zich met de geringste en werkzaamste verrigtingen tevreden stellen.
Niels maakt ons zoo verachtelijk als de vrees van veracht te worden. Er is in de minachting van anderen geen kwaad gelegen tenzij mijne weigering om ze te lijden.
Moge ik ook mijzelven vernederen toch is mijn ootmoed slechts een schijnsel der nederigheid, zoolang ik niet met een bereidvaardig hart vernederd wil worden door anderen.
Groote nederigheid lijdt gaarne groote verachting; kleine nederigheid lijdt gaarne kleine versmading.
Wanneer ik dus niet de kleinste 9
138
versmading kan verdragen, dan heb ik ook niet eens den eersten graad der nederigiieid bereikt en hoe minder ik de nederigheid bezit des te meer heerscht ook de hoogmoed in mijn binnenste.
Ik zal slechts zoovee! vooruitgaan op den weg der volmaaktheid , alsikgedoogen zal vernederd te worden.
De onschuld , de eenvoudigheid en opregtheiii der kinderen maken het begrip uit der nederigheid, die wij in .lesns en zijne Heiligen bewonderen.
Die langs omwegen zijn doel zoekt te bereiken, is niet kinderlijk.
Die zicii niet weet te schikken naar het gevoelen en de neiging van anderen, is evenmin kinderlijk.
!39
Die ligt geraakt is over kleine 'gt;naan;renaamheden en onophoude lijk spreekt over ideine miskenningen , verwijder! zich van Jesus Christus zooverre, als hij van d.-eenvoudigheid der kinderen verwijderd blijft.
Paté?' Hubj/.
Een God , die zich bijna vernietigt, een God-mensch nederig * an harte en die niet anders dan vernedering zoekt — dat is voorwaar een goddelijk wonder. Ik geschapen uit niet, ik die stof en asch ben ; ik, die door mijne zonden lager sta dan de duivel, ik, hoovaardig — dat is voorwaar een iuivelsch wonder gelijk een heilig leeraar zegt.
140
Zal dat wonder van verblinding mijns geestes en van bedorvenheid mijns harten altijd blijven voortbestaan ? O neen, Heer, waarin ik u het eerst wensch na te volgen, dat zal de nederigheid uws harten zijn; de tweede deugd zal nogmaals de nederigheid en «le derde deugd zal andermaal de nederigheid zijn , want zij is de sleutel der kostbaarste schatten, zij is de wortel van alle andere deugden. Ik wil U moeken, o mijn Jesus, daar, waar gij waarlijk zijl, in vernedering. Daar wil ik leven en sterven met 1.'.
De pligten , die de nederigheid en de liefde opleggen , zijn de beste omdat de nederigheid in ons den vrede en de rust en do gave Gods
141
bewaart, en de liefde ons belangstelling inboezemt voorden naaste.
Laat ons nederig , geduldig, verstorven en niet God vereenigd zijn Hij zal onzen arbeid zegenen; van welken zegen Gods alleen de goede uitslag afhangt, zonder welken zegen onze geestesgaven en al onze pogingen niets beteeke-nen.
Wij vormen ons van de nederigheid gewoonlijk een valsch begrip , wijl wij haar als iets ver-lagends voor ons beschouwen. De nederigheid doet juist het tegenovergestelde, want wijl zij ons tot de ware kennis van ons zeiven brengt, en zij zelve de zuivere waarheid is, geleidt zij ons tol God en schenkt zij ons bijgevolg
142
die ware grootheid , die wij buiten God te vergeefs zoeken
üe nederigheid verlaagt ons niet 'enzij alleen in de achting der menschen, welke achting niets is ; doch zij doel ons stijgen in de hoogachting van God, waarin onze ware glorie bestaat.
Wij moeten in de ontmoetingen, die der naluur zoo pijnlijk aandoen wel in het oog houden, dat als de menschen ons veracht, bespot en versmaad zien, God ons te gelij kertijd als zeer verheven beschouwt door diezelfde zaken, die ous in de oogen der menschen verlagen; Jesus Christu.; schept er behagen in, ons gekleed te zien met dezelfde iiverei die Hij heeft gedragen, eene t-er, die de engelen ons benijden.
143
üe menscli, die inderdaad nederig is moet zich gedragen als een klein kind , als een openbare slaaf, als een bekend gemaakte indringer ; dat wil zeggen, hij muet wandelen met de eenvoudigheid van een kind , van een ieder afhankelijk /.ijn als een dienstknecht, zich zeiven beschamen als »;cn indringer, wiens bedriegerijen ontdekt en overtuigend bewezen zijn.
!)e nederigheid en het geduld zijn , om zoo te zeggen , de schouderen der liefde, wijl deze de lasten van beiden draagt.
Fat Lidlemani, S. J.
Jesus Christus heeft gezegd: Leer! mm mij zachttnoediy en ne dm kj van harte te zijn. Al die
144
woorden zijn voor den juisten inhoud van het gebod noodzakelijk. Gij moet leeren , want de mensch, aan zich zeiven overgelaten , zal nooit nederig worden; de hoo-vaardigheid heeft hein ten verderve gevoerd. Gij moet leeren van Jesvs Christus ; geen ander leermeester kan ons zulk een verhevene deugd onderwijzen en, wat meer is, geen ander leermeester kan ons dekrach ten geven om haar te beoefenen. Gij moet leeren zachtmoedig te zijn , zonder zachtmoedigheid immers bestaat er geene nederigheid. De opvliegendheid van karakter leid!, tot hoogmoed of is daarvan het noodzakelijk gevolg. Men kan zachtmoedig zijn zonder nederig te wezen doch nooit is iemand nede-
145
rig of hi] is tevens zachtmoedig. Eindelijk moet gij leeren nederig van liurle 'e zijn: in het hart na melijk moet de nederigheid zetelen,-In het hart moet de overtuiging , dat wij niets zijn, het verlangen om als zoodanig gekend en beschouwd te worden, gevestigd wezen.
O, wat al verhevens ligt er in deze deugd opgesloten I Hij die aan (irod vraagt om onjekend of ver-itc/if te zijn , is reeds verre in de kennis der nederigheid gevorderd, doch hij, die eenvoudig vraagt om rerach/ le worden heeft nog een hoogeren trap bereikt. Men neemt er vrede meê ongekend te zijn , /.oovelen toch zijn ongekend of wegens hun stand of omdat zij er van houden ! maar gekend zijn en
146
dan veracht, gelasterd , beleedigd te worden gelijk Jesus Christus en na Hem zijne Apostelen ; van harte tevreden zijn met zijne vernederingen, God daarvoor danken en de genoegens van zulk een toestand met genot waarderen, ziedaar het toppunt der deugd.
Pat. Berthier, S. J
Ziende, dat de achting der menschen niets tot mijne zaligheid afdoet; dat alles , wat ik zou kunnen doen om iets te schijnen of hel aanzien der menschen te winnen, slechts dienen kan tot mijne kwelling en spijt in het uur des doods; ziende , dat ik na dei-wereld vaarwel gezegd te hebben, de minachting der menschen niet
147
meer heb te duchten; dat God mij uimmergrootegenade zal verleenen als ik niet zeer nederig ben; eindelijk, dat ik, wanneer de dood cnij komt verrassen met hoovaardigheid in hot hart, behandeld zal worden als een dief, wien men met het ge-slolene, in zijne handen betrapt; den ziil ik er mij op toeleggen om mij in de nederigheid te vervolmaken en mij met weinig tevreden te stellen Daarom neem ik mij voor gedurende meerdere Jaren mijn bijzonder onderzoek aan de nederigheid en de minachting jegens mijn ligchaam en aan mijne gemakzucht te wijden.
Pat. Ricoleuc.
Jesus Christus is den menschen
148
de nederigheid komen leeren, en Hij heeft haar door zijn voorbeeld een zekere wijding moeten schenken. Deze deugdisdemoeijeJijkste van alle deugden; er was een God-mensch noodig om ons hare mo gelijkheid te toonen. Elk ander, die niel God en mensch tevens was, zoude in de onderneming niet geslaagd zijn. En nadat Jesus Christus ons daarvan een voorbeeld heeft gegeven , is deze deugd nog zeldzaam; evenwel bestaat zij; alle Heiligen zijn nederig geweest, zonder dat zouden zij niet heilig zijn geworden. Ziedaar de zegepraal, die Jesus Christus doorzijn nederigheid behaald heeft, wel te verstaan, duizende menschen, die het zooverre bragten, dat zij ook
149
nederig werden. De ongewijde geschiedenis levert ons daarvan geen enkei voorbeeld; de gewijde geschiedenis daarentegen teekent geen ander dan nederige menschen in hare jaarboeken op.
Welke lessen , o God . geeft gij dengenen, die u navolgen en in hen aan alle toekomende geslachten ! Gij begint uwe prediking met den menschen de deur des heils to bpenen en alle wegen, die gij hun voorschrijft om daartoe te geraken, eiichen om wel bewandeld te worden allereerst de. liefde en de beoefening der nederigheid : „Zalig de armen van geest! Zalig de zachtmoediyen en vredelievende»! Zalig zij , die barniliar/igheid he-wijzen ! Zalig zij, die vervol-
150
yiiKj lijden Ie wille der dcm/d ! Za-lig zij die kei mikpunt zijn van den l umadsprolcer! enz. Telkens herhaalt Gij, dal hij, die zich vernedert, verheven zal worden: dat men aalmoezen geven, dat men goede werken moet doen zonder praal of vertooning; dat men, om te bidden, zich moet afzonderen en zijne verlangens voorden hemelschen Vader in de eenzaamheid moet bloot leggen; dal men moet vasten zonder zelfs een verstorven uiterlijk aan te nemen, waardoor men zijne werken van boetvaardigheid verraadt; dal men in plaats van de onvolmaaktheden van anderen te gispen , denken moet aan zijne eigene gebreken en zich veel schuldiger moet gelooven dan zij, wier daden men geneigd is
151
te veroordeelen ; dat trien, uitge-noodigd tot gezelschappen er aan lienke. de laagste plaats te kiezen. Gij wascht de voeten uwei-Apostelen en Gij gebiedt hun elkander wederkeerig den zelfden dienst te bewijzen. Gij leert hun, dat Gij niet gekomen zijt om gediend te worden , maar om aan anderen diensten te bewijzen, enz.
Tot op heden heb ik niet begrepen, hoeveel omvattend deze uitspraak van den Apostel is: .Jeans Chrislun haefi zich vernaderd ye-hoorzaam wordend tol den dood, Ja tol den dood des kruizes; daarom juist heeft God Hem var heven en Hem een naam gegeven verheven boven (die namen, opdat alles, wat m den hemel op aarde en on-
152
der de aarde is, bij den naam ran Jesus de knie buüje. Zonder die vernederingen, mijn Zaligmaker, zoudt Gij dus niet in het bezit van zulk een glorie zijn gekomen. Waart Gij onder ons opgetreden met den praal eens konings, dan zoudet Gij niet den verheven naam van Zaligmaker hebben verworven; dan zoudt Gij beantwoord hebben aan de verwachtingen der vleeschelijk gezinde joden, die zich een Messias beloofden, rijk aan roem en overwinningen, wijl zij de nederigheid niet kenden , wijl zij de voorspeilingen niet begrepen, waarin een koning werd aangekon dlgd gekroond met de nederigheid, wiens rijk op nederigheid gegrondvest zoude zijn, wiens wetgeving
133
de nederigheid tot hoofdbeginsel zoude hebben, wiens volk bestaan zoude uit onderdanen die slechts door de banden der nederigheid aan hun meesteren onderlingaan elkander zouden verbonden zijn ! O nederigheid. die de grootheid uitmaakt van mijn aanvoerder Jesus Christus en van al zijne leerlingen, de ware Christenen, die mijne vrienden en broeders zijn, wanneer zal ik wijs genoeg zijn om u te kennen, verstandig genoeg om u te waarderen, edelmoedig genoeg om u te beoefenen!
F Berthier.
Bemoedigende en leerrijke Zanienspraleü
TUSSOHEN
JESüS CHRISTUS
EN DEK
BEMINNAAR VAN ZIJN NEDERIG EN ZACHTMOEDIG HART.
1. Jesus. Niet bladeren mijn kind, maar vruchten zocht ik aan den vijgeboom, doch toen ik geenc vruchten vond , vloekte ik dien boom en hij verdorde.
Dat strekke u tol leering, mijn kind, want om uwentwille is dal
155
geschied en geschreven , opdat «ij weten zoudt, dat ik niet met een schijnsel van deugd , niet met hel uiterlijk tevreden ben , niüar iets degelijks , iets wezenlijks , een innerlijke deugd van u eisch.
Zeg mij, zoudeik belugen scheppen in een gepleisterd graf, bij al-dien ik, na de pleistering weggenomen te hebben , slechts doode en verteerde beenderen daarin vind?
O mijn kind, bepaal u niet bij do uiterlijke reiniging van uw vaatwerk; stel u niet tevreden met een deugd en godsvrucht, die slechts uiterlijk is en in de oogen der men-^chen bestaat, 't Is niet genoeg alleen de boorden van uw kleed sierlijk en schoon te hebben.
Neen, weet wel, dat ik een Geest ben en dat zij, die mij aanbidden, mij in geest en in waarheid, dat is, ook met geheel hun hart en met alle opregtheid moeten vereeren. Want de merschen zien slechts het uiterlijke doch ik dring door tot in het binnenste des harten.
2. Luister dan, mijn kind : Gij moet nederig zijn. Doch daartoe is het niet genoeg uwe oogen zedig neergeslagen te houden, spaarzaam te zijn en ingetogen in uwe kleeding, eenvoudig en ongekunsteld u voor te doen; want moogt gij dat ook al doen, als gij daarbij niet ongekend en gf'miaacht wil wezen, dan is uwe nederigheid ijdel en slechts bedekte hoovaardij.
157
Gij moet geduldig ïijn. Doch daartoe is het niet genoeg een !am Ie wezen in de weide gij moei, zulks ook zijn wanneer gij ter slagtbank wordt geleid. Als gij weigert wederwaardigheden te verdragen dan is uw geduld ijdei en niets anders dan ongeduld.
Gij moet gehoorzaam zijn. Doch daartoe is het niet voldoende u aan zachtzinnige meesters te onderwerpen terwijl gij weigert aan onhandelbare te gehoorzamen ; zich in eenige dingen te voegen en in andere te weerstreven , dat is geen gehoorzaamheid.
Als gij het juk der gehoorzaamheid tracht te ontvlugten dan is uwe gehoorzaamheid ijdel en niets anders dan ongehoorzaamheid.
158
Gij moet de armoede.beminnen. T)och ilaartoe is het alweder niet genoeg u met het middelmatige tevreden ie stellen, maar gij moet ook in gebrek tevreden zijn indien gij weigert behoeftig te zijn, dan is uwe armoede ijdei en niets anders dan begeerlijkheid.
Gij moet boetvaardigheid doen vooruwezondon. Doch dat geschiedt al weder niet door uwe zonden Ie belijden en hel hoofd op de borst Ie Jaten zinken; maar uw hart moet bedroefd wezen, uwgeestmoet vermorzeld zijn, nweondeugden moet gij verbeteren, uw ligchaaoi kastijden. Zonder verbetering is uwe boetvaardigheid Ijdel; zonder vermorzeling des harten heeft uw berouw niets te beteekenen.
139
Eindelijk moet gij toenemen in deugflen. Doch het is niet genoes bezorgd te zijn vnor tien schijn van deugd, maar gij moet n inspanning getroosten om innerlijke deugd te bezitten. Niemand wordt overwinnaar zonder strijd, zoo ook verwerft zich niemand de deugd zonder inspanning van krachten.
3. Zie eens op Maria uwe moeder, zij stond wel is waar aan mijne regterzijde in gulden kleederen , schitterend van allerlei kleuren en evenwel was al haar roem ■ n schoonheid in haar binnenste gelegen.
Zie eens op mijn dienaar den ïl. f.arolus. Niet bladeren slechts, maar vruchten van heiligheid leverde hij.
160
Men noemde hem de kuische; maar als zoodanig toonde hij zich, toen hij, in zijne zwakkejongelings-jaren manhaftig zegenvierde over de verleiding eener vrouw.
Hij werd de geduldige geheeteu doch hij toonde dit ook te wezen toen hij zijne vervolgers mei de grootste zachtmoedigheid behandelde.
Men noemde hem de standvastige, maar onwrikbaar loonde hij zich ook in het vervullen zijner pligten ondanks de bedreigingen van de magligen dezer aardo.
Men beweerde dal hij brandde van ijver en godsvrucht, maar hij toonde zijn ijver en godsvrucht ook toen hij zijn leven waagde te midden van de pest, en den zieken de
161
heilige Sacramenten en vertroosting schonk.
4. Maar gij, mijn kind, wie zijt gij wel ? gij die men levend noemt, sterft gij niet dagelijks? Is niet dikwerf de geringste tegenspoed quot;lag'ig genoeg om uwe zwakke deugd aan het wankelen te brengen en te vernietigen ?
Verliest gij uwe zuiverheid niet bij de geringste verleiding? Geeft gij uwe nederigheid niet prijs bij de kleinste beschuldiging?
Gaat uw geduld niet verloren bij den minsten tegenspoed? Verdwijnt uwe zedigheid niet bij de onbeduidendste loftuiting.
Wordt gij niet een onmatige, bij vrienden-maaltijden ? Geen liefde-looze als gij in armoede verkeert?
10
162
Gnat uwe verachting der aard-sche goederen niet teloor bij iedere gelegenheid om winst te doen; uwe minachting jegens eerbewij-zingen fen believe van hen , die u omgeven?
Wordt uwen ijver niet le schande gemaakt tegenover de magtigen dezer aarde? Eert gij mij niet met de lippen terwijl uw hart verre van mij is? Zijt waakzaam, mijn kind. en zie wel toe of uwe werken in mijn oog volmaakt mogen heeten.
5. De leerling, o Heer vernieuw uwen region geest in mijn binnenste! versterk mij met uwen bijzonderen geest van kracht opdat ik mijn hart grondvestte in waarachtige deugd , en in de heiligheid der waarheid hel gebouw mijner
163
zaligheid optrekke ; opdat ik eenmaal voor ü, mijn regter, verschijnend niet hooren moge: „Niet een iegelijk, die lot mij zegt Heer, Heer, zal ingaan in het rijk der hemelen; Ik ken u aiet, ik heb u nooit gekend, wijk van mij, deel het lot der huichelaren, ter plaatse, waar geween en gekners der tanden zal zijn.
1. Jesus. Mijn kind, gij zijt wel-ligt gesteld boven anderen , draag dan wel zorg, dat gij de genade dier betrekking niet misbruikt om uwe eerzucht te voeden. Wacht u te willen heerschen onder uws gelijken.
164
T)e hoovaardij w ordt gehaat door God , door de engelen en door de menschen. Evenwel sluipt zij, wanneer men niet zorgvuldig waakt, het hart binnen van degenen, die door mijn Vader boven anderen zijn verheven.
Herinner u, hoe zij Lucifer den prins der engelen heeft overwonnen en hom van den hernel in de diepte heeft neergestort.
Herinner u, hoe zij in mijne omgeving, waar alles nederigheid sprak, mijne leerlingen zocht te bekoren.
Immers zij twistten onder elkander, wie hunner de grootste zoude wezen, en twee van hen stonden naar de plaatsen aan mijn regteren linkerhand in het rijk mijns Vaders.
En zoudt gij dan , mijn kind, u
165
veilig mogen wanen voor de bekoring der hoovaardigheid ? O , hoe verhevener gij zijt, des te meer moet gij trachten u zolven in alles te vernederen. Wil niet het boven-rodelijke doorgronden, wil niet dingen naar verheffing, maar vrees.
2. Voorwaar, voorwaar ik zeg u, tenzij gij den kleinen kinderen gelijkend wordt, zult gij het hemelrijk niet binnengaan.
Zijt nederig, mijn kind, dat voorschrift maakt in mijnen godsdienst cn in mijne tucht de eerste, de tweede, de derde grondregel uit. Ja, wat meer is, degeheele en waarachtige tuchtregel der christelijke wijsheid is in de vrij gewilde vernedering van zich zeiven gelegen.
Zij is de grondslag des geloofs,
166
wijl zij geheel het verstand onderworpen maakt aan mijne waarheden
Zij is de stam van alle overige deugden, juist zooals de hoogmoed het begin van alle zonden is.
Zij is de moeder, de voedster, de zuil en het anker van ware vroomheid en godsvrucht.
En, mijn kind, indien gij deugden wilt vergaderen zonder haar, dan strooit gij stof in den wind.
Waarlijk, al uwe goede werken zijn van geene waarde indien zij niet wortelen in de nederigheid.
Zonder haar zal de gestrengheid van leven slechts huichelarij, verhevene beschouwing, zelfbedrog; ja zelfs gewilde armoede, belagche-lijke ijdelheid zijn.
167
Wat meer is een vernederd zondaar zal mij meer behagen dan gij door zeerveel schitterende deugden, waaraan de nederigheid ontbreekt.
Die zondaar, mijn kind, zal meer geregtvaardigd huiswaarts keeren dan gij.
3. Gij weet, mijn kind, dat gij volmaakt zult zijn indien gij wordt als ik uw leermeester.
Wiltgij dus, ais een mljnerdier-baarste kinderen, mijn navolger wezen, o zijt dan nederig en streef mijn voorbeeld na. Ik ben immers zachtmoedig en nederig van harte.
Gij weet toch , hoe ik , die de Zoon van God ben, mij zeiven vernietigd heb , de gedaante van eeu slaaf heb aangenomen en in geheel
168
mijn uiterlijk als een der menschen ben geworden.
Neen, in mijn lijden was ik geen niensch meer maar ik ben een worm geworden, de verachtlijkste voor de menschen , een verworpene voor hel volk.
Zie, o zie, hoe gemakkelijk gij mij kuut navolgen.
Want indien ik óver allen had willen gebieden, gelijk ik konde, indienik deeerbewijzingen der wereld hadde gewild, gelijk ik regtens had mogen willen; indien ik de eerste en voornaamste van allen had willen wezen gelijk het billijk was, dan , mijn kind , zoudt gij gezegd hebben : hoe zal het mij mogelijk /.ijn mijn Verlosser na te volgen ?
Heerschen, de voornaamste zijn,
I
169
bevelen, uitschitleren in deugd en majjt, dat ligt boven mijne krachten, want altijd zal ik mededingers vinden , die mij zulks onmogelijk maken.
Een is er, die den prijs behaalt. Hoe zal ik dan zoo snel kunnen loopen , dat ik allen voorbijstreef en oien prijs magtig worde.
4. Doch mijn kind, indien gij, en gij moet dit willen, mij op den weg der nederigheid waarop ik u ben vrorgegaan , wilt volgen, dan is die zaak voorwaar gemakkelijk en ligt.
Gij moet van de hoogte afdalen; welnu niemand zal er zich tegen verzetten, dat gij een verhevene plaats verlaat om een mindere te kiezen.
170
Gij moet langs dezen weg onophoudelijk voortgaan en niemand zal u het loon der reize voor dien prijs benijden, of zijt gij die kroon reeds magtig geworden, dan zal niemand ze u ontnemen.
Integendeel een ieder zal zich haasten u naar de laagte te helpen; allen zullen er op uit zij n om u den eindpaal op uwen weg nog voorbij te stooten.
Immers, mijn kind, gij weet toch wel, dat allen er van houden verheven te worden , dat allen gaarne anderen beneden zich wenschen te zien.
Zoo gij derhalve van de eerste plaats afstand doel zal hij, die de tweede bekleedt dien gaarne met u ruilen, eenc derde zal gaarne wis-
171
selen met den tweede en do laatste zijn plaats willen ruilen met den voorlaatste. En als gij nu willens zijt de laagste plaats in Ie nemen dan voorzeker zal u niemand zulks verwijten, niemand uw mededinger wezen.
Voorwaar, de laagste plaais in deze wereld is tevens van zelf de eerste plaats op het gebied der nederigheid.
Gij ziet dus, dat het voor u des te gemakkelijker is het toppunt der nederigheid te bereiken naarmate het voor anderen moeijelijker is het toppunt der verhevenheid Ie beklimmen.
Bijgevolg , mijn kind , moet gij uwesehreden naar de laagste plaats rigtcn, en niemand zal zich daarte-
172
gen verzeilen, gij moet u den minste van allen toonen, en niemand w zal ii daarom met verwijting over- gi laden.
Gij.moet het slechte voor u kie- g
zen, en niemand zal het u kwalijk e
Gij moet van 11 zeiven de gering- t
ste gedachte hebben en niemand t
En hoe opregter gij u vernedert,
des te meer zult gij niet slechts
aan mij, maar zelfs aan demenschsn i
O ziet gij het wel hoe u de gelegenheid openstaat uwen meester te volgen !
5. Mijn kind neem het juk dei-nederigheid op uwe schouderen en aij zult de grootste zielerust vinden.
173
Ja gij zult u mijnen vrede verwerven, die alle begrip te boven gaat.
Luister naar mij, mijn kind; als gij het zoover gebragt hebt, dat gij er volstrekt niet meer op uil zijt ge-eerd en geacht te worden, maar integendeel alle eer en achting tracht te ontvlugten , ja deze te verachten enals niets waardigte beschouwen, wat zal u dan nog verontrusten?
Wat deert u verachting, wanneer beleedigingeu uwe vreugde uitmaken ?
Wat deert het u geslagen te worden, wanneer gij u verheugt der versmading waardig bevonden te zijn ?
Wat deert u de verheffingen de verwaandheid van anderen, wan-
11
174
neer gij niets dan de vemsdering
bemint?
Zalig, mijn kind, ja, inderdaad zalig zult gij wezen, indien gij den weg der heilige nederigheid bewandelt.
6. Juist daarin zal uwe vreugde volkomen zijn , wijl gij naarmate gij in de nederigheid volmaakter zult zijn geworden, ook des te meei mijne liefde zult bezitten.
Want nooit treft men een volmaakt nederig hart aan, dat niet tevens vol liefde is; en geene ziel legt zich toe op hel vlugten der ijdel-heid en verheffing zonder daardoor tevens mij naderbij te streven en meer met mij vereenigd te worden.
Proef eens, mijn kind, proef eens hoe zoet de nederigheid is en gij
175
zult zien , dat ik den nederige genegen ben, dat ik den nederige bemin en vertroost.
Tot hen nijgt zich mijn hart, aan hen schenk ik ruimschoots mijne genade; aan hen openbaar ik mijne geheimen; de nederigen noodig ik en trek ik op de beminnelijkste wijze tot mij, Beproef het eens en gij zult het ondervinden.
7. Doch draag wel zorg mijn kind, dat gij niet, in plaats van de nederigheid zelve na te streven, u met een schijnsel van nederigheid tevreden stelt. Meen niet nederig te zijn daardoor alleen, dat gij geleerd hebt in mijne oogen niets te wezen , maar gij moet ook voor niets geacht willen worden.
Voorzeker hel is goed, zelfs zeer 11*
goed, uwe nietigheid te erkennen.
Die erkenning is de weg tot dc nederigheid en een zeer gemakkelijk middel om haar te verkrijgen, doch zij is de nederigheid zelve niet.
Draag derhalve zorg, niet slechts met het verstand alleen, maar ook met het innigste uws harten tevreden te zijn, wel te verstaan, dat gij inderdaad wenscht geminacht te worden, ja indien het moet, ook met mij versmaadheden te lijden
Dat kost arbeid, mijn kind; voor zeker dat kost moeite en slechts zij, die zich inspanning getroosten, brengen het zoo ver: immers de
mensch ontdoet zich niet gemakkelijk van zich zeiven.
Wil evenwel, mijn kind, den moed niet verliezen herinner u, dat
177
gij alles kunt in Hem, die u versterkt.
8. Daarom moed gevat; geloof mij, ook gij zult de nederigheid verwerven zoowel als mijne Heiligen; mits gij slechts dezelfde middelen wilt gebruiken, die zij daartoe hebben aangewend.
Derhalve moet gij, gelijk ook zij deden, dikwijls bij u zeiven de beweegredenen nagaan, die gij hebt om u te vernederen, als zijn uwe zonden, uwe gebreken, uwe zwakheden. uwe geneigdheid tot het kwaad, uwe lusteloosheid voor het goede.
Ook gij moet, zoowel als zij, met ernst en ijver verschillende oefeningen van nederigheid verrigten.
Gij moet, gelijk zij deden, onbe-
178
Gij moet u zeiven hiet anders t
willen behandelen dan gij hen, wie (
gij waarlijk en met ernst verachting toedraagt, behandelen zoudt. (
Streef er naar om de verachting 1
van anderen met geduld en stilzwijgen te verdragen,ja zelfs blijde daar-vooraanGodu wen dank te betuigen.
9. Gij moet willen vernederd worden, wel wetende, dat hij, die tegen zijnen wil vernederd wordt,
daarom nog geen nederige is.
Gij moet opreyl willen vernederd worden wetende,dat de schijn van nederigheid niets anders is dan hoovaardigheid en huichelarij.
179
Gij moet voorzichtig zijn bij uwe wenschen naar vernedering, opdat gij u niet meer laat vernederen dan past, om niet de noodige hoogachting en den invloed bij uwe ondergeschikten te verliezen.
Word dan nederig,mijn kind,en draag toch vooral zorg, dat niemand in ueen verlangen naar heerschappij bespeure.
Bij de magtigen onder de heidenen hoort hel te huis anderen te willen overheerschen doch niet bij u.
Neen hij, die de grootste is onder u, zij de dienaar van anderen, zoo zeer, dat hij or niet tegen opzie zelfs hunne voeten te wasschen.
Word dan nederig, mijn kind, wel wetende, dat hoe meer gij u in het binnenste uws harten zult ver-
180
nederen, gij des te meer in mijne achting en liefde en in waarde voor den hemel zult stijgen.
Hoe meer gii tot de overtuiging komt,dat gij onbeduidend en onvermogend zijt in mijne oogen,des te meer zult gij slagen in uwe ondernemingen,die tot mijne glorie verstrekken.
Verneder u gelijk een heilige Johannes de Dooper en ik zal uw tong scherpen als een zwaard om mijne glorie en de deugd te wreken.
Verneder u gelijk een heilige Petrus en gij zult menschen vangen, dat is: gij zult zielen winnen voor mij.
Verneder u en gij zult wonderen wrochten in uw leven, gij zult kalm en zeker zijn bij uwen dood,gij zult
181
gekroond worden in de eeuwigheid.
1. De leerling. Ik weet en erken het, o Heer, dat ik toegevende aan mijnen hoogmoed en aan mijne eerzucht, in U een vijand zal vinden.
Ook weet ik . dat de vernedering van mij zeiven, de minachting van alle eer en aanzien dei' menschen en de erkenning van mij zeiven en al mijne nietigheid de bron uwer liefde en genade voor mij zal openen en uw goddelijk licht over mij zal afroepen.
Geef dan Heer, dat ik al mijne onbeduidenheid inzie en alles, wat
182
tot mijne eere strekt, aan U , niets aan mij zeiven toeschrijve.
Help mij al mijne ellende te beseffen en in den geest van ware nederigheid uit te roepen: MijnGod. ik schaam mij voor Ü en durf mijne oogen tot U niet opslaan.
Geef, dat ik mijne geestelijk armoede erkenne en in 't besef van het gemis aan al wat waarlijk en alleen onze hoogaciiting verdient verzuchte; Mijn God, sla uwe oogenop mij meewarig neder,want ik ben behoeftig en arm.
2. O Heer , wie is de measch toch we!, dat Gij zijner indachtig zijt! Ik ben een mensch , een ellendig msnsch, uit slijk gevormd, een korten tijd levende op deze aarde om in dien korten tijd zoo
183
veel ellenden en behoeften te ondervinden.
Ik ben een mensch , die 't verderf lot vader en moeder , de wormen tot broeders en zusters heeft.
Ik ben een mensch een bloem gelijkend, heden in bloei en schoonheid, straks verwelkt en vertreden; een rook, die vervliegt een schaduw, die verdwijnt.
Ik ben een mensch omkleed met allerlei zwakheden, verstrikt in on-wetenheid en duisternissen ; geneigd tot het kwade; traag en mag-teloos tot het goede; als een blad dat door den wind wordt heen en weer bewogen; vol onvolmaaktheden, aanhoudend gekweld door allerlei slechte begeerten en daartegen strijdend en neergebukt en zuch-
184
tend onder zooveel strijdens tot U klagend: waarom, o Heer, waarom zijt Gij tegen mij, waartoe ben ik mij zeiven tot last?
Zulk een mensch ben ik. Wat dan, o Heer, zal li bewegen om op mij uwe oogen te vestigen !
3. Doch. wat mij nog het meeste voor uw aanschijn vernedert, in zonden ben ik ontvangen , en met zonden bragt mij mijne moeder ter wereld.
Gij, o God, hadtden mensch in onschuld geschapen en zie, voor ik ter wereld kwam, had ik reeds mijne onschuld verloren.
En toch hebt Gij medelijden met mij gehad en uw aangezigt niet van mij afgewend. Gij hebt uwe reddende armen naar mij uit-
185
gestrekt, mij daarin opgevangen bij mijne wedergeboorte in het H. Doopsel en sedert den eersten oo-genblik mijns levens niet opgehouden mijn God te zijn. Zoo ben ik uw eigendom geworden, aangenaam en welgevallig in uwe oogen.
O mogt ik in dien staat van onschuld in hetH.Doopsel verworven, zijn gebleven ! Maar ach, naauwe-lijksleerde ik denken ofikzindeop het kwade; naauw konde ik eene begeerte vormen of ik verlangde naar het verbodene; naauwelijks was ik in staat mijne krachten te gebruiken en te handelen, of ik deed wat zondig was en stapelde misdaden op misdaden.
Zie van die stonde zijn de zonden door mij vermenigvuldigd en
186
talrijker geworden dan de haren van mijn hoofd. Ik heb gezondigd, wat dan te doen . waar mij te bergen voor ü, Schepper en bewaker des menschen? Waarheen zal ik vluchten om aan uwe gramschap te ontkomen?
Geheel de redelooze schepping gehoorzaamt getrouw aan uwe wenken. De zon licht met hare stralen , de sterren vonkelen ; de aarde brengt voort, wat Gij wilt, het water vloeit, de planten groe-jen en het dier erkent, op uw bevel, dankbaar zijn meester ; ik alleen , heb U niet erkend, ik heb uwe wetten overtreden; ik heb tegen U gezondigd en voor uwe oogen tallooze boosheden bedreven.
4. ïeregt sta ik ontzet en ge-
187
kleurd met schaamte: ja nu heb ik mij aan uwe voeten neergeworpen , o Vader van alle ontferming! Thans kom ik tot U biddend en smeekend om vergeving.
Misschien hebt Gij mij vergiffenis geschonkeii en ben ik gereinigd; misschien — want ik weet niet of ik haat of liefde waardig ben. Hoe dan mijn God, zoude ik in zulk eene onzekerheid mij durven verheffen en verhoovaardigen ?
Ach Heer, wasch mij meer en meer rein van al mijne boosheid en zuiver mij van mijne zonden !
5. Want toch vertrouw ik op U, o mijn God, op ü , die de Chananeesche vrouw verhoordet; die den tollenaar bekeerdet; die der zondaresse Magdalena vergiffe-
188
nis schonki en haar tot eene heilige maaktet; die medelijden hadt met uw gevallen Apostel Petrus; die zelfs den moordenaar aan :t kruis genade en vergiffenis verleend hebt.
Ja op ü vertrouw ik , en blijde en zeker in dat vertrouwen, houd ik het er voor, dat Gij ü mijner ontfermd en al mijne misdaden uit-gedeigd hebt.
Maartoch indien dit vertrouwen ook al in mij levende is, welke reden zoude ik evenwel kunnen vinden om mij te verhoovaardi-gen. Komt dat vertrouwen niet van U, zoowel als de vergiffenis mijner zonden? Niet ik , o Heer, maar Gij hebt mij gereinigd; en hoe ook gezuiverd,blijft het even-
189
wel niet altijd waar, dat ik uit mij zeiven een onzuiver een af-zigtelijk zondaar ben ?
Of staat het niet vast. dat ik van nieuws in mijne vorige zonde hervallen, ja zelfs in grootere zonden vallen kan , bijaldien uwe genade mij niet staande houdt? Ach ja, Heer , de beweegreden om mij te vernederen, zij is wel allereerst in mij zeiven , in mijn bedorven tot kwaad genegen hart gelegen.
Geef, Heer, dat ik die beweegreden om mij te verootmoedigen meer en meer erkenne en bevroede; geef; dat ik bij de herinnering aan mijne vroegere levensjaren, in bittere en opregt gemeende ziele-smart, en in 't bewustzijn mijner zwakheid en onstandvastigheid,
190
mij altijd , altijd voor uw aanschijn vernedere.
6. Maar zie dan ook, O Heer, hoe de duivel mij bekoort en als tarwe zoekt te ziften. Zie, hoe hij mij voor oogen stelt het goede, wat ik deed , de vele en magtige genade , die ik van li ontving.
„Waarom u zoo diep vernederdquot;? Waarom niet meer met bewustzijn van hetgeen gijzijt en kunt en met zelfvertrouwen voortgewan-deld '? Waarom altijd zoo bezorgd en bevreesd voor de zonde en de vele gelegenheden ? Waarom altijd door de herinnering uwer misslagen en feilen de schaamte en 'l bewustzijn uwer schandelijke zwakheid levend gehouden ?quot; Zoo, mijn God, fluistert hij mij in.
191
„Heeft God u niet hoog verheven en met genaden overladen , zijt gij niet meer verheven dan anderen en sterker in de deugd ? Is de dood zonde u geen gruwel en vreest gij niet een enkele vrijwillige dage-lijksche zonde te bedrijven? Waarom dan immer zoo angstig op uwe hoede? Kunnen anderen niet een voorbeeld nemen aan uw gedrag, aan uwe deugd •— waarom dan altijd de vernedering, de minachting, de vergetelheid gezocht terwijl uwe tegenwoordigheid en uw optreden in de wereld ten goede konde leiden? Waarom zoo waakzaam en zoo bekommerd voor de toekomst, steeds vooruitziende , steeds bezorgd; lacht u de zaligheid niet toe? zult gij niet eenmaal
192
schitteren als een ster in de rijen o
n wil, gij zijt dus in zijne vriend- [
schap. Gij valt immers niet zoo i ligtelijk in doodzonde, immers
daartoe moet gij 't kwaad met (
kennis en vrijen wil begeeren. Gij ,
moet de godsvrucht niet cverdrij- ]
ven. Zie hoe anderen, die toch ,
ook deugdzaam schijnen zich veel ]
meer veroorlooven — Waarom gij niet, die het geloof hebt bewaard en levend houdt, die God zoo vurig bemint en wie de kroon der geregtigheid is weggelegd?quot; Heer mijn God, zoo spreekt de duivel tot mij.
Zoo toont hij zich als een engel des lichts om mij te misleiden en
193
overmoedig en hoovaardig te maken. Doch gevloekt zij hij, de geest der duisternis —■ niet naar hem maar naar ü , o God , zal ik luisteren.
Ik weet het, Heer, wanneer Gij mij ter verantwoording roepen en uwe barmhartigheid niet zoudt laten gelden, dat mijne daden veeleer straf dan , gelijk ik vermeen , belooning waardig zouden zijn.
Ik weet, dat naarmate uwe gaven grooter zijn, ook mijne verantwoording grooter wordt, en ik mij dus regtens meer moet vernederen en bereidvaardiger wezen moet om U te dienen , naarmate de grootte uwer gaven en genade mij ook grootere verplig-tingen jegens U oplegt.
194
Ach Heer, mogt ik niet zoo dikwerf reeds uwe genadegaven misbruikt of onbenut gelaten heb ben ! Mogt ik beter geluisterd hebben naar zoo vele inspraken ! uwe gunsten o Heer , uwe gaven bieden mij voorwaar geene beweegredenen aan om mij te verhoovaardigen, wel echter om mij te vernederen.
Verre zij 't dan van mij op iets anders groot te gaan tenzij op mijne zwakheden, opdat uwe kracht in mij verblijve.
Geef, o Heer, dat ik altijd mij zeiven minachte, dat ik altijd wen-sche voor anderen onbekend en vergeten te leven en voor niets ge waardeerd te worden.
195
1. Jesus. Voorwaar, voorwaar, dit zeg ik u , mijn kind, die zijn leven bemint, zal het verliezen , en wie het op aarde haat, zal het behouden in eeuwigheid. En wilt gij weten waarom? Luister dan , mijn kind, en tracht hetgeen ik u ga zeggen , wel te begrijpen.
Het leven , waarvan ik spreek, is niet uw geest of uwe ziel, maar uw tijdelijk ligchamelijk leven.
Welnu, mijn kind, als gij dit leven lief hebt, dan verliest gij het; doch indien gij dit leven haat. dan zult gij het behouden.
Want indien gij dit leven bemint , dan zult gij geheel uwen levenswandel overeenkomstig die
196
lielde inriglen en wanneer gij dal doet, dan zuil gij sterven.
Wanneer gij echter dit leven liaat, en uw geest de daden en de uitingen van dit leven tracht te versterven; en indien uw geest de werken uws vleesches zal hebben verstorven dan zult gij leven.
2. Misschien vat gij dit geheim nog niet mijn kind. Leen daarom een oplettend oor aan mijne woorden .
Gij weel, dal de begeerten uws ligchaams geheel en al in strijd zijn met de wetten en voorschriften, die ik u heb gegeven.
Immers gij weet,daluwligchaam en uw bedorven natuur den hoogmoed , degeldzucht, de wulpsheid, den nijd , de onmatigheid en de
197
traagheid aanprijzen ; terwijl ik u de nederigheid, deregtvaardigheid, de verachting van aardschen rijkdom , de naastenliefde , de zuiverheid , de matigheid en werkzaamheid heb geboden.
Gij weet, dat uw vleesch naar tijdelijke weelde en vadsige rust verlangt; terwijl ik u gebied de versterving en de boetvaardigheid te beoefenen.
Wanneer gij nu uw ligchaam bemint en de begeerten des vlee-sches voldoening schenkt, dan doet gij het kwade, wal u verboden is en niet het goede, wat ik u heb voorgeschreven en aldus verliest gij met uw ligchaam ook uwe ziel.
3. Gij zult welligt denken, mijn kind, ik weet, dat ik de liefde des 12
198
yleesches en al het tijdelijke matigen moet en niet dulden mag, dal mijne begeerten de heilige perken te buiten gaan ; dat het dus noodzakelijk is om alle ongeregelde neigingen le beheerschen en te onderdrukken. Doch dit kan ik wel zonder nog mij zei ven te haten.
Gij dwaalt, mijn kind , want niemand kan twee heeren dienen; noodzakelijk moet hij den een haten en den ander beminnen; of den eerste believen enden laatste verachten.
En daar nu do geest begeert tegen het vleesch en het vleesch op zijne beurt verlangens koesterl geheel in strijd met den geest; kan het niet anders of gij moet den eerste of het laatste de voorkeur
199
schenken , of het een of het ander haat toedragen. En ook hiervan wil ik u, mijn kind , de oorzaak begrijpelijk maken.
Indien gij den geest wilt gehoorzamen, dan zijt gij genoodzaakt u te wapenen en te strijden tegen het vleesch, dat juist aan uwen geest lagen legt.
't Kan niet anders, dan moet uw leven een voortdurende worsteling zijn tegen het vleesch , wel te verstaan zoolang gij hier op aarde zijt.
Doch als gij nu aan de begeerten des \leesches boven die des geestes de voorkeur geeft, zeg mij hoe wilt gij u dan wel wapenenen strijden tegen het vleesch, dat gij lief hebt ?
200
Zeker wordt er toch niemand gevonden, die tegen zijn besten vriend den strijd zal willen voeren-En mogt ook iernand tot zoo iets genoodzaakt worden, dan zal hij veinzen te strijden maar niet in waarheid naar overwinning streven en haar dus ook niet behalen.
Doch indien hij strijd voert tegen iemand , wien hij haat toedraagt en als zijn grootsten vijand beschouwt, dan zal hij gretig naar de wapenen grijpen, strijdlustig aanvallen, kampen en overwinnen.
Ziet gij dan wel, mijn kind, dat om over uw weerspannig vleesch te zegevieren , u geen andere weg open staat dan een strijd, die in haat tegen hetzelve zijn voedsel, zijn steunen volharding vindt.
201
Weet dus wel, dat gij over uw vleesch niet kunt zegepralen dan door het te haten
4. Nu zult gij andermaal zeggen, mijn kind, wie is er in staat zijn ligchaam, zijn vleesch zulk een haat toe te dragen? En bijgevolg, wie kan dan over hetzelve zegevieren en zalig worden?
O mijn kind, quot;t is wel waar, dat is niet gemakkelijk, dat is niet het werk van één dag, voorzeker dat is geen kinderspel.
Wat meer is, dat is den mensch onmogelijk, doch met mij, wien alles mogelijk is, zult gij slagen.
Wilt gij dat kostbaar geschenk van haat tegen uw vleesch verwerven, o mijn kind, rigtdan uwe armen smeekendtot mij. Verhef uwe
202
gebeden tot God, die in den hemel woont, zend uwe smeekingen voor mijn aanschijn als de geur van wierook.
Zeg, mijn kind, met vurige begeerte ; Heer, ik weet het. Gij wilt mijne heiligwording. Verleen mij dan de genade wier noodzakelijkheid Gij mij zoo duidelijk hebt aangetoond, opdat ik brande van haat en afkeer jegens mijn ligchaam, jegens mijn vleesch, dat mij met zooveel geweld en zoo dikwerf tot de zonde en ten verderve lokt.
Neig, goede God, uw oor tot mijne smeeking en verhoor mij; want daartoe ben ik in waarheid te zwak, ja ten eenemale mügte-loos.
Verhoor mij, want ik heb uwe
203
genade noodig en groote en bijzondere genade noodig.
Geef mij, ik smeek het U, de kracht om alle liefde en verkleefdheid jegens mijn bederfelijk lig-chaam af te leggen. Geef, dat ik mijnen geest van hetzelve vrij make.
Dat ik uwent wille mijn ligchaam niet ontzie, niet spare gelijk Gij om mijnent wille uw eigen Zoon niet gespaard hebt; opdat ik voortaan alleen voor U moge leven.
Mijn kind, zoo moet gij bidden, en gij zult verhoord worden.
5. Om die afgekeerdheici jegens het ligchaam en zijn lusten in u meer aan te kweeken , moet ge dikwerf de ellende en de bedorvenheid er van overwegen.
Gy moet dikwijls nadenken hoe
204
verachtelijk de oorsprong van dat ligchaam is wijl het gevormd werd uil slijk; hoe gebrekkig en behoeftig zijn bestaan, hoe kort zijn duur, hoe afzigtelijk zijn einde en ontbinding is.
Gij moet overwegen aan hoeveel ziekten en gevaren dat ligchaam onderworpen is; hoe het ten kwade neigt en vol weerzin of lusteloosheid is voor het goede.
Denk eens na, dat er geen daad gepleegd werd hoe snood en zondig ook, waarvan het niet als oorzaak of als werktuig diende.
Er is geen soort van zonda, waartoe dat ligchaam u niet verleidt, bijaldien gij zijn verlangens inwilligt. Bijgevolg gaat gij met dat ligchaam ten eeuwigen ver-
205
derve bijaldien'gij het niet kruisigt en onder bedwang houdt.
O mijn kind! hoe is 't mogelijk uw vleesch , uw ligchaam te beminnen, dat de bron is van zoo veel zonden , kwalen en straffen!
6. Neen grijp veeleer het zwaard des geestes en strijd tegen dien verderflijken en afscbuwlijksten vijand.
Slaat dat ligchaam aan het kruis, hecht het vast aan het schandhout, waaraan Christus uw Verlosser het leven liet; rust niet voor en aleor gij door de versterving en kastijding van uw ligchaam met uwen gekruisten Jezus gestorven zijt.
Zoo zult gij do zwakheden en begeerten des vleesches overwinnen en verdelgen opdat het eenmaal met Christus in heerlijkheid verrijze.
204
verachtelijk de oorsprong van dat ligchaam is wijl het gevormd werd uit slijk; hoe gebrekkig en behoeftig zijn bestaan, hoe kort zijn duur, hoe afzigtelijk zijn einde en ontbinding is.
Gij moet overwegen aan hoeveel ziekten en gevaren dat ligchaam onderworpen is; hoe het ten kwade neigt en vol weerzin of lusteloosheid is voor het goede.
Denk eens na, dat er geen daad gepleegd werd hoe snood en zondig ook, waarvan het niet als oorzaak of als werktuig diende.
Er is geen soort van zonde , waartoe dat ligchaam u niet verleidt, bijaldien gij zijn verlangens inwilligt. Bijgevolg gaal gij rnet dat ligchaam ten eeuwigen ver-
205
derve bijaldien'gij het niet kruisigt en onder bedwang houdt.
O mijn kind! hoe is 'tmogelijk uw vleesch, uw ligchaain te beminnen, dat de bron is van zoo veel zonden , kwalen en straffen!
6. Neen grijp veeleer het zwaard des geestes en strijd tegen dien verderflijken en afscbuwlijksten vijand.
Slaat datligchaamaan het kruis, hecht het vast aan het schandhout, waaraan Christus uw Verlosser het leven liet; rust niet voor en aleor gij door de versterving en kastijding van uw ligchaam met uwen gekruisten Jezus gestorven zijt.
Zoo zult gij do zwakheden en begeerten des vleesches overwinnen en verdelgen opdat het eenmaal met Christus in heerlijkheid verrijze.
206
Zeer zeker moet gij behalve het jtebed en de overweging van de ellende uws ligchaams ook de versterving des vleesches beoefenen , om uwen geest te behouden.
Den diensknecht past voedsel, tuchten arbeid /00 luidende woorden des H Geestes.
De dienstknecht uws geestes, namelijk uw ligchaarn moet passend voedsel hebben ; dat is: wanneer uw ligchaam honger heelt, geeft het te eten ; heeft het dorst, geeft het te drinken , maar gelijk gij aan uwen grootsten vijand geven zoudt; niet meer dus dan noodigis. Weiger zooveel mogelijk alle lekkernij het ware te wenschen , dat gij het slechts bitter en onsmakelijk voedsel kondet geven !
207
Uw ligchaam, de dienstknechi uws geestes zij aan lucht gebonden, dat wil /eggen gij moet uwen mond, uwe ooren, uwe oogen en uwe overige zintuigen gestreng beteugelen; ja zelfs door de een of andere kastijding uwe misstappen trachten af te boeten en uwe feilen te verbeteren.
Volg echter, mijn kind, die schijn-godvruchtigen niet na , die om zich zeiven te bevredigen met eene ongepaste verwoedheid hun ligchaam geeselen en uitmergelen Want zoo min als de beoefening der volmaaktheid wil, dat gij in de voeding uws ligchaams de voldoe ning uwer zinnelijkheid gaat zoeken, evenmin wil zij, dat gij door eene overdrevene en eigenzinnige
208
versterving of kastijding des lig-chaams uwe krachten zult ondermijnen.
Niet voor een ieder is deze uiterlijke versterving, die vooral in de onthouding van voedsel of in vrijwillige kastijding bestaat, nuttig of aan te raden. Te veel of te weinig zijn twee uitersten, waartoe uw bedorven hart, uwe eigenliefde en niet het minst de duivel u tracht voort te drijven en welke gij dus mot zorg moet vermijden wijl de deugd in het midden ligt. Immers gelijk liet ligchaam, dat al te veel doorvoed is, niet gedragen kan worden door de ziel, zoo zal ook de ziel niet genoegzaam gesteund en beschut worden door een ligchaam, dal buitenmate verzwakt en uitge-
209
mergeld is. Ook moet gij u in deze niet beroepen op hetgeen de Heiligen deden . op de onthouding en den langen vasten, op de ligchame-lijke kastijding welke zij zich bij dag en nacht getroostten , maar u veeleer meer overtuigen en van het blijvend bewustzijn doordringen , dat gij nog geen heilige zijt, in tegendeel nog maar een beginnende, een strever zijt naar heiligheid , die bijgevolg den raad en de
teregtwijzing van uwen geestelijken
leidsman noodig hebt en gehoorzaam volgen moet om binnen de perken te blijven en niet misleid en het offer te worden uwer eigenliefde , die maar al te dikwerf zich werpt op uiterlijkheden en aen akker der innerlijke verster-13
210
ving, die meer vruchten belooft en rijkere kansen biedt, onbewerkt laat liggen 1).
Eindelijk laat uw ligchaam , de dienstknecht nws geestes , arbeiden; dat wil zeggen: zijt werkzaam en voortdurend met den een of anderen nuttigen arbeid bezig, opdat de duivel, wanneer hij komt om u tot het kwade te bekoren, u nooit in ledigheid vinde.
Voorwaar, mijn kind, indien gij den lediggang vlugt, dan zult gij u beschuiten tegen vele zonden.
Ziedaar de wijze om het vleesch dienstbaar te maken aan uwen geest O wil dit overwegen en in
1) Men leze hier ter verklaring. Le guide de la vraie pieté au milieu du monde, van deu Eerw. P. Hii{lt;uet. p. 294 315.
211
ft toepassing brengen opdat gij,
kt na 'net moed begonnen en reeds
deugden verworven te hebben, na ie zelfs anderen door woord en voor-
i- beeld de volmaaktheid als het
m eenigst goed aangepredikt te heb-
or ben , zelf ten laatste niet verloren
p- gaat.
ut Moed gevat, mijn kind , is het
u geen waarheid , dat allen , die in
het strijdperk loopen , zicli otit-3n houden van al datgene, wat hun
lt de overwinning ontrooven of be-
a. raoeijelijken kan?
;h Welnu zij strijden voor een ver
in gankelijke kroon , gij echter dingt
in naar laauweren, die niet verwelken
of verderven in eeuwigheid. ,e 7. Eindelijk , mijn kind , moet
5. gij nog, om de kostbare lessen
13*
212
die ik u gegeven heb, des te gemakkelijker in beoefening ie brengen, dikwijls uwe oogen vestigen op mij, uwen Verlosser en Zaligmaker.
Zie eens hoe ik nauwelijks geboren reeds lijd in de harde schamele kribbe; acht dagen latei-onderging ik de smarten der besnijdenis en weinig later moest ik in alle ontbering naar Egypte vlugten.
Zie eens hoe armelijk mijn verblijf en mijne voeding is in de ouderlijke woning te Nazareth Ik vond geen plekje om mijn hoofd ter ruste te leggen; gedurende veertig dagen en nachten was ik vastende in de woestijn.
Zie eens, gedurende mijn lijden word ik gebonden , gegeeseld met doornen gekroond , geslagen . ver-
213
treden, verpletterd onder mijn kruis.
Zie eens ik word aan het kruis genageld, gelaafd met gal en azijn; daar geef ik te midden zoo veler ligchaams en zielesmarten den geest. Zie dan mijn kind, hce ik mijn ligchaam haat heb toegedragen.
8. O mijn kind ! indien ik mijn ligchaam niet ontzien heb , maar het in zulk eene mate der versterving prijs gaf om uwentwille ; indien ik met zooveel geduldige liefde de straffen uwer zonden daarin heb willen dragen ; ach , dan moogt gij ten minste wel door de versterving uwer zinnen voltooijen, wat in u aan mijn lijden nog ontbreekt.
Kunt gij u zeiven niet kastijden,
214
tracht dan ten minste met geduld to lijden, wat ik in mijne ontferming u ter kastijding overzend.
Zijt geduldig in ziekte, verdraag uwe smarten , duld de tegenspoeden , blijf gelaten bij het verlies van tijdelijke goederen.
Verdraag beleedigingen en lasteringen , lijd geduldig de vervolging, blijf geduldig bij al de moei-jelijkheden, die gij in de vervulling uwer beroepsbezigheden moogt ondervinden.
Kunt gij uw ligchaam niet zulk een haat toedragen, dat gij het met mij geheel en al in den dood begraaft; voed ten minste zulk een afgekeerdheid jegens uw ligchaam dat gij het dwingt en noodzaakt» altijd aan mijne wetten, voorschrif-
215
ten en verlangens volmaakt onderworpen te zijn.
Schep moed mijn kind , het rijk der hemelen lijdt geweld en zij die zich inspanning getroosten , zullen het veroveren.
V.
1. J esu s. Mijn kind , gij hebt den H. Geest ontvangen opdat gij kracht zoudet bezitten. Zijt dan niet kleingeestig.
Wees sterk en wil niet angstvallig vreezen. Zijt sterk in den strijd en vecht met mannenmoed.
Hoe zwak gij overigens ook zijn moogt, onthoudt het wel, dat ik u uitgekozen heb om groote dingen te verrigten.
216
Hoe sterk uwe hartstogten, hoe hardnekkig uwe bestrijders ook mogen wezen — weet wel, dat ik nog grooter sterkte en meer volharding bezit en gaarne aan u geven wil.
Mogt ook geheel de wereld tegen u ten strijde trekken, wil daarom niet vreezen. Ik , die de wereld overwonnen heb, ik ben met u als een krachtig strijder, zoo zullen uwe vijanden nederstorten en niets tegen u vermogen.
2. Welaan , mijn kind , gij zijt nu eenmaal door mij uitverkoren om uwe ziel zalig te maken en naar volmaaktheid te streven , wil daarom zoo min mijne voorschriften en geboden vergeten als mijne belofte wantrouwen.
217
Onderzoek met ij ver, welke harts-togten in u schuilen, welke gevaren en gelegenheden gij moet vlugten, wat goeds gij kunt verrigten; en als gij met ernst en voorzigtigheid hebt nagegaan , welke middelen gij daartoe moogt gebruiken , dan met moed opgestaan en gehandeld.
Zeg aan hen, die u willen weerhouden en het kwadevanueischen: ik moet God meer gehoorzamen dan de menschen.
Zeg aan hen, die u met een hui-chelachtigen schijn van deugd, van overdrijving beschuldigen — wee de gepleisterde graven — God zal ze slaan en de schoone zerken opligten.
Wat u betreft: bestrijd in u den
218
hoogmoed; het onmatig verlangen naar 't bezit van geld of goed ; de gierigheid ; vlagt den verpestenden omgang der on/uiveren.
Leg af alle afgekeerdheid , haat en vijandschap en roei door uwe verzoenende woorden haai ook in anderen uit. Leg af alle opvliegendheid — leert beleedigingen verdragen.
Onthoud u van gezelschappen en bijeenkomsten, waar de zedigheid gevaar loopt. Onthoud u van 'igt-zinnige zangen , bewaar uw tong \oor kwaadspreken, voor dubbelzinnigheden , voor verwenschin-gen en vloeken hoe onbeduidend ook.
3. O zeker , zoo doende zult gij u vele vyanden maken. Zeker
219
zal de duivel bekoringen en hatelijkheden en vervolgingen tegen u verwekken.
üit mijn kind , zoudt gij kunnen voorkomen , door to doen wat de wereld of de duivel van u vraagt — maar zoudt gij dan we! mijn kind, zoudt gij dan wel een dienaar en vriend van Christus zijn ?
Ach onthoud het wel, dat ik , die uw Heer en meester ben, niet den vrede maar het zwaard op de wereld ben komen brengen.
Draal en weifel dan niet, laat de armen niet moedeloos zakken, neen grijp het zwaard des geestes en spaar u zeiven niet om de wereld of den duivel te believen.
En als de wereld u uitstoot uit hare achting , uit hare kringen ,
220
als deze en geno en velen alle kwaads van u zeggen en u lasteren , vrees niet — verlaten en schijnbaar alleen in de wereld, zijt gij toch niet alleen, want met mijne liefde,levend in mijne vriendschap , de heiligmakende genade, ben ik aan uw zijde.
4. Mijn kind, met mij, die u versterkt, vermoogt gij alles.
Petrus, mijn Apostel, aan zich zeiven overgelaten , verloochende mij op het woord van eene dienstmaagd — - maar Petrus door mij geholpen,leed en stierf moedig aan een kruis.
Wil dus niet vreezen. Wil niet zeggen : ik ben een zwak mensch, hoe zal ik dit alles doen , hce alles verdragen.
221
Weet het wel mijn kind. niet gij zult het zijn, die handelt en lijdt maar mijn^Geest zal u doen lijden en verdragen in u.
De leerling. Welnu dan o, Heer, dan||zal ik getrouw blijven en liever mijn leven wagen dan uwe vriendschap en uwe heiligma-kende genade.
Ik weet Heer, dat Gij niet het onmogelijke?gebiedt maar geboden gevende ook hulp schenkt, opdat wij zouden kunnen volbrengen, wat gij ons geboden hebt.
Gij hebt beloofd o Heer en uwe belofte zult Gij houden; Gij zult uwe oogen bezorgd op mij gevestigd houden en u haasten ter mijner hulpe.
Ik weet in wien ik geloof en ik
222
ben dus zeker: indien ik slechts de pliglen, die Gij, o God, mij in mijnen stand en in mijne roeping, hebt opgelegd, vervul, dan heb ik niets kwaads te vreezen omdat Gij dan met mij zijt.
Ach Heer, ik die reeds zooveel gewone en buitengewone genade van u ontving , ik die u leerde kennen beter dan anderen, ik mag wel met meer getrouwheid en moed , liefde en volharding , strijden en lijden om u dankbaar te zijn door mijne wederliefde ei» door een heilig leven.
5. Jesus. Ja, mijn kind, zoo is 't. Schep moed! Wil niet altijd het kwade duchten noch vol angstige zorgen voor de toekomst hier beneden of hierboven,
223
steeds in vrees en gejaagdheid leven.
Wil ook niet ontevreden worden over uwen toestand, of over u zeiven al inogt gij ook het ongeluk hebben op den weg der deugd te vallen. Ach, mijn kind , verneder u dan en leer u daaruit des te meer tot mij te wenden , des te vuriger mij te smeeken en, u /.elven meer verachtend, meer op mij te vertrouwen; sta haastig op — en nader vol medelijden jegens uw bedorven hart, maar vol ootmoe digo schaamte en vol droefheid , wijl gij mij uw ecnigst waren vriend en vader gekrenkt hebt, nader spoedig tot mij den barmhar-tigen Samaritaan om in het H. Sacrament der Biecht uwe wonden
224
te reinigen , te balsemen en te verbinden.
O begin dan met nieuwen moed zie noch ter regter noch ter linker zijde. Vergeet het verleden. Wil slechts een boetvaardige rouwmoedige herinnering daaraan bewaren.
Tracht door een heilig leven, door meer goede werken, door belanglooze liefde jegens mij het verledene te herstellen.
Mijn kind , ik weet wie gij zijt, ik ken uw zwakheden en uw onbeduidendheid doch ik ben zoo ras tevreden — mits gij hel goed meent — mits gij mij uw hart, hoe klein, hoe nietig dan ook , geheel en onverdeeld toewijdt.
Vlugt dan na uwe misslagen met meer naauwgezetheid de we-
225
reld en de gelegenheden , ja zelfs den schijn van zonden. Eene gedachte beheersche in u alle anderen , ééne gedachte zoo weinig gekend — en toch zoo waar; zoo weinig tot bewustzijn gebragt en toch van zulk een verreikenden invloed op alle uwe daden en gedachten ; niet den menschen , niet der wereld maar aan God zal ik eens rekenschap geven. Eens sta ik voor God, alleen! Ik alleen — voor God mijn eenig regter. — Daar spreekt geen mensch mij vrij, daar zal geen wereldsche invloed het vonnis des Heeren kunnen wijzigen.
Mijn kind , begrijpt gij al den omvang van die gedachte; eens — misschien weldra, staat gij alleen
226
om geoordeeld te worden door God alleen?
Wat deert het u dan : wat de menschen van u donken — wat zij van u zeggen; of ze uwe deugd en volharding prijzen of haten? Ach, bekommer u toch om het oordeel der menschen niet maar ga te rade met mijne wet, met de liefde, die ik u zoo belangloos toonde ga te rade met uwen geestelijken leider, die hij u mijne plaats bekleedt en handel dan, zonder u om de menschen en de wereld te bekommeren. Weet het wel zij allen sterven , zij allen gaan voort om te naderen voor mijnen regter-stoel.
Mijn kind, zijt dan voorzigtig in uwen handel en wandel maar
227
vlugt en verfoei die voorzigtig-heirt die des vleesches is. die den mensch, uwe hartstogten, der wereld zoekt to behagen maar die aan mij uwen 4iod vijandig is.
VL
1. Jesus. Vervul de plig-ten uwer betrekking met zachtmoedigheid , zijt zachtmoedig in alles en jegens allen en ook voor u zeiven. Ik ben het Lam Gods, welnu dan wees gij dan als mijn leerling zoo zachtmoedig als een lam, uwen Meester gelijkend.
Zie eens, mijn kind,mijne Apostelen zond ik als lammeren temidden der wolven ; zooals ik door de zachtmoedigheid eens lams, dat geslagt wordt, den dood en de hel
228
had overwonnen , zoo overwonnen mijne Apostelen door hunne zachtmoedigheid de wereld.
Eveneens zult gij de harten uwer medeinenschen winnen voor mij, voor godsdienst en deugd door de zachtmoedigheid.
Zijt daarom altijd kalm te moede en evenzeer voor de rijken als voor de armen voor den lieftallige en beschaafde als voor den opgevoede te genaken. Geef raad en hulp zonder aanzien van persoon en behandel ook den lastigste niet gestreng maar met voorkomendheid.
Mijn kind , ik stiet niemand terug — voor allen en voor een ieder stonden mijne armen open. Ik liet de kleine kinderen tot mij ko-
229
men ; ik leerde met geduld de menigte,die woest en lastig mij overal volgde; ik troostte de armen en bedroefden — ik bezocht de zieken en schonk hun genezing — ja mijn kind, zelfs de omhelzing eens verraders heb ik mij laten welgevallen.
2. Leer dan van mij de zachtmoedigheid , de nederigheid, de zedigheid , de voorzigtigheid en het geduld.
Toon aan niemand een stuursch gelaat, zijt voor niemand strenger in uwe blikken dan noodig is. Spreek geen harde woorden ; krenk den bekommerde niet door een scherp antwoord, word niet toornig op hem, die u beleedigt; wil uwen vijand terstond en van
230
harte vergeven; overwin aldus het kwade door het goede.
Verdraag alles; krenk niemand wacht u voor twist, voor spot of hekelende schertswoorden.
W ees gehoorzaam aan uwe oversten met bereidvaardigheid en trouw, laat nimmer in uw hart eenig verzet of weerzin tegen hunne bevelen sluipen. Een dienaar Gods — een mijner leerlingen en kinderen , kent geen verzet . kent geen weerzin ; hij meent in alles mijnen wil, mijne beschikkingen te raden Hij is ais slijk in de hand des pottenbakkers — hem komt nooit op de lippen ; waarom overkomt dat mij — waarom moet ik dat doen? — Waarom handelt men zoo met my ?
231
3. Mijn kind , bewonder eens de zachtmoedigheid van een heil-ligen Martinus en tracht Hem na te volgen. Niemand zag hem ooit toornig, niemand zag hem ooit gemelijk en onpleizierig evenmin uitgelaten of ijdel luidruchtig lag-chen. Altijd was Hij dezelfde,altijd lag er eene zelfde hemelsche vreugde en eenstemmigheid over zijn gelaat verspreid.
Zoo verre had Hij het in 't geduld gebragt, dat hij zelfs de beleed igingen van do laagste en geringste menschen verdroeg. hij ontvlugtte hen niet, evenmin stiet hij hen van zich terug of weigerde hij hun zijne liefde.
Nooit had hij iets anders in den mond dan Christus,nochietsanders
232
in zijn hart dan godsvrucht, vrede en medelijden jegens anderen. Dikwerf weende hij over de zonde van hen , die hem kwalijk toespraken en lasterden.
Of vestig uwe aandacht op den H. Franciscus van Sales; die zoet en lieflijk werd voor een ieder om allen voor Christus te winnen. Mijn kind,vestig uwe aandacht op de Heiligen en volg hen na.
4. Wil uit het gezegde echter niet besluiten , dat gij alle kwaad maar moet veroorloven. Neen dan vooral als gij anderen , hetzij kinderen of dienstboden onder uw opzigt hebt, zult gij verpligt zijn te berispen, te vermanen en soms met gestrengheid naar verbetering te streven.
233
Zorg echter niet in dien zin zachtmoedig te zijn dat het gezag of uw piigt er schade onder lijdt, doch zorg tevens eene gestrengheid te vermijden , die u de zachtmoedigheid in toegevendheid doet verliezen.
Vereenig beiden, de zachtmoedigheid en de tucht, zoo, dat gij noch door een valsch medelijden komt tot eene gevaarlijke toegevendheid die mij mishaagt; noch door gebrek aan zachtzinnigheid hard en krenkend wordt ook voor den minste uwer broederen.
5. De leerling. Ach Heer, Gij die de goedigheid en zachtzinnigheid zelve zijt, hoe beminnelijk en toch hoe ontzagwekkend zijt Gij tevens.
14
234
Ach toon mij uw wezen, laat mij zien de grootmoedigheid die zetelt op uw gelaat, de zacht verwijtende goedigheid en vergevensgezindheid die straalt uit uwe oogen. Leer mij die bedaardheid, die zedigheid en voorzigtigheid, die Gij in uwe menschheid een ieder toon-det. Leer mij bovenal de onuitputtelijke liefde uws harten
Zweef steeds voor mijne oogen oneindig goede, oneindig liefde waardig, oneindig zachtzinnige, oneindig heilige God en Zaligmaker en verleen mij de genade , de wijsheid en kracht om U na te volgen.
1. J e su s. Mijn kind, het zal wel
A ' ' -
235
gebeuren . en de duivel verlangt niets anders,datgij in de beoefening der nederigheid en zachtmoedigheid moedeloos wordt. Voor jnensche-lijke kracht is het ook te zwaar om altijd zichzelven als den geringste te beschouwen, zich van alles te onthechten , alles te dragen en alles te lijden. Daarom , mijn kind, wijs ik u op mijn voorbeeld. Dat voor oogen houdend en mij de krachten vragend,die uw bedorven menscheiijk hart ontbreken, zult gij kunnen volharden en beloond en gekroond worden in het rijk mijner eindelooze vreugde.
Ik zog u dan , mijn kind, ik moest wel lijden om daardoor in het rijk mijner glorie binnen te gaan.
236
Daarom was ik altijd voorbereid op het lijden; daarom verkeerde ik in armoede en ellende van mijn jeugd af; daarom ben ik de man van smarten wetend , wat lijden is.
Ook gij, mijn kind , moet door vele smarten en wederwaardigheden mijn rijk binnentreden.
Juist daarom heb ik u tijdens mijn leven op aarde toegeroepen: Die mij wil navolgen — hij neme zijn kruis op.
Waarlijk , mijn kind , op het kruis komt ten laatste alles neer. En ware er iets beter geweest dan he1; kruis om ter zaligheid te streven, o zeker, ik die zoo zeer uwe zaligheid wil, zou het u door mijne woorden geleerd en door mijne daden aangetoond hebben.
237
Bijgevolg is het voor u, om aan eene noodlottige moedeloosheid te ontkomen , volstrekt noodzakelijk geduld te oefenen, om alzoo volhardend te blijven in de vervulling van den wil mijns Vaders, en de u toegezegde belooning te ontvangen.
Gewapend dus met hel geduld moet gij den strijd der volmaaktheid , den strijd om de aangewezen deugden te verkrijgen , te ge-moet treden en uithouden.
2. Gij zijt Christen, daarom zeg ik u, neem het schild des ge-dulds, en draag het immer bij u. Want het leven eens Christen, wanneer het een leven overeenkomstig het Evangelie heeten zal, is eene kruisdraging en een martelaarschap.
238
Maar mijn kind gij wilt streven naar hooger deugd, gij wilt nog in hoogere mate Christon zijn en zooveel mogelijk op mij geltjken — o dan zeg ik u het geduld is voor u noodzakelijk.
Zeg mij hoe wilt gij zonder het geduid stlt;tnd houden in bekoringen zoo veelvuldig en zoo hevig hoe do wereld, uwe hartstogten en gebreken bestrijden , hoe volharden schoon allen u om uwe deugd bespotten en verachten?
Zonder het geduld zult gij weldra den moed laten zinken en stil staan op de weg der volmaaktheid. Zonder het geduld zal weldra uw ijver verflauwen uw inspanning verminderen. Zonder het geduld zult gij wel de hand slaan aan
239
den ploeg maar spoedig omzien , en den akker uvvs harten onbebouwd laten en bij gevolg ongeschikt worden voor het rijk van God.
3. Door het geduld echter zult gij aan mij, uwen gekruisten leermeester en uw voorbeeld,gelijkend worden. Door het geduld zult gij steeds onderworpen blijven aan mijnen heiligen wil en tevreden zijn met mijn wijze ondoorgrondelijke beschikkingen. Gewapend met het geduld, zult gij kracht genoeg hebben om altijd te doen , wat mij behagelijk is.
Daardoor zuil gij vele zonden van uw vorig leven afboeten daar door zult gij sterk en bestand worden tegen vele bekoringen.
Daardoor zult gij opgewassen
240
zijn tegen het menschelijk opzigt tegen de afkeuring en de bespotting der wereld. Want mogen de boozen ook al om u lagchen, het zal u niet verlegen maken, mogen ze u ook lagen leggen en u openlijk bestrijden , gij zult hen onverschrokken in de oogen zien.
4. O, mijn kind, onthoud het toch, geene wederwaardigheden kunnen u treffen als ik het niet veroorloof en ze u niet overzend.
Wat u dus overkomt, neem het aan en verdraag het met geduld, als zaagt gij uwen hemelschen Vader u met eigen hand kastijden.
Wel zal uw zwakke natuur de smart gevoelen en zuchten en wee-nen,datis menschelijk en het gevoel kunt gij niet wegwerpen — maar
241
die smart te gevoelen is ook geen zonden — doch wil niet morren wil niet ontevreden worden wijl u dit of dat overkomt.
Neen, mijn kind,maar tracht een heilige onverschilligheid in u op te te wekken, een heilige onverschilligheid, waardoor gij, nauw bestge-daan te hebben alles aan mij overlaat en metalgeheeleonderwerping aan mijnen wil niet meer naarvoor-spoed verlangt dan naar tegenspoed, rijkdom en overvloed niet meer waardeert dan armoede en kommer; de gezondheid niet meer begeert dan ziekte, den vrede niet meer dan de vervolging. Eene heilige onverschilligheid, die in alles tot laatste woord heeft: Heer ik ben bereid, doe wat Gü wilt.
242
Wilt gij echter volmaakt zijn en meer op mij gelijken — lijd dan met vreugde, met blijdschap dan Tooral, wanneer gij door bekoringen gekweld wordt: wel wetende dat de beproeving in u het geduld aankweekt en het geduld u tot hooger deugd en beloouing voert. Wel wetende , dat naarmate gij hier op aarde meer zult geleden hebben om mij te behagen , gij dan ook te zekerder zult zijn, deel te hebben aan mijn rijk en glorie.
5. Mijn kind , ziedaar den waren weg, die ten leven leidt; ziedaar de poort, waardoor gij het hemelsch Jerusalem kunt binnengaan. Zeg niet: te smal is die weg, te eng die poort en hard zijn
243
die woorden; want, mijn kind, harder, verschrikkelijker is het eenmaal dat laatste woord tehoo-ren: Wijk van mij , gevloekte in het eeuwig vuur.
O mijn kind, hard voor het vieesch zijn mijne woorden waardoor ik u deugden predik — doch moge 't u moeite en iospantiing, ja veel arbeids kosten om nederig, geduldig, zachtmoedig, in één woord deugdzaam en mij gelijkend te worden -— zie, groot is ook de belooning.
Kort is de strijd en ligt door mijne huip en genade — maar ontzaglijk en eeuwigdurend is het loon den overwinnaar weggelegd.
Hard is dat woord ; o ja , de deugd, de volmaaktheid kostzeH-
244
beheerscliing versterving en edelmoedige verloochening van uw zeiven — doch ik heb het u voor gedaan — ik heb het eerst dat harde woord itj mijn leven verwerkelijkt; ik ben het eerst geduldig, nederig en zachtmoedig deugdzaam geweest. Welk een troost en bemoediging voor u ? o-verweeg eens hoe ik leefde , leed en stierf aan het kruis zonder één woord van ongeduld te uiten.
Hard is mijn woord, dat geduld en lijden predikt maar mijne Heiligen hebben het aangenomen en onderhouden.
Werp uwe oogen op de Apostelen, op de Martelaren op zoo vele heilige Bisschoppen en Priesters — ga eens na , wat zij al geleden
hebben, hoe zij bekoord, hoe zij gekweld werden op allerlei wijzen, onder nlle opzigten.
Mijn kind, volg die lange rij van voorbeelden na , weet wel als gij weisert met hen te lijden, dan weigert gij ook met hen gekroond te worden.
Hard is dat woord; doch wat getroost zich de wereldling al niet voor aardsch , voor vergankelijk geluk, voor vreugde en ijdele eer; ja, wat getroost zich de zondaar al niei voor de voldoening zijner lusten.
Welaan dan , mijn kind , ding naar den prijs; wedijver met anderen en schaam u niet te lijden en u inspannig te getroosten voor den hemel terwijl er zoovelen ron-15
246
dom u alles over hebben voor het tijdelijke en vergankelijke, voor een niet.
6. O Heer. o goede Meester, uw wil geschiede ! üoe mij lijden hier , maar spaar mij ginds , in de eeuwigheid. Ik aanvaard uw woord, het zal mij niet meer hard in de ooren klinken, wijl een hemel mij toelacht , wij! uwe liefde mij aanspoort, wijl uw voorbeeld mij tot navolging dwingt.
Maar ach Heer, Gij weet wie ik ben. Beter kent Gij mij, dan ik mij zeiven ken. Gij weet, ik wil wel, doch mijn vleesch, mijo bedorven hart is zoo zwak 1 En als de beproeving lang duurt en in hevigheid toeneemt, hoe mij i Heer en dierbaarste Meester, za! ik dan
247
volharden. —- Altijd naar nederigheid streven; altijd de minste te wezen — geheel mijn leven lang — minachting en miskenning verdragen , neen, liefhebben en zoeken, ach Heer, schoon ik uit liefde voor ü en uit verlangen om U te behagen , zoo gaarne U toeroep : ik wil liet! Uw wil geschiede ! toch schijn ik als niet te willen , toch schijnt mijn hart er voor terug te deinzen.
7. O , mijn kind , ken ik dan uw hart, het maaksel mijner handen niet? Ben ik dan uw Vader niet, die u niet slechts de kracht ter uitvoering maar ook den wil ten ^'oede wil schenken ? Of ben ik niet getrouw en in den strijd aan uwe zijde?
15*
248
O zeker ik zal niet dulden , dat gij bekoord wordt boven uwe krachten. Neen in bekoringen , in den strijd zal ik kracht en uitkomst geven ter volharding.
Bid dus, mijn kind , en lijd; ongetwijfeld zult gij ter gelegener ure mij ter hulpe zien komen. Ik weet het juiste oogenblik der hulp en der bevrijding te kiezen. Vrees dan niet, maar kies mij tot voorbeeld uws levens, onderwerp u geheel aan mijnen wil.
Maar als de strijd lang duurt, zegt gij; altijd nederig, altijd zachtmoedig te zijn geheel een leven lang de minste te zijn en de de yerachting en miskenning te beminnen — doch als mijne genade u ter beschikking staat en u nim-
249
mer ontbreekt, wat zorgen , wat vreezen maakt gij u dan ?
Is het niet kort van duur , is het niet klein en onbeduidend dat alles, wat met den tijd vergaal? Wat is alles hier beneden , mijn kind , — wil dat nooit vergeten , — wat is alles hier op aarde vergeleken bij de eeuwigheid Geduld en moed , een wijleslechts, en — het einde is daar, het eind des levens, het eind des lijdens, het einde van den strijd — en het begin van eeuwig loon en liefde, van onvergankelijke glorie breekt voor u aan I
Vele personen, die den Heer op meer volmaakte wijze willen dienen , verlangen een rigtsnoer voor hunne daden om veilig te wandelen en hunne voelen niet in een hinderlaag te zetten. Daarom willen wij bij dit werkje eenen levensregel voegen , die den bemiu-naren der deugd welkom en van veel geestelijk voordeel zal zijn
Besteed eiken morgen terstond
251
na uwe gewone gebeden verrigt te hebben, eenigen tijd aan de godvruchtige overdenking der eeuwige waarheden , of van het, leven van onzen goddeiijken Verlosser. Ken kwartier uurs daaraan gewijd zal zeer goed besteed zijn.
Om deze overweging goed te doen moet gij met ijver de punten voorbereiden, naar een of ander boek , als bij voorbeeld, de Pon-te, Avancinus, Spinola. Het evangelie overwogen, Segnery. De navolging van het II. Hart; Thomas a Ketnpis, Chaignon, of anderen.
De wijze hierin ie volgen zij als volg!: 1 plaats u in de tegenwoordigheid van God en vraag Hem de kracht om u aan die over-
252
■wegingen met geheel uw hart te wijden.
2. Vervolgens moet gij zonder overdrevene inspanning met uwe verbeelding u eene zinnelijke voorstelling trachten te maken van datgene, wat gij ter overweging hebt gekozen.
3. Doorloop van punt tot punt, zij het ook met behulp van een boek, de voorbereide stof der overweging.
4. Pas haar op u toe, u bij het gezigt dezer waarheden opwekkend , nu eens tot verfoeijing uwer zonden , dan weder lot verbetering van uw leven , namelijk tot versterving van u zeiven , tot beteugeling der hartstogten, die die u het meest kwellen hetzij de
253
zinlijkheid , hetzij het ongeduld of de hoovaardigheid enz en tracht u zeiven aan te sporen tot zuiverheid van meeningin de werken van liefde, van ijverige deugds-betrachtingenz
5 Besluit het geheel met een bijzonder voornemen dat gij dienzelfden dag wilt volvoeren , en met eene korte zamenspraak tot Jesus of Maria , opdat zij u de genade verleenen om in daden uit te voeren, wat gij in uwe goede voornemens hebt besloten.
Eindelijk laat nimmer uwe overweging wegens dorheid, verveling of verstrooijing, die u overvalt , achterwege, en wanneer eene wettige reden u belet haar des morgens te doen, tracht haar dan in den loop van den dag of
254
des avonds in huis of voor het allerheiligst Sacrament te verrigten.
Eiken avond, vóór dat gij u ter ruste begeeft, moet gij ten eerste uw gewone gebeden verrigten . waaronder de vernieuwing der akten van geloof, hoop en liefde gt; die zoo zeer tot het wezen van den christen behooren, tenzij gij zulks reeds des morgens gedaan mogt hebben. De H. Vinceutius van Paula verzekerde, dal men van een christen . die zijn morgen en avondgebeden verwaarloost niets goeds kan verwachten. Ten tweede besteed vervolgens vijf of
255
zes minuten aan het onderzoek van uw geweten, doorloop vlug-tig uwe handelingen van geheel den dag en merk op, wat daarin gebrekkigs is geweest, en wek eindelijk een levendig berouw in u op en het voornemen om het den volgenden dag beter te maken.
Onder alle dageiijksche oefeningen van godsvrucht moet altijd het bijwonen van hel heilig Misoffer de eerste plaats innemen. En d aarom moet gij u ten eerste vast voornemen , indien jrij zonder groote moeite daarbij tegenwoordig kunt zijn, dit nimmeruitlauw-heid of nalatigheid te verwaarloo-
256
zen. DeH. Augustinus prijst zijne heilige moeder Monica zeer omdat zij dagelijks bij het H. Misoffer tegenwoordig was; schrijf u ten tweede eone godvruchtige wijze voor om de heilige Mis te hooren , daarbij niet te vergeten de geestelijke Communie , die van zooveel voordeel is.
Wat hel sacrament der Biecht betreft.
1 Kies u een Biechtvader, die de wetenschap , en dien godvruch-tigen geest bezit als gij bij uw sterfbed zoudt wenschen , en deel hem met vertrouwen en gehoorzaamheid al de belangen uwer ziel
257
mede , zonder u evenwel zoo vast aan hem te hechten, dat gij wanneer eene voldoende beweegreden u aanspoort tot een anderen te gaan , gij het niet zoudt kunnen.
2 Watde menigvuldigheid der Biecht betreft heeft de H Ignatius geschreven, dal het goed was eenmaal in de maand ter Biecht te gaan , maar beter alle acht dagen tot dat Sacrament te naderen. En indien Jesus u ingeeft deze betere wijze te volgen laat u dan niet ■weerhouden door gezegden van anderen, die geen smaak voorliet goddelijke bezitten.
3 Om wel te biechten moet gij goed uw geweten onderzoeken , hetgeen voor iemand, die dikwerf ter Biecht gaat, niet moeijelijk is,
258
doch leg er u meer met voordacht op toe om vooral ware gevoelens van berouw, in u op te wekken wijl daarvan de vrucht der Biecht vooral afhangt.
4 En openbaar vervolgens den Biechtvader zonder schroom, wat uw geweten zegt, zonder te ver-grooten , zonder te verkleinen , zonder iets te verhelen.
5 Indien gij het ongeluk hebt om in eene groote feil te vallen , wend u dan zoo spoedig mogelijk tot het goddelijk bad van boetvaardigheid.
6 Eindelijk draag groote zorg om niet te spreken noch over den Biechtvader noch over uwe biechten zonder zwaarwigtigeredenen.
259
V
Zoo menigvuldig als gij tot het Sacrament van boetvaardigheid nadert moet gij ook tot de H. Communie naderen. En daarom
1 Wat den tijd betreft sla in den loop des jaars de voornaamste feesten des Heeren, der H. Maagd, en van uwe bijzondere Patronen niet over.
De H Carolus had dit gebruik in de stad Milaan ingevoerd , met dat gevolg, dat de feesten der H Maagd Maria, wat aangaat het getal dergenen die tot de Sacramenten naderden, niet van het hoogtijd van Paschen verschilden.
2 Wat de wijze betreft waar-
260
op gij dit Sacrament moet ontvangen , tracht ter heilige tafel te naderen met al de voorbereiding, welke vereischt wordt. De H Aloy • sius van Gonzaga besteedde drie dagen tot voorbereiding en de volgende drie dagen tot dankzegging.
3 Ten minste zij de naaste voorbereiding zooveel mogelijk bestaande uit vurige akten van geloof, eerbied en liefde.
4 En als gij uwen goddelijken Meester ontvangen hebt , zijt dan niet zoo vrij Hem terstond te verlaten , gedachtig aan de woorden der H. Theresia „dat er geen tijd meer geschikt is om genade te verwerven dan de tijd, die na de H. Communie volgt.quot;
261
Indien gij eiken dag , een oogen-blik aan godvruclilige lezing kunt besteden , dan moet gij het niet verwaarioozen. Tracht het ten minste op feestdagen te doen, op welke gij ook niet verzuimen moet de verkondiging van Gods woord aan te hoo-ren. Jesus zegt „dat zij, die nidt naar zijne stem luisteren , ook niet tot zijne schapen behooren.quot;
Om u gedurende den dag met uwen goddelijk en Meester veree-nigd te houden moet gij u eerst
262
vertrouwd maken, met het gebruik van schietgebeden, nu eens tot Jesus , dan tot Maria , dan tot de Heiligen gerigt al naar de omstandigheden , welke uwe verschillende behoeften in het leven roepen; of naar de verschillende bekoringen, welke de gesteltenis uws geestes doet onstaan , en vooral overeenkomstig de deugd, die gij van plan zijt u eigen te maken , en de ondeugden, die gij u hebt voorgenomen te bestrijden. Ten tweede , moet gij eiken dag ten minste een klein bezoek brengen aan het allerheiligst Sacrament en zoo mogelijk . ook aan de beeltenis der heilige Maagd uwe moeder.
263
Wat de beoefening der deugd betreft,, moet gij u sr diep van overtuigen, dat geheel het christelijk leven beantwoordt aan de onttrekking zij het ook met geweld j' van datgene, wat de zinnelijkheid voldoet, en aan de volkomene onderwerping/ aan de wet van God in al datgeen wat u mishaagt, *
wel door de versterving van het vleesch , of wel door dg^ verloochening van den geest daar om moet gij u er met ernst op toeleggen, om van uwe hartstog-ten juist het meest te bestrijden i die in u de heerschende is, weike gij gemakkelijk zult erken-
264
nen , indien gij slechts nagaat, welke gedachten uwen geest het meest bezig houden, welke gevoelens uw hart het meest innemen , en welke de oorzaak van de meeste uwer feilen is. En vervolgens zonder den strijd tegen uwe overige hartstogten , wanneer zij zich doen gelden, en de beoefening van andere deugden, wanneer zich daartoe de gelegenheid aanbiedt achterwege te laten, moet gij. u oefenen om bij al uwe handelingen, zelfs bij de kleinste, vooral een zuivere meening op den voorgrond te stellen. Daaroni moet gij bij het eerste ontwaken aan God alles opdragen, en later gedurende den dag of ten min ste bij uwe voornaamste handelin-
265
gen die opdragt hernieuwen om alles tot zijne glorie te verrigten. Eindelijk draag bijzonder zorg ten opzigte van die deugden, welke aan uwen staat eigen moeten zijn: de onderwerping en de gehoorzaamheid indien gij nog kind zijt; de waakzaamheid zoo gij vader of moeder zijt; de liefde tot het werk , indien gij dienstbaar zijt; de spraakzaamheid, indien gij overste zijt; het geduld indien gij arm zijt; de liefde indien gij rijk zijt; het volhardend lijdon indien gij in ziekte verkeert, enz. wie gelooft aan God te kunnen behagen zonder de deugden van zijnen staït te beoefenen, bedriegt zich zei ven en erkent den geest van Jesus Christus niet.
266
S;
VI
Doc uw best om u een geheel bijzondere godsvrucht eigen te maken m tot het allerheiligst hart van Jesus vi Christus, die beloofd heeft geene H grenzen te zullen stellen aan zijne genade voor hem, die Hem in dien s] brandenden oven van liefde zoeken Z' en daarom. d 1 Tracht het goddelijk Hart zoo u innerlijk mogelijk te leeren kennen k door de overweging of door de Ie- d zing van een oi ander boek , wat s over,,, hetzelve heeft geschreven. v
2 Verrigt de een of ander godvruchtig e oefening tot het H. ISai t, hetgeen gij eiken dag doen kunt tijdens uw bezoek bij het heilig
267
Sacrament, of ten minste eiken vrijdag en bovenal den eersten vrijdag van elke maand.
3 Tracht u door godvruchtige negendaagsche oefening tot de viering der feestdagen van hel H. Hart voor te bereiden.
4 Tracht door bijzondere gesprekken een bevordenaar van deze godsvrucht te worden . en indien de ijver en omstandigheden u in slaat stellen haar in een kerk of parochie in te voeren, laat dan niet na u deze schoone verdiensten ten opzigte van Jesus Ie verwerven.
X
Na Jesus verdient Maria op de
268
eerste plaats door de christenen bemind te worden. Wil daarom steeds meer en meer uwe liefde tot haar aankweeken. En daarom.
1 Laat geen dag voorbijgaan zonder haar eenigen dienst te bewijzen voornamenlijk door het bidden van den rozenkrans hetzij alleen of met uw huisgezin.
2 Vraag zooals de H. Stanislaus deed, eiken morgen bij uw ontwaken en eiken avond alvorens gij u ter ruste begeeft , haren zegen.
3 Leg u eiken morgen, bijzonder op den Zaturdag , haar ter eere eenige verstervingen of een b3-zoek bij haar altaar op.
4 Kunt gij voor hare voornaamste feesten geene novene doen
269
met geheel uw huisgezin , doe het dan ten minste voor u in het bijzonder.
5 Tracht de godvruchtige viering der Meimaand te bevorderen door ze bij u intevoeren zoo zij nog niet bestaat.
6 Eindelijk tracht bij gelegenheid ook anderen te bezielen met een levendig vertrouwen en met eene teedere liefde jegens die goede Moeder.
XI
Besteed op oenen dag van elke maand eenigen lijd om u tot den dood voor te bereiden , en vestig bij deze gelegenheid uwe aandacht op vier zaken. Ten eerste stel een 16
270
klein onderzoek in omtrent u zeiven om te zien of gij niets kunt vinden, wat u in die stonde zou kunnen verontrusten om het thans te verbeteren. Spreek ten tweede eene goede Biecht en ontvangt de heilige Communie als ware deze de iaatsten van uw leven. Houd uten derde bij die gelegenheid bezig met dezelfde gevoelens, welkegij zoudt wenschen alsdan te bezitten. En maak eindelijk ten vierde uwe plannen voor hetgeen gij in den volgende maand zult uitvoeren.
XII
Neem in uwen omgang met den naaste boven al ter harte, om aan
271
uwe familie, hetzij uwe ouders, hetzij uwe ondergeschikten een goed voorbeeld te geven. Houd ten tweede wat uwe kleedina:, ook uwen stand in acht genomen , betreft zorgvuldig de eischen der christelijke zedigheid in het oog, ondanks hetgeen de wereld met hare stellingen en voorschriften daartegen overstelt. Wacht u met ijverige zorg voor den vrijen omgang en het verkeer met een ieder, die u reden tot zonden zoude kunnen wezen. Ten vierde wat vermaken aangaat, vlugt volhardend al die uitspanningen welke gij niet zonder wroeging des gewetens kunt nemen, als zijn zekere bijeenkomsten, zekere dansen,zekereschou-spelen die de zedigheid kwetsen ,
272
en houd u zelven met geoorloofde vermaken niet langer bezig dan eene gepaste ontspanning eischt
Verkwist ten vijfde uwen tijd niet met het lezen van ijdele en gevaarlijke boeken veel minder met die , welke gevaarlijk zijn , omdat zij de zedelijkheid ondermijnen , of wel omdat zij het geloof aanvallen. Ten zesde , gedraag u in huis en in gazelschappen altijd christelijk ; duld niet, dat men in uwe tegenwoordigheid iets zegge, dat de reinheid des geloofs of de goede zeden kwetst, en veel minder dat men afkeurenswaardige schertsen make zonder uwe afkeuring te doen blijken. De H. Stanislaus bragt het zoover, dat men zich in zijne
Ie 273 in tegenwoordigheid niet een enkel-maal een ongepast gesprek ver-jd oorloofde. Ton zevende , maak u jn nooit een gewoonte, of zoo gij ze et bezit leg dan de gewoonte af om n- bastaard-vloeken uit te spreken , ij- die mogen zij ook al geen vloeken )of of eeden zijn, evenwel slecht klin-; u ken in den mond van een christen, ijd Eindelijk ten achtste,draag zorg om in niet slechts zelf niet liefdeloos te ;e, spreken over anderen — eene on-de deugd zoo menigvuldig in onze eel dagen , maar ook niet te veroor-ns- loven , dat anderen kwaad spreien ken in uwe tegenwoordigheid, en. De H. Theresia plagt te zeghel gen, dat waar zij zich bevond ijne de goede naam van een ieder veilig was , zoo krachtig verzette zij
274
zich tegen alle kwaadsprekendheid.
Aan de christenen die een godvruchtig leven willen leiden past •bovenal de ijver, en in deze tijden is dit vooral noodzakelijk , opdat men niet zeggen kunne, dat de boozen meer ijver bezitten voor het kwaad dan de regtvaardigen voor het goed en daarom.
1 Schaam u niet om over goddelijke zaken te spreken met personen met wie gij gemeenzaam moet omgaan of die van u afhankelijk zijn, en toon u zelfs bezorgd voor al datgene, wat het heil hunner zielen betreft.
275
2 Indien gij lid zijt van zekere congregatie of godvruchtige ver-eeniging, of mede doet in sommige liefdewerken, bevorder dan don goeden geest door uwe bereidvaardigheid om op gestelde tijden bij de vergaderingen tegenwoordig te zijn en om met ijver de godvruchtige oefeningen te vervullen.
3 Bevorder alle krachtdadige middelen voor hel heil van anderen als zijn het lezen van goede boeken , door ze anderen te leenen als gij kunt; het dikwerf naderen tut de H. Sacramenten , door het gebruik daarvan en de voordeelen daaraan verbonden in het geheugen te roepen en aan te bevelen ; de zuiverheid en zedigheid door
276
zooveel het in uw vermogen ligt uwe naasten van gevaarlijke vermaken terug te houden en in allen de lust voor een christelijk en godvruchtig leven aan te wakkeren.
XIV
Eindelijk houdt altijd deze drie belangrijke zaken in uw hart geprent; ten eerste een teedere liefde tot de H. Kerk , zoodat gij nooit twijfelt aan hetgeen zij u tegeloo ven voorstelt; maar hoogacht en bemint zoo vurig mogelijk al dalgeen, wat zij doet en voorschrijft. Ten tweede een loeder vertrouwen in Jesus Christus, zoodat gij u nimmer laat ter ne-derslaan in welke ontmoeting van
277
tegenspoed , van ziekte van angsten , van armoede, van geestelijken kommer, van leven of van dood. Doch hebt gij het ongeluk gehad in zonde te vallen dan is zulks voor u meer dan hoog noodzakelijk . en tracht daarom met kracht van ziel terstond op testaan, uwe goede besluiten te hernieuwen en u op Jesus Christus te verlaten ; voortaan standvastig te zijn en doe dit, zoo dikwerf gij het ongeluk inoogt hebben te hervallen.
Ten derde eindelijk verhef u boven a! hetgeen de wereld van u zal zeggen, veracht zoo wel hare loftuitingen als hare berispingen hare beloften en hare bedreigingeti, haar belooning en hare kastijding
278
cn alles wat zij behagelijk of verschrikkelijks heeft, overtuigd als gij zijt, dat wie der wereld wil behagen, aan Jesus niet welgevallig kan zijn. — Hoe fac etvives. — Doe dit en gij zult ieven.
Herlees ten minste eenmaal in de maand dezen levensregel en stel daarover een kort onderzoek in om te zien hoe gij dien hebt nageleefd.
'
BRS MORGENS E!J ZIJN OMWAREN.
1 in Eiken morgen moeten wij, gelijk de en verheven dienaar Gods, Thomas van Kempen, zegt, onze goede voornemens lebt 'lern'euwei1 611 onzen ijver opwekken als moesten wij dien dag eerst voor goed met een deugdzaam leven beginnen; als moesten wij aan God bekennen . O Heer help mij in mijne goede plannen en in uwen heiligen dienst, eu verleen mij de genade heden eens voor goed een begin te maken met het werk mijner zaligheid wijl ik tot dusverre nog niets heb uit-gerigt.
Om dezen raad van Thomas van Kempen wel en geheel op te volgen, is het noodzakelijk den dag op eene Christe-
280
lijke wijze fe beginnen. Een eerste Christenpligt toch is liet, bij ons ontwaken , onzen geest tot God te verheffen , Hem als onzen Heer en Meester te erkennen en door oefeningen van aanbidding, liefde, onderwerpingen dankbaarheid de eerste oogenblikken van den dag te heiligen. Bijgevolg moet uwe eerste gedachte gewijd zijn aan God, die de eerste bewerker van uw heil is en u gedurende den naeht met zoo veel goedheid bewaard heeft. En naarmate gij meer zorg draagt aan God die eerstelingen toe te wijden, naar die mate zal ook het overig gedeelte van den dag meer en meer geheiligd zijn. Zij daarom dan bii uw ontwaken uwe eerste gedachte;
Mijn God , mijn God , bij liet begin van dazen dag bied ik mij u aan. O Heer, mijn geest is wel bereid doch mijn vleesch is zwak.
281
Ik bid U , Gij, die mijne sterkte zijt ondersteun mij; Jesus, Maria, Joseph help mij. Jn den naam des Vaders enz.
Het kruisteeken makende, moet gij u terstond oprigten eu met de groot sle zedigheid u kleeden overtuigd van Gods tegenwoordigheid. Iiitusschen kuni gij uu en dan kleine gebeden doen, als:
Allerzoetste Jesus, ik aanbid ü met geheel mijn hart : Jesus ik bemin U opregt en teeder. Ann U bevoel ik mijne ziel en mijn lig-chaam ; bewaar mij voor de zonde en schenk mij uwe genade opdat ik van daag in uwe liefde en vriendschap moge leven.
Als gij belionrlijk gekleed zijt, kniel dan een oogenblik neder en vraag gelijk brave kinderen jegens hunne moeders
282
doen deu zegen van de goede Moeder des Hoeren, de heilige onbevlekte Maagd Maria :
Moge Maria en haar goddolijk Kind mij zegenen.
Zooals de H. Stanislaus Kostka de gewoonte had; of;
Moeder van Jesns en mijne Moeder, vertrouwende geheel u toe te beliooren, geef ik u van daag mijne oogen , mijnen mond , mijne ooren, mijn hart, geheel mij zeiven. Heden wil ik deuwezijn, verdedig mij, bescherm mij als uw kind en geef mij uwen heiligen zegen.
Beveel u vervolgens aan uwen beschermengel en , na geheel gfkleea Ie zijn, begeef u ter plaatse waar gij gewoon zijt uw inorge;i gebed te verrigten.
VERZUCHTINGEN TOT JESUS.
DES MORGENS BIJ ONS ONTWAKEN ZOOALö JESUS AAN ÜE H. MECHTELU1S ZE LEERbE.
Ailerbeminnelijkste Jesus, do eerste verzuchting. die op dezen dag uit mijn hart opwelt, rigt ik tot U. Ik smeek ü, neem al mijne handelingen van dezen dag aan, en bied Gfj zelf iot eeuwigen lof ze uwen goddelijken Vader aan na ze gezuiverd en geheiligd te hebben in uw goddelijk hart.
U, heiligste vau alle hartea U zij m iju eerste morgengroet U, Hart vau Jesus rijk aan smarten En rijk aau zooveel liefdegloed! Ik treur, o God om zooveel wonden 17 *
U , wreed geslagen door mijn zouden
Doch nu, o Jesus, min 'k U teer!
In eeuwigheid geen zonden meer !
O lieilig Hart van Jesus, ik aanbid umet al de krachten mijner ziel. Ik wijd mij met dl mijn gedachten, woorden en werken en met geheel mijn wezen aan u toe. O goddelijk Hart. ik wenschte u de aanbidding, de liefdeen deeer te kunnen bewijzen , die Gij uwen eeuwigen Vader hebt bewezen, ik bid u , wil de geneesheer mijner feilen, de beschermer van mijn leven , mijne hulp en toevlugt zijn in 't uur van mijnen dood. Om de zuchten en smarten , waarin Gij tijdens geheel uw sterflijk leven om mijnentwille verkeerd hebt, wil mij tot aau
ien mijnen laatslen snik een volmaakt • berouw verleenen over al mijne zonden , de volharding in uwe ge-ik nade ten einde toe, de verachting 1er van al het wereldsche, een vurig ijn verlangen naar de eeuwige glorie ;en met een levendig vertrouwen eens ! u deelachtig te worden aan uwe on-ik eindige verdiensten, dp O beminnenswaardig Hart van ■n, Jesus deze nederige bede rigt ik ?bt tot u , niet slechts voor mij, maar re_ ook voor allen , die zich met mij er. op dit oogenblik vereenigen om jlp u te vereeren; neem ze aan, ver-'an hoor ze in uwe onmetelijke goeden heid en vooral voor hem, die van ee,l ons het eerst zal moeten sterven.
ille, Doe hen allen , allerzoetst Hart,
ian in de angsten des doods den troost
286
van uwen heil brengenden bijstand ondervinden ; neem hen op in de heilige wonden uwer zijden, opdat zij in dat brandpunt uwer liefde gezuiverd van alle zondeschuld ter heerlijkheid mogen vliegen om als voorsprekers bij uwen troon voor ons, die in dit ballingsoord achterblijven , een zelfde stervens uur te verkrijgen.
Deze betuiging van mijnen eerbied en deze gebeden wensch ik voor ü , o allergoedigst Hart, in mijn belang en in het belang van allen , die uw heilig Hart beminnen te herhalen bij elke zucht, die ik tot het laatste oogenblik mijns levens doen zal.
O barmhartig Hart van mijn Jesus, ik beveel aan U deH. kerk ,
287
uwe beminde Bruid, onze dierbare Moeder; de regtvaardigen, de zondaren en vooral de stervenden en alle menschen, die op aarde leven; laat de prijs niet verloren gaan van dat goddelijk bloed , dat ten heile van allen heeft gevloeid, en wil hel toepassen tot verlig-ting der zielen in het vagevuur en vooral van hen , die u beminden.
Allerminnelijkst Hart van Maria, dat onder alle geschapene harten het meest op dat van Jesus gelijkt, en het meeste medelijden hebt met ons arme zondaren , verkrijg voor mij dat alles, wat ik van het allerzoetste Hart van mijn en uwen Jesus gevraagd heb.
Ach , dierbare Moeder, ééne bede, ééne verzuchting slechts
288
door uw beminnelijkst Hart tot Jesus Harte gerigt, is in staat ons volmaakten troost te verwerven ; ach weiger ze niet om de dankbaarheid, die Gij zelve aan dat goddelijk Hart schuldig zijt en om de kinderlijke liefde , die Jesus weleer voor u gevoelde en eeuwig u zal blijven toedragen Amen.
MORGENGEBED.
Teekea u met het H. Kruisteeken en zeg met de H. Gertrudis :
God hebbe medelijden met mij en zegene mij; Hij zende een blik van zijn goddelijk Wezen op mij neder en hebbe ontferming met mij, die een zondaar ben. Hij ze-
289
gene mijn hart en doe het besef van zijne tegenwoordigheid doordringen door de gevoelloosheid, die hetzelve omsluit.
Allerheiligste Drievuldigheid , Vader, Zoon en Heilige Geest, u , die alleen mijn God zijt, aanbid ik in het besef van al mijne nietigheid. Uwe goddelijke almagt zegene mij en verlevendige mijn geloof; uwe goddelijke wijsheid zegene mij en versterke mijn vertrouwen ; uwe goddelijke liefde zegene mij en otilsteke in mij meerder lieldevuur voor, U mijn God , en voor mijn naaste uit liefde totü.
290
II.
DANKBETUIGING EN OPOFFERING DES HARTEN.
Ik aanbid, ik prijs en groet u , allenninnelijkst Hart van Jesus , honigzoete bron van alle genade waaruit nu en ten allen tijde alle goeds en alle zoets voortspruit. Met al het vuur der liefde mijns harten dank ik u, voor de bescherming, die ik gedurende dezen nacht van u mogt ondervinden en voor al de dank- en eerbewijzen , die Gij voor mij aan God uwen Vader hebt geschonken. Daarom ook , o Jesus mijne liefde , bied ik U mijn ellendig en onwaardig hart dezen morgen ten offer aan; en met al de genegenheid, waartoe
291
mijn hart in staaf is sluit ik het in de wonde van uwe allerheiligste zijde en beveel ik het aan uw al-lergoedigst Hart aan. Ik smeek U het onophoudelijk uwen goddelij-ken invloed te doen gevoelen en het met uwe heilige liefde te ontsteken en te ontvlammen. Zoo ge-sehiede het, o mijn Jesus.
Onze Vader; Wees gegroet; Ik geloof in God den Vader.
SMEEKGEBED.
Heiligste Jesus, in vereeniging der liefde, waarmede Gij op het kruis uwen geest den Vader hebt aanbevolen, beveel ik ü heden mijnen geest en mijne ziel en sluit ze in de heilige wonden uws Har-
292
ten. O verdedig daar beiden tegen al de aanvallen van den vijand. Gij weet, o goede Jesus, en ik weet het helaas maar al te goed door de ondervinding, hoe zwak , hoe lafhartig en onstandvastig ik ben. Ik smeek U dus om den eerbied , verschuldigd aan de vereeni ging die uwe aanbiddelijkegodheid, om ons ongelukkigen te verhelTen met uwe heilige menschheid sloot, dat Gij U wilt gewaardigen mijnen wil allernaauwst met uwen heiligen wil te vereenigen en met uwe genade te versterken , zoo dat hij U niet durft weerstreven In ver-eeniging met uw heilig en schuldeloos ligchaam offer ik ü geheel mijn ligchaam op , opdat geen mijner ledematen iets verrigte ten zij uit
'i93
Jiefde tot U, om U te prijzen en te verheerlijken Amen.
IV.
GOEDE MEENING.
Beminnelijkste Jesus. mijne eerste ademhaling op dezen morgen wijd ik ü uit den grond mijns harten. Ik oiïer li op al de handelingen van dezen dag, dien uwe goedheid mij veroorlooft te leven Gewaar-dig U zelf in mij te werken en al mijne bedoelingen , mijne genegenheden , mijne woorden en werken zoo te regelen . dat zij alleen strekken tot uwe meerdere glorie. Gewaardig U daarenboven ze te zuiveren en te verbeteren in uw allerzoetst Hart en ze uwen Vader aan te bieden in vereeniging met
294
uwe oneindig volmaakte handdin-
. . woord
gen , tot eeuwigen lof van uwen 1)eii u
naam Amen.
Lo
vooKNEMBK. schie
Dierbare Jesus, spreek tot mijn sluit hart, uw dienaar luistert. Welk voor gebrek wenscht Gij in mij uitge- belp roeid te zien? .... Welke deugd bem( wenscht Gij, dat ik heden vooral beoefenen zal?.... Wat verlangt uw heiligt Hart, dat ik van daag vooral zal doen of laten ?.... Welk q goed voornemen heb ik besloten lnij eiken morgen te hernieuwen. . . . uw
Denk hier eenige oogenblikken na (Jaar
over de beoefening van de een of andere e n ,
deugd — of over de bestrijding van de n een of andere feil of ondeugd — en
waardoor gij wel bijzonder op dezen dag zor
aan Jesus een blijk van uwe lielde zoudt 'loec
295
e]jn_ kuimeu geven — en na ia Gods tegenwoordigheid uw plan gemaakt te heb-iwen, ,
oen zeg dan :
Zoo zij het Jesus — Dat zal geschieden — Ziehier mijn hart, Ik mijn,sluit het in het uwe en schenk het Velk voor dezen dag geheel aan ü. Ach itge- help mij! O Jesus, ondersteun en 3ugd bemoddig mij !
•oral Y
angt
laag VERTROUWEN OP HET HAKT VAN JESUS.
^equot;i O Jesus, mijne liefde, bewaar
)ten Injj jn vej|jge schuilplaats van
• ■ • uw allergoedigst Hart; verdedig
1 na daar de zuiverheid mijns harten
^01-6 en versterk mijn vertrouwen van
110 U nimmer te beleedigen. Draag -en
dag zor» ' ^ m'in h31quot;1 onJ61quot; uwe
)udt hoede onbesmet beware en het ü
296
zoo eenmaal aanbiede in het uur van mijnen dood. Druk het afbeeldsel uws Harten als een zegel op mijn hart; opdat ik leven moge volgens uwe goddelijke geboden en volgens uw heilig verlangen en aan het einde mijner ballingschap op aarde waardig moge bevonden worden U voor eeuwig te aanschouwen.
Goede Jesus , ik bid u, in het boek des levens naast uwen honig zoeten naam ook den mijnen te willen schrijven. O zeg het tot mijn hart: „Ik ben uwe zaligheid.'' Verlaat mij niet, o Jesus bescherm mij en stel mijn hart gerust. Moge uw geest, die niets dan goedheid is, mij dezen dag en gedurende geheel mijn !e\en begeleiden op den
297
weg uwer heilige geboden tot aan de poorten van het rijk der regt-vaardigen en der eeuwige zaligheid , het land der levenden , waar ik het geluk zal hebben altijd eeuwig met ü te leven. Amen.
GEBED TOT Tgt;E H. ONBEVLEKTE MOEDER BES HEER EN
Verhevene Moeder \an mijnen God , Koningin des Hemels, mijne bijzondere voorspreekster, ik groet u in het H. allerzoetste Hart, van Jesus , uwen beminnelijken zoon ; en in plaats van mijne liefde , die zoo koud en onbeduidend is, offer ik u de liefde van dat goddelijk Hart op. Ik smeek u, dat, gelijk Hij , mensch en onze broeder wordende u tot Moeder over ons heeft aangesteld , Gij ook he-
298
den uit liefde tot Hem u gewaar-digen moogt mij als uw kind aan fe nemen en te erkennen. Moeder, ik verdien het wel niet, doch moge uwe moederlijke liefde mij die gunst verleenen. Neem mij als eene liefdevolle moeder, onder uwe hoede en bescherming, ondersteun mij in alles wat ik doe, in alle bekoringen, in alle angsten , Toon steeds voor mij een moederhart te bezitten , bezorgd om mij te helpen in dit leven en mij tot Jesus te geleiden in het uur van mijnen dood. Amen.
GMED TOT ZIJN BESCHERMENGEL.
Ik groet u in het allerminne-lijkst Hart van Jesus Christus, den Zoon van God, o heilige Engel,
299
die de Bewaarder zijt van mijne ziel en van mijn ligchaam. O neem mij uit lielde tot Hem , die bij het H. Doopsel mij aan u aanbeval, onder uwe zorgzame hoede en leiding. Sta mij ter zijde mot uwe hulp , opdat ik zonder struikelen de stormen van dit ellendig leven doorworstele. Rigt krachtdadig mijne schreden op den weg des heils, opdat ik in uw gezelschap eenmaal moge geraken tot do aanschouwing van het Wezen mijns hemelschen Vaders , dat gij immer geniet, om met u en met alle zalige Geesten eeuwig te prijzen de aanbiddelijke heilige Drieéénheid, die al, wat zoet en zaligs is overtreft. Amen.
300
VI.
GEBED OM DEN GODDELIJKER ZEGEN
Zegen mij, Vader, Zoon en H. Geest, eenig God ! Zegen mij, o Heer Jesus Christus met de teeder-ste liefde uws Harten! Geef, dat ik gedurende dezen dag met bereid-vaardigen wil en met brandende liefde mij verblijde in de vervulling van mijne pligten en van uwe heilige wenschen in alles, wat erge-beure of wat Gij over mij zult beschikken. Geef, dat ik in den geest van liefde met een volgzaam en zuiver hart en met verloochening mijner hartstogten en mijner eigenliefde , getrouw uwe goddelijke inzigten , uwe genade en uwe heilige inspraken volge.
301
Kus ten slotte het kruisbeeld en zeg met den H. IVaneiscus Xaverius ;
God mijns harte, om de vijf wonden door de liefde U aan het Kruis geslagen, wees uwe dierbaren gedachtig, die Gij met uw kostbaar Bloed hebt vrij gekocht. Wees ons genadig . lieve Jesus . altijd doch bijzonder gedurende dezen dag, Amen.
KORTER MORGENGEBED.
Dewijl onze bezigheden of andere oorzaken somtijds een beletsel kunnen zijn om des morgeus langen tijd aan het gebed te wijden, en de mensch dikwerf in dat beletsel zelf een beweegreden vindt om des morgens in liet geheel niet te bidden, laten wij bier een korter morgengebed volgen met de herinnering aan de ernstige en dubbele waarheid.
1
302
„Die goed bidt, wordt zeker zalig; die uiet bidt, gaat zeker verloren.quot; Wanneer ons hart nog een greintje van wederliefde bezit voor dat heilig Hart, dat brandt van liefde voor ons, dan zullen wij eiken morgen, ten minste de weinige oogeublikken kunnen vinden om met de volgende gebeden don dag te heiligen. Maak het tot een gewoonte om terstond bij uw ontwaken u te tee-kenen met het teeken des kruizes en te zeggen ;
Jesus, Maria , Joseph ik beveel mij aan uwe heilige Harten.
Tracht terwijl gij u kleedt bezig te zijn met de een of andere goede gedachte en gereed zijnde zeg dan neder knielend;
O allerheiligste Drievuldigheid , Vader , Zoon en H. Geest, één God in drie personen , ik geloof, dat Gij hier tegenwoordig
303
zijt. Ik aanbid u met diepen eerbied ; ik bemin u boven alles uit geheel mijn hart.
Jk dank u, o God vol goedheid en barmhartigheid, voor al de weldaden , die Gij mij tot op dezen oogenblik hebt geschonken , vooral dank ik u wijl Gij mij dezen nacht hebt bewaard
Daarom dan ook offer ik u alles op , wat ik gedurende dezen dag zal doen of lijden. Al mijne handelingen op dezen dag vereenig ik met den arbeid en het lijden van Jesus en Maria zijne heilige onbevlekte Moeder. — Maak ook God al mijne wenschen , gedachten , woorden en werken gelijkvormig aan de wenschen en gewaarwordingen van Jesus heilig Hart en
304
geef dal ik aan a'le gunsten , aflaten en genaden, die uit de rijke bron van goddelijke liefde heden voor mij kunnen voortspruiten, deelachtig worde.
O Jesus, bescherm mij dezen dag en al de dagen mijns levens met de alvermogende liefde uws Harten! O Maria, heilige onbevlekte Moeder van Gods Zoon neem mij als een uwe kinderen onder uwe hoede. Zijt mij eene Moeder bid en zorg voor mij, En Gij Vader onttrek mij uwe genade en uwen bijstand niet om de liefde, die Gij Jesus en Maria toedraagt. En Gij heilige Engel, die mij door God tot geleider en beschermer zijt gegeven •— mijne H. Patronen staat mij overal en in alles bij.
305
Alle gedachten en begeerten, alle ingevingen en gewaarwordingen , alle bekoringen én gelegenheden tot zonde, kortom alles wat strijdt mijn God, met uwen heiligen wil, verklaar ik plegtig niet te zullen willen. Bijzonder hernieuw ik mijn voornemen om deze deugd (hier noemt men die deugd) te beoefenen en om die gewoonte of die zonde (men noeme ze) met alle krachtsinspanning te vermijden. — Duizend maal liever sterven dan u, o.Jesus, te beleedi-gen en uw heilig Hart op nieuw te doorboren Zoo dikwerf de bekoring mij op dezen dag ten kwade zal lokken, wil ik vlugten tot uw heilig Hart en in tnij zeiven herhalen: Ik bemin u Jesus! want
18
306
Gij hebt mij zooveel bemind. Ik geef mijn Hart aan u alleen, mijn God , want Gij hebt tot den Iaat-sten druppel bloeds uws Harten gegeven voor mij! — Jesus, Maria, voor u leven en sterven !
Ik beveel mij in alle gebede't, en goedo werken en in allo heilige offers, die u, o God , heden over geheel de aarde worden opgedragen. Hart van Jesus, brandend van liefde voor ons, ontvlam meer en meer de harten van allo men-schen met liefde voor u.
En wijl ik niets Gode behage-lijks vermag uit mij zeiven, bid ik in t besef van al mijne nietigheid en ellende, zwakheid en gebreken : dat de zegen van God den vader, den zoon en don H.
307
Geest met den zegen van Maria en Joseph op mij nederdale en mij gedurande dezen dag voor alle tijdelijke en geestelijke rampen beware? Amen.
AVONDGEBED.
DANKBETUIGING.
U, o God, prijze mijn hart, mijne ziel, al mijne zintuigen , al mijne krachten, geheel mijn geest. Mogen alle schepselen u loven en danken, o allergoedigste en trouwste beminnaar van des menschen zaligheid, voor de vele barmhartigheden , die Gij mij op dezen dag hebt bewezen. Het was uw goedig Hart niet genoeg zoo vele ondankbaarheden van mij te verdragen ,
308
zoovele feilen en zooveel onverschilligheid over het hoofd te zien. neen de onpeilbare overvloed van uwe goddelijke weldadigheid heeft zich daarenboven nog gewaardigd om met zoovele genaden zulk een nietswaardig, ondankbaar nutteloos schepsel als ik ben te onder -steunen , te bewaren en te helpen.
Roep hier iu het geheugen de gunsten, de goede inspraken, liet welslagen uwer pogingen , het ontvangen der H. Sacramenten , of de bescherming in hekonn-gen of gevaren, die u van God gewerden als zoo vele genadebewijzen van de liefde van Jesus Hart en zeg dan ;
Ik dank daarvoor uwe goedgunstige ontferming, o mijn minnens-waardige Heer en Meester, ik dank uw allergoedigst Hart en zoo veel liefde van uwen kant ver-
309
gelijkende met de gebreken en be-leedigingen, die ik daarvoor weder gaf, verneder ik mij vol schaamte voor uwe voeten.
GEBED OM VERLICHTING DES VERSTANDS.
Ach Heer, voeg nieuwe gunsten bij zoo velen mij op dezen dag gegeven , ik smeek het cm uwe onuitsprekelijke goedheid, geef mij cok nog de genade om wel in te zien, waarin ik heden vooral uwe goddelijke Majesteit beleedigd heb. Moge het licht, dat uit uw van liefde vlammend Hart straalt, mijnen geest en mijn geheugen verlichten om te erkennen ;r et welke gedachte, ik mij heden tegen uwen wil heb bezig gehouder, ; welke woorden ik heb gesproken
310
in strijd met uw goddelijk welbehagen; welke genegenheden, of welk behagen ik in mijn hart heb toegelaten in strijd met de zuivere gewaarwordingen van uw allerzui-verstHart. welke handelingen ik ver-rigt of nagelaten heb in strijd met u wgoddelijk verlangen. Een enkele slraal van uw goddelijk licht zal mijn geest helpen om mij daarvan de boosheid en de afschuwelijkheid te doen kennen. Voeg o goede Jesus , bij dat levendig besef mijner verzuimenissen en zonden een heilig gevoel van leedwezen en een onherroepelijk voornemen om mij te verbeteren. Zonder u , o goddelijke bron van alle licht, verkeer ik in duisternis ; zonder u , o bron van goddelijk
311
liefdevuur ben ik koud en gevoelloos. Schenk mij daarom die tweevoudige genade die, beide stralen van licht en liefde, geheel uw Hart doen leven en branden voor ons , om wille der droefheid , die het ondervond van mijne zonden , om wille der liefde . die het uwen hemelschen Vader toedraagt en om wille der oneindige begeerte, die het heeft om alle zonden uit te delgen. Ik vertrouw dit van degoedigheid van uw allerheiligst Hart en door de voorspraak van uwe en mijne Moeder Maria.
ONDËRZOËK DES GEWETENS.
Houd hier eeu kort overzigt van al uwe daden ged-ireude dezen dag verligt , van al uwe gedachten, woordeu en werken, vooral van de pligten van uweu
312
staat , eu van alle verzuim, waaraan gij uheden hebt schuldig gemaakt. Na zoo al de gebroken van dezen dag in uw geheugen bijeengegaard en met alle zonden van geheel uw leven vereenigd te hebben, moet gij kalm doch meternst een welgemeend berouw in uw Hart trachten op te wekken:
BESCHULDIGING VAN ZICH ZELVEN DOOR DEN II. BEKNARDUS.
De H. Bernardus zich als een zondaar beschouwend, klaagt door Gods geest verlicht en tot berouw bewogen, over zich zeiven op deze wijze.
Ach de drift bragt mijn hart in beroering , de afgunst verscheurde mij, de hoogmoed blies mij op ; de bevelen mijner oversten heb ik niet opgevolgd maar beoordeeld en bevit; berispt over mijne feilen en nalatigheden heb ik naar de vermaning niet geluisterd , maar
813
] gij ze van mij gestooten terwijl ik on-200 beschaamd verlangde voorgetrok-! '1^ ken te worden boven anderen , die beter zijn dan ik; de eenvoudigheid n^t van andere godvruchtigen heb ik be-lart lagchelijk gemaakt terwijl ik de eerbied in 't gehoorzamen , en in oor mijne gesprekken de iedigheid vergat. Hardnekkig stond ik op mijne zienswijze , onzachtmcedig r,.n en luidruchtig was ik in mijne
woorden. Ik was onstandvastig : in van geest, ligtzinnig in mijn spre-i de ken en in mijne schertswoorden , p ; traag ten goede , niet voorkomend i ik in liefdediensten ; snel om te spre-fgt;Id ken, traag om te luisteren, aanmalen tigend om anderen te onderwijzen, de Bij de minste beleediging of spot iar geraakt werd ik onstuimig door
314
een storm van afkeerige gedachten ; den afwezigen sprak ik tegen, in mijn binnenste laakte ik hen , en wat alle dwaasheid overtreft, schoon niemand mij iels kwalijks zegt, peins ik in toornige gedachten en denk ik vooraf reeds na , wat anderen mij beleedigend zouden kunnen zeggjn ; ik mijmer reeds wat ik antwoorden , hoe ik mij wreken zal en zoo strijd ik met de schimmen eener werkelijkheid , die slechts in mijne verbeelding bestond.
Dikwijls heb ik gegeten en gedronken niet uit noodzakelijkheid maar uit zinnelijkheid en schoon het genoten voedsel voor mijne levensbehoeften voldeed bleef mijne zinnelust onbevredigd; daar
om
van
bru
vol
Ik
om
ten
tijc
spi
we
wa
dei
be;
eig
gei
mc
die
ho
bel
in
315
om ben ik onder voorwendsel van het benoodigde voedsel te gebruiken in een strik gevallen van voldoening mijner zinnelijkheid. Ik dacht over eten toen ik er niet om moest denken , want op vastendagen of in de uren buiten etenstijd waren mijne gedachten met spijzen bezig hoewel mijn ligchaam werkelijk niet at. Veel ligter ontwaar ik de gebreken dan do deugden van anderen; hunne feilen beschouw ik gestrengeiijk , mijne eigene zie ik over het hoofd ; jegens pi gen gebreken ben ik grootmoedig in vrijspraak . doch jegens die van anderen gestreng in de hoogste mate; slerk ben ik in hot beleedigen van anderen docii zwak in het verdragen van beleedigin-
316
gen ; lui ben ik om te gehoorzamen maar lastig in mijne bevelen voor anderen, tot afmatting toe.
Wat zal ik van mijnen tong zeggen ? Ach door dat geschenk van God sticht ik zooveel kwaad ; bijna telkens als ik spreek, spreek ik onwaarheid . want nooit ben ik gewoon om hetgeen ik hoorde of zag, te verhalen op die wijze en in die orde, waarin het geschiedde; en toch bevestigde ik mijn verhaal als waarheid en vlocht er dikwerf vele dingen in, die overbodig waren. Hoe durf ik nog hopen mij te beteren wij! ik op den oogen-blik zclven als ik mijne feilen verbeteren wil, nog misdoe? Want in de kerk voor het tabernakel in hetaanschijn desHeeren , bij mijne
317
)rza- voorbereiding tot de H. Sacra-
elen menten , bij de H. Mis en andere
toe. godsdienstoefeningen , in mijne ge-
zeg- beden des morgens, des avonds
van of door den dag ben ik verstrooid
bij- en dikwerf met mijnen geest verre
reek van God en het goede verwij-
n ik derd.
e of Ongelukkige , die ik ben , in
n in zoovele zaken, bijna in alles misdoe
de; ik, hetzij door zwakheid en zorge-
baal loosheid hetzij uit boozen wil, en
verf toch slaap , toch eet en drink ik ;
wa- ik geniet als ware de dag mijns
'quot;U stervens reeds voorbij en ik aan het
ten- oordeel en de hel reeds ontsnapt
t'er' — ik leef en lach en maak mij
aquot;' blijde als hadde ik reeds gezege-
1 vierd in het rijk van God. Ik
Jlie schaam mij,tot dus verre zoo geleefd
19
318
te hebben , ik schaam mij geboren te zijn, ik wenschte liever niet te zijn dan in zulk een toestand te zijn , ik schaam mij over mijn leven wijl ik weinig voortgang maak in de deugd , ik vrees te sterven omdat ik niet bereid ben om te sterven; en toch zou ik liever willen sterven en mij aan de barmhartigheid desHeeren overlaten, dan dat mijn toekomstig leven vol gebreken en zonder verbetering, een ander tot ergenis zij.
O voorzeker ik zou moeten wan hopen, ware het Woord , de Zoon van God niet mensch geworden en onder ons zondaren komen wonen. Neen wanhopen mag en kan ik niet, wijl Hij, die U mijn God, gehoorzaam werd tot den
319
dood des kruizes, het vonnis voor mijne zonden aan het kruis heeft gehecht en met die zonden ook den dood heeft gekruizigd.
BEROUW.
Hoe is het mogelijk, mijn God, dat mijn hart altijd zoo onverschillig blijft jegens U en zich heden zoo afkeerig en liefdeloos jegens U heeft gedragen? Ach er blijft mij niets anders over dan mij beschaamd aan uwe voeten neder te werpen in vereeniging met de bittere droefheid, die Jesus Christus uw Zoon in zijn lijden verduurde , en in uwe tegenwoordigheid van harte te zuchten en te schrei-jen, de overtredingen verwen-schende, waardoor ik Ü beleedigd 19*
320
T
heb. Ja mijn Jesus met al de op-regtheid mijns harten , met al de kracht mijner ziel betreur ik ze allen. Ik betreur ze, omdat ik daardoor verdiend heb eeuwig van U gescheiden te worden; ik betreur ze wijl ik voor eene nietswaardige bevrediging mijner hartstogten het hoogste goed, den hemel heb prijs gegeven ; ach maar veel meer nog betreur ik al mijne zonden omdat ik daardoor U beleedigd heb, ü die mij bemind hebt met geheel uw Hart, die mij overladen hebt met allerlei weldaden en die om uwe eindelooze goedheid boven alles verdiendet bemind te worden. Ach Jesus mogt ik u nooit beleedigd hebben ! Ach mogt ik al myne zonden kunnen uitwisschen
321
met mijn bloed ! Doch wijl ik dat niet vermag, wil den heilzamen invloed van uw goddelijk zoenbloed doen gelden en ter wille van dat heilig Bloed mij mijne misdaden vergeven.
Vraag hierna iu het kort den zegen van Jesus, Maria en Joseph — begeef u dan ter ruste en tracht met heilige gedachten in te slapen.
FN
De volgende punten zijn als zoo vele enkele, korte maar veel omvattende gedachten neergeschreven om ter onzer overweging te strekken. Zeer geschikt zal men er eiken dag een uit kunnen kiezen om als hoofdgedachte gedurende den dag herhaaldelijk in ons geheugen teruggeroepen of als onderwerp voor ons bijzonder dagelijksch onderzoek gebezigd te worden.
1. De belangrijkste zaak voor u, is uwe toekomst in de eeuwig- S heid. s
323
2. Het zij gij er aan denken wilt of niet, ook voor u zal het tijdelijke plaats maken voor het eeuwige, en spoediger dan gij meent.
3. Tusschen dit leven en de eeuwigheid ligt slechts éen enkel oogenblik.
4. Gij moet kiezen tusschen eeuwig galuk of eeuwig lijden. Er is geen middenweg. Kunt gij dan nog weifelen in uwe keuze?
5. Gij zijt op de wereld gekomen uitsluitend om te arbeiden haar heilig te verlaten.
6. Om waarlijk te leven moet gij leven volgens de grondbeginselen van het H. Evangelie.
324
7. Misschien sterft gij nog heden avond, wordt het dan geen tijd er aan te denken om als goed Christen te leven ?
8. Welke dwaasheid zoo lang te wachten met het begin, tot dat het tijd is om te eindigen !
9. Zeg niet morgen zal ik beginnen ; misschien komt er voor u geen mar gen meer.
10. Naauwelijks hebt gij een enkelen oogenblik ter uwer beschikking en 't schijnt als of gij zeker waart op eene eeuw te kunnen rekenen !
11. Waarlijk, het is niet voor-zigtig u te verlaten op het onzekere.
3-25
12. Een slecht sterfuur is onherstelbaar : slecht of goed — wij sterven maar éénmaal.
13. De wereld bedriegt u en voert ii ten verderve. Zijt gij wijs genoeg om dit te gelooven ?
14. Als gij de zonde en 't gevaar der zonde te gemoet loopt, wat doet gij dan anders dan de eeuwige vlammen te gemoet te loopen ?
15. 't Genot wat de zonde en de wereld schenkt is voortvlugtig en vergankelijk, doch de wroeging en de straf der hel duurt eeuwig.
16. Het kwaad , wat gij lag-
326
chende bedrijft, zult gij met bittere tranen moeten boeten.
17. Al den tijd , dien gij verbeuzelt en verliest, vindt of koopt gij niet terug.
18. Heden misschien zal God u oordeelen, heden zal Hij misschien de eeuwige rekening met u willen vereffenen — en van uwen kant is er niets in orde.
19. Gij lacht en vermaakt u , en de diepte der hel gaapt aan uwe voeten.
20. Als gij zelf de zonde niet in u uitdelgt, dan zal de zonde u verdelgen.
327
ere 21. Hoe meer wij ons inspan
ning getroosten, des te eerder zal de vrede in kalmte des harten ons er- eigendom zijn.
22. Vergeef u ze!ven niets en God zal u alles vergeven.
od
,15. 23. Door zich ielven te sparen
iet en te ontzien verliest men zich ; an duor zich zelven te vleijen en te vertroetelen brengt men zich den dood toe.
i,
an 24. Hij, die er niets voor over
heeft zijne zaligheid zeker te maken , kan verzekerd zijn zijne et zaligheid te verliezen.
u
23. 't Is groote wijsheid al het
328
nietige dezer wereld op te offeren om al het wezenlijke der andere wereld te winnen.
26. Een geluk, dat eeuwig duurt is toch wel eenige oogen-blikken van offer en inspanning waard.
27. O dwaasheid der wereld ! om den hemel te wagen voor eene nietigheid dezer aarde!
28. Wie Gods vriendschap en genade bezit op aarde, mogt hij overigens ook niets bezitten, is rijk in de hoogste mate.
29. Niet geld. of goed , maar deugd is de ware rijkdom onzer zielen.
329
30. Heilig zijn is alle ware goederen bezitten.
31. Hoe kan iets ter wereld , waarin alles vergankelijk is, den mensch bevredigen, die slechts bevredigd wordt, door het eeuwig bezit van God?
32. Dan voorwaar bezit men alles, wanneer men niets meer verlangt.
33. Zijt tevreden met God en God zal over u tevreden zijn.
34. Slechts door lijden en tnoeijelijkheden streeft men tot eeuwig geluk.
3ö. Niet de troon maar het
330
kruis is de ladder om ten hemel te klimmen
36. Hoe is 't mogelijk niet te vallen als wij slechts steunen op het brooze dezer aarde.
37. Als de wereld u tot kruis verstrekt, dan zal Jesus uw zaligheid zijn.
38. God is liefde; wat zaliger dan Hem te beminnen en geheel Hem toe te behooren ?
39. Indien gij uw kruis blijmoedig en standvastig draagt, dan zal het u dragen: een kruis, dat edelmoedig dooi ons gedragen wordt is maar een half kruis.
331
40. Waarom zet gij al uw zinnen op het tijdelijke , gij die onsterfelijk zijt?
41. Uwe ziel is uitsluitend voor God geschapen, waarom is zij dan gehecht aan iets, wat God volstrekt niet is.
42. 't Heelal in al zijn omvang is te klein voor een hart, dat slechts gevuld kan worden door God alleen.
48. Uwe zie! alleen is meer waard dan alle goederen dezer aarde.
44. Zoek waar gij wilt, den vrede vindt gij in God alleen.
332
43. Het geheim van 't ware rustbezit, bestaat in niets te verlangen van hetgeen vergankelijk is.
46. Laat God begaan : Hij zal veel beter slagen dan gij het zoudt vermogen.
47. Dikwerf bederven wij alles door overdrevene bemoeijingen van ons zeiven : God alleen weet zeer goed, wat wij noodig hebben.
48. Zijfgij bevreesd voorden dood , vrees dan bovenal den eeuwigen dood.
49. Naarmate uwe ziel voor-treffelijker is, moet gij des te meer vreezen haar te verliezen.
333
SO. Dat heet niet ons zeiven minnen , bijaldien wij onze zaligheid niet beminnen.
51. Die zich heden blijde maakt, zal zal welligt dezen avond nog zijn idt laatste uur bereikt hebben en zonder herstel verloren zijn.
52 Wat is vermeteler dan te spelen op den rand eens afgronds.
53. Ofschoon gij geen vrees ontwaart, waan daarom niet zonder gevaar te zijn.
54. God beleedigen en niet vreezen, is dat niet het verstand of het geloof verloren hebben?
334
55. 't Kost moeite en opoffering 6( om deugdzaam te leven , maar hoe. niets zoet is het als deugdzame te sterven geen
wen
56. De boetvaardigheid is bit
ter doch zij zuivert en geneest 6
onze zielen. zich
■
wet
57. Beter is het zich zeiven te doo verloochenen en te kastijden dan de kastijding der goddelijke regtvaar- ( heid af te wachten. zei
lor
58. Niets is klein of van weinig beteekenis, wanneer het geldt
God te behagen of te mishagen. rel
op
59. Wilt gij heilig en in vrede sterventracht dan heilig te leven . di
335
60. Moet gij u niet schamen nog niets gedaan te hebben van hetgeen , waarvoor gij alleen op de wereld zijt gekomen?
61. God alleen bestaat uit zich zeiven; wat u betreft, weet het wel, gij bestaat slechts door den wil van God.
62. Alles, wat gij slechts aan u zeiven toeschrijft, is voor u verloren.
63. Niets is zeker op deze wereld , dan hetgeen gegrondvest is op het onveranderlijk Wezen, God.
64. De grootste heilige is hij, die zich het meest inspant den wil
336
van God te vervullen zelfs in de kleinste zaken.
65. Kan een leven zonder liefde voor God doorgebragt wel in waarheid een leven heeten?
66. Sterven buiten de vriendschap Gods , is oneindig meer dan sterven.
67. De grootste deugden zijn wel die, welke het minst in hel oog loopen daarentegen het krachtdadigste slagen in de uitroeijing onzer bedorvenheid.
68. Geef aan God zonder achterhouding , en hij zal u geven zonder mate.
337
69. Maak u klein, zoo klein als gij kunt, zoo klein dat men u zelfs niet meer ontwaart; dat is het middel om waarlijk groot te worden,
70. Hoe meer de menschen u vergeten, des te minder zult gij vergeten worden door Jesus Christus.
71. Een volgeling van hot Woord , dat mensch geworden is , stijgt slechts hooger, naarmate hij zich dieper steeds vernedert.
72. Zeg niet, dat men u vernedert , men zet u alleenlijk op uwe plaats.
338
73. Gij staat altijd nog veel te hoog, wijl gij de eeuwige straffen verdiend hebt.
74. Smart en versmading, ziedaar de schatten van heilige zielen.
75. Gij zijt rijk genoeg , wanneer gij slechts tevreden zijt met uwe armoede.
76. De Christen, die onthecht is van alles, is meester van hemel en aarde.
77. Te hooger neemt de ziel hare vlagt ten hemel, naarmate zij minder verkleefd is aan hel aardsche.
339
78. Om geheel met God ver-eenigd te worden, moeten wij sterven aan alles, wat God niet is.
79. Naarmate wij ons hart le-diger maken van de schepselen, vervullen wij het ook meer met den Schepper.
80. De ware liefde is niet altijd die, welke ons voldoet, maar wel die, welke ons vernedert en onthecht.
81. Wie zich zei ven niet bezit, hoe zal hij God kunnen bezitten!
82. Zachtzinnig en geduldig zijn tijdens voorspoed , dat zegt niet veel; men moet dit zijn bij kruis en tegenspoed.
340
83. De zachtmoedigheid is de levensles van onzen zaligmaker; doch als gij die les niet leert en opvolgt in uw leven , zijt gij dan wel een leerling van uwen zaligmaker Jesus Christus ?
84. Zeg niet dat gij Christen zijt, als gij niet willig bereid zijt om kwaad met goed te vergelden.
85. Voorwaar 't is een schoone wraak en wel naar 't voorbeeld des Heeren om hen met goedheden te vergelden, die u met kwaad en smaadheden overladen.
86. Wie zijn hartstogten weet te beheerschen is in staat te heer-schen over geheel de wereld.
341
87. Een kalme en wel te vredene ziel is eeu troon en welgevallige rustplaats voor God.
88. Hoe zijn uw oogen zonder tranen terwijl gij u toch schuldig kent aan zooveel zonden?
89. Tranen zijn er noodig. tranen van berouw om het vuur der helle uit te dooven, dat wij voor onze zonden verdiend hebben.
90. Daar zijn slechts twee wegen naar den hemel, de weg der onschuld, de weg der boetvaardigheid.
91. Hij, die het gevoelt, wat het is als balling hier te leven , kan
■gt;0
342
voorwaar, zijn tranen slecht weerhouden.
92. Wat is meer beklagenswaardig dan zijn eigen ellende niet te kennen ?
93. Kan men nog smaak vinden in wereldsche vreugde bij de onzekerheid of een eeuwig leven of een eeuwige dood ons wacht?
94. Al de vreugden dezer we reld wegen in waarde niet op tegen een enkele traan van berouw.
95. Het groot geheim om het hart van God te winnen bestaat in smeeken en verzuchten.
343
96. Elke schrede op onzen le-venswes, is een schrede nader tot het graf; wij zijn aan het einde van dien weg, dan, als wij dit nog verre wanen.
97. Een ieder kan zeggen : gisteren was ik. Niemand kan zeggen , morgen zal ik zijn.
98. Wat baat het den onboetvaardige lang te leven, tenzij, om meerdere schatten van Gods toorn en wrake op zijn hoofd te stapelen.
99. Een goede dood, is een meesterstuk , er zijn dus wel door ons tijdens ons leven meerdere proeven te nemen, ter voorbereiding om eenmaal wel te slagen.
344
100. Welk een zorg besteedt men voor den tijd die rustloos voortsnelt! Waarom wijdt men niet evenveel zorgen aandeeeuwig-heid , die geen einde zal hebben ?
101. Wij doen zooveel om ons ongelukkig te maken naar de ziel; waarom doen wij niet een deel daarvan om ons een waarachtig eeuwig geluk te verzekeren?
102. Gij zegt, dat gij ten hemel wilt, maar kiest gij wel den weg daarheen?
103. In welk een ongelukkigen toestand verkeert de mensch, die in staat van zonden is; de dood behoeft maar één wenk en hij is voor altijd verloren.
345
104. Daar zijn geen twee hemelen : wij kunnen niet volmaakt gelukkig zijn in dit en in het ander leven.
105. Wie verslaafd is aan het bezit van aardsche goederen, zal geen deel hebben aan de eeuwige goederen.
106. Wie hier niet de versmading van Jesus wil deelen, zal ook niet eenmaal met Hem heer-schen.
107. Wie hier den beker der versmading, der verachting en der bespotting drinkt om Jesus wil, zal eenmaal genieten glorie en verheerlijking ten eigen heile.
346
108. Er tegen opzien om zijne misstappen af te boeten , dat heet niet waarlijk boetvaardig zijn.
109. De zondaar stelle zich een verworpeling voor oogen, deze alleen is in staat hem te zeggen, welkewaardede tijd voor hem heeft om zijne zonden te boeten.
110. Tusschen deugd en ondeugd ligt geen midden.
111. Wie niet opregt omgaat met God en met zijn geweten, wie en deugd en ondeugd aan elkander wil paren is een halfslach-t ige en een huichelaar, die zich zeiven bedriegt en ten verderve rent.
347
112. Waarom haat gij niet hier op aarde, wat gij eenmaal wilt haten in den hemel — de zonde?
113. Waarom bemint gij niet op deze aarde, wat gij schijnt eenmaal te willen beminnen in den hemel — God en de deugd'?
114. Verlangen — smachtend verlangen naar God is oneindig beter dan te hunkeren naar eene schijnbare verzadiging, die het geschapene ons biedt.
115. 0! de smaak in het he-melsche, schenkt des menschen hart zulke een ware bevrediging.
116. Hoe meer wij hongeren
348
naar de eeuwige zaligheid , des te meer ontwaren wij een voorsmaak van liet hemelsche.
117. Hongerig te zijn op deze aarde is het erfdeel der Heiligen; verzadigd te worden is het deel der Gelukzaligen in den hemel. Welnu die hier heilig leeft — j wordt ginds een gelukzalige.
118. Wie waarlijk verlangt naar den hemel, is zat van de aarde en hare goederen.
119. Wie meent naar God te verlangen en niet alles oveiheeft om God te bezitten , wordt door zijn meening en verlangen bedrogen.
349
120. Het gebed schenkt ons reeds hier verzadiging — ga dan tot die bron om uwen dorst te lesschen.
121. De bestrijding en het verzetten der nuttelooze gedachten is de dood der slechte gedachten.
122. Heilige geestelijke verzadiging is de vrucht van een langdurig en liefdevol gebed.
123. Een vast besluit, een hecht voornemen draagt de zege weg over alle verzet der natuur.
124. Waken, bidden, strijden, zich verloochenen, ziedaar de groote middelen tot volmaaktheid.
3o0
125. Zonder stilte en ingetogenheid is de godsvrucht een hersenschim.
126. Nimmer zult gij voortgang maken in het innerlijk geestelijk leven als gij niet streeft om voortdurend in Gods tegenwoordigheid te wandelen.
127. Word wederom een kind met Jesus en weldra zult gij met Hem groeijen in wijsheid en Gode behagelijk worden.
128. Doe nu wat u getoond wordt op het kruis — dat is de beknopte inhoud van alle deugd.
129. Gij vraagt, welke is de
351
weg ten hemel? — ik ken geen anderen weg dan dien het Evangelie aanwijst.
130. Om niet te verdwalen moet gij noodzakelijk de voetstappen van Jesus Christus volgen.
131. Ik ben de weg , de waarheid en het leven , zegt uw Verlosser. Welaan, ga dan tot Hem en volg Hem na en verwijder u geen oogenblik uit zijne omgeving.
132. Wat zijt gij wei op dezen oogenblik voor het Hart van Jesus en wat is Jesus wel voor uw hart?
133. Zult gij dan altijd blijven zeggen; ik zou wel willen — en
?eto-her-
352
nimmer zeggen : het is geschied , heden nog ben ik begonnen?
134. Weet wel, terwijl gij weifelt en telkens uitstelt eene keus te doen, komt de dood en gaat alles verloren.
135. Niet begeerten en schoone wenschen, maar deze verwerkelijkt in ons leven, redden ons voor de eeuwigheid.
14 ken, men
136. Wijd u aan God en aan de deugd op dezen oogenblik; draal niet langer want de tijd, die komt is niet ter uwer beschikking.
137. Wel zijn alle beginselen moeijelijk en vermengd met heel
353
veel bitters doch de volhardin; verzoet ten laatste alles.
gt;6
138. Schep moed, de genade des Heeren is duizendmaal sterker dan de duivel en de hel.
me 139. Hoeveel vermag eene ziel, jkt welke God vreest en op Hem al haar vertrouwen stelt!
140. Welke verblinding van ons menschen — wij zien anderen dagelijks rondom ons stervenen wij denken niet na, dat ook eenmaal onze beurt zal komen.
141. Wat helpt het te bedenken, dat men sterven moet, als men niet bedacht is goed te sterven •'
21
354
142. Hier — hebt gij nog de keuze tusschen eeuwig geluk of ongeluk. Daar — aan gene zijde van het graf, rest ons geen keuze meer.
143. Het verleidend schijnschoon dezer wereld betoovert en verblindt ons — doch men denke aan het eind van alles.
144. Zal het dan eenmaal niet beter zijn hier geleefd td hebben voor God en voor de deugd in plaats van voor oris ligchaam en den lust der zinnen?
14ö. Wie wijs is draagt zorg
niets te doen , waarover hij zich
eenmaal bitter zal moeten beklagen.
355
146. Tracht nu zóó te zijn als gij wenschen zoudt in de ure des doods te wezen.
147. De ware deugd, zij moge moeijelijk schijnen en veel olTers van ons vergen, — bezit evenwel meer zoet dan bitterheden.
148. Js het niet beter hier God tot vriend te houden dan Hem eenmaal tot vijand te hebben.
149. Wat is aardsche vriendschap, wat der menschen eer en achting? Zij sterft met u weg — zij maakt uw ziel niet zalig — zij helpt u niet voor den troon van Hem , wiens vriendschap reikt tot over het graf wiens vijandschap verschrikkelijk is.
21 *
356
150. Wilt gij vriend zijn van Jesus, maak u dan vriend der armen; wat gij den minste zijner doet, dat hebt ge aan Hem gedaan.
151. Als gij geen medelijden hebt voor anderen , hoe wilt gij dan het hart uws Regters tot medelijden stemmen.
152. Zie de aalmoezen niet aan als een gunstbewijs, als louter welwillendheid , neen , zie daarin de voldoening eener schuld en een handel om den hemel.
153. God beminnen boven alles en zijn naaste beminnen als zich zelven, ziedaar geheel de wet. Zich zelven liefhebben en zich zei-
ven in alles zoeken, ziedaar de bron van alle zonden.
154. Wilt gij gelukkig ieven hier en eens zeker gelukkig worden daarboven, bestrijd dan de eigenliefde in uw liart — en zie in dien strijd niet tegen offers op.
153. Wilt gij dat uw hart, zoo ledig van u zei ven, iets hebbe te beminnen , iets hebbe ter volmaakte bevrediging, sluit het dan iu de harten van Jesus , van Maria en Joseph.
136. Wilt gij eindelijk , dat uw hart rust vinde in die heilige Harten beschouw ze dan, leer ijverig, wat daarin omgaat, tracht
358
de gewaarwordingen, die daarin opwellen, in u over te nemen. Kortom tracht met uw hart op de Harten van Jesus, Maria en Joseph te gelijken.
GEDURENDE HET H. OFFER DER MIS.
Dagelijks aandachtig tegenwoordig zijn bij het H. offer der Mis en zooveel mogelijk van het begin ^ot het eind ons met den Priester aan hot altaar te vereenigen. is van onuitsprekelijk nut, van onbegrijpelijk werkenden invloed voor ons geestelijk leven. Im.ners , is het H. Misoffer de onbloedige hernieuwing van het offer des kruizes, dan is ook het altaar een ander Calvarie — welnu, dan overwege men, wat het zeggen wil dagelijks ons te scharen om dat dierbaar wereldreddend kruis hetzij schuldeloos als Maria of Joannes, de smarten van Jesus begrijpend en deelend en ziju liefde in de zoetste zoetigheden smakend—het-
360
zij schuldig als een Magdalena sehreijend omhelzend dien stam des kruizes, waaraan het Lam . dat de zonden der wereld wegneemt, onze zonden boet. O zeker het H. Misoffer is de kracht en uithar-ding der regtvaardigen — 't is de bronwel van rouwvolle tranen en de volharding der boctvaardigen. Beiden daar ontvangen den liefdevollen blik van Jesus — beiden dilar hooren zijne woorden van opwekking bemoediging en troost — beiden daar, en zondaar en onschuldige, worden besproeid met het, bloed, dat van dit kruis, den boom des levens, rijkelijk nederdruppelt — beiden dus worden overstroomd met onbeschrijflijk kostbare genadegaven.
Zij, die te huis den tijd niet kunnen vinden om hunne dagelijksehe overweging te verrichten zullen weldoen na na het gebod van voorbereiding tot aan de opheffing of Consecratie hunne overweging gedurende de H. Mis te doen.
361
Zij kunueu vervolgeus met de gebeden der Consecratie begmuen.
VAN VOORBEREIDING TOT DE H. NIS.
Zie mij hier, o mijn God , neergeknield aan uwe voeten om getuige te zijn van het grootste en heiligste uwer geheitnen. Ik dank U, mijn God, voor de weldaad der schepping, ik dank U voor de genade der verlossing, ik dank Ü voor de groote genade, die Gij mij thans wilt verleenen door mij te veroorlooven bij dit uw heiligst Offer tegenwoordig te zijn. Doordring mijn hart met heilige, godsdienstige vreeze, maar vul het te-
362
vens met diepe, zuiverende smart en ontvlam het met verkwikkende hemelsche liefde voor het verheven Offerlam , Jesus, wiens bloed op Calvarie heeft gestroomd tot uit-delging mijner zonden en die thans op nieuw zich offeren gaat voor de zaligheid mijner ziel.
Van harte vereenigd met uw welbeminden Zoon, o Vader, veroorloof mij ü deze zuivere vlekke-looze offerande aan te bieden om uwer majesteit eene waardige hulde van aanbidding en van liefde te betuigen , eene hulde, waartoe ik in mijn geestelijke armoede niet in staat ben. Onrnaglig als ik ben om U te aanbidden op eene wijze uwer waardig, vermag ik evenmin U passend dank te zeggen voor de
weldaden , waarmede Gij niet ophoudt mij te begiftigen — mij het onwaardigste en ondankbaarste uwer schepselen. Gedoog dan, goede Yader, datiküdenkelkdesheils ten offer breng en mijne stem , hoe onwaardig dan ook, vereenige met de heilige smeekingen van dat kostbaar bloed uws Zoons en zoo tot voor den troon uwer heerlijkheid den ü meest welkomen lofzang van dank en eere brenge.
Doch luister ook, o God en Vader, naar de kreten van dat aanbiddelijk Bloed, dat bij ü om genade en ontferming smeekt voor alle ongelukkige zondaren. Ik de grootste zondaar van hen allen , o God , ik heb behoefte aan ontferming en ik durf ü nogmaals
364
dat kostbaar Zoenbloed aan te bieden om voor mij yergiffenis te verwerven. Moge dat H. Bioed mij besproeijen en mij zuiveren , moge het mij een kleed worden , dat aan de blikken uwer regtvaar-digheid al mijne misdaden onttrekt.
Ter wille van Jesus uwen welbeminde Zoon in wien Gij behagen hebt, o Vader , vergeef mij al mijne zonden, let op mijne zwakheid en ellende, denk aan mijne armoede en geestelijke behoefte en verleen mij al de genade, die ik noodig heb om met offer-volle bereidwilligheid en met volharding U en Jesus te beminnen en alles te doen en te onderhouden, wat uw heilige wet gebiedt en
363
de zaligheid mijner ziel vereischt. Amen.
VAN HET BEGIN DER H. MIS TOT AAN HET EVANGELIE.
Doordrongen van het besef mijner nietigheid en diepe ellende , belijd ik, o mijn God , dat ik een onwaardige beu en niet verdien tegenwoordig te zijn bij dit ontzagwekkend offer , hel heiligst en verhevenste, wat onze godsdienst bezit, 't Is dan ook door mij diep te vernederen en mij te vereeniget-met Jesus, die op onbloedige wijze zijn smartelijk lijden en sterven van Calvarie U tot glorie, mij tot zaligheid gaat hernieuwen , dal ik
366
het wagen durf hier in uwe tegenwoordigheid te verschijnen en genade en ontferming van ü te verhopen. Om U met Jesus te verheerlijken , o driefwerf Heilige, vereenig ik mij met de bedoelingen van Jesus kruisoffer op Golgotha , met de bedoelingen , welke Hem hier bezielen op hel H. Altaar. Ik vereenig mij met de verhevene wenschen en bedoelingen, waarmede de H. onbevlekte Moeder dus Heeren stond onder het kruis en hier haren Zoon met geheel den hentelbegeleidt. O mogt ik in mijn hart kunnen overstorten de gevoelens van aanbidding , van diepe vernedering en van smartelijk lijdende liefde, die hare reine onbevlekte ziel vervulden toen zij op
367
den bloedigen lijdensheuvel hare tranen mengde met het Bloed haars eenigen Zoons en door eene vereeniging van smart, van liefde en onderwerping, die elke andere smarte, liefde en onderwerping overtrof, met haar goddelijk Kind, uwen eenigen Zoon, één offer werd !
Mogt ik de zonde kunnen baten, mijn God, gelijk Maria ze haatte toen zij zag, wat al lijciens het haren Jesus kostte om ze uit te boeten voor ons. Mogt ik kunnen weenen als die troostelooze Moeder toen zij haar goddelijken Zoon overdekt zag met wonden van het hoofd tot de voeten , uitgeput van smarten, oververzadigd van smaadheden en ondankbaarheid!
368
O mogt ik de zonde kunnen ver-foeijen zoo als zij, de Onbevlekte , ze verfoeide toen zij onder den falen sluijer des doods de oogen van haar stervend Kind zag breken en zijn laatste stervenskreet, zijne laatste zuchten hoorde! — Ja, ja mijn God , ik verfoei zo uit den grond mijns harten , ik verfoei ze alle feilen en gebreken , alle ondankbaarheden en overtredingen, waaraan ik mij heb schuldig gemaakt. Ik heb mijne ziel bezoedeld en tot een voorwerp van walging en afschuw gemaakt in uwe oogen — mijne ziel, door ü geschapen , door Jesus verlost en door uw beider H. Geest geheiligd — mijne ziel voor welke Gij, o God in grenzelooze liefde alles
369
deedt en ik — ondankbare — U niets dan zwarten ondank wedergaf. Ik geloof, o mijn God, met diep berouw en smart maar toch ook met een vast vertrouwen, dat Gij mij vergiffenis wilt schenken, nu ik U het bloed mijns Zaligmakers , de smarten en de tranen van Maria tot verzoening aan kom bieden. Vergeet uwe regtvaardig-lieid, o Heer, om mijne ellende en uwe oneindige barmhartigheid ontfermend te gedenken.
Weerhoud den arm der wrake, o mijn God , en heb medelijden want ik ben voor uwe oogen niet meer dan een bezoedeld vat, ont-reinigd door de zonde, dat uw toorn kan verbrijzelen en vernietigen , doch dat uwe genade ook
370
kan zuiveren en dienstbaar maken aan uwe eere.
Spaar mij, Heer , en handel niet met mij overeenkomstig de grootheid en hoeveelheid mijner misdaden ; och nvv goddelijk liefdevol hart wil liever vergeven dan straffen ; meer schittert uw glorie in ontferming dan in wrake — en Vader, Jesus uw aanbiddelijke zoon heeft zich uwer geregtig-heid geslagtofferd, opdat Gij jegens mij slechts uwe barmhartigheid zoudt doen gelden.
Eere zij U , o God , wiens regt-vaardigheid voldaan werd op Cal-varie en wiens barmhartigheid zich uitstrekt over de aarde als een breede mantel in wier plooijen zich verschuilen allen, die gezondigd
371
hebben maar daarom schreijen — maar hopen en te meer beminnen. Eere aan ü ook, o aanbiddelijk Offer-Lam , wiens Bloed ons vonnis heeft uitgewischt en de aarde met den hemel en God met de aarde heeft verzoend ! Eere, lof dank en liefde eeuwig aan Hem , die ons heeft bemind en zich leverde voor ons — en vrede zij allen , die met goeden wil opregt verlangen aan de vruchten der Verlossing deelachtig te worden ?
Maak mij er deelgenoot van , o God, pas ze toe op mij die vruchten der Verlossing; want heeft de zonde in het verleden zoo dikwerf mijnen wil in verzet ge-bragt met uwen heiligen wil, — thans, o, Heer, behoort mijn wil,
372
mijn hart met al zijn neigingen, mijne ziel met al hare vermogens ü toe, en mijn vurigst verlangen en mijn onwrikbaarste voornemen is, om voortaan het smadelijk lijden en den wreeden dood uws Zoons nimmer meer vruchteloos voor mij te maken, maar met heilige trouw en wederliefde uwe oneindige onverdiende liefde te beloonen.
VAN HET EVANGELIE TOT DE CONSECRATIE.
Niet te vreden , o Heer , mijn Verlosser en Zaligmaker te zijn, hebt Gij nog voor mij de weg, de waarheid en het leven willen we-
373
zen. Gij wilt mij onderrigten door uw voorbeeld en uw lessen en mij in uw heilig Evangelie den weg aanwijzen en een levensregel geven , die mij zeker leidt naar mijn eenig doel, mijn vaderland hier boven. Ach Heer, voeg bij zooveel goedheid, waarvoor ik u met eerbied dank, nog meer genade en vorm en neig mijn hart tot de trouwe vervulling uwer geboden. Geel' dat uwe wet des Evangelies de regel worde van mijne gedachten, woorden , gewaarwordingen en werken, mijn levensgids; geef dat ik wille leeren mij zeiven te verloochenen om uwe verhevene voorschriften trouw te volgen ; geef dat ik mijn kruis met moed en blijdschap op de
374
schouders neme en hel pad be-wandele, dat Gij mij voorgingt op deze aarde, het pad van lijden , van vernedering van offer en van strijd. Geef mij geduld in tegenspoed , onderwerping in alles wat Gij over mij beschikt, geef mij de genade nimmer tc vergeten , dat het Kruis het zinnebeeld is en biijfl der vereeniging van onze arme harten met uw rijk , aanbiddelijk heilig Hart.
]k geloof, o God, alle waarheden , die uw heilig geloof mij leert en uwe Kerk mij te geloo-ven voorstelt. Mag ook mijn verstand niet doordringen tot de diepte dei1 geheimen, ik breng liet blij ten offer aan uw gezag, aan uw onfeilbaar woord ; mijn
375
geest aanbidt met eerbied , wat mijn verstand niet kan omvatten en mijn hart verlustigt zich in uwe geheimen , die ondanks het heilig donker, waarin zij schuilen, toch bronnen zijn van troost en hoop. van liefde en onuitsprekelijke bemoediging. Doch , goede God , wat baat mij het geloof en het vasthouden aan uw leering, als mijne werken daarmee strijden , als mijn gedrag niet strookt met uwe wetten ? Wal is geloo-ven zonder doen? Wat katholiek te heeten en niet katholiek te leven? — 't Is spotten met uw goedheid. Heer, die mij, boven anderen , tot het cenig waar geloof hebt uitverkoren. — 't Is mij schuldig maken veel meer dan
376
anderen , die niet zooveel genade en gunsten van Ü ontvingen, 't Is schatten van toorn opstapelen voor den dag der wra ke, waarop ik rekenschap aan U mijn regtvaardigen Regter zal moeten geven. Bewaar mij dan daarvoor, o goede God ! Neen ik wil niet slechts katholiek, niet slechts deugdzaam heetcn maar het ook zijn in mijn gedachten en woorden, in mijn wenschen en in mijn daden. Ondersteun mij daarom met uwe genade, leer en help mij, mij zei ven te overwinnen, allen weerzin, alle beletselen, welke ik in de beoefening der deugd ondervind te boven komen; help mij goede God door uwe hulp en kracht om over mijne zwakke na-
377
tuur, over mijn bedorven hart, over alle moeijelijkheden in de be oefening van uw Evangelie te zegepralen.
O mogt ik bij de offergave, die heden U uw Priester aanbiedt, ook een waardig offer voegen — het offer eens harten, dat brandt van heilig liefdevuur voor Ü , o God , die alleen de waardigste zijt op op aarde en in don hemel om door ons bemind tc worden. — - Helaas, mijn hart is nog bezoedeld met duizend zwakheden, zonden en gebreken; wanneer zal het een offer zijn uwer waardig o God. die zelfs in de Engelen vlekken ziet. Mijn hart is koud , is trotsch, is liefdeloos, is arm en beroofd van alle ware goederen. Maar 22
378
loch , o liefdevolle Jesus , hoe onwaardig ik ook moge wezen , och versmaad mijn hart, mijn ofTer niet, maar biedt het niet uw H. Offer aan God Uw Vader aan Zuiver hot, heilig het, maak het rijk aan ware goederen, versier het met uw gaven, beur het op uit de diepte der ellende, waarin het zucht en maak het waardig zijn lof en dank te mengen met de eer en jubelzangen , die de Cngelen en Heiligen aanheffen bij uw troon. Veroorloof mij het Heilig, heilig, heilig te herhalen ; eere en glorie en aanbidding zij God, die heerscht in den luister der hooge hemelen. Heilig, heilig, heilig ook en eere en aanbidding aau U o God, der liefde, die U vernedert en ver-
379
schuilt op onze altaren , die dagelijks , telkens U slagtoffei't voor het heil van ons ondankbaren , voor de zaligheid van ons zondaren , voor de zaligheid van onze onverschillige zielen.
Hoor alles zwijgt! Doods is de stilte rondom mij — als bode van het ontzagwekkend oogenblik, dat gaat komen. — De hemel is geopend — en God gehoorzaamt, aan het woord van zijn schepsel, van zijn Priester — welkom , welkom , goede Jesus, in ons midden ! Gezegend Hij, die komt in den naam des Hceren — welkom — welkom lieve Jesus, het is zoo goed bij ü ! Zoo zalig in uw bijzijn te verwijlen. — Hoe dekken de Engelen , die daar met U ko-
380
ïnen hun aangazigt met hunne vleugelen. Wie schetst de schoon-heidderseraphynen — hun zangen, hun smeekingen en gebeden. De Grooten, de Tronen, de Mag-ten en alle choren van zalige geesten omgeven U, o Jesus, onze offeraar en offerande. — Jesus is daar! Hoe Hij zich vernedert — hoe Hij zich offert! — Hoe Hij zich vernedert voor ons zondaren — Mijn God — ik geloof — ik vertrouw — ik bemin — ach wees mij zondaar (och genadig!
381
ne
VAN DE CONSECRATIE TOT HET E1N-
n-
DE DER H. MIS.
n.
g- üw eigen Zoon, o God, heeft
ge het magtig woord des Priesters ze van den hernel neergeroepen en ug ter aanbidding opgeheven — Je-
e_ sus, onze hoop en onze liefde,
_ heeft zich uwer regtvaardighcid [jg aangeboden om uwe wraak en onze straf te voorkomen. De e- kelk des heils met Jesus kostbaar jr Bloed dwingt U tot barmhartigheid en tot vergeving. Verhoor, o Vader, de geheim zinnige smeekingen van uwen Zoon , die genade en ontferming vraagt voor ons schuldigen. Wasch ons zondaren rein in dal kostbaar Bloed en doe
382
dé kracht daarvan gevoelen in dat droevig oord van lijden en verbeiden, waaronze dierbaren, onze broeders en zusters allen, nog voldoen voor hunne schulden. Ach goede God heb medelijden met de zielen in het Vagevuur, doe uwe liefde niet langer geweld aan. het losgeld, dat Jesus ü biedt en wij in vereeniging met den priester aan het altaar U bieden , Vader, uw eigen Zoon , 't is meer dan genoeg om alle zielen te verlossen van harepijnen en over te.voeren naar den hemel het land van vreugde en vrede. Zij kunnen niet meer bidden voor zich zeiven, maar des te vuriger bidden wij U Vader , ter wille van Jesus uwen Zoon , heb mede-
T
383
lijden met de lijdende zielen in het Vagevuur. Heb medelijden met die zielen, voor wie dit H. ofler U wordt opgedragen , heb medelijden met die zielen , voor welke wij bijzonder verpligt zijn te bidden , heb medelijden met allen , die daar lijden , vooral met hen , o goede God, voor wie men op deze aarde vergeet te bidden, en die ü meer bijzonder vereerd hebben op deze aarde in het heiligst Sacrament, of die zich bijzonder toegewijd hadden aan de H. harten van Jesus, Maria en Joseph.
O goede God , Gij magtige en verhevene, die U wel verwaardigen wilt ons te veroorloven ü als onzen Vader te beschouwen en zoo te noemen, die in waarheid voor
384
ons zoo teeder en zorgvol zijt als een vader, gedoog dat uw kinderen , die hier nog als bannelingen zwerven hunne oogen schreijend rigten naar dat gelukkig vaderland, die schoone woning, waar Gij zijt en heerscht en wij hopen eens met U te zijn en in eeuwigheid te heer-schen. Heersch daarom hier op aarde over onze harten, heilig in ons uwen naam engeefdatongeloovigen en zondaren uwen naam leeren kennen en eerbiedigen ; verder en verder op de wereld strekke zich uw rijk, uw ware Kerk uit, dat alle schepselen U kennen en beminnen en vermeerder uwe kennis en uwe liefde ook in onze harten, dat eenparig de lofzang ü ter eer weer-klinke geheel de wereld over: Eer
385
zij den Vader, eere zij den Zoon , eere den H. Geest, gelijk het was van den beginne en thans en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Lw heilige wil, o beste en teederste der vaderen is de grondregel van alle deugd , verleen dan aan uw kinderen de genade om dien wil met liefde en getrouwheid te vervullen dan ook, wanneer Gij offers vraagt of zware beproevingen ons overzendt. Geef ons ook, o Vader, hetdagelijksch voedsel, wat wij noodig hebben , niet slechts ligchamelijk onderhoud maar vooral uw goede inspraken , uw genade en het waardig ontvangen der H. Sacramenten. O leer ons toch , niet U en onze zielen te vergeten in de zorgen van
386
dit leven maar met kinderlijk ver trouwen in tijdelijke en geestelijke behoeften ons op U te veria ten. —
Schuldig voor uwe oogen , bezwaard met zooveel zonden , wie zou het durven wagen zich een onschuldige te gelooven — wij allen hebben reden ons diep in het stof voor uwe majesteit te buigen en om ontferming en barmhartig heid te smeeken. Doch onze on waardigheid vermindert niet in ons het vertrouwen op uwe goed heid , maar met een rouwvol hart herhalen wij de bede, vergeef ons onze schulden gelijk een vader ver giffenis schenkt aan zijne kinderen der en gelijk ook wij vergiflenis elle willen schenken aém allen , die ons hoe
krenl lijk ; hede voor sterk ons 1 o go dag zond O zone
VOO!
bepl Vad baai vooi toet
387
krenkten en beleedigden. Einde lijk zet de kroon op ai uw goedheden en genaden , bescherm ons voor bekoringen, ondersteun en sterk ons in den strijd, verdedig ons tegen den duivel en zijn listen; o goede Vader, bewaar ons dezen dag en heoi ons leven voor alle zonden.
O Jesus, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, voor ons geslagtofferd op Calvarie, bepleit onze belangen bij uwen Vader en ter wille van het kostbaar Bloed , dst Gij aan het Kruis voor ons vergoten hebt, smeek toch , dat God uw hemelsche Vader medelijden hebbe met onze ellende en onze smeekingen ver-li oo re.
388
O Jesus goddelijk Offerlam , die heden nog op onbloedige wijze uw Kruis en lijden hernieuwt en uw bloed doet stroomen op dit altaar, Ontferm U onzer — Ach, ontferm ü onzer en pas de verdiensten van uw Heilig Bloed en lijden op onze zielen toe — maak ieder onzer deelgenoot van de verdiensten aan het Kruis verworven, maak ons rijk met de vruchten der Verlossing.
O Jesus vlekkeloos Lam, geofferd voor uws Vaders eere en ons tot spijze ten eeuwigen leven toebereid , ach zuiver onze harten , wasch ons rein in. uw aanbiddelijk Bloed , opdat wij minder onwaardig worden , U in ons binnenste te ontvangen.
389
O kom, beminde Jesus, mijn iioop en troost, mijn zaligheid en vreugde op deze aarde, kom in mijn liart ten minste op geeste-Hjke wijze. — Wat heb ik U miskend , oneindig Goede , wat heb ik ü miskend! Zoo dikwerf in mijn leven! Hoe weinig ü bemind , die toch alleen en al mijn liefde waardig zijt. Thans leest Gij in mijn hart, schaamte en spijt, minachting jegens mij zeiven maar toch liefde voor IJ en smartelijk verlangen om U nimmer meer te beleedigen , dat alles stemt mij tot een levendig berouw en wekt de heiligste voornemens in mij op. Ach voeg bij de genade des berouws, die Gij mij hebt geschonken nog meer,
23
390
nog grootere genade. Zie als een reiziger, die vermoeid en uitgeput, dorst naar rust en naar verkwikking zoo verlangt mijn hart naar U, o Jesus, mijne rust, mijne verzadiging, mijn geluk en mijne vreugde. Mijne ziel wenscht U te ontvangen, zich met ü te vereenigen , om zich nimmer meer van ü te scheiden , die mijn eenig leven , het eenig voorwerp mijner liefde zijt. O mogt ik heden aanzitten aan het H. Gastmaal, mij iesschen aan de purperen bron, die welt en stroomt zoo zegenrijk in het heiligste der Sacramenten. Doch ben ik thans niet waardig, mag ik U heden niet werkelijk ontvangen, kom, goede Jesus kom, ik smeek het U met
391
diepen eerbied, met geloof en hoop en liefde met droefiieid over mijne zonden , kom op een geestelijke wijze in mijn hart.
Kom tot mij met uwe genade, stort uw gunsten en rijkste gaven over mijn hart uit, opdat ik ü van daag getrouw blijve, o mijn dierbaarste Meester en Verlosser, en door geen vrijwillige dagelijksche zonde, veel minder goede God, door een doodzonde U beleedige en bedroeve, en maak mij waardig U spoedig werkelijk in een wel voorbereid hart te ontvangen.
Üw H. offer is voltooid , o Heer! Wederom, mijn God, heeft het vlekkeloos Offerlam, dat de wereld redde, de geheimen van Calvarie hernieuwd; wederom
392
heefl Jesus kostbaar Bloed om genade en ontferming gesmeekt voor mij en allen bij God zijn hemel-schen Vader. Wederom hebt Gij, croede Jesus mijne zaak, mijn heil bepleit bij uwen Vader! W at zijt Gij goed, o Heer, wat zijt Gij toch oneindig goed! Waarom mij boven zoo veel anderen uitverkoren om tegenwoordig te zijn bij uw H. offer — ik een zondaai, ik een ondankbare — ik de minste en onwaardigste uwer kinderen. Wat zijt Gij onbegrijpelijk goed o Heer, Ik dank ü dui-zendrnalen. Ik smeek U vergiffenis voor di verstrooijing en oneerbiedigheid waaraan ik mij welligt in uwe heilige tegenwoordigheid heb schuldig gemaakt.
393
Vergeef het mij, o goede Jesus , en maak mij ter wille uwer barmhartigheid deelgenoot van alle genade en verdiensten aan liet bijwonen van uw H. Offer verbonden. — En Gij, o Vader, verhoor de stem van Jesus uwen Zoon , zegen mij ter wille van dat H. Offer, zegen allen die mij dierbaar zijn. Regel mijne gedachten, bestuur mijne woorden , regel en bestuur, o God , van daag al mijne daden. Dat de kracht van dit H. Offer zich doe gevoelen in alles, wat ik heden doen zal, opdat alles strekke tot uwe eer, tot mijne eeuwige zaligheid en dat uw zegen mij en ons allen een onderpand zij van uwe genade en van uwen bijstand in het uur van onzen dood. Amen.
y . clI- ■
Bladz. Regel Staat: Lees:
11, 8v.b,, beweegrede, beweegreden.
117, lOv. b,, overeiling, overijling.
129, 3v. o., de ziel, der ziel.
132, 2v. b, zijne kruisdood, zijnen kruisdood.
162, 7v. b., uwen ijver, uw ijver.
228, llv.b., opgevoede, onopgevoede.
270, 4v.o., den volgende, de volgende.
Bliidz.
Voorwoord...................... m
Gebed van den H. Bernardus....... 1
Onderrigtingen over do Nederigheid om tot Christelijke volmaaktheid te
geraken....................... 3
Gedachten over de Nederigheid, getrokken uit de schriften van verschillende schrijvers over het geestelijk leven. 123 Bemoedigende en leerrijke zamenspra-ken tusschen Jesus Christus en den beminnaar van zijn nederig eu zachtmoedig hart.
Eerste zamenspraak...........154
Tweede zamenspraak.......... 163
Bladz.
Derde zamenspraak........... 181'
Vierde zamenspraak........195 .
Vijfde zamenspraak...........
Zesde zamenspraak............
Zevende zamenspraak..........
Christelijke levensregel............
De pligt eens Christen............
Verzuchtingen der H. Mechtildes des J|
morgens bij het ontwaken....... •
Morgengebed..................... ^ J
Korter morgengebed...............
Avondgebed.....................
Zeltbescbuldiging van den H. Ber-
nardus........................
grondregels en opmer-
Christelijke kingen...
Gebeden gedurende het H. Offer dei-
Mis ...........................