-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

■—quot;IJJquot;

gt;gt;w

—JUs

\

G; DENNIG, Kapelaan.

RHKUA ,

EIDTJ-A.HID ■VA.nST quot;WEES,

Snelpers Boek- en Muziekdrukkerij.

1879.

----

-ocr page 4-

AANBEVOLEN MUM\

Mgr. Kard. Pecci, (Z. H. Paus Leo XIII),

de Beschaving......

J. H. M. Abrssen. Het Pausdom, gr. 8°

Maria ons voorbeeld, Meimaand.

De Meimaand geheiligd.

Quadrupani, Grondregels tot bemoediging

Handboekje O. L. Vrouw van Goeden Raad

Lebon. Maria of de Schoonheden.

De Zeven Smarten der Allerheiligste Maagd

De Zeven Woensdagen van den H. Joseph.

Onmisbaar Handboekje der Godvruchtige Zielen

Nieuw volledig geestelijk Rozelaarken.

De Rozenkrans door een Predikheer.

Leven H. Barbara......

De Kleine Maand van het H. Hart van Jesus

Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes

Kleine Maand Mei, de Kinderen van Maria

Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes

Kleine Maand van den H. Joseph.

Idem in losse blaadjes voor Trekbriefjes

Vijftig Meditatiën op het Lijden.

Devotie tot het H. Hart van Jesus.

Engelachtige strijd, Koord van den H. Thomas v. Aq

De Eerste H. Communie, voorbereiding.

: De Religieus op den weg naar Calvarië.

De Maand van Aanbidding.

Novene ter eere van den H. Martinus.

De Maand der H. Familie.

; Het gewicht der devotie tot het H. Hart

Gebeden van de H. Gertruda .

•üo' 'Geest der H. Gertruda.

% Allen zijn ook in zeer nette linnen stempelbam

W te bekomen.

-ocr page 5-

-CÏET OLE VE3Sr

van de

3°.

lg-

Raad

[aagd epb. ; Zielen

.CILICE EEHAIA,

- ( '

- o, . 1

y

- e; . (

,11 Jesus iefje« Maria iefjes

•iefjes

naar

-A.- STOL 2,

door

O. DENNIG, Kapelaan.

nas v.Ac mg.

arië.

/fp-

■in i:iit,

VAKr quot;WEES. Snelpers Boek- en lluziekdrukkerij.

quot;1879!

[art.

in sterapelbani

-ocr page 6-

UVfPRIlS^I.A-TXJH.

Datum in HOEVEN, hac 5a Martii 1879.

C. VAN DEH VEEKEN,

Liir. Censor.

SneJpersdruk, Eduard van Wees, Breda.

-ocr page 7-

lEÏIBT LS^ElSr

VAN DB

HEILIGE amp;ERIANA,

TVederig-lieicl en quot;Veï*ïiefïmg-.

,/Geslapen en gestorven in een stal, ontwaakt in den hemel.quot;

oulonse is eeue zeer groote stad iu dat gedeelte van Frankrijk, dat aan Spanje grenst. Vóór tweehonderd jaren zond de Aartsbisschop van Toulouse zijnen Vicaris-generaal naar verschillende plaatsen om kerkvisitatie te houden. Deze kwam ook in een klein afgelegen dorp, met name Pibrak. Toen de Vicaris-generaal met den Pastoor van de plaats de kerk bezichtigde, stroomden ook vele nieuwgierigen toe, om den afgezant van den Aartsbisschop te zien. Toen deze nu in do sacristij kwam, stond hij verwonderd bij het

-ocr page 8-

HET LEVEN VAN

zien van eene looden doodkist, die in eenen hoek stond. Op zijne vraag naar de reden van dit verschijnsel werd hem gezegd, dat daarin het lichaam lag van een meisje, dat vóór zes en vijftig jaren gestorven was. De Vicaris-generaal beval hierop dat men de kist zou openen, wat ook geschiedde. Hij en alle omstanders stonden verbaasd, toen zij het lichaam van het meisje, na zoolang in de doodkist gelegen te hebben, nog zoo ongedeerd en frisch vonden, als of zg nog leefde en slechts in sluimer lag; de ledematen zelfs waren nog week en buigzaam, terwijl anders de ledematen van een doode reeds onbuigzaam en stijf worden, voor dat hij in de kist gelegd wordt.

Men deelde den Vicaris-generaal nu mede, dat het lichaam voor zestien jaren opgegraven, in eene looden doodkist gelegd was en sinds in de- sacristij bewaard werd. Men had dit gedaan, omdat het meisje in geur van heiligheid geleefd had en vele wonderbare dingen in haar leven aan haar opgemerkt werden. Onder het verzamelde volk waren ook twee personen, een man en eene vrouw, meer dan tachtig jaren oud, die het meisje tijdens haar leven nog gekend hadden en zelfs ooggetuigen van eenige wonderen geweest waren. Alles wat de Vicaris-generaal zag en hoorde, kwam hem zoo merkwaardig voor, dat hij de doodkist nauwkeurig liet sluiten, al het vernomene opteekende en

4

-ocr page 9-

DE H. GERMAN A

den Pastoor streng beval intusschen lioegeEaanul niets te veranderen, totdat er instructie van den Aartsbisschop kwam.

In het bovengenoemde dorp Pibrak leefde vóór driehonderd jaren een godvruchtig echtpaar: de man heette Lorenz, de vrouw Marie Larochc. De bezitting dezer menschen was gering: een armoedig huisje, een kleine moestuin, een akker, eenige fruitboomen en wat schapen was al wat zij bezaten; de schapen waren in een ouden, bouwvalligen stal ondergebracht. Gehuwde lieden hebben gedurende den tijd dat zij hun eerste kind verbeiden , gewoonlijk allerlei wenschen en verwachtingen: velen zouden gaarne een jongen hebben; de meesten verwachten in 't algemeen een schoon en gezond kind. • Mochten die goede lieden te Pibrak ook dergelijke verwachtingen gehad hebben, dan werden zij teleurgesteld , want het eerste kind, dezer eenvoudige lieden, was een meisje, en daarbij zulk een zwak, ziekelijk schepsel, dat het scheen alsof het slechts het licht der wereld zou aanschouwen om gedoopt te worden en dan weder onder de aarde, in het graf te verdwijnen. Doch het kind stierf niet, maar leed echter geheel haar leven aan scrophulositeit, eene ziekte van het bloed, waardoor nu op deze, dan op gene plaats van het lichaam een smartelijke zweer ontstaat. Men heeft omtrent kleine kinderen allerlei gedachten. Bij dezulke, die gebrekkig

O

-ocr page 10-

HET LEVEN VAN

6

of ellendig ter wereld komen, denkt men: mocht dat wormpje maar spoedig sterven, het ware dan het best verzorgd. Wanneer groote lui het eerste zoontje krijgen, worden zij half gek van vreugde, vooral, als het een mooi kind is. En ziedaar! God laat het ziek worden en sterven. De moeder wordt schier krankzinnig van smart, er komen godslasterlijke gedachten bij haar op, en alle bekenden zeggen, dat het jammer is van het kind. Waarom heeft God den rijken menschen hun levenden schat ontnomen, en niet liever een ziekelijk kind vau eene arme familie, die buitendien haar vele kleinen nauwelijks onderhouden kan, laten sterven? Dergelijke dingen behooren tot de ondoorgrondelijke raadsbesluiten Gods, die wij met ons zwak verstand niet kunnen bevatten. God zelf zegt bij den profeet Isaias: »Mijne gedachten zijn niet uwe gedachten, en Mijne wegen zijn uwe loegen met; gelijk de hemel hooger is, dan de aarde, zoo zijn Mijne gedachten en Mijue ivecjen hooger, dan uwe gedachten en uwe wegen.quot; Al willen echter Gods beschikkingen ons, kort-zichtigen menschen, in den regel niet duidelijk worden, gij zult aan het einde van dit verhaal in een schoon en helder licht gesteld zien, waarom God die echtgenooten te Pihrah het zwakke kind niet door den dood heeft ontnomen , maar jaren lang een smartelijk martelaarsleven heeft laten leiden. WatU betreft, lezer, hebt

-ocr page 11-

DE H. GEKMANA

gij kinderen, wees tevreden, wanneer gij ze moogt behouden; maar wees ook tevreden, als zij sterven. In ieder geval spreek met mond en hart: Uiv wil geschiede.

Het wordt dit jaar juist driehonderd jaren, dat het meisje geboren werd, namelijk in 1579. Het ontving in het H. Doopsel den naam Germana. Zoodra zij gaan en spreken kon, toonde zij zeer veel godsvrucht. Dat deze reeds vroeg in haar jeugdig hart woonde, was geen wonder. De ziel des menschen is reeds van nature geneigd zich tot God te wenden, zoodra zij tot zelfbewustzijn komt, evenals de ontkiemende plaat zich naar de zon keert, zoodra zij uit de aarde spruit. Daar in het H. Doopsel de drie goddelijke deugden, geloof, hoop en liefde als drie zaadkorrels in de ziel van het kind gelegd worden; vertoonen deze zich insgelijks, zoodra het kind de menschelijke taal verstaat en spreekt. Indien nu eerst nog de moeder, door haar eigen godsdienstig hart gedreven, tot bet kind over God en godsdienstige zaken spreekt, zal het er gretig naar luisteren, het zal zelf over God en den hemel spreken en veel verlangen tot en veel genoegen in het gebed hebben. Aan niets kan men duidelijker zien, dat de ziel des menschen voor God geschapen is, dan daaraan, dat zeer eenvoudige kinderen, die nauwelijks hun tweede jaar voleindigd hebben, voor het Aller-

7

-ocr page 12-

HET LEVEN VAN

hoogste wat er is, voor God, reeds vatbaarheid en gevoel bezitten.

Indien eene moeder ten opzichte van godsdienst zelve koud is en er daarom nooit aan denkt reeds in de eerste jaren tot het kind over God te spreken, dan znl deze aanleg tot godsdienstigheid in de ziel van het kind buiten twijfel zonder ontwikkeling blijven, gelijk de zaadkorrel in de bevroren aarde, zoolang deze door de lentezon niet ontdooit. De ijdele vrouw zal haar kind reeds zeer vroeg mooi opschikken; de zinnelijke vrouw zal aan alle hartstochten van baar kind voldoen, het met suikergoed voeren, en met speelgoed overladen. De godsdienstige vrouw echter zal haar kind de schoonste gave, godsdienst en deugdzaamheid leeren kennen. Zulk eene moeder nu was vrouw Lorenz. Zij was buitengewoon braaf; daarom voedde zij den geest van haar kind met hare eigen godsvrucht, gelijk zij vroeger het lichaam van de zuigeling met hare moedermelk gevoed Jgt;iad. In 't bijzonder prentte zij haar een teedere devotie in tot het lijden van Christus en Zijne H. Moeder. Daarbij bad zij aanhoudend, vurig en met tranen in de oogen voor het heil van haar lieveling. Zoo moesten alle ouders doen; zij moesten geen enkelen dag laten voorbijgaan zonder voor hunne kinderen te bidden. Dit gebed moeten zij voor niet minder gewichtig houden, dan hunne overige zorgen voor eene goede op-

8

-ocr page 13-

DE H. GERMANA

9

voeding. Hier geldt vooral het woord van den psalmist, 126: »Zoo de Heer het huis niet bouwt, arbeiden de bouwlieden te vergeefs; zoo God de stad niet bewaakt, waakt hij, die ze bewaakt, te vergeefs.quot; Al besteedt gij ook alle mogelijke zorg om uwe kinderen goed te laten onderwijzen, hunne zedelijkheid te bevorderen en ze voor de gevaren naar ziel en lichaam te bewaren, gij zijt daarom nog volstrekt niet zeker, dat zij niet in het verderf zullen geraken. Zonder de hulp van God is alle menschelijke moeite zonder steun; van die hulp van God is echter hij alleen verzekerd, die God er vlijtig om bidt. Ik ken twee huisgezinnen, die met elkander in familiebetrekking staan en denzelfden geslachtsnaam voeren. Beiden lieten een zoon studeeren , om zich tot den geestelijken staat voor te bereiden. In het eene huisgezin baden vader en moeder iederen avond voor hun student tot God, dat Hij hem mocht helpen om een goed priester te worden. Dit gebeurde ook. Hij werd in alle opzichten een voorbeeldig priester, ofschoon hij aanvankelijk door ongeloovige professoren in allerlei twijfel gebracht was. Het gebed der ouders was krachtiger, dan het vergift van dubbelzinnige leerstellingen. De ouders van den anderen student hadden eene herberg en schijnen meer wereldsch, dan godsdienstig geweest te zijn. Zij zonden hun zoon het noodige geld, dachten er echter nauwe-

-ocr page 14-

HET LEVEN VAN

lijks aau ook voor liem te bidden. Deze genoot zeer goed katholiek onderwijs maar werd niettemin door en door bedorven en pleegde bedriegerijen. De zaak werd onderzocht en hij is ten laatste als oplichter in Amerika verdwenen.

Wanneer de meusch gedoopt wordt, wordt door dit wonderbare Sacrament de erfzonde en daardoor al wat in de oogen van God een gruwel is, weggenomen, doch de kwade begeerlijkheid blijft. Deze vertoont zich doorgaans reeds in de kinderen, bv. door afgunst, krakeel, ongehoorzaamheid , ijdelheid , veinzerij, snoepzucht, traagheid en baatzuchtigheid. Deze kwade hartstochten zijn nu wel geene zonde, zoolang de mensch er weerstand aan biedt, doch de meeste menschen geven er duizendmaal in hun leven aan toe, en daardoor ontstaat de zonde. Er zyn nochthaus onder die millioenen van menschen op aarde soms enkelen, die als het ware eene uitzondering op den regel maken en van wie men haast zou gelooven, dat zij niet eens een greintje van de kwade begeerlijkheid in zich omdragen. Germana scheen zulk een zeldzaam en gelukkig kind te zijn. Haar levensbericht verhaalt omtrent hare jeugd het volgende: »Met het toenemen vau hare jaren scheen het meisje ook iu de godsvrucht te groeien; men merkte in haar geene van die fouten op, waarmede zoovele kinderen beliebt zijn. Nooit maakte

10

-ocr page 15-

DE H. GERMANA

11

zij zich aan eene leugen schuldig, zelfs niet de kleinste; nooit -was zij eigenzinnig; het scheen inderdaad , dat zij de gedachten van hare ouders kon raden, zoo vaardig was hare gehoorzaamheid.quot; Zij verdeelde iederen dag hare werk-zamheid in tweeën: zij hielp hare moeder bij de huiselijke bezigheden zooveel zij maar kon, en bediende haar vader met de grootst mogelijke oplettendheid en bezorgdheid, wanneer deze van den akker kwam om te eten. Was er voor haar geene handenarbeid te vinden, verrichtte zij het edelste werk dat er bestaat, een godsdienstig werk: zij liet zich namelijk door hare moeder in den godsdienst onderwijzen, leerde gebeden van haar en verzocht haar iets van het Lijden van den Zaligmaker en Zijne H. Moeder te vertellen. Had hare moeder zelve iets te doen, waarbij Germana niet helpen kon, dan knielde zij voor het beeld der H. Moeder Gods in het vertrek neer en bad den Rozenkrans en andere gebeden, die zij van buiten kon. De godsvrucht in het hart van het meisje v/as zoo levendig en sterk, dat ze zonder haar toedoen het lichaam beheerschte. Wanneer de moeder tot Germana over het Lijden van Christus sprak, knielde het kind ongevraagd met gevouwen handen voor haar neer en vergoot vele tranen. Het onschuldige kinderhart gevoelt niet zelden veel meer medelijden met het lijden van Christus, dan wij volwassenen. Ik ken een kind, van nog

-ocr page 16-

HET LEVEN VAN

geen vier jaren oud, dat naar het gebed van den Rozenkrans luisterde, en als het de woorden hoorde: »die voor ons gekruist is,quot; de tranen voortdurend over zijne wangen deed stroomen.

Wat als het ware de dagorde van Germana was: arbeiden en bidden, moet ook de dagorde van volwassen christenen zijn. Dat de meeste andere kinderen spelen of op straat loopen, is juist wel geen kwaad; wanneer daarentegen ook volwassen menschen niets uitvoeren, of wel arbeiden, maar om zoo te spreken, eeue god-delooze arbeid verrichten, in zoo verre zij den geheelen dag evenmin aan God denken als het paard voor den wagen, valt dit ten zeerste af te keuren. Voorbeeldig was Germana's gedrag op een allergewichtigst gebied van het christelijk leven, ten opzichte namelijk van de armen. Het goede kind schitterde juist door die hoedanigheden, die den meesten volwassenen ten eenemale ontbreken. Vele menschen, al geven zij ook iets aan den arme, geven slechts van hun overvloed zonder eenig offer te brengen. Germana daarentegen spaarde het eten uit haar eigen mond en had een bijzonder hoekje in de keukenkast om het overgespaarde voor de armen te bewaren. Dezen gingen gaarne naar het geringe huisje, omdat de barmhartigheid er woonde. Hoe menig schoon huis van groote heeren wordt nooit door de armen

12

-ocr page 17-

DE H, GEEMANA

bezocht, omdat zij weten. dat men hen daar maar als uitvaagsel beschouwt. Ofschoon er huizen gevonden worden, waarin men geregeld almoezen geeft, kan het toch gebeuren, dat zij voor God geene waarde of glans hebben, omdat zij niet in den geest van liefde, maar met ongeduld, barschheid, ja, zelfs met tegenzin gegeven worden. In plaats van troost te ontvangen, moeten vele armen bij de kleine aalmoes nog verwijtingen en woorden van wantrouwen hooren. Daarentegen toonde Germana zooveel hart voor de noodlijdenden, dat zij op het gezicht er van zelf kon weenen, wat vooral het geval was, als zij buitendien nog lichamelijke verminkingen of gebreken hadden. In haar kleine giften lag eene groote liefde opgesloten , en in hare tranen de letterlijke vervulling van het gebod: »Weent met de weenenden.quot;

Wij gaan echter ook de betere Christenen nog met Germana vergelijken. Indien de eerst-genoemden ook werkelijk en gaarne de weldadigheid beoefenen, zij geven toch maar iets stoffelijks aan den arme en spreken een weinig met hem; of zij bezoeken een zieke, vragen hoe het gaat, en vertellen hem misschien iets nieuws, opdat hij zich niet moge vervelen, wenschen hem beterschap en gaan heen, maar om de arme ziel van den bedelaar of zieke bekommeren zij zich niet. Het gezegende kind daarentegen voelde zich door den geest Gods

13

-ocr page 18-

HET LEVEN VAN

gedreven den armen ook naar de ziel eene weldaad te bewijzen, vooral als deze over hun treurig lot klaagden. Zij schilderde hun op levendigen en hartelijken toon, dat de Zaligmaker uit liefde tot ons vrijwillig zoo veel armoede had willen lijden en vermaande hen, dat zij daarom ook uit liefde tot Hem eenige armoede mochten verduren. Zoodanige stichtende woorden, in het belang der ziel tot een noodlijdende gesproken om hem tot christelijk geduld in het lijden op te wekken, zijn als goud, terwijl daarentegen de weldadigheid, die alleen betrekking op het lichaam heeft, slechts de waarde van zilver bezit.

Menige zieke zal, wanneer wij hem vertroosten of tot geduld vermanen, bij zich zeiven denken: moest gij mijn lijden dragen, gij zoudt waarschijnlijk een ander gezicht trekken. Doch dit kon meu der medelijdende Germana volstrekt niet zeggen, want zij gevoelde dikwijls zeer groote pijn door de wonden die uit de scro-phulositeit vaB haar lichaam ontstaan waren, zoodat zij niet zelden van louter pijn het bed moest houden. Daar in het bed verdroeg zij hare pijnen niet alleen met zacht geduld, maar zelfs met ware christelijke blijdschap, terwijl zij haar lijden voortdurend met het Lijden van Christus vereenigde en als een druppel in de groote zee van Zijn Lijden liet vallen.

Wat pijn is, weet bijna ieder mensch door

14

-ocr page 19-

DB H. GBRMANA

15

eigen ondervinding; maar waarin eigenlijk het wezen der pijn bestaat, weet geen menscli. Men gevoelt, dat de pijn zeer doet, kwelt en het leven verbittert; doch waarin bestaat zij? wat beteekent zij ? Er zijn pijnen in drie verschillende plaatsen: in de hel, in het vagevuur en op de aarde, In de hel zijn de pijnen als de scherprechters van de beleedigde majesteit van God; in het vagevuur zuiveren zij door brand de ziel van hare vlekken en op de aarde is haar aard en werking verschillend, naarmate de mensch ze opneemt, zooals het vuur uiterst heilzaam werken kan, maar soms ook verschrikkelijk onheil teweeg brengt. Een slecht raensch wringt zich ouder de pijnen, mort tegen God, indien hij nog aan Hem gelooft, valt zijne familie lastig met zijn schreeuwen, en menigeen dreigt met zelfmoord; bij zulk een mensch zijn de pijnen vonken, die uit de hel spatten. Voor brave christenen kunnen de pijnen een kort en klein vagevuur zijn, mits zij ze in den geest van boetvaardigheid dragen , denkende: ik heb niets beters verdiend. Maar indien eene ziel, zoo onschuldig en godvreezend als die van Germ ana pijnen verdragen moet, dan hebben deze eene eigenaardige uitwerking. Smarten, slechts eenige minuten lang door eene reine ziel gedragen , zijn als hemelsche goudstukken, waarmee een hoogen rang, eene aanzienlijke woning in den hemel gekocht wordt. Maar ook reeds gedurende den

-ocr page 20-

HET LEVEN VAN

tijd dat men die smarten nog verduurt, kan men met deze goudstukken groote werken van barmhartigheid verrichten door ze ten offer te brengen aan de bekeering van zondaren of aan de verlossing van de arme zielen uit het vagevuur. Wat ik hier aangaande de lichamelijke pijnen gezegd heb , is ook van toepassing op ander lijden, doch daarover zal later nog wel gesproken worden.

Het bericht aangaande Germana verhaalt nu verder: »Toen het kind zeven jaren oud was, kreeg zij nog eens hevige pijnen, doch daarna genoot zij eene voortdurende gezondheid. Zy begon er beter uit te zien, harder te groeien en krachtiger te worden. De uitdrukking van haar gelaat had iets hemelsch en het was, als of de godzaligheid harer onschuldige ziel er van af straalde, waardoor zich eene onbeschrijfelijke bekoorlijkheid over haar uiterlijk verspreidde.quot; Het lichaam van den mensch gelijkt in zijn uiterlijk voorkomen doorgaans veel op het lichaam van een der ouders. Zoodra echter rede en vrije wil in hem ontwaken, heeft ook de ziel invloed op dat gedeelte van het lichaam, dat met haar de meeste overeenkomst heeft, namelijk het gelaat. Dit heeft zelfs in korte, voorbijgaande oogeublikken plaats; het gelaat van een natuurlijk schoon persoon wordt afzichtelijk op het oogenblik dat de ziel door eenev zonde, bv. door gramschap, haat, ver-

16

-ocr page 21-

DE H. GERMANA

17

achting van den eveumenscli enz. afscliuwelyk wordt. Daarentegen wordt het aanschijn van een mensch, die van nature niet schoon is, bevalliger, wanneer hg in diepe godvruchtige gedachten verzonken is, of den evenmensch vriendelijk en liefdevol aanziet. (1) Vandaar dat het menschelijk aanschijn verandert, naarmate de ziel gestemd is , gelijk eene streek er schoon of droefgeestig uitziet, naar gelang men zonneschijn, regen of herfstnevel heeft. Nog meer: indien een goed christen tot de volmaaktheid gekomen is en jarenlang christelijke deugden beoefend heeft, als zuiverheid, nederigheid, liefde, geduld, zal zijn gelaat allengs ook eene bescheiden, zachte en liefelijke uitdrukking aannemen. Omgekeerd zal het aanschijn van een mensch die zijn leven in schandelijke zonden doorbrengt, meer en meer ontsteld worden door het af-stootelijke en afzichtelijke wat er in ligt. Na

(1) Daaruit kan men ook verklaren, waarom bij vele overledenen het gelaat wederom eene vreedzamere en schoonere uitdrukking heeft, dan vroeger in de ziekte. De pijnen, de angst en de zorgen ontstellen ook het gelaat. Thans, nu de ziel van het lichaam gescheiden is en er geen invloed meer op uitoefent, herkrijgt het zijne natuurlijke en oorspronkelijke gedaante. Het is derhalve dwaasheid uit het gelaat van een doode de gevolgtrekking te willen maken, dat zijne ziel in zalige rust is. Deze laat slechts voor de eerste maal het lichaam in rust; daarom ziet het er ook vreedzaam uit; de leelijke trekken der ziel, waardoor het lichaam ontsteld werd, vertoouen zich niet meer op het gelaat.

2

-ocr page 22-

HET LEVEN VAN

de verrijzenis zal het lichaam des menschen er juist uitzien, zooals de ziel trjclens ziin leven zich gevormd heeft; afschuwelijk als een duivel indien zij in staat van doodzonde van het lichaam gescheiden is; doch onbeschrijfelijk schoon , indien zij iu staat van genade de eeuwigheid is ingegaan. Wilt gij, derhalve eeuwig schoon zijn , tracht dan uwe ziel schoon en deugdzaam te maken. Wilt gij echter uw lichaam op aarde opschikken, dan zal uwe ziel daardoor afzichtelijk worden, en uw verrezen lichaam zal veel gelijken op on-gediert, dat zichiin het duister tracht te ver-

o quot; tU

bergen.

Ten tijde van Germana bestonden er in de dorpen van ; de streek waar zij woonde veelal geene scholen en bestond er een, dan werden de meisjes er toch gewoonlijk niet heen gezonden. Doch de kinderen verzamelden zich des zondags 's namiddagsï'in de kerk, waar zij dan door een priester in den godsdienst onderwezen werden. Zoo schijnt het ook in het dorp Pibrak geweest te zijn. Men vindt in de levensgeschiedenis van Germana geen enkel spoor waaruit blijkt, dat zij school-onderwijs genoten heeft. Daarentegen wordt het volgende omtrent haar verhaald: »Zij ging met de overige kinderen iederen zondag naar de christelijke leering. Zij was daar buitengewoon oplettend en bewees door^ het beantwoorden van de aan haar gerichte vragen uitstekende kennis en begrip van

18

-ocr page 23-

DE H. G£RMANA

19

de hoofdwaarheden des Christendoms te bezitten, zoodat de Pastoor er bijzonder over verheugd was. Uil was voornemens Germana, ofschoon zij eerst acht jaren oud was, niet slechts te laten biechten , maar ook met Pinksteren tot de eerste H. Communie toe te laten; zoozeer beviel hem haar bescheiden gedrag, hare devotie in de kerk, haar ijver in het leeren van den catechismus en hare duidelijke en juiste antwoorden op zijne vragen in de christelijke leering. Toen hij hare moeder in den Paaschtijd wegens ziekte bezocht, zeide hij bij deze gelegenheid, dat Germana aan de onderrichting en voorbereiding van de kinderen, die zouden worden aangenomen, mocht deel nemen. Dit hoorende werd Germana in haar binnenste met zoo groote vreugde vervuld, dat zij voor het beeld der II. Maagd op hare knieën viel en onder vele tranen van blijdschap een dankgebed verrichtte, want zij had reeds dikwijls iuuig naar dit geluk verlangd, docli «onder vertrouwen dat zij het nu al zou mogen verkrijgen omdat zij nog zoo jong was. Hare moeder was insgelijks bij deze verklaring van den Pastoor zoodanig van vreugde vervuld, dat deze als een heilzaam geneesmiddel op haar werkte. Zij stond van haar bed op, en Lorenz zag bij zijne thuiskomst met blijde verwondering, dat zijne vrouw wederom het huiselijk werk verrichtte, daar zij bij zijn vertrek nog in bet bed lag.

-ocr page 24-

HET LEVEN VAN

De eerste jeugd is een hoogst merkwaardige leeftijd. De lente brengt den landman velerlei arbeid aan om zijn akker te verzorgen; doch het is van nog veel grooter gewicht, dat de kinderen in hunne lentejaren met zorg behandeld worden. Wanneer men over kinderen spreekt, denkt men in de eerste plaats aan het schoolgaan. Is dan aan het schoolbezoek zoo uiterst veel gelegen? Dat de kinderen , als men het godsdienstig onderwijs buiten rekening laat, er niet zediger en deugdzamer bij worden, leert overal de ondervinding. De hoogste bestemming van den mensch op aarde , zijne heiligmaking, hangt er volstrekt niet van af, want er zijn groote Heiligen geweest, die lezen noch schrijven konden. Ik geloof niet, dat het mengelmoes, dat de kinderen tegenwoordig bij al dat schoolgaan moeten leeren, hun groot voordeel zal aanbrengen: zij worden er in ieder geval niet wijzer, noch godsdienstiger en zediger hij.

Wat vervolgens de Biecht en de H. Communie der kinderen in 't bijzonder betreft, het is veel waard, dat zij reeds vroeg met het biechten bekend gemaakt worden; doch nooit moet men kinderen tot de Biecht aansporen 5 zoolang zij daaromtrent niet degelijk onderwezen zijn. Zoolang zij geene ware achting voor het H. Sacrament hebben, biechten zij zonder ernst en oprechtheid. Dat de Pastoor de nog zoo jonge Germana reeds met acht of negen jaren

20

-ocr page 25-

D£ H. GEHjSIANA

tot de eerste H. Communie wilde toelaten, was goed van hem gezien, want het is hier niet de vraag, of een kind in die dingen welke in de school geleegt;;d worden, vooraan staat, maar of het eene onschuldige en vrome ziel heeft en den Zaligmaker bemint. De geschikste tijd om aangenomen te worden, is die waarin twee dingen aanwezig zijn: de van het H. Doopsel af bewaarde onschuld en de door godsdienst-onderwijs verkregen kennis van en liefde tot Jesas Christus. Juist deze twee hoofdzaken waren in Germana gelukkig vereenigd.

Doch de goede moeder mocht den troost niet ondervinden haar eenig geliefd kind tot de tafel des Heeren te geleiden. Kort na Pasehen stortte zij weêr in. Germana moest voortdurend bij hare moeder blijven om haar op te passen en het huishouden waar te nemen, waardoor zij verhinderd was de onderrichting der kinderen, die hun eerste H. Communie zouden doen, bij te wonen. Zoo miste het arme kind ditmaal de vreugde en het geluk, die de eerste H. Communie aanbrengt, en moest daarvoor eene communie bijwonen, die voor haar zeer treurig was, namelijk de laatste communie van hare moeder, die in gevaar van sterven verkeerde. Deze stierf dan ook spoedig daarna, en het arme kind was moederloos, juist in die jaren, waarin zij het meest eene moeder noodig had. Ook hare eerste H. Communie werd tot latere jaren

21

-ocr page 26-

HET LEVEN VAN

uitgesteld, niet door schuld van den Pastoor, maar wegens de ongelukkige omstandiglieden, waarin het huisgezin na den dood van de brave moeder verkeerde. Wat gij in de vorige regels gelezen hebt, zal u waarschijnlijk doen vragen: waarom heeft God het zoo beschikt? Hoe mooi zou het geweest zijn, als Germana's waarlijk heilige vreugde en verlangen naar de H. Communie niet verstoord was, en het goede meisje hare zorgvuldige moeder had mogen behouden! En als gij later vernemen zult, wat de arme wees in het vervolg overkomen is, zult gij die beschikking Gods onbegrijpelijk, ja, zelfs vreemd vinden.

Dergelijke dingen gebeuren echter overal en ten allen tijde, voornamelijk bij sterfgevallen. Hoe vaak wordt een vader of eene moeder door God van eeue schaar hulpbehoevende kinderen weggenomen, ofschoon zij voor de kinderen, zoowel wat ziel als lichaam betreft onmisbaar schenen te zijn, en die, wat men ook van Germana veronderstellen moet, voor het behoud van vader of moeder vurig gebeden zullen hebben. Bij zoodanige gebeurtenissen is de duivel aanstonds daar om ons op zijne wijze les te geven , bv. hij blaast ons de gedachte in het hoofd: God bekommert zich volstrekt niet om den mensch; Hij weet niets van ons, ja, er is eigenlijk in 't geheel geen God Wanneer zulke gevaarlijke gedachteü in ons opkomen, is het juist tijd om een acte

22

-ocr page 27-

DE H. GERMANA

van geloof te verwekken, d. i. wij moeten er dan ernstig aan denken, dat God alles met goedheid, almacht en ondoorgrondelijke wijsheid bestuurt, doch daarbij niet zoozeer op den korten tijd ziet, dien de menschop aarde doorbrengt, als wel hoofdzakelijk op de eeuwigheid; want Hij zelf is de Heer der eeuwigheid. Waar ons derhalve alles duister toeschijnt en wij met ons menschelijk verstand geen uitweg zien, moeten wij ons aan ons geloof houden en met hart en mond zeggen : God heeft in ieder geval gelijk, In den jongsten dag zullen wij Gods plannen duidelijker erkennen en met verwondering zien, hoe schoon en wijs Hij alles ingericht heeft. God zal dan een goedertieren blik op ons werpen, omdat wij zelfs in de dikste duisternis ons geloof standvastig bewaard hebben, en ons daarvoor de kroon der overwinning scheuken.

Lorenz was alzoo weduwnaar geworden. Het meisje van acht jaren kon natuurlijk het huishouden nog niet waarnemen , te meer niet, omdat hij zelf dagelijks buiten op den akker of elders werken moest. Hij was derhalve genoodzaakt eene huishondster in huis te nemen en, daar hij slechts weinig loon kon geven, moest hij zich tevreden stellen met eene oude vrouw, die voor eenigszins zwaar werk niet geschikt was.

Voor hem was het nu wel goed eene oude

23

-ocr page 28-

HET LEVEN VAN

vrouw in huis te hebben, doch Germana kwam niet met haar overeen en werd het arme kind door de oude feeks zeer slecht behandeld, daar die hoogst wonderlijk, twistziek, knorrig en boosaardig was. Deze kwade hoedanigheden werden, om zoo te spreken, tegen Germana losgelaten. De huishoudster schold het kind niet slechts zonder reden uit, maar overlaadde haar ook met arbeid ea mishandelde haar dikwijls gruwelijk. Germana moest het verschil tusschen hare overledene moeder en deze vrouw zoo groot vinden, als het onderscheid tusschen eene heldere beek, door de zon bestraald, en een drabbig moeras in het bosch.

Wat deed het jonge, hulpelooze schepsel in dien treurigen toestand ? Zij had na den dood van hare moeder de H. Maagd verzocht, dat zij van nu af hare moeder mocht zijn. Tot die moeder nam het meisje nu hare toevlucht en bad veel en vurig tot haar. Doch haren vader deelde zij in 't geheel niet mede, hoe zij behandeld werd, want zij wilde liever in stilte lijden, dan ook nog ongenoegen tusschen hem en de oude veroorzaken. Maar heeft dan de Moeder Gods het kind in haren nood niet geholpen? Voorzeker, want na eenige maanden ging er eene wonderbare verandering om in het hart van deze huishoudster, die tot dusverre zoo kwaadaardig geweest was. Zij begon

24

-ocr page 29-

DE H. GERMAN A

het brave en geduldige kind ware achting toe te dragen en werd steeds vreedzamer, zoodat de omgang met haar voor Gerraana zeer dragelijk werd. Het was, als of de ziel van Germana gelijk zonneschijn het oude wezen verwarmd en verblijd had. Alle christenen, die veel van anderen te lijden hebben, zouden de allerbeste verlichting kunnen vinden, indien zij het voorbeeld der jonge Germana navolgden. In plaats van bij andere menschen te klagen, waardoor de zaak doorgaans slechts erger wordt en de oneenigheid nog meer vuur vat, moeten zij hunne toevlucht tot het gebed nemen. Zij zullen daardoor een - van beiden verkrijgen : óf God zal dien ongelukkigen toestand verhelpen, of Hij zal den biddende inwendig versterken om zijn kruis met geduld en onderwerping te kunnen dragen en heerlijke verdiensten voor den hemel te venjaderen. Dit laatste is nog beter, dan het eerste.

In deze omstandigheden had Germana in vrede kunnen leven: doch de ondervinding

7 O

leert, dat menschen, die een zeer «•odvruchtig

' 1 O O

leven willen leiden, nimmer lang zonder kruis en lijden zijn. Dit zien wij ook reeds bij de jeugdige Germana. Haar vader werd plotseling ziek; hij kon dientengevolge niet meer arbeiden en had dus ook geen middelen meer om in de behoefte van zijn huisgezin te voorzien. Germana spande al hare krachten in om haren

25

-ocr page 30-

HET LEVEN VAN

26

zieken vader te verplegen. Maar als of het huisje nog niet genoeg kruisjes had, ook Germana werd ziek. Hare ziekte duurde wel niet lang, doch er bleef eene levenslange verlamming van hare eene hand over, zoodat dit kostbaar werktuig slechts als ballast aan haar lichaam hing. In den beginne kwamen buren en bekenden den zieken Lorenz bezoeken en brachten hem ook levensmiddelen; doch toen de ziekte lang duurde, werden de menschen het moede den zieke nog verder te bezoeken en te ondersteunen. Der oude huishoudster kon haar gewoon loon niet meer gegeven worden en, daar zij uit louter barmhartigheid niet dienen wilde, verliet zij het huis, den zieken man en het half lamme kind. De ellende in het huisje was groot en zij werd nog grooter, toen het kind nergens meer levensmiddelen voor haren vader en voor zich zelf vond. Er was ten laatste geen andere uitweg meer: men moest overgaan tot bedelen. Toen Germana haar vader verzocht, dat h:j haar mocht toestaan in het dorp aalmoezen te vragen, werd de man boos en wilde er niets van hooren. Het streed tegen zijn eergevoel iets te veroorloven, wat hem in zijn geheele leven nog niet overkomen was, namelijk een aalmoes te vragen. Is het dan inderdaad eene schande te bedelen ? Zeker is het -dat het bedelen dikwijls eene schande is, bv.

-ocr page 31-

DE H. GERMANA

27

als iemand veel in de herberg zit of op andere wijze zijn geld verkwist; wanordelijk in het huishouden is; door eigen schuld ongeschikt wordt zijn brood te verdienen en daarom genoodzaakt is door bedelen zgn leven te onderhouden. Vervolgens is het eene schande, als een jong raensch liever als bedelaar rondzwerft, dan dat hij door arbeid zijn brood verdient, zooals bv. menig handwerksgezel. Ook is het eene schande — doch niet voor den bedelaar , maar voor de gemeente — dat een mensch die zijn brood niet verdienen kan, gedwongen is te bedelen, omdat de gemeente hem niet wil ondersteunen. Daarentegen is het volstr.ekt geene schande te bedelen, wanneer iemand buiten zijne schuld in omstandigheden geraakt is, dat hij zonder aalmoes niet leven kan. In dit laatste geval bevond de goede Lorenz zich, maar meende niettemin, dat het eene schande was toe te laten, dat eene aalmoes voor hem gevraagd werd. Door den val van de eerste menschen is niet alleen de zonde in de wereld gekomen , maar ook verwarring en verduistering van den menschelijken geest. Dat ziet men ook duidelijk ten opzichte van eer en schande. Het oordeel van wereldlingen dienaangaande is veelal dat van een krankzinnige, want zij houden datgeen voor eene schande, wat voor God recht is, en zijn trotsch op dingen, die voor God schandelijk zijn. Velen beroemen er

-ocr page 32-

HET LEVEN VAN

zich op, dat zij een overste getrotseerd en de waarheid gezegd hebben; zij beroemen zich derhalve op eene zonde. Daarentegen schamen anderen zich, iemand, dien zij beleedigd of ongelijk aangedaan hebben, om vergiffenis te vragen of hunne lastertaal te herroepen, terwijl hun toch dit juist tot eer zou strekken. Zoo is het ook onverstand en een verboraren hoos-

O O

moed, wegens een valsch eergevoel in den uitersten nood bij niemand hulp te willen zoeken. Omdat Germana een onschuldig schepsel was, wag zij vrij van de dwaasheid der wereld. Zij herinnerde haren vader er aan, dat immers ook de Zaligmaker en Zijne H. Moeder arm geweest waren en dat ook vele Heiligen vrijwillig arm geworden waren en van aalmoezen leefden. Toen gaf hij eindelijk zijne toestemming en zeide, dat zij dan in Gods naam maar moest bedelen. Voordat zij hare taak, het vragen van aalmoezen aanvaardde, wilde zij eerst een dubbelen zegen erlangen: zij liet zich door haren zieken vader zegenen en bad bovendien voor de beeltenis der H. Maagd, om ook van haar den zegen voor hare nieuwe werkzaamheid te ontvangen.

In 't algemeen beschouwd, heeft het bedelen voor kinderen vele gevaren, want in de eerste plaats geeft het hun aanleiding tot liegen om meer te verkrijgen; vervolgens maakt het hen gewoon aan een ongeregeld en werkeloos leven;

28

-ocr page 33-

DE H. GEHMANA.

ten laatste brengt het hen er toe, niet meer voor de familie te vragen, gelijk zij eerst nog deden, maar voor het gebedelde geld lekkernijen voor zich zelf te koopen. Daarom moet ais regel gelden, dat men de kinderen niet moet uitsturen om te bedelen, tenzij de uiterste nood er toe dwingt. Doch deze aan het bedelen verbonden gevaren waren voor Geimana volstrekt niet aanwezig. Integendeel haar bedelen was in een tweevoudig opzicht verdienstelijk te noemen: ten eerste deed zij het met het schoone en zuivere doel om haren zieken vader te ondersteunen; en ten tweede moest zij vele verwijtingen en scheldwoorden hooren, die het onschuldige kind met zacht geduld verdroeg, gelijk een jong lam, dat men een schop geeft.

Het bericht aangaande haar leven luidt namelijk: » Zij had vele beleedigingen en bespottingen te verduren. Eenigen noemden haar een leegloopster; zij zeiden dat zij wel naar de kerk kon loopen, maar niet werken wilde. Toch keerde zij met een voorraad van levensmiddelen en een weinig geld voor geneesmiddelen tot haren vader terug. Bij de ver wij tingen die de boeren deden, bewaarde zij eene groote kalmte , terwijl zij inwendig eene groote vreugde en vertroosting gevoelde. Zij zeide haren vader niets van de onaangename ontmoetingen, die zij gehad had, om hem niet te bedroeven. Het arme kind hoorde onder het bedelen bittere en krenkende

29

-ocr page 34-

HET LBVEN VAN

30

woorden in plaats van aalmoezen te ontvangen. Men zou hier kunnen vragen: hoe moet de christen handelen met arme menschen, die ondersteuning vragen? Volstrekt geen onderscheid te makeutusschen de verschillende bedelaars en iedereen evenveel te geven , zou onverstandig zijn; ook God geeft niet iedereen datgeen wat hij vraagt. Menschen, die liever luieren dan arbeiden, of die alles wat zij verdienen, verdrinken, zal men door vrijgevigheid veeleer schaden, dan voordeel doen, want men voedt, om zoo te spreken, de ondeugd door de aalmoes. Het is beter hun geweten ernstig wakker te schudden, dan hun geld te geven. Doch het zou liefdeloos zijn personen die eene aalmoes vragen, als leêgloopers of drinkebroers te behandelen zonder dat men ze kent; in geval van twijfel is het beter zelfs een onwaardige iets te geven, dan een werkelijk arm mensch af te wijzen. Wacht u echter altijd een arme uog bittere verwijtingen te doen of hem uit te schelden, gelijk vele menschen Germana deden. De H. Schrift zegt daaromtrent: »Mij ia zoon, onthoud den arme de aalmoes niet en wil uwe oogcn van hem niet afwenden. — Veracht een hongerige niet en bedroef den arme niet in zijne armoede. — Grief het hart vau den arme niet en stel niet uit den noodlijdende te geven. — Wend uwe oogen niet af van den arme wegens de gramschap, en geef hem, die

-ocr page 35-

DE H. (JERMANA

iets van n vraagt geene aanleidiug n te ver-wensclien. Want indien hij n in de bitterheid zijner ziel vervloekt, zal zijne bede verhoord worden. — Verleen den arme een goedgunstig oor zonder bitterheid, en antwoord hem vreedzaam en met zachtmoedigheid. Sirach. 6.

Overigens, waarom gewacht totdat de menschen aan de deur komen ? Vooral in de steden, is het voor een arme moeilijk te bedelen, omdat hij vreezen moet door de politie naar de gevangenis gebracht te worden. Gij moet niet denken, dat het te veel van u gevraagd is, dat gij zelf eens onderzoekt, waar zoo recht arme familiën zijn, en haar iets brengt. Gij bewijst n daardoor immers zelf eene grootere weldaad dan den arme, want gij bewijst uwe ziel de weldaad dat zij eerder in den hemel kan komen. Welk eene schoone en heerlijke taak zou het zijn, als een rijk heer, die eigenlijk niets te doen heeft, zou rondgaan om eene achterkamer of eene ellendige vliering op te zoeken, waar bittere nood en ellende geleden worden. Daardoor zou hij, om zoo te spreken, een dubbel vreugdevuur ontsteken: een bij de arme menschen, die hij door zijne milde gaven verlichting aanbrengt , en een in zijn eigen hart, daar hij bij zijn vertrek eene groote vrede in zijn binnenste heeft.

Voor dat ik mijn verhaal voortzet, zal ik nog op een punt opmerkzaam maken, dat schijnbaar

31

-ocr page 36-

HET LE7JSN VAN

32

van weiuig belang is. Germana ontdekte haren vader niet, dat zij zoo dikwijls verwijtingen en beleedigende woorden had moeten hooren en vaak van de huizen afgewezen was in plaats van eene aalmoes te ontvangen. Gewone menschen handelen in dergelijke omstandigheden juist omgekeerd. Wanneer zij beleedigd of onrechtvaardig behandeld worden, houden zij niet op met klagen en schelden, en jammeren onvermoeid bij hunne bekenden. Dat is noehthans verkeerd en onchristelijk. Wat baat het andere menschen te plagen met hetgeen ons zelf plaagt en zich tevens nog aan kwaadsprekendheid schuldig te maken door het zondig gedrag van den beleediger te openbaren? Met stilzwijgendheid dulden , zijn leed aan God opdragen, voor de liefdelooze menschen bidden — dat heet goudkorrels verzamelen op den weg van het christelijk leven. Alhoewel de goede Germana door onderwijs niet geleerd had, dat zwegen in zulke omstandigheden zooveel waard is, deed zy het toch, omdat zij door den H. Geest er toe aangezet werd. Het kind wilde ook reeds uit kieschheid al het onaangename wat haar overkomen was, haren vader niet mededeelen om het lijden van den zieken man niet nog zwaarder te maken. Ook in dit opzicht zijn de meeste menschen ruw en gevoelloos; al weten zij ook, dat zij met klagen anderen verdriet veroorzaken en daardoor hun lijden nog ver-

-ocr page 37-

DE H. GERMANA

grooten, sparen zij hen toch niet, alleen om zich eene armzalige verlichting te verschaffen.

Na eenigen tijd werd Lorenz weder gezond zoodat hij op nieuw arbeiden kon. Daarom wilde hij zijn kind niet langer laten bedelen, want bedelen, als men zijn brood met arbeiden verdienen kan, is bedrog. Germana behoefde derhalve het booze gezicht van de menschen, die niet gaarne geven, niet meer te zien en hunne liefdelooze woorden niet meer te hooren. Doch personen, die door God tot een hoogen trap van volmaaktheid geroepen zijn, blijven in den regel niet lang voor kruis en lijden gespaard. Zoo was het ook met Germana. Vroeger vond zij het kruis in vreemde huizen, waar zij om haar bedelen bespot werd, thans zou zij een groot en zwaar kruis in haar ouderlijk huis krijgen. Lorenz bevond zich in den krachtigsten mannelijken leeftijd; daarom was hij van plan nogmaals te trouwen. Het ziekelijke kind scheen hem toch al te min te zijn om het huishouden waar te nemen. Over 't algemeen ziet de katholieke Kerk een tweede huwelijk niet gaarne; dan vooral is het hertrouwen voor een man noodlottig, wanneer hij reeds volwassen zonen of dochters heeft want die stap veroorzaakt doorgaans groote oneenigheid in de familie. Lorenz meende echter zijn kind eene groote weldaad te bewijzen, als hij haar door een tweede huwelijk eene nieuwe moeder in huis bracht.

3

33

-ocr page 38-

HET LEVEN VAN

Hij nam eene jonge, krachtige persoon tot vrouw. Doch hier gebeurde wat zoo dikwijls voorkomt, dat namelijk de man de vrouw en de vrouw den man na het trouwen gansch anders vindt, dan te voren, d. i. vol fouten, die bij het verkeeren zorgvuldig verborgen gehouden werden. Toen de vrouw zich in huis gezet had, toonde zij haren waren aard. Zij was werkzaam, maar hoogst gierig, hebzuchtig wonderlijk, eigenzinnig, twistziek, grof en alles behalve godsdienstig. In korten tijd wist zij baren zwakken en goedigenman zeer gehoorzaam te maken; zij behandelde hem als of hij haar knecht was en lette volstrekt niet op hetgeen hij zeide.

Men kan vooraf reeds begrijpen, hoo het Germana bij deze vrouw zal gegaan zijn. Het meer genoemde bericht zegt daaromtrent het volgende; »Van de eerste dagen af dat de vrouw in dat huis kwam, toonde zij zich van Germana hoogst afkeerig; zij vatte een tegenzin op en was hatelijk tegen het arme, zwakke en gebrekkige meisje, en gedroeg zich in het trotsche gevoel van haar eigen gezondheid en kracht voorbeeldeloos wreedaardig jegens haar. Zij mishandelde bet kind zoodanig, dat de slechtste stiefmoeder een' kind niet slechter zou kennen behandelen. Het meisje kon bij baar geen goed doen en niets naar haar zin spreken : slagen en schimpwoorden waren haar dagelijksch brood.quot;

34

-ocr page 39-

DE H. GERMANA

35

God gaf eens den duivel de inaclit den vromen man Job -wreedaardig te behandelen, zoodat deze niet alleen zijne goederen eu al zijne kinderen verloor, maar bovendien nog door afzichteliike melaatschlieid gekweld werd. God wilde daardoor Job gelegenheid geven liet wonderbaarste geduld te oefenen, zoodat Job nu nog voor een der grootste voorbeelden van geduld doorgaat. Zoo laat God ook dikwijls toe, dat een kwaad mensch een onschuldige veel leed veroorzaakt en zich onrechtvaardig jegens hem gedraagt. Hy heeft daarbij hetzelfde doel als bij Job: Hij wil een goed christen gelegenheid geven de deugd in hoogen mate te beoefenen en zich daardoor groote verdiensten voor den hemel te verwerven. Wanneer men de geschiedenis van Germana leest, vooral wat er nog volgt, wordt men al licht door de gedachte gekweld , hoe de goede en almachtige God het kou aanzien , dat eeu ziekelijk, onschuldig en daarbij zoo vroom kind jarenlang door een boosaardig wijf mishandeld werd. Het antwoord hierop vinden wij wederom bij Job, Toen God Zijnen vromen dienaar aanzag, terwijl deze met zweren bedekt, vol van in- eu uitwendige pijueu eu bovendien door zijne vrouw met grievende ver-wijtingen overladen, half naakt op een mesthoop zat, zag Hij in Zijne alwetendheid tevens, dat in de ziel van Job de kostbaarste plant van volmaakt geduld zich tot bloesem eu vrucht

-ocr page 40-

HET LEVEN VAN

38

tot het goede of kwade over; liet was derhalve geen wonder, dat de kinderen van een boos, hardvochtig en driftig wijf zich eveneens boosaardig jegens een ander kind gedroegen. Maar nog meer invloed heeft het kwade voorbeeld. De kinderen zagen, hoe hunne moeder het arme stiefkind behandelde; zeer natuurlijk meenden zij derhalve, dat het zoo behoorde, en dat zij door ook zoo te doen hunne moeder behaagden. De kinderen erven hunne licbamelijke hoedanigheden doorgaans van een der ouders over; doch daar ook hunne ziel dikwijls de neigingen der ouders overneemt en tevens het voorbeeld der laatsten zulk een geweldigen invloed op hen uitoefent, deelen de ouders voor een groot gedeelte ook in de zonden der kinderen en worden er mede aansprakelijk voor gesteld, zoodat zij er ook verantwoording voor zullen moeten geven. Vandaar dat vele mannen en vrouwen, die reeds Inng op het kerkhof liggen , voortdurend, om zoo te spreken, nog blijven voort zondigen in hunne nog levende kinderen. Dit is namelijk het geval, wanneer deze vloeken, schelden , kwaadspreken , liegen , bedriegen , zich aan hebzucht, gierigheid, hoovaardigheid en vleeschelijke lusten overgeven. Gedeeltelijk toch hebben zij de neiging daartoe van vader en moeder geërfd; gedeeltelijk zijn zij door het kwade voorbeeld van hnnne ouders verleid, gedeeltelijk werden zij door hunne gewetenlooze ouders

-ocr page 41-

DE H. GBRMANA

niet goed opgevoed noch vau het kwaad teruggetrokken.

Maar, zal menige lezer vragen , heeft Lorenz, Germana's vader, dat alles dan maar zoo toegelaten en zich het lot van zijn eerste kind volstrekt niet aangetrokken? Ik geef u ten antwoord, dat Lorenz blijkbaar tot die ongelukkige mannen behoorde, die zich door een kwaadaardig wijf geheel en al laten overheerschen. De door God gewilde orde eischt, dat de man het hoofd van het huisgezin is, de vrouw hem echter gehoorzaam zij. Doch Lorenz was zulk een zwak man, dat hij slechts zoo lang braaf bleef, als zijne eerste, echt christelijke vrouw leefde; dat hij daarentegen in zijn tweede huwelijk niet alleen de plichten die hij als vader ten opzichte van ziju kind uit zijn eerste huwelijk, vergat, maar zells eene afgekeerdheid van haar kreeg. Dit zal gedeeltelijk zijne oorzaak wel gehad hebben in het opstoken van de stief-moedei', gedeeltelijk ook daarin, a at de kinderen uit zijn tweede huwelijk gezond, krachtig en schoon waren. Ouder deze omstandigheden had Germana zelfs aan den man, die volgens de orde van God en de natuur alleen nog met haar lot kon begaan zijn, niet den minsten steun. Men mocht van haar wel zeggen, dat zij in haar ouderlijk huis was als een lam onder oude en jonge wolven; en toch was deze omstandigheid voor haar hooge bestemming van het

39

-ocr page 42-

HET LEVEN VAN

allergrootste nut. De liefde van haren vader was dus ook gestorven, zoodat Germana geen mensch op aarde meer had, bij wien zij vriendelijkheid en welwillendheid kon vinden; doch wat haar op aarde ontbrak, bleef zij in den hemel bezitten: troost in God, in het lijden van Christus, in de H. Maagd en in het aandenken aan hare eigene moeder.

De stiefmoeder, die alles in huis beheerschte, maakte de bepaling, dat Germana winter en zomer, iederen dag de schapen naar het veld en het bosch zou drijven om daar te weiden. Doch het meisje mocht zich met het hoeden der schapen niet eenvoudig tevreden stellen, maar moest daarbij ook nog spinnen, 's Middags mocht zij niet naar huis terugkeeren om met de overige huisgenoten te eten, maar moest een stuk brood op den weg meenemen; dat was haar middagmaal. Wanneer Germana dan 's avonds met de schapen naar huis terugkeerde, werd zij zeer liefdeloos ontvangen. In het zuiden van Frankrijk blijft het veld ook 's winters nog groen; daarom worden daar ook in den winter de schapen in de weide gedreven. Toen Germana nu door het natte, koude weêr en bij haar ellendig voedsel, stijve vingers kreeg, kon zij niet zooveel spinnen als in den zomer. Maar dan begon het wijf hard te schelden en schreef het aan luiheid toe, dat Germana niet meer uitgevoerd had. Daarbij kwam nog, dati

40

-ocr page 43-

DE H. GEEMANA

zij ieder schaap onderzocht, waarbij zij altijd stof tot berispen of schelden vond. Doch bij deze bittere woorden, tot het arme meisje gericht, voegde zij bovendien nog stokslagen.

Het onmenschelijke wijf stelde zich echter niet te vreden met dagelijks het verlaten en weerlooze kind te beleedigen, maar ging nog verder in de wreedheid van haar hart. De lichamelijke ongemakken van Germana waren volstrekt niet besmettelijk; niettemin gebruikte de vrouw ze tot voorwendsel om Germana zelve uit het ouderlijk huis te verdringen. Zij zeide namelijk, dat haar eigen kinderen door den omgang met Germana ook wel zoo ziek konden worden en dat buitendien het gezicht van zulk een ellendig figuur voor bare vroolijke kinderen onaangenaam moest zijn. Zij ging derhalve in hare onmededoogendheid zoo ver, dat zij haar stiefkind even als een herdershond bij de schapen in den stal liet overnachten, zomer en winter. . De vader liet zulks begaan.

Verbeeld u, lezer, den toestand van het meisje: geen mensch hebben, van wien zij eenige hulp of troost ontving; den ganschen dag, weêr of geen weer, onder den blooten hemel doorbrentren: dasc aan da^ ffeen ander

o 7 o o o

eten, dan brood, waarvan zij nog overspaarde, dan 's avonds ontvangen worden door een hatelijk wijf, dat haar zoo onrechtvaardig mo-gelijk behandelde, haar nitscbold en sloeg;

41

-ocr page 44-

HET LEVEN VAN

daarenboven hare legersteê in een duisteren schaapstal. Men zou haast gelooven, dat dit voor een jong, ziekelijk meisje niet vol te houden was en zij onder zulke mishandelingen in korten tijd zou moeten bezweken zijn. De wereldling moet zulk een leven voor onuitstaanbaar houden; doch de Heiland heeft eenmaal aan zijne leerlingen gezegd: »Ik geef u den vrede, dien de wereld niet geven kan.quot; En dezen vrede heeft Hij nu ook aan Germaua gegeven, zoodat zij by alle uitwendige kwellingen geenszins een vreugdeloos en somber leven geleid heeft. Terwijl de wereld haar hard en liefdeloos behandelde, werd zy inwendig door God met vreugde gevoed.

Er zijn onbegrijpelijk vele en verschillende levensomstaudighedeii, waarin het den mensch zeer slecht gaat, zoodat hij het leven moede wordt, naar den dood verlangt of zich zeiven het leven beneemt. Men verbeelde zich bv. eene vrouw met veel kleine kinderen, wier man een dronkaard is, haar dagelyks met woord en daad mishandelt en het verdiende geld verkwist in plaats van het huisgezin er mede te verzorgen. Of men verbeelde zich een zieke, die maanden, ja, jaren lang groote pijnen lijdt en ziet, dat hij zijn eigen familie tot last is en zells nog groote verwijtingen van haar hooren moet. En toch zouden deze men-schen reeds in dit leven een inwendig, verborgen

42

-ocr page 45-

DE H. GERMANA

43

geluk kunnen genieten, zoodat zij zich gelukkiger zouden gevoelen, dan gewone wereldsche raenschen. Dit geestelijk geluk bestaat uu juist in den vrede, dien de Zaligmaker Zijner.' leerlingen gaf en die bij hen tot aan het einde gebleven is, ofschoon zij den marteldood stierven. Doch waarin bestaat deze vrede ? Heel nauwkeurig kan men dengenen, die hem nog niet gesmaakt hebben, niet beschrijven; doch het wezen er van bestaat daarin, dat de wil van den mensch met den wil van God harmonisch vereenigd is. Wie dezen vrede met God heeft, zijne ziel leidt op wonderbare wijze als het ware een goddelijk familieleven. De Zaligmaker zegt namelijk: »Wie mijne geboden kent en onderhoudt, bij hem zal Ik en de Vader eene woonplaats nemen.quot; En op eene andere plaats zegt Hij: »Zie, Ik sta voor de deur en klop aan; wie Mij opent, bij hem zal ik mijn intrek nemen, maaltijd houden raat hem en hij met Mij.quot; Dit innige, levendige en vreedzame verkeer met God is juist de liefde Gods en een ontzaggelijk groote schat, wanneer men ze eenmaal in zijn hart heeft. Vol van dezen vrede en deze liefde schrijft de Apostel Paulus in zijnen brief aan de Romeinen, hoofdst. 3: »Wat kan ons scheiden van de liefde tot Christus? Tegenspoed of angst? of vervolging ? of honger ? of naaktheid ? of gevaar? of zwaard? Ja, ik ben vast overtuigd,

-ocr page 46-

HET LEVEN VAN

dood noch leven, engelen nocli machten, het tegenwoordige noch het toekomstige, noch kracht, hoogte noch diepte, noch een ander schepsel zal in staat zijn ons te scheiden van de liefde, die is in Christus Jesus, onzen Heer.quot;

Dit bovennatuurlijk kleinood, de liefde en vrede in God, was het juist wat Germana in hare onschuldige ziel bezat en wal alle uitwendig lijden en vervolgingen verzachtte. Doch ieder christen, die dit verbaal leest, kan dezen vrede ook vinden, zelfs in geval hij zware zonde op zijn geweten mocht hebben. De weg om daartoe te geraken, is eenvoudig deze, dat hij door eeue waarlijk rouwmoedige biecht, liefst eene generale biecht, door de absolutie van den priester vergiffenis van zijne zouden tracht te verkrijgen en daarna den troon der genade nadert, namelijk zijnen God en Heer in het H. Sacrament des Altaars ontvangt en God inderdaad begint te dienen, d. i. bij al zijn doen en laten eerlijk en oprecht vraagt: Heer, wat wilt Gij dat ik doe ? Het moge u naar het uiterlijk zoo erg tegenloopen als het maar kan, wanneer gij er inderdaad werk van maakt alle vrijwillige zonde te vermijden en een christelijk leven te leiden, dan zult gij dien vrede smaken, dien de wereld niet geven kan; en gij zult overtuigd worden van de waarheid van Christus'belofte: »Neemt mijn juk op u, want mijn juk is zoet en mijn last

44

-ocr page 47-

DB H. GEEMANA

is licht, en gij zult rast vinden voor uwe zielen.quot;

Er ligt een ondoorgrondelijk geheim in het lijden op aarde. Het wordt volstrekt niet altijd gezonden om den mensch te straffen of te verbeteren. Germana was toch zoo onschuldig als een van de lamineren, die zij weidde. Desniettegenstaande heeft God over haar beschikt, dat zij in de grootste ellende leven moest. Zij leed hevige pijnen in haar lichaam, want zij had open wouden en 's winters winterhanden. Hare ziekelijkheid had slechts daardoor kunnen weggenomen worden, dat zij dagelijks krachtig voedsel bekomen had; doch in plaats daarvan ontving zij dagelijks, winter en zomer, slechts een stuk brood. Zelfs een gezond kind heeft 's winters behoefte aan voldoende kleeding en eene betamelijke woning; doch de ziekelijke Germana met hare lamme hand en hare open wonden was maar in lompen gehuld en moest ook in den winter barrevoets naar de weide gaan. Wanneer zij 's avonds, niet zelden nat van den regen en stijf van de kou, de schapen terugbracht, mocht zij niet in de woonkamer komen , maar werd door hare wreede stiefmoeder met scheldwoorden of stokslagen ontvangen, en moest als een dier bij de schapen in den kouden, duisteren en vochtigen stal hare legerstee op vuil stroo zoeken, om den volgenden morgen haar dagelijksch kruis wederom op te nemen. De H. Schrift zegt: »Wien God lief heeft, dien

45

-ocr page 48-

HET LEVEN VAN

kastijdt Hij eu slaat een ieder, dien Hij als kind aanneemt?quot; God moet de onschuldige Germana buitengewoon liei gehad hebben , daar Hij haar met zoo bovenmatig vele kruisen beladen heeft. Er ligt een wonderbaar contrast tusschen hetgeen God den mensch in dit eu het andere leven laat ondergaan. De Apostel zegt eens: »Geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord en in geen menschelijk hart is het opgekomen wat God dengenen bereid heeft, die Hem beminnen.quot; Juist de zielen nu , die deze onbeschrijfelijke zaligheid in den hoogsten graad bezitten, hebben op aarde het grootste lijden moeten verduren: zoo de Zaligmaker , de beminde Zoon van God, de H. Maagd, de Apostelen, de millioenen martelaren en zoo ook de goede Germana. Daarentegen lezen wii in het verhaal van den armen Lazarus: »Ook de rijke stierf en werd in de hel begraven.quot; Overwegende dat de liefste uitverkorenen Gods op aarde met veel lijden bezocht werden , zegden in het lijden nooit het misdadige woord: waaraan heb ik dat verdiend?

Er bestaat velerlei soort van lijden, dat als een geneesmiddel werkt, bv. ontelbare ziekten, armoede met hare rampen, menigvuldige plagen der ziel enz. Maar er bestaat ook een lijden, dat tevens eene gevaarlijke bekoring is. Dit lijden bestaat hierin, dat men door andere menschen geplaagd, vervolgd, belasterd of

46

-ocr page 49-

DE H. GERM ANA

boosaardig gekrenkt worclt. De bekoring nn is daarin gelegen, dat de beleedigde zich geprikkeld voelt door gramschap, haat en wraakzucht. Germana was ook met deze soort van lijden overladen. Wat zij van hare stiefmoeder onopboudelijk verdragen moest, heb ik reeds verhaald; maai ook andere menschen plaagden het onschuldig schepsel. In plaats van medelijden met een door de gansche wereld verlaten kind te hebbendreven velen den spot met haar en lachten haar uit, omdat zij in zulke ellendige en verscheurde kleederen ging.

Bij zulk een onverstandig en liefdeloos handelen en spreken van anderen wordt echter de christelijke liefde, die men ten opzichte van iederen mensch zonder uitzondering hebben moet om God te kunnen behagen, zeer gemakkelijk uitgedoofd. Het is daarmede als met het vuur bij een hevigen rukwind: een klein vlammetje wordt er door uitgedoofd, een groot vuur wordt er nog heviger door. Bezit gij slechts eene flauwe en zwakke liefde, dan zal eene beleediging of onrechtvaardigheid ze in u uitdooven, eu in plaats van liefde zal er gramschap en haat in uw hart branden. Daarentegen worden menschen, gelijk Germana, in wie de liefde zeer groot is, door beleedigingen van anderen, juist nog veel meer tot daden van liefde aangevuurd , omdat zij aan het natuurlijk gevoel weerstand bieden en voor den beleediger har-

47

-ocr page 50-

HET LEVEN VAN

telijk bidden. Voorzeker, er ziju ook mensclieii bij wie vau eeu uitdooven der liefde bij be-leedigingeu geen spraak kan zijn, omdat zij ook te voren geene vonk van christelijke liefde gehad hebben.

Wat de armoedige kleeding betreft, waarom Germana bespot en uitgelachen werd, men kan ook daarover veel zeggen. Is iemand zonder zijne schuld zoo arm, dat hy eene bijzonder slechte kleeding dragen moet, dan is het eene ware barbaarschheid zoo iemand daarom uit te lachen. Dit is bijna hetzelfde als wat de krijgsknechten met den Zaligmaker deden, toen zij den smartelijken doornenkroon uog dieper in Zijn hoofd sloegen en daardoor nog smartelijker maakten. Denk zelf, hoe God u in uwe goede kleeding zal aanzien met uw spotten en lachen en hoe Hij op den arme in zijne schamele kleederen zal neerzien. Zelfs de rijke vrek heeft den armen Lazarus niet bespot. Omgekeerd echter, wat beteekent het ook, als een rijke in eene deftige kleeding daarheen gaat? Wereldlingen respecteeren hem en bewijzen hem hunne eer naar omstandigheden; dikwijls om geene andere reden dan omdat hij deftig gekleed is, te meer, indien hij bovendien uog koetsiers, paarden en bedienden heeft. Juist de ware christen heeft ook in deze zakjn het oordeel en den geest Gods. Voor God zijn echter alle hoovaardige klcedereu ware vodden;

48

-ocr page 51-

DE H. GKEMANA

daarentegen maakt de armoedige kleeding den christen voor God veeleer schooner, omdat hij daarbij gemakkelijker ootmoedig blijft. Denk eens aan het laatste oordeel, waarin de Rechter tot hen die op de linkerzijde zullen staan, zeggen zal: »Ik was naakt, en gij hebt mij niet gekleed.quot; Alzoo wanneer men menschen die behoefte hadden aan kleeding, uit gebrek aan liefde niet geholpen heeft, ka a men reeds daarom vervloekt en verdoemd worden. Hoe zal het dan degenen gaan, die de noodljjdenden bovendien nog bespot of ten minste veracht hebben?

Nog boosaardiger gedroegen vele menschen zich jegens Germana wegens hare godsvrucht. Wanneer zij namelijk in de vroegte met hare schapen op de weide aangekomen was, haalde zij de medaille van de H. Maagd, die zij van hare overleden moeder ontvangen had , te voorschijn , bevestigde ze aan eenen boom, knielde er voor neêr en verrichtte bare gebeden. Zoodra zij de dorpsklok het teeken hoorde geven, dat de H. Mis spoedig zou beginnen, stak zij baren herdersstaf in den grond, en beval den schapen hier bijeen te blijven totdat zij zou terugkeeren. Dan ijlde zij naar de kerk om de H. Mis met alle aandacht bij te wonen. Zoodra de godsdienstoefening geëindigd was, keerde zij tot hare schapen terug, die zij steeds op dezelfde plaats terugvond, waar zij den herdersstaf in hun midden had opgericht. Maar ook deze

4

49

-ocr page 52-

HET LEVEN VAN

allerschoonste en edelste verkwikking, die Ger-mana bij den Zaligmaker in de H. Mis zocht, werd haar ten kwade geduid. Zij werd eene kwezel en leegloopster genoemd, die slechts uit vrees voor den arbeid naar de kerk liep. En toch , waar kan een christen , die niets op aarde heeft wat hem vertroosten of verblijden kan, een beter thuis en een beteren vriend vinden, dan in de kerk, in Hem, die gezegd heeft: »Komt allen tot mij die belast en beladen zijt, Ik zal n verkwikken.quot; Het was derhalve zeer natuurlijk, dat Germana zich naar de kerk getrokken voelde; zoo dikwijls zij gelegenheid en tijd vond, begaf zij er zich heen.

De Pastoor der plaats was de eenige, die als het ware met de oogen van Christus de waarde dier jonge ziel erkende; daarom stond hij haar toen zij aangenomen was, toe, iederen zondag tot de H. Communie te naderen. Het schijnt, dat het dikwijls communiceeren in dit dorp en in dien tijd ook iets geheel ongewoons was. De Pastoor had Germana er toe aangezet, omdat hij, waarlijk door God verlicht, inzag, dat het arme herderinnetje door God tot eene bijzondere volmaaktheid en heiligheid geroepen was. Doch gansch anders namen de menschen van het dorp het op. Zij ergerden er zich in, en keurden in Germana af wat zij zelf niet wilden doen , namel. het dikwijls com-municeeren. Doch den naaste om de genade

50

-ocr page 53-

DE H. GERMANA

Gods benijden wordt, zooals wij weten, tot de zonden tegen den H. Geest gerekend.

Ik wil niet eens spreken van hen, die geen godsdienst hebben; maar ook gewone christenen kunnen het niet goed verdragen, als sommige personen zich ernstig op een godvruchtig leven toeleggen en een bijzonderen ijver in den dienst van God aan den dag leggen. Zij worden door zulk een voorbeeld verontrust, ergeren er zich over en wenschen, dat niemand van de gewone levenswijze der meeste menschen afwijke.

De verguizingen waren voor Germana zuiver gewin. Alle goede werken toch, in 't bijzonder ook de godsvrucht, hébben veel minder waarde, als men daarbij ongestoord blijft of zelfs nog geprezen wordt. Die werken mogen in geestelijk opzicht de waarde van zilver hebben , zij worden zuiver goud of zelfs diamant, wanneer men, daarvoor door de menschen belasterd wordende, toch getrouw en standvastig blijft. De Zaligmaker zegt in Zijne bergpredikatie: »Zalig zijt gij, wanneer men u om mijnentwille verguist, vervolgt en van allerlei kwaad valschelijk beschuldigt. Verheugt u en juicht want groot zal uw loon zijn in den hemel.quot;

Er zijn echter zeer vele Katholieken, die zich gaarne als vrome en ijverige christenen voordoen daar, waar het christendom algemeen in eere staat; daarentegen zijn zij zeer bedeesd en terughoudend ten opzichte van een kruisbeeld

51

-ocr page 54-

HET LEVEN VAN

52

aan den straatweg, of in het afnemen van den hoed onder het luiden van »den Angelus,quot; als er juist Protestanten of godsdienstlooze heeren op den weg zijn; 74] vreezen namelijk, dat men hen voor ultramontanen zou kunnen uitkrijten , of verachten en uitlachen wegens gebrek aan verlichting. Dezen zal het andere woord van den Zaligmaker treffen: »A1 wie zich mijner schaamt voor dit zondig en overspelig geslacht zijner zal zich ook de Zoon des menschen schamen, wanneer Hij in de heerlijkheid van Zijnen hemelschen Vader zal gekomen zijn.quot;

Ik zal in 't bijzonder nog iets zeggen over de H. Communie. Germaua mocht reeds met haar tiende jaar tot de eerste H. Communie naderen. Was dat niet te vroeg? Antwoord: Neen; maar het is te laat, als de kinderen bij ons (1) in vele plaatsen eerst met hun veertiende jaar tot de H. Communie worden toegelaten. Deze gewoonte in Duitschland en Zwitserland is geheel onkatholiek en blijkbaar door het na-iipen van de protestantsche zoogenaamde confirmatie (bevestiging) ontstaan. In andere landen en in andere tijden laat en liet men de kinderen eenige jaren vroeger ter H. Communie gaan. Of een kind in de school reeds in de hoogste klas is, doet ten opzichte van de H. Comm unie hoegenaamd niets af, maar daarop komt alles

(1) In Diiitsohland.

-ocr page 55-

DE H. GEHMANA

aan, dat een kind geeue zware zonde bedreven heeft, aan de Zaligmaker gelooft en een vroom hart bezit. Dit is echter bij kinderen beneden de veertien jaren nog meer te vinden, dan bi] veertien jarigen.

Germana naderde volgens de bepaling van haren Pastoor iederen zon- en feestdag tot de tafel des Heeren. Hoe moet men denken over het dikwijls ontvangen der H. Communie? Hoe dikwijls moet iemand ter H. Communie gaan, om niet te veel of te weinig te gaan ? Er zijn in sommige plaatsen personen , die niet zelden meer dan eens in de week communiceeren en wel met vergunning van hunnen biechtvader; en toch zijn velen ijdele, hoovaardige, wonderlijke, prikkelbare, liefdelooze en kwaadsprekende menschen. Zij doen zich echter in den biechtstoel veel beter voor, dau zij zijn; hun gebrek aan christelijke liefde en nederigheid openbaren zij den biechtvader niet, ja, belijden het zich zeiven niet. Door veinzerij hebben zij de vergunning, dikwijls te communiceeren, den biechtvader ontstolen. Dezulken strekt het ontvangen van het allerheiligste Sacrament geenzins tot grootere heiligheid; integendeel, zij loopen gevaar de H. Communie onwaardig te ontvangen; gewoonlijk beginnen zij ook lichter over de voorbereiding heen te gaan.

Nog veel meer verzuimen de menschen echter het dikwijls communiceeren en wel zoodanig,

53

-ocr page 56-

HET LETEK VAN

dat zij slechts met Pascheu of hoogstens twee tot drie maal iu het jaar tot de tafel des Heeren naderen. Deze toonen daardoor in ieder geval, dat zij geene levendige en opgewekte liefde tot Jesus hebben, üe kleine moeite om zieh voor te bereiden is hun reeds te veel. Velen verontschuldigen zich met de woorden : Het kerkelijk gebod schrijft alleen de Paasch-commnnie voor, en meer niet. Doch het kerkelijk gebod zegt niet, dat het voldoende is voor het zielenheil, als men slechts eenmaal in het jaar communiceert, maar het gebod is met het doel gegeven , dat ieder Katholiek in zijne parochie door het ontvangen der H. Communie verklaart ook dit jaar nog lid van de katholieke Kerk te willen zijn. Het is toch natuurlijk dat een ieder die op aarde niet gaarne tot den Heiland gaat, ook na zijn dood niet tot Hem komen mag. Alle maanden te communiceeren, is iederen Katholiek aan te raden en voor niemand te veel. Doch wie ernstig en oprecht naar hoogere volmaaktheid streeft, ook de vrijwillige dagelijksche zonden tracht te vermijden en werkelijk naar nederigheid en liefde haakt, voor hem is het raadzaam en hoogst voordeelig ook iederen zon- en feestdag de H. Communie te ontvangen, gelijk de godvruchtige Gernana deed.

De eenige vreugde, die het herdersmeisje op aarde vond, was God, de omgang met Hem

54

-ocr page 57-

DE H. GEEMANA

en de H. Maagd. Als de mensch God waarlijk bemint, verblijft hij het liefst in de kerk en in de eenzaamheid der vrije natunr. Ook deze is een tempel en wel door God zelven geschapen. De vrome ziel aanschouwt de werken van God en ziet er Zijne almacht en wijsheid, Zijne goedheid en schoonheid in; opstarende naaiden hemel aanschouwt zij Zijne majesteit.

Zoo verveelde Germana zich nooit in de een™ zame weide of in het bosch, maar vond daar het allerschoonste gezelschap en verkeer, namelijk met God zelven. Gelijk de H. Augustinus zegt: »Al hetgeen ik in de natuur zie, roept mij toe: »Lieve God!quot; zoo was het ook met Germana. De bloem, het struikgewas, de boom, de zingende vogel, het weidende lam, het stroomende water der beek, de voorbijtrekkende wolk, de stralende zou, dat alles stemde haar tot godsvrucht tot lof en aanbidding van en vreugde in God. Vandaar dat Germana zich niet bij de andere herderskinderen in de nabijheid aansloot, die speelden en met elkander zwetsten en lachten. Zij wilde dit edele he-melsche gezelschap niet verruilen tegen een nutteloos en armzalig tijdverblijf met spelende en joelende kinderen.

Menschen, wier stand het medebrengt, dat zij veel in de vrije natuur verkeeren, zooals boeren, herders, boschwachters, postloopers enz. konden een godvruchtig verkeer en hemelsch

55

-ocr page 58-

HET LEVEN VAN

56

genoegen vinden, indien zij er eene gewoonte van wilden maken de natuur aandachtig te beschouwen en met het oog des gesstes naar God op te zien. Maar de schoone eenzaamheid te gebruiken om zich met den goeden God en Zijne werken te onderhouden , is den meesten menschen vreemd; ook in de vrije natuur blijven hunne gedachten in 't algemeen bij wereldsche zaken; zij vestigen hunnen geest op het aardsche leven in plaats van op God. Nu echter is het met de gedachten evenals met de bijen en wespen, naar gelang ze zich tot God wenden of tot aardsche dingen. De bij vliegt uit, zet zich op eene der liefelijkste scheppingen van God neêr, op eene bloem, zuigt het fijne en zoete wat de heerlijke zon in die bloem gekweekt heeft, er uit en draagt het in den bijenkorf, eigenlijk niet voor zich zelve, maar voor ons menschen en voor God. De schoone gouden honing, dien de bij vergadert, is voor ons menschen, het was echter is voor God. Er worden kaarsen van gemaakt, die iederen dag in meer dan honderd duizend kerken branden, als het H. Misoffer wordt opgedragen. De wesp daarentegen is een geheel ander wezen. Zij vliegt niet naaide schoonste kinderen der zon, naar de bloemen , maar zoekt overrijpe vruchten of door menschen gemaakt suikergoed op, vreet het gretig op in haar eigen lichaam, maar geeft er niemand iets van. Indien zij anders nog iets doet, zet zij

-ocr page 59-

DE H. GEKMANA

zich op uw eigen hand neer of op uw gelaat, ef kruipt tussehen uwe huid en kleeding in en geeft u een boosaardigen, smartelijken en venijnigen steek.

Zoo is het ook met de gedachten. Zij, die zich tot God richten, zijn bijen en brengen alleen iets goeds aan voor de ziel, voor andere menschen en voor de eer van God zeiven. De gedachten, die de mensch zonder eenige goede meening en zonder betrekking tot God slechts naar de aarde richt, zijn wespen , want zij hebben geene waarde voor den hemel, schaden veeleer , daar zij de ziel door zonden steken en strekken niet ter eere van God. Hoogstens zijn ze onschadelijk — doch ik zal er thans maar niet verder over preeken; denk er zelf over na, lezer, en overleg, hoe gij in de toekomst orde en regel onder uwe gedachten zult houden, dag en nacht.

Een Spaansch Heilige , Joannes van het kruis, spreekt in zijne diepzinnige geschriften eens van »sprekende eenzaamheidquot; en »zwijgende muziek?'' Wie godvruchtig is en het geluk heeft zijn leven verwijderd van het verkeer met de menschen door te brengen, hij alleen begrijpt wat het zeggen wil: gt;■gt;sprekende eenzo.amheidquot; en zwijgende muziek.'''' Dit heeft bijzonder het arme herdersmeisje Germana erkend; zij heeft zich iederen dag van haar schijnbaar zoo armzalig leven er in gedompeld en hare ziel er in gebaad.

57

-ocr page 60-

HET LEVEN VAN

58

Zien wij nu om naar de andere kinderen, die in de nabijheid van Germana ook het vee hoedden. Het vee-hoeden is voor kinderen, die geen waarlijk vroom hart hebben, iets gevaarlijks. Eigenlijk is het vee-hoeden zonder godsvrucht toch maar een lediggang, en juist de/.e lediggang geeft zeer vele gevaren; want hij is als een moeras, waarin zich wormen, salamanders, padden en soortgelijk ongedierte ophouden, en waarin ongezond en stinkend water is. Het ongedierte der onnutte gedachten , de verveling, die door allerlei grappen en onbetamelijkheden opgeluisterd wil zijn , zelfs het gezicht van vele zaken die bij de dieren voorkomen, kan de ziel van het kind in moerassig water veranderen, terwijl zij vroeger in de jaren der onschuld zuiver en klaar bronwater was. Daarom moeten ouders, die hunne kinderen het vee laten hoeden, ernstig waken, dat deze omgang met het vee hun niet tot verderf strekke. Men moet hen vermanen en aansporen, dat zij den Rozenkrans bidden, den catechismus of een christelijk boek mede-nemen of eenig handwerk verrichten. De ouders moetende kinderen, als zij van het veld komen, bv. onder het avondeten dikwijls ondervragen, hoe zij den tijd doorgebracht hebben. Wanneer de ouders echter weten, dat in de nabijheid van de plaats waar hunne kinderen het vee hoeden, ook andere kinderen hetzelfde doen , dan moeten zij streng aan de hunnen verbieden

-ocr page 61-

DE H. GERMAIN A

met diegenen nauweren omgang te hebben, die geen goede zeden hebben.

Nu is wel het hoeden van schapen, gelijk het in de streken waar Germana woonde, gebruikelijk was, niet zoo gevaarlijk als het hoeden van geiten en grover hoornvee. Het lam is een zinnebeeld van den Zaligmaker zeiven en in 't algemeen zijn de lammeren zinnebeelden van de christelijke gemeenten ; daarom zal het gezicht van weidende schapen en lammeren misschien een anderen, meer onschuldigen indruk maken, dan dat van ossen, koeien, paarden of zwijnen. Overigens was bij de kinderen uit het dorp Pibrah, die in de nabyheid van Germana hunne schapen weidden, ook niet alles in orde: zij speelden en schreeuwden, dat Germana er door in hare devotie zou gestoord zijn, indien hare ziel niet zoo diep en innig in God verzonken geweest ware. Dikwijls kwamen andere meisjes bij haaien noodigden haar uit zich by haar te voegen, en met haar mede te spelen. Doch Germana weigerde. Maar men liet haar dan nog niet in rust. De andere kinderen ergerden zich, dat zij zoo afgezonderd en op zich zelve leven wilde; zij kwamen van tijd tot tijd weder bij haar om den spot met haar te drijven. Maar in plaats van spot met spot te vergelden, gaf Germana in alle bedaardheid en zachtmoedigheid haar zulk een antwoord, dat de herderinne-

59

-ocr page 62-

HET LEVEN VAN

tjes eerbied voor haar kregen en gesticht terugkeerden.

De Zaligmaker zegt in de bergpredikatie: »Zalig zijn de zachtraoedigen, want zij zullen het aardrijk bezitten.quot; Hoe is dat te verstaan? De machtigen, die landen veroveren of bezitten, zijn juist niet zoo zachtmoedig, maar velen drijven hunne soldaten in den oorlog om anderen te vermoorden. Doch de mensch is zelf een aardrijk in het klein. Reeds aan het lichaam vinden wij dingen, die tot het rijk der steen en behooren, bv. de tanden en de kalkachtige beenderen; zoo is er ook nog veel wat als eene plant aan den mensch groeit, bv. nagels en haar. In het levende lichaam echter, dat in wakenden of slapenden toestand verkeert, eet, drinkt en ademt, gelijk het lichaam van het dier, zijn nog verschillende andere dingen, zooals zout, water, warmte, lucht en nog vele andere onbegrijpelijke voorwerpen, en boven dat alles zweeft en werkt de onsterfelijke ziel, die geschapen is naar het beeld van God. De mensch bevat de voornaamste bestanddeelen der aarde, is echter veel verhevener dan de aarde, omdat er ook geest in hem is. Maar door de erfzonde is het voornaamste in den mensch in wanorde geraakt: het lagere, het dierlijke in hem is oproerig geworden tegen het hoogste, tegen de rede en het geweten; zinnelijkheid en hartstochten sleuren hem in

60

-ocr page 63-

DE H. GERMANA

de zonde, in den dood en in het verderf. Wanneer echter iemand door de leer en de genade van Christus zachtmoedig wordt, dan heeft de aan God verwante rede de heerschappij over den ganachen meusch verkregen. In dit geval regelt en beheerscht de meusch zijne zinnelijke hartstochten en is meester over zich zei ven , meester over het hoogere af beeldsel dei-aarde.

Doch de heerschappy vau den zachtmoedige gaat nog verder. De zachtmoedige oefent niet zelden een onweerstaanbaren invloed op andere menschen uit. Menige vrouw heeft door hare zachtmoedigheid een verkeerden en aan alle hartstochten overgegeven man tot inkeer gebracht, zoodat hij uog een zeer fatsoenlijk christen werd. Deze macht der zachtmoedigheid vertoonde zich ook bij bet arme en gebrekkige herdersmeisje. Vandaar ook, dat de andere herderskinderen allengs gevoelden, dat Germana in hare lompen toch. een voornamer wezen was, dan gewone kinderen. Terwijl zij vroeger kwamen om Germana tot spelen aan te sporen en haar daarna, toen zij zich daartoe niet wilde leenen, bespotten, kwamen zij allengs met een veel beter doel: zij wilden van baar leeren en wel het allerbeste wat er is, de christelijke waarheid, en hoe men christelijk leven en bidden moet.

61

-ocr page 64-

HET LEVEN VAN

62

Hoe nam Germana dit verzoek op? Daar zij zelve als kind de christelijke leering zoo vlijtig bezocht en als met geestelijken honger in zich opgenomen had, wat de pastoor den kinderen trachtte in te prenten, was zij wel in staat den kinderen christelijke waarheden te leeren. Daarbij kwam nog, dat haar hart waarlijk vervuld was van de liefde Gods en de liefde tot den naaste; daarom moest het voor haar eene groote vreugde zijn een weinig tot de eer van God en tot het heil der kinderen te mogen bijdragen door hun iets van God en de goddelijke dingen te leeren. Er moet in dit meisje eene hoogere begaafdheid geweest zijn, want zij verstond het, de kinderen zoo aangenaam te onderwijzen , dat zich ook de kinderen uit de naburige huizeu bij de anderen aansloten om de jonge, vrome leermeesteres te hooren. Velen, die in hunne jeugd dit onderwijs bijgewoond hadden, spraken er in rijperen leeftijd nog met tranen in de oogen van. Na eenigen tijd kwam het Germana bedenkelijk voor; z:j maakte zich ongerust, want zij vreesde, -dat het niet betaamde iets te doen wat eigenlijk tot de bediening van den Pastoor behoorde, namelijk onderwijs in den godsdienst te geven. Zij deelde deze ongerustheid aan haren biechtvader mede; doch de Pastoor moedigde haar aan er zeer ijverig mede voort te gaan. Hij merkte zelfs op, dat de kinderen, die door Germana onderwezen

-ocr page 65-

DE H. GERMANA

werden, zich veel fatsoenlijker en zediger gedroegen , dan te voren. Hetzelfde ondervonden ook vele ouders: zij ontwaarden, dat hunne kindereu door hunnen omgang met Germana veel gezeggelijker, bescheidener en arbeidzamer geworden waren. Daarom kregen ook volwassen menschen achting en voorliefde voor het arme herderinnetje, die te voren door hen zeer gering geacht was.

Waarvan het hart vol is, daarvan loopt de mond over. Do meeste menschen meenen , dat het spreken over God en goddelijke dingen eigenlijk alleen het werk van geestelijken is; en zoo hoort men dan ook hen, die zich tot de fatsoenlijke christenen rekenen, in gezelschap van anderen over alle mogelijke dingen spreken en redeneeren, maar over goddelijke dingen hooren of spreken zij niets. Waren hunne zielen waarlijk vervuld van liefde, dankbaarheid en devotie tot God, van hartelijk medelijden met den Zaligmaker aan het Kruis, zij zouden er niet van twijgen; en toch ware het van onberekenbaar nut, dat ieder wel onderwezen christen zijne godsdienstige wetenschap, zijn voorraad van christelijke waarheden ook met het onderrichten en vermanen van den even-mensch nuttig besteedde. Er zijn zoovele menschen, die ontzettend onwetend zijn en niet eens weten, wie Jesus Christus is, of wat eene doodzonde in heeft. De verwaarloosde en on-

63

-ocr page 66-

HET LEVEN VAN

wetende ziel is er even kwaad aan toe als een blinde, die in eene hem gansch onbekende streek vol van grachten, water en rotsen met afgronden ronddoolt. De Priester weet soms, wanneer hij ten minste niet reeds zeer lang in de parochie staat, niets van zulke in het duister dwalende menschen. Gij kent misschien in uw eigen huis of in uwe buurt dergelijke personen. Gevoelt gy niet, dat het uwe plicht is de gelegenheid op te zoeken en te gebruiken om hun de noodzakelijkste christelijke waarheden te leeren ? Hebt gij nog eene vonk van christelijke naastenliefde, als gij zulke lieden niet de hand reikt om hen op den rechten weg terug te brengen'?

Overigens zijn er ook vele christenen, die het noodzakelijkste nog wel weten, maar een onchristelijken levenswandel leiden, de H. H. Sacramenten verwaarloozen of een zondige gewoonte hebben , bv. de gewoonte van vloeken. Zeer dikwijls kan de Priester zulke menschen niet bereiken, omdat zij óf in geene preek komen, óf in de preek niet viuden waaraan hunne ziel juist behoefte heeft. Velen houden ook nog slechte couranten, waarin juist tegen de priesters en de inrichtingen der Kerk opgestookt wordt. In zoodanig geval zouden echt christelijke leeken dikwijls zeer veel kunnen doen, indien zij bij eene geschikte gelegenheid die arme zondaars vriendelijk vermaanden, hun iets christelijks te

64

-ocr page 67-

DE H. GERJIANA

lezen gaven, hen tot eene generale biecbt aanspoorden enz. En dit moet herhaaldelijk en met volharding geschieden. De Apostel Jacobus schrijft V 19 : »Broeders, is iemand onder u van de waarheid afgeweken, en een ander brengt hem weder terug, hij wete, dat, wie een zondaar van zijnen dwaalweg terugbrengt, eene ziel van den dood redt en eene menigte van zonden bedekt.quot;

Vergeet echter bij een dusdanig streven het gebed niet; bid vurig tot het allerh. Hart van Jesus, die een zoo groot verlangen heeft naar de bekeering van zondaren, vervolgens tot de H. Moeder Gods, den H. Jozef en tot den engelbewaarder van den zondaar zeiven.

Het is heden (4 Mei) nu ik dit schrijf, juist de feestdag der H. Monika. Haar zoon was eene dwaalleer toegedaan, een bestrijder dei-Katholieke Kerk en leidde bovendien een zondigen levenswandel. Zijne vrome moeder echter vermaande hem niet alleen, maar bad ook onder vele tranen en zonder ophouden voor de bekeering van dezen haren zoon. Een Bisschop, wien zij haren nood klaagde, vertroostte haar, zeggende, dat deze tranen en haar gebed onmogelijk onverhoord konden blijven. De Bisschop had gelijk, want haar zoon bekeerde zich werkelijk, werd zelfs Bisschop en een der grootste en beroemdste Kerkvaders — de H. Augustinus.

65

5

-ocr page 68-

HET LEVEN VAN

Doch wij willen nogmaals tot het vrome herdersmeisje terugkeeren, dat aan andere kinderen Catechismus gaf. Germana kon evenmin lezen en schrijven als de andere kinderen. Hoe kon zij onderwijs in den godsdienst geven ? Het is met de waarheden des Christendoms gansch anders gesteld, dan met de wereldsche wetenschappen. Een onschuldig, vroom kind, gelijk Germana was, neemt zelf de leer van het Christendom met grcoten honger en dorst in zich op, prent ze diep in het hart, denkt er veel aan en vergeet ze nooit meer, integendeel, het in zijn hart gestrooide woord Gods groeit, want de zon der ziel, de H. Geest, bestraalt en verwarmt het en herinnert er aan ten bekwame tijde. Germana had nooit grooter vreugde, dan wanneer zij in do Christelijke leering naar de waarheid van het Christendom luisterde , haar hart was er vol van — en waarvan het hart vol is, daarvan loopt de mond over.

Zulk eene van de eeuwige waarheden doordrongen ziel kan geheel anders spreken , als personen, die jaren lang op de schoolbanken allerlei wetenschappen opgedaan en ieders week een brok van den Catechismus van buiten geleerd hebben, als het geleerde slechts in het hoofd blijft zitten zonder tot het hart door te dringen. Daarbij komen dan nog de frischheid, de blijdschap, het leven, de warmte en de zegen der Christelijke woorden, die uit een

66

-ocr page 69-

DE H. GERMANA

vroom hart en uit een onschuldigen en nede-rigen mond vloeien.

Ik wil hier echter ook eene waarschuwing voor vrome leeken neerschrijven. Er zijn er, die gaarne zieken bezoeken, hun iets stichtends zeggen of voorlezen, zoodat zieken zelf hen laten komen. Nu, dat is goed. Doch velen komen daarbij allengs in bekoring als bet ware te preêken, en meenen dat de menschen hun vrome woerden zullen bewonderen, en zij krijgen er zelf groot behagen in. Doch juist dit bederft alles voor God. In plaats van door hunne christelijke vermaning verdiensten voor den hemel te verwerven, geraken zij in de zonde der geestelijke hooviardij.

De menschen in het dorp Pibrak zagen meer en meer in, dat Germana een buitengewoon goed en godsdienstig meisje was; zij kregeik derhalve werkelijk liefde en eene soort van bijzonderen eerbied voor het bedelachtig gekleede kind, terwijl de meesten haar vroeger verach-telijk en liefdeloos behandeld hadden. Alleen hare stiefmoeder bleef, om zoo te spreken, standvastig in het kwaad. De buren werden soms ten zeerste verontwaardigd, wanneer zy het schelden en woeste getier hoorden, waarmee het hooze wijf tegen Germana uitviel, als deze 's avonds van de weide kwam; het onnoozele lam werd als eene misdadigster behandeld. De mensch is van nature ten kwade geneigd; doch

67

-ocr page 70-

HET LEVEN VAN

veleu leggen eene boosheid aan den dag, die niet meer natuurlijk, maar onnatuurlijk is. Het schijnt, dat de duivel niet over hun lichaam heerscht, zooals bij bezetenen, maar over hunne ziel, hen verblindt en inwendig tot groote zonde aanhitst. Dit scheen met de stiefmoeder het geval te zijn : zij was als het ware de geesel, waarmee de duivel het door God beminde kind sloeg. Zeer slechte menschen staan in dezelfde betrekking tot den boozen geest, waarin zeer brave menschen tot den H. Geest staan. In de laatsten brengt de H. Geest namelijk zoodanige deugden voort, als bij gewone menschen niet gevonden worden. Germana was inwendig zoo zeer van Gods geest doordrongen, dat zij de duivelachtige behandeling harer stiefmoeder zoo stil, bedaard en krachtig verdroeg, als of zij geen ^nenschelijk gevoel had. Haar hart was geheel van de liefde tot God en tot alle menschen vervuld, zoodat gramschap, ongeduldigheid en bitterheid er geene plaats vonden en bij gevolg de liefde niet konden uitdooven.

God heeft een geheel buitengewoon welbehagen in oprechte nederigheid, zoodat Hij echt nederige personen niet slechts in den hemel de hoogste plaatsen geelt, maar ze ook op aarde reeds dikwijls onderscheidt.

Bij het dorp was een bosch, in de dagen van Germana liep er geen afzonderlijke weg heen. Ook vloeide er nog eene groote, breede

G3

-ocr page 71-

DE H. GBEMANA

beek tusschen het dorp en het bosch, en daarbij lag er geene brug over het water. Toch bracht Germana hare kleine kudde in dit bosch, want er waren goede kruiden en gras voor de schapen en tevens kon zij er ook eenzamer en aandachtiger met God verkeeren. De andere kinderen durfden met hunne dieren niet in dit woud gaan, omdat er wolven in waren. Hier nu gebeurde eens iets zeer wonderbaars. Germana was in de vroegte met hare schapen het bosch ingegaan; de beek was niet te diep om er barrevoets door te gaan. Toen ontstond er een onweer met zulk eene wolkbreuk vergezeld, dat het water als een stroom van het gebergte stortte.

Nu echter hoorde Germana, dat er in de kerk voor de H. Mis geluid werd en wilde, volgens gewoonte, de schapen verlatende naaide kerk ijlen. Maar toen zij bij de beek kwam, vond zij deze intusschen ontzaggelijk gezwollen. Zij zag wel, dat de beek niet te doorwaden was; doch het vrome meisje, eenvoudig als de duiven, dacht bij zich zelve: de goede God maakt het water door vorst dikwijls tot ijs, zoodat men er overgaan kan ; Hij kan zeker maken, dat ik ook over het water gaan kan zonder dat het bevroren is; ik wil immers tot Zijne eer de H. Mis bijwonen. Daarop maakte zij vol vertrouwen het H. kruisteeken , stapte moedig in den wilden stroom en ging,

09

-ocr page 72-

HET LEVEN VAN

zonder iu het minst te zinken, over de oppervlakte van de rivier heen en bereikte den tegen-overgestelden oever, alsof het water een vaste bodem was, woonde de H. Mis bij en keerde daarna wederom op dezelfde wijze naar het bosch tot hare schapen terug.

Zoodanige gebeurtenissen, waarbij de hand Gods zoo zichtbaar ingrijpt, zijn leerzaam, gelijk een gedeelte uit een Evangelie, en kunnen derhalve tot onderrichting en stichting uitgelegd worden :

1° Hoe komt het, dat Germana geheele dagen met hare schapen in een bosch durfde doorbrengen zonder de wolven te vreezen, die zich daar ophielden? Hoe komt het, dat zij zonder vrees en wankelmoedigheid haren voet op het golvende water der gezwollen beek zette? Dit is juist eene. bijzondere genade, die ten deel valt aan eene ziel, waarin de H. Drieëenheid Hare woonplaats genomen heeft. Gelijk hare liefde groot en sterk is, zoo is het ook haar geloof en hare hoop, zooclat zij overal, altijd en in alles op God vertrouwt en in God zeker is. Welke jammerlijke vertooningen maken daarentegen de wereldlingen, wanneer zij in nood of benauwdheid zijn of er ook maar voor vreezen! Indien zij geene hulp zien bij menschen of den natuurlijken gang van zaken missen, zouden zij haast wanhopig worden, in plaats van naar boven te zien, vanwaar alle hulp komt.

70

-ocr page 73-

DE H. GERM4.NA

2° God doet in 't algemeen zelden zichtbare wonderen. Er zijn geheele levensbeschrijvingen van Heiligen, waarin veel van hun volmaakten levenswandel en hunne buitengewoou goede werken verhaald wordt, maar bijna niets van wonderen. De geheime reden waarom God door sommige Heiligen vele wo aderen liet geschieden en andere Heiligen, die niet minder nuar Gods welbehagen leefden, door geen bijzondere wonderen verheerlijkt beeft, kunnen wij niet begrijpen , want de raadsbesluiten Gods zijn, gelijk de Apostel zegt, ondoorgrondelijk. Doch zooveel kan men zeggen, dat God bijzonder gaarne zulke personen door woudereu onderscheidt , die zoo recht arm, nederig en door de wereld veracht waren. De arme Maagd in den stal te Bethlehem; de herders, die 's nachts bij hunne kudde waakten; de Apostelen, die door Joden en Heidenen als het uitvaagsel der wereld beschouwd en behandeld werden; de H. Frauciscus van Assisië, voor wien armoede en verachting de beste schatten waren: deze werden door God onderscheiden door wonderbare verschijningen en de gave der wonderen. Ook de nieuwere verschijningen, bv. der H. Maagd te Lourdes en andere plaatsen, vielen voornamelijk aan onschuldige, arme dorpskinderen ten deel. Zoo gebeurde er ook een wonder om de nederigheid van Germana te verheerlijken.

3° Is het echter geene vermetelheid en heet

71

-ocr page 74-

HET LEVEN VAN

zonder iu liet minst te zinken, over de oppervlakte van de rivier heen en bereikte den tegen-overgestelden oever, alsof het water een vaste bodem was, woonde de H. Mis bij en keerde daarna wederom op dezelfde wijze naar het bosch tot hare schapen terug.

Zoodanige gebeurtenissen, waarbij de hand Gods zoo zichtbaar ingrijpt, zijn leerzaam, gelijk een gedeelte uit een Evangelie, en kunnen derhalve tot onderrichting en stichting uitgelegd worden :

1° Hoe komt het, dat Germana geheele dagen met hare schapen in een bosch durfde door-brengen zonder de wolven te vreezen, die zich daar ophielden? Hoe komt het, dat zy zonder vrees en wankelmoedigheid haren voet op het golvende water der gezwollen beek zette? Dit is juist eene. bijzondere genade, die ten deel valt aan eene ziel, waarin de H. Drieëenheid Hare woonplaats genomen heeft. Gelijk hare liefde groot eu sterk is, zoo is het ook haar geloof eu hare hoop, zoodat zij overal, altijd en iu alles op God vertrouwt eu in God zeker is. Welke jammerlijke vertoouingen makeu daarentegen de wereldliugen, wanneer zij in nood of benauwdheid zijn of er ook maar voorvreezeu! ludieu zij geene hulp zien by meuschen of den natuurlijken gang vau zaken missen, zouden zij haast wanhopig worden, in plaats van naar boven te zien, vanwaar alle hulp komt.

70

-ocr page 75-

DB H. GERMiNA

2° God doet in 't algemeen zelden zichtbare wonderen. Er zijn geheele levensbeschrijvingen van Heiligen, waarin veel van hun volmaaktea levenswandel en hunne buitengewoou goede werken verhaald wordt, maar bijna niets van wonderen. De geheime reden waarom God door sommige Heiligen vele wonderen liet geschieden en andere Heiligen, die niet minder naar Gods Avelbehagen leefden, door geen bijzondere wonderen verheerlijkt heeft, kunnen wij niet begrijpen , want de raadsbesluiten Gods zijn, gelijk de Apostel zegt, ondoorgrondelijk. Doch zooveel kan men zeggen, dat God bijzonder gaarne zulke personen door wonderen onderscheidt , die zoo recht arm, nederig en door de wereld veracht waren. De arme Maagd in den stal te Bethlehem; de herders, die 's nachts bij hunne kudde waakten; de Apostelen, die door Joden en Heidenen als het uitvaagsel dei-wereld beschouwd en behandeld werden; de H. Franciscus van Assisië, voor wien armoede en verachting de beste schatten waren: deze werden door God onderscheiden door wonderbare verschijningen en de gave der wonderen. Ook de nieuwere verschijningen, bv. der H. Maagd te Lourdes en andere plaatsen, vielen voornamelijk aan onschuldige, arme dorpskinderen ten deel. Zoo gebeurde er ook een wonder om de nederigheid van Germana te verheerlijken.

3° Is het echter geene vermetelheid en heet

71

-ocr page 76-

HET LEVEN VAN

het niet God beproeven, op een wonder te rekenen en zich daarom niet te richten naar de gewone orde der natuur? Juist omdat de H. Germana de heiligmakende genade in zoo hoogen graad bezat, verlichtte haar de H. Geest en dreef haar aan, gelijk het bij een gewoon mensch nooit het geval is. Deze Geest verzekerde haar als het ware: Gij behoeft niet voor de golven te vreezen: gij kunt de schapen gedurende de H. Mis alleen laten en God zal u boven water houden, wanneer gij naar de kerk gaat om de H. Mis bij te wonen.

4° Germana deelde niemand iets van dit wonder mede. Indien zij het anderen medegedeeld had, zou haar die genade nooit meer ten deel gevallen zijn, want het zelfbehagen en de ijdelheid zouden alles bedorven hebben. Ja, zij gevoelde in haar binnenste niet eens vreugde of verbazing overquot; dit wonder, maar meende in hare kinderlijke eenvoudigheid, dat God haar maar had willen helpen om de H. Mis te kunnen bijwonen. Daarin bestaat juist de volmaaktste nederigheid, dat de mensch bij eene dergelyke buitengewone onderscheiding niet het minste zelfbehagen noch eenige verbeelding heeft, terwijl gewone menschen zich er al heel veel op laten voorstaan, dat zij van een sterfelijk mensch een klein voorrecht of eene kleine onderscheiding ontvangen hebben, bv. eene gouden of zilveren medaille van verdienste, of dat zij van

72

-ocr page 77-

DE H. GEKMANA

een groot mijnheer een bezoek gehad hebben.

Maar, zou de lezer kunnen vragen, als Ger-mana dit wonderbaar wandelen op het water niemand medegedeeld heeft, hoe kan men het dan weten ?

Eens was het water wederom snel tot een grooten wilden stroom gezwollen. Eenige boeren hadden ook in het bosch gearbeid en wilden naar huis terugkeeren. Toen zij aan den oever van den vloed kwamen, was het onmogelijk er over te komen; zij wilden derhalve een omweg over het gebergte maken om bun dorp te bereiken. Nu zagen zij, dat ook Germana aan den oever kwam, het kruisteeken maakte, over den stroom ging als of hij bevroren was en zich naar de kerk spoedde. Die mannen zagen dit vol verbazing aan, en verhaalden in het dorp wat zy met eigen oogen gezien hadden. Eenigen wilden het in 't geheel niet gelooven; anderen wilden het niet tegenspreken, maar betwijfelden het toch; weder anderen wilden de zaak eens onderzoeken en spraken met elkaar af, dat zij Germana zouden gaan bespieden.

Na eenigen tijd bood zich daarvoor eene goede gelegenheid aan. Op zekeren dag namelijk toen Germana wederom met hare schapen in het bosch was, ontstond er een geweldig onweer, dat met zulk een stortregen vergezeld ging, dat de beek wederom tot een grooten stroom opzwol. De mannen,

73

-ocr page 78-

HKT LEVEN VAN

die zich. voorgenomen hadden te ontdekken wat er met Germana gebeurde, gingen met elkander tot dicht aan den oever en verborgen zich in het struikgewas, en wel op het oogenblik dat het spoedig voor de godsdienstoefening luiden moest. En werkelijk zagen zij weldra Germana voor het bruisende water staan, het kruisteeken maken en over den stroom gaan, zonder voet of kleêren nat te maken. Het was derhalve door vertrouwbare getuigen, die niet hel minste vooroordeel hadden , bewezen, dat hier inderdaad iets vreemds met Germana gebeurd was.

De wereldling weert zich zoo hard mogelijk tegen woudereu. lu zijne oogeu is niet alleen het verhaalde wouder : dat Germana over het water giug, onzin en domheid, maar dat zijn ook alle andere woudereu, zelfs die, welke Christus gewrocht heeft. Gelijk een zwijn slechts naar den grond ziet eu naar voedsel rondsnuffelt, zoo vestigt zulk eeu mensch zijue oogen ook alleen op de aarde eu meent dat, hetgeen alle dagen geschiedt, overal en ten allen tijde geschieden moet en volstrekt niet anders zijn kan. De arme sukkel deukt er niet aan, dat zelfs datgeen wat hem eenmaal onfeilbaar overkomen zal, het sterven, een ontzaggelijk nieuws, ook eeue soort van wonder voor hem ziju zal. Er gebeurt daarbij iets; wat hem in gehsel zijn leven nog niet over-

74

-ocr page 79-

DE H. GERMANA

komen is, dat namelijk ziel en lichaam van elkander scheiden, de ziel zonder lichaam leeft en in de andere wereld ongehoorde dingen beleven zal, die in vergelijking met de aardsche dingen louter wonderen zijn. Daar zal het ook den ongeloovigste gaan, gelijk den duivel: de duivel gelooft en siddert. Maar in zulk een ongeloovige zit niet slechts een klein en verdraaid verstand, maar ook eene grimmige boosheid. De echte wereldling haat ieder wonder, en daarom ontkent hij het bestaan van wonderen. Hij zou zelfs gaarne den Godmensch vernietigen en het allergrootste wonder, God zeiven, verdelgen en liever van een aap afstammen en diens naneef zijn, dan een kind en beeld van God. Juist met het oog op die loochening van wonderen ;in 't algemeen en den grooten wonderdoener Christus in 't bijzonder — daar men immers den Zaligmaker zou willen vermoorden en verdelgen — zegt de H. Schrift met schrikbarende zekerheid: » Wie niet gelooft zal verdoemd ivorden.quot;

Het gerucht van deze gebeurtenis op het water verspreidde zich onder de menschen in het dorp en de omstreken; men lette meer op het meisje en velen begonnen te gelooven, dat er iets heiligs in haar was. Er kwam nog een nieuw geval bij, dat verwondering en eerbied verwekte. Een boer ging den stal voorby, waar Germana overnachtte. Daar hoorde hij

75

-ocr page 80-

HET LEVJ2N VAN

76

een liefelijk gezang van vele stemmen uit den stal klinken; tevens zag hij door de voegen der balken, waarvan de stal gebouwd was, een helder licht. Hij plaatste zich aan den wand om naar binnen te zien, en werd verblind door den glans die het herderinnetje omgaf. Zij lag op hare knieën en had de handen naar den hemel uitgestrekt. De boer was voornemens om aan te kloppen; maar eene hemelsche harmonie van vele schoone stemmen joeg hem zoo veel ontsteltenis aan, dat hij sidderend wegliep. De boer zag en hoorde zelf met zijne uitwendige zintuigen, dat Germana op eeue allerlaagste plaats zich in een hemelsch gezelschap bevond. Doch dit Avas niet alleen bij Germana het geval, maar gebeurt nog bij alle brave christenen, slechts met dit onderscheid , dat andere mensehen er niets van zien of hooren. Ieder reine, werkelijk vrome mensch heeft tijden dat hij, met God bezig zijnde, zich in een hemelsch gezelschap bevindt. Zijn binnenste, van nature koud, duister en afzichtelijk gelijk een stal, wordt door de heiligmakende genade bestraald en verwarmd, en zijne inwendige blijdschap is soms zoodanig, alsof hij engelen hoorde zingen. Gelijk er menschen zijn, in wier binnenste vonken uit de hel vallen en wier duivelsche gedachten door booze geesten worden ingeblazen, zoo zjjn er ook godvruchtige christenen, in wier binnenste soms lichtvonken uit den hemel vallen en de

-ocr page 81-

de h. germana

H. Geest zelf vertroosting, vreugde en hooge vlucht des gebeds opwekt. De hel bagint in vele menschen zich reeds iu dit leven te vertoonen, doch zoo ook de hemel.

Overigens sprak men in de gemeente niet slechts over dergelijke wonderbare gebeurtenissen, maar, omdat de menschen daardoor in dat wonderbare meisje meer belang stelden, begon men ook meer te ontwaren, dat zij toch ook in alle opzichten een buitengewoon christelijken levenswandel leidde. Men erkent het liefst de goede hoedanigheden en handelingen van een mensch, als hij in den grond van zijn hart nederig is; en daarin nu had Germana eene groote volmaaktheid bereikt. Vandaar dat de menschen in de gemeente haar niet alleen zeer genegen werden, maar ook een grooten eerbied voor haar kregen. Derhalve begonnen zij in te zien, dat Lorenz zeer onrechtvaardig handelde door zulk eene dochter zoo liefdeloos én minachtend te behandelen. Het werd hem van meer dan éene zijde in 't gezicht gezegd, of hij niet vreesde er door te zondigen, dat hij, vader, zijn eigen braaf en vroom kind, niet de minste welwillendheid, zorg en achting toedroeg, maar haar aan de liefdelooze behandeling van hare stiefmoeder overliet. Deze ver wij tingen openden den man allengs de oogen: hij begon in te zien, hoe groot zijn voorrecht was, en welke hooge waarde zijne dochter

77

-ocr page 82-

HET LEVEN VAN

voor God hebben moest. Zijn ontwakend geweten verweet hem vooral zijne ondankbaarheid, hij herinnerde zich, dat Germana hem vóór zyn tweede huwelijk zoo goed als onderhouden had, daar zij gedurende zijne ziekte voor hem bedelde; dat zij hem vervolgens steeds liefde bewezen had, terwijl de kinderen van zijne tweede vrouw zich geheel anders gedroegen en hem gewoonlijk een grof brutaal antwoord gaven. Hij besloot eindelijk de zaak te veranderen.

Dat Lorenz zijn kind uit zijn eerste huwelijk, sinds hij zijne tweede vrouw genomen had, liefdeloos en hard behandelde, was in het ge-heele dorp reeds lang bekend; doch de menschen hebben er zeker dikwijls over gesproken zonder hem zeiven een verwijt te maken. Het is namelijk algemeen mode in de wereld het kwaad wat men van anderen weet, gaarne tot onderwerp van een gesprek en onderhoud te maken, daarentegen hem, wien het aangaat, niets van zijne fout te zeggen, niet onaangenaam te zijn, ja, hem misschien om nog zijne achting en vriendelijkheid te betuigen. Deze valschheid is algemeen in de wereld verbreid, zoodat men zeggen kan: zij is regel onder de menschen. De mannen, die Lorenz zijn gedrag eindelijk verweten, hebben getoond zeif ware mannen en christenen te zijn en hunne vermaning heeft de beste gevolgen gehad, want Lorenz is volkomen van zienswijze veranderd. God werkt

78

-ocr page 83-

DK H. GEHMANA

niet slechts door Zijne inwendige genade op de menschen, maar Hij wil ook christelijke personen tot werktuig gebruiken en hunne tong, om zoo te spreken, tot het vermanen bezigen. Daarom wordt reeds in den catechismus de broederlijke vermaning onder de goede werken gerekend.

Merkwaardig is ook het onderscheid tusschen Germana, het eenige kind van de eerste vrouw en de kinderen van de tweede vrouw. Dat Germana een allerschoonst voorbeeld voor de jeugd geweest is, daarvan verhaalt dit gansche geschrift; de kinderen der tweede vrouw waren echter niet alleer. zeer gewone kinderen, maar eigenlijk ondeugend, ongehoorzaam en stout, het volmaakte tegendeel van Germana. Hoe kwam dat? Hetgeen de mensch is, goed of kwaad, wordt, ofschoon in een verschillenden graad, door velerlei oorzaken teweeg gebracht. Do genade Gods, de bekoringen der wereld en des duivels, de wijze van opvoeding, de uitwendige omstandigheden , goede en kwade voorbeelden , omgang en de eigen vrije wil vereenigen zich en vormen ten laatste 's menschen karakter enhoedanigheden.Daarin heeft nochthaus de afstamming van deze of gene ouders ook een groot aandeel. Men heeft dikwijls opgemerkt, dat de hoedanigheden van een der ouders, hetzij deze goed of kwaad zijn, niet zelden op de kinderen overgedragen worden. Zoo laat zich ook verklaren

79

-ocr page 84-

HET LEVEN VAN

waarom de ziel van een kind, dat van eene zoo godvruchtige moeder afstamde, als de eerste vrouw van Lorenz was, zoo zeer tot godsvrucht genegen was; dat daarentegen de kinderen van een zoo boos, twistziek en heerschzuchtig wijf als de tweede vrouw was, ook stout en weerspannig waren. De kinderen brengen niet alleen de erfzonde mede ter wereld, maarerven daarbij ook nog zeer dikwijls de zondige neigingen van hunne eigen ouders over. Willen de ouders derhalve goede kinderen hebben, dan moeten zij ze niet slechts goed opvoeden, maar moeten zich zeiven ook goed opvoeden, d. w. z. zich aan een voorbeeldigen christelijken levenswandel gewennen, opdat ook den kinderen de genegenheid daartoe aangeboren worde.

Lorenz begon mot Germana zeer vriendelijk te spreken, wat haar, sinds hare stiefmoeder in huis was, nog nooit overkomen was. Hij wilde haar thans zelfs in huis nemen en niet meer als een dier in den stal laten. Doch Germana smeekte hem op hare knieën, dat hij het toch maar bij het oude mocht laten. Lorenz gaf toe. Doch nu begon Germana in haar binnenste ongerust te worden, niet alleen omdat zij ontwaarde, dat haar vader haar met ongewone goedheid bejegende, maar ook, welken eerbied men haar in het dorp bewees. Zelfs kinderen liepen haar op straat na om haar de hand te kussen, terwijl de Pastoor haar in de

80

-ocr page 85-

DE H. GEUMANA

kerk der jeugd als voorbeeld voor oogeu stelde. Wat een gewoon menscli zoo zeer zou verheugd en zelfs ijdel zou gemaakt hebben, verwekte bij Germana angst en bezorgdheid. Zij dacht er misschien aan, dat de Zaligmaker Zijn geheel leven lang arm, veracht, versmaad en ten laatste gekruist werd, en dat dit ook zijne ware volgelingen toekomt. Tot dusver had zij Hem mogen navolgen, doch nu ontving zij achting, vriendelijkheid en eeue betere behandeling. Het goede kind was bang, dat God met haar wel niet best te vreden mocht zijn, omdat Hij haar het lieve kruis wilde wegnemen. De Apostel zegt: »Wien God lief heeft, kastijdt Hij.quot;

Dat is juist zoo verwonderlijk in het leven van den mensch op aarde, dat hij, wanneer hij volgens zijn kwade natuur daarheen leeft, nergens anders genoegen in vindt dan in de zinnelijke lusten, in geld en goed, in de eer en de genegenheid der menschen en het tegendeel daarvan verafschuwt; dat hij daarentegen, herboren zijnde door den H. Geest tot een waren volgeling van Christus, juist het tegenovergestelde wordt. In dit geval behandelt hij het zinnelijk vleesch gaarne hard, wil liever arm dan rijk zijn, wenscht geen aanzien in de wereld en ziet gaarne de verachting. Het eerste zien wij bij alle wereldlingen, vooral bij de rijken; het tweede vinden wij bij alle Heiligen. Het is daarmede als met de rups en den vlinder.

6

81

-ocr page 86-

HET LEVEN VAN

Zoolang het dier eene rups is, gelijkt het op een worm, beweegt zich zeer langzaam, vreet bijna den ganschen dag en is bang voor zonneschijn. Wanneer echter diezelfde rups herboren is, d. i. na eenigen tijd een vlinder geworden is, dan is zij juist het tegendeel van vroeger. De vlinder bemint niets meer dan de zon, beweegt zich met zijne schoone vleugelen in de lucht, vliegt van de eene bloem op de andere en voedt zich alleen met een weinig sap uit den kelk der bloem; van vreten is eigenlijk geen spraak meer. Zoo leidt de volmaakte christen schijnbaar een arm en verachtelijk leven, maar zijne ziel is in vergelijking met die van een wereldling een schoone vlinder geworden, die eene veel edelere en schoonere vreugde geniet in den zonneschijn Gods en zoete geneuchten drinkt uit den bloemkelk Zijner hemelsche genade.

Naast dit ware kind Gods huisde een booze draak, de stiefmoeder. Toen Loreuz haar met eene beslistheid gel^k zij van hem volstrekt niet gewoon was, verklaarde, dat er met zijne dochter uit het eerste huwelijk van nu af aan anders gehandeld moest worden, werd het haast nog erger. Omdat hare boosaardigheid niet meer ongehinderd op het ziekelijke meisje kon losgelaten worden, werd haar haat van binnen nog vinniger. Zij vond een nieuw middel om Germanate vervolgen. Wanneer deze 's morgens

82

-ocr page 87-

DE H. GERMANA

83

met de schapen naar de weide trok, kreeg zij behalve haar spintuig een stuk brood mede, dat haar voor maal dieuen moest. Indien nu Germana bij hare terugkomst geen brood terugbracht, werd zij voor een veelvraat uitgescholden; het gierige wijf meende, dat zij er nog een behoorlijk gedeelte van overhouden moest. Doch de oorzaak waarom Germana niets terugbracht, lag niet daarin dat zij zelve het brood geheel gebruikt had, maar in geheel iets anders. Er was namelijk in de gemeente eene arme zieke vrouw, die bijna door de ge-heele wereld verlaten was: met haar deelde Germana haar brood. Ja, zij had zulk een goed hart, dat zij dikwijls den geheelen dag niets gebruikte, om met het overgespaarde voedsel die zieke voldoende te onderhouden. Germana beoefende op die wijze de schoonste weldadigheid en de edelste versterving. Zij evenaarde in volmaaktheid de weduwe van Jeruzalem , die haar laatste penningske ia de offerbus wierp, en van welke de Zaligmaker zeide, dat zij meer gegeven had dan de rijken, die van hun overvloed goud en zilver in de offerbus geworpen hadden. Er bestaat een oud spreekwoord, dat zegt: »Geene grootere aalmoes dan wat de eene arme den andere geeft.quot; Arme menschen moeten in 't geheel niet denken, at zij geene liefdadige werken kunnen verrichten. Voor de wereld zijn hunne spaarpen-

-ocr page 88-

HET LEVEN VAX

nhigeu maar koper; indien zij het echter met christelijke barmhartigheid geven, ofschoon zij het moeilijk missen kunnen, dan kan hun koper voor God als een nieuw gemunt goudstuk schitteren. Hunne gift komt uit een goed hart en hun vasten om iets te kunnen geven, is voor God een offer, zoo groot als een engel er geen brengen kan, omdat deze van zijne zaligheid niets kan afstaan om anderen eene

O

verlichting te verscliaffen.

De liefdelooze stiefmoeder vernam toevallig, dat Germana jegens armen weldadig was, m 't bijzonder jegens eene weduwe. Nu is het natuurlijk, dat de stiefmoeder zich zelve afvroeg, hoe Germana wel aan de middelen kwam om anderen te ondersteunen, daar zy toch nooit iets anders ontving dan haar stukje brood op de weide. Bij dergelijke twijfelachtige gevallen nu heeft de mensch zoo zijne gedachten; deze zullen slechter zijn, naar mate de mensch zelf slechter is, die over het doen en laten van anderen zijn oordeel velt. De H. Paulus zegt; »De liefde denkt geen kwaad.quot; Doch even goed kan men zeggen : De haat denkt alleen kwaad. Zoo was het ook met die booze vrouw; zij kwam spoedig op de gedachte, dat Germana in huis moest stelen. Zij lette op het meisje en onderzocht nauwkeurig in de keuken en waar anders nog levensmiddelen waren, of er niets ontbrak. Doch daarbij berustte zij nog

84

-ocr page 89-

DE li. GEUMAHA

85

niet. Toen Germana eens met de kudde nog niet vertrokken was en zich juist niet in den stal bevond, sloop het wijf er in om haar mandje te onderzoeken. Daar vond zij iets, namelijk een paar stukjes droog brood, die Germana overgespaard had om ze aan de arme weduwe te geveu. Dit was voor de stiefmoeder genoeg om groot misbaar te maken en het meisje voor eene diefegge uit te maken. De booze vrouw stelde zich lang niet tevreden met Germana dit op hare gewone wijze in 't aanschijn te verwijten, haar uit te schelden en haar stokslagen te geven, maar wilde haar eerst nog recht in schande brengen en haar bij de menschen in het dorp, door wie Germana in den laatsten tijd zoo zeer vereerd werd, in opspraak brengen. Met duivelsche boosheid loerde de slang, totdat Germana haar mandje gehaald had en vertrok, wachtte toen totdat het meisje dicht bij het dorp was, nam een dikken stok en liep haar achterna, om haar eerst midden in het dorp aan te vallen. Hier gingen juist eenige boeren voorbij en zagen, dat de booze vrouw met woedende drift op het meisje losging, blijkbaar om haar met den stok te lijf te gaan. De boeren, die niet minder de boosaardigheid van het wijf kenden als de voorbeeldige deugden van Germana, verweten haar heur liefdeloos gedrag en lieten blijken, dat zij het kind tegen hare mishandelingen wilden

-ocr page 90-

HET LEVEN VAN

beschermen. De vrouw echter schreeuwde luide, alsof men haar groot onrecht deed, zeggende, dat Germana eene diefegge was, hetgeen zij terstond zou bewijzen. Zij rukte Germana het mandje uit de hand, opende het, doch wat vertoonde zich aan het oog der verbaasde boeren en der onthutste vervolgster ? Het was in den winter, zoodat alles bevroren was; doch in het mandje lagen schoone bloemruikers, die een zoeten geur verspreidden, en wel bestaande uit louter bloemen, die in deze streek nooit gezien worden.

De vrouw had verwacht, dat zy in het mandje spyzen zou vinden, die Germana ontvreemd had. God heeft daarop Zelf door dit wonder het minzaamst antwoord en eerherstel gegeven. De schoone bloemen hebben gelijk lieve kinderen de toeschouwers toegelachen, en de zoete geui was de edele wraak voor de valsche beschuldiging. Eeeds de natuurlijke bloem is een geschenk van Gods goedheid, een overblijfsel uit het paradijs, het liefelijkste kind der zon, want de zon geeft haar eigenlijk kleur en geur. De natuur brengt ontelbare planten voort, die den menschen en het dier tot voedsel strekken. De bloem dient niet tot voedsel; het dier wil ze niet, maar zij verblijdt 's mensehen hart met onschuldige vreugde en herinnert hem aan de goedheid, liefelijkheid en schoonheid van Hem die ze gemaakt heeft. Daarom vindt het kind

86

-ocr page 91-

DE H. GERMANA

zooveel vermaak in eene bloem, want het is zelf als het ware nog eene bloem onder de menschen.

In deze wonderbare gebeuitenis waren, om zoo te spreken, hemel en hel tegen elkaar ge-stooten, en de hemel heeft overwonnen. Het woeste wijf rukte in haar haat het deksel van het mandje om het vrome kind door de beschul-diging van diefstal de eer te ontrooven; daarentegen heeft Gods vaderliefde een wonderbaar verschijnsel teweeg gebracht door de geurige bloemen, die Hij in het mandje gelegd had.

De hemelsche goedheid, deze stille zonneschijn, heeft eindelijk den ijsklomp in het hart der stiefmoeder doen smelten. Niet alleen de boeren waren hoogst verbaasd, maar ook de anders zoo hardvochtige vrouw werd door dit verschijnsel getroffen. Het uitwendig gezicht en de inwendige genade klopten aan de deur van haar hart, en zij heeft het eindelijk geopend. In hare ziel begon het geweldig te gisten, de oogen van haren geest gingen open en zij zag voor de eerste maal in ontzettend schrille kleuren al het afschuwelijke van haar gedrag. Zij weende hevig, viel op hare knieën en bad God luide om vergiffenis voor de slechte behandeling, waardoor zij het kind zoolang gekweld had. En gelijk bet ware berouw het medebrengt, zij verklaarde voor de omstanders en voor God dat zoo iets nooit weer zou gebeuren.

87

-ocr page 92-

HET LEVEN VAN

Zulk eene verandering, waarbij een mensch , die in de boosheid verhard was, plotseling een nederig en rouwmoedig hart toont, is een grooter wonder, dan de opstanding uit den doode. De oneindige barmhartigheid en almacht van God verricht onophoudelijk dergelijke wonderen onder de menschen. Dat niet nog veel meer menschen bekeerd worden, die in zware zonden leven, komt, omdat zij aan de uit- en inwendige roepstem Gods geen gehoor verleenen. God wil den dood des zondaars niet, maar dat hij zich bekeere en leve.

Doch ook velen, die bv. in een zware ziekte of bij gelegenheid van eene Missie rouwmoedig biechten en zich beginnen te beteren, houden geen stand, maar vallen in hunne oude zonden terug. Hoe is het dit opzicht met de moeder van Germana gegaan ?

Zij veranderde werkelijk van gezindheid en gedrag. Zij bepaalde, dat Germana niet langer de schapen zou weiden, maar belastte daarmeê van stond af hare eigene kinderen. Germana mocht ook niet meer in den stal slapen en moest onder het eten en by andere bijzondere gelegenheden in huis op de eerste plaats naast hare ouders zitten. Hare stiefmoeder scheen ook in andere opzichten eene geheel andere vrouw geworden te zijn. Zij deed haar best hare veelvuldige gebreken te veranderen, nadere ook meer tot de H. Sacramenten en, zoo iemand

88

-ocr page 93-

DE H. GEEMANA

haar daarover zijne verwondering te kennen gaf, verzuimde «ij niet te zeggen, dat zij deze beterschap aan Germana te danken had. Het huis werd een toonbeeld van orde, eendracht en godsvrucht.

De vrouw van Lorenz heeft alzoo ook later door hare gezindheid en haar gedrag bewezen, dat zij niet slechts de genade der bekeering, maar ook de genade der volharding ontvangen had.

Hoe heeft Germana zelve zich dan wel bij die merkwaardige gebeurtenis, de plotselinge verandering van hare stiefmoeder, gedragen? Wij mogen aannemen, dat het godvruchtig meisje gedurende de vele jaren dat zij door hare stiefmoeder boosaardig geplaagd werd, dagelijks voor haar gebeden heeft; niet zoo zeer om zelve beter door haar behandeld te worden, als wel om het hoogste geluk voor de vrouw zelve, namelijk om eene ware bekeering. Er zijn ten allen tijde talrijke bekeeringen van groote zondaren geweest, die als het ware tegen hun wil door het gebed van vrome christenen bewerkt zijn. En zoo zal ook Germana door haar voortdurend gebed deze genade voor hare stiefmoeder verkregen hebben, want he.t aanhoudend gebed van den rechtvaardige vermag veel. Toen de vijandige stiefmoeder van Germana bij het wonder met de bloemen plotseling in hare vriendin veranderd werd, viel deze haar onder

89

-ocr page 94-

HET LEVEN VAN

vele tranen om den hals en vertroostte haar met te zeggen, dat de behandeling die zij tot dusverre van haar ontvangen had, niet geheel in orde geweest was. Dit hartelijk vergeven van zulk eene jarenlange mishandeling is iets bovennatuurlijks. Wij vinden dit in zulk een graad bij alle Heiligen, dat het dikwijls schijnt alsof zij hunne beleedi-gers en vervolgers meer liefhadden, dan andere menschen, die hun nooit eenig kwaad gedaan hadden. Dat is juist de genade des H. Geestes, die de ziel doordringt en haar Zijne eigenschappen mededeelt, gelgk een groot vuur het zwarte, harde en koude stuk ijzer heet, vurig en week maakt, het ijzer alzoo zijne eigenschappen mededeelt. De H. Geest is echter een Geest van liefde, barmhartigheid en vergeving. Als wij dus bidden:» Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onzen schuldenaren,quot; vragen wij een tweevoudige genade van den H. Geest: dat Hij de vlekken der zoude in onze ziel uit-wissche en dat Hij ons bewege en helpe al onze schuldenaren van harte te vergeven.

Indien Germana door haar gebed erlangd heeft, dat er eene zoo plotselinge verandering in hare stiefmoeder plaats greep, is er heel wat tijd over heen gegaan totdat de bloesem van dit gebed zichtbaar werd, want Germana was reeds twee en twintig jaar oud, toen deze hekeering geschiedde. Door jarenlange volharding in het gebed derhalve is die bekeering ten

90

-ocr page 95-

DB H. GEEMANA

laatste verkregen. Het is dan ook de leer der H. Schrift, dat het gebed standvastig zijn moet om verhoord te worden. Het innigste en Vurigste gebed dat men ten hemel zendt, is lang niet zoo werkdadig als het bedaard en jarenlang voortgezet gebed om dezelfde zaak, bv. de deugd van naastenliefde. De jonge wijnstok moet drie jaren staan voordat hij druiven voortbrengt, en er bestaat eene buitenlandsche plant, die honderd jaren noodig heeft om voor de eerste maal te bloeien. Reeds de heidensche Romeinen hadden een vers, hetwelk leert, dat een steen, waarop voortdurend een druppel water valt, eindelijk uitgehold wordt.

Germana had het, naar de wereld beschouwd, van nu aan veel beter, dan in vele jaren te voren. Zij werd door hare stiefmoeder vereerd en minzaam behandeld; ook de kinderen uit het tweede huwelijk gedroegen zich ten gevolge van hunnen omgang met Germana veel beter en werden thans eerst brave kinderen. Doch deze meer behagelijke toestand scheen minder haar element te zijn. Juist toen die godvruchtige maagd beter behandeld werd, begon zij te sukkelen. Zij wilde het nochtans volstrekt niet weten en verichtte zooveel mogelijk haren arbeid.

Toch gevoelde zij eigenlijk een heimwee naar hare vroegere levenswijs, naar de eenzaamheid in het bosch en naar het nachtelijk verblijf in

91

-ocr page 96-

HET LEVEN VAN

den stal, omdat zij daar zoo eigenaardig rustig en stil met God verkeeren kon. Zij vraagde derhalve dikwijls om de vergunning de schapen evenals vroeger, naar de eenzame weide te mogen brengen en dan na hare terugkomst in den stal te mogen overnachten. Het scheen, dat zij er dan later telkens weêr gezonder uitzag. Overigens arbeidde zij met haren vader op het veld en was hare stiefmoeder in het huishouden behulpzaam.

Bij al deze werkzaamheden was zij niet gezond, maar had er veel lichamelijk lijden bij te dragen; zij klaagde daarover nochtans zoo weinig, als of zij de gezondste persoon was. Dat is juist het tegendeel van hetgeen vele werelcllingen bij dergelijke omstandigheden doen. Voor hen zijn kleinigheden, soms enkel ingebeelde kwalen, voldoende om jammerlijk aan te gaan, naar den dokter te vragen en er onophoudelijk op te letten, of zij niet iets in het hoofd of in den rug, in de ribben of in de maag gevoelen. Hunne gansche ziel schijnt in het vleesch te steken en zich met de bewegingen van hot lichaam bezig te houden. Men verkeert in een armzaligen, den mensch onwaardigen toestand, als men zóó angstig bezorgd is voor het welzijn van het lichaam, dat men de belangen der ziel geheel vergeet of verwaarloost. Dit is eene zondige weekelijkheid. Het is toch ook aangenamer voor onze medemenschen, dat wij hen

92

-ocr page 97-

DE H. GERMANA.

bij ons eigen lijden niet onnoodig met klagen en jammeren lastig vallen, maar, evenals bij liet geven van aalmoes, ons er mede vergenoegen dat God het weet.

De H. Philippus Nerius beweert, in zijn langdurig leven de ondervinding opgedaan te liebben, dat personen die een godvruchtig leven leiden, korten tijd voor hun dood nog een voorteeken van zijne nabijheid ontvangen en bijzondere genaden om er zich op voor te bereiden. Dat was ook bij Germana het geval. Toen zij eens wederom in den stal overnachtte, verscheen haar een engel te midden van een schitterend licht en zeide: »Germana, mijne zuster, de tijd uwer beproeving is ten einde; na eenige maanden kom ik u halen oin u m den hemel te geleiden.quot; Na deze woorden verdween de engel.

Deze verschijning brengt mij op iets, waardoor reeds menig mensch in dwaling geraakt is. Men hoort soms personen beweren, dat zij verschijningen gezien, stemmen gehoord of inwendige openbaringen ontvangen hebben. Wat mag men daarvan gelooven? Zijn deze personen gewone, maar geenszins volmaakte christenen, dan zijn dergelijke dingen doorgaans slechts dwaallichten, die uit het moeras van ziekelijke toestanden des lichaams voortkomen. Reeds eene sterke koorts veroorzaakt zoodanige hersenschimmen , en een echte dronkaard komt

93

-ocr page 98-

HET LBVEN VAN

ten laatste zoover, dat hij gedaanten ziet waar niets dan lucht is. Soms komen deze verschijningen ook van den boozen geest om liefhebbers van zulke bijzonderheden te misleiden en hen in den hoogmoedigen waan te brengen, dat zij heiligen zijn en de lievelingen van God, daar Hij hun die openbaringen schenkt. Voorzeker, er zijn ook openbaringen en ingevingen, die werkelijk van God komen, zooals er vele in het Oude en Nieuwe Verbond staan opge-teekend. Doch deze worden alleen in gewichtige omstandigheden en aan uitverkorene personen geschonken, zooals bv. aan Zacharias, aan de Moeder Gods , aan den H. Jozef, aan den H. Petrus inderdaad engelen verschenen zijn. Ook mogen wij veronderstellen, dat aan Germana een engel verschenen is, want zij was eene buitengewoon heilige ziel, die, vóórdat zij den hemel binnentrad, vooraf reeds iets hemelsch zou smaken.

Indien de mensch in een eigenaardigen zielstoestand verkeert, vreemde bekoringen ondergaat of bijzondere en buitengewone genaden meent te ontvangen, moet hij ze niet in zijn hart verborgen houden, maar ze aan een ver-standigen en ervaren biechtvader mededeelen en zich aan zijn oordeel onderwerpen. De priester weet, wat de onfeilbare Katholieke Kerk leert, en kan volgens deze leer het best be-oordeelen wat er van zulke verschoningen is,

94

-ocr page 99-

DE H. GERMANA

of zij waar zijn of niet. De Pastoor, geleerd door hetgeen hij vroeger reeds van haar gezien en gehoord had, vermaande Germana, dat zij zich op haren naderenden dood mocht voorbereiden; hij twijfelde niet of zij had werkelijk eene verschijning gehad, die haar het naderend einde verkondigde.

In den regel schrrkken de menschen, wanneer de priester of de geneesheer hun mededeelt, dat zij spoedig znllen sterven. Niet alleen het verlaten van de aarde, het scheiden van de hunnen, van hun eigendom en aangename levensbetrekkingen valt hun zwaar, maar nog meer worden zi' benauwd, als zij terugzien op hun vorig leven en denken aan het verschrikkelijk oordeel na den dood. Juist het tegendeel heeft plaats bij christenen, die God waarlijk boven alles beminnen. Zij wachten den dood met blijdschap af, omdat hij den draad doorsnijdt waarmede ziel en lichaam vereenigd zijn, zoodat de eerste ten hemel kan opvliegen om God, naar wien zij reeds lang verlangd heeft, te aanschouwen. Zoo was het ook met Germana. Van dien dag af scheen zij niet meer op aarde te leven, want al hare gedachten waren op het hemelsche vaderland gericht. Vol blijdschap verlangde zij vurig naar het uur van hare ontbinding en vereeniging met haren god-delijken Verlosser. Men merkte op, dat zij nog stiller en meer in zich zelve gekeerd was, en

95

-ocr page 100-

HET LEVEN VAN

zij vraagde meer om vergunning in den stal te mogen overnachten. De eerste paar maanden na de verschijning van den engel gevoelde zij zich zelfs uog^ezonder , dan te voren. Doch na eenigen tijd had het tegendeel plaats: zij werd namelijk zwaar ziek, leed op nieuw aan scrophulositeit en hare krachten verminderden aanhoudend, Daarbij was zij een voorbeeld van onderwerping, geduld en zachtmoedigheid. Terwijl hare lichamelijke pijnen heviger werden, nam de inwendige blijdschap meer en meer toe, zoodat hare ziel als in het brandend fornuis van haar smartvol lichaam juichte. Gelijk de drie jongelingen in den vuuroven, zoo prees Germana haren Schepper, loofde en dankte Hem, dat zij in dit leven nog mocht gelouterd en bewerkt worden, om na den dood ongehinderd en aanstonds de hemelsche woningen te kunnen ingaan. Germana zal waarschijnlijk wel niet meer voor eenige zonde te boeten gehad hebben; doch daar wij van liet zondige menschenpaar Adam en Eva afstammen schijnen wij, om zoo te spreken, eerst weer voor God smakelijk te worden, als wij, gelijk eene spijs, door het vuur bewerkt en met zout bestrooid worden, namelijk door het vuur van lijden en met het zout van smarte. Daarom zegt de Zaligmaker: »Ieder moet door het vuur gezouten worden, en ieder offer wordt met zout gezouten.quot; Mare. 9, 48.

Toen Germana's toestand bedenkelijker werd,

96

-ocr page 101-

DE H. GERMANA

wenschte zij met de laatste H. H. Sacramenten voorzien te worden. Het is waarlijk onbegrijpelijk lioe zoo vele Katholieken, al zijn zij ook zwaar ziek, vrees hebben voor het allerbeste wat zij in hunnen toestand ontvangen kunnen, namelijk de sacramenteele kwijtschelding van al hunne zonden, ja, den Zaligmaker Zelf, die gezegd heeft; »Mij is alle macht gegeven in den hemel en op aarde; — komt allen tot mij, die belast en beladen zijt, Ik zal u verkwikken;quot; en het H. Sacrament des Oliesels, waardoor den zieke die in gevaar van sterven verkeert, naar ziel en lichaam hulp verleend wordt, en wel naaide mate van zijn vertrouwen. Vele zieken gaan eerst tot het ontvangen der laatste H. Sacramenten over, als zij door de hunnen of door den priester er toe aangezet of gedwongen worden. Waar is hier het geloof? waar de hoop? eu waar de liefde? Het is te vreezen, dat zieken, die er moeilijk toe overgaan, er weinig nut van zullen hebben; en het is wel al vele duizenden malen voorgekomen, dat zieken die altijd uitgesteld hebben, zonder de laatste H. H. Sacramenten gestorven zijn. Ieder Katholiek zou reeds daarom God van ganscher moeten danken dat hij tot de katholieke Kerk behoort, omdat hem alleen daarin de onwaardeerbare weldaad ten deele vallen kan de H. H. Sacramenten der stervenden te ontvangen, voordat hij de eeuwigheid in gaat. Welk eene heillooze

7

97

-ocr page 102-

HET LEVEN VAN

verblindheid en nalatigheid van den zieke, als het geneesmiddel van den dokter hem meer waard is en meer vertrouwen inboezemt, dan de hoogste goederen, de heilmiddelen der Kerk!

Germana vroeg haren vader en hare stiefmoeder nog den zegen, want in hare kinderlijke eenvoudigheid en nederigheid viel het haar in 't geheel niet in, dat zij voor God veel hooger stond, dan hare ouders. Wat een verschil tussehen haar en vele kinderen van onzen tijd! Daar worden jongens en meisjes aan nieuwer-wetsche inrichtingen onderwezen in velerlei dingen die voor het leven eigenlijk van weinig nut zijn; zij worden daardoor echter zoo opgeblazen, dat zij hunne eigen ouders gering achten, omdat deze liever arbeiden en bidden, dan in boeken bladeren en allerlei wonderlijke taal zwetsen, gelijk dat tegenwoordig in de school voorkomt. Op hare beurt zegende Germana nu de kinderen uit het tweede huwelijk, die haar in vroegere jaren zoo vyandig behandelden. Op die wijze vervulde zij nog letterlijk het schoone gebod van onzen goddelijken Zaligmaker, dat men diegenen moet zegenen , van wie men vervolging heeft moeten lijden. Daar deze kinderen echter byna op dezelfde wijze als hunne moeder, door de genade Gods en den invloed van Germana op den goeden weg teruggekeerd waren, drukte deze hun nog op het hart, dat zij standvastig mochten blgven in hunnen christelijken levenswandel.

98

-ocr page 103-

DJE H. GERMAN A

Daarna vroeg Germana vergunning in den stal te mogen overnachten en verzocht haar daar alleen te laten en niet te storen.

Zij gevoelde blijkbaar, dat de dood nabij was; daarom wilde zij nog eenmaal daar zijn, waar zij jarenlang God in armoede, verachting en ontbering gediend had; zij wilde in eene woning sterven , zooals de Zaligmaker er eene voor Zijne geboorte gekozen had, namelijk een stal.

Wat kon ook dit stervende en gelukzalige kind meer troost schenken , dan deze armoedige muren en de onschuldige dieren, die haar omgaven! Destal moest als de voetbank worden, waaropzij ten hemel zou opklioiinen. Zij wenschte daarbij alleen gelaten te worden, want haar gevoel en hare gedachten waren zoo vroom, schoon en heilig , dat het toespreken van menschen haar slechts zou gestoord en hare aandacht niet zou vergroot hebben.

Den volgenden morgen ging Lorenz naar den stal om naar Germana te zien. Hij vond haar op het stroo liggen met hare armen kruiselings over de borst. Zij zag er zoo liefelijk uit, als of zij in een sluimer lag. Hij kwam naderbij en zag dat zij dood was. Het was de lstu Juni 1601, juist drie maanden na de boodschap van den engel, dat zij na eenige maanden zou opgeroepen worden om den hemel in te gaan.

De scherpzinnigste man onder do oude Grieken was Aristoteles. Deze verklaarde, dat het ver-

99

-ocr page 104-

HET LEVEN VAN

schrikkelijkste van alle dingen liet sterven is. Is er dan geen uitweg om aan dit verschrikkelijkste te ontgaan? Ja, de Zaligmaker heeft ons dezen weg getoond, wanneer Hij zegt: »Ik ben de verrijzenis en liet leren. Wie in Mij gelooft, zal leven, al sterlt hij ook f en al wie in mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven.quot;

Met het sterven is het namelijk zoo ; Zoolang de ziel met het lichaam en de aarde gelieel vergroeid is en zich alleen in iet zinnelijke en aardsche beweegt, heeft er een verschrikkelijke strijd plaats, voordat alle banden, waarmede ziel en lichaam met elkander vereenigd zijn, doorgesneden en verscheurd zijn. Daarna komt het rechte eerst nog aan: het licliaaai gaat naar het graf om aan het bederf overgeleverd te worden en de ziel moet verschijnen in het vreeselijke oordeel om rekenschap af te leggen van al hare daden. Wie daarentegen door het geloof, door de H. H. Sacramenten en door eenchris-telijk leven zijne ziel naar God gekeerd heeft en reeds op aarde zijne vreugde in Grod vindt, voor hem bestaat er bijna geen sterven meer, want hij zelf wenscht ontbonden te worden om bij Christus te zijn. De ziel van een volmaakt christen is, om zoo te spreken, in hefc lichaam als de leeuwerik in eene kooi : wanneer zij sterven moet, komt het haar voor zooals het den leeuwerik voorkomt, als de kooi geopend

100

-ocr page 105-

DE fl, GEKMANA

wordt en hij juichend naar den lioogen hemel opvliegt. Hoe heiliger een christen geworden is, des te meer houdt het sterven op iets verschrikkelijks te zijn; het wordt een blijde overgang in eene zalige rust en eene schoonere wereld, waarna air hij zoo vurig verlangt. Zoo was ook het sterven van Germana. »Kostbaar is voor den Heer de dood des rechtvaardigen zegt de H. Schrift.

Dezelfde nacht waarin Germana stierf, waren twee monniken uit het klooster van Toulouse op hunne reis 's nachts in het bosch verdwaald. Het was tegen middernacht, toen zij in het dorp aankwamen , in de hoop er een onderkomen te zullen vinden. Plotseling zagen zij eene lichtende streep van den hemel afdalen, in het midden waarvan eene schaar van maagden in witte kleederen, die zoodanig straalden, dat de reizigers door het licht verblind werden. De gestalten zongen eene liefelijke melodie. De kloosterlingen merkten op, dat zij, op een gering, bouwvallig gebouw neerdaalden, dat naast eene boerderij stond. Toen verdween de verschijning, en het werd donker, gelijk te voren. In het dorp komende, ontwaarden zij dezelfde hemelsche gestalten; zij zongen thans nog schooner en waren vermeerderd met eene nieuwe gezellin, die met bloemen getooid was en in haar midden scheen gedragen te worden. Daarna verdween alles weder.

101

-ocr page 106-

HET LEVEN VAN

Den volgenden morgen vroegen de kloosterlingen , wie in liet dorp overleden was. Spoedig verspreidde zich het gerucht van Germana's dood.

Het is merkwaardig, dat het arme herdersmeisje bij hare hemelvaart zoo gelijkvormig werd aan het kindje Jesus bij zijne nederdaling op aarde. Hij werd midden in den nacht in een stal geboren, maar engelen vierden deze geboorte door hunne stralende verschijning en het hemelsch gezang: »Gloria in excelsis Deo.quot; Germana's hemelsche wedergeboorte had ook 's nachts in den stal plaats ; insgelijks verschenen er engelen, die de opwaarts rijzende ziel van het herderinnetje met vreugdegezang begroetten.

Toen de vrouw en kinderen van Lorenz vernamen , dat Germana overleden was, spoedden zij zich onder tranen en weeklagen naar den stal, droegen het lijk naar huis en kleedden het met een feestkleed aan, zooals het meisje er in haar leven nooit een gedragen had. Weldra stroomden buren en dorpsgenooten van alle kanten toe en waren verwonderd, dat de doode er zoo schoon uitzag. Hare anders zeer bleeke wangen waren licht rood gekleurd en de uitdrukking van haar gelaat was onuitsprekelijk lief; het scheen, als ware zij in eene hemelsche verrukking. In de gansche streek, ver en nabij, sprak men slechts over de deugden en de wonderen, waarmede God haar verheerlijkt had.

102

-ocr page 107-

DE H. GERMANA

Het is merkwaardig hoe dikwijls, bii sterfgevallen de gemoederen van al degenen die den overledene gekend hebben, opgewekt worden en die mensdien hunne meening en hun gevoel openbaren. In 't algemeen is men genegen over den doode gunstiger te oordeelen, dan men tijdens zijn leven gedaan heeft. Zelfs de heidensche Romeinen hadden de spreuk: »De mortuis nihil nisi bene,quot; d. i. men mag van de dooden niets dan goeds zeggen! De menschen derhalve, die zelfs over de dooden nog zwetsen en schelden, s-.ijn slechter, dan een fatsoenlijk heiden. Wat Germana betreft, haar dood opende den menschen eerst recht de oogen, zoodat zij hare heiligheid en waardigheid erkenden. Zij gevoelden thans, hoe deze ziel door haren God en Zaligmaker hierboven moest opgenomen zijn. (1)

Ofschoon Germana op een werkdag begraven werd, scheen het toch een feestdag te zijn, en de schaar die het lijk vergezelde, was zoo groot, dat het den schijn had, alsof de voornaamste heer uit de gansche omstreek begraven werd. Het was toen nog gebruikelijk de lijken van voorname personen in de kerk te begraven. De pastoor gevoelde te recht, dat d; ■ heilig herdersmeisje voornamer was dan ee' , van

(1) Zoo gij iets over het opnemen in den heKasS3fciSi*wilt, sla dan in mijne Legende het leven der H. H. Felicitas en Perpetua van den 7» Maart op. (Auieub.)

103

-ocr page 108-

HET LEVEN VAN

Den volgenden morgen vroegen de kloosterlingen , wie in het dorp overleden was. Spoedig verspreidde zich het gerucht van Germana's dood.

Het is merkwaardig, dat het arme herdersmeisje bij hare hemelvaart zoo gelijkvormig werd aan het kindje Jesus bij zijne nederdaling op aarde. Hij werd midden in den nacht in een stal geboren, maar engelen vierden deze geboorte door hunne stralende verschijning en het hemelsch gezang: »Gloria in excelsis Deo.quot; Germana's hemelsche wedergeboorte had ook 's nachts in den stal plaats; insgelijks verschenen er engelen, die de opwaarts rijzende ziel van het herderinnetje met vreugdegezang begroetten.

Toen de vrouw en kinderen van Lorenz vernamen , dat Germana overleden was, spoedden zij zich onder tranen en weeklagen naar den stal, droegen het lijk naar huis en kleedden het met een feestkleed aan, zooals het meisje er in haar leven nooit een gedragen had. Weldra stroomden buren en dorpsgen ooten van alle kanten toe en waren verwonderd, dat de doode er zoo schoon uitzag. Hare anders zeer bleeke wangen waren licht rood gekleurd en de uitdrukking van haar gelaat was onuitsprekelijk lief; het scheen, als ware zij in eene hemelsche verrukking. In de gansche streek, ver en nabij, sprak men slechts over de deugden en de wonderen, waarmede God haar verheerlijkt had.

102

-ocr page 109-

DE H. GERMANA.

Het is merkwaardig Loe dikwijls, bij sterfgevallen de gemoederen van al degenen die den overledene gekend hebben, opgewekt worden en die menscb.en hunne meening en hun gevoel openbaren. In 't algemeen is men genegen over den doode gunstiger te oordeelen, dan men tijdens zijn leven gedaan heeft. Zelfs de heidensche Romeinen hadden de spreuk: »De mortuis nihil nisi bene,quot; d. i. men mag van de dooden niets dan goeds zeggen ! De menschen derhalve, die zelfs over de dooden nog zwetsen en schelden, zijn slechter, dan een fatsoenlijk heiden. Wat Germana betreft, haar dood opende den menschen eerst recht de oogen, zoodat zij hare heiligheid en waardigheid erkenden. Zij gevoelden thans, hoe deze ziel door haren God en Zaligmaker hierboven moest opgenomen zijn. (1)

Ofschoon Germana op een werkdag begraven werd, scheen het toch een feestdag te zijn, en de schaar die het lijk vergezelde, was zoo groot, dat het den schijn had, alsof de voornaamste heer uit de gansche omstreek begraven werd. Het was toen nog gebruikelijk de lijken van voorname personen in de kerk te begraven. De pastoor gevoelde te recht, dat dit heilig herdersmeisje voornamer was dan een man van

(1) Zoo gij iets over het opnemen in den hemel lezen wilt, sla dan in mijne Legende het leven der H. H. Felicitas en Perpctua van den Maart op. (Auteuk.)

103

-ocr page 110-

HET LEVEN VAN

hoogen adel, die in een kasteel woont en vele goederen bezit. Daarom koos hij voor haar lijk de waardigste plaats uit: de minnares van het woord Gods werd op zijne verordening in de kerk en wel juist tegenover den prêekstoel begraven. Zij werd in eene eenvoudige houten doodkist gelegd en met een bloemenkrans, dien de kinderen gevlochten hadden, getooid. Het was een schoone krans van anjelieren en frissche korenbloemen, die haar op het hoofd gezet werd.

Wat heeft het volk te Pihrak en omstreken bewogen op zulk eene schitterende wijze de begrafenis van Germana te vieren ? Dit geschiedde blijkbaar, omdat de bijzonder uitstralende heiligheid van Germana door de menschen erkend werd. Zij gingen niet met het lijk om voor de overledene te bidden. De menschen moesten over 't algemeen liever in grooter getal het lijk vergezellen van overledenen, die hun leven in armoede en nederigheid hebben doorgebracht, dan het lijk van rijke en deftige personen. In den regel toch gaan de menschen slechts niet het lijk van de laatstgenoemden om wille van dezer familie, om die eene eer te bewijzen, dus om aan geld en goed en aan de hoovaardij des levens hunne hulde te brengen. Wie daarentegen met het lijk van den arme gaat, vooral omdat het door weinigen vergezeld wordt, daar men hier de familie niet behoeft te ontzien,

104

-ocr page 111-

DE H. GEEMANA

verricht een werk van barmliartigheid, want de Zaligmaker heeft gezegd: »A1 hetgeen gij den geringste mijner broeders gedaan hebt, hebt gij Mij gedaan.quot; Indien gij derhalve met het lijk van een arme gaat om wille van zijn hoogen bloedverwant Jesus Christus, dan brengt u dit vrij wat grooter voordeel aan , dan wanneer gij het lijk van een rijken man naar het graf vergezelt om. wille van diens familie, want deze wordt ten laatste zelve maar een prooi van den dood.

Gedurende eenigen tijd bleven de menschen in het dorp en den omtrek levendig aan Germana denken; voornamelijk spraken de kinderen , die zij onderwezen had, gaarne over haar. Doch het meest droeg de pastoor er toe bij, dat hare nagedachtenis bewaard bleef; herhaaldelijk paste hij in de preek of in de christelijke leering de deugden, waarin Germana een voorbeeld achtergelaten had, toe en placht zeer dikwijls stichtende bijzonderheden uit haar leven te verhalen.

De woorden en het voorbeeld van een god-vruchtigen en ijverigen priester werken dikwijls nog lang na zijn dood in de parochie voort, omdat de menschen onder elkander en van tijd tot tijd over zijn ijver spreken en ook hunne eigene kinderen er van vertellen. Hetzelfde is echter ook het geval bij zeer brave christenen in eene parochie. Het goede, wat dezen gesproken en door hun levenswandel voor de menschen hebben laten

105

-ocr page 112-

HET LEVEN VAN

schijnen, blijft ook na hunnen dood nog een stichtend aandenken en brengt in menige ziel goede vruchten voort. Zulk een stichtend aandenken in de parochie achterlaten, heeft oneindig meer waarde, dan de deftigste grafsteen met gouden letters.

Hij, die deze geschiedenis van Germana weleer opgeteekend heeft, ontving zijne inlichtingen onmiddelijk uit deu mond van den ouden pastoor, die Germana in den catechismus onderwezen had en na haren dood van tijd tot tijd deu spiegel van haar deugdzamen levenswandel op den preekstoel aan de jeugd voorhield. Doch na den dood van deu eerbiedwaardigen grijsaard en van vele andere ingezetenen, werd Germana allengs vergeten en zelden spraken de menschen meer over haar.

De Apostel Petrus schrijft: »Voor den Heer zijn duizend jaren als een dag en een dag als duizend jaren.quot; Dat is de reden waarom God geen haast heeft met het bestraffen van de kwaden en met het verheerlijken van de goeden. Men zou haast gedacht hebben, dat het roemrijk aandenken aan Germaua na meerdere jaren zou gaan verkwijnen. Met gewone menschen is het zoo. Wanneer een monarch , een hooggeplaatst ambtenaar, een Bisschop, een voornaam burgemeester sterft, heet het dikwijls dat het een onherstelbaar verlies is. De kranten leveren weken lang beschouwingen over hem en over

106

-ocr page 113-

DE H. GEEMANA

de begrafenisplechtigheid. Doch er zijn geen tien jaren voor noodig om den man in vergetelheid te brengen; en zoo hij kon terugkomen, zou de geschiedenis eerst noodlottig beginnen te worden. Men zou niet weten, wat men met hem doen moest, want zijne plaats is weêr aangevuld. Daarom geloove niemand, dat hij in de wereld noodig is en dat God hem niet missen kan.

De oorzaak waarom Germana vergeten werd, lag ook gedeeltelijk hierin dat er verandering in de kerk plaats had. Deze werd namelijk vergroot; de houten vloer werd opgebroken en er eene steenen voor in de plaats gelegd. Bij deze verandering werd het graf van Germana, evenals geheel de overige ruimte, met steen bedekten was daarom niet meer bijzonder te onderkennen. Doch na vele jaren moest de dood van eene rijke vrouw ertoe bijdragen, om het aandenken van Germana op nieuw op te wekken en gaande te maken. Er stierf namelijk eene deftige persoon; ook deze zou op eene eereplaats in de herstelde kerk vlak tegenover de preekstoel begraven worden. Toen ten dien einde eenige steenen weggeruimd werden, en men de aarde begon op te graven, vond de metselaar op eene geringe diepte een nog ongedeerd lijk. Hij begon, vol verwondering over dien zeldzamen vond, luide te roepen, zoodat eenige personen die zich in de kerk bevonden, naar hem toe-

107

-ocr page 114-

HET LEVEN VAN

108

liepen om te zien, wat er te doen was. Men zag, dat alleen de huid op het gelaat van het lijk een weinig geschaafd was, wat door het ijzeren houweel, waarmee de steenen opgebroken werden, veroorzaakt was. Doch juist daardoor dat de huid een weinig geschonden was, kon men zien, dat het vleesch onder de huid eene roode en frische kleur had, evenals bij een levend monsch, wiens huid een weinig opengereten is. Tevens was het lichaam met geurige bloemen bestrooid. liet was juist toen drie en veertig jaren geleden, dat Germana op deze plaats begraven was. Nu zijn er echter geene tien jaren noodig om van een opgegraven lijk niets meer te vinden, dan naakte en dorre beenderen. Graaft men een lijk eenige weken na de begrafenis op, dan heeft het reukorgaan vooral te lijden van eene afschuwelijke pestlucht en de oogen van het vreeselijkste gezicht dat men op aarde hebben kan: het verrottende vleesch van een mensch. Want deze afschuwelijke ontbinding waardoor het schoonste voorwerp op aarde, het menschelijk aanschijn, in hei' afschuwelijkste veranderd wordt, is de vloek der zonde. Deze verwoesting mocht Germana niet genaken; zij bleef schoon en zelfs de bloemen, waarmee zij bij de begrafenis versierd werd, deelden in de onbederfelijkheid van het lichaam. Germana werd derhalve zelfs in den dood aan haar beminden Zaligmaker gelijkvormig, die wel aan

-ocr page 115-

DE H. GEEMANA

het kruis stierf, eu begraven werd maar wiens lichaam echter door het bederf niet werd aangetast. Ook bij eenige andere Heiligen, zooals bv. de H. Theresia, is dat wel eens voorgekomen.

De ontdekking van dat wonderbare lijk werd spoedig in de geheele parochie bekend. Eene menigte van menschen kwam in de kerk om het te zien. Het lijk werd nauwkeurig bezichtigd en onderzocht; men vond het opbeurende buigzaam en frisch, alsof de ziel het pas verlaten had. Zelfs de nagels aan de vingers waren goed behouden gebleven; alleen de tong en de ooren waren een weinig droog. De linnen doek en de kleederen waren zwart geworden, gelijk aarde, doch hoegenaamd niet vergaan. De hand hield eene kleine kaars eu het hoofd was met een verschen krans van geurige anjelieren eu korenbloemen versierd. Eene hand scheen krom en gebogen te zijn en aan den hals ontwaarde men een paar litteekens van vroeger genezen scrophuleuze zweeren en wonden.

Dit ziende verklaarden allen eenparig, dat dit het lijk was van Germana, die voor drie en veertig jaren overleden was. Velen daartegen woordige personen herinnerden zich, dat zij toen haar lijk nog geziea hadden.

Gods plan en wil is niet slechts in 't algemeen beschouwd onveranderlijk en eeuwig, maar ook opzichtens het lot van iederen mensch in het by zonder, zoodra de ziel van het lichaam

109

-ocr page 116-

HET LEVEN VAN

110

gescheiden is. Sterft de mensch in doodzonde, dan blijft hg in alle eeuwigheid een voorwerp van Gods afschuw; sterft hij in de genade Gods , dan straalt de zon der liefde en der goedertierenheid des Allerhoogsten eeuwig boven hem. Heeft echter een mensch op deze aarde zeer heilig geleefd, dan heeft God er behagen in, hem in dit leven, in den dood en zelfs na eeuwen te verheerlijken. Wij zien hier, dat God Germana drie en veertig jaren na haren dood voor de geheele parochie op nieuw wonderbaar geëerd heeft. Maar wij zullen ook nog zien, hoe God haar in onzen tijd, nogmaals en wel voor de christelijke wereld verheerlijkt heeft. (1) Zelfs dit boekje verkondigt nog in ieder huis, waar het ingang zal vinden, de deugden van het arme herdersmeisje, Germana van Pibrak.

Daar het lijk van Germana met de bloemen er zoo lief uitzag, alsof zij pas vóór een uur gestorven was, en daar de menschen die het zagen, er zóó door gesticht werden, alsof zij een heiligen-beeld zagen, plaatste men de kist in het priesterkoor, zoodat ieder ze zien kon. Germana had tijdens haar leven als arm herdersmeisje dagelijks met ijverde kerk bezocht;

(1) Dat is vooral geschied door de heiligverklaring van Germana door het Opperhoofd der Kerk; doch daarover belooft de Schrijver aan het einde van dit verhaal later een afzonderlek boekje te zullen schrijven. Mocht het verschijnen, dan zullen wij het, als het God belieft, vertalen. (Veht.

-ocr page 117-

DE H. GEKMAUA

daarom viel haar nu dagelijks de eer ten deel, dat haar lijk, hetwelk zoo wonderbaar schoon gebleven was, onder den godsdienst uitgesteld was, gezien en vereerd werd, gelijk het anders slechts met reliquieën van Heiligen gebeurt. Maar na eenigen tijd zou ook dit ophouden en wel op eene wijze, dat het aandenken en de eer van Germana er nog grooter door werd.

Er woonde een adellijk grondbezitter in de parochie, die eene bijzondere plaats in het priesterkoor had. Groote lui, vooral die van het hei vrouwelijk geslacht, zijn dikwijls zeer vreemdsoortig en meenen volstrekt niet te kunnen dulden waaraan andere menschen gewoonlijk geen aanstoot nemen. Zoo verbeeldde de adellijke dame te Pïbrah zich ook, dat zij het lijk van Germana niet zien kon, want het was toch altijd een lijk. Zij verzocht, dat men het wegruimde. Werkelijk werd de kist in een afgelegen hoek van de kerk geplaatst, opdat ze die deftige persoon niet langer onder de oogen kwam. Deze had zich daardoor bepaald bezondigd, daar zij alleen uit ziekelijke gevoeligheid wenschte dat een lijk, waaraan God Zijn welbehagen door een wonder getoond had en waarvan het gezicht tot stichting der parochianen diende, uit het priesterkoor verwijderd werd. De adellijke dame werd kort daarna ziek: zij kreeg eene kwaadaardige verzwering, waarschijnlijk borstkanker. Ook haar eenig kind werd ziek en wilde geene melk

111

-ocr page 118-

HET LEVEN VAN

112

van de moeder meer aannemen. Alle geneesheeren die de edelman uit de stad Toulouse liet komen, waren niet in staat de verschrikkelijke pijnen der zieke te verzachten. Toen herinnerde haar echtgenoot zich, hoe schandelijk en onwaardig zij zich jegens het heilige herdersmeisje gedragen had. Hij begon nu te denken en kwam er ook voor uit, dat haar treurige toestand misschien juist eene straf voor haar trotsch gedrag was. Deze woorden openden de zieken plotseling de oogen des geestes: zij erkende haar onrecht, viel rouwmoedig op hare knieën en vraagde God en Zijne dienares Germana vurig om vergiffenis. Gewoonlijk wordt het gebed eerst verhoord , als men met volharding en standvastigheid bidt; ditmaal zou echter de bede reeds eenige uren later verhoord worden. In den volgenden nacht zag de zieke hare kamer plotseling door een buitengewoon helderen glans verlicht. Te midden van dit licht aanschouwde zij de stralende gedaante van Germana, die aan de vrouw beloofde, dat zij en haar kind spoedig zouden genezen worden. Vol van vreugde richtte deze zich in haar bed op om de gedaante beter te kunnen zien, doch deze verdween. Zij, die tot nu toe ziek geweest was, gevoelde geene pijn meer; terstond riep zij hare dienstmaagd uit het naastbijzijnde vertrek en verhaalde, wat haar overkomen was. Zij liet licht ontsteken om hare wonden te bezichtigen, doch zij zagen

-ocr page 119-

DE H. GEBMANA

slechts — lidteekens. Ook het kind verlangde naar de horst van de moeder terwijl het er vroeger een tegenzin in had, en bevond zich nu ook zeer wel.

Hoe hoog en machtig staat het arme herdersmeisje boven die deftige dame! Zij die eens gebedeld had, geeft aan die rijke vrouw eene aalmoes, die meer waard is dan goud en zilver.

Den volgenden dag begaf de deftige vrouw zich naar de kerk, waar zij de Heilige openlijk bedankte en om vergiffenis vroeg. Zij liet alsdan eene looden kist maken en het lijk van Germana er in leggen. Later werd deze kist in de sa-cristij bewaard.

Hier was het nu, waar de Vicaris-Generaal van Toulouse de doodkist vond, gelijk wij in den beginne vermeld hebben, en daardoor aanleiding vond de zaak te laten onderzoeken en den Aartsbisschop er kennis van te geven. Diensvolgens waren tusschen de geboorte van Germana en het tijdstip waarop de Vicaris-Generaal de doodkist ontdekte, drie en tachtig jaren ver-loopen.

113

8

-ocr page 120-

114 HET LEVEN VAN DE H. GERMANA

»Geslapen en gestorven in een stal, Ontwaakt in den hemel.'quot; Wij zouden thans aan de merkwaardige geschiedenis komen, dat het arme herdersmeisje na driehonderd jaren de allerhoogste eer is ten deel geworden, die een mensch in de katholieke wereld ten deel vallen kan: dat zij namelijk door het Opperhoofd der katholieke Kerk heilig verklaard is geworden. Doch daartoe is dit boekje te klein; daarom zal deze geschiedenis van de H. Germana later afzonderlijk in den vorm van een klein boek, zooals bv.: »Die Mixtur gegen Todesangsf' of »Der unendliche Grusz,' gedrukt worden, waarin dan alles, ook nog de Heiligverklaring breedvoerig zal verhaald worden.

-ocr page 121-

De schrijver laat achter het leven derH. Ger-mana nog eenigs practische opmerkingen volgen, die geene betrekking op genoemde Heilige hebben. De zaak die hij bespreekt, raakt meer bijzonder zijne landgenooten in Baden, doch is hier en daar ook van toepassing op onze toestanden. Wat ook onze lezers met nut kunnen lezen, hebben wij er verkort uit overgenomen.

1.

Van waar komt het, dat er zoovele liberale Katholieken zijn? Dat komt voornamelijk van de couranten. Op verre na de meeste couranten ■zijn voor het volk juist dat, wat de maden voor de planten zijn. De maden knagen in tuinen, op het weiland en in het veld zoodanig aan den wortel van het gewas, dat het ziek wordt en begint te kwijnen. Zoo ook knagen de meeste couranten aan den wortel van het christelijk leven, aan het geloof. De couranten worden namelijk voor het grootste gedeelte geschreven door vijanden der Katholieke Kerk, gedeeltelijk ook door ongeloovig geworden christenen of door Joden. Voor dezen is het meesUü eene ware behoefte geworden de Katholieke Kerk, den Paus, de geestelijkheid en brave Katho-

-ocr page 122-

AANHANGSEL

116

Keken te belagen, te belasteren en tegen hen op te stoken. Op die wijze wordt in vele dergelijke couranten op de onverantwoordelijkste wijze gelogen. Daarop maken alleen het geringe getal der katholiek-gezinde couranten en eenige weinige protestantsche bladen van de orthodoxe richting eene uitzondering. Indien derhalve iemand slechts een jaar lang een van deze dagbladen leest, zal hij aan de waarheid der katholieke leer beginnen te twijfelen, meer en meer ongeloovig en, omdat het geweten van het geloof afhangt, ook gewetenloos worden. Wanneer derhalve in de woonkamer van een huisgezin eene courant op tafel ligt van de soort als de Badische Landesseitung of de Lahver Kalender aan den muur hangt, kan men daaruit reeds opmaken, hoe het er hier met het geloof uitziet. Het lezen van couranten is ook schuld., dat in de steden veel meer ongeloof heerscht dan ten platten lande. Nu zegt echter de Zaligmaker uitdrukkelijk: » Wie niet gelooft, zal verdoemd worden.quot; Dat is vooral van toepassing op hen, die in de katholieke Kerk onderwezen en opgevoed waren en toch het eenig ware geloof zijn afgevallen. Men kan derhalve zeggen: Wie dagelijks anti-kerke-lijke couranten leest, neemt dagelijks eenige druppels vergift in zijne ziel op; hij is bijgevolg een moordenaar van zijn eigen ziel, d. i. hij brengt ze in den eeuwigen dood der verdoemenis.

-ocr page 123-

AANHANGSEL

Zoowel de vroegere Paus Pius IX z. g. als verschillende Bisschoppen hebben daarom openlijk verklaard, dat het een zware zonde is antigodsdienstige couranten te houden, te betalen en dagelijks te lezen.

2.

Uiterst groot onheil brengen vele onderwijzers teweeg. Op sommige plaatsen is geen mensch zoo arm aau geloof dan juist de onderwijzer. Zulk een mensch de schooljeugd, ter onderrichting toe te vertrouwen, is eigenlijk zooveel als den wolf tot herder maken. Is eene parochie, die een zedigen eu christeiijken onderwijzer bezit, waarlijk gelukkig te prijzen, een ongeloovig onderwijzer werkt op de kinderen als een ijzig koude mist in de lente op de bloesems van de boomeu. De godsvrucht der kinderen wordt door hem verzwakt of verwoest, of kan in 't geheel niet opkomen. Daarom is het tegenwoordig eene zware eu strenge plicht voor alle ouders hunne kinderen niet slechts christelijk op te voeden, maar ook zorgvuldig te waken, dat zij in de school geen geestelijk ongediert opdoen, d. i. er op te letten of de onderwijzer ook iets tegen het geloof gezegd heeft. Zoo dikwerf gij zoo iets opmerkt, toont dan uwen kinderen, hoe zondig zulke woorden zijn. Soms kan het zelfs noodig zijn de kinderen voor eenen onderwijzer die met het geloof spot,

117

-ocr page 124-

AANHANGSEL

te waarschuwen en hun te zeggen, dat de onderwijzer geen geloof heeft en men hem daarom niet gelooven mag. Wel echter moet ten opzichte van dezen ongelukkige de christelijke liefde beoefend worden: de kinderen moeten dagelijks een Onze Vader te huis voor hem bidden, dat God hem de genade des geloofs en eener ware bekeering moge scheuken. In sommige gevallen moeten de uitingen van den onderwijzer aan den Pastoor bekend gemaakt worden, opdat deze er op eenige wijze verandering in brenge.

3.

Omdat in onze dagen het geloof door zoovele gevaren bedreigd wordt, zijn de ouders verplicht zelf ijverige zielzorgers in hun huisgezin te zijn. Alle ouders moeten na den dood in het oordeel verantwoording voorliet volgende geven: Hebt gij uwe kinderen en alle huisgenooten een waarlijk christelijk voorbeeld gegeven door iederen dag met het gebed te beginnen en te eindigen, meermalen in het jaar de H. H. Sacramenten te ontvangen, op de voorgeschreven dagen ten minste de H. Mis bij te wonen, in uw huis geene slechte couanten te dulden, nooit te vloeken, te schelden en ten nadeele van den naaste in zijn afwezigheid te spreken? Hebt gij gezorgd, dat uwe kinderen in den waren godsdienst degelijk en vast onderwezen worden ,

118

-ocr page 125-

AANHANGSEL

doordat gij hun zelf den catechismus afvraagt of met hen over godsdienstige dingen spreekt? Hebt gij ook eene huiselijke devotie ingevoerd, zoodat uwe kinderen uit een stichtend boek voorlezen of bun iets voorgelezen wordt ? Worden er ook bi] u gemeenschappelijke gebeden verricht, bv.de Rozenkrans of eene Litanie? Hebt gij uwe kinderen berispt of bestraft, wanneer zij betrapt werden op eene leugen, op krakeel, onbetamelijke taal, zedeloos gedrag van allerlei aard? Hebt gij dat gedaan niet in dolle drift maar omdat het de wil van God is, dat gij uwe kinderen tot goede christenen vormt? Hebt gij onzedelijke dienstboden ook volgens plicht uit uw huis verwijderd?

Evenals een priester die voor zich zeiven braaf geleefd heeft, door nalatigheid schuld kan zijn dat de zielen verloren gaan, zoo kan dat ook bij de ouders het geval zijn. Zij zelf hebben misschien geen andere zonden bedreven; doch als zij geen ernst, ijver en kracht hebben aangewend om hunne kinderen christelijk op te voeden, moeten zij voor de zonden hunner kinderen verantwoording geven; deze kunnen de molensteenen worden, die hun om den hals zullen gehangen worden en de ziel naar den afgrond trekken. Hebt gij derhalve kinderen, en wilt gij niet in het allerverschrikkelijkste ongeluk, de hel komen, bidt dan dagelijks met en voor uwe kinderen en geeft hun door

119

-ocr page 126-

AANHANGSEL

120

uwen levenswandel in alles een goed voorbeeld. Duldt geene zonde door woord en daad in hen, bewaart hen zorgvuldig voor slecht gezeldschap; zoodra zij tot de H. H. Sacramenten mogen naderen, houdt ze er vlijtig toe aan. Geen verzuim kan minder hersteld worden dan het venuaarloozen van de opvoeding der kinderen.

K INDE.

-ocr page 127-

T '

AANBEVOLEN WERKEN:

Leve Maria, een maand, een noveen, een

week en een triduum ter eere van Maria. . f 0,10

Geestelijke Leiddraad......- 0,05

Vade Mecnm, verzameling van meest alle bekende devotiën. In linnen bandje. . . - 0,40 Gezangen ter eere van de H. Moeder Gods. . - 0,10 Gezangen H. Kindschheid. .... - 0,10 B.LEON/UiDusaP.M.Godvr. Leiding op denKruisw. - 0,05 Devotie tot de H. Vijf Wonden. . . . - 0,05 Handleiding Broederschap O. L. V. van Bijstand. - 0,10 Oefeningen voor de Zusters der Congreg. O. L. Vr. - 0,05 Melodiën op de Gezangen van het Handboekje der

H. Panvilie en Congregatie O. L. Vrouw. - 0,30

» op de Gezangen van de Tien Geboden. - 0,30

» » » » het Ave Maria . - 0,30

Het Handboekje met du Melodiën, ingebonden. - 1,50 Melodiën en Refreinen, Ff.ijek , met ace. van

Piano of Orgel. ....... 1,85

Handboekje H. Familie......- 0,20

Het Ave Maria der Congreganisten. . . - 0,20

De Gezangen op de Tien Geboden Gods. . - 0,20

Handboekje H. Familie, 3 boekjes bijeen ingebond. - 0,60

» Congr. O. L. Vr. » * » . - 0,60

Gezangen voor R. K. Militairen Vereeniging. . - 0,10

Veuillot. IJdele inbeelding der Liberalen, gr. 8quot;. - 0,50

Th. van Hoogstraten. Dichterlijke Verpoozingen. - 0,75

------God en de Mensch. . - 0,30

------Da Costa, eene studie. . - 1,-

De Onfeilbaarheid een verhaal door Conrad

van Bolanden.......- 0,20

Over de wereldlijke magt van den Paus. . - 0,10

Allen zijn ook in zeel' nette linnen stempelbanden V te bekomen.

-ocr page 128-

1

verschijnt in Seriën van 10 De( Elk deel is op zich zelve con en bevat een geheel leven.

Elke serie kost by inteekening f Afzonderlijke levens kosten 40 ( Tien Ex. van eenzelfde leven f 3.*3 De Eerste Serie bevat de volgende levei De H. Vincentiüs a Paulo. - De H. Fran Xaveuids. - De H. Bexedicïus.- De H. Philc De II. Cathaeina van Zweden. - De H. An' vanPadda.- DeH. Petrus, Apostel. -DeH. Ci DeH.JozEF. - De H. Alphonsus Maria de Li

In de tweede Serie is verschenen : H. Elisabeth van Hongarije. — H. Al van Gonzaga. - Stanislaus Kotska. — Geb In bewerking zijn : H Margaretiia Maria Alacoque.—Birgk H. Drie-Kokingen.— H.Genoveva. — Bene Josephus Labre. —

ïn teticr liuis^e|in i 18 1,15

ïn ieicrc biMioflicck SalBrij Ssr lei: ïn icber ^esficlit f onmisbaai

BREDA. De Uitgever,

EBÜABI) VAN WE