gr»—
VAN DEN
NAAR HET PEANSCH
P. J. VEEMEEKEN.
-------- O-
KStKEi.t,
EI3XT-A.TIID quot;VA-lsr quot;WEES,
Snelpers Boek- en JIuziekdrukkerij.
1878.
5f
Mgr. Kard. Pecci, (Z. H. Paus Leo XIII), de Kerk en
de Beschaying. . . . . . . ƒ 0,60
J. H. M. Aerssen. Het Pausdom, gr. 8°. . - 1,50
Maria ons voorbeeld, Meimaand. . . . - 0,50
De Meimaand geheiligd. . . . . . - 0,50
Quadrupani, Grondregels tot bemoediging. . - 0,25
Handboekje O. L. Vrouw van Goeden Raad - 0,25
Lebon. Maria of de Sulioonlieden. . . . - 0,15
De Zeven Smarten der Allerheiligste Maagd - 0,25
De Zeven Woensdagen van den H. Joseph. , - 0,15
Onmisbaar Handboekje der Godvruchtige Zielen. - 0,50
Nieuw volledig geestelijk Eozelaarken. . . - 0,30
De Rozenkrans door oen Predikheer. . -0,15 Leven H. Barbara. ....... 0,10
De Kleine Maand van het H. Hurt van Jesus. - 0,10
Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes . - »
Kleine Maand Mei, de Kinderen van Maria . - 0,10
Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes . - »
Kleine Maand van den H. Joseph. . . • 0,10
Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes . - »
Vijftig Meditatiën op het Lijden. . . . - 0,50
Deyotie tot het H. Hart van Jesus. . . - 0,10
Engelachtige strijd, Koord van den H. Thomas v. Aq. - 0,05
De Eerste H. Comtrmnie, voorbereiding. . - 0,10
De Religieus op den weg naar Calvariü. . - 0.10
De Maand van Aanbidding. .... - 0,30
Novene ter eere van den H. Martinus. . - 0,10
De Maand der H. Familie. . . . . - 0,50
Het gewicht der devotie tot het H. Hart. - 0,20
Gebeden van de H. Gertruda . . . . - 0,35
De Geest -der H. Gertruda. . . . - 0,35
Alleu ziju ook in zeer nette linnen stempelbandea • \V/ te bekomen.
van den
naak het fbansch
door
BREDA,
eidxt-a-irid quot;v-a-hst quot;weef-
Soelpers Boek- en Huziekdrukkerij.
1878.
nvTPiRrivEATtnR..
HOEVEN, hac 5 Julü 1878.
C. VAM- DER VEEKEN, Libr. Censor.
VAN DEN
licsItiilcD dor Kerk ten aanzien van den heiligen Jozef en zijn verecring.
oet een boek, dat bestemd is, om liet leven van den heiligen Jozef te doen kennen en zijn vereering te bevorderen, niet de twee besluiten tot inleiding hebben , die Home in den laatsten tijd tot de gansche katholiciteit gericht heeft? Welk -wereldsch gezag zon, gelijk de hoogste plaatsbekleeder van Jesus-Christus, tot de ge-loovigen kunnen zeggen : » Leest, bestudeert do glorie van den kuischen echtgenoot der onbevlekte Maagd Maria, want zijn glorie schittert met buitengewonen glans.quot;
HET LEVEN VAN
Alvorens dus van de geschiedenis van den heiligen patriarch en van de gedachten, die zij sommigen grooten meesters van het geestelgk leven heeft ingegeven, te gewagen, verzoeken wij den lezer aan de beide volgende stukken een geheel bijzondere aandacht te wijden. Uit de overweging daarvan zal hg onmisbaar een vuriger begeerte trekken, om de deugden te eeren en na te volgen en de voorspraak in te roepen van hem, dien de kerk ons gelast, onder allen te onderscheiden.
Het eerste besluit heeft betrekking op het nieuw officie van het feest, dat het 'patroonfeest van den heiligen Jozef genoemd wordt. Sedert twee eeuwen vierden eenige Orden, inzonderheid die der Carmelieten, behalve het naamfeest van den Heilige, dat op den 19 Maart in de vasten valt, een tweede plechtigheid, die ten doel heeft, onder den bijzonderen naam van patroon, dengenen, dien zij als zoodanig gekozen hadden, te vereeren. Diezelfde plechtigheid, nu, heeft de kerk den 10 September 1847 voor de geheele katholiciteit verplichtend gesteld op den derden Zondag na Paschen, derhalve niet in den tijd van boetvaardigheid maar van vreugde; onder het zingen van het alleluia is van dien dag af den herders en geloovigen de mis en het officie voorgeschreven, die zij- des-betreifende heeft gemaakt. En ziehier hoe zij zich uitdrukt:
4
DEN H. JOZEF
Aan de stad en de Wereld.
De glorierijke aartsvader Jozef, dien de Almachtige met bijzondere genaden begiftigde en met de volheid zijner hemelsche gaven overlaadde, opdat hij waardig zou zijn in de oogen der menschen de Vader van zijn eenigen Zoou te schijnen en de ware echtgenoot van de Koningin der wereld en de Vorstin der Engelen te zijn, vervulde alle ambten en bedieningen eener zoo verhevene roeping op zulk een volmaakte wijze, dat hij de glorie en de belooning van een goeden en getrouwen dienaar verdiende.
O O
Altijd toch stonden hem de gedachte aan zijn verheven roeping en de heiligheid der edele bedieningen , die de goddelijke wijsheid hem opgelegd had, voor oogen, en gehoorzaamde hij steeds en in alles aan de inzichten en den wil van God met een bereidwilligheid en blijdschap, waarvoor men nauwelijks woorden kan vinden. . Door te trachten God te behagen, werd hij hem aangenaam; eindelijk heeft hij, in den hemel met eer en glorie gekroond, een nieuwe bediening gekregen, namelijk die van met zijn overvloedige verdiensten en den bijstand zijner gebeden de ellendige menschelijke natuur te hulp te komen, en door zijn machtige voorspraak voor de wereld te verkrijgen wat de mensch zich alleen met zijn eigen hulpmiddelen niet zou kunnen verschaffen. Daarom wordt hij overal als een barmhartige middelaar bij den Heer, als
5
HET LEVEN VAN
6
een machtige patroon vereerd, en is op vele plaatsen het feest van zijn patronaat met bijbe-hoorend officie en mis op den derden Zondag na de Paaschfeesten vastgesteld. Nogtans bleef er altijd iets te wenschen over, namelijk dat het officie van den heiligen Jozef voor de ge-heele Kerk verplichtend werd gesteld. De zeer hoogwaardige heer kardinaal Patrizzi heeft die gunst, niet alleen uit zgn naam, maar ook uit naam van de kardinalen der heilige Roomsche Kerk en van een zeer groot getal geloovigen zelfs buiten Italië, van den heiligen Vader, paus Pius IX, nederig en met aandrang gevraagd. De heilige Vader ontving dat verzoek, hetwelk met zijn bijzondere godsvrucht tot den heiligen Jozef zoo zeer overeenstemt, met een apostolische goedheid, en heeft op het verslag van den on-dergeteekenden, secretaris van de Congregatie der heilige ritussen, in alles toegestemd, en bevolen, dat voortaan het eigen officie met de mis van het patronaat van den heiligen Jozef door de geestelijkheid van Rome en de geheele wereld onder den dubbelen ritus tweede klasse gevierd zal worden op den derden Zondag na Paschen, en als er op dien dag wegens het officie van een hoogeren ritus of een hoogere waardigheid een beletsel mocht zijn, heeft hij toegestaan, dat het officie van het patroonfeest overeenkomstig de regelen tot den eersten vrijen dag wordt uitgesteld, zonder dat zich eenig voorbehoud daartegen kan verzetten.
DEN H. JOZEF
De terugkeer van bijna alle bisdommen der Katholiciteit tot de Romeinsehe Kerkgebruiken heeft de vereering van den heiligen Jozef bij de godvruchtige zielen noodwendig uitgebreid en verlevendigd; door dat feit getroffen, maar tevens meer en meer verschrikt bij de gedachte aan de rampen, waarmede Gods rechtvaardigheid vele andere zielen zou treffen, die zich hardnekkig tegen Hem verzetten, richtten de vaders van het algemeen vatikaansch concilie hun verzoek en dat van de aan hun zorgen toevertrouwde geloovigen tot den opperpriester, waarbij zij vroegen den heiligen Jozef tot heschermheüige der Katholieke Kerk te verklaren.
Dat verzoekschrift is dus aangenomen geworden. Welke lofspraak op den heiligen Jozef zou tegen die eenvoudige verzekeringen en die algemeene door den onfeilbaren herder onzer zielen bekrachtigde wenschen kunnen opwegen?
7
HET LEVEN VAN
Besluit van I. II. Paus PIUS IX, waarbij de heilige Jozef tol beschermkilige der Katholieke Kerk verklaard wordt.
Aan de stad en de wereld.
Evenals God Jozef, den zoon van den aartsvader Jakob, had aangesteld, om geheel Egypte te besturen, ten einde aan zijn volk levensmiddelen te verzekeren, evenals hg, toen de volheid der tijden vervuld was, zijn eenigen Zoon, den Zaligmaker der wereld, op aarde zond, koos hij een anderen Jozef, waarvan de eerste het afbeeldsel was, en stelde hem als meester en vorst van zijn huis en zijn gebied aan, als bewaarder zijner voornaamste schatten, als bruidegom van de onbevlekte Maagd Maria, waaruit door de werking van den Heiligen Geest onze Heer Jesus-Christus geboren werd, die voor de menschen als de zoon van Jozef doorging en hem onderdanig was.
En Hij, dien zooveel koningen en profeten verlangd hadden te zien, werd door dien Jozef niet alleen met zijn eigen oogen aanschouwd, maar Jozef leefde ook met hem, omgaf hem met een vaderlijke toegenegenheid en ontving zijn kussen. Zijn waakzame bezorgdheid voorzag in de voeding van Hem, dien het geloovige volk, als het brood, dat uit den hemel kwam., zou ontvangen om het eeuwig leven te verkrijgen. Wegens die verheven waardigheid,
8
DEN H. JOZEF
die God dezen zeer getrouwen dienaar opdroeg, heeft de kerk den gelukzaligen Jozef altijd, na de Maagd, Gods moeder en zijn bruid, met loftuigingen en de grootste eerbewijzingen omgeven en in haar lijden zijn tusschenkomst. ingeroepen. De kerk, nu, in dezen tijd van ongeluk aan alle zijden door haar vijanden aangevallen, heeft zooveel onheilen te doorstaan, dat de goddeloozen meenen, dat de poorten der hel eindelijk iets tegen haar vermogen; daarom hebben de eerwaarde kerkvoogden van de gansche Katholieke wereld hun verzoek en dat van de aan hun zorgen toevertrouwde ge-loovigen in Christus tot den opperpriester gericht , waarbij zij vragen, den heiligen Jozef tot patroon der Katholieke Kerk te verklaren.
In het heilig algemeen Vatikaansch Concilie hebben zij dien wensch en dat verzoek nog vuriger herhaald, en Onze allerheiligste Vader Paus Pius IX, met den betreurenswaardigen toestand, uit de jongste gebeurtenissen voortspruitende , bewogen, heeft den wensch der bisschoppen willen vervullen en zich met alle geloovigen onder de veel vermogende bescherming van den heiligen aartsvader Jozef willen stellen; daarom heeft hij hem plechtig tot patroon der Katholieke Kerh verklaard, en bevolen, dat zijn feest, hetwelk den 19 Maart invalt, voortaan onder den dubbelen ritus eerste klasse, doch wegens de vasten zonder oktaaf,
9
HET LEVEN VAN
zal worden gevierd. De Heilige Vader heeft bovendien bepaald, dat genoemde verklaring op dezen dag, aan de Onbevlekte Maagd, Moeder Gods en echtgenoot van den zeer kuischen Jozef toegewijd, doorliet tegenwoordige besluit van de heilige Congregatie der ritussen kracht van wet zou verkrijgen.
Gegeven den 8 December 1870.
E. Kardinaal PATRIZZI,
Bisschop van Osti en Vdietri, prefect van. de Congregatie der heilige ritussen.
D. BARTOLINI,
10
Secretaris derselfde Congregatie.
11. liet leven van den heiligen Jozef.
e heilige Jozef stamde in rechte lijn van de grootste koningen van Juda en de doorluchtigste onder de oude aartsvaders af: maar zijn grootste roem bestaat in zijn deugden, en vooral in zijn nederigheid. Geen enkel geschiedschrijver stelde zijn leven te boek, en wij weten niets van
DEN H. JOZEF
11
hem, dan hetgeen de Heilige Geest ons omtrent hem heeft willen mededeelen. God, die hem bestemd had om de voedstervader van zgn in het vleesch geopenbaarden zoon te worden, gaf hem aan de heilige Maagd tot echtgenoot. JSommige schrijvers hebben beweerd, dat hij weduwnaar was, en bij zijn eerste vrouw verscheidene kinderen had gehad, namelijk Jacobus de mindere en die, welke in het Evangelie de broeders des Tleeren. genoemd worden: maar zij vergissen zich; die broeders des Heeren waren, volle neven van Jesus Christus, als gesproten nit het huwelijk van Maria, zuster der heilige Maagd, met Alpheus, die nog leefde, toen de Zaligmaker gekruisigd werd. De heilige Hierony-mus verzekert, (1) dat de heilige Jozef altijd zijn maagdelijkheid behouden heeft; en het staat vast, dat hij, na met zijn heilige bruid ver-eenigd geworden te iijn, steeds in de volmaaktste onthouding leefde. De hemel had bij een huwelijk voorgezeten, dat zijn raadsbesluiten tot vervulling bracht. Door moeder te worden, had zij niets van den laster, niets meer voor haar eer te vreezen; bovendien vond zij in Jozef een helper, die met haar de zorg voor het onderhoud haars zoona deelde, een levensgezel , die haar op heur reizen bijstond, een trooster, die het gevoel van haar smarten
(1} L. adv, Helvid c. 9.
HET LE7EN VAN
lenigde. Hoe groot moet niet de zuiverheid en heiligheid geweest zijn van hem, dien de hemel tot hoeder van de reinste en heiligste der maagden uitgekozen had!
Het schijnt, dat de heilige Jozef nog al lang onbekend bleef met het wonder, dat de Heilige Geest in Maria had bewerkt: doch eindelijk bemerkte hij haar zwangerschap. Het gedrag, dat hij geleid had, gevoegd bij de uitstekende heiligheid van Maria, deed in zijn binnenste gedachten oprijzen, die hem in de grootste verlegenheid brachten. Daar hij rechtvaardig en vol liefde tot den naaste was, besloot hg haar heimelijk te verlaten, zonder haar te veroordeelen of zelfs te beschuldigen. Zulke gesteldheid bleef niet onbeloond. Toen hg toebereidselen maakte, om zijn voornemen ten uitvoer te brengen, verscheen hem in zijn droora een engel. Deze kwam, niet om hem verwijtingen te doen, maar om zijn vrees en twijfel weg te nemen, door hem te openbaren, dat Maria's zwangerschap een wonder was, en de kracht des Allerhoogsten het aanbiddelijk lichaam van den Zaligmaker der wereld in haar kuischen schoot had gevormd. Het gedrag van den heiligen Jozef is wel geschikt om al die christenen te beschamen, die op eenvoudige vermoedens of de bedriegelijke getuigenis der zinnen, de beleedigendste vermoedens opvatten, en daarop de eer hunner broeders meedoogenloos bezwalken.
12
DEN H. JOZEF
Eindelijk was de tijd aangebroken, waarop Maria den Verlosser van het menschelyk geslacht ter wereld bracht. Jozef was de eerste, die het geluk had hem te aanbidden. Men zou zijn hart moeten bezitten om te kunnen be-seiïen wat hij gevoelde, en zich een juist denkbbeeld te kunnen vormen van de godsvrucht, den eerbied en de liefde, waarmede hij den Zaligmaker, die voor zijn zoon doorgaan wilde, aanbad. Welk een getrouwe beantwoording aan de inzichten des eeuwigen Vaders, die hem zoowel met het voeden van het vleesch-geworden Woord, als met de hoede dier heilige moeder belast had? Hij is waarlijk, zegt de heilige Bernardus, over den heiligen Jozef sprekende, (1) »hij is waarlijk de getrouwe en voorzichtige dienaar, dien onze Heer over zgn gezin aanstelde, om de steun en troost zijner moeder te zijn, om zijn voedstervader en waardige medewerker in de tenuitvoerbrenging zijner
barmhartige inzichten te worden..... Welk
13
een geluk voor hem, niet alleen Jesus Christus te »mogen zien, maar hem te mogen hooren, »hem in zijn armen te houden, van de eene »plaats naar de andere te dragen, hem te »liefkozen, te omhelzen, te voeden en in die »onuitsprekelijke geheimen, die voor de oogen »der wereld verborgen waren, te worden in-
(1) Serm. 3, super Missus est, n. 15, p. 742.
HET LEVEN VAN
14
»gewijd! O wonderbare verhevenheid! o onvergelijkelijke waardigheid, roept de godvruchtige »Gerson uit, als hij tot den heiligen Jozef »spreekt! (1) De moeder Gods, de koningin »des hemels noemt u haar Heer; het vleesch-»geworden Woord noemt u zijn vader, en is »11 onderdanig. O Jesus, o Maria, o Jozef, »die op aarde dat glorierijk drietal uitmaakt, »waarin de verhevene Drieënheid des hemels »al haar welbehagen gesteld heeft! Wat kan »men zoo groots, zoo goeds, zoo uitstekends » uitdenken!quot;
Maar wat in Jozef het bewonderenswaardigste is, is, dat hij te midden der buitengewone genaden, waarmede hij begunstigd werd, de grootste nederigheid blijft behouden; hij leeft als de eenvoudigste der menscheu in de grootste vergetelheid; hij verbergt de onuitsprekelijke voorrechten, waarmede hij vereerd wordt; hij openbaart niets van de onbegrijpelijke geheimen, die er voltrokken zijn, hij tracht ze niet te doorgronden, en laat aan God de zorg over, ze op den door zijn raadsbesluiten vastgesteldeu tijd te openbaren; hij denkt aan niets anders dan aan de inzichten, die de Voorzienigheid met hem heeft, te beantwoorden, en bepaalt zich alleen tot datgene, wat daarop betrekking heeft. Ofschoon uit het bloed der oude koningen
(1) Serm. de Nativ.
DEN H. JOZEF
15
van Juda gesproten, schept hij behagen in een beroep, dat in de oogen der wereld slechts gering schijnt, en heeft geen andere eerzucht dan door den arbeid zijner handen in de behoeften der heilige familie te voorzien. (1)
Jozef was het werktuig, waarvan God zich bediende, om het kind Jesus aan de woede van Herodes te onttrekken. Die wreede en gver-zuchtige vorst had besloten alle onschuldige kinderen te vermoorden; maar aan Jozef verscheen een engel, die hem beval op te staan, met Jesus naar Egypte te vluchten, en in dat land te blijven, totdat hem gezegd zou worden, wanneer hij het weer verlaten moest. Een zoo overhaaste vlucht brengt hem niet in verlegenheid, hij gehoorzaamt oogenblikkelijk, zonder zelfs naar het voor den terugkeer vastgestelde tijdstip te vragen. Het is niet moeilijk te beseffen, wat hij bij het doortrekken
(3) De heilige Jozef was een werkman, hetgeen de heilige Matheus XIII, 55, door het woord faher uitdrukt. Hij hield zich volgens den heiligen Justinus, Dial. n. 9., edit. Ben. den heiligen Ambrosius, in Lue., p. 3, met houtwerk bezig, zooals de timmerlieden doen; Theodorat, Hist. l. 3. c. 18; de heilige Hilarius, in Matth. c, 14, p. 17, en de heilige Petrus Chrysologus, serm. 40, zeggen, dat hij aan ijzerwerk arbeidde, gelijk de slotenmakers doen. Het is tamelijk waarschijnlijk, dat hij zich met hout- en ijzerwerk bezig hield. De woorden van den heiligen Justinus doen tot die meening overhellen, als bij zegt: wJozef en Jesus maakten ploegen en ossenjukken.quot;
HET LEVEN VAN
van uitgestrekte woestijnen en onbekende landen met een kind en een teedere maagd te lijden had. De heilige Chrysostomus merkt hieromtrent op, (1) dat God den heiligen Jozef behandelde zooals hij gewoonlijk zijn dienaren doet; hg zendt hun beproevingen om hun harten van de smetten der eigenliefde te zuiveren, doch zóó, dat onder al haar bitterheid ook het zoete der vertroosting gemengd is. »Jozef, »zegt deze Kerkvader, is ongerust, als hij de »zwangerschap van Maria ziet, maar een engel »komt hem uit zijn verlegenheid redden. Hg »verheugt zich bij de geboorte van Jesus,maar » die vreugde wordt door een groote vrees gevolgd. »Herodes en de gansche stad Jeruzalem spannen »tegen het leven van het kind samen. De »blijdschap herleeft weer in zijn binnenste bij »de aanbidding der Wijzen, maar zij wordt »door nieuwe vrees verstoord: hij moet naar »een vreemd land vluchten.quot;
Wij lezen in de Kerkvaders, dat bij de komst van Jesus in Egypte de godspraken verstomden, de afgodsbeelden beefden, en overeenkomstig deze plaats uit het negentiende hoofdstuk van Isaias: De Egyptische afgoden zullen voor zijn aanschijn heven., (2) op sommige plaatsen
(1) Hom. 8 in Matt. t. VU. p. 123, edit. Beu.
(2) Zie de heilige Atlianasius, l. de Incarn; Easel)ins) Demonst. ev. I. 6., c. 20; de heilige Cyrillus, Cat. 10; de heilige Ambrosius; in Fs. 118, Octon. 5 ; de heilige HieroLimus, in ls.\ Sozomenes, Eist. I. c. 20. , etc
16
DEN H. JOZEF
17
omvergeworpen werden. Ook schrijven de Kerkvaders aan het verblijf des Zaligmakers in Egypte die wonderdadige vruchtbaarheid toe, waardoor dat land gedurende verscheidene eeuwen een tallooze menigte heiligen voortbracht. (1)
Na den dood van Herodes, gaf God Jozef in een vizioen te kennen, dat hg met het kind en deszelfs moeder naar Judea moest terug-keeren. Hij gehoorzaamde met zijn gewone bereidvaardigheid; doch toen hij bij zijn aankomst vernam, dat Archelaüs Herodes was opgevolgd, vreesde hij, dat de zoon alle ondeugden des vaders zou hebben overgeërfd. Hij wilde zich dus niet in zijn rijk vestigen, ondanks al de gemakken, die hij daar voor de opvoeding van het heilig kind zou aangetroffen hebben; daarom begaf hij zich, overeenkomstig het bevel, dat God hem in een droom gaf, naar Galileo,, waar Herodes Antipas, broeder van Archelaüs, regeerde. Hij vestigde zich met der woon te Nazareth, waar de geboorte van Jesus minder gerucht gemaakt had. Als een getrouw volgeling van Mozes, ging hij elk jaar te Jei-uzaleni het Paaschfeest vieren. Van Archelaüs had hij niets meer te vreezen, daar Augustus hem verbannen, en Judea tot een provincie van het Romeinsche rijk gemaakt had.
(1) Zie de Levens der Vaders uit de woestijn,
2
HET LEVEN VAN
Toen Jesns zijn twaalfde jaar bereikt had, ging hij met zijn ouders naar Jeruzalem om het Paaschfeest te vieren. Na het feest sloegen Maria en Jozef weer den weg naar Nazareih in, er niet aan twijfelende of Jesus bevond zich onder hun kennissen en gezelschap. Eerst na verloop van een dag bemerkten zij, dat hij er niet bij was. Uiterst bedroefd keerden zij naar Jeruzalem terug. Drie dagen achter elkander zochten zij hem, en vonden hem eindelijk in den tempel onder de wetgeleerden, naar wie hij luisterde, en die hij vragen deed, wier wijsheid alle aanwezigen in verwondering bracht. Jozef en Maria stonden zelf verbaasd. »Mijn zoon, zeide hem de moeder, nog geheel gedrukt door de droefheid, die het gemis zijner goddelijke tegenwoordigheid haar had veroorzaakt, »mijn zoon waarom doet gij zoo met ons? Reeds drie dagen zoeken uw vader en ik u met groote droefheid.quot;
Jesus antwoordde hun, dat hij in hoedanigheid van Messias verplicht was, zich met zaken, den dienst zijns Vaders betreffende, bezig te houden, en dus ook de tempel de plaats was, waar men hem vinden moest. Door die woorden gaf hij te verstaan, dat hij slechts in het openbaar verschenen was om de glorie zijns Vaders te bevorderen, en de prinsen der synagoge op zijn ontvangst voor te bereiden door hun duidelijk te maken, dat de voorzeggingen der profeten
18
DBJJ H. JOZEF
ten aanzien der komst van den Messias eindelijk vervuld zouden worden. Wij moeten hier opmerken, dat dezelfde Jesus, die Jozef en Maria niet met zijn voornemen om in tempel te blijven en zoodoende aan den eeuwigen Vader te gehoorzamen, bekend gemaakt had, hun in alle andere dingen onderdanig was. Hij vertrok dan met hen uit Jeruzalem, om zich naar Nazareth te begeven.
Daar de Schriftuur ons aangaande den heiligen Jozef verder niets verhaalt, moet hij voor de bruiloft van Cana en het begin van de openbare zending des Verlossers gestorven zijn. Men kan er niet aan twijfelen, of hij heeft het geluk gehad, iu de armen van Jesus en Maria den geest te geven. Daarom ook roept men den heiligen Jozef aan, om de genade eener goede dood en de geestelijke tegenwoordigheid van Jesus te verkrijgen op het oogen-blik, dat over onze eeuwigheid beslist.
Op den feestdag van den heiligen Jozef leest men in de kerk de geschiedenis van den aartsvader van dien naam, die de Eedder van Egypte genoemd werd, omdat hij dat land voor de afgrijselijkheden van den hongersnood had behoed. Maar onze Heilige verdient met veel meer recht dien naam, omdat God hem uitkoos, om het leven van den Verlosser der toereld, dat door een wreeden tiran bedreigd werd, te behoeden. Gaat tot Jozef, zei Pharao
19
HET LBVBN VAN
tot de Egyptenaren. Is het niet alsof wg inwendig een stem hooren, die ons toeroept: Gaat tot Jozef, wendt u met vertrouwen tot hem? Wat zal hij niet van een menschgeworden God verkrijgen, die hem als zijn vader heeft willen beschouwen, en hem op aarde gehoorzaam zijn ?
De vrome Gerson droeg den heiligen Jozef een groote godsvrucht toe, en trachtte die, zooals uit zijn brieven en preeken blijkt, ook anderen in te boezemen. Hij beschreef het leven van dien Heilige in verzen (1), en stelde te zijner eer een officie op. De heilige Theresia koos denzelfden Heilige als hoofdpatroon harer orde. Ziehier hoe zij in het zesde hoofdstuk van zijn leven over hem spreekt: »Ik kies »den glorierijken heiligen Jozef tot patroon, en »beveel mij in alles aan hem aan. Ik herinner »mij niet. God door zijn tusschenkomst ooit »iets gevraagd te hebben, dat ik niet verkreeg. »Nooit heb ik iemand gekend, die hem aan-»riep, zonder aanmerkelijke vorderingen in de »deugd te maken. Ziju invloed bij God is »voor allen, die zich met vertrouwen tot hem »wenden, wonder groot en krachtdadig.quot; (2)
(1) Het is in twaalf gedichten met den titel Josephna verdeeld. Betreffende iedere omstandigheid in het leven van deu Heilige, vindt men er vrome beschouwingen in.
(2) Zie hierachter dat uittreksel uit de werken der heilige ïkeresia.
20
DEÏf H. JOZEF
De heilige Franciscus van Sales heeft zijn negentiende gesprek geheel gewijd aan de aanbeveling der godsvrucht tot den heiligen Jozef, en aan het roemen van zyn deugden, voors.1 zgn maagdelijkheid, nederigheid, volharding en moed.
De Syriërs en andere Oosterlingen houden het feest van den heiligen Jozef op den 20 Juli, maar in de kerken van het Westen wordt het den 19 Maart gevierd. De pausen Gregorius XV en Urbanus VIII hebben, de eerste in 1621 en de andere in 1642, bevolen, dat dit feest verplichtend was.
Zooals het apostolisch besluit van den 10 September 1847 zegt, is er nog een voor allen verplichtend feest, namelijk liet patroonfeest, dat op den derden Zondag na Paschen is gesteld.
21
111. Vèrschillende lofredenen op den heiligen Jozef.
en einde de voorafgaande korte levensbeschrijving te ontwikkelen, en volgens de regelen der Katholieke godgeleerd-ti heid sommige plaatsea uit het Evangelie of de overlevering, die er slechts in aangeroerd is, te verklaren, is het noodig, vrome lezer, n voor oogen te houden, wat sommige welsprekende pennen, en met recht in de Kerk, geachte geleerden daarover geschreven hebben. Dit aanhangsel, aldus door de bevoegdste mannen van gezag met tusschenruimten van geheele eeuwen bij elkander gebracht, maakt bij zulk een onderwerp een verklaring uit, die de christelijke ziel niet genoegzaam kan lezen en over-
§ I. De heilige Bernardinus van Siëne.
De eerste stem, die wij zullen laten hooren, is die van den heiligen Bernardinus van Siëne. Men weet, welk een heerlijke rol die leerling of liever trouwe navolger van den engelachtigen Franciscus van Assisië in de XVe eeuw in de Kerk gespeeld heeft; men kent de kracht zijner prediking te midden der oorlogen van Italië, zijn zegepraal op de ondeugd, in een woord de wouderen van allerlei soort, welke die be-
DEN H. JOZEF
gaafde prediker, die apostel der vereering van den naam Jesus, heeft bewerkt.
De Kerk heeft sommige zijner overwegingen over den heiligen Jozef zoo treffend gevonden, dat zij ze op het patroonfeest van den glorierijken bruidegom van Maria in het Getijdenboek heeft ingelascht:
»Bij alle bijzondere genaden, die aan een schepsel geschonken worden, is het een al-gemeene regel, dat, zoo dikwijls de goddelijke goedheid een ziel een bijzondere roeping oplegt of tot een verheven staat roept, zij haar alle geestelijke gaven schenkt, welke noodig zijn om die zending te volbrengen en haar daarmede overvloedig verrijkt. Dat wordt volkomen bewaarheid in den heiligen Jozef, de aangenomen vader van Onzen Heer en waar-achtigen bruidegom van de Koningin der wereld, van de Oppervorstin der engelen, in hem, die gekozen werd om zijn getrouwe voedstervader, de bewaarder zijner voornaamste schatten, met name zijn Zoon en zijn bruid, te zijn; en die taak heeft hij op wonderbare wijze volbracht. Ook heeft de Heer tot hem gezegd; Goede en getrouwe dienaar, treed de vreugde mos Heer en binnen.
»Als men hem in betrekking tot de Kerk beschouwt, is hij dan niet de uitgelezen, de bijzondere man, door wien en onder wiens bescherming de Christus naar orde en betamelijkheid
23
HET LEVEN VAS
de wereld werd ingeleid? Heefk dus de Kerk aan de Moedermaagd veel te danken, omdat zij waardig werd Jesus Christus door haar te ontvangen, zij is ook een bijzondere vereering en dankbaarheid aan Jozef verschuldigd. Hij toch is de sleuM van het oude Testament, waarin de waardigheid der aartsvaders en profeten haar aangekondigd einde vindt. Hij is de eenige, die naar het lichaam bezeten heeft, wat de goddelijke goedheid aan de anderen beloofd heeft.
»Hij wordt derhalve zeer goel afgebeeld door dien aartsvader Jozef, die koren voor zijn broeders bewaarde. Maar hij overtreft hem verre, want hij heeft niet alleen onder de Egyptenaren het stoffelijk brood des levens uitgedeeld, maar ook met een bewonderenswaardige wijsheid het brood des hemels geschonken, het brood, dat het hemelsch leven onderhoudt. Bijgevolg behoeft men er niet aan te twijfelen, of de zoon heeft in den hemel de genegenheid, den eerbied, de hooge vereering, die hij zijn vader tijdens zijn omwandeling op aarde toedroeg, niet alleen niet geweigerd, maar die zelfs vermeerderd. Met recht wordt er dan ook het zooeven vermelde gezegde aan toegevoegd: Treed binnen in de vreugde mes Heer en...
»Begrijp dit wel: ofschoon de vreugde der eeuwige gelukzaligheid het hart van den mensch binnentreedt, verkoos de Heer tot Jozef te zeggen: Treed binnen in de vreugde, opdat
24
DEN H. JOZEF
men beseffen zon, dat die vreugde niet alleen in zijn hart nederdaalt, maar hem ook van alle kanten omringt en hij er in opgaat; hg ligt er als in een afgrond ingedompeld.
»Gedenk dan onzer, gelukzalige Jozef; laat de stem van uw gebed voor ons tot uw aangenomen zoon doordringen, en geef, dat de heilige Maagd, uw gelukzalige bruid, de moeder van Hem, die in de eeuwen der eeuwen met den Vader en den Heiligen Geest heerscht, ons gunstig zij.quot;
§ II. Uittreksel uit de heilige Tlieresia.
Voor de XVIe eeuw zullen wy aan het Leven der heilige Tlieresia, door haar zelf geschreven,
een bladzijde ontleenen.__Is „het wel noodig te
herinneren, met welk een godsdienstige oplettendheid naar de woorden dier maagd behoort geluisterd te worden, die zich door haar leven, haar stichtingen, haar onsterfelijke geschriften een roem verworven heeft, waarvan de wettigheid en glans in den loop van meer dan drie eeuwen slechts werden bekrachtigd en verhoogd. Ziehier hoe zij ons allen uitnoodigt, om met haar onzen toevlucht tot Jozef te nemen:
gt;Ik nam den glorierijken heiligen Jozef tot voorspreker en beschermer; ik beval mij met aandrang aan hem aan, en zijn bijstand blonk op de zichtbaarste wijze uit. Die zorgvuldige
25
HET LEVEN VAN
26
Vader mijner ziel, die teergeliefde Beschermer haastte zich, mijn lichaam uit den kwijnenden toestand, waarin het vervallen was, op te heffen, even gelijk hij mij aan grootere gevaren van anderen aard, gevaren, die mijn eeuwige zaligheid bedreigden, ontrukt heeft. Tot overmaat van geluk heeft hij altijd mijn gebeden en wenschen meer dan verhoord. Ik herinner mij niet, hem tot dus ver ooit iets gevraagd te hebben, dat hij mij niet toestond. Welk een tafereel zou ik kunnen ontrollen, als het mij gegeven was, een overzicht te geven van de groote genaden, waarmede God mij door tusschenkomst van dien gelukzaligen Heilige heeft overladen, en van de gevaren, waaruit hij mij naar ziel en lichaam heeft gered! De Allerhoogste scheukt aan de overige heiligen slechts de genade om ons in deze of die behoefte bij te staan, maar de glorierijke heilige Jozef, ik weet het bij ondervinding, heeft de macht gekregen om ons in alle behoeften, zonder uitzondering, te hulp te komen. De Heer wil ons daardoor doen begrijpen, dat hij, evenals hij hem op deze aarde van ballingschap onderdanig was, dooi* in hem het gezag van een voedstervader en leidsman te erkennen, er nog behagen in schept in den hemel zijn wil te doen, door ieder verzoek van hem in te willigen. Dit hebben andere personen, die ik aangeraden
DEN H. JOZEF
had, zich aan dien onvergelijkelijken beschermer aan te bevelen, even als ik, ondervonden; ook begint het getal geloovigen, die hem vereeren, zeer aan te groeien, en de goede uitwerkselen zijner bemiddeling bevestigen van dag tot dag de waarheid mijner woorden. Ik legde voor zijn feest al den ijver, waartoe ik in staat was, aan den dag; ik wilde, dat het met de
luisterrijkste praal gevierd werd..... Daar ik
door een zoo langdurige ondervinding den ver-bazenden invloed van den heiligen Jozef bij God ken, zou ik iedereen willen overhalen, hem een bijzondere vereering toe te dragen. Tot dus ver heb ik hen, die een ware en door daden gesteunde godsvrucht jegens hem aan den dag legden, altijd vorderingen in de deugd zien maken; want die hemelsche beschermer begunstigt op treffende wijze den geestelijken vooruitgang der zielen, die zich aan hem aanbevelen. Eeeds vraag ik hem verscheidene jaren op zijn feestdag een bijzondere genade, en altijd heb ik mijn wenschen vervuld gezien. Als mijn verzoek door de een of andere onvolmaaktheid maar eenigzins van het doel der goddelijke glorie afweek, herstelde hij die op bewonderenswaardige wijze, ten einde mij er grooter voordeel uit te doen trekken.
»Als ik tot schrijven bevoegd was, zou het mij een waar genoegen zijn, in een omstandig verhaal alle genaden te boek te stellen, die
27
HET LEVEN VAN
zoo velen, even als ik, aan dien grooten Heilige te danken hebben. Om dus niet den engen kring, mij door de gehoorzaambeid voorgeschreven , te buiten te gaan, zal ik tegen mijn wensch over sommige dingen vluchtig moeten
heen stappen..... Daarom bepaal ik mij er-
bij, allen, die mij niet mochten gelooven, ter liefde Gods te smeeken, zelf de proef te nemen: zij zullen bij ondervinding inzien, hoe heilzaam het is, zich aan dien glorierijken Aartsvader aan te bevelen eu hem op een bijzondere wijze te vereeren. Vooral zij, die bidden, moesten hem steeds met kinderlijke liefde beminnen. Ik begrijp niet, hoe men aan de Koningin der engelen, en aan al het verdriet, dat zij in de teedere jeugd van het goddelijk kind Jesns te verduren had, kan denken, zonder den heiligen Jozef voor de zoo volkomen toewijding, waarmede hij beiden te hulp kwam, te bedanken.
»Laat hem, die niemand vindt om hem het bidden te leeren, dien bewonderenswaardigen Heilige tot meester kiezen, en onder zijn leiding behoeft hij niet te vreezen, dat hij verdwalen zal. De Heer geve, dat ik zelf niet verdwaald zij, door de vermetelheid zoo ver te drijven, dat ik van hem durfde spreken! Ik maak, wel is waar, de bijzondere vereering, die ik hem toedraag, openbaar, maar wat de daden betreft, die moeten strekken om hem te verheerlijken en zijn deugden na te volgen, daarin ben ik altijd zeer achterlijk gebleven.quot;
28
DEN H. JOZEF
§ III. Lofreden van JBossuet op den heiligen Jozef.
Dat stille en geheel verborgen leven van den bruidegom der heilige Maagd zou bij den eersten oogopslag voor het genie van Bossuet een ondankbaar onderwerp kunnen schijnen. Zijn hooge wijsbegeerte, die zich slechts gaarne in den verhevensten gedachtenkring beweegt, zijn verbeeldingskracht, die altijd overhelt naar het overwegen van datgene, wat de Bijbel en de Kerkvaders het treffendst en verhevenst aanbieden , zijn gewoonte van studeeren en preeken, dat alles, zeggen wij, zou den schijn kunnen geven, alsof hij niet in staat was een lofrede te houden op een Heilige, wiens stil en vreedzaam leven voor hen, die aan het beschouwend leven gewoon zijn, slechts eenige punten van bespreking schijnt op te leveren. En toch, wat zouden wij ons vergissen met te vooronderstellen, dat het zoo geweest is ! Neen, neen — en laat dat voor ons een reden te meer zijn om tot vereering van den heiligen Jozef op te wekken — de adelaar van Meaux heeft dat onderwerp niet alleen niet beneden zijn toehoorders of beneden zich zei ven geacht, maar hij heeft het zelfs minstens tweemaal willen behandelen. Wij vinden het bewys daarvoor in de beide gedrukte redevoeringen, die ons overgebleven zijn, en wier schoonheid volgens het zeggen van de beste deskundigen in geen enkel opzicht voor die zijner overige werken behoeft onder te doen.
29
HET LEVEN VAN
30
Beiden werden omstreeks 1660 voor de koningin-moeder uitgesproken. Ziehier de eerste: Het is onder de menselien een algemeen gevestigd gevoelen, dat een in bewaring gegeven schat iets heiligs heeft, en wij hem voor dengenen, die hem ons toevertrouwt, niet alleen uit getrouwheid, maar ook uit een soort van godsdienstig gevoel moeten bewaren. Ook zegt ons de groote heilige Ambrosins in het tweede boek zijner Getijden (Cap. XXIX, Tom. II, Col, 105), dat het onder de geloovigen een algemeen aangenomene, godvruchtige gewoonte was, alles, wat zij met zorg wilden bewaren, naar de bisschoppen en hun geestelijkheid te brengen, om het bij de altaren neer te leggen, en zulks door de heilige overtuiging, die zij hadden, dat zij hun schatten niet beter konden plaatsen dan daar, waar God zelf, de zijne, dat wil zeggen, die heilige . geheimen, heeft neergelegd. Die gewoonte was op het voorbeeld der oude Synagoge in de Kerk ingeslopen. Wij lezen in de gewijde Geschiedenis, dat de tempel van Jeruzalem de plaats was, waar de Joden hun schatten bewaarden, en bij de ongewijde schrijvers {Herodian. hist., lib. I), zien wij, dat de heidenen hun valsche godheden de eer bewezen , hun schatten in de tempels dier afgoden te bergen en aan hun priesters toe te vertrouwen : alsof de natuur ons leerde, dat het in bewaring geven van een schat iets gods-
DEN H. JOZEF
dienstigs heeft, en derhalve niet beter kan geschieden dan ter plaatse, waar men de Godheid vereert en in handen van hen, die door den godsdienst gewijd zijn.
Maar als er ooit een schat was, die verdiende heilig genoemd, en dus ook heilig bewaard te worden, was het de schat, waarover ik spreken moet, en dien de Voorzienigheid des eeuwigen Vaders aan den rechtvaardigen Jozef toevertrouwde, en wel zoodanig, dat zijn huis mij als een tempel toeschijnt, omdat een God daarin wil wonen en zich daar in bewaring geven, en Jozef heilig moet geweest zijn om dien heiligen schat te kunnen bewaren. Inderdaad, Christenen , hij is het geweest: zijn lichaam was het door de onthouding, en zijn ziel door alle gaven der genade.
»Ik wend mij tot u, o goddelijke Maagd Maria, om van God deze genade voor mij te verkrijgen; ik verwacht alles van uw bijstand, als ik de glorie van uw Bruidegom moet vieren. O Maria, gij hebt de uitwerksels der genade, die hem vervuld heeft, gezien, en ik heb uw hulp noodig, om ze dit volk te doen begrijpen. Wanneer kan men krachtiger tusschenkomst van u verwachten dan daar, waar het den kuischen bruidegom geldt, dien de Vader voor u uitgekozen had, om de zuiverheid, die u zoo dierbaar en zoo kostbaar is, te bewaren? Wij nemen dus onzen toevlucht tot u, o Maria,
31
HKT LEVEN VAN
terwijl wij u met den engel groeten, zeggende: yive, Maria.
iBij het doel, dat ik mg voorgesteld heb, om den lof van den heiligen Jozef te gronden, niet op twijfelachtige gissingen, maar op een degelijke leer, uit de goddelijke Schrifturen, en de Kerkvaders, als haar getrouwe uitleggers, getrokken, kan ik niets doen, dat beter met de plechtigheid van dezen dag overeenstemt, dan u dien grooten Heilige voor te stellen als een man, dien God onder alle anderen uitkoos, om hem zijn schat in handen te geven, en hem hier op aarde als bewaarder daarvan aan te wijzen. Ik wil u vandaag doen zien, dat, aangezien niets daarmee beter overeenstemt, er ook niets bestaat, dat doorluchtiger is; en dat die schoone titel van schatbewaarder, door ons Gods plannen met dien gelukzaligen aartsvaders te doen kennen, ons ook de bron van al zijn genaden, en den hechten grondslag voor al zijn lof aanwijst.
»En in de eerste plaats. Christenen, is het gemakkelijk u aan te toonen, hoezeer hem die hoedanigheid tot eer verstrekt. Want als de naam van schatbewaarder een bewijs van achting in zich bevat, en hulde aan de eerlijkheid brengt; als wij een schat in bewaring willen geven, en tot dat einde onder onze vrienden diegenen uitkiezen, wier trouw het meest beproefd is, kortom onze beste, onze meest ver-
32
DEN H. JOZEF
trouwde vrienden: hoe groot is dan niet de glorie van den heiligen Jozef, dien God als bewaarder aanstelde, niet alleen van de allerzaligste Maagd, die door haar engelachtige reinheid in zijn oogen zoo aangenaam is, maar ook van zijn eigen Zoon, die het eenig voorwerp van zijn welbehagen en de eenige hoop onzer zaligheid is : zoodat de heilige Jozef in den persoon van Jesus Christus als bewaarder van den gemeenschappelijken schat van God en de menschen wordt aangewezen. Welke lofspraak kan tegen de grootheid en majesteit van dien titel opwegen ?
»Als die titel dus roemrijk is, dierbare ge-loovigen, en zoo vleiend voor hem, wiens lof ik vandaag moet verkondigen, moet ik met behulp, der genade een zoo groot geheim doorzien; en laat ik u, terwijl ik uit onze Schrifturen alles, wat mij daarin omtrent Jozef (ezen, bijeenvat, doen zien, dat alles op de schoone hoedanigheid van schatbewaarder neerkomt. Ik vind dan in de Evangeliën, dat de goddelijke Voor zienigheid den rechtvaardigen Jozef drie schatten toevertrouwde, en tevens vind ik er drie deugden in, die boven alle andere uitblinken, en met dien drievoudigen schat in overeenstemming zijn; dit wil ik ordelijk voor u uiteen zetten: gelief mg met aandacht te volgen.
»De eerste van alle schatten, die aan zijn beproefde eerlijkheid werd toevertrouwd, (ik
33
HET LEVEN VAN
34
bedoel de eerste naar de volgorde van tijd) is de heilige maagdelijkheid van Maria, die tij steeds als een ge wij den schat, dien hij niet mocht aanraken, heeft bewaard. Ziedaar de eerste schat. De tweede en verhevenste is de persoon van Jesns Christus, dien de hemelsche Vader in zijn handen stelde, opdat hij dat heilig Kind, hetwelk op aarde geen Vader kan hebben, tot Vader zou verstrekken. Gij ziet reeds twee groote en verheven schatten aan Jozefs zorgen toevertrouwd, geliefde christenen, maar ik bespeur nog een derden, dien gij bewonderenswaardig zult vinden, als ik hem u duidelijk kan verklaren. Om dat te begrijpen, moet men in aanmerking nemen, dat een geheim als het ware een schat is. Men schendt de heiligheid van een schat, als men het geheim eens vriends verraadt, en de wetten leeren ons dat, als gij het geheim van het testament, dat ik u toevertrouw, durft schenden, ik tegen u optreden kan als tegen iemand, die zich aan den schat vergrepen heeft: Depositi actione tecum agi posse, zooals de rechtsgeleerden zeggen. En de reden daarvan is duidelijk: want het geheim is als een schat. Daaruit kunt gij gemakkelijk afleiden, dat Jozef de schatbewaarder van den eeuwigen Vader is, omdat hij hem zijn geheim heeft medegedeeld. En welk geheim? Een bewonderenswaardig geheim, het geheim der menschwording van zijn Zoon. Want het
DEN H. JOZEF
is ïi niet onbekend, dierbare geloovigen, dat God besloten had, Jesus Christus niet aan de wereld te vertoonen, voordat het nur daartoe gekomen zou zijn; en de heilige Jozef is niet alleen uitverkoren geworden om hem te bewaren , maar ook om hem te verbergen. Ook lezen wij bij den evangelist, {Luc. II, 33.) dat hij met Maria, alles wat van den Zaligmaker gezegd werd, bewonderde: maar wij zeggen niet, dat hjj sprak, omdat de eeuwige Vader hem het geheim onder verplichting tot geheimhouding mededeelde; en dat geheim is een derde schat, dien de Vader bij de heide andero voegde, en dien God, zooals de groote heilige Bernardus zegt, als het heiligste geheim zijns harten aan zijn hoede toevertrouwde: Cui tuto cornrnitteret sÉcretissimum atque sacratissimum sui cordis arcanum (Super missus est. hom. II. n. 16. tom. I. col. 742.) Wat zijt gij Gode dierbaar, o onvergelijkelijke Jozef, omdat hij u die drie groote schatten, de maagdelijkheid van Maria, zijn eenigen Zoon en zijn grootste geheim toevertrouwde.
»Doch meent niet, christenen, dat hij voor al die genaden ondankbaar is. Als God hem met zooveel vertrouwen vereert, biedt hij God van zijn kant het offer van drie deugden aan, die ik in het Evangelie opmerk. Ik twijfel er niet aan, of zijn leven was rijk aan alle andere; maar dit zijn de drie voornaamste, die God wil, dat wij in
35
HET LEVEN VAN
36
zijn Schriftuur zullen zien. De eerste is zijn reinheid, blijkbaar uit zijn onthouding in het huwelijk, de tweede, zijn getrouwheid, de derde zijn nederigheid en zgn liefde voor het verborgen leven. Wie ziet de reinheid van Jozef niet in die heilige eenheid van kuische begeerten en die bewonderenswaardige overeenstemming met de maagdelijkheid van Maria in hun geestelijken echt. De tweede, zijn getrouwheid in de onvermoeide zorg, die hij voor Jesus draagt te midden van zooveel tegenheden, die dat goddelijk Kind van het begin zijns levens overal volgen. De derde, zyn nederigheid, doordien hij, door een buitengewone genade van den eeuwigen Vader een zoo grooten schat bezittende, verre van zich daarop te beroemen of zijn bevoorrechting te doen uitkomen, zich zooveel hij kan voor het oog der wereld verbergt, en stil en vreedzaam met God het geheim, dat hij hem openbaarde, benevens de eindelooze rijkdommen, die hij onder zijn hoede stelde, geniet. Ach! hoeveel grootheid en belangrijke lessen ontdek ik hier! Wat zie ik heerlijkheden in die schatten, wat zie ik voorbeelden in die deugden, en wat zal de uiteenzetting van een zoo schoon onderwerp roemrijk zijn voor Jozef en vruchtbaar voor alle geloovigen! Doch laat ons, om in een zoo gewichtige aangelegenheid niets over het hoofd te zien, dieper in het geheim doordringen, en Gods inzichten met
DEN H. JOZEF
den onvergelijkelijken Jozef geheel en al be-, wonderen. Laat ons, na de schatten, na de deugden gezien te hebben, hun onderlinge betrekking nagaan, en deze toespraak verdeelen.
»Welk een deugd moet Jozefs deel niet zijn om de maagdelijkheid van Maria onder den sluier des huwelijks te kunnen bewaren? Welk een engelachtige zuiverheid moet de zijne niet zijn om eenigermate aan de vlekkelooze reinheid zijner kuische Bruid te kunnen beantwoorden? Welk een kracht wordt er niet vereischt, om den Zaligmaker Jesus onder zooveel vervolgingen, die hem van zijn kindsheid af overstelpen, te kunnen behoeden? Welk een onschendbare trouw, om in geen enkel gevaar te wankelen? Eindelijk, welke andere deugd zal hem in het bewaren van het hem toevertrouwde geheim beschutten, tenzij die bewonderenswaardige nederigheid, die het oog der menschen vreest, die zich aan de wereld niet vertoonen wil, maar zich met Jesus Christus gaarne verbergt? Depositum custodi: o Jozef, bewaar den schat; bewaar de maagdelijkheid van Maria; en om ze in het huwelijk te bewaren, voeg er uw zuiverheid aan toe. Bewaar dat kostbaar leven, waarvan de zaligheid der menschen afhangt; en wend, om het te midden van zooveel moeielijkheden te bewaren, de getrouwheid uwer zorgen aan. Bewaar het geheim des eeuwigen Vaders; hij wil, dat zijn Zoon voor
37
HET LEVEN VAN
de wereld ver1oorgen blij re; strek hem tot een heiligen sluier, eu wikkel u met hem, uit liefde tot het verborgen leven, in den sluier der vergetelheid, die hem bedekt. Dit heb ik mij voorgesteld, u met den bijstand der genade te verklaren.
Eerste punt.
Om goed te kunnen begrijpen, hoezeer God den grooten heiligen Jozef vereert, als zijn voorzienigheid de maagdelijkheid van Maria in zijn handen stelt, is het noodig, dat wij vóór alles beseffen, hoe dierbaar die maagdelijkheid aan den hemel, hoe nuttig zij voor de aarde is; en zoo zullen wij uit de eigenschap van den schat gemakkelijk tot de waardigheid des bewaarders besluiten. Laat ons die waarheid dus in haar waar licht stellen en uit de gewijde letteren aantoouen, hoe noodzakelijk de maagdelijkheid was om Jesus Christus tot de wereld te trekken. Het is u niet onbekend, christenen, dat God overeenkomstig een besluit zijner Voorzienigheid, even als hij van alle eeuwigheid zijn Zoon door een maagdelijke voortplanting voortbracht, dit ook zou doen, als hij in den tijd uit een maagdelijke moeder zou geboren worden. Daarom hadden de profeten voorspeld, dat een maagd een zoon zou baren: {Isaïas VII.: 14) onze vaderen hebben in die hoop geleefd, en het Evangelie heeft
38
DEN H. JOZEF 39
er ons de heilrijke vervulling van doen zien. Maar als het den mensch vergund is, de oorzaken van een zoo groot geheim na te sporen, dunkt mij, dat ik een zeer gewichtig ontdek, en ik bij het onderzoeken van den aard der heilige maagdelijkheid volgens de leer der Kerkvaders, er een geheime deugd in ontwaar, die den Zoon Gods eenigermate verplicht door haar tusschenkomst op de wereld te komen.
Inderdaad, laat ons aan de oude leeraars vragen, welke omschrijving zij van de christelijke maagdelijkheid geven. Zij zullen ons eenstemmig antwoorden, dat zij een navolging van het leven der engelen is, dat zij den mensch door het verachten van alle vleeschelijke genoegens boven zijn lichaam stelt, en het vleesch dermate verheft, dat zij het, als wij zoo spreken mogen, eenigermate met de zuiverheid der geesten gelijk stelt. Verklaar ze ons, o groote Augustinus, en zeg ons in één woerd, welken dunk gij van de maagden hebt. Zie, hier een schoon gezegde: Hahent aliquid jam non carnis in came. (De sancta Virginit. n. 12. tom. VI. col. 346.) Zij hebben, zegt hij, iets in hun vleesch, dat geen vleesch is, en meer aan den engel dan aan den measch doet denken.
Gij ziet dus, dat de maagdelijkheid volgens dien Kerkvader als het midden tusschen geest en lichaam houdt en ons de geestelijke natuur
HET LEVEN VAN
nabij brengt: en van daar is het gemakkelijk te begrijpen, hoezeer die deugd het geheim der menschwording moest bevorderen. Want wat is het geheim der menschwording? Het is de zeer innige vereenigin r van God met den mensch, van de godheid met het vleesch. »Het Woord is vleesch geworden,quot; zegt de evangelist {Joan. I.: 14.) ziedaar de vereeniging, ziedaar het geheim.
»Maar, beminde geloovigen, is het niet, alsof er een te groote wanverhouding tusschen de bedorvenheid onzer lichamen en de onsterfelijke schoonheid van dien reinen geest bestond, en het dus niet mogelijk is twee zoo uiteenloopende naturen te vereenigen? Om die reden ook wordt de maagdelijkheid tusschen beiden gesteld, om ze door haar bemiddeling nader bij elkander te brengen. En inderdaad, wij zien, dat het licht, als het op ondoorschijnende lichamen valt, ze nooit kan doordringen, omdat hun donkerheid het zulks belet; het is daarentegen alsof het, zijn stralen terugkaatsende, wijkt; maar als het een doorschijnend lichaam ontmoet, dringt het daarin door, en vereenigt zich daarmede, omdat het er den glans en de doorschijnendheid in vindt, die zijn eigen natuur nabijkomt, en eenigzins op het licht gelijkt. Zoo kunnen wij zeggen, beminde geloovigen, dat de goddelijkheid van het eeuwig Woord, toen zij zich met een sterfelijk lichaam wilde vereenigen ,
40
DEN H. JOZEF
de tusschenkomst der heilige maagdelijkheid inriep, die iets geestelijks heeft, en daardoor het vleesch eenigermate kon voorbereiden om met dien reinen geest vereenigd te worden.
»Maar opdat gij niet zoudt meenen, dat ik uit mij zei ven zoo spreek, zult gij die waarheid uit den mond van een vermaard Oostersch bisschop vernemen, namelijk van den grooten Gregorius van Nysse, wiens eigen woorden ik letterlijk aanhaal. De maagdelijkheid, zegt hij, is oorzaak, dat God niet weigert onder de mensehen af te dalen: zij geeft den mensch vleugelen om hemelwaarts te stijgen; en daar zij de gewijde band der gemeenzaamheid van den mensch met God is, brengt zij door haar tusschenkomst dingen met elkaar in overeenstemming, die uit hun aard zoo ver van elkander zijn gescheiden : Quagt; adeo natura distant ipsa intercedens sua virtute conciliat, adducitque in con-cordiam. (De Virginit. cap. II. torn III. pag. 116.)
»Kan men de waarheid, die ik u voorhoud, wel in duidelijker woorden zeggen? En blijkt u daaruit niet èn de waardigheid van Maria èn die van Jozef, haar getrouwe bruidegom? De waardigheid van Maria blijkt n daaruit, dat haar allerheiligste maagdelijkheid van eeuwigheid werd uitverkoren, om Jesus Christus aan de wereld te geven; en de waardigheid van Jozef blijkt daaruit, dat die zuiverheid van Maria, die onze natuur zoo nuttig geweest is,
41
HET LEVEN VAN
aan zijn zorgen werd toevertrouwd, en hij dat voor de wereld zoo onmisbaar kleinood heeft bewaard. O Jozef, bewaar dien schat; Depositum custodi. Bewaar hartelijk den ge wij den schat der zuiverheid van Maria. Nu het den eeuwigen Vader behaagt, de maagdelijkheid van Maria onder den sluier des huwelijks in veiligheid te brengen, kan zij zonder u niet behouden blijven; en uw zuiverheid is der wereld ook eenigzins onmisbaar geworden door de roemrijke taak, die haar opgelegd werd, om die van Maria te bewaren.
»Thans moet ik n een schouwspel voor oogen houden, waarover de gansche natuur verbaasd staat, ik bedoel dat hemelsch huwelijk, dat door de Voorzienigheid bestemd werd, om de maagdelijkheid te beschermen, en door dat middel Jesus Christus aan de wereld te schenken Maar wie zal my in die zoo moeilijke onderneming beter ten gids verstrekken dan de onvergelijkelijke Augustinus, die op een zoo heilige wijze over dat onderwerp handelt? Luistert naar dien geleerden bisschop {De Genes, ad litt. lib. IX. cap. VIL n. ] 2. t. UI. part. 1. col. 247.), en volgt nauwkeuriff dengang zijner '-edachten. Vóór alles
O O O O
merkt hij op, dat er in het huwelijk drie banden zijn.Vooreerst is daarin een heilige overeenkomst, waardoor zij, die men vereenigt, zich geheel aan elkander schenken : ten tweede treft men er de huwelijksliefde in aan, waardoor zij elkander we-derkeerig een hart -toewijden, dat geen andere
42
DEN H. JOZEF
liefde meer kent: eindelijk zijn daar de kinderen, die een derden band uitmaken, omdat de liefde der ouders, die zich om zoo te zeggen in die gemeen-schappelijke vruchten van hun huwelijk ontmoet, den liefdeband met een nieuwen knoop toehaalt.
»De heilige Augnstinns vindt die drie dingen in het huwelijk van den heiligen Jozef, en toont ons aan, dat alles daarbij samenloopt om de maagdelijkheid te bewaren. [Contra Julian, lib. V. cap. XII. n. 4G. toni. X. col 652.) In de eerste plaats vindt hij er de heilige overeenkomst in, waarbij zij zich aan elkander geschonken hebben; en daar moeten wij de zegepraal der zuiverheid in de waarachtigheid van dit huwelijk bewonderen. Want Maria behoort Jozef en J ozef de goddelijke Maria toe, zoodat hun huwelijk zeer echt is, want zij hebben zich aan elkander geschonken. Maar op welke wijze hebben zij zich aan elkander gegeven? Zuiverheid, ziehier uw zegepraal. Zij schenken elkander wederkeerig hun maagdelijkheid, en boven die maagdelijkheid staan zij elkander wederkeerig een recht af. Welk recht? dat van ze voor elkander te bewaren. Ja, Maria heeft het recht de maagdelijkheid van Jozef te bewaren, en Jozef heeft het recht de maagdelijk vau Maria te bewaren. Geen van beiden kan erover beschikken, en de gansche trouw van dat huwelijk bestaat in het bewaren der maagdelijkheid. Ziedaar de beloften , die hen bijeen brengen,
43
HET LEVEN VAN
ziedaar de overeenkomst;, die hen bindt. Het zijn twee maagdelijkheden, die zich vereenigen, om door een kuische overeenstemming van reine begeerten voor eeuwig door elkander bewaard te big ven, en mij dunkt twee sterren te zien, die slechts met elkander in aanraking komen, omdat haar licht samengaat. Dat is de band van dat huwelijk, te sterker, zegt Augustinus, {De Nupt. et Coucup. Kb. 1. u, 12. torn. X. col. 286) daar de beloften, die zi] elkander gedaan hebben, juist doordat zij heiliger zijn, onschendbarer moeten wezen.
»Wie zou u nu kunnen zeggen, welke de huwelijksliefde dier gelukzalige echtelingen moest zijn? Want, o heilige maagdelijkheid, uw vuur is te sterker, naarmate het reiner en meer aan alles onthecht is; en het vuur der begeerlijkheid, dat in onze lichamen brandt, kan nimmer den gloed van de kuische omhelzingen der geesten, die door liefde tot de zuiverheid met elkander vereenigd zijn , evenaren. Ik zal niet naar woorden zoeken, om deze waarheid te bewijzen; maar ik zal ze vaststellen naar aanleiding van een groot wonder, dat ik bij den heiligen Gregorius van Tours in het eerste boek zijner geschiedenis vind op-geteekend (Histor. Franc. Lib. 1. n. 42. pag. 31 et seq.). Het verhaal zal u bevallen en minstens uw aandacht ontspannen. Hij zegt, dat twee aanzienlijke personen van den hoogsten
44
DEN H. JOZEF
45
adel uit Auvergne, die in den echt in volmaakte onthouding geleefd hadden, een beter leven ingingen, en hun lichamen, op twee tamelijk ver van elkander gelegen plaatsen begraven werden. Maar ei geschiedde iets vreemds: zij konden die harde scheiding niet lang verdragen, en iedereen stond verbaasd, toen men plotseling; zonder dat iemand er de hand in had gehad, die beide graven vereenigd zag. Christenen, wat beteekent dit wonder? Is het niet, alsof die kuische dooden zich beklagen, zoo ver van elkander verwijderd te zijn? Is het niet, alsof zij ons zeggen, want gij moet mij veroorloven hun leven en stem te geven, omdat God hun de beweging geeft, is het niet, alsof zij u zeggen: En waarom heeft men ons willen scheiden? Wij zijn zoo lang bij elkander geweest, en hebben ons als dooden gedragen, omdat wy alle gevoel van doodelijke genoegens hebben uitgedoofd; en nu wij jaren lang gewoon geweest zijn als dooden met elkander te verkeeren, moet de dood ons niet scheiden. Ook stond God toe, dat zij nader bij elkander kwamen, om ons door dat wonder te toonen, dat de vlammen, waarin de begeerlijkheid zich mengt, niet van de schoonsten zijn, maar dat twee maagdelijkheden, voor een geestelijk huwelijk goed vereenigd, er voortbrengen, die veel sterker zijn, en naar het schijnt zelfs onder de asch des doods bewaard kunnen worden.
HET LEVEN VAN
Daarom voegt Gregorius van Tours, die deze geschiedenis besclarijffc, erbij, dat de bevolking dier streken deze graven gewoonlijk de graven der beide geliefden noemden; alsof die bevolking had willen zeggen, dat het echte geliefden waren, omdat zij elkander naar den geest beminden.
»Maar waar werd die geestelijke liefde ooit zoo volmaakt aangetroffen, als in het huwelijk van den heiligen Jozef? Daar was de liefde geheel hemelsch, omdat al hun vuur en begeerten slechts ten doel hadden, de maagdelijkheid te bewaren; en het is gemakkelijk, dit te begrijpen. Want zeg ons, o goddelijke Jozef, wat hadt gij in Maria lief? Ach, zeker niet die sterfelijke schoonheid, maar die verborgene, die inwendige schoonheid, waarvan de maagdelijkheid het voornaamste sieraad was. Het was dus de zuiverheid van Maria, die het kuische voorwerp zijner liefde uitmaakte; en hoe meer hij die zuiverheid beminde, des te meer wilde hij ze, eerstens in zijn heilige echtgenoot, en ten tweede in zich zeiven door een volmaakte eenheid van hart bewaren: zoodat zijn huwelijksliefde met afwyking van den gewonen loop geheel daarheen gericht was: de maagdelijkheid van Maria te bewaren. O goddelijke en geestelijke liefde! Christenen, wekt het uw bewondering niet, hoe alles in dit huwelijk samenloopt, om dien heiligen
46
DEN H. JOZEF
schat te behouden? Hun beloften zijn gansch rein, hun liefde is geheel maagdelijk: thans blijft er ons over, te zien wat er nog be-wonderenswaardigers in is, namelijk de heilige vracht van dat huwelijk, ik bedoel Jesus den Verlosser.
»Maar mij dunkt, gij staat erover verwonderd, my zoo bepaald te hooren zeggen, dat Jesus de vrucht van dat huwelijk is. Wij begrijpen wel, zult gij zeggen, dat de onvergelijkelijke Jozef door zijn zorgen de vader van Jesus Christus is; maar wij weten, dat hij aan zijn gelukzalige geboorte geen deel genomen heeft. Hoe verzekert gij ons dan, dat Jesus de vrucht van dat huwelijk is ¥ Dat schijnt misschien onmogelijk: wanneer gij n echter de vele gewichtige waarheden voor den geest brengt, die wij, dunkt mij, zoo goed gestaafd hebben, hoop ik, dat gij mij gemakkelijk toegeven zult, dat Jesus, het gezegend kind, eeniger-mate uit de maagdelijke vereenigiug dier echtelingen is voortgesproten. Want, beminde ge-loovigen, hebben wij niet gezegd, dat de maagdelijkheid van Maria Jesus Christus uit den hemel lokte? Is Jesus niet de gewijde bloem, die aan de maagdelijkheid ontsproot ? Is hij niet de gelukzalige vrucht, die door de maagdelijkheid werd voortgebracht? Ja, zeker, zegt de heilige Fulgentius, »hg is de vrucht, het sieraad, de prijs en de belooning der hei-
47
HET LEVEN VAN
lige maagdelijklieidSanctm virginitatis fructus, decus et munus. (Ad Prob. Epist. III. n. 6. p. 165.) Door haar zuiverheid heeft Maria den eeuwigen Tader behaagd; om haar zuiverheid stort zich de Heilige Geest over haar uit, en haakt naar omhelzingen, om haar met een hemelsche kiem te vervullen. En kan men nu niet zeggen, dat zij door haar reinheid vruchtbaar werd? En als zij door haar reinheid vruchtbaar werd, vrees ik niet meer te verzekeren, dat Jozef aan dat wonder deel had. Want was die engelachtige zuiverheid het eigendom der goddelijke Maria, zij was ook de schat, dien de rechtvaardige Jozef bewaren moest.
»Maar ik ga nog verder, christenen; sta mij toe, dat ik van mijn tekst afwijke, en op mijn eerste gedachten terugkom, om u te zeggen, dat de zuiverheid van Maria niet alleen de schat is, waarvoor haar kuische bruidegom moest waken, maar ook zijn eigendom. Zij behoort hem toe door zijn huwelijk, zij behoort hem toe door de kuische zorgen waarmede hij ze bewaard heeft. O vruchtbare maagdelijkheid! als gij Maria's eigendom zijt, zijt gij ook eigendom van Jozef, Maria heeft ze toegfewijd. Jozef behoudt ze; en beiden bieden zij ze den eeuwigen Vader aan, als een goed, dat zij met gemeen-schappelijke zorg bewaakten. Daar hij dus zooveel deel heeft aan de maagdelijkheid van
48
DEN H. JOZEF 4amp;
Maria, heeft hij ook deel aan de vrucht, die zij draagt: daarom is Jesus zijn zoon, niet in waarheid naar het vleesch; maar hij is zijn zoon naar den geest wegens het maagdelijk bondgenootschap, dat hem aan zijn moeder bindt. En de heilige Augustinus heeft het in één woord gezegd: Propter quod fidele conjugium parentes Christi vocari ambo meruerunt. (De Nupt. et Concup. lib. I ubi supra.) O geheim van zuiverheid! o gelukzalig vaderschap! o onvergankelijk licht, dat overal in dit huwelijk schittert!
«Christenen, laat ons die dingen overwegen, passen wij ze op ons zeiven toe: alles geschiedt hier uit liefde tot ons: doen wij dan ook ons voordeel met hetgeen tot ons heil gedaan wordt. Ziet, hoe kuisch, hoe onschuldig de leer des Christendoms is. Zullen wij nooit begrijpen , wie wij zijn? Welk een schande, dat wij ons dagelijks met alle soorten van onzuiverheden bezoedelen, wij, die te midden van zoo kuische geheimen zijn opgevoed? En wanneer zullen wij begrijpen, hoe waardig onze lichamen zijn sedert de Zoon Gods er zoo een heeft aangenomen ? »Het vleesch, zegt Tertullianus, moge, » voordat het door zijn meester werd aangenomen, gt;bedrieglijk, of liever bedorven geweest zijn, gt;het was de gave des heils niet waardig of » voor zijn heilige roeping niet geschikt. Het was »nog uit Adam; door schoonheid aan te hangen
HET LEVEN VAN
50
»611 steeds zijn oogen ter aarde te vestigen, »werd het nog door begeerlijkheid gekweld. Het »was onrein en bezoedeld, omdat het niet in »het doopsel gewasschen was. Maar sedert een »God bij zijn menschwording niet op de wereld » wilde komen, tenzij door de heilige maagdelijk-»heid daartoe aangetrokken, sedert hij de heiligsheid des huwelijks beneden zich aanschouwde, »sedert hij een Maagd tot Moeder wilde hebben, »en hij niet geloofde, dat Jozef waardig was »voor zijn leven zorg te dragen, tenzij door ï onthouding daartoe voorbereid; sedert zijn bloed, »om ons vleesch te wasschen, een heilzaam water sheeft geheiligd, waarin het alle onreinheden »zijner eerste geboorte kon achterlaten, moeten »wij begrijpen, beminde geloovigen, dat het »vleesch sinds dien tijd geheel andera is. 't Is siiiet meer dat vleesch, uit slijk gevormd, en » door de begeerlijkheid voortgebracht; 't is een »vleesch, dat door den Heiligen Geest en een »zeer helder water herboren en hernieuwd is.quot; Hebben wij dus eerbied, broeders, voor onze lichamen, die ledematen van Jesus Christus zijn; wachten wij ons, dat vleesch, dat door het doopsel zijn maagdelijkheid herkreeg, aan de ontucht te wijden. »Laten wij onze vaten »in eere bezitten, en niet in die schandelijke »driften, die onze dierlijkheid ons ingeeft, gelijk »de Heidenen, die geen God hebben. Want »God roept ons niet tot de onreinheid, maar
DES H. JOZEÏ
»tot de heiliging (I. Thess. IV. 4. 5. 7,) in onzen Heer Jesus Christus. Vereeren wij door onthouding die heilige maagdelijkheid, die ons den Verlosser schonk, die zijn Moeder vruchtbaar maakte, die oorzaak was, dat Jozef aan die gelukzalige vruchtbaarheid deel heeft, en hem, als ik het zoo zeggen mag, zoo zeer verheft, dat hij de vader van Jesus Christus zelf wordt. Maar, beminde geloovigen, laat ons, nadat wij gezien hebben, dat hij eenigszins tot de geboorte van Jesus Christus bijdraagt, door de zuiverheid zijner heilige Moeder te bewaren, thans zijn vaderlijke zorgen beschouwen en de getrouwheid bewonderen, waarmede hij het goddelijk Kind, dat de hemelsche Vader hem toevertrouwd heeft, bewaart; dit is mijn tweede deel.
Tweede ■punt.
»Het is den eeuwigen Vader niet genoeg, de maagdelijkheid van Maria aan Jozef te hebben toevertrouwd: hij heeft nog iets verheveners voor hem weggelegd; en nadat hij die heilige maagdelijkheid, die Jesus Christus aan de wereld moet schenken, aan zijn trouwe hoede heeft overgelaten, gaat hij, als wilde hij zijn milddadigheid jegens dien aartsvader uitputten, hem Jesus Christus zeiven in handen geven om hem door zgn zorgen te bewaren. Maar als wij het geheim doorzien, als wij erin doordringen,
51
HET LEVEN VAN
52
beminde geloovigen, vinden wij iets zoo glorierijks voor den rechtvaardigen Jozef, dat wij het nimmer genoegzaan zullen kunnen begrijpen. Want Jesus, dat goddelijk Kind, waarop Jozef altijd zijn oogen gevestigd houdt, en het bewonderenswaardig voorwerp zijner heilige bezorgdheid uitmaakt, is als een wees op aarde geboren, en heeft op de wereld geen vader. Daarom zegt de heilige Paulus, dat het zonder vader is: Sine patre (Hebr. VII. 3.) Het is waar, het heeft er een in den hemel; maar als men ziet hoe hij het verlaat, schijnt het, dat die Vader het niet meer kent. Het zal zich eenmaal daarover aan het kruis beklagen, als het, hem zijn God en niet zijn Vader noemende, zal zeggen: Waarom hebt gij my verlaten? (Matth. XXVII 46.) Maar wat hij stervende zeide, kon hij reeds zeggen bij zijn geboorte, omdat zijn Vader hem van dat oogenblik af reeds aan de vervolgingen bloot stelt en hem aan beleedigingen gaat overgeven. Alles wat hij ter gunste van dien eenigen Zoon doet, om ten minste in onze oogen te toonen, dat hij hem niet vergeet, is, dat hij hem onder de hoede van een sterfelijk mensch stelt, die zgn lastige kindsheid zal leiden; en Jozef wordt voor die roeping uitverkoren. Wat zal de heilige man nu doen? Wie kan zeggen, met hoeveel blijdschap hij cBen verlatene opneemt, en hoe hij zich van ganscher harte
DEN H. JOZEF
aanbiedt als vader van dien wees ? Sedert dien tijd, christenen, leeft hij alleen voor Jesus Christus, en zorgt slechts voor hem; hij neemt voor dien God het hart en de ingewanden eens vaders aan; en wat hij van nature niet is, wordt hij uit genegenheid.
»Maar opdat gij van de waarheid van een zoo groot en voor Jozef zoo roemrijk geheim overtuigd zoudt zijn, moet ik het u uit de Schriftuur aantoonen, en tot dat einde een schoone bemerking van den heiligen Chrysostomus aanhalen. Hij merkt op, dat Jozef in het Evangelie overal als vader optreedt. Hij toch geeft Jesus zijn naam, gelijk het destijds de vaders deden; hij alleen wordt door den engel voor alle ge-varen, die het Kind bedreigen, gewaarschuwd, en hem wordt ook de tijd van den terugkeer geopenbaard. Jesus eert en gehoorzaamt hem: hij bestuurt zijn gansch gedrag, als zijnde hij met de voornaamste zorg daarvoor belast; en overal doet hij zich als vader voor. Waar komt dat vandaan, zegt de heilige Chrysostomus ? De ware reden daarvan is, zegt hij {In Matth. hom. IV. I. 6. torn. VIL pag. 58.), dat het een besluit van God was, aan den grooten Jozef alles te geven, wat een vader kan toekomen, zonder zijn maagdelijkheid te deren.
Ik weet niet, of ik die gedachte in al haar omvang begrijp; maar ziehier, als ik mij niet vergis, wat die groote bisschop wil zeggen.
53
HET IjEVEN VAN
En laat ons vooraf als zeker aannemen, dat het de heilige maagdelijkheid is, die belet, dat de Zoon Gods bijzijn mensek wording een sterfe-lijken vader koos. Daar Jesus Christus toch. op aarde kwam om aan de menschen gelijk te worden, en hij tot dat einde wel een moeder wilde hebben, kon hij naar het schijnt niet weigeren , even als wij, een vader te hebben en zich ook door die verbintenis met onze natuur te vereenigen. Maar de heilige maagdelijkheid heeft zich daartegen verzet , omdat de profeten haar hadden beloofd , dat de Zaligmaker haar eenmaal vruchtbaar zou maken; en daar hij uit een maagdelijke moeder geboren moest worden, kon hij niet anders dan God tot vader hebben. Derhalve belet de maagdelijkheid liet vaderschap van Jozef. Maar kan zij liet zoo ver verhinderen , dat Jozef er geen deel meer aan heeft,
en hij geen enkele hosdanigteid van vader bezit?
Geenszins, zegt de heilige Chrysostomus; want de heilige maagdelijkheid verzet zich slechts tegen de eigenschappen, die haar in den weg staan: en wie weet niet, dat er in den naam van vader worden aangeh-offen, die de schaamte geen aanstoot geven, en die zij veilig cte hare kan noemen? Geven die zorgen , die teecierheid, die genegenheid. de maagdelijkheid wel aanstoot ? Ziedaar dan het geheim van God en het vergelijk, dat hij in dien gedenkwaardigen strijd tusschen het vaderschap van Jozef ea de maagde-
54
DEN H. JOZEF
lijke zuiverheid vindt. Hij deelt het vaderschap, en wil, dat de maagdelijkheid de verdeeling be-werkstellige. Heilige zuiverheid, zegt hij tot haar, uw rechten worden u voorbehouden. Er is iets in den naam van vader, dat de maag-delijkheid niet kan dulden; gij zult hem niet hebben, o Jozef. Maar alles wat een vader, zonder dat er de maagdelijkheid bij betrokken is, toekomt, geef ik u: Hoc tihi do, quod salva virginitate ■paternum esse potest. Eu bijgevolg, Christeneu , zal Maria niet van Jozef ontvangen, omdat dit de maagdelijkheid zou hinderen, maar Jozef zal met Maria die zorgen, dat nachtwaken, die onrust deeleu, waaronder zij dat goddeiijk Kind zal opvoeden, en hij zal voor Jesus die natuurlijke neiging, al die zoete gewaarwordingen, al die teedere voorkomendheid van een vaderlijk hart gevoelen.
»Maar misschien zult gij vragen, waar hij dat vaderlijk hart zal halen, als de natuur het hem niet geeft? Zijn die natuurlijke neigingen dan bij keuze te verkrijgen, en kan de kunst nabootsen wat de natuur in de harten grift'? Hier moeten wij inzien, dat de goddelijke macht zich in dit werk vertoont. Alleen door een uitwerksel dier macht heeft Jozef een vaderhart; en als de natuur het niet geeft, vormt God er eigenhandig een voor hem. Want er staat
O O
van hem geschreven , dat hij de neigingen heenleidt waar hij wil. Om het te begrijpen, moeten
55
HET LETEN VAN
wij een sehooue theologische les in het oog houden, die de Psalmdichter ons geeft, wanneer hij zegt, dat God alle harten der menschen in het bijzonder vormt: Qui finxit sigillatim cord,a eorum. (Psalm XXXII: 15.) Meent niet, christenen, dat Darid het voor een eenvoudig zintuig des lichaams houdt, dat God door zijn almacht op dezelfde wijze vormt als de overige deelen, waaruit de mensch bestaat. Hij wil iets geheel bijzonders zeggen: hij beschouwt daar ter plaatse het hart als beginsel van alle neiging, en als ia Gods handen een vochtige, kneedbare aarde uitmakende, die toegeeft en aan de hand des pottebakkers gehoorzaamt, en haar vorm van hem krijgt. Zóó, zegt de Psalmdichter, vormt God alle harten der menschen in het bijzonder.
Wat beteekent dat »in het bijzonder?quot; Aan dezen geeft hij een vleeschelijk hart, als hij hen door de liefde week maakt; aan genen een versteend hart, wanneer hij hun bij een rechtvaardige straf voor hun misdaden zijn licht onttrekt en hen aan de verkeerde richting overlaat. Vormt hij niet in alle geloovigen, niet een slaven-, maar een kinderhart, als hij hun den geest zijns Zoons instort? De apostelen beefden bij het minste gevaar, maar God heeft hun een geheel nieuw hart gegeven, en hun moed wordt on-verwinnelijk. Wat waren de gevoelens van Saül, terwijl hij zijn kudde hoedde? Zij waren
56
DEN H. JOZEF
ongetwijfeld laag en volksgezind. Maar toen God hem op den troon plaatste, veranderde hij door zalving zijn liart: Immutavit Dominus cor Saul (I. Reg. X, 9); en hij gevoelt op staanden voet, dat hij koning is. Van den anderen kant beschouwden de Israëliten dien nieuwen vorst als een maa uit de heffe des volks: maar de hand Gods treft hun hart, Quorum Deus tegigit corda (Ibid. 2G), en terstond is hij in hun oog grooter, en als zij hem met die eerbiedige vrees, die men voor zijn souvereinen heeft, aanschouwen, gevoelen zij zich bewogen: dat komt, doordat God een onderdanenhart in hen vormde.
»Het is dus dieze'fde hand , beminde geloo-vigen, die alle harten der menschen in het bijzonder vormt, die aan Jozef een vaderhart, aan Jesus het hart eens zoons scheukt. Daarom gehoorzaamt Jesus, en vreest Jozef niet, hem bevelen te geven. En waaraan ontleent hij die stoutmoedigheid om zijn Schepper te bevelen? Daa raan, dat de ware vader van Jesus Christus, de God, die hem in eeuwigheid voortbrengt, toen hij den goddelijken Jozef uitverkoren had om zijn eenigen Zoon in den tijd tot vader te verstrekken, in diens hart eenigermate een straal of vonk der eindelooze liefde liet vallen, die hij zelf zijn Zoon toedraagt: dit veranderde zijn hart en schonk daaraan de liefde eens vaders; zoodat de rechtvaardige Jozef,
57
HET LEVEN VAN
terwijl hij een vaderlijk hart in zich gevoelt, dat plotseling door Gods hand gevormd is, tevens ontwaart, dat God hem beveelt, vau een vaderlijk gezag gebruik te maken, en hij durft derhalve bevelen geven aan hem, dien hij als zijn meester erkent.
»En, beminde christenen, is hei na dat alles nog noodig, dat ik n de getrouwheid uiteenzet , waarmede J ozef dien heiligen schat bewaarde ? Kan het hem aan getrouwheid jegens hem ontbreken, dien hij als zijn eenigen Zoon erkent? zoodat het onuoodig zou zijn u over die deugd te spreken, als het voor uw leering niet van belang was, dat gy een zoo schoon voorbeeld niet verloort? Want hier moeten wij uit de aanhoudende wederwaardigheden, die den heiligen Jozef overvielen sedert Jesus Christus aan zijn hoede toevertrouwd was, leeren, dat men dien schat niet zonder moeite kan bewaren, en men zich op lijden moet voorbereiden, wil men aan die genade getrouw blijven. Ja, zeker, als Jesus ergens binnentreedt, brengt hij zijn kruis en al ziju doornen mede, en deelt die mede aan allen, die hij lief heeft. Jozef en Maria waren arm, maar zij waren nog niet zonder huis geweest, zij hadden steeds een dak gehad. Zoodra dit kind ter wereld komt, is er voor hen geen huis meer te vinden, en zij zijn verplicht in een stal te verblijven. Wie berokkent hun die ongenade, tenzij hij, van
58
DEN H. JOZEF
wien geschreven staat, {Joan. I. II.) dat hij »in zijn eigendom komende, door de zijnen niet aangenomen werd,quot; en hij geen veilige plaats heeft, waar hij zijn hoofd neer kan leggen? [Matih, VIII: 20.) Maar hebben zij aan hun armoede nog niet genoeg? Waarom haalt hij hun nog vervolgingen op den hals? Zij leefden samen arm, maar tevreden, en boden door hun geduld en arbeidzaamheid hun armoede het hoofd. Maar Jesus gunt liun die rust niet; hij komt slechts ter wereld om hen te storen, en brengt alle ongelukken met zich mede. Herodes kan niet dalden, dat dit kind blijft leven: de nederigheid zijner geboorte is niet in staat het voor den naijver van dien dwingeland te verbergen. De hemel zelf verraadt het geheim: door een ster maakt hij bet verblijf van Jesus Christus bekend, en het is alsof hij slechts aanbidders uit de verte lokt, om in zijn eigen land een ouverbiddelijken vervolger te verwekken.
»Wat zal de heilige Jozef hier doen? Stelt u voor, christenen, wat een arme handwerksman is , die geen ander erfdeel dan zijn handen , geen andere bezittingen dan zijn werkplaats, geen andere hulpbronnen dan zijn arbeid heeft. Hij is genoodzaakt naar Egypte te vluchten, en een kommervolle ballingschap te ondergaan; en dat waarom? Omdat hij Jesus Christus bij zich heeft. Meent gij nogtans, beminde geloovigen, dat hij zich over dat lastig kind,
59
HET LJSVJLN VAN
dat hem aan zijn vaderland ontrukt en hem gegeven is om hem te plagen, beklagen zal ? Ziet gij integendeel niet, dat hij zich gelukkig acht, in zijn gezelschap te mogen lijden, en de eenige oorzaak van zijn misnoegen gelegen is in het gevaar van het goddelijk Kind, dat hij meer bemint dan zich zei ven? Maar misschien kan hij met grond verwachten, weldra het einde zijner ongenade te zien aanbreken? Neen, beminde geloovigen, dat verwacht hij niet, overal worden hem ongelnkken voorspeld. Simeon heeft hem over de tegenwerkingen, welke die dierbare Zoon zou ondervinden, gesproken: en hij ziet er het begin reeds van, en hij slijt zijn leven in angst over de kwellingen , die voor hem ■weggelegd zijn.
Is dat genoeg om zijn trouw te beproeven? Gelooft het niet, christenen; ziehier daarvan een vreemd bewijs. Als ware het niet genoeg, dat de menschen hem kwellen. wordt ook Jesus zelf nog zijn vervolger: hij ontsnapt behendiglijk aan zijn handen, hij verschalkt zijn waakzaamheid en is drie dagen lang verloren. Wat hebt gij gedaan, trouwe Jozef? Wat is er van den heiligen schat, dien de hemelsche Vader u toevertrouwde, geworden ? Ach! wie zal hier zijn weeklagen schetsen ? Als gij Jozefs vaderschap nog niet goed begrepen hebt, ziet dan zijn tranen, ziet dan zijn smarten, en erkent, dat hij vader is. Hij is aan zijn droefheid
60
DEN H. JOZEF
maar al te zeer te herkennen, en Maria mocht bij die ontmoeting met recht zeggen: Pater tuus et ego dolentes quairehamus te. (Luc. II; 48.) ȟw vader en ik hebben u met smart gezocht.quot; O mijn zoon, zeids zij tot den Zaligmaker, ik vrees niet hem hier uw vader te noemen, en beweer niet, dat ik daardoor de reinheid uwer geboorte benadeel. Het geldt hier zorgen en ongerustheid, en daardoor kan ik zeggen, dat hij uw vader is, want hij wordt waarlijk door vaderlijke ongerustheid gekweld: Ego et pater tuus: door zijn lijden met mij, is hij met mij verbonden.
»Ziet, beminde geloovigen, door welk een zieleleed Jesus de getrouwheid op de proef stelt, en hoe hij slechts verblijven wil bij hen, die lijden. Verwijfde en wellustige zielen, dat kind wil bij u niet zijn, zijn armoede schaamt zich voor uw weelde; en zijn vleesch, dat nog zooveel pijnen te doorstaan zal hebben, kan uw uiterste teergevoeligheid niet verdragen. Het zoekt die krachtigen en moedigen, die niet weigeren zijn kruis te dragen, die er niet over bloozen in armoede en ellende zijn gezellen te zijn. Ik laat u die heilige waarheden overwegen, want wat mij betreft, ik kan u niet alles, wat ik over dit schoon onderwerp denk, zeggen. Ik gevoel, dat ik elders geroepen word, en het geheim des eeuwigen Vaders, dat aan Jozefs nederigheid werd toevertrouwd, moet gaan beschouwen:
61
HET LEVEN VAN
wij moeten den verborgen Jesus en den met hem verborgen Jozef gaan zien, en door dat schoone voorbeeld tot liefde voor het verborgen leven worden aangespoord.
Derde punt.
sWat zal ik u hier zeggen, christenen, van dien met Jesus verborgen mensch? Waar zal ik licht vinden, scherp genoeg om in de duisternissen, die het leven van Jozef omhulleu , door te dringen? En wat vermeet ik mg een poging te doen, om aan den dag te brengen wat de Schriftuur met een zoo geheimzinnig stilzwijgen bedekt? Als het een besluit van den eeuwigen Vader is, dat zijn Zoon voor de wereld verborgen blijft, en Jozef met hem, laat ons dan de geheimen zijner Voorzienigheid aanbidden, zonder ze te willen onderzoeken; en laat het verborgen leven van Jozef het voorwerp onzer vereering en niet een onderwerp Tan bespreking voor ons zijn. Nogtans moet ik ervan spreken omdat ik wel weet, dat ik het beloofd heb; en het zal voor de zaligheid der zielen nuttig zijn een zoo schoon onderwerp te overwegen, omdat ik, zoo ik al niets anders te zeggsn heb, ten minste zeggen zal, christenen, dat Jozef de eer heeft genoten alle dagen met Jesus Christus te zijn, dat hij met Maria het grootste aandeel aan zijn genaden heeft gehad; dat Jozaf desniettemin verborgen is gebleven, dat zijn
62
DEN H. JOZEF
leven, zijn daden en deugden onbekend waren. Misschien zullen wij uit een zoo schoon voorbeeld leeren, dat men zonder te schitteren groot, en zonder opspraak te verwekken ge-gelukkig kan zijn, dat men zonder behulp van den roem, den waren roem kan bezitten alleen door de getuigenis zijns gewetens: Gloria nostra haec est, testimonium conscicntice nostrce (II Cor. I. : 12.); en die gedachte zal ons aansporen om den roem der wereld te versmaden; ziedaar het doel, dat ik mij voorstel.
»Maar laat ons, om de grootheid en waardigheid van Jozefs verborgen leven goed te begrijpen , tot het beginsel ervan opklimmen; en laat ons voor alles de oneindige verscheidenheid van de raadsbesluiten der Voorzienigheid in de verschillende roepingen bewonderen. Onder alle roepingen merk ik er in de Schriftuur twee op, die lijnrecht tegenover elkander schijnen te staan; de eerste is die der apostelen; de tweede die van Jozef. Jesus wordt aan de apostelen geopenbaard, Jesus wordt ook geopenbaard aan Jozef, maar op tegenovergestelde voorwaarden. Hij wordt aan de apostelen geopenbaard, om hem over het gansche heelal te verkondigen, hij wordt aan Jozef geopenbaard om over hem te zwijgen en hem te verbergen. De apostelen zijn het licht, dat Jesus Christus aan de wereld moet toonen; Jozef is een sluier, die hem moet bedekken; en onder dien geheimzinnigen
63
HET LEVEN VAN
sluier verbergt men ons de maagdelijkheid van Maria en de grootheid van den Zaligmaker der zielen. Ook lezen wij in de schriftuur, dat men, toen men Jesus wilde verachten, van hem zeicle: »Is deze niet Jesus, de zoon van Jozef ?quot; {Joan. VI, 42). Zoodat Jesus in de handen der apostelen een woord is, dat gepredikt moet worden : Prmlicate verhum Evangelii hujus. (Act. V, 20.) » Spreekt tot het volk alle woorden dezes levens en Jesus is in de handen van Jozef een verborgen woord, Verhum absconditum (Luc. XVIII, 34), en het is niet geoorloofd het te openbaren. En wat volgt er nu ? De goddelijke apostelen verkondigen het Evangelie zoo luide, dat hun stem tot in den hemel weerklinkt: en de heilige Paulas durfde wel zeggen, dat de raadsbesluiten der goddelijke wijsheid door de Kerk en door tusschenkomst der predikers aan de hemelsche machten werden medegedeeld, per Ecclesiam (Eph. III, 10); en Jozef daarentegen, als hij over de wonderen van Jesus Christus hoort spreken, luistert, bewondert en zwijgt.
»Wat beteekent dit verschil? Is God bij die tegenover elkander staande roepingen met zich zeiven in strijd? Gelooft dat niet, christenen; al dat uiteenloopende heeft slechts ten doel Gods kinderen de gewichtige waarheid te leeren, dat alle christelijke volmaaktheid slechts in ouder^vning bestaat. Hij, die de apostelen
64
DEN H. JOZEF
door de eer der prediking verheerlijkt, verheerlijkt ook den heiligen Jozef door de nederigheid van het stilzwijgen; en daaruit moeten wij leeren, dat een christen zijn roem uiet in het bekleeden van schitterende ambten, maar in het doen van den wil Gods moet stellen. Al kunnen allen de eer niet hebben Jesus Christus te prediken, kunnen toch allen de eer hebben hem te gehoorzamen; en dat is de roem van den heiligen Jozef, dat is de ware eer van het christendom. Vraagt mij derhalve niet, beminde geloovigen, wat de heilige Jozef in zijn verborgen leven deed; ik kan het u onmogelijk zeggen, en u slechts antwoorden, wat de goddelijke Psalmdichter zegt: »Wat heeft de rechtvaardige gedaan ?quot; Justus autem quid fecit? (Psalm X, 4). Gewoonlijk maakt het leven der zondaars meer gerucht dan dat der rechtvaardigen, omdat eigenbelang en de hartstochten alles in de wereld in beweeing
n o
brengen. De zondaars, zegt David, hebben hun boog gespannen, zij Lebben hem op de rechtvaardigen afgeschoten, zij hebben verwoest, omvergeworpen, en de gansche wereld spreekt over hen. Qmninam qum perfecisti, destruxerunt. (Ibid.) Maar, voegt hij erbij, wat heelt de rechtvaardige gedaan? Justus autem quid fecit ? Hij wil zeggen, dat deze niets gedaan beeft. En werkelijk, hg heeft niets gedaan voor de oogen der menschen, omdat hij alles voor de
65
HET LEVEN VAN
oogen van God deed. Zoo leefde de brave Jozef. Hij zag Jesus Christus, en zweeg; hij genoot hem, en sprak er niet van; hij was met God alleen tevreden, zonder zgn roem met de menschen te deelen. Hg volbracht zijn. roeping, omdat hij de bedienaar en gezel van het verborgen leven des Zaligmakers was, gelijk de apostelen de openbare bedienaren van Jesus Christus waren.
»Maar, beminde christenen, kan men wel zeggen, waarom Jesus zich moet verbergen, waarom die eeuwige luister van het aanschijn des hemelschen Vaders gedurende een tijdvak van dertig jaren met een vrijwillige duisterheid wordt omsluierd? Ach! weet gij dat niet, hooghartige, wereldsche mensch! uw hoogmoed is er de oorzaak van; 't is uw ijdele zucht om te schijnen, uw onbegrensde eerzucht en die snoode inschikkelijkheid, welke u de zorg, die gij moest aanwenden om God te behagen, tot uw schande en verderf doet gebruiken om den menschen behaaglijk te zijn. Daarom verbergt Jesus zich. Hij ziet de onheilen, welke die ondeugd sticht; hij ziet de verwoesting, welke die hartstocht in de gemoederen aanricht, welke wortelen hij erin schiet, en hoe hij van onze kindsheid tot aan het graf ons leven vergiftigt: hij ziet'de deugden, welke hij door die latfe en schandelijke vrees van wijs en vroom te schijnen, verstikt, hij ziet de misdaden, die hij doet
66
DEN H. JOZEF
begaan, of om zich doov een doemwaardige inscliikkelijkheid naar de maatschappij te regelen, öf om zijn eerzucht, waaraan men alles in de wereld opoffert, te bevredigen. Maar dat is niet alles, beminde geloovigen : hij ziet, dat die zucht om te schijnen de uitstekendste deugden onderdrukt, door ze het eene voor het andere te doen nemen, door den roem dei-wereld in plaats van den roem des hemels te doen stellen, door ons uit liefde voor de menschen te doen verrichten wat wij uit liefde tot God moeten doen. Jesus Christus ziet al die ongelukken, die door de zucht om te schijnen worden veroorzaakt, en hij verbergt zich om ons te leeren het schitteren en alle opspraak te vermijden. ïlij gelooft niet, dat zgn kruis bij machte is, dien woedenden hartstocht te breidelen; hij kiest zich zoo mogelijk oen lageren staat uit, en waarin hij eeniger-mate kleiner schijnt.
»Want ik vrees niet het te zeggen: Ik keu u beter, mijn Zaligmaker, aan het kruis en in de schande uwer marteling, dan in die verborgenheid en in dat onbekende leven. Al is uw lichaam geheel verscheurd, uw aangezicht bebloed, al hebt gij, in plaats van een God te schenen, niet eens het aanzien van een mensch, zijt gij voor mij niet zoo verborgen, en zie ik door zooveel nevelen heen een lichtstraal van uw grootheid in de onophoudelijke
67
HET LEVilN VAN
G8
vastberadenheid, waarmede gij de grootste kwellingen te boven komt. Uw smart heeft waardigheid, want zij doet u in een uwer lijdensgezellen een aanbidder vinden. Maar hier zie ik niets verhevens; eu in dien toestand van verlaging heeft een oud schrijver recht te zeggen, dat gij u zei ven schande doet: Adultus non gestit agnosci, sed contumeliosus insuper sibi est. (Tertul. de Patient, n. 3.) Hij smaadt zich zeiven, omdat hij niets schijnt te doen, en hij voor de wereld geen nut heeft. Maar die schande verwerpt hij niet, hij wil ze wel bij al de andere weer voegen, die hij onderging, mits hij, door zich met Jozef en de allerzaligste Maagd te verbergen, ons door dat groote voorbeeld leere, dat, als hij te eeniger tijd in de wereld optreedt, hij dit alleen doet om ons nuttig te zijn en den wil zijns Vaders te volbrengen ; dat hij, op welke wijze hij ook over ons beschikt, al ziju grootheid stelt in ons naar de bevelen van God te richten; en eindelijk, dat die vergetelheid, die wij zoozeer vreezen, zoo schitterend, zoo glorierijk is, dat zelfs een God er behagen in kan scheppen. Dat leert ous Jesus Christus, als hij met zijn gcinsche eenvoudige familie, met Maria en Jozef' verbergt, en hen in zijn verborgen leven doet deelen, omdat zij hem dierbaar zijn. Laat ons dan met hen daaraan deelnemen, en ons met Jesus Christus verbergen.
DEN H. JOZEF
69
»Weet gij niet, christenen, dat Jesus Christus nog verborgen is? Hij duldt, dat men dageliiks zijn naam lastert en met zijn Evangelie spot, omdat het uur zijner groote glorie nog niet geslagen is. Hij is met zijn Vader verborgen, en wij zijn met hem in God verborgen, zooals de goddelijke apostel zegt. Omdat wij met hem verborgen zijn, moeten wij de glorie niet in dit ballingsoord zoeken. Maar als Jesus zich in al zijn majesteit zal vertoonen, dan is het tijd te voorschijn te komen: Cum Christus apparuerit tune et sinml apparebimus cum Ulo in gloria. (Coloss. TH, 4.) O God! wat zal het schoon zijn te voorschijn te treden ten dage, waarop Jesus ons voor zijn heilige engelen ten aanschijn van het gansche heelal en voor zijn hemelschen Vader zal prijzen ! Welke nacht, welke vergetelheid kan ons te lang schijnen , als wij er die glorie door verwerven ? Laat de wereld eeuwig over ons zwijgen, mits Jesus Christus dan slechts over ons spreke. Doch, vreezen wij, christenen, het verschrikkelijk woord, dat hij in zijn Evangelie heeft gesproken; »Gij hebt uw loon genoten.quot; (Matth. VI, 2.) Gij hebt den roem der wereld gezocht, gij hebt hom gevonden; gij hebt uw loon gehad, er is niets meer voor u te wachten. O wat is onze vijand vernuftig, als hij het oog der wereld op ons doet vestigen en ons dat van God onttrekt; als hij uit boosaardige
HET LEVEN VAN
dankbaarheid aanbiedt onze deugden te be-loonen, uit vreeze, dat God het anders zou doen! Neen, rampzalige, ik wil uw roem niet: nw luister noch uw ijdele praal kunnen raijn arbeid beioonen! Ik wacht mijn kroon uit een dierbaarder hand. en mijn belooning van een krachtigeren arm. Als Jesus in al zijn majesteit verschijnt, dan, dan wil ik te voorschijn treden.
sgt;Dan zult gij zien, christenen, wat ik n vandaag niet zeggen kan: dan zult gij de wonderen van Jozefs verborgen leven kennen; dan zult gij weten, wat hij in die lange reeks van jaren gedaan heeft, en hoe roemrijk het is, zich met Jesus Christus te verbergen. Ach! hij behoort zeker niet tot hen, die hun beloouing op aarde gehad hebben: daarom zal hij dan te voorschijn treden, omdat hij nog niet verschenen is; dan zal hij schitteren, omdat hij niet geschitterd heeft. God zal hem voor r/,ijn vergetelheid op deze wereld beloonen , en zijn roem zal des te grooter wezen, daar hij voor het toekomstig leven bewaard wordt.
Laat ons dan het verborgen leven, dat Jesus met Jozef leidde, liofhebben. Wat geeft het, dat de menscheu ons zien? Hij, voor wien Gods oog niet genoeg is, is een dwaze eerzuchtige, en groot is de beleediging, die hij God aandoet, als hij niet tevreden is met hem tot toeschouwer te hebben. Als gij groote en
70
DEN H. JOZEF
gewichtige waardigheden moet bekleeden, als uw leven noodwendig openbaar moet zijn, overweeg dan ten minste ernstig, dat gij eindelijk een bijzonderen dood zult sterven, want die eerbewijzingen zullen u niet volgen. Laat het gerucht, dat de menschen rondom u maken, u niet beletten naar de woorden van den Zoon Gods te luisteren. Hij zegt niet: Welzalig zijn zij, die geprezen worden , maar hij zegt in zyn Evangelie: Welzalig zijn zij, die uit liefde tot mij vervloekt worden.quot; (Matth. VII.) Siddert dan in de glorie, die u omgeeft, omdat gij de schande van het Evangelie onwaardig zijt. Maar als de wereld ons die schande weigert, christenen, laten wij ze dan ons zelven aandoen; laten wij ons voor God onze ondankbaarheid en belachclijken eigenwaan verwijten: stellen wij ons al het schandelijke van ons leven voor pogen; laat ons door een nederige bekentenis onzer misdaden ten minste in ons eigen oog nietig zijn, en laat ons, zoo goed wij kunnen, aan Jesus' schande deel hebben, om te kunnen deel hebben in zijn glorie. Amoi.
Ziehier de tweede lofrede op denzelfden heilige:
» Die man naar Gods hart maakt geen uiterlijk vertoon, en God kiest hem niet uit naar zijn uitwendig aanzien of op het getuigenis dei-openbare meening. Toen hij Samuel naar het huis van Jesse zond, om er David te zoeken, was de eerste van allen, die dezen lof verdiend
71
HET LEVEN VAN
heeft, die groote man, voor wien God de luisterrijkste kroon ter wereld bestemde, zelfs bij zijn familie onbekend. Zonder aan hem te denken, stelt men den profeet al zijn oudere broeders voor; maar God, die niet op dezelfde wijze oordeelt als de menschen, waarschuwde hem heimelijk, dat hy niet naar hun schoonen leest of huu stoutmoedige houding moest zien: zoodat hij allea afwees, die men in de wereld op den voorgrond schoof, en alleen hem deed naderen, dien men uitzond om de kudden te hoeden; eu de koninklijke zalving over zijn hoofd uitstortende, liet hij zijn ouders er verbaasd over staan, dat zij tot dus ver zoo slecht dien zoon gekend hadden, dien God met een zoo buitengewoon voorrecht had uitverkoren.
»Die handeling der goddelijke Voorzienigheid doet mij vandaag op Jozef, den zoon van üavid , toepassen wat van David zelf gezegd werd. Het oogenblik was daar, waarop God een man naar zijn hart zocht, om het dierbaarste, dat hij had, in diens handen te stellen , ik bedoel zijn eenigen Zoon, de zuiverheid zijner heilige moeder, het heil van het menschelijk geslacht, het heiligste geheim zijner raadsbesluiten, den schat van hemel en aarde. Jeruzalem en de overige steden van naam worden voorbijgegaan, maar te Nazareth houdt hij op; en in dat onbekend dorpje gaat hij eeu onbekend man, een handwerker, in een woord Jozef uitkiezen, om hem een ambt toe te ver-
72
DEN H. JOZEF 73
trouwen, waarmede zich. de engelen van den hoogsten rang vereerd zonden hebben gevoeld, opdat wij zouden inzien, christenen, dat de man naar Gods hart in het hart zelf moet gezocht worden en de verborgen deugden hem dien lof waardig maken. Daar ik mij vandaag voorstel, die verborgen deugden te behandelen, dat wil zeggen het hart van den rechtvaardigen •Jozef voor u bloot te leggen, christenen, heb ik meer dan ooit noodig, dat hij, die de God onzer harten genoemd wordt, (Psalm LXXI1: 26.) mij met zijn Heiligen Geest verlichte. Maar welk een beleediging zouden wij de heilige Maagd niet aandoen, als wij, bij de gewoonte, die wij hebben aangenomen, van bij andere onderwerpen om haar bijstand te vragen, nu het haar goddelijken echtgenoot geldt, haar niet met een bijzondere godsvrucht toeriepen: Ave.
Het is bij den mensch een gewone ondeugd, alles aan het uiterlijke ten offer te brengen, en het inwendige te verwaarloozen , aan vertoon en schijn te arbeiden en het werkelijke, het degelijke te verachten, dikwijls te denken wat hij schijnt te zijn en er niet aan te denken, wat hij moest wezen. Daarom zijn alleen die deugden in aanzien, die onder de zaken door-loopen, en bij den omgang met den evenmensch in het oog vallen: de inwendige, de verborgen deugden daarentegen, waaraan het publiek geen deel neemt, waarbij alles tusschen God en den
HET LEVEN VAN
mensch blijft, worden niet alleen niet beoefend, maar zelfs niet begrepen. En nogtans bestaat in dat verborgene bet ganscbe gebeim der ware deugd. Te vergeefs meent gij een goed overheidspersoon te vormen, als gij vooraf niet een braaf man maakt: te vergeefs ziet gij er naar uit welke plaats gij in de burgerlijke maatschappij zult kunuen innemen, als gij vooraf niet bedeukt wie gij in het bijzonder leven zijt. Als de burgerlijke maatschappij een gebouw laat daarstellen, laat de bouwmeester eerst een steen houwen, die dau iu het gebouw gelegd wordt. Men moet een mensch op zich zelf samenstellen, alvorens er aan te denken, welken rang men hem ouder de anderen zal toekennen; en als men op dien grondslag niet werkt, zullen al de andere deugden, hoe schitterend ze ook zijn mogen, slechts uitwendige en pronkdeugden zijn, die lichaam noch waarheid hebben. Zij zullen dau achting kunnen verwerven en onze zeden aangenaam maken; zij zullen ons eindelijk naar den wil en het hart der menscheu kunnen vormen; maar geen andere dan de bijzondere deugden hebben het bewonderenswaardig recht, ons naar den wil en het hart van God te schikken.
»Het zijn die bijzondere deugden, het is die rechtschapen man, die man naar den wil en het hart van God, dien ik u vandaag iu den persoon van den rechtvaardigen Jozef wil voor-
74
DEN H. JOZEF
75
stellen. Ik laat de gaven en geheimen, die zijn lofrede meer luister bonden kunnen bijzetten, eenvoudig rusten. Ik zeg u niet meer, christenen, dat hij de bewaarder der hemelsche schatten, de vader van Jesus Christus, de leider zijner kindsheid, de echtgenoot en behoeder zijner heilige Moeder is. Ik zal alles, wat schittert, verzwijgen, om den lof van een heilige te verkondigen, wiens voornaamste grootheid daarin bestond, dat hij zonder te schitteren aan God toebehoorde. De deugden zeiven, waarover ik spreken zal, behooren niet tot de maatschappij of het ouderling verkeer; alles is in het geheim zijns gewetens besloten. De eenvoudigheid, de onthechting, de liefde voor het verborgen leven zijn dan de drie deugden van den rechtvaardigen Jozef, die ik mij voorgenomen heb u voor oogen te stellen. Gij schijnt erover verwonderd te staan, dat de lof van een zoo grooten heilige, wiens roeping zoo verheven was, zich tot drie gewone deugden bepaalt: maar weet, dat het karakter van den braven man, waarover wij spreken, ook uit die' deugden bestaat. Want, zusters, zal de brave, dieu wij beschermen, een man naar het hart van God worden, zoo moet hij hem op de eerste plaats zoeken; op de tweede plaats moet hij hem vinden, en op de derde plaats genieten. Wie God zoekt, doe het in eenvoudigheid , want God kan geen omwegen
het leven van
dulden. Wie God wil vinden, onthechte zich aan alles, om dengenen te vinden, die geheel alleen ons bezit wil uitmaken. Wie God wil genieten, verberge en verwijdere zich, om in de eenzaamheid rustig dengenen te genieten, die zich niet te midden van de onrust en het gewoel der wereld aan ons mededeelt. Dat heeft onze patriarch gedaan. Jozef, de eenvoudige man, heeft God gezocht; Jozef, de man van onthechting, heeft God gevonden. Jozef, de man van afzondering, heeft God genoten; ziedaar de verdeeling dezer toespraak,
Eerste punt.
Het pad der deugd behoort niet tot die groote wegen, waarop men zich in vrijheid kan bewegen : wij lezen integendeel in de heilige Schrift, dat het slechts een voetpaadje, een nauwe en enge en bovendien uiterst rechte weg is: Semita justi recta est, rectus callis justi ad amhulandum (Isaias XXVI, 7.) Waaruit wij moeten leeren, dat wij hem in eenvoudigheid en groote oprechtheid moeten bewandelen. Hoe weinig men er ook van afwijke of maar op dien weg struikele, men valt steeds in de klippen, waarmede hij aan weerszijden is bezet. Daarom waarschuwt ohs de Heilige Geest, die het gevaar ziet, dat wij den weg moeten bewandelen, dien hij ons aangewezen heeft, zonder er ooit links of rechts van af te
76
DEN H. JOZEF
gaan ; Non declinahitis neque ad dexteram neque ad sinistram (Deut. V, 32. XVII. Prov. IV, 27. Isaias XXX, 21.), ons daardoor leerende, dat wij om dien weg te houden onze bedoeling zoodanig moeten ricliten, dat wij ze nimmer laten verflauwen of de geringste schrede links of rechts laten doen.
»Dat heet in de Schriftuur, een oprecht hart met God te hebben en in eenvoudigheid voor zijn aanschijn te wandelen. Dat is het eenig middel om hem te zoeken, en de eenige weg
' O O
om tot hem te gaan; want de wijze man zegt: »God geleidt den rechtvaardige langs rechte wegen:quot; Justum deduxit Dominus per vias rectas. (Sap. X, 10). Hij wil, dat men hem met grooteu ij ver zoeke, en men de kortste wegen kieze, die ook altijd de rechtste zijn: zoodat hij niet gelooft, dat men hem zoekt, als men niet recht op hem af gaat. Daarom wil hij diegenen uiet, die blijven stilstaan, hij wil hen uiet, die een omweg maken, hij wil ook hen niet, die verdeeld zijn. Wie zijn hart tusschen de aarde eu den hemel wil verdeelen, geeft den hemel niets en de aarde alles, omdat de aarde alles wil hebben, waartoe hij zich verbindt, en de hemel niet aanneemt wat hij hem aanbiedt.
»Gij moet uit deze rede leeren, dat die in de heilige Schrift zoo geroemde eenvoudigheid een zekere oprechtheid van hart en een zekere
77
HET LEVEN VAN
zuiverheid van meening is; en de voornaamste daad dier deugd is, te goeder trouw en zonder zich zeiven te misleiden tot God te gaan : een noodzakelijke en gewichtige daad, die ik u nader moet verklaren. Gelooft niet, christenen , dat ik zonder reden zoo spreek; want zijn er velen, die anderen op den weg der deugd misleiden, er zijn er ook velen, die zich zeiven bedriegen. Zij, die de beide wegen bewandelen, die op beiden een voet willen zetten, die zich derwijze aan God geven, dat zij steeds een oog naar de aarde gericht houden, wandelen niet in eenvoudigheid, noch voor God noch voor de menschen, en hun braafheid heeft derhalve niets degelijks. Zij wandelen voor het oog der menschen niet recht, omdat zij hun gezicht misleiden door het beeld eener godsvrucht, die slechts gemaakt kan zijn, omdat zij door menging vervalscht is; zij wandelen voor God niet recht, omdat het, wanneer men God behagen wil, niet genoeg is door studie en kunstgrepen daden van geleende deugden en een gedwongen richting in zijn bedoelingen te hebben.
»Een mensch, die in de liefde voor de wereld verward zit, schendt dagelijks de wetten van de goede trouw, de vriendschap of de natuurlijke gerechtigheid, om aan zijn gierigheid te voldoen. Toch verbeeldt hij zich op grond eener zekere vage en algemeene neiging,
78
BEN H. JOZEF
die hij nog voor de deugd gevoelt, dat hij een braaf man is, en tracht als zoodanig ook daden voor den dag te brengen : maar welke daden, o almachtig God! Hij heeft zijn ziels-bestuurders hooren zeggen,. wat een daad van onthechting, een daad van leedwezen en berouw is : hij haalt uit zijn geheugen de woorden of het beeld der gevoelens, waaruit zij bestaat, te voorschijn. Hij past die, zoo goed hij kan, op zijn wil toe; want ik kan niet anders zeggen , omdat zijn meening er tegenover staat: en hij verbeeldt zich deugdzaam te zijn; maar hij vergist en misleidt zich, en drijft den spot met zich zeiven.
»Om zich aangenaam aan God te maken, is het niet genoeg, beminde christenen, zich door berekening gedwongen daden van braafheid en een bestudeerde riohting in zijn bedoelingen eigen te maken. De daden van godsvrucht moeten uit den grond des harten voortkomen, en niet aan het verstand of het geheugen ontleend zijn. Maar die, welke in het hart wortelen , laten zich niet verdeelen. »Niemand kan twee heeren dienenquot; (Matt. VI: 24.) God kan, als ik zoo mag spreken, die loensche bedoeling niet dulden, die naar twee kanten tegelijk ziet. De aldus verdeelde blik maakt den mensch terugstootend en mismaakt; en zelfa de ziel wordt misvormd, wanneer haar neigingen in twee richtingen gestuurd worden. »Uw oog
79
HET LEVEN VAN
zegt de Zoou Gods (Luc. XI: 34) moet zuiver zijndat wil zeggen uw blik moet onverdeeld wezen, en om nog duidelijker te spreken moet het hart, terwijl de reine en ongedwongen meening naar hetzelfde doel gericht is, oprecht en te goeder trouw de gevoelens aannemen, die God van ons verlangt. Maar wat ik daarover in het algemeen gezegd heb, zal in het voorbeeld nog beter uitkomen.
»God heeft den rechtvaardigen Jozef bevolen, de goddelijke Maagd tot zijn getrouwe Echtgenoot te nemen , terwijl haar zwangerschap haar schijnt te overreden; een kind, dat hem slechts aangaat, omdat het zich in zijn huis bevindt, als zijn eigen Zoon te beschouwen; Hem, wien hij tot hoeder en beschermer moet dienen, als zijn God te vereeren. Bij deze drie dingen, waarde Broeders, waarbij men kiesche gevoelens moet aannemen, die de natuur niet kan geven , kan alleen een uiterste eenvoudigheid het hart gedwee en handelbaar maken. Laat ons zien wat de rechtvaardige Jozef zal doen. Wij zullen te zijner plaatse topmerken, dat hot vermoeden ten opzichte zijner heilige Echtgenoot nooit bescheidener, de twijfel nooit eerbiediger was: maar kortom hij was zoo rechtvaardig, dat hij zich niet terecht kon helpen, zonder dat de hemel zich erin mengde. Een engel zegt hem dan ook uit Gods naam, dat zij van den Heiligen Geest ontvangen heeft. (Matt. 1:20.) Als
80
DEN H. JOZEF
zgn meening minder oprecht geweest was, als hij God slechts ten halve had toebehoord, bad hij zich niet geheel en al overgegeven; in bet diepste zijner ziel zou nog een onvolledige twijfel overgebleven zijn, en zijn genegenheid jegens de heilige Maagd ware steeds twijfelachtig en huiverig gebleven. Maar zijn hart, dat God in eenvoudigheid zoekt, kan voor God niet verdeeld zijn: het kost hem geen moeite in te zien, dat de standvastige deugd zijner heilige Echtgenoot de getuigenis des hemels verdiende. Zijn geloof overtreft dat van Abraham , ofschoon ons deze in de Schriftuur als een toonbeeld van volmaakt geloof wordt voorgesteld. (Rom. IV. II et seq.) Abraham wordt in de Brieven geprezen, als het baren eener onvruchtbare geloofd te hebben. (Genes. XV: 6.) Jozef geloofde het van een maagd, en erkende in eenvoudigheid bet groot en ondoorgrondelijk geheim der vruchtbare maagdelijkheid.
»Maar ziehier iets bewonderenswaardigers : God wil, dat gij het kind van de zuiverheid van Maria als uw Zoon ontvangt. Gij zult met die Maagd de eer niet deelen van hem het aanzijn te schenken , omdat dit de maagdelijkheid zou kwetsen; maar gij zult met baar die zorgen, dat waken, die angsten deelen, waaronder zij dien dierbaren Zoon zal groot brengen; gij zult dat heilig kind, dat op aarde geen vader heeft, tot rader zijn; en ofschoon gij
81
HET LEVKN VAN
het niet zijt naar de natuur, moet gij het door de genegenheid worden. Maar hoe zal een zoo groot werk tot stand gebracht worden? Waar zal hij dat vaderhart halen, als de natuur het hem niet geeft? Worden die genegenheden bij keuze verkregen? en moeten wij hier niet voor die oneigenaardige aandoeningen, die kunstmatige genegenheden, die wy zooeven afkeurden, beducht zijn? Neen, Broeders, wij behoeven daarover niet bevreesd te wezen. Een hart, dat God in eenvoudigheid zoekt, is een weeke en vochtige klei, die iederen vorm aanneemt, welken hij er aan geven wil; wat God wil, vereenzelvigt zich met zijn natuur. Is bet derhalve de wil des hemelscben Vaders, dat Jozef op aarde zyn plaats bekleedt, en zijn Zoon tot vader verstrekt, dan zal hij ook, er valt niet aan te twijfelen, voor dat heilig en goddelijk Kind, die natuurlijke neiging, al die zoete aandoeningen, al dien teederen ijver van een vaderhart gevoelen.
Gedurende de drie dagen toch, dat de Zoon Gods zich schuil hield, om met de leeraars in den tempel te verblijven, was hij even aangedaan als de Moeder zelve, en dit weet zij ook te erkennen: Pater tuus et ego do lentes qucerelamus te. (Luc. 11:48.) ȟ\v vader en ik waren bedroefd.quot; Ziet hoe zij hem in haar droef beid laat deelen. Ik vrees niet, luim hier uw vader te noemen , en geloof niet, de reinheid uwer geboorte te schaden: het geldt zorgen
82
DEN H. JOZEF
en onrust; en daardoor kan ik zeggen, dat hij uw vader is, omdat hij werkelijk vaderlijke bezorgdheid heeft. Ziet, christenen, hoe die heilige man eenvoudig en te goeder trouw de gevoelens aanneemt, die God van hem verlangt. Maar is het mogelijk, mijn geliefden, dat hij, •Tesus Christus als zijn Zoon beminnende, hem tevens als zijn God vereert? Zeer zeker, en niets zou moeilijker geweest zijn, als de heilige eenvoudigheid zijn gemoed niet lenig had gemaakt, om zonder moeite aan de goddelijke bevelen toe te geven.
»Ziehier, christenen, de laatste poging dei-eenvoudigheid van den rechtvaardigen Jozef in de reinheid van zijn geloof. Het groot geheim van ons geloof is, iu het zwakke een God te zien. Maar om goed te begrijpen, beminde christenen, hoe volmaakt Jozefs geloof is, moet gij gelieven op te merken, dat de zwakheid van Jesus Christus in tweeledigen toestand kan beschouwd worden: als door het een of ander uitwerksel van macht ondersteund, of als geheel verlaten en aan zich zeiven overgeven. Ofschoon in de laatste levensjaren van onzen Zaligmaker de zwakheid van zijn vleesch door zijn lijden zichtbaar was, was zijn goddelijke almacht het niet minder door zijn wonderen. Het is waar, hij scheen mensch te zijn; maar die mensch zegde dingen, die nooit een mensch gezegd had; die mensch deed
83
HET LEVEN VAN
84
dingen, die nooit een raenseli gedaan had. Daar toen de zwakheid ondersteund werd, verwondert het my niet, dat Jesus in dien toestand aanbidders lokte, want de teekenen zijner macht konden er aanleiding toe geven , ie denken, dat de zwakheid vrijwilli r was; en het geloof had geen zoo groote verdienste. Maar in den toestand, waarin Jozef hem gezien heeft, is het mij eenigszius moeilijk te begrijpen, hoe hij zoo getrouw geloofd heeft, omdat de zwakheid nooit meer verlaten scheen, zelfs niet, ik zeg het zonder schroom, in de schande des kruises. Want voor dat gewichtig uur was hij gekomen: zijn Vader had hem verlaten; hij was het met hem eens, dat hij hem die dagen verlaten zou; hij zelf gaf zich vrijwillig over, om in de handen der beulen geleverd te worden. Als de macht zijner vijanden in die dagen van verlatenheid groot geweest is, mogen zij zich daarop toch niet beroemen, omdat hij, na hen door een enkel woord verslagen te hebben, hun wel heeft doen begrijpen, dat hg slechts uit vrijwillige zwakheid voor hen week: Non haberes polestam adversum me ullam, nisi tibi datum esset desuper. (Joan. XIX. II.) »Gij zoudt geen vermogen op mij hebben, als het u niet van boven gegeven was.quot; Maar in den toestand, waarover ik spreek, en waarin men den heiligen Jozef ziet, is de zwakheid des te grooter, daar zij eenigzins gedwongen schijnt.
DEN H. JOZEF
85
»Want, mijn goddelijke Verlosser, wat is. hierbij in het kort de houding nws hemelschen Vaders? Hij wil de Wijzen verlossen, die u zijn komen aanbidden, en hij laat hen langs een anderen weg ontsnappen, 't Is geen uitvinding van mij, christenen, ik volg slechts de gewijde geschiedenis. Hij wil ook u redden, en het is alsof hij het moeilijk kan bewerkstelligen. Een engel komt Jozef om zoo te zeggen vol schrik uit zijn sluimer doen ontwaken, en zegt hem als door een onverhoed gevaar overvallen: »Vlucht ijlings, vertrek nog dezen nacht met de Moeder en het Kind, en neem de wijk naar Egypte.quot; (Matth. TI.: 13.) Vlucht: o welk een gezegde! Als hij nog gezegd had: Ga heen. Maar, vlucht dezen nacht: o voorzorg van zwakheid! Hoe dan: de God van Israël redt zich slechts onder begunstiging der duisternis! En wie zegt dat? Een engel, die plotseling als een verschrikte bode tot Jozef komt: »Zoodat het schijnt, zegt een oud schrijver (S. Petr. Chrysol. Serm. CLL), dat de gansche hemel zich ongerust maakt, en de schrik zich daar verspreid heeft nog voordat hij de aarde bereikte.quot; Ut videantur cailum timor ante tenuisse qnam terrain. Maar laat ons het vervolg der geschiedenis zien. Jozef vlucht naar Eaypte; en dezelfde engel komt bij hem terug , zeggende: »Keer naar Judea terug (Matt. 11:20); want zij, die de ziel van het Kind zochten, zijn
het lkvbn van
86
dood.quot; En hoe dan, als zij leefden, zou dan een God niet veilig zijn? 0 welk een eenzame en verlatene zwakheid! Ziedaar den toestand van den goddelyken Jesus; en in dien toestand aanbidt hem de heilige Jozef met dezelfde onderwerping als had hij zijn grootste mirakelen gezien. Hij herkent het gelieim dier wonderbare verlatenheid; hij weet, dat het de kracht des geloofs is, de hoop zonder eenige reden tot hoop staande te honden: 7n spmi covtra spem. (Rom. IV : 18) Hij geeft zich in eenvoudigheid aan God over, en brengt zonder te vragen alles, wat hij beveelt, tea uitvoer. De gehoorzaamheid toch, die naar de redenen van een bevel vraagt., is te nieuwsgierig: zij moet slechts oogen hebben om haar plicht te zien, en zij moet haar blindheid, die haar veilig voorwaarts doet treden, liefhebben. Maar die gehoorzaamheid van den heiligen Jozef had haar oorsprong in don eenvoud van zijn geloof, en de vastheid van zijn geest, die niet wankelde tusschen de rede en het geloof, maar met een oprechte bedoeling het licht, dat van boven kwam, volgde. O welk een levendig, welk een eeu-vondig en oprecht geloof, waarvan de Zaligmaker met recht zegt, dat hij het op aarde niet meer vinden zal! (Luc. XVIH : 8.) Want hoegelooven wij, beminde Broeders? Wie zal ons vergunnen iu ons binnenste door te dringen , om te zien af die daden van geloof, die wij soms ver-
DEN H. JOZEF
richten, waarlijk uit het hart zijn, of wel, dat zij door de gewoonte van buiten zijn aangebracht.
»Laat ons, als wij niet in onze harten kunnen lezen, onze werken raadplegen en ons gebrek aan geloof inzien. Het is een blijk van zwakheid, dat wij er niet op durven bouwen; wij durven er ons niet op verlaten, of de hoop vau ons geluk erop vestigen. Logenstraf mij, beminden, als ik niet de waarheid zeg. Als wij tusschen het christelijk leven en het leven dezer wereld onzeker daarheendobberen, is er dan geen geheime twijfel, die in het binnenste van ons hart tot ons zegt; maar die onsterflijkheid, die men ons belooft, is een uitgemaakte zaak; en stelt men ziin rust en geluk niet al te veel in de weegschaal met van het zichtbare af te zien en het onzichtbare te volgen ? Wij gelooven dus niet in eenvoudigheid, en zijn geen te goeder trouwe christenen.
»Maar, zult gij zeggen, ik zou gelooven, wanneer ik evenals de heilige Jozef een engel zag. O mensch, zie toch uw dwaling in ; Jonas heeft met God getwist, ofschoon hij door een duidelijk visioen zijn wet kende; en Job is getrouw geweest, ofschoon hij nog door geen buitengewone verschijningen was bevestigd geworden. Niet de gewone wegen doen ons hart buigen, maar de heilige eenvoudigheid en de zuiverheid van meening, zooals zij door de
87
HET LEVEN VAN
ware liefde worden voortgebracht, door die liefde, welke onzen geest gemakkelijk God doet aankleven, door hem aan de schepselen te onthechten. Die onthechting, beminde geloovigen zal ons tweede deel uitmaken.
Tweede punt.
»God, die zijn Evangelie op geheimzinnige strijdigheden gegrond hei ft, geeft zich slechts aan heu, die met hem tevreden zijn, en zich aan andere goederen onthechten. Abraham moet zijn huis en alle aardsclie genegenheden vaarwel zeggen, alvorens God tot hem zegt: Ik ben uw God. Gij moet al het zichtbare verlaten om het onzichtbare te verdienen, en niemand kan dat groot geheel bezitten, wanneer hij op aarde niet leeft alsof hij niets bezat: Tamquam vihil hahenles (II Cor. VI: 10.) Als er ooit een mensch geweest is, aan wien God zich van harte gaarne gegeven heeft, is het ongetwijfeld de rechtvaardige Jozef, die hem in huis en in zijn armen heeft, en voor wien hij ieder oogenblik veel meer in het hart dau voor zijn oogen aanwezig is. Ziedaar een man, die God op een geheel bijzondere wijze gevonden heeft: ook heeft hij zich door een grenzenlooze onthechting een zoo grooten schat waardig gemaakt, omdat hij aan zijn hartstochten, zijn eigen rust onthecht is.
gt;Twee soorten van driften ontstellen ons ge-
88
DEN H. JOZEF
woonhjk, ik bedoel de zachte driften en de hevige drifteu. Welke van beide, mijn gelielden, wordt men het gemakkelijkste meester? dat is niet gemakkelijk te beslissen. Ik heb van den grooten heiligen Thomas geleerd, dat gene om haar duur, deze door de vlugheid en onstuimigheid barer aandoeuiog te vreezen zijn: gene vleien ons, deze stuwen ons met geweld voort; gene achterhalen ons, deze slepen ons mede. Maar beiden brengen het hoofd op hol, beiden maken zich van het hart meester, al is het ook langs verscliillende wegen. O beklagenswaardig inenschelijk hart, aan hoeveel vijanden zijt irij niet ter prooi? Van hoeveel stormen zijt gij niet de speelbal? van hoeveel ijdele in-beelJing zijt gij niet het schouwspel?
Maar, christenen, laat ons uit het voorbeeld van den heiligen Jozef leeren, de zoetheden die ons bekoren, en de gewelddadigheden, die ons medeslepen, te overwinnen. Ziet hoe hij aan zijn hartstochten onthecht is, omdat hij zonder tegenstand de zoetste onder de vleiende, de meest woeste onder de hevige overwonnen heeft; ik bedeel de liefde en de ijverzucht. Zijn echtgenoot is ziju zuster. Hij staat, als ik het zoo zeggen mag, alieen over Maria's maagdelijkheid getroffen, maar hij bemint ze, om ze in zijn kuische echtgenoot te bewaren, en voorts uiu ze door een volmaakte eenheid van hart zich zeiven in te prenten. De trouw van
89
HET LEVEN VAN
dat huwelijk bestaat daarin, dat zij de volmaaktheid , die zij elkander beloofd hebben, voor elkander bewaren. Ziedaar de beloften, die hen vereenigen, ziedaar het verdrag, dat hen bindt. Het zijn twee maagdelijkheden, die zich vereenigen, om door een kuische overeensteminiug van eerbare wenschen elkander eeuwig te bewaren; en mij dnnkt, dat ik twee sterren zie, die elkander slechts ontmoeten , omdat haar lichtsferen samenvloeien. Ziedaar den band vau dat huwelijk, zegt de heilige Angustinus, die des te hechter is, daar de beloften, die zij elkander gedaan hebben, onschendbaar moeten zijn.
»Maar de jaloerschheid, beminde cbristenen, meent den heiligen baud dier huwelijksliefde te verbreken. Jozef, als nog onkundig van de geheimen, dis zijn dierbare echtgenoot zich waardig gemaakt had, weet niet, wat hij van haar zwangerschap moet denken. Laat de schilders en dichters u de afgrijselijkheden der jaloerschheid, het venijn der slang, en de honderd oogen van dat monster schetsen: mij is het genoeg u te zeggen, dat zij een soort van mengsel van de woedendste hartstochten is. Een beleedigde liefde drijft daarbij de smart tot wanhoop en den haat tot woede, en wellicht daarom heeft de heilige Geest ons gezegd: Dura sicut ivfernus cemulatio (Cant. VlII, 6).' Do jaloerschheid is zoo hard als de hel, omdat
90
DEN H. JOZEF
zij inderdaad de twee wreedste dingen, die de hel heeft, razerng en wanhoop, in zich ver-eenigt.
»Maar dat zoo woedend monster vermag tegen den rechtvaardigen Jozef niets. Want bewonder slechts zijn gematigdheid jegens zijn heilige en goddelijke echtgenoot. Hij gevoelt het kwaad zoo zeer, dat hij haar niet verdedigen kan; en hij wil haar niet geheel en al veroordeelen. Hij neemt een gematigd besluit. Door de kracht der wet genoodzaakt, haar uit zijn gezelschap te verwijderen, vermijdt hij ten minste, haar aan eerloosheid prijs te geven en blijft binnen de grenzen der gerechtigheid; en wel verre van straf tegen haar te eischen, spaart hij haar zelfs de schande. Ziedaar een zeer gematigd besluit: maar hij verhaast ook de uitvoering niet. Hij wil den nacht afwachten, den nacht, dio wijze raadsman in ons verdriet, onze laat-duuketidheid en gevaarlijke overijling. En inderdaad, die nacht zal hem het geheim ontdekken, een engel zal zijn twijfel ophelderen; en ik durf zeggen christenen, dat God die hulp aan den heiligen man verschuldigd was. Want, nu het menschelijk verstand, door de genade gesteund, zijn hoogste punt bereikt had, moest de hemel het overige doen, en zeker was diegene waardig de waarheid te kennen, die) zonder ze bevroed te hebben, nogtans niet nagelaten had rechtvaardigheid te plegen. Merito
91
HET LEVEN VAN
responsum mbvevit mox divinum, cui humano deficiente consilio justitia non deficit. (S. Petr. Chrysol. Serra. CLXXV.)
»Zeker heeft de heilige Johannes Chrysostomiss recht, als hij hier de wijsbegeerte van Jozet bewondert. (In Matt. Hom. IV, n. 4, Tom. Vil, 52.) Hij was, zegt hij, een groot wijsgeer, volkomen aan zijn hartstochten onthecht, omdat wij hem de felste van alle zien overwinnen. Wat is de man zijn aandoeningen niet meester, die in dezen toestand weet te overleggen en wijselijk te overleggen; en die, na een zoo wijs besluit genomen te hebben , er de uitvoering nog van kan opschorten, en met die gedachten vreedzaam slapen? Als zijn gemoed niet kalm geweest was, zou het licht van boven er niet zoo spoedig in zijn neergedaald. Het is derhalve onbetwijfelbaar, mijn broeders, dat hij aan zijn htirtstochten onthecht was, zoowel aan die, welke door hun zoetheid vleien, als die, welke door hun hevigheid vervoeren.
Velen zullen wellicht meenen, dat, als hij zoo aan zijn driften is onthecht, het onnoodig is, u te betoogen, dat hij het ook is aan zijn eigenbelang. Maar ik weet niet, christenen, of die gevolgtrekking wel opgaat. Want die gehechtheid aan ons eigenbelang is eer een ondeugd dan een hartstocht, omdat de hartstochten hun loop hebben, en uit een zekere vurigheid bestaan, die door de ambten ver-
92
DEN H. JOZEF
93
andert, door de ziel getemperd en door den tijd medegevoerd wordt, en eindelijk zich zelve verteert: terwijl gebechtheid aan onze belangen mettertijd meer en meer inwortelt, omdat zij, zegt de heilige Thomas (2, 2, qua'st CXVIII, art. I, ad. 3), uit zwakheid voortkomende, dagelijks sterker wordt, naarmate al het overige verzwakt en uitgeput raakt. Maar wat er ook van zij, christenen, aan dat eigenbelang is niets meer onthecht dan de ziel van den rechtvaardigen Jozef. Stelt u een armen werkman voor, die geen ander erfdeel bezit dan zijn handen, geen ander kapitaal dan zijn winkel, geen andere hulpbronnen dan zijn arbeid ; die met de eene hand uitgeeft wat hij met de andere ontvangen heeft, en iederen dag zonder geld zit; die nogtans verplicht is groote reizen te doen, waardoor hem alle klanten ontvallen (want zoo moet men over den vader van Jesus Christus spreken), zonder dat de engel, dien men hem zendt, hem ooit een woord omtrent zijn kostwinning zegt. Hij schaamde zich niet te lijden wat wij ons schamen te zeggen: vernedert u, o grooten dezer aarde ! Desniettegenstaande trekt en zwerft hij altijd rond, zonder zich te verontrusten, want Jesus Christus is met hem, en hij is al te gelukkig, bem tot dien prijs te mogen bezitten. Zelfs acht hij zich nog te rijk, en doet daarom dagelijks nieuwe pogingen om zijn
HET LEVEN VAN
hart te ledigen, opdat God er zijn bezittingen in vestige en zijn rijk erin uitbreide; hij heeft overvloed, omdat bij niets heeft; bij bezit alles, omdat hij aan alles gebrek heeft; hij is gelukkig, tevreden en gerust, omdat hij geen rust, geen woning, geen duur heeft.
Ziedaar het laatste uitwerksel van Jozefs onthechting, en ook dat, hetwelk wij met een ernstigere aandacht moeten overwegen. Want de meest voorkomende, de meest met het christendom strijdende ondeugd is die ongelukkige neiging om ons op aarde te vestigen, terwijl wij altijd vooruit moeten, en ons nooit ergens mogen ophouden. De heilige Paulus leert ons in den goddelijken brief aan de Hebreeuwen, dat God voor ons een stad gebouwd heeft. »En daarom, zegt hij, bloost hij niet zich onzen God te noemen Ideo non confun-ditur Deus vocari Deus eorum: paravit enim illis rivitatem. (Hebr. XI, 16.) En inderdaad christenen, daar de naam van God de naam uws Vaders is, zou hij zich met rechv schamen, zich. onzen God te noemen, als hy niet in onze behoeften kon voorzien. Die goede Vader is er dus op bedacht geweest, zijn kinderen naar behooren te verzorgen: hij heeft hun een stad gebouwd, zegt de heilige Paulus, die grondvesten heeft, fund amenta habentem civitatem (Ibid. 10), dat wil zeggen, die hecht en onwrikbaar is. Als hij zich schaamt haar niet
94
DEN H. JOZEF
van alles te voorzien, welk een scbande is het dan niet, ze niet aan te nemen ! Welk een beleediging doet gij uw vaderland niet aan, als gij in de ballingschap op nw gemak zijt? Wat veracht gij Sion niet, als gij u in Babyion thuis gevoelt? Gaat en gaat altijd voort, en hebt nimmer een vaste woning. Zoo heeft de brave Jozef geleefd. Heeft hij ooit, sedert Jesus Christus aan zijn hoede toevertrouwd was, een oogenblik van blijdschap gekend? Dat kind laat de zynen niet met rust: het stoort hen altijd in hetgeen zij bezitten, en veroorzaakt hun steeds nieuwe onrust.
»Hij wil ons leeren, christenen, dat het een besluit der barmhartigheid is, bitterheid onder al onze vreugde te mengen. Want wij zijn reizigers, die op onzen tocht aan de guurheid van het weer en de onregelmatigheid der jaargetijden blootstaan. Onder de vermoeienissen eencr zoo lange reis zoekt de ziel, als zij dooiden arbeid uitgeput is, een plaats, waar zij kan uitrusten. De eene zoekt zijn vermaak in een ambt; de andere vindt zijn troost bij zijn vrouw, bij haar man, of in zijn huisgezin; een derde stelt al zijn hoop op zijn zoon. Zoo verdeelt zich iedereen, zoo zoekt ieder den een of anderen steun op aarde. Het Evangelie keurt die genegenheden niet af: maar daar het menschelijk hart in zijn aandoeningen voortgegezweept wordt, en het moeilijk zijn begeerten kan matigen,
95
HBT I.EVEN VAN
berust het eindelijk in hetgeen het tot zijn ontspanning gekregen heeft en raakt er eindelijk aan gehecht. Het was slechts een stok, dien bet kreeg om daarop onder de vermoeienissen der reis te steunen, en het maakt er een bed van, om zich rustig daarop neer te vlijen, en het blijft erop liggen, en denkt niet meer aan Sion. L ^niversum stratum ejus versasti in in-firmitate ejus. (Psalm XL : 4.) Ood werpt dat bed, waarop hij te midden van het aardseh geluk was ingesluimerd, omver, en doet dat hart door een heilzame wonde gevoelen hoe gevaarlijk die rust was. L-^at ons dan aan alles onthecht op aarde leven. Als wij er vertoeven alsof wij niets bezaten, zullen wij er zijn alsof wij werkelijk alles hadden: als wij ons aan de schepselen onthechten, zullen wij er den Schepper bi] winnen; en niets zal ons meer te doen overblijven dan ons met Jozef te verbergen, om hem in afzondering en eenzaamheid te genieten; dat is ons laatste deel.
Derde punt.
De christelijke rechtvaardigheid is een bijzondere zaak tusschen God en den mensch, en tusschen den mensch en God; zij is een geheim tusschen hen beiden, dat men schendt, als men het openbaar maakt, en dat voor hen, die er niet in ingewijd zijn, met niet te veel behoedzaamheid kan verborgen worden.
96
OEN H. JOZEF
Daarom beveelt ons de Zoon Gods, als wij willen bidden, en hetzelfde geldt voor alle christelijke deugden, daarom beveelt hij ons, zeg ik, ons af te zonderen en de deur achter ons te sluiten. (Matt. VI: 6.) »Sluit de deur achter u, zegt hij, en vier uw geheim alleen met God, zonder daarbij iemand anders toe te laten dan hen, die het hem behagen zal te roepen: gt; Solo pectoris contentus arcano oralionem tuam fac esse mysterium. (S. Chrysost. in Matt. Hom. XIX n. 3. tom. VII. pag. 248.) Het christelijk leven moet dus een verborgen leven zijn en de ware christen moet vurig wenschen onder Gods vleugelen bedekt te blijven , zonder iemand tot toeschouwer te hebben.
Maar hier verzet zich de gansche natuur, en kan die verborgenheid niet dulden; de reden daarvan is, als ik mij niet vergis, deze: de natuur heeft een afkeer van den dood; en onbekend en verborgen te leven, is in den geest der menschen als dood zijn. Want daar leven in handelen bestaat, schijnt ook hij, die ophoudt te handelen, te hebben opgehouden met leven. En, mijn geliefden, de mannen dezer wereld, gewoon als zij zijn aan bedrijvigheid en beweging, weten niet wat een inwendige, een stille daad is, en zij meenen, dat zij niet handelen, als zij niet woelen, en dat zij zich niet bewegen . als zij geen leven maken; zoodat zij afzondering en vergetelheid als gebrek aan
7
97
HET LEVEN VAN
levenskracht beschouwen: daarentegen brengen zij zooveel leven in die wereldsche praal, in die woelige beweging, dat zij wel durven meenen, niet geheel en al dood te zullen zijn, zoolang hun naam nog op aarde zal klinken. Daarom schijnt de vermaardheid hun een tweede leven toe: zij zijn erop gesteld in de nagedachtenis der menschea te blijven voortleven; en het scheelt niet veel, of zij meenen, dat zij heimelijk uit hun graf zullen opstaan, om te hooren, wat men van hen zal zeggen: zoo zeer zijn zij overtuigd, dat leven niets anders is dan beweging maken en in menschelijke dingen wroeten, omdat zij in beweging het leven zien. Ziedaar de eeuwigheid, zooals onze eeuw die belooft, een eeuwigheid door titels, (en onsterfelijkheid door vermaardheid: Qualern potest prcrsfare seculum de titulis ater-nitatem, de fama hnmortalitatem. (ïertul. Scorp. n. 6.) Een ijdele en brooze onsterfelijkeid, maar waarvan die oude veroveraars zooveel werk maakten, 't Is die verkeerde inbeelding, die maakt, dat de verborgenheid den minnaars van de wereld als de dood toeschijnt, en zelfs, als ik het zeggen mag, iets harders dan de dood, omdat onbekend en verborgen te leven, naar hun opvatting, gelijk slaat met levend begraven te zijn.
»Daar onze Heer Jesus Christus kwam om te sterven en opgeofferd te worden, heeft hij ook op alle manieren willen sterven en zich op-
98
DEN H. JOZEF
offeren: zoodat hij zich niet tevreden gesteld heeft, beminde christenen , met den natuurlijken of den wreedsten en gewelddadigsten dood te sterven; maar hij heeft er ook den burgelijkeii en staatkundigen dood bij willen voegen. En daar die burgerlijke dood op twee wijzen, namelijk door eerloosheid en vergetelheid wordt veroorzaakt, heeft hij dien dubbelen dood willen ondergaan. Als slachtofler voor den memschelyken hoogmoed, heeft hij zich door alle soorten van vernederiugen willen opofferen; en aan den dood der vergetelheid heeft hij de eerste dertig jaren zijns levens gegeven. Om uet Jesus Christus te sterven, moeten wij dien dood oudergaan, ten einde met den heiligen Paulus te kunnen zeggen; Mihi rnrtndus crucifixis est, et ego mundo (Gal. VI: 14) »de wereld is mij gekruisigd, en ik der wereld.quot;
De groote heilige, paus Gregorius, geeft van dit gezegde van den apostel een schoone uitlegging: De wereld, zegt hij (Mor. in Job lib. V cap. Ill torn. I col. 140.) is dood voor ons, als wij haar verlaten, maar, voegt hij erbij, dat is niet genoeg: om tot volmaaktheid te komen, moeten wij dood zijn voor haar, en moet zij ons verlaten; dat wil zeggen, dat wij ons in zoodanigen toestand moeten bevinden r dat wij de wereld niet meer behagen, dat zij ons voor dood houdt, en ons niet meer als tot haar partyen of kuiperen, zelfs niet tot
99
HET I.EVEN VAN
100
haar gesprekken en redeueeringen behoorende, beschouwt. Dat is de hooge christelijke volmaaktheid, daarin vindt men het leven; omdat men leert zijn God te genieten, die niet in den warlwind of het woelige onzer eeuw woont, maar in de afzondering en stille eenzaamheid, »Zoo was de rechtvaardige Jozef dood: met Jesus Christus en de goddelijke Maagd begraven zijnde, beklaagde hij zich dien dood niet, welke hem met den Zaligmaker deed leven. Integendeel, niets vreest hij zoo zeer dan dat het gewoel en het leven der eeuw die verborgene en huiselijke rust komen storen of onderbreken. Een bewonderenswaardig geheim, mijn geliefden; Jozef heeft iets in zijn huis, dat geschikt is om de oogen der gausche wereld te trekken, en de wereld kent het niet: hij bezit een God-mensch en .zegt er geen woord van: hy is van een groot geheim getuige, en geniet dit in stilte zonder het openbaar te maken. De wijzen en herders komen Jesus Christus aanbidden, Simeon en Anna verkondigen zijn grootheid: niemand kon beter getuigenis afleggen van het geheim van Jesus Christus, dan hij, die er de bewaarder van was, die het wonder van zijn geboorte af kende, dien de engel zoo goed van zijn waardigheid en de reden zijner zending had ingelicht. Welke vader zou niet over een zoo beminnelijken zoon spreken! En nogtans is het vuur van zooveel heilige zielen, die zich met zooveel ijver
DEN H. JOZJEF
voor hem nitstorten om deu lof van Jesus Christus te verkondigen, niet in staat zijn mond te openen om hun het Godsgeheim, dat hem toevertrouwd werd, mede te deelen. Emnt mirantes, zegt de Evangelist; (Luc. II: 33.) zij schenen verwonderd, het was alsof zij niets wisten: zij hoorden alle anderen spreken, en bewaarden met zooveel godsdienstigheid het stilzwijgen, dat men dertig jaren later in hun stad nog zei: Is deze niet de zoon van Jozef? (Joan, VI: 42) zonder dat men in al die jaren iets van het geheim zijner maagdelijke ontvangenis vernomen had. Dat kwam, doordat zij beiden wisten, dat men zich een eenzaamheid moet scheppen, wil men God in waarheid genieten; dat men zooveel menschen, die hier en daar rondzwerven, en _ zooveel gedachten, die verdwaald geraken, tot zich zeiven moet terugroepen; dat men zich met God moet afzonderen, en met hem te zien tevreden moet zijn.
»Maar, christenen, waar zullen wij in een eeuw, die alles voor de praal veil heeft, die geestelijke en ingetogene mannen vinden? Als ik de mensehen, hun ambten , hun bezigheden, hun streven beschouw, vind ik dagelijks meer en meer bevestigd wat de heilige Joannes Chrysos-tomus gezegd heeft (In Matt. Hom. XIX n. I tom. VII p. 244.) namelijk dat, als wij iu ons zeiven keeren, wij zullen bevinden, dat onze daden door menschelijke inzichten worden
1ÜJ
HET LEVEN VAN
ingegeven. Want, hoeveel zijn er wel te vinden, die niet van den reelaten weg afwijken, als zij de machtigen der aarde ontmoeten, om hier niet eens te spreken van die verkochte zielen, die slechts trachten de wereld welgevallig te zijn; hoeveel zijn er, die minstens niet lauwer worden, als zij niet geheel en al verflauwen; die niet trachten tusschen rechtvaardigheid en gunst, tusschen plicht en gedienstigheid behouden te blijven? Hoeveel zullen wij er vinden, die door het vooroordeel der meeningen, den dwang der gewoonte of de vrees om de wereld te stooten ei- niet toe gebracht worden ten minste een middelweg te zoeken, waarlangs zij Jesus Christus met Belial en het Evangelie met onze eeuw kunnen verzoenen ? En al zijn er eenigen, bij wie het meuschelijk opzicht de gevoelens der deugd niet doet verstikken of inkrimpen, zal er wel iemand zijn, die het niet moede wordt, zijn belooning in het andere leven te wachten, en in de loftuigingen der menschen er niet bij voorbaat eenige vruchten van wil plukken ? Dat is de pest voor de christelijke deugd. En daar ik de eer heb, in tegen-woordigheid eeuer groote koningin te spreken, die dagelijks door haar volk terecht wordt toegejuicht, zal het mij vergund zijn op die zedenleer eenigen nadruk te leggen.
»De deugd is als een plant, die men op twee manieren kan doen sterven; door ze uit te rukken
102
DEN H. JOZEF
of ze te laten verdroogen. Er zal een stormvloed komen, die ze ontwortelt en aan land doet spoelen; of wel er komt, zonder dat daarbij zoowel geweld gebruikt wordt, onguur weder, dat ze op haar stengel doet verdorren; zij schijnt dan nog te leven, maar draagt den dood reeds in haar schoot. Evenzoo is het met de deugd gelegen. Gij bemint de billijkheid en rechtvaardigheid: er doet zich een groot belang of de eene of andere hevige hartstocht voor, die de liefde, welke gij voor de rechtvaardigheid gevoelt, in uw hart op onstuimige wijze prikkelt; als zij zich door dien storm laat wegvoeren , zal het een stormvloed zijn, die de rechtvaardigheid zal ontwortelen. Gij zucht eeuigen tijd over de verzwakking, die gij gevoelt; maar eindelijk laat gij die liefde uit li w hart rukken, ledereen staat verbaasd, als hij ziet, dat gij de rechtvaardigheid, die gij met zooveel zorg beoefeudet, verloren hebt.
Maar als gij die hevige aanvallen weerstaan hebt, beweert dan daarom nog niet, dat gij ze gered hebt, als gij ze niet voor een ander gevaar behoedt, namelijk dat der loftuigingen. De tegenovergestelde ondeugd ontwortelt haar, liefde voor de loltuigingen doet haar verdroogen. Het is alsof zij staande blijft; ze schijnt zich goed te houden, en ze bedriegt eenigermate het ootrder menschen. Maar de wortel is verdroogd,
O O »
hij zuigt geen voedsel meer, hij is nergens meer
103
HET LEVEN VAN
dienstig voor dan voor het vunr. Het is dat gras der daken waarover David spreekt, dat van zelfs opdroogt, voordat men het uitrukt:
Quod priusquam evellatur exaruit. (Ps. GXX VIII: 6.) W at ware het te wenschen, christenen, dat het niet op een zoo hoog gelegen punt was opgeschoten, en in de eene of andere eenzame vallei wat langer duurde 1 Wat ware het voor die deugd te wenschen, dat zij niet op een zoo in het oog loopende plaats stond, en zich in het een of ander hoekje met christelijke nederigheid voedde!
»Als het een noodzakelijkheid is een openbaar leven te moeten leiden, en de loftuigingen der menschen te moeten hooren, ziehier wat men dan moet deuken. Als hetgeen men zegt niet gemeend is, moeten wij een hooger oordeel vreezen. Als de loftuigingen oprecht zijn, moeten wij vreezen onze belooning te missen. Ten einde dit laatste ongeluk te vermijden, Mevrouw, wordt u door een groot paus deze wijze raad gegeven; 't is de heilige Gregorius de Groote (Greg. Mag. moral, lib XXII cap. VIII. torn I col. 707.) hij is waardig, dat uw majesteit hem ten gehoore toelaat. Verberg nimmer de deugd als iets, waarvoor gij u schaamt: zij moet voor de menschen schitteren, opdat zij den hemelschen Vader verheerlijken. (Matth. V: 16.) Zij moet overal in den persoon der vorsten schitteren, opdat het zedenbederf niet alleen door de kracht
104
DEN H. JOZEF
hunner wetten worde onderdrukt, maar ook door het licht van hun voorbeeld beschaamd. Maar om voor de menschen iets te verbergen, stel ik Uw Majesteit een onschuldige kunstgreep voor. Verberg, buiten de deugden, waarvan gij het voorbeeld moet geven, altijd iets in uw binnenste, dat voor de wereld verborgen blijft; vergader een geheimen schat, dien gij voor het oog van God bewaart; of zooals Tertulianus zegt: Mentire aliquid ex his qua: intus sunt, ut soli Deo exhibeas veritatem. (De Virg. vel. n. 16.)
§ IV. Verschillende gedachten betreffende den Tl. Jozef.
Als men alles wilde verzamelen, wat de kerkvaders of de door de Kerk goedgekeurde vrome schrijvers ons roemrijks voor den echtgenoot van Maria hebben nagelaten, zou men groote boekdeelen moeten vullen. Daar de heilige Ber-nardinus van Sicna, de heilige Theresia en Bos«uet de vooruaamste beschouwingen over zijn naam en eeredienst hebben samengevat, moeten wij er ons toe bepalen over' dit onuitputtelijk onderwerp eenige gedachten aan te halen, die geschikt ziju om in geest en hart gegrift te worden. Door die aanhalingen zal de lezer meer en meer van de innerlijke schoonheid van het leven doordrongen worden, waarvan wij hem in den aanvang van dit boek een eenvoudige schets gegeven hebben.
105
HET LEVEN VAN
liet vaderschap van den heiligen Jozef.
De Heilige Geest heeft hem met den naam van vader vereerd. (Gerson.)
Het is iu overeenstemming met het kerkelijk geloof, niet alleen de Moeder van God als maagd te eeren . maar ook zijn vermeenden vader en voedstervader, (de H. Petrus Damianus.)
Onder de hemelsche Geesten, is er geen, die Jesus met den naam van zoon mag noemen. (De H. Cyprianus.)
Jesus had behoefte aan Jozefs vaderlijke zorgen en aan de godvruchtige attentie van hem in zijn armen te dragen. (Rupert.)
O! wat was het Jozef aangenaam het kind .lezus hem den naam van vader te hooren geven ! (De H. Bernardinns.)
Jozef had op Jesus het vaderrecht, dat wil zeggen alle rechten, die ouders op hun kinderen hebben. (Cornelius.)
Jozef was waardig de vader des Heeren-genoemd te worden, (de H. Hieronimus.)
Door huwelijks/echt en verwantschap was hij de vader van Jesus.... Als hij de echtgenoot van Maria is, is hij ook daardoor de vader des Heeren. (Rupert.)
Gij zult hem Jesus noemen; dien naam zult gij hem als vader geven. (ïheod.)
Jozef had alle rechten eens meesters en vaders op Jesus, als mensch beschouwd, (Tirin.)
Als de afhankelijkheid van Jesus een gren-
106
DEN H. 30ZEF
zenlooze nederigheid in hem verraadt, is zij ook een bewijs voor Jozefs onvergelijkelijke waardigheid. (Gerson.)
Door twee voorrechten spant hij boven alle aartsvaders en profeten de kroon, te weten als echtgenoot van Maria, en als vader van Christus. (Toletimis.)
Jesus liet Jozef door zijn blikken , zijn omhelzingen en alle blijken eener waarlijk kinderlijke teederheid een onuitsprekelijke zoetheid smaken. (De H. Bernardinns van Siëna).
God heeft Jozef niet alleen uitverkoren om de trooster zijner moeder te worden ; hij heeft hem niet alleen uitverkoren om de voedstervader van Jesus Christus te zijn; maar hij heeft ook gewild, dat hij op aarde tot het werk van het groot besluit der allerheiligste Drieëenheid medewerkte. (De H. Bernardus.)
God gaf Jozef de liefde, de bezorgdheid, het gezag eens vaders. (De H. Joh. Damasc.)
God heeft in Jozef de vreugde van het vaderschap met de eer der maagdelijkheid vereenigd. (P. Jacquinot.)
O! wat moet de heilige Jozef oprecht en goed van hart geweest zijn; omdat de Heer hem zooveel goeds deed, door hem de Moeder en den Zoon te geven! Want in het bezit dier beide panden kon hg de afgunst der engelen wekken, en den ganschen Hemel uitdagen , grootere bezittingen te toonen dan hij
107
HET LIJVEN VAN
had. Wat toch is er bij de engelen, dat bij de Koningin der engelen vergeleken kan worden, en wat is er in God meer dan God zelf. (De H. Fr. van Sales.)
Geen sterfelijke tong vermag te zeggen hoe groot de overmaat van eer was, waartoe onze • Heilige verheven werd, taen hij Haar tot echtgenoot kreeg, die in de wereld »als een opkomende dageraadquot; verscheen, en die, dagelijks in deugden toenemende , daardoor een bruidschat verzamelde, dien zij Jozef, haar echtgenoot, aanbracht. (Leo van Port Maur)
Was Jozef groot in zijn hoedanigheid van rechtvaardige, hij was het nog meer als hoold der Heilige Familie, en wat zijn glorie ten top voert, is zijn grootheid als Vader. (Leo van Port Maur.)
Als God aan zeer machtige engelen de leiding en bescherming der koningrijken toevertrouwt, wat moet dan niet de grootheid van den Heilige zijn, wien God de leiding van zijn Zoon opdraagt, die hem dierbarer is dan honderdduizend, ja honderd millioenen werelden! (M. Olier.)
Er is een menigte heiligen om Jesus Christus voor te stellen, en de heilige Jozef alleen stelt den eeuwigen Vader voor. (M. Olier.)
Als ik bedenk, dat de doorluchtige Koningin des hemels, voor wie alle machten der aarde de knieën buigen, de echtgenoote van Jozef was en hem moest beminnen, eeren en als haar
108
DEN H. JOZEF
dierbaren echtgenoot dienen; dat Gods eenige Zoon hem op aarde als zijn vader wilde erkennen; dat zijn kennis, wijsheid, deugden, volmaaktheid en genaden aan die hooge titels, aan die goddelijke verplichtingen geëvenredigd waren, is mijn geest van bewondering optogen en smelt hij ia die verheven denkbeelden weg. (H. Jozef Öurin.)
Als sommige heilige zielen, die alleen door een bovennatanrlyk vizioen de tegenwoordigheid des Zaligmakers of die der heilige Maagd mochten smaken , desniettegenstaande door hun liefde zoo zeer verteerd, door den hemelschen wellust zoo zeer bedwelmd werden, dat zij in dubbele vervoering uitriepen: Genoeg, Heer, genoeg! omdat zij dat uiterst vuur of die overtollige zoetheden zonder het te besterven niet konden verdragen, wat moet men dan denken van Jozef, die hen beiden dagelijks zag, dag en nacht hy Jesus was, hem omarmde zoo lang hij wilde en ieder oogenblik door hem geliefkoosd werd? (Tolet in Luc.)
Deugden van den heiligen Jozef.
Jozef was zuiverder dan alle menschen en aau de glorierijke maagd Maria gelijkvormig. (Gerson.)
Jozef was naar de gelijkenis der heilige Maagd. zijn echtgenoote, gevormd. (De H. Bern.)
109
HET LBVEN VAN
Merk op, dat Jozef rechtvaardig genoemd werd, omdat hij alle deugden in haar volmaaktheid bezat. (De H. Hier. en de H. Joh. Chrys.)
Als God iemand tot een bediening roept, bereidt hij hem daartoe voor, opdat hij geschikt zon zyn ze te bekleeden. (De H. Thomas.)
Ik zal de meening van hem, die gelooven zou, dat deze Heilige alle overigen in geluk en verdienste overtreft, niet als vermetel of onwaarschijnlijk beschouwen, maar veeleer als godvruchtig en waarschijnlijk. (Suarez.)
Jozef was rechtvaardig in zijn woorden en daden, rechtvaardig in het voldoen aan de wet, en naar de uitgestrektheid der genade. (Orig.)
Tot in den ouderdom nam hij stipt de wet in acht. (de H. Damasc.)
Jozefs eenig verlangen was, Gods wil te gehoorzamen. (D. H. Birgitta.)
Hij was de wereld en het vleesch dermate afgestorven, dat hij slechts naar hemelsche dingen haakte. (De H. Brig.)
Hij leefde in armoede tevreden. (De H. Bo-naventura.)
Het geheele leven van Jozef was een aanhoudend gebed. (Marcel. Pis.)
Kon Jozef iets anders doen dan hemelsche dingen overwegen. (De H. Athan.)
Hij bezat in den hoogsten graad de gaaf der bespiegeling. (De H. Bern. v. Siëna).
no
DEN H. JOZEF
Geduldig in zijn armoede en vliitig aan zijn werk, was Jozef vol zoetaardigheid jegens hen, die hem beieedigden, vol ijver en toewijding om mij te dienen, (De H. Brigitta Openb.)
D;.ur Jozef rechtvaardig was, was zijn wil altijd naar dien van God geschikt, daarmede vereenigd en ermede in overeenstemming. Dat Jozef onder alle omstandigheden altijd aan den goddelijken wil onderworpen was, zal niemand betwijfelen. Hij was steeds zachtmoedig, bedaard en volhardend in zijn onderwerping aan Gods welbehagen. (Oe H. Fr. van Sales.)
Hoe groot moet diegene niet doorzijn zuiverheid geweest zijn , die door den eeuwigen Vader als bewaarder der maagdelijkheid van Maria, of beter gezegd als haar medegezel werd aangewezen, want zij had niemand anders noodig dan zich zelve om bewaard te blijven. (De H. Fr. van Sales.)
De heilige Jozef was uitverkoren om het beeld van God den vader te zijn, en het was bewonderenswaardig de deugden en volmaaktheden van den heiligen man te zien. (M. Olivier.)
God, die Jozef van alle eeuwigheid voorbestemd had om de echtgenoot der onbevlekte Maagd en de Voedstervader van het mensch-geworden Woord te zijn, had voor hem een reinheid weggelegd, grooter dan die der sera-fgnen. (P. Jacquinot.)
De groote heilige Jozef moest daarom alle
111
HET LEVEN VAN
heiligen en aartsengelen in de deugd van maag-delykheid over treffen. (De H. Fr. van Sales.)
Na de heilige Maagd verkreeg niemand een grootere zuiverheid dan Jozef. Welk een zuiverheid en onschuld moet de Heilige niet bezeten hebben, die zoo lang met den Heilige dei-heiligen en met de Moeder van alle zuiverheid omging? Alles was in hem maagdeliik en engelachtig. (P. Hier. Isol.)
Dood van den heiligen Jozef.
Zalig zijn zij, die in den Heer sterven. (Apocal.)
God heeft gewild, dat Jozef vóór het lijden des Zaligmakers stierf, om hem de onmetelijke smart te sparen, die het hem zou veroorzaakt hebben. (De H. Bern. van S.)
Gelijk de heilige Maagd aan de liefde tot haar goddelijken Zoon stierf, kwam ook de heilige Jozef, door zooveel licht bestraald, door zooveel vuur verteerd, en door zooveel pijlen doorboord in dat vuur der liefde te vallen, en onderging hij een gelijken dood. (P. J. B. Saint — Jure.)
112
Wie zal er aan twijfelen, dat die heilige Vader toen hij het einde zijner aardsche loopbaan bereikt had, bij zijn overgang van deze wereld naar een andere door ziin goddelijk voedsterkind in Abraham's schoot gedragen werd, om hem ten dage zijner Hemelvaart van daar in zijn eigen schoot naar de glorie over te brengen.
■\
DEN H. JOZEF
Zoo was de dood van dien grooten Aartsvader de edelste dood van allen, en kroonde bijgevolg het edelste leven, dat ooit eenig schepsel geleid heeft, een dood, dien de engelen zouden hebben willen sterven, als zij tot sterven in staat waren. (De H. Fr. van Sales.)
Zal Jozef, die met den zoetsten en gelukkigsten dood begunstigd werd, niet met zijn allerheiligste Echtgenoote alle christenen in hun stervensuur te hulp komen, die hen aangeroepen en zich in hun leven als zijn getrouwe dienaars betoond hebben ?
Smeeken wij Jozef, dat hij ons in den laatsten strijd beware en verdedige. Zeggen wij tot hem, wat Jakob tot den Engel zeide: Ik zal u niet verlaten, ik zal mij uit uw omarmingen niet losmaken, tenzij gij mij in mijn laatste uur uw zegen gevet: »Non dimittam te, donec benedixeris mihi.quot; (P. Jacquinot.)
Onder alle menschen alleen staande, was hij de getrouwe medewerker aan het grootste van Gods werken. (De H. Bern.)
Omdat Jesus Christus gezegd heeft: Daar, waar ik ben, zal ook mgn dienaar wezen, staat ongetwijfeld in den hemel diegene het dichtste bij hem, die zich, na Maria, op aarde zijn innigste en trouwste dienaar betoond heeft. (Gerson.)
Men moet godvruchtiglijk aannemen, dat,
113
114 UKT LEVEN VAN DEN H. JOZKT
als Jesus Christus in zijn kinderlijke liefde aoowel het lichaam als de ziel zijner Moeder in den hemel verheven en verheerlijkt heeft, hij het ook ten dage zijner opstanding voor den
heiligen Jozef gedaan zal hebben. (De H. Ber-nardinns van Siëna.)
K I gt;' I) E.
f
I. Jongste besluiten der Kerk ten aanzien ran den H. Jozef en zijn vereering. . BIz. 3
II. Het leven van den H. Jozef . . »10
III. Verschillende lofreden op den
§ I. De H. Bernardinus van Siëna. » 22
§11. Uittreksel uit de H. Theresia. » 25 §111. Lofreden van Bossuet op den
§IV. Verschillende gedachten betreffende den H. ,)ozef......»105
I
I I «lil Ml I» W
.......
Leve Maria, een maand, een noveen, een
week en een triduum ter eere van Maria. . ƒ 0,10 Geestelijke Leiddraad. . . . . . - 0,05 Vade Mecum, verzameling van meest alle bekende devotiën. In linnen bandje. . . - 0,40 Gezangen ter eere van de H. Moeder Gods. . - 0,10 Gezangen H. Kindschheid. . . . . - 0,10 B.LEoxAiiDüsaP.M.Godvr.LeidingopdenKruisw. - 0,05 Devotie tot de H. Vijf Wonden. . . . - 0,05 Handleiding Broederschap O. L. V. van Bijstand. - 0,10 Oefeningen voor de Zusters der Congreg. O. L. Vr. - 0,05 Melodiün op de Gezangen van liet Handboekje der
H. Familie en Congregatie O. L. Vrouw. - 0,30
» op de Gezangen van de Tien Geboden. - 0,30 » » » het Ave Maria . - 0,30
Het Handboekje met de Melodiën, ingebonden. - 1,50 Melodiën en Refreinen, Peijen , met acc. van
Piano of Orgel. 1,85
Handboekje H. Familie. . . . . . - 0,20 Het Ave Maria dor Congreganisten. . . - 0,20 De Gezangen op de Tien Geboden Gods. . -Handboekje H. Familie, 3 boekjes bijeen ingebond. -
» Congr. O. L. Vr. » » »
Gezangen voor R. K. Militairen Vereeniging. . Veuillot. IJdele inbeelding der Liberalen, gr. 8o.
Th. van Hoogstraten. Dichterlijke Verpoozingen.
------God en de Mensch.
---—- Da Costa, eene studie. .
De Onfeilbaarheid een verhaal door Conrad
verschijnt in Seriën van 10 Dealen.
Elk deel is op zich zelve compleet en bevat een geheel leven.
Elke serie kost bij inteekening f 2,50. Afzonderlijke levens kosten 40 Cents. Tien Ex. van eenzelfde leven f 2.5©.
De Eerste Serie bevat de volgende levens: De H. Vincentius a Paulo. - De H. Pkanciscüs Xaveiuüs. - DeH. Bexedictüs.- De H. Piiii.omena. De H. Cathabina van Zweden. - De H. Anionics vanPadua.- DeH.Petrus, Apostel. -DeH.Cecilia. DeH. Jozef. - DeH. Alphonsus Maria de Lig uoei.
De Tweede Serie zal bevatten de volgende levens r
Birgitta.-H. Drie-Koningen.-H. Genoveva. jOYsius van Gonzaoa. - H. Elisabeth van vrijen. - Benedictüs Joseph ua Labre. iRetha Maria Alacoqüe. enz, enz.
r ]ndsqe~i« i 18 de