_IS;~c§jS
uniJi.-jis.AU' ijJIi
ilE.
of
flip lODtetaffiter Jer XIX1 cs
dooi;
P. J. VEEMEEBEK.
-fi T' I_. 33 quot; V E jgt;T
i
~ gt; •
OF
Bt kllip ffijerijsMer der XIX'
WAAR HET FHASTSCH
DOOR
n gt; J
f
\
BïE8E;E!5.-a ,
quot;vr_A.Isr quot;WSES Snclpeis Boel- cü quot;liziekdiulkcrij.
1878. ~
eeuw.
DËll
flnldekliing van lid lidiaara der heilige Pliilomena
e Psalmdicliter zei: »God is bewonderenswaardig in ziju heiligen, en in de werken, die hij voor en door hen ten gunste van zijn volk verricht. De vrucht dier wonderbare werken, voegde hij er bij, openbaart zich in het hart zijner kinderen door toenemenden moed en steeds aangroeiende kracht,quot; en daarvoor zegende hij den Heer. Wij vinden een nieuw bewijs voor de waarheid dier goddelijke woorden in het vinden van de heilige overblijfselen onzer Wonderdoemter. Zooals wij later zullen zien, waren zij sedert bijna vijftien eeuwen begraven, zonder dat iemand ter wereld hun aanwezigheid vermoedde, en
HET LEVEN DER
plotseling treden zij voor de oogen van het heelal, met eer en glorie omstraald, in het licht. Wie kan dat wonder gewrocht hebben, tenzij de hand van Hem, die zijn profeet de volgende woorden ingaf; »De nagedachtenis van den rechtvaardige overleeft alle eeuwen: zij deelt met mij de onsterfelykheid.....quot; Derhalve verdient alleen de rechtvaardige wijs genoemd te worden, want hij heeft het gebouw zijner deugden en zijner glorie niet op het losse zand, maar op de onwrikbare rots, op Gods bergen , gebouwd ! .. . . O ! konden de dwaze wereldlingen die taal begrijpen en in beoefening brengen!.. .. Wat er ook van zij, ziehier de les, die God hun heeft willen geven: als hun dwaasheid hun belet, er voordeel uit te trekken, zal zij niettemin hoogst nuttig zijn voor hen, die den rechten weg reeds bewandelen , en bij het zieu van al hetgeen de Heer voor zijn nederige dienstmaagd, de heilige Philomena, gedaan heeft, zullen zij zich met nieuwen ijver bezield gevoelen, en met de snelheid des adelaars hoopvol en blijmoedig het smalle pad opsnellen, dat tot de eeuwige vreugde en heerlijkheid voert.
Het lichaam der heilige Philomena werd dan den 25sten Mei 1802, bij de opgravingen, die gewoonlijk ieder jaar te Rome plaats hebben, gevonden ter plaatse waar het zalig gebeente der martelaren rust. Die onderaardsche opdel-
4
HEILIGE PHILOMENA
vingen geschiedden dat jaar iu de katakomben der heilige Priscilla, op den nieuwen Saiariaan-schen weg. Eerst werd de zonderlinge grafsteen ontdekt. Deze was van gebakken aarde, en vertoonde menig geheimzinnig teeken, zinspelende op de maagdelijkheid en het martelaarschap. Dwars door die teekens heen liep een lijn, bestaande uit een opschrift, waarvan de eerste en de laatste letters door de werktuigen der arbeiders, die den steen uit het graf trachtten te halen, schijnen te zijn uitgewischt. Het luidde aldus:
{Fi) Litmena, pax tecum fi {at.)
De geleerde pater Marianus Partenio, een Jezuïet, meent, dat de twee eerste letters FI volgens het oude gebruik, bij de Chaldeërs, Pheniciërs, Arabieren en Hebreeuwen in zwang, bjj het eerste woord moeten worden gevoegd. Naar zijn beweren worden ook bij de Grieken sporen van dat gebruik aangetroffen. De geleerden mogen vrij dit punt bespreken, ik, voor mij , zal alleen met denzelfden pater opmerken , dat men op de zerken, door de christenen op het graf gelegd van die martelaren , die bij de eerste vervolgiugen den naam van Jesus Christus beleden, in plaats van het meer gebruikelijke in pace, de uitdrukking pax tecum bezigde. Dit laatste heeft iets levendigers, iets opbeurenders.
Als de steen weggenomen was, kwamen de
HEÏ LEVEN DER
kostbare overblijfselen der heilige martelares te voorscbijn, en vlak daarnaast werd een uiterst dunne, half gebrokens vaas gevonden, welker wanden met opgedroogd bloed overdekt waren. Dat bloed was een onfeilbaar bewys, dat de marteldood eeu einde aan het leven der heilige Philomena maakte. Volgens de gebruiken der eerste Kerk werd het door de vrome christenen verzameld, eu als zij dit zelf niet konden, wendden zij zich vaak tot de heidenen en zelfs tot de beulen hunner broeders , om behalve hun eerbiedwaardig lichaam ook het heilig bloed te bezitten, dat zij zoo edelmoedig den Verlosser aanboden, die de offers, pijnen en dood zijner kinderen heiligde, door het zijne aan het kruis te storten.
Terwijl men bezig was, het bloed van de stukken der gebroken vaas los te maken, en met de grootste zorg tot zelfs de kleinste deeltjes er van in een kristallen urn te verzamelen, stonden de aanwezigen, waaronder zich mannen van talent en ontwikkeling bevonden , plotseling verbaasd, als zij de vaas, waarop zij eenige oogenblikken hun oog gevestigd hadden, eensklaps zagen schitteren. Zij traden naderbij, om op hun gemak dit wonderbaar verschijnsel te aanschouwen, en met de levendigste en diepste gevoelens van bewondering en eerbied zegenden zij God, die zich in zijn heiligen verheerlijkt. A.ls die gewijde deeltjes uit de
6
HEILIGE PHILOjVIENA.
vaas ia de urn vielen, gingen zij in verscliillende kostbare en schitterende lichaampjes over, en die veranderingen bleven aanhouden: sommigen hadden de kleur en den glans van het zuiverste goud, anderen blonken als zilver; nog anderen als diamanten, robijnen, smaragden en andere edelgesteenten, zoodat men, in plaats van de stof, die bij het losgaan van de vaas bruin en dof was, in het kristal slechts een gemeng-den kleurenglans ontwaarde, zooals die in den regenboog schittert.
De getuigen van dit wonder waren er geen mannen naar, om te twijfelen aan hetgeen zij met eigen oogen gezien, en met gezette aandacht onderzocht hadden. Voorts wisten zij, dat God met zijn gaven, vooral jegens hen, die bij in den hemel met al de schatten zijner glorie begiftigt, zoo spaarzaam niet is, dat dergelijk wonder hier veel moeite kostte; zij beschouwden het niet alleen op zich zelf en als een schaduw vau die geheel hemelsche liefde, die in de gewijde boeken aan het lichaam en de ziel des rechtvaardigen is toegezegd, maar ook in de gelukkige, in heilzame uitwerksels, die het te weeg bracht in hun harten, waarin het 't geloof weer deed herleven;. ... en als zij , om hmi vroom geloof in hun eigen oogen te rechtvaardigen, het tegenwoordige bij het ver-ledene hadden willen vergelijken. konden zij zich dan, onder anderen, niet het wonder her-
7
HET LEVEN DER
iimeren, dat men in liet leven van den heiligen Johannes Nepomueenus leest, wiens lichaam, in de Moldau geworpen zijnde, in den nacht en midden in het water aan een lichtglans te herkennen was, die het tot kleed verstrekte?.... Wat wij van de heilige Philomena gezegd hebben, is zeker nog bewonderenswaardiger; maar is ook de afstand niet groot tusschen dit wonder en dat, waarvan het èn het teeken èn het onderpand was, ik bedoel de verrijzenis der lichamen, als de uitverkorenen in de glorie van Jesus Christus van gedaante zullen veranderen ?
Bij het lezen van het voorgaande is men ongetwijfeld getroffen geworden door het voortduren van die wonderbare gedaanteverandering; nog te huidigen dage wekt zij de bewondering van allen, die deze kostbare reliquie gaan vereeren — Zij zien nog in dezelfde urn dezelfde lichtende deeltjes; maar hun glans is niet altijd even levendig, en de kleuren, waarmee zij schitteren, hebben niet altijd dezelfde tint: nu eens heeft de robijn, dan de smaragd den boventoon; dan weer wordt hun glans door een dunne laag asch verdoofd. Slechts ééns zag men hern geheel verdwijnen, en de verbaasde oogen van hen, die er getuigen van waren, zagen in de heilige urn slechts een weinig gewone aarde liggen. Maar weldra hield dit nieuw wonder op, en wel op het oogen-
8
HEILIGE PHILOJIENA
blik, dat het onwaardig oog van iemand, die kort daarna plotseling stierf, ophield, de heiligheid dier eerbiedwaardige overblijfsels met zijn blikken te schenden..... God, wat zijn de werken
uwer almacht bewonderenswaardig en tevens verschrikkelijk!
Hier doet zich bij mij een moeilijkheid voor, die zich wellicht ook bij mijn lezers heeft doen gevoelen. Zooals wij gezegd hebben, had dit wonder voor het eerst plaats, toen het heilig lichaam uit de katabomben werd gehaald. De ooggetuigen konden niet nalaten, er over te spreken, en derhalve moest zich het gerucht daarvan in Rome verspreiden. Hoe kwam het nu, dat van den 25 Mei 1802 tot byna het midden van het jaar 1805 een zoo vereerens-waardig voorwerp, in plaats van op de altaren ten toon gesteld te worden, om er de hulde der geloovigen te ontvangen, verborgen werd gehouden te midden van meer andere lichamen van heilige martelaren, die het den Heer niet behaagde, op zoo schitterende wijze te vereeren? Maar ik denk hier aan de prijzenswaardige traagheid en geheel bovennatuurlijke behoedzaamheid van het hof van Rome, als het geldt over die buitengewone gebeurtenissen uitspraak te doen; vooral sta ik stil bij de overweging van de plannen der Voorzienigheid met dien gewijden schat, en dan verdwijnt alle twijfel. Ja, God wilde, en alles wat later geschied is,
9
HET LEVEN DER,
10
loopt samen om het te bewijzen, dat die nieuwe zon, geschapen naar het beeld van die, welke alle menschen verlicht, die op deze wereld komen, na even als de dageraad haar eersten straal te hebben doen blinken, nog eenigen tijd achter de wolken zou verborgen blijven, tot op den dag, dat alles gereed zou zijn, om haar aan het heelal te vertoonen, schitterende in den verblindendsten glans, en te bewonderenswaardiger, naarmate zij even als Jesus Christus, een ander Nazareth tot woontent hebbende , haar glorie blijkbaar slechts aan den hemelschen Vader zou ontleenen, die haar alleen heeft willen kronen, om beter te doen uitkomen, wat zijn liefde kan en doet ten gunste van hen, die hij vereert. Hem zij eeuwig lof!
Hoof cis Ixils It.
Gesdiinlonis van don raarleldood der liciligo Pliilonu'na.
e marteldood der heilige Philomena is bekend door de zinnebeeldige figuren op den grafzerk, waarover wij zoo even gesproken hebben, en uit openbaringen, die sommige personen van de heilige zelf
HEILIGE PHILOMENA
ontvingen. Laat ons met de eerstgenoemde beginnen.
Het eerste is een anker, niet alleen een tee-ken van hoop en sterkte, maar ook van zoodanig martelaarschap, als waartoe Trajanus den heiligen Clemens veroordeelde, die op zijn bevel met een anker aan den hals in de zee geworpen werd.
Het tweede is een pijl, die op het graf der martelaren van Jesus Christus een foltering beteekent, gelijk aan die, waardoor Diocletianus den edehnoedigen hoofdman der eerste krijgsbende , den heiligen Sebastianus, ter dood trachtte te brengen.
Het derde is een ■palmtak, nagenoeg midden op den steen; hij is het teeken en als de heraut eencr schitterende overwinning, op de wreedheid der rechters en de woede der beulen behaald.
Daaronder bevindt zich een soort van zweep, waarvan men zich bediende, om misdadigers te geeselen, en welker riemen, met lood bekleed, niet ophielden, het lichaam der onschuldige christenen te doorploegen en te vermorzelen , zoo lang de dood aan die folteringen geen einde gemaakt had.
Vervolgens komen twee pijlen, zoodanig geplaatst , dat de punt des eenen naar boven, die des anderen naar beneden wijst. Zou de herhaling van dat teeken ook op een herhaling
11
li Kï LEVEN DER
derzelfde folteringen doelen , en hun stand op het een of ander wonder, bijvoorbeeld dat, hetwelk op den berg Gargano plaats had? Een herder had daar op een stier, die in de later aan den aartsengel Michaël gewijde spelonk gevlucht was, een pijl afgeschoten, en zag, evenals andere daar aanwezige personen, dat de pijl naar hem terugkwam, en aan zijn voeten neerviel.
Eindelijk volgt een lelie, het zinnebeeld der onschuld eu maagdelijkheid, die in vereeniging met den palmtak en de bebloede vaas, waarvan wij reeds melding maakten, de dubbele zegepraal der heilige Philomena op het vleesch en de wereld verkondigt, en de Kerk uitnoo-digt, haar onder de roemrijke titels van maagd en martelares te vereeren.
Zien wij thans, of de openbaringen, waarover wij gesproken hebben , met die verschillende teekens te rijmen zijn. Ieder zal dit het best voor zich zelf kunnen beoordeelen.
Ziehier het verhaal van den betrokkene: »Ik zag, zegt hij, Diocletianus , den tiran, smorend verliefd op de maagd Philomena. Hij veroordeelde haar tot verschillende folteringen, en bleef zich steeds vleien, dat die wreedheden eindelijk haar moed zouden doen wankelen, en haar dwingen, zich naar zijn wenschen v.e schikken. Maar toen hij zag, dat al zijn verwachtingen ijdel waren, en niets den stand.
12
HEILIGE PHILOMENA
vastigen wil der heilige martelares kon buigen, overvielen hem aanvallen van krankzinnigheid, en in de razernij, waaraan hij toen ter prooi was, beklaagde hij zich, dat hij haar niet tot
echtgenoot kon krijgen..... Eindelijk, liet de
tiran haar onthoofden, na haar een reeks van folteringen (en hier noemt hij juist dezelfde als die door den grafsteen worden aangewezen en waarvan hij volstrekt geen kennis droeg) te hebben laten doorstaan. Nauwelijks was dit bevel ten uitvoer gebracht, of wanhoop maakte zich van zijn ziel meester. Alsdan hoorde men hem uitroepen: 't Is dus gedaan, Philomena zal nimmer mijn echtgenoot worden! Tot den laatsten zucht bleef zij mijn wil weerstaan; hoe zal ik haar ooit kunnen overleven? En bij het uitspreken dier woorden, rukte hij als een razende zijn baard uit, verviel in vrees-selijke stuiptrekkingen, en zich van boven van zijn troon op den grond neerwerpende, greep hij met zijn tanden al wat hij onder zijn bereik kreeg, zeggende, dat hij voortaan geen keizer meer wilde zijn.quot; Ziedaar in korte woorden het vizioen, waarmede het God behaagde, een eenvoudig en onkundig man te te vereeren; een vizioen, voegt er de schrijver van het uittreksel bij, dat geheel overeenstemt met hetgeen ons de geschiedenis over de laatste levensjaren van Diocletianus verhaalt, (of ten minste wat zij ons daaromtrent te verstaan geeft.)
13
HET LEVEN DER
14
De tweede openbaring is die, welke aan een ijverig priester en groot vereerder van Philomena gedaan werd. Don Franciscus zegt ^ dat er in al wat hij daarover geschreven heeft, niets voorkomt wat hem door dienzelfden priester niet rechtstreeks werd meegedeeld, en bovendien, dat hij het hom in de Kerk zelf, waaide heilige rust, heeft hooren verhalen. Welnu, zgn verhaal Inidt als volgt: »Op zekeren dag wandelde ik door het veld, toen ik een mij onbekende vrouw op mij aan zag komen. Zij sprak mij aan en vroeg: »Is het waar, dat gij in uw Kerk een schilderij der heilige Philomena hebt ten toon gesteld? — Ja, antwoordde ik, wat men u daarover gezegd heeft, is waar.— Maar, voegde zij er bij, wat weet gij dan van die heilige?—Niet veel; tot dusver weten wij niets van haar geschiedenis dan hetgeen het opschrift en de zinnebeeldige teekens op haar grafsteen ons verhalen. Zij liet mij uitspreken; daarna hervatte zij dadelijk: Gij weet er dus niets meer van? — Neen, anders niets. — Er is over die heilige nogtans zooveel te zeggen! Als de wereld dat alles zal vernemen, zal zij buiten zich zelf zijn van verbazing. Weet gij ten minste niet de oorzaak harer vervolging en marteldood? -- Evenmin. — Welnu! ik zal het u zeggen. Het was, omdat zij Diocleti-anus, die haar tot echtgenoot wilde hebben. haar hand weigerde; en de reden harer weige-
HEILIGE PHILOMENA
ring lag in de gelofte, die zij gedaan had, van uit liefde tot Jesus Christus altijd maagd te zullen blijven.quot; Op die woorden vroeg ik haar vol blijdschap even als iemand, die een lang verwachte tijding verneemt: »Gij bedriegt mij toch niet! Zijt gij wel zeker van hetgeen ik uit uw mond vernam? Waar hebt gij het dan toch gelezen? want reeds jaren lang zoeken wij, of de een of andere schrijver ons geen bijzonderheden over die heilige mededeelt, en al onze nasporingen zijn tot heden vruchteloos. Zeg mij uit welk boek gij, hetgeen gij mij verhaakiet, hebt geput? — Uit welk boek? vroeg zij op een toon, waarin zij ik weet niet welke verbazing en ernst liet doorstralen; zulke vraag moest gij juist mij doen!.... Alsof ik het niet wist! Neen, zeker, ik bedrieg u niet, ik ben er zeker van, gij kunt mij vrij gelooven: ja, ik weet het, geloof mij, ik ben er zeker van. En bij het uitspreken dier woorden zag ik haar met bliksemsnelheid verdwijnen.quot;
Bij dit verhaal, dat trouw uit het Italiaansch van den schrijver is overgenomen, voeg ik eenige bemerkingen. De onbekende, zegt hij (en die, dunkt mij, niet moeilijk te herkennen is) spreekt over de hand van Diocletianus, die haar door dezen vorst zon aangeboden zijn; dit doet veronderstellen, dat de marteldood der heilige plaats greep ten tijde, dat Diocletianus
15
HET LEVEN DER
weduwnaar was, of op het punt stond het te worden door den dood zijner echtgenoot, de heilige Serena, die hij met zijn eigen dochter uit haat tegen het geloof, dat zij beiden omhelsd hadden, ter dood liet brengen. De keizer bevond zich toen te Rome, waar hij insgelijks, en tot tweemaal toe, den heiligen Sebastianus ter dood veroordeelde. Die opmerkingen , door de zoo even vermelde openbaring aan de hand gegeven, leiden er toe, nagenoeg het tijdstip van den marteldood der heilige Philomena te kunnen bepalen, en de opwerping, door sommige schrijvers gemaakt, waar zij zich op het langdurig verblijf van Diocletianus in het oosten gronden, te kunnen weerleggen.
De derde en ook de omstandigste openbaring is die eener kloosterzuster te Napels.' Wij gaan onzen schrijver op den voet volgen.
De heilige martelares, zegt hij, had die zuster reeds lang gevoelige blijken eener geheel bijzondere bescherming gegeven; zij had haar van bekoringen tot wankelmoedigheid en onzuiverheid, waardoor God zijn dienstmaagd wilde louteren, bevrijd; en op den pijnlijken toestand, waarin zij door de aanvallen des duivels gebracht was, had zij de zoetheden der blijdschap en des vredes doen volgen. Bij c.e innige mededeelingen, die tusschen deze beide bruiden des Verlossers aan den voet des kruises
16
HEILIGÏ, PHILOMELA
plaats hadden, gaf de heilige haar raadgevingen , overvloeiende van wijsheid, nu eens ten aanzien van het bestuur van het klooster waarmede die zuster door haar oversten was belast geworden, dan weer opzichtens haar persoonlijk gedrag. Waar zij elkander het meest over onderhielden, was de hooge waarde der maagdelijkheid, de middelen, waarvan de heilige Philomena zich bediend had, om ze altijd , zelfs te midden der grootste gevaren, ongeschonden te bewaren, en de onmetelijke goederen , die in het kruis en in de vruchten, die het voortbrengt, liggen opgesloten.
Die buitengewone genaden, toegekend aan een ziel, die zich diep van haar nietigheid bewust was, en ze zich daarom geheel en al onwaardig achtte, deden haar vreezen, dat zij hier het slachtoffer eener zinsbegoocheling was. Zij nam haar toevlucht tot het gebed en de behoedzaamheid dergenen, die God haar tot leidslieden van haar geweten gegeven had, en terwijl die wijze leidslieden de verschillende genaden , waarmede de hemel die zuster begunstigde, aan een langzaam en nauwgezet onderzoek onderwierpen, worden haar, door tusschen-komst derzelfde heilige openbaringen van geheel anderen aard gedaan; allen hadden nogtans ten doel, haar naam meer en meer te verheerlijken.
De persoon, waarover wij spreken, had in haar cel een beeldje der heilige Philomena,
17
HET LEVEN DER
ontworpen naar het model van haar heilig lichaam, zooals het te Mugnano te zien is, en meer clan eens hadden alle zusters vol verwondering opgemerkt, dat het aangezicht van dat beeld veranderingen onderging, die haar voorkwamen, aan het wonderbare te grenzen. Dit had haar allen de vrome gedachte ingegeven , het in haar Kerk ten toon te stellen,
O '
en met de grootst mogeliike plechtigheid te vereeren. Het inwijdingsfeest bad plaats, en sedert dat oogenblik bleef dit wonderdadig beeld op zijn altaar staan. Op de dagen, dat de goede zuster ter communie geweest was, ging zij voor dat beeld een dankgebed uitstorten; en toen zij eens in haar hart een levendige begeerte voelde opkomen, om het juiste tijdstip van den marteldood der heilige te mogen kennen, opdat haar vrome kinderen , zeide zij, haar meer bijzonder zouden kunnen vereeren, vielen plotseling haar oogen toe, ondanks alle pogingen, die zij aanwendde om ze open te houden, en van de plaats, waar het beeld stond, scheen haar een hemelzoete stem de volgende woorden toe te roepen: »Lieve zuster, den lOden der maand Augustus stierf ik, om te gaan herleven, en trad ik zegevierend den hemel binnen, waar mijn goddelijke bruidegom mij in het bezit stelde der hemelsche goederen, die geen menschelijk verstand kan begrijpen. Om die reden ook regelde zijn bewonderens-
18
HEILIGE PHII.OMENA
19
waardige wijsheid mijn overbrenging naar Mag-nano derwijze, dat ik, niettegenstaande liet plan des priesters, die mijn stoffelijk overschot had verkregen, niet den 5den dier maand, zooals hij had -vastgesteld, maar den lOden in die stad aankwam, en niet, gelijk bij wilde; in alle slilte naar zijn huiskapel werd overgebracht , maar naar de kerk, waar men mij thans nog vereert, en zulks te midden der algemeene vreugdekreten, die met zooveel wonderbare omstandigheden vergezeld gingen , dat de dag mijner marteling ook een dag van ware zegepraal werd.'' Deze woorden, die het bewijs inhielden van de waarheid, die ze had ingegeven, hernieuwden in het hart der zuster de vrees, die zij vroeger reeds had gekoesterd, van aan zinsbedrog ter prooi te zijn. Zij verdubbelt haar gebeden, en smeekt haar zielsbestierder, haar te willen helpen. Dit was niet moeilijk. Men schreef aan don Pranciscus zelf, en terwijl men hem aanbeveelt, het gebeurde geheim te houden, smeekt men hem, duidelijk te antwoorden ten aanzien van de omstandigheden der openbaring^ die op de door hem genomen besluiten betrekking hadden. Deze vindt ze volkomen met de waarheid in overeenstemming. en zijn antwoord troost niet alleen de bedroefde zuster, maar spoort ook haar zielsbestierders aan, tot meerdere eer van God en de heilige Philomena het middel te baat nemen, dat zij haar scheen aan
HEÏ LEVEN DEB
te wijzen, ten einde beter de bijzonderheden van haar leven en marteldood te leeren kennen.
Zij gelasten derhalve dezelfde persoon, met dat doel bij de heilige ten sterkste aan te driugen, en daar de gehoorzaamheid, zooals de gewyde boeken verzekeren, altijd zegeviert» zat zij op zekeren dag in haar cel te bidden» om die gunst te mogen verkrijgen. Niettegenstaande zij zich daartegen verzette, vielen andermaal haar oogen toe, en zij hoorde dezelfde stem, die haar zei: Lieve zuster, ik ben de dochter van een vorst, die een kleinen staat in Griekenland bestuurde. Ook mijn moeder was van koninglijken bloede; en daar mijn ouders geen kinderen hadden, droegen zy beiden voortdurend hun valschen goden offers en gebeden op, om er te krijgen. Een Romeinsch geneesheer, met name Publius, die thans in het paradijs is, was in dienst mijns vaders. Hij beleed het christendom. Als hij de droefheid mijner ouders zag, was hij over hun verblindheid levendig getroffen, begon hun, op ingeving van den Heiligen Geest, over ons geloof te spreken, en ging daarbij zoo ver, dat hij hun een nakomelingschap beloofde, als zij er in toestemden het doopsel te ontvangen. De genade, die zyn woorden vergezelde, verlichtte hun geest en zegevierde op hun wil, en toen zij christenen geworden waren, hadden zij het vurig gewenschte geluk, dat Publius hun als onderpand hunner
20
HEILIGE PHILOMENA
21
bekeering had toegezegd. Ik kreeg bij mijn geboorte den naam Lumena, ten teeken van het licht des geloofs, waarvan ik om zoo te zeggen de vrucht was, en op den dag mijns doopsels noemde men mij Philomena of dochter des lichts {Filia Luminis,) omdat ik dien dag voor het geloof geboren werd. De liefde, die mijn ouders mij toedroegen, was zoo groot, dat zij mij altijd bij zich wilden hebben. Daarom namen zij mij mede naar Rome op een reis, die vader derwaarts moest maken bij gelegenheid van een onrechtvaardigen oorlog, waarmede Diocletianus hem bedreigde. Ik was toen dertien jaren oud. In de hoofdstad der wereld aangekomen, begaven wi) ons alle drie naar het paleis van den keizer, die ons in gehoor ontving. Zoodra Diocletianus mij had opgemerkt, vestigden zich zijn blikken op mij, en gedurende al den tijd, dien vader doorbracht met hem te ontvouwen al wat hij te zijner verdediging kon aanvoeren, scheen hij zich in gedachten met mg bezig te houden. Dadelijk nadat hij uitgesproken had, antwoordde hem de keizer, dat hij zich niet meer behoefde te verontrusteni en dat hij, voortaan alle vrees van zich afzettende , er slechts op bedacht moest zijn, gelukkig te leven. Ik zal, voegde hij er bij, alle strijdkrachten des rijks ter uwer beschikking stellen, en vraag u daarentegen slechts één zaak, namelijk de hand uwer dochter.quot; Door
HET liEVKN DER
een eer verblind, die hij in de verte niet verwacht had, nam vader oogenblikkelijk het voorstel des keizers aan, en toen wij in onze woning teruggekeerd waren, deden mijn ouders al wat zij konden, om mij aan den wil van Diocletianus en den hunnen te doen toegeven. »Hoe toch, vroeg ik hun, wilt gij, dat ik uit liefde voor een man mjin gelofte verbreek, die ik Jesus Christus twee jaren geleden gedaan heb? Hem behoort mijn maagdelijkheid toe, ik kan er niet meer over beschikken. Maar, gaf vader mij ten antwoord, gij waart toen no■ v te jong, om dergelijke verbindtenis aan te p-aanen hij voegde de vreeselijkste bedreigingen bij het bevel, dat hij mij gaf, om het aanbod van Diocletianus aau te nemen. Gods genade maakte mij onverwinuelijk, en toen het vader niet gelukte, den vorst de redenen, die hij aanvoerde om zijn gegeven woord te mogen verbreken, te doen aannemen, zag hij zich op bevel des keizers genoodzaakt. mij voor hem te voeren.
Eenige oogenblikken te voren had ik een nieuwen aanval zijner woede en teederheid te doorstaan. Even als hij, trachtte ook moeder mijn besluit aan 't wankelen te brengen. Liei-kozingen, bedreigingen , alles werd aangewend, om mij over te halen. Eindelijk zie ik hen beiden voor mij op hun knieën vallen, met tianei, in de oogen zeggende; »Kind, heb me-
HEILIGE PHILOMENA
23
delijden met uw vader, uw mosder, uw vaderlauJ en onze onderdanen. — Neen , neen, antwoordde ik, God en mijn maagdelijkheid, die ik hem gewijd heb, gaan voor alles, voor u en voor mijn vaderland! Mijn koningrijk is de hemel.quot; Mijn woorden dompelden hen in wanhoop, eu zij brachten mij voor den keizer, die alles deed wat in zijn vermogen was, om mij van mijn besluit af te brengen; maar zijn beloften, vleiende woorden en bedreigingen waren allen even vruchteloos. Toen overviel hem een aanval van razernij, en, door den duivel aangezet, laat hij mij in zijn paleis in een kerker werpen, waar hij mij in boeien liet klinken. Meenende, dat pijn en schande den moed zouden verzwakken, dien mijn goddelijke Bruidegom mij ingaf, kwam hij mij iederen dag bezoeken, en na mij dan van mijn boeien te hebben laten ontdoen , om mij het weinigje water eu brood, dat hij mij tot voedsel gaf, te kunnen laten nuttigen, herhaalde hij zijn aanvallen, waarvan sommigen, zonder Gods genade, mijn maagdelijkheid in gevaar zouden gebracht hebben. De nederlagen, die hij steeds te lijden had, waren voor mij slechts het voorspel van nieuwe folteringen; maar bet gebed hield mij staande, ik hield niet op, mij aan Jesus eu zijn allerreinste Moeder aan te bevelen. Mijn gevangenschap had zeven-en-dertig dagen geduurd, toen ik op eens de heilige Maagd met haar
HET LKVEN DER
24
goddelijk Kind op haar armen en in heinelsch licht gehuld, voor mij zag staan. sMijn kind zeide zij, nog een gevangenis van drie dagen, en na die veertigdaagsche kerkering, wordt gij uit uw pijnlijken toestand verlost.quot; Een zoo gelukkige tijding deed mijn hart van blijdschap kloppen; maar toen de koningin der engelen er bijgevoegd had, dat ik slechts miju gevangenis zou verlaten om, onder vreeselijke folteringen , een nog ontzettender strijd dan den voorgaanden te doorstaan, verviel ik van mijn vreugde in den wreedsten angst; ik geloofde, dat men mij ter dood ging brengen. »Houd dan moed, mijn kind, zei Maria: of kent gij de voorliefde niet, die ^ik u toedraag? De naam, dien gij in uw doopsel ontvingt, is er het onderpand van door de overeenkomst, die hij heeft met dien mijns Zoons en den mijnen. Gij heet Lumena, gelijk uw Bruidegom Licht, Zon, Ster heet; gelijk ook ik Dageraad, Ster, Zon en IVIaan in al de volheid van haar luister genoemd word. Vrees niets, ik zal u bijstaan. Thans doet de natuur, wier zwakheid u ter neer drukt, haar rechten gelden; maar op het oogenblik van den strijd komt de genade u haar kracht verleenen, en uw engel Gabriël, die ook de mijne is, en wiens naam kracht beteekent, zal u te hulp komen, ik zal u in het bijzonder, als mijn welbeminde dochter onder velen, in zyn zorgen aanbevelen.quot; Die
HEILIGE PHILOMENA
woorden van de Koningin der Maagden verlevendigden weer mijn moed, en het vizioen verdween, terwijl het myn kerker met een hemelschen geur vervulde.
Wat mij was aangekondigd, werd weldra verwezenlijkt. Toen Diocletianus er aan wanhoopte , mij te doen buigen , nam hij het besluit, mij in bet openbaar te doen folteren, en de eerste straf, waartoe bij mij veroordeelde, was een geeseling. Omdat zij zicb niet schaamt, zeide hg, een misdadiger, die door zijn volk tot een eer-loozen dood veroordeeld werd, boven een keizer als ik, te verkiezen, verdient zij ook, dat ik haar in mijn gerechtigheid behandel, zooals hij behandeld werd. Hij beval derhalve, dat men mij van mijn kleederen zou ontdoen en aan een kolom binden, en liet mij, in tegenwoordigheid van een groot aantal edellieden zijner hofhouding, met zooveel hevigheid gee-selen, dat mijn bebloed lichaam slechts met één enkele wonde overdekt scheen. Ziende, dat ik in bezwijming zou vallen en sterven, liet mij de tiran op nieuw naar mijn gevangenis brengen, waar hij dacht, dat ik den laatsten adem zou uitblazen. Maar in die verwachting werd hij teleurgesteld, zoowel als ik in de zoete hoop, die ik koesterde, van weldra bij mijn Bruidegom te zullen zijn. Want mij verschenen twee engelen, schitterende van licht, en een heilzamen balsem op mijn wonden uitstor-
25
HET LEVEN DEK
26
tende, maakten zij mij krachtiger tl au ik voor de foltering geweest was. Dit werd 's anderendaags den keizer bericht: hg laat mi] voor hem verschijnen, beschouwt mij met verbazing, en tracht mij te overtuigen, dat ik mijn genezing te danken heb aan Jnpiter, dien hij aanbidt. Hij wil volstrekt, dat gij keizerin van Rome wordt, zeide hij, en bij die verleidelijke woorden de meest eervolle beloften en de vleiendste liefkozingen voegende, trachtte hij het helsche werk, dat hij begonnen had, te voltooien ; maar de geest Gods, aan wien ik mijn volharding te danken had, verlichtte my toen in zoo i nime mate, dat noch Diocletian us, noch een zijner hovelingen iets wisten te antwoorden op de bewijzen der standvastigheid van ons geloof. Thans wordt hij op nieuw woedend, en geeft bevel, mij met een anker om den hals in den Tiber te verdrinken. Dat bevel wordt ten uitvoer gebracht, maar God stond toe, dat het niet gelukte; want op het oogenblik, dat men mij in den stroom wierp, kwamen mij twee engelen te hulp, die het ankertouw doorsneden , waardoor het anker zelf naar den bodem zonk, waar het nog ligt, en mij ten aanschouvve van een onafzienbare schare volks zachtjes naar den oever rivier brachten. Dat wonder bracht op vele toeschouwers een goede uitwerking te weeg, maar Diocletianus , die het aan het een of ander toovergeheim
HKILIGE PHIL01IENA
27
toesclireef, liet mij door de straten vau Rome sleepen, en gaf bevel, dat men een hagel van pijlen op mij af zou zenden. Mijn lichaam stak vol pijlen, het bloed zijpelde door de wonden uit; uitgeput en stervende lag ik ter aarde, en werd op 's keizers bevel weer naar mijn kerker teruggevoerd. Daar begunstigt my de Hemel met een nieuwe genade. Ik viel in een zoeten slaap, en was bij mijn ontwaken volkomen genezen. Dit komt Diocletianus ter oore. Welnu! roept hij in een vlaag van woede uit, men doorschiete haar ten derden male met scherpe pijlen, opdat zij bij die foltering den dood vinde.quot; Men haast zich hem te gehoorzamen. De schutters spannen hun boog eu verzamelen al hun krachten; maaide pijlen weigeren hun diensten. De keizer wordt op dat schouwspel woedend, en noemt mij een toovenares, en meenende, dat de werking van het vuur de begoocheling kan wegnemen , geeft hij bevel, alle pijlen in een oven gloeiend te maken en ze daarop op mij af te zenden. Dit geschiedde, maar na gedeeltelijk den afstand, dien zij doorloopen moesten, te hebben afgelegd, namen de pijlen een tegenovergestelde richting aan, en troffen hen, die ze hadden afgeschoten. Zes boogschutters vielen dood ter aarde , velen hunner zegden het heidendom vaarwel, en het volk begon openlijk de macht van God, die mij beschermd had,
HET LEVEN DER
te erkennen. Dat gemompel en die kreten deden den tiran voor het een of ander nood-lottiger toeval beducht zijn, en hg haastte zich, een einde aan mijn leven te maken, door mijn onthoofding te bevelen. Zoo snelde mijn ziel haar hemelschen Bruidegom tegemoet, die mg met de kroon der maagdelijkheid en den palmtak van het martelaarschap een hooge plaats aanwees onder de uitverkorenen, die zijn god-delijke tegenwoordigheid genieten. Die zoo gelukkige dag, waarop ik de hemelsche glorie binnentrad, was een Vrijdag, en het uur mijns doods was het derde na den middag (namelijk het uur, waarop mijn goddelijke Meester den geest gaf.quot;)
Ziedaar, volgens die openbaring, de geschiedenis van de marteling der heilige Philomena. De lezer zal er slechts iets godsvruchtigs, iets heiligs en stichtends in vinden; ook vindt hij er duidelijke bewijzen in voor de waarheid dei-feiten, die zij omvat. Zelfs zal hij wellicht, bij de gedachte aan de talrijke en schitterende wonderen, die den naam der heilige martelares zoo vermaard hebben gemaakt, bij zich zelf zeggen, dat het slechts dienstig was, dat de Heer er ten minste gedeeltelik de verdiensten van openbaarde. Langs dien weg worden de geloovigen meer gesticht; de glorie van God, alsmede de deugd, die hij in de heilige Philomena vereert, zamelen daardoor in ruimer
28
HEILIGE FHII.OMENA
29
mate de vruchten in, waarvan zij steeds zoo gaarne het zaad uitmaakten. Maar, nu het der goddelijke Wijsheid behaagd had, op de geschiedkundige gedenkteekens geen spoor van zooveel edelmoedigheid en heldhaftigheid achter te laten, kon zij wel geen ander middel te baat nemen dan de openbaring, om onze eeuw daarmede in kennis te stellen. Onze eeuw! dat woord omvat een gansche reeks van gedachten, 't Is de eeuw van den hoogmoed, de eeuw des ongeloofs, de eeuw, waarin men zelfs de gedachten en de houding van God aan het valsche licht eener afgedwaalde rede wil onderwerpen. Voor die eeuw is de goddelijke Wijsheid en de Voorzienigheid, die in haar verschillende wegen zoo bewonderenswaardig is, slechts een dwaasheid, een woord; zi] trekt de verlichte eenvoudigheid des geloofs in het belachelijke, zij beschouwt alles wat naar het bovennatuurlijke zweemt als fabels en bijgeloof ; zij spot met het geloof, zij veracht de heiligheid, zij haat diegenen, die God heeft aangewezen om haar te onderrichten. Doch altijd schittert het licht, dat bestemd is om deze wereld te verlichten. Als die ondankbaren er hun voordeel niet mee willen doen, laat hen dan hun oogen sluiten, dit staat hun vrij i ofschoon, als zij ze openden om Gods werken te aanschouwen, hun voorhoofd van schaamte zou blozen bij het zien van alles, wat zijn
HET LEVEN DER,
30
almacht verrricht en van de middelen, die zij gebruikt, om haar te openbaren. Een vrouw! een onbekende maagd! Allerlei soort van wonderen, door haar aanroeping gewrocht! ten gunste van hen, die haar verguizen en verachten ! gewrocht in den schoot der katholieke Kerk, wier gebruiken er aanbevelenswaardiger door worden, wier sakramenten er te meer om worden ontvangen, wier priesters er te meer om worden gewaardeerd, wier naam, geloot en leer er te dierbaarder om worden voor het hart harer kinderen! Welk een vernedering voor hen! Is dat dau de vrucht van hun duister en eeuwigdurend woelen, van hun eerlooze geschriften , die bijna even talrijk zijn geworden als de zandkorrels aan den oever der zee, en van de ontzaglijke geldelijke offers, die zij zich in huu goddeloozen ijver opleggen? Mij dunkt, ik zie Goliath, aan zijn voorhoofd door een steen getroffen, voor Davids voeten rollen en door hem het hoofd worden afgehouwen; of liever 't is de hooghartige Holophernus, die in dronkenheid door de zwakke hand eener vrouw wordt onthoofd; en terwijl Nabuchodo-nosor, het beeld des Satans, gelijk zijn veldheer het is van den lagen volksdrom , dien Satan aanvoert, op de tijding van de nederlaag, die zijn onverwinlijk leger onderging, verbleekt en op zijn troon zit te waggelen, doen de geloo-vigen, de Joden van Bethulië voorstellende,
HEIIJGE PH1L0MENA
den hemel van hun dank- en zegekreten weergalmen, en als om stijd de nieuwe Judith zegenen, wier krachtige arm hen gered heeft. Neen, God kon onder zijn onmetelijke schatten geen geschikter middel uitkiezen dan dit, om den hoogmoed der eeuw te beschamen, en zijn eigen zaak te doen zegevieren.
Overbrenging van iiel lichaam der heilige Philomena naar Mngnano.
ij hebben gezegd, dat het lichaam onzer heilige tot het jaar 1805, zoo goed als vergeten, te Rome bleef berusten. Ziehier hoe de goddelijke Voorzienigheid het aan de vergetelheid ontrukte, om het meer te doen verheerlijken.
Don Franciscus van Lucia, een ijverig en heilig Italiaansch missionnaris, kwam met don Barthelemy van Cesarea, die door den Heiligen Stoel was aangewezen, om het bisdom van Potenza te besturen, van Napels naar Rome.
31
HET LEVEN DER
wenschte vurig voor zyn huiskapel het lichaam van een heilige, die een naam droeg, te verkrijgen, en toen de bischop vau Pontenza de stappen, die hij tot dat einde deed, ondersteunde, werd hij kort na zijn aankomst naaide zaal gebracht, waar al die kostbare schatten bijeen gebracht waren, opdat hij zelf een keuze zou kunnen doen. Toen hij bij het gebeente der heilige martelares kwam , gevoelde hij, zooals hij zelf verhaalt, plotseling een buitengewone blijdschap, die zich op zijn gelaat aftee-kende en door mgr. Ponzetti, den bewaarder der heilige reliquiën met verbazing werd opgemerkt. Van dat oogenblik af bepaalden zich al zijn wenschen tot dat heilig gebeente, waaraan hij, zonder te weten waarom , onweerstaanbaar de voorkeur toekende. Hij durfde nogtans, uit vrees voor een weigering, zijn keus niet kenbaar maken, toen men hem van wege den bewaarder kwam zeggen, dat deze zijn voorliefde voor het lichaam der heilige Philo-mena had opgemerkt, en er daarom volgaarne in toestemde, het hem af te staan; en men voegde er deze opmerkenswaardige woorden bij: »Monseigneur is overtuigd, dat de heilige naar uw vaderland wil gaan, en er groote wonderen zal doen.quot;
Die tijding vervulde den eerbiedwaardigen missionaris met troost, en hij was slechts op middelen bedacht, om het lichaam te doen
32
HEILIGE PTlIIiOMENA
overbrengen. Dienzelfden dag nog zou het in zgn bezit worden gesteld; doch daar die dag en de beide daarop volgende dagen verstreken, zonder dat aan de hem gedane belofte gevolg werd gegeven, begon bij te vreezen, dat de bewaarder wellicht weigerde. Het was inderdaad te Rome geen gebruik, dat men aan een bijzonder persoon geheele lichamen, en vooral niet dezulken, wier namen bekend waren, afstond, omdat er bij de jaarlijksche opgravingen destijds niet veel van dien aard aan het licht kwamen, en om die reden werden zij slechts aan bisschoppen of kerken geschonken. Mgr. Ponzetti liet don Franciscus derhalve zeggen, dat het hem onmogelijk was, zijn verzoek in te willigen , en bood hem tevens de lijst der twaalf voorhanden onbenoemde lichamen aan.
Dit bracht don Franciscus in groote verlegenheid , zoowel wegens de toebereidselen, die hij voor de heilige gemaakt had, de brieven, die hij daarover naar Napels en Mugnano had geschreven 5 en de vele andere redenen, die wij hier niet behoeven op te geven, als om den angst, die hem bekroop, als hij er aan wilde denken, zijn keuze op een andere dan de heilige Philomena te laten vallen.....O! verhevene Voorzienigheid, wat zijt gij bewonderenswaardig in de geheimen uwer wegen!. ... Die moeilijkheden, en nog veel andere, moesten slechts dienen, om duidelijker den goddelijken
33
HET LEVEN DER
wil met betrekking tot de bestemming van dat heilig licbaam te doen kennen, en bet des te meer te verbeerlijken. Want kort daarna, zonder dat onze missionnaris er zelfs aan durfde denken, werd bij er eerst de bewaarder, en daarna de bezitter van.
Eén zaak bleef nog te doen over, namelijk op gepaste wijze bet licbaam over te brengen, en tusscben den bisscbop van Potenza en don Franciscus werd overeengekomen, dat men de kisten, die de heilige overblijfselen bevatt'en, de meest eervolle plaats in het rijtuig zou afstaan, opdat hun tastbare aanwezigheid te krachtiger hun godsvrucht zou opwekken, en voedsel zou geven aan de vereering, die zy de heilige tijdens de reis wilden toedragen. Zij vertrokken dan; maar de vooringenomenheid, die beiden op het oogenblik van het vertrek bezig hield, was oorzaak, dat zij hun eerste besluit vergaten ; en diegenen, die aan alles in de post-kar een plaats moesten geven, zett'en het heilig gebeente in een kist, waarop mgr. van Potenza moest gaan zitten. Zoo verlieten zij de heilige stad, toen de bisschop zich op eens hard tegen de beenen voelde slaan; dit veroorzaakte hem te grootere pijn, daar zij destijds ziek waren wegens overvloedig vocht, dat er in opgehoopt was. Hij springt verschrikt op, en maakt den voerman zijn beklag over de slechte plaatsing der kisten, die hem, zooals hij zeide,
34
HEILIGE PHILOMENA
lievig tegen de beenen stieten. »Maar hoe is dat mogelijk? antwoordde deze. Monseigneur ziet wel, dat de kisten, waarover hij spreekt, in de wagenkist zijn gesloten, en hem derhalve niet kunnen hinderen.quot; Voorts den postwagen beklimmende, en de planken wegnemende, die over het heilig gebeente heen lagen, laat men hem zien, hoe de kisten zijn geborgen, en hoe onmogelijk het zijn moest, dat zij zich bewogen. Men begeeft zich andermaal op weg; doch andermaal doet zich het stooten met dezelfde kracht maar onder heviger pijnen voor, hetgeen den kerkvoogd dezelfde klachten doet herhalen, en hij geeft bevel, dat men de kisten, aan wier beweeglijkheid bij zijn pijnen blijft toeschrijven , terstond een andere plaats zou geven. Men maakte reeds toebereidselen om dat bevel ten uitvoer te brengen, toen hij, zelf inziende, dat zijn beenen te ver van de wagenkist verwijderd zijn, dan dat de schok der daarin opgesloten voorwerpen zijn beenen zou kuunen bereiken, de uitvoering doet staken en weer gaat zitten. Alsnu keerden het stooten en de pijnen ten derden male met meer hevigheid terug, en eindelijk verplicht zijnde, toe te geven, doet de kerkvoogd er de kisten uithalen: »Al moest ik ze ook, voegde hij erbij, tot aan het einde mijner
reis op mijn armen dragen----quot; Men plaatste
ze nu vóór op bet rijtuig, en van dat oogen-blik af hield het wonder op. Noch de bisschop,
35
HET LEVEN DER
noch zijn reisgenoot, noch iemand van hun gevolg, dachten in het eerst over dat geheimzinnig voorval dieper na; deze laatsten integendeel vonden de klachten van den kerkvoogd en de oorzaak, waaraan hij zijn pijnen toeschreef, geheel onredelijk; maar toen zij over de verschillende omstandigheden dier zonderlinge gebeurtenis begonnen na te denken, en vooral toen zij zich de belofte herinnerden, die zij de heilige daags voor hun vertrek gedaan hadden, konden zij in het gebeurde niets anders zien dan den vinger Gods en de rechtvaardige straf voor een onvoorbedachte verbreking van het eenmaal gegeven woord. Ook verootmoedigden zij zich daarover, en met ontblooten hoofde en tranen in zijn oogen vroeg de bisschop de heilige herhaal-delyk om vergiffenis, en kuste met de levendigste en diepste gevoelens van eerbied en teederheid haar gewijde assche.
Ik zal hier maar met stilzwijgen het groote gevaar voorbijgaan, dat onze reizigers op den weg van Cessa naar Capua liepen, en hun bgua het leven kostte. Zij schreven hun behoud aan de gebeden der heilige Philomena toe, en op hun getuigenis zal men dat wonder gemakkelijk gelooven. Liever begeef ik mij met hen naar Naj^els, waar zij voor de tweede overbrenging toebereidselen maakten.
De gelukkige Abinadab, die door de Voorzienigheid werd uitverkoren, om de heilige ark,
36
HEILIGE PHILOMENA
die het gebeente der maagd en martelares bevatte , in zijn huis op te nemen, was don Antonio Terres, en zooals wij zullen zien, kreeg hij ruim zijn aandeel in de zegeningen, die God korten tijd daarna over alle vereerders der heilige Philomena uitstortte. In de kapel van dat huis werd overgegaan tot het openen der kisten, en nadat de bij dergelijke plechtigheden gebruikelijke formaliteiten waren vervuld, hield men zich onledig met alle beenderen op hun plaats te rangschikken; men bedekte ze vervolgens met een vrouwenlichaam, van bordpapier gemaakt, welks ledige ruimte met het eerbiedwaardig overblijfsel der heilige werd gevuld. De kleederen, waarmede men haar versierde, waren noch rijk, noch kostbaar, doch hadden in hun eenvoudigheid iets nets en edels; maar zooals don Franciscus, om beter de wonderen te doen begrijpen, waarvan dit lichaam, om zoo te zeggen, later het tooneel werd, zelf doet opmerken, kon dat sierlijke evenwel zoo menig gebrek niet verbergen, dat door onervarenheid der werklieden het gelaat, de kleur en zelfs de houding der heilige aankleefde.
Toen alles gereed was, en de maagd in de voor haar bestemde reliquiekast was gelegd, werd deze met groote zorg gesloten, en door de geestelijke overheid verzegeld. Van dat oogenblik af begon de openbare eeredienst der heilige. Met het oog op den grooten toeloop
37
HET LEVEN DER,
van geloorigen, die van alle zijden kwamen aansnellen, om dien heiligen schat hun hulde aan te bieden, was de kapel veel te klein, en werd hij derhalve naar een Kerk te Napels overgebracht, waar hij drie achtereenvolgende dagen op het altaar van Onze Lieve Vrouw
der Genaden werd ten toon gesteld..... Van
Onze Lieve Vrouw der Genaden !.... Een nieuw bewijs, zegt de heilige Bernardus, dat God ons al zijn gaven door Maria's handen doet toekomen, en een gelukkig voorteeken van de weldaden, die Maria, door de bemiddeling dei-heilige Philomena, over de wereld ging uitstorten. —- De toeloop was groot, de godsvrucht niet minder, en tot groote verwondering der geloovisjen. die zeker een of ander mirakel
O O '
verwacht hadden, verliepen evenwel de drie dagen, zonder dat er eenig merkwaardig voorval plaats had. Men vroeg zich af, waaraan het stilzwijgen des Hemels, en de werkeloosheid der nieuwe heilige moesten worden toegeschreven. Dit wist men later, toen Gods almacht zich begon te openbaren, niet in die kerk, maar in de huiskapel der familie Terres, wer-waarts men het heilig lichaam weer overbracht, en de pastoor van Saint-Ange, zijn priesters en zijn volk luide verklaarden, dat, als et in de kerk slechts een enkel mirakel had plaats gehad, allen tegelijk er op aangedrongen zouden hebben, dat de heilige haar niet meer
38
HEILIGE PHILOMENA
39
verlaten zou. Dat er geen wonder plaats greep, was derhalve een waar mirakel, en tevens een teeken van den wil Gods, die besloten had, die kostbare gave liever aan het stadje Mugiiano, dan aan het weelderige en volkrijke Napcis te schenken. Men zal zich minder verwonderen over hetgeen ik zeg, als men, bijna op hetzelfde oogenblik dat het heilig lichaam de kapel binnentrad , de wonderen een aanvang ziet nemen. Vooreerst verkreeg de gastvrije familie Terres de genezing van mevrouw Angèle Rose, de echtgenoote van don Antonio. Sedert twaalf jaren leed zij aan een ongeneeslijke ziekte; de gebeden, die zii tot de heilige richtte, verlosten er haar geheel en al van, en uit dankbaarheid bood zij haar een rijken kelk aan. Het tweede mirakel betrof een rechtsgeleerde met name D. Michaël ülpicella, die, reeds zes maanden door jicht geplaagd, zijn kamer moest houden, en bij geen enkel geneesmiddel baat had gevonden. Hij liet zich naar de kapel dragen, en keerde volkomen genezen terug. — Een aanzienlijke dame was het voorwerp van het derde wonder. Zij had een zweer op haar hand staan, die weldra teekens van koudvuür vertoonde, en men maakte zich gereed om ze af te zetten, toen men haar een reliquie dei-heilige Philomena bracht. Zij legt die 's avonds op de wond, en toen de heelkundige den volgenden morgen het zieke lichaamsdeel wilde afzetten, was het koudvuur geheel verdwenen.
HET LEVEN DEB
Zoo begon onze Wonderdoenster, die wij nu naar Mugnano zullen volgen, terwijl wij tege-lijkertijd de belangrijkste bijzonderheden dier tweede overbrenging mededeelen.
Twee gespierde mannen uit die stad waren naar Napels gekomen, om het heilig gebeente mede te nemen. Zij maakten bekend, dat hun landgenooten met ongeduld op de aankomst van den schat wachtten, waarmede de hemel hen ging verrijken, en men haastte zich, aan hun verlangen te voldoen.
Om de goede vrouw Terres te troosten, en haar tevens voor haar gastvrijheid te beloonen, gaf don Franciscus haar de sleutels der reli-quiekast, en onder de gebeden en tranen der godvruchtige familie vertrok hij naar Mugnano, waar de Heer door een uitstekende genade aller harten had voorbereid, om de heilige Phi-lomena, als een machtige bemiddelaarster by hem, in ontvangst te nemen. Sedert verscheidene maanden leed de aarde onder een buitengewone droogte. Toen het volk midden op den dag, die de aankomst van het heilig lichaam voorafging , het vroolijk gelui van alle kerkklokken gehoord had, zei het vol blijdschap en hoop bij zich zelt: O! als die nieuwe heilige de vereering en den eerbied, die wij reeds voor haar gevoelen, wilde vermeerderen, zou er een zeker en zeer gemakkelijk middel zijn: zij zou ons een overvloedigen regen kunnen zenden,
40
HEIUGE PHILOMENA
om onze velden te besproeien. De klokken hielden nog niet op met luiden, of over het gansche grondgebied van Mugnano viel de zoo gewenschte regen, en allerwege werd vol geestdrift en vreugde geroepen: Leve God! leve de Heilige!
Zij van haar kant ging vooruit, maar niet zonder enkele hinderpalen te ontmoeten. Een der dragers was daags voor het vertrek ziek geworden, en kon slechts met moeite de anderen volgen, zonder hen te kunnen helpen; don Franciscus zei hem: »Houd toch moed, vriend, heb vertrouwen op de heilige, help den last dragen, en gij zult genezen zijn.quot; Die goede boer gehoorzaamde, en oogenblikkelijk waren pijn en zwakte verdwenen; hij is weer in het volle bezit zijner krachten, en, vol van vrome blijdschap, schrijdt hij onder het dragen voorwaarts, bij iedere schrede herhalende: »O! wat is de heilige licht! zij weegt niet zwaarder dan een veer.quot; Hij sprak de waarheid. Don Franciscus, die haar in zijn godsvrucht eveneens een eind weegs had helpen dragen, had dezelfde opmerking gemaakt, en beschouwde dit als een wonder.
Maar de hemel werd meer en meer met zwarte wolken overdekt; een stortbui bedreigde onze arme reizigers, die niets hadden, om zich te verdedigen, dan de bescherming der heilige. Zij waren 's avonds van Napels ver-
41
HET LEVEN DER
trokken, en daar zij op lichte maan hadden gerekend, hadden zij niets meegenomen , waarmede zy in geval van nood hun weg konden verlichten. God gedoogde dit aldus tot meerdere eer zijner dienstmaagd; want terwijl het vroom geleide haar met een vurige godsvrucht aanriep, ontstond plotseling een vuurzuil in de lucht; haar benedeneinde kwam op de kast rusten, waarop zij tot het aanbreken van den dag bleef staan, en het boveneinde strekte zich tot boven de wolken uit, en deed de maan te voorschijn treden benevens een zeker aantal sterren, die er een kriug om vormden.
De blijdschap, door dat wonder in alle harten opgewekt, werd een weinig gestoord door de bijna plotselinge verandering, die de zwaarte van de vroeger zoo lichte kast der heilige Philomena onderging. Men stond op het punt het in het oude Nola gelegen dorpje Cimitilé, vermaard door den marteldood van den heiligen Januarius en zijn gezellen, door te trekken. De dragers begonnen te klagen en te zuchten onder den last, die hen, naar zij zeiden, zeer zwaar drukte. Hoe nader zij bij het dorpje komen, des te zwaarder wordt hij; bijna ieder oogenblik houden zij stil. Don Franciscus tracht hun moed te doen herleven, door hun bemoedigende woorden toe te spreken. Zij doen hun best om vooruit te komen, maar het midden van het dorp Cimitilé bereikt heb-
42
HEILIGE PHILOMENA
bende, verklaren zij er onmogelijk kans toe te zien, hun weg te vervolgen, en toonden tegelijkertijd hun gezwollen en gekneusde schouders. Wat te doen? de ijverige missionaris bevond zich in groote verlegenheid; het sloeg middernacht; waar zou hij op dat uur den noodig geworden helper vandaan halen ? Als hij wachtte tot het aanbreken van den dag, stuurde hij alle plannen in de war, en bedierf hij de toebereidselen voor het feest. Hij moest derhalve zijn hoop op God stellen, en trachten zoover mogelijk vooruit te komen. Men vat weer moed, en staat andermaal stil. Eindelijk verschijnen eenige inwoners van Mugnano, die den uitgeputten dragers de behulpzame hand bieden; maar zooveel armen en inspanning worden weldra onnoodig. De wonderbare zwaarte heeft opgehouden, en op de vroegere klachten volgen vreugdekreten: Een wonder! een wonder! de kast heeft haar vorige lichtheid herkregen, en terwijl die goede boeren hun vreesselijke vermoeidheid vergeten, beginnen zij te loopen, duizende malen uitroepende: Leve God! leve de Heilige! zij is zoo licht als een veer.
De dageraad begon aan den gezichteinder te verschijnen; de inwoners van Mugnano kwamen bij troepjes aan; de echo herhaalde hun godvruchtige gezangen, en men zag een schare van kinderen met olijftakken in de hand om de kast springen, hun hoeden en zakdoeken
43
HKT LEVEN DEK
in de hoogte werpen, en onophoudelijk uitroeroepen : leve de Heilige! Zoo begon die zegedag. Niet alleen uit Mugnano, maar ook uit de naburige landstreken snelde de menigte het heilig lichaam tegemoet; zij werd in korten tgd zoo talrijk, dat men stil houden en haar godsvrucht tevreden stellen moest, door het haar te laten zien. Men bevond zich toen bij een buitengoed; daarvoor lag een tamelijk groot plein; de menigte ijlt daarheen, en don Franciscus haast zich , aan haar vrome wen-schen te voldoen. Maar op hetzelfde oogenblik, dat hij het heilig lichaam ontbloot, en het volk, bij het zien van het kostbaar overschot, in vervoering van blijdschap uitroept: God, wat is zij schoon!____ welk een hemelsche schoonheid !____komt plotseling een orkaan opzetten,
stormt in onstuimige vaart op het plein af, waar de onafzienbare schare op elkander ge-gepakt staat, en te midden van den schrik, dien hij veroorzaakt, en het algemeen geroep; God, God, barmhartigheid! Heilige ontferm u onzer!,... richt hij zich naar de kast zelf, en dreigt ze omver te werpen. Maar weldra kwam troost de vrees vervangen; de orkaan wordt als door een onzichtbare hand teruggedreven , en stilt ten slotte zijn woede aan een naburigen berg, waarop hij eenige boomen ontwortelt. Was het de duivel, die, by een helderen hemel, dien storm verwekt had, om,
44
HEILIGE PHILOMENA
als hij gekunuen had, het glorierijk gebouw, dat God in de heilige Philomena wilde optrekken , in zyn grondvesten te treffen ? Don Fran-ciscus gaf er voor dat goede volk die verklaring van, en wij gelooven het met hem. Wat er ook van zij, dat buitengewoon voorval schonk den luister van dien schoonen dag een nieuwen glans.
De stoet zette te midden eener altijd aangroeiende menigte zijn tocht voort, en te Mug-nano aangekomen, richtte hij zich naar de kerk van Onze Lieve Vrouw der Genaden, waar men het heilig lichaam op het hoofdaltaar ten toon stelde.
De plechtigheid moest daags daarna, namelijk op den llden Augustus, plaats hebben. Die dag was een Zondag; uit alle omliggende landstreken zag men een schare van geloovigen van beiderlei geslacht en van iederen leeftijd elk oogenblik de kerk binnendringen; zij kwamen om de nieuwe heilige te zien en te vereeren , en hoopten, dat de Heer haar naam door middel van het een of ander wonder zou verheerlijken. Men hoorde die dorpelingen elkander in de eenvoudigheid van hun geloof vragen: Maar wanneer zal nu onze Heilige mirakelen doen? De hemel had hun reeds geantwoord; want op denzelfden nacht, dat de heilige Philomena haar intrede deed, had een hunner met name Engel Bianco, die door een vrees-
45
HET LEVEN DEE
selijke jicht raaauden lang aan zijn bed gekluisterd lag, op het vernemen van de aankomst der heilige, beloofd, dat hij haar bij den omgang zou vergezellen, als hij van zijn pijnen bevrijd werd; zijn gebed scheen in den beginne niet verhoord te worden; nooit had hg zoo veel geleden, als op dat oogenblik. Maar nauwelijks heeft hij de klokken hooren luiden, of hij springt met een levendig geloof zijn bed uit; de kwaal blijft hem nog altijd pijnigen, maar belet hem niet, zich aan te kleeden. Zijn vertrouwen wordt steeds grooter; hij worstelt tegen de pijn, doet eenige schreden en toen hij het plein betrad, was de kwaal geheel geweken, tot groote verwondering van hen, die van zijn langdurig en pijnlijk lijden getuigen waren geweest. Die wonderbare genezing vermocht nogtans niet het vrome ongeduld dier goede lieden te bevredigen; zij wilden hun heilige nog meer verheerlijkt zien , en het scheen, dat dit verlangen hun door den hemel werd ingegeven; want weldra trad het in vervulling, en overtrof zelfs alle verwachtingen.
Den achtsten dag na de overbrenging zag men plotseling in het midden der kerk onder de plechtige mis, die door een groote menigte volks werd bijgewoond, een kind van omstreeks tien jaren opstaan, door de schare heendringen , en zich naar de kast begeven, om zijn weldoenster te gaan bedanken. Het te zisn
46
heilige philomena
gaan en uit te roepen, dat er een mirakel geschied was, was het werk van een oogen-blik. Vooral zijn moeder, een arme weduwe, die het op haar armen gedragen had, en onder de mis tot op het oogenblik der opheffing, toen ook het wonder plaats greep, onophoudelijk de heilige met godsvrucht had aangeroepen , verhief haar dankbare stem boven al diegenen, die God en de heilige Philomena vereerden. Het kind was zoo erg verminkt, dat het noch kon loopen , noch op zijn beenen staan; bet gansche dorp zag het na de mis dadelijk door de straten en over de pleinen heen en weer loopen, overal het wonder verkondigende , waarvan het het voorwerp was geweest, en allen legden daar getuigenis van af, hetzij door het geluk te gaan wenschen, hetzij door de lucht van duizende vreugdekreten te doen weergalmen.
Het mirakel, dat onder de heilige mis had plaats gehad, lokte zulk een toeloop van menschen naar de vespers, dat de kerk hen nauwelijks bevatten kon; velen waren buiten de deur blijven staan; daar bevond zich ook een vrouw uit het dorp Avella, die een tweejarig kind op den arm droeg, dat door de kinderpokken blind geworden was. De ver-maardste geneesheeren der hoofdstad waren er over geraadpleegd: zij oordeelden de kwaal ongeneeslijk; maar de bedroefde moeder, die
47
HET LEVEN DEK
wist, dat, wat den menscli niet mogelijk is, toch altijd voor God mogelijk bleef, wanhoopte niet aan de genezing van haar dochtertje. Zij snelt naar Mugnano; en ofschoon de doorgang om tot de heilige te naderen afgesneden scheen, gelukt het haar nogtans er doorheen te dringen, en eindelijk de kast te bereiken. Met een levendig geloof bezield, neemt zij dadelijk olie uit de lamp, die voor de heilige Philomena stond te branden, zalft daarmee de oogen van haar kind, en de kleine ongeneeslijke is terstond hersteld. Op dat wonder stijgen nieuwe vreugdekreten op, wordt door de blijdschap en dankbaarheid nieuwe opschudding veroorzaakt; het volk, dat buiten de kerk staat, beantwoordt het geroep van hen, die zich daarbinnen bevinden; de predikant don Antonio Vetrano (want dat alles greep onder de preek plaats) kon zich niet meer doen verstaan; en daar allen luidkeels riepen , dat men hun het genezen kind zou vertoonen, neemt een priester het in zijn handen, klimt er mee op een hek, en toont het aan de blikken des volks, dat de almacht van God en de eer zijner Dienstmaagd in zijn bewondering hemelhoog verheft.
In de volgende dagen geschiedden nog vele dergelijke wonderen, waarover wij echter latei-zullen spreken. Wij gaan thans een woord zeggen over het stichten der kapel van de heilige.
Het was in den beginne don Franciscus' plan
48
HEILIGE PHILOMENA 49
niet, onze Wonderdocnster in de kerk van Onze Lieve Vrouw der Genaden te laten. Zooals wg gezegd hebben, bestemde hij haar voor de bijzondere kapel, die hij in zijn woning had. Maar al die wonderwerken, die sedert haar aankomst te Mugnano hadden plaats gehad , deden hem begrijpen, dat dit niet de bedoeling des Allerhoogsten was. Hij ging derhalve gaarne tot het offer over, dat de goddelijke Voorzienigheid hem oplegde, en hield zich voortaan uitsluitend onledig met haar in die kerk een altaar op te richten, waar de heilige de hulde harer vereerders kou ontvangen. Dat altaar kwam korteu tijd daarna gereed: het werd in een van de kapellen der kerk geplaatst; maar zijn eenvoudigheid stak wel wat af èn bij de vermaardheid der Maagd en Martelares, èn bij de grootheid der wonderen, waarmede het den Heer behaagde haar te vereeren. Ik wil den goeden inwoners van Mugnano daarvan geen verwijt maken; zij waren arm, even als het meerendeel dergenen, aan wie de heilige haar guusten uitdeelde. Ofschoon hun aalmoezen, met het oog op hun beperkte inkomsten, aanzienlijk mochten heeten, waren zij nogtans, vooral tijdens de onlusten in Italië, nauwelijks toereikend voor het dagelijksch onderhoud van den eeredienst der heilige. Zij moesten zich derhalve bepalen bij den wensch, dat zij eenmaal haar heiligdom op meer pas-
HET LEVET. DER
sende wijze zouden zien verfraaien; God verhoorde hun bede, en bediende zich tot dat einde van een dier gebeurtenissen, die door de menschen als alledaagsche voorvallen worden beschouwd, maar die in den geest Gods ten doel hebben, zijn glorie en de macht, die de heiligen bij hem hebben, te doen uitkomen.
Een beroemd Napolitaansch advokaat, met name Alexander Serie, droeg de heilige Phi-lomena sedert lang een groote godsvrucht toe, en zijn vrouw deelde die met hem. Daar zij op het grondgebied van Mugrano uitgebreide bezittingen hadden liggen, begaven zij zich in het jaar 1814 daarhenen, juist bij gelegenheid van het feest der overbrenging, dat telken jare gevierd werd. Don Serio leed sedert vele jaren aan een inwendige kwaal, die hem langzamerhand deed wegkwijnen. Zijn vrouw was zeer bedroefd; daar zij echter veel vertrouwen op de bemiddeling der heilige Philomena stelde, bad zij haar vurig om het herstel baars echt-genoots, en liet ook anderen tot dat einde gebeden doen. Op den dag van het feest deed zij met dubbelen aandrang haar gebed, en haar vertrouwen stond op het punt van te gf.an wankelen, toen de zegen met het Allerheiligste gegeven was, en don Alexander, die zich met zijn vrouw in de kerk bevond, door zoo hevige pijn in zijn ingewanden werd aangegrepen, dat men voor zijn leven vreesde. Men haastte
50
HK1L1GE PHILOMENA
zich, hem naar zijn woning te vervoeren, en de kwaal maakte in weinige uren zoo snelle en onrustbarende vorderingen , dat men aan zijn leven wanhoopte. Zijn toestand was van dien aard, dat hij niet kou biechten. Door droefheid overmand, kon zijn arme echtgenoot niet nalaten uit te roepen: Is dat dan, heilige Philomena, de genade, die gij voor mij verkregen hebt!.... Dan, op een ingeving van geloof een beeld der heilige grijpende, dat zij voor de hand vond staan, wierp zij dit op het lichaam van don zieltogende, terwijl zij tevens om de genade bad, hem,' ten minste van de genademiddelen der kerk voorzien, te mogen zien sterven. Da- gebed werd door een belofte gevolgd. Uit naam haars mans verbond zij zich, in de kapel der heilige Philomena een marmeren altaar te doen oprichten. Op hetzelfde oogenblik herkrijgt de zieke het gebruik zijner zintuigen en verstandelijke vermogens. Hij verklaart buiten gevaar te zijn, biecht met veel godsvrucht, en gevoelt daarna geen pijnen meer; ook de gewone konteekens der kwaal, die hem sedert zoolang plaagde, waren verdwenen.
De gunst was verkregen; de belofte werd vervuld; de beide echtgenooteu deden zelfs meer, en van dat oogenblik af biedt bet heiligdom, dat thans zoo vermaard is, aan de menigte pelgrims, die het bezoeken, een voor hun
51
HET LEVEN DER
52
godsvrucht troostrijker schouwspel aan. Eén zaak vooral trekt hun aandacht, en wekt hun verwondering, namelijk het groot marmeren blad, dat het altaar bedekt, en waarop men nog de sporen van een wonder aantreft. Een werkman, die er met zijn beitel overheen ging, om het Op zijn plaats te schuiven, brak het in de breedte bijna geheel in tweeën. Er was een groot aantal personen bij tegenwoordig, en men kan denken, welke klachten er aan den eenen kant opgingen, en hoe groot de beschaamdheid des anderen was. De beeldhouwer was echter zeer ervaren in zijn vak. Maar de vernedering was niet te ontgaan, en het kwam er, in afwachting van iets beters, op aan, de breuk te lasschen, en daarmede was hg bezig. Zij was aan het uiteinde meer dan een vinger breed; hij trachtte de beide lippen der opening door middel van een ijzeren plaat aan elkander te voegen; en als dat gedaan was, wilde hij de spleet over haar gansche lengte met tras vullen, toen plotsing de vinger der heilige door een ongehoord wonder de hand des werkmans volgde, en bet marmer, dat zoo zichtbaar gebarsten was, in zyu vorigen staat herstelde. Slechts ter plaatse, waar zich de berst bevond, bleef een donkerkleurige lijn bestaan, die de pelgrims voor een ader in het marmer zouden houden, als men hun niet vertelde , hoe het wonder had plaats gegrepen.
HEILIGE PHILOMENA
53
Laat ons dus bij het eindigen van dit hoofdstuk nogmaals uitroepen: O! God, wat zijt (jij bewonderenswaardig in uw heiligen !.... Glorie zij u voor de wonderen, die uw hand te hunner gunste uitwerkt!
Verschillende wonderen, door lusschenkomsl der heilige Philoraena gewrocht.
k zal dit hoofdstuk met een gezegde van den heiligen Barnardus beginnen. Waar hij over het hemelsch Jeruzalem en de heiligen, die het bewonen, spreekt, drukt hij zich aldus uit: »In dat gelukzalig vaderland verzwakt de liefde niet, in tegendeel zij wordt er sterker. De heiligen zijn voorzeker onlijdelijk geworden, maar niet onmeedoo-gend; aan de bron van alle barmhartigheid staande, zijn hun ingewanden slechts te beter toegankelijk geworden voor het medelijden. Als nu dat gevoel hen tijdens hun sterfelijk leven ten gunste hunner broeders zooveel wonderen
HET LEVEN DER
deed verrichten; als zij om hunnentwil, uit naam van Jesus Christus, gebruik maakten van de macht, die zij van hem over leven en dood ontvangen hadden, hoeveel te meer zullen zij dan thans niet doen, nu hun macht boven alle beschrijving grooter geworden is, en zij in heerlijkheid met God vereenigd zijn.quot;
Het is dus niet te verwonderen, dat de heiligen mirakelen doen. Zij vragen en verkrijgen die in den hemel door hun gebeden en verdiensten; zij doen ze op aarde ten gunste van diegenen, die hen aanroepen, en vooral op de plaats, waar hun stoffelijk overschot rust, waar men hun beelden een bijzondere vereering toedraagt. De geschiedenis van alle eeuwen strekt daarvoor ten bewijze. Wie dit niet gelooft, lijdt, om niet meer te zeggen, aan zinsbegoocheling; die zinsbegoocheling is de vrucht öf van diepe onkunde öf van kwade trouw. »Hoe toch, roept de heilige Johannes Damascenus uit, durft men zeggen, dat de heiligen, of liever de God der Heiligen, hun overblijfselen niet kan verheerlijken ? Jesus Christus heeft ons daarin heilzame bronnen van allerlei soort van weldaden achtergelaten:. Waarom zou men dit ontkennen ? Als een harde, dorre rots, als het kakebeen van een dom dier den dienaren Gods water in overvloed konden verschaffen (en dat zijn punten van ons geloof), hoe zal men dan weigeren te ge-
54
HEILIGE PHILOMENA
loo ven, dat uit het lichaam der martelaren een welriekende olie vloeit ? Daarin ligt niets vreemds voor hen, die Gods almacht kennen, en de grootheid der liefde beseffen, die hen aanspoort tot vereering zijner heiligen. Wie volgens de oude wet een doode aanraakte, haalde zich zonder twijfel de wettelijke onreinheid op den hals. Maar moeten de heiligen, die zoo innig met den Maker des levens verbonden zijn, ouder het getal der dooden gerangschikt worden ? En hoe zult gij staande houden, dat zij dood zijn, zij, wier gebeente den duivel verjaagt, zieken geneest, den blinden het gezicht, den melaat-schen de gezondheid, en de door bekoringen ter neer gedrukte of door droefheid gekwelde zielen kalmte en blijdschap teruggeeft, en in één woord het kanaal is, waarvan de Vader des lichts zich bedient, om alleu, die hen iu de volheid en den eenvoud des geloofs vereeren,
alle volmaakte gaven te doen toevloeien ?____quot;
Als wij hen dan zichtbaar op aarde zien werken , laat ons dan ook gelooven, dat zij in den hemel leven; en als zij in den hemel leven, laat ons dan gelooven, dat zij zich op aarde in alles, wat hen ons weer voor den geest kan brengen, gaarne zien vereereu, vooral in die gewijde overblijfselen, waaraan hun ziel ten dage der algemeene opstanding haar glorie zal komen mededeelen. Die gevolgtrekking maken wij ook met den heiligen Johannes Chrysostomus.
55
HET LEVEN DEE
»Ga, zegt hij, en bezoek de graven der heiligen ; tooi ze met uw offergaven, raak met een groot geloof hun stoffelijk overschot aan; de zegen des Hemels zal over u neerdalen, en u met rijkdommen en schatten vervullen. Qui hahet awes audicndi audiat.quot;
Wij gaan hier nieuwe bewijzen van geven in de wonderen, door de heilige Philomena gewrocht. Zij zijn te talrijk, om ze hier allen op te sommen; maar wat ik er van zeggen zal, is genoeg om de goedheid en almacht van God te doen bewonderen, een teedere godsvrucht jegens onze Wonderdoenster in te boezemen, het kwijnend geloof te doen herleven, en haar heiligheid, haar hulpbronnen en oefeningen meer naar waarde te doen schatten.
56
Mirakelen belreffende hel lichaam der heilige Phiiomena.
en zal zich de ontevredenheid herinneren , die don Franciscus gevoelde bij het zien van de fouten, die de onbedreven hand des werk-mans verzuimde te vermijden, toen hij het figuurlijk lichaam samenstelde, waarmede het gebeente onzer martelares werd bedekt. De houding, die hg er aan gegeven had, scheen niet betamelijk genoeg te zijn. De witachtige, onoogelijke gelaatskleur, gevoegd bij den slechten stand van de tanden der heilige, misstonden haar bijna geheel. Ook de kast was te klein van afmetingen. Maar wat daaraan te doen, toen alles gereed was en alle plannen voor de overbrenging van het heilig lichaam vastgesteld waren ? Men trachtte ia die gebreken door de netheid der sieraden te voorzien. Een kleed van witte zijde, als zinnebeeld der maagdelijke zuiverheid, en daarover een purperkleurige rok van Griekschen vorm, het gewone zinnebeeld des martelaars, maakten de kleederen der heilige uit. Haar hoofd, waaraan men kastanjebruine haren van zijde bevestigd had, was met een bloemkrans getooid; in haar rechterhand had zij een pijl, in haar linkerhand een palmtak en een lelie: Het lichaam, zooals het daar lag, had geen vijf palmen lengte.
HET LEVEN DER
58
Ik ben in die bijzonderheden getreden, om het volgende beter te doen begrijpen. Toen het gold, in het jaar 1814 de kapel der heilige Philomena te verfraaien, was men er tevens op bedacht, de kast te hernieuwen. Sedert verscheidene jaren hadden alle inwoners van Mucpiano en der omliggende landstreken, die het wonderbaar heiligdom dikwijls kwamen bezoeken, het lichaam in een zelfde houding zien leggen. En wie had er ook aan kunnen raken, aangezien er de zegels met zorg waren aangehecht, en de familie Terres nooit aan iemand de sleutels, die zij in bezit had, had toevertrouwd? Op zekeren morgen echter, toen eenige vreemdelingen vroegen het te mogen zien, bevond men, dat de heilige geheel van houding veranderd was. De zaak scheen ongelooflijk, maar de getuigen waren niet te verwarpen. Zij hadden niet lang geleden het lichaam met opgeheven knieën in den vorm van een hoek zien leggen; zij zagen thans, dat deze op een kleine daaronder liggende matras betamelijk rustten, terwijl het overige gedeelte des lichaams in opgerichte houding het beeld van een zittende persoon voorstelde. Het hoofdkussen lag niet meer op zijn plaats; het was het hoofd naar het boveneinde der-kast gevolgd en rustte daar tegenaan. De rechterarm scheen eveneens nader bij een tweede kussen te zijn gekomen, om zijn ligging ee:i
HEILIGE PHILOMENA
59
natuurlijker voorkomen l.e geven. De pijl, die vroeger met de punt naar bet hart gericht was, stond nu in omgekeerde richting. Dezelfde verandering was aan den linkerkant te bespeuren. De arm, die den palmtak en de lelie droeg, was in verhouding van de verhevenheid van lichaam en hoofd in de hoogte gebeurd, en de nieuwe ligging van den arm had een gedeelte van den purperen rok vrij doen worden, die, doordat hij zichtbaar werd, de heilige een bevalliger voorkomen gaf. Opdat er niets aan al die wonderen zou ontbreken, had ook het aangezicht zijn vroegere trekken verloren. De kin was afgerond, als die van een jeugdige, slapende persoon. De lippen, wier opening niet met de noodige omzichtigheid was behandeld, en het gelaat misvormden, zonder nogtans de tanden te laten zien, waren nu met een wonderbare bevalligheid geopend, hetgeen, gevoegd bij de beminnelijkheid van het gelaat en de schitterende kleur der wangen, de oogen aangenaam aandeed. Het hoofdhaar, dat te voren gedeeltelijk achter den hals en den linkerschouder heen verborgen zat, was geheel zichtbaar geworden, en golfde hier en daar met een bevallige zwierigheid. Zoodra het gerucht dier wonderen zich in Mugnanv verspreid had, kwamen allen toegeschoten, om er zich met eigen oogen van te overtuigen; en er was niemand, zelfs onder de ongeloo-vigen, die er de waarheid niet van erkende;
HET LEVEN DEE
maar deze laatsten beweerden, dat er niets wonders in gelegen was: het zijn eenvoudig menschen, zeiden zij, die dat alles gedaan hebben. Men behoefde hun geen ander antwoord te geven, dan op de vier zegels van den bisschop van Potenza te wijzen, die geheel ongeschonden waren, en hun voorts te bewijzen, zooals men ook deed, dat er slechts één sleutel bestond, en deze zich altijd te Napels in handen van vrouw Terres bevond. Maar wie vrijwillig blind is, gelooft zelfs de door-slaandste bewijzen niet. Alsof de Hemel zelf het wonder dier gedaanteverandering wilde bevestigen, kreeg bij die gelegenheid een zesjarig kind, dat door de pokken blind was geworden, plotseling het gezicht terug, en zulks in tegenwoordigheid van verschillende hooggeplaatste personen , die uit Napels gekomen waren, om de zegels te onderzoeken, en te zien of de sleutel op het slot der kast paste.
Daar die kast, zooals ik hierboven zei, te klein, en niet geëvenredigd aan het nieuw opgericht altaar was, achtte men zich verplicht, een andere te maken. De zaak bleef eenigen tijd hangende, omdat een schoone kast ook een verandering in de kleeding der Heilige ten gevolge moest hebben, wat zeer duur uit zou komen. Die kosten deden den ijver eeniger-mate verslappen, toen een nieuw wonder plaats greep, en de uitvoering der voorgenomen ver-
60
HEILIGE PIHLOMENA
61
andering als het ware kwam bevelen. Men bemerkte, doch zonder er aanvankelijk veel acht op te slaan, dat de kleederen, waarvan de kleur erg verschoten was, begonnen los te gaan; maar toen men zag, dat zij dagelyks meer en meer bedierven, en een onzichtbare hand er nu eens dit stuk, dan weer een ander, van losmaakte, zoodat de bodem der kast als met opzet met hier en daar verstrooide lappen bedekt was, hield men zich weldra overtuigd, dat God, naijverig op de uitwendige glorie van van het heilig lichaam, verlangde, dat men het op nieuw zou kleeden, zonder acht te slaan op de kosten, die er het gevolg van zouden zijn. Men begon zich ernstiger en met den best mogelgken wil daarmede bezig te houden. Er was maar één zwarigheid meer. Onder het nemen der noodige maatregelen had men opgemerkt, dat het hoofdhaar der heilige, dat goed geordend op den rechter schouder hing, aan den linker schouder een ledige plaats liet wegens het klein getal haartjes, dat men gebruikt had, toen men het lichaam voor het eerst kleedde. Daarin te voorzien door vrouwenharen te nemen, kwam onwelvoegelijk voor;de tijd liet niet toe, dat men zijden haren aanschafte. In die verlegenheid zag men zich, daags voor Pinksteren op het oogenblik, ■ dat men de heilige overblijfselen ontblootte, andermaal de bezorgdheid der goddelijke Voorzienigheid met betrek-
HEÏ LEVEN DEIl
king tot onze heilige openbaren. Nieuwe en lange lokken hingen aan den kant, waar zich te voren de kale plek bevond, die men gewanhoopt had, te zullen kunnen vullen. Zij schenen versch gcwasschen en gekamd te zijn, haar glans en schoone ligging verspreidden over het uitwendige der heilige een nieuwe bevalligheid. Wederom wordt allerwege mirakel geroepen; God is verheerlijkt, en men gaat over tot de vcrleersdng van dat eerbied waar-
Oo O
dig lichaam, rondom hetwelk de Almachtige voortdurend de uitstekendste gunsten verspreidde.
Maar dat is nog niet alles. Toen men de heilige met de in gereedheid gebrachte, rijke kleederen bedekt had, zeiden allen, die haar uit godsvrucht kwamen zien, zelfs voordat zij in de nieuwe kleederen in de een palm langere kast lag: onze heilige is grooter en schooner dan vroeger. Men dacht nogtans dat dit eenvoudig gezichtsbedrog was. Maar toen men haar in de kast plaatste, moest men wel aan een nieuw wonder gelooven; want het lichaam der heilige, in plaats van er gemakkelijk in te liggen, zooals na het nauwkeurig nemen der maat het geval had moeten zijn, lag nog te nauw, hetgeen niet dan tengevolge eener wonderdadige omstandigheid kon plaats hebben.
Dezelfde opmerking werd bij twee andere dergelijke gelegenheden gemaakt. Er werd een derde, daarna een vierde kast gemaakt, en
62
HEILIGE PHILOMENA
telkens een palm langer dan de voorgaande; doch altijd bleef zij voor het lichaam dei-heilige , dat een nieuwe vergrooting had ondergaan , te kort; ook de kleeren, die van te voren een weinig te lang waren, en plotseling te kort waren geworden, bevestigden het wonder. Daar men, om zoo te zeggen, voor een nieuwe speling der bewonderenswaardige Voorzienigheid beducht was , droegen bekwame priesters zorg, aan de figuurlijke lidmaten der heilige Philomena een betere evenredigheid te geven, en ze tevens wat in te korten. Maar hun voorzorg was vergeefsch. Niettegenstaande de beenderen der heilige nader bij elkander geschoven , en het lichaam, dat ze omhulde, ingekrompen werd, niettegenstaande de meerdere lengte dezer vierde kast, werd bevonden, dat even als de beide vorige keeren een derde wonder had plaats gehad.
Daaruit kan men opmaken, welke groote vereering dat lichaam ten deel moest vallen, te meer nu God er onophoudelijk nieuwe wonderen mee verrichtte, die door de getuigen als om strijd werden verkondigd. Wij zullen er eenige van aanhalen.
Zijn Eminentie de kardinaal-aartsbisschop van Napels was tengevolge eener gelofte voor den vijfden maal de overblijfselen der heilige Philomena, die hij een groote godsvrucht toedroeg, gaan bezoeken. Toen de kast ontbloot
63
HET LEVEN DEE
64
was geworden, bemerkten de omstanders, dat de kardinaal, na eenige oogenblikken nauwkeurig te hebben toegezien, zeer verbaasd stond. Onder de mis, die hij in een soort van geestverrukking opdroeg, vestigde hij zeer dikwijls zijn oogen op de heilige, en dadelijk daarna zeide hij, in tegenwoordigheid van Mgr. Léon, aartsbisschop van Reggio, van den bisschop van Lombardi en twee andere abten van zijn gevolg, zoodat het volk het hooren kon: » Heeren, zes maanden geleden werd de kast op vijf verschillende plaatsen onder mijn oogen verzegeld, en de heilige was toen niet, gelijk ik haar thans zie;quot; vervolgens op den stand van den pijl, de voeten en de haren, en op de ligging-van het lichaam zelf wijzende, die hij bij den toestaud vergeleek, waarin zij vóór zijn vertrek waren, voegde hij er by: »Men ziet duidelijk, dat nog kort geleden onze Wonder-doenstèr een nieuwe vergrooting heeft ondergaan , ik ben bereid, dit zelf te getuigen.'quot; Wellicht zal men hier vragen; »Maar waartoe dienen toch al die wonderen?quot; Ik antwoord: Tot meerdere eer der heiligen en tot stichting der geloovigen. Staat er niet geschreven, dat de oogen des Heeren op de rechtvaardigen zullen gevestigd zijn'? dat zonder zijn toelating geen haar van hun hoofd zal gekrenkt wordend dat hun beenderen door hem als in het oog zullen worden gehouden? en de dienaren Gods, wanneer
HEILIGE PHILOMENA
zij, die even als de kruiden des velds zien ontkiemen , zijn almacht hulde zullen brengen ? Ik voeg er met den schrijver van het verkort overzicht bij, dat deze of andere dergelijke mirakelen altijd een bewijs geweest zijn, dat door tusschenkomst der heilige een of ander wonderbaar uitwerksel was teweeg gebracht, of op het punt stond teweeg gebracht te worden; en wat moeten wij er, zelfs dan wanneer het raenschelijk verstand er niets van kan begrijpen , uit besluiten?— Het antwoord zie ik tegemoet— Men wachte zich slechts te lasteren icat men niet begrijpt. De aanhaling van een feit zal dit duidelijk maken.
In de maand Juni 1831 waren te Mugnano een groot getal aanzienlijke personen bijeen gekomen, met het doel, de heilige Philomena te vereeren. Als zij hun blikken op haar vestigden, geraakten zij in verrukking en waren zoo zeer van teedere gevoelens van godsvrucht doordrongen, dat men hen zag knielen, weer opstaan om het altaar te kussen, er hun voorhoofd vol eerbied op te drukken, en in hun vurige begeerte om de Wonder do enster ' te beschouwen , hun oogen niet van haar afwendden. Zij riepen ieder oogenblik uit: Wat is zij schoon! wat is zij schoon! welk een hemelsch gelaat! Plotseling komt iets ernstigs het voorhoofd en de gelaatstrekken der heilige een somber aanzien geven. Don Franciscus was
65
HET LEVEN DEE
66
erbij tegenwoordig; hij stond er over verwonderd , en verklaarde, nooit dergelijke verandering bij haar te hebben opgemerkt. Verscheidene inwoners der plaats legden dezelfde getuigenis af. Men begon op staanden voet met een deemoedig hart te bidden. De wolk verdwijnt terstond, en de vroegere opgeruimdheid keert op haar gelaat terug; niets aanlokkelijkers dan de beminnelijkheid der maagd: zij had iets hemelsch. Tranen ontglipten aan aller oogen, en aller mond verheerlijkte Gods almacht; maar wat hen, die van dit mirakel getuigen waren, wellicht meer trof dan het mirakel zelf, was de openbare bekentenis, door een hunner afgelegd. Hij verklaarde met tranen in de oogen, met de roerendste nederigheid, dat hij een oogenblik te voren aan onzen godsdienst niet veel geloof hechtte, maar dat zijn hart, door dit wonder getroffen, eindelijk voor de waarheid toegankelijk was geworden, en hij de heilige, om haar zijn diepgevoelde erkentelijkheid te betuigen , smeekte, voor de verfraaiing van haar altaar een milde gift te willen aannemen. Dit feit, voegt er de schrijver bij, is het eenige, dat wij aanhalen; maar er zijn er oneindig veel van dien aard. Wij zouden er twee kunnen vermelden, die in diezelfde maand plaats hadden; en als wij er nog andere willen bijvoegen, zou men niet alleen zondaars, maar ook apostelen des ongeloofs inwendig zoo zeer veranderd
HEILIGE PHILOMENA
zien, dat zij naderhand ijverige beoefenaars der deugd zijn geworden.
Meermalen ook heeft men buitengewone veranderingen aan de oogen der Wonderdoenster opgemerkt en juist dan, wanneer men haaide een of andere bijzondere gunst vroeg. Ziehier een feit, dat in 1832 plaats had. Don Alberto Testa, een jongeling van een der aanzienlijkste familiën van Avellino, was, van zij u vroegste jeugd af, met talrijke en ernstige ziekten behebt. Zijn familie legde openlijk een groote godsvrucht tot de heilige Philomena aan den dag; eindelijk besloot zij te Mugnano de genezing van don Alberto te gaan afsmeeken. Terwijl men tot dat einde vurige gebeden ten hemel zond, was op het gelaat onzer heilige menige verandering te bespeuren; onder anderen deed zij een barer oogen open, en keek den zieke en zijn familie aan. Dit wonder scheen het gelukkig voorteeken der gewenschte genezing, maar weldra verviel hij in een ergeren toestand dan te voren. Nogtans bleef men vol' vertrouwen. Wij willen volstrekt, zeiden zij tot hun heiligs beschermster, dat gij die gunst voor ons verkrijgt. Onze gansche familie hoort u toe, Hoe kunt gij dan onzen wensch niet
vervullen ?..... Zij vertrekken naar Avellino;
zij blijven aanhoudend bidden; en toen zij tegen het einde van September te Mugnano waren teruggekeerd, begonnen zij op nieuw en heviger
67
HET LEVEN DER
68
aan de deur te kloppen van Hem, die gezegd heeft: Klopt, en er zal open gedaan worden. Reeds den eersten dag 's morgens vertoonden zich op het gelaat der heilige dezelfde verschijnselen , die men vroeger had opgemerkt. Door die buitengewone blijken van welwillendheid aangemoedigd, keerden onze pelgrims 'savonds nog eens naar de kerk terug, en verzochten, dat men de kast ten tweeden male zou openen. Maar de hemel was met dikke wolken bedekt, en er viel zoo overvloedig regen, dat men, ondanks het licht van zes groote brandende kaarsen, slechts zeer onvolkomen die geliefde trekken kon zien, waarin men op nieuw de hoop op de zoo vurig verlangde genezing wenschte te lezen. Alle aanwezigen waren daarover bedroefd , toen plotseling een lichtstraal uit een op het oosten uitziend venster het aangezicht der heilige kwam verlichten, en iedereen op zyn gemak haar gelaatstrekken kon aanschouwen. Dat was het eerste wonder, want de zon stond op dat oogenblik in het westen. Een tweede niet minder treffend wonder vergezelde het; want men zag duidelijk de oogen der maagd en martelares acht maal achter elkander met; een bewonderenswaardige vlugheid open gaan. Op het toppunt van blijdschap durfde de god-vreezende familie geen oogenblik meer twijfelen of haar gebed was ten volle verhoord , en eenige dagen later was don Alberto inderdaad volkomen genezen, en scheen dezelfde man niet meer te zijn.
Mirakelen, die mcl de beelden enz. der heiiige Philomena plaats hadden.
e eeredienst der heilige beelden was te allen tijde een bron der grootste weldaden.
Laat ons trachten dit door middel van onze heilige te bewijzen. Den lOden Au-■gustus 1823 werd te Miigna.no het feest der overbrenging gevierd, en bij den omgang, die dan gewoonlijk gehouden wordt, het beeld der heilige rondgedragen. Het is een houten beeld, en bij dergelijke gelegenheden had men nooit iets buitengewoons bevonden nooh in de zwaarte noch in de sieraden, waarmede men gewoon was het te tooien. Dat jaar hadden de overigens gezonde en sterke dragers nauwelijks eenige schreden gedaan, of zij konden den last niet meer torschen, en waren genoodzaakt, te blijven staan. Anderen gaan hen aflossen, doch kunnen evenmin voort. Een derde troep volgt hen op, maar ook deze verklaart zich overwonnen. Eindelijk slaan allen de handen bij elkander, en slagen er met buitengewone krachtsinspanning in, haar weer naar de kerk te dragen. Dat ongewoon verschijnsel trok natuurlijk
HET LEVEN DER
70
aller oogen op het wondervolle beeld, en toen men het met oplpttendheid gadesloeg, bemerkten allen, tot zelfs de kleinste kiiaderen, op het gelaat der heilige een zekere kleur, waarover men zich zeer verwonderde, 's Anderendaags namiddags waren drie vreemdelingen de kerk binnengetreden, om het heilig lichaam te gaan vereeren; zij lagen voor het beeld geknield, en maakten allen tegelijk de opmerking, dat aan het spits der kin een als kristal schitterend bolletje zat. Een hunner staat op, brengt er zijn hand aan, trekt ze terug en bevindt, dat er een vochtige, kleverige zelfstandigheid aan blijft zitten, die hij zijn reigenooten aanbiedt, en waarmede allen godvruchtig hun voorhoofd bestrijken. Toen zij vervolgens hun oogeu weer op het aangezicht van het beeld vestigden, zagen zij er overal een wonderbaar zweet op parelen, zooals dit bij levendige en bezielde lichamen door een groote hitte wordt verwekt. Het zweet groeide tot droppels aan, die zich onder de kin met elkander tot beekjes vereenig-den, en vandaar in een dikken straal naar de borst afliepen. De kleur der heilige was uiterst-levendig, en haar oogen blonken met een verrassenden luister. De getuigen van dat wonder riepen anderen. Ook don Franciscus en een pastoor uit de parochie waren toegeschoten. Zij onderzoeken; zij tasten; het was, zeiden zij, als een soort van doorschijnend manna.
HEILIGE PHILOMENA
71
dat iets vasts en kleverigs had, en de aanrating belette. Als de menigte, die in een oogenblik de kerk vulde, dat zweet en liet vurig aangezicht van het beeld zag, begon zij te roepen: Mirakel! mirakel! Tranen vloeiden uit de oogen der toeschouwers; ook de beide vrome geestelijken stortten tranen van blijdschap en teeder-heid. Maar om de godsvrucht des volks te bevredigen, en zich des te beter van de waarheid te kunnen overtuigen, lieten zij het beeld van zijn voetstuk nemen, en te midden een er menigte brandende kaarsen op den vloer der kerk plaatsen. Op die wijze konden allen het wonderbaar teeken, dat de Hemel hun van zijn almacht gaf en van zijn verlangen om de heiligen te zien vereeren, van nabij beschouwen. Bovendien merkte men op, dat een aan den hals der maagd hangend lint, waaraan een riliquiekastje met een stukje van haar gebeente hing, met een vocht gedrenkt was, dat geheel van het andere verschilde. Het was dichter en verspreidde een liefelijken geur, zoeter dan de welriekendste kruiden. Dit feit is door alle aanwezige personen bevestigd, en met de overige, die wij reeds vermeld hebben of nog zullen vermelden, met al daarbij gebruikelijke formaliteiten in de jaarboeken opgeteekend. Als men deze feiten liever naar de bovennatuurlijke uitwerkselen beoordeelde, die er het gevolg van waren, zouden wij met den schrijver zeggen, die er ooggetuige van was even als van het meeren-
HET LETEN DER
deel der door hem in zijn geschiedkundig verhaal aangehaalde feiten, dat van dien dag af, en tengevolge van dat wonder, waarover het geheele land door gesproken werd, de godsvrucht tot de heilige Philomeua aanmerkelijk toei;am, zich tot de afgelegenste provinciën uitstrekte, en wat nog wonderlijker is, de verstoktheid van veler harten overwon. Zij weigerden aan de wonderen der heilige te gelooven, en juist die wonderen hadden hun bekeering ten gevolge.
Wat zal ik nu over haar beelden zeggen; Daaromtrent zijn de wonderen zoo menigvuldig, dat ik tot mijn leedwezen genoodzaakt ben, een keuze te doen, en ik niet weet, waar ik beginnen of eindigen zal, zoo zeer zullen zij de belangstelling van alle waarlijk christelijke zielen gaande maken.
De inwoners van Castelvetere waren met die van de naburige oorden meer dan anderen dooide heilige Philomena begunstigd geworden. Zij wilden zich niet ondankbaar betoonen. Men zamelde gelden in om een kapel met een marmeren altaar te bouwen, en Mgr. de Nicolaï, die de Wondevdoensier een groote godsvrucht toedroeg, wijdde die onder aanroeping der Heilige. Ook werd daarin een naar het beeld der Heilige vervaardigde schilderij opgehangen; en tot beter begrip van hetgeen er gaat volgen, doe ik hier opmerken, dat de copie volkomen met
72
HEILIGE PHILOMENA
73
het oorspronkelijke overeenkwam, zoodat men de Heilige met gesloten oogen en als een slapende had afgebeeld. Die met zooveel ongeduld verwachte schilderij werd door de bevolking van Castelvetere met al den praal der luisterrijkste plechtigheden ingehaald. Ijverige missionnarissen hadden er een geestelijke afzondering gehouden, waaraan allen hadden deel genomen; de algemeene communie was hoogst stichtend, en de daarop volgende omgang ter afhaling van het eerwaardig beeld zoo godvruchtig en ingetogen, als men na de met den grootsten ijver gehouden oefeningen slechts verwachten kon. Een toeval had hem bijna gestoord : op het oogenblik, dat men zich op weg zou begeven, kwam een hevige storm op, die, na den hemel verduisterd te hebben, met de grootste woede losbarstte, zoodat men er aan begon te wanhopen, den omgang voortgang te kunnen doen hebben. Maar don Fran-ciscus, die nog bij de plechtigheid tegenwoordig was, wist door zijn opwekkende woorden vol geloof den moed dier goede dorpelingen weer te doen herleven, en liet door de klokken het teeken tot den aftocht geven. Dadelijk bedaart de storm; de wolken dry ven uit elkander, de hemel herkrijgt zijn vroegere helderheid, en op het gerommel van den donder volgen gewijde zangen en de welluidende tonen eener uitstekende muziek. Weldra staat men voor het op
HET LEVEN DER
een prachtig versierde draagbaar prijkende beeld. Een vreugdegejubel, met tranen vergezeld, stijgt uit de menigte op.
Hier zeg ik met Isaias : wie zal gelooven, wat ik thans ga verhalen ? Quis credit audit ui nostra? Maar heeft dan de Hemel geen ooren, en heeft de dankbaarheid zijner gelukzalige bewoners geen zichtbare teekenen, om zich te openbaren, zooals wij die op dit tranendal kennen? De gansche bevolking van Castelvetere begroet met vervoering haar verhevene weldoenster ; en deze wil daarom door een wonder haar erkentelijkheid betuigen. Men zag haar dan het rechter oog open doen, dat, door den stand van het hoofd, voor de bevoorrechte schare zichtbaar was, en kort daarna ook het linker oog, dat slechts eenige oogenblikken scheen gesloten gebleven te zijn, om beter het wonder te doen uitkomen, en er de waarheid van te bevestigen. Uit die wonderbare oogen schoten ik weet niet welke bliksemstralen, die tot in de ziel doordrongen en er de heerlijkste ge -voelens in deden geboren worden. De vrouwen ontdeden zich van al haar sieraden, en wierpen ze ten teeken barer erkentelijkheid en toewijding jegens de Heilige op de draagbaar; het overige gedeelte van den stoet stond door verteedering en eerbied aangegrepen. Wat aan die verschillende gevoelens nog nieuwe kracht kwam bijzetten, was de aanwezigheid eener aanzien-
74
HEILIGE PHILOMENA
lijke dame uit Montemarno, die juist den dag te voren van de heilige Philomena een bijzondere gunst had ontvangen. Sedert drie maanden
o O
leed zij verschrikkelijk, en daar haar pijnen met den dag heviger werden, verloor zij den moed, en riep uit: Geen enkel middel baat mij; er is in den hemel geen een heilige, die medelijden met mij heeft. Jesus, zend mij den dood, het leven is mij voortaan een ondraaglijke last. Als zy die woorden uitgesproken had, viel zij in een diepe bezwijming; alsnu verschijnt haar in gezelschap van twee engelen, een jonge, beminnelijke maagd, die haar met een gestreng gelaat aanzag, en vroeg: Is het wel waar, dat gij in den hemel geen een heilige hebt aangetroffen, die belang in u stelde!...
O ' ~
Zij voegde er bij: Kus dat beeld der maagd en martelares Philomena, eu gij zult de verlangde genade verkrijgen. De dame kust het met eerbied, en de engelen roepen juichend uit: De genade is verkregen! De genade is verkregen! En inderdaad het was zoo. Bij het ontwaken gevoelde zij geen pijn meer. Die dame en haar man kwamen den volgenden dag naar Castelvetere, om aan het feest deel te nemen, en de Wonderdoenster openlijk voor de ontvangen weldaad te bedanken. Zoo liep alles tot troost dier goede bevolking samen: vol blijdschap begaf men zich naar de kerk, toen een onvoorziene, en tevens onoverkomelijke
75
76 HET LEVEN DER
hinderpaal hen den voortgang kwam beletten, doch alleen om hen daarna bij het zien van het grootste der wonderen in verrukking te brengen. Men weet wat de Heer tot zijn apostelen zei: Een greintje geloof, al zou het ook niet grooter zijn dan een mostaardzaadje, is toereikend om bergen te verzetten. Bij deze gelegenheid geschiedde bijna hetzelfde. Bij het maken van een toestel, waarop de schilderij der heilige moest gezet worden, hadden die goede lieden geen rekening gehouden met de breedte der straten, die men moest doortrekken. Nu geschiedde het, dat sommige straten vier palmen smaller waren dan de draagbaar. Om die reden was men in groote verlegenheid, waaruit de hemel hen echter spoedig kwam redden. Terwijl de gelederen der processie angstig naar het heilig beeld omzagen, dat men elk oogenblik vreesde te zullen zien stilhouden, gingen de dragers van hun kant ongestoord voort, hetzij zij niet zagen wat door anderen werd opgemerkt, hetzij zij het door een wonder in het verschiet zagen aankomen, wat echter nooit geschiedde. Kortom, zonder een oogenblik op te houden, of de draagbaar schuin te houden, trokken zij , tot groote verwondering der toeschouwers, al die straten door, en bereikten het doel van hun tocht. Hetzelfde wonder, zegt de schrijver, een niet verdacht ooggetuige, herhaalde zich eenige maanden later, bij gelegenheid der overbren-
HJSILIGE PHÏLOMENA
ging van een beeld der heilige, dat in een kist door zes man, waarvan drie in het voorste gelid, gedragen werd. De kist was acht palmen breed, en sommige schuilhoeken, die men doortrekken moest, hadden slechts een breedte van drie palmen. Men begrijpt licht, dat het onmogelijk was, daardoor te komen; maar is by God iets onmogelijk? De dragers gingen door die eugten heen, als hadden zij het grootste plein overgetrokken, en zonder dat iemand van zijn plaats ging of den last de minste verandering liet ondergaan; ook dit feit werd door verscheidene honderde menschen bevestigd.
Begeven wij ons thans van Castelvetere naar Lucera. Een exemplaar van het werk van don Franciscus de Lucia kwam in het jaar 1829 den bisschop dier oude stad, Mgr. Andre de Portanova, in handen; toen hij bet las, gevoelde hij zich sterk geneigd, de godsvrucht tot de heilige Philomena in zijn kerk aan te moedigen. Die nieuwe voorspraak, zei hij bij zich zelf, zal den zegen des hemels over herder en kudde doen neerdalen. Hij begon derhalve den weg daartoe voor te bereiden. Op dat onderwerp kwam hij in zijn gesprekken onophoudelijk terug. met die gedachte hield hij zich bij voorkeur bezig, dat plan wenschte hij vurig verwezenlijkt te zien. Hij schafte een groot getal prentjes der heilige martelares aan, en verspreidde die door de stad, even als het
77
HET LEVEN DER
78
verhaal, waarover wij reeds gesproken hebben. In korten tijd ontvlamden aller harten, de eeredienst was gevestigd, en de hemel bewerkt daardoor tal van wonderen. Ik zal er slechts een van vermelden. De bisschop had in zijn seminarie een professor in de welsprekendheid noodig, en liet zijn oogen vallen op don Vin-centius Radago, kanunnik van Apricena, wiens letterkundige talenten hem volkomen bekend waren. Deze biedt zich aan, maar minder om aan de inzichten van den kerkvoogd te beantwoorden, hetgeen zijn gezondheid niet toeliet, dan om een ondubbelzinnig bewijs van zijn onderwerping en ongeschiktheid te leveren; want hij leed aan een borstkwaal, die voor zijn leven deed vreezen. Bloedspuwing en een langzame koorts hadden hem bijna geheel uitgeput. Hoe zou hij zich nu van een taak kunnen kwijten, die zelfs de gezondsten afmat? Hoe gij u daarvan kwijten zult? antwoordt hem de bisschop; o! wat dat betreft, laat mij daar maar voor zorgen. Wees niet ongerust. Maar dat is onmogelijk Mgr. tenzij gij mirakelen kunt doen. — De bisschop viel hem in de rede, zeggende: Neen, ik kan geen mirakelen doen, maar ik heb hier iemand, die ze wel voor my zal doen. En op die woorden een prentje der heilige Philomena nemende, gaf hij dit den kanunnik in handen zeggende: Beveel u in de voorspraak dezer heilige aan,
heilige philomena
en zij zal u genezen. Deze neemt eerbiedig het beeld aan, drukt het vol geloof tegen zijn borst, en gevoelt zich op staanden voet genezea. Monseigneur, riep hij uit, ik ben genezen; inderdaad het was zoo, en ten teeken zijner dankbaarheid maakte hij later een vers, waarin hij het te zijner gunste gewrocht wonder bezong.
Ziehier nog een ander feit van latere dag-teekening. Het had in 1831 te Napels plaats in het huis eener arme waschvrouw, die tengevolge harer zwangerschap hevige' pijnen te doorstaan had. Zij heette Anna Moccia, en was met een werkman, Jozef Gagiano genaamd, gehuwd. Ten einde verlichting voor haar smarten te verkrijgen, nam zij zich voor, dag en nacht voor liet beeld der Heilige een lampje te laten branden, hetgeen zij ook stipt ten uitvoer bracht, zoolang haar geldelijke middelen dit veroorloofden. En toen zij op zekeren avond zoowel zonder geld als zonder olie zat, zeido zij vol eenvoudigheid tot de Heilige: ik heb niets meer, noch voor n, noch voor mij; daar zitten wij beiden in het duister; maar, daar ik moet gaan werken, moet gij mij veroorloven, heen te gaan en u vaarwel te zeggen, en zij ging naar een huis in de buurt by het licht van een ander haar werk verrichten, na haar deur gesloten, en den sleutel bij zich gestoken te hebben. Het was reeds laat in den avond, toen zij in haar woning terugkeerde. Zij doet
79
HET LEVEN DEE
80
open, en hoe groot is haar verbazing, als zij de goed gevulde lamp ziet branden, en haar woning op wonderbare wijze verlicht vindt. Zjj loopt terstond naar het venster, roept de buren, verhaalt hun, wat er voorgevallen is, en noo-digt hen uit, met haar de heilige Philomena voor die treffende daad van goedheid te bedanken. Zij was nogtans slechts de voorbode van veel andere. Niettegenstaande haar gebeden en de offers, die zij zich oplegde, ging het de goede vrouw niet beter dan te voren, en toen het einde barer zwangerschap daar was, had zij vijf dagen lang met de hevigste pijnen te worstelen, die ook haar leven in groot gevaar brachten. De vroedvrouw meende zelfs te ontdekken, dat het kind in den schoot der moeder reeds drie dagen dood was. Daar de pijn nog altijd toenam, liet zich de arme zieke een beeld der heilige brengen, en het in de handen nemende, sprak zij het aldus toe: Hoe! heb ik u dat dan gevraagd! is dat alles wat mij de olie, die ik aan u besteed heb, oplevert! Terwijl zij aldus in zoete klachten uitweidde, brengt zij een kind ter wereld.... maar het was dood. De vroedvrouw, die zulks verwacht had, was behendig genoeg, dit voor de moeder te verzwijgen; en terwijl zij deze al haar zorgen wijdde, bleef het lijkje, zonder dat men het ergens in wikkelde, bij zeer koud weer op den vloer liggen; het was tóen den
HEILIGE PHILOMENA
13den Maart. Er was reeds anderhalf uur verloopen, eer de moeder haar ongeluk vernam. Ia de droefheid, die zii daarover gevoelde, hoorde men haar deze woorden uiten: Een schoone genade, die gij mij geschonken hebt! ga heen, ik wil u in mijn huis niet meer hebben. Neem dat beeld, en doe het uit mijn deur verdwijnen. Zulke uitdrukkingen zijn wellicht stootend voor u; het levendig geloof, dat eraan ten grondslag lag, verteederde niettemin den hemel, en werd met een zeer groote genade beloond; want op hetzelfde oogenblik zag men, dat er beweging in het kind kwam; het slaakt eenige kreten, en allen, die in huis waren, schieten toe om het op te rapen, uitroepende : Mirakel! mirakel! Het werd gedoopt en vijf-en-dertig dagen later ging zijn onschuldige ziel zich in den hemel met diegene vereenigen , waaraan het zoowel het leven dei-genade als het leven der natuur te danken had. Dat wonder bracht te Napels groote opschudding teweeg, en vele geleerde en ijverige geestelijken maakten het ter eere der vermaarde Wonderdoenster openbaar.
La-at ons dit artikel eindigen met, even als de schrijver van het verkort overzicht, eenige andere wonderdadige feiten aan te stippen, die plaats hadden in een stad van het mark Ancona, waarvan hij echter den naam niet aangeeft. Een geestelijke, zegt hij had in zijn kamer
81
HET LEVEN DEB
82
een beeld der heilige, dat niet in een lijst stond. Hij had het op de tafel tegen den muur gezet. Op zekeren dag ziet hij, dat het zich van den muur verwijdert, en naar hem toe komt, om hem een bewijs van genegenheid te komen brengen; dezelfde beweging had verscheidene achtereenvolgende dagen onder zyn oogen plaats, en het was des te opmerkenswaardiger, daar het beeld geen steun had, eu volkomen in evenwicht bleef, ofschoon het slechts van papier was. Een dergelijk feit wordt ook door een anderen geestelijke bevestigd. Hij had een kind uitgezonden, om een dier prentjes te koopen, waarop de heilige Philomena in de bonding, die zij in de kast heeft, staat afgebeeld. Het kind wil bij zijn terugkomst het prentje overhandigen, doch laat het in zijn onbezonnenheid uit zijn handen glijden en op den grond vallen. De geestelijke begint het te beknorren; maar het kind, dut het prentje nakeek, riep uit; O ! kijk eens, die is goed! Zie eens, hoe het overeind blijft staan! En inderdaad, de geestelijke ziet het prentje op den vloer dor kamer in evenwicht staan. Na het eenigen tijd aanschouwd te hebben, neemt hii, om zich van het wonder te overtuigen, het prentje weer op, laat het met opzet andermaal op den grond vallen, en overtuigt zich, dat hier geen uitwerksel van het toeval, maar eeu van die be wonders waardige bewijzen van Gods
HEILIGE PHILOMENA
83
almacht in het spel zijn, waarvan geschreven staat: Ludeus in orbe terrarum. — Ik lees, dat de zoo even vermelde daadzaken de bekeering van een dier vrijgeesten ten gevolge hadden, die het vreemd vinden, dat men die heilige prenten iets wonderdadigs toeschrijft of zich beijvert, ze met godsvrucht te vereeren. Zijn familie droeg onze heilige, in weerwil der ongclooviglieid van dien man, een teedere genegen heid toe: zij had haar beeld in een huiskapelletje staan , en vereerde het vlijtig. Dit was de vrucht van hetgeen zij een ijverigen en godvruchtigen herder over de tallooze genaden had hooren zeggen, die door tusschenkomst der heilige Philomena verkregen waren. Men sprak ei- in huis wel eens over. Maar aan wonderen te gelooven, en nog wel aan zulke wonderen, was, volgens dien man, een teeken van bekrompenheid van geest. Zoo bleef hij denken en redeneeren, toen het hem op zekeren dag in zijn slaap toescheen , dat hij zich in de kerk bevond, en een groot aantal menschen rondom het beeld vergaderd zag. Allen vroegen de een of andere gunst en keerden geheel voldaan huiswaarts. Ook hij zou gaarne een zaak, die hem zeer ter harte ging, verwezenlijkt zien; hij treedt nader en doet met dat doel zijn gebed, maar de toornige maagd antwoordt hem terstond; Ga weg van mij! ga weg. Gij zijt immers
HET LEVEN DEK
84
die man, die geen geloof heclit aan de wonderen, die ik uitwerk? Hoe! durft gij mij om een gunst vragen!.... Die woorden, op strengen toon gesproken, maakten op zijn hart den levendigsten indruk, en hij ontwaakte. Hij was dezelfde niet meer. Van dat oogeublik af dacht hij geheel anders; hij hield voortaan niet op, zijn dwaling te betreuren, en dooide teederheid zijner godsvrucht jegens de Won-derdoenster kreeg hij bij de uitdeeling barer gunsten een uitstekende onderscheiding. — Ik ga tal van andere wonderen met stilzwijgen voorbij. Ik heb er reeds genoeg tot stichting van den geloovige van gezegd, en te veel voor den dierlijken raensch, die zulke taal niet verstaat.
Wonderbare vennenigvuldujing, door de heilige Philomctia bewerkstelligd.
en dier meisjes, die te midden der wereld leven, en onder de bescherming der heilige Philomena haar maagdelijkheid aan God wijden, was sedert eenigen tijd aan hevige inwendige kwellingen ter prooi. In overeenstemming met haar beide zusters, die zich door dezelfde gelofte jegens God verbonden hadden, smeekte zij de heilige, aan die benauwdheden een einde te willen maken, en ziehier hoe het den Heer -behaagde haar te verhooren. De moeder der drie zusters, die sedert eenigen tijd dood was, verschijnt het bedroefde kind in haar slaap, en zei tot haar Raphaella (zoo heette zij), dat zij zorg moest dragen, Vrijdags, zijnde de dag van den marteldood der heilige , voor haar beeld een lamp te ontsteken, en die tot Zaterdags te laten branden. Het vrome kind durfde niet op dien droom afgaan, en raadpleegde derhalve zijn biechtvader, die haar volkomen kende, en haar veroorloofde te doen, wat haar was gezegd geworden. De lamp wordt dan gereed
HET LKVEN DER
gemaakt: maar aangezien de familie zeer arm
o ' o
was, en het meisie niets had om te geven dan het weinigje olie dat de lamp bevatte, zei het kind, terwijl het de lamp voor het beeld plaatste, vol eenvoud tot de heilige Martelares: Vergenoeg u, goede heilige , met de olie, die hier is, gij weet, ik heb niet anders; als gij wilt, dat de lamp door blijft branden , schik bet dan zoo , dat zij het tot morgen uithoudt. Dit zei ze, omdat zij wel wist, dat de olie, die in de lamp was , slechts het derde gedeelte bedroeg van hetgeen er uoodig was om een geheeleu dng te branden, Haar eenvoud en
O o
vertrouwen behaagden God en zijn roemrijke dienstmaagd; want niet alleen was zij 's Zaterdags , na den ganschen dag door gebrand te hebben, nog even vol als den vorigen morgen, maar twee jaren lang hield hetzelfde wonder aan, met dat onderscheid nogtans, dat de olie meermalen op dezelfde hoogte stond, en er op andere keeren een kleine hoeveelheid aan ontbrak, waarom men er van tijd tot tijd eenige droppeltjes bij voegde; en zelden gebeurde het, dat men de lamp geheel moest vullen.
Nagenoeg hetzelfde had den 19den Januari 1833 te Lucera plaats. Men vierde daar dien dag met groote plechtigheid hot feest der Heilige.
O O 1 O O
Een man uit het volk, een goed christen en godvruchtig vereerder der Wonderdoenster, had de vorige dagen de toebereidselen gezien, die men maakte om het feest den grootst mogelij-
86
HEILIGE PHILOMENA
keu luister bij te zetten, ea voelde zich geneigd, om ook zynerzijds de heilige een bijzondere eer te bewijzen. Hij nam derhalve voor, van af de eerste vespers tot het einde van den volgenden dag bij zijn beeld een lamp te ontsteken. Deze kon slechts zooveel olie bevatten, dat zij ongeveer vijf uren bleef branden; hij vulde ze met het voornemen er van tijd tot tijd zooveel noodig bij te gieten. Hij kwam dus omstreeks het oogenblik, waarop hij de bijvoeging noodzakelijk achtte. Maar hoe groot is zijn verwondering, toen hij de olie op dezelfde hoogte zag staan als vijf uren vroeger! Het wonder hield acht-en-veertig uren aan. Die man was er niet alleen getuige vau, maar ook veel andere personen, die het hem hadden hooreu vertellen, en toegeschoten waren om het te zien, en met hem den groaten God te prijseu, die den luister zijner glorie tot in de diepste duisternissen doet doordringen.
Laat ons nog een feit van dien aard vermelden , dat echter meer openbaarheid erlangde. De geheele bevolking van Mngnano is daar, om het ie bevestigen, alsook een groote menigte vreemdelingen, destijds in een stadje bijeengekomen, om den verjaardag van de overbrenging der heilige te vieren. De kerk was vol volk, en een troep uitstekende muzikanten uit Napels voerde zeer kunstig een heerlijk kerkgezang uit, toen een boerin uit Sirignano met
87
HET LEVEN DER
de landelijke eenvoudigheid dier lieden zich stoedschiks of kwaadschiks een doortocht door de menigte wilde banen, om, zooals zij zeide, bij de lamp der heilige te komen, en daaruit een weinig gewijde olie te halen. Haar aanhoudende lastigheid stichtte min of meer wanorde onder de vergaderden; men mompelde, men verzette zich, men overlaadde haar met verwijtingen; maar om nog grootere verwarring te voorkomen, gaf men eindelijk toe. Bij gebrek aan olie brandde de lamp op dat oogenblik niet, en daar het derhalve te voorzien was, dat die koppige dorpelinge niet weinig verlegen zou staan, vestigden zich aller blikken, naarmate zij naderbij kwam, op haar, zeker met het doel om zich te haren koste vroolijk te maken. Maar voor hetgeen de anderen zagen, scheen de goede vrouw geen oogen te hebben, en met een vrijpostigheid, die aller gelaat reeds tot een lachje deed plooien, brengt zij haar glas bij de lamp, en zoekt in het water, dat alleen het onderdeel der lamp vnlde, de olie,
die zij voor haar zieke verlangde..... O God!
88
wat vermag het geloof niet! Zoekt en gij zult vinden, zegt de Heer, en een wonder komt zijn goddelijke belofte bevestigen. Er was geen olie in de lamp; en die oplettende en verwonderde schare ziet het glas der dorpelinge met zuivere en wonderbare olie gevuld weer te voorschijn komen. O! wat moest men zich
HEILIGE PHILOMENA
nu verhengen over den last, dien men geleden had. De naam der goede boerin, die met een zoo vurig geloof bezield was, vermengde zich met dien der heilige Philomena; zoete tranen van blijdschap vloeiden uit aller oogen, en tot het einde van den dag wees men elkander op de uitgedoofde lamp; men hoorde en vertelde gaarne het wonder, waartoe zij aanleiding gegeven had.
Wij gaan thans over tot een andere soort van vermenigvuldiging, wellicht nog wonderbaarder dan de vorige, ik bedoel de vermenigvuldiging van de afbeeldingen der heilige Martelares , en van de boeken, waaruit wij de in dit werkje vermelde feiten hebben geput.
De bisschop van Lucera, een vurig vereerder onzer Wonderdoenster, had don Franciscus meermalen verzocht, hem een groote hoeveelheid prentjes der heilige te willen zenden, om die onder zijn onderhoorigen te verspreiden. Don Franciscus wilde ze hem zelf brengen, en deed het ook werkelijk. Maar toen de kerkvoogd van zijn aankomst verwittigd was, brandde hij van ongeduld om te hebben wat hij zoo vurig verlangde, en wachtte derhalve zijn komst niet eens af; hij zendt hem terstond een priester, die don Franciscus verzoekt, hem de bewuste beeldjes te willen overhandigen. Deze stelt ze hem oogenblikkelijk ter hand; van de honderden, die hij medegebracht had, behoudt hij er slechts
89
HET LEVJSN DER
90
een veertigtal voor zich zelf. De bisschop out-vaugt het pakket, en beklaagt zich, dat er zoo weinig zijn. Overtuigd, dat don Frauciscus er een veel grootere hoeveelheid van voorhanden had, zendt hij hem terstond een tweeden bode, om nog eau tweede bezending te krijgen. Het antwoord luidde, dat men naar Mugnano zou schrijven; want op dit oogenblik, voegde er de heilige missionuaris bij, op de weinige, die hij nog over had, wijzende, is het mij volslagen onmogelijk, aan het verlangen van Zijn Hoogwaardigheid te voldoen. Don Fran-ciscus wilde zijn vrome geschenken onder sommige van zijn kennissen uitdeelen, en opende te dien einde de doos, waarin die prentjes zich bevonden. Maar tot zijn groote verwondering vindt hij in plaats van een veertigtal, die hij er iu had laten liggen, drie groote pakketten , die ieder wel eeu honderdtal bevatten: een onverwacht maar kostbaar geschenk, dat de heilige voor den ijverigen kerkvoogd had bestemd. Don Frauciscus had het begrepen. Hij ijlt met zijn wondervolle doos naar het bisschoppelijk paleis, en verhaalt heb gebeurde. De pakketten worden losgemaakt; men vergelijkt de vorige prentjes bij deze; zij gelyken elkander volkomen; uogtans was er in de hoedanigheid van het papier en de trekken der heilige een merkbaar verschil, dat, afgescheiden van het wonder, de laatste boven de eerste
HEILIGE PHïLOMENA
zou hebben doen verkiezen. Aldus verboort de Heer, zooals de profeet zegt, den wensch der armen: zijn oor luistert naar de bede huns harten.
Ik heb ook over de vermenigvuldiging dei-boeken gesproken. Deze heeft herhaaldelijk, bijna altijd, om zoo te zeggen, in handen van don Franciscus zelf plaats gehad. Vooreerst geschiedde dit waarlijk ongehoord wonder te Mugnano, en later op vele andere plaatsen na de tweede uitgaaf van het Geschiedkundig ver-Jiaal, een werk, treffend om zijn eenvoudigheid. Daar de aanvragen, in plaats van naar Napels gezonden te worden, waar het boek gedrukt was, tot den bewaarder van het heilig lichaam te Magiiano werden gericht, ontbood deze uit de hoofdstad al wat er van die tweede uitgaaf nog over was, en bewaarde die boeken in zijn eigen huis, om aan de aanvragen des te beter onverwijld te kunnen voldoen. Hij legde die boeken in een grooten korf op vijf stapels, ieder van 45 stuks, en bedekte ze, met uitzondering van een, zorgvuldig, opdat zij niet door het stof zouden beschadigd worden. De stapel, die onbedekt bleef, was voor den dagelijkschen verkoop bestemd; ofschoon men nu van het einde van Juni tot half November aanhoudend boeken verzond, was die stapel nooit op, en nooit kwam het ook bij den verkooper op, te denken, dat daar iets wonders
91
11 KT LEVEN DER
in gelegen was, al stond hij over de vreemde toedracht der zaak ook verbaasd. Tegen half November waren vele menschen naar het heiligdom onzer martelares ter bedevaart getogen; zij wilden exemplaren van dat verhaal medenemen, en don Franciscus stond hun die ter eere der heilige gratis af. Vervolgens gaat hij zijn deur uit, sluit die, houdt den sleutel bij zich, en komt eerst in den nacht weer thuis. Groot was zijn verwondering, als hij den vloer met hier en daar als met opzet verspreide boeken bedekt zag liggen , want hij begreep niet hoe dat plaats kon hebben, daar de deur gesloten, en niemand in huis was, noch om welke reden dit zou geschied zijn, al zou dit ook aan een bovennatuurlijke oorzaak moeten worden toegeschreven. Hij aarzelt, hij begint te vreezen, dat de hemel hem daardoor te kennen wil geven , dat zijn werk hem niet bevalt. Deze gedachte was een uitvloeisel van zijn nederigheid; laat ons zien wat de voorzichtigheid hem ingaf. Hij stelt het onderzoek naar die vreemde gebeurtenis tot den volgenden dag uit, en wacht zich intusschen, iets in zijn kamer aan te raken.
Nadat hij opgestaan was ^ neemt hij f iles met de meeste oplettendheid in oogenschouw, en na zich verzekerd te hebben, dat de stapels in dén korf voltallig waren, telt hy de over den vloer verspreid liggende boeken. Hun
92
HEILIGE PHILOMENA.
93
getal steeg tot 62. Thans is hij overtuigd vau de werkelijkheid van liet wonder, dat hy in zijn eenvoudigheid niet eens had vermoed; hij gaat uit, sluit opnieuw zijn kamer, en begeeft zich naar de kerk. Zijn bedoeling was, zijn getuigenis door de verklaringen van veel andere ooggetuigen meer kracht by te zetten. Naarmate hij sommigen zijner kennissen, die vroeger den bewusten voorraad en de wijze, waarop hij gerangschikt was, hadden gezien, den tempel binnen zag treden, verzocht hij hun, zich naar zijn woning te begeven, zich aan God en de heilige aan te bevelen, een onderzoek in te stellen naar de op den grond verspreid liggende boeken, ze in geen geval aan tc raken, en hem» dan te komen zeggen, wat zij ervan dachten. — Allen waren het eens, dat hier aan een wonder moest gedacht worden, en om dat met hen te gelooven, behoeft men slechts over het volgende na te deuken: 1 o. Het linnen, dat den korf bedekte, was geheel met stof overdekt, en droeg niet het minste spoor van verlegging. 2o. De buitenste stapel, die, even als de overige, uit 45 boekdeelen had bestaan, bevatte er nog 19. 3o. Het aantal exemplaren , die op den grond gevonden werden, bedroeg 62. 4o. De vier stapels in den korf (en dit was al wat er van de tweede uitgaaf nog over was), waren in het minst niet aangeroerd. Deze eerste redeneering deed een vroeger
HET LEVEN DER
plaats gehad hebbend ander mirakel ontdekken. Don Pranciscus berekende liet getal verkochte of gratis uitgedeelde boeken, en bevond, dat dit meer dan 500 exemplaren bedroeg.
Ik laat uu den lezer over, uit dit feit de na-tunrljike gevolgtrekking af te leiden, die noodwendig ten gunste van de in dit boekje vervatte wonderen moet zijn. Laat ons zien, hoe het feit zich andermaal herhaalde.
Onze deugdzame missionnaris onderhield zich 's avonds omstreeks negen of tien ure met zijn broeder over de heilige Philomena. Plotseling hooren zij in de aangrenzende kamer, zijnde die van don Pranciscus, een groot geraas , dat beiden doet verschrikken. Zij zien elkander aan, overleggen , aarzelen, doch eindelijk al hun vertrouwen op hun heilige beschermster stellende, gaan zij recht naar de plaats, waar het geraas vandaan scheen te komen. Dadelijk zien zij een nieuw wonder van de heilige, alweer een vermenigvuldiging! maar de schikking dei-boeken liad iets zoo zonderlings, dat zij nog meer trof, dan de vermenigvuldiging zelf. Er waren er bij, die half open met de snede naar beneden gekeerd op den vloer stonden, zonder dat zij van binnen door stof bevuild konden worden; anderen lagen plat op de ruggcleuning der stoelen; anderen leunden op de sporten en tevens tegen den muur, kortom het geheel had iets sierlijks, iets nets, waar-
94
HEILIGE PHII.OMENA
over onze broeders zich verheugden. Opmerkenswaardig is, dat zich het meerendeel dei-wonderen onzer heilige door dergelijke kenmerken onderscheidde. Wanneer men het geluk heeft haar te kennen, zal men moeilijk kunnen nalaten haar te beminnen.
Gedurende verscheidene weken onthield zich don Franciscus, die wonderdadige boeken aan te raken. Tal van personen konden derhalve het zonderling en stichtend spel der bewonderenswaardige Wonderdoenster op hun gemak aanschouwen , en de nieuwe vermenigvuldiging met hun getuigenis staven. Nadat men een nauwkeurig onderzoek ingesteld had, werden er negentien boeken meer bevonden; en deze-boeken , die in aile opzichten aan de anderen gelijk waren, werden in korten tijd aan de godvruchtige en aanzienlijke personen, die ze als om strijd aan don Franciscus kwamen aanvragen, uitgedeeld.
Wat wij zoo even verhaald hebben, had te Mugnano plaats: God wilde het elders nog eens herhalen. Don Alexander Serio, die belast was met eenige van diezelfde boeken uit te deelen, had er slechts zes meer te zijner beschikking. Daar zij te Napcis, waar die edelman woonde, veel aftrek vonden , kwam men weldra nieuwe aanvragen doen, en nu hij naar zijn dun pakket ging omzien, bevond hij er twee in plaats van een, en in beide pakketten het
95
HET LEVEN DER
dubbel aantal boeken, dat hij nog over moest hebben. — Te Monteforte kreeg iemand met name Liberat TedescH tien exemplaren van hetzelfde verhaal uit Mugnano. Het was een bestelling, die hem door velen zijner landge-nooten was opgedragen. Men komt er om vragen, hij loopt naar de lade, waarin hij ze behoorlijk achter het slot gedaan had, en staat verwonderd er in plaats van tien een veel grooter aantal in te bevinden. Ixij telt en heeft er niet minder dan vierendertig.
In 1829 had een vgfde vermenigvuldiging plaats, üe derde uitgaaf had het licht gezien. Don Franciscus had een reis naar de stad Ariano te doen, was voornemens zich van daar naar Liucera te begeven, en nam nu van die derde uitgaaf een veertigtal exemplaren mede, terwijl hij er 140 te Mugnano liet. Doch reed,; te Ariano was zijn voorraad uitgeput; hij schrijft terstond, en men bezorgt hem een eerste bezending van vijftig andere, daarna een tweede van vijftig, en voorts nog eens een gelijke hoeveelheid; don Angelo Bianco, een ijverig geestelijke, tot wien don Franciscus zich voor die verschillende verzendingen gewend had, meldt hem uit Mugnano, dat er nog veertig over waren. Dit is echter niet alles: van Tm-cera teruggekeerd zijnde, waar nog altijd nieuwe aanvragen inkwamen, kon Fanciscus zes-en-tachtig andere exemplaren zenden; toen hij daarna
96
HETLTOE PIIILOMENA
onderzocht, hoeveel hij er nog over had, waren er norr tachtig; dat maakt samen een vermenigvuldiging van tweehonderd zes-en-dertig boelc-deelen uit.
Die twintig, die er over waren, werden weldra aangevraagd; men nam maar af, en zond maar weg; het getal zendingen beliep in een gansch jaar verscheidene honderden, en bij het einde des jaars was de voorraad nog volledig, de bron volstrekt niet uitgeput. — Bij een andere gelegenheid zat don Franciscus niet slechts tien exemplaren: men vroeg er hem negen, die hij terstond afzond, en toen hij weer op de bewaarplaats kwam, telde hij er negentien.
Zoo strekken Crods werken tot eer zijner Heiligen in een tijd, waarin do goddeloosheid haar vergif en bijna tallooze boeken verspreidt,
om het rijk Gods zelf te verwoesten...... En
men zou nog weigeren geloof te slaan aan wonderen van boven , terwijl aardsche wormen , ik zeg liet gerust, hier beneden nog vee! grootere verrichten! Laat God mirakelen doen , wat is daar vreemds of verrassends ia gelegen? Hij is God, hij i.-; onze Vader, hij bemint ons; de grootste weldaden zijn slechts het natiuiv-lijk gevolg dor liefde! Maar dat do mensch , door de goddelijke weldadigheid met zooveel goederen verrijkt, zich van die goederer. bedierr, om hem een vgnmielijken oorlog aan te i e;:,
97
HET LEVEN DER
dat hij zich tot dat einde in opofferingen, in nachtwaken , in uitvindingen uitput, die hem met den dag duurder te staan komen en steeds meer op helsche daden gelijken, omdat zyn listen en middelen sluwer, wreeder en nood-
lottiger in hun gevolgen worden..... A.ch! dat
is een wonder! dat strijdt tegen de natuur, dat kan het menschelijk hart alleen niet bewerkstelligen; dat bewijst de medewerking eener bovennatuurlijke kracht; dat zyn wonderen der
hel......En men zou na dat alles nog geloo-
ven, dat het iets buitengewoons is, als men ziet, dat Gods almacht in die rampzalige tijden als het ware eens uit haar slaap ontwaakt, om de hevig geschokte muren zijner Kerk op een schitterender wijze te schragen.
98
Vcrscliillendo, mirakelen, door lussclic-nkomsl der licifye Philomena gewroclil
I iet alleen op onzichtbare, maar ook op zichtbare wijze komt onze Wonderdoen-ster diegenen te hulp, die haar aanroepen. Een houthakker van Sirigano met name Carluccio Napolitano, die om zijn godsvrucht jegens de heilige met menige bijzondere genade werd begunstigd, stelde groot vertrouwen op haar. Die brave man had altijd een harer beeldjes bij zich, en in zijn verschillende noodwendigheden stortte hij daarvoor zijn hart uit. Op zekeren dag werd hij op reis door den nacht overvallen, en trad een herberg binnen. Het gesprek viel daar op de heilige Philomena, en hij haastte zich haar afbeeldsel aan de aanwezigen te toonen. Dit beviel een hunner; hij biedt hem er twee geldstukken voor, een tweede drie, anderen vier, vijf, tot zelfs twaalf toe. Maar Carluccio antwoordt, dat hij het voor geen Romeinsche kroon zou afstaan , dat het hem een te goed gezelschap was; en daarop steekt hij het weer in zijn zakboekje, 's Anderendaags 's morgens staat hij zeer vroeg op, en richt zijn schreden naar
HET LEVEN DEK
dubbel aantal boeken, dat bij nog over moest hebben. — Te Monteforte kreeg iemand met name Liberat Tedeschi tien exemplaren van hetzelfde verhaal uit Mugnano. Het was een bestelling, die hem door velen zijner landge-nooten was opgedragen. Men komt er om vragen, hij loopt naar de lade, waarin hij ze behoorlijk achter het slot gedaan had, en staat verwonderd er in plaats van tien een veel grooter aantal in te bevinden. Hij telt en heeft er niet minder dan vierendertig.
In 1829 had een vyfde vermenigvuldiging plaats. De derde uitgaaf had het licht gezien. Don Franciscus had een reis naar de stad Ariano te doen, was voornemens zich van daar naar Lucera te begeven, en nam nu van die derde uitgaaf een veertigtal exemplaren mede, terwijl hij er 140 te 3Iugnano liet. Doch reeds te Ariano was zijn voorraad uitgeput; hij schrijft terstond, en men bezorgt hem een eerste bezending van vijftig andere, daarna een tweede van vijftig, en voorts nog eens een gelijke hoeveelheid; don Angelo Bianco, een ijverig geestelijke, tot wien don Franciscus zich voor die verschillende verzendingen gewend had, meldt hem uit Mugnano, dat er nog veertig over waren. Dit is echter niet alles; van Lucera teruggekeerd zijnde, waar nog altijd nieuwe aanvragen inkwamen, kon Fanciscus zes-en-tach-tig andere exemplaren zenden; toen hij daarna
96
HEILIGE PHILOMENA
onderzocht, hoeveel hij er nog over had, waren er nog tachtig; dat maakt samen een vermenigvuldiging van tweehonderd zes-en-dertig boelc-deelen uit.
Die twintig, die er over waren, werden weldra aangevraagd; men nam maar af, en zond maar weg; het getal zendingen beliep m een gansch jaar verscheidene honderden, en bij het einde des jaars was de voorraad nog volledig, de bron volstrekt niet uitgeput. — Bij een andere gelegenheid zat don Franciscus met slechts tien exemplaren: men vroeg er hem negen, die hij terstond afzond, en toen hij weer op de bewaarplaats kwam, telde hij er negentien.
Zoo strekken Gods werken tot eer zijner Heiligen in een tijd, waarin de goddeloosheid haar vergif en bijna tallooze hoeken verspreidt,
om het rijk Gods zelf te verwoesten...... En
men zou nog weigeren geloof te slaan aan wonderen van boven , terwijl aardsche wormen , ik zeg het gerust, hier heneden nog veel grootere verrichten! Laat God mirakelen doen, wat is daar vreemds of verrassends ia gelegen? Hij is God, hij is onze Vader, hij bemint ons: de grootste weldaden zijn slechts het natuurlijk gevolg dor liefde! Maar dat do mensch , door do goddelijke weldadigheid met zooveel goederen verrijkt, zich van die goederen bedien', om hem een vijandelijken oorlog aan te df-en,
97
HET LEVEN DER
dat hij zich tot dat einde in opofferingen, in nachtwaken , in uitvindingen uitput, die hem met den dag duurder te staan komen en steeds meer op helsche daden gelijken, omdat zijn listen eii middelen sluwer, wreeder en nood-
lottiger in hun gevolgen worden..... Ach! dat
is een wonder! dat strijdt tegen de natuur, dat kan het menschelijk hart alleen niet bewerkstelligen; dat bewijst de medewerking eener bovennatuurlijke kracht; dat zijn wonderen der
hel......En men zou na dat alles nog geloo-
ven, dat het iets buitengewoons is, als men ziet, dat Gods almacht in die rampzalige tijden als het ware eens uit haar slaap ontwaakt, om de hevig geschokte muren zijner Kerk op een schitterender wijze te schragen.
98
Vcrscliiliendfi mirakelen, door lussdir-nkomsl der lieiüge Philomena gewroclil
| iet alleen op orziclitbare, maar ook op zichtbare wijze komt onze Wonderdoen-ster diegenen te hulp, die haar aanroepen. Een houthakker van Sirigano met name Carluccio Napolitano, die om zijn godsvrucht jegens de heilige met menige bijzondere genade werd begunstigd, stelde groot vertrouwen op haar. Die brave man had altijd een barer beeldjes bij zich, en in zijn verschillende noodwendigheden stortte hij daarvoor zijn hart uit. Op zekeren dag werd hij op reis door den nacht overvallen, en trad een herberg binnen. Het gesprek viel daar op de heilige Philomena, en hij haastte zich haar afbeeldsel aan de aanwezigen te toonen. Dit beviel een hunner; hij biedi hem er twee geldstukken voor, een tweede drie, anderen vier, vijf, tot zelfs twaalf toe. Maar Carluccio antwoordt, dat hij het voor geen Romeinsche kroon zou afstaan , dat het hem een te goed gezelschap was; en daarop steekt hij het weer in zgn zakboekje, 's Anderendaags 's morgens staat hij zeer vroeg op, en richt zijn schreden naar
HET LEVEN DliR
100
het dorp Le Sorho, waar hij moest gaan werken. Bij het doortrekken van een woud geraakt hij verdwaald, en weldra niet meer wetende, waar tij is of waar hij heengaat, neemt /.ijn hart zijn toevlucht tot de goede heilige, die hij aldus aanspreekt: »Hoe dan , lieve heilige, gisteren heb ik u niet willen afstaan, zelfs niet voor een goede som gelds, omdat uw gezelschap bij mij boven alles ging; en van daag ziet gij mij in dit bosch ronddwalen, zonder dat gij mij te hulp komt!quot; Die woorden had hij nog niet uitgesproken , of hij ziet een ongeveer dertienjarig meisje, met een hemelsblauw kleedje, en even schoon als zedig, op hem aankomen. Zij ziet hem aan, en zegt: a Wat scheelt er aan, goede man? wat is u overkomen?quot; Car-luccio legt haar zijn verlegenheid bloot. »'tls niets, zegt zij; ik zal u weer op den weg brengen:quot; en zonder verder iets te zeggen, gaat zij vooruit, als om hem den weg te wijzen. Al voortgaande begon onze houthakker, over het toeval min of meer verwonderd, tot zich zelf te zeggen: Wat is toch de goedheid der heilige Philomena groot! Nauwelijks heb ik haar aangeroepen, of zij snelt toe om mij te helpen; want er valt niet aan te twijfelen, of niemand anders dan zij zendt mij dit beminnelijk kind! Zich zoo met die vrome gedachten bezig houdende, schreed hij voort, toen het meisje eensklaps stil stond, zich om-
UEILIGK PHILOMENA
101
keerde, en zei; »Volg nu ongeveer een mijl ver dezen weg, dan zult gij een vrouw met een mandje op het hoofd ontmoeten; zij gaat naar het dorp, waar gij heen moet. Volg haar, en weldra zijt gij op uw bestemming.quot; Carluccio bedankt haar vriendelijk , en zij scheiden. Vervolgens willende omzien , om te weten werwaarts het hulpvaardig meisje zich begaf, ziet hij haar niet meer, en zet, zonder verder na te denken, zijn weg voort. Weldra is hij andermaal in verlegeuheid. Het pad, dat hij volgde, liep op vele andere paden uit. Welk moet hij nu kiezen? hij weet het niet. Maar zijn Oogen opheffende, ziet hij naast zich de vrouw gaan, waarover men hem gesproken had; hij herkent haar aan haar mandje. »Weet gij, roept hij haar dadelijk toe, welk van deze twee voetpaden naar Le Sorbo geleidt? — T.e Sorbo! antwoordt de dorpeling, of ik dat weet! dat is mijn dorp; kom, ik zal er u heen brengen;quot; en korten tijd daarna bereikten zij het dorp. Toen gingen Carluccio's oogen open. Hoe zou dat zoo voorkomend, zoo zedig, zoo zindelijk gekleed meisje op zijn weg gekomen zijn? Hoe zou zij zijn verlegenheid geraden, en op zijn gedachten geantwoord hebben ? Hoe kon zij voorzien, wat hem verder overkomen zon, hoe zoo juist de vrouw afschilderen, den last, dien zij droeg, en het doel, waarheen zij, even als hij, haar schreden richtte ? Neen, neen, zei hij bij zich zelf, dat is geen speling van
HET L li VEN DEll
het toeval, 't is de heilige Philomeua zelf, die ik gezieu heb, en die mij uit de verlegenheid gered heeft, en verscheidene dagen lang was die man als buiten zich zelf, zijn hart ontbrandde van liefde en buitengewone godsvrucht jegens zijn heinelsche gezellin.
Wat ik nu ga verhalen is nog wonderlijker en niet minder waar. Mogen wij er de vruchten uit trekken, die God zich daarmede schijnt te hebben voorgesteld. Niet ver van Napels woonde een gehuwde vrouw, die de heilige Philomena een groote godsvrucht toedroeg. Zij was ongeveer dertig jaren oud. Elk jaar was haar famielie gewoon bijeen te komen, om met veel plechtigheid een feest ter eere der heilige te vieren. In 1830 werd die vrouw door een gevaarlijke ziekte op den rand des grafs gebracht. Buiten kennis, en sinds drie dagen met den dood worstelende, scheen zij ieder oogenblik den geest te zullen geven, en men hield zich reeds met de plechtigheden en toebereidselen barer begrafenis bezig. Het volk, dat veel belang in haar behoud stelde, zond vurige gebeden voor haar ten hemel, en beklaagde zich bij de heilige Philomena over den geringen ijver, dien zij bij deze gelegenheid aan den dag legde, daar het, naar de meening des volks, toch haar roem en eer gold. Want, voegde men erbij, terwijl uw ijveraarster toebereidselen maakt voor het vieren van uw feest, terwijl
102
HEILIGE PUILOMENA
zij haar geld besteedt aan het doen vervaardigen van een schoone schilderij, en iedereen door haar edelmoedigheid gesticht, u voor haar om genade smeekt, laat gij, die bij haar genezing het meeste belang hebt, haar sterven. Maar gebeden noch klachten deden de kwaal wijken, en tegen het einde van den derden dag van den doodstrijd, meende men haar einde nabij te zien, toen plotseling een groot geraas, door de beesten in den stal veroorzaakt, de aandacht der aanwezige personen trok. Daar men vreesde, dat dit geweld het oogenblik van haar dood zou verhaasten (want de stal lag juist onder de kamer), gaan zij trachten, die dieren tot bedaren te brengen, en dadelijk weer terugkeereude, zeiden zij bij zich zeiven: wellicht vinden wij haar dood____ Zij vonden ze
integendeel levend en wel in haar bed zittende. Nauwelijks heeft ze hen bemerkt, of ze roept met krachtige en welluidende stem uit: »Ik kom uit de andere wereld terug, en heb mijn behoud aan de heilige Philomena te danken. Roept allen, die in huis zijn, bijeen, en ik zal u vertellen, wat ik gezien heb, opdat gij met mij de macht der heilige moogt bewonderen ____ Maar, nog eens, laat mijn kinderen
en iedereen hier komen....quot; Men beyvert zich aan haar verlangen te voldoen: grijsaards, kinderen , en ook eenige priesters, die in hetzelfde huis woonden, allen kwamen toegeschoten om
103
HET LEVEN lUSK
104
de vevrezeue te zien, en ue wouJereu aau te liooreu, die zij beloofd had, te zalleu vertellen. Toeu allen vergaderd waren, bedankte zij vooreerst de heilige Philomena in woorden, waaruit h;vir levendige erkentelijkheid sprak; daarna zeide zij: »Ik luid den geest gegeven, toen twee duivels mij in ketenen sloegen en wegsleepten .... (Angst eu schrik teekenden zich bij deze woorden duidelijk op haar gelaatstrekken.) Toeu riep ik uit alle macht de heilige Philomena aan, eu ik zie haar toeschieten; zij was in het wit gekleed, eu hemelsch schoon. (Hier vertoonde zich blijdschap in haar blik en houding.) Zij zei mij: »Vrees niets, hier ben ik om u te verdedigen.quot; En zich tot de duivels wendende, riep zy hun toe: sgt;Wat doet gij daar? die ziel hoort mij toe.quot; Eu zij verdwenen terstond. Dan mij bij de hand nemende , want zij zag, dat ik beefde, trachtte zij mij gerust te stellen, met een zoet lachje herhalende, dat ik niet moest vreezen, dat zij haar bemiddeling beloofde. Zoo kwamen wij in tegenwoordigheid van den goddelyken Verlosser, die, toen hij mij zag, zijn oogen neersloeg, en een streng gelaat zette. Toeu beefde ik nog meer; maar de altijd lachende heilige trachtte mij aan te moedigen, en begon vervolgens mijn zaak te bepleiten. — »Mijn Bruidegom, zeide zij tot Jesns Christus, het zou uw barmhartige liefde passen, dat deze mij toegewijde ziel in
HEILIGE PHILOMENA
105
het leveu kou terugkeeren, om zich krachtdadiger met de zaak harer zaligheid bezig te houden. Zij is iu den schoot eener talrijke familie geboren ; huisselijke beslommeringen namen bijna al haar tijd in, en er bleef haar slechts weinig tijd over, om aan de behoeften harer ziel te voldoen. Vervolgens is zij getrouwd; nieuwe bezigheden, en nog grootere vermoeienissen zijn haar komen overstelpen; zij kon noch met godsvrucht een mis bijwonen, noch met rustig gemoed een rozenkrans bidden; ik smeek u derhalve, haar weer in het leven te laten terugkeeren, opdat zij den tijd hebbe, beter haar plichten te vervullen.....quot; De Heer antwoordde niets; hij bleef onmeedoogend, toen de heilige andermaal het woord nam, om erbij te voegen; »Mijn Bruidegom, zij heeft nog hoogbejaarde ouders, zij alleen moet hen verzorgen; wat zal er van hen geworden, als zij, die bij hen de plaats eener moeder inneemt, hun gaat ontvallen?quot; Deze nieuwe drangreden, door mijn heilige beschermster aangevoerd, trof het hart des oppersten Rechters niet zeer, en hij antwoordde niets. Zijn stilzwijgen en zijn gestrengheid waren voor mij als even zooveel donderslagen; en ofschoon de heilige mij steeds met een zoet en bevallig lachje aanmoedigde, kon ik mijn schrik niet overwinnen.... Zij kwam er ten derden male op terug; »Dierbare Heer en Bruidegom, vervolgde zij, wat
HET LEVEN DER
zal er van de drie schepseltjes, die zij ter wereld bracht, geworden, als gij haar het leven niet terugschenkt ?.... Dan gaan zij noodwendig verloren____quot; Hetzelfde stilzwijgen, dezelfde
gestrengheid van de zijde van Jesus Christus. »Maar, Heer , voegde er mijn ijverige voorspraak bij, gewaardig u te bedenken, dat zij als de moeder is van twee uwer dienaren, die zich aan den dienst des altaars gewijd hebben, wat zal er van hen geworden, als ik de gevraagde gunst niet verkrijg Zij kreeg geen antwoord.
Alsdan met nieuwen ijver moed scheppende, riep zij op vastberaden toon uit: »Dierbare Bruidegom, bedenk wat ik voor uw glorie geleden heb, en inzonderheid welke beleedi-gingen, mishandelingen en schande men mij te Rome deed ondergaan. Als deze vrouw niet in bet leven terugkeert, zal men mij in dat land niet meer vieren, en op die eer ben ik naijverig, ik wil er niet van beroofd worden.quot; Die woorden uitte zij met zooveel vuur, dat de Opperste Rechter er als door verschrikt werd, en met een tevreden en vroolijk gelaat zei hij eindelijk; »Philoinena, lieve Bruid, doe wat
gij verlangt; ik geef u volle vrijheid.....quot; En
op hetzelfde oogenblik lag ik van .mijn pijnen verlost, en gezond weer te bed. De ziekte hield inderdaad van dat oogenblik af aan op, een groote menigte menschen kwamen zich met eigen oogen van het wonder overtuigen,
106
HEILIGE PHILOMENA
en het verhaal, dat sij die vrouw hoorden doen, bracht op hun harten heilzame uitwerkselen teweeg; hun godsvrucht jegens de heilige werd grooter, en de bewoners van die streek besloten te harer eer een groot en schoon standbeeld op te richten.
Laat ons dit artikel eindigen met een waarlijk wonderbaar feit. De groote klok der kerk van Onze Lieve Vrouw der Genaden, waarin het lichaam der heilige rust, was gebarsten, en men wenschte die door een andere te vervangen. Het goede volk van Mugnano, altijd vol ijver voor de eer zijner doorluchtige weldoenster, spaarde niets, om de klok aan haar godvruchtig doel te doen beantwoorden. Men ontbood bekwame werklieden; de zaak werd hun met aandrang aanbevolen; men smeekte jGod, dat hij het werk zou zegenen, en om er de heilige meer belang in te doen stellen, verlangde men, dat haar beeldtenis zou voorkomen op het brons, dat bijzonder aan haar eeredienst zou gewijd zijn. Het werk geschiedde in de maand Mei van het jaar 1831. Toen het gereed, en het metaal afgekoeld was, haastte men zich, het te ontblooten, en wat het eerst de aandacht trok, was een gebrek, dat den verrichten arbeid volkomen nutteloos maakte. Bij gebrek aan de noodige stof ontbraken gedeeltelijk de stukken , die dienen moesten om die zware massa in den vorm te houden, waardoor men ze ten
107
Hl/r LEVEN DER
108
tweedeu male moest quot;'ieten, en dit ging met uieuwe kosten gepaard, die het verarmde volk inderdaad niet kon dragen. Vandaar, zooals het bi} dergelijke gelegenheden gewoonlijk gaat, gemopper, kluchten en bedreigingeu. Hoe jam-mer! een zoo schoone klok 1 het beeld der heilige was zoo goed geslaagd! Maar waarom heeft zij dat ongelukkig toeval ook niet verhinderd? — Wel! werd er geantwoord, om in de gelegenheid te zijn , een nieuw wonder te doen. — Anderen gingen nog verder. Wij moeten de heilige dwingen, het ontbrekende aan te vullen, zeiden zij; en men hoorde hen voor haar altaar deze woorden uiteu: Waar is toch uw eer ? hoe! de klok draagt uw beeldte-nis, en gij maakt er niet meer werk van! wat zal er voortaan van uw eer en glorie geworden? Er waren er ook, die het aan de werklieden weten, en henluide beschuldigden, het vertrouwen en de behingen des volks verraden te hebben. Alleen om met dubbel werk te verrichten wat meer te verdienen, zeiden zij, hebt gij ons zoo behandeld. Als gij vreesdet, niet te zullen slagen, waarom hebt gij het ons dan niet gezegd? Waartoe dienen nu al uw fraaie beloften? En waarop zullen al die prachtige voorwaarden uitloopen, waarvan wij ten slotte alleen de slachtoffers zullen zijn? Die verwijtingen gingen met woorden vol bedreigingen gepaard, zoodat de werklieden zich,
HEILIGE PIIII.OMEXA
uit vrees voor de een of andere grove belee-diging, niet meer in het openbaar durfden vertoonen, en den nacht afwachtten, om zich naar hun land te begeven. Het verwijt, dat men hun toevoegde, steunde op geen enkelen redelijken grond; die arbeiders waren eerlijk en godsdienstig, en van erkende bekwaamheid; maar moet niet iedereen Je sus Christus navolgen, en zijn kruis dragen? Zij trachtten het hunne te verlichten, door tot de troosteres der bedroefden hun toevlucht te nemen, en haar te smeeken, hen door de tasschenkomst en verdiensten der heilige Philomena te hulp te komen. Vooral het hoofd der onderneming, die het meeste belang bij de zaak had, en er het meest ouder leed, bad met al het vuur. dat in hem was, en hij gevoelde in zijn hart eenig vertrouwen ontwaken. Dat was als de dageraad eeuer groote genade. Omstreeks het vierde uur van den nacht werd in de nabijheid der plaats, waar onze werklieden vergaderd waren, een zeker gerucht gehoord; zij staan daarover te meer verwonderd, daar overal de diepste stilte heerscht. Zij werden door schrik bevangen; in hun verhitte verbeelding wanen zij zich op den rand des graft; zij verwachten ieder oogenblik, dat de woede des volks hen onder een hagelbui van steenen zal verpletteren, Alleen de patroon kan die gedachte niet koesteren. Zijn hart schijnt hem te zeggen: Alles
HET LEV EU DER
110
is slechts inbeelding! wees gerust, de genade is verleend, de klok is hersteld. Ga heen , gij zult het met eigen oogen zien. Zijn makkers, die, wat hij ook mocht zeggen, zijn vertrouwen ongegrond verklaarden, waren van oordeel, dat het beter was, zijn ziel aan God aan te bevelen. Ten overvloede kunt gij gaan zien, wat ervan is, antwoordden zij hem; wij waren maar al te gelukkig, als de heilige Maagd en de heilige Philomena voor ons die gunst verkregen hadden. Hij gaat dus heen, en ontmoet onderweg niemand, hij staat eindelijk stil, ziet toe. «Neen, ik vergis mij niet: dit zijn de stukken, die er aan ontbraken, ik zie ze, ik voel ze. O God! o heilige Philomena!quot; en buiten zich zelf van blijdschap ijlt hij naar zijn makkers; zij keeren samen terug; zij danken duizendmaal God en de heilige; in alle woningen is men tengevolge van het wonder weldra uit den slaap gewekt; men snelt toe, men wil hoeren, zien en voelen. Niets staat vaster, niets is bewonderenswaardiger, niets zoo ongehoord; overal, in aller harten, op aller lippen weergalmen slechts loftuigingen en dankzeggingen, waarvan de Heer, zijn heilige Moeder en de heilige Philomena het voorwerp zijn. Dit wonder ging van een zeer bijzondere omstandigheid vergezeld. »Men vond boven het ophangpunt of de op wonderbare wijze aan de klok bevestigde ooren een blok ijzerschuim,
HEILIGE l'IIILOMENA
wellicht ten teeken van hetgeen er had plaats gehad; allen begrepen die stomme spraak, en vereenigden zich in den vroegen morgen met de geestelijkheid der plaats, om dat kostbaar gedenkteeken van Gods goedheid naar de Kerk over te brengen. Als zij het aanschouwden prezen zij de almacht des Hemels, en hun godsvrucht tot de heilige Philomena vond daarin een heerlijk voedsel.
IHVEPIRIIIVLA.TXJR.
HOEVEN, kac la Aprilis 187S.
C. VAN DEE VEEKEN, libr. Censor.
111
1 •'l-
Bladz.
Hoofdstuk I. Ontdekking vau het lichaam
der heilige Philomena.......3
Hoofdstuk II. Geschiedenis yan den marteldood der heilige Philomena. ... 10 Hoofdstuk III. Overbrenging van het lichaam der heilige Philomena naar Mugnano. 31 Hoofdstuk IV. Verschillende wonderen,
door tusschenkomst der heilige Philomena gewrocht.........53
Eerste reeks wonderen. Mirakelen betreffende het lichaam der heilige Philomena. 57 Tweede reeks wonderen. Mirakelen, die met de beelden enz. der heilige Philomena
} ƒ'■ ri
H
u
i
is het aantal inschrijvingen tot zulk Jj hoogte geklommen, dat de uitgave )
kracht wordt doorgezet.
ïn iccgt;cr liuis^cjin i is de
in ieWe MMiofWïi plCFlJ ^ Helll
la ieclcr ()esfick f onmisbaar.
10 Deelen kosten slechts f of S5 Cents per Deel.
•ai
3
Rêeds zijn verschenen, in de eerste Serie . 1. Het leven van den 11. Vincentius a Pii » Franciscus X'ave
3.
4.
» » » » Bexedictos. 8 » de » Philomena. Ter •perse:
i 5. Het leven van de H. Cathaeina va;i Zwl j ^Afeonderlijke levens kosten 4© Ce;
De Uitgever, . .
________