I. Jeugdige levensjaren.
II. Pes Verlossers wondteekenen (stigmata).
III. Geestverrukking (extase).
IV. Lichamelijk leven.
V. Inwendig leven.,
VI. Keis naar Bois d'Haine.
VII. Bezoek bij Louise Lateau.
Te midden van een achteloozen, verstrooiden , door wervelwinden heen en weêr geslingerden tijd, heeft God haar op den Kruisweg geplaatst, als een
! hir-r1 lt; : \ • '
Ob
y OORWOORD.
Wat in dit werkje geschreven staat over Louise Latean en de wondervolle verschijnselen, in haar door God uitgewerkt, werd vertaald en bijeengebracht uit verschillende boekjes.
Wie eenige wetenschappelijke of theologische geschriften wil lezen, kan opslaan het werk van Dr. Lefebvre: //Louise Lateau, sa vie, ses extases, ses stigmatesquot;. (Leuven bij Peeters 1870, 2 Oplage 1873) en H. van Looy Biographie de Loui:;e Lateau 1873.
Daar het doel was eenvoudig te verhalen, wat geschied is, zonder in wetenschappelijke beschouwing te treden, is er hier geput uit: Louise Lateau, die stigraatisirte von Bois d'Haine, door Professor Dr. August Rohling; dan nog uit: Ein besuch bei Louise Latean: ein Trost-büchlein fiir das deutsche Volk, en eindelijk uit de redevoering, die de beroemde redacteur der Germania en lid van den Rijksdag, Majunke, voor zijne kiezers te Trier over Louise Lateau gehouden heeft. Wat er merkwaardigs door den een of ander geschreven is, heb ik bijeenverzameld, opdat men zich des te beter een beeld kan vormen van de heilige van Bois d'Haine.
Eerst wordt verhaald wat in de jeugdige levensjaren van Louiamp;e voorviel; en daar de mensch door beproe-ving en lijden tot de christelijke volmaaktheid moet opklimmen, scheen het niet ongepast haar jeugdig leven van smarten en wederwaardigheden, maar tevens van liefde tot God en den naaste in het schoone vers vaa Tondel samen te vatten:
VOOEWOORD.
De schoonste roode rozen bloeien Niet op een Griekschen berg; o Neen!
Maar op den Kruisberg, Iiard van steen,
Waar Jesus hoofdkwetsuren vloeien.
De H. Maagd stond onder het kruis en leed met haren goddelijken Zoon de pijnen des doods; daarom is zij ook de koningin der martelaren: Louise lijdt in de overweging van 's Hoeren smarten, en door een gunst des hemels mocht zij de teekenen van Christus wonden in haar lichaam ontvangen. Haar wensch, om met den Verlosser te lijden en zijn smarten te gevoelen, meende ik niet beter te kunnen uitdrukken, dan in een vers van de hemelsche hymne Stabat Mater; vooral als men weet, dat God steeds grooter genaden schenkt, dan men vraagt:
Heil'ge Moeder, 'k mocht u vragen. Des Gekruisten diep geslagen Wonden in mijn hart te dragen.
En zij ontving ze ook in haar lichaam.
Behalve de stigmata werd haar verleend een heerlijk licht te aanschouwen, wat men zou kunnen noemen eene openbaring van Gods heerlijkheid; en tevens mocht zij het lijden en den dood des Heeren zien, alsof zij er zelve bij tegenwoordig was. 'tWas t one verrukking des geestes, waarin het lichaam gevoelloos bleef voor de aardsche stoffelijke zaken. En wüt de dichter in zijn verbeelding zong, mocht voor haar werkelijkheid worden: O heilgena, zoo overvloeiend, pogen Dorst ik door u in 't eeuwig Licht te staren.
Mijn blik verging — het schouwen werd voltogen.
Wel ontving zij eene groote bovennatuurlijke genade van God, waardoor haar oog voor 't aardsche gesloten.
II
VOOKWOORD.
werd, om in haar geest met Gods bijstand een straal zijner heerlijkheid op te vangen en de tafereelen uit de lijdensgeschiedenis des Zaligmakers bij te wonen.
Wondervol als de Heer Jesus Christus zijn wondtee-kenen in Louise's lichaam drukte en haren geest tot zich opvoert in de extase, onderhoudt Hij ook zonder spijs, drank of slaap haar stoffelijk leven, alleen door het ontvangen van zijn goddelijk Vleesch en Bloed in de H. Communie; met S. Joannes van't Kruis mogen wij zeggen: In 's Levens Brood ontspringen heil'ge stroomen. Voor wie laafnis en genezing wil bekomen. Schoon 't vol geheimenis En nacht hier is.
De natuurlijke wetenschap staat verstomd en voor 's menschen verstand is het duister; maar't geheim der kracht ligt in de belofte van Christus, die wel voor de eeuwigheid gedaan werd, maar toch soms in den tijd reeds in vervulling treedt. Die Mijn Vleesch eet en Mijn Bloed drinkt blijft in Mij en Ik in Hem, en Hij zal leven in eeuwigheid.
Bij het beschouwen dier veelvuldige wonderen in één persoon, komt de vraag op de lippen, hoe Louise zich dan wel tegenover God gedroeg; hoe zij inwendig leefde? Professor Schaepman laat in een gedicht het goddelijk kindje aan de H. Maagd, zijne moeder, de voorzeggingen lezen van zijn smaad en lijden; en eindigt dan met de woorden, die aan haar een nieuw inzicht van Jezus' hart openbaarden;
Daar welde eene nieuwe hymne In 't maagdelijke hart:
//Wie meet der liefde diepten.
Wie meet der liefde smart!quot;
Ut
VOORWOOED.
Ook Louise, als getrouwe nayolgster van Christus, verbindt in haar hart de liefde tot God en tot den naaste; daarin lag haar geheel inwendig leven, zij zocht God en het heil des naasten; vandaar het grootste verlangen naar het bezit van God en het heil des naasten; vandaar de diepe smart, als Zijn eer wordt aangerand, of haar naaste zijn eeuwig heil verwaarloost. Zij geniet de zaligheid der liefde, bij de smart der liefde.
Om niet alleen Louise Lateau te beschrijven, maar ook den indruk, de uiterlijke omstandigheden, als dorp, woning, bezoekers enz.; heb ik opgenomen eene reisbeschrijving van een Duitscher en stukken uit eene redevoering van Majunke. Wat reeds in 't algemeen in het boekje verhaald werd, heb ik weggelaten, omdat dit den lezers in het voorgaande reeds was medegedeeld.
Mocht er in deze vertaalde sprokkelingen iets zoodanig verhaald worden of voorkomen, dat het—tegen mijne bedoeling en wil — strijdig is met eenig leerstuk, uitspraak of voorschrift der H. Kerk, zoo wensch ik dit nooit gedacht, uitgesproken of geschreven te hebben.
De lezer zal, na de kennismaking met het boekje, zeker van Louise Lateau beamen, wat Górres zoo treffend van Maria von Mörl zegt:
„Te midden van een achteloozen, verstrooiden, door wervelwinden heen en weêr geslingerden tijd, heeft God haar op den kruisweg geplaatst als een
IV
Bladz,
Jeugdige levensjaren van Louise Lateau . . 1 Stigmata ('sHeeren wondteekens) van Louise
Lateau.................... 12
Extase (geestverrukking) van Louise Lateau 24 Lichamelijk leven » » »45
Inwendig leven » » »53
Eeis naar » » »63
(Volgens een Duitsch bezoeker).
Bezoek bij » » » 90
(Uit de redevoering van Majunke).
quot;
■ ; . J.-.'
quot;
. M- J : '1 •
- ■''■..A-m.
■
Ü--'
De jeugdige levensjaren van Louise Lateau.
De schoonste roode rozen bloeien,
Niet op een Griekschen berg, o Neen! Maar op den Kruisberg-, hard van steen, Waar Jesus hoofdkwetsuren vloeien.
Vondel.
Louise Lateau werd te Bois d'Haine, bij liet dorp Manage, in Henegouwen geboren op den 30sten Januari van liet jaar 1850. De twee andere kinderen Kosina en Adeline zijn slechts eenige jaren ouder. Gregorius Lateau, de vader, was arbeider in de nabijgelegen ijzergieterij. Door zijne spaarzaamheid had hij het zoover gebracht, dat er op het kleine grondstuk, de huwelijksgave zijner vrouw, een armoedige woning kon gebouwd worden. Beide echtgenooten leefden behoeftig, maar gelukkig, tevreden eu gezond, totdat met Louise's geboorte de tijd der beproeving aanbrak.
1
2
De moeder bleef twee en een half jaar aan 't ziekbed gekluisterd; de geboorte van Louise had haar bijna het leven gekost. Toen Louise eenifje maanden oud was, stierf de vader aan
O '
de pokken, door welke ziekte ook het kind werd aangetast.
De buren vermeden uit vrees voor besmetting het huis, de geheele zorg voor het onderhoud der familie rustte op de zwakke schouderen van het oudste kind, van nauwelijks zes jaren. De ellende der ongelukkige familie was onbe-sclirijfelijk. Toen ontfermde zich over hen een verre bloedverwant, die bij zijn binnentreden in de hut Louise stervend vond.
De windsels, waarin de arts een week geleden het zieke kind had gewikkeld, waren droog en hard als een steen; het arme schepsel zwart als een kool. Onder de vaderlijke verzorging van den edelen menschenvriend genas Louise.
Ruim twee jaren oud, kwam ze ten tweede-male in levensgevaar. Ouder het spelen met haar zuster, was zij in 't water gevallen, en reeds op 't punt van te verdrinken, toen nog ter juister tyde de moeder met de oudste dochter het bewusteloos liggend kind hulp aanbracht.
Vrouw Lateau was weer genezen en verdiende
3
nu met dagwerk liefc levensonderhoud. Het waren jaren vol ontberingen. Dikwijls ontbrak het noo-digste. lu den ruwen wintertijd had men noch vuur noch kleeding om zich voldoende tegen de koude te beschutten. Moeder en kinderen leden gelijkelijk; maar door oprechte christelijke vroomheid bewaarden zij het geduld en een opgeruimde stemming. Aan Louise vooral bemerkte men in nood en lijden de grootste tevredenheid en onbewolkte kinderlijke vroolijkheid.
Op haar achtste jaar werd zij aan eene zieke vrouw tot verzorgster gegeven; later bezocht zij slechts vijf maanden de school, waar zij een weinig leerde lezen en schrijven en eenig onderwijs in den godsdienst genoot. Met elf jaren naderde Louise tot de eerste H. Communie; daarop kwam zij bij een oudtante van acht en zeventig jaren te Manage. Hier ontwikkelde het kind eene verbazingwekkende werkzaamheid; over dag besteedde Louise de grootste vlijt aan het huiswerk, den nacht bracht zij meest wakend door aan het ziekbed der oude vrouw, die na twee jaren in hare armen stierf. Na den dood harer oud-tante kwam zij bij eene dame te Brussel, waar zij slechts eenige weken bleef, want kort te voren was zij op een weide bij
4
Manage door een koe neergestooten en inwendig zwaar gekwetst. In 't begin had zij geen acht geslagen op de pijnen; spoedig echter deden zich bedenkelijke verschijnselen voor. die haar dwongen naar Bois d'Haine terug te keeren.
Met het grootste geduld onderging zij de zware ziekte, en gefolterd door de hevigste pijnen, kwam er geen klacht over hare lippen. Weer hersteld, leerde Louise met hare zuster het naaien, doch ging ondertusschen ook nog meest met haar moeder op daghuur uit.
Van de prilste jeugd af gaf Louise opvallende blijken van eene geheel buitengewone vroomheid. Met gebed en overweging was reeds haar geheel dagwerk ingenomen, vóór zij nog in de waarheden van onzen heiligen godsdienst was ingewijd. Sinds zij ten eersten male het H. Lichaam des Heeren ontvangen had, was haar eenigste wensch, dagelijks te mogen naderen tot de goddelijke Tafel; en zoodra haar biechtvader dit toestond, heeft zij nooit verzuimd, zich ieder morgen met haar hemelschen Bruidegom te vereenigen in de heilige Communie. Haar vroomheid was steeds ernstig en kalm, geheel en al vrij van alle buitengewoonheden en gemaaktheid. Zij diende den Heer in ootmoed
en eenvoudigheid des harten door arbeid, getrouwe plichtsbetrachting en onafgebroken overwegingen. Daarbij was zij bezield met eene werkdadige liefde tot de armen en zieken; en het behoeftige, teergebonwde landmeisje toonde in deze naastenliefde eene heldhaftigheid, die slechts in een groote, innig godsdienstige ziel wonen kan. Hiervan slechts één voorbeeld.
Daar brak in 't jaar 1866 te Bois d'Haine de cholera uit. Schrik en ontzetting heerschte overal en was de oorzaak van zwakheden, die men begrijpt en verontschuldigt, maar toch diep moet betreuren. De ziekte overviel in de woning van een werkman drie van de zeven huisgenooten. Vier volwassen zonen nemen vol angst de vlucht en laten vader, moeder en zuster, die daar neerlagen, aan bun lot over. Reeds in haar vroegere jaren was Louise in het dorp bij ernstige ziekten een getrouwe bijstand der lijdenden geweest. Deze edele naastenliefde had haar tot dusverre niet verlaten, maar dreef haar naar elk ziekbed, waar haar hulp van nut was. Zoo smeekte zij ook in 1866 vol medelijden haar moeder, de cholera-zieken te mogen helpen. Maar de bede werd afgeslagen. In haar strijd tusschen de gehoorzaamheid en het me-
6
delijden, begaf zich Louise tot het gebed; en God, die eiken edelen wensch vervult, verleende haar de zege. Zacht en vleiend sprak het goede kind opnieuw haar verzoek uit en verzekerde op den toon van groot vertrouwen. God zou haar beschermen. Nog eenigszins met weerzin gaf de moeder toe, en Louise ging aan 't werk.
Zij spaarde zich in niets; moedig en vol waakzaamheid was zij op haar post aan de zijde des Pastoors. Beiden verschenen daar, waar alle anderen vluchtten, en waagden hun leven voor hunne broeders. Als een door God afse-zonden engel ging de nauwelijks zestienjarige Louise van huis tot huis, verzorgde de zieken, bereidde de stel venden tot den dood voor, legde de gestorvenen in de kist en bezorgde hunne begrafenis.
In het huis, dat wij vermeld hebben, had zij den man en de vrouw tot de laatste stonde verpleegt, toen de ontvluchte zonen, wellicht door berouw gedreven, aan de huisdeur verschenen; maar zij wagen zich niet binnen, en brengen alleen een kar voor, om de eenige nog levende zuster uit heb besmette huis te vervoeren. Daar binnen lagen de beide lijken
7
nog, maar geen had den moed ze te begraven. — Louise maakt zonder bedenken de kist in gereedheid, legt zelve de dooden er in, en haalt hare zuster, Adeline, om den zwaren last naar het kerkhof te dragen. Beide meisjes waren een schouwspel voor engelen en voor menschen. Nu eerst vermanden zich eenige mannen, die van verre stonden, mede hand aan 't werk te slaan; het heldhaftig voorbeeld der zwakken had de sterken beschaamd.
Tot dusverre had Louise, enkele ongevallen er buiten gerekend, een goede gezondheid genoten ; zij was wel niet bijzonder sterk en hecht gebouwd, maar zij toonde desniettemin eene beduidende werkkracht en eene bewonderens-Avaardige volharding.
In het begin van 't jaar 1867 begon zij on-dertusschen ziek te worden; zij verloor hare gezonde gelaatskleur en de eetlust nam beduidend af. Dit lijden heeft haar niet verlaten tot eenige dagen voor de stigmatisatie; ja, het steeg tot een graad, dat men naar menschelijke berekening haar herstel voor onmogelijk moest houden. God wilde door deze ziekten zijn uitverkorene reinigen, en haar op grooter lijden voorbereiden, om haar dan na eene zegepralend
42
volgt hem op de knieën. De Priester keert zich om en gaat in een kring door de kamer, nu en dan stilstaande; Louise heft zich op, volgt hem voorover gebogen, half knielend, half opgeheven met gevouwen handen na en valt bij elk stilstaan aanbiddend neer op beide knieën. Toen men de kamer eindelijk verliet, nam Louise weêr op haar stoel plaats en de gewone verschijnselen der extase gmgen voort. De Bisschop maakte de opmerking, er zoude zich waarschijnlijk een klein Partikel van de H. geconsacreerde Hostie hebben afgezonderd; men ging naar de kerk, opende het zilveren busje eu vond inderdaad, gelijk te voorzien was, zulk een H. Partikel. De Katholieke Kerk leert, dat Christus in de H. geconsacreerde Hostie en iu ieder harer deelen, geheel en al tegenwoordig is. — Zoo is Louise verslonden in de beschouwing Gods en gevoelt op bovennatuurlijke wijze ook de tegenwoordigheid van God den Zoon in zijne menschheid.
God werkt nog wonderen; Hij heeft zijn uitverkorenen nog, die onder het bitterste lijden en de zaligste vreugden, der wereld een blijk
43
zgn van Gods opperheerschappij. De wereld ontkent de wonderen, daar is een wonder gezien, onderzocht door geloovigen en ongeloo-vigen, en allen moesten bekennen, dat het feit waar was. De wereld twijfelt aan Gods bestaan; en daar is een arm meisje, maar aan wie zichtbaar de grootste wonderen vervuld worden, dat verklaart, van God heeft zij alles ontvangen en in Gods tegenwoordigheid is zij verslonden en door God worden de wonderen in haar gewerkt.
De wereld ontkent Christus, en daar teekenen zich op dat lichaam de wonden des Hee-ren; volgens de getuigenis der geneeskundigen moest zij door dat bloedverlies krankzinnig worden en sterven en reeds sedert vijf jaren ver-toonen zich die teekenen; en Louise is frisch en gezond.
De waanwijze wereld wil alles begrijpen, alles uitleggen op natuurlijke wijze; en daar geschieden aan een gering meisje zulke buitengewone zaken, dat de geloovige mannen der wetenschap vol eerbied juichen in Gods boven-natuurlijke werken; en dat de ongeloovigen öf zich bekeeren öf door de dwaasheid der uitlegging zich zeiven dwaas maken.
44
Louise Lateau is de met wonden geteekende, in den geest opgeroerde verschijning, om de wereld aan Gods barmhartigheid te herinneren. Zij is als een Engel, op aarde een wgle geplaatst^ om 's menschen gedachten ten hemel te verheffen. Maar ook is zij, gelijk de hardnekkige bestrijding zoo veler ongeloovigen bewijst, een schrikkelijke uitleg van de woorden uit den parabel des Heeren: gt;Zij hebben Mozes en de profeten, als zij dezen niet gelooven, dan zullen zij ook niet gelooven, al kwam er een Engel uit den hemel.
Lichamelijk leven van Louise Latean.
ï?'
In 's Levens Brood ontspringen heil'ge stroomen, Voor wie laafnis en genezing wil bekomen. Schoon 't vol geheimenis En nacht hier is.
S. Joan. be Cruob.
Prof. Dr. August Rohling schiijft: gt;Ik zal nog een feit mededeelen, dat zeer geschikt is hen in verlegenheid te brengen, die meenen, in de wereld en op den mensch werken slechts natuurlijke oorzaken. Ik bedoel, de reeds eenige jaren durende, onthouding van slaap, spijs en drank. Op de plaats zelve heb ik mij overtuigd, dat dit ook waar is; ik heb hierover ook een uittreksel der akten gezien; ik heb den Bisschop van Doornik en zijn raadsmannen, den Pastoor Niels en anderen te Bois d'Haine er over onderhouden, en ben daarom van alles.
46
wat ik gezegd heb, als ook van deze zaak niet minder zeker dan van mijn eigen bestaan.quot;
Jesus Christus verscheen eens aan de H. Catharina van Siena en zeide haar onder anderen : gt;Ik zal uw leven met zulke verrassende wonderen vervullen, dat de onwetende en vleesche-lijke menschen zullen weigeren, ze te gelooven; ik zal uwe ziel met zulk eene volheid van genade versieren, dat uw lichaam zelfs de werkingen er van zal ondervinden, en nog slechts zal leven op geheel buitengewone wijze.quot; Op zekeren dag ontving Catharina een verschijning van Maria Magdalena, die 33 jaren op een rots gewoond heeft, zonder eenig voedsel te gebruiken; en van nu af genoot ook zij tot aan haren dood, gedurende vele jaren spijs noch drank. Deze feiten zijn genoegzaam bevestigd; en gelijk wij weten, dat de dooden zullen opstaan en lichamelijk leven zonder aardsch voedsel tot zich te nemen, zoo zijn wij ook overtuigd, dat God macht heeft ook zgn uitverkorenen op aarde in dezen toestand te onderhouden.
Met Louise Lateau had het aldus plaats.
Korten tijd na de stigmatisatie bemerkte men, dat Louise noch in den zomer hiite ge-
47
voelde, noch midden in den winter koude. Pastoor Niels vond haar op een middag in de heete zomerdagen in den tuin bezig met graven, zonder dat zij eenigszins last had van de brandende zonnestralen. In den winter zijn haar handen dikwijls ijskoud, maar Louise gevoelt niets, en werkt met de naald, als gewoonlijk, zonder eenige hindernis.
Sedert het verschenen der doornenkroon (25 Sept. 1868) week allengs de slaap van Louise. Reeds langen tijd te voren kon zij slechts met moeite te bed blijven; zij bracht het grootste gedeelte van den nacht op haren stoel door, met den rozenkrans in de hand en den geest tot God gekeerd; eindelijk week de slaap geheel en al. Herhaaldelijk beveelt haar de Pastoor het bed te houden; en zij gehoorzaamt, maar slapen kan zij niet meer sinds 3 jaren.
Sedert de stigmatisatie was het aan Louise niet mogelijk, op de vrijdagen iets te gebruiken. Op de andere dagen nam zij slechts weinig tot zich en dikwijls reeds met eenige moeite. Allengs verdween gelijk de slaap ook de eetlust, zoodat zij thans noch eet, noch drinkt, noch slaapt. Desniettegenstaande is zij zeer wel, werkt als
48
gewoonlijk, en heeft volstrekt niets van har
gezondheid , opgeruimdheid of frischheid ver ioren.
Wel was Louise's voedsel vroeger steeds eenvoudig en sober. Want koffie of melk, wa-slechte soep, een snee brood met weinig boter een appel, wat groente, was haar dagelijksck spijs, buiten de koffie en melk was water haai eemge drank. Zoodanig leefde zij tot de stig-matisatie. Toen kwam er verandering, en den 30sten Maart 1871, den voor-avond van het feest der Zeven Weeën, was het de laatste maal, dat Loüise iets kon gebruiken, zonder er hevigen last van te hebben. Tot op den 9den April 1871, was zij niet in staat iets te eten; en nauwelijks kon zij nu en dan een weinig water doorslikken. Op den 6deu April (paaschdag)
bracht zij met groote moeite een stukje brood naar binnen en den volgenden dag een halven appel; dingsdag en woensdag (11 en 12 April) beproefde zij te vergeefs wat soep te nemen; donderdag spande zij zich in de andere helft des appels te eten; de maag nam het niet meer aan en gaf het geheele stuk terstond weer op; slechts met moeite kon Louise des voormiddags wat water binnen houden.
49
Deze onmogelijkheid om te eten en te drinken, moest Louise's moeder en zusters natuurlijk verontrusten. Zij kwelden haar en drongen er op aan, ze zoude met etenstijd even als de anderen iets gebruiken. Louise gaf dikwijls toe, maar hoe weinig zi) ook nam, de maag gaf het weer op. Pastoor Niels werd verzocht, de kerkelijke gehoorzaamheid te laten gelden. Louise, tot den dood toe gehoorzaam, volgde het bevel terstond bereidwillig op, hoeveel smarten er ook uit voortkwamen; zij deed haar best, om Pastoor en moeder te bevredigen; zij nam , wat men wilde, maar niets vermocht zij binnen te houden. In 't begin van Mei 1871, moest zij dagelijks een bepaalde spijs gebruiken, maar spoedig ontstond de gewone smart en het opgeven volgde; twee of drie slokken water hield zij met groote inspanning binnen. Zoo ging het ook in 'b midden van Mei, waarin zy 't voorgeschreven water, om het beter te kunnen binnen houden, met eenige droppelen van het water van Lourdes of Salette vermengde. Op 't einde van Mei nam zij volgens bevel, nu een blaadje salade, dan een gedeelte van een aardappel, of een lepel soep; maar zelfs deze kleinigheden gaf zy terstond onder groote pijnen weder op. Dit bleef
4
48
gewoonlijk, en heeft volstrekt niets van har gezondheid, opgeruimdheid of frischheid ver loren.
Wel was Louise's voedsel vroeger steeds eenvoudig en sober. quot;Want koffie of melk, wa slechte soep, een snee brood met weinig boter een appel, wat groente, was haar dagelijkscht spijs, buiten de koffie en melk was water baai eenige drank. Zoodanig leefde zij tot de stig-matisatie. Toen kwam er verandering, en den 30sten Maart 1871, den voor-avond van het feest der Zeven Weeën, was het de laatste maal, dat Loüise iets kon gebruiken, zonder er hevigen last van te hebben. Tot op den 9den April 1871, was zij niet in staat iets te eten; en nauwelijks kon zij nu en dan een weinig water doorslikken. Op den 6den April (Paaschdag) bracht zij met groote moeite een stukje brood naar binnen en den volgenden dag een halven appel; dingsdag en woensdag (11 en 12 April) beproefde zij te vergeefs wat soep te nemen; donderdag spande zij zich in de andere helft des appels te eten; de maag nam het niet meer aan en gaf het geheele stuk terstond weêr op; slechts met moeite kon Louise des voormiddags wat water binnen houden.
49
Deze onmogelijkheid om te eten en te drinken, moest Louise's moeder en zusters natuurlijk verontrusten. Zij kwelden haar en drongen er op aan, ze zoude met etenstijd even als de anderen iets gebruiken. Louise gaf dikwijls toe, maar hoe weinig zij ook nam, de maag gaf het weer op. Pastoor Niels werd verzocht, de kerkelijke gehoorzaamheid te laten gelden. Louise, tot den dood toe gehoorzaam, volgde het bevel terstond bereidwillig op, hoeveel smarten er ook uit voortkwamen; zij deed haar best, om Pastoor en moeder te bevredigen; zy nam, wat men wilde, maar niets vermocht zy binnen te houden. In 't besrin van Mei 1871, moest zij dagelijks een bepaalde spijs gebruiken, maar spoedig ontstond de gewone smart eu het opgeven volgde; twee of drie slokken water hield zij met groote inspanning binnen. Zoo ging het ook in 't midden van Mei, waarin zij 't voorgeschreven water, om het beter te kunnen binnen houden, met eenige droppelen van het water van Lourdes of Salette vermengde. Op 't einde van Mei nam zij volgens bevel, nu een blaadje salade, dan een gedeelte van een aardappel, of een lepel soep; maar zelfs deze kleinigheden gaf zij terstond onder groote pjjnen weder op. Dit bleef
4
.50
ook in Juni zoo. Eeuige maanden zette men deze kwellingen voort en bespiedde baar scberp van stap tot slap. Eindelijk overtuigd, dat er niets aan te veranderen was en bet verscbijnsel op waarheid steunde, liet men Louise met rust. Daar zij bovendien de beste gezondheid geniet, vaardig bleef werken en noch opgeruimdheid, noch frischheid verloor, stelde ook de bevreesde moeder zich gerust.
Zoozeer zelfs behoudt Louise haar geheele steikte, dat zij na inspannend dagwerk, des nachts, zoo er een zieke in 't dorp is, dezen verpleegt en toch den volgenden morgen onverzwakt op haar post is, als had zij, gelijk de anderen, goed geslapen.
Sinds het einde van 1871 is men dus overtuigd, dat Louise geen aardsch voedsel gebruiken kan, en eenige proeven, nog na dien tijd genomen, bevestigen ten volste, dat geen natuurlijke spijs, maar Gods bovennatuurlijke werking haar lichamelijk leven onderhoudt.
En het hoogheilige middel daartoe heeft God aan de Katholieke Kerk geschonken.
De heer Majunke, de groote verdediger van Gods belangen in Duitschland, die de apostolische blijdschap mag genieten, voor Christus
51
de kerkerstraf te ondergaan, heeft het, na een bezoek aau Louise, in eene redevoering verhaalt:
Zij ontvangt, zeide hij, dagelijks het H. Avondmaal. Dat is haar eenigste spijs. Want sinds ongeveer twee jaren, waarin haar ook de behoefte aan slaap verlaten heeft, geniet zij noch een bete broods, noch een droppel drinken, maar leeft enkel en alleen van het H. Lichaam en liet in het H. Lichaam besloten Bloed des Heeren. Van daar bemerkt men, dat zij, wanneer ze een dag het H. Sacrament niet ontvangt, zichtbaar verzwakt, ja schier den dood nabij is; waarom ook de diocezaan-bisschop haar heeft toegestaan, dat zij zelfs tegen de gewone regelen der H. Kerk in, op Goeden Vrijdag de H. Communie mag ontvangen. Zij gaat iederen morgen om G uur naar de Kerk, om daar in vereeniging met de andere geloovigen aan de algemeene Communie-bank, het H. Avondmaal te ontvangen. Des vrijdags is zij natuurlijk verhinderd uit te gaan, en omdat zij aan voorhoofd, handen en zijde hevig bloedt, én omdat zij wegens de wondteekenen in de voeten verhinderd is te loopen, daarom wordt haar des vrijdags
52
vroeg in den morgen het H. Sacrament ia de woning gebracht.
Bij zulk een wonderdadig teeken Gods aan een van de leden der Kerk mogen wij zeggen, dat voor Louise reeds op aarde de belofte ten deele vervuld werd, die aan de andere geloovigen voor eene heerlijke eeuwigheid werd gedaan. Eu wat de dichter van die toekomst zingt, mogen wij thans reeds eenigszins op de Heilige toepassen:
Neen, dan niet meer zal ons de Dood vervaren Als Hij, die hier ons uit Zijn harte voedt. En 't leven goot in 's kranken stollende aren, In ons verschijnt met d'aangeboren gloed.
Het inwendige leven van Louise,
Daar welde eene nieuwe hymne, In 't maagdelijke hart:
«Wie meet der liefde diepten, Wie meet der liefde smart!quot;
Dr. H. J. A. M. Schaepman.
Het is niet mogelijk met eenige volledigheid te schilderen, wat in 't heiligdom des harten voorvalt.
Slechts eenige trekken kunnen wij mededeelen. Louise tracht zich te verbergen, zich aan de oogen der menschen te onttrekken, om alleen met God te leven.
In de huiselijke stilte leerde het kind de gebeden. De katechismus des zondags en de kerkelijke godsdienstoefeningen vulden de onderrichtingen der moeder aan.
Men heeft bemerkt, dat Louise van den vroeg-sten tijd af met aandacht het morgen- en
54:
avondgebed verrichtte en gedurig door den dag ook bij den arbeid pleegde te bidden. Zij werd tot God getrokken als een kind tot zijne moeder. Een bijzouderen aandrang gevoelde zij als kind reeds, te bidden voor de geloovige zielen. Haar onschuldig gebed schonk haren vader de verlossing uit het vagevuur, zij zag hem uit de vlammen ten hemel gaan.
Ook de werkdadige liefde des gebeds toonde de goede Louise zeer-vroeg voor de zondaars. De gedachte, deze armen zochten zich voor de geheele eeuwigheid ongelukkig te maken, dreef haar onophoudelijk aan, te bidden, dat God deze harten mocht treffen en hun tegenstand overwinnen.
Eene bijzondere vereering had Louise voor het lijden des Heeren. Langen tijd voor haar eerste H. Communie wist zij dit te overwegen, alhoewel zij van niemand de manier van overwegen geleerd had.
De namen Jesus en Maria kwamen dikwijls op hare lippen.
Dit kind, zeide een speelgenoot barer kinderjaren, zag ik steeds vol liefde voor zijn moeder ;; het was steeds vol liefde voor zijn zusters en voor allen, die het naderden; het beminde
55'
immer de verborgenheid en stilte; het toonde zich boven zijn ouderdom kloek en verstandig; het vereerde steeds het lijden des Heilands, deed dikwijls den kruisweg, bezocht vlgtig de H. Mis, en bad lang reeds dagelijks den rozenkrans.
Sinds Pinksteren 1868, naderde zij eiken morgen tot de Tafel des Heeren. Ook dit jaar had zij den proeftijd voleind van den derden regel des H. Franciscus; op den 24sten April, den dag harer stigmatisatie, legde zij do beloften af, zonder te weten, dat zij nu de dochter eens vaders was, die zelf de wonden van Christus in zijn lichaam droeg.
Louise was steeds in zich zelve gekeerd. Thans echter nam hare inwendige vereeniging met God nog meer toe. Niets kon haar verstrooien. Arbeidend en biddend is zij te gelijk Martha en Maria. Ieder prijst haar stiptheid in 't werk; en toch is haar geest bij God. Men verlangt niet zelden van haar, de ziel van God los te rukken, beveelt haar, zich te verstrooien. Zij gehoorzaamt, maar God trekt haar met geweld tot zich, gelijk de magneet het ijzer; zij verzet zich uit gehoorzaamheid tegen God, maar God komt tot haar met des te meer
56
innigheid. Haar gelaat is dikwijls zoo schoon, zoo hemelsch, dat men meent een engel te zien, en men kan daaruit eenigermate opmaken, hoe heerlijk de zielen worden door het verkeer met God.
Wat de liefde vermag! Zij bidt om smarten. Onder alle groote mannen, die de wereld vereert, is er niemand, die het verlangen heeft gehad, te lijden. Teekenend voor dit punt is de vraag van een burgemeester uit Henegouwen aan den Heer Niels: gt;Heer Pastoor, zeide hij, één ding wiide ik alleen weten, of Louise God werkelijk om te lijden gebeden heeft!'' Ja, zij vraagt het als een gunst en geschenk des hemels, en als de pijnen komen, heeft haar nog nimmer die bede berouwt; met grootmoedigheid onderwerpt zij zich er aan, omhelst, zoo te spreken, het kruis en de smarten. Dat is voorwaar het blijk van eene gronie ziel.
gt;In 't verleden, zeide Louise, was mijn hoofd-bede: ik mocht lijden; tegenwoordig is mijn hoofdbede: Gods heilige wil moge aan mij voltrokken worden, al moest, ik het dubbele lijden.quot;
Haar lijdensbegeerte is het teeken, dat haar toestand Gods werk is.
Angelo van Foligno smeekte eens de H.Maagd,
57
haar de genade te verkrijgen, steeds te erkennen, of er in zekere buitengewone dingen ook bedrog lag. Deze genade ontving ie; en Jesus Cliristus zelf verscheen haar en zeide: gt;Ik zal u zulk een teeken geven, dat de duivel het niet kan nabootsen; dit teeken echter is een zoo innig en brandend verlangen, uit liefde tot mij ellende en verachting te ondergaan, dat gij even blijde zijt veracht te worden, als anderen zich verheugen geëerd te zijn.quot;
Louise bewandelt den weg des lijdens.
En welk geduld, welke opgeruimdheid in al haar doen en laten! Pastoor Niels heeft het getuigenis afgelegd, dat Louise voor hem geen traan geweend, geen klacht geuit heeft. Door hem verzocht, haar toestand te verklaren, zeide zij eenvoudig zonder zuchten: naar lichaam en ziel had zij vele pijnen: soms wordt haar bevolen dit lijden te beschrijven, en dan geschiedt dit met zulk een rustigen toon e* voorstelling, zonder snikken of tranen, als of zij een derde persoon beschreef.
Het lichamelijk lijden is des vrijdags aan armen en handen dikwijls zoo hevig, dat het schijnt, al hare beenderen worden gebroken «n alle zenuwen uit elkaar getrokken.
58
Zwaarder zijn de smarten der ziel. Dikwijls overvalt haar een stroom van troosteloosheid, gelijk bijna nooit een mensehenhart ondervond; en zulk een gevoel van wanhoop overmeestert hare ziel, dat men het voor de wanhoop zelve zou houden, zoo de blijken van liefde tot God en den naaste niet getuigenis aflegden, dat deze ziel tot zulk een misdaad niet in staat is.
Dikwijls is zij op haren stoel een beeld van smarten, als zag men den Verlosser in doodstrijd aan het kruis.
Wij zijn niet in staat ons een volledig begrip te maken van het inwendig lijden dezer ziel. Het gevoel der Heiligen is zoo fijn gevormd, dat het zien van duizende dingen hen diep wondt, en kleine fouten van hun eigen verleden en de zonden der wereld, waarbij wg, gewone menschen, koud en ongevoelig blijven, hun hart scherp doorboren. Onder 't gewicht van geheel dezen last, zeicle Louise eens tot haren geestelijken leidsman de schoone veel beduidende woorden: »Mijn Vader, ik reken op Gods goedheid, anders zou ik niet weten, waaraan ik mij houden moest.quot;
Reeds werd vermeld, dat op zekere feesten der Kerk het lijden va,n Louise aanmerkelijk
59
vermeerdert. Ditzelfde is het geval, wanneer do Kerk ergens op bijzondere wijze verdrukt wordt.
In de goede week van 1871 leed zij ver-sckrikkelijk, veel meer dan in andere jaren op dezen tijd. De nood klom tot den gruwzaamsten doodsangst. Louise kon geen verstaanbaar woord meer spreken. De oogen waren tegen de gewoonte in, in aanhoudende felle beweging; het was de blik eener ontzettend gefolterde ziel, die niet in staat is, haar lijden uit te spreken. Zij was de levendige afbeelding van het Ecce homo. Dikwijls zag men haar met de vingertoppen op haar schort rondtasten, gelijk dit stervenden doen. Somtijds bukte zij zich en taste naar iets, dat niemand zag. Dan stond zy op en liep in volle pijnen sidderend rond; zij was niet in extase. Op andere vrijdagen geschiedt dat opstaan en verlaten van haar stoel slechts in extase. Zij liep dan in hare smart rond, als om rust te vinden; zij zette zich echter spoedig weer neer en kon niet tot rust komen.
De heer Niels vroeg, of zij misschien zorg voor een persoonlijke zaak had. 't Antwoord: neen. Hij ging voort: Maar hebt gij dan niet gebeden, minder te lijden? Louise sprak af-
60
gebroken en met vele onderbrekingen: gt;Neen,
.... in tegendeel ..... de heilige wil van
den lieven God.....quot; De lieer Niels weder:
gt;Maar gij bidt toch, voor anderen te willen lijden.quot; Louise zeide: Ik bid dagelijks daarom, ik offer mijn lijden op voor den H. Vader.quot; Zij voegde er bij; dat zij onuitsprekelijk leed, en er in haar lichaam geen plek zonder pijn was. De extase begon dien middag eerst kwart voor drie; met haar verdwenen de pijnen, maar nog drie dagen gevoelde Louise de gevolgen van de folteringen van dezen dag. — Kort daarop brachten de nieuwsbladen het bericht van de golteigende misdaden, te Rome en Parijs in die week uitgevoerd. Men weet, dat daar toen het lijden des Heeren en de geboden en plechtigheden der H, Kerk op schandelijke wijze bespot en veracht en versmaad werden. Ook nog sinds October 1873 vermeerderen haar inwendige en uitwendige smarten, zoodat het schijnt, de verdrukking der H. Kerk wordt steeds heviger.
Nu wij van Louise's smarten gesproken hebben, moeten wij er bijvoegen, welke kracht, welk geluk zij ondervindt in de H. Communie en in de extase.
61
»ln de extase,quot; zegt Louise, gt;is men als verloren in God; in de H. Communie bezit men Hem meer; in de extase wordt God als een tempel voor de ziel, in de H. Communie wordt de ziel als een tempel Gods, de extase brengt voornamelijk de liefde voort, de H. Communie behalve de liefde nog eene kracht der ziele, zoo groot, dal zij zich ook aan het lichaam mededeelt, en men zijn lichaam en voor eenigen tijd ook de pijnen in 't gelieel niet gevoelt.quot; Zij voegt er bij, dat gt;na de H. Communie de kracht, die het lichaam door haar ontvangen heeft, slechts in die mate vermindert, als men zich verder van 't oogenblik der H. Communie bevindt.quot;
»Na de H. Communie, zegt ze, gevoelt men zich als in Jesus Christus verandert en de liefde keert zich vooral tot de menschheid onzes Hee-ren; hierna gevoelt men een vuur en te gelijk een rust zoo eigenaardig, gelijk nooit was, toen ik nog eten en drinken kon.quot; Over de extase legde zi) nog uit, dat gt;na de extase het lichaam doorgaans minder lijdend was, dan te voren, dat de extase somtijds alle vorige smarten wegneemt en dat sinds eenigen tijd bet lichaam ook meer kracht door de extase verkrijgt.quot; »Men
62
zou zeggenquot;, voegt zij er bij, gt; 't ia na de extase niet meer hetzelfde lichaam van voorheen; 't is als na de Communie, maar niet geheel zoo, doordien de Communie meer kracht geeft, dan de extase.quot; Op de dagen, dat Louise niet communiceert, is zij zichtbaar zwakker en pijn-lijker, dan anders; men heeft het beproefd, en waar bevonden.
Maar deze uiterlijke teekenen zijn voor Godsoog de geringsten. Wij, van onzen kant. staan verbaasd op dat gezicht; doch wij zouden meenen in 't paradijs verplaatst te zijn, ware 't ons mogelijk, de innerlijke gewaarwording en de daardoor verleende schoonheid der ziel te aanschouwen .
Hier ontbreken ons de woorden, en wij kunnen slechts zeggen, wat de Kerk leert , dat zulk eene kennis on bevinding het erfdeel der Heiligen is, en dat wij in die mate daaraan zullen deel hebben, als wij ons leven aan dat der Heiligen gelijkvormiger maken.
(KAAR HET VERtTAAL VAK EEK DTJITSCH BEZOEKER.)
De groote opmerkzaamheid, die de belgische gestigmatiseerde ook in Duitschland tot zich. trok, alsmede het hooge gewicht dat zulk een openbaar, niet te loochenen wonder in zich reeds heeft, bewoog den schrijver dezer bladen met een vriend bij den Pastoor van Bois d'Haine om toelating tot Louise Lateau te verzoeken. Vier weken waren er reeds verloopen en geen antwoord; we meenden dus gerechtigd te zijn tot de veronderstelling, dat ons verlangen was toegestaan. Wij reisden over Brussel, waar we een bezoek moesten afleggen, naar het station, het dichtst bij Bois d'Haine gelegen, nam.: Manage in de provincie Henegouwen.
64
Wij waren wat laat uit Brussel vertrokken en kwamen daardoor na een tocht van anderhalf uur eerst op donderdag-avond tegen tien uur in Manage aan. Hiervan was 't gevolg, dat we in geen der beide logementen van 't kleine vlek met ruim 2000 inwoners onderkomen konden vinden. Men stelde ons voor een half uur verder, te Fait, een nachtverblijf te zoeken; maar de nacht was reeds ingegaan en wij waren zeer vermoeid, zoodat we niet konden besluiten ons in een onbekende streek op een langen weg te wagen.
Onze toestand dieigde minder aanlokkend te worden, hadden we niet eindelijk in een privaat huis een kamer gevonden, die toch ook nog veel te wenschen overliet.
Gelijk we iu de logementen vernamen, waren de vreemdelingen, daar vertoevend, met hetzelfde plan als wij, te Manage afgestapt. Terwijl men ons van drie duitschers sprak, die eveneens Bois d'Haine tot doel hunner reis hadden gekozen, waren we in verwachting, of we in hen kennissen zouden aantreffen.
Den volgenden morgen vertelde onze gastvrouw, dat reeds tegen half zes een aantal vreemden naar Bois d'Haine waren getrokken
65
om den priester, die gewoonlijk om zes uur aan Louise de H. Communie brengt, naar de gestigmatiseerde te begeleiden. Bijna altijd, zeide ze, was deze Priester een vreemdeling, die den nacht bij den Pastoor des dorps verblijft.
Wij maakten gaarne van de gelegeuheid gebruik om onder bet ontbyt onze spraakzame gastvrouw over Louise te ondervragen. Op een mjdag bad zij de begunstigde maagd nog niet gezien, en zij betwijfelde zeer, of wel iemand uit Manage, ja zelfs uit Bois d'ïïaine — eenige voornamen misschien uitgezonderd — de wondervolle voorvallen in de hut der gestigmatiseerde had bijgewoond. De toegang daarin was zoo moeielijk, meldde ze, dat slechts een bepaalde toestemming des Pastoors, welke gewoonlijk slechts aan voorname personen met gewichtige aanbevelingen wordt gegeven, recht gaf op de hoop, haar in extase te zien. In 't afwijzen was Pastoor Niels onverbiddelijk, onverrichtetzake waren er reeds personen teruggekeerd, die meerdere honderd uren ver gekomen waren, en velen waren weken lang te Manage gebleven, zonder dat het hun gelukt was Louise in extase te zien. Men kan begrijpen, dat onze hoop, die daarbij op zwakke gronden steunde, door deze
64
Wij waren wat laat uit Brussel vertrokken en kwamen daardoor na een tocht van anderhalf uur eerst op donderdag-avond tegen tien uur in Manage aan. Hiervan was 't gevolg, dat we in geen dor beide logementen van 't kleine vlek met ruim 2000 iuwoners onderkomen konden vinden. Men stelde ons voor een half uur verder, te Fait, een nachtverblijf te zoeken; maar de nacht was reeds ingegaan en wij waren zeer vermoeid, zoodat we niet konden besluiten ons in een onbekende streek op een langen weg te wagen.
Onze toestand dieigde minder aanlokkend te worden, hadden we niet eindelijk in een privaat huis een kamer gevonden, die toch ook nog veel te wenschen overliet.
Gelijk we in de logementen vernamen, waren de vreemdelingen, daar vertoevend, met hetzelfde plan als wij, te Manage afgestapt. Terwijl men ons van drie duitschers sprak, die eveneens Bois d'Haine tot doel hunner reis hadden gekozen, waren we in verwachting, of we in hen kennissen zouden aantreffen.
Den volgenden morgen vertelde onze gastvrouw, dat reeds tegen half zes een aantal vreemden naar Bois d'Haine waren getrokken
65
om den priester, die gewoonlijk om zes uur aan Louise de H. Communie brengt, naar de gestigmatiseerde te begeleiden. Bijna altijd, zeide ze, was deze Priester een vreemdeling, die den nacht bi] den Pastoor des dorps verblijft.
Wij maakten gaarne van de gelegeoheid gebruik om onder bet ontbijt onze spraakzame gastvrouw over Louise te ondervragen. Op een vrijdag had zij de begunstigde maagd nog niet gezien, en zij betwijfelde zeer, of wel iemand uit Manage, ja zelfs uit Bois d'Haine — eenige TOornamen misschien uitgezonderd — de wondervolle voorvallen in de hut der gestigmatiseerde had bijgewoond. De toegang daarin was zoo moeielijk, meldde ze, dat slechts een bepaalde toestemming des Pastoors, welke gewoonlijk slechts aan voorname personen met gewichtige aanbevelingen wordt gegeven, recht gaf op de hoop, haar in extase te zien. In 't afwijzen was Pastoor Niels onverbiddelijk, onverrichtel'zake waren er reeds personen teruggekeerd, die meerdere honderd uren ver gekomen waren, en velen waren weken lang te Manage gebleven, zonder dat het hun gelukt was Louise in extase te zien. Men kan begrijpen, dat onze hoop, die daarbij op zwakke gronden steunde, door deze
66
schildering der moeielijkheden beduidend geschokt was.
Onze gastvrouw kende Louise en de overige leden der familie Lateau nagenoeg sinds twintig jaren. Zij waren bekend, zeide ze, als arme, maar vrome en rechtschapen mensclien. De bezoeken in hun huis zagen zi] voor een groot ongeluk aan, en niets wenschten zy vuriger, dan dat het hun weer gegund zou wezen, rustig en ongemoeid te leven. Dit was ook het verzoek, dat vrouw Lateau met hare dochters, onder tranen, tot den Bisschop van Doornik richtte. Voor geld en goede geschenken, ging onze gastvrouw voort, was de familie zoo ontoegankelijk, dat men met niets meer heu kon ontstemmen, dan door zulke aanbiedingen. Ja zelfs namen zij niet eens rozenkransen, prentjes enz. aan. uit vrees van het getal bezoekers te vermeerderen. Buiten een kleine woning en een tuintje bezat d') familie niets; zij vond haar onderhoud in het naaiwerk der drie dochters, dat door eenige vrome dames werd aangekocht. Na den dood des vaders, die spoedig na de geboorte van Louise stierf, was de familie in diepe ellende gezonken, maar tegenwoordig was de opbrengst van het werk der
67
dochters geheel en al voldoende voor haar bescheiden behoeften. Tot zoover het bericht onzer gastvrouw over lt;3e familie Lateau.
Wij gingen van Manage naar Bois d'Haine, nadat wij de zekerheid hadden, dat de Pastoor uit de Kerk in zijn woning was teruggekeerd. De weg liep door een sehoonen popellaan, langs het slot van den vroegeren belgischen minister-president, Adolph Dechamps, broeder van den Aaitsbisschop van Mechelen, naar het ongeveer 15 minuten verwijderde Bois d'Haine. Vóór het dorp trok door zijn zindelijkheid een huisje, nabij een kleine kapel van den H. Hubertus, onze aandacht. Een knaap, door ons gevraagd, zeide, het was de woning der familie Lateau. De juistheid dezer aanwijzing werd ons nog daardoor bevestigd, dat wij een geestelijke, dien we eerst voor den Pastoor van het dorp hielden, het huis zagen binnengaan. Later vernamen wij, dat het de Pater Passionist Seraphin was, die op last van den Bisschop van Doornik reeds sinds eenige jaren het inwendig leven van Louise opteekent en theologisch onderzoekt.
Het huisje der arme familie mag tot aan de lijst van het met roode pannen gedekte
68
dak ongeveer drie en hal ven meter hoog zijn; yr
de geheele voorgevel zal zes meter lang zijn. on
Naar den kant van den tuin is de woning on
door een lateren aanbouw wat vergroot. Twee wc
kleine ruimten aan de linkerzijde schijnen nii
bergplaatsen voor hout en tuingereedschap. Aan foe
den voorkant bevindt zich aan elke zijde der Hi
io 't midden staande deur een groot venster, de
met traliewerk en blinden voorzien. De geheele on
indruk, dien het huisje op den toeschouwer mt
maakt, is die van eeae zich zeiven bedruipende, sk
vlijtige armoede, van eene groote, bijna vrees- ve;
achtige zindelijkheid, die zich vooral in de no helder witte gordijnen en de bloemen daar
Ongeveer 30 passen rechts loopt de spoorweg ge;
voorbij; eenige minuten verder ligt het eigen- vr(
lijke dorp met een schoone, nieuw gebouwde no:
gothische kerk, omgeven door zeer nette huizen hel
en hofsteden. De kerk is groo tend eels gebouwd ree
uit de giften, die de bezoekers van Louise Zei
aan den Pastoor gaven, voor den bouw van acl
een waardigen tempel Gods. rei
Men had ons de woning des Pastoors als hai
naast de kerk gelegen aangeduid; wij traden zie
binnen en vroegen naar den Pastoor. Eene en
69
vrouw ontving ons zeer vriendeliik, en leidde ons in eene nette kamer, en ging oogenscLynlijk ons aanmelden. Maar hoe groot was onze verwondering, toen na eenige minuten een jeugdig man, als leek gekleed, ons groette en zich bekend maakte als den plaatselijken onderwijzer. Hij deelde ons mede, dat hij in den regel bij de afwezigheid des Pastoors de vreemdelingen ontving; en sprak ons zeer uitvoerig over de moeielijklieden, die ons voornemen in den weg stonden. De moeder van Louise was ziek, verhaalde Lij, eu 't was bijna een wonder te noemen, dat zij nog leefde. Sinds vier weken was hierom niemand meer iu de woning van Louise toegelaten langer dan vier minuten, iu gezelschap dos Priesters, die haar 's morgens vroeg de H. Communie brengt. Dan is Louise nog uiet in extase en slechts de bloeding aan het voorhoofd is zichtbaar. De Pastoor was reeds in de noodzakelijkheid geweest toegang zelfs aan geestelijken te weigeren; nog voor acht dagen was een jonge Pool, die de verre reis van Breslau naar Bois d'Haine gemaakt had, enkel en alleen om Louise in extase te zien, teruggezonden, niettegenstaande zijn tranen en dringende beden. Wij moesten daarom onze
70
hoop, nog heden te worden toegelaten, opgeven en van de gelegenheid gebruik maken, Louise morgen in de kerk in haren natuurlijken toestand te zien.
Geheel en al ontmoedigd gingen wij nu in de naastbijgelegen woning des Pastoors, om de laatste beslissing over ons voornemen te hoeren. Wij troffen hem te huis, en werden, nadat wij eenigen tijd in de spreekkamer hadden gewacht, door hem ontvangen. Pastoor Niels, een man van een weinig meer dan middelmatige lengte, met een scherp geteekend, zeer verstandig gelaat, zal ongeveer 40 jaren tellen. Hij is de biechtvader en geestelijke leidsman van Louise sedert hare kindsheid, en door zijn helder, koud verstand voor deze betrekking bijzonder geschikt. Als men den grooten toe-vl nod van vreemdelingen eu het groot getal brieven, die hij heeft at te doen — men vertelde ons, een eigen brievenbesteller had met de bezorging daarvan volop werk — nagaat, dan zal men het verklaarbaar vinden, dat hij de bezoekers van Louise niet op die wijze ontvangt, gelijk vreemdelingen gewoon zijn te worden ontvangen. Hij maakte, gelijk wij verwacht hadden, groot bezwaar, verklaarde ons,
71
het was hem wegens de ziekte der moeder geheel en al onmogelijk ons in de woning toe te laten, en hij had heden reeds verschillende andere bezoekers om dezelfde reden afgewezen. Nadat hij zich overtuigd had, dat wij niet uit louter nieuwsgierigheid naar Bois d'Haine waren gekomen, gaf hij eindelijk op ons herhaald vragen, toch ten minste eenige minuten ons het gezicht der gestigmatiseerde te verleenen, ten antwoord, hij kon ons geenszins den toegang beloven, maar hij liet het ons over 's namiddags kwart over twee voor het huis van Louise te komen; hij zou dan bij de familie moeite doen, voor eenige geestelijken en voor ons toegang te verkrijgen. Nog aan de deur verzocht ons de Pastoor geen vaste hoop te koesteren, daar het niet aan hem lag, zoo de familie uit oogmerk voor de doodzieke vrouw de toelating weigerde.
Wij keerden daarop naar Manage terug, waar wij een eenvoudig vasten-maal gebruikten, en begaven ons reeds bij tijds weer op weg naar Bois d'Haine. Buiten verwachting vonden wij reeds in de nabijheid der woning eenig publiek te zamen; wij bemerkten vier nonnen en zeven dames, die in enkele groepen voor
72
de Jiut stonden. Een Pater dominicaan liep voor het huisje op en neer zijn brevier te bidden. Wij gingen insgelijks in de nabijheid staan, en het zelfde doel bracht ons spoedig met de overige bezoekers in gesprek. Wij vernamen, de Pater dominicaan was uit Lille in Frankrijk, vier dames waren uit Brugge, twee uit Namen en een uit Doornik. Allen klaagden oudertnsschen over heb onbepaalde der gezegden van den Pastoor met betrekking tot den toegang.
Een weinig na twee zageu wij den heer Niels in gezelschap vau vijf geestelijken en eeu leek uit de pastorie naar de woning der familie Lateau komen. Na een zacht tikken op een der beide vensters, opende Pater Sera-phin de zorgvuldig gesloten deur, en de Pastoor liet ons een voor een binnen. Vijf dames werden afgewezen, alsook de vier nonnen en de heer, die met de geestelijken uit de pastorie was gekomen.
Wij traden door de huisdeur terstond in de ter rechter zijde liggende woon- en werkkamer binnen- In de kamer links, waarheen een deur uit het woonvertrek leidt, lag, gelijk Pastoor Niels zeide, de zieke moeder. De werkkamer, die ook tot keuken dient, bevat be-
73
halve eenige armoedige meubelen en keukeu-gereedschap ook de naaimachine, waarop de dochters het onderhoud voor het huisgezin verdienen.
Uit eene tweede kleine ruimte, waarin wij uit de woonkamer terstond kwamen, leidt eene deur ter rechter zijde in het kleine kamertje, waarin zich Louise bevond. Het zal ongeveer drie nieters lang eu .bijna twee en een halve meter breed zijn. Aan de lengte-zijde, rechts vau de deur, tegenover het op den tuin uitziende eenige raam, staat een smal ijzeren ledikant, geheel gevuld door een enkel, groot kussen, overtrokken met eene rood en wit geruite tiek. Eene console, waarop gipsbeelden van de allerheiligste Maagd en den heiligen Aloysius en eenige bloempotten staan, is boven het hoofdeind van het bed geplaatst. Onder deze console hangt een zwart met koper beslagen kruis uit Rome, door de hand des heiligen Vaders gewijd; daar ter zijde eenige prentjes. Onmiddelijk links van de deur ontwaart men een zeer kleine haard; op de schoorsteenplank bevindt zich een bronzen figuur, die den H. Petrus voorstelt. Daarboven hangt e«ne photographic van den ge-kruisten Heiland, naar eene afbeelding van
74
Karei V, eene pliolograpliie van Pius IX, in zittende houding en een afbeelding van het met doornen gekroond hoofd des Heeren.
Op een houten stoel aan het voeten-einde des beds, zat Louise in eenvoudige zwarte kleeding, het hoofd met een mutsje, gelijk de landmeisjes in Henegouwen dragen, bedekt. Wij moeten bekennen, dat wij door de moeielijk-heden der verre reis en de tegenheden, sinds ons oponthoud te Manage ondervonden, in eene alles behalve godsdienstige stemming waren. Ja, toen wij voor de woning van Louise, in onzekerheid over onze toelating, op de aankomst van den Pastoor wachtten, mag het wellicht alleen nog nieuwsgierigheid geweest zijn, die ons tot het inwendige der woning aantrok; zoo veel ten minste is zeker, dat het verlangen, deze wonderbare verschijnselen met eigen oogen te zien, den wensch naar godsdienstige bevrediging verre overtrof.
Maar op hetzelfde oogenblik, dat wij het kamertje binnen traden en Louise in extase aanschouwden, werden wij meêgesleept door de majesteit harer grootaardige verschijning, en willekeurig en onbewust vouwden wij onze handen tot het gebed.
75
Diep ernstig, als in de beschouwing van een verwijderd schouwspel verzonken, met het bovenlijf een weinig voorover gebogen, met het gelaat ten hemel geheven, met onbewegelijke, wijd-geopende oogeu, zat Louise Laleau, het geringe boeren-meisje van Bois d'Haine op haren armoedigen stoel, gelijk eene Koningin, de harten der toeschouwers tegelijk door nederigheid en verhevenheid met onweerstaanbaar geweld boeiend. Nog waren hare, met ds wond-teekenen des Verlossers voorziene handen onder een doek verborgen; de bloedige kroon, die haar rein voorhoofd siert, had nog slechts weinig sporen ter herkenning achtergelaten, maar haar gezicht was verheerlijkt als dat eens engels, en was verrukkelijk door de ideale uitdrukking zipier trekken. Dat was geen men-schelijk aangezicht meer; het was, als had een hemolsch licht zijn glans daarover uitgestort, waardoor het een karakter van bovennatuurlijke geestelijke schoonheid was ingedrukt.
Hierom is het zoo moeielijk, slechts eenigs-zins te schilderen, hoe Louise er uitzag gedurende de extase. Wil men een beeld van haar in dezen toestand geven, dan drukt men zich misschien het beste uit door te zeggen, zij heeft
76
wel menschelijke gelaatstrekken, maar de uitdrukking des gezichts is bovenmensclielijk. Bijzonder moeielijk valt het. den Llik vaa haar oog met zijnen bijna onnatuurlijk vergrooten oogappel te beschrijven. Ofschoon starend en onbewegelijk, kan men toch niet zeggen, dat het geleek op het oog eens dooden of waanzinnigen, het scheen veeleer, alsof het verloren was in de beschouwing van een ver afgelegen voorwerp, en alsof het onzichtbare, verwijderde tafereelen met ingespannen aandacht volgde.
Voorwaar, nog nimmer in ons leven hebben wij iets ontmoet, dat ook slechts van verre in vergelijk kan komen met den overweldigenden, onuitwischbaren indruk, dien deze stille grootheid op ons maakte.
Onmiddelijk voor Louise, in de nauwe ruimte, die tusschen den stoel, waarop zij zat en de tegenovergelegen muur nog overbleef, wees de Pastoor ons naast elkaar de plaatsen aan. Dit was de geschiktste plaats; want wij hadden de gestigmatiseerde zoo dicht mogelijk bij ons, doordien wij nauwelijks een halven voet van haar af stonden. Deze onmiddellijke nabijheid had op het eerste oogenblik iets opwekkends, men kon zeggen iets schrikwekkends voor ons;
77
echter was liet ons toch onmogelijk, ook slechts voor een seconde het oog af te wenden van deze verheerlijkte maagd, die wel onbewegelijk als een marmerbeeld daar verscheen, maar op wier trekken zicb toch een hooger zieleleven onloochenbaar afspiegelde.
Ook op 't gelaat der overige aanwezigen teekende zich dezelfde ontroering. Een der twee dames, die met de zeven geestelijken een halfronden kring om Louise vormden, zonk op de knie, zoodra ze haar in extase zag.
Nadat allen eenige minuten in de beschouwing der begunstigde als verloren waren, verzocht de Pastoor den Priesters gemeenschappelijk den brevier te bidden. Op hetzelfde oogenblik nu, dat zij het heilig kruisteeken maakten, veranderden de tot nu toe ernstige, bijna pijnlijke trekken van Louise in eene uitdrukking van zalige blijdschap, wat wij in den gewonen toestand lachen zouden noemen. Haar handen die de duidelijke sporen van dagelijkschen arbeid droegen, verhieven zicli langzamerhand zachtjes op en namen de houding aan, waarin men de eerste christenen op schilderstukken in de katakomben ziet afgebeeld. De met bloed geverfde linnen doek, waarmede tot nu toe
78
de handen bedekt waren, viel door deze beweging op den grond, en op eens was het ons gegund, de geheimvolle teekenen te zien, die uitwendig het diepe medelijden der heilige met de smarten des Gekruisten toonen.
Wij willen niet beproeven, de gevoelens weder te geven, die in 't hart van ieder nadenkend menseh opkomen bij het gezicht dezer mysteri-euse wondteekeuen des Verlossers, maar wat de zaak betreft: zoowel binnen in, als buiten op de beide handen bemerkten wy groote, ovale, naar de vingeren spits toeloopende in-drukselen, welke in het vlak van de hand meer afgerond en dieper schenen. De stigmata bloeden gedurende de extase slechts weinig; ofschoon het versche bloed, dat over de geheele hand en tusschen de vingeren geloopen en rijkelijk in den doek gedrongen was, ons overtuigde, dat het bloedverlies vóór de extase aanzienlijk was geweest.
Terwijl wij van Maria von Mörl gelezen hadden, dat zij in de extase steeds naar de kerk gekeerd was, vergeleken wij de houding van Louise met de plaats van het Godshuis, en bevonden, dat ook zij naar het koor (presbyterium) gericht was.
79
Daar de geheele tijd van dit bijzijn in gebed werd doorgebracht, had de bezoeker geen gelegenheid de uitdrukking waar te nemen, die zich op haar gelaat teekent door de beschouwing van 's Heeren lijden.
Men kan zich, gaat de schrijver voort, inderdaad nauwelijks iets treffenders voorstellen, dan het welsprekende gebaren-spel, waarmede Louise's verheerlijkt gelaat de woorden des gebeds begeleidt. Bijzonder roerend kwam dit voor, zoo dikwijls het Gloria Patri (Eere zij den Vader enz.) door de Priesters gedurende het brevier-gebed werd uitgesproken. Die inwendige trilling van verrukking, welke in dat oogenblik geheel haar wezen te kennen gaf, zal ons steeds onvergetelijk blijven. Het scheen ons bijna, als of Louise in verheerlijking voor de poorten des hemels zweefde en aan haar oog het verheven geheim der ïï. Drievuldigheid zichtbaar was. Zoo straalde haar aangezicht van zalige weelde, als getroffen door den levendmakenden adem van den Heiligen Geest.
Hetzelfde verschijnsel deed zich voor, zoo dikwijls er plaatsen voorkwamen, die handelden over Gods barmhartigheid, of de heilige namen
80
van Jesus en Maria in liare voor aardsche klanken doove ooren drongen.
Nadat de Priesters den brevier hadden ge-eindigd, las een der geestelijken een psalm in de syrische en arameesche taal, en ook deze voor Louise onverstaanbare woorden riepen door hun verheven inhoud dezelfde uitwerking te voorschip. Men bad daarop afwisselend in het fransch en latijn voor den H. Vader en andere algemeene aangelegenheden der Kerk. Nadat een fransch Priester om een gebed voor Frankrijk verzocht had, meenden wij, 't was tijd ook onze duitsche belangen voor te dragen, en vroegen den Pastoor een gebed te doen voor onzen gevangen Aartsbisschop. Op zijn antwoord, dit zei ven in het duitsch te doen, baden wij driemaal het Onze Vader, maar lieten vol fier bewustzijn, onzen kerkvorst een martelaar zijner overtuiging te mogen noemen, luid en duidelijk de woorden voorafgaan; ;»Bidden wij voor onzen gevangen Aartsbisschop van Keulen!quot; En zoodra hadden wij niet begonnen, of het scheen, dat, niettegenstaande haar aangezicht bij het gebed van vreugde glansde, om hare lippen een trek speelde van diepe smart, die de lijdende van Bois d'Haine
81
met het lijden des gekerkerden Herders gevoelde.
Om ook een proef met gewijde voorwerpen te nemen, die tegenwoordig niet zoo gemakkelijk wordt toegestaan, hadden wij een kleine reliquie van den doek, waarmede de Heer aan 't kruis omkleed was, en een stukje van het boetekleed der H. Elisabeth, van huis medegebracht. Wij gaven dit den Pastoor, die ons ondertussehen opdroeg, het zelf aan Louise over te geven. Wij hielden haar dan de eerste zorgvuldig in een papier gewikkelde reliquie voor, en schrokken door de plotselinge uitwerking, welke dezer nabijheid ten gevolge had.
Met de uitdrukking van onbeschrijfelijk tee-dere liefde, hief Louise hare bloedige handen zachtkens naar het heilige voorwerp op en zocht het te vatten. Zonder dat wij het juist bedoelden, hieven wij de reliquie steeds hooger, waarop zich Louise van haar stoel oprichtte en niet eerder ophield hare handen naar de verlangde zaak uit te strekken, tot het haar gelukt was deze te bereiken en vol vreugde aan haar hart te drukken. Zoo zalig en gelukkig, als zij in het bezit der reliquie scheen, was ook in dezelfde mate haar smart merkbaar
6
82
bij het gemis er van. Niet zonder inspanning moesten wij het voorwerp harer vreugde uit de stijve, ijskoude handen nemen, en tegelijk werd haar gelaat overtrokken door een wolk van diepe smart; en een bittere traan ontviel haar oog. Hetzelfde tafereel herhaalde zich, toen wij Louise het overblijfsel van het boetekleed der H. Elisabeth voorhielden.
Ondertusschen had men terzijde de eerste reliquie uit haar omhulsel genomen, en wij reikten haar nu het papier, gevouwen, alsof er het doosje nog in was, over. Maar geen gebaar kwam op haar gelaat en de handen bleven onbeweeglijk gevouwen. Toen echter een priester het papier in de rechter hand houdend hetzelfde beproefde, nam haar aangezicht een zwakkere uitdrukking van vreugde aan; de gewijde hand des priesters veroorzaakte dit.
Het was bijna drie uur geworden, toen er eensklaps in de stijve maar bezielde houding der heilige eene doorgrijpende verandering kwam. Plotselijk, als door een bovenaardsche macht getroffen, stortte zij met het aangezicht ter aarde. Deze val geschiedde echter zoo onbegrij-lijk snel, dat wij, die toch zoo dicht mogelijk bij haar stonden en bovendien op dit oogenblik
83
voorbereid waren, met de meeste nauwgezette oplettendheid noch bemerkten, hoe zij zich ophief, noch hoe zij dien val deed; zij lag op eenmaal op den harden steenen vloer, zonder dat wij wisten, hoe 't gegaan was. De rechter arm lag half gebogen vooruit, terwijl zij op den linkerarm met de borst lag. Nog eenige minuien, en Louise strekte met een snelle, hevige beweging de beide armen wijd uit, en zij legde de voeten op elkander, dat de rug van den rechter voet op de zool van den linker rustte.
Nu is bij Louise het tijdstip aangebroken, waarop zij in de beschouwing des lijdeus den Heiland aan het kruis ziet sterven. En inderdaad, deze indrukwekkende houding is wel in overeenkomst met het verheven visioen; want zij ligt daar ter aarde als genageld aan een onzichtbaar kruis, 't Is wel in staat de om-staanders op te wekken tot de overweging van het Verlossingswerk. Een blijk hiervan gaf ons terstond het aandachtig bidden van de Stabat mater (Onder 't Kruis met schreiende oogen, stond de Moeder).
Ook dit gebed oefende op Louise in haar liggende houding dezelfde geheimvolle kracht uit, die wij boven beschreven. Want verwon-
84
derlijk; nauwelijks waren de eerste woorden uitgesproken, of Louise hief haar bovenlijf op in een houding, die, gelijk de ingestelde proefnemingen bewezen, onnavolgbaar is. Zonder op de handen te leunen, of eenigen steun te gebruiken, richtte zij zich ongeveer twee voet van den grond op, alleen met de knieën den bodem aanrakend.
Zoolang Louise in deze houding blijft, zijn hare oogen gesloten en haar mond half geopend ; do stigmata beginnen sterker te bloeden, en alles geeft een grooter lijden te kennen.
Deze toestand duurt nog andeihalf uur. Dan staat zij op, opent hare oogen, knielt een wijl, en keert tot haar vroegere zitplaats terug. Daarna schijnt zij waarlijk als met den dood kampend. Slap glijden de armen langs het lichaam, haar hoofd zinkt op de borst, de neus wordt spits, de half gesloten oogen breken, koud zweet bedekt het bloedig voorhoofd en een dof gereutel dringt uit den half geopenden mond.
Na dezen doodstrijd komt zij nog eenige oogenblikken in ex-ase, en keert dan in haren natuurlijken toestand terug.
Het was ons niet gegund het einde bij te wonen, daar wij op verzoek van den Pastoor
85
vóór het slot der geestverrukking de kamer verlieten, om aan Louise's nederigheid het beschamend gevoel te sparen, dat zij bij het zien van vreemden, die haar gedurende de extase hebben gadegeslagen, steeds ondervindt.
Zoo waren wij dan getuige geweest van dat verheven wonder, hetwelk Hij, die groot is in zijne heiligen, zich gewaardigt iederen vrijdag uit te werken iu een behoeftige, onaanzienlijke hut, aan een arm boerenmeisje, dat door niets uitsteekt, dan door kinderlijke nederigheid en eenvoudige vroomheid; dat niets anders verwacht en betracht, dan Gods heiligen wil te volbrengen door de getrouwe vervulling barer plichten.
Wat hare uiterlijke verschijning aangaat, zoo heeft deze buiten de extase niets opvallends; zij betuigt veelmeer, dat zij een gering, gewoon landmeisje is van lage afkomst. Louise is van gestalte iets beneden het middelmatige, haar gang is wat voorover gebogen, de geheele bouw haar lichaams is teeder, maar goed gevormd. Haar voorhoofd is laag en wat vooruitstekend, het haar blond, het oog lichtblauw en helder als kristal, de kleur baars gelaats is frisch en gezond. Ofschoon de schoolkennis van Louise
86
veel te wenschen over laat, zoo bezit zij toch een fijn begrip en eene verrassende gevatheid zelfs in de moeielijkste en ingewikkeldste vragen.
Dit is het beeld van 't jonge meisje, wier naam tegenwoordig in de geheele wereld genoemd wordt, en wier wonderbare toestand eene geheele letterkunde in verscheiden talen heeft te voorschijn geroepen.
Na het verlaten der woning sloegen wij met de geestelijken den weg naar de pastorie in, daar de Pastoor ons verzocht had, hem eenige duitsche brieven te vertalen.
Wij vernamen nog van een geestelijke, daar dicht bij woonachtig, en van den Pastoor eenige bijzonderheden. (Deze zijn reeds in dit boekje medegedeeld).
Nadat wij ons nog eenigen tijd in de pastorie met de geestelijken over de gestigmatiseerde hadden onderhouden, namen wij afscheid, om nog denzelfden dag de terugreis te aanvaarden, Bij 't afscheid moedigde ons Pastoor Niels aan, den minister Dechamps, aan wien hij onze aanwezigheid gemeld had, te bezoeken. Wij deden dit en hadden de eer door zijne excellentie op het kasteel zeer vriendelijk te worden ontvangen. Ook hier liep het gesprek, gelgk
87
men begrijpen kan, hoofdzakelgk over Lomse. De minister had de goedheid ons eenige mede-deelingen te doen, die hij wist, omdat hij de proefnemingen en het onderzoek als getuige had bijgewoond,
Ook verhaalde hij ons van liberale artsen, wier gastheer hij geweest was, hoe zij de feiten der stigmatisatie en extase als waar en zonder bedrog erkenden, en toch niet konden besluiten geloovig te worden.
Wat een ongeloovig blad, »Das neue Blattquot;, geredigeerd door Paul Lindau, schrijft, getuigt van de klaaiblijkelijkheid der verschijning. Het zegt: »Had zij slechts een enkele maal de geheimzinnige verschijning vertoont, bijv. de stigmatisatie of de extase, zoo zou het misschien mogelijk zijn, haar naar de veronderstelling van bedrog uit te leggen; door het gezamelijk optreden daarvan stijgen de moeielijkheden eener veinzerij tot in het oneindige. Aangenomen, de kans eener bedriegelijke vertooning van het eene verschijnsel stond als 1 tot 100, dan stond de kans van beiden te zamen als 1 tot 10000. — Maar ook in 't geval, dat beide verschijnselen, stigmatisatie en extase door bedrog te ver-
o o
krijgen was, zouden er de volgende onover-
88
komelijke moeielijkheden tegenover staan. Terwijl de extase de oefening eener langdurige onbe-wegelijkheid vorderde, zoude eene aanhoudende beweging vereischt worden, om de stigmatisatie in eene bloeding van 20 uren na te bootsen. Niemand zou dit spel een tijdruimte van achttien maanden kunnen spelen zonder zekerheid van ontdekking, vooral in dit geval, waarin men geen oogenblik ongestoord alleen zich bevindt.quot;
Toen onze opwachting bij den minister gedaan was, namen wij plaats in den eerstvolgenden trein, die ons naar den geboortegrond voerde. Ongaarne slechts scheidden wij van het oord, dat wel gering is, maar waarheen de oogen der geheele wereld getrokken worden, omdat daar de vinger Uods zich duidelijk toont in eene geringe maagd.
Die het boekje, waarin deze reisbeschrijving voorkwam, geschreven heeft, zegt aan zijne duitsche landgenooten: hij heeft hun het wonder van Bois d'Haine verhaald, opdat zij steeds moed mochten houden in het onwankelbaar geloof, dat Gods voorzienigheid over de wereld waakt en zijne Kerk en hare geloovigen niet verlaat.
89
Wat Görres van Maria von Mörl treffend zegt, mag ook op Louise Lateau toegepast worden: gt;God heeft haar te midden yan een verstrooiden, door wervelwinden heen en weêr geslingerden tijd als een levend kruisbeeld op den kruisweg geplaatst.quot;
(UIT EENE KEDEVOEEHfG VAN MAJIINKE.)
Het onderwerp, waarover ik tot u wil spreken, raakt een dubbel gebied. Er zijn wetten der natuurlijke wereldorde, waaraan wij allen met ons aardsch bestaan onderworpen zijn: over dezen zal bier niet gesproken worden, — wetten, die ons overigens nog niet volkomen bekend zijn; — maar er zijn ook verschijnselen der bovennatuurlijke wereldorde, wier wezen gebeel en al voor ons gesloten is. Het zijn geheimen, ondoorgrondelijke geheimen, waarover ik spreken wil, wier werkingen ik wel met eigen oogen aanschouwd heb, maar die ik evenmin als anderen in staat ben te ont-cijferen.
91
Ik heb Louise Lateau driemaal gezien; eens op Vrijdagmorgen, toen op Vrijdagnamiddag,
en ten derde op Zaterdagmorgen........
Wat de persoon van Louise Lateau betreft, moet ik vooreerst bemerken, dat zij het eenvoudigste meisje is, wat gij denken kunt. Zij is terughoudend, bloode, kort; eene vertegenwoordigster vai) het vrouwelijke geslacht, die slechts weinig onder de menschen kwam; die het grootste gedeelte baars levens doorbracht in de eenzame hut, waarin zij woont. Ja, deze eenzame hut was het inderdaad, die mij zoo recht aan den stal herinnerd heeft, waarin onze Heiland, na zijne geboorte, als klein kind heeft gelegen; gelijk naar dezen stal koningen uit verre landen kwamen, om het kind hunne hulde te brengen, zoo geleek ook deze kleine landhut op dienstal. Vorsten en graven, hooggeplaatste ambtenaren en hunne familie kwamen naar de hut, om daar de wonderen Gods van nabij te beschouwen.
Toen ik in Bois d'Haine was, viel het uit, dat tegelijkertijd met mij de uit Zwitserland, het zoogenaamde liberale Zwitserland, verdreven Bisschop van Geneve, Msg. Mermillod, ook aanwezig was. Behalve dezen, was nog tegenwoordig
92
de professor in de medicijnen aan de universiteit van Leuven, dr. Lefebvre, bekend als een
der eerste geneeskundige autoriteiten........
Des Vrijdags wordt vroeg in den morgen aan Louise het HH. Sacrament in de woning gebracht. De Bisschop, Msg. Mermillod, deed dit bij mijn daarzijn in eigen persoon, en ik vroeg hem daarbij te mogen dienen. Dit geschiedde. Wij gingen ter bepaalden ti]d in de woning, en vonden reeds in een klein kamertje alles zoo in gereedheid gebracht, gelijk wanneer men bij een zieke of stervende komt: op een tafel met witten doek een kruis, wijwater enz. Louise knielde voor de tafel, maar was over het geheele hoofd met bloed bedekt. Ik kon het oogenblik van het ontvangen der H. Communie niet waarnemen, daar de toog des Bisschops mij hinderde; Msg. Mermillod zeide mij echter bij het naar huis gaan: zij had de H. Communie zeer haastig genomen (gt;très rapidementquot;); zij had dus een groot verlangen daarnaar gehad. Stilwijgend verwijderden wij ons, en ik zag dan Louise op denzelfden dag om twee uur weder, toen zij in extase gekomen was.
De extase begint juist om twee uur. Louise
93
zit daarbij gewoonlijk op een stoel. De Bisschop was eenige minuten te voren tot haar gegaan, om zich met haar te onderhouden, en te zien, of zij daardoor niet zou afgehouden worden, op den juisten tijd in extase te geraken. Maar hij had zich niet vergist; stipt om twee uur verstomde plotselijk haar mond; hare oogen keerden zich starend ten hemel, zij hief haar handen
op.....en van af dit oogenhlik had zij hare
bovennatuurlijke verschijning.......
Nu blijft echter het eigenaardige bij haar bestaan, dat haar geest, ofschoon zwevend in boveuaardsche sfeeren, toch zijn betrekking met deze wereld, d. i. met de naaste omgeving behoudt. Brengt men in haar nabijheid een gewijde zaak.... dan wekt dit bij haar een zachten lach op; brengt men een ongewijd voorwerp, zoo verandert zij niets. Wordt er gedurende de extase gebeden, dan lacht zij eveneens en er zijn dan verschillende punten in het gebed, waarin zij bijzonder groote vreugde ondervind. Zoo bijv. baden wij, aanwezende priesters — in 't geheel waren er 14 personen op dezen Vrijdag, een prins, een graaf, een gravin, de vrouw van een belgisch staats-minister, haar broeder en meer andere aanzienlijke personen,
94
buiten den Bisschop, den professor van Leuven en de priesters; de Pastoor was er ook — wij dan aanwezende priesters verrichtten ons breviergebed, en daar zagen wy, dat zij, terwijl zy gedurende het geheele gebed lachte, toch bij de woorden: Gloria Patri, eere zij den Vader, den Zoon en den H. Geest, opvallender wijze, meer dan anders lachte. Het was haar hetzelfde in welke taal wij dat »Eere zij den Vaderquot; zeiden. De Bisschop verzocht mij in het duitsch te bidden. Duitsch verstaat zij niet, alleen fransch. Een ander priester bad in het hol-landsch. Wij baden den brevier volgens voorschrift in 't latijn. Zij had echter, gelijk de Apostelen op het eerste Pinksterfeest, de gave aller talen, en wanneer wij zeiden: »Gloria Patri etc. — 't mocht duitsch, hollandsch, fransch of latijn zyn, — nam haar gelaat steeds
een vriendelijker uitdrukking aan......Wij
bemerkten ook dat zij telkens van grooter vreugde blijk gaf, als het woord »Misericordiaquot;, barmhartigheid, of ook het bijvoeglijk naamwoord »misericorsquot;, barmhartig voorkwam. Opvallend was dit bij 't breviergebed, dat grooter, deels uit psalmen bestaat, waarin het woord »barmhartigheidquot; dikwijls voorkomt.
95
Dit geschiedde dus, als zij nog op den stoel zat.
Toen het nu iets voor drie uur was, viel zij plotselijk ter aarde. Op slag drie uren strekte zij haar handen uit. Hierbij werden meer merkwaardige daadzaken bevestigd. Professor Lefebvre wilde ons overtuigen, dat zij in dezen toestand aan de wetten der natuur onttrokken is, en tot dit doel liet hij een scherp spits mes, van de hoogte van ongeveer twee voet op hare hand vallen en wel herhaaldelijk. Had zij de minste gewaarwording er van gehad, zij zoude met de hand eenige beweging gemaakt hebben; maar men bemerkte volstrekt niets. Op de plaats, waar het mes geraakt had, vertoonde zich een kleine snede, maar geen spoor van bloed was te zien.
Ik wil opmerken, dat ook andere personen in den toestand van extase ongevoelig zijn geweest voor de buitenwereld, zoo bijv. in den jongsten tijd Bernadette van Lourdes, Ik heb in 't vorige jaar een reis naar Lourdes gemaakt en daar de plaats der bovennatuurlijke gebeurtenis met eigen oogen aanschouwd. Bernadette had, zooals bekend is, in 't geheel 16 tot 18 rnrsal verschoningen van de Moeder
96
Gods gehad. Bij de laatste verschijningen had de H. Maria telkens het tijdstip bepaald, waarop zij weer zou verschijnen, Bernadette nam dan steeds een kaars mede, welke zij ter eere der H. Maagd brandend in de hand hield, terwijl het volk, dat door Bernadette het tijdstip der verschijning wist, bij honderden zich voor de grot plaatste en Bernadette gadesloeg. Op 't oogenblik, dat zij de verschijning bemerkte, kwam zij in extase. In dezen toestand bleef zjj eens zeer lang en de kaars was reeds tot aan de vingeren opgebrand. De orustaanders, die meenden, Bernadette zou zich de hand branden, begonnen luid te roepen en wilden haar daardoor uit de extase wekken. Onder-tusschen bleef hierdoor Bernadette stom en onbewegelijk als te voren; de kaars brandde steeds voort, de vlam speelde reeds zichtbaar om de vingers van 't meisje, het geroep werd steeds grooter, maar Bernadette bewoog zich niet, totdat eindelijk de extase ophield, en meI1 _ ook niet het minste lidteeken van verbranding aan de hand bemerkte. Dit is een feit, dat door honderden bevestigd wordt. Er zijn o. a. de ongeloovigste menschen met
het plan, de wonderen van Lourdes te bespotten
97
daarheen gegaan; toen zij echter voor de grot gestaan en Bernadette's toestand gezien hadden, moesten zij verklaren: »Hier loopt de mensche-lijke wetenschap ten einde.quot;
Wij deden hij Louise Lateau op dezen dag nog een andere waarneming. Eenige dagen te voren namelijk was haar moeder gestorven en de Bisschop sloeg voor, wij zouden voor deze bidden. Louise lag ter aarde uitgestrekt. Wij bemerkten bij onze gebeden, dat zij, telkens, als het woord »Jesnsquot; of »Mariaquot; voorkwam, zich met het bovenlijf van den grond ophief. Het was echter een opheffen, niet zoo als wij dit gewoonlijk doen, als wij van den grond ons willen opheffen — waarbij wij op de armen moeten leunen — maar een volgens de natuurkunde onverklaarbaar gelijktijdig opheffen van het geheele bovenlijf. In het gebed voor hare moeder kwam nog de volgende plaats voor: gt;0 mijn Jesus, ik val voor u op mijne knieën neder.quot; Toen de Bisschop, die wat achter Louise bij hare voeten stond, terwijl zij zoo uitgestrekt lag, deze woorden spreekt, heft zij zich plotselijk op als een seraf, keert zich in een oogwenk op de knieën om en knielt ook in hetzelfde oogenblik voor den Bisschop.
7
98
Ik was vreeselijk geschrokken. Ik stond naast haar, ik dacht eerst: zij zal het raam uitvliegen. De Bisschop, die eveneens wat geschrokken scheen te zijn, kwam met zijn gewijd kruis, dat • hem van de horst nederhing, in de nabijheid van Louise's handen; en deze nadert hiermede terstond het gewijde voorwerp, grijpt het kruis en blijft op deze wijze knielend voor den Bisschop, totdat de genoemde plaats in 't gebed was geëindigd, — en slaat dan weer ter aarde. Van verwonding is daarbij geen sprake, daarom zijn er ook geen maatregelen daarvoor op den vloer genomen. Deze bestaat niet eens uit planken; zij valt met het gezicht op de tichelsteenen, zonder eenig letsel te bekomen.
Dat was alzoo het tijdstip der extase. Den volgenden morgen wenschte ik nog gaarne Louise te zien. Ik was begeerig te weten, hoe eene persoon, die ik met eigen oogen op vrij dag zoo veel bloed had zien verliezen, een persoon van wie ik wist, dat zij sinds meer dan twee jaren niets meer buiten het H. Avondmaal nuttigt, hoe deze persoon, nadat zij het lijden van Christus aan haar eigen lichaam doorstaan had, — en alles smart haar diep, zij lijdt veel — den dag daarop zich zoude bevinden.
99
last Zij was den volgenden morgen om zes uur
lie- reeds naar de kerk gegaan, om daar het H.
ok- Avondmaal te ontvangen. Hare voeten, die op
rijd vrijdag tot middernacht bloedden, waren zater-
de dag-morgen reeds in staat, den tamelijk verren
ert loop naar de Kerk te ondernemen, en toen ik
jpt met den Pastoor (ik was alleen in zijn gezel-
)or schap) hare woning binnentrad, was zij reeds
in met hare zusters bezig aan de naaitafel. Zij
;er was behendig, bood ons stoelen aan en kon zeer
ce, goed gaan; slechts was zij eenigszins terug-
or houdend, wat gemakkelijk te verklaren is; men
as moet zich namelijk herinneren, hoe deze per-
ie soon reeds zooveel door wetenschappelijke en
a. godgeleerde commissien onderzocht is; hoe zij
m reeds zulke talrijke bezoeken heeft gehad, dat
ie zij wel niet gaarne vreemden meer bij zich
ie ziet...... Louise sprak slechts haar »Bonjour
g monsieur le cure!quot; tot den pastoor, en tot mij
ii haar: »Bonjour monsieur!quot; Zij was bleek, maar
e de uitdrukking van haar gezicht was niet gewoon, het was eenigermate reeds een verheer-
i lijkt gelaat, bijna zoo, als ons het gelaat van
, verschillende heiligen terstond na hun dood wordt geschilderd. Daar zij in hare gewone ternghoudendheid geen neiging scheen te ver-
100
raden, om met ons te spreken, maar zich eerder terstond wat ter zijde plaatste, onderhield ik mij met den Pastoor, en bij het verlaten zeide ik slechts eenige woorden: ik was een Priester uit Dnitschland en zij wist zeker wel, welke toestanden wij daar hadden, en ik verzocht haar, dat zij voor Duitschland en mij menigmaal bij God zou bidden; ik van mijnen kant zoude uit vergelding daarvoor ook voor haar menigmaal het H. Misoffer opdragen. Daarop zeide zij zichtbaar verheugd : »Je vous remercie, monsieur.quot; Ik dank n. Dat was het
eenigste, wat zij tot mij sprak.....
Op bepaalde tijden wenscht de goede God aan den mensch, dien hij voor twee werelden geschapen heeft, te toonen, dat hij het bovennatuurlijke niet moet vergeten......
Maar zoolang de wereld bestaat, zullen er twee partijen zijn, de eene, die zich aan God aansluit, de geloovige, en de andere die God verwerpt en niets wil gelooven, wat met God en zijn bovennatuurlijk Rijk samenhangt. Telkens heeft echter de goddelijke Voorzienigheid juist in zulke tijden buitengewone verschijnselen in de wereld verwekt, waarin het Rijk Gods op aarde, de Kerk van Jesus Christusr
101
bijzonder vervolgd werd. Zoo zien we, dat in het begin des Christendoms eene menigte wondervolle gaven by de verspreiders van het Christendom te voorschijn traden; juist omdat toen het Christendom nog zwak was en eerst
wortel moest schieten......En als wij op
de nieuwere tijden zien, bemerken we, dat God de Heer, toen in de zestiende eeuw een groote afval van het katholieke geloof plaats had, een lange rij van groote heiligen opwekte, die door hun daden bewezen en betuigden, dat er nog een God in den hemel is, en dat de mensclien op Hem moesten vertrouwen, al scheen ook naar menschelijke berekening Gods zaak verloren. Zoo verklaar ik het mij, dat wij ook in onzen tijd zulk een verschijnsel voor oogen hebben. Gij weet, in onzen tijd is er een groote strijd uitgebroken tegen onze H. Kerk, bijzonder in China en nog in een ander land, dat ons nader is, en God, meen ik, heeft door zyne dienares Louise Lateau aan de menschheid opnieuw willen toonen, dat zijn Rijk nog vast gegrondvest staat. .. .
De redenaar eindigt met de woorden, die ieder schrijver of vertaler van godsdienstige werkjes den wensch zijns harten mag noemen:
102
»als geloof, hoop en liefde door mjae woorden m n vermeerderd werden, m.g it ten eenen male tevreden zijn.quot;
. ,Dfe, l6™ Zal Waar beTOüden hebben, wat op het titelblad over Louise Lafceau geschreven staat:
Te midden van een achteloozen, verstrooiden, door wervelwinden heen en weêr geslmgerden tijd,
heeft God haar op den Kruisweg geplaatst, als een