111 ■ Wf
HET GASTMAAL DER EiWELEV.
DER
OF
DOOR
Hij heeft hun liet brood des hemels gegeven; de mensch heeft liet brood der Engelen gegeten. GET. DEÜ H. KEKK.
's Hertogenbosch,
HESRl BööAEKTS, opvolger van P. 1 VERHOEVffl,
Drukker en Boekhandelaar van Z. H, Paus Pius IX, 1373.
!quot; 1 *
I i
DER
OF
DOOR
HUBERT LEBON, R. K. Pr.
Hij heeft hun het brood des hemels gegeven ; de mensch heeft het brood der Engelen gegeten. get. der H, Kerk.
's Hertogenbosch,
HESRI BÖÜAERTS, opvolger van P. H. VERBOEÏE»,
Drukker en Boekhandelaar va* Z. H, Paus Pius IX. 1373.
Het brood der Engelen wordt het brood der raenseheu..... O ongehoord wonder! Een armen en nietigen slaaf wordt toegestaan om zich met zijn' Heer te voeden.
Get. der H. Kerk.
VOOliREDE.
Voor dat gi], god»ruchlige lezer, dit boekje leest, moet ik ti eene gjnst verzoeten; deze gunsl heb ik reeds van God afgesmeekt; zij beslaat daarin, dst gij mij de vermetelheid vergeeft, dat ik het durf wagen, om over het verheven-ste, hel heiligste, het geheimzinnigste en hel aanbiddenswaardigsle onzer gchci~ men te spreken, ik heb dit echter gedaan, doordrongen van den diepslen eerbied ; maar ik beken het, zonder eenige andere nasporing en uil het diepste gevoel mijns harten. 11; gevoelde in mij de behoede, om de verrukking, die mij bezielde, ook in de harten der-genen, die mij willen begrijpen, uil te storten, en mei mij te laten deelen.
Die schitterende zon, die haar licht in mijne ziel verspreidde, kwam mij zoo schoon voor; hare stralen glinsteiend
VI
zoo heertijk in (3e ziel, welke twintig jaren voor het licht gesloten wareu gebleven!....
Dat vaderland, dat ik, arme schipbreukeling, temgvoud, was zoo heerlijk voor mij, die mijne schoonste jaren in dc modderpoelen der zonde had zien voorbijsnellen, en mij11 leven had door-gebragt in eene wereld, welke niets dan moeite en slavernij opleverde.
Dat goddelijk voedsel, dat men mij aanbood, was zoo kostbaar voor mii, toen ik mij onder de kindereu Gods zag geplaatst; terwijl ik zoo vele dagen van honger en dorst in de dorre zandwoestijnen der wereld had versmacht.
(lij verlangt zeker, waarde lezer, dat ik mij duidelijker verklare. Om mij in uwe oogen beier te reglvaardigcn, moet ik, zonder acht te slaan op mijne eigenliefde, u de dingen zeggen, zoo als zij zijn; ik was een ongelukkige, verloren zoon geweest, en ik vond na vele bittere dagen, na hel erfdeel verkwist te hebben, al de genoegens des levens terug; ik hervond een goeden vader, wiens hart mij steeds genegen bleef, en naar zijn
VII
voorbeeld, al de huisgenooten, die mij van mijne lompen ontdeden, om mij met rijke kleederen te versieren; er was groote vreugde; allen beijverden zich om het geluk te betuigen, dat zij door mijne terugkomst smaakten en zelfs al mijne broeders kwamen mij zonder ijverziicht lot het pracht ig gastmaal van den vader des huisgezius uitnoodigen.
Nadat deze eerste aandoeningen voorbij waren, heb ik mijne erkentelijkheid willen betuigen en over mijn geluk spreken. Daarom deel ik heden aan allen mede, welke reine genoegens ik smaak, en spreek hen over den diepen vrede, welken mijne ziel geniet, en over de onschatbare uren, die ik met mijne broeders doorbreng. Met kinderlijke vreugde, welke voor geene uitdrukking vatbaar is, gewaag ik openlijk van de onuitsprekelijke wellusten, die ik aan het gastmaal smaak, dat Jesus voor zijne kinderen heeft bereid Godminnende zielen, ik wensehte, als gelukkig genoodigde, een lofzang van liefde bij dit heerlijk gastmaal aan te heffen. Even als gij herhaal ik slechts de zegeningen waarmede Jesus
YIII
zijne Isindercn overlaadt. Laat ons zingen . .. De engelen zullen dien lofzang in de hemelen berba'en, want dii is het gastmnal, dal hen mei vreugde veivull; fill is hel brood van liefde, waarmede zij zelven zich in de strooien der godheid voeden O! lalen wij het dikwerf berhalt-n, dal de Heer groote dingen voor ons doet; laten wij zijn driewerf heiligen naara verheerlijlicn ; Hij alleen is goed, Hij alleen is beminnelijk, Hij alleen verdient al onze liefde. Hel is aan dat gastmaal van den vader des hnisgezins dal Hij de innig vertrouwde Vriend zijner kinderen, de Vader van alle vertroosting is, en dal Hij ons wil voeden met een brood, hetwelk uit den hemel is gedaald, dat het leven en de onsterfelijkheid geeft Ach! konden wij aan deze tafel der engelen, welke de boo/e veracht, omdat hij er de wellust niet van kent, onze dwalende broedersuitnoodigen!.,. Indien het mogelijk zij dat dan onze vreugdezangen ten minste hunne ooren bereiken, dat zij hunne zielen treffen, hunne ijdele vermaken verbitteren, en dal zij, onsover ons geluk hoorende spreken, beroiiiv
IX
gevoelen... en debegeerlein hen worde opgewekt, om dat met ons te deelen.
Doch, waarde lezer, schenk mij nog eenige oogenbikken uwe opmerkzaamheid, ik moet nog eenige woorden tot u spreken.
Om u de gevoelens mqns harten mede te deelen, heb ik den zoeten vrede niet gesmaakt van den gelukkigen dichter, die onder de heerlijke schaduwen der boschjes, welke hem zijne voorvaderen nalieten, of die hem een Maecenas gaven, altijd verrukt is, daar zijne ziel bevrijd is van de wereldsche beïigheden, zonder andere zorgen dan zijne mijmeringen, zonder anders te doen d£.n steeds naar de zachte echos der vallei en naar de verrukkende harmoniën zijner bergen en bosschen te luisteren. Dan ware ik te gelukkig geweest; de hemel is mij beloofd onder strenger voorwaarden. Lof zij hem echter daarvoor gebragt, want tot welken prijs ook verkregen, hij zal nimmer te duur gekocht zijn.
Hoewel ik door mijne betrekking met bezigheden als overladen ben, en dikwerf meer behoefte gevoel aan rust, dan
om u mijne gevoelens mede te deelen, hreng ik u echter de vrucht van mijne aan den slaap ontwoekerde uren. Onder verschillende luchtstreken, in verschillende landen, inde stilte, indien immer slilte kan heerschen in de verblijven waar ik uitrust, in eenige min uf meer koude winter-nachten, bij helder brandende of uitgedoofde vuren, ontwaarde ik in mgn hart hetgeen ik uwer godsvrucht aanbied. Ik zocht alleen God; en ik vond Hem overal; ik wilde van niets dan van God spreken, en ik hoorde in mijn binnenste eene slem van dankzegging en liefde, die mij altijd van Hem sprak.
In waarheid beminde lezer, onze God is een getrouwe en standvastige Vriend. Ach! indien men eenmaal een verbond met Hem heeft aangegaan, een verbond dat goed gevestigd is en de offers en de beproevingen der liefde ten grond-slaghceft, welke moeijelijkheden -wij dan ook in het leven mogen ondervinden, hoe zeer het moge schijnen, dat deze getrouwe Vriend van ons,verwijderd is, loch worden wy altijd, tot Hem terugge-
XI
voerd. De godvruchtige raeusch immers, draagt altijd twee harten met zich rond ; dat van Jesus en het zijne.
Vergeef mij dus, lezer, mijne onza-meiihangende woorden: gij weet dat hel geheugen een traag kind is, dal geen behagen schept in s'.uderen. He-schouw dus den schrijver niel, want hij heeft zich zeiven Ier zijde eesteld, om slechts tot uwe godsvrucht te spreken.
Rlogt het mij gelukt zijn uw hart te treffen, mogten mijne woorden, voor hel aaiibiddeli|kste der Sakramenten, u met nog meer liefde bezielen ! o, dan bid ik u, vergeel mij niel, maar schenk mij, ter belooning, eenig deel in uwe godvruchtige verzuchlingcn.
!5H
P-:/1
ka
V(
zc
V(
al
Z2 d is \\ v S! (1 (1 h
Uwe kinderen zullen zijn als jonge olijven rondom uwe lafel. Pi. cxxvn, 3.
Er is een dag in het leven van ieder katholiek, die zoo schoon, zoo heerlijk, zoo kalna en vol van de schoonste verwachtingen aanbreekt; een dag, die zoo vervuld is raet heilige en genadevolle overwegingen, dat het schijnt, alsof God zich vernedert, om met een zachten blik van geluk op onze onschuldige kindsheid neder te zien. Die dag is de dag onzer eerste H. Communie, waarop de Kerk zich ten teeken van vreugde met hare feestkleederen versierende, ook ons met het witte kleed der onschuld looit en ons toestaat, om deelgenooten te worden van het ver-hevenste harer geheimen. Ach! hoe
14
ongelukkig moef hij zijn, die zich dezen gelukkigen dag niet meer herinnert en roet vreugde voor zijnen geest terugbrengt!
Jonge doehler, die sedert dit tydstip van heilige vreugde, uwe lippen reeds hebt bcvochtigd aan den bitteren kelk van de wederwaardigheden des levens, ook gij, niet waar, herinnert, u met eene treffende weemoedigheid, dien schoonen dag, waarop de zilveren too-nen der luidende kerkklok uw hart door ééne enkele gedachte van liefde bezield, heviger deed kloppen; dien dag, waarop gij uw voorhoofd met den witten sluijer, als zinnebeeld uwer zuiverheid, bedekkende, God deelgenoot maaktet van de blijdschap, die uw hart vervulde, en van uwe vurige begeerte, om Hem in dat hart te ontvangen? üy zcidet tot u zelve, dat het 't hart van uwen God was, dat tegen het uwe zou kloppen...., en uwe godvruchtige ver-zuchtlngeu. uwe geheime gedachten en liefdevolle gewaarwordingen waren toen in eene volmaakte overeenstemming.....01 indien gij kunt, bieng dal
to
alles dan in uw geheugen teruj?.... Herinnert gij u nog die plotselinge aandoening, die godsdienstige verrukking, welke uwe ziel doorstroomde op den oogenblik, waarin het geheim zou voltrokken worden, en die aan geheel uw wezen de nadering van uwen God verkondigde? En dien oogenblik, waarin uwe heilige verlangens vervuld waren, én de diepste vrede in uw binnenste heerschte; waarin de vereeniging volkomen was en gij dien goeden God hadt ontvangen, welken gij toen eerst begoat te kennen? O! wie zal in slaat zyn, om de onverklaarbare verrukkingen, die toen uwe ziel beheerschten, te beschrijven, om de vurige betuigingen uwer godsvrucht en die uitnemende liefde te schetsen, welke u voor uwen God vervulde, en u too dankbaar voor zijne oneindige liefde deed zijn, zoodat gij u, als 't ware, gedompeld voeldct in eene onuitsprekelijke verrukking en in een s'room van geluk.
Neen. nimmer kunnen zulke herinae-ringen uil het geheugen gewischt worden. Het ia een bakenstok, dian wij,
16
op den eersten dag onzer reis geplaalst hebben, om den weg te kennen, welken wij moeten bewandelen, en nog langen tyd daarna zullen onze oogen zich op dit teeken vestigen, om niet van den regten weg af te dwalen. Zoo immers vestigt de zeeman zijne blikken op de sier, die hem ten gids verstrekt op de onstuimige zee?
Gij, o mijn God, liet ons alsdan de zoetheid uwer dienst smaken; want ook de wereld opende voor ons hare wegen, zq vertoonde zich schitterend en als met bloemen bezaaid voor onzen geest, wij kenden toen bare begoochelingen, hare strikken en haar betoove-rend lokaas nog niet.
O God, wij hadden het wel noodig dat brood, dat Gij ons aanboodt; want wij moesten ons op een moeijelijken togt begeven, wij hadden een hevigen strijd door te staan; maar dat goddelijk brood, hetwelk voedt en versterkt, moest in al onze behoeften voorzien.
Op dien oogenblik, o mijn God, uit kracht van het plegtig verbond, dat Gij met uwe Kerk hebt aangegaan, liet
17
Gij ons vaarluig hel veilig 'slrand be-i reiken. Dit was de geruste haven, de beschermende reede, die ons legen de hevigheid der stormen moest beveiligen; want Gij wist hel, dat de zee onstuimig en de klippen onvermijdelijk waren. Ach! waarom zi;n er dan zoo velen onder ons, die op dien dag dat engelenkoor uitmaakten; waarom verbraken wij, jonge onvoorzigtigen, de keten onzer redding, om ons ver van de veil'ge haven Ie verwijderen?
Ik beken hel, dal dikwerf op het gciigt van die jeugdige kinderen, die voor hel eerst aan Jesus liefdemnaltijd deel namen, deze gedachsen duistere en noodlottige voorgevoelens in mijn hart deden onlstaan ; dat ik eene diepe droefgeestigheid ontwaarde, die ik niet
kon verklaren..... Er lag zoo veel op-
regtheid in de sr.hoone aangezigten dier kinderen! het was mij, als hoorde ik zuivere harten onder den maagdc-lijken sluijer kloppen! Die nedergesla-gen oogen, waaruit hij tnsschenpoozen warme tranen van geluk vloeiden, loonden zoo vele liefdebetuigingen, dal ik
18
leide: O mijn God, zon het kunnen ïijn, dat voor velen hunner, mogelijk voor de raeesten, een enkele aanval der hartstoglen weldra al die wonderen uwer genade vernietigen zal ? .. Helaas! nog slechts weinige jaren zullen er verloopen, en de brandende adem der wereld zal die witte bloemen der onschuld doen verwelken; dan breken voor hen de levenszorgen aan, de eerzucht zal hen verteren, de ijdele roem hen verblinden, en in later dagen zullen de booze neigingen der ondeugden in die schoone zielen wortel schieten en met onweerstaanbare kracht opwassen, even als het onkruid op de velden.
In die plegtige oogenblikken verhief ook mijne ziel zich tot God, en terwijl tranen mijne oogen bevochtigden, bad ik Hem vurig die teedere planten ie ondersteunen, en langen tijd, ja, immer daaraan het verkwikkende water te doen toevloeijen, dat kracht en leven aan hunne wortels moest verschaffen. Onder den invloed dezer gedachten, had ik gaarne aan ieder dezer kinderen
19
in hel bijzonder willen toeroepen, dat ilj moesten vlugten, dat zij zich ver in de woestijn moesten afzonderen, om daar hunnen kostbaren schat mede te voeren en ongeschonden ie bewaren.
Helaas! ik, ongelukkige, heb immers al te veel de genoegens der wereld gesmaakt. Ik zag si te veel van mijne broeders, die diep gevallen waren; ik las al te duidelijk op hunne door driften misvormde gelaatstrekken, wat cr van hen was geworden na die weinige dagen, die zij in het voorgewende genot van den schooncten tijd huns levens doorbraglen.. ..
Hoe gelukkig echter zijn zij, o mijn God, die Gy als bij voorkeur be-weardet! Gelukkig diegenen, die van hnnne moeders de heldhaftige taal nngten hooren. welke eenmaal de Koningin Blanca tol haren zoon sprak: »Duizendmaal liever, mijn zoon, zag sik u sterven, dan dat gij eenen ekele «doodzonde zoudt bedrijven.quot; Gelukkige kinderen, die zulke heilige woorden mogten hooren en er nut uit wisten te trekken.
20
Ook ik, mijn God, had ecne zeer vrome raoedor, en echter moei ik aan uwe voeten mijne onvoorzigtigheden en mijne -noollollige afwijkingen be-weenen
Meer dan twintig jaren zijn er ver-loopen, sedert dien schoonen dag mijner eerste heilige Communie, sedert dien dag van vrede en van geheimzinnige afzondering, sedert dien dag van onuitsprekelijke wellusten; sedert dien dag, die versierd was met da heerlijkste bloemen van godsvrucht; sedert dien dag, die als een heldere stroom voorbij mogt vlieten, die rein was door den hemelschen dauw, welke hem bevochtigde; sedert dien dag van geluk, die slechts een oogenblikduurde, en door ecne enkele gedachte was vervuld, eene gedachte van liefde, ecne hemelsche en onverklaarbare gedachte, waarvan ik de herinnering niet heb kunnen behouden. Wat ging er toen in mijn hart om? wat zcide ik toen tot Godquot;? welke gebeden stegen voor zijn troon door mijn zwakken mond uitgesproken? wal beloofde ik mijnen
21
God? ik weet hel niet... Hij kwam voor de eerste maal bezit nemen van mijn geheel aaozijo; voor de eerste maal vereenigde zich mijn kinderlijk hart met de Godheid. Aan zulk eenc innige vertrouwelijkheid niet gewoon, trof zij mg des te sterker, en die zoo schielijk voorbijsnellende uren bragt ik veeleer in hemel dan op aaide door. Ik kende toen ook do wereld niet anders dan door hel tafereel, dat mijne moeder daarvan had geschetst; ik zag niets dan bedreigingen, dan rampen voor de ongelukkigen, die hare wegen volgden; ik kende hare verleidingen, hare bedriegelijke aan-lokselen niet; De Almagtige had mij lot hiertoe met zijne beschermende hand omgeven ; ik bezat al de kinderlijke eenvoudigheid, mijn gelaat droeg den stempel van opreglheid en onschuld.
Sta mij toe, mijn God, dat ik U hier dankzegge voor de vertioostende gedachte, die ik heb mogen behouden, dal ik eene waardige eersic heilige Owmunie sedaao heb Aeb. waarom
22
waarschuwdel Gij mij loen niet voor
de genielingea des levens!..... Hoe
duur heeft mij de ijverzuchlij?e wereld die tranen van geluk welke ik op dien dag stortte, doen betalen! en echter, o mijn God, komt hel mij voor, dat ik U opregt smeekte, om nimmer andere tranen dan van liefde tot U le mogen schreijen. Hoe gaarne had ik gedurende geheel mijn leven zulke tranen geweend!.. Dank zij U echter gebragt, mijn God ; ik dank U nogmaals, dat ik, na verloop van twintig in ligtzinnigheid doorgebragte jaren, nog met bitter berouw op dien dag van reine weelde kan terugzien ; dank zij U gebragt, dat Gij mij, nadat ik zoo vele jaren in de bedorven wereld hebt doorgebragt, nog eene gedachte verleent, die mij met een gevoel van geluk aan uwe eerste intrede in mijn hart herinnert.. . Dag van onuitsprekelijke wellusten, dat die de droomen van mijn jeugdig hart met de schoonste kleuren versierde en ztlk een zacht licht wierp op de eerste lente van mijne ontluikende jeugd; daa
23
die zoo spoedig voorbijsnelde en die u slechts eenmaal vertoondet, om nimmer weder te keeren; dag, de schoonste mijner dagen, o! ik zal u nimmer vergelen ; want, sedert dien lijd hebben uwe stralen dikwerf mijne ziel weldadig komen verlichten, en pijnigend berouw heeft bij uw aandenken vaak mijn harl ontsteld. Nimmer zal ik u gt;ergclcn; want ik heb aan u gedacht, toen ik reeds een zeer langen weg had afgelegd en ik, in het renperk der driften, de oneindige ruimte had doorloopen, welke mij van God moest scheiden.
Welnu! mijn God, zie mij heden voor ü als de lang uit zijn vaderland verbannen reiziger, die op de overblijfselen van zijn fortuin en op de bouwvallen, die hem de schoonste der dagen zijner kindsheid te binnen brengen, komt weenen. Hier ben ik, ik weet er nu maar al te veel van .... heden kan ik die ijdele beloften naar hunne regte waarde schatten, die beloften, welke de wereld mij gedaan heeft en welke zij nooit vervult. Ik ken
24
de waarde van dien verleidenden drank, waarmede zij den griflbeker vult, welken zq ons aanbiedt; ik ken de waarde van haar eerzuchtig pogen, de nietigheid van hare fortuin, de ijdelheid van hare eerbewijzen, de bedwelming van hare feesten. Ach ! indien het haar gelukt moge zijn mijne onervarenheid te bedriegen; indien zij langen tijd als dwingeland de plaats heeft bekleed, welke ü alleen toekwam, kan ik ten minsle heden, uwe barmhartigheden lovende, in mijne reglvaardige verontwaardiging zeggen: dal zij niet de eerstellingen van dat hart bezat en dat ik, door uwe genade ondersteund, niet onder hare dienaren zal sterven.
Sla mij toe, o mijn God, dat ik nog meer leedwezen betoone, llad ik dan, op dien schoonen dag mijner eerste heilige Communie, van mijn vader en van mijne moeder den heiligen zegen niet ontvatigen ? Had de heilige Maagd zelve mij niet zoele woorden van be-schenuing en van hoop toegevoegd ? tiadt Gij, o mijn God, mij in een oogenblik niet al de heerlijkheid van
25
het eeuwig verblijf doen zien? Deedt Grj mij niet, in den geest, dal heerlijk erfdeel aanschoawen, dat Gij aan uwe trouwe dienaars hebt beloofd? Hoe is het mogelijk dat ik, na zulke schoone nren in uwe heilige woontenlen te hebben doorgebragt, nadat ik aan het heerli)k Gastmaal der Engelen ben toegelaten, nadat ik mij aan de hemelsche bronnen heb mogen laven, dat ik, na al die gunsten, nog hetoor heb kunnen leenen aan de loonen der verleiding, en de ijdele vermaken der wellust heb kunnen toelachen? Hoe was het mogelijk dat ik, na van de heilige bedwelming uwer kinderen gesmaakt le hebben, mij zeiven heb kunnen overgeven aan de bedwelming der driften? Vreeselijk ontwaken? hoe vele bittere tranen hebt gij mij doen storten?
O mijn God, bewijs de genade, waarmede Gij heden mijn hart be-sraalt, ook eenmaal aan mijne kinderen.
Weldra zuil Gij, voor de eerste maal hel hart mijner doehler in bezit nemen ; ach! zeg tot haar op dien schoonen
2
mt - .
de wanrde van dien verleidcnden drank, waarmede zij den griftbeker vult, weiken zij ons aanbiedt; ik ken de waarde van haar eerzuchtig pogen, de nietigheid van hare fortuin, de ijdeiheid van hare ecrbewrjzen, de bedwelming van hare feesten. Ach ! indien het haar gelukt moge zijn mijne onervarenheid te bedriegen; indien zij langen tijd als dwingeland de plaats heeft bekleed, welke ü alleen toekwam, kan ik ten minste heden, uwe barmhartigheden lovende, in mr.ne regtvaardige verontwaardiging zeggen; dal zij niet de eerstellingen van dal hart bezat en dat ik, door uwe genade ondersteund, niet onder hare dienaren zal sterven.
Sla mij toe, o mijn God, dal ik nog meer leedwezen betoone, llad ik dan, op dien schoonen dag mijner eerste heilige Communie, van mijn vader en van mijne moeder den heiligen zegen niet ontvangen ? Had de heilige Maagd zelve mij niet zoele woorden van be-sehenuing en van hoop toegevoegd ? lladt Gij, o mijn God, mij in een oogenblik niet al de heerlijkheid van
, ( Lm
25
het eeuwig verblijf doen zien? Deedt lirj mij niet, in den geest, dal heerlijk erfdeel aanschojwen, dal flij aan uwe trouwe dienaars hebt beloofd? Hoe is het mogelijk dat ik, na zulke schoone uren in uwe heilige woontenlen te hebben doorgebragl, nadat ik aan het heerlijk Gastmaal der Engelen ben toe-gelalen, nadat ik mij aan dehetnelsche bronnen heb mogen laven, dat ik, na al die gunsten, nog hel oor heb kunnen leenen aan de loonen der verleiding, en de ijdele vermaken der wellust heb kunnen loelachen? Hoe was het mogelijk dat ik, na van de heilige bedwelming uwer kinderen gesmaakt te hebben, mij zeiven heb kunnen overgeven aan de bedwelming derdriften? Vreeselijk ontwaken? hoe vele biltere tranen hebt gij mij doen storten?
O mijn God, bewijs de genade, waarmede Gij heden mijn hart be-sraalt, ook eenmaal aan mijne kinderen.
Weldra zult Gij, voor de eerste maal het hart mijner dochter in bezit nemen ; ach! zeg lot haar op dien schoonen
26
dag, heigeen ik haar zoo gaarne zou willen zeggen. Zeg haar, dat dit oneindig verlangen, die overwegende, zich iiilslorlende, onverzadelijks liefde, dat die dorst der toekomende goederen, dat die tranen van geluk, die zich vergoddelijken, omdat zij in het hart der Godheid zelve worden uitgestort, dat die zoele en droefgeestige openbaring van het hemelsch Sion, dat dit onverklaarbaar en vurig verlangen naar al hetgeen het geluk der engelen uitmaakt, ach ! zeg haar dan in dieoogen-biikken, dat deze alleen de ware goederen zijn, dat alle andere goederen van dit vlugtig leven zonder uwe liefde niets anders zijn, dan droefheid des geestes. Zeg haar, dat de wereld haar in later dagen schoone en verleidene beloften zal doen, maar dat zij die niet zal houden, en zij haar, voor het verlies van haar rein en kuisch hart, niets zal wedergeven, dan een hart, dat door wroeging verteerd wordl; dat zij van de wereld niets anders te wachten heeft, dan allerlei soort van teleurstellingen, verachting, kwelling en doode-
27
lijken angst. Zij geeft altijd rampen en onheilen, zjj schenkt niets dan wanhoop en den dood, in plaats van hel geluk, dat zij belooft.
Nog eene gunst vraag ik van ü, mijn God, gaarne wil ik die betalen met elk offer, dat Gij van mij zult eischen : verleen aati mijne dochter, in dien plcgligen oogenblik, die heilige gesteltenis, welke haar in uwe oogen behagelijk doet zijn. Bereid zelfs uw helügdom, versier hel nederig verblijf, waar Gij uwen intrek zult nemen; dat hare onervarenheid U hehage, dat hare onwetendheid U medelijden inboezeme, dal bare kinderlijke wenschen zieh lot niets anders uitstrekken, dan U steeds meer te beminnen en U eeuwig getrouw Ie zijn, O mijn God! indien Gij mij in dezen oogenblik zeidel, dat z:j eene waardige eerste heilige Communie zal doen, dat zij uw hart vol liefde tegen haar beminnend en liefdevol hart mag drukken, en Gij in haar allijd dal sch ione engelen hart zult behouden!... Uit hoop ik, mijn God, van uwe on-eind:ge goedheid. Ik heb hel zoele
28
lerlrouwcn, dal Gij het gebed eens gt;aders zult vcrhooren, en in het onschuldig hart mijner dochter hoop ik U dan een vurig gebed te kunnen aanbieden; daar, in dien eerslen oogen-blik van vereeniging van U, o mijn God, met dat jeugdig schepsel, dat (iij mij gegeven hebt, wil ik U bedanken voor al de genade, waarmede Gij mij gedurendcn mijn leven hebt overladen, en len gunste van hare onschuld en van hare liefde zult Gij mij mijne gebreken en mijne laauwheid in uwe dienst vergeven!
Mijn God, zegen haar toor mij!....
En indien gij, mijne dochlcr, deze regels nog leest voor den gelukkigen dag, waarop gij aan het Gastmaal des Lams moogt aanzitten, herinner u dan, dat van uwe eerste heilige Communie het geluk nws levens zal afhangen, en dat diezelfde God, die in dit aanbiddelijk geheim zoo kwistig is met zijne liefde, aan het Gastmaal zijner knische bruiden geene andere, dan zeer vurige, zeer ootmoedige zielen wil zien, die vervuld zijn met een levendig geloof
29
en die, om ITem te behagen, voor geert offer of raoeijelijkheid terugwijken.
Als gij dan dien Jesus, waarnaar gij zoo zeer verlangd hebt, in uw hart zult bewaren, vergeet dan een vader niet, die u bemint om God, en die u daarom liever arm en onwelend ion zien, dan rijk en geëerd, maar met zonden beladen; dit is de eenige wijsheid, die ik u bovenal toewensch; God zal » het overige in de ruimste mate toewerpen.
Jonge Bruiden aan het Gastmaal der Engelen.
Gij hebt aan uw volk het voedsel der engelen gegeven, en Gij hebt voor hetzelve een brood uit den hemel doen vallen, dat alles in zich bevat, wat den smaak van den mensch kan voldoen.
Feestdag van het II.
Sakrament.
Hoe geluldig is de liindcrlijke leeftijd welke in cene godvruchiige afton-dering wordt doorgebragt, waardoor die jeugdige planten bevrijd worden van elke aanraking met de wereld! Hoe gelukkig is die jeugdige dochter, die hare opvoeding ziet voltrekken in een van die geestelijke gestichten, welke door den Hemel op de aarde, zijn daargesteld, om tol schuilplaats zijner engelen te dienen !
Gezegende, jo, duizendmaal gezegend is de n.oeder, die beseft van hoe veel invloed op het hart harcr dochter eene godsdicnslige opvoeding is, genoten in eene dier godvruchiige gestichten van onschuld en van vrede; zij is de waarborg voor het geluk van het volgend leven.
31
Voor eenige jaren was ik de gelukkige getuige van eene algerreene Communie in een pensionaat van O. L. Vrouw Visitatie. Nimmer zal ik de aandoeningen vergeten, die ik fo?n ondervond, en altijd zal een diep godsdienstig gevoel deze herinnering vergezellen.
Met hoe veel vurigheid, mei hoe veel liefde, met welke brandende begeerte, naderden deze jonge maagden het Gastmaal der Engelen ! welk eene heilige en reine verceniging, welk een heerlijk Gastmaal! hoe vurig hadden zij naar dien oogenblik verlangd, een oogenblik welken deze jeugdige bruiden, indien zij er van beroofd waren, door de grootste offers zoude koopen!
Dat de wereldbng ons niet van de veelvuldige genoegens, die zijn overvloed hem verschaft, spreke. Ik wenschte, dat hij getuige kon zijn, welk een verheven, welk een engelaehlig schouwspel het is, om die jeugdige, die reine en engelachtige bruiden aai» het Gastmaal der Engelen te zien aanzitten.
O wereldling, kom en zie die door zoete tranen bedauwde aangezigten.
32
Ja, hel is waar, hier worden tranen seslort, maar hel zijn iranen van eene onuilsprekelijke liefde...•• Ziet gg die opgetogen aangeziglen? Wal denkt gy wel, dat er in die jeugdige harten omgaat? Gij hegriipt het, niet waar, hel is even onmogelijk, dat zy de zetel kunnen zijn van ijdele aandoeningen, als van oproerige harlsloglen ? Is het met waar, dal deze engelengeziglen ons de verzekering geven van een zuiver geluk, welks uitgestrektheid men met kan bevatten. Ja, de woorden ontbre ken, als men de schoonheid van nil tafereel zou willen schetsen. Voor eenige oogenblikken wordt de hemel mei zijne onverklaarbare genoegens voor ons geopend, en God schept er behagen in, om zijn schepsel door een geur ven geluk te bedwelmen, waarvan de mensch geene beschrijving kan geven.
Maar nu zij in haar hart bezitten, wat dat hart zoo vurig verlangde; nu wij haar in eene diepe ingelogenheid zien verzonken; nu durven wij voor een oogenblik haren onuitsprekeliiken vrede sloren en haar vragen, wal et
33
in den grond barer ziel omgaat, hoe veel geluk zij in die zoete verkeering met haren (iod smaken, wat zij nog wenschen, wat zij nog rerlangen kunnen, wat zij betreuren, wat zij denken
en van welk leven zij leven..... Komt
wereldlingen, biedt haar al uwe schatten aan, waagt het om hare reine blikken door al het schi^ntchoon, waar gij op roemt, te ontheiligen, belooft haar duizend levens van uwe voorgewende genoegens, ontrukt ze, indien gij het vermoogt, door den glans van alifi denkbare goederen, aan die onuitsprekelijke liefde, aan die onverklaarbare vreugde, waarvan op dezen oogen-blik hare ziel overvloeit; doch hoe zult gij hiertoe geraken, al wildet gij haar nog duizendmaal meer beloven, dan gij in staat zijt te geven ? Zijn zijn rijk door het bezit van het grootste goed; zij hebben alles, zij bezitten alles en verlangen niet anders, dan te behouden wat zij bezitten. Hare harten zijn in God; men kan aan haar geluk niets toevoegen, men kan haar nieis meer geven: al de vreugde des hemels zetelt
32
Ja, hel is waar, hier worden tranen gestort, maar hel zijn tranen van eene
onuilsprelielijke liefde..... Ziet gij die
opgetogen aangezigten? Wat denkt gij wel, dat er in die jeugdige harten omgaat? Gij begriipt het, niet waar, het is even onmogelijk, dat z'ii de zetel kunnen zijn van ijdele aandoeningen, als van oproerige bflrlstogten ? Is het niet waar, dal deze engelengezigten ons de verzekering geven van een zuiver geluk, welks uitgestrektheid men niet kan bevallen. Ja, de woorden ontbreken, als men de schoonheid van dit tafereel zou willen schetsen. Voor eenige oogenblikken wordt de hemel met zijne onverklaarbare genoegens voor ons geopend, en God schept er behagen in, om zijn schepsel door een geur ven geluk te bedwelmen, waarvan de jnensch geene beschrijving kan geven.
Maar nu zij in haar hart bezitten, wat dat hart zoo vurig verlangde; nu wij haar in eene diepe ingetogenheid zien verzonken; nu durven wij voor een oogenblik haren onuilsprekeliiken vrede sloren en haar vragen, wal ei
33
in den grond harer ziel omgaat, hoc veel geluk zij in die zoete verkeering met haren (iod smaken, wal zij nog wenschen, wat zij nog yerlangen kunnen, wat zij betreuren, wat zij denken
en van welk leven zij leven..... Komt'
wereldlingen, biedt haar al uwe schatten aan, waagt het om hare reine blikken door al het schijmchoon, waar gij op roemt, te ontheiligen, belooft haar duizend levens van uwe voorgewende genoegens, ontrukt ze, indien gÜ hel vermoogt, door den glans van allfi denkbare goederen, aan die onuitsprekelijke liefde, aan die onvorklaar-bare vreugde, waarvan op dezen oogen-blik hare ziel overvloeit; doch hoe zult gij hiertoe geraken, al wildet gij haar nog duizendmaal meer beloven, dan gij in staat zijl te geven ? Zijn zijn rijk door het bezit van het grootste goed; zij hebben alles, zij bezitten alles en verlangen niet anders, dan te behouden wat zij beiitten. Hare harten zijn in God; men kan aan haar geluk niets toevoegen, men kan haar niets meer geven: al de vreugde des hemels zetelt
in hare zielen, die vreugde, die van God komt en welke de wereld niet kent; die onverzadelijke vreugde is oneindig als God zelf.
Ach ! laat ons dit heerlijk afbeeldsel der Godheid door aardsche gedachten en wereldsche vermaken niet storen. Dat ook de ziel van ons, aan-schouwers, opgetogen en rustig blijve. Laten wq onze oogen buigen voor die onbegrijpelijke diepten van üods liefde voor de menschen. Indien het ons mogelijk zii, leenen wij dan het oor aan die geheimtinnige taal van het schepsel met zijn Schepper. Luisteren wij naar die verhevene stille, welke in dezen cogenbüfe op deze heilige plaats zoo welsprekend is Ach! laten wij haar geheel over aan Jesus ; laten wij die onbevlekte bruiden des Lams geheel alleen met dien goddelijken Vriend der zielen.
Gelukkige maagden, o, behoudt uwen Jesus altijd lol Vriend; het is een Vriend, die rijk is in weldaden en die u nooit zal bedriegen. Geniet uw geluk geheel en volkomen. Stort uwe
33
geheele ziel in de zfjne uit. Dal die heerlijke voorsmaak der hemelsche wellnslen in u overvloeije. Naderl dikwerf lot dit Sakramenl van liefde; daar is het ware geluk te vinden, daar zu'' S'j leeren de ijdele vermaken der wereld Ie verachten, en die van God boven alles te stellen. Communiceert altijd met vurigheid, met eene brandende liefde; communiceert in de hemelen, dan zullen de hemden u eenmaal lot de eeuwige communie toelaten, wanneer gij uwen Jesus wederom^ zult be/illeu; maar dan zal hel volkomen, voor altijd en zonder vrees zijn, om nimmer van uwen Jesus gescheiden te worden.
O mijn God, laat nimmer toe, dat de giftige adem der wereld deze tee-dere bloemen bereike. Behoud altijd rein en onbevlekt die jeugdige harten, waarin gij vandaag uwen inirek hebt genomen; zij immers maken het schoonsle deel uwer uilverkoreuen uit.
De gesteldtieid des liarten, die Jesus van ons in de H. Communie verlangt.
1
Laat de kleine kinderen tot Mij komen, en belet het hen niet. Want hnn behoort het rijk der hemelen toe. Voorwaar, Ik zegge n: Hij die niet gelijk wordt aan kleine kinderen, zal het rijk der hemelen niet binnengaan. Luc. xvm. 16, 27,
Onze God, die een ijverzuchtig God is, verbergt dikwijls voor onze blikken zijne meest geliefde vrienden, zoo als Hii voor ons de bewoners der eeuwige gelukzaligheid verbergt: Hij onttrekt aan onze wereldsche blikkken zekere be-voorregte zielen, die door hun godsdienstig leven geen ander inzigl schijnen te hebben, dan op de aarde datgene te verrigten, wat de engelen in den
37
licmel lot verheerlijking van God volbrengen.
Wie is in staat de liefde van deie engelen in menschengedaante naar behooren te schetsen?.....
Mijn God, ik verlang voor mijne ziel slechts eene begeerte, het is die, om ü volmaakt te beminnen, om ü te beminnen als eene Magdalena, als een Paulus, een Angustinus, een Franciscus van Assisiën een Aloysius, van Gon^
zaga..... Laaf dan mijne ziel met die
liefde, lesch haren dorst, en geef dat ik hier beneden veel beminne, wijl ik U in de eeuwigheid eene oneindige liefde moet toedragen.
In de heilige vervoeringen van eene onverzadclijke liefde, in eene vreedzame en innige vereeniging met God, in den diepslen vrede, en altijd hakende om aan God offers te brengen en beproevingen door te staan, welke de Hemel hun niet -laat ontbreken, en die bijna dagelijks voor hen vermenigvuldigen, rolt, in een afgelegen dorp, het gelukkig bestaan voort van een eerbiedwaardig huisgezin dat ik ken. Van den
3
38
grijsaard af, die het hoofd \ an dit gezin is, lot aan het jcngslc kind, hel kleinkind des grijsaards, bezitten zij allen slethls één iiarl, en het is aan God aüeen, dot dit hart hehcort.
l/ikflctf heb ik, arme reiziger en do gcrii gste van allen, de eer om in dit eerbiedwaardig gezin toegelaten te worden en aangename gesprekken te voeren n.ct de leden van hetzelve. Als vriend des gezirs heb i!c dikwijls de ware gods\riichf, die er hcerschte, kunnen bewonderen; ik zag van naderbij die oprcgïe en volir aakte liefde tot God. SomwLlen had ik gelegenheid, om met hen het heilig misoffer, dnt eiken dag in de kapel van het kasteel wordt op-gedr; gtn, bij te wonen; daar zag ik.,, mag ik het zfggcn, o mijn Gcdl wijl het scl ijnt, dat Gij het voor de oogen der raenschen hebt willen verbergen? daar zag ik den eerbiedwaardiger! grijsaard van dit godvruchtig huifgezin met alle colmoedigheid aan de heilige lafel r.edeiknitlcn; hij werd gevolgd door de vrome mceder; daarna kwamen de dochter», hare cchlgenootcn en
39
jorge kinderen; allen r aJerden om zith met het brood der ergelen te'voeden; en het was d-geüjks, ik moet het herhalen, dat zieh dit engebchiig schouwspel hertiieuwde. Dit zco geheel he-indseh leven houdt niet op : want er zt.1 in deze door vurige liefde brandende zielen liefde blijven bef taan, ondarks de trgenspoeJen, ondanks den prikkel des doods; hunne vurige liefde tol God zal lot iu alle eeuwigheid blijven vooi t-duren.
üad ik geene reden, ora my zeer gelukkig te achten, toegang tot een zoo heilig geziu le lebben? Het is waar, en ik beken het, dat bij hen mijn arm hart zieh verwarmde, gelijk de harten van de leerlingen van Emmaus van liefde otit\ lamden, toen zij de heilige woorden hoorden, die Jesus tut hen sprak.
Op zekeren dsg, toen de oudste der dcehlers, die jonge en vrorr.c tr.oeder, mij over het aanbiiidelik Sakrament onderhield, vroeg ik haar, velke geslel-teriis zij als de beste besehouwde, ora een zoo veihe\en en heiüg gtheim le
11
40
onUangen?... Zij antwoordde mijzachl, wijl zij van niemand dan van mij wilde gehoord worden: »De beste gesteltenis »zal zijn, om er een hart te brengen sals dat van mijn Eduard. Dit heb »ik dikwerf vurig gewenscht voor mg «zelve. Het bestaat in eene groote een-svoudigheid, een kinderlijk vertrouwen »met een geheel rein en onbevlekt «gemoed als dat van een deugdzaam kiud; «zulk een hart moesten wy immer onzen uJcsus kunnen aanbieden.
oAch, hoe gelukkig is een kind door »zijne vurige godsvrucht en zijne on-ugekunstelde eenvoudigheid! De meer-udere kennis, die wjj van de wereld »hebben, bederft onze harten, en de «levenszorgen hechten ons aan de aarde. »0, wanneer wij in hel Sakrament der «Liefde dengenen naderen, die zich daar Bgeiyk maakt aan kleine kinderen, «waarom brengen wij Hem dan niet «voor alles die beminnenswaardige «eenvoudigheid, die openhartigheid, «dien engelachtigen ijver en die kin-«derlijke onschuld, welke Hij boven «alles schal! Immers, Jesus zelf heeft
41
bods gedreigd, ons nil riin rijk te ssluiten, indien wij niet gelijk worden »aan kleine kinderen? Opregt gespro-sken, mijnheer, ik verlang voor mij «elve »geen andere gesteltenis in de heilige »communie; ik wensch slechts, dat tnqn »hart in dien oogenblik zoo zuiver moge nkloppen, als dal ^an mijn Eduard.quot;
Toen zij deze woorden uitsprak, zag ik een zoeten traan, een traan van geluk, haar oog ontrollen.
Gelukkige moeder!.... .Ia, duizendwerf gelukkig, dat zij, die reeds zoo vroom was, voor zich zelve den vurigen ijver van haren zoon mogt verlangen! Ik zou dit schouwspel aan alle moeders hebben willen doen zien; ik zou elk een voorbeeld san alle kinderen ter navolging hebben willen stellen. Ach, waarom breng ik aan de heilige Tafel niet zulk eene schoore en engelachtige ziel en eene godsvrucht gelijk aan die van Eduard I
Ds Heilige Tafel.
O Heeilijk Gastmaal, waario Jesus ontvangen wordt.
Get. van het H. Sakrament.
Ik hob in hel heilig Jerusalem ccne praclilige lafcl zien oinigtcn. Hel was de Koning van Sion, die zich van al zijne grooihc-id ontdoende, als een goede huisvader al zijtic Irouwe onderdanen wilde zien spijzen. Ik zag de zaal van hel gaslmaal weldra mei genoodigden \crvuld. Zij waren sllen in wille klee-dcren gedost ei» drongen het kenmerk van eene onuitsprekelijke vreugde op hunne voorhoofden, Hel was daar, dat men, in hel midden der levendigste vreugdegezangen, zich met een onstcr-felijken drank laafde en zich met een geheimzinnig brood voedde; daar maakte men elkander deelgenoot van de heilige hostie, men deelde elkander hel eeuwig xocdselder heiligen mede, men verzaadde zich met delarwe der uitverkorenen, met den kelk der zegening, niet den wijn dio maagden voortbrengt, mei. de liefde zelve dio levend maakt; men diende daar hel
43
vlecsch zelf van hel Lam zonder vleliken.
O Koning van liet hemelsch Jerusalem, die ook over uwe Kerk, hel nieuwe Jerusalem hierbeneden, heerschllGod van Abraham, hoe bekoorlijk zijn uwe vvoonlenlen ! hoe beminnelijk uwe laber-i.akelen ! Ach! hoe vele verlrooslingcn en hoe vele genoegens hebt Gij in deze heilige spijze aan uwe uitvetkorenen geschonken! Verzadig hquot;n allen, o mijn God, verzadig hen door den overvloed uwer heilige spijze; want hierin loch vindt Gij uw verinaak Doch welke dankzegging zullen zij U hiervoor toebrengen ! Hunne lippen kunnen slechts onvolmaakte klanken voortbrengen; geene taal kan magtig ge-genoeg zijn, om de gcvoeb'ns des harten uit te drukken Welke dankzegging zullen zij U dan brengen? Gij alleen zijt rijk. Gij alleen zijl maglig, Gij alleen zijl beminnelijk, en zij, zwakke fchepse-len, hebben onophoudelijk behoeften, zij zijn uiterst ellendig. Wat is de mensch, o mijn God ! dat Gij zijner gedachtig zijl? Tol dankzegging, mijn God, z.illen wij den kelk van zegening, den kelk van za-
44
ligheid nemen, en ons altijd meer en meer jn uwe liefde versterkende, zullen wij uwe barmhartigheid ringen; wij zullen uwe goedheid aanbidden, en alle schepselen uilnoodigen, cm ü te loven en te danken.
Verwijder u dus, onzinnige, die godi-lasteringen nitbraakt, want daar weêr-gnlmen slechts woorden van liefde en zegening! verwijder n, hoovaardige, want dit is de maaltijd der kinderen! verwijder u, wellusteling, want dit is het gastmaal van reine zielen ! verwijder O, wereldling, want dit is de maaltijd der engelen! verwijdert u, lafaard en ledigganger, want daar is het brood \an sterkte, dat aan den werkzame en den vermoeide wordt uitgedeeld ! verwij-wijder u, rijkaard, die alleen naar rijkdommen dorst, want daar worden slechts diegenen toegelaten, die Jesus als hun grootsten schal beschouwen ! verwijder u, haatdragende mensch, die slechts op misdaad en wraak denkt, want daar heerscht niets dan liefde en eendragt, daar zetelt de volmaakste vereeniging en vrede!
Luister naar die heilige lofzangen,
45
die in dc feestzaal worden aangeheven en als een zuivere wierooji lot voor den troon van God stijgen. Luister naar de stemmen van het hemelsch koor ; want allen zijn leden van diezelfde vergadering, van hetzelfde huisgezin; cenigen zijn nog reizigers, anderen hebben de eindpaal bereikt, doch allen voeden zich met dezelfde spijze, allen verheerlijken en loven denzelfden God.
Ja, deze heilige Tafel zal altijd mijne vreugde, mijn eenige sleun, al mijne hoop, mijn troost en mijn geluk in dit leven uilroaken. Het is daar, dal God mij sterkt en duor zich zelven aan mij te geven, mij te gelijker tjjd een zeker onderpand geeft der zalige onsterfelijkheid. Indien Hij mij in du leven aan zijne tafel toelaat, zal llij mi) immers den toegang in het eeuwig zalig rijk niet weigeren ? Na mij hier op aarde met zijne genade versierd te hebben, zal Hij niet ophouden mij ui den hemel met het kleed der heerlijk • heid te versieren.
Gastmaal van wellust en reine genoegens, voor u zou ik bijna het
hemelsch vaderland vergelen, want mijn Jesus, die zich hier geheel aan mij geeft, zal daar niet milder en vrijgeviger zijn. Immers, in dat brood bezit ik al wat de hemelen vervult? Daar bezit ik de Godheid met alle hare eigenschappen en alraagt. O, indien Gij, raijn Jesus, mij tot voorwaarde had gesteld, dat ik, om lot uwe heilige Tafel te worden toegelaten, mij de verachting van de ge-hcele wereld moest laten welgevallen, hoe volgaarne, met hoe veel bereidvaardigheid zou ik deze voorwaarde aannemen ! Ecne enkele communie zal mij ruimschoots schadeloos stellen voor al de beproevingen en strijden, waarvan hel leven des menschen als bezaaid is. Stel voor altijd, o lieer! de deur uwer heilige wocnlenlen voor mij open, en, zonder mij te beklagen, zal ik dc wereld tierocpen, dat zij voor mij de deuren mag sluiten, die tot hare feesicn en vermaken leiden. Laat mij daar in die zaal des gasl-inaals veischijren, versierd met het « jt'e kltcd gt;an zuheiheid, en ik zal
47
aan de wereldlingcn volgaarne hiinnc vermaken en ijdclen looi gunnen; laat mijne ziel altijd in heilige vemikking zijn, laat mij aan uw gastmaal met een slceds jeug'iig gemoed, vervuld met hoap cn brandende liefde verschijnen; laat ik U, mijn God, daar alles aanbieden, wat U kan behagen, en ik zal tol erkentenis voor deze weldaad, mijne , zinnen versterven cn alles vermijden, wat u zou kunnen mishagen. VVclkc waarde toch zou dit leven voor mij kunnen hebben, indien ik mijn hoog-sle goed niet stelde in Hem, die in de eeuwigheid mijn gansche bezit moet uitmakenV Er wordt mij slechts luttel tijds op aarde gegeven, om mij te leeren Hem te beminnen, die in alle eeuwigheid mijne liefde moet bezitten.
Verleen mij, o mijn God, den toegang tot uwe heilige Tafel, want zij biedt ons den voorsmaak der hemel-sche genoegens aan; zij maakt voor ons de kwellingen cu zorgen des levens ligter; zij geeft rust in de vermoeije-nissen cn rampen, die wij op onze reis door dit aardsche dal ondervind.-n; zij
48
geeft ons een verstertend en voedzaam brood, dat kalmte en tevredenheid aanbrengt! Slnit voor mij nimmer den toegang tot uwe heilige Tafel, o mijn God; want zü is een eeuwig gedenk-teeken uwer onuitsprekelijke liefde, opdat wij daar een weinig leerende heseffen wat Gij zijt, in onze harten een vuur ontstoken worde, dal de heiligen verteert, waardoor zg in alle eeuwigheid U lof en dank toezingen, die gezangen v«n liefde aanheffen, die op de aarde aanvangen en in de kracht en heerlijkheid Gods eindigen.
Hoe beklagenswaardig is dan de onzinnige wereldling, die zich voor ijdele vermaken en rijkdommen van uwe heilige Tafel ziet buitengesloten!
Al zoudt gij mij, o wcreldsche raensch! al de schatten aanbieden, die de aarde van hel begin der schepping beeft opseleverd, zou ik in uwe onverschilligheid niet willen deelen.
Eene zeer droevige gedachte, o mijn •Tesus, komt mij hier in cle overweging van mijn geluk storen ; er zijn men-schen, die mij zeer dierbaar zijn cn die
49
echter nimmer aan hel gastmaal uwer lieMe deel nemen!.,..
Slrekt het niet lot uwe meerdere verheerlijking, o mijn God, om het gelal uwer kinderen te vermeerderen ? Ach! indien het U behaagde, indien mijn gebed roet de inzigten uwer barmhartigheid overeenstemde, ach, verleen mij, ik smeek hel U aanhoudend, verleen mij de gnnst, dat ik eenmaal hen, voor wicn ik U bid, naast mij aan uwe heilige Tafel zie aanïitten, en ook diegenen, die ik, in mijne jaren van ligtzinnigheid, door mijn gedrag heb verergerd, benevens al diegenen, welke mij mijne eer hebben trachten ie ontnemen, mij schade hebben willen toebrengen, en zich mijne vijanden noemden. Waarom, mijn God, 70uden wij niet eenmaal één hart in uwe liefde uilmaken, één hart om U te loven en te beminnen ?.....
Gastmaal der engelen, ik wijd u al mijne liefde, maar geef, dat er telkens plaats zij, om er nieuwe en waardige gasten le doen aanzitten.
(
Dan zal Hij tot mij ze^gea: Ik wil met u zijn, indien gij met Mij wilt zijn. En ik zal Hem antwoorden : Gewaardig ü, Heer, bij mij te blijven, ik verlang niets anders dlt;n met U vereenigdtezijn.
Kavolg. iv B. xui H.
F.r was nimmer cene gcdaclite, die mij gelulikigor mnalilc dan deze : Morgen zal ili communiceren. Morgen zal God geheel met mij verecnigd rijn, en ik met God. Morgen zal ik één met Jesuswezen .... Jesus zal geheel en al van mijn hart liezit nemen. ...
Eindelijk wil ik dan ook dat arm en hehoeflig hart geheel voor Hem openleggen. Hem al de zwakheden, waarmede het heheht is kenbaar maken, al mijne moeüelijkheden openharen. Ik wil Hem met mijne omhcl-zivgen overladen. Ik wil aan dien waren vriend eene volknmene vriendschap be-!iivcn,ik w il een vurig, een d inrzaam, een eeuwig vriepschapsverbond met dien goddelijken Vriend sluiten.. .. Ik zal hem zeggen, dat Hij mij vrij alles ont-
51
neme, a!s Ilij slcchls mijneenigcn rijkdom blijft uitmaken; dal Hij mij allo rampen ovcrzende, als lliimaarnimmcr van mij scheidt; dal Hij als tncesler in mijn hai l regere, en g( hei l in mijn leve ; dat Hij geheel en onverdeeld al de. vermogens mijner ziel veivtilie; dal Hij mijn hartin bezit neme, dat zich geheel mijn aanwezen in Hem verliezc, opdat er niets meer dan zijne goddelijke cigeiischappen in heerschen mogen,..
Zoo gemeenzaam, o mijn God, durfde ik van U spreken, en uwe goedheid ging zoo ver, dat Gij dal hart naderdel, en Gij op denlzachlsten,op den liefderijketen luon antwoorddet: »Indien gij geheel aau M'j wilt loeliehooren, wil Ik ook geheelde uwe zijn; toen gt raakte ik in gteslelijke verrukking, en geheel buiten mij zei ven, zou ik aan de uren, die mij nog vanU gescheiden hielden, vleugelen hebben willen geven; ik wensch'.e dat die nacht zijnen loop verkortte, ik haakte met een onversadelijk verlangen naar dien gelukkigen oogenblik, waarop Gij uwe » oon-plaals in mijn hart zoudt vestigen. Ac h ! zeidc ik lot mij zehen, als ik Htm z:il be-
52
lillen, zal ik Hem smceken, mijne anue ziel te genezen; ik zal Hem bidden het verledene niet meer te gedenken, mi» tranen te geven om mijne zonden te beweeoen, tranen om de voeten van mijn Jesus te besproeijen : tranen, zoo als Magdalcna heeft gestort, om Hem te beminnen, zoo als zij Hem bemind heeft ; indien hel mogelijk zij, om Hem nog meer te beminnen, dan die heilige berouwhebbende zondares. Ik zal er nog bij • voegen, dal alles mij tegenstaat, wal Hem niet toebehoort ^ dal ik slechts deze cenige gunst Yerzoek, Hem geheel zonder iels anders te bezitten ; mijn Jesus geheel in mij, en ik geheel in Hem!
Terwijl ik dit zeide, maakte zich ik w eet niet welk ongekend aangenaam gevoel van mijne ziel meesier; ik verviel in een onuitsprekelijk zoet verlangen. Ik dompelde mij in eene onmetelijke ruimte, waarin ik overal Jesus zocht. Ik verplaatste mij in de hemelen, ik vroeg Hem aan de engelen, ik vroeg Hem aan Maria, ik vroeg Hem aan de heiligen; ik vroeg Hem op de aarde aan alle godvruchtige
53
zielen; ik drong in mijne gedachten tot in 't diepste der tabernakelen, en daar met eerbied en liefde bevangen, verloor zich mfjne ziel in verlangen, in aanbidding en opgetogenheid van cenc onuitsprekelijke liefde. Daarna voor den tabernakel nedergeknield, beklaagde ik mij op nieuw; ik beklaagde mij over de hemelen, ik beklaagde mij over alle schepselen, omdat zij mijnen Jesus aan mijne blikken onttrokken. Ik vreesde Hem niet meer te zullen wedervinden, ik verslond de oogenhlikkcn, die mij van Hem gescheiden hielden, en ik vraagde mij zeiven af, of hel wel zeker ware, dat Hij morgen zou komen; of de dag van morgen niet zou voorbijgaan, zoo als de voorgaande dagen ; of God, tot straf mijner voorgaande zonden, zich niet aan mrjne liefde zou onttrekken. En hel kwam mij voor, als of ik voor dien enkelen dag wel duizend andere dagen levens zou hebben willen geven ; dal ik voor dien oogenblik van innige vereeniging met Jesus, twintig jaren in ellende en droeiheid had willen
Si
doorbrengen; dal ik gaarne allo vcr-nclilingen cn beschimpingen der wereld op mij zonde laden, cn duizendmaal mijn leven len besle bad willen geven.
Wie is dan toch diegene, die ons zoo lol zich Irclil, die zulk ccno on-m ederstaanbarc magl op ons uilor.fenl? wie nondigi ons zoo dringend aan zijn liefdemaaUijd ? wie beheerschl dan zoo onze barlen cn regecrl al de vermogens onzer ziel ?
Wal mij aangaat, ik weet hel niet, maar ik gevoelde dal hel Jesus was, waarnaar ik verlangde; niemand anders kon hel doel zijn van zulk eene vurige begcerle; hel was Jesus, zoo nis Hij zich aan mijn harl had medegedeeld, zoo als Hij lot mij had gesproken, loen Hij lol mij zeide : uicczonden zijn vergeven: hel wasJesus, in dezelfde gedaante als Hij bij mij zijn intrek had genomen ; hel was dezcKde Jesus, zoo als ik hem lot ni\i boordezeggen: Mijn zoon, yeef mij uw hart. Kom tol mij, die belast en beladen zijl, cn ik zal uvcrhwiklccn. liet was eindelijk Jesus, die mijne ge-hcclc ziel vei vulde, en mij hel onschat-
So
bare vcorregt deed smaken, om, evenals de welbeminde aposiel, aan zijne borst Ie ruslen.
Ach ! waarom, sprak ik lol mij zeiven, waarom vergroot zich mijn arme zie! niet, om meer liefde 1c kunnen onl-vangenV waarom is mi;n arm hart niet vervuld met al de liefde der iitigelcn en der Serafienen ? waarom bezit ik het harl van Matia niet, om Jesus volmaakt te beminnen: waarom bezit ik voor een enkel oogcnbüL ten ininsle bet harl van Jesus zeiven nicl, om Hem waardig te ontvangen. Morgen zal Hij mijne arme woning binnen' treden; morgen zal ik communiccren.
Indien de wereld hier naar mijne woorden heeft willen luisteren, zou zij dan kunnen gelooven, dat dit vurig verlangen in zich zelve meer geluk bevat, dan zij in staal is, ons met al bare ijdcle vermaken aan te bieden? Zou zij willen gelooven, dat men voorecne enkele communie in slaat is, alles Ie lijden, alles op le offeren, alles te verduren? Zou zy beseffen, dat men, indien het geluk om te communiceren moest verworven wjr-
56
den ten koste van al de schatten en de gemakken, diede weeldeaanbiedt, indien men die bezat en het noodig ware, ze allen zou opofferen voor eene enkele communie; dat voor eene beminnende ziel de berooving van die goddelijke spijs erger is dan van het leven beroofd te worden; dat men zonder dit geestelijk voedsel langzaam verkwijnt en sterft?
.Veen, de wereld begrijpt zulke woorden niet. De wereld is immers de vijandin van Jesus? en men moet zijn vriend, zijn leerling zijn, om hel te kunnen bevatten, om toegelaten te worden tct zijne zoele gemeenzaamheid, om zijne teedere liefkozingen te kunnen ontvangen, en deel te hebben in de uitboeze-mingen eener brandende liefde; in die zoete uitstortingen van een heilig verlangen, in dien diepen, onuiisprekelijken, onveistoorbaren vrede, welken de wereld nimmer kende; in dat weergaloos geluk, eindelijk, dat den mensch wel gegeven is om te gevoelen, maar waarvoor hij nimmer woo7dcn zal vinden, om er al de uitgestrektheid van te beseffen.
Dat de wereldling zich dezen avond
57
naar zijne luidruchtige fcesleabegeve: dat by in den drocsseiu zijner grove buitensporigheden die wroeging en die vermoeijenis ga zoeken, waarlegen by zich niet kan wapenen, als de nacht zijne schaduwen om zich heen zal verspreiden; o, ik benijd hem die begoocheling zijner uitzinnigheid en zijne afschuwelijke losbandigheden niet. ik wil, door een zachten vrede, eene ongestoorde rust koopen. Ik wil, door een rein hart, een onvermengd eu waar geluk betalen.
Gelukkiger dan gij, on£inn:ge jongeling, zal ik die feesten vlugten, waarvan gij zoo spoedig vermoeid zijl, omdat uwe vermaken u uitputten ; en wanneer gij morgen ontwaakt, en de knagingen van uw geweten u nwe buitensporigheden zullen verwijten ; als gij uwe teleurstellingen en noodlottige misrekeningen zult overdenken, zal ik reeds eenige uren van hemelsch geluk hebben doorgebragt. Mijn voorhoofd zal kalm, mijn oog rein zijn, en in bet diepste mijner ziel zal de volmaaktste vrede heerscheo. Ik zal in den schoot van God zeiven reeds den voorsmaak heb-
SS
ben genoten van dat gelulf, waarvoor ook gij geschapen zijt, dcch dat gij in uhc verblindheid van u afstoot.
Ach! waarom ten ik riit in slaat, om hier te doen bfseffen, dat uwe onverzadelijke begeerte nooit zal voldaan worden in vermaken, die 7.e onder hunijen dwarg deen gebukt gaan, en dat dc menseh niet voor de ijdeihcid cn de denkbeeldige gencegens is geschapen; dat hait is ruim en uitgestrekt, en het behoort evenzeer aan den home), als het hart van Gcd aan zich zeiven toebehoort.
O mijn JesuF, het is reeds laat; ik gevoel dat dc slaap zfjn verkwikken den adem over mijne cogledfn vers; reidt. Heden hebt Gij mij al de zoelheid van uwe liefde doen gevoelen ; Gij hebt het vuiige verlangen in mij opgewekt naar dc heilige vereeniging, welke morgen mijn geluk ten toppunt zal voeren. -Wees daarvoor gezegend en duizendmaal bedankt, o mijn God. Dat mijn slaap rein zij, even als de begeerten van mijn hart! Dat al mijne handelingen a!s zoo vele verzuehtin-
S9
gen zijn, die door liefde ontvlamd tot voor uwen troon stijgen ; dat elke klop-pir.g van mijn hart eene dankzegging zij voor uwe oneindige barmhartigheiJ.
Zend gediirende mijn slaap eenen engel, o mijn (]od, opdat hij mijn hart van alle onrcinbei i beware, en het doer U alleen ver vuile. Zfg tot hem, tot uwen hemelschen gezarif, dat Gij morgen in dit hart uw paaschfee t mort vieren, en hij de zaal van het gastmaal moet bereiden.
Ontvlaro, o mijn Jesus! mrjn liatt 'ioor het vuur uwer liefde; vetban daar al het aardsche uit, verdoof elke opkomende neiging, die het van U zou kunnen afhouden, en dat ik ttjorgrn, bij mijn ontwaken, uwe liefde luve en met een heilig verlangen mij tot uwe heilige Tafel begeve, om daar aan U geheel toe te behooren, ü! morgei', morgen zal ik coinmunice-en!., .
Die van dit Ijrood eet, zal eeuwig leven. Joh. Ti, 59.
Op zekeren dag stortte ik, in den boezem van een eerwaarden priester, eene onaangename gewaarwording uit, die mij, in weerwil van mij zelven, overmeesterde, op het zien van de verergernissen, welke de wereld oplevert; ik overwoog de kronkelpaden, die de verleider inslaat om zijn doel te bereiken; ik zag van alle zijden niets dan begoochelingen en ralsrekeningen, niets dan tijdelijke zorgen en moeijelijk-heden, waarin onze pelgrimsreize hier op aarde voorbijgaat, zonder dal er dikwyls eenlge oogenblikken overschieten, om aan God toe te wijden. Na dit alles, zeide ik, komt God, en welke plaats zal Hij bekleeden? Want,
61
mij dunkt, dat het toch eenmaal voor de menschcn tijd zal worden daaraan te denken. Het gcheele leven is dikwerf in ijdelheid en beuzelingen voor-bijgegaan, als de dood nadert..... En wien zal God, in wiens handen het zoo verschikkelijk is te vallen, dan be-loonen. daar Hij moet beloonen of straffen?.... Wat mij aangiiat, ik gevoel het, dat ik nog niet begonnen beo Hem te beminnen.... Achl hoe veel aangenamer zoo Hem een afgezonderd, een in de woestijn in botte en gebed doorgebragt leven zijn geweest!... Toen ik deze woorden sprak, ontvielen mijne oogen, ondanks mij zeiven, eenige tranen van droefheid en leedwezen.
Met een hemelschen glimlach en mijne handen in de zijne nemende, antwoordde daarop de waardige priester: O mijn vriend, het is maar al te waar, dat het leven op aarde niets dan bitterheid en zorgen baart aan de vrome ziel, die slechts God, en God alleen in alle dingen ziet. Maar die verergernissen, die altijd zullen
62
voortduren, die hinderlassn, welke den reglvaardige worden gelegd en hem vernederen, manr hem eene kroon van verdiensten zullen vergaderen ; die werkzaamheid waartoe wij veroordeeld zijn ; die levenszorgen, die zich dagelijks vernieuwen, lot zelfs het berouw over het verledene, en dat verlangen naar een minder kommervol en volmaakter leven, dat alles ligt in de inzigien der Voorzienigheid, in de ge-heiuien zijner liefde, in de inzigten van zijne oneindige barmhartigheid voor ons. Moeten dan de s'eenen, die dienen om het hemelsch Jerusalem le stichten, niet gepolijst worden onder de:i hamer der tegenspoeden en der beproevingen? Dit al'.es is ons noodzakelijk, opdat wij de heerlijkheid Gods zouden binnentreden. Ga-in wij dus met vasten tred le midden van zoo vele legenheden, die ons hinderen; vervullen wij die bezigheden, welke ons zoo nietig voorkomen : maar houden wij altijd het oog op God geves-
tigi. . , Schep dus moed, mijn zoon, bet
C3
wordt u hior op aarde toegesta.m, om jilaats le nemen aan den disch, die voor de vrienden van Jesus bereid is; gij zult ook hiernamaals aan het gisl-maal van Jesus aanzitten
Gij moogt doelnenien aan dcnmaal-lijd der kinderen Gods, gij zult ook deelgenoot zijn van het hemelsch g'-luk. Gij hebt u bij de engelen der aarde geschaard, gij zult onder de engelen des hemels gerekend worden.
God heeft u in dit leven gelaafd aan de zuivere wateren van zijn gastmaal. Hij zal ii in de eeuwigheid den dorst der onkuischen en dor gierigaards niet doen lijden.
Uw voorhoofd is geteekend met het geheimzinnig bloed des Lams, gtj zult gespaard worden, ten einde gij in eeuwigheid de heilige scharen van het uitvcikoren volk zoudt vergrooten.
Schep dus moed, want ik verzeker n, op hel woord van God zeiven. Hij heeft u een zeker onderj'and der onsterfelijke gelukzaligheid gegeven. Hoe, zou Hij u uit den hemel kunnen sluiten, Hij, die zoo dikwerf van den
64
hemel afdaalt om zjjn vermaak in uw liarl te vinden?
Oeze wrorden, uit den mond van een dienaar (lods voortkomende en met eene heilige uitdrukking lot rnjj gerigt, vervulden mijne ziel met eene zalige verwachting Door de vertroostende gedachte van een toekomend gelukkiger leven, vergat ik al de ellende van het tegenwoordige. O! hoe gaarne had ik God willen danken, ik die too vele weldaden van Hem genoten heb! Hoe gaarne zou ik Hem hebben willen loven voor het zoele vertrouwen, dat Hij in mijne ziel stortte! Doch met eene vreugde, die ik slechts met moeite verborgen hield, vergenoegde ik mij dien heiligen priester te antwoorden, dat ik inderdaad hoopte deelgenoot te worden van het geluk, dat hij mij beloofde. Zie, zeide ik hem, ziedaar miine hoop! God in het eeuwig leven te bezitten, wql Hjj mij toestaat, dat ik hem in dit leven ontvang, o, ziedaar al mijne hoop! ...
De geestelijke Dochters van de teiligo Theresia aan de H Tafel.
Ik heb n geleid in het land van den Karmelns; opdat zijne allerbeste vruchten eten zondet.
Jerem. n, 7-
f
Aan mgquot; vroeger leven zijn herinneringen verbonden, die mi) onophoudelijk voor den geest zweven.
Ik bevond mij eens, op den zestienden Juli], in Savoije. Het was een groot feest in het klooster der Karmelitessen te Chambery. De poort des kloosters verbergt haar voor de wereld, maar hare kerk is voor ieder open, hare kerk, waar men denzelfden God kan aanbidden, dien ïij er door zoo vele
offers van liefde vereeren.....Voorniets
ter wereld zou ik hebben nagelaten,
||:
66
om mij derwaarts le begeven, Ik zeide tot mij zeiven : Maria zal op dit haar feest voorzitten, en ik heb zoo vele gunsten van haar te vragen....
Ue kerk was met menschen vervuld. Het heilig Sakrament was reeds bij het aanbreken van den dag Ier aanbidding uilgesleld, en zou daar tot 'savonds laat op het altaar verblijven, om door de geestelijke en de vrome zielen vereerd te worden. Er zon een pleglige mis zijn, welke door de geestelijken van de orde des heiligen Francis-cus zou worden opgedragen, en waarin de Karmelilessen moesten zingen.
Het heilig offer werd met eene ongewone pracht gevierd; hoewel liet altaar eenvoudig was, blonk in alles orde en netheid door, en de acht of tien kaarsen, die hel verlichtten, toonden liefdevlammen aan, waardoor die zuivere en kuische bruiden van Jesus verteerd werden.
in de gansche kerk, die even eenvoudig was als het kleed, dat de geestelijke Zusiers dragen,, was slechts eene schilderij, die mij waardig toe-
67
scheen om de oplellendheid van den godvruchligon vreemdeling lot zich le trekken, het stelde de heilige ïheresia voor die in geeitelijke verrukking en van liefde tol God als buiten zich zelve, door een pijl wordt in het hart getroffen, welken een Cheru-bien op haar afschiet. Deze schilderij toont ons duidelijk aan, hoeveel liefde er binnen die mnren moet huisvesten. Inderdaad, do liefde van de geestelijke dochters der heilige Tkeresia is eene groote, alles omvallende liefde.
Men ademt vrij in deze heilige muren; het hart ontlast zich hier van alle aardsche zorgen, men gevoelt het, dat de geest van godsvrvcht ook in ons, arme wereldlingen, zijn weldadigen invloed uitoefent, en vooral op dien dag, waarop het feest der H. Maagd werd gevierd. Het feest van O. L. V. van den Kartnelus, van Maria, die deze geestelijke dochters hier geleid beeft en welke zij moeder noemen. O, ik kan het niet beschrijven, welk een geur van geluk en van heilige vreugde men in deze gewelven
68
ontwaarde, die gisteren nog zoo eenzaam waren, maar die beden door de lofzangen van eene heilige vreugde weêrgalmcn! Die gezangen kwamen uil het hart der geestelijke Zusters voortr terwijl in het koor der kerk het volk in vrome aandacht zijne beden tot Ood deed opstijgen.
Ginds zijn zij, zeide ik tot mij zei-Ten; zij zijn voor de wereld verborgen. Jesus alleen kent en ziet baar. O, hoe -welluidend klinken die gezangen, met boe veel vurigheid bidden zy! Zij hebben aan Maria de offers ge-bragt, die de wereld van haar vorderde, en beden toont alles aan, dat zij gelukkig zijn. Anders zouden bare stemmen niet zoo -helder klinken, hare toonen zouden dan niet met zoo veel kracht tol in hel binnenste der harten van de aanhoorders doordringen.
De lofzang der engelen had eene hemelsche uitdrukking; toen zij hel Gloria in excelsif, door den priester aangeheven, voortzetteden, kon men zich naauwelijks voorstellen, nog in dit dal van tranen te zijo; ik had
69
gewenschl, dal alle wereldlingen die zuivere toonen hadden mogen hooren, wij, die voor al de weldaden, welke God ons bewijst, Hem niets anders dan dankzeggingen zonder offers aanbieden. De gezangen van dankbaarheid dier heilige zielen duren haar geheel leven voort, en door hare boetedoeningen loven en verheerlijken zij onophoudelijk God. Zoowel dei nachts op hare harde legerstede, als des daags door hare menigvuldige ontberingen; zoowel gedurende haar leven, dat zij in vergetelheid van de wereld slijten, als in den oogenblik, dat zij haar marteldom voltrekken en het graf haar toewenkt, altijd en immer zeggen zij tol God: Eer zij u in den allerhoogste.
Ach ! hoor die zilveren stemmen lot negenmaal toe hel ootmoedig gebed van den blindgeborene herhalen ; Kyrie eleison. Heer, ontferm u onzer! Hoe veel kracht moet dit gebed van die boetvaardige en zuivere maagden op den God van barmhartigheid niet hebben, die de gunsten, welke deze onschuldige zielen van Hem vragen,
H
i M
1!'
70
over tijne afgedwaalde sch.ipen uil-slort!
Volgen wij haar verder en liooren wij haar met de engelen den lofzar.g van vreugde, den eeuwigen lofzang der uilverkoreneu herhalen: Sanctus, Sanctus, Sanctu», Dominus. Dil gezang voor den drieëenigen God, vond in den hemel zijn weerklank, en dezen weerklank verbeeldde ik mij duizend malen le hooren herhalen en in de onsterfelijke gewelven en vervoljens tot voor den trocn van God siijgen.
Maar met welke liefde vooral riepen zij op den cogenblik der communie tot Jes'is, tot Jes iS, die haar eenig goed, haren troost, haar eenigen Vriend in de ecDzaamheid, ha.ir bestaan, haar geheel wezen uitmaakt. Zij hebben aan dien Jesus alles gegeven, wat hiar dierbaar was Ter liefde van Hem hebben zij van alle wereldsche goederenafstand gedaan: zij hebben de dierbaarste banden van bloedverwantschap verbroken; maar zij wislen wel, dat zij, door alles le verlaten, alles zouden w e-dervinden wat haar hart kon verlangen.
71
Ik wil hier a! mijne ge.iachien openbaren, ik wil u hier zeggen, wat ik van God verlangde, hoe vurig ik bad; hoe gaarne ik alles had willen lijden, om van Hem eene geheel bijzondere gunst te erlangen; en in de uitgestrektheid mijner wenschen, had ik, zoo als hel mij voorkwam, hel Hem durven verzoeken,— maar hel was een wonder, ■wat ik Hem afvroeg. En welke gunst, denkt Gij, dat ik zoo vurig verlangde te verwerven? O! ik vrang vergeving aan God voor zulke gedachten, die te vermetel waren en de godsvrvchl van deze kostbare oogenblikken niet hadden moeten storen. Deze genade, deze buitengewone gunst benijdde ik den priester, die het heilig misoffer opdroeg. Ik had gewild, dat God mij de zuiverheid der engelen gegeven en mij een oogenblik in de plaats des priesters gesteld had, om aan deze engelachtige zielen hel brood des levens Ue te dienen, dat hemelsche voedsel, waarnaar hare harten hongerden. Ik had haar dien Jesus willen toereiken, naar welken zij zoo vurig verzuchtten,
I
72
en lol ieder barer willen zeggen,» Daar is Hij; Hij behoorl u geheel toe. Ach, bid Hem ook een weinig voor mij.quot;
Immers, het priesterschap is eene verhevene bediening, het is een heilig ambt..,., en indien de priester uit kracht van hetzelve, verpligt is, aan (iod een geheel leven van gedurige zellopoffe-ring te wijden, is er echter veel geluk, veel kracht en veel hoop voor het toekomende in zijn heilige zending opgesloten.
Toen de mis geëindigd was, dankte ik God, ik dankte Hem voor mij zeiven, voor al degenen die mij omringden. Ik wierp mij voor het heilig Sakra-ment neder; ik bad daar nog eenige oogenblikken in den geest van die godvruchtige maagden, die, voor bet oog van de menschen verborgen, in de eenzaamheid voor het heiligdom in dezen oogenblik slechts met God bezig waren. O! hoe groot moest hare liefde zijn! Ook scheen het my toe, dat mijn hart, uit hare harten, zoo vol van brandende liefde, warmte en leven putte.
73
Wie is in staat de cneindi e liefde te peilen, die Jesus aan zijn schepsel in de heilige commnnie mededeelt, a!s God in de ziel de volheid van zijn eigen hart stort, en wil dat het schepsel ook in Hem de volheid van zijn hart storten zal! En indien dal h rt overvloeit, wie vermag dan de uitgestrektheid van die onmetelijke liefde te peilen, die haren overvloed in den afgrond der godheid uüstort, w(jl die ziel in de oneindigheid van God ver-loren, door de liefde haar geheel aardsch bestaan opoffert, indien God niet de vermogens onzes harten vergrootte, of zijne gunsten naar ome zwakheid inriglte?
VVrj, vleeschelijke en in de wereld levende menschen, sterven, zonder God gekend te hebben, zonder dat wij hebben begrepen, wat het is God te beminnen, Dit komt alleen aan die zuivere en van de wereld afgezonderde zielen toe, die onophoudelijk de goedheid van God overwegen en zijne liefde beschouwen ; het is alleen aan haar, en hare afzondering gegeven, om gemeen-
3
II
' !
74
laam roet God te verkeeren en Hem veel te beminnen. Hoe volmaatt vooral moet hare liefde in de heilige communie wezen? zij dragen haren Jesus zeker eene liefde toe, die gelyk is aan die der engelen!
Deze gedachten en nog eene menigte anderen vervulden beurtelings mijn hart. Mijne tranen, tranen van liefde en van biller naberouw, bevochtigden den vloer des tempels. Ik wenschte miine eerste levensjaren terug, opdat ik mijnen God een zuiver en onbevlekt leven mogt aanbieden; ik wenschte nogmaals het verledene te beleven, om Hem dagen van liefde, dagen die Hem geheel toegewijd waren, te kunnen schenken; dagen, waarin ik Hem nimmer door eenige zonde had vergramd.
Aan den voel van het heilig Sakra-ment overwoog ik, met bitter berouw, hel geluk dat deze heilige zielen genoten. Ik benijdde haar de vergetelheid, waarin zij leefden, den zoeten vrede, dien zij smaakten. Ik dacht, dat uit hare harten, op dezen cogenblik van veieeniging met Jesus, een verheden
75
lofzang van dankbaarheid en gebed moesl opstijgen, dat de heiligste begeerten en dankzeggingen bare harten moesten vervullen Ik plaatste in het hart van Jesus al de woorden, die zij tot J«sus spraken. Ik haastte mij, om al die woorden een voor een op te vangen, en het kwam mij voor, dat het offer, dat ik daarvan aan Jesus deed, mij van zijnentwege een glimlach vol goedheid, een blik van zegening, van barmhartigheid en vergeving verwierf.
Rierin bestond mijne dankzegging na de heilige Mis. Wat toch kon ik beter aan God aanbieden, ik, die voor Hem steeds zoo koud en zonder liefde ben ?
O! ik loof U, mijn God, dat hel ÏJ behaagd heeft, deze gelrouwe maagden voor de wereld te verbergen! wees duizendmaal gedankt, dat hel U behaagd heeft, haar daar le bewaren, om van haar die gebeden te ontvangen, die den goddelooze bckeeren en uwe gramschap doen bedaren.
De zoatiglieden van eene vurige Communie.
Hoe gioot, Heer, is lt;1« overvloed van uwe zoetigheid, die Gij bewaard hebt voordcgeaen, dieÜ vereeren!
Ts. xxx, 20.
Hoe vol van eene brandende liefje is de kuistbe ziel *sn dien jongeling! met wcJk een geluk, met hoe veel ingetogenheid, met welk eene kalmte en engelachtige vurigheid nadert hi] lot de heilige tafel. Achttien lentezonnen hebben naauwelijks zijn voorhoofd beschenen, en echter draagt dat voorhoofd reeds het kenteekcn vandever-hevenste deugden.
In de zachte uitboejemingen van eene op godsdienst gevestigde vriendschap, heb ik de liefde, waarmede ^ijn
77
hart vervul J was, le.;ren schatten; «ie bier, wat hij mij nog gisteien «eida;
Kom, zoide hjj toi mij met zyne gewone eenvoudigheid, terwijl hfj mijne hand In de zyne drukte, kom, verwijderen wij ons van hot gedruiscb der wereld, laten wjj ons in afzondering over het geluk, dat men in de communie smaakt, onderhouden. Gij zelf spraakt er mij zoo dikwerf mot zoo veel liefde over, gij kondet daar uren over spreken, zonder dat het u ooit vermoeide, Ook ik gevoel mijn hart van heilige vreugde overvloeijen, ik heb behoefte, die vreugde uit to storlcn ea U al mijn geluk mede te dealen.
Iloe goed is Uy, o hoe groot moet Hij wezen, hoe onsindig in zijne gunst-boiooningen, die liefderijke Jesus, die tich aan ous geeft,....
Hoe verachtelijk komt mrj de wereld voor, boe klein is de aarde, hoe nietig schynen de rijkdommen, hoe nieisbeduidend is de grootheid en overvloed voor eene ziel, die Jesus bezit! Wat mij aangaat, o, ik verzeker hei u en ik hol) het ook aan Jesus
sezezd, ik wil niet leven zonder Hem. Hel is voor Hem, dat ik besta' 'k ïou slerven, als Hij «nÖ «llde Daarentegen verlang of begeer ik me meer op deze wereld, indien Hij bq
mii wil blijven.
Oezen morgen hebben wij gecommuniceerd, weldra zullen wij o»8 wederom met Jesus vereenigen. God zal
het Hem mogt behagen, dat H'J altijd op de wereld late; zoolaquot;S lk Hem in mijn bart zal bezitten, zal , zonder mij te beklagen, alle rampen, alle tegenheden des levens verduren. Indien ik Hem dan altiid in mij bezat, tou ik mogelijk minder verleerd worden door die brandende begeerte, om Hem in den Hemel te aanschouwen. Ja, het is waar, wat gij mij zoo dikwijls zegt: er bestaat op aarde geen grooler geluk, dan dat van te communiceren, en zich met ,esu8 J®'' eenigen, om dagelijks met Hem te ontwaken, Hem in wjn nart ^
gen, en zich den gebeelen dag met Hem te onderhouden; eindelek, om
79
met de gedachte aan Jesu» in te slai-meien, en op deze wjjze aan al de gunsten en liefdeblijken van Jesus deel te hebben. O welk een geluk is het daarbij, altijd omringd te zijn van den beslen, den edelnioedigsten. den meest vertrouwden Vriend!.... Welk een voorregt genieten wjj in dit leven. Hem geheel te bezitten, naar-wien de regtvaardigen en de oudva-dcrs zoo vurig verlangden, dengene, die al de afbeeldingen en voorzeggingen der Oude Wet vervult, die door de profeten was aangekondigd; Hem die van het begin der tijden de wellust zjjns Vaders uitmaakte, en die toen reeds de groote geheimen overdacht, die door z|jne liefde voor de menschen moesten voltrokken worden; Hem wiens komst op de aarde door het talrijk heer der engelen begroet werd, en die door legioenen van hemelsche geesten weder in zijn rijk werd binnengeleid! En welk rijk? het rijk van licht en heerlijkheid van Bern die it, van het oneindig, het onmetelyk wezen. O, het is eene verhevene zaak, dat wg op
80
ome verachtelijke ajrde en in onze arme harten eene woonplaats mogen aanbieden aan denzelfden God, en dan te durven denken, zelfs de verzekering te hebben, dat Hy zijn vermaak v!niit, om bij ons te blijven; welk volk toch hoeft zijn God zoo ijaby zich als hel Christen volk?....
Laten wij niet ophouden er van te spreken, Ja, het geluk van den Christen is grenzeloos; geene uitdrukking is in staat het le beschrijven, het is oneindig als God zelf.
Welk een diep geheim, welk een lieldevlam ligt er in de onbegrijpelijke liefde van Jesus opgesloten. Ach! hoe roet zijn die oagenbükken, welke eene luime schadeloos'elling bieden zij ons aan voor de rampen des levens, wanneer men in de heilige communie met Jesus vereenigd isl Hoe veel bekoorlijkheid ligt er in het gemeenzaam onderhoud met Jesus, met dien Jesus, die Magdalena en de overspelige vrouw hare zonden vergaf, die aan Petrus vroeg, of hy Hem meer liefde toedroeg dan de andere apostelen, en die later
81
door een enlielen blik iijn hart doorboorde en daaraan cena wonde van droefheid toebragt, die zijn geheel leven bloedde; met dienzelfden Jeans, die zijn trouweloozen leerling nog Vriend noemde, en hem gaarne had willen vergeven, indien hg berouw had geloond ; die alloos vergaf, altoos leed, zieken genas en weldaden om zich verspreidde; wiens verzuchtingen, gebeden en gesprekken voor ons als zoo vele blijken waren van z\jne onuitsprekelijke liefde! Welk een geluk dien-zelfden Jesus te bezitten, die door de koningen werd aangebeden, duor Simeon als zijn Heer en God erkend werd; wien Zacheus iu zijn huis mogt ontvangen, die Lazarus in het leven terugriep, en uit wiens mond Marlha en Alaria woorden van zaligheid mogten hooren; denzelfden Jesus. wien de heilige Maagd in haren schoot heeft gedragen, Maria... die zich toen de nederige dienstmaagd des Ueeren noemde ; dien Jesus, dien zij aan haar maagdelijk hart drukte, dien zij zoo dikwerf met bare moederlijke liefkozingen over-
82
dekte, dien zij een diepen eerbied, eene onmetelijke liefde toedroeg. Welk geluk voor ons, dat wij tot dienzelfflen Jesus mogen spreken, die de harten der discipelen van Emmaus van liefde deed ontbranden en wien ïyn leerlingen herkenden aan het breken des broods nadat rij gecommuniceerd hadden, nadat zij Hem in hun hart hadden ontvangen. Is het niet waar, dan herkent men Hem eerst? Hij kan zich niet verbergen, de ziel dompelt zich dan, ondanks zich zelve, in dat oneindige, waartoe zij geschapen is; het is God, het is Jesus, de Vriend onier zielen; zoodra Hij bij ons zijn intrek neemt, ontwaren wij het in ons binnenste.
Nu zullen wij hel kunnen begrijpen, dat duizende martelaren voor Jesus hebben willen lijden; dat kluizenaars in afgelegen woestijnen hun geheel leven hebben doorgebragt in de overweging en het gebed; dat de eenige bezigheid der gelukzaligen en der engelen bestaat in Jesus te aanbidden, te aanschouwen, en Hem in alle eeuwigheid te beminnen.
83
Het is ons, Christenen, als ook aan de apostelen gegeven, om de geheimen van God te kennen; de vleeschelijke lir en warcn voorregt niet waardig. W anneer dan ook de wereld, waar-OTer Jesus den vloek heeft uitgesproken, zich in onverzadelijke harl3togten vermoeit en uitput; wanneer zij wanhopend wordt door de leleurstellingeo, Oiezij ondervindt; als zjj zich in wanorde en uitbundige vermaken als rondwentelt, daarvoor niets inoogst dan afmatting des geestes, dan angst, dan eene brandende lust naar genot, die haar de ziel verteert en het hart doet verdorren, dan stellen wjj, kinderen van Jesus, leerlingen van den Zaiig-maker, er ons geluk in, ons met het brood zijner liefde te voeden, ons met Hem te vereenigen, met Hem te ver-keeren, met Hem te spreken. Hem te antwoorden, zijne heilige liefkozingen te ontvangen, ilem onze eeuwig voortdurende liefde te betuigen. Hem te vragen aan onze ziel het kleed der onschuld, het kleed der genade on-oevlekt te bewaren; en in dit alles
84
ligt een zoo talm, zoo betoorlijt en onbeschrijfelijk geluk opgesloten, dat de mensch dit nimmer zal kunnen verklaren, en waarbij sleehls het geluk van Jesus in den bemel ie bezillen, kan vergeleken worden.
Gisteren verhaaidet gij mij, en het was als of gij niet koïidet eindigen, in bewoordingen, die zoo duidelijk al het vuur, dat u bezielde, afschetslen, het geluk, dat gij in het bezit van uwen Jesus gesmaakt hadt, door Hem in de communie le ontvangen; ook mij komt bet voor, dal Hij dezen morgen nog liefdes-ijker dan anders tot mij gesproken heeft. Ook ik heb Hem met nog meer liefde en nog inniger door myne omhelzingen bedekt. Ik heb zijn hart met mijn hart vereenigd, en in die vereeniging van mijne geringe liefde en zijne oneindige goedheid, maakten wij slechts één hart uit. Wij leefden van hetzelfde leven; geheel mijn aanwezen was in Jesus verslonden, Hoe zeer wenschte ik toen, dat mijn hart uitgestrekter ware 1 hoe gaarne had ik
85
S daaraan He oneindige mimle des hemels gegeven, om aan Jcsus alles weder te geven, wat Hij mij schonk, alles wal Hem vervulde, alles wat Hij mij wilde geven. Ik heb mij dan ook bij Hem beklaagd over de geringe vermogens van mijn hart.
Op mijne beurt wil ik n alles herhalen, wat gij mij gezfgd hebt; de oogcnblikken, waarin ik mijnen Jesus bezat, behoorden niot aan de aarde: ik bragt die in den hemel door, of / mogelijk volgde het geluk des hemels Jesus, om zich met llem in Taijn hart te vestigen; deze oogenbllkken van vereeni-ging waren geli(k aan een zachten slaap op de borst van Jesus, en in mijne heilige bedwelming had ik, dunkt mij, mijn geluk tegen dat des hemels niet willen ruilen. Ik dronk aan dezelfde bron, waaruit de uitverkorenen drinken, en, even als de hunne, was mijn dorst onverzadelijk. Ik verbeeldde mij een geheel koor van engelen voor mij nedergeknield te zien, terwijl zij in heilige verrukking de liefde bewonderden, die Jesus mij toedroeg. Toen riep
86
ik in da diepste vernietiging van mij Keiven, door de stroomen der godheid besproeid, met tranen van geluk in de oogen, en van vreugde als bezwijkende uit: Looft den Heer, gij, koren der engelen, looft met mij Dengenen wiens genoegen het is met de kinderen der menschen te verblijven. Ik had Jesus voor alle schepselen willen verbergen, toen ik eensklaps, in mijne heilige verrukking, alle schepselen uitnoodigde, om Hem te komen aanbidden. Vervolgens voerde ik Hem in de hemelen : ik vertoonde Hem aan zyn Vader, tot dankzegging voor zijne oneindige barmhartigheid ; ik vertoonde Hem aan al de heiligen, aan de aartsengelen, aan al de leerlingen en aan al de apostelen van Jesus. Ik vertoonde Hem aan Maria, en het kwam mij voor, als of Maria, uil medeljjden, Hem mij wilde laten behouden, en uit liefde zich vergenoegde, om Hem met eerbied en rijkelijk hare moederlijke liefkozingen te bewijzen. Ver van al het aardsche, dat in mi] is, in eene volkomen vergetelheid van ai
87
het geschapene, vervlogen die gehik-kige oogenblikken voor mij. Ik had uren, dagen, geheele eeuwen in die uitstorting mijns harten in dat van Jesus kunnen laten voorbijsnollen Overigens, gii weet het, communiceren is niet leven, het is Jesus in ons laten leven, en wat beleekent onze ziel in de oneindigheid van Josus? Hel is een notendop io de onmetelijke zeo, die geene oevers heeft; het is een droppel waler in den Oceaan. Niets is ook sedert dezen morgen in staat geweest, om den vrede mijner ziel te storen. Verpligt om de gebrniken der wereld in acht te nemen en daarnaar te luisteren, heb ik eehler niet» verslaan van hetgeen zij tot mij zeide; ik heb niets van hare gesprekken gehoofd, ik heb niets gezien van haren koophandel en bedrijvigheid, en ik ben hare levendige straten, hare prachtige gebouwen met onverschilligheid voorbijgegaan. Ik had, heigeen mijne ziel bezat, niet afgestaan voor al hare genietingen, voor al hare schatten en pracht. Ik gevoelde nog detegenwoor-
88
digheid van Jesus ia mijn hart. Zijn doortogt had in mijne ziel, ik weet zelf niet welk een aangenamen geur nagelalen, die mijn geheel aanwezen met eene onuitsprekelilke kalmte vervulde; ik ontwaarde in mij zeiven eene onoverwinlijke sterkte, en dikwerf drukte ik mijne handen op het hart, waarin Jesus gerust had.
Uemerken wij, dat in die heilige vereeniging met God, onze zielen niet vermoeid en afgemat worden, gelijk zulks plaats heeft in de ijdele vermaken der wereld; integendeel zij zijn slerk; zij verlangen altijd! maar dat verlangen is kaïn), het is een gelukkig, het is een onvetzadelijk, een oneindig verlangen, even als God, die het voortbrengt. üok de wereld, die zoo duur is niet hare voorgewende vermaken, heeft een verlangen ; maar dat verlangen, dat zij dwarsboomt, dat oneindig verlangen, dat zrj terugstoot, omdat het tol God gaat, dien zü beleedigt, dit verlangen kwelt de ziel en voert haar lol wanhoop.
O, danken wij te zamen God voor
89
ons gelukj verheerlijken w|j Hem uil al onze krachten. Mijn God, wees dui-lendmaliiü geloofd! Dal hemel en aar ie U een eeuwigen lofzang van dankbaarheid toezingen. Onze harten behooren U toe, o mijn God, en niets ter wereld tal hen van u scheiden; nooit, o niyri Jesus, zullen wij iets doen, wat U zou kunnen mishagen, nimmer iels, wat onze ziel kan schaden. Geef, o m^n God, dat nimmer iels uw heiligdom bevlekkc. Verdedig zelf uwe heilige ■woonlenle, en strjjd voor uwe heilige erk. Geef, dal w jj ons nimmer te ver-■wgten hebben, dat wg uit vrjjen wil door de geringste zonde Hem belce-digen, die met zoo veel liefde bij ons tyn intrek wil nemen.
Gadenk mijner in de heilige Communie.
En dat al degenen die dit hoogwaardig en heilig Sakra-ment eerbiedig en godvruchtig opdragen en met een op-regt geloof ontvangen, barmhartigheid bij U mogen vinden, en voor mij, zondaar, barmhartigheid verkrijgen» Nav. I, B. it, 11, 17.
Gi^ verlangt, waarde vriend, dal ik mijne communie voor u aan den Heer opdrage, dat wil zeggen, gij verlangt, dat ik van u spreke aan Hem, die mij morgen de onbegrijpelijkste bewijzen van eene onbegrensde vriendschap zal geven: gij verlangt van mij, dat ik uwe wenschen en uwe klagten aan dien Jesus zal blootleggen, die morgen in mg zal rusten, wiens geheele hart
met al lijne liefde, zich in mijn eigen bart ïal uilslorlen.
't Is waar, mijn vriend, wanneer in ons de geheele menschheid, geheel de godheid, al de magt, al de barmhartigheid, al de liefde Tan Jesus, zjjne smarten en zijne verdiensten rusten, o, dan schijnt het mij toe, dat, als wrj van zoo nabij met Hem spreken, in dezen oogenbiik van innige vertrouwelijkheid, waarin Hij voor ons veeleer een Vriend dan een Meester is, Hij ons niets moest weigeren.
Hoe dikwijls gebeurde het, dat ook ik lot vrome zielen, die tich gereed maakten om lot het Gastmaal der Engelen te gaan, met een paar woorden zeide, (want hun alles te zeggen ware te veel geweest); gedenk mijner in uwe communie!
Hoe dikwerf gebeurde het, dat ik, getuige zijnde van den heiligen ijver van brave christenen, die met zoo veel uitdnikking van geluk op bet gelaat van de heilige Tafel wederkeerden, hen had willen influisteren ; bidt dien goeden Jesus een weinig voor mij !
92
Bidt Hem voor mij, jeugdig kind, gij, die fletn zulk eene schoone ziel en nlke reine genegenheden aanbiedt.
Bidt Heai voor mij, jonge dochter, p:], die mei de iiouding eens engels cm met eene van liefde brandende ziel, uwen bruidegom te gemoet gaat;. „ v»at zou u uw beste Vriend, uw Zalig'* maker kunnen weigeren?
Bidt Hem voor mij, deugdzame moe-dcr, gij, die Hein eene woning hebt bereid door liet edelmoedig offer, dat gij aan God hebt gebragt van al uwe zorgen en van de moeijeiykheden, die gij in aw huisgezin on lervindt.
Bidt Hem voor mij, godvreezende en b-MÜge maagden, die in dc stille afzon-dering des kloosters, liem een onop» hondelijk offer van zelfverloochening, van afzondering en van een gedurig gebed aanbiedt.
Bidt gij Hem ook voor mij, arme en goede landlieden, gij, die zoo rijk zi]t in uwe gelukkige vergetelheid en in dc beoefening uwer eenvoudige deugden. Hier is de God der armen, die in eene krib geboren werd, die.
93
bij ït]ne intreJe in dit leven, zich bij voorkeur aan arme herders; openbaarde. Bidt den goeden Herder voor zoo vele schapen, die door de rjdde vermaken der wereid medrgeskept, afgedwaald zijn; bid ilem vooral voor mij, die zoo lang van den schaapstal vei wijdetd ben geweest, en die naauwelijks duif hopen d?ar binnen te lieden,
Hoe gelukkig zou ik geweest zijn, als ik mg op deze wyze aan al die godvruchiige zielen had kannen aanbevelen. Jesns wist het, en in die o igtn blikken, waarin ik aan zijne voeten tranen van üefde stortte, en ik Hem al die verdiensten van die heilige communiën aanbood; o, dan gevoelde ik rnijne liefde vuriger ontbranden, en ik hoorde, dat die Jcsus, dien zij bezaten, ook tut mijn hart spreken zou.
Xeen mi'n vriend, ik zal u niet weigeren, hetgeen ik van zoo veel anderen heb gewensebt ie verwenen; ik zal Uera over u spreken. Vereenig u«e vurige gebeden met de mijner, en wanneer gij op uwe beurt Jcsus
94
zult bezitten, bid dan ook voor mij, en vraag Hem bovenal voor uwen armen vriend eene genade, die ik zoo vurig wensch te verkrijgen; vraag voor mfl de genade, dat mijn gebed steeds vol liefde zij, dal ik bidden moge met een levendig geloof, met diepen ootmoed en vol vertrouwen ; vraag Hem nog veel meer voor mij, als gij het geluk iiilt hebben voor mij te com-municeren.
Jesus in het heilig Sakrament des Altaars.
It wil lien niet zonder eten laten gaan, uit vrees, dat hun onderweg de krachten zouden* ontbreken.
Ma/tth. sv, 33.
Schep moed, mijne ziel 1 heb vertrouwen ; nader uwen Zaligmaker met liefde, want Hij-zelf noodigl u uit. Hij kent uwe bezwaren en Hij wil die verligten ; Hij kent al uwe zwakheden en uwe gebreken, Hij wil die allen op zich nemen en er den last van dragen. Wat vreest gij ? Hier is he; niet meer de vreeselijke God, die in een wolk van vuur verschijnt, en midden door de schitterende stralen des vuurs een straal van zijne ongenaakbare hoerliik-heid doet schitteren. Hier is geen schijn van grootheid, geen verblindende glans ; de aarde zal onder zyne schreden niet beven, en de hemelen zullen voor zijne heerli|kheid verbaasd staan. O, kom en zie, hoe goed de God is, die u roept : Hij vertoont zich :ian u onder den schijn van een stoffelijk voe ibti,
96
Icn einde beter in uw hart le dringen, om zich met u te vereenzelvigen. Kon hij zich op eene volmaakter wijze van zijne heerlijihcid ontdoen, en een voor 'i toegankelijker uiterlijk aannemen! Hij, die het eeuwig voedsel is der heiligen in den hemel, wil alvorens het voedsel der zondaren op de aarde worden.
-'Tet is dat geheimzinnig brood, dat I!ij wil, dat wij alle dagen van Hem zi'ilen vragen. O onverklaarbaar wonder der groote goedheid van God! het grootste van alle wonderen des Al-magtigen ; wonder ïijner onbegrijpelijke liefde voor de menschen!
-Uijn God, op de aarde wildet GQ den zoon van Joseph genoemd zijn; Gij wildet door de menigte om gun-skn gevraagd worden ; Gij stondt toe dat de lamme en de blinde U naderden, en Gij liet do kleine kinderen tot li komen otn hen le zegenen; toen waart Gij de Jesus van Nazareih en de Koning vol zachtmoedigbeid; maar hoe zullen wij U in de heilige com-mutiie noemen, U, die onze spijs en
97
drank wordt, en U zelvcn lot voedse onzer zielen aan ons geeft?
Schep dus moed, mijne ziel! nader met vertrouwen. Beef niet terug voor de afwijkingen uwer jeugd. Laat uw vroegere wandel en de zonden, welke gij heden beweent, u niet afschrikken. Gij gaat immers tot Jesus, die de overspelige vrouw niet veroordeelde en de berouw-hebbendeMagdalena hare zonden vergaf?
Doch, mijn God, geef mij dan ook tranen, zoo als Magdalena stortte, tranen van liefde en berouw.
Ik beken het, mijn God, ik bon het duizendmaal onwaardig, dat Gij in mijne ziel komt; maar, ik heb honger, en in de dorre woestijn dezer wereld zou ik van uitputting sterven, indien Gy mij op mijn mocijelijken weg niet verligtet en mij te eten gaaft. Geef dus geen acht op mijne Oaauwe gesteltenis ; neem mijne koelheid, noch mijne zwakheid, noch miine ellende in aanmerking; maar bereid Gij zelf mijn arm verblijf, neem daar uwen intrek in, mfjn God ; want ver van U verkwijnt, verdort mijne ziel.
6
98
God van oneindige barmhartigheid, milddadige en almogende God 1 Gy, die verkwistend zijl in uwe liefde ten opzigle van uw schepsel, o ik riep U ^an verre, en Gij waart reeds nabij mijn hart; ik heb uwe goddelijke woorden gehoord, ik heb mijn vertrouwen herkregen, en den nederigen Jesus in het heilig Sakrament des Altaars beter leeren kennen.
Mijne ziel springt op van vreugde: daar is Ily, ik ga spoedig mijnen dorst lesschen in de levende wateren zijner liefde, ik ga mij met den welbeminde van mijn hart vereenigen. Ik bezit op de aarde slechts een waren Vriend, slechts een Vriend, die opregl en getrouw aan mij gehecht is, en zie, deze Vriend komt zelf lot mij. Hoe lang hebt Gij mij naar u doen verlangen, o mijn God! wist Gij niet, dal ik U zocht? ach! hoe veel heb ik door uwe afwezigheid geleden! Kom dus, mijn eenige schal, mijn alles! kom en wees iu dil leven het eenige goed en de eenige begeerte mijner ziel, om ook in eeuwig-» held haar cenigsl deel uil le maken.
Dit is Mijn Ligchaam.
Neemt en eet, dit is mijn Ligchaam, dat voor u gegeven ia. Doet dit tot mijner gedachtenis. Luc, xxn, 19.
O mcnschen !gaal dat brood van liefde niet met een ongclooviyen glimlach voor-bjj... Maar hoe is dat mogelijk ?— Hoe! nu gij tot rijperen leeftijd gekomen zijt, nu lacht gij medelijdend over de eenvoudige vragen, die gij ak kind aan uwe moe. der deedt ? En waarom ?... O, in den hemel zal u die vraag beantwoord worden, mits gij op de aarde kinderen in het geloof wiltblijven. Dan lultgij hel zien, en welligt suil ge dan verbaasd staan over de eenvoudigheid van het geheim; dan zult gü zien, hoe inderdaad, het Lij^ chaam en Bloed, al de magt, al de eigenschappen, degeheele onmetelijkheid van God besloten zijn onder de nederige gedaanten van dat brood, hetwelk echter voor uwe zinnen onveranderd hiyft.
— Maar hoe !... God!... Ja,inderdaad. Hg, wiens heerlijkheid onverklaarbaar is voor ons begrip; wien de gedachte des
100
menschen niet kan bevallen; Hy, de ondoorgrondelijke, de oneindige, die alles vermag, alles kan ; die van alle eeuwigheid hel leven geeft aan alles wal bestaal; die konigrtjken entroonen, naar zijn believen omverwerpt en ze weder opngt; Hn, die hel kleed des hemels verandert
en over de verbolgen «ee het gebied voert;
die met een enkelen blik de aarde overziet, en de werelden in zijne matige hand houdt; God, de eenige die is, Hij .. is daar ; de oneindigheid kan hem niet bevallen, cu echter is Hij geheel in eene enkele graankorrel, in die kleine hostie, tusschen de vingeren des priesters. Het is de mensch, die met eene godde-Igke magt bekleed, aau God zelf gebiedt zich daar geheel tegenwoordig te stellen, en God gehoorzaamt; en de menseh neemt zelf die H. Hostie en geefl dezelve aan een anderen mensch tot liulpmiddel zijner zwakheden. Zij komt in ons, zg daalt iuonsharl, en wij, zwakke en arme schepselen, beallen in ons den Eeuwigen Ood geheel en al, dengenen, wien de engelen niel durven aanschouwen, voor wien hemel en aarde uil eerbied en vrees
zich nederbuigen, die door allen geloofd en aangebeden wordt.
Wie is dus in staat de oneindige liefde van God te beschrjjven ?... Wiekan de oneindigheid van zijne gangen melen, wanneer de Godheid hare ontoegankelijke woonstede verlaat cn in onze zwakke, broze en ellendige harten nederdaalt ? .... 't Is waar, het gaat ons verstand te boven. Maar Hjj, die van het hoogste der hemelen in eene krib rn van de kribin het graf nederdaalde, behoefde voorzeker geene groote schrede in de vernederingen meer te doen, om zich zeiven geheel onder de gedaante des broods te vernieligen.
Aan dit geheim te twijfelen, zou gelijk slaan ami eene twijfeling aan de onfeilbaarheid der Kerk, en door aldus op eene gewelddadige wijze, aan dit gebouw den grondslag le onlnemen, die haar slaande houdt, (de eenheid) ; zou dit niet gelijk wezen aan eene geheele omwerping van al wat den menseh dierbaar en heilig is 1 Ja, Christus is in dit brood tegenwoordig, want zijn woord zelve verzekert het ons; eiirislus is in dit brood tegen-
102
woordig, of er bestaat geene zelicrheid meer in het christendom ; of onze godsdienst zou geene waarborg meer aanbieden voor hare leerstellingen, noch voor de rcgtvaardigheid van God, noch voor het geweien en de deugd, Christus is ongetwijfeld in dit brood tegenwoordig, of men zou aan alles, zelis aan zijn eigen beslaan, moeten Iwiifelen.
O schuldige mensch, die uwe oogen gesloten houdt, omdat gij niet verlangt le zien ! denk er wel aan, alvorens gjj u vrijwillig in den afgrond van ellende dompelt.
Verre zij van mij, o God, alle on-geloovigheid, die mij lot hel niet zou voeren. Hare gevolgen zgn onredel'jk; zjj leiden tol wanhoop, zij eindigen in een afgrijselijken afgrond, die nog ondoorgrondelijker is, o mijn God! dan uwe geheimen.
Indien wij dal alles niet begrijpen, geschiedt dit slechts, o Gcd, omdat wij niets anders beminnen dan hetgeen aardsch is; wij oordeelen over U en uwe goddelijke eigenschappen volgens
103
ons beperkt begrip. Immers, als het uwe liefde ten opzigle der meusciieii geldt, zi)t Grj tot alles in slaat, dan kunt en vermoogt Gij alles!...
Mijn God, ik geloof zoo vast en nog sterker, dan wanneer mijne eigen oogen het zagen; want mijne Ojffgcn kunnen mij bedriegen en uw woord bedriegt mij niet.
Ik geloof, o mijn God, met een standvastig geloof, maar vermeerder mijn geiool. JSeen, ik zal niet weigeren dit brood te eten, want nimmer is mijn geloof sterker, dan wanneer ik daarmede gevoed ben.
O God, wees dan duizendmalen gedankt voor uwe oneidige liefde voor ons. Wees daarvoor geloofd, en geef ons, om U nog meer te knnnen loverf en danken, die eeuwigheid, die nog niet lang genoeg zal zyn, om al uwe liefde te verheerlijken en te aanbidden.
Gij wiït het, o mijn God!
Ik dank V, goede Jesus, eeuwige Herder, omdat gij ons, arme en ellendige ballingen, ge-waardigd hebt met uw dierbaar Ligehaam ea Bloed te spijzen, en ons zelfs met uwen goddelij-len mond te noodigen tot het ontvangen van die heilige geheimen.
Kavols.B. i- Hoofdst. 1.
Gii will het, o mijn God! dal de rperisch dal door u geschapen we«n, H Te'.k' nog dc liefde der Serafijnen „cch de schoonheid der „och op de reinheid der hemelen kan
S,™ l. .ich asquot;«'quot;-.chx :
benen en al üe zdiiDc
hTlaaSreÏÏnetlGodn,e de Serafijnen houden niet op ü hunne vurigc hefde te beloon en, en de mensch 'ordiheUoo r'is moede 13 Ie beminnen. De equot;gclnn behouden hunne schiUerenUe scho quot; beid, en de mensch hecfl naauwclijws
103
eenige schreden op zjjnen levensweg gedaan, of hem blijft niets over dan eene door de zonde besmette ziel en een door de driften misvormd gelaat. Het azuur des hemels blijft onveranderlijk voor uwe oogen, en de mensch durft zich vermeten in uwe tegenwoordigheid, het kleed der onschuld, te bevlekken en zich van uwe genade te berooveni
Maar wie is dan de mensch, o mijn God, dat Gy zijner indachtig zijt, en dat Gij hem, boven al uwe schepselen, uwe liefde betoont? Terwjjl Gij over al het geschapene slechts uwe zegeningen verspreidt, hebt Gij den mensch niet alleen geschapen, omdat het uw vermaak was brj hem te wonen?....
En wat wilt gij dan doen, o mijn God, met dat hart, dal Gij zoo dringend van hem vraagt? Hebt Gij dan vergelen, dat daarin niets dan ondankbaarheid, ydelhi'id en logens hnisves-t n ? Welke eer kan daarvan op ü terugkomen ? Immers niets dan nieuwe verachting en nog grootere vernederingen ?
106
Blijft Gij in uwe schitterende heer-lijkheiJ, o mijn God, en Iaat de mensch zich in zyne diende rondv/ontelen ; laai luj zich met zijne tranen drenken, en in moeite cn arbeid tan den ochtend van zijn leven het graf delven, dat hem in
later dagen zal verzwelgen..... Moet g9
dan duizend dooden sterven, om hem de onsterfelijkheid te geven?
Doch wachten wij ons wel, om aldus hel hart van God aan banden te willen leggen. Is zijne liefde dan ook niet een der grootste geheimen V Is Hij zelf niet het middelpunt, waarop, als in een onpeilbaren afgrond, alle geheimen van God uitloopen en zich verliezen ?
Doorloop alle tijdperken der schepping, al de paden van den ontrouwen cn Gods w ellen overtredenden men»ch ; overweeg vervolgens de dertig jaren, die de God-mensch op de aarde heeft doorgebragt; dring, eindelijk, met uwen zwakken blik door lol. die gelukkige verblijven, die voor hem zjjn daargesteld cn hem als eeuwig erfdeel zjjn toegezegd. Doch toef een oogen-
107
blik..... Ver van die gelukkige oevers,
moei de mensch eerst in ballingschap verblijven; om dit oneindig geluk le verdienen, moet by eerst eenige offers brengen, bij beeft eene moeijelijke pelgrimsreis te voltrekken ; die ballingschap, die in de gedacble van God slechts een dag is, is echter le lang voor zijne liefde. Verlangende om hem er de langwijligbeid van te verkorlen cn er de bitterheden van le verzachten, •wil Hij dien dag met hem doorbrengen..... Hy weet, dat de mensch, al
wilde hij zulks, zün ontoegangbaar verblijf niet kan naderen; maar Hg telf wil tot den mensch afdalen, en om ten zijnen opzigle nog vrijgeviger le zijn, dan Hij jegens zijne engelen is, zal Hij die in zijne tegenwoordigheid van liefde doen nederbuigen en in hel stof knielen ; maar voor den mensch, dal anders hoewel zoo schuldig schepsel, zal Hjj met zijne geheele Godheid van den hemel afdalen, nici alleen om le naderen en zijne eer-bewijzingen te ontvangen; maar Hij Ireedt hel hart van dien mensch bin-
108
nen, Hi) noodigl Hem op hel gastmaal zijner liefde; Hij belooft bem duizend weldaden, en, ten einde bij zich nimmer van hem verwijderen zoude, bedreigt hg hem met ztjne vreeselrjkste straffen indien hij weigeren zou tot Hem te naderen.
Wat kunnen wij op dit alles antwoorden, o mijn God! wat kunnen wij anders doen, dan in het stof ons uederbuigen voor den afgrond uwer liefde; wat kunnen wij anders dan de verschrikkelijke onverschilligheid be-weenen van diegenen, die u nog niet willen beminnen; wal blijft ons anders over, dan dat wij u eene eeuwige liefde beloven, dat wij ons leven als de Serafijnen door de vlammen uwer oneindige liefde laten verteren.
Eer en lof zij ü toegebragt, mijn God, want Gg hebt den mensch met eene onverklaarbare liefde bemind, eer en lof zij U toegebragt, want het heeft ü behaagd verkwistend voor hem te wezen. Aldus wilt Gij het, mijn God.
Het verlangen naar de H. Communie.
Gelijk een dorstig Iiert zoekt naar de waterbronnen, aldus verlaLgt mijne ziel naar U, o mijn God'.
Ps, XLI, 2.
Indien onze verlangens zich lot het bezit van den Oneindige uitstrekken, zijn zii uiterst werkzaam in eene beminnende ziel; zij wordt onophotidelijk aangespoord door een geestelijken honger, die steeds heviger wordt en slechts door het bezit van het beminde voorwerp kan gestild worden.
IJeschouw eene heilige Calharina vsn Senen, die, door verlangen naar het bezit van haren hemelfchen Brnidegora in de heilige Communie verteerd wordende, ziglbaar verkwijnt, wanneer zij slechts eenige dagen van die heilige zielspijs beroofd is, als of zij slechts met Jesus en door Jesus kon leven.
Hoor naar de woorden van de heilige Theresia, die zelve ons verzekert, dal zij zich door duizend zwaarden eenen weg zou hebben gebaand, dat zij
7
110
duizendmalcn den dood zou hebben getrotseerd, oio lol dit Gastmaal der Engelen te naderen, waar haar Welbeminde zich aan haar in de heilige Communie mededeelde.
Overwegen wij nogmaals, hoe de H. Magdülena de Pazii van hare tee-dtrste kindsheid af door dit verlangen vervuld was. Toen hel haar, wegens haren kinderlijken leeftijd, nog niel vergund was te communiceren, naderde zij hare moeder of degenen, die het geluk hadden, oui zich met dit goddelijk vleesch le voeden, en kon dan, zoo lang zij daar bleven, de plaats niel verlaten, welke haar met onuitsprekelijke wellust vervulde. Deze heilige, die van liefde tot Jesus doordrongen was, heeft slechts daarom het klooster, dat zij door haar voorbeeldig leven met een geur van heiligheid vervulde, gekozen, omdat zij wist, dal de geestelijke zusleis aldaar dagelijks communiceer.ien
Wat toch zou ons in dit alles kunnen verwonderen ? Oe koninklijke profeet die, niel zoo gelukkig als wij,,
slechls Jen tempel des Heeren njogl binnentreden, zonder noit hel voor-regl te smaken, zoo als wij, terr-pels der godheid te worden, zeide immers, tot (lod: Hel dorstig hert verlangt niet vuriger naar de waterbronnen dan ik naar U verlang, o mijn Cod! en verder: Mijne ziel was vervuld mei vreugde, toen mij gezegd is: Wij zullen het huis des Heeren binnengaan.
Het verlangen om le communiceren is, hij de nadering tol de heilige i Tafel, eene aan God behagelijke gesteltenis. Hel is de zachte overeen?temming met een Vriend, die zelf zoo verlangend is, om onze hapten te bezitten, dal Hij gezegd heeft, dal hel zijn vermaak is bij de kinderen der tnen-scben te verblijven.
Dit verlangen naar de heilige communie is bij eenige heiligen zulk een vurig gebed geweest, dal s'.od somtijds de gewone wetten der natinir heefl willen overschrijden, om hen te betnonen en toe le staan, hetgeen zijne liefde niet scheen te kunnen weigeren.
Op zulke voorregten, vveike God
112
slechts door eene bijzondere gunst schenkt aan de godminnende zielen, die vervuld zijn met een levendig geloof en in diepen ootmoed des harten lot Hem komen, mogen wij echter geene aanspraak maken ; maar ook wij moeten met vurigheid en ij«er daarnaar trachten ; want wanneer wij vurig verlangen te communiceren, dan verlangen wij naar het grootste goed, waarnaar wij in dil leven kunnen dingen. Laat ons dus een heilig verlangen hebben naar dere goddelijke spüs, dan zullen wij, die altyd onder het getal der armen gerekend worden, omdat wij altijd honger hebben, door eene goddelijke kracht worden verzadigd; terwijl de trotsche rijkaard, die naar deze liefdespijs niet reikhalst, in droefheid en in behoefte zal voortleven. Laat ons verlangen, want de heilige verlangens hebben vleugelen, die hen onder de engelen, tol in het hart van God zeiven, voeren.
Mijn hart wenscht met V vereenigd te wo;den. Geef U aan mij en ik ben rijk genoeg, want t ai ten U is geen troost. Ik kan zonder U niet zijn, nocli leven zonder door U bezocht te worden. Navolg. B, IV, H. 3.
Voor de godvruchtige ziel, die zich dikwerf met haren God op de innigste wijze in de heilige communie vereenigt, voor haar, die Jesus opregt bemint en door Jesus, haar eenigs'c goed, ook innig bemind wordt, o hoe groote berooving is het voor haar, eene eenige communie te moeten derven! Hoe vele en bittere tranen stort zij niet, als zij in het EI. Offer der Mis Jesus zich ziet mededeelen aan de geloovigen, als zij Hera voorbij zich iiet gaan, maar Hij hare woning niet binnentreedt; o hoe droevig en pijnlijk is deze oogenblik.
Doch waarover zou ik mij beklagen, mijn God ?... Ben ik niet vervuld met ellende en zwakheden? Waarom
kan ik dan verlangen ü eene zoo onwaardige woonplaats te geven? Neen ik ben met waardig, dat Gij in mijne ziel komt; ik beb geene woning gereed, ou U te ontvangen; ik bezit noch geloof, noch ootmoed, noci zuiverheid, noch liefde genoeg; ik bezit nog geene onthechting genoeg van al bet iiardsche, gelijk Gij dal verlangt; ik beiit nog de volkoincne onderwerping niet, die (}ij van mij *ordert; ik ben nog niet genoeg bereid lot opofferingen en liefdebewijzcn, die Gg van niy vraagt; in mij is niets, mijn God, i-r heerscht slechts armoede, behoefte en volslagen gebrek, en bij dit alles voegt zich nog de verschrikkelijke herinnering van zonden. Neen, kom niet, mijn God, treedt die woning mei binnen, alvorens zij beter be-icid is, ik hen niet waardig U te ontvangen.
Evenwel, mijn God, gij zijt mijn leven, en ik ben behoeftig .... ik verlang tiaar uw brood, en indien Gij mij, zonder dat ik daardoor versterkt ben, wegzendt, zal ik van uitpuiling
115
op den weg door de woestijn des levens bczwiiken. Neen, ik hen niet waardig aan de lafei uwer kinderen plaats te nemen; maar, lieer, indien men het brood der kinderen niet voor de honden moet werpen, geeft men echter dezen de brokkelingen, die van de tafel hunner meesters vallen. Mijne broeders, die heden het geluk smaakten aan uw heerlijk gastmaal te mogen aanzitten, hebben in dezen oogenblik alles in overvloed. Ach! geef mij een weinig van die brokkelingen van die kostelijke spijs, die zij met zoovee! geluk nuttigen; laat nil hunne harten, die U bezitten, in mijn arm, behoeftig, zoo onwaardig hart, eenige godvruchtige gedachten, eenige oefeningen van liefde binnendringen. Zegen hel, dat arme hart, o mijn God, dat voortaan niet meer wil zondigen, dat voortaan IJ alleen wil beminnen en U niets meer wil weigeren. Beziel het met uwen geest, versterk het door uwe genade, prent daarin de diepe herinnering zijner ellende en uwer barmhartigheden, verlicht het in de duisternissen
116
die bet omgeven, boezem het liefde in voor de wederwaardigheden des levens, doe het de kruisen beminnen, die het ü behaagt, over te zenden. Verleer door het vuur uwer liefde elke neiging, die niet inet uwen wil over-ecrikoml, en eindelijk ontruk aan dat hart alles, wat nog niet door eenc brandende liefde voor U vervuld is. Ik verlang naar U, o mijn God, omdat Gij alleen mijn eenigst goed zijt; en lot wien zou ik gaan ? Gij immers helt alleen de looorden des eeuwigen levens. Maar als ik het geluk beb gehad U te ontvangen, herinner ik mij, o mijn God, dat Gij dikwijls gevraagd hebt, of ik na zoo vele weldaden U meer bemin dan de anderen; toen antwoordde ik met een levendig geloof op die voor mij zoo zoele woorden; ik betuigde U mijne liefde, en echter ben ik dikwerf te kort gebleven in mijne gehechlheid aan U; en in plaats van ü meer te beminnen, heb ik U dikwerf vergramd; daarom is bet, mijn God, dat Gij heden met regt weigert uwen intrek
117
bij mij le nemen. Maar ■wees hier mijne sterkte, en ik betuig het U uit den grond van mijn harU ik zal u dienen, wat het mij moge kosten; om U zal ik de vernederingen, de verachting en de beproevingen beminnen In mijn hart zal niels meer gevonden worden, dat niet van liefde voor U vervuld is; niels zal mij te zwaar, geene opoffering te groot zyn. U beminnen en lijden;... het kruis en eene groote liefde... Hoe meer beproevingen, hoe meer liefde. In deze geeslelbke communie vraag ik U, mijn God, een geheel nieuw hart, een hart naar het uwe, dat slechts door U, voor U en zoo als Gij bemint. Ik vraag ü dien levendmakenden geest, die uwe ware kinderen bezielt, een leven van liefde, van edelmoedige zelfopoffering, ik wensch geheel in u te leven, opdat ik in waarheid zegge moge, o mijn God ;
Ili leef, maar niet ik, Jcsus Christus leeft in mij.
116
die het omgeven, boezem hel liefde in voor de wederwaardigheden des levens, doe het de kruisen beminnen, die het ü behaagt, over te zenden. Verleer door hel vuur uwer liefde elke neiging, die niet rnet uwen wil over-eenkoml, en eindelijk ontruk aan dat hart alles, wat nog niet door eenc brandende liefde voor U vervuld is. 11; verlang naar U, o mijn God, omdat Gij alleen mijn eenigst goed zijl; en tol wien zou ik gaan ? Gij immers helt alltcn de woorden des eeuwigen levens. Maar als ik het geluk heb gehad U te ontvangen, herinner ik mi;, o mijn God, dat Gij dikwijls gevraagd heb(, of ik na zoo vele weldaden U meer bemin dan de anderen; toen antwoordde ik met een levendig geloof op die voor mij zoo zoete woorden; ik betuigde U mijne liefde, en echter ben ik dikwerf le kort gebleven in mijne gehechtheid aan U; en in plaats van U meer le beminnen, heb ik ü dikwerf vergramd; daarom is hel, mijn God, dat Gij beden met regl weigert uwen intrek
117
bij mij te nemen. Maar wees hier mijne sterkte, en ik betuig bel U uit den grond van mijn harti ik zal 11 dienen, wat het mij moge kosten; om U zal ik de vernederingen, de verachting en de beproevingen beminnen, In mijn hart zal niets meer gevonden worden, dal niet van liefde voor U vervuld is; niets zal mij te zwaar, geene opoffering te groot zyn. TJ beminnen en lijden;,., bel kruis en eene groote liefde... Hoe meer beproevingen, hoe meer liefde. In deze geestelijke communie vraag ik U, mijn God, een geheel nieuw hart, een hart naar het uwe, dat slechts door U, voor U en zoo als Gij bemint. Ik vraag U dien levendmakenden geest, die uwe ware kinderen beziell, een leven van liefde, van edelmoedige zelfopoffering, ik wensch geheel in u te leven, opdat ik in waarheid zegge moge, o mijn God ;
Ik leef, maar niet ik, Jcsus Christus leeft in mij.
7.
116
die het omgeven, boezem het liefde in voor de wederwaardigheden des levens, doe het de kruisen beminnen, die het U behaagt, over te zenden. Verteer door het vuur uwer liefde elke neiging, die niet tnet uwen wil overeenkomt, en eindelijk ontruk aan dat hart alles, wat nog niet door eenc brandende liefde voor U vervuld is. Ik verlang naar U, o mijn God, omdat Gij alleen mijn eenigst goed zijt; en lot wien zou ik gaan? Gij immers helt alleen dc woorden des ceuioigen leiens. Maar als ik het geluk heb gehad U tc ontvangen, herinner ik mij, o mijn God, dat Gij dikwijls gevraagd hebt, of ik na zoo vele weldaden (J meer bemin dan de anderen; toen antwoordde ik met een levendig geloof op die voor mij zoo zoele woorden; ik betuigde U mijne liefde, en echter ben ik dikwerf te kort gebleven in mijne gehechtheid aan U; en in plaats van ü meer te beminnen, heb ik ü dikwerf vergramd; daarom is het, mijn God, dat Gij heden met regt weigert uwen intrek
117
bij mil ,e nemen. Maar wees hier mijne sterkte, en ik betuig bet U uit rtcn grond van mijn hart, ik zal u dienen, wat het mij moge kosten; om U zal ik de vernederingen, de verachting en de heproevingen beminnen. In mijn hart zal niets racer gevonden worden, dat niet van liefde voor U vervuld is; niets zal mij te zwaar, geene opoffering te groot zyn. U beminnen en lijden;.,, bet kruis en eene groole liefde... Hoe meer heproevingen, hoe meer liefde. In deze geestelijke communie vraag ik U, mrin God, een geheel nieuw hart, een hart naar het uwe, dat slechts door U, voor U en zoo als Gij bemint. Ik vraag ü dien levendmakenden geest, die uwe ware kinderen heziell, een leven van liefde, van edelmoedige zelfopoffering, ik wensch geheel in u te leven, opdat ik in waarheid zegge moge, o mijn God ;
Ik leef, maar niet ik, Jesus Christus leeft in mij.
De avoud na eenen Communiedag.
O heilige Offerande, die ons de dear des hemels opent! versterk ons ea help ons tegen de vijanden, die ons van alle kanten omringen.
Get. van het H. Sacr.
Twaalf uren, o mijn God, zijn wederom Toorbijgegaan in wereldsche beslommering en lijdelijke zaken! Twaalf uren... O, mogl er niet een ïijn geweest, dat mij van uwe liefde heeft beroofd. Hoe ijdel klonken mij echter onze woorden! Hoe weinig beduidend, hoe nietig en nutteloos waren al die gesprekken, hoe weinig waren die pliglplegingen in slaat, om mijn hart te verlevendigen. Waar waart Gij toch, mijn God, toen cene vlugtige gedachte myn dien Jesus te binnen bragt, die mij des morgens zijne woorden van
119
vrede deed hooren, raij met liefkozïn-Ren en vertroostingen overlaadde ? Hoe rooeijelijk is de taak, die Gij ons oplegt; hoe hard valt de omgang met eene wereld, die zoo weinig van uwe liefde spreekt; hoe vermoeijend zijn voor eene vrome ziel die slechts verlangt om door het gebed met U te spreken, de verpligtingen, die zij oplegt! Zullen wrj nog lang, o mijn God, aan zoo vele overtollige zorgen moeien denken? Waarom legt Gij het ons ais een phgt op, om voor onze tijdelijke belangen te zorgen? Waarom is ons leven een gedurige arbeid? Waarom worden onze handen doar zoo vele ijdele zaken gebonden, zij die , zich zoo moeijelijk tot u verheffen!
Vergeving, mijn God, voor al hetgeen vandaag niet is geheiligd geweest met het enkele inzigi, om aan uwen heiligen wil te gehoorzamen; vergeving voor elke zondige neiging, die in mijn hart mogt zijn ontstaan; vergeving, duizendmaal vergeving! Wij zijn zulke arme, zulke onstandvastige, met zulke onbegrijpelijke zwakheden
120
vervulJe schepselen, o mijn God; wij zijn zoo geneigd om het kwade te doen, wij vallen zoo ligtelijk. O blijl dus, blijf altijd, o God! dan alleen zijn orrze harten sterk; dan eerst moedig en van liefde brandende, als zij uwe tegenwoordigheid gevoelen. Leef Gij alleen in onze tijdelijke bezigheden, heilig en bestier die; dat zij door uwen geest geleid worden; dat het aandenken aan ü er het beweegrad en het middelpunt van uitmaken. Ja, mijn God, ik wil niets doen, dan met het eenig doel, om den aanbid-delijken wil uwer voorzienigheid en uwer wijsheid te vervullen.
Maar nu wil ik dit laatste nur van den dag, dat uur van rusl, welke door de dwaze in vermaken wordt doorge-bragt, aan U wijden, gelijk ik het eerste uur aan U gewijd heb. Een dag, in vermoeijende lijdelijke beslom-meiingen doorgebragt, is genoeg. Want üii weet het, o mijn God, de stralen der zon waren brandend, hel onweder deed zich in de verte hooren, en de vijand waakte; hij moeit onophoudelyk
121
bestreden worden. De uur van rust behoort mij, ik wijd het U geheel toe, o mijn God. Mijne ziel vraagt U een oogenblik kalmle. Geene bezigheden meer; ik wil de arme ziel, die Gij dezen morgen hebt bezocht en door ü geheel vervuld werd, vrij van alle banden, in uwe tegenwoordigheid stel-stel. In dit uur moeten mii slechts gedachten van vrede, van dankzegging \ en liefde bezielen. Ja, mijn God, ik wil U nogmaals eene onoverwinnelijke gehechtheid betuigen; ik wil U altijd, elk oogenblik mijns levens beminnen; ik wil U, ten spijt der wereld en ondanks alles beminnen. Ü! wees daarvoor gedankt! wam het is van U, dal mij dit verlangen komt. Wees nogmaals, wees duizendmaal gedankt, dal het U behaagd heeft dezen morgen mijne nederige woning te bezoeken. Gr| ken-del de stormen, waaraan hel broze gebouw myner deugden zou blootgesteld zgn, en het heeft U behaagd dit te behoeden en te vereenigen. Ik leg er hier de ootmoedige belijdenis van af. O mijn God; zonder U zou ik aan de
122
stormen des onweders niet hebben kunnen wedersUan.
O! morgen... morgen bij mijn ontwaken, wil ik nogmaals mij voor uwe voeten werpen. Ik wil opnieuw aan uwe heilige woontenten kloppen..... Ik heb nieuwe behoeften voor U bloot te leggen. Ik wil U nogmaals dat brood lt;ler liefde vragen, dat rust geeft na de vermoeijenissen, en voor de reis versterkt, Alzoo zullen de dagen voorbijsnellen, en indien, in uwe barmhartigheid, het U behaagt mij altijd te bewaren; indien Gij mijne ziel steeds met uw goddelijk voedsel blijft spijzen, even als Gij d3gclr;lis aan eiken grasscheut den verfrissebenden dauw geeft, zal ik eiken dag door U gespijsd zijnde, tot op den laatsten dag mijns levens uwe liefde en goedheid prijzen ; dan zal die aag, waarop ik hoop ü als teerspijs voor de eeuwigheid te ontvangen, voor mij een dag van vreugde zijn.
Zoete vereeniging van den christen met zijn God, hoe veel moed schenkt gij jn du aardsche jammerdal, in dit ballingschap van zorgen en bekommering
TJw Wil geschiede op de aarde als in dea hemel.
MiTH. vi, 10.
Verdiept in de overweging van de onuitsprekelijke goedheid voor mij, en mijnen dank betuigende voor de on-uilputtclijke milddadigheid van Jcsus, smeekte ik Hem op zekeren dag, waarop ik het geluk had gesmaakt Hem in de heilige communie te ontvangen, dat Hij in mij een voornemen zou opwekken, hetwelk Hem aangenaam zou zijn ; want ik moest mij zeiven verwijten, dat ik in mijn geheel leven niels had geofferd, dat niet vervuld was met eigenliefde of geleid werd door menschelijke en aardschein-zigten. Kunt gij nu begrijpen, wat God mj] in het binnenste mijner ziel zeide ? Kunt gij het voornemen beseffen, dal toen door zijne goddelijke ingeving in mij ontstond ? A ch ! hoe ver gaat de mensch dikwerf zoeken, hetgeen hij zoo nabij zich zou kunnen vinden!
Er is een offer, dat bovenal aan God behaagt, en hetwelk wij echter, door ijdelen schijn verblind, onophou-
124
(lelijk van ons afslooten, een offer dat hel eerste moest ïijn, wal wij Hem hrengen, zonder welk al onze andere offers in de oogen van lt;iod hunne verdienslen verliezen; lalen wij het niet vergeten, het bestaat in hel geduldig verduren der onaangenaamheden en der tegenspoeden, die God ons in ons tijdelijk beslaan oplegt; met andere woorden, het beslaat in eene volkomen onderwerping aan zijn heiligen wil, in de getrouwheid en hel inzigl, dal wij hebben, om Hem te behagen, mei hoe veel tegenzin wij die bezigheden ook verrigten, hoe zeer wq tot de gemakken en de genoegens des levens ook geneigd mogen zijn.
Dit voornemen maak ik, o mgTi God, omdal hel U behaagt; ik wil hier op aarde uwen heiligen wil volbrengen, en niets meer. Ik wil datgene doen, wat de heiligen in elke betrekking des levens gedaan hebben j ik wil in dit leven niets anders doen, dan wat U welgevallig is, en waartoe ik geroepen ben, om gedurende 'de gansche eeuwigheid te doen.
125
Wanneer gij o mijn God, door de heilige communie in ons hart uwen inlrek neemt, laat ons daar dan gelijk met ü binnentreden ; op Jat wij mogen leeren U te kennen; want met onze geneigdheid tot het kwaad, met onze begoochelingen en onze dwalingen, kunnen wij niets goeds doen, indien Gij zelf den weg niet aanwijst, dien wij moeten inslaan.
O mijn God, ik wil het aan al mijne broeders zeggen: hoe kloekmoedig is men, als men alles doet ter liefde van U, en het is wederom aan uwe heilige Tafel, dat wfj die liefde puiten ; het is daar alléén, dal wtj hel middel vinden om al onze handelingen te heiligen ; het is daar, dat wij leeren, hoe wij onze pligten moeten vervullen ; het is daar, dat wrj onze afkeerigheid voorde pligten v-an onzen staal leeren overwinnen ; in één woord, het is daar, dat wij uwen wil leeren volbrengen en alle kracht en liefde verzamelen.
Dit alles is te weinig voor het geluk van te Communiceren.
Ik dank ü, goede Jesus, eeuwige Herder en Voeder der zielen, omdat Gij ons, arme eu ellendige ballingen, gewaar-digd hebt met uw dierbaar Lig-chaam en Bloed te spijzen en zelfs met uwen goddelijken mond ons te noodigen tot het ontvangen van die heilige geheimen.
Navolg. B. iv, Hoofdst. i, DE DIENAAR.
Mijn God, ziedaar reeds eenige dagen, ik zal moeten zeggen, misschien alle dagen, die ik in de ontberingen en in hel sliijden doorbreng, welke diegenen moeien ondergaan, die ü volgen.
127
Al» reiziger heb ik de wereld in aHe rigtingen doorkruist, en op verscheidene plaatsen ai de onstuimigheid der stormen, die mijne ziel aanvielen, ondervonden.
Dikwerf was mijne kleeding van zweel doorweekt, daar ik genoodzaakt was in de brandende luchtstreek te verblijven; en dikwerf zette ik mij b!j het ondergaan der zon op de grenssteen des wegs neder, uitgeput als ik was door de vermueijenissea des daags.
Dikwerf waagde ik de aanvechtingen te tellen, waarmede ik ie strijden had, en zij kwamen mij even talrijk voor als de voetstappen, die ik had gedaan.
ik zag de jonge en vol levenslust zijnde wereldlingen naar hunne feesten snellen; voor hen uil zag ik in de verte hunne schitterende voorportalen, die zich voor hunne schouwspelen openden ; ik hoorde hunne vreugdezangen, ik hoorde hunne wereldsche muziek: en altijd aan U alleen denkende, o mijn God, ging ik met hel hoofd afgewend voorbij; dikwerf verhaastte ik mjjne schreden,
128
want ik gevoelde dat ik wankelde; ik vluglte, want mijne ziel gebood mij de vlugt; en ik ging al mijn geluk zoeken in de stilte uwer tempels, die eenzaam en verlaten van allen waren.
Op vele plaatsen zag ik den onge-loovige met mijn geloof spotten; de onverschillige behandelde mij met verachting, de waanwijze rangschikte mij, uithooide van mijn geloof, onder de dommen en de eenvoudigen, en de jonge wellusteling wierp, uil haat tegen de zuiverheid die Gij hebt bevolen, onzuivere beelden en de schandelijke woorden zijner bedorvenheid op mijnen weg; op een anderen tijd durfde hij, als een gelukkig genoodigde, mij vrolijk zyn vergulden beker aanbieden ; vervolgens noodigdc hij mij op zijne feestten, en mijne standvastige weigering vergold hij met zijne wraak en zijnen haat. Maar wat won de booze er bij, dat hg mij dwong om zijne buitensporigheden toe te lagchen? Wal won bij er bij, door voor mijne oogen zijne aischuwelijke platen en schilderstukken te vertoonen, en in mijne ooren al de
129
woorden van den stnadclijken wellust le doen weérgalmen : Gij weet het, o mijn God, mijn hart bleef aan die plaats niet geboeid ; het bevond zich in den hemel, het wierp zich aan uwe voeten, en vroeg U, zijne liefde betuigende, het le verdedigen tegen de aanvallen zijner vijanden.
Op het land zag ik hunne heerlijke builenplaalsen, die plaatsen waar zfl van hunne vermoeijenissen uitrustten ; ik zag prachtige voorportalen, versierd met schandelijke beelden, en onder de rijke tentoonspreiding des overvloeds, ontwaarde ik al de inrigtingen voor hel vermaak; doch dan wendde mijn blik zich af, en mijne gedachte rigtle zich nogmaals naar den hemel.
Hoe veel zelfopofferingen, hoe veel strijd, hoe veel tegenzin, moest ik overwinnen, hoe veel ontberingen moest ik mg getroosten, als ik mijne levensgezellen, van gelijken ouderdom als ik, zich den geheelen dag in het vermaak zag baden en, des nachts in welriekende geuren en van bloemen omringd zag insluimeren! en ik, altijd
130
getrouw, o mijn God,hechtte mij slechts nan ü, ik zocht altijd de verlaten wegen, die naar uwe tempels li-iden; mijne liefste^ bezigheid was het gebed ; wat zult Gij mij, mijn Gnd, tot schadevergoeding van dit alles geven ?
jesus.
Ik vergeef u uwe vermetele viaag, wi.l gij mij die met kinderlijke een-voudigheid doet, die mij nooit kan mishagen. Maar vooreerst, m{jii zoon, schep moed, want indien gij het koninkrijk des hemels waardig wilt zijn, moet gij nimmer achterwaarts zien. indien gij eeuwen lang in strijd en beproevingen hadt doorgebragt, zoudt gij dan geloo-ven een genorgzamen prijs daarvoor te kunnen aanbieden? Gelooft gij, dat gij uwe bedrevene zonden zoudt kunnen vrijkoopen door een geheel leven van zclfopoiTering en vermoeijenis ? Toen gij afgedwaald waart, beb ik dagen eu jaren mij vermoeid met u te zoeken en in den schaapstal lerug te brengen' Overweeg eens, wat u]r(ne
131
dienaren, die mijne heerlijkheid ïrjn ingegaan, gedaan hebben. En zondt gij denken, dat ik allen met zoo veel gnnsten heb overladen, als ik u heb bewezen. Er zijn er, die, niellegen-staaiide zij mij nooit door eenige zonden hebben vergramd, echter hun geheel, leven in zelfopoffering en in alle beproevingen hebben doorgebragf, en echter waren velen van hen beroofd van hel Sakrament van Liefde, om hunne krachten (e herstellen En, hebt gij dan nog niet begrepen, dat de vermaken der wereld bedpiegelijk zijn, dat al de bedwelming waarin zij den mensch dompelen, aan de ziel niets anders verichafl, dan onrust en »roc-giüg? Ach, indien gij wist. hoe vele bittere trrtiien zij storten, omdat zij die aan mijne voelen niet willen «penen ! indiirii gij wist, hoe vele pijnlijke uren zij doorbrengen, omdat zri geen deel willen nemen aan de uren van vrede, die men in mijne tabernakelen shit I indien gij den alsem kendei, mijn zoon, die zij uit den vreugde-beker moeten drinken!..,, eu iu bua
132
laatste uur, wanneer mijn blik hen eensklaps uit hunne lange onverschilligheid doet ontwaken, als mijn vergramde arm met al zijne zwaarte op hunnen doodstrijd zal drukken, o! indien gij wist, wat dan in hunne ziel omgaat!
Ga, mijn zoon, gij hebt mij niets meer te vragen, want met u mijne genade Ie schenken, heb ik u alles gegeven. Verdubbel dus uwe offers, want ik verlang dat uw leven eene gedurige beproeving zij. Immers, daar ik u veel heb geschonken, heb ik regt veel van u te vragen.
Antwoord mij nogmaals, mijn zoon, hebt gij at degenen opgeteld, die ik op aarde aan mijne Tafel toelaat en al degenen die er van zijn buitengesloten ? Waar vondt gij het grootste aantal? Welnu! mijn zoon, indien deze goede vrienden, voor welke ik zelf een zoo gemeenzame en vertroostende Vriend ben, indien ik deze gelukkig bevoorregten, die in de gastzaal binnen-nentreden, boven zoo veel anderen verkies, overweeg dan eens uw geluk,
133
daar gij met hen het brood van liefde deelt, M'ijl gij met hen uwen dorst lescht aan die heilige bron, waaruit ik mijn nilverkorencn laaf.
Er zijn geen offers, mijn zoon, die men niet gaarne moet brengen voor het geluk eener communie. Noch den duur van alle verloopene eeuwen, noch van die welke aanstaande zijn, lelfs eene geheele eeuwigheid niet, zouden, al moest elk oogenblik door ontbering gekenmerkt worden, een genoegzamen prijs zijn voor het geluk van eene enkele communie.
Vraag mij dus niet, wat ik u kan geven, want ik heb u niets meer kunnen geven : ik heb mij geheel aan u gegeven; ik ben uw hart binnengetreden op den dag en op het uur, dat gij het verhngdet; ik heb daar zoo dikwerf myn intrek genomen.
DE DIENAAB.
Hel is genoeg. Heer: uwe woorden doen mijne tranen vloeijen; want, ik gevoel het, ik ben met uwe weldaden
8
en door uwe onvermoeide liefde overladen Ach! hel is genoeg. Ik besef wat ik ü schuldig ben en hoe ik boven zoo veel anderen met oneindige weldaden door U ben hevoorregl. O! laai mij immer aan uwe genade deelachtig zijn, en handel daarna met mij, zoo als hel U behaagt; laat mij altijd vrijen toegang tot uw heiligdom heh-ben, laat ik mij allijd met ü mogen vereonigen; verdubbel dan, indien Gij bel goedvindt, de offers, verdubbelde beproevingen, maak den strijd menig-vuldiger. Dat de wereld mij met verachting beschouwe; dat de boote mij met zijnen haat vervolge; dat ik een altyddurend offer zij, 't geen door uwe liefde in een steeds nieuw ontbrandend vuur van marteling wordt verleerd; doe roet mij, o mijn God, al wat U behaagt... maar laat mg altijd aan uw Gastmaal aanzitten. Neen, ik verlang niet naar hunne voorgewende genoegens, indien ik daarvoor van uwe H. Tafel moet versloken worden ; en, mijn God, hier ben ik wel genoodzaakt het te bekennen ; ik
135
ben sotnliids door hunne feestzalen gegaan, somtijds trad ik hunne rijke en prachtige woningen binnen, en altijd vond ik er smart en droefheid. Neen, het waar geluk is niet te vinden dan bij U, o mijn God! U alleen •wil ik mijn geheel leven beminnen, ü alleen, en anders niets... niets... dan liefde en zelfopoffering.
Hoe zwak ben ik nog; hoe gering lijn mijne ontberingen! Ach, hoe weinig kan ik ü aanbieden! Vermeerder mijnen moed en word het niet moede, o mijn God, mij kracht te geven Dat elke aanbrekende dag mij moediger en liefdeudler doe ontwaken.
O ! hoe schoon is de natuur in den morgenstond ! Oe hemelen verkondigen Gods heeilijkheid! Met hoe veel leveu en liefde zijn alle geschapen wezens vervuld, als ik my met mijnen God moet ve.teenigen !
Hel is waar, een geheel leven van ontbering en strijd is te weinig voor het geluk van Jesus in de communie le ontvangen.
Herinnering eener Communie.
Hoe groot, Heer, is uwe goedheid, die Gij betoont aan hen, die TJ Treezen. Ps. xxx. 30.
Op een schoonen morgen, bij het opkomen der zon, begaf ik mij naar eene afgelegen kapel, alwaar de heilige Mis zou opgedragen worden. Mijn hart was vervuld met heilige verlangens, in mijne ziel heerschle kalmte en rust. De zon kwam helder en schitterend aan den geiigteinder te voorschijn, de geheele natuur sprak mi) van liefde bij haar ontwaken; want, op mijnen weg. zeide ik tot alle schepselen, aan den liefelijken geur der bloemen, aan de insecten, die ik onder mijne schreden vertrap-
137
te, aan de luchl die ik (nademde, ik zeide aan alles, dat mij van God sprak, dat Hij alleen mijne eenige liefde be^al, dat Hij alleen de vreugde mijns harten uitmaakte; o, ik zeide nog veel rneer, want ik ging mij met Hem in de heilige communie vereenigen, en alle wezens wisten hel en allen riepen mij toe. Hem hunne zegeningen en dankbetuiging toe te brengen.
(n deze gedachten voortgaande, ontwaarde ik op mijnen weg naast mij eene jonge dochter, die ik kende.
Met welk eene vurige liefde was Hermina vervuld, zij, die zich eiken dag met haren Jesus vereenigde. Ik wilde haar i» hare heilige ingetogenheid niet storen, daar zij zich tot het ontvangen van haren Jesus voorbereidde; evenwel durfde ik haar naderen, en haar zeggen, dal zij mijner zou gedenken, als zij Jesus zou bezitten. Een engelachiige glimlach speelde om haar lippen ; zij beloofde hel mij, en haar voorbijgaande, had ik hel geluk aan liod al hare heilige ver-
138
langens, hare zuivere liefde en godsvrucht op te offeren, en ik smaakte ook de voldoening, om naast haar aan de heilige Tafel te mogen aanzitten. üe godsvrucht van Hermina had mij een weinig verwarmd, en op dien dag z^ide ik veel, zeer veel lot Jesus.
Liefelijke godsdienst, godsdienst van liefde, hoe veel en welke onuitspreke-lijke zoetigheid bezit gij voor de god-vreezende ziel, die, zich boven het aardsche verheffende, haar geluk in haar geloof stelt en geen ander genoegen kent dan zich met God te vereenigen.
TJw beminde is zoodanig dat Hij geen mededinger dulden kan. Hij wil uw hart geheel alleen bezitten en zich daarin plaatsen als een koning op zijn troon.
Natolg. B. li, H. x.
Mjjn God, dit hart waarin Gij wilt wonen, behoort U toe. Door uwe genade beschijnt Gij die zwakke woon-tente ?oor de haar dreigende slor-men; zij is arm, maar het heeft U behaagd haar te zegenen, het heeft U zelfs behaagd, daarin zoo dikwerf te rusten, dat het uwe rustplaats, uw dagelijksch verblijf is geworden. Kom dus, o mijn God, en neem er uwe plaats in. Haast U, want degene, dien Gij bemint, is behoeftig; hij heeft honger, hij is ziek; kom, geef hem
140
het brood des levens, o kom hem genezen.
Hoe zoet en welluidend, hoe vriendelijk uitnoodigend, hoe liefdevol is dit woord van de getrouwe ziel lot haren God. O eenige Vriend mijns harlen, o myn Jesus, treed binnen, en kom wonen onder mijn dak
Er is in die innige vereeniging van den Christen met zijn God, in die zoo zoete gemeenzaamheid, die Hq ons toeslaat, iels zoo rein, zoo vol van geluk, dat geene woorden kracht hebben dit uit te drukken.
Alleen de christene ziel kan den waren zin hiervan bevatten, als zij geheel verdiept in een gretig verlangen en vurige begeerte, met diepen eerbied en liefde, en in eene overmaat van geluk, die haar lot eene verheven opgetogenheid voert, in haar zelve een onuitsprekelijke kalmte ontwaart t Wal kan zij meer aan Jesus vragen! Hij beeft door de heilige communie hü haar zijn intrek genomen. Hij noemt haar zijn heiligdom. En de ïiel bezit alles, waar zij zoo vurig
naar verlangde, alles wat zij op aarde het meest beminde, haar Welbeminde, hareu Bruidegom, het eenige voorwerp, aan hetwelk zij dagelijks haren wil, hare genegenheid, hare inzigten, hare vrijheid opoffert, dengenen voor wren zij zich gelukkig acht te mogen lijden, en voor wien zij, indien het noodig ware, tot zelfs de kwelling der verworpelingen zou verduren, indien het grootste van al die kwellingen niet bestond in het derven van Gods aanschijn.
Maar laten wi| zorg dragen, dat Jesus bij ons niets dan vrienden en naastbestaanden aantreft.
Een reiziger bevindt zich niet op zijn gemak, als hij, zijne woning binnentredende, daar vreemden vindt; deze toch beletten de uitstorting van I zijn hart, hij kan dan aati de zijnen zijn geluk niet zoo openhartig mede-deelen, hjj kan zijne vriendschapsbt)-tuigingen niet zoo betoonen, als hij zulks wenschte. Hij had zich enkel bij zijnen broeder, bij zijne zuster willen bevinden, hij had geheel alleen willen zijn bij hen, die hij bemint.
142
O mijn God, bcvriid dus mijne ziel van al hetgeen wat U niet loebehoorl. Roei alles daaruit, wal vreerad is aan uwe liefde; ik verlang geen anderen Heer dan ü alleen. Ga mijne woning niet voorbij, om mijne zonden, o mijn God, maar verander liever mijn artn hart, en geef dat, wanneer het ü heilaagt daar binnen te ireden, ikieggen kunne: Neem plaats onder degenen, die U toebehooren; ik heb mij gehaast de vreemdelingen Ie doen vertrekker'.
Zie..... Gij lijt bij uwe huisgenooten.
Neem plaats in den huiselyken kring, die is ü toegewijd.
Want Hij, die bemint, bereidt de beste en de schoonste plaats voor den vriend, waarvan Rij bemind wordt; want daaraan doet zich de genegenheid kennen voor degenen, die men liefde toedraagt. Navolg. B. V. H. 21.
Als een koning zijne staten bezoekt, ontvangt men hem in het schoonste paleis, in de fraaist versierde woningen. Oeze gedachte kwam somtijds ia mij op, hij het zien van zeer godvreezende personen, die aan Jesus hunne van liefde brandende en door allerlei deugden versierde zielen opofferden. Dan verbeeldde ik mij, Jesus zacht tol zich zeiven te hooren zeggen: Het is mij goed hier te zijn. Hoe zeer benijdde ik hun dan hunne opofferingeu, den
144
geest des gebeds, de vurige gebeden die hen bezielden ! hoe zeer benijdde ik hun de tranen van liefde, die zjj stortten ! hoe benijdenswaardig was de gesteltenis voor de komst van den goddelijken Bruidegom in deze vrome zielen.
Godvruchtige raenschen, hoe gelukkig zijt gij! Maar heb slechts geduld, o mijn God, ik zal de handen aan hel werk slaan; mijne arme woning was ingestort, vreeselijke stormen hadden mjjn dak omvergeworpen, ik kan niet dan met moeite mij van mijnen rampspoed herstellen, en ik verkeer nog in de uiterste behoefte; maar wacht nog slechts eenige oogenblikken, mogelijk zal ik u dan eene rustplaats kunnen aanbieden, waar Gy U wel zult bevinden.
Dit zeide ik tot God, met het verlangen dat in mij ontstond, om beier te worden; en mijne oogen staande op mijne onmagt en ellende, sprak ik nog dringender; ik bad Hem zeiven zijn huis te bouwen, dat voor zijne komst te versieren, en het te verrijken volgens zijn behagen; want ik bevond
145
my zonder hulp en uit my zeiven onbekwaam, om Hem iets beters te geven, indien Hij mij niet bijstond, indien Hij geea medelijden had met mijne zwakheden.
Ik berhnal het nogmaals, zij zijn gelukkig, o! zeer gelukkig, diegenen, welke aan God in de heilige commu-nio eene welbereide ziel kunnen aanbieden, eene ziel die zuiver, vurig, nederig en geheel aan zijn wil onderworpen is, die vrij is van alle aard-sche aangekleefdheid, o ! hoe gelukkig zyn zyi
Godvruchtige menschen, ach! bidt voor uwe broeders.
9
Blijf hier, want het wordt reeds laat.
Schoonheid altijd oud, altijd nieuw, hoe laat heb ik u bemind,
H. Aus.
Dit leven schijnt mij een dag toe, die voor het onnadenkend schepsel ongemerkt voorbijgaat, en vervolgens geheel verdwijnt om niet weder te keeren.
Ia den morgen op dezen pelgrimsweg geplaats, zie ik reeds den dag ondergaan. Nog eenige vluglige uren, en ik zie ook mijne levenszon ver-dooven.
Maar wat zal ik dan mijnen God kunnen aanbieden? Ik behoorde Hem alleen te beminnen, slechts Hem te dienen, en waar zijn de uren die ik in zijne liefde heb doorgebragl? Achl
147
hoe laat is hjet, mijn God, can u mijne liefde te schenden !
In mijne eerste levensure liet Gij mij toe aan het Gastmaal der kinderen ; ik had zeer gelukkig kunnen zijn, maar ik wilde niet arbeiden, en nu, op het tiende uur, durf ik mij verstouten ü het brood te vragen, dat ik door mijn arbeid niet heb trachten te verdienen.
Wat wordt bet reeds laat, o mijn God! dit laatste uur wil ik tenminste aan nwo dienst wijden, ik wil II, door onvermoeiden arbeid, schadeloos stellen voor die uren, die ik in eene vadzige rust heb doorgebragt.
Hen ik echter verpligt mijne gansche taak te vervullen, ton einde eene belooning te erlangen ; wordt dit hemelsch erfdeel slechts verleend aan diegenen, die de maat van liefde hebben vervuld, welke gij van uwe uitverkorenen verlangt; ech! maak dan, o mfjn God, dat ik U in dit uur meer benoinne. Plaats dikwerf uw van liefde brandend hart in het mijne, en bliif er nu altijd, o mijn God, want het is laat.. Treed
148
dikwerf binnen, want »ch! zoo vele raaien had ik ü kunnen ontvangen... Blijf hier, want ik ben zoo langen tijd van ü beroofd geweest.
Ach! wal wordt het reeds laat, o mijn God!.... Maar, geef mij nog heden 200 vele heilige verzuchtingen, zulk eene brandende liefde, zulk een vurig geloot en heiligen övergt; a's .'k ^ 'n vroeger uren had moeten aanbieden.
Dit is het, naar ik meeu, wat ons zoo begeerig maakt naar de heilige communie, ons, die zoo droevig het verledene moeien beweenen. Ach! het komt dat hel reeds laai is, om tot Jesus te spreken, omdat het reeds zoo laai is, om Hem le beminnen.
De uitwerkselen der H. Communie-
ik leef niet meer; Jesus leeft in mij.
Galat. II, 38.
Dikwerf zag ik op mijne reizen, de zoo heerlijk en schoon aan den gezigt-einder klimmen! Hoe liefelijk lachtte dan de onbewolkte hemel en de her-lerende natuur mij toe! Welk eene verhevene taal voerden de valleien, de hosschen en heuvelen tot mij. Welk eene zachte klank, was er in het muc-melende beekje, in den zachten zuider-wind en in het gegons der insekten, want dan voerde ik God met mq rond. Ik bad in de heilige communie reeds Hem ontvangen, die alle schepselen bet leven geeft. Ik bad Hem ontvangen, dien zij de» avonds geloofd, des morgens begroet hadden. Het scheen my toe, dat
130
alle wezens raii mijn gclnk betiijdden, en lij raij nllen uilnoodigden, om tleui hunne zegeningen, hunnen eerbied en hunne dankbetuigingen loe le brengen, leder die ik op mijnen weg ontmoette, beschouwde ik dan als mijn vriend; ik droeg alles liefde toe, ik dompelde alles in de onmetelijke liefde van mijn God: den godvreezenden mensch, om hem over liefde le spreken, die mij Jesus had bewezen, en hem uil te njodigen om hem te loven; den zondair, om mij inwendig aan hem te beklagen, dal hij niet dengenen beminde, welke ik door alle harten zoude willen bemind hebben.
Daar Jesus in mij leefde, was ik alleen bedacht om z'jnen heiligen wil te overwegen, om slechts door Hem le leven, en Hem mijne eeuwige liefde te betuigen. Geen kind ging mij in die oogenblikken voorbij, dat ik niet toelachte: want ik wist, dal Jesus de kinderen beminde; geen behoeftige die de hand naar mij uitstrekte, of ik gaf hem ten minste eene kleine aalmoes; want Jesus was arm en Hi'i beminde
de behoeftigen. Hoe gaarne had ik loen eenige wonden willen verbinden, en gekwetsten willen verliglen, want ik wist dat ik Jesns in mij bezat, die in Judea de lammen en gebrekkiger) naderde, om hen te genezen De woningen der behoeftigen schenen mij een heiligdom toe, want ik beiat in mij den in eene krib geboren God. De eenzaamheid vooral was mü lief, daarin had ik altijd willen blijven, want ik bezat in mij den God, die uit liefde voor ons altijd in de eenzaamheid onzer tempels verblijft en die ons daar zulke verhevene lessen van afion-dering en nederigheid geeft. Maar in plaats van zulk een afgezonderd en rustig leven, dat ik zoo zeer had ge-wenscht, gaf God mij steeds een werkzaam en woelig bestaan ; dan beklaagde ik mij aan Jesus in het midden van bet gedruiseh der wereld, ik beklaagde my aan Hem, dien ik in mijn hart h ezat.
Welke zoete woorden, o mijn 1 hoorde ik somtijds op die communie-dagen ! Ik legde de haud op mijn hart,
152
en dan meende ik er U aan te drukten, o mijn God; dan schepte ik moed, en ik gevoelde mij zeer gelukkig.
Wees dus geloofd, mijn God, voor uwe oneindige barmbarligheden. Laat mijn hart dikwerf met leedwezen vervuld worden, en by de herinnering uwer goedheid van liefde als verteren. Door mij het geluk van eene enkele communie te schenken, hebt Gij m\j bij uwe menigvuldige weldaden, die ik heb ontvangen, het grootste goed gegeven, dat de mensch kan wenschen.
Mijn zoetst vermaak bij de H. Communie.
O goedertierene Jesus, wees mij genadig, en verleen uwen armen bedelaar, dat ik ten minste somtijds een voükje uwer vurige liefde in de heilige communie gevoele, opdat mijn geloof verslerkt, mijnehoop door uwe goedheid vermeerd«rd worde, en opdat mijne liefde, ten volle ontstoken, en na uw hern elsch manna gesmaakt te hebben, nooit verflaauwe.
Navolg. B. IV. H. 14.
Godvruchtige lezer, ik wil u al fluisterende eenige geheimen mijns harten toeTertrouwen. Doch wat ik zeg? deze geheimen zijn mogelijk ook de uwen.
Op den dag, dat ik het geluk zal hebben mijnen Jesus te ontvangen, onttrek ik mij vroegtijdig aan den slaap; het strekt mij lot genoegen, den dag te ïien aanbreien; dan worden mijne nachtelijke droomen eerder vervuld, en ik kan bij de eerste zonnestralen mijnen Jesus begroeten, diea ik dan reels in mijB hart heb onlvan'
134
gen; want ik zou ongaarne een Tan de laalslen zijn aan de heilige Tafel; ik zou vieezen, dal Jesus raij uiet koelheid hehandelde. Een ware vriend vordert ook wsjdetkeerige genegenheid. En voor Hem mag ik nicl de minste onverschilligheid aan den dag leggen, bat anderen, indien zij durven, zich tot Hem begeven met eene laauwheid, welke aan onverschilligheid grenst; ik. die meer heb ontvangen dan zij, wil ook grooler liefdeblijken geven.
Boven de uitgestfektc Kathedraal, waar men altijd meer verstrooid is en zich zelvcn niet zoo geheel met God bezig Kan houden, verkies ik eene kleine afgelegen kerk, die voor de wereld verborgen, door godminnende zielen wordt bezocht; het liefst bevind ik mij nog, als het kan zijn, in een dier verwijderde kappellen, waar, ach-, Ier de klooslermuren, godvruchtige geestelijke Zusters hare vurige gebeden ten hemel stieren. Hoe dikwerf zocht ik u op, vreedzame kerker dier heilige gemeenten! hoe bekoorlijk was uwe godsdienslige stille! hoe veel gods-
vrucht boezemt gij mij in! Jesns schijnt daar verlrouwelijker voor zi;ne vrienden le zijn, men bidt daar aandachtiger en het gebed stijgt reiner tot voor den troon van God. Daar communiceert men altijd in vereeniging met die heilige bruiden, die dagelijts haren Jesus ontvangen; daar vloeijen onze tranen zoeter en menigvuldiger, daar zijn onze betuigingen dringender en de heilige begeerlen, dio onze ziel vervullen, uitgestrekter en krachtiger.
ft)et hoeveel godsvpucht bid ik ook in een afgelegen hoek van eene kapel, die aan de heilige Mangri is toegewijd ! .Met hoeveel genoegen verriat ik daar mijne gebeden, als er de heüige offerande der Mis wordt opgedragen, en men aan de voeten vnn Maria neder-geknield, aan het Gastmaal der Engelen wordt toegelaten.
ik weet niet, hoe gij dit op zult nemon, waarde lezer; maar vergeef eene neiging, die bij mij onoverwinnelijk is. Ja, al wat mij van Maria spreekt, elk gebed dat ik aan de voe-tctgt; van Maria verrigt, alles wat ik
136
aan Maria beloof, alles wat ik «an Maria hoor, ?erwekt iti rrtijn Hart eene vurige godsvrucht, waardoor het mij toeschijnt, dat ik grootere genegenheid van Jesus verwerf. Men ontvangt echter Jesus geen tweemalen, wanneer men Hem voor het altaar van Maria ontvangt; het is steeds deiellde God, die zich aan ons geeft, zonder ons iets meer dar» zich zeiven te kunnen schenken; maar zich tot dc Moeder te wenden, alvorens men den Zoon durft naderen; door den zoeten blik van Maria reeds verblijd te zijn geworden, voor dat men bij Jesus komt, o dat geeft ons zulk een liefdegloed en versterkt ons vertrouwen.
Wanneer ik hel geluk heb te communiceren, dan ben ik liefst afgezonderd, dan trek ik ongaarne dc blikken van anderen tot mij. Het is zoo pijn-lüd, zich altijd door het aardscho afgetrokken te zien, wanneer do ziel slechts verlangt in den hemel le verblijven.
Hoe gelukkig ben ik nog, als ik aan de heilige Tafel mag aanjitten in
157
het gezelschap tan vele ser.oodigden ! Dan vereenig ik mijne gebeden met de hnnnen, en zeg hetzelfde lot God, wat zij tot Hem zeggen.
Hoe gaarne verwarm ik mij aan den liefdegloed dezer zachte welluidende toonen van een heiligen lofzang, die in zoete harmonie ten hemel opstijgt; daarin, dunkt mij, wordt de ziel als van zelve medegesleept tot voor de voeten van Gods heerlijkheid, en onze liefde wordt vuriger.
Doch vooral bevindt ik mij, in de oogenblikken mijner vereeniging met Jesns, gaarne in de nabijheid van vrome en godvruchtige zielen, die in eene heilige ingetogenheid als verdiept zijn; deze toch schtjoen zoo veel tot Jesus te zeggen l Hoe dikwerf zag ik nit de oogeii derzulken zoete tranen vloeijen! en het kwam mij voor, dat ook de mijne, in grooter hoeveelheid, langs mijne wangen rolden. Het scheen dat Jesus ten gunste van den eenen aan den anderen wil geven, hetgeen hem ontbrak. Hoe wonderbaar, o God, z|jt Gij in bel uitdeelen uwer genade!
1S8
Doch gij zult mogeiyk denken, godvruchtige lezer, dat mijne liefde tot God van deze uilerlsikheden afhangt. Ach! neen, ik wil altyd God aller-n om Hem zelven beminnen, zoowel in de armoede als in den rijkdom, dien Uy mij zou willen geven, zoowel in heilige verrukking, als in de groolslc dorheid. Gvj weet het overigens, men kan veel beminnen, zonder de genade te hebben van die gevoelige godsvrucht; maar de schrijver der Natol-givg zegt ons zolf op verschoidcne plaatsen, dat deze uiterst gosdc, hoewel niet noodzake'ijke genade, door ons vurig gewenscht en verlangd moet worden, al moesten wij die ten koste van de grootste opoffering verkrijgen; waarom zoudl gij dan willen dat ik mi) zelven niet gaarne in znlke plaatsen bevind, welke mij doelmatiger schijnen om «!ie te verkrijgen? Waarom zoudt gij willen, dat ik niet met een heiligen ijver de godvruchtige gelegenheden aannam, dio God ons toezendt om ons daarmede te begunstigen I Waarom .zouden wij niet
159
alles ïoeken, heigeen kan toebrengen, om ons ingetogener In zijne tegenwoordigheid te doen weien 1 Wanneer de dichter eene hoogere vlugt aan rijne zangen wil ge?en, zoekt hij immers de stilte en eenzaamheid in het een of ander afgezonderd vertrek ? Welnu! de vrome Christen geeft ook de voorkeur aan zekere plaatsen, ten einde aan zijne ziel meer leven en liefde te verschaffen,
AI wat ü behagen zal, o mijn God ! ik wil U altijd even zeer loven, zoowel onder de brandende hilte des daags, als in de zoete verkoeling, die uwe onverklaarbare liefde over mij zal uitotorten. Ja, altijd al hetgeen L zal behagen. Doch heb medelijden, smeek ik ü; o! duld niet, dat ik ü met eene strafwaardige onverschilligheid nadere; geef dat ik nimmer walge van het hemelsch manna, hetwelk het kostbaar voedsel onzer ziel uitmaakt.
De dagelijksche Communie.
Geef ons heden ons dageliiksch brood#
Luc. XI, 3.
Hoe gelukkig lijt gij, vrome Chris-ienen, die u dagelijki met het brood des levens moogt voeden.
Engelen dor aarde, bedekt door uwe vorige gebeden cn door uw liefdevol leven al de ongeregligheden, die op deze aarde gepleegd worden.
Engelen der aarde, springt op van vreugde, want gij draagt het teeken der uitverkorenen; laat uwe vreugde uitblinken, omdat gij tot de lievelingen van Jesus behoort, en het huis des Heeren u beloofd is.
Nimmer ia! ik de aandoenlijke en treffende leerrede vergeten, die ik op eene mijner reiïe door Savoije, uit d«n mond van een heiligen
161
priester, in de tegenwoordigheid van eenen geleerden kerkvoogd, over de dagelijksche communie hoorde. Het was een beroep, dat de waardige prediker deed op het gelukkig en heilig gebruik der eerste christenen. Groot was in dit bevoorregt land bet aantal der godvruchtige zielen, die dagelyks tot de heilige communie naderden.
Indien wij God eene grootmoedige liefde toedragen, zal er in ons een on-verzadelijk verlangen naar dit Sakra-ment der liefde ontstaan, en wy zullen het geluk, om daartoe te naderen, volgaarne tot den hoogst mogeljjken prys verwerven, door een rein leven, door een leven vervuld, met ontberingen en zelfopofferingen; laat ons God vurig beminnen, laat ons Hem ten koste van alles liefhebhen, en wij zullen hen, die niet hongerig zijn naar dit goddelijk voedsel, laten spreken. Indien voor hen een maallijd alle zes maanden genoeg is, ik voor mij, die zwakker en dus hongeriger ben naar deze geestelijke spjjs, heb er dagelijks behoefte aan; ik zoude mij alle uren daarmede wen-
162
schen le voeden, indien ik elke uur dit kostbaar manna kon ontvangen.
Laat ons God beminne:i, dan zullen wij Hem beter kennen ; en als wij Hem, liet oneindig en zich zelf genoegzaam Wezen, hooren verklaren, dat Hij verlangt zich dikwerf met zijn schepsel te vercenigen, en Hem luid hooren betuigen, dat liet ïijn vermaak is met ons te zijn, o! dan zullen wij, die zoo arm zijn en aan Hein zulk eene groote behoefte hebben, zelf in ons een vuriger begeerte voelen ontstaan, om aan zijne onbegrijpelijke liefde te beantwoorden.
Laten wij ons door den schyn niet bedriegen : indien de eerste christenen tegen de vervolgingen moesten kampen, indien zij meer sterkte noodig hadden, om standvastig aan hun geloof gehecht ie blijven; hebben wq geen minder behoefte aan een versterkend voedsel: want wij moeten tegen niet minder gevaarlijke vijanden strijden : tegen de vreeselijke vijanden, die onze bedorven eeuw voorbrengt en de alom heerschende onverschilligheid, die zij in de zaken der godsdienst oplevert.
163
Ik heb dikwerf uit den mond van waardige priesters de sterkste betogen gehoord ten voordeele van de dage-lijksdie communie. Ik ken ook ten dien opzigte al wat men kan aanhalen over de versjhillende gevoelens van eenige kerkleeraars. Ik versta mij niet op redetwisten, ik heb geene kracht om te wederleggen, want mijne slem gc-lijkt die van een kind dat zich zelven opwekt en ook zijne broeders wil opwekken, om de liefde, die Jcsus ons toedraagt, beter te leeren kennen, en om beter te beantwoordrn aan de onverklaarbare verlangens van zijn hart. Ik zal dus zwijgen, of slechts met de groois'e omzigtigheid over zulk een ernstig onderwerp spreken, als dat van dagelijks te communiceren;' doch ik wil gaarne bekennen, dal ik wenschte, dat de dienaren van Jesus Christus nienigvuldiger en openlijk zulk eene voor ons belangrijke stof behandelden. Wat mij betreft, ik heb dikwerf bij mij zeiven gezegd, als ik dit belangrijk onderwerp overwoog:
In waarheid, de menschen zijn zulk
164
ccn aanbiddeliik Sakrament niet waardig; hoe heilig zij ook zijn, tij zijn altijd onwaardig, om hetzelve te naderen. Integendeel, het heilig Sakrament is voor de menschen ingesteld, het is een voedsel, dat naar hunne behoeften is ingerigt en dat daarvoor genoegzaam zijn moet.
Indien het God behaagt om aan ons, die aan alles gebrek hebben, zijne milddadigheid le betoonen, past het dan ons die milddadigheid te willen beteugelen?
Toen de Gever aller genade dit heilig Sakrament instelde, wilde Htj immers een blijk geven van zijne liefde jegens ons? Hij wilde onder het getal der onbegrijpelijkste geheimen de onverklaarbare liefdegift, die Hg ons naliet, rangschikken ? Hij immers kende de onstandvastigheid en de behoeften van ons hart? Had Hij niet alles voorzien, tot zelfs het heiligschendend misbruik, dat de boozen van het grootste geschenk, hetwelk Hij aan zijne schepselen gaf, als een geneesmiddel voor hunne kwalen en geenszins als een doodend vergif zoude maken. Wilde
165
Hij dan bet dagelqksch gebruik van deze engelenspijs slechts aan het klein getal van die vrome zielen voorschrijven, die in de afzondering zich allijd door bet gebed en de overweging voorbereiden ?... Maar wij, die naauwe-lyks kunnen bidden, en echter gebukt gaan onder de vermoeijenissen van den dag; wij, voor wie één dag in de wereld doorgebragt, een langer tijdstip is dan misschien tien jaren in een klooster: w\j, onder wier schreden de verleiding zich onophaudelqk met bekoorlijkheden vertoont, die ons ongetwijfeld moeten doen vallen, zijn wij geene reizigers in de woestqn? en is in de zandachtige streken voor ons dat heilig manna ook niet tot voedsel gegeven? Verg van ons eerbied, het zoete vertrouwen, kinderlijke eenvoudigheid ; maar waar alleen kunnen wij eene verhevener kennis verkrijgen, wij die den gcheelen dag door tijdelijke zorgen en door onze beroepspligten worden bezig gehouden 7 Moet men overigens, om tot de kennis der volmaaktheid te geraken, niet dik»«ff
166
naderen tot Dengene, die de volmaakte en heilige chrislenen vormt ? Verzuimden de eerste christenen hunne zaken, omdat zij dagelijks tot de heilige Tafel naderden ?
Hoe gaarne zou ik hier die ware voorbeelden van heilige volmaaktheid, waarvan ik dikwerf getuige was, aan de geheele wereld willen vertoonen ! Ik heb jonge lieden gekend die in de kracht huns levens, in de jaren der hartstoglen waren, en dus geenszins eenvoudige vrouwen of grijsaards; mannen die door bezigheden overstelpt, en dus geene kluizenaars, die van het gewoel der wereld afgezonderd leven; welnu! deze mannen, die van alle zijden door bekoringen waren omringd, die in het midden van al de moeije-lijkheden van een werkzaam leven ia de wereld waren, bezaten echter de vroomheid der Heiligen. Eiken morgen, voor dat zij zich tot hunne bezigheden begaven, gingen zij het Brood der Engelen ontvangen ; zij bleven pok altijd in het midden der wereld, in welken zij leefden, zuiver van den onreinen damp-
167
kriog; hunne vrienden verwonderden zich ook dikwerf, dat zij zoo standvastig bleven in het verzaken aan alle wereldsche vermaken. Men zcu inderdaad gezegd hebben, dat zij zonder driften waren, zij, die dagelijks den hevigsten sirijd daartegen voerden, maar die huune drifien moedig beteugelden en aan God ten offer bragten : dit is het uitwerksel van eene dage-lyksche communie. Daardoor gesterkt, schrikt men nimmer terug voor een offer, dal God ons oplegt, als eene schadeloosstelling voor de gunsten, die Hij ons toestaat: wij behooren Hem dagelijks toe, altjjd, wat het ook kosten moge!....
O ! welke gelukkige herinneringen komen mij hier voor den geest! Hoe velen heb ik gekend, zoowel jongelingen als grysaards, die dagelijks communiceerden 1 Hoe vele stichtende gemeenten ontmoette ik op mijne reizen! Gelukkige herders, die zulk eenc kudde moogt bezitten!
Waaiom undt men in andere landen die tegenstrijdige onverscbilligboid;,
168
waarom zijn er zoo velen, die in dit opzigl gelijk zijn aan dooden, welke door niets tot het leven schijnen te kunnen worden opgewekt?
Mijn God, geef ons de schoone dagen onzer heilige godsdienst weder ;
geef ons tot verheerlijking van uwen heiligpn naam onze openbare boetvaardigheid, onze vervolgingen terug, M indien dit middel alleen in staat is, dat ons uit onzen doodslaap op te wek- U tn ken; want wij verlangen het leven, ^ wjj verlangen uwe liefde, wij verlan- sch® gen veel edelmoedigheid in onze har- teru ten. Gg alleen, o mijn God, zult altyd •lar» verkwistend in uwe liefde zijn, en de laat mensch zal allgd traag, altijd onver- oquot;1' schillig en zonder liefde blijven nig'
Oefening van Liefde.
De brandende begeerte van eene minnende ziel is als ean groot geroep tot God, waardoor zij zegt: mijn God! mijne liefde! Gij zijt geheel aan mij en ik geheel aan TJ.
Navolg. B. ui. H. 5.
Mijn God, ik wil U beminnen, omdat Gjj mij le veel hebt bemind, om U myne liefde te onthouden.
Wanneer ik mij de weldaad der schepping le binnen breng, en ik dan terugblik op den dag, waarop ik het aanzijn ontving, en mijne gedachten laat gaan over al myne levensjaren, ontmoet ik niets anders dan eene menigte gunsten, die in overvloed op elk mijner schreden zijn verspreid.
Dring ik vervolgens in de toekomst, en ik bedenk dan, welke oneindige goederen mij nog beloofd zijn; vestig ik dan mijne hoop op het schoone erfdeel, dat Gij mij door nw bloed hebt verworven, en dat ik echter door mijne geringe offers kan verdienen.... Ja, myn God, dan zou ik U nu be-
10
170
minnen, omdat Gij mij te groole blijken uwer liefde hebt gegeven, dan dat ik op mijne beurt ü ook niet zou liefhebben.
Beveel mq niet, o mijn God, dat ik U moet beminnen! mijne dankbaarheid schrijft er mij ten sterkste den pligt van voor. Bedreig mij niet met de eeuwige straffen, als ik U niet bemin, want de vrees raag de drijfveer mijner liefde niet zijn. Wat gaat mij de hel aan? indien Gij mij daarin plaatstet, zou ik U nog beminnen...
Beloof mij uwe eeuwige goederen niet, ter vergelding mijner liefde, want ik zou U beminnen, al was de hemel daarvoor het loon niet; mij toe te slaan U lief te hebben, is reeds een groot geluk genoeg. U alleen wil ik beminnen, o mijn God, U alleen en om U zeiven.
Zijt Gij niet degene, ogt; mijn God, die zoo dikwerf tot mijn hart spreekt 7 Zijt Gij niet degene, die in de gelukkige oogenblikken mijner vereeniging met U zulke zoete tranen van liefde uit mijne ooamp;en doet vloejjen? Zijt
171
Gij het ook niet, die mij gedurende den dag in mijnen arbeid onderslennt, in mijne droefheden troost, mij kracht schenkt in mijne zwakheden en moed verleent, als die mij dreigt te ontzinken ?
Gi] zijt mijn Vader, o mijn God, Gij zijl mijn Broeder, mijn beste, mijn gotrouwste Vriend. Ik vind U terug ep alle plaatsen, onder alle luchtstreken, in de stilte des nachts zoowel aU in den vermoeijenden arbeid des daags. Altijd zijl Gij mij nabij, on) mijne lilagten aan te hooren en mij door uwe zoete woorden te vertroosten.
Mijn God, ik geef U mijn hart en ziel, mijn slapen en waken ; ik geef ü lot mijne rust toe; want ook in den slaap verlang ik, dat elke adetn-togt elke beweging niet vreemd zjj aan uwe liefde en ü zij toegewijd.
O mijn God, ontruk eindelijk in m(j al wal ü niet toebehoort, want uwe liefde moei mij alleen bezielen. Dal er in mij niets zij, dal nog hel mijne is,
quot;iels..... dan alleen mijn liefde voor
ü; te leven in U en voor U..... Gfl
172
alleen in mijn versland, in mijn hart, in al mijne handelingen. Gij alleen en nooit eene zonde, al moest ik ter uwer liefde mijn bloeo droppelsgewijze zien vlueijen; Gij alleen en nooit geene afwijkingen in uwe liefde, al zoudt Gij mij noodzaken U in onophoudelykeo strijd en ontberingen gedurende de gansche eeuwigheid te volgen.
Maar wanneer ik denk aan de menigvuldige betuigingen, die ik reeds aan U gedaan heb.... En als ik dan een blik terugwerp op de broosheid mijner
befoften..... Als ik mij het verledene te
binnen breng ....
Ontferm u dan, o mijn God, over myn onstandvastig hart. Geef dat ik ü beminne en (J getrouwelijk diene,
dan behoef ik niets meer..... Mij toe
te staan, dat ik U bemin, en mg de genade te geven, dal ik U boven alles stel, ziedaar het eenige goed, dal ik van U vraag, o mijn God. Neen, ik verkies niets anders; schenk mij uwe liefde en ik ben rijk genoeg.
Dankzegging.
Wat zal ik den Heet wedergeven voor al het goede, dat Hij mij verleend heeft.
Ps. cxv. 12.
Wal zal ik U wedergeven, o mijn God, voor alle weldaden, waarmede Gij mij overladen bebi? Zonder hulp, als een arme reiziger, werd ik in een oord van ballingschap en ellende geplaatst; elk mijner schreden werd door uwe weldaden gekenmerkt: er is geen oogenblik van mijn leven, geen enkele gedachte, waarvoor ik U niet eene dankzegging verschuldigd ben.
Maar wat kan ik U wedergeven voor de oneindige weldaad van eene enkele communie? en echter ben ik reeds zoo dikwerf genaderd tot die heilige Tafel, waar Gij ü zeiven aan mij geheel ten beste gaaft. Sta mij
174
voor eon oogenblik loe, o mijn God, U met dezelfde lofzangen te vereeren als de engelen U in den hemel toezingen. Laat mij over de harten der serafijnen over die der engelen, over die der heiligen beichikken. Maar neen, Gij wilt ü tevreden stellen, o mijn God, met hetgeen U mijn arm hart zal zeggen. Gij wist het, ik was niet in slaat ooi U naar waarde te loven, en dit heeft nimmer uwe mildheid tegen gehouden; nimmer hebt Gij daarom ten mijnen opzigte uwe goedheid verminderd. Wat kan overigens de mensch oprigten, dat uwer waardig is. De hemelen zelve hebben geene dankzeggingen, geene heilige lofzangen, geenen serafijnschen ijver genoeg, om aan uwe milddadigheid jegens uwe schepselen te beantwoorden.
Wees dus duizendmaal geloofd, duizendmaal geprezen! Eere zg aan U, o mijn God! Lof eneeraanuweonbegrtjpe-lijke barmhartigheden! Eeuwige eer aan nwen naam! ü moet men allfld loven, beminnen en aanbidden, zoowel op te aarde als in het hoo^sie der hemelen.
175
Maar wat zal ik U zeggen, o mijn God? Mijne ziel is geheel vervuld van de herinnering uwer weldaden; mvjn hart gevoelt meer dan het kan uitdrukken ; woorden ontbreken mij, om u myne dankbaarheid te betuigen. Ik zal dus zwijgen, o mijn God, maar ik zal uwe goedheid aanbidden; ik zal mij voor uwe oneindige heerlijkheid in hel stof nederbuigen, ik zal mijne ellende bekennen, ik zal zuchten, omdat ik zoo arm ben in uwe tegenwoordigheid ; en wijl Gij, tot vergelding voor zoo vele weldaden, niets vraagt dan mijn hart, zal ik het U geheel met al zijne genegenheden toewijden; ik zal het ü zonder terughouding geven; maak het zuiver, o mijn God; maak het liefdevoller, edelmoediger; zegen het en het zal uwe barmhartigheden minder onwaardig zijn.
over het aanbiddelijk Sahrament des Altaars, des zei fa beslaan, de liefde
welke God ons in hetzelve betoont en over de gesteldheid, waarmede wij tot dc U. Tafel moeten naderen.
De Heer heeft de gedachtenis zijner wonderen vereenigd, en degenen gespijzigd, die Hem vreezen. I's- CLi, l'.
liet aanbiddelijk Altaar-geheim is het Sakrament der Sakramenten; het is het grootste, het verhevenste van hetgeen God, in zijne almagt, beeft kunnen uitvinden, om den mensch bovenmate te beminnen; het is de geheele oneindigheid van den Schepper, zich uitputtende in onuitrprekelijke verkwistingen van liefde voor zijn schepsel. God, zoo wijs als Hij is, zegt dc
177
H. Augustinus, heeft ons niet meer welen te geven; God, zoo rijk als Hij is, heeft geen grooteren schat; God, zoo magtig als Hij is, heelt hier zijne magt in het oneindige uitgeput.
Ocor deze oaauwe vereeniging van den mensch met God, Yereenigt de menscb met zijn zwak wezen het opperste Wezen; hij uevindt zich op zekere wijze vergoddelijkt, hij wordt, als 't ware, God door de heilige communie, hij wordt het vleesch en bloed van JesusChristus, hg verandert geheel in God en God geheel in hem. Ach! en wat is de raensch, dat God zich ook gewaardigt hem te bezoeken?.. .. God en de mensch, de twee uitersten van magt en zwakheid, van rijkdom en armoede, van grootheid en ellende, van grenzeloote goedheid en van de onbegrijpelijkste ondankbaarheid. Laat ons, als wij kunnen, met al de scherpzinnigheid van ons verstand de onmetelijke ruimte afmeten, welk dit oneindige van het eindige, de schepselen van den schepper scheidt, en «Ü- zullen weldra gevoelen, dal wij
178
niel beter over het geheim van liefde van het goddelijk Sakrament des Altaars kunnen spreken, dan door een diep stilzwijgen te bewaren over de ondoordringbare verborgenheid van de oneindige liefde van God lot te men-schen.
Er is nogtans geene geloofswaarheid zoo onwederlegbaar, niets is klaarblij-kelijker en rneer bepaald dan de woorden van den Zaligmaker. Hij verzekert het ons zeer duidelijk, Hij bevestigt het ons verscheidene malen dal dit zijn vleesch en zijn bloed is. Is Hij niet de waarheid zelve? Zon bij ons kunnen bedriegen? Is Hij ook niet almagtig? Doet Hij niet overal en elk oogenblik, en kan Hij ook voor dit Sakrament niet doen, hetgeen wij niet kunnen begrepen ?
Uoch het betaamde ook wel, dal dit een geheim des geloofs, mysterium fidei, ware; want als God den schitterenden luister zijner heerlijkheid en verschrikkelijke Majesteit onder den nederigen sluijer van hel Sakrament des Altaars niet had verborgen, als hij
179
lich niet geheel bedekt en, als het ware, voor ome blikken had vernietigd, boe zou de mensch, zulk een broos schepsel. Hem dan eene plaats in zijn hart durven toestaan ? hoe zou hij met Hem in deïe zoete gemeenzaamheid treden, die hem met zoo veel geluk overlaadt? hoe zou hij van Hem zijn voedsel en zijn leven maken?.,. Een engel verscheen aan Zacharias toen hij zijne offerande opdroeg en deze heilige grijsaard werd daardoor geheel verontrust. En Hij, wien de engelen dienen en bevend aanbidden, Hy daalt onder ons neder, en wij, nietige aardwormen, wg gaan met Hem een vrienschappelijk gesprek houden; wÖ gaan ons wezen geheel met het zijne vereenigen, en wij zullen weldra ons hart tegen zijn hart voelen kloppen..., Kon God ons meer toestaan, ons meer geven? Kon Hij ons meer beminnen?... O wonder, o onbegrijpelijk wonder van de overgroote liefde van een God! ••••• Welk een onpeilbare afgrond van liefde is er dus in dit geheimzinnig brood, dat van den hemel
180
nederdaalt, om het schepsel op zqne reis te versterken en te ondersteunen !
Ziedaar wat de vurig minnende en grootmoedige zielen van eerbied, van vertroosting, van erkentelijkheid, van ijver en liefde doordringt; daar, in dat Sakrament, geeft God zich geheel; daar wenscht en verlangt Hij, dat wij Hem ontvangen; Hij slaat het ons niet alleen toe. Hij noodigt er ons zelfs toe uit; Hij roept ons, den zwakke om zich te versterken, den arme om zich te verrijken, en den blinde om hem de oogen te openen ; Hij noodigt ons allen lot dezen kostelijken maaltijd uit. Hij immers zegt, dat het zijn grootste vermaak is, onder de kinderen der men-schen te wonen; Hij gaat verder, en nog bevreesd voor onze weigering, verpligt Hij ons Hem te ontvangen, onder straffe, van hel eeuwige leven niet te zullen hebben. De Zaligmaker koos ook voor dit Sakrament de zelfstandigheden, welke w^j dagelijks noo-dig hebben, om ons aan te toonen het veelvuldig gebruik, dat Htf wenscht, dat wij er van zouden maken, en ons
181
te doen begrijpen, dat dit brood van liefde ook zoo noodzakelijk is voor onze zielen als het dagehjksch brood voor het behoud des ligchaams. De Christenen, onze broeders, die in de eerste tijden, der kerk leefden, hebben zeer wel de verlangens van Jesus en het doel van zijne aanbiddelijke instelling begrepen; toen gebruikten zij dagelijks van dit hemelsch voedsel, toen zaten zii aan de heilige tafel, allen slechts één van hart en één van ziel. Is de geest der Kerk niet altijd dezelfde ? Waarom gelijken de heden-' daagsche Christenen dan niet meer op de Christenen van vorige tijden?
O gij, Christenen, die klaagt dat gij broos zijt en geneigd tol alle zwakheden des harten, voedt u dan meermalen met het brood, dal versterkt en de zielen grootmoedig maakt. Nader, dit voedsel is immers voor u; want hel aanbiddelijk Sakramenl is niet voor de engelen, maar voor de menschen ingesteld geworden. Het is niet de volmaaktheid, 't is de weg, om daartoe te geraken; het geeft niet
182
de heerlijliheid, maar de genade; het zal ons zelfs niet beletten van te zondigen ; maar het zal ons versterken tegen de gevolgen der zonden en ons aanzetten, om op onze hoede te zijn en in dezelve niet in te sluimeren,
Er moet inderdaad een heilige strijd in het goddelijk hart van Jesiis hebben plaats gehad, toen Hij dit aanbiddelijk Sakrament instelde: eenslrijd tusschen de vrijwillige liefde, welke quot;U ons toedroeg en de beschouwing van zijne eigene heerlijlibeid; want, door aldus zijn Godheid te verbergen, stelde Hij zich zeiven bloot aan onverschilligheid van den kant des Christenen zeiven, en van den kant der goddeloozen en ongeloovigen aan godslasteringen, beleedigingen, oneerbiedigheid, minachting en heiligschennis, Maar Hij ging van ons scheiden en wilde ons niet als weezen achterlaten: Hij zou eenige uren later al den smaad op den Calvarieberg ondergaan, den kelk van smarten lot op d,en bodem loc uildrinken, en onge-
183
Iwijfeld bleef Hem, na al die vernederingen, waar zijne liefde Hem loe bragt, niets meer over, dan zich Ie vernieligen in het Sakrament des Altaars; en van daar dal hij heden, sedert achttien eeuwen, dat alles vol-bragt is, dagelijks, ja, elk oogenblik, zijn vleesch geeft voor het leven van zijn schepsel, en van daar, dat wjj Hem zien ingaan in de nederige stulp van den bedelaar niet dezelfde bereidwilligheid, als in bet paleis des konings. Niets biedt wederstand aan zijne liefde; de zieltoogenden en de pestzieken, de nederigste en ellendigste schuilplaatsen, alles heeft Hij in zijne liefde bezocht. Doet Hij nog niet meer, vermits Hij zich naar den heiligschender en den borsdoener laat dragen.
De liefde van God tol ons in dit aanbiddelijk Sakrament is dus grenzeloos geweest; wat zou Hij meer kunnen uitdenken, om ons een bewijs zijner liefde te geven.
Wij, Christenen, die het zoo onuitsprekelijk geluk smaken van aan dat gastmaal det cngelciir dien maaltij,d
184
der vrienden van Jesn» aan le zitten, ach! geven wij dan ook aan Hem, aan omen Jesus, wel voorbereide, edelmoedige en minnende harten. Wij verriglen daar hel grootste wat wij doen kunnen; wij ontvangen daar de grootste gunst: eene gunst, welke de engelen ons benijden; wij zullen er in den hemel geen uitstekender ontvangen, want daar, in da\ verblijf van gelukzaligheid zullen wij aan dezelfde bron unzen dorst lesschen, waaraan wij dien hier slillen door deel le nemen aan dit eerbiedwaardig Sakrament. Herinneren wij ons den ijver der eerste Christenen, hoe zij (iod uit geheel hunne ziel, uit al hunne krachten beminden. Hoe zij met zuiverheid, met verlangen, mei liefde tot de tafel van hunnen meester naderden!.,.. Hoe zij elkander beminden, hoe nederig zi] waren en met welke hoop zij baden. Ach! welk gelojf en vertrouwen zien wij in die nieuwelingen des geloofs, die alle vervolgingen en folteringen ondergaan, en zich zoo heldhaftig voor hunnen God, in keikers
185
in, Helen kluisteren, aan pijnbanken, hran.i-m, stapels en aan de tanden der wilde ie, beesten ten offer gaven. Het H. Sakra-Vij ment des Altaars vormde alzoo banden , wij welke door hel ruw geweld van heulen de niet konden verbroken worden; üij de verlieten de heilige tafel met cene in liefde, die door niets ter wereld kon u- worden verkoeld, en die de wreedheid an hunner vervolgers vertiocicie. 'de Christenen, vergelen wij hel niel; vij Jesns, in tiet aanbiddelijk Sakrnment, en wenschl in ons te vinden zielen groot nl. in opoffering, edelmoedig, onoverwili-er nelrjk in de beproevingen; Hij ver-jit langt in ons nedetige zielen, video geloof, vol verlangen, vol liefde. Hij d, wenscht in ons te vinden den smach-de lenden dorst van het hart, dat vermoeid ... quot; is op de dorre zandgronden der woes-e- lijn, en naar de levende wateren haakt; zi} Hij wil in onze harten al de gods-i- vrucht der Wijzen, toen zij, na eene es verre reis, eindelijk ter plaatse ver-1- schenen, om het goddelijk kind te I- aanbidden, 't Is hier de God, die de rs vermoeiden herstejt, en de zware las-
186
ten Tan het leven verligt; Hij wil zielen, brandende van dorst; zielen, die naar Hem hongeren.
Engelen der aarde, hebben wij, even als die des hemels, brandende harten en schitterende vleugelen; maar bovenal Christenen, bezitten wij de liefeiykc eenvoudigheid van het kind, dal zich voor de voeten zijns vaders op de knieën werpt en, na eene opregte schuldbekentenis, in zijne eenvoud zegt: Ik zal hel niet meer doen. Ach! hoe beminnelijk is deze eenvoudigheid, hoe welgevallig is die kindsheid aan Hem, die zich in het aanbiddelijk Sakraraent vernietigt en ons zulk een groot voorbeeld van vernedering en ootmoedigheid geeft!
Hebben wij, behalve eene groote liefde, ook de bewondering en eerbiedige opgetogenheid van den voor-looper des Verlosers; hij herkent zijn Meester, die onder de menigte vermengd is en tot hem nadert, om in de Jordaan het doopsel te ontvangen. Wel hoe, roept die engel van 't Nieuwe Testament uil! wel hoe,
187
Heer, Gij komt lot mij, Gij, de zon van reglvaardigheid, tot mij die slechts eene lamp ben, welke een llaauw schijnsel van zich afwerpt; Gij komt lot mij. Gij, het eeuwig Woord des Vaders, lot mij, die s'.ecbls eene stem ben, roepende in de woestijn; Gij, het Lam Gods, dat de zondefl der wereld wegneemt, tot mij die doopt in het water, lerwijl Gij ons het Doopsel des heiligen Geesles geeft.
Doch, laat ons beminnen. Christenen, en ons hart zal ons weldra ingeven, wat wij Jesus in het aanbiddelijk Sakrament zullen moeten brengen, wat wij Hem zullen moeten zeggen, wat wij Hem zullen moeien beloven.
Ach! hoe beklagenswaardig is de mensch, die met de ijdelheden dezer wereld ingenomen is en voor dit brood van liefde niels dan eene treurige onverschilligheid heefl! En hoe ongelukkig zou nog diegene zijn, die hier niet met een bruilofslkleed zou verschijnen, Hoe ongelukkig is hij, die zonder van schrik terug te deinzen
188
voor de vrecselijke gevolgen van een Godsmoord, in eene heiligschennis zijn oordeel en zijne eigen verdoemenis durft elen en drinken!
Gelukkig daarentegen, duizendwerf gelukkig hij, die Jesus een zuiver hart, eene wel voorbereide ziel brengt! Ga nanzilten. Christenen, gelukkige genoo-digden, aan den zoo liefdevolien maaltijd der vrienden van Jesus; eet, vereenig met uw wezen uwen Zaligmaker,
uwen God, uw eenig goed, uw al.....
Hoe groot ook de genoegens zijn, die nw hart overstrooicen, altijd zullen zij nog slechts eene flaauwe voorsmaak wezen van de eeuwige gelukzaligheid, welke u na dit leven wacht.
GODVRUCHTIGE GEVOELENS
EN
VOORBEREIDEND GEBED,
daags voor dat men het gcluli zal hebben tc communiceren.
Zijn vermaak is met de kinderen der mensehen tc wezen.
Smeuk. vul, 85.
Ik ïal morgen dan het geluk hebben, o mijn God, le U onlvangcn! Gy, mijn Heer en opperste Mcesler, Gij zult met uw schepsel komen wonen!... God in mij en ik in hem... Het Opperwezen, de eeuwige Schepper van al!e dingen, zal zxh in het naauwst vereenigen met zulk een armoedig inensch. Ja, mijne ziel, spring op van vreugde, hef aan den lofzang van uw geluk; diezelfde God zal waarlijk uw bezil-ting, uw beste Vriend worden, en uwe vereeniging met llem zal zoodanig zijü, dat gij Hem inderdaad in uwliarlzüll kunnen drukken. Hem doen doelen iü uwe rampen. Hom uwe smarten kunt openbaren, en, iu uwe liefde, in uwe
190
w
gelukkige dronkenschap, u geheel in Hem kunt verliezen in Hem, de onmetelijke, onuilpntleijjke en oneindige bron van alle wijsheid, van alle liefde, van alle volmaaktheid. Hij, die van het heelal zijnen tempel maakt, zal dan in mijne nietige woning zijn verblijf nemen; Hij, wien de hemelen niet kunnen bevatten, zal zich verkleinen, om mijn hart in bezit te nemen; Hij zal wonder op wonder verjamelen, om mij al zijne liefde te bewijzen, en mij met zijne gunslen te overladen. De engelen in den hemel zullen zicli voor den glans van zijne ongenaakbare majesteit met hunne vleugelen bedekken, en ik, zulk een zwak en ellendig schepsel, ik zal zijn bart tegen het mijne voelen kloppen, en, op de wonderbaarste wijze met Hem vereenigd, zal ik met Hem alleen omgaan; ik zal mij, hart aan hart en op het naauwste vereenigd, met den eeuwigen en oppersten Schepper aller wezens orderhuuden...
Dan, mijn God ! geheele eeuwen vooibijgegaan in de vurigste verlangens der seraOJnsche liefde, zouden niet
191
voldoende zijn, om ü eene woning te geven, uwer eenigzins waardig, en in mijn hart heerscht nog de grootste leemte; 't is slechts vervuld van droevige herinneringen aan mijne onstandvastigheid en van ondankbaarheid, traagheid, onophoudelijke wederstand aan uwe liefde, versirooijingen, gehechtheid aan het ijdele en altijd onbeschrijfelijke ellenden. Ja, mijn God, ondanks uwe weldaden behoort dit hart, dal zich tot eene zoo wonde-bare verecniging tot U voorbereidt, U nog niet geheel toe; hel heeft zich nog niet weten te ontrukken aan dui-zende gevaarlyke voorwerpen, die hetzelve onophoudelijk aan de wereld geboeid houden; hel heeft zich nog niel weten te verheffen boven de tegenwoordige dingen, om U alleen slechts te zien.
En evenwel zal uwe onvermoeide liefde morgen nog zijn, hetgeen zij was, zoo dikwerf ik het geluk had U te ontvangen. Gij zult niet zien op mijne armoede. Gij zult in mij komen en U vergenoegen met uwe wenschen; Gij
192
weel dal ik honger heb; en will mij dus verzadigen ; Gij weet dal ik dorst heb, cn will dien lesschen; dat ik ziek ben, ach! ja, zeer ziek, o in\jnGod,en ziedaar, waarom Gij in mijn nederig verblijf wilt treden, ten einde raijne wonden te genezen en mij moed in te boezemen.
Er za! dan nimmer een einde aan uwe liefde komen, o mijn God! en Gij zult allijd mild en verkwistend zijn, ondanks mijne weinige liefdel Maar, mijn God, hetgeen ik U wenschle te geven, heb ik niet'. Gij alleen kunt mijne ziel verlichten en dezelve losscheuren van de voorwerpen, die haar verleiden cn bedriegen; Gn alleen kunt mij een levendig geloof, eene opregte nederigheid, eene geheele ontbinding van al hetgeen U niet toebehoort, eene volmaakte onderwerping aan uwen heiligen wil schenkenj Gij alleen kunt mijne verlangens, verzuchtingen, gebeden, dankzeggingen en betuigingen ver-leenen, die IJ behagen. Gg alleen kunt uwe woning bereiden. Gij alleen kunt de zaal gereed maken, waarin het U behaagt uw Paschen met uwen dienaar
193
te houden. O mijn Goil, geef mij dan voor het nanbiddelijk Sakrament uwer liefde al de deugden, al de gevoelens, welke hel U zal behagen het meeste in mijn hart te vinden ; geef my al hetgeen Gij beveelt, o mijn God, en beveelt mij vervolgens al hetgeen ü zal behagen.
Allerheiligste Moeder van mijnen God, zachtmoedige Maagd, Gij die negen maanden in U dienzelfden Jesus godragen hebt, die morgen mijne ziel
Izal bezoeken, ach! geef mij eene dier zoo verhevene gesteltenis-sen van uw heilige hart, welke de genoegens van Jesus uitmaakten. Ach! indien ik een weinig van uwe nederigheid hadde, eeuige vonken van die brandende liefde, welke grj die gezegende vrucht uws
ligchaams toedrocgt!..... Uw Jesus
} schep er zijn behagen in te rusten onder de leliën van zuivere en vurige harten Verkrijg mij dus, o goddelijke Moeder, eene zuiverheid en eenen ijver, die my minder onwaardig maken, om Hem in mijn hart te ontvangen.
Wat een Christen zijn moet,
die het geluk gehad heeft van Ic communiceren, en over de gelukkige
uitwerkselen, welke eene goede communie in ons moet voortbrengen.
Gij zijt waarlijk een verborgene God, de God van Israël, de Zaligmaker. Ia xlv, 15.
Christenen, bij het aanbreken van den dageraad hebben wij, uit geheel onze ziel, den schoonen lofiang aangeheven: Laetatus sum. Ik verheug mij over hetgeen men mij gezegd heeft, dat wij zulten ingaan in hel huis des Heeren; want wij moesten nan de tafel van Jesus gaan aanzitten; Hü, wien wij roet vurig verlangen hadden aangeroepen, ging geheel ons hart in bezit nemen Deze wenschen zijn vervuld gewor-
193
den. Niels heeft aan ons geluk ontbroken, en onze harten zijn overstroomd van al de liefde, van al de verdiensten, van al de genaden en van al de milddadigheid van Jesus.
Maar, terwijl wij ons nu weder met onze beroepspliglen en wercldsche beslommeringen moeten bezig houden, welk leven zullen wij nu beginnen ?... Wij, het heiligdom van de goedheid zelve; wij, wier zielen gedoopt zijn in het Bloed van Jts;is; wij, die een zoeten vriendschapskus van zijn mond ontvangen hebben; wij, die de liefde, de zuiverheid, de zachtmoedigheid, de nederigheid, de wijsheid en de geheele heiligheid van Jesus gezien hebben, die zich als een vloed in ons hart uitstortte en met zijne levende wateren al de geheime plaatsen van ons hart be-spoeide, wat moeten wij heden zijn? wal moeten wij zijn alle dagen lot in de eeuwigheid ?
Jesus xelf geeft ons het antwoord ; immers. Hij zegt; Gelijk de levende Tader mij gezonden heeft, en dat ik door den vader leef, zoo ook zal hij,
196
die mij eel, door mij leven. En welk
leven ?..... hel leven van Jesus, een
leven van genade, een leven van verdiensten, een leven van verloochening, een leven van volaiaaHe onderwerping aan den wil van den Vader, een leven van zachlmoedigheid, een leven van opoffering, een leven van nederigheid, van zelfverloochening en van geloof... liet doel van Josus Christus, als Ilij in onze harlen komt, is, dat wij met Uem slechts eene zelfde zaak, een zelfde geest uitmaken. Plaatsen wij ons eenige ongenblikken aan den voet van zijn kruis; overwegen wij daar in stille, raadplegen Mij vervolgens ons zeiven, hetgeen ons hart ons over dezelfde zaal;, over dezen zelfden geest, welken wij met Jesus moeten hebben,
zal zeggen.....
Zijn doel nog, als H\j met zijn aanbiddelijk \leesch in ons hart komt, is, onder ons te wonen, niet voor een oogenblik, maar voor altijd, en dat wij ook onophoudelijk met Hem zullen blijven... . Zonder ophouden, tot in der eeuwigheid, v\ant Hij wil, dal wij door
197
dit brood Ie eten eeuwig zullen leven.
Christenen, verdrijven wy dus niet met den vergiftigen adem dezer wereld dezen aangenamen geur van afzondering, van vrede en liefde, welke de welbeminde Jesus door de H. Communie in onze harten heeft achtergelaten. Hel schijnt niet moeijelijk voor bem, die bemint, de liefde lot den arbeid en den handel overeen te brengen met den smaak van hst gebod en het afgezonderde leven. Het gebed en de arbeid zijn twee door God verordende zaken, het is duidelijk, dat men dezelve kan doen zamengaan. üemin-nen wij en wij zullen alles vereenigen.
Laat ons zachtmoedig, nederig, geduldig en vervuld van liefde tot Jesus wezen; want wij hebben niets slechts den Imord van zijn kleed aangeraakt; wij hebben Hem geheel ontvangen, Hem, de bron van alle zachtmoedigheid, van alle nederigheid, van alle geduld, lt;an alle liefde; wij hebben Hem in ons ontvangen als een getrouwen Vriend, maar ook tevens groot als Hij is; denzelfde, die den donder
196
die mij eel, Joor mij leven. En welk
leven ?..... hat leven van Jesns, een
leven van genade, een leven van verdiensten, een leven van verloochening, een leven van velmaal!Ie onderwerping aan den wil van den Vader, een leven van zachtmoedigheid, een leven van opoffering, een leven van nederigheid, van zelfverloochening en van geloof... liet doel van Jesus Christus, als Hij in onze liarlen komt, is, dat wij met Mem slechts eene zelfde zaak, een zelfde geest uitmalien. Plaatsen wij ons eenigc ongenbliklien aan den voet van zijn Lruis; overwegen wij daar in stilte, raadplegen wij vervolgens ons zeiven, hetgeen ons hart ons over dezelfde zaal;, over dezen zelfden geest, wolken wij met Jesus moeten hebben,
zal zeggen.....
Zijn doel nog, als Hy met zijn aanbiddelijk vleesch in ons hart komt, is, onder ons te wonen, niet voor een oogenhlik, maar voor altijd, en dat wij ook onophoudelijk met Hem zullen blijven... . Zonder ophouden, tot in der eeuwigheid, want Hij wil, dal wij door
197
dit brood te eten eeuwig zullen leven.
Christenen, verdrijven wjj dus niet met den vergiftigen adem dezer wereld dezen aangenamen geur van afzondering, van vrede en liefde, welke de welbeminde Jesus door de H. Communie in onze harten heeft achtergelaten. Het schijnt niet moeijeliik voor hem, die bemint, de liefde tot den arbeid en den handel overeen te brengen met den smaak van bet gcbetl en het afgezonderde leven. Het gebed en de arbeid zijn twee door God verordende zaken, het is duidelijk, dat men dezelve kan doen zamengaan. Beminnen wij en wrj zullen alles vereenigen.
Laat ons zachtmoedig, nederig, geduldig en vervuld van liefde lot Jesus wezen; want wij hebben niets slechts den boord van zijn kleed aangeraakt; wij hebben Hem geheel ontvangen. Hem, de bron van alle zachtmoedigheid, van alle nederigheid, van alle geduld, van alle liefde; wij hebben Hem in ons ontvangen als een getrouwen Vriend, maar ook tevens groot als Hij is; denzelfde, die den donder
■198
deed daveren op den berg Sinaï en van wien eene flaauwe straal van luister van zijn gelaal onuitwischbare sporen op het hoofd van den wetgever van Israël naliet. Diezelfde God, welken geen levend mensch kan zien en leven, heeft met ons ■willen zijn als de Jesus van Zacheus, de Jesus van Lazarus, van Martha en van Maria^ Ui) was het Lam Gods en wij hebben Hem tot ons zien komen onder eene genaakbare en de nederigste gedaante. Hoe, na zulk een voorbeeld, zouden wij. Christenen, de nederigheid, de zaehltnoedigheiden het geduld niet beoefenen.
Ach, dat onze erkentelijkheid voor zulk eene groote weldaad als die van de heilige communie, dan ook niet dor en voorbijgaand, maar steeds krachtdadig zij; dat zij ons geleide tot een regtvaardig leven, hetwelk tot aan onzen dood voortduurt.
Toen Jesus op de wereld was, stortle Hij overal, waar Hg zich gewaardigde in te gaan, overvloedige zegeningen uit en deed allerwege zijne barmhartigheid uilschijncn. Voor dat Hij geboren
199
werd, cn zelf nog in den schoot zijner Moeder, heiligde Hij, reeds door zijne tegenwoordigheid, slechts door zijne intrede in de woning van Elisabeth, de vrucht, welke zij in haren schoot droeg. De intrede van Jesus in onze harten, zal ook bij ons. Christenen, nimmer zonder uitwerking blijven. Eene enkele communie heeft altijd eene uitgestrektheid, die zich zal voortzetten tot in de eindelooze en verschrikkelijke eeuwigheid; want deze communie zal strekken tot onze verdoemenis, indien zij niet is tol onze gelukzaligheid.
Vergelen wij het niet, dat hel Sakra-ment des Altaars ingesteld is geworden, om tot voedsel aan de ware kinderen van Jesus te verstrekken. God geeft zich niet geheel aan ons, als wij ons niet geheel aan Hem geven; en door de deelneming aan het ligchaam van Jesus Christus, verbinden wij ons, om geheel voor Jesus Christus, volgens Hem en door Hem te leven. Hij die mijn Vlcesch eet en mijn Bloed drinkt, hlijft in mij en ik in htm. Wij blijven in Jesus Christus, wanneer wij zyne
200
ledematen lijn en Jesus Christus blijft in ons, als wij zijn tempel zijn. Laten wfj dan dit heiligdom, dat wij in ons dragen, dezen levenden tempel, waar de God des hemels zich uit liefde tot ons heeft komen vestigen, met eerbied omgeven; dat alle gedachten, welke wij daar ztillen brengen, als zoo vele heilige vazfn zijn, met een aangenamen geur vervuld en den God van liefde, die aldaar zijne woonplaats gekozen beef!, waardig; dat onze altijd vurige liefde onophoudelrik in deze heilige plaats hrande, als eene lamp van erkentelijkheid. Hrginnen wij dan van heden af onze lofzangen, om die niet meer
te eindigen..... Verbannen wij alle ijdele
nitvluglen, welke de liefde van Jesus Christus geenzins duldt. Luisteren wij naar helgecn die ijverzuchtige liefde ons toeroept; werk zoo gij wilt, maar bemin. Bemin altijd en onophoudelijk, bemin te midden der zorgen van het leven en van alle bezigheden van uwen slaat. Laat aan uwe zaken de plaats van uwen geest; maar geef aan Jesus Christus die des harten, üe ve.reeniging
201
van Jesus met de ziel moet onverbreekbaar zijn. Alle legcns-rijdigheden, alle lijden, alle verkwikkingen van een werkzaam leven, niets moet dengene terughouden, die door de liefde dikwerf tot de goddelijke tafel wordt geleid. Hij heeft daar het brood der sterken gegetci), hij moet al zijne kracht uit zijne vcreeniging trekken met Jesus moet hij gelykeli^k en zonder eenige voorkeur drinken uil den beker van al zijne droelheden en smarten, even als uit die van zijne vreugde, ertroostingen en heerlykheid. O hemelsch manna, o goddelijk voedsel, o weuschelijk brood des levens van de heilige communie, welken vrede vindt de godvieezendc Christen, die dezelve met een heilige gesteldheid ontvangt, te midden van zijn arheid; welk eenen moed te midden van zijn strijden, van gelatenheid in de beproevingen, van onthechting in het midden der ijdelheden des levens! Ach ! hoe zeer bemint hij lyne broeders; hoe groot is zyne liefde voor zyn God! welke zoete verzuchtingen stygsn uit
202
zijne ïiel op lot Jesus, wieD hij zijn al noemt,..,. 'Wanneer bij de hand op zijn hart legt, schiint het hem nog toe zijn Welbeminde daarin te drukken, en dan gevoelt hjj geene rampen en ellenden meer in deze ballinschap; buiten de zonden doet alles zich als geluk aan hem voor; de pijnen zelfs der vervolging zijn niet in slaat hem te overwinnen en de vlammen van zijne liefdé uit te dooven; hoe wreed ook de marteling van den heiligen Lauren-tius was, zegt de H. Augusliuns, hij voelde de pijnen niet, omdat hij hel geluk had genoten te communiceren.
Een der voornaamste uitwerkselen, welke de heilige communie altijd voortbrengt, is, dal zij in minnende zielen een heilig verlangen opwekt van nog meer te beminnen. Diegenen, die mij eten, heeft de Zaligmaker in de II. Schriftuur gezegd, zullen nog honger hebben ; en diegenen, die mij drinken, zullen nog dorst hebben.
Ach ! hoe,rampzalig zal diegene zijn, die, in zijne erkentelijkheid voor de overgroote weldaad van de heilige
203
communie, niel hel verlangen in zich zou gevoelen van dikwerf aan den kelk van zaligheid te drinken ! Ongelukkig diegene, die door zijne flaauwheid en zijne gehechtheid aan de ijdelheden, zich nog verwijderd gevoelt van dit voedsel der zuivere zielen! O Christenen, verwijderen wij ons niet, om voorbijgaande nietigheden en hersenschimmen, van deze onuitputtelijke bron, die alle goederen, de onvergankelijke en eeuwige goederen in zich bevat. Vreezen wij de verschrikkelijke uitspraak van onzen God, van dien God, die ons, koste wat het wil, zoo niel door de banden van het hart, ten minste door die der vrees, aan zijne liefde wil hechten ; Indien gij hel Vleesch van den Zoon des menschen niet cel, cn zijn Bloed niet drinkt, zuil gij het eeuwig leven niet bezitten
Laat ons dus niel enkel verlangen, maar laat ons hongeren naar de heilige Tafel: ziedaar een onzer beste gesteltenissen, om tol Jesus te naderen. Laat ons in heiligheid toenemen, om dikwerf Le commuuicercn en laai Qns;
20 i
dikwerf comruunicerea om in heiligheid toe te nemen. De heilige cointuunie moet ons tol de heilige communie voorbereiden. Door dikwerf dit »oedsel te nuttigen, wordt men van kind mengch. Inderdaad, zich door zijne schuld van eene enkele communie te berooven, kat zich niet begrijpen in een persoon, die God bemint; om loffelijke redenen, bij voorbeeld uit gehoorzaamheid, zich een enkel maal daaraan te onttrekken, is voor sommige zielen de grootste opoffering die zrj kunnen doen.
Christenen, deze tafel is voor ons in de woestijn dezer wereld aangerigt, om ons van al ome vermoeüenisseu te herstellen ; laien wij er dan dikwerf gaan aauziiten, want daar is voor de Christenen het grootste geluk, dat zjj in dit leven kunnen genieten, te vinden. Daar is het, dat onze ziel in al hare noodwendigheden troost en versterking zal vinden. Leggen wü dan ook daar ons arm en behoeftig hart open voor onzen oppersten Meester, onzen Schepper, onzen God, Hem vurig smeekende aan hetzelve zijnen zegen te schenken,
205
en het zal zuiverder en volmaakter worden,
O! indien het U ook behaagde, mrjn God, dit werkje te zegenen! indien het U behaagde de gunst toe te staan, dat hel eenig goed stichtte, om een gering tegenwigt aan uwe reglvaar-digheid te stellen voor het kwaad, dat ik gedaan heb.
Alles tot uwe meerdere eer, o mijn God, alles tot uwe meerdere liefde, alles met het inzigt om U tc behagen, alles met het eenige doel, om aan uwen aanbiddelijken wil te gehoorzamen.
Myn God! verleen aan degenen, die deze regels zullen lezen, de gedachten om voor mij eenig gebed tot voor uwen troon te doen opstijgen.
12
MORGENGEBEDEN.
Allerheiligste en hoogwaardigste Drievuldigheid, één God in drie personen ! ik geloof dal gy hier tegenwoordig zijl; ik aanbid u mei de gevoelens van den diepsten ootmoed, en bewijs u uit ganscher harte den eerbied, dien men uwer oppermajesteit verschuldigd is.
Ik dank u, o weldadige God, uit den grond mijns harten, voor al de genade, die ik ooit van u ontvangen heb. Uwe goedheid heeft mij tol dezen dag bewaard, ik wil denzei ven ook alleen tot uwe heilige dienst besleden ; al mijne gedachten, woorden en werken draag ik aan u op. Zegen dezelve, o Heer, opdat zij alle door uwe liefde bezield, en zoo tot uwe meerdere verheerlijking geschikt worden.
Liefderijke Jesus, goddelijk voorbeeld der volmaaktheid, naar welke wij moeten trachten; met de hulp
207
uwer genade wil ik mij bevlijtigen om ii in alles zoo veel mogelijk gelijk te worden : zachtmoedig, ootmoedig, knisch, ijverig, geduldig, liefdadig en gewillig zoo als gij geweest zrjt. mjzonderlijk wil ik met allen vlijt mij bewaren van de zonden, die ik zoo dikwerf bega en waarvan ik mij op-regt verlang te beteren.
ü, o fiod, is mijne zwakheid be-bend ; ik vermag riiels in do orde de r zaligheid zontler de hulp uwer genade. VVciger mij dezelve niet, o mijn God! i mÜ genoegzame sterkte om al het kwaad dat gij verbiedt Ic vermijden, om al het goed te oefenen, dat gil van mij verlangt, en om al het Men geduldig te dragen, dnt uwe barmhartige Voorzienigheid mij heden zal overzenden.
ih0nZie rader' enz' gegroet, enz. Ik geloof tn God den Vader, enz.
Allerhei'igsïe Maagd, Moeder van
Klpr f'ii/1 m,J.ne maKliquot;c voorspreek-'er. ik beveel my in uwe moederlijke
208
hcscherming, en verberg mij met vol betrouwen in den schoot uwer milddadige barmhartigheid. O goedertie-renste Moeder! wees mijne toevlngt in allen nood, mgn troost in allen tegenspoed, en mijne middelares bij uwen gezegenden Zoon, heden en al de dagen mijns levens, bijzonderlijk in het uur van m\jnen dood. Heilige Hewaarengel, mijn getrouwe en liefdadige leidsman ! verkrijj mij de genade van uwe heilzame inspraken na k te volgen, en van mijne voetstappen zoo in te rigten, dat ik van den weg der geboden Gods niet afwijke.
Groote Heilige wier naam ik het geluk heb te dragen! heilige Patronen van dit bisdom en van deze Parochie! roemrijke H Jozef, waardige Bruidegom van Maria! en gij bijzonderlijk wier feestdag men heden viert! beschermt mij, bidt voor mij, opdat ik God diene, gelijk gij hem op aarde gediend hebt, en hem met u in den hemel voor eeuwig love en danke. Amen.
209
Akte van geloof.
Mijn Heer en mijn God! ik geloof vaslelijk al hetgeen Gij geopenbaard hebt, en onze moeder de U. Kerk ons voorhoudt om te gelooven, omdat Gij de eeuwige waarheid zijl,
In dit geloof wil ik leven on sterven.
Akte van hoop.
Mijn Heer en mijn God; ik hoop met een vast vertrouwen van U te bekomen het eeuwige leven en alle middelen, die ons daartoe noodig zijn, omdat Gij oneindig goed zijl lol ons/ almagtig en getrouw in uwe beloften, die ons dil beloofd hebt door de verdiensten van Jesus Christus.
In deze hoop wil ik leven en sterven.
Akte van liefde.
Mijn Heer en mijn God! ik bemin U boven al, uil geheel mijn hart, uit al mijne krachten, omdat Gij in ü zeiven
210
oneindig goed en alle liefde waardig. Mijnen eTennaasle bemin ik gelijk mij zeiven uit liefde lot U.
fn deze liefde wil ik loven en sterven.
Akte van berouw.
Mijn Heer en mijn God! het is mij jced uit don grond van mijn harf, dat il; zoo zeer gezondigd helgt;, niet zoo zeer, omdat ik door mijne zonden den hemel verloren en de hel verdiend heb, maar bijzonder omdat ik ü daar-door vergramd heb, die hel opperste goed zijl. Ik bnat en ik verzaak al mijne zonden uil liefde tot U, en maak een vast voornemen van voortaan niet meer te zondigen en alle gelegenheden en gevaren van zonde le vlugton, van eene regtzinnige biecht Ie spreken, en nog liever le sterven, dan U nog met eene doodzonde te vergrammen.
Ik aanbid ü, o mijn (iod, met al den eerbied en de onderwerping, die mij uwe tegenwoordigheid inboezemt; ik verootmoedig en verneder mij voor U, ais voor mijnen Schepper en vo!-streklen Opperheer.
Hoe zal ik U, o mijn God, genoegzaam danken, voor al de weldaden, die ik van U ontvangen heb? Gij zijt mij van in eeuwigheid gedachtig geweest; gij hebt mij uit het niet getrokken : hebt uw leven ten beste gegeven om mij te verlossen, en vervult mij nog dagelps met ontelbare genade. Ach, Heer! wat zal ik doen ter erkentenis van zoo veie goedheden? Vereenigt Ü met mij, o gelukzalige Geesten ! om den God der barmhartigheden te loven, die aan mij, onwaardigst en ondankbaarst schepsel, onophoudelijk zijne weldaden mededeelt.
212
Heilige Geest, eeuwige oorspong van lichl! verdrijf de duisternissen, die mij de leelijWheid en de boosheid inijner zonden verbergen, doe mij van deceive eenen zoo grooten afschrik trijgen, mijn God, dal ik niets zoo zeer vreeie, dan dezelve in het toekomende te bedrijven.
Onderzoek hier uw geweien over hetgeen gij hebt gedacht, gezegd, gedaan cn verzuimd, tegen God, tegen uiee naasten en tegen u zclvcn.
Mijn God! ik veifoei al mijne zouden ter uwer liefde, eu omdat zij ü mishagen. Ellendige die ik ben! misschien dezen nacht zal Jesus Christus met haast komen om mij die ziel al te vragen, die geschapen is naar hel beeld van God, en gansch misvormd door de zonden. O Vader! ik heb tegen den hemel en tegen ü gezondigd, ik ben niet meer waardig uw kind genoemd te worden... O Algoede en liefwaardige! was hel dan dit, hetgeen gij \an mijne erkentenis te
213
verwachten haiit, na mg zoo verre bemind te hebben, dat Gij uwen laat-sten droppel bloeds vergoot! Welk eene boosheid! welk eene ondankbaarheid! welk misbruik heb ik van uw geduld gemaakt! Thans bevind ik mij aan uwe voeten, o Heer! gansch overdekt met schnamte en doordrongen van droefheid op hel aanzien mijner zonden •, ik vraag er U zeer ootmoedig vergiffenis over, en smeek U, o mijn God, door diezelfde g oed-heid, waarvan ik zoo dikwijls de uitwerkselen gevoeld heb, verleen mg de genade, opdat ik van nu af, tot den dood toe, er eene opregte boetvaardigheid over doe.
Ach! had ik U, liefderiikste Vader, nooit vergramd; maar dewijl ik zoo ongelnlikig ben geweest van U te beleedigen, zoo wil ik U voorlaan des te getrouwer dienen en door eene gansch andere levenswijs toonen, hoe zeer mijne bedrevene zonden mij smarten. Van nu af verzaak ik aan alle zonden en aan alle gelegenheden tot dezelve. Met de hulp uwer god-
214
(leli^Iie genadu, die ik oolmocdij; vraag en met betrouwen van ü verwacht, wil ik mijn best doen otn ü in alles te behagen en ü, o opperste Goed, door gcene zonden meer te vergrammen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Ik gelool in God den Vader, enz.
VOORBEREIDING.
De Mis is van al dc handelingen des Christendoms, het aangenaamste aan God; zij schenkt de grootste vreugde aan de heiligen, geeft de meesio verligting aan de zielen des vagevuurs, en verwerft voor ons, die hier op aarde nog in ballingschap rondzwerven, de grootste zegeningen en genaden. De Christen kan niets heiliger, niels godvruchliger, niets vtr-dienstelijker verrigten, dan godvruchtig, des morgens het heilig offer der Mis bö te wonen
O! hoe rein behooren onze handen, hoe zuiver onze gedachten en hoe schoon onze ziel te zijn, om, in ver-eeniging met den priester, in ver-eeniging met de zegevierende en slrjj-
216
dende Kerk, aan God hel heilig Slagtoffer op le dragen van het goddelijk Lam, dat zich zelve komt offeren ter liefde van ons!
Maar onze goddelijke Verlosser moet het eeenige offer der Offerande niet zijn : wij ook moeten ons zelven aan God ten slagtoffer brengen, en aan de voelen van dit off»r van liefde voor altijd al onze neigingen, al onze gedachten, al onze begeerten, » die niet voor God alleen zijn, verzaken;.■, wrj moeten ons daar geheel vernietigen, ons, zonder uitzonderingen, in het vuur der liefde van Jesus opofferen, 100 als Jes.us zich geheel voor ons slagtoffert.
Jesus Christus, altijd levende om onze voorspraak te zijn en onophoudelijk voor ons, schuldige menschen, hel verheven offer van zijn Ligchaana en Bloed aan zijn hemtlschen Vadec aanbiedende ••• Jesus Christus, Priester voor alle eeuwigheid en zijn priesterschap op aarde uitoefenende, zoo als Hij dat in den hemel vervult... Jesus Christus, die tegelyk Priesler en slagtoffer is, de offeraar en de offerande....
217
O! welke ondoorgrondelijk geheimen van liefde..... Hoe onmetelijk, hoe onbegrijpelijk is de liefde van Jesus, die onder ons komt wonen als een vader onder zijne kinderen, om meer in onze nabijheid te zijn; bi] ons, zwakke, broze schepselen, die zoo vergeetachtig zijn in onze pligten, die ons niel lot den hemel kunnen verheffen en die zoo dikwerf aan zijne voeten de belijdenis onzer misslagen en zwakheden moeten all eggen.
Wie anders dan Hij, die door een enkel woord het bcelal uit het niet schiep, kon het brood in zijn ligchaam veranderen, zeggende: Dit is mijn ligchaam? Wie anders kon, na zijn ligchaam tot zaligheid der menschen geslagtoflerd te hebben, dit lot voedsel der zielen doen dienen.
Hoe vele geheimen van liefde worden dus in dezen oogenblik in het heilig offer der mis uitgewerkt!... Hoe vele duizende van hemelsche geesten omringen het heilig altaar, welke door hunnen diepen eerbied, hunne zegeningen en hunne brandende liefde Jesus
218
schadeloos stellen voor de onverschilligheid en de koelheid der menschen! En het is echter voor de menschen, dat deze wonderen dagelijks vernieuwd en uitgewerkt worden!
Godvruchtige zielen, vereenigt gij (en minste uwe liefde met die der engelen; belooft aan God eene nog grootere liefde, dan gij Hem reeds toedraagt; brengt Hem nog meer offers, onthecht u nog meer van de aarde en van de nietigheid des levens, draagt uwe kruisen met minder tegenzin en meer onderwerping aan den heiligen wil van Jesus. Laat ons op den heiligen berg gaan, om er met hem testerven, Eamus et mos, ut moriamur cumillo.
Hoe vele menschen zijn er op de wereld, die het geluk niet hebben, om door het geloof verlicht te zijn en aan het heilig offer der mis geen deel kunnen nemen! Hoe velen, die dit niet kunnen, omdat zij op een ziekbed liggen uitgestrekt! hoe velen die op reis zijn, nog anderen die door de pligten van hunnen slaat wederhouden worden! O! hoe veel gelukkiger zijn
219
wij, (Ke door ons vroegtijdig aan den slaap le onllrekken, eiken dag de heilige Mis kunnen bijwonen, zonder in het minste aandepligten van onzen staat le kort te komen. Beminnen wij dus Jesus voor dii groote voorregt boven zoo vele anderen; beminnen wij Hem met eene groote liefde en bidden wij Hem voor onze broeders.
Vergelen wij vooral niet, dat het heilige voor de heiligen is, sancta sanclis, en dat in de eerste dagen van vurigen geloofsijver onzer opkomende Kerk, allen het geluk niet hadden den driemaal heiligen God van zoo nabij le naderen: toen liet men slechts tot het bijwonen der heilige geheimen diegenen toe, die waardig bevonden werden daaraan deel le nemen.
Vragen wij den heiligen Geesl om licht, en storten wij een hartelijk geheil tol Jesns om de genade te verwerven met de noodige gesteltenis, om de heilige Offerande der Mis bij te wonen. Beireuren wij hel, dat wij in zijne heilige tegenwoordigheid zoo koud en zoo ellendig zijn, en smeeken wij Hem, dat HÜ zelf ons voorbereide. Indien God andere betuigingen van ons vordert, zal Hij die in ons opwekken. Onr.c eerste betuiging moet zijn, dal wij Hem, uil den grond van ons hart opregt en zonder dwang beminnen.
He ware godsvrucht komt niet uit ons zei ven ; wij moeten die mei ootmoed afsmeeken en die niet uil eigenliefde verlangen. Niet ons zeiven, maar Jesus Christus moeien wij zoeken. Vragen wij hem de gesleltenis en laten wij het overige aan zijne genade
221
over. Al wal Hij ons vraagl is, dat wij geene aardsche gedachten, lot hijwoning van deze heilige verrigting. met ons voeren. Zeggen wij fleni dus met op-reglheid eu in de eenvoudigheid 0u7.es harlen.
t om fleer Jesns, mijn God, mijn Vader, [ebed geef mij, bid ik U, de genade in du jrven lieilige Offerande der Mis tegenwoor-ii de lt;)ig te zijn op eene ü hehageüjke wijze )nen. en die uwer niet onwaardig is.
zijne Heilige Maagd, goede Moeder, op d en dezen oogenhlik, dal zich, hoewel op lem, eene onbloedige wijze onder mijne idien oogen, het schouwspel van Calvarie vor- gaat vernieuwen ; doordring mij met Dncc de gevoelens, die ü aan den voel vau lem, het kruis van uwen Jesus bezielden, t en
t uit
jen-
naar
ken.
en lade
In den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geesles. Amen.
Mijn God, het is om U te vereeren, ü le bedanken en ü nog meer te beminnen ; het is om U mijne behoeften en die mijner broeders bloot le leggen ; het is om ü op nieuw mijne voortdurende licMe le bewijjen! het is om ü te smeeken, de oneindige verdiensten van uw lijden en uwen dood op mij toe te passen, dat ik, in vereeni-ging met den priester en met eene ge-heele Kerk, ü het heilig Offer der Mis kom opdragen.
O Jesus, wanneer Gij ü zeiven aan uwen Vader opopert, offer Hem dan ook mijn hart, offer het Hem met al mijne begeerten, al mijne gedachten, en dat ik als belooning van den on-eindigen prijs uwer offeranle, de ge-
223
nade moge verwerven, om niet dan voor God le leven, niets te doen dan voor God, en altijd in overeenstemming met zijn heiligen wil.
DE CONFITEOR.
Mijn God, Gij kent al de wonden mijner ziel, Gij kent de vergetelheid van mijn hart. Gij kent de afschuwelijke afwijkingen, de ondankbaarheden en de menigvuldige zonden, die ik bedreven heb. O! vergeef mij alles, mijn God, want ik verfoei en ik betreur bitterlijk al die jaren, waarin ik ü niet heb bemind, al de uren, die U niet zijn toegewijd.
Een enkele blik op mij, o mijn Vader, en in uwe barmhartigheid smeek ik ü, schep in mij van nu af een nieuw leven.
Heere Jesus, vergeet alles, wisch al mijne zonden uit, en zuiver mij, opdat ik uw heilig altaar niet nadere dan met een hart, dat U geheel is toegewijd en van liefde voor U brandt.
224
Van den Confiteor tot aan het zlt;
Evangelie.
KYRIE ELEISON.
O mijn God, ik moet hel hier wc! belieniien, want, Gij weet het, in mij is niets dan ellende, dan zwakheid en onstandvastigheid, niets dan eene droevige geneigdheid tot het kwaad; onlfertn U dus mijner, want ik zou U icderen dag, ieder uur, ja mogelijk ieder oogenblik vergrammen, indien Gij mij niet steeds met ontferming gadesloegt.
Ontferm U dus nogmaals mijner. Fleer, wnnt ik weet, dat ik niets dan uwe gramschap verdiend heb.
Beschouw mij aliijd in uwe barmhartigheid, o mijn God, en treed nimmer in gerecht met uwen onwaardigen dienaar; want wat zou er dan van hem worden ?
Maar Gij zijl myn Vader, en mij
225
aan uwe voelen werpende, behoud ik de zoete hoop, dat Gij mij mij alles zult vergeven, dat Gij mij op deze wereld van arbeid en strijd zult ondersteunen. O! ik heb de zoele hoop, mijn God, dal ik U in alle eeuwigheid met de engelen zal loven, ik hoop alliid uwe barmhartigheid en oneindige goedertierenheid te prijzen.
1
GLOBU IN EXCBLSIS.
Wees geloofd, mijn God, voor zoo veel goedheid ten miinen opzigte, wees daarvoor geloofd. Eer aan uwe magt, aan uwe oneindigheid, aan uwe gren-zenlooze lankmoedigheid. Eer zij U in de hoogste der hemelen, eer aan ü, de Allerhoogste, de Heiligste,, de eenige Heer! Eer aan U, o Jesus, die hier het offer van liefde zijt, dat voor onze zonden wordt gcslagtofferd! eer aan U, die de zonden der wereld wegneemt, en die ü geheel voor dc zaligheid der menschen hebt opgeofferd.
13.
226
De EPISTEL*
Mijn God, Gij verblijft op deze altaren, (iij gaat nogmaals daarop nederdalen, Gii verblijft altijd met ons gelijk een vader in hel midden zijner kinderen, en in uwe ovcrgroote liefde zal het U zelf behagen, om in onze hanen te komen wonen. Gij zijt echter dezelfde, mijn God; Gij zijt dezelfde Zaligmaker, waarnaar de regtvaardigen van het Oude Verbond zoo vurig verlangden, naar welken de aartsvaders zoo vurig verzuchtten, dezelfde, die door de profeten voorzegd is.
De Kerk is verwonderd, dal Gij het niet beneden U hebt geacht, om in den schoot eener, hoewel gansch onbevlekte en zuivere Maagd, neder te dalen ; de heilige Joannes, de engel des Nieuwen Verbonds, bij, die meer was dan een profeet en de grootste onder de kinderen der menschen, bekent dat hij niet waardig is uwe schoenriemen te ontbinden. O! hoe dankbaar moest ik U
zijn, li mij Z' zijde, onwa schijf de h
227
zijn, hoe heilig moest ik wezen, wijl Gij mij zonder eenige verdiensten van mijne e al- zÜ^e' m'?' een 8r00le zondaar en onwaardig ben om voor U te verschijnen, meer toestaat dan aan al de heiligen van het Oude Verbond, meer dan aan uwe aartsvaders, meer dan aan uwen heiligen voorlooper en zooveel als aan uwe heilige Moeder. Maar, mijn God, tref dan mijn hart door uwe goddelijke genade, en bereid Gij zelf het voor zulke verhevene geheimen.
HET EVANGELIE.
O mijn God, ik ent-vang met diepen eerbied, met dankzegging en met een liefdevol hart al de heilige waarheden, die het U behaagd heeft ons in het Evangelie te onderwijzen. Gij zijt, mijn God, de ongeschapene wijsheid, Gij alleen hebt de woorden des eeuwigen levens; maar om tot U te komen, om ü te volgen, moet men zich zelven verzaken en zijn kruis dragen.
228
En echter, hoe veel moeile kost hel, o mvjn God, om zich zelven le verloochenen! hoe moeijelijk valt hef, om de pligten van zijn staat te vervullen enkel uit inzigl, om U le behagen ! hoe veel kosl het ons, om mei de wereld en hare ijdelheden te breken! Ach! hoe zwaar valt hel ons, hel hart aan de nietigheden, aan de verleiding, en aan de bedriegeriien van den geest der wereld le ontrukken, om het slechts met U bezig le houden ! maar dit is het kruis van Jesus, Heilige Maagd, geef mij den moed om het mei liefde te dragen, en geef, dat ik bij dit kruis dal ik dagelijks moet dragen, nog al diegenen voege, die het aan Jesus zal behagen mij op te leggen. O! hoe wordt men van Jesus bemind, hoezeer bemint Hy ons, als men van hem de kruisen ontvangt, wijl dit het eenige goed is ! Vervolgingen, moeiilen en verachting lijn de eenige schallen, die Uö aan zijne leerlingen, aan zyne meest geliefde vrienden beloofde, toen Hij voor altyd van hen ging scheiden.
229
Ik geloof in U, o mijn God, en ik vertrouw mij zeiven in uwe Voorzienigheid en in uwe goedheid. Ik Geloof in den Vader, in den Zoon en in den heiligen Geest. Ik geloof volkomen aan al de waarheden, die mij uwe Kerk leert. Maar waartoe zou mij het geloof dienen, indien ik het niet beoefende? waartoe dient het geloof zonder de werken. Geef dus, o mijn God ! dat ik overeenkomstig mijn geloof leve, dat ik in U en door U leve. Leer mij al mijne werken te heiligen en er naar sterven om niets te doen dan met het eenige d je!,om U te behagen Alles voor U, mijn Jesus, alles om ü te beminnen, al wat ü zal behagen, vermits ik U beminne!.....
DE OFFEBAMDB.
O mijn God, sta mij toe, hoe onwaardig ik ook moge zijn, U die heilige gaven aan te bidden, die de priester U opoffert: die gaven, die binnen eenige
230
oogenblikken in hel ligchaam en bloed van Jesus zeiven zullen veranderd worden. Met deze gaven, o mijn God, offer ik U geheel mij zeiven op, ü smee-kende mi] te willen zegenen. Ik offer ü mijn leedwezen over mijne voorgaande zonden; ik offer ü mijne toekomst, geheel mij zeiven, al mijne begeerten, om U getrouw te zijn; ik offer U mijn hart op. Met U, mjjn Jesus, die U hier voor mij slagtoffert, wil ik ü mijn geheel bestaan slagt-offeren, ik wil het geheel aan ü toewijden, om slechts aan U alleen toe te behooren.
PREFATIE.
O mijne ziel ziedaar nu de oogen-blik, op welke het groote wonder zal voltrokken worden door de heilige consecratie. Verhef u dus tot in de hemelen, vergeel het verledene, vergeet hel geschapene, verban alle wereldsche gedachlcn, om u als hel ware te vernietigen en u zelve in de heerlijkheid Gods te verliezen, om u zelve ia de
231
beschouwing van zijne leifvcrlooche-ning en van zijne onbegrijpelijke liefde te verdiepen. Stort dus aan den voet der altaren, waar het aanbiddelijk offer gaat opgedragen worden, al uwe wenschen, al uwe dankzeggingen uit; betuig daar al uwe genegenheid, en beloof eene grootere getrouwheid in het vervullen uwer pliglen.
DE KANON.
Mijn God, mijne zwakheden kennende durf ik echter, hoewel met uwe goedheden overladen, belijden, dat ik ü altijd zal beminnen; maar gewaardig II, mijn God, geheel mijn hart te be-heerschen, Gij alleen, dit verlang ik en vraag ik U nederig.
In tegenwoordigheid, mijn God, van de geheele kerk, van al uwe uitver-iorenen, van alle engelen en serafienen, in tegenwoordigheid van de allerheiligste Maagd Maria, uwe heilige Moeder, durf in den verheven en eeuwigen lofzang herhalen, die U in den hemel toegezongen wordt. Door dien heiligen
232
lofzang wil ik mijn geluk bezingen in de hoop, in den hemel met U den eeuwigen lofzang te herhalen van het driewerf; Heilig, Heilig, Heilig is de Heer, de God der heerscharen, Hosanna aan dengenen, die woont in de hoogste der hemelen.
DE OPHEFFING.
O mijn God, in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria, die wij smeeken onze voorpraak te willen zijn ; in gemeenschap met alle heiligen, die in den hemel zijn, met alle regt-vaardigen, die op aarde leven, en in gemeenschap met den priester, durven wij U smeeken deze gaven te zegenen en in deze heilige offerande uw welbehagen te nemen; wij offeren U die op voor al de behoeflen der Herk en van haar heilig opperhoofd, voor de iioadweiidigheden van don slaat, voor de hekeerlng der zondaien en de volharding der regtvaardigen, voor al ome bloedverwanten, onze vrienden, en zelf voor onze vijanden.
233
O mijn God, geef ons ten opzigte van dit heilig offer den vrede, dien vrede mei ü, dien duurzamen vrede, die van U komt en welken de wereld niet kent. fieef, dat wij II boven alles beminnen, o mijn God, dat wij U ten spijt der lisleu, die de hel beiigt, beminnen ; geef dat wij U beminnen, niettegenstaande de spoUcruij van dc wereld, ondanks ons zeiven, ondanks de menigte ontmoedigingen en onze onbegrijpelijke zwakheid. Gy alleen in onze harten, mijn Jesus. Oatdaari» de zoele vrede van uw rijk heersche,
dan zijn wij rijk genoeg.....
Moeder van zoetigheid, bid voor ons aan de voeten van uwen Jesus; en offer Hem al orue gebeden; vraag Hem, dat Hij die met zijn lilden vit— eenige, en die aldus aan God, zijn heuielsehen Vader, aanbiede.
VEBVOLG VAN DEN CANON
Ik aanbid ü. o mijn God, met al den eerbied, dien ik ü verschuldigd ben. Ik vereenig mijne aanbidding met
234
die schaar van engelen, die U, van uit de hoogte der hemelen op dil altaar vergezellen. Zich mei hunne vleugelen bedelikende en in het stof gebogen voor uwe oneindige grootheid, zijn zij verwonderd, dat de mensch zoo koel en onverschillig blijft. Laat hun heilige ijver, hunne heilige verrukkingen, hunne eerbiedige stilte, hunne brandende lielde en vurige dankzeggingen ü schadeloos stellen, o mijn God, voor het klein geloof, dat wij aan den dag leggen, voor de geringe liefde, die wij U bewijzen. Gij zijt daar wel tegenwoordig, o mijn God, mijn Jesus, het doel mijner begeerten, en dien ik zoo vurig verlang te beminnen ; Gij zijt dien Jesus, die mij mei, weldaden hebt overladen, en dien ik zoo dikwerf heb vergramd. Evenwel, mijn Jesus, zijt Gij voor mij op hel. kruis gestorven, en om mij le loonen, dat uwe liefde voor mij niet verkoeld is, wilt Gij alle dagen uw heilig offsr vernieuwen, En onder mijne oogen wilt Gij voor mij, voor ons allen, U alle dagen aan uwen hemelschen Vader als
235
slagtoffer stellen voor onze voorgaande zonden en onze dagelijksche afwijkingen. O mijn God, het wordt wel tijd dat de raensch (J zjjne liefde schenkt! Waarom toch kent hij U niet?
Daar aan den voet van uw kruis, en met diepe ingetogenheid dat heilig bloed aanbiddende, dal Gij voor ons hebt gestort, vraag ik ü nog de bijzondere gunst om de kruisen te beminnen, sterkte en moed in den strijd tegen de wederwaardigheden des levens; dat ik alles uit liefde en ter liefde van U verdrage, voor U, den oenigen Vriend mijner ziel, Gij, die voor mij alle ontberingen, alle verlatenheid en allen smaad en verachting hebt verduurd.
O Maria, Gij ziet het, uw Jesus vernietigt zich onder de gedaante dos broods; Hij vernietigt zich geheel, en echter kan ik mij zelve niet de minste vernedering getroosten. In dit leven reeds zoek ik eene schuldige rust. Ik werp verre van mij al hetgeen mij van den kant der wereld aan verachting zou kunnen blootslellen; ik zoek de achting der menschen en mijn zondig
236
hart blijft altijd nog eenigïins aan deze aarde gehecht. Goede Moeder, bid voor mij uwen Jesus ; werpt in het vuur zijner liefde al wat in mij nog aardschgezind is, opdat daardoor alles verteerd worde en ik slechts voor üod leve. Leer mij slechts door bet geloof te leven: laat mij een leven des geloofs leiden in het midden der bekoringen van den duivel, in de moeijelijkheden, die mijn slaat oplevert in de tegenstrijdigheden des levens, in de dorheden en in de moeijelijkste en aanhoudendste beproevingen.
Heilige Maagd, aanbid en vereer voor mij dien zoo goeden God, dien ik noch met diepen eerbied genoeg kan aanbidden, noch met genoeg vurigheid kan beminnen. Kn echter is het meer dan tijd, dal ik Hein ee n weinig liefde schenke, ten minste eenige wezenlijke bewijzen mijner opregte genegenheid Ach! dewijl ik Hem geene on-besmeurde ziel kan aanbieden, geef dan, o Maria, dat ik Hem door mij een offer van liefde en van berouw aanbiede.
_
237
Heilige Maagd, Moeder van barm-harligheid, troosteres der bedrukten, nog kom ik u sraeeken om de voorspreekster te zyn bij uwen goddelijken Zoon voor al degenen, die ons in het geloof zijn voorgegaan en die in den schoot der Kerk zijn overleden. Ik beveel u voornamelijk, o goede Maria, mijne ouders, mijne vrienden, mijne bloedverwanten ; verleen hun volkomen vrijspraak hunner pijnen, opdat zij u te eerder in eeuwigheid mogen loven.
Patee koster.
Het Onze Vader is het verhevenste aller gebeden ; het is gemaakt, om in al onze behoefien te voorzien, cu het is onze goddelijke Zaligmaker zelf, die het ons heeft geleerd. Aldus wil Hij, dat wrj bidden. Bidden wij dus met vurigheid dat gebed, dat zoo vele anderen in zich besluit. Overwegen wij het somtijds, en houden wij een oogenblik stil bij die zoo vertroostende woorden: Onze Vader, — Uw wil geschiede. Laten wij ons leven naar dien wil inrigten, laten wij
236
hart blrjft allijd nog eenigzins aan deze aarde gehecht. Goede Moeder, bid voor mij nwen Jesus ; werpt in het vuur zijner liefde al wat in mij nog aardschgezind is, opdat daardoor alles verteerd worde en ik slechts voor God leve. Leer mij slechts door bel geloof te leve»; laat mij een leven des geloofs leiden in het midden der bekoringen van den duivel, in de tnoeijelrikheden, die mijn slaat oplevert in de tegenstrijdigheden des levens, in de dorheden en in de moeijelijkste en aanhoudendste beproevingen.
Heilige Maagd, aanbid en vereer voor mij dien zoo goeden God, dien ik noch met diepen eerbied genoeg kan aanbidden, noch met genoeg vurigheid kan beminnen. En ecbler is het meer dan tijd, dal ik Hem een weinig liefde schenke, ten minste eenige wezenlijke bewijzen mijner opregle genegenheid Ach! dewijl ik Hem geene on-besmenrde ziel kan aanbieden, geef dan, o Maria, dat ik Hem door mij een offer van liefde en van berouw aanbiede.
Heilige Maagd hartigheid, troost nog kom ik u sm spreekster Ie «yn Zoon voor al dej geloof zijn voor(
schoot der Ker beveel n voornan mijne ouders, n bloedverwanten; verleen hun volkomen vrijspraak hunner pijnen, opdat zij u te eerder in eeuwigheid mogen loven.
PATEB KOSTER.
Het Onze Vader is het verhevensle aller gebeden ; het is gemaakt, om in al onze behoeften te voorzien, en hel is onze goddelijke Zaligmaker zelf, die het ons heeft geleerd. Aldus wil Hij, dat wij bidden. Eidden wij dos met vurigheid dat gebed, dat zoo vele anderen in zich besluit. Overwegen wij het somtijds, en houden wij een oogenblik stil bij die zoo vertroostende woorden; Onze Vader, — Uw wil geschiede. Laten wij ons leven naar dien wil inrigten, laten wij
i ons eigen •g 25 zeiven ^ ^ ï,ar wij 55 quot;2 .aan
5 o _, i .
O SD ni I
236
hart bliift altijd nog eenigiins aan deze aarde gehecht. Goede Moeder, bid voor mij uwen Jesus; werpt in het vuur zijner liefde al wat in mij nog aardschgezind is, opdat daardoor alles verleerd worde en ik slechts voor God leve. Leer mij slechts door het geloof te leven : laat mij een leven des geloofs leiden in het midden der bekoringen van den duivel, in do moeijelijkheden, die mijn slaat oplevert in de tegenstrijdigheden des levens, in de dorheden en in de inoeijelijkste en aanhoudendste beproevingen.
Heilige Maagd, aanbid en vereer voor mij dien zoo goeden God, dien ik noch met diepen eerbied genoeg kan aanbidden, noch mei genoeg vurigheid kan beminnen, ün echter is het meer dan lijd, dal ik Hem een weinig liefde schenke, ten minste eenige wezenlijke bewijzen mijner opregle genegenheid Ach! dewijl ik Hem geene on-besmeurde ziel kan aanbieden, geef dan, o Maria, dat ik Hem door mij een offer van liefde en van berouw aanbiede.
237
Heilige Maagd, Moeder van barmhartigheid, troosteres der bedrukten, nog kom ik u smeeken om de voorspreekster te zyn bij uwen goddelijken Zoon voor al degenen, die ons in het geloof zijn voorgegaan cn die in den school der Kerk zijn overleden. Ik beveel n voornamelijk, o goede Maria, mijne ouders, mijne vrienden, mijne bloedverwanten; verleen hun volkomen vryspraak hunner pijnen, opdat zij u te eerder in eeuwigheid mogen loven.
Pateb koster.
Het Onze Vader is het verhevensle aller gebeden ; het is gemaakt, om in al onze behoeften te voorzien, en het is onze goddelijke Zaligmaker zelf, die het ons heeft geleerd. Aldus wil Hij, dat wij bidden. Bidden wij dus met vurigheid (lat gebed, dat zoo vele anderen in zich besluit. Overwegen wij bet somtijds, en houden wij een oogenblik stil bij die zoo vertroostende woorden; Onze Vader, — Uw wil geschiede. Laten wij ons leven naar dien wil inrigten, laten wij
238
ons met de heilige inzigten van dien goddelijlten wil voeden, daarin bestaat al de volmaaktheid van den Christen. — Geef ons ons brood. En wanneer wij het geluk hebben te communiceren, hoe moeten wij dan die woorden met ootmoed, met vreugde en met zoele tranen uitspreken
VAN DEN PATER NOSTEft TOT DE COMMUNIE.
(Ingeval men wezenlijk communiceert.)
Indien wij het geluk mogen smaken om aan de heilige Tafel te verschijnen, moeten wij van die korte oogenblikken gebruik maken om God te zeggen, hoe arm wij zijn om tot Hem te naderen ; dat wij het echter begeeren, opdat Hij onze zielen genezen en omdat wij, zonder Hem, van voedsel beroofd zijnde, gevaar zouden loopen, onder weg te bezwijken. O, Iaat ons vurig naar Hem verlangen. Welke rijkere gaaf kunnen wij van den hemel vragen, naar welk goed kunnen wij verlangen, dat dit overtreft? Wij
___
239
■
ien 8aan ',al'' van Jesus op ons eigen lat h31,1 P,aalsen. Wij gaan in ons zeiven ;n. gevoelen den eenigen Vriend, daar wij ;er naar trachten; wij gaan dengenen aan in, onze borst di ukken, die de hemelen niet let kunnen bevatten, wij gaan dengenen gt;te aanbidden en loven, welke door de engelen aanbeden en geloofd wordt, dengenen die wij gedurende de gansche k eeuwigheid moeten loven.
Ach! hoe zuiver moest de mensch zijn, om tot de heilige Tafel te durven naderen, en echter hoe vol ven ellende zijn wij nog! Hoe vele zonden heerschen jn nog in onze arme harten ! Vernederen n, wij ons, en smeeken wij (iod, om in onze Bn zielen te verblijven, hoe onwaardig en Be behoeftig wij ook mogen zijn. i; Gelukkig oogenblik hetwelk de heilige
[jj communie voorafgaat, oogenblik dat aan er het berouw, aan de vurige verlangens ar .en aan de heilige ongeduldige begeerten n. der liefde is toegewijd. Eene ziel, die n. waarlijk godvruchtig is, is altijd verin lt;£ langend naar Jesos, zij verlangt er naar ;n met eene heilige gretigheid, zelfs te ij midden der dorheden cn der beproevin-
240
gen ; maar hoeveel heeft zij hem niet te zeggen, vooral in den oogenblik, op welken zij zich met haren Bruidegom gaat vereenigen! Bemin, bemin opregt, bemin veel; laai vervolgens uw harl spreken, uw hart bezit woorden genoeg, wanneer het vuriglijk bemint.
Voordal de heilige Theresia communiceerde, gevoelde zij zich zoozeer lot de heilige Tafel gelrokken, dat zij bekent, dat zij midden door duiiend zwaarden zou hebben gegaan, om daartoe te geraken.
GEESTELIJKE COMMUNIE.
Indien wij nielkunnen communiceren, laten wij ons dan veroolmoedigen door daarvan beroofd te zijn ; in de eerste chtislenlijden naderden de geloovigen alle dagen lol de heilige Tafel ; maar ook, zij waren met het vuur der godsvrucht bezield, wanl zij waren alle dagen bereid om de beproevigen, de vervolgingen en den marteldood te ondergaan. Veroolmoedigen wg ons voor de beletselen, hoe reglmal^' zij ook zijn, die ons
241
in den weg staan om lot Jesus te naderen Vereenigen wij ons met den priester ver-eenigen wij ens met de godmichtige personen, die het geluk hebben om te communiceren, en terwijl wij den God aanbidden, die in hunne zielen rust offeren wij Hem dan op al hetgeen zij Hem zeggen ; leggen wij onze behoeften voor Hem bloot, even als wi] zulks zouden gedaan hebben, indien wij Hem wezenlijk hadden ontvangen.
O Jesus, altijd aan ü... Schenk mij geen troost, geene verzachting, indien het ü behaagt; maar ü altijd beminnen, U beminnen in den tegenspoed, daarna
lijden, zich slagtofferen en sterven.....
Steryen voor alles om Jesus alleen te
beminnen, en vervolgens niets meer.....
Niets,... Dan altijd opofferingen... lijden en beminnen.., Beminnen en lijden.....
VAN DB COMMDNIE TOT AAN HET EINDE DER 5I1S.
Hoeveel dank ben ik ü schuldig, o mijn God, voor de oneindige genade, die Gij mij hebt bewezen, door mij
242
toe te staan bij de heilige offerande der mis tegenwoordig te zijn. Hoe zoet zijn uwe tabernakelen, o mijn God, hoe veel bekoorlijkheid biedt de overweging van uw lijden, welke zoete tranen vloeijen aan den voet van uw kruis, hoe liefelijk is hel Onbevlekte Lam, dat zich uit liefde slagtoffert, hoe zoet is de geheimzinnige drank, die Gij aan uwe kinderen uitdeelt, hoe hemelsch het brood, waarmede Gij hen verzadigt; ach, mijn Godlhoebe-kooilijk is dat alles voor eene zie], die U bemint!
Maak ons dus moedig en sterk, o mijn God ! want na zoo vele edelmoedigheid van U ondervonden te hebben, moeten ook wij edelmoedig zijn ! Maak ons, gelqk aan U, verkwistend in liefde; wek in ons het verlangen op naar kruisen en zelfopofferingen. Ontrukt uit onze harten al hetgeen Gij niet zjjt, wijl om met U te 7e ven, om met U te beerschen, men ook met U moet lijden en sterven. Zegen mij, o mijn God, door de hand van uwen dienaar, zegen mijae familie,
243
zegen mijne voornemens. Ontdoe mij van elke begeerte, van elke gehechtheid, van elke genegenheid, van elke gedachte, die niet aan U is gewijd of het doel heeft ü te mishagen. O! dat geene enkele klopping van mijn hart anders tot U zegge, dan liefde, liefde !
Ik ga de pliglen vervullen, die mijn staat mij oplegt, maar zegen mijne werken, o myn God; dat geen enkele zondig zij voor uwe oogen ; waak over mijne zwakheid, en geef dat het aandenken aan Calvarië, dat het aandenken uwer liefde mij nooit verlaten.
En gij, o Maria, o goede Moeder, verkrijg voor mij, waar ik zoo vurig naar haak; geef dat mijn hart zich meer en meer van de dingen dezer wereld onthechte, om zich steeds naar den wil van God te schikken, in de pligten van mijnen staal, in de moeije-lijkheden des levens, in de bekoringen en in de droevigheden Verwerf voor mjj een levendig geloof, eene groote liefde voor mijne broeders, en veel liefde voor Jesus. Heilige Maagd, bescherm mg,
244
-
roep mijn arm hart lenig als hel Jesns vergeet. Ondersteun hel in zijne on-ftandfastigheden, in zijne buitensporigheden, zijne zwakheden en afwijkingen. Wees raijne Moeder, o Maria, wees mijne beschermster, mijne bewaarster en mijne vriendin.
Zou het u behagen, o heilige Maria om in mijn harl met uwe eigen hand deze woorden te griffen, die ik u smeek mij goed te doen verstaan en veel te beminnen. Jesus alleen en Jesus gekruist. . alles alleen voor Jesus.....!
VOORNEMENS.
Begeven wij ons aan onze dage-lijltselie bezigheden; maar vergeten wij y. nimmer, dat bet leven des Christens een leven van verloochening, van versterving, van kruisiging en van liefde moet zijn, VVy zijn de leerlingen van den gekruisten Jesus, de broeders en
)
243
de ware lidmaten van Jesus, Onze borst, ons hart, onze tong, alles in ons is geheiligd geworden door de tegenwoordigheid en de heilige om-hehing van Jesus. Eerbiedigen wij dus zijne woontent, door in ons onzen eigen wil, elke hoogmoedige gedachte, elke geneigdheid tol de kleinste zonden le vernietigen.
Leven wij, maar leven wij alleen door Jesus, dat Jesns Christus alleen in ons leve. Rigten wij tot dezen afgrond van liefde al onze werken, al onze voornemens, al onze ontwerpen, en al onze tegenheden. Rigten wij daarnaar al onze gedachten, al de gewaarwordingen van ons hart. Beminnen wij Jesus, niet voor ons zclven, maar voor Flem alleen; beminnen wij, om Hem le behagen ; al wal Hij ons overzendt, alles.. al zou Hij ons lot een leven van dorrigheid, van vervolging en beproevingen veroordeelen.
14.
GEBEDEN
Onder de eerste Benedictie.
Geloofd, aangebeden en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligte Sakra-tnent des AltaarsI Zegen raij, o Heer Jesus! met den Vader en den Heiligen • leest; versterk mij door uwe genade, om zoo te leven volgens uwen heiligen wil, dal geheel mijn Seven tol uwe meerdere eer en glorie strekke; geef aan alle regtvaardigen volharding, aan alle zondaren vergiffenis en aan alle geloovige zielen verlossing, help ons allen nu en in het uur van onzen dooci.
In den naam dts Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes Amen.
Geloof en aanbiddirg.
O liefderijke Jesus! gij zijl hier waarlijk tegenwoordig onder de gedaante des broods, met ligchaam en
247
ïiel, met vlcesch cn bloed, met god-gt; heid en mcnschheid. Ik geloof dit vasleUjk, oradal gij hel zelf gezegd hebt. Wel is waar, mijn ligchamelijke oogen zien u niol, cn raijn versland kan deze waarheid nlel begrijpen, maar uw onfeilbaar woord laat mij zij niet twijfelen. Daarom val ik met de ra- diepsle ootinoedigbeid Toor u ter aarde eer neder, en bid n mei alle mogebike gen eerbiedigheid aan. Gij zi t mijn Heelde, en raijn God, gij zijl diegene, welken ?en de herders eertijds in de krib aan-we gebeden hebben en onlelbare Engelen eef aanbidden in den hemel- Gene hebben gt;an u aangebeden onder de gedaanle van dlc een kind: deze bidden n aan, zittende )ns op den troon der heerlijkheid, aan de 3ci. reglerhand van uwen hemelschen Vader,
ies Met hen beiden aanbid ik U hier, als den waren, onder de gedaanle des brood verborgen God. ü, dat U alle tnenschen met mij erkenden ! o, dat zij allen ü met een levend geloof en er heiligen schrik in dit allerheiligste
s- Sakrament aanbaden! ik, o Jesus'.
uD verlang dit nu en altijd te doen. Ik
5
verlang nu en allijd eene bijzondere godvruchtigheid tol dit allerheiligste geheim le hebben. Nooit wil ik voor hetzelve anders dan met alle mogelijke ingetogenheid verschijnen; nooit wil ik hetzelve dan met de noodige bereiding ontvangen. Geef mij hiertoe, o Jesus ! uwe genade.
Liefde en dankzegging.
Hoe onbegrijpelijk is uwe liefde, o Jesus! voor ons, ellendige menschen! Gij hebt niet alleen drie en dertig jaren lang bij ons op de aarde willen blijven en voor ons lijden en sterven, maar gij hebt nog voor uw bitterst lijden dit allerheiligste Sakrament ingesteld, opdat wij ü allijd bij ons zonden mogen hebben, tot onzen troost en toeverlaat, tol onze geestelijke spijs cn voedsel. Gij hebl te voren geweien al de oneer en den smaad, dien niet alleen de ketters, joden en heidenen, maar ook uwe geloovigen u in dit allerheiligste Sikramenl zouden hebben aangedaan, noglans uwe liefde is hierdoor niel verschrikt geweest.
249
Gij blijft in hetzelve bij ons lot het einde der wereld. O wonderbare minnaar onzer zielen! welken dank, welke liefde ben ik U schuldig? Ik dank ü, o Jesus! en wensch U zoo le kunnen danken, gelijk het verdient de verhevenheid van de weldaad, welke gij ons hierin bewijst. Ik bemin ü, o Jesus! en wensch ü zoo vurig te kunnen beminnen, gelijk Gij om deze overmaat uwer liefde lot ons verdient bemind te worden. Om de laauwheid mijner liefde en dankzegging eenigzins le vergoeden, offer ik ü op al de eer en liefde, die U in uw allerheiligste Sakrament ooit uwe getrouwe dienaren door de gansche wereld bewijzen. O! dat ik dil duizend en duizendmaal kon vermeerderen!
Lof en zegening.
Geloofd en gezegend zij hel allerheiligste Sakrament des Altaars; geloofd en gezegend zij het alletheiligste vleesch en bloed, het alleiheiligste ligchaam en de allerheiligste ziel, de
250
godheid en menschheid van Jesus Christus, onzen Verlosser en Zaligmaker, die in het allerheiligsle Sakrament waarlijk en wezenlijk tegenwoordig is. Zoo vele engelen en heiligen in den hemel, zoo velen menschen op de aarde, zoo vele grasjes in het veld, zoo vele stofjes in de lucht, zoo vele droppel'ijes in de zee, zoo veel duizend en duizendmaal zij geloofd en gezegend hel allerheiligste Sokrament, Oil is mijn vurigste en hartelijk.le wenseh; dit verlang ik zoo diLv.'jis te vernieuwen als ik adem schc;). Neem dit aan, o in dit allerheiligste Sakrament waarlijk tegenwoordige Jssus! en laat dit allerheiligste Sakrament in mijn leven zijn mijn troost, mijn sterkte; in mijnen dood mijn toeverlaat, mijne teerspijs en een zeker onderpand der eeuwige zaligheid, opdat ik U na mijnen dood, zonder einde loven en danken mogen in den hemel. Amen.
LITANIE
VAN HET
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser des wereld, ontferm U onzer.
God, heilige Geest, ontferm U onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
Levend brood, dat uit den hemel gedaald zijt, ontferm U onzer.
Eeuwig Woord Gods, mensch geworden en onder ons wonende, ontferm U onzer.
252
Verborgen God en Zaligmaker, bedekt onder zigthare gedaanten, ontferm U onzer.
Tarwe der uitverkorenen.
Wijn, die Maagden voortbrengt. Voedzaam brood en vermaak dee
koningen.
Sterk schild tegen alle bekoringen. Geestelijk hulpmiddel voor alle zonden en krankheden,
Onnitputhare schat der genade, Altijddurende Offerande, §
Zuivere opdragt,
Allerzuiverste maaltijd,
Gedachtenis van Gods wonderen, quot; Bovennatuurlijk brood,
Heilig slagtoffer,
Kelk des heils,
Geheim des geloofs.
Hoogwaardig en uitmuntend Sakra-ment.
Allerheiligste offerande,
Zoenoffer voor levenden en doo-den.
'253
Wonder van Gods wonderen, onlfer.n U onzer.
Allerheiligste gedachtenis van hel
lijden des Heeren,
Geschenk, dat alle rijkdom te boven gaat,
VoortrelTelük gedcnkteeken der Goddelijke liefde,
Ovcrvloeijende bron van Gods milddadigheid, S Overheilig cn wonderbaar geheim,^ Krachtige spijs der onsterfelijkhciii, 3 Aanbiddelijk en levendmakend Sa-krament,
Brood, dat door de almagt des§ Woords zijt vleesch geworden, S Onbloedige offerande,
Allerzoetste maaltijd, waai bij de Efigelen tegenwoordig zijn en dienen,
Tecken van genade,
Band van liefde,
Opiierjiriester, die zelf de offerande zijt,
Geestelqkc zoetheid, die in haren eigen oorsprong gesmaakt wordt,
13
254
Verkwikking der heilige zielen, ontferm U onzer.
Versterking dergenen, die in den Heer
sterven, ontferm ü onzer.
Pand der toekomende zaligheid, ontferm U onzer.
Wees genadig, spaar ons. Heer.
Wees genadig, verhoor ons. Heer. Van het onwaardig nuttigen uws Lig-chaam en Bloeds, verlos ons, Heer. Van de begeerlijkheid des vleesches, Van de begeerlijkheid der oogen. Van de hoovaardij des levens.
Van alle ketterij, ongeloovigheid en
verblindheid des harten.
Van alle oneerbiedigheid en mis- lt; bruik ten opzigte van dit heilig g-Sakrament, ^
Van alle zwakheden en zonden, die § de vruchten van dit heilig Sakra- quot; ment verminderen en beletten, B Van alle gelegenheden tot zondigen, S Door de groote begeerte, die Gij * gehad hebt om dit Paaschlam met uwe Discipelen te eten,
Door de diepe ootmoedigheid, waarmede Gij de voe-tïn der
253
Discipelen gewasschen hebt, om hen lol dezen maaltijd te bereiden, verlos ons, Heer.
Door de onschatbare liefde, ■waarmede Gij dit heilig Sakrament ^ hebt ingesteld, ?
üoor de onuitsprekelijke goedheid, oquot; waarmede Gij ons tot het nut-0 tigen van uw heilig Ligchaam en S Bloed opwekt, quot;
Door uw dierbaar Bloed, dat Gij ?? ons op het Altaar hebt nage-f? laten.
Door de vijf wonden, die Gij in uw allerheiligst Ligchaam voor ons ontvangen hebt.
Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons. Dat het U believe, hel geloof, den eerbied en de begeerte tot dit wonderbaar Sakrament in ons te vermeerderen en te bewaren, wij bidden U, verhoor ons.
Dat het U believe, ons door eene ware belijdenis onzer zonden, lot hel dikwijls nuttigen dezer geestelijke spijze te bereiden, wij bidden U, verhoor ons.
SJS6
Dat hel ü believe, de hemelsche vruchten \an dil Sakrament over ons mildclijk uit te storten, wij bidden U, verhoor ons.
Üat wii doar hel nultigeii van uw heilig Ligcliaam en liloed mogen blijven in U en tlij in ons, wij bidden U, verhoor ons.
Dat wij, alle boosheid en de wereldsche geneigdheden verlatende, altijd in magtigheid, regivaardigheid en godsvrucht mogen leven, vvü bidden U, verhoor ons
Dal hel U believe, ons in de ure des doods met deze hemelsche spijze le versterken en Ie beschermen, wij bidden U, voor ons!
Zoon van God! wij bidden 1), verhoor ons!
Lbtj Gods. dal wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer.
Lam Gods, dal wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons. Heer.
Lnm Gods, dal wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
fleer, ontferm ü oiiz;r.
Christus, ontferm U onzer.
257
Heer, ontferm U onzer.
Onze Fader, enz.
v. Deere! verhoor mijn gebed, i. En mijn geroep korae lol U,
uw
)gen bid-
tiAT ONS KIDDEN.
Dia- q Ood ! die ons onder dit wonderbaar Sakramcnt de gedach'enis nws 'c.e lijdens hebl nagelaten, wij bidden U, geef dat wij de beiligc Geheimenissen squot; van uw Ligchaam cn Bloed zoo eer-1 ' hiedig eeren, dat wij de vruchten uwer verlossing gedurig in ons gewaar wor-8 den. Uil bidden wi| U, die met den quot;jze Vader en den 11. Geest leeft en heerschl len' in alle eeuwigheid. Amen,
er-
den
den den
OWDESEIG-TIWG
WEGENS DE OEFENING VAN DEN H. KRUISWEG,
Als men den Kruisweg wil houden, knielt men voorquot; het altaar neder em tracht men zich voor te bereiden door eene acte van berouw te verwekken.
Vervolgens gaal men de Statiën, gelijk zij elkander opvolgen, bezoeken, er. zich voor elke Statie op de knieën werpende, zegt men met gevoel : Wy aanbidden en loven U, Christus, enz., daarna bet gebed, dat er op volgt.
Als men den Kruisweg geëindigd heeft, zet men zich weder op de knieën voor het altaar, om God te danken voor de gunsten, die men heeft ontvangen.
Zoodoende verdient men dezelfde aflaten, welke zq verdienen, die de Statiën van den Kruisweg te Jerusalem in personen bezoeken.
Vele van deze zijn volle aflaten, waarvan men zich eenen kan toevoegen, en de overigen voor de zielen in Let vagevuur.
OEFENING VAN DEN II. KRIISÏÏEG
OF
AFLATEN.
Jesus Christus heeft, voordal Hij den dood des kruises onderging, den weg van het regthuis van Pilatus tot op den Kalvarieberg gemaakt; daarom wordt deze straat ook de kruis-
260
slraat of de kruisweg genoemd. Dezen smartelijken weg hebben naderhand de allerheiligste Maagd Maria, de Apostelen en andere geloovigen ter gedachtenis van hel lijden des Zaligmakers dikwijls afgelegd, ja uit de afgclegensle landen kwamen zelfs de Christenen dezen kruisweg bezoeken: met der tijd werd de kruisweg in zekere Statiën verdeeld; de Pausen vrrlcenden bijzondere allaten aan alle gelcovige Christenen, die deze Statiën te Jerusalem bezochten en bet lijden van Jesus Christus daarbij overwogen. ■Wanneer het heilig land door de on-geloovigen ingenomen werd, en deze kruisweg niet dan tnel groote moeite, of zelfs in ket geheel niet meer te Jerusalem door de geloovigen kon bezocht worden, hebben de Pausen door het geheele Christendom toegestaan, overal zulke kruiswegen op te rigten, waarbij de geloo?ig.3 Christenen, zco dikwijls zij dezelve bezoeken, aan al die aflaten kunnen deelachtig worden, welke men anders ie Jerusalem kon verdienen, en die zeer menigvuldig
261
ïijn. Hiertoe wordt \erzochl, dat zij din kruisweg doeo, overwegende het lijden van onzen goddelijkun Veiiosscr Jesus Christus, en gaande van de eene Statie lot de andere, voor zoo vtel het de menigte van het volk, dat dtn kruisweg doet, of de engheid der p^l-, waar de veertien Staiiëo zijn opgeiigt, toelaten.
De zieken, de geloovige Christenen, die zich in de gevangenis, ter zee of in de ongeloovige landen beünden, en allen, voor wie het waarlijk onmogelijk is, de Statiën van den kruisweg te bezoeken, kuunea al de daaraan gehechte aQaten verdienen, met te bidden veertienmaal het Un:e Fader en IVces gegroet, en op het einde nug vijfmaal het Ome Vader, Wtes gegroet en Glorie zij den Vader, enz , en nog eens het Ome Vader, Wees gegroet en Glorie zij den Vader, enz , volgens de intentie van den Paus, al dien tijd in de hand houdende, een koperen kruisbeeld, dat daartoe gezegend is. Hier is te bemerken, dat dit kruisbeeld alleen kan dienen voor hem, aan wien
262
dit hel eerst gegeven wordl, of voor wiens gebruik hel gezegend is, en aan anderen niel mag geleend worden, om hun de aOaten van den kruisweg mede te deelen.
De H. AlphonsusdeLiguorihadeene bijiondere genegenheid tot de beoefening van den heiligen kruisweg; hij had de toelating bekomen van den-zelven in slaapplaatsen van al de huizen zijner Vergadering van den allerheiligsten Verlosser, welke hij gesticht heeft, op te riglen: hrj ging doorgaans alle dagen denzelven bezoeken; toen hij niet meer kon gaan; deed hij er zich in een leuningstoel voortrekken, en daar die vervoering hem op hel einde le zeer vermoeide, trachtte hij de aQaten, gehecht aan deze heilige oefeningen, in zijne kamer le verdienen met de voorgeschrevene gebeden te lezen voor een daartoe gewijd kruisbeeld, hetwelk hij in de handen hield. De gelukzalige Leonar-dus de Porto Mauritio, vermaarde geloofszendeling, hield niel op deze oefening le doen herleven of in le voe-
263
ren in al de plaatsen, waar ibij predikte, »0! Eerwaarde Kerkvoogden, riep hij uit, wilt gij uil bet midden uwer volkeren, de ondeugden, die onder hen heerscben, verbannen, rigt de beilige oefening van den kruisweg op, en gfj zult weldra den gelukkigen uitslag van uwen ijver zien. Eerbiedwaardige bis-scboppen, waardige Pastoors, en gij allen, dienaren van Jesus Christus, laat toe dat ik mij aan uwe voeten werpe, en U smeeke, niets na te laten, om den heiligen kruisweg op te rigten; ik smeek ü om bet lijden van Jesus Christus aan de geloovigen een schat te openen, waar zij zullen vinden het begin van hunne bekeering, overvloedige middelen van volharding, oneindige schatten om hunne schulden en die van de zielen des vagevuurs te kwijlen; eindelijk eene onuitputbare bron van genaden, verdiensten en he-melsche zegeningen.quot; De eerbiedwaardige Joseph Labré bragt een groot deel van den dag en van den nacht door met te Rome de veertien Statiën ie bezoeken, die in de schouwplaats
waar de eerste Christenen aan de wilde dieren voorgeworpen werden, luisterrijk opg^rigt zijn. Eene zware zielle, veroorzaakt door de uiterste voclitiglieid dezer plaats, wair hij zijne woning gevestigd had, dwong hem dezrlre te verlaten; doch hij liet niet na lot het einde zijns levens den kruisweg ïeer dikwijls aldaar en in de kerken, waar deze oefening plaats had, te bezoeken.
EN
RJcl den dicpslcn nerhied, werp ik mij voor U ter aarde. Verlosser vsn dan zondigen fnensch! en innig getroffen over liet lijden, dat U mijne verlossing gekost heeft; wil ik mij in deze oogenhlikken met d.it wonder van liefde Lezig honden, door U in den geest op «wen hloedigen kruisweg te vergezellen. Maar hoe zal ik dit op eene waardige wijze verriglen kunnen? Ik, die ü zoo dikwerf heleedigde, uw lijden niet zelden vernieuwde? Ja, mijn Jesus ! ik beken het, ik hen zondaar, een onwaardige; maar Gij kunt mq regt-vaardig en uwer liefde waardig maken. Ontferm U dan over mij, verwerp mij nicl van uw aanschijn -en vergeef den
266
boetvaardigcn zondaar, die ü als het hoogste goed boven alles bemint, en jaist daarom berouw heeft over ijjne zonden. Niet meer, mijn God! niet meer zal ik zondigen, maar ü steeds zoo beminnen, dat ik éénmaal onder diegenen gerangschikt worde, voor wie uw bloed niet vruchteloos vergoten werd.
Tot voldoening voor mijne misdrijven offer ik U deze oefening op. Stort, gedurende dezen bloedigen togt in mij den goeden geest, en geef dat ik, door uw lijden bewogen, tot uwe navolging aangespoord worde; maak mij deelachtig aan de verleende Aflaten, opdat zij mij behulpzaam zijn, om in dit leven uwe erbarming en hierna uwe heerlijkheid van aanschijn tot aanschijn te genieten. Amen.
267
1. STATIE.
Jesus wordt tot den dood des bruises verwezen.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardig doodvonnis legen ü uitgesproken... Ik zou van droef beid over mijne zonden moeten sterven... Geef mij, derhalve, liefderijke Zaligmaker, de genade, opdat ik niet ophoude van dezelve te beweeaen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons zondaren genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gois barmhartigheid in vrede rusten. Amen,
268
Jesus neemt het kruis op zijne schouders.
Wij aanlmiden en loven U, Christus..
Omdat (Jij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED,
O Jesus! die den ïwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders gewaardigd hebt te nemen, verleen mij de genade om met verduldigheid de kruisen Ie drageti, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt.
Ünze Vader, enz. IVees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaren genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
269
Dc eerste val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat (lij door uw heilig krnis do wereld verlust hebt.
GEBED.
O Jesus! die met den zwaren Ust mijner zonden beladen, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt nedergevallen, ach! laat niet toe, bid ik ü, dat rk in dezelve nog hervalle.
Onze Vader, enz. Wees gegroet enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaren genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
270
Jesus ontmoet zijne Hoeder.
Wjj aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O allerbedrukste Moeder! verwerf mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zjjn en uw lijden... Sta mij bij in al mijne ellenden van dit leven... Verlaat mij niet io het uur des doods.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm ü onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, -wees ons, zondaren genadig.
Dat de zielen der overleden door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
271
Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.
Wij aanbidden en loven ü, Christus,
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt,
GEBED.
O Jesus! geef mij de sterkte om met liefde het kruis mijns lindens op te nemen, en met kloekmoedigheid U na te volgen..... Ik zal mij gelukkig achten U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.
Ome Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm ü onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
272
Vcronica dronijl hel aangezigl van Jcsus af.
Wij a.inbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jcsus! druk de gedachtenis van uw smartvol lijden 7,00 levendig in m(]n hart, dat ik hetzelve gedurig overwpgo, en aangemoedigd worde, om uwe bloedige voetstappen na tc volgen.
Ome Vader, enz. Wees gegreet, enz.
Onlfcrm U onzer, Heer, ontferm (J onzer.
God, wees ons zondaren, genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede ruslen. Amen.
273
De tweede val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Chrisliis
Omdal üij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEGED,
O Jpsus! mijne hoovaardigheid heeft U nedergesvorpen onder den last des kruises. Ach! leer mij zachtmutdig en o;lmoedig van harte zijn. Ik \gt;il alle veroolmoedigingen en versmadingen verduldig lijden, opdat ik U, navolgende in uwe vernederingen, met U deel moge hebben in de glorie
Onze Vader, enz. Wees gegroet, cm
Ontferm U onzer, lieer, ontferm U onzer.
(jod, wees ons, zondaren, genadig.
Dal do zielen der overledenen door (iods barmhartigheid ip vrede rusten. Amen.
274
Jesus troost de weenende vrouwen.
Wij aanbidden en loven ü, Christus. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jesas! geef eene bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden beweene,,. Ach, gewaar-dig mij meer en meer van mijne onge-rcgtigheden af te wasschen en mrj van mijne zonden te reinigen.
Onze Vader, eaz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U
onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig. Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen,
273
IX. STATIE.
Derde val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven ü, Christus.
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jesus! reik mij eene behulpzame hand toe, in het midden der gevaren, aan welke ik blootgesteld ben, opdat
ik in de zonde niet valle..... Verdedig
mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner be-koringen niet bezwijke.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U nzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
Dal de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
27 G
X. STATIE.
Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met gal en edik (jelaafd.
Wij aanbidden en loven U, Chrislus. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEiiKD,
O Jesus! geef dal ik al mijne booze gewoonten allegge, mijn hart oiibechle , aan al wat aardsch en vergankelijk is, mijn dariel vleesch kastijde, mijne zinnen vcrsierve en gaarne met U uit den bitteren kelk des lijdens drinke.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, cm.
Ontferm ü onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
277
XI STATIE.
Jesus wordt aan het kruis gehecht.
Wij aanbidden en loven ü, Christus. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jesus! hecht mij met U aan het kruis; ik wil met ü, gelijk Gij, en om U Ijjden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met U en door ü moge gelukkig zijn.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Keer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
16
278
XII. STATIE.
Jesus slerlt aan hel kruis.
Wij aanbidden en loven U, Chrislus. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Jesus! door de bittere smarten, welke Gij voor mij aan het kruis geleden hebt, bijzonder als uwe ziel van uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm U over mijne ziel als zjj van deze wereld zal scheiden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U
onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig. Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
279
XIU. STATIE,
Jesus wordt van het lends afgedaan en in den schoot van zijne Sloeder gelegd.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
GEBED.
O Maria! laat mij toe, dat ik tus-schen uwe armen mijnen gekruisten Zaligmaker, uwen lieven Zoon, aanbidde en mijne tranen met de uwe menge... Door uwe magtige voorspraak bewaar mij van het ongeluk van uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart te doorsteken.
Ome Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, onUerin ü onzer.
I
280
God, wees ons, zondaren, genadig. Dal de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten.
Amen
XIV. STATIE.
Jc»us wordt in het graf gelegd. 1
vij
Wij aanbidden en loven ü, Christus. j1^ Omdat Gij door uw heilig kruis de me wereld verlost hebt, va'
1
(
!
Ik zal eens sterven en begraven worden, geiyk Gij, o mijn Zaligmaker! Ge-waardig ü, in mijn sterfuur mij door uwen kruisdood te vertroosten, en miin ligchaam, wanneer Gij hel weder zult opwekken, mei uwe glorie te verheerlijken.
Onze Vader, enz. Wtes gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
Go Ai
281
God, wees ons, zondaren, genadig. Dat dc zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten, Amen.
Hierna zal mea bidden vijfmaal Onze Vader, vijfmaal Wees gegroet, en zooveel maal Glorie zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet, met Glorie zij den Vader, enz., ter intentie van Z. H. dea Pans van Koit.e.
16.
Hartelijk dank, zij U, o Heer! voor al uwe weldaden, eu bijzonder voor die weldaad, welke Gij mij nu weder bewezen hebt, door mij op dezen bloedigen kruisweg te ondersteunen. Ik mogt mü dus gedurende dezen tijd geheel van het aardsche losscheuren, mij met de geheimen van uw H. lijden bezig houden, daaruit de zaligste lessen trekken. O, dat deze oefening dan ook werkelijk strekke tot verbetering van mijn leven en tot zaligheid mijner ziel. Geef, goede Jesus! dat zij ook aan die afgestorvene geloovi-gen voordeelig zij, voor welke ik dezelve heb opgedragen, en mogten zij die aflaten niet noodig gehad hebben, gewaardig ü dan dezelve aan Jie zielen toe te voegen, voor welke geene bijzondere gebeden gestort
283
worden, cn die ze het méést noodig hebben; beschik over dezelve, gelijk het U behaagt. Eindelijk, verleen mij dat ik uw heilig lijden gestadig in raijne gedachten mogen houden, mijn leven daarna regele en tot den laatsten adem mijns levens in de deugd volharde. Ach, Jesns! het overdenken van uw lijden en sterven houde mij terug van de zonde en versterke mij in de deugd. Amen.
GEBED TOT HET H. HART VAN MAU1A.
O hart, vol van liefde! prent in mijn hart de wonden van Uwen Zoon Jesus Christus, onzen Zaligmaker, en vergun mij mijne droefheid met uwe droefheid en mijne tranen met uwe tranen le vereenigen.
Wees gegroet, Maria, vol van smarten, de gekruisten Jesus is met u; Gij zijt de bedroefdste onder alle vrouwen, en bedroefd is de vrucht Uws ligchaams, Jesus. Heilige Maagd, Moeder van den gekruisten Jesus, verkrijg tranen voor ons, beulen van Uwen Zoon, nu en in het uur van onzen dood. Amen.
Clemens xir verleent eenen aflaat van 100 dagen aan die het bovenstaande gebed godvruchtig zullen lezen,
285
en cm vollen aflaat aan die hft zullen lezen op eenen vrijdag volgens verkiezing nogtans na gebiecht en gecommuniceerd te hebben.
IMPRIMI POTEST.
Gandae, 17 Oct. 1813.
P. F. Velleman, Can. Th.
EINDE.
Bbdz.
De eprste H. Communie. . . . 13 Jonge bruiden aan het Gastmaal
De gesteldheid des harten, die Jesus van ons in de H. Communie
Morgen zal ik communiceren. . . 50
De geestelijke dochters van de
heilige Theresia aan de H. Tafel. 65 De zoetigheden van eene vurige
Gedenk mijner in de heilige communie . . . ......90
Jesus in het heilig Sakrament des
Gij wilt het, o mijn God! . . 104 Het verlangen naar de H. Com-
'
INHOUD.
filadz.
muriie.........109
Geestelijke communie. . . . lt;113 Do avond na eenen cominuniedag. 118 Het voornemen, . . . . . .123 Dit alles is tc weinig voor het geluk
van te communiceren. . . .126 Herinnering cener communie. . 138 Kom wonen onder mijn dak. . . 139 liet is mij goed hier tc zijn. . . 143 Blijf hier, want het wordt reeds
Iaat •**••.... 11 De uitwerkselen der II. Communie. 149 Mijn zoetst vermaak by de H.
De dagelijk^che communie. , .160
Korte onderrigting over het aanbiddelijk Sakraroent des Altaars, deszells bestaan, de liefde, welke God ons in heUelve betuigt en over de gesteldheid, waarmede wij tol de H. Tafel moeten naderen .........176
Godvruchtige gevoelens en voorbereidend gebed,daags voor dat
INHODD.
Bladz.
men hel geluk zal hebben Ie
communiceren......189
Wal een Christen zijn moet, die het geluk gehad heeft van te communiceren, en over de gelukkige uitwerkselen, die eene goede communie in ons moet
Gebeden onder de Mis. Voorbereiding ........215
Gebeden voor de Mis. .... 229
Gebeden onder het Lof. . . . 246 Litanie van hel allerheiligste Sa-
Onderrigiing wegens de oefening
van den H. Kruisweg. . . . 258 Oefening van den H Kruisweg of
Veertien Statiën, — Aflaten, . 259 Voorbereidend gebed en oefening
van berouw.......265
Gebed tot het H. Hart van Maria. 284 Aan de Moeder van smarten. . . —