Igenoot van Jezus lijden zijt, ok deelgenoot van zijne heer-vezen.
Derde, geheel nieuwe Uitgave met zorg herzien en aanmerkelijk verbeterd.
MET MORGEN- EN AVONDGEBEDEN, DE GEBEDEN ONDER DE H. MIS , ONDER HET LOF , DEN H. KRUISWEG EN ROZEKRANS.
Ik heb overal rust gezocht, maar die nergens gevonden, dan in een hoekje met een boekje, ^
.vordcn JCiï 1 A3ISTERDAM EN uotterdam.-^O
KERKELIJK GOEDGEKEURD.
r
genoot van Jezus lijden zijt, k deelgenoot van aijne heerezen.
, Derde, geheel niemve Uitgave met zory herzien en aanmerkelijk verbeterd.
met morgen- en avondgebeden, de gebeden
ondeh de h. mis , onder het lof , den H. kruisweg en rozekrans.
/ $
Het werkje, waarvan hier cene nieuwe Nedcrduit-sche uitgave wordt aangeboden, is algemeen bekend onder den titel van ; Navolging van Jezus Christus; aldus genoemd wegens deszelfs aanhef in hel lquot;0 boek ; die mij navolgt, (zegt de Heer) wandelt niet in de duisternis, (loes vin 42.)
Het bevat, hoezeer ook in den eenvoudigsten stijl geschreven, de kern van het zuiverste en verhevenste onderrigt — Bij den eersten opslag treft het door zijne onvergelijkelijke eenvoudigheid. — Men vindt weinig aanlokkelijks in die reek.5 van spreuken , die daar zonder orde op het papier schijnen nedergeworpen.— Inderdaad heefl de sprei kwijsheid van Thomas een zeer alledaagsch voorkomen. Men meent dat men gemakkelijk hetzelfde, op dezelfde wijze zou hebben kunnen zeggen. Zelfs ontsnapt dikwijls op het eerste gezigt het puntige, dat de eene gelijksoortige spreuk van de andere onderscheidt, aan het oog.— De spreuken van Thomas hebben den stillen glans van parels, waaraan zij ook door hare opvolging aan het dikwijls verborgen snoer van des schrijvers gedachte, niet kwalijk gelijken.— Intusschen het duurt niet lang of men heefl ze als zoodanig herkend en geschat.— Men begint zich Ie verwonderen over zulk een diepen stroom van wijsheid, als waaruil al die schatten zijn voortgekomen.— In dit opzigt vergelijkt men onwillekeurig den eenvoudigen ,rhom. van Kempen met den wijzen koning van Jerusalem. Ja misschien bestaat er geen werk, dat, na de H. Schrift, meer lezers gevonden heeft dan ditzelfde boekske : over de navolging van Christus.— Van hel oorspronkelijke telt men meer dan tiree duizend uitgaven.-— De vertalingen, die er alleen in hel fransch van bestaan, gaan het gelal van duizend Ie boven, en worden nog dagelijks met nieuwe vermeerderd.—
VOORREDE,
Er is bijna geene bekende taal, waarin het niet is overgebragt. Bc lofspraken in zoo vele talen, aan dit kleine geschrift te beurt gevallen, zouden, bijeenverzameld, een groot boekdeel vullen ; ja , men beeft niet geaarzeld, aan hetzelve eenen lof te geven , dien het met geen ander menschel ijk geschrift deelt.
Immers de vermaarde Fontenel le zegt or van : (1) »dc navolging van Christus is het schoonste bock, »dat ooit uit raenschcnhanden kwam, want het Evan-ngclic is niet van menschelijkc herkomst.quot;
De groote Leibnitz drukt zich aldus uit: »De »navolging van C. is een der voortreffelijkste «werken, die ooit geschreven zijn. Gelukkig hij, die «den inhoud niet alleen bewondert, maar er ook »zijn leven naar rigt.quot; (2)
l)e kundige Perponcker laat zich in zijne voorrede over de navolging niet minder gunstig uit: »het «boek ' zegt hij «heeft genoeg eigenwaarde om geen »ander gezag of aanbeveling tc behoeven.— Er » heerscht zoo veel kalmte in, zooveel ervaringsvrucht, «zoo veel helderheid, zoo veel opbouwings- en voe-quot;dingskracht J en is de inhoud zoo nuttig, zoo belang-quot;rijk, hoe eenvoudig, zacht, bescheiden en liefderijk quot;is de stijl; maar ook hoe kort, krachtig en verheven «tevens ! hoe wel naar den toon der ware wijsheid »geschikt ! hoe brandend in godsvrucht, hoe geheel «de zaligheid des Hemels ademende.quot; (Navolg, van Chr. voorr. xvm.)
Voegen wij hierbij nog de getuigenis van eenen Schrijver, die der Katholijke kerk tot sieraad strekt, en bij haar zulke onwaardeerbare verdiensten heeft: het is die van den voorlreflclijken Bisschop van Regensburg, Sailer. «Ik zocht eenen vriend ,quot; zegt «de waardige man, »dien ik te huis steeds bij mij «koude hoiulen en ook op reis ligt mede koude »nemen, zonder den voerlieden reden te geven, om «zich over een zwaar gepak tc beklagen.— Ik zocht
1) Vie du grand Corneille.
2) Lettr. p. 77.
ö
VOORREDr.
• oenen vriend , die mij in alle gevalfen de waarheid «durfde zeggen, mij overal op den afgrond der «eigenliefde, en op mij zclven opmerkzaam maakte ; neenen vriend , die den trage aanspoorde, en den «ijverige op hel spoor hield; die den treurige «opbeurde , den blijmoedige toomde , den dwalende «bestrafte, en den afgematte verkwikte. — Wel is «waar, ik wist wel, dal buiten God, nergens zulk «een alomtegenwoordige vriend te vinden was. Maar «juist daarom had ik eenen tweeden zigtbaren vriend «noodig, diemij den alomtegenwoordigen, onzigtbaren «vriend herinnerde en tot Hem henen dreef. En «dezen getrouwen, zigtbaren vriend, die mij op God «aandachtig maakte, en tot God aanspoorde, vond «ik in hel boek van de Navolging van Christus. «Niet éénmaal heb ik de;:en vriend op vleijerij kun-»nen betrappen.— Niet éénmaal voegde hij aan de «eigenliefde een gunetig woordje toe; overal ver-«volgde hij haar, en rukte haar honderderlei maskers «van het aangezigt af, of joeg haar met eene scherp «indringende roede uit de geheimste schuilhoeken «waarin zij zich verborgen had, onbarmhartig weg. «Niet eenmaal verdedigde hij de begoochelende ver-«beeldingskracht tegen de voorregten van het heilige «gebod in ons. Niet éénmaal bragt hij aan de mode «het offer , om het dunne vernis der mensehenliefde «voor de Goddelijke liefde zelve te verkoopen ; stout «en koelbloedig noemde hij zelfbedrog wat zelfbedrog, «ijdelheid wat ijdelheid was.— Hij leerde mij de «beste wenschen mijns harten beproeven, en zelfs «de vroomste bewegingen van mijnen wil wantrou-«wen. Ilij leerde mij droomen van waarheid, en «den vinger Gods onderscheiden van de verborgene «bedriegerijen der booze eigenliefde. Door dezen «weldadigen invloed mijns vriends op verstand en «hart gesterkt , kreeg ik hem meer en meer lief, «verstond ik hem beter en beter, en werd ik ein-«delijk ook zijn vriend, zoo als hij lang de mijne «was geweest.quot;
Zoo spreekt Sailer en in deze zijne taal stemmen
7
zoo vele andere mannen mede, die Uuor deu^a en verstand zich ecnen onsterfelijken naaiigt; bpji'
maakt. Ja de Navolging bevat niet afh kingen, welke geschikt zijn om de zie. i ii,
zij is daarenboven opgevuld met bewonderenswaai uige raadgevingen in alle omstandigheden des levens.— In welk eene gesteldheid men zich uok bevinden moge, men leest dezelve nooit zonder vrucht.--De heer de laUarpc is hiervan een treffend voor'celd; laat ons dezen eens hooren spreken: »Ik s in »mijne gevangenis alleen in eene kleine k^merquot; zegt hij »en diep bedroefd. Sedert ccnige dagen »had ik de Psalmen, het Evangelie en eenige goede »boekcn gelezen, Derzelver uitwerking was schielijk, »ofschoon trapsgewijze, lleeds was ik aan het geloof «teruggegeven; ik zag een nieuw licht; maar ik «ontstelde en u -, . ,gtig , daar het mij Dcenen afgrond , namelijk dien van eene vecr-«tigjarige afdwaling aanwees. Ik zag de geheele »kwaal, maar nog geen redmiddel. Niels was er «rondom mij, dat mij den bijstand van de godsdienst «aanbood.— Van de eene zijde was mijn leven in «mijne oogen, zoo als ik helzelve bij het licht der «hemelsche waarheid zag, en van eene andere zijde «de dood, dien ik dagelijks verwachtte, zoo als men «dien toen ontving. De priester verscheen niet meer «op het schavot, om dengenc die sterven moest te «vertroosten ; hij beklom helzelve niet meer dan om «zelf te sneven.— Vol van deze treurige denkbeelden, «was mijn hart verslagén. en wendde zich lot God, «dien ik had weergevonden, en nog naauwelijks kende. «Ik zcide tot Hein ; Wat moet ik doen ï Wat zal «er van mij worden?.... Ik had op eene tafel het «boekje der navolging, en men had mij gezegd, «dat ik in dit uitmuntend werkje, dikwerf het ant-«woord op mijne gedachten zoude vinden.— Ik open «hetzelve onverschillig, en mijne aandacht viel bij «het openen op deze woorden : Zie mij hier, mijn nZuon ; ik hom tot u, omdat gij mij ijeroipen hebt. «Ik las niet verder ; want de schielijke indruk, dien
»lü'öïldcrvontl', is boven olie uildrukkingf verheven ; 'i 'dtpt i= mij even onmogelijk , liien metle-gt;: quot;J'ois Ic vergeten.— Ik viel met hetaangezigt rtji^ni sfie', en zwom in tranen, onder het aanheffen ovan een luid geschreeuw, en hel uitspreken van «afgehrokene woorden. Ik gevoelde dat mijn hart «verligt en'meer opgeruimd was, maar tevens als iiw-re het gereed om te bersten. Overvallen door neem! menigte van denkbeelden en gevoelens, weende niki wrij lang, zonder dit mij eenig aandenken van «diefl toestand overbleef, als dat mijn hart nooit iets «sterker en aangenamer gevoeld beeft; en dat de «woorden : Zie mij hier, mijn Zoon ; onophoudelijk «in mijne ziel weergalmden, en op eene krachtige «wijze al hare vermogens schokten.quot;
Iloe vele verborgene gratiën moet dan niet het boek bevatten, waa. ui, enkele plaats, niet
minder kort dan eenvoudig, eencziel,die door filo-sotiscbeu hoogmoed sedert langen tijd verhard was, heeft kunnen treffen ! —
Dat men zich intusschen daarin niet bedriege.— Om die levendige en plotselinge indrukken en zelfs een waarlijk heilzaam uitwerksel voort te brengen, vereischt de Navolging een wel bereid hart. Men kan er tot een zeker punt het bekoorlijke van gevoelen, men kan hetzelve bewonderen, zonder dat uit deze onvruchtbare bewondering eenige verandering in den wil of in hel gedrag voortvloeit.
Niets is voor de zaligheid nuttiger, dan hetgeen op de ootmoedigheid berust ; indien men niet ootmoedig is, of ten minste niet verlangt, bet te worden, zal hot woord van God op de ziel vallen, gelijk de daauw op eene dorre zandwoestijn. Als de Zaligmaker zijne leerlingen den weg naar den hemel wilde aanwijzen, wat deed hij dan ? Jezus nam een klein kind, plaatste bet in hun midden en zeide : «voorwaar ik zeg u, indien gij niet wordt als kleine «kinderen, zoo zult gij niet ingaan in het koningrijk «der Hemelen.quot; De man , die dit boekske schreef, had tot zinspreuk : zoek nnbekend te blijven (amo
VOOHKEDt.
to
ucscirc.) — Dc strijd, die sedert ecuwen tot op dezen day;, over den waren selirijvcr van dit werkje gevoerd wordt, is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de nederigheid van den maker, die zich in zijne handschriften alleen als afschrijver (hie liher est scriptus manu et eharactcrihus Thoma! a Kempis) doet voorkomen. En nogthans heeft deze ootmoedige man door dit zelfde bock, dat op elke bladzijde den roem der menschen veracht en verwerpt, in de geheele Christelijke wereld, cenen naam verworven, die misschien alleen voor dien der Apostelen wijkt.—-Ziedaar ons van het boek gekomen op den Schrijver, waarbij wij nog een oogcnblik willen toeven, liet is bekend, dat er van vroegen tijd af over den vervaardiger van dit beroemde werk hevige geschillen gevoerd zijn. Ja welligt is er geen werk, over welks Schijvcr men meer getwist heeft, dan over dien van het bock van de Navolging van Christus, Meer dan twee eeuwen lang is men het daarover oneens geweest, en meer dan honderd boeken zijn er over geschreven. Sommigen hebben den II. Kerkvader Bcrnardus als Schrijver genoemd, doch zonder genoegzamen grond. Meer algemeen beeft men voor Schrijver gehouden Joannes Gerson, een vermaard lecraar en Kanselier der Universiteit van Parijs ; terwijl weder anderen en wel dc mecsten als Schrijver noemen Thomas van Kempen, — of gelijk hij schrijft Thomas Jlamerken (Malleolus),. Deze werd ten jare 1580 geboren in het niet groote, maar in de uitgestrekte Rijnvlakte bij Keulen , bevallig gelegen stadje Kempen, liet is van dit plaatsje, dat hij naar de gewoonte dier tijden, zijnen naam van Thutnas van Kempen ontleent. Als kanunnik regulier van dc orde van den 11. Auguslinus leefde hij voorbeeldig, en is in het klooster van St. Agnesberg bij Zwolle ten jare 1471 iu den geur van heiligheid overleden. Welligt zou men thans (na de verhandeling van den Eerw. ïeer Gel. lieer J. B. Malou, enz. enz.) (1) met meer zekerheid
Cl) Uecherehes historiqnea et critiques sur le véritnble auteur du Uvro fla t'Imitation de J. C.— Louvuin — 1848
VOORREDE.
uitspraak kunnen doen ; dan wij houden ons tevreden met het zoo schoone gezegde van den vromen Schrijver, wie hij dan ook zij: onderzoek niet, wie hel gezegd heeft ; maar let op halgene gezegd wordt.
Wij voegen hierbij den wensch, dol dit gulden hoekske ook thans nog in ons Vaderland hetzelfde vriendelijk onthaal moge vinden, dat het sedert vier eeuwen alom mogt ontmoeten ; en onder den zegen van God veler harten geleide op den weg der navolging van Christus.
i 1
%
9
BETREKKELIJK
Het heilige Misoffer is eene offerande, in welke Jezus Christus, zich als slagtoffer, voor ons opdraagt, door de bediening zijner kerk, die zich aan het altaar door den priester, deszelfs bedienaar doet vertegenwoordigen. Jezus Christus heeft hetzelve ingesteld, om onder ons de offerande, te doen voortduren, welke hij aan het kruis, voor der menschen zaligheid heeft opgedragen, en om ons de genade toe te voegen, die hij daardoor verdiend heeft. Er is alleen verschil in de wijze, waarop Jezus Christus, ons slagtoffer, zich voor ons aan God opdraagt: aan het kruis heeft Jezus Christus, zich door zich zeiven opgedragen en is hij, op eene bloedige wijze geofferd ; op onze altaren draagt hij zich op door de bediening zijner kerk, vertegenwoordigd door de priesters, en hij wordt, op eene onbloedige wijze opgeofferd.
Deze offerande is een brandoffer, aan God opgedragen, om zijne grootheid en oppermagt, over alle schepselen te erkennen : wij moeten dezelve dan bijwonen, met de gevoelens eener diepe aanbidding en volmaakte onderwerping aan zijnen goddelijken wil.
Het is eene offerande van dankzegging om God te bedanken, voor de weldaden, waarmede
ONDEKIlIGTINe , ENZ. 15
hij ons overladen heeft: wij moeten dan, dezelve bijwonende, in levendige gevoelens van dankbaarheid en liefde treden.
Het is een zoenoffer, opgedragen voor de kwijtschelding onzer monden ; niet in dezen zin, dat het toereikend zonde zijn, het heilige Misoffer met geloof bij te wonsn, om kwijtschelding onzer ongeregtigheden te bekomen, zonder dat het noodig ware, onze toevlugt tot de biechtte nemen; maar, omdat het een uitwerksel heelt, van Gods verbolgenheid te stillen en hem te bevredigen, en de genade en gesteltenis te bekomen, die onontbeerlijk zijn, om het sacrament van hoet-vaardigheid met vrucht te ontvangen; ten einde ditquot; uitwerksel, ten onzen opzigle, te bekomen, moeten wij de heilige Mis hooren, met gevoelens van leedwezen, en met een vast voornemen van ons te beleren.
liet is eindelijk een verzockoffcr. dat is te zeggen, dat het Gode opgedragen wordt, om van hem al de tijdelijke en geestelijke hulp te verwerven, die ons noodig is : waaruit volgt, dat wij in hetzelve met geloof, godsvrucht, ijver en betrouwen moeten tegenwoordig zijn.
Alzoo vloeijen de gesteltenissen, welke wij in deze verhevene offerande moeten bezitten, voort, uit de inzigten zelve, welke de Keik heeft, wanneer zij die opdraagt.
liet wordt aan God alleen opgedragen, omdat het eene hulde is, die de opperniagt des Scheppers aanduidt : hetzelve aan anderen opdragen, zou eene heiligschendende eeredienst zijn, afgoderij door God verworpen. Wanneer men alzoo spreekt van eene Mis, ter eere van de heilige Maagd,
ONDERmOTING
van dc Engelen of de Heiligen, is dit niet te zeggen, dat men Iiun de lieilige offerande opdraagt, maar alleenlijk, dat men daarin gedachtenis van lien houdt, om God Ie bedanken, voor de genade, welke hij hun gedaan heeft, en men smeekt hunne tusschenkomst af, opdat zij, met ons, dit offer opdragen aan hem, wien het behoort.
Deze offerande wordl God opgedragen voor alle levenden en dooden : hiervan komt de gedachtenis (Memento) der levenden en dc gedachtenis der overledenen, welke wij houden, om beide dea Ileere aan te bevelen.
\oor dc levenden : het is voor allen, dal het heilige oller wordt opgeofferd , zelfs voor de ongcloovigen, de Joden, de Ketters, de Scheurmakers, die in den kerkban zijn. omdat God de zaligheid van allen verlangt. De Kerk treedt in hare inzigten, dagelijks dc offerande vernieuwende, die eens is opgedragen voor de zaligheid van geheel het menschelijke geslacht. Die algemeene wenschen, worden altoos uitgedrukt, wanneer wij aan het altaar zeggen ; geheiliyd zij uw naam, ons toehome uw rijk. üw wil geschiede. Gel)ed, vol ijver en liefde, dat, uitgesproken in het midden onzer heilige geheimenissen, de vurige wenschen uitdrukt, welke wij vormen, opdat alle menschen tot de kennis der waarheid en het rijk Gods geraken. Het is daarom, dat de Kerk in het openbaar, cn voornamelijk op goeden vrijdag, bidt voor de bekeering der Joden, ongcloovigen en anderen, die zich buiten den weg der zaligheid bevinden. Jlaar de levenden, voor welke zij bijzonderlijk het heilige Misoffer opdraagt, zijn hare onderdanige en trouwe kinderen : voor deze is de
ii
betrekkelijk het h. misoffer. 15
bijzondere bede, welke de Priester hemelwaarts-zendt, wanneer hij het vlekkelooze Lam, den eeuwigen Vader opdraagt : ontvang, o heiliye Vaderf dit zuivere en vickkelooze slagtofferjhetivelk gt;i)\) u voor alle getrouwe Christenen opdragen.
Voor de overledenen : de overledenen, vour welke wij de heilige offerande opdragen, zijn nodi de Heiligen, die in den hemel zijn, deze hebben geene gebeden meer noodig : noch de verdoemden, voor hen is geene verlossing meer: maar het is voor de zielen, die, nog niel geheel aan de goddelijke regtvaardigheid voldaan hebbende, in het Vagevuur, plaats van zuivering, wederhouden worden, tol dat zij gereinigd zijn van de iigte vlekken, waarmede zij uit dit leven gescheiden waren. Het is een punt des Geloofs, dat zij geholpen, verligt en zelfs verlost worden, door de gebeden en het heilige Misoffer : in alle tijden heeft de Kerk hetzelve voor de overledenen opgedragen.
Dewijl de heilige Mis opgedragen wordt voor allen, en voor alle in de goddelijke genade in den lieer ontslapenen, volgt hieruit, dat, wanneer de geloovigen den priester verzoeken de offerande des altaars voor eenen levenden, welken zij aanduiden, of voor eenon overledenen, in liet bijzonder op te dragen, de andere levenden en overledenen daarom niet zijn uitgesloten van deelnemingen in de heilige geheimen ; maar hierdoor wordt ) priester verzocht God te bidden , dat hij
zich, in zijne groole barmhartigheid, gewaardigc de vrucht der heilige offerande op eene bijzondere w^ze toe te voegen, aan den levenden of overledenen, welke hem in het bijzonder wordt aanbevolen.
.I
ONDERRIGTING
Over het altaar en deszelfs toebchooren.
De altaren der Katholijke Kerk zijn van de vroegste lijden : zij klimmen op tot den tijd der Apostelen, zoo als wij zien in den brief van den heiligen Paulus, aan de Hebreeuwen,(Hoofdstuk XIII, vers iO.) Derzelver wijding of toeliciliging, is van de eerste eeuwen in gebruik geweest, en uit hoofde van zich zelve en van alles, wat er toe behoort, bieden zij den verlichten geest niets aan, dat zijne godsvrucht en zijne godsdienst geen voedsel geeft. In der daad, het altaar op zich zelve genomen, brengt natuurlijk de herinnering hij, hetzij aan de heilige Tafel, aan welke Jezus Christus het laatste avondmaal, met zijne leerlingen nam, hetzij aan het kruis, aan hetwelk zijne, liefde tot ons , hem vasthechtte op den Calvarieberg, waar hij zijn leven voor de menschen en voor hunne zaligheid wel wilde opofferen. De Kerk heeft bevolen, dat de altaren van steen zouden zijn, omdat zij, in eenen geestelijken en figuurlijken zin, bijzonderlijk Jezus Christus verbeelden, die in de heilige Schrift genoemd wordt de hoeksteen, uit hoofde zijner goddelijke sterkte, en omdat hij de vaste band is, die de twee volkeren, Joden en Heidenen, door dezelfde middelen van zaligheid vereenigt, welke hij beiden aanbiedt. De Kerk wil insgelijks, dat men overblijfselen der Heiligen, in de altaren zoude stellen, om ons hunne innige vereeniging voor te stellen met Jezus Christus, die door het altaar verheeld wordt, en om ons alzoo te doen beseffen, hoe krachtig hunne voorspraak voor ons, bij hem is. Dit gebruik is ook van de eerste
1G
BETREKKELIJK HET II. MISOFFER. 17
tijden , en herinnert aan de dagen der vervolging, wanneer men zich in de noodzakelijkheid bevond, van het heilige Misoffer, in onderaardsche plaatsen, op de grafsteden der martelaren op te dragen.
De doeken, waarmede het altaar overdekt is, verbeelden de linnen doeken, waarin het ligchaam van Jezus gewikkeld was in het graf: het kruis, in het midden geplaatst, is een zegeteeken der overwinning, welke het goddelijke Lam over de geheele wereld, niet door het staal, maar door het hout behaald heeft, even als de profeten zulks voorzegd hadden, door de verdiensten vaa zijn lijden en van zijnen dood, op den galgenboom des kruises. De brandende waskaarsen, die ter regter en linker zijde flikkeren, zijn een zinnebeeld, van dien glansrijken dag, die de Joden en Heidenen verlicht heeft, en die hen van de duisternissen tot het wonderbare licht van het Evangelie heeft doen overgaan : zij beteekenen dat goddelijke licht, hetwelk alle mensehen verlicht, komende in deze wereld.
Over den kelk en zijn toebehooren.
Wij zien in de oudheid kelken van hout, steen, glas, koper, tin, zilver en goud, maar sedert lang heeft de Kerk gewild, dat men geene andere dan gouden en zilveren kelken zoude bezigen ; eensdeels om de heiligschendingen of oneerbiedigheid te voorkomen, die door broze stoffen konden veroorzaakt worden, en anderdeels voor den meerderen eerbied ; ten minste moet de kuip van zulke stoffen zijn, en, zoo zij van zilver is, moet zij van .binnen verguld zijn : de kelk
ONDERRIGTING
moet door den Bisschop of iemand daartoe bijzonderlijk gemagligd, gewijd zijn : hetzelfde heeft plaats omtrent de pateel, welk een klein plat rond schotellje is, zonder boord, dienende om daarop het ligchaam van Jezus Christus te doen rusten; zij moet even als de kelk, ten minste van zilver zijn en de oppervlakte verguld.
Het purificatorium is een linnen doekje, hetwelk men op den kelk legt, dienende om denzelven ^f te droogen en te zuiveren.
De Pallas, een tinnen doek , over een vierkant bordpapier gespannen,dient om den kelk gedurende het Misoffer te dekken , opdat er niets invalle.
Het Velum of de kelkdoek , is een stuk van dezelfde stof, als het priesterlijke gewaad, om alles te dekken.
Eindelijk de Beurs, insgelijks van dezelfde stof en kleur, bevat eenen gewijden doek, Cor-poraal genaamd, die van fijn lijnwaad gemaakt is, welken men onder den kelk openspreidt, om het ligchaam van Jezus Christus en de kleine gedeellen, welke zich van de 11. Hostie zouden kunnen afscheiden, onmiddelijk aan te raken.
De heilige Bonaventura, in zijne uillecjyiug van de II. Offerande der Mis, vindt in den kelk het afbeeldsel van het graf van Jezus Christus, in de Pateel den steen, die den ingang van hetzelve sloot, in den Corporaal de zweetdoeken, waarin zijn heilig Ligchaam gewonden wsrd, en in het Purificatorium, de spons met gal en azgn gevuld, welke men hem aanbood, om hem, door eenen brandenden dorst verslonden wordende, te laven : de kelkdoek eindelijk, herinnerde hem de duisternissen, die zich bij den dood des Zaligmakers over de aarde verspreidden.
18
BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 19
Over bet priésterlijke gewaad.
rieeft de burgerlijke maatscliappij verschillende kleederen voor de onderscheidene bedieningen der overheden, der legers, der pleitzalen, ge-reglshoven, enz.—veranderen de vorm en de kleur if volgens de plegtigheid der dagen, volgens de dagen van vrolijkheid of rouw —zoo is hel ook niet te verwonderen , dat de christelijke maatschappij onderscheidene gewaden bezigt, voor het heiligste aller geheimen : de zwakheid onzer zinnen vordert dien toestel, die den uiterlijken glans der goddelijke bedieningen verheit, zonder iels Lij hunne wezenlijke grootheid te voegen.
In hel begin nogtans was dit gewaad gelijk aan de gewone kleedingslukken : om meerderen eerbied te beluigen, bediende men zich in de kerk van kleederen, die zuiverder, kostelijker en uilsluitend voor de eeredienst bestemd waren. Men heeft den ouden vorm, nogtans met eenige veranderingen, behouden. Zij moeten gewijd worden, alvorens men die voor de dienst gebruikt, en terwijl de priester zich kleedt, zegl hij gebeden, toepasselijk op de geheimzinnige beleekenis van elk stuk, waarmede hij zich kleedt.
Deze kleedingstulvken zijn:
1°. De Amict, hel schouderkleed, of de witte doek, waarmede de geheiligde bedienaars hunne , schouders en hunnen hals bedekken: dit is een gt; teeken, dat den priester herinnert aan de zedig-» heid en den eerbied, mei welke hij tot de heilige geheimen moet naderen. Dit gewaad — zegt Paus Innoeenlius 111, brengt ons te binnen, datJezus
OISDERRIGTING
Christus zijne godheid onder den sluijer onzer natuur heelt verborgen, om onze zaligheid te bewerken.
2quot;. De d/be, of kleed van wit lijnwaad, hetwelk in het Roomsche Keizerrijk de personen van onderscheid droegen, beeft de Kerk behouden, omdat het door deszelfs witheid de volmaakte zuiverheid aanduidt, waarmede de priester lot het altaar moet naderen en aldaar het vlekkelooze Lam opofferen.
Het kan ons het witte kleed herinneren, waarmede Heiodes den Zaligmaker uit spotternij deed omhangen, en leert ons, naar zijn voorbeeld, met geduld den spot en de beschimpingen verdragen, waarmede de menschen ons, om onze deugd bejegenen.
5°. De Cingcl of gordel, dienende om de albe op te houden, is hel teeken der kuischheid, die de eerste deugd des priesters moet wezen : hij kan ons ook aan de koorden herinneren, met welke de Zaligmaker gedurende zijne geeseling aan de kolom werd gebonden.
4°. De Stool, fijn lijnwaad, hetwelk de rijken gebruikten om hunne aangeziglen af te vegen. Heeds in de zesde eeuw veranderde men deszelfs gebruik en vorm : van dan af is zij van stof gemaakt in eenen langen en smallen wimpel, zoo als nog heden, en zij werd een eerekleed en het zinnebeeld van de magl der priesterlijke waardigheid. Innocentius 111 beschouwt dezelve als het teeken van de gehoorzaamheid en dienstbaarheid, welke Jezus Christus omhelsd heeft, om ons de vrijheid van Gods kinderen weder te geven. De priesters dragen dezelve onder bet
20
BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 21
heilige Misoffer gekruist over de borst, om aan te duiden, dat hunne magt al dcszelfs vermogen uit het kruis van Jezus Christus trekt.
5°. De Manipel, voorheen een kleine doek, die de stool verving toen deze niet meer dan een enkel versiersel geworden was, diende alsdan zoo als vroeger de stool, om hel zweet van het gelaat te droogen. Sedert de twaalfde eeuw werd de manipel slechts een enkel versiersel, van stof gemaakt en aan den linker arm gedragen, maar behield zijne eerste beteekenis, die van den evangelischen arbeid, zweet en tranen,
C0. De Kasuivel, voorheen een geheel ronde mantel, waarin de priester als gesloten was, en die slechts eéne opening had om er het hoofd door te steken. Wanneer men iels te doen had ligtle men die op en plooide men hem op de armen ; hij was aan de twee zijden opgerold, hing voor en achter naar beneden en bad bijna den vorm van onze hedendaagscho kasuivels, waaruit men datgene heeft gesneden, hetwelk op de armen opgerold of gevouwen was. De dienaren die den priester aan het altaar bijstonden, moesten dezen zwaren mantel ondersteunen bij de bewierookingen, aan de offerande en aan de opheffing ; het is om aan dit oude gebruik te herinneren, dat men nog de kasuivel opheft bij die verschillende deelen der Mis. Dit kleed verbeeldt de liefde, die den priester geheel moet omgeven ; en bet liefelijke juk van Jezus Christus, hetwelk de offeraar met vreugde en bereidwilligheid moet dragen, wordt daarin aangeduid door het kruis, dat zich van achter op dezelve bevindt.
7°. De Dalmalica was voorheen een kleed.
ONDEr.IVIGTING
geschikt voor de dienaren en is nu een gewaad geworden, hetwelk de diaken en subdiaken, boven de albe dragen, wanneer zij den priester aan het altaar bijstaan.
8°. De Koorkap was voorheen een mantel, welken men gebruikte in de processien, wanneer het regende , dien men voorheen den naam gegeven had van ptuvia/e. de schelp, die van achter is, was cene kap om het hoofd te dekken. Deze mantel is in het vervolg een enkel versiersel geworden, voor de heilige plegtigheden bestemd, en kan even als de kasuivel, de evangelische liefde beteekenen, die de bedienaar der altaren als in eenen nieuwen mensch moet veranderen.
De inwendige gesteltenis der geloovigen, moet gedeeltelijk met de deugden overeenkomen , eigen aan de offerande , welke zij met Jezus Christus en zijnen vertegenwoordiger opdragen. De Amict moest hen doen gedenken , aan de zedigheid der kleederen , de ingetogenheid en stilzwijgendheid in Gods tempel ; de Albe en de Cingel of Gordel aan de zuiverheid en ootmoedigheid ; de Manipel aan het vrome leven en de werken des geloofs, welke zij met het heilige slagtoffer moesten ver-eenigen ; de Stool aan de waarheid van hun ambt, hetwelk hen roept, om op do aarde de offerande op te dragen , en in den hemel te heerschen ; de Kasuivel aan bet zoele juk des geloofs, waaraan zij zich in alle omstandigheden moeten onderwerpen ; eindelijk moet die uiterlijke toestel tot de oogen , maar nog meer tot het hart spreken , om de grootheid der offerande , het langdurige gevolg harer voorbereiding en den overvloed der vruchten , welke meu er uit moet trekken, te verheffen.
BETREKKELIJK HET 11. MISOFFER. 2b
Wanneer men,, zegt de H. Augustinus, een gebruik , algemeen aangenomen ziet in de Kerk, dat gepleegd en onderliouden wordt bij al de volkeren , die het geloof omhelsd hebben, en men het begin daarvan in den loop der eeuwen , die tussclien de apostelen en on? zijn verloopen , niet kan aanduiden, kan men bonden , dat hetzelve tot de tijden der apostelen opklimt. Dit algemeen grondbeginsel is op het gezegende water toepasselijk , waarvan men in de geheele katholijke Kerk gebruik maakt. Is men dan niet meer dan vermetel , wanneer men voor bijgeloovige en bespottelijke oefeningen houdt, dezulke, die oenen zoo eerbiedwaardigen oorsprong hebben? de zulke, welke de Kerk, door Jezus Christus ingegeven, onderhoudt en alom aanbeveelt'! en door die achtingswaardige oudheid is de geheiinrijke betee-kenis , aan de zegening van , en de besproeijing met het water verknocht reeds voldoende , om te bewijzen, dat or niets bijgeloovigs in dit gebruik is.
De Kerk zegent het water, opdat de duivelen, uit kracht der gebeden , welke zij, hetzelve zegenende en bezwerende, uitspreekt, geene magt zouden hebben op hetgene, dat door dit water aangeraakt wordt, maar de FI. Geest zijne heilig-' makende kracht over hetzelve zou uitstorten. Zij vermengt gezegend zout met liet water,omdat liet sout het zinnebeeld dor voorzigtigheid en wijsheid is , zoo als Jezus Christus leert (.Marc. IX. 18 , 10) , en de kracht hebbende om van bederfenis te beveiligen , duidt deszell's vermenging net het water, het zinnebeeld der opregtheid :n zuiverheid , de heilzame uitwerkselen aan van lods genade in onze zielen , de eenvoudigheid
2
ONDF.RRTGTING
cn zuiverheid der duif , de voorzigtiglieid der slang , de ware wijsheid , die van het bederf der zonde behoedt.
Men besproeit niet dit water het altaar en het heiligdom., om alles te verw ijderen, wat de aandacht, en de ingetogenheid des priesters zou kunnen storen, het vergaderde volk , om het tot de offerande voor te bereiden , en om in aller harten de gevoelens van boetvaardigheid, uitgedrukt in den Psalm : Ontferm u mijner o God ! welken men gedurende dc besproeijing leest , op te wekken.
Men plaatst dit water aan den ingang der kerken , opdat de geloovigen , als zij hetzelve nemen , aan God de genade zouden vragen , om gereinigd te worden van hunne zonden , ten einde hunne gebeden zuiverder cn krachtiger te maken.
Het is goed dit water te nemen , als men opstaat en slapen gaat , voor dat men zijn gebed begint, wanneer men bekoord wordt, als er een onwoder woedt, en er de zieken cn de dooden mede te besprocijen tot verligting hunner ziel, en alle plaatsen, alwaar men de listen des duivels vreest : deze zijn alle gebruiken door de Kerk van Jezus Christus goedgekeurd , cn deze kan niets aanbevelen noch goedkeuren , dan hetgeiie heilig is.
Maar, opdat het gebruik van het gezegende water heilzaam zij, moet men zich er van bedienen met eenen geest van geloof en berouw over zijne zonden, omdat dit water niets door zich zelf, onafhankelijk van het geloof van hem , die het gebruikt, gevoegd bij de gebeden der Kerk, uitwerkt. Men dient berouw dc hebben , omdat
26
BETREKKELIJK HET II. MISOFFER. 27
men , len einde de genade te bekomen gereinigd te worden van zijne zonden , door zich niet dit water te wassclien ; God sclienkt nimmer diegenen de vergeving dei-zonden welke van geene boetvaar-diglieid doordrongen zijn.
Ovór de godsdienstige omgangen in liet algemeen en in het bijzonder over die, welke voor de Parochiale Hoogmis geschiedt.
Het woord Processie (omgang) komt van het latijn proerdere , hetwelk beteekent , ywm, voort-ffaan : bet is een togt , welken de geestelijkheid en het volk, met eenig godsdienstig voorwerp, biddende doen.
Wij vinden de omgangen reeds voor het christendom in gebruik bij het Joodsche volk, zoo als wij op verscheidene plaatsen van de heilige Schrift lezen ; de christene Kerk heeft deze heilige oefening der eeredienst reeds van de vierde eeuw aangenomen, zoodra zij , door hot eindigen der eerste vervolgingen, den vrede cn de vrijheid begon te genieten.
Natuurlijke redenen hebben in don beginne aanleiding tot deze plegligheid gegeven. Alzoo ging men, wanneer men overblijfselen der heilige martelaren vond op eenigc plaats, alwaar zij gedurende de vervolgingen waren verborgen geweest, die met plegtigheid halen, en men bragt ze zegepralend in de Kerk , terwijl men Psalmen en lofzangen zong : men deed hetzelfde, wanneer die overblijfselen, van de eene plaats naar de andere werden overgebragt.
Daar het niet zelden gebeurde, dat de Bisschoppen het heilige Jlisoller in andere kerken hunner bisschoppelijke stad, dan in de hoofdkerk,
28 OriDERIUGTING
pkgtiglijk gingen opdragen, vertrokken zij uit j
deze, vergezeld van de geestelijkheid en gevolgd a
door liet volk , onder het zingen van Psalmen ^ en andere gebeden, en men begaf Zich alzoo
In openbare of algenieene noodwendigheden ^
stortte men buitengewone gebeden , men ging ai in bedevaart naar dc grafsteden der heilige martelaren, psalmen zingende, en men keeide op dezelfde wijze tcing : die gezangen -werden
lilunicn, dat is smeelcingen geheeten : hiervan g£
komt de naam van litanie der Heiligen, welken ,]c men aan het gebed geefl, dat sedert geruimen ' j.c
tijd bij de wederinvoering der omgangen , ge- ]le
Ziedaar grootendeels de eerste oorsprong der en
omgangen en hetgenc er aanleiding toe gegeven va
heelt. Later heeft men die ingevoerd, welke op iic de zon- en voornaamste feestdagen des jaars,
voor de parcchiale hoogmis gehouden worden ;
degene, die plaats grijpen bij zekere bijzondere i]u
plegtigheden, alloos met een overeenkomstig doel- r0l
wit ; ' degene, die men doet rondom dc steden ujt en velden, zoo als op dc kruisdagen, om dc
goddelijke zegeningen over de vruchten der aarde gg^
af tc smeeken, en die in cenen geest van boet- zoc vaardigheid gedaan worden. ■ gei.
Die voorde parochiale Hoogmis plaats hebben, i)ra
werden voorheen rondom de kerk gedaan , of gan
zelfs rondom de parochie, ten einde van God hei
door de gebeden en het zingen der psaimen, teel
het rijk zijner genade, zijne goddelijke bescherming Wi
over dc gemeente, cn dc rust der zielen van de j
afgestorvenen, wier stoffelijke overblijfselen op zeei
DRTREKKELtJK HET H, MISOFFER. 29
de kerkhoven rusleden, te verkrijgen ; men droeg altoos gewijd water bij die omgangen, om de plaatsen waar men kwam, te besproeijen, en die tegen de listen des duivels te beveiligen. Ten einde de goddelijke dienst te verkorten, heeft men zich later tevreden gehouden , die omgangen alleen binnen de Kerk te doen.
Aan het hoofd van alle omgangen wordt het kruis van Jezus Christus gedragen, om aan te duiden, dat het de weg en de geleider is der geloovigen, en dat allen zich onder den standaard der zaligheid moeten scharen. De brandende fakkels ter regter- en linker zijde des kruises zijn het zinnebeeld van Jezus Christus, die het licht der wereld is, en die, welke door de geestelijkheid en het volk gedragen worden, zijn eene getuigenis van hun geloof, want het geloof is het geestelijke licht, dat ons verlicht en geleidt.
De vaandels, op welke de ligchamen van de heilige personen der Kerk afgeschilderd zijn, of hunne beelden, welke men in die omgangen ronddraagt, drukken het verlangen der geloovigen uit, om derzelvcr voorspraak bij God te verwerven.
De brandende wierook, die overal den goeden geur verspreidt, leert den geloovigen, dat zij, zoo ais de heilige Paulus zegt, overal den goeden geur van Jezus Christus moeten verspreiden. Men brandt er eene grootere hoeveelheid in de omgangen, in welke Jezus Christus zelf, in zijn heilig Sacrament wordt omgedragen ; dit is een teeken van aanbiddingj naar het voorbeeld der Wijzen, die hem in zijne krib kwamen aanbidden.
De geloovigen moeten de omgangen met eene zeer diepe ingetogenheid vergezellen , en trach-
;1
30 ONDERRÏGTING
ten in dien geest te treden , die dezelve deed instellen. Alle zijn zij zeer geschikt , om ons tc doen gevoelen , dat wij geene verblijfplaats op de aarde hebben, dat wij onze toekomende woning opzoeken, dat dc Christen een reiziger en balling in deze wereld is, dal de Hemel het ware vaderland is, werwaarts hij streeft, onder het geleide van .lczns Christus, onder de schaduw der bescherming van de allerheiligste Maagd en der Heiligen, door de oefening des gebeds cn der boetvaardigheid, om alzoo tot het altaar des Hemels te geraken, waar ongestoorde rust en het eeuwige heil aangetroffen worden : het is in deze godvruchtige gevoelens, dat de geloovigen de omgangen moeten beschouwen cn volgen.
Al deze omstandigheden^ in welke wij thans treden, bewijzen dan, dat er niets is dat de Kerk doet of bezigt in de plegtigheden van hare eeredienst, dat niet eerwaardig is en hoogst geschikt om het geloof der Christenen op te wekken en hunne godsvrucht te voeden. Dat de Christenen zich dan bevlijtigen om er den zin van te vatten, om in de heilige gesteltenissen te treden, welke de Kerk hun, door het zien barer plegtigheden wil inboezemen ; en mogen dc goddcloozen eindelijk schaamrood worden over hunne vermetelheid, door die voor bijgeloovige en bclagchelijke oefeningen te beschonwen, en ophouden van datgene te lasteren wat zij niet kennen.
*
BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 51
om het heilige Misoffer met vrucht te hooren.
De geschiktste wijze is zich te vereenigen niet de gebeden en plegtigheden der Kerk , door ons geene andere inzigten voor te stellen dan do hare , onzen geest te vestigen op de gedachten , waarmede zij wil, dat wij ons zouden bezig houden , en in ons geene andere gevoelens op te wekken, dan die, welke zij wcnscht dat wij koesteren^ om het voordeel te genieten van met haar te bidden en op te offeren, en de vrucht niet te verliezen, die gehecht is aan den geest der woorden en plegtigheden vol beteekenis en geheimenis, welke zij in dil verhevene werk hezigt. Tot dat einde gaan wij eene reeks van gebeden geven, betrekking hebbende o|) de woorden en verrigtingen des priesters aan het altaar, en wij zullen eenige uilleggingen daar bijvoegen. Tot meerdere duidelijkheid, zullen wij de gebeden en plegtigheden van het heilige Misoffer in zes plegtige deelen verdeden, die zeer gemakkelijk te onderscheiden zijn.
Het eerste is de openbare voorbereiding, die aan den voet des altaars gedaan wordt.
Het tweede begint aan den Introïtus, en bevat de verrigtingen en de gebeden, die aan het altaar geschieden tot na het Symbolum of de geloofsbelijdenis, hetgene weleer de Mis van de leerlingen in de godsdienst of Catechumenen ge-heeten werd, welke men voor de offerande wegzond,
52 ONDERRIGTING , ENZ.
benevens de openbare boetelingen, als nog niet waardig zijnde bij de voltrekking der heilige geheimen toegelaten te worden. Het is dit wat aan deze goddelijke verrigting den naam van Mis, van het latijnsche woord Missio, hetwelk wegzending beteekent, deed geven.
Het derde deel is de offerande der Mis.
Het vierde is de Canon ot' de Consecratie.
Het vijfde datgene, hetwelk aan den Pater noster begint, bevat de bereiding tot de nuttiging en de nuttiging of Communie zelve.
Het zesde is de dankzegging na de Mis.
I
Ik geloof vastelijk, o mijn God ! dat de heilige Mis hel onbloedige offer is van het ligchaam en bloed van Jezus Christus , uwen Zoon. Maak dat ik hetzelve heden niet die aandacht , dien eerbied en die heilige vrees bijwone, welke zulke merkwaardige geheimen vorderen.
Ik vereenig mij raet den priester en uwe gansche Kerk, om u dit offer met dezelfde in-zigten op te dragen, waarinede Jezus Christus hetzelve aan liet kruis heeft opgedragen : ik draag het ii op, om uwe oppermagt over mij en over alle schepselen te erkennen, en om u mijne gioote dankbaarheid te betuigen voor al de weldaden, welke gij over mij hebt uitgestort.
Zoo gij de Mis bijwoont, met een bijzonder iiizigt om God meer uitdrukkelijk te bedanken, voor eene door zijne goedheid verworvene genade, zoo voeg er bij :
En, namelijk, dat gij mij dusdanige genade, om welke ik u smeekte, hebt vergund. Ik draag het u op, om door de eindelooze verdiensten van het goddelijke slagtoffer, dat op hel altaar gaat opgedragen worden, de vergiffenis van al de zonden
GEBEDEN
t
GliBEDEN VOOR EN OXPER
te verwerven, waaraan ik het ongeluk heb gehad mij pügtig te maken. Laat niet toe, dat ik de bruiloftszaal nws Zoons binnen trede, zonder met het bruiloftskleed versierd te zijn. Reinig van nu af mijne ziel. De heilige zaken zijn voor de Heiligen : liet is mij niet geoorloofd, 11 zoo nabij te naderen, zonder mij even als Mozes, alvorens ontschoeid, dat is, de aangekleefdheid aan de zonde uit mijn hart verbannen te hebben. Ik verfoei dan al mijne boosheden en ongeregtig-heden, ik vraag 11 daarvoor vergeving en verzaak dezelve voor altoos.
Eindelijk draag ik u met uwe Kerk deze eerbiedwaardige offerande op, om van uwe goedheid al de genade te verwerven, welke zij voor mij en voor al hare kinderen van u vraagt; gij hebt mij, bij voorkeur boven zoo veel anderen, het geluk gesehonken , in haren schoot geboren te w jnleii en haar toe te beliouren ; verleen mij dooi de verdiensten van Jezus Christus, uwen welbeminden Zoon, de noodige hulp om mijnen heiligen roep, door werken, den Christen waardig, te verzekeren ; gewaardig u, om mijner zaligheids wille, mij al die genaden toe te staan, welke ik heden bijzonderlijk van u verzoek.
Gewaardig u ook, mij gunstiglijk aan te hoeren voor allen, voor welke de regtvaardigheid en de liefde het mij ten jdigt maken te bidden.
Indien hot uw voornemen is de heilige Mis te hooren, ten einde eenige bijzondere genade voor iemand te verwerven, druk hier dan den persoon en de genade uit, welke gij voor hem verlangt te bekomen ; en herinner u altoos, dat zoo gij
IIET H. MISOFFER.
om ecnig lijilelijk goed bidl, gij hol voorwaardelijk moet vragen, voor zoo verre die gunst met den goddelijken wil overeenkomstig is en voordeelig voor uwe zaligheid is, of voor die van dengenen^ voor welken gij bidt.
Ik verzaak vooral, O mijn God ! aan al de verstrooidheden, die mijnen geest zullen komen overvallen , ik hid u , mij daarvoor te behoeden, opdat niels van het aardsehe mij aan de liefderijke gemeenschap onttrekke, welke ik met u, o mijn Heer en mijn God ! verlang te hebben. Amen.
In den naam des Vaders en des Zoons en des. heiligen Geesles. Amen.
EKKSTTK BDiEKSi BSsCSS M. 3I1S.
DE OPENniKK VOORBEREIDING, DIK AAN DEN VOET DES ALTAARS GEDAAN WORDT.
De aankomst van den priester aan hol altaar, verbeeldt de komst van Jezus Christus in deze wereld door de menschwording, en de priester, in zooverre hij mensch en zondaar is, herinnert wonderbaar aan de vernietigingen van het vleeseh gewordene Woord, dat de gedaante van eeitcn slaaf aangenomen, en zich mot al onze ongereg-tigheden beladen heeft ; en in do gelezcne Missen schijnen de vernedering en vermindering van Jezus nog meer uit, door do eenvoudige en zedige treden van zijnen bedienaar.
De priester begint met over zich op de uitge-
38
Öi GKBEOEN VOOR EN OXOER
te verworven, waaraan ik het ongeluk lieb gehad mij pligtig te maken. Laat niel toe, dal ik de bruiloftszaal uws Zoons binnen trede, zonder met het bruiloftskleed versierd te zijn. Reinig van nu af mijne ziel. De heilige zaken zijn voor de Heiligen : het is mij niel geoorloofd, n zoo nabij te naderen, zonder mij even als Mozes, alvorens onlschoeid, dal is, de aangekleofdhcid aan de zoude uil mijn hart verbannen le hebben. Ik verfoei dan al mijne boosheden en ongeregtig-heden, ik vraag u daarvoor vergeving en verzaak dezelve voor altoos.
Eindelijk draag ik u met uwe Kerk deze eerbiedwaardige offerande op, oiu van uwe goedheid al de genade te verwerven, welke zij voor mij en voor al hare kinderen van u vraagt; gij hebt mij, bij voorkeur boven zoo veel anderen, het geluk geselionken , in haren school geboren te w orden en haar toe te bebooren ; verleen mij dooi de verdiensten van Jezus Christus, uwen welbeminden Zoon, de noodige hulp om mijnen heiligen roep, door werken, den Christen waardig, te verzekeren : gewaardig u, om mijner zaligheids wille, mij al die genaden toe te staan, welke ik heden bijzonderlijk van u verzoek.
Gewaardig u ook, mij gun stiglijk aan te hooien voor allen, voor welke de regtvaardigheid en de liefde hel mij ten pligl maken te bidden.
Indien hot uw voornemen is de h eilige Mis te hooren, ten einde eenige bijzondere genade voor iemand le verwerven, druk hier dan den persoon en de genade uil, welke gij voor hem verlangt te bekomen ; en herinner u altoos, dat zoo gij
HET H. MISOFFhR.
om ecnig lijdelijk goed bidt, gij hel voorwaardelijk moet vragen, voor zoo verre die gunst met den goddelijken wil overeenkomstig is en voordeelig voor uwe zaligheid is, of voor die van dengenen, voor welken gij bidt.
Ik verzaak vooral, o mijn God ! aan al de verstrooidheden, die mijnen geest zullen komen overvallen , Ik bid u , mij daarvoor te behoeden, opdat niets van het aardsehe mij aan do liefderijke gemeenschap onltrekke_, welke ik met u, o mijn Heer en mijn God ! verlang te hebben. Amen.
In den naam des Vaders en lies Zoons en des. heiligen Geesles. Amen.
EKKSTTK DEBCKSi ÏÏSiSfi Si. 3IBS.
DE OPENilAKE VOOKDEREIDING, DIE AAN DEN VOET DES ALTAARS GEDAAN WORDT.
De aankomst van den priester aan hel altaar, verbeeldt de komst van Jezus Christus in deze wereld door de mensehwording, en de pnester, in zooverre hij menseh en zondaar is, herinnert wonderbaar aan de vernietigingen van liet vleesch gewordene W oord, dat de gedaante van eenen slaaf aangenomen, en zich niet al onze ongereg-tigheden beladen heeft ; en in de gelezene Missen schijnen de vernedering en vermindering van Jezus nog meer uit, door de eenvoudige en zedige treden van zijnen bedienaar.
De priester begint met over zich op de uitgc-
55
56 GEBEDEN VOOR EN ONDER
strektstc wijze, het teeken des II. Kruises te maken, cn
hetwelk de aanwezenden gelijkelijk behooren te we doen. Het gebruik van dit teeken klimt tot de
apostelen op, cn reeds spreekt Tcrtullianus in jg
de tweede eeuw, van het teeken cn zinnebeeld vel
der Christenen, die daarvan bij het begin en ren
het einde hunner voornaamste werken gebruik v0( maakten.
De Priester begint met het teeken des kruises, tro
omdat hij en het ehristene volk aan de drie god- ver
delijke Personen door het Doopsel zijn toegewijd : mjj
den Vader, die hen heeft aangenomen voor zijne zei
kinderen; den Zoon, in wien zij zijn aangenomen; uw
den heiligen Geest, door wien zij zijn aangenomen, jk in den heiligen Doop herboren wordende.
De psalm, welken de Priester aanstonds zegt,
is eene bereiding tot het heilige Ofl'er, door gevoelens van vrees, verlangen, betrouwtt
Aan het Confiteor of de schuldbelijdenis vouwt hai
de priester zijne handen te zamen, blijft in eene ecl
nederige houding, die eenen zondaar past, cn bel
zich voor God beschuldigende, slaat hij op zijne wo
borst j terwijl hij smeekt hem te reinigen , he;
eer hij tol liet allaar opklimt : te dien einde vei
biedt hij hem de verdiensten van Jezus Christus, He
van de allerheiligste Maagd en van de Heiligen aan. voi
In den naam des Vaders en des Zoons en on. des heiligen Gecstes. Amen.
De Psalm Judica.
bei gr(
Ik nader tot het altaar, Heer, gij die het licht zijt van hen, die zich in duisternissen bevinden
HET H. MISOFFER.
en die mijne loevlugt zijt in al de rampen, welke mij omringen.
Gewaardig u mijne ziel le bezoeken, en mij de zaligheid aan te brengen, naar welke ik verzucht : wolken des hemels, zendt ons den regtvaardigen, en dat de aarde den Zaligmaker voortbrenge.
Heilige Geest, teedere cn edelmoedige Vertrooster, boezem mij gebeden in, die waardig zijn verhoord le worden : bestier mijnen wil, versterk mijnen moed, opdat ik over de wereld en over mij zclven moge zegepralen : maak , dat ik steeds aan uwe inspraken onderdanig zij; maak vooral, dat ik u beminne !
Hot Confiteor of de schuldbelijdenis.
Ofschoon gij, o mijn God! om mijne zonden to kennen, mijne belijdenis niet behoeft, en gij in mijn hart al mijne ongereglighedcn leest, belijd ik die echter voor het aanschijn van hemel en aarde; ik beken, dat ik u door mijne gedachten , door mijne woorden en door mijne werken bcleedigd heb. ik beschuldig mij daarover, en bid u ootmoedig om vergeving. Heilige Maagd^ Engelen des Hemels, Heiligen van het Paradijs, bidt voor ons , vraagt voor ons genade, terwijl wij in dit dal van tranen cn ellende zuchten, en verwerft voor ons vergeving onzer zonden.
Misereatur.
O Jezus! vergun ons de kostbare gave van het berouw en de vergiffenis , welke gij zelf aan de grootste zondaars beloofd hebt, zoodra zij voor n
57
GEBEDEN VOOR EN ONDER
hunne ongercgligheden belijden en zucliten omdat zij uwe eindelooze heiligheid beleedigd, uwe goedheid miskend, en uwe gienzelooze liefde veracht hebben.
De priester klimt op het altaar.
Gelukkig liij^ die, in zijne zwakheid, door uwe genade ondersteund, waardig zoude zijn tot uwe altaren te naderen !
Geef mij Heer! die genade door de verdiensten der Heiligen, die zoo veel deel hebben in uwe heerlijkheid.
Hij kust het altaar.
De kus van den priester op het altaar , wordt te gelijk aan Jezus Christus,welken het altaar verbeeldt, gegeven, en aan de Heiligen, wier overblijfselen in het altaar rusten, en met Jezus Christus één en hetzelfde slagtoffer, één en hetzelfde altaar zijn. De priester kust bet altaar op dit oogenbllk ^ om de hoop te betuigen , welke hij koestert van voor zich cn voor zijne geloovigen , de vergeving te verwerven , welke hij zoo even aan den voet des altaars, door de verdiensten van Jezus Christus en door de voorspraak der Heiligen, heeft gevraagd. Vereenigen wij ons met hem , door een heilig vertrouwen , en zeggen wij :
En gewaardig u ons, die de opvolgers van hun geloof cn van hunne heilige verlangens zijn , de genade der verzoening te verleenen , die hier op aarde bet begin was, van den vrede, welken z.j nu in uw en schoot genieten.
Zoodra de priester het altaar gekust heeft, bewic-
58
UET n. MISOFFER.
rookt hij , in plegtige Missen, hetzelve : dit is om God te bidden de gebeden des christen volks aan te nemen, gelijk oenen wierook van goeden geur.
De priester,den wierook zegenende, zegt: Wordt cjezerjend door hem, tol wiens eer gij gebrand wordt. A men.
TWEEBSE WEESj fiBÜKDS SS. 3ff5S.
r.EBËDEN EN ONDEKRIGTINGEN , VAN HET OOGENBLlK PAT DE PRIESTER HET ALTAAR OPÜAAT , TOT AAN DE OFFERANDE.
Do Introïtus.
Do priester leest, aan den kant des Epistels, het begin van eener: Psalm , welken men voorheen geheel bad, ten einde den geest en de genade des gebeds over zich in te roepen, die zoo noodig gedurende het heilige Misoffer zijn , als ook, om den wenseh en het verlangen uit te drukken, waarmede de oude patriarchen naar de komst van den Messias haatten.
Gij zijt bet, Heer, die den Heiligen van liet oude testament, zulke vurige verlangens ingeboezemd hebt, om uwen eenigen Zoon op aarde te zien nederdalen ; deel mij iels van die heilige vurigheid mede, en maak dal ik , ondanks de ellende en moei-jelijkheden van dit leven', in mij een heilig verlangen ontware, om mij met u, door ecne vurige liefde, te vereenigen.
39
GEBEDEN VOOR EN ONDER
De kj-rle eleison.
Deze twee gvieksche woorden bet eek enen : Heer, ontferm u onzer, en die welke volgen : Christus, ontferm u onzer. De priester herhaalt die zoo dikwijls, om ons te leeren , dat het alleen door liet aanhoudende gebed is, dat wij des Heeren bijstand, in onze noodwendigheden kunnen verwerven.
Heer, wij zouden, uit hoofde van de menigte onzer zonden, nimmer genoeg tot u kunnen zeggen ; ontferm u onzer. Wij smeeken u, om die genade, met het geroep van den blinden van Jericho, met de volharding van de cananeesche vrouw, met de drift van al degenen, welke gij u gewaardigd hebt le verhooren, wanneer zij volharden tot u te roepen ; Heer, ontferm u onzer.
De gloria in excelsis.
Deze lofzang , welks begin door de Engelen gemaakt en door hen, gedurende den Kersnacht, aan de menschen geleerd is, is een gevolg van lofbetui-gingen tot God en Jezus Christus. De priester heft, als hij denzelven begint, de handen hemelwaarts, om aan te duiden, dat men de harten lot in het honc/ste des hemels moet verheffen, en hij vouwt die (inmiddelijk daarna tezamen, als reeds den wrede ca den goeden wil bezittende, welke hij verworven en over de aarde getrokken heeft. Hij buigt zich daar, waar het gebed eene aanbidding, eenc dankbetuiging wordt, of den naam des Zaligmakers her-liaalt, en hij eindigt met hel teeken des heiligen Ivruises en met de aanroeping der allerheiligste Drievuldigheid. — Men zegt dezen lofzang niet in
40
HET H. MISOFFER. 41
de tijden van boelpleging : hij is voor pleg-tigheden voorbehouden.
Glorie zij God in den hoogsten, en op aarde vrede aan de menschen , die van goeden wil zijn. Wij loven u, wij aanbidden, wij verheerlijken u , wij danken u, om uwe overgroote heerlijkheid, lieer , God, hemelsche Koning, God, almogende Vader! Heer eenig geborene Zoon , Jezus Christus ; Heer God, Lara Gods,, dat de zonden der wereld wegneemt, ontvang ons gebed; die zit aan de reglerhand des Vaders, ontferm u onzer , want gij zijt alleen heilig, alleen Heer, alleen de Allerhoogste, Jezus Christus, met den heiligen Geest i i de heerlijkheid des Vaders. Amen.
Onder de plegtige Missen zou men de volgende uitbreiding van
dien lofzang kunnen lezen, terwijl hij gezongen wordt.
Glorie in de hemelen aan God, die, in dit groote geheim , de wonderen zijner wijsheid , barmhartigheid en magt op eene zoo onuitsprekelijke wijze heeft doen uitschitteren. Vrede aan de menschen op de aarde; het is de God des vredes zelf, die den-zelven aan de wereld is komen brengen : heil den menschen van goeden wil, die hun hart voor dezen hemelschen en geheel goddelijken vrede openen, en die wel gesteld zullen zijn, om hem te ontvangen.
Groote God! God, eindeloos heilig, eindeloos goed! wat kunnen wij, op het zien van al die wonderen uwer teederheid doen, dan n onze lolbetui-gingen , onze zegeningen, onze aanbiddingen en al de gevoelens onzer harten aanbieden; almogende God, Koning van hemel cn aarde, wij doen u de dankbetuigingen , welke wij uwer heerlijkheid
42 GEBEDEN VOOR EN ONDER
en liefde vcrscliuldigd zijn; maar daar wij onbekwaam zijn om u door ons zelve waardige hulde aan te bieden, vereenigen wij ons niet die, welke de Engelen en gelukzaligen u bewijzen, in den hemel.
O Jezus! eenige Zoon des hemelschcn Vaders. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer; o gij, die, in hoedanigheid van slagtoffer, reeds de zonden van het menschdom, in uwe tranen afwascht, en die dezelve eens door uw bloed zult uitwisschen, gewaardig u onze gebeden te verhooren : ofschoon in onze oogen vernietigd, zit gij aan de regterhand uws Vaders in den hemel, wij sroeeken u, erbarm u onzer, en kom onze kwalen genezen , door die met ons te deelen.
Wij erkennen u, o geboren wordende God! en alleen heilig, alleen de Heer, alleen groot, en eindeloos verheven boven alle grootheid. Gij heerseht niet den heiligen Geest in de heerlijkheid van uwen hemelschen Vader; kom als opperheer in onze harten heersohen; wij wijden u die aan den voel van uwe krib toe, om u altoos toegenegen te blijven. Voor wien zouden wij voortaan zuchten kunnen lozen, ten zij voor n, onzen Zaligmaker, onzen Weldoener, den God vol minnelijkheid en goedheid! Wij willen u van ganseher harte beminnen in den tijd, om niet op te houden u te beminnen in de eeuwigheid.
Dominus vobiscum.
Door deze woorden, die beteekenen : de Heer zij met u, wenscht de priester aan het volk Gods zegen: en het is daarom , dat hij zich tot hetzelve wendt. Hij kust eerst het altaar, om te toonen , dat hij ,
BET n. MISOFFER.
wenschende den vrede aan het volk te geven, den-zelven eerst van Jezus Christus, welken het altaar verbeeldt, moet ontvangen. Het volk antwoordt het hem : en hij zij met uwen geest drukt alzoo deszelfs erkentenis uit jegens een priester, en den geest van liefde en eendragt, tiie onder hetzelve moet heersehen , om gezamenlijk te Lidden, en God een heilig geweld aan te doen, duoreene vereeniging van smeekingen.
Ja, wees met ons. Heer, en met uwen dienaar, opdat wij met godsvrucht mogen bidden , en gij ons ter uwer verheerlijking en ter onzer zaligheid moget verhooren.
liet Oremus.
De priester aan den kant van den Epistel wedergekeerd zijnde, zegt : Oremus, dat is te zeggen; laat ons bidden, en hij maakt eene hgte buiging met het hoofd naar het kruis, om aan te duiden, dat het door de verdiensten van Jezus Christus is, dat wij de genade kunnen vertt tirven , welke wij van God vragen; ook eindigt hij het gebed, met onzen god-delijken Zaligmaker aan te roepen door de woorden per dominum nostrum Jesum Christum : door onzen Heer Jc:us Christus. Hij zegt een of meerdere gebeden, volgens de dagen : de geloovigen moeten de meening hebben, van met hem te vragen, hetgene hij van God verzoekt. Het volk antwoordt : Amen, om te kennen te geven , dat het de woorden des priesters bekrachtigt.
Ontvang Heer, de gebeden, die voor ons hemelwaarts gestierd worden ; verleen ons de genade en do deueden. welke de heilisie Kerk, door den
43
■ii GEBEDEN VOOR EN ONDER
priester, voor ons vraagt. Wij bekennen, dat wij niet verdienen door u verhoord te worden; maar gewaardig u echter , in aanmerking te nemen , dat wij u al deze genaden vragen , door Jezus Christus, uwen Zoon , die met u leeft en heerschappij voert in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Geef mij, lieer , de heilige vermorzeling des harten , opdat ik , aan den voet uwer altaren, mijne langdurige afwijkingen en schuldige zwakheid be-weene: omgeef mij met uwe sterkte, opdat de arbeid, de gevaren , de hinderpalen , de vervolgingen der rnenschen , of de kwade voorbeelden , mij nimmer van u scheiden.
Ik smeek u om die genade, door de eindelooze verdiensten van Jezus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.
Dg Epistel.
De Joden begonnen de vergadering van den sab-bathdag, met de lezing van Mozes en de profeten. De eerste Christenen volgden dit gebruik, in hunne vergaderingen op den zondag, en in al de eeuwen der Kerk heeft men lezingen gedaan uit de heilige Schrift , genomen uit de boeken van het oude testament, of uit de werken en brieven der apostelen , ■vooral uit die van den heiligen Paulus. De Kerk, voor het Evangelie , de schriften der gezanten van God doende lezen , schijnt het voorbeeld van Jezus Christuf na te volgen, die eenige zijner leerlingen voor hem uitzond om de geesten en de harten voor te bereiden in de plaatsen , werwaarts hij zelf gaan wilde.
Ik beschouw dezen Epistel, o mijn God! als eenen
HET H. MISOFFER.
brief, die van den hemel komt , om mij uwen aanbiddelijken wil te doen kennen. Vergun mij, bid ik n , de noodige kracht, om datgene te volbrengen, wat gij mij beveelt. Gij zijt het, Heer, die de profeten en apostelen ingegeven hebt, hetgeen zij geschreven hebben : verleen mij eenig deel in hunne verlichtingen , en laat tevens in mijn hart een vonkje dalen, van dat heilige vuur, waardoor zij ontstaken waren, om u, gelijk zij, te beminnen en te dienen op de aarde.
In de groote missen, wanneer de Epistel gezongen wordt, kan men de volgende lezing er bij voegen :
Het is hoog tijd , dat wij uit onzen slaap ontwaken, want de dag gaal voorbij , de nacht des doods nadert, wanneer er geen tijd meer zal zijn, om aan onze zaligheid te werken. Laten wij dan de wei-ken der duisternissen verwerpen : ons met J. C. beklee-den, en de zinnelijkheden des vleesches niet meer volgen. Dat ons leven rein, onze godsvrucht levendig zij : wij verwachten onzen God en snellen hem te gemoet. De hemelen doen over de regtvaardigen , bij uitstekendheid den dauw hunner zegeningen nederdalen; dat ons hart zich eindelijk opene , als een dorre grond voor het water, en Jezus Christus en al do christelijke deugden voortbrenge. Hechten wij ons aan het goede; onthouden wij ons zelf van den schijn van het kwaad : dat de God des vredes ons in alles heilige , ten einde onze ziel onberispelijk bevonden worde voor zijn aanschijn. De genade van God, onzen Zaligmaker, is sedert lang verschenen, en leert ons de goddeloosheid en den geest des lijds vlugten; in deze wereld met matigheid, godsvrucht en regtvaardigheid leven, alzoo
GEBEDEN VOOR EN ONDER
de gelukzalige hoop en de toekomst der heerlijkheid van onzen Heiland te verbeiden , die zich geleverd heeft, om ons van alle ongeregtigheid vrij tekoopen.
Het Gradueel.
Na den Epistel,leest de priester nog eenige woorden van de psalmen , zoo als aan het Jiiti o/tus, om het gebed of de lofluiging le vereenigen met de onderrigling in den Epistel ontvangen. Die verzen noemde men Gradueel, omdat zij gelezen of gezongen werden op de trappen van den Jnbé of het koor. Het woord alleluja, dat in het Gradueel voorkomt, van septuagesima tot den l'aasehtijd uitgezonderd, is een hebreeuwsch woord, beteekenende: Loof God.' en het drukt tevens een gevoel vau verrukking van vreugde uit. Men behoort, gedurende dit gebod, zijn hart herneUvaarts te verheden^ zich bij de Engelenkooren te voegen, en te trachten hunne blijdschap, op het zien van Gods weldaden, na te volgen.
Uwe lessen onderwijzen en behagen mij , Heer! zij verheugen mij, en doen mij de hoop koesteren, van u eenmaal in den hemel, mijn Vaderlandj te zullen zien.
Het overdragen van het boek van de regter- naar de linkerzijde des altaars.
Deze overbrenging doet ons zien, dat de Joden, geweigerd hebbende de profeten en de apostelen aan te hooren, verlaten werden, en dat de apostelen tot de Heidenen gegaan zijn, wien zij het Evangelie gebragt hebben : bidden wij God, dat hij nimmer toelate, dat wij door onze zonden
40
HET H. MISOFFER.
gelijk de Joden verdienen, dat zijn licht ons ontnomen worde, om aan anderen gegeven te worden. Gedurende deze overbrenging van het boek, is de priester diep nedergebogen in het midden des altaars, cn hij doet een vurig gebed om zijn hart en zijne lippen te zuiveren, voor dat hij het heilig Evangelie leest.
Maar om dit hemelsche Vaderland te verdienen, zuiver lieer, dit hart, in hetwelk gij uw verblijf moet nemen ; reinig mijne lippen met hel gloeijende vuur der heilige liefde, dat gij gebruiktet om die van uwen profeet Isaïas te reinigen, opdat gij mij, na waardiglijk uwe heerlijkheid op aarde verkondigd te hebben, eens moget toelaten,, om die in den hemel te vieren. O Algoedc, behoed mij van de ongeloovigheid, die haar venijn onder ons verspreidt, en straf mij nimmer met mij de fakkel des Geloofs te ontnemen.
Dominus vobiscum, voor het Evangelie.
Doe mij, lieer, uwen heiligen wil kennen; spreek, o mijn God! uw dienaar hoort.
Het Evangelie.
In de plcglige Jiissen wordt het boek der Evangeliën bewierookt, opdat de geur van den wierook het teeken zij van den goeden geur, welken God in die zielen verspreidt, welke zich door hel heilige Evangelie doen kennen. 3Ien draagt brandende waskaarsen ter regler- en ter linkerzijde van het boek, om ons te doen kennen, dat Jezus Christus het ware licht is, dat ons door zijn evangelisch Woord verlicht. Wij blijven
47
•18 GEBEDEN VOOR EN ONDER
des
staande, gedurende de lezing van het Evangelie, van
om aan te duiden, dat wij bereid zijn Jezus liet ,
Christus te volgen, als den eenigen Meester welken iiem( wij moeten aanhooren en dien wij voortaati willen ik
Beschouw hot Evangelie, hetwelk gij gaat hooren, in J]
als het riglsnoer van uw leven en uwe zeden, een van
rigtsnoer, hetwelk gij beloofd hebt te zullen ons
volgen, door de in uw Doopsel aangegane ver- js
bindtenissen en waarnaar gij strengelijk zult mon
geoordeeld worden. De priester maakt , voor naar
hij het Evangelie heginl, een teeken des kruises i,inn
met den duim , op de eerste woorden van zuiie
hetzelve, om te doen zien, dat de leer van J. C. gebo in de wereld niets uitgewerkt heeft, dan door V
de verdiensten van zijn lijden en zijnen kruisdood. te 1
De drie teekenen des kruises, welke de priester wooi
op het voorhoofd, den mond en de borst maakt, liet
en welke wij gelijkelijk, naar zijn voorbeeld maken, dien
zijn de teekenen van drie plegtige geloofsbelij- geloi
denissen. Wij maken liet eerste op hel voorhoofd, oor
om aan te toonen, dat wij ons voor het. Evangelie niijn
niet schamen : het tweede op den mond, om lot
te betuigen, dat wij ook met den mond eene hart
hemelsche leer willen belijden, welke wij in het te!»e
hart bezitten : en het derde op de borst, om te en
toonen, dat wij verlangen het kruis van Jezus moe
Christus diep in ons hart te prenten, en onze U aangekleefdhcid aan het geloof, door daden willen bewijzen
Men moet de wijsheid en de waarheid zelve .
aanbidden, in al de woorden van het Evangelie; ^ Jezus Christus spreekt daar voor ons, en wien ^ zouden wij aanhooren ten zij hem, die de woorden
HET II, MISOFFER.
des eeuwigen levens bezit ? Na hel lezen ot zingen van het Evangelie kussen do priester en de diaken het ecrbiediglijk, om hunne verknochtheid aan die hemelsche woorden te betuigen.
Ik sta op, o opperste Wetgever ! om te betuigen, dat ik bereid ben de eeuwige waarheden, dio in het heilig Evangelie besloten zijn , ten koste van mijn leven zeli's, te verdedigen. Gij leert ons, dat niet allen die zeggen : Heer, Heer, (dat is, die zich bevredigen uw Evangelie met den mond te belijden, zonder den vasten wil te hebben, naar hetzelve te leven) liet rijk der hemelen zullen binnen treden., maar dat alleen diegenen hetzelve zullen ingaan, die hunne werken volgens uwe geboden zullen verrigt hebben.
Verleen mij dan de genade, zoo voel getrouwheid te hebben in de vervulling van uw goddelijk woord, als gij mij standvastigheid inboezemt in het te gelooven. Helaas! waartoe zou het mij dienen, wanneer ik voor u zal verschijnen, het geloof te hebben gehad, zonder do verdiensten der liefde en der goede werken, ten zij om mijne vcroordeeling vreesselijker en mijn eeuwig lot schrikkelijker te maken ! O God der barmhartigheden! oordeel mij niet naar die aanhoudondft tegenstrijdigheid, welke ik tusschen uwe leer en mijn gedrag gesteld heb, en boezem mij den moed in, om te beoefenen lietgene ik geloof, ü, Heer, zal al de roem daarvan toekomen.
Wanneer het Evangelie in de plegtige Missen gezongen wordt, zou men intusschen do volgende lezing uit de heilige Evangeliën getrokken geheel of gedeeltelijk kunnen doen.
Zoo iemand mij bemint, zegt Jezus Christus,
49
EJO GEDF.DEN VOOR EN ONDER
zal bij mijn woord bewaren, mijn Vader zal hem beminnen, wij zullen tot bem komen en in hem onze woning vestigen, licmint den Heer uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, ziedaar het eerste en grootste gebod. Het tweede is aan dit gelijk : gij zult uwen naasten beminnen gelijk u zelven : doe zulks en gij zult leven. De gcheele wet en de profeten zijn in deze twee geboden besloten. God is geest, en hij wil in geest en -waarheid aangebeden worden ; want indien uwe regtvaar-digheid niet volmaakter is dan die der Pharizeën, zuit gij het rijk dor hemelen niet binnen gaan. Doel boetvaardigheid: want zoo gij geene boet-vaardigheid doet, zult gij allen vergaan. Het rijk Gods nadert : do bijl is reeds aan den wortel van den boom gezet, en van den kant , waar hij zal vallen zal hij voor altoos blijven. Wees steeds bereid, want ik zal komen op het uur, waarop i»i! hel niet verwacht. Heil hun, die van de goederen dezer wereld onlhecht zijn! zalig zijnde zachtniocdigen, de vreedzamen, die rein van harten en barmhartig zijn : zalig degenen, die met gelatenheid lijden, die dorstig zijn naar de regt-vaardigheiri, want liet rijk der hemelen behoort hun toe. Wat baat het den mensch het heelal te winnen, zoo hij zijne ziel verliest ? Niemand kan twee meesters dienen; vergadert geene schatten voor de aarde^ maar voor den hemel , zoekt voor alles het rijk Gods en zijne regtvaardigheid, het overige zal u, als bij toemaat , gegeven wordsn. Komt lol mij, mijn juk is zoet en mijn last, is ligt; leert van mij, dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte ben, en gij zult de rust uwer zielen smaken. Zoo iemand mij wil volgen, dat
HET II. MISOFFER.
Iiij zich zelven verlooclicne, dagelijks zijn kruis opneme en mij nakome. Bemint uwe vijanden; vergeeft, en men zal u vergeven ; vraagt, en gij zult ontvangen. De weg des verderfs is breed; maar die tot liet eeuwige leven leidt , is eng, en weinigen volgen hem. De hemd lijdt geweld, men moet strijden om hem te hekomen ; het is alleen door het lijden, dat ik tot de heerlijkheid gekomen ben, er is voor u geen andere weg, want de leerling is niet hoven den meesler. Die zieh verheft, zal vernederd, die zich vernedert zal verheven worden. Die uit God is, hoort Gods woorden. Zoo gij mijne geboden onderhoudt, zult gij in mijne liefde verblijven, en gij zult daar zijn, waar ik zelf ben, waar ik u cene plaats ben gaan bereiden.
Deze zijn de heilige woorden ; dat onze zonden uitgewischt worden door de kracht van het évangelie , en met opregtheid in oefening gebragt !
Het Credo.
Het Evangelie is op de zon- en zekere feestdagen gevolgd door het Crcdü of de Geloofsbelijdenis, omdat het bijzonderlijk op die plegtiglieden is, dat de geloovigen, vol van denzelfden geest, voor de altaren, de aanbidding van al onze heilige geheimen moeten vernieuwen, en een ple^tig blijk moeten geven van hun volkomen geloof aan al de waarheden des Evangelies, in het kort bevat, in het Symbolum.
Ik geloof in eenen God, den Vader, almogcndeiv Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen ; en in eenen lieer Jezus
51
gebeden voou en onder
Christus, den ceniggcborcn Zoon Gods, die uit den Vader voor alle lijden geboren is ; God van God, licht van licht, waarachtig God van den waarachtigen God ; geboren en niet gemaakt, van een wezen niet den Vader ; door wlen alle dingen gemaakt zijn, die om ons menschen en om onze zaligheid nedergedaald is uit den hemel,
en is vletscu gewouden dook den h. geest, uit
de maagd mauia ; hij is Hieiisch geworden, die ook gekruisigd Is voor ons onder Pontlus I'ilatus; hij is gestorven, begraven en is ten derden dage wederom opgestaan, volgens de schriftuur ; hij is opgeklommen len hemel, zit ter reglerhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid, om de levenden en dooden te oordeelen ; wiens rijk geen einde zal hebben. En In den heiligen Geest, den lieer, die levend maakt, die van den Vader en den Zoon voorkomt, die met den Vader en den Zoon te gelijk aangebeden en verheerlijkt wordt, die door de Profeten gesproken heeft. En ecne heilige Katholljke en Apostelijke Kerk. Ik belijd een Doopsel lot vergiffenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en het leven der toekomende eeuwen. Amen.
GEBED
Gedurende liet zingen van het Credo.
Hoe zal Ik u, o mijn God ! waardiglijk bedanken voor de kostbare gaaf van het geloof, waarmede gij mij, bij voorkeur boven veel anderen, die zuchten in de duisternissen der dwaalleeren, begunstigd hebt? Maak, lieer, dat die mij steeds dierbaar zij , die wonderbare gaaf, hoog verheven boven de eer, de rijkdommen, do vermaken
52
HET U. MISOFFER, 53
en de ijdelheden dezer vergankelijke wereld. Geef mij eene volmaakte neiging voor alles , wat het geloof mij leert, opdat ik met gelijken eerbied aanbidde, al wat ik begrijp, in uwe onuitsprekelijke geheimen, en al wat mijne geestvermogens te boven gaat. Dewijl mijne stand zoo bekrompen is, dat ik mij zeiven niet begrijp, besef ik, eindelooze God ! dat het noch billijk, noch mogelijk is , uwe goddelijke geheimen te doorgronden. Maar gij hebt mij door uwe genade overtuigd, van de kennis, getrouwheid en opregt-heid dergene, door welke gij uwe heilige aanspraken aan de wereld verkondigd hebt. De wereld heeft daaraan geloof gegeven : het zou het grootste der wonderwerken zijn, zoo zij zonder «onderwerken die hadt kunnen gelooven. En werwaarts zou ik mij wenden, om meerdere zekerheid te verkrijgen ? Indien ik mij bedrogen vond, zoudt gij het zelf zijn, die mij in dwaling gehragt haddet; wanneer dan mijne zinnen en mijne verbeelding twijfelen, zullen echter mijne rede en mijn wil nimmer twijfelen. Dat geloof, o Jezus, dat geloof, hetwelk do apostelen over de geheele aarde verkondigd, en zoo veel duizende martelaren met hun bloed bezegeld hebben, dat geloof, hetwelk zoo veel heilige leeraars, in hunne onsterfelijke schriften, verdedigd hebben, dat geloof van alle eeuwen, dal steeds den goeden geur zijner deugden over de wereld verspreidt, en den hemel met heiligen bevolkt heeft ; dal geloof, dal nimmer het lijden zonder vertroosting, de kwalen zonder hulpmiddel gelaten heelt, dat verhevene geloof zal voor altoos het mijne zijn : voltrek dan in mij, smeek ik u, o mijn goede Zaligmaker, voltrek uw werk.
84 GEBEDEN VOOR EN ONDER
niet alleen door in mijne ziel dc fakkel des Geloofs in al haren glans te behouden, maar ook, en wel vooral door hetzelve werken des lichts voor mijne eeuwige zaligheid te doen voortbrengen. Amen.
Dominns vobiscum.
Mijn God, dat uwe genade met ons en met den priester, uwen bedienaar, zij, om u deze offerande waardiglijk te kunnen opdragen.
G-—e
DEISOIS EDKSCtL SSKSS SB. MIS.
HET BEGIN DEK OFFERANDE OF DE OPDIUGT
Hot Offertorium.
Ontvang , o heilige Vader , eeuwige en almogende God. dit vlekkelooze offer, dat wij, hoe onwaardig wij ook zijn mogen, u opdragen. Ik draag het u op, als aan mijnen levenden en waren God, voor mijne tallooze zonden, beleedigingen en nalatigheden ; ik draag het u ook op, voor alle geloovige Christenen, levenden en overledenen, opdat het hun en mij ter zaligheid verstrekke. Am.
Wanneer de priester den wyn en het water in den kelk giet.
O God ! die door een vreemd uitwerksel uwer magt, den mensch in eenen verhevenen graad van voortreffelijkheid en uitstekendheid geschapen hebt, en die door een nog bewonderenswaardiger wonder uwer goedheid, u gewaardigd hebt, dit werk uwer handen, na zijnen val te herstelle/i, verleen mij, door het geheim, hetwelk de ve;--
HET II. MISOFFER,
menging van het ivater met den wijn ons vertoont, de genade van te mogen deelen in de godheid van Jezus Christus, uwen Zoon, die zich volgaarne met onze menschheid heeft willen bekleeden, hij, die God zijnde, met u, in de eenheid van den heiligen Geest, leeft en heerscht in al de eeuwen. Am.
Da opdrngt Tan don kelk.
Ik draag u. Heer, met uwen bedienaar den kelk der zaligheid op, en smeek uwe goedheid denzelven, als een reukwerk van goeden geur, te doen opstijgen, tot den troon uwer goddelijke Majesteit, voor onze zaligheid en voor die van de gansche wereld.
Ik bied mij voor n aan. Heer, met eenen ootmoedigen geest en een rouwig hart; ontvang mij, bid ik u, en maak dat de offerande, welke ik u geheel uil eigen beweging opdraag , in vereeniging met die van Jezus Christus, heden voor u, op dusdanige wijze voltrokken worde, die u dezelve aangenaam kan maken, o Heer, mijn God!
In de plegtige Missen bewierookt de priester het brood en den wijn, die opgedragen zijn geworden, zeggende : Dat deze wierook, welken gij gezegend hebt, tot u opklimine. Heer, en uwe barmhartigheid over ons nederdale. Vervolgens bewierookt hij het altaar en zegt : Dat mijn gebed. Heer, tot u opklimme gelijk deze wierook, dat de upheffiny mijner handen u aangenaam zij, gelijk de avondofferande. Stel, Heer, eene wacht aan mijnen mond, en de omzigtigheld op mijne lippen. Laat niet toe, dat mijn hart vervoerd worde tot kwaadaardige woorden, om mijne zonden trachten te verschoonen.
5a
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Terwijl hij het wierooksvat aan den diaken wedergeeft, zegt hij ; Dat de Heer het vuur zijner liefde in ons ontsteke, cn ons door cene eeuivige liefde doe branden. Amen.
Dat wij ons best doen, om in al die godvruchtige gevoelens te treden, en die heilige verlangens in ons te vormen.
Daarna hesvierookt de diaken aanstonds den priester aan hel altaar, Jezus Christus zeiven vertegenwoordigende, on in zijnen persoon het heilige geheim opdragende.
De priester wasclit zijne vingeren.
De priester, na zijne handen gewasschen te hebhen, alvorens liet heilige Misoffer te beginnen, wascht hier zijne vingeren, om in den geest van Jezus Christus te treden, die do voeten zijner apostelen wiesch, voor dat hij hun het heilige Sacrament des Altaars toediende, ofsclioon zij bevorens reeds zuiver waren. Dit toont ons , dat het niet genoeg is , zuiver te zijn van gruweldaden, om aan de geheimen deelachtig te worden, maar dat men zicli van de geringste vlekken der zonden moet zuiveren.
Mijn God, gewaardig u mijne ziel te wasschen en te reinigen, van alle vlekken der zonden : vernietig in mij de minste onvolmaaktheden , cn maak mijne ziel, door uwe genade, zoo zuiver als zij het onmiddelijk na het Doopsel was
Verguu mij, Heer, de genade van de wereld te vergelen, die de strengheid uwer oordeelen moet ondergaan ; van deze aarde te verachten, die ter prooi zal zijn aan uwe wraaknemingen ;
56
HET n. MISOFFER.
en van gcene de minste aandacht te verleenen aan die ontwerpen, aan die listen, die slechts de duurzaamheid van eenen dag , van eene minuut, van eeno seconde hebben ! dat ik onder de voelen vertrede die eer, die verlangens, die gevaarlijke vermaken, die den geest verlagen en hcdvvelmen ; die valsche goederen, die de ziel in het verderf storten, die valsche bekwaamheden, die vermaken, dien valschen uitwendigen schijn van achting en vriendschap, die zoo veel rampzalige slagtoiïcrs maken ; en dal de eerste, de ijverigste mijner zorgen zij, den dag uwer wraakneming te voorkomen, op welken gij eene vreesselijke rekening over uwe weldaden en genaden zult vragen ! Hierom smeek ik u, o mijn God ! door de eindelooze verdiensten van Jezus Chrislus. Amen.
Het orate fratres.
De priester, na zijne vingeren gcwasschen te hebben, komt weder in het midden des altaars, en aldaar nedergebogen, doet hij eene nieuwe opdragl van de offerande, welke hij der heilige Drievuldigheid gaal aanbieden, ter gedachtenis van hel lijden, den dood, de verrijzenis en do hemelvaart van onzen Heer Jezus Chrislus ; en om de genade te verwerven van dit waardiglijk te doen, keert hij zich tot de omstanders, zeggende : Bidt broeders, om hen te verwittigen, zich, door hunne gebeden, met hem te vereenigen, ten einde de offerande, welke hij aan God voor zich en voor hen gaat opdragen, aan hem aangenaam te maken.
Heer, verhoor de gebeden van al uwe geloovigen, die vereenigd zijn, om u dit verhevene offer
'07
GEBEDEN VOOR EN ONDER
op te dragen, hetwelk wij u bidden aan te nemen, tot verheerlijking van uwen naam, tot ons bijzonder voordeel en tot welzijn van uwe geheele Kerk. Gcwaardig u. in onze harten te storten de noodige gesteltenissen, om met vrucht dit groote werk van onze Godsdienst bij te wonen : heilig den priester, die uwe heilige geheimen voltrekt, en reinig zijne handen en zijn hart, opdat hij in staat zij uwe genade over zich en over ons te brengen.
De stille gebeden.
Na het Orate fraires, keert de priester zich naar hel altaar, en zegt in stilte een of meer gebeden, die volgens den dag veranderen, en deze worden stille gebeden genoemd, uit hoofde hij die in stilte zegt; zij strekken bijna allen om aan God te vragen, dat hij de giften, die op het altaar zijn, goedgunstiglijk aanneme, en hij ons door zijne genade in staat zoude stellen, om zelfs hem, als eene hem aangename offerande, te worden aangeboden.
Verander, o mijn God ! deze offerande in uw ligchaara en bloed, en herschep onze harten in u zeiven, door de kracht dezer aanbiddelijke geheimenis : dal uw heilig Woord op deze offerande, welke wij u opdragen, nederdale, opdat zij een heilzaam slagtoffer worde, dat uwer Majesteit aangenaam, en uwen dienaren nuttig zij, door de toepassing van het bloed van Jezus Christus.
Dal deze offerande overvloedige zegeningen over uwe geloovigen doe nederdalen, hunne harten
58
nET n. MISOFFER.
verandere, de zonde en de aardsche geneigdheden in dezelve vernielige, en u aldaar een aangenaam brandoffer en eene bestendige woning bereide, in vereeniging met, en door de verdiensten van Jezus Christus, uwen Zoon en onzen Heer, die met u leeft en heerschappij voert. Amen.
TÏ15«H»K ISEEIL SJEEl BS. MS».
DE CANON OF REGEL DER CONSECRATIE, VOORAFGEGAAN DOOR DE PREFATIE.
Aan het einde der stille gebeden verheft de priester zijne stenig zeggende : In alle eeuwen der eeuwen, eene uitroeping, die alle geloovigen uit-noodigt, om zich met hem le vervoegen en hem te antwoorden : Amen. Men heeft dit antwoord steeds met vurigheid gegeven : de heilige Hiero-nymus zegt, dat men dit woord Amen overal in de kerken, als eenen donder, hoorde weergalmen.
De geloovigen geven hierdoor hunne bewilliging, aan al helgene de priester, in hel geheim, van God komt vragen.
De Prefatie is eene inleiding tot de gebeden van den Canon, die bij uitstekendheid genoemd wordt het gebed. Het is eene uitnoodiging om de harten tot God te verheffen, en hem te danken voor het grootste wonderwerk, dat door de Consecratie uitgewerkt wordt.
Eeuwige Vader, zie hier het oogenblik, waarop uw goddelijke Zoon, onze Zaligmaker Jezus Christus, uit den hemel op het altaar gaat nederdalen :
09
ÜU GEBEDEN VOOR EN ONDER
niets, dat aardsch is, moot mij meer bezig Iionden ; mijn hart moet niet meer verzuchten, dan naar zulk een zuiver offer, dat de zonden der wereld uitwischt : reinig hetzelve door het vuur uwer liefde, opdat het geenen smaak meer vinde, dan in de heraelsehe goederen. Door welke dankbaarheid zal ik immer al uwe weldaden kunnen erkennen, en voornamelijk, die van ons een verzoenoffer te geven, dat dagelijks en meermaal eiken dag, voor ons de offerande vernieuwt, welke het eens op den Calvarieberg heeft opgedragen, ten einde uwe barmhartigheid over ons te trekken ? Het is, eeuwige Vader, door Jezus Christus, uwen welbeminden Zoon, dat al de Hemellingen u verheerlijken en u hunne hulde aanbieden. Neem goedgunstig aan. Heer, dat zondaars zoo als wij, hunne zwakke lofhetuigingen met die dezer hemelsehe Geesten vervoegen, en dat wij ons allen, met hart en geest, met hen vereeni-gende, in eene verrukking van vreugd, liefde, dankbaarheid cn verwondering uitroepen :
Sanctus.
Heilig, eindeloos heilig, alleen waarlijk heilig is de Heer, onze God ; het heelal is vol van zijne heerlijkheid. Dal de gelukzaligen hem zegenon in den hemel, terwijl wij op aarde dengenen aanbidden, die nederdaalt in den naam des Heeren, aan wien eer en heerlijkheid in alle eeuwen zij toegekend.
Na den Siinctus, aan den Canon.
De Prefatie wordt gevolgd door den Canon,
HET H. MISOFFER.
dat in het grieksch order of rerjel beteokent. Men heeft dezen naam gegeven aan de gebeden, die de consecratie voorafgaan, vergezellen en oniniddelijk volgen, omdat zij in alle missen dezelfde zijn : zoodal de regel daarvan bestendig, en de orde onveranderlijk is.
De voorschriften dezor gebeden zijn zeer oud cn vol van de grootste gevoelens van Godsdienst : men ziet er al de vragen, welke de Kerk door de verdiensten van Jezus Christus doet ; terwijl de voorspraak der heilige Apostelen cn Martelaren er ook zeer nadrukkelijk in uitgedrukt is.
Dil deel der heilige Mis wordt in stilte gezegd, omdat het bestemd is voor een meer aandachtig en inwendig gebed. Ofschoon ieder in het geheim bidt, moet men daarom niet nalaten, zich in den geest met elkander te vereenigen, cn zich met den priester te vervoegen, die altoos in den naam van allen tol God spreekt. Do priester maakt dikwijls het teeken des kruises over zich en over het opgedragene : want, wal is er natuurlijker, dan dat men den gekruisigden Jezus dikwerf verbeeldt, in een werk, dat een aandenken is van zijnen smartelijkcn dood, cn waarin hij zich zeiven aan ons geeft, om onophoudelijk zijne offerande te vernieuwen.
Ziehier de letterlijke vertaling van die gebeden, tot aan de Consecratie; laten wij die, met den priester, in den naam der Kerk, godvruchtiglijk lezen.
Te igitur.
Wij bidden u dan, allerbarmhartigstc Vader, en smeeken u, door onzen Heer Jezus Christus,
Cl
62 GEBEDEN VOOR EN ONDER
uwen Zoon, deze giften, deze olTerande, dit roin en vlekkelooze oiïer aan le nemen en te zegenen, dat wij u voor uwe heilige Kerk opdragen , opdat het u behage liaar den vrede te schenken, haar te bewaren, in de eenheid te behouden, en haar over de geheele aarde te besturen, en met haar uwen dienaar ÏS., onzen Paus, onzen Bisschop N. ; eindelijk al degenen, die regtge-loovig zijn en belijdenis doen van het Roomsch Katholijke en Apostolijke Geloof.
DE GEDACHTENIS DER LEVENDEN.
Memento.
De priester bidt hier voor het geheele genootschap der in leven zijnde geloovigen, en bijzonderlijk voor die, welke hem verzocht hebben het heilige Misoffer tot hunne meerling op te dragen. Laat ons, van onzen kant, in dit oogen-blik bijzonderlijk aan Goil diegene onzer levende broeders aanbevelen, aan welke wij verlangen, dat de vruchten der 11. Offerande, door de goddelijke barmhartigheid, meer bijzonderlijk toegevoegd worden.
Wees uwe dienaren en dienat'cssen N. en N., indachtig , Heer, en allen, die hier tegenwoordig zijn, wier geloof en godsvrucht u bekend zijn, voor welke wij u deze offerande van lof opdragen, of die u dezelve, zoo voor zich als voor die, aan welke zij verbonden zijn, opdragen, voor de verlossing hunner zielen, voor de hoop hunner zaligheid en behoudenis, en om u hunne hulde, als aan den eeuwigen, levenden en waren God, aan te bieden.
HET H. MISOFFER..
Communicantes.
In gemeenschap verccnigd zijnde, mot al uwe Heiligen, eeren wij de gedaclilenis eerstens, van de verheerlijkte Maagd Maria, Moeder van God, Jezus Christus, onzen Heer, en van uwe gelukzalige Apostelen en Martelaren, Petrus en Paulns, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Philippus, Bartlioloma-'us, Mathaeus, Simon en Thadéeus, Linus, Clctus, Xystus, Cornelius, Cyprianus, Laurentius, Chrysogonus, Joannes en Paulus, Cosmas en Damianus , en van al uwe Heiligen ; door wier verdiensten en gebeden wij u smceken, ons in alles de hulp uwer bescherming te verleenen : dit is hetgene wij u vragen, door denzelfden Jezus Christus, onzen üeer. Amen.
BETROUWEN IN DE OFFERANDE.
Hanc igitur.
Hier strekt de priester de handen uit over de giften, die geheiligd worden, en door do oplegging der handen, als lid der Kerk, vcrccnigt hij zicli met het offer, om met hetzelve opgedragen en geofferd te worden ; en als bedienaar der Kerk en priester van den Allerhoogste neemt hij en stelt hij zich, als het ware, in den naam en door het gezag van God, in het bezit des slagtoffers, in zoo verre het de plaats der inenschen genomen heeft, die het slagtoller van Gods verbolgenheid en reglvaardigheid moesten zijn. Hel is uit dezen staat van goddelijke veroordeeling, dat wij getrokken worden door de opoffering.
05
GEBEDEN VOOR EN ONDER
welke Gods Zoon van zich zelven aan zijnen Vader gedaan heeft, om de straf te dragen, welke wij door onze zonden verdiend hadden, en om hem eene genoegzame voldoening te geven, waartoe wij buiten slaat waren.
Deze pligtpleging, welke de priester hier doet met de handen over het op te dragene slagtoffer uit te strekken, is eene navolging van hetgene Mozes van Godswege aan de priesters der oude wet voorschreef. Wannccf men, zegt hij., eene offerande voor de zonde zal opdragen, zal de priester de hand over het hoofd des slaytoffers uitsteken, en alsdan zal het gunstiy aangenomen uorden en tot boete der zonden verstrekken. (Levit. ch. 1. -4.)
Wij smecken u dan. Heer, de hulde gunstiglijk aan te nemen, welhe wij u bewijzen door deze opdragt , en ook die van uwe geheele Kerk is : verleen ons, tijdens do dagen van dit ster-lelijke leven, den vrede, die van u komt ; behoed ons van de eeuwige verwerping, en stel ons onder liet gelal uwer uitverkorenen ; door onzen lieer Jezus Christus. Amen.
Qnam Oblationem.
Wij bidden u, o God ! deze offerande te zegenen, haar te stellen onder het getal van die, welke gij goedkeurt; haar aan te nemen ; een waardig o.Ter er van te maken, waardoor wij u eene redelijke en geestelijke eeredienst bewijzen ; zoo dat zij voor ons worde het ligchaam en het bloed van uwen welbeminden Zoon, onzen Heer Jezus Christus. Amen,
64
HET II. MISOFFER. 65
Voor ons, dat is te zeggen, om ons de gaven mede te deelen, welke hij, door de opoffering van zijn ligchaam en bloed, verdiend heeft, de genade van de geheele vergiffenis onzer zonden, en van al de hulp, die ons noodig is, om het werk onzer zaligheid te voltrekken.
Bij de Consecratie.
Dat de hemel zich opene, en de regtvaardige op de aarde nederdale, en dal de zondaren de vertroosting genieten van aldaar hunnen Verlosser te zien. Rom, Heer, kom, liefderijke Hersteller der wereld ; kom een geheim voltrekken, dat als het kort begrip van al uwe wonderdaden is ; kom eene verandering uitwerken, welke wonderbaarder is, dan de schepping van het heelal.
Bij de Opheffing.
Nadat Jezus Christus zich, volgens zijne belofte, tegenwoordig gesteld heeft, aanbidt hem de priester met eene kniebuiging, en heft hij hem op, om hem aan het volk te tooncn, en door hetzelve aangebeden te worden.
Vereenig in dit eerbiedwaardig oogenblik , al uwe krachten, om in de verhevene gevoelens van aanbidding te treden, waarin zich de hemelsche Geesten bevinden, die het altaar omringen, en zich voor den Opperheer van hemel en aarde vernietigen * zie hen, met de oogen des geloofs, door eene heilige siddering bevangen, en te gelijk verslonden door de vlammen der vurigste liefde voor den oneindig heiligen, oneindig be-minnenswaardigen God, den God, zoo mild in
00 GEBEDEN VOOR EN ONDE11
weldaden ; denk, dat, zoo hij wol van den troon zijner heerlijkheid wil nederdalen, zulks is, om u de schallen zijner genade te brengen ; o ! ontvang zijn weldoend bezoek niet vruchteloos ; eenmaal zoudt gij hel vragen, gij zoudt er naar verlangen, cn welligl zou het te vergeefs zijn ! Aanbidding, berouw, liefde, dankbaarheid, onderwerping, hoop, ziedaar wal gij op dit oogenblik uwen goddel ij ken Verlosser moet aanbieden, die vol zaehtnioedigheid en met de belofte zijner eindelooze barmhartigheid tot u komt: zondaren, wie gij ook wezen moogt, komt uwen God, uwen Zaligmaker le geinoel !
O sulutaris I/ostia... O slagtoffer der zaligheid dal ons den hemel opent, de geest der duisternissen levert ons eenen geweldigen strijd, versterk ons tegen zijne aanvallen.
Ecce panis Angelonwi... Zie het brood der Engelen, dal het voedsel der menschen is geworden, het is waarlijk het brood der kinderen, dat den dieren niet moet toegeworpen worden.
Done Pastor... Goede Herder, waarachtig brood, Jezus, ontferm u onzer; Wees ons voedsel en onze steun • doe ons de ware goederen genieten in het land der levenden. Wees onze geleider, tot dat hemelsche Vaderland; toon ons steeds den weg aan, die naar hetzelve geleidt, breng ons op hot regie spoor, zoodra wij van hetzelve afwijken ; houd ons op dat heilige pad, tot dat wij in die haven komen, waar gij de belooning uwer trouwe schapen zijl.
Vervolg van den Canon, na de Ophetflng.
Zoodra de priester den kelk, na de opheffing.
het n. misoffer. 07
weder op het altaar gesteld heeft, bedekt hij denzelveiij en maakt hij, uit eerbied, eene kniebuiging ; hij herhaalt dit , tot aan de nuttiging, telken reize, dat hij den kelk ontdekt of dekt. Terwijl hij, om zoo te spreken, Jezus Christus tussehen zijne handen heeft, bidt lüj God zijnen Vader, voor de levenden en overledenen, vol betrouwen op de tegenwoordigheid van Jezus, die voor ons spreekt, en onze gebeden allerkrachtigst maakt.
Letterlijke vertaling van het vervolg van den Canon tot aan den Pater noüer.
Unde et raeraores.
Nadat de priester, na de woorden der Consecratie van den kelk, het bevel, door Jezus Christus gegeven, toen hij zijn eigen ligehaam en bloed geconsacreerd had : Zon menigiverf yij dit zult doen, zult yij het doen ter mijner gedachtenis, uitgesproken heeft, vervolgt hij met deze woorden :
Het is hierom, [leer, dat wij uwe dienaren, en met ons uw heilig volk, ons herinnerende aan het gelukzalige lijden van uwen Zoon, Jezus Christus, onzen lieer, aan zijne opstanding uit bet graf, over de hel zegepralende, en aan zijne heerlijke opklimming ten hemel, uwe onvergelijkelijke Majesteit opdragen hetgene de gift zelve is, welke wij van u ontvangen hebben, het zuivere ofler, het heilige oll'er, het vlekkelooze offer, het heilige Brood des levens , dat geen einde zal hebben, en den Kelk der eeuwige zaligheid.
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Supra quae.
Gcwaardig u, Heer, gunstig neder te zien op de opdragt, welke wij u van de heilige offerande, van dit vlekkelooze Slagtoffer doen ; gewaardig u, die aan te nemen, gelijk het u behaagd heeft de geschenken van den regtvaardigen Abel, uwen dienaar, de offerande van onzen Aartsvader Abraham, en die van Melchisedech, uwen opper Priester, aan te nemen.
Snpplices te rogamus.
De priester buigt zich diep neder, om zich voor God te verootmoedigen en hem de vurigheid van zijn gebed betuigende, zegt hij bet volgende :
Wij smeeken u, o almogende God, te bevelen, dat deze geschenken door de handen van uwen heiligen Engel, op uw verbeven altaar gedragen worden, in de tegenwoordigheid uwer goddelijke Majesteit, opdat allen, wie wij ook zijn, welke, aan dit altaar deelachtig geworden zijnde, het ligchaam en bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, vervuld worden met al uwe zegeningen en al de genaden des hemels ; door onzen Heer Jezus Christus. Amen.
GEDACHTENIS DEU OVERLEDENEN.
Memento.
Wees ook. Heer, gedachtig uwer dienaren en dienaressen N. en N., die, geteekend niet het teeken des Geloofs, hun sterfelijk leven voor ons hebben geëindigd, om in den slaap des vredes te rusten.
68
HET n. MISOFFER.
Hier blijft de priester een weinig stil, om in hel bijzonder aan God de overledenen aan te bevelen, voor welke hij wil bidden, en voornamelijk dengenen, voor wie hij hel heilige Misoffer moei opdragen. Daarna gaal hij voort:
Wij smeeken u. Heer, hun door uwe barmhartigheid, en aan allen, die in Jezus Christus rusten, de plaats van verkoeling, licht en vrede te verleenen, door denzellden Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
Nobis quoque peccatoribus.
De priester zegt deze drie woorden op eenen hoogeren toon, opdat de omstanders dezelve zouden kunnen hooren, zich met hem vereenigen en gezamenlijk de goddelijke barmhartigheid zouden afsmeeken.
Ook voor ons, zondaars, die uwe dienaren zijn en op uwe groote barmhartigheid hopen, gewaardig u, ons ook deel te geven in bet hemclsehe erfdeel, met uwe heilige Apostelen en Martelaren, met Joannes, Stephanus, Matthias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus, Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia, Anaslasia, en met al uwe Heiligen. Gelief ons in hun heilig gezelschap aan te nemen, en geen acht te geven op onze verdiensten, maar toegevend te zijn jegens ons; door onzen Heer Jezus Christus, door wicn gij Heer, deze goederen steeds voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en ons geeft. Dal u door hem, met hem en in hem alle eer en glorie gegeven worde, o God, almogende Vader, in de eenheid van den heiligen Geest.
69
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Deze laatste woorden : door hem, met hem en in hem, enz., zeggenrle, maakt de priester driemaal het teeken des kruises met de heilige Hostie over den kelk, om aan te loonen, dat God alleen, door de kracht der offerande, welke Jezus Christus aan het kruis heeft opgedragen, vereerd wordl. Vervolgens maakt hij er twee over het altaar, om aan te duiden, dat het door het kruis 18 (waarvan 'iet altaar een afbeeldsel is, omdat gelijkelijk de offerande op hetzelve voltrokken is) dat de heilige Drievuldigheid, die hier genoemd wordt, alle eer en glorie ontvangen heeft.
Deze woorden : u alle eer m glorie rjcyeven ■worde, uitsprekende, heft do priester den kelk en de heilige Hostie een weinig omhoog. Vóór de twaalfde eeuw, was er in de Mis geene andere opheffing van het ligchaam en bloed van Jezus Christus, dan deze. Alsloen verhief de prie-ter dezelve hoog genoeg , dat het volk Jezus Christus koude zien en aanbidden, door wien de heiliTe Drievuldigheid alle eer en heerlijkheid bewezen werd. Deze kleine opheffing is nog een voetspoor en overblijfsel van het oude gebruik.
Na dit laatste gebed van den Canon geëindigd te hebben, spreekt de priester, een weinig luiden, om het volk zijne toestemming te vragen in al hetgene hij in hunnen naam lot God^zoó even heeft gezegd.
Vcs. In alle eeuwen tier eeuwen.
Autw. Amen.
70
HET n. MISOFFER. 71
DE BEREIDING TOT DE NUTTIGING.
Voorrede van het gebed des Heer en.
Oremus.
Door de heilzame voorschriften van Jezus Christus opgewekt, en door de goddelijke leering onderwezen, durven wij zeggen ;
Pater noster.
Onze Vader, die in de hemelen zijt; geheiligd zij uw naam. Ons toekoine uw rijk. Uw wil geschiede op de aarde, als in den hemel. Geef ons heden ons dagclijksch brood. En vergeel ons onze schulden, gelijk wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in bekoring. Maar verlos ons van het kwaad. Amen.
In de jilcgligc Missen zou men, tijdens het zingen van liet Puler Noster, de uitbreiding van het gebed des Heeren kunnen lezen : zie de inhoudstafel.
Libera nos.
De priester met eene slille stem Anten antwoordende, wil hierdoor zeggen : Ja, mijn God, ik vraag u, in den naam der geheele vergadering, dat gij ons van alle kwaad gelieft te verlossen ; en hij breidt daarna deze vraag uit, door een gebed, gedurende hetwelk men zal kunnen zeggen :
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Libera nos.
Mijn God, verlos mij van de zonden, van mijn voorgaand leven, cn waarvan ik aan uweregt-vaardiglicid rekening moet geven : onttrek mij aan mijne kwade gewoonten, en aan mijne altoos voortdurende ongeregelde geneigdheden, die mij tot liet kwaad uitlokken. Eindelijk, mijn God! verlos mij van den duivel, van de wereld , van het vleesch en van den eeuwigen dood.
De priester eindigt dit korte gebed, makende met de Patecl het teeken des kruises over zieh , daarna kust hij dezelve : dit is, omdat de laatste woorden eene vraag bevatten, waardoor hij Gode den vrede vraagt, waarvan de Patecl liet werktuig ol' zinnebeeld is, en wij dezen vrede, de vriendschap des Heeren, niet kunnen bezitten, dan dooide verdiensten van het kruis. De Pateel is het zinnebeeld van dien vrede, omdat ze het schoteltje is, waarop men het ligchaam van Jezus Christus legt, dat, tot teeken van vrede en verzoening, moet uitgedeeld worden.
Na dit teeken des kruises en den kus der Pateel, breekt de priester de heilige Hostie, om Jezus Christus na te volgen, die het heilige brood brak , voordat hij het aan zijue apostelen ronddeelde : hij iaat een klein gedeelte in den kelk vallen, om de verceniging van hot ligchaam en bloed van Jezus, in zijne heerlijke opstanding, aan te duiden.
Vervolgens de oogen op de gedaante ven het brood vestigende, drukt hij, terwijl hij op zijne borst slaat, tot driemaal toe, op het zien van Jezus Christus, de gevoelens uil. die den II.
72
HET n. MISOFFER.
Joannes den Dooper bezielden, toen hij den Zoon Gods zag : Lam Gods, dut de zonden der wereld •wegneemt, ontferm u onzer.
Het Agnus Dei.
Mijn Zaligmaker, Jezus Christus, gij zijt het ware Lam Gods, opgeolferd om onze zonden uit te wisschen ; maak, dat wij, door uwe genade, na de vergeving onzer zonden bekomen te hebben, een nieuw leven leiden, en verleen ons de liefde tot, en don vrede met onzen evennaaste , welke gij zoo zeer aanbevolen hebt, en die zoo noodzakelijk zijn, om deelgenoot te worden van de uitwerkselen en de genade der heilige Communie.
Na driemaal het Agnus Dei gezegd te hebben, stiert de priester, diep nedergebogen, een gebed tot God, om hem te smeeken zijnen vrede aan de Kerk le vergunnen, en eene ware eendragt tussehen al hare leden daar te stellen, eene vereeniging van geest en hart, die liefde, waarvan Jezus Christus gezegd heeft, dat liet door haar is, dat men zijne ware leerlingen zal kennen. In de plegtigc Missen, slaat de Priester, na het altaar gekust te hebben, regtop en wcnscht den vrede aan den Diaken, en door dezen aan do geeslclijkiieid en het aanwezende volk. Hij kust het allaar, om aan le duiden, dat hij den vrede niet kan geven, dan na dien alvorens zelf van Jezus Christus, die door het altaar afgebeeld wordt, ontvangen te hebben. Gedurende den vrede--kus moeten de aanwezenden vragen, om met een ieder in vrede te leven, en nimmer door hunne schuld, de eendragt le verbreken, die onder de
73
4
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Christenen, welke allen broeders en in Chrislus ingelijfd zijn, moet heerschen.
Het gebed voor den vrede is gevolgd door twee andere, door welke de Priester van God de vruclit der offerande en communie afsmeekt.
Om in dit oogenblik volmaaktelijk in den geest der Kerk te treden, en zich inniger met den R' Priester te vereenigen, zoude het te wensehen zijn, daV al de aanwezenden rein genoeg waren, om werkelijk tot de heilige Tafel te naderen.
Laat ons, zoo wij dit geluk niet hebben, Jezus Chrislus smeeken, dat hij het ons ten spoedigste verleene, en ons zeiven teedere genegenheden tot hem, een diep berouw over onze misdrijven, en een levend verlangen om hem te ontvangen , inboezenie , ten einde ten minste geestelijk te eommuniceren. Jezus Christus vergunt dikwijls uan eene welgedane geestelijke communie dezelfde genade, welke hij aan eene werkelijke communie zou geven.
HET DOM1NE NON SUM DIGNUS,
en de Nuttiging.
Wanneer de priester gaat nuttigen, zegt hij driemaal met een diep gevoel zijner onwaardigheid :
Heer, ik ben niet waardig, dal gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts een woord, en mijne ziel zal gezond worden. Deze woorden ' zijn die van den hoofdman des Evangelies nagevolgd , en passen volmaaktelijk den Christen, die, steeds der mededeelingen en genade van eenen God onwaardig, geene andere aanspraak daarop
74
DET n. MISOFFER,
heeft, (Jan zijne grnote barmhartigheid : dat hij dan, door zijne ootmoedigheid en heilige gesteltenissen, IrachtB God te bewegen van op zijn vurig gebed mei de troostvolle woorden, die eertijds den melaalschen de gezondheid wedergaven, le antwoorden : Ik wil het, wees gezond.
Gebed voor de geestelijke Communie.
Heer Jezus, ik beken, dat gij het ware levende brood zijt, van den hernel nedergedaald, en dat gij met ziel en ligchaam en met uwe godheid, door eeiie bewonderenswaardige goedheid, eene hartroerende barmhartigheid en eene wonderbare magt, wezenlijk tegenwoordig zijt onder deze gedaante van brood en wijn, om ons met u zeiven te voeden. Ik aanbid u alsdan uit al de opregtheid van mijn hart.
Ik geloof, dal gij in dit aanbiddelijke Sacrament eindelooze schatten en bemelsche genaden besluit, waaraan mijne behoeftige en ellendige ziel vuriglijk verlangt deel le hebben.
Ik geloof aan de wooi den, welke gij gesproken hebt : i' ia mijn vlecsch eet en mijn bloed drinkt, die blijft in mij en ik in hem... hij zal in eeuwigheid leven. Zie mij hier, o levend brood ! ellendig en kwijnend van honger en dorst, aan eindelooze zwakheden onderworpen. O ! hoe zeer verlang ik u te nuttigen, opdat ik, met u, opperste geneesheer onzer zielen, vercenigd zijnde, geheal en waarlijk, door uw leven, moge leven.
Ik beken nu, met schaamte overdekt en met een diep leedwezen over mijne zonden, dat ik niet waardig ben, dat gij in mijne woning komt: ik durf u dan mijne ziel niet lalen binnen treden.
75
GEBEDEN VOOR EN ONDER
om u aldaar le huisvesten, door werkelijk uw heilig ligcliaani tc ontvangen ; maar ik weet en geloof met den hoofdman van het Evangelie, dal, ofschoon gij afwezend zijl, dat is tc zeggen, ofschoon ik de heilige Communie niet ontvang , gij echter met een enkel woord mijne ziel kunt reinigen van al wat haar onwaardig maakt om u le ontvangen.
Ach ! gewaardig u dit woord van sterkte en heiligmaking uit te spreken : genees, door de almogende zalving uwer genade, mijne kranke ziel, en haast u uw verblijf in haar te komen vestigen, om haar in haren honger te voeden, cu in hare uilerste zwakheid te versterken ; gij, die volgens den wil uws Vaders en de werking des heiligen Geestcs, door uwen dood hel leven aan de wereld hebt gegeven : voed mij, maak mij levend, heilig mij door uw gezegend ligchaam cn bloed.
O beminnenswaardige God ! gij , wicn ik voorlaan boven alles wil beminnen, maak, dat ik u nooit meer beleedige : vergun mij uwe genade om deze en die zonde.... le vluglen, aan welke ik mij zoo gemakkelijk, zoo dikwijls pligtig maak : hecht mij aan u door de banden der vurigste liefde, en verzeker mijne getrouwheid hier op aarde, opdat ik het onuitsprekelijke geluk moge smaken van u in de eeuwigheid te beminnen cn tc bezitten.
Deze oefening van cene geestelijke communie kan ook dienen voor de bezoeken aan het allerheiligste Sacrament gedurende den dag bij voorbeeld, gedurende Jiet lof.
70
HET H. MISOFFER,
Beknopt voorschrift van Fénflon.
Heer!ofschoon ik, door mijne zonden en trouweloosheden, onwaardig ben tot uw altaar te naderen, en u, door de heilige Communie, te ontvangen, durf ik u nogtans smeeken mij eenig doel in uwe barmhartigheden te vergunnen. Gewaardig u, mij de genade te verlcfinen van deelachtig te worden aan de verdiensten uwer offerande ; verlicht mijnen geest, versterk mijnen wil, en reinig mijn hart, opdat ik niet meer dan aan u denke, niets meer, dan u alleen, uit liefde tot u, beminne, maak, door uwe genade, dat ik niets meer verlange, dan voor li te leven, te lijden en te sterven.
SBESOE KX MKKfc, UKlf
BEVATTENDE DE DAMvZEGGIMG,
De nuttiging is gevolgd door twee afwasschin-gen, uit eerbied voor het ligchaam en bloed van Jezus Christus : de eerste, opdat er niets in den mond des priesters van over blijve, de tweede, opdat er niets blijve van de heilige gedaanten in den kelk of aan zijne vingeren. Terwijl hij deze afwasschingen nuttigt, vraagt hij nogmaals de vergeving der zonden, de genade van een heilig leven en den prijs des eeuwigen levens. De gebeden, welke hij daarna zegt, zijn eene dankzegging om God te bedanken voor de groote weldaad, welke hij hem en het chrlstene volk daar even heeft bewezen, en tevens eene nieuwe
77
GEBEDEN VOOH EN ONDER
om u aldaar le huisvesten, door werkelijk uw heilig ligchaam le otitvaiigen ; maar ik weet en geloof met den hoofdman van het Evangelie, dat, ofschoon gij afvvezend zijl, dat is te zeggen, ofschoon ik de heilige Communie niet ontvang , gij eehter mei een enkel woord mijne ziel kunt reinigen van al wat haar onwaardig maakt om u te ontvangen.
Ach ! gewaardig u dit woord van sterkte en heiligmaking uit le spreken : genres, door de almogende zalving uwer genade, mijne kranke ziel, en haast u uw verblijf in haar te komen vestigen, om haar in haren honger te voeden, en in hare uiterste zwakheid te versterken ; gij, die volgens den wil nws Vaders en de werking des heiligen Geeslcs, door uwen dood liet leven aan de wereld hebt gegeven : voed mij, maak mij levend, heilig mij door uw gezegend ligchaam en bloed.
O beminnenswaardige God ! gij , wien ik voorlaan boven alles wil beminnen, maak, dat ik u nooit meer beleedige : vergun mij uwe genade om deze en die zonde.... te vlugten, aan welke ik mij zoo gemakkelijk, zoo dikwijls pligtig maak : hecht mij aan 11 door de banden der vurigste liefde, en verzeker mijne getrouwheid hier op aarde, opdat ik het onuitsprekelijke geluk moge smaken van u in de eeuwigheid te beminnen cn te bezitten.
Deze oefening van eene geestelijke communie kan ook dienen voor de bezoeken aan het allerheiligste Sacrament gedurende den dag bij voorbeeld, gedurejide Jiet lof.
76
HET n. MISOFFER,
Beknopt voorschrift van Fénélon.
Heer!ofschoon ik, door mijne zonden en trouweloosheden, onwaardig ben tot uw altaar te naderen, en u, door de heilige Communie, te ontvangen, durf ik u nogtans smeeken mij eenig deel in uwe barmhartigheden te vergunnen. Gewaardig u, mij de genade te verlefinen van deelachtig te worden aan de verdiensten uwer offerande; verlicht mijnen geest, versterk mijnen wil, en reinig mijn hart, opdat ik niet meer dan aan u denke, niets meer, dan u alleen, uit liefde lot u, beminne, maak, door uwe genade, dat ik niets meer verlange, dan voor u te leven, te lijden en te sterven.
5KKSOE KX liAAVSVC; MKKIj O Kif H. 3115.
BEVATTENDE DE DAMvZEGGING.
De nuttiging is gevolgd door twee afwasschin-gen, uit eerbied voor het ligchaam en bloed van Jezus Christus ; de eerste, opdat er niets in den mond des priesters van over blijve, de tweede, opdat er niets blijve van de heilige gedaanten in den kelk of aan zijne vingeren. Terwijl hij deze afwassehingen nuttigt, vraagt hij nogmaals de vergeving der zonden, de genade van een heilig leven en den prijs des eeuwigen levens. De gebeden, welke hij daarna zegt, zijn eene dankzegging om God te bedanken voor de groote weldaad, welke hij hem en het christene volk daar even heeft bewezen, en levens eene nieuwe
77
GEBEDEN VOOR EN OSOER
betuiging van getrouwheid. Al de aanwezenden moeten zich dan met den priester vercenigen , om hunne dankbaarheid te bewijzen, en hnn opregt voornemen te beluigen van voortaan een christelijk leven te leiden.
De laatste Gebeden.
Wat zal ik u wedergeven, Heer, voor al de weldaden, waarmede gij mij overladen hebt ? Hoe zal ik u immer de dankbaarheid kunnen bewijzen, welke ik u, voor zoo veel goedheid, voor zoo veel liefde verschuldigd ben ! Ontvang, bid ik u, om in mijne onmagt te voorzien, de lofbetuigingen der regtvaardigen op aarde, van de goddelijke Maria, de zuiverste der maagden, van al uwe Engelen en Heiligen in den hemel.
Ik ga heen, zoo ik hoop, gezuiverd door uwe heilige geheimenissen ; door uwe genade geholpen, zal ik trachten mij te beveiligen tegen al datgene, wat mij op nieuw zou kunnen bezoedelen ; ik zal over mijne zinnen waken, opdat de dood, door de zonde, geenen ingang meer in mijne ziel vinde, en ik zal niet ophoudeu u ootmoedig en vurig te bidden, ten einde gij mij, tot mijnen laatsten zucht, tegen de vijanden mijner zaligheid verdediget. Maak mij getrouw aan deze heilige voornemens, welke gij, o mijn God ! o mijn Vader! mij hebt ingegeven ; ik smeek u om dezelve, door Jezus Christus, uwen Zoon, onzen Heer.
Het Ite missa est.
Nadat de gebeden gedaan zijn, keert de priester zich weder naar het midden des altaars,, hij kust dc
78
BET n, MISOFFER.
plaats, waar de. overblijfselen der Heiligen ruslen, keert zich om naar het volk, en na hetzelve de goddelijke gaven toegewenseht te hebben, door de woorden : Dominus vobücwn, zendt hij het weg, zeggende : Gaal, de mis is geëindigd ; en het volk dankt God, door deze woorden: Deo gr alias : God zij dank.
De priester zich daarna weder naar het altaar omkeerende, buigt zich diep neder, en sliert een laatste gebed tot de heilige Drievuldigheid, waarin hij haar op nieuw het werk bij uitstekendheid, hetwelk hij zoo even heeft vollrokken, aanbiedt, terwijl hij haar vraagt, dat hetzelve het onderpand zijner zaligheid en van die van het geloovige volk moge wezen. Vervolgens het altaar kussende, om zelf de zegening van Jezus Christus, door het altaar afgebeeld, le ontvangen, heft hij de handen hemelwaarts, om le toonen, dat het aan dezen Opperpriester, die in den hemel, aan de regterhand van den troon der opperste Majesteit gezeten is, toekomt, het geloovige volk, door de verdiensten van zijne geheimenissen en gt; van zijn kruis, voor de eeuwigheid te zegenen. Hij keert zich daarna om tot het volk en zegent het in den naam van de drie Personen der allerheiligste Drievuldigheid, terwijl hij over hetzelve het teeken des kruises maakt, om te leeren, dat het slechts door het kruis is, dat wij in de hemelsche zegeningen, deel kunnen hebben.
In de Missen, in welke de Gloria in exeelsis niet is gezegd geworden, zegt de priester, in stede van ite missa est, naar het altaar gekeerd.
Vers: Laat ons den Heer zegenen; waarop het volk, even als op ite missa est, antwoordt: God ay dank.
79
GEBEDEN VOOR EK ONDER
Terwijl de priester den zegen geeft, belioort het volk zich onder de hand des Hoeren te verootmoedigen, en hem te smeeken van het door de bediening des priesters te zegenen.
De godsvrucht der laatste eeuwen heeft het gebruik ingevoerd, hetgene door den Paus Pius V in eene wet is veranderd, van aan hel altaar, het begin des Evangelies van den 11. Joannes te lezen, waarin de godheid van Jezus Christus in de grootheid der eeuwige raadsbesluiten, die den Zoon Gods op de aarde hebben doen nederdalen, in zulke verhevene uitdrukkingen vermeld zijn. De geheele godsdienst is in die woorden besloten. Het volk moet hetzelve regtstaande en met eerbied aanhooren, en Jezus Christus vragen, dat hij ons de genade verleene, van tot den dood toe de hoedanigheid van kinderen Gods te behouden, welke hij ons door zijne Menschwording, zijnen Dood, zijne Opstanding en Hemelvaart verdiend heeft.
GEBED
Terwijl do priester, in het midden des altaars nodergebogen, bidt, voor dat hij den zegen geeft.
O mijn God ! geef geen acht op mijne onwaardigheid ; maar niets inziende dan uwe onuitputbare barmhartigheden en de verdiensten van het goddelijke Lain, dat geofferd isgsworden, om de zonde der wereld uit te wisschen , doe over mij den overvloed uwer zegeningen nederdalen.
Gebed gedurende het laatste Evangelie.
Eeuwig woord , waardoor alles is gemaakt en dat in de volheid des tijds, voor ons vleesch
80
HET n. MISOFFER.
geworden zijnde, deze eerbiedwaardige en verhevene offerande ingesteld hebt, wij bedanken u hiervoor met den diepslen ootmoed. Dat alle Engelen en Heiligen des hemels u daarom loven, cn maak, dat wij zelve beginnen u te zegenen op de aarde, door ons gedurende dezen dag en al den tijd, welken gij ons nog in de wereld vergunnen wilt, op zoodanige wijze te gedragen, als onze goddelijke aanneming waardig is.
Blijf na de Mis nog eenige oogenblikken overwegende, alvorens de kerk te verlaten ; bedank God en vraag, dat bet bijwonen des heiligen Wisoiïers, voor u niet vruchteloos zij. Tot dankzegging kunt gij het Te Deum lezen. Zie yod-vruchlige oefeningen voor den zondag.
81
gt;Bse3ï$eSselt;$gt;eeey$lt;^Stesamp;i$elt;3!!gt;BSë§S3e3e8lt;
DE NAVOLGING
vgt;^\/
VERMANINGEN , WELKE VOOR HET GEESTELIJKE LEVEN NUTTIG ZIJN,
VWV
I. HOOFDSTUK.
Men moet Christus navolgen , en alle Edelheden der wereld versmaden.
1. Wie mij volgt, zegt de Heer, wandelt niet in de duisternis (1). Dit zijn de woorden van Christus, waardoor wij vermaand worden om zijn leven en zijne zeden na te volgen , indien wij waarlijk verlicht en bevrijd willen worden van alle verblindheid des harten.
Dat dan onze grootste betrachting , het leven van Jezus Christus te overwegen.
2. De leering van Jezus Christus gaat alle leering der Heiligen verre te boven ; en die den geest van Christus had , zou het daarin verborgen manna vinden.
Doch niet zelden gebeurt het , dat velen, al hooren zij dikwijls het heilig Evangelie, weinig smaak daarin gevoelen , omdat zij den geest van Christus niet hebben.
Hy dan j die volkomen en met smaak de woor-
U (Joan. 8. v. ia.)
DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS. 83
den van Christus wil verslaan , moet trachten zijn leven gelijkvormig te maken aan dat van Christus.
3. Wat zal het u baten diepzinnig over de heilige Drieëenheid te redetwisten , indien gij, bij gebrek aan ootmoedigheid , aan de heilige Drieëenheid mishaagt ?
Voorwaar , verhevene woorden maken niemand heilig of regtvaardig , maar een deugdzaam leven maakt den mensch aangenaam aan God.
Ik gevoel liever eene opregte vermorzeling des harten , dan dat ik de beschrijving daarvan wete.
Al wist gij den geheelen Bijbel van buiten en daarbij de gezegden van al de wijsgeeren , wat zou u dit alles balen zonder de liefde en de genade Gods ?
IJdelheid der ijdelheden ! alles is ijdelheid behalve God te beminnen , en hem alleen te dienen.
De grootste wijsheid is , naar het hemelsche rijk te streven , door het versmaden der wereld.
i. Het is dus ijdelheid , de vergankelijke rijkdommen dezer wereld te zoeken , en daarop zijne hoop te stellen.
Het is ook eene groole ijdelheid, eerambten na te jagen en zieh tot eeneu hoogen staal le verheffen.
Het is ijdelheid , de lusten van het vleeseh te volgen , en datgene le verlangen , waarvoor men hier namaals vreeselijk moet gestraft worden.
Hel is ijdelheid een lang leven te wensehen , en weinig bezorgd te zijn voor een goed leven.
Hel is ijdelheid , alleen bezorgd te zijn voor het tegenwoordige , en niet op de toekomst te denken.
l) i. v. a.),
84 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Het is ijdelheid , dalgcne Ie beminnen , wat zoo snel voorbij gaat, en zich niet derwaarts te spoeden , waar de eeuwige blijdschap te wachten is.
Gedenk dikwijls deze spreuk : hel oog viordt niet verzadigd door ie zielig noch hel oor door te/looren.{l)
Arbeid dus om uw hart van de liefde der zigt-bare dingen af te trekken , en u tot de onzigtbare te wenden : want zij , die hunne zinnelijkheden volgen , besmetten hun geweten , en verliezen de genade Gods.
II. HOOFDSTÜ K.
Over het nederig gevoelen van zich zeiven.
1. Ieder mensch is natuurlijk weetgierig; maar wat baat de wetenschap zonder de vreezc Gods ?
Inderdaad , een nederig akkerman , die God dient , is beter dan een hoovaardige wijsgeer , die, terwijl hij zich zeiven vergeet , den loop des hemels wil begrijpen.
Die zich zeiven wel kent, heeft een klein gevoelen van zich zeiven , en schept geen vermaak in de lofspraak der menschen.
AI kende ik alle dingen dezer wereld , indien ik de liefde Gods niet bezit , wat zou mij zulks bij God baten , die mij volgens mijne werken zal oordeelen ?
2. Matigt de groote begeerte om veel to weten : want daarin is groote verstrooijing en bedrog gelegen.
Die veel weten, zijn gaarne gezien , en hooren gaarne , dal zij voor wijze mannen gehouden worden.
(1) Eccles. I. T. 8.
EEHSTE BOEK. 85
Er zijn veel dingen , welker kennis aan de ziel weinig of niets baat.
En hij is zeer dwaas , die zich op iels anders toelegt, dan op dalgene , wat tot zijne zaligheid dient.
Veel woorden verzadigen de ziel niet ; maar een goed leven verkwikt den geest , en een rein geweten geeft een groot betrouwen op God.
3. Hoe meerdere en klaardere kennis gij van veel dingen hebt , des te strenger zult gij geoordeeld worden , tenzij gij ook zoo veel te heiliger geleefd hebt.
Verhef u niet over eenige kunst of geleerdheid, maar vrees eerder voor de kennis, die u boven anderen gegeven is. ,
Indien gij u Iaat voorstaan , dat gij veel weet, en dit wel genoeg verstaat, zoo weet echter , dat er meerdere dingen zijn , die gij niet weet.
Heb dan geen hoog gevoelen van uwe wetenschap (1), maar erken veeleer uwe onwetendheid.
Wilt gij n zeiven boven iemand verheffen , terwijl er velen gevonden worden die geleerder, en in de Schriftuur en in de wet van God meer ervaren zijn , dan gij ?
Wilt gij iels nuttigs welen en loeren , verlang dan onbekend te zijn , ea voor niets geacht te worden.
4. De voordeeligste les is : de ware kennis en verachting van zich zeiven.
Niels aan zich zeiven toeschrijven , en van anderen een altijd goed en verheven gevoelen hebben, is groole wijsheid en volinaaktheiil.
Indien gij iemand opcntlijk zaagt zondigen ,
fl) Bom. XII — 16.
80 DE NAVOLGING VAN JEZUS CDMSTUS.
of eenige zware fouten bedrijven , zoudt gij nog-tans u niet beter moeten achten dan hem (want gij weet niet boe lang gij in liet goede standvastig lunt wezen.
Wij allen zijn zwak en broos, doch gij moet niemand voor zwakker houden dan u zelve.
Over de leering der waarheid.
1. Zalig is hij , die geleerd wordt door de waarheid zelve, gelijk zij in zich zelve is, en niel door beelden en voorbijvliegende woorden.
Onze meening en onze zinnen bedriegen ons dikwijls , en zien zeer weinig'
Wat balen ons vernuftige twistredenen over de verborgene en duistere zaken , waarover wij in Gods oordeel niet zullen gestraft worden , wijl wij die niet geweten hebben.
liet is eene groote dwaasheid , dal wij , met verzuim van heigeen nuttig en noodig is, ons opzettelijk bekommeren niet ijdele en schadelijke dingen. Waarlijk, wij hebben oogen . en wij zien niet.
2. En wat bekommeren wij ons over geslachten
en soorten ?
Hij , lot wien het eeuwig Woord spreekt , bekommert zich niet met zulke twijfelachtige gevoelens.
Uit het eeuwige Woord ontspruit alles , en alle dingen verkondigen dal Woord , en dit is het beginsel (God zelf) , hetwelk tot ons spreekt (1).
(1) Joan VIH. 25.
eerste boek.
Niemand kan zonder hetzelve iets wel verstaan, of regtzinnig oordaelen.
Hij, die alle dingen vindt in dat een , [dat God is) en alle dingen trekt uit dat een, en alle dingen ziet in dat een, kan gestadig van harte zijn, en in God bevredigd blijven.
O waarheid, die (iod zelf zijl! maak mij één met u in eene eeuwige liefde.
Het verdriet mij dikwijls veel te lezen of tc hooren : want in u is alles, wat ik kan begeeren of wensehen.
Dat in uwe tegenwoordigheid alle leeraars z« ij-gen , en alle schepselen verstommen : spreek gij alleen lot mij.
3. Hoe meer men bij zich zelven ingetogen ca eenvoudig is , des ;e meerdere en verhevener dingen begrijpt men zonder moeite: want men ontvangt het licht des verstands van boven.
Een zuivere , eenvoudige en bestendige geest wordt niet door veelvuldige werken verstrooid ; want hij doet alles ter eere Gods ; en in zich zelven rustende , tracht hij van alle eigenliefde ontslagen te zijn.
Wat hindert en kwelt u meer, dan de onve»«-storvene geneigdheid des harten ?
Een goed , godvruchtig mensch regelt eerst inwendig al de werken , die hij uitwendig verrigten moet.
Ook vervoeren dezelve hem niet tot de lusten der bedorvene neiging ; tnaar hij bedwingt die volgens het oordeel der gezonde rede.
Wie heeft een' sterkeren strijd dan hij , die tracht zich zelven te overwinnen ?
En dit behoorde ons voornaamste werk te zijn,
87
■quot;%v
88 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
te weten : ons zeiven te overwinnen , en dagelijks legen ons zeiven sterker te worden , en gedurig voort te gaan tot een beter leven.
-i. Alle volmaaktheid in dit leven is vermengd met eenige onvolmaaktheid, en al onze bespiegeling is niet zonder eenige duisterheid.
De nederige kennis van u zeiven is een zekerder weg om tol God tc komen, dan de diepe navor-sching van eenige wetenschap.
De weienschap of de eenvoudige kennis van eenige zaak, die in zich zelve goed en door God geboden is, is wel niet te misprijzen ; doch men moet altijd aan een goed geweten en een deugdzaam leven de voorkeur geven.
Maar omdat er velen zijn, die meer trachten veel te weten, dan wel te leven, dwalen zij dikwijls, en doen geene of weinige vruchten mei hunne geleerdheid.
o. O, indien zij zoo veel ijver aanwendden om de zonden uitte roeijen en deugden te planten, als zij doen, om twistvragen voor le stellen, dan zou er zoo veel kwaad en ergernis onder het volk, en zoo veel ongeregeldheid in de kloosters niet gebeuren.
Voorwaar, in den dag des oordeels zal ons niet gevraagd worden, wat wij gelezen, maar wat wij gedaan hebben : noch hoe welsprekend, maar hoe godsdienstig van leven wij zijn geweest.
Zeg mij eens, waar zijn nu al die heeren en meesters, die gij goed gekend hebt toen zij nog leefden, en die om hunne geleerdheid hoog geacht werden ?
Anderen bezitten nu hunne bedieningen, en ik weet niet, ol zij wel eens aan hen denken.
EEUSTE DOEK.
Gedurende hun leven schenen zij iets te zijn, en nu zwijgt men van hen.
6. O hoe spoedig gaat de roem der wereld voorbij ! O had hun leven met hunne geleerdheid overeengestemd! dan zouden zij wel gestudeerd en wel gelezen hebben.
Hoe velen, die weinig bezorgd zijn om God te dienen, gaan er in de wereld door ijdele geleerdheid verloren ?
En omdat zij liever groot dan nederig willen zijn, daarom woorden zij in hunne gedachten verijdeld.
Hij is waarliik groot, die eene groote liefde tot God heeft.
Hij is in der dasd groot, die klein is in zijne eigene oogen, en die hel toppunt van eer als een niet acht.
Hij is waarlijk w ijs, die, om Christus te winnen, alle aardsche dingen als slijk beschouwt, (d)
Waarlijk geleerd is hij^ die den wil van God volbrengt, en van zijnen eigenen wil afstand doet.
IV. HOOFDSTUK.
Over de omzigtigheid in onze handelingen.
1, Men moet aan alle woorden of ingevingen geen geloof hechten ; maar men moet eene zaak zeer bedaard en rijpelijk overwegen, en ze naar den wil van God onderzoeken.
89
Helaas ! dikwijls wordt het kwade van onzen naaste ligtelijker geloofd en gezegd dan het goede: zoo zwak zijn wij !
(1) Pliilipp. III. 8.
90 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Doch volmaakte menschen gelooven niet ligt al hetgeen men zegt: want zij weten wel, dat de menschelijke zwakheid zeer tot het kwade is geneigd, en dat zij zich ligtelijk in het spreken misgrijpt.
2. Het is eene groote wijsheid, in zijne handelingen niet te overijlend en aan zijn eigen gevoelen niet hardnekkig verkleefd te zijn.
Het is ook een deel dezer wijsheid, niet ligtelrjk alle woorden der menschen te gelooven, noch hetgeen men gehoord of geloofd heeft, dadelijk aan anderen te verhalen.
Vraag altijd raad aan eenen wijzen en god-vreezenden man, en zoek liever door geleerden onderwezen te worden, dan uw eigen goeddunken te volgen.
Een goed leven maakt den mensch wijs volgens (Vod, en in vele dingen ervaren.
Hoe ootmoediger iemand in zich zeiven en Gode onderdaniger is, des te verstandiger en geruster zal hij in alle dingen wezen.
Over het lezen der heilige Schrift.
1. Men moet in de heilige Schrift de waarheid, en niet de welsprekendheid zoeken.
De heilige Schrift moet gelezen worden in denzelfden geest, waarin zij geschreven is.
Wij moeten in de heilige Schrift eerder datgene zoeken wat onze zaligheid kan bevorderen, dan sierlgkheid van taal.
Wg moeten even gaarne eenvoudige en god»
EERSTE BOEK.
vruchlige, als verhevene en diepzinnige boeken lezen.
Laat u niet veel gelegen liggen aan hel gezag des schrijvers, hetzij hij weinig of veel geleerdheid gehad hebbe; maar dat de liefde der zuivere waarheid u tot het lezen aanspore.
Vraag niet wie het zegt, maar let voornamelijk op hetgeen men zegt.
2. De menschen zijn vergankelijk; maar de waarheid des Heeren blij ft in eeuwigheid Vs. iKÜ. v. 2.
God spreekt dikwijls tot onSj zonder aanzien van personen, en op verschillende wijzen.
Onze nieuwsgierigheid is ons meermaals hinderlijk in het lezen der heilige Schrift, als wij sommige dingen willen begrijpen en doorgronden, die wij eenvoudig behoorden voorbij te gaan.
Wilt gij daaruit nut trekken, leest dan ootmoedig, eenvoudig en trouw ; en tracht nooit den naam van geleerd te hebben.
Vraag gaarne, en hoor zwijgend de woorden der Heiligen ; heb geen mishagen In de gelijkenissen der Ouden, want zij worden niet zonder reden voorgesteld.
VI. HOOFDSTUK.
OTor de ongeregcldo neigingen. De ware vrede is In het versterven der lusten te vinden.
1. Zoodra de mensch iels op eene ongeregelde wijze verlangt, wordt iilj dadelijk in zich zelven verontrust.
De hoovaardigen en gierigaards zijn nooit gerust; maar die arm en ootmoedig van geest zijn leven altijd in grooten vrede.
91
92 DE NAVOLGING VAN JEZl'S CUIUSTÜS.
De mensch, die nog niet geheel in zich zelvcn verstorven is, wordt ligtelijk bekoord en ook door kleine en nietige dingen overwonnen.
Die nog zwak in den geest, en nog eenigzins vleesclielijk tot zinnelijk vermaak geneigd is, kan zicli zeer moeijelijk gelieel van alle aaidsche begeerten losmaken.
En daarom gevoelt hij dikwijls droefheid als hij zich daaraan onttrekt, en is zeer ligt gestoord, als hem iemand wederstaat.
2. Maar indien hij verkregen heeft hetgeen hij ongeregeld begeerde, wordt hij terstond door de wroeging zijns gewetens bezwaard, omdat hij zijne drift ingevolgd heeft, die hem lot den vrede, dien hij gezocht heeft, niets baat.
Derhalve is de ware vrede des harten alleen te vinden in het wederstaan aan zijne driften, maar niet in die te volgen of te volbrengen.
£r is uit dien hoofde geen vrede in het hart van eenen vlceschelijken mensch, noch bij iemand, die aan de uiterlijke dingen is overgegeven, maar wel in het hart van hem, die ijverig en geestelijk is.
VII. HOOFDSTUK.
Over het vermijden der ijdele hoop en verwaandheid.
1. Hij is ijdel, die op de menschen of op eenige andere schepselen zijne hoop stelt.
Schaam u niet, uit liefde van onzen Heer Jezus Christus, andere menschen te dienen cn in deze wereld voor arm aangezien te worden.
Steun ook niet op u zelven, maar vestig al uwe hoop op God.
1
EERSTE BOEK. 93
n Doe heigeen in uwe magt is, en God zal uwen
)r goeden wil bijstaan.
Betrouw niet op uwe kunde, noch op het s vernuft van eenigen mensch ; maar veeleer op de
n genade van God, die altijd de ootinoedigen bij-
e slaat, en de hoovaardigen vernedert.
2. Beroem u niet op uwe rijkdommen, indien ij gij die hebt, noch op uwe vrienden, omdat zij
s vermogend zijn : maar op God, die alles verleent,
en nog bovendien zich zeiven geven wil. j Wil u ook niet verhellen over de gestalte en
s schoonheid van uw ligehaarn, hetwelk door eene
3 geringe onpasselijkhe d ligtelijk gekrenkt of mis-
i maakt wordt.
Schep geen zelfbehagen in uwe bekwaamheid of uw vernuft, opdat gij daardoor aan God niet mishaget, aan wien alle goed, hetgeen gij natuurlijk hebt, toebehoort.
5. Acht u ook niet beter dan een ander, opdat gij welligt van God, die alles weet, wat in den mensch omgaat, niet voor erger gehouden wordet.
Verhoovaardig u niet over uwe goede werken, want verschillend zijn de oordeelen der mensehen met die van God, aan wien dikwijls mishaagt wat aan de mensehen behaagt.
Indien gij iets goeds in u vindt , gedenk dat anderen nog wat beters gedaan hebben, opdat gij de deugd van ootmoedigheid moget behouden.
Het zal u niet hinderen, dat gij u onder allen stelt ; maar het zal u zeer schaden, zoo gij u slechts boven éénen mensch zoekt te verlielïen.
De ootmoedige mensch geniet eenen bestendigen vrede ; maar in hel hart van den hoovaardige is gedurige afgunst en verontwaardiging.
94 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
VIII. HOOFDSTUK.
Over het vermijden van al to groote gemeenzaamheid.
4. Ontdekt uw hart niet aan iedereen: (1) maar raadpleeg over uwe zaken met een godvreezend man.
Verkeer weinig met jonge en vreemde lieden.
Vlei de rijken niet: en vertoon u ook niet gaarne voor de groolen.
Verkeer met ootmoedige , godvruchtige en welgeregelde lieden, en spreek met hen over stichtende zaken.
Wees niet gemeenzaam met eenige vrouwen; maar beveel in het algemeen alle goede vrouwen aan God.
Wensch met God alleen en met zijne Engelen gemeenschap te hebben , en vermijd den omgang der menschen.
2. Men moet alle menschen beminnen ; doch groote gemeenschap met allen is niet dienstig.
Het gebeurt somtijds, dat een onbekend persoon, door zijnen goeden naam , aanzien beeft, die nog-tans door zijne tegenwoordigheid degenen stoot, welke hem zien.
Wij meenen soms , door onzen omgang anderen te behagen ; maar wij beginnen hun te mishagen, als zij eenige ongeregelde zeden in ons bemerken.
IX. HOOFDSTUK.
Over de gehoorzaamheid en de onderwerping.
1. Het is iets zeer groot onder gehoorzaamheid
(1) Eccle. VIII. 22
SEKSTE BOEK.
te staan , onder eenen overste te leven , en zl)n eigen meester niet te zijn.
Veel veiliger is het, onder gehoorzaamheid, dan in overheid gesteld te zijn.
Maar velen staan onder de gehoorzaamheid meer uit dwang, dan uit liefde : en voor deze is de gehoorzaamheid pijnlek, en zij morren ligtelijk.
Ook zullen zij de vrijheid des harten niet bekomen, zoo zij zich niet uit ganscher harte, om God, aan de gehoorzaamheid onderwerpen.
Ga, waar gij wilt, en gij zult geene rust vinden , dan in eene ootmoedige onderwerping aan het bestuur van oenen overste.
De verbeelding, van door verandering van plaats beier te zullen leven , heeft er velen bedrogen.
2. Wel is waar, dat iedereen gaarne zijnen eigen zin volgt, en meer genegen is tot degenen, die van zijn gevoelen zijn.
Maar zoo God onder ons is, moeten wij somtijds van ons eigen gevoelen afgaan , oiu onzen vrede te behomleu.
Wie is zoo w ijs en verlicht, dat hij alles volkomen kan welen?
Betrouw dan niet te zeer op uw eigen gevoelen, maar hoor ook gaarne de gevoelens en den raad van anderen.
Indien uw gevoelen goed is, en gij hetzelve nogtans om God verlaat, en dat van anderen volgt, zult gij daaruit nog meer geestelijk voordeel trekken.
3. Ik heb dikwijls hooren zeggen , dat het zekerder is , raad te liooren en te ontvangen , dan raad te geven.
9S
96 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Het kan ook wel gebeuren , dat ieders gevoelen goed zij; maar met anderen niet te willen instemmen, als de rede of de zaak zulks vordert , is een teeken van hoogmoed en hardnekkigheid.
X. HOOFDSTUK.
Over liet vermijden dor overtollige woorden.
1. Vermijd, zoo veel gij kunt, het gewoel der menschen : want de behandeling .Ier we-rcldschc zaken is zeer gevaarlijk, al is het dal het met eene eenvoudige meening schijnt te geschieden.
Immers wij worden zeer ligtelijk door cenige ijdelheid besmet en ingenomen.
Ik wenschte wel dikwijls gezwegen en niet onder de mcnschnn verkeerd te hebben.
Maar waarom sproken wij zoo gaarne met elkander , daar wij nogtans zeer zelden zonder hinder of wroeging onzes gewetens , lot de stille wederkeeren ?
Het is omdat wij door die onderlinge gesprekken zoeken door elkander getroost le worden , en ons hart trachten te vevligten , hetgeen door velerlei gedachten bezwaard wordt.
En nog veel liever spreken wij over dingen , die wij zeer beminnen of verlangen, of over hetgene wij daaraan tegenstrijdig oonlcelen.
2. Doch helaas, wij doen dit dikwijls zonder baat en tc vergeefs : want die uitwendige troost is een groot beletsel voor den inwendigen godde-lijken troost.
Daarom moeten wij waken en bidden, opdat wij den tijd niet ijdel laten voorbijgaan.
EEIiSTE BOBK.
fndicn u het spreken geoorloofd en dienstig is, spreek dan van iets stichtends.
De kwade gewoontea en de groote vcrwaarloozing om voortgang te doeu in deugden , zijn oorzaak dat wij zoo weinig op ons spreken letten.
Nogtans draagt een godvruchtig gesprek over geestelijke zaken niet weinig bij tot den geestelijken vooruitgang, bijzonderlijk als personen, die in hart en geest overeenkomen, zich met God vereenigen.
Over het bekomen van den vrede en den ijver om in de deugden voortgang te maken.
1. Wij zouden veel vrede kunnen genieten, indien wij ons niet wilden bemoeijen met de woorden en daden van andere menschen en met datgene wat niet tot onze zorg behoort.
Hoe kan hij lang vrede hebben , die zich veel bemoeit met de zaken van anderen, en die gelegenheid zoekt om zich over uitwendige dingen te bekommeren , en zich weinig of zelden inwendig met zich zeiven bezig houdt ?
Zalig zijn de eenvoudigen, want zij zullen grooten vrede hebben.
2. Waarom zijn sommige Heiligen zoo volmaakt geweest, en zoo opgetogen in geestelijke beschouwingen ?
Omdat zij zich hebben bevlijtigd om zich van alle aardsche begeerten te ontdoen , en daarom zijn zij bekwaam geweest, om met ganscher harte God te beminnen , en zich zeiven geheel met God bezig te houden.
Maar wij zijn zeer bekommerd met onze zwak-
97
5
98 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
lieden en neigingen , en te zeer bezorgd en verontrust over het vergankelijke.
Het gebeurt ook zelden , dat wij een enkel gebrek volkomenlijk overwinnen , en wij worden lot dagelijkschen vooruitgang niet aangevuurd : daarom blijven wij zoo traag en laauw in de liefde Gods,
5. Indien wij volkomen aan ons zeiven verstorven , en van binnen niet met ijdele zorg bekommerd waren , dan zouden wij de goddelijke dingen kunnen smaken en van de hemelsche beschouwing iels ondervinden.
Het grootste en eenigste beletsel is , dat wij uiet vrij zijn van kwade driften en gelegenheden, en oos er niet op toeleggen om den volmaakten weg der Heiligen in te gaan.
Als er ons eene geringe wederwaardigheid overkomt, worden wij aanstonds kleinmoedigen zoeken wij menschclijken troost.
4. Indien wij , als kloeke mannen , in den strijd bleven volharden , zouden wij voorwaar Gods hulp over ons uit den hemel zien dalen.
Want hij is altijd bereid hen bij te staan , die manmoedig strijden , en op zijne genade betrouwen , en bij zelf verschaft ens de gelegenheid om te strijden , opdat wij de overwinning zouden behalen.
Indien wij in de uitwendige levenswijze den voortgang van een christelijk leven stellen , zoo zal onze godsvrucht weldra een einda nemen.
Maar laat ons de bijl aan den wortel zetten , opdat wij , van driften gezuiverd , ten bevredigd gemoed mogen bezitten.
ö. Indien wij elk jaar slechts eene ondeugd
EERSTE BOEK. 99
uitroeiden , dan zouden wij weldra volmaakte menscheu worden.
Maar nu , integendeel , bevinden wij dikwijls dat wij , in liet begin onzer bokeering , beter en zuiverder waren , dan veel jaren na de aflegging onzer geloften.
Onze ijver on voortgang behoorden dagelijks aan te groeijen , maar helaas! men houdt het nu voor iets groots zoo iemand nog een gedeelte van zijnen eersten ijver kan behouden.
Indien wij ons zeiven in het begin een weinig geweld aandeden , zouden wij daarna alles met gemak en blijdschap kunnen uitwerken.
0. Het valt zeer moeijclijk iels te laten , hetgeen men gewoon is te doen , maar het valt nog moeijelijker zijnen eigen wil legen te gaan.
Maar indien gij nu niet eenigc kleine en gemakkelijke dingen kunt overwinnen , wanneer zult gij dan grootere en zwaardere te boven komen ?
Bedwing uwe neiging in het begin , en ontdoe u van kwade gewoonten,opdat zij u niet allengs tot grootere zwarigheid brengen.
O ! indien gij overdacht hoe grooten vrede gij u zeiven , en hoe groote vreugde gij anderen zoudt aandoen met te leven zoo als hel behoort, dan geloof ik , zoudt gij zorgvuldiger voor uwen geestelijken vooruitgang wezen.
XII. HOOFDSTUK.
Over het nut van den tegenspoed.
1. Het is zeer goed voor ons , dat wij somtijds eenige zwarigheid en tegenspoed ondervinden ,
400 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIRISTl'S.
want zij doen den mensch dikwijls in zich zelvcn kccren j en doen hem gedenken , dat liij hier als in eene ballingschap verkeert , en zijn betrouwen niet op het aardsehe stellen moet.
Het is voor ons ook goed , dat wij somtijds tegenspraak lijden , en dat men ongutisiig of verkeerd over ons denkt, dan zelfs, als wij wel doen en eene goede meening hebben : dit dient dikwijls om do ootmoedigheid te bevorderen , en beveiligt ons tegen ijdele roemzucht.
anl als de menseben ons uitwendig verachten en kwaad van ons denken , worden wij meer gedreven om God , die de harten doorgrondtj te zoeken.
2. Daarom moest de mensch zich dermate in God vestigen , dat hij niet noodig had menschelijken troost te zoeken.
Als een goed mensch in druk en lijden is, of door kwade gedachten gekweld wordt, dan beseft hij^betcr hoe noodig hem Gods hulp is, zonder welke hij niets kan verrigten.
Dan ook wordt hij droevig , bidt God, en zucht over de ellenden , die hij lijdt.
Dan verdriet bet hem langer ie leven , en wenscht hij ontbonden te zijn van dit ligchaam, om met Christus te wezen.
Dan ook bemerkt hij zeer goed , dat er geenc volkomene gerustheid en vollen vrede in de wereld te bekomen is.
Over het bestrijden der bekoringen.
i. Zoo lang wij in deze wereld leven , kunnen wij niet zonder kwellingen of bekoring wezen.
i
EERSTE BOEK
Daarom staat er in het boek Job geschreven ; (1 Het leven van den mensch op aarde is cenc bekoring.
Derhalve moet een ieder tegen de bekoringen op zijne hoede en :iUijd in het gebed waakzaam zijn , opdat de duivel , die nooit slaapt en altijd rondloopt en zoekt ivien hij kan verslinden (2) geene gelegenheid vinde hem te bedriegen.
JN'iemand is zoo volmaakt en heilig , of hij heeft somtijds eenigc bekoringen , en wij kunnen van dezelve niet geheel bevrijd zijn.
2. De bekoringen zijn den mensch dikwijls zeer nuttig , alhoewel zij lastig en zwaar zijn ; want door dezelve wordt hij vernederd , gezuiverd en onderrigt.
Alle Heiligen hebben dit leven in vele kwellingen en bekoringen doorgebragt , en zijn door dezelve in deugden gevorderd.
En zij , die de bekoringen niet konden doorstaan , zijn afgevallen en ten laatste door God verworpen.
Men vindt geene orde [of vergadering) zoo heilig , noch plaals zoo verborgen , of er zijn eenige bekoringen of legeniieden.
3. Zoo lang de mensch leeft, is hij niet geheel van de bekoringen vrij , omdat wij , sedert wij in begeerlijkheid geboren worden , het beginsel der bekoringen in ons zeiven dragen.
Als de eene bekoring of kwelling wijkt , komt er eene andere , en wij zullen altijd iets te lijden hebben , dewijl wij ons oorspronkelijk geluk verloren hebben.
101
Velen trachten de bekoringen te ontvlieden , en zij vallen nog zwaarder in dezelve.
1) (Job. Vil. IJ 2) fPet. 5. v. 8.)
100 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIHIISTUS.
want zij doen den mensch dikwijls in zich zeiven leeien , en doen hem gedenken , dat hij hier als in eene ballingschap verkeert , en zijn betrouwen niet op het aardsche stellen moet.
Het is voor ons ook goed , dat wij somtijds tegenspraak lijden , en dat men ongunslig of verkeerd over ons denkt, dan zelfs, als wij wel doen en eene goede meening hebben : dit dient dikwijls om dc ooimoedigheid te bevorderen , en beveiligt ons tegen ijdelc roemzucht.
Want als de menschen ons uitwendig verachten en kwaad van ons denken , worden wij meer gedreven om God , die de harten doorgrondt, te zoeken.
2. Daarom moest dc mensch zich dermate in God vestigen , dat hij niet noodig had menschclijken troost te zoeken.
Als een goed mensch in druk en lijden is, of door kwade gedachten gekweld wordt, dan beseft hijjbeler hoe noodig hem Gods hulp is, zonder welke hij niets kan verrigten.
Dan ook wordt hij droevig , bidt God, en zucht over de ellenden , die hij lijdt.
Dan verdriet het hem langer te leven , en wcnscht hij ontbonden te zijn van ditligchaam, om met Christus te wezen.
Dan ook bemerkt hij zeer goed , dat er geeno volkomcne gerustheid en vollen vrede, in de wereld te bekomen is.
XIII. HOOFDSTUK.
Over het bestrijden der bekoringen.
1. Zoo lang wij in deze wereld leven , kunnen wij niet zonder kwellingen of bekoring wezen.
EERSTE BOEK
^en Daarom staat er in het boek Job gcsclircven : (1
als Iht leven van den mensch op aarde is cenc bekoring.
,'on Derhalve moet ce.i ieder tegen de bekoringen
^ op zijne hoede en altijd in het gebed waakzaam jds zijn , opdat de duivel , die nooit slaapt en altijd
er- rondloopt en zoekt wicn hij kan verslinden (2) geene
ion ' gelegenheid vinde hem te bedriegen, ik- Niemand is zoo volmaakt en heilig , of hij heeft
en somtijds eenige bekoringen , en wij kunnen van
dezelve niet geheel bevrijd zijn. ;h- 2. De bekoringen zijn den menseh dikwijls
;er zeer nuttig , alhoewel zij lastig en zwaar zijn :
te want door dezelve wordt hij vernederd , gezui
verd en onderrigt.
od Alle Heiligen hebben dit leven in vele kwel
en lingen en bekoringen doorgebragt , en zijn door
dezelve in deugden gevorderd.
of En zij , die de bekoringen niet konden door-
;i't staan , zijn afgevallen en ten laatste door God
se verworpen.
Men vindt geene orde {of vergadering) zoo it heilig , noch plaats zoo verborgen , of er zijn
eenige bekoringen of tegenheden. n 5. Zoo lang de menseh leeft, is hij niet geheel
), I, van de bekoringen vrij , omdat wij , sedert wij in begeerlijkheid geboren worden , het beginsel e der bekoringen in ons zeiven dragen,
d Als de eene bekoring of kwelling wijkt, komt
er eene andere , en wij zullen altijd iels te lijden ii hebben , dewijl wij ons oorspronkelijk geluk verloren hebben.
101
Velen trachten de bekoringen te ontvlieden , en zij vallen nog zwaarder in dezelve.
1) (Job. VII. I.; 2) (Tet. 5. v. 8.)
102 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Wij zullen die niet overwinnen door slechts te vlugten , maar door de verduldigheid en ware ootmoedigheid worden wij sterker dan al onze vijanden.
Wie de bekoringen alleen uitwendig vlugt en derzelver wortel niet uitroeit, zal het weinig baten : ja de bekoring zal eerder tot hem wederkomen , en zij zal hem erger overvallen.
Gij zult ze met Gods hulp beter overwinnen door geduld en langmoedigheid , dan door uwe eigene heftigheid en ongeduldigheid.
Vraag dikwijls raad in uwe bekoringen , en behandel iemand , die in bekoring is, niet hard; maar vertroost hem , zoo als gij wenscht, dat men u zoude doen.
5. De oorsprong van alle kwade bekoringen is de ongestadigheid van gemoed en het kleine betrouwen op God.
Gelijk een schip zonder roer door de golven heèn en weder wordt geslingerd , zoo ook wordt een mensch , die van zijn goed voornemen afgaat en nalatig is , gedreven en bestreden door allerlei bekoringen.
Het ijzer wordt door het vuur , en de regt-vaardige mensch door de bekoringen beproefd.
Wij weten dikwijls niet wat wij kunnen , maar do bekoring toont wat Wij zijn.
Jien moet nogtans op zijne hoede zijn , vooral in het begin der bekoring : want de vijand wordt gemakkelijker overwonnen , als men hem door de deur van ons gemoed niet laat binnen komen , maar hem , zoohaast hij komt kloppen , kloekmoedig buiten de deur te gemoet gaat.
Daarom zegt men gemeenlijk : wedersta het
tKRSTE BOEK.
Kwaad in het begin , want liet is te lang gewaclit de geneesmiddelen te willen bereiden , als de ziekte door verloop van tijd geheel ongeneeslijk geworden is.
Immers eerst korot er voor den geest eene enkele gedachte , daarna eene sterke verbeelding, hierop volgt het behagen , en eindelijk eene verkeerde neiging en volkomene toestemming.
Alzoo komt de booze vijand , wanneer men hem in het begin niet wederstaat, allengskens dieper in ons hart.
En hoe langer men uitstelt om wederstand te bieden , des te zwakker wordt men dagelijks in zich welven , en des te sterker wordt de vijand.
0. Sommige lijden in het begin hunner bekeering , anderen in het einde aan zeer zware bekoringen en eenigen worden bijna gansch hun leven gekweld en bevochten.
Eenigen worden slechts zacht bekoord , volgens de schikking van Gods wijsheid en reglvaardigheid, die alleen den slaat en de verdiensten der menschen kent , en alles ter zaligheid van zijne uitverkorenen beschikt.
7. Dus moeten wij , als wij bekoord worden, niet mistroostig zijn , maar des te vuriger God bidden , dat hij in al onze kwellingen en bekoringen ons wille helpen en bijstaan, die ons ook volgens het zeggen van den H. Paulus (1) inde bekoring zulke hulp zal verkenen , dat ivij dezelve zullen kunnen uiederslaan.
105
Laat ons in alle bekoringen en kwellingen ons zei ven onder de hand Gods vernederen, dewijl hij degenen , die nederig van geest zijn , zal verlossen en verheffen.
1) {Cor. X. 18.)
104 DE NAVOLGING VAN JEZUS CUUISTl'S.
8. In de bekoringen en in het lijden wordt de mensch beproefd , hoeveel voortgang hij gemaakt heeft, en daarin zijn de grootste verdiensten gelegen , en komt de deugd het meest uit.
Het is ook niets groots , dat een mensch godvruchtig en vurig is tot God , als hij geene zwarigheid gevoelt ; maar indien hij ten tijde van tegenspoed geduldig is , zal er hoop van grooten voortgang -vvezen.
Sommigen worden voor groote bekoringen behoed , en worden nogtans dikwijls in kleine dagelijksche bekoringen overwonnen , opdat zij daardoor vernederd zijnde , nooit in groote zaken op zich zeiven zouden betrouwen , daar zij in de kleine zoo zwak zijn.
XIV. HOOFDSTUK.
Over het vermijden van een ligtvaardigoor deel.
1. Keer de oogen in u zeiven , en wacht u eens anders daden te beoordeelen.
De mensch , die een ander wil oordeelen , arbeidt te vergeefs , hij dwaalt dikwijls , en zondigt ligtelijk, maar als bij zich zeiven beoordeelt en onderzoekt, werkt hij steeds nuttig.
Wij oordeelen gemeenlijk over eene zaak volgens de geneigdheid van ons hart en wij verliezen dikwijls het juiste oordeel ter ocrzake onzer eigenliefde.
Indien God het zuivere oogmerk van ons verlangen was , zouden wij zoo ligtelijk niet ontsteld worden , als men onzen zin of onze begeerten wederstaat.
EERSTE BOEK.
2. Maar dikwijls schuilt er iels van binnen , of er komt iets van buiten , hetgeen te zamen ons daartoe trekt en beweegt.
Vele menschen zoeken, zonder het te weten, heimelijk zich zelven in hetgeen zij doen.
Het schijnt ook, dat zij wel tevreden zijn , als alles naar hunnen wil en zin gaat ; maar als hel anders uitvalt , dan zij begeeren , worden zij ligtelijk ontsteld en bedroefd.
Ter oorzake van het verschil der gevoelens ontstaat er niet zelden veel tweedragt tusschen vrienden en medeburgers , en zelfs tusschen kloosterlingen en geeslelijke personen.
5. Eene oude gewoonte is moeijelijk te laten, en niemand wordt gaarne verder gevoerd dan hij zelf ziet.
Indien gij meer op uw eigen versland of goeddunken wilt steunen dan op de ootmoedige onderwerping van u zelven aan Christus , zult gij nooit of zeer laat een verlicht mensch worden: want God wil , dat wij ons volkomen aan hem onderwerpen , en door eene vurige liefde ons boven alle rede verheffen.
XV. HOOFDSTUK.
Over cle werken, die uit liefde geschieden.
1. Om niels ter wereld en uit liefde voor niemand mag men eenig kwaad doen , maar men mag wel somtijds , ten voordeele of ten behoeve van onzen naaste , een goed werk achterlaten of eerder dit in een beter veranderen.
Want alzoo wordt het goede werk niet vernietigd , maar met een beter verwisseld.
105
5.
lOG DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIHISTUS.
Zonder dc liefde baat het uitwendige werk niets, maar al wat uit lielde gedaan wordt , hoe klein en verachtelijk het ook zij , brengt overvloedige vruchten voort.
God immers ziet meer naar de liefde , waarmede iemand eenig werk doet , dan wel naar het werk, hetwelk hij verrigt.
2. Hij doet veel, die veel bemint; hij doet ook veel, die eene zaak wel doet.
Hij doet wel, die meer het belang der gemeente dan zijn eigen belang betracht.
Het schijnt somtijds liefde te wezen en het is meer begeerlijkheid ; want de natuurlijke neiging, de eigen wil , dc hoop op vergelding en gewin, het zoeken van eigen gemak , willen den mensch zelden verlaten.
5. Wie de ware en volmaakte liefde heeft , zoekt in geenc zaken zich zeiven ; maar hij begeert alleen , dat alle dingen tot eer van God geschieden.
Hij benijdt ook niemand , omdat hij geene eigene voldoening zoekt; ook wil hij zich niet in zich zelvcn verblijden , maar boven alle goed hoopt hij zijn geluk en zijne zaligheid in God te vinden.
Hij schrijft niemand iets goeds toe , maar brengt dit geheel aan God , uit wien alles zijnen oorsprong heeft ^ en in wien , als in hun laatste einde , al de Heiligen eene verzadigende rust genieten.
O ! indien iemand slechts een vonkje van de waarachtige liefde had , zou hij voorwaar bevinden, dat al het aardsche vol ijdelheidis.
EERSTE BOEK.
XVI. HOOFDSTUK.
Over het verdragen der gebreken van anderen.
1. De gebreken, die de mensch in zich zclven of in anderen niet kan verbeteren , moet hij geduldig verdragen , tot dal het God anders beschikt.
Denk , dat dit welligt beter voor u is , om uwe verduldigheid te beproeven , zonder welke deugd al onze andere verdiensten niet veel te achten zijn.
Gij moet echter God smeeken , dat hij u zulke beletsels helpe overwinnen , of dat gij dezelve gelaten moget verdragen.
2. Indien iemand, na eens of tweemaal vermaand te zijn , zich niet betert , wil dan met hem niet twisten ; maar beveel alles aan God , opdat zijn wil geschiede , en zijn lof volbragt worde in al zijne dienaren ; want hij kan zeer wel het kwade ten goede veranderen.
Leer geduldig zijn in het verdragen der gebreken en zwakheden van anderen , want gij hebt ook veel gebreken , die anderen van u moeten verdragen.
Indien gij u zeiven zoodanig niet kunt maken, als gij wel zoudt willen wezen , hoe zult gij dan anderen volgens uwen zin kunnen hebben ?
Wij hebben gaarne dat andere menschen volmaakt zijn , en nogtans verbeteren wij onze eigene gebreken niet.
3. Wij willen , dat men anderen streng berispe, en zeiven willen wij niet berispt worden.
Het mishaagt ons, dat men anderen te veel
107
108 DE NAVOLGING VAN JEZUS CBRISTUS.
toegeeft , en echter kunnen wij niet dulden , dat men ons iets weigerevan hetgeen wij vragen.
Wij willen , dat anderen door regeltucht gebonden worden , en wij zclven willen in de minste zaak niet getomud worden.
Zoo blijkt het dan , hoezelden wij onzen even-mensch als ons zeiven achten.
Indien alle menschen volmaakt waren, wat zouden wij dan van anderen , ter liefde Gods , te lijden hebben ?
Maar nu heeft God dit zoo geschikt , opdat wij elkanders last en zwakheden zouden dragen, en alzoo de wet van Christus volbrengen / dewijl niemand zonder gebreken , niemand zonder last , niemand ook sterk of wijs genoeg is ; fnaar wij moeten elkander troosten , helpen , onderwijzen en vermanen.
In den tegenspoed blijkt het beste , hoe deug-zaam iemand is.
Want de gelegenheden maken den mcnsch niet zwak , maar zij toonen hoedanig en wat hij is.
XVII. HOOFDSTUK.
Over het kloosterlijke leren.
1. Gij moet u zeiven in veel zaken loeren versterven , indien gij den vrede en de eendragt mot alle menschen behouden wilt.
Het is geene kleine zaak in een klooster of genootschap te wezen , en daar zoo te laven , dat niemand over u klaagt , en alzoo tot den dood toe getrouw te volharden.
Zalig is hij , die daar wel geleefd en gelukkig voleindigd zal hebben.
EERSTE BOEK.
Zoo gij wel en behoorlijk wilt vast staan en voortgang in de deugd maken ; gedraag u hier op aarde als een balling en vreemdeling.
Wilt gij een opregt kloosterleven leiden , zoo moet gij om Christus wil als een dwaas willen geacht worden.
2. liet geestelijke kleed en de kruin baten niet veel ; maar de verandering van zeden en de volkomene versterving der driften maken den waren kloosterling.
Wie iets anders zoekt, dan enkel God en zijne zaligheid , zal sleehts kwellingen en droefheid vinden.
Ook kan niemand in eene verandering lang in vrede blijven , zoo hij niet tracht de minste en onderworpen aan al de anderen te wezen.
3. Gij zijt gekomen om te dienen , niet om te gebieden. Weet, dat gij geroepen zijt om te lijden en te arbeiden , niet om in ledigheid en praten den tijd door te brengen.
Hier worden dus de menschen beproefd en gezuiverd , gelijk het goud in den oven.
Hier kan ook niemand standvastig zijn, tenzij hij zich zeiven uit ganscher harte, ter liefde van God, verootmoedige.
Over de voorbeelden der heilige Vaders.
1. Overdenk de treffende voorbeelden der heilige Vaders, in welke de ware volmaaktheden en het kloosterlijke leven hebben uitgeschenen, en gij zult zien , dat het weinig en bijna niets is, hetgeen wij doen.
109
no DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Helaas ! wat is ons leven , als het bij liet hunne vergeleken wordt!
Do Heiligen en vrienden van Christus dienden den Heer in honger en dorst, in koude en armoede, in arbeid en vernioeijenis, in waken en vasten, in gebed en heilige overdenkingen, in vele vervolgingen en versmaadheden.
2. O ! hoe vele zware verdrukkingen hebben de Apostelen, de martelaren, de belijders, de maagden en al de anderen, die de voetstappen van Christus hebben willen volgen, niet geleden.
Zij haatten hunne zielen op deze wereld, opdat zij die in het eeuwige leven zouden bezitten.
O t welk een streng en verstorven leven hebben de heilige Vaders in de wildernis geleid ! welke langdurige en zware bekoringen verduurden zij ! hoe dikwijls werden zij door den boozen vijand gekweld ! hoe menigvuldige en vurige gebeden droegen zij Gode op ! welke strenge verstervingen onderhielden zij ! hoe grooten ijver hadden zij tot den geestelijken voortgang! welken hevigen strijd voerden zij om hunne kwade geneigdheid te bedwingen ! welke reine en opregte meening hadden zij lot God!
Op den dag werkten zij, en des nachts begaven zij zich lot langdurige gebeden, alhoewel zij ook onder hun werk het inwendige gebed niet achterlieten.
5. Al hunnen lijd braglen zij op eene nuttige wijze door, en hij scheen hun te kort als zij met God bezig waren ; ja door de groole zoelheid der beschouwing vergaten zij soms aan hetligchaam zijne nooddruft te geven.
EERSTE BOEK.
Zij verlieten allen rijkdom, eer, waardigheid, vrienden en bloedverwanten ; zij begeerden niets van deze wereld te hebben : naauwelijks gebruikten zij het noodige, en bedroefden zich, omdat ij hun ellendig ligchaam in de noodwendigheden moesten voorzien.
Derhalve waren zij arm aan aardsche goederen, maar zeer rijk in genade en deugden.
Uitwendig leden zij gebrek , maar inwendig werden zij door de goddelijke genade en vertroosting gevoed.
Zij waren vreemd aan de wereld ; maar bij God zeer wel bekend als zijne gemeenzame vrienden.
Zij achtten zich zelvcn als een niet, en door de wereld werden zij versmaad ; maar in de oogen van God waren zij dierbaar en bemind.
Zij leefden in opregte ootmoedigheid, in eenvoudige onderdanigheid, in liefde en lijdzaamheid ea daarom deden zij dagelijks grooten voortgang in het geestelijke leven, en verwierven bij God groote genade.
Zij zijn aan alle kloosterlingen ten voorbeeld gegeven, en hun voorbeeld moet ons tncer opwekken tot dc deugd, dan dat het getal der laauwen ons tot verslapping brenge
5. O ! hoe groot was de ijver der kloosterlingen in het begin hunner heilige instelling !
O ! hoe vurig waren zij in het gebed ! hoe groot was hun naijver iot de deugd ! hoe streng waren zij in hel onderhouden van hunnen regel ! met hoe groote eerbiedigheid en gehoorzaamheid leefden zij onder hunne oversten !
Hunne nagelatene voetstappen bewijzen ons nog
Ml
H2 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
lieden, dat zij vvezentlijk heilige en volmaakte mannen waren, welke zoo vroom streden, en de wereld met voeten traden.
Maar nu wordt iemand groot geacht, welke geen overtreder is, en die geduldig verdraagt , al hetgeen hem overkomt.
C. O traagheid, o verwaarloozing van onzen slaat, die zoo ligtelijk in ons de eerste vurigheid uitdooft! wij brengen nu niet verdriet ons leven door, ter oorzake onzer traagheid en laauwheid.
Och, of de deugden in u, die zoo dikwijls zulke schoone voorbeelden van godvruchtige personen gezien hebt, niet ten eenemaal verdoofd waren !
XIX. HOOFDSTUK.
Over de oefeniogen van een goed kloosterling.
1. Het leven van een opregt kloosterling moet met alle deugden versierd zijn, opdat hij inwendig zoodanig zij, als hij liet uitwendig voor de menschen schijnt.
Ja , te regt moet hij inwendig volmaakter zijn, dan men het uitwendig opmerkt : omdat God, dien wij boven al en overal moeten eeren en vreezen, en voor zijne oogen zoo zuiver als Engelen wandelen, onze harten doorziet.
Wij moeten dagelijks ons goed voornemen vernieuwen, en ons zeiven opwekken tot meerdere vurigheid, even alsof wij heden eerst bekeerd waren, en wij moeten gedurig zeggen :
Help mij, o mijn God, in mijn goed voornemen en in uwe heilige dienst, en geef mij, dat ik heden opregt moge beminnen, dewijl alles, wat ik lot nog toe gedaan heb, zoo veel als niets is.
EERSTE BOEK.
2. Volgens ons voornemen, is ook onze voortgang; wie dus begeert grooten voortgang te doen, moet zeer naarstig zijn.
Want indien hij, die een sterk voornemen maakt, dikwijls verslapt, wal zal dan diegene doen, die zeer zelden of nooit een vast voornemen maakt ?
Hot verlaten van ons goed voornemen geschiedt op verschillende wijzen, en een klein verzuim van oefeningen kan moeijelijk geschieden zonder merkelijke schade.
Het voornemen der regtvaardigen hangt meer van de genade Gods af, dan van hunne eigene magt en voorzigtigheid, en het is op hem alleen, dat zij al hun betrouwen stellen in hetgeen zij beginnen.
Want de mensch maakt wel voornemens, maar God beschikt over dezelve door zijne genade : want de mensch heeft zijne wegen niet in zijne magt. (1)
5. Indien men somtijds zijne gewone oefeningen achterlaat om een ander godvruchtig werk, of om zijnen broeder ergens in bij te slaan, dan kan men .die daarna gemakkelijk hernemen.
Maar indien men ze uit verveling of onachtzaamheid ligtelijk achterlaat, is dit eene groote fout, en men zal weldra ondervinden hoe schadelijk die ons is.
Al doen wij ons best volgens al ons vermogen, zullen wij evenwel nog al ligt in vele fouten vallen.
Wij moeten nogthans altijd iets bepaalds voornemen, bijzonderlijk tegen die dingen, welke allermeest onzen voortgang verhinderen.
(1) Jercmias 10. v. 23.
Ida
Ui DE NAVOLGING VAN JEZUS CHBISTt».
Wij moeten al onze uit- en inwendige werken wel onderzoeken en regelen, omdat zij beide zeer voordeeiig tot onzen voortgang zijn.
4. Indien gij niet gedurig in u zeiven kunt gaan, doe dit echter ten minste eens daags, te weten : des morgens of des avonds.
Maak des morgens een goed voornemen, onderzoek des avonds uw gedrag, overdenkende hoe gij u dien dag in woorden, werken en gedaehten gedragen hebt, dewijl gij hierin misschien meermalen tegen God en uwen naaste hebt gezondigd.
Wapen u als een dapper krijgsman tegen de aanvallen en listen des duivels.
Bedwing de gulzigheid, en gij zult de kwade geneigdheden des te Ilgter bedwingen.
Wees nooit geheel ledig , maar lees of schrijf, bid of overweeg iets goeds, of doe iets nuttigs voor het algemeen.
Men moet de llgcliameiijke oefeningen en verstervingen doen met voorzigtigheld : dewijl zij van alle menschen niet gelijkelijk aanvaard en gedaan moeten worden.
5. Oefeningen, die niet algemeen zijn, zal men niet uitwendig vertoonen ; het Is beter, dat men die bijzondere werken in het geheim doe.
Wacht u nogtans van traag In de algemeens oefeningen , en ijverig in de bijzondere te zijn ; maar houd u, nadat gij al uwe pligten volkomen-lijk volbragt heb, indien er u nog eenlgen tijd over is, met u zeiven bezig, zoo als awe godsvrucht verlangt.
Alle menschen kunnen niet eene en dezelfde oefening hebben ; maar de eene oefening dient beter voor dezen, en de andere voor genen.
EERSTE BOEK. 11S
Ook zijn sommige oefeningen aangenamer op den eenen tijd, dan op den anderen ; want eenige bevallen meer op feestdagen, en andere zijn aangenamer op werkdagen.
Eenige oefeningen zijn zeer noodig als wij bekoord worden, en andere als wij in rust en vrede zijn.
En als wij droevig zijn , behaagt het ons meer aan andere dingen te denken, dan als wij ons in den Heer verheugen.
6. Omtrent de bijzondere feestdagen moet men de goede oefeningen vernieuwen, en daartoe de hulp der Heiligen vuriger afsmeeken.
Wij moeten van den eenen feestdag tot den anderen zulk een vooriemen maken, alsof wij alsdan uit deze wereld zouden verhuizen, en tot het eeuwige feest des hemels overgaan.
Daarom moeten wij ons, op die tijden van godsvrucht, naarstig bereiden en godvruchtiger zijn in onzen handel; en alle regels naauwkeurig onderhouden , even als wij het loon van onzen arbeid eerlang van God zouden ontvangen.
En indien dit loon nog uitgesteld wordt , laat ons dan denken , dat wij nog niet wel bereid en die groote glorie , welke op den van God gestelden tijd in ons veropenbaard zal worden , nog niet waardig zijn , en laat ons trachten ons beter tot ons einde voor te bereiden.
Zalig is de knecht, zegt de H. Lucas , dien de Heer, als hij komt , wakende zal vinden ; voorwaar, ik zeg u, Hij zal hem over al zijne goederen stellen. (1)
1) Luc. XII. --37 -- 44
H6 DE , NAVOLGING VAN JEZUS CnHISTUS.
XX. HOOFDSTUK.
Over de liefde der eenzaamheid en stilzwijgendheid
1. Zoek cenen geschikten tijd om met u zeiven bezig te zijn , en denk dikwijls na over de weldaden van God.
Laat al datgene varen, wat enkel tot nieuwsgierigheid dient.
Lees zulke schriften, die u tot vermorzeling des harten , en niet tot enkel tijdverdrijf strekken.
Indien gij u onthoudt van nutteloozo gesprekken en van ledig rondloopon , alsook van nieuws en geruchten te hooren , zoo zult gij geschikten tijd genoeg vinden , om u tot godvruchtige overdenkingen te begeven.
De grootste Heiligen schuwden don omgang der nicnschen zoo veel zij konden , en verkozen , zich altijd met God in de eenzaamheid bezig te houden.
2. Een heidensch wijsgeer (Seneca) heeft gezegd : zoo dikwijls ik onder de menschen ben geweest , hen ik minder mensch teruggekomen. Dit ondervinden wij dikwijls , als wij lang met elkander gesproken hebben.
Het is voel gemakkelijker volstrekt te zwijgen, dan in het sproken niette misdoen.
Het is voel gemakkelijker te huis te blijven, dan zich bij de menschen wel in acht te nemen.
Wie dan den smaak van inwendige en geestelijke dingen wil , genieten moet met Jezus Christus de menigte ontwijken.
Niemand verschijnt gerust in het openbaar , dan die gaarne verborgen blijft.
EERSTE DOEK.
Niemand spreekt geruster , dan die gaarne zwijgt.
Niemand is geruster overste , dan die gaarne onderdaan is.
Niemand kan wèl gebieden , dan die te voren geleerd heeft wèl te gelioorzamen.
5. Niemand verblijdt zich meer, dan die een goed geweien heeft.
Evenwel is de verblijding der Heiligen altijd gemengd geweest met ecne groote vreeze Gods. En al waren zij met veel genaden en deugden versierd , zij w-aren niet minder bekommerd en ootmoedig in zich zeiven
Maar de gerustheid der boozen komt voort uit hoogmoed en laatdunkendheid , waardoor zij zich ten laatste bedrogen vinden.
Beloof u nooit volle gerustheid in dit leven , ofschoon gij een goed kloosterling of kluizenaar schijnt te wezen.
i. Die somtijds de besten schenen voor de nienscheH , hebben hel grootste gevaar geloopen, omdat zij te zeer op zich zclven betrouwden.
Daarom is het voor velen nulliger, dal zij van al de bekoringen niet geheel vrij zijn , maar dat zij dikwijls aanvechtingen ondervinden , opdat zij niet al te gerust zouden zijn . en zich door hoogmoed niet zouden verheffen , noch ook al te ligt zich tot de uitwendige vertroostingen zouden wenden.
O ! welk een gerust geweten zou iemand hebben, die nooit vergankelijke vreugde zocht, noch zich met de wereld bekommerde !
O ! zoo iemand alle ijdele bekommernissen verliet , alleen op heilige en goddelijke dingen
H7
118 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
dacht en al zijne hoop op God stelde, welken grooten vrede en rust zoude hij genieten !
ö. Niemand is de hemelsclie vertroosting waardig , dan hij, die zich te voren naarstig in de heilige vermorzeling des harten geoefend heeft.
Wilt gij in uw hart tot leedwezen bewogen worden , ga in uwe slaapkamer , en sluit daar het gewoel der wereld buiten ; gelijk er geschreven staat : heb berouw en leedwezen, zelfs wanneer gij in uwe rustplaats zijt [Vs. IV. v. ö.).
In uwe cel zult gij vinden hetgeen gij daar buiten dikwijls zult verliezen. s
De cel wordt aangenaam , als men daar gedurig blijft : maar als men dezelve weinig bewoont , wekt zij verdriet.
Indien gij in het begin van uwe bekeering u gewent in uwe cel te blijven , zoo zal u dezelve daarna eene beminde vriendin en eene aangename vertroosting zijn.
6. In de eenzaamheid en in de stilte maakt eene godvruchtige ziel grooten voortgang , en leert zij de verborgenheden der heilige Schrift.
Daar vindt zij eene beek van tranen , waarmede zij zich alle nachten wascht en reinigt , opdat zij met haren Schepper des te gemeenzamer worde, hoe zij meer van alle wercldsche gewoel afgescheiden is.
Bij hem dan ^ die zich van zijne vrienden en nabestaanden aftrekt, zal God met zijne Engelen naderen.
Het is beter verborgen te leven , en voor zijne zaligheid te zorgen , dan , met verzuim van zich zelven , wonderen te doen.
Het is zeer loffelijk voor eenen kloosterling ,
EERSTE BOEK.
dal hij zelden uitgaat ^ vlugt om gezien to worden , en ook geene menschen zien wil.
7. Waarom wilt gij zien hetgeen gij niet moogt hebben? De wereld en al hare begeerlijkheid gaat voorbij. (1)
De zinnelijke lusten trekken ons somtijds om uit te loopen , maar als het uur voorbij is , wat brengt gij anders te huis dan bowaring van geweten en verstrooidheden des harten ?
Een vrolijk uitgaan baart dikwijls eene droevige wederkomst ; en een blijde avond veroorzaakt r vvijls een droevigen morgen.
Alzoo sluipt alle zinnelijke blijdschap zachtjes Linnen, maar bijt en doodt op het einde.
Wat kunt gij elders zien , dat gij hier niet ziel ? Zie den hemel en de aarde en al de elementen, waaruit alle dingen gemaakt zijn.
8. Wat kunt gij elders onder de zon zien , dal bestendig is ?
Gij meent misschien , met veel te zien en te hooren , verzadigd te worden , maar gij zult hiertoe niel geraken.
Al zaagt gij alle dingen , die nu ter wereld zijn , wat zou dil anders wezen dan eene ijdele beschouwing ?
Hef uwe oogen op naar God in den hemel , en bid om vergiffenis voor uwe zonden en onachtzaamheden.
Laat ijdele dingen aSn ijdele menschen over , maar bekommer u met hetgeen God u bevolen heeft.
Sluit de deur van uwe cel achter u toe , en roep daar Jezus, uwen beminde bij u.
Blijf met hem in uwe cel, wijl gij nergens zulken grooten vrede zult vinden.
(1) 1. Joan. 11.17.2.
119
120 DE NAVOLGING VAN JEZUS CORISTUS.
Waart gij niet uitgegaan , of hadt gij niets gehoord van de nieuwe geruchten , zoo zoudt gij in dien zoeten vrede gebleven zijn ; maar indien gij uw vermaak wilt scheppen in wat nieuwste hooren , moet gij ook de onrust des harten gevoelen en ondergaan.
Over de vermorzeling des harten.
1. Indien gij eenigen voortgang in de deugd wP* maken , houd u allijd in de vreeze Gods ■ wil niet al te los wezen ; maar beteugel al uwe zinnen , en geef u niet aan eenige ongepaste vreugde over.
Begeef u tot vermorzeling des harten , en gij zult de ware godsvrucht vinden.
Een vermorzeld hart ontwikkelt veel goeds , hetwelk de uitgelatenheid weldra doet verliezen.
Het is te verwonderen, dat een mensch, die zijne ballingschap en de menigvuldige gevaren zijner ziel overdenkt , hier in dit leven volkomen kan verheugd zijn.
2. Maar omdat wij zoo ligtvaardig van hart zijn en onze gebreken weinig aehten , daarom gevoelen wij de ellenden onzer ziel niet en wij lagchen dikwijls ijdelijk , wanneer wij met regt zouden moeten weenen.
Er is geene opregte vrijheid des harten , noch ware vreugde , dan in de vreeze Gods met een goed geweten.
Gelukkig is hij , die alle verstrooidheid van zich kan afweren en de krachten zijner ziel vergaderen lot eene heilige droefheid en vermorzeling des harten.
EERSTE BOEK. 121
Gelukkig is hij , die alles wat zijn geweten kan besmeuren of bezwaren , verwerpt.
Strijd dapper : eene (kwade) gewoonte wordt door eene andore goede overwonnen.
Indien gij de menschen weet te laten gaan , zullen zij u ook uwe zaken met vrede laten verrigten.
3. Trek u de zaken van andere menschen niet aan , noch bemoei u met de aangelegenheden der grootcn.
Heb altijd eerst het oog op u zelven en vermaan u zelven eer, gij uwe vrienden vermaant.
Al hebt gij de gunst der menschen niet , wil u daarom niet bedroeven ; maar bedroef n , dat gij u zoo voorzigtig niet gedraagt , gelijk het eenen dienaar Gods en goed kloosterling betaamt.
Dikwijls is het nuttiger, dat een mensch in dit leven , bijzonderlijk naar het ligehaam , niet vele vertroosting heeft.
Jichter is het door onze eigene schuld , dat wij de goddelijke vertroostingen niet hebben , of zelden gevoelen , omdat wij de vermorzeling des harten niet zoeken , noch al de ijdele en uitwendige vertroosting geheel verwerpen.
•i. Eiken dat gij de goddelijke vertroostingen onwaardig zijt, maar veeleer kwellingen verdient te lijden.
Als de mensch volkomen vermorzeld is , dan is dn geheele wereld hem lastig en bitter.
Een goed mensch vindt altijd stof om le treuren en te weenen: want hetzij hij zich zelven of zijnen naaste beschouwt , hij bevindt , dat hier niemand zonder lijden leeft en hoe naauwkeuriger hij zich zelven beschouwt, des te meer bedroeft hij zich. G
tn
/)
O
122 DE NAVOLGING VAN JEZUS CDRISTUS.
De reden onzer billijke droefheid en inwendige vermorzeling zijn onze zonden en onze gebreken, waarin wij zoo gedompeld liggen , dat wij zelden de hemelsche dingen kunnen aanschouwen.
ö. Indien gij meerder op uwen dood , dan op een lang leven dacht , dan zoudt gij zonder twijfel u zeiven met meerdere vurigheid verbeteren.
Indien gij ook de toekomende straffen van de hel of van het vagevuur rijpelijk overdacht, zoudt gij , geloof ik , gaarne allen arbeid en lijden verdragen en geene strengheid schroomen.
Maar omdat die waarheden ons hart niet raken, en dat wij niet zoeken dan hetgeen ons streelt, daarom blijven wij zoo koud en onachtzaam.
0. Het komt dikwijls uit zwakheid des gnes-tes , dat ons ellendig ligchaani zao ligtelijk klaagt.
Bid dan den Heer altijd ootmoedig , dat hij u den geest van vermorzeling geve en zeg met den profeet : Voed mij , o Heer, met het brood der tranen j ijcef mij tranen te drinken in ouervlo.d. (Ps. 1XX1X — 0.)
XXII. HOOFDSTUK.
Over het besehouwen der meuschelyke ellende.
1. Waar gij u ook bevindt , wenvaarts gij u ook begeeft , altijd zult gij ellendig zijn als gij u niet tot God keert.
Waarom ontstelt gij u, als hel met u niet gaat naar uwen wil of verlangen ? wie is er toch , die alles naar zijnen wil heeft ? Noch gij , noch eenig sterveling op aarde.
Niemand is er in de wereld zonder cenigen tegenspoed of zwarigheid , al ware hij koning of Paus.
EERSTE BOEK. 125
Maar wie vaart or 't allerbest ? zonder twijfel liij , die om God iels kan verdragen.
2. Vele zwakken en onverslandigen zeggen dikwijls : zie wat een goed leven heeft die rnensch! hoe rijk, hoe groot, hoe niagtig , hoe verheven is hij !
Maar sla eens de oogen op de hemelsche goederen en g;j zult bevinden , dat al het tijdelijke van geene waarde en zeer onzeker is ; het is veeleer bezwarend, want het wordt nooit zonder vrees en kommer bezeten.
De mensch is niet gelukkig door het bezit van talrijke goederen ; de middelmaat is hem genoeg.
Waarlijk het is eene ellende op deze wereld te leven.
Want hoe geestelijker de mensch tracht te wezen, des te bitterder wordt hem dit leven , omdat hij dan de raenschelijke bedorvenheid meer gevoelt en klaarder ziet.
Want aan eten , drinken , waken , slapen , arbeiden , rusten , en aan alle andere noodwendigheden der natuur onderworpen te zijn is voorwaar eene groote ellende en eene groote kwelling voor eenen godvruchtigen mensch , die gaarne zoude ontslagen wezen van alle aardsche aangekleefdlieid en vrij van alle zonden.
3. Want de inwendige mensch wordt in deze wereld zeer bezwaard door de ligchamelijke noodwendigheden.
Daarom bad de profeet David zoo vuriglijk , daarvan te mogen ontslagen worden, als hij zeide: verlos mij , Heer, van mijne noodwendig heden. (1)
Maar wee dengenen , die hunne ellenden niet
1) Ps. XXXIV. 17.
i
j2i DE NAVOLGING VAN JEZUS CITCISTUS.
bonnen cn wee nog meer dengenen , die dit ellendig leven beminnen.
Want sommigen , al kunnen zij naauwclijks 111 cl arbeiden ol bedelen b'innc nooddrult winnen^ zijn daaraan verknocbl , zoo dat zij hel rijk van God weinig zouden achten indien zij bier altijd moglen blijven leven.
4. O dwazen en ontrouwen van hart ! die zoo diep versmoord liggen in de aardsche dingen , dat zij geenca fmaak hebben dan in hetgeen de zinnen of hel llgchaam aangaat.
Waar die ellendigen zullen oj) het einde nog geducht gevoelen , hoe veracht en nietig hel was wat zij beminden.
Doch de Heiligen van God en al de getrouwe vrienden van Jezus Christus hebben de dingen die liet llgchaam aangenaam en hier schoon cn uitslckcnd waren , veracht : al hunne hoop en bedoeling streefde naar dc eeuwige goederen.
Geheel hun verlangen werd lol de altijddurende cn onziglbare goederen van hierboven gerigt , opdat zij tol de aardsche niet zouden getrokken worden.
Wil , o broeder , aan uwen geesteUjken voortgang niet wanhopen : want gij hebt nog tijd en gelegenheid genoeg.
li. Waarom will gij uw goed voornemen altijd uilslcllcn ? Sla op ; en begin op dezen stond en zeg : nu is het lijd om te werken en om te strijden , hel is nu dc geschikte tijd om mijn leven te beteren.
Als het met u niet welgaat en gij in lijden zijl, dan is helde tijd om verdiensten te vergaderen.
EERSTE BOEK.
Gij moet , alvorens gij tot verkoeling komt , eerst door vuur en water gaan. (1)
Zoo gij u zclven geen geweld aandoet , zult gij niet zegepralen.
Zoo lang wij dit brooze llgchaam dragen , kunnen wij zonder zoude niet wezen , nocii zonder verdriet of droofheid leven.
Gaarne zouden wij vrij van alle ellende zijn : maar omdat wij door de zonde de onschuld verloren hebben , daarom hebben wij ook de ware gelukzaligheid verloren.
Daarom moeten wij geduld hebben , en Gods barmhartigheid afwachten , totdat de boosheid voorbijga en onze sterfelijkheid door hel leven verslonden worde. (2)
6. O ! hoe groot is de menschelijke zwakheid, die altijd tol het kwaad geneigd is !
Heden belijdt gij uwe zonden en morgen bedrijft gij wederom do zonden , die gij beleden hebt.
Nu maakt gij een voornemen van die te schuwen en een uur daarna doet gij , even alsof gij geen voornemen gemaakt hadt.
Te regt mogen wij ons dan vernederen , en geen groot gevoelen van ons zeiven hebben , aangezien wij zoo zwak en ongestadig zijn.
Wij kunnen op één oogenhlik door onze onachtzaamheid verliezen betgeen wij , door Gods genade, naauwelijks mei grooten arbeid bekomen hebben.
7. Wat zal er ten laatste van ons geworden, die zoo vroeg verflaauwen ?
1) PB. LXV. li.
2) 1*8 LV1. 2. en II. Cor. V. 4.
123
126 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTCS.
Wee onzer , indien wij ons alzoo ter rust willen begeven , alof wij in vrede en zekerheid waren , daar nogtans lot nog toe geen spoor van ware heiligheid in onze handelwijze bemerkt wordt.
Ja , het ware wel noodig , dat wij nog eens , als leerzame nieuwelingen , in goede zeden onderwezen werden , om ten minste te beproeven of in ons eene hoop van verbetering en van grooteren vooruitgang in de deugd ware.
Over het overdenken van den dood.
1. Het zal hier weldra met u gedaan zijn ; zie derhalve toe , hoe het met u gelegen is.
Heden is de mensch en morgen komt hij niet te voorschijn ; en als hij uit deoogen is , is hij ook weldra uit het hart.
O verblindheid en versteendheid van het men-sehelijk hart , dat slechts de tegenwoordige dingen betracht en de toekomende niet beter voorziet.
Gij moest u in al uwe werken en gedachten zoo gedragen, alsof gij heden moest sterven.
Indien gij een goed geweten hadt, zoudt gij den dood niet vreezen.
Het is beter de zonde te schuwen , dan den dood te willen ontvluglen.
Indien gij heden niet bereid zijt ^ hoe zult gij het morgen wezen ? De dag van morgen is u onzeker en hoe weet gij of gij dien zult beieven?
2. Wat baat hel ons lang te leven , al.gt; wij ons weinig beteren ?
EERSTE BOEK.
Ach ! een lang leven maakt ons niet altoos beter , maar het vermeerdert dikwijls onze schuld.
Ach, of wij slechts cenen dag op de wereld ■wel geleefd hadden !
Velen tellen de jaren van hunne bekeering ; maar de vrucht hunner beternis is dikwerf zeer klein.
Indien het sterven vreesselijk is, denk dat het welligt voor u nog gevaarlijker zal zijn Idnger te leven.
Zalig is hij, die altijd het uur van zijnen dood voor oogen heeft, en die zich dagelijks bereidt om te sterven.
Indien gij ooit ecnen mensch hebt zien sterven, denk dat gij dienzelfden weg ook weldra zult ingaan.
3. Als de morgenstond daSr is, denk, dat gij tot den avond niet zult leven ; en als het avond is, vertrouw het niet , u den dag van morgen te beloven.
Wees dus altijd bereid en leef zoo , dat de dood u nooit onbereid vinde. ,
Vele menschen sterven schielijk en onverwacht: want de Zoon des menschen zal komen als men er het minst aan denkt. (1)
Als dit laatste uur zal gekomen zijn , dan zult gij over uw voorgaand leven geheel anders oordeelen ; en dan zult gij ten uiterste bedroefd zijn, omdat gij zoo traag en onachtzaam geweest zijt.
i. Hoe gelukkig en voorzigtig is hij , die nu in zijn leven zoodanig tracht te zijn, als hij bij zijn sterven wenscht bevonden te worden !
1) Luc. XIU 40,
127
128 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Immers de volkomene verachting der wereld, de vurige begeerte om altijd vooruitgang te maken in de deugd , de liefde der regeltucht , de last der boetvaardigheid , de bereidwilligheid tot de gehoorzaamheid , de zelfverloochening en het verdragen van allen tegenspoed , ter eere van Christus , zullen in dat laatste oogenblik een goed betrouwen geven om zalig te sterven.
Gij kunt veel goeds doen , terwijl gij nog gezond zijt ; maar wat gij , ziek zijnde zult kunnen doen , weet ik niet.
Weinige menschen worden door de ziekte verbeterd , gelijk er ook wenige heiliger worden door gedurige bedevaarten.
5. Vertrouw u niet op vrienden en naastbe-staanden , of stel uwe zaligheid niet tot de toekomst uit : want de menschen zullen u eerder vergeten dan gij meent.
Het is beter nu in tijds te zorgen en zijne goede werken vooraf te zenden , dan op eens anders bijstand te betrouwen.
Indien gij thans niet voor u zeiven zorgt, wie zal dan hiernamaals voor u bezorgd wezen ?
Nu is de tijd zeer kostelijk; het zijn de dagen van zaligheid , het is nu de bekwame tijd (2. Cor. VI. v. 2.).
Maar helaas! hoe jammerlijk is het dien tijd niet beter waar te nemen , in welken gij een eeuwig leven kunt verdienen !
De tijd zal komen , dat gij eene.i dag ja zelfs een uur zult wenschen om u te beteren ; en ik weet niet, of gij dit zult verkrijgen.
6. Welaan dan , lieve vriend , denk toch uit
EERSTE BOEK.
welk groot gevaar gij u kunt trekken cn uit hoe groote vrees gij u kunt verlossen , met nu altijd God te vreezen en op den dood bedaelit te zijn.
Doe nu uw best zóó te leven , dat gij in het uur van uwen dood u eerder verblijden moogt, dan bevreesd zijn.
Leer nu aan de wereld sterven , opdat gij dan , van alles los en vrij , tot Christus moogt naderen.
Tuehtig nu uw ligehaam onder boetvaardigheid , opdat gij alsdan een vast betrouwen moogt hebben.
7. Ach , dwaze mensch , waarop steunt gij lang te leven , daar gij niet écnen dag zeker hebt?
Hoe velen zijn er bedrogen en schielijk en onverwacht uit dit leven gerukt geworden !
Hoe dikwijls hebt gij niet hooren zeggen : deze is door het zwaard gesneuveld , gene verdronken , deze van eene boogie vallende , heeft den hals gebroken , gene is al etende gestorven , een ander heeft onder hel spelen zijn leven geëindigd!
De eene kwam om door het vuur , een ander door het zwaard, anderen door de pest , anderen door roovers ; alzoo is de dood het einde van alle menschen en hun leven gaat voorbij als eene schaduw. (1)
8. Wie zal na uwen dood u gedachtig zijn , en wie zal toch voor u bidden ?
Doch nu , geliefde , doe al wat gij kunt, dewijl gij niet weet wanneer gij sterven zuil en ook onbewust zijl met datgene , wat u na den dood zal volgen.
1) Job. XI. 2 cn Ps. CXL1II. 4.
129
6.
150 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Vergader voor u , terwijl gij nog tijd hebt, onvergankelijke rijkdommen.
Houd u alleenlijk met uwe zaligheid bezig en wees sleclils bezorgd over hetgeen God aangaat.
Maak u thans goede vrienden , met Godg Heiligen tc eeren en met hunne werken na te volgen ; opdat zij , als gij uit dit leven zult scheiden, u , in de eeuwige woonsteden opnemen. (1)
9. Houd u als eenen vreemdeling en reizende op aarde , die zich de dingen dezer wereld niet aantrekt.
Houd uw hart vrij van alle schepselen en altijd tot God opgeheven , want gij hebt hier geene blijvende plaats. (2)
Zend dagelijks uwe gebeden, zuchten en tranen naar den hemel , opdat uwe ziel na den dood, gelukkig tot den Heer moge overgaan.
Oyer het oordeel eu de staffen der zondaren.
1. Aanschouw in alle dingen het einde, en hoe gij voor dien strengen regter zult staan , voor wien niets verborgen is , die door geene giften verzoend wordt en geene verontschuldigingen aanneemt , maar alles volgens de regtvaar-digheid zal oordeelen.
O ellendige en dwaze zondaar ! wat zult gij , die somtijds op het aanzien van eenen vergramden mensch beeft , aan God antwoorden , die al uwe misdaden kent ?
Waarom voorziet gij u niet beter tegen den dag
1) Lsc. XVI. 9.
a) Hebr. XUl. 14.
EERSTE BOEK.
des oordeels , waar niemand door een ander zal kunnen beschermd, versclioond of verontschuldigd worden , maar iedereen met zijnen eigen last genoeg zal hebben?
Nu kan uw arbeid vrucht aanbrengen , uw wecnen aangenaam zijn , uw zuchten verhoord worden en uwe droefheid kan de kracht hebben om aan God te voldoen en uwe ziel te zuiveren.
2. Zulk een verduldig inensch heeft in dit leven een goed en zalig vagevuur , die , als hij verongelijkt wordt, meer bedroefd is over de boosheid van anderen dan over het leed, dat hem aangedaan wordt, die gaarne bidt voor degenen, die hem tegenstreven , en bun van harte het kwaad , dat zij hem aandoen , vergeeft ; die ook gewillig is om anderen vergiffenis te vragen ; die ligter tot medelijden dan tot gramschap geneigd is ; die zich zeiven dikwijls geweld aandoet , en het vleesch aan den geest volkomen tracht te onderwerpen.
Het is beter zich nu van zijne zonden te zuiveren en zijne ondeugden uit te roeijen , dan daarmede tot in het toekomende leven te wachten.
Voorwaar wij bedriegen ons zeiven door de ongeregelde liefde , die wij voor ons ligchaam hebben.
5. Wat zal dat {eenwig) vuur anders te verslinden hebben dan uwe zonden ?
Hoe meer gij nu u zeiven ontziet en uw vleesch involgt, des te zwaarder zult gij hiernamaals daarvoor boeten en des te meer voedsel voor de vlammen vergaderen.
Waardoor de mcnsch het meest gezondigd heeft , daardoor zal hij ook zwaarder gestraft worden
10- DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Daar zullen de tragen door gloeijende prikkels voortgestuwd en dc gulzigen door geweldigen dorst cn honger gekweld worden.
Daar zullen de ontuchtigen cn de wellustelingen met brandend pok en stinkenden zwavel overgoten worden; en de nijdigen zullen als dolle honden van pijn en droefheid huilen.
A. Iedere zonde zal hare eigene pijniging hebben.
Daar zullen de hoovaardigen met alle schaamte overdekt en de gierigaards door eene allerbitterste armoede gekweld en benaauwd worden.
Daar zal één uur lijdens zwaarder vallen , dan .hier honderd jaren van allerstrengste boetvaardigheid.
Daar is geene rust noch troost voor de verdoemden ; hier echter rust men somtijds van zijnen arbeid uit en geniet men troost van zijne vrienden.
Wees dan jiu vol vrees en droefheid over uwe zonden , opdat gij in den dag des oordeels met de gelukzaligen zonder angst moogt verschijnen.
Want a/sda7i zullen de reglvaardiyen met vrij-moediyheid opstaan tegen diegene, welke hen hier te rer/t benaauwd en verdrukt hebben. (I)
Alsdan zal hij, die zich hier ootmoedig onderworpen heeft aan de vonnissen der menschcn , daar staan om te oordeelen.
Alsdan zal de arme en nederige groot betrouwen hebben en de hoovaardige van alle zijden met vrees bevangen zijn.
5. Alsdan zal het blijken , dat hij hier zeer wijs is geweest , die geleerd heeft om Christus dwaas en veracht te zijn.
l) Sap. v. I.
EERSTE DOEK,
Alsdan zal men zich over al liet lijilen , hetwelk men hier verduldig zal verdragen hebben , zeer verbeugen, en alle boosheid zal zwijgen. (1)
Dan zullen de godvrcezenden zich verblijden en alle ongodsdienstigen in droefheid gedompeld zijn.
Alsdan zal het ligchaam, hetwelk hier gekweld werd , zich meer verheugen , dan wanneer het in weelde ware opgevoed geweest.
Alsdan zal een gering gewaad blinken en het kostelijkste kleed zonder glans wezen.
Alsdan zal eene nederige stulp meer geprezen worden , dan een prachtig paleis.
Alsdan zal eene standvastige lijdzaamheid meer helpen , dan al de magl der wereld.
Alsdan zal de eenvoudige gehoorzaamheid meer uitwerken dan alle tvcreldschc mayt.
6. Alsdan zal een rein en goed geweten meer blijdschap veroorzaken , dan diepe geleerdheid.
Dan zal de versmading der rijkdommen meer wegen , dan al de schatten der aarde.
Dan zal het aandenken aan een godvruchtig gebed u meer troost verschaffen , dan een kostelijke maaltijd.
Dan zult gij u meer verblijden , omdat gij hebt kunnen zwijgen , dan om veel gesproken te hebben.
Dan zullen de heilige werken van meerdere waarde zijn , dan vele schoone woorden.
Dan zal een streng leven en eene lastige boetvaardigheid meer behagen , dan het vermaak dei' wereld.
Leer nu derhalve kleine dingen lijden , opdat gij alsdan van zwaardere moogt bevrijd worden.
l) Pa. CV1.«.
133
134 DB NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Beproef hier nu eerst wat gij hier namaals zoudt kunnen verdragen.
indien gij nu weinig kunt verdragen , hoe zult gij dan de eeuwige pijnen kunnen ondergaan.
Indien gij u over een gering lijden hier zoo ongeduldig maakt, wat zullen dan die pijnen der hel doen ?
Ziet, gij kunt geene dubbele vreugde genieten, iiier uw vermaak nemen op de wereld en daarna met Christus heersehen.
7. Indien gij tot heden in alle eerambten en wellusten geleefd hadt , wat zou dit u baten , indien gij op dit oogenblik moest sterven ?
Alles is dus ijdelheid , behalve God te beminnen en hem alleen te dienen.
Want wie God uit gansehcr harte bemint , die vreest noch dood , noch straf, noch oordeel , noch hel , dewijl eene volmaakte liefde ons gerust tot God doet naderen.
Maar het is geen wonder dat hij , die nog vermaak heeft in te zondigen , den dood en het oordeel vreest.
Het is evenwel goed , dat , indien Gods liefde u van de zonde niet aftrekt , du vrees van de hel u ten minste onderhoudt.
Maar hij , die de vreeze Gods weinig acht , zal niet lang in het goede standvastig zijn , maar zal zeer spoedig in de strikken des duivels vallen.
XXV. HOOFDSTUK.
Over do zorgvuldige Terbetering van ons gehcol leven.
•1. Waak en wees naarstig in de dienst van God en denk dikwijls waarom gij hier ia het
EERSTE BOEC.
klooster gekomen zijt en de wereld hebt verlaten.
Was het niet om voor God te leven en een geestelijk niensch te worden ?
Wees dan ijverig om vooruit te gaan , want gij zult weldra het loon van uwen arbeid ontvangen, en alsdan zal omtrent u noch vrees, noch droefheid meer zijn.
Gij zult nu een weinig arbeiden en daarvoor zult gij eene groote rust, ja eene eeuwigdurende blijdschap vinden.
Indien gij getrouw en ijverig blijft in wel te doen , zal God gewis ook getrouw en overvioedig zijn om te vergelden.
Gij moet altijd standvastig hopen , dat gij tot de beloouing zult komen maar gij moogt u niet al te gerust stellen , opdat gij niet onachtzaam of verwaand wordet.
2. Als zeker persoon, die gedurig tusschen hoop en vrees dobberde, eens door weemoedigheid overwonnen , in de kerk voor een quot;altaar lag te bidden, herhaalde hij bij zich zeiven deze woorden: O, wiste ik, dat ik tol het einde toe zoude volharden ! en terstond hoorde hij inwendig dit antwoord van God : indien gij dit zeker wist, wat zoudt gij willen doen ? doe nu hetgeen gy alsdan zoudt doen en gij zult gerust zijn.
En terstond hierdoor getroost en versterkt , gaf hij zich geheel aan den wil van God over, en zijne angstige vertwijfeling verdween.
Hij heeft daarna ook niet meer nieuwsgierig willen navorschen wat hem zoude overkomen ; maar hij heeft zich alleen toegelegd om den behageiyken en volmaakten wil van God te kennen.
133
136 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
hetgeen noodig is om alle goed wel te beginnen en te voltrekken.
3. Hoop op den Heer, cn doe wel, zegt de profeet , (1) cn bewoon de aarde met vrede; en gij zult door hare rijkdommen gevoed worden.
Eénc zaak is ei-, die vele mensclien van hunnen voortgang en vurige beternis terughoudt, namelijk de vrees van de moeijelijkhcid cn de last van den strijd.
inderdaad , zij maken den n:eesten voortgang in de deugd, die met meerdere kloekmoedigheid trachten zich zeiven te overwinnen in hetgeen hnn het moeijelijkste en het zwaarste valt.
Want de mensch maakt den grootsten voortgang , en verdient de meeste genade, als hij zich zelven meer overwint, en zich in don geest meer versterft.
-i. Maar alle menschen hebben niet evenveel te overwinnen en te versterven.
Noglans zal hij , die naarstig zijn best doet, al heeft hij meer driften, meer toenemen in deugden, dan een ander, die wel geregeld, maar minder ijverig tot de deugd is.
Twee dingen helpen bijzonderlijk tot groote verbetering , te welen : zich zelven met geweld van datgene aftrekken , waartoe de bedorvene natuur bet meest genegen is , en ijverig trachten die deugd te bekomen , welke men het allermeest noodig beeft.
Tracht ook die dingen bijzonderlijk te schuwen en te overwinnen , die u in andereu 't meest mishagen.
B. Neem uwen voortgang in acht op alle plaatsen.
1.) Ps. XXXVI. 3.
EERSTE BOEK.
opdat gij , bij het zien of hooren van eenige goede voorbeelden , allijd opgewekt wordet om die na te volgen.
Maar indien gij iets berispelijks opmerkt, wacht u van hetzelve te doen , of hebt gij het somtijds gedaan , tracht dan terstond u daarvan te beteren.
Gelijk uw oog anderen beschouwt, zoo wordt gij wederom , door anderen aangezien.
O ! hoe vertroostend, hoe zoet is het , ijverige en godvruchtige kloosterbroeders te zien, die vurige en getrouwe onderhouders van hunne pligten zijn.
En hoe droevig en pijnlijk is het , zoodanigen te zien , welke ongeschikt zijn in hunne zeden, en de dingen niet beoefenen , tot welke zij geroepen zijn.
O! hoe nadeelig is het, de verbindtcnis van zijn roeping te veronachtzamen , en zijne zinnen te stellen op hetgene ons niet is aanbevolen !
6. Denk altijd op den staat, dien gij aangenomen hebt, en stel u altijd het beeld van den gekruisigden Jezus voor oogen.
Gij moet als gij het leven van Jezus Christus beschouwt, met reden beschaamd worden , omdat gij tot nog toe niet meer getracht hebt u zeiven aan hem gelijkvormig te maken , al is het, dat gij reeds lang den weg des Hoeren betreden hebt.
Een kloosterling, die zich godvruchtig in het allerheiligste leven en lijden des Heeren oefent, zal daar overvloedig vinden al wat hem nuttig en noodig is : het is vergeefs buiten Jezus iets beters te zoeken.
O ! zoo de gekruisigde Jezus in ons hart kwame; hoe spoedig zouden wij genoegzaam onderwezen zijn!
7. Een ijverig kloosterling draagt en volbrengt gaarne alles wat hem bevolen wordt.
137
158 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Maar een trage en onachtzame heeft lijden op lijden en hij wordt van alle zijden benaauwd , daar hij de inwendige vertroosting niet heeft en de inwendige niet mag zoeken.
Een kloosterling , die buiten zijnen regel leeft, is in gevaar van grootelijks te vallen.
En die de traagheid en de gemakken zoekt, zal altijd met iets gekweld zijn, want het eene of het andere zal hem mishagen.
8. Wat doen zoo vele andere kloosterlingen die onder de kloosterlijke regeltucht, het zeer streng hebben ?
Zelden gaan zij uit, leven afgescheiden, worden schraal gevoed, zijn ruw gekleed, arbeiden veel, spreken weinig , waken lang , staan vroeg op, doen lange gebeden, lezen dikwijls en onderhouden eene goede regeltucht.
Beschouw de Carthuizers, de Cisterticnzers, de monniken en de nonnen van verschillende orden , zie , hoe zij alle nachten opstaan om God te loven.
Daarom zou het voor u eene groote schande zijn, indien gij , als zoo vele kloosterlingen God begint te loven en in zulk een heilig werk lui en traag zoudt zijn.
9. O ! dat wij niets anders te doen hadden, dan God onzen Heer uit geheel ons hart te loven en te danken !
O! behoefdet gij nooit te eten ^ drinken , of shipen , maar dat gij altijd God kondc danken , en met geestelijke betrachtingen alleen bezig zijn !
Dan zoudt gij veel gelukkiger wezen , dan gij nu zijt, nu gij het ligehaam in al zijne noodwendigheden moet dienen.
O ! dat die noodwendigheden niet bestonden
EERSTE BOEK.
cn wij alleen behoefden bezorgd te zijn voor de geestelijke spijs en ververschingen onzer zielen, die wij , helaas ! zelden genoeg smaken.
10. Wanneer de mensch zoo ver gekomen is, dat hij in geen schepsel meer zijnen troost zoekt, dan eerst begint God hem volkomen te smaken, en dan zal hij ook wel tevreden zijn.
Dan zal hij zich in geenen voorspoed verblijden, noch zich in tegenspoed bedroeven ; maar hij beveelt zich geheel vertrouwelijk aan God , die hem alles en in alles is: voor wien ook niets verloren gaat of sterft ; voor wien alles leeft en op wiens wenk alles dadelijk gehoorzaamt.
11. Gedenk altijd uw einde , en dat de verloren tyd niet meer zal wederkomen.
Zonder zorgvuldigheid en naarstigheid zult gij nooit eenige deugden bekomen.
Indien gij begint te verflaauwen , zult gij u inwendig kwalijk bevinden ; maar wordtgij ijverig, zoo zult gij grooten vrede genieten , en minder last gevoelen ter oorzaak der genade Gods en der liefde tot de deugd.
Een ijverig en naarstig mensch is tot alle dingen gereed.
Het is grooteren arbeid de zonden en driften te woderstaan, dan zware ligchamelijke werken te doen.
Wie zich niet wacht voor kleine gebreken zal allengskens in grootere vervallen.
Gij zult des avonds altijd vreugde gevoelen , als gij den dag nuttig hebt doorgebragt.
Waak over u zeiven ; wek u zeiven op , vermaan u zelven , wat er van anderen zij , verzuim u zeiven niet.
Hoe meer geweld gij u zelven aandoet , te grooteren voortgang zult gij in de deugd maken.
159
DE NAVOLGING
VERMANINGEN , DIE TOT HET INWENDIGE OF GEESTELIJKE LEVEN GELEIDEN.
v/wvy
I. HOOFDSTUK.
Over de inwendige verkeering.
i. Gods Hijk is binnen u, zegt de Heer. (i) Keer u uit geheel uw hart lot God en laat deze ellendige wereld varen , en uwe ziel zal rust vinden.
Leer alle uitwendige dingen versmaden en begeef u lot het inwendige , en gij zult Gods rijk in u zien komen.
Want hel rijk Gods is vrede en blijdschap in den U. Geest , (2) hetwelk aan de zondaren niet gegeven wordt.
Christus zal tot u komen en u zijnen troost mededeelen , indien gij hem ei-ne waardige woonplaats in uw hart bereidt.
Al zijn luister en zijne sehoonhiiid is inwendig en in het geheim des harten schept hij zijn behagen.
Een' niensch , die inwendig en ingekeerd is, bezoekt hij dikwijls, spreekt hem liefderijk aan, troost hem liefderijk , geeft hem grooton vrede, en houdt groole gemeenschap mei hein.
1) Luc. XVII. 2.
2) Rora. XIX. 17.
DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS. iH
2. Welaan dan , getrouwe ziel , bereid uw liart voor dezen bruidegom , opdat liij zich gewaardige tol u te komen en in u te verblijven.
Want liij spreekt in dezer voege : Wie mij lief heeft , zal mijne woorden onderhouden en wij zullen lot hem komen en hij hem eene woonplaats maken. (1)
Maak dan in uw hart plaats voor Cliristus en sluit alle andere dingen builen hetzelve.
Als gij Christus hebt , zijl gij rijk en behoeft gij niets meer. Hij zal u wel voorzien en getrouw van alles verzorgen , zoo dat gij op geene menschen uwe hoop zult behoeven te stellen.
Want do menschen veranderen ligtelijken vallen weldra af ; maar Christus blijft in eeuwigheid , en hij helpt ons slandvastig lol het einde toe.
3. Men kan geen groot betrouwen in cenen broozen en sterfclijken mensch slellen , al is hij ook nullig en dierbaar. Ook moogt gij u niet te zeer bedroeven , als hij u somtijds legen werkt en tegenspreekt.
Die heden met u zijn , kunnen morgen tegen u wezen en dan wederom veranderen gelijk de wind.
Stel al uw belrousven op God , en dat hij alleen het voorwerp uwer vrees en liefde zij. quot;ij zal voor u antwoorden en alles ten béste kecren
Gij hebt hier geene duurzame verblijfplaats , (2) cn waar gij u ook bevindt , zijl gij een uillander en vreemdeling ; gij zult geene rust hebben , tenzij gij geheel met Christus vcrecnigd zijl.
1) Joan. XIV. 23.
2) Hebr. XIII. 14. 12.
1
jij
1
Ii2 DE NAVOLC.ING VAN JSZUS CDB1STCS.
4-. Wat will gij hier rondom u zoeken , daar dit de plaats van uwe rust niet is ?
Uwe woonplaats moet in den hemel wezen en al het aardsche moet gij slechts in het voorbijgaan beschouwen.
Alle dingen gaan voorbij en gij vergaat insgelijks met dezelve , zie dus wel toe , dat gij u daaraan niet verklceft, opdat gij daardoor niet ingenomen wordet en verloren gaat.
Dat uwe gedachten gedurig tot den Allerhoogste opstijgen en stier uw gebed onöphoudelijk tot Jezus Christus.
Indien gij geene verhevene en hemelsche dingen in beschouwing kunt nemen , berust dan in het lijden van Christus , en verblijf gaarne in zijne heilige woning.
Want indien gij met liefde tot de wonden en dierbare liktcekens van Jezus uwe toevlugt neemt, zult gij in al uwe kwelling , eene groote versterking gevoelen en gij zult het weinig achten , dat gij door de mcnschen versmaad wordt en al hunne lasteringen gemakkelijk verdragen.
ö. Christus is ook op de wereld door de men-schen versmaad en in zijnen grootsten nood van zijne vrienden en bekenden onder de versmaadheid verlaten geweest.
Christus heeft willen lijden en versmaad woiden en gij durft over iets klagen !
Christus heeft vijanden en lasteraars gehad en gij wilt alle niensehen tot vrienden en weldoeners hebben ?
Waarom zal uw geduld gekroond worden , indien u geen lijden of tegenspoed overkomt ?
Indien gij geene wederwaardigheden wilt
TWEEDE BOEK.
lijden , hoe zult gij dan een vriend van Cbristus wezen ?
Lijd met Christus en voor Christus , indien gij met Christus wilt heerschen.
6. Indien gij eens tot in het binnenste van het hart van Christus doorgedrongen waart en een weinig van zijne brandende liefde gesmaakt hadt , zoudt gij uw eigen gemak of ongemak weinig achten , maar gij zoudt u veeleer over den aangedanen hoon verblijden , dewijl de liefde van Jezus den mensch zich zeiven doet versmaden.
Een mensch , die Jezus en de waarheid bemint en die waarlijk ingetogen en vrij van alle ongeregelde neigingen is , kati zich zeiven ongehinderd tol God keeren , zich in den geest boven zich zeizen verheffen en in God eene verzadigende rust genieten.
Wie alle dingen acht voor hetgene zij zijn , eu niet zoo als zij van de menschen geacht worden , is opregt wijs en Is meer van God dan van de menschen onderrigt.
Die naar het inwendige weet te leven , en van de uitwendige dingen niet veel werk maakt, moet geene plaats zoeken , of naar bekwameren tijd wachten om zijne godvruchtigheid te kunnen beoefenen.
£cn inwendig mensch kan ligtelijk in zich zeiven keeren , omdat hij zich nooit geheel aan uitwendige dingen overgeeft.
De uitwendige arbeid of andere bezigheid, die voor eenlgen tijd noodzakelijk is, hindert hem niet, maar hij schikt zich tot alle dingen gelijk zij voorkomen.
144 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Die van binnen wel gesteld en geregeld is, trekt zich de ongeschikte en verkeerde handelingen van anderen niet aan.
De mensch wordt slechts in zoo verre gehinderd en verstrooid, als hij zich de uitwendige zaken aantrekt.
8. Indien gij uitwendig wel en ganscli gezuiverd waart, zoude alles u ten goede en lot voordeel strekken.
Maar daarom misnoegen en ontstellen u dikwerf vele dingen, omdat gij aan u zelven niet wel verstorven, of nog niet geheel van de aardschc zaken onthecht zijl.
Niets besmet of belemmert zoo zeer het hart van den rnenscli, dan de ongeregelde liefde tot de schepselen.
Indien gij den uitwendigen troost niet zoekt, zult gij de hemelsche zaken kunnen overwegen, en dikwijls inwendig opgeruimd zijn.
11. HOOFDSTUK.
Over de nederige onderwerping.
1. Hecht er niet veel aan, wie voor of tegen u is, maar zorg, dat God in al uwe verrigtingen met ii zij.
Heb ullijil een goed geweten en God zal u bewaren.
Want degene , dien God helpt , kan niemands ondeugd hinderen.
Indien gij weet te zwijgen en te lijden, zult gij ongetwijfeld de hulp van God ondervinden.
Hij weet den tijd en het middel om u te verlossen en daarom moet gij u ganscl. aan hem overgeven.
TWEEDE BOEK.
Het is Gods werk ons te helpen, en ons van alle beschaming te verlossen.
Dikwijls is liet om de ootmoedigheid in ons te vermeerderen zeer dienstig, dat andere men-schen onze gebreken kennen en berispen.
2. Als de mensch zich over zijne gebreken verootmoedigt, dan stelt hij andere menschen ligtelijk te vrede en hij verzoent zich gemakkelijk met hen, die op hem vergramd zijn.
God beschermt en verlost altijd den ootmoedige, hij bemint en vertroost den ootmoedige, hij neigt zich tot den ootmoedige ; hij geeft hem groote genade en na zijne vernedering verheft hij he.n.
Aan den ootmoedige, openbaart hij zijne geheimen en trekt en lokt hem minzaam tot zich.
Een ootmoedig mensch is, als hein eenige beschaming aangedaan wordt, wel tevreden, omdat hij op God en niet op de wereld steunt.
Verbeeld u niet, dat gij gevorderd zijt, tenzij gij u als den minste aller menschen beschouwt.
III. HOOFDSTUK.
Over den vredelievcnden mensch.
i. Stel eerst u zeiven in vrede, dan zult gij anderen ook tót vrede kunnen brengen.
Een vredelievend mensch doet meer goed, dan een zeer geleerde.
Bij een mensch die vol driften is, keert zich het goed in kwaad en hij gelooft ligtelijk het kwaad.
Bij een goed cn vreedzaam mensch keert alles ten goede.
Die in den vrede gevestigd is, heeft van niemand
145
7
140 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
kwaad vermoeden ; maar die slecht tevreden cn beroerd is, wordt door vele kwade vermoedens gekweld ; liij is zelf niet gerust, en hij verontrust anderen.
Hij zegt dikwijls helgene hij niet moest zeggen, en verzuimt wat hem veel beter en nuttiger was te doen.
Hij let op hetgene anderen moeten doen en hij verzuimt zelf te doen hetgeen hij verpligt is.
Dat dan uw ijver eerst voor u zeiven zij en dan zult gij met regt op u«en naaste mogen letten.
2. Gij weet zeer wel uwe eigene werken te verschoonen en te verbloemen, en de ver-cntschuldigingen van anderen «ill gij niet aannemen.
Billijker ware het, u zeiven te beschuldigen en uwen broeder te verontschuldigen.
Wilt gij, dat een ander uwe gebreken rer-drage, verdraag dan ook die van anderen.
Zie hoe verre gij nog van de ware liefde en ootmoedigheid verwijderd zijt, die zich nooit dan tegen zich zeiven vergramt of verontwaardigt.
Het is niets goeds niet goede en zachtmoedige menschen in vrede te leven, dit behaagt natuurlijk aan allen : vaut ieder is gaarne in vrede en hij bemint ook diegenen het meest, die met hem van één gevoelen zijn.
Maar met stuursche, verkeerde en ongeregelde menschen, of met degenen, die ons tegenstrijdig ïijn, in vrede te kunnen leven, dit is ecne groote genade en een grootmoedig en lolïelijk werk.
o. Er zijn menschen, die met zich sclven en ook met anderen vrede hebben.
TWEEDE HOEK
En er zijn er, die den vrede niet zich zeiven niel liebben, noch anderen in vrede laten : zij zijn lastig voor anderen, maar nog lastiger voor zich zelveii.
En er zijn er, die zich zeiven in vrede houden, en ook trachten anderen tot vrede te brengen.
Nogtans moest al onze vrede gedurende dit ellendig leven bestaan meer in ootmoedig te verdragen, dan in niet te gevoelen hetgeen ons tegen gaat of tcgcnslrijdig is.
Wie het best weet te lijden, zal den groolsten vrede hebben. En zulk een is overwinnaar van zich zeiven, meester der wereld, vriend van Christus en erfgenaam des hemels.
IV. HOOFDSTUK.
Over de zuiverheid des gemoeds en de eenvoudigheid der meening.
1. Door twee vleugelen wordt de mensch van het aardsche opgeheven, te weten : door de eenvoudigheid en dc zuiverheid.
De eenvoudigheid moet in onze meening, en de zuiverheid in onze neiging wezen.
De eenvoudige meening zoekt God, dc zuiverheid vindt en smaakt hem.
Een goed uitwendig werk zal u geen beletsu' stellen, indien gij inwendig van alle ongeregelde liefde vrij zijt.
Indien gij niets anders dan Gods welbehagen en het voordeel van uwen naaste zoekt, zoo zult gij de inwendige rust des harten genieten.
Indien uw hart opregt was, zoo zoude u elk schepsel tot eenen spiegel, om wel te leven, en tol een boek van heilige leering dienen.
U7
148 DE NAVOLGING VAN JEZUS CURISTU3.
Er is geen schepsel zoo klein en gering, of het vertoont in zich Gods goedheid.
2. Zoo gij innerlijk goed en zuiver waart, dan zoudt gij alle dingen zonder beletsel zien en wel begrijpen. Een zuiver hart dringt tot den hemel en de hel door.
Gelijk elkeen van binnen gesteld is, zoo oordeelt hij uitwendig.
Indien er eenige blijdschap op de wereld te vinden is, dan bezit die zoodanige mensch, die zuiver van hart is.
Eu is er ergens benaauwdheid of zwarigheid te vinden, zoo gevoelt die een zondig geweten 't allerbest.
Gelijk het ijzer, in het vuur geworpen, den roest verliest en geheel gloeijend wordt,, zoo wordt ook een mensch, die zich tot God bekeert, van zijne traagheid verlost en inr eenen nieuwen mensch veranderd.
3. Als de mensch begint te verflaauwen dan vreest hij geringen arbeid en ontvangt hij gaarne ultwendigcn troost.
Maar als hij zichzclven volkomen begint te overwinnen en vroom in den weg des Heeren te wandelen, dan acht hij die dingen zeer klein, die hem te voren zwaar voorkwamen.
V. HOOFDSTUK.
Over de beschouwing van zichzelven..
\. Wij mogen op ons zelven niet te veel belrouwen, want dikwijls ontbreekt ons de genade en het oordeel.
Het licht der kennis, hetwelk wij hebben, is
tweede boek.
zeer klein en dat verliezen wij nog spoedig door onze onachtzaamheid.
Ja wij zijn dikwijls zoo verblind, dat wij onze verblindheid niet gewaar worden.
Wij handelen dikwijls kwalijk en wat nog erger is, wij willen ons verontschuldigen.
Wij worden somtijds door onze driften vervoerd , en wij nieenen dat het een goede ijver is.
Wij berispen kleine gebreken in anderen en wij gaan onze gebreken die grooter zijn, voorbij.
Wij gevoelen zeer spoedig en achten zeer groot hetgene wij van anderen verdragen ; maar wij merken niet wat anderen van ons verdragen.
Indien iemand zich zeiven naar behooren oordeelde , zou hij ondervinden , dat hij geen regt heeft, anderen streng te beoordeelen.
2. Een inwendig mensch stelt de zorg van zich zeiven voor alle andere zorgen ; en wie op zich zeiven naauwkeurig let, zal liglclijk van anderen zwijgen.
Nooit zult gij inwendig en godvruchtig worden, ten zij gij van anderen leert zwijgen en bijzonderlijk op u zeiven let.
Indien gij u gansch tot God in u zeiven keert, zoo zal u alles, wat gij inwendig gevoelt en al wat u overkomt , weinig aandoen.
Waar zijt gij als gij bij u zeiven niet zijt ? En als gij alles hebt doorloopen en u zeiven verzuimd , wat hebt gij dan daarmede gewonnen ?
Indien gij den vrede des harten en de ware vereeniging met God wilt hebben, zoo moet gij het overige ter zijde stellen cn u alleen met u zeiven bekommeren.
3. Gij zoudt veel vorderen , indien gij van alle
ug
180 DE NAVOLGING VAN JEZDS CHRISTÜS.
onnoodigc tijdelijke zorg vrij waart. En gij zult zeer achteruit gaan , indien gij eene tijdelijke zaak groot aclit.
lloud geene andere zaak voor groot , voor verheven, voor aangenaam , dan God alleen , of hetgene God aangaat.
Beschouw allen troost dien gij van eenig schepsel kunt hebben , als ijdelheid,
Eene ziel , die God bemint, versmaadt alles , wat beneden God is.
God alleen , die eeuwig en oneindig is, en alles vervult, is de troost der ziel en de ware blijdschap des harten.
VI. HOOFDSTUK.
Over de vreugde van een goed geweten.
1. De eer en vreugde van een goed mensch is de getuigenis van een goed geweten.
Heb een goed en rein geweten , en gij zult altoos verheugd zijn.
Een goed geweien kan zeer veel verdragen , en het is zeer wel te moede in tegenspoed; maar een slecht geweten is altijd in vrees en onrust.
Gij zult eene zoete rust smaken , indien uw geweien u niet beschuldigt.
Wil u niet verblijden , dan wanneer gij wel gedaan hebt.
Slechte menschen hebben nooit ware blijdschap, noch gevoelen den inwendigen vrede : want er ■is geen vrede voor de goddeloozen, zegt de Hoer. (1)
Al zeggen zij somtijds: ziel, wij zijn in vrede,
1.) Isaïtts 48. v. 22 cn hoofdstuk 57 v. 21.
TWEEDE BOEK. 1S1
cr zal ons geen kwaad overkomen, of wie zal ons durven hinderen? Geloof hun niet, want onverwachts zal de gramschap Gods zich vertoonen en dan zullen al hunne werken vernietigd en hunne gedachten verijdeld worden.
2. Zich in het lijden te verheugen , valt hem, die bemint, niet zwaar : want alzoo te verheugen, is zich in het kruis van onzen Heer beroemen. (1.)
De eer, welke de menschen van elkander ontvangen of aan elkander geven, is kortstondig.
De roem dezer wereld is altijd van droefheid vergezeld.
Maar de roem der vromen bestaat in hun geweten en niet in den mond der menschen.
De blijdschap der regtvaardigen is over God en in God en liuniie vreugde over de waarheid.
Wie naar den waren en eeuwigen roem verlangt , acht den tijdelijken niet.
En wie den tijdelijken zoekt , of denzelren niet van harte versmaadt, wordt overtuigd, dal hij den eeuwigen roem weinig bemint.
Hij heeft eene groote rust des harten , die de lofspraak of verachting der menschen niet acht.
3. Die een zuiver geweten heeft, is zeer ligtelyk tevreden.
Gij zijt niet heiliger , omdat gij geprezen wordt, noch verachtelijker wanneer gij veracht wordt.
Gij zijt wie gij zijt, gij kunt niet meer gepreaen of geacht worden , dan voor hetgene gij voor de oogen van God zijt.
Indien gij wel overweegt, wat gij inwendig b|j u zeiven zijt, zoo zuil gij u weinig bekommeren over hetgene de menschen van u zeggen.
1) Gal. VI. 14.
452 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
De mensch ziet het uiterlijke, maar God ziet in het hart. (1) De mensch beschouwt de werken, doch God onderzoekt het inzigt.
Altijd wel doen en daarbij zich zeiven weinig achten , is het kenmerk eener ootmoedige ziel.
Geenen troost bij eenig schepsel zoeken , is een teeken van groote zuiverheid des harten en van groot betrouwen op God,
4. Die van de menschen niet zoekt geprezen te worden , loont , dat hij zich zeiven geheel aan God bevolen heeft; want gelijk Paulus zegt : niet hij, die zich zeiven prijst, maar die door God geprezen wordt, is achtingswaardig. (2.)
Met God inwendig te verkeeren en aan niets uitwendigs verkleefd te zijn , is het leven van eenen inwendigen mensch.
VII. HOOFDSTUK.
Over de liefde tot Jezus boven alles.
i. Zalig is hij , die begrijpt wat het is Jezus te beminnen en zich zeiven om Jezus tc verachten.
Men moet al wat men bemint, verlaten om dien beminde; want Jezus wil alleen en boven alles bemind worden.
De liefde der schepselen is bedriegelijk en ongestadig.
Maar de liefde van Jezus is getrouw en duurzaam.
Wie zich aaneen schepsel hecht, zal ook met het brooze schepsel tc niet gaan.
1) Keg. XVI. 7.
2). II. Cor. X. IS.
TWEEDE BOEK.
Maar die Jezus bemint, zal in eeuwigheid bestaan.
Bemin hem en houd hem als vriend, welke u niet zal verlaten als alle schepselen u zullen begeven en die niet zal dulden , dal gij in het einde verloren gaat.
Hetzij gij wilt of niet wilt, gij moet eens van alles gescheiden worden.
2. Hecht u levende en stervende aan Jezus, en beveel u zeiven geheel aan de getrouwheid van Hem, die alleen u kan helpen, als alles u zal verlaten.
Uw beminde is zoodanig, dat hij niet wil, dat er eenen anderen met hem bemind wordt, maar hij wil alleen uw hart bezitten en daar als een koning op zijnen troon gezeten zijn.
Indien gij u van alle schepselen kondet losmaken, zoude Jezus gaarne bij u wonen.
Gij zult al uwen troost en hoop verloren vinden, inuien gij die op de menschen en niet op Jezus stelt.
Betrouw niet op een riet, hetwelk door alle winden geslingerd wordt, want alle vlcesch is als gras, en al deszelfs luister zal als eene grasbloem te niet gaan. (1)
3. Gij zult u weldra bedrogen vinden, indien gij alleen naar den uitwendigeii schijn der menschen wilt zien ; want indien gij in hen uwen troost en uw voordeel zoekt, zoo zult gij daarvan dikwijls groote schade ondervinden.
Maar zoo gij in alle dingen Jezus zoekt, zult gij Jezus zekerlijk vinden.
Maar indien gij u zeiven zoekt, zult gij echter lot uw verlies en verdriet, ook u zeiven vinden.
1) JesaiQs XL. 6. 7.
155
fS4 DE NAVOLGING VAN JEZUS CDRISTOS.
Want een mensch, die Jezus niet zoekt, doet zich zeiven meer schade, dan geheel de wereld en al zijne vijanden hem kunnen doen.
Orer de vriendschap en gemeenzaamheid met Jezus.
1. Als Jezus bij ons is, gaat ons alles wel, en niets schijnt ons dan zwaar of lastig ; maar als Jezus niet bij ons is, dan valt alles zwaar.
Als Jezus tot ons niet spreekt, dan is de troost gering ; maar als Jezus slechts één woord tot ons spreekt, gevoelt men grooten troost.
Stond Maria Magdalena niet aanstonds op van de plaats, daar zij weende, toen hare zuster Martha haar zeide : de meester is daar en roept u. (1)
O zalig uur, als Jezus ons uit de droefheid tot de blijdschap des gemoeds reept.
O I hoe dor en versteend zijt gij, zonder Jezus ! hoe dwaas en ijdel, als gij iets buiten Jezus zoekt ? is dit geen grooter verlies, dan dat gij de geheele wereld verloort.
2. Wat kan u de wereld zonder Jezus baten ?
Zonder Jezus te wezen, is zij eene onverdrage-
lyke hel, en met Jezus te zijn, is zij een zoet paradijs.
Als Jezus met u is, kan u geen vijand hinderen.
Die Jezus vindt, vindt eenen grooten schat, ja, een goed boven alle goed.
En die Jezus verliest, verliest zeer veel, ja meer dan de geheele wereld.
1) Joan. 11- v. 38.
TWEEDE BOEK. 153
Hij is zeer arm, die zonder Jezus leeft cn zeer rijk, die wel staal mei Jezus.
5. Het is eene groole kunst met Jezus goed om te gaan en eene groote wijsheid , Jezus wel weten le houden en le bewaren.
Wees ootmoedig en vreedzaam en Jezus zal met u zijn.
Wees godvruchtig en stil en Jezus zal bij u blijven.
Gij zult Jezus ligtelijk verjagen en zijne genade verliezen, zoo gij u tol hel uitwendige begeeft.
En indien gij hem verjaagt en verliest, tot wien zult gij dan uwen toevlugl nemen, of wien zult gij voor uwen vriend kiezen ?
Zonder vriend kunt gij niet gelukkig leven en indien Jezus uw beste vriend niet is, zoo cult gij u zelven in droefheid en als verlaten vinden.
Gij handelt dus zeer dwaas, indien gij uw vertrouwen of uwe blijdschap iu iemand anders
stelt. ^
Het zou beter zijn, dat de geheele wereld tegen u ware, dan dal Jezus legen u vergramd zou zijn.
Dat dan onder al uwe beminden, Jezus alleen uw bijzondere vriend en welbeminde zij.
4. Bemin alle andere menscheu om Jezus wil, maar Jezus om zich zelven.
Jezus Christus, die alleen een goede en getrouwe vriend is, boven alle andere vrienden, moet bijzonderlijk en boven alles bemind worden.
Om hem en in hem moet gij vrienden en . vijanden lielhcbben, en gij moet hem voor hun allen bidden, opdat zij allen hem kennen en beminnen.
100 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Verlang nooit, bijzonderlijk geprezen of be-mind te worden, want dit komt Gode alleen toe, die zijns gelijken niet heeft.
Verlang ook niet, dat iemand in zijn hart over u bekommerd zij, noch wees ook niet ingenomen voor eens anders liefde, maar wensch, dat Jezus in u zij en in alle goede menschen.
5. Wees altijd zuiver en vrij, zonder verkleefdheid aan eenig schepsel.
Gij moet van alles ontbloot zijn en een zuiver hart aan God opdragen, indien gij rust wilt smaken en ondervinden , hoe zoet de Heer is.
En waarlijk : gij zult daartoe niet geraken, tenzij gij door zijne genade voorkomen en getrokken wordt, zoo dat gij van alles ontheven en afgescheiden zijnde, met hem alleen vereenigd zult wezen.
Want als de genade tot den mensch komt, dan wordt hij sterk en magtig lot alles, en als zij weggaat , dan wordt hij arm en zwak en als alleen overgelaten aan geessels en straffen.
Echter moet hij hierin niet kleinmoedig of wanhopend worden, maar zich met eene gelijkheid des gemoeds schikken naar den wil vanquot; God, en al wat hem overkomt, ter eere van Jeius Christus, verduldig lijden ; want op den winter vclgt den zomer , na den nacht komt de dag en na den storm komt er schoon weder.
IX. HOOFDSTUK.
Over het ontberen van allen troost.
1, Het valt niet zwaar allen menschelijken troost le verachten, als wij den goddelijken troost inwendig bezitten.
TWEEDE BOEK.
Maar liet is groot , ja zeer groot, zoo wel den goddelijken als den menschelijken troost tevens te kunnen derven, en ter cere van God gaarne de verlatenheid des harten te willen lijden en zich zelven in niets te zoeken, of op eigene verdiensten acht te slaan.
Wat is cr in gelegen, opgeruimd en godvruchtig te zijn, als de genade in u komt ? Dit is een uur, hetwelk iedereen zoude hegeeren.
Hij rijdt zeer gemakkelijk, die door de genade Gods gedragen wordt.
Het is ook geen wonder, dat hij geenen last gevoelt, die door den Almogende gedragen, en door den oppersten Leidsman geleid wordt.
2. Wij hebben gaarne iets lot onze verkwikking en de mensch kan zich zeer raoeijelijk van zich zelven ontbinden.
De heilige martelaar Laurentins heeft met zijnen bisschop (Paus Sixtus) de wereld overwonnen, omdat hij alles wat in de wereld vermakelijk scheen te zijn, versmaadde, en hij verdroeg geduldig, om de liefde van Christus, dat de Paus Sixtus, welken hij nogtans zeer beminde, van hem weggenomen werd.
Hij overwon door de liefde tot den Schepper de liefde tot den mensch ; en hij wilde liever den wil van God volbrengen, dan zijnen eigen troost zoeken.
Leer dan ook eenen teerbeminden boezemvriend om de liefde Gods verlaten.
Bedroef u ook niet te zeer, als gij door eenen vriend verlaten wordt, daar gij weet, dat wij ten laatste allen eens van elkander moeten scheiden.
i37
1Ö8 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
3. De mcnsch moet zeer veel en lang zich zeiven besliljden, alvorens hij zich geheel kan overwinnen en zijne gansche genegenheid tot God keeren.
Als de mensch op zich zelveu steunt, is hij ligtelijk tot menschelijken troost geneigd.
Maar een waar minnaar van Christus en ijverig betrachter van de deugd, acht zulke vertroostingen niet, noch zoekt de zinnelijke zoetigheden, maar wil liever sterke beproevingen en zwaren arbeid om Christus lijden.
Als u dan eenige geestelijke vertroosting van God gegeven wordt, neem die met dankbaarheid aan ; maar gedenk altijd, dat dit eene milde gaaf van God en niet uwe eigene verdienste is.
Wil n daarover niet verheffen, noch u te zeer verblijden, noch u te veel laten voorslaan, maar verootmoedig u te meer over het onttan-gene geschenk, en wees des te meer op uwe hoede en zorgvuldiger in alle uwe werken : want dit uur (en die genade) zal voorbijgaan, en de bekoring zal volgen.
Als u de vertroosting ontnomen wordt, wees daarom niet aanstonds wanhopig ; maar wacht ootmoedig tn geduldig, tot dat God u op nieuw bczoeke : want Hij is almagtig om u nog grootere genade en vertroosting te geven.
Dit is niet nieuw noch vreemd voor degenen, die in de wegen des Ileeren 'ervaren zijn : want de groote Heiligen en de oude profeten hebben deze veranderingen ook dikwijls ondervonden.
Ei. Daarom zeide David , toen hij den troost der genade gevoelde , Ik heb in mijnen overvloed
TWEEDE DOEK.
gezegd : ik zal in eeuwigheid niet beroerd worden. (1)
Maar wanneer liem die genade onttrokken was, zeide hij , wat hij in zich zeiven gevoelde , met deze woorden : Heer , gij hebt uw aanschijn van mij afgekeerd en ik ben ontroerd geworden, (2)
Hij was daarom nogtans niet wanhopig , mr.ar hij bad God des te vuriger , zeggende : O Heer, ik zal tot u roepen, en u , mijn God , zal i/c hartelijk bidden. (3)
En ten laatste ontvangt hij do vruchten van zijn gebed e» getuigt , dat hij verhoord is , dewijl hij zegt: De Heer heeft mij verhoord en heeft medelijden met mij gehad / de Heer is mijn helper geworden. (4-)
Maar waarin ? Gij hebt , zegt hij verder , mijn weenen in blijdschap veranderd en mij met vreugde omgeven. (8)
Indien het mot groote Heiligen aldus gegaan is , zoo moeten wij (behoeftige cn zwakke men-sclien) niet kleinmoedig worden, al ondervinden wij soms vurigheid en soms laanwheid , want de geest Gods komt cn gaat volgens zijn welbehagen.
Daarom zeide de H. Job: O Heer, gij bezoekt den mensch in den dageraad en alle oogenblikken beproeft gij hem. (0)
6. Waarop mag ik dan mijne hoop stellen , of waarop mag ik mij verlaten , dan alleen op
1) Ps. xxix. v. o - 8
2) Ps. XXIX. v, 8.
3) Ps. XXIX. v. 9.
4) Ps. XXIX. V. 31.
b) Ps. XXIX. v. 12.
0) Job. VU. 13.
189
160 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
de groote barmhartigheid Gods en de verwachting van de hemelsche genade ?
Want al heb ik goede menschen , godvruchtige broeders of getrouwe vrienden bij mij ; al heb ik ook goede boeken en schoone verhandelingen, al hoor ik aangenaam gezang , al deze dingen helpen en bevallen mij weinig, als mij de genade verlaten heeft en ik aan mijne armoede ben overgelaten.
Er is alsdan geen beter middel , dan verduldig te zijn en mij zeiven over te geven aan den wil van God.
7. Nooit heb ik iemand zoo godvruchtig of ijverig gevonden , aan wien de genade niet somtijds onttrokken was , of die nooit eenige vermindering van zijne vurigheid gevoelde.
Nooit is er iemand van de Heiligen zoo op-gelogen of verlicht geweest, die te voren of daarna niet is beproefd geworden.
Want niemand is waardig hoog in beschouwing opgetogen te wordenquot;, tenzij hij te voren van God door eenig lijden en zwarigheid is beproefd geworden.
Ook is de voorgaande bekoring gemeenlijk een voorteeken , dat de troost daarna zal volgen :
Want de hemelsche vertroosting wordt beloofd aan degenen, die door de bekoring beproefd zijn. Aan hem, welke de zegepraal zal behaald hebben, zegt de Heer , zal ik van den boom des levens te eten geven. (1)
8. De goddelijke vertroosting wordt dan gegeven , opdat de mensch daardoor sterker zij om alle zwarigheid te verdragen en daarna volgt de bekoring , opdat hij zich in het goede niet verheffe.
1) Apos. 11. 7.
TWEEDE BOEK.
De booze geest slaapt niet en ons vleescli is ook niet dood : houd derhalve ook niet op van u altijd tot den strijd bereid te maken want ter regter- en ter linkerzijde hebt gij veel vijanden., die nooit rusten.
X. HOOFDSTUK.
Over de dankbaarheid voor Gods weldaden en genade.
1. Waarom zoekt gij rust, daar gij geboren zijt om te arbeiden ?
Bereid u eerder tot lijden dan tot verblijden, en om uw kruis te dragen , dan om vreugde te genieten.
Wie der wereldlingen zoude niet gaarne geestelijke vertroostingen en blijdschap gevoelen en smaken , indien hij die altijd konde bekomen ?
Want de geestelijke vertroostingen gaan alle wereldsehe genoegens en ligchamelijke wellusten verre te boven.
Al de vermaken dezer wereld zijn ijdel of schandelijk ; maar de geestelijke vermaken zijn alleen eerbaar en vermakelijk , dewijl zij uit de deugd voortspruiten en door God aan zuivere harten ingestort worden.
Maar niemand kan deze goddelijke vertroostingen altijd naar zijnen wil genieten , aangezien de tijd der bekoringen niet lang verbeidt.
2. Doch eene valsche vrijheid van gemoed en het groote vertrouwen op zich zeiven , beletten zeer de hemelsche bezoekingen.
God doet eene weldaad , wanneer hij den mensch zijne geestelijke vertroosting schenkt , maar de mensch doet zeer kwalijk , als hij hem niet alles door dankbaarheid wedergeeft.
161
102 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
De oorzaak , dat de gaven der genaden in ons niet vloeijen , is : dat wij jegens den Gever ondankbaar zijn en dat wij alles niet terugvoeren tot zijnen eersten oorsprong.
Want hij, die over de ontvangene genade altijd behoorlijk dankbaar is, verdient altijd nieuwe genade , en God ontneemt gemeenlijk aan den hoogmoedige, hetgeen hij den ootmoedige geeft.
3. Ik verlang geene vertroosting , die mij de vermorzeling des harten beneemt ; ook begeer ik die hooge bespiegeling niet , waardoor ik een groot gevoelen van mij zeiven zou krijgen.
Want niet alles wat verheven is , is daarom heilig noch al wat aangenaam is , ook goed ; alle wenschen zijn niet zuiver en al wat liefelijk is , is niet altijd aangenaam aan God.
Ik begeer zeer zulke genade , waardoor ik altijd ootmoediger , godvreezender en waardiger worde om mij zeiven te verloochenen.
Wie onderrigt en verlicht is door de genade en dikwijls door de onttrekking derzelve gekastijd is, zal zich zeiven niets goeds durven toeschrijven maar eerder belijden , dat hij arm en behoeftig is.
Geef Gode hetgeen Gode toekomt , zegt Christus, en schrijft u zeiven toe , wat het uwe is; dat is: bedank God voor zijne genade en gevoel , dat u niets toekomt dan de zonde met de straf, die dezelve verdient.
■4. Stel u altijd op de laatste plaats en de eerste zal u gegeven worden ; want het hoogste kan zonder het nederigste niet bestaan.
Die de grootste Heiligen bij God zijn geweest, zijn de minste bij zich zeiven ; hoe meerder zij
TWEEDE BOEK.
gcêcrd of verheven zijn , des te nederiger zijn zij io zich zeiven.
Dewijl zij vervuld zijn met de ware en hemel-sche eer , zoeken zij de ijdele eer niet.
Dewijl zij in God wel gevestigd zijn ,konnen zij geenszins hoovaardig wezen.
Daar zij alle goed aan God toeschrijven , verlangen zij niet door elkander geprezen te worden, maar zoeken alleen deh roem , die van God komt en begeeren en wenschen , dat God in hen en in alle Heiligen boven alles geprezen worde , en hierna trachten zij altijd.
6. Wees dan Gode dankbaar voor de minste weldaad , en gij zult waardig worden groolerc te ontvangen.
Acht de geringe genade zeer groot en hetgeen nietig schijnt te zijn , als eene bijzondere weldaad.
Als men de waarheid van den gover in aanmerking neemt , zal geen gcschenk klein of gering schijnen ; want het kan niet. klein wezen , heigeen door den Allerhoogste geschonken wordt.
Ja, zoo hij ons zelfs straffen en plagen overzendt , moeten wij die in dank aannemen : want al wat hij ons laat overkomen , is dienstig tot onze zaligheid.
Wie derhalve de genade van God wenscht le behouden , moet dankbaar zijn als hem die gegeven en verduldig als hem die onttrokken wordt. Hij bidde , opdat zij wederkome , hij zij voorzigtig en ootmoedig , opdat hij ze niet verlieze.
XI. H O O F D S T U K.
Over het kleine getal dargenen, dio het kruis van Jezus be-
minnen.
Velen zijn er , die naar hel hemelsche rijk van
163
164 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Jezus verlangen , maar weinigen , die zijn kruis willen dragen.
Hij heeft er velen , die zijne vertroosting zoeken te smaken , maar weinigen die zijn lijden zoeken.
Hij vindt vele deelgenooten aan zijn gastmaal maar weinige die met hem willen vasten.
Zij willen zich allon met hem verblijden ; maar weinigen willen voor hem iels lijden.
Velen volgen Jezus tot aan het breken des broods ; maar weinigen tol het drinken van den kelk des tijdens.
Velen eeren zijne wonderen; maar weinige volgen hem in de vcrsmaadheid des kruises.
Velen hebben Jezus lief, zou lang hun geen tegenspoed overkomt.
Velen danken en zegenen hem, zoo lang zij eenige vertroosting van hem ontvangen.
Maar indien Jezus zich verbergt of hen een weinig (ijds verlaat , dan vervallen zij tol klagen of tot groote kleinmoedigheid.
2. Maar zij , die Jezugt; om Jezus, en niet om eenige eigene vertroosting beminnen , loven hem zoo wel in hun lijden en zwarigheden , als in hunne grootste vertroostingen.
En al wilde hij hun nooit eenigen troost verleenen , zouden zij hem daarom niet minder altijd willen loven en danken.
3. O , hoe krachtig is de z^vere liefde tot Jezus , die niet met de eigenliefde of eigenbaat vermengd is !
Moeten zij dan , die altijd de vertroostingen zoeken , niette regl huurlingen genoemd worden.
Toonen zij , die altijd op hun eigenbelang en
TWEEDE BOEK.
winst uit zijn , niet, dat zij eerder minnaars van zich zeiven dan van Jezus zijn ?
Waar zal men zulken aantreffen , die God om God alleen willen dienen.
4. Zelden wordt er iemand zoo geestelijk bevonden , dat hij van alles ontbloot is.
Want , waar zult gij iemand vinden , die opregt arm v.an geest en vrij van alle liefde der schepselen is ? Zijne waarheid komt van ver en van de uiterste grenzen (d)
Want al gaf iemand zijne geheele bezitting , zoo ware die nog niets.
Al deed hij strenge boetvaardigheid , zou dit nog weinig zijn.
Al verkreeg hij alle wetenschap , zoo was hij er nog verre af.
En al hadde hij ook eene groote deugd en vurige godsvrucht , zou hem nogtans veel ontbreken , te weten ; eene zaak , die hem ten hoogste noodig is.
Welke is die ? Het is dat hij , na alles verlaten te hebben , zich zeiven ook verlate , en zich geheel ontbloote van eigenliefde.
En dat , als hij alles gedaan heeft hetgeen hij schuldig was te doen , hij zich dan late voorstaan niets gedaan te hebben.
5. Dat hij niet groot achte hetgeen groot geacht kan worden , maar opregt zegge , dat hij een onnuttige knecht is , gelijk de eeuwige Waarheid zelve zegt : Ah gij zuil gedaan hebben wat u bevolen is , zegt dan : wij zijn onnutte knechten. (2)
Dan zal hij opregt ontbloot en arm in den
1) ProT. XXII. 10.
2) Luc XVII. 10.
ICS
466 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
geest kunnen wezen en met den profeet mogen zeggen : ik ben verlaten en arm. (i)
Niemand is eclitcr rijker, niemand magtiger , niemand vrijer , dan hij , die zich zelve in alle dingen verlaat , en zich op de laagste plaats stelt.
XII. HOOFDSTUK.
Over deu koninklijken weg van het heilige kruis.
Verloochen « zeiven , neem uw kruis op en volg Jezus nu (2) schijnt aan velen een hard woord.
Maar het zal nog veel harder zijn , te hooren : gaat van mij vervloekten in het eeuwige vuur. (3)
Want die nu gaarne hooren spreken van het kruis te dragen cn daarna te gehoorzamen , zullen dan voor dat gruwelijk woord der eeuwige verdoemenis niet vreezen.
En al de dienaars des kruises , die hier in hun leven aan den gekrnisten gelijkvormig geweest zijn, zullen daar tot Christus den regter met groot betrouwen komen.
2. Waarom vreest gij dan nu het kruis op te nemen , waardoor men tot het eeuwige rijk gaat ?
In het kruis is de zaligheid gelegen , in het kruis is de bescherming tegen onze vijanden , in het kruis gevoelt men de instorting der hemel-sche vertroosting , in het kruis is de sterkte des harten , in het kruis geniet men de blijdschap des geestes, in het kruis is de voltrekking dei-deugden en de volmaakte heiligheid gelegen.
| 1) Psalm XXIV. 16.
ti) Matth. XVI 24.
3) Matth. XV. 41.
TWEEDE BOEK.
Er is geenc zaligheid voor onze ziel , noch hoop van het eeuwige leven dan in het kruis.
Neem dan uw kruis op en volg Jezus n en gij zult het eeuwige leven ingaan.
Hij is u , zijn kruis dragende , voorgegaan en hij is voor u aan het kruis gestorven , opdat gij ook uw kruis zoudet dragen en begeerig zijn om te sterven.
Want indien gij met hem sterft, zult gij insgelijks met hem in eeuwigheid leven (1) en indien gij zijn medegezel zijt in de smarten , zult gij ook deelgenoot van zijne glorie wezen.
5. Zich in het kruis en in zicli zeiven te versterven , daaraan is alles gelegen ; en er is geen andere weg , die lol het leven en den waren inwen-digen vrede geleidt, dan die van het heilig kruis en van de dagelijksche versterving.
Ga , waar gij wilt , zoek alles, wat gij wilt, en gij zult hoven u geenen hoogeren weg , noch zekerder weg beneden u vinden , dan den weg van h el heilig kruis.
Bescliik en regel alle dingen volgens uwen wil en goeddunken en gij zult bevinden , dat gij toch altijd wel moet lijden , hetzij met of tegen «wen dank en zoo zult gij steeds een kruis vinden.
Want gij zult of in uw ligchaam pijn gevoelen ol in uwe ziel ecnige kwelling van den geest ondergaan.
167
4. Somtijds zult gij van God verlaten , somtijds van uwen naasten gekweld worden ; en , wat meer is , dikw ijls zult gij aan u zeiven tot last verstrekken.
l) Kom. VI. s.
168 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
En nogtans zult gij door geen middel ofgeenen troost daarvan verlost of verligt kunnen worden ; maar gij zult het kunnen verdragen zoo lang hel God wil.
Want God wil, dat gij de bekoringen leert verdragen zonder vertroosting ; dat gij u zalven geheel aan hem onderwerpt en dat gij door het lijden ootmoediger wordt.
Niemand is zoo gevoelig getroffen over het lijden van Christus als hij , welke iels dergelijks geleden heeft.
Het kruis is dan altijd bereid en verwacht u overal.
En waar gij loopt of niet , gij kunt het niet ontvluglen ; want, waar gij komt , draagt gij u zeiven altijd mede en zult gij u zeiven altijd vinden.
Wend u naar boven j wend u naar beneden begeef u naar buiten , keer naar binnen terug , gij zult overal uw kruis vinden en gij moet alom de verduldigheid beoefenen , indien gij den inwen-digen vrede hebbun en de eeuwige kroon verdienen wilt.
8. Zoo gij gaarne liet kruis draagt , zal het u ook dragen en het zal u tot uw gewenscht einde brengen, waar bet lijden een einde zal hebben, alhoewel dit hier niet is.
Indien gij uw kruis onwillig draagt , zoo maakt gij u hetzelve tot eenen lasl en gij bezwaart u zeiven meer en echter moet gij het dragen.
Indien gij een kruis van u verwijdert , zult gij zonder twijfel een ander vinden , datu misseliien nog zwaarder zal vallen.
6. Meent gij te ontgaan heigeen nooit eenig
tweede boek, i 09
mensch heeft kunnen ontwijken ? Welke Heilige is er in deze wereld zonder kruis en lijden ?
Onze lieer Jezus Christus zelf is nooit een uur zonder lijden en pijn geweest , want gelijk hij zelf zegt ; al zoo moest de Christus lijden , van den dood verrijzen , en alzoo in zijne heerlijkheid ingaan., (i)
En hoe zoekt gij dan eenen anderen weg , dan dezen koninklijken weg van het heilig kruis?
7. Geheel het leven van Jezus Christus is een gedurig kruis en lijden geweest , en gij zoekt voor u blijdschap en rust.
Gij doolt , o gij doolt , koo gij iets anders zoekt dan kwellingen te lijden, immers geheel dit sterfelijk leven is vol ellende , en overal met kruisen omzet.
Eu hoe meer iemand in den geest gevorderd is , des te zwaarder kruisen zal hij dikwijls vinden: want hoe grooter de liefde Gods in hem wordt, des te verdrietiger wordt hem die ballingschap.
8. Ilij , nogtans, welken God door zoo veel lijden beproeft , is niet zonder vertroosting , omdat hij de vruchten van zijn geduld door het dragen van zijn kruis voelt aangroeijen.
Want als hij zich gewillig onder het kruis begeeft , wordt al de zwarigheid, waarmede hij beladen was, in een zoet belrouwen veranderd, hetwelk hem vertroost.
En hoe meer zijn ligchaam door het lijden verdrukt wordt , des te meer wordt zijn geest door de inwendige genade versterkt.
Ja , somtijds wordt hij , om aan den gekruislcn Christus gelijkvormig te zijn , zoo door de liefde
1) Luc XXIV. 20. 40.
8
170 DE NAVOLGING VAN JEZÜS CUIUSTl'S.
versterkt, dat liij niet zonder pijn of kwellingen zou willen zijn ; want hij gelooft , dal hij Gode des te aangenamer is , naar mate hij luenigvuldiger en zwaarder dingen voor hem kan lijden.
Dil komt niet voort , uit de kracht van den mensch, maar door de genade van Christus , die zooveel in het kranke ligchaam kan uitwerken, dat hij door de vurigheid des geestes alle dingen aanneemt en bemint , van welke hij natuurlijk altijd eenen afkeer en schrik heeft.
9. Het is zeker geen menschelijk werk het kruis te dragen , het kruis te beminnen , het ligchaam te kaslijden , en hetzelve onder bedwang van den geest te brengen ; de eerambten te vlieden , gaarne verongelijking te ondergaan, zich zeiven te versmaden , en te wenschen door anderen versmaad Ie worden , allen tegenspoed , schade en schande te lijden , cn geenen voorspoed in de wereld te verlangen.
Indien gij u zeiven beschouwt , bevindt gij , dat gij geene van deze dingen uil u zeiven doen kunt.
Maar zoo gij op den lieer betrouwt, zal u uit den hemel sterkte gegeven worden , en de wereld en het vlecsch zullen onder uw gebied zijn.
Zelfs zult gij den helschen vijand niet vreezen, zoo gij met een vast geloof gewapend , eti mot het kruis van Christus geteekend zijt.
4 0. Bereid u dus als een goede en getrouwe dienaar van Christus j om met liefde het kruis van .uwen lieer, die ter uwer liefde gekruisigd is , te dragen.
Bereid u om veel tegenspoed en veel ongemak in dit elleudig leven te lijden , want dit is heigeen u overal wacht ^ hetgeen gij overal, in welke plaats gij u ook verbergt, zult vinden.
TWEEDE BOEK.
Het moet alzoo wezen , en er is gnen atiiler middel om het lijden van veie kwellingen en tegenlieden te ontgaan, dan dat gij uw leven voegt en schikt om geduldig te lijden.
Drink niet blijdschap den kelk des Ileeren . indien gij zijn vriend wilt zijn , en deelgenoot van zijn rijk wilt worden.
Laat de vertroostingen aan God over, dat hij daarmede naar zijnen wil handele.
Geef u over om vele kwellingen te lijden, en houd die voor de grootste vertroostingen : ivant de wederwaardigheden en het lijden van dezen tijd, zijn niet te vergelijken bij de toekomende heerlijkheid , die ons te wachten staat (1) al kondet gij alleen die alle lijden.
I I. Als gij zoo ver zult gekomen zijn , dat u het lijden , om Christus wil , zoet en smakelijk is, denk dan, dat het met u welgaat, aangezien gij een paradijs op aarde gevonden hebt.
Zoo lang het lijden u zwaar valt , en gij hetzelve zoekt te ontgaan , zoo lang ook zult gij kwalijk varen , en de kwellingen , die gij vliedt, zullen u overal volgen.
12. Indien gij u stelt , gelijk gij behoort te doen , dat is , om te lijden en te sterven , zoo zal het met u weldra beter gaan , en gij zult rust vinden.
Al wa^rt gij ook met Paulus tot den derden hemel opgenomen, gij zoudt daarom niet verzekerd zijn, dat gij geen tegenspoed zoudt lijden: Ik zal hem toonen, zegt Jezus, hoeveel hij om mijnen naam moet lijden. (2.)
1) Rom. Vilt. 40.
2) Aot. IX. X6.
171
172 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIUISTI'S.
Er blijft ii dan niets over dan te lijden , indien gij .Iczus gestadig wilt dienen.
13. Ach , of gij waardig waart iets voor den naam van Jezus te lijden! wat groote eer en roem zou dit voor u zijn : welke vreugde voor Gods Heiligen, en welke stichting voor uwen naaste!
Want alle menschen prijzen de verduldigheid; alhoewel er weinigen zijn , die iets willen lijden.
Alet reiit zoudt gij gaarne iets voor Christus moeten lijden, aangezien er velen zijn , die zulke zware dingen voor dc wereld ondergaan.
li. Houdt het voor zeker , dat uw leven hier een gedurig sterven moet wezen , cn hoe moer de mensch aan zich zeiven sterft, des meer hij in God en om God begint te leven.
ISiemand is ook bekwaam om hemelsche zaken te begrijpen, len zij hij zich te voren ootmoedig onderwerpe om veel tegenspoed voor Christus te lijden.
IS'iels is aangenamer aan God, noch zaliger voor u in deze wereld , dan te lijden om Christus wil.
En indien gij te kiezen hadt , zoudt gij moeien wenschen liever tfgenspoed om Christus Ie lijden, dan vele vertroostingen te genieten : want alzoo zoudt gij aan Christus en alle Heiligen gelijkvormig zijn.
Onze verdiensten en onze voortgang zijn niet in vele zoelheden en vertroostingen gelegen , maar eerder in groote zwarigheid cn kwellingen te verduren.
1 ö. Want ware er iets beter of voordeeliger geweest voor de zaligheid van den mensch dan lu t lijden , alsdan zou Christus zulks zekerlijk met woorden en werken getoond hebben
TWEEDE BOEK,
Immers , hij heeft zijne leerlingen , en allen, die hem willen navolgen, opentlijk. vermaand , om het kruis te dragen, zeggende: Indien iemand mij wil volgen, dat hij zich zeiven ver loochene, zijn kruis opucme, en mij volge. (1.)
Laten wij , na dus alles doorlezen en doorzocht te hebben , eindelijk besluiten : dat wij door vele kwellingen in het rijk Gods moeten komen. ^2.)
IJ Luc. IX. 23.
2) Act. XIV. 21.
175
DE NAVOLGING
OVER DE INWENDIGE VERTROOSTING.
\/\s\y\s
Over het inwendig spreken van Christus tot de getrouwe ziel.
' • De ziel.—I/; zal hoorcn wat de lieer, God in mij spreekt. (1)
Zalig is de ziel, die den Heer in haar binnenste hoort spreken, en uit zijnen mond een troostclijk woord ontvangt.
Zalig zijn de ooren, die het zoet geluid der goddelijke inspraak hooren, en niets gewaarworden van het gerucht der wereld.
Zalig zijn voorwaar de ooren, die geene stem hooren, welke van buiten spreekt, maar de waarheid zelve, die hen van binnen geleerd wordt.
Zalig zijn de oogen, die gesloten zijn voor de uitweidige dingen, en aandachtig tot de inwendige zijn.
Zalig zijn zij, die het inwendige doorgronden, en zich dagelijks meer en meer door oefeningen bekwaam maken, om hemclsche, verborgene ^aken en geheimen te verstaan.
U Ps. LXXXIV v. 9.
DE NAVOLGING VAN JEZUS CI1RISTCS. d 7S
Zalig zijn zij, die hun vermaak vinden in zich met Gud alleen onledig te houden, en die zich los en vrij maken van al de belclselen der wereld.
O mijne ziel ! bemerk wel deze dingen, en sluit al de deuren uwer zinnelijkheid, opdat gij moogt hooren wat de lieer, uw God , in u spreekt.
2. Dit zegt uw beminde ; ik ben uwe zaligheid, uw vrede en uw leven.
Houd u bij mij, en gij zult rust vinden.
Laat al hel vergankelijke varen, en zoekt het eeuwige.
Wat zijn alle tijdelijke dingen anders dan bedrog ? en wat baten u al de schepselen, als gij van den Schepper verlaten wordt ?
Laat dan alle dingen varen, en maak u zelven behagelijk en getrouw aan uwen Schepper, opdat gij tot de ware zaliglieid geraket.
II. HOOFDSTUK.
Dat de waarheid van binnen zonder gedruisch van woorden spreekt.
1. De ziel.—Spreek, Heer, want uw dienaar hoort. (1) Ik hen uw dienaar, geef mij verstand, opdat ik wve geboden moge kennen. (2)
IS'eig mijn hart naar de woorden van uwen mond ; laat uwe spraak als dauw in mij vloeijen.
De kinderen van Israël zeiden eertijds tot Mozes : spreek gij tot ons, en wij zullen u Zworen, en dat de Heer tot ons niet spreke, opdat wij niet sterven. (3)
1) Reg. 3. v. 10.
2) Ps. 118- .V. 125.
3) EmiI. XS, 19.
17() DE MAVOLGINO VAN JEZUS CHRISTUS.
O lieer ! alzoo bid ik niet ; maar ik smeek u liever ootmoedig met den profeet Samuël : Spreek, IIeer, want uw dienaar hoort. (1)
Dal Mozes, of iemand van de profeten tot mij niet spreke: maar spreek gij liever, o Heer, die de. ingever en verlichter van al de profeten zijt. Want. gij alleen kunt mij zonder hen volkomen onderwijzen ; maar zij verinogen niets zonder u.
2. Zij kunnen wel het geluid der woorden geven, maar niet de genade en den geest.
Hunne woorden zijn bevallig ; maar als gij zwijgt, kunnen zij het hart niet ontsteken.
Zij leeren ons de letter, maar gij ontdekt den zin derzelve.
Zij stellen ons geheimen voor ; maar gij doet dorzelver beteekenis kennen.
Zij verkondigen de geboden, maar gij helpt ons die volbrengen.
Zij wijzen ons den weg, maar gij versterkt ons om dien weg te bewandelen.
Zij werken slechts uitwendig, maar gij leert en verlicht de harten.
Zij besproeijen uitwendig, maar gij geeft de vruchtbaarheid.
Zij roepen met woorden, maar gij geeft de kennis van dezelve.
5. Dat dan Mozes tot mij niet spreke; maar spreek gij tot mij, o mijn God, die de eeuwige waarheid zijt: opdat ik niet sterve, en onvruchtbaar worde , als ik , alleen uitwendig vermaand en inwendig niet ontstoken word, opdat het mij niet strekke tot verdoemenis, uw woord
i; 1. Reg. 3. v. 10.
DERDE BOEK.
gehoord en niet volbragtj gekend en niet bemind, geloofd en niet onderhouden te hebben.
Spreek dan, lieer, want uw dienaar hoort (1) en gij hebt de woorden van het eeuwige leven. (2)
Spreek toch tot mij, lot eenige vertroosting van mijne ziel, tot verbetering van geheel mijn leven, en tot uwen eeuwigen lof, eer en roem.
III. HOOFDSTUK.
Dat men de wooracn van God met ootmooaiglieid moet aanhooren, en dat velen die niet overwegen.
1. Christus. — Zoon, hoor mijne woorden, die zeer zoet zijn, en die al de wetenschap van de wijzen dezer wereld te boven gaan.
Mijne ivoorden zijn geest en leven (ö) en zij zijn niet te verstaan volgens den menschelijken zin.
Men moet daarin geen ijdel zelfbehagen opsporen, maar die in slille aanhooren eu met alle ootmoedigheid en begeerte aannemen.
2. De ziel. — Gelukkig is de mensch, o Heer, dien gij zelf teert, en in uwe ivet onderrigt, om hem tegen de kwade dagen verzachting te verschaffen (4) , en opdat hij op de aarde niet ongetroost zou gelaten worden.
5. Christus. — Ik ben het, die van het begin de profeten onderwezen heb, en ik houd niet op, tot nu toe, tot alle menschen te spreken ; maar velen zijn doof en verhard, zoo dat zij mijne stem niet hooren.
1) 1 Keg. 3. T. 9.
2) Job. 0. v. 69.
3) Joan. V!. 64.
i) Vs. 93. v. 12.13.
177
8.
178 UK NAVOLGING VAN JEZUS CHr.lSTUS.
Velen hooren de wereld liever dan Gcd : zij volgen liever liunne vleeselielijke begeerlijkheid, dan het welbehagen van God.
De wereld lidooll lijdelijke] en nietige dingen, en zij wordt met groote dril'! gediend : ik beloof de eeuwige en hoogste goederen, en de harten der menschen blijven daarvoor ongevoelig.
Wie is er, die mij in alles met zoo groote zorg dient en gehoorzaamt, gelijk men de wereld dient en eert ?
Schaam n, Sidon, sprak de zee (1) en vraagt gij waarom ? Hoor de reden :
Om een gering eerambt of bediening doet men verre reizen, en om het eeuwige leven wordt er door vele menschen naauwelijks eenen voet verzet.
Men jaagt naar een nietig gewin, men twist somtijds schandelijk om een weinig geld ; men verdriet zich niet, nacht en dag te arbeiden, om eene nietige zaak en ecne kleine belofte te verkrijgen.
4, En nogtans, o groote schande t om een onveranderlijk goed, om eene onschatbare belooning, om eene allergrootste eer en oneindige heerlijkheid, is men te traag om zelfs een weinig moeite te doen.
Schaam u dan, gij trage knecht, die zoo lig-telijk klaagt ; zie^ de dienaars der wereld zijn veel vaardiger tot het verderf, dan gij tot het eeuwige leven.
Zij verblijden zich moer in ijdelheid, dan gij in de waarheid.
En echter worden zij niet zelden in hunne
Vt Isaias XX11I. v. 4.
DERDE BOEK.
hoop bedrogen, maar mijne belofte bedriegt niemand, noch laat iemaid, die op mij betrouwt, ledig weggaan.
Mijne beloften zal ik volbrengen, wat ik gezegd heb, zal ik doen, zco men tot het einde toe getrouw in mijne liefde volharde.
Ik ben de looner van alle goede {menschen) en een strenge beproever van al de godvruchtigen.
8. Schrijf mijne woorden in uw hart, en overdenk die naarstig ; want in den lijd der bekoring zullen zij u zeer noodig wezen.
Hetgeen gij niet verstaal, als gij het leest, dat zult gij in den dag der bezoeking begrijpen.
Ik bezoek mijne uitverkorenen op twee wijzen, namelijk ; door bekoringen en door vertroostingen.
En ik geef hun dagelijks twee lessen: inde eene slraf ik hen over hunne gebreken, in de andere vermaan ik hen, dat zij zouden voortgaan in de deugd.
Wie mijne woorden hoort, en dezelve versmaadt, zal er in den jongsten dag door veroordeeld worden, (i)
OM DE GENADE DER GODSVRUCHT TE VERZOEKEN.
6. O Heer, mijn God, gij alleen zijt al mijn goed ; en wie ben ik toch, dat ik tot u durf spreken ?
Ik ben uw armste dienaar, een verworpen aardwormpje, veel armer en verachtelijker dan ik zelf weet of durf zeggen.
Gedenk evenwel, o Heer, dat ik niets benj niets heb en niets vermag.
1) Joan. Xll. 48.
179
180 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Gij alleen zijt goed, regtvaardig en heilig ; gij kunt alles, gij verleent alles, gij vervult alles, terwijl gij den zondaar ijdel {van uwe gaven) Iaat.
Wees toch uwe barmhartigheid gedachtig, en vervul mijn hart met uwe genade , gij , die niet wilt dat uwe werken ledig blijven.
7. Hoe kan ik, in dit ellendig leven , den last van mij zeiven torschen , indien uwe genade en barmhartigheid mij niet versterken ?
Wil nw aanschijn van mij niet afkeeren , wil uwe bezoeken niet langer uitstellen , wil mij uwe vertroostingen niet onttrekken , opdat mijne ziel voor u niet worde als eene dorre aarde zonder water, (1.)
Heer, leer mij uwen wil volbrengen. (2.)
Leer mij waardig en ootmoedig voor u wandelen , want gij zijt mijne wijsheid, die mij opregt kent , en gekend hebt , eer ik in de wereld was , en zei is eer de wereld was geschapen
Dat men in ivaarhoid en ootmoedigheid voor God moet wandelen.
1. Christus. — Zoon, wandel voor mij in waarheid , en zoek mij altijd in de eenvoudigheid uws harten.
Wie in de waarheid voor mij wandelt zal in de kwade aanvechtingen bevrijd worden , en de waarheid zal hem verlossen van de verleiders en lasteringen der boozen.
Indien de waarheid u vrij maakt , zoo zult gij
1) Ps. CXLIL 6.
2) Ibid. 10.
DERDE BOEK.
waarlijk vrij zijn , en het ijdel gesnap der rnen-scben niet achten.
De ziel. — Hot is zoo, lieer, gelijk gij zegt: ik bid dat het aldus met mij geschiede. Dat uwe waarheid mij leere , mij beware , en mij lot een zalig einde geleide.
Dat zij mij verlosse van alle kwade neiging en ongeregelde liefde ; en dan zal ik voor uwe oogen met groote vrijheid des harten wandelen.
2. Christus. — Ik hen de waarheid , ik zal u leeren al wat regt en aan mij behagelijk is.
Overdenk uwe zondea met groot leedwezen en droefheid , en Iaat u nooit voorstaan , dat gij iets zijt om uwe goede werken.
Want gij zijt waarlijk een zondaar , aan vele gebreken onderworpen , en in dezelve verward.
Uitu zeiven gaat gij altijd achteruit; gij valt ligtelijk , wordt ligtelijk overwonnen , ligtelijk ontsteld, en laat ligtelijk den moed zinken.
Gij hebt in u niets, waarop gij u kunt beroemen, maar vele redenen, waarom gij u zeiven moet verachten : want gij zijt veel kranker dan gij kunt begrijpen.
3. Verbeeld u dus niet, dat er iets groots in uw doen gelegen is.
Ddnk altijd, dat niet voortreffelijk , niets kostelijk en wonderlijk, niets aanzienlijk, niets verheven of wcnschelijk is, dan hetgeen eeuwig is.
Dat de eeuwige waarheid u boven alles be-hage , en dat uwe zeer groote nietigheid u altijd mishage.
Vrees niets zoo zeer , veracht en vlied niets zoo zeer dan uwe zonden en gebreken, die u
181
182 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
meer moeten mishagen dan hel verlies aller goederen.
Sommigen wandelen niet opregt voor mij ; maar door nieuwsgierigheid en vermetelheid gedreven , willen zij mijne verborgenheden kennen , en Gods verhevenheden begrijpen , terwijl zij zich zeiven en hunne zaligheid verzuimen.
Deze vallen dikwijls om hunne hoovaardij en nieuwsgierigheid , in groote bekoringen en zware zonden : want ik verlaat zulke menschen.
4. Vrees de oordeelen van God, schroom voor de gramschap voor den Almogende.
Wil de werken van den allerhoogsten niet doorgronden , maar onderzoek uwe zonden , en hoeveel goed gij verwaarloosd hebt.
Sommige stellen al hunne godsvrucht in boeken, anderen in beelden , en nog anderen in uitwendige teekenen en afbeeldingen.
Sommige hebben mij in den mond , maar weinigen in het hart.
Doch er zijn anderen , die verlicht van versland en zuiver van hart, altijd naar het eeuwige goed verzuchten, die van de aardsche dingen niet gaarne hooren spreken , en aan de noodwendigheden der natuur, met droefheid voldoen , deze gevoelen wat de geest der waarheid in hen spreekt.
Want hij leert hun de aardsche dingen versmaden , en de hemelsche beminnen ; de wereld verachten , en dag en nacht naar den hemel verhul gen.
DERDE BOEK.
V. HOOFDSTUK.
Orer de wonderbare uitwerkselen der liefde God^.
DANKZEGGING.
1. De ziel. — Ik geloof n, o hemelsclie Vader, Vader van mijnen lieer Jezus Cliristus , onnlat gij u gewaardigd hebt mij , ai'in sehejise!, gedachtig te zijn.
O Vader der barinhartiyheden cn God van alle vertroosting, (1.) ik dank u omdat gij u ge-waardigt , mij , die allen troost onwaardig ben, somtijds te vertroosten.
Ik looi' en verheerlijk n ten allen tijde met uwen eenigen Zoon en den II, Geest , onzen vertrooster in de eeuwen der eeuwen.
O mijn lieer en God , mijn heilige minnaar, als gij in mijn hart komt, dan zal geheel mijn binnenste verheugd worden.
Want gij zijt mijn roem en de verheuging mijns harten ; gij zijl iiiijne hoop en mijne toe-vlugt in den dag mijner kwellingen. (2.)
2. Maar omdat ik nog zwak in de liefde en onvolmaakt in de deugd ben , daarom is het mij noodig , door u gesterkt en vertroost le worden ; wil mij derhalve dikwijls bezoeken , en in uwe heilige wet onderrigten.
Verlos mij van mijne kwade driflen , en genees mijn hart van alle ongeregelde liefde , opdat ik van binnen genezen, en wel gezuiverd zijndi-, bekwaam worde om u te beminnen , sterk om
1) II. Cor. I. 3.
2) Psalm lil. i. XXXI. 7 en CXII. 6.
■18Ö
184 DE NAVOLGING VAN JEZÜS CHRISTUS.
voor u te lijden , en standvastig om in uwe dienst te volharden.
5. De liefde is iets groots , en een zeer groot goed , dat alleen datgene , wat zwaar is , ligt maakt , en gestadig alle ongestadigheid en ongelijk verdraagt.
Want zij draagt alle last zonder moeite, en maakt al wat bitter is , zoet en smakelijk.
I)c liefde van Jezus is zeer edelmoedig; zij zet den menseh aan om groole dingen te doen, zij wekt hem altijd op om steeds naar meerdere volmaakihcid te streven.
Die liefde streeft naar boven; zij wil door de aardsche zaken niet wederhouden worden.
De liefde wil vrij en aan alle wereldsche geneigdheden vreemd zijn , opdat hare inwendige beschouwing niet belet worde tot God door te dringen , opdat zij door eenig tijdelijk gemak of gewin niet worde gehinderd , of door ongemakken niet bezwijke.
Er is niets zoeter, niets sterker^ niets verhevener, niets uitgestrekter , niets genoeglijker, niets volmaakter, noch iets beter in den hemel en op de aarde , dan de liefde ; want de liefde is uit God geboren , en zij kan nergens rusten dan in God alleen , boven alle geschapene dingen.
i. Hij , die bemint, vliegt, loopt , en is blijde; hij is vrij , en wor.lt niet wederhouden.
Hij geeft en laat alles, om alles te bezitten , en bezit alles in alle dingen ; want hij rust boven alles in den allerhoogste ^ uit wien alle goec vloeit en voortkomt.
Hij ziet niet naar de giften , maar boven alle gaven keert hij zich tot den Gever alleen.
DERDE BOEK.
De liefde kent dikwijls geene maat , maar even als ziedend water loopt zij van alle kanten over.
De liefde gevoelt geene last , aclit geene moeite, wil meer dan zij kan , klaagt niet over hare magteloosheid, omdat zij meent, dat zij alles vermag.
Zij is dus tot alles bekwaam , en werkt kloekmoedig vele dingen uit, waar hij, die niet bemint, moedeloos wordt en bezwijkt
B. De liefde waakt, en slaapt zelfs niet gedurende den slaap; zij wordt moede, zonder zich te vermoei-jen ; zij wordt gsprangd , zonder henaauwd te worden; zij wordt bevreesd, zonder zich te ontstellen : maar als eene levendige vlam of brandende fakkel, verheft zij zich opwaarts en dringt zij gerust door.
Die bemint, weet, wat dit zeggen wil.
De brandende begeerte van eeneminnende ziel is als een groot geroep tot üoJ, waardoor zij zegt : mijn God ! mijne liefde : gij zijt geheel aan mij , en ik geheel aan u.
C. Laat mij in liefde toenemen , opdat ik in het binnenste mijns harten leere smaken, hoe zoet het is te beminnen , in de liefde als te smelten en te stroomen.
Dat uwe liefde mij bevange, en mij buiten mij zelve voere door de vurigheid en de verrukking.
O , laat mij bet lied der liefde zingen , Iaat mij u mijn geliefde, naar boven volgen, en dat mijne ziel, van liefde juichende, in uwen lof bezwijke.
Laat mij u meer beminnen dan mij zeiven , en mij zeiven niet dan om u, en dat ik ook
185
186 DE NAVOLGING VAN JEZUS CURISTUS.
in u beniinne al degenen , die u opregl liefhebben, gelijk de wet der liefde, die uil u voortkomt, dit gebiedt.
7. De liefde is vlug . opregt^ godvruchtig , blijde en vrolijk; zij is sterk , geduldig , getrouw, voorzigtig, langmocdig, dapper en zoekt zich zelve niet ; want zoodra iemand zich zeiven zoekt, iioudt hij op te beminnen.
De liefde is omzigtig, ootmoedig , regtzinnig , zij is niet weekelijk, niet ligtvaardig noch met ijdele dingen bekommerd; zij is matig, kuisch, gestadig , gerust, en altijd over hare zinnen waakzaam.
Dc liefde is aan hare oversten onderworpen en gehoorzaam, en in hare eigene oogen is zij gering en verachtelijk ; zij is godvruchtig , vurig en dankbaar jegens God, terwijl zij altijd op hem hoopt en betrouwt, zelfs ook als zij door hem schijnt verlaten te zijn : want zonder smart , leeft men in de liefde uiet.
8. Wie niet bereid is, om alles te lijden en zielig geheel in den wil van zijnen geliefde over te geven, is niet waardig een minnaar genoemd le worden.
Een waarachtig minnaar moet alles , wat zwaaien bitter is, gaarne omhelzen om zijnen beminde, en om geene voorvallende tegenheden van hem afwijken.
VI. HOOFDSTUK.
Over de beproeving van eenen opregton minnaar.
4. Christus. — Zoon, gij zijt nog geen sterke en voorzigtige minnaar.
DERDE BOEK. 187
De ziel. — Waarom, [leer ?
Christus. — Omdat gij. om eene kleine tegen-lieid, afwijkt van hetgene gij «el begonnen liadt, en omdat gij al te zeer de vertroostingen zoekt.
Een kloek minnaar blijft onwankelbaar in de bekoringen, en schenkt geen geloof aan de listige ingevingen des vijands. Zoo wel in voor- als in tegenspoed, is zijn hart altijd aan mij.
2. Een voorzigtig minnaar geeft niet zoo zeer acht op de gift van den beminnende , als op de liefde van den gever.
Hij ziet meer op de genegenheid dan op de waarde, want hij acht ue geschenken minder dan zijnen beminde.
Een edelmoedig minnaar berust niet in mijne gift, maar boven alle giften in mij alleen.
liet is daarom niet al verloren , indien gij somtijds jegens mij of jegens mijne heiligen do liefde en teederheid niet gevoelt, welke gij wel wenschtet.
Die goede en zoete teederheid of begeerte, die gij somtijds in u gevoelt , is een uitwerksel der genade, die dan bij u is , zij is als een voorsmaak van het hemelsche Vaderland , waarop niet al te veel te steunen is, dewijl zij komt en gaat.
Maer strijden tegen de kwade invallende bekoringen, en de ingevingen van den duivel versmaden, is een kenmerk van eene ware deugd en groote verdienste.
3. Ontstel u dus niet over eenige vreemde verbeeldingen, die u moeten invallen, en over welke stof het ook zijn moge.
Behoud altijd een vast voornemen en eene opregte raeening tot God.
d88 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHBISTUS.
Het is geen bedrog, dat gij somtijds plotseling in den geest opgetogen wordt, en terstond wederom in ellendige gedachten vervalt, waarmede uw hart gemeenlijk, vervuld is.
Want gij lijdt die meer tegen uwen dank, dan dat gij daarin werkt ; en zoo lang zij u mishagen, en gij daartegen strijdt, strekken zij u tot geen verderf.
4-. Weet , dat de oude vijand met alle magt uw voornemen tot het goede zoekt te beletten, en u tracht te berooven van alle godvruchtige oefeningen, te weten : van de vereering der Heiligen, van het overdenken van mijn lijden, van het aandenken uwer zonden, van de bewaking van uw eigen hart, en van het vasle voornemen om in de deugd voortgang te maken.
quot;Ü geeft u ook vele snoode gedachten in, om u verdriet en afkeer te doen gevoelen, en u alzoo van het gebed en de heilige lezing af te trekken.
Eene ootmoedige biecht kan hij niet dulden ; zoo hij konde, zou hij u wederhouden van te Communie te gaan.
Maar geef hem geen jjeloof, noch acht hem, al spanne hij dikwerf strikken om u te bedriegen.
Leg zijne kwade en onzuivere ingevingen op hem, en zeg: weg van hier, gij onzuivere geest ! schaam u, ellendige, gij moet wel zeer onzuiver wezen, die mij zulke dingen inblaast.
Weg van mij, gij booze verleider, gij zult in mij geen deel hebben, maar Jezus zal bij mij zijn als een kloek krijgsman ; en gij zult beschaamd slaan.
Ik wil liever sterven en alle pijnen ondergaan.
DERDE BOEK.
dan eenigzins loe te stemmen aan uw boos ingeven :
Daarom zwijg en verstom , ik wil naar u niet hoeren, hoe zeer gij mij moogt plagen.
De Heer is mijn licht en mijne zaligheid, wien zal ik vreezen. (1)
Al stonden yeheele legers tegen mij op, noglans zal mijn hart niet vreezen, (2) De lieer is mijn helper en verlosser. (3)
5. Strijd dan als een dapper krijgsman, en indien gij somtijds uit zwakheid valt, herneem uwen moed meer dan te voren, en betrouw, dat gij sterkere genade van mij bekomen zult ; maar wacht u bovenal van vermetelheid of van ijdel zelfbehagen.
Want hierdoor worden er velen bedrogen, en vallen somtijds in eene verblindheid, die bijna ongeneeslijk is.
Dat dan de val van de hoovaardigen, die zicli dwaasselijk veel laten voorstaan, n slrekke tot een toezigt, tot een voorbeeld en eene gestadige vernedering.
VII. HOOFDSTUK,
Over liet verbergen der genade om de ootmoedigheid te bewaren.
d. Christus. — Zoon, het is voor u beteren veiliger, dat gij uwe godsvrucht verborgen houdt, dat gij n daarover niet verheft, dat gij daarvan weinig spreekt, en die niet groot maakt: maar
1) Ps, 2G. v. i.
2) Ibid. T. 3.
3) Ps. 18. V. 25.
189
190 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
lt;iat gij ii zeiven liever veracht, en u laat voorstaan, dat gij deze genade onwaardig zijt.
Gij moogt niet te veel betrouwen op de tegenwoordige goede gestellenis van uw hart, want die kan zeer ligtelijk veranderen.
Maar als gij de genade gevoelt, denk dan, hoe ellendig en behoeftig gij zijt, als gij die genade niet hebt.
Ook is de voortgang van het geestelijke leven daarin niet gelegen, dat gij de genade der vertroosting hebt ; maar dat gij, door u zelven te verloochenen, de onttrekking van de genade ootmoedig en verduldig verdraagt, zoodat gij dan in de oefeningen des gebeds niet verflaauwt en uwe gewone goede werken niet achterlaat; maar dat gij, volgens uw vermogen, gaarne doet al wat in uwe magt is, en u zelven niet geheel verzuimt om de dorheid of ongerustheid van uw hart, die gij gevoelt.
2. Want velen zijn er , die , ten tijde der beproeving , terstond in onverduldigheid of moedeloosheid vallen.
De weg van den mensch is niet altijd in zijne magt. Maar iiet komt aan God toe te geven en te vertroosten als het hem belieft , zoo veel het hem belieft, en aan wien het hem belieft, volgens ziju welbehagen , en anders niet.
Sommige onvoorzigtigen hebben zich in het verderf gestort door de genade en de drift der godsvrucht , omdat zij meer wilden doen dan zij konden , dewijl zij de maat hunner kleinheid niet betrachtten , en meer daarin hnn eigen gevoelen volgden , dan het oordeel der rede. En omdat zij vermetelijk grootere dingen deden,
DERDE DOEK. 191
dan het Gode aangenaam was , hcljben zij weldra de genade verloren.
Zij , die in den liemel hunne woonplaats wilden maken, zijn arm geworden , opdat zij, vernederd en verarmd , zouden leeren niet hoog te vliegen op hunne eigene wieken, maar al hun betrouwen te stellen onder mijne vleugelen.
Zij , die in den weg des Ileeren nog nieuwelingen en weinig ervaren zijn , kunnen zeer ligt bedrogen worden en vallen , zoo zij niet door den raad van verstandige personen bestuurd worden.
5. Indien zij meer hun eigen goeddunken dan den raad van andere wel geoefenden willen volgen, zullen zij een ellendig einde hebben : namelijk, zoo zij in hun eigen goeddunken blijven volharden.
Die wijs zijn in hunne eigeneoogen , laten zieh zelden nederig door andere besturen.
liet is beter' weinig wijsheid en verstand te bezitten met ootmoedigheid, dan grootere schatten van kunsten en geleerdheid met ijdel zell-behagen.
liet is ouk beter weinig te hebben , dan vele zulke dingen , waarover gij u zoudt verhoovaar-digen.
Ilij doet niet verstandig, die zich geheel aan de vreugde overgeeft , en zijne voorgaande armoede en de zalige vreeze Gods vergeet , waardoor hij in gevaar is van de ontvangene genaden te verliezen.
Ook heeft hij geen opregt deugdzaam gevoelen , die ten tijde van tegenspoed , of van eenige zwarigheid , te zeer mistroostig is , en te weinig
•192 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
betrouwen heeft op mij , en te klein gevoelen van mijne goedheid.
4. Hij , die ten tijde van vrede al te gerust is , wordt gemeenlijk , len tijde van oorlog , de allervreesachtigste en de allerlalhartigste bevonden.
Indien gij dan altijd in u zelven ootmoedig en gering kondet blijven en uwen geest wijs en magtig besturen , zoudt gf; zoo dikwijls in het gevaar en de bekoringen niet vallen.
Daarom is liet een goede raad , dat gij , als gij den geest van ijver gevoelt . denkt , hoe het met u zal zijn , als dit goddelijk licht en die ijver zal weggaan.
En als gij er waarlijk van beroofd zijt , bedenk dan ook , dat hetzelfde licht, hetwelk ik u voor eenigen tijd tot uwe waarschuwing en tot mijne eer onttrokken heb , kan wederkomen.
ö. Dergelijke beproeving is dikwijls voordeeliger, dan of gij altijd volgens uwe begeerte voorspoed hadt.
Want de verdiensten zijn daarin niet gelegen, dat iemand meer hemelsche verschijningen of vertroostingen hebbe , of dat hij in de heilige Schrift zeer ervaren , of in eeneu hoogen graad zij , maar dat hij in de ware ootmoediglieid wel bevestigd en met de goddelijke liclde vervuld zij ; dal hij in alle dingen de eer Gods zuiver en enkel zoeke , en zich zelven met achte maar opregt versmade , en liever van de menschen verstooten en veracht , dan geacht , geprezen of geëerd worde.
DERDE BOEK. 193
Otcf de minachting van zich zeiven voor de oogcn van God.
1. De ziel. — Ik zal spreken tot mijnen Heer, ofschoon ik slechts slof cn aschben. (I) —
W ant , iudien ik mij meerder acht , zie , dan staat gij tegen mij op , en mijne boosheden geven ook getuigenis tegen mij , en ik kan dezelve niet tegenspreken.
Maar , indien ik mijne geringheid en nieliglieid erken , alle goed gevoelen van mij zeiven afleg , en mij , gelijk ik in waarheid ben , als stof en asch acht ? zoo zal uwe genade met mij wezen, en uw Jicht zal in mijn hart schijnen , dan zal alle gevoel van achting , ook het allerminste , dat ik van mij zeiven mogt hebben , voor altijd verslonden worden in den afgrond mijner nietigheid.
Het is daar, dat gij mij aan mij zeiven toont , wat ik ben , wat ik geweest hen , cn waartoe ik ben gekomen ; want ik ben niets en heb het niet geweten. (2)
Indien ik aan mij zeiven overgelaten word , zoo bevind ik , dat ik niets dan loutere zwakheid ben ; maar als gij mij aanziet , word ik terstond gesterkt, en met ecne nieuwe blijdschap vervuld.
Het is een groot wonder , dat ik, die door mijn eigen gewigt altijd nederwaarts neig, zoo spoedig opgeheven en zoo goedertierenlijk van u omhelsd word.
2. Dit doet uwe liefde , die mij uit loutere
1) Genes. 18. v. 27.
2) Ps. LXXII. 21
9
194 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
mildheid voorkomt, en in zoo veel noodzakelijkheden bijstaat ; die mij van zoo veel gevaren behoedt, en die mij , om de waarheid te zeggen, van ontelbare rampen verlost.
Want met mij zeiven ongeregeld Ie beminnen, heb. ik mij zeiven verloren, maar met u alleen te zoeken en opregt te beminnen heb ik u en ook mij gevonden , en door uwe liefde ben ik nog dieper in mijn eigen niet gezonken.
O allerzoetsle Heer ! gij doet voor mij Teel meer dan ik waardig ben , en veel meer dan ik. zou durven hopen of vragen.
5. Geloofd moet gij zijn, o mijn God , want al ben ik alle goed onwaardig, zoo houdt nogtans uwe edelmoedige en oneindige goedheid niet op met wel te doen , zelfs aan de ondankbaren en aan hen , die verre van u afgeweken zijn.
O Meer , bekeer ons tot u , opdat wij dankbaar , ootmoedig en ijverig mogen wezen : want gij alleen zijt onze zaligheid , onze kracht en onze sterkte.
Dat men alle dingen tot Goil, als tot ons laatste einde , moet stieren.
I. Christus. — Zoon, ik moet steeds uw hoogste goed en laatste einde zijn , indien gij waarlijk wilt gelukkig wezen.
Door deze goede meening zal uwe liefde , die nu dikwerf tot u zeiven en tot de schepselen overhelt , gezuiverd worden.
Want als gij iets in u zeiven zoekt , bezwijkt en verflaauwt gij terstond.
DEIIDE BOEK.
Slier derhalve alles eindelijk tot mij : want ik ben het, die alles gegeven heb.
Beschouw alle dingen als voortvloeijende uit dat hoogste goed, en daarom moet gij alles tot mij , alles tot zijnen eersten oorsprong , doen wederkeeren.
2. Uit mij , als uit cene levende fontein , putten alle menschen , klein en groot , arm en rijk , het levende water , en die mij vlijtig wil dienen , zal van mij genade ontvangen.
Maar hij , die zijnen roem builen mij of zijne genieting in een ander goed , dan in mij , wil zoeken, zal geene opregte en standvastige vreugde genieten,en zijn hart zal altijd geprangden benaauwd zijn.
Daarom moogt gij niet aan u zeiven of aan iemand eenig goed toeschrijven , maar ^eeft alles aan God . zonder wien de mensch niets heeft
Ik heb alles gegeven , ik wil het ook terug hebben, en eisch zeer streng dankbaarheid voor mijne gaveu.—
2. Dit is eene waarheid , die allen ijdelen roem verdrijft.
En indien de hcmelsche genade en de ware liefde in uw hart komt, zoo zal er geene afgunst , noch benaauwdlieid , noch eigenliefde in hetzelve meer zijn.
Want de Goddelijke liefde overwint alles en verwijdt al de krachten der ziel.
Wilt gij dan wijsselijk bandelen , verblijd u in mij alleen ; hoop in mij alleen, want niemand is goed dan God alleen (1) die boven alles geloofd en in alles moet geprezen worden.
1) Luc. XVIII. 19.
193
1 9G DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Dat liet aangenaam is God te dienen en de wereld tc versmaden.
1. De ziel. — Nu zal ik nog eens spreken, o lieer , en niet zwijgen : ik zal spreken tot niijiieii God, mijnen lieer en mijnen Koning, die in liet allerhoogste is. O Heer , hue groot is de menigte uwer zoetheid , dee gij bewaard hebt voor hen , die n vreezen ! (1)
31aar wat zijt gij voor lien , die u beminnen en van gansclier harte dienen ?
Inderdaad : de zoetheid der beschouwing , die gij aan uwe minnaars geeft , is onuitsprekelijk.
Hierin hebt gij mij uwe goedertierene liefde meest betoond, dat gij mij , als ik ernietwas, hebt geschapen , en mij , als ik verre van u was afgedwaald , weder op den regten weg gebragt hebt, opdat u zoude dienen , en ook , dat gij mij bevolen hebt u te beminnen.
2. O bron der eeuwige liefde! wat zal ik van u zeggen ?
Hoe zou ik u kunnen vergeten , die ij gewanr-digd hebt aan mij te denken , zelfs tuen ik ten gronde gegaan en verloren was ?
Uwe barmhartigheid jegens uwen dienaar heeft alle hoop overtroffen , en gij hebt over hem uwe genade en liefde , verre boven zijne verdiensten , uitgestort.
Wat zal ik u voor die genade wedergeven ? Want het is aan alle menschen niet gegeven , alles te verlaten , de wereld te verloochenen , en het kloosterleven te omhelzen.
(1) Psalm 30 v. 20.
DERDE DOEK.
Is dit dan cene grwte zaak , dat ik udien , u, wien alle schepselen moeten dienen ?
Dit moet mij dan niet groot schijnen , u te dienen,maar dit komt mij eerder groot en wonder voor , dat gij u gewaardigt , mij , zoo arm en onwaardig schepsel , tot uwe dienst aan te nemen en onder het getal uwer beminde dienaars te rekenen.
3. Zie , alles wat ik heb, en alles, waarmede ik u dien , behoort u toe.
Nogtans integendeel , gij dient mij eerder dan ik u dien.
Want zie , hemel cn aarde , die gij tot onze dieust geschapen hebt, zijn altijd gereed en doen dagelijks hetgeen gij hun bevolen hebt.
Maar dit is nog al weinig , want gij hebt de Engelen ook tot de dienst der menschen gesteld.
En hetgeen alles te boven gaat, is, dat gij zelf u gewaardigd hebt den rnensch te dienen en hem beloofd hebt, u zeiven aan hem te geven.
4. Wat zal ik u voor zoo vele gaven wedergeven ? O, of ik u al de dagen mijns levens mogte dienen !
O , of ik magtig ware maar écnen dag u waardig te dienen ! Inderdaad , gij zijt alle dienst , alle eer en eeuwigen lof waardig.
Gij zijt waarlijk mijn Heer, en ik ben uw arme dienaar, die verbonden ben u uit al mijne krachten te dienen , cn nooit in uwen lof te verflaauwen.
Dit wil ik , dit verlang ik; wil mij loch verlcenen hetgeen mij daartoe ontbreekt.
5. Het is eene groote eer en roem u te dienen, en alles om u te versmaden.
197
198 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTÜS.
Want zij , die zich gewillig tot uwe heilige dienst begeven , zullen van u groote genade verkrijgen.
Die uit liefde tot u alle zinnelijk vermaak verlaten hebben , zullen den allerzoetsten troost van den H. Geestsmaken.
£n die den engen weg des hemels om uwen naam ingaan , en alle wereklsche zorgvuldigheden ter zijde stellen , zullen groote vrijheid des harten bekomen.
C. O hoe zoet en aangenaam is de dienst van God , waardoor de mensch waarlijk vrij en heilig wordt!
O zalige staat van het kloosterlijke leven , die den mensch gelijk aan de Engelen , aangenaam aan God , verschrikkelijk aan den duivel en loffelijk aan alle Christenen maakt!
O wenschelijke en gelukkige dienst Gods , waardoor men het opregte goed en de eeuwigdurende blijdschap verkrijgt!
Dat men ztjne goede begeerten moet onderzoeben en matigen.
1. Christus. — Zoon , gij moet nog veel lee-ren , hetgeen gij nog niet geleerd hebt.
De ziel.— welke dingen zijn dat Heer?
Christus. — Dat gij uwen wil altijd naar mijn welbehagen moet schikken , dat gij u zelven niet moet zoeken , maar altijd mijnen wil in alles trachten te volbrengen.
Sommige begeerten ontsteken u dikwijls , en drijven u sterk aan ; maar zie , of gij aldus wordt
DERDE BOEK.
bewogen tot mijne eer, en of het niet is uit eigenbelang.
Indien ik de oonaak van uwe begeerte ben, zoo zult gij wel te vreden zijn , hoe it het ook schikke of niet: maar indien er iets van eigenbaat onder schuilt , dat zal u zeer hinderen en bezwaren.
2. Wacht u dan van te zeer op de begeerte te steunen , die gij bij u zeiven gewaar wordt, zonder mij eerst te raadplegen , opdat het u daarna niet berouwe of mishage , hetgeen u te voren behaagd heeft , en u het beste voorkwam.
Want alle neiging , die goed schijnt te zijn, moet niet terstond ingevolgd worden , en ook alle gedachte , die kwaad schijnt, moet niet aanstonds verworpen worden.
Maar het is zeer goed , dat gij somtijds ook de goede begeerte bedwingt , opdat gij , om de al ta groote drift , niet verstrooid wordet van zinnen.
En opdat gij aan andere geene ontstichting gevet door uwe ongeregelde heftigheid ; of ook, opdat gij niet dadelijk gestoord of ontsteld wordet tegen iemand , die uwe begeerte weder-streeft.
3. Het is nogtans wel somtq'ds noodig , dat men geweld gebruike , en de zinnelijkheid kloekmoedig wedersta , en geen acht geve3 op hetgeen het vleesch begeert of niet begeert ; maar dat men altijd meer arbeide , opdat het vleesch , ook tegen zijnen dank , aan den geest onderworpen zij.
Het moet zoo lang gekastijd en bedwongen
199
200 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
worden , tot dat het , tot alles bereid zijnde, geleerd heeft zich met weinig te vreden te houden, de allergeringste dingen te beminnen , en nooit over iets te klagen.
XII. HOOFDSTUK.
Dat men zich in het gednld moet oefenen en tegen z\jne kwade neigingen strijden.
1. De ziel. — O Heer , mijn God! ik zie hoezeer de verduldigheid mij noodig is : want in dit leven overkomt ons veel tegenspoed.
Hoe ik het rcgele of niet , om vrede te hebben, kan toch mijn leven niet zonder strijd en smart wezen.
2. Christus. — Dat is waar , Zoon , want ik wil niet, dat gij zulken vrede zoekt, die zonder bekoring is , of die geene tegenheden gevoelt.
Geloof dan , dat gij den waren vrede gevonden hebt . als gij door vele bekoringen geoefend , en door tegenspoed beproefd \wordt.
Indien gij zegt , dat gij niet veel kunt verdragen, hoe zult gij dan den brand des vagevuurs kunnen lijden ?
Van twee kwaden moet gij altijd het minste - kiezen.
Om dan de eeuwige pijnen te ontgaan , moet gij de tegenwoordige wederwaardigheden gaarne leeren lijden.
Meent gij , dat de wereldsche mensehen niets te lijden hebben ? Dit zult gij niet bevinden , al zocht gij de weelderigste.
3. Maar zij hebben , zegt gij , velerhande genoegens , zij volgen hunne eigene genegenheden en daarom achten zij hun lijden niet veel.
DERDE BOEK.
4. Schoonlhet zoo zij, en dat zij alles hebben, hetgeen hun hart verlangt, hoe lang zal hel dan toch duren ?
Zij , die op de wereld rijk en weelderig zijn , zullen als rook vergaan , en er zal aan hunne voor-ledene genoegens niet meer gedacht worden.
En zelfs , gedurende hun leven , genieten zij die niet zonder bitterheid , verdriet en vrees.
Want dikwijls in diezelfde dingen , in welke zij het vermaak zoeken , ontmoeten zij de straf en de droefheid , en dat men regt , aangezien het billijk is, dal de bitterheid en schande cle vermaken vergezellen , die men in de ongeregeldheid zoekt.
O hoe kortstondig , bedricgelijk , strafwaardig en hoe eerloos zijn die vermaken !
En nogtans zoo verblind, zoo bedwelmd en zoo vervoerd zijn derzclver minnaars, dat zij die niet zien ; maar zij loopen , als stomme dieren , om fiene kleine vreugde van dit sterfelijke leven, in den dood van hunne ziel.
Gij dan , mijn zoon , geef uwe begeerlijkheid niet toe, keer u af van uwe lusten (1)
Neem uw vermaak in den Heer , en hij zal u gcvciê hetgeen uw hart begeert . (2)
5, Indien gij eene opregte vreugde en overvloedige vertroostingen wilt smaken , veracht dan alle wereldsche dingen , verwerp alle aardsche vreugde, en ik zul u zegenen , ik zal over u mijne onuitputbare vertroostingen uitstorten.
201
En hoe meer gij u van allen troost der schepselen zult aftrekken , des te zoetere en krachtigere genacgens zuil gij in mij vinden.
i) Ecci. xvm. 30 3) I's. XXXVI. 4.
9.
202 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Maar in het eerst zult gij daartoe zonder eenige droefheid en strijd niet komen.
Uwe oude en kwade gewoonte zal u tegenstand bieden , maar gij zult die door eene nieuwe en hetere gewoonte overwinnen.
Het vleesch zal er tegen morren ; maar het zal door de vurigheid des geestes bedwongen worden.
De booze vijand, die oude slang, zal u bekoren en kwellen ; maar gij zult hem verjagen door het gebed : gij zult hem den ingang van uw hart door goede werken of bezigheid sluiten.
XIII.. HOOFDSTUK.
Orer de gehoorzaamheid van eenen ootmoedigen onderdaan naar het voorbeeld van Jezus Christus.
i. Christus. — Zoon , hij , die zich aan de gehoorzaamheid zoekt te onttrekken , onttrekt zich ook aan mijne genade ; en die alleen eene zaak wil bezitten , verliest wat algemeen is.
Wanneer iemand zich niet gewillig aan zijnen overste onderwerpt, is zulks een teeken, dat zijn ligchaam hem niet volkomen onderworpen is, maar dat het hem dikwijls tegenkant en lastig valt.
Leer dan met vlijt u aan uwen oversten onderwerpen, zoo gij uw eigen vleesch ook gaarne onder bedwang wilt brengen.
Want de uitwendige vijand wordt ligter overwonnen, wanneer de mensch inwendig den vrede bezit.
Uwe ziel heeft geenen boozeren vijand dan u zeiven, wanneer gij met uwen geest niet overeenkomt.
DERDE BOEK.
Gij moet u zclven geheel versmaden, indien gij vleesch en bloed wilt overwinnen.
Omdat gij u zeiven nog te ongeregeld bemint, daarom kunt gij u niet geheel aan den wil van anderen overgeven.
2. Maar wat groots is het, dat gij u, die niet anders zijt dan stof en niets om God, onder eenen menscli stelt, daar ik, die de almogende en allerhoogste ben, en die alles uit niet heb geschapen, mij om u, ootmoedig aan de mensehen onderworpen heb ?
Ik ben de ootmoedigste en minste van allen geworden, opdat gij door mijne ootmoedigheid uwe hoovaardigheid asoudt overwinnen.
Leer onderdanig zijn, o stof der aarde ! leer u vernederen, o slijk en asch ! en u onder de voeten aller mensehen buigen.
Leer uwen wil breken, en de onderwerping in alle dingen beoefenen.
5. Ontsteek u door ijver tegen u zeiven, en laat geene opgeblazenheid in u leven. Wees zoo ootmoedig en klein, dat alle mensehen over u mogen gaan en u als het slijk vertreden.
O ijdele menseh ! wat reden hebt gij van klagen ? O hoe kunt gij , o vuile zondaar , degenen tegenspreken, die u smadelijk bejegenen, gij, die zoo dikwijls God vergramd, en zoo dikwijls de hel verdiend hebt ?
Maar mijn genadig oog heeft u gespaard, omdat uwe ziel in mijn aanschijn dierbaar was, opdat gij mijne liefde zoudt kennen, en voor mijne weldaden dankbaar wezen ; en opdat gij u altijd zoudt begeven tol de ware onderwerping en ootmoedigheid, en geduldig de versmadingen, die u overkomen, verdragen.
203
20-4 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Over de beschouwing van Gods verborgene oordeelen, opdat wy ons niet verheffen in het goede.
1. De ziel. — Heer, als gij uwe oordeelen over mij uitdondert, zoo doet gij door angst en vrees mijne beenderen beven, en mijne ziel wordt zeer verschrikt.
Ik sta verbaasd, als ik zie, dat de hemelen zelve niet zuiver zijn voor uwe oogen. (1)
Want hebt gij in uwe Engelen zelfs boosheid gevonden, en hen niet gespaard, wat zal er dan van mij geworden ?
De sterren zijn uit den hemel gevallen, (2) wat moet ik, slot en asch, niet verwachten ?
Vele mcnschen, wier leven loffelijk scheen, zijn in groote zonden gevallen : en die het brood der engelen alen, hebben daarna smaak gevonden in den draf der varkens.
2. Geene heiligheid dan, o Heer, kan blijven staan of duren, als gij uwe hand van ons aftrekt.
Geene wijsheid kan baten, zoo gij ophoudt haar te geleiden.
Geene sterkte kan helpen, zoo gij nalaat die te ondersteunen.
Geene kuischheid is veilig, zoo gij haar niet beschermt.
Geene eigene bewaring kan ons baten , zoo uw wakend oog ons niet bijstaat.
Want als wij van u verlaten worden, zinken wij ten gronde, en gaan verloren ; maar als gij ons bezoekt, worden wij opgeheven en beginnen wij te leven.
1) Job XV. 16 -IV. 13.
2) Apoc. VI. 13.
DERDE BOEK.
Wij zijn ongesladig, maar gij versterkt ons ; wij zijn laauw, maar gij ontsteekt ons.
3. O welk een klein gevoelen moet ik van mij zelven hebben, en hoe weinig is het te achten, indien ik iets goeds schijn te hebben !
O lieer, hoe diep moet ik mij onder uwe quot; ondoorgrondelijke oordeelen buigen, alwaar ik mij niets anders bevind te zijn dan een niet en een louter niet f
O oneindig gewigt, o ongemetene en grenzelooze zee ! waar ik van mij zelven niets anders vind dan een enkel niet !
Waar is dan nog een schuilhoek voor roem ? waar het betrouwen op eigene jeugd.
Alle ijdel behagen en alle roem, o Heer, is geheel in de diepte van uwe verborgene oordeelen verslonden.
'i. Wat is toch alle vleesch voor uwe oogen ! 7.al het leem zich verheffen teyen den pottenbakker ? (1)
Hoe kan de mensch, die met het hart aan God waarlijk onderworpen is, zich door ijdele woorden verheffen ?
Geheel de wereld zal dengenen, welken de waarheid aan hare heerschappij onderworpen heeft, tot geene hoovaardij kunnen brengen, en nooit zal diegene, welke zijne hoop op God gevestigd heeft, door de toejuiching der mensehen bewogen worden.
Want allen, die spreken, zijn een niet; zij zullen allen vergaan met het geluid hunner woorden. Maar de waarheid des Ileeren blijft in eeuwigheid. (2)
1) Isaias XXIX. 1G.
1) Psalm 116. v. 2.
203
200 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Wat men meet zeggen eu doen, als er in ons eenige begeerte ontstaat.
4. Christus. — Zoon, spreek in alle voorvallen ; o Heer, is «lil uw wil, laat het zoo geschieden.
O Heer, is uwe eer daarin gelegen, zoo geschiede zulks om uwen naam.
Heer, zoo gij ziet, dat mij dit dienstig en vooideelig is, geef mij dan hetzelve om het tot uwe eer te gebruiken.
Maar zoo gij weet, dat mij zulks schadelijk of niet nuttig is tot mijne zaligheid, neem dan die begeerte van mij weg,
Want alle begeerte is niet van den H. Geest, al schijnt het den mensch , dat zij opregt en goed is.
Het is zeer moeijelijk om wel te onderscheiden of het de goede of kwade geest is , die u lot dit of dat aandrijft , en of gij door uwen eigenen geest daartoe bewogen wordt.
Velen, die in het begin door eenen goeden geest daartoe schenen getrokken te worden , zijn op het laatste bedrogen geweest.
2. Daarom moet gij altijd in de vreeze Gods en met ootmoedigheid des harten be^eeren en vragen al hetgeen gij zoudt mogen wenschen , en met eene gansche overgeving van u zclven mij dat overlaten en zeggen :
Heer, gij alleen weet, wat het beste is; dit of dat geschiede zoo als het u belieft; geef mij hetgeen gij wilt, en zoo veel gij wilt.
Handel met mij gelijk het u goeddunkt, u het meest behaagt, en het meest tot uwe eer strekt.
DERDE BOEK.
Stel mij waar het u belieft , en handel met mij in alles naar uw goeddunken.
Ik ben in uwe handen ; keer en wend mij van alle zijden.
Zie , ik ben nw dienaar, ik ben tot alles bereid : want ik wil niet voor mij , maar voor u leven. O , of ik zulks waardig en volmaakt mogto doen !
GEBED
OM GODS WIL TE VOLBRENGEN.
3. De ziel — O gencdige Jezus ! verleen mij uwe gens'le , opdat dezelve met mij zij , met mij works / en mij tot het einde toe bijblijve ;
«eef mij , dat ik altijd datgene wensehe en wille , wal u aangenaam is en 't allermeest behaagt.
Dat uw wil de mijne zij , en dat mijn wil den uwe altijd volge , en met dien geheel overeenkome.
Laat mij met u gelijk zijn in het willen en niet willen ; ja laat mij nooit anders kunnen willen of niet willen , dan hetgeen gij wilt of niet wilt.
4. Verleen mij , dat ik aan al datgene , wat in de wereld is , sterve , en dat ik om uwe liefde moge begeeren in deze wereld versmaad en onbekend te zijn.
Geef , dat ik , boven al hetgeen men kan wensehen , in u ruste , en dat mijn hart gecnen vrede zoeke dan in u.
Want gij alleen zijt de ware vrede des harten, deszelfs eenige rust, en buiten u is alles pijnlijk en ongestadig.
207
208 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHR1STÜS.
In dezen vrede en in deze eenigheid ; dal is in u, die het opperste en eeuwige goed zijt. zal ik slapen en rusten. (1)
XVI. HOOFDSTUK.
Dat men den waren troost in God alleen moet zoeken.
1. De ziel. — Al hetgene ik tot mijne vertroosting kan wenschen en denken,, vcrwachlik niet hier op deze wereld , maar hiernamaals.
Want al hadde ik alleen al de vertroostingen dezer wereld , en al genoot ik al het vermaak , zoo is het echter zeker , dat dit niet lang zou kunnen duren.
Gij kunt derhalve , o mijne ziel , nletvolkomen getroost of verblijd worden, dan in God alleen, die de trooster der armen en de verheffer der ootmoedigen is.
Toef een weinig , o mijne ziel , verbeid toch de goddelijke belofte , en gij zult in den hemel overvloedig alle goederen genieten.
Indien gij al tc zeer tijdelijke dingen bemint, zoo zult gij de hemelsche en de eeuwige verliezen.
Gebruik de lijdelijke goederen volgens uwe noodwendigheden , maar verlang naar de eeuwige.
Gij kunt door tijdelijk goed niet verzadigd worden, want gij zijt niet geschapen om in hetzelve uw geluk te vinden.
2. Al hadl gij al de geschapene goederen te zamen , zoudt gij evenwel niet gelukkig zijn ; maar al uw geluk is gelegen in God alleen , die alles geschapen heeft.
l) Ps. IV. 9.
DERDE BOEK.
Dit gelnk is geen geluk, gelijk de dwaze minnaars der wereld zicli inbeelden , maar een geluk zoo als alle opregte geloovigen van Christns dit verwachten ; en hetwelk de godvruchtigen en zuiveren van hart , wier verkeering in den hemel is (I) somtijds smaken.
Alle menschelijke troost is ijdel en kortstondig; Maar zalig en waarachtig is de troost , die men inwendig van de waarheid , die God zelf is , ontvangt.
Een godvruchtig mensch draagt zijnen vertrooster met zich en zegt tot hem :
O Heer ! sta mij ten allen tijde en op alle plaatsen bij.
Dat dit mijne vertroosting zij,allen menschelijken troost gaarne te willen ontberen.
En indien mij uw troost ontbreekt, laat alsdan uw wil en uwe regtvaardige beproeving mijn grootste troost wezen : want uwe gramschap zal niet altijd blijven duren, en uwe bedreiging zal niet eeuwig zijn. (2)
XII. HOOFDSTUK.
Dat men alle bezoigdheid in God moet stellen^
1, Chirstus. — Zoon , laat mij u behandelen zoo als hel mij belieft ; ik weet, wal u dienstig is.
Gij denkt als een mensch , en oordeelt over vele dingen , gelijk de mensehelijke genegenheid u dat ingeeft.
2. De ziel. — Heer , hst is zoo , de zorg , die gij voor mij draagt , is veel grooter , dan die ik zelf voor mij kan hebben.
1} Phil. in. 20.
2) Ps. XII. 9.
209
210 DE NAVOLGING VAN JEZDS CHRISTUS.
Die zijne zorg op u niet legt , is in gevaar van te vallen.
Heer , doe met mij hetgeen n behaagt , zoo mijn wil maar altijd geregeld en vast in u blijve.
Want hetgeen gij met mij wilt doen , kan niet anders dan goed wezen.
Wilt gij , dat ik in duisternis zij , wees geloofd: wilt gij , dat ik in het licht zij , wees ook geloofd.
Indien gij u gewaardigt mij te troosten , wees daarover geloofd; wil gij mij kwellingen overzenden, wees insgelijks altijd geloofd.
5. Christus.—Zoon ^ alzoo moet gij gesteld zijn , indien gij met mij wandelen wilt.
Gij moet zoo wel bereid ziju tot lijden als tot verblijden :
Gij moet zoo gaarne bereid wezen arm en behoeftig , als rijk en gegoed te zyn.
•i. De ziel — Heer , ik wil gaarne voor u lijden hetgeen u belieft mij over te zenden.
Ik wil onverschillig uit nwe handen goed en kwaad , zoet en bitter , blijdschap en droefheid ontvangen , en u altijd bedanken roor al wat my zal overkomen.
Bewaar mij maar van de zonde , en ik zal noch dood , noch hel vreezen.
Als g^' mij maar niet voor eeuwig verstoot, eu mij niet uit het boek des levens schrapt , zoo zullen al de kwellingen , die mij overkomen , mij geen hinder toebrengen.
DERDE BOEK.
Dat men 4e tijdelijke cllendoij , raar het voorbeelil Tan Jezus, lijdzaam aioet verdragen.
1. Christus. — Zoon , ik ben om uwe zaligheid uit den hemel gedaald ; it heb mij niet uit dwang , maar uil liefde met uwe ellenden beladen , opdat gij zoudt leeren geduldig zijn ^ en de tijdelijke ellenden zachlmoedig verdragen.
Immers van mijne geboorte af tot aan mijnen dood op het kruis , ben ik niet *onder lijden geweest.
Ik heb groot gebrek gehad aan tijdelijke goederen; ik heb dikwijls klagten jegens mij gehoord, ik heb veel schande en smaad zachtmoedig verdragen ; ik heb voor weldaden ondank gekregen, voor mijne wonderen ben ik gelasterd , en om mijne leer ben ik berispt en bcscliuldigd geworden.
2. De ziel — Heer, aangezien gij zoo verduldig zijt geweest in uw leven , namelijk om den wil uws Vaders te voibrengen , is bet wel regt en billijk , dat ik , arme zondaar , volgens uwen wil geduldig lijde , en dat ik den last van dit vergankelijke leven , zoo lang als het u zal believen, om mijne zaligheid drage.
Want al is dit leven zeer zwaar, nogtans is het door uwe genade zeer verdienstelijk , en door uw voorbeeld , en door dat uwer Heiligen , aan de kranken zachter en verdragelijker geworden.
Het is ook veel trooslelijker nu te leven dan het eertijds was in de oude wet , toen de deur des hemels gesloten bleef, en de weg tot den hemel meer duister was , en toen weinige men-
211
212 DE NAVOLGING VAN JEZDS CHRISTUS.
schen bezorgd waren om het rijk der hemelen te zoeken.
De regtvaardigen zelve , en die alsdan tot de zaligheid verkoren waren , konden , alvorens de hemel door uw lijden en door het losgeld van uwlt;gt;b heiligen dood geopend was, het hemelseh rijk niet ingaan.
5. O , hoe zeer moet ik u bedanken , dat gij u gewaardigd hebt , aan mij en aan alle geloovigen den regten en goeden weg tot het eeuwige rijk te toonen !
Want uw leven is onze weg , en door de heilige verduldigheid gaan wij tot u , die onze kroon zijt.
Wie zou trachten te volgen , zoo gij ons niet waart voorafgegaan , en ons den weg niet hadt getoond?
Ach! hoe verre zouden vele menschen achterblijven , indien zij de schoone voorbeelden van uw leven niet gedurig voor oogen hadden !
Zie , wij zijn nog traag , daar wij uwe menigvuldige wonderen en leeringen zoo menigwerf gehoord hebben ; wat zou het dan zijn , indien wij zulk groot licht niet hadden om te volgen?
Over het verdragen van a'lc ongelijk , en wia zich waarlük verduldig toont.
1. Christus. — Zoon, wat zegt gij? Houd op met klagen , als gij mijn lijden tn dat van mijne Heiligen in aanmerking neemt.
«ij hebt nog niet gestreden tot den bloede. (1)
l) Heb. XII. 4.
DERDE BOEK.
Wat gij lijdl, is weinig in vergelijking met hen, die zoo veel geleden hebben , zoo sterk bevochten, zoo waar verdrukt , en zoo dikwijls beproefd en geoefend zijn geweest.
Gij moet u het grootere lijden van andere menschen voor den geest brengen , opdat gij uw gering lijden des te beter moogt verdragen.
Indien uw lijden u zwaar schijnt, zie toe , of dit niet uit uwe onverduldigheid voortkomt.
Maar of dan ook uw lijden klein of groot zij, poog alles verduldig te verdragen.
2. Hoe beter gij u tot het lijden stelt , des te gemakkelijker handelt , en des te meer verdiensten bekomt gij. Een vast besluit en de gewoonte van het lijden , zullen u het lijden zelfs ligter maken.
Zeg nooit; ik kan dit van zalken meusch niet verdragen,zulke dingen zijn mij onverdragelijk want hij heeft mij groote schade berokkend , en verwijt mij dingen , die ik nooit gedacht heb; van een ander zou ik het gaarne willen lijden,, en gelijk ik zou gelooven hot te moeten lijden.
Dit is een dwaze gedachte; want zij ziet de deugd van verduldigheid niet in , noch door wien zij gekroond zal worden , maar ziet alleen de personen aan , die verongelijkt hebben , en het leed, hetwelk is aangedaan geworden.
3. Diegene, die niet meer wil lijden , dan hetgeen hem goeddunkt, en niet dan van zulke personen , welke hem believen , is geen opregt verduldig mensch.
Maar een waar verduldig mensch neemt niet in aanmerking van wien hij te lijden heeft, hetzij van zijne oveisten of van zijns gelijken ,
215
2li DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
of van iemand, die minder Is , noch of hij van eenen goeden en heiligen mensch , of van eenen boozen en onwaardigen iets te verduren hebbe.
iMaar zonder onderscheid neemt hij alles van de hand Gods , hoedanige tegenspoed hem over-konie , en van welk schepsel het ook zij , erkentelijk aan , en acht het een groot voordeel , wel wetende , dat er geen lijden hoe gering het ook zij , voor God ongeloond zal blijven , als men het om Hem verdraagt.
i. Wees dus altijd bereid tot strijden , indien gij de zegepraal wilt behalen :
Want zonder strijd kunt gij de kroon der lijdzaamheid niet bekomen.
Indien gij niet wilt lijden , zoo wilt gij ook niet gekroond worden.
Maar indien gij wilt gekroond worden j strijd dan vroom en lijd geduldig.
Zonder arbeid komt hem niet tot de rust, noch zonder strijd , tot de zegepraal.
5. De ziel. — O Heer? maak mij datgene mogelijk door uwe genade , het welk mij door de natuur onmogelijk schijnt.
Gij weet, dat ik weinig kan lijden , en weldra kleinmoedig word als mij eenige geringe wederwaardigheid te beurt valt.
Maak , o Heer, dat ik om uwen naam alle beproeving en kwelling beminne en wensche ; want om uwen naam te lijden en gekweld te worden , is voor mijne ziel zeer heilzaam.
DERDE BOEK.
Over het belijden zijner zwakheid en over de ellenden van dit leven.
1. De ziel. —Heer, ik zal mijne ongeregtig-heid tegen mij belijden (1) ik zal mijne zwakheid voor u bekennen.
Eene kleine zaak , een niet, maakt mij dikw^ls kleinmoedig en bedroefd.
Ik maak een voornemen , dat ik mij kloek zal gedragen : maar als mij een kleine bekoring overkomt ^ word ik terstond zeer benaauwd.
Het is dikwijls eene geringe zaak, uit welke eene groote bekoring voortkomt.
En als ik eenigzins meen gerust te zijn en niets gevoel , vind ik mij somtijds als door eenen zachte wind bijna overwonnen.
2. Aanzie dus , Heer , mijne verworpenheid en broosheid , die u geheel en al bekend is.
Wees mij genadig , en trek mij uit het slijk, opdat ik daarin niet blijve steken, (ï!) en niet ten eenemale in kleinmoedigheid valle.
Hetgene mij zoo dikwijls kwelt en voor u beschaamd maakt, is, dat ik zoo ligtelijk val, en zoo zwak ben om aan mijne driften te wederstaan.
En al bewillig ik niet volkomen in dezelve, zoo valt nogtans mij derzelver aanvechting zeer lastig en pijnlijk, en bet verdriet mij, dagelijks alzoo in den strijd te leven.
Hierdoor leer, ik mijne zwakheid kennen : want de knade en snoode inbeeldingen vallen mij altijd veel ligter in, dan zij weggaan.
1) Psalm xxxr 5.
2) Psalm XXVIII. 15.
215
216 DE NAVOLGING VAN JEZUS CBRISTUS.
3. O allersterkste God van Israël, vurige beminnaar der geloovigen, aanzie de moeite en den druk van uwen dienaar, en sta hem altijd bij in alles, wat hij zal ondernemen.
Sterk mij met eene hemelsche kracht, opdat de oude mensch in dit ellendig vleesch, hetwelk nog aan den geest niet geheel onderworpen is, de overhand niet krijge ; want zoo lang dit ellendig leven zal duren, zal men tegen hetzelve moeten strijden.
Ach ! wat is toch zulk een leven, waarin gcene ellenden en bekoringen ontbreken, waar alles vol strikken en vijanden is !
Want als de eerste bekoring ot kwelling weggaat, komt er eene andere ; ja, terwijl de eerste strijd nog duurt, overkomen ons en zelfs onver-wachts, nog meer andere bekoringen.
4. Hoe kan dit leven bemind worden, dat zoo vele bitterheden heeft, en hetwelk aan zoo vele ellenden en droefheden onderworpen is ?
Hoe kan het zelfs een leven genoemd worden, dat zoo vele donden en doodelijke ziekten aanbrengt ?
En echter wordt het bemind, en velen zoeken hunne vermaken in hetzelve.
Dikwijls zegt men, dat de wereld bedriegelijk en ijdel is, en nogtans wonll zij niet gemakkelijk verlaten, omdat de begeerlijkheid van het vleesch te magtig is.
Sommige dingen zetten ons aan om de wereld te beminnen, en andere om ze te versmaden.
De begeerlijkheid van het vleesch, de begeerlijkheid der oogen en de hoovaardij des levens trekken ons tol de liefde der wereld, maar de
DERDE BOEK.
straffen en ellenden, die met regt daarop volgen, doen ons de wereld haten.
5. Maar, helaas ! het ongeregelde vermaak overwint een hart, hetwelk tot de wereld genegen is, en het neemt met genoegen zijne rnsl in de zinnelijke slavernij, omdat het de goddelijke zoetheid en de inwendige genoegens der deugd noch gezien, noeh gesmaakt heeft.
Maar aan hen, welke de wereld volkomen versmaden, en voor God onder eene heilige regeltucht willen leven, is de goddelijke zoetheid, die aan de versmaders der wereld beioofd is, niet onbekend, e'n dezulken zien klaarblijkelijk, hoe zeer de wereld doolt, en op hoe vele verschillende wijzen zij bedrogen wordt en bedriegt.
Dat men in God alleen boven alle goederen moet rusten.
i. De ziel. — Boven alles en in alles, o mijne ziel, neem allijd uwe rust in den Heer; want hij is de eeuwige rust der lieillgen.
O zoete en beminnelijke Jezus, geef mij, dat ik in ii ruste boven alle schepselen, boven alle gezondheid en schoonheid, boven alle eer en roem, boven alle niagt en waardigheid, boven alle geleerdheid en vernuft, boven alle rijkdommen en kunsten, boven alle blijdschap en vrolijkheid, boven alle faam en lof, boven alle zoelheid en vertroosting, boven alle hoop en belofte, boven alle verdienste en begeerte, boven alle gillen en gaven, die gij ons kunt geven en instorten, boven alle blijdschap en opgeruimdheid, die een hart kan begrijpen en gevoelen, eindelijk
217
,218 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
boven alle Engelen en Aarts-Engelen, boven geheel liet lienielsche heer, boven al dat zigtbaar en onziglhaar is, en boven al dat gij, o mijn God, niet zijt.
2. Want gij alleen. Heer, God, zijt oneindig goed, gij alleen zijl de allerhoogste, de magtigste, de allerrijkste, de Iroostclijkste, de schoonste, de beminnelijkste, de edelste, de uilnuintendste, in wien alle goed te zamen volmaakt geweest is en zijn zal.
En daarom kan al, wat gij mij geeft, builen u zclven, ol' mij van u zeiven veropenbaart en belooft, mij niet bevredigen of verzadigen, als ik u niet zie, en ganscli bezit.
Want mijn hart kan niet opregt rusten , noch volkomen le vreden zijn, zoo het niet in ii rust , en zich boven alle gaven eu schepselen verheft.
5. O allerliefste Bruidegom Jezus Christus ! o allerzuiverste minnaar ! o opperheer van alle schepselen ! wie zal mij de vleugelen der ware vrijheid geven , om tot u te vlugten , en in u te rusten? (1)
O , wanneer zal mijn hart genoegzaam onthecht zijn van de aarde , om u te zien , mijn Heer en God , en te smaken hoe zoet gij zijt ? (2)
Wanneer zal ik eens zoo in u verslonden en van uwe liefde doordrongen zijn . dal ik mij zeiven niet meer gevoele , maar voor u alleen leve! boven alle versland en op eene wijze, die aan alle menschen niet bekend is ,
Maar , helaas ! nu zucht ik dikwijls , en draag niet droefheid mijne ellende.
1) Ps. LIV. 7.
2; Pa. xxxin. 9.
DERDR BOEK. 219
Want in dit tranendal ontmoeten wij vele wederwaardigheden , welke mij dikwijls ontstollen en bedroeven, en mijne ziel als met eene wolk omnevelen. Dikwijls vermoeijen en verstrooijen zij mij , zij maken zich meester van mij, houden mij tegen , benemen don vrijen toegang tot u , en berooven mij van nwe zoete omhelzingen ,
•' o *
die de zalige geesten altijd genieten.
Dat toch mijne verzuchtingen en menigvuldige bedrnktheden op de aarde u bewegen I (1)
■i. O .lezns, glans der eeuwige glorie en troost der bedroefde zielen in deze ballingschap , zie . mijn mijn mond is voor u zonder spraak , en mijn stilzwijgen spreekt tot u.
Hoe lang vertoeft mijn lieer met te komen?
Ach ! dat hij tot mij , zijnen armen dienaar kome en mij verblijde ; dat hij zijne hand uitsteke en mij uit alle benaauwdheden verlosse.
O kom , kom , want, zonder u, kan ik geen blijden dag of uur hebben , dewijl gij alleen mijne vreugde zijt, en zonder u is mijn tafel ijdel.
Ik ben door ellende verdrukt en als een gevangene gekluisterd , tot dat gij mij door het licht uwer tegenwoordigheid komt verkwikken en verlossen , en mij uw vriendelijk aanschijn toont.
5. Dat andere menschcn buiten u zoeken al hetgeen hun belieft, maar mij mag of zal nooit iets behagen, dan gij alleen , mijn God , mijne hoop , mijne eeuwige zaligheid.
Ik zal niet zwijgen , noch ophouden met bidden , tot dat uwe genade tot mij wederkome, en gij inwendig tot mij spreekt.
1) Ilebr, i. 3
220 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
0. Christus. — Zie , ik ben hier bij u ; zie , ik spreek tot u , omdat gij mij aangeroepen hebt; uwe tranen en liet vurige verlangen uwer ziel , uwe vernederingen , uw vermorzeld hart hebben mij aangezet om tot u te komen.
7. De ziel. — En ik heb gezegd : O Heer , ik heb u aangeroepen , en wensch u te genieten , dewijl ik bereid ben alles om u te versmaden.
Want gij hebt mij eerst opgewekt , dat ik u zoude zoeken.
Geloofd moet gij dus zijn , o Heer , die volgens de menigvuldigheid uwer genade aan uwen dienaar deze goedheid bewezen hebt.
Wat kan uw dienaar meer zeggen voor u. dan dat bij , altijd zijne eigene boosheid en verworpenheid indachtig zijnde , zich voor u verneder?
Want onder al het wonderlijke , dat er in den hemel en op de aarde is, is uws gelijken niet te vinden.
Uwe werken zijn zeer groot , en uwe oordee-len zijn waarachtig, en door uwe Voorzienigheid wordt alles bestuurd.
U zij dan lof en eer, o wijsheid des Vaders ! Dat mijn mond en mijne ziel met alle schepselen te zamen u loven en verheerlijken.
XXII. HOOFDSTUK.
Over het herdenken aan Gods veelvuldige weldaden.
I. De ziel. — Heer, open mijn hart tol uwe wet, leer mij wandelen volgens uwe geboden.
Leer mij uwen wil kennen , er. geef mij, dat ik met grootcn eerbied en aandachtigheid al uwe weldaden overdenke , zoo wel de algemeene als
DERDE BOEK.
die wclle gij itij, in het bijzonder geeft, opdat ik u daarover behoorlijk moge danken.
Maar ik weet en beken , dat ik u zelfs voor de allerminste , niet ten volle danken kan.
Ik ben te nietig voor al de gaven , die gij mij gegeven hebt , en als ik uwe oneindige verhevenheid beschouw, bczwijktmijn geest van bewondering voor uwe grootheid.
2. Alles , wat wij in ziel en ligehaam hebben, en al wat wij in- of uitwendig , natuurlijk of bovennatuurlijk bezitten , is uwe weldaad; en zij verkondigen alle, dal gij een mild gever , genadig en goedertieren zijt, van wien wij alle goed ontvangen hebben.
Hoewel de eene meer , de, andere minder heeft ontvangen , is toch alles het uwe, en zonder u kan men het minste niet hebben.
Die meer gaven ontvangen heeft , kan zich niet beroemen , dat hij die verdiend heeft , noch zich boven anderen verheilen , noch iemand # versmaden , die minder is dan hij : want diegene is de grootste en de beste, die zich zelve het allerminste toeschrijft , en die u met meerdere ootmoedigheid en liefde bedankt.
En hij , die zich zelve als den verworpensten en onwaardigsten van allen acht, is de bekwaamste om grootere gunsten te ontvangen.
5. Die weinige gaven ontvangen heeft . moet zich daarom niet bedroeven , of misnoegd zijn , noch dengenen benijden , die in gaven rijker is: maar bij moet veeleer op u zien , en uwe goedheid loven , dat gij zoo overvloedig , zoo mildelijk en zoo gaarne, zonder aanzien van personen, uwe gaven uitdeelt.
221
222 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Het komt alles van u , en daarom moet gij in alles geloofd worden.
Gij weet wat aan ieder dient gegeven te worden. En waarom deze meerder en gene minder heeft, dit past ons niet te onderzoeken, maar aan u alleen , bij wien de verdiensten van iedereen bekend en bepaald zijn.
4. Daarom , o Heer , mijn God , acht ik dit voor eene groote weldaad , dat gij mij van die gaven . waardoor men uitwendig bij de men-schen lof en eer bekomt , niet veel gegeven hebt.
Zoo dat iemand, als hij zijne ellende en zijne verworpenheid beschouwt, geenszins in zwaarmoedigheid , droefheid of kleinmoedigheid moet vallen , maar liever zich daarover troosten en grootelijks verblijden; want gij, o God, hebt de armen , de nederigen , en die in deze wereld veracht waren , tot uwe huisgenooten en naaste vrienden verkoren.
Getuigen hiervan zijn uwe Apostelen , welke gij als prinsen over de gehecle aarde gesteld hebt.
Zij hebben nogtans op deze wereld zonder klagen , zeer ootmoedig , eenvoudig , zonder eenige arglistigheid of bedrog geleefd , zoo dat zij ook blijde ware , als zij om uwen naam versmaadheid mogten lijden, en als zij datgene, waarvan de wereld eenen gruwel heeft, met groote liefde omhelsden.
Niets moet dan meer vreugde baren aan dien-gene , welke u bemint en den prijs van uwe weldaden kent , dan uw heilige wil, en het welbehagen uwer eeuwige beschikking.
DERDE BOEK. 223
Hij moet daarin zoo wel te vreden en getroost zijn, dat hij even gaarne de minste wil wezen, als een ander wenscht de grootste te zijn ; en dat hij zoo wel te vreden zij op de laatste als op de eerste plaats; dat hij ook even gaarne in deze wereld versmaad en verworpen zij , en zonder naam en faam , om u , als boven alle anderen geacht en geëerd.
Want uw wil en de liefde lot uwe eer moet alles te boven gaan , en hem meer-1 vertroosten en behagen dan al uwe gaven , die gij hem verleend hebt of nog zult verleenen.
XXIII. HOOFDSTUK.
Over vier zaken , die grooten wede aanbrengen.
Christus — Zoon , nu zal ik u den weg tot den vrede en de ware wijsheid leeren.
2. De ziel. — Doe dat , o Heer, want aangenaam is het mij dit te hooren.
3. Christus — Zoon , tracht altijd liever den wil van een ander te doen , dan den uwe.
Wil altijd liever minder dan meer hebben.
Zoek allijd de laatste plaats , en onder allen te zijn.
Wenseh en bid altijd , dat de wil van God in ■j volkomen geschiede.
Zie , een menseh , die aldus leeft, komt in het land van vrede en rust.
i. De ziel — Heer , deze uwe les is kort : maar zij besluit in zich eene groote volmaaktheid.
Zij is klein in woorden, maar vol beteekenis en rijk in vruchten.
Want konde ik die wel onderhouden, dan zou ik zoo ligtelijk niet ontsteld worden.
224 DK NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Want 7.00 dikwijls ik mij ongerust cn bezwaard gevoel , bevind ik , dal ik van deze leering ben afgeweken.
Maar gij , die alles vermoogt , en altijd den vooruitgang der zielen betracht, vermeerder in mij uwe genade , opdat ik tot mijne zaligheid uwe leer moge volbrengen.
GEBED TEGEN DE KWADE GEDACETEN.
S. O liter, wijn God, wijk van mij niet af!
o God, zie toe, om mij te helpen. (1) Want tegen mij zijn ijdele gedac.liten en groote angsten, die mijne ziel kwellen, opgestaan.
Hoe zal ik daar ongehinderd doorkomen ? hoe zal ik die kunnen doorbreken ?
G. Christus. — Ik zal voor u treden, en de hoogmoedigen der aarde vernederen. (2) Ik zal de deur van den kerker openen, en u de verborgenheden openbaren.
7. De ziel. — Doe, Heer, gelijk gij zegt ; en dat alle kwade gedachten voor uw aanschijn wegvlieden.
Mijne eenige hoop en mijn troost is, tot u in alle lijden mijne toevlugt te nemen, op u te betrouwen, u uit den grond van mijn hart aan te roepen, cn uwen troost met geduld te verwachten.
GEBED OM VERLICHTING DES HARTEN,
8. Verlicht mij, o goede Jezus, door den glans van uw inwendig licht, en verdrijf al de duisternissen uit mijn hart.
1) Ps. LXX. 13.
2) Isaias JwLV. 12,
DERDE BOEK.
Bedwing al de verstrooidheden van mijne gedachten, en verjaag do bekoringen, die mij bevechten.
Strijd krachtig voor mij, en overwin die kwade geesten, dat is_. de aanlokkende begeerlijkheden en kwade lusten, opdat ik door u don vrede bekome, en in uwe heilige zaal, dat is, in een rein geweten, uwen lof zinge.
Gebied de winden en stormen : zeg aan de zee: wees stil, en aan den noordewind : blaas niet, en er zal groote stilte wezen. (1)
9. Zeml uw licht en uwe waarheid uit^ (2) opdat zij mijne ziel beschijnen : want ik ben eene duistere en onvruchtbare aarde, tot dat gij mij zult verlichten.
Stort uwe genade van boven, besproei mijn hart met uwen hemelsehen dauw, verleen mij de wateren der godsvrucht om de aarde van mijn hart te bevochtigen, opdat zij goede en bekwame vruchten voortbrenge.
Wil mijn hart opbeuren, hetwelk door den last der zonden gedrukt is, en keer al mijne begeerte tot de hemelsche dingen, opdat, na de hemclsche zoelheid gesmaakt te hebben, het mij vervele op aardsche zaken te denken.
•10. Trek mij naar u, en verlos mij van de kortstondige vertroosting der schepselen, want geene geschapene zaak kan mijne begeerte verzadigen of geheel bevredigen.
Vereenig mij met u door eenen vasten band van liefde : want gij alleen zijt genoeg aan de u beminnende ziel, en zonder u is alles ijdel en nietig.
1) Marc. IV. 39.
2) Ps. XXU. 3.
225
10.
226 DE NAVOLGING VAN JEZUS CDRISTUS.
XXIV. HOOFDSTUK.
Orer het vermijden van nieuwsgierige navorsching wegens eens anders leven.
1. Christus. — Zoon, wil niet nieuwsgierig zijn, noch u met onnutte dingen bekommeren.
Wat gaat dit of dat u aan ? volg mij (1)
Wat is er u aan gelegen, of deze zoo of zoo is, en of die, dit of dat doet of spreekt.
Gij moet voor anderen niet verantwoorden, maar alleen rekening voor u zelven geven, waarom bemoeit gij u dan met eens anders zaken ?
Zie, ik alleen ken alle meuschen, en zie alles, wat onder de zon gedaan wordt; ik weet, hoe het met iedereen gaat, wat elk denkt, wat elk begeert^ en tot wat einde zijne bedoeling strekt.
Daarom moet mij alles overgslalen worden.
Wat u aangaat, houd u in goeden vrede, en laat den woelende woelen, zoo reel hij wil : want al hetgeen hij doet of zegt, zal op hem neerkomen, en hij zal mij niet bedriegen.
2. Wees niet bezorgd om de schaduw van oen' grooten naam, noch om de vriendschap met vele menschen te hebben, noch ooi bijzonderlijk van iemand bemind te worden.
Want van al deze dingen komen verstrooidheden en groote duisternissen in het hart.
Ik zou u gaarne mijn woord doen hooren en verstaan, en mijne verborgenheden openbaren , indien gij, als ik kom, aandachtig waart, an mfj de deur van uw hart opendet.
Wees dan voorzigtig, waakzaam in het gebed, en verneder u ia alles.
1) Joan. XII. 22.
DERDE BOEK,
XXV. HOOFDSTUK.
Waarin de bestendige vrede des harten en de opregte voortgang bestaan.
1. Christus. — Zoon, ik heb tot mijne leerlingen gezegd : ik laat u den vrede, ik geef u mijnen vrede, maar niet gelijk de wereld dien geeft. (1)
Alle menschen verlangen een vrede, maar alle zijn niet bezorgd om te bekomen, hetgeen tot den vrede dienstig is.
Mijn vrede is met de ootmoedigen en zacht-moedigen van hart. Uw vrede moet in groote lijdzaamheid bestaan.
Indien gij naar mij wilt hooren, en mijne leering volgen, zult gij grooten vrede genieten.
2. De ziel. — Wat zal ik daartoe doen ?
3. Christus. — Let in alle dingen wel op u zelven, wat gij doet of zegt, en dat geheel uwe bedoeling zij om mij alleen te behagen, en builen mij niets te begeeren of te zoeken.
Beoordeel ook niet ligtvaardig de woorden en werken van andere menschen, noeh bemoei u met dingen, die u niet aanbevolen zijn; zoo kan het zijn, dal gij weinig of zelden ontsteld of ongerust van harte zult wezen.
Maar nooit eenige ontstellenis gevoelen, en nooit eenige moeijelijkheden volgens ziel of lig-chaam lijden, dit is de slaat van het tegenwoordige leven niet, maar van hel eeuwig geluk.
Laat u dan niet voorstaan, dat gij den waren vrede gevonden hebt , als gij geene zwarigheid
1) Joan. 14. t. 27.
227
228 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHUISTUS.
gevoelt, of dat het dan al wel gaat als niemand kwelt of wederstaat, of dat gij dan volmaakt zijt, wanneer alles nsar uw verlangen geschiedt.
Geloof ook niet, dat gij iets bijzonders zijt, of bijzonder van God bemind wordt, als gij groote godsvrucht of zoetheid gevoelt : want uit deze dingen wordt de ware minnaar der deugd niet gekend, noch hierin is de voortgang of de volmaaktheid van den nicnsch gelegen.
4-. De ziel — Waarin dan , Heer?
S. Christus. — In u zeiven uit geheel uw hart aan Gods wil op te dragen , en u zeiven noch in het klein , noch in het groot , noch in den tijd, noch in de eeuwigheid te zoeken ; zoo dat gij den voor- en tegenspoed met hetzelfde oog aanziet , in dezelfde weegschaal weegt , en er.mij gelijkelijk voor bedankt.
Indien gij ook kloek- en langmoedig zijt door de hoop , dat gij in de onttrekking van den in-wendigen troost uw hart bereidt om nog meer kwellingen te lijden , en gij u zeiven niet verontschuldigt ^ alsof gij dit en dat niet lijden moest; maar mij , in al hetgeen u overkomt , voor regtvaanlig en heilig houdt , dan zult gij in den regten en waren weg des vredes wandelen , en dan moogt gij de stellige hoop hebben, dat gij mijn aanschijn met groote vreugde weder zult zien.
Maar indien gij tot eene volkomene verachting van u zelven gekomen zijt , weet dan zeker, dat gij den vrede zoo overvloedig zult genieten als het in dit leven mogelijk is.
DERDE BOEK.
Over de voortreffelijkheid van een vrij gemoed, hetwelk meer
door veel bidden dan door veel lezen, bekomen wordt.
1. De ziel. — Heer , dit is een werk van groote volmaaktheid , nooit in eene zuivere begeerte der hemelsche zaken te verflaauwen , en in het midden der wereldsche bekommeringen te zijn, alsof men er geene had, niet uit eene trage onachlzaamiieid, maar uit eene bijzondere vrijheid des gemoeds , die aan geen schepsel door eene ongeregelde liefde gehecht is.
2. Ik bid u dan , o genadige Heer , bewaar mij van de zorgen dezer wereld , opdat ik mij in dezelve niet te zeer verwarre , en niet te zeer bekommerd worde met de noodwendigheden des ligchaams , noch ingenomen worde door de wellusten ; verlos mij van al de beletsels mijner ziel , opdat ik door verdriet en bekoring niet kleinmoedig worde.
Ik spreek niet van zulke dingen , die door de wereldlingen met drift worden nagejaagd, maar van die ellendigen , welke door den alge-meenen vloek aan dit sterfelijk leven gehecht zijn, en mij , uwen dienaar , bezwaren en weder-houden , zoo dat hij tot de vrijheid des gemoeds niet kan komen, zoo dikwijls als hot hem belieft.
5. O mijn God , o onuitsprekelijke zoetheid ! verkeer voor mij in bitterheid alle ligchamelijke vertroosting , die mij van de liefde der eeuwige goederen aftrekt , en mij tot zich en tot de zonden door eenen schijn van tijdelijk vermaak lokt.
*
229
230 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHBISTUS.
Laat mij , o mijn God , door vlecscli en bloed niet overwonnen worden : Iaat mij niet bedrogen worden door de wereld en hare kortstondige eer ; Iaat mij niet overwonnen worden door den boozen vijand en zijne arglistigheid.
Geef mij sterkte om te wederstaan , geduld om te lijden , en standvastigheid om te volharden.
Geef mij , in stede van alle wereldsehe vertroosting, de zoetste zalving van uwen geest, en voor alle aardsehe liefde, de liefde van uwen naam.
4. Zie., spijs en draak , kleederen en andere hulpmiddelen , welke tot onderhoud des lig-cliaams dienen , zijn zeer lastig aan eene ijverige ziel.
Verleen mij , dat ik de noodige dingen matig gebruike , en tot dezelve niet gedreven worde door eene al te groote begeerte.
Men kan die alle niet ontberen en verwerpen, want de natuur moet onderhouden worden ; maar overvloed U verlangen , of datgene ^ wat alleen tot zinnelijk vermaak dient, verbiedt de heilige wet : want anderzins zou het vleesch tegen den geest wederspannig en sterker worden.
Dus bid ik u , dat uwe hand mij hierin beslure en leere, boe ik mij in alles malig zal gedragen.
XXVII. HOOFDSTUK.
quot;Dat de eigenliefdo eon voornaam beletsel is om tot het eeuwige leveu te komen.
Christus.—Zoon , gij moet u geheel aan mij geven , en voor u zelvea niets behouden.
DERDE BOEK.
Weet , dat de liefde van u zeiven u meer hindert, dan cenige zaak der wereld.
Volgens de liefde , die gij eene zaak toedraagt , zult gij aan dezelve meer of min gehecht zijn.
Indien uwe liefde zuiver , eenvoudig en wel geregeld is , zult gij aan niets verslaafd zijn.
Begeer niet, wat gij niet raoogt hebben, wil ook niet hebben, hetgeen u kan bekommeren cn de vrijheid des harten benemen.
Het is te verwonderen, dat gij u zelven , met al wat gij kuntwensehen en hebben , niet uit den grond uws harten geheel aan mij overgeeft.
2. Waarom wordt gij gekweld door ijdele droefheid , waarom vermoeit gij u door onnutte zorg ?
Stel u geheel in mijnen wil , en gij zult geen hinder lijden.
Indien gij dit of dal zoekt, of hier en daar wilt zijn , om uw gemak of om uwen eigen wil te hebben , zoo zult gij nooit gerust van harte , noch vrij van zorg en droefheid wezen ; want in alles zal men getrek vinden , en op alle plaatsen zal u iets tegenstreven.
3. Het baat dan niet . vele dingen uitwendig bekomen te hebben, maar wel die te versmaden, en ze tot den wortel toe uit het harte te roeijen.
Dit moet gij niet alleen verstaan van schatten of rijkdommen , maar ook van die groote drift tot de eer cn tot den ij delen lof : want al deze dingen gaan met de wereld voorbij.
De plaats bevrijdt weinig , indien u de vurigheid van geest ontbreekt , en de vrede, die
231
232 DE NAVOLGING VAN JEZOS CHRISTUS.
uitwendig gezocht wordt, zal niet lang duren, indien er goen goetle grond van een gerust liart bij is : dat is , indien gij niet in mij berust. Gij kunt wel van plaats veranderen, maar u daardoor niet verbeteren.
Want met de eerste gelegenheid , die zich voordoet , zult gij datgene vinden , wat gij door veranderen hebt willen vlugten , ja nog meer ot erger.
GEBED.
om de zuiverheid des hakten en de iiemelsche ■wijsheid te bekomen.
■i. De ziel. — Versterk mij , o God! door de genade van den H. Geest.
Geef mij kracht , opdat ik inwendig versterkt worde , en mijn hart vrij en ledig zij van alle onnuttige zorg en angst , opdat ik mij niet late vervoeren door de begeerlijkheid der aardsche dingen , hetzij die gering of kostelijk zijn , maar dat ik alle dingen aanzie als vergankelijk, en dat ik zelf ook met deze moet vergaan.
Want niets is er bestendig onder de zon , mear alles is ijdelheid en kwelling van den geest. (1) O , hoe wijs is hij , die dit alzoo beschouwt !
S. Geef mij ook , o Heer! uwe Iiemelsche wijsheid , opdat ik u boven alles leere zoeken en vinden , u boven alles leere smaken en beminnen, en verder alle andere dingen leere aanzien , en kennen , gelijk zij , volgens den regel uwer wijsheid , waarlijk zijn.
1) Eccli. 1.17.
DERDE BOEK.
Leer mij voorzigtig dengenen vermijden , die mij prijst en vleit , en geduldig dengenen verdragen , die mij tegenstreeft.
Want zich niet laten bewegen door alle woorden , en niet naar de vleijers luisteren , is grooto wijsheid : immers alzoo stapt men gerust voort op den ingeslagen weg.
XXV11I. HOOFDSTUK..
Tegen de kwaadsprekende tongen.
1. Christus. — Zoon , bedroef of ontstel u niet als sommige menschen kwalijk van u denken en iels van u zeggen , wat gij niet gaarne hoort.
Want gij moet nog erger gevoelen van u hebben , en niemand voor zwakker houden dan u zeiven.
Indien gij inwendig voor God wandelt, zult gij dc voorbij vliegende woorden der menschen niet veel achten.
liet is geene kleine wijsheid in ongunstige tijden te zwijgen , en zich inwendig tot mij te keeren , zonder ontsteld te worden door hel oordeel der menschen.
2. Stel uwen vrede niet in gevoelens of redevoeringen der menschen ; want of zij slechte of goede gevoelens van u hebben , blijft gij echter dezelfde menschen.
Waarin is de ware vrede en de ware eer te vinden , anders dan in mij ?
Die den menschen niet zoekt te behagen , noch vreest te mishagen , zal groeten vrede genieten.
235
234 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIBISTUS.
Uit de ongeregelde liefde en ijdele vrees komt alle ongerustheid des harten en verstrooidheid der zinnen voort.
XXIX. HOOFDSTUK.
Hoe men God in alle Ujden moet aanroepen en loven.
1. De ziel. — Uw naam , Heer, die mij deze bekoring en kwellingen hebt willen laten overkomen , zij in eeuwigheid geprezen.
Ik kan die niet ontvlieden : maar ik word hierdoor genoodzaakt tot u mijne toevlugt te nemen , opdat gij mij helpet , en deze kwellingen ten goede keeret.
O Heer , zie , nu ben ik in lijden , en mijn hart is ontsteld : want ik word zeer gekweld en geperst door deze tegenwoordige bekoring.
O lieve Vader ! wat zal ik nu zeggen ? zie , ik ben met grooten schrik bevangen : verlos mij uit dit uur.
Maar daarom ben ik in dit uur gekomen (1) opdat gij zoudt verheerlijkt worden , met mij te verlossen , na mij eerst zeer diep vernederd te hebben.
Heer, dat het u toch believe, mij hieruit te verlossen (2) want wat kan ik , arme mensch , doen , en waar zal ik gaan zonder u ?
O Heer ! geef mij dezen keer nog geduld :
Help mij , o mijn God , eu ik zal niet vreezen, hoe zeer ik ook bezwaard worde.
2. En wat zal ik inmiddels zeggen ? O Heer , uw wil geschiede: want ik heb wel verdiend alzoo verdrukt en bezwaard te worden.
1) Joan, XIl. 27.
2) Pi. XXXIX. 14.
DERDE BOEK.
Ik moet het dan ook verdragen , en ach , dat ik hel geduldig dede , tot de storm over is en het beter ga met mij.
Uwe almagtige hand kan deze bekoring van mij wegnemen , en derzelver lievigheid verligten, opdat ik niet geheel bezwijke , gelijk gij voorheen dikwijls met mij gehandeld hebt , o mijn God , o mijne barmhartigheid !
En hoe moeijelijker het mij valt , des te ligter is u deze verandering, want dit is het werk van de regterhand des Allerhoogsten. (1)
Dat wy Gods hulp moeten verzoeken , en met betrouwen de wederkomst zijner genade verbeiden.
1. Christus. — Zoon , ik ben de Heer , die in den dag der bekoriny sterkte geef, (2)
Hetgeen u hetallermeest de hcnielsohe vertroosting belet te ontvangen , is , dat gij u niet terstond en dikwijls tot bidden begeeft.
Want eer gij mij vurig bidt, zoekt gij te voren al te veel troost, en vermaakt gij u in uitwendige dingen.
En daarom is het , dat alles u weinig baat , tot dat gij bekent, dat ik hel ben , die degenen, welke op mij hopen , verlos (3) en dat er geene krachtige hulp , geen nuttige raad, noch duurzaam geneesmiddel buiten mij is.
Maar nu , na den storm , herschep uwen moed, en kom weder tot u zeiven, door het licht mijner barmhartigheden ; want ik ben nabij u , zegt de
IJ Fa. LXXVI. li.
2) Nah. I. 7.
23S
236 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHP.ISTL'S.
Heer , om alles , niet alleen volkomen , maar ook overvloedig eu in opgehoopte mate te herstellen.
2. Is er voor mij iets moeijelijk ? (i) Of zal ik gelijk zijn aan eenen, die iets zegt, en het niet doet.
Waar is uw geloof ! Sta vast en volhard.
Wees langmoedig en een kloek man : de troost zal op zijnen tijd komen
Wacht , wacht naar mij , ik zal komen en u genezen.
Het is slechts eene beproeving, die u kwelt, eene ijdele vrees , die u beschroomd maakt.
Waartoe dient al dat zorgen voor de toekomende . onzekere dingen , dan om uwe droefheid te vermeerderen ? Elke dug brengt zijn lijden mede. (2)
Het is zeer ijdel en nutteloos, over de toekomende dingen , die misschien nooit zullen geschieden , verontrust of verblijd te zijn.
5. Maar het is eene menschelijke zwakheid door zulke inbeeldingen ontsteld te worden, en een teeken van kleinmoedigheid , dat men door het ingeven van den vijand zoo ligtelijk bewogen en verleid wordt.
Want het is hem om het even , of hij iemand met ware of met valsche dingen verleidt en bedriegt, en of hij iemand overwint door de liefde der tegenwoordige of door den schrik der toekomende dingen. (5)
Wees dan niet ontsteld of bevreesd van hart.
Geloof in mij , en heb betrouwen op mijne barmhartigheden.
11 Jer. XXXII. 27.
2) Matth. fi. v. 34.
3) Joan. XIY. 27.
DERDE BOEK.
Als gij meent, dat gij verre van mijzijt,dan ben ik dikwijls zeer nabij u.
En als gij meent , dal alles voor u verloren is , dan is bet voor n dikwijls de geschiktste tijd tot groote verdiens'.en.
Het is niet alles verloren , als er eene zaak tegen uwe begeerte uitvalt.
Gij moet ook over u zeiven volgens uwe tegenwoordige gestellenis niet oordeelen : noeli de zwarigheid, die u ergens van overkomt , zoo diep in het hart ontvangen of daaraan gehecht zijn , alsof er geene hoop van uitkomst ware.
■4. Wil niet denken , daV gij geheel van mij verlaten zijt , alhoewel ik u voor eenen tijd eenig lijden toezend , of u de vertroosting onttrek ; want alzoo gaat men in het rijk der hemelen.
Is het u en al mijne andere dienaars , zonder twijfel , niet voordeeliger , dat gij door tegenspoed geoefend wordt , dan dat gij alle dingen naar wensch hadt ?
Ik ken de verborgene gedachten , en ik weet, dat het voor uwe zaligheid zeer dienstig is , dat gij somtijds zonder smaak en vertroosting gelalen wordt, opdat gij u niet zoudt verheffen over een goedeni voortgang , en in u zeiven geen behagen krijgen , als gij waant te zijn hetgeen gij niet zijt.
Hetgeen ik u gegeven heb , kan il' q ontnemen, en hetzelve ook weder geven , als het mij behaagt.
5. Dus, als ik u iets geef , blijft dit het mijne ; als ik het u onttrek , neem ik het uwe niet : want alle goede giften en alle volmaakte gaven zijn de mijne.
237
238 DB NAVOLGING VAN 1EZÜS CnBISTUS.
Indien ik u eene zwarigheid of tegenspoed overzend , wees daarover niet ontevreden , noch laat den moed zinken ; want ik kan u weldra weder verligten , en al uwe zwarigheid in blijdschap veranderen.
En nogtans , als ik met u alzoo handel, blijf ik regtvaardig en loffelijk.
6. Indien gij opregt wijs zijt en alle dingen naar waarheid oordeelt , zult gij om geenen tegenspoed kleinmoedig zijn , maar u eerder verblijden ^ en mij daarover bedanken. Ja , dit alleen zoudt gij voor ware blijdschap moeten rekenen , dat ik u niet spaar , maar u door veel lijden beproef.
Want ik heb eertijds lot mijne leerlingen gezegd : Gelijk de Vader mij bemind heeft, too bemin ik u ook (1) Deze leerlingen heb ik niet gezonden tot tijdelijke genoegens , maar tot strijden en lijden ; niet tot eerambten , maar tot zwaren arbeid j niet om te rusten , maar om vele zuchten door hnnne verduldigheid aan te brengen. Zoon , wil deze woorden altijd gedenken.
XXXI. HOOFDSTUK.
Over het verlaten van alle achepaelen , om den Schepper te vinden.
1. De ziel. — Heer, ik heb nog grootere genade noodig , indien ik zoo ver wil komen , dat mij geen mensch , noch eenig ander schepsel zou kunnen hinderen.
Want zoo lang mij eenige zaak gebonden houdt , kan ik met vrijheid des harten tot u niet opvliegen,
(1.) Joan XV. 9
DERDE BOEK.
De Profeet David wenschte naar deze vrijheid , wanneer hij zeide: wie zal mij vleugelen als van eene duif yeven , opdat ik vliege en ruste ,
Wat is er toch geruster dan een eenvoudig oog , dat niets zoekt buiten God ? en wat is er vrijer dan een mensch , die niets op aarde verlangt?
Wij moeten ons dan boven alle schepselen Terhelïen . ons van ons zeiven volkomen onthechten , en in eene opgetogenheid desgeestes , bemerken , dat gij , o Schepper van alles, met uwe schepselen niets gelijks hebt.
Zoo lang iemand van alle schepselen niet ontdaan is . kan hij zich met de goddelijke zaken niet vrij bezig houden.
Daarom vindt men ;!00 weinige menschen , die stipt overdenken , omdat er zoo weinige zijn, die zich vulkomen van de vergankelijke dingen kunnen scheiden.
2. Daartoe is eene groote genade noodig , die de ziel verrukt en boven zich zeiven verheft.
En zoo lang do mensch in den geest niet verheven , niet vrij van alle schepselen , en niet geheel met God vereenigd is , is alles , hetgene hij weet en doet , weinig te achten.
II ij , die buiten het eenige , oneindige en eeuwige goed , iels anders groot acht , zal lang zwak en tot de aarde geneigd blijven.
Al wat God niet is , is een niet , en moet voor een niet gehouden worden.
Er is groot verschil tusschen de wijsheid van een verlicht en godvruchtig man en de geleerdheid van eenen naarstigen en geleerden geestelijke.
Want de wijsheid , die van boven komt en door 1.) Fs. 54. t. 9.
239
240 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
God wordt ingcslort, is veel voortreffelijker dan die, welke door het menschelijke verstand en met groote moeite bekomen wordt.
3. Men vindt er velen , die naar de beschouwing verlangen : maar zij zijn niet ijverig om te beoefenen, hetgeen daartoe noo.dig is.
Hel is ook een groot beletsel om daartoe ic komen , dat men zich ophoudt met 'litwendige dingen en zinnelijke oefeningen , en dat men weinig acht geeft op de volmaakte versterving.
Ik weel niet, wat het is , noch door welken geest wij aangedreven worden , noch wat wij zoeken , die voor geheel geestelijke monschen aangezien worden , van niet zoo veel arbeid en zorg, geringe en vergankelijke dingen na te jagen, en van zoo weinig of zelden in ons zeiven te keeren en over onzen inwendigen staat zonder eenige verstrooidheid na te denken.
Helaas ! na eene korle ingetogenheid , loopen wij aanstonds weder naar uitwendige dingen , zonder ooit onze weiken naauvvkeurig te onderzoeken.
Wij bemerken niet, waaraan onze begeerten zijn vastgehecht , en wij betreuren niet , dal al onze werken met zoo veel gebreken besmeurd zijn.
Want het is nu met ons , gelijk het was ten tijde van Naë, waarvan de heilige Schrift zegt : alle vleeseh had zijnen v.eg bedorven i'l) en daarom zond God dien groeten watervloed.
Aangezien dus onze inwendige gesteltenis of meening zeer bedorven is , moeten onze uitwendige werken ook bedorven zijn.
l) Gen. VI- 12.
DERDE BOER.
En dit is ook ecu tecken van ons inwendig gebrek, doch de vrucht van een goed leven komt voort uit een vroom en zuiver hart.
5. Men vraagt gemeenlijk hoe groote werken iemand gedaan heeft, maar men overweegt zelden, met welke goede meening hij die doet.
Men vraagt gemeenlijk of iemand dapper , rijk , schoon , vlug van verstand en behendig is; of hij een goed zanger , schrijver of goed werkman is; maar men vraagt zelden hoe arm van geest, hoe verduldig en zachtmoedig , hoe ingekeerd en godvruchtig iemand is.
De natuur ziet op hot uitwendige van den mensch, maar de genade keert zich altijd tot het inwendige.
Daarom wordt de natuur dikwijls bedrogen ; maar de genade stelt hare hoop op God , opdat zij niet bedrogen zou worden.
XXXII. HOOFDSTUK.
Over de verloochening van zich zeiven, en over het afleggen van alle begeerlijkheid.
1. Christus. —Zoon , gij kunt de volmaakte vrijheid niet bekomen , ten zij gij u'zelven geheel en al verloochent.
Want allen , die zich zeiven zoeken of beminnen , zijn als geboeid ; zij iijn vol kwade driften , nieuwsgierig; zij loopen her- en derwaarts, en zoeken altijd hun gemak , en niet hetgene Mij aangaat ; zij verzinnen dikwijls en beginnen vele dingen , die niet kunnen duren.
Want allo dingen, die uit God niet voortkomen, zullen vergaan.
241
11
242 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Onthoud deze korte en diepzinnige woorden : verlaat alles , en gij zult alles vinden-, laat alle begeerlijkheid varen . en gij zult rust vinden.
Overleg dit dikwijls in uw gemoed ; en als gij liet zult volbragt hebben , zult gij de waarheid daarvan weten.
2. De ziel. — Heer , dit is geen werk van eenen dag , noch kinderspel ; maar al de volmaaktheid der geestelijke personen isindiekortc woorden besloten.
5. Christus. — Zoon , laat hetu niet verdrieten, of word ook niet terstond kleinmoedig, als gij van den weg der volmaaktheid hoort spreken : maar gij behoort daardoor opgewekt te worden om hooger te klimmen , of ten minste met eene groote begeerte daarnaar te verzuchten.
Ach , of het met n aldus gesteld ware ! Ach, of gij zoo verre gekomen waart, dal gij u zeiven niet meer bemindet, maar, zonder uitneming, aan mijnen wil , en aan dien der oversten , die ik over u gesteld heb , onderworpen waart , dan zoudt gij mij zeer behagen , en geheel uw leven in blijdschap en in waren vrede doorbrengen.
Maar er blijven u nog vele dingen te verlaten, en indien gij die om mijnent wil niet verzaakt, zult gij niet bekomen hetgeen gij van mij begeert.
Ik raad u , dat gij , om rijk te worden , gelouterd goud, dat is , de hemelschb wijsheid , die al de aardsche dingen met voeten treedt, van mij koopt. (1).
Versmaad daartoe al de aardsche wijsheid en alle zelfbehagen.
i) Apoc. m. is.
DEUDE BOEK. 2i5
i. Ik zeg het u , verwissel die dingen , welke groot en kosthnar xijn -bij de menschen , tegen die , welke bij hén gering en verachtelijk zijn.
Want de ware hemelsehe wijsheid , die geen groot gevoelen heeft van zich zelve , die ook niet op de aarde wil verheven zijn , is nu zeer gering geacht , en bijna geheel vergeten.
Velen prijzen ze nog wel met den mond , maar hunne levenswijze is verre van daar,
Zij is nogtans die kostelijke parel (1) van welke het Erangolie spreekt ; maar die voor veel menschen verborgen en onbekend is.
XXX11I. HOOFDSTUK.
Over de ongestadigheid des harten t hetwelk slechtsjin God kan rusten.
1. Christus. — Zoon , betrouw niet veel op de genegenheid ol het gevoelen, hetwelk gij nn hebt. want dit kan weldra veranderen.
Zoo lang gij leeft, zult gij , zelfs tegen uwen wil, aan verandering onderhevig zijn, zoo dat gij nu blijde , dan droevig ; nu gerust , dan ontsteld ; nu vurig en godvruchtig. dan laauw en ongodvruchtig ; nu ijverig , dan traag ; nu zwaarmoedig, dan vrolijk en verligt van hart zult wezen.
Maar de wijze en in den geestelijken weg wel geoefende man verheft zich boven al deze wist selvalligheden. Hij slaat geen acht op datgene , wat hij in zichzelven gevoelt , of van wat zijde de wind der ongestadigheid blaast; maar hij stelt gansch zijn inzigt en zijne meening op het gelukzalig einde , waartoe hij moet komen.
1) Matth. XIII. 4G.
2ii DE NAVOLGING VAN JEZUS CURISTUS.
Immers zoo kan liij , in het midden van zoo veel verscliillende bewegingen 011 veranderingen, op mij alleen zijne mecning en inzigten stellen en onwrikbaar en allijd dezelfde blijven.
2. En lioe zuiverder liet oog der meening is, des te standvastiger men door de menigvuldige stormen gaat , die zich verheffen.
W ant zelden wordt er iemand gevonden , die geheel zuiver en vrij is van de vlek der baatzucht.
Zoo kwamen de Joden eertijds te Belhaniii tot Maria en Martha, niet alleen om Jezus wil , maar ook om Lazarus te zien. (1)
Men moei dan het oog der meening zuiveren, opdat het eenvoudig en opregt zij , en bet in alle verschillende voorvallen en veranderingen tot mij slieren.
XXXIV. HOOFDSTUK.
Hoe degene, die bemint, boven alles en in alles in God zy'n genoegen vindt.
1. De ziel. — Zie , Heer , gij zijt mijn God en mijn al ! kan ik nog iets gelukkiger wenschen ?
O troostend en innemend woord voor hen . die hier het eeuwig woord des Vaders en niet de wereld of het wereldsche beminnen !
O mijn God , mijn al ! dit is genoeg gezegd hoor hem , die het verstaat , en het dikwijls te herhalen , is aangenaam voor degene die bemint.
Want waar gij, o Heer, tegenwoordig zijt, is het aangenaam , en daar gij niet zijt, is het verdrietig.
1) Joan. XII. 9.
DKRDE DOEK.
Gij stelt ons hart gerust gij verleent inwendig grooten vrede en eone onuitsprekelijke blijdschap.
Gij doet van elkeen goed gevoelen hebben , en u in alle dingen loven : en zonder u kan geene zaak lang behagen , maar om van dezelve smaak en genoegen te hebben j moet er nwe genade bij zijn , en het zout uwer wijsheid moet ze vergezellen.
2. O Heer , wat is er , hetgeen aan hem niet smaakt, die in u genoegen vindt.
En wat kan aan htm blijdschap verschaffen , die in u geen genoegen vindt ?
Maar aan de wijzen der wereld , en die in vleeschelijke dingen genoegen nemen , ontbreekt uw goddelijke smaak en uwe wijsheid ; want in de wereld bestaat groote ijdelheid , en in het vleesch is de dood.
Maar die U door het versmaden dezer wereld en door de versterving van het vleesch volgen , zijn waarlijk wijs : want zij gaan van de ijdelheid tot uwe waarheid , en van de vleeschelijkheid tot den geest.
Zulke menschen vinden smaak in God ; en het goed , dat zij in de schepselen aantreffen , stieren zij gansch tot lof van hunnen Schepper.
Nogtans is er een groot verschil tusschen den smaak van den Schepper en van de schepselen; van het eeuwige , en van het lijdelijke ; van het ongeschapene licht, cn de geschapene verlichting,
5. O eeuwig licht , dal alle geschapen licht oneindig te boven gaat , schiet uwe stralen van boven uit den hemel , en dat zij het binnenste van mijn hart doordringen.
Zuiver , verblijd , verlicht en maak mijne
243
246 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHniSTl'S.
ziel met al hare kracliten levend, opdat zij zich met u door verrukkingen van blijdschap vereenige.
O! wanneer zal dit gelukkig uur komen, dat gij mij met uwe tegenwoordigheid zult verzadigen en mijn al in alles zult wezen ?
Want zoo lang mij dit niet verleend wordt , zal er geene volkomene blijdschap bestaan.
Helaas! de oude mensch leeft nog in mij, en hij is nog niet geheel gekruisigd , noch volkomen gestorven.
Hij staat nog met kracht op tegen den geest, veroorzaakt eenen inwendigen strijd, en laat het rijk mijner ziel niet in rust. (i)
■i. Maar gij, o Heer , die de heerschappij over de zee voert en het geweld barer baren stilt, sta op en snel mij te hulp ! (2)
Verstrooi de volken , die oorlog willen cn verpletter hun door uwe kracht.
Ik bid u , toon uwe grootheden , en verhef de eer van uwen arm : ik heb anders geene hoop noch toevlugt dan in u , mijn Heer , mijn God ! (3)
XXXV. HOOFDSTUK.
Dat men in dit loven nimmer vry van 'oekoringen is.
1, Christus. — Zoon ! gij kunt hier in dit leven nooit vrij en zonder vrees zijn ; maar zoo lang gij leeft , zullen u de geestelijke wapenen noodig wezen.
IJ Ps. LXXXVIII. 10.
2) Ps. XLIU. 26
3) Ps.LXVlI.31.
DERDE BOEK.
Want gij wandelt in het midden der vijanden, die u van alle kanten bevechten.
Indien gij dan niet gedurig het schild van verduldigheid in de hand houdt , zult gij niet lang ougewond blijven.
Bovendien , zoo gij uw hart niet onwederroe-pelijk op mij stelt , om met oenen vasten wil alles uit liefde tot mij te lijden , zoo zult gij het geweld der bekoring niet kunnen uitstaan , noch ooit den palmtak der gelukzaligen bekomen.
Gij moet dan kloekmoedig alles doorbreken , en groote krachten tegen alle aanstooten te werk stellen.
Want het manna wordt den overwinnaar gegeven (1) en voor den lafhartige en trage zijn er vele ellenden bereid.
2. Indien gij hier in dit leven rust zoekt, hoe zult gij dan hier namaals tot de eeuwige rust komen ?
Bereid u dan niet om veel te rusten , maar lot veel te lijden en veel te verdragen.
Zoek den waren vrede niet op de aarde , maar in den hemel : niet in de menschen of in andere schepselen , maar in God alleen.
Ter liefde van God moet gij alles gaarne doorslaan : moeite, pijnen, bekoringen, kwellingen, benaauwdheden , armoede , ziekten , ongelijk , verwijt , vernederingen , schande , berispingen , verachting en versmaadheden.
247
Want deze dingen dienen tot de deugd, zij beproeven en oefenen den nieuwen krijgsman van Christus , en bereiden de hemelsche kroon.
(1) Apoc. XI, 17.
248 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Voor eene geringe moeite zal ik een ecuwig loon geven , en voor eene tijdelijke schade, zal ik oneindige heerlijkheid schenken.
3. Meent gij , dat gij altijd de geestelijke vertroosting volgens uwen wensch zult hebben ?
Mijne tleiligen hebben die niet gehad : integendeel hebben zij veel zwarigheden , velerlei bekoringen en groote verlatenheid geleden.
Doch zij zijn in alles verduldig geweest, en hebben hun vertrouwen meer op God, dan op zich zeiven gesteld, denkende, dat het lijden van den tegemvoordigen tijd niet te achten is bij de heerlijkheid, die hier namaals in ons zal geopenbaard, worden. (1)
Wilt gij terstond hebben hetgeen vele anderen naauwelijks na vele tranen , en na groote en lange moeite hebben ?
Verwacht den Heer: gelijk David zegt, gedraag u mannelijk en wees versterkt. (2)
Mistrouw niet, wijk niet af, maar geef ziel en ligchaam standvastig voor de eer van God ten beste.
Ik zal het u ten volle vergelden , en in al uw lijden met u wezen.
XXXVI. HOOFDSTUK.
Dat rran de oordeelen der menschen niet moet vreezen, maar God alleen.
1. Christus. — Zoon, zoek de rust uws harten niet dan in den Heer, en vrees de oordeelen der menschen niet, als uw geweten u onschuldig verklaart.
(1) Rom. VIII, v. 18.
(3; Ibid.
DERDE BOEK.
Het is goed en zalig alzoo te lijden ; dit zal ook aan een ootmoedig hart , hetwelk meer op God dan op zich zeiven vertrouwt , niet zwaar vallen.
Het mecrendeel der menschen zegt veel , en daarom is er weinig geloof aan te geven.
Het is ook niet mogelijk iedereen te voldoen.
Ofsclioon de Apostel Paulus getracht heeft aan iedereen in den Heer te behagen , en hij alles aan allen geworden is, aciittc hij nogtans datgene voor het minste, dat hij door menschen geoordeeld werd. (1)
2. Hij heeft wel alles gedaan ^ zoo veel hem mogelijk, was, om de menschen te stichten en tot de zaligheid te brengen , maar hij heeft niet kunnen beletten , dat hij van sommige menschen geoordeeld en gelasterd werd.
Daarom heeft hij alles aan God , wier. alles bekend is , bevolen , en heeft zich zeiven door geduld en ootmoed gewapend tegen de booze tongen , of ook tegen de ongegronde en valsche oordeelen en willekeurige uitstrooisels der menschen.
Nogtans heeft hij zich somtijds verantwoord , opdat de zwakken door zijn stilzwijgen niet zouden verergerd worden.
5. Wie zijt gij, dat gij eenen sterfelijken mensch vreest. (2) Heden is hij , en morgen ziet men hem niet meer.
Vrees God , en gij zult voor de menschen niet beschroomd zijn.
Wat kan u een mensch met al zijn zeggen en zijne lasteringen doen ? hij Kindert veeleer zich
(1) I Cor. IX, 22 en IV, 3.
(2) Isnias LI, 12.
249
250 DE NAVOLGING VAN JEZDS CHRISTUS.
«elven dan u ^ en wie het ook zij, hij zal Gods oordeel niet ontgaan.
Heb God altijd voor oogen , en wil nergens over twisten of klagen.
Al schijnt gij nu te bezwijken , en eenigc beschaming te lijden , die gij niet verdiend hebt , wil u daarom niet ontstellen , noch door onlijdzaaniheid uwe kroon verminderen.
Wend uwe oogen naar den hemel tot mij, die magtig ben om u uit alle beschaming en ongelijk te verlossen, en die aan een ieder zal geven volgens zijne werken.
XXXVII. HOOFDSTUK.
O vei do luivere en volkomene overgeving van zich telven, om de vrijheid des harten te verkregen.
1. Christus. — Zoon, verlaat u zeiven, en gij zult mij vinden.
Wees zonder verkiezing en baatzucht, en gij zult altijd winnen.
Want zoodra gij u zeiven zonder terughouding zult overgegeven hebben, zal er u nog overvloediger genade gegeven worden.
2. De ziel. — Heer, hoe dikwijls en waarin moet ik mij overgeven en onderwerpen ?
5. Christus. — Altijd, en op alle uren, zoo in groote als in kleine zaken. Ik zonder niets uit, maar wil , dat gij van alles ontbloot zijt.
Want hoe zult gij anders aan mij, en ik aan u kunnen tocbehooren , zoo gij niet van allen eigen wil, in- en uitwendig , ontbloot zijt ?
Hoe eerder gij dit doet, des te beter gij u zult bevinden : en hoe volkomener en regtzinniger
DERDE BOEK.
gij dit doet, des te meer zult gij mij behagen en meerdere verdiensten hebben.
•4. Sommige geven zich over, doch met eenige uilzondering; want daar zij niet volkomen op God betrouwen , zoo willen zij zich nog bekommeren met hetgeen hun aangaat.
Andere verloochenen zich , en geven zich , in het begin , in alles geheel over; maar daarna, als ztj door de bekoring bevochten zijn , keeren zij wed^r tot zich zeiven , en daarom maken zij zeer weinig voortgang in du deugd.
Deze zullen nooit tot de ware wijsheid van een zuiver harl, en tot de genade van mijne zoete gemeenzaamheid komen, zoo zij zich niet volkomen aan mij overgeven , en zich zeiven niet dagelijks opdragen : want zonder dit , kan men zich met mij niet vereenigen , of mij genieten.
S. Ik heb u dikwijls gezegd, en zeg het u nog eens : verlaat u zeiven , geef u aan mij over , en gij zult cenen grooten , inwendigen vrede hebben.
Geef alles voor alles, zonder niets uit, vraag niets weder: houd u zuiver en standvastig in mij , en gij zult mij bezitten.
Dan zult gij vrij zijn van harte, en door de duisternis niet omneveld wezen.
Betracht, bid, wensch, dat gij van allen eigenbaat moogt verlost worden , dat gij den ontblooten Jezus , naakt en bloot van alles moogt volgen , en aan u zeiven sterven en voor mij eeuwig leven.
Dan zullen alle ijdele verbeeldingen , alle verkeerde beroerten en overbodige zorgen verdwijnen.
231
232 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Dan zal ook alle overdrevene vrees verdwijnen , en alle ongeregelde eigenliefde in u uitgedoofd worden.
Hoc men zich moet gedragen in het uitwendige, on hoe men in de gevaren tot God zijne toevlugt nioet nemen.
i. Christus. — Zoon, gij moet altijd naarstig trachten , dat gij in alle plaatsen, in alle werken of uitwendige bezigheden inwendig geheel vrij zijt, en u zeiven geheel meester , zoodat alle dingen aan u onderworpen zijn, en gij heer en meester van dezelve zijt.
Gij moet zijn als een opregte vrijgekochte Israëliet , die het erfdeel en de vrijheid van Gods ware kinderen bekomen heeft , die zich boven al de tijdelijke dingen verheft , en de eeuwige aanschouwt : die het vergankelijke met het linker , en het hemelsche met het regter oog aanziet.
Deze laten zich niet door aardsche dingen verlokken , om zich daaraan te hechten , maar doen die zelfs tot hunne dienst strekken, naarmate zij van God geschikt en van den oppersten Bouwmeester, die in zijne schepselen niets ongeschikts gelaten heeft, ingesteld zijn.
2. Indien gij ook in alle voor rallen niet op den uitwendigen schijn berust , en gij de dingen, die gij hoort of ziet, niet met een zinnelijk oog beschouwt, maar gij terstond naar het tabernakel met Mozes gaan, om God raad te vragen, dan zult gij de goddelijke ingeving ook somlijds hooren , en in vele tegenwoordige en toekomende dingen r onderrigt, wederkeeren.
DEHDE DOEK.
Want Slozes nam in twijfelachtige eo moeijelijke zaken altijd zijne toevlugt tot liet tabernakel, en hij begaf zich tot het gebed , om verlost te worden van de aanstaande gevaren en listen der booze nienschen.
Alzoo moet gij ook dikwijls uwe toevlugt nemen tot het binnenste van uw hart, en daar aandachtig en naarstig de hulp van God af-smeeken.
Immers leest men , hoe Josnc en de kinderen van Israël bedrogen zijn geweest door de Gabao-nieten , omdat zij to voren God niet hadden geraadpleegd ^ en al te ligtvaardig geloovende aan hunne verlokkende woorden , zijn zij door een valsch medelijden bedrogen en verleid geweest.
XXXIX. HOOFDSTUK.
Dat men alles aan God moet bevelen , die de zorg over alles heeft.
4. Christus. — Zoon ! beveel mij uwe zaken aan , en ik zal ze op gepaslen tijd wel beschikken.
Verwacht mijne beschikking, gij zult er baat bij gevoelen.
2. De ziel — Heer , volgaarne beveel ik u mijne zaken; want. al mijne overleggingen kunnen mij weinig baten.
Ach , of ik voor de toekomende dingen niet bekommerd en beangst ware , maar mij in alles gedurig aan uw welbehagen opdroeg !
3. Christus. — Zoon , het gebeurt dikwijls ^ dat een mensch iets verlangt , hetwelk hij driftig najaagt; maar als hij hetzelve bekomen heeft.
2a5
2Ü4 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTÜS.
zoo begint hij andere gevoelens daarvan te hebben; want de neigingen van den mensch blijven niet lang staan op eene raak , maar drijven hem altijd van het een tot het ander.
Daarom is het geene kleine zaak , zich zelven in de allergeringste dingen tegen le gaan.
i. De ware vooruitgang van eenen mensch is gelegen in zich zelven te verloochenen , en een mensch, die zich zelven verloochent, is vrij en gerust.
Maar de oude , booze vijand strijdt tegen alle goed , en houdt niet op van hem te bekoren, door hem dag en nacht listen en lagen te leggen, hopende , dat hij den ónvoorzigtige eens in het bedriegelijke net zal kunnen trekken.
Daarom waakt en bidt, zegt de lieer, ojxlat gij in geene bekoring valt.. (1)
XL. HOOFDSTUK.
Uat de mensch niets uit zich zelven heeft: en zich over niets kan beroemen.
1. De ziel. — Heer, ivat is de mensch , dat gij hein gedachtig zijt, of wat is de zoon des menschen. dat gij hem bezoekt. (2)
Wat heeft de mensch verdiend , dat gij hem uwe genade geeft ?
Waarover , Heer , kan ik klagen , als gij mij verlaat ? of wat kan ik met regt tegenzeggen , als gij niet doet hetgeen ik u verzoek ?
Waarlijk , ik mag in mij zelven wel denken en zeggen : Heer, ik hen een niet , ik vermag
1) Matth .26 v. .41 V Ps S. v. 5.
DERDE BOEK.
niels ; cn heb niets goeds uit mij zei ven , maar ik bezwijk in alle dingen , en hel altijd tot het niet over.
En indien ik dcor u niet geholpen cn inwendig versterkt werd , zou ik terstond geheel laauw en krachteloos worden.
2. Maar gij , o Heer ! gij zijt steeds dezelfde , en blijft (i) in eeuwigheid : gij zijt altijd goed , regtvaardig en heilig , gij doet alle dingen heilig en regtvaardig , en beschikt die volgens uwe wijsheid.
Maar ik , ellendige , die altijd meer genegen ben tot verslapping dan tot vooruitgang , ik blijf nooit in denzelfden staal; ja i# verander wel zevenmaal op eenen dag.
Nogtans gaat het weldra beter met mij , als het u belieft mij uwe helpende Innd toe te reiken ; want gij alleen kuut mij zonder cenigen menschelijken bijstand helpen , en zoo versterken, dat mijn gelaat gecne verandering meer aanduidt, maar dat mijn hart alleen gekeerd blijft tot u , en gestadig in u berust.
5. Indien ik dus allen menschelijken troost van mij konde verwerpen , hetzij om de godsvruchtigheid te bekomen , hetzij ter oorzake van de noodzakelijkheid, die mij dwingt u te zoeken, dewijl geen mensch ter wereld mij waarlijk kan troosten , dan zou ik met reden nwe genaden mogen verwachten , en mij over de gunst van nieuwe vertroostingen verblijden.
4. Ik dank u, o Heer, die de oorsprong zijt van al het goed , dat mij overkomt.
Want ik ben voor uwe oogen niets dan ij del-
Ij Ps. Cl. *3cn 28.
255
250 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHniSTl'S.
Iieid en een niet , een ongestadig en zwak mensch.
Waarover kan ik mij dan beroemen , of waarom wil ik geacht zijn ? Om mijn niet ? Dit is toch de grootste ijdelheid , die er kan wezen.
Inderdaad , de ijdele eer is eene kwade pest en eene groote ijdelheid : want zij beneemt ons den waren roem, en berooft ons van de hemelsche genade.
Want als de mensch in zich zeiven behagen heeft , dan mishaagt hij u :
En a!s hij den lof der schepselen zoekt, dan wordt hij van de ware deugd beroofd.
ö. Maar het is een \9are roem en eene heilige verheuging , zich in u , en niet in zich zeiven , te beroemen , en zich in uwen naam , en niet in zijne eigene deugd te verblijden , en ook geen vermaak te hebben in eenig schepsel dan om u.
Uw naam , en niet de mijne , zij geloofd : uw werk , en niet het mijne , zij verheerlijkt; uw heilige naam zij gezegend en mij worde niets van den lof der menschen toegevoegd.
Gij zijt mijn roem en de verheuging mijns harten.
In u zal ik roemen , en mij den ganschen dag verblijden ; maar ik voor mij, ik zal mij slechts beroemen in mijne zwakheden. (1)
0, Dat de Joden den roem van elkander zoeken ; ik zal dien opsporen , welke komt van God alleen. (2).
Alle menschelijke genade , alle tijdelijke eer en alle wereldsche grootheid, is, vergeleken bij
1) II. Cor. XII. 5.
2) Joan. V. 44.
DERDE DOEK.
uwe eeuwige glorie , slechts ijdelheid en dwaasheid.
O mijn God, mijne waarheid en barmhartigheid , o allerheiligste Drievuldigheid , u alleen zij lof , eer , kracht en roem in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
XLI. HOOFDSTUK.
Over het verachten van alle wereldsche eer.
1. Christus. — Zoon , bedroef u niet als gij ziet, dat andere menschen geëerd of verheven worden , en dat gij veracht en vernederd wordt.
Verhef uw hart lot mij in den hemel , dan zult gij u niet bedroeven , als gij op de aarde van de menschen versmaad wordt.
2. De ziel. — Heer , wij zijn zeer verblind , daarom worden wij ligtelijk door bedrog en ijdelheid misleid.
Want als ik mij zeiven wel beschouw , bevind ik, dat mij nooit van eenig schepsel ongelijk is aangedaan ; en derhalve heb ik geene reden om tegen u te klagen.
Vermits ik dikwijls en zwaar legen u gezondigd heb , is het regt en billijk , dat al uwe schepselen tegen mij opstaan.
Alle schande dan en versmaadheid komt mij regtvaardig toe , uiaar u , o Heer , alle lof , eer en roem.
En indien ik mij niet bereid om gaarne van alle schepselen verlaten , veracht en voor een louter niet gerekend le worden , kan ik den inwendigen vrede des harten niet bekomen , noch door uwen geest verlicht worden , noch volkomen met u vereenigd zijn.
2Ö7
258 DB NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
XL1I. HOOFDSTUK.
Dat wij onzen vrede in de menschen niet mogen stellen.
1. Christus. — Zoon , indien gij uwe vrede op cenigen persoon stelt, omdat hij met u van hetzelfde gevoelen is, of omdat gij met hem in ecne goede overeenkomst leeft, zoo zult gij altijd ongestadig en ongerust wezen.
Maar indien gij tot de waarheid , die altgd leeft en altijd blijft, uwe toevlugt neemt, zult gij niet bedroefd zijn , als er een vriend van u vertrekt of sterft.
De liefde van uwen vriend moet in m^j berusten , en alle , die u deugdzaam schijnen en u hier in dit leven dierbaar zijn , moet gij om mij beminnen.
Zonder mij is geene vriendschap goed of duurzaam ; en het is geene ware en zuivere liefde , die door mij niet vereenigd wordt.
Gij moet zoo aan de vriendschap van de menschen verzaakt hebben , dat gij , voor zoo veel u aangaat, zoudt wenschen van alle menschelijk gezelschap ontslagen te wezen.
Moe meer de mensch zich van alle aardsche vertroostingen verwijdert, des te meer hy nader komt lol God.
Ook klimt hij zoo veel hooger tot God , als hij dieper in zich zeiven nedcrzinkt,en meer verworpen wordt in zijne eigene oogen.
2. Maar hij , die aan zich zeiven iets goeds toeschrijft , stopt den ingang van Gods genade : want de H. Geest zoekt altijd een ootmo«dig hart.
DERDE BOEK.
Indien gij u zelvcn volkomen wist te vernietigen , en alle liefde tot de schepselen uit u te bannen , dan zou ik mij in u met groote genaden komen uitstorten.
Als gij de schepselen met vermaak aanziet , wordt u het gezigt des Scheppers onttrokken.
Leer u dan in alle dingen om God overwinnen , en alsdan zult gij tot zijne kennis kunnen komen.
Want, hoe klein eene zaak is, zoo zij onredelijk bemind en geacht wordt , verslecht en besmenrt zij den mensch , en belet hem tot God te komen.
XL111. HOOFDSTUK. '
Tegen de ^dele eu wereldsche wetenschap.
1. Christus. — Zoon , laat u door de schoone en diepzinnige spreuken der menschen niet bewegen: Want het rijk Gods bestaat niet in ivoorden , maar in goddelijke kracht (1)
Let op mijne woorden , die het hart ontsteken, het verstand verlichlen , het leedwezen des harten opwekken en hetzelve op verscheidene wijzen vertroosten.
Lees nimmer iets , om daardoor geleerder of wijzer te kunnen schijnen.
Maar leer al uwe gebreken versterven ; dit zal u meer baten , dan de wetenschap van vele moeijelijke vraagstukken.
259
2. Als gij veel gelezen en geleerd hebt , moet gij evenwel altijd tot het eenig begin van alle zaken wederkomen.
I) l. Cor. IV. 20.
260 DE NAVOLGING VAN JEZUS CDRISTUS.
Ik ben het , die aan den mensch de ware wetenschap leer , en die aan de ootmoedigen meerder kennis geef, dan zij van eenigen mensch kunnen leeren.
Diegene tot wien ik spreek, zal weldra geleerd zijn en in den geest zeer toenemen.
Wee dengenen , die van de nenschen vele nieuwe en vreemde dingen willen leeren en onderzoeken , en naarden weg , om mij te dienen, weinig vragen !
De tijd zal komen, dal de Leeraar der Leeraren, Christus , de Heer der Engelen , zal verschijnen, om ieders les te komen hooren, dat is , een ieders geweten te onderzoeken.
Dan zal hij Jeruzalem onderzoeken met lan-taarnen. Dan zullen de verborgenste duisternissen openbaar wezen , dan zullen de tongen stom zijn , en zich tegenover God niet kunnen verantwoorden.
o. Ik ben het, die in een oogenblik een ootmoedig hart zoo verhef , dal het meerdere kennis en versland ontvangt van de eeuwige waarheid, dat iemand , die tien jaren in de hooge scholen geleerd zou hebben.
Ik onderwijs zonder gedruisch van woordpn , zonder verwarring van verscheidene gevoelens , zonder opgeblazcne praalzucht,zondertegenstrijdige redenen.
Ik ben het, die het tijdelijke leer verachten, van het tegenwoordige een walg- hebben , het eeuwige zoeken en daarin smaak vinden ; alle eer vlugten , alle schande en onge'ijk verdragen, alle hoop op mij stellen , niets begeeren buiten mij, en boven al mij vurig beminnen.
DEBDE DOEK.
4. Men vindt er , die , door mij innerlijk te beminnen , vele goddelijke dingen geleerd en daarvan wonderbaar gesproken hebben ; zij waren meer gevorderd in deugden door alles te verlaten , dan door bet lang studeren op diepzinnige dingen.
Maar aan cenigc leer ik algemeene dingen , aan anderen loer ik dingen , die meer bijzonder zijn ; aan eenige veropenbaar ik mij minzaam door teekenen en gelijkenissen, doch aan anderen vertoon ik verborgene geheimen met eene groote klaarheid.
De spraak der boeken is eene en dezelfde, maar zij onderrigt allen niet eveneens, want ik ben de inwendige leeraar , die lt;le waarheid instort, lt;lie de harten onderzoek , die de gedachten ken , die de goede werken bevorder , en die aan een ieder de kennis mededeel volgens mijn welbehagen.
XL1V. HOOFDSTUK.
Dat men zich de inweuiligc dingen niet moet aantrekken.
i. Christus. — Zoon , gij moet in vele dingen onwetend zijn , en u zeiven beschouwen als dood op deze aarde , en voor wien de wereld gekruisigd is.
Gij moet ook vele dingen laten voorbijgaan, even alsof gij die niet hoordet , en eerder op datgene denken , hetwelk uwen vrede aangaat.
Het is beter uwe oogen af te wenden van hetgeen u mishaagt, en iedereen in zijn gevoelen te laten , dan oorzaak te geven van veel twisten.
Indien gij met God wel slaat , en gij altijd
261
262 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
op zijn oordeel denkt, zult gij liglelijk verdragen , dat men u in de voorvallende geschillen ongelijkigccft.
2. De ziel. — O Heer , waartoe zijn wij gekomen ? Zie , men beweent heden een tijdelijk verlies , men loopt en men arbeidt om een klein gewin ; en het geestelijk verlies wordt niet geacht , het wordt vergeten , en naauwelijks keert men ten laatste in zich zeiven.
Men draagt zorg voor hetgeen weinig of niets baat ; en hetgeen het allermeest noodig is , wordt veronachtzaamd : want de mensch is geheel uitgestort tot uitwendige dingen , en zoo hij zich niet spoedig daarvan aftrekt ^ blijft hij met vermaak in dezelve rusten.
XLV. HOOFDSTUK.
Dat men niet allen moet gelooven en in woorden ligtelijk zondigt.
1. Heer , verleen mij uwen bijstand in mijne kwelling , want de hulp der menschen is ijdel, (1)
Ach ! hoe dikwijls heb ik te vergeefs de trouw gezocht , waar ik die meende te vinden.
Hoe dikwijls heb ik die ook gevonden , daar ik ze niet meende te vinden.
3. Hoe wijs sprak die heilige ziel, welke zeide : mijn gemoed is in Jezus Christus gevestigd en gegrond.
Indien ik alzoo gesteld ware, zou de menschelijke vrees mij zoo ligt niet ontstellen , noch de bijtende woorden mij zoo ligt beroeren.
Wie kan alle dingen voorzien ? Wie kan alle kwade voorvallen vermijden.
1) Pa. LIX. 13
DERDE BOEK.
indien het kwaad , dat men voorziet , ons dikwijls hindert , Loe veel te zwaarder zal ons datgene kwetsen , hetwelk wij niet voorzien !
Maar waarom heb ik , ellendig mensch niet beter toegezien? Waarom heb ik zoo ligtvaardig anderen geloofd of op hen betrouwd ?
Maar wij zijn menschen , al is het , dat wij somtijds door velen voor engelen gehouden worden.
Op wien zal ik dan voortaan betrouwen , o Heer , dan op u alleen ?
Gij zijt de waarheid zelve , die niet kunt liegen of bedriegen. (1)
Integendeel, ieder mcnsch is bedricgctijk, zwak, ongestadig, wankelbaar , bijzonder in woorden , zoodal men niemand terstond moet gelooven , al schijnt het inwendig waar te zijn hetgeen hij zegt.
4. Hoe wijs , o Heer , hebt gij ons gewaarschuwd , dat wij ons zouden wachten voor de menschen , dat des menschen huisgenooten zijne vijanden zullen zijn (2) en dat men niet terstond geloof moet schenken aan degenen , die zeggen : hier , o/' daar is hij.
Ik heb ten mijnen koste geleerd , en ach , of het mij tot meerdere voorzigtigheid diende, en ik niet meer zoo dwaas ware !
Wees omzigtig , zegt mij iemand , wees om-zigtig , houd voor u hetgeen ik u zeg; en als ik het zwijg , en meen , dal hel al verborgen is , kan hy dat zelf niet zwijgen, maar bij verraadt dadelijk mij en zich zeiven , en gaat henen.
1) Ps. cxv. n.
2) Matt. X. 36.
2ö3
264 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIRISTVS
Behoed mij , o Heer , van zulke vertelsels en van zulke onvoorziglige menschen , opdat ik in hunne handen niet meer valle , en zelf nooit zulke dingen doe.
Geef dan mijnen mond een waar en standvastig woord , en verwijder alle bedriegelijkheid van mijne tong.
Voor datgene , wat ik van anderen niet wil verdragen , moet ik mij ook wachten het aan anderen te doen.
ö. O! hoe goed en hoe noodzakelijk voor den vrede is het, van anderen te zwijgen , en niet ligt alle dingen te gclooven : niet haastig iets voor te zeggen , aan weinige menschen zijn hart te openen , u , o Heer , altijd voor oogen te hehben , en zich niet te laten slingeren door iederen wind van woorden , maar alleen te wenschen, dat alles hinnen en buiten ons volgens uw welbehagen volbragt moge worden.
O ! hoe voorJeelig is het, om de hemelsche genade te bewaren , dat men al hetgeen in de oogen van de wereld uitschijnt , vlugt , en dat men die dingen niet begeert, die uiterlijk verwondering verwekken , maar dal men zulke dingen niet alle naarstigheid beoefene, die ons kunnen strekken tot verbetering des levens en lot meerdere ijver.
Hoe schadelijk is het geweest voor vele menschen, dat hunne deugd te vroeg gekend , en te vroeg geprezen is geweest !
En hoe voordeelig is het voor vele anderen geweest, dat zij uwe genade daor stilzwijgen in dit brooze leven, dat een gedurige strijd en bekoring genoemd wordt , bewaard hebben !
DERDE BOEK.
XLVI. HOOFDSTUK.
Dat men zijn betrouwen op God moet stellen , als men door smaadredenen aangerand wordt.
1. Cliristus. — Zoon , sta vast , en hoop op mij, want, wat zijn woorden anders dan woorden? Zij vliegen door de lucht, maar kunnen niemand kwetsen ?
Indien gij u schuldig kent aan hetgeen zij van u zegyen , tracht u te beteren ; indien gij u niet schuldig kent, bedenk dat gij dit gaarne om God wilt lijden.
Hel is weinig genoeg , dat gij somtijds eenige onredelijke woorden verdraagt, om God gij , die nog geene zware beproevingen kunt verduren.
En waarom anders gaan u zulke nietsbeduidende dingen ter harte , dan, omdat gij nog zinnelijk en onverstorven zijt , en meer bekommerd voor de mensehen , dan het behoort ?
Want , omdat gij vreest veracht te worden , daarom wilt gij over uwe gebreken niet worden berispt , en gij zoekt die door verontschuldigingen te bedekken.
2. Maar onderzoek u zelven , en gij zult weldra bevinden, dat de wereld cn de ijdele zucht , om don mensehen te behagen, nog in u leeft.
Want als gij weigert om uwe gebreken vernederd of versmaad te worden , blijkt het genoeg, dat gij aan de wereld niet gestorven zijt, en dat de wereld voor u niet gekruisigd is.
Maar hoor naar mijne woorden , en gij zult al de woorden van de mensehen niet achten.
Al zegt men alles tegen u , wat de boosheid van den mensch kan verzinnen, wat zou u dit
26ü
260 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHKISTUS.
hinderen , indien gij dit liet voorbij vliegen , en het niet meer aehttet dan een niet ? Zouden al die woorden wel een haar uit uw hoofd kunnen trekken ?
5. Hij, die zijn hart niet in zich zeiven gekeerd heelt , wordt ligt door een smadelijk woord ontroerd.
Maar die oj) mij betrouwt, en op zijn eigen oordeel niet steunt , zal de menschen niet vreezen.
Want ik ben de beoordeelaar en de kenner van alie verborgene dingen; ik weet, boealles geschied is ; ik weel wie het ongelijk gedaan , en w ie het geleden heeft.
liet is door mijn bevel , dat gij dit lijdt , en dit geschiedt door mijne toelating, opdat de gedachten van vele harten zouden ontdekt en kenbaar gemaakt worden. (1)
Ik zal op zijnen tijd den pligtige en den schnldelooze oordeelcn ; maar door mijn verborgen oordeel heb ik hen beide te voren willen beproeven.
4. De getuigenis der menschen is dikwijls be-driegelijk : mijn oordeel is vast en waarachtig eu het zal blijven bestaan. Het is doorgaans verborgen , en aan weinige menschen in alles bekend.
Jlaar het zal , of het kan nooit missen , alhoewel het onregtvaardig voor de ooien der dwaze menschen sciiijnl te wezen.
Men moet dus in alle oordeelen vt n de menschen tot mij zijne toevlugt nemen, en niet op zijn eigen goeddunken steunen.
1) Luc. 11. 3.
DERDE HOEK.
Want de regtvaardige zal niet ontroerd worden, wat hem ook van Gril overkome. (1)
Ofschoon cr iets ten oprekte tegen hem wordt uitgelaten , zal hij '.lit niet veel achten.
Doch hij zal zich ook niet ijdel verheugen, als hij donr anderen , billijkerwijze , vcrontschul-digd wordt.
Immers hij gedenkt , dat ik , die niet op liet gezigt en het menschelijkc voorkomen oordeel , de harten en nieren doorgrond. (2)
Want menigmaal wordt in mijne oogen he-rispelijk bevonden , wat naar het oordeel der menschen , voor loffelijk gehouden wordt.
ö. De ziel.— Heer Gud , regtvaardige, mag-tige en langmoedige regter , diu de boosheid en bedorvenheid der menschen kent , wees mijne sterkte en mijn geheel vertrouwen : want mijn geweten is mij niet voldoende.
Gij weet , wat ik niet weet; en daarom moet ik mij bij allo berisping vernederen en die gelaten verdragen.
Vergeef liet mij ook genadig , zoo dikwijls ik niet op deze wijze heb gehandeld ; en schenk mij wederom do genade vun grootere lijdzaamheid.
Immers uwe overvloedige barmhartigheid zal mij , Ier verkrijging van kwijtschelding , meer dienen , dan mijne ingebeelde geregtigheid ^ ter verdediging van liet verborgene geweten.
Al ken ik mij aan niets pligtig , kan ik mij toch hierom niet regtvaardigen (3) omdat, als uwe barmhartigheid is verwijderd , niemand, die leeft, in uw oog r egt vaardig zul zijn. (i)
1) Prov. XII. 21.
2) Apoc. 11. 23.
3) Cor. IV. 4.
4) Ps. 142 , v. 2.
207
2C8 DÉ NAVOLGING VAN JEZUS CIIR1STUS.
Men moet den last van dit leven om het eeuwige leven verdragen.
1. Clirislus. — Zoon , word niet kleinmoedig in den last , dien gij om mij aangenomen hebt , of wees niet verslagen om eenige kwellingen ; maar dal mijne beloften u in alle voorvallen versterken en vertroosten.
Ik ben maglig genoeg om u daarvoor boven alle wijze tn maat te vergelden.
(Jij zult hier niet lang arbeiden , en niet aliijd niet smart of lijden beladen zijn.
Wacht een weinig ^ en gij zult weldra heleinde van al uwe rampeii zien,
ilet uur zal komen , dat alle arbeid en onrust een einde zal nemen.
Alles, wal met den'tijd voorbijgaat , is gering cn kortstondig.
2. Doe naarstig hetgeen (iij doet , arbeid getrouw in mijnen wijngaard , cn ik zelf zal uw loon zijn.
Schrijf, lees , zing, zucht , zvi'ijg , verdraag kloekmoedig de tegenheden : het eeuwige leven is dil cn nog meer strijden waardig.
De vrede zal korncn op cenen dag , die God bekend is , en het zal geen dag of nacht wezen van dezen tijd , maar een eeuwig licht cn eene oneindige klaarheid , een vaste vrede en eene veilige rust.
Dan zult gij niet zeggen : Win zal mij verlossen van dit sterfelijk liychaam ? (1) noch roepen. Helaas ! dat mijne ballinyschap zoo lang duurt ? 2)
1) ilom. 7. v. 74
2) Ps. 119. v. 5.
DERDE BOEK.
Want de dood zal vernieligd worden , cn de zaligheid zal eeuwig zijn ; daar zal gecne vrees, maar pene zalige blijdschap , een voortreffelijk en genoegelijk gezelschap wezen.
3. O ! hadt gij in den hemel de eeuwige kroonen van mijne Heiligen gezien ^ en met hoe groote glorie diegenen zich nu verheugen , die eertijds door de wereld versmaad waren , ja gehouden werden als dit leven onwaardig te zijn! voorwaar , gij zoudt u terstond tot de aarde loc vernederen , en liever aan alle menscnen onderworpen , dan over écnen gesteld zijn.
Gij zoudt hier ook geene blijde dagen begee-ren , maar u veeleer verblijden , dat gij voor God moogt Inden , en gij zoudt het een groot gewin achten bij de menschen voor een niet gehouden te worden.
4. O ! indien gij smaak vondt in deze leeringen, en zij u diep ter harle gingen , zoudt gij dan wel eens durven klagen !
Moet men , om het eeuwige leven , niet allen arbeid verdragen ?
Het is geene kleine zaak , het rijk Gods te winnen , of te verliezen.
Sla dan uwe oogen opwaarts tot den hemel ; zie, ik en mijne Heiligen , die in deze wereld grooten strijd gehad hebben , zijn in alle blijdschap , vertroosting cn rust , en zij zullen eeuwig met mij in het huis des Vaders blijven.
XLVHI. HOOFDSTUK.
Over den dag der eeuwigheid en de bedruktheid dezes levens.
i. De ziel. — O gelukkige woning van de
260
270 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
stad der gelukzaligen ! o klare dag der eeuwigheid , die door geenen nacht verduisterd , maar altijd door de cenwige waarheid wordt verlicht ! O dag vol blijdschap en gerustheid , die altijd blijft zonder in iets te veranderen.
Ach , of die dag reeds gekomen ware, en al dc lijdelijke dingen een einde hadden genomen.
Deze dag schijnt nu aan de Heiligen met ecne eeuwige klaarheid , maar door ons, die nog pelgrims op aarde zijn , wordt hij naauwelijks van verre gezien.
2. De hemelbewoners weten hoe vermakelijk die dag is ; maar lt;ie kinderen van Eva , die nog ballingen zijn , zuchten en klagen , dat de dag van dezen tijd bitter en verdrietig is.
Want dc dagen des levens zijn kortstondig , pijnlijk en vol smarten en ellenden.
Dc mensch wordt daar met veel zonden be smet , in vele driften gewikkeld j door velerlei vrees bcnaauwd , door vele zorgen bekommerd, door nieuwsgierigheid verstrooid , door ijdel-hcid gevat , door dwalingen omringd , door arbeid overladen , door bekoringen bezwaard , door weelde bedorven , en door armoede gepijnigd.
5. O ! wanneer zullen deze kwellingen een einde nemen ! Wanneer zal ik van de ellendige slavernij der zonden verlost worden ?
O God , wanneer zal ik aan u alleen gedenken ? Wanneer zal ik mij volkomen in u verheugen ?
Wanneer zal ik , zonder eenig beletsel in de ware vrijheid des harten , zonder eenige be-v zwaarnis van ziel of ligchaam wezen ?
DERDE BOEK.
Wanneer zal ik dien vasten vrede , dien vertroostelijken en gerusten vrede , dien in- en uitwendigen, dien van alle kanten verzekerden vrede genieten ?
O goede Jezus ! wanneer zal ik voor u verschijnen om u te zien ? wanneer zal ik den luister van uw rijk aanschouwen ? Wanneer zult gij mij alles iti alles zijn ?
O ! wanneer zal ik met u zijn in uw rijk, dat gij van eeuwigheid voor uwe vrienden bereid hebt ?
Ik ben hier gelaten als eene ellendige balling in 'svijands land , alwaar dagelijks vele strijden en ongevallen zijn.
4. Vertroost mij in mijne ballingschap, verzacht mijne droelheid : want alle mijne begeerten verzuchten naar u.
Alles, wat de wereld mij tot vertroosting geeft, valt mij lastig.
Ik verlang zeer om u in het binnenste mijner ziel te genieten , maar ik kan u- niet bereiken.
ik wensch mij met het hemelscbe bezig te houden : maar de tijdelijke en de onverstorvene driften trekken mij nederwaarts.
3Iet den geest zou ik mij gaarne boven alle driften verheffen, maar het vleesch houdt mij tegen mijnen dank ten onder.
Aldus vecht ik, ongelukkige mensch, tegen mij zeiven, en ik val mij zeiven lastig, als de geest opwaarts en het vleesch nederwaarts wil.
3. O ! wat lijd ik van binnen, als ik, aan de hemelsche zaken denkende, straks in mijn gebed met eene menigte vleeschelijke bekoringen over-vallea word !
271
272 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
O üoil, wijk van mij niet af, noch verlaat in uwo gramschap uwen dienaar! (d)
Doe uwe bliksems flikkeren en verstrooi die verbeeldingen. Werp uwe pijlen, en vernietig al die kwade ingevingen van den boozen vijand. (2)
Trek al mijne gedachten tot u ; doe mij vergeten al wat wcreldsch is, en geef mij, dat ik dadelijk alle zondige verbeeldingen verfocije en vervverpe.
O eeuwige Waarheid, kom mij te hulp, opdat ik nooit door eenige ijdclheid vervoerd worde !
Ach, heraelsche zoetheid, daal in mijn hart, opdat alle onreinheid voor u wégvliede.
Vergeef het mij ook, en handel met mij naar uwe barmhartigheid, als ik in het gebed aan iets anders denk, dan aan u.
Ik belijd, dat ik in hetzelve dikwijls zeer verstrooid ben.
Dikwijls ben ik niet, waar ik ligchamelijk sta of zit; maar ik ben eerder daar, waar mijne gedachten mij voeren.
Want ik ben eigenlijk daar, waar mijne gedachten zijn, en mijne gedachten zijn 't allermeest daar, waar datgene is, wat ik bemin.
En hetgeen mij natuurlijk behaagt, of mij uit gewoonte vermaakt, komt weldra vcor mijnen geest.
0. Daarom hebt gij, o opperste Waarheid, zeer wel gezegd : Waar mv se/, ai is, daar is uw hart. (5)
1) Ps. LXX. 12 en XXVI. 9.
2) Ps. CXLIII. 7.
S) Matth. G v. 21
DERDE BOEK.
Indien ik den homel bemin , donk ik gaarne op heniclsclie zaken.
Indien ik de wereld bemin, dan verblijd ik mij over den voorspoed der wereld, en word bedroefd over baren tegenspoed.
Indien ik bet vleesch bemin, denk ik dikwijls op hetgeen de vleeschelijke lusten aangaat.
En indien ik den geest bemiiij dan schep ik vermaak menigwerf op geestelijke zaken te denken.
Want over alles, wat ik bemin, spreek en hoor ik gaarne, en de verbeelding daarvan breng ik niet mij naar huis.
Maar gelukkig is de mcnsch, o Heer, die, Ier liefde van u, alle schepselen uit zijn hart verbant, die de natuur geweld aandoet, en de begeerlijkheid van het vleesch kruisigt door de vurigheid van den geest, opdat hij met een rein geweten u een zuiver gebed moge opdragen, en hij, na alle aardsche dingen van buiten en van binnen verlaten le hebhen, waardig moge zijn zich bij de reijen der Engelen te voegen.
XL1X. HOOFDSTUK.
Over de zucht naar het eeuwige leven en hoe groote goederen dengenen, die strijden, beloofd zyn.
d. Christus. — Zoon, als gij gevoelt, dat u de begeerte tot het eeuwig geluk wordt ingestort, en dat gij een verlangen krijgt om uit dit ellendig ligchaam te scheiden, opdat gij mijne goddelijke klaarheid zonder eenige schaduw van veranderlijkheid zoudt mogen aanschouwen, open dan uw bart, en ontvang deze heilige ingeving met-een groot verlangen.
275
12
27-4 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIUISTUS.
En dank grooldijks de opperste goedheid, die zoo goedgunstig met u handelt, u zoo goedertieren bezoekt, u zoo vurig opwekt, en zoo krachtig opheft, opdat gij door uw eigen gewigl niet tot hel aardsche zoudt vallen.
Want gij krijgt deze hemelsche begeerte niet om uwe eigene gedachten of uit uwe eigene pogingen , maar enkel door de gunst van mijne genade en der goddelijke bezoeking, opdat gij daardoor zoudt voortgaan in deugden en in ootmoedigheid, en u meer zoudt bereiden tot den aanstaanden strijd, en opdat gij mij zoudt aanhangen uit geheel de begeerte uws harten , en mij met eenen vurigen ijver dienen.
2, Zoon, het vuur brandt dikwijls, maar de vlam stijgt niet opwaarts zonder rook.
Zoo branden de begeerten van sommige men-schen ook wel tol hel hemelsche; en nogtans zijn zij van de bekoringen der zinnelijke en vleeschdijke lusten niet vrij.
En daarom, al is het, dat zij de hemelsche dingen vurig van mij vragen, geschiedt zulks toch niet geheel zuiver om mijne eer.
En zulks is dikwijls uwe begeerte^ welke zoo hevig was, gelijk gij zelf beleden hebt.
Want, wat met eigenbaat besmeurd is, is niet zuiver en volmaakt.
5. Vraag van mij, niet hetgeen u vermakelijk, maar hetgeen mij welgevallig is, en lol mijne eer dient ; want indien gij regtmatig oordeelt, moet gij mijne beschikkingen meer achten en volgen dan uwe begeerten, en al hetgeen gij kunt wensehen.
Ik weet wel, wat gij meest begeert, en heb uwe verzuchtingen dikwijls gehoord.
DERDE BOEK.
Gij zoudt reeds in de roemrijke vrijheid van Gods kinderen willen zijn, gij znudl gaarne alreeds in dat eeuwig liuis zijn, in dat hetnel-sclie vaderland, hetwelk vol vreugde is ; maar dat uur is nog niet gekomen ; er is nog een andere tijd, een lijd van strijden, van arbeid en beproeving.
Gij wenscht vervuld te zijn met, het opperste goed, maar gij kunt dit nu nog niet genieter).
Ik ben dat goed: verwacht mij, zegt de Heer, tot dat het rijk van God zal gekomen zijn.
i. Gij moet op de aarde nog beproefd en in vele dingen geoefend worden ; u zal ondertusschen eenige troost worden verleend, maar volmaakte verzadiging zult gij niet bekomen.
Versterk u zeiven, en wees gesterkt, zoo om te doen, als om te lijden, hetgeen aan de natuur tegenstrijdig is.
Gij moet eenen nieuwen mensch aantrekken, (1) en in eenen anderen mensch veranderen.
Gij zult dikwijls moeten doim hetgeen u mishaagt, cn moeten laten, hetgeen u behaagt.
Hetgeen anderen gaarne hebben , zal wel gelukken ; cn hetgeen u behaagt, zal niet goed uitvallen.
Hetgeen anderen zeggen, zal gehoord worden ; maar hetgeen gij zegt, zal voor niets geacht worden.
Anderen zullen vragen en krijgen, gij zult eischen, en niet bekomen.
3. Anderen zullen groot zijn in den mond der menschen ; maar van u zal men zwijgen.
Aan anderen zal men ambten geven, en men
\
1) Eph. IV. 24.
275
270 DE NAVOLGING VAN JEZÜS CIIBISTUS.
zal hen lot dit en dat gebruiken, maar gij zult, als tot niets bekwaam, geoordeeld worden. ^
Om dergelijke dingen zal de natuur somtijds bedroefd zijn ; doch gij zult een groot werk doen, indien gij dit zonder klagen verdraagt.
In soortgelijke dingen wordt een getrouw dienaar des Ileeren beproefd, in hoeverre hij zich zclven in alles kan verloochenen en in alles afgaan.
Er is bijna niets, waarin gij u zoo moet versterven, dan in de dingen, die tegen uwen wil zijn, te zien en te lijden, voornamelijk als u iets geboden wordt, hetwelk u onbehoorlijk en minder nuttig schijnt te wezen.
En omdat gij onder eens anders gebied gestold zijt, aan wiens overheid gij niet moogt wederstaal), zoo dunkt het u hard te wezen, dat gij naar den wil van een ander moet leven, en van ir.v eigen goeddunken in alles moet afgaan.
G. Maar overdenk, o mijn zoon, de vruchten van dezen arbeid en smarten, hoe korten lijd die zullen duren, en liet overgroote loon, dal zal volgen.
Want voor deze niets beduidende vrijwillige verloochening van uwen wil, zult gij eeuwig uwen wil in den hemel hebben.
Daar immers zult gij vinden al wat gij wilt, al wat gij zult kunnen verlangen.
Daar zal het bezit van alle goed zijn, zonder vrees van bet te verliezen.
Daar zal uw wil altoos met mij vereenigd, niets vreemds of eigens verlangen.
Daar zal niemand u wederstaan, niemand over u klagen, niemand u verhinderen, niemapd u
DERDE BOEK.
in den weg staan, maar alles wat wenschelijk is, zal daar te gelijk aanwezig zijn en uwe geheelc geneigdheid verkwikken en ten volle verzadigen.
Daar zal ik u grootc eer geven voor de ver-smaadheid en lastering, die gij hebt geleden ; vreugde voor de droefheid, en oenen verhevenen troon in het eeuwige rijk voor de laatste plaats, die gij gekozen licht.
Dan zal men de vrucht zien van do gehoorzaamheid, en den last der boetvaardigheid veranderd in blijdschap ; de ootmoedige onderwerping zal men met eeuwigen roem zien bekroond worden.
7. Buig u dus nu ootmoedig onder alle menschen, en neem niet in aanmerking, wie dit of dat geboden of gezegd heeft.
Maar sla alleen hierop wel acht, dat gij al hetgeen uwe oversten, of uws gelijken, of die minder zijn dan gij, van u verzoeken, ten goeile aanvaardt, en hetzelve met eenen opregten wil tracht te volbrengen.
Laat den eenen dit, don anderen dat zoeken ; laat den eenen zich hierin, en den anderen daarin beroemen, en van duizendmaal duizend nienschen geprezen worden ; doch wat u aangaat, verblijd u noch in dit, noch in dat; maai' verblijd u in de versmadingen van u zelvcn, in mijn welbehagen te doen, en mijne eer in alles te zoeken.
Gij moet met Paulus wenschen, dat God altijd, hetzij door uw leven, hetzij door uw sterven, verheerlijkt worde.
277
DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
L. HOOFDSTUK.
Hoc men zich in alle lijden onder de Land van God moet vernederen.
d. Dc ziek —O Hoer, mijn God, heilige Vader, wees nu en in eeuwigheid geloofd, want hot is zoo geschied, gelijk gij gewild hebt, en al hetgeen gij wilt, is goed.
Dal uw dienaar zich in u, niet in zich zeiven of in iemand anders verheuge; want gij zijt alleen de ware blijdschap, gij zijt mijne hoop, mijne kroon, mijne vreugde, mijne eer, o mijn God !
Heer, wat heeft toch uw dienaar, buiten hetgene hij onverdiend van u ontvangen heeft?'
Alles, wat gij mij gegeven en bewezen hebt, komt u toe.
Wat mij betreft, ik hen behoef tig, en van mijne jeuyd af, aan vde smarten onderworpen. (1)
Ook wordt mijne ziel soms bedroefd tot wee-nens toe ; ja, zij wordt somtijds ontsteld in, zich zelve om eenig, lijden, hetgeen zij maar vreest.
2. Ik verlang naar dc blijdschap van den vrede, ik bid om den vrede uwer kinderen, die in het licht uwer vertroosting door u gevoed worden.
Indien gij mij dien vrede geeft, en in mij uwe heilige blijdschap stort, zal de ziel van uwen dienaar vol vreugde en vurig in uwen lof zijn.
278
Maar indien gij u onttrekt, gelijk gij zeer dik-
1) Ps. LXXXVIl. 16.
DERDE BOEK.
wijls doet, kan hij den weg uwer geboden niet bewandelen, dan bnigt hij liever zijne knieën, om op zijne borst te slaan, vermits het zoo wel met hem niet gaat als te voren , toen uw licht over zijn hoofd scheen (d) en hij tegen de aanvallende bekoringen onder do schaduw uwer vleugelen (2) beschermd werd.
o. O regtvaardige Vader, die altijd gedankt cn geloofd moet wezen, het uur is gekomen, dat uw dienaar moet beproefd worden.
Beminnenswaardige Vader, het is billijk, dat uw dienaar nu iets om u lijde.
O Vader ! die altijd moet geeërd zijn, het uur is gekomen, hetwelk gij van in eeuwigheid voorzien* hebt, dat uw dienaar uiterlijk zoude verdrukt worden, maar evenwel steeds inwendig bij u zou leven.
Dat hij dan een weinig tijds versmaad en vernederd, en voor niets bij de menschen geacht zij ; dat hij verteerd worde door lijden en ziekten, opdat hij wederom met u in den dageraad van een nieuw licht verrijze, en in den hemel in heerlijkheid en klaarheid verheven worde.
Heilige Vader, gij hebt het alzoo geschikt en gewild, cn wat gij bevolen hebt, is geschied.
•i. Dit is eene gunst, die gij uwen vrienden bewijst, als zij om u op deze wereld moeten lijden en verdrukt worden, en dit zoo dikwijls, en in zulker voege en door zulke personen, als het u belieft.
Want zonder uw raadsbesluit, zonder uwe
1) Job XXIX. 3.
2) Pa. XVI. S.
27!)
280 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
voorzienigheid en zonder reden geschiedt er niets op aarde.
O lieer, het is goed, dat gij mij vernederd heit, opdat ik uwe reglvaardigheid leere leunen (I) en opdat ik allen lioogmoed en vcrnietclhcid des harten verwerpe.
liet Is mij zalig, dat mijn aangezigt met groote schaamte worde overdekt, opdat ik mijnen troost meer bij u dan bij de menschen zoeke.
Hieruit heb ik ook uwe ondoorgrondelijke oordeclen leeren vreezen : want gij straft, echter niet zonder regt en regtvaardigheid, den regtvaardige met den booze.
ö. Ik dank u, omdat gij mij in mijne misdaden niet gespaard, maar gekastijd hebt met zware slagen, daar gij mij met vele smarten overlaadt en uil-en inwendige benaauwdheden laat overkomen.
Er is niemand van de menschen, die mij kan troosten, dan gij alleen, mijn Heer en God, he-melschc geneesheer der zielen ! die kwetst en geneest, die ons leidt lot aan de poorten der hel en van daar wederhrengt. (2)
Uwe kastijding is over mij gekomen, en uwe roede zul mij onderrigten, (5)
0. JCie, o lieve Vader t ik ben in uwe handen, ik buig mij onder de roede uwer kas-lijding.
Sla mijnen hals en mijne schouders, opdat ik mijiien verkeerden wil naar den uwe buige.
Maak mij, even als gij voorheen nog hebt gedaan, eenen ootmoedigen eu goedwilligen leerling, opdat ik volgens uwen wil wandele en leve.
1) Ts. 118 v. 17.
2) Dcut. XXXII. 39 en 1 lieg. 11, C.
s; Ps. XVII. 36.
DEUDE BOEK.
Ik beveel mij zeiven mi al hetgeen mij aangaat, aan u, opdat gij mij verbetert: want het is veel beter hier, dan hiernamaals gekastijd te worden.
Gij weet alle dingen in hot algemeen cn in het bijzonder , cn voor u is er niets in het geweten van den mensch verborgen.
Gij weet de toekomende dingen eer. zij geschieden en liet is niet noodig , dat iemand u onderrigte of vermanc over al hetgeen er op aarde voorvalt.
Gij weet , wat mij tot mynen voortgang dienstig is , cn hoe zeer de bekoring noodzakelijk is om mij van de roest der ondeugd te zuiveren.
Doe dan met mij naar uwen beminnelijken wil , eu versmaad mij niet om mijn zondig leven , hetwelk niemand beter kent dan gij.
7. Heer , geef mij , dat ik wete , wat ik moet weten ; dat ik henunne hetgeen ik moet beminnen ; dat ik prijze , hetgeen u het meest behaagt, dat ik achte , hetgeen bij u dierbaar is , en dat ik versmade , hetgeen in uwe oogen verachtelijk is.
Laat mij niet naar den inwendigen schijn der oogen , noch volgens het gezag der onverstandige mcnschen oordeelen : maar geef mij , dat ik door een waarachtig oordeel cn kennis het ligchamelijfce van liet geestelijke onderscheidc, en boven alle dingen uw goddelijk welbehagen zoeke.
8. De inenschen zijn dikwijls in hun oordeel bedrogen ; cn de wereldminnaren worden ook bedrogen door het zinnelijke te beminnen.
281
282 DE NAVOLGING VAN JEZL'S CHRISTUS.
Is een menscli daarom beier als hij door oenen anderen groot geaclit wordt ?
De eene bedrieger bedriegt den anderen , de eene hoovaaidigc streelt den anderen , de eenc blinde leidt den anderen mis , de eene zieke verzwakt den anderen , als zij elkander ijdelen lof toezwaaijen ; en liet dient hun waarlijk tot schande , als zij elkander zoo dwaas prijzen.
Want gelijk de ootmoedige Franeiscus wel zegt : zoo groot als een inensch in uwe oogen is, o Heer ! zoo groot is hij , en niets meer.
Bat men zich in invrenclige kleine werken moet oefenen als men in dorheid verkeert.
1. Christus. —Zoon ! gij kunt niet altijd denzelfden vurigen ijver voor de deugd gevoelen, noch u in den hoogen trap der beschouwing en godvruchtigheid behouden , maar de natuurlijke bedorvenheid dwingt u somtijds neder te dalen tol lagere oefeningen , en den last van dit ster-iclijk leven, ook legen uwen dank en roet groot verdriet te dragen.
Zoo lang gij dit sterfelijk ligchaam draagt , zult gij veel verdriet en bezwaarnis des harten gevoelen.
Gij moet dan , zoo lang gij dit ligchaam draagt, dikwijls over den last des ligchaams zuchten , die belet , dat gij u nietaltijd en onophoudelijk met geestelijke oefeningen en goddelijke beschouwingen kuntouledig houden.
2. Alsdan zal het voordeelig zijn u lot ootmoedige en uitwendige oeteningen te begeven,
DERDE BOEK. 285
en u zeiven te vermaken met goede werken , cn mijne wederkomst en henielsehe bezoeking met een vast belrouwen , te vervvaeliten , en uwe ballingscliap er.' dorheid van gemoed geduldig te verdragen , tot dat gij wederom van mij bezocht en van aile benaauwdheden verlost wordt.
Want ik zal u al den verleden arbeid doen vergeten , cn inwendige rust doen genieten.
Ik zal de selioone weide der heilige Schrift voor u openen , opdat gij met blijmoedigheid zoudt beginnen den weg mijner geboden te bewandelen.
En dan zult gij met den 11. Paulus zeggen : Het lijden van desen tijd is niet te vergelijken hij de heerlijkheid, die hier namaals in ans zal geopenbaard worden. (1)
Dat de menscli zich niet cenigen troost waardig maar eerder strafschuldig moet achten.
1. De ziel — lieer, ik ben uwe zoete vertroosting of goddelijke bezoeking niet waardig , en daarom handelt gij met mij volgens mijne verdiensten, als gij mij verlaten cn ongetroost laat.
Want al konde ik eene zee van tranen storten dan zou ik uwe vertroosting nog niet waardig zijn.
Ik ben derhalve niet anders waardig dan gekastijd en gestraft te worden , omdat ik u dikwijls en zwaar vergramd , en in veel dingen misdaan heb.
1) Bom. 8. v. 13.
284 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Als ik bet dus wel overdenk, verdien ik niet den allerminslcn troostte liebben.
Maar gij , o goedertieren en genadige God , die niet wilt, dat uwe werken verloren gaan , gij , om de rijkdommen van uwe goedheid over de vaten der barmhartigheid te toonen , (1) gewaardig u , uwen dienaar , zonder ecnige verdiensten te vertroosten , met cenen troost, die alle rncnschelijk versland te boven gaat.
Want uwe vertroostingen zijn niet gelijk den (roust der menschen , dien zij door woorden aan elkander geven.
2. Heer , waar heb ik het verdiend , dat gij mij eenigen hcmelsehen troost zoudt verleenen ?
ilet gelieugt mij niet , dat ik iets goeds gedaan heb , maar wel, dat ik altijd zeer geneigd ben geweest tot kwaad , en traag om mij te beteren.
Dit is waar , ik kan het niet loochenen , en zoo ik anders sprak . zoudt gij tegen mij opstaan , en niemand zou tor mijner verdediging kunnen spreken.
Wat heb ik toch anders , voor mijne zonden,, dan do hel en het eeuwige vuur verdiend ?
Ik beken in waarheid, dat ik alle bespotting en versmading waardig ben, en onder het getal uwer dienaren niet behoor gerekend te worden.
En ofschoon ik zulks niet gaarne hoor , wil ik nogtans , volgens de waarheid , tegen mij zeiven mijne zonden belijden , opdat ik daardoor des te beter genade verwerve.
5. Wat zal ik zeggen , ik , die een pligtig en met schaamte overdekt menseh ben ?
Ik heb geenen mond dan om slechts deze 1) Rom. IX. 28.
DERDE BOEK.
voorden te spreken : ïk heb gezondigd, Heer , ik heb gezondigd ; wees mij genadig , en vergeef mij.
Laat mij toch een weinig tijds mijne zonden heweenen , eer ik naar dat duister gewest ga , hetwelk geheel met de schaduw des doods bedekt is. (1)
Wal vraagt gij meer van den zondaar , dan dat hij berouw hebbe , en zich over zijne zonden verncdere ?
Door liet waarachtige berouw en de vernedering des barton komt de hoop van vergiffenis, wordt het ontsteld geweten in vrede gesteld, de verlorene genade herkregen , de mensch tegen de toekomende gramschap beschermd , en de boetvaardige ziel met God den Heer door eene heilige omhelzing verzoend.
4-. O Hoor , een ootmoedig berouw over de zonde is voor u eene welgevallige offerande , die aangenamer geur verspreidt , dan de wierook.
Dit is ook kostelijke balsem , dien gij over uwe heilige voelen hebt laten storten. (2) want een vernederd en vermorzeld hart hebt gij nooit versmaad.
Dit is de plaats van toevlugt om van de woede onzer vijanden beschermd te zijn. (5)
Daar wordt verbeterd en afgewasschen , al hetgeen te voren verkeerd en besmet was.
LUI. HOOFDSTUK.
Dat de genade cler godvruchti^lieid zich niet vereenigt met het najagen van aardsche genoegens.
■1. Christus. — Zoon , mijne genade is van
1) Job. 10, v. 20 en 21.
2) Joan. XIT. 3.
3; Ps. L. 10.
285
286 DE NAVOLGING VAN JEZUS Cnr.lSTL'S.
Si'oote waarde , zij wil niet vermengd worden met andere dingen of met aardsche vertroostingen.
Daarom moet gij alle beletselen der genade van u werpen , indien gij haren invloed wilt ontvangen.
Zoek de afzondering , en wees gaarne met u zeiven alleen ; zoek geene zamenspraak met iemand, maar stort liever godvruchtig uw gebed tot God , opdat gij altijd een rouwmoedig hart en een rein geweten moogt houden.
Acht de geheele wereld ais een niet en verkies boven alle uiterlijke dingen , gedurig bezig te zijn met God.
Want gij kunt met mij niet bezig zijn , en u tevens met uitwendige dingen vermaken.
Gij moet u kunnen afzonderen van uwe kennissen en vrienden , eu uw hart ledig houden van alle tijdelijke genoegens. (1)
Alzoo vermaant ons de H. Petrus , dat de ge-loovigen zich , als pelgrims en vreemdeling , en op deze wereld moeten houden.
2. O welk een groot betrouwen zal hij in fijnen laatsten stond hebben , die aan de wereld niet gehecht is !
Maar een zwak gemoed kan nog niet alzoo van alles gescheiden zijn , en de zinnelijke mensch kent de vrijheid van den inwendigen mensch niet.
Nogtans moet hij , die waarlijk geestelijk wil zijn , zich zoo van vreemden als van vrienden, afscheiden , en zich voor niemand zoo zeer wachten , als voor zich zclven.
i; l. Petr. II. li.
DERDE BOEK.
Indien gij u zeiven volkomen overwint , zult gij liglelijk over alle andere dingen zegepralen.
Zich zeiven tc overwinnen is de volmaakte zegepraal.
Die zich zelven zoo in bedwang kan houden, dot de zinnelijkheid aan de rede , en de rede in alles aan mij onderdanig is , is de verwinnaar van zioh zelven en de heer der wereld.
5. Indien gij lot deze volmaaklheid verlangt te komen , moet gij vroom beginnen , en de hijl aan den wortel stellen , om alle ongeregelde neigingen , die gij tot u zelven en tot alle vergankelijk goeil hebt, te ^ ernieligen
Want van dit gebrek, te weten , dat de mensch zich zelven te zeer bemint, hangt bijna alles af, wat w ij geheel moeten overwinnen.
En als dit gebrek zal overwonnen zijn , zal er terstond in ons hart groote vrede en rust wezen.
Maar omdat weinige mensehen trachten zich zelven volkomen te versterven en zich len eene-maal te verlaten , daarom blijven zij in zich zelven vcnvurd , en kunnen boven zich zelven in deu geest niet verheven worden.
Doch hij , die in de volle vrijheid des genioeds met mij wil verkecren , moet al zijne kwade en ongeregelde neigingen geheel dooden , en aan geen schepsel , door de zinnelijke genegenheden, verknocht blijven.
LIV. HOOFDSTUK,
Gver do tegenstrijdige bewegingen der natuur en der|genade.
1. Christus. — Zoon , let naarstig op de bewegingen der natuur en op die van de genade :
287
288 DE NAVOLGING VAN JEZfS CHRISTUS.
want zij zijn elkamlei' zeer tegcnstrijilig , en bewegen ons op eene bedekte wijze ; ja , zij kunnen naauwelijks door eenen geestelijken en verlichten menscii onderscheiden worden.
Alle mensehen bcgeeren wel het goede, en trachten in alle hunne woorden of werken iets goeds le bekomen ; maar door den schijn van het goede worden er velen bedrogen.
2. De natuur is listig , zij trekt , verdrukt en bedriegt vele mensehen , en altijd heeft zij voor doelwit zich zeiven le voldoen.
De genade gaat eenvoudig voort , zij wacht zich van allen schijn van kwaad , zij gebruikt geene listen , en doet alle dingen zuiver om God,in wien zij, als in haar einde , berust.
3. Ue natuur wil zich niet versterven , zij wil noch gedwongen , noch overmeesterd, noch onderworpen zijn, noch onder iemands bedsvang staan.
De genade tracht zich in alles le versterven, zij wederstaat de zinnelijkheid j zij is gaarne onderworpen ; zij wenscht getemd te zijn , en verzaakt aan het gebruik harer eigene vrijheid ; zij is gaarne onder bedwang der goede besturing, zij zoekt niemands overste te zijn , maar allijd te leven , te slaan en le blijven onder do afhankelijkheid van God , en zij is bereid , om den wil van God , zich onder alle mensehen te buigen.
-i. De natuur zoekt altijd haar e.gen voordeel en geeft altoos acht, welk voordeel zij van een ander kan trekken.
De genade neemt niet in aanmerking wat haar voordeelig is , maar eerder wat aan vele mensehen tot nut kan dienen.
DERDE BOEK.
5. De natuur is gaarne geëerd en geacht.
De genade geeft alle eer en roem getrouw aan God.
6. De natuur vreest de beschaming en de verachting.
De genade verblijdt zich , dat zij om den naam Jezus versmaadheden mag lijden.
7. De natuur bemint de ledigheid en de lig-chamelijke rust.
De genade kan niet ledig zijn , maar omhelst den arbeid met vreugde.
8. De natuur zoekt hetgeen aardig , schoon en net is , en heeft cenen afkeer van het grove en het geringe.
De genade schept behagen in hetgeen eenvoudig en nederig is ; zij venverpt niet hetgeen ruw en grof is , en weigert niet versleten kleederen te dragen.
9. De natuur ziet op het tijdelijke , is blijde in tijdelijk gewin , eu bedroefd in schade, en wordt om een smaadwoordje gestoord.
De genade betracht liet eeuwige , en is niet aan het tijdelijke verkleefd, of wordt om deszelfs verlies niet bedroefd ; zij wordt ook niet verbitterd door harde woorden ; want zij heeft in den hemel , alwaar niets verloren gaat, haren schat en hare blijdschap.
10. De uatuur is gierig , en ontvangt liever dan zij geelt; zij heeft genoegen in eigene en bijzondere dingen.
De genade is mild en deelt gaarne aan anderen mede ; zij vliedt het zonderlinge , is met ■weinig te vreden , en oordeelt, dat het zaliger is te geven , dan te ontvangen. (1)
ij Act. ÏX. 35.
289
13
290 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS,
H. De natuur is geneigd lot de schepselen, tot haar ligchaam , de ijdelhcid en de verlusti' gingen.
De genade keert zich tot God en tot de deugd; zij verlaat de schepselen , vliedt de wereld, haat de lusten van het vlcesch , en is niet uitgelaten; zij is beschaamd zich in algemcene bijeenkomsten te toonen.
12. De natuur heeft gaarne eenige uitwendige verkwikking , waarin zij haar zinnelijk vermaak kan vinden.
De genade wil van God alleen vertroost worden , en zich boven alle zigtbare dingen in dat opperste goed verblijden.
13. De natuur doet alles om gewin en eigenbaat , zij kan niets doen om niet, maar als zij iemand iets goeds doet, hoopt zij iets evengoed, of iels beters weder te krijgen, of wel roem en lot te bekomen ; ook wil zij , dat men hare giften groot achte.
Maar de genade zoekt niets tijdelijks , en vraagt niets anders voor loon dan God alleen ; zij wenscht niets meer te hebben van de ligchame-lijke noodwendigheden , dan voor zoo veel haar die dienstig zijn om het eeuwige goed te bekomen,
M. De natuur verblijdt zich in de nienigtc van vrienden en nabestaanden , zij beroemt zich over den adel van haren stand en van haar geslacht, zij vleit de magligen , streelt de rijken , en prijst baars gelijken.
De genade bemint zelfs hare vijanden , zij ver-beft zich niet , omdat zij vele vrienden heeft , zij acht geene adelijke afkomst , ten zij de deugd daarin worde aangetroffen.
DERDE BOEK.
Zij is den arme gunstiger dan den rijke , zij heeft meerdere genegenheid tot den schuldelooze dan tot denmagtige ; zij verblijdt zich met de regtzinnigen; zij verfoeit de bedriegers , en vermaant de goeden, opdat zij hun best zouden doen om tot meerdere genade en volmaaktheid te geraken , en om door de deugden in alles aan Gods Zoon gelijkvormig te worden.
15. De natuur klaagt ligt over gebrek en ongemak.
De genade lijdt geduldig de behoefte.
16. Do natuur trekt en keert alles tot haren eigenbaat, zij strijdt en twist voor zich zelve.
De genade stiert ailes tot God , van wien alles voortkomt als van zijnen eersten oorsprong ; zij schrijft zich zeiven geen goed toe , zij is niet vermetel , zij twist niet, zij stolt haar gevoelen niet boven dat van anderen , maar onderwerpt hetzelve aai het oordeel en de eeuwige wijsheid van God.
17. De natnur is driftig om verborgen zaken te weten en nieuws te hooren ; zij wil uitwendig te voorschijn komen , en door hare zintuigen vele dingen kennen en ondervinden; zij zoekt vermaard en bekend te zijn , en datgene te'doen , waardoor zij lof en verwondering bij de menschen verwerft.
De genade zoekt geene nieuwsgierigheid of aardige dingen te hooren ; want zij weet, dat deze begeerte uit den ouden deesem der erfzonde gesproten is, dewijl er niets nieuws, noch duurzaams op deze wereld is te vinden.
De genade leert de zintuigen bedwingen en alien roem en ijdel zelfbehagen schuwen ; zij leert alles, wat loffelijk en bewonderingswaardlg is , ootmoedig verbergen ; zij leert in alle zaken en in alle
291
292 DE NAVOLGING VAN JEZÜS CHRISTUS.
wetenschap het voordeel der zielen , en Gods lof en eer te zoeken.
Zij begeert niet , dat zij of hare werken geprezen worden ; maar dat God , die alles uit loutere mildheid verleent, voor zijne gaven gedankt zij.
d8. De genade is een bovennatuurlijk licht, en cene bijzondere gaaf van God; zij is het eigentlijke kenteeken der uitverkorenen en het onderpand der eeuwige zaligheid , zij verheft den niensch van het aardsche , om het hemelsche te beminnen , en maakt van den vleeschelijken mensch eenen geestelijke.
Iloe mcerdus de natuur bedwongen en overwonnen wordt , des te overvloediger wordt er de genade ingestort, en des te meer maakt zij den inwendigen mensch gedurig door nieuwen invloed gelijkvormi-ger aan het beeld van God.
XXIII. HOOFDSTUK.
Over de bedorvenheid der natuur en de kracht der genade.
•1. De ziel. — Heer , mijn God , die mij naar uw beeld en uwe gelijkenis hebt geschapen , verleen mij de genade . die gij mij betuigd hebt zoo groot en zoo noodig tot mijne zaligheid te; zijn, opdat ik mijne booze natuur , die mij altijd tot mijn verderf trekt, overwinne.
Want ik gevoel in mijn vlecech eenc wet der zonde, die tegen de wet van mijnen geest strijdt, (1) en mij gevangen wegleidt om de zinnelijkheid in vele dingen te gehoorzamen. Ook kan ik hare driften niet wederstaan, ten zij uwe heilige driften
1) Eom. VII. 23.
DERDE BOEK..
vurig in mijn hart gestort worden en mij onderschragen.
2. Uwe genadï, o Heer ! ja uwe groote genade is mij noodig om de natuur, die van jongs af zoo geneigd is tot het kwaad (1) te overwinnen.
Want door Adam, den eersten mensch, is zij gevallen, en, door de zonde bedorven, is deze vlek en bedorvenheid door hem in alle menschen overgegaan, zoo dat de natuur, die eerst regt en heilig door u geschapen was, nu genomen wordt voor gebrek en zwakheid van eene bedorvene natuur, omdat hare bewegingen, als zij aan zich zelve overgelaten wordt, ons altijd tot het kwade en tot het aardsche trekken.
De geringe krachr,, die haar is overgebleven, is slechts een vonkje vuurs, hetwelk onder de asch verborgen is.
Dit vonkje is de natuurlijke rede, welke, met eene dikke duisternis omgeven, echter nog het goed van het kwaad, de waarheid van de valsch-heid kan onderscheiden, hoezeer zij magteloos is om te volbrengen^ietgeen zij voor goed of voor het beste houdt, omdat zij de volle kennis van de waarheid niet meer bezit, en omdat al hare bewegingen zwak zijn.
3. Hierdoor is het. o mijn God ! dat ik, volgens den imvendiyen mensch, in uwe wel vermaal: heb (2) dewijl ik weet, dat uw gebod, hetgeen alle kwaad berispt, en ons de zonden leert vermijden, regt-vaardig en heilig is.
293
Maar in mijn vlcesch dien ik meer de wet der zonde (3) wanneer ik meer mijne zinnelijkheid dan de rede gehoorzaam.
1) Gen VIII. 21. 3) liom. Vil. 25. 3) Kom. 8, 25.
294 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Hierdoor is het, dat ik wel de begeerte tol het goede heb, ■ maar de magt niet vind om het goede le volbrengen. (1)
Hierdoor komt het, dat ik dikwijls vele goede voornemens maak, maar, omdat mij de genade ontbreekt om mijne zwakheid te helpen, wijk ik terug voor eenen kleinen wederstand, en ik ver-flaauw.
Hierdoor komt het ook, dat ik den weg der volmaaktheid wel weet, en klaar genoeg zie, hoe ik behoorde te leven ; maar door het gewigt mijner bedorvenheid nedergedrukt, kan ik mij niet verheffen tot hetgeen volmaakter is.
O Heer, hoe zeer is mij uwe genade noodig,-, om het goede te beminnen, daarin voort le gaan, en hetzelve te volbrengen !
Want zonder uwe genade kan ik niets doen, maar alle dingen vermag ik in u, wanneer gij mij versterkt.
O hemelsche genade, zonder welke er geene verdiensten te bekomen, noch eenige gaven der natuur te achten zijn !
Alle kunsten, rijkdommen, schoonheid of sterkte, vernuft of welsprekendheid zijn voor u, o Heer, zonder uwe genade, van geene waarde.
Want de gaven der natuur zijn aan de goeden en kwaden gemeen ; maar de genade of liefde is de bijzondere gaaf der uitverkorenen, en zij, die daarmede geteekend zijn, zijn waardig tot het eeuwige leven te komen.
Deze genade is zoo verheven, dat zonder haar noch de gaaf der voorzegging, noch de magt om wonderen te verrigten, noch alle hooge beschouwingen geacht worden.
DERDE BOEK. 29S
Het geloof zelfs, de lioop of andere deugden, zfjn u, o Heer, zonder de genade en liefde niet aangenaam.
5. O allerzaligste genade, welke hem, die arm van geest is, rijk in deugden, en dengenen, die rp in deugden is, ootmoedig van harte maakt!
Kom en daal in mij neder, vervul mij met uwen troost, opdat mijne ziel door vermoeidheid en dorheid des gemoeds niet bezwijke.
Ik bid u, o Heer, laat mij in uwe oogen genade vinden ; want uwe genade is mij genoeg, al had ik de andere dingen niet, die de natuur verlangt.
Want al word ik met vele bekoringen gekweld, zoo zal ik echter niet vreezen, als uwe genade met mij is.
Zij is mijne sterkte, zij geeft mij raad en hulp. Zij is magtiger dan al mijne vijanden, en wijzer dan al de geleerden der wereld.
6. Zij is de meesteres van de waarheid en van de goede zeden, het licht des harten, de troost in de lienaauwdheid ; zij verdrijft de droefheid, zij verwijdert de vrees, zij is de voedster der godvruchtigheid en de moeder der vertroostende tranen.
Wat ben ik, zonder haar, als een dor hout en een onnutte struik, enkel geschikt om uitgeroeid te worden ?
Dat dan, o Heer, uwe genade mij altijd voor-kome, altijd volge, en mij gedurig in goede werken vurig en aandachtig make, door Jezus Christus, uwen Zoon. Amen.
296 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
LVI. HOOFDSTUK.
Dat men zich zeiven moet verloochenen, Christus navolgeni en zijn kruis met hem dragen.
1. Christus. — Zoon, hoe meer gij u zelven verloochent, des te meer gij in mij zult blijven.
Gelijk de inwendige vrede daarin bestaat, dat men inwendig niets verlangt, zoo wordt men met God vereenigd, met inwendig zich zelven te verlaten.
Ik wil , dat gij u volkomen aan mijnen wil, zonder klagen of morren leert overgeven.
Vb Uj mij, ik ben de weg, de waarheid en het leven. (1)
Zonder weg gaat men niet, zonder waarheid kent men niet, zonder het leven heeft men niets.
Ik ben de weg, dien gij moet volgen, de waarheid, die gij moet gclooven, het leven, hetwelk gij moet hopen.
Ik ben de weg, die niet verleidt, de waarheid, die nimmer mist, het leven, hetwelk nooit eindigt.
Ik ben de regte weg, de opperste waarheid, het waarachtige leven, het gelukzalige en het ongeschapene leven.
Zoo gij in mijnen weg blijft wandelen, zult gij de waarheid kennen, de waarheid zal u vrij maken (2) en gij zuil tot hel eeuwige leven komen.
2. Maar zoo gij tot het eeuwige leven wilt komen, onderhoud dan de geboden. (3)
Wilt gij de waarheid kennen, geloof dan mijne woorden,
1) Matth. IX. D an Joan. XIV. 6.
2j Joann. VIII. 31-33.
3) Matth. 19. v. 17.
DERDE BOEK.
Wilt gij volmaakt zijn, verkoop al hetgeen gij hebt. (1)
Wilt gij mijn leerling zijn, verloochen u zeiven. (2)
Wilt gij het eeuwige leven bezitten, veracht het tijdelijke.
Wilt gij in den hemel verheven zijn, verneder u oj) aarde.
Wilt gij met mij heerschen, draag uw kruis niet mij.
Want alleen de minnaars van het kruis vinden den wog der zaligheid en het ware licht.
3. De ziel. — O Heer Jezus, aangezien uw leven zoo streng en versmaad is geweest bij de wereld, geef mij de genade, om u na te volgen, en van de wereld versmaad te zijn.
Want de leerling is niet grooter dan zijn meester, en de knecht niet boven zijnen heer. (3)
Dal dan uw dienaar zich gedurig in uw leven oefene, want daarin is mijne zaligheid en de ware heiligheid te vinden.
Al hetgeen, wat ik buiten uw leven lees of hoor, kan mij niet verkwikken, noch volkomen vermaken.
4. Christus. — Zoon, dewijl gij alles, hetgeen mijn leven aangaat, gelezen hebt. zult gij gelukkig zijn, zoo gij hetzelve beoefent. (4)
Wie mijne geboden kent en dezelve onderhoudt, die bemint mij, en ik zal hem ook beminnen, en tjiij aan hein kenbaar maken (ö) en heui met mij in het rijk mijns Vaders doen zitten.
1) Matth. XIX. 21.
2) Luc. IX. 23.
3^ Joan. XIII. IC en Matth. X. 24.
•i; Joan. XIII. 17.
6) Joan. 14 v. 21.
297
13,
298 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
5. De ziel.—O Heer Jezus, laat mij dit gcschieden gelijk gij dit gezegd en beloofd hebt, en maak mij dit oneindig geluk waardig.
Ik heb het kruis uit uwe hand ontvangen, en zal het tot den dood toe dragen, gelijk gij het mg opgelegd hebt.
Het leven van den kloosterling is waarlijk een gedurig kruis, maar het leidt tot het paradijs.
Wij hebben den weg begonnen, wij mogen niet terng deinzen, noch denzclven verlaten.
6. Welaan dan. broeders, gaan wij te zamen voort, en Jezus zal met ons zijn.
Wij hebben dit kruis opgenomen om Jezus wil, laat ons hetzelve ook, om Jezus, blijven dragen.
Hij, die onze leidsman en voorganger is, zal ook onze helper wezen.
Zie, onze Koning gaat ons voor, (1) hij zal voor ons strijden.
Volgen wij hem manmoedig, niemand vreezende, laat ons bereid zijn om dapper in den strijd te sterven ; en laat ons onzen roem zulke vlek en schande niet aandoen (2) dat wij van het kruis zouden vlugten.
LV1I. HOOFDSTUK.
Dat men niet kleinmoedig moet zijn, als omi kwellingen en bekoringen overkomen.
1. Christus. — Zoon, het geduld en de ootmoedigheid in tegenspoed behagen mij meer ; dan vele vertFoostingen en godsvrucht in voorspoed.
1) 1 Reg. XII. 2.
7) 1 Mach. IX. 10.
DERDE BOEK. 299
Waarom bedroeft gij u zoo in eene geringe zaak , die tegen u gezegd wordt ?
Al ware het nog veel grooter geweest , moest gij u daarom niet ontstellen.
Maar laat dit nu varen : het is het eersteniet, noch iets nieuws , dat gij nu te lijden hebt, of het zal het laatste niet zijn , indien gij lang leeft.
Gij zijt zeer kloek , zoo lang u geene zwarigheid overkomt.
Gij weet anderen wel te raden en te versterken, maar als de bekoring u onverwachts overvalt, ontbreekt u raad en kracht.
Bemerk uwe groole broosheid , die gij dikwijls in kleine tegenheden ondervindt; geloof nogtans, dat, als u die overkomen , , alles om uwe zaligheid geschiedt.
2. Stel alle kwellingen uit uw gemoed , zoo gij best kunt , en indien gij er van geraakt zijt, geef u daarom niet als overwonnen , maar maak er u aanstonds van af.
Verdraag ze ten minste geduldig , zoo gij dezelve niet gaarne kunt lijden.
Indien gij iets niet gaarne hoort , en daardoor eenige gramschap begint te gevoelen , wederhoud u , en laat geene ongeregelde woorden , waardoor de zwakke menschen verergerd worden , uit uwen mond gaan.
Alzoo zal deze ontsteltenis uws harten weldra vergaan , en uwe Inwendige zwarigheid zal door mijne genade verzacht worden.
Ik leef nog , en ben bereid u te helpen , en nog meer te troosten , dan ik tot dusverre gedaan heb , indien gij oj) mij betrouwt en mij vurig aanroept. lt;
300 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
5. Wees dan standvastiger, en bereid u tot grootere lijdzaamheid.
Het is daarom niet alles verloren al is liet, dat gij dikwijls zware bekoring of lijden gevoelt.
Gij zijt mensch , en geen God ; gij zijl vleeseli, en geen Engel.
Hoe zoudt gij alüjd in denzelfden staat van deugd kunnen blijven , daar dit aan den Engel in den hemel, en aan den eersten mensch in liet Paradijs ontbroken heeft ?
Ik ben het , die de bedrukten vertroost ; en degenen , die hunne eigene zwakheid kennen en belijden , maak ik deelachtig aan mijne goedheid.
i. De ziel. — Gezegend zij uw heilig woord , o Heer, dat zoeter is in mijnen mond, dan honig en honigraat. (I)
Wat zou ik doen in zoo veel benaauwdheden, in bekoringen, die talrijk en groot zijn , indien gij mij door uwe heilige woorden niet versterktet ?
Wat is er mij aan gelegen , wat en hoeveel ik eindelijk geleden heb , als ik maar tot de haven der eeuwige zaligheid gerake !
Verleen mij slechts een zalig einde , en een» zalig verscheiden uit deze wereld.
Heer , wees mij gedachtig , en leid mij door den regten weg tot het rijk uvvs Vaders. Amen.
XXIX. HOOFDSTUK..
Dat men de dingen, die boven ons zijn , of do geheime oor-deelen van God niet moot zoeken te doorgronden.
1. Christus. — Zoon , wacht u van verhevene dingen of de verborgene oordeclen van God te
i) Ps XVIII. 11.
DERDE BOEK.
onderzoeken; waarom deze niensch zoo verlaten , eu gene aangenomen wordt tot zulke groote genade; waarom deze zoo veel te lijden heelt, en gene zoo overladen is met voorspoed.
Deze dingeti gaan alle menschelijk verstand te boven , en geene reden of vernuft is in slaat , Gods oordeclen te doorgronden.
Als de booze vijand u zulks ingeeft , of als nieuwsgierige menschen u daarnaar vragen , antwoord li;m met den profeet; Heer (1) gij zijt reytvaardkj en reyt in al uwe oordcelen. Zeg ook : De onrdeelen des Hoeren zijn waarachtig in zich zeiven (2).
Mijne oordcelen moeten niet onderzoelit , maar gevreesd worden , dewijl zij voor het menschelijk verstand onbegrijpelijk zijn.
2. Wil ook niet onderzoeken of twisten over de verdiensten der Heiligen : wie van hen de heiligste is , of de hoogste in het rijk der hemelen.
Zulke dingen veroorzaken dikwijls vele nut-telooze redetwisten , en zij ontsteken ook den hoogmoed en den ijdelen roem , waaruit haat en tweedragt voortspruiten , als de cene dezen en tie andere eenen anderen Heilige laatdunkend wil verheffen.
Dergelijke dingen tc willen onderzoeken en te weten , brengt gfien voordeel hij , ja het mishaagt zelfs den Heilige : want ik ben geen God van tweedragt , maar van vrede , en deze vrede is meer gelegen in den waren ootmoed , dan in da verheffing van zich zclven.
5. Sommigen w orden meer getrokken totdezen
1) Psalm HS. r. 137.
2) Ps. 13. v. 10.
301
302 DE NAVOLGING ViN JEZUS CniUSTUS.
of genen Heilige , doch door eenen meer raensche-lijken dan goddclijken ijver.
Ik ben liet , die alle Heiligen geschapen heb; ik heb hun de genaden gegeven , ik heb hun de glorie uitgedeeld.
Ik ken de verdiensten van iedereen ; ik heb hen met de zoelheid van mijnen zegen voorkomen.
Ik heb mijne geliefden in mijne voorzienigheid voor alle eeuwen gekend. Ik heb hen verkoren en uit do wereld gelrokken (1) en zij hebben mij niet eerst verkoren.
Ik heb hen door mijne genade geroepén , ik heb hen tot mij getrokken door barmhartigheid, en hen door vele bekoringen lot het einde toe gebragt.
Ik heb hun voorname vertroostingen ingestort, ik heb hun de volharding verleend en hun geduld gekroond.
Ik ken hen allen van den eersten tot den laatsten , en ik bemin hen allen met eene onuitsprekelijke liefde.
Ik moet in al mijne Heiligen geloofd worden; ik moet geëerd worden boven hen allen en in hen allen , welke ik , zonder eenige voorgaande eigene verdiensten zoo roemrijk verheerlijkt en voorbeschikt heb.
Hij dus , die een mijner minste vrienden veracht , eert den meesten ook niet : want ik heb den minsten zoo wel als den meestcn geschapen.
En hij , die te kort doet aan een mijner Heiligen, doet aan mij le kort , en aan de anderen , die in den hemel zijn.
I) Joan XV. 19.
DERDE BOEK.
Zij Etjn allen door den liefdeband vereenigd , zij hebben één gevoelen en éénen wii, en beminnen elkander in mij alleen.
ö. Maar hetgeen veel meer is, zij beminnen mij nog meer dan zichzelven en hunne vêp-diensten.
Want buiten zich zelven verrukt, en buiten hunne eigene liefde getrokken , verliezen zij ?ich gebeel in mijne liefde en rusten daarin met blijdschap.
Niets kan hen afkoeren of nederwaarts trekken : want zij zijn vervuld met de eeuwige waarheid, en branden door het vuur eener onuitbluschbare liefde.
Dat de vleeschelijke en zinnelijke menschen , die niets anders welen te beminnen dan hunne eigenbaat , van den staat der heiligen zwijgen.
ZÜ geven en ontnemen den Heiligen volgens hun eigen goeddunken, en niet volgens dat hel aan de eeuwige waarheid belieft.
G. Veel menschen zijn zeer onwetend en weinig verlicht , om le weten en te bevatten , wat het is, iemand met eene volkomene geestelijke liefde le beminnen.
Zij worden tot dezen of genen Heilige gedreven door natuurlijke genegenheid en menschelijke vriendschap , door zich in te beelden , dat het in den hemel gaal , gelijk zij bier gewoon zijn te handelen op de wereld.
Maar er is een oneindig verschil tusschen de kennis, der volmaakte menschen en tusschen dc kennis , die de volmaakten van God door eene hemelsche verlichting ontvangen.
7. Wacht u derhalve, o mijn zoon , van deie
303
302 DE NAVOLGING VAN JEZÜ3 CHRISTUS.
of genen Heilige , doch door eenen meer mensche-lijken dan goddelijken ijver.
Ik ben het , die alle Heiligen geschapen heb; ik heb hun de genaden gegeven , ik heb hun de glorie uitgedeeld.
Ik ken de verdiensten van iedereen ; ik heb hen met de zoelheid van mijnen zegen voorkomen.
Ik heb mijne geliefden in mijne voorzienigheid voor alle eeuwen gekend. Ik heb hen verkoren en uit de wereld getrokken (1) en zij hebben mij niet eerst verkoren.
Ik heb hen door mijne genade geroepen , ik heb hen tot mij getrokken door barmhartigheid, en hen door vele bekoringen tot het einde toe gebragt.
Ik lieb hun voorname vertroostingen ingestort, ik heb hun de volharding verleend en hun geduld gekroond.
Ik ken hen allen van den eersten tot den laalsten , en ik bemin hen allen met eene onuitsprekelijke liefde.
Ik moet in al mijne Heiligen geloofd worden; ik moet geëerd worden boven hen allen en in hen allen , welke ik , zonder eenige voorgaande eigene verdiensten zoo roemrijk verheerlijkt en voorbeschikt heb.
Hij dus , die een mijner minste vrienden veracht , eert den meesten ook niet : want ik heb den minsten zoo wel als den meesten geschapen.
En hij , die te kort doet aan een infjner Heiligen, doet aan mij te kort , en aan de anderen , die in den hemel zijn.
1) Joan XV. 19.
DERDE BOEK. 305
Zij ztJn aquot;en door den liefdeband vereenigd , zij hebben één gevoelen en éénen wil, en beminnen elkander in mij alleen.
5. Maar hetgeen veel meer is, zij beminnen mij nog meer dan zichzelven en hunne vep-dienstcn.
Want buiten zich zelven verrukt, en buiten hunne eigene liefde getrokken , verliezen zij zich geheel in mijne liefde en rusten daarin met blijdschap.
Niets kan hen afkeeren of nederwaarts trekken : want zij zijn vervuld met de eeuwige waarheid, en branden door het vuur eener onuitbluschbare liefde.
Dat de vleesehelijke en zinnelijke menschen , die niets anders weten te beminnen dan hunne eigenbaat , van den staat der heiligen zwijgen.
Zij geven en ontnemen den Heiligen volgens hun eigen goeddunken , en niet volgens dat hel aan de eeuwige waarheid belieft.
6. Veel mensehen zijn zeer onwetend en weinig
verlicht , om te weten en te bevatten , wat het is, iemand met eene volkomene geestelijke liefde te bemin nen.
Zij worden tot dezen of genen Heilige gedreven door natuurlijke genegenheid en menschelijke vriendschap , door zich in te beelden , dat het in den hemel gaat , gelijk zij hier gewoon zijn te bandelen op de wereld.
Maar er is een oneindig verschil tusschen de kennis, der volmaakte menschen en tusschen do kennis, die de volmaakten van God door eene hemelsche verlichting ontvangen.
7. Wacht u derhalve, o mijn zoon , van deze
304 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
dingen ^ die uw verstand te boven gaan, diep na tc vorschen ; maar wees boven al bezorgd om u , al ware liet ook de minste plaats in het rijk Gods te bezorgen.
Schoon iemand wist, welke Heilige er heiliger of grooter is in liet rijk der hemelen , wat zoude hem zulks baten , indien hij door deze kennis niet opgewekt werd , om zich te meer voor mij te vernederen en om mijnen naam tc loven en te eeren ?
Die , welke op de grootheid zijner zonden en op de kleinheid zijner deugd denkt , en overweegt hoe verre hij van dc volmaaktheid der Heiligen verwijderd is , is aan God veel aangenamer , dan hij , die veel twist over hunne meerdere of mindere heiligheid.
Het is beter hen met godvruchtige gebeden en tranen aan Ie roepen , en ootmoedig hunne roemrijke voorspraak te vragen , dan ijdelijk hunne verborgene dingen te willen onderzoeken.
8. Zij zijn zeer wel te vreden , en zouden over de menschen ook te vreden zijn, indien demenschcn zich van hnnne ijdele gesprekken konden weder- ' honden.
Zij roemen niet op hunne eigene verdiensten, vermits zij aan zich zclven niets goeds toeschrijven, maar aan mij alleen , die hun alle goed uit mijne onbegrijpelijke liefde gegeven heb.
Zij zijn vervuld met de liefde der Godheid , en met zulke overvloedige blijdschap , dat er niets aan hun geluk en hunnen roem kan ontbreken.
Hoe hooger zij ook in glorie ver/ieven zijn , des te ootmoediger zij in zich zijn, waardoor zij naauwcr met mij vereenigd worden.
DERDE BOEK. 1 505
Daarom staat cr geschreven : dat zij hunne kroonen nederwerpen , voor Gods troon , en op hun aanjezigt voor het Lam nedervallen , endengenen aanbidden , die daar leeft in alle eeuwen, (d)
9. Velen onderzoeken wie de grootste Heilige is in het rijk Gods , die niet eens weten , of zij zullen waardig zijn onder de minste gerekend te ■worden.
Het is een groot geluk ook de minste in den hemel te wezen , aangezien zij allen groot zijn , die daar zijn , en allen kinderen Gods genoemd worden en hel ook werkelijk zijn.
De hoovaardige zondaar , al sterft hij na honderd jaren,zal daar zelfs niet de minste onder duizend zijn.
En als de leerlingen vroegen , wie de grootste in het rijk der hemelen zou wezen , kregen zij ten antwoord : Ten zij gij u bekeert , en gelijk wordt aan kinderen, zult gij in het rijk der hemelen niet komen. Wie zich dan vernedert even a.ls die kleinen , die is de grootste in het rijk der hemelen. (2)
10. Wee degenen, die weigeren zich gewillig met de kinderen te vernederen : want zij zullen door de lage deur des hemels niet kunnen binnen komen.
Wee ook den rijken , want zij hebben hier hunnen troost (3) en als de armen in het rijk Gods zullen komen , zullen zij daar buiten staan weenen en huilen.
Verblijdt u , gij , ootmoedigen , en verheugt u, gij , armen ! want het rijk der hemelen komt u toe , indien gij in waarheid wandelt.
I) Apoc. IV. 10 en V. 14.
2J Matth. XI1IV. 3 en 4.
3) Luc. VI. 23.
S06 DE NAVOLGINe YAN JEÏÜS CHRISTVS
L1X. HOOFDSTUK.
Dat men op God alleen al zijne hoop en zijn betronwanmoet stellen.
1. De ziel. — Heer . wat is mijn betrouwen hier in in dit leven , of wat is mijn grootste troost van al hetgeneop aarde is ?
Zijt gij het niet, mijn God, wiens barmhartigheid oneindig is ?
Wanneer is het mij wel geweest zonder u T Of waar is het kwalijk geweest met mij , als gij bij mij waart ?
Ik wensch liever arm te zijn om u , dan rflk zonder u.
Ik wensch liever als een vreemdeling op deze aarde met u te leven , dan den hemel zonder u te bezitten.
Daar gij zijt , is de hemel , en daar gij niet zijt, is de dood en de hel.
Gij zijt al mijn verlangen , daarom moet ik altijd tot u roepen , zuchten en bidden.
Ik kan op niemand anders volkomen betrouwen dan op u , noch in mijne behoefte hulp verhopen , dan van u alleen , o mijn God !
Gij zijt mijne hoop en mijne kracht; gij zijt mijn trooster in alles , en mijn getrouwste vriend.
2. Allen zoeken het hunne maar gij betracht alleen mijne zaligheid en mijn voordeel , en keert my alles ten goede.
Al is het , dat gij mij vele biakoringen en zwarigheden laat overkomen , dit schikt gij alles tot mijn voordeel , want gij beproeft uwe uitverkorenen op duizenderlei wijzen.
DERDE BOEK. 507
En ik moet u in deze beproevingen zoo wel beminnen en loven , alsof gij mij gansch met hemelsche vertroostingen vervuldet.
3. Op u dan , o Heer, stel ik al mijne hoop, tot u neem ik al mijne toevlugt , aan u laat ik al mijne kwellingen en benaauwdheden over : want ik zie , dat alles, wat buiten u is , magteloos en onbestendig is.
Want vele vrienden zullen mij niet baten , noch kloeke helpers mij bijstaan , noch wijze raadslieden mij goeden raad geven , noch geleerde boeken mij vertroosten , noch eenige verborgene plaats mij bevrijden , zoo gij zelf mij niet bijstaat , mij helpt, mij versterkt , vertroost, onderrigt en behoedt,
-l. Want al , wat mij tot vrede en geluk schijnt te dienen, is niets, noch kan ons helpen tot het ware geluk , als gij bij ons niet zijt.
Gij zijt dan het einde van alle goed, de oorsprong des levens , de diepte aller wijsheid , en op u boven alles te belroutven , is de opregte vertroosting uwer dienaars.
Tot u zijn mijne oogen gerikt , op u betrouw ik , o mijn üod , Vader der barmhartigheden !
Zegen en heilig mijne ziel door uwen hemel-schen zegen , opdat zij uwe heilige woning en ile troon uwer eeuwige glorie worde , en opdat er niets in dien tempel onwaardig worde gevonden , hetgeen aan de oogen uwer Majesteit kan mishagen.
Zie op mij neder volgens de grootheid uwer goedheid, (1) en volgens de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. Verhoor het gebed van uwen
l) Ps uvm. 17.
508 DB NAVOLGISfi VAN lEZtIS CBRlSTtS.
armen dienaar , die zoo verre van u in het land van de schaduwen des doods gebannen is.
Bescherm en bewaar mijne ziel tusschen al de gevaren van dil vergankelijk leven , en geleid mij door uwe genade langs den weg van vrede tot het Vaderland der eeuwige heerlijkheid. Amen.
OVER n. SACHAMENT DES ALTAARS.
Oodvrnchtlge vermaning aangaande de heilige Communie.
Christus. — Komt allen tot mij , die gekweld wordt en beladen zyt , en ik zal u verkwikken, zegt de Fleer. (I)
Het brood , dut ik u zal geven, is mijn Vleesch, voor het leven der wereld. (2)
Neom en eet , dit is mijn ligchaam, hetwelk voor u zal gegeven worden : doet dit ter mijner gedachtenis. (3)
Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik in hem (4).
De woorden , die ik gesproken heb , zijn (jeest en leven, (ö)
1) Matth. 11. v. 28.
2) Johan. 6. v. 25.
3) Matth. 26. v. 26. - 1. cor. 11. v. 24.
4) Joan. 6. v. 57.
fy Ibid. t. 64.
310 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
I. HOOFDSTUK.
Met welken eerbied men Jezus Christus moet ontvangen.
1. De riel. — Dit zijn uwe woorden , o Jezus, eeuwige Waarheid ! alhoewel zij niet op denzelfden tijd, noch op dezelfde plaats gesproken of geschreven zijn.
Omdat het dan uwe woorden zijn , en zij waarachtig zijn , moet ik die getrouw en met groote dankbaarheid aannemen.
Het zijn uwe woorden , gij hebt ze gesproken; het zijn ook de mijne: want gij hebt ze tot mijne zaligheid gesproken.
Ik ontvang ze gaarne uit uwen mond_, en wcnsch , dat dezelve diep in mijn hart mogen geprent worden.
Die woorden vol van genade , tecderheid en liefde , wekken mij wel op , maar mijne zonden verschrikken mij , en mijn onrein geweten wederhoudt mij om zulke heilige geheimen te ontvangen.
De zoetheid uwer woorden zet mij aan , maar de menigte mijner gebreken bezwaart mij.
2. Gij gebiedt mij , dat ik met betrouwen tot u zou komen , indien ik met u deel wil hebben ; en dat ik de spijs der onsterfelijkheid zou nuttigen , indien ik het eeuwige leven en de eeuwige glorie wil bekomen. Komt , zegt gij, allen tot mij , die gekweld wordt en beladen zijt, en ik zal u verkwikken. (1)
O zoet en vriendelijk woord in (ïe ooren des zondaars , waardoor gij , mijn Heer en God , mij ,
1) Matth. 11.
VIERDS BOES 31 1
arraen en ellendigen mensch , uitnoodigt , om aan uw heilig Ligchaam deelachtig te worden !
Maar wie ben ik , Ht er , dat ik raij zou verstouten tot u naderen ?
Zie, de hemel der hemelen kan u niet bevatten, en gij zegt : kamt allen tot mij,
5. Wat beduidt toch deze liefderijke toegevendheid en die teedere uilnoodiging ?
Hoe zal ik tot u durven komen, die in mij lelven niets goeds vind , waarop ik zou mogen betrouwen t
Hoe zal ik u in mijne woning durven leiden, ik , die zoo dikwijls uwe goedheid vertoornd heb?
De Engelen en Aartsengelen beven voor u, de Heiligen vreezen voor u , en gij zegt : homt allen tot mij.
O Heer , wie zoude het gelooven , zoo gfj zulks zelf niet zeidet !
Wie zoude tot u durven naderen , zoo g5 zelf zulks niet gehoodt ?
i. Zie, iS'oë, die regtvaardige man , heeft honderd jaren lang gearbeid om eene ark te bouwen , om zich met weinige van de zijnen te redden : en hoe zal ik mij kunnen bereiden in een nur tijds, om u , Sehepper der wereld , waardig te ontvangen ?
Mozes , uw dienaar en bijzondere vriend , heeft de ark des Verbonds gemaakt van onbederfelijk hout , en bekleed met het allerfijnste goud , alleen om daarin de tafelen der wet te leggen , en zal ik , bedorven schepsel , u den gever der wet en de bron des levens , zoo ligt durven ontvangen ?
Salomon, de wijssfe der koningen van Israël ,
1
Si2 DB NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
was zeven jaren lang bezig om eenen prach-ligen tempel , ter eere van uwen naam tc bouwen , en vierde het leest der wijding acht dagen lang.
Hij droeg duizend offeranden van dankzegging op, en stelde de ark. des Verbonds op de toebereide plaats , onder het bazuinengeschal en het gejuich des Volks en met groote pracht. En hoe zal ik , de ellendigste en armste aller men-sehen , u in mijn huis ontvangen , ik, die naau-wclijks een half uur godvruchtig kan doorbrengen ! En ach , of ik eens een half uur waardig daartoe besteedde !
ö. O mijn God ! hoe vurig hebben die mannen getracht u te behagen ; en ik , helaas ! hoe weinig doe ik , cn hoe weinig tijds gebruik ik , om mij tot de heilige Communie tc bereiden !
Zeer zelden ben ik geheel ingetogen en vrij van alle verstrooidheid.
Het ware nogtans wel billijk , dat mij in uwe goddelijke tegenwoordigheid geene onbetamelijke gedachte in den zin kwame, en dat ik mij met geen schepsel bekommerde , wijl ik geenen Engel , maar wel den Heer der Engelen iu mij ontvang.
6. Er is ook een groot verschil tusschen do ark des Verbonds met hetgeen er in rustte , en tusschen mv allerheiligste Ligcliaam met zijne oneindige waardigheden ; tusschen de offeranden der oude wet, afbeeldsels van het toekomende, en tusschen de ware offerande van uw goddelijk Ligchaam , waardoor al de oude offeranden vervuld en voltrokken zijn.
VIERDE DOEK. 513
Waarom word ik dan niet meer door uwe goddelijke tegenwoordigheid ontstoken ?
7. Waarom bereid ik mij niet met grootere naarstigheid , om de heilige geheimen te ontvangen , aangezien die Aartsvaders en heilige Profeten , de vorsten en koningen met al liet volk, zoo grooten ijver en godsvrucht tot uwe dienst hebben getoond ?
8. De godvruchtige koning David danste uil al zijne raagt voor de ark , daar hij de weldaden, die God eertijds aan de oudvaders verleend had, herdacht ; hij maakte verscheidene speeltuigen , hij dichtte liederen , die hij met vrolijkheid beval te zingen ; hij speelde zelfs dikwijls op de harp door het ingeven van den II. Geest ; hij leerde het volk van Israël God loven uit geheel hun hart , en hem dagelijks eenstemmig zegenen en verheerlijken.
Werd er dan zulk eenc grootc vurigheid beloond, zoo feestelijke gedachtenis gehouden , ter eere van God , voor de ark des Verhonds , boe groole eerbiedigheid en godvruchtigheid behoorde ik en alle Christenen dan niette hebben in de tegenwoordigheid van een zoo verheven Sacrament, en iu het ontvangen vau het allerwaardigste ligchaam van Christus ? 1
9. Veel menschen loopen naar versehillende plaatsen om de overblijfselen der Heiligen te be-zoeken ; zij hooi en met verwondering van hunne groote daden , zij bezigtigen de kerken en kussen hunne heilige gebeenten ^ welke met zijde of goud omzel zijn.
En zie , gij zijl hier bij mij op het altaar, o mijn God ! de Heilige der Heiligen , de Schepper der menschen , de Heer der Engelen. 14
514 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Dikwijls is het de nieuwsgierigheid om nieuwe dingen te zien , die deze bedevaarten doet ondernemen , en daarom brengen zij ook dikwijls van die reizen geringe vruchten van verbetering mede , vooral als men zoo ligtvaardig zonder berouw over zijne zonden daarhenen loopt.
Maar hier in dit Sacrament zijt gij , mijn Heer, geheel en waarlijk tegenwoordig , en gij geeft overvloedige vruchtcn van eeuw ige zaligheid aan allen , die u daar waardig en godvruchtig ontvangen.
En daartoe wordt men niet gelrokken door liglvaardigheid , nieuwsgierigheid of zinnelijk vermaak , maar door een vast geloof, eene vurige hoop en eene opregte biecht.
10. O onzigtbare God , Schepper der wereld, hoe wonderbaar handelt gij met ons! hoe minzaam en liefderijk is deze uwe beschikking over uwe uitverkorenen , aan wie gij u zeiven in het heilig Sacrament ten beste geelt !
Dit gaat alle verstand te boven ; dit trekt bijzonder de harten van uwe beminden tot u , dit doet hunne liefde ontsteken.
Want uwe ware geloovigen , die geheel hun loven tot verbetering besleden , ontvangen dikwijls uit dit heilij; Sacramenl eene groole genade ca liefde tot de deugd.
H. O wonderbare en verborgene genade van dit w aardig Sacrament, die alleen bekend is aan de ware geloovigen ! maar de ongeloovigen , of zij , die nog aan de zonden onderworpen zijn , kunnen die niet proeven.
In dit Sacrament wordt de geestelijke genade ecseven . en de sterkte . die de ziel verloren
VIERDE BOEK, 518
had , wordt hersteld ; de schoonheid der ziel, mismaakt door de zonde , wordt vernieuwd.
Deze genade is somtijds zoo groot , en geeft zoo grooten ijver , dat niet alleen de ziel , maar ook het ligchaam zelfs gevoelt , dat zijne krachten door dezelve zeer versterkt zijn.
12. Maar het is zeer te beklagen , dat wij zoo laauw en zoo onachtzaam zijn , en niet ontstoken worden door eenen grooteren ijver tot Christus , in wien al onze hoop ^ zaligheid en verdienste gelegen is.
Want hij is onze heiligmaking en verlossing; hij is de Iroost van hen , die hier als reizigers wandelen , en het oppers'e geluk der Heiligen.
Het is derhalve zeer Ie bejamineren , dat velen zulk eene groote onverschilligheid toonen voor dit zalig geheim , waardoor de hemel verheugd en de wereld behouden wordt.
O verblindheid en versteendheid van het men-schelijk hart, dat men door zulke oiinilsprekelijke weldaad niet meer geraakt is ! ja , dat men door het dagelijksch gebruik van dezelve , lot onachtzaamheid en minderen eerbied vervalt !
13. Want ware het, dat dit heilig Sacrament slechts op eene plaats te vinden ware , en dat het maar door éénen Priester alleen op de geheele wereld geconsacreerd werd , met welken ijver zouden de mensehen naar die plaats en naardien Priester niet loopen , om die goddelijke geheimen Ie zien opdragen !
Doch nu vindt men vele Priesters , en Christus wordt op vele plaatsen geofferd , opdat de genade en de liefde van God tol den mensch des te meer zou uitschijnen , hoe meer dit heilig Sacrament door de gansche wereld verspreid is.
516 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Ik dank u , goede Jezus, eeuwige Herderen voeder der zielen , omdat gij ons , arme en ellendige ballingen , gewaardigd hebt met uw dierbaar Ligehaani en bloed te spijzen , en zelfs met uwen goddelijken mond ons uit te noodigen tot bet ontvangen van die beilige geheimen , zeggende : Komt allen tot mij , die yekweld wordt en beladen zijl , en ik zal u verkwikken (1).
Dat God in dit heilig Sacrament aan den mensch van T.ijne goedheid en liefde groote blijken geeft.
GEBED VOOR DE COMMUNIE.
4. De ziel. — O Heer, op uwe goedheiden gioote barmhartigheid betrouwende , nader ik tot u , als een kranke tot den Zaligmaker , als een hongerige en dorstige tot de bron des levens, als een behoeftige tot den Koning der hemelen , als een dienstknecht tot den Heer , als een schepsel tot don Schepper , als een verlatene tot den vertrooster.
Maar van waar komt mij dit geluk , dat gij tot mij komt ? En wie ben ik , dat gij u zclven aan mij geeft ?
Hoe durft een zondaar in uwe tegenwoordigheid verschijnen ? En hoe gewaardigt gij u tot hem te komen ?
Gij kent uwen dienaar , en weet, dat hij niets goeds in zich zeiven heeft , om lieai zulke groote genade te bewijzen.
Ik belijd derhalve mijne nederigheid , ik erken
i) Mutth. 11. v. 20.
VIERDE BOEK.
uwe goedheid , ik loof uwe barmhartigheden , en dank u voor uwe oneindige liefde.
Want gij doet dit om u zeiven en niet om mijne verdiensten , opdat ik uwe goedheid beier zoude Iceren kennen , uwe liefde meer doorgronden , en uwe ootmoedigheid naauwgezelter navolgen.
Aangezien dit u dan alzoo belieft , en gij zulks gebiedt, zoo behaagt mij uwe verwaardiging ; en ach , of mijne boosheid geen beletsel zij !
2. O allerzoetste en goedgunstige Jezus , welken groolen eerbied , dankbaarheid en eeuwigen lof zijn wij u sehuldig voor het ontvangen van uw heilig Ligchaam, welks waardigheid al onze gedachten verre te boveT gaat!
Maar wat zal ik in deze heilige Communie denken , als ik lot u kom , mijn Heer , dien ik godvruehtig wcnsch te ontvangen , maar naar behooren niel kan vereeren.
Want wat kan ik toeh zaliger en beter doen^ dan dat ik mij geheel onder u vernedere , en uwe goedheid grootelijks boven mij verheffe ?
Ik geloof u dan , mijn God , en verhef u in eeuwigheid ; ik verneder en onderwerp mij aan u, tot in den afgrond mijner snoodheid.
3. Zie , gij zijt de Heilige der Heiligen , en ik de vuiligheid der zonden.
Gij gewaardigt u le vernederen lot mij , die niet v.aardig ben mijne oogen tot u op le heffen.
317
Gij komt lot mij , gij wilt met mij zijn , gij noodigt mij tot uwen maaltijd ; gij wilt mij eene hemelsche spijs geven , en het brood der Engelen doen nuttigen , hetwelk gij zelf zijt ; het brood
1) Ps. 77. v. 35,
318 DK NAVOLGING VAM JEZUS CHRISTUS.
des levens, hetwelk van den Hemel nedergedaald is , en aan de wereld het leven geeft. (I)
4. Ziedaar de grootheid uwer liefde , de grootheid uwer vernedering en goedheid. Hoe veel dankzeggingen en hoe grooten lot zijn wij u hiervoor niet verschuldigd !
O zalig raadsbesluit , door hetwelk gij dit heilig Sacrament ingesteld hebt ! o Irooslelijke en aangename maaltijd, waarin gij u zeiven tol spijs hebt gegeven !
Iloe wonderbaar, o Heer , zijn uwe werken! hoe vermogend is uwe magt ! hoe onbegrijpelijk is mve waarheid !
Want gij hebt gesproken , en alles is gemaakt geworden , en hetgeen gij geboden hebt , is geschied.
ö. Het is cene wonderbare zaak , die alle men-schelijk verstand te boven gaat, en die alleen te begrijpen is door het geloof, dat gij , mijn Heer, mijn God , waarachtig Goden mensch , onder eene geringe gedaante van brood en wijn geheel schuilt, en dat gij door degenen, die u ontvangen, genuttigd wordt , zonder te worden verteerd.
Gij , die niemand noodig hebt , de Heer van alles , hebt door dit heilig Sacrament in ons willen wonen.
Bewaar toch , o Heer. mijn hart en ligchaam onbevlekt , opdat ik met een opgeruimd, rein geweten dikwijls uw heilig geheim moge opdragen, en hetzelve tot mijne zaligheid ontvangen : want gij heht dit allermeest ingesteld tot uwe glorie en tot eene eeuwige gedachtenis aan uwe goedheid.
6. O mijne ziel, verheug u , en dank God voor
1) Joan. VI. 16 en 63.
vir.p.nE.BOEK. 31 y
too eenc edele gift, zulke ougenieene vertroosting, die u in dit dal der tranen is nagelaten.
Want zoo dikwijls gij dit geheim viert en het Ligchaam onzes Heoren ontvangt , vernieuwt gij het werk onzer verlossing , en gij wordt, deelge-noot van de verdiensten van Christus.
De liefde van Christus vermindert nooit , en de schat zijner verzoeningen wordt nimmer uitgeput.
Gij moet u dan altijd niet eenen nieuwen ijver daartoe bereiden , en dit groote geheim uwer zaligheid met diepe aandachtigheid overwegen.
Het moet u , als gij misleest of hoort, zoo nieuw, zoo verheven en zoo be.ninnelijk schijnen, alsof Christusdcnzelfden dag in den school van de heilige Maagd eerst was nedergedaald en nicnsch geworden , of voor onze zaligheid aan het kruis had gehangen en gestorven ware.
Damp;t het voordeelis is, dikwijls het heilig SacramenJ ties Altaars te ontvangen.
GEBED VOOR DE HEILIGE COMMUNIE.
1. De ziel. — Zie , ik kom tot n , o Heer , opdat ik door uwe gilt inwendig welvare, en verblijd worde door uwen heiligen Maaltijd . dien gij , o God , in uwe goedertierenheid voor den behoeftige hebt bereid.
Al, wat ik mag wenschen , is in u , gij zijt mijne zaligheid , mijne verlossing, mijne hoop, mijne sterkte, mijn roem en mijne glorie.
Verblijd heden de ziel van uwen dienaar ;
520 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
ivaut tol u , Heer (Jezus) , heb ik mijne ziel opgeheven. (1)
Ik wenscli u nu godvruchtig en waardig te ontvangen ; ik wenscb u in mijn huis te leiden , opdat ik niet Zacheus gezegend en onder de kinderen van Abraham gerekend worde.
Mijne ziel verlangt naar mv Ligchaam , mijn hart wenseht met u vereen igd te worden.
2. Geel' u aan mij , en het is mij genoeg ; want buiten u is er geen troost te vinden.
Zonder u kan ik niet beslaan , en zonder uw bezoek kan ik niet wel leven.
Daarom moet ik dikwijls tot u komen , eu u als geneesmiddel mijner zaligheid ontvangen , opdat ik onderweg niet bezwijke , als mij dit hemelsche voedsel zou ontbreken.
Want alzoo hebt gij, o genadigste Jezus, toen gij tot het volk prediktet en het van veel ziekten genaast, eertijds gezegd : ik wil hen niet ongespijsd naar huis laten gaan , opdat zij onderweg niet bezwijken. (2)
Doe nu ook alzoo met mij,die u zeiven in dit heilige Sacrament tot troost der geloovigen gelaten hebt.
Want gij zijt die zoete spijs der zielen ; cn die n waardig nuttigt, zal deelgenoot en erfgenaam van Öe eeuwige glorie zijn.
Voorwaar, het is mij , die zoo dikwijls zondig, die zoo ligtelijk vertraag en verflaauw , zeer noo-dig, dat ik , door veel te bidden , door dikwijls te biechten en te communiceren , mij vernieuw, mij zuivere en opwekke , opdat ik , met langer te wachten , niet van mijn goed voornemen afwijke.
1) Psalm 85. v, 4.
2) Matth. XV. 525
VIERDE BOEK.
5. Want de genegenheden van den rnensch hellen, van zijne jeugd af aan , altijd tot het kwaad, (1) en als hij door uw hernelseh behoedmiddel niet geholpen word, valt hij terstond in grooter kwaad.
De heilige Communie wederhoudt dan den mensch van het kwaad , en versterkt hem in het goed.
Want indien ik nu nog onachtzaam enflaauw ben , daar ik nogtans communiceer , of de heilige OU'erande aan God opdraag, wat zoude het dan zijn, zoo ik die groote hulp en krachtige middelen niet gebruikte ?
En ofschoon ik alle dagen niet bekwaam ben om de goddelijke dienst te doen , en het Ligchaam der Heeren te ontvangen , zal ik echter trachten de heilige Geheimen op de behoorlijke tijden te ontvangen , en deelachtig te worden aan zulke groote genade.
Want de voornaamste troost voor eeno geloovige ziel , is , dat zij , zoo lang zij hier in dit sterfelijk ligchaam leeft. dikwijls op haren God denkt, en haren beminde met een godvruchtig gemoed en liefde ontvangt.
■4. O , hoe wonderbaar is uwe goedheid tot ons . dat gij , o lieer , de Schepper en het leven van alle geesten , u gewaardigt tot eeiie arme ziel te komen en met geheel uwe Godheid en mensch-heid haren honger komt verzadigen !
O zalige ziel, die hel geluk heeft van godvruchtig haren Heer te ontvangen , en die daardoor met geestelijke blijdschap vervuld wordt !
O welk een grooten Heer , en geliefden gast ^
i; Gen, VIll. 21.
321
14.
522 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
welk een aangenamcn en getrouwen vriend ontvangt zij ! welk een voortreffelijke!! en edelen bruidegom omlielst zij , ja , die boven alle liefelijke en wensche-lijkedingen beminnelijk is.
O allerzoetste Jezus , dat hemel en aarde met hun sieraad voor uw aanschijn zwijgen : want al hetgeen zij loffelijks en aangenaams hebben , komt van uwe milde gaven ; en zij zullen de schoonheid van uwen naam niet evenaren , daar uwe wijsheid oneindig is. (!)
IV. HOOFDSTUK.
Bat God overvloedige genaden uitstort over hen , welke waardig communiceren.
i. De ziel. — Mijn Heer en God ^ voorkom uwen dienaar met den zegen uwer zoetheid , (2) opdat ik uw Sacrament waardig moge nuttigen.
Wek mijn hart oj) lot u, en verlos mij van mijne traagheid. Bezoek mij met uwe zalige genade , (5) opdat ik in den geest uwe hemelsehe zoetheid smoke , die in dit heilig Sacrament , als in haren oorsprong , volkomen verborgen is.
Verlicht ook mijne oogen , opdat ik zulk verholen geheim moge zien ; en versterk mijn geloof cm dit vastelijk te gelooven.
Want dit heilig Sacrament is- een uitwerksel van de goddelijke , en niet van de menschelijke kracht, het is geeue uitvinding van den mensch, maar door u ingesteld.
iN'ietnand is bekwaam om dit te begrijpen , het gaat ook het vernuft der Engelen te boven.
ij Ps. CXL. VI, 3.
V Ps. XX. 4.
3) sP. CV 4.
VIERDE BOEK.
Wat zal ik dan , onwaardige zondaar , ik , slof en asch, van zulk efin verheven geheim kunnen begrijpen ?
2. fleer . ik kem tot u , in de eenvojidigheid van mijn hart , omdat gij het zoo gebiedt , ik kom niet een vast geloof , met betrouwen en eerbied ; en ik geloof waarlijk , dat gij , God en mensch , hier in dit heilige Sacrament tegenwoordig zijt.
Gij wilt , dal ik u ontvange , en mij met u door de liefde vereenige.
Ik bid derhalve uwe goedertierenheid , dal gij mij bijzondere genade wilt verlri tien , opdat ik geheel in u wogsmolle , en van liefde overvloeije, en dat ik voortaan gcenen anderen Iroosl zoeke dan in u alleen.
Want dit hoogwaardig Sacrament is de zaligheid van ziel en ligehaam , het geneesmiddel tegen alle geestelijke ziekten , waardoor de gebreken genezen , de kwade driften beteugeld , de bekoringen verminderd en overwonnen , de genade vermeerderd , de deugd bevorderd , hel geloof versterkt , de hoop verlevendigd en de liefde ontstoken wordt.
3. Gij , o God ! die de verlosser mijner ziel; de hersteller onzer zwakheid , en de gever van allen Iroost zijt , gij verleent door dit heilig Sacrament aan uwe beminden , die dit godvruchtig nuttigen , vele goederen.
Want gij stort hun grooten Iroost in , tegen veel kwellingen en bekoringen , wekt hen op tot vast vertrouwen op uwen bijstand, hervormt hen door nieuwe genade ; zoo dat zij , die voor de Communie zich beuaauwd cn zonder gods-
325
1 #t
0/ i
yg? A ? ü
U'h co / . be
S H
324 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHBISTIT3.
vrucht gevoelden , met die hemelselie spijs en drank gevoed , zich in beteren slaat veranderd vinden.
Alzoo handelt gij met uwe uitverkoornen ^ opdat zij zouden kennen en waarlijk ondervinden , dat zij niets van zich zclven hebben , en welk eene wonderbare weldaad zij door uwe goedheid genieten.
Want uit zich zeiven zijn zij koud , verhard en zonder godsvrucht ; matr door u worden zij vurig , ijverig en godvruchtig.
En w ie is er , die ootmoedig tot do bron der zoetheid gaat , en niet eenige zoetheid daarvan medebrengt ?
Of wie is er , die bij een groot vuur slaat , en er niet eenige hitte van ontvangt ?
Gij zijt immers die overvloeijende bron van alle good , gij zijl een vuur , hetwelk altijd brandt en nooit uitgedoofd wordt.
5. Daarom j indien ik uit de volheid dezer bron niet mag scheppen , noch drinken tot dat ik geheel verzadigd ben , zal ik noglans mijnen mond aan de opening der hemelsche bronader ieggen , opdal ik ton minste een druppeltje op-vange , om mijnen dorst te laven , en ik niet geheel uitdrooge.
Al ben ik nog niet geheel hemelsch , en nog niet zoo vurig als de Cherubs en Serafs , zal ik noglans trachlcn mij op te wekken . opdat ik ten minste een vonkje van dien goddelijken brand door dit heiligmakend geheim verkrijge.
O goede Jezus , allerheiligste Zaligmaker , wil mij genadig vcrleenen al betgeen mij nog ontbreekt , gij , die u gewaardigd hebt allo menschen
VIERDE BOEK,
tol u te roepen , nis gij zegl : komt allen tot mij, die gekweld wordt en beladen zijt , en ik zal u verkwikken. (1)
ö. Zie, ik arbeid in het zweet mijns aanschijns, ik word gepijnigd door de droefheid van mijn hart , ik ben met zonden beladen , en word gekweld met veel bekoringen , en bevangen met veel kwade driften , en er is niemand , die mij kan helpen , verlossen en zalig maken , dan gij , mijn God, wien ik mij zeiven geheel aanbeveel, opdat gij mij bewaret en lot het eeuwige leven geleidel.
Ontvang mij toch ter verheerlijking van uwen heiligen iNaam : gij . die mij uw ligchaam en Bloed tot spijs en drank bereid hebt.
Verleen mij , o Heer ! God , mijn Zaligmaker, dat de vurigheid mijlter godsvrucht , door het dikwijls gebruiken uwer heilige geheimen , dagelijks moge vermeerderd worden.
V. HOOFDSTUK.
Over do waardigheid van het Sacrament en ovei* den Priesterlijken staat.
1. Christus — Al h;idt gij de reinheid van eenen Engel , en de heiligheid van den heiligen Joannes den Dooper, zoudt gij doeh niet waardig zijn om dit heilig Sacrament te ontvangen of aan te raken.
Want het is door de nienschelijke verdiensten niet , dal een menseh consacreert en hel heilige Sacrament aanraakt , en dat hij het brood der Engelen lol spijs ontvangt.
1) Matth. 11. v. 28.
525
326 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Dit is een groot geheim, en eencgroote waardigheid der Priesters , die ontvangen hetgeen aan geene Engelen gegeven is.
Want de Priesters alleen , die in de heilige Kerk wettig gewijd zijn , hebben de magt om het heilige offer der Miste verrigten en het heilige Ligchaam van Christus te consacreren.
De Priester is , in waarheid, de bedienaar van God , en hij gebruikt Gods woord volgens het bevel en de instelling vau God ; maar God, aan wiens wil alles onderdanig is , en op wiens bevelen alles uitgevoerd wordt , is de voornaamste en onziglbare uitwerker.
2. Daarom moet gij in dit hoogwaardig, heilig Sacrament meer aan eenen almogenden God, dan aan uwe zintuigen of aan eenig zigtbaar teeken gelooven ; en daarom moet men met vrees en met allen eerbied tot dit heilig geheim naderen.
Gij dan , Priester, geef acht, wiens bediening u gegeven en bevolen is , door het opleggen van de handen des Bisschops.
Zie , gij zijl Priester en gewijd geworden om de II. Offerande te verrigten ; zie toe , dat gij godvruchtig en trouw op den behoorlijken tijd Gods offerande opdraagt , en u zelven onberispelijk gedraagt.
Een Priester moet versierd zijn met alle deugden j en aan andere menschen tot voorbeeld van een goed en deugdzaam leven strekken.
Zijn leven en zijn omgang moet niet gelijk zijn aan het leven der andere menschen ; maar aan den handel van de Engelen in den hemel, of van de volmaakte menschen op aarde.
VIERDE DOEK. 527
5. Een Priester , in zijn priesterlijk gewaad , bekleedt de plaats van Christus , om God voor zich zeiven en voor al het volk in allen ootmoed te bidden.
Hij draagt voor en achter zich het teeken van het kruis onzes Heeren , opdat hij gestadig aan het lijden van Christus zou denken.
Voor zich heeft hij het kruis in het kasuilel , opdat hij de voetstappen van Christus vlijtig betrachte en getrouw volge.
Achter zich draagt hij het teeken van het kruis , opdat hij allen tegenspoed ol' ongelijk dat hem aangedaan wordt , ora God zou verdragen.
Voor zich heeft hij het kruis , opdat hij zijne eigene zonden beweone ; achter zich heeft hij het kruis , opdat hij door medelijden de misdaden van anderen beweene , en gedenke , dat hij als middelaar tusschen God en den zondaar gesteld is , en niet oplioude van te bidden en van deze waardige oiïerande op te dragen , tot dat hij barmhartigheid van den goeden God verkrijge.
Als de Priester eerbiedig mis leest, vereert hij God, verblijdt de Engelen, sticht de Kerk, hoipt de levenden, geeft den overledenen rust , en verrijkt zich zeiven metalle goederen.
VI. HOOFDSTUK.
Ondervraging aangaande de oefening voor de Communie.
\. De ziel. — Heer, als ik uwe waardigheid en mijne verworpenheid overdenk, dan verschrik ik , en word beschaamd.
528 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHIUSTUS.
Want indien ik niet tot u nader , zoo wijk ik van liet leven ; en indien ik onwaardig tot u kom , zoo vertoorn ik u.
Wat zal ik dan doen , o God , mijn helper en mijn raadsman in al niijnen nood !
2. Toon mij dan den regten weg , en leer mij eene korte oei'ening, die dienstig is tot de heilige Communie.
Want het is zeer nuttig , te weten . hoe ik mijn hart vurig en eerbiedig moet bereiden, om uw heilig Sacrament te ontvangen, of ook , om zulk eene groote cn goddelijke offerande aan God op te dragen.
VII. HOOFDSTUK.
Dat men zijn geweten moet onderzoeken, en een vast voor-nemen maken van zich te beteren.
1. Christus. — Een priester van God , die dit heilige Sacrament wil opofferen of ontvangen , moet zich vooral daartoe begeven met eene diepe ootmoedigheid en groote eerbiedigheid , met een vast geloof en eene heilige rneening om God te vereeren.
Onderzoek zorgvuldig uw geweten , en maak hetzelve , naar uw vermogen, zuiver en rein iloor een opregt berouw en eene ootmoedige belijdenis , zoo dat cr niets bijzonders zij , hetgeen u verontrust , of belet n et vrijheid tot dit heilig Sacrament te naderen.
Heb vooreerst een leedwezen over al uwe zonden in het algemeen , en wees dan bijzonder bedroefd en zucht over uwe dagelijksche gebreken.
VIERDE BOEK.
En indien het de tijd toelaat , belijd aan God, in het binnenste van uw hart , al de ellenden uwer driften.
2. Zucht en wees bedroefd , dat gij nog zoo zinnelijk en wereldseh , zoo onverstorven in uwe gebreken , en zoo vol ongeregelde bewegingen en kwade lusten zijt.
Gij waakt ook weinig op uwe zinnen , zijt zoo dikwijls bekomiuerd met ijdele verbeeldingen, zoo nitgestort tot het uitwendige , en zoo onachtzaam voor het inwendige.
Zoo genegen tot lagchen en luidruchtigheden, en zoo ongevoelig tot weenen en vermorzeling des harten.
Zoo bereid tot slapheid en tot de gemakken van het vleesch , en zoo traag tot strengheid en vurigheid.
Zoo nieuwsgierig om iels nieuws te hooren , of iets schoons te zien ^ enzoolaauw om te omhelzen wat smadelijk en nederig is.
Zoo begeerig om veel te hebben , zoo geriiu; In het geven , zoo genegen om te houden.
Zoo onvoorzigtig in het spreken^ zoo onverstorven in te zwijgen.
Zoo ongeschikt in uwe zeden , en zoo ontijdig in uwe werken.
Zoo gretig in het eten , zoo doof om Gods woon' te aanhooren.
Zoo vlijtig in de rust, en zoo traag tot den arbeid.
Zoo wakker tot nietige praat , zoo slaperig in heilige nachtgebeden , zoo haastig om die te eindigen , en zoo verstrooid in uwe aandacht.
Zoo onachtzaam in de getijden , zoo laauw in de mis , zoo dor in de heilige Communie,
329
530 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Zoo ligt verstrooid van zinnen , zoo zelden ingetogen.
Zoo spoedig bewogen tot gramschap en zoo genegen tol misnoegen van anderen.
Zoo ligtvaardig om le oordeelen , zoo spijtig in te berispen.
Zoo blij in voorspoed , zoo slap in tegenspoed.
Dikwijls neemt gij veel goeds voor , doch weinig brengt gij daarvan ten uitvoer.
3. Als gij deze en andere gebreken met droefheid en groot misnoegen over uwe eigene zwakheid zult beleden en beweend hebben , maak dan een voornemen van uw leven te verbeteren en altijd in deugden voort 1c gaan.
Draag dan u zeiven op hel altaar van uw hart aan mij op met eene volle overgeving van uwen wil , als een gednrig brandoffer , ter eere van mijnen heiligen naam , door mij uwe ziel en uw ligchaam getrouw aan te bevelen : alzoo zuil gij waardig mogen kornen om de offerande aan God op le dragen, en met vrucht hel heilig Sacrainenl lo ontvangen.
4. Want er is geene waardiger offerande en grooler voldoening voor de zonden dan zich zelven in de mis en de Communie . met de offerande van hel ligchaam ven Christus zuiver en geheel aan God op te dragen.
Indien de mensch doet wat in zijn vermogen is , cn een waararhlig berouw heelt , dan , zoo dikwijls hij 'lol mij zal komen , om genade en vergiffenis, regl de Heer (1) ik zal zijne zonden niet meer gedenken , en zij zullen hem vergeven zijn zoo wuur ik leef : ik wil den dood des zondaars niet , maar dat hij ^zich bekeere en leve 1) Ezech. XXXIH. 11. cn XVIU. 22.
VIERDE BOEK.
VIII. HOOFDSTUK.
Ortr do opoffering van Jezus Christus aan het kruis», en over de overpeving van zich zeiven.
1. Christus. — Gelijk ik mij zeiven aan het kruis met uitgerekte armen en naakt vrijwillig aan den hemclschen Vader voor uwe zonden opgedragen heb, zoo dat in mij niets bleef, of het diende alles tot offerande om God te verzoenen , aldus moet gij u zelven ook vrijwillig dagelijks aan mij opdragen in de mis , met al uwe krachten en genegenheden , en uit bet binnenste van uw hart.
Wat verlang ik meer van u , dan dat gij u zelven geheel aan mij overgevet ?
Al wat gij mij zonder u zelven opdraagt acht ik niet: want ik begeer uwe giflen niet , maar u zelven.
2. Gelijk het u niet genoeg zoude zijn , al hadt gij alle dingen zonder mij , zoo is alles , want gij mij geeft , mij ook niet aangenaam , als gij u zelven niet geeft.
OITér u aan mij , en geef u zelven geheel ten beste voor God , en uwe offerande zal mij behagen.
Overdenk , dat ik mij zelven geheel aan mijnen Vader voor uwe zaligheid heb opgeofferd, en dat ik mijn ligchaam en bloed tot uw voedsel gegeven heb , opdat ik geheel aan u , en gij aan mij geheel zoudt toebehooren.
Maar indien gij in u zelven blijft, en unlet geheel aan mijnen wil overgeeft , zoo is dit geene volkomen offerande , en onze vereeniging zal niet volmaakt zijn.
531
332 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS
De vrijwillige offerande van u zeiven in de handen van God , moet al uwe werken vooraf gaan , indien gij de gunst en de vrijheid des harten wilt bekomen.
Daarom worden zoo weinige menschen verlicht en vrij van hart, omdat zij zich zeiven niet geheel weten te verloochenen.
Dit is mijne stellige uitspraak . tenzij iemand alles verloochene, kan hij mijn leer line/ niet ivezen:{l) wilt gij dan mijn leerling zijn , offer u zeiven met al uwe hegeerten aan mij op.
IX. HOOFDSTUK.
Dat wij ons en al het onze aan God moeten opdragen , en voor allen bidden.
De ziel. — Heer , al wat -er in den hemel en op de aarde is , behoort u toe.
Ik wil mij zeiven aan n als een gewillig offer opdragen , en altijd de uwe in eeuwigheid blijven.
Heer, ik offer mij dan heden aan u meteen eenvoudig hart op , tot uwen eeuwigen dienaar en tot eene offerande van eeuwige dankbaarheid.
Ontvang mij met deze offerande van uw dierbaar ligchaam , die ik heden In het bijzijn van de heilige Engelen , welke hier onzigtbaar aanwezig zijn , opdraag , opdat dezelve mij en alle menschen ter zaligheid diene.
2. lieer, ik offer u op al mijne zonden en gebreken , die ik gedaan heb, voor uw aanschijn en voor uwe heilige Engelen ^ van den eersten dag, dat ik . heb kunnen zondigen , tol op dezen
1) Luc. XIV. 33.
VIERDE BOEK. 553
toe , en leg die op uw verzoenaltaar neder , opdat gij die allen door liet vuur uwer liefde verbrandet en vernieliget.
Wiseh do vlekkea mijner zonden uit, zuiver mijn geweten van alle misdaden , en geef mij uwe genade weder, die ik door mijne zonden verloren heb , door mij alles geheel te vergeven, en mij goedgunstig lot den kus van vrede toe te laten.
3. Wat kan ik meer doen voor mijne zonden, dan ze ootmoedig belijden en beweenen , en zonder ophouden uwe genade daartoe afsnieeken ?
Ik bid u, mijn God ! verhoor mij genadig , terwijl ik voor u sta.
AI mijne zonden zijn mij ten uiterste leed , ik wil die nooit meer bedrijven : ik ben bedroefd, en zal bedroefd zijn over dezelve, zoo lang ik leef , terwijl ik altijd bereid zal wezen om voor dezehe boetvaardigheid te plegen , en aan uwe regtvaardigheid naar mijn vermogen , te voldoen.
Vergeef mij , mijn God ! vergeef mij mijne zonden om uwen heiligen naam ; maak mijne ziel zalig, die gij door uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht.
Zie , ik verlaat mij op uwe barmhartigheid , ik geef mij in uwe handen over.
Handel met mij volgens uwe goedheid . en niet volgens mijne ongeregtigheid en boosheid.
■i. Ik otrer u al mijne goede werken op , die ik gedaan heb , alhoewel die zeer weinig en onvolmaakt zijn , opdat gij die wilt zuiveren en heiligen , in dank aannemen en u behagelijk maken, dezelve altijd volmaken en besturen, en
534 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS
mij , trage en onnutte kneclit , tot een zalig einde geleiden.
5. Ik offer u ook al de vrome begeerten der godvruchtige mensclien , al de noodwendigheden mijner ouders , broeders , zusters , vrienden en bloedverwanten , die van allen , die mij of andere menschen eenig goed om uwe liefde bewegen hebben , en ook van degenen , die mij verzoeht hebben , dat ik voor hen of hunne vrienden zoude mis lezen of bidden , hetzij dezelve nog in deze wereld leven , of reeds gestorven zijn.
Ik bid , dat zij allen de hulp uwer genade, do kracht uwer vertroosting , uwe bescherming in hunne gevaren cn de verlossing uit alle pijn mogen gevoelen , opdat zij , van alle rampen verlost , u grootelijks loven en danken.
6. Verder draag ik u ook op mijne gebeden en zoenoffers , bijzonder voor degenen , die mij ergens in mishaagd , bedroefd , versmaad of mij eenige schade of kwelling aangedaan hebben.
Ook voor degenen , die ik ooit wetend of onwetend bedroefd , gestoord, bezwaard of verergerd heb met woorden of werken , opdat gij , o Heer , ons al onze zonden en ergernissen , die wij aen elkander gegeven hebben . kwijt-schcldet.
Neem weg van onze harten . Heer , allen argwaan, afkeer , gramschap , twist cu tweedragt en al hetgeen de liefde kan kwetsen , of de broederlijke genegenheid verminderen.
Wees barmhartig , o Heer , jegens hen , die uwe barmharligheid verzoeken ; geef ons de genade, die ons noodig is : en maak , dat wij waardig zijn uwe genade te genieten , en alzoo tot liet eeuwige leven komen.
VIERDE BOEK.
X. HOOFDSTUK.
Dat men de heilige Comraunie zonder wettige reden niet moet nalaten.
1. Chrislus.— Gij moet dikwijls uwe toevlugt tot de bron der goddelijke genade , tot de bron vdo alle goedheid en van alle zuiverheid nemen, opdat gij van uwe kwade drillen en gebreken moget genezen en legen alle bekoringen en listen des duivels versterkt worden.
Daar de vijand wel weet , welke groote vrucht er in de Coimnunie gelegen is, doet hij al wat hij kan , om de nienschen daarvan af te trekken en hun dit te beletten.
Want men ondervindt, dat, als sommigen zich lot de heilige Communie bereiden , zij grootere bekoringen van den vijand lijden.
Die booze geest , zoo als er in hel boek Job staat (4) komt onder de kinderen van God , om hem door zijne gewone hoosheid Ie ontstellen, om hen kleinmoedig en verbaasd te maken , oni alzoo hunne goede begeerten te verminderen , of hun geloof door zijne aanvechting weg te nemen , en opdat zij alzoo de heilige Communie geheel achterlaten , of daartoe zonder lust en vurigheid naderen.
Doch men moet die booze listen en inbeeldingen , boe schandelijk en afschuwelijk die ook zijn , niet aclilen , maar al zijne booze ingevingen op hem terugwerpen.
Men moet dien rampzalige versmaden en bespotten , cn de heilige Communie , om de
1) Job I , 6
355
356 DE NAVOLGINCr VAN JEZUS CHRISTUS
kwelling of ontsteltenis . die hij verwekt , niet achterlaten.
5. Ook worden sommige verhinderd tot de II. Communie te naderen , omdat zij te zeer bezorgd zijn om eene gevoelige godvruchtigheid te hebben , of al te benaauwd zijn om eene goede biecht te spreken.
Handel hierin volgens den raad van wijze mannen , en leg alle benaauwdheid des gewetens, af: want zij belet de genade van God , en bederft de ware godsvrucht.
Verzuim de heilige Communie niet om kleine zwarigheden : ga ten spoedigste te biechten , en vergeef gaarne aan anderen , die u belcedigd hebben.
En indien gij zelf aan een ander misdaan hebt , vraag hem ootmoedig om vergiffenis , en God zal u ook genadig zijn,
3. Wat baat het , dat men de biecht of de heilige Communie lang nitstelle.
Zuiver u zoo haasl mogelijk , spuw het venijn (der zonden) terstond uit en haast u om geneesmiddelen daartegen in te nemen ; en gij zult beter varen dan met lang uit te stellen!
Indien gij heden de heilige Communie achterlaat om doze of geene zaak , kan er morgen nog iels anders voorvallen , en alzoo zoudt gij lang van de heilige Cojnmur ie teruggehouden worden , en daartoe meer onbekwaam wezen.
Ontdoe u dan , zoodra gij kunt , van deze zwarigheid en traagheid : want lang ongerust en benaauwd 'e blijven , en om dagelijksche gebreken zich zelven van de heilige Communie te verwijderen , dient nergens toe.
VIERDE BOES*
Ja , het is zeer schadelijk dc heilige Communie lang uit te stellen, dewijl dit gewoonlijk groote traagheid voortbrengt.
Het is te beklagen, dat sommige laauwe en trage nienschon dc biecht en de heilige Communie gaarne uitstellen , opdat zij niet verbonden zouden zijn , beter op zich zeiven te letten !
5. Ach ! welke geringe liefde en slappe godsvrucht hebben zij , die de heilige Communie zoo ligtclijk achterlaten.
Hoe gelukkig en aangenaam aan God is hij , die zoo leeft, en zijn geweten zoo goed bewaart, dat hij alle dagen bereid zoude zijn de heilige Communie te ontvangen . en dat hij het in der daad zou doen , indien liet mogt gebeuren , en het zonder opspraak konde geschieden !
Zoo iemand zich somtijds van de Communie uit ootmoedigheid of wettige reden onthoudt, is zijn eerbied te. prijzen.
Maar indien het uit traagheid gebeurt , dan moet hij zich zeiven opwekken , en doen wat in zijn vermogen is : God zal dan genadig zijn verlangen aanzien en zijnen goeden wil te hulp komen.
6. Maar als hij wettig belet is ^ dan moet hij altijd eenen goeden wil hebben om de heilige Communie te ontvangen , en alzoo zal hij van de vruchten des heiligen Sacraments niet geheel beroofd zijn.
Want een godvruchtig mensch kan dagelijks en alle uren, tot zijne zaligheid, geestelijk tot de heilige Communie naderen.
Nogtans behoort hij op de gestelde dagen het Ligchaam van zijnen Zaligmaker met liefde en
337
13
338 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
eerbied te ontvangen , en daarin meer den lof en de eer van God, dan zijne eigene vertroosting zoeken.
Men communiceert geestelijk, en men wordt daarmede inwendig gevoed, als men de geheimen der menschwording en het lijden van Christus godvruchtig overdenkt , en daardoor in zijne liefde ontstoken wordt.
7. Die zich zeiven tot de Communie slechts bereidt uit gewoonte , of omdat er zekere feestdag aanstaande is , zal dikwijls daartoe onbereid zijn.
Zalig is hij , die zich zeiven aan God als een brandoffer opdraagt , zoo dikwijls hij mis leest of tot de Tafel des llecren nadert.
Wees in het mis lezen niet al te langzaam noch tc traag , maar onderhoud het algemeen goed gebruik van diegenen, met welke gij leeft; want gij moet anderen geene mocijclijkheid of verdriet veroorzaken , maar den algemeenen weg en de instelling uwer voorouders houden , en eerder tot voordcel der gemeente trachten te dienen , dan uwe eigene godsvrucht en genegenheid te voldoen.
XI. HOOFDSTUK.
Dat het H. Lifrchaara onzes Heeren en de H. Schrift voor eene geloovige ziel hoogst onontbeerlijk zijn.
1. De ziel. — O allerzoetste Heer Jezus ! hoe zoet is het voor eene godvruchtige ziel, aan uwe Tafel aangenomen te zijn . alwaar geene andere spijs voorgesteld wordt dan gij , haar beminde des harten, die boven alle verlangens te wen-schen zijt !
VIERDE BOEK. 35!)
Ach ! hoe aangenaam ware liet mij , zoo ik in uwe tegenwoordigdeid uit het innigste gevoel van mijn hart tranen inogte storten , en met de godvruchtige Magdalena uwe voeten wasschen !
Maar waar is dusdanige godsvrucht? Waar is die heilige tranenvloed ?
Voorwaar, geheel mijn hart behoorde te branden voor uw aanschijn en voor uwe heilige Engelen , en van blijdschap te weenen.
Want ik heb u, alhoewel onder eene andere gedaante verborgen , in het heilige Sacrament waarlijk tegenwoordig.
2. Ook zouden mjne oogen niet kunnen verdragen uwe eigene goddelijke klaarheid te aanschouwen , ja de gehcele wereld te zamen zou voor den glans uwer roemvolle Majesteit niet kunnen bestaan.
Het is dan om mijne zwakheid te ondersteunen , dat gij onder dit Sacinment bedekt blijft.
Ik bezit u dan waarlijk , en aanbid hier den-gene, dien de Engelen in den hemel aanbidden ; doch ik zie u met het geloof , maar zij aanschouwen u in uwe gedaante , onbedekt.
Ik moet mij bevredigen met dit licht des ge-loofs , en daarin wandelen tot dat do dag der eeuwige klaarheid aanbreekt , en de duistere schaduw der afbeeldingen en gedaanten verdwijnt.
Haar als al hetgeen wal volmaakt is , zal aangekomen zijn (1) dan zal het gebruik der Sacramenten ophouden : want de Heiligen in den hemel hehben de hulpmiddelen der Sacramenten niet meer noodig.
Want zij verblijden zich in Gods tegenwoordigheid , terwijl zij aanschijn aan aanschijn zijne
340 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
licerlijklieiil beschouwen : en daar zij van die heldere beschouwing in de klaarheid der ondoorgrondelijke Godheid als overgaan , smaken zij hot menschgeworden Woord van God , gelijk het van het begin geweest is , en in eeuwigheid wezen zal.
3. Als ik op deze wonderbare dingen denk , wordt mij alle troost , zelfs geestelijke , verdrietig : want zoo lang ik mijnen Heer in zijne heerlijkheid niet klaar aanschouw , acht ik alles, wat ik in de wereld hoor of zie , voor niets.
Gij weet, o mijn God , dat mij niets kan troosten of rust geven, dan gij alleen, dien ik eeuwig wensch te aanschouwen.
Maar dit kan mij niet wedervaren , zoo lang ik in dit sterfelijk leven ben.
Uit dien hoofde moet ik mij tot groote verduldigheid bereiden , en mij in al mijne verlangens aan u overgeven.
Want uwe Heiligen , o Heer! die zich nu met u in het rijk der hemelen verblijden , hebben ook door hel geloof en niet groot geduld in dit leven de komst uwer glorie verbeid.
Wat zij geloofd hebben , dat geloof ik ook ; en waartoe zij gekomen zijn , daar betrouw ik , door uwe genade , ook te komen.
Middelerwijl wil ik in het geloof leven . en mij door het voorbeeld der Heiligen versterken.
ik heb ook de gewijde boeken tot mijnen troost cn tot eenen spiegel om wel te leven ; en bovenal heb ik uw dierbaar Ligcbaam lot een bijzonder geneesmiddel en toevlugt.
4. Want ik bevind , dat in dit leven twee dingen mij hoogst noodig zijn , zonder welke dit . ellendig leven mij onverdragelijk zou wezen.
VIERDE BOEK.
Zoo lang ik in den kerker van dit Ligchaam ben opgesloten , zijn mij twee dingen zeer noodig: namelijk licht en vocdiel.
Gij hebt dus uw heilig Ligchaam aan mij , zwakken mensch , tot voedsel gegeven , en mkj woord als ecue lamp voor mijne voeten gesteld. (1)
Zonder deze twee dingen zou ik niet goed kunnen bestaan ; want uw heilig woord is het licht mijner ziel, en uw heilig Sacrament is het brood des levens.
Dit zijn ook twee tafels , die gij in de schatkamer van uwe heilige Kerk geplaatst hebt.
De eene tafel is het altaar , waarop het heilig brood , dat is , het dierbaar Ligchaam van Christus, rust.
Do andere tafel is uwe goddelijke wet, welke de heilige leering bevat , die ons onderwijst in het ware geloof, en ons tot het binnenste van het Heilige der heiligen geleidt.
Ik dank u , o Fleer Jezus , licht van het eeuwige licht , voor du tafel uwer heilige leering, die gij ons door uwe dienaars , de profeten , de Apostelen en andere leeraars , bereid hebt.
S. Ik dank u , o Schepper en Verlosser der menschen , dat gij , om uwe liefde aan de wereld te bewijzen , een groot avondmaal bereid hebt , in hetwelk gij ons , niet het oude paaschlam , maar uw heilig Ligchaam en uw dierbaar Bloed tot ons voedsel hebt voorgesteld, terwijl gij alle geloovigen met blijdschap door deze heilige spijs verheugt , en dronken maakt met den zaligen kelk , in welken al de wellusten van het Paradijs besloten zijn , en waarvan de heilige Engelen ,
1) Ps. CXVIII. 103.
341
342 DE NAVOLGING VAN JEZUS CIIRISTCS.
maar niet eene groolere cn zaliger zoetheid , met ons deelen.
6. O ! hoe groot en waardig is het ambt der Priesters , wien de magt gegeven is van den God van Majesteit door heilige woorden te consacrcrm, hem met hunne lippen te loven , in hunne handen te dragen , met hunnen mond te nuttigen, en aan de geloovigen uit te deelen.
O , hoe zuiver belioorden die handen , hoe heilig die mond , hoe rein dat ligchaam , hoe onbesmet dat hart te zijn , in hetwelk de Gever aller zuiverheid zoo dikwijls komt!
üit den mond van eenen Priester,die zoo dikwijls liet ligchaam des Heeren ontvangt, moeten niet dan heilige , eerbare en nuttige woorden komen.
7. Zijne oogen , die dagelijks het Ligchaam van Christus aanschouwen , moeten eenvoudig en eerbaar zijn. Zijne handen , die dagelijks den Schepper van hemel en aarde aanraken , moeten zuiver cn tot den hemel opgeheven zijn.
Het is voornamelijk voor de priesters , dat er in de wet geschreven slaat: weest heilig , dewijl ik , uw [leer cn God , heilig hen (i)
8. Dat uwe genade , o almagtige God, ons toch helpe , opdat wij , die het priesterlijke ambt ontvangen hebben , u waardig en godvruchtig in alle zuiverheid en met een goed geweien mogen dienen.
En kunnen wij al niet in zoo groote onschuld van leven verkeeren als wij moeien , verleen ons dan toch , dat wij het kwaad , welk wij bedreven hebben , behoorlijk beweencn en u voortaan in den geest van ootmoedigheid en mei. het voornemen van een goeden wil meer ijverig ditnen.
1) Lev. XIX. 2.
VIERDE BOEK.
XII. HOOFDSTUK.
Hoe men zich tot de H. Communie moet voorbereiden.
1. Christus. — Ik ben de minnaar der zuiverheid en de gever van alleheiligheid.
Ik. zoek een zuiver hart, en daar is de plaats mijner rust.
Bereid mij eene wel versierde eetzaal , zoo zal ik met mijne leerlingen het Paaschlam bij u eten. (1)
Zoo gij begeert , dat ik tot u kome , en bij u blljve , zoo zuiver u van den ouden deesem (2) en reinig de woning van uw hart.
Sluit de wereld en het gewoel van alle kwade driften buiten , wees als eene eenzame musch op het dak (3) en overdenk in de bitterheid van uw hart uwe misdaden.
Want al wie iemand zeer bemint, bereidt voor zijnen beminde de allerbeste plaats, en daaruit wordt zijne liefde gekend.
2. Weet nogtans , dat gij met uwe eigene krachten u hiertoe niet waardig kunt bereiden , al ware het , dat gij een geheel jaar daartoe besteeddet en op niets anders dacht.
Maar door mijne goedheid en genade alleen wordt het u toegelaten tot mijne tafel te naderen , alsof een ' arme bedelaar ter maaltijd van eenen rijke geroepen worde, en dat hij niets anders tot vergelding te geven hadde , dan zich te verootmoedigen en hem te bedanken.
Doe wat in uw vermogen is, en doe het
1) Marc. XIV. 15.
•2) Cor. V. 7.
3) Ps. Cl. 8.
543
3-44 DE NAVOLGING VAN JEZÜS CHRISTUS.
naarstig, niet uit dwang of gewoonte ; en ontvang het ligchaam van uwen God, die zich ge-waardigt tot u te komen , met vrees en eerbied.
Ik heb u genoodigd, ik heb het alzoo bevolen: kom en ontvang mij, en ik zal aanvullen wat u ontbreekt.
3. Als ik u de genade van godsvrucht geef, dank uwen God, niet, omdat gij dit waardig zijt, maar omdat ik u genadig ben geweest.
Indien gij geene godvruchtigheid gevoelt , en u zclven in dorheid bevindt, begeef u dan tot bidden ; zucht , klop en houd niet op , tot dat gij een druppeltje van de zalige genade verdient te ontvangen.
Gij hebt mij noodig, ik heb u niet noodig :
Gij kunt mij niet heilig maken , maar ik kom u heilig maken en verbeteren.
Gij komt, opdat gij aan mijne heiligheid zoudt deelachtig , en met mij vereenigd worden , om nieuwe genaden te bekomen , en op nieuw ontstoken te worden , om beter le leven.
Verzuim deze genade niet , maar bereid uw hart met allo naarstigheid , en ontvang uwen beminde.
4. Doch gij moet u niet alleen bereiden tot de godvruchtigheid voor de Communie , maar u ook daarin bewaren, na bet ontvangen van dit heilig Sacrament.
Er wordt, na het ontvangen , geene mindere behoedzaamheid vereischt, dan eene vurige bereiding voor het ontvangen.
Want de goede bewaring ra het ontvangen , is de beste bereiding, om meerdere genaden te bekomen.
VIERDE BOEK.
Maar die na de Communie zich terstond tot uitwendigen troost uitstort , maakt zich zeiven zeer ongeschikt , om mij weder te ontvangen.
Wacht u van veel te spreken , houdt u in de afzondering , en geniet uwen God , want gij bezit diegenen , welken de geheele wereld u niet kan ontnemen.
Ik ben het, aan wien gij u gansch moet overgeven , opdat gij voortaan niet meer in u , maar in mij gerust levet.
XIII. HOOFDSTUK.
Dat eene godvreezendc ziel van ganscher harte naar de ver-eeniging mot Christus in het Sacrament moet haken.
1. De ziel.— O Heer , wie zal mij geven , dat ik u alleen moge vinden , voorn mijn liart openen , en u genieten , gelijk mijne ziel zulks wenscht, opdat mij dan niemand versmade , noch cenig schepsel mij bewege of vermake : maar dat gij mij , en ik u alleen moge tegenspreken, gelijk de eene vriend met den anderen vrolijk omgaat.
llelgeen ik bid en wenseh , is , dat ik eens geheel moge vereenigd worden met u , dat ik mijn hart moge aftrekken van al hel geschapene en dat ik , door het dikwijls opofferen en nuttigen van uw heilig Ligcliaam , het heinelsche en eeuwige leere smaken.
O mijn God ! wanneer zal ik gansch vereenigd met u , geheel verslonden in u , en mij zelven vergelen zijn ?
Wees gij in mij , en ik in u } geef mij , dat wij allijd zoo vereenigd blijven.
54S
3i6 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
2. Gij zijt waarlijk mijn welbeminde (1) uit veel duizenden uitverkoren in wien mijne ziel eeuwig wenscht te verblijven.
Gy zijt het , die aan mijne ziel vrede verleent j in wien de ware vrede en opregte rust te vinden is , en buiten u is er niets dan last , verdriet en eindelooze ellende. (2)
Gij zijt voorwaar een verborgen God en uw raad is niet met de boozen , maar gij spreekt met de ootmoedigen en eenvoudigen.
O Heer , hoe zoet is uw geest, aangezien gij, om uwe teedere liefde aan mve kinderen te be-toonen, hen spijst met een aangenaamst Brood, hetwelk uit den hemel gedaald is.
Voorwaar , er is geen volk in de wereld , dat zijne afgoden zoo bij zich heeft (3) gelijk gij, onze ware God, bij uwe geloovigen zijt, aan wie gij om hun tot eenen gedurigen troost te dienen , en hun hart altijd ten hemel te verheffen , u zeiven tot spijs geeft.
3. O , welk volk is er zoo] edel als de Christenen !
O , welk schepsel onder den hemel is er zoo bemind als eene vrome ziel , in welke God zijnen intrek neemt, om haar met zijn heilig Ligchaam te voeden !
O onuitsprekelijke genade, o wonderbare gunst, o ongemetene liefde , die aan den mensch zonderling bewezen wordt !
Maar wat zal ik den Heer voor deze groote genade en nitnemende liefde wedergeven ?
1) Cant. 5. t. 10.
2} Is. 45. t. 45.
3) Dent. . IV. 7.
VIERDE BOEK.
Ik kan niets aangenamer doen , dan mijn hart geheel overgeven aar» u , o mijn God ! en hetzelve innerlijk met u vereenigen.
Dan zullen al mijne krachten zich verheugen , als mijne ziel volkomen met God zal vereenigd zijn.
Dan zal hij tot mij zeggen ; indien gij met mij wilt zijn , wil ik met u wezen.
En ik zal antwoorden : o Heer ! gewaardig u bij mij te blijven , wanl ik wil gaarne bij u zijn.
Al mijn verlangen is , dat mijn hart geheel met u vereenigd zij.
Over het vurige verlangen, clat sommige zielen tot het heilige geheim hebben.
1. De ziel. — O Ilccr, hoe yroot is het genoegen , dut gj bewaart voor hen , die u vreezen.
Als ik op sommige godvruclilige zielen denk , die met de. allergrootslc vurigheid tot uw heilig Sacrament naderen , dan word ik beschaamd in mij zeiven , dat ik zoo koud en laauw tot uw Altaar en uwe heilige Tafel nader ; dat ik zoo dor blijf, zonder dat mijn hart getroffen wordt; dat ik niet geheel ontstoken worde voor u , o mijn God , noch zoo sterk getroffen , gelijk vele vrome zielen geweest zijn, die door betgroote verlangen tot de heilige Communie en de liefde huns harten hunne tranen niet konden wederhouden.
347
Hunne ziel en hun ligchaam haakten naar u , o mijn God , bron des levens! zij konden anders hunnen honger niet verzadigen , dan na uw heilig ligchaam met blijdschaii ontvangen te hebben.
l) Ps. 3C v. 20.
548 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
2. O , hoe brandend was hun geloof! hetwelk een zeker teeken is, dat gij , Heer, hier tegenwoordig zijt.
Want zij kennen waarlijk hunnen Heer in het breken des broods. (1) wier hart zoo hevig in hen brandt, als Jezus met hen is.
Helaas ! hoe ver ben ik dikwijls van dusdanige godsvrucht en van cene zoo vurige liefde verwijderd!
O goederlierene Jezus , wees mij genadig , en verleen uwen armen bedelaar , dat ik ten minste somtijds een vonkje uwer vurige liefde in de heilige Communie gevoele , opdat mijn geloof versterkt, mijne hoop door uwe goedheid vermeerderd , en mijne liefde ten volle ontstoken worde, en, na uw hemelsch manna gesmaakt te hebben, nooit verflaauwe.
5. Uwe barmhartigheid is magtig mij de ge-wenschte genaden te verleenen , en mij in uwen geest van vurigheid te bezoeken , als het u zal believen.
Want al is het, dat ik met de grootste begeerte van uwe godvruchtige zielen nog niet ontstoken ben , wensch ik nogtans dit brandend verlangen te hebben ; terwijl ik u smeek , om aan de liefde uwer vurige minnaars deel te hebben en onder hun gezelschap gerekend te worden.
XV. HOOFDSTUK.
Dat do gena'lc van goilvruchtisheid door de ootmoedigheid
en de verloochening van zich zeiven bekomen wordt.
i. Christus. — Gij moet de gaven eener vurige godsvrucht naarstig zoeken , met verlangen vragen, 1) Luc. XXIV 35.
VIERDE BOEK.
geduldig en met betrouwen verwachten , met erkentenis ontvangen , met ootmoed bewaren , zorgvuldig met haar medewerken , en aan God altijd de manier bevelen, op welke het hom zal believen u te komen bezoeken.
Gij moet u dan bijzonder verootmoedigen , als gij inwendig geeno godsvrueht gevoelt, maar gij moet daarom niet kleinmoedig worden of u te zeer bedroeven.
God geeft dikwijls op een oogenblik, hetgeen hij langen lijd weigerde. Hij geeft somtijds op liet einde des gobeds, wat bij in den aanvang uitstelde te geven.
2. Bijaldien de genade altijd spoedig verleend werd, en de menseh die altijd naar zijnen wil had, dan zou de menschelijkc zwakheid dezelve niet wel kunnen dragen.
Gij moet dan de genaden en eeno vurige, godsvrucht met goede hoop en ootmoedig geduld verwachten : en als u die niet gegeven , ja zelfs heimelijk onttrokken wordt, moet gij zulks aan uwe zonden toeschrijven.
Het is dikwijls eenc geringe zaak , die een beletsel aan de genade stelt , indien men dit nogtans gering mag noemen , en niet veeleer datgene een groot kwaad moet achten , hetwelk zulk een groot goed belet.
Doch indien gij dit beletsel van u weert en hetzelve volkomen overwint, dan zal uw verzoek door den Heer ingewilligd worden.
3. Want zoohaast gij u aan hem uit geheel uw hart zult overgeven , en gij u zeiven hier of daarin niet zoekt, maar u geheel aan hem overlaat, zult gij u met hera vereenigd vinden en gerust
öiO
3S0 DE NAVOLGING VAN JEZUS CBRISTUS.
zijn ; want niets zal u zoo wel smaken , als de heilige wil van God.
Hij dan , die zijn hart eenvoudig fot God zal verheffen, en zich zeiven van alle ongeregelde liefde of misnoegen, aangaande de schepselen, ontmaken , zal liet best geschikt zijn om de gave eencr vurige godvruchtigheid te ontvangen.
Want God geeft zijnen zegen daar ^ waar hij ledige cn bekwame vaten vindt.
En hoe meer iemand de aardsche dingen verzaakt, en hoe meer hij door zijne zelfverachting aan zich zeiven verstorven is , des te spoediger ook de genade lot hem komt , overvloediger in hem vloeit , en zijn vrij hart hooger tot het liemelsclie verheft.
i. Dan zal hij zich zeiven in overvloed vinden cn zich verwonderen ; dan zal zijn hart in hem verwijd worden (1) omiiat de hand Gods met hem is , en hij zich in zijne handen voor eeuwig gesteld heeft.
Zoo zal hij , die God uit geheel zijn hart zoekt, cn zijne ziel niet vergeefs ontvangt (2) van God gezegend worden.
Deze zal ook in het ontvangen van het heilige Sacrament grootc genade verdienen , die zich met God zal vereenigen , omdat hij in de heilige Comniuuie geen acht slaat cp zijne eigene voldoening, maar op Gods eer en glorie, die hij voor alle geloovigo godvruchtigheid en geestelijk vermaak stelt.
(1 Isaias. L. X. 5 2) Ps. XXIII. 4.
VIERDE BOEK.
XVI. HOOFDSTUK.
Dat wfi in de heilige Communie al onzen nood aan Christus
moeten openleggen , en hem zijne genade verzoeken.
1. De ziel. — O zoetste en liefderijke Heer, dien ik nu vurig wenscli te ontvangen , gij kent mijne zwakheid en mijnen nood. Gij weet in hoe veel kwalen en gebreken ik gedompeld lig, hoe dikwijls ik bezwaard , bekoord , ontsteld en besmet word.
Ik kom tot u om geholpen te worden ; ik bid u om troost en verlichting.
Ik spreek tot dengene , die alles weet, wien mijn inwendig wel bekend is , en die alleen mij volmaakt kan troosten en helpen.
Gij weet welk goed mij het meest ontbreekt, en hoe arm in deugden ik ben.
2. Zie ik sta hier voor u , arm en ontbloot , ik verzoek u hulp ,en bid u om genade.
Spijs rnij , armen , hongerigen bedelaar , verwarm mijn koud hart doorliet vuur uwer liefde, verlicht mijne blindheid door den glans uwer tegenwoordigheid.
Maak , dat alle aardsche genoegens mij bitter vallen , en dat ik alle bezwaren en tegenheden verduldig lijde , en dat ik alle geschapene en aardsche dingen verachte en vergete.
Hef mijn hart opwaarts tot u in den hemel , en dat mijne gedachten niet meer op aarde zwerven.
Dat ik van nu af, in niets smaak vinde dan in u ; want gij alleen zijt mijne spijs , mijn drank , mijne liefde, mijne vreugde , mijn genoegen en al mijn goed.
551
5Ï)2 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHIUSTUS.
5. Ik bid u, wil mij door uwe tegenwoordigheid geheel onlsleken , verbeteren en in u veranderen j opdat ik , door uwe genade niet u ver-cenigd , door eene brandende liefde gesmolten , één geest met u moge worden.
Laat niet toe , dat ik hongerig en dor van u henen ga ; maar doe mij do kracht uwer barmhartigheid gevoelen, gelijk gij met uwe Heiligen dikw ijls wonderbaar gehandeld hebt.
Wat -wonder ware hel, zoo ik door u ganscb vurig en verteerd werde ! want gij zijt een Vuur, hetwelk altijd brandt, cn nooit verdoolt, gij zijt eene liefde, die het hart zuivert en het versland verlicht.
Over het vurige verlangen om Christus waardig te ontvangen.
■1. De ziel. — Heer , ik wensch u te ontvangen met eene groote godsvrucht , met eene brandende liefde , cn uit geheel de volheid mijns harten; gelijk vele Heiligen en vurige zielen , die door een heilig leven en eene vurige godvruchtigheid u zeer behaagd hebben.
O mijn God ! o eeuwige liefde! o eindeloos goed en al mijn geluk ! ik wensch u met zoo krachtige begeerte cn zoo groote eerbiedigheid te ontvangen , als ooit iemand van de Heiligen gehad of gevoeld heeft.
2. En hoezeer ik onwaardig ben zulk gevoelen van godsvrucht te hebben , offer ik u echter ■al de begeerten mijns harten, alsof ik alleen al de vurige begeerten uwer Heiligen had.
VIERDE BOEK.
Ik offer u ook, al wat cene vurige ziel mag bedenken en begeeren om u te eeren , en dat met den allergrootsten eerbied en genegenheid.
Ik wil niets voor mij zeiven behouden ; maar mij en alles, wat ik bezit , gesvillig en volgaarne aan u opofferen.
O Heer , mijn God , mijn schepper en mijn Verlosser ! ik wenseh u beden met zulke eene eerbiedigheid , begeerte, lof en eer, met zulk eene dankbaarheid , vurigheid en liel'de ; met zulk een geloof , hoop en zuiverheid te ontvangen , gelijk uwe allerliefste Moeder en Maagd Maria u ontving , toen zij aan den Engel , die ham-het geheim uwer mersehwording verkondigde, antwoordde ; Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord. (1)
3. En gelijk uw heilige voorlooper , de verhe-venste uwer Heiligen , Joannes de Dooper, in uwe tegenwoordigheid, door eene blijdschap van den heiligen Geest opsprong in het ligchaam zijner moeder , en u daarna onder de menschen ziende wandelen , met eene diepe ootmoedigheid en liefde zeide ; de vriend des bruidegoms die bij hem slaat en hem hoort , is ten uiterste verheugd om de slem des bruidegoms (2) zoo wensch ik ook ontstoken te worden met groole en heilige begeerten , en mij aan u uit geheel mijn hart op te dragen.
Daarom draag ik u de vrolijke lofzangen, de vurige begeerten , en al de goddelijke verrukkingen , de geestelijke verzuchtingen , de he-melsche beschouwingen van alle godvruchtige
1) Luc. I. 38.
2) Joan. III. 29.
335
584 DE NAVOLGING VAN JEiUS CHRISTUS
zielen , met de deugden en den lof , waarmede u ooit eenig schepsel in den hemel of op de aarde geëerd heeft of eeren zal. Ontvang die , o Heer , voor mij en voor allen , die van mij gebeden verzocht hebben , opdat gij van allen waardig geloofd en in eeuwigheid geëerd moget worden.
-i. O Heer , mijn God , ontvang deze mijne wenschen . en begeerten , want oneindige lot eu zegeningen komen u volgens de menigvuldigheid uwer onuitsprekelijke grootheid,te regt toe.
Ik bied u die aan , ik wensch u die alle dagen en stonden aan te bieden ; en om u deze dankzegging en oer naar behooren te geven , roep en noodig ik alle hemelsche Geesten en alle geloo-vigen, ten einde zij zich met mij zouden vereenigen.
ö. Dat alle volkeren , geslachten en tongen u loven en dat zij uwen naam verheffen met volle blijdschap en brandende liefde.
En dat al degenen , die dit hoogwaardig en heilig Sacrament eerbiedig en godvruchtig opdragen en met een opregt geloof ontvangen , barmhartigheid bij u mogen vinden , en voor my , zondaar, ootmoedig bidden.
En als zij die gewenschlc godsvrucht en uwe zoete vereeniging zullen bekomen hebben , en wel getroost en wonder verzadigd van uwe heilige Tafel zullen wederkeeren , dat zij dan aan mij, armen behoeftige, willen gedenken.
XVIII. HOOFDSTUK.
Men moet die heilige geheimen niet willen onderzoeken en doorgronden , maar zijn verstand aan liet geloof onderwerpen.
1. Christus. — Wacht u van dit ondoorgron*
VIERDE BOEK. 555
delijk Sacrament nieuwsgierig en nutteloos te willen navorschen , indien gij u in geenen afgrond van twijfeiaclitiglicid wilt dompelen.
Die Gods Majesteit wil onderzoeken , zal van de glorie overvallen worden (1) God kan meerdere dingen uitwerken dan de mensch kan begrijpen.
.Een godvruchtig en ootmoedig onderzoek van de waarheid is te dulden , als zoodanig onderzoeker bereid is onderligt te worden , en langs de wegen der heilige Vaders tracht te wandelen.
2. Zalig is de eenvoudigheid , die de mceijelijke en zware geschillen daar laat , en die op de effene en vaste paden van Gods geboden wandelt.
Velen , door te hooge dingen te hebben willen onderzoeken, hebben hunne godsvrucht verloren.
Ik verzoek van u een vast geloof en een regt-zinnig leven, en niet, dat gij mijne hooge goJiei-men zoudt verstaan.
Indien gij dingen , die onder u zijn , niet kunt vatten , hoe zult gij dan datgene , wat boven u is, begrijpen ?
Verneder u voor God , onderwerp uw verstand asn hel geloof , en ik zal u verlichten , zoo yeel dienstig of noodig zal wezen.
Sommigen lijden groole bekoring wegens het geloof in dit heilig Sacrament , maar dit is meer aan den boozen vijand , dan aan hunne zwakheid te wijten.
Wil dit uiet achten, en niet uwe gedachten niet twisten, noch op de ingevingen des duivels antwoorden : maar geloof de woorden van God , geloof aan zijne Heiligen en Profeten , en de booze vijand zal van u vlieden,
J)JProv. XXV. sr.
Sl)6 DE NAVOLGING VAN JEZUS CHRISTUS.
Het is dikwijls nuttig , dat oen dienaar van God zulke kwelling te lijden heeft.
Want de ongeloovigcn en de zondaars , die hij nu al gerust bezit, bekoort hij niet, maar hij kwelt en bestrijdt de geloovigen en godvruchtigen op velerlei wijze.
4. Ga derhalve met een eenvoudig en vast geloof voort, en nader lot dit heilig Sacrament met oenen diepen eerbied.
En beveel alles , wat gij niet kunt begrijpen, gerust aan Gods almogendheid :
God kan niet bedriegen; maar die te veel op zich zeiven betrouwt , wordt bedrogen.
God wandelt altijd met de eenvoudigen , openbaart zich aan de ootinoedigen , geeft verstand qan de kleinen, opent het verstand der reine zielen, en verbergt zijne genade voor de nieuwsgierigen en hoovaardigen.
De menschelijke rede is zwak , en kan falen; maar het ware geloof kan niet falen.
o. Do rede en het natuurlijk licht moeten altijd het geloot volgen, en het niet voorafgaan of hetzelve willen krenken.
Want het geloof en de liefde munten hetaller-meest in dat heilige geheim uit , en werken daar op eene verborgene wijze.
God , die eeuwig , onmeetbaar en almagtig is , doet in den hemel en op de aai de gi oote en onbegrijpelijke dingen , en niemand kan de wonderen zijner werken achterhalen.
Indien Gods werken zoodanig waren , dat zij door het menschelijke verstand ligtelijk begrêpen werden , zouden zij niet wonderbaar of onuitsprekelijk mogen genoemd worden.
E1XDE.
In den naam des Vaders , enz.
Ik geloof in God den Vader , enz.
tilorie zij den Vader , enz. Onze Vader , enz.
Ik groet u , Dochter van God den Vader, Weesgegroet , enz.
Ik groet u , Moeder van God den Zoon, Wees gegroet, enz.
Ik groet u , Bruid van God den II. Geest. Wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader , enz.
lgt;e V. blijrtc gx'lieimfsi.
1. De Boodschap des Engels.
De namen van Jezus en Maria moeten zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader , enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de Menschwording van Christus. Wees gegroet , enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkozen.
5. De Engel Gabriël brengt Maria de blijde s boodschap. g
4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed , en
5. De Engel zeide : wees gegroet^ gij , vol
. van genade , de Heer is met u. g
6. Maria was verbaasd,toen zij den Engel hoorde, -
7. De Engel zeide : Maria , wil niet vreezen , g want gij zult ontvangen door den If. Geest, ?
8. Maria zeide : zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord,
558 n. RozEKiuNS.
9. Maria is door den H. Geest overlommerd 3 quot;eworden. tra
0 O
40. En het woord is vleesch geworden , cn het heeft onder ons gewoond. 'n
Glorie zij den Vader , enz.
II. Het bezoek van Maria aan hare Nicht Elizabeth.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
\. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elizahelh bezoeken.
2. Maria bestuurd door den II. Geest ,
3. Maria , niet haast opslaande , gaat over het gebergte ,
4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elizabeth ontvangen , ^
ö. Joannes is gezuiverd en van blijdschap S opgesprongen in zijns moeders ligcliaam , ^
6. Elizabeth zeide : gezegend is de vrucht 'g uws ligehaams S.
7. Maria heeft uitgeroepen; Mijne ziel maakt o groot den Heer , S
8. Elizabeth zeide : wat geluk geschiedt mij , ti dat de Moeder des Ileeren tot mij komt,
9. Het huis van Zacharias is door de komsl van Jezus en Maria gezegend ,
■10. Maria heeft hare nicht drie maanden met
liefde gediend ,
Glorie zij den Vader , enz.
III. DE GEBOORTE VAN OnRISTÜS.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader , 1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven , weesgegroet, enz.
n. ROZEKRANS. 559
2. Maria heeft Jezus in den stal gebaard en
in doeken gewonden.
5. Maria heeft Jezus met liefde en verwondering aanschouwd ,
■i. Maria heeft Jezus omhelsd en aan haar
hart gedrukt,
S. Maria heeft Jezus met hare II. Borsten 3 gevoed , S
C. Maria heeft Jezus in eene krib gelegd, «g
7. Jezus lag op hooi en stroo tusschen os ^ en ezel. ra
8. De Engelen hebben gezongen : Glorie zij -aan God in den hoogste; en op de aarde § vrede aan de nienschen, die van goeden ^ wil zijn !
De herders hebben het goddelijk kind komen bezoeken ,
10. De drie koningen hebben het kind komen aanbidden en hunne giflen geofferd ,
Glorie zij den Vader ; enz.
IV. DE OPDRAGT VAN CHRISTUS JN DEN TEMPEL.
De namen van Jezus en Maria, enz. Onze Vader. enz.
1. Maria gaat om haar II. Kind te offeren, wees gegroet, enz.
2. Jezus en Maria onderwerpen zich aan de si wet van Mozes , wees gegroet, enz. S
3. Maria gaat langs moeijelijke wegen naar ^ Jeruzalem, £
i. Maria heeft Jezus op hare armen ge- g dragen ,
5. Maria vervolgt b1 biddende haren weg , §
(i. Maria heeft Jezns in den Tempel geofferd , quot;N
n. nOZBKRANS.
7. Maria heeft aan de wet voldaan met de offergift der arme mensehen , 5
8. Anna , de profetes , loofde God voor S de verlossing van Israël , ao
9. De oude Simeon heeft J czs omhelsd g en op zijne armen genomen, 5-
48. Simeon zeide : lieer ^ laat nu uwen n
dienaar , volgens uw woord , in vrede gaan, n Glorie zij den Vader, enz.
V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JEZUS.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief kind verloren , wees gegroet , enz.
2. Maria heeft haren schat gemist ,
5. Maria heeft hem met veel droefheid
■4. Maria heeft Jezus langs alle wegen en S straten gaan zoeken ,
Maria heeft Jezus na drie dagen gevonden , quot;4 0. Maria vindt Jezus in den Tempel , «
7. Jezus , twaalf jaren oud , hoorde en -ondervraagde de leeraars , 2
8. Maria zeide : Zoon , waarom hebt gij ons ? bedroefd ?
9. Jezus is met hen afgegaan en w»s hun onderdanig,
10. Maria bewaarde in haar hart al de woorden, die Jezus tot haar sprak ^ wees gegroet , enz.
Glorie zij den Vader , enz.
GEBED.
O Maria ! allergoedertierenste Moeder , verkrijg voor mijn hart eene ware droefheid , en voor mijne
360
h. rozekrans.
oogen tranen van berouw , om te bewcénen , dat ik Jezus door de zonden zoo dikwijls heb verloren ; vergnn mij hem weder te. vinden en altijd te behouden. Amen.
De vijf flroevig-e Cielieimen,
I. De doodstrijd van Jezus in het hofje van Olijven.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader , enz.
1. Jezus gaat naar bet hofje van Olijven , wees gegroet , enz.
2. Jezus valt plat ter aarde neder ,
5. Jezus volhardt in het gebed ,
■4. Jezus is bedroefd tot den dood ,
ö. Jezus zweet water en bloed , ^
7 rt
G. Jezus stelt zijnen wil ia dien van zijnen 2 hemelschen Vader , tg
7. Jezus vermaant zijne leerlingen om te waken
8. Jezus wordt door zijnen Apostel Judas met o eenen kus verraden ; n
9. Jezus wordt door zijn bemind volk gevangen genomen ,
10. Jezus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van den eenen regter naar den anderen, wees gegroet, enz.
Hoe lief heeft God den mensch gehad , dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard , maar hem geleverd heeft ter dood, ja tot den dood des kruises.
301
11. De geeseling van Christus.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz. 16
H. nOZRKRANS.
1. Jezus werd van de Joden aan de Heidenen overgeleverd , wees gegroet , enz,
2. Jezus werd bij Pilatus valschelijk beschuldigd, 5. Jezus werd van zijn volk achter Barrabas
gesteld. . ^
.}. Jezus werd geleverd om gegeeseld te g worden ,
5. Jezus kleederen werden uitgerukt,
0. Jezus stond daar naakt en bloot ^ 5.
7. Jezus werd aan eene kolom gebonden , ^
8. Jezus werd niet roeden gegeeseld , g !). Jezus bloed vloeit langs de aarde ,
dO. Jezus is gewond om onze zonden ,
Hoe lief heelt God den mensch , enz.
111. De kroomng van Christus.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader , euz.
1. De soldaten hebben Jezus eene doornen kroon bereid , wees gegroet, enz.
2. Zij hebben de doornen kroon in Jezus hoofd gedrukt ,
3. Jezus hoofd langs allo kanten doorwond , ^ -i. Jezus hoofd druipende van het bloed , g i). Jezus met eenen purperen mantel bespot, ^ 0. Zij hebben Jezus een riet voor scepter £!
in de hand gegeven , g
7. Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd van Jezus geslagen ; 2
8. Zij hebben Jezus gezegond aangezigt .N bespuwd ,
9. Jezus overladen met versmaadheden ,
10. Pilatus heeft Jezus aan het volk vertoond , zeggende; Ziet den mensch!
562
CR
cn
Hoe lief heeft God den mensch , enz.
*
n. ROZEKRAXS, 56Ö
IV. De kruisdraging van Christus.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
Jezus werd veroordeeld om gekruisigd te worden , wees gegroet, enz.
2. Jezus heeft zijn kruis met liefde omlielsd
*gt;, Jezus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouders gedragen ,
1. Jezus wordt tussclien twee moordenaars opgeleid ,
«5. Jezus bezwijkt onder het kruis om on^e lt; zonden , quot;
6. Jezus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne bedroefde Moeder, al
7. Jezus wordt beweend door de godvruchtige | vrouwen van Jeruzalem ,
8. Jezus zeide : handelt men zoo met het = groene hout, wat zul dan met het dorre * geschieden ?
9. Niemand wilde Jezus zijn kruis helpen dragen .
■10. Jezus klimt voor ons op den berg van Calvarie ,
Hoe lief heeft God den mensch , enz.
V. De kruisiging van Christus.
De namen van Jezns en Maria , enz. Onze Vader, enz.
d. Jezus werd wreedeüjk op het kruis uitgerekt, wees gegroet , enz. ï;
2. Jezus handen en voeten doornagcld , ai
O. Jezus werd aan het kruis opgerigt , en a2
uit zijne wonden vlooide bloed,
4. Jezus bidt voor zijne vijanden ,
n. rozekrans.
5. Jezus belooft den moovdenaar het Paradijs ,
B. Jezus beveelt den H. Joannes aan zijne 31
7. Jezus dorst hebbende, is met gal en edik o, gelaafd , en
8. Jezus heeft uitgeroepen: Mijn God! waarom g hebt gij mij verlaten t -
9. Jezus zeide: het is volbraat . §
10. Jezus heeft zijnen geest gegeven en zijn * hart voor ons laten openen ,
Hoe lief heeft God ^ enz.
gebed.
O Jezus! ik bid u door uwe smarten en uwen billeren dood , door uwe doornagelde handen , doorboorde voeten , doorstoken zijde en al uwe gezegende wonden , ontferm u mijner , en druk uw heilig lijden zoo diep in mijn hart, dat mij niets anders behage dan gij, mijn Jezus, die voor mij gekruisigd zijt. Amen.
119e vijf glorierijke Oelieimen»
I. De vebbijzenis van Christus. De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Jezus is den derden dag glorierijk verrezen, wees gegroet , enz.
2. Jezus heeft dood en hel overwonnen, ^
6. Jezus vertoont zich aan Petrus , en heeft ^ hem gezegend , g
7. De leerlingen van Emaus zeiden : waren fquot;
Sfi-i
11. rozekrans.
onze harten niet brandend van liefde, al» ^
8. Jezus staat in liet midden zijner geliefde ^ leerlingen en wenscht hun allen den cS vrede, o
9. Jezus toont zijne glorierijke wonden aan J* den H. Thomas , n
10. Thomas roept uit : o mijn Heer en mijn God! n
Geloofd en gedankt , enz.
II. De hemelvaart van Cnnisrus.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader , enz.
1. Jezus vaart roemvol ten hemel, wees gegroet , enz.
2. Jezus klimt op door zijne eigene magt,
3. Jezus scheidt van zijne lieve vrienden ,
4. Jezus belooft met hen te blijven tot het einde der werclil , 3
' CO
5. Jezus belooft hun den H. Geest, S
C. De leerlingen hebben Jezus aanschouwd, «
en hij heeft hen allen gezegend , quot;4
7. Jezus heeft voor ons den hemel geopend, g.
8. Jezus zit aan de regterhand van zijnen -hemelschen Vader , 3
9. Jezus toont zijne heilige wonden voor ons * aan zijnen hemelschen Vader,
10. Jezus is onze middelaar in den hemel.
Geloofd en gedankt , enz.
III. De zending van den n. geest.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
d. Jezus heeft den II, Geest beloofd , wees gegroet, enz.
36S
■466 H. ROZEKRANS.
2. Jezus heeft den Trooster gezonden ,
3. Jezus heeft het vuur op de wereld gezonden ,
■4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken , ^
5. De heilige Geest heeft de verstanden i verlicht, cr
6. De heilige Geest heelt de harten versterkt. ^
7. De heilige Geest heeft verschillende talen |. doen spreken ,
8. De heilige Geest heeft zijne gaven uitge- g deeld ,
9. Kom , heilige Geest ! bezoek de harten uwer gcloovigen ,
10. Kom, heilige Geest, ontsteek in ons het vuur uwer liefde ,
Geloofd cn gedankt , en.
IV. De hemelvaart van Maria.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader , enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gegroet , enz.
2. De hemelsche Vader ontvangt zijne beminde Dochter ,
5. Jezus omhelst zijne lieve Moeder,
i. De heilige Geest verwelkomt zijn lieve Druid
8. De Serafs groeten Maria,
6. De engelen dienen Maria ,
7. Geheel de hemel is verblijd iloor Maria, S
8. Maria zit hij haren lieven Zoon ,
9. Maria is onze Moeder in den hemel , S
dO. Maria is onze voorspreekst3r in den '
hemel ,
Geloofd en gedankt, enz.
S;
03
H. ROZEKRAN'S, Ö67
V. Dk kroomng van Maria.
De namen van Jezus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel , wees gegroet,
2. Maria gekroond cm hare Serafijnsche liefde ,
5. Maria gekroond om hare engelachtige zuiverheid .
•4. Maria gekroond om hare groote ootmoedigheid , ^
5. Maria gekroond cm hare volmaakte ge- S Iioorzaamhcid , o,
6. Maria gekroond om hare heilige voorzig- ck tighcid, g
7. Maria gekroond om hare groote ver Jul-digheid , n
8. Maria gekroond om hare ijverige dank- ^ baarheid ,
9. Maria gekroond om hare volharding in alle deugden ,
dO. Maria hoven alle Engelen en Heiligen in den hemel gekroond , gelijk de Moeder van God toekomt.,
Geloofd tm gedankt, enz.
CEDED.
In de vereeniging van al uwe deugden , verdiensten en Tolmaafctheileii, draaf; ik u, zuivere maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria , deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op ; gewaardig dezelve me.' al de lofzangen, die op aarde en iu den Hemel gezoc-gen worden , aan te nemen , en vraag voor mij en a/len, voor welke ik verpligt ben te bidden , van uwen beminden Zoon , de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
H. ROZEKIUNS.
Een Onze Vader tot dankbaarheid , dat God ons de genade verleend heeft dea Rozekrans te bidden.
Onze Vader , enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelscben Vader en w ij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken , wees geyroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-drage aan haren Zoon , en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen, wees gegroet ,
Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil toeëigene aan den II. Geest, en deze gedurig in ons van liefde moge branden, wees gegroet, enz.
liet geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn , dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn van de H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallene Christenen , en tol welzijn der gemeenten , ik geloof in God den Vader. enz.
De almogendheid des Vaders beware ons. De wijsheid des Zoons onderwijze ons. De liefde des H. Geesles ontsteke ons. In den naam des Vaders, enz.
I. STANDPLAATS.
JEZUS WORDT TOT DEN DOOD DES KRUISES VEROORDEELD.
liOfzang vexilla Biegis.
Nu praalt de standaard van het kruis, Waarop de Vorst van Davids huis , De Schepper voor het schepsel stierf. En 't leven door zijn dood verwierf, v. Wij aanbidden en loven t, Christus, R. Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
568
E, KRUISWEG.
GEBED.
O Heer Jezus Christus , die, om ons van het Tonnis des eeuwigen doods te verlossen, u aan oenen zoo schandelijken kruisdood onderworpen hebt , verleen ons , bid ik u , dat wij door uw zeldzaam geduld van onze zonden verlost, in den dag des oordeels hooren mogen : Komt, gezegenden mijns Vaders! Gij , die daar leeft en heerscht met God den Vader in de eenheid van den H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Ontferm u onzer, Heer , ontferm u onzer.
God , wees ons , zondaren genadig.
Jezus neemt het kruis op zijne schouders.
Na 't sterven met de spies doorwond , Bezegelt hij het nieuw verbond,
Door 't bloed en water , dat hij stort, Waarin ons hart gezuiverd wordt.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O allerzachtmoedigste Heer Jezus Christus ! die, met doornen gekroond , den zwaren last onzer zonden op uwe doorwonde schouders ge-waardigd hebt te nemen , om als een onschuldige Izaak ter slagtbank te gaan, wil ook aan ons uwe genade verleenen , opdat wij geheel den tijd van ons leven , met geduld , het krnis onzer ellenden mogen dragen. Gij , die daar leeft en heerscht met God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz. gelijk hiervoren. 16.
169
570 U. KRUISWEG.
III. STANDPLAATS.
De eerste val van Jezus onder het kruis.
Dus is nu Daviti's woord volbragt, De waarlieids-spreuk zoo lang verwacht. Dat God gelijk men nu aanschouwt,
Alom zou heerschen door het hout.
v. Wij aanbidden u , enz.
CEDED.
O allerzoetste Heer Jozus Christus! die, bezwaard met den drnkkenden last onzer zonden , vermoeid onder uw kruis ter aarde gevallen zijt , en tot ons, die door de zonden gevallen waren, uwe barmhartige hand hebt uitgereikt, om qns van de zonde te onllaslen , laat niet toe , o Jezus ! dat wij uwe genade verliezen , maar gewaardig u spoedig aan de vallenden uwe krachtige hulp te verleenen. Gij , die daar leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
IV. STANDPLAATS.
Jezus ontmoet zijne Moeder.
O boom , gegroeid op eed'len stam , Gepurperd door het bloed van 't Lam , Hoogwaard geroemd bij al wat leeft, Hij die aan u gehangen heeft.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
ü barmhartige Heer Jezus ! wiens droefheid op den weg des kruises met het oiilmneten uwer bedrukte Moeder Maria , onuitsprekelijk vermeerderd werd , vergun ons , uwe droefheid en die van uwe bedrukte Moeder te ge-
B. KBUISWEG.
Toelen door ecne ware boetvaardigheid over onze zonden , opdat wij door hare bemiddeling de vruchten uwer verlossing verdienen te ontvangen. Gij , die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Arnen.
Onze Vader, enz,
V. STANDPLAATS.
Simon van Cyrene helpt Jezus giju kruis dragen.
Gelukkig , wie de weegschaal wordt , Waarin de zonde weegt te kort,
Gewogen tegen 't dierbaar bloed, Dat boven alle schuld voldoet.
t. Wij aanbidden u , enz.
GEDEO.
O allerliefste Jezus , die , toen gij den Calva* rieberg besteegt , onder uw zwaar kruis in onmagt zijt gevallen , verleen ons , dat wij onophoudelijk u mogen vergezellen lol den berg van het eeuwige leven , en u volgende , uw allerheiligst kruis , gaarne omhelzen , Gij , die daar leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
VI. STANDPLAATS.
Veronica droogt het aangeziyt van Jezus af.
O kruis , onz' hoop , ons eenig goed ! Om Jezus vallen we u te voet ;
Maak , dat de goede beter leeft,
En dat, die dood lag, 't leven heeft.
GEBED.
O beminnelijke Jezus! die in deze plaats aan
371
B. KRUISWEG.
uwe godvruchtige dienares Veronica toegelaten hebt , met eenen doek uw hebloed gelaat af droogen , en in denzelven een levendig afbeeldsel van uw allerheiligsl aangezigt hebt gedrukt : ik bid u hetzelve op nieuw in mijn hart te prenten , opdat de levendige gedachtenis van uw lijden daarin gedrukt moge blijven. Gij , die daar leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
VU. STANDPLAATS.
De tweede val van Jezus onder het kruis.
Drieëenig God , dat alle geest,
Door 't wereldrond u dient en vreest , En gun uw volk, zoo duur gekocht, Dat ge eeuwig in hen heerschen mogt.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O Heer Jezus Christus ! die gezegd hebt ; komt tot mij, allen, die gekweld wordt en beladen sijt, en ik zal u verkwikken; verleen ons , bid ik u , de genade, die voor ons lijdende, beladen en vermoeid weder ter aarde zijt gevallen, opdat wij nu, en in het uur onzes Joods, verdienen door u geholpen , verkwikt en getroost te worden. Gij , die daar leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
VIII. STANDPLAATS.
Jêzus troost de weenende Vrouwen.
Nu praalt de standaard van het kruis.
Waarop de vorst van David's huls ,
572
II. KRUISWEG.
De scliepper voor het schepsel stierf, En 't leven door zijn dood verwierf.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O allerlijdzaamste Jezus ! die door de tranen eener ware hoelpleging tot barmhartigheid bewogen wordt , keer tot ons uw medelijdend gelaat, opdat wij onze zonden en die van den evenmensch beweenen. Gij , die daar leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
IV. STANDPLAATS.
Derde val van Jezus onder het kruis.
Dus is nu David's woord volbragt, De waarheids spreuk zoo lang verwacht, Dat God , gelijk men nu aanschouwt,
Alom zou heerschen door het hout.
GEBED.
O almagtige en eeuwige God ! door wien de zwakken ondersteund , de vermoeiden versterkt en de bedrukten vertroost worden : verleen ons kracht, opdat wij, die van alle zijden dooide bekoringen en den tegenspoed gedrukt en magteloos worden gemaakt , geenszins ouder dezelve bezwijken. Gij , die leeft cn heerscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader , enz.
X. STANDPLAATS.
Jezus wordt van zijne kleederen ontbloot en met yal en edik gelaafd,
O boom , gegroeid op eedlen stam ,
Gepurperd door het bloed van t' Lam ,
373
n. KRUISWEG.
Hoogwaard geroemd bij al wat leeft,
Om die aan u gehangen heeft.
n. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O mijn God ! die , om de naaktheid van Adam en die van geheel het menschelijk geslacht te bedekken , van uwe kleederen wreedelijk hebt willen ontbloot worden j en om hunne gulzigheid uit te wissehen , met gal en edik hebt willen gelaafd worden , vernietig in ons den ouden mensch niet zijne werken , en vergun ons, dat wij met liefde den bitteren wijn van boetvaardigheid en ellende smaken. Die leeft en hecrscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader , enz.
XI. STANDPLAATS.
Jcsus wordt aan het kruis gehecht..
Gelukkig , die de weegschaal wordt ,
Waarin de zonde weegt te kort ,
Gewogen tegen 't dierbaar bloed ,
Dat boven alle schuld voldoet.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEOED.
O mijn God! die het kruis , hetwelk gij voer onze zonden , als uwe bruid hebt verkoren , met uw dierbaar bloed , als met het purper van eencn koning , hebt wille:! versieren , en den prijs van uw ligehaani , als iu eene weegschaal , aan hetzelve hebt laten uitrekken , wees ons barmhartig, gij, dien gewaardigd hebt het kruis als eene prooi der hel te omhelzen. Gij die daar leeft en heerscht met God in alle eeuwen. Amen.
Ome Vader , enz.
574.-
n. KRUISWEG.
XII. STANDPLAATS.
Jezus sterft aan het kruis.
O kruis , onz' hoop , ons eenig goed t Om Jezus vallen we u te voet ;
Slaak , dalde goede beter leeft ,
En dat , die dood lug ? 't leven heeft.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEDED.
O Heer Jezus ! Zoon van den levenden God, die ten zes ure voor do zaligheid dor wereld hebt willen gekruist worden , van de aarde verheven en vol bitterheid , droefheden en versmadingen sterven ; trek , volgens uwe beloften , de harten uwer geloovigen , opdat wij met uwe Moeder, in dit leven onder het kruis u getrouw bijstaande, in onzen dood met den goeden moordenaar mogen verdienen te hoo-ren : heden zult gij met m:j zijn in het Paradijs, üij , die daar leeft en heerscht met God in alle eeuwen. Amen.
XIII. STANDPLAATS.
Jezus wordt van het kruis afgedaan en ia den schoot zijner moeder gelegd.
Na 't sterven mot de spies doorwond ,
Bezegelt hij het nieuw verbond ,
Door 't bloed en water , dat hij stort ,
Waarin ons hart gezuiverd wordt.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O mijn God t die voor ons mensch geworden en in doeken gewonden , in den schoot uwer Moeder llaria hebt gerust, en in denzclven
375
376 D. KRUISWEG.
door de drie koningen hebt willen aanbeden worden, wij aanbidden u, geheel doorwond en verscheurd , rustende in den schoot uwer moeder, eu sraeeken u ootmoedig, opdat wij u altijd met een zuiver en vermorzeld hart in het allerheiligste Sacrament des Altaars mogen ontvangen. Gij , die daar leeft en heerseht met (jod in alle eeuwen. Amen.
XIV. STANDPLAATS.
Jezus wordt in het graf gelegd.
Drieëenig God ; dat alle geest ,
Door 't wereldrond u dient en vreest,
En gun uw volk , zoo duur gekocht , Dat ge eeuwig in hen heerschen mogt.
v. Wij aanbidden u , enz.
GEBED.
O Heer Jezus Christus ! onsterfelijke God ; die van de koningen gewaardigd hebt te ontvangen den mirre , van Magdalena den kostelijken balsem van den onvcrvalschten nardus , en van Jozef, tot uwe begrafenis , een linnen doek ; vermeerder in ons het geloof, de .hoop en de liefde , opdat wij , alzoo met u begraven , tot uwe heerlijkheid verdienen te. verrijzen. Gij , die daar leeft en heerseht niet God in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader , enz.
Hierna zal men bidden vijfmaal het Onze Vader , vijfmaal het Wees gegroet , en zoo veelmaal Glorie zij den vader , enz. ter eere van de vijf wonden van Jezus , een Ons» Vader en IVces gegroet , met Glorie zij den Vader enï ter meening van Z, H. den Paus van Rome.
WANNEER DE EERSTE BENEDICTIE Oï ZEGEN GEGEVEN WORDT.
Geloofd en gedantt zij ten allen tijde het allerheiligste eu goddelijke Sacrament des Altaars. Zegen mij , o Heer Jezus ! met den Vader en den H. Geest , versterk mij door uwe genade, om zoo te leven volgens uwen H. Wil, dat geheel mijn leven tot uwe meerdere eer en glorie strekke. Geef aan de regtvaardigen volharding . aan de zondaren vergiffenis, en aan de geloovige zielen de eeuwige rust; help ons allen , nu en in het uur van onzen dood.
In den naam des Vaders , en des Zoons , en des II, Gecstes. Amen.
GEBEDEN TOT JEZUS.
O Jezus ! gij zijt hier waarlijk tegenwoordig in dit allerheiligste Sacrament, dit geloof ik vastelijk, dewijl gij zelf het gezegd en geopenbaard hebt. Ik aanbid u met den diepsten eerbied als mijnen Schepper, mijnen Verlosser , mijn opperste goed, mijnen Heer ! zie genadig van uw heilig Altaar op mij , ellendigen zondaar , neder. Met eeuen bedrukten geest , met een vermorzeld hart, met betraande oogen bid ik u , o mijn God t vergeef mij mijne zonden , zij zijn mij van harte leed, ik haat en verfoei dezelve ter uwer liefde. Verwerp mij niet van uw aanschijn , keer uw aangezigt van mijne zonden af , wisch al mijne ongeregtigheden uit ;
GEBEDEN ONDER HET LOF.
schep in mij een zuiver hart, vernieuw den reglen geest in mijn binnenste ; maak mij , naar uw voorbeeld , zoetaardig en ootmoedig van harte , zuiver, kuisch , getrouw aan mijne pligten, verduldig in het lijden , standvastig in uwe dienst, en in alles onderworpen aan uwen goddelijken wil.
Steunende op uwe vaderlijke goedheid , o mijn Zaligmaker , bid ik u voor al degenen , met welke ik door de banden van godsdienst en natnur vereenigd ben. Zegen onzen heiligen Vader den Paus , da Bisschoppen , de Priesters ; beziel hen met eenen vurigen ijver voor uwe eer , met eene tcedere liefde voor de schapen , welke gij hun toevertrouwd hebt. Ik bid u bijzonder voor den herder dezer parochie, geef. Heer , dat zijne onderwijzingen vrucht mogen doen in onze harten , datliij ons de heilige Sacra-menteu waardig bediene , en door uwe genade zoo leve, dat wij door zijn voorbeeld altijd mogen gesticht worden.
Ik beveel u , lieer , mijne ouders , die zoo veel voor mijn welzijn gedaan hebben , dat ik het hun nooit vergelden kan ; maar gij kunt hen daarvoor beloonen ; ik bid u ootmoedig , geef hun alles , wat hun naar ziel of ligchaani noodig is voor dit en het eeuwige leven. Dit vraag ik u ook voor al mijne weldoeners , mijne viienden en vijanden , indien ik er mogt hebben.
Ach , Heer ! mogten toch alle menschen , die het ongeluk hebben in doodzonde te leven , zich tot u bekeeren ! geef hun daartoe uwe genade , ontferm u over hen , o Jezus ! vvien ik met het oog des geloofs in dit heilige Sacrament aanschouw : gij hebt aan het kruis voor versteende zondaars gebeden , laat dat
578
GEBEDEN ONDER HET LOF. 379
gebed ook nog voof hen , die in zonde leven , genade verwerven.
De zielen der overledenen , die nog in het vagevuur lijden, beveel ik aan uwe goedertierenheid; vervul het vurig verlangen , dat zij hebben , om uw beminnelijk gelaat te genieten.
Eu om niemand in niijn gebed te vergeten 3 bid ik u^ lieer, voor de kranken , die u met ons niet kunnen komen aanbidden ; troost hen op hun smartbed; sla de stervenden bij , geef dat zij in uwe lielde uit deze wereld scheiden ; eindelijk , bid ik u ook voor allen , voor wie ik gehouden ben te bidden. Laat hen aan uwen dierbaren zegen en uwe genade deelachtig worden.
Heer Jezns t als ik overweeg , hoe genadig en wonderbaar gij hier tegenwoordig zijt in het heilige Sacrament , dan moet ik u toeroepen : o Heer ! hoe groot zijt gij ! gij ziji bij ons f in het midden van ons , als een vader bij en onder zijne kinderen , als een geneesheer bij zijne zieken ; hoe teeder bemint gij ons ! ach , mogten locli ik en alle menschen u liarlelijk wederliefde toedragen ! Ach t hoe ongelukkig zijn degenen , (iie niet erkennen , dat gij in dit hoogwaardig Sacrament tegenwoordig zijt! verleen hun toch het licht des geloofs , opdat zij uit hunne blindheid getrokken en tot don schoot uwer Kerk gebragt worden , en zij met ons gezamentlijk u in dit geheim aanbidden, en dus begrijpen mogen , hoe gelukkig uwe geloovigen zijn , die vrijmoedig hunnen nood en hunne zwakheden aan u als hunnen vader en geneesheer mogen klagen , vastelijk betrouwende , dat gij hen niet ongetroost zult laten heengaan.
INHOUD.
WANNEER DE LAATSTE BENEDICTIE OF ZEGEN GEGEVEN WORDT.
Zegen mij , Heer Jezus ! met den Vader en den H. Geest , en geef mij genade , om uwen allerheiligslen wil in alles , nu en in het uur van mijuen dood , te omhelzen en te volbrengen. Amen.
Voorrede........10
Onderrigting betrekkelijk het II. Misoffer. . . 12 Gebeden voor en onder het 11. Misoffer, met
uitlegging van zijne plegtigheden. ... 53
EERSTE BOEK.
vermaningen , welke voor het geestelijke leven nuttig zijn.
i. hoofdstuk. Men moet Christus navolgen, en
alle ijdelheden der wereld versmaden. . 82 li. » Over het nederig gevoelen van zich
zeiven............ . . S-i
ui. » Over de leering der waarheid. . . 86
iv. » Over de orazigtigheid in onze handelingen...........' nn
v. » Over het lezen der heilige Schrift. . 90
vi. » Over de ongeregelde neigingen. De ware vrede is in het versterven der lusten
vu. » Over het vermijden der ijdele hoop
Yin. » Over het vermijden van al te groote
gemeenzaamheid.......,..•gt;«
ix. » Over de gehoorzaamheid en de onder-werping.............
380
INHOUD.
x. s Over het vermijden der overtollige woorden. ............gg
xii. i) Over het nut van den tegenspoed. . 99
xiii. B Over het bestrijden der bekoringen. 100
xiv. n Over het vermijden van een ligtvaar-
xv. » Over de werken , die uit liefde geschieden.............los
xvi. » Over het verdragen der gebreken van anderen............107
xvii. » Over het kloosterlijke leven. . . . 108 xvni. B Over de voorbeelden der heilige
xix. » Over de oeieningen van een goed kloosterling............H2
xx. » Over de liefde der eenzaamheid en stilzwijgendheid. ........116
xxi. » Over de vermorzeling des harten. . 120
xxii. » Over het beschouwen der mensche-lijke ellende...........122
xxiii. » Over het overdenken van den dood. 126
xxiv. » Over het oordeel en de straffen der zondaren............130
xxv. » Over de zorgvuldige verbetering van
ons geheel leven.......... 154
TWEEDE BOEK.
termaningen, die tot het inwendige of geestelijke leven geleiden.
i. hoofdstuk. Over de inwendige verkecring. AAO
11. » Over de nederige onderwerping. . 144-
in. » Over den vredelievenden menseh. . 145
iv. » Over de zuiverheid des gemoeds en
de eenvoudigheid der meening. . , . 147
v. » Over de beschouwing van zichzelven. liS Ti. rgt; Over de vreugde van een goed geweten.................
381
INHOUD.
ix. » Over het ontberen van allen troost. 150
x. » Over de dankbaarheid voor Gods weldaden en genade..........161
xi. » Over het kleine getal dergenen, die
het kruis van Jezus beminnen.....105
xii. » Over den koninklijken weg van het heilige kruis...........160
DERDE BOEK.
over de inwendige verthoosting.
i. hoofdstuk. Over het inwendig spreken van Christus tot de getrouwe ziel.....174
ii. » Dat de waarheid van binnen zonder gedruiscli van woorden spreekt.....173
in. » Dat men de woorden van God met ootmoedigheid moet aanbooren, en dal velen
die niet overwegen........ . 177
Gebod om de genade der godsvrucht te verzoeken.............179
iv. » Dat men in waarheid en ootmoedigheid voor God moet wandelen.....180
T. » Over de wonderbare uitwerkselen der
liefde Gods. Dankzegging.......183
ti. » Over de beproeving van ecnon opreg-
vu. » Over bet verbergen der genade om
de ootmoedigheid te bewaren......189
vin. » Over do minachting van zich zclven
voor de oogen van God.......193
lx. » Dat men alle dingen tot God , als tot ons laatste einde, moet stieren.....194
x. » Dat bet aangenaam is God te dienen
en do wereld te versmaden......196
xi. » Dat men zijne goede begeerten moet onderzoeken cn matigen. .....198
xii. ■» Dat men zich in het geduld meet
382
'quot;HOUD. gg.
strijden, 'f ^ ^ ^SlnSen
X\oLoJlZ 'oendfi100'rZa'amheiquot;d n 200
van Jezus Christus llCt V00lheeld
XIV borgen Go^ ^ ^
heffen in het goede. ^ 0118 niet ver-
er 'in onVeenïe I™0quot; en doquot;1als ^
Gebed om Gods wil e^MI onlslaat- • • • 206 xvi. » n^. , volbrengen. . . . 907
,, alleen moet zoekenquot; Godquot;
quot;moet s^ienquot;10quot; bczoI'quot;(II,cid i'gt; God ^
XV,,hervoo£eM-;?V^Cl^^quot;-ngt; ^
drag-en. Jezus, lijdzaam moet ver
en vvie^zich waw'lHfc^dulïquot; quot;iquot;0 0ngClijk' xx. Oven lint i i -I ■' verduldig loont. . 919
x Je benden van'diquot; lel'ënT ZWak,leiid
ffoedercnatmoTrurtenGod aquot;een all«
vuldige wtTdaden.h!rdMkCn 0811 Gods' ^01quot; 217 aanbrengen! Zakcn ' die quot;rooten vrede ^ Gebed onf•' • • • S
'quot;'■■iye navïcbE r^d™ quot;ie»wsgielII,id'
XXv- » Waarin deYS?1S r CnS andei's lcven- 220
lequot; en de „„iv.h! 0n 'lt;''re vrede dcs har-XXV,. „ Over d» voort{jquot;gt;1ig beslaan. . .227 vrij gemoed hpi^-TK011 el'jklleid van een
dai1 door veel lezen hT' d00r VCel 1)idden ïxvn. ,, ]),„ bekomen wordt. . . 229
beletsel is om loiquot;0! tCldc ee-quot; voornaam
komen. 1C eequot;wi-ge leven le .............
INHOUD.
Gebed om de zuiverheid des harten en de he-melsche wijsheid te bekomen.....202
xxviii. » Tej»en de kwaadsprekende tongen. 253
xxix. » Hoe men God in alle lijden moet aanroepen en loven.........234
xxxi. » Over het verlaten van alle schepselen, om den Schepper te vinden. . . . 238
xxxin. » Over de ongestadigheid des harten, hetwelk slechts in God kan rusten. . .
xxxiv. » Hoe degene , die bemint, boven alles en in alles in God zijn genoegen vindt. 2ii
xxxv. » Dat men in dit leven nimmer vrij van bekoringen is.........2iG
xxxvi. ii Dat men de oordeelen der men-schcn niet moet vrcezen, maar God alleen. 248
sxxix. » Dat men alles aan God moet bevelen,
die de zorg over alles heeft.......233
xi. ii Dat dc mensch niets uit zich zeiven
heeft, en zich over niets kan beroemen. . . 234 xli. » Over het verachten ven alle wereld-
xm. i) Dat wij onzen vrede in de menschen
niet mogen stellen.........238
xtm. » Tegen de ijdele were-dsche wetenschap..............23Ü
xtrv. ii Dat men zich de inwendige dingen
niet moet aantrekken......: . . 201
xiT. n Dat men niet allen moet gclooven en in woorden ligtclijk zondigt......202
384
INHOUD.
xvii. » Over het vurige verlangen om Christus waardig te ontvangen.......382
xviii. » Men moet die heilige geheimen niet willen onderzoeken en doorgronden, maar zijn verstand aan het geloof onderwerpen. . 35.4
Manier om den H. llozekrans te bidden. . . 337
Heilige Kruisweg..........368
Gebeden onder het Lof.........377
•587