s-A.-.A. * amp;' A' .A * A - A ■ A - .A • A • A • A - M • ^ ^ • gt;. V- ^
A • A • A ■.-«: • A • A • A • A - X - A ■ A • A • A ■ A • A ■ A -rf-V -
^
: - Aquot; A • A • .»■ ■ ■ A-A • • A • A ■ A • A • A-A • %:■ A ■ A • A ■ A • A -A- A • A • A • A • A • A • A ■ A • AI V-A . A • A •.«. • A • A* A • A • A • A • A • A • A • A ■ A • A • '4 $ ■ i ■ ••quot;■. • « • A • • A ■ • '% ■ •gt; • gt;: • A • Dei ■ » ü .■■
• A • A • A • A • A • A • A ■ A ■ A • A • A • A - A ■ A • A ■ 'n» f'- V-'
w • A - A • A • X • .A • A - A. • A • A • A - A ■ A • A - A - A ^
• ' gt;V * Aquot; A ' A ' * Ci ' C: - Cv • C\ • • ■ • £ • . .
?; A-A* A ■ A • A • A • A • • A :i: • • S4 • ■ A -A iAvfe -A-A- »? • A • A • A • ^ • A • A • • A • A • amp;' • A • A • V {■
^ • A • A •. A * A • A •' • A ■ #• f£'M- ^ A A-A re A
' V. * A quot; A ' • ■quot;; ■ v-v ■ -c ■ *~c • ■ O: • ■ l': • f • .
S'A• A■ A• A• A• A• A* ï(-A- gt;• ■gt;■ A-A- A S'A A' ■ .A A ■ A ■ A • A ^ \ A ■ A A Vv ' m ■
w• A • A- ^ ■ A • A- A A • a • • A ■ Jg • « • • -gt; • v; ■A
• A. * * Aquot; A * A * A * A' -'■■■■■.quot; A * ■ A * A ■ A * ■■■■quot;'■, * gt;c. •f c- * x
lt;_ -■ A ■ ■ ■ - v ■ A A A - ■ ;■* ■ b/
A ' quot; -v -v ■ Y-
f-A • A • A ■ A • A • A • A • A • A • A ■ A ■ A • A ■ A ■ A •»-.■•'-Aquot;• A • A • A. • A • A ■ A • A • A ■ A • A ■ A • A • A • A • A - 7,-t-«• 'c f. • A • A • A • A • A ■ A • A • A • A • A • A ■ A • A - A • A Ijfis-Vquot;.
Vi* . Vi! . .•••' . •gt;:: . quot; -1 . . ' v . *quot;.v ' v ' , v.,
■A-A
■ A ■ A.A■ A.; A• A: A • A.• A■
#:
• A • •
«• A
0X
X:J
w-.A • A* Avfr w.- v
................. ......• ' 13: • vfe • •
A- A ■ „A' A * A * A * A ■ A * A * ^ * A- A ■ s-lt; - Cr ■ c? • -■ r of. C-M- A • A • ■ A • ^ ■ A • A ■ A • » .«•)»• A • 4 ■(H ' ■quot;
XtXtjA. A : A, - A A A * A. A. /*' A S 4 §1
^ • fM ' ■.'■ ^ ■ M.quot; -^
X • X * X • ^ • M • M • 'A • ■ A ■ M -A- A- M • M ■' amp; - JA /-''a' C' A.' A-.quot; ^ quot; a. ' quot;A. ■ A. • A ' ' '
A ' A .A M 1 .A ;A
S.: ^: X: X * X * X. -X-X* 'A • X • 'lt;i * A - A - A- Aï-X A ' A'.' A ' A. ■ A. • A. * A • X * A. * A • A- A * • -r ■
;• A • A • Aquot; A • A- A • A • A • A • A - A ■ A • A • A • A A-A- A-A'A-A-A - A-A • A - A • A - A-A- A-.
f* IK 'A ' A ■ A ■ A ■ A ■ A' A. ■ A A ■ A A • vquot; ■ c' • A A- A• A • A. ■ A • A • A • A • A • Sf • A • A • A • A • A - ' 1: A: A- A-A • A-A • A - A- A • A ■ A • A- A • A ■ A A ■ A * A * A * A * A * A * A * A ■ A • A ■ A •
; • A - A ■ A • A • A • A • A • A • A • A- aquot; • A • • A -'A A ■ A ■ A ^ ■ a • A ■ A ■ .Ï • A •
;• A • A ■ A - A - A • A • A ■ A'X* A • A -A • A'A • A-X^A: A' A.- A ■ A: A: A: A; A • A ■ A • A - A. A *) •$£• A {quot; A ' A ' • M A A A ' A ' A quot; A quot;■ A A v- ■ sS - ^ Ï |A • A. • A • A • A • A • A • A ■ A • A • A • A • A ■ A • A • lt; • tCx* gt;• A • A ■ A • A ■ A • A • A • A • A • A • A • A ■ A A ■ A • lt; • A y A'A-A-A • A • A - A • A • A - A- A • A • A - A • A A A^ -»-AL.A'A; A-A/A-A A - A - A - A - A-A-A A a A; A ■,-ri; • A,quot; An1,A.,a«c,: A • A, - A,- A. • A • A. quot;A, • A. ■ A. • .--v A A • .:.;*■ A.- A;.A.- Aquot; A• A• A* A.- A,'.Aquot;A* A'A.'.^' A- 3
:Ax;AA-A-;AA:«.::«AA::tfA i'V8
A ' A ' A ' • A ■ • -v • C: ■
c • A • A ■
M »- .ss; -m ■ :lt;i ■ a ■ ■amp; ■ :-a; • amp; • ■amp; ■ amp; ■ amp; ■ % y. ^
• A • a ■ A ■ ■ A ■ 'amp; ■ amp; ■■ 'amp; ■ «; • A • :lt; ■ :lt; •:«• A ■ . v • -«• •■■ -X-^-X-X-^ • ,m ■ X ■ M - mNt S
X-X-X'X'X'X-a-X^X^X- ^-X^-X-X- ^F* «■•
lt; •••^ -V' - V^: . W . V.' W . ■.-•• •.-• gt;.•* -.V- W S-...- * w- •■ Ar w ï
Xr'lt;- .:lt;• x-.ia • h ■
Zoo gij deelgenoot van Jesus lijden zijt, zult gij ook deelgenoot zijner lieerlr kheid wezen. Rom. iv. 8.
DOOR
MET OEFENINGEN EN GEBEDEN ACHTER IEDER HOOFDSTUK . DOOR DEN EEUW. PATER GONNELIEü, S. .f. MET EEN BIJVOEGSEL,
Ik heb overal rust gezocht, maar die nergens gevoi.deu, dau iu eeu hoekje niet eeu boekje.
Kerkelijk goedgekeurd. - 1870.
N0. 16.
Het werkje, waarvan hier eene nieuwe Nederduit-sche uitgave wordt aangeboden, is algemeen beken onder den titel van; Navolging van Jesus Christus : aldus genoemd wegens deszelifs aanhef in het lste boek, die mij navolgt, (zegt de Heer) wandelt niet in de duisternis. (Joann. vm. 12.)
Het bevat, hoezeer ook in den eenvoudigsten stijl geschreven, de kern van het zuiverste en verhevenste onderrigt.—Bij den eersten opslag treft het door zijne onvergelijkelijke eenvoudigheid. — Men vindt weinig aanlokkelijks in die reeks van spreuken, die daar zonder orde op het papier schijnen nedergeworpen. — Inderdaad heeft de spreukwijaheid van Thomas een zeer alledaagsch voorkomen. Men meent, dat men gemakkelijk hetzelfde, op dezelfde wijze, zou hebben kunnen zeggen. Zelfs ontsnapt dikwijls op het eerste gezigt het puntige, dat de eeno gelijksoortige spreuk van de andere onderscheidt, aan het oog. — De spreuken van Thomas hebben den stillen glans van parels, waaraan zij ook door hare opvolging aan het dikwijls verborgen snoer van des schrijvers gedactite, niet 'kwalijk gelijken. — Intussehen, het duurt niet lang of men heeft ze als zoodanig herkend en geschat. — Men begint zich te verwonderen over zulk een' diepen stroom van wijsheid, waaruit al die schatten zijn voortgekomen. — In dit opzigt vergelijkt men onwillekeurig den eenvoudigen Thomas a Kempis met den wijzen koning van Jerusalem. Ja, misschien bestaat er geen werk, dat, na de H. Schrift, meer lezers gevonden heeft dan dit boekje; Over de Navolging van Christus. — Van het oorspronkelijke telt men meer dan twee duizend uitgaven. — De vertalingen die er alleen in het Fransch van bestaan, gaan het getal van duizend te boven, en worden nog dagelijks met nieuwe
VOORREDE
vermeerderd. — Er is geene bekende taal, waarin het niet. is overgebragt. De lofspraken in zoo vele talen, aan dit Kleine geschrift te beurt gevallen, zouden bijeenverzameld, een groot boekdeel vullen; ja, men heeft niet geaarzeld aanhetzelveeen'loftegeven, dien het met geen ander mensehelijk geschrift deelt.
Immers, de vermaarde Fontenelle zegt er van: (1) „de Navolging van Christus is het schoonste boek, dat „ooit uit mensohenhanden kwam, want het Evangelie is niet van mensehelijke herkomst.
Degroote Leibnitz drukt zich aldus uit; „DeNavoI-„ging van J. C. is een der voortreffelijkste werken, die „ooit geschreven zijn. Gelukkighij, die den inhoud niet „alleen bewondert, maar er ook zijn leven naar rigt.quot;
De kundige Perponcher laat zich in zijne voorrede over de Navolging niet minder gunstig uit! „het boekquot; zegt hij „heeft genoeg eigenwaarde om geen ander „gezag of aanbeveling te behoeven. — Er heerscht „zoo veel kalmte in, zoo veel ervaringsvrucht, zoo „veel helderheid, zoo veel opbouwings- en voedings-„kracht! en is de intioud zoo nuttig, zoo belangrijk, „hoe eenvoudig, zacht, bescheiden en liefderijk is de „stijl; maar ook hoe kort, krachtig en verheven tevens „hoe wel naar den toon der ware wijsheid geschikt! „hoe brandend in godsvrucht, hoe geheel de zaligheid „des hemels ademende.quot; (Nav. vanChr. voorr. xvin.)
Voegen wij hierbij nog de getuigenis van eenen schrijver, die der Katholieke Kerk tot sieraad strekt, en bij haar zulke onwaardeerbare verdiensten heeft: het is die van den voortreffelijken Bisschop van Regensburg, Sailer. (2) „Ik zocht eenen vriend,quot; zegt de waardige man, „dien ik te huis steeds bij mij konde „hebben en ook op de reis ligt mede konde nemen, „zonder den voerlieden reden te geven, om zich over „een zwaar gepak te beklagen. — Ik zocht eenen „vriend, die mij in alle gevallen de waarheid durfde „zeggen, mij overal op den afgrond der eigenliefde, „en op mij zeiven opmerkzaam maakte; eenen vriend,
(I) Vie du grand Corneille, (2) Lettr. 9, p, 77.
6
VOORREDE.
7
„die den trage aanspoorde, en den ijverige op het „spoor hield, die den treurige opbeurde, en den „blijmoedige betoomde, den dwalende bestrafte, en „den afgematte verkwikte. — Wel is waar, ik wist „wel, dat buiten God, nergens zulk een alomtegen-„woordige vriend te vinden was. Maar juist daarom „had ik eenen tweeden zigtbaren vriend noodig, die „mij den alomtegenwoordigen, onzigtbaren vriend „herinnerde en tot hem henen dreef. En dezen gebrouwen, zigtbaren vriend, c'ie mij op God aandach-„tig maakte, en tot God aanspoorde, vond ik in het „boek van de NuvoUjing van Christus. Niet éénmaal „heb ik dezen vriend op vleijerij kunnen betrappen. „— Niet eenmaal voegde hij aan de eigenliefde een „gunstig woordje toe, overal vervolgde hij haar, en „rukte haar honderderlei masksrs van het aangezigt, „of joeg haar met eene scherp : ndringende roede uit „de geheimste schuilhoeken, waarin zij zich verborgen „had, onbarmhartig weg Niet eenmaal verdedigde „hij de begoochelende verbeeldingskracht tegen de „voorregten van het heilige gebod in ons. Niet een-„maal bragt hij aan de mode het offer, om het dunne „vernis der menschenliefde voor de goddelijke liefde „zelve te verkoopen; stout en koelbloedig noemde hii „zelfbedrog wat zelfbedrog, ijdelheid wat ijdelheid „is. — Hij leerde mij de beste wenschen mijns harten „beproeven, en zelfs de vroomste bewegingen van „mijnen wil wantrouwen. Hij leerde mij droomen van „waarheid, en den vinger Gods onderscheiden van de „verborgene bedriegerijen der booze eigenliefde- Door „dezen weldadigen invloed mijns vriends op verstand „en hart gesterkt, kreeg ik hem meer en meer lief, verstond ik hem beter en beter, en werd ik eindelijk ook „zijn vriend, zoo als hij lang de mijne was geweest/' Zoo spreekt Sailer, en in deze zijne taal stemmen zoo vele andere mannen mede, die door deugd en verstand zich eenen onsterfelijken roem verworven hebben. Ja de Navolging bevat niet alleen aanmerkingen, welke geschikt zijn om de ziel te treffen, zij is daarenboven opgevuld met bewonderenswaardige raadgevingen iu
VOORREDE.
8
alle omstandigheden des levens. — In welk eene gesteldheid men zich ook bevinden moge, men leest ze nooit zonder vrucht. — De Heer de la Harpe is hier van een treffend voorbeeld; laat ons dezen eens hoo-ren spreken: „Ik was in mijne gevangenis alleen in „eene kleinekamerquot; zegt hij „en diepbedroefd. Sedert „eenige dagen had ik de psalmen, het Evangelie en „eenige goede boeken gelezen. Derzelver uitwerking „was schielijk, ofschoon trapsgewijze. Heeds was ik „aan het geloof teruggegeven. Ik zag een nieuwlicht; „maar ik ontstelde en werd neerslagtig, daar het mij „eenen afgrond, namelijk dien van eene veertigjarige „afdwaling aanwees. Ik zag de geheele kwaal, maar „nog geen redmiddel. Niets was er rondom mij, dat „mij den bijstand van de godsdienst aanbood. — Van „de eene zijde was mijn leven in mijne oogen, zoo als „ik hetzelve bij het licht der hemelsche waarheid zag, „en van eene andere zijde de dood, dien ik dagelijks „verwachtte, zoo als men dien toen ontving. De pries-„ter verscheen niet meer op het schavot, om dengene, „die sterven moest, te vertroosten; hij beklom hetzelve niet meer dan om zelf te sneven. — Yol van „deze treurige denkbeelden, was mijn hart verslagen, „en wendde het zich tot God, dien ik had weêrgevon-„den, en nog naauwelijks kende. Ik zeide tot hem; „Wat moet ik doen ? Wat zal er van mij worden ?... „Ik had op eene tafel het boekje der Navolging, en „men had mij gezegd, dat ik in dituitmuntend werkje, „dikwerf het antwoord op mijne gedachten zoude „vinden. — Ik open hetzelve onverschillig, en mijne „aandacht viel bij het openen op deze woorden: Zie „mij hier, mijn Zoon, ik kom lot u, omdat gij mij „geroepen hebt. Ik las niet verder, want de schielijke „indruk, dien ik ondervond, is boven alle uitdrukking „verheven; en het is mij even onmogelijk, dien mede „te deelen als te vergeten. — Ik viel met het aan-„gezigt ter aarde, en zwom in tranen, onder het aan-„heffen van een luid geschreeuw, en het uitspreken „van afgebrokene woorden. Ik gevoelde dat mijn hart „verlicht en meer opgeruimd was, maar tevens als
VOORREDE.
„ware het gereed te bersten. Overvallen door eene „menigte denkbeelden en gevoelens, weende ik vrij „lang, zonder dat mij eenig aandenken van dien „toestand overbleef, dan dat mijn hart nooit iets „sterker en aangenamer gevoeld heeft; en dat de „woorden; Zie mij hier, mijn Zoon, onophoudelijk „in mijne ziel weergalmden,, en op eene krachtige „wijze al hare vermogens schokten.quot;
Hoe vele verborgene genaden moet dan niet het boek bevatten, waarvan eene enkele plaats, niet minder kort dan eenvoudig, eene ziel, die door filosoflschen hoogmoed sedert langen tijd verhard was, heeft kunnen treffen! —
Dat men zich intusschen daarin niet bedriege. — Om die levende en plotselinge indrukken en zelfs een waarlijk heilzaam uitwerksel voort te brengen, vereischt de Navolging een wel bereid hart. Men kan er tot een zeker punt het behoorlijke van gevoelen , men kan hetzelve bewonderen, zonder dat uit deze onvruchtbare bewondering eenige verandering in den vil of in het gedrag voortvloeit.
Niets is voor de zaligheid nuttiger, dan hetgeen op de ootmoedigheid berust; indien men niet ootmoedig is, of ten minste niet verlangt, het te worden, zal het woord van God op de ziel vallen, gelijk de dauw op eene dorre zandwoestijn. Als de Zaligmaker zijnen leerlingen den hemel wilde aanwijzen, wat deed hij dan? Jesus nam een klein kind, plaatste het in hun midden en zeide; „voorwaar, ik zeg u, indien gij niet „wordt als kleine kinderen, zoo zult gij niet ingaan in „het koningrijk der hemelen.quot; De man, die dit boekje schreef, had tot zinspreuk; zoek onbekend te hijven. (amo nescire). — De strijd, die sedert eeuwen tot op dezen dag, over den waren schrijver van dit werkje gevoerd word, is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de nederigheid van den maker, die zich in zijne handschriften alleen als afschrijver (hie liber est scriptus manu et characteribus Thomse a Kempis) doet voorkomen. En nogtans heeft deze ootmoedige man door dit zelfde boek, dat op elke bladzijde den roem der 26 1
9
VOORREDE.
menschen veracht en verwerpt, in de geheele Christelijke wereld eenen naam verworven, die misschien alleen voor dien der Apostelen wijkt. — Ziedaar ons van het boek gekomen op den Schrijver, bij wien wij nog een oogenblik willen toeven. Het is bekend, dat er van vroeger tijd af over den vervaardiger van dit beroemde werk hevige geschillen gevoerd zijn. Ja welligt is er geen werk, over welks schrijver men meer getwist heeft, dan over dien van het boek van de Navolging van Christus. Meer dan twee eeuwen lang is men het daarover oneens geweest, enmeerdan honderd boeken zijn daarover geschreven. Sommigen hebben den H. Kerkvader Bernardus als schrijver genoemd , doch zonder genoegzamen grond. Meer algemeen heeft men voor schrijver gehouden Joannes Gerson, een vermaard leeraar en Kanselier der Universiteit van Parijs; terwijl weder anderen en wel de meestcn als schrijver noemen Thomas vun Kempen. — of gelijk hij schrijft Thomas Bamerken (Malleolus.) Deze werd ten jare 1380 geboren in het niet groote, maar in de uitgestrekte Kijnvlakte bij Keulen, bevallig gelegen stadje Kempen. Het is van dit plaatsje, dat hij naar de gewoonte der tijden, zijnen naam van Thomas van Kempen ontleent. Als kanunnik regulier van de orde van den H. Augustinus leefde hij voorbeeldig, en is in bet klooster van St. Agnesberg, bij Zwolle, ten jare 1471 in den geur van heiligheid overleden. Wel-ligt zou men thans (na de verhandeling van den Eerw. Zeer Gel. Heer J. B. Malou, enz., enz., (1) met meer zekerheid uitspraak kunnen doen: dan wij houden ons tevreden met het zoo schoone gezegde van dsu vromen schrijver, wie het dan ook zij: onderzoek niet wie het gezegd heelt; maar let op hetgene gezegd wordt.
quot;VV ij voegen hierbij denweusch,dat dit gulden koekskc ook thans nog in ons Vaderland hetzelfde vriendelijk onthaal moge vinden, dat het sedert vier eeuwen alom mogt ontmoeten, en onder den zegen van God veler harten geleide op den weg der Navolging van Christus.
(') Recherches historiques et critiques sur le véritable auteur du livre de I'Iniitatiou de J. C. — Louvain. — 1848,
i()
BETREKKELIJK
Het heilige Misoffer is eene offerande, in welke Jesus Christus, zich als slagtoffer, voor ons opdraagt, door de bediening zijner Kerk, die zich aan het altaar, door den priester, zijn'bedienaar, doet vertegenwoordigen. Jesus Christus heeft hetzelve ingesteld om onder ons deze offerande te doen voortduren , welke hij aan het kruis , voor der menschen zaligheid heeft opgedragen, en om ons de genade toe te voegen, die hij daardoor verdiend heeft Er is alleen verschil in de wiize, waarop Jesus Christus , ons slagtoffer zich voor ons aan (iod opdraagt: aan het kruis heeft Jesus Christus , zich voor zich zeiven opgedragen en is hij op eene bloedige wijze geoilerd ; op onze altaren draagt hij zich op door de bediening zijner Kerk, vertegenwoordigd doiirden priester, en hij wordt op eene onbloedige wijze opgeofferd.
Deze offerande is een brandoffer, aan God opgedragen, om zijne goedheid en oppermagt over alle schepselen te erkennen ; wij moeten die dan buwoneo, met de gevoelens eener diepe aanbidding en volmaakte onderwerping aan zijnen goddelijken wil.
Het is eene offerande van dankzegging, om God te bedanken , voor de weldaden , waarmede
ONDERRIGTIXG
hij ons overladen heeft: wij moeten dan, dezelve bijwonende, in levende gevoelens van dankbaarheid en liefde treden.
Het is een zoenoffer, opgedragen voor de kwijtschelding onzer zonden ; niet in dezen zin , dat het toereikend zoude zijn , het heilige Misoffer met geloof bij te wonen om kwijtschelding onzer ongeregtigheden te bekomen, zonder dat het noodig ware, onze toevlugt tot de biecHt te nemen; maar omdat het een uitwerksel heeft om Gods verbolgenheid te stillen, hem te bevredigen en de genade en gesteltenis te bekomen , die onontbeerlijk zijn , om het Sacrament van boetvaardigheid met godsvrucht te ontvangen ; ten einde dit uitwerksel ten onzen opzigte te bekomen , moeten wij de heilige Mis hooren, met gevoelens van leedwezen, en met een vast voornemen van ons te beteren.
ïlet is eindelijk een verzoenoffer, dat is te zeggen, dat het Gode opgedragen wordt, om van hem al de tijdelijke en geestelijke hulp te verwerven, die ons noodig is, waaruit volgt, dat wij in hetzelve met geloof, godsvrucht, ijver en vertrouwen moeten tegenwoordig zijn.
Alzoo vloeijen de gesteltenissen, welke wij in deze verhevene offerande moeten bezitten , voort, uit de inzigten zeiven, welke de Kerk heeft, wanneer zij die opdraagt.
Het wordt aan God alleen opgedragen , omdat het eene hulde is, die de oppermagt des Scheppers aanduidt; hetzelve aan anderen opdragen, zou eene heiligschendende eeredienst zijn , afgoderij door God verworpen. Wanneer men alzoo spreekt van eene Mis, ter eere van de heilige Rlaagrd . van de Engelen of de Heiligen , is dit
12
3
BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 13
niet le zeggen , dat men hun de heilige offerande opdraagt, maar alleenlijk, dat men daarin de gedachtenis van hen houdt, om God te bedanken voor de genade, welke hij hun gedaan heeft, en men smeekt hunne tusschenkomst af, opdat zij, met ons, dit offer opdragen aan hein, wien het behoort.
Deze offerande wordt God opgedragen voor alle levenden en dooden: hiervan komt de gedachtenis {Memenlo) der levenden en de gedachtenis der overledenen , welke wij houden , om beide den Heer aan te bevelen.
Voor de levenden: het is voor allen, dat het heilige offer wordt opgeofferd, zelfs voor de ongeloovigen , de Joden en ketters, de scheurmakers , die in den kerkban zijn , omdat God de zaligheid van allen verlangt. De Kerk treedt in hare inzigten , dagelijks hare offerande vernieuwende , die eens is opgedragen voor de zalighoid van geheel het menschelijke geslacht. Die a!-gemeene wenschen worden altoos uitgedrukt, wanneer wij aan het altaar zeggen ; Geheiligd zij uw naam, ons toekome uw rijk. Uw wil geschiede. Gebed, vol ijver en liefde, dat, uitgesproken in het midden onzer heilige geheimenissen, de vurige wenschen uitdrukt, welke wij vormen, opdat alle menschen tot de kennis der waarheid en het rijk Gods geraken. Het is daarom, dat de Kerk in het openbaar, en voornamelijk op goeden vrijdag, bidt voor de bekeering der Joden , ongeloovigen en anderen, die zich buiten den weg ^der zaligheid bevinden. Maar de levenden , voor welke zij bijzonder het heilige Misoffer opdraagt, zijn hare onderdanen en trouwe kinderen : voor deze is de bijzondere bede, welke de Priester
ONDERRIGTING
hemelwaarts zendt, wanneer hij het vlekkelooze Lam den eeuwigen Vader opdraagt: Ontvang , o heilige Vader! dit zuiver en vlekkeloos slagtoffer, hetwelk wij u voor alle getrouwe Christenen opdragen.
Voor de overledenen: de overledenen, voor welke wij de heilige offerande opdragen, zijn noch de Heiligen in den hemel, (deze hebben geene gebeden meer noodig); noch de verdoemden , (voor hen is geene verlossing meer); maar het is voor de zielen , die, nog niet geheel aan de goddelijke regtvaardigheid voldaan hebbende , in het Vagevuur, de plaats van zuivering, we-derhouden worden, tot dat zij gereinigd zijn van de ligte vlekken, waarmede zij uit dit leven gescheiden waren. Het is een punt des Geloofs, dat zij geholpen, verlicht en zelfs verlost worden door de gebeden en het heilige Misoffer; in alle tijden heeft de Kerk hetzelve voor de overledenen opgedragen.
Dewijl de heilige Mis opgedragen wordt voor allen , en voor in de goddelijke genade in den Heer ontslapenen, volgt hieruit dat, wanneer de geloovigen den priester verzoeken de offerande des altaars voor eenen levende, welke zij aanduiden , of voor de overledenen, in het bijzonder op te dragen, en andere levenden en overledenen daarom niet zijn nilgetloten van de deelneming in de heilige geheimen; maar hieidcor wordt de priester verzocht God te bidden , dat hij zich , in zijne groote barmhartigheid, gewaardige de vrucht der heilige offerande op eene bij-zondore wijze toe te voegen aan de levenden of overledenen, welke hem in het bijzonder worden aanbevolen.
14
BETREKKELIJK HET H. MISOFFER.
Over het altaar eu zyu toebehooren.
De altaren der Katholieke Kerk zijn van de vroegste tijden; zij klimmen op tot den tijd der Apostelen, zoo als wij zien in den brief van den heiligen Paulus aan de Hebreeuwen. (Hoofdstuk XH, vers 10.) Derzelver wijding of toeheiliging, is van de eerste eeuwen in gebruik geweest, en uithoofde van zich zeiven en alles wat er toe behoort, bieden zij den verlichten geest niets aan, dat zijne godsdienst of zijne godsvrucht geen voedsel geeft Inderdaad, het altaarop zich zeiven genomen , brengt natuurlijk de herinnering bij, hetzij aan de heilige Tafel, aan welke Jesus Christus het laatste avondmaal met zijne leerlingen nam , hetzij aan het kruis, aan hetwelk zijne liefde tot ons hem vasthechtte op den Calvarieberg, waar hij zijn leven voor de menschen en voor hunne zaligheid wel wilde opofferen. De Kerk heeft bevolen, dat de altaren van steen zouden zijn, omdat zij , in eenen geestelijken en figuurlijken zin, bijzonderlijk Jesus Christus verbeelden, die in de heilige Schrift genoemd wordt de hoeksteen , uithoofde zijner goddelijke sterkte, en omdat hij de vaste band is, die de twee volkeren , Joden en Heidenen , door dezelfde middelen van zaligheid vereemgt, welke hij beiden aanbiedt. De Kerk wil insgelijks, dat men overblijfselen der Heiligen in de altaren zoude stellen , om ons hunne innige vereeniging voor te stellen met Jesus Christus, die door het altaar verbeeld wordt, en om alzoo te doen beseffen, hoe krachtig hunne voorspraak voor ons bij hem is. Dit gebruik is ook van de eerste tijden, en herinnert aan dc.'agen van vervolging.
15
ONDERIUGTING
wanneer men zich in de noodzakelijkheid bevond, van het heilige misoffer in de onderaardsche plaatsen op de grafstede der martelaren op te dragen.
De doeken , waarmede het altaar overdekt is, verbeelden de linnen doeken, waarin het ligchaam van Jesus gewikkeld was in het graf; het kruis, in het midden geplaatst, is een zegeteeken der overwinning, welke het goddelijke Lam over de geheele wereld, niet door het staal, maar door liet hout betaald heeft, even als de profeten zulks voorzegd hadden , door de verdiensten van zijn lijden en van zijnen dood op den galgenboom des kruises. De brandende waskaarsen , die ter regter- en ter linkerzijde flikkeren , zijn een zinnebeeld van dien glansrijken dag, die de Joden en Heidenen verlicht heeft, en die hen van de duisternissen tot het wonderbaar licht van het Evangelie heeft doen overgaan: zij beteekenen dat goddelijk licht, hetmelk alle menschen verlicht, komende in deze wereld.
16
Over den Kelk en zijn toebeliooren.
Wij zien in de oudheid kelken van hout, steen, glas , koper, tin , zilver en goud ; maar sedert lang heeft de Kerk gewild, dat men geeneandere dan gouden en zilveren kelken zouden bezigen: eensdeels om de heiligschennissen of oneerbiedigheden te voorkomen, die door brooze stoffen konden veroorzaakt worden, en anderdeels voor den meerderen eerbied; ten minste moet; de kuip van zulke stoffen zijn, en zoo zij van zilver is, moet zij van binnen verguld zijn; de kelk moet door den bisschop of iemand , daartoe bijzonder
BETIiEKKELIJK HET H. MISOFFER. 17
gemagtigd , gewijd zijn : hetzelfde heeft plaats omtrent de pateen, die een klein; plat, rond schoteltje is, zonder boord, dienende om daarop het ligchaam van Jesus Christus te doen rusten ; zij moet even als de kelk ten minste van zilver zijn en de oppervlakte verguld.
Het Purificatorium, is een linnen doekje, hetwelk men op den kelk legt, dienende om denzelven af te droogen en te zuiveren.
De Pallas, een linnen doek, over een vierkant bordpapier gespannen, dient om den kelk gedurende het Misoffer te dekken, opdat er niets invalle.
Het Velum of de kelkdoek, is een stuk van dezelfde stof, als het priesterlijke gewaad, om alles te dekkeu.
Eindelijk de Beurs, insgelijks van dezelfde stof en kleur; bevat eenen gewijden doek, Corporaal genaamd, die van lijnwaad gemaakt is, welken men onder den kelk openspreidt, om het ligchaam van Jesus Christus en de kleine gedeelten, welke zich van de H. Hostie zouden kunnen afscheiden, onmiddelijk aan te raken.
De H. Bonaventura, in zijne uillegging van de H. offerande der Mis, vindt in den kelk het afbeeldsel van het graf van Jesus Christus, in de Pateen den steen , die den ingang van hetzelve sloot, in den Corporaal de zweetdoeken, waarin zijn heilig ligchaam gewonden werd, en in het Purificatonum, de spons met gal en azijn gevuld, welke men hem aanbood, om hem, door eenen brandenden dorst verslonden wordende, te laven; de Kelkdoek eindelijk, herinnerde hem de duisternissen, die zich bij den dood des Zaligmakers over de aarde verspreidden.
18 ONDERRIGTINC
Over bet priesterlijke gebaad.
Heeft de burgerlijke maatschappij verschillende kleederen voor de onderscheidene bedieningen der overheden, der legers, der pleitzalen geregtshoven, enz. ; — veranderen vorm en kleur volgens de plegtigheid der dagen , volgens de dagen van vroli)kheid en rouw; — zoo is het ook niet te verwonderen, dat de christelijke maatschappij onderscheidene gewaden bezigt, voor het heiligste aller geheimen: de zwakheid onzer zinnen vordert dien toestel, die den uiterlijken glans der goddelijke bedieningen verheft, zonder iets bij derzelver wezenlijke grootheid te voegen.
In het begin nogtans was dit gewaad gelijk aan de gewone kleedingstukken; om meer eerbied te betuigen, bediende men zich in de kerk van kleederen, die zuiverder, kostelijker en uitsluitend voorde eeredienst bestemd waren. Men heeft den ouden vorm, nogtans met eenige veranderingen, behouden. Zij moeten gewijd worden, alvorens men die voor de dienst gebruikt, en terwijl de priester zich kleedt, zegt hij gebeden, toepasselijk op de geheimzinnige betee-kenis van elk stuk, waarmede hij zich kleedt.
Deze kleediugstukken zijn:
1°. De Amict, het schouderkleed, of de witte doek, waarmede de geheiligde bediei.aars hunne schouders en hunnen hals bedekken: dit is een teeken, dat den priester herinnert aan de zedigheid en den eerbied, met welke hij tot de heilige geheimen moet naderen Dit gewaad — zegt Paus
BETItEKKELIJK HET II. MlSOFFEIl. 19
Innocentius III, brengt ons te binnen, dat Jesus Christus zijne goedheid onder den sluijer onzer natuur heeft verborgen, om onze zaligheid te bewerken.
2°. De Albe, of het kleed van wit lijnwaad, hetwelk in het Koorasche Keizerrijk de personen van onderscheid droegen, heeft de Kerk behouden , omdat het door deszelfs witheid de volmaakte zuiverheid aanduidt, waarmede de priester tot het altaar moet naderen en aldaar het vlekkelooze Lam opofferen.
Het kan ons het witte kleed herinneren, waarmede Herodes den Zaligmaker uit spotternij deed omhangen, en ieert ons, naar zijn voorbeeld, met geduld den spot en de beschimpingen verdragen, waarmede de menschen ons om onze deugd bejegenen.
3°. De Gin gel of gordel, dienende om de albe op te houden, is liet teeken der kuisch-heid, die de eerste deugd der priesters moet wezen; hij kan ons ook aan de koorden herinneren , met welke de Zaligmaker gedurende zijne geeseling aan de kolom werd gebonden.
4°. De Stool, fijn lijnwaad, welke de rijken gebruiken om hunne aangezlgten af te vegen. Heeds in de zesde eeuw veranderde men der-zelver gebruik en vorm ; van dan af is zij van stof gemaakt in eenen langen en smallen wimpel, zoo als nog heden, en zij werd een eerekleed en het zinnebeeld van de magt der priesterlijke waardigheid. Innocentius III beschouwt deze als het teeken van de gehoorzaamheid en de dienstbaarheid, welke Jesus Christus omhelsd heeft, om ons de vrijheid van kinderen weder te geven. De priesters droegen dezelve
ONDERIUGTING.
onder het heilige Misoffer gekruist over de borst, om aan te duiden, dat hunne magt al deszelfs vermogen uit het kruis van Jesus Christus trekt.
5°. De Manipel, voorheen een kleine doek, die de stool verving, toen deze niet meer dan een enkel versiersel geworden was, dienende alsdan zoo als vroeger de stool, om het zweet van het gelaat te droogen. Sedert de twaalfde eeuw werd de manipel slechts een enkel versiersel, van stof gemaakt en aan den linker arm gedragen, maar behield zijne eerste beteekenis, die van den evangelischen arbeid, zweet en tranen.
6°. EetKasuilel, wasvoorheen|een[geheel ronde mantel, waarin de priester als gesloten was, en die slechts ééne opening had, om er het hoofd door te steken. Wanneer men iets te doen had, ligtte men dien op en plooide hem op de armen; hij was aan de twee zijden opgerold, hing voor en achter naar beneden en had bijna den vorm van onze hedendaagsche kasuifels, waaruit men datgene heeft gesneden , hetwelk op de armen opgerold of gevouwen was. De dienaren, die den priester aan het altaar bijstonden, moesten dezen zwaren mantel ondersteunen bij de bewierookingen , aan de offerande en aan de opheffing; het is om aan dat oud? gebruik te herinneren, dat men nog het kasuifel opheft bij die verschillende deelen der Mis. Dit kleed verbeeld de liefde, die den priester geheel moet bezielen, en het liefelijke juk van Jesus Christus, hetwelk de offeraar met vreugde en bereidwilligheid moet dragen, wordt daarin aangeduid door het kruis, dat zich van achter op hetzelve bevindt.
7quot;. De Dalmalica was voorheen een kleed, geschikt voor de dienaren , en is nu een gewaad
20
BETREKKELIJK HET II. MISOFFES. 21
geworden, hetwelk de diaken en subdiaken, boven de albe dragen, wanneer zij den priester, aan het altaar bijstaan.
8°. De Koorkap was voorheen een mantel, welke men gebruikte in de processiën, wanneer het regende, en dien men dien naam gegeven had van Pluviale; de schelp, die van iichter is, was een kap om het hoofd te dekken. Deze mantel is in het vervolg een enkel versiersel geworden, voor de heilige plegtigheden bestemd, en kan even als de kasuivel, de evangelische liefde beteekenen, die den bedienaar der altaren als in een' nieuw mensch moet veranderen.
De inwendige gesteltenis der geloovigen moet gedeeltelijk met de deugden overeenkomen, eigen aan de offerande, welke zij met Jesus Christus en zijnen vertegenwoordiger opdragen. De Amict, moet hen doen gedenken , aan de zedigheid der kleederen, de ingetogenheid der stilzwijgendheid in Godstempel; de Albe en de Cingel of Gordel aamp;n de zuiverheid en ootmoedigheid; de Manipel aan het vrome leven en de werken des geloofs, welke zij met het heilige slagtoffer moeten vereenigen : de Stool aan de waardigheid van hun ambt, hetwelk hen roept, om op de aarde de offerande op te dragen,enindenhemelteheerschen; de Kasuivel aan liet zoete juk des geloofs, waaraan zij zich in alle omstandigheden moeten onderwerpen : eindelijk moet die uiterlijke toestel tot de oogen, maar nog meer tot het hart spreken, om de grootheid der offerande , het langdurig gevolg harer voorbereiding en den overvloed der vruchten, welke men er uit moet trekken, te verheffen.
Er blijft nog een woordje te zeggen, over de kleuren der heilige Misgewaden.
ONOERRIGTING
Men bedieut zich van het wit, voor de blijde en heerlijke geheimen, die tot Jesus betrekking hebben, en voor de feestdagen der allerheiligste Maagd en der Heiligen, die geene martelaren zijn. Deze kleur beteekent de blijdschap, den glans en de zuiverheid.
Het rood wordt gebruikt op Pinksterdag, en op de feestdagen der martelaren; en duidt den geest vau opoffering, de bloedstorting en de vurigheid der liefde aan.
Het groen is voor de zondagen en de gewone dagen, op welke men de getijden van [eria of geen bijzonder feest heeft, van den feestdag der allerheiligste Drievuldigheid, van den Advent, en van Kersmis tot septuaqesima, dit is het zinnebeeld van de vruchtbaarheid der velden , en van de vruchtbaarheid der geestelijke werken.
Het purper, treurige kleur, zinnebeeld der boetvaardigheid, is vcor deu tijd van den Advent, van sepiuaiiesimaen van de veertigdaagsche vaste.
Het zwait dirnt voor den rouw der kerk en van hare kinderen.
Men verstaat door de Mis van Requiem, zulk eene, die in zwart gewaad gedaan wordt.
En is hiervoor gezegd, dat het heilige Misoffer steeds te gelijk voor alle levenden en overledenen opgedragen wordt; dat de priester nogtans hetzelve meer bijzonder opoffert voor eenen levende of eenen overledene, dien hij in zijne bedoeliug aanduidt; hij kan aldus handelen, telken reize, dat hij de mis opdraagt, welke dag of welk feest het ook zij, en de geloovigen zouden zich bedriegen, zoo zij vermeenden dat een priester aan hunne meeuitig niet voldoet voor eenen overledene, dien zij hem bijzonder
22
BETREKKELIJK HET U. MISOFFÏR. 23
nebben aanbevolen, als hij niet in het zwart leest: |r zijn dagen, op welke de kerk hem het gebruik yan zwart gewaad niet toelaat, zoo als op een froot getal feestdagen : het is de kieeding van Hen priester op het altaar niet, die de zielen in het vagevuur verlichting verschaft, het is de toe\oeging der verdiensten van het ligchaam en bloed van Jesus Christus.
Over de zegeniog van en de besproeijing met het water.
Des zondags, vóór de Hoogmis, zegent de priester, met het heilige gewaad bekleed, uitgezonderd de kasuifel, het water, om daarmede de vergaderii g te besproeijen
De zegening van het water, bet gebruik, van daarmede het volk te besproeijen, van hetzelve bij het ingaan der kerk te nemen om daarmede op zijn voorhoofd het teeken van den Christen te maken, dit alles word door de ongeloovigheid voor belagcbelijke, ongeloovige oefeningen en nieuwe uitvindingen gehouden, die door de onwetendheid ingeslopen zijn, en welke wij dwaas genoeg zijn aan te nemen. Dit zijn even zoo vele lasteringen der ongodsdienstigheid, die, volgens den heiligen apostel Judas, datgene lastert, wat zij niet kent.
Het gebruik van het water met het zout te ze-ganen; is van de eerste tijden. Baronius, schrijvende over het jaar 131 na J. C , bewijst, dat dit gebruik eene apostolische overlevering is; de oudste Kerkvaders spreken van dit wijwater. Wanneer men , zegt de H. Augustinus, een gebruik, algemeen aangenomen ziet in de Kerk, dat gepleegd en onderhouden wordt bij al de volkeren, die het geloof omhelsd hebben, en men
ONDERRIGTIiNG
het begin daarvan in den loop der eeuwen , die tusschen de apostelen en ons zijn verloopen, niet kan aanduiden, kan men houden, dat hetzelve tot de tijden der apostelen opklimt. Dit algemeen grondbeginsel is op het gezegende water toepasselijk, waarvan men in de geheele Katholieke Kerk gebruik maakt. Is men dan niet meer dan vermetel wanneer men voor bijgeloovige en bespottelijke oefeningen houdt dezulke, die eenen zoo eerbied waardigen oorsprong hebben, dezulke,welke de Kerk, door Jesus Christus ingegeven, onderhoudt en alom aanbeveelt? En door die achtingswaardige oudheid is de geheimrijke beteekenis, aan de zegening van, en de besproeijing met het water verknocht, reeds voldoende, om te bewijzen, dat er niets bijgeloovigs in dit gebruik is.
De Kerk zegent het water, opdat de duivelen, uit kracht der gebeden, welke zij, hetzelve zegenende en bezwerende, uitspreekt geene magt zouden hebben op hetgeen door dit water aangeraakt wordt, maar de 11. Geest zijne heilig-makende kracht over hetzelve zou uitstorten. Zij vermengt gezegend zout met het water, omdat het zout het zinnebeeld der voorzigtigheid en wijsheid is, zoo als Jesus Christus leert, (Marc. IX. 48, 49), en de kracht hebbende om van bederfenis te beveiligen, duidt deszelfs vermenging met het water, het zinnebeeld der opregtheid en zuiverheid, de heilzame uitwerkselen aan van Gods genade in onze zielen, de eenvoudigheid en zuiverheid der duif, de voorzigtigheid der slang, de ware wijsheid, die van het bederf der zonde behoedt.
Men besproeit met dit water het altaar en het heiligdom, om alles te verwijderen, wat de
24
IIETUEKKtUJK HET li. MISOFFER.
aandacht, en de ingetogenheid des priesters zou kunnen storen, het vergaderde volk , om het tot de offerande voor te bereiden , en om in aller harten de gevoelens van boetvaardigheid, uitgedrukt in den psalm ; onllerm u mijner , o Gud! welken men gedurende de besproeijing leest, op te wekken.
Men plaatst dit water aan den ingang der kerken, opdat de geloovigen als zij hetzelve nemen, aan God de genade zouden vragen, om gereinigd te worden vau hunne zonden , ten einde hunne gebeden zuiverder en krachtiger te maken.
liet is goed dit water te nemen , als men opstaat en slapen gaat, vóór dat men zijn gebed begint, wanneer men bekoord wordt, als er een oiiweder woedt, en er de zieken en de dooden mede te besproeijen, tot verlichting hunner ziel, en alle plaatsen , alwaar men de listen des duivels vreest; deze zijn alle gebruiken door de Kerk van Jesus Christus goedgekeurd, en deze kan niets aanbevelen noch goedkeuren , dan hetgene heilig is.
Maar, opdat het gebruik van het gezegende water heilzaam z;j, moet men er zich van bedienen met eenen geest van geloof en berouw over zijne zonden, omdat dit water niets door zich zelf, onaflmnkelijk doorliet geloof van hem, die het gebruikt, gevoegd bij de gebeden der Kerk, uitwerkt. Men uient berouw te hebben, ten einde de genade te bekomen gereinigd te worden van zijne zonden, door zich met dit water te wasschen. God schenkt nimmer degenen vergeving der zonden, welke van geene boetvaardigheid doordrongen zijn.
1Ü 2
23
ONDERRIGTLNG
Over de godsdienstige omgaugen ia het algemeen en in het bijzonder over die, welke voor de Parochiale Hoogmis geschiedt.
Het woord Processie (omgang) komt van het latijn Procedere, hetwelk beteekent, gaan, voortgaan : het is een togt, welke de geestelijkheid en het volk met eenig godsdienstig voorwerp, biddende doet.
Wij vinden de omgangen reeds vóór het christendom in gebruik bij het Joodsche volk, zoo als wij op verscheidene plaatsen van de heilige Schrift lezen ; de christen Kerk heeft deze heilige oefening der eeredienst reeds van de vierde eeuw aangenomen , zoodra zij door het eindigen der eerste vervolgingen, den vrede en de vrijheid begon te genieten.
Natuurlijke redenen hebben in den beginne aanleiding tot de!e plechtigheid gegeven. Alzoo ging men, wanneer men overblijfselen der heilige martelaren vond op eenige plaats, alwaar zij gedurende de vervolging verborgen waren geweest, die met plechtigheid halen , en men bracht ze zegepralend in de kerk , terwijl men psalmen en lofzangen zong; men deed hetzelfde, wanneer die overblijfselen, van de eene plaatsnaar de andere werden overgebracht.
Daar het niet zelden gebeurde, dat de Bisschoppen het heilig Misoffer in andere kerken hunner bisschoppelijke stad , dan in de hoofdkerk , plechtig gingen opdragen , vertrokken zij uit deze , vergezeld van de geestelijkheid en gevolgd door het volk , onder het zingen van psalmen en andere gebeden, en men begaf zich alzoo naar de bedoelde kerk.
In openbare of algemeene noodwendigheden
26
BETREKKELIJK HET H, MISOFFEIU 27
stortte meu buitengewone gebeden , men ging in bedevaart naar de grafsteden der heilige martelaren , psalmen zingende , en men keerde op dezelfde wijze terug; de gezangen werden üta-niën, dat is smeekingen, geheeten : hiervan komt de naam van litanie der Heiligen, welke men aan het gebed geeft, dat sedert geruimen tijd bij de wederinvoering der omgangen, gezongen wordt.
Ziedaar grootendeels den eersten oorsprong der omgangen en hetgeen er aanleiding toe gegeven heeft. Later heeft men die ingevoerd, welke op de zon- en voornaamste feestdagen des jaars, voor de parochiale Hocgmis gehouden worden; degene , die plaats grijpen bij zekere bijzondere plegtigheden, altijd met een overeenkomstig doelwit; degene, die men doet rondom de steden en velden, zoo als op de kruisdagen , om de goddelijke zegeningen over de vruchten der aarde af te smeeken , en die in eenen geest van boetvaardigheid gedaan worden.
Die vóór de parochiale Hoogmis plaats hebben, werden voorheen rondom de kerk gedaan, of zelfs rondom de parochie, ten einde van God door de gebeden en het zingen der psalmen, het rijk zijner genade , zijne goddelijke bescherming over de gemeenten, de rust der zielen van de afgestorvenen, wier stoffelijke overblijfselen op de kerkhoven rusten, te verkrijgen; men droeg altoos gewijd water bij die omgangen , om de plaatsen , waar men kwam , te besproeijen , en die tegen de listen des duivels te beveiligen. Ten einde de goddelijke dienst te verkorten , heeft men zich later tevreden gehouden , die omgangen alleen binnen de kerken te doen.
ONDEBRlGTlJiG
Aan het hoofd van alle omgangen wordt het kruis van Jesus Christus gedragen , om aan te duiden, dat het de weg en de geleider is der geloovigen, en dat allen zich onder den standaard der zaligheid moeten scharen. De brandende fakkels ter regter- en linkerzijde des kruizes, zijn het zinnebeeld van Jesus Christus, die het licht der wereld is, en die, welke door de geestelijkheid en het volk gedragen worden, zijn eene getuigenis van hun geloof in het geestelijke licht, dat ons verlicht en geleidt.
De vaandels op welke de ligchamen van de heilige personen der kerk afgeschilderd zijn , of hunne beelden, welke men in die omgangen ronddraagt, drukken het verlangen der geloovigen uit, om derzelver voorspraak bij God te verwerven.
De brandende wierook die overal den goeden geur verspreidt, leert den geloovigen , dat zij, zoo als de heilige Paulus zegt, overal den goeden geur van Jesus Christus moeten verspreiden. Men brandt er eene grootere hoeveelheid in de omgangen, in welke Jesus Christus zelf, in zijn heilig Sacrament wordt omgedragen ; dit is een teeken van aanbidding , naar het voorbeeld der quot;Wijzen, die hem in zijne krib kwamen aanbidden.
De geloovigen moeten de omgangen met eene zeer diepe ingetogenheid vergezellen, en trachten in dien geest te treden, die dezelve deed instellen. Alle zijn zij zeer geschikt, om ons te doen gevoelen, dat wij geene verblijfplaats op aarde hebben , dat wij onze toekomende wening opzoeken, dat de Christen een reiziger en balling in deze wereld is , dat de hemel het ware vaderland is, werwaarts hij streeft, onder het
28
BETREKKELIJK HET II MISOFFEU.
geleide van Jesus Christus, onder de scbaduw der bescherming van de allerheiligste Maagd en der Heiligen, door de oefening des gebeds en der boetvaHrdigheid , om alzoo tot bet altaar des iiemels te geraken, waar ongestoorde rust en het eeuwige heil aangetroffen worden : het is ia deze godvruchtige gevoelens, dat de geloovigen de omgangen moeten beschouwen en volgen.
Al deze omstandigheden , in welke wij thans treden, bewijzen dan, dat er niets is, dat de Kerk doet of bezigt in de plegtigheden voor bare eeredienst, dat niet eerwaardig en hoogst geschikt is om het geloof der Christenen op te wekken en hunne godsvrucht te voeden. Dat de Christen zich dan bevlijtige om er den zin van te vatten , om in de heilige gesteltenissen te treden , welke de Kerk hem , door het zien barer plegtigheden wil inboezemen; en mogen de goddeloozen eindelijk schaamrood worden over hunne vermetelheid, door die voor bijgeloovige en belagchelijke oefeningen te beschouwen , en ophouden van datgene te lasteren, wat zij niet kennen.
OVER DE BESTE WIJZE
29
om het heilig Misoffer met vrueht te hooren.
De geschiktste wijze is zich te vereenigen met de gebeden en plegtigheden der Kerk, door ons geene andere inzigten voor te stellen dan de hare, onzen geest te vestigen op de gedachten , waarmede zij wil, dat wij ons zouden bezig houden, en in ons geene andere gevoelens op te wekken, lü 2,
30 ONDERRIGTPG BETREKUEL1JK HET ENZ.
dan die, welke zij wenscht, dat wij koesteren, om het voordeel te genieten van met haar te bidden en op te offeren, en de vrucht niet te verliezen, dio gehecht is aan den geest der woorden en plegtiglieden vol beteekenis en geheimenis , welke zij in dit verhevene werk bezit. Tot dat einde gaan wij eene reeks van gebeden geven, betrekking hebbende op de woorden en verrigtingen des priesters op het altaar , en wij zullen eecige uitleggingen daarbij voegen. Tot meerdere duidelijkheid, zullen wq de geleden en plegtiglieden van het heilig Misoffer in zes plegtige deelen verdoelen, die zeer gemakkelijk te onderscheiden zijn.
Het eerste is de openbare voorbereiding , die aan den voet des altaars gedaan wordt.
Het tweede begint aan den Introïtus, en bevat de verrigtingen en de gebeden , die aan het altaar geschieden tot na het Symbolum of de geloofsbelijdenis , hetgeen weleer de Mis van de leerlingen in de godsdienst of Catechumenen geheeten werd , welke men vóór de offerande wegzond, benevens de openbare boetelingen , als nog niet waardig zijnde bij de voltrekking der heilige geheimen toegelaten te worden. Het is dit wat aan de goddelijke verrigting den naam van Mis, van het latijnsche woord Ulessio, hetwelk wegzending beteekent, deed geven.
Het derde deel is de offerande der Mis.
Het vierde is de Canon of de Consecratie.
Het vijfde datgene, hetwelk aan den Paternoster begint, bevat de bereiding tot de-nut-tigiug en de nuttiging of de Communie zelve.
Het zesde is de dankzegging na de Mis.
VOOR EN ONDER HET H. MISOFFER,
MET UITLEGGING VAN DESZELFS PLEGTIGHEDEN.
pEBEDEN YOOP DE ji. fAlS.
Ik geloof vastelijk , o mijn God ! dat de heilige Mis het onbloedige offer is van het ligchaam en bloed van Jesus Christus, uwen Zoon. Maak dat ik hetzelve heden met die aandacht, dien eerbied en die heilige vrees bijwone, welke zulke merkwaardige geheimen vorderen.
Ik vereenig mij met den priester en uwe Kerk, om u dit offer met dezelfde inzigten op te dragen , waarmede Jesus Christus hetzelve aan het kruis heeft opgedragen: ik draag bet u op, ora uwe oppermagt over mij en over alle schepselen te erkennen, en om u mijne groote dankbaarheid te betuigen voor al de weldaden, welke gij over mij hebt uitgestort.
Zoo gij de Mis bijwoont, met een bijzonder inzigt om God meer uitdrukkelijk te bedanken voor eene door zijne goedheid vervrorvene genade, zoo voeg er bij;
En , namelijk , dat gij mij dusdanige genade , om welke ik u smeekte , hebt vergund. Ik draag het u op, om door de eindelpoze verdiensten van het goddelijk slagtoffer, dat op het altaar gaat
GEBEDEN VOOR EN ONDER
opgedragen worden, de vergiffenis van al de zonden te verwerven, waaraan ik het ongeluk heb gehad mij pligtig te maken. Laat niet toe dat ik de bruiloftszaal uws Zoons binnentrede, zonder met het bruiloftskleed versierd te zijn. Reinig van nu af mijne ziel. De heilige zaken zijn voor de Heiligen ; het is mij niet geoorloofd, u zoo nabij te naderen, zonder mij even als Mozes, alvorens ontschoeid, dat is, deaange-kleefdheid aan de zonden uit mijn hart verbannen te hebben. Ik verfoei dan al mijtie boosheden en ongeregtigheden , ik vraag u daarvoor vergeving en verzaak dezelve voor altoos.
Eindelijk draag ik u met uwe Kerk deze eerbiedwaardige offerande op, om van uwe goedheid al de genaden te verwerven, welke zij voor mij en voor al hare kinderen van u vraagt: gij hebt mij, bij voorkeur boven zoo vele anderen , het geluk geschonken , in haren schoot geboren te worden en haar toe te behooren: verleen mij door de verdiensten van Jesus Christus, uwen welbeminden Zoon , de noodige hulp om mijnen heiligen roep door werken, den Christen waardig, te verzekeren ; gewaardig u , om mijner zaligheids wille, mij al die genaden toe te staan, welke ik heden bijzonderlijk van u verzoek.
3-2
Gewaardig u ook mij gunstig aan te hooren voor allen , voor welke de regtvaardigheid en de liefde het mij ten pligt maken te bidden.
Indien het uw voornemen is de heilige Mis v,e hooren, ten einde eenige bijzondere genade voer iemand te verwerven, druk hier dan den persoon uit en de genade, welke gij voor hem verlangt te bekomen; en herinner u altoos, dat, zoo gij om eenig
HET H. MISOFFER.
tijdelijk goed bidt, gij het voorwaardelijk moet vragen, voor zoo verre die gunst met den goddelijken wil overeenkomstig en voordeelig voor uwe zaligheid is, of voor die van dengene, voor wien gij bidt.
Ik verzaak , vooral, o mijn God ! aan al de verstrooidheden , die mijnen geest zullen komen overvallen; ik bid u, mij daarom te behoeden, opdat niets van het aardsche mij aan de liefderijke gemeecschap onitrekke, welke ik met u , o mijn Heer en mijn God ! verlang te hebbjn. Am.
In den raam des Vaders, des Zoons en des heiligen Geestes- Amen
DE Ol'EXBAKE VOOEBEREIDINfi DIE AAN DEN VOET DES ALTAARS GEDAAN AVOBDT.
De aankomst vau den priester aan het altaar, verbeeld de komst van Jesus Christus in deze wereld door de menschwording, en de priester in zooverre hij aiensoh en zondaar is, herinnert wonderbaar aan de vernietigingen van het vleeschgeworden Woord , dat de gedaante van eenen slaaf aangenomen, en zich met al onze ongeregtigheden beladen heeft, en in lezende Missen schijnen de vernedering en vermindering van Jesus nog meer uit, door de eenvoudige en zedige treden van zijnen bedienaar.
De priester begint met over zich op de uitgestrektste wijze het teeken des H. Kruises te maken, hetwelk de aanwezenden gelijkelijk behooren te doen. Het
33
GEDEDEN VOOR EN ONDER
gebruik van dit teeken klimt tot de Apostelen op, en reeds spreekt Tertullianus in de tweede eeuw van het teeken en zinnebeeld der Christenen, die daarvan bij het begin en het einde hunner voornaamste werken gebruik maakten.
De priester begint met het teeken des kruises, omdat hij en het Christenvolk aan de drie goddelijke Personen door het doopsel zijn toegewijd: den Vader, die hen heeft aangenomen voor zijne kinderen; den Zoon, in wien zij ziju aangenomen; den heiligen Geest, door wion zij zijn aangenomen, in den heiligen Doop herboren wordende.
De psalm, welken de priester aanstonds zegt, is eene bereiding tot het heilige offer, door gevoelens van vrees, verlangen, vertrouwen en heilige vreugde.
Aan het Confiteor of de schuldbelijdenis vouwt de priester zijne handen te zamen, blijft in eene nederige houding, die eenen zondaar past, en zich voor God beschuldigende, slaat hij op zijne borst, terwijl hij smeekt, hem te reinigen, eer hij tot het altaar opklimt, te dien einde biedt hij hem de verdiensten van Jesus Christus en van de heiligen aan.
Ia den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes. Amen.
De psalm Juilica.
Ik nader tot het altaar. Heer! Gij, die het licht zijt van hen die zich in de duisternis bevinden; en die mijne toevlugt zijt in ai'le rampen, welke mij omringen.
Gewaardig u mijne ziel te bezoeken, en mij de zaligheid aan te brengen, naar welke ik verzucht: wolken des hemels , zendt ons den regtvaardige, en dat de aarde den Zaligmaker voortbrenge.
34
HET H. MISOFFER. 33
Heilige Geest, teedere en edelmoedige Vertrooster, boezem mij gebeden in, die waardig zijn verhoord te worden, bestier mijnen wil, versterk mijnen mond, opdat ik over de wereld en over mij zeiven moge zegepralen : maak, dat ik steeds aan uwe inspraken onderdanig zij , maar vooral dat ik u beminne!
Het Conlifcor of de schuldhelijdenis
Ofschoon gij , o mijn God! om mijne zonden te kennen, mijne belijdenis niet behoeft, en gij in mijn hart al mijne ongeregtigheden leest, belijd ik die echter voor het aanschijn van hemel en aarde; ik beken, dat ik u door mijne gedachten, door mijne woorden en door mijne werken belee-digd heb. Ik beschuldig mij daarover en bid u ootmoedig om vergeving. Heilige Maagd, Engelen des Hemels , Heiligen van het Paradijs , bidt voor ons , vraagt voor ons genade , terwijl wij in dit dal van tranen en ellenden zuchten, en verwerft voor ons vergeving onzer zonden.
Kliserealur.
O Jesus! vergun ons de kostbare gave van het berouw en de vergiffenis, welke gij zelfs aan de grootste zondaars beloofd hebt, zoodra zij voor ii hunne ongeregtigheden belijden en zuchten , omdat zij uwe eindelooze heiligheid beleedigd, uwe goedheid miskend, en uwe grenzelooze liefde veracht hebben.
De priester klimt op het allnai'.
Gelukkig hij, die in zijne zwakheid, door uwe
36 GËBEDEN VOOR ES ONDER
genade ondersteund, waardig zoude zijn tot uwe
altaren te naderen!
Geef mij Heer! die genade door de verdiensten der Heiligen, die zoo veel deel hebben in uwe heerlijkheid.
Hij liiist liet altaar.
De kus van den priester op het altaar, wordt te gelijk aan Jesus Christus, welken het altaar verbeeldt, gegeven, en aan de Heiligen, wier overblijfselen in het altaar rusten, en met Jesus Christus één en hetzelfde slagtoffer, één en hetzelfde altaar zijn. De priester kust het altaar op dit oogenblik, om de hoop te betuigen, welke hij koestert van voor zich en voor zijne geloovigen de vergeving te verwerven, welke hij zoo even aan den voet des altaars, door de verdiensten van Jesus Christus en door de voorspraak der Heiligen heeft gevraagd. Vereenigen wij ons met hem , dooi een heilig vertrouwen, en zeggen wij:
En gewaardig u ons, die de opvolgers van hun geloof en van hunne heilige verlaogens zijn , de genade der verzoening te verleenen, die hier op aarde het begin was van den vrede, welken zij nu in uwen schoot genieten.
Zoodra de priester het altaar gekust heeft, bewierookt hij in plegtige Missen hetzelve : dit is om God te bidden de gebeden des christenvolks aan te nemen, gelijk een wierook van goeden geur.
De priester den wierook zegenende zegt: Wordt gezegend door hem, tol wiens eer (jij gebrand wordt. Amen.
HÏT H. MISOFI'Elt.
gebeden en onderkigtingen, van eet oogenblik,
DAT DE PllIhSTER HET ALTAAR OPGAAT, TOT AAN DE OFFERANDE.
De priester leest, aan den kant des Epistels, het begin van eenen psalm, welken men voorheen geheel bad, ten einde den geest en de genade des gebeds over zich in te roepen, die zoo noodig gedurende het heilig Misoffer zijn, als ook, om den wenseh en het verlangen uit te drukken, waarmede de oude patriarchen naar de komst van den Messias haakten.
Gij zijt bet lieer! die den Heiligen van het oude teslament zulke vurige verluusens ingeboezemd hebt, om uwen eenigen Zoon op aarde te zien nederdalen; deel mij iets van die heilige vurigheid mede, en maak dat ik, ondanks de ellenden en moeijelijkheden van dit leven , in mij een heilig verlangen onlware , om mij met u door eene vurige liefde te vereenigen.
Deze twee grieksche woorden beteakenen: Tleer, ontferm u onzer, en die, welke volgen: Christus, ontferm u onzer, üe priester herhaalt die zoo dikwijls om ons te leeren, dat het alleen door het aanhoudende gebed is, dat wij des Heeren bijstand in onze noodwendigheden kunnen verwerven.
31
38 GEBEDEN VOOB EN OSOER
lieer, wij zouden, uit liootde van de menigte j-ggti
onzer zonden, nimmer genoeg tot u kunnen »
zesgen , ontferm u onzer. Wij smeeken u om die » ^
genade, met het geroep van den^blinde van Gep; Jerieho , met de volharding van de Cananeescbe vrouw, met de drift van al degenen , welke gij u gewaardigd hebt te verhooren , wanneer zij vol-hardend tot u te roepen : lieer, ontferm u onzer.
Het sloria in cxcclsis.
B groc
Deze lofzang, welks begin door de Engelen gemaakt bare
en door hen, gedurende den Iversnacht , aan de kelij
mensehen geleerd is, is eene reeks van lof betuigingen de J
tot God en Jesus Christus. De priester heft, als hij vree
denzei ven begint, de handen hemelwaarts, om aan kom
te duiden, dat men de harten tot in hel hoogste des wil
hemels moét verheffen , en hij vouwt die onmidde- gein
lijk daarna te zamen als reeds den vrede en den gest
goeden wil bezittende, welke -hij verworven en over G
de aarde getrokken heeft. Hij buigt zich daar, waar goe(
het gebed eene aanbidding, eene dankbetuiging wordt, wor
ot den naam des Zaligmakers herhaalt, en hij ein- tuig
digt met het teeken des heiligen Kruises en met en
dequot;aanroeping der allerheiligste Drievuldigheid.— Aln
Men zegt dezen lofzang niet in tijden van boetple- wij
o-ing: hij is voor plegtigheden voorbehouden. hee
Glorie zij God in den Loogsten , en op aarde ^ vrede aan de mensehen , die van goeden wil zijn.
Wij loven u , wij aanbidden u , wij verheerlijken u j
u, wij danken u, om uwe overgroote heerlijkheid. (
Heer, God, hemelsche koning, God, almogende ^
Vader! Heer, eeniggeboren Zoon. .lesus Christus! on(
Heer God . Lam Gods , dat de zonden der wereld .
wegneemt, ontvang ons gebed; die zit aan de in
T
HET (!. MISiltTEH.
regterhand des Vaders, ontferm u onzer ; want gij zijt alleen heilig, alleen de Heej', alleen de Allerhoogste Jesus Christus, met den heiligen Geest in de heerlijkheid des Vaders. Amen.
| Oude de plegtige Missen zou meu de volgeride uitbreiding vau dien lofzaug kuuneu lezeu, terwijl Inj gezongen wordt.
Glorie in de hemelen aan God, die in dit groote geheim, de wonderen zijner wijsheid, barmhartigheid en magt op eene zoo onuitsprekelijke wijze heeft doen uitschitteren. Vrede aan de menschen op de aarde; het is de God des vredes zelf, die denzelven aan de wereld is komen hrengen; heil den menschen van goeden wil, die hun hart voor dezen hemeischen en geheel goddelijken vrede openen, ec die wel gesteld zullen zijn, om hem te ontvangen.
Groote God! God, eindeloos heilig, eindeloos goed! wat kunnen wij, op het zien van al de wonderen uwer teederheid doen, dan onze lofbe-tuigingcn , onze zegeningen , onze aanbiddingen en al de gevoelens onzer harten aanbieden? Almogende God, Koning van hemelenaarde, wij doen u de dankbetuiginuen , welke wij uwer heerlijkheid en liefde verschuldigd zijn ; maar daar wij onbekwaam zijn om u door ons zeiven waardige hulde aan te bieden , vereenigen wij ons met die , welke de Engelen en gelukzaligen u bewijzen in den Hemel.
O Jesus! eenige Zooi; des hemeischen Vaders Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt ontferm u onzer; o gij , die in hoedanigheid van slagtoffer, reeds de zonden van het menschdom, in uwe tranen afwascht, en die dezelve eens
39
i
GEBEDEN VOOR EN ONDEK
door uw bloed zult uitwisschen, gewaardig u onze gebeden te verhoeren : ofschoon ïn onze oogen vernietigd, zit gij aan de regterhand uws Vaders in den hemel, wij smeeken u, erbarm u onzer, en kom onze kwalen genezen, door die met ons te deelen.
Wij erkennen u, o geboren wordende Ood! en alleen heilig, alleen de Heer, alleen groot , en eindeloos verheven boven alle grootheid. Gij heerscht met den heilifjen Geest in de heerlijkheid van uwen hemelschen ^ader; kom als Opperheer in onze harten heerschen ; wij wijden u die aan den voet van uwe krib toe , om u alloos toegenegen te blijven Voor wien zouden wij voortaan zuchten kunnen slaken, tenzij voor u, onzen Zaligmaker, onzen Weldoener, den God vol tninnelijkheid en goedheid! Vwj willen u van ganscher harte beminnen in den tijd, om niet op te houden u te beminnen in de eeuwigheid.
Duminus voliiscum.
Door deze woorden, die bef eekenen ; De Heer zij metu, wensoht de priester aan liet volk Gods zegen, en het is daarom dat hij zieh tot hetzelve wendt. Hij kust eerst het altaar om te toouen, dat hij wenschende den vrede aan het volk te geven, denzelren eerst van Jesus Christus, welken het altaar verbeeldt, moet ontvangen. Het volk antwoordt met hem ; en, hij zij met uwen geest; drukt alzoo deszelfs erkentenis uit jegens den priester, en den geest van .iefde en eendragt, die onder hetzelve moet heerschen, om gezamentlijk te bidden, en God een heilig geweld aan te doen, door eene vereeniging van smeekingen.
Ja, wees met ons, Heer, en met uwen dienaar.
40
opdat
gÜ on zaligh
De keerd ons hi hoofd de vei kunne
HET H. 511S0FIER. 41
opdat wij met godsvrucht mogen bidden, en gij ons ter uwer verheerlijking en ter onzer zaligheid moget verhooren.
Hel omnns.
De priester aan den kant van den Epistel wedergekeerd zijnde zegt: Oremus, dat is te zeggen; laat ons lidden, en hij maakt, oene lisrte buiging met het hoofd naar het kruis, om aan te duiden, dat het door de verdiensten van Jesus Christus is, dat wij de genade kunnen verwerven, welke wij vau God vragen; ook eindigt liij liet gebed, met onzen goddelijken Zaligmaker aan te roepen door de woorden: per Domimm nostrum, Jesum Christum; door onzen Heer Jesus Christus. Hij zegt een of meerdere gebeden, volgens de dagen ; de geloovigeu moeten de meening hebben , van met hem te vragen, hetgene hij van God verzoekt. Het volk antwoordt; Amen, om te kennen te geven dat het de woorden des priesters bekrachtigt.
Ontvang [leer, de gebeden, die voor ons he-melwaans gestierd worden; verleen ons de genade en de deugden, welke de heilige Kerk, door den priester voor ons vraagt. Wij bekennen, dat wij niet verdienen door u verhoord te worden ; maar gewaardig u echter in aanmeiking te nemen, dat wij u al deze genade vragen, door Jesus Christus uwen Zoon , die met, u leeft en heerschappij voert in de eeuwen der eeuwen Amen.
Geef' mij , Heer, de heilige vermorzeling des harten, opdat ik, aan den voet uwer altaren, mijne langdurige afwijkingen en schuldige zwakheid hevveene; omgeef mij met uwe sterkte, opdat de arbeid, de gevaren, de hinderpalen , de vervolgingen der meuschen, of de kwade voorbeelden mij nimmer van u scheiden
4? GEBEm.N VOO li UN ONDKP.
Ik smeek u om die genade . dnor de einde-looze verdiensten van Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.
De Joden begonnen do vergadering van den sabbatdag, met de lezing vau Mo zes en de profeten. De eerste Christenen volgden dit gebruik, in hunne vergaderiugen op den zondag, en in al de eeuwen dei-Kerk heeft meniezingen gedaan uit de heilige Sehrift, genomen uit de boeken van het oude testament of uit de werken en brieven dor Apostelen, vooral uit die van den heiligen Paulus. De Kerk voor hetEvangelij de schriften der gezanten van God doende lezen, schijnt het voorbeeld van J esus Christus na te volgen, die eenige zijner leerlingen voor hem uitzond om de geesten en harten voor te bereiden in de plaatsen werwaarts hij gaan wilde.
Ik beschouw dezen Epistel, o mijn God! als eenen brief, die van den hemel komt, om mij uwen aanbiddelijken wil te doen kennen Vergun mij, bid ik u , de noodige kracht, om dalgene te volbrengen, wat gij mij beveelt. Gij zijthet. Heer, die den Profeten en Apostelen ingegeven hebt, hetgeen zij geschreven hebben: verleen mij eenig deel in hunne verlichtingen , en laat tevens in mijn hart een vonkje dalen van dat heilige vuur, waardoor zij ontstoken waren , om u , gelijk zij, te beminnen en te dienen op aarde.
iu de groote missen, wanneer de Epistel gezongen wordt, kan men de volgende lezing er bij voegen.
Het is hoog tijd, dat wij uit onzen slarp ont waken , want de dag gaat voorbij, dc nacht des doods nadert, wanneer cr geen tijd meer zal zijn,
iiET H. MISOFFER.
om aan onze zaligheiil te werken Lhten wij dan de werken der duisternissen verwerpen ; ons met J.C. bekleeden,eiide zinnelijkheden desvleesches niet meer volgen Dat ons leven rein , onze godsvrucht levendig zij , wij verwachten onzen God en snellen hem te gemoet. De hemelen doen over de regtvaardigen bij uitstekendheid den dauw hunner zegeningen nederdalen: dat ons hart zich eindelijk opene als eon dorre grond voor het water, en al de christelijke deugden voortbrenge. Hechten wij ons aan het goede; onthouden wij ons zelfs van den schijn van het kwaad; dat de God des vredes ons in alles heilige, ten einde onze ziel onberispelijk bevonden worde voor zijn aarischiin. De genade van God , onzen Zaligmaker, is sedert lang verschenen , en leert ons de goddeloosheid en den geest des tijds te vlugten; ia deze wereld met matigheid, godsvrucht en regtvaar-digheid te leven, alzoo de gelukzalige hoop en de toekomst der heerlijkheid van onzen Heiland te verbeiden, die zich geleverd heeft, om ons van alle ongeregtigheid vrij te koopen
Het G ra dn aal.
Na den Epistel, leest de priester nog eenige woorden van de psalmen, zoo als van het Introitus , om hot gebed of de lofbatuiging te vereenigeu met de onder-rigting in den Epistel ontvangen. Die verzen noemde men Graduaal, omdat zij gelezen of gezongen werden op de trappen van de Jubé of het koor. Het woord alleluja, dat in het Graduaal voorkomt, van Septuagesima tot den paasehtijd uitgezonderd, is een he-breeuwseh woord bcteekenende : Loof God.' en het drukt tevens een gevoel van verrukking, van vreugde
43
GEBEDEM VOOR EN ONDER
uit. Men behoort, gedurende dit gebed, zijn hart hemelwaarts t« verheffen, zich bij de Engelenkoren te voegen, en te Irachten hunne blijdschap, op het zien van Gods weldaden, na te volgen.
Uwe lessen onderwijzen en behagen mij, Heer! zij verheugen mij, en doen mij de hoop koesteren, van u eenmaal in den hemel, mijn Vaderland, te zullen zien.
Het overdragen van het boufc van de regter- naar de linkerzijde des altaars.
Drze overbrenging doet ons zien, dat do Joden, geweigerd hebbende de profeten en de apostelen aan te hooren, verlaten werden, en dat de apostelen tot de Heidenen gegaan zijn , wien zij het Evangelie gebragt hebben. Bidden wij God, dat hij nimmer toelate, dat wij door onze zonden gelijk de Joden verdienen, dat zijn licht ons ontnomen worde, om aan anderen gegeven te worden. Gedurende deze overbrenging van het boek, is de priester diep nedergebogen in het midden des altaars, en hij doet een vurig gebed om zijn hart en zijne lippen te zuiveren, vóór dat hij het heilig Evangelie leest.
Maar om dit liemeisclieVaderland te verdienen, zuiver Heer, dit hart, in hetwelk pij uw verblijf moet nemen ; reinig mijne lippen met het ploeijen-de vuur der heilige liefde , dat gij gebruiktet om die van uwen profeet Isaïas te reinigen, opdat gij mij, na waarlijk uwe heerlijkheid op aarde verkondigd te hebben , eens moaet toelate'i, om die in den hemel te vieren. O Algoede, behoed mij van de ongeloovigheid, die haar venijn onder ons verspreidt, en straf mij nimmer met mij de fakkel des geloofs te ontnemen.
44
HET II. MISOFFER.
Dominus ▼obiscura , vóór het Evangelie.
Doe mij, Heer, uwen heiligen wil keunen, spreek, o mijn God! uw dienaar hoort.
In de plegtige Missen wordt het Evangelieboek bewierookt, opdat de geur van den wierook hetteeken zij van den goeden geur, welke God in de zielen verspreidt, welke zich door het heilige Evangelie doon kennen. Men draagt, brandende waskaarsen ter regter- en Ier linkerzijde van het boek, om ons tedoen kennen, dat Jesus Christus het ware licht is, dat ons door zijn evangelisch Woord verlicht. Wij blijven staande, gedurende de lezing van het Evangelie, om aan te duiden, dat wij beieid zijn Jesus Christus te volgen, als den eenigen Meester, welken wij moeten aanhooren , en dien wij voortaan willen gehoorzamen.
Beschouw het Evangelie, hetwelk gij gaat hooren, als het rigtsnoer van uw leven en uwe zeden, een rigtsnoer, hetwelk gij beloofd hebt te zullen volgen, door de in het Doopsel aangegane verbindtenissen en waarnaar gij strengelijk zult geoordeeld worden. De priester maakt vóór hij het Evangelie begint, een teeken des kruises met den duim , op de eerste woorden van hetzelve, om te doen zien, dat de leer van J. C. in de wereld niets uitgewerkt heeft, dan door de verdiensten van zijn lijden en zijnen kruisdood.
De drie teekens des kruises, welke de priester op het voorhoofd, den mond en de borst maakt, en welke wij gelijkelijk naar zijn voorbeeld maken, zijn de teekenen van drie pleglige geloofsbelijdenissen. Wij maken het eerste op het voorhoofd, om aan te toonen, dat wij ons voor het Evangelie niet schamen;het tweede op den mond, om te betuigen, dat wij met den mond
4(i GERE1)Egt; VOOR EN ONDER
eeue hemelsche leer willen belijden, welke wij in het hart bezitten, en het derde op de borst, ora te toonen, dat wij verlangen het kruis van Jesus Christus diep in ons hart te prenten, en onze aangekleefdheid aan het geloof door daden te willen bewijzen.
Men moet de wijsheid en de waarheid zelve aanbid-denin al de woorden van het E vangelie, Jesus Christus spreekt daar voor ons, en wien zouden wij aanhooren tenzij hem, die de woorden des eeuwigen levens bezit ? Na het lezen of zingen van het Evangelie kussen de priester en de diaken het eerbiediglijk, om hunne verknochtlieida-indioliBmelsehe woorden tc betuigen.
Ik sta op, o opperste Wetgever om te beluigen , dat ik bereid ben de eeuwige waarheden, die in het heilig Evangelie besloten ziju, ten koste van mijn leven zelfs te verdedigen. Gij leert ons, dat niet allen, die zeggen : Heer, lieer! (dat is dio zich bevredigen uw Evangelie met den mond te belijden , zonder den vasten wil te hebben , naar hetzelve te leven) het rijk der hemelen zullen binnen treden : maar dat alleen diegenen hetzelve zullen ingaan , die hunne werken volgens uwe geboden zullen verrigt hebben.
Verleen mij dan de genade, zoo veel getrouwheid te hebben in de vervulling van uw goddelijk woord, als gij mij standvastigheid inboezemt in bet te gelooven. Helaas ! waartoe zou het mij dienen, wanneer ik voor u zal verschijnen, het geloof te hebben gehad, zonder de verdiensten der liefde en der goede werken, tenzij ora mijne vcroor-deeling vreeselijker en mijn eeuwig lot schrik-kelijker te maken ! O God der barmhartigheden ! oordeel mij niet naar de aanhoudende tegenstrijdigheid . welke ik tusschen uwe leer en mijn gedrag gesteld heb, en boezem mij den moed
HUT 11. JllSOFI'Eli.
in, om te beoefenen hetgeen ik geloof, U, Heer! zal al de roem daarvan toekomen.
Wanneer het Evangelie in de pleptige Missen gezongen wordt zou men intussclien de volgende lezing, uit de heilige Evaneeliën getrokken, geheel of gedeeltelijk kunnen doen.
Zoo iemand mij bemint, zegt Jesus Christus, zal hij mijn woord bewaren, mijn Vader zal hem beminnen, wij zullen tot hem komen en in hero ouze woning vestigen. Bemin den Heer uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten , ziedaar het eerste en grootste gebod. Het tweede is aan dit gelijk: gij zult uwen naaste beminnen gelijk u zelfeu : Doe zulks en gij zult leven. De geheele wet en de profeten zijn in deze twee geboden besloten. God is een geest, en hij wil in geest en waarheid aangebeden worden ; want indien uwe regtvaardigheid niet volmaakter is dan die der Phariseën, zult gij het rijk der hemelen niet binnen gaan. Doe boetvaardigheid, want zoo gij geene boetvaardigheid doet, zult gij allen verloren gaan. liet rijk Gods nadert: de bijl is reeds aan den wortel van den boom gezet, en van den kant, waarbij zal vallen,zal hij altoos blij ven. Wees steeds bereid, want ik zal komen opeen uur,waarop gij het niet verwacht Heil hun, die van de goederen dezer wereld onthecht zijn ! zalig zijn de zachtmoedigen, de vreedzamen , die rein van harte en barmhartig zijn; zalig degenen, die met gelatenheid lijden , die dorstig zijn naar de regtvaardigheid , want het rijk der hemelen behoort hun toe. Wat baat het den mensch het heelal te winnen zoo hij zijne ziel verliest? Niemand kan twee meesters dienen; vergader geene schatten voor de aarde , maar voor den hemel; zoek voor
47
GtBEDEN VOOR 1 N ONDER
alles het rijk Gods en zijne regtvaardigheid, het )verige zal u, als toemaat, gegeven worden. Kom tot mij; mijn juk is zoet en mijn last is ligt; leer van mij . dat ik zaclitmoedig en ootmoedig va') harte ben , en gij zult de rust uwer zielen smaken. /00 iemand mij wil volgen, dat hn zich zeiven verloochene, dagelijks zijn kruis opneme en mij nakome Bemin uwe vijanden; vergeef, en mt-n ?,al u vergeven; vraag, en gij zult ontvangen. Ue weg des verderfs is breed ; maar die tot het eeuwig leven leidt, is ei g, en weinigen volgen hem. De hemel leidt geweld, men moet strijden om hem te bekomen; het is alleen door het lyden, dat ik tot de heerlijkheid gi komen ben, er is voor u geen andere weg, want de leerling is niet boven den meester. Die zich verheft, zal veriiederd, die zich vernedert, zal verheven worden Die uit God is, hoort Gods woorden. Zoo gij mijne geboden onderhoudt, zult gij in mijne l'.efde verblijven, en gij zult daar zijn, waar ik zelf ben, waar ik u eene plaats ben gaan bereiden.
Deze zijn de heilige woorden : dat onze zonden uitgevvischt worden door de kracht van het Evangelie , met opregtheid in beoefening gebragt!
Het Credo.
Het Evangelie is op e zon- en zekere feestdagen gevolgd door het Credo of de Geloofsbelijdenis, omdat het hijzonder op die plegtigheden is, datdegeloovigen vol van denzelfden geest, voor do altaren, de aanbidding van al onze heilige geheimen moeten vernieuwen, en een plegtig blijk moeten geven van hun volkomen geloof aan al de waarheden des Evangelies, in het kort, bevat in het St/mholum.
48
HET H. MISOFFER.
IkgeloofineénenGod, den Vader, almogenden Schepper van hemel en aarde , van alle zigtbare en onziglbare dingen; en in eenen Heer Jesus Christus , den eenniggeboren Zoon (iods die uit den Vader voor alle tijden geboren is; God van God, licht van licht; waarachtig God van den waarachtigen (lod; geboren en niet gemaakt, van één wezen raet den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn , die om ons menschen en om onze zaligheid uedei gedaald is uit den hemel , en is
VLEESCH eEWORDEN HOOR DEN II. GEEST, UIT DE
maagd mahia; hij is mensch gewonlen, die ook gekruist is voor on^ onder Pontius Pilatus; hij is gestorven , begraven en den derden dag wederom opgestaan, volgens de Schriftuur; hij is opgeklommen ten hemel, zit ter regterhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid, om de levenden en dooden te oordeelen; wiens rijk geen einde zal hebben. En in den heiligen Geest, den Heer die levend maakt, die van den Vader en den Zoon voortkomt die met den Vader en den Zoon te gelijk aangebeden en verheerh kt wordt, die door de Pr feten gesproken heeft. En eene heilige Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijd een Doops;l tot ve,-gifl'enis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en het leven der toekomende eeuwen. Amen.
GEBED
gedurende het ringen van het Credo.
Hoe zal ik u, o mijn God ! waardig bedanken voor de kostbare gave van het geloof, waarmede gij mij. bij voorkeur van zoo vele anderen , die nichten in de duisternissen der dwaalleeren ,
49
GEBEDEN VOOli EN ONDEii
30
begunstigd liebt? Maak, lieer! dat zij mij steeds dierbaar zij, die wonderbare gaaf, hoog verheven boven de eer, de rijkdommen, de vermaken en de ijdelheden dezer vergankelijke wereld. Geef mij eene volmaakte neiging voor alles, wat het geloof mij leert, opdat ik met gelijken eerbied aanbidde ; al wat ik begrijp in uwe onuitsprekelijke geheimen , en al wat mijne geestvermogens te boven gaat Dewijl mijn verstand zoo bekrompen is , dat ik mij zelven niet begrijp, besef ik , eindelooze God! dat het noch billijk, noch mogelijk is, uwe goddelijke geheimen te doorgronden. Maar gij hebt mij door uwe genade overtuigd van de kennis, getrouwheid en opregtheid dergenen , door welke gij uwe heilige uitspraken aan de wereld verkondigd hebt. De wereld heeft daaraan geloof gegeven ; het zou het grootste der wonderwerken zijn, zoo zij zonder wonderwerken die had kunnen gelooven. En wcrwaarts zou ik mij wenden.om meerdere zekerheid te verkrijgen? Indien ik mij bedrogen vond, zoudt gij liet zelf zijn , die mij in dwaling gebragt had; wanneer dan mijne zinnen en mijne verbeelding twijfelen, zullen echter mijne rede en mijn wil nimmer twijfelen Dat geloof, o Jesus! dal geloof, hetwelk de Apostelen over de geheeie aarde verkondigd, en zoo vele duizende Martelaren met hun bloed bezegeld hebben; dat geloof, hetwelk zoo vele heilige leeraars, in hunne onsterfelijke schriften, verdedigd hebben ; dat geloof van alle eeuwen, dat steeds den goeden geur zijner deugden over de wereld verspreid en den hemel met heiligen bevolkt heeft; dat geloof, dat nimmer het lijden zonder vertroosting, de kwalen zonder hulpmiddel gelaten heeft, dat verhevene geloof zal vocralioos
HET H, MISOFFER.
ïds Ë het mijne zijn ; voltrek dan iu mij, smeek ik u ,
'en |(. o mijn goede Zaligmaker, voltrek uw werk , niet
en « alleen door in mijne ziel de fakkel des Geloofs
sef in al haren glans te behouden, maar ook, en
iet wel vooral door hetzelve werken des lichts voor
sd mijne eeuwige zaligheid te doen voortbrengen,
e- Amen.
as
i- Domiuus Toliiscum,
Mijn God ! dat uwe genade met ons en met den
i. priester, uwen dienaar, zij, om u deze offerande
ei waardig te kunnen opdragen.
t
HET BEGIN DER OFFERANDE UF HE OPDIUGT.
liet Odcrforium.
Ontvang, o heilige Vader , eeuwige en almogende God! dit vlekkelooze offer, dat wij, hoe onwaardig wij ook zijn mogen, u opdragen; ik draag het u op als aan mijnen levenden en waren God, voor mijne tallooze zonden , beleedigingen en nalatigheden , ik draag het u ook op, voor alle geloovige Christenen, levende en overledene , opdat het hun eu mij ter zaligheid ver-strekke. Amen.
ol
GKBEDEN VOOR EN ONDER
Wanneer de Priester den wijn en het water in den kelk giet.
God! die door een vreemd uitwerksel uwer magt, den mensch in eenen verheven giaad van voortreffelijkheid en uitstekendheid geschapen hebt, en die door een nog bewonderenswaardiger wonder uwer goedheid , u gewaardigd hebt, dit weik uwer handen, na zijnen val te herstellen, verleen mij , door het geheim , hetwelk de vermenging van het water met den wijn ons vertoont, de genade van te mogen deelen in de godheid van Jesus Christus, uwen Zoon, diezich volgaarne met onze menschheid heeft willen bekleeden ; hij , die God zijnde, met u, in de eenheid van den heiligen Geest, leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.
I)e opdi'ngl van den kelk
Ik draag u , Heer! met uwen bedienaar den kelk der zaligheid op, en smeek uwe goedheid denzei ven als een reukwerk van goeden geur te doen opstijgen tot den troon uwer goddelijke Majesteit, voor onze zaligheid en voor die van de geheele wereld.
Ik bied mij voor u aan , Heer ! met eenen oot-moedigen geest en een rouwig hart; ontvang mij, bid ik u, en maak dat de offerande, welke ik u geheel uit eigen bewetnngopdraag.in vereeniging met die van Jesus Christus, heden voor u. op dusdanige wijze voltrokken worde, die n deztlve aangenaam kan maken, o Heer, mijn God!
In de plegtige Missen bewierookt de priester liet brood en den wijn, die opgedragen zijn geworden, zeggende: Vat deze wierook, dien yij gezege.id
52
HET II, MISOFFER.
hebl, lot u opklimme, Heer! en mee barmhartigheid oner ons nederdale! Vervolgens bewierookt hij het altaar eu 7egt: Dat mijn gehed, Hem! tot u opklimme gelijk deze wierook; dat de opheffing mijver handen m aangenaam zij, gelijk de avondojJ.Tunde S'el, fleer! eene wacht aan mijnen wond, en de omzigligheid op mijne lippen. Laat niet toe, dut mijn hart vervoerd worde tot kwaadwillige woorden, om mijne zonden te verschoonen.
Terwijl hij het wierookvat aan den diaken wedergeeft ze;;;! hij: ])at de Heer hel vuur zijner liejde in ons ontsteke, en ons door eene eeuwige liejde doe branden. Amen.
Dat wij ons best doen, ora in al die godvruchtige gevoelens te treden, en die heilige verlangens in ons te vormen.
Daarna bewierookt de diaken aanstonds den priester aan het altaar, J esus Christus vertegenwoordigende en in zijnen persoon het heilige geheim opdragende.
De priester wnscht zijne vingeren.
De priester, alvorens het heilige Misoffer te beginnen, wascht hier zijne vingeren, om in den reest van Jesus Christus te treden, die de voeten zijner Apostelen wiesoh, voor dat hij hun het heilige Sacrament des Altaars toediende, ofschoon zij bevorens reeds zuiver waren. Dit toont ons, dat het niet genoeg is, zuiver te zijn van gruweldaden, om aan de geheimen deelachtig te worden; maar dat, men zich van de geringste vlekken der zouden moet zuiveren.
Mijn God ! gewaardig u mijne ziel te wasschen en te reinigen van alle vlekken der zonden; vernietig in mij de minste onvolmaaktheden , en
33
54 GKBBDËN VOOll EN ONl.EH
maak mijne ziel, door uwe genade, zoo zuiver als zij het onmiddelijk na het doopsel was
Vergun mij. Heer! de genade, van de wereld te vergeten, die de strengheid uwer oordeelen moet ondergaan ; van deze aarde te verachten , die ter prooi zal zijn aan uwe wraaknemingen, en van geene de minste aandacht te verleenen aan die ontwerpen, aan die listen, die slechts de duurzaamheid van eenen dag, van eene mi nuut, van eene seconde hebben; dat ik onder de voeten vertrede die eer, die verlangens, die gevaarlijke vermaken , die den geest verlagen en bedwelmen ; die valsche goederen , die de ziel in het verderf storten, die valsche bekwaamheden , die vermaken, dien valschen uitwen-digen schijn, van achting en vriendschap, die zoo vele rampzalige slagtoffers maken, en dat de eerste, de ijverigste mijner zorgen zij, den dag uwer wraakneming te voorkomen , óp welken gij eene vreeselijke rekening over uwe weldaden en genaden zult vragen! Hierom smeek ik u, o mijn God! door de eindelooze verdiensten van Jesus Christus. Amen.
De priester, na zijne vingeren gewassehen te hébben, komt weder in het midden des altaars, en aldaar nedergcbogen, doet hij eene nieuwe opdragt van de offerande, welke hij der heilige Drievuldiglieid gaat aanbieden, ter gedachtenis van het. lijden, den dood, de verrijzenis en de hemelvaart van onzen Heer Jesus Ciiristus, en om de genade te verwerven ^an dit waardiglijk te doen, keert hij zich tot de omstinders, zeggende; Bidt broeders, om hen te verwittigen, zich
HET HEILIG MISOFFER. 53
door hunne gebeden met hem te vereenigen, ten einde de offerande, welke hij aan God voor zich en voor hen gaat opdragen, aan hem aangenaam te maken.
Heer, verhoor de gebeden vau al uwe geloo • vigen , die vereenigd zijn, om u dit verhevene offer op te dragen, hetwelk wij u bidden aan te nemen , tot verheerlijking van uwen naam , tot ons bijzonder voordeel en tot welzijn van uwe geheele Kerk. Gewaardig u, in onze harten te storten de noodige gesteltenissen om met vrucht dit groofe werk van onze Godsdienst bij te wonen: heilig den priester, die uwe heilige geheimen voltrekt, en reinig zijne handen en zijn hart, opdat hij in slaat zij uwe
te brengen.
geuade over zich en over ons.
De stille geileden.
Na het Orate fratres, keert de priester zich naar het altaar en zegt ia stilte een of meer gebeden, die volgens den dag veranderen , en deze worden stille geleden genoemd, uithoofde hij die in stilte zegt: zij strekken bijna allen om aan God te vragen, dat hij de giften, die op het altaar zijn, goedgunstig aanneme, en hij ons door zijne genade in staat zonde stellen, om zeiven hem, als eene hem aangename offerande, te worden aangeboden.
Verander, o mijn God! deze offerande in uw ligchaam cn bloed , en herschep onze harten in u zeiven, door de kracht dezer aanbiddelijke geheimenis; dat uw heilig woord op deze offerande , welke wij u opdragen, nederdale, opdat zij een heilzaam slagtoffer worde, dat uwer Majesteit aangenaam , en uwen dienaren nuttig
T
GEBEDEN VOOH EN ONDEK
zij. door de toepassing van het bloed van Jesus Christus.
Dat deze offerande overvloedige zegeningen over uwe geloovigen doe nederdalen , hunne harten verandere, de zonde en de aardsche geneigdheden in dezelve vernietige, en u auiaar een aangenaam brandoffer en eene bestendige woning bereide, in vereeniging met u, en door de verdiensten van Jesus Christus, uwen Zoon en onzen Heer, die met u leeft en heerschappij voert. Amen.
DE CANON OF KEGEL DER CONSECBATIE , VOORAF-GtGAAN HOUR HE PREFATIE.
Aan het einde der stille gebeden verheft de priester zijne stem, zeggende: in alle eenicen der eeuwen, eene uitroeping, die de geloovigen uitnoodigt, om zich met hem te vereenigen en hem te antwoorden: Amen. Men heeft dit antwoord steeds met vurigheid gegeven : de heilige Hieronymus zegt, dat men dit woord Amen overal iu de kerken als een donder hoorde weergalmen.
De geloovigen geven hierdoor hunne bewilliging, aan al hetgeen de priester, in het geheim, van God komt vragen.
De Prefatie is eene inleiding tot de gebeden van den Canon, die bij uitstekendheid genoemd wordt het gebed. Zij is eene uitnoodiging om de harten tot
56
MISOFFEIi.
57
HET II.
God te verheffen, en hem t.e danken voor liet grootste wonderwerk, dat door de Consecratie uitgewerkt wordt.
Eeuwige Vader! zighierhe' oogenblik, waarop uw goddelijke Zoon,onze Zaligmaker Jesus Chns-tus, uit den hemel op het altaar gaat nederdalen : niets dat aardscli is, moet mij meer bezig houden , mijn hart moet niet meer verzuchten , dan naar zulk een zuiver offer, dat de zonden der wereld uitwischt; reinig hetzelve door het vuur uwer liefde, opdat het geenen smaak meer vin^le, dan in de hemelsche goederen Door welke dankbaarheid zal ik immer al uwe weldaden kunnen erkennen, en voornamelijk die, van ons een verzoenoffer te geven, dat dagelijks en meermaals eiken dag, voor ons de offerande vernieuwt welke het eens op den Calvarie-berg heeft opgedragen, ten eitide uwebarmhartigheid overonste trekken? Het is, eeuwige Vader! door Jesus Christus, uwen welhenuuden Zoon , dat al de Hemtllingen u verheerlijken en u hunne hulde aanbieden. Neem goedgunstig aan, lieer! dat zondaars zoo als wij, hm ine zwakke lufbetuijingen met die dezer hemelsche geesten vervoi gen, en dat wij ons allen , met hart en geest, met hen vereeni-gende , in eene verrukking van vreugde , liefde, dankbaarheid en verwondering uitroepen :
Sanclus.
Heilig, eindeloos heilig, alleen waarlijk heilig is de Heer, onze God! het heelal is vol van zijne heerlijkheid. Dat de gelukzaligen hem zegenen in den hemel! terwijl wij op de aarde dengene aanbidden, die nederdaalt in den naam des Hee-
GEBCUEiN \OOU KN UiSDlii!
ren, aan vvien eer en heerlijkheid in alle eeuwen zij toegekend.
Na den Sanctus, aan den Canon.
De prefatie wordt gevolgd door den Canon, dat in het grieksoh orde of regel beteekent. Men heeft dezen naam gegeven aan de gebeden, die de consecratie voorafgaan, vergezellen en onmiddelijk volgen, omdat zij in alle missen dezelfde zijn: zoodat de regel daarvan bestendig en de orde onveranderlijk is.
De voorschriften dezer gebeden zijn zeer oud en vol van de grootste gevoelens van godsdienst; men ziet er al de vragen, welke de Kerk door de verdiensten van Jesus Christus doet, terwijl de voorspraak der heilige Apostelen en Martelaren er ook zeer bepaald in uitgedrukt is.
Dit deel der heilige Mis wordt in stilte gezegd, omdat het bestemd is voor een meer aandachtig en inwendig gebed. Ofschoon ieder in het geheim bidt, moet men daarom niet nalaten, zich in den geest met elkander te vereenigen, en met den Priester in te stemmen die altijd in den naam van allen tot God spreekt. De priester maakt dikwijls het teeken des kmices over zich en over het opgedragene; want, wat is er natuurlijker dan dat men den gekruisigden Jesus dikwerf verbeeldt, in een werk, dat een aandenken is van zijnen smartelijken dood, en waarin hij zich zei ven aan ons geeft, om onophoudelijk zijne offerande te vernieuwen.
Ziehier de letterlijke vertaling van die gebeden, tot aan de Consecratie: laten wij die, met den priester, in naam der Kerk, godvruehtiglijk lezen.
Te Igitur.
Wij bidden uc-an, o alIerbarmhartigsteVader!
oS
HUT H. 31IS0FFER.
eu sra eek en u , door onzen Heer .lesus Christus , uwen Zoon, deze giften, deze offerande, dit rein en vlekkeloos offer aan te nemen en fe zegenen, dat wij u voor uwe heilige Kerk opdragen , opdat het u behage haar den vrede te schenken , haar te bewaren , in de eenheid te behouden , en haar over de geheele aarde te besturen, en met haar uwen dienaar N., onzen Paus, onzen Bisschop N.; eindelijk al degenen , die regtgeloovig zijn en belijdenis doen van het Roomscli Katholieke en Apostolische geloof.
UE GEDACHTENIS UER LEVENDEN.
Memento.
De priester bidt hier voor het geheele genootschap der in leven zijnde geloovigen, en bijzonder voor die, welke hem verzocht hebben liet heilige Misoffer tot hunne meening op te dragen. Laat ons, van onzen kant, in dit oogenblik bijzonderlijk aan God diegenen onzer levende broeders aanbevelen, aan welke wij verlangen, dat de vrucliten der heilige Offerande, door de goddelijke barmhartigheid, meer bijzonder toegevoegd worden.
Wees uwe dienaren en dienaressen N. en N. indachtig, Ueer! en allen, die hier tegenwoordig zijn , wier geloof en godsvrucht u bekend zijn , voor welke wij u deze offerande van lof opdragen , of die dezelve, zoo voor zich als voor die, aan welke zij verbonden zijn, opdragen, \oor de verlossing hunner zielen, voor de boop hunner zaligheid en behoudenis, en om u hunne hulde, als aan den eeuwigen, levenden en waren God, aan te bieden.
(30 r.EBEDEN VOOli EN ONDER
GEDACHTENIS DER HEILIGEN.
Coraraunicantes.
In gemeenschap vereenigd zijnde met al uwe Heiligen, eeren wij de gedachtenis, eerstens vau de verheerlijkte Maagd Maria, Moeder van God, Jesus Christus , onzen Heer, en van uwe gelukzalige Apostelen en Martelaren Petrus en Paulus, Andreas Jacobus, Joannes Thomas, Philippus, Bartholomeus, Matthseus, Simon en Thadaïus, Linus, Cletus, Xystus, Cornelius, Cyprianus, Laurentius, Chrysogonus, Joannes en Paulus, Cosmas en Damianus, en van al uwe Heiligen, door wier verdiensten en gebeden wij usmeeken, ons in alles de hulp uwer bescherming te verlee-nen : dit is hetgeen wij vragen, door denzelf-den jesus Christus onzen Heer. Ameu.
VERTROUWEN IN DE OFFERANDE,
Hac igitur.
Hi?r strekt de priester de handen uit over de giften, die geheiligd worden , en door de oplegging der handen, als lid der Kerk, vereenigt hij zich met liet offer, om met hetzelve opgedragen en geofferd te worden; en als bedienaar der Kerk en priester van den Aller-* hoogste neemt en stelt hij zich, als het ware, in
den naam en door liet gezag van God, in bezit des slagtoffers, in zoo verre het de plaats der mensohen genomen heeft, die het slagtoffer van Gods verbolgenheid en regtvaardigheid moesten zijn. Het isait dezen staat van goddelijke veroordeeling, dat wij getrokken worden door de opoffering, welke Gods Zoon van zich zei ven aan zijnen Vader gedaan heeft, om de straf te
HET H. UISUFFEIt.
dragen, welke wij door onze zonden verdiend hadden, en om hem eene genoegzame voldoening te geven, waartoe wij buiten staat waren.
Deze verpliehting. welke do priester hier doet met de handen over het op te dragen slagtoffer uit de strekken, is eene navolging van hetgene Mozes van wege God aan de priesters der oude wet voorschreef. Wanneer men, zegt hij , eene offerande voor de zonde zal opdragen, zul de priester de hand over hel hoofd des slagloffers uitsteken, en alsdan zal het gunstig aangenomen worden en tot boete der zonden verstrekken. (Levit. e. 1, 4.)
Wij smeeken u dan. Heer! de hulde gunstig aan te nemen, welke wij u bewijzen door deze opdragt, en welke ook die van uwe geheele Kerk is: verleen ons, tijdens de dagen van dit sterfelijke leven, den vrede die van u komt, behoed ons van de eeuwige verwerping, en stel ons onder het getal uwer uitverkorenen; door onzen Heer Jesus Christus. Amen.
Quam Oblationem.
Wij bidden u, o God! deze offerande te zegenen, haar te stellen onder het getal van die, welke gij goedkeurt; haar aan te nemtn . een waardig offer er van te raaketi, waar door wij u eene redelijke en gee.^leli)kc eeredienst bewijzen; zoo dat zij voor ous worde het ligehaam en hel bloed Yan uwen welbeminden Zoon, onzen Heer Jesus Christus Amen.
Voor ons, dat is te zeggen, om ons de gaven mede te deelen, welke hij, door de opoffriog van zijn ligchaam en bloed verdiend neeft, de genade van de geheele vergiffenis onzer zonden 16 4
6i
GËliüDli.N VOÜlï EN OMJEK
en van al de hulp, ilie ons noodig is, om bet werk onzer zaligheid te voltrekken.
Bij de fonspcraUc.
Dat de hemel zich opene, en de regtvaardige op de aarde tiederdale, en dat de zondaren de vertroosting genieten van daar hunnen Verlosser te zien. Kom Heer, kom liefderijke Hersteller der wereld ! kom een geheim voltrekken, dat als het kort begrip van al uwe wonderdaden is; kom eene verandering uitwerken, welke wonderbaarder is, dan de schepping van het heelal.
Bij de Opliefling.
JVadat Jesus Christus zich, volgens zijne belofte, tegenwoordig gesteld heeft, aanbidt hem de priester met eene kniebuiging, en heft hem op, om hem aan het volk te toonen, en door hetzelve aangebeden te worden.
Vereenig in dit eerbiedwaardig oogenblik, al uwe krachten, om in de verhevene gevoelens van aanbidding te treden, waarin zich de hemeische Geesten bevinden, die het altaar omringen , en zich voor den Opperheer van hemel en aarde vernietigen. Zie hen, met de oogen dlt; s geloofs, door eene heilige siddering bevangen, en te gidijk verslonden door de vlammen der vurigste liefde voor den heiligen, oneindig bemin-nenswaardigen God, zoo mild in weldaden; denk, dat, zoo hij wel van den troon zijner heerlijkheid wil nederdalen, zulks is, om u de schatten zijner genade te brengen; o, ontvang zijn weldoend bezoek niet vruchteloos! eenmaal zoudt gij het vragen, gij zoudt er naar verlangen, en welligt zou het te vergeefs zijn!
HET H. MISOFFER. G'3
Aanbidding, berouw, liefde, dankbaarheid, onderwerping, hoop, ziedaar wat gij op dit oogenklik uwen goddelijken Verlosser moet aanbieden, die vol zachtmoedigheid en met de belofte zijner eindelooze barmhartigheid tot u komt. Zondaren, wie gij ook wezen moogt, komt uwen God, uwer. Zaligmaker te gemoet.
0 salularis Host ia., O slagtoffer der zaligheid, dat ons den hemel opent de geest der duisternissen levert ons eenen geweldigen strijd, versterk ons tegen zijne aanvallen.
Ecce. panis Anqelüium... Zie bet brood der Engelen, dat het voedsel der menschen is geworden , het is waai lijk hel brood der kinderen, dat den dieren niet moet toegeworpen worden.
Bone pintor... Goede Herder, waarachtig brood. Jesus, ontferm u onzer. Wees ons voedsel en onze steun; doe ons de ware goederen genieten in liet land der levenden. Wees onze geleider tot dat hemelsche Vaderland; toon ons steeds den weg aan , die naar hetzelve geleidt; breng ons op het regte spoor, zoodra wij van hetzelve afwijken; houdt ons op het heilige pad, fot dat wij in die haven komen, waar gij de beloouing uwer trouwe schapen zijt.
Vtü-ïolg van den Canoii na de Ojilicffing.
Zoodra depriester den kelk, na de opheffing, weder op het altaar gesteld heeft, bedekt hij denzelven, en maakt hij uit eerbied eene kniebuiging; hij herhaalt dit tot aan de nuttiging, telken reize dat hij den kelk ontdekt of dekt. Terwijl hij, om zoo te spreken, Jesus Christus tussehen zijne handen heeft, bidt hij God zijnen Vader, voor de levenden en overledenen.
Gt-.BEDEK VOOR EN ONDER
vol vertrouwen op de tegenwoordigheid van Jesusi die voor ons spreekt on ons gebed allerkrachtigst maakt.
Letterlijke vertaling van liet vervolg van den Canon tot aan den Fciter Nostor.
Unde efc memores.
Nadat de priester nu de woorden der Conseoratie van den kelk, het bevel, door Jesus Christus gegeven, toen hij zijn eigen ligchaam en bloed geconsacreerd had; Zoo menigloerf gj dit zult doen, zult gij het deen ter mijner gedachtenis, uitgesproken heeft, vervolgt hij deze woorden:
Het is hierom , lieer! dat wij, uwe dienaren, en met ons, uw heilig volk, ons herinnerende aan het gelukzalige lijden van uwen Zoon , Jesus Christus , onzen Heer, aan zijne opstanding uit het graf, over de hel zegepralende, en aan zijne heerlijke opklimming ten hemel, uwe onvergelijkelijke Majesteit opdragen hetgene de gift zelve is, welke wij van u ontvangen hebben: het zuivere offer, liet heilige offer, het vlekkelooze offer, het heilige Brood des levens, dat geen einde zal hebben, en den kelk der eeuwige zaligheid.
Supra qua.
Gewaardig u, Heer! gunstig neder te zien op de opdragt, welke wij u van de heilige offerande , van dit vlekkelooze Slagtoffer doen ; gewaardig u die aan te nemen, gdijk het u behaagd heeft, de geschenken van den regt-vaardigen Abel, uwen dienaar, de offerande van onzen Aartsvader Abraham, en die van Melchisedech, uw' opperpriester, aan te nemen
64
HET II. MISOFFER.
Supplices te rogamus.
De priester buigt zich diop neder, om zich voor God te verootmoedigen en hem do vurigheid van zijn gebed betuigende, zegt hij het volgende:
Wij sraecken u, o almogende God ! te bevelen, dat deze g.ischenken door de handen van uwen heiligen Engel op uw verheven altaar gedragen worden , in do tegenwoordigheid uwer goddelijke Majesteit, opdat wij allen, wie wij ook zijn, welke aan dit altaar deelachtig geworden zijnde, het liachaam en bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, vervuld worden met al uwe zegeningen en al de genaden des hemels, door onzen Heer Jesus Christus. Amen.
GEDACHTENIS DEK OVERLEDENEN.
Memento.
Wees ook, Heer! gedachtig, uwe dienaren en dienaressen N. en N. , die geteekend met het teeken des Geloofs, hun sterfelijk leven vóór ons hebben geëindigd, om in den slaap des vredes te rusten.
Hier blijft de priester oen weinig stil, om in het bijzonder aan God de overle lenen aan to bevelen ,voor welke hij wil bidden, en voornamelijk dengene, voor uien hij het heilige Misoffer moet opdragen. Daarna gaat hij voort:
Wij smeeken u. Deer! hun door uwe barmhartigheid, en aan allen die in Jesus Christus rusten, de plaats van verkoeling, licht en vrede te verleenen, door denzelfden .lesus Chnstns, onzen lieer.
l(i i.
65
GEBEDEN VOOR EN ONDER
Nobis quoque peccatorihus.
De priester zegt deze drie woorden op eenen lui-deren toon, opdat de omstanders dezelve zouden kunnen hooren, zich met hem vereenigen en geza-mentlijk de goddelijke barmhartiglieid afsmeeken.
Ook voor ons, zondaars, die uwe dienaren zijn en op uwe groote barmhartigheid hopen, gewaardig u, ons ook deel te geven in het hemelsche erfdeel, met uwe heilige Apostelen en Martelaren, met Joannes, Stephanus, Matthias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus Petrus, Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia^gnes, Cecilia, Anastalia, en metal uwe Heiligen. Gelief ons in hun heilig gezelschap aan te nemen, en geen acht te geven op onze verdiensten, maar toegevend te zijn jegens ons, door onzen Heer Jesus Christus , door wien gij, Heer ! deze goederen steeds voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegeut en ons geeft. Dat u door hem , met hem en in hem alle eer en glorie gegeven worde, o God , almogende Vader! in de eenheid van den heiligen Geest!
l)eze laatste woorden; door hem, met hem en in hem, enz , zeggende, maakt de priester driemaal het teeken des kruisen met de heilige Hostie over den kelk, om aan te toouen,dat God alleen, door de kracht der offerande , welk Jesus Christus aan het kruis heelt opgedragen, vereerd wordt. Vervolgens maakt hij er twee over het altaar, om aan te duiden, dai het door liet kruis is (waarvan het altaar een afbeeldsel is, omdat gelijkertijd de ofterande op hetzelve voltrokken is) dat de heilige Drievuldigheid, die hier pr.oemd wordt, aller eer en glorie ontvangen heeft.
66
MEI H. MISOFFER.
Deze woorden: u alle eer en glorie gegeven worde, uitsprekende, heft de priester den kelk en de heilige Hostie een weinig omhoog. Vóór de twaalfde eeuw, was er in de Mis geene andere opheffing van het lig-chaam en bloed van Jesus Christus, dan deze. Alstoen verhief de priester dezelve hoog genoeg, dat het volk Jesus Christus konde zien en aanbidden, door wien de Heilige Drievuldigheid alle eer en heerlijkheid bewezen werd. Deze kleine opliefflng is nog een voetspoor en overblijfsel van het oude gebruik.
Na dit laatste gebed van den Canon geëindigd te hebben, spreekt de priester een weinig luider, om het volk zijne toestemming te vragen , in al hetgene hij in hunnen naam tot God zoo even heeft gezegd.
Fm. In alle eeuwen der eeuwen.
Antiu. A-men.
ÜE BEREIDING TOT DE NUTTIGING.
Voorrede van het gebed des Heer en.
Oremus.
Door de heilzame voorschriften van Jesus Christus opgewekt, en door de goddelijke leering onderwezen, durven wij zeggen :
Onze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd
(57
08 GEREDEN VOOI1 EN ONDER
zij uw naam. Ons foekome uw rijk. Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden , gelijk wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in bekoring maar verlos ons van het kwaad. Amen.
Tn de plegti^e Misson zon men tijdens het zingen van het Paicr Nosler de uitbreiding van het gebed des Heeren kunnen lezen; zie de inhoudstafel.
Libera nos.
De priester, met eene stille stem Amen antwoordende, wil hierdoor zegden : Ja, mijn God! ik vrana u, in den naam der rjehcele vergadering, dat yij ons vatf alle kwaad gelieft la verlossen; en hij breidt daarna deze vraag uit, door een gebed, gedurende hetwelk men zal kunnen zoggen:
Lihern nos.
Mijn God ! verlos mij van de zonden van mijn voorgaand leven, en waarvan ik aan uwe regt-vaardigheid rekening moet geven; onttrek mij aan mijne kwade gewoonten; en aan mijne altoos voortdurende ongeregelde geneigdheden, die mij tot het kwaad uitlokken. Kindeli]k mijn God ! verlos mij van den duivel, van de wereld, van het vleesch en van den eeuwigen dood.
De priester eindigt dit kort gebed, makende met de Pnteel het teeken des kruises over zich, daarna kust hij dezelve; dit is, omdat de laatste woorden eene vraag bevatten, waardoor hij Gode den vrede vraagt, waarvan de Paleel het werktuig of zinnebeeld is, en wij dezen vrede, do vriendschap des Heeren,
HET II. MISOFFER.
me kunneu bezitten dan door de verdiensten van het kruis. Ue Paieel is het zinnebeeld van dien vrede, omdat ze het schoteltje is, waarop men het ligehaam van Jesus Christus zet, dat tot teeken van vrede en verzoening moet uitgedeeld worden.
Na het teeken des kruises en den kus der Pateel, breekt de Priester de heilige Hostie, om Jesus Christus na te volgen, die het heilige brood brak, vóór dat hij het aan zijne Apostelen ronddeelde; hij laat een klein gedeelte in den kelk vallen, om de vereeniging van het ligehaam en bloed van Jesus, in zijne heerlijke opstanding aan te duiden.
Vervolgens de oogen op de gedaante van het brood vestigende, drukt hij, terwijl hij op zijne borst slaat, tot driemaal toe, op het zien van Jesus Christus, de gevoelens uit, die den H. Joannes don Dooper bezielden, toen hij de Zoon Gods zag; Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer!
Mijn Zaligmaker, Jesus Christus! gij zijt het ware Lam Gods, opgeofferd om onze zonden uit te wisschen : maak dat wij; door uwe genade , na de vergeving onzer zonden bekomen te hebben, een nieuw leven leiden, en verleen ons de liefde tot u, en den vrede met onzen evennaaste, welke gij zoo zeer aanbevolen hebt en die zoo noodzakelijk zijn, om deelgenoot te worden van de uitwerkselen der heilige Communie.
Na driemaal het Agnus Dei gezegd te hebben, stiert de priester, diep nedergebogen, een gebed tot God, om hem te smeeken zijnen vrede aan de Kerk te vergunnen en eene ware eendragt tussehen al hare leden daar te stellen, eene vereernging van den geest en het hart. die
69
GERKDEN VOOK KN ONDEP.
liefde, waarvan Jesus Christus gezegd heeft, dat het door haar is, dat men zijne ware leerlingen zal kennen. In do plegtige Missen, staat de Priester, na het altaar gekust te hebben, regtop en wenscht den vrede aan den Diaken, en door dezen aan de geestelijkheid en het aanwezendc volk. Hij kust het altaar, om aan te duiden dat hij den vrede niet kan geven, dan na dien alvorens zelf van Jesus Christus, die door het altaar afgeberld wordt, ontvangen te hebben. Gedurende den vredekus moeten de aanwezenden vragen, om met een ieder in vrede te leven, en nimmer door hunne schuld do eendragt te verbreken, die onder de Christenen, welke allen broeders en in Christus ingelijfd zijn, moet heersehen.
Het gebed voor den vrede wordt gevolgd door twee andere, door welke de Priester van God de vrucht der offerande en Communie afsmeekt.
Om in dit oogenblik volmaakter in den geest dei-Kerk te treden, en zich inniger met den Priester te vereenigen, zoude het te wensohen zijn, dat al de aanwezigen rein genoeg waren, om werkelijk tot de heilige ïafel te naderen. Laat ons, zoo wij dit geluk niet hebben, Jesus Christus smeeken, dat hij het ons ten spoedigste verleene, en ons zeiven teedere genegenheden tot hem, een diep berouw over onze misdrijven, en een levend verlangen om hem te ontvangen, iuboezeme, om alzoo ten minste geestelijk te communiceren. Jesus Christus vergunt dikwijls, aan eene welgedane geestelijke communie, dezelfde genade welke hij aan eene werkelijke communie zou geven.
Het Domliic non sum dignus en de iVii(figin«.
Wanneerde priester gaat nuttigen, zegthij driemaal met een diep gevoel zijner onwaardigheid : Heer ik ben niet waardig, dat gij komt onder mijn dak,, maar
70
MISOFKKK.
71
HET H.
qrreek slechts één looord en mijn» ziel zal gezond worden. Deze woorden zijn die van den hoofdman des Evangelies nagevolgd, en passen volmaaktelijk den Christen, die, steeds der niedeceeiingen en genade van eenen God onwaardig, geene andere aanspraak daarop heeft, dan door zijne overgroote barnjhartig-heid; dat hij dan, door zijne ootmoedigheid en heilige gesteltenissen, traohte God te bewegen van op zijn gebed met de troostvolle woorden, die eertijds den melaatsche de gezondheid wedergaven, te antwoorden : Ik wil het, wees qezond.
(Jel)C(I voor de gcesfelijlie Communie.
Heer Jesus! ik beken; dat gij het ware levende Brood zijt, van den hemef nedergedaald, en dat gij met ziel en ligchaam en met uwe Godheid, door eene bewonderenswaardige goedheid, eene hartroerende barmhartigheid en eene wonderbare raagt wezentlijk tegenwoordig zijt, onder deze gedaante van brood en wijn , om ons raet u zeiven te voeden. Ik aanbid u aldus.
Ik geloof, dat gtj in dit aanbiddelijk Sacrament eindt looze schatten en hemelsche genaden besluit, waaraan mijne behoeftige en ellendige ziel vuriglijk verlai gt deel te nfmen.
Ik geloof aan de woorden, welke gij ffesproken hebt: wie mijn vleesch eel, en mijn blued drinkt, dif blijft in mij en ik in hem .. hij zal in eeuanq-hiid leven Zie mij hier, o levend Brood ! ellendig en kwijnend van honger en dorst. aan ein-delooze zwakheden onderworpen. 0 hoezeer verlang ik u te nuttigen , opdat ik met u , opperste geneesheer onzer zielen , vereenigd zijnde,
GEBEDEN VOOlt E.N ONDEK.
geheel en waarlijk door uw leven moge leven.
Ik beken nu, met schaamte overdekt en met een diep leedwezen over mijne zonden, dat ik niet waardig ben, dat gij in mijne woning komt; ik durf u dan mijne ziel niet laten binnentreden , om u aldaar te huisvesten, door werkelijk uw heilig ligchaam te ontvangen; maar ik weet en geloof met den hoofdman van het Evangelie, dat, ofschoon gij afwezend zijt, dat is te zeggen, ofschoon ik de heilige Communie niet ontvang, gij echter met een enKel woord mijne ziel kunt reinigen van al wat haar onwaardig maakt, om u te ontvangen.
Ach! gewaardig u dit woord van sterkte en heiligmaking uit te spreken; genees, door de almogende zalving uwer genade, mijne kranke ziel, en haast u uw verblijf in haar te komen vestigen, om haar in den honger te voéden, en in bare uiterste zwakheid te versterken. Gij, die volgens den wil uws vaders en de werking des heiligen Geestes, door uwen dood het leven aan de wereld hebt gegeven: voed mij, maak mij levend, heilig mij door uw gezegend ligchaam en bloed.
O beminnenswaardige God! gij, wien ik voortaan boven alles wil beminnen , maak, dat ik u nooit meer beleedige ; vergun mij uwe genade om deze en die zonde... te vlugten, aan welke ik mij zoo gemakkelijk , zoo dikwijls pligtig maak; hecht mij aan u door de banden der vurigste liefde, en verzeker mijne getrouwheid hier op aarde, opdat ik het onuitsprekelijke geluk moge smaken van u in de eeuwigheid te beminnen en te bezitten.
Deze oefening van eene geestelijke communis kan
7J2
tl KT 11 Ml SO F TER
ook dienen voor de bezoeken aau liet allerheiligste Sacrament gedurende den dag , bij voorbeeld, gedurende het lof.
Beknopt voorschrift van Jtéuelon.
Heer ! ofschoon ik, door mijne zonden en trouweloosheden onwaardig ben tot uw altaar te naderen , en u door de heilige Communie te ontvangen; durf ik u nogtans smeeken mij eenig deel in uwe barmhartigheden te vergunnen. Gewaardig u , mij de genade te verleenen van deelachtig te worden aan de verdiensten uwer offerande; verlicht mijnen geest, versterk mijnen wil, en reinig mijn hart, opdat ik niet meer dan aan u denke , niets meer, dan u alleen, uit liefde tot u beminr.e; maak, door uwe genade, dat ik niets meer verlange, dan voor u te leven, te lijden en te sterven.
ZESDE EN LAATSTE DEEL DER H, MIS,
BEVATTENDE DE DAMiZEGGING.
De nuttiging is gevolgd door twee afwassohingen, uit eerbied voor het ligchaam en bloed van Jesus Christus : de eerste , opdat er niets iu deu mond des priesters van overblijve; de tweede opdat er niets blijve van de heilige gedaanten iu den kelk of aan zijne vingeren. Terwijl hij de afwassohingen nuttigt, vraagt hij nogmaals de vergeving der zonden, de 16 o
73
GEBEDEN VOoli EN OS DEK
genade van een hei'ig leven en den prijs des eeuwigen levens. De gebeden, welke hij daarna zegt, zijn eene dankzegging om God te bedanken voor de groote weldaad, welke hij hem en het christene volk daar even heeft bewezen, en tevens eene nieuwe betuiging van trouwheid. Al de aanwezigen moeten zich dan met den priester vereenigen, om hunne dankbaarheid te bewijzen, en hun opregt voornemen te betuigen van voortaan een christelijk leven te leiden.
Oe laats(e Gebeden.
Wat zal ik u wedergeven, Heer! voor al de weldaden , waarmede gij mij overladen hebt; Hoe zal ik u immer de dankbaarheid kunnen bewijzen, welke ik u voor zoo veel goedheid, voor zoo veel liefde verschuldigd ben ! Ontvang, bid ik u, om in mijne onmagt te voorzien , de lof betuigingen der regtvaardigen op aarde, van de Heilige Maria, de zuiverste der maagden , van al uwe Engelen en Heiligen in den Hemel.
Ik ga heen , zoo ik hoop, gezuiverd door uwe heilige geheimen ; door uwe genade geholpen , zal ik trachten mij te beveiligen tegen al datgene , wat mij op nieuw zou kunnen bezoedelen , ik zal over mijne zinnen waken, opdat de dood , door de zonde , geenen ingang meer in mijne ziel vinde , en ik zal niet ophouden u ootmoedig en vurig te bidden, ten einde gij mij, tol mijnen laatsten zucht, tegen de vijanden mijner zaligheid verdediget. Maak mij getrouw aan deze heilige voornemens, welke gij , o mijn God ! o mijn V'ader! mij hebt ingegeven; ik smeek u om dezelve, door iesus Christus, uwen Zoon , onzen Heer.
74
HKT H. JIISUFFBK.
Nadat de gebeden gedaan zij:!, keert de priester zioii weder nu,ar net midden dea altaars , hij kust de plaats, waar de overblijfselen der Heiligen rusten, keert zich om naar het volk, en na hetzelve de goddelijke gaven toegewenseht te hebben, door de woorden: Tominus vobiscum, zendt hij hen weg, zeggende : Ouut, de mis is geëindigd; en het volk dankt God, door deze woorden: Deo gratias: Gode zij dank.
Do priester, zich daarna weder naar het altaar om-keerende, buigt zich diep neder, en stiert een laatste gebed tot do heilige Di-ievuldigheid, waarin hij haar o^t mexwr het werk bij uitslekendheid. hetwelk hij zoo even heeft voltrokken, aanbiedt, terwijl hij haar vraagt, dat hetzelve het onderpand zijner zaligheid en van die van het geloovige volk moge wezen. Vervolgens het altaar kussende, om zelf de zegening van JesusChristus, door het altaar afgebeeld, te ontvangen, heft hij de handen hemelwaarts, om te toonen, dat het aan dezen Opperpriester, die in den Hemel, aan de regterhaud van den troon der opperste Majesteit gezeten is, toekomt, het geloovige volk, door de verdiensten van zijne geheimen en van zijn kruis, voor de eeuwigheid te zegenen. Hij keert zich daarna om tot het volk en zegent het in den naam van de drie personen der allerheiligste Drievuldigheid, terwijl hij over hetzelve het teeken des kruises maakt, om te leeren, dat het slechts door het kruis is, dat wij in de hemelsche zegeningen deel kunnen hebben.
In de Missen, in welke de Gloria in excelsis niet is gezegd geworden, zegt de priester, in plaats van He missa est, naar het altaar gekeerd ;
Vers: Laat ons den Heer zegenen ; waarop het volk, even als op ite missa est, antwoordt: Gode zij dank.
TS
ÜEBI.DEN' VOOK EN ONDEK
Terwijl den priester deu zegen geeft, behoort het volk zich onder de hand des Heeren te verootmoedigen, en hem te smeeken ven het door de bediening des priesters te zegenen.
De godsvrucht der laatste eeuwen heeft hetgebruik ingevoerd, hetgene door Paus Pius V, in eene wet is veranderd, van aan het altaar, het begin des Evangelies van den H. Joannes te lezen, waarin de Godheid van Jesus Christus in de grootheid der eeuwige raadsbesluiten, die den Zoon Gods op de aarde hebben doen nederdalen, in zulke verhevene uitdrukkingen vermeld zijn. L)e geheele godsdienst is in die woorden besloten. Het volk moet hetzelve regt staande en met eerbied aanhooren, en Jesus Christus vragen, dat hij ons de genade verleene, van tot den dood toe de hoedanigheid van kinderen Gods te behouden, welke hij ons door zijne Menschwording, zijnen Dood, zijne Opstanding en Hemelvaart verdiend heeft.
GEBED
terwijl de priester, in het midden des altaars neergebogen bidt, vóór dat liy den zegen geeft.
O mijn God ! geef geen acht op mijne onwaardigheid ; maar niets inziende dan uwe onuitputbare barmhartigheden en de verdiensten van het goddelijke Lam , dat opgeofferd is geworden, om de zonden der wereld uit te wisschen, doe over mij den overvloed uwer zegeningen nederdalen.
GEBED
gedurende het laatste Evangelie.
Eeuwig Woord, waardoor alles is gemaakt en dat, in de volheid des tijds voor ons Vleesch
76
HET H. MISOFFER.
geworden zijnde, deze eerbiedwaardige en ve;-hevene offerande ingesteld hebt, wij bedanken u hiervoor met den diepsten ootmoed. Dat alle Engelen en Heiligen des hemels u daarom loven, en maak dat wij zeiven beginnen u te zegenen op de aarde, door ons gedurende dezen dag eu al den tijd, welken gij ors nog in de wereld vergunnen wilt, op zoodanige wijze te gedragen, als onze goddelijke aanneming waardig is.
ühjf na de Mis nog eenige oogenblikken overwegen , alvorens de kerk te verlaten; bedank God en vraag, dat het bijwonen des heiligen Misoffers, voor u niet vruchteloos zij. Tot dankzegging kunt gij het Te Deum lezen. Zie godvruchtige Oefeningen voor den Zondag.
77
DE NAVOLGING
VP.ftMANIXGEN , WELKE VOOIÏ HET GEESTELIJK LEVEN NUTTIG ZIJX.
]. HOOFDSTUK.
Men moet Christus navolgen, en alle ijdelhedeu der wereld versmaden.
1. Die mij volgt, zegt de Heer, wandelt niet in de. duisternissen. (Joban 8. v. 142.) Dit ziju de woorden van Christus, waardoor wij vermaand worden, om zijn leven en zijne deugden La te volgen, indien wij waarlijk verlicht en bevrijd willen worden van alle verblindheid des harten.
Dat dan onze grootste betrachting zij , het leven van Jesus Christus te overwegen:
2, De leering van Christus gaat alle leeringen der Heiligen verre te boven: en wie den geest, van Christus had, zou daarin het verborgen hemelsch manna vinden.
Doch niet zelden gebeurt het, dat velen, al hooren zij dikwijls het heilig Evangelie, weinig smaak daarin gevoelen, omdat zij den geest van Christus niet hebben.
Hij , die volkomen met smaak de woorden
DE NAVOLGING VAN JHSUS CliRlSïUS. 79
van Christus wil verstaan, moet trachten om zijn leven gelijkvormig te maken aan dat van Christus.
o. Wat zal het u baton diepzinnig ovei- de heilige Drievuldigheid te redetwisten , indien gij bij gebrek van ootmoedigheid, aan de heilige Drievuldigheid mishaagt?
Voorwaar, verhevene woorden maken niemand heilig of regtvaardig; maar een deugdzaam leven maakt den mensch aangenaam bij God.
Liever heb ik eene opregte vermorzeling des harten te gevoelen, dan de beschrijving daarvan te weten.
Al wist gij den geheelen Bijbel van buitec. en daarbij al de gezegden van al de wijsgeeren, wat zou dit alles zonder de liefde en de genade Gods baten?
IJdelheid der ijdelheden! alles is ij delheid, (Eccl. d. v. 2.) behalve God te beminnen , en Hem alleen te dienen.
De opperste wijsheid is, dat men door het versmaden der wereld naar het hemelsche rijk streeft.
4. Het is dan loutere ij delheid, de vergankelijke rijkdommen dezer wereld te zoeken , en daarop zijne hoop te stellen.
Het is ook groote ijdelheid, eerambten na te jagen en zich tot grooten staat te verheffen.
Het quot;is ijdelheid de lusten van het vleesch te volgen, en datgene te verlangen, waarom men hier namaals zwaar moet gestraft worden.
Het is ijdelheid een lang leven te wenschen , en weinig bezorgd te zijn voor een goed leven.
Het is ijdelheid alleen bezorgd te zijn voor het tegenwoordige leven , en niet op de toekomst te denken.
80 DE NAVOI.GiNG VAquot;. JUSUS CIIRISTI'S.
Het is ijdelheid, datgene te beminnen, wat zoo snel voorbijgaat, en zich niet daarhenen fe spoeden , waar de eeuwige blijdschap te wachten is.
4. Gedenk dikwijls de'.e spreuk van den wijzen Man: het oog wordt niet verzadigd door te zien , nog het oor door te hooren. (Eecl. 1. v. 8.)
Arbeid dan om uw hart van de liefde der zigtbare dingen af te trekken om u tot de onziglbare te wenden: want zij, die hunne zinnelijkheden volgen, besmetten hun geweten, en verliezen de genade Gods,
OEFENING.
Om Jesus Christus volmaakt te vereeren , en door de eer, die men Hem bewijst, den pligt van een opregt Christen te vervullen, moet men zich bevlijtigen om Hem fe kennen , te beminnen en na te volgen ; dit is volstrekt noodzakelijk tot het eeuwige heil van al de Christenen, die slechts Christen zijn door de kennis, door de liefde en de navolging van onzen Zaligmaker. Zich laten voorstaan van den Heer behagelijk te zijn door de verhevene kennissen , welke men van zijne Godheid heeft, zonderte trachten zijne voorbeelden te volgen en te leven, zooals Hij geleefd heeft, dat is de gevaarlijkste aller ijc'elheden.
GEBED.
Waartoe zou het mij baten, mijn liefderijke Verlosser ! van datgene te bestuderen en te kennen, wat er in uwen Persoon het grootsie en in uwe geheimen het verhevenste is, indien ik niet alles aanwendde, om mij de verdiensten en de vrucht derzelve toe te voegen, door uwe.
EERSTE BOEK.
geboden te onderhouden en door uwe deugden te beoefenen, terwijl ik, ter mijner zaligheid, datgene moet weten en doen , wat gij geleerd en gedaan lieht, namelijk mijne godsdienst kennen en haar uitoefenen? Ziedaar de genaden , die ik vraag, o mijn God! en welke ik van u durf verwachten.
II. HOOFDSTUK.
Orer. het nederige gevoelen van zich zeiven.
1, Elk mensch is natuurlijk weetgierig: maar wat baat de wetenschap zonder de vreeze Gods?
Inderdaad, een nederige akkerman, die God dient, is beter dan een hoovaardige wijsgeer, die, terwijl hij zich zeiven vergetend, den loop der wereld wil begrijpen.
Wie zich zeiven wel kent, die heeft een klein gevoelen van zich zeiven en schept geen vermaak in de lofspraak der menschen.
Al ware het, dat ik al de dingen der wereld kende , en dat ik in de liefde Gods niet was , wat zou mij zulks bij God haten, die mij volgens mijne werken zal oordeelen ?
2. Matig de al te groote begeerte om veel te weten . want daarin is te groote verstrooidheid en bedrog gelegen.
Die veel weten , zijn gaarne gezien , en zij hooren gaarne dat zij voor wijze mannen gehouden worden.
Er zijn vele dingen, welker kennis aan de ziel weinig of niets baat.
En hij is zeer dwaas, die zich op iets anders toelegt, dan op datgene, wat tot zijne zaligheid dient. o.
81
DE NAVOLGING VAN JESÜS CHlilSTUS.
Vele woorden verzadigen de ziel niet; maar een goed leven verkwikt den geest, en een rein geweten baart een groot vertrouwen op God.
3. Hoe meer en klaarder kennis gij van vele dingen hebt, des te strenger gij zult geoordeeld worden; hetzij dat gij ook' zoo veel te heiliger geleefd hebt.
Wil u dan over eenige kunsten of geleerdheid niet verheffen; maar vrees eerder om de kennis, die u boven anderen gegeven is.
ludien gij u laat voorstaan, dat gij veel weet, en dit wel genoeg verstaat, zoo weet echter dat er meer dingen zijn , die gij niet weet.
Wil dan geen hoog gevoelen'van uwe wetenschap hebben: maar beken veeleer uwe onwetendheid.
^ at wilt gij u zelven verheffen boven iemand , aangezien er velen gevonden worden ,• die geleerder en meer ervaren in de Schriftuur en in de wet van God zijn dan gij?
Wilt gij iets nuttigs weten en leeren, verlang dan onbekend te zijn, en voor niets geacht te worden.
4. De voordeeligste les is: de waarachtige kennis en verachting van zich zelven.
Niets aan zich zelven toeschrijven, en van anderen altijd een goed en verheven gevoelen hebben, is groote wijsheid en volmaaktheid.
Indien gij een ander opentlijk zaagt zondigen , of eenige zware fouten'bedrijven, zoo zoudt gij nogtans u niet beter moeten achten dan dien; want gij weet niet hoe lang gij in het goede standvastig kunt blijven.
Wij allen zijn krank en broos; doch gij moet niemand kranker houden dan u zelven.
EERSTE BOEK.
OEFENING.
'sMenschen wetenschappen, zegt detl. Schrift, zijn ij del en nutteloos, zoo hij zich niet toelegt God te kennen en te beminnen , en om zich zeiven te vergeten en te haten. Het eenvoudige en levende geloof van eenen mensch , die zonder aarzelen en zonder te onderzoeken , al datgene galooft, wat God wil dat wij gelooven , en die in zijn hart alzoo gesteld is om alles te doen , wat God wil dat wij voor onze zaligheid zouden verrigten, dit geloof zeg ik, is verkieslijk boven de goddelijke en menschelijke kennissen, die, zonder dit levend geloof, den geest verhoovaardigen , het hart verdorren , en die tevens vruchteloos voor het eeuwige heil eens Christens zijn.
GEBEÜ.
Genees in mij, o Heer! de oegeerigheid, die ik in mij koester, om alles te weten ; genees mij ook van de onachtzaamheid in het volbrengen van alles, wat ik ter mijner zaligheid verrigten moet. Immers, gij zult mij niet oordeelen, over hetgene ik geweten , maar over hetgene ik ter mijner zaligheid gedaan , of waaraan ik ontbroken heb. Kan ik mij bevlijtigen om u grondig te kennen, zonder u te aanbidden en te bewonderen? maar kan ik tevens mij toeleggen om mij wel te kennen, zonder mij te haten en mij als niet to achten ? O verworpen, verborgen en onbekend leven met .lesus Christus in God , o gij z:jt een voortreffelijk middel om de geloo-vigen e heiligen en zalig te maken ! Dan helaas,
84 de navolging van jesus christus.
hoe weinig ziet men dit in het Christendom gekend en gevolgd ! Geef, o Zaligmaker ! aan de gansche wereld , van zulk een leven de kennis , de achting , de liefde en de beoefeniijg. Amen.
III. HOOFDSTUK.
Over de leering der waarheid.
1. Zalig is hij, die geleerd wordt door de waarheid zelve, gelijk hij in zich zelve is, en niet door heelden en voorbijvliegende woorden.
Onze ineening en onze zinnen bedriegen ons niet zelden, en zien zeer weinig.
at baten ons veinufiige redenen over verborgene en duistere zaken, waarover wij in Gods oordeel niet zullen gestraft worden , omdat wij die niet hebben gekweten?
Het is eene groote dwaasheid, dat wij , met verzuim van hetgene voordeeüg en noodigis, ons opzettelijk bekommeren met ijdele en schadelijke dingen. Waarlijk wij hebben oogen, en wij zien niet.
2. En wat bekommeren wij ons over geslachten en soorten.
Hij, tot wien het eeuwige Woord spreekt, bekommert zich niet om zulke twijfelachtige gevoelens.
Uit het eeuwige Woord komt alles voort, en alle dingen verkondigen dat woord, en dn is het hei/iiistl {Gud zelf,) wtlke. tul ons spreekt.
Niemand kan zonder Hem iets wel verstaan, of reglmalig oordeelen.
Hij, dia alle dingen vindt in dat eem, {dat God is) en alle dingen trekt uit dat een , en alle
EEllSTH BOEK.
dingen ziet in dat een , kan gestadig van hart zijn , en in God bevredigd blijven.
O Waarheid, die God zelf zijt, maak mij één met u in de eeuwige liefde.
Het verdriet mij dikwijls veel te lezen of te hoeren; want in u is alles, wat ik kan begeeren of wenschen.
l)at in uwe tegenwoordigheid alle leeraars zwijgen en alle schepselen stom zijn; spreek gij alleen tot mij.
'ó. Moe meer iemand bij zich zeiven ingetogen en eenvoudig n, des te meer en hoogere dingen begrijpt hij zoi der moeite; want hij ontvangt het licht des verstands van boven.
Een zuivere , bestendige en eenvoudige geest wordt niet door veelvuldige werken verstrooid, want hij doet alles ter eere Gods; en in zich zeiven rustende, tracht hij van alle eigenliefde ontslagen te zijn.
Wat hindert en kwelt u meer, dan uwe eigene on verstorvene neiging des harten?
Een goed, godvruchtig mensch regelt eerst inwendig al de werken,die hij uitwendig moet doen.
Ook trekken zij hem niet tot de lusten der bedorvene neiging, maar hij dwingt die volgens het oordeel der regte redeu.
Wie heeft een' sterkerei: strijd, dan hij, die zich zei ven tracht te overwinnen?
En dit behoorde ons voornaamste werk te zijn , fe weten ; ons zeiven te overwinnen , en dagelijks tegen ons zeiven sterker te worden, en gedurig te vorderen tot'een beter leven.
4. Alle volmaaktheid in dit leven is vermengd met eenige onvolmaaktheid, en al onze bespiegeling is uiet zonder eenige duisternis.
83
86 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
De nederige kennis vaa u zeiven is een zekerder weg om tot God te komen, dan de diepe navorsching van eenige wetenschap.
Ue wetenschap of de eenvoudige kennis van eenige zaak, die in zich zelve goed en van God geboden is, is niet te misprijzen; doch men moet altijd aan een goed geweten en een deugdzaam leven de voorkeur geven.
Maar omdat er velen zijn , die meer trachten om veei te weten, dan om wel te leven, daarom dwalen zij dikwijls, en doen geene of weinige vrucht met hunne geleerdheid.
5. O, indien zij zoo grooten ijver aanwendden om de zonden uit te roeijen en deugden te planten, gelijk zij doen om twistvragen voor te stellen, dan zou er zoo veel kwaad en ergernis onder het volk, en zoo veel ongeregeldheid in de kloosters niet zijn.
Voorwaar, in den dag des oordeels zal ons niet gevraagd worden wat wij gelezen, maar wat wij gedaan hebben, noch hoe welsprekend , maar hoe godsdienstig van leven wij zijn geweest.
Zeg mij eens, waar zijn nu al de heeren en meesters, die gij goed gekend hebt toen zij nog leefden , en die om hunne geleerdheid groot geacht werden?
Anderen bezitten nu derzelver ambten , en ik weet niet, of zij wel eens aan hen denken Gedurende hun leven schijnen zij iets te zijn , en nu zwijgt men van hen.
6. O , hoe spoedig gaat de roem der wereld voorbij ! O, of hun leven met hunne geleerdheid hadde overeengestemd! dan zotden zij wel gestudeerd en wel gelezen hebben.
Hoe velen, omdat zij weinig bezorgd zijn om
EERSTE BOEK
God te dienen, gaan er in de wereld door ijdele geleerdheid verloren?
En omdat zij liever groot dan nederig willen zijn , worden zij in hunne gedachten verijdeld.
Diegene is waarlijk groot, die eene groote liefde tot God heeft.
Diegene is inderdaad groot, die klein is in zijne oogen, en die het toppunt van eer als een'niet acht.
11 ij is waarlijk wijs, die, om Christus te winnen , alle aardsche dingen als slijk beschouwt.
Waarlijk , wel geleerd is hij, die den wil van God volbrengt, en van zijnen eigen wil afziet.
OEFEMNG
De waarheden bestuderen, niet zoo zeer om ze te kennen, dan wel om ze te beoefenen; het eeuwige woord aanhooren , hetwelk meer tot het hart dan tot den geest spreekt; weten hetgene ter zaligheid noodig is, en hetzelve doen, ziedaar wat de wetenschap van den Christen moet uitmaken.
De bespiegelende kennis moede, die de nieuwsgierigheid van mijnen geest streelt, en die mijn hart noch treft, noch verandert, verveelt het mij zoo vele dingen te weten, en zoo veel te hooren zeggen over de eeuwige waarheden en over mijne zaligheid, en zoo weinig te doen ter bewerking van mijn eeuwig heil.
GEBED.
«■ O mijn Verlosser ! gij die ons geleerd hebt, dat het niet diegenen zijn, die zeggen: Heer, Heer ! welke het hemelrijk zullen binnen treden,
87
88 DE r.\VOLGING VAN JtSUS CHRISTUS
maar dezulken, die den wil uws Vaders volbrengen , en hun leven aan hun geloof gelijkvormig maken , schenk ons eenen chrisfelijken geest, een dirislelijk hart, een christelijk leven. Waak, dat ik, onthecht van alles, en slechts u alleen betrachtende, al mijne kunde, mijne bekwaamheden, gtheil mijn geluk en al mijne verdiensten daarin doe bestaan, in u behagelijk te zijn , u (e beminnen , uwe liefde te winnen , en om mij voor het lijdelijke en vergankelijke, uwer waardig te maken.
IV. HOOFDSTUK.
Over de omzigtigheid in onze handelingen.
1. Men mag aan al de woorden en ingevingen geen geloof hechten ; maar men moet eene zaak zeer bedaard en rijpelijk overwegen, en ze naar den wil van God onderzoeken.
Helaas ! dikwijls wordt het kwade van ouzen naaste ligtelijker geloofd en gezegd dan het goede: zoo zwak zijn wij.
Doch volmaakte menschen gelooven niet ligt al helgene men zegt; want zij weten wel, dat de menschelijke zwakbeiil zeer tot het kwade is geneigd, en dat zij zich ligtelijk misgrijpt in het .^preken.
2 Het is groote wijsheid in zijn doen niet overijlend Ie zijn , en t iet hardnekkig te blijven in zijn eigen gevoelen.
Het is ook een deel dezer wijsheid, niet ligtelijk alle woorden der menschen te gelooven, noch hetgene men gehoord of geloofd heeft, dadelijk aan anderen te verhalen.
EERSTE BOEK.
Vraag altijd raad aan een wijs en godvreezend man, en zoek liever var geleerden onderwezen te worden , dan uw eigen goeddunken te volgen.
Een goed leven maakt een mensch wijs volgens God, en in vele dingen ervaren.
Hoe meer iemand in zich zeiven ooimoedig en God onderdanig is , des te verstandiger en geruster hij in alle dingen zal wezen.
OEFEXIXG.
Niets is tegenstrijdiger aan de liefde en rampzaliger aan de zaligheid, dan de echte of valsche aanbrengingen van den ecnen aan den anderen, dewijl deze de gemoederen verbitteren, de harten ontroeren , de oneenigheden voeden, en den haat vermeerderen, en dat men over dezelve de vergeving van den Heer niet kan bekomen, zoo men in de biecht niet vast besloten heeft, van het toegebragte kwaad te herstellen en de personen te verzoenen , tusschen welke men twee-dragt heeft verwekt. Men moet derhalve geene dingen overdragen of aan de aanbrengingen geen geloof slaan; en zoo men iets tegen den naaste gehoord heeft, moet men dit bij zich houden, en er aan niemand iets van zeggen.
GEBED.
Verleen mij, o mijn God ! dat ik naauwgezet het gebod van liefde jegens mijnen evenmensch nakome , een gebod , dat gij ons gegeven hebt, toen gij ons geboodt den naaste te beminnen, zoo als gij ons bemind hebt; vermits dit gebod volstrekt ter zaligheid noodig is. Geef mij ook
89
DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
tevens die gevoelige liefde, die ons verpligt ze in niets te kwetsen, dewijl gij gezegd hebt, dat, wanneer men den naaste beleedigt, men alsdan uwen oogappel kwetst. Verleen mij dan . dat ik uw hart geen verdriet aandoe , met eenig ongenoegen aan mijne broederen te veroorzaken.
V. HOOFDSTUK.
Over liet lezen der heilige Schrift en andere godvruchtige boeken.
1. Men moet in de heilige Schrift de waarheid, en niet de welsprekendheid zoeken.
De heilige Schrift moet gelezen worden in denzelfden geest, waarin zij geschreven is.
Wij moeten in de heilige Schrift veeleer zoeken hetgeen onze zaligheid kan bevorderen, dan sierlijkheid van taal.
Wij moeten zoo gaarne eenvoudige en godvruchtige , als verhevene en diepzinnige boeken lezen.
Laat u niet veel gelegen zijn aan het gezag des schrijvers, hetzij hij weinig of veel geleerdheid gehad hebbe; maar dat de liefde der zuivere waarheid u tot het lezen aanspore.
Vraag niet wie het zegt, maar let voornamelijk op hefgene men zegt.
2. De menschen zijn vergankelijk; maar rfe waarheid des Heer en blij It in eeuwiqhdd. (Ps. 116. v. 2.)
God spreekt dikwijls tot ons , zonder aanzien van personen , en op verschillende wijzen.
Onze nieuwsgierigheid is ons meermaals hinderlijk in het lezen der heilige Schrift, als wij
I
90
I *
EERSTE BOEK.
sommige dingen willen begrijpen en doorgronden, die wij eenvoudig behooren voorbij fe gaan.
Wilt gij daaruit nut trekken, lees die ootmoedig , eenvoudig en trouw, en tracht nooit den naam van geleerde te hebben.
Vraag gaarne , en hoor zwijgend de woorden der Heiligen; heb geen misnoegen in de gelijkenissen der ouden , want zy worden niet zonder reden voorgesteld.
OEFEN1KG.
Lees de Schrift en de godvruchtige boeken met denzelfden geest, in welke zij geschreven zijn; lees ze, om er de waarheid in op te sporen , om u te onderrigten , u te stichten , om in u een oprecht christelijk leven te vormen. Lees de H. Schrift met geloof, ootmoed, eerbied en onderwerping; bid daartoe den H. Geest, die ze heeft ingegeven , van ze te mogen verstaan , daarin smaak te vinden en ze in het werk te stellen.
GEBED.
Mijn Zaligmaker! spreek tot mijn hart om het te veranderen , opdat de waarheden , die ik lees, mijnen geest mogen treffen en overtuigen. Geef, dat ik, door het lezen van goede boeken, in uwe wet en in uwen wil onderwezen, mij toelegge om ze in alles te volgen, en dat aldus datgene, wat gij mij leert, de regel van mijn gedrag worde! Amen.
91
9U? DE NAVOLGING VAN JtSUS CHRISTUS.
VI. HOOFDSTUK
Over de ongeregelde aeigingen. De ware vrede is in het versterven der zinnen te vinden.
1. Zoodra de mensch iets op eeno ongeregelde wijze verlangt, wordt hij dadelijk in zich zeiven ontrust.
De hoovaardigen en gierigaards zijn nooit gerust; maar zij, die arm en ootmoedig van geest zijn, leven altijd iu grooten vrede
De mensch , die nog niet geheel in zich zeiven verstorven is, wordt ligtelijk bekoord en ook in kleine en nietige dingen overwonnen.
Wie nog zwak in den geest, en Log eenigzins vlceschelijk tot zinnelijk vermaak geneigd is, die kan zich zeer moeijelijk geheel van alle aardsche begeerten losmaken.
En daarom gevoelt hij dikwijls droefheid, als hij zich daaraan onttrekt, en is zeer ligt gestoord, als hem iemand wederstaat.
2. Waar indien hij verkregen heeft, hetgene hij ongeregeld begeerde, zoo wordt hij terstond door de wroeging zijns gewetens bezwaard, omdat hij zijne drift ingevolgd heeft, die hem tot den vrede, dien hij gezocht heeft „ niet baat.
Derhalve is de ware vrede des harten alleen te vinden in het wederstaan aan zijne driften, maar niet in die te volgen of te volbrengen.
Er is uit dien hoofde geen vrede in het hart vaa eenen vleeschelijken mensch, noch bij iemand die aan de uitwendige dingen is overgegeven , maar wel in het hart van eenen god-vruchtigen, vurigen en geestelijken mensch.
KtRSTli BOEK
OEFEMNG
Na de genade Gods is de vrede des harten het -grootste aller goederen, en niets mogen wij sparen om dien in ons te onderhouden. Doch wij kunnen dien vrede der ziel niet vinden , noch hem behouden, dan met aan onze hartstogten en ongeregelde verlangens wederstand te bieden; want hoe meer wij die willen bevredigen, des te minder zullen wij vergenoegd zijn : hoe meer wij die bestrijden, des te minder zij ons lastig zullen vallen; hoe meer weerstand wij haar zullen bieden , hoe meer zij ons in vrede zullen laten.
GEEEÜ.
Geef ons, o God ! dien inwendigen vrede , die gewetensrust, die kalmte vol vertrouwen , die ons van uwe goedheden verzekert, en ons getrouw maakt om daaraan te beantwoorden ; — dien vrede van God, die alle gevoelens overtreft, die onzen geest en ons hart in uwe liefde bewaart, en welken gij alleen kunt geven. Dedaar onze onstuimige en ongeregelde driften door den moed, welken gij ons, ter overwinning daarvan, zult geven. Geef, dat de begeerlijkheid, die wij in ons gevoelens, aan de rede, de rede aan het geloof, en geheel de mensch aan zijnen God onderworpen zij. Amen.
Over het vermijden van ijdele hoop en hoovaardij.
1. Het is ijdel, op de menschen of op eenige schepselen zijne hoop te stellen.
93
in IVAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
Schaam u niet uit liefde van onzen Heer Jesus Christus , andere menschen te dienen en in deze wereld voor arm aangezien te worden.
Steun ook niet op u zeiven; maar vestig al uwe hoop op God.
Doe hetgeen in uwe magt is, en God zal uwen goeden wil bijstaan.
Vertrouw niet op,uwe kunde, noch op de vernuftigheid van eenigen mensch; maar veeleer op de genade \an God, die altijd de ootmoe-digen bijstaat en de hoovaardigen vernedert.
2. Beroem u niet op uwe rijkdommen, indien gij die hebt, noch op uwe vrienden, omdat zij vermogend zijn; maar op God, die alles verleent, en nog bovendien zich zeiven wilgeven.
Wil u ook niet verheffen over de gestalte en schoonheid van uw ligchaam , hetwelk door eene geringe onpasselijkheid ligt gekrenkt of mismaakt wordt.
Schep geen zelfbehagen in uwe bekwaamheid of uw vernuft, opdat gij daardoor aan God niet mishaget, aan wien alle goed , hetgeen gij natuurlijk hebt, toebehoort.
3. Acht u ook niet voor beter dan een ander opdat gij welligt van Goddie alles weet, wat in den mensch is , niet voor erger eehouden wordet.
Verhoovaardig u niet over uwe goede werker; want verschillend zijn deoordeelen der menschen met die van God. aan wien dikwijls taishaa^l, wat aan de menschen behaagt.
Indien gij iets goeds in u bevindt, gedenk dat anderen nog wat beters hébben, opda1; gij de deugd van ootmoedigheid moget behouden.
Het zal u niet hinderen, dat gij u onder allen
EEKSTE BOEK. 95
stelt; maar liet zal u zeer schaden, zoo u boven eénen mensch alleen zoekt te verheffen.
De ootmoedige mensch geniet eenen bestendigen vrede, maar in het hart van den hoovaar-dige is gedurige afgunst en verontwaardiging.
OEFENING
Steun slechts op datgene , wat onwankelbaar is, namelijk op God, op wien men alleen kan staat maken; immers niets is zwakker, onzekerder en onstandvastiger dan de mensch, die slechts de dwaling, de arglist en de leugen ten aandeel heeft. Verhoop derhalve alles van God, en verwacht niets van u zeiven noch van anderen. Beroem u niet over uwe goede werken , noch over uwe kunde; maar geef in en van alle dingen de glorie aan God, aan wien zij alleen toekomt.
GEBED.
Mijn God, daar gij diegenen haat en veracht, welke door een geheim zelfbehagen; zich in uwe tegenwoordigheid durven verheffen, en dewijl gij diegenen eert en liefhebt, die zich niets dan het kwaad toeschrijven, en al het goede, dat zij doen, aan u toeèigenen, verleen ons die inwendige ootmoedigheid des harten, die ons tot u doet naderen, en uwe liefde doet bekomen; genees in ons dien hoogmoed en die ijdelheid van eenen opgeblazen en trotschen geest, die ons van u verwijdert, en ons uwen haat doet inloopen , en geef ons dit nederig, onderworpen en leerzaam hart voor uwen heiligen wil, hetwelk over ons uwe barmhartigheid trekt.
Heer en en fden. tig al
1 zal
' de leer oe-irt.
ien z'j
at,
te or Df
yO DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
VII. HOOFDSTUK.
Over het vermijden van al te groote gemeeusehap niet de menseheu.
1. Ontdfk uw hart niet aan iederen mensch; maar beraad u over uwe zaken met een wijs en godvreezend man
Verkeer weinig met jonge en onbekende menschen
Vlei de rijken niet, en vertoon u ook niet gaarne voor personen van hoogen slaat.
Verkeer met ootmoedige, godvruchtige en welgeregelde lieden, en spreek met hen van stichtende dingen.
Houd geeae bijzondere gemeenschap met eenig vrouwspersoon; maar beveel in het algemeen alle goede vrouwen aan God.
Zoek met God alleen en met zijne Engelen gemeenschap te hebben, en vermijd den omgang der menschen.
2. Alen moet alle menschen beminnen; doch groote gemeenschap met allen is niet dienstig.
liet gebeurt somtijds, dat een onbekend persoon, door zijnen goeden naam, aanzien heeft, die nogtans door zijne tegenwoordigheid degenen stoot, welke hem zien.
Wij meenen somwijlen, door onzen omgang anderen te behagen, maar wij beginnen hun te mishagen; als zij eenige ongeregelde zedea in ons bemerken.
OEFENING.
Vlied de wereldsche gezelschappen, de nutte-looze gesprekken, de uitstorting en de genegen-
EERSTE BOEK.
heden des harten, die door Gods liefde noc:h geregeld, noch beheersoht zijn : want dit alles verstrooit eene ziel, verwijdert haar van God, onttrekt haar de ingetogenheid en den innerlijken geest, die zoo noodzakelijk ter zaligheid is, werpt haar in gevaarlijke gelegenheden van te zondigen, en leid haar langzamerhand in de ongeregeldheid. Dat uwe vrienden personen zijn, die eeu godvreezend, geregeld en onberispelijk leven leiden , ten einde hun voorbeeld u tot de deugd brenge, en u van het pad der ondeugd vertvij-dere. Gelukkig is de Christen, die zich aan zijnen Zaligmaker, aan zijne pligten en aan zijne zaligheid gehecht houdt, en d.'e slechts van en voor God levende, hier reeds op aarde datgene begint te doen, wat hij in de eeuwigheid zal voortzetten.
GEBED.
Geef, o mijn Jesus! dat ik u meer dan mijne ouders, meer dan mijne vrienden, meer dan mij zeiven beminne. — Geef, dat ik mij bevhjtige om u te kennen, u te beminnen, u na te volgen, opdat ik, als aan u toebehoorende, niet meer in gevaar zij, zooals zoo vele Christenen, na mijnen dood voor eenen onbekenden God te verschijnen dien ik nooit zou bemind hebben; want zoo ik u in den tijd niet bemin, is het te vreezen, dat ik u in de eeuwigheid ook niet zal beminnen; en integendeel, indien ik nu geene pogingen onbeproefd laat om u nu te beminnen , heb ik reden ie hopen van u altijd te beminnen. O geliefde, beminnende en lief dewaardige God! maak dat ik u beminne, en dat ik u ah, God beminne, dat is, met eene liefde, -voor welke alles wijkt, wat in mij is.
97
98 l)E NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.
IX. HOOFDSTUK.
zc
Over de gehoorzaamheid en onderwerping. di
1. Het is iets zeer grootsch onder de gehoor- g1 zaamheid te staan, onder eenen oversten te
leven, en zijn eigen meester niet te zijn. is
Veel veiliger is het, als onderdanen, 'dan in overheid gesteld te zijn.
Maar velen staan onder de gehoorzaamheid meer uit dwang dan uit liefde ; en aan deze is
de gehoorzaamheid pijnlijk, en zij morren ligt. G
Ook zullen zij de vrijheid des harten niet p
bekomen, zoo zij zich uit ganscher harte om s
God, aan de gehoorzaamheid niet onderwerpen. z
Ga waar gij wilt, gij zult de rust niet vin- v
den, dan in eene ootmoedige onderwerping 1
onder het bestuur van eenen overste. d
De verbeelding van met verandering van plaats v
beter te zullen leven , heeft er velen bedrogen. e
Maar zoo God onder ons is , moeten wij som- 1
tijds van ons eigen gevoelen afgaan , cm onzen t
Wie is zoo wijs en verlicht, dat hij alles ' i volkomen kan weten ?
Indien uw gevoelen goed is, en gij hetzelve i nogtans om God verlaat, en dat van anderen volgt, zult gij daaruit nog meer geestelijk voordeel trekken.
Ei.RSTE BOEK.
3. Ik heb dikwijls hooren zeggen , dat het zekerder is, raad te hooren en te ontvangen , dan raad te geven
Het kan ook wei gebeuren, dat ieders gevoelen goed zij; maar met anderen niet le willen instemmen , als de rede of de zaak zulks vordert, is een teeken van hoogmoed en hardnekkigheid.
OEFENING.
Welk geluk van niet af te hangen dan van God in den persoon der oversten, die. zijne plaats bekleeden! Hoe verdienstelijk is de volstandige oefening der gehoorzaamheid, aangezien zij een aanhoudend werk Vc.n verloochening, van verzaking aan zich zeiven en van de volmaaktste liefde Gods is! liet is de gehoorzaamheid , die de uitmunteadheid, het geluk en de verdienste van het christelijk en kloosterlijk leven uitmaakt, en die God tot den volkomen meester en eigenaar van onze harten maakt. Maar hiertoe word vereischt dat de geest, het hart en de werken zamenspannen om ons de gehoorzaamheid te doen oefenen, da geest om ze goed te keuren, het hart om ze te beminnen, en de werken om ze spoedig, edelmoedig en standvastig te oefenen.
G'iBEU.
O, mijn Zaligmaker! zou ik u de onafhankelijkheid van eetien God kunnen zien slagtofferen voor de gehoorzaamheid, zonder ze te beminnen en te oefenen ! Zou ik u , gedurende dertig jaren stipt in alles aan de heilige Maagd, uwe Moeder, en aan den heiligen .losef kuiinen
100 1IE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
zien gehoorzaam wezen, zonder mij ie verbinden om naauwkeurig al datgene te onderhouden, wat gij mij door uwe ingevingen , door mijnen regel en door mijne oversten gebiedt ? Maar hoe zal ik naar den tegenzin en den last kunnen luisteren , dien ik in de gehoorzaamheid aantref, ziende dat gij aan uwe beulen zelfs zijt gehoorzaam geweest wanneer zij geboden u op uw kruis te leggen? O, mijnJesus! geef dat ik mij aan de gehoorzaamheid onderwerpe, om de uwe na te volgen, om u het verlangen te toocen, dat ik heb van u te behagen , en om in alles en altijd uwen heiligen wil te volbrengen. Amen.
X. HOOFDSTUK.
Over het schuwen van overtollige woorden.
1. Vermijd, zoo veel gij kunt, het gewoel der menschen, want de behandeling der wereld-sche zaken is zeer gevaarlijk, al is het, dat het met eene eenvoudige meening schijnt te geschieden.
Immers wij worden zeer ligtelijk door eenige ijdelheid besmet en ingenomen.
Ik wenschte wel dikwijls gezwegen en onder de menschen niet verkeerd te hebben.
Maar waarom spreken wij zoo gaarne met elkander, daar wij nogtans zeer zelden zonder hinder of wroeging onzes gewetens tot de stilte wederkeeren ?
Het is, omdat wij door die onderlinge gesprekken van elkander zoeken getroost te worden , en ons hart trachten te verligten , hetgeen door verscheidene gedachten bezwaard wordt.
En nog veel liever spreken wij over dingen ,
EERSTE BOEK
die wij zeer beminnen of verlangen, of van hetgene wij daaraan tegenstrijdig oordeelen.
2. Dan helaas ! wij doen dit dikwijls zonder baat en te vergeefs; want de uitwendige troost is een groot beletsel voor den inwendigen god-delijken troost.
Daarom moeten wij waken en bidden, opdat wij den tijd niet ijdel laten voorbijgaan.
Indien u het spreken geoorloofd en dienstig is, zoo spreek van iets stichlends.
De kwade gewoonte en de groote verwaarloo-zing om voortgang te doen in deugden, zijn oorzaak dat wij zoo weinig op ons spreken letten.
Niettemin draagt een god vruchtig, gesprek over geestelijke zaken, biet weinig bij tot geestelijken voortgang, bijzonder als personen, die met hart en geest overeenkomen, zich in God vereenigen.
OEFENING.
Waken en bidden, is het eenigste middel, hst-welk Jesus Christus in het Evangelie aan eeuen Christen geeft, om de zonden te vlugten, om aan de bekoringen te wederstaan en zijne zaligheid te verzekeren. Weinig tot de schepselen en veel tot God spreken, de onnoodige en nieuwsgierige gesprekken vermijden, zijne tong niet gebruiken dan om goede en nuttige dingen te zeggen, is een voortreffelijk middel cm eenen inwendigen mensch te worden, om de zuiverheid des harten en den vrede des gewetens te behouden, en om zich innig met God te vereenigen. Eene ziel, die te veel met de menschen omgaat, die gansch wereldsch is en zich met beuzelarijen ophoudt, vindt niet veel smaak in God , houdt zich niet 1(3 (i.
101
102 DE NAVOLGING VAN JESUS CHIilSTUS.
veel met het gebed bezig en oefent weinig de overweging (meditatie); zaken, die nogtans tot de zaligheid der Christenen nuttig en zoo noodzakelijk zijn. Wat doet gij, verstrooide en dolende ziel, zegt de heilige Augustinus, wan-neer gij u door geschapene voorwerpen,, vergankelijke vermaken en tijdelijke goederen zoekt te bevredigen? Zoek in u zelven, door de overweging, het ware en het opperste goed, hetwelk in u is en hetgeen alleen u kan bevredigen.
GEBEI).
Heer! geef mij dien inwendigen geest, dien geest van overweging en ingetogenheid, die mij doet acht slaan op de inzigten, die gij wegens mijne ziel hebt en mij getrouw aan uwe genade doet worden. Maak, dat het eerbiedig aandenken aan uwe tegenwoordigheid de bestendige bezigheid van mijnen geest zij, maar een aandenken en eene bezigheid, voor welke alles in mijn hart wijkt, en dat uwe tegenwoordigheid in mij het vervolg van uw leven en de vertroosting van mijne ziel zij. O mijn God! het verdriet mij als banneling buiten uwe tegenwoordigheid te leven en zoo weinig op het aanzien uwer grootheid getroffen te wezen, dat ik niets onderneem om haar te behagen. Wat kan ik in den hemel en op de aarde aantreffen, hetgene met u kan vergeleken worden? Gij zijt de God mijns harten ; maar geef, dat ik onder uwe oogen leve, en dat het, altijd in uwe tegenwoordigheid zijnde, ntet trachte dan naar het geluk van u in den' tijd te behagen, opdat gij deszelfs aandeel in eeuwigheid moogt wezen. Amen.
EERSTE BOER.
XI. HOOFDSTUK.
Over het bekomen van den vrede en den ijver om in de deugden te vorderen.
1. Wij zouden veel vrede kunnen genieteo, indien wij ons niet wilden bemoeijen met de woorden en werken van andere menschen en met datgene wat tot onze zorg niet behoort.
Hoe kan hij lang in vrede blijven, die zich veel bemoeit met de zaken van anderen, en die gelegenheid zoekt, om zich met de uitwendige dingen te bekommeren, ea zich weinig of zelden inwendig met zich zeiven bezig houdt!'
Zalig zijn de eenvoud;gen, want zij zullen grooten vrede hebben.
quot;2, Waarom zijn sommige Heiligen zoo volmaakt geweest, en zoo opgetogen in geestelijke beschouwingen ?
De reden is, dat zij zich hebben bevlijtigd, om zich van alle aardsche begeerten te ontdoen, en daarom zijn zij bekwaam geweest, om met ganscher harte God aan te hangen, en zich zeiven geheel met God bezig te houden.
Maar wij zijn te zeer bekommerd met onze zwakheden eu te zeer bezorgd en ontrukt voor het vergankelijke.
liet gebeurt ook zelden, dat wij een enkel gebrek volkomen overwinnen, en wij worden tot dagelijkschen voortgang niet aangevuurd: daarom blijven wij zoo traag en laauw in de liefde Gods,
3. Indien wij volkomen aan ons zeiven verstorven , en van binnen niet met ijdele zorg bekommerd waren, zouden wij de goddelijke
103
I)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
T
104
dingen kunnen smaken en van de hemelsche beschouwing iets ondervinden.
Het grootste en eenigste beletsel is, dat wij van kwade driften en genegenheden ciet vrij zijn, en ons ook niet toeleggen om den volmaakten weg der Heiligen in te slaan.
Als ons eene geriape wederwaardigheid overkomt, worden wij aanstonds kleinmoedig, en keeren wij ons tot menschelijken troost.
4. Indien wij als vrome mannen in den strijd bleven staan , zouden wij voorwaar Gods hulp over^ ons uit den hemel zien nederdalen.
Want hij is altijd bereid diegenen bij te staan, welke manmoedig strijden, en op zijne genade vertrouwen, en hij zelf beschikt ons de gelegenheid om te strijden , opdat wij de overwinning zouden behalen
Indien wij in de uitwendige levenswijze den voortgang van een geestelijk leven stellen, zoo zal onze godsvrucht weldra een einde nemen.
Maar laat ons de bijl aan den wortel zetten, opdat wij, van driften gezuiverd, een bevredigd gemoed mogen bezitten.
S Indien wij elk jaar eene ondeugd uitroeiden , zouden wij weldra volmaakt zijn.
Maar nu, integendeel, bevinden wij dikwijls, dat wij in het begin onzer bekeering beter en zuiverder waren, dan vele jaren na het aflequot;'-gen onzer beloften.
Onze ijver en voortgang behoorden dagelijks aan te groeijen; maar helaas! men houdt 'het nu voor eene groote zaak, zoo iemand nog een deel van zijnen eersten kan behouden.
Indien wij ons zeiven in het begin een weinig geweld aandeden, zouden wij daarna alles
EERSTE BOEK.
met gemak en blijdschap kunnen uitwerken.
6. Het valt zeer moeijelijk iets te laten , wat men gewoon is te doen; maar het valt nog moeijelijker zijnen eigen' wil tegen te gaan.
Maar indien gij nu niet eenige kleine en gemakkelijke dingen kunt overwinnen , wanneer zult gij dan grootere en zwaardere te boven komen ?
Wedersta uwe neiging in het begin , en ontdoe u van kwade gewoonten, opdat zij u allengs niet tot grootere zwarigheid brengen.
O! indien gij overdacht hoe grooten vrede gij u zeiven, en hoe groote vreugde gij anderen zoudt aandoen met te leven zoo als het behoort, dan , geloof ik. zoudt gij zorgvuldiger tot uwen geestelijken voortgang wezen.
OEFENISG.
Even als er niets tegenstrijdiger is aan den waren vrede, aan het geluk en de rust des levens, dan zich aan zijne ongeregelde lusten over te geven en zich derzelver slaaf en slachtoffer te maken, alzoo is er niets geschikter om in ons eene ware gewetensrust voort te brengen , om het geluk van dit leven uit te maken , en onze zaligheid te verzekeren , dan onophoudelijk onze booze neigingen te bestrijden en te overwinnen , en in alle gelegenheden wederstand te bieden aan de ongeregelde begeerten van ons hart. Leg u dan ernstig toe om u te versterven, om datgene wat u tegenstrijdt, te overwinnen, om aan de hevigheid uwer lusten te wederstaan en om in alles aan uwen wil te verzaken. En die oplettendheid, die zorg, en dat
105
106 DK NAVOLGING VAN JESTS CHBISTCS.
heilig geweld, hetwelk volstrekt tot uwe zaligheid noodig is, zal u in den tijd en in de eeuwigheid gelukkig maken , aangezien er geen ware vrede des gewetens, noch eenige verdienste te vinden is dan in hetgene men voor God, en tegen zich zelven doet.
Gnm;i).
O, mijn Zaligmaker! hoe gelukkig,vergenoegd en zeker van mijne zaligheid zou ik niet wezen , indien ik, om aan uwe regtvaardigheid door de boetpleging en aan uwe liefde door de getrouwheid te voldoen , datgene verrigte, wat ik zonder ophouden doe om mijne driften en de aanzoekingen mijner eigenliefde te bevredigen! Duld niet, Heer ! dat ik eenen anderen Meester diene dan u. Verbreek mijne kluisters en verlos mij uit de onregtvaardige slavernij, in welke ik door mijne begeerlijkheden geboeid lig. Mijn hart is geheel voor u. Laat niet toe , dat de ijdelheid, de eigenliefde , de wellust, de luiheid, de gramschap, die vreemde goden, hetzelve verdeelen, of veeleer hetzelve aan de magt uwer liefde onttrekken, want ik gevoel, dat, zoo ik mijn hart tusschen u en mij verdeel, ik u hetzelve onttrek, en dat gij van mij alles of niets eischt. O mijn God, mijn Al! o God mijns harten ! wees mijn aandeel in eeuwigheid. Amen.
XII. HOOFDSTUK.
Over het nut van den tegenspoed.
1. Het is zeer goed, dat wij somtijds eenige zwarigheid en tegenspoed ondervinden; want zij
EEllSiE HOI K.
doen den mensch dikwijls in zich zeiven treden, en doen hem gedenken, dat hij hier als in eene ballingschap verkeert, en zijn vertrouwen niet op het aardsche moet stellen.
liet is ook goed, dat wij somwijlen opspraak lijden , en dat men ongunstig of verkeerd over ons denkt, dan zslfs als wij wel doen en eene goede me'ening hebben , dit dient meermaals om de ootmoedigheid te bevorderen, en bevrijdt ons van ijdele roemzucht.
Want als de menschen ons uiterlijk verachten en kwaad van ons denken, worden wij meer gedreven om God, die do harten doorgrondt, te zoeken.
2. Daarom moest de mensch zich dermate in God vestigen , dat hij den menschelijken troost niet veel noodig had te zoeken.
Als een goed mensch in druk en lijden is , of door kwade gedachten gekweld wordt, clan beseft hij beter hoe noodig hem Gods hulp is, zonder welke hij niets goeds kan verigten.
Dan ook wordt hij droevig, bidt God, en zucht over de ellenden, die hij lijdt: dan verdriet het hem langer te leven, en wenscht hij ontbonden te zijn van dit ligchaam, om met Christus te wezen.
Dan ook bemerkt hij zeer wel, dat er geene volkomene gerustheid en vollen vrede in deze wereld te bekomen is.
OEFENING.
Men moest den tegenspoed beschouwen als beproevingen der liefde, die dezelve zuiveren en haar bovennatuurlijk in ons doen worden. Indien een ieder de achting en het ontzag voor ons
107
108 UE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
had , welke onze eigenliefde verlangt, en welke zij ons dikwijls wijs maakt te verdienen, zouden wij voor den evenmensch slechts eene verkeering hebben . die ons zou lastig vallen, als eene men-schelijke erkentenis en een geheim wtlbehagen jegens ons zeiven. Maar God wil, dat wij overal tegenspraak, onverwachte toevallen en wederstand ontmoeten en lijden van degenen, met welke wij leven, opdat wij hen alleen ten aanzien van hem zouden beminnen, en omdat hij het gebiedt. Gelukkig is een hart, hetwelk door tegenspoed beproefd en door bekoringen gezuiverd wordt, zoo als het goud door het vuur beproefd en gezuiverd wordt. Het is hierdoor, zegt de Wij ze-man, dat het waardig wordt met God te zijn en bekwaam om volgens zijn hart te wezen.
GEBED
Heer! ondersteun mij in de gelegenhiid van druk en tegenspoed, die gij toelaat mij overgezonden te worden , en die gij wilt, dat ik zal ondergaan, gedoog'niet dat zij in mij de liefde voor den naaste of mijne getrouwheid jegens u verminderen. Met mijn hart niet te sparen , spaar het uwe, en maak, dat de bekoringen, verre van mij van u te verwijderen, mij meer dan ooit aan u vasthechten , door der; dringenden en aanhoudenden nood, dien zri mij van uwe hulp doen gewaar worden. Amen.
fcj KUSTE BOEK.
Over het bestrijdeu der bskoriugeu.
1. Zoolang wij in deze wereld leven , kunnen wij niet zonder kwellingen of bekoringen wezen.
Daarom staat er in het boek Job geschreven : Het leven van den mevsch op aarde is eene bekoringen.
Weshalve moet een ieder tegen de bekoringen op zijne hoede en altijd in het gebed waakzaam zijn, opdat de duivel, die nooit slaapt, maar altijd rond loopt en zoekt ivien hij moge ver' slinden. (1 Pet. S. v. 8.} geene gelegenheid aantreffe hem te bedriegen
Niemand is zoo volmaakt en heilig, of hij heeft somtijds eenige bekoringen, en wij kunnen hier va» dezelve niet geheel bevrijd zijn.
02. De bekoringen zijn aan den mensch dikwijls zeer nuttig, alhoewel zij lastig en zwaar zijn; want daardoor wordt hij vernederd, gezuiverd en onderrigt
Alle Heiligen hebben dit leven in vele kwellingen en bekoringeü doorgebragt, en zijn daardoor in deugden gevorderd.
En zij, die de bekoringen niet konden ondergaan, zijn afgevallen ea ten laatste van God verworpen.
Men viodt geene orde [of vergadering) zoo heilig, noch eene plaats zoo verborgen, of er zijn eenige bekoringen of tegenheden.
3. Zoo lang de mensch leeft, is hij niet geheel van de bekoringen vrij , omdat wij , sedert wij in begeerlijküeid geboren werden , het beginsel der bekoringen in ons zei ven dragen.
110 UE NAVOLGING VAN JKSUS tUKISÏUS.
Als de eene bekoring of kwelling wijkt, komt word
er eene andere, en wij zullen altijd iets te lijden men
hebben, dewijl wij ons eerste geluk verloren binne
hebben. liij ^
Velen zoeken de bekoringen te ontvlieden, en te gt
zij vallen er nog zwaarder in. L»a
Wij zullen die door de enkele vlugt niet over- kwac
winnen; maar door de verduldigheid en ware de g
ootmoedigheid worden wij sterker dan al onze ziekt
4. Wie de bekoringen alleen uitwendig vliedt, In en derzelver wortel niet uitroeit, zal weinig eene vorderen; ja de bekoring zal eerder tot hem beel wederkomen, en hij zal het erger hebben. verl
Gij zult die allengs metGods hulp beteroverwin- A
nen door verduldigheid en langmoedigheid. dan hen
door uwe eigene heftigheid en ongeduldigheid. in i
Neem dikwijls raad in uwe bekoringen, en I:
behandel iemand, die in bekoring is, niet hard; sta:
maar vertroost hem zoo als gij begeert dat men in
5. De oorsprong van alle kwade bekoringren I is de ongestadigheid van gemoed en het kleine bel vertrouwen op (Jod. bel
Gelijk een schip zonder roer door de golven hu heen en weder wordt geslingerd , alzoo wordt
ook een mensch , die zijn goed voornemen ach- ge
terlaat en nalatig is, gedreven en bevochten va
quot;Met ijzer wordt door het vuur, en de regt- te vaardige mensch door de bekoringen beproefd.
Wij weten dikwijls niet wat wij kunnen; maar n;
de bekoring geeft genoeg te kennen wa' wij zijn. b
Men moet nogtans op zijne hoede zijn, bij- k
zonder in het begin der bekoring; want dan o
EEtlSTE UOth. Hl
komt wordt de vijand gemakkelijker overwonnen, als ijden men hem langs de deur van ons gemoed niet laat loreu binnen komen; maar als men hem, zoo haast hij komt kh ppen , kloekmoedig buiten de deur 'gt; en te gemoet gaat.
Daarom zegt men gewoonlijk; wedersta het 'verquot; kwade in het begin want liet is t« lang gewacht vare fjg freneesmiddelcn te willen bereiden, als de )uze ziekte door verwijl van tijd geheel kwaad en ongeneesbaar geworden is.
Immers in het eerst komt er door den geest lnlS eene enkele gedachte , daarna eene sterke ver-lem heekling, hierop volgt het behagen, en eindelijk verkeerde neiging en volkomene toestemming, ',inquot; Akoo komt de booze vijand, wanneer men
.an hem in het begin niet wederstaat, allengs dü-per 'd- in ons hart.
60 En hoe langer iemand verschuift om weder-
dJ stand te bieden, des te zwakker hij dagelijks en in zich zeiven wordt, en des te sterker wordt
zijn vijand tegen hem.
en 6. Sommigen lijden in het begin hunner
ne bekeering, anderen in het einde zeer zware bekoringen , en eenigen worden bijna geheel en hun leven gekweld en bevochten.
Eenigen worden slechts zachtjes bekoord, vol-hquot; gens de schikking van Gods wijsheid eu regt-30 vaardigheid , die alleen den staat en de verdiensten der menschen kent, en alle dingen ter zaligheid van zijne uitverkorenen beschikt '• 7. Dus moeten wij als wij bekoord worden,
r niet mistioostig zijn, maar te vuriger God
bidden, dat hij in al onze kwellingen en bekoringen ons wille helpen en bijstaan, die ons ook volgens het zeggen van den H. Paulus,
ll^ lgt;li NAVOLiJlNG VAN JESUS (IIIIISTII»
in de bekorincj %idke hulp :-al verleenen , dat wij ze zullen kunnen wederstaan.
Laat ons in alle bekoringen en kwellingen ons zeiven in de hand Gods vernederen , dewijl hij degenen, die nederig van geest zijn, zal verlossen en verheffen,
8. In de bekoringen en in het lijden wordt de mensch beproefd, wat voortgang hij gedaan heeft; en daarin zijn de grootste verdiensten gelegen , en schijnt de deugd meer uit.
Het is ook niet grootsch dat een mensch godvruchtig en vurig is tot God, als hij geene zwarigheid gevoelt; maar indien hij ten tijde van tegenspoed geduldig is, zal er hoop van grooten voortgang wezen.
Sommigen worden voor groote bekoringen behoed , en worden nogtans dikwijls in kleine dagelijksche bekoringen overwonnen , opdat zij daardoor vernederd zijnde, nooit in groote zaken op zich zei ven zouden vei trouwen , als zij in de kleine zwak zijn.
OEFEMNG.
De bekoringen dienen om ons van de geheime verkleefdheid te zuiveren, welke wij tot de ijdel-heid en tot de eigenliefde hebben , als ook van het vertrouwen, hetwelk wij in ons zei ven hebben, met ons het gewigt onzer ellenden te doen gevoelen, met ons van de voldoeningeenen afkeer te geven. en met ons te verpligten om op God alleen te vertrouwen. Zij dienen daarenboven nog om ons te verootmoedigen door de ondervinding onzer zwakheden, en door het gevoel van den wortel van verdorveuheid, dien wij in
EERSTE lOEK
, dat ons dragen Zij dienen , ten laatste om ons te onderrigten over de magteloosheid, in welke wij n ons zijn van iets goeds ter zaligheid te doen, of om jl hij ons van de zonde te bevrijden zonderde hulpGods. ver-
GEI1EI).
'ordt
daan Heer! ik gevoel in de groote bekoringen , dat isten ik niets uit mij zei ven kan dau u vergrammen , en dat ik , door de neiging tot het kwaad ver-usch voerd, in gevaar ben van mijn eeuwig verderf sene in te loopen. Maar ik weet ook dat gij mij kunt lijde ondersteunen tegen de geweldigste aanvallen van mijner driften, en uw Apostel verzekert mij hetzelve. Ik zal dus mij zeiven mistrouwen, gen geheel mijn vertrouwen in u stellen , en tot ;ine u zeggen : Heer! bewaar mij , ik ben op het t zij punt van te vergaan Ik zal mijne hand, gelijk iote de H, Petrus tot u uitstrekken, en ik hoop dat als gij mij niet zult laten omkomen.
Over het vermijden van ligtvaardig oordeel.
me I. Keer de oogen op u zeiven , en wacht u
el- van eens anders daden te beoordeelen.
au De mensch, die een ander wil beoordeelen,
■n, arbeidt te vergeefs, hij dwaalt meermalen, en
en zondigt ligtelnk; maar als hij zich zeiven beoor-
lej- deelt en onderzoekt, werkt hij steeds nuttig.
3^ Wij oordeelen gewoonlijk over eene zaak vol-
3t] gens dat ons hart tot dezelve geneigd is, en
ij.. wij verliezen dikwijls het juiste oordeel ter
el oorzake onzer eigenliefde.
;Q Indien God het eenige oogmerk van ons ver-
113
DF. NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
langen was, zouden wij zoo ligtelijk niet ontsteld worden, ais men onzen zin of onze be, geerten wederstaat.
'i Maar dikwijls scluiilt er iets van bianen. of er komt iels van buiten, hetgene te zamen ons daartoe trekt of beweegt.
Vele raenschen zoeken, zonder het te weten, heimelijk zicli zeiven uit hetgene zij doen.
Het schijnt ook, dat zij wel tevreden zijn, als alles naar hunnen wil en zin gaat: maar als het anders uitvalt dan zij begeeren, worden zij ligtelijk ontsteld en bedroefd
Om het verschil der gevoelens ontstaat niet zelden veel tweedragt tusschen vrie iden en medeburgers, en zelfs tusschen kloosterlingen en geestelijke personen.
3. Eene oude gewoonte is moeijelijk om te laten, en niemand wordt gaarne verder vervoerd dan hij zelf ziet.
Indien gij meer op uw eigen verstand of goeddunken wilt steunen dan op de ootmoedige onderwerping van u zeiven aan Chr^tus, zult gij zelden of laat een verlicht mensch worden ; want God wil, dat wij ons aan hem volkomen onderwerpen, en wij ons door eene vurige liefde boven alle rede verheffen.
OEFENING.
Wij oordeelen meermalen door de neiging van ons hart dan door het licht van onzen geest. Onze eizenliefde brengt gewoonlijk te weeg, dat ■wij in ons zeiven goedkeuren wat wij in anderen veroordeelen, en wij zijn zooveel te scherpzinni ger op de gebreken van den naaste ds wij te
114
eerme doek.
' ont- verblind zijn op de onze. Een geest, die zich 3 be, gestadig met God bezig houdt, en eene ziel, die getrouw is aan de beweging zijner genade, Jien, eene ziel, die alzoo met God bezigen aan hem men gehecht is, houdt zich in haar zelve niet op dan met God, en met haar in God. en daar zij iten, baar hart tracht te bewaren, vergeeft zij niets aan zich zeiven en vergeeft alles aan anderen.
laar gebed.
-or-
G mijn God! wanneer zal ik vrij van alle liet verkleefdheid tol het schepsel, en vrij van alle en ingenomenheid met mij zeiven zijn? wanneer jen zal ik mijnen geest, mijn hart en mijne oogen alleen op u. op mijne pligten en op mijne zalig-lt;e hi'id gevestig(l houden ? Maak Heer ! dat ik door
rd alles te vergeten, of onwetend te zijn in datgene,
wat ik niet moet kennen of onderhouden, niet d- leve dan voor u en in u IJdelbeden, vermaken,
je nieuwstijdingen, tijdkortingen, hoe weinig
It zijt gij , of veeleer zljt gij een niet voor eene
i; ziel, voor wie God alleen genoeg is! O mijn
n Zaligmaker! laat niet toe, dat ik mij ophoude
e met iets anders te kennen, te beminnen en
te bezitten dan u. gij. die bij mij verre alle dingen overtreft. Boezem in mijn hart een vurig verlangen om u te behagen, en eene ootmoedige bewilliging in alles wat gij verlangt. Amen.
XV. HOOFDSTUK,
Over de werken die uit liefde tot God geschieden.
1. Om niets ter wereld en om niemands liefde mag men eenig kwaad doen; maar men mag
115
HF, .NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
wel somtijds , ten voordeele of ten behoeve van onzen naaste een goed werk achterlaten of eerder dit in een beter veranderen.
Vi ant alzoo wordt het goede werk niet vernietigd , m ar met een beter verwisseld.
Zonder de liefde is het uitwendige werk niit verdienstelijk; maar *1 wat ter liefde Gods gedaan wordt, hoe klein en verachtelijk hetzij, brengt overvloedige vruchten voort.
God immers ziet meer, uit hoe groote liefde iemand eenig werk doet, dan het werk, het gene hij doet.
2. !lij doet veel, die God veel bemint; hij doet ook veel, die eene zaak goed doet.
Hij doet wel , die meer het voordeel der gemeente dan zijn eigen' wil zoekt.
Het schijnt somtijds de liefde te wezen {die ons iels doet bedrijven), en het is meer de begeerlijkheid; want de natuurlijke neiging , de eigene wil, de hoop op vergelding en gewin, het zoeken van ons eigen gemak, willen den mensch zelden verlaten.
3. Wie de ware en volmaakte liefde Gods heeft, die zoekt in geene zaken zich zeiven; maar begeert alleen dat alle dingen tot de eer van God geschieden.
Hij benijdt ook niemand,omdat hij geene eigene voldoening zoekt, ook wil hij zich niet in zich zeiven verblijden, maar boven alle goed hoopt hij zijn geluk en zijne zaligheid in God te vinden.
Hij schrijft niemand iets goeds toe, maar brengt dat geluk aan God van wien alles zijnen oorsprong heeft en in wien als in hun laatste einde, al de Heiligen eene verzamelde rust genieten.
11R
quot;
KEliSTf. BOKIi.
O! zoo iemand slechts een vonkje van de waarachtige liefde had, hij zou voorwaar bevinden dat het aardsche vol IJdelheid is.
OEFENING.
li t
Men kau niet genoeg de woorden van den schrijver herhalen, die zegt, dat God zoo zeer niet aanziet hoeveel men doet, als uit hoe groote liefde het werk voortkomt, en dat men veel doet als men veel bemint; dat is, dat onze werken aan God waarlijk niet behagen, dan voor zooveel zij bezield zijn door het verlai gen van aau hem aangenaam te wezen en als door het zegel der liefde gestempeld zijn. Doet, zegt de heilige Pau-lus, al wat gij doet, door ingevingen beweging van de liefde Gods. Het is die levende en werkende liefde, wanneer zij menigwerf herhaald wordt, die de verdiensten van onze goede werken uitmaakt; en het geloof zelfs is zwak en kwijnend in ons, indien het door de liefde en door eene godvruchtige geneigdheid niet bezield is tot God, die ons deszelfs waarheden geopenbaard heeft. Laat ons dan trachten den Heer te beminnen in alles wat wij doen , en alles doen met God te beminnen. Ileer.allesvoorueninu! Ziedaarlietgene ons hart moet zeggen en onophoudelijk doen om een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven te leiden, en om in den tijd te beginnen, hetgene wij in de eeuwigheid zullen voortzetten.
liet smart mij zeer, o mijn God! dat ik zoo veel tijd doorbreng zonder mijnen geest met uwe tegenwoordigheid en mijn hart met uwe liefde bezig 16 7.
118 DK NAVOLGING VAN JESUS CI1RIS1 ÜS.
te houden! Welke schande voor mij van zoo weinig op eenen God te denken , die gedurig op mij denkt en vin zoo menigmaal, Heer, onverschilligheid voor u te gevoelen, gij die altijd door bet vuur mijner liefde brandt! gedoog niet, dat ik een oogenblik leve zonder u te beminnen; en, aangezien gij het middenpunt mijns harten zijt, druk dus in hetzelve die gedurige teederheid en dat levend en vurig verlangen van u te behagen en van u in alles en boven alles te zoeken, opdat ik geene rust, geen geluk en geene waie voldoening meer vinde dan in u. Amen.
Over het verdragen van elkanders gebreken.
1. De gebreken , die de mensch in zich zeiven of in anderen niet kan verbeteren, moet hij geduldig verdragen, tot dat het God anders beschikt.
Denk , dat dit u welligt beter is, om uwe verduldigheid te beproeven, zonder welke deugd al onze andere verdiensten niet veel te achten zijn.
Gij moet echter God smeeken , dat hij u zulke beletsels helpe overwinnen, of dat gij ze gelalen moog-t verdragen.
2. Indien iemand, na eens of tweemaal ver maand te zijn , zich niet betert, wil dan met hem niet twisten , maar beveel alles aan (ïod, opdat zijn wil geschiede, en zijn lof volbragt worde in al zijne dienaren; want hij kan zeer wel hei kwade in het goede verkeeren.
Leer geduldig zijn in de gebreken en zwakheden van anderen te verdragen, want gij hebt ook vele gebreken, die anderen van u moeten verdragen.
!
EEKSTË liOEK. 119
Indien gij u zeiven zoodanig niet kunt maken, als gij wel zoudt willen weïen, lioe zoudt gij dan anderen volgens uwen zin kunnen hebben ? bet Wij hebben gaarne dat andere menschen vol-
'ik maakt zijn, en nogtans verbeteren wij onze en gt; eigene gebreken niet.
i.jt, 'ó. Wi] willen dat men anderen streng berispe,
en en zeiven willen wij niet berispt worden. 5rd Het mishaagt ons, dat men anderen te veel toe
mat geeft, en echter kunnen wij niet dulden, dat quot;e- men ons iets weigert van hetgene wij vragen.
Wij willen dat anderen door regeltucht gebonden worden, en wij zeiven willen in de minste zaatc niet worden ingetoomd.
7oo blijkt het dan, hoe zelden wij onzen even-mensch als ons zeiven achten.
sn Indien alle menschen volmaakt waren, wat
d- zouden wij dan van anderen ter liefde Gods te t- lijden hebben
r- 4. Maar nu heeft flod dit zoo geschikt, opdat
wij elkanders lasl en zwakheden z-uudeu draden. i. en ahoo de wet van Christus volbrengen; dewijl
e niemand zonder gebreken, niemand zonder last,
ï- niemand ook sterk of wijs genoeg is; maar wij
moeten elkander troosten, helpen, onderwijzen eu vermanen.
i In den tegenspoed blijkt het alleibest hoe
t deugdzaam iemand is.
i Want de gelegenheden maken den mensch
» niet zwak, maar zij vertoonen hoedanig en wat
hij is.
OEFENING.
Hoe heiligmakend is de oefening,en welk voor-
120 IIE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
treffelijk raiddel is de beoefening van liefde om ons den hemel te doen bekomen, namelijk, van in ons en in anderen de zwakheden ie verdragen, welke wij niet kunnen verbeteren! waut er is niets bekwamer om ons te verootmoedigen en ons voor God te vernederen, dan het gevoel van onze ellenden, en niets regtvaardiger dan van anderen te verdragen hetgene men wil, dat men van ons verdrage Wij moeten dan alles, wat uit de gesteltenis van den naaste voortkomt, geduldig verdragen, en niemand iets door onze gesteltenis doen lijden. Het is alzoo, volgens den heiligen Paulus. dat wij elkanders last dragen en de wet van Christus volbrengen zullen, die de wet van liefde , van zoetheid en van geduld is.
GEÜFjD.
Hoe waar is het, Heer! dat de tegenspoed voor-deelig is voor eenen Christen, die denzeive met ootmoedigheid en onderwerping wil verdragen, aangezien hij in hem de deugd zuivert, beproeft en volmaakt! Maar gij weet hoe lastig ons de beproevingen vallen, en hoe gevoelig wij over datgene zijn, wat onze begeerten tegengaat.
O mijn God! duld niet, dat wij onze gevoeligheid involgen; maar geef, dat wij ze slagt-offeren om het geluk te hebben van u te bezitten, aangezien het betooinen zijner gevoeligheid, het stilzwijgen, als het hart getroffen is, en de ingetogenheid , als men op het punt is van zich uit te laten de noodige oefening en het zekerste teeken eener ware christelijke deugd is, die het eeuwig geluk verdient. Ziedaar wat wij van uwe oneindige goedheid verhopen. Amen.
EERSTE BOEK. 121
,nl XVII. HOOFDSTUK.
m
n. Over het klooster-leven.
i®
en 1- Gij moet u zeiven in vele dingen leeren au versterven, indien gij vrede en eendragt met an alle menschen behouden wilt. en Het is geene kleine zaak in een klooster of rat genootschap te wonen en daar derwijze te le-t, ven, dat niemand over u klaagt; en alzoo tot ize den dood toe getrouw te volharden, en Zalig is hij, die daar wel geleefd en geen lukkig voleind zal hebben, de Zoo gij wel en behoorlijk wilt vast staan is. en voortgang in de deugd maken , houd u hier op aarde als een banneling en vreemdeling.
Wilt gij een opregt kloosterleven leiden, zoo moet gij om Christus wil als een dwaas
or- willen geacht worden.
net 2. Het geestelijk kleed en de kruin balen
sn, niet veel; maar de verandering van zeden en
ieft de volkomene versterving der driften maken
de een' waren kloosterling.
ver Wie iets anders zoekt , dan enkel God en
.at. zijne zaligheid, die zal slechts kwellingen cn
lig- droefheid vinden.
gt- ,!■ Ook kan niemand in eene vergadering lang
en, in vrede blijven , die daar niet tracht de minste
het en onderworpen aan al de anderen te wezen,
ge- 3. Gij zijt gekomen om te dienen, niet om
uit te gebieden. Weet dat gij geroepen zijt om
■ste i te lijden en te arbeiden, niet om in ledigheid
bet eti in praten den tijd door te brengen,
iwe Hier worden dus de menschen beproefd en gezuiverd, gelijk het goud in den oven.
122 HE NWOLGLNG VAN JESUS CUlUSiUS
Hier kan ook nietnaud standvastig zijn , tenzij hij zich zeiven uit gaijscher harte , ter liefde van God , verootmoedige.
OEFENING.
Men moet veel vermogen op zich zeiven hebben, zich kunnen inhouden en zich in verscheidene gelegenheden kunnen overwintjen, om gelukkig te leven en aldaar krachtdadig aan zijne volmaaktheid en zijne zaligheid te werken. Even als de inborst van dengene , met wien men leeft , dikwijls met de onze niet overeenkomt, moet de genade den vrede en de liefde onderhouden , door de sterkte, die zij geeft om de tegenstrijdigheid van inborst te lijden en te verdragen , even gelijk de natuur den vrede in de wereld door de tegenstrijdigheid der elemeuten onderhoudt. Z'jo dat gij noch ware gewetensrust, noch verzekering der zaligheid zult, vinden dan in de inwendige versterving, die u aanzet om u in alles te overwinnen, en die u in de ware ootmoedigheid des harten aanmoedigt om alles te verdragen.
GEBED.
Mijn Zaligmaker! daar gij mij beveelt ora den vrede mijns harten te zoeken en vreedzaam met mijnen naaste te leven, en dat het mij onmogelijk is het eene te beziiten en het andere te doen zonder ootmoedig van anderen te verdragen en niemand iets te doen lijden: zoo gebied mij in dit punt al wat gij wilt, en geef mij de genade om te doen wat gij gebiedt; want hoe zal ik ook de hoovaardigheid van mijnen geest kunnen be-
EERSTE BOEK.
dwingen , om de veracbiing, de ve. smading en de vernederingen , die m j zoo dikwijls overkomen , te verdragen en in dank aan te nemen, indien gij mij Heer , door de buitengewone kracht van uwe genade niet te hulp komt !
En hoe zal ik al de gevoeligheid en gramstorigheid mijns harten in de tegenspraak kunnen uitdooven, wanneer gij zelf die niet tegenhoudt? Maak dan, o mijn God! dat ik in het geval van eetiige versmading of van eenige tegenspraak, getroffen zijnde door den eerbied, dien ik aan uwe tegenwoordigheid verschukligcl ben, en door de onderwerping, die ik voor uwen heiligen wil moet hebben, dat alles in mij zwijge , en in mij bedaard worde en alles in mij voor uwe liefde wijke. Amen.
Over de voorbeelden der heilige Vaders.
1. Overdenk de treffende voorbeelden van de heilige Vaders , in welke de waarachtige volmaaktheid en het kloosterlijk leven hebben uilgesclienen, en gij zult zien hoe weinig en nietig datgene is , wat wij doen.
Helaas , wat is ons leven , als het bij het hunne vergeleken wordt ?
De heiligen en vrienden van Christus dienden den lieer, in honger en dorst, in koude en armoede, in arbeiden vermoeijenis, in waken en vasten, in gebed en heilige overdenkingen , in vele vervolgingen en versmaadheden.
2. O, hoe vele zware verdrukkingen hebben de Apostelen, de martelaren, de belijders, de
I quot;24 HE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.
maagden en al de anderen niet geleden, die de voetstappen van Christus hebben willen volgen !
Zij haatten hunne zielen op deze wereld, opdat zij die in het eeuwig leven wilden bezitten.
O, wat een gestreng, arm en verstorven leven, hebben de heilige Vaders in de wildernis geleden! Welke langdurige en zware bekoringen verduurden zij ! Hoe dikwijls werden zij van den boozen vijand gekweld! welke innige en vurige gebeden droegen zij God op! Welke strenge verstervingen onderhielden zij dagelijks! Hoe grooten ijver hadden zij tot den geestelijken voortgang ! Hoe hevigen strijd hadden zij om hunne kwade neigingen te bedwingen! Wat eene reine en opregte meening hadden zij tot God !
Bij dag werkten zij , en 's nachts begaven zij zich tot langdurige gebeden, alhoewel zij ook bij hun werk het inwendige gebed niet achterlieten.
3. Al hunnen tijd bragten zij op eene nuttige wijze door, en hij scheen faun te kort als zij met God bezig waren ; ja door de groote zoetheid der beschouwing vergaten zij somtijds aan het ligchaam deszelfs nooddruft te geven.
Zij verlieten allen rijkdom , alle eer , waardigheid , vrienden en magen; zij begeerden niets van deze wereld te hebben : naauwelijks namen zij hunne nooddruft, en bedroefden zich , omdat zij hun ellendig ligchaam in de noodwendigheid moesten dienen.
Derhalve waren zij arm in aardsche goederen , maar zeer rijk in deugden en genade.
Uitwendig leden zij gebrek , maar inwendig werden zij door de goddelijke genade en vertroosting gevoed.
4. Zij waren vreemd aan de wereld; maar bij
KERSTE ROEK
God zeer wel gekend als zijne gemeenzame vrienden.
Zij achtten zich zeiven als eenen niet, en van de wereld waren zij versmaad; maar in de oogen van God waren zij dierbaar en bemind.
Zij leefden in opregte ootmoedigheid, in eenvoudige onderdanigheid, in liefde en verduldigheid , en daarom deden zij dagelijks grooten voortgang in het geestelijke leven , en verwierven bij God groote genaden.
Zij zijn aan alle kloosterlingen ten voorbeeld gegeven, en hun voorbeeld moet ons meer opwekken tot de deugd , dan dat het getal der laauwen ons tot verslapping brenge.
5. O , hoe groot was de ijver der kloosterlingen in het begin hunner instelling!
ü , hoe vurig waren zij in het gebed! Hoe groot was hun naijver tot de deugd ! !!oe streng waren zij in het inderhouden van hunnen regel ! Met hoe groote eerbiedigheid en gehoorzaamheid leefden zij onder hunne oversten !
Hunne i;agelateiie voetstappen bewijzen ons nog hedendaags , dat zij wezenlijk heilige en volmaakte mannen waren , die vroom streden en de wereld met voeten traden.
Maar nu wordt diegene groot geacht, welke geen overtreder van den regel is , en die geduldig verdraagt al hetgeen hem overkomt
6. O traagheid, o verwaarloozing van onzen staat, die zoo ligt in ons de eerste vurigheid uitdooft ; wij brengen nu met verdriet ons leveu door ter oorzake onzer traagheid en laauwheid.
Och, of de ijver der deugden in u, die dikwijls zulke schoone voorbeelden van godvruchtige personen gezien hebt, niet geheel verdoofd ware!
12S
126 DE NAVOLGING VAN JESUS CHUISTÜS
OEFENING.
Nielt;s is bekwamer om ons aan te moedigen om wel te leven dan het voorbeeld diergenen , die wel geleefd hebben. Het is dit voorbeeld, hetwelk de deugd mog- lijk, gevoelig en gemnk-kelijk maakt, en ons dezelve voorstelt in anderen, die ze reeds geoefend hebben, en ons haar als tol ons gebruik aantoont, want wij moeten tot ons zei ven zeggen, wanneer wij de levensbeschrijvingen der Heiligen le/.en of hunne voorbeelden aanschouwen : Ziedaar wat menschen, als wij , gedaan , verdragen en verlaten hebben om den hemel te verdienen, welken wij hopen. En wij, wat hebben wij tot dusverre gedaan ? Waarom zouden wij niet doen hetgene zij gedaan hebben, om dezelfde vergelding te verdienen? Ilelaai! hoe zeer moet ik niet vreezen , wanneer ik voor God zal verschijnen , dat hij mij van den eenen kant mijn geloof, mijne godsdienst, in de voorbeelden der deugdzame menschen, die in denzelfden staat als ik geleefd hebben, zal toonen en lot mij zal zeggen , wanneer hij mij met d.ize getuigen zal vergelijken : Ziedaar wat gij moest gedaan hebben , en zie wat gij gedaan hebt; oordeel zelf, wat verdient gij?
GEliED.
Heer! treed niet in dit oordeel m^t uwen dienaar, want nooit zal ik door rann leven kunnen geregtvaardigd worden , wanneer het met dat der Heiligen vergeleken wordt. Geef mij de genade, o mijn Zaligmaker! gij, die ze voor mij verdiend hebt, dat ik mij op mijne pligten
EERSTE BOEK.
toele^ge, dat ik den gfest van mijnen godsdienst aanneme, dat ik derzelver regelen en grondstellingen vol ge, en mijn leven met mijn geloof doe overeen komen , opdat ik voor u versctiijne omgeven ir.et uwe regtvaardigheid , ondersteund dooi- uwe barmhartigheid en bezield door uwe litfde. Amen.
XIX. HOOFDSTUK.
Over de oefeningeti van een goed kloosterling.
1. Het leven van een opregt kloosterling moet met alle deugden versierd zij'i, opdat hij zoodanig inwendig zij, als hij uitwendig voor de menschen schijnt.
Ja te regt moet hij in. wee dig volmaakter zijn dan men het uitwendig opmet kt, omdat God , dien wij boven al en overal moeien eeren en vreez^n , en voor zijne oogen zoo zuiver als Engelen wandelen , onze harten doorziet.
Wij moeten dagelijks ods goed voorneme/i vernieuwen, en 01 s zeiven opwekken tot meerdere vurigheid , even alsof wij heden maar eerst bekeerd waren , en wij moeien gedurig zeggen : Help mij , o mijn God ! in mijn goed voornemen en in uwe heilige dienst, en geef mij , dat ik heden opregt moge beminnen , dewijl alles wat ik tot non toe gedaan heb zoo veel als niets is.
2. Volgens ons voornemen is ook onze voortgang , wie dus grooten voortgang begeert te doen , moet zeer naarstig zijn.
Want indien hij; die een sterk voornemen maakt, dikwijls verslapt, wat zal dan diegene doen, die zeer zelden of geen vast voornemen mgakt ?
127
128 DE MAVdLGIIVG VAN JESUS CIII'.ISTÜS.
[let verlaten van ons goed voornemen gebeurt op verschillende wijzen , en een klem verzuim onzer oefening kau moeijelijk geschieden zonder merkelijke schade.
Het goede voornemen der regtvaardigen hangt meer van de genade Gods, dan van hunne eigene magt en voorzigtigheid af; en het is op hem alleen, dat zij al hun vertrouwen stellen in hetgene zij beginnen.
Want de mensch maakt wel voornemens , maar God beschikt over dezelve door zijne genade: want; de mensch heeft zijne wegen in zijne magl niet. (Jeremias 18, v. 23)
3 Indien men somtijds zijne gewone oefeningen achterlaat om een ander godvruchtig werk , of om zijne broeders ergens in bij te staan, dan kan men die daarna gemakkelijk herinneren.
Maar indien men dit uit verveling of onachtzaamheid ligtelijk achterlaat, is dit eenc groote fout, en men zal weldra ondervinden hoe schadeliik zij ons is.
Al doen wij ons best volgens als ons vermogen, wij zullen evenwel nog ligt in vele fouten vallen.
Wij moeten nogtans altijd iets zekers voornemen , bijzonder tegen die dingen , welke ons allermeest onzen voortgang verhinderen.
Wij moeten al onze uit- en inwendige werken wel onderzoeken en regelen , opdat zij beide zeer vonrdeelig tot onzen voortgang zijn.
4 Indien gij niet gedurig in u zeiven kunt gaan, doe dit echter somtijds ten minste eens daags , te weten : 's morgens en des avonds.
Maak 's morgens een goed voornemen, onderzoek 's avonds uw gedrag, overdenkende hoe gij u dien dag in woorden, werken en gedachten
ECltSÏE BOHv
gedragen heht, dewijl gij hier misschien tegen (lod en uwen naaste hebt gezondigd.
Wapen u als een dapper krijgsman tegen de aanvallen en listen des duivels.
Bedwing de gulzigheid, en gij zult de kwade neigingen des te ligler bedwingen.
\Vees nooit geheel ledig; maar lees, schrijf, of bid; overweeg iets goeds, of doe iets nuttigs voor de gemeente.
Men moet de ligchamelijke oefeningen en verstervingen doen met voorzigtigheid, dewijl zij van alle menschen niet gelijkelijk aanvaard en gedaan moeten worden
5. Oefeningen, die niet gemeen zijn, zal men niet uitwendig vertoonen ; Set is beter , dat men die bijzondere werken in het geheim doe.
Wacht li nogtans van traag tot de algemeene oefeningen , en ijverig tot de bijzondere te zijn; maar houd u, nadat gij al uwe pligten volkomen volbragt hebt, indien er nog eenige tijd over is, met u zeiven bezig, gelijk uwe godsvrucht verlangt.
Alle menschen kunnen niet eene en dezelfde oefening hebben , maar de eene oefening dient beter voor dezen , en de andere voor genen.
Ook zijn sommige oefeningen aangenamer op den eenen tijd, dan op den anderen; want eenige bevallen meer op feestdagen , en anderen zijn aangenamer op werkdagen.
Andere oefeningen zijn zeer noodig als wij bekoord worden , en andere als wij in rust en vrede zijn.
En als wij droevig zijn, lust hetons aan andere dingen te denken, dan als wij ons in den Heer verheugen.
i-iy
130 HE .NAVOLGl.No VAN JESUS CHIUSTUS.
6. Omtrent de bijzonderste feesfdagec moet men de goede oefeningen veriiieuwen, en daartoe de hulp der Heiligen vuriger verzoeken.
Wij moeten van den eenen feestdag tot den anderen zulk een voornemen maken, alsof wij alsdan uit deze wereld zonden verhuizen, en tot het eeuwige feest des hemels overgaan.
Daarom moeten wij ons op die tijden van godsvrucht naarstig bereiden en godvruchtiger zijn in onzen handel, en alle regels naauwkeuriger onderhouden; even alsof wij het loon van onzen arbeid eerlang van God z judea ontvangen.
En indien dit loon nog uitgesteld wordt, laat ons dan denken, dat wij no^; niet veel bereid; en die groote glorie, welke op den van God gestelden tijd in ons veropenbaard zal worden, nog niet waardig zijn, en laat ons trachten ons beter tot ons einde voor te bereiden.
Zaim is de knecht; zegt de H. Lucas, dien de Heer, als hij komt. wakende zal vinden: voorwaar ik zeg u, hij zal hem over ul zijne goeder en stellen.
OKFtM.NG.
O! welk een groot vermogen hebben op ons de levende, krachtdadige en volstimdige veilat.'gens van aan ons zeiven te sterven , en in en voor God te leven, en dit om ons op te wekken om hetzelve in het werk te stellen; want men doet altijd wat men waai lijk wil; maar ons ongeluk is dat wij dikwijls niet dan zwakke en krachte-looze verlangens hebben om God te bevredigen, terwijl wij er zulke levende en krachtdadige vormen om ons zeiven te voldoen. Hierdoor geschiedt Let, dat de nutteloosheid onzer weu-
EEKSTE HOEK.
schen en verlangens een groot beletsel tot onze volmaaktheid en tot onze ziliglieid is. Men zou zich wel geheel aan God willen overgeven, mnar men wil dit niet volstrekt; men wil dit ten tijde van het gebed en van de communie, en men wil dit niet meer in andere omi-tandigheden. Men wil zich niet dan gedeeltelijk en voor eenigen tijd van zijne pligten kwijten, hetgeen zoo veel te weeg brengt, dat ons leven niels is dan eene aaneenschakeling van goede verlangens en slechte uitwerkselen, van beloften en ongetrouwheden. indien men zoo leeft, is dit krachtdadig aan zijne zaligheid werken?
GEBED.
Heer! daar wij vermoeid zijn van de nutteloosheid onzer verlangens en voor u niets hebben dan gedachten zonder oefening, en beloften zonder uitvoering, zoo bidden wij u vurig om ons de genade te verleenen van bij onze verlangens de volbrenging, en bij de gedachten der deugd de oefenitig derzelve te voegen; want het is ons niet onbekend dat gij in het Evangelie zegt, dat het diegenen niet zullen zijn, die zeggen; Heer, Heer! welke het rijk der hemelea zullen biunen treden ; maar alleen die, welke den wil van uwen Vader zullen volbrengen. Maak dan, omijn Zaligmaker! dat er in mi) geene vertraging meer zij tusschen te denken, te verlangen en te doen wat gij wilt. Amen.
I •■gt;2 1)E NAVOLGING VAN IRSUS CHRISTUS
XX. HOOFDSTUK.
Over de liefde tot de eeuzaamheid eu stil-zwijgeudheid.
1. Zoekt eenen geschikten tijd om met u zelven bezig te zijn, en overdenk dikwijls de weldaden van God.
Laat al datgene varen , wat enkel tot nieuwsgierigheid dient. Lees zulke schriften, die u tot vermurwing des harten, en die niet tot enkel tijdverdrijf strekken.
Indien gij u onthoudt van nuttelooze gesprekken en van ledig rondloopen, alsook van nieuws en gerucht te hooren; zoo zult gij geschikten tijd genoeg vinden, om u tot godvruchtige overdenkingen te begeven.
De groote Heiligen schuwden den omgang met menschen, zooveel zij konden, en verkozen zich altijd met God in de eenzaamheid bezig te houden.
2. Een heidensch wijsgeer [Seneca) heeft gezegd: Zoo dikwijls als ik onder dc menschen ben geweest, ben ik minder mensch teruggekeerd.
Dit ondervinden wij dikwijls, als wij lang met elkander gesproken hebben.
Het is veel gemakkelijker volstrekt te zwijgen, dan in het spreken niet te misdoen.
Het is veel gemakkelijker te huis te blijven, dan zich bij de menschen wel in acht te nemen.
■ Wie dan do smaak van inwendige en geestelijke dingen wil genieten, moet met Jesus Christus de menigte ontwijken.
Niemand komt gerust in het openbaar, dan die gaarne verborgen blijft
t KR ST li KOEK
Niemaud spreekt geruster, dau die gaarue zwijgt.
Niemand is geruster overste, dan die gaarne onderdaan is.
Niemand kan wel gebieden, dan die te voren geleerd heeft
'ó. Niemand verblijdt zich gerust, dan die eeu goed geweien heeft.
Evenwel is de gerustheid der Heiligen altijd vermengd geweest met eeae groote vreeze Gods.
En al waren zij met vele genaden en deugden versierd ; zoo waren zij niet minder bekommerd en ootmoedig in zich zeiven.
Maar de gerustheid der bo izen komt voort uit hoovlt;iardij en vermetelheid , waarmede zij zich ten laatste bedrogen vinden.
Beloof u nooit volle verzekerina; in dit leven, al is het dat gij-een goed kloosterling of kluizenaar schijnt te wezen.
4. l);e somtijds het beste schenen voorde men-schen , hebben het grootste gevaar geloopen, omdat zij te zeer op zich zeiven vertrouwden.
Daarom is het voor velen nuttiger, dat zij van al de bekoringen niet vrij zijn: opdat zij niet al te gerust zouden zijn, en zich door hoogmoed niet zouden verheffL-n, noch al te ligt zich tot uitwendige vertroostingen zouden wenden.
O, wat een gerust geweten zou iemand hebben, die nooit vergankelijke vreugde zocht, noch zich met de wereld bekommerde!
O, zoo iemand alle ijdele bekommeringen verliet, alleen op heilige en goddelijke dingen dacht, en al zijne hoop op God stelde, wat grooten vrede en welk eene rust zou hij genieten !
133
134 DE NWOLGING VAN JESUS CHKISTUS.
5. Niemand is de heraelsche vertroostingen waardig , dan hij , die zich te voren naarstig in de heilige droefheid geoefend heeft.
Wilt gij in uw hart tot leedwezen bewogen worden, ga in uwe slaapkamer, en sluit daar het gewoel der wereld buiten, gelijk er geschreven staat: heb berouwen leedwezen, zelfs wanneer gij in uwe rustplaats zijt. (Ps 4. v. 5.)
In uwe cel zult gij vinden hetgeen gij daar buiten dikwijls zult verliezen.
De cel wordt aangenaam, als men daar gedurig blijft; maar als men ze weinig bewoont, wordt zij verdrietig.
Indien gij u in het begin uwer bekeenng , gewent in uwe cel te blijven , zoo zal ze daarna eene beminde vriendin en eene aangename vertroosting zijn.
6. In de eenzaamheid en in de stilte doet eene godvruchtige ziel grooten voortgang en leert zij de verborgenheden der heilige Schrift.
Daar vindt zij eene beek van tranen, waarmede zij zich alle nachten wascht en reinigt, opdat zij met haren Schepper des te gemeenzamer worde, hoe meer zij van alle wereldsch gewoel afgescheiden is.
Tot hem, die zich van zijne vrienden en nabestaanden aftrekt, zal God met zijne Engelen naderen.
liet is beter verborgen te leven, en voor zijne zaligheid te zorgen , dan met verzuim van zich zelven, wonderen te doen.
Het is zeer prijsbaar voor eenen kloosterling, dat hij zelden uitgaat, vlugt gezien te worden, en ook geene menschen wil zien.
7. Waarom wilt gij zien hetgeen gij niet moogt
EEKS1E BOEK
hebbeu ? De wereld en al hare begeerlijkheden gaan voorbij. (1. Joan. H. 17.)
Do zinnelijke lusten trekken ons somtijds om uit te loopen: maar a's het uur voorbij is , wat brengt gij anders te huis dan bezwaring van geweten en verstrooidheden des harten !
Een vrolijk uitgaan baart dikwijls eene droevige wederkomst, en eene blijde avond veroorzaakt niet zelden een' droevigen morgen.
Alzoo sluipt alle zinnelijke blijdschap zachljes binnen, maar bijt en doodt in het einde
Wat kunt gij elders zien, dat gij hier niet ziet? Zie den hemel en de aarde en al hare elementen, waaruit alle dingen gemaakt zijn.
8. Wat kunt gij elders onder de zon zien, dat bestendig is?
Gij meent misschien met veel te zien en te hooren, verzaad ie worden, maar gij zult hiertoe niet geraken.
Al zaagt gij alle dingen, die nu in de wereld zijn, wat zou dit anders wezen dan een ijdel gezigt!
Hef uwe oogen op naar God in den hemel, en bid om vergiffenis voor uwe zonden en onachtzaamheden.
Laat ijdele dingen aan ijdele menschen over, maar bekommer u met hetgeen God u bevolen heeft.
Sluit de deur van uwe cel achter u toe, en roep daar Jesus, uwen beminde, bij u.
Waart gij niet uitgegaan, of hadt gij niets gehoord van de nieuwe geruchten , zoo zoudt gij in dien zoeten vrede gebleven zijn; maar indien gij uw vermaak wilt scheppen in wat nieuws te hooren, moet gij ook de onrust des harten gevoelen en ondergaan.
135
136 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS,
OEFENING
De uiterlijke cenzaaiuheid is niet toereikend om een hart bezia )e liouden en te bevredigen, hetwelk zich allfen van de schepselen zou losmaken om met zich zelf bezig te zijn, neen, men moet er de inwenditre eenzaamheid bijvoegen , welke in heilige overdenkingen en in bet gebed gelegen is. Eene ziel, die van alle zinnelijke vermaken is afgescheiden, zoekt, en vindt in God die volko-mene voldoening, welke zij in geen schepsel kan aantreffen. De geest van dusdanigen persoon houdt zich gedurig bezig met een eerbiedig aan denken aan de tegenwoordigheid van zijnen (^od ; zijn hart is bezield door een levendig en vurig verlangen van hem te behagen en zijner liefde waardig te worden. Die ziel bekommert zich niet dan met hem alleen, en het overige draagt zij zich niet aan. In hare aangename eenzaamheid geeft zij zich geheel aan God over, is zij in hem verslonden. Zij is door zijne liefde vervuld, zij vergeet alles om steeds aan hem te denken; zij zucht gedurig ia de tegenwoordigheid van haren God, geheel doordrongen van droefheid over hare ongetrouwheden ; zij haakt onophoudelijk naar bet geluk van hem te zien, van hem te beminnen en hem in den hemel te bezitten; zij voedt zich met het lezen der heilige boeken en met de oefening des gebeds ; zij heeft geen verdriet wanneer zij met God over de zaken barer zaligheid spreekt, 0.. .z;j verdraagt ootmoedig bet verdriet, dat zij in die handelingen heeft; en om zijne opperste heerschappij te eeren door de vernietiging der zonde in zich , ziet zij gaarne af van haar eigen vergenoegen om hem te bevredigen.
E li It ^ TI' HOEK. 137
GËÜËD.
Ü mijn God! wanneer zal het wezen, dat mijne ziel zich met stilzwijgendheid, in de eenzaamheid eu het gebed zal ophouden, gelijk zij dikwijls het voorwerp mijner verlangens hebben uitgemaakt? Het verdriet mij zoo veel te spreken, zelfs van u, en zoo weinig voor u te doea Kom, Heer! kom, o eenigst voorwerp mijner liefde! o middelpunt eu opperste goed mijner ziel? Kom mijnen geest door die levende en zalige gedachten aan uwe tegenwoordigheid vervullen, voor welke alles in mij wijkt. Kom tot mijn hart spreken, en zeg aan hetzelve dat gij wilt dat het voor u zij ; maar werk in,Smet en door hetzelve datgene uit, wat gij zult gebieden. Helaas! zal mijne ballingschap nog lang duren? Wanneer zal het voorhangsel,hetwelk den tijd van de eeuwigheid scheidt, weggeschoven worden? Wanneer zal ik datgene aanschouwen wat ik geloof? Wanneer zal ik vinden wat ik zoek ? Wanneer zal ik bezitten, wat ik bemin,en hetgene gij zijt, o mijn God? Maak Heer; dat op die heilige verlangens, welke gij mij ingeeft, het eeuwige geluk moge volgen, dat ik van uwe barmhartigheid verhoop. Amen.
XXI. HOOFDSTUK.
Over de vermorzeling des harten.
I. Indien gij eenigen voortgang in de deugd wilt maken, houd u altijd in de vreeze Gods, en wil niet al te los wezen; maar beteugel al uwe zinnen , en geef u niet aan eenige ongepaste vreugde over.
138 PE NAVOLGING VAN JESUS CIIRISHIS.
Begeef u tot de ingetogenheid des harten, en gij zult de ware godsdienst in u vinden.
Een ingetogen hart ontwikkeld veel goeds, hetwelk de uiigelatenheid haast doet verliezen.
Het is wonder, dat een mensch , c'ie zijne balliDgschap en de menigvuldige gevaren zijner ziel overdenkt, hier in dit le\en volkomen'kan verheugd zijn.
2 Maar omdat wij zoo ligtvaardig van hart zijn en onze gebreken weinig achten, zoo gevoelen wij de ellenden onzer ziel niet, en wij lagchen dikwijls ijdellijk, wanneer wij met regt zuuden moeten weenen.
Er is geene opregte vrijheid des harten, noch ware vreugd, dan in de vreeze Gods met een goed geweten.
Gelukkig is hij, die alle verstrooidheid van zich kin afweren en de krachten zijner ziel vergaderen tot eene heilige droefheid en ver-mor«eling des harten.
Gelukkig is bij , die alles , wat zijn geweten kan besmeuren of bezwaren, verwerpt.
Strijd dapper: eene kwade gewoonte wordt door eene goede overwonnen.
Indien gij de monschen weet te laten gaan, zullen zij u ook uwe zaken met vrede laten verrigten.
3 Trek u de zaken van andere menschen niet aan, nocli bemoei u met de zaken der grooten.
Heb altijd eerst het oog op u zeiven , en berisp u zeiven eer gij uwe vrienden vermaant.
Al hebt gij de gursi der menscheo niet, wil u daarom niet bedroeven; maar bedroef u, dat gij li zoo voorzigtig niet gedraagt, gelijk het eenen dienaar Gods en goed kloosterling betaamt.
EEItSTE BOEK.
Dikwijls is het nuttiger dat een mensch in dit leven, bijzonder naar het ligchaatn, niet veel vertroosting heeft.
Echter is het door onze eigene schuld, dat wij de goddelijke vertroostingen niet hebben, of zelden gevoelen , omdat wij de vermorzeling des harten niet zoeken, noch al de ijdele en uitwendige vertroosting geheel verwerpen.
4. Erken dat gij de goddelijke vertroostingen onwaardig zijt, maar veeleer kwellingen verdient te lijden.
Als de mensch gansch vermorzeld is, dan is geheel de wereld hem lastig en bitter.
Een goed mensch vindt altijd stof om droevig te zijn en te weenen : want hetzij hij zich zeiven of zijnen naaste beschouwe, hij bevindt dat hier niematid zonder lijden leeft.
En hoe naauw^euriger hij zich zeiven beschouwt, des te meer bedro^t hij zich.
De reden onzer billijke droef heid en inwendige vermorzeling zijn 01 ze zonden en onze gebreken, waarin wij zoo gedompeld liggen, dat wij zelden de hcmeL-che dingen kunnen aanschouwen.
f). Indien gij meer op uwen dood dan om laug te leven dacht, zoudt gij zonder twijfel u zeiven met meer vurigheid verbeteren
Indien gij ook de toekomende straffen van de hel of van het vagevuur rijpelijk overdacht, zoudt gij, geloof ik , gaarne allen arbeid en lijden verdragen en geene strengheid schromen.
Maar omdat die waai heden ons hart niet ra ken, en dat wij nog zoeken hetgeen ons streelt, daarom blijven wij zoo koud en onachtzaam.
6. Het komt dikwijls uit zwakheid des geestes, dat ons ellendig ligchaam zoo ligtelijk klaagt.
139
140 IIK .NAVOLGING VAN JESüS CHKISTIJS.
Bid dan den Heer altijd ootmoedig , dat hij u den geest van vermorzeling geve, en zeg met den profeet; Voed mij, o Heer met het brood der tranen, geef mij tranen te dunken in overvloed (Ps. 796).
OEFENING.
Kunnen wij onze ellende gevoelen zonder dezelve te beweenen; zonder ons over dezelve voor God te vernederen en zonder onophoudelijk tot hem onze toevlugt te nemen opdat hij ons ondersteune en bevrijde van hem te vergrammen ? Het is dit gevoelen van ootmoedigheid en die toevlugt vol vertrouwen tot God , die den geest van berouw uitmaken . waarover de schrijver in dit hoofdstuk spreekt, iloe is het mogelijk een oogenblik van blijdschap in dit leven te genieten, waarin men altijd lijdt,altijdzondigt.waarin men als banneling van het paradijs leeft? Ach ! met hoe groote reden heeft de H. Augustinus gezegd, dat een ware Christen het leven verdraagt en naar den dood verlangt, die een einde aan de zonde zal stellen en hem voor altijd aan zijnen God zal onderwerpen. Hoe verdrietig is hef, te gevoelen, dat men altijd geneigd is om God te vergrammen, en altijd in gevaar van verloren te gaan ! O leven ! hoe zeer strekt gij tot last van eene ziel die waarlijk haren God bemiüt, en die verdriet vindt in gescheiden van hem en als uit het Paradijs ge-banaen te zijn ! O dood? hoe aangenaam zijt gij voor eene ziel, die niet dan naar God verzucht en die niet meer wil leven zonder hem te bezitten !
GEDEl).
O, mijn God ! geef mij de genade; dat mijn hart
I-KUSTE HOEK.
van alles onlhecht en geheel in u verslonden, geeu vermaak viode dan in u te beminnen en voor u te werken en te lijden! Alzoo stem ik gewillig toe in het deel hetgeen gij mij voorstelt. Geef dat ik uw vermaak in der. tijd uitmake, met gaarne al de vvederwaardighe ien aan te nemen , welke gij mij overzendt, en dat gij mijn vermaak in de eeuwigheid uitmaakt met mij het bezit en de blijdschap uws harten te doen binnen trekken. Wat moet men voor dien prijs niet doen en lijden' Ondersteun mij, Heer! in het verlangen hetwelk gij mij ingeeft , van alles te onderneuien en te verdragen om dit geluk te bekomen, Amen.
Over het aanschouwen der mensohelijke ellende.
1, Op wat plaats gij u ook bevindt, werwaarts gij u ook begeeft, altijd zult gij ellendig zijn, als gij u tot God niet keert.
Waarom ontstelt gij u, als het met u niet gaat naar uwen wil of uw verlangen? Wie is er toch , die alles naar zijnen wil heeft? noch ik, noch gij, noch eenig mensch op aarde.
Niemand is er in de wereld zonder eenigeo tegenspoed of eenige zwarigheid , al ware hij koning of paus.
Maar wie vanrt er allerbest? Zonder twijfel hij, die om God wat kan verdragen.
2. Vele zwakken en onverstandigen zeggen dikwijls: Zie wat een goed leven heefc die mensch ! hoe rijk , hoe groot, hoe magtig, hoe verheven is hij!
Maar sla eens de oogen op de hemelsche gos-
141
142 l)E NAVOLGING VAN lESUS CHRISTUS.
deren en gij zult bevinden , dat al het (ijdelijke van geene waarde en zeer onzeker is: het is veeleer bezwarend, want het wordt nooit zonder vrees en kommer bezeten.
De mensch is niet gelukkig door het bezit van talrijke goederen: de middelmaat is hem genoeg.
Waarlijk is het eene ellende op deze wereld te leven ; want hoe geestelijker de mensch tracht te wezen , des te bitterder hem het leven wordt, omdat hij dan de menschelijke bedorvenheid meer gevoelt en klaarder ziet
Want eten, drinken, waken, slapen, arbeiden, rusten en aan alle andere noodwendigheden der natuur onderworpen te zijn, is voorwaar eene groote ellende, en eeue groote kwelling voor een' godvruchtig mensch die gaarne zoude ontslagen wezen van alle aardsche aangekleefd-heid, en vrij van alle zonden.
2. Want de inwendige mensch wordt in deze wereld zeer bezwaard door de ligchamelijke noodwendigheden
Daarom bad de profeet David zoo vurig om daarvan ontslagen te worden, als hij zegt; verlos mij, Heer! van mijne noodwendigheden.
Maar wee dengenen, die hunne ellenden niet kennen, en wee nog meer diengenen, die dit ellendig leven beminnen!
Want sommigen , al is het dat zij naanwelijks met arbeiden of bedelen hunnen nooddruft winnen , zijn daarom zoo verknocht, dat zij het rijk van God weinig achten zouden : indien zij hier altijd mogten blijven leven
4. O dwazen en ontrouwen van hart! die zoo diep versmoord ligt in de aarsche dingen; dat gij geenen smaak hebt dan in hetgeen de zinnen of het ligchaam aangaat.
EEHSTE BüliK.
Maar die ellendigeu zullen op het einde nog geducht gevoelen , hoe veracht en nietig het was dat zij beminden.
Doch de Heiligen van God en al de getrouwe vrienden van Josus Christus hebben de dingen , die het ligchaam aangenaan , en hier schoon en uitstekend waren, veracht; al hunne hoop en bedoeling streefden naar de eeuwige goederen.
Geheel hun verlangen werd tot de altijddurende en onzigtbare goederen van hierboven gerigt, opdat zij tot alle aardsche niet zouden getrokken worden.
Wil, o broeder, aan uwen geestelijken voortgang niet wanhopen, want gij hebt nog tijd en gelegenheid genoeg.
S. Waarom wilt gij uw goed voornemen altijd uitstellen I Sta op, begin op dezen stond, en zeg-; Nu is het tijd om te werken en om te strijden, het is nu de geschikte tijd om mijn leven te beteren.
Als het met u niet welgaat, en gij in lijden zijt, dan is het de tijd van verdiensten te maken.
Gij moet, alvorens gij tot verkoeling komt, eerst door vuur en water gaan.
Zoo gij u zeiven geen geweld aandoet, zult gij niet zegepralen.
Zoo lang wij dit brooze ligchaam omdragen , kunnen wij zonder zonde niet. wezen, noch zonder verdriet en droefheid leven.
Gaarne zouden wij vrij van alle ellenden zijn ; maar omdat wij door de zonde de onschuld verloren hebben, zoo hebben wij ook het waarachtig geluk verloren.
Daarom moeten wij geduld hebben , en Gods barmhartigheid afwachten , lot dat de boosheid
143
144 UB NAVOLGING VAN JESt'S CHRISTUS.
voorbijga, en de sterfelijkheid door het leven verslonden worde.
6. O, hoe groot is de raenschelijke zwakheid, die altijd tot het kwaad is geneigd!
Heden belijdt gij uwe zonden , en morgen bedrijft gij wederom de zonden, die gij beleden hebt.
Nu maakt gij een voornemen van die te schuwen, en een uur daarna doet gij die, even alsof gij geen vonrnemen gemaakt haddet.
Te regt dan moeten wij ons vernederen, en geen groot gevoelen van ons zeiven hebben, aangezien wij zoo zwak en ongestadig ztin.
Wij kunnen op één oogenblik door onze onaclitzaamheden verliezen hetgene wij, door Gods genade, naauivelijks met grooten arbeid bekomen hebben.
7. Wat zal er ten laatste van ons geworden, die zoo vroeg verflaauwen?
Wee ons, indien wij ons alzoo tot de rust willen begeven , ai sof wij in vrede en zekerheid waren , daar er nogtans tot nog toe geen spoor van ware heiligheid in onze handelwijze bemerkt wordt.
Ja, het ware wel noodig, dat wij nog eens, als leerzame nieuwelingen in goede zeden onderwezen werden , om ten minste te beproeven of er in ons nog eenige hoop op verbetering en op grooteren voortgang in de deugd ware,
OEFENING.
Welk geluk en welke verdiensten, iiet hart van eenen barmhartigen God te mogen zoeken en te kucnen vinden, om in hetzelve al zijne ellen-
EKHSTE KOEK.
den af te leggen eu er als van ontslagen te worden ! En hoe gelukkig is men , wanneer men begrijpt en smaakt dat het ware geluk, en als het aardsche paradijs, bestaat in voor God te lijden, en van onder alle kwellingen diegene het liefste te verdragen, welke ons het meeste tegenstrijdt en verootmoedigt! Want er is niets dan de liefde Gods , die ons kan aanmoedigen om die tu verdragen. Hoe ongelukkig is het de ellenden dezes levens niet te kennen of ze niet te beminnen , en niet onophoudelijk naar het ware geluk van het toekomende leven te zuchten ! Met reden heeft de heilige. Gregorius gezegd, dat men den honger en zijn ongeluk bemirt, en dat meu zijne verzadiging en zijn geluk niet zoekt. Is het mogelijk van op alle stonden de onstandvastigheid e.n de zwakheid zijns harten Ie gevoelen, hetwelk zoo gemakkelijk zijne goede voornemens vergeet, en bijna niets doet van hetgeen hetzelve aan God beloofd heeft, zonder zich in zijne tegenwoordigheid te verootmoedigen, en hem, in de gelegenheid zelve, even als Judith te bidden van ons te versterken en ons getrouw te maken.
GEIiEU.
Wij bidden u, o Vader van barmhartigheid eu God van alle vertroosting, ondersteun ons in den gedurigen strijd , dien wij tegen ouie driften , tegen onze eigenliefde en tegen ons zeiven moeten voeren. Want helaas. Heer! wat kunnen wij in hevige bekoringen doen dan in zonde vallen, aan u mishapen, u vergrammen en in ons verderf loopên ? Laat ons dan aan ons zeiven niet over; maar maak, terwijl gij in ons den inwendigen 16 9
145
146 de navolging van jesüs ciikistus.
mensch versterkt, gelijk uw Apostel spreekt, dat wij aan alles en op alle stonden aan onze zondige neigingen verzaken, die zonder ophouden ons hart van u zoeken af te trekken Maak, dat uwe overwinning bestemd zij , en dat wij geheel en voor altijd aan u toebeüooren. Amen.
XX11I. HOOFDSTUK.
Over het overdenken van den dood.
1. liet zhI hier weldra met u gedaan zijn; zie derhalve toe, boe uwe zaken staan.
Heden ia de mensch , en morgen komt hij niet te voorschijn, en als hij uit de oogen is, is bij ook weldra uit het hart.
O domheid en versteendheid van het men-schelijk hart, hetwelk de tegenwoordige dingen niet beter vooruit ziet.
Gij moest u in al uwe werken en gedachten zoo gedtagen, alsof gij heden moest sterven.
Indien gij een goed geweten hadt, zoudt gij den dood niet vreezen.
Het is beter de zonde te schuwen dan den dood te willen ontvlugten.
Indien gij heden met bereid zijt, hoe zult gij het morgen wezen? De dag van morgen is u onzeker, en wat weet gij of gij dien zult beleven ?
2. Wat baat het hier lang te leven , als wij ons weinig beteren ?
Ach! een lang leven maakt ons niet altoos beter maar het vermeerdert dikwijls onze schuld.
Och , of wij maar eenen dag op de wereld wel geleefd hadden !
Velen tellen de jaren hunner bekeering ,
EERSIK HOEK.
maar de vrucht hunner verbetering is dikwerf zeer klein.
Indien het sterven vreeselijk is, denk dat het welligt voor u nog gevaarlijker zal zijn langer te leven.
Zalig is hij , die altijd het uur van zijnen dood voor oogen heefc, en die zich alle dagen bereidt om te sterven.
Indien gij ooit eenen juensch hebt zipn sterven , denk, dat gij denzelfden weg ook haast zult ingaan.
3. Als de morgenstond daar is, denk, dat gij tot den avond niet zult leven; en als het avond is, 'vertrouw het niet, u den dag van morgen te beloven.
Wees dus altijd bereid, en leef zoo, dat de dood u nooit onbereid vinde.
Vele inenschen sterven schielijk en onverwachts ; want de Zoon des men^chen zal komen als men er het minst aan denkt.
Als dit laatste uur zal gekomen zijn , zult gij over uw voorgaand leven geheel anders oordeelen , en ten uiterste bedroef! zijn, omdat gij zoo traag en onachtzaam geweest zijt.-
4 Moe gelukkig en voorzigtig is hij , die nu in ?ijn leven zoodanig trachl te zijn , gelijk hij bij zijn sterven wenscht bevonden te worden!
Doch de volkomene verachting der wereld, de vurige begeerte om altijd voortgang te doen in de deugd, de liefde der regeltucht, de last der boetvaardigheid, de vaardigheid tot de gehoorzaamheid , de zelfverloochening en het verdragen van allen tegenspoed ter eere van Christus, zullen in dat laatste oogenblik een goed vertrouwen geven om zalig te sterven.
147
148 IJK NAVOLGING VAN JfcSlil» I.UUISTUS.
Gij kunt veel goed doen, terwijl gij nog gezond zijt; maar wat gij ziek zijnde, zult kunnen doen, weet ik niet.
Weinige menschen worden door de ziekte verbeterd , gelijk er ook weinige heiliger worden door gedurige bedevaarten.
5. Vertrouw u niet op vrienden en nabestaanden , of sjel uwe zaligheid niet tot de toekomst uit: want de menschen zullen u eerder vergeten dan gij meent.
Het is beter nu in tijds te zorgen, en zijne goede werken vooraf te zenden, dan op eens anders bijstand te vertrouwen.
Indien gij thans voor u zeiven niet zorgt, wie zal dan hiernamaals voor u bezorgd wezen?
Nu is de tijd zeer kostelijk; het zijn de dagen van zaligheid, het is nu de geschikte lijd. Cor. v. 2.)
Maar helaas! wat jammer, van dien tijd niet beter waar te nemen, in welken gij een eeu wig leven kunt verdienen !
L)e tijd zal komen, dat gij eanen dag, ja zelfs een uur zult wenschen om u te beteren , en ik weet niet, of gij dit zult verkrygen. • 6. Welaan dan, mijn lieve vriend, denk tocb uit
welk groot gevaar gij ukunt trekken en uit hoe groote vrees gij u kunt verlossen , met nu altijd God te vreezen en op den dood bedacht te zijn.
Doe nu uw best om zóó te leven, dat gij in het uur van uwen dood u eerder verblijden, dan bevreesd moget zijn.
Leer nu aan de wereld sterven, opdat gij dan, vpu alles los en vrij, tot Christus moget naderen!
Tuchtig nu uw ligchram door boetvaardigheid, opdat gij alsdan een vast vertrouwen moget hebben.
EERSTE BOEK
7. Ach! dwaze mensch. waarop steunt gij lang (e leven, daar gij niet éénen dag zeker hebt?
Hoe velen zijn er niet bedrogen door die gedachte, welke schielijk en onvoorziens uit dit leven gerukt zijn !
Hoe dikwijls hebt gij niet hooren zeggen: deze is door het zwaard gesneuveld, gene verdronken, deze . van eene hosgte vallende, heeft den hals gebroken, gene is al etende gestorven, een ander heeft snder het spelen zijn leven geëindigd !
De eene kwam om door het vuur, een ander door het zwaard, een ander door de pest, anderen door roovers, al/.oo is de dood bet rindo vsn alle menschen en huu leven gaat voorbij als eene schaduw.
8. Wie zal u na den dood gedachtig zijn , en wie zal toch vosr u bidden?
Dee nu geliefde, doe al wat gij kunt, dewijl gij niet weet wanneer gij sterven zult. on ook onbewust zijt met datgene, wat u na den dood zal volgen
Vergader voor u, terwijl gij nog tijd hebt, onvergankelijke rijkdommen.
Moudt u alleen met uwe zaligheid bezig, en wees slechts bezorgd voor hetgene Gsd aangaat.
Maak u thans goede vrienden met Gods Heiligen te eeren , en met hunne werken na te volgen, opdat zij u, als gij uit dit leven zult scheiden, in de eeuwige tabernakelen ontvangen.
9. Houd u als een vreemdeling en reizende op aarde, die zich de dingen dezer wereld niet aantrekt.
Houd uw hart vrij van alle schepselen en altijd tot God opgeheven, want gij hebt hier geeae blijvende plaats.
149
150 DE NAVOLGLNG VAN JESUS CURI3TUS.
Stier dagelijks uwe gebeden , zuchten en traoen naar den hemel, opdat uwe ziel, na den dood, gelukkig tot den Heer moge overgaan.
OEFENING.
Den dood vreezen zonder de zonde te schuwen, die alleen denzelve voor ons rampzalig kan maken , is den dood vruchteloos ter zaligheid vreezen; want als men dien als een Christen vreest, dan maakt men van de vrees des doods den regel en de beweeg'eden van een vroom leven. Iletgroote geheim en de beste oefenin g om wel te sterven , is van in den slaat te leven , waarin men wenscht in het uur des doods te wezen, en in welken men wenscht, dat God ons zou vinden. Men moet dan alle goed doen en alle deugden oefenen gelijk wij in het uur des doods zouden wenschen hetzelve gedaan te hebben Tracht u dagelijks in iets te versterven hetgeen gij in het uur des doods zult moeten verlaten. Heil dien Christen, wiens hart voor het ligchaam sterft! Zijn dood zal heilig en dierbaar in de oogen des Heeren wezen.
GEDED.
Daar ik verzekerd ben dat ik eens zal sterven, maar dewijl ik noch het uur, noch den staat ken, in weikeu ik sterven zal, zoo bid ik u, mijn Zaligmaker! door de verdiensten van uwen heiligen dood, dat gij mij zelf tot eenen zaligen dood zoudt bereiden door eene naauwkeurige getrouwheid aan mijne pligten aan uwe genade, aan het gebed , door het dikwijls en heilig gebruik dei-Sacramenten , door de goede wei ken , door de
EEBSTE BOEK.
deugden, die eigen aan mijnen staat zijn; want dit zal mijne vertroosting in het uur des doods wezen. Mdak , dat ik mij altijd in uwe genade behoude, niets doe dan om u te behagen, naar niets hake, dun naar uwe liefde; want, mijn Jesus! met aldus uit u, voor u en gelijk gij te leven , zal het mij altijd voordeeliger wezen te sterven om u nooit te vergrammen, en u voor altijd te aanschouwen, te beminnen en te bezitten. Amen.
XXIV. HOOFDSTUK.
Over het oordeel en de straffen.
1. Aanschouw in alle dingen het einde, en hoe gij voor dien strengen Regter zult staan, voor wien niets verborgen is , die door geene giflen verzoend wordt, en geene verontschuldigingen aanneemt, maar alles volgens de regtvaardigheid zal oordeelen.
O ellendige en dwaze zondaar! Wat zult gij , die somtijds op het aanzien van eenen vergiam-den meosch beeft, aan God antwoorden, die al uwe zonden kent!
Waarom voorziet gij u niet beter tegen den dag des oordeels, daar niemand door een ander zal kunnen beschermd, verschoond of verontschuldigd worden , maar iedereen met zijnen eigenen last genoeg zal hebben?
Nu kan uw arbeid vrucht aanbrengen, uw weenen aangenaam zijn, uw zuchten verhoord worden, en uwe droefheid kan de kracht hebben om aan God te voldoen en uwe ziel te zuiveren.
2. Zulk een verduldig mensch heeft in dit leven
151
132 DE NWOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
een goed en zalig vagevuur, die, als hij veronge lijkt wordt, meer bedroefd is over de boosheid van een audcr, dan over het leed, dat hem aangedaan wordt; die gaarne bidt voor degenen die hem tegenstreven, en hun van harte het kwaad, hetwelk zij hem aandoen, vergeeft, die ook gewillig is om anderen vergiffenis te vragen; die ligfer tot medelijden dan tot gramschap geneigd is, die zich zeiven dikwijls geweld aandoet en het vleesch aan den geest volkomen tracht te onderwerpen.
tiet is beter zich nu van zijne zonden te zuiveren, en zijne ondeugden uit te roeijen, dan die te laten zuiveren in het toekomende leven.
Voorwaar wij bedriegen ons zeiven door de ongeregelde liefde, die wij voor ons ligchaam hebben.
3. Wat zal dat (eeuwig) vuur anders te verslinden hebben dan uwe zonden?
Hoe meer gij nu u zeiven ontziet en uw vleesch involgt, des te zwaarder zult gij hiernamaals gepijnigd worden, en des te meer voor die vlam stof vergaderen.
Waardoor de mensch bet meest gezondigd heeft, daardoor zal hij ook zwaarder gepijnigd worden.
Daar zullen de ontuchtigen en wellustelingen met brandende pek en stinkende zwavel overgoten worden, en de nijdigen zullen als dolle hoi;den van pijn en droefheid huilen.
4. Iedere zonde zal hare eigene pijniging hebben.
Daar zullen de hoovaardigen met alle schaamte overdekt, en de gierigaards door eene allerbitterste armoede geprangd en benaauwd worden.
FEnSTE BOEK.
Daar zal één uur lijdens zwaarder vallen, dan hier honderd jaren in de allerstrengste boetvaardigheid.
Uaar is geene rust, noch troost voor de verdoemden ; hier echter rust men somtijds van zijnen arbeid uit, en geniet men troost van zijne vrienden.
Wees dan nu vol vrees en droefheid over uwe zonden, opdat gij in den dag des oordeels met de gelukzaligen zonder angst moogt verschijnen.
Want alsdan zullen de reglvaardigen met groots vrijmoedigheid opstaan tegen hen . die hen hier ten onregle henaauwd en verdrukt hebben.
Alsdan zal hij, die zich hier ootmoedig onderworpen heeft aan de vonnissen der menschen, daar staan om te oordeel en.
Alsdan zal de arme en nederige groot vertrouwen hebben, en de hoovaardige van alle zijden met vrees bevangen zijn.
5, Alsdan zal men zien, dat diegene hier zeer wijs is geweest, welke geleerd heeft om voor Christus dwaas en veracht te zijn.
Alsdan zal men zich over al het lijden, hetwelk men hier verduldig zal verdragen hebben, zeer verheugen, en alle boosheid zal zwijgen.
Dan zullen de godvreezenden zich verblijden, en alle ongodsdienstigen in droefheid gedompeld zijn.
Alsdan zal het ligchaam . dat hier gekweld werd, zich meer verheugen, dan of het in weelde ware opgevoed geweest.
Alsdan zal een slecht kleed blinken, en het kostelijkste kleed zonder glans wezen.
Alsdan zal eene arme stulp meer geprezen worden dan een prachtig paleis.
153
154 DE NAVOLGING VAN JESUS CH1USTUS.
Alsdan zal eene standvastige verduldigheid meer helpen dan al de raagt der wereld.
Alsdan zal de eenvoudige gehoorzaamheid meer geprezen worden dan alle wereldsche arglistigheid.
6. Alsdan zal een rein geweten meer blijdschap veroorzaken dan diepe geleerdheid.
Dan zal de versmading der rijkdommen zwaarder wegen dan al de schatten der aarde.
Dan zal het aaf denken van een godvruchtig gebed u meer troost verschaffen dan een kostelijke maaltijd.
Dan zult gij u meer verblijden, omdat gij hebt kunnen zwijgen dan om veel gepraat tj heoben.
Dan zullen de heilige werken van meerwaarde zijn dan vele schoone woorden.
Alsdan zal een streng leven en eene lastige boetvaardigheid meer behagen dan het vermaak der wereld.
Leer nu derhalve kleine dingen lijden, opdat gij alsdan van zwaardere moogt bevrijd worden.
Beproef hier nu eerst wat gij hiernamaals zoudt kiinnen verdragen.
Kunt gij nu weinig verdragen, hoe zult gij dan de eeuwige pijnen kunnen ondergaan?
Indien een gering lijden u hier zoo ongeduldig maakt, wat zullen dan de pijnen der hel doen?
Zie, gij kunt geene dubbele vreugde genieten : hier uw vermaak nemen op de wereld en daarna met Gliristus heerschen.
7. Indien gij tot heden toe in alle eerambten en wellusten geleefd hadt, wat zou u dit baten, indien gij nu op dezen stond moest sterven?
Alles is dus ijdelheid, behalve God te beminnen en hem alleen te dienen.
HEUSTE BOEK
Want wie God uit ganscher harte bemint, die vreest noch dood, uoch straf, noch oordeel, noch bel, dewijl eene vohnaukte liefde ons gerust tot God doet gaan.
Maar bet is geen wonder dat hij, die nog vermaak heeft in te zondigen, den dood en bet oordeel vreest.
Het is evenwel goed, dat, indien Gods liefde u van de zonde niet aftrekt, de vrees van de hel u ten minste wederlioudt.
Maar hij, die de vrlt;-eze Gods weinig acht, kan niet lang in het goede standvastig zijn, maar zal zeer haast in de strikken des duivels vallen
OEFENI.NG.
Hoe bekwaam is hel aanschouwen en de vrees van Gods oordeelen en van eene ongelukkige eeuwigheid om onze driften te beteugelen, om de gramstorigbeid van onzeninborsttegente houden, en om ons te dwingen van de vermaken en de aa lokselen der zonden van ons te verwijderen ! Waartoe (zouden wi) somtijds moeten zeggen), waartoe zal het zondige vermaak van die wraak, van die onkuischbeid, van die gramstorigbeid, van die onregtvaardigheid en van diekwaadspre-kendheid dienen? Alleen om mij een oogen-blik te bevredigen. En wanneer ik stierf, na mij hieraan overgegeven te hebben, en dit zonder Sacramenten of zonder bekeering, zoo als dit geschieden kan, en zoo als het aan vele stervelingen is geschied, waarop zal die voldoening der zonde dan uitkomen ? Op eene ongelukkige eeuwigheid !
Een oogenblik van voldoening, — eene eeuwige pijn! Neen, ik zal mij niet blootstellen om voor
lo6 DF. NAVOLGING VAN JESUS CHltlST! S.
een kortstondig vermaak voor altijd ougeliikkig te zijn. Ach ! het is maar al te waar, hetgene de Wij ze-man zegt, namelijk ; dat men om niet te zondigen, ten minste uit gewoonte, men alleen de uitersten van deu mensch behoort indachtig te wezen. Want als men dikwijls en innig overdenkt, dat men eens rekening zal moeten geven over den staat van ons geweten, over onze levenswijze, en over al onze zonden, en dit aan eenen Regter, die alles kent en niets vergeet, wie is er dan, die, over dit oordeel en over die geduchte rekening verschrikt zijnde, op zich zeiven niet zal waken en zijn leven verbeteren? Wij moeten dan overtuigd zijn, dat het ware middel, om in het andere leven niet veroordeeld te worden, is; ons zeiven hier te oordeelen en te straffen.
GEBED.
O, opperste Regter der levenden en der doo-den die in het oogenblik van onzen dood onze eeuwigheid moet vaststellen, wees indachtig, dat gij zoo wel onze Zaligmaker als onze Regter zijt; en voor zooveel als onze zonden uwe regt-vaardigheid hebben getergd, wees indachtig, dat uwe wonden uwe barmhartigheid hebben bewogen. Aanzie dan die wonden, die gij voor ons hebt ontvangen, en dat bloed, dat gïj hebt uitgestort om onze zonden uit te wisschen; en wij smeeken u, door dit dierbare onderpand onzer zaligheid, om ons de vergiffenis onzer zonden te verleenen, en ons op te wekken, ten einde wij die arm ons zeiven nooit vergeven. Amen.
EEltSTE EOEK.
XXV. HOOFDSTUK.
Orerde zorgvuldige rerbetericg van ons geheele leven-
1. Waak en wees naarstig in de dien st van God, en denk dikwijls waarom gij hier in het klooster gekomen zijt, en de wereld hebt verlateh.
Was het niet om voor God te leven, en een geestelijk mensch te worden!
Wees dan vurig om vooruil te gaan; want gij zult zeer haast het loon van uwen arbeid ontvangen, en alsdan zal omtrent u, noch vrees, noch droef heid meer zijn.
Gij zult nu een weinig arbeiden, en daarvoor zult gij eene groote rust, ja eene eeuwigdurende blijdschap vinden.
Indien gij getrouw en ijverig blijft in wel te doen, zal God gewis ook getrouw en overvloedig zijn in u te vergelden.
Gij moet altijd standvastig hopen, dat gij tot de belooniug zult komen ; maar gij moogt u niet al te gerust stellen, opdat gij niet onachtzaam of (e verwaand wordet.
2. Als zeker persoon, die dikwijls tusschen hoop en vrees dobberde, en eens door weemoedigheid overwonnen, in de kerk voor een altaar lag te bidden, herbaalde hij bij zich zeiven deze woorden : O, of ik wist, dat ik tot het einde toe zoude volharden ! En terstond hoorde hij inwendig dit antwoord van God, indien gij dit zeker wist, wat zoudt gij dan willen doen ? Doe nu hetgeen gij alsdan zoudt doen, en gij zult gerust zijn. En terstond hierdoor getroost en versterkt, gaf hij zich geheel aan den wil van God over, en zijn angst verdween.
158 Dli NAVOLG'.NG VAN JESÜS r.lIlvISTL.S.
Hij heeft daarna niet mper nieuwsgierig wille:) navorschen wat hem zomle overkomen, maar hij heeft zich alleen toegelegd om den behagelijken en \olmaakten wil van God te kennen, hetgeen noodig is om alle goed wel te beginnen en te voltrekken.
3. Iluup op den Heer en doe wel, zegt de profeet, en bewoon de. aarde met vede, en gij x-idt door hare i ijkdommen gevoed ivorden.
Eéne zaak is er, die vtle menschen van huntien vooitgang en hunne vurige betering wederhoudt, namelijk de viees van de moeije-lijkheid en de lust van den strijd.
Inderdaad, diegenen nemen meest toe in de deugd, die met meer kloekmoedigheid trachten zich zeiven te overwinnen in hetgeen hun het moeijelijkste en zwaartste valt.
Want dan doet de mensch den grootsten voortgang, en verdient hij meerdere genade, als hij zich zeiven meer overwint, en zich in den geest meer versterft.
4. Maar alle menschen hebben niet even veel te overwinnen en te versterven
Niettemin zal een, die naarstig zijn best doet, al heeft hij meer driften, meer toenemen in deugden, dan een ander, die wel geregeld, maar min ijverig tot de deugd is.
Twee dingen helpen bijzonder tot groote verbetering, te weten ; zich zeiven met geweld van datgene aftrekkeu, waartoe de bedorvene natuur meest genegen is, en ijverig trachten om die deugd te bekomen, welke men allermeest noodig heeft.
Tracht ook bijzonder die dingen te schuwen en te overwinnen, die u in anderen meest mishagen.
EliRSTE HOEK.
5. Neem uwen voortgang waar op alle plaatsen, opdat gij, bij het zien of hooren van eenige goede voorbeelden, altijd opgewekt wordet om die na te volgen
Maar indien gij iets berispelijks opmerkt, wacht u van hetzelfde te doen , of hebt gij het somtijds gedaan, tracht dan terstond u daarvan te beteren.
Gelijk uw oog op anderen acht neemt, zoo nemen anderen ook acht op u.
O, hoe vertroostend en zoet is h^t ijverige en godvruchtige kloosterbroeders te zien, die vurige en ijverige onderhouders van hunnen regel zijn! En hoe droevig en piinlijk is het dezulken te zien, die ongeschikt zijn in hunne zeden, en de dingen niet oefenen, om welke zij geroepen zijn?
O , hoe nadeelig is het de verbindtenis van zijnen roep te veronachtzamen, en zijne zinnen te stellen op hetgeen ons niet is aanbevolen?
6. Denk altijd op den staat, dien gij aangenomen hebt, en stel u aliijd het beeld van den gekruisigden Jesus voor oogen.
Gij moet met redeii; als gij het leven van Jesus Christus beschouwt, beschaamd worden, omdat gij tot nog toe niet meer getracht hebt u zeiven aan hem gelijkvormig te maken , al is het, dat gij overlang in den weg des lieeren getreden zijt.
Een kloosterling, die zich godvruchtig in het allerheiligste leven en lijden des Heeren oefent, zal daar overvloedig vinden al wat hem nuttig en noodig is; het is te vergeefs buiten Jesus iets beters te zoeken.
O, of de gekruisigde Jesus in ons hart kwame, hoe baast zouden wij toereikend onderwezen zijn!
1S9
16') 1gt;K NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
7. Een ijverig kloosterling draagt en neemt alles gaarne aan , wat hem bevolen wordt.
Maar een trage en onachtzame heeft lijden op lijden, en hij wordt van alle zijden benaauwd; daar hij den inwendigen troost niet heeft, en den uitwendigen niet mag zoeken.
Een kloosterling, die binten zijnen regel leeft is in gevaar van groofelijks te vallen.
En wie de traagheid en de gemakken zoekt, zal altijd met iets gekweld zijn; want het eene of het andere zal hem misnoegen.
8. Wat doen zoo vele andere kloosterlingen, die onder de kloosterlijke regeltucht het vrij streng hebben?
Zelden gaan zij uit, leven afgescheiden, worden schraal gevoed, zijn ruw gekleed, arbeiden veel, spreken weinig, waken lang, staan vroeg op, doen lange gebeden, lezen dikwijls en onderhouden eene goede regeltucht.
Beschouw de Carthuizers, de Bernardinen, de monniken en de nonnen van verschillende orden, zie, hoe zij alle nachten opstaan om God te loven.
Het zou dan voor u eene groote schande zijn, indien gij, als eene zoo groote menigte van kloosterlingen God begint, te loven, tot een zoo heilig werk lui en traag zoudt zijn.
9. O, zoo wij niets anders te doen hadden, dan God onzen Heer uit geheel ons har( te loven en te danken !
O, of wij nooit moesten eten, of drinken, of slapen, maar dat wij God altijd konden o'anken, en met geestelijke betrachtingen alleen bezig zijn!
Dan zouden wij veel gelukkiger wezen dan wij nu zijn, wanneer wij het ligchaam in al zijne noodwendigheden moeten dienen.
EERSTE BOEK.
O ! of er die noodwendigheden niet bestonden en of wij alleen mogten bezorgd zijn voor de geestelijke spijs en ververschingen onzer zielen, die wij, helaas zelden genoeg smaken.
10. Als een mensch zoo ver gekomen is, dat hij in geeu schepsel meer zijnen troost zoekt, dan eerst begint God hem volkomen te smaken, en dan zal hij ook wel tevreden zijn.
Dan zal hij zich in geenen voorspoed verblijden, noch zich in tegenspoed bedroeven; maar hij beveelt zich geheel vertrouwelijk in God, die hém alles in alles is, voor wien ook niets verloren gaat en sterft; voor wien alles leeft, en op wiens wenk alles zonder toeven gehoorzaamt.
11. Gedenk altijd uw einde , en dat de verlorene tijd niet meer zal wederkomen.
Zonder zorgvuldigheid en naarstigheid zult gij nooit eenige deugden bekomen.
' Indien gij begint te verflaauwen, zoo zult gij u inwendig kwalijk gevoelen, maar begeeft gij u tot ijver, zoo zult gij grooten vrede genieten, en gij zult nimmer last gevoelen ter oorzake van de genade Gods eu van de liefde tot de deugd.
Een ijverig en naarstig mensch is tot alle dingen gereed.
Het is grootere arbeid de zonden en driften te wederstaan dan zware ligchamelijke werken te doen.
Wie zich niet wacht voor kleine gebreken, zal allengs in groote vervallen.
Gij zult 's avonds altijd vreugde gevoelen, als gij den dag nuttig doorbrengt.
Waak over u zeiven; wek u zeiven op; vermaan u zeiven; en, wat er van anderen zi], verzuim u zelve» niet.
161
162 Dü NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTUS.
Hoe meer geweld gij u zeiven aandoet, des te meer voortgang zult gij in de deugd maken.
OEFENING.
Volgens den ijver, die men heeft voor zijnen voortgang, trekt men voordeel uit al helgene men ziet dat goed is, om hetzelve in h:3t werk te stellen en zich tot God te begeven. Om voortgang in de deugd te doen, moet men zich zeiven overwinnen, aan alles verzaken en aan de geneigdheden zijns harten versterven, en het is zeker, dat men in de dienst van God niet vordert dan voor zooveel men zich geweld aandoet. Laat ons nu de ongeregelde genegenheden bestrijden en overwinnen, die ons tot kwaad of tot verslapping brengen, en hierdoor zullen wij onze zaligheid verzekeren. Een levend, volstandig en edelmoedig geweld, dat men aanwendt om zich zeiven te overwinnen , doet eene ziel in den weg der zaligheid en der volmaaktheid meer voortgang maken dan honderd ijdele verlangens van eene ziel, die zich geheel aan God zou willen overgeven, en die niets doet van hetgeen zij zou willen verrigten. Hoe meer men zich zeiven versterft, hoe meer men voor God leeft eu hoe meer voldoening men aan zich zeiven ontzegt, hoe meer men er aan God geeft. Hoe gelukkig is men , als men zijn leven doorbrengt zonder zich zeiven te bevredigen en God in alles te voldoen. Hoe zeker is men hierdoor om eene gelukzalige eeuwigheid te bekomen !
EERSTE BOEK.
GEBED.
Heer! gij kent de groote moeijVlijkheden , welke wij gevoelen in ons zeiven Ie overwinnen en ons aan u in de gelegenheid te onderwerpen ; laat niet toe, dat die moeiielijklieid ons belette van hetzelve werkstellig te maken. Het is billijk, dat wij uwe eer en uwen heiligen wil voor onze voldoening en voor onzen wil stellen , en wij hebben voorgenomen hetzelve te doen. Versteik ons in deze voornemens. maak ons aan dezelve getrouw, maak, dat alles in ons voor u wijke, maak dat wij van dag tot dag in deugd toenemen, een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven leiden, en alzoo waardig mogen worden om uwe genade in dit leven en de eeuwige gelukzaligheid in het andere te bezitten. Amen.
163
DE NAVOLGING
VERMANINGEN, DIE TOT HET INWENDIGE OF GERSTELUKE LEVEN GELEIDEN.
]. HOOFDSTUK.
Over de inwendige verkeering.
1. Gods rijk is binnen u, zegt de Heer, (Luc. 17, v. 21.) Keer u uit geheel uw hart tot God, laat deze ellendige wereld varen, en uwe ziel zal rust vinden.
Leer alle uitwendige dingen versmaden, en begeef u tot het inwendige., en gij zult Gods rijk in u zien komen.
Want het Rijk Gods is in vrede en blijdschap in den H. Geest, hetwelk aan den zondaar niet gegeven wordt.
Christus zal tot u komen, en u zijnen troost mededeelen, indien gij hem eene waardige woonplaats in uw hart bereidt.
Al zijn luister en zijne schoonheid is inwendig, en het geheim des harten behaagt ham.
Eenen mensch, die inwendig en ingekeerd is, bezoekt hij dikwijls, hij spreekt hem liefelijk aan,
IWEEHE ROE li.
hij troost bera minnelijk , hij geeft hem groote vrede, en houdt groole vriendschap met hem.
2. Welaan dau, getrouwe ziel, bereid uw hart voor dezen Bruidegom, opdat hij zich gewaardige tot u te komen , en in u te wonen.
Want hij spreekt in dezer voege: Wie mij lief haeft, zal mijne woorden onderhouden, en deze zullen lot hem komen, eii bij hem eene woonpluats maken. (14. v. 23.)
Maak dan in uw hart plaats voor Christus, en sluit alle andere dingen buiten hetzelve.
Als gij Christus hebt, zijt gij rijk, en behoeft gij niets meer, Hij zal u wel voorzien en getrouw van alles verzorgen, zoodat gij op geene men-schen uwe hoop zult moeten stellen.
Want de menschen veranderen ligtelijk en vallen ons weldra af; maar Christus blijft in eeuwigheid, en hij helpt ons standvastig tot het einde toe.
3. Er is geen groot vertrouwen op een' broos en sterfelijk mensch te stellen, al is hij ook nuttig en dierbaar. Ook moogt gij u niet te zeer bedroeven, als hij u soms tegenwerkt en tegenspreekt.
Die heden met u zijn , kunnen morgen tegen u wezen , en dan al wederom veranderen gelijk de wind.
Stel geheel uw vertrouwen op God , en dat hij alleen het voorwerp uwer vrees en liefde zij. Hij zal voor u antwoorden, en alles ten beste keeren.
Gij hebt hier geene duurzame verblijfplaats, en waar gij ook zijt, gij zijt een uitlander en vreemdeling; gij zult geene rust hebben , tenzij gij geheel met Christus vereenigd zijt.
4. Wat wilt gij hier rondom u zoeken , daar dit de plaats van uwe rust niet is?
i(53
i6(j UK NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.
Uwe woonplaats moet in den hemel wezen , en al het aanlsche moet gij alleen als in het voorliijgaan beschouwen.
Alle dingen gaan voorbij , en gij vergaat insgelijks met deze; zie dus wel toe, dat gij u daaraan niet verkleeft, opdat gij daardoor niet ingenomen wordet en veiloren traat.
Dat uwe gedachten gedurig (ot den Allerhoogste opstijgen, eu stier uw gebed onophoudelijk tot Jesus Christus.
Indien gij geenc hooge en hemelsche dingen in beschouwing kunt nemen , berust dan in het lijden van Christus, en houd gaarne uwe woning in zijne heilige wonden.
Want indien gij met liefde tot de wonden en dierbare lidteekens van Jesus uwe toevlugt neemt, zult gij in alle kwellingen eene gro ite versterking gevoelen; gij zult het weinig ach'en dat gij van de menschen versmaad wordt, en al hunne lasteringen gemakkelijk verdragen.
5. Christus is ook op de wereld van de menschen versmaad , en in zijnen grootsten nood van zijne viienden en bekenden tusschen de versraaadheden verlaten geweest.
Christus heeft willen lijden en versmaad worden, en gij duift over iets klagen ?
Christus heeft vele vijanden en lasteraars gehad. en gij wilt alle menschen tot vrienden en weldoeners hebben?
Waarover zal uw geduld gekroond worden, indien er u geen lijden of tegenspoed overkomt?
Indien gij geeue wederwaardigheden wiltlijden, hoe zult gij dan een vriend van Christus wezen?
Lijd met Christus en voor Christus, indien gij met Christus wilt heerschen,
TWEEDE BOEK.
6. Indien gij eens tot in het binnenste van het hart van Christus getreden wanrt, en een weinig van zijne brandende liefde gesmaakt hadt, dan zoudt gij uw eigen gemak of ongemak weinig achten ; maar gij zoudt u veeher over den aan-gedanen hoon verblijden, dewijl de liefde van Jesns den mensch zich zeiven doet versmaden.
Een mensch. die Jesus en de waarheid bemint, en die waarlijk ingekeerd en vrij van alle ongeregelde neigingen is, kan zich zei ven ongehiiiderd tot God keeren , en zich in den geest boven zich zeiven verheffen en met verheuging in den Heer rusten.
7. Wie alle dingen acht voor hetgeen zij zijn, en niet zoo als zij van de menschen geacht worden, is opregt wijs, en is meer van God dan van de menschen onderrigt.
Die van het inwendige weet te leven , en van de uitwendige dingen niet veel werk maakt, moet geene plaats zotken , of naar meer ge-schik^en tijd wachten om zijrie godvruchtigheid te kunnen oefenen.
Een inwendig mensch kan ligtelijk in zich zelven keeren, omdat hij zich nouit geheel tot uitwendige dingen uitstort.
De uitwendige arbeid of andere bezigheden, die voor eenigen tijd noodzakelijk zijn, hinderen hem niet: maar hij schikt zich tot alle dingen gelijk zij voorvallen.
Igt;ie van binnen wel gesteld en geregeld is, trekt zich de ondergeschikte en verkeerde handelingen van anderen niet aan.
De mensch wordt slechts in zoo verre belet en verstrooid, als hij zich de uitwendige zaken aantrekt.
167
108 1gt;K NAVOLGING VAN JESUS CHHISTUS.
8. Indien gij uitwendig wel en gansch gezuiverd waart, zou alles u ten goede en tot voorbeeld dienen.
Maar daarom misnoegen en ontstellen u dikwerf vele dingen , omdat gij aan u zeiven niet wel verstorven , of nog niet geheel van de aardsche zaken onthecht zijt.
Niets besmet of belemmert zoo zeer het hart van den mensch, dan de ongeregelde liefde tot de schepselen-
Indien gij den uitwendigen troost niet zoekt, zoo zult gij de hetnelsche zaken kunnen overdenken en dikwijls inwendig opgeruimd zijn.
OEFENING.
Deze woorden van den schrijver: Open uw hart voor Jesus Christus, en sluit het voor al het overige; laat de uitwendige zaken daar, en houd u me} de inwendige beug : deze woorden, zeg ik, toonen ons dat het ware geluk en de ware verdiensten dezes levens gelegen zijn in zich in te keeren tot zijn gemoed en zich tot God te begeven door een eerbiedig aandenken aan zijne tegenwoordigheid, en door eene gedurige verheffing zijns harten tot hem. Een ingekeerde geest en een getrouw hart, ziedaar het kenteeken van eenen inwendigen persoon, en van eenen Christen, die den Heer in geest en in waarheid aanbidt, dat is te zeggen, die hem die inwendige dienst bewijst, welke men aan zijne opperste goedheid verschuldigd is, en die zoo noodzakelijk is voor eene ziel, die al wat zij is, niets is dan om uit liefde voor God te leven. Het is die woning van God in de ziel, die vaste
TWEEDE BOEK.
woning van die ziel in God, door verheffiingdes harten, door smeekingen, door zuchten . door overgeving van zich zeiven aan hem , die haar door een inwendig, bovennatuurlijk en ver-dianslelijk leven doet leven , die haar als een paradijs op deze wereld doet vinden, en die voor haar als eene voorafgaande bezitting van het hart en van het geluk van God zeiven is. Jlijn voornemen is: mijne zinnen te versterven, mijnen geest met geene ijdele en nuttelooze gedachten op te houden, en op mijn hart te waken, om in hetzelve niets te laien binnen komen dan hetgene mij opwekt om Jesus Christus te vreezen of te beminnen. Al het overige zal voor mij wezen, alsof het niet aanwezig ware; en voornamelijk wil ik mij bevlijtigen om Jesus Christus te kennen, te beminnen en na te volgen, tevreden zijnde om alles voor hem en gelijk hij te lijden , om eens met hem te heerschen. O mijne ziel, haak niet dan naar zijne liefde , leef niet dan voor hem, en verlang niet dan het geluk van hem te bezitten.
GEBEU.
O mijn liefdewaardige Zaligmaker I o leven mijner ziel! o eenig voorwerp van mijn vertrouwen en eenig onderpand mijner zaligheid ! kom in mij , neem bezit van mijn hart, het is geheel voor u, prent in hetzelve den geest uwer geheimen , de inwendige gesteltenissen van uw hart en de deugden, die gij zelfhebt uitgeoefend; maak, dat dezelve door uwen geest bezield levend door uw leven, en als met uwe regtvaar-digheid bekleed , aan u meer dan aan zich zelve 16 10
169
170 DE NAVOLGING VAN JliSUS CHRISTUS.
toebehoore ; dat gij het zijt, die in hetzelve leeft; en dat het, door eene gelukzalige verandering in alles voor u wijkende, niets meer onderneme dan door beweging van uw hart. Amen.
U, HOOFDSTUK.
Over het nederig verdragen van den smaad der raenschen.
1. Hecht er niet veel prijs aan , wie voor of tegen u is; maar maak en zorg; dat God in al uwe verrigtingen met u zij.
Heb altijd een goed geweten, en God zal u wel bewaren.
Want dengene, dien God helpt kan niemands ondeugd hinderen.
Indien gij weet te zwijgen en te lijden, zult gij ongetwijfeld de hulp van God ondervinden.
Hij weet den tijd en het middel om u te verlossen : en daarom moet gij u aan hem geheel overgeven.
Het is Gods werk ons te helpen , en ons van alle beschaming te verlossen.
Dikwijls is het, om de ootmoedigheid in ons te vermeerderen , zeer dienstig, dat andere menschen onze'gebreken kennen en berispen.
2. Als de mensch zich over zijne gebreken verootmoedigt, dan stelt hij andere menschen ligtelijk tevreden, en hij verzoent zich gemakkelijk met hen , die op hem gebelgd zijn
God beschermt en verlost altijd den ootmoedige ; hij bemint en vertroost den ootmoedige ; hij neigt zich tot den ootmoedige; hij geeft hem groote genade, en na zijne vernedering verheft üij hem weder.
TWEEDE BOEK.
Aan den ootmoedige openbaart hij zijne geheimen , en trekt en lokt hem minzaam tot zich.
Een ootmoedig menseh is , als hem eenige beschaming aangedaan wordt, wel tevreden , omdat hij opGoJ, en niet op demenschen, steunt.
Verbeeld u niet dat gij gevorderd zijt, tenzij gij u als den minste aller menschen acht.
OEFENING.
Wanneer men van een ieder geacht en geprezen wordt, dan is het gemakkelijk te zeggen , dat men die eer niet waardig is, en men niet dan smaad verdient. Om te weten, of men de waarheid zegt, moet men inzien of men hetzelve in de versmadiug zegt. Mijn voornemen op dit punt is van al het kwaad, hetgene men van mij zal zeggen of hetgeen men mij zal aandoen , van de hand Gods te aanvaarden als iets, dat ik verdiend heb, en verre van daarover te morren , zal ik den Heer zegenen, dat hij gedoogt, dat men mij regtvaardigheid doe , om mij barmhartigheid te kunnen bewijzen; ik zal mij gelukkig achten in den geest der menschen te sterven en uitgedoofd te worden en slechts in den geest van God te leven door de versmading in dank aan te nemen , en in zijn hart door de oefening van de ware ootmoedigheid.
GEBED.
Heer! gij weet, hoe gevoelig ik voor de tegenspraak, de lastertaal en de versmading ben. Alles wordt in mij ontroerd, wanneer ik deze moet verdragen. Maar ik weet ook, dat dit, wat voor mij onmogelijk is, voor u gemak-
171
172 DE NAVOLGING VAN JESÜS CIIK1STU3.
kelijk is, en dat iH , door de hulp uwer genade ondersteund en versterkt, reet geduld de vernederingen kan ondergaan, die ik uit mij zei ven met dan met verdriet en gemor zou kunnen aanvaarden. Maak dan, o mijn Zaligmaker! dat ik, door uwe leering onderwezen en door uwen geest bezield, met schrik de eer , de achting en den lof aanscbouwe. die mij dikwijls voor uwe oogen verachtelijk maken; maar dat ik integendeel met onderwerping en erkentenis het ongeluk en de versmading ontvange , die , aldus aangenomen, mij het voorwerp uwer liefde zullen stellen. Am.
111. HOOFDSTUK.
Over den vredelievendeu mensch.
1. Stel eerst u zeiven in vrede , en dan zult gij anderen ook tot vrede kunnen brengen,
Een vredelievend mensch doet meer goed dan een zeer geleerde.
Een men.«ch , die vol driften is, keert zelfs bet goed in kwaad, en gelooft ligtelijk bet kwaad.
Een goed en vreedzaam mensch keert alles ten goede.
Die in den vrede gevestigd is, heeft van niemand kwaad vermoeden ; maar die ontevreden en onrustig is , wordt door vele kwade vermoedens gekweld; hij zelfs is niet gerust, en bij ontrust anderen.
Hij zegt dikwijls betgeen hij niet moest zeggen, en laat na wat hem veel beter en nuttiger was te doen.
Hij let op betgene anderen moeten doen , en hij verzuimt zelf te doen betgene bij verpligt is.
Dat dan uw ijver eerst voor u zeiven zij , en
'IWtEDE nOEli
dan zult gij nutregtopuwan naaste mogen ietten
2. Gij weet zeerwel uwe eigene werken te ver-schoonen en te verbloemen, en de verontschuldigingen van adderen wilt gij niet aannemen.
Biliijker ware het, u zeiven te beschuldigen en uwen broeder te verschoonen.
Wilt gij dat een ander uwe gebreken ver-drage, verdraag die dan ook van anderen.
Zie hoe verre gij nog van de ware liefde en ootmoedigheid verwijderd zijt, die zich nooitdan tegen zich zeiven vergramt of verontwaardigt.
(let is niets goeds met gosde en zachtmoedige mensehen in \reugde te levan, dit behaagt natuurlijk aan allen; want ieder is gaarne in vrede, eu hij bemint ook diegenen het, meest, die met hem van één gevoelen zijn.
Maar met stuursche, verkeerde eu ongeregelde menschen, of met degenen die ons tegenstrijdig zijn, in vrede te kunnen leven, dit iseenegroote genade en een grootmoedig en loffelijk werk.
3. Er zijn menschen, die met zich zeiven en ook met anderen vrede hebben.
En er zijn er, die den vrede met zich zeiven niet hebben, noch anderen in vrede laten; zij zijn lastig aan anderen, maar nog lastiger voor zich zeiven.
En er zijn er, die zich zeiven in vrede houden, en ook trachten anderen tot vrede te brengen.
ÏNogtans moest al onze vrede gedurende dit ellendig leven bestaan meer in rouwmoedig verdragen, dan in niet te gevoelen hetgene ons tegengaat of tegenstrijdig is.
Wie het best weet te lijden, zal den grootsten vrede hebbt'n. En zulk een is een verwinnaar 16 10.
178
174 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
van zich zeiven, meester der wereld, vriend van Christus en 's hemels erfgenaam.
OEFENING.
Wanneer men dien grondregel van den schrij-veraanneemt namelijk, dat de ware vrede veeleer bestaat iu de grootmoedige onderwerping aan hetgene ons tegengaat, dan in niets te vinden hetgene ons tegenstrijdig is, dan moeten wij besluiten den vrede te zoeken in de tegenspraak , en de rust in de onbeilen, met al het kwaad , dat men ons zou kunnen aandoen of van ons zou kunnen zeggen , met een geduld en eene zoetaardigheid te verdragen, die alle vei volgingen overwint. Eene ziel die waarlijk ootmoedig is, weet op niemand iets te zeggen dan op zich zelve; zij legt zich toe om anderen te verontschuldigen en zich zelve te beschuldigen, en is nooit vergramd dan op zich zelve. Mijn voornemen is dan in vrede met God )e leven en hem in alles gehoorzaam te wezen ; met mijnen naaste , met het gedrag van een ander niet te bemoeijen; en met mij zeiven , met in alle genegenheden de neigingen en de tegenstrydigheden mijns harten te bevechten en te overwinnen.
GEIiEU.
Heer! gij hebt door uwen profeet gezegd : Betracht den vrede en jaag denzelven va; dat is te zeggen , laat niet na dien te zoeken tot dat gij hem zult gevonden hebben. Er is niemand dan gij, mijn Jesus! die mij denzelve kunt geven, aangezien gij alleen mij vrede en verzoening met uwen Vader op het kruis hebt verschaft. Reeds is het lang geleden, dat ik met u , met mijnen naaste en mij zeiven zoek in vrede te
TWEEDIC BOEK
leven; maar mijne ongetrouwheden , mijne on-voeligheden en mijne op.oopendheden, gedurige oorzaken van de onnisi miiner ziel, beletten mij dien vrede te genieten Gij mijn Zaligmaker ! die de stormen hebt gestild, en die u door de wieden, welke de lucht ontstellen, en door de baren, die de zee onstuimig maken, doet gehoorzamen, stil ook de bewegingen van mijn hart, hetwelk niet dan in u eene ware rust kan vinden. Waak dat het, in alles aan uwen heiligen wil onderworpen, zijnen vrede en zijne rust vuide in alles te doen , te laten en te lijden wat gij wüt Amen.
IV. HOOFDSTUK.
Over de eenvoudigheid des gemoeds en de opregte meening.
1. Door twee vleugelen wordt de mensch van het aardsche opgeheven, te weten : door de eenvoudigheid en de zuiverheid.
De eenvoudigheid moet in de meening, en de zuiverheid in de liefde wezen.
De eenvoudige meetiing zoekt God; de zuiverheid vindt en smaakt hem.
Een goed uitwendig werk zal u geen beletsel stellen , indien gij inwendig van alle ongeregelde Helde vrij zijt.
Indien gij niets anders dan Gods welbehagen en het voordeel van uwen naaste zoekt. zoo zult gij de inwendige rust des harten genieten.
Indien uw hart opregt was, zoo zoude u elk schepsel tot eenen spiegel om wel te leven , en tot een boek van heilige leering dienen. Er is geen schepsel zoo klein en gering, of het vertoont in zich Gods goedheid.
173
l.lt;E NAVOLGING VAN JESTS f.HlilSTÜS.
2. Zoo gij innerlijk zuiver en goed waart, zoudt gij alle dingen zonder beletsel zien en wel begrijpen. Een zuiver hart dringt tot in den hemel en de hel door.
Gelijk elk een van binnen gesteld is, zoo oordeelt hij uitwendig.
Indien er eenige blijdschap op de wereld te vinden is, dan bejit die zoodanig een mensch , die zuiver van harte is.
En is er ergens benaauwdheid of zwarigheid te vinden, zoo gevoelt die een zondig geweten allerbest.
Gelijk het ijzer, in het vuur geworpen, den roest verliest en geheel gloeijend wordt, zoo wordt ook een mensch , die zich tot God bekeert, van zijne traagheid verlost en in eenen nieuwen mensch veranderd.
3. Als de mensch begint te verflaauwen , vreest hij geringen arbeid, en ontvangt hij gaarne uitwendigen troost.
Maar als hij zich zeiven volkomen begint te overwinnen en vroom in dezen weg des Heeren te wandelen, dan acht hij die dingen zeer klein , die hem te voren zwaar voorkwamen.
OEFENING.
De zuiverheid des harten bestaat in eene afgescheidenheid van alles , wat hetzelve zou kunnen bevlekken. Eene vrijwillige ongetrouwheid , eene zonde door bet gezigt bedreven , eene afge-kee.' dheid van God , prenten iti de ziel eene vlek die hare schoonheid verduisterd en haar voor de oogen van God mismaakt doet worden Zalig zijn degenen, zegt Jesus Christus, die zuiver van harte
176
TWITEDR BOEK
zijn want zij zullen God zien. Zij zullen hem door een levend geloof in dit leven kennen, hetwelk hun, geli;k er van Mozes gesegd is, het gezigt van den onzigtbaren zal doen verdragen, alsof zij hem met hunne oogen aanschouwden , en zij zullen hem in het andere leven door het licht der glorie aanschouwen. Men moet dan op dit punt een besluit nemen, van zooveel mogelijk geene zonde te bedrijven of ten minste van de gpwoonte derzelve niet aan te nemen , die de zuiverheid van eene ziel verdooft en haar slaaf van hare eigenliefde maakt, die haar aan de vermaken der zinnen vasthecht en haar ongeschikt maakt, om zich tot God te verheffen. Om die zuiverheid des harten te bekomen, moet men ze daarenboven onophoudelijk aan God vragen, en hem met den koninklijken profeet bidden: schep in mij, o mijn God! een zuiver hart, en hernieuw in het binnenste mijner ziel eenen opregten geest en eene zuivere meening, die niets anders zoekf dan u in alles en boven alles te behagen. Eindelijk men moet zich aan niets dan aan God en aan zijnen wil hechten; want alle verkleefdheid aan het schepsel besmeurt eene ziel en maakt haar onbekwaam en onwaardig om met God vereenigd te worden.
GEBED.
Heer! vergun mij de eenvoudigheid des ge-moeds en de zuiverheid des harten, waardoor wij uwer liefde waardig worden, aangezien gij ons zoo zeer in uw Evangelie hebt aanbevolen om ootmoedig, eenvoudig en klein gelijk de kinderen te worden , indien wij den hemel willen binnentreden, en dat die heilige en eenvoudige kindsch-
177
178 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRES'TS.
heid, welke in de regtzinnigheid en de afgescheidenheid bestaat, tot de zaligheid van alle Christenen zoo noodzakelijk is. Amen.
V. HOOFDSTUK.
Over de inachtneming van zich zeiven.
1. Wij mogen op ons zeiven niet te veel vertrouwen, want dikwijls ontbreekt ons de genade en het oordeel.
Het licht der kennis, hetwelk wij hebben, is zeer klein, en dat verliezen wij cog spoedig door onze onachtzaamheid, Ja, wij zijn dikwijls zoo verblind, dat wij onze verblindheid niet gewaar worden.
Wij handelen dikwijls kwalijk, en wat nog erger is, wij willen ons verontschuldigen.
Wij worden somtijds door onze driften gedreven, en wij meenen dat het eene goede ijver is
Wij berispen kleine gebreken in anderen, en wij f;aan onze gebreken, die grooter zijn, voorbij.
Wij gevoelen spoedig en achten zeer groot hetgeen wij van anderen verdragen; maar wij merken niet wat anderen van ons lijdïn
Indien iemand zich zeiven naar beaooren oordeelde, dan zou hij ondervinden, dat hij geen regt heeft anderen streng te oordeelen.
2. Een inwendige mensch stelt de zorg aan zich zeiven vóór alle andere zorgen ; en wie op zich zeiven naauwkeurig lel, zal ligtelijk van anderen zwijgen.
Nooit zult gij inwendig en godvruchtig worden, tenzij gij anderen leert zwijgen, en bijzonder op u zeiven let.
Indien gij u geheel tot God in u zeiven keert,
i WEK DL BOEK
zoo zal u alles, wat gij inwendig gevoelt, en al wat u overkomt, weinig ontstellen.
Waar zijt gij als gij bij u zeiven niet zijt? En als gij alles doorloopen en u zeiven verzuimd hebt., wat hebt gij daarmede gewonnen ?
Indien gij den vrede des harten en de ware vereeniging met God wilt hebben , zoo moet gij het overige ter zijde stellen, en u alleen met u zeiven bekommeren.
3. Gij zult veel vorderen, indien gij van alle onnoodige tijdelijke zorg vrij zijt. En gij zult zeer achteruit gaan, indien gij eenige tijdelijke zaak groot acht.
Houd geene zaak voor groot, voor verheven, voor aangenaam, dan God alleen, of hetgeen God aangaat.
Acht allen troost, dien gij van eenig schepsel kunt hebben, voor loutere ijdelheid.
Eene ziel, die God bemint,, versmaadt alles, wat onder God is.
God alleen die eeuwig en oneindig is, en alles vervult, is de troost der zielen en de blijdschap des harten.
OEFENING.
De onnoodige bemerkingen op ons zeiven en op de uitwendige voorwerpen doen ons veel tijd, genade en verdiensten verliezen. Indien wij ons best deden om de eerbiedige gedachte aan God te stellen in de plaats van dieijdeleen moeijelijke gedachten jegens ons zeiven en jegens de schepselen, dan zouden wij altijd heilig bezig zijn. God in zich zeiven aanschouwen en zich zei ven aan-schauwen in God ; onder de oogen des Zaligma-
179
i8ü HE NAVOLGING VAN JESUS CUKlSiUS.
kers leven door de betrachting; tusschen zijne handen door de onderwerping aan zijnen wil: aan zijne voeten door ue ootmoedigheid en de opregte belijdenis onzerellenden, ziedaar wat wij moeten doen om als ware Christenen te leven, die niet zijn, al wat wij zijn, dan door de vereeniging met Jesus Christus. Waarom zich dan zoo sterk en zoo menigmaal bezig houden met nieuwstijdingen, met nieuwsgierigheden, met ijdelheden, en zich zoo weinig en zeldzaam ophouden met zijnen God, met zijne plinten en met zijne zaligheid? liet is omdat men onverschillig voorde zaken der eeuwigheid, en te zeer verkleefd is aan het tijdelijke. Laat ons dan beginnen met te zijn hetgene wij eens zullen wezen, dat is, alleen bezig met, voor en in God.
GEBED.
Heer! neem van mij weg dien ledigen geest, die zijnen tijd verkwist en zich met niets bezig houdt, alsmede die onnoodige gedachten, die mij het geluk van uwe tegenwoordigheid en de aandacht in mijne gebeden doen verliezen ; of wanneer ik, in het gebed zijnde, op u altijd niet kan denken , maak dan , dat mijne onvrijwillige verstrooidheden, met mijt,en geest van u af te trekken, mijn hart niet van u verwijderen. En vermits de oorzaak mijner verstrooidheden in het gebed, voortkomt, dat ik mnnen geest op hetzelve niet genoegzatm stel, bid ik u, o mijn God van mijn hartaooreene levende en vurige beweging te raken en te vervullen, opdat ik in mijn gebed en gedurende den dag meer op u dan op mij zeiven denke. Amen.
1
TWEEDE BOEK. 181
V. HOOFDSTUK,
Over de vreugd van een goed geweten.
1. De eer en vreugde van een christen mensch is, de getuigenis van een goed geweten, en gij zult altoos verheugd zijn.
Een goed geweten kan zeer veel verdragen, en het is zeer welgemoed in tegenspoed; maar een slecht geweten is altijd in vrees en onrust.
Gij zult eene zoete rust smaken, indien uw geweten u niet beschuldigt.
Wil u niet verblijden, dan als gij wel gedaan hebt,
Booze raenschen hebben nooit ware blijdschap, noch gevoelen den inwendigen vrede.- want er is geen vrede voor de yoddeloo^en, zegt de Heer. (Isaïas 48. v. 22 en hoofdst, 57. v. 21,)
Al zeggen zij somtijds ; ziet, wij zijn in vrede, er zal ons geen kwaad overkomen, of wie zal ons durven hinderen? Geloof hen niet, want onverwachts zal de gramschap Gods zich vertoonen, en dan zullen al hunne werken vernietigd, en hunne gedachten verijdeld worden
2. Zich in het lijden te verheugen, valt hem, die God bemint, niet zwaar; want zich alzoo te verheugen, is zich in het kruis van onzen Heer roemen.
De eer, die de menschen van elkander ontvangen, of aan elkander geven, is kortstondig.
De roem dezer wereld is altijd van droefheid vergezeld.
Maar de roem der vromen bestaat in hun geweten, en niet in den mond der menschen.
De blijdschap der regtvaardigen is van God en in God, cn hunne vreugde is de waarheid.
k
18^ UB NAVOLGING VAX JESUS ClUUSTtS.
Wie naar den waren en eeuwigeu'iotm verlangt, acht den tijdclijken niet.
En die den lijdelijken zoekt, of denzelven niet van harte versmaadt, wordt overtuigd; dat hij den eeuwigen roem weinig bemint.
Diegene heeft eene groote rust des harten, die de lofspraak of hut misprijzen der menschen niet acht.
8. Die een zuiver geweten heeft, is zeer ligt tevreden.
Gij zijt niet heiliger, omdat gij geprezen wordt, noch verachtelijker als gij veracht wordt.
Gij zijt, wie gij zijt en kunt niet meer gezegd of geacht worden, dan helgene gij zijt voor de oogen van God.
Indien gij wel overweegt, wat gij inwendig bij u zeiven zijt, zoo zult gij u weinig bekreunen om hetgeen de menschen van u zeggen. . De, viensch ziet het uiterlijke maar God ziet in het hart. Üe mensch aanziet de werken, doch God onderzoekt het inzigt.
Altijd wel doen, en daarbij weinig van zich houden, is het kenmerk eener ootmoedige ziel.
Geenen troost van eenig schepsel zoeken , is een teeken van groote zuiverheid des harten en van groot vertrouwen op God.
4. Wie van de menschen niet zoekt geprezen te worden, toont, dat hij zich zeiven geheel aan God bevolen heeft; want gelijk Paulus zegt: niet hij die zich zeiven prijst, maar die van God geprezen wordt is achtenswaardig. (2 Cor. 10. v. 18)
Met God inwendig te verkeeren, en aan mets uitwendigs verkleefd te zijn, is het leven van eenen inwendigen mensch.
TWlïEDE HOEK
OEFENING.
De vrede van een goed geweten neemt alüjd de ongerustheden niet weg, die de bekoringen en de inwendige kwellingen in den geest veroorzaken ; maar zij brengt zooveel voort dut onder al de beroerten, die in dezelve ontstaan, het hart onderworpen en getrouw is aan zijnen God, onderworpen om de kwelling te lijden, en getrouw om dezelve niet in te volgen ; maar om te weder-staan, om te strijden en om niets uit kracht van de kwelling te veronachtzamen, liet is alzoo, dat eene bedroefde en onderworpen ziel, volgens den koninklijken profeet, een aangenaam slagtoffer voor God is, die nooit een vermorzeld en verootmoedigd hart verwerpt; — verootmoedigd van zich onderworpen te zien aan het gevoelen zijner ellenden, en vermorzeld over de gelegenheid, die het aan God gegeven heeft van hem dezelve te doen gevoelen. Laat ons daarom een vast en volstandig besluit nemen van nooit door onzen val, noch door onze kwellingen, noch door ondervinding onzer ellenden den moed te laten zinken ; maar var! ons voor God te verootmoedigen, dat wij zoo ellendig zijn, van hem vergiffenis te vragen over de zonden, die wi) bedreven hebben, met eenen wederstand, zoo als wij dit moesten doen, te bieden tegen de aanvallen van de vijanden onzer zaligheid ; van er ons zoo aanstonds over te straffen, met onseenige voldoening te ontzeggen, en laat ons daarna in vrede zijn; want het gerust geweten is zulk een, wat vrij van zonde is door de getrouwheid, of dat door de loetvaardigheid gezuiverd is.
183
184 DE NAVOLGING VAN JESIS CHHISIOS.
CEDED.
Heer! gij weet aan hoe vele bekoringen , uitwendige kwellingen en gevaren der zaligheid wij door de natuurlijke en geweldige neiging, die wij tot het kwaad gevoelen, en door den gedurigen afkeer, dien wij voor het goed hebben, als ook door de aanvallen en bekoringen, zijn blootgesteld. Hoe zouden wij aan zoovele magtige vijanden , die zoo hevig op ons verderf uil zijn, kun-n3n wederstaan, indien gij ons niet helpt? liet is dan tot u, dat wij ons hart, onzen geest en onze oogen verheffen, om u te smeeken van ons niet te laten vergaan; en van niet te gedoogen, dat wij onder de bekoringen bezwijken ; maar van ons van het grootste, het eenigste kwaad, dat wij te vreezen hebben , namelijk de zonden, te verlossen. Amen.
VH. HOOFDSTUK.
Over de liefde tot Jesus boven alles.
] Zalig is hij, die begrijpt wat het is Jesus te beminnen, en zich zeiven om Jesus te verachten.
Men moet al wat men bemint, verlaten om dien te beminnen; want Jesus wil alleen en boven al bemind zijn.
De liefde der schepselen is bedriegelijk en ongestadig; maar de liefde van Jesus is getrouw en duurzaam.
Wie zich aan een schepsel hecht, zal ook met het brooze schepsel te niet gaan ; maar die Jesus aanhangt, zal vaststaan in eeuwigheid.
Bemin en houd dien als vriend, welke u niet zal verlaten als alle schepselen u zullen begeven,
TWEEliE tOH;,
en die niet zal dulden , dat gij in het einde verloren gaat. Heizij gij wilt of niet wilt , gij moet van alles eens gescheiden worden.
02. Houd u levende en stervende aan Jesus, en houd u zeiven geheel aan de getrouwheid van hem, die u alleen kan helpen , als alles u zal verlaten.
Uw beminde is van dien aard, dat hij geenen anderen r.iet zich wil bemind hebben ; maar hij wil alleen uw hart bezitten, en daar wil hij als een koning op zijnen troon gezeten zijn.
Indien gij u van alle schepselen kondet ontmaken , zoo zoude Jesus gaarne bij u wonen.
Gij zult al uwen troost en hoop verloren vinden, indien gij die op de menschen en niet opJesus stelt.
hertrouw niet op een riet, hetwelk door alle winden geslingerd wordt, want alle. vleesch is als gras, en al desielfs luister zal als een grasbloem te. niet gaan.
3 Gij zult u haast bedrogen vinden , indien gij alleen naar den uitwendigen schijn der menschen wilt zien; want indien gij in hen uwen troost en uw voordeel zoekt, zoo zult gij daardoor dikwijls groote schade ondervinden.
Maar zoo gij in alle dingen Jesus zoekt, zult gij Jesus ook zeker vinden.
Maar indien gij u zeiven zoekt, zoo zult gij, echter tot uw verlies en verdriet, u zeiven ook vinden.
Want een mensch , die Jesus niet zoekt, doet zich zeiven meer schade , dan geheel de wereld en al zijne vijanden hem kunnen doen.
OEFENING
Leg geheel uwen geest toe om Jesus Christus
186 DB ÏUVOLGING VAN JESLS CHRISTUS.
te kennen, geheel uw htirt om hem te beminnen, en al uwe zorg om hem na te volgen , daar het hiertoe alleen is , dat gij Christenen zijt. \V elke moeite zult gij vinden in e.enen God-Mensch te beminnen , die alles wat hij is , i iel is dan om u te beminnen en u zidig te maken' Maak dan uw voornemen van u met hem bezig te houden , hem in al zijne werken te besturen, en zijne inzigten te doordringen; van de gevoelens en den geest zijner geheimen te omhelzen , en tracht even als hij te wandelen, te lijden en te leven, want al de verdiensten van eenen Christen in dit leven bestaan in de gelijkvormigheid, welke hij met Jesus Christus moet hebben; en het is die, welke zijn geluk in het andere leven zal uitmaken. Zoo bij in zijn ootmoedig en lijdend leven tracht deel te nemen, zal hij ook aan zijn glorierijk en onsterfelijk leven deelachtig worden.
GEBED.
O mijn Jesus! aangezien ik den hemel niet kan bekomen , dan door het regt, welk mij uwe verdiensten en uwe deugden tot denzelven geven , zoo bid ik u van mij een groot verlangen in te boezemen om u te kennen en u na te volgen. Maak, o mijn beminnelijke Zaligmaker ! dat ik uwe leering volge, uwe deugden oefene, en mij naar uwe voorbeelden schikke, opdat de gelijkvormigheid welke ik met u zal hebben, mij uwer liefde doe waardig worden , en mij genaden voor uwen Vader doe vinden, die ons niet bemint dan voor zooveel hij iets van u in ons vindt. Moedig dan mijn hart'aan, opdat het zich met uwe gevoelens voege en zich volgens de geneigdheden van uw
TWEEDE BOI'K
hart schikke. Dal liet, volgens deszelfs voorbeeld zoetaardijj;, ootmoedig, geduldig, liefdadig en in alles onderwerpen 7,ij aan den wil van uwen Vader. Ik lioop, wanneer ik mij aan hem, door en in u zal aanoieden, dat ik niet zal verstooten worden , en dat de verkleefdheid , die ik voor u wil hebben, mij tot onderpand uwer liefde en mijner zaligheid zal dienen. Amen.
Vlll. HOOFDSTUK.
Over de vriendschap en gemeenschap tot Jesus.
\. Als .Tesus bij ons is, zoo gaat ons alles wel, en niets schijnt ons dan zwaar of lastig; maar als Jesus niet bij ons is, valt alles zwsar.
Als Jesus binnen ons niet spreekt, dan is de troost weinig; maar als Jesus slechts één woord binnen ons spreekt, gevoelt men goeden troost.
Stond Maria Magdalena niet terstond op van de plaats, waar zij weende, als hare zuster Martha haar zeide: de Meester is daar en roept u? (Joan. II. v. 28.)
O zalig uur, als Jesus ons van het weenen tot de blijdschap des gemoeds roept?
O , hoe dor en versteend zijt gij. als gij zonder Jesus zijt! Hoe dwaas en ijdel zijt gij , als gij iets buiten Jesus zoekt ! Is dit geen grooter verlies dan of gij de geheele wereld verloort?
2. Wat kan u de wereld zonder Jesus baten?
Zonder Jesus te wezen, is eeneonverdragelijke hel, en met Jesus te zijn is een zoet paradijs.
Als Jesus met u is, kan u geen vijand hinderen.
Die Jesus vindt, vindt een goeden schat, ja een goed boven alle goed.
187
188 IIE NAVOLGING VAN JESUS CURISTUS.
En die Jesus verliest, verliest al te veel, ja meer dan de geheele wereld.
Hij is zeer arm, die zonder Jesus leeft, en zeer rijk, die wel staat met Jesus.
3. Het is eene groote kunst met Jesus wel weten te verkeeren, en eene groote wijsheid, Jesus wel welen te behouden en te bewaren.
Wees ootmoedig ep vreedzaam, en Jesus zal met u zijn. Wees godvruchtig en stil, en Jesus zal bij u blijven.
Gij zult Jesus ligtelijk verjagen , en zijne genade verliezen, zoo gij u tot het uitwendige begeeft En indien gij hem verjaagt en verliest, tot wien zult gij dan uwe toevlugt nemen, of wien zult gij dan voor uwen vriend kiezen ?
Zonder vriend kunt gij niet gelukkig leven , en indien Jesus uw beste vriend niet is , zoo zult gij u zeiven in droefheid als verlaten vinden.
Gij handelt dus zeer dwaas, indien gij uw vertrouwen en uwe blijdschap in iemand anders stelt.
Het zou beter zijn dat de geheele wereld tegen u ware, dan dat Jesus tegen u vergramd zou zijn.
Dat dan onder al uw beminden , Jesus alleen uwe bijzondere vriend en welbeminde zij.
Bemin alle andere menschen om Jesus wil; maar Jesus om zich zeiven.
Jesus Christus, die alleen een goede en getrouwe vriend is, boven alle andere vrienden, moet bijzonder en boven alles bemind worden
Om hem en in hem moet gij vrienden en vijanden liefhebben en gij moet hem voor die alleen bidden, omdat zij alleen hem kennen en beminnen.
Verlang nooit bijzonder geprezen of bemind
twek.de boek 189
te worden , want dit komt God alleen toe , die zijns gelijken niet heeft.
Verlang ook r.iet, dat iemand in zijn hart met u bekommerd zij, noch wees ingenomen voor eens anders liefde; maar wensch dat Jesus in u zij en in alle goede menschen.
4. Wees altijd zuiveren vrij zonder verkleefdheid aan eenig schepsel.
Gij moet van alles ontbloot zijn en een zuiver hart aan God opdragen , indien gij rust wilt smaken en ondervinden hoe zoet de Heer is.
En waarlijk gij zult daartoe niet geraken , tenzij gij door zijne genade voorgekomen en getrokken wordt, zoodat gij, van alles ontheven en afgescheiden zijnde, met hem alleen vereenigd zult wezen.
Want als de genade tot den mensch komt, dan wordt hij sterk en magtig tot alles; en als zij weggaat, dan wordt hij arm en zwak, en als alleen overgelaten aau gcesels en straffen.
Echter moet hij hierin niet kleinmoedig of wanhopend worden ; maar zich met eene gelijkheid des gemoeds schikken naar den wil van God; en al wat hem overkomt, ter eore van Jesus Christus verduldig lijden : want op den winter volgt den zomer, na den nacht komt de dag, en na den storm komt er schoon weder.
oefening.
Het is moeijelijk te leven, zonder iemand te hebben , aan wien men zijn hart kan openen, en aan wien men zijne geheimen kan vertrouwen. Nu aan wien kuigt;t gij beter uw hart openen dan aan Jesus , hij die van al de vrienden , welke 16 H.
190 DE NAVOLGING VA.N JÜSLS CHKISTÜS
gij onder de stervelingen kunt aantreffen , de K
getrouwste, de standvastigste en degene is, die li
het meest uw vertrouwen verdient? zoek dan g
uwen troost en uwen vrede niet dan in hem ; tl
stort onophoudelijk uw hart in zijne tegen- b
woordigheid uit: neem uwe toevlugt tot hem in n
al uwe wederwaardigheden; laat den moed niet n
zinken om zijne schijnbare vertroostingen, die h
niets dan uitwerkselen zijner liefde tot u.en be- u
proevingen uwer getrouwheid tot hem zijn. liid, d
verzoek, smeek zijne goedheid van u te hulp te u
komen en wees verzekerd , dat hij u vroeg of v
laat de uitwerkselen zijner goedheid zal doen a
gevoelen; maar houd uw hart vrij en onthecht i van alle schepselen; bemin niet dan hem, uit
liefde tot hem, en bemin niets dan hetgene u opwekt om hem te beminnen. Dan de wederwaardigheden , het ongeluk, de droefheden , en verootmoedigingen en heerschende voorwerpen van uw hart worden gelijk zij het van het hart van Jesus geweest zijn. Dat de achting en de lof der menschen voor u een voorwerp van schrik en versmading worden, daar zij het ook voor Jesus geweest zijn. Eindelijk span alles in om hem te kennen, om met hem te spreken , om hem te beminnen en aan hem te behagen, opd^it, aldus in de heilige oefening der liefde van Jesus levende, de laatste beweging uws harten eene oefening van liefde moge wezen.
GEB LD
Mijn Jesus! even als de liefde, die gj oas toont, eene voorkomende liefde is, cn gij ons uwer liefde doet waardig worden met ons te be-
TWEEDE ÜOEK
trek, win en hecht mij'i hart aau uwe liefde. Maak. dat het, vau alle zaken en van alle geneigdheid der eigenliefde onthecht, niet meer trachtte dan naar uwe liefde, en ik metinets meer bezig of bekommerd zij dan met u , en dat het niets meer dan u in alles verlange, zoeke en be-minne. O mijn beminnelijke Zaligmaker ! Wees het heerschende voorwerp en het opperste goed mijner ziel Maak, dat ik door uwen geest behield door uwe voorbeelden onderwezen, getrouw aan uwe genaden, gehoorzaam aan uwe geboden, voor u leve, door u leve, gelijk gij leve . om op aarde het geluk te beginnen, hetwelk ik van u in den hemel verwacht, namelijk van u te bezitten en u te beminnen, Amen.
Van het ontberen van allen troost.
1. Het is niet zwaar allen menschelijken troost te verachten , als wij den goddelijken troost inwendig hebben.
Maar het is eene gioote , ja overgroote zaak, zoo wel den goddelijken als den menschelijken troost tevens te kunnen derven , en ter eere van God gaarne de verlatenheid des harten te willen lijden, en zich zeiven in geene zaak le zoeken of op zijne eigene verdiensten acht te slaan.
Wat is dit te achten dat gij vrolijk en godvruchtig zijt, als de genade in u komt? Dit is een uur, hetwelk iedereen zoude begeeren.
Hij rijdt zeer gemakkelijk , die door de genade Gods gedragen wordt.
Het is ook geen wonder, dat hij geenen last
191
192 DE NAVOI.OISr, VAN JESUS CHHISTUS.
gevoelt, die door den Algoede gedragen , en
door den oppersten Leidsman geleid wordt. vi
'2. Wij hebben gaarne iets tot onze verkwik- vi
king; en de mensch kan zich zeer moeijelijk ei
van zich zeiven oiitblooten. d
De heilige martelaar Laurentius heeft met d
zijnen bisschop de wereld overwonnen, omdat v hij alles, wat iu de wereld vermakelijk scheen
te zijn, versmaadde, en hij verdroeg geduldig, d
om de liefde van Christus, dat de Paus Six- o
tus, dien hij nogtans zoo zeer beminde , van b
flij overwon dus door de liefde des Scheppers
de liefde tot den mensch, en hij verkoos liever d
den wil van God te volbrengen, dan zijnen troost g
te zoeken. Leer dan ook eenen teèrbeminden en vi boezemvriend om de liefde Gods verlaten.
Bedroef u ook niet als gij van eenen vriend d
verlaten wordt: wel wetende, dat wij ten laatste o;
allen eens van elkander moeten scheiden. si
3. Een mensch moet zeer veel en lang zich
zeiven bestrijden , alvorens hij zich geheel kan h
overwinnen , en zijne gansche genegeiiheid tot v
Als de mensch op zich zeiven steunt, zoo is v hij ligtelijk tot menschelijken troost gentigd.
Maar een waarachtige minnaar van Christus bi
en ijverig betrachter der deugd, acht zulke ver- zc troosting niet, noch zoekt de zinnelijke zoet-heden ; maar wil liever steike beproevingen en
waren arbeid om Christus lijden. zi
4. Als u dan eenige geestelijke vertroosting hi van God gegeven wordt, neem die met dankbaar- m heid aan; maar gedenk altijd, dat dit eene milde ht gaaf van God eu niet uwe eigene verdienste is.
TWEEHH BOEK
Wil ii daarover niet verbeff-n, noch n te zeer verblijden, noch u te veellaten voorstaan; maar verootmoedig u te meer over de ontvangene gift, en wees des te meer op uwe hoede en zorgvuldiger in al uwe werken ; want dit, uur {en die genade) zal voorbijgaan, en de bekoring zal volgen.
Als u de vertroosting onttrokken wordt, wees daarom niet aanstonds wanhopig; maar wacht ootmoedig rn geduldig, tot dat God u op nieuw bezoeke; want hij is almagtjg om u nog grootere gei.ade en vertroosting te geven.
Dat is niet nieuw noch vreemd voor degenen, die in den weg des ileeren ervaren zijn : want de groote Heiligen en de oude profeten hebben deze veranderingen ook dikwijls ondervonden.
S. Daaiorn is liet, dat David, toen hij den troost der genade gevoelde , zeide : Ik heb in mijnen overvloed gezeild : ik zal in eeuwigheid niet ontsteld worden. (I's. 29 v. 7 )
Maar als hem die genade onttrokken was, zegt hij, wat hij in zich zelven gevoelde, met deze woorden: lieer, gij hcbl uw aanschijn van mij afgekeerd, en ik ben ontroerd geworden. (Ps. 29. v. 8.)
Hij is hierin cogtans niet wanhopig, maar hij bidt God des te vuriger, zeggende; O lieer! ik zal lot u roepen, en u, mijn God! zal ik hartelijk bidden. (Ps. 39 v. 9.)
En ten laatste ontvangt hij de vruchten van zijn gebed, en getuigt dat hij verhoord is. daar hij zegt; De lieer liee't mij verhoord, en heeft medelijden met mij gehad; de Heer is mijn helper geworden. (Ps. 29. v. II )
Maar waarin? Gij hebt, zegt hij voorts, mijn
193
194 DE NAVOLGING VAN JESIS CUKISÏÜb
weenen in Uijdschai) veranderd en gij hebt mij mei vreuijde omgeven. (Ps. 29. v. 12).
Indien het met groole Heiligen aldus gegaan is, zoo moeten wij (behoeftige en zwakke raen-schen) niet kleinmoedig worden, al ondervinden wij soms vurigheid, en soms laauwheid: want de geest Gods komt en gaat weg volgens zijn welbehagen.
Daarom zeide de H. Job: O lieer! gij bezoekt den mevsch in den dageraad en alle oogen-blikken beproeft gij hem. (C. 7. IX.)
ü. Waarop raag ik dan mijne hoop stellen, of waarop mag ik mij verlaten, dan alleen op de groole barmhartigheid Gods en de verwachting vati de hemelsche genade?
Want al heb ik goede metischen, godvruchtige broeders of getrouwe vrienden bij mij ; al heb ik ook goede boeken en schoone verhandelingen, al hoor ik aangenaam gezang, al deze dingen helpen eu bevallen mij weinig, als mij de genade begeven heeft en ik aan mijne armoede overgelaten ben.
Er is alsdan geen beter middel, dan geduldig te zijn en mij zeiven over te geven aan den wil van God.
7. Nooit heb ik iemand zoo godvruchtig of ijverig gevonden, aan wien de genade niet somtijds oiittrokken is, of dia nooit een-ge vermindering van zijne vurigheid gevoeld heeft.
Nooit is er iemand van de' Heiligen zoo opgetogen of verlicht geweest, die te voren of daarna niet is beproefd geweest.
Want niemand is waardig hoog in beschouwing opgetogen te worden, die te voren van God niet door eenig lijden en zwarigheid is geoefend.
IWEtDE BOtK.
Ook is de voorgaande bekoring gemeenlijk een voorteeken , dat de troost daarna zal volgen , want de hemelsche vertroasting wordt heloofd aan hen, die door de bekoring beproefd zijn. Aan dien. welke de zegepraal zal behaald hebben, zegt de Heer, zal ik aan dm boom des levens te eten geven.
8. De goddelijke vertroosting wordt dan gegeven , opdat de menscii daardoor sterker zij om alle zwarigheid te verdragen , en rlaarom volgt de bekoring, opdat hij zich tot het goede niet verheffe.
De booze vijand slaapt niet, en ons vleesch is ook niet dood : houd derhalve niet op van ii altijd tot den strijd bereid te maken; want ter regter- en ter linkerzijde hebt gij vele vijanden, die nooit rusten.
OEFIiMNG.
Even als men door het geloof en niet door de zinnen tot God nadert, en dat het g( loof uil zich zeiven dor en duister is, moeien wij niet verwonderd zijn, dat wij ons nu in dorheid en mistroostigheid en dan weder in vertroosting en blijdschap bevinden. Alles bestaat in den troost met ootmoedigheid te ontvangen, en in de mistroostigheid met kloelimoedigheid te verdragen Het goud en htt zilver, zegt de wijze man, worden door het vuur gezuiverd en besproeid; en de zielen, die waardig bevonden worden, om in het hart van Jesus aangenomen te worden, worden door de moeijelijkste en de vernederendste kwellingen gezuiveid en beproefd, en die door de onderwerping, met welke men ze verdraagt,
1 lJ5
196 DIC NAVOLGING VAN JESUS CI1IUSTU3.
zoo veel uitwerken, dat God ons zijner waardig maakt en vindt. Verneder dan uw hart onder de almogende hand Gods, en doorsta met geduld de beproevingen des Heeren.die u dnor het bevechten der bekoringen, ootmoedig, klein en van Hem afhankelijk maakt, en die wil, dat gij hem volgens liet voorbeeld der heilige Martelaars, si lijdende bemint, en dat gij met hem te beminnen, lijdt, en gij zijne grootheid eert door de vernietiging van geheel u zeiven.
GEBED
O Heer! hoe gelukkig is tren als men geene voldoening, noch eenig geluk smaakt dan in u ' Maar hoe gelukkig is men nog, als men zonder eenigen troost,'zonder eenigen smaak en zonder eenige gevoelige voldoening in uwe dienst te ontvangen, ondanks al deze magteloosheid, toch niet nalaat getrouw aan zijne oefeningen en aan uwe genade te wezen ! Het is hierdoor, o mijn God! dat men toont, dat men u uit liefde tot u bemint; dat men tracht, niet zich menschelijker wijze te bevredigen , maar u te bevredigen; en dat, met aan zijne eigene voldoening te verzaken . die het natuurlijk leen des harten is, men vermaak schept in u te behagen, eene voldoening vinde met aan dezélve uit liefde tot u te verzaken. Het is billijk. Heer ! dat ik uwen heiligen wil vóór al mijne voldoeningen stel; en ik u meer voor u, dan voor mij diene. Ik verlang dit, lieer! maar geef mij den moed orn zulks te doen, en dat de onderwerping aan uw welbehagen raij voortaan tot alle vertroosting strekke. Amen.
TWEGÜK ROEK
X. HOOFDSTUK
Over de dankbaarheid voor Gods weldaden en genade.
1. Waarom zoekt gij rust, daar gij geboren zijt om te arbeiden ?
Bereid u veeleer tot lijden dan tot verblijden, en veeleer om uw kruis te dragen , dan om vreugd te genieten.
Wie van de wereldlingen zoude niet gaarne geestelijke vertroosting en blijdschap gevoelen en smaken, indien bij die altijd koude bekomen ?
Want de geestelijke vertroastiogen gaan alle wereldsche genoegens en ligchamelijke wel • lusten verre te boven.
Al de vermaken dezer wereld zijn ijdel of schandelijk; maar de geestelijke vermaken zijn alleen eerbaar en vermakelijk , dewijl zij uit de deugd ontspruiten en door God in de zuivere harten ingestort worden.
Maar niemand kan deze goddelijke vertroostingen altijd naar zijnen wil genieten , aangezien de tijd der bekoring niet lang verbeidt.
2. Doch eene valsche vrijheid van gemoed en het grootste vertrouwen op zich zeiven, beletten grootclijks de hemelsche bezoekingen.
God doet eene weldaad, als hij aan den mensch zijne geestelijke vertroosting schenkt; maar de mensch doet zeer kwalijk ; als hij hem niet alles door dankbaarheid wedergeeft.
De oorzaak, dat de gaven tier genade in ons niet vloeijen, is. dat wij jegens God ondankbaar zijn, en dat wij alles niet wedervoeren tot den eersten oorsprong, van waar het gekomen is
197
ÜE NAVOLGING VAN JESUS CHMSTUS.
Want diegene verdient altijd nieuwe genade, die voor de ontvangene genade behoorlijk dankbaar is; en God ontneemt gemeenlijk aan den hoogmoedige, betgene hij den ootmoedige geeft.
3. Ik wil ook zulke vertroosting of zoetheid niet, die mij de vcrniorselingen des hm ten beneemt ; ook begeer ik die hooge beregeling niet, waardoor ik een groot gevoelen van mij zei ven zou krijgen.
Want al wat verheven is, is niet altijd heilig, en al wat aangenaam is, is niet altijd goed ; alle wenschen zijn niet zuiver, en al wat liefelijk is, is niet altijd aangenaam aan God.
Ik begeer gaarne zulke genade, waardoor ik altijd ootmoediger, godvreezender en waardiger worde om mij zeiven te verloochenen.
Wie onderrigt en verlicht is door de genade en dikwijls door de onttrekking derzelve gekastijd is, die zal zich zeiven niets goeds durven toeschrijven; maar veeleer belijden, dat hij arm en behoeftig is.
Geef Gode hetgeen Gode toekomt, zegt Christus , en schrijf aan u zeiven toe, wat het uwe is; dat is: bedank God voor zijne genade, en gevoel dat u niets toekomt dan de zonde en de straf, die ze verdient.
4. Stel u altijd op de laatste plaats, en de eerste zal u gegeve» worden ; want het hoogste kan zonder het nederigste niet bestaan.
Die de grootste heiligen bij God zijn geweest, zijn de minste bij zich zeiven; hoe meer zij geëerd of verheven zijn, des te nederiger zijn zij in zich zeiven.
Dewijl zij vervuld ziin met de waarheid en hemelsche eer, zoo zoeken zij de ijdele eer niet.
TWEEDE BOEK.
Gelijk zij in God wel gevestigd zijn, kunnen zij geenzins hoovaardig wezen.
Gelijk zij alle goed aan G «d toeschrijven, zoo verlangen zij van elkander niet geprezen te worden ; maar zoeken alleen der; roem, die van God komt, en begeeren en weiK-clien, dat God in hem en in alie Ueiligen Loven alles geprezen worde, en hiernaar trachten zij altijd.
5. Wees God dan dankbaar voor de minste weldaad, en gij zult waardig worden om er grootere te ontvangen.
Acht de geringste genade voor zoo groot, en hetgeen veranderlijk schijnt te zijn, voor eene bijzondere weldaad.
Als men da waarheid van den gever aanziet zoo zal geen geschenk klein of gering schijnen; want het kan niet klein wezen, hetwelk van den Allerhoogste geschonken wordt.
Ja, zoo Hij ons zelfs straffen en plagen overzendt, moeten wij die in dank aannemen : want al wat Hij ons laat overkomen, is dienstig tot onze zaligheid.
Wie derhalve de genade van God zoekt te behouden , die moet dankbaar zijn als hem die gegeven, en verduldig als hem die onttrokken wordt. Hij bidde, opdat zij wederkomen, hij zij voorzigtig en ootmoedig, opdat hij die niet ver-lieze.
OEFENING.
Beroem u nooit over Gods gaven, die dikwijls gevolgen van uwe zwakheid, altijd uitwerkselen van zijne goedheid, eu gewoonlijk boven uwe verdiensten zijn. Wanneer gij nu, na God ver-
199
200 DE NAVOLGING VAN JKSUS CIIRISTIS
gramd te hebben, gevoelt Hat uw hart over uwe o-ndankbaarheid en uwe ongetrouwheid geraakt is, moet gij u voor God vernederen en verootmoedigen , omdat gij hem zoo vol goedheid en u zei ten zoo vol boosheid ziet. Door eene groote droefheid doordrongen van het hart eens Zaligmakers gewond te hebben, die u zelfs opzoekt, als gij hem vlugt, en dia u met zijne genade vervult, als gij u die waardig maakt, keer, tot Hem door eec.e ware boetvaardigheid weder, vraag Hem vergiffenis over uwe zonden: en denk niet meer dan om Hem te wreken en u zeiven te straffen.
GEBED
Heer! wiens goedheid oneindig is en wiens barmhartigheid al onze ellenden overtreft, gedoog niet, dat de ondankbaarheid ons uwe weldaden doe vergeten, en dat de ongetrouwheid ons uwe genade doe onwaardig worden. Wij bekennen in uwe tegenwoordigheid, dat wij slechts uwe verlatenheid, uwen haat en de hel verdienen; maar wij smeeken u, mijn Zaligmaker ! van ons niet volgens hetgene wij verdienen, te behandelen; maar wel volgens de overheerschende genegenheid van uw hart, welke is van ons barmhartig te wezen Amen.
XI. HOOFDSTUK.
Over het kleine getal dergenen die het kruis van Jesus beminnen.
Velen zijn er, die naar het hemelsche rijk van .Tesus verlangen; maar weinigen, die zijn kruis willen dragen.
TWtEI'E BOKK. ^01
Hij heeft er velen, die zijne vertroosting zoeken te smaken , maar weinigen die zijn lijden zoeken.
Hij vindt er velen, die met Hem willen aan tafel zijn ; maar weinigen, die met hem willen vasten. Zij willen zich allen met hem verblijden; maar weinigen willen voor hem iets lijden.
Velen volgen Jesus tot aan het breken des broods; maar weinigen tot het drinken van den kelk des lijdeus.
Velen eeren zijne wonderen; maar weinigen die hem in de versmaadheid des kruises volgen.
Velen hebben Jesus lief, zoo laug hun geen tegenspoed wedervaart.
Velen danken en zegenen hem, zoo lang zij eenige vertroosting v.iti Hem ontvangen.
Maar indien Jesus zich verbergt of hen een weinig tijds verlaat, dan vervallen zij tot klagten of in groote kleinmoedigheid.
2 Maar zij, die Jesus om Jesus, en niet om hunnen eigen wil en troost beminnen , loven Hem zoo wel in lijden en zwarigheden, als in hunne meeste vertroostingen.
En al wilde hij hun nooit eenigen troost verleenen, zij zouden hem daarom niet minder altijd willen loven en danken.
3. O, hoe krachtig is de zuivere liefde tot Jesus, die met de eigenliefde of eigenbaat niet vermengd is !
Moeten zij dan, die altijd de vertroostingen zoeken niet met regt huurlingen genoemd worden.
Toonen zij, die altijd op eigenbaat en winst uit zijn, niet, dat zij veeleer minnaars van
ziek zei ven dan van Jesus zijn ?
20^ UE iN\VOLGING VAX JESUS ClllllSIUS
Waar zal men dezulken aantreffen, die God om God alleen willen dienen ?
4. Zelden wordt er iemand zoo geestelijk bevonden , dat hij van alles ontdaan is.
Want waar zult gij iemand vinden, die opregt, arm van geest en vrij van alle liefde der schepselen is? O, het is een schat van eene zoo groote waarde, dat men dien aan de uiterste grenzen der wereld moet gaan zoeken.
Want al gaf iemand al zijne iiezittingen, zoo ware dit nog niets.
Al deed hij strenge boetvaardigheid, dit zou nog al weinig z n
Al verkreeg hij alle wetenschappen, zoo was hij er nog verre af.
En al hadde hij ook eene groote deugd en vurige godsvrucht, zoo zou hem nog veel ontbreken , te weten: eene zaak, die hem ten hoogste noodig is.
Welke is die ? Het is dat hij, na alles verlaten te hebben , zich zeiven ook verlate, en zich geheel'ontbloote van eigenliefde.
En dat, als hij alles gedaan heeft, hetgeen hij schuldig was te doen, hij dan zich late voorstaan niets gedaan te hebben.
5 Dat hij niets goeds achte, hetgene groot geacht kan worden ; maar opregt zegge, dat hij een onnutte knecht is , gelijk de eeuwige Waarheid zelve zegt; A Is (jij zult gedaan hebben al wat u bevolen is, zegt dan : wij zijn nutte-looze knechten. (Luc. 17. v 10 )
Dan zal hij opregt ontbloot en arm in den geest kunnen'wezen, en met den profeet mogen zeggen: Ik ben alleen en arm. (Ps. 24. v. 16).
Niemand is echter rijker, niemand magtiger.
TWEEDK UOKK
niemand vrijer, dan hij die. zich zeiven in alle dingen verlaat en zich op de laatste plaats stelt.
OEFENING.
t,
p- Hoe vele Christenen zijn er. die Jesus Christus
30 arm in zijne krib en lijdende op het kruis aan-
le bidden, en die niets willen lijden en aan niets
gebrek hebben ! En echter is iiij in armoede en oo iquot; pijnen geboren. Hij heeft geleefd en Hij is gestorven, om ons de onlljlooting van alles en ou ^ geduld in druk en lijden Ie leeren; om ons
noodzakelijke deugden ter za.'igheid te leeren; .as om ons die door zijne woorden en voorbeelden te leeren , en om er ors de oefening door en zÜne genade van te verdienen. Wat baat het nt- u gt; Jesus Christus, uwen Zaligmaker en uw ten voorbeeld te aanbidden, indien gil hem niet navolgt en geheel uw vertrouwen in Hem niet stelt? ten Waak dan het voornemen de ontblooting van alles ich 'e oefenen, met aan uwe zinnen de gevaarlijke en nuttelooze vermaken te ontzeggen , met aan een uwen geest alle ijdelheid en vrijwillig welbehagen late over zich zeiven te weigeieo, en hem van alle arglist in het veroordeelen van anderen te ont' -oot zeggen ; met uw hart van alle verkleefdheid aan dat zijne eigene voldoening te berooven . of hetzelve ?ige alle genegenheid voor zich zelven in alle eenegf-n-tben heden te onttrekken. Zet zelfs die inwendige Ule- armoede en die ontblooting zoo verre voort, van in alles aan uwen eigen' wil te verzaken om niet den c'an van God te verlangen en te volbrengen. )gen JS aldus, met in alle gevallen u aan God te
16). onderwerpen, dat gij Hem als den meester en geri eigenaar van uw hart zult aanstellen : en gij door
203
Ü04 l)E NAVOLGING VAN JESÜS CHlilSl US
do oefeuing van die gestadigè (^iitblooiing God zelven in eeuwigheid tot aaadeel hebben zult.
GEBED.
O mijn Zaligmaker! ik vat eene groote gedachte op van de ontblooting, welke gij van eea christenhart afeischt, met hetzelve te verpligten van zich aan u te onderwerpen, en uwe liefde in de plaats van deszelfs eigenliefde te sttllen. Maar hoe verre ben ik verwijderd en zelfs ongeschikt van dit door mij zeiven te verrigten ! lieer, kom mij ie hulp om in alles aan mij zeiven te verzaken en zonder ophouden mij te versterven. Gedoog niet dat mijn hart aan mij toebehoore , aangezien gij mij hetzelve slechts hebt gegeven omdat het geheel aan u zou toebehooren. Alaak. dat hetzelve, zoodra het zich in eer.ige gelegenheid van te leven of van zich zelf in iets op te zoeken, bevinde, aanstonds zich verlate, aan zich ver-sterve, om niet meer dan in en voor u te leven. Het is alsdan, dat ik met uwen Apostel zal kunnen zeggen: Jesus Christus is mijn leven, en het is voor mij voordeelig aan alles te sterven, om niet meer dan uit Hem, gelijk liij, en voor Hem te leven. Amen.
XII. HOOFDSTUK.
Over den koninklijken weg van het truia.
Verloochen u zeiven, neem uw kruis op en volg Jesus na : schijnt aan velen een hard woord te
wezei,.
Maar het zal nog veel harder zijn, te hooren:
iWEEDE BOEK. ^05
iod Gaat van mij, vervloekten in hel eeuwü/e vuur! jlt. (Matth. quot;24. v. 41.)
Want die nu gaarne hooren spreeken van het kruis te dragenen daarna gehoorzaraeo, zullen dan voor dat gruwelijke woord der eeuwige ge- verdoemenis niet vreezen.
eea En ai de dienaars des kruises, die hier in hun
ten leven aan den Gekruisigde gelijkvormig geweest 3 in zijn, zullen daar tot Christus den Kegter met aar groot vertrouwen komen
aikt 2. Waarom vreest gij dan het kruis op te
som nemen, waardoor men tot het eeuwifje rijk gaat ? ken In het kruis is de zaligheid gelegen , in het
oog kruis is de bescherming legen onze vijanden, in ige- het kruis gevoeh men deinslorlingderhemelsche idat vertroosting; in het kruis is de sterkte des dat harten, in het kruis g.miet men de blijdschap beid des geestes: in het kruis is de voltrekking sen, der deugden, en de volmaakte heiligheid ver- gelegen.
ven. Er is geene zaligheid voor onze ziel, noch
kun- lioop van het. eeuwige leven, dan in het kruis, i, cn Neem dan uw kruis op, en volg Jesus na,
ven, en gij zult het eeuwige leven ingaan.
voor Hi) is u, zijn kruis dragende, voorafgegaan, en hij is voor u aan het kruis gestorven, opdat gij ook uw kruis zoudet dragen , en begeerig zijn om te sterven.
Want indien gij met Hem sterft, zoo zult gij i. insgelijks met hem in eeuwigheid leven ; en indien
gij ziju medgezel zijt in de smarten, zult gij volg deelgenoot van zijne glorie wezen.
rd te 4. Zie, in het kruis en in zich zeiven te versterven, is alles gelegen ; en er is geen andere )ren : weg, die tot het leven en tot den waren inwen-16 12
HE tUVOLGlNO VAN JESUS CUUISTUS
digen vrede geleidt, dan die van hel heilig kruis 611°van de dagelijksche versterving.
Ga, waar gij wilt; zoek alles, wat gij wilt, en gij zult boven u geenen hoogeren noch zekerder weg beneden u vinden, dan den weg van het heilig kruis.
Beschik en regel alle dingen volgens uwen wil en goeddunken, en gij zult bevinden dat gij toch altijd wat moet lijden, hetzij met of tegen uwen dank, en zoo zuil gij steeds een kruis vinden.
Want gij zult of in uw ligchaam pijn gevoelen, of in uwe ziel eenige kwelling van den geest ondergaan-
4, Somtijds zult gij van God verlaten, somtijds van uwen naaste gekweld worden; en, wat meer is, dikwijls zult gij aan u zeiven tot last
verstrekken.
En nogtans zult gij door geen middel of geenen troost daarvan verligt of verlost kunnen worden; maar gij zult het kunnen verdragen zoo lang het God wil.
Want God wil dat gij bekoringen leeret verdragen zonder vertroosting, dat gij u zeiven geheel aan hem onderwerpt, en dat gij door het lijden ootmoediger wordet.
Niemand is zoo gevoelig geraakt over het lijden van Christus, als hij, die iets dergelijks geleden heeft.
Het kruis is dan altijd bereid, en verwacht u overal.
En waar gij loopt of niet, gij kunt het met ontvlugten; want, waar gij komt, gij draagt n zeiven altijd mede, en gij zult u zeiven altijd vinden.
Hef u opwaarts en buig u naar beneden, begeet
T WEK Dr. BOEK
u naar buiten, keer u inwaarts, gij zult overal uw kruis vinden ; en gij moet alom de verduldigheid oefenen, indien g.ij den inwendigen vrede hebben, en de eeuwige kroon verdienen wilt.
5. Zoo gij gaarne het kruis draagt, zal het u ook dragen, en het zal u tot uw gewenscht einde brengen, waar het lijden een einde zal hebben, alhoewel dit hier i iet is.
Indien gij uw kruis onwillig draagt, zoo maakt gij li hetzelve tot eenen last, en gij bezwaart u zélven meer, en echter moet gij het dragen.
Indien gij een kruis van u verwijdert, zult gij zonder twijfel een ander virden, en hetgene u misschien zwaarder zal vallen.
6 Meent gij te ontgaan hetgene nooit een mensch heeft kunnen ontwijken? Welke heilige is er in de wereld geweest zonder kruis en lijden!
Onze lieer Jesus Christus zeif is nooit een uur zonder lijden en pijn geweest, want, gelijk Hij zelf zegt: Mzoo moest de Christus lijden, van den dood verrijzen, en ahooin x-ïjneglorie komen.
En hoe zoekt gij dan eenen anderen weg, dan dezen koninklijken weg van het heilige kruis?
7. Geheel het leven van Jesus Christus is eea gedurig kruis en lijden geweest, en gij zoekt voor u blijdschap en rust!
Gij doolt, o gij doolt, zoo gij iets anders dan kwellingen te lijden zoekt. Immers geheel dit sterfelijk leven is vol ellenden, en overal met kruisen omzet.
En hoe meer iemand in den geest gevorderd is, des te zwaarder kruis zal hij dikwijls vinden ; want hoe grooter de liefde Gods in hem wordt, des te verdienstelijker wordt hem die ballingschap.
^07
208 lgt;E NAVOLGING VAN JEamp;ÜS CHRISTUS.
8. Hij noglans, dien God door zooveel lijden beproeft, is niet zonder vertroostingen , die hetzelve verzachten, omdat hij de vruchten van zijn geduld door het diagen van zijn kruis voelt aangroeijen.
Want als bij zich gewilliger onder het kruis begeeft, wordt al de zwarigheid, waarmede hij beladen was, in een zoet venrouwen veranderd, hetwelk hem troost.
En hoe meer zijn ligchaam door het lijden verdrukt wordt, des te meer wordt zijn geest door de inwendige genade versterkt.
Ja, somtijds wordt hij, ora aan den gekruisten Christus gelijkvormig te zijn, zoo door de liefde Versterkt, dat hij zonder pijn of kwellingen niet zou willen zijn; want hij gelooft, dat hij God des te aangenamer is, naarmate hij meer menigvuldige en zware dingen voor Hem kan lijden.
Dit komt uit de kracht van den mensch niet voort, maar uit Gods genade, die zulke dingen in het kranke ligchaam kan uitwerken, zoodat hij door de vurigheid des geestes alle dingen nu aanneemt en bemint, van welken hij natuurlijk altijd eenen afkeer en schrik heeft.
9. Het is zeker geen menschelijk werk het kruis te dragen , het kruis te beminnen., het ligchaam te kastijden, en hetzelve onder bedwang van den geest te brengen, de eereambten te vlieden. gaarne verongelijking te ondergaan, zich zeiven te versmaden, en te wenschen van andereu versmaad te zijn, allen tegenspoed, schade en schande te verlangen.
Indien gij op u zeiven let, zoo bevindt gij dat gij geene van deze dingen uit u zeiven doen kunt.
T'.VfKtlK. BftK.
Maar zoo gij op den fleer vertrouwt -, zoo zal u in den hemel sterktfi gegeven worden, en de wereld en het vleesch zulleu onder uw gebied zijn.
Zelfs zult gij den helsehen vijand niet vreezen, zoo gij met een vast geloof gewapend, en met het kruis van Christus geteekend zijt
lü. Bereid u dus als een goede en getrouwe dienaar van Christus, om vroom het kruis van uwen Heer, die ter uwer liefde gekruisigd is , te dragen.
Bereid u om veel tegenspoed en veel ongemak in dit elle idig leven te lijden ; want dit is het-gune u vooral verwacht, he.gene gij alom , in welke plaats gij u ook verbergt, zult vinden.
Het moet aUoo wezen , en er is geen ander middel om het lijden van vele kwellingen en tegenheden te omgaan, dan dit gij uw leven voegt en schikt om geduldig te lijden.
Drinkt met blijdschap den kelk des Heeren, indien gij zijn vriend wilt zijn, en deelgenoot van zijn rijk wilt worden.
Laat de vertroostingen aan God over, dat Hij daarmede naar zijn believen handele , begeef u om vele kwellingen te lijden , en houd die voor de grootste vertroostingen ; want de wederwaardigheden en het lijden van dezen lijd zijn niet te verfjelijken hij de toekomendsheerlijkheid, die ons te wachten slaat, al kondet gij alleen die allen lijden.
1 i. Als gij zoover zult gekomen zijn , dat u het lijden , om Christus wil, zoet en smakelijk is, donk dan dat het met u wel gaat, aangezien gij een paradijs op aarde gevonden hebt.
Zoo lang hel lijden u zwaar valt, en gij dit zoekt te ontgaan, zoo lang ook zult gij kwalijk 1(5 12.
209
210 DE NAVOLGIN6 VAN JESUS CHItlSTUS
varen , en de kwellingen die gij vliedt, zullen u overal volgen.
Indien gij u stelt gelijk gij behoort te doen, dat is, om te lijden en te sterven zoo zal het met u spoedig beter gaan, en gij zult rust vinden.
Al waart gij met Paulus tot den derden hemel opgenomen , gij zoudt daarom niet verzekerd zijn dat gij geene tegenheid zoudt lijden ; Ik zal hem toorifn , zegt Jesus, hoe vet l hij cm mijnen naam moei lijden. (Act. 9. v. 16.)
Er blijft u dan niets over dan te lijden , indien gij Jesus wilt beminnen en gestadig dienen.
Ach , of gij waardig waart iets voor den naam vuu Jesus te lijden! Wat groole eer en roem zou dit voor u zijn ! Wat vreugd voor Gods Heiligen, en wat eene stichting voor uwen naaste!
Want alle menschen prijzen de verduldigheid, alhoewel er weinige zijn , die iets willen lijden.
Met regt zoudt gij gaarne iels voor Christus moeten lijden , aangezien er velen zijn , die zoo zware dingen voor de wereld ondergaan.
14. Houd het voor zeker dat uw leven hier een gedurig sterven moet wezen, en hoe meer de mensch aan zich zeiven sterft, des te meer hij in God en öm God begint te leven.
Niemand is ook bekwaam om hemelsche dingen te begrijpen , hetzij hij zich te voren ooimoedig onderwerpe om veel tegenspoed voor Christus te lijden.
Niets is er aangenamer aan God , noch zaliger voor u in deze wereld. dan te lijden om Christus wil en indien gij te kiezen hadt, zoo zoudt gij liever moeten wensehen tegenspoed om Christus
TWEEDE BOEK.
te lijden, dan vele vertroostingen te genieten: want alzoo zoudt gij aan Chiistus en alle Heiligen meer gelijkvormig zijn.
Onze verdienste en onze voortgang zijn niet in veel zoelheid en vertroostingen gelegen ; maar eer in groote zwarigheid en kwellingen te verduren.
dS. Want ware er iets beters of voordeeliger geweest voor de zaligheid v:m den mensch dan het lijden, dan zou Christus dat zeker met woorden en werken getoond hebben.
Maar nu, zoo heeft Uij zijne leerlingen en allen die hem willen navolgen, openlijk vermaand, om het kruis te dragen, zeggende. Indien iemand mij wil volgen, dat hij z-ick zeiven vfrlooiheue, zijn kruis opneme, en mij vuige. (Lue. 9 v. 2;!)
Laten wij, na dus alles dooi lezen eu doorzocht te hebben , eind tink besluiten ; dal wij duur mie kwellingen in het rijk Guds moeien komen. (Act, 14 v ü2i.)
OEFtMKG.
Kan men de wonderbare voordeelen van het kruis en de groote verdiensten van den druk en het lijden, die de schrijver hier aanhaalt, lezen , gelooven en doordringen , zonder opgewekt te worden en gaarne te lijden, om de wederwaardigheden van de hand en vau het hart van Jesus Christus te ontvangen , en zich te onderwerpen om te lijden al wat Hij zal willen en zooveel Hij zal willen, aangezien veel lijden eu wel lijden een volstrekt noodzakelijk middel is om zalig te worden , en dat dit het gevoeligste en krachtig-
2i 1
212 HE NWOI.filNG VAN JESUS CHUISIUS.
ste uitwerksel van de goedheid Gods jegens u is, die ons de tijdelijke kwellingen overzendt om ons van de eeuwige te bevrijden! Het is het zigtbare kenteeken van eenen voorbeschikte dragen, hetwelk volgens den heiligen Paulus bestaat in gelijkvormig aan Jesus Christus te wezen , dat is te zeggen . aan eenen verootmoedigden , vervolgden en lijdenden God, het is zich zijn glorierijk leven waardig makea . met deel te nemen in zijn lijdend leven; het is de pijn, die men voor zijne zonden schuldig is, uitwisschen , door eene volmaakte oefening van boetvaardigheid; het is het h irt van Jesus Christus winnen; zijne liefde verdienen, Hem wreken, en ous straffen. Hem eeren door onze vernedering, en zijn welbehagen voor onze voldoening stellen. !s dit alles niet geschikt om eenen Christen in zijne kwellingen te troosten en hem aan te moedigen om wel te lijden ? Zeg dan lijdende, om wel te mogen lijden : de hel, die ik verdiend heb, is schrikkelijker dan al wat ik kan lijden, mijn Zaligmaker heeft veel meer dan ik geleden . en het Paradijs is zeker wel waard hetsenc ik lijd.
GEBED.
Doordring mijn hart door die gevoelens, o mijn Zaligmaker! wanneer gij mij kwellingen overzendt, en maak, dat zij mij in al mijne verdrukkingen ondersteunen; want, helaas! gij weet, o mijn Jesus ! hoe zeer men uit de natuur het kruis haat en vlugt, alhoewel men overtuigd is, dat gij ons door het kruis verlost hebt, en dat wij onze zaligheid niet kunnen bewerken, noch
TWEEDE HOEK.
213
in het Paradijs komen, dan door den Calvarieberg. Geef mij, door bet kruis, dat geduld, die kracht en die kloekmoedigheid, welke gij aan uwe Martelaars verleent. En aangezien ik u geene groolere erkentenis en liefde kan bewijzen dan met voor u te lijden, noch mij waardiger maken om uwe genade en uwe glorie te verdienen dan met uw kruis te dragen, zoo gelief mij in druk en lij lea te ondersteunen door het verlangen van aan u te behagen en door de hoop van een eeuwig gelukkig leven. Amen.
oOo
DE NAVOLGING
OVER HET Igt;\Vt NDIGE LEVEN.
Oror het inwendig spreken van Christus tot de getrouwe ziel.
1. De zinl. — Ik zal hoor en wat de Heer God in mij spreekt. (Ps. 84. v. ü.)
Zalig is de ziel, die den Heer in haar hoort spreken, en uit zijnen mond een troosterd woord ontvangt.
Zalig zijn de ooren, die het zoete geluid der goddelijke inspraak hooren, en niets gewaar worden van het gerucht der wereld.
Zalig zijn voorwaar de ooren, die geene stem hooren, welke van buiten spreekt, maar de waarheid zelve, die van binnen geleerd wordt.
Zalig zijn de oogen die gesloten voor de uitwendige en aandachtig tot de inwendige dingen zijn.
Zalig zijn zij, die het inwendige doorgronden, en zich dagelijks meer en meer door oefetiingen bekwaam maken om heraelsche verborgene zaken en geheimen te verstaan
DEIIDK BOL'.i.
Zalig zijn zij, die hun vermaak nempn in zich met God alleen onledig te houden, en die zich los en vrij maken van al de beletselen der wereld.
O mijne ziel! bemerk wel deze dingen, en sluit al de deuren uwer zinnelijkheid, opdat gij moget aanhooren wat de Heer, uw God, in u spreekt.
2, Dit zegt uw beminde, ik ben uwe zaligheid uw vrede en uw leven. Houd u bij mij, en gij zult rust vinden.
Laat al het vergankelijke varen, en zoek het eeuwige.
Wat zijn alle tijdelijke dingen anders dan bedrog? En wat baten u al de schepsels als gij van den Schepper verlaten wordt?
Laat dan alle dingen varen, en maak u zeiven behagelijk en getrouw aan uwen Schepper, opdat gij tot de ware gelukzaligheid geraket.
OEFENING.
De ziel bereidt zich wel om te aanhooren het-gene de Heer haar inwendig zegt, als zij leeft in de eenheid, in de stilzwijgendheid en het gebed, niets meer verlangt dan alleen met haren God te wezen, en als zij liem in zich door een levend en eerbiedig geloof zoekt; als zij aandaclitig en getrouw is aan de bewegingen zijner genaden, aan den indruk ïijr er tegenwoordigheid, en aan de betrachting van zijne liefde. Derhalve eenen aandachtigen geest hebbende en eene geirouwe liefde, den geest aandachtig op hetgene God van ons begeert, en het besluit in het hart van hetzelve te doen, dit is zich krachtdadig voorbereiden om God te aanhooren, en om
2U) HE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
die in de innigste mededeeling van zijnen geest te ontvangen. God spreekt onopboudelijk tot ons door zijne ingevingen en door de heilige voornemens, die IJ ij ons geeft om ons aan ons zeiven te doen sterven en voor Hem alleen te doen leven. Maar wij luisteren naar hem niet, of wij luisteren alleen in het voorbijgaan ; en onze ziel geheel door de zinnen verslonden , geheel door hare diiften ontroerd en geheel met uitwendige zaken bezig, maakt zich ongeschikt en onwaardig om de inwendige werkingen van God te gevoelen. Men moet dan den geest een beiluit doen nemen van weinig aan de schepselen te deuken en van hen te spreken , van het stilzwijgen en de eenzaamheid te beminnen, van onze ziel met de tegenwoordigheid Gods en ons hart met zijne liefde te voeden, en van in alles voor Hem en onder zijne oogen te werken om een inwendig menscli te worden, die uit en voor God leeft, gelijk ieder Christen moet doen om zalig te worden.
GEBED.
Vermoeid over de uitstorting mijner zonden, over de beweging mijner driften en over de nut teloosheid mijijer begeeiten, kom ik fot u. Heer! om u vurig te bidden van mijnen geest en mijn hart tot hun middenpunt hetwelk uwe tegenwoordigheid en uwe liefde is, weder te brer gen. Het smart mij , o mijn God ! zonder u te leven, en ik kan mij zeiven niet meer verdragen als vlugteling van uwe tegenwoordigheid en als banneling van uw hart. Ach ! geef, dat ik dikwijls aan mij zeiven en aan de inwendige voorwerpen vrage: Waar is uw God ? alles spreekt mij van
UblSUE HOEK
u en niefs doet mij acht nemen op u Gij zijt in mijn bionenste , en ik zoek u in mijn uitwendige, dat mij verstrooit en mij van u verwijdert. O leven mijner ziel! o middenpunt mijns harten! o overheerschend en opperst voorwerp van mijnen geest! Wanner zal het wezen, dat ik zal zien hetgene ik geloof en bezitten wat ik bemin ? Maak, dat op het cogenblik. waarop mijn geest door uwe tegenwoordigheid zal getroffen worden, alles valle en alles in mijn hart wijke.
11. HOOFDSTUK.
Dat de waarheid van binnen zoader gedruisoli van ■woorden spreekt.
1. De ziel. — Spreek, Heer! want uw dienaar honrt. (I. Reg, 3. v. 9.) Ik ben uw dienaar , ijeef mij verstand , opdat ikuwegebodenmoge kennen. (Ps. 118. v. 125.)
Neig mijn hart naar de woorden van uwen mond; laat uwe spraak als een daauw in mij vloeijen.
De kinderen van Israël zeiden eertijds tot Mozes; spreek gij tot ons , en wij zullen u hoor en, en dat de Heer tot ons niet spreke, opdat wij niet sterven. (Exod. 20. v. 19 )
O Heer! alzoo bid ik niet; maar ik smeek u liever ootmoedig met den Profeet Samuël: Spreek, Ueerl want uw dienaar hoort. (1. Reg. 3. v. 9.)
Dat Mozes , of iemand van de profeten tot mij niet spreke; maar spreek gij liever, o Heer! die de ingever eu verlichter van al de profeten zijt.
Want gij alleen kunt mij zonder hen volko-16 ió.
quot;218 dk nwoigim: van jesus ciiristus
men onderwijzen; maar zij vermogen niets zonder u.
5J. Zij kunnen wel het geluid der woorden geven; maar niet de genade en den geest.
Hunne woorden zijn bevallig; maar als gij zwijgt kunnen zij het hart niet ontsteken.
Zij leeren ons de letteren ; maar gij ontdekt den zin derzelve.
Zij stellen ons geheimen voor; maar gij doet derzelver beduidenis kennen.
Zij verkondigen de geboden, maar gij helpt ons die volbrengen.
Zij wijzen ons den weg der zaligheid; maar gij versterkt ons om den weg te bewandelen.
Zij werken alleenlijk uitwendig; maar gij leert en verlicht de harten.
Zij besproeijea uitwendig ; maar gij geeft de vruchtbaarheid.
Zij roepen met woorden; maar gij geeft de kennis daarvan.
3. Dat dan Mozes tot mij niet spreke; maar spreek gij tot mij , o mijn (ïod! die de eeuwige waarheid zijt, opdat ik niet sterve, en onvruchtbaar blijve, ais ik, alleen uitwendig vermaand en inwendig niet verstoken word , opdat het mij niet strekke tot verdoemenis, uw v.'oord gehoord en niet volbragt, gekend en niet bemind , geloofd en niet onderhouden te hebben.
Spreik dan, Ih'cr! want uw dienaar hoort. (1. Heg. 3, v. 9.) en gij heht de woorden van het eeuwige leven. (Joh. 6. v. 09.)
Spreek toch tot mij, ter eeniger vertroosting van mijne ziel, tot verbetering van geheel mija leven, en tot uwen eeuwigen lof, eer en roem.
DEUDE UÜËK. 219
lietS l! OEFENING.
God spreekt tot den geest dooiquot; zijn licht, en tot het hart door zijne itigevingen. Alles, wat ons SÜ j de profeten zeggen door het lezen van de heilige Schrift, en de predikers door do waarheden, lekt welke zij ons aankondigen, dit alles overtuigt geen-en geest, noeh raakt een hart, indien God tot dezelve door zijne genade niet spreekt. Men moet dan den Heer bidden, dat Hij tot ons inwendig spreke, als wij uitwendig de heilige waarheden hooren verkondigen of ze lezen, jaar uj(j vrees van voor zijne oogen nog pligtiger te 'en; worden, met het woord Gods te hooren , zonder ëfl het te onderhouden; met de waarheden te kennen, zonder te volgen; met zijnen wil te ; quot;e kennen, zonder dien te volbrengen.
• rlp
uc GEBED.
iaar Spreek, Heer! maar spreek tot mijne ziel op
''ge eene wijze om u te doen verstaan en gehoor-cht- z'amen. Doe haar de inzigten kennen, die gij and wegens hare zaligheid hebt, en haar de middelen quot;'ij gebruiken om ze te bewerken. Mijn Jesus! ge- leer den Christenen wat gij voor hen zijt, en nd, vvat zij voor u behooren te wezen. Onderwijs hen iu de grondstellingen van uw Evangelie, orl. en moedig hen tevens aan om ze in het werk van te stellen. Immers wat zou het hun baten te gelooven alles, hetgeen gij wilt, dat zij geloo-'Dg ven, indien zij alles niet inspannen om te doen 'ijQ hetgere zij gelooven , en bij het geloof van eenen en Christen , het leven van eenen Christen voegen ? O eeuwig woord des Vaders, door wien g.j ge-
■220 DE .NAVOLGING VAN JKStgt;S CUlliSlUS.
sproken en alles gemaakt hebt, spreek tot mijne ziel, en zeg haar dat gij haar Zaligmaker zijt; maar werk tevens in haar en voltrek in haar liet werk harer zaligheid. Amen.
III. HOOFDSTUK.
Dat men de woorden vau God met ootmoedigheidmoet
aanliooreu, en dat velen deze niet overwegen.
1. Christus. — Zoon! hoor mijne woorden , die zeer zoet zijn , en die al ik wetenschap van de wijzen dezer wereld te boven gaan.
Mijne woorden zijn geest en leven, en zij zijn niet te verstaan volgens den menschelijken zin.
Men moet daario geeu ijdel zelfbehagen opsporen . maar die in stilte aanhooren en met alle ootmoedigheid en begeerte aannemen.
2. De ziel. — Gelukkig is de mensch, o Heer! dien gij zelf leert, en in uwe wet otiderwijst, om hem aangaande de kwade dagen verzaclüiiuj te verscha/fen (Ps. 93 v. 12. 13.) en opdat hij op de aarde niet ongetroost zou gelaten worden.*
3. Christus. — Ik ben het, die var het begin de profeten onderwezen heb , en ik houd niet op tot nu toe , tot alle meDschen te spreken ; maar velen zijn doof en verhard, zoo dat zij mijne stem niet hooren.
Velen hooren de wereld liever dan God; zij volgen liever hunne vleeschelijke begeerlijkheid, dan het welbehagen van God.
De wereld belooft tijdelijke en kleine dingen , en zij wordt met groote drift gediend; ik beloof de eeuwige en allergrootste goederen, en de harten der menscheu blijven traag eu koud.
UEflDE BOEK. 221
Wie is er , die mij in alles met zoo groote zorg dient en gehoorzaamt gelijk men de wereld dient en eert? Schaam u, Sidon sprak de zee, (Isaïas 33. v. 4.) en zoo mag ik ook wel zeggen; en vraagt gij waarom ! Hoor de reden :
Om een gering eerambt, om eene bediening doet men verre reizen, en om het eeuwige leven wordt er door vele menschen naauwelijks een voet verzet.
Men zoekt een bijna niet beduidend loon of gewin ; men twist somtijds schandelijk om weinig geld: men vreest niet, om eene nietige zaak en eene kleine belofte te verkrijgen, nachten dag te arbeiden
4. En nogtan?, o groote schande, om een onveranderlijk goed, om een' onwaardeerbaren prijs, om eene allergrootste eer en oneindige heerlijkheid is men traag om iets in het werk te stellen.
Schaam u dan, gij trage knecht, die zno lig-telijk klaagt; zie, de dienaars der wereld zijn veel vaardiger tot hun verderf, dan gij tot het eeuwige leven.
Zij verblijden zich meer in de ijdelheid , dan gij in de waarheid.
En echter worden zij niet zelden in hunne hoop bedrogen; maar mijne belofte bedriegt niemand, noch laat iemand, die op mij vertrouwt, ledig weggaan.
Mijne belofte zal ik volbrengen, wat ik gezegd heb, zal ik doen, zoo men tot het einde toe getrouw blijft in de liefde.
Ik ben de looner van alle goede (menschen), en een streng beproever van alle godvruchtigen.
5. Schrijf mijne woorden in uw hart, en over-
2'2'S DE NAVOLGING VAN JEÜltS CHRISTIS.
denk die nsiarslig; want in den tijd der bekoring zullen zij u zeer noodig wezen.
Hetgene gij niet verstaat, als gij het leest, dat zult gij in den dag der bezoeking begrijpen.
Jk bezoek mijne uitverkorenen op twee wijzen, namelijk ; door bekoringen en door vertroostingen. Én ik geef hun dagelijks twee lessen : in de eene straf ik hen over hunne gebreken, in de andere vermaan ik hen , dat zij zouden voortgaan in de deugden.
Wie mijne woorden hoort, en ze versmaadt, zal er in den jongsten dag door veroordeeld worden.
GSBED OM 1)E GENADE VAN GODSVUUCllT TE VERZOEKEN.
6. O Heer, mijn God , gij alleen zijt al mijn goed; en wie ben ik toch, dat ik tot u durf spreken? Ik wormpje, veel armer en verachtelijker dan ik zelf weet of durf zeggen.
Gedenk evenwel, o Heer! dat ik van mij zelven niets kan , niets heb, niets vermag.
Gij alleen zijt goed, regtvaardig en heilig; gij kunt alles, gij verleent alles, gij vervult alles, terwijl gij den zondaar ijdel (van uwegaven) laat.
Wees toch uwe barmhartigheid gedachtig, en vervul mijn hart met uwe genade, gij, die niet wilt dat uwe werken ledig blijven
7. Hoe kan ik in dit ellendig leven den last van mij zelven torschen, indien uwe genade en barmhartigheid mij niet versterken.
Wil uw aanschijn van mij niet afkeeren, wiï uwe bezoeken niet langer uitstellen, wil mij uwé vertroostingen niet onttrekken, opdat mijne zifl voor u niet worde als eene dorre aarde zonder water, (Ps. 142. v, 6.)
DERÜE BOES
Heer! leer mi) uwen wil volhrengen. (Ibid.) Leer mij voor u waardig en oc.tmoeciig wandelen, want gij zijt mijne wijsheid, die mij opregt kent, en gekend heeft eer ik in de wereld was, en zelfs eer de wereld was geschapen.
OEFENING.
Het is verwonderenswaardig te zien, al wat eene ijdele en bedriegelijke Loop aan de men-schen voor een tij lelijk en vergankelijk goed doet ondernemen, en het weinige, hetwelk eene vaste en zekere hoop. gegrond op het woord van God zeiven , aan de Christenea voor een geestelijk en eeuwig goed doet ondernemen. Het voor-uitzigt van eenig belang, en ce hoop van eenige goederen te winnen, hoe onzeker zij ook zijn, moedigt alle harten aan, behaagt ons zeer, droogt alle tranen af, en ondersleunt ons in alle moeijelijkheden; en men laat zich voorstaan, dat men wel voor zijnen arbeid beloond is, als men de eer behaald, het vermaak genoten of het goed bekomen heeft, hetwelk men verlangde. Er is niets dan de hoop va^ het paradijs en het voor-uitzigt van een eeuwig geluk, hetwelk door het geduld en door de goede werken kan verdiend worden, hetgeen niemand uanmuedigt, noch ondersteunt, noch (roost; en men is alzoo neêr-slagtig en moedeloos op het aanzien van den hemel, die men kan winnen met trachten wel te lijden, alsof de heraquot;l niet was. Waaruit komt dit? Het is, omdat men te veel verkleefdheid voor de tegenwoordige zaken , en te, veel onver-sclülliglieid voor de toekomende heeft; en de zwakheid van on/.e hoop komt uit de kwiinina van ons geloof voort.
223
224 DE NU'OLOING VA ^ J ES I'S fHlilSTCS
GEREI).
Ik ben len hoogste beschaamd, Heer! te zien dat ik mij zooveel moeite geef om de wereld te behagen en mijne driften te bevredigen, en dat ik mij zoo weinig moeite aandoe om uwe regtvaardigheid doorwerken van boetdoening, of uwe goedheid door de naauwkeurigheid aan mijne pligten te bevred'gen? Helaas, waarom doe ik voor u niet , o mijn God hetgene ik voor mij doe? Waarom heb ik zooveel ijver niet om u te behagen, als ik ijver heb om mij zeiven te voldoen? Verander, lieer! verander het voorwerp en de genegenheid mijns harten Stel u in mijne plaats, en maak dat uwe liefde in mij zoo veel vurigheid hebbe om aan u te behagen . als dat er mijne eigenliefde heeft om mij zeiven te bevredigen. Geef mij die liefde voor u, die men van vergoeding raag noemen, dat is te zeggen , die door hare vurigheid en volstandigheid de traagheid en de veranderingen van mijne liefde voor u herstelle. Amen.
IV. HOOFDSTUK.
Dat men in Gods tegenwoordigheid in waarheid en ootmoed moet wandelen.
1. Christus. — Zoon ! wandel voor mij in waarheid, en zoek mij altijd in de eenvoudigheid uws harten.
Wie voor mij in de waarheid wandelt, zal in de kwade aanvallen bevrijd worden, en de waarheid zal hem verlossen van de verleiders en lastering der boozen.
DEC; DE BOEK.
Indien de waarheid u vrij maakt, zoo zult gij waarlijk vrij zijn, en het ijdel gesnap der men-schen niet achten.
2. De ziel — Het is zoo, Heer! gelijk gij zegt: ik bid dat het aldus met mij geschiede L)at uwe waarheid mij leere, mij beware, en mij tot een zalig einde geleide.
Dat zij mij verlosse van alle kwade neigingen ongeregelde liefde; en dan zal ik voor uwe oogen met groote vrijheid des harten wandelen.
3. Christus. — Ik ben de waarheid , ik zal u leeren al wat regt en aan mij behagelijk is.
Overdenk uwe zonden met groot leedwezen en droefheid , en laat u nooit voorstaan dat gij iets zijt om uwe goede werken.
Want gij zijt waarlijk een zondaar, aan vele gebreken onderworpen, en er in verward.
Uit u zeiven gaat gij altijd achterwaarts, gij valt ligtelijk, wordt ligtelijk overwonnen , ligte-lijk ontsteld, en laat ligtelijk den moed zinken.
Gij hebt in u niets , waarop gij u kunt beroemen, maar vele redenen, waarom gij u zei ven moet verachten ; want gij zijt veel kratiker dan gij kunt begrijpen.
4. Verbeeld u dus niet, dat er iets grootsch in uw doen gelegen is.
Denk altijd dat er niets treffends, niets kostelijks en wonderlijks, niets aanzienlijks, niets verheven of wenschelijk is , dan hetgene eeuwig is.
Dat de eeuwige waarheid u boven alles bé-hage, en dat uwe zeer groote nietigheid u altijd mishage
Vrees niets zoo zeer, veracht en vlied niets zoo zeer dan uwe zonden en gebreken , die u meer moeten mishagen dan het verlies aller goederen. 16 13.
22 o
2li6 DE NAVOLGING V.VN JESUS CtlniSTUS.
Sommige wandelen niet opregt voor mij; maar door nieuwsgierigheid en vermetelheid gedreven. willen zij mijne verborgenheden kennen, en Gods verhevenheden verstaan, terwijl zij zich zelveii en hunne zaligheid verzuimen.
Deze vallen dikwijls, om huune hoovaardij en nieuwsgierigheid, in groote bekoringen en zware zon .en : want ik verlaat zulke menschen.
o Vrees de oordeelen van God, schroom de gramschrap van den Almogende, wil de wer-keii van den Allerhoogste niet onderzoeken; maar onderzoek uwe zonden , en hoeveel goeds gij verwaarloosd hebt.
Sommige stellen al hunne godsvrucht in boeken , anderen in beelden, en nog anderen in uitwendige teekenen en afbeeldingen.
Sommigen hebben mij in den mond, maar weinigen in het hart.
Doch er zijn anderen , die , verlicht van verstand en zuiver van hart, altijd naar het eeuwige goed verzuchten, die van de aardsche dingen niet gaarne hooren spreken , en de noodzakelijkheid des ligchaams met droefheid voldoen : deze gevoelen wat de geest der waarheid in hen spreekt.
Want hij leert hun de aardsche dingen versmaden , en de hemelsche beminnen : de wereld verachten, en dag en nacht naar den hemel verlatigen.
OEFENING.
Niets zal u beter doen gewaar ivorden wat gij zijt, dan het gevoelen uwer ellenden. Evenals gij niets dari neiging tot het kwaad gevoelt, zoo
UEIillE BOt.K, 227
aioet gij u door geene gevoelens van ijdelheid of welbehagen verheffen. Gelukkig eene ziel, die zic;h tracht te kennen en over al de zwakheden , elleniien en oiigeregelJe neigingen , die zij in zich vindt, weet te zuchten ! Want dit is het, wat haar aan God onderwerpt, wat haar dwingt dikwijls tot Hem hare (oevlugt te nemen en zich ouder zijne almogende hand te vernederen, liet is dat onophoudelijk gevaar, waarin zij zich bevindt, van onder de bekoringen te bezwijken , hetgene zoo veel voortbrengt, dat zij ten zijnen op/.igte zich in eenen staat van gedurige af han-kelijkheid, en van eene opregte en volstandige ontblooting behoudt. Neem quot;an nu af het voornemen om alle beproevingen, welke Hij zal overzenden, van de hand Gods te aanvaarden , zijne inzigten te volbrengen, en u aan zijn welbehagen te onderwerpen.
GEBED.
Daar het mij bekend is , o mijn God! dat er u niets meer bebaagt dan de gesteltenis van eene ziel, die geheel van u afhangt, en die zich bevlijtigt om uwen wil te kennen en te volbrengen, zoo verzoek ik u de genade van mij leerzaam te maken voor uwe ingevingen en getrouw om ze te volgen. Ik gevoel wel , dat het uw wil is, dat ik eene opregte en volstandige verkleefdheid hebbe voor uwe dienst, eene groote naauwkeurigheid voor mijne pligten en eene volkomene ouderwerping aan uwen wil. Maar gij wilt tevens, dat ik in alles met eenen inwendigen geest, en met een waar verlangen van u te behagen , voortga. Dit is hetgene ik
228 t'E .NAVOLGING VAM .IESIIS CHRISTUS.
a verzoek, o mijn God ! van mij, bij voorkeuraller schepselen, niet bezeg te houden dan met of voor u, van niets Ie achten dan hetgene ecuwig is, en als nietig te erkennen al wat met den tijd voorbijgaat. Wanneer, o mijn God, zal een inwendig leven , een verstorven leven voor alle zaken , een verborgen leven in u met .lesus Christus, mijn aandeel worden , zoo als dit mijn verlangen is? Vereenig innig mijne ziel met u; win en hecht mijn hart aan uwe liefde in den tijd en in de eeuwigheid. Amen.
V. HOOFDSTUK.
Over de wonderlijke uitwerkselen der liefde Gods.
DANKGEBED.
1. De ziel. — Ik loof uv o hemelsche Vader! Vader van mijnen Heer Jesus Christus, omdat gij u gewaardigd hebt mij, arm schepsel, gedachtig te zijn.
O Vader der barmhartigheden, en God van alle vertroosting'! ik dank u , omdat gij mij, die allen troost onwaardig ben, somtijds gewaardigt te vertroosten. Ik geloof en verheerlijk u ten allen tijde met uwen eenigen Zoon en uwen H. Geest, onzen vertrooster in de eeuwen der eeuwen.
O mijn Heer en God! mijn heilige minnaar, als gij in mijn hart gekomen zijt, zal geheel mijn binnenste verheugd worden.
Want gij zijt mijn roem en de verheuging mijns harten, gij zijt mijne hoop en mijne toevlugt in den dag mijner kwellingen.
2. Maar omdat ik nog zwak in de liefde en onvolmaakt in de deugd ben , daarom is het mij
DERDE BOEK. 229
!er noodig dat ik van u versterkt en getroost worde ;
ior wil mij derhalve dikwijls bezoeken, en in uwe
s , heilige leering onderwijzen.
sr- Verlos mij van mijne kwade driften, en genees
iig mijn hart van alle ongeregelde liefde, opdat ik,
en van binnen genezen en wel gezuiverd zijnde,
ijn bekwaam worde om u te beminnen, sterk om
s? voor u te lijden, standvastig om in uwe dienst
ht te volharden.
Ie 3. De liefde is iets grootsch, en een zeer groot
goed, die alleen datgene, wat zwaar is, ligt maakt, en die gestadig alls ongestadigheid en ongelijk verdraagt; want zij draagt allen last zonder moeite, en maakt al wat bitter is zoet ^s- en smakelijk.
De liefde van Jesus is zeer edelmoedig; zij zet den menseh aan om groote dingen te doen, zij
r! wekt hem altijd op om steeds naar meerdere vol
tij maaktheid te streven.
ig De liefde wil altijd opwaarts : zij kan door de
aardsche zaken niet wederhouden worden, in De liefde wil vrij en aan alle wereldsche nei-
ie gingen vreemd zijn, opdat hare inwendige
gt beschouwing niet belet worde tot God door te
;n dringen, opdat zij door eenig tijdelijk gemak
t, of gewin niet worde gehinderd of door onge
makken niet bezwijke.
•, ■ Er is niets zoeter, niets sterker, niets ver-
el hevener, niets vermakelijker, niets volmaakter,
noch iets beter in den hemel en op de aarde, g dan de liefde; want de liefde is uit God ge
le horen, en zij kan nergens rusten dan in God
alleen, boven alle geschapene dingen.
Hij, die bemint, vliegt, loopt en is blijde; ij hij is vrij en wordt niet weerhouden.
230 DE NAVOLGING VAN .IESUS CBEISTÜS.
Hij geeft en laat alles om alles te bezitten, en hij bezit alles in alle dingen ; want bij rust boven alles in den Alleïhoogste, uit wien alle goed vloeit en voortkomt.
Hij ziet niet naar de giften; maar boven alle gaven keert hij zich tot den gever alleen.
De liefde keut dikwijls genie maat; maar even als ziedend water loopt zij van alle kanten over.
De liefde gevoelt geenen last, acht geenc moeite, wil meer dan zij kau , klaagt niet over hare magteloosheid, omdat zij meent dat zij alles vermag.
Zij is dus tot alles bekwaam en werkt kloekmoedig vele dingen uit, waar een ander, die niet bemint, moedeloos wordt en bezwijkt.
Die liefde waakt en slaapt zelfs niet gedurende den slaap; zij wordt moede, zonder zich te ver-moeijen ; zij wordt geprangd zonder benaauwd te worden; zij wordt bevreesd, zonder zich te ontstellen ; maar als eene levendige vlam of brandende fakkel, verheft zij zich opwaarts en dringt zij gerust door. Wie bemint, weet wat dit zeggen wil.
I e brandende begeerte van eene minnende ziel is een groot geroep tot God, waardoor zij zegt: mijn God! mijne liefde! gij zijt geheel aan mij, en ik geheel aan u.
6 Laat mij in liefde toenemen, opdat ik in het binnenste njijns harten leere smaken, hoe zoet het is te beminnen, in de liefde te smelten en te stroompn.
Dat uwe liefde mij bevange, en mij buiten mij zeiven voere doorde vurigheid en de verdrukking.
Laat mij het lied der liefde zingen, laat mij u, mijn geliefde, naar boven volgen, en dat mijne ziel in uwen lof bezwijke.
DEItlllï BO) K.
Laat mij u meer beminnen, dan mij zeiven, en mij zeiven niet dan om u, en dat ik ook in u be-minne al degenen die u opregt liefhebben , gelijk de wet der liefde, die uit u voortkomt, djt gebiedt.
7. De liefde is vlug, opregt, godvruchtig, blijde en vroliik: zij is sterk, geduldig, getrouw, voorzigtig, langmoedig. dapper, en zoekt zich zelve niet : tvant zoodra iemand zich zeiven zoekt, houdt bij op te beminnen.
De liefde is oplettend, ootmoedig, regtzinnig; zij is niet zwak, niet ligtvaardig noch bekommerd met ijdele dingen ; zij is matig, kuisch, gestadig, gerust, en altijd wegens hare zinnen behoedzaam.
De liefde is aan hare oversten onderworpen en gehoorzaam, en in hare eigene oogen is zij gering en verachtelijk; zij is godvruchlig, vurig en dankbaar jegens God, terwijl zij altijd op Hem hoopt en vertrouwt, zelfs ook als zij van Hem schijnt verlaten te zijn; want zonder smart leeft men in de liefde niet.
8. Wie niet bereid is om alles te lijden, en zich geheel in den wil van zijnen geliefde over te geven, is niet waardig een minnaar genoemd te worden.
Een waarachtige minnaar moet alles, wat zwaar en bitter is, gaarne omhelzen om zijn bemind voorwerp en om geene voorvallende tegenheid daarvan afwijken.
OEFBN1XG.
Wie zal ooit de wonderbare uitwerkingen der liefdeGods in eene ziel, die aan hare indrukkiogen
231
232 DE NAVOLGING VAX JESUS CHRISTUS.
en beproevingen getrouw is, kunnen begrijpen en uitleggen ! liet is beter zo te gevoelen, dan die uit te spreken, en het is volmaakter ze in het'werk te stellen dan die te gevoelen. Wat werkt, de liefde Gods niet uit, als zij levend, sterk en volstandiger is in eene ziel, die doordeschoon-lieden en goedheden van haren Schepper is ingenomen, en door de vurigheid van zijne heilige liefde bezield is? Zij denkt dikwijls aan Hem, want men kan niet vergeten wat men bemint; zij onderneemt alles om Hem te behagen: zij verdraagt alles om zijne liefde; zij vermijdt zorgvuldig de ligte onvrijwillige gebreken ; want hoe kan men God beminnen en Hem willen mishagen ? Zij wenscht den Heere alle goed wat hij bezit en wat hij is; zij zou willen, dat al de harten der menschen maar een hart waren, en dat dit eene hart van eenen seraf ware; zij verblijdt zich over al den lof en de eer,-die Hem in den hemel en op de aarde gegeven wordt; zij noodigtalle schepselen uit om Hem te beminnen en te loven; zij zou Hem , met verlies van haar leven, en van haar wezen zelfs, eene vermeerdering van geluk en voldoening willen bezorgen , indien dit konde wezen ; zij kan zich over zijn verlies niet troosten ; zij zucht onophoudelijk naar bet geluk van Hem te aanschouwen , zij aanziet het leven als eene ballingschap, welke de wil alleen van haren God voor haar verdragelijk maakt: zij aanziet met vreugd den dood als het eenige middel om Hem te bezitten en Hem nooit meer te vergrammen ; zij brandt door een geheim hevig en gloei-jend vuur, dat haar in de tegenwoordigheid van God, in en voor God verteert; zij behoor; aan zich zeiven niet meer, maar aau hem, die zij
DEP.IIE BOEK. 'ÏWS
meer dan zich zelve bemint ; zij zoekt, zij vindt, zij ziet overal haren God ; hare vreugde en haar geluk in deze wereld is; te lijden, zich te vernederen, zich zeiven te verzaken, zich te versterven, en aan alles wat zinnelijk is, te sterven, om het hart van haren God te winnen. Zij gelooft, zij hoopt, zij bemint ten hoogste door den eerbied, de achting en de verkleefdheid, die zij voor den bewerker van haar geloof, van hare hoop en van hare liefde heeft. God bestaat, zegt zij, en dat is genoeg voor mijn geluk, voor mijnen troost en voor mijne blijdschap! God verdient dat men hem diene ; hij wil dat ik dit of dat voor hem doe en lijde. Jesus Christus heeft hetzelve wel voor mij gedaan en geleden. Ziedaar do beweegreden, die haar doet werken en lijden. Zij houdt zich niet tevreden met zich in alles aan de geboden van haren God te onderwerpen ; maar volgt nog zijne genegenheden in. en rekent het zich tot eene wet zijn welbehagen te volbrengen. Kortom, eene ziel, die haren God bemint, leeft niet meer, maar God leeft in haar.
GEBED.
Hoe is het mogelijk. Heer! dat gij, die hoogst beminnenswaardig zijt, en die ons zoo zeer bemint, hoe is het mogelijk, dat wij zoo weinig liefde voor u hebben ! ontsteek op nieuw in onze harten het vuur der heilige liefde, hetwelk gij, o mijn Zaligmaker ! uit den hemel op de aarde gebragt hebt en waardoor gij wilt dat zij brande Mank dat wij, ongevoeligofonverschillig vooralle schepselen geene vurigheid of veikleefdheid dan voor u alleen hebben, en dat wij, altijd bereid
234 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
zijnde om alles te lijden en te verliezen, liever dan een ooKenUik uwe liefde te verliezen, u boven alles beminnen, en dat alles voor ons minder aanzierdijk zij dan gij - Onderhoudt in ons die gewone liefde, die de heiliitmakende genade is; boezem ons die werkelijke liefde in. waardoor al onze werken beziel l worden : geef ons die altijd durende liefde, die ons voor en door u doende leven, het geluk bezorge van in de oefening uwer liefde te sterven, om ze in de gelukzalige eeuwigheid te bevorderen. Amen.
V. HOOFDSTUK.
Orer de beproeving van eenen opregten minnaar.
■1 Christus. — Zoon ! gij zijt nog geen sterk en voorzigtig dienaar.
De ziel. — Waarom niet. Heer?
Christus. — Omdat gij om eene kleine tegenheid afwijkt van hetgene gij wel begonnen hadt, en omdat gij al te zeer vertroosting zoekt.
Een kloek minnaar blijft onwankelbaar in de bekoringen, en hij geeft geen geloof aan de listige ingevingen des vijands. Zoowel in voor- als tegenspoed is zijn hart altijd aan mij.
2. Ken voorzigtig minnaar geeft minder acht op de gift van den beminnende, dan op de liefde van den gever. »
Hij ziet meer op de genegenIieid dan op de waarde; want hij acht de geschenken minder dan zijnen beminde.
Een edelmoedig minnaar berust niet in mijne gift, maar boven alle giften in mij alleen.
Het is daarom niet al verloren, omdat gij
IIKIiDE liOfcK,
somtijds tot mij of tot mijne Heiligen de liefde en teederheid niet gevoelt, gelijk gij wel wenschtet.
Die goede of zoete teederheid of begeerte, die gij somtijds in u gevoelt, is een uitwerksel dei-genade die dan bij u is; zij is als eene voorsmaak van het hemelseh Vaderland, waarop niet al te veel te steunen is, dewijl zij komt en gaat.
Maar strijdende tegen de kwade invallende bekoringen, en de ingevingen van den duivel versmadeo, is een kenmerk van eene ware deugd en groote verdienste.
4. Ontstel u dus niet over eenige vreemde verbeeldingen, die u mogten invallen, en over wat stof het ook moge zijn.
Behoud altijd een vast voornemen en eene opregte meening tot God.
Het is geen bedrog dat gij somtijds plotseling in den geest opgetogen wordt, en terstond wederom in de ellendige gedachten vervalt, waarmede uw hart gemeenlijk vervuld is.
Want gij lijiit die meer tegen uwen dank, dan dat gij daarin werkt, en zoo lang zij u mishagen en gij daartegen strijdt, strekken zij u tot geen verderf.
Weet, dat de oude vijand met alle magt uw voornemen tot het goede zoekt te beletten, en u tracht te berooven van alle godvruchtige oefeningen, te weten: van de vereering der Heiligen, van het overdenken van mijn lijden, van het aandenken uwer zonden, van de bewaking van uw eigen hart, en van het vaste voornemen om in de deugd voortgang te maken.
Hij geeft rok vele snoode gedachten in om u verdriet, en afkeer te doen gevoelen, en u alzoo van het gebed en de heilige lezing af te trekken.
235
quot;236 ok .nwoi gim; van jescs ciiristps.
Eene ootmoedige biecht kan hij niet dulden; zoo hij konde, zou hij u wederhouden van te Communie te gaan.
Maar geef hem geen geloof, noch acht ham, al spant hij dikwerf strikken om u te bedriegen.
Leg zijne kwade en onzuivere ingevingen op heoi, en zeg; weg van hier, gij, onzuivere geest! Schaam u, ellendige ! gij moet wel zeer onzuiver wezen, die mij zulke dingen inblaast.
Weg van mij. gij booze verleider! gij zult in mij geen deel hebben! maar Jesus zal bij mij zijn als een moedig krijgsman, eu gij zult beschaamd staan.
Ik heb liever te sterven en alle pijnen te ondergaan, dan eenigzins toe te stemmen aan uw boos ingeven ; daarom zwijg en verstom, ik wil naar u niet hooren, hoezeer gij mij moget plagen.
De Heer is mijn licht en mijne zaligheid, wien zal ik vreezen! (Ps. 26, v. i.)
/(/ stonden geheele legers legen mij op, zoo zal mijn hart niet vreezen. (Ibid, v. 3.) De Heer is mijn helper en verlosser. (Ps. IS, v. 23.)
5 Strijd dan als een dapper soldaat, en indien gij somtijds uil zwakheid valt, herneem uwen moed meer dan te voren, en vertrouw dat gij sterkere genaden van mij bekomen zult; maar wacht u bovenal van vermetelheid, of van ijdel zelfbehagen.
Want hierdoor worden er velen bedrogen, en vallen somtijds in eene verblindheid, die bijna ongeneeslijk is.
Dat dan de val van de hoovaardigen, die zich dwaas veel laten voorstaan, u strekke tot een waarschuwing tot een voorbeeld en eene gestadige vernedering.
lltllDE BOEK.
ütFENING.
Ik begrijp, dat de ware liefde voor God meer kan bestaan in voor hem de dorheid des geestes, de smakeloosheden en de lastige bekoringen te verduren, zonder ze nogtans te volgen, dan in het ontvangen van den inwendigen smaak, zoetheid en vertroostingen, want in deze laatste ontvangt men veel van zijnen God. maar in de eerste geeft men hem veel. in de eene bemint men de gaven Gods, en in de andere bemint men hem zeiven en zijnen heiligen wil, bij voorkeur van al zijne gaven; en de liefde, die ons God doet beminnen voor helgene hij is, is volmaakter dan die, welke ons hem doel beminnen voor hetgene hij ons geeft O! welk groot vermaak schept God in liet aanschouwen van eeue ziel, die altijd op zich zelve waakt, om haar hart van de minste gebreken te bevrijden ! Die zich altijd met hare pligten bezig houdt, uit eerbied voor zijne geboden en door verkleefdheid aan zijnen heiligen wil, en die altijd edelmoedig is om al de ongeregelde bewegingen te bestrijden, welke hare begeerlijkheid en de bekoringen des duivels in haar doen oprijzen, Eene ziel. die aan zich zelve niet toelaat of zich niets vergeeft; die haar best doet om aan de iuzigten.die God over haar heeft,te beantwoorden, om zich in al wat menschelijk is te vernietigen, en iu zich het rijk der eigenliefde uit te roeijen, zulk eeue ziel neemt tot regel van haar gedrag deze grondstelling van de ware liefde: Alles om aan God te behagen, en niet om mij zelve te voldoen. Maar wat het hart van God verrukt, is te zien , dat die ziel, waarlijk door de sterkte en de genade van zijnen geeat bekleed
-237
^38 lllï NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
in den strijd, dien zij aan hare driften levert, niets kan verdragen wat aan het welbehagen van God zou strijdig wezen : van te zien, zeg ik, dat zij geenen troost nog eei.ige zigtbare hulp vraagt, zoekt of ontvangt, en haar vermaak stelt iu het genoegen, dat God neemt van haar te zien lijden, zonder zelfs verzekerd te wezen dat hij er vermaak in neemt. Hare onderwerping en overgeving zijn haar troost en hare hulp, zij acht zich gelukkig een slagtoffer voor de liefde van haren God te wezen.
CEDED.
fleer ! lever mij niet over aan de gevoeligheid mijner eigenliefde, die. niets wil lijden, noch aan de nutteloosheid mijner begeerten, die mij altijd datgene doet verlangen wat ik niet doe. Doordring mijn hart door het geluk en de verbindtenis van alles voor u en gelijk gij, te lijden. Maak, dat ik geen ander belang hebbende dan het uwe, en niets willende, dan hetgene gij wilt,mij zoo gewillig aan de kwellingen van mijnen geest als aan den troost mijns harten onderwerpe; dat ik dikwijls lijdende tot u zegge : Wees voldaan, regtvaardigheid van mijnen God, terwijl ik nog iu leven ben, want gelijk gij niet tweemaal dezelfde zonde straft, en zoodra gij mij dan over mijne zonden in deze wereld straf c is dit een teeken, dat gij mij daarvoor in de andere niet zult straffdn. Hoe min ik smaak in u zal vinden, des te meer zal ik n beminnen ; hot meer ik de ongeregelde neigingen miins harten zal bestrijden, des te meer zal ik het bezit van het uwe verdienen. O mijii God! o mijn Zaligmaker! wees
DiRDE UOElv.
tevreden hier van allsn troost beroofd te wezen, onder voorwaarde dat ik u nooit verprraname. Welk een geluk voor mij van'een slagtoffer van Calvarie , een martelaar van een gekruist hart, en een persoon te wezen,, die geheel uwen wil is toegedaan. Amen.
VU. HOOFDSTUK,
Over het verbergen der genaden om de ootmoedigheid te bewaren.
1. Christus — Zoon! het is voor u beter en veiliger, dat gij uvve godsvrucht verborgen houdt, dat gij ii daarvoor niet verheft, dat gij daarvan weinig spreekt, en die niet groot maakt; maar dat gij liever u zeiven veracht, en u..laat voorstaan dat gij deze genade onwaardig zijt.
Gij nioogt niet te veel vertrouwen op de tegenwoordige goede gesteltenis van uw hart, want zij kan zeer ligteiijk veranderen.
Maar als gij de genade voelt, denk dan , hoe ellendig en behoeftig gij zijt, als gij die genade niet hebt.
Ook is de voortgang van het geestelijke leven daarin niet gelegen, dat gij de genade der vertroostirg hebt; maar dat gij door u zeiven te verloocher:en , de onttrekking van de genade ootmoedig en verduldig verdraagt, zoodat gij dan in de oefeningen des gebeds niet verilaauwt en uwe gewone goede werken niet achterlaat; maar dat gij, volgens uw vermogen, gaarne doet al wat in uwe raagt is, en u zeiven niet geheel verzuimt om de dorheid of ongerustheid van uw hart, die gij gevoelt.
5238 1)15 NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
in den strijd, dien zij aan bare driften levert, niets kan verdragen wat aau het welbehagen van God zou strijdig wezen : van te zien, zeg ik, dat zij geenen troost nog eei.ige zigtbare hulp vraagt, zoekt of ontvangt, en haar vermaak stelt in het genoegen, dat God neemt van haar te zien lijden, zonder zelfs verzekerd te wezen dat hij er vermaak in neemt. Hare onderwerping en overgeving zijn haar troost en hare hulp, zij acht zich gelukkig een slagtoffer voor de liefde van haren God te wezen.
GEBED.
Heer ! lever mij niet over aan de gevoeligheid mijner eigenliefde, die niets wil lijden, noch aan de nutteloosheid mijner begeerten, die mij altijd datgene doet verlangen wat ik niet doe. Doordring mijn hart door het geluk en de verbiiidtenis van alles voor u en gelijk gij, te lijden. Maak, dat ik geen acder belang hebbende dan het uwe, en niets willende, dan hetgene gij wilt,mij zoo gewillig aan de kwellingen van mijnen geest als aan den troost mijns harten onderwerpe; dat ik dikwijls lijdende tot u zegge : Wees voldaan, regtvaardigheid van mijnen God, terwijl ik nog in leven ben, want gelijk gij niet tweemaal dezelfde zonde straft, en zoodra gij mij dan over mijne zonden in deze wereld straat, is dit een teeken, dat gij mij daarvoor in de andere niet zult straffen. Hoe min ik smaak in u zal vinden, des te meer zal ik u beminnen ; hoa meer ik de ongeregelde neigingen miins harten zal bestrijden, des te meer zal ik het bezit van het uwe verdienen. O mijii God! o mijn Zaligmaker! wees
UtRDE tlOÊK.
tevreden bier van alljn troost beroofd te wezen, onder voorwaarde dat ik u nooit vergramrae. Welk een geluk voor mij van een slagtoffer van Galvarië, een martelaar van een gekruist hart, en een persoon te wezen, die geheel uwen wil is toegeiiaan. Amen.
VU. HOOFDSTUK,
Over het verbergen der genaden om de ootmoedig lieid te bewaren.
i. Christus — Zoon! het is voor u beter en veiliger, dat gij uwe godsvrucht verborgen houdt, dat gij ii daarvoor niet verheft, dat gij daarvan weinig spreekt, en die niet groot maakt; maar dat gij liever u zeiven veracht, en u.laat voorstaan dat gij deze genade onwaardig zijt.
Gij moogt niet te veel vertrouwen op de tegenwoordige goede gesteltenis van uw hart, want zij kan zeer ligtelijk veranderen.
Maar als gij de genade voelt, denk dan , hoe ellendig en behoeftig gij zijt, als gij die genade niet hebt.
Ook is de voortgang van het geestelijke leven daarin niet gelegen, dat gij de genade der vertroostirg hebt; maar dat gij door u zeiven te verloochenen , de onttrekking van de genade ootmoedig en verduldig verdraagt, zoodat gij dan in de oefeningen des gebeds niet verflaauwt en uwe gewone goede werken niet achterlaat; maar dat gij , volgens uw vermogen, gaarne doet al wat in uwe magt is, en u zeiven niet geheel verzuimt om de dot heid of ongerustheid van uw hart, die gij gevoelt.
4i0 HE NAVOLGING VAN JKSUS CHR1S1US.
2. Want velen zijn er , die , ten tijde der beproevirig, terstond in de onverduldigheid of moedeloosheid vallen.
De weg van den mensch is niet altijd in zijne magt. Maar het is aan God van te geven en te vertroosten als het hem belieft, zoo veel het hem belieft, en aan wien het hem belieft, volgens zijn welbehagen en anders niet.
Sommige onvoorzigtigen hebben zich zeiven bedorven door de genade en die drift der godvrucht, omdat zij meer wilden doen dan zij konden , dewijl zij de maat hunner kleinheid niet betrachtten, en meer daarin hun eigen gevoelen volgden dan het uitwijzen der regte rede.
En omdat zij vermetel grootere dingen deden dan het Gode aangenaam was, hebben zij weldra de genade verloren.
Zij, die in den hemel hunne woonplaats wilden maken, zijn arm geworden, omdat zij vernederd en verarmd, zouden leeren niet hoog vliegen op hunne eigene wieken, maar al hun vertrouwen stellen onder mijne vleugelen.
Zij , die in den weg des Heeren nog nieuwelingen en weinig ervaren zijn, kunnen zeer ligt bedrogen worden en vallen , zoo zij niet door raad van verstandige personen bestuurd worden.
3. Indien zij meer hun eigen goeddunken dan den raad van andere wel goeffenden willen volgen, zullen zij een ellendig einde hebben: namelijk zoo zij in hun eigen goeddunken blijven volharden.
Die wijs zijn in hunne eigene oogen, laten zich zelden nedeiig door anderen besturen.
'1
uep.de büf.k. 241
Het is beter weinig wijsheid en verstand ie bezitten met ootmoedigheid, dan groote schatten van kunsten en geleerdheid met ijdel zelfbehagen.
Het is ook beterweinig te hebben,dan veel zulke dingen , waarover gij u zoudt verhoovaardigen.
Hij doet niet wijs, die zich geheel aan de vreugde overgeeft, eu zijne voorgaande armoede en de zalige vreeze Gods vergeet, waardoor hij in gevaar is van de ontvangene genade te verliezen.
Ook heeft hij geen opregt deugdzaam gevoelen, die ten tijde van tegenspoed of van eenige zwarigheid Ie zeer mistroostig is , en te weinig vertrouwen heeft, op mij , en te klein gevoelen van mijne goedheid.
4. Hij, die ten tijde van vrede al te gerust is, wordt gewoonlijk, ten tijde van ooi log, de allervreesachtigste en de allerlafhartigste be\onden.
Indien gij dan altijd in u zei ven ootmoedig en gering kondet blijven, en uwen geest wijs en gematigd besturen, zoudt gij zoo dikwijls in het gevaar en in de bekoring niet vallen.
Daarom is het een goede raad, dat gij, als gij den geest van ijver ge\oelt, denkt, hoe het met u zal zijn, als dit goddelijke lichten die ijver zullen weggaan.
En als gij er waarlijk van beroofd zijt, bederk dan ook, dat hetzellde licht, hetwelk ik voor eenen tijd tot uwe waarschuwing en tot mijne eer u onttrokken heb, kan weder komen.
5. Dergelijke beproeving is dikwijls voor-deeliger, dan wanneer gij altijd volgens uwe begeerte voorspoed liadt.
Want de verdiensten zijn daarin niet gelegen , 1« 14
44'2 UB NAVOl.GING VAN JliSUS CmtlSïllS.
dat iemand meer hemelsche verschijningen of vertroostingen heefi , of dat hij in do heilige Schrifi zeer ervaren, of in eenen hoogen staat zij , maar dat hij in de ware ootmoedigheid wel gegrond, en met de goddelijke liefde vervuld zij, dat hij de eer Gods iu alle dingen zuiver en enkel zoeke, en zich zelve niet achte, maar opiegt versmade, en liever van de menscheu verslooten en veracht, dan geacht , geprezen of geëerd worde.
OtFliMtiG.
Iti den staat van onschuld, zou demenschGod met gewilligheid, gemak en volheid zijner liefde gediend hebben, opdatallesin hem zonder moeite aan zijne genoden zou onderworpen geweest zijn maar in den staat van zonde, in welken wij zijn, kunnen wij God bijna niet dienen dan met onophoudelijk tegen ons zeiven te strijden . noch hem beminnen zonder ons zeiven te haten; en wij doen bijna niet^ voor hem, dan dit, hetwelk wij tegen ous doen Derhalve moeten wij ons ootmoedigaan de smakeloosheden, aandedorheid en aan het verdriet, dat wij in onze oefeningen van godsvrucht ontmoeten , onderwerpen; wij moeten in de inzigten van God treden: en ons eene verdienste maken van hem zoeken te behagen zonder ons zeiven te bevredigen , en als slagtoffers zijner liefde, onze vernietiging aanvaarden om Hem te eeren, wij moeten gelijk zijn aan de lamp die voor het allerheiligste Sacrament brandt, en aan de kaars gedurende het heilige misoffer die door het vuur allengskens vernietigd wordt, mii de vernietiging van deu Zaligmaker op het
DEIU1E BOEK.
altaar te eeren. Indien eene opregte christene ziei kende, hoe zeer een bedrukte staat een heilig; en zaligmakende staat kan wezen, een staat van zuivere en bepioefde liefde voor God , eindelijk een staat, in welken men zich zelve» noch zoekt, noch zich in iets vindt, en wairin men alleen God zoekt en vindt: welke achting zou zij voor zulk eenen staat niet hebben? Welke zorg zou zij niet dragen om er nut uit te trekken, dat wil zeggen om met geduld te lijden , om met kloekmoedigheid den Heer te verdragen , en om niels uit kracht van kwellingen na te laten? Indien men wel overtuigd en doordrongen ware van de groote verdiensten van den slaat van dorheid , ah men denzelven lijdt zonder dien te volgen, zou men ongetwijfeld vrachten aan de in-zigten van God te beantwoorden, dieons hierdoor wil brengen om ons zeiven menschelijkerwijze in niets te zoeken , om hem in alles te bevredigen en ons eene ware verdienste van zijn welbehagen te maken. Men zou zich gelukkig achten van do voldoeningen van zijn hart voor die van het hart van God te slagtofferen , van voor hem te wijken, en zich van zijne pligten ie kwijten zonder het vermaak te genieten fan te weten dat men hem behaagt.
GEBED.
Heer! zuiver mijn hart. van de genegenheden mijner eigenliefde , die nooit tevreden is over datgene , wat zij voor u doet. dan voor zoo veel zij er de voldoening uit trekt. Maak, dat ik in mijne oefeningen v-an godsvrucht, eerder zoeke aan u te behagen, dan mij zeiven te bevredigen;
244 DE NAVOLGING VAN JESUS CURISTÜS.
dat ik onophoudelijk stervende aaiii het natuurlijk leven mijner ziel, hetwelk de eigen voldoening is, geen ander zoeke , dan de getrouwheid om u te dienen, en de naauwkeurigheid om in alles uwen heiligen wil te volgen. Maak, dat ik tot u, o mijn God! meer door het geloof dan door de zinnen gaande, doe en lijde voor uwe liefde, ondai^ks het verdriet dat ik gevoel, al wat ik zou doen en lijden met al de zoetheid en gevoelige verrukkingen der godvrucht, overtuigd zijnde van hetgene gij aan de heilige Gertrudis gezegd hebt , dat gij voor het oogenblik des doods de vertroosting bewaardet van alles, wat men gedurende het leven zonder vertroosting gedaan had. Maak eindelijk, dat al mijü werk en al mijn geluk besta in u te dienen en u meer om u dan om mij zeiven te bemiauen. Amen.
VIII. HOOFDSTUK.
Over de kleinachting vac zich zeiven voor de oogen van God.
De ziel — Ik zal spreken tot mijnen Heer, ik die. slechts stof en nsch ben — (Geues. '18 v. 27). Want indien ik mij meerder acht, zie. dan staat gij tegen mij op, mijne boosheden geven ook getuigenis tegen mij , en ik kan dezelve niet tegenspreken.
Maar indien ik mij gering en voor een' houd, alle goed gevoelen van mij zeiven itfleg, en mij, gelijk ik in waarheid ben , als stof en asch aclit, zoo zal uwe genade met mij wezen, en uw licht zal in miju hart schijnen, dan zal alle gevoel van achting, ook het allerminste, dat ik voor
DERDE BOEK.
mij zeiven mogt hebben , voor altijd verslonden worden in de diepte mijner cietiglieid.
Het is daar, dat gij aan mij zeiven toont wat ik ben, wat ik geweest ben, en waartoe ik komen zal , want ik ben een niet en heb het niet geweten.
Indien ik aan mij zeiven overgelaten word, zoo bevind ik, dat ik een niet en loutere zwakheid ben ; maar als gij mij aanziet, word ik terstond gesterkt, en meteene nieuwe blijdschap vervuld, liet is een groot wonder dat ik, die door mijn eigen gewigt altijd nederwaarts hel, zoo haast opgeheven en zoo goedertieren vanu omhelsd word, 1. Üit doet uwe liefde, die mij uit loutere mildheid voorkomt, in zoo vele noodzakelijkheden bijstaat, mij voor zoo vele gevaren behoedt, en die mij, om de waarheid te zeggen van ontelbare rampen verlost.
Want met mij zeiven ongeregeld te beminnen, heb ik mij zeiven verloren; maar met u alleen te zoeken, heb ik mij en ook u gevonden ; en door uwe liefde ben ik nog dieper in mijn eigen niet gezonken.
O allerzoetste Heer ! gij doet voor mij veel meer dan ik waardig ben, en veel meer dan ik zou durven hopen of vragen,
3. Geloofd moet gij zijn , omijnGod! want al ben ik alle goed onwaardig , zoo houdt nogtans uwe edelmoedige en oneindige goedheid niet op van wel te doen, zelfs aan de ondankbaren , en aan hen, die van u verre afgeweken zijn.
O Heer! bekeer ons tot u, opdat wij dankbaar, ootmoedig en ijverig mogen wezen; want gij alleen zijt onze zaligheid, onze kracht en onze sterkte.
16 14.
248
946 HE NAV0I.G1MG VAN JESUS CIllllSTliS.
OEFË.MXC.
Wanneer men eenige gevoelens van ijdelheid of welbehagen jegens zich zelven outwaart, moet men slechts een oogenblik den onuitputtelijken grond zijner bedorvenheid aanmerken en als den afgrond zijner ellenden binnen trekken, om die bewegina; van hoovaardigheid van het bejjin af uit te dooven. Immers, hoe zou men zich dit algemeeneonvermogen, hetwelk men voorliet bo-vennatuurlijke goed gevoelt, kunnen voorstellen die ongeregelde neigingen hellingtot het kwaad, die verblindheid van onzen geest, die boosheid van ons hart, die woede der driften, die altijd tegen de rede opstaan: korlotn hoe zou men zich kunnen voor oogen stellen wat men is, en wat men gevoelt te zijn, zonder zich zelven klein te achten, en onder alle schepselen te verootmoedigen ? Maar als men zich beschouwt ten opzigte van God, indien men denkt op hetgene Mij is, en hetgene wij voor zijne oogen zijn , namelijk een enkele niet, zondaars, maar zondaars met dui-zende schelmstukken beladen, die vvij wel weten bedreven te hebben, maar die wij niet welen, of zij ons vergeven zijn geweest; zwakke en brooze schepselen , die zoo ongestadig in het goede en zoo gestadig in het kwaad zijn; helaas! mogelijk slervelingen , die voor de oogen van God leven en sterven in den staat van zonde, en verdienen om het voorwerp van zijnen eeuwigen haat te wezen , hoe is het mogelijk, wanneer wij dit overwegen, dat wij aan eene gedachte van ijdelheid kunnen toestemmen? Ach! het is maar al te waar, dat als men voor zich zelven eeuige achting beeft, men zich zelven miskent en vergeet.
DERDE BOEK.
GEUEI).
Laat riet toe, o Heer! dat onzehoovaardiglieid ons het gezigt en het gevoelen van onze ellenden ontneme. Verpligt ons, met aan u en aan ons zeiven regt te doeu, van u de eer van alles te geven , die aan u alleen verschuldiad is; en aan ons de Meinachting toe te eigenen, die ons aandeel is, en die ons waarlijk toekomt. Üat een Christen, o mijn Zaligmaker! die weet, dal alles, wat hij is, niet is dan dooi u, en het niet onbekend is , dat hij zich in eenen onnitpuitelijken grond van boosheid en bedorvenheid draagt, u eer bewijze over al het goed, dat hij door uwe genade kan doen; en aan zich niet toeëigene dat het kwaad, dat hij doet, vermits hij zonder u niet dan tot kwaad bekwaam is. Boezem mijn hart die ware ootmoedigheid in , zonder welke het uwer liefde onwaardig is. Amen.
IX. HOOFDSTUK.
Dat men alle dingen tot God, als tot ons laatste einde moet stieren.
1. Christus. — Zoon, ik moet steeds uw hoogste goed en laatste einde zijn, indien gij waarlijk wilt gelukkig wezen
Door deze goede meening zal uwe liefde, die nu dikwerf tot u zeiven , en tot de schepselen overhelt, gezuiverd worden.
Want als gij iets in u zeiven zoekt, bezwijkt en veiflaauwt gij terstond.
Stier derhalve alles eindelijk tot mij : want ik ben het, die alles gegeven heb.
247
248 DE NAVOLGING VAN JES15S CHRISTUS.
Beschouw alle dingen als voortvioeijende uit dat hoogste goed , en daarom moet gij alles tot inij als tot zijnen eersten oorsprong doen weder-keeren.
2. Uit mij, als uit eene levende fontein, putten alle menschen , klein en groot, arm en rijk, het levend water; en wie mij vlijtig wil dienen , zal van mij genade ontvangen.
Maar hij, die zijnen roem buiten mij, of zijn genot in een ander goed dan in mij wil zoeken , zal geene opregte en standvastige vreugd genieten , en zijn hart zal altijd geperst en be-naauwd zijn.
Daarom moogt gij niet aan u zeiven of aan iemaad eeuig goed toeschrijven; mnar geef alles aan God, zonder wien de mensch niets heeft.
Ik heb alles gegeven, ik wil het ook terug hebben , en ik eisch zeer streng dankbaarheid voor mijne gaven.
3. Dit is eene waarheid, die allen ijdelen roem verdrijft.
En indien de hemelsche genade en de ware liefde in uw hart komt, zoo zal er geene afgunst, noch geperstheid, noch eigenliefde in hetzelve meer zijn
Want de liefde van God overwint alles, en verbreidt al de krachten der ziel.
Wilt gij dan wijs handelen, verblijd u in mij alleen . hoop in mij alleen , want niemand is goed dan God alleen, die boven alles geloofd en in alles moet geprezen worden.
OEFENING.
Heb in al uwe werken eene zuivere en regte
llERDE BOEK.
meening om den Heer te behagen , en tracht hem al den roem van het goed , dat Hij verrigt, te geven, daar Hij de oorsprongen de volheid van alle goed is. Draag cergens roem op dan in nwe ellenden, en stel uwe eer in xe menigmaal aan eenen barmhartigen God op te offeren, die bshagen schept in eene ziel, die door de over-wegü g harer rietigheid getroffen is. Houd u niet op met gedachten van ijdelheid en welbehagen jegens u zeiven , of met het verlangen om van anderen geacht en geëerd te worden ; want God, zegt de koninklijke Profeet, overdekt met schaamte en verachting degenen, die den lof der menschen najaagt en hun wil behagen. Het eenige middel dat gij bezit om God te behagen en zijn hart te winnen, is u zeiven te versmaden en te haten.
GEBED.
Heer! duld niet, dat ik mij eeniggoed, waarvan gij de oorsprong en het begin zijt, toeschrijve, en daar alle goed van u komt, maak dus, dat ik alles (ot u terug stiere. De glorie dan is r.w aandeel, en ik wil u de/:e geheel geven: de versmaadheid is mijn deel, en ik wil die van uwe hand aanvaarden ; gelukkig, indien ik , met mij aan de versmading met vreugd te onderwerpen, uwe weldaden waardig worde, en indien ik, met een ootmoedig en onbekend leven te leiden , niets zoeke dan voor de oogen der wereld te sterven, om mij alleen in uw hart te kunnen vestigen. Amen.
249
230 DE NAVOLGING '-quot;'.N JESUS ClllilSÏL'S.
X, HOOFDSTUK.
Dat het aangenaam is God te dienen, en de wereld te versmaden.
1. De ziel. — Nu zal ik nog eens spreken , o Heer! en niet zwijgen; ik zal spreken tot mijnen God, mijnen Heer en mijnen Koning, die in liet allerhoogste is. O Heer! hoe groot is de menigte, uwer zoetheden, die, gij bewaard hebt voor hen , die u vreezen, (Psalm 30. v 20.) Maar wat zijt gij voor hen, welke u beminnen en van ganscber harte dienen ?
Inderdaad , de zoetheid der beschouwing, die gii aan uwe minnaars geeft, is onuitsprekelijk.
Hierin hebt gij mij uwe goedertierone liefde meest betoond, dat gij mij, als ik er niet was , hebt geschapen, en mij als ik verre van u was afgedwaald , weder op den regten weg gebragt hebt, opdat ik u zoude dienen , en ook , dat gij mij geboden hebt u te beminnen
2. O bron der eeuwige liefde ! wat zal ik van u zeggen ?
Hoe zou ik u kunnen vergeten , die u ge-waardigd hebt aan mij te denken, zelfs toen ik ten gronde gegaan en verloren was?
Uwe barmhartigheid jegens uwen dienaar heeft alle hoop overtroffen, en gij hebt voor hem uwe genade en liefde verre boven zijne verdiensten uitgestort.
Wat zal ik voor die genade wedergevec ? want het is aan alle menschen niet gegeven, alles te verlaten, de wereld te verloochenen, en een kloosterleven te omhelzen
limiUfc BOKK.
Is dit dan eene groote i-.aak dat ik u dien, li, wien alle schepselen moesten dienen?
Dat moet mij dan niet groot scliijnen ; maar dit komt mij eerdei' groot en wonder voor, dat gij ii gewaardiat mij, arm en onwaardig schepsel , tot uwe dienst aan te nemen, en onder het getal uwer beminde dienaars te rekenen.
3. Zie, alles wat ik heb, en alles waarmede ik u dien , behoort u toe.
Nogtans integendeel gij dient mij meer dan ik n dien.
Want zie, hemel en aarde, die gij tot onze dienst geschapen hebt, zijn altijd gereed, en doen dagelijks hetgeen gij luu bevolen hebt.
Waar dit is nog weinig, want gij hebt de Engelen ook tot dienst van de mentchen geschikt.
En wat alles te boven gaat, is dat gij zelf u ge waard igd hebt, den mensch te dienen en hem beloofd hebt u zelven aan hem te geven.
4 Wat zal ik u voor zoo vele gaven we ■ dergeven? O , of ik u al de dagen mijns levens mogte dienen!
ü . of ik niagtig ware u maar éénen dag waardig te dienen! inderdaad. gij zijt alle dienst, alle eer en eeuwigen lof waardig.
Gij zijt waarlijk mijn Heer, en ik ben uw arme dienaar, die verbonden ben u uit al mijne krachten te dienen en nooit in uwen lof te verflaauwen,
Dit wil ik, dit wensch ik ; wil toch verleenen hetgeen mij daartoe ontbreekt.
5. Het is een groote eer en glorie u te dienen, en alles om u te versmaden.
Want zij, die zich gewillig tot uwe heilige dienst begeven, zullen van u groote genade veiKnjgen.
2s2 de navolging van jesüs ciirisil's .
Die uit liefde tot u alle zinnelijk vermaak verlaten hebben, zullen den allerzoetsten troost van den 11. Geest smaken.
En die den engen weg des hemels om uwen naam ingaan, en alle wereldsehe zorgen ter zijde stellen, zullen groote vrijheid des harten bekomen.
6. O , hoe zoet en vermakelijk is het God te dienen, waardoor de mensch waarlijk vrij en heilig wordt.
O, zalige staat van het kloosterlijk leven, die den mensch gelijk aan de Engelen , aargenaam aan God, schrikkelijk aan den duivel en loffelijk aan alle Christenen maakt!
O, wcnschelijke en gelukkige dienst Gods, waardoor men het opperste goed en de eeuwigdurende blijdschap verkrijgt!
oefening.
Zich onwaardig oordeelen van alle genaden, aan al diegene beautwoorden, welke men van God ontvangt; Mem al de glorie geven van de getrouwheid, die men voor ilem heeft; Hem dikwijls bedanken voor de goedheid, welke Hij geliad heeft van ons in onze awaling op te zoeken, en van ods na zoo vele zonden te ontvangen ; alles van zijne barmhartigheid te hopen, en zich geheel in zijne handen stellen : ziedaar wat eene opregte chris-tene ziel moet doen, die weet wat Jesus Christus voor haar is, en wat zij voor Hem moet wezen.
Hoe gelukkig is men van niets in zich te ontmoeten, hetwelk eenig gevoelen van ijdelheid of zelfbehagen kan voortbrengen! Hoe gelukkig is eene ziel, die niet verpligt wordt uit zich zelve te
DERDE BOEK. 253
gaan dan om in God te verblijven i O hoe geschikt is het gevoelen zijner ellende om ze in het hart van eenen barmhartigen God te stellen! En hoe zeer verpligt ons dn ondervinding, die men heeft van het onvermogen tot alle goed, en van de neiging tot alle kwaad, het alleen met God te houden , en dikwijls tot hem onze toevlugt te nemen!
GEBED.
Heer! hoe zou ik u kunnen vergeten, gij die mij zoo dikwijls van de hel bevrijd hebt, in welke ik door de wanorde en de nutteloosheid van mijn leven stond te vallen! Genees in mij dit ijdel welbehagen en die opgeblazenheid van ijdelheid, waardoor ik mij laat voorstaan , dat er iets goeds in mij te vinden is. Het is in u Heer! het is van u, en zonder u ben ik niet bekwaam dan om u te vergrammen. Gedoog niet, dat ik mij onder uwe oogen door een vrijwillig gevoelen van hoogmoed verheffe, waardoor ik over mij het ongeluk zou kunnen trekken, met hetwelk de eerste engel is geslagen geweest. \'eel liever heb ik door de men-schen versmaad te worden en uwe vriendschap te bezitten, dan hunne achting te genieten en van u verworpen te worden. Maak, dai ik u regt doe met u al het goed toe te eigenen, dat ik verrigt, en dat ik aan mij zeiven regt doe, met mij al het kwaad, waartoe ik bekwaam ben, toe te schrijven, om daarvan vergiffenis te bekomen Amen.
!o
UE NAVOLGING VAN JtSUS CHKISlliS.
XI. HOOFDSTUK.
Uat men zijne goede begeerte moet onderzoeken en matigen.
i. Christus. — Zoon! gij moet nog veel leeren, hetgene gij nog niet gedaan hebt.
2 De ziel. — Heer! welke dingen zijn dut?
3. Christus. — Dat gij uwen wil altijd naar mijn welbehagen moet schikken, dat gii u zeiven niet moet zoeken, maar altijd mijnen wil in alles trachten te volgen en te volbrengen.
Sommige begeerten ontsteken u dikwijls, en drijven u sterk aan ; maar zie of gij aldus wordt bewogen tot mijne eer, en of het niet is om eigenbelang.
Indien ik de oorzaak van uwe begeerte ben, zoo zult gij wel tevreden zijn, hoe ik het ook schikke of niet; maar indien er iets van eigenbaat onder schuilt, zie dat zal u zeer hinderen en bezwaren.
4 Wacht u dan van te zeer op de begeerte te steunen, die gij uit u zei ven voorneemt, zonder mij eerst te raadplegen ! opdat het u daarna niet berouwe of misnoege, hetgene u te voren behaagd heeft, en u het beste voorkwam.
Want alle neiging, die goed schijnt te zijn, moet niet terstond gevolgd worden, en ook alle gedachte, welke kwaad schijnt, moet niet aanstonds verworpen worden.
Maar het is zeer goed, dat gij somt jds ook goede begeerte bedwingt, opdat gij, om al te grocte driftigheid, niet verstrooid wordet van zinnen.
quot;284
UEUÜli BOEK
En opdat gij aan anderen geece ontstichting gevet door uwe ongeregelde opgewondenheid ; of ook , opdat gij niet dadelijk gestoord of ontsteld wordet tegen iemand, die uwe begeerte wederstreeft.
5. Het is nogtans wel somrijds noodig dat men geweld gebruike,en de zinnelijkheid kloekmoedig wedersta, en geen acht sla op hetgene het vleesch begeert of niet begeert; maar dat men altijd meer arbeide, opdat het vleesch , ook tegen zijnen dank , aan den geest zij onderworpen.
Het moet zoo lang gekastijd en gedwongen worden, tot dat het, tot alles bereid zijnde, geleerd heeft zich met weinig tevredsn te houden , de allergeringste dingen te beminnen, en nooit over iets te klagen.
OEFENING.
Men moet zijne begeerte volgens den wil van God regelen , ze volgens de beweging ziiner genade matigen, en ze allen schikken om aan Hem te behagen, üe ware boetvaardigheid des harten bestaat in de vurigheid zijner begeerten te bedwingen , in de hevigheid derzelve tegen zich zeiven te keeren en in ze allen te vereenigen om God te vergenoegen. De heilige oefening der verloochening van zich zeiven, die volstrekt ter zaligheid aller Christenen noodwendig is, en die den geest van het Evangelie , den pligt van ons doopsel en de onvermijdbare verbindtenis van eenen Christen uitmaakt: de oefening, zeg ik, bestaat geheel in het bedwingen zijner ongeregelde neigingen, in het schikken van zijne onverschillige en natuurlijke begeerte tot een
2S6 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
bovennatuurlijk einde , en in het verzekeren zijner begeerten ter zaligheid , doorliet volbrengen der goede voornemens , dewijl een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven, in hetwelk men de begeerte met de werking vereenigt, tot de zaligheid noodig is.
GEBED.
Wanneer, o Heer! zal ik , vermoeid van de ongeregeldheid en nutteloosheid mijner begeerten , gelijk ik dit moet wezen , beginnen met ze volgens uwen heiligen wil te schikken , en het goede te oefenen , hetwelk ik verlang te doen? Is het voor mij genoeg steeds te zeggen: Ik zou geheel aan u willen toebeliooren , en u getrouw dienen , zonder het standvastig te doen en zonder het krachtdadig te willen ? Helaas , mijn God! ik weet; dat de hel door de nuttelooze begeerten , en door die : ik zou mij wel wülen zalig maken, vervuld is; en dat zij niet nalaat het hierom te wezen. Ach, kan ik mij bekeeren en mijne zaligheid bewerken , met het niet anders te willen dan gelijk al de verdoemde Christenen dit gewild hebben en nog willen? Heer! ruk uit mijn hart die nutteloosheid der begeerten voor mijne zaligheid, die geschikt is om mij in het eeuwig ongeluk te storten , en maak, dat ik altijd de gedachte, de begeerte en de middelen vereenige en in het werk stelle, die gij mij geeft om u te behagen en mijne zaligheid te bewerken. Amen.
ijep.i'f boek.
XII. HOOFDSTUK.
Dat men zich in liet gebed oefenen en tegen zijne kwade neigingen strijden moet.
1. De ziel. — O lieer , mijn God! ik zie hoe zeer de verduldigheid mij noodig is; want in dit leven overkomt ons veel tegenspoed : hoe ik het regele of niet om vrede te hebben , kan tocli mijn leven niet zonder strijd of smart wezen.
quot;2. Christus. — Dit is waar, Zoon! want ik wil niet dat gij zulken vrede zoeket, die zonder bekoring is, of die geene tegenheid gevoelt.
Geloof dan, dat gij den waren vrede gevonden hebt, als gij door vele bekoringen geoefend , en door tegenspoed beproefd wordt.
Indien gij zegt, dat gij niet veel kunt verdragen, hoe zult gij dan den brand des va-gevuurs kunnen lijden ? Van twee kwaden moet gij altijd het minste kiezen.
Om dan de eeuwige pijnen te ontgaan, moet gij de tegenwoordige wederwaardigheid gaarne leeren lijden.
Meent gij, dat de wereldsche menschen niets te lyden hebben? Dit zult gij niet bevinden, al zocht gij de weelderigste.
3, Maar zij hebben, zegt gij , velerhande genoegens, zij volgen hunne eigene genegenheden en daarom achten zij hun lijden niet veel.
Schoon het zoo ware, en dat zij alles hebben hetgeen hun hart verlangt, hoe lang zal het dan toch duren ?
Zie, die op de wereld rijk en weelderig zijn , zullen als rook vergaan, en er zal aan hunne verledene genoegens niet meer gedacht worden.
237
25H DE NAVOLGING VAX JES11S CHRISTUS.
En zelfs gedurende hun leven geiiieten zij die niet zonder bitterheid, verdrieten vrees.
Want dikwijls in die zelfde dingen , in welke zij het vermaak zochten, ontmoeten zij de straf en de droefheid, en dat met regt, aangezien het billijk is, dat de bitterheid en schande de vermaken vergezellen, die men in de ongeregeldheid zoekt.
O hoe kortstondig, bedriegelijk, strafwaardig en eerloos zijn die vermaken!
En nogtans zoo verblind , zoo bedwelmd en zoo vervoerd zijn hunne minnaars , dat zij die niet zien; maar zij loopen als stomme dieren om eene kleine vreugd van dit sterfelijk leven , in den dood van hunne ziel.
Gij dan , mijn Zoon ! vnlg uwe begeerlijkheid niet in, keeruaj van uwe lusten. {Ecc\ 18. y. 30.) Neem uw vermaak in den lieer, en Hij zal u geven hetgene uw hart bepeerl (Ps. 26. v. 4.)
Indien gij eene opregte vreugden ovjrvloe-dige vertroosting wilt smaken , veracht dan alle vvereldsche dingen, verwerp alle aardsche vreugde . en ik zal u zegenen , ik zal over u mijne onuitputbare vertroostingen uitstorten.
En hoe meer gij u van allen troost der schepsflen zult aftrekken, des te zoeter en krachtiger genoegens zult gij in mij vinden.
Maar in het eerst zult gij daartoe zonder eenige droefheid en strijd niet komea.
Uwe oude en kwade gewoonte zal u tegenstand bieden; maar gij zult die door eene nieuwe en betere gewoonte overwinnen
liet vleesch zal er tegen morren; maar het z.ü door de vurigheid des geestes bedwongen worden.
DERDE BOEK 259
zij De booze vijand, die oude slang, zal u bekoren
is. en kwellen; maar gij zult hem verjagen door
ke het gebed; gij zult hem den ingang van uw
de hart door goede werken of bezigheid sluiten,
in- ,
en OEFENING.
in
De ware vrede bestaat in de ootmoedige en ir- standvastige onderwerping aan Gods wil, in de
hevigste kwellingen, in de groots'e bekoringen, en en als gij in u zelven niet meer zult vinden dan
üe opstand, onrust en verdriet, alsdan is het wan-
mn neer gij dit alles en in alles in de handen van
in God stelt, dat gij de ware rust van eene ziel
zult vinden , die op zich zelve niet steunende , nd niet meer dan in God door het vertrouwen en
13.) de onderwerping bestaat. Zich ontmaken van
l u alles wat ons behaagt , alles wat ons kwelt,
4.) van de hand des Heeren aanvaarden, alles
oe- wat ons tegengaat, overwinnen , ziedaar het
Ian ware middel om in vrede te wezen.
;he
• u CEBED.
en. - j .
jer Heer! gij alleen kunt ons dien vrede des har-
en ten , dien vrede Gods , dien onuitsprekelijken
vrede en die ootmoedige onderwerping verlee-jer nen. Wij vragen udien, wij hopen denzelve ,
en verwachten dien van u. Mijn Zaligmaker ! en. verleen ons dien vrede, welke onzen geest en
;ne ons hart in de afhankelijkheid uwer waarheden
en van uwen heiligen wil behoudt. Amen.
liet
;en —
200 DE NAVOLGING VAN JE JUS CIIIUSI US.
Xlll. HOOFDSTUK,
Over de onderdanigheid naar liet voorbeeld van Christus te beminnen.
1. Christus — Zoon! hij, die zich aan de gehoorzaamheid zoekt te onttrekken, onttrekt zich ook aan mijne genade; en wie alleen eene zaak wil bezitten, die verliest wat algemeen is.
Wanneer iemand zich niet gewillig aan zijnen overste onderwerpt, is zulks een teeken, dat zijn ligchaam hem niet volkomen onderworpen is; maar dat het hem dikwijls tegenkant en lastig valt.
Leer u dan met vlijt aan uwe oversten onderwerpen, zoo gij uw eigen vleesch ook gaarne onder bedwang wilt brengen.
Want de uitwendige vijand wordt ligter overwonnen , wanneer de mensch inwendig den vrede bezit.
Uwe ziel heeft geenen boozeren vijand dan u zeiven , wanneer gij met uwen geest niet overeenkomt.
Gij moet u zeiven versmaden, indien gij vleesch en bloed wilt overwinnen.
Omdat gij u zeiven nog te ongeregeld bemint, daarom kunt gij u niet geheel aan den wil van anderen overgeven.
2. Maar wat grooisch is het, dat gij u, die niet anders zijt dan stof en een niet, om God, onder eenen mensch stelt, daar ik , die de Almogende en Allerhoogste ben, en die alles uit niet heb geschapen, mij om u ootmoedig aan de menschen onderworpen heb?
llERllE HOEK
Ik ben de notmoedigheid en de minste van allen geworden , opdat gij door mijne ootmoedigheid uwe hoovaardij zoudt overwinnen.
Leer onderdanig zijn, o stof der aarde! leer ii vernederen, o slijk en asoh! en u onder de voeten aller menschen buigen.
Leer uwen wil breken en de onderwerping in alle dingen oefenen.
3. Ontsteek u door ijver tegen u zeiven , en laat geene opgeblazenheid in u leven. Wees zoo ootmoedig en klein, dat alle menschen over u mogen gaan, en u als het slijk vertreden.
O ijdel mensch! wat reden hebt gij van te klagen? O hoe kunt gij, o vuile zondaar! degenen tegenspreken, die u schandelijk bejegenen, gij, die zoo dikwijls God vergramd, en zoo dikwijls de hel verdiend hebt!
Waar mijn genadig oog heeft u gespaard , omdat uwe ziel in mijn aanschijn dierbaar was; opdat gij mijne liefde zoudt kennen , en voor mijne weldaden dankbaar wezen; opdat gij u altijd zoudet begeven tot de ware onderwerping en ootmoedigheid, en geduldig de versmadingen, die u overkomen, verdragen.
OEFENING.
Men moet zich niet tevreden houden met uitwendig te gehoorzamen en in zaken, die gemakkelijk zijn; maar men moet ook uit ganscher harte en in de moeijelijkste dingen gehoorzaam wezen. Want hoe lastiger het ons valt te gehoorzamen , hoe meer verdienste men heeft. Zou men zich niet kunnen onderwerpen aan eenen mensch , om God , nadat men gezien heeft, dat 16 15.
261
262 DB NAVOLGING VAN JESUS CIIIUSTUS.
God zich voor ous aan de menscben heeft onderworpen , ja aan zijne beulen zelfs?
Jesus Christus heeft geheel zijn leven willen gehoorzaam wezen, ja gehoorzaam tot den dood des kruises, en ik zou mijn leven niet willen doorbrengen met te gehoorzamen, en vau de gehoorzaamheid mijne verdienste en mijn kruis makeii? De onaftiankelijkheid is een aandeel van eenen God, en hij is mensch geworden om van een ieder af te hangen, en om de afhankelijkheid in zich te heiligen. Ik wil mij dan naar het voorbeeld van eeiien onderdaniger), afhankeiijken en gehoorzamen God schikken, en over niets in mij . noch zelfs over mijnen eigen wil beschikken,
GEBED.
O mijn Zaligmaker! die in den schoot van Maria door de gehoorzaamheid zijt gevormd geweest, gij, die ze gedurende dertig jarea te Nazareth stipt hebt geoefend, en uit gehoorzaamheid hebt willen geboren worden , leven en sterven; wek ons op om uw voorbeeld na te volgen, om in alles aan u, in tie personen, die over ons gesteld zijn, en die uwe plaats bekleeden , te gehoorzamen. Maar miak tevens wanneer wij ons verbinden om te doen wat ons bevolen is, om het gaarne te doen , beter te ooroeelen . dat wij van ons leven eene gedurige gehoorzaamheid maken, die ons in dit leven uwe genade en uwe heerlijkheid in de eeuwigheid ver/.ekert. Amen.
bBKÜR BOEK
XIV. HOOFDSTUK.
Over de beschouwing van Gods verborgen oordeelen,
opdat wij alle groote gevoelens van ons zeiven
zouden vermijden.
1. üe ziel. — Heer! als gij uwe oordeelen, over mij uitspreekt, zoo doet gij door angst en vrees mijne beenderen beven, en mijne ziel wordt zeer verschrikt.
Ik sta verbaasd, als ik zie, dat de hemelen zelfs niet zuiver zijn voor uwe oogen.
Want gij hebt in uwe Engelen zelfs boosheid gevonden en hen niet gespaard, wat zal dan van mij geworden ?
De sterren zijn uit den hemelgevallen, waarop moet ik, stof en asch mrj verlaten?
Vele inenschen, wier leven zoo loffelijk scheen, zijn in groote zonden gevallen, en die het brood der Engelen aten, hebben, daarna smaak gevonden in den draf der varkens.
2. Geene heiligheid dan, o Heer! kan blijven staan of duren, als gij uwe hand van ons aftrekt.
Geene wijsheid kan baten, zoo gij ophoudt haar (e geleiden.
Geene sterkte kan helpen, zoo gij nalaat die te ondersteunen.
Geene kuischheid is veilig, zoo gij haar niet beschermt.
Geene eigene bewaring kan ons baten, zoo uw wakend oog ons niet bijstaat.
Want als wij van u verlaten worden, zinken wij ten gronde, en gaan verloren ; maar als gij ons bezoekt, worden wij opgeheven en beginnen te leven.
263
264 l)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTI S.
Wij zijn ongestadig, maar gij versterkt ons ; wij zijn laauw, maar gij ontsteekt ons.
3. O. wat een klein gevoelen moet ik van mij hebben, en hoe weinig is het te achten, indien ik iels goeds schijn te hebbent
O Heer! hoe diep moet ik mij ouder uwe ondoorgrondelijke oordeelen buigen, alwaar ik mij niets auders bevind te zijn dan een niet en een loutere niet.
O oneindig gewigt! o ongemetene en grenze-looze zee! waar ik van mij zeiven niets anders vind dan een enkele niel.
Waar kan dan de ijdele eer of het vertrouwen op eenige outvargene genade in mij schuilen?
Alle ijdel behagen en alle roem, o Heer! is geheel in de diepte uwer verborgene oordeelen verslonden.
4. Wat is toch het vleesch voor uwe oogen! Zal het leem zich verheffen tegen den pottenbakker !
Hoe kan de mecsch, die met het hart aan God waarlijk onderworpen is, door ijdele woorden zich verheffen ?
Geheel de wereld zal hem, dien de waarheid aan hare heerschappij onderworpen heeft, tot geene hoovaardij kunnen brengen, en nooit zal hij, die al zijne hoop op God gevestigd heeft, door de toejuiching der menschen bewegen worden.
Want die alleen, welke spreken, zijn een niet; zij zullen allen vergaan met het geluid hunner woorden. Maai- de waarheid des Heer en blijft in eeuwigheid. (Psalm H6. v. 2.)
OEFENING.
De ondoorgrondelijkheid der oordeelen Gods,
UEliUE DOEK.
voor wiens oogen elk raensch slechts een niet en zonde is , moet alle gevoelen van trotscbheid in onze ziel uitdooven met ze te treffen op het aanzien der heiligheid en der zuiverheid van God, en hot gedenken van den grond van onzuiverheid en verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Een engel zondigt, en God kan hem niet verdragen, Hij verwerpt hem om eene enkele zonde uit zijn hart en uit zijn paradijs. De mensch zondigt, en hij verdraagt hem, hij opent voor hem zijn hart en zijnen hemel, indien hij doer eene spoedige en opregte bekeering tot Hem wil wederkomen. Laten wij uit het eene eenen allergrootsten schrik voor de zonde en eene hei.zame vrees voor Gods regtvaardigheid opvatten, en uit het aodereeen vast vertrouwen in zijne barmhartigheidstellen, niet om ze te misbruiken met onze boetvaardigheid uit te stellen: maar om ons aan te moedigen om ze wel te doen, en trachten eene volkomene erkentenis voor al zijne weldaden te hebben.
GEREI).
O heiligheid van God, die de zonde niet kunt verdragen ! hoe kunt gij een hart als het mijne dulden , dat ze onophoudelijk bedrijft en zich gewent om u te mishagen ? O zuiverheid van eenen God, voor wiens oogen de hemelen zelfs niet zuiver zijn, en die ongeregtigheid in de Engelen gevonden hebt, hoe komt het, dat gij mij niet verwerpt,in wien alles onzuiver en straf pligtig is! Heer! indien gij wilt, kunt gij mij zuiveren en heilig maken. Ik werp mij in de armen uwer barmhartigheid, en smeek u, ia mij alles te
265
266 DE l\AVOLGI.NG VAN JESUS CHHINTUS.
verniotigen, wat, tegen uwe heiligheid strijdt, en mi) op te wekken om mij te beteren en mij over mijne zonden te straffen. Amen.
XV. HOOFDSTUK.
Wat men moet. zeggen en doen, als er in ons eenige begeerte ontstaat.
1. Christus. — Zoon ! spreek in alle voorvallen: o Heer! dit is uw wil, laat het zoo geschieden. O Heer! is uwe eer daarin gelegen, zoo geschiede zulks om uwen naam.
Heer! zoo gij ziet dat mij dit dienstig en voordeelig is, geef mij dan hetzelve om het tot uwe eer te gebruiken.
Maar zoo gij weet, dat mij zulks schadelijk of niet nuttig is tot mijne zaligheid, neem dan die begeerte van mij weg.
Want alle begeerte is niet van den H. Geest, al dunkt bet den mensch dat zij opregt en goed is.
Hel is zeer moeijelijk om wel te onderscheiden of het de goede of kwade geest is, die u tot dit of dat aandrijft, en of gij door uwen eigenen geest daartoe bewogen wordt.
Velen, die in het begin door eenen goeden geest daartoe schenen getrokken te worden, zijn op het laatste bedrc.gen ffeweest.
2. Daarom moet gij altijd in de vreeze Gods en met ootmoedigheid des harten begeeren en vragen, al hetgene gij zoudt mogen wenschen, en met eene garische overgeving van u zeiven mij dat bevelen, en zeggen;
3. Heer! gij alleen weet wat het beste is; dit
BERDE BOEK.
of dat geschiede zoo het u belieft, geef mij het-gene gi] wilt, en zooveel gij wilt.
Handel met mij gelijk het u goeddunkt, u meest behaagt, en meest tot uwe eer strekt.
Stel mij waar het u belieft, en doe met mij iu alles naar uw goeddunken.
Ik ben in uwe handen : keer en wend mij van alle zijden.
Zie, ik ben uw dienaar, ik ben tot alles bereid: want ik wil niet voor mij, maar voor u leven. O, of ik zulks waardig en volmaakt konde doen !
GEBUD OM GODS WIL TE VOLDRENGEN.
De ziel. — O allerzoetste Jesus, verleen mij uwe genade, opdat ze met mij zij, met mij werke, en mij tot het einde toe bijblijve; geef mij, dat ik altijd datgene wensuhe en wille, wat u aangenaam is en allermeest behaagt.
Dat uw wil de mijne zij,en dat mij n wil den uwen altijd volge, en daarmede geheel overeenkome.
Laat mij met u gelijk zijn in het willet, en niet willen; ja, geef mij nooit anders te kunnen willen of niet te willen dan hetgene gij wilt of niet wilt.
4 Verleen mij , dat ik aan al hetgene ia de wereld is, sterve, en .dat ik om uwe liefde moge begeeren in deze wereld versmaad en onbekend te zijn.
Geef, dat ik, boven al hetgene men kan wensehen, in u ruste, en dat mijn hart geene vrede zoeke dan in u
Want gij alleen zi)t de ware vrede des harten, zijne eenige rust, en buiten u is alles piinlijk en ongestadig. In dezen vrede en in deze eenheid; dat is in u, die het opperste en eeuwige goed zijt, zal ik slapen en rusten.
267
HE NAVOLGING V,VX Jt,SUS CHRISTUS.
OEFENING
Dewijl God alles wil wat ons overkomt, en wijl hij het wil voor ons welzijn en voor onze zaligheid, zoo moeten wij ons in alles aan zijnen heiligen wil overgeven, dat wil zeggen in de oefening: 1°. Niets willen dan betgeen God wil en het willen gelijk Hij dit wil en als Hij dit wil. 2°. Ons nooit van zijnen heiligen wil dooreene vrijwillige ontrouw verwijderen, en nimmer aan ons hart toe te laten van iets te zeggen ofte doen, wat met den wil van God strijdig is. 3°. Nooit uit eenig inzigt zondigen, en ons tegen God niet stellen in hetgene hij wil.
Er is slechts een sterk en standvastig voornemen noodig om alles te doen , te laten en te lijden hetfrene hij wil of van onze getrouwheid zou willen, om ons slagtoffers van zijne liefde eu van zijn welbehagen te maken, en ons op aarde datgene te doen beginnen, wat wij hopen in den hemel te blijven doen. Lait ons dus den Heer dikwijls bidden, dat zijn wil in ons hier op aarde geschiede, gelijk hij in ons in eeuwigheid zal geschieden.
GEBED.
O mijn God ! wiens heilige wil de regel en de oorsprong van alle goed is, wees in mij de ziei van al mijne werken en de drijfveer van al de bewegingen mijns harten. Maak, dat ik in mijn geheel gedrag, in al mijne wederwaardigheden niets zoeke (e doen of te lijden, dan hetgene gij wilt, omdat gij het wilt, en gelijk :a;ij het. wilt; dat ik in alles aan mijnen eigen wil
268
I1ERDE BOEK.
verzake; dat ik u als den meester, en als den eigenaar van mijn hart make, opdat het in alles aan de genegenheden en aan den wil van het uwe onderworpen zij, zonder ooit van hetzelve af te wijken. Amen.
XVI. HOOFDSTUK
Dat men den opregten troost in God alleen moet zoeken.
1. De ziel. — Al hetgene ik tot mijne vertroosting kan wenschen of denken, verwacht ik niet op deze wereld, maar hiernamaals.
Want al hadde ik alleen al de vertroostingen dezer wereld, en al genoot ik al het vermaak, zoo is het echter gewis, dat dit niet lang zou kunnen duren.
Gij kunt derhalve, o mijne ziel ! niet volkomen getroost of verblijd worden, dan in God alleen, die de trooster der armen en de verheffer der ootmoedigen is.
Wacht een weinig, o mijne ziel! verbeid toch de goddelijke belofte, en gij zult in den hemel overvloedig alle goed genieten.
Indien gij al te zeerde tijdelijke dingen bemint, zoo zult gij de hemelsche en eeuwige verliezen.
Gebruik de tijdelijke goederen tot uwe noodwendigheden, maar verlang naar de eeuwige.
Gij kunt door tijdelijk goed niet verzadigd worden, want gij zijt niet geschapen om in hetzelve uw geluk te vinden.
2. Al hadt gij al de geschapene goederen te zamen, zoo zoudt gij evenwel niet gelukkig zijn; maar al uw geluk is gelegen in God alleen , die alles gescUapen heeft.
269
270 DE NAVOLGING VAN JF.SUS CHRISTUS.
Dit geluk is geen geluk gt-lijk de dwaze miu-naars der wereld zich iubeeldeu, en aan
hetgene zij wenschen; maar een geluk zoo als alle opregte geloovigen van mij verwachten, en hetwelk de godvruchtigen en zuiveren van hart, wier verkeer in den hemel is, somlijds smaken.
Alle menscheliike troost is ijdel en kortstondig, maar zalig en waarachtig is de troost, die men inwendig van de waaiheid, die God zelf is, ontvangt.
Een godvruchtig mensch draagt zijnen vertrooster, Jesus, met zich en zegt tot hem ;
O Heer! sta mij ten alle tijde en op alle plaatsen bij! Dat dit mijne vertroosting zij, allen menschelijken troost gaarne te willen ontberen.
En indien mij uw troost ontbreekt, laat alsdan uw wil en uwe regtvaardige beproeving mijn grootste troost wezen : want uwe gramschap zal niet altijd blijven duren, en uwe bedreiying zal niet voor eeuwig zijn.
OEFENING.
God is het middenpunt van onze harten, zegt de heilige Augustinus, en zij zullen altijd onrustig leven zoo lang zij in Hem niet zullen rusten : dit is zoo lang als zij, aan zich '/elven en aan de schepselen verkleefd, hun geluk buiten God zullen zoeken. Men moet zich dan onthechten aan alles, wat God niet is, zich van alles afscheiden, als dood zijn voor alles, om het ware geluk te bezitten, hetwelk eene ziel in God vestigt. Zeggen wij dus niet, gelijk de wereldlingen: gelukkig zij, die alles wat zij verlangen, in overvloed hebben, en aan welke noch goede-
DERDE HOEK.
ren, nocli wereldsche vermaken ontbreken ! Laat ons liever zeggen: Gelukkig een hart, voor hetwelk God alleen gencegzaam is! Gelukkig een Christen, die niet bemint dan hetgene, wat hij altijd zal beminnen.
GEBED.
Wanneer o mijn God! zal ik van al het aardsche onthecht zijn en niet meer wenschen dan nair het geluk van u te behagen en u te beminnen? Wanneer zult gij voor mij meer dan alle dingen zijn , en voor mij alles in alle dingen eeniger wijze wezen , gelijk gij het voor uwe Heiligen in den hemel zijl! Maak, Heer! dat ik alle voldoei.mg aan mijne zinnen en allen menschelijken troost aan mijnen geest onttrekke, om mijn vermaak in het vermaak van uw hart te stellen. Kwellingen, verdriet, tegenspoed, gij zult voortaan het vermaak mijns harten, of ten minste het voorwerp van deszelfs geduld uitmaken , zoodra ik zal overdenken, dat gij in het hart van uwen Zaligmaker zijt geheiligd geweest, en dat hij wil, dat ik u lijde. Heer! indien gij mij van uwen troost beroolt, zoo als ik het verdien , maak dan , dat de ootmoedige onderwerping aan uwen wikmij tot den grootsten troost verstrekke. Amen.
XVH. HOOFDSTUK.
Dat men alle bezorgdheid in God moet stellen.
1. Christus. — Zoon ! laat mij met u handelen zoo 't mij belieft; ik weet wat u dienstig is.
271
27quot;2 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.
Gij denkt als een menscli, en gij oordeelt over vele dingen , gelijk de menschelijke genegenheid u dat ingeeft.
2. De ziel. — Heer! het is zoo: de zorg, die gij voor mij draagt, is veel grooter, dan die ik zelf voor mij kan hebben.
Wie zijne zorg op u niet legt, die is in gevaar van te vallen.
lieer! doe met mij hetgeen u behaagt, zoo slechts mijn wil altijd geregeld en vast in u blijve.
Want het kan niet anders dan goed wezen , hetgene gij mij wilt doen.
Wilt gij dat ik in duisternis zij , weesg^loofd : wilt gij, dat ik in het licht zij , wees ook geloofd.
Indien gij u gewaardigt mij te troosten , wees daarover geloofd : wilt gij mij kwellingen overzenden , wees ingelijks altoos geloofd.
o. Christus. — Zoon! alzoo moet gij gesteld zijn, indien gij met mij wilt wandelen.
Gij moet zoo wel bereid zijn tot lijden als tot verblijden; gij moet zoo wel gaarne bereid wezen arm en behoeftig als rijk en vermogend te zijn.
4. De ziel. — Heer! ik wil gaarne hetgene u belieft mij over te zenden, voor u lijden.
Ik wil tevens uit uwe handen goed en kwaad, zoet en bitter, blijdschap en droefheid ontvangen, en u altijd bedanken voor al wat mij zal overkomen.
Bewaar mij slechts voor de zonde , en ik zal noch dood, noch hel vreezen.
Als gij mij maar niet voor eeuwig verstoot, en mij niet uit het boek des levens schrapt, zoo zullen al de kwellingen , die mij overkomen, mij geen hinder toebrengen.
HEliUE tiOEK.
OEFENING
Om den vrede in onrust te bewaren, moet onze wil in God onwankelbaar zijn, en altijd God tot doeleinde hebben , dat wil zeggen , dat men in de oefening moet geschikt zijn om alles van de hand en van het hart van God , van zijne regtvaardigheid en goedheid, met eene ootmoedige onderwerping aan zijn welbehagen te ontvangen. Goed en kwaad, gezondheid en ziekte, voor- en tegenspoed , vertroosting en mistroostigheid, bekoring en vrede , inwendige vertroostingen ; beproeving en kastijding, alles moet in eene ziel met ootmoed, geduid en onderwerping ontvangen worden , als komende vaa de hand Gods , en dit is het eenige middel om den vrede te midden der grootste beroerten aan te treffen.
GEBED.
Mijn God ! maak, dat ik mij in alles op uwe magt en goedheid verlate. Gij kunt en wilt mij helpen ; dit is voldoende om mij gerust te stellen en mij in de drukkendste wederwaardigheden te ondersteunen. Bewaar mij slechts van de zonde , dan ben ik tevreden alles te lijden. Indien ik door de hevigste bekoringen aangerand word, indien ik op het punt ben er in toe stemmen , en als door de schaduw des doods omringd beu, zoo als de Profeet zegt, zal ik mij geheel in uwe handen stellen, en liet grootste kwaad niet duchten, omdat gij met mij zijt, om mij te helpen hetzelve te verdragen. Al de genade, die ik u vraag, o mijn Zaligmaker ! is dat
274 Ufci NAVOLGING VAN JESUS CUKISTUS.
mijne smarten u zoo aangenaam moffen wezen als zij voor mij verdrietig zijn : namelijk wanneer ik ze met geduld verduur, dat zij voor mij middelen van boetdoening en zaligheid mogen worden. Amen.
XVIII. HOOFDSTUK.
Dat men de tijdelijke ellenden naar het voorbeeld van Jesus geduldig moet verdragen.
1. Christus. —Zoon! ik ben om uwe zaligheid uit den hemel gedaald; ik heb mij met uwe ellenden , niet uit dwang, maar uit liefde, beladen, opdat gij zoudt leeren verduldig zijn, en de tijdelijke ellenden zachtmoedig verdragen.
Want van mijne geboorte af tot aan mijnen dood op het kruis, ben ik nooit zonder lijden geweest.
Ik heb groot gebrek gehad aan noodwendige dingen ; ik heb dikwijls klugten jegens mij gehoord ; ik heb vele schade en smaad zachtmoedig verdragen; ik heb voor weldaden ondank gekregen, voor mijne wonderen ben ik gelasterd, en om mijne leer ben ik berispt en beschuldigd geworden.
2. De ziel. - ileer! aangezien gij zoo vsrdul-dis: zijt geweest in uw leven , namelijk om den wil uws Vaders te volbrengen, is het zeker regt en bil.ijk, dat ik . arme zondaar, volgens uwen wil verduldig lijde , en dat ik den last van dit vergankelijk leven , zoo lang als het u zamp;l believen, om mijne zaligheid drage.
Want al is dit leven zeer zwaar, het is nog-tans door uwe genade zeer verdienstelijk , en door uw voorbeeld , en door dat van uwé Heiii-
DERDE BOEK.
gen , voor de kranken zachter en verdragelijker geworden.
Het is ook veel troostelijker nu te lijden, dan het eertijds was in de oude wet, toen de deur des hemels gesloten bleef, en de weg tot den hemel meer duister was, en wanneer weinige menschen bezorgd waren om het rijk der hemelen te zoeken.
De regtvaardigen zeiven , en die alsdan tot de zaligheid verkoren waren, konden, vóór de hemel door uw lijden , door het losgeld van uwen heiligen dood geopend was, denzelven niet ingaan.
6. O hoe groolelijks moet ik u bedanken, dat gij u gewaardigd hebt, aan mij en aan alle geloovigen den regten en goeden weg tot het eeuwige rijk te toonen?
Want uw leven is onze weg, eu door de heilige verduldigheid gaan wij tot u, die onze kroon zijt.
Wie zou trachten u te volgen , zoo gij ons niet waart voorafgegaan , en ons den weg niet hadt getoond ?
Ach ! hoe verre zouden vele menschen achterblijven, zoo zij de schoone voorbeelden van uw leven niet gedurig voor oogen hadden !
Zie, wij zijn nog zoo traag, daar wij uwe menigvuldige wonderen en leeringen zoo menigwerf gehoord hebben; wat zou het dan zijn , indien wij zoo groot licht niet hadden om u te volgen.
OEFENING.
Dikwijls moeten wij op het smartvol lijden des Zaligmakers denken, die voor ons de straffen , welke wij schuldig waren , heeft geboet. en dit om ons op te wekken om behoorlijk te lijden. Hot lijden , dat God ons overzendt, zijn proef-
275
~27(i llE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
nemingen om onze getrouwheid te cloorgronden, of regtvaardige straffen om onze ongetrouwheden te tuchtigen. Wij moeten hetzelve met eene ootmoedige onderwerping en in eenen waren geest vao boetvaardigheid aannemen; gelukkig nog, dat wij aan de goddelijke regtvaardigheid in den tijd mogen voldoen, om Gods goedheid in eeuwigheid te mogen aanschouwen.
l)e grootste kwelling, die wij hebben, is om ons zeiven te verdragen. De opstand van onze driften , de bitterheden van ons hart, de droefgeestigheid van onzen aard, de ongeregeldheden onzer gedachten, en onze geheele meiisch, zoo strijdig aan God , zouden een kruis wezen , dat zeer moeijelijk te dragen is; tenzij wij menigmaal dachten aan het geduld, waarmede God ons verdraagt, en dat wij moeten navolgen in ons zeiven te verdragen. Laat ons dau trachten in kwellingen te leven en die geduldig te aanvaarden , om met den troost te sterven , van onze zonden door het goede gebruik der smarten van dit leven uitgewischt te hebben , welke het noodzakelijkste geduld is tot de zaligheid van eenen Christen.
GEBED.
Mijn God ! hoe is het mogelijk , dat wij u zoo veel voor ons zien lijden , en dat wij niets voor u willen verduren ! Kan men gelooven , om met u in den hemel te heerschen, dat meu met u op de wereld moet lijden , als men'alle gelegenheden van kwellingen vlugt of ongeduldig lijdt! O mijn God! verleen mij de kracht om wel te lijden , en maak, dat het geduld, dat gij ons ingeeft, ons de eeuwige vergelding, welke gij ons belooft, doe verdienen Amen.
UK 11U1-; HOIK
XIX. HOOFDSTUK.
Over liet dulden van alle ongelijk, en waaraan een verduldig menseh gekend wordt.
1. Christus. — Zoon, wat zegt gij? Houd op met klagen als gij mijn lijden en dat van mijne Heiligen aanmerkt. Gij hebt nog niet gestreden tot den bloede.
Wat gij lijdt, is weinig, ion opzigte van hen , die zooveel geleden hebben, zoo sterk bevochten , zoo zwaar verdrukt, en zoo dikwijls beproefd en geoefend zijn geworden.
Gij moet u het grootste lijden van andere men-schen voor den geest biengen, opdat gij uw gering lijden des te beter moogt verdragen.
Indien uw lijden u zwaar schijnt, zie toe, of dit niet uit uwe onverduldigheid voortkomt.
Maar of dan ook uw lijden groot of klein zij , poog alles verduldig te verdragen.
'2. Hoe beter gij u tot het lijden stelt, des te gemakkelijker handelt en des te meer verdiensten bekomt gij. Een vast besluit en de gewoonte van het lijden , zullen u het lijden zelfs ligter maken.
Zeg nooit, ik kan dit van zulke menschen niet verdragen ; zulke dingen zijn mij onlijdelijk; hij heeft mij groote schade berokkend, en verwijt mij dingen , die ik nooit gedacht heb ; van een ander zou ik het gaarne willen lijden, en gelijk ik zou gelooven het te moeten lijden.
Dit is eene dwaze gedachte ; want het ziet de deugd van verduldigheid met in, noch door wien die gekroond zal worden ; maar het ziet alleen de personen aan, die verongelijkt hebben , en het leed, dat is aangedaan.
978 l)quot;E NAVOLGING VA\ JfcSUS CHRISTUS.
3. Hij, die niet meer wil lijden, dan het-gene hem goeddunkt, en niet dan van zulke personen, die het hem belieft is geen opregt verduldig mensch.
Maar een waarlijk verduldig mensch neemt niet in aanmerking van wien hij te lijden heeft; hetzij van zijne oversten of van zijns gelijken, of van iemand , die minder is , noch of hij van eenen goeden en heiligen mensch, of van eeoen boozen en onwaardigen iels te verduren hebbe.
Maar zonder onderscheid neemt hij alles van de hand Gods, hoedanigen tegenspoed hemover-kome, en van welk schepsel het ook zij, erkentelijk aan , en houdt het voor een groot voordeel, wel wetende dat er geen lijden, hoe gering het zij, voor God onbeloond zal blijven, als men het om Hem verdraigt.
Wees dus altijd bereid tot strijden, indien gij de zegepraal wilt behalen; want zonder strijd kunt gij de kroon van lijdzaamheid niet bekomen.
Indien gij niet wilt lijden, zoo wilt gij ook niet gekroond worden; maar indien gij wilt gekroond worden, strijd dan vroom en lijd geduldig. Zonder arbeid komt men niet tot de rust, noch zonder strijd tot de zegepraal
4. De ziel, — O Heer! maak mij dit mogelijk door uwe genade , hetgene mij door de natuur onmogelijk schijnt.
Gij weet, dat ik weinig kan lijden , en aldra kleinmoedig word als mij eene gerings wederwaardigheid te beurt valt.
Maak, o Heer! dat ik om uwen naam alle beproeving en kwelling beminne en wensche; want om uwen naam te lijden en gekweld te worden, is voor mijue ziel zeer zalig
DERDE BOEK.
OEFENING.
De oefening van het geduld bestaat: 1. in alle wederwaardigheden van de hand Gods te ont vangen ; 2 in alles met onderwerping te lijden ; 3. in nooit over eenige tegsnspraak te klagen ; 4 , in te gelooven , dat t r ons, na de hel verdiend te hebben, geen ongelijk of geene onregtvaardig-heid kan wedervaren; 5. in geene klagten dan over ons zeiven te doen ; 6 in niets te zeggen als men ontsteld is; 7 in God voor het kwaad, zoo wel als voor het goed te bedanken; eindelijken dikwerf met Job te zeggen : De lieer had het mij gegeven , de Heer heeft het mij ontnomen , zijn naam zij geprezen. Ziedaar welke de oefening moet wezen , die ter zaligheid van alle christenen noodzakelijk is, en die nogtans ia de christene wereld zoo zeldzaam gevonden wordt, want er is niemand , of hij lijdt veel, en weiningen die behoorlijk lijden.
Een lang en standvastig geduld in de wederwaardigheden is eene zeer krachtige boetpleging om de zonden uit te wisschen, welke God niet tweemaal straft, en wanneer hij ze ia dit leven tuchtigt, toont hij ons hierdoor, dat hij ze in het andere niet zal straffen.
GEBED,
Maak, o mijn Zaligmaker! dat uw geduld, in alles voor mij en door mij te lijden, in mij het voorbeeld en het begin van mijn geduld zij , om alles voor u te lijden, en dat ik, uwe inzigten wegens mijne zaligheid volgende, welke gij door het goede gebruik der wederwaardigheden wilt
279
snö K'E NAVOLGING V.VN JtSUS CHRISTUS.
3. Hij, die uiet meer wil lijdeu, dan het-gene hem goeddunkt, en niet dan van zulke personen, die het hem belieft is geen opregt verduldig mensch.
Maar een waarlijk verduldig mensch neemt niet in aanmerking van wien hij te lijden heeft; hetzij van zijne oversten of van zijns gelijken, of van iemand , die minder is , noch of hij van eenen goeden en heiligen mensch, of van eenen boozen en onwaardigen iels te verduren heiibe.
Maar zonder onderscheid neemt hij alles van de hand Gods, hoedanigen tegenspoed hem over-kome, en van welk schepsel het ook zij , erkentelijk aan , en houdt het voor een groot voordeel, wel wetende dat er geen lijden, hoe gering het zij, voor God onbeloond zal blijven, als men het om Hem verdraigt.
Wees dus altijd bereid tot strijden, indien gij de zegepraal wilt behalen: want zonder strijd kunt gij de kroon van lijdzaamheid niet bekomen.
Indien gij niet wilt lijden, zoo wilt gij ook niet gekroond worden; maar indien gij wilt gekroond worden, strijd dan vroom en lijd geduldig. Zonder arbeid komt men niet tot de rust, noch zonder strijd tot de zegepraal
4. De ziel, — O Heer! maak mij dit mogelijk door uwe genade, hetgcne mij door de natuur onmogelijk schijnt.
Gij weet, dat ik weinig kan lijden , en aldra kleinmoedig word als mij eene geringe wederwaardigheid te beurt valt.
Maak, o Heer! dat ik om uwen naam alle beproeving en kwelling beminne en wensche; want om uwen naam te lijden en gekweld te worden, is voor mijue ziel zeer zalig
DERDE BOEK.
OEFENIiNG.
De oefening van het geduld bestaat: 1. in alle wederwaardigheden van de hand Gods te ontvangen ; 2 in alles met onderwerping te lijden ; 3. in nooit over eenige tegsnspraak te klagen; 4 , in te gelooven , dat t r ons , na de hel verdiend te hebben, geen ongelijk of geene onregtvaardig-heid kan wedervaren; 5. in geene klagten dan over ons zeiven te doen ; 6 in niets te zeggen als men ontsteld is; 7 in God voor het kwaad, zoo wel als voor het goed te bedanken ; eindelijk en dikwerf met Job te zeggen ; De lieer had het mij gegeven , de Heer heeft het mij ontnomen , zijn naam zij geprezen. Ziedaar welke de oefening moet wezen , die ter zaligheid van alle christenen noodzakeli jk is, en die nogtans ia de christene wereld zoo zeldzaam gevonden wordt, want er is niemand , of hij lijdt veel, en weiningen die behoorlijk lijden.
Een lang en standvastig geduld in de wederwaardigheden is eene zeer krachtige boetpleging om de zonden uit te wisschen, welke God niet tweemaal straft, en waaneer hij ze ia dit leven tuchtigt, toont hij ons hierdoor, dat hij ze in het andere niet zal straffen.
GEBED.
Maak, o mijn Zaligmaker! dat uw geduld, in alles voor mij en door mij te lijden, in mij het voorbeeld en het begin van mijn geduld zij, om alles voor u te lijden, en dat ik, uwe inzigten wegens mijne zaligheid volgende, welke gij door het goede gebruik der wederwaardigheden wilt
21 ö
280 DE NAVOLGING VAN JESUS CHH1STUS
verzekerea , dezelve met eene ootmoedige onderwerping van uwe hand en van uw hart ontvange, welke mij die tot mijn welzijn overzenden. Am.
XX. HOOFDSTUK.
Over het belijden zijner zwakheid.
1. De ziel. — Heer ! ik zal mijne ongeregtigheid tegen mij belijden, ik zal mijwe zwakheid voor u bekennen.
Eene kleine zaak, een niet, maakt mij dikwijls kleinmoedig en bedroefd.
Ik maak een voornemen , dat ik mij moedig zal gedragen ; maar als mij eene kleine bekoring wedervaart , word ik terstond zeer benaauwd.
Het is dikwijls eene geringe zaak , uit welke eene groote bekoring voortkomt
En als ik eenigzins meen gerust te zijn en niets gevoel, vind ik mij somtijds als dooreen zacht windje overwonnen.
2. Aanzie dus, Heer! mijne verworpenheid en broosheid . die u allerzijds bekend is.
Wees mij genadig en trek mij uit het slijk, opdat ik daarin niet blijve steken, en niet geheel in kleinmoedigheid valle.
Hetgene mij zoo dikwijls kwelt en voor u beschaamd maakt, is , dat ik zoo ligtelrjk val, en zoo zwak ben om mijne driften te wederstaan.
En al bewillig ik er niet volkomen in, zoo valt mij derzelver aanvechting nogtans zeer lastig en pijnlijk en het verdriet mij dagelijks alzoo in twist te leven.
Hierdoor leer ik mijne zwakheid kennen : want de kwade en snoode verbeeldingen vallen mij altijd veel ligter in dan zij weggaan.
DERDE BOHi.
3. O allersterkste God van Israël, vurige minnaar der geloovigen, aanzie de moeite en den druk van uwen dienaar, en sta hem altijd bij in alles wat hij zal ondernemen.
Versterk mij met hemelsche kracht, opdat de oude mensch in dit ellendig vleesch, hetwelk nog aan den geest niet geheel onderworpen is, de overhand nietkrijge; want zoo lang dit ellendig leven zal duren, zal men tegen hetzelve moeten strijden.
Ach, wat is toch zulk een leven , waarin geetie ellenden en bekoringen ontbreken , alwaar alles vol strikken en vijanden is!
Want als de eene bekoring of kwelling weggaat , komt er eene andere, ja, terwijl de eerste strijd nog duurt, overkomen ons , en zelfs onverwachts , noch meer andere bekoringen.
4 Moe kan dit leven bemind worden, dat zoo vele bitterheden heeft , en hetwelk aan zoo vele ellenden en droefheden onderworpen is.
Hoe kan het zelfs een leven genoemd worden , hetgene zoo vele dooden en doodelijke ziekten aanbrengt!
En echter wordt het bemind, en velen zoeken hunne vermaken in hetzelve.
Dikwijls zegt men, dat de wereld bedrie-gelijk en ijdel is, en nogtans wordt zij niet gemakkelijk verlaten, omdat de begeerlijkheid van het vleesch te magtig is.
De begeerlijkheid van het vleesch, de begeerlijkheid der oogen en de hoovaardij des levens trekken ons tot de liefde der wereld; maar de straffen en ellenden , die met regt daarop volgen , doen ons de wereld haten.
5. Maar helaas! het ongeregelde vermaak 16 16.
281
282 I)E NAVOLCIXS VAK JKSDS CHRISTUS.
overwint een harf, hetwelk (ot de wereld genegen is, en het neemt met genoegen zijne rust in de zinnelijke slavernij, omdat bet, de goddelijke zoetheid en de inwendige geneugten der deugden noch gezien noch gesmaakt heeft.
Maar aan hen , die de wereld volkomen versmaden, en voor God onder eene heilige regeltucht willen leven, is de goddelijke zoetheid, die aan de versmaders der wereld beloofd is, niet onbekend , en dezulken zien klaar hoezeer de wereld doolt, en op hoe vele verschillende wijze zij bedrogen wordt en bedriegt.
OEFENING.
Het is niet genoeg zijne zwakheid en ellende te gevoelenente kennen, alsook het gedurig gevaar, waarin men zich bevindt, van zijne driften te volgen en in zonden te vallen; men moet zich nog hierover in Gods tegenwoordigheid verootmoedigen , met vertrouwen tot hem zijne toevlugt nemen , steeds over de kwellingen van onze ballingschap zuchten , zich in de armen van den Zaligmaker werpen en op zijne goedheid steunen , tot hem wederkeeren zoodra men gevallen is, zich na zijnen val weder oprigten , en noch in den staat van zonde, noch van laauwheid noch van trouweloosheid, waartoe onze zv?akheid ons aanzet, blijven voortgaan.
Dit leven is zoo vol bekoringen , wederwaardigheden en ellenden, dat het ondragelijk wordt voor eene ziel, die haren God bemint en hem vreest le beleedigen. Het middel, roept zij uit, van te leven zonder te zondigen! maar het middel van te zondigen en te leven ! Hoe altijd vallen, altijd
DERDE tOKK.
;n zich weder oprigten, altijd zijne drifien bestrijden
de en altijd aan de ongeregelde neigingen zijns
ie harten wederstaan! dit is niet leven, dit is zonder
g- ophouden sterven. Laat ons niet ophouden onze heerschende driften in te toornen, te bevechten
m en te overwinnen, aangezien het hierin is, dat
fe de verdienste van een bovennatuurlijk leven
j, bestaat, hetwelk den hemel waardig is.
GEBED.
Ik beken, omijn God! dat het leven mij tot eenen last zou strekken, indien ik daarin voor u niet vond te lijden en te sterven. Gedoog dan, dat ik van mij zelven vermoeid en door de ellenden dezes levens afgemat, die ellenden stelle in een hart, vol barmhartigheid, zoo als het uwe, opdat gij de goedheid hebbet van mij te orjdersteuiien , en mij het geduld te vergunnen om mij zelven re verdragen en de getrouwheid om alles te lijden
XXI. HOOFDSTUK.
Uatmeniu God alleen boven alle goederen raoetrusten.
1. De ziel, — Boven alles en in alles, o mijne ziel! neem altijd uwe rust in den Heer: want hij is de eeuwige rust der Heiligen.
O zoeteen beminnelijkeJesus! geef mij, datikin u ruste boven alle scliepselen, boven alle gezondheid en schoonheid, boven alle eer en roem, boven alle magten waardigheid , boven alle geleerdheid en vernuft, bovenalle rijkdommen en kunsten , boven alle blijdschap en vrolijkheid, boven alle faam en lof, bovenalle zoetheid en vertroosting.
284 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
boven alle hoop en behifte, boven alle verdienste en begeerte , boven alle giften en gaven . die gij ons kunt geven en instorten, boven alle blijdschap en opgeruimdheid, die een hart kan begrijpen en gevoelen, eindelijk boven alle Engelen en Aarts Engelen, boven geheel het hemelsche heir, boven al dat zigtbaar en onzigibaar is, en boven al dat gij, o mijn God! niet zijt.
2. Want gij alleen , Heer , God ! zijt oneindig goed, gij alleen zijt de allerhoogste , de magtigste, de allerrijkste, de troostrijkste, de schoonste, de beminnelijkste, de edelste, de uitrauntendste, in wien alle goed te zamen volmaakt geweest is, en zal wezen.
En daarom kan al, wat gij mij geeft buiten u zeiven , of mij van u zeiven veropenbaard en beloofd hebt, mij niet te bevredigen of verzadigen , als ik u niet zie, en niet geheel bezit.
Want mijn hart kan niet opregt rusten , noch volkomen tevreden zijn , zoo het niet in u rust , en zich boven alle gaven en schepselen verheft
3. O allerliefste bruidegom Jesus Christus! o allerzuiverste Minnaar! o Opperheer van alle schepselen ! wie zal mij de vleugelen der ware vrijheid go ven , om tot u te vliegen en in u te rusten ?
O, wanneer zal mijn hart genoegzaam onthecht zijn van de aarde, om u te zien, mijn Heer en God ! en te smaken hoe zoet gij zijt!
Wanneer zal ik eens zoo in u verslonden, en door uwe liefde doordrongen zijn , dat ik mij zeiven niet meer gevoele; maar \oor u alleen , boven alle verstand en op eene wijze , die aan alle menschen niet bekend is, leve!
Maar helaas ! nu zucht ik dikwijls ; en draag mijne ellenden met droefheid.
«HRÜE BOEK.
Want in dit traneudal outmoeteu mij vele wederwaardigheden , die mij dikwijls ontstellen en bedroeven , en mijne ziel als met eene wolk omnevelen. Dikwijls vermoeijen en verstrooijen zij mij , zij maken zich meester van mij , houden mij tegen , benemen mij den vrijen toegang tot u, en berooven mij van uwe zoete omhelzingen , die de zalige geesten altijd genieten.
Dat toch mijne verzuchtingen en menigvuldige mistroostingen op aarde u bewegen.
4. O Jesus! glans der eeuwige glorie, en troost der bedroefde zielen in deze ballingochap, zie , mijn mond is voor u zonder spraak, en mijn stilzwijgen spreekt en roept tot u; Hoe lang vertoeft mijn Heer van te komen !
Ach! dat hij tot mij , zijn arme dienaar kome eo mij verblijde ; dat hij zijne hand uitsteke, en mij uit alle benaauwdheden verlosse.
O kom, kom, want zolder u kan ik geen blijden dag of uur hebben, dewijl gij al mijne vreugde zijt en zonder u is mijne tafel ijdel.
Ik ben door ellenden verdrukt en als een gevangene gekluisterd , tot dat gij mij door het licht uwer tegenwoordigheid komt verkwikken en verlossen, en mij uw vriendelijk aanschijn toont.
Dat andere menschen buiten u zoeken al wat hun belieft; maar mij mag of zal nooit iets behagen, dan gij alleen, mijn God, mijne hoop, mijne eeuwige zaligheid!
Ik zal niet zwijgen, noch ophouden met bidden tot dat uwe genade tot mij wederkomt, en gij tot mij inwendig spreekt,
5. Christus. — Zie, ik ben hier bij u, zie, ik spreek tot u, omdat gij mij aangeroepen hebt; uwe tranen en het vurige verlangen uwer
286 DE NAVOLGING VAN .IESDS CHRISTUS.
ziel, uwe vernedering, uw vermorzeld hart hebben mij aangezet tot u te komen.
6. De ziel. — En ik heb gezegd : o Heer: ik heb u aangeroepen, en gewenscht u te genieten , terwijl ik bereid ben alles te verlaten.
Want gij hebt mij eerst opgewekt, dat ik u zoude zoeken.
Geloofd moet gij dus zijn , o Heer! die volgens de menigvuldigheid uwer genaden aan uwen dienaar deze goedheid bewezen hebt.
Wat kan uw dienaar meer zeggen voor u , dan dat hij, altijd zijne eigene boosheid en verworpenheid indachtig zijnde, zich voor u vernedert.
Want onder al het wonderbare, dat er in den hemel en op de aarde is, is uws gelijken niet te vinden.
Uwe werken zijn zeer groot, en uwe oordeelen zijn waarachtig , en door uwe voorzienigheid worden alle dingen bestuurd.
U zij dan lof en eer; o wijsheid des Vaders! Dat mijn mond en mijne ziel met alle schepselen te zamen loven en verheerlijken.
OEFENING.
Men moet God stellen voor alles hetgene is en hetgene niet is, wat hij is, dat wil zeggen dat men in de oefening zich moet toeleggen om zich te verlaten, zich in alles te verloochenen, aan alle eigene voldoening te sterven , en zich honderde geoorloofde vermaken te ontzeggen , om zich te straffen over de zondige vermaken, die men genoten heeft. Het is zich afgaan, zich verlaten en zich voor God slagiofferen; het iszich boven al het geschapene verheffen, om tot God te kunnen
UE HUE l'.UbK.
naderen en zich geheel in hem te verslinden , het is in zich eenen staat van inwendige en opperste aanbidding voor God behouden, voorwien alles in ons moet wijken; het is hem door onze werken en door de opoffering van alles , wat ons behaagt, als den volkomen Meester en deu God van onze harten aanstellen. Door de liefde Gods in zoo verre doordrongen zijn, dat men oiets meer smake dan hem , is het paradijs dezer aarde, en als een voorsmaak van de eeuwigheid ; maar om hiertoe te geraken , moet men zich ontdoen van de vermaken desgeestes, die denzelven verstrooijen, en die van God aftrekken, van de verkleefdheid des harten, die hetzelve aan het schepsel hecht, opdat de ziel geheel vrij en ontslagen van het slavenjuk harer driften , zoo als de koninklijke Profeet zegt, vleugels van eene duif nemj om tot God te vliegen en in hem alleen te rusten.
GEBED.
Hoe is het mogelijk, o mijn God! mijn opperste goed , mijn eenige vertrooster, dat ik mij tot u , durf verheffen , u tot mij trekken , en mij sterk met u vereenigd houden, ik , die door zoo vele ellenden, door zoovele ongeregelde neigingen tot het kwaad, en door gedurigen afkeer van het goed vervuld , doordrongen en overladen ben ; ik, die mij alle oogenblikken van u in mij voel vallen; en van mij in mijne driften ; ik, eindelijk, die in mij zoovele hinderpalen, om mij aan u te hechten, enalseenscheidsmuurtusscheu uen mij ontmoet? Maar wat voor mij onmogelijk is , Heer! is voor u gemakkelijk. Ik reken op uwe almogendheid en goedheid. Gij kent den staat, waarin ik mij
287
2X8 1)E .NAVOLGING VAN JESUS ClUUSIUS.
bevind, gij kuut mij helpen, indien gij wilt. Ik zucht onophoudelijk onder het gewigt mijner ellenden; ik neem mijne toevlugt tot u, om daaraan, door uwe barmhartigheid te mogen verlost worden; ik kan noch tevreden, noch gelukkig zijn dan door en in u. Kom dan, o mijn God! kom een hart troosten en ondersteunen, dat niet haakt dan naar u, en hetwelk niet wil leven dan door en voor zij oen God. Ik kwijn en verlang zeer u te bezitten, zonder vrees van u ooit te verliezen. Verwerp mij niet, o oneindig beminnenswaardige God! want ik kan geen oogenblik van u verwijderd en afgescheiden meer leven. Amen.
XXII. HOOFDSTUK.
Dat men Gods weldaden moet gedenken, en zich met de allerminste moet bevredigen.
1. De ziel. — Heer! open mijn hart tot uwe wet, leer mij wandelen volgens uwe geboden.
Leer mij uwen wil kennen , en geef mij, dat ik met grooten eerbied en aandachtigheid al uwe weldaden overdenke , zoo wel de algemeene als die, welke gij mij in het bijzonder geeft, opdat ik u daarvoor behoorlijk moge danken.
Maar ik weet en beken, dat ik u , zelfs voor de allerminste, niet ten volle danken kan.
Ik ben te min voor al de gaven, die gij mij gegeven hebt, en als ik uwe oneindige verhevenheid beschouw , bezwijkt mijn geest van verwondering over uwe grootheid.
quot;2. Alles , wat wij in ziel on licchaam hebben, en al wat wij in- of uitwendig, natuurlijk of
DEHDE 60EK.
bovennatuurlijk bezitten, is uwe weldaad, en wij verkondigen allen, dat gij een milde gever zijt, genadig en goedertieren , van wien wij alle goed ontvangen hebben.
Die meer gaven ontvangen heeft, kan zich niet roemen , dat hij die verdiend heeft, noch zich boven anderen verheffen , noch iemand versmaden, die minder is dan hij : want diegene is de grootste en de beste, die zich zeiven het allerminste toeschrijft, en die u met meer ootmoedigheid en liefde bedankt.
En hij , die zich zeiven als den meest verworpen en den onwaardigsten van allen acht, is de bekwaamsta om groutere gunsten te ontvangen.
3. Die weinige gaven ontvangen heeft, moet zich daarom niet bedroeven, of misnoegd zijn, noch dengenen benijden , die in gaven rijker is; maar hij moet veeleer op u zien, en uwe goedheid loven, dat gij zoo overvloedig, zoo mild en zoo gaarne , zonder uitzondering van personen , uwe gaven uitdeelt.
Het komt alles van u, en daarom moet gij in alles geloofd worden.
Gij weet wat aan een ieder best dient gegeven te worden. En waarom deze meer en gene minder heeft, dit past ons niet te onderzoeken , maar aan u alleen , bij wien de verdiensten van iedereen bekend en bepaald zijn.
4. Daarom , o Keer, mijn God! acht ik dit voor eene groote weldaad, dat gij mij van die gaven , waardoor men inwendig bij de menschen lof en eer bekomt, niet vee! gegeven hebt.
Zoo dat iemand, als hij zijne ellende en verworpenheid beschouwt, geenszins in zwaarmoedigheid, droefheid eu kleinmoedigheid moet
ïgt;89
290 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
vallen, maar liever zich daarover troosten en grootelijks verblijden ; want gij, o God, hebt de armende nederigen en die in deze wereld veracht waren, tot uwe huisgenooten en naaste vrienden verkoren.
Getuigen hiervan zijn uwe Apostelen , welke gij prinsen van de wereld hebt gemaakt.
Zij hebben nogtans op deze wereld zonder klagen, zeerootmoedig eenvoudig, zondereenige arglistigheid of bedrog, geleefd, %oo dat zij ook blijde waren, dat zij om uwen naam versmaad-heid mogten lijden : en dat zij datgene , waarvan de wereld een gruwel heeft, met groote liefde ombelsden.
Niets moet dan meer vreugd baren aan hem, die u bemint en den prijs van uwe weldaden kent, dan uw heilige wil en het welbehagen uwer eeuwige beschikking.
Hij moet daarin zoo wel tevreden en getroost zijn, dat hij zoo gaarne de minste wil wezen, als een ander wenscht de grootste te zijn , en dat hij zoo wel tevreden zij op de laatste als op de eerste plaats; dat hij ook zoo gaarne in deze wereld versmaad en verworpen zij, en zonder naam en faam om u, als boven alle anderen, geacht en geëerd.
Want uw wil en de liefde tot uwe eer moet alles te boven gaan, en hem meer troosten en behagen dan al uwe gaven, die gij hem verleend hebt of nog zult verleenen.
OEFENING.
Gelukkig eene ziel die in hare oogen klein is; die zoo zeer tevreden is onder alle anderen te
UEKUE BOfcK.
wezen, als de anderen tevreden zijn boven allen •geacht te worden ; die al hare verdiensten en al maar geluk stelt in onbekend, verworpen en ver-'sraaad te wezen ; die even vurig verlangt de verachting en als schrik der wereld te wezen, als de anderen wenschen door baar geacht en geëerd te worden ! Want die ziel stelt haar ver-maak in het hart van Mod; zij is groot in de oogen van zijnen Majesteit, eu verdient door hare ootmoedigheid zijne grootste genaden. Om tot den graad van volmaaktheid te komen, moet men gaarne een onbekend en verworpen leven leiden ; niets doen uit inzigt van geacht of geprezen te worden , zeer gaarne eene versmading en eenen slechten uitval aanvaarden als iets , dat wij verdienen, en met eene ootmoedige onderwerping de minachting, de tegenspraak en den laster ontvangen ; zich met schande voeden, gelijk Jesus Christus zich daarmede heeft gevoed, en het zich tot eer rekenen aan hem gelijkvormig te zijn
r.EEED,
O mijn God ! wanneer zal de achting der men-schen en de eer der wereld voor mij worden gelijk zij het moeten wezen , namelijk een voorwerp van versmading en de schn'k van mijne ziel, en dat de verootmoediging en de minachting voor haar het aangenaamste voorwerp zullen worden ? Maak, dat de liefde, welke gij voorde versmading gehad hebt, gij, die het voorwerp van de aanbidding der Engelen zijt, de beweegreden en de regel van mijn geduld zij om ze te verdragen, ik, die het voorvverp van uwen haat en van uwe eeuwige vervloeking verdien te wezen. Amen.
291
292 DE NAVOLGING VAN JESUS CHH1STLS.
XXIII. HOOFDSTUK.
Over vier dingen van groote aangelegenheid tot het bewaren van den vrede.
1. Christus. — Zoon! nu zal ik u den weg tot den vrede en tot de ware vrijheid des harten leeren.
2 De ziel — Doe dat, o Heer, want aangenaam is het mij dit te hooren.
3. Christus. — Zoon ! tracht altijd liever den wil van een ander te doen dan den uwen.
Kies liever weinig dan veel te hebben.
Zoek altijd de laatste plaats , en onder anderen te zijn.
Wensch en bid altijd , dat de wil van God in u volkomen volbragt worde.
Zie, een mensch , die aldus leeft, komt in het land van vrede en rust.
4. De ziel. — Heer! deze uwe les is kort, maar zij besluit in zich eene groote volmaaktheid.
Zij is klein in woorden , maar vol beteekenis en rijk ia vruchten.
Want konde ik die wel onderhouden, dan zou ik zoo ligtelijk niet ontsteld of ontroerd worden.
Want zoo dikwijlsik mij ongerust en bezwaard gevoel, bevind ik, dat ik van deze leering ben afgeweken.
Maar gij, die alles vermoogt en altijd den voortgang der zielen betracht, vermeerder in mij uwe genade, opdat ik tot mijne zaligheid in uwe leer moge volharden.
VEIU)E BOEK.
GEBED TEGEN DE KWADE GEDACHTEN.
5. O Heer, mi}n God! wijk van mij niet af; o God! zie toe. om mij te helpen. Want tegen mij zijn ijdele gedachten en groote angsten , die mijne ziel kwellen , opgestaan.
Hoe zal ik daar ongehinderd doorkomen ? hoe zal ik die kunnen doorbrengen?
6. Christus. — Ik zal vóór u treden, en de hoogmoedigen der aarde vernederen Ik zal de deur van den kerker openen, en u de verholenheden openbaren.
7. De ziel. — Doe, Heer! gelijk gij zegt, en dat alle kwade gedachten voor uw aanschijn wegvlieden.
Mijne eenige hoop en mijn troost is, tol u in alle lijden mijne toevlugt te nemen, op u te vertrouwen , u uit den grond van mijn hart te aanroepen, en uwen troost met geduld te verwachten.
CEBEU OM AAN GOD DE VERLICHTING DES HARTEN TE VRAGEN.
8. Verlicht mij, o goede Jesus door den glans van uw inwendig licht, en verdrijf al de duister-uissen uit mijn hart.
Bedwing al de verstrooidheden van mijne gedachten, en verjaag de bekoringen , die mij bevechten.
Strijd vroom voor mij, en overwin die kwade getsten , dat is, de aanlokkende begeerlijkheden en kwade lusten , opdat ik door u den vrede bekome , en in uwe heilige zaal , dat is, in een rein geweten , uwen lof zinge.
293
294 DF, NAVOLGING VAN JESUS .CHIUSTUS.
Gebied de winden en. stormen, zeg usa de zee: wees stil, en aan den noordewind: blaas niet, en er zal groote stilte wezen.
9. Zend uw licht en uwe waarheid uit opdat zij mijne ziel beschijnen; want ik ben eeue duistere en onvruchtbare aarde, tot dat gij mij zult verlichten.
Stort uwe genade van boven. besproei mijn hart met uwen hemelsclien dauw, verleen mij de wateren der godsvrucht om de aarde van mijn hart te bevochtigen, opdat zij goede en bekwame vruchten voortbrenge.
Wil mijn hart opbeuren, hetwelk door den last der zonden verdrukt is, en keer al mijne begeerte tot de hemelsche diogen, opdat, na de hemelsche zoetheid gesmaakt te hebben, het mij verdriete op aardsche zaken te deuken.
10. Trek mij naar u, en verlos mij van de kortstondige vertroosting dsr schepselen; want geene geschapene zaak kan mijne begeerte verzadigen of geheel bevredigen.
Vereenig mij met u door eenen vasten baud van liefde: want gij alleen zijt genoeg aan de u beminnende ziel, en zonder u is alles ijdel en nietig.
OEFENING
Niemand kan zich aan het gezigt, noch aan de regtvaardigheid Gods onttrekken : men moetdan , 1° onophoudelijk op zich waken ; 2° aan zich niets vergeven noch toelaten wat den lieer mishaagt; 3° onder zijne oogen en onder zijne hand leven , dat wil zeggen , alles in zijne tegenwoordigheid doen en met het inzigt van Hem te behagen , in alle omstandigheden de beweging zijner genade
DKRDE UOEK.
volgen, geen wederstand aau zijnen heiligen wil bieden, en niet een uogenblik uitstellen om dien te volbrengen, zoodat men geenen tus-schentijd stelle tusschen te kennen , te willen en te doen. wat God wil dat wij doen. Niets is zoo aaugenaam aan den Heer, dan zijn vertrouwen in Hem te stellen, alles op Hem te verlaten zich geheel aaa Mem over te geven, en in alles van Hem af te hangen. Gelukkig is de ziel, welke , alles van de hand Gods aannemende, zich in alles aan zijnen heiligen wil onderwerpt , welke niets wil dan hetgene God wil, en die alles wil, wat haar overkomt, omdat God het alzoo wil.
GKBED.
Heer! ik vraag u dagelijks dat uw wil geschiede op aarde als in den hemel. Maak, dat mijne vraag verhoord worde, en dat elk mijner werken geschiede in de afhankelijkheid van uwen heiligen wil, die de regel van mijn gedrag moet wezen. Verlos mijne ziel van het slavenjuk harer driften. Maak , dat zij allen aan uw gezag onderworpen zijn. en dat ik geene heerschende drift meer hebbe dan van u te behagen en u te beminnen. Amen.
XXIV. HOOFDSTUK.
Over liet vlisden der nieuwsgierigheid in het ouderzoeken van eens anders leven.
1. Christus. — Zoon! wil niet nieuwsgierig zijn, noch u met mittelooze dingen bekommeren.
Wat gaat dit of dat u aan? Volg mij.
Wat is er u aangelegen, of deze zoo of zoo is, en of hij dit of dat doet of spreekt?
293
296 DE KWOLGIXG VAN JESUS CHRISTUS.
Gij moet voor anderen niet verantwoorden, maar alleen rekening geven van u zelveo; waarom bemoeit gij u dan met eets anders zaken?
Zie, ik alleen ken alle mengt;el)eti. en ik zie alles wat onder de zon gedaan wordt; ik weet hoe het met een ieder gaat, wat elk denkt, wat elk begeert, en tol wat einde zijn inzigt strekt
Daarom moet mij alles overgelaten worden. Wat u aangaat, houd u in goeden vrede, en laat den woehnde woelen, zoo veel hij wil: wait al hetgene hij doet of zegt, zal op hem neèrkomen, en hij zal mij niet bedriegen.
2. Wees niet bezorgd om de schaduw van een' grooten naam, noch om vriendschap met vele raenschen te hebben , noch om bijzonder van iemand bemind te, worden.
Want van al deze dingen komen verstrooidheden en groote duisternissen in het hart.
Ik zou u gaarne mijn woord doen hooren en verstaan, en mijne verholenheden openbaren, indien gij, als ik kom, aandachtig waart, en mij de deur van uw hart opendet.
Wees dan voorzigtig, waakzaam in het gebed, en verneder u in alles.
OEFEKIKC.
Om den waren vrede der ziel te genieten, moet men; 1° alle nieuwsgierigheid vlieden wegens alles, wat den naaste aangant; Squot; met geduld de kwellingen aanvaarden, die ons door de .-egtvaar-digheid Gods of door de onregtvaardigheid der ineuschen overkomen; 3° zich aan het lijden gewennen, alsmede aan de berooving van zijnen zin en van de vertroosting; 4° aan God al de vol-
DEBI'K HOEK,
doening van onzen geest van ons hart en van onze zinnen opofferen, en Hem bedanken, dat Hij niet toelaat, dat wij ieti ter onzer bevrediging buiten Hem vinden.
GEBED.
)k beken o mijn Schepper, dat het eenigste verlangen, hetwelk ik gevoel, en de eenigste nieuwsgierigheid van mijnen geest is. te weten : of ik in uwe genade ben en of ik daarin tot den dood toe zal volharden ; of gij mijne zonden vergeven hebt, en of gij mij de grootste barmhartigheid zulttoestHan, dat is, of gij mij de gewenschte volharding zult verleenen. Maar ik wil u dat verlangen toevertrouwen, u die zekerheid opof feren, en van uwe loutere goedheid die laatste gunst verbeiden.
XXV. HOOFDSTUK.
Waarin de ware vrede des harten en de opregte voortgang bestaat.
i. Christus. — Zoon! ik heb tot mijne leerlingen gezegd; ik hat u den vrede, ik geej u mijnen vrede, maar niet gelijk de wereld dien geeft. (Joan. 14. v. 17 )
Alle menschen verlangen den vrede, maar allen zijn niet bezorgd om te bekomen hetgeen tot den vrede dienstig is.
Mijn vrede is met de obtmoedigen en zacht-moedigen van hart. Uw vrede moet in groote lijdzaamheid bestaan
Indien gij naar mij hooren, en mijne leering volgen wilt, zult gij grooten vrede genieten. 16 17.
297
298 ÜE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
2. De ziel. — Wat zal ik daartoe doen?
3. Christus. — Let in alle dingen wel op u zelve, wat gij doet of zegt en dat geheel uwe bedoeling zij om mij alleen te behagen, en buiten mij niets te begeeren of te verzoeken.
Oordeel ook niet ligtvaardig overcie woorden en werken van andere menschen, noch bemoei u met dingen, die u niet aanbevolen zijn : zoo kan het z'i]n , dat gij weinig of zelden ontsteld of ongerust van harte zult wezen.
Maar nooit eenige ontsteltenis gevoelen, en nooit eenige moeijelijkheden volgens ziel en ligchaam lijden, dat is de staat van het tegenwoordig leven niet, maar voor het eeuwig geluk.
Laat ii dan niet voorstaan, dat gij den waren vrede gevonden hebt, als gij geene zwarigheid gevoelt, of dat het dan al wel gaat als u niemand kwelt of wederstaat, of dat gij dau volmaakt zijf., wanneer alles naar uw verlangen geschiedt.
Geloof ook niet dat gij wat bijzonders zijt, of bijzonder van God bemind wordt als gij groote godsvrucht of zoelheid gevoelt; want uit deze dingen wordt de wi;re minnaar der deugd niet gekend, noch hierin is de voortgang of de volmaaktheid van den mensch gelegen.
4. De ziel. — Waarin dau. Heer?
5. Christus. — In u zelve uit geheel uw hart aan Gods wil op te dragen, en u zelve noch ia het klein, noch in het groot, noch in Jen tijd, noch in de eeuwigheid te zoeken; zoo dat gij den voor- en tegenspoed met hetzelfde oog aanziet, in dezelfde weegschaal weegt, eu er mij eveneens voor bedankt.
Indien gij ook kloek en langmoedig zijt door de hoop dat gij in de onttrekking van den in-
ilEliDE BOEK
wendigen troost uw hart bereidt om nog meer kwellingen ie lijden, en dat gij u zelve niet verontschuldigt, alsof gij dit en dat niet lijden moest; maar mij, in al hetgene u overkomt, voor regtvaardig en heilig houdt, dan zult gij in den regten en waren weg des vredes wandelen en dan moogt gij de stellige hoop hebben, dat gij mijn aaiischijn met groote vreugd zult zien.
Maar indien gij toteene volkomene verachting van u zelveii gekomen zijt, weet dan zeker, dat gij den vrede zoo overvloedig zult genieten als het in dit ellendig leven mogelijk is.
OEFENING.
Men moet zich geheel en al aan den goddelijken wil onderwerpen, en alles gelijk vinden hetgene God te gelijk wil, dat wil zeggen, van in de oefening 1° niets te wenschen dan hetgeen God wil; 2° niets te weigeren van de rampen, welke God ons overzendt; 3quot; zich te stellen in eene volkomene versmading van zich zeiven, in zoo verre van de vernedering en de tegenspraak aan te nemen, als iets dat wij moeten lijden; 4° sterk, getrouw en standvastig blijven in datgene wat God van ons wil, alhoewel men noch vertroosting, noch smaak, noch gerustheid gevoelt; 5° in één woord, vermaak scheppen in het vermaak van een hart Gods, dat is de volbrenging van zijnen heiligen wil.
GEBED.
Ja, Heer! ik wil in dit alles van uwe opperste heerschappij afhangen, mijn vertrouwen in u stellen, en mij geheel aan u overgeven, daar ik
299
300 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
verzekerd ben dat mijne zaligheid niet veilig d»n in het hart van mijnen Zaligmaker kan wezen.
Maak dan dat ik onder uwe oogen en tusschen uwe handen leve, dat is in een eerbiedig en gedurig geheugen van uwe tegenwoordigheid, en in eene naauwkeurige afhankelijkheid van uwen heiligen wil, verzekerd zijnde, dat gij des te grootere zorg zult hebben voor mijne, zaligheid, naarmate ik meer zorg zal dragen u te behagen, mij te haten en u te beminnen. Amen.
Over de verhevenheid van een vrij hart., hetwelk meer door veel te bidden dau door veel te lezen bekomen wordt.
1. De ziel. — Heer! dit is een werk van groote volmaaktheid, nooit in eene zuivere begeerte der hemelsche zaken te verflaauwen en in het midden der wereldsche bekommernissen te zijn alsof men er geene had, niet uit eene luije onachtzaamheid, maar uit eene bijzondere vrijheid des gemoeds, dat aan geen schepsel door eene ongeregelde liefde gehecht is.
(2, Ik bid u dan, o genadige Heer! bewaar mij van de zorgen dezer wereld, opdat ik mij daarin niet te zeer verwarre, niet te zeer bekommerd worde om de noodwendigheden des ligchaams, en niet ingenomen words door de wellusten , vei los mij van al de beletsels mijner ziel, opdat ik door verdriet en bekoring niet kleinmoedig worde.
Ik spreek niet van zulke dingen, die door de wereldlingen met drift worden nagejaagd, maar van die ellenden; welke door den algemeenen
DERDE BOEK.
vloek aan dit sterfelijk leven gehecht zijn, en mij, uwen dienaar , bezwaren en wederhouden zoo dat hij tot de vrijheid des gemoeds niet kan komen, zoo dikwijls als het hem gelieft.
3. O mijn God! o onuitsprekelijke zoetheid! verkeer voor mij in bitterheid alle ligchamelijke vertroosting, die mij van de liefde tot de eeuwige goederen aftrekt , en mij tot zich en lot de zonde door een schijn van tijdelijk vermaak lokt.
Laat mij , o mijn God ! door vleesch en bloed niet overwonnen worden, laat mij niet bedrogen worden door de wereld en hare kortstondige eer , iaat mij niet overwonnen worden door den boozen vijand en zijne arglistigheid.
Geef mij sterkte om te wederstaan, verduldigheid om te lijden , en standvastigheid om te volharden.
Geef mij in plaats van alle wereldsche vertroosting, de zoete zalving van uwen geest, en voor alle aardsche liefde, de liefde van uwen naam.
4. Zie , spijs en drank , kleederen en andere hulpmiddelen, welke tot onderhoud des lig-chaams dienen, zijn zeer lastig aan eene ijverige ziel.
Verleen mij , dat ik deze noodige dingen matig gebruike, en dat ik daartoe niet gedreven worde door eene al te groote begeerte.
Men kan die allen niet ontberen en verwerpen want de natuur moet onderhouden worden ; maar overvloed te verlangen , of datgene wat alleen tot zinnelijk vermaak dient, verbiedt uwe heilige wet: want anders zou het vleesch tegen den geest wederspamiiger en sterker worden.
Dus bid ik u, dat uwe hand mij hierin bestnre en leere , hoe ik mij in alles matig zal gedragen
301
305 OE NAVOLGING VAN JESl'S CHRISTUS
OEFENING
De versterving der zinnen en de overwinning der eigenzinnigheid zijn zulk een wezentlijke pligt voor eenen Christen ter zaligheid, dat men mag zeggen, dat de ziel, die zich met uiterlijke voorwerpen ophoudt en dikwijls meer met zich dan met God bezig is niet verdient in liem te bestaan ets voor Hem te leven, omdat zij door zich aan hare driften over te geven, als niets rekent aan God te behagen. Ach ! hoe zal zij in het uur des doods van gevoelen en gedachte veranderen, a!s zij, alleen met haren God , van Hem dit verwijt zal moeten hooren : Ik ben voor u niets geweest gedurende uw leven, ik zal voor u ook niets zijn in de eeuwigheid. Gij hebt uw zingenot boven het geluk van mij te behagen gesteld, het is billijk dat gij aan de ijsselijkheden eener ongelukkige eeuwigheid overgeleverd wordt(I) Het is dit, hetgene geantwoord werd aan den rijken vrek, als hij in de bel over de strengheid der pijnen jammerde; en het is dit, hetgene tot die zinnelijke zielen zal gezegd worden, die zich niet bedwingen, noch zich in iets versterven,tenzij zij trachten bet geluk der eeuwigheid booger te achten dan de vermaken dezes levens, en den hemel door het intoomender driften te verdienen
GEBED.
Heer! geef mij sterkte en moed om mij n hart te bedwingen, om het uwe tewinnen; maak, dat ik aan de voldoening mijner zinnen verzake , om tot voldoening en vermaak van mijn hart te mogen
(1} Recepisti bona in viti tuA. XVI. v. 25.
DERDE BOEK.
dienen; ik zal mij gelukkig rekenen alles te mogen slagiofferen wat mij kan bevredigen , om u te vergenoegen , en van mijn leven te mogen doorbrengen met het ongenoegen van uw hart door de boetvaardigheid te herstellen en hetzelve door de getrnuwlieid te voorkomen. O boetvaardigheid, hoe liefelijk zijt gij voor een hart. hetwelk door de liefde van zijnen God ontstoken is, en voorgenomen heeft Hem te wreken en zich te straffen ! Amen.
XXVII. HOOFDSTUK.
Dat de eigenliefde een voornaam beletsel is om tot het eeuwige leven, te komen.
1. Christus. — Zonn ! gij moet u geheel aan mij geven, en voor u zeiven niets behouden.
Weet, dat de liefde tot u zeiven u meer hindert dan eenige zaak der wereld
Volgens de liefde , die gij eene zaak toedraagt, zult gij aan haar min of meer gehecht zijn.
Indien uwe liefde zuiver, eenvoudig en wel geregeld is, zult gij aan niets verslaafd zijn.
Begeer niets wat gij niet moogt hebben; wil ook niet hebben hetgeen u kan belemmeren en de vrijheid des harten benemen.
Het is wonder dat gij u zeiven, met al wat gij kunt wenschen en hebben, niet uit den grond uws harten geheel aan mij overgeeft.
2. Waarom wordt gij gekweld door ijdele droef-heid?Waarom vermoeit gij u door nuttelooze zorg?
Stel u geheel in mijnen wil, en gij zult geen hinder lijden.
Indien gij dit of dat zoekt, of hier en daar wilt
303
304 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
zijn, om uw gemak of om uw eigen wil te hebben, zoo zult gij nooit gerust van hart, noch vrij van zorg en droefheid wezen ; want in alles zal men gebrek vinden, en op alle plaatsen zal u iets tegenstreven.
3. Het baat dan niet, vele dingen uitwendig bekomen te hebben, maar wel die te versmaden, en ze tot den wortel toe uit het hart te roeijen.
Dit moet gij niet alleen verstaan van schatten of rijkdommen, maar ook van groote drift tot de eer en tot den ij delen lof : want al deze dingen gaan met de wereld voorbij.
De plaats bevrijdt weinig, indien u de vurigheid van den geest ontbreekt, en de vrede, die uitwendig gezocht wordt, zal niet lang duren, indien er geen goede grond van een gerust hart bij is ; dat is , indien gij niet in mij berust. Gij kunt wel van plaats veranderen , maar u daardoor niet verbeteren.
W ant met de eerste gelegenheid, die zich voordoet, zult gij datgene vinden, wat gij door veranderen hebt willen vlugten, ja nog meer of erger.
GEBED OM DE^ ZUIVERHEID DES HARTEN EN DE HEMELSCUE WIJSHEID TE BEUOMEN
4. Versterk mij , o God! door de genaden van den Heiligen Geest
Geef mij kracht, opdat ik inwendig versterkt worde, en mijn halt vrij en ledig zij van alle nuttelooze zorgen angst, en opdat ik mij niet late vervoeren door de'?begeerlijkheid der aardsche dingen, hetzij dat die gering of kostelijk zijn ; maar dat ik alle dingen aanzie als vergankelijk, en dat ik zelf ook met dezen moet vergaan.
DEIUIfi BOI'K
Want niets is er bestendig onder de zon , maar alles is ijdelheid en kwelling van den geest. O, hoe wijs is hij, die dit alzoo beschouwt!
5, Geef mij ook! o lieer! uwe heraelscbe wijsheid, opdat ik u Loven al leere zoeken en vinden , u boven al leere smaken en beminnen , en verder alle anders dingen leere aanzien eti kennen, gelijk zij vo!ge[.s den regel uwer wijsheid, waarlijk zij».
Leer mij voorzigtig dengenen vermijden, die mij prijst eu vleit, en geduldig diengenen dragen , die mij tegenstreeft-
Want zich niet laten bewegen door alle woorden, en niet naar do vleijers luisteren , is groote wijsheid, immers, akoo stapt men gerust voort op den ingeslagen weg.
OEFENING
Zich geheel aan God zonder eenige uitzondering overgeven, is: 1° van zich zeiven niet te zoeken , in iets wat men Hem gegeven heeft: 2° in alle gelegenheden zich aan Hem overgeven en znnen wil voorde genegenheden van eigenliefde stellen : 3° aan zich niets toelaten of zich in niets ver schoonen hetgene men weet aan God te mishagen ; 4° Hem den volstreklen meester en als den eigenaar van ons hart te maken, zoodat hij over alles beschikke wat in ons is en ons toebehoort en zelfs van onzen geheelen persoon volgeus zijnen heiligen wil ; Squot; leven in eene afhankelijkheid en gedurige onderwerping aan de bewegingen der genade.
Aan God aldus zonder paien en zonder uitzondering toebehooren, is het ware middel om Hem
304 UE NAVOLGING VAN JESL'S CHRISTUS.
zijn, om uw gemak of om uw eigen wil te hebben, zoo zult gij nooit gerust van hart, noch vrij van zorg en droefheid wezen; want in alles zal men gebrek vinden, en op alle plaatsen zal u iets tegenstreven.
3. Het baat dan niet, vele dingen uitwendig bekomen te hebben, maar wel die te versmaden, en ze tot den wortel toe uit het hart te roeijen.
Dit moet gij niet alleen verstaan van schatten of rijkdommen, maar ook van groote drift tot de eer en tot den ij delen lof: want al deze dingen gaan met de wereld voorbij.
De plaats bevrijdt weinig, indien u de vurigheid van den geest ontbreekt, en de vrede, die uitwendig gezocht wordt, zal niet lang duren, indien er geen goede grond van een gerust hart bij is: dat is, indien gij niet in mij berust. Gij kunt wel van plaats veranderen , maar u daardoor niet verbeteren.
Want met de eerste gelegenheid, die zich voordoet, zult gij datgene vinden, wat gij door veranderen hebt willen vlugten, ja nog meer of erger.
GEBED OM DEj^ ZL'IVEliHlilIt DES HARTEN IN UE HEMELSCUE WIJSHEID TE BEKOMEN
4. Versterk mij, o God! door de genaden van den Heiligen Geest
Geef mij kracht, opdat ik inwendig versterkt worde, en mijn hart vrij en ledig zij van alle nuttelooze zorgen angst, en opdat ik mij niet late vervoeren door de'fbegeerlijkheid der aardsche dingen , hetzij dat die gering of kostelijk zijn ; maar dat ik alle dingen aanzie als vergankelijk, en dat ik zelf ook met dezen moet vergaan.
DERUK BOF.K
Want niets is er bestendig onder de zon , maar alles is ijdelheid en kwelling van den geest. O, hoe wijs is hij, die dit alzoq beschouwt!
5. Geef mij ook ! o lieer ! uwe hemelscbe wijsheid, opdat ik u boven al Ifere zoeken en vinden , u boven al leere smaken en beminnen , en verder alle anders dingen leere aanzien en kennen, gelijk zij volgei.s den regel uwer wijsheid, waarlijk zijn.
Leer mij voorzigtig dengenen vermijden , die mij prijst en vleit, en geduldig diengenen dragen , die mij tegenstreeft.
Want zich niet laten bewegen door alle woorden, en niet naar de vleijers luisterén , is groote wijsheid, immers, akoo stapt men gerust voort op den ingeslagen weg.
OEFENING
Zich geheel aan God zonder eenige uitzondering overgeven, is: 1° van zich zeiven niette zoeken , in iets wat men Hem gegeven heeft; 2° in alle gelegenheden zich aan Hem overgeven en ziinen wil voorde genegenheden van eigenliefde stellen : 3° aan zich niets toelaten of zich in niets ver schoonen hetgene men weet aan God te mishagen ; 4° Hem den volstrekten meester en als den eigenaar van ons hart te maken, zoodat hij over alles beschikke wat in ons is en ons toebehoort en zelfs van onzen geheelen persoon volgens zijnen heiligen wil ; 5° leven in eene afhankelijkheid en gedurige ouderwei ping aau de bewegingen der genade
Aan God aldus zonder palen en zonder uitzondering toebehooren, is het ware middel om Hem
305
306 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
te bezitten en in vrede te leven. Dan , Helaas i hoe weinige zielen worden er aangetroffen, die alzoo aan God geheel overgegeven zijn! En hoe velen zijn er, die aan Hem alleen half toebehooren , die hun hart (usschen God en het schepsel. tusschen de liefde Gods en hunne eigenliefde verdeelen, alhoewel het hun niet onbewust is, dat alle verdceling het hart van God kwetst, en Hem belet van in onze harten geheel en al te heersehen, van welke Hij de meester niet is, tenzij Hij zulks alleen is, en in welke Hij als God niet heerscht. wanneer Hij daarin alleen niet heerscht en daarin voor alles den voorrang bekomt.
GEBED.
Heer! laatniettoe, dat mijn hart,hetwelk slechts voor u geschapen is , en hetwelk geheel het werk uwer handen en de prijs van uw dierbaar bloed is: laat niet toe, zeg ik, dat het aan anderen dan aan u toebehoore, en het niets zoo zeer als u of boven u beminne. Ik ben genoegzaam voor u, o mijn God! en waarom zoudt gij voor mij niet genoegzaam wezen? Waarom zou iku niet boven alles achten , gij , die alleen mijn opperste goed zijt? Mijn besluit is deswege genomen; ik wil volstrekt niets beminnen dan u. Ik wilgehetlaan u toebehooren, in alles aan u trachten ':e behagen en niet dan naar uwe liefde haken Amen.
XXVlll. HOOFDSTUK.
Tegen den achterklap.
1. Christus. —Zoon! bedroef ofontstelu niet, als sommige menschen kwaad gevoelen van u
DEI1DE BOEK.
s i hebben , en zij iets van u zeggen, dat gij niet ,, gaarne hoort.
i)! Want gij moet nog erger gevoelen van u
alf hebbsn , en niemand voor zwakker houden dan „ij u zei ven.
iie Indien gij inwendig voor God wandelt, zult
[et gij de voorbijvliegende woorden der menschen an niet veel achten.
Pu Net is geene kleine wijsheid in ongunstige
Je tijden of voorvallen te zwijgen , en zich zeiven Bn inwendig lot mij te keeren , zonder onlsteld te er worden door het oordeel dar menschen. or Stel uwen vrede niet in de gevoelens of
redevoeringen der menschen ; want of zij slecht [ of goed gevoelen v'm u hebben , blijft gij echter dezelfde mensch \Vaarin is de ware vrede en ls de ware eer te vinden , anders dan in mij? ^ Wie de menschen niet zoekt te behagen ,
J(j £ noch vreest te mishagen, zal grooten vrede [ü genieten.
Uit de ongeregelde liefde en ijdele vrees komt 0 alle ongerustheid des harten en verstrooidheid
der zinnen voort.
;n
;J OEFENING.
'il
ln i Niets is bekwamer om ons te ontrusten en te storen , dan de oordeelvellingen en gesprekken van anderen jegens ons. Wij achten ons gelukkig wanneer wij hun behagen, en ongelukkig als wij door hen versmaad worden; en nogtans , wat is de achting of de smaad der wereld, dan eene schaduw, dan een rook, dan een voorbijvliegende damp, die niets kan bijzetten aan hetgene wij u zijn of aan hetgene wij moeten zijn? Wij zijn
307
4
308 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
slechts datgene, wat wij voor de oogen van God zijn, en wij moeten al de goede of slechte gevoelens, die men van ons heeft, als een niet rekenen. O mensclielijk opzigt! wanneer zult gij in ons voor de eer, die wij onzen God schuldig zijn, onderdoen? Helaas! hoezeer werpt het ineuscheiijk op/.igt in ons ailes omver, waardoor wij aan God zouden kunnen behagen ! Wat zal men van mij zeggen , indien ik dit of dat zeg of doe ? Maar wat zal de Zaligmaker zeggen , indien ik dit of dat niet zeg of doequot;'' Is het niet beter aan God, dan aan de menschen te gehoorzamen, en aan God dan aan de wereld te behagen ? Waarom doe ik dan zulks niet ?
GEBED.
Mijn God! duld niet dat ik het menschelijk opzigt ooit stelle boven den eerlied, dien ik u verschuldigd ben; maar bewerk liever in ons dat de eerbiedige en hoogste gedachte aan uwe tegenwoordigheid en aan uwen wil. onsopwekke om alles te doen, om alles te haten en alles voor uwe liefde te lijden. O mijn Heer en regter , hecht mijn hart aan het uwe, door de vrees van u te mishagen, en door het verlangen van ute behagen. Maak dat ik, steeds mij zeiven afstervende, niet meer leve dan door u en voor u , dat ik dikwerf het voornemen hernieuwe van u te behagen om dit aliijd in het werk te stellen. Geef, dat ik mij in diervoege aan uwe liefde gedurende mijn leven gewenne , dat de laatste beweging van mijn hart in het uur van mijnen dood eene oefening van liefde voor u moge wezen. Amen.
UEKDE BOiK 309
XXIX. HOOFDSTUK.
Hoe men God in alle lijden moet aanroepen en loven.
1. De ziel — Uw naam. Heer! die mij deze bekoring en kwelling heeft willen laten overkomen, zij in eeuwigheid geprezen.
Ik kan die niet ontvlieden; maar ik word hierdoor genoodzaakt tot u mijne toevlugt te nemen, opdat gij mij helpet, en deze kwellingen ten goede keeret.
O Meer! zie, nu ben ik in lijden, en mijn hart is ontsteld, want ik word zeer gekweld en geperst door deze tegenwoordige bekoring.
O lieve Vader! wat zal ik nu zeggen? Zie, ik ben met grooten schrik bevangen : verlos mij uit dit uur.
Maar daarom ben ik in dit uur gekomen, opdat gij zoudt verheerlijkt worden, met mij te verlossen, na mij eerst zeer diep vernederd te hebben.
Heer! dat het u toch believe, mij hieruit te verlossen, want wat kan ik, arme mensch, doen, en waar zal ik gaan zonder u.
O Heer! geef mij deze keer nog geduld ; help mij, o mijn God! en ik zal niet vreezen, hoe zeer ik ooit bezwaard worde.
2. En wat zal ik inmiddels zeggen? O Heer! uw wil geschiede; want ik heb wel verdiend alzoo verdrukt en bezwaard te worden.
Ik moet het dan ook verdragen, en ach, of ik het geduldig dede, tot dat de storm over is, en het beter ga met mij.
Uwe almagtige hand kan deze bekoring van
310 de navolging van jesus christus.
mij wegüemen , en hare lievigheid verligten , opdat ik niet geheel bezwijke, gelijk gij voorheen dikwijls met mij gehandeld hebt, o mijn God! o mijne barmhanigheid!
En hoe moeijelijker het mij valt. des te ligter het u is deze verandering te doen; want dit is het werk van de regterhand des Allerhoogsten.
oefeningquot;.
Men moet hevig en gedurig aan de bekoring wederstaan, maar tevens moet men ook tot God met vertrouwen zijne toevlugt nemen, om ze te overwinnen. Dikwijls laat God toe, dat wij zoo hevig aangevallen en zoo zwaar onder het gewigt onzer ellenden onderdrukt worden, dat wij geen middel zien om staande te blijven en wederstand te bieden, dan met ons krachtig met hem ver-eenigd te houden en ons onafhankelijk van de hulp zijner genade te aanschouwen. Derhalve, hoe minder hulpmiddelen wij in ons ontmoeten, des te meer moeten wij van Hem verwachten; en wanneer wij op het punt zijn van onder de bekoring te bezwijken en te vergaan, lot Hem zeggen : Heer! red ons, wij vergaan; onze oogen zijn opgeheven tot u, gij die onze God zijt, en die ons kunt helpen ; gij die onze Vader zijt, en ons wilt helpen ; gij die onze Zaligmaker zijt en in deze hoedaiiigheid hiertoe verpligt zijt. Wij rekenen op u. Hoe zwakker ik mij uit mij zeiven gevoel, des te meer ik van u de sterkte verwacht om te wederstaan. Uwe verheerlijk.'ng en uw voordeel heeft er belang bij om mij bij te staan, aangezien mijne ziel het werk uwer handen en de prijs uws bloeds is.
UEKDE BOEK. 311
GEBED.
O God! wij weten, dat wi) zonder u in de
I hevige bekoringen niets kunnen dan zondigen, den moed verliezen en ten val geraken ; maar wij weten ook, dat gij alles vermoogt, ons wilt te hulp komen en ons verlossen. Doordrongen door hevige bekoringen niets kunnen dan zondigen, den moed verliezen en ten val geraken ; maar wij weten ook, dat gij alles vermoogt, ons wilt te hulp komen en ons verlossen. Doordrongen door
Ihet gevoelen onzer ellenden en door het vertrouwen in uwe barmhartigheid, stellen wij ons in uwe handen, wij vertrouwen ons aan u, wij maken staat op uwe goedheid, wij verzaken aan alles, wat u mishaagt, en willen alles, wat gij wilt. Geef ons de genade, dat wij in deze gesteltenissen leven en sterven, die u zullen opwekken om ons barmhartigheid te doen verwerven. Amenhet gevoelen onzer ellenden en door het vertrouwen in uwe barmhartigheid, stellen wij ons in uwe handen, wij vertrouwen ons aan u, wij maken staat op uwe goedheid, wij verzaken aan alles, wat u mishaagt, en willen alles, wat gij wilt. Geef ons de genade, dat wij in deze gesteltenissen leven en sterven, die u zullen opwekken om ons barmhartigheid te doen verwerven. Amen
XXX. HOOFDSTUK,
Dat wij Gods hulp moeten verzoeken, en met vertrouwen de wederkomst zijner genade verbeiden.
1. Christus. — Zoon ! ik ben de Heer, die in den dag der bekoring sterkte geeft.
Hetgene u allermeest de hemelsche vertroosting belet te ontvangen is, dat gij u niet terstond en dikwijls tot bidden begeeft.
Want eer gij mij vurig bidt, zoekt gij te | voren al veel troost en vermaakt gij u in y inwendige dingen.
En daarom is het, dat alles u weinig baat; tot dat gij bekent dat ik het ben, die degenen, welke op mij hopen, verlos; en dat er geene krachtige hulp, geen nuttige raad, noch duurzaam geneesmiddel buiten mij is.
Maar nu, na den storm, herschep uwen moed, en kom weder tot u zeiven door het licht mijner
31OE NAVOLGING VAN JESUS CH1USTUS.
barmhartigheden; want ik ben nabij u, zegt de Heer, om alles; niet alleen volkomen, maar ook overvloedig en in opgehoopte maat te herstellen.
2. Is er voor mij iets moeijelijks? Of zal ik gelijk zijn aan iemand, die iets zegt en het niet doet? Waar is uw geloof? Sta vast en volhard.
Wees een langmoedig en vroom man: de troost zal op zijnen tijd komen.
Wacht, wacht naar mij ; ik zal komen en u genezen
Het is slechts eene beproeving, die u kwelt, eene ijdele vrees, die u beschroomd maakt.
Waartoe dient al dat zorgen voor de toeko mende onzekere dingen , dun om uw droef heid te vermeerderen ? Elke dag brengt zijn lijden mede,. (Matth. 6. v 34.)
Het is zeer ijdel en nutteloos over de toekomende dingen, die misschien nooit zullen geschieden, verontrust of verblijd te zijn.
3. Maar het is eene menschelijke zwakheid door zulke inbeeldingen ontsteld te worden, en een teeken van kleinmoedigheid, dat men door het ingeven van den vijand zoo ligtelijk bewogen en verleid wordt.
Want het is hem om het even, of hij iemand met ware of met valsche dingen verleidt en bedriegt, en of hij iemand overwint door de liefde der tegenwoordige of door den schrik der toekomende dingen.
Wees dan niet ontsteld of vervaard van hart.
Geloof in mij en heb vertrouwen op mijne barmhartigheden.
Als gij meent, dat gij verre van mij zijt, dan ben ik dikwijls allernaast bij u.
En als gij meent, dat alles voor u verloren is.
DEUDE HOEK.
dan is het voor u dikwijls de geschiktste tijd tot groote verdienste.
Het is niet al verloren, c-,ls er eene zaak tegen uwe begeerte uitvalt.
Gij moet ook van u zeiven volgens uwe tegenwoordige gesteltenis niet oordeelen . noch de zwarigheid, die u ergens van overkomt, zoo diep in het hart ontvangen of daaraan gehecht zijn , alsof er geene hoop van uitkomst ware.
4. Wil niet denkeu dat gij geheel van mij verlaten zijt, alhoewel ik u voor eenen tijd eenig lijden toezend, of u de vertroosting onttrek; want alzoo gaat men in het rijk der hemelen.
Is dit u en al mijnen anderen dienaars, zonder twijfel, niet voordeeliger, dat gij door tegenspoed geoefend wordt, dan dat gij alle dingen naar wensch hadt?
Ik ken de verborgene gedachten, en ik weet dat het voor uwe zaligheid zeer dienstig is, dat gij somtijds zonder smaak en vertroosting gelaten wordt, opdat gij u niet zoudt verheffen over een' goeden voortgang, en in u zeiven geen behagen krijgen als gij waant te zijn wat gij niet zijt.
Hetgene ik u gegeven heb, dit mag ik u 011-nemen, en het ook wederom geven, als het mij behaagt.
5. Dan, als ik iets geef, dat blijft het mijne: als ik het u onttrek, zoo neem ik het uwe niet: want alle goede giften en alle volmaakte gaven zijn de mijne.
Indien ik u eenige zwarigheid of tegenspoed overzend, wees daarover niet ontevreden, noch laat den moed zinken; want ik kan u welhaast weder verligten, en al uwe zwarigheid in blijdschap veranderen.
3i3
de | |
ook | |
en. | |
1 ik | |
niet | |
ird. | |
de | |
en | |
elt, | |
t. | |
eko | |
leid | |
'den | |
toe- | |
llen | |
leid | |
en | |
ioor | |
'gen | |
land | |
: en | |
r de | |
brik | |
lart. | |
iljne | |
zijt. | |
n is, |
314 DE NAVOLGING VAN JËSDS CHRISTUS.
En nogtans, als ik zoo met u handel, blijf ik regtvaardig en loffelijk.
6. Indien gij opregt wijs zijt en alle dagen naar de waarheid oordeelt, zoo zult gij om geenen tegenspoed kleinmoedig zijn , maar u veeleer verblijden , en mij daarover bedanken. Ja, dit alleen zoudt gij voor uwe blijdschap moeten rekenen, dat ik u niet spaar, maar u door veel lijden beproef
Want ik heb eeriijds tot mijne leerlingen gezegd , Gelijk de Vader mij hem int heelt, zoo bemin ik u ook; deze leerlingen heb ik niet gezonden tot tijdelijke genoegens, maar lot strijden en lijden : niet lot eerambten , maar tot versmaad lieden ; niet tot ledigheid maar tot zwaren arbeid ; niet om te rusten, maar om vele vruchten door hunne verduldigheid aan te brengen. Zoon ! wil deze woorden gedenken.
OEFENING.
Ik ben, zegt de Heer door eenen profeet, ik ben de God, die sterkte gepft in den dag der verdrukking, en diegenen uit het gevaar verlost, welke op Hem vertrouwen. Moe geschikt zijn deze woorden om eene ziel in de bekoring en in dc wederwaardigheden te vertroosten te ondersteunen en te versterken, als zij slechts getrouw en standvastig blijft in alles wat God van haar eischt! En dit is het, wat de H. Schrift noemt den Heer verbeiden en langmoedigafwachten.
Geloof in mij, zegt de Zaligmaker, e,a dat uw hart noch ontsteld noch bevreesd zij. Derhalve moet men in de gelegenheden van in- of uitwendige kwellingen, l°met verirouweti tot God zijne
DERDE BOEU.
toevlugt iipmen; 2U zich aan zijnen heiligen wil onderwerpen ; 3° niets vau de oefeningen achterlaten, 4quot; zich overwinnen, beteugelen, zich in alles verzaken, om eenstemmig met God voort te gaan ; 5° zijn geluk en zijne verdienste stellen in gekweld, ontrust eu als vernietigd te worden om (iods majesteit te verheerlijken ; (Jquot; eindelijk, tevieden zijn nr t een gekruist en lijdend hart te dragen, hetwelk met smart en bitterheid overladen , en de staat des harten van Jesus op het kruis is.
GEBED.
Neen , mijn Zaligmaker ik zal niet gelooven , dat alles verloren is, als ik het gevoel en den smaak uwer tegenwoordigheid zal verloren hebben; integendeel zal ik gelooven, dat alles gewonnen is, wanneer mijne ziel, met bitterheid overladen en als van verdriet overstelpt, aan uw welbehagen zal onderworpen zijn,en dat zij slechts in u zal bestaan, zeggende met den profeet: ik stel in u al mijno sterkte, omdat mijne zielin uwe handen is en uwe barmhartigheid mijn hart ondersteunt en opwekt om nut uit het gevoelen mijner ellenden te trekken. O mijn God ! laat mij aan de ongeregeldheid mijner driften niet over, wees daarover door uwe genade meester, en behoud mij slechts in het bezit van uw hart Am.
XXXI HOOFDSTUK.
Over het verlaten van alle aoliepselen, om den Schepper te vinden.
1. De ziel. — Heer! ik heb nog grootere genade noodig indien ik zoover wil komen, dat
315
316 DE NAVOLGING VAN JBSUS CHRISTUS.
mij geen mensch noch eenig ander bchepsel zou kunnen hinderen.
Want zoo lang mij eenige zaak gebonden houdt, kan ik met de vrijheid des harten tot u niet opvliegen.
De profeet David wensclite naar deze vrijheid, als hij zeide : wie zal mij vleugelen als van eeue duif geven, opdat ik vliegeen ruste? (Psal. 54 v. 7.)
Wat is er toch geruster dan een eenvoudig oog, dat niets zoikt huiten God? En wat is er vrijer dan een mensch,die niets op aarde verlangt?
Wij moeten ons dan boven alle schepselen verheffen, ous van ons zeiven volkomen onthechten, en in opgetogenheid des geestes bemerken , dat gij , o Schepper van alles, met uwe schepselen niets gelijks hebt.
Zoo lang iemand van alle schepselen niec ontdaan is, kan hij zich met de goddelijke zaken niet bezig houden.
Daarom vindt men zoo weinig menschen, die stipt overdenken, omdat er zoo weinige zijn, die zich volkomen van de vergankelijke dingen kunnen scheiden.
ü2. Daarom is er eene groote genade noodig, die de ziel verrukke en boven zich zelve verheffe.
En zoo lang de mensch in den geest niet verheven, niet vrij is van alle schepselen, en niet geheel met God vereenigd, zoo is alles, wat hij weet en doet, weinig te achten.
quot;ij . die buiten het eenige, oneindige en eeuwige goed , iets anders groot acht, zal lang zwak en tot de aarde ger.eigd blijven.
Al wat God niet is, is een niet, en moet voor een niet gehouden worden.
Er is eeu groot verschil tusschen de wijsheid van
liEllUE BüllK
een' verlicht en godvruchtig man en de geleerdheid van een' naarstig en geleerd 'geestelijke.
Want de wijdheid, die van boven komt en door God wordt ingestort, is veel voortreffelijker dan die, welke door het ruenschelijk verstand en met groote moeite bekomen wordt.
3. Men vindt er velen , die naar de beschouwing verlangen; maar zij zijn niet ijverig om te oefenen hetgene daartoe behoeft.
Het is ook een groot beletsel, om dnartoe le konu n , dat men zich ophoudt met inwendige dingen en zinnelijke oefeningen , en dat men weinig nelit geeft op de volmaaktste versterving.
Ik weet niet wat het is, noch door welken geest wij aangedreven worden , noch wat wij zoeken, die voor geheel geestelijke menschen aangezien worden, van met zooveel arbeid en zorg geringe en vergankelijke dingen na te jagen , en van zoo weinig of zelden in ons zeiven te koeren en op onzen inwendigen staat zonder eenige verstrooidheid na te deuken.
4 Helaas! na eene korte ingetogenheid, loopen wij aanstonds weder naar uitwendige dingen , zonder ooit onze werken naauwkeurig te onderzoeken.
Wij bemerken niet waaraan onze begeerten zijn vastgehecht, en wij beklagen ons niet dat al onze werken met zoo vele gebreken besmeurd zijn.
Want het is nu wet ons, gelijk het teas ten tijde van Ncë, waarvan de heilige Schrift zegt; alle vlecsch hnd zijnen weg bedorven en daarom zond God dien grooten watervloed.
Aangezien dus onze inwendige gesteltenis of meening zeer bedorven is, zoo moeten onze uitwendige werken ook bedorven zijn.
317
3lK igt;E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
En dit is ook een teeken van ons inwendig gebrek; doch de vrucht van een goed leven komt voort uit een vroom en zuiver hart.
5. Men vraagt gemeenliik hoe groote werken iemand gedaan heeft; maar men overweegt weinig met hoe goede meening hij die doet.
Men vraagt gemeenlijk of iemand dapper, rijk schoon, vlug van versland en behendig is: 'of hij een goed zanger, schrijver of goed werkman is, maar men vraagt zelden hoe arm van geest, hoe verduldig en zachtmoedig, hoe ingekeerd en godvruchtig iemand is.
De natuur ziet op het uitwendige van den mensch , maar de genade keert zich altijd tot het inwendige.
Daarom wordt de natuur dikwijls bedrogen ; maar de genade stelt hare hoop op God, opdat zij niet bedrogen zoude worden.
OEFENING.
Niets is waardig door het hart eens Christens bezeten te worden dan hetgene eeuwig is, en wij moeten slechts datgene beminnen, wat wij altijd zullen beminnen. Laat ons derhalve trachten 1° het welbehagen van God boven al onze voldoening te achten; 2quot; in alles niets te zoeken dan aan hem te behagen; 3° alle druk en lijden, dat hij ons overzendt, mei; eene ootmoedige onderwerping van zijne hand ontvangen; ■J0 dikwijls met geestelijke zsken in de tegenwoordigheid van God bezig zijn, en in alles van Hem afhangen.
Waarom ons met beuzelarijen en ij dele overwegingen op ons zeiven en met ongerustheid jegens anderen onledig houden, terwijl God in
IM R[)E BOEK.
ons zijnde , de eerbewijzingen onzer harten en het offer van onzen geheelen persoon verwacht? Hoe vele genaden ontsnappen er aan eene ziel die verstrooid is, en bijna geen aandacht neemt op hetgene God van haar verzoekt! En echter weet men hoe gevaarlijk het misbruik der genaden voor de zaligheid is.
GEBED.
0 mijn God en mijn al! O liefdewaardige! O beminiiende God ! O God van liefde! hoe weinig acht geef ik op uwe tegenwoordigheid , hoe weinig ben ik getrouw, aan uwe genade, en hoe weinig moed bezit ik om voor u al mijne voldoening te slagiofferen! En echter zijt gij de God van mijn hart, en zult, zoo ik hoop, mijn aandeel in eeuwigheid wezen. Maar om. dit geluk te verdienen, wil ik onophoudelijk op u denken, alles voor uwe liefde slagtofferen wat mij daarvan zou kunnen aftrekken , en niets zeggen of doen, dan hetgene voor den hemel voordeelig is.
Maak, Heer! dat ik alles vermijde wat u mishaagt ! dat ik alles beminne en uitoefene wat u behaagt: dat ik, door mij met u dikwijls op te houden , in uwe tegenwoordigheid wandele; om in alles uwen heiligen wil te volgen. Amen.
XXXII. HOOFDSTUK.
Over de verloochening van zich zeiven, en over de ware wijsheid.
1 . Christus. — Zoon ! gij kunt de volmaakte vrijheid niet bekomen, tenzij gij u zeiven geheel en al verloochent en afgaat.
319
350 DES NAVOLGING VAN JESUS CHHISTUS.
Want allen, die zich zeiven zoeken of beminnen, zijn als geboeid, zij zijn vol kwade driften, nieuwsgierig, zij loopen her- en derwaarts, en zoeken altijd hun gemak, en niet hetgene mij aangaat; zij verzinnen dikwijls en beginnen vele dingen, die niet kunnen duren.
Want vele dingen, die uit God niet voortkomen , zullen vergaan.
Onthoud deze korte en diepzinnige woorden ; verlaat, alle.t, en gij zuil aJh's vindsn : laai alle begeerlijkheid varen , en gij zult uist vinden.
Overleg dit dikwijls in uw gemoed : en als gij het zult volbragt hebben , zult gij de waarheid daarvan weten.
2 De ziel. — Heer! dit is geen werk van eenen dag, noch kinderspel; maar al de volmaaktheid der geestelijke personen is in die korte woorden besloten.
3. Christus. — Zoon! laat het u niet verdrieten; of wil ook terstond niet kleinmoedig worden , als gij van den weg der volmaaktheid hoort spreken; maar gij behoort daardoor opgewekt te worden om hooger te klimmen , of ten minste meteene groote begeerte daarnaar te zuchten.
Och ! of het met u aldus gesteld ware ! Och of gij zoo verre gekomen waart, dat gij u zeiven niet meer bemindet, maar zonder uitzondering aan mijnen wil, en aan dien der oversten, die ik over u gesteld heb, onderworpen waart, dan zondt gij mij zeer behagen en geheel uw leveu in blijdschap en in waren vrede doorbrengen.
Maar er blijven nu nog vele dingen Ie laten, en indien gij die om mijnent wil niet verzaakt, zult gij niet bekomen hetgeen gij van mij begeert.
Ik raad u dat gij , om rijk te worden, ge-
DERDE DOEK.
louterd goud . dat is , de hemelsche wijsheid, die al de aardsche tangen met voeten treedt, van mij koopet.
Versmaad daartoe al de aardsche wijsheid, en alle zelfbf hagen.
4. Ik zeg het u, verwissel die dingen , welke groot en kostbaar zijn bii de menschen , tegen die, welke bij hen gering en verachtelijk zijn
Want de ware hemelscbe wijsheid, die geen groot gevoelen heeft van zich zelve , die ook niet op de aarde wil verheven zijn, is nu zeer gering geacht, en bijna geheel vergeten; vele prijzen die noch wel met den mond, maar hunne levenswijze is verre van daar. Zij is nogtans die kostelijke parel, van welke het Evangelie spreekt; maar die voor vele menschen verborgen en onbekend is
OEFENING
Wat is alles verlaten? Het is 1° zich verloochenen eu afsterven ; 2° het is zijne zinnen , zijnen geest en zijn hart versterven; 3° het is zich van alles ontijechten wat ons behaagt, en met eene ootmoedige onderwerping al datgene aannemen, wat ous moeijelijk valt; 4quot; het is zijne vrienden in God, en zijne vijanden voor God beminnen , en zich zeiven haten ; 5quot; het is aan niets dan aan zijnen God , aan zijne pligten , en aan zijne zaligheid verkleefd zijn; 6quot; het is al de bewegingen des harten tegen zich, en alleen voor God doen dienen; 7quot; het is zich slechts ophouden met de zorg. van Hem in alles te bevredigen, en met de vrees van Hem te mishagen; 8° het is zijn geluk en zijne eer te stellen in de
32!
322 DE NAVOLGING VAN fF.SUS CHRISTUS.
winst van deszelfs hart en iü de bezitting van deszelf's liefde.
Hoe gemakkelijk zegt men: ik zou gaarne alles verlaten om geheel voor God te wezen! maar hoe moeijelijk stelt men het in het werk, terzij men alle getrouwheid gebrnike om zich van alles te ontdoen, hetwelk ons tol God niet geleidt Ken weinig liefde tot God in een hart gedrukt, maakt voor hetzelve dL-n afstand en die zelfopuffering aan God mogelijk en gemakkelijk. Alen moet ze willen, die vragen en ze zonder ophouden in het werk stellen.
GEBED.
Mijn God! duld niet, dat een hart, gelijk het mijne , hetwelk al wat het is, niet is dan om u te beminnen , zich aan het schepsel of aan zich zelf hechte, en dit bij voorkeur van de liefde , Welke het u verschuldigd is^ Gij alleen kunt het bevredigen en gelukkig maken; het is dan aan u dat het zich alleen en onophoudelijk moet hechten. O mijn God! ik kan zonder u wel zondigen, met mij aan datgene te hechten, wat u mishaagt; maar ik kan mij zonder u niet oprigten, mij onthechten en ontmaken van alles, Wit mijnen gee^t kan verleiden ,• en mijn hart bederven , met dit van u af te trekken. Kom mij te hulp, ondersteun mij, versterk mij in den strijd, dien ik mij moet leveren , om alles te verlaten en in alles te zoeken en te vinden. Het verveelt mij, mij zeiven als den slaaf mijner driften en het slagtoffer mnner zondige neigingen te aanschouwen. Verbreek Heer! verbreek mijne boeijen, en maak, dat ik, van alles onthecht slechts aan u gehecht zij. Amen.
DliRUK BOtK.
XXXIII HOOFDSTUK.
ürer de ongestadigheid des liarten, hetwelk slechts in God kan rusten.
\. Christus. — Zoon ! vertrouw niet te veel op de genegeuheid of het gevoelen , hetwelk gij nu hebt, want dit zal haast veranderen.
Zoo lang gij leeft, zult gij , zelfs tegen uwen wil, aan verandering onderhevig zijn , zoo dat gij nu blijde, dan droevig; nu gerust,dan ontsteld; nu vutig en godvruchtig , dan laauw en ongod-vruchlig; i.u ijverij-, dan traag ; nu zwaarmoedig, dan vrolijk en verlicht van hart zult wezen.
Maar de wijze en in den geestelijken weg wel geoefende man verheft zich boven al deze wisselvalligheden. Hij neemt geen acht op datgene, wat hij in zich zeiven gevoelt, of van wat zijde de wind der ongestadigheid blaast : maar hij stelt geheel zijn inzigt in zijne meening op het gelukzalige einde, waartoe hij moet knmeri.
Want bet is aldus dat hij , in het midden van zoo vele verscheidene bewegingen en veranderingen, door op mij alleen zijne meeni' gen inzigten te stellen, onbewegelijk en altijd dezelfde blijft.
2. En hoe zuiverder het oog der meening is , des te standvastiger men door de menigvuldige stormen gaat, die zich verheffen.
Want zelden wordt er iemand gevonden, die geheel zuiver en vrij is van de vlek der eigene baatzucht.
Zoo kwamen de Joden eertijds te Bethanië tot Maria en Martha, niet alleen om Jesus wil, maar ook om Lazarus te zien.
Men moet dan het oog der meening zuiveren,
323
324 Ui. NAVOLGING VAN JESUS CUR1STUS.
opdat het eenvoudig en opregt weze; eu het tusscheu alle verschillende voorvallen en veranderingen tot mij slieren.
OEFENING.
Om de ongestadigheid van ons hart, in datgene, wat de dienst Gods en de zorg der zaligheid betreft, te vestigen, moet men 1° zich zeiven mistrouwen , en zijn vertrouwen op God stellen; 2° tot God zijne toevlugt nemen en zijnen bijstand in de gelegenheid verzoeken; 3° dikwijls zijne meening hernieuwen van God te bevredigen zonder zich zeiven zoeken te bevredigen ; 4° steeds bestrijden wat ons tegengaat ; 5° niets willen dan hetgene God wil, en het krachtdadig willen; 6° zijn hart aan de liefde Gods gewennen , en ons de heilige vriendschap voorstellen, welke Hij met ons in eeuwigheid hebben wil; 7° naauwkeurig de ingevingen en de bewegingen der genade volgen
GEBED.
O mijn Verlosser! wanneer zal de genade mij iets van de standvastigheid en van de aanhoudende liefde ingeven, welke de heerlijkheid aan de gelukzaligen voor u geeft? Duld niet, dat mijn hart de ongestadigheid volge, die hetzelve zoo eigen is, en dat ik mijn leven doorbrenge in eene gedurige verwisseling van goede voornemens en slechte uitwerkselen , van beloften en ongetrouwheden. Neen, Heer! neen, het is u niet als God beminnen, wanneer men u altijd niet bemint; e/i iiw gebied over onze harten, opdat het uw oppergebied zij, moet een gebied van alle tijden wezen
UEKDE BOEK. 3^3
Mak dan, o mijn Zaligmaker! dat mijne ziel geheel en altijd voor u weze, en dat zij door eene standvastige getrouwheid een eeuwig geluk bekome. Amen.
Hoe troostend liet is God alleen te beminnen.
1. De ziel. — Zie, Heer! gij zijt mijn God en ■ mijn al! kan ik nog iets gelukkiger weuschen?
0 troostend en innemend woord, voor hen, die hier het eeuwig woord des Vaders en niet de wereld of het wereldsche beminnen.
O mijn God, mijn al! dit is genoeg gezegd aan Mem, die het verstaat, eu het dikwijls te herhalen, is genoeg aan hem, die bemint.
Want waar gij, o Heer, tegenwoordig zijt, is het aangenaam, en daar gij niet zijt, is het verdrietig.
Gij stelt 'ons hart gerust; gij verleent inwendig grooten vrede en eene onuitsprekelijke blijdschap.
Gij doet van elk een goed gevoelen hebben, en u in alle dingen loven; en zonder u kan geene zaak lang behagen; maar om er smaak en genoegen van te hebben, moet er uwe genade bij zijn, en het zout uwer wijsheid moet ze vergezellen.
2. O Heer! wat is er hetgene aan hem niet smaakt, die in u genoegen vindt, en wat kan aan hem , blijdschap verschaCfen , die in u geen genoegen vindt?
Maar aan de wijzen dezer wereld, en die in vleeschelijke dingen genoegen nemen, ontbreekt uw goddelijke smaak en uwe wijsheid: want in de wereld bestaat groote ijdelheid, en in het vleesch is de dood.
326 UE NAVOLGING VAN JUSUS CHHISTUS.
Maar die u door het versmadeu der wereld en door de versterving van het vleesch volgen , zijn waailijk wijs: want zij gaan van ijdelheid tot uwe waarheid, en van de vleeschelijkheid tot den geest.
Zulke menschen vinden smaak in God; en het goed , dat zij in de schepselen aantreffen, stieren zij geheel tot lof van hunnen Schepper.
Nogtans is er een groot verschil tussclien den smaak van den Schepper en van de schepsels; tusschen dien van de eeuwigheid, en dien van het tijdelijke; tusschen dien van het ongeschapene licht, en dien van de ongeschapene verlichting.
3. O eeuwig licht, dat alle geschapen licht oneindig te boven gaat, schiet uwe stralen van boven uit den hemel, en dat zij het binnenste van mijn hart doordringen.
Zuiver, verblijd, verlicht en maak mijne ziel met al hare krachten levend, opdat zij zich aan u door verrukking en blijdschap vereenige.
O ! wanneer zal dit gelukkig uur komen , dat gij mij met uwe tegenwoordigheid zult verzaden en mij alles in alles zult wezen?
Want zoo lang als mij dit niet verleend wordt, zal er geeoe volkomene blijdschap bestaan.
Heelaas ! de oude mensch leeft nog in mij , en hij is rog niet geheel gekruisigd, noch volkomen gestorven.
Hij staat nog met kracht op tegen den geest, veroorzaakt een' inwendigen strijd, en laat het rijk mijner ziel niet in rust.
4. Maar gij, o Heer! die de heerschappij over de zee voert en het geweld van hare baren stilt, sta op en snel mij te hulp.
Verstrooi de oorlogzuchtingen, en verpletter hen door uwe kracht.
UEhÜE BOEK. 327
Ik bid u, toon utve grootheden, en verhef de eer van uwen arm; ik heb anders geene hoop noch toevlugt dan iu u, mijn Heer, mijn God!
OEFENING.
Niets beminnen dan God en Hem boven alles beminnen , is, geen behagen hebben dan in Hem alleen, is niets dan hein alleen zoeken, is uit liefde van Hem verzaken aan alles , wat ons uit de natuur kan bevredigen , volgens de woorden van den koninklijken Profeet: Mijne ziel verwerpt den troost der menschen, zij heeft zich tot God gekeerd, en in hem alle voldoening en haar verlangen gevonden.
Om aldus niet dan God te beminnen, moet men zijne zinnen versterven, zijnen geest bedwingen, zijn hart beteugelen, zijn ligchaam in bedwang houden, en zich duizend wereldscbe voldoeningen ontzeggen , om alleen aan het hart van God te behagen. Heil de ziel, die tevreden is met den gekruisten staat, in welken het ligchaam van Jesus Christus zich op bet kruis bevond, om met den Apostel te kunnen zeggen : ik leef om Christus alleen , en het is vour mij eene winst aan alles te sterven om alleen voor Hem te leven.
GEBED.
Hoe hartverheugend is het, o Heer ! door uwe liefde verslonden te wezen , en tot u uit geheel mijn hart en met eene heilige blijdschap te zeggen: Mijn God en mijn al, mijn Heer en mijn God! maak dat deze woorden mijne ziel doordringen ; preiit de gedachte, de kennis en de oefening derzelve in mijnen geest en in mijn gemoed !
328 illi kavolging v,\n jesks cuuistus
O groote God ! gij bestaat, en dit is voor mij genoeg, aangezien ik. u meer, om u, dan om mij zeiven bemin. Maar, o mijn God ! gij zijt mijn Zaligmaker : alles wat gij in die hoedanigheid zijt, zijtgij voormij,eu ditverdubbeltmijnvertrouwen en mijne liefde jpgens u. O God ! hoe kaa msn levun zonder u ? ü mijn God ! boe is het mogelijk, dat men voor u niet leve? O mijn Heer! heersch volkomen over mij. O mijn God! dat mijn geheels persoon niet meer besta of leve dan voor u. Mijn Heer en mijn God ! weesditgednrendemijnleven om het ia alle eeuwigheid te zijn. Amen.
XXXV. HOOFDSTUK.
Dat men. in dit leven nimmer vrij van bekoringen is.
1. Christus. — Zoon! gij kunt hier in dit leven nooit vrij en zonder strijd zijn; maar zoo lang gij leeft, zullen u de geestelijke wapenen noodig wezen.
Want gij wandelt in het midden der vijanden, die u van alle kanten vasthechten.
Indien gij dan niet gedurig het schild van verduldigheid in de hand houdt, zult gij niet lang ongewond blijven.
Hovendien, zoo gij uw hart niet onwederroe-pelijk op mij stelt, met eenen vasten wil van alles uit liefde tot mij te lijden, zoo zult gij het geweld der bekoring niet kunnen uitstaan , noch ooit den palmtak der gelukzaligen bekomen
Gij moet dan moedig alles doorbrengen , en groote krachten tegen alle aunstooten te werk stellen.
Want het Manna wordt den overwinnaar ge-
DKRDE BOEK,
geven en voor den lafhartige en trage zijn er vele ellenden bereid.
2. Indien gij hier in dit leven rust zoekt, hoe zult gij namaals tot de eeuwige rust komen?
Bereid u dan niet te veel tot rusten, maar tot veel te Jijden en veel te verdragen.
Zoek den waren vrede niet op de aarde, maar in den hemel; niet in de tnenscheti of iu andere schepselen , maar in God alleen
Ter liefde van God moet gij alles gaarne onderstaan : moeite, pijnen , bekoringen . kwellingen , benaauwdheden, armoede , ziekten, ongelijk, verwijt, vernederingen, schande, 5 berispingen en versmaadheden.
Want deze dingjn dienen tot de deugd, zij beproeven en oefenen den nieuwen krijgsman van Christus, en bereiden de hemelsche kroon.
Voor eene geringe moeite zal ik een eeuwig loon gevei, en voor een tijdelijke schade, zal ik oneindige heerlijkheid schenken.
lt;5. Meent gij, dat gij altijd de geestelijke vertroosting volgens uwen wenscli zult hebben?
Mijne Heiligen hebben die niet gehad; integendeel hebben zij vele zwarigheden, velerlei bekoringen en gioote verlatenheid geleden.
Doch zij zijn in alles verduldig geweest, en hebben hun vertrouwen meer op God , dan op zich zeiven gesteld, denkende dat het lijden van den tegenwooidigen tijd niet te achten is bij de heerlijkheid, die namaals in ons zal veropenbaard warden. (Hom 8. v, 18.)
Wilt gij terstond hebben, hetgene vele anderen naauwelijks na vele tranen en na groote en lange moeite bekomen hebben?
Verwacht den Heer, gelijk David zegt. gedraag u mannelijk en wees versterkt
3quot;29
330 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
Mistrouw niet, wijk niet at, maar geef ziel en ligchaam standvastig voor de eer van God ten Ijesto.
Ik zal het u ten volle vergelden, en ik zal in al uw lijden met u wezen.
OEFENING.
Bereid uwe ziel tot de bekoring , zegt de Wijze man , dat is: 1° stel uw geluk niet in bevrijd te zijn van kwellingen, maar in die wel te verdragen ; 2° stel u niet bloot aan de bekoring , noch aan de gelegenheden van zondigen, maar indien gij u door de eene aangevallen en in de andere gewikkeld ziet, bied dan wederstand , strijd, vlugten neem met vertrouwen uwetoevlugt tot God ; 3° waak , bid , verneder u voor God, en wees doordrongsn van eene ootmoedige vrees in zijne tegenwoordigheid, en door een heilig mistrouwen van u zeiven, om al uwe sterkte in God te stellen, die u tegen de aanvallen van de vijanden uwer zaligheid zal verdedigen.
Eene opregt christene ziel moet haar verblijf op Calvarië en in de wonden van Jesus Christus vestigen, om met geduld, metsterkteen getrouwheid de wederwaardigheden te lijden, welke Hij haar overzendt. Want om een waar Christen te zijn en de pügten van zijnen staat te volbrengen, moet men altijd van voornemen zijn om voor zijnen God te lijden en te sterven , aangezien de Christenen, zoo als de heilige Cyprianus zegt, de erfgenamen van den gekruiste zijn.
GEBED.
Gij weet, o mijn Zaligmaker! dat er niets
DEHDF, BOEK 331
tegenstrijdiger is aan de natuurlijke neigingen van ons hart, dan te lijden en te sterven; maar gij kunt en wilt ons helpen om dit wel te doen. Geef ons dan den moed ovn den afkeer te overwinnen, dien wij voor de kwellingen . voor de tegenspraak en voor onze pligtrn gevoelen ; en gei-f, dat noch de lust tot de vermaken, noch de schrik der kwellingen ons ooit zuo ver brenge van aan de getrouwheid en aan de onderwerping , die wij u verschuldigd zijn , te ontbreken. Amen.
Dat men de oordeelen der menschen niet rnoet vreezeu, maar God alleen.
1. Christus. — Zoon ! zoek de rust uws harten niet dan in den Heer, en vrees de oordeelen der menschen niet, als uw geweten u onschuldig verklaart.
Het is goed en zalig alzoo te lijden; dat zal ook aan een ootmoedig hart, hetwelk meer op God dan op zich zelf vertrouwt, niet zwaar vallen.
Het meestendeel der menschen zegt veel, en daarom is er weinig geloof aan te geven.
Het is ook niet mogelijk een ieder te voldoen.
Ofschoon de Apostel Paulus getracht heeft aan een ieder in den Heer te behagen, en dat hij alles aan allen geworden is , achtte hij nog-thans dit voor het minste, dat hij van de menschen naar hun goeddunken geoordeeld werd.
2. Hij beeft wel zijn best gedaan zoo veel het hem doenlijk was, om de menschen te stichten en tot de zaligheid te brengen, maar hij heeft
T
332 DE NAVOI.GIKG VAN JESUS CÜKISU'S.
niet kunnen bektien, dat hij van sommige menschen geoordeeld en gelasterd werd.
Daarom heeft hij alles aan God, wien alles bekend is, Ijevolm, en heeft zich zeiven door geduld en ootmoed gewapend tegen de booze tongen , die, al wat hun in den zin kwam, eu wat zij dachten, vahchelijk tegen hem uitgaven.
Noglans heeft hij somtijds zich verantwoord; opdat de zwakken door zijn stilzwijgen niet zouden verergerd worden.
3. Wie zijt gij dat gij een' sterfelijken mensch vreest? Heden is hij , en morgen ziet men hem niet meer.
Vreest God, en gij zult voor de menschen niet beschroomd zijn.
Wat kan u een mensch met al zijn zeggen en zijne lasteringen doen? Hij hindert veeleer zich zelven dan u, en wie hij ook zij , hij zal Gods oordeel niet ontgaan.
Heb God altijd voor oogen, en wil nergens over twisten of klagen.
Al schijnt gij nu te bezwijken , en eenige beschaming te lijden , die gij niet verdiend hebt, wil u daarom niet ontstellen , nocb door onlijd-zaamheid uwe kroon verminderen.
Wend uwe oogen naar den hemel tot mij, die magtig ben om u te verlossen uit alle beschaming en ongelijk, die aan een ieder zal geven volgens zijne werken
OEFEM.NG.
Een Christen, die aan de lastertaal en aan de boosaardigheid der menschen is blootgesteld, mag deze beproevingen met een goec, oog aanschouwen , aangezien zij hem in de gelukkige
i'EKUE BOEK
noodzakelijkheid stellen van zijne toevlugt tot God te nemen, en van niemand dan Hem tot getuige van zijn geweten te nemen. Want alhoewel wij overtuigd zijn, dat de achting of de versmading, de goede of de kwade oordeelvellingen der menschen, ons noch gelukkiger noch ongelukkiger maken , zoeken wij noglans niet dan hunne goedkeuring te bekomen. Ach! waarom trachten wij ons niet veeleer te stellen in den geest en in het hart van God, die de Opperheer onzer eeuwigheid is!
GEBED.
333
lieer! die voor mij uw leven aan een wreeden cnschandigen dood en uw hart aan eene gedurige droefheid en bitterheid hebt overgegeven, zou ik kunnen nalaten voor u de gevoeligheid mijns harten te slagtofferen , hetwelk ontsteld is door de nadeelige gesprekken en vermetele oordeelvellingen , die men wegens mij doet? Maak, o mijn goddelijke Jesus ! dat mijn hart, ophetaan-schouwen der versmaadhedeu , welke gij voor mij hebt uitgestaan , aan zich verwijtingen doe van zoo weinig voor u , en zoo kwalijk te lijden. En aangezien de wonden, die men aan den goeden naam van den naaste toebrengt, altijd in dit leven of in het andere, op dengene vallen, welke het ongelijk toebrengt, zoo trek. Heer! ter uwer verheerlijking, en niet voor de mijne , mijne vijanden uit huiijie blindheid, met hun hunne boosheid te vergeven en hen door eenen straal uwer liefde te verlichten. Amen.
Ifi
334 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
XXXVU. HOOFDSTUK.
Dat men zich zei ven geheel moet afgaan, om de vrijheid des harten te bekomen.
1. Christus. -- Zoon ! verlaat u zeiven, en gij zult mij vinden; wees zonder verkiezingen baatzucht, en gij zult altijl winnen.
Want zoo haast gij u zeiven zonder voorbehoud zult overgegeven hebben, zal er u nog overvloediger genade gegeven worden.
2. De ziel. — Heer! hoe dikwijls en waarin moet ik mij overgeven en onderwerpen ?
3. Christus. — Altijd, en op alle uren , zoo in groote als in kleine zaken. Ik neem niets uit, maar wil, dat gij van alles ontbloot zijt.
Want hoe zult gij anders aan mij, en ik aan u kunnen toebehooren, zoo gij niet van allen eigen wil in- en uitwendig beroofd zijt?
Hoe eerder gij dit doet, des te beter gij u zult bevinden; eh hoe eerder en regtzinniger gij dit doet, des te meer zult gij mij behagen en meerdere verdiensten hebben.
4. Sommige mensclien geven zich zeiven over, doch met eenige uitzondering; want daar zij niet volkomen op God vertrouwen . zoo willen zij zich nog bekommeren met hetgene hen aangaat.
Anderen verloochenen zich, en geven zich, in het begin, in alles geheel over; maar daarna, als zij door bekoring bevochten zijn. keeren zij weder tot zich zeiven, en daarom maken zij zeer weinig voortgang in de deuad.
Deze zullen nooit lot de ware wijsheid van een zuiver hart, en tot de genade van mijne zoete ge-meeuschap komen, zoo zij zich niet volkomen
[IËRDE BOEK.
aan mij overgeven, en zich zeiven niet dagelijks opdragen , want zonder dit kan men zich ^ met mij niet vereenigen, of genieten.
5. Ik heb u dikwijls gezegd, en zeg het u nog eens: vei laat u zeiven, geef u aan mij gij over, en gij zult eenec groeten inwendigen en vrede hebben.
Geef alles voor alles, neem niets uit, vraag tor- niets weder; houd u zuiver en standvastig in • u mij en gij zult mij beziMen.
Dan zult gij vrij zijn van hart, en van de irin duisternis zult gij niet omneveld wezen.
Betracht, bid, wensch, dat gij van allen zoo eigenbaat moogt verlost worden, dat gij den iets ontblooten Jesus, naakt en ontbloot van alles, iijt. moogt volgen, en aan u zeiven sterven en voor lan mij eeuwig leven.
len Dan zullen alle ijdele verbeeldingen, alle
verkeerde beroerten en overbodige zorgen ver-j u dwijnen.
ger Dan zal ook alle onmatige vrees verdwijnen,
^en en alle ongeregelde eigenliefde in u uitgedoofd worden.
er
. ' OEFENING.
net
ich Wat is zich zeiven verlaten , zich verzaken
en zich geheel aan God overgeven, zonder ;h , iets te behouden ? Het is 1° niet handelen dan ia, door de ingeving zijner genade, en door een wer-
■en kelijk verlangen van Hem te behagen, welk ver-
Len langen zeer dikwijls moet gevoed en hernieuwd
worden. 2quot; Het is zich geheel aan God in alle ien gelegenheden overlaten, en zijne voldoening voor
5e- de onze stellen, b' Het is in alles aan zijnen wil
en verzaken, om niet dan dien van God te volgen.
335
336 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
4°. Het is vermaak scheppen in het vermaak van zijn hart. en in niets belang stellen dan in zijne verheerlijking. 5° Het is eindelijk gehoorzamen aan de ingeving van den heiligen Geest en de bewegingen van deszelfs liefde volgen. Maar, helaas! wie is er, die alzoo leeft? Wie is er, die zich alzoo verlaat en zich geheel zonder uitzondering aan God overgeeft? Men verlaat zich zeiven in eenige omstandigheden, en in andere blijft men aan zich verkleefd; men verzaakt zich zeiven voor eenen tijd, en later zoekt men zich weder, üe geest d(js Heeren, zegt de koninklijke profeet, trekt alleen door zekere zielen; maar hij houdt zich in deze op, en als hij wederkomt, kent hij zijne plaats niet meer; dat is, dal hij eene ziel ontmoet, die meer aan zich dan aan haren God is overgegeven.
GEBED.
Heer! het smart mij ten hoogste, dat ik zoo zeer aan mij zeiven en zoo weinig aan u verkleefd ben; dat ik mij zoo menigmaal, en u zoo zeldzaam opzoek. Helaas! het is, dat ik voor alles, wat mij aangaat, zeer gevoelig beu, en ik u weinig aantrek. O mijn God! stel u in mijne plaats, en doe uw7e liefde heerschen, waar nu mijne eigenliefde heerscht. Wanceer zal het wezen, dat ik vrij en ontlast van mij zeiven , mij op niets meer zal toeleggen dan om u te beminnen en u te behagen? 'Geef mij in dit punt al wat gij mij beveelt, en beveel mij hetgene gij wilt. Ik wil dat gij van nu af de God mijns harten zijt, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. Amen.
UKKDK BOEK.
XXXVIII. HOOFDSTUK
Hoe men zich moet gedragen in liet inwendige, en hoe men in de geyaren tot God zijne toevlngt moet nemen.
5. Christus —Zoon! gij moei altijd naarstig trachten, dat gij in alle plaatsen, in alle werken , of uitwendige bezigheden inwendig geheel vrij zijt, en u zeiven geheel bezit; zoo dat alle dingen aan u onderworpen zijn, en gij heer en meester er van zijt.
Gij moet zijn als een opregte, vrije Israëliet, die het erfdeel van dén vrijdom van Gods ware kinderen bekomen heeft, die zich boven al de tijdelijke dingen verheffende , de eeuwige aanschouwt, die liet vergankelijke met het linker, en het hemelsche met het regter oog aanziet.
Deze laat zich door aardsche dingen niet verlokken om ze aan te hangen, maar doet die zelfs tot zijne dienst strekken, volgens dat zij van God geschikt en van den oppersten Heer, die in zijne schepselen niets ongeschikt gelaten heeft, ingesteld zijn.
2. Indien gij ook in alle voorvallen niet op den nitwendigen schijn berust, en dat gij de dingen, die gij hoort of ziet, niet met een zinnelijk oog beschouwt, maar dat gij terstond naar het tabernakel, met Mozes gaat, om God raad te vragen, dan zult gij de goddelijke ingeving ook somtijds hooren, en in vele tegenwoordige en toekomende dingen onderrigt wederkeeren
Want Mozes nam i.i twijfelachtige en moeije-lijke zaken altijd zijne toevlugt tot het tabernakel. en hij begaf zich tot het gebed, om
337
338 tlE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
verlost te worden van de aanstaande gevaren en listen der booze menschen.
Alzoo moetgij ook dikwijls uwe toevlugt nemen tot het binnenste van uw hart, en daar aandachtig en naarstig de hulp van God afsmeeken.
Want men leest, hoe dat Josuë en de kinderen van Israel bedrogen zijn geweest door de Gabaonieten, omdat zij te voren God niet had den geraadpleegd, en al te ligt geloovende aan hunne verlokkende woorden, zijn zij door eene valsche godvruchtigheid bedrogen en verleid geweest.
OEFENING.
De uiterlijke bezigheden brengen de ziel dikwijls tot het uitwendige, en beletten haar ingekeerd te zijn en zich in de tegenwoordigheid van God te houden, voornamelijk als men zich geheel hier mede bezig houdt, zonder zijn hart vrij aan den Heer gehecht te houden. Maar als men zich met die uitwendige bezigheden niet ophoudt als om hierdoor den wil van God te volbrengen, welke ons die oplegt, alsdan is men er niet in verstrooid, en men doet in die onderscheidene bezigheden maar ééne zaak, namelijk die van God zoeken te bevredigen. Men beeft altijd den vrede als men altijd vergenoegd is; men heeft dien altijd als men alles heeft wat men verlangt, en men heeft dien altijd als men slechts aan God tracht te behagen Derhalve kunnen al de uitwendige werken eene ziel niet versirooijen, die alles tot de eenheid brei gl, dat wil zeggen, die niet zoekt dan den Heer te behagen, en die alles in hem vindt
DERDE BOEK.
GERED.
Ik weet wel, o mijn God! dat de vrede der ziel in dit leven niet is degene, dien zij in het andere zal genieten : want in de eeuwigheid zal men zeker zijn van u te bevredigen, en tevens van uwe liefde te bezitten; maar in dit leven kan men noch van het eene, noch van het andere zeker wezen. Ach, hoe harden bezwaarlijk is die onzekerheid, o mijn God, voor eene ziel die u bemint, en niets dan u bemint! Indien gij mij niet wilt verzekeren, dat ik u bemin, maak dan ten minste, dat ik leve alsof ik zeker ware u te beminnen opdat gij alle voldoening van mijne liefde geniet en ik de verdiensten daarvan heb. Amen.
XXXIX. HOOFDSTUK
Dat men alles aan God moet aanbevelen, die de zorg over alles heeft.
1. Christus, — Zoon ! beveel mij uwe zaken aan, en ik zal die op gepasten tijd wel schikken.
Verwacht mijne beschikking, gij zult er baat bij gevoelen.
2. De ziel, — Heer! volgaarne beveel ik u mijne zaken ; want al mijne overleggingen kunnen mij weinig baten.
Achi of ik voor de toekomende dingen niet bekommerd en beangst ware, maar mij in alles gedurig aan uw welbehagen opdroeg.
3. Christus. — Zoon! het gebeurt dikwijls, dat een mensch iets verlangt, hetwelk hij driftig najaagt; maar als hij hetzelve bekomen heeft, begint hij andere gevoelens daarvan te hebben ;
339
340 DE NAVOLGING VAX JESIIS CHRISTUS.
want de neigiugen van den raensch blijven niet lang staan op eene zaak, maar drijven hem altijd van het eene tot het andere.
Daarom is het geene kleine zaak zieh zeiven in de allergeringste dingen af te gaan.
4. Üe ware voortgang van eenen mensch is gelegen in zich zeiven te verloochenen, en een mensch, die zich zeiven verloochent is vrij en gerust.
Maar de oude booze vijand strijdt tegen alle goed, houdt niet op van hem te bekoren, door hem dag en nacht listen en lagen te leggen, hopende dat hij den onvoorzigtige eens in het bedriegelijke net zal kunnen trekken.
Daarom waakt en bidt, zegt de Heer, opdat gij in qeene bekoringen valt (Matt. 26. v. 41.)
OEFENING.
Te vergeefs is men met het toekomende bekommerd, en laat men den moed zinken op het aanzien zijner ellenden, alles bestaat, met zich in alles op God te verlaten, en op hem te rekenen , in zich aan zijnen wil over te geven en niets te ontzien om aan hem te behagen, liet gebeurt dikwijls, dat God wil of toelaat, dat wij ons in eenen staat bevinden, in welken wij vermeenen dat alles verloren is, om ons te verpligten van in hem alleen al ons vertrouwen (e stellen. Immers, hoe minder onderstand wij bij ie schepselen ontmoeten , des te meer vinden wij er bij God, die het zich tot eer rekent en vermaak tchepi in ons bij te staan, als men zich in alles op Hem verlaat. Laat ons dan trachten al de ongerustheden opzigtens onze zaligheid in het harl van onzen
DERDE BOEK
Zaligmaker te terpen, overtuigd zijnde, dat 'lij er zorg voor draagt: en laat ons alles aanwenden, om aan zijne inzigten te beantwoorden door onze getrouwheid in het volgen derzeive.
GEBED.
O mijn God , die mij Ie hnlp kunt komen en het wilt doen, welke reden heh ik niet om mijn vertrouwen in u te stellen, om mij in de armen uwer Voorzienigheid te wei pen en om de uitwerkselen der goedheid van eeuen God af te wachten, die voor alles zorg draaft! Ik heb dan vast voorgenomen om mij geheel aan u te geven, om onder uwe oogen en tussi hen uwe handen te leven, en om mij altijd ia uwe vrees eji liefde te behouden Dit is de genade, welke ik u verzoek, o God van mijn hart en mijn aandeel in alle eeuwigheid' Geef, dat ik doordrongen worde door die woorden, welke gij in uw Evangelie uitspreekt en ze moge smaken: VFffs niet bekommerd; want uw hemekche Vader weet weiwat gij noodiy hebt-, en het is genoeg, dat Hij uw Vader is, om er in tc voorzien. Amen.
XL. HOOFDSTUK
Dat de mensoh niets goeds uit zioli zelven heeft en zich nergens over mag roemen.
i. De ziel. — lieer! ivatis de mensch, dat gij hem gedachtig zijt: of wat is de zoon eens men-schen, dat gij hem bezoekt'! (Ps, 8 v 5)
Wat heeft de mensch verdiend, dat gij hem uwe genade, geeft?
Waarover, lieer! kan ik klagen, als gij mij
341
342 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTIS.
verlaat? of wat kan ik met regt tegenzeggen, als gij niet doet hetgene ik verzoek?
Waarlijk, ik ma» in mij zeiven wel denken en zeggen: Heer! ik ben een niel, ik vermag niets, en heb niets goeds uit mij zeiven, maar ik bezwijk in alle dingen,en hel allijd tot'hetM^/over.
Kn indien ik van u niet geholpen en inwendig versterkt worde, zon ik terstond geheel laanw en krachteloos worden.
2. Mnar gij, o Heer! gij zijt steeds dezelfde en blijft dezelfde in alle eeuwigheid, gij zijt allijd goed , regtvaardig, en heilig, gij doet alle dingen heilig en regtvaardig, en beschikt die volgens uwe wijsheid
Waar ik, ellendige, die altijd meer genegen ben tot, verslapping dan tot vordering, ik blijf nooit in denzelfden staat; ja ik verander wel zevenmaal op eenen dag.
Nogtans gaat het haast beter met mij, als het u belieft mij uwe helpende hand toe te reiken ; want gij alleen kunt mij zonder eenigen men-schelijken bijstand helpen, en zoo versterken, dat mijn gelaat geene verandering meer aanduidt, maar dat mijn hart alleen gekeerd blijve tot u en gestadig in u berust.
'ó. Indien ik dus allen menschelijken troost van mij konde verwerpen, hetzij om de godvruchtigheid lt;e bekomen, heizij ter oorzake van de noodzakelijkheid, die mij praamt van u te zoeken, dewijl geen mensch ter wereld mij waarlijk kan troosten , dan zou ik met reden uwe genade mogen verwachten, en mij over de guust van nieuwe vertroosting verblijden.
4. Ik dank u, o llee'r! die de oorsprong zijt van al het goede, dat mij overkomt.
lifiUDIi BOEK.
Wantik ben voor uwe oopren niet dan ijdelheid en een niet, een ongestadig en zwak mensch.
Waarover kan ik mij dan beroemen , of waarom wil ik geacht zijn? Om een niet?
l)at is toch do grootste ijdelheid , die er kan wezen.
Inderdaad, de ijdele eer is eene schrikkelijke pest en eene groote ijdelheid ; want zij beneemt ons den waren roem, en berooft ons van de hemelsche genade.
Want als de mensch in zich zeiven behagen heeft, dan mishaagt hij u: en als hij den lof der schepselen zoekt, dan woidt hij van ware deugden berooft.
o- Maar het is een ware roem en eene heilige verheuging, zich in u , en niet in zich zeiven, te roemen en zich in uwen naam , en niet in zijne eigene deugd , ta verblijden, en ook geen vermaak te hebben in eeiiig schepsel dan om u.
Uw naam, en niet de mijne, zij dan geloofd, uw werk, niet het mijne, zij geprezen; uw heilige naam zij gezegeud, en mij worde niets van den lof der menschen toegeschreven.
Gij zijt mijn roem en de verheuging mijns harten.
In u zai ik roemen, en mij den ganschen dag verblijden; maar voor mij, ik zal mij slechts beroemen op mijne, zwakheden.
6. Dat de Joden den roem van elkander zoeken; ik zal dien opsporen, welke van God alleen komt.
Alle menschelijke genade , alle tijdelijk eer en alle wereldsche grootheid is , vergeleken bij uwe eeuwige glorie, slechts ijdelheid en dwaasheid.
O mijn God, mijne waarheid en barmhartig-
343
BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
heid, o allerheiligste Drievuldigheid , u alleen zij lof, eer, kracht en roem in alle eeuwen der eeuwen : Amen.
OtFENING.
Ik gevoel mijne ellenden , die mij ongeschikt maken tot ernig hoven natuurlijk go^d en iie-kwaam tot alle kwaad; maar ik offer ze op aan eenen barmhartigen God, die veel van weinig. en alles uit niet kan maken. Derhalve is het niet genoeg te weten , dat ik niets uit mijn eigen ben, en mij niet dan in u moet beroemen, o mijn God! maar het gewigtigste is van in de gelegenhsden , die heilige bewegingen van ootmoedigheid en vertrouwen in u te volgen, aan wien er niets onmogelijk is. Als ik geenen troost bij de menschen vind, dan word ik tot de gelukkige noodzakelijkheid gebragt vaninijneu toe-vlugt lot God te nemen en van hem af te hangen. Gelukkig ben ik. Heer! als mij alles buiten u ontbreekt, om alles in u te vinden. O hoe wel heeft de heilige man .lob gezegd : Uwe oogen zijn op mij gevestigd , en ik zal in mij niet meer bestaat) \Vant als ik aan u denk, o mijn God! gevoel ik in mij een vung verlangen, om aan u te behagen , en alles verdwijnt voor mijne oogen, zoodra gij in mijn hart verschijnt.
GEBED.
O mijn God! ik stem toe, dat gij zonder uitneming over mijne ziel heerscht, en dat in haar alles voor u wijke en voor u geslagtof-ferd worde, ftlaar geef door uwe genade, dat ik aan datgene beantwoorde, wat gij van mij
344
DRlilJIi 110th.
verlangt. Geef, dat ik mij van alle mensche-schelijke en natuurlijKe voldoening beroove, om niet dan in u den troost en de opoffering van geheel mij zeiven te vinden.
0 groote God, gij, die den staat kent, in welken ik mij bevindt, gij, die mij kunt en wilt helpen, wees getroffen door de overmaat mijner ellenden! Onttrek mij aan mij zeiven , verhef mij boven al het zigtbare, geef, als ik mij zeiven verlate en verloochene, dat ik niets zoeke en verlange dan u. Amen.
XLI. HOOFDSTUK.
Over het verachten van alle werelds clie eer.
1 Christus.— Zoon bedroef u niet als gij ziet dat andere menschen geëerd of verheven worden, en dat gij veracht of vernederd wordt.
Verhef uw hart tot mij in den hemel , dan zult gij u niet bedroeven , als gij op de aarde van de menschen versmaadt wordt.
2. De ziel. —Heer! wij zijn zeer verblind, daarom worden wij ligtelijk door bedrog en ijdelheid misleid.
Want als ik mij zeiven wel bezie, bevind ik dat mij nooit van eenig schepsel ongelijk is aangedaan, en derhalve heb ik geene rede om tegen u te klagen.
Mits ik dikwijls en zwaar tegen u gezondigd heb, zoo is het regt en billijk, dat al uwe schepselen tegen mij opstaan.
Alle schande dan en versmaadheid komt mij regtvaardig toe; maar u, o Heer! alle lof, eer en roem.
En indien ik mij niet bereid om gaarne van alle
3-43
346 UK NAVOLGING VAN JKSUS CHlilSTUS.
schepsels verlaten , veracht en voor een' louteren niet gerekend te worden, kan ik den in-wendigcn vrede des harten niet bekomen, noch door uwen geest verlicht worden, noch volkomen met u vereenigd zijn.
OEFENING.
Het gpzigt van God op ons moet in ons eenen diepen eerbied voor Hem voortbrengen, en de oogen van onze ziel opgeheven tot God moeten ons eeu volkomen vertrouwen tot Hem inboezemen. God ziet mij ; hoe zou ik Hem kunnen vergrammen als ik op Hem denk ? Ik aanzie God : hoe zou ik kunnen moedeloos worden als ik aan Hem denk! God! ziedaar helgene toereikend moet wezen om in alle ongenoegen eene opregt chris-tene ziel te troosten, aangezien zij hem meer om Hem , dan om zich zelveti moet beminnen; maar God is mijn Vader: is er iets meer noodig om al mijne ongerustheden te stillen? En is het niet genoeg van te denken, dat Hij de goedheid zelve is, om zich op Hem te verlaten en op zijne zorg te rekenen? Hij kent, bestuurt, schikt alles voor mijne zaligheid : kan die zaligheid beter zijn dan in het hart van mijnen Zaligmaker ?
GEBED.
Het is in uw heilig hart, o mijn Jesus ! dat ik wi! leven ; het is in hetzelve, dat ik wil sterven ; het is iu dien afgrond van barmhartigheid, dat ik al mijne ellenden werp; en hoe groot ook mijne zonden mogen wezen, weet ik echter, dat uw hart bereid is om mij die te vergeven , zoodra ik het vaste voornemen heb van ze te verlaten. Ja .
UÏKDE BOEK.
Meer! ter oorzake van uwsn heiligen naam, van dien naam van Znligmaier en Vader, zult gij mijne zonden vergeven, omdat zij groot zijn, eu hoe grooter zij zijn, des te meer zult gij de grootheid uwer barmhartigheid doen uitschijnen met ze mij te vergeven. Wees dan eenen zondaar, zoo als ik ben, genadig, eenen zondaar , die het niet meer wil wezen, en maak, dat hij u nog meer beminne dan hij u vreest, met te overwegen, dat gij hem kohdet laten verloren gaan, en hem wilt zalig maken. Amen.
XLII. HOOFDSTUK.
Dat wij onzen vrede in de menschen niet mogen stellen.
1. Christus. — Zoon! indien gij uwen vrede op eenigen persoon stelt, omdat hij met u van hetzelfde gevoelen is, of omdat gij met hem in eene goede overeenkomst leeft , zoo zult gij altijd ongestadig en ongerust wezen.
Maar indien gij tot de waarheid, die altijd leeft en altijd blijft, uwe toevlugt neemt, zoo zult gij niet bedroefd zijn, als er een vriend van u vertrekt of sterft.
De liefde van uwen vriend moet in mij rusten , en alle, die u deugdzaam schijnen en u hier in dit leven dierbaar zijn , moet gij om mij beminnen.
Zonder mij is geene vriendschap goed of duurzaam; en het is geene ware en zuivere liefde , die door mij niet vereenigd wordt
Gij moet zóó de vriendschap van de menschen verzaakt hebben, dat gij, voor zoo veel als het u aangaat, zoudt wenschen van alle mensche-lijk gezelschap ontslagen te wezen.
347
HE NAVOLGING VAN JESUS CIIRISTLS.
Hoe meer de mensch zich van alle aardsche vertroostingen verwijdert, des te meer hij tot God nadert.
Ook klimt bij zoo veel hooger tot God , als hij dieper in zich zelven nederzinkt, en meer verwoipen wordt in zijne eigene oogen.
2. Maar hij, die aan zich zelven iets goeds toeschrijft, stopt den ingang van Gods genade : want de II. Geest zoekt altijd een ootmoedig hart
Indien gij u zelven volkomen wist te vernietigen , en alle liefde tot de schepselen uit u te bannen, dan zou ik mij in u met groote genaden komen uitstorten.
Als gij de schepselen met vermaak aanziet. zoo wordt u het gezigt des Zaligmakers onttrokken.
Leer u dan in alle dingen om God overwinnen , en alsdan zult gij tot zijne kenniskunnen komen.
Want hoe klein eene zaak zij, zoozij onredelijk bemind en geacht wordt, verlaagt en besmeurt zij den mensch, en belet hem tot God te komen.
OEFENING
Hoe dieper men in den afgrond van zijn' niet nederdaalt, des te meer verheft men zicil in het hart van den Schepper: dat wil zeggen , dat men in de oefening I0 zich moet klein, ootmoedig en afhatikelijk van God maken, om zich in hetzelve te vestigen; 2quot; dat. hoe meer ellenden men in zich gevoelt, des te meer moet men ze in den schoot der barmiiariigheid van God brengen en uitstorten ; S1 dat, hoe minder men in zich het goede bevestigd ziet, hoe meer men zich voor God moet verootmoedigen, met alles van zijne goedheid af te wachten; 4° dat 's menschen hart
1IERUE BULK . 349
sche zich niet moet hechten dan aan zijnen God , j tot zijne pligten en zijne zaligheid, en dat het moet li achten niets te beminnen dan hetgene het al als tijd zil beminnen , en beginnen te doen in zijn leer leven wat het in de eeuwigheid moet vourtzetten.
Alle vriendschap, die met in en om God is, leds is berispelijk , aangezien wij God moeten bede : minnen , en Hem alleen van ganscher harte heart minnen. Men moet dan zijn hart vrij en onthecht aie- van alles behoeden, om het niet te houden dan t u met God, die alleen het middenpunt onzer )ote harten is, en alleen die Jian bevredigen.
GEBED.
Maak, o mijn God! dat mijn hart, hetwelk slechts voor u geschapen is, zich niet meer hechte dan aan u ; dat hbtzelve, vrij van alle verkleefdheid aan de schepselen , alles tot u stiere , en in alles slechts u zoeke. Ja, Heer! ik begrijp zeer wel hetgene de heilige Augustinus tot u zeide , namelijk dat gij het middenpunt onzer harten zijt, omdat gij ei' het laatste einde en het opperste goed van zijt; en bij gevolg, dat zij altijd in onrust zijn tot dat zij in u rusten , dat wil zeggen, dat zij voor u hebben wat wij u verzoeken, namelijk een getrouwe, eene opperste en volstandige verkleefdheid. Amen.
ïegen de ijdele wereldsche wetenschap.
1, Christus — Zoon! Iaat n door de schoone en diepzinnige spreuken der menschen niet bewegen; Want hel rijk Gods bestaat niet in woorden, maar in goddelijke kracht.
16 -2Ü
350 1)Ë NAVOLGING VAN JESiS CHIilSTUS.
Let op mijne woorden die het hart ontsteken het verstand verlichten , het leedwezen des harten verwekken en op verscheidene wijzen troosten.
Lees nooit mijn woord, om daardoor geleerder of wijzer te kunnen schijnen.
Maar leer al uwe gebreken versterven; dit zal u meer baten dan de wetenschappen van vele moeijelijke redekavelingen.
2. Als gij veel gelezen en geleerd hebt, moet gij evenwel aliijd tot het eenige begin van alle zaken wederkomen.
Ik ben het, die aan den mensch de ware wetenschap leert, en die aan de ootmoedigen meer kennis geef dan zij van eenen mensch kunnen leeren.
Diegene , tot wien ik spreek , zal aldra geleerd zijn en in den geest zeer toenemen.
Wee hen , die van de menschen vele nieuwe en vreemde dlDgen willen leeren en onderzoeken, en naar den weg, om mij te dienen, weinig vragen!
De tijd zal komen, dat de Meester der meesters , Christus , de Heer der Engelen , zal verschijnen om eens ieder les te komen hooren , dat is , eens ieders geweten onderzoeken.
Dan zal hij Jeruzalem onderzoeken met lan-taarnen. Dan zullen de verborgenste duisternissen openbaar wezen, dan zullen de tongen stom zijn, en zich tegen God niet kunnen verantwoorden.
3 Ik ben het, die in een oogenblik een ootmoedig hart zoo verhef, dat hst meerdere kennis en verstand ontvangt van de eeuwige waarheid, dan iemand, die tien jaren in de hooge scholen zou geleerd hebben.
DERDE BOEK.
Ik leer zonder gedruisch van woorden, zonder verwarring van verscheidene gevoelens, zonder opgehlazene praalzucht, zonder tegen-strijdende redenen.
Ik hen het, die het tijdelijke leer verachten, van hel tegenwoordige een walg hebben , het eeuwige zoeken en daarin smaak vi'den, alle eer vlugtfn, alle schande en 01 gelijk verdragen , alle hoop op mij stellen , t iels l.eyeeren buiten mij, en boven al mij vurig beminnen.
Men vindter die, door mij innerlijk Ie beminnen , vele goddelijke dingen geleerd en daarvan woüderliik gesproken hebben ; zij waren meer gevorderd in deugden door alles te verlaten, dan door het lang studeren op diepzinnige dingen.
Maara an sommigen leer ik algemeene dingen, aan anderen leer ik dingen, die meer bijzonder zijn , aan eenigen veropenbaar ik mij minzaam door teekenen en gelijkenissen , doch aan anderen vertoon ik verborgene geheimen met eene groote klaarheid.
Pe boeken spreken aan een ieder gelijkelijk , maar zij worden niet even eens van een ieder verstaan ; want ik ben de inwendige leeraar, die de waarheid instort, die de harten onderzoek , die de gedachten ken , die de goede werkja bevorder, en die aan een ieder de kennis mededeel volgens mijn welbehagen.
OEFENING.
God deelt zich weinig mede aan de trotsche en laatdunkende gemoederen, die een ijdel zelfbehagen gevoelen, oindat zij hem de eer ontnemen we^ke hem alleen toekomt. Maar hij deelt zijne
35!
DE NAVOLGING VAS Jl SL'S CIIBISTÜS.
vurigste eo krachiigste geriaden aan de ootmoedige zielen uit, die zich zeiven mistrouwende en in zich niet dan gebreken en ellenden ontmoetende, alleen steunen op dengene, die haar zijne liefde kan doen waardig worden.
Waartoe dient het aan eetie chrislene ziel de zakrn van den godsdienst te bestuderen en te kennen , wanneer zij zich niet toelegt om ze ia het werk te stellen ? Waarop komen zoo vele twistredenen aangaande de kracht en de werking der genade uit, wanneer men alles niet aanwendt om hieraan getrouw te wezen, en naauwkeurig de ingevingen van den heiligen Geest te volgen? Men weet genoegzaam, hetgene Jesus Christus in het Evangelie voorhoudt, dat diegene, die zegt: Heer! Heer! in het rijk der hemelen niet zal komen , indien hij in alles den wil van God niet trachtte volbrengen en de deugden van zijnen staat te beoefenen. Men weet dit, en ncgtans doet men noch meer noch min.
GECED.
Heilige Geest, verlicht allen geest door uw heilig licht, ontsteek alle hart door het vuur uwer liefde ! Leer ons wat wij moeten gelooven, maar wek ons ten zelfden tijde op , in het werk te stellen hetgene wij gelooven. Immers, helaas! wat zou het ons baten , datgene ie weten , wat God van ons wil om ons zalig te maken , indien wij alles niet inspanden om hetzelve te doen?
Gedoog niet dat ons geloof ons eens veroor-deele, met ons te doen zien wat wij moesten doen om den hemel te winnen, en dat wij dit niet gedaan hebben; maar breng zooveel voort, dat
3S2
DERI) li BOEK
onze geest, met te gelooven , en ons hart met te doen, hetget c wij gelooven, gelijkelijk medewerken, om ons Let paradijs te doen verwerven.
XL1V. HOOFDSTUK.
Dat men zich de uitwendige dingen weinig moet aantrekken.
1. Christus. — Zoon : gij moet in vele dingen onwetend zijn , en u zeiven rekenen en houden als dood op deze aarde, en voor wien de wereld gekruisigd is.
Gij moet ook vele dirgen laten voorbijgaan, even alsof gij niet hoordet, en veeleer op datgene denkeu, hetwelk uwen vrede aangaat.
Het is beter uwe oogen af te wenden van het-gene u mishaagt, en een ieder in zijn gevoelen te laten, dan oorzaak te geven van veel redetwist.
Indien gij met God wel staat, en dat gij altijd op zijn oordeel denkt, zult gij ligtelijk verdragen dat men u in de voorvallende geschillen ongelijk geeft.
quot;2. L)e ziel. —■ o Heer! waartoe zijn wij gekomen? Zie , men beweent hedendaagsch een lijdelijk verlies, men loopt en meu arbeidt om een klein gewin; en het geestelijk verlies wordt niet geacht, het wordt vergeten, en naauwelijks keert men ten laatste inwaarts tot zich zeiven.
Men draagt zorg voor hetgene weinig of niets baat; en hetgene allermeest noodig is, wordt veronachtzaamd : w^nt de mensch is geheel uitgestort tot uitwendige dingen, en zoo hij zich niet spoedig daarvan aftrekt, blijft hij met vermaak hierin rusten.
16 20.
353
004 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
OEFENING.
Zich aanzien als een pfirsoon, die aan de wereld gestorven en gekruist is, dit is 1° zich aan niets hechten dan aan God. aan zijne pliglen en aan zijne zaligheid; 2° dit is alle dingen in het voorbijgaari zien en tot zich zeiven zeggen : Heden beti ik hier, morgen zal ik er niet meer zijn. Wat zullen voor mij die eer, die rijkdommen, die voldoening in het uur des doods wezen? Hetgene ik wil, is, dat zij dit voor mij zijn gedurende mijn leven.
Gelukkig de Christen, wiens hart aldus voor het ligchaam sterft. en die dagelijks met verdienste aan eene der zaken tracht te sterven, welke hij in zijnen dood moet verlaten! Die gelukkige stervende is zeker van eens wél te sterven.
Men beweent een tijdelijk verlies, men houdt er zich gedurig mede onledig, het kost moeite om er over getroost te worden; en men vergeet, dat men zijne ziel verliest, voor welker verlies men ongevoelig is, en hetgene alleen eenen Christen zou moeten treffen. Dat is te zeggen, o mijn God! dat alle menschen geen goed dan met spijt verliezen, en dat er niets is dan u, die het opperste goed zijt, dien zij zonder droefheid verliezen.
GEBED.
O God! verlicht onzen geest, en beweeg ons hart atmgaande de grootte van het verlies, dat wij lijden, wanneer wij u verliezen ; en maak, dat wij, u boven alles den voorrang gevende, liever
DERDE DOEK
hebben van al de goederen der wereld beroofd worden, dan één oogenblik uwe genade en liefde te verliezen. Wanneer, o mijn God! zal ik op de aarde grflijk zijn aan de dooden, die in hunne graven rusten, hetgene volgens den H. Paulus, de geest, het kenteeken en de pligt der Christenen is? Wanneer zal ik a^n de wereld niet meer denken en tevreden zijn als de wereld aan mij niet meer donkt? Van dit oogenblik af wil ik aldus aan alles sterven, om niet meer dan voor u, o Heer! te leven, voor wien ik alleen in alle eeuwigheid leven wil.
XLV. HOOFDSTUK.
Dat men op God en uieï op de menschen moet vertrouwen.
1. Heer! verleen mij uwen bijstand in mijne kwelling, want de hulp der menschen is ij del.
Ach i hoe dikwijls heb ik te vergeefs de trouw gezocht, daar ik die meende te vinden.
Hoe dikwijls heb ik die ook gevonden, daar ik die niet meende te vinden.
IJdel is dan de hoop, die men op de menschen stelt; maar de zaligheid derregtvaardigen komt van u, o Heer!
Wees geloofd, mijn Heer en mijn God! in al hetgene ons overkomt.
Wij zijn zwak en ongestadig, en worden zeer ligtelijk bedrogen en veranderd.
2. Waar is de mensch, die zich zeiven zoo voorzigtig in alles kan bewaren, dat hij nooit in eenige dwalingen en zwarigheden valle?
Maar wie op u. Heer! vertrouwt, en u met
355
3S6 HE NAVOLGING VAN JËSIIS CllRISHJS.
eene zuivere meening zoekt, die zal zoo lig-teiijk niet vallen.
En al vervalt hij somtijds tot eenige kwelling, op wat wijze hij daarin verward zij of niet, hij zal er haast door u uit geholpen of vertroost worden; want gij verlaat nooit dengene, die op u tot het einde toe vertrouwt.
Men vindt zeldeu zulken vriend, die zijnen vrieod in al zijne kwellingen en zijnen nood getrouw bijblijft.
Gij alleen , o lieer ! zijt de getrouwe vriend , en buiten u is er zulk een niet te vinden.
3. O, hoe wijs sprak de H. Agatha, als zij zeide : Mijne ziel is in Jesus Chrislns gevestigd en gegrond
Indien ik alzoo gesteld ware, zou de mensche-lijke vrees mij zoo ligtelijk n'et ontstellen, noch de bijtende woorden mij zoo ligt beroeren.
Wie kan alle dingen voorzien ! Wie kan alle kwade voorvallen vermijden?
Indien het kwaad, hetgene men voorziet, ons dikwijls hindert, hoe veel te zwaarder zal ons dit kwetsen, hetwelk wij niet voorzien?
Maar waarom heb ik ellendig mensch, niet beter toegezien? Waarom heb ik zoo ligtvaardig anderen geloofd of hen vertrouwd ?
Maar {wat zal ik zeggen?) wij zijn menschen al is het dat wij somtijds van velen voor engelen gehouden worden
Op wieu zal ik clan voortaan vertrouwen, o lieer! dan op u alleen?
Gij zijt de waarheid zelve, die niet kunt liegen of bedriegen.
integendeel, alle mensch is bedriegelijk. (Ps. 116. v. 2) zwak ongestadig, wankelbaar, bij-
DERDK BOER
zonder in woorden, zoo dat men niemand terstond moet gelooven, al scbiji.t het ook inwendig waar te zijn hetgeen hij zegt.
4. Hoe wijs, o Heer! hebt gij ons gewaarschuwd , dat wij ons zouden wachten voor de men^chen , dat des menschen huisgenooten zijne vijanden zullen zijn, en dat msn niet terstond geloof moet hechten aan degenen , die zeggen : Christus is hier, of hij is daar. (Matth. 10, v.
Ik heb ten mijnen koste geleerd, en ach, of het mij tot meerdere voorzigtigheid diende , en ik niet meer zoo dwaas ware !
Wees omzigtig, zegt mij iemand, wees om-zigtig, houd voor u he'gene ik u zeg; en als ik het zwijg, en meen dat het al verborgeii is, kan hij dat zelf niet zwijgen , maar hij verraadt dadelijk mij en zich zeiven, en gaat henen,
Behoed mij, o Heer! van zulke vertelsels en van zulke onvoorzigtige menschen , opdat ik iu hunne handen niet meer valle, noch zelf ooit zulke dingen doe.
Geef aan mijnen mond een waar en standvastig woord, en verwijder alle hedriegelijkheid van mijne tong.
Voor datgene, wat ik van anderen niet wil verdragen, moet ik mij ook wachten van het aan anderen te doen.
5 O ! hoe goed en hoe noodzakelijk tot den vrede is het, van anderen te zwijgen, en niet ligtelijk alle dingen te gelooven; niet haastig iets voort te zeggen , aan weinig menschen zijn hart te openen, u, o Heer! allijd voor oogen te hebben , en zich niet te laten slingeren door allen wind van woorden, maar alleenlijk te wenschen, dat alles binnen en buiten ons volgens uw welbehagen volbragt moge worden.
357
338 DE NAVOLGING VAN JLSUS CHKISTIS.
O! hoe voordeelig is het, om de, hemelsche genade te bewaren, dat men al helgene wat in de oogen der wereld uitschijnt, vlugt, en dat men die dingen niet begeert te hebben af Ie. doen , die uiterlijk verwondering bijhrecgen; maar dat men zulke dingen met alle naarstigheid oefene, die ons kunnen strekken _tot verbete-rirg des levens en (ot meerderen ijver
iloe schadelijk is het geweest aan vele men-schen dat hunne deugd te vroeg gekeild, en te vroeg geprezen is geweest.
En hoe voordeelig is het aan vele anderen geweest, dat zij uwe genade door stilzwiigen in dit brooze leven, hetgene een gedurige strijd en eene bekoring genoemd wordt, bewaard hebben.
OEFENING
Wat is gegrond zijn op Jesus Christus en in Hem sterk gevestigd zijn, zoo als de heilige Agatha in hare pijnigingen zeide? Het is 1° op hem alleen vertrouwen en slechts op hem rekenen , want men mag bijna op de beloften der menschen geen staat maken ; quot;2quot; bet is zijne genade en zijne liefde stellen boven de vriendschap en de achting van al de stervelingen ; want er is geen waarachtig goed dan in vriendschap te zijn met zijnen God; 3° het is, dikwijls met hem in Onze ziel handelen, tot hem met vertrouwen in alle kwellingen onztn toevlugt nemen , en ons hart om zoo te zegden , vormen om hem te beminnen ,, opdat wij in het oogenblik des doods, wanneer wij voor hem moeten ver-schijoen, inhemeenen Vadervan barmhartigheid ontmoeten eu eeneu Zaligmaker , dien wij reeds
UEKOE BOEK.
gekend en bemind hebben, en niet eenen vree-selijken Regter cn onbekenden God, die tot ons zon zeggen; Gij hebt u niet toegelegd om mij tijdens uw leven te kennen en te beminnen, ik ken u niet om mij toe te behooren, en gij zult niets voor mij iu eeuwigheid wezen.
GliBliD.
O jesus! doe mij kennen wat gij zijt, en wat gij voor mij zijt, opdat mijn hart door eerbied en liefde voor u doordrongen worde. Zou ik zoo ondankbaar en zoo onregtvaardig wezen, o mijn God! van mij meer aan anderen dan aan u vast te hechten, van op eenig schepsel, bij voorkeur van u, te rekenen? Ach! indien ik alzoo een hart verdeelde, hetwelk niet dan voor u gemaakt is, zou ik verdienen nu en in alle eeuwigheid ongelukkig te wezen. Wel hoe. Heer? ik ben voor u genoeg, en gij zoudt voor mij met genoegzaam zijn. Neen, mijn Jesus! neen, het zal aldus niet zijn; ik wil s'echts u eh uwen heiligen wil voor al het geluk van tijd en eeuwigheid. Amen.
XLV1. HOOFDSTUK.
Dat men zijn vertrouwen op God moet stellen als men door smaadredenen aangerand wordt.
1. Christus. — Zoon! sta vast, en hoop op mij; want wat zijn woorden anders dan woorden? Zij vliegen door de lucht; maar kunnen niemand kwetsen.
Indien gij u schuldig kent ove.r het gene zij van u zeggen, denk dan om u te beteren; indien gij
339
358 DE NAVOLGING VAN JKSUS CHRISTTS.
O! hoe voordeelig is het, om de hernelsche ge
genade te bewaren , dat men al helgene wat in sel
de oogen der wereld uitschijnt, vlugt, en dat zo
men die dingen niet begeert te hfhhen nf te. doen , tij
die uiterlijk verwondering bjjhrei gen ; maar ke
dat men zulke dingen met alle naarstigheid ni oefene, die ons kunnen strekken_tot verbete-rii g des leveiis en tot meerderen ij^'er
Hoe schadelijk is liet geweest aan vele men-schen dat hunne deugd te vroeg gekend, en te
En hoe voordeelig is het aan vele anderen ei
geweest, dat zij uwe genade door stilzvviigen in zc
dit brooze leven, hetgene een gedurige strijd en o
eene bekoring genoemd wordt bewaard hebben. ai
b
V
Wat is gegrond zijn op Jesus Christus en in a
Hem sterk gevestigd zijn, zoo als de heilige 1
Agatha in hare pijriigingen zeide ? Het is 1° op n
hem alleen vertrouwen en slechts op hem re- r
kenen . want men mag bijna op de beloften der i]
menschen geen staat maken; quot;2quot; het is zijne - t
genade en zijne liefde stellen boven de vriendschap en de achting van al de stervelingen ;
want er is geen waarachtig goed dan in vriend- ^ schap te zijn met zijnen God; 3° het is, dikwijls met hem in onze ziel handelen, tot hem met vertrouwen in alle kwellingen onzen toexlugt nemen , en ons hart om zoo te zegyen, vormen om hem te beminnen . opdat wij in het oogenblik ,
des doods, wanneer wij voor hem moeten verschijnen, inhemeenen Vader van barmhartigheid ontmoeten en eenen Zaligmaker , dien wij reeds
DERDE BOEK.
gekend en bemind hebben, en niet eenen vree-selijken Regter cn onbekenden God, die tot ons zou zeggen: Gij hebt u niet toegelegd om mij tijdens uw leven te kennen en te beminnen, ik ken u niet om mij toe te behooren, en gij zult niets voor mij in eeuwigheid wezen.
GERED.
O jesus ! doe mij kennen wat gij zijt, en wat gij voor mij zijt, opdat mijn hart door eerbied en liefde voor u doordrongen worde. Zou ik zoo ondankbaar eu zoo onregtvaardig wezen, o mijn God! van mij meer aan anderen dan aan u vast te hechten, van op eenig schepsel, bij voorkeur van u, te rekenen? Ach! indien ik alzoo een hart verdeelde, hetwelk niet dan voor u gemaakt is, zou ik verdienen nu en in alle eeuwigheid ongelukkig te wezen. Wel hoe. Heer? ik ben voor u genoeg, eu gij zoudt voor mij niet genoegzaam zijn. Neen, mijn Jesus! neen, het zal aldus niet zijn; ik wil s'echts u en uwen heiligen wil voor al het geluk van tijd en eeuwigheid. Amen.
XLV1. HOOFDSTUK.
Dat men zijn vertrouwen op God moet stellen als men door smaadredenen aangerand wordt.
1. Christus. --Zoon! sta vast, en hoop op mij; want wat zijn woorden anders dan woorden? Zij vliegen door de lucht; maar kunnen niemand kwetsen.
Indien gij u schuldig kent over hetgene zij van u zeggen, denk dan om u te beteren; indien gij
339
360 UE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.
u niet schuldig kent, denk dat gij dit gaarne schi
Hel is weinig genoeg dat gij somtijds eenige l
onredelijke woorden verdraagt om God, gij, die dit
nog geene zware beproevingen kunt verduren, ged
En waarom gaan u zulke nietsbeduidende ken
dingen ter harte, als omdat gij nog zinnelijk 1
en onverstorven zijt, en meer bekommerd zijt del
voor de menschen dan het behoort, oor
Want omdat gij vreest veracht te worden, pre daarom wilt gij over uwe gebreken niet worden
berispt, en gij zoekt die door verontschuldigin- dri
2. Maar onderzoek u zeiven, en gij zult haast gei bevinden, dat de wereld en de ijdele zucht, om
de menschen te behagen, nog in u leeft. ho Want als gij weigert om uwe gebreken verne- d? derd of versmaad te worden, zoo blijkt het genoeg dat gij aan de wereld uiet verstorven zijt, sc en dat de wereld voor u niet gekruisigd is. zij
Maar hoor naar mijne woorden, en gij zult al
de woorden van de menschen niet achten. de
Al zeide men alles tegen u, wat de boosheid
van den mensch kan verzinnen, wat zou u dit g( hinderen, indien gij dit liet voorbij vliegen, en het
niet meer achtet dan een niet ? Zouden al die woor- bl
den wel een haar uit uw hoofd kunnen trekken ? v(
Maar wie op mij vertrouwt, en op zijn eigen
oordeel niet steunt, die zal de measchen niet v vreezen.
Want ik ben de beoordeelaaren de kenner van s
alle verborgene dingen; ik weet, hoe alles ge- 1
DEUDE ROEK.
schied is, ik weet wie het ongelijk gedaan, en wie het geleden heeft.
(Iet is door mijn bevel, dat gij dit lijdt en dit geschiedt door raijne toelating, opdat de gedachien van vele harten zouden ontdekt en kenbaar gemaakt worden.
Ik zal op zijnen tijd den pligtige en den schul-delooze oordeelen; maar door mijn verborgen oordeel heb ik hen beiden te voren willen beproeven.
4. De getuigenis der menschen is dikwijls be-driegelijk: mijn oordeel is vast en waarachtig, en het zal blijven staaa. liet is doorgaans verborgen , en aan weinig menschen is alles bekend.
Maar het zal, of het han nooit missen, alhoewel het onregtvaardig voor de oogen der dwaze menschen schijnt te wezen.
Men moet dan in alle oordeelen van de menschen zijne toevlugt tot mij nemen, en niet op zijn eigen goeddunken steunen.
Want de reglvaardicje z-nl niet ontroerd worden in al hetgene hem van God overkomt.
En als er iets onregtvaardigs tegen hem gezegd wordt, zal hij dit niet veel achten.
Maar hij zal zich ook niet ligtvaardig verblijden, als hij door anderen, naar reden, verontschuldigd wordt
Hij denkt altijd, dat ik het binnenste van het hart doorzie, en niet volgens den inwendigen schijn of het goeddunken der menschen oordeel.
Want hetgene de menschen loffelijk achten, wordt dikwijls in mijne oogen strafbaar bevonden
5. O Heer, mijn (iod I regtvaardige Regter, die sterk en langmoedig zijt, die de boosheid en de bedorvenheid van den mensch kent, wees toch 16 51
3GI
362 1gt;Ë NAVOLGING VAN JESUS CUHISTliS.
mijne kracht en al mijn vertrouwen; immers de getuigeüis van mijn geweten is mij niet genoeg.
Gij weet hetgene ik niet weet, en daarom moet ik in alle berispingen mij vernederen, en die zachtmoedig verdragen.
Vergeef mij, o Heer! dat ik het dikwijls zoo niet gedaan heb, en verleen mij de genade, om voortaan zachtmoediger en geduldiger te zijn.
Uwe overvloedige barmhartigheid is mij veel beter om de vergiffenis mijner zonden te verkrijgen, dan ingebeelde regtvaardigheid tot de gerustheid van mijn verholen geweten.
Want al bevind ik mij nergens aan pligtig, ben ik nogtans daarom niet geregtvaardigd, aangezien zonder uwe barmhartigheid, niemand die leeft, voor uwe oog en reg Waardig zal zijn. (Ps. 142. v. 2.)
oefening.
Het is onmogelijk eene droef heid gewaar te worden, als men ons berispt, als men obs misprijst, als men ons minacht. Maar de ware ootmoedigheid van een' Christen bestaat in de wraaklust noch te voeden noch te volgen, welke wij in ons hierover gevoelen, dat wil zeg-gen : 1° van ons niet op te houden met de droevige en versmadende gedachten, die in ons oprijzen, jegens onze beleedigers; 2quot; van de droefheid; welke wij er over gevoelen, in ons uitte dooven en aan God op te offeren; 3° van die personen met goedheid te behandelen, met hen te spreken,en hun in alle gelegenheden dienst te bewijzen, met hun zoo veel goed te doen als wij gelooven dat zij ons schade hebben toegebragt. Maar helaas ! hoe
DKRDE KOEK.
weinig personen worden er gevonden, welke die ware ootmoedigheid uitoefenen , en een goed gebruik van de opspraak en versmading maken , alhoewel allen gelooven , dat zonder de ware ootmoedigheid het onmogelijk is zalig te worden.
GEBED.
O mijn God ! een Christen, die u vereert en u bij voorkeur boven alles bemict, hoe weinig is zulk een getroffen over alies, wat de menschen van hem kunnen oordeelen, en hoe zeer is hij getroffen over het oordeel, dat gij er eens over zult vellen. Ik wil u vragen, mijn Jesus! wanneer ik mij in uwe tegenwoordigheid voor het allerheiligste Sacrament zal bevinden : Welke gedachte hebt gij van mij ? Wat ben ik in uw hart? Welk vonnis zult gij wegens mijne eeuwigheid uitspreken? Maak, dat deze heilige voornemens uit mijn hart den weosch naar achting en de vrees van de versmading der menschen uitwisscben , om naar niets meer te streven dan om genade bij u te vinden.
Men moet den last van dit leven om het eeuwige leven verdragen.
1. Christus. — Zoon! wordt niet kleinmoedig in den last, dien gij om mij aangenomen hebt, of wees niet verslagen om eenige kwellingen; maar dat mijne beloften u in alle voorvallen versterken en vertroosten.
Ik ben magtig genoeg om u daarvoor boven alle paden en maten te vergelden.
363
364 DE JfAVOLGlNfi VAN JESüS C.HItlSTIIS.
Gij zult hier niet lang arbeiden , en niet altijd met smart en lijden overladen zijn.
Wacht een weinig, en gij zult ■neldra het einde van al uwe rampen zien.
Met uur zal komen, dat alle arbeid en onrust een eiode zal nemen.
Alles, wat met den tijd voorbijgaat, is gering en kort van duur.
2. Doe naarstig hetgene gij doet, arbeid getrouw in mijnen wijngaard, en ik zelf zal uw loon zijn.
Schrijf, lees, zing lofzangen, zucht, zwijg, verdraag moedig de tegenheden; het eeuwige leven is dit alles en nog meer strijdens waardig.
De vrede zal komen op eenen dag, die God bekend is , en het zal geen dag of nacht wezen van dezen tijd, maar een eeuwig licht en eene oneindige klaarheid, een vaste vrede en eene veilige rust.
Dan zult gij niet zeggen: Wie zal mij verlossen van dil sterfelijk ligchaam t (Rom. 7- v. '24 ) Noch roepen ; Helaas! dat mijne ballingschap zoo lang duurt! (Ps. 119. v. 5.) Want de dood zal vernietigd worden, en de zaligheid zal eeuwig zijn, daar zal geene vrees, maar eene zalige blijdschap, een treffend en genoegelijk gezelschap wezen.
O, hadt gij in den hemel de eeuwige kroonen van mijne Heiligen gezien, en niet hoe groote glorie zij zich nu verheugen , dia somtijds van de wereld versmaad waren , ja gehouden werden als dit leven onwaardig te zijn ! Voorwaar, gij zoudt u terstond tot de aarde toe vernederen, en liever aan alle menschen onderworpen, dan over éénen gesteld te zijn.
Gij zoudt hier ook geene blijde dagen begec-
DERDE BOLK.
ren', maar u veeleer verblijden , dat gij voor God naoogt lijden ; en gij zoudt liet een groot gewin acbten bij de menschen voor een niet gehouden te worden.
4. O ! indien gij smaak vondt in deze leeringen , en zij u diep ter harte gingen, zoudt gij dan wel eens durven klagen?
Moet men om het eeuwige leven niet allen arbeid verdragen?
liet is geene kleine zaak, het rijk Gods te winnen of te verliezen.
Sla dau uwe oogen hemelwaarts; zie, ik en mijue Heiligen, die in deze wereld grooten strijd gehad hebben, zijn nu in alle blijdschap, vertroosting en rust, en zij zullen eeuwig met mij in het rijk des Vaders blijven.
OEFENING.
Hoe pijnlijk is dit woord; Men moet altijd lijden, zich altijd bestrijden, altijd aan zich zeiven verzaken en altijd aan zich zeiven sterven; zonder dit is geene zekerheid voor de zaligheid! Maar hoe zeer is het geloof en de hoop var een eeuwig geluk,hetwelk wij door de wederwaardigheden en onverwachte toevallen van dit leven moeten bekomen , geschikt om ons aan te moedigen , om de eene te verdragen en ons aan de andere te gewennen, aangezien het zeker is, dat er ons bij den dood niets meer zal verlrooiten, dan datgene, wat ons gedurende het leven smart heeft veroorzaakt, indien wij alles hebben aangewend om er een goed gebruik van te maken; want alsdan zullen wij zien, dat wij voor God niets gedaan hebben dan hetgene wij tegen ons
365
366 DE NWOLGING VAN .IESUS CHRISTUS.
zeiven hebben gedaan, en dat een opregt christelijk leven een leven van kruisen en zelfverloochening is.
GEBED.
Maak, o mijn Zaligmaker! dat wij, door het geloof en de hoop der eeuwige goederen levende, mogen lijden, en de voorbijgaande wederwaardigheden dezes levens doen dienen om het eeuwige geluk van het andere te mogen waardig worden. Wat zouden wij niet willen gedaan, geleden en verlaten hebben in het uur des doods, om den hemel te verdienen ? Heer! stel nu eenige van die vruchtelooze verlangens, welke wij alsdan zullen hebben . in onze harten, om nu ware en krachtige verlangens van verloochening aan ons zeiven voort te brengen. Doe ons bevroeden, dat er niets groot is, dan hetgene eeuwig is; en dat alles, wat met den tijd voorbijgaat, gering en verachtelijk is. O gel'k, o vreujjd, o eeuwige gelukzaligheid des hemels! vertroost de Christenen in al den druk en het lijden dezer aarde. En aangezien men noodzakelijk een boetvaardige van den tijd of van de eeuwigheid moet wezen, en in dit leven of in het andere moet lijden, geef ons dan moed. Heer! om geduldig de kwellingen dezes levens te lijden, in afwachting van het eeuwige geluk in het andere te bekomen. Amen.
XLVIII. HOOFDSTUK.
Over de vreugde des hemels en de ellenden dezer wereld.
1. De ziel, — O gelukkige woning van de stad
PERUIS BOEK. 367
der gelukzaligen! O klare dag der eeuwigheid, die door geenen nacht verduisterd, maar altijd door de eeuwige waarheid wordt verlicht! O dag van blijdschap en gerustheid, die altijd blijft zonder iemand te veranderen!
Ach, of die dag reeds gekomen ware, en dat al de tijdelijke dingen een einde hadden genomen!
Deze dag schijnt nu aan de heiligen met eene eeuwige klaarheid; maar van ons, die nog pelgrims op aarde zijn, wordt hij naauwelijks van verre gezien.
2. De hemelbewoners weten hoe vermakelijk die dag is; maar de kinderen van Eva, die nog ballingen zijn , zuchten en klagen, dat de dag van dezen tijd bitter en verdrietig is.
Want de dagen des levens zijn kortstondig en pijnlijk, vol smarten en ellenden.
De mensch wordt daar met vele zonden besmet, in vele driften gewikkeld, door velerlei vrees benaauwd, door vele zorgen bekommerd, door nieuwsgierigheid verstrooid, door ijdelheid gevat, door dwaling omringd, door arbeid overladen , door bekoringen bezwaard, door weelde bedorven, en door armoede gepijnigd.
3. O! Wanneer zullen deze kwellingen een einde nemen? Wanneer zal ik van de ellendige slavernij der zonden verlost worden'1
O God! wanneer zal ik aan u alleen denken? Wanneer zal ik mij volkomen in u verheugen ?
Wanneer zal ik zonder eenig beletsel in de ware vrijheid des harten, zonder eenige be-zwaarnis van ziel of ligchaam wezen!
Wanneer zal ik dien vasten vrede, dien ver-vertroostenden en gerusten vrede, dien in- en
3Ü8 DE NAVOLGING VAN JESL'S CllltlSTUS.
uitwendigen, dien verzekerden vrede van alle kanten genieten ?
O goede Jesus! wanneer zal ik voor u verschijnen om u te zien? Wanneer zal ik den luister van uw rijk aauscbouwen ? Wanneer zult gij mij alles in alles zijn?
O ! wanneer zal ik met u zijn in uw rijk , hetgene gij van eeuwigheid voor uwe vrienden bereid iielit?
Ik ben hier gelaten als een ellendige balling in 's vijands land, alwaar dagelijks vele strijden en ongevallen zijn.
4 Vertroost mijne ballingschap, verzacht mijne droefheid; want al mijne begeerten verzuchten naar u.
Alles, wat de wereld mij tot vertroosting geeft, valt mij lastig.
Ik verlang zeer om u in het binnenste mijner ziel te genieten, maar ik kan u niet bereiken.
Ik wensch mij met het hemelsche bezig te houden; maar de tijdelijke en onverstorvene driften trekken mij nederwaarts.
Met den geest zou ik mij gaarne boven alle dingen verheffen; maar het vleesch houdt mij tegen mijnen dank ten onder.
Aldus vecht ik, ongelukkig mensch, tegen mij zeiven, en ik val mij zeiven lastig, als de geest opwaarts en het vleesch nederwaarts wil.
5. O! wat lijd ik van binnen , als ik , aan de hemelsche zaken denkende, straks in mijn gebed met eene menigte vleeschelijke bekoringen overvallen word!
O God! wijk van mij niet af, noch verlaat in uwe gramschap uwen dienaar.
Uoe uwe bliksems flikkeren en verstrooi die
OEUDE BOLK. 360
alle verbeeldingen. Werp uwe pijlen, en vernietig al
die kwade ingevingen van den boozen vijand ver- Trek al mijne gedachlen tot u: doe mij ver-
den geten al wat wereldsch is, en geef mij, dut ik leer dadelijk alle zondige verbeeldingen verloeije en verwerpe
ijk , O eeuwige waarheid, kom mij te hulp, opdat
den ik nooit door eenige ijdelheid vervoerd worde.
Ach, hemelsche zoetheid, daal in mijn hart ing opdat alle onreinheid voor u wegvliede.
len Vergeef het mij ook en handel met mij naar
mve barmhartigheid, als ik in het gebed aan cht ie's anders deuk dun aan u
er- Ik belijd, dat ik in hetzelve dikwijls zeer
verstrooid ben.
3ft, Dikwijls ben ik niet, waar ik ligchamelijk sta
Iof zit, maar ik ben veel eer daar, waar mijne gedachten mij voeren.of zit, maar ik ben veel eer daar, waar mijne gedachten mij voeren.
Want ik ben eigenlijk daar, waar mijne gedachten zijn, en mij^e gedachten zijn aller-ne meest daar, waar datgene is, wat ik bemin.
En hetgeen mij natuurlijk behaagt, of mij uit lie gewoonte vermaakt komt aldra voor mijnen geest,
nij (j. Daarom hebt gij, o opperste waarheid ,
zeer wel gezegd : Waar uw schat is, daar is en uw hatt. (Matth. 6. v. 21.)
de Indien ik den hemel bemin, denk ik gaarne op
'il. hemelsche zaken; indien ik de wereld bemin, dan
an verblijd ik mij over den voorspoed der wereld,
ijn en Word bedroefd over derzelver tegenspoed,
n- Indien ik het vleesch bemin, denk ik dikwijls
op hrtgene de vleeschelijke lusten aangaat; en at indien ik den geest bemin, dan is het mij verma
kelijk menigwerf op geestelijke zaken te denken, ie Want over alles, wat ik böann, daarvan spreek
370 DE NAVOLGING VAN JESl'S CBIUSÏUS.
en hoor ik gaarne, en de verbeeldingen daarvan breng ik met mij naar huis.
Maar gelukkig is de mensch, o Heer! die ter liefde van u alle schepselen uit zijn hart bant, die de natuur geweld aan doet, en de begeerlijkheid van het vleesch kruisigt, door de vurigheid van den geest, opdat hij met een rein geweten u een zuiver gebed moge opofferen, en hij, na alle aardsche dingen van buiten en van binnen verlaten te hebben, waardig moge zijn onder de Engelenrijen te wezen.
OEFENING.
Wat zou het baten de ellenden dezes levens te gevoelen en te beweenen, en naar de goederen van het andere Ie haken, indien wij niet trachten door het geduld een goed gebruik van de tijdelijke kwellingen te maken, met ze van de hand Gods te aanvaarden , en te erkennen, dat wij ze verdienen te lijden, en indien wij ons door eene aanhoudende getrouwheid niet toeleggen om die eeuwige goederen Ie bekomen waarnaar wij zoo vurig haken? O zalige dag! o eeuwige vreugd ! oneindig en altijddurend geluk ! o vaste woning! o volheid van God in ons en van ons in God! o verrukking! o gelukzaligheid! o verandering van eene gelukzalige ziel in haren God , die voor haar alles is! wanneer zal ik u bezitten? Maar wanneer zal ik u waardig wezen? Van mij zeiven en van de jmtteloosheid mijner begeerten vermoeid, baak ik vurig naar u, o Paradijs! en echttr doe ik zoo weinig om dat eeuwig geluk waardig te worden, hetwelk gij mij voorstelt. Mijne ziel, laat ons de verdienste van het Para-
DER1IE BOEK.
dijs met de achting van het Paradijs vereenigen. Laat ons hetzelve aanzien als eene kroon, die men door het geweld, dat wij ons zeiven moeten aandoen, moet winuen, en als eene vergelding, die men door een opregt bovennatuurlijk en verdienstelijk leven moet bekomen.
GEBED.
Wanneer, o mijn God! zal ik vrij van alle zigtbare en aardsche dingen, mij geheel in u ophouden, o mijn opperste en onzigtbaar goed, om in hetzelve den troost en het geluk van mijne, ziel te vinden? Wanneer zal ik in u, o mijn Zaligmaker! datgene zien, wat ik geloof? Wanneer zal ik bezitten wat ik bemin, en datgene vinden wat ik zoek? Troost mij in mijne ballingschap, ondersteun mij in mijne kwellingen, en versterk mij in mijnen angst. Kom o mijn Jesus ! kom in mijo hart door de indrukselen uwer genade, tegenwoordigheid en liefde Neem bezit van mijn hart om u van hetzelve nooit te verwijderen. Ik kwijn, haak en brand door het verlangen van u in den hemel te zien. O wanneer zal het ge-zigt op het geloof en het bezit op de hoop volgen ?
Hoe lastig is het leven voor eene ziel, die niets dan u bemint, o mijn Zaligmaker! en welke foltering is het voor haar niet, den last des levens te torschen ? Neen Heer! ik kan niet meer leven zonder u te beminnen, noch u beminnen zoo als ik wensch, zonder u te zien. Eindig dan mijn lijden met het einde mijns levens. Spreek, mijne ziel, spreek tot uwen God; maar liever, o mijn God I spreek tot mijn hart, om dit aan zich zelf te doen sterven, en vooru alleen te doen leven. Am.
371
37quot;2 DE NAVOLGING VAN JESUS CUKISTUS.
XLIX. HOOFDSTUK.
Dat God de ziel beproeft om liaar tot de groofc
goederen, die Hij belooft, geschikt te maken.
1. Christus. — Zoon ! als gij gevoelt, dat u de begeerte tot bet eeuwige geluk wordt ingestort, eu dat gij een verlangen krijgt om uit dit ellendig ligchaam te scheiden, opdat gij mijne goddelijke klaarheid zonder eenige verandering zoudt mogen aanschouwen, open dan uw hart, en ontvang deze heilige ingevii g met een groot verlangen.
En dank grootelijks de opperste goedheid, die zoo goedgunstig met u handelt , u zoo goedertieren bezoekt, u zoo vurig opwekt, en zoo krachtig opheft, opdat gij door uw eigen gewigt niet tot het aardsche zoudt vallen.
Want gij krijgt deze hemelsche begeerte niet om uwe eigene gedachte of uit uwe eigene pogingen, maar enkel door de gunst van mijne genade en der goddelijke bezoeking, opdat gij daardoor zoudt voortgaan in deugden en ootmoedigheid , en u meer bereiden tot den aanstaanden strijd, en opdat gij mij zoudt aanhangen uit geheel de begeerte nws harten, en mij met eenen vurigen ijver dienen.
2. Zoon ! het vuur brandt dikwijls, maar de vlam stijgt niet opwaarts zonder rook.
Zoo branden de begeerten van sommige men-schen ook wel tot bet hemelsche, en noglans zijn zij van de bekoringen der zinnelijke en vleeschelijke lusten i iet vrij.
En daarom, al is het, dat zij de hemelsche dingen vurig van mij vragen, geschiedt zulks toch niet geheel zuiver om mijne eer.
DERDE BOEK»
En zulks is dikwijls uwe begeerte , welke zoo hevig was, gelijk gij zelf beleden hebt.
Want, wat met eigenbaat besmeurd is, is niet altijd zuiver en volmaakt.
3. Vraag van mij, niet hetgene u vermakelijk maar helgene mij welgevallig is, en tot mijne eer dient; want indien gij regtmatig oordeelt, moet gij mijne beschikkingen meer achten en volgen dan uwe begeerten, en al hetgene gij kunt wen-sclien.
Ik weet wel wat gij meest begeert, en heb uwe verzuchtingen dikwijls gehoord.
Gij zoudt reeds in de roemrijke vrijheid van Godskindcren willen zijn, gij zoudt alreeds gaarne zijn in dat eeuwige huis, in dat hemelsch vaderland, hetwelk vol vreugde is ; maar dat uur is nog niet gekomen; het is nu nog een andere tijd, een tijd van strijden, van arbeid en van beproeving.
Gij wenscht vervuld te zijn met het opperste goed, maar gij kunt dit nog niet genieten.
Ik ben dat goed, verwacht mij, zegt de Heer, tot dat het rijk van God zal gekomen zijn.
4. Gij moet op de aarde nog beproefd en in vele dingen geoefend worden; u zal ondeitus-scheu eenigen troost worden verleend; maar volmaakte verzadiging zult gij niet bekomen.
Versterk u zeiven, en wees gesterkt, zoo om te doen , als om te lijden hetgene aan de natuur tegenstrijdig is.
Gij moet eenen nieuwen mensch aantrekken , en in eenen anderen mensch veranderen.
Gij zult dikwijls moeten doen hetgeen u mishaagt, en moeten laten, hetgene u behaagt.
Hetgene anderen gaarne hebben , zal wel gelukken ; en wat u behaagt, zal niet wel uitvallen.
373
374 UE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
Hetgene anderen zeggen, zal gehoord worden; maar hetgene gij zegt; zal voor niets geacht worden.
Anderen zullen vragen en krijgen; gij zult eischen, en niet bekomen.
5. Anderen zullen groot zijn in den mond der menschen; maar van u zal men zwijgen.
Aan anderen zal men ambten geven, en men zal hen tot dit en dat gebruiken; maar gij zult als tot niets bekwaam geoordeeld worden.
Om dergelijke dingen zal de natuur somtijds bedroefd zijn; doch gij zult een groot werk doen, indien gij dit zonder klagen verdraagt.
In deze en soortgelijke dingen wordt een getrouwe dienaar des Heeren beproefd, hoe hij zich zei ven in alles kan verloochenen en in alles afgaan.
Er is bijna niets, waarin gij u zoo moet versterven, dan in de dingen, die tegen uwen wil zijn , te zien en te lijden, voornamelijk als u iets geboden wordt, hetwelk u onbehoorlijk en minder nuttig schijnt te wezen.
En omdat gij onder eens anders gebied gesteld zijt, aan wiens overheid gij niet moogt wederstaan, zoo dunkt het u hard te wezen, dat gij naar den wil van een ander moet leven , en uw eigen goeddunken in alles moet laten.
6. Maar overdenk, o mijn zoon! de vruchten van dezen arbeid en dezer smarten, hoe korten tijd die zullen duren, en het overgroote loon, dat zal volgen.
Want voor deze weinig beduidende verloo-cheuing van uwen wil zult gij eeuwig uwen wil in den hemel hebben.
Daar zal ik u groote eer geven voor de ver-smaadheid en lastering, die gij hebt geleden;
DEKDE BOKK
vreugd voor de droefheid, en eerr verhevenen (roon in het eeuwige rijk voor de laatste plaats dien gij gekozen hebt,
L)an zal men de vrucht zien van de gehoorzaamheid, en de last der boetvaardigheid veranderd in blijdschap ; de ooimoedige onderwerping zal men met den eeuwigen roem zien gekroond worden.
7. Buig u dus nu ootmoedig onder alle men-schen, en neem niet in aandacht wie dit of dat geboden of gezegd heeft.
Maar neem alleenlijk hierop wel acht, dat gij, al hetgene uwe vorsten, of uws gelijken, of die minder zijn dan gij, van u te verzoeken, ten goede aanvaardt, en hetzelve met eenen opregten wil tracht te volbrengen.
Laat dan de eene dit, de andere dat zoeken; laat de eene zich hierin, en de andere daarin roemen, en van duizendmaal duizende menschen geprezen worden; doch wat u aangaat, verblijd u noch in dit noch in dat, maar verblijd u in de versmadingen van u zeiven, in mijn welbehagen le doen, en mijne eer in alles te zoeken.
Gij moet met Paulus wenschen, dat God altijd hetzij door uw leven, hetzij door uw sterven, verheerlijkt worde.
OEFENING.
Men wordt moede de beproevingen van God te verdragen, en men zou gaarne onophoudelijke vertroostingen van Hem ontvangen ; doch de vertroostingen worden slechts gegeven om de beproevingen te ondersteunen, en de zoetheden der vertroostingen zijn de sterkte, welke de Heer ons geeft om de oogenschijnl'jke strengheden zijner
375
376 DE NAVOLGING VAN JESUS CUHISTUS.
opregte goedheid te verdragen, welke bestaan in ons de tijdelijke kwellingen over te zenden, om ons van die der eeuwigheid te bevrijden. Beeld u dan niet in ; dat gij van God verworpen zijt, wanneer gij niet clan tegenzin in zijne dienst ontmoet; maar verrigt dan, om Mem te behagen, datgene, wat gij zoudt doen, indien gij smaak in zijn« dienst vondt. Verootmoedig u dan, met u onwaardig te oordeelen van eenige vertroosting te ontvangen, en verdraag den lieer, die vermaak schept in te zien,dat gij Hem zonder smaük dient, en dat gij uwe walg voor het goede, uwe genegenheid tot het kwade overwint, uit eene enkele zucht om Hem te behagen, en uit eene opregte vrees van Hem te vergrammen. Ach! hoe zi er zullen de kwellingen dezei levens door eene gelukzalige eeuwigheid vergoed worden. Indien gij ze met vertrouwen, met getrouwheid en met geduld lijdt. Schep dan moed, mijne ziel, er is maar één oogenblik meer te lijden, en wij zullen eeuwig gelukkig zijn.
CEDED
Heer! maak, dat al mijn genoegen bestaat in u te behagen, en in te doen en te lijden wat gij wilt. Neen, mijn Verlosser! ik vraag u geene andere vertroosting dan het geluk van u getrouw te zijn, zondsr dat ik zelfs eenen anderen troost liebbe; want ik wil u meer voor u, dan voor mij beminnen. Dat uwe liefde, o rnijn God! de overhand behale over de aanzoeking en den afkeer mijner eigenliefde; en wees voor mij alles in den tijd, om voor mij alles in eeuwigheid te wezen. Amen.
IIEUUE HOEK.
L. HOOFDSTUK.
Hoe men zich in alle lijden onder de hand van God moet vernederen.
1. De ziel. — O Heer, mijn God, heilige Vader! wees nu en in eeuwigheid geloofd, waut het is zoo geschied, gelijk gij gewild hebt, en alles wat gij wilt, is goed._
Dat uw dienaar zich in u, niet in zich zeiven of in iemand anders, verheuge, want gij zijt alleen de ware blijdschap, gij zijt mijne hoop,mijne kroon, mijne vreugd, mijne eer, o mijn God!
Heer! wat heeft toch uw dienaar; dan het-gene hij onverdiend van u ontvangen heeft?
Alles, wat gij mij gegeven en bewezen hebt, komt u toe.
Wat mij betreft, ik ben behoeltig, en van mijne jeugd af, aan vele smarten onderworpen. Ook wordt mijne ziel soms bedroefd tot weenens toe : ja, zij wordt somtijds ontsteld in zich zelve om eenig lijden, hetgene zij slechts vreest.
2. Ik verlang naar de blijdschap vau den vrede, ik bid om den vrede uwer kinderen, die in het licht uwer vertroosting door u gevoed worden.
Indien gij mij dien vrede geeft, en in mij uwe heilige blijdschap stort, zal de ziel van uwen dienaar vól vreugde en vurig in uwen lof zijn.
Maar indien gij u onttrekt, gelijk gij zeer dikwijls doet, zoo kan hij den weg uwer geboden niet bewandelen, dan buigt hij liever zijne knieën, om op zijne borst te slaan, vermits het zoo wel met hein niet gaat als voormaals, toen uw licht over zijn hoofd scheen , en hij tegen de aanvallende bekoringen onder de schaduw uwer vleugelen beschermd werd.
378 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
3. O regtvaardige Vader! die altijd gedankt en geloofd moet wezen, het uur is gekomen, en uw dienaar moet beproefd worden.
Beminnenswaardige Vader! het is regt, dat uw dienaar nu iets voor u lijdt.
O Vader! die altijd moet geëerd zijn, het uur is gekomen, hetwelk gij van in eeuwigheid voorzien hebt, dat uw dienaar uiterlijk zoude verdrukt worden, maar evenwel steeds inwendig bij u zou leven.
Dat hij dan een weinig tijds versmaad en vernederd en voor niets bij de menschen geacht zij; dat hij vereerd worde door lijden en ziekten, opdat hij wederom met u in den dageraad van een nieuw licht verrijze, en in den hemel in heerlijkheid en klaarheid verrezen worde.
Heilige Vader! gij hebt het alzoo geschikt en gewild, en wat gij bevolen hebt, is geschied.
4. Dit is eene gunst, die gij uwen vrienden bewijst, als zij om u op deze wereld moeten lijden en verdrukt worden; en dit zoo dikwijls, en zoodanig, en door zulke personen; als het u belieft.
Want zonder uw raadsbesluit, zonder uwe voorzienigheid en zonder reden geschied er niets op aarde.
O Heer! het is mij goed, dat gij mij vernederd hebt, opdat ik uwe reglvaardigheid leere kennen. (Ps. 118. v. 17.) en opdat ik den hoogmoed en de vermetelheid mijns harte verwerpe.
Het is mij zalig, dat mijn aangezigt met groote schaamte worde overdekt, opdat ik mijnen troost meer bij u dan bij de menschen zoeke.
Hieruit heb ik ook uwe ondoorgrondelijke oor-deelen leeren vreezen: want gij straft, echter niet
DERDE BOFK. 379
ikt zonder regt en regtvaardigheid , den regtvaar-
n, dige met den booze.
5 Ik dank u, omdat gij mij in mijne misdaden lat niet gespaard, maar gekaslijd hebt met zware
slagen, daar gij mij met vele smarten overlaadt et en uit- en inwendige benaauwdheden laat toe-
id komen.
Ie Er is niemand, die mij kan troosten, dan gij
n- alleen, mijn Heer en God, hemelsche geneesheer
der zielen! die kwetst en geneest die ons leidt r- tol aan de poorten der hel, en van daar weder-
i; brengt. Uwe, kastijding is voor mij gekomen,
i, en uwe. roede zal mij onderrigten.
,n 6. Zie, o lieve Vader! ik ben in uwe handen,
n ik buig mij onder de roede uwer kastijding.
Sla mijnen hals en mijne schouders; opdat ik n mijnen verkeerden wil naar den uwen buige.
1. Waak mij, even als gij voorheen nog hebt
n gedaan, eenen ootmoedigen en goedwilligen
n leerling, opdat ik vo'gens uwen wil wandele
en leve.
; Ik beveel mij zeiven en al hetgene mij aangaat,
aan u . opdat gij mij verbetert; want het is veel 3 beter hier dan hiernamaals gekastijd te worden,
r Gij weet alle dingen iu het algemeen en in het
bijzonder, en voor u is er niets in het geweten l van den mensch verborgen.
Gij weet de toekomende dingen eer zij ge-I schieden, en het is niet noodig, dat iemand u
onderrigte of vermane over al hetgene er op i aarde voorvalt.
Gij weet, wat mij tof mijnen voortgang dienstig is, en hoezeer de bekoring noodzakelijk is om mij van den roest der zonden te zuiveren.
Doe dan met mij naar uwen beminnelijken wil, ____
380 DE NAVOLGING VAN JESUS CIllllSTUS.
en versmaad mi] niet om mijn zondig leven, hetwelk niemand beter kent dan gij.
7. Heer! geef mij dat ik vvete, wat ik moet weten; dat ik beminne hetgeneikmoetbeminnen, dat ik prijze hetgeene u het meest mishaagt; dat ik achte hetgene bij a dierbaar is, en dat ik versmade hetgene in uwe oogen verachtelijk is.
Laat mij niet naar den inwendigen schijn der oogen, noch volgens het gezag van onverstandige menschen oordeelen ; maar geef mij, dat ik door een waardig oordeel en kennis het ligcliamelijko van het geestelijke onderscheide, en boven alle dingen uw goddelijk welbehagen zoekt'.
8. De menschen zijn dikwijls in hun oordeel bedrogen , en de wereldmiunaren worden ook bedrogen door het zinnelijke te beminnen.
Is een mensch daarom beter, als hij van eenea anderen groot geacht wordt?
De eene bedrieger bedriegt den anderen, dc eene hoovaardige streelt den anderen, de eene blinde verleidt den anderen, de eene zieke verzwakt den anderen, als zij elkander ijdelen lof toezwaaijen; en het dient hun waarlijk tot schande, als zij elkander zoo dwaas prijzen.
Want gelijk de ootmoedige Franciscus wel zegt: zoo qroot ah een mensch in xiwe uoyen is, o Heer! zoo groot is hij en niets meer.
OEFENING.
Daar God de opperste zuiverheid en in zich zeiven alle heiligheid is, zoo zorgt hij, om hem in den hemel te bezitten, dat de zielen 'n dit leven door de drukkendste en ootmoedigste kwellingen, en in het vagevuur door de smartelijkste en
DEIIDR I10F.K.
381
hevigste pijnen gezuiverd worden. Het is hierdoor , dat hij ze lot dien graad van zuiverheid brengt, welke zij moeten hebben om het eeuwige en gelukzalige bezit zijner heiligheid binnen te treden. Derhalve moet eene ziel, die getrouw is om aan de inzigten van Gcd wegens hare voldoening en hare zaligheid te beantwoorden, het volgende doen: l0in eene zuiverheid des harten leven , die haar verwijdert van alle vrijwillige zocden, van alle menschelijke verkleefdheid, en voornamelijk van alle aanzoekingen der eigenliefde, van hare gewone gebreken en van de volbrenging van haren wil. 2quot; Zij moet zich opwekken, en met onderwerping van de hand en van het hart van Jesus Christus de veroot-moedigendste en aan onze genegenheid legen-strijdigste kwellingen te ontvangen. 3quot; Zij moet de geweldigste en lastigste bekoringen lijden en onophoudelijk strijden , met gedurig hare toevlugt tot God te nemen en een edelmoedig vertrouwen in zijne goedheid stellen. 4° Zij moet in hare kwellingen eenen geest van leedwezen , van versterving en van schrik der zonden hebben; eene gesteltenis, die haar belet van in dezelve te bezwijken, oquot; Zij moeten zonder ophouden op hare zinnen en op haar hart waken , om de te zinnelijke en te menschelijke voldoeningen er uit te sluiten, ü0 Eindelijk moet zij ootmoedig, afhankelijk , gering en als vernietigd onder de hand van God worden , om niet anders te willen dan hetgeen hij wil, en tevreden te zijn met hetgene hij wil, zelfs in het midden dei-grootste kwellingen.
3K2 nr. navoi.ging van jesus christus.
gebë1).
O mijn Zaligmaker! het scheelt veel, dat ik zoo ootmoedig, zoo getrouw en zoo onderworpen in mijne kwellingen ben! ik zeg, om mij te verontschuldigen dat zulks is, omdat ik vrees u hierin te vergrammen , en dat mijne kwellingen zouden kunnen wezen. Maar weet gij bet niet beter dan ik, o Vader der barmhartigheden en God van alle vertroosting? Ziet gij dit gevaar niet, en is het voor eenen zoo goedertieren Vader als gij niet genoeg van het gevaar, waiirin ik voor mijne zaligheid ben, en mijnen nood te keunen, om u aan te moedigen mij ter hulpe te komen? Helaas, Heer! laat mij aan mij zeiven niet over, en lever mij , zoo als ik verdien , aaode begeerten van mijn hart niet over. Wees gedachtig, o mijn Jesus! wat ik aan u gekost heb , en laat mij in de vrucht van uw bioeol en van uwen dood niet verloren gaan. Ik verlang vurig den vrede, dien gij uwen kinderen geeft, en ik vind in mij niets dan onrust. Waarom stel ik mij zoo sterk tegen alle goed en ben ik zoo zeer lot alle kwaad geneigd? Waarom zie ik mijne ziel zoo dikwijls in de wanorde harer driften gedompeld , en als door de eerste bewegingen vervoerd in alles wat aan uwen heiligen wil strijdig is? Ik verzucht over de bedorvenheid mijns harten, en verwacht van u alleen de verlossing uit die droevige slavernij, als de verlossing van mijn ligchaam. Het is billijk, dat ik voor mijne zonden lijd; maar het is niet billijk, dat ik lijdende zondig. Ach , mijn God ! gedoog niet dat ik u door mijne kwellingen vergramme, en dat zij tot mijn verderf
f
I
— '
DERDE l;OEK. 383
zouden strekken; maar geef, dat zij mij heiligen en zalig maken. Amen.
'j1 Kat men zich in de uitwendige kleine werken eu
als men in dorheid is moet oefenen.
i U
jen 1 • Christus. — Zoon ! gij kunt niet altijd
^et denzelfden vurigen ijver voor de deugd gevoelen,
en noch in u den hoojjen trap der beschouwing en
iar godvruchtigheid behouden; maar de natuurlijke
•en bedorvenheid dwingt u somtijds neder te dalen
rin tot lagere oefeningen, en den last tan dit
I te sterfelijk leven, ook tegen uwen dank en met pe ' groot verdriet, te dragen.
en Zoo lang gij dit sterfelijk ligchaam draagt, zult
de gij veel verdriet en bezwaar des harten gevoelen,
jh- Gij moet dan zoo lang gij dit ligchaam draagt
en dikwijls over den last des ligchaams zuchten, die
en belet, dat gij u niet altijd onophoudelijk met
jen geestelijke oefeningen en goddelijke beschou-
üd wingen kunt onledig houden.
:oo 2. Alsdan zal het voordeelig zijn u tot ootmoe-
11e dige en uitwendige oefeningen te begeven, en u
;00 zelven te vermaken met goede werken, en mijne
j ) wederkomst en hemelsche bezoeking met een
les vast vertrouwen te verwachten, en uwe balling-
jht schap en dorheid van gemoed geduldig te ver-
;lit dragen , tot dat gij wederom van mij bezocht en
la. van alle benaauwdheden verlost wordt,
let Want ik kan u al den verleden arbeid doen
let vergeten , en de inwendige rust doen genieten,
jja Ik zal de schoone weiden der heilige Schrift
in. vooru openen, opdat gij met blijmoedigheid zoudt
gt;rf beginnen den weg mijner geboden te betreden.
384 DE NWOLCING VAN JESUS CHRISTUS.
En dan zult gij met den H. Paulus zeggen: Hel lijden van deiea lijd is niel le vergelijken bij de heerlijkheid die hiernamaals in ons zal geopenbaard worden. (Rom. 8. v. 18)
OEFENING.
Hoe groot is het verschiltussclien de heiligheid der gelukzaligen in den hemel en die der stervelingen op aarde ! De eeue is vrij van alle kwellingen en vol zoetheid, de andere is met bitterheid en ellenden vervuld; de eene is eigen aan het aangename verblijf van ons vaderland, en de andere betaamt aan de droevige verblijfplaats van onze balliogschap; in de eeuwigheid zullen wij God beminnen met hem te bezitten en het geluk van zijn hart te genieten: en in den tijd beminnen wij hem met voor hem te lijden en het kruis van Jesus Christus met geduld tedragen. Daarzullen wij met God tevreden zijn en verzekerd wezen, van altijd door hem bemind te worden; hier weten wij niet of wij hem bevredigen en of wij hem beminnen. Laat ons dus in onze dorheden en ons verdriet, or.s met eenige uitwendige zakrn om God bezig houden , aangezien wij in ons niets vinden wat ons gevoelen tot hem wederbrengt; maar laat ons tevens niets van onze inwendige oefeningen des ge-beds, van den inwendigen geest, en van onze gedurigetoevlugt, die wij tot God moeten nemen, veronacbtzamen, om ons staande te houden.
GEBED.
O mijn God! hoe lang zal die droevige eu strenge ballingschap nog duren , welke mij van
DEl'.DE BOEK.
uw aanschijn verwijdert mij in de onzekerheid van mijn eeuwig geluk , en zelfs in gevaar van verloren te gaan stelt? Hoe lastig valt het mij om mij zoo zwak, zoo ellendig en met zoo vele zonden besmeurd in uwe tegenwoordigheid te gedragen! Heer! wil u van mij niet afkeeren. Ik kan mij niet troosten, dat ik als uit uw hart verbannen ben, roep mij weder, o mijn God! roep mij weder tot u, door de aandacht in uwe tegenwoordigheid, die het gemis van uw aanschouwen vervangt, en mij troost met dikwijls aan u te denken, over het ongeluk, waarin ik mij bevind, van u nog niet te kunnen zien noch u te bezitten. Amen.
Dat men zich onwaardig moet kennen om van God getroost te worden.
1. De ziel.— Heer! ik ben uwe zoete vertroosting of goddelijke bezoeking niet waardig , en daarom handelt gij met mij volgens mijne verdiensten, als gij mij verlaten en ongetroost laat. Want al konde ik eene zee van tranen storten , dan zouik uwe vertroosting nog niet waardig zijn.
Ik ben derhalve niets anders waardig dan gekastijd en gestraft te worden , omdat ik u dikwijls en zwaar vergramd en in vele dingen tegen u misdaan heb.
Als ik het dus wel overleg , verdien ik niet den geringsten troost te hebben.
Maar gij, o goedertierene en genadige God ! die niet wilt, dal uwe werken verloren gaan, gij, om de rijkdommen van uwe goedheid over de 16 22
383
386 DR NAVOLGING VAN JESUS CDKISTIIS.
vaten der barmharligheid te toonen, gewaardigl u, uwen dienaar, zonder eenige eigene verdiensten , te vertroosten met eeuen troost, die alle raensclielijk verstand te boven gaat.
Want uwe vertroostingen zijn niet gelijk de troost der menschen, die zij door woorden aan elkander geven.
2. Ueer! waar heb ik het verdiend , dat gij mij eenigen hemelschen troost zult verleenen?
Ik herinner mij niet, dat ik iels goeds gedaan heb. maar wel, dat ik altijd zeer geneigd ben geweest tot het kwaad, en traag om mij te beteren.
Dit is waar, ik kan het niet loochenen , en zoo ik anders sprak, zoudt gij tegen mij opstaan , en niemand zou ter mijner verdediging kunnen spreken.
Wat heb ik toch anders voor mijne zonden , dan de hel en het eeuwige vuur verdiend ?
Ik beken in waarheid , dat ik alle bespotting en versmading waardig ben , en onder het getal uwer dienaren niet behoor gerekend te worden. En al is het, dat ik zulks niet gaarne hoor , wil ik nogtans volgens de waarheid tegen mij zeiven mijne zonden belijden , opdat ik daardoor des te beter genade verwerve.
;-i. Wat zal ik zeggen, ik die een pligtig en met schaamte overdekt mensch ben?
Ik heb geenen mond dan om enkel deze woorden te spreken : Ik heb ge/.ondigd, lieer! ik heb gezondigd, wees mij genadig. en vergeef mij.
Laat mij toch een weinig tiids mijne zonden bewee.nen, eer ik naar dat duistere gewest ga, hetwelk geheel met de schadiiw des duods bedekt ü. (Job. 10. v 20 en u21.)
Wat vraagt gij meer van den zondaar, dan dat
DEI'.L'R BOEK.
liij berouw hebbe, en zich over zijne zonden vernedere.
Door het waaraehtigo berouvv en de vernedering des harten komt de hoop van vergiffenis , wordt het beroerd geweten in vrede gesteld, de verlorene genade herkregen , de meiisch tegen de toekomende gramschap beschermd, en wordt de boetvaardige ziel met God den Heer door eene heilige omhelzing verzoend.
4. Ü Heer! een ootmoedig berouw over da zonde is voor u eene wslgevallige offerande, die aangenamer geur verspreidt, dan de wierook.
Dit is ook die kostelijke balsem , dien gij over uwa heilige \oeten hebt laten storten: want een vernederd en vermorzeld hart hebt gij nooit versmaad.
Ditis de plaats van toovlugt om tegen de woede onzer vijanden beschermd te zijn Daar wordt verbeterd en afgewasschen al hetgene te voren verkeerd en besmet is.
0EFES1SC
Alhoewel wij ons altijd zeer onwaardig moeten achten om van God eenigen troost in onze wederwaardigheden te ontvangen. en moeten oordeelen dat wij de grootste straffen verdienen, na zoo menigwerf de hei verdiend Ie hebben, is het nog-tans voordeelig in onze ballingschap te zuchten, en in het gevoelen van onze ellenden onze toe-vlugt tot eenen barmhartigen Vader en den God van alle vertroosting te nemen; want eene bede, eene verzuchting van eene ziel, van erkentenis doordrongen voor de goedheid van haren God , en door eene groote droefheid over hare zonde is
387
388 DE {NAVOLGING VAN JESUS ÜUK1STUS.
bekwaam om zijne gramschap te ontwapenen, zijne barmhartigheid te bewegen , en hem op te wekken om haar vergiffenis te verleenen.
Eene ziel, hoe zeer zij ook onder het gewigt barer boosbedea zucht, o hoe getroost en zeker is zij van de goedheid van haren God, zoodra zij tot hem door eene ware droefheid over hare zonden, door een vast voornemen van dezelve te verlaten en van leven te veranderen, wederkeert! Alsdan houdt God , die meer genegenheid heeft om ons vergiffenis toe te staan , dan wij om ze af te smeeken, op haar regter te wezen ; Hij wordt haar Vader; Hij vergeet wat zij geweest is. en wordt gedachtig, hetgene zij is; Hij behandelt haar met zoo veel goedheid , alsof zij Hem nooit beleedigd hadde.
GEBED.
Mijn God! verleen mij die opregte droefheid over mijne zonden , en dat berouw, dat ze uit-wischt. Ik kan wel zondigen zonder u, maar ik kau zonder u geen leedwezen hebben, noch mij van mijne zonden onthechten. Ja, mijn Vader; ik heb gezondigd, ik heb uwe goedheid beleedigd, en dit is het, wat mij met droefheid vervult. Straf mij, maar vergeef mij, en dat mijne straf zij u te beminnen en mij te haten. Ik heb tegen den hemel en voor u gezondigd; ik ben niet waardig onder het getal uwer kinderen te wezen; gelukkig, indien gij mij onder uwe dienstknechten aanneemt, indien ik, mij voedende met het brood mijner tranen, levende in den arbeid, in eene eerbiedige vrees voor u , en in eene volkomene gehoorzaamheid aan uwen wil, mijn leven door-
[gt;EHDE nou;.
breng met te zuchten , met te smeeken, met mij te straffen en u te wreken, en indien ik aan mij zeiven nooit vergeef, hetgene gij mij gewaardigt te vergeven. Beueem mij liet leven, o mijn lieve Zaligmaker! of neem van mij de zonde weg, want ik kan niet meer leven en u vergrammen. Maak, dat ik ia de gelegenheid dit voornemen indachtig zij , en dat die herinnering mij we-derhoade van u te mishagen Amen.
LUI. HOOFDSTUK.
Dat de genade der godvruchtigheid zieh niet vermengt met aardsche geneugten.
1. Christus. — Zoon! mijne genade is van groote waarde, zij wil niet vermengd worden met andere dingen of met aardsche vertroostingen.
Daarom moet gij alle beletsels der genade van u werpen,indien gi] haren invloed wilt ontvangen.
Zoek de afzondering , en wees gaarne met u zeiven alleen; zoek geene zamenspraak met iemand , maar stort liever godvruchtig uw gebed tot God, opdat gij altijd een rouwig hart en een rein geweten moogt, behouden.
Acht de geheels wereld als een niet, en kies boven alle uiterlijke dingen gedurig bezig te zijn met God.
Want gij kunt met mij niet bezig zijn , en tevens u met uitwendige dingen vermaken.
Gij moet u kunnen vervreemden van uwe kennissen en vrienden , en uw hart ledig houden van alle tijdelijke geneugten.
Alzoo vermaant ons de 11. Petrus, dat de geloovigen zich als pel'jrims en vreemdelingen op deze wereld moeten houden.
2h9
a90 liü NAVOLGING VAN JESUS C1I11IS1US,
2. O welk een groot vertrouwen zal hij bij zijnen laatsten stond hebben, die aan de wereld niet gehecht is!
Maar een zwak gemoed kan nog niet alzoo van alles gescheiden zijn, en de zinnelijke mensch kent de vrijheid van den inwendigen mensch niet.
No^tacs moet hij, die waarlijk geestelijk wil zijn , zich , zoo van vreemden als van vrienden , afscheiden , en zich voor niemand zoo zeer wachten als voor zich zeiven.
Indien gij u zeiven volkomen overwint, zult gij ligtelijk over alle andere dingen zegepralen.
Zich zeiven te overwinnen , is de volmaakte zegepraal.
Die zich zeiven zoo in bedwang kan houden , dat de zinnelijkheid aan de rede, en de rede in alles aan mij onderdanig is, is de verwinnaar van zich zeiven en de heer der wereld.
3. Indien gij tot deze volmaaktheid verlangt te komen, moet gij vroom beginnen , en de bijl aan den wortel stellen, om alle ongeregelde neigingen , die gij tot u zeiven en tot alle vergankelijk goed hebt , uit te roeijen en te vernietigen.
Want van dit gebrek, te weten, dat de mensch zich zeiven te zeer bemint, hangt bijna alles af, wat wij geheel moeten overwinnen.
En als dit gebrek zal overwonnen zijn, zal er terstond in ons hart groote vrede en rust wezen.
Maar omdat weinig menschen trachten zich zeiven volkomen te versterven, en zich geheel te verlaten, daarom blijven zij in zich zeiven verward, en kunnen boven zich zeiven in den geest niet verheven worden.
Doch hij, die in de volle vrijheid desgemoeds met mij wil verkeeren , moet al zijne kwade en
DEIUIE ISOEK.
ongeregelde neigingen geheel dooden , en aan geen schepsel, door de zinnelijke genegenheden, verknocht blijven.
'OEFENING.
Om zijn hart van alle dingen en van zich zeiven af te scheiden, moet men: 1° het dikwijls tot God verheffen, en het opwekken om niets te zoeken, noch te beminnen dan hem alleen, en dit in alles en boven alles; 2° het vrij behouden van alle vrijwillige verkleefdheid aan het schepsel, en van alle geneigdheid voor zich zeiven; 3° het ontbinden en verwijderen van de voorwerpen , die het natuurlijk behagen, met het te ver-pligten van alle zaken te aanschouwen als een reiziger en een vreemdeling op deze aarde , die zich met niets ophoudt, wat hij op zijne reis ontmoet, omdat hij slechts doortrekt.
Een Christen die door deze woorden van den Apostel wel doordrongen is: Wij hebben kier geene blijvende stad, maar zoeken er eene.in het toekomende; een christen zeg ik, die dat gevoelen heeft, hecht zich weinig aan de goederen , aan de ijdelheden en aan de vermaken der wereld, aangezien hij begrijpt dat alles voorbijgaat en dat de dood hem eens alles doet ontnemen. Het is gemakkelijk, zegt de heilige Hieronymus, al het aardsche te versmaden, als men denkt, dat men moet sterven en het verlaten.
Waarom dan, gelijk de heilige Paulus spreekt, maakt die schijn der wereld, die voorbijvliegt en die uit onze oogen verdwijnt, zoo veel indruk op ons hart, en waarom maken de ware goederen der eeuwigheid , die alleen onvergankelijk
391
392 DE NWOLGINÖ VAN JESUS CHRISTUS.
ziin zoo weinig indruk? Waarom hechten wij ons zoo sterk aan datgene, wat wij alleen in het voorbijgaan genieten en in bewaung hebben, en waarom hechten wij ons zoo weinig aan datgene, wat ons toebehoort , en dit voor altijd, namelijk aan het eeuwige geluk!
GEBED.
Maak , Heer! dat mijn hart, van alle aardsche zaken afgetrokken , zich niet hechte dan aan de hemelsche, die mij zeker zullen vergoeden al wat ik in deze wereld voor uwe liefde verlaat. Maak, o mijn God! dat ik niets beminne dan hetgene ik altijd zal beminnen , en dat ik met dan eenen oppersten en eeuwigen God de gene-eenheid van een christen hart waardig acnte.
Wat schijnt de aarde weinig te wezen , zeide dikwijls dequot; heilige Ignatius , insteller 'van de Societeit Jesus, als ikdeu hemel aanschouw. Maar hoe weinig schijnt voor mij die stoffelijke hemel en het heelal te wezen, als ik aan u denk, o mijn
God! Maak dan, dat alles zwijge en alles voor u
in mijn hart wijke, van af dat mijn geest door de gedachte aan uwe grootheid getroffen is. Amen,
LIV. HOOFDSTUK.
Over do tegenwoordige beweging der natuur en der genade.
1. Christus. — Zoon! let naarstig op de bewegingen der natuur en op die der genade : want zij zijn elkander zeer tegenstrijdig en bewegen ons op cene bedekte wijze ; ja, zij kunnen naauwelijks voor een' geestelijk en ver-licht mensch onderscheiden women. _
DERDE BOEK.
Alle menschen begeeren wel het goede, en trachten in al hunne woorden of werken iets goeds te bekomen; maar door den schijn van goed worden er velen bedrogen.
2. De natuur is listig, zij trekt, betrapt en bedriegt vele menschen, en altijd heeft zij voor doelwit zich te voldoen.
De genade gaat eenvoudig voort, zij wacht zich van allen schijn van kwaad, zij gebruikt geene listen, en doet alle dingen zuiver om God in wien zij, als in baar einde , berust,
3. De natuur wil zich niet versterven, zij wil noch gedwongen , noch vermeesterd , noch onderworpen zijn, noch onder iemands bedwang staan.
De genade tracht zich in alles te versterven , zij wederstaat de zinnelijkheid; zij is gaarne onderworpen; zij wenscht gestremd te zijn . en verzaakt aan het gebruik barer eigene vrijheid; zij is gaarne onder bedwang der aoede besturing; zij zoekt niemands overste te zijn , maar altijd te leven, te staan en te blijven onder de afhankelijkheid van God, en zij is bereid, om den wil van God, zich onder alle menschen te buigen.
4. De natuur zoekt altijd haar eigen voordeel , en geeft altoos acht wat voordeel zij van anderen kan trekken.
De genade neemt niet in aanmerking wat haar voordeelig is, maar veeleer wat aan vele menschen tot nut kan dienen.
5. De natuur is gaarne geëerd en geacht.
De genade geeft alle eer en roem getrouw
aan God.
t). De natuur vreest de beschaming en de verachting.
393
304 DE NAVOLGING VAN JESUS CURISTUS.
Dc genade verblijdt zich, dat zij om den naam Jesus versmaaclheden mag lijden.
7. De natuur bemint de ledigheid en de ligcliaraeli|ke rust.
De genade kan niet ledig zijn, maar omhelst den arbeid met vreugde.
8. De natuur zoekt hefgene aardig, schoon en net is, en heeft eenen afkeer van het grove en het geringe.
De genade schept behagen in hetgene eenvoudig en nederig is ; zij verwerpt niet hetgene ruw en grof is, en zij weigert niet , versletene kleederen te dragen.
9. De natuur aanziet het tijdelijke, is blijde in tijdelijk gewin en droef in schade , en wordt om een smaadwoordje gestoord.
De genade betracht het eeuwige, en is niet aan het tijdelijke verkleefd, ot wordt om des-zelfs verlies niet bedroefd ; zij wordt ook niet verbitterd door hare woorden : want zij heeft in den hemel, alwaar niets verloren gaat, haren schat en hare blijd-chap.
10. De natuur is gierig, ontvangt liever dan zij geeft en heeft genoegen in eigene en bijzondere dingen.
De genade is mild en deelt gaarne aan anderen mede; zij vliedt het zonderlinge, is met weinig tevreden, en oordeelt: dat liet zaliger is te c/even dan te ontvangen.
11. De natuur is geneigd tot de schepselen, tot haar ligchaam , de ijdelheid en de verlustirigen.
De genade keert zich tot'led en tot de deugd ; zij verlaat de schepselen , vliedt ds wereldquot;, haat de lusten van het vleesch, en is niet uitgelaten ; zij is beschaamd , zich in gemeene bijeenkomsten te vertoonen.
DERDE BOEK.
15. De natuur heeft gaarne eenige uitwendige verkwikking, waarin zij haar ziunclijk vermaak kan vinden.
De genade wil van God alleen vertroost worden, en zich beven alle zigtbare dingen in dat opperste goed verblijden.
13. De uat uur doet alles om gewin en eigenbaat zij kan nietsdoen om niet; maar als zij iemand iets goeds doet, hoopt zij iets zoo goed, of iets beters weder te krijgen, of wel roem en lof te bekomen, ook wil zij, dat men hare giften hoog achte.
Maar de genade zoekt niets tijdelijks, en vraagt niets anders voor loon dan God alleen ; zij wenseht niets meer te hebben van de ligchame-lijke noodwendigheden dan voor zooveel haar die dienstig zijn om het eeuwige goed te bekomen.
14. De natuur verblijdt zich in de menigte van vrienden en nabestaanden, zij beroemt zich over den adel van haren stam en van haar geslacht; zij vleit den maglige, pluimstrijkt de rijken, en prijst haars gelijken.
D^i genade bemint zelfs hare vijanden ; zij verheft zich niet, omdat zij vele vrienden heeft, zij acht geene adelijke afkomst, tenzij de deugd daarin worde aangetroffen.
Zij is den arme gunstiger dan den rijke, zij heeft meerdere genegenheid tot den schnldelooze dan lot den magtige; zij verblijdt zich met de regtzinnigen : zij verfoeit de bedriegers , en vermaant de goeden, opdat zij hun best zouden doen om tot meerdere genade en volmaaktheid te geraken , en om door de deugd in alles aan Gods Zoon gelijkvormig te worden.
lo. De natuur klaagt ligtclijk over gebrek en ongemak.
395
396 DE NAVOLGISG VAN JESUS CHnlSTUS.
den
De genade lijdt geduldig de behoefte. te b
16. De natuur trekt en keert ailes tot hare men; eigenbaat, zij strijd en twist voor zich zelve. Hi
De genadé stiert alles tot God, van wien alles won
voortkomt, als van zijnen eersten oorsprong, de ^
zij schrijft zich zelven geen goed toe , zij is den
niet vermetel, zij twist niet , zij stelt haar iuvi( gevoelen niet boven dat van anderen, maar onderwerpt hetzelve aan het oordeel en de eeuwige wijsheid van God.
17. De natuur Is driftig om verborgene zaken , w te weten en nieuws te hooren ; zij wil uitwendig rust( te voorschijn komen, en door hare zintuigen niets vele dingen kennen en ondervinden; zij zoekt doen vermaard en bekend te zijn, en datgene te yold doen, waardoor zij lof en verwondering bij de wil; menschen verwerft, zijns
De genade zoekt geene nieuwsgierigheid of en
aardige dingen te hooren; want zij weet, dat Zonc
deze begeerte uit den ouden deesem der erf- deze
zonde gesproten is, dewijl er niets nieuws de ^ noch duurzaams op deze wereld is te vinden. 4,
De genade leert de zintuigen bedwingen en eige:
allen roem en ijdel zelfbehagen schuwen; zij aan,
leert alles , wat loffelijk en bewonderenswaardig iu ni is , ootmoedig verbergen ; zij leert in alle zaken 2.
en in alle wetenschap het voordeel der zielen , zelv(
en Gods lof en eer te zoeken. gena
Zi) begeert niet, dat zij of hare werken geprezen dwii
worden ; maar dat God, die alles uit loutere datg mildheid verleent, over zijne genade bedanktzij. | tege
18. De genade is een bovennatuurlijk licht, aan en eene bijzondere genade van God; zij is het inljc eigenlijke kenmerk der uitverkorenen en het dat onderpand der eeuwige zaligheid ; zij verheft
i» Ml lui HOI K iJ'JT
den mensch van het aardscbe, om hethemelsche te beminijeii , en maakt van den vleeschelijken 3 mensch eenen geestelijken.
Hoe meer dus de natuur bedwongen en over-3 | wonnen wordt, des te overvlotidiger wordt er gt; de genade ingestort, en des te meer mankt zij 3 den iuwendigen mensch gedurig door nieuwen f invloed meer gelijkvormig aan het beeld vau God. r
3 OEFEMiNG.
. Wat is dat, in God, als in zijn laatste einde ï rusten? Het is niets wenschen , niets zoeken en 1 niets beminnen dan Hem; het is alles voor Hem t doen en lijden; het is alles aan zijnen wenscli e voldoen : het is niets willen, dan hetgene Hij e wil; het is zich nooit verwijderen van tien weg zijns welbehagen ; het is eindelijk zijn geluk en zijne rust stellen in Hem te bevredigen , zonder zijne eigene voldoening te zoeken , maar deze handelwijze is strijdig aan de natuur, en s de gennde alleen kan dit voltrekken.
1. De natuur heeft altijd tot uocieinde hare n eigene voldoening, en de genade zt t ons altijd 'j aan, om ons geweld aan te doen, dat is om ons g in niets te voldoen, en onsin alles te versterven, n 2. L)e natuur wil noch sterven, noch zich gt; zelve bedwingen, noch onderworpen zon; de genade integendeel, wil, dat de ziel zich be-n dwinge, zich matige, en zich onderwerpe aan e datgene, wat voor haar het moeijplijksie en het ï- tegenstrijdigste is. dat zij in alle gelegenheden , aan hare eigene vrijheid veriake; dat zij hare it inborst bestrijde, dat zij voor God wijke; en it dat zij, om zijne opperste heerschappij over ft 10 *8
398 l)E NAVOLGING VAN JESUS CUUISTUS
haar te eeren , aanvaarde , verootmoedigd, onderworpen en beteugeld te worden.'
3. De natuur wil altijd over anderen heer-scben; de genade maakt , dat eene ziel zich onder de almogende hand Gods verootmoedigt, en dat zij, om deszelfs liefde, zich aan de personen onderwerpt, die zijne plaats bekleeden.
4. De natuur werkt altijd voor haar eigen belang, om zich te bevredigen en zich te vestigen ; maar de genade werkt niet dan voor de belangen van God , waakt gedurig op de bewe-gingen des harten, om hetzelve van zonden te bevrijden, en doet hetzelve geene vaste woonplaats zoeken dan in het hart van Jesus Christus.
5. De natuur schept baar behagen in de achting en den lof der menschen, welke zij meent te verdienen; maar de genade doet zooveel, dat men dezelve onwaardig acht en dat men de eer van alle dingen aan God geeft, en zij is zoo moeijelijk op de zaak, dat zij aan eene ootmoedige en getrouwe ziel geene de minste beweging van ijdelheid jegens zich zelve toelaat , uit vrees, dat zij eenig welbehagen trekke uit het goede wat zij verrigt.
6. De natuur vreest en vliedt de verachting en den slechten uitval in hare ondernemingen ; en het is datgene, wat de genade verdraagt en aanneemt als zaken , die aan zondaars betamen, en zij moedigt ons zelfs aan om Jesus Christus te bedanken, dat Hij ons datgene wil overzenden , wat het vermaak zijns harten uitmaakt.
7. De natuur bemint de rust van een zacht, ledig en nutteloos leven; maar de genade zoekt slechts den arbeid, zij vreest en vermijdt de nuttelooze woorden , gedachten en werken, en
DEIUIE BOEK.
in eene ziel de ledigheid des harten en des geestes niet kunnende verdragen, moedigt zij deze aan om zich met de tegenwoordigheid Gods te vervullen, en het andere om door zijne liefde te leven.
8. De natuur legt zich toe op al wat groot, schoon, voortreffelijk en gemakkelijk is; de genade versmaadt en vlugt dit alles, en oordeelt niets zoo groot dan hetgene goddelijk, bovennatuurlijk en eeuwig is.
Maar hoe meer de natuur bedwongen wordt, des te overvloediger wordt de genade in eene ziel gestort, welke zij door haren inwendigen geest hernieuwt, en haar volkomen in God vestigt.
GEBED.
Heer! het is tijd, dat ik mij aan uwe barmhartigheid overgeve, om de vergiffenis mijner zonden te bekomen, en aan uwe liefde, om al de indrukselen derzelve te volgen. Ondersteun mij, o mijn Jesus! versterk mij door uwe genade tegen de aanzoeken der natuur en der eigenliefde, want het is mij uit mij zeiven onmogelijk de bewegingen eener bedorvene natuur te bevechten en te overwinnen, die zich in alles zoekt te voldoen en welke aan uwen heiligen wil zoo strijdig is. Maak, dat uwe genade , de overhand in ons over de natuur bekomende, ons getrouw make aan de ingevingen van uwen heiligen Geest, en dat zij, ons altijd aanmoedigende om ons zeiven te verloochenen en te overwinnen, ons stelle en ons hernieuwe in het bezit uwer liefde. Amen.
399
400 BE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.
LV. HOOFDSTUK.
Over de bedorvenheid der natuur en de kracht der genade.
De ziel. — Eleer . mijn God! die mij naar uw beeld en uwe gelijkenis hebt geschapen , verleen mij de genade, die gij mij betuigd hebt zoo groot en zoo noodig tot mijne zaligheid te zijn, opdat ik mijne booze Daluur, die mij altijd tot mijn verderf trekt, overwinne.
Want ik gevoel in mijn vleesch eene wet der zonde, die tegen de wet van mijnen geest strijdt , en mij gevangen wegleidt , om der zinnelijkheid in vele dingen te gehoorzamen. Ook kan ik hare driften niet weêrstaan, tenzij uwe heilige driften vurig in mijn hart gestort worden en mij onderschragen.
u2. Uwe genade, o lieer! ja uwe groote genade is mij noodig om de natuur, die van jongs af zoo geneigd is tot kwaad, te overwinnen.
Want door Adam. den eersten mensch, is zij gevallen , en door de zonde bedorven , is deze vlek en bedorvenheid door hem in alle menscben overgegaan, zoo dat die natuur, die eerst regt en heilig van u geschapen was , nu genomen wordt voor dat gebrek en die zwakheid van eene bedorvene nutuur, omdat hare bewegingen , als zij aan zich zelve overgelaten wordt. ons altijd tot het kwade en tot het aardsche trekken.
De geringe kracht, die haar is overgebleven , is slechts als een vonkje vuur, hetwelk ouder de asch verborgen is.
Dit vonkje is de natuui lijkereden, welke, met
DKIIDE BOEK.
eene dikke duisternis omgeveDj echter nog het goed van het kwaad, de waarheid van de valsch-heid kan onderscheiden, hoezeer zij maafeloos is om te volbrengen, hetgene zij voor goed of voor het beste houdt, omdat zij de volle kennis van de waarheid niet meer bezit, en omdat al hare bewegingen zwak zijn.
3. Hiervan is het, o mijn God! dat ik, volgrns den inwendigen mensch, in uwe wet vermaak heb, wijl ik weet, dat uw gebod, hetwelk alle kwaad berispt, en ons de zonden leert vermijtten , regtvaardig en heilig is.
Maar in mijn vleesch dien ik meer de wet der zonde, wanneer ik meer mijne zinnelijkheid dan de rede volg.
Hiervan is het, dat ik wel de begeerte tot het goede heb, maar de magt niet vind om het goede te volbrengen.
Hiervan komt het, dat ik dikwijls vele goede voornemens maak; maar, omdat mij de genade ontbreekt om mijne zwakheid te helpen , wijk ik terug voor eenen kleinen wederstand, en ik verfLau w.
Hiervan komt het ook, dat ik den weg der volmaaktheid wel weet, en klaar genoeg zie, hoe ik behoor te leven ; maar door het gewigt
) mijnor bedorvenheid nedergedrukt, kan ik mij niet verin ff-n tot hetgene volmaakter is. mijnor bedorvenheid nedergedrukt, kan ik mij niet verin ff-n tot hetgene volmaakter is.
4. O H eer, hoe zeer is mij uwe genade noodig, om het gnede te beginnen, daarin voort te gaan
Ien hetzelve te volbrengen!en hetzelve te volbrengen!
Want zonder uwe genade kan ik niets doen ; maar alle dingen vermag ik in u, wanneer zij mij versterkt.
O hemelsche genade, zonder welke er geene
401
403 DF. NAVOLGING VAN JliSIJS CHIKSTUS.
verdiensten Ie bekomen, nog eenige gaven der natuur te achten zijn!
Alle kunsten , rijkdommen, schoonheid of sterkte, vernuft of welsprekendheid zijn voor u, o Heer! zonder uwe genade van geene waarde.
Want de gaven der natuur zijn aan de goeden en kwaden gemeen; maar de genade, o liefde! is de bijzondere gaaf der uitverkorenen, en zij, die daarmede geteekend zijn, zijn waardig tot het eeuwig leven te komen.
Deze genade is zoo verheven, dat zonder haar noch de gaaf der voorzegging, noch de magt om wonderen te verrigten; noch alle hooge beschouwingen geacht worden.
Het geloof zelfs, de hoop of andere deugden, zijn u, o Heer! zonder de genade en liefde niet aangenaam.
5. O allerzaligste genade, die hem, welke arm van geest is, rijk in deugden en dengene, die rijk in deugden is, ootmoedig van hart maakt!
Kom en daal in mij neder, vervul mij met uwen troost, opdat mijne ziel door vermoeijenis en dorheid des gemoeds niet bezwijke.
Ik bemin u,o Heer! laat mij in uwe oogen genade vinden; want uwe genade is mij genoeg, al had ik de andere dingen niet, die de natuur verlangt.
Want al word ik door vele bekoringen gekweld, zoo zal ik echter niet vreezen, als uwe genade met mij is.
Zij is mijne sterkte, zij geeft mij raad en hulp. Zij is magtiger dan al mijne vijanden, en wijzer dan al de geleerden der wereld.
6. Zij is de meesteres van de waarheden van de goede zeden, het licht des harten, de troost in de benaauwdheid; zij verdrijft de droefheid, zij ver-
PEliDF. HOEK,
wijdert de vrees, zij is de voedster der godvruchtigheid en de moeder der vertroostende tranen.
Wat ben ik zonder haar, anders dan een dor hout en een onnutte struik, enkel bekwaam om uitgeroeid te worden?
Dat dan, o Heer! uwe genade mij altijd voor-kome , altijd volge, en mij gedurig in goede werken vurig en aandachtig make, door Jesus Christus, uwen Zoon. Amen,
OEFENING.
Wij doen ons zeiven regt met onze eigene krachten te mistrouwen, en wij doen regt aan God, met ons vertrouwen in de hulp zijner genade te stellen. Die genade ontbreekt ons nooit; maar wij ontbreken d kwijls hieraan te beantwoorden ; en het eenige middel, om zijne zaligheid te verzekeren, is aan de bewegingen der genade getrouw te zijn, aangezien deze getrouwheid de oefening der deugden en van alle middelen ter zaligheid in zich zelve besluit.
Daar de menschelijke natuur door de zonde van den eersten mensch werd bedorven, is de straf van die bedorvenheid; alsook de vlek van zijne zonde, in alle menschen overgegaan; en het is datgene, wat ons verpligt onophoudelijk de oageregelde bewegingen der natuur te bevechten, om die der genade te volgen. Zonder dien heiligen haat van ons zeiven, die ons opwektom ons zeiven te verzaken en ons zeiven te overwinnen, is het onmogelijk zalig te worden; want, daar in den staat van onschuld alles in den mensch geregeld was, en hij aan God door zijne oorspronkelijke regtvaardigheid was onderworpen, zouden de
403
404 IIE .NAVOLGING V»N JESUS CIllilSTtIS
driftrn tegen de rede niet opgestaan zijn; maar dewijl in den staat van zonde; waarin wij ons bevinden, onze begeerlijkheid en onze neiging tot het kwaad onze grootste vijnd is, moeten wij üiet ophouden ze te bestrijden zoo lung wij leven
GEIIED.
Wanneer, o mijn God! zal uwe genade in mijn hart heer.-chen, en al de bewegingen van hetzelve, aan uwe liefde onderwerpen ? Heer ! wie de voor-treffelijkhei I en den prijs van dio genade zou kennen, welke eene mededeeling van uwe goddelijke natuur, en als eene heilige uitstorting van uwe goedheid in de zielen is, die zou zeker liever alles verliezen, dan die te verliezen, en zou alles voor haar behoud slagtofferen.
Als ik met aandacht overweeg, o mijn Zalig maker! hoeveel bloed en smarten u de genade, welke ik verstoot of verzuim, gekost hebben, om ze voor mij te verdienen, hoezeer moet ik dan in uwe tegenwoordigheid niet beschaamd wezen, dat ik die zoo slecht gebruik ,' en vóór die, aan beuzelarijen den voorrang geef? Maak. dat de schrikkelijke rekening, die ik eens moet geven over de verwaarloosde ingevingen, als van zoo vele druppelen van uw bloed, welke ik verkwist en ontheiligd heb, mij eenen behoorlijken schrik verleene en mij eene voLstar.dige getrouwheid inboezeme om ze te volgen, ora mijne zaligheid te verzekeren. Amen.
I)EHIgt;B BOEK.
LVI. HOOFDSTUK.
Dat men zich zeiven moet verloochenen, Christus navolgen, en zija kruis met Hem dragen.
1. Christus. — Zoon: hoe meer gij u zeiven afgaat, des te meer pij iu mij zult blijven.
Geüjk de inwendige vrede daarin bestaat, dat men ifiwendig niets verlangt, zoo wordt men met God vereenigd, met inwendig zich zeiven te verlaten.
Ik wil, dat gij u volkomen aan mijnen wil, zonder klagen of morren, leert overgeven.
Vult] mij, ik hen de weg, de waarheid en het leven. Zonder weg gaat men niet, zonder het leven heeft men niets. Ik ben de weg, dien gij moet volgen, de waarheid, die gij moet gelooven, het leven, dat gij moet hopen.
Ik ben de weg, die riet verleidt, de waarheid, die nimmer mist, het leven, dat nooit eindigt.
Ik ben de regte weg, de opperste waarheid, het waarachtige leven, het gelukzalige en het ongeschapene leven.
Zoo gij in mijnen weg blijft wandelen, zult gij de waarheid kennen, de waarheid zal u verlossen, en gij zult tot het eeuwige leven komen.
2. Maar zoo gij lot het eeuwige leven wilt komen, onderhoud dan de geboden (Matth. 19 v. 17.)
Wilt gij de waarheid kennen, geloof dan mijne woorden.
Wilt gij volmaakt zijn, verkoop al het gene gij hebt.
Wilt gij mijn leerling zijn, verloochen uzeiven
Wilt gij het eeuwige leven bezitten, veracht het tiidelijke.
405
4011 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.
Wilt gij in den hemel verheven zijn, verneder u op de aarde.
Wilt gij met mij heerschen, draag uw kruis met mij.
Want de minnaars van het kruis vinden alleen den weg der zaligheid en het ware licht.
3. De ziel. — O Heer, Jesus! aangezien uw leven zoo streng en versmaad is geweest bij de wereld, geef mij de genade, om u na te volgen, en van de wereld versmaad te zijn.
Want de leerling is niet grooter dan zijn Meester, en de knecht niet boven zijnen Heer,
Dat dan uw dienaar zich gedurig in uw leven oefene, want daarin is mijtie zaligheid en de ware heiligheid te vinden.
Al wat ik buiten uw leven lees of hoor, kan mij niet verkwikken, noch volkomen vermaken.
4. Christus. — Zoon ! dewijl gij alles , het-gene mijn leven aangaat, gelezen hebt, zult gij gelukkiig zijn, zoo gij hetzelve oefent.
Wie. mijne geboden weet, en ze onderhoudt, die bemint mij en ik zal hem ook beminnen, en mij aan hem kenbaar maken. (Joan. '14. v, 21.) en hem met mij in het rijk mijns Vaders doen zitten.
5. De ziel. — O Heer, Jesus! laat mij dit geschieden gelijk gij gezegd eu beloofd hebt, en maak mij dit oneindig geluk waardig.
Ik heb het kruis uil uwe hand ontvangen, en zal het tot den dood toe dragen, gelijk gij mij het opgelegd hebt
Het leven van den kloosterling is een waarlijk gedurig kruis, maar het leidt rot het paradijs.
Wij hebben den weg begonnen, wij mogen niet terug deinzén, noch dien Verlaten.
DKIinE BOEK.
6 Welaan dan, broeders! wij gaan te zamen voort, en Jesus zal met ons zijn.
Wij hebben dit kruis opgenomen om Jesus wil, laat ons hetzelve ook om Jesus blijven dragen.
Hij, die onze leidsman en voorganger is, zal ook onze helper wezen.
Zie, onze koning gaat ons voor, Hij zal voor ons strijden.
Volgen wij Hem manmoedig, niemand vree-zende; laat ons bereid zijn om dapper in den strijd te sterven; en laat ons onzen roem zulke vlek en schande niet aandoen, dat wij het kruis zouden vlugten.
OEFENING.
Datgene wat Jesus Christus in het Evangelie zegt, namelijk dat hij, die tot hem wil komen , zich moet verloochenen, zijn kruis opnemen en Hem volgen, behelst in zich de oefening van een opregt christelijk leven, en eenen zekeren weg tot de zaligheid, vermits Jesus Christus de weg, de waarheid en het leven is; de weg, dien wij moeten volgen , de waarheid, welke wij moeten gelooven; en het leven, dat wij moeten hopen. Want om als een waar christen te leven en zijne zaligheid te verzekeren, moet men beginnen met aan zich zeiven te verzaken en te sterven; en het is die verzaking enquot;de geest van verloochening, die het grondbeginsel van het Evangelie, de grondwet van het christendom, de wezenlijke pligt van een christen en een volstrekt noodzakelijk middel ter zaligheid zijn. Het is die inwendige versterving, die besnijdenis des harten,welke bestaat in het ontzeggen van alle strafpligtige,
40quot;
-508 Igt;E NAVOLGING VAN JESUS CHRIS I TS.
gevaarlijke of nuttelooze voldoening, die het onderscheid der uilverkoreren en der verdoemden uitmaakt; het kenteeken van onzen slaat, die een staat van zonde is, moet een staat van boetvaardigheid, het einde des Christendoms en de zekerheid der zaligheid wezen.
Zijn kruis met Jesus Christus te dragen, is van een ieder alles verdragen zonder iemand te doen lijden; het is van de hand en het hart van Jesus Christus al de kwellingen des gees-tes en des ligchaams aanvaarden; het is met geduld al het kwaad verduren, dat wij van de regtvaardigheid Gods en van de onregtvaar-digheid der mensclien ontvangen: het is de versmading aannemen als iets,wat men verdient, en als een groot ongeluk rekenen van niets te lijden voor God , en als het grootste geluk des levens, van altijd voor zijne liefde te lijden.
GEDEUt
O mijn Zaligmaker! hoe weini» Christenen worden er gevonden, die u tot den Calvarie-herg willen volgen, en hoe velen, die u op den Thahor en in den hemel willen vergezellen ! Iedereen verlangt en zoekt zich van alle kwelling te bevrijden en zich een gemakkelijk en gerust leven te bezorgen, en niemand veiUngt of zoekt om iets voor u te lijden, hoewel het zekerste teeken van de liefde, welke wij vooru hebben, datger e is, als wij eaarne met u, en gelijk gij, lijden.
O kruis van mijnen Zaligmaker! tcet hoe weinig eerbied dragen wij uwe overblijfselen in ons ligchaam, en met welk ongeduld dragen wij uwe smarten in onze ziel ? Hoe zal ik u met vertrouwen
DERDE BOEK
in den dag des oordeels kunnen aanschouwen , indien ik u nu met schrik aanzie ? en hoe zal ik eeiiS in de omhelzirg van het afbeeldsel van mijnen gekruisigden Zaligmakerkunnen sterven, indien ik nu als vijand van het kruisbeeld leef? Laat dit niet toe, o mijn Zaligmaker! en daar gij mij door het kruis verlost hebt, maak ook , dat ik tevreden zij met op het kruis te leven en te sterven. Amen.
LVII HOOFDSTUK.
Dat men niet kleinmoedig moet zijn als ons kwellingen en bekoringen overkomen.
1. Christus. — Zoon! het geduld en de ootmoedigheid in tegenspoed bi hagen mij mferdan vele vertroostingen en godvrucht in voorspoed.
Waarom bedroeft gij u zoo in eene geringe zaak, die tegen u gezegd wordt? Al ware het nog veel grooter geweest, moest gij u daarom niet ontstellen.
Maar laat dat nu varen: het is het eerste niet, noch iets nieuws, dat gij nu te lijden hebt, of het zal het laatste niet zijn, indien gij lang leeft.
Gij zijt zeer moedig, zoo lang u geene zwarigheid overkomt.
Gij weet ook anderen wel te radengt;en te versterken , maar als de bekorii g u onverwachts overvalt, ontbreekt u raad en kracht.
Bemerk uwe groote broosheid , die gij dikwijls in kleine tegenheden ondervindt; geloof nogtans, dat, als u die overkomen, alles om uwe zaligheid geschiedt.
2. Stel alle kwellingen uit uw gemoed, zoo
409
410 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTIIS.
gij best kunt, en indien gij er wat van geraakt zijt, geef u daarom niet als overwonnen , maar maak er u aanstonds van af.
Verdraag ze ten minste geduldig , zoo gij ze niet gaarne kunt lijden.
Indien gij iets niet gaarne hoort, en daardoor eenige gramschap begint te gevoelen , wederhoud u, en laat uwe ongeregelde woorden , waardoor de zwakke menschen verergerd worden , niet uit uwen mond.
Alzoo zal deze ontsteltenis uws harten weldra vergaan, en uwe inwendige zwarigheid zal door mijne genade verzacht worden.
Ik leef nog, en ik ben bereid u te helpen, en nog meer te troosten dan ik tot dusverre gedaan heb, indien gij op mij vertrouwt en mij vurigaanroept.
3. Wees dan standvastiger, eu bereid u tot groote lijdzaamheid.
Het is daarom niet al verloren, al is het, dat gij in u dikwijls zware bekoringof lijden gevoelt.
Gij zijt mensch en geen God; gij zijt vleesch en geen Engel.
Hoe zoudt gij altijd in denzelfden staat van deugd kunnen blijven , daar dit aan de Engelen in den hemel, en aan den eersten mensch in het paradijs ontbroken heeft?
Ik ben het, die de bedrukten vertroost; en degenen, die hunne eigene zwakheid kennen en belijden, maak ik deelachtig aan mijnegoedheid.
4. De ziel. — gezegend zij uw heilig woord , o Heer! dat zoeter is in mijaen mond dan honig en honigraat.
Wat zou ik doen in zoo vele benaauwdheden en bekoringen, die talrijk en groot zijn , indien gij mij door uwe heilige woorden niet versterkte ?
UIiKDE BOEK.
Wat is er aan mij gelegen, wat en hoeveel ik eindelijk geleden heb, als ik maar tot de haven der eeuwige zaligheid gerake.
Verleen mij slechts een zalig einde en een zalig verscheiden uit deze ■wereld.
Heer! wees mij gedachtig, en leid mij door den regten weg tot het rijk uws Vaders. Amen.
OEFENING.
Wanneer het ons verdriet altijd en veel te lijden , moet men zich herinneren , dat de ootmoedige onderwerping aan de kwellingen onvergelijkelijk aangenamer is aan God dan de zoetheid van zijne vertroostingen , en dat alzoo de grootste vertroosting voor eene ziel diegene is , van alle vertroostinger, beroofd te zijn , en hierom niet na te laten van God getrouw te blijven.
Als men tot zonde bekoord en aangedreven wordt, moet men ze trachten af te weren , aan zijne zondige neigingen met alle kracht en alle mogelijke dapperheid tegenstand bieden , en aanstonds zijne toevlugt tot den Heer en tot de allerheiligste Maagd nemen, om door hen geholpen te worden. Nogtans moet het gevoel\an het kwaad ons niet neêrslagtig maken noch den moed benemen, maar ons tol God met een vast vertrouwen en met eecen grooten schrik der zonde doen verheffen; men moet, zoo veel mogelijk, den geest van de oneerlijke voorwerpen, die dezelven treffen, en ons hart van het strafpiigtig vermaak, lt;iat hetzelve opwekt om aan de zonden toe te stemmen, aftrekken. En om in de tegenspraak getrouw te wezen, zoo tracht niets met een ont steld gemoed te zeggen, en doe alles, wat mogelijk is, om aan God de droevige bemerkingen op
4n
412 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
teofferen, alsook deaaiidoenlijkhedeu door wraak bezield tegea de persoiaen , die u beleedigen, overtuigd zijnde, dat alles, wat gij dei kt , wat gij wilt, en wat gij tegon hen zegt; dat dit alles tegen Jesus Christus geschiedt.
Herinner u in uwe inwendige kwellingen, dat alles niet verloren is, omdat gij geweldig bedrukt en bekoord wordt Maar bied wederstand aan de bekoring, onderwerp u aan de vernedering en stel u vnor dat gij , om tot de vernedering met God verheven te worden, eerst tot in het diepste uwer ellenden moet vernederd worden.
GEEED.
Duld niet, o Heer! dat mijne kwellingen voor mijne zaligheid vruchteloos wezen, en waneer ik die met eene vreugd ondersta , maak dan ten minste, dat ik ze geduldig lijde. Het is nuttig, dat ik vernederd worde, opdat ik uwe heilige wetten leere onderhouden. Hoe ongelukkigzou ik wezen, indien ik dit tweemaal was , indien ik dit in deze wereld en in de andere ware! Ik hoop , o mijn God! dat gij van mijne kwellingen het onderpand mijner zaligheid zult maken. Amen.
Dat men de dingen, die boven ons zijn, of de geheime oordeelen van God niet moet zoeken te doorgronden.
1. Christus—Zoon! wacht u van verhevene dingen of de verborgene oordeelen van God te onderzoeken; waarom deze menscli zoo verlaten, en gene aangenomen wordt tot zoo groote genade. waarom deze zoo veel te lijden heeft, en gene zoo overladen is met voorspoed.
DERUE BOEK
Deze dingen gaan alle menscbelijk verstand te boven , en geene reden of vernuft is in staat Gods oordeel te doorgronden.
Als de booze vijand u zulks ingeeft, of als nieuwsgierige inenscfcen u daarnaar vragen , antwoord hun met den profeet: Fleer l gij zijt reqt-vaardiq en regt in al nwi; oordeelen (Psalm 118. v. 1 oT.) Zeg ook ; üe oordeelen des Heereu zijn waarachtig in zich zeiven (Psalm IS. v. 10.)
Mijne oordeelen moeten niet onderzocht, maar gevreesd worden, dewijl zij voor het menscbelijk verstand onbegrijpelijk zijn.
quot;2. Wil ook niet onderzoeken of twisten over de verdiensten der Heiligen: wie van hen de heiligste is, of de hoogste in het rijk der hemelen.
Zulke dingen veroorzaken dikwijls vele nut-telooze redetwisten , en zij ontsteken ook den hoogmoed en den ijdeien roem, waaruit haat en tweedragt voortspruiten, als de eene dezen, en de andere een' anderen Heilige laatdunkend wil verheffen.
Dergelijke dingen te willen onderzoeken en te weten, brengt geen voordeel bij, ja het mishaagt zelfs den Heiligen, want ik ben geen God van tweedragt, maar van vrede, en deze vrede is meer gelegen in den waren ootmoed, dan in de verheffing van zich zeiven.
3. Sommigen worden meer getrokken tot dezen of genen Heilige, doch door eenen meer menschelijken dan goddelijken ijver.
Ik ben het, die alle Heiligen geschapen heb, ik heb hun de genaden gegeven, ik heb hun de glorie uitgedeeld.
Ik ken de verdiensten van iedereen; ik heb hen met de zoetheid van mijnen zegen voorkomen.
413
414 l)F. NAVOLGING V\N .IF.SUS CIIItlSTDS.
Ik heb mijne geliefden in mijne voorzienig- wa
heid voor alle eeuwen gekend. Ik heb hen br; verkoren eu uit de wereld getrokken , en zij
hebben mij niet eerst verkoren. dif
Ik heb hen doormijnegenade geroepen, ikheb eig hen tot mij getrokken door barmhartigheid, en
hen door vele bekoringen tot het einde toegebragt. hu
Ik heb hun voorname vertroostingen inge- he stoit, ik heb hun de volharding verleend, en
4. Ik ken hen allen van den eersten tot den wh laatsten, en ik bemin hen allen met eene on- tel uitsprekelijke liefde.
Ik moet in al mijne Heiligen geloofd worden, ve
ik moet geëerd worden boven hen allen en in lijl
hen allen , welke ik, zonder eenige voorgaande he
eigene verdiensten, zoo roemrijk verheerlijkt zij en voorbeschikt heb.
Hij dus, die een mijner minste vrienden de
veracht, eert den meesten ook niet; want ik heb de
den minsten zoowel als den meesten geschapen. ee
En hij, die te kort doet aan een mijner Heiligen, doet aan mij te kort, en aan al de 1 di
anderen, die in den hemel zijn. n£
Zij zijn allen door den liefdeband vereenigd, or
zij hebben één gevoelen en éónen wil, en be- ri minnen elkander in mij alleen.
Want buiten zich zeiven verrukt, en buiten ni hunne eigene liefde getrokken , verliezen zij
zich geheel in mijne liefde en rusten daarin 0I met blijdschap. | w Niets kan hen afkeeren of nedenvaartstrekken; s H
hi: I! Ill: BOKh.
want zij zijn vervuld met de eeuwige waarheid, en branden door het vuur eeneronbluschbare liefde.
Dat de vleeschelijke en zinnelijke menschen , die niets anders weten te beminnen dan hunnen eigenbaat, van den staat der Heiligen zwijgen.
Zij geven en ontnsmen den Heiligen volgens hun eigen goeddunken, en niet volgens dat hel aan de eeuwige V/aarheid belieft.
6. Vele menschen zijn zeer onwetend en weinig verlicht, om te weten en te vatten , wat het is, iemand met eene volkomene geestelijke liefde te beminnen.
Zij worden tot genen of dezen Heilige gedreven door natuurlijke genegenheid en mensche-lijke vriendschap, door zich in te beelden, dat het in den hemel gaat gelijk zij hier gewoon zijn te handelen op do wereld.
Maar er is oneindig veel verschil tusschen de kennis der volmaakte menschen en tusschen de kennis , die de volmaakten van God door eene hemelsche verlichting ontvangen,
7. Wacht u derhalve, o mijn zoon! van deze dingen, die uw verstand te bovengaan, diep na te vorschen, maar wees boven al bezorgd om u, al ware het ook de minste plaats in het rijk Gods te bezorgen
Schoon iemand wist, welke Heilige er heiliger of grooter is in het rijk der hemelen , wat zoude hem zulks baten, indien hij door deze kennis niet opgewekt werd, om zich te meer voor mij te vernederen en om mijnen naam te loven en te eeren?
Hij, die op de grootheid zijner zonden en op de kleinheid zijner deugd denkt, en overweegt hoe verre hij van de volmaaktheid der Heiligen verwijderd is , is aan God veel aan-
41 o
41Ö [gt;K NAVOLGING VAN JKSUS CHRIST I'S.
genamer, dan hij, die veel twist over hunne meerdere of mindere heiligheid.
Het is beter hen met godvruchtige gebeden en tranen aan te roepen, en ootmoedig hunne roemrijke voorspraak te vragen, dan tijdelijk hunne verborgene dingen te willen onderzoeken.
8. Zij zijn zeer wel te vreden , en zouden over de menschen ook tevreden zijn, indien de mei schen zich van hunne ijdele gesprekken konden wederhouien.
Zij roemen niet op hunne eigene verdiensten , vermits zij aan zich zeiven niets goeds toeschrijven , maar aan mij alleen, die hun alle goed, uit mijne onbegrijpelijke liefde, gegeven heb,
Zij zijn vervuld met de liefde der Godheid en met zulke overvloedige blijdschap, dat er niets aan hun geluk en hunnen roem kan ontbreken.
Hoe hooger zij ook in glorie verheven zijn, des te ootmoediger zij in zich zijn, waardoor ïij naauwer met mij vereenigd worden.
Daarom staat er geschreven : dat zij hunne kroonen nederweipen voor Gods troon , en op hun aangezigt voor het Lam ncdervallen, en Hem aanbidden, die daar leeft tn de eeuwen.
9. Velen onderzoeken wie de grootste Heilige is in het rijk Gods, die niet eens weten, of zij zullen waardig zijn onder de minsten gere* keurt te worden.
Het is een groot geluk ook de minste in den hemel te wezen , aangezien zij allen groot zijn, die daar zijn , en allen kinderen Gods genoemd worden, en het ook werkelijk zijn.
Ue hoovaardige zondaar, al sterft hij na honderd jaren, zal daar zelfs niet de minste onder duizend zijn.
UERDL BOEK.
En als de leerlingen vroegen, wie de grootste in het rijk der hemelen zou wezen, kregen zij ten antwoord; Ten zij gij rnel bekeert, en gelijk wordt aan kinderen, zult gij in hel rijk der hemelen niet komen. Wie zich dan vernedert, even als die kleinen, die is de groutste in htt rijk der hemelen (Matth. IS v. 34 )
10. Wee degenen, die weigeren zich gewillig met de kinderen te verLederen? want zij zullen door de lage deur des hemels niet kunnen binnen komen.
Wee ook den rijken! want zij hebben hier hunnen troost; en als de armen in het rijk Gods zullen komen, zullen zij daar buiten staan weenen en huilen.
Verblijdt u, ootmoedigen , en verheugt u, gij armen! want het ;quot;ijk der hemelen komt u toe, indien gij in de waarheid wandelt.
OEFEMNC.
Om aan de heiligen de verschuldigde eer te bewijzen, moet men hen aanroepen en navolgen, zonder te twisten over de grootheid hunner heerlijkheid in deu hemel. Men moet trachten de goede voorheelden na te volgen, welke zij ons op aariie gegeven hebben, en men eert volmaak-telijk de Heiligen, als men zich, even als zij, heilig maakt. God l eeft al de Heiligen naar het voorbeeld van het Metischgeworden v\ oord,zijnen Zoon, gevormd; en bet is oi.mogelijk het voorwerp van Gods liefde te zijn, zonder dat men Jesus Christus tot voorbeeld onzer navolging neme? Hij heeft gewild, dat er Heiligen uit alle standen der wereld zouden wezen, om aan de menschen te doen verstaan, dat zij zich kunnen zalig maken
417
418 DE NAVOLGING VAN JEStS CHaiSTUS.
en heiligen, met heilig en christelijk, ieder in zijnen staat, te leven. (De H. Cyprianus.) Hij geeft ons de Heiligen tot beschermers en voorbeelden, om ons te helpen en ons den hemel, dien zij bezitten, te leeren verdienen, aangezien het waar is, dat zij onze gebeden aanhooren, en dat, verzekerd van hun geluk, zooveel hun staat het toelaat, zij voor het onze bezorgd zijn.
Laat ons dan trachten te leven en te lijden gelijk zij, om eens met hen te leven en te heer-schen, en bedenken wij, dat er maar een weg is, om tot het gelukkige einde te geraken, tot welke de Heiligen gekomen zijn, en die weg is, volgens de opmerking van het Evangelie, een boetvaardig, afgestorven en van de wereld afgezonderd leven, elke andere weg is, volgens Jesus Christus zeiven, een weg van verderf.
Heer! gij wilt onze heiligmaking en onze zaligheid, en geeft ons hiertoe de krachtigste middelen, maar aangezien wij die met groote traagheid gebruiken, maak,'dat wij, met de Heiligen te eeren, ons volgens hunne voorbeelden vormen, en ons waardig maken om het geluk te bekomen , dat zij genieten , met te doen het-gene zij gedaan hebben om het te verdienen. Gedoog niet, dat wij, als dorre bewonderaars van het geluk der Heiligen, ons tevreden houden met hen te loven en aan te roepee , maar maak, dat wij, terwijl wij ons toeleggen om hunne deugden te beoefenen en te doen hetgeen zij gedaan hebben, het paradijs mogen verdienen', hetwelk zij bezitten en dat wij hepen. Amen.
UtKDE BOÜK.
L1X. HOOFDSTUK.
j Dat men op God al zijne hoop en vertrouwen moet stellen.
1. De ziel. — Heer, wat is mijn vertrouwen hier in dit leven, of wat is mijn grootste troost van al hetgene op aarde is?
Zijt gij het niet, mijn God wiens barmhartigheid oneindig is?
Wanneer is het mij wel geweest zonder u? Of waar is het kwalijk geweest met mij, als gij bij mij waart!
Ik ben liever arm om u, dan rijk zonder u.
Ik ben liever als een vreemdeling op deze aarde, dan in den hemel zonder u te bezitten.
Daar gij zijt, is de hemel, en daar gij niet zijt, is de dood en de hel.
Gij zijt al mijn verlangen, daarom moet ik altijd tot u roepen., zuchten en bidden.
Ik kan op niemand anders volkomen ver-
( trouwen dan op u, noch in mijue noodzakelijkheid hulp verwachten, dan van u alleen, o mijn God! trouwen dan op u, noch in mijue noodzakelijkheid hulp verwachten, dan van u alleen, o mijn God!
Gij zijt mijne hoop en mijne kracht, gij zijt mijn trooster in alles, en mijn getrouwste vriend.
2. Alle menschen zoeken hun belang; maar gij betracht alleen mijue zaligheid en mijn voordeel, en gij keert in mij alles ten goede.
Al is het, dat gij mij vele bekoringen en zwarigheden laat overkomen, dit schikt gij alles tot mijn voordeel, want gij beproeft uwe uit-
I verkorenen op duizenderlei wijzen. verkorenen op duizenderlei wijzen.
En ik moet u in deze beproeving zoo wel
419
450 HE .NAVOLGI \G VA V J, SUS C1111IS IU8
beminnen en loven, alsof gij mij geheel met hemelsche vertrooblingen ver^uldet.
3. Op u dan, o Neer! stel ik al mijne hoop, tot u neem ik mijije toevlugt, aan u laat ik al mijte kwellingen en benaauwdheden over want ik zie, dat alles wat builen u is, magteloos en onbestendig is
Want vele vrienden zullen mij niet baten, noch moedige helpers mij bijstaan, noch wijze raadslieden mij goeden raad geven, noch geleerde boeken mij vertroosten, nog eeniae verborgene plaats mij bevrijden, zoo gij zelf mij niet bijstaat, mij helpt, mij versterkt, veriroost, ondcrrigt en behoedt.
4. Want alles, wat mij tot vrede en geluk schijnt (e dienen, is niets, als gij bij ons niet zijt, noch kan ons helpen tot het ware geluk
Gij zijt dan het einde van alle goed, de oorsprong des levens, de diepte aller wijsheid, en op u boven alles ie vertrouwen, is de opregte vertroosting uwer dienaars.
Tot ii zijn mijne oogen gerigt, op u vertrouw ik,, o mijn God, Vader der barmhartigheden !
Zegen cn heilig miji.e ziel door uwen hemel-schen zegen, opdat zij uwe heilige woning en de troon uwer eeuwige glorie worde, en opdat er niets in dien tempel onwuardig worde te-vonden, wat aan de oogen uwer Majesteit kan mishagen.
Aanzie mij volgens de grootheid uwer goedheid, en volgens de menigvuldigheid uwer barmhartigheden. Verhoor het gebed van uwen armen dienaar, die zoo ver van u in het land van de schaduw des doods gebannen is
Bescherm en bewaar mijne zü-1 tusschen al die
DEKDF. ÜOEK.
gevaren van dit vergankelijk leven, en geleid mij door uwe genaden langs den weg van vrede tot het vaderland der eeuwige heerlijkheid. Amen.
OEFENING.
Wanneer wij bemerken, dat wij bedrukt of met inwendige kwellingen, met ligchamelijke smarten, met uiterlijke wederwaardigheden overladen worden, of gezamentlijk met al deze ongelukken, laat ons dan met vertrouwen onze toevlugt tot God nemen, die alleen ons kan helpen en bijstaan, en laat ons met de Maehabeërs tot Hem zeggen; Heer! gij keut de voornemens, welke de vijanden van onze ziel en van onze zaligheid tegen ons opvatten ; hoe zullen wij hun ooit tegenstand kuiiner. bieden, ten zij gij ons te hulp komt ? Wij heffen dan onze oogen en ons hart tot u op, tot u. die ons kunt helpen, want gij zijt onze God, die ons moet helpen; want gij zijt onze Zaligmaker, die ons wilt helpen; want gij zijt onze Vader, en wij verzoeken uwe hulp, om niet te bezwijken noch verloren te gaan.
Gi:i!i;L),
Heer! gij hebt gezegd, dat men, om van uwe leerlingen en ware Christenen te wezen, zich zeiven moet verloochenen en zijn kruis dragen. Gij kent den grooteu afkeer, dien wij voor beiden hebben Huid niet, dat in dit punt ons geloof ons veroordeele, zoo als zulks zou geschieden , indien wij in het werk niet stelden, wat wij ge-looven ter zaligheid noodiakelijk te wezen; maar voeg er bij, hetgene aan ons geloof ontbreekt,dat wil zeggen, de oefening van de heilige waarheden, welke wij gelooven, door bij ons het geloof van ert.nen wa en Christen te voegen. Amen.
16 24
4-21
OVIill HET II. SACliAMENT DES ALTAARS.
Godvruchtige vermaning tot de H. Communie.
Christus. — Komt allen tol mij, die gekweld uovdt en beladen zijt, en ik zal u verkwikken, zegt de Heer. (Matth. II. v. 28.)
Het brood, dat ik u zal qeven is mijn vleesch, voor het leven der wereld, (.loan G. v. ^5 )
Neemt en eet, dit is mijn hychaam, hetwelk voor u zal geLjeven worden : doel dit ter mijner gedachtenis. (Matth.v2t). v.ï!6- i Cor. 1 I. v.24 )
Wie mijn vleesch eet eit mijn Hoed drinkt, die blijft in mij en ik in hem. (Joan Ö, v o7.)
De woorden, ihe ik gesproken heb, zijn geest, en leven. (Ibid v. 04 )
ilet welken eerbied men Jesus Christus moet ontvangen.
1. De ziel. — Dit zijn uwe woorden, o Jesus, eeuwige W aarheid ! alhoewel zij niet op den-zelfdeu tijd of op dezelfde plaats gesproken of geschreven zijn,
Omdut het dan uwe woorden zijn, en dat zij
VIEKDE BOEK.
waarachlig zijn, moet ik die getrouw en met groote dtnkblarhpid aannemen.
Hef zijn uwe woorden, gij hebt dis gesproken, het zijn ook de mijne, want gij hebt die tot mijne zaligheid gesproken.
Ik ontvang die giarue uil uwen mond, en wensch dat zij d ep in mijn hart mogen geprent worden.
Die woorden vol van genade, teederheid en liefde wekken mij wel op; maar mijne zonden verschrikken mij en mijn onrein geweten weder houdt mij om zoo heilige geheimen te ontvangen.
De zoetheid uwer woorden zet mij aan , maar de menigte mijner gebreken bezwaart mij.
2. Gij gebiedt mij , dat ik met vertrouwen tot u zal komen, indien ik met u deel wil hebben; en dat ik de spijs der onsterfelijkheid zal nulten, indien ik het eeuwige leven en de eeuwige glorie wil bekomen. Komt, zegt gij allen tot mij, die qekweld wordt en beladen üjt, en ik zal u verkwikken. (Matth. 11, v. 2H.)
Ü zoet en vriendelijk woord in de ooren des zondaars, waardoor gij, mijn lieer en God, mij arm en ellendig mensch, nocdigt, om aan uw heilig ligcliaam deelachtig te worden!
Maar wie ben ik Heer! dat ik mij zou verstouten tot u te naderen?
Zie, de hemel der hemelen kan u niet bevatten, en trij ze»t; komt nllen tut mij.
;■{. Wat beduidt toch deje lief.lenike toegevendheid en die teedere uitnou liaririü?
Hoe zal ik tot u durven komen, die in mij zeiven niets goeds vindt, waarop ik zou mogen vertrouwen ?
Hoe zal ik u in mijne woning durven leiden.
42 i uk NAVOt.dnc van jesus CIIR1S1 L's.
u, die zoo dikwijls uwe goedheid vertoornd heb !
De Engelen en Aartsengelen beven voor u, de Heiligen schrikken voor u, en gij zegt; komt altyii tot mij.
O Heer! wie zoude het gelooven, zoo gij zulks zelf niet zeidet? Wie zoude tot u durven naderen, zoo gij zulks zelf niet geboodt? •
4. Zie, Noë, die regtvaardige man, heeft honderd jaren lang gearbeid om eene ark te bouwen, om zich met weinigen van de zijhen te redden , en hoe zal ik mij kunnen bereiden in een uur tijds, ora u, den Schepper der wereld, waardig te ontvai gen?
Mozes, uw dienaar en bijzondere vriend, heeft de ark des Verbonds gemaakt van onbederfelijk hout, en bekleed met het allerfijnste goud, alleen om daarin de tafelen der wet te leggen; en zal ik, bedorven schepsel, u, den gever der wet en de bron des levens, zoo ligt durven ontvangen?
Salomo de wijsste der koningen van Israël, was zeven jaren lang bezig om een' prachtigen tempel ter eere van uwen naam te bouwen, en vierde het feest der inwijding acht dagen lang.
Hij droeg duizend offeranden van dankzegging op, en stekte de ark des Verbonds op de toebereide plaats, onder het bazuingeschal en het gejuich des volks en met groote pracht. En hoe zal ik , de ellendigste en armste aller menschen, u in mijn huis ontvangen, ik, die naauwelijks een half uur godvruchtig kan doorbrengen? En ach, of ik eens een half uur waardig daartoe besteedde!
5. O mijn God! hoe vurig hebben die mannen getracht u te behagen; an ik, helaas! hoe weinig doe ik, cn hoe weinig tijd gebruik ik om mij lot de heilige Comnunie te bereiden.
VIEIIDE HOEK. 4?0
Zeer zelden ben ik geheel ingetogen en vrij
eb! van alle verstrooidheid.
r u, liet ware nogtau;- wel billijk , dat mij in uwe
;gt: goddelijke tegenwoordigheid geen oiibetaraehik gedacht in den zin kwame, en dat ik mij over
gij geen schepsel bekommerde, teiwijl ik geenen
'ven Engel, maar wel den Heer der Engelen in mij
* ontvang.
eeft 6 Er is ook een zeer groot verschil tusschen
!c te de ark des Verbonds met hetgene er in rustte,
hen en tusschen uw allerheiligst Ligchaam met zijne
den oneindige waardigheden; tusschen de offeranden
der der oude wet, die slechts afbeeldsels wa'en van het toekomends , en tusschen de ware offerande
eeft van uw goddelijk Ligchaam, waardooral deoude
lijk offeranden vervuld en voltrokken zijn. Waarom
leen word ik dan niet uper door uwe goddelijke
zal tegenwoordigheid onWoken?
ten 7. Waarom bereid ik mij niet met meer
;en ? naarstigheid om de heilige geheimen te ont-
•aël, vangen, aangezien die Aartsvaders en heilige
igen Profeten, de vorsten en koningen met al het
, en volk, zoo grooten ijver en godsvrucht tot uwe
ing. dienst hebben getoond.
dng 8. De godvruchtige koning David danste uit eide al zijne magt voor tie ark. daar hij de weldaden, des die God eertijds aan de Oudvaders verleend , de had, herdacht; hij maakte verscheidene speellijn tuigen, hij dichtte psalmen, die hij met vro-uur lijkheid beval te zingen, hij speelde zelf dik-f ik wijls op de harp door het ingeven van den tde ! H. Geest; hij leerde het volk van Israel (lod nan- loven uit geheel hun hart, en hem dagelijks hoe eenstemmig zegenen en verheerlijken, k ik Werd er dau zoo groole vurigheid betoond , Jen. 16 quot;24.
_i
nE NAVOLGING VAN JEMIS CHRISTUS.
zoo feestelijk gedachtenis gebonden, ter eere van l)
God, voor de ark des Verbonds, boe groote eerbie- bijzi
digbeid en godvruchtigheid behoorde ik en alle dit
Christenen te hebben in de tegenwoordigbeid van V
een zooverheven Sacrament, en in het ontvangen leve
van het allerwaardigste Ligchaam van Christus? wijl
9. Vele menscben loopen naar verscheidene gen plaatsen om de overblijfselen der Heiligen te 1 bezoeken; zij aanhooren met verwondering dit hunne groote daden , zij bezigtigen de kerken aan en kussen hunne heilige gebeenten, welke met of zijde of goud omzet zijn. ziji:
Kn zie, gij zijt hier bij mij op bet altaar, o I
mijn God! de Heilige der heiligen, de Schepper geg
der menschen, de Heer der Engelen. had
Dikwijls is bet de nieuwsgierigheid om nieuwe mis
dingen te zien, die deze bedevaarten doet onder- I nemen, en daarom brengen zij ook dikwijls uit ■ zoo
dit reizen geringe vruchten van verbetering mai
mede , bijzonder als men zoo ligtvaardig zonder kra
berouw over zijne zonden daar henen loopt. 1
Maar bier in dit Sacrament zijt gij, mijn zoo
Heer! geheel en waarlijk tegenwoordig, en ont
gij geeft overvloedige vruchten van eeuwige Ch:
zaligheid aan allen , die u daar waardig en ver
En daartoe wordt men niet getrokken door wai
ligtvaardigheid, nieuwsgierigheid of zinnelijk 1
vermaak, maar door een vast geloof, eene veh
vurige hoop en eene oprekte liefde. dit
10. O onzigibare God, Schepper der wereld ! en boe wonderlijk handelt gij met ons; boe min- ( zaam en liefderijk is deze uwe beschikking mei over uwe uitverkorenen, aan wiec gij u zeiven spr in dit Sacrament ten buste geeft. dat
426
VIERUK BOEK.
van Dit gaat alle verstand te boven , dit trekt
bie- bijzonder de harten van uwe beminden tot u,
alle dit doet hunne liefde ontsteken.
van Want uwe ware geloovigen, die geheel hun
igen leven tot verbetering besteden , ontvangen dik-
tus? wijls uit dit heilig Sacrament eene groote
lene genade en liefde tot de deugd,
i te 11. O wonderlijke en verborgene genade van
'ing dit waardig Sacrament, die alleen bekend is
ken aan de ware geloovigen! maar de ongeloovigen
met of zij , die nog aan de zonden onderworpen
zijn, kunnen die niet proeven.
p,o In dit Sacrament wordt geestelijke genade
iper gegeven , en de sterkte, die de ziel verloren had, wordt hersteld; de schoonheid der ziel
uwe mismaakt door de zonde, wordt vernieuwd.
Ier- De genade is somtijds zoo groot , en geeft
; uit • zoo grooten ijver, dat niet alleen de ziel,
•ing maar ook het ligchaam zelfs gevoelt, dat zijne
der krachten daardoor zeer versterkt zijn.
jpt. 12. Maar het is zeer te beklagen , dat wij
aijn zoo laauw en zoo onachtzaam zijn, ea niet
en ontstoken worden dooi- een' grooteren ijver tot
'ige Christus, in wien al onze hoop, zaligheid en
en verdienste gelegen is.
Hij is de troost van hen , die hier als reizigers
oor wandelen, en het opperste geluk der Heiligen,
lijk ilet is derhalve zeer te bejammeren, dat
ene velen zoo grooie onverschilligheid toonen voor dit zalig geheim , waardoor de hemel verheugd
ld ! en de wereld behouden wordt.
lin- O verblindheid en versteendheid van het
ing menschelijk hart, dat men door zoo oauit-
?en sprekelijke weldaad niet meer geraakt is , ja dat men door het dagelijksch gebruik van
4J28 HE NAVOLGING VAN JESDS CIIHIST1 S.
hetzelve, tot onachtzaamheid en minderen eer
bied vervalt! iH'i*' 43. Want ware het, dat dit heilia: Sacrament on^ slechts op ééne plaats te vinden ware, en dat Aug het maar van ééuen Priester alleen op de ge-heele wereld geconsacreerd werd, met welken l:n®'; ijver zouden de menschen tot die plaats en ml'(: tot dien Priester niet looprn, om die g( dde- wel' lijke gth'imen te zien opofferen? Eloe Doch nu vindt men vele Priesters, enChristus S(:'1E wordt op vele plaatsen ^eoffjrd, opdat de genade ^al en de liefje van God tot den mensch des te 8ew meer zou uitschijnen, hoe meer dit heilig t'o6 Sacrament door de gansche wereld te vinden te quot; en te nutligen is. bim Ik dank u, goede Jesus! eeuwige Herder en ver, voeder der zielen, omdat gij ons, arme en ellen- quot; dige hallmgen gewaardigd hebt met uwdierbaar ver Ligchaam en Bloed te spijzen, en zelfs met uwen w'j goddelijken mond ons te noodigen tot hetontvan- Neigen van die heiiige geheimen , zeggende; Komt wi.j' allen tol mij die qeku'eld woidl en hrladen zijl, me( en ik zal u verkwikken. (Matth. 14. v. 24 ) zeb
en
inz
Wie zal ooit kunnen begrijpen of uitleggen, aar
welke de uitaiuntenrtheid van de goddelijke t*01
gave is, die de Zoon Gods ons doet, met ons gel
zijn Ligchaam en zijn Hloed in het allerheiligste zeg
S.icrament des Altaars te geven, aangezien het uit zeker is, dat wij in hetzelve geheel de groot-
heid en geheel de Majesteit van eenen God , hel
al de volmaakheden en de volheid zijner God- en
heid, al de deugden en genaden zijner mensch- S'd(
g'j
eerquot; • • i
heid, en aide verdiensten vwneeiienGod-mensch
nent ontvangen? Zoo dat men met den heiligen , dat Augustinus mag zeggen, dat God, hoe almogend ge- Hij ook is, ons mets meer kan geven , dan liien met zich aldus aan ons te geven ; dat hoe rijk en ; en milddadig Hij ook moge wezen, die gave alleen , dde- welke Hij ous duet van zijn Ligchaam , van zijn Bloed, en van geheel zijnen persoon, al de stus schatten van zijne milddadigheid uitput , en iiKje dat Hij , alhoewel Hij de ongeschapene en vleesch-s te gewordene wijsheid des Vaders is, geen krach-■jlig. tiger middel heeft kunnen vinden om onze harten .Jen te winnen, dan ze door de heilige Comoiunie binnen te treden, om ons met zijn hart te r en vereenigen en ons in Hem te veranderen. |en. Maar hetgeen onzen geest en o; s hart moet jaar verrukken, is, dat Hij in de heilige Hostie, welke lVen wij ontvangen , en zelfs in het kleinste gedeelte -an- der Hostie al ue schatten van zijne goedheid, omt wijsheid en liefde heeft besloten, om ze ons ijl i mede te deelen , om ons in het mededeelen der-zelve te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven, met te leven en ons met eenen God te voeden ; want het is met dit inzigt. dat Hij op onze altaren een nieuw leven ;en, aanneemt, om ons hetzelve door de heilige ijke Communie in te drukken, door welke Hij, vol-ons gens hetgene de Kerkvergadering van Trente rste zegt, al de schatten zijner liefde in onze ziel het uitstort. Ja, mijn Zaligmaker! na ons al de goe-)ot- ■ deren der natuur en der genade gegeven te )d , hebben , voegt gij u zeiven nog bij uwe gaven od- en geeft u geheel aan ons in het allerheiligste ch- Sacrament des Altaars; dat wil zeggen, dat gij, na milddadig geweest te zijn in uwe goe-
i
430 DE NAVOLGING VAN JliSUS CHRISTUS.
deren ten onzen opzigte, welke, hoe kostelijk zij Gei
ook moge wezen, altijd veel minder zijn dan gij nader
zljt, in dit aanbiddelijk Sacramjnt u zeiven ten geliee
beste geeft. Wie zou na dit alles aan zijnen God cno-el
Juiniien wederstaan, en Hem geen liait geven overk
van hetwelk hij zelf bezit komt nemen , als van in dt
een goed, dat Hem regtmatig toebehoort. door
van
en d
Wat zal ik u wedergeven , Heer! voor al de veret
goBderen, welke ik van u ontvangen heb! Maar onmc
wat moet ik wedergeven voor u zeiven, gij, die Zen ■
u geheel aan mijne ziel geeft, om in haar het tijd '
begin van een opregt christelijk leven en het niuni
onderpand harer zaligheid te wezen? Zoo me- valle
nigwerf ik de eer heb u te ontvangen, o mijn moet
minnelijke Zaligmaker! mag ik zeggen , dat gij aang
geheel aan mij toebehoort; en na u zoo dikwijls de si
ontvangen te hebben, helaas, kan ik nog niet heid
zeggen, dat ik geheel aan u ben. Kom mijn gele;
.lesus ! kom bezit nemen van dit ondankbaar en Gi
ontrouw hart, hetwelk weinig aan u . veelaan den
de wereld, en geheel aan zich zelf toebehoort. stelli
Wreek n , Heer! wreek u over hetzelve met het hetw
te verpligten , u te beminiien, zich le halen, ora
en naar u te luisteren in alle gelegenheden , en t(
dat het van n afwijkt. Het behoort u toe, omijn derb
God t niet alleen als het werk uwer hari'len , jk i
en als de prijs van uw bloed , maar nog als een lijke
erfderl, dat gij gekregen heb1;, en van hetwelk g'eht
gij zelf komt bezit nemen Laat niet toe , dat eeu\ het u ontsnappe, om zich aan zijne driften over te geven, aangezien gij tot mij komt, om in mij, uver geheel mij zeiven te heersclien.
VIEKUE HOEK 41:1
k zij Gedoog ciet, Heer ' wanneer ik tot de H. Tafel
g'j nader en eenen God als gij ontvang, die waarlijk
i ten geheel en voor altijd aan mij zijt, dut ik het
(jod ongeluk hehlie , hetwelk aan zoo veieChiistenen
even overkomt, van aan t- hiet toe te behooien dan
van in den schijn en voor het uitwendige, alleen door begeerte en door eenen zwakken wil, of van aan u maar ten halve toe te hehooren , met in mijn hart God en de wereld, de ijdelheid en de godvrucht te willen vereenigen: eene
1 de vereeniging, welke gij in het Evangelie zegt
Jaar onmogelijk en strijdig aan de zaligheid te we-
die zen; of eindelijk van aan u maar voor eenigen
1 het tijd toe te hehooren , met spoedig na de Com-
l'et munie jn vrijwillige en gewone zonden te her-
me- vallen, welke uwe tegenwoordigheid in mij
Bijn moet verbeteren, of ten minste verminderen,
' gij aangezien de vrucht van eene goede Communie
v'.jls de sterkte, de kloekmoedigheid, en de getrouw-
niet heid is om zich te wederhouden en zich in de
^'j11 gelegenheden te overwinnen.
r lt;-'0 Gedoog dan, o mijn Jesus! dat ik u hier
aan den ootmoedigsten dank bewijze over de in-
l0rt. stelling van dit aanbiddelijk Sacrament, iu
quot;et hetwelk uwe liefde over u zeiven zegepraalt,
en gt; om mij met uw Ligchaam en Bloed te voeden,
en , en tot erkentenis aan eene zoo groote , zoo won-
öijn derbare en zoo goddehjke weldaad . sm^ek
fn . ik u de opregle , volmaakte en onwedeiroe-
ef n lijke gave te aanvaarden, welke ik u van
elk geheel mij zeiven voor den tijd en voor de
dat eeuwigheid doe. Amen.
'ten
om _
48HE NAVOLGING VAN JESUS CHlllSTlS.
Uat God in dit lieilig Sacrament aan denmenseh van zijne groote goedlieid en liefde blijken geeft.
GEBED VÓÓR DK C0.1IMÜ.NIE.
.
1. De ziel. —O Heer! op uwe goedheid en groote barmhartigheid vertrouwende , nader ik tot u, als een kranke tot den Zaligmaker, als een hongerige en dorstige tot de bron des levens, als een behoeftige tot den Koning der hemelen , als een dienstknecht tot den Heer, als een schepsel tot den Schepper , als een verlatene tot den vertrooster.
Maar waarvan komt mij dit, dat gij tot mij komt? En wie ben ik, dat gij u zeiven aan mij geeft?
Hoe durft een zondaar in uwe tegenwoordigheid verschijnen? En hoe gewaardigt gij u tot hem te komen?
Gij kent uwen dienaar, en -weet, dat hij niets goeds in zich zeiven heeft, om hem zulke groote genade te bewijzen.
Ik belijd derhalve mijne nederigheid, ik erken uwe goedheid, loof uwe barmhartigheden en dank u voor uwe oneindige liefde.
Want gij doet dit om u/.elven en niet om mijne verdiensten, opdat ik uwe goedheid beter zoude leeren kennen, uwe liefde meer doorgronden, en uwe ootmoedigheid naauwgezetter navolgen.
Aangezien dan, dat dit u alzoo belieft, en dat gij zulks'gebiedt, zoo behaagt mij uw verwaardiging; en ach, of mijne boosheid geer. beletsel zij!
2. O allerzoetste en goedgunstige Jesus! wat grooten eerbied , dankbaarheid en eeuwigen lof
VIERDK BOi li 433
ziju wij u schuldig voor het ontvangen van uw heilig Ligchaam, welks waardigheid al onze gedachten verre te boven gaat.
Maar wat zal ik iu deze heilige Communie denken, als ik tot u kom, mijn Heer, dien ik godvruchtig wensch te ontvangen , maar naar behooren niet, kan vereerèn ?
Wat kan ik toch zaliger en beter doen , dan dat ik mij geheel onder u vernedere, en uwe goedheid grootelijks boven mij verheffe?
Ik loof u dan , mijn God, en verhef u in eeuwigheid; ik verneder en onderwerp mij aan u tot in den afgrond mijner snoodheid.
3. Zie, gij zijt de Heilige der Heiligen, en ik de vuiligheid der zonden.
Gij gewaardigt u te vernederen tot mij, die niet waardig ben mijne oogen tot u te verheffen.
Gij komt tot mij, gij wilt met mij zijn, gij noodigt mij tot uwen maaltijd: gij wilt mij eené hemelsche spijs geven en het brood der Engelen doen nulten , (Ps. 77. v. 23.) hetwelk gij zelfzijt; het brood des levens, hetwelk van den Hemel nedergedaald is, en aan de wereld hel leven geeft.
4. Ziedaar de grootheid uwer liefde , de grootheid uwer vernedering en goedheid. Moe vele dankzeggingen en hoe grooten lof zijn wij u hiervoor niet verschuldigd'?
O zalig raadsbesluit, door hetwelk gij dit heilig Sacrament ingesteld hebt! o troostelijke en aangename maaltijd, daar gij u zeiven tot spijs hebt gegeven!
Hoe wonderbaar, o Heer , zijn uwe werken ! hoe vermogend is uwe magt! hoe onbegrijpelijk is uwe waarheid!
Want gij hebt gesproken, en alles is gemaakt 16 quot;2o
434 in; navolcim: van .iksvs uiristus.
geworden en betgene gij gebodenhebt.isgeschied.
b. Het is eene wonderbare zaak . die alle men-scbelijk verstand te boven gaat. en die alléén te begrnpen is door het geloof , dat gij, mijn Heer en mijn God, waarachtig God en mensch, onder eer e kleine gedaante van brood en wijn geheel schuilt, en dat gij van hera, die u ontvangt, genuttigd wordt, zonder te worden verteerd.
Gij, de lieer van allen . die niemand noodig hebt, hebt door dit heilig Sacrament in ols willen wonen
Bewaartoch , olleer ! mijn hart en ligchaam onbevlekt, opdat ik met een opgeruimd, rein geweten dikwijlsuwheilig geheim moge opdragen, en hetzelve lot mijne zaligheid ontvangen : want gij hebt dit allermeest ingesteld tot uwe glorie en tot eene eeuwige gedachtenis aan uwe goedheid.
(!. O mijne ziel verheug u , en dank God voor zoo edele gift en zulke ongemeene vertroosting , die u in het dal der tranen is nagelaten.
Want zoo dikwijls gij dit geheim viert en het Ligchaam onzes Heeren ontvangt, vernieuwt gij het werk onzer verlossing, en gij wordt deelgenoot van de verdiensten van Christus.
üo liefde van Christus vermindert nooit; en de schat zijuer vei zoeningen wordt nimmeruitgeput.
Gij moet u dan altijd met eenen nieuwen ijver daartoe bereiden, en dit groote geheim uwer zaligheid met diepe aandachtigheid overwegen.
liet moet u, als gij mis leest of hoort, zoo nieuw, zoo verheven en zoo minneiijk schijnen , alsof Christus dien zelfden dag in den schoot van de heilige Maagd eerst was nedergedaald en mensch geworden, of voor onze zaligheid aan het kruis had gehaiigen en gestorven was.
VIEIIÜE KOKK.
OEFEMSG.
i. Overweeg, wanneer gij tot de H. Tafel nadert , weike de grootheid en de majesteit is van Hem, dien gij gaat ontvangen; en welke de verworpen lieid en onwaardigheid van een gering schepsel is, hetwelk zijnen God ontvangt. Verootmoedig u in zijne tegenwoordigheid en zeg Hem; Wie ben ik, Heer! om tot u te durven naderen ? En wie zijt gij zelf, om u zoo zeer te vernederen van toi mij te komen? Indien ik van den eenen kant de uitmuntendheid uwer heiligheid en zuiverheid en van den anderen de bedorvenheid en ongeregtigbeid van mijne ziel overweeg dan erken ik in uwe tegenwoordigheid, dat ik geheel onwaardig ben u te ontvangen, en ik zou-der vermetelheid u in mijn hart niet kan doen binnenkomen. Maar vermits ik de overmaat uwer goedheid aanue, ais ook de noodwendigheid welke ik gevoel van u tot mijne voldoening en tot mijne zaligheid te bezitten, zal ik tot u, o mijn Zaligmaker! met een heilig vertrouwen naderen, wel wetende wat gij in het Evangelie gezegd hebt, dat de zieken, meer dan de gezonden, den geneesheer noodig hebben, en dat gij tot ons komt om diegenen op te zoeken en zalig te maken, welke zich van u verwijderd hebben, en die in gevaar waren van verloren te gaan, tot u, gij die alles, wat gij zijt, niet zijt dan om ons te beminnen en ons zalig te maken ; tot u , eindelijk wiens groote genegenheid is voor een geraakt , veranderd en waarlijk boetvaardig hart. Wel is waar, ik ben zondaar, maar ik wil het niet meer wezen, ik vind noch troost, noch smaak in uwe tegenwoordigheid; maar ik gevoel mijne ellen-
4o6 UR NAVOLGING VAN JESUS CHUISTUS.
den en breng die voor eenen barrahartigenGod, en dit is voor mij genoeg.
2. Van waar komt mij die eer en dit geluk, dat de opperste Majesteit van eenen God zicb zoo zeer wil vernederen, om het voedsel en het leven mijner ziel te wezen? O! dit komt uit de groote ootmoedigheid van eenen God-mensch, die zijne vernietiging zoo verre heeft voortgezet van niet meer te schijnen , ik zeg niet een God, maar zelfs met een mensch, en van den luister zijner grootheid te verduisteren , om in dit aanbiddelijk Sacrament niet dan de overmaat zijner goedheid en de bekoorlijkheid zijner liefde te doen uitschijnen. O mijn Zaligmaker! gij verbergt uwe goddelijke volmaaktheden voor onze oogen , om ze niet te verblinden ; maar gij doet aan onze harten de grootte uwer ootmoedigheid gevoelen, om ons op te wekken van die na te volgen! O mijn hart, kunt gij verlangen uit te munten , ziende eenen God , die voor onze oogen in het allerheiligste Sacrament als verdwijnt? en hoe zou een aardworm als ik zich willen verheffen, als ik overweeg, dat een God zich vernietigt in die geheimenis, om hem het kenteekenzijner ootmoedigheid in te drukken?
3. Christene zielen, zegt niet, dat gij zoo dikwijls tot eene» zoo grooten en geduchten God niet durft naderen. Gij zijt hiertoe onwaardig, zulks is waar, en zult bij voortduring onwaardig wezen, tenzij gij alles werkstellig maakt om het niet te zijn . door eene gedurige waakzaamheid op u zeiven. Maar dit brood der Engelen is geen vergif, zegt de heilige Augustinus, het is een voedsel tot uw gebruik, en noodzakelijk tot zaligheid van
VIEEDIi BULK.
uwe ziel. Ontvangt het dikwijls, oedt er uw hart mede; maar dat dit hemelsche vleesch bij u hetzelfde nitwerlisel niet hebbe van het lekkere vleesch dezer aarde, waaraan men zich gewent, en waarvan men door de gewoonte den smaak verliest. i)e heilige gesteltenis, waarin gij moet wezen, als gij dezen heiligen God ontvangt, moet aangroeijen naarmate gij tot zijne Tafel, nadert. Met komt ons niet toe dien voortgang te kennen; maar het is altijd voortgang als wij altijd meer en meer ons best doen, om door de waakzaamheid en de ootmoedigheid heiliger te worden.
GEIIEU
Als men zich berci.It om de heilige Communie te ontvangen.
Heer, ik geloof, dat gij mijn God en de opperste Regter mijner eeuwigheid zijt. Met welken eerbied moet ik tot u niet naderen! Helaas! wie ben ik? om slechts mijne oogen tot u te durven opheffen! En hoe kan ik besluiten van u te doen binnenkomen in een hart als het mijne , dat zoo ellendig, zoo bedorven en u zoo onwaardig is Vergoed, Heer, de gebreken mijner voorbsrei-dinsj door de overmaat uwer goedheid , die de verdienste niet vooronderstelt, maar die de verdiensten zijner schepselen uitmaakt.
O eindelooze goedheid! o opperste majesteit! o oneindigheid van eenea God, die besloten, ver-borgen en als vernietigd is in de hostie, welke ik ga ontvangen ! ik bewijs u al de eer , die u verschuldigd is, en aan mij zeiven al de versma, ding, welke ik verdien. Kom, mijn Jesus, kom. vervul met de volheid uwer liefde mijn hart, dat
437
■438 IIK NAVOLGING VAN JESI'S CHIÜSTI S
daarvan zoo ijdel en zoo onibloot is! kom den armen uit liet stofen het jncioprigten, om hem tot het bezit vim uw hart en van uwe liefde te verheffen. Ik ben niets, ik ben een zondaar, ik verdien niets dan de hel. Ach! indien ik durfde, zou ik tot u met den heiligen Petrus zeggen: Ga van mij weg. Maar daar ik vrees te hooren heigcne gij hem antwoorddet, namelijk, dat hij geen deel zou hebben in uwe heerlijkheid, tenzij hij uwe veroolmoediging eerde, die zich tol hem vernederde, stem ik toe, dat gij in mijn hart duizendmaal armer dan in de krib geboren wordt, om niet meer dan uit u en voor u te leven. Amen.
Ill HOOFDSTUK.
Dat liet voordeeli^ is dikwijls het heilig Sacrament des Altaars te ontvaagen.
GEBED VÓÓu DE HlilUCE COMMUNIE.
I. De ziel. — Zie , ik kom tot u , Heer ! opdat ik door uwe gift inwendig welvare, en verblijd worde door uwen heiligen Maaltijd, dien gij, o God, in uwe goedertierenheid voor den behoeftige hebt bereid.
Alles , wat ik mag wenschen , is in u, gij zijt mijne zaligheid, mijne verlossing, mijne hoop, mijne sterkte, mijn roem en mijne glorie.
Verblijd dan, van heden af, de ziel van uwen dienaar: want tol u, Heer Jesus, heb ik mijne ziel opgeheven, (Psalm. 80, v. -4 )
ik wensch u nu godvruchtig en waardig- te ontvangen; ik wensch u in mijn huis te leiden, opdat ik met Zacht lis gezegend en onder de kinderen va» Abraham gerekend worde.
VIERDh DOEh.
Mijne ziel verlangt naar uw Ligcbaam . mijt hart wenscht met u vereenigd te worden.
2. Geef u aan mij, en het is mij genoeg , want buiten u is er geen troost te vinden.
Zonder u kan ik niet bestaan , en zonder uw bezoek kan ik niet wel leven.
Daarom moet ik dikwijls lot u komen, eu u als geneesmiddel mijner zaligheid ontvangen , opdat ik onderweg niet bezwijke, als mij dit hemelsche voedsel zou ontbreken.
Want alzoo hebt gij, o genadigste Jesus , toen gij tot het volk prediklet en het van vele ziekten genaast, eertijds gezegd : ik wil hen niet ongespijsd naar huis luien gaan , opdat zij onderweg niet bezwijken.
Doe nu ook alzoo met mij, die u zeiven in dit heilige Sacrament tot troo^ der geloovigen gelaten hebt; want gij zijt die zoele spijs der zielen ; en wie u waardig nut, die zal deelgenoot en ert'iienaam van de eeuwige glorie zijn.
Voorwaar, het is mij. die zoo dikwijls zondig . die zoo ligtelijk vertraag en verllaauw zeer noo-dig, dat ik. door veel te bidden, door dikwijls te biechten entecommuniceren, mij vernieuwe, mij zuivere en opwekke , opdat ik , met lar ger te wachten, niet van mijn goed voornemen afwijke.
3. Want de genegenheden van den mensch hellen van zijne jeugd af altijd tot het kwaad, en als hij door uw hemelsch behoedmiddel niet geholpen wordt, valt hij terstond in grooter kwaad.
De heilige Communie wederhoudt dan den mensch van het kwaad, en versterkt hem in het goed; want indien ik nu nog onachtzaam en llaauw ben, daar ik nogthans communiceer of de
439
440 in; NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
heilige oiïeratide aan God opdraag, wat zoude het dan zijn, zoo ik die groote hulp en krach tige middelen niet gebruikte?
En ul is het, dat ik alle dagen niet belwaam ben om de goddelijke dienst te doen, cn het Ligchaam des Heeren te ontvangen, zal ik echter trachten die heilige Geheimen op de behoorlijke tijden te ontvangen , en deelachtig te worden aan zoo groote genaden.
Want de voornaamste troost voor eene ge-loovige ziel is , dat zij, zoo lang zij hier in dit sterfelijk ligchaam leeft, dikwijls op haren God denke , en haren beminde met een godvruchtig gemoed en liefde ontvange.
4. O, hoe wonderbaar is uwe goedheid tot ons, dat gij, o Heer! de Schepper en het leven van alle geesten, u gewaardigt tot eene arme ziel te komen, en met geheel uwe Godheid en menschheid haren honger komt stillen!
O zalige ziel, die het geluk heeft van godvruchtig haren Heer te ontvangen , en die daardoor met geestelijke blijdschap vervuld wordt!
O hoe grcoten Heer, hoe geliefden gast, hoe aangenamen en getrouwen vriend ontvangt zij! welk een' treffelijken en edelen Bruidegom omhelst zij, ja, die boven alle liefelijke en wenschelijke dingen beminnelijk is
O allerzoetste Jesus ! dat hemel en aarde met derzelver sieraad voor uw aanschijn zwijgen , want al hetgene zij loffelijks sn aangenaams hebben, komt van uwe milde gaven ; en zij zullen tot de schoonheid van uwen naam , welks wijsheid eindeloos is, niet komen.
VlEHÜll liOEIi
OEFKSIiNG.
Vurig verlangen om t-3 communioeeren, often rniute de noodzakelijkheid gevoelen, v. elke men heeft van dit te doen of van d .t dikwijls te doen.
Wij hebben eene groote reden om ons te verootmoedigen en ons voor onzen Heer Jesus Christus te schamen , als wij in ons niet dan koelheid en onverschilligheid gevoelen, om tot hem te naderen, en dat het de gehoorzaamheid alleen is, en niet de vurigheid onzer verlangens, die ons tot de H. Tafel doet naderen, want kortom, mijn Jesus! hoe kan men u kennen zonder u te beminnen, en u beminnen zonder te verlangen met uw hart vereenigd te worden, en zich in u door eene goede en dikwijls herhaalde communie te veranderen? En nogthans, o mijn God! hoe menigwerf heb ik voor u niet dan eene ongevoeligheid, die mij bedroeft en mij moedeloos zou maken, indien ik niet wist, dat gij bij gebrek van deze liefde, welke ik zou willen bezittel), die ik mij niet kan geven, en welke ik verzoek, tevreden zijt, dat ik u ontvange uit inzigt van eene gehoorzaamheid met ootmoedigheid gepaard? Wat zou er van mij geworden, o mijn God! in de dorheid, waarin ik mij bevind, indien ik niet wist, dat de groote ellenden van mijne ziel op haar uwe barmhartigheden trekken, en dat gij vermaak schept met in een hart te verblijven, hetwelk zich onwaardig kent om u te ontvangen, en hetwelk doet wat in zijn vermogen is om het niet te wezen? Inderdaad, de ootmoedige belijdenis van onze onwaardigheid, na de volledigste biecht, waartoe een Christen bekwaam is, ver-16 quot;M.
441
'l \-l DU NAVOI-GING VAN IKSÜS ( HltlSH S.
goedt het gebrek der vurige begeerten tol de heilige commuoie; en wij kunnen het hart van onzen God noch beter eeren, noch beter bevredigen, dan door ons voor Hem en in zijne tegenwoordigheid te vernederen. Wij moeten ons dan van de heilige Communie niet verwijderen, omdat wij geene godsvrucht of vurige begeerte gevoelen om tot haar te naderen; maar wij moeten zoo menigwerf te communie gaan als onze biechtvader het gebiedt, dien wij voor-zigtig en wijs hebben moeten verkiezen; en Jesus Christus ontvangen uit gehoorzaamheid aan den priester, gelijk Hij zelf op het altaar tegenwoordig komt uit de gehoorzaamheid, welke Hij aan de stem des priesters toont.
Is er iets gemakkelijker en vertroostende!' voor ons, wanneer wij ons op ons beste tot de heilige Communie bereiden, dan te denken op datgene, wat Jesus Christus ia het Evangelie gezegd heeft, namelijk dat de zieken en niet de gezonden, den geneesheer noodig hebben.
GEIlEl)
Om zich te bereiden om waardig te communiceren.
O mijn Jesus! het is met een volkomen vertrouwen in de woorden, welke gij tot mij spreekt en die ik daar even gelezen heb, dat ik mij bereid om u te ontvangen ; niet omdat ik dit verdien; maar omdat ik u noodig heb en zonder u niet kan leven. Mijne ziel is met verscheidene ziekten en kwijningen besmet, welke gij tlleen als haar opperste en liefderijke geneesheer, bekwaam zijt te genezen. Kom dan, mijn Zaligmaker! kom het geneesmiddel uau aiijï.ï wonden toebrengen ,
VIERDE ItOFh.
kom uwe ootmoedigheid op dun 'noogmoed van raiji/en geent drukken, om dien te genezen, en uwe liefde op mijne eigenliefde, om ze te vernietigen. Kom mij door uwe sterkte omgeven, om mijne drifttin te overwinnen, na;j met uwen geest bezielen, om niet meer te handelen dan inet het inzigt van u te behagen, en mij te doen leven door dit bovennatuurlijk en goddelijk leven, hetwelk het kenteeken is van het leven, waardoor gij leeft, en dat gij mij in het allerheiligste Sacrament des Altaars toebrengt.
Dat (iod overvloedige .jeuadc uitstort ovor lien, welke waardig conimunioereu.
1. De ziel. — Mijn Heer en God! voorkom uwen dienaar met den zegen uwer zoetheid, opdat ik uw Sacrament waardig moge nulten.
Wek mijn hart op tot u, en verlos mij van mijne slaperigheid. Ijezoek mij met uwe heilijimakendo genade, opdat ik in den geest uwe hemelsche zoetheid smake, die in dit heilig Sacrament, als in haren oorsprong, volkomen verborgen is.
Verlicht ook mijne oogen, opdat ik zulk verholen geheim moge zien: en versterk mijn geloof om dit vastelijk te gelooven.
Want dit heilig Sacrament is een uitwerksel van de goddelijke, en niet van de mensehelijke kracht, het is geene uitvinding van den mensch, maar van u ingesteld
Niemand is bekwaam om dit te begrijpen; het gaat ook het vernuft der Engelen te boven.
Wat zal ik dan, onwaardige zondaar, ik ,
444 de navolging van jesus cukisïus.
stof en asch, van een zoo verheven geheim kunnen bevatten ?
2. Heer ik kom tot u in de eenvoudigheid vaa mijn hart, omdat gij het zoo gebied; ik kom met een vast geloof, met vertrouwen en eerbiea ; en ik geloof waarlijk, dat gij. God eu menscli, hier in dit heilig Sacrament tegenwoordig zijt.
Gij wilt, dat ik u ontvange, en mij met u door de liefde vereenige.
Ik bid derhalve uwe goedertierenheid, dat gij mij bijzondere genade wilt verleenen, opdat ik geheel in u wegsmelte, en van liefde overvloeije, en dat ik voortaan geenen anderen troost zoeke dan in u alleen.
Want dit hoogwaardig Sacrament is de zaligheid van ziel en ligchaam, het geneesmiddel legen alle geestelijke ziekten, waardoor de gebreken genezen worden , de kwade driften beteugeld, de bekoringen verminderd en overwonnen, de genade vermeerderd, de deugd bevorderd, het geloof versterkt, de hoop verkloekt en de liefde ontstoken.
3. Gij, o God! gij verleent door dit heilig Sacrament aan uwe beminden, die dit godvruch-liglijk nutten, vele goederen, die de Verlosser mijner ziel, de hersteller onzer zwakheid, en de gever van allen troost zijt.
Want gij stort hun grooten troost in legen velerlei kwellingen en bekoringen, wekt hen op tot vast vertrouwen op uwen bijstand, vermaakt hen door nieuwe genade, zoo dat zij, die voor de Commuie zich benaauwd en zonder godsvrucht gevoelen, die met de hemelsche spijs en drank gevoed, zich in beleren slaat veianderd vinden.
Alzoo handelt gij met uwe uitverkorenen, op-
VIE110E liOIiK
dat zij zouden keimeu eu waarlijk ondervinden, dat zij niets van zich zeiven hebben, en wat eene wenderlijke weldaad zij door uwe goed' heid genieten.
Want uit zich zeiven zijn zij koud, verhard en zonder godvrucht, maar door u worden zij vurig, ijvrig en godvruchtig
En wie is er, die ootmoedig tot de bron der zoetheid gaat, en niet wat zoetheid daarvan me-debrengt? Of wie is er. die bij een groot vuur staat, en niet eenige hitte daarvan ontvangt?
Gij zijt immers die overvloeijende bron van alle goed, gij zijt een vuur, dat altijd brandt
en nooit uitgedoofd wordt.
4. Daarom, indien ik uit de volheid dezer bron niet mag scheppen, noch drinken tot ik geheel verzadigd ben , zoo zt.l ik nogtans mijnen mond aan de opening der hemelsche bronader leggen, opdat ik ten minste een druppeltje ontvange, ora mijnen dorst te laven, en ik niet geheel uitdrooge.
Al ben ik nog niet geheel hemelsch, noch zoo vurig als de Cherubs en Serafs, zoo zal ik nogtans trachten mij op te wekken, opdat ik ten minste een vonkje van dien goddelijken brand door dit heiligmakende geheim verkrijge.
O goede Jesus, allerheiligste Zaligmaker ! wil mij genadig verleenen al hetgene mij nog ontbreekt, gij , die u gewaardigd hebt alle men-schen tot u te roepen, als gij zegt: komt allen tot mij, die gekweld wordt en beladen zijt, en ik zal u verkwikken. (Matth. 11, v 2^.)
ö Zie, ik arbeid in hel zweet mijns aanschijns, ik word gepijnigd door de droefheid van mijn uarfc, ik ben met zonden beladen, ik word gekweld met vele bekoringen, en bevaügen met
445
Üfi DK NAVO'LGISG VAN IESUS CHRISTCS.
vele kwade driften, en er is niemand, die mij kan helpen, verlossen en zalig maken, dan gij. mijn God ! wien ik mij zeiven geheel beveel, opdat gij mij bewaret en tot het eeuwige leven geleidet.
Ontvang mij toch ter verheerlijking van uwen heiligen Naam, gij die mij uw Ligchaam en Bloed tot spijs en draok bereid hebt
Verleen mij, o lieer en God, mijn Zaligmaker] dat de vurigheid mijner godvrucht door hei-dikwijls gebruiken uwer heilige geheimen dagelijks moge vermeerderd worden.
OliFE.MM,.
Aan ouzeu Zaligmaker een levend geloof aau zijne, wczentlijke tegenwoordigheid in het allerheiligste Sacrament des Altaars, en eene vurige liefde tot hem verzoeken.
Ik geloof. Heer! dat gij in het aanbiddelijke Sacrament, hetwelk ik ga ontvangen, met ziel en ligchaam tegenwoordig zijt, dat gij mij in de heilige Communie deelachtig maakt aau de verdiensten van uwe heilige Menschheid, en dat wij hierin verzaad worden door de volheid uwer Godheid. Verander dan, Heer! verander de onverschilligheid vao mijn hart voor u in eene vurige begeerte van u te beminnen, van u te behagen en u te bezitten. Laat niet toe, dat ik u met koelheid aanschouwe eu ontvange, gij die in mij komt om mijne s:iel door uwe liefde te ontsteken. Vervul wat aan mijn geloof voor die geheimenis ontbreekt, wat voor het menschelijk verstand onbegrijpelijk is; beziel mijn geloof met een levenden indruk voor
Vil RDK HOI* k.
uwe tegenwoordigheid, en maak dat mijn hart u met eerbied ont.vange ais zijnen God, mei vertrouwen als zijnen Zaligmaker met liefde als zijnen Vader.
Is het mogelijk, o mijne ziel! dat gij, die als omringd en vervuld zijt met al de vurigheid van liefde tot eenen God voor u, dat gij nog ijskoud zijt in het raidden van zoo veel vuur? Helaas! mijn Jesus , hoe ongelukkig ben ik van zoo vele vurigheid Le hebben om mij zeiven te bevredigen, en zoo vele traagheid om u te behagen! Heer, indien gij wilt, kunt gij mij genezen; zeg dan tot mij zoo als aan den melaatsche, die u dit gebed toestierde: ik wil het, wees van uwe laauvvheid en van uwe ongevoeligheid jegens mij genezen.
GKBEU.
Ik neem mijne toevlugt tot u, minnelijke Zaligmaker! om u de vurigheid en getrouwheid van uwe liefde te verzoeken. Gij weet het, dat ik, vol van mij zeiven en van mijne eigenliefde, zeer onwaardig en zeer geschikt ben om u te beminnen; maar ik bid u, o God van mijn hart, (want ik heb het geluk, met u tot de heilige Communie te naderen, dat uw hart op het mijne rust en dat het mijne met het uwe vereenigd is) ik bid u van in mij uwe deugden, genegenheden en verdiensten te prenten, en al de zoetaardigheid, de ootmoedigheid, het geduld, die de deugden van uwe heilige ziel zijn. van uw hart in het mijne overgaan, opdat ik door uwen geest bezield zij, en door uw leven leve. Amen.
U'
448 DE NAtfOLGlNC VAN JLStlS C!1K1STIIS.
V. HOOFDSTUK.
Orer de tfaardigheid van het Sacrament en der Priesters.
1. Christus. — Al had gij de reinheid van eenerj Eugel, en de heiligheid van den heiligen Joannes den üooper, zoo zoudt gij nog niet waardig zijn , om dit heilig Sacrament te ontvangen of aan te raken.
Dit is een groot geheim en eene groote waardigheid der Priesters, die ontvangen hetgeen aan geene Engelen gegeven is
Want de Priesters alleen, die iu de heilige Kerk wettig gewijd zijn, hebben de magt om het heilige offer der Mis te verrigten en het heilige Ligchaam van Christus te consacreren.
De Priester is, in waarheid, bedienaar van God, en hij gebruikt Gods woord volgens het bevel en de instelling van God; maar God, aan wiens wil alles onderdanig is, en op wiens bevelen alles uitgevoerd wordt, is de voornaamste en de onzigtbare uitwerker.
2. Daarom moet gij in dit hoogwaardig heilig Sacrament meer aan eenen almogenden God, dan aan uwe zintuigen of aan eenig zigtbaar teeken gelooven ; en daarom moet men mei vrees en met allen eerbied tot dit heilig geheim naderen. Gij dan. Priester, qe.ef acht, wienü bediening u gegeven en bevolen is dour hei opleggen van de handen des liisschops.
Zie, gij zijt Priester geworden en gewijd om de H. Offerande te verrigten; zie dat gij godvruchtig en trouw op zijnen tijd Gods offerande opdraagt, en u zei ven onberispelijk houdt.
VIERDE HOEK
Een Priester meet versierd zijn met alle deugden, en andere menschen tot voorbeeld van een goed en deugdzaam leven strekken
Zijn leven en zijn omgang moet niet gelijk zijn aan het leven der gemeene menschen, maar aan den handel van de Engelen in den hemel, of van de volmaakte menschen op de aarde.
3. Een Priester, in zijn priesterlijk gebaad, bekleedt de plaats van Christus, om God voor zich zeiven en voor al het volk in allen ootmoed te bidden.
Hij draagt voor en achter zich het teeken van het kruis onzes Heeren , opdat hij gestadig aan het lijden van Christus zou denken. Voor zich heeft hij het kruis in het kasuifel, opdat hij de voetstappen van Christus vlijtig aanmerke en getrouw volge.
Achter zich draagt hij het teeken van het kruis, opdat hij allen tegeiispoed of ongelijk, hetgene hem aangedaan wordt om God zou verdragen
Voor zich heeft hij het kruis, opdat hij zijne eigene zonden beweeue: achter zich heeft hij het kruis, opdat hij door medelijden demisdaden van anderen beweene en gedenke, dat hij als middelaar tusschen God en den zondaar gesteld is, en niet ophoude van te bidden en van deze waardige offerande op te dragen , tot dat hij barmhartigheid van den goeden God verkrijge.
Als de Priester eerbiedig mis leest, vereert hij God , verblijdt de Engelen , sticht de Kerk , helpt de levenden , geeft den overledenen rust ei; verrijkt zich zei ven met alle goederen.
449
riE NAVOLCING V.l\ .IKSUS CIIRIS1U».
OEIEN1NC.
Over de heilige voorbereiding, welke een Priester moet in het werk stellen om waardig het heilige Misoffer op te dragen, en van die, welke een Christen moet hebben om dezelve godvruchtig te hooren om er voordeel uit te trekken.
De Priester heeft door het merkteeken zijuer wijding de inagt ontvangen van eenen God op het altaar te consacreren, zoo dat, volgens den heiligen Augustihus , die God eenigerwijze mensch wordt en een nieuwleven aanneemt in de handen van den Priester door de kracht van zijn woord. Het is deze magt, die hem m zekeren zin boven de Engelen stelt, eu die de uitmuntendheid zijner waardigheid boven alle schepselen plaatst, die hem deelachtig maakt aan het opperste geluk van den eeuwigen Vader, die van in alle eeuwigheid hetzelfde Woord voortbrengt, hetwelk de Priester in den tijd voortbrengt, en die hern deel doet nemen in de maagdelijke vruchtbaarheid van Maria, om een nieuw wezen aan eenen God te geven. Dit zijn daar de twee groote voorbeelden , welke een Priester in zijn gedrag moet volgen , en de twee verbindtenissen , die zijn merkteeken hem geeft om heiljg te zijn, te weten ; de heiligheid van den eeuwigen Vader, en de zuiverheid van Maria; aangezien hij de eer heeft op het altaar denzelfden Zoon Gods voort te brengen, welken zij, de eene in eeuwigheid, en de andere in den tijd voortbrengen.
Begrijpt hieruit, Priesters des üeeren, de uitmuntendheid van uwe waardigheid en de grootheid uwer verbindtenissen. Zijt gedurende den
450
VIERDE BOEK. 451
geheelen dag , hetgene gij aan liet altaar tracht te wezen , dat wil zeggen: vereenigd met God , bezig met zijne tegenwoordigheid , getrouw aan z line genade, ijverig tot uwe pligten, en hebbende voor Jasus Christus gedurende den loop van den da.', e^ne voorbereiding, en als eenen staat van shgUifler geheel aan zijne verheerlijking en de zaligheid der zielen overgegeven, gelijk gij hetzelve moet doen gedurende het heilig niLioffer.
Wanneer gij dit aanbiddelijk olTer opdraagt, tracht 1quot; in uw hart te doen wat Jesus fllirislus op het altaar doet, u vernederen, u opofferen en bidden. Vereenig liet olïer van uwe ziel met dat van het Ligchaam van Jesus Christus, neemt zijne gevoelens en zijne gesteltenis aan; en bedienaars van het olïer, hetwelk hij aan zijnen Vader door en in u opoffert tot zaligheid der menschen. maakt u sldgtolWs van de liefde van eenen (ïod, die zich zeiven slagtoffer van uwe liefde maakt. Mondt op aan u zeiven toe te behooren , ora geheel voor Hem te wezen, gelijk Hij ophoudt op het altaar te wezen, en dat Hij zijn sacramenteel leven in uw hart aanneemt, om in hetzelve het groofe werk uwer zaligheid te voltrekken.
Een Priester, die van eenen God leeft,, en zich dagelijks met zijn ligchaam en bloed voedt, moet niet dan voor God leven , zegt de heilige Augustinus; en indien de Priesters van de oude Wet verpligt waren heilig te leven, omdat zij brood en wierook aau den Heer opdroegen , hoeveel volmaakter moet de Heiligheid dei' Priesters van de nieuwe Wet niet wezen, zij, die dagelijks op het altaar God aan God zelven opofferen! Hoe zuiver, zegt de heilige Ghrysostomus, moet de hand van den Priester
UK NAVOLGING VAN JESUS CMltlSITS.
niet wezen , en hoe onbevlekt zijne tong, aangezien de eene het Ligchaam van het Vleesch geworden Woord slagtoffert, en dat de andere met zijn bloed geverwd is, en dat deszelfs hart al datgene ontvangt wat een God-Mensch is!
Gedenk dan, Priester des Heeren, dat Jesus Christus, de opperste Priester, het heilige Misoffer door u opdraagt, en dat, daarbij u met zijne magt bekleed heeft om hem op hetaltaar te consacreren, gij door zijnet) geest moet bezield wezen en doorzijn leven leven. Overweeg, wanneer gij de woorden van de consecratie uitspreekt, dat gij u geheel aan Hem moet overgeven . en Hem uw hartschenken, gelijk gij Hem uwe tong leent.
Als
g'J
Christus naar den Calvarie-berg verge-dat gij Hem door de oogen van uw uwe handen gaat zien sterven.
priesterlijk gewaad aantrekt ,
denk aan de geheimen van het lijden van Jesus Christus , hetwelk dit verbeeldt: en vraag hem vergiffenis over uwe zonden, die er de oorzaak van geweest zijn.
Als gij naar het altaar gaat, denk dat gij Jesus zelt, en geloof en door
Vraag als gij aan den voet van het altaar staat, vergiffenis over uwe zonden en over die van al de geloovigen, wier plaats gij bekleedt, en wier zaakbezorger en als hun middelaar gij zijt.
Bid Hem onder het Gloria in excelsis , van u en aan degenen , die in het heilig offer tegenwoordig zijn, eenen krachtigen wil voor de zaligheid te verleenen.
Wek, aan den Epistel in u de heilige begeerte op om Jesus Christus op het altaar en in al de harten te doen geboren worden; eene begeerte, die de profeten hadden vóór de komst van den
432
VlKitnE HOEK.
Messias, en die cie Apostelen hadden om Jesus Christus in de harten voort te brengen.
Verlevendig, aan het Evangelie, uw geloof en uwen ijver: uw geloof om het Evangelie te gelooven eu in het werk te stellen, en uwen ijver om er de grondstellingen van in te boezemen.
Bid, aan het Credo, den Heer, dat uw leven met uw geloof overeenkomstig moge zijn.
Offer , aan de offerande , het heilige misofter op om God te eeren, om liem te bedanken , om de vergiffenis van uwe zonden en de noodzakelijke deugden ter zaligheid te bekomen , en tot lafenis der zielen in het vagevuur.
Begeef u, aan den Canon, met uwen geest in den hemel , tracht de gesteltenis van de heilige Maagd eu van de Apostelen in u op te wekken , om hem op het altaar en in al de harten te doen geboren worden.
Aan de consecratie, dat alles in u wijke voor eenen God , die op uwe stem op het altaar komt, en die door uwe woorden op hetzelve een nieuw leven aanneemt. Vereenig u met zijne inzigten; bid door Hem: geef u geheel aan Hem over; en offer Hem: door zijne liefde doordrongen, aan zijnen Vader voor deleven-den en voor de dooden op.
Aan het Pater noster, wek in u al de gevoelens van een volkomen vertrouwen in JesusChristusop.
Als gij de heilige hostie verdeelt en als eenen geestelijken dood aan Jesus Christus toebrengt, bid Hein van in u den dood aan u zeiven , een heilig leven en eenen goeden dood voort te brengen, en van niet te dulden, dat gij voor Hem niet dan een verdeeld hart en eene uitgezonderde liefde hebt.
433
484 UK NAVOI.GINrl VAN JESUS CHRISTUS.
Aan de Corarnunie , hernieuw uw geloof jegens eenen God , dien gij ontvangt, uw vertrouwen jegens uwen Zaligmaker, en uwe liefde voor eenen Vader , die bezit van uw hart gaat nemen, met u het zijne te geven als een erfdeel, hetwelk hij aan u verschuldigd is, en zeg Hem: Wees de God van mijn hart en mijn aandeel in eeuwigheid
Na de Communie, bedank Jesus Christus, dat Hij zich geheel aan u heeft overgegeven en bid Hem, dat niets u van zijne genade en liefde verwijdere.
Eindelijk, bedienaars des Heeren, nahet heilige misoffer opgedragen te hebben, en gij Christenen , na in hetzelve tegenwoordig geweest te zijn, tracht door een leven, afgescheiden van de ijdelheden en van de vermaken der wereld, verstorven aan uwe driften , en geheel aan uwe pligten besteed, tracht u , gelijk de heilige Auguslinus zegt. Priesters des Heeren te maken volgons den geest, en zijne slagtoffers volgens het vleesch ; tracht u , die de heilige Mis hoort , Priesters te maken, niet door merkteekenen en magt, maar met de meening van u te vereenigen met de inzigten van Jesus Christus op het altaar. Weest indachtig, indien de Heidenen zeiven van Calvarië henen gi' gen door een levend geloof jegens Jesus Christus, door droefheid over hunne zonden doordrongen , en waarlijk bekeerd . dat, na het heilige offer opgedragen , hetwelk hetzelfde offer van Calvarie is, of na hetzelve gehoord te hebben, gij waarlijk ge-slagtofi'erd, bekeerd en vol geloof, liefde en ijver voor Jesus Christus moet wezen.
VIERDK IJOKK. 4aS
GERED
Om van God de genade te bekomen om waardig hel. heilige misoffer op te dragen en hetzelve wel te hooron.
Heer, gij, die de Priester en het offer zijt gedurende het aanbiadelijk H. Misoffer, gij , die u zeiven , door de tusscheiikomst des Priesters , aan de regtvaardigheid van uwen Vader, voor de zaligheid der mensohen . ^«gt-offert, neem in dank aan, dat wij het offer van onze harten met dat van uw Ligchaam , vercenigen, en dat wij, trachtende in onze zielen te doen wat gij op onze altaren verrigt, ons gedurende de he:lue Mis bezig houden met ons te vernederen, met te bidden en ons door u en in u voor uw volk te slagtofleren.
Wij offeren u dit aanbiddelijk offer op, hetwelk hetzelfde is als dat van Galvarië; wij offeren u dit op om u te eeren, om u te bedanken, en om de noodige deugden ter zaligheid en de vergiffenis van onze zonden te bekomen. Maak , o mijn Jesus! dat het sacramentele leven, dat gij op onze altaren aanneemt, dat dit, door eene wezenlijke of geestelijke Communie, in ons het begin van een nieuw leven zij , en dat, gelijk gij u in de plaats stelt van het brood en den wijn met dezelve te vernietigen , gij u ook in onze plaats in onze harten zoudt stellen , en dat gij, met te veruietigen al wat in hetzelve aan u uiet toebehoort, uwe liefde stelt in de plaats van onze eigenliefde. en dat alles voor u in ons wijke.
O aanbiddelijk slagtoffer van onze zaligheid en van onze liefde, met ons hart te verkiezen gelijk
T
4o6 DE NAVOLGING VAN JESL'S CHRISTUS.
gij doel, om in hetzelve het offer van uw sacra-ruenteel leven te voltrekken, voltrek in ons het offer van ons eigen zeiven, hetwelk als een scheidsmuur is tusschen u en ons; en gedoog niet, dat wij , van eenen God levende, als menschen leven, maar dat wij oiis toeleggen om de heilige deugden na te volgen, welke gij ons door de heilige Communie hebt ingeprent. Amen.
VI. HOOFDSTUK.
Ondervraging aangaande de oefening vöor de Communie.
1. De ziel. — Heer, als ik uwe waardigheid en mijne verworpenheid overdenk , dan verschrik ik, en word gansch beschaamd.
Want indien ik niet tot u nader, zoo wijk ik van het leven; en indien ik onwaardig tot u kom, zoo vertoorn ik u. Wal zal ik dan doen, o God? mijn helper en mijn raadsman in al mijnen nood ?
2. Toon mij den regten weg, en leer mij eene korte oefening, die dienstig is tot de heilige Communie.
Want het is zeer nuttig, te weten , hoe ik mijn hart vurig en eerbiedig moet bereiden , om uw heilig Sacrament te ontvangen , of ook , om zoo groote en goddelijke offerande aan God op te dragen.
OEFEMNG.
Eene der beste gesteltenissen, welke gij kunt hebben om eene goede Communie te doen , is van bij u vast te stellen van Jesus Christus in uw hart te doen heerschen, zoodal Hij in hetzelve volstrekt als God heerscht; dal svil zeggen van
VIEilDE BOEK.
Hem in alles gehoorzamen en Hem niets te weigeren van alles wat Hij van ons vraagt; want het is in die hoedanigheid van koning, en van eenen liefdevollen koning, dat Hij tot n komt, gelijk er in de heilige schrift geschreven staat, dat is, dat Hij in uw hart komt. en eene nieuwe geboorte aanneemt om in hetzelve over uwe driften en geneigdheden te heerschen.
(.EBEil.
Wel is waar, mijn Zaligmaker! dat, wanneer ik te Communie ga ik u gaarne den Meester, den Koning en den God van mijn hart maak, en ik alsdan opregt heloof dat het u toebehoort; maar na de Communie maak ik mij slaaf van mijne inborst, en terwijl ik het juk van uw rijk afschud, onderwerp ik mij aan de slavernij mijner begeerlijkheden, ik ben geheel aan u in het naderen tot de heilige Tafel, en geheel aan mij zeiven na de Communie. Welk onregt doe ik niet aan uwe opperheerschappij, en welken smaad aan uwe goedheid, met u een hart te onttrekken, hetwelk aan u door zoo vele titels toebehoort! Neen , ik wil mij niet meer aan het gezag uwer liefde onttrekken; maar verzeker gij aan u zelven uwe verovering, en duld niet dat ik u ontvlugte, en mij ooit van u verwijdere. Amen.
Vil. HOOFDSTUK.
Dat men zijn geweten moet ouderzoekeu cc eeu vaat vooruemen maken om zich te verbeteren.
1. Christus. —Ken priester van God, die dit heilig Sacrament wil opofferen of ontvangen ,
457
458 DE NAVOLGING VAN JESDS CHRISTUS.
moet bovenal zich daartoe begeven met eene diepe ootmoedigheid en groote eerbiedigheid, met een vast geloof en eene heilige meening om God te vereeren.
Onderzoek zorgvuldig uw geweten en maak hetzelve, naar uw vermogen, zuiver en rein door een opregt berouw en eene ootmoedige belijdenis, zoodat er niets bijzonders zij het-gene u ontrust, of belet met vrijheid tot dit heilig Sacrament te naderen.
Heb vooreerst een leedwezen over al uwe zonden in het algemeen, en wees dan bijzonder bedroefd en zucht over uwe dagelijksche gebreken.
En indien het de lijd toelaat, belijd aan God, in het binnenste van uw hart, al de ellenden uwer driften.
2. Zucht en wees droevig, dat gij nog zoo zinnelijk en wereldsch, zoo onverstorven in uwe gebreken, en zoo vol ongeregelde bewegingen en kwade lusten zijt.
Gij zijt ook weinig wakend op uwe zinnen, zoo dikwijls bekommerd met ijdele verbeeldingen, zoo uitgestort tot het uitwendige, en zoo onachtzaam voor het inwendige, zoo genegen tot lagchen en luidruchtigheden, en zoo verhard en vervreemd om te weenen en om een rouwig gemoed te hebben.
Zoo bereid tot slapheid en tot de gemakken van het vleesch , en zoo traag tot strengheid en vurigheid, zoo nieuwsgierig om iets nieuws te hooren, of iets schoons te zien, en zoo laauw om te omhelzen wat versmadelij.k en nederig is.
Zoo begeerig om veel te hebben, zoo gierig in het geven, zoo genegen om te houden. Zoo onvoorzigtig in het spreken, zoo onverstorven
VUUDE BOKI;
in het zwijgen, zoo ongeschikt in uwe zeden en zoo traag in uwe werken
Zoo gretig in het eten, zoo doof om Gods woord te aanhooren, zoo vlijtig tot de rust, en zoo traag tot den arbeid.
Zoo wakker tot ijdele praat, zoo slaperig in de nachtgebeden, zoo haastig om die te eindigen, en zoo verstrooid in uwe aandachtigheid; zoo onachtzaam in de getijden , zoo laauw in de Mis, zoo dor in de heilige Communie.
Zoo ligt verstrooid van zinnen, zoo zelden ingetogen, zoo spoedig bewogen tot gramschap, eu zoo genegen tot misnoegen van anderen.
Zoo ligtvaardig om te oordeelen, zoo spijtig in het berispen, zoo blij in voorspoed, zoo slap in tegenspoed, Menigwerf neemt gij veel goeds voor, doch weinig brengt gij daarvan ten uitvoer.
3. Als gij deze en andere gebreken met droefheid en groot misnoegen over uwe cigone zwakheid zult beleden en beweend hebben, maak dan een vast voornemen van uw leven te verbeteren en altijd in deugden te vorderen.
Offer dan u zeiven op het altaar van uw hart aan mij op, met eene volle overgeving van uwen wil, als een gedurig brandoffer ter eere van mijnen heiligen naam, door uwe ziel en uw ligchaam mij getrouw te bevelen: alzoo zult gij waardig mogen komen om de offerande aan God op te offeren en met vrucht het heilige Sacrament te ontvangen.
4. Want er is geene waardiger offerande en aangenamer voldoening voor de zonden dan zich zeiven in de Mis eu de Communie met de offerande van het ügchaam van Christus, zuiver en geheel aan God op te dragen.
tHO DE NAVOLGING VAN JESLS Clll'IMl'S.
Indien de mensch doet wat in zija vermogen is, en een waarachtig berouw heeft, dan, zoo dikwijls hij tot mij zal komen, om genade en vergiffeiiis, zegt de Heer; Zoo u aar als ik leef, ik zal zijne j zonden niet meer qedenken, en zij zullen hem 1 vergeven zijn: want ik uil den dood des zondaars ' niet, maar dat hij zich beheere en leve.
OEFENING.
1. De gesteltenis, waarin men moet wezen om waardig He heilige Communie te ontvangen, is de zuiverheid des harten, welke hetzelve van alle vrijwillige zonden en van alle genegenheid tot zonden oniliecbt. Het is in dezen zin, dat de heilige Angustinus, sprekende tot de Priesters en tot de Gtloovigen, die het Ligchaam des Heeren ontvargen, zegt, dat men de onschuld tot het altaar moet brengen. Onderzoek derhalve omstandig uw geweten nopens uwe gewone gebreken. Onderzoek, in de tegenwoordigheid Gods, of uwe ziel met geene groote zonden beladen is, i en zoo ja, belijd ze met eenc opregte droefheid ; ƒ want in dit geval, zegt de Kerkvergadering van ' Trente, is het niet genoeg eene oefening van berouw te verwekken, maar men moet zijne | zonden biechten voor aleer men te Communie 1 gaat; het is aldus, dat zij deze woorden van den ' Apostel uitlegt: Dut de mensch zich bejiroeve, en zich bereide om waardig dit hemelsche brood te ontvangen en hetzelve niet onwaardig te nutten.
■Ü. Maar hond u niet tevreden met voor de Communie te zien of uw geweten u geene groote zonde verwijt; onderzoek voor God, en verfoei de ligte gebreken, die gij zoo gemakkelijk bedrijft.
.
1
VIEilDe BOEK, 461
en biponder die, welke gij met opzet en tegen uw Vüjrnemen doet; verfoei de zonden van gewoonte, van verkleefdheid, en dezulke, die het meest met uwe natuurlijke gesteltenis overeenkomen ; verfoei de vreemde zonden, tot welke gij aanleiding geeft en waarin gij deel neemt; verfoei de geheime zonden, enz., vraag hierover vergiffenis aan Jesus Christus vooraleer gij Hem ontvangt, en bid tot Hem, dat Hij u de genade verleene, om u hiervan te beteren en er u over te straffen.
GEBED
Of oefening van berouw vóór de Communie.
Ik kom tot u, mijn Jesus! als een zieke, die zicht tot zijnen 'geneesheer wendt door wien hij hoopt genezen te worden. Gij hebt gezegd, dat de kranken moeten naderen, tot hem, die hen kan en wil genezen; het is deze overweging, dat gij de Geneesheer en de Zaligmaker mijner ziel zijt, die mij opwekt om u te ontvangen, en u dikwijls te ontvangen, omdat ik u noodig heb om in de zwakheden mijner ziel te voorzien. Ik zeg dan wanneer ik tot u nader, hetgene de melaatsche van het Evangelie zeide: /leer! indien gij wilt, kimt pij mij genezen.
Geef mij een vertrouwen gelijk aan dat der zieken, die tot u kwamen ; gedoog dat ik, gelijk zij tot u zegge : Van zoodra ik den boord van tiw kleed zal aanraken, dat wil zeggen den schijn van het brood, onder hetwelk gij schuilt,saZ ik genezen zijn. Het is met dit vertrouwen, dat: ik totu nader, mij voor uwe voeten nederwerp, en u barmhartig-16 27.
i
}62 DE NAVOLGING VAN JESTS CHRISTUS.
heid afsmeek voor al de zonden van geheel mijn leven, aan welke ik voor u en door u verzaak.
Vergiftenis. mijn Jesus! vergiffenis van al wat u in mij mishaagd heeft. Gedoog niet, dat ik u ooit onwaardig ontvange. Ik heb een opregl leedwezen, dat ik uw hart gewond, uwe goedheid beleedigd, uwe gramschap opgehitst aan uwe genade en opzoekingen wederstaan en uwe goddelijke volmaaktheden verongelijkt heb; verleen mij vergiffenis en straf mij, en dat mijne straf zij veroordeeld te wezen om u te beminnen en mij te halen, om mij zeiven te straffen en u te wreken. Het is tot u alleen, dat mijne droefheid zal geslierd worden. Ik heb u vergramd, en dit is voor mij genoeg om in droefheid te leven en te sterven. Beneem mij het leven, of neem van mij de zonden weg; want ik kan niet meer leven en u vergrammen ; maar ik wil vermijden al wal u mishaagt, en al wat mij van u kan verwijderen of scheiden. Amen.
Over de opoffering van Jesus Christus aau het kruis, eu aan de overgeving van zioli zeiven.
1. Christus. — Gelijk ik mij zeiven met uitgereikte armen en bloot aan het kruis, vrijwillig aan den liemelschen Vader voor uwe zonden opgedragen heb, zoo dat in mij niets bleef, of hei diende alles tot ofterande om God te verzoenen, aldus moet gij u zeiven ook vrijwillig aan mij dagelijks offeren in de Mis , met al uwe krachten en genegenheden, en uit hei binnenste van uw hart.
VIERDE BOEK 463
ijn Wat verzoek ik meer van u, dan dat gij u
ik. zeiven geheel aan mij overgevet?
al I Al wat gij mij buiten u zeiven opdraagt,
t, j acht ik niet, want ik begeer uwe giften niet,
en I maar u zei ven.
vc quot;2. Gelijk het u niet genoeg zoude zijn , al
st hadt gij alle dinget zonder mij, zoo is alles,
in wat gij mij geeit, mij ook niet aangenaam,
kt als gij u zeiven niet geeft.
in Oiler u aan mij en geef u zeiven geheel ten
m beste voor God, en uwe offerande zal mij
u j behagen.
), j Overdenk, dat ik mij zeiven geheel aan
b mijnen Vader voor uwe zaligheid heb opge-
n offerd, en dat ik roiju ligchaam en bloed u
ij tot voedsel gegeven heb, opdat ik geheel aan
it u, en gij aan mij zoudt toebehooren.
r Maar indien gij in u zeiven blijlt, en u niet
it geheel aan mijnen wil overgeeft, zoo is dit
geene volle offerande, en onze vereeniging zal niet volkomen zijn.
De vrijwillige offerande van u zeiven in de i handen van God, moet al uwe werken vooraf f gaan, indien gij mijne gunst en de vrijheid des harten wilt bekomen.
Daarom worden zoo weinig menschen ver-t licht en vrij van hart, omdat zij zich zeiven
niet geheel weten te verloochenen.
Want deze mijne woorden staan vast: ten -ij dat iemand ve.rloochene al hehjene hij bezit, kan hij mijn leerling niet tuezen : wilt gij dan I mijn leerling zijn, offer u zeiven met al uwe begeerten aan mij op.
1
464 l)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS
OEFEMNG.
Wil van die Christenen niet wezen, die geheel voor God zijn in de Communie, en die na dezelve geheel voor zich zei ven zijn, en welke, hun leven in goede begeerten en in slechte uitwerkselen doorbrengende, nooit vast staan in de vrees of in de liefde Gods. Het is van die zielen, gierig jegens God; die zich zeiven voor haar geheel ten beste geeft, dat de Profeet spreekt als hij zegt: Om de boosheid hunner gierigheid, waardoor zij mij een hart ontnemen, hetwelk zij mij gegeven hebben, heb ik ze met blindheid en ongevoeligheid geslagen, en geheel haar leven wordt in de onachizaamheid en in ijdele verlangens naar hare zaligheid doorgebragt.
GEBED.
Ja, Heer! gij zijt nu de God van mijn hart, want gij hebt van hetzelve bezit genomen, en doet uw hart op het mijne rusten. Wees het in alles én voor altijd; wees de eenige God van mijne ziel, om mijn aandeel in eeuwigheid te wezen. Vereenig de gevoelens van mijn hart met de genegenheden van het uwe, maak hetzelve ootmoedig, zoetaardig, geduldig, liefdadig, gelijk gij zijt, en laat niet toe, dat de ver-eeniging, welke ik met u heb aangegaan, vruchteloos zij als die van eenen doornen tak met den wijn gaard stam, of kwijnend als die van eenen lammen arm met het ligchaam; maar geef, dat het eene levende, versterkende en altijddurende vereeniging zij, als die van de spijs, welke een ligchaam voedt, dat ze gebruikt. Amen.,
VtKKUE Bühli.
IX. HOOFDSTUK.
Dat wij ons geheel igt;an God moeten opofferen , en voor anderen bidden.
1. De ziel. — lieer! al wat er in den hemel
eu op de aarde is, behoort u toe.
Ik wil mij zeiven aan u door een gewillisr oft'er opdragen, en altijd de uwe in eeuwigheid blijven. Heer! ik ofl'er mij dun heden aan u met een eenvoudig hart op, tot eenen eeuwigen dienaar en tot eene offerande van eeuwige dankzegging.
Ontvang mij met deze ollerande van uw dierbaar Ligchaam, die ik u heden in het bij/.ijn van de heilige Engelen, welke hier onzigtbaar aanwezig zijn, opoffer, opdat zij mij en alle menschen ter zaligheid diene.
(2. Heer! ik olfer u op al mijne zonden en gebreken; die ik gedaan heb, voor uw aanschijn en voor uwe heilige Engelen, van den eersten dag, dat ik hen kunnen zondigen, tot dezen toe, en ik leg die op uw zoenaltaar, opdat gij die aüe door het vuur uwer liefde verbrandet en vernietiget.
Wisch de vlekken mnner zonden uit, zuiver mijn geweten van alle misdaden , eu geef mij uwe genade weder, die ik door mijne zonden verloren heb, door mij alles geheel te vergeven , en mij goedgunstig tot de kus van vrede toe te laten
3. Wat kan ik doen voor mijne zonden, dan die ootmoedig belijden en beweenen en zonder ophouden uwe genade daartoe aanroepen.
Ik bid u, mijn God! verhoor mij genadig daar ik nu voor sta.
Al mijne zonden zijn mij ten uiterste leed, )k wil die nooit meer bedrijven : ik ben bedroefd,
40() DE NAVOLGING VAN JESUS CI1111STUS.
en zal er bedroefd over zijn, zoo lang ik leef, eer
terwijl ik altijd bereid zal wezen om er boet- lt;
vaardigheid voor te plegen, en aan uwe regt- we
vaardigheid naar mijn vermogen te voldoen. gei
Vergeef mij, o Heer! vergeef mij mijne zonden He
om uwen naam ; maak mijne ziel zalig , die wij
gij door uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht.
Zie ik beveel mij in uwe barmhartigheid, ik vei
geef mij in uwe handen over; handel met mij drlt;
volgens uwe goedheid en niet volgens mijne de ongeregtigheid en boosheid,
4. Ik offer u op al mijne goede werken, die uw ik gedaan heb, allioewel die zeer weinig en gei onvolmaakt zijn , opdat gij die wilt zuiveren en wa heiligen , in dank aannemen en u behagelijk wij maken , ze altijd volmaken en besturen , en
mij, tragen en onnutten knecht, tot een zalig einde geleiden.
5. ik offer u ook al de begeerten der godvruchtige menschen, al de noodwendigheden ge mijner ouders, broeders, zusters, vrienden en wa bloedverwanten, en voor allen, die mij of andere j vo menschen eenig goed om uwe liefde bewezen ' toe hebben, en ook van degenen , die mij verzocht ' aai hebben, dat ik voor hen of hunne vrienden te zoude Mis lezen of bidden , hetzij zij nog in me deze wereld leven of reeds gestorven zijn. | He
Ik bid, dat zij allen de hulp uwer genade, aa
de kracht uwer vertroosting , uwe bescherming Za
in hunne gevaren en de verlossing uit alle pijn he
mogen gevoelen , opdat zij, uit alle rampen di
verlost, u grootelijks loven en danken. all
VIERDE HOEK. 4(!7
f, : eenige scliatlo of zwarigheid aangedaan hebben,
t- Ook voor diegenen , die ik ook wetend of on-
t- wetend bedroefd , gestoord, bezwaard of verer-
j gerd heb met woorden of werken , opdat gij, o
3n f Heer! ons al onze zonden en ontstichtingen, die
ie I wij aan elkander gegeven hebben, kwijtscheldet.
t. Neem weg van onze harten, Heer! alle kwaad
ik vermoeden , afkeer , gramschap , twist en twee-
lij dragt, en al hetgene de liefde kan kwetsen, of
ie de broederlijke genegenheid verminderen.
Wees barmhartig, o lieer! jegens hen, die
ie uwe barmhartigheid verzoeken: geef ons de
m genade , die ons zoo noouig is; maak, dat wij
sn waardig zijn uwe genade'te genieten, ei; dat
jk wij alzoo tot het eeuwige leven vorderen.
m
ig OEFENING.
i- Vermoeid van de slavernij onzer driften, en afin gemat van de vruchteloosheid onzer verlangens, ;n waardoor wij aan God belooven hetgene wij niet re J volbrengen, en waardoor wij aau Hem verlangen in f toe te behooren zonder na te laten van aan ons, lit ' aan de wereld en aan de ijdelheden verkleefd in te blijven, laat ous dan eindelijk een vast voorne-in men maken van ons aan God over te geven, na | Mem ontvangen te hebben, en van ons voor altijd i, aan zijne liefde vast te hechten. Het is tijd; o mijn ig Zaligmaker! dat mijn hart, hetwelk gij geschapen jn hebt om u te beminnen, en hetwelk gij door uw ;n dierbaar bloed hebt vrijgekocht, ophoude voor altijd aan zich zei ven toe te behooren, en zich gele heel aan u door een onherroepelijk geschenk lij overgeve. Ik beloofhier aan uwe voeten dat mijn lij wilis, dat dit alzoo zij. Dit hart heeft uontvan-
468 DE NWOLGINO VAN JESUS ClllllSTi S.
gen, o mijn Jesus! en gij wilt in hetzelve het nieuwe leven voltrekken , hetgene gij op het al'aar hebt aangenomen, om er een slagtoffer uwer liefde van te maken. Ofïdr dan aan uwen Vader uw heilig en mijn misdadig leven; en gedoog niet, dat ik ooit dit hart terugneme, hetwelk zich heden aan u overgeeft.
Ik aanbid u, mijn Jesus! niet eerbied ais mijnen God , met vertrouwen als mijnen Zaligmaker, met liefde als mijnen Vader enmetschiik als mijnen Regter. Wanneer gij ten oordeel zult komen, wil mij dan niet veroordeelen , gij die nu in mijne ziel zijt getreden om haar te heiligen en haar zalig te maken. Ik offer u het misoffer op, hetwelk ik hoor, met de Communie , die ik doe om de vergiffenis mijner zonden te bekomen, tot bekeering aller zondaars en tot volharding aller regtvaardigen. Verlicht mijnen geest, verander mijn hart, regel mijn leven, beteugel mijne driften , en heersch over mij als mijn volkomen Meester. Ach! dat het mij niet toegelaten is u van alle menschen te doen kennen en beminnen! Ik zou gaarne mijn leven ten beste geven om u verheerlijking toe te brengen en het vermaak te bezorgen van zielen aan uwe gebied onderworpen te zien. Maak, o mijn Jesus ! dat ik in alles niets zoeke dan aan u te behagen, en dat ik, van alles or.thecht, mij niet veikleve dan aan n en dit om u te beminnen, om in den tijd te beminnen, hetgene ik door uwe groote barmhartigheid hoop in-de eeuwigheid te voltrekken. Amen.
VIKRDK HÜEh,
X. HOOFDSTUK.
Dat men de heilige Communie zonder wettige reden niet moet nalaten.
1. Christus — Gij moet dikwijls uwe toe-vlugt tot de bron der goddelijke genade, tot de bron van alle goedheid en van alle zuiverheid nemen, opdat gij van uwe kwade driften en gebreken moget genezen en tegen alle beko-rit-gen en listen des duivels versterkt worden.
Daar de vijand wel weet, hoe groote vrucht er in de Communie gelegen is, doet hij al wat hij kan, om de geloovige en godvruchtige men-schen daarvan af te trekken en hun dit te beletten ; want men bevindt, dat, als sommigen zich tot de heiligeCommunie bereiden , zij groote bekoringen van den vijand lijden.
2. Die booze geest, zoo ais er in het boek Job staat, komt onder de kinderen van God , om hen door zijne gewone boosheid te ontslellen, om hen kleinmoedig en verbaasd te maken, om alzoo hunne goede begeerten te verminderen, of hun geloof door zijne aanvecliiing weg te nemen , en opdat zij alzoo de heilige Communie geheel achterlaten, of daartoe zonder lust en vurigheid naderen.
Doch men moet die booze trekken en inbeeldingen, hoe schandelijk en schroomeiijk die ook zijn , niet achten , maar al zijne booze ingevingen op hem terug werpen.
Men moet dien rampzalige versmaden en bespotten, en de heilige Communie, om dekwelling of ontsteltenis , die hij verwekt, niet achterlaten.
3. Ook worden sommigen gehinderd tot de 16 27
469
DE NAVOLGING VAN JESl^S CltlilSI LIS.
H, Communie, omdat zij te zeer bezorgd zijn |ra
om eene gevoelige godvruchtigheid te hebben, ni£ of al te benaauwd zijn om eene goede biecht j Z0l te spreken.
Handel hierin volgens den raad van wijze g0(
mannen, en leg alle benaauwdheid des gewe- uk tens af: want zij belet de genade van God ,
en bederft de ware godvrucht. zoc
Verzuim de heilige Communie niet om kleine ^jj
zwarigheid; ga met den eersten te biechten; en Go
vergeef gaarne aan anderen , die u beleedigd da-
hebben. zor En indien gij zelf aan een ander misdaan ;
hebt, vraag hem ootmoedig om vergiffenis, en uit
God zal u ook genadig zijn. is ■, 4. Wat baat het, dat men lang uitstelle i
te biechten of ter heilige Communie te gaan? mo
Zuiver u zoo haast mogelijk , spuw het venijn zij,
terstond uit, en haast u om geneesmiddelen vei
daartegen te nemen; en gij zult beter varen 1^1 dan met lang te wachten. _ ( Indien gij heden de heilige Communie ach- ! aitj
terlaat om deze of gene zaak, kan er morgen (J0
nog iets anders voorvallen , en alzoo zult gij vn:
lang van de heilige Communie belet worden, ber en daartoe meer onbekwaam wezen.
Ontmaak 11 dan, zoo haast gij kunt, van deze en
zwarigheid en traagheid: want lang ongerust de en benaauwd te blijven , en cm de dagelijksche
gebreken zich zeiven van de heilige. Communie Lig
te verwijderen , dient nergens toe. eer
Ja, het is zeer schadelijk de heilige Com- en
munie lang uit te stellen , dewijl dit gewoonlijk ijn, groote traagheid voortbrengt. \
liet is te beklagen, dat sommige laauwe en (Jaj
470
I
VIERDE BOl K
trage mensciien de biecht en de heilige Communie gaarne uitstellen , opdat zij niet verbonden zouden zijn beter op zich zeiven te letten.
5 Ach! wat eens geringe liefde en slappe godvrucht hebben zij, die de heilige Communie zeer ligtelijk achterlaten!
Hoe gelukkig en aangenaam aan Godishij , die zoo leeft, en zijn geweten zoo wel bewaart, dat hij alle dagen bereid zoude zijn om de heilige Communie te ontvangen , en dat hij het in de daad zou doen, indien het mogt gebeuren, en het zonder opspraak van anderen konde geschieden!
Zoo iemand somtijds zich van de Communie uit ootmoedigheid of wettige reden onthoudt, is zijn eerbied te prijzen.
Maar indien het uit traagheid gebeurt, dan moet hij zich zeiven opwekken, en doen wat in zijn vermogen is; God zal dan genadig zijn verlangen aanzien en zijnen goeden wil te hulp komen.
6. Maar als hij wettig belet is, dan moet bij altijd eenen goeden wil hebben om de heilige Communie te ontvangen, en alzoo zal hij van de vruchten des heiligen Sacraments niet geheel beroofd zijn.
Want een godvruchtig mensch kan dagelijks en alle uren, tot zijne zaligheid geestelijk tot de heilige Communie naderen.
fsogtans behoort hij op gestelde dagen het Ligchaam van zijnen Zaligmaker met liefde en eerbied te ontvangen , en daarin meer den lof en de eer van God dan zijne eigene vertroosting te zoeken.
Men communiceert geestelijk . en men wordt daarmede inwendig gevoed. als men de gohei-
471
DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
men der menseliwording en het lijden van roo:
Christus godvruchtig overdenkt, en daardoor zali
in zijne liefde ontstoken wordt. dik
7. Die zich zelventot de Communie niet bereidt noo
dan uit gewoonte, of omdat er zekere feestdag het
aanstaande is, zal dikwijls daartoe onbereid zijn. slis
Zalig is hij , die zich zei ven aau God als een zijii brandoffer opdraagt, zoo dikwijls als hij Mis
leest of tot de Tafel des Ileeren nadert. goe
Wees in de Mis te lezen niet al te langzaam 1° 1
noch te traag; maar onderhoud het gewone van
goede gebruik van hen met welke gij leeft, want voo
gij moet anderen geene moeijelijkheid of verdriet geh
veroorzaken, maar den gemeenen weg en de in- 1-Vlt;
stelling uwer voorouders houden, en veeleer tot lijk
voordeel der gemeente trachten te dienen , dan len
uwe eigene godsvrucht en genegenbeidtevoldoen. voo
zon
1. Het vurige verlangen, hetwelk .lesus Chris- ren
tus ons toont om in onze harten te komen , hei
om er bezit van te nemen en daarin als God te ziel
heerschen , moet ons overtuigen , dat men Hem ren
een groot genoegen verschaft als men zich dik- het
wijls waardig maakt om de heilige Communie Ie ont
ontvangen , en als men zich door eenen oogei;- aati
schijnlijken eerbied en uit eene ware traagheid too
van de heilige Tafel verwijdert, gelijk zoo vele reh
Christenen doen, als men alsdan Jesus Christus wa;
van de voldoening berooft, welke Hij neemt van go(
in ons te verblijven en Hij ons door deze woorden wij
betuigt: Mijn vermaak is te zijn met de kinderen ziel
dermenschen. Het is zich stellen tegen de inzig- hei
ten zijner wijsheid, het is de keten verbreken nee
van onze voorbeschikking , omdat men zich be- sch
472
VI Kil UK UUl'K.
van rooft van een der krachtigste middelen om onze
[Joor zaligheid te verzekeren, welk is in eene goede en dikwijls herhaalde Communie, (immers men mag
•eidt nooit deze twee zaken van elkander scheiden), en
tdag het is zich blootstellen aan het verlies van de be-
zijn. slissende genade der eeuwigheid als men door
een zijne schuld de heilige Communie verzuimt.
Mis 2. Nu, de wezenlijke gesteltenissen voor eene goede en dikwijls herhaalde Communie zijn:
aam lquot; van tot de heilige Tafel te naderen zonder wil
rone van te zondigen; 5° van na de biecht een vast
vant, voornemen gemaakt te hebben ora zich van zijne
Iriet gebreken te beteren, en een opregt christelijk
3 in- 1. ven te leiden ; 3quot; van te hopen, dat de wezen-
r tot lijke tegenwoordigheid van Christus in onze zie-
dan len, en de kracht zijner genade ons in dit dubbel
oen. voornemen zal behouden; derhalve moeten de zondaars, die uit gewoonte de zonde bedrijven, die niet dan zeldzaam tot de heilige Tafel nade-
iris- ren, uit eene ware oorzaak hunner onwaardig-
len , beid aan hunne slechte gewoonte verzaken, en
id te zich in staat stellen van waardig te communice-
Hem ren. De wereldsche zielen, die, om niet dikwijls
dik- het Ligchaam des Heeren te ontvangen, tot ver-
ie (e ontschuldiging bijbrengen hunne verkleefdheid
gen- aan de wereld, zijn verpligt de ijdelheden, de
heid tooneelen, en de aangekleefdheid aan het we-
vele reldsche te verlaten, en zich te bereiden van
stus waardig en dikwijls te communiceren; en de
van godvruchtige personen, die vreezen van dik-
•den wijls slecht de Communie te ontvangen, moeten
3ren zich uit eene verkeerde ootmoedigheid van da
zig- heilige Tafel niet verwijderen, maar zich ver-
;ken nederen en te Communie gaan, zoo als het de
be- schrijver van het boek der Navolging zegt.
473
474 DE NAVOLGING VAN JESUS CIIIHSTCS.
GEBED TOT JESUS CHRISTUS. JeSïl
Broo
Heer! het is waar, dat ik niet verdien aar Ik uwe heilige Tafel ontvangen te worden, zooaL mij de kinderen aan de tafel van hunnen vader ont- dikv vangen worden, aangezien ik mij door mijne mog zonden en door mijne ongetrouwheden die wijli eer onwaardig heb gemaakt; maar vermits, dat en n gij tot u al degenen uitnoodigt, die belast en beladen zijn onder het gewigt hunner ellenden, met belofte van hen te vellichten en te troosten, wil ik meer acht slaan op uwe barmhar- Dat tigheid dan op mijne onwaardigheid. v0
Gij zegt in uw Evangelie, o mijn Jesus! dat
de zieken den geneesheer noodig hebben. Ik wil 1
dan dikwijls tot u naderen, aangezien ik den zoet
overvloed uwer genade en de menigte uwer Taf
barmhartigheden noodig heb. om mij in uwe spij
liefde te behouden, om mij van de zonde te die
bewaren, en om mij tegen de vijanden mijner C
ik gevoel geene godsvrucht als ik tot de heilige van
Tafel nader; maar het is niet noodig uwe ver- god
troostingen en uwe genade te gevoelen, het is 5
genoeg hieraan getrouw te wezen; en het dik- is lt;
wljls ontvangen der heilige Communie is zeer ^
bekwaam om mij die getrouwheid te geven, aan- den
gezien de vrucht van eene goece Communie altijd Enj
de smaak van de Communie niet is, maar wel de 1
sterkte om zich zelven te overwinnen, en de ged
getrouwheid in het volbrengen zijner pligten wa;
Ik ben aan vele gebreken onderworpen, ik ben ^
zwak, traag en onstandvastig in uwe dienst; . goi
maar wie kan beter mijne zwakheid genezen, te
mijne ellenden te hulp komen , dan gij, o mijn ku
VIERDE BOEK. 473
Jesus! die een barmhartige God zijt, en het
Brood, hetwelk de stfcrKte voortbrengt,
aar Ik bid u dan, o beminnelijke Zaligmaker ! van
iaL mij de noodige gesteltenissen te verleenen, om
ont- dikwijls en waardig de heilige Communie te
ijne mogen ontvangen Kom, mijn Jesus! kom dik-
die wijls in mijn hart,hetwelk zonder u niet kan leven
dat en niet dan voor u en door u kan bestaan. Amen. t en
len, IX. HOOFDSTUK.
oos-
har- Dat liet H. Ligohaam onzes lleeren en de H. Schrift voor eene geioovige ziel hoogst onontbeerlijk zijn.
dat
wil 1. De ziel. — O allerzoetste Heer Jesus! hoe
den zoet is het aan eene godvruchtige ziel. aan uwe
wer Tafel aangenomen te 7.ijn, alwaar anders geene
iwe spijs voorgesteld wordt, dan gij, haar beminde,
! te die boven alle hartsverlangens zijt te wenschen !
ner Och, hoe aangenaam ware bet mij, zoo ik in uwe tegenwoordigheid uit het innigste gevoelen
lige van mijn hart tranen mogte storten, en met de
-er- godvruchtige Magdalena uwe voeten wasschen !
t is Maar waar is zulke godvruchtigheid? Waar
3ik- is die heilige tranenstroom?
;eer Voorwaar, geheel mijn hart behoorde te bran-
an- den voor uw aangezigt en voor uwe heilige
tijd Engelen, en van blijdschap te weenen.
1 de \Vant ik heb u, alhoewel onder eene andere
de gedaante verborgen, in het heilige Sacrament
en waarlijk tegenwoordig ontvangen,
ben 2. Ook zouden mi-jne oogen in uwe eigene
ist; . goddelijke klaarheid niet kunnen verdragen u
^n , te aanschouwen, ja de geheele wereld te zamen
lijn kunnen bestaan.
476 UK NAVOLGING VAN JESUS CUHISTUS.
Het is dan om mijne zwakheid te ondersteunen, dat gij onder dit Sacrament bedekt blijft.
ik bezit u dan waarlijk, en aanbid hier den gene, dien de Engelen in den hemel aanbidden; doch ik zie u nog door het geloof, maar zij aanschouwen u in uwe gedaante en onbedekt.
ik moet mij bevredigen met dit licht des geloofs, en daarin wandelen tot dat de dag der eeuwige klaarheid aanbreekt, en dat de duistere schaduw der afbeeldingen en gedaanten verdwijnt.
Maar als al Iwtgene, wat volmaakt is, zal aan gekomen zijn, (l. Cor. 13 , v. 10) dan zal het gebruik der Sacramenten ophouden ; want de Heiligen in den hemel hebben de hulpmiddelen der Sacramenten niet meer noodig.
Want zij verblijden zich in Gods tegenwoordigheid, terwijl zij van aangezigt tot aangezigt zijne heerlijkheid beschouwen ; en daar zij van die heldere beschouwing in de klaarheid der ondoorgrondelijke Godheid als overgaan, smaken zij het nienschgeworden Woord van God, gelijk het van het begin geweest is, en in eeuwigheid wezen zal.
3. Als ik op deze wonderlijke dingen denk, wordt mij alle troost, zelfs geestelijke, verdrietig; want zoo lang als ik mijnen Heer in zijne glorie niet klaarlijk aanschouw, acht ik alles, wat ik in de wereld hoor of zie, voor niets.
Gij weet, o mijn God! dat mij niets kan troosten of rust geven, dan gij alleen, dien ik eeuwig wensch te aanschouwen.
Maar dit kan mij niet wedervaren, zoo lang ik in dit sterfelijk leven ben, en uit dien hoofde moet ik mij tot groote verduldigheid bereiden, en mij in al mijne verlangens aan u overgeven.
VrtUDE DOEK.
Want uwe Heiligen, o Heer! die zich nu met ii in het rijk der hemelen verblijden, hebben ook door het geloof en met groot geduld in dit leven de komst uwer glorie verbeid.
Wat zij geloofd hebben, dat geloof ik ook; en waartoe zij gekomen zijn, daar vertrouw ik door uwe genade ook te komen.
Middelerwijl wil ik in het geloof leven, en mij door het voorbeeld der Heiligen versterken.
Ik heb ook de gewijde boeken tot mijnen troost en tot eenen spiegel om wel te leven ; en bovenal heb ik uw dierbaar Ligchaam tot een bijzonder geneesmiddel en toeviugt.
4. Want ik bevind, dat in dit leven twee dingen mij hoogst noodig zijn, zonder welke dit ellendig leven mij onverdragelijk zou wezen.
Zoo lang ik in den kerker van dit ligchaam ben opgesloten, zijn mij twee dingen zeer noodig ; namenlijk licht en voedsel
Gij hebt dus uw heilig Ligchaam aan mij, zwakken mensch tot voedsel gegeven, en uw woord als eene lamp voor mijne voeten gesteld.
Zonder deze twee dingen zou ik niet wel kunnen bestaan; want uw heilig woord is het licht mijner ziel, eu uw heilig Sacrament is het brood des levens.
Dit zijn ook twee tafels, die gij in de schatkamer van uwe heilige Kerk geplaatst hebt.
De eene tafel is het altaar, waarop het heilige brood, dat is, het dierbare Ligchaam van Christus rust.
De andere tafel is uwe heilige wet, welke de ware leering bevat, die ons onderwijst in het regte geloof, en ons tot het binnenste van het Heilige der Heiligen geleidt.
16 27.
477
418 DE NWOLGING VAN .IF.SÜS CHRISTUS.
Ik dank u, o Heer Jesus , licht van het eeuwige licht, voor de tafel uwer heilige leering , die gij ons door uwe dienaars , de Profeten, de Apostelen en andere leeraars, bereid hebt.
o. Ik dank u, o Schepper en Verlosser der menschen! dat gij, om uwe liefde aan de wereld te bewijzen, een groot avondmaal bereid hebt, in hetwelk gij ons, niet het oude paaschlam, maar uw heilig Ligchaam en dierbaar Bloed tot ons voedsel hebt voorgesteld, terwijl gij alle geloovigen met blijdschap door deze heilige spijs verheugt, en hen dronken maakt met den zaligen kelk, in welken al de wellusten van het Paradijs bosloten zijn en waarvan de heilige Engelen, maar met eene grootere en zaligere zoetheid , met ons deelen.
6. O ! hoe groot en waardig is het ambt der Priesters, wien de magt gegeven is van den God van Majesteit door de heilige woorden te consacreren, Hom met hunne lippen te loven, met hunne handen te dragen, met hunnen mond te nutten , en aan de geloovigen uit te deelen!
O ! hoe zuiver behoorden die handen; hoe heilig die mond , hoe rein dat ligchaam, hoe onbesmet dat hart te zijn, in hetwelk de Gever aller zuiverheid zoo dikwijls komt!
Uit den mond van eenen Priester, die zoo dikwijls het Ligchaam des Heeren ontvangt, moeten niet dan heilige, eerbare en heilzame woorden komen.
7. Zijne oogen, die dagelijks het Ligchaam van Christus aanschouwen , moeten eenvoudig en eerbaar zijn. Zijne handen, die dagelijks deji Schepper van iiemel en aarde aanraken, moeten zuiver en opgeheven tot den hemel zijn.
I
VIBROE BOKK. 479
eeu- Het is eigenlijk voor de Priesters, dat er
ng, in de wet geschreven staat: weent heilig, dewijl
, de ik, uw Heer en God, heilig ben.
8. Dat uwe genade, o almagtige God, ons
der toch helpe, opdat wij, die het priesterlijke araht
reld ontvangen hebben, n waardig en godvruchtig
ebt, in alle zuiverheid en met een goed geweten
lam, mogen dienen.
1 tot En al kunnen wij zoo heilig niet leven, als wij
alle moeten , verleen ons dan toch, dat wij opregt
spijs onze gebreken beweenen, en voortaan in den
i za- geest van ootmoed en met het vaste voornemen
i het van een' goeden wil u vurig mogen dienen, ilige
o-ere OEFENING.
Over het lezen der heijge boeken, hetwelk moet
■ der dienen om ons tot de H. Communie te bereiden
God om er de vrucht van te behouden.
mftn-
met God gaf eertijds in de woestijn aan de Israe-
nond 'ilen eene vurige en heldere wolkkolom, om hen
;len! te verlichten, en het manna om hen gedurende
hoe de reis naar het land van belofte te spijzen. Al-
hoe zoo heeft onze Heer aan de Christenen de heilige
[ever boeken gegeven om hen te verlichten, en het aanbiddelijke Ligchaam en Rloecl om hen op
zoo hunnen doortogt tot den hemel te versterken,
ngt, Zij moeten die beiden raenigwerf gebruiken om
'.ame e*quot; toe te geraken: de lezing der heilige boeken om niet te dolen, en het allerheiligste Sacrament
laam des Altaars om zich in den engen weg, die tot,
udig het paradijs geleidt, te versterken.
ilijks Het is hierom, dat het zeer nuttig is's avonds
kén , Vl'ór dat men te Communie gaat en op den dag
zijn. dat men tot de heilige Tafel is genaderd, een
é
480 SE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
godvruchtig boek te lezen, dat van het allerheiligste Sacrament des Altaars handelt, om in zijne ziel dien geest van vurigheid, getrouwheid en liefde tot God te onderhouden, alsook dat heilige vuur, hetwelk J esus Christus in hetzelve is komen of zal komen ontsteken: Men kan het gesprek lezen, dat Jesus Christus met zijne Apostelen, na do instelling van het allerheiligste Sacrament des Altaars hield; maar men moet de heilige boeken lezen in den geest, met welken de heilige Geest ze geschreven heeft, die met het geloof, met den eerbied en met die onderwerping lezen, welke zij waardig zijn en die zij inboezemen aan .degenen, welke ze dikwijls lezen: men moet ze lezen met die aandacht, die men aan de tegenwoordigheid van God verschuldigd is, met een vurig verlangen om er nut uit te trekken en zich er naede te voeden, en met eene toevlugt vol vertrouwen in den heiligen Geest, die ze heeft voorgeschreven.
O mijn Zaligmaker! die ons zoo overvloedig heilige boeken hebt verleend, om ze te gebruiken als eene brandende en verlichtende fakkel, om ons uit de dolingen, die voor de zaligheid onzer zielen gevaarlijk zijn, te trekken of er voor te behoeden, verlicht onzen geest door de waarheden, welke daarin besloten zijn, en raak ons hart door een krachtig verlangen om die in het werk te stellen. Maak , dat zij ons tot troost dienen in onze kwellingen, lot steun in onze verdrukking en tot regel in geheel ons gedrag.
VIERDE BOLK,
hei- Maak tevens, o mensch geworden woord, dat
wij naar uwe stem luisteren, die tot het hart spreekt, als men uw Evangelie leest, en dat wij door den eerbied, dien wij aan uw heilig woord verschuldigd zijn, doen , wat mogelijk is om rek hetzelve in het werk te stellen in de gelegen-, na heden, waarin wij dit zullen noodig hebben, lent aangezien het niet minder noodzakelijk is de üge heilige grondstellingen van het Evangelie uit de te oefenen dan hetzelve te gelooven. Amen. net
Ier- XII. HOOFDSTUK.
zij
ijls f Hoe men zich tot do heilige Communie moet bereiden, bt, |
er- 1. Christus. — Ik ben de minnaar der zui-
er verheid en de gever van alle heiligheid, en, Ik zoek een zuiver aart, en daar is de plaats
len mijner rust.
Bereid mij eene wel versierde eetzaal, zoo zal i ik met mijne leerlingen het Paaschlam bij u eten. Zoo gij begeert, dat ik tot u kome. en bij u blijve, zoo zuiver u van den ouden deesem, lig en reinig de woning van uw hart. ;e- Sluit de wereld en het gewoel van alle kwade
de driften buiten; wees als eene eenzame musch de op het dak, en overdenk in de bitterheid van en uw hart uwe misdaden.
ist Want al wie iemand zeer bemint, bereidt voor
n, zijne beminde de allerbeste plaats, en daaruit
in wordt zijne liefde gekend.
lij ' 2. Weet nogtans, dat gij met uwe eigene 3t krachten u hiertoe niet waardig kunt bereiden ,
n al ware het, dat gij een geheel jaar daartoe
besteeddet, en op niets anders dacht.
481
ijne 1 en lige nen
nF' NAVOI.fitNO VAN JESUS CHRISTUS.
Maar door mijne goedheid en genade alleen ■wordt het u toegelaten tot mijne Tafel te naderen , alsof een arme bedelaar ter maaltijd van eenen rijken geroepen wierde , en dat hij niets anders tot vergelding te geven hadde dan zich te verootmoedigen en hem te bedanken.
Doe \vat in uw vermogen is , en doe het naarstig , niet int dwang of gewoonte , en ontvang het Ligehaara van uwen God, die zich gewaar-digt tot u te komen , met vrees en eerbied.
Ik heb u genoodigd , ik heb het alzoo bevolen ; kom en ontvang mij, én ik zal aanvullen wat u ontbreekt.
3. Als ik ii de genade van godsvrucht geef, dank uwen God, niet omdat gij dit waardig zijt, maar omdat ik u genadig ben geweest.
Indien gij _ geene godvruchtigheid gevoelt, en u zeiven in dorheid bevindt, begeef u dan tot bidden, zucht, klop en houd niet op, tot dat gij een druppeltje van de zalige genade verdient te ontvangen.
Gij hebt mij_ noodig , ik heb u niet noodig; eij kunt mij niet heilig maken , maar ik kom u heilig maken en verbeteren.
Gij komt, opdat gij aan mijne heiligheid zoudt deelachtig en met mij vereenigd worden , om nieuwe genaden te bekomen , en op nieuw ontstoken te worden, om beter te leven.
Verzuim deze genade niet, maar bereid uw hart met alle naarstigheid. en ontvang uwen Beminde.
4. Doch gij moet u niet a.'leen bereiden tot de godvruchtigheid vóór de Communie, maar u ook daarin bewaren na hei ontvangen van dit heilige Sacrament.
VIEUDE ROEK
Heen Er wordt, na het ontvangen , geene mindere ade- behoedzaamheid vereischt. dan eene vurige be-van reiding vóór het ontvangen.
liets Want de goede bewaring na het ontvangen ,
zich is de beste bereiding, om meerdere genade te bekomen.
lar- Maar wie na de Communie zich tersfond tot
ang uitwendigen troost uitstort, die maakt zich zel-lar- ven zeer ongeschikt, om mij weder te ontvangen.
Wacht u dan veel te spreken, houd u in de ivo- afzondering en geniet uwen God , want gij len bezit hem , dien de geheele wereld u niet kan ontnemen.
ef, Ik ben het, aan wien gij u geheel moet over-
ijt, geven, opdat gij voortaan niet meer in u , maar in mij gerust levet.
an OEFENING.
(je Op welke wijze men het Ligchaam en Bloed van
.Tesns Christus moet nutten.
g; Gelijk het allerheiligste Sacrament des Altaars
m een Sacrament is, dat ons den hemel op aarde
en God zeiven in o:is doet vinden , en dat betid zelve het groote wonderteeken van de liefde Gods i , jegens de stervelingen is , zoo ook moet men , w om er voordeel uit te trekken, tot hetzelve naderen met een levend geloof, met eene vaste iv hoop en met eene vurige liefde tot Jesus Christus, n Maar tevens moet men hopen, dat hij in ons zal aanvullen het gebrek van het gevoel dezer drie t deugden, met ze in ons te drukken als wij r dikwijls tot de heilige Communie zullen gaan , i en als wij zullen doen wat mogelijk is om waardig tot dezelve te naderen Derhalve degenen ,
483
484 DE NAVOLGING VAN JF.SUS CHRISTUS.
die zich van de heilige Communie verwijderen , omdat zij den heiligen indruk der deugden noch de vurigheid tot Jesus Christus gevoelen, moeten hierom de Communie niet nalaten, welke hun noodig is, om hen op te wekken ten einde der christelijke deugden en de pligten van hunnen staat uit te oefenen; maar zij moeten Jesus Christus ontvangen, omdat zij Hem gedurig noodig hebben.
De heilige Wartelaren der eerste Kerk waren gewoon i vóór aleer zij voor hunne regters verschenen om de waarheden van het geloof voor hen te verdedigen, eerst hetügchaamdesHeeren te ontvangen; volgens den heiligen Cyprianus vermeenden zij zonder dit niet in staat te zijn of de sterkte niet te hebben om den marteldood te ondergaan. Zoo ook moeten de Christenen, om hunne hartstogten te bestrijden en aan de bekoringen des duivels te wederstaan; zich bekleeden en zich als voeden met de kracht van het Ligchaam en Bloed van Jesus Christus , zonder welke zij in gevaar zijn van te bezwijken en zich in hqt verderf te storten.
O mijn Jesus! o brood der Engelen, ogoddelijk en onmisbaar voedsel mijner ziel! Helaas! wat zou die ziel zonder u zijn ? Zij zou met reden met den Profeet mogen uitroepen ; Mijn hart is verslapt, is kwijnend geworden en aitgedroogd voor de zaken mijner zaligheid, omdat ik vergeten of verzuimd heb het brood te eten , hetwelk tot mijn leven noodzakelijk is. Gij hebt in het Evangelie gezegd , dat, indien gij het volk, dat u volgde,
VIF.fiÜi; BOEK 4So
liet henen gaan, zonder het eeoig eten te geven , dat het dan onderweg zou bezwijken. Dit is het ongeluk, hetwelk mijne ziel zou overkomen , o mijn Zaligmaker! indien wij uw Ligchaam en Bloed niet nuttigden Zwak uit zich zelve, en krachteloos door de verwijdering van het allerheiligste. Sacrament des Altaars, hetwelk hare sterkte en haar leven is, zou zij welhaast in eenen staat van laauwheid vervullen en overgegeven zijn aan hare driften mu. gevaar harer zaligheid.
O mijn Jesus! hoe zoudt gij de God van mijn hart en mijn aandeel in eeuwigheid kunnen wezen, indien gij daarvan in de Communie geen bezit neemt, otu in hetzelve op de aarde de heilige vereenigi ng af te schetsen, welke het in den hemel met u moet hebben! Kom dan, mijn Zaligmaker! kom dikwijls in mij om u nooit van mij te verwijderen. Amen.
Xlll. HOOFDSTUK.
Dat men, om zich volmaakt met Christus in de heilige Communie te vereenigen, aan niets mag verkleefd zijn.
1. De ziel. — O Heer! wie zal mij geven , dat ik u alleen moge vinden , voor u mijn hart openen, en u genieten gelijk mijne ziel zulks wenscht, opdat mij dan niemand versmade , noch eenig schepsel mij bewege of vermake ; maar dat gij mij , en ik u alleen moge toespreken, gelijk de eene vriend met den anderen vrolijk omgaat,
Hetgcne ik bid en wensch , is, dat ik eens geheel moge vereenigd worden met u, dat ik mijn hart moge aftrekken van al het gescha-
486 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
pene, en dat ik, door bet dikwijls opofferen en nutten van uw heilig Ligchaam, het hemel-sche en eeuwige leere smaken.
O mijn God ! wanneer zal ik vereenigd met u, geheel verslonden in u en mij zeiven vergeten zijn?
Gij zijt in mij , en ik in u, zorg dat wij zoo altijd vereenigd blijven.
2. Gij zijt waarlijk mijn ivelbc.minde (Cant. 5, v. 10.) uit vele duizenden uitverkoren, in wien mijne ziel eeuwig wenscht te rnsten.
Gij zijt het, die aan mijne ziel vrede verleent , in wien de ware vrede en opregte rust te vinden is . en buiten u is er niets dan last, verdriet en eindelooze ellende.
Gij zijt voorwaar een verborgen God , (Is. 4ö. v. 1o.) en uw raad is niet met de boozen ; maar gij spreekt met de ootraoedigen en eenvoudigen.
O Heer! hoe zoet is uw geest, aangezien gij , om mve teedere liefde aan uwe kinderen te bewonen , hen spijst met een aangenaam Brood, hetwelk uit den hemel gedaald is.
Voorwaar , er is geen volk in de wereld , dat zijne afgoden zoo hij zich heelt, gelijk gij , onze ware God , bij uwe geloovigen zijt, aan wie gij, om hun tot oenen gedurigen troost te dienen, en hun hart altijd ten hemel te verheffen, u zeiven tot spijs geeft.
3. ü, wat is er zoo edel als de Christenen! o, wat schepsel onder den hemel is er zoo bemind als eene vrome ziel in welke God zijn1 intrek neemt,om haar met zij n heilig Ligchaam tevoeden.
O onuitsprekelijke genade, o wonderbare gunst, o ongemetene liefde, die aan den mensch inzonderheid bewezen wordt!
VIERDE BOEK.
Maar wat zal ik den Heer voor deze groote genade en uitnemende liefde wedergeven ? ik kan niets aangenamer doen , dan mijn hart gelieel overgeven aan u, o mijn God! en hetzelve innig met u vereenigen.
Dan zullen al mijne krachten zich verheugen, als mijne ziel volkomen met God zal vereenigd zijn.
Dan zal hij tot mij zeggen: indien gij met mij wilt zijn , wil ik met u wezen.
En ik zal antwoorden: o Heer! gewaardig u met mij te blijven , want ik wil gaarne bij uzijn.
Al mijn verlangen is, dat mijn hart geheel met u vereenigd zij.
*
OEFENING.
Over de inzigtenvan Jesus Christus in liet verblijven op onze altaren, en over de godvruchtigegevoelens niet welke men Hem moet bezoeken , in de mis en in bet lof moet tegenwoordig zijn.
I. DeZoonGods svil op onze altaren verblijven buiten den tijd van het heilige Misoffer en van de heilige Communie: 1° om aldaar onze gebeden te aanhooren en ze te verhoeren , en om het ambt van Middelaar tnsschen God en de men-schen voort te zetten , hetwelk Hij op het kruis heeft uitgeoefend; 2° om onze bezoeken, onze eer-bewijzingen en onze aanbiddingen te ontvangen , waarin de christenen, die Hem zeldzaam , koel, uit gewoonte en als onverschillig bezoeken, zeer te berispen zijn, van voor hunnen God, hunnen Zaligmaker en hunnen Regter te verschijnen , zonder Hem te eerbieditren, te vreezen en te beminnen; 3» om ons in onze verdrukkingen te
487
488 DE ?gt;AV0LG1XG VAX JESUS CU1USTUS
troosten en in onze kwellingen te helpen, en om onzen twijfel te beslissen en weg te nemen volgens hetgene er geschreven staat; Laat ons tot den Zoon van Jozef {\) qaan, en Hij zul ons vertroosten , en volgens hetwelk een profeet zeide aan eenen vorst, die iemand gezonden had om eenen valschen god te rade te gaan; Is er dan geen God in Israëli om ons tot spijs te dienen gedurende het leven , en tot reisgeld in den dood
2. Een Christen, die met vlijt, eerbied en erkentenis in het allerheiligste Sacrament zijnen koning, zijnen God en zijnen Zaligmaker aanbidt , die nooit, als het hem mogelijk was , het heilige Misoffer heeft verzuimd, maar die in de mis en in het lof getracht heeft met eenen geest van Godsdienst tegenwoordig te wezen en die altijd getroffen, bekeerd en beter daaruit is wedergekeerd: zulk een Christen, zeg ik, die getrouw is aan zijne godvruchtige pligten jegens Jesus Christus, welke voor hemop onze altaren geslagtofferd wordt, moet zijne hoop in de goedheid en barmhartigheid van dien God in zijn leven en in het uur van zijnen dood grootelijks stellen. Integendeel, zal de Zoon Gods eens geene reden hebben aan eene menigte Christenen te verwijten , welke Hem in het allerheiligste Sacrament verwaarloozen te bezoeken, of welke dit met zoo weinige godsvrucht doen , hun te verwijten , zeg ik , hunne oneerbiedigheden en hun weinig geloof, en tot bun zeggen : Reeds zoolang hen ik met «, en gij hebt mij niet gekend'! Gij verzuimt te kennen en eenen God te bezoeken , die in het midden van u is. Het is te ver-
(l) Jostf werd voor den vader van Jesus Christus gehouden, wieus voedstervader hij slechts was.
VIEni)E HOEK
geefs, dat ik in het allerheiligste Sacrament des AKaars wonderen van almogendheid, wijsheid en goedheid uitwerk, om uwe harten te winnen; ik heb u nog niet kunnen bewegen om uwe huiszaken en uwe vermaken te verlaten, om mij uwe eerbewijzing te komen beloonen.
Om dan te beantwoorden aan deinzigten.weike Jesus Christus jegens ons heeft in het allerheiligste Sacrament, moet men Hem bezoeken, inde mis tegenwoordig zijn en het lof bijwonen, en dit verrigten met de onderwerping en den eerbied van eenen hoveling voor zijnen koning, met de ingetogenheid en de vurigheid der Engelen voor hunnen God in bet Allerheiligste rustende, met de ootmoedige vrees van eenen misdadige voor zijnen regter, met het vertrouwen en de liefde van een kind voor zijnen vader.
Hetwelk men onder de mis, onder het lof en in de bezoeken van het allerheiligste Sacrament des Altaars kan lezen.
1. Ik aanbid u, o opperste Majesteit van mijnen Zaligmaker ! die op onze altaren verblijft om aldaar onze eerbewijzingen te ontvangen; die u aldaar vernietigt en u slagtoffert, om de grootheid van uwen Vader te eeren en om in onze harten te kunnen heerschen. Ik bewijs u al den eerbied, die verschuldigd is aan eenen God, welke de opperheer mijner eeuwigheid is. Ik werp mij voor u ter aarde neder, ik vereenig mij met de ooi moedigste aanbiddingen, welke u de Serafs bewijzen, die het altaar omringen, en ik smeek u van hunne vurigheid eu de liefde te
489
i
490 DK NAVOLfii.NG VAN JESUS CHRISTUS.
willen auuvaarden om de verstrooidheden van mijnen geest en de onverschilligheid van mijn hart te vergoeden.
2. Door droefheid en schaamte getroffen over de oneerbiedigheid en onzedighedeu, welke ik in uwe tegenwoordigheid heb durven bedrijven, en over degene, welke aldaar zoo vele Christenen bedrijven, vraag ik u hierover zeer ootmoedig vergiffenis , eo ik heb vastgesteld deze door alle mogelijke zedigheid, ingetogenheid, eerbied en met al den geest van godsdienstigheid, met welke ik voor u moet verschijnen, te herstellen. Ik zou aan uwe regtvaardigheid gaarne voldoen voor al de beleedigingen, welke gij in dit allerheiligste Sacrament van de vrijgeesten, van de goddeloozen en van de Ketters ontvangt. Vergeef het hun. Heer ! want zij kennen u niet, en doe mij liever de tijdelijke pijn lijden, welke zij verdienen, dan hen te verlaten en hen in het eeuwige verderf te storten.
Maak, o aanbiddelijk slagtoffer van uwe liefde en van onze zaligheid! maak, dat het geloof u mijnen geest slagtoffere, dat de liefde u mijn hart toewijde, en dat de godsdienst mijnen geheelen persoon aan u opdrage, en dat ik, terwijl ik in de kerk zal wezen, geene oogen hebbe dan om u te aanschouwen, geen hart dan om u te beminnen, en geene tong dan om u te bidden.
3. Wel hoe ! cle Engelen vcor u nedergebogen, o mijn groote God! zijn door ecne ootmoedige vrees geslagen, en haasten z.ch om aan u eenen diepen eerbied en eene vurige liefde te bewijzen! En stervelingen als wij , die het werk uwer handen en de prijs uws bloeds zijn, wij durven in uwe tegenwoordigheid met losbandige oogen
V1ËI1UE HOEK.
met eenen verstrooiden geest, met een koel en onverschillig hart verschijnen, zonder u te bidden of zonder bijna op u te denken ! O mijn Zaligmaker ! laat niet toe, dat ik alzoo ontbreke aan den eerbied en aan de liefde, die ik u verschuldigd ben, en die zooveel te meer verdient als gij u voor ons te meer vernedert
4. Boezem mij de gevoelens van den Publi kaan in, die zijne oogen voor zijnen God niet durft opheffen , omdat hij door droefheid en schaamte over zijne zonden doordrongen is, en van den verloren zoon , die tot zijnen Vader, na zijne bedreveue buitensporigheden, wederkeert; en maak, dat ik, zoo als zij, door uwe goedheid en door mijne droefheid in uwe genade hersteld worde.
5. O mijne ziel! zieo.aar uwen God, diengene, welke voor u gestorven is, en dien gij ter dood gebragt hebt — hoe is het mogelijk, dat gij Hem uwe liefde en uwe erkentenis niet bewijst? O mijn hart! wees voor Jesus Christus gelijk de lamp, welke voor Hem brandt, en word, zoo als zij, in zijne tegenwoordigheid verteerd. Neen, ik wil van mijn' Zaligmaker niet vertrekken zonder waarlijk bekeerd te wezen en geheel aan u toe te behooren. Amen.
XIV. HOOFDSTUK,
Over de vurige begeerte, die sommige zielen tot de heilige geheimenis hebben.
1. De ziel. — O lieer 1 hoe groot is het genoegen , dat gij bewaart voor hen die u vree^en! (Ps. 30. v. 20).
Als ik op sommige godvruchtige zielen denk.
491
492 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.
die met de allergrootste vurigheid tot uw heilig Sacrament naderen, dan word ik beschaamd in mij zeiven,dat ik zoo koud en laauw tot uw Altaar en uwe heilige Tafel nader; dat ik zoo dor blijf zonder dat mijn hart getroffen wordt, dat ik niet geheel ontstoken word voor u, o mijn God! noch zoo sterk getroffen, gelijk vele vrome zielen geweest zijn, die door het grootste verlangen tot de heilige Communie en de liefde huns harten, hunne tranen niet kouden wederhouden.
Hunne ziel en hun ligchaam haakten naaru, o mijn God, br^n des levens! zij konden anders hunnen honger niet verzaden, dan na uw H. Ligchaam met alle blijdschap ontvangen te hebben
2. O, hoe brandend was hun geloof! hetwelk een zeker teeken is, dat gij. Heer! hier tegenwoordig zijt.
Want diegenen kennen waarlijk hunnen Heer in hel bnken des broods, (Luc. 24 v. 23.) wier hart zoo hevig in hen brandt, als Jesus met hen is.
Helaas! hoe verre ben ik dikwijls van dusdanige godvrucht en van zoo eene vurige liefde verwijderd!
O goedertieren Jesus! wees genadig, en verleen uwen armen bedelaar, dat ik ten minste somtijds een vonkje uwer vurige liefde in de heilige Communie gevoele, opdat mijn geloof versterkt en mijne hoop door uwe goedheid vermeerderd worde, en opdat mijne liefde-ten volle ontstoken, en na uw hemelsch manna gesmaakt te hebben, nooit verflaauwe.
3. Uwe barmhartigheid is magtig om mij de gewenschte genade te verleenen, en mij in uwen geest van vurigheid te bezoeken, als het u zal believen.
VIËRUK BO BK.
Want al is het, dat ik met de groote begeerte van uwe godvruchtige zielen nog niet ontstoken ben. wensch ik nogians dit brandend verlangen te hebben; terwijl ik u smeek, om aan de liefde uwer vurige minnaars deel te hebben en onder hun gezelschap gerekend te worden.
OEFENING.
üra waardig de geestelijke Communie te doen.
De geestelijke Communie, welke de heilige Kerkvergadering van Trente goedkeurt, aanraadt en zoo zeer den Christenen aanbeveelt als eene vervanging van het Sacramenteel en ligchame-lijke ontvangen van Jesus Christus, kan ten allen tijde en op alle plaatsen geschieden; hetzij dat men zich in de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sacrament des Altaars bevindt of dat men van dit geluk beroofd is. Men kan ze op ieder uur van den dag doen, of na een' Wees gegroet, welk men ter eere vau de heilige Maagd en Moeder Gods zal lezen in de vereeniging der heilige gesteltenissen, iü welke iij was, om Jesus Christus in haren kuischen schoot te ontvangen. Men vormt in zijnen geest een eerbiedig aandenken aan onzen Heer in het allerheiligste Sacrament; men aanbidt hem in hetzelve, men keert zijn hart tot hem, gelijk Daniël het zijne tot den tempel keerde; men geeft zich geheel aan hem over; men geeft hem het vurige verlangen te kennen, hetwelk men heeft van hem in het heilige Sacrament te ontvangen; en vermits men hetzelve niet kan doen of dat , men hiertoe niet gesteld is, verzoekt men hem hierin te voorzien door de mededeelinfc van i o 28
493
494 DE NAVOLGING VAN JF.SUS ( HP.ISTUS.
zijnen geest, in plaats van die zijns ligehaams.
Maar de geschiktste tijd om wel de geestelijke Communie te doen, is als men ia het heilige Misoffer tegenwoordig is, en dit ten tijde van de Communie des Priesters; want een Christen, alsdan met een levendig en dadelijk geloof in de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament bezield, als ook met een vurig verlangen om zich met hem innig te vereenigen, toont het eene en het andere met zich nederig in zijne tegenwooordigheid te verootmoedigen, en terwijl hij zich onwaardig kent om hem wezenlijk te ontvangen , bidt hij hem van ia zijnen geest, door het geloof, te komen en te blijven, en in zijn hart door de liefde en de erkentenis zijner goedheid, en van zoo veel in hem te weeg te brengen, dat zijne ziel niet meer leve dan door en om God.
i
O mijn liefderijke Zaligmaker! die het gedurige en het innigste voorwerp van het verlangen der Patriarchen, der Profeten en aller Heiligen van het oude Testament waart, die onophoudelijk naaruwe menschwording zuchtten, kom in mijne ziel, die brandt door een heilig verlangen om u te ontvangen en zich met u te vereenigen, als met den hersteller harer zaligheid en met den oorsprong van al hare goederen. Kom in mij de dwingelandij der zonde en der eigenliefde vernietigen, om het rijk uwer genade en liefde in mij te vestigen. Ik doe mij zalven regtvaardig-heid met mij onwaardig te oordeelen om wezent-lijk uw ligchaam en bloed te ontvangen; maar bewijs mij barmhartigheid met mij deelachtig te
VIKBIIE BOEK.
maken aan uwen geest en aan uwe deugden,door het verlangen, hetwelk ik heb om u te ontvangen.
Neen, mijn Jesus! ik kan u niet ontberen, noch zonder u leven ; gij slleen kunt mijn hart bevredigen en mij gelukkig maken. O Serafs, die zoo vurig verlangt u met Jesus Christus te vereenigen, en die hetzelve door het Sacrament niet kunt ten uitvoer brengen, ik vereenig mij aan de vurigheid en de zuiverheid uwer verlangens om mij te vereenigen met denzelfden God, dien gij met mij op het altaar aanbidt. Maar, Heer! kom gij zelf mijn hart zuiveren van alle verkleefdheid aan de schepselen en aan mij zeiven, hetgene al wat het is, niet is dan om u te beminnen en u te bezitten. Gij alleen zijt voor hetzelve genoeg, en al wat gij niet zijt, is voor hetzelve ontoereikend. O beminnelijke God ! O minnende God! O God van liefde ! kan men u kennen zonder u te beminnen, en u beminnen zonder door het verlangen te branden van u op aarde te ontvangen, en u in den hemel te aanschouwen en te bezitten ! Amen,
Dat de genade van godvruchtiglieid door de ootmoedigheid en de verlooclieuing van zich zeiven bekomen wordt.
1. Christus. — Gij moet de gave eener vurige godsvrucht naarstig verzoeken, met verlangen vragen , geduldig en met vertrouwen verwachten , met erkentenis ontvangen, met ootmoed bewaren, zorgvuldig met haar medewerken, en aan God altijd de manier bevelen , op welke het hem zal believen u te komen bezoeken. Gij moet u dan bijzonder verootmoedigen,
495
49(! DE NAVOLGING VAN JESIS CHKISÏUS.
als gij inwendig geene godvrucht gevoelt: maar gij moet daarom niet kleinhartig worden of u zeer bedroeven.
God geeft veeltijds op een oogenblik, helgene Hij langen tijd weigerde. Hij geeft somtijds op het einde des gebeds, wat hij in den aanvang uitstelde te geven.
2. Bijaldien de genade altijd spoedig verleend werd, en de mensch die naar zijnen wil had, dau zou de menschelijke zwakheid ze niet wel kunnen dragen.
Gij moet dan de genaden en eene vurige godsvrucht met goede hoop en ootmoedig geduld verwachten; en als u die niet gegeven, ja zelfs heimelijk onttrokken wordt, moet gij zulks aan uwe zonden toeschrijven.
Het is dikwijls eene geringe zaak, die een beletsel aan de genade stelt, indien men dit nogtans gering mag noemen , en niet veeleer een groot kwaad moet achten, hetwelk een zoo groot good belet.
Doch indien gij dit beletsel van u weert en het volkomen overwint, dan zal uw verzoek door den Heer ingewilligd worden.
3. Want zoodra gij u at.n hem uit geheel uw hart zult overgeven, en gij u daarin of hierin niet zoekt, maar u geheel aan hem overlaat, zult gij u vereenigd vinden met hem en gerust zijn : want niets zal u zoo wel smaken als de heilige wil van God.
Degene dan, die zijn hart eenvoudig tot God zal verheffen, en zich zeiven van alle ongeregelde liefde of misnoegen aangaande de .schepselen ontdoet, zal het best geschikt zijn om de gave eener vurige godvruchtigheid te ontvangen
ViEhUE BOEK.
Wa'it daar geeft God zijnen zegen , waar Hij ledige en bekwame vaten vindt; en hoe meer iemand de aardsche dingen verzaakt, en hoe meer hij door zijne zelfverachting aan zich zeiven verstorven is , des te spoediger ock de genade tot hem komt, overvloediger in hem vloeit, en zijn vrij hart hooge.r tot het hemelsche verheft.
4. Dan zal hij zich zeiven in overvloed vinden en verwonderen ; dan zal zijn hart in hem verwijd worden , omdat de hand Gods met hem is, en hij zich in zijne hand voor eeuwig gesteld heeft. Zoo zal hij, die God uit geheel zijn hart zoekt, en zijne ziel van alle ijdelheid vrij maakt, van God gezegend werden.
Hij ook zal in het ontvangen van het heilige Sacrament groote genade verdienen, die zich met God zal vereenigen, omdat hij in de heilige Communie geen acht neemt op zijne eigene voldoening, maar op Gods eer en glorie, die hij voor alle gevoelige godvruchtigheid eu geestelijk vermaak stelt.
OEFENING.
Hoe men zich moet bereiden om de eigene genade der heilige Communie te ontvangen en daaruit nut ts trekken.
Het doeleinde van het goddelijke Sacrament is, van ons met.!esus Christus innig ie vereenigen, en in onze zielen als eene zedelijke menschwor-ding van zijnen geest en van zijne deugden te vormen, hetwelk de heilige Vaders dwingt dit aanbiddelijk Sacrament eene uitbreiding der menschwording te noemen; het is om in ons het rijk zijner genade en zijner liefde te doen 16 28.
497
498 HE NAVOLGING VAN JF.Sl'S CHRISTUS.
voortduren , en ons altijd te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven in en door JesusChristus. Dus is de genade, welke de heilige Communie in ons voortbrengt , overeenkomstig met het doeleinde van dit Sacrament, dat wil zeggen , volgens hetgene Jesus Christus in liet Evangelie er van zegt: 1° dat Hij ons in Hem doet blijven, met in onze zielen het karakter zijner deugden te vormen en te prenten, zoo als een zegel de trekken van zijne inëtsing op het was teekent; 2quot; dat Hij ons voor, in Hem en door Hem doet leven , dat is te zeggen , dat Hij ons alleen doet handelen om aan Hem te behagen en door den indruk zijner liefde; 3quot; dat Hij ons altijd doet leven door het leven der genade zoo dat de genade , die Jesns Christus ons dooide heilige Communie mededeelt, is van zich in ons te vestigen, van ons in alles door Hem en voor Hem te doen handelen en te leven , en van ons eeuwig te doen leven. Men moet zich bereiden om die genade en de drie uitwerkselen eener goede Communie te bekomen: 1quot; met zich af te scheiden van allen wil tot zonde; 2° met onophoudelijk aan zich zeiven te verzaken en te sterven ; 3° met zich altijd in de getrouwheid zijner genade en in het bezit zijner liefde te houden
1. O mijn Jesus ! hoezeer ben ik beschaamd van zoo menigwerf tot de heil'ge. Tafel genaderd te zijn en van zoo weinig nut uit mijne Communiën getrokken te hebben , van mij zoo dikwijls met eenen God gevoed te hebben , en altijd als een mensch, en als een loou en vleeschelijk mensch geleefd te hebben ! Vergiffenis , mijn
VIF.RHE HOEK.
Zaligmaker ! vergiffenis voor de slechte voorbereidingen . met welke ik fot de heilige Communie genaderd ben , van ze zoo dikwijls met eenen verstrooiden geest, met een aan de wereld en aan mij zeiven verkleefd hart ontvangen te hebben, en van mij zoo weinig toegelegd te hebben om mij te bereiden om ze waardig te ontvangen , om u mijne dankzegging na dezelve te bewijzen, en om er de vrucht uit te. trekken . welke bestaat van mij in de getrouwheid en de vurigheid te hernieuwen.
2. O mijn Verlosser! hoe zeer moet ik niet vreezen, dat gij mij eens de vruchteloosheid mijner Communiën zn:t verwijten ! Maar moet ik minder de regtvaardige verwijting vreezen, welke gij mij zult doen aangaande de verzuimenis van
Imij in staat te stellen om dikwijls en waardig de. heilige Comraunie te ontvangen! Ik vrees grootelijks veroordeeld te worden voor de vruchteloosheid mijner Communiën en voor mijne traagheid, waardoor ik mij er van heb verwijderd , en die mij zoo vele Communiën heeft doen verwaarloozen , aan welke gij de beslissende genade mijner bekeering hechttet.mij in staat te stellen om dikwijls en waardig de. heilige Comraunie te ontvangen! Ik vrees grootelijks veroordeeld te worden voor de vruchteloosheid mijner Communiën en voor mijne traagheid, waardoor ik mij er van heb verwijderd , en die mij zoo vele Communiën heeft doen verwaarloozen , aan welke gij de beslissende genade mijner bekeering hechttet.
Ik wil mij dan voor de toekomst bereiden om wel te communiceren door de afscheiding der zonde , en der gelegenheid van ze te bedrijven , alsook door de inwendige oefeningen van deugden, welke ik voor, onder en na de heilige Communie zal verwekken ; maar ik wil ook niets verwaarloozen om nut uit mijne Communie te trekken , met te doen wat mogelijk is om op mij zeiven te waken, met de vrijwillige gebreken te vermijden , met in alles voort te gaan om aan u te behagen, met getrouw te zijn aan mijne oefe-
499
500 DE NAVOLGING VA-N JÏSUS CHRISIUS.
ningen , en kloekmoedig om mij zeiven te overwinnen en mij in te nemen; want dit zijn de ware vruchten van eene goede Communie. Vergun mij de genade van in dit punt te volbrengen, wat gij mij gewaardigt in te geven. Amen.
Dat wij in de heilige Communie al onzen nood aan
Christus moeten openbaren , eu Hem zijne genade
verzoeken.
1, De ziel. — O zoetste en minnelijkste Heer 1 dien ik nu vurig wensch te ontvangen, gij kent mijne zwakheid en mijnen nood. Gij weet in hoe vele kwalen en gebreken ik gedompeld lig, hoe dikwijls ik bezwaard, bekoord, ontsteld en besmet word.
Ik kom tot u, om geholpen te worden ; ik bid u om troost en verlichting ; ik spreek tot dengene, die alles weet, wien al mijn inwendig wel bekend is, en die alleen mij volmaakt kan troosten en helpen.
Gij weet wat goed mij het meest ontbreekt, en hoe arm ik in deugden beu.
2. Zie ik sta hier voor u, arm en ontbloot, ik verzoek hulp en bid om genade.
Spijs mij , armen en hongerigen bedelaar , verwarm mijn koud hart door het vuur uwer liefde, verlicht mijne blindheid door den glans uwer tegenwoordigheid.
Maak , dat mij alle aardsche geneugten bitter vallen, dat ik alle bezwaren en tegenheden verduldig lijde, en dat ik alle geschapene en aardsche dingen verachte of vergete.
VEllDR DOEK
Hnf mijn hart opwaarts tot u iïj den hemel, en dat mijne gedachten niet meer op aarde zwerven.
Dat ik^ van nu af, in niets smaak vinde dan in u; want gij alleen zijt mijne spijs, miju drank, mijne liefde, mijne vreugd, mijn genoegen en al mijn goed.
Ik bid u, wil mij door uwe tegenwoordigheid geheel ontsteken , verbeteren en in u veranderen, opdat ik, door uwe genade met u vereenigd , door ettie brandende liefde gesmolten , één geest met u moge worden.
Laat niet toe , dat ik hongerig en dor van u henen ga; maar doe mij de kracht uwer barmhartigheid gevoelen, gelijk gij met uwe Heiligen dikwijls verwonderlijk gehandeld hebt.
Wat wonder ware het zoo ik door u gansch vurig en verteerd werde ! want gij zijt een vuur dat altijd brandt en nooit verdooft; gij zijt eene liefde, die het hart zuivert en het verstand verlicht
OETENING.
Van dit en liet volgende hoofdstuk.
De Heiland, na met zijne woorden onderwezen , met zijne voorbeelden geleerd en door zijne genaden de wezentlijke en noodzakelijke genaden en de zaligheid van eenen Christen verdiend te hebben, heeft het allerheiligste Sacrament des Altaars willen instellen, om zelf die in onze harten in te prenten. Onder deze christelijke deugden is eene der eerste de ootmoedigheid, van welke Jesus Christus ons een allerschoonst voorbeeld geeft in het allerheiligste Sacrament; want Hij blijft ia hetzelve verborgen, vernietigd en onbe-
501
502 DE NAVOLGING VAN .IE31IS CHRISTUS.
kend. Gedurende zijn leven, quot;waren al de vol- vert
maaktheden zijner Godheid verborgen en als in zijn
zijne menschheid vernietigd ; maar in bet aller- ken
heiligste Sacrament is zijne menscbheid zelve de c nog voor onze oogen bedekt, en niets vertoont er ons
zich van eenen God-menscb dan aan de oogen dat
van ons geloof. Ziedaar hetgene wij op de wereld geh
moeten wezen en waarin men die ootmoedigheid uits
en die vernietiging vanJesus Christus in bet aller- C
heiligste Sacrament moet navolgen : 1° bet ver- uw
borgen en verworpen leven beminnen ; 2° den ste
lof, de achting en de eer vlugten en versmaden ede
en de versmading gaarne ontvangen als eene zaak, wa1
die aan zondaars , als wij , verschuldigd is; ove
3° trachten wel te leven zonderhet te willen schij- !
nen, en onze werken doen, niet om van de men- ons
schen gezien en geacht te worden , maar alleen ste
om aan God te behagen; 4° overtuigd zijn, dat Hij
de mensch God niet voortreffelijker kan eeren , zet
dan met zich voor Hem te vernederen en te ver- de
ootmoedigen; 5° wijken voor oploopende men- nie
schen , om den vrede te behouden ; 6° nooit uit we
menschelijk opzigt voortgaan , maar door den al\
indruk van eene eerbiedige vrees , die men voor vr
God moet hebben; 7quot; noch goed van zich zeiven, ee
noch kwaad van anderen zeggen. ge
2. De Zoon Gods geeft ons nog, in het allerhel- be
ligste Sacrament des Altaars, het voorbeeld eener nc
volmaaktegehoorzaamheiden verduldigheid, die lij
wederstaat aan al de beleedigingen , welke Hij in le
hetzelve ontvangt, door eene n iauwkeurige, vol- te standige en wonderdoende gehoorzaamheid, die
Hij aan den Priester bewijst, met op bet altaar oi
tegenwoordig te komen zoodrs. de woorden van oi
de Consecratie gesproken zijn, en aldaar te d
1
VIERDE BOKK.
verblijven tot dat de mensch Mem verlangt ia zijn hart te ontvangen. O groote God! wiens kenteeken en aandeel de onafhankelijkheid en de opperheerschappij zijn, welke schaamte voor ons, te zien, hoe groote God gij ook zijt, dat gij zonder uitstel aan eenen mensch wilt gehoorzamen, terwijl de mensch weigert of uitstelt zijnen God te gehoorzamen!
O mijn Zaligmaker ! ik wil dan voortaan . om uwe voimaakte gehoorzaamheid in het allerheiligste Sacrament te eeren en na te volgen , spoedig, edelmoedig en verstandig aan alles gehoorzamen, wat gij mij door uwe ingevingen, door mijne oversten en door mijne pligten zult gebieden.
3. Eindelijk, Jesu? Christus leert eti boezemt ons het geduld in met hetzelve in het allerheiligste Sacrament des Altaars uil te oefenen , alwaar Hij het voorwerp is van de versmading en de on-zedigheden der stervelingen, van de vergetenheid der Christenen, van de onverschilligheid eener menigte hartep, die weinig aan Mem, veeJ aan de wereld, en geheel aan zicii zeiven toebehooren ; alwaar 11 ii zich blootgesteld ziet aan slechte of vruchtelooze Communiën van zoo vele zielen, die een leven leiden, ofwel gansch strafbaar door de gewoonte en gelegenheid der doodzonde , of geheel vruchteloos voor den hemel. Hij verdraagt nogtans deze beleedigingen meteen onverwinne-lijk geduld , en verdraagt die alzoo, om ons te leeren en ons aan te moedigen om gelaten de tegenspraak en de beleedigingen te verdragen.
4. ü mijn Jesus! slagtoffer onzerzaligheid en onzer zonden, moeten wij dan dagelijks door onze onzedighedeu, onze verstrooidheden en ongodsdienstigheden de beleedigingen hernieuwen ,
503
304 UK NAVOLGING VAN .IESÜS CHRISTUS.
welke gij op het kruis hebt ontvangen , en dat wij die hernieuwen op het aanzien van dien staat, in welken gij zelf voor ons het sacrificie van uw kruis hernieuwt? Vergiffenis, mijn Jesus! vergiffenis voor al de ongevoeligheden', onverscbillig-heden en ongodsdienstigheden, met welke wij tot de heilige Communie zijn genaderd, wij, die altijd het gebod van het Évangelie niet hebben gevolgd van ons te verzoenen vóór de heilige Communie. Vergiffenis nog voor onze onverdul-digheden en oploopendheden, die door onze Communiën in ons niet veranderd zijn, omdat wij er geen nut uit trekken. Gedoog niet, dat onze tong, die als het rustaltaar van uw heilig lig-chaam is, en die zoo dikwijls met uw bloed is geverwd geweest, het werktuig van onze gramschap en van onze lastertaal zij. Wel hoe, Heer ! gij, die gedurende uw leven de ongeneeslijkste ziekten genaast, zult gij den vloed onzer tong uiet tegenhouden, met baar aan te raken om in ons hart over te gaan? Ja, mijn Zaligmaker! om nut uil mijne Communiën te trekken. wil ik niets meer zeggen als mijn hart ontsteld is, en in de gelegenheid een woord voor eenen God slagtolïeren, die voor mij al zijn bloed heeft ten beste gegeven.
CUBED
Om de vrucht eenergoede Commuuie te bekomen.
Mijn Jesus! geef aan al do zielen , die tot de heilige Tafel naderen, eene volstandige kloekmoedigheid om zich te overwinnen; eene naauw-keurige getrouwheid om aan uwe genade te beantwoorden, de voorzigligheid in de tong, de
VIlillDE BOEK.
ingetogenheid des geestes, en de volheid van uwe liefde iu het hart. Uw belang en uwe verheerlijking is er in gelegen, van ons aan uwe heerschappij te onderwerpen, en ons aan uwe grootheid te slagtofferen Gedoog niet, dat onze harten , de overwinning uwer genade zijnde , u ontsnappen , en zich ooit van u verwijderen.
Maak u meester van onze hartstogten en den God van onze zielen ; en geef, dat wij, in en na de Communie, in ons het rijk van uwe opperheerschappij door deze onderwerping, van uwe goedheid door ons vertrouwen, en van uwe genade door onze getrouwheid vestigen ■ Amen.
XVII. HOOFDSTUK.
Over het vurig verlangen om Christus waardig te ontyangen.
1. De ziel. — Heer! ik wensch u te ontvangen met eene groote godsvrucht, met eene brandende liefde, en uit geheel de volheid mijns harten , gelijk zoo vele Heiligen en vurige zielen, die door een heilig leven en eene vurige godvruchtigheid u zeer behaagd Iiclben.
O mijn God! o eeuwige liefde! o oneindig goed en al mijn geluk! ik wensch u met eene zoo krachtige begeerte en zoo groote eerbiedigheid te ontvangen, als ooit iemand van al de Heiligen gehad of gevoeld heeft.
En hoezeer ik onwaardig ben zulk gevoelen van godvruchtigheid te hebben , offer ik u echter al de begeerten mijns harten , alsof ik alleen al de vurige begeerten uwer Heiligen had.
Ik offer u ook, al wat eene vurige ziel mag bedenken en begeeren om u te eeren, en dat met den allergrootsten eerbied en genegenheid, i ü .'J
50ü
306 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.
Ik wil niets voor mij zeiven behouden , maar mij en alles wat ik bezit, gewillig en volgaarne aan u op' fleren.
O fleer, mijn God, mijn Schepper en mijn Verlosser ! ik wensch u heden met zulk eene eerbiedigheid, begeerte, lof en eer, met zulk eene dankbaarheid, vurigheid en liefde, met zulk een geloof, hoop en zuiverheid te ontvangen , gelijk uwe allerheüigste Moederen Maagd Maria u ontving, als zij aan den Engel die haar het geheim uwer menschwording verkondigde , tot antwoord gaf: Zie de dienstmaagd des Heeren , mij geschiede naar uw woord. (Luc. 1. v. 18.)
'ó. En gelijk uw heilige voorlooper, de ver-hevenste uwer Heiligen , Joannes de Dooper , iu uwe tegenwoordigheid , door eene blijdschap van den heiligen Geest opsprong in het lig-chaam zijner Moeder, en u daarna onder de menschen ziende wandelen, met eene diepe ootmoedigheid en liefde zeide : de vriend des brui-degoms, die hij Hem slaat en Hem hoort, is ten uiterste vei heut/d om de stem des bruidegoms. (Joan 3. v. 29.), zoo wensch ik ook ontstoken te worden met groote en heilige begeerten , en mij aan u uit geheel mijn hart op te dragen.
Daarom offtr ik u de vrolijke lohangen, de vurige begeerten, al de goddelijke verrukkingen, de geestelijke verzuchtingen , de hemelsche beschouwingen van alle godvruchtige zielen , met de deugden en den lof, waarmede u ooit eenig schepsel in den hemel of op de aarde geëerd heeft of eeren zal. Ontvang die, o Heer! voor mij en voor allen, die van mij gebeden verzocht hebben, opdat gij van allen waardig geloofd eu in eeuwigheid geëerd moogt worden.
VIERDK BOtK
4. O Heer, mijn God , ontvang deze mijne wen-schen en begeerten, want, oneindige lof en zegeningen komen u, volgens de menigvuldigheid uwer onuitsprekelijke grootheid, te regt toe.
Ik bied u die , ik wensch u die alle dagen en stonden aan te bieden: en om u deze dankzegging en eer naar behooren te geven , roep en noodig ik al de hetnel«che Geesten en alle geloovigen, ten einde zij zich met mij zouden vereenigen.
3. Dat alle volkeren , geslachten en tongen u loven, en dat zij uwen naam verheffen met volle verheuging en brandende liefde
En dat al degenen, die dit hoogwaardig en heilig Sacrament eerbiedig en godvruchtig opdragen en met een opregt geloof ontvangen , barmhartigheid bij u mogen vinden, en voor mij, zondaar, barmhartigheid verkrijgen.
En als zij die gewenschte godsvrucht en uwe zoete vereeniging zullen bekomen hebben , en wel getroost en wonderbaar verzaad van uwe heilige Tafel zullen wederkeeren , dat zij dan aan mij , armen behoeftige, willen gedenken.
OEFENING.
Dezelfde als aan het voorgaande hoofdstuk, bladz. 601.
XVIII. HOOFDSTUK.
Men moet de heilige geheimen niet willen onderzoeken en doorgronden; maar zijn verstand aan liet geloof onderwerpen.
1. Christus. — Wacht u van dit ondoorgrondelijke Sacrament nieuwsgierig en nutteloos te willen navorschen, indien gij u in geenea afgrond van twijfelachtigheid wilt dompelen. Wie Gods majesteit wil onderzoeken , die zal
o07
508 1)E NAVOLGING VAN JESUS ('.HrilSTUS.
Ga
van glorie overvallen worden. (Prov. 25. v. 3~.) m^oo
God kan meer dingen uitwerken dau de menseh ,
Een godvruchtig en ootmoedig onderzoek van gerU;
de waarheid is te dulden, als zulke onderzoeker ^ec[ri
bereid is onderrigt te worden, en langs de wegen Ycrtr
der heilige Vaders tracht te wandelen. qc
2. Zalig is de eenvoudigheid, diede moeijelijke
en zware geschillen daar laat, en die op de eiïene ^tanc
en vaste paden van Gods geboden wandelt. reine
Velen, door de hooge dingen te hebben willen nielv
onderzoeken, hebben hunne godsvrucht verloren 13,
Ik verzoek van u een vast geloof en een n,aa] regtzinnig leven , en niet dat gij mijne hooge
geheimen moet verstaan. aHjj'(
Indien gij dingen , die onder u zijn , niet „j- t[
kunt vatten , hoe zult gij dan datgene , wat ^
Verneder u onder God, onderwerp uw ver- 0[) (
stand aan het geloof, en ik zal u verlichten, q zoo veel u dienstig of noodig zal wezen.
3. Sommigen lijden groote bekoring wegens en' het geloof aan dit heilig Sacrament, maar dit wor is meer aan den boozen vijand dan aan hunne | zwakheid te wijten. Jqq
Wil dit niet achten, en met uwe gedachten ,ve]
niet twisten , noch op de ingeving des duivels S):)r) antwoorden; maar geloof de woorden van God ,
geloof aan zijne Heiligen en Profeten, en de
booze vijand zal van u vlieden. Hc)
Het is dikwijls nuttig, dateendienaar van God j
zulke kwelling te lijden heeft; want de ongeloo- li
vigen en de zondaars, die hij nu al gerust bezit, a bekoort hij niet; maar hij kwelt en bestrijdt de geloovigen en godvruchtigen op velerlei wijzen.
i
VIERDE BOth
Ga derhalve met een eenvoudig en vast geloof voort, en kom tot dit heilig Sacrament met eene diepe eerbiedigheid-
4. En beveel alles , wat gij niet kunt vatten , gerust aan Gods almogendheid : God kan uiet bedriegen; maar wie te veel op zich zeiven vertrouwt, die wordt bedrogen.
God wandelt altijd met de eenvoudigen , openbaart zich aan de ootmoedigen , geeft verstand aan de kleinen, opent het verstand der reine zielen , en verbergt zijne genade voor de nieuwsgierigen en hoovaardigen.
üe menschslijke rede is zwak , en kan falen , maar het ware geloof kan niet falen,
5. üe rede en het natuurlijke licht moeten altijd het geloof volgen, en het niet voorafgaan of dat willen krenken.
Want het geloof en de liefde munten aller meest in dit heilig geheim uit, en werken daar op eene verborgene wijze.
God, die eeuwig, onmeetbaar en almagtig is, doet in den hemel en op de aarde groote en onbegrijpelijke dingen, en niemand kan de wonderen zijner werken achterhalen.
Indien Gods werken zoodanig waren , dal zij door het menschelijk verstand ligtelijk begrepen werden, zouden zij niet wonderbaar of onuitsprekelijk mogen genoemd worden.
OEFEMXG
Het geloof doen zegepralen over de zinnen en over de rede, met vastelijk te gelooven en ootmoedig liet Ligehaam en Bloed van Jesus Christus inliet allerheiligste Sacrament des Altaars te ontvangen.
I. üitzekergrondbeginselaangeuomen zijnde.
509
510 DE NAVOLGING VAN JESUS CUHI^TUS.
dat God meerdere dingen kan doen dan de mensch kan begrijpen, dat het verstand van den mensch kan bedrogen worden, imar dat het geloof ons niet kan bedriegen; en dat wij eindelijk .lesus Christus en zijn woord moeten gelooven, als Hij aan zijue Apostelen zegt: Dit is mijn Hgchaam hetwelk voor u zat geleverd worden, dit is mijn bloed, dat voor u zal vergoten worden, moeten wij zonder twijfel de wezenlijke tegenwoordigheid van hetligchaam en bloed van Jesus Christus in het allf-rheiligste Sacrament des Altaars gelooven, en ons geloof , zonder de verborgenheid van dit geheim te willen doorgronden , dat voor het verstand onbegrijpelijk en voor den geest van den mensch ondoorgrondelijk is, moet die gebreken onzer zinnen vervangen : en wij, ons bevredigende met denken, dat God dit heeft kunnen doen , en dat 11 ij ons verklaard heeft het gedaan te hebben , moeten wij ons alleen bezig houden met Jesus Christus in het aanbiddelijke SacramentdesAltaarste vereeren en teontvangen.
2. Welk geluk alzoo van in de geheimenis van ongeloof, even als in al de andere van onze godsdienst, al het licht van het menschelijke verstand te mogen slachtofferen voor de waarheid van het woord Gods. als ook al de verkleefdheid van 's menschen hart voor de oneindige liefde welke de Zaligmaker ons toont in de instellingen en Let gebruik van het allerheiligste Sacrament; in hetwelk Hij, volgens den heiligen Bernardus geheel liefde voor onsis ; in hetwelk Hij, volgens de heilige kerkvergadering van Trente, al de schatten zijner liefde in onze harten uitstort ; maarvaneene milddadige, grenzelooze liefde, die Hem opwekt om zich geheel in hetzelve ten beste
VIERDE BOEK. 511
te geven ; want het is, zegt de heilige tekst, in dit Sacrament, hetwelk hij op het einde zijns levens heeft ingesteld, dat Hij ons de aandoen-lijkste en wezenlijkste teekens zijner liefde heeft gegeven, door zich innig met ons te vereenigen , en ons met Hem innig te vereenigen, om van nu af bezit te nemen vanonze harten, enons hierdoor een onderpand te geven van het bezit, hetwelk Hij in eeuwigheid er van zal nemen.
3. Ziedaar de wonderbare inzigten van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament! Het is aan ons van hieraan trachten te beantwoorden door een waardig en dikwijls herhaald gebruik van hetzelve. Een opregt en eerbiedig geloof, eeu christelijk en van de wereld afgescheiden leven, eeue groote ootmoedigheid , eene eenvoudige buigzaamheid om te gelooven , eene werkende gehoorzaamheid om niet aan Jesus Christus te weigeren hetgene Hij van ons verzoekt, als Hij door het heilige Sacrament in onze zielen komt, eene opoffering van geheel ons zeiven in zijne vernietigde grootheid te eeren en de vurigheid zijner liefde te erkennen: ziedaar al wat Hij van ons verzoekt, en al wat wij moeten doen om ons tot dit Sacrament wel te bereiden en er nut uit te trekken. Maar laat ons altijd indachtig wezen, dat Hij tot voorbereiding tot de Communie niet datgene verzoekt, wat er het uitwerksel van is, en dat, voor zoo veel wij tot hetzelve naderen met een opregt voornemen van ons te bekeeren, dat te kennen gegeven wordt door eene goede biecht en door eene vaste hoop, Jesus Christus ons door zijne tegenwoordigheid, in zijne genade en liefde zal behouden, wij ons moeten opwekken om
512 DE NAVOLGING VAN JESUS CHHISTUS.
dikwijls met vertrouwen de heilige Communie te ontvangen, om in ons den moed te doen ontstaan en te behouden om ons te overwinnen, de getrouwheid in onze godvruchtige oefeningen , de volharding in de genade en in de liefde van God, die het ware uitwerksel eener goede en dikwijls herhaalde Communie zijn,
GEUED TOT JESUS CHRISTUS.
Om van zijne goedheid te bekomen van de in dit boek
bevatte oefeningen iu liet werk te mogen stellen.
Mijn Zaligmaker! aanvaard in dank, dat ik u, met eerbied opdrage de heilige oefeningen van het boek uwer navolging, die gij mij hebt ingegeven om bij dezelve gevoegd te worden, om al de Christenen te leeren en op te wekken , van zich toe te leggen om u te kennen, u te beminnen en u te volgen, om zich te vereenigen met al de heilige geneigdheden uws harten en in al deze geheimen , om de leerlingen van het Evangelie in het werk te stellen, en om uwe deugden te mogen navolgen; want het is hierin , zoo als gij zegt, dat geheel het geluk van eenen Christen en al de verdienste van het christelijk leven bestaat.
Ik bid u , o allerheiligste Maagd ! Moeder van mijnen God en van mijnen Zaligmaker, van die genade voor mij le bekomen, als ook voor hen , welke deze oefeningen van het boek der Navolging uws Zoons zullen lezen, en van aan ons allen door uwe voorspraak een vroom leven , eenen heiligen dood en eene gelukkige eeuwigheid te bezorgen, Amen.
In den naam des Vaders, enz.
Ik geloof in God deu Vader , enz.
Glorie zij den Vader, enz.
Ik groei u, Docliler van God den Vader. Wees gegroet, enz.
Ik groet u, Moeder van God den Zoon. Wees gegroet, enz.
Ik groet u, Druid van God den H. Geest. Wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN
I. DE BOODSCHAf DES ENGELS.
De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vauer, enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de mensch-wordingvanChristus, wees gegroet,enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkoren,
3. De Engel Gabriel brengt Maria de blijde boodschap,
4- Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, g
5. De Engel zeide: Weesgegroet, vol van genade,de g Heer is met u, quot;g
6 Maria was verbaasd , als zij den Engel hoorde, eg
1. De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, « want gij zult ontvangen van den H. Geest,
8. Maria zeide; Ziede dienstmaagd des Heeren, mij g geschiede naaruw woord, ' f
9. Maria is van den H. Geest overlommerd geworden ,
m
nOZIiKKA.Ngt;
Öi4
u.
10. En hel Woord is vlepsch geworden , en het heeft onder ons gewoond , wees gegroet, ons;
Glorie zij den Vader, enz.
I. HET BKZOEK VAN MAI11A JSN HAHK NICHT liUSABEIH.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz
1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisahelh bezoeken, wees gegroet, enz.
2. Maria geleid door den H. Geest,
3. Maria met haast opslaande, gaal over het gebergte,
4. Maria werd met veel liefde door hare nichl Elizabeth ontvangen,
5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap opge- =3 sprongen in zijns Moeders ügchaam, §
6. Elisabeth zeide : gezegend is de vrucht uws ligchaams, ^
7. Maria heeft uitgeroepen: Mijne ziel maakt groot 3 den Heer, S-
8 Elisahelh zeide; wat geluk geschiedt mij, dal de « Moeder des Heeren lot mij komt, ë
9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend ,
10, Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend,
Glorie zij den Vader, enz.
til DE GEBOORTE VAN CHÜISTUS.
Ue namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz-
1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven, wees gegroet, enz.
2. Maria heeft Jesus in eenen stal gehaard en in =3 doeken gewonden . S
H.Maria heeft Jesus met liefdeen verwondering 05
4. Maria heeft Jesus omhelsd er. aan haar harl S gedrukt, J3-
5. Maria heefl Jesus met hare H. borsten gevoed, 2
6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd , S
7. Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ozel,
11 no/,..
9. De he.'ders zijn bel Kind komen bezoeken , «5
10. Do drie Koningen bebben bel Kind komen ; aanbidden en hunne giften geolferd , ®
IV, DE OPDBAGT VAN CHRISTUS IN DEN TKMPi'I
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
•I. Maria gaat om baar H Kind te offeren, wees ptegroel, enz.
2 Jcsus en Maria onderwerpen zich aan do wet van Mozes,
3. Maria gaat door rnoeijelijkc. wegen naar Jeruzalem , %
4. Maria beeft .Icsus op hare armen gedragen, S
5. Maria vervolgt al biddende baren weg, m
6. Maria beeft Jesns in den Tempel geofferd , (§
7. Maria heeft aan do wet voldaan, met de offergift 3 der arme inenschen, r
K Anna de Profetes loofde God voor de verlossing 5 van Israël, ?'
9 De oude Simeon beeft .lesus omhelsd en oj» zijne armen gedragen,
10. Simeon zeide; Heer, laat uwen dienaar gaan in vrede naar uw woord ,
Glorie zij den Vader, enz
V. DE VINBING VAN HET VKStOREN KIH» JESUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, en?
). Maria beeft baar lief Kind verloren, wees gegr , enz-
2. Maria heeft haren schat gemist.
3. Maria heeft Mem al wcenende gezocht, g
4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten g gaan zoeken ,
5. Maria beeft Jesus na drie dagen gevonden , ^
K. Maria vindt Jesus in den Tempel
7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de 5 Leeraren. ?*
O 10
II. HOZEKHANS,
8. Mariazeide: Zoon, waaronibebt gijonsbedroefd, ^
9. Jesus is met hen afgegaan en was hun onder- ^
■10. Maria hewaarde in haar hart al de woorden, P die Jesus tot haar sprak , g
GEBED,
0 Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor mijn hart droefheid, en voor mijne oogen tranen van berouw, om te beweenen, dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.
DE V DROEVIGE GEHEIMEN.
i. DE BENAAUWDHEIU VAN CHRISTUS IN HET HOFJE,
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven, wees gegroet;, enz.
2. Jesus valt plat ter aarde neder, wees gegroet, enz,
3. Jesus volhardt in het gebed, wees gegroet, enz.
4. Jesus is bedroefd tot den dood toe,
5. Jesus zweet water en bloed , g
6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen S hemelschen Vader, «g
7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken ^ en te bidden , g
8. Jesus wordt door zijnen Apostel meteenen kus ~ verraden , S
9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen, ^
10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van deneenen regter tot den anderen,
Hoe lief heeft God den nienseh gehad , dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem overgeleverd heeft lot den dood , ja tot den dood des kruises.
II, DE SEESELING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz Onze Vader, enz.
II. ROZEKHAHS.
1. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen overgeleverd , wees gegroet, enz.
2. Jesus wordt bij Piiatus valschelijk beschuldigd, g
3. Jesus wordt van zijn volk achter Barabbas g gesteld ,
4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard , werd geleverd om gegeeseld te worden , g
8. Jesus kleederen werden uitgerukt,
6. Jesus stond daar naakt en bloot, g
7. Jesus aan eene kolom gebonden, .N
8. Jesus wordt wreedelijk gegeeseld,
9. Jesus bloed vloeit langs de aarde,
10. Jesus is gewond om onze zonden ,
Hoe lief heeft God den mensch , enz.
III. UE EKOOWNQ VAN CHRISTUS,
De namen van Jesus en Maria , enz. OnzeVader, enz.
1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid, wees gegroet,
2. Zij hebben do doornen kroon in Jesus hoofd gedrukt,
3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, |
4 Jesus hoofd druipende van het bloed , g
5. Jesus met eenen purperen mantel bespot, cr
6. Zij hebben Jesus een riet voor scepter in de « hand gegeven , g
7. Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd van Jesus geslagen , g
8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd, f
9. Jesus overladen met versmaadheden ,
10. Piiatus heeft Jesus aan het volk vertoond , zeggende: Ziet den mensch,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV DK KUUISÜRAGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz.
1. Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden, wees gegroet, enz.
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd, wees gegroet, enz.
517
II nOZEKIiANS.
3. Jesus heefl zijn kruis op zijne doorwonde schouderen gedragen,
4. Jesus wordt tusschen twee moordenaars opce- *3 leid , g
5. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden, m,
6. Jesus, beladen met zijn kruis , ontmoet zijne ^ bedroefde Moeder, o
Y. Jesus wordt beweend door de godvruchtige vrouwen van Jerusalem, g
8. Jesus zeide haar: handeltmen zoo met hetgroene hout, wat zal er dan niet het dorre geschieden ?
9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië, Hoe lief heeft God den mensch , enz
V. DE KKUISIGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus werd onmenschelijk op bet kruis uitgerekt, wees gegroet, enz.
2. Jesus handen en voelen doornageld,
3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne £ wonden vloeiden van het bloed, ®
4. Jesus bidt voor zijne vijanden , oq
5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, cr
6. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder, °
7. Jesus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd, -~
8. Jesus heeft uilgeroepen: Mijn God, waarom hebt S gij mij verlaten?
9. Jesus zeide: Het is volbragt,
10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn harl voor ons laten openen,
Hoe liefheeft God oen mensch, enz.
GEBEU.
0 Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bille-ren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorslokene zijde, en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner, en druk uw heilig lijden zóó in mijn harl, dat mij niets anders bchage dan gij, mijn Jesus! die voor mij gekruist zijl. Amen
11 lU'ZEKHAfiS
HE V GLORIERIJKE GEHEIMEN
I. DE VEKHIJZEN1S VAN CHRISTUS.
l)e namen van Jesus en Maria , enz. Onze Vader, enz. ■1. Jesus is den derden dag heerlijk verrezen , w. g. 2 Jesus lieeft dood en hel overwonnen,
3. Jesus lieeft r!e oudvaders getroost en verlost, 4-. Jesus verblijdt zijne H Moeder', %
5. Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria 5 Magdalena,
6. Jesus vertoont zich aan Petrus, »5 7 De Leerlingen van Emaüs zeiden : waren onze g
harten niel brandende van liefde, als hij tol ons -sprak, _ =
8. Jesus staat in hel midden van zijne Leerlingen en wenseht bun allen den vrede,
9. Jesus toont zijne wenden aan den II. Thomas,
10. Thomas roepl uit: 0 mijn Heer en mijn God! Geloofd en gedankt zij Christus in hel allerheiligste
eu goddelijk Sacrament.
II. DE HEMELVAART VAN CHRISTUS
De namen van Jesus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus vaart heerlijk ten hemel, wees gegroet, enz
2. Jesus klimt op door zijne eigene magt,
Jesus scheidt van zijne lieve vrienden ,
l. Jesus belooft met hen te blijven, tot het einde der wereld, s
5. Jesns belooft hun den H. Geest, g
6. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en ws hij heeft hen allen gezegend , ^
7. Jesus heeft voor ons den hemel geopend, g
8. Jesus zil aan de reglerhand van zijnen hemel- ~ schen Vader, g
9. Jesus toont zijne II. AVonden voorons aanzijnen .N hemelschen Vader.
10. Jesus is onze middelaar in den hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
519
520 II. R07.EKRANS.
III. DE ZENDING VAN DEN H. GELST.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus heeft den H. Geest gezonden, wees gegr., enz.
2. Jesus heeft den Trooster gezonden,
3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden,
4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken, g
5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht, 5
6. De H. Geest heeft de harten versterkt, aa
7. De H. Geest heeft verschillende talen doen 0= spreken, g
8. De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld , -'~
9. Kom,H.Geesl,bezoek de harten uwer geloovigen, £ ■10. Kom , H. Geest, ontsteek in ons het vuur uwer ^
liefde,
Geloofd en gedankt , enz.
IV. DE HEMELVAART VAN MARIA.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader,enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gefjr., enz.
2. De hemelsche Vader ontvangt zijne geliefde Dochter, %
3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, g
4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, eg
5. De Serafijnen groeten Maria , «=
7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, -—
8. Maria zit het naast bij Jesus, 2
9. Maria is onze Moeder en Middelares in den hemel, .N •10. Maria is onze voorspreekster in den hemel. Geloofd en gedankt, enz,
V. DE KROONING VAN MARIA.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze. Vader, enz.
1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel, w. g., euz.
2. Maria gekroond om hare serafijnsche liefde, ^
3. Maria gekroond om hare engclac.'itige zuiverheid, •
4. Maria gekroond om bare groote ootmoedigheid, -
5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoor- g zaamheid, quot;
H ItOZIiKRA.NS.
6. Maria gekroond om hare heilige voorzigligheid, 5
7. Maria gekroond, om hare groole verduldigheid, ®
8. Maria gekroond om hare ijverige dankbaarheid, or
9. Maria gekroond om hare volharding in alle « deugden, o
10. Maria hoven alle Engelen en Heiligen in den Hemel gekroond, gelijk der Moeder van God » toekomt, n
Geloofd en gedankt, enz.
GEBED.
In de verecniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden draag ik u, zuivere maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria,! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op de aarde en in den Hemel gezongen worden aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft van den Rozekrans te bidden. Onze Vader, enz.
Een Weesgegroet, opdat Maria ons versland opdrage aan den hemelschen Vader, en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen opdrage aan haren Zoon ! en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet,enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeeigenen aan den 11. Geest, en hij gedurig in ons van liefde moge branden. Weesgegroet, enz.
Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn , dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallene Christenen , en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den Vader, enz.
De almogendheid des Vaders beware ons. De wijsheid des Zoons onderwijze ons. De liefde des H. Geestes ontsteke ons. In den naam des Vaders, enz.
jesüs wordt tot den dood des kruises veroordeeld.
I^ofzang vexilln Itegis.
Nu praall de standaard van het kruis, Waarop de Vorst van Davids huis, De Schepper voor het schepsel stierf, En 't leven door zijn dood verwierf.
v. Wij aanbidiien en loven u, Christus! k. Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
gebed.
O Heer Jesus Christus! die om ons van het vonnis des eeuwigen doods te verlossen, u aan eenen ïoo Bchandelijkeu kruisdood onderworpen hebt, verleen ons, bid ik u, dat wij door uw zeldzaam geduld van onze zonden verlost, in den dag des oordeels hooren mogen: Komt gezegenden mijns Vadeis! Gij, die daar leeft en heerscht met God deu Vader in de eenheid van den H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Onze Vader, TFees gegroet, enz.
Ontferm u onzer. Heer ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.
jesus neemt het kruis op zijne schoü ders.
Na 'l sterven met de spies doorwond , Bexegelt hij het nieuw verbond.
Door 't bloed en water, dat Hij stort, Waarin ons hart gezuiverd wordt.
v. Wij aanbidden u, enz.
U. KliUISWtG
GEBED.
O allerzachtmoedigste Heer Jesus Christus ! die, met doornen gekroond, den zwaren last onjer zonden op uwe doorwonde schouders cewaardigd hebt te nemen om als een onschuldige Izaak ter slagtbank tegaan, wil ook aan ons uwe genade verleenen, opdat wij geheel den tijd van ons leven mei geduld het kruis onzer ellenden mogen dragen. Gij, die daar leefl en heerscht tnet God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Ome Vader, enz. gelijk liiervoren.
III. STANDPLAATS.
DE EEESTE VAL VAN JESUS ONDER HET KKUIS.
Dus is nu David's woord volbragt. De waarheidsspreuk zoo lang verwacht: Dat God, gelijk men nu aanschouwt,
Alom zou heerschen door het hout.
v. Wij aanbidden u, enz.
O allerzoetste Heer Jesus Christus! die, bezwaard met den drukkenden last onzer zonden, vermoeidonder uw kruis ter aarde gevallen zijl, en tot ons, die door de zonden gevallen waren, uwe barmhartige hand hebt uitgereikt, om ons van de zonden te ontlasten, laat niet toe, o Jesus! dat wij uwe genade verliezen; maar ge-waardig u spoedig aan de vallenden uwe krachtige hulp te verleenen. Gij, die daar leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen, Amen.
Cnze Vader, enz.
IV. STANDPLAATS.
JESUS ONTMOET ZIJNE MOEDE».
O boom, gegroeid op eed'len Stam, Gepurperd door het bloed van 't Lam , Hoogwaard geroend bij al wat leeft, Om die aan u gehangen heeft.
v. Wij aanbidden u, enz
523
KRUISWEG
524
is.
GEBED.
O barmhartige Heer Jesus! wiens droefheid op den weg des kruises met het ontmoeten uwer bedrukte Moeder Maria, onuitsprekelijk vermeerderd werd, vergun ons, uwe droefheid en die vau uwe bedrukte Moeder te gevoelen door eene waro boetvaardigheid over onze zonden, opdat wij door hare bemiddeling de vruchten uwer verlossing verdienen te ontvangen. Gij, die leeft en heersoht in alle eeuwen der eeuweu. Amen.
Onze Vader, enz,
V. STANDPLAATS.
SIMON VAK CYKEKE HELPT JÏSUS ZIJN KRUIS DIUGKK.
Gelukkig, die de weegschaal wordt;
Waarin de zonde weegt te kort;
Gewogen tegen t'dierbaar bloed,
Dat boven alle schuld voldoet.
v. Wij aanbidden u, enz.
GEBED.
O allerliefste Jesus! die, toen gij den Calvarie-berg besteegt, onder uw zwaar kruis in onmagt zijt gevallen, verleen ons, dat wij onophoudelijk u mogen vergezellen tot den berg van het eeuwige leven en u volgend, uw allerheiligst kruis, gaarne omhelzen Gij, die daar leeft en heerscht in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
VI. STANDPLAATS.
VEKOK1CA DROOGT HET AANGEZIGT VAN JESUS Al'
ü kruis onz' hoop, ons eeaig goed! Om Jesus vallen we u te voet:
Maak, dat de goede beter leeft.
En dat. die dood lag, 't leven heeft.
v. Wij aanbidden u, enz.
II. KRUISWEI!
GEBED.
O beminnelijke Jesus! die in deze plaats aan uwe godvruchtige dienares Veronica toegelaten hebt, met eenen doek uw bebloed gelaat af te droogen, en in denzelven een levendig afbeeldsel van uw allerheiligst aangezigt liebt gedrukt: ik bid u hetzelve op nieuw in mijn hart te prenten, en opdat de levendige gedachtenis van uw lijden daarin gedrukt moge blijven. Gij, die daar leeft en heerseht in alle eeuwen. Amen.
Onze Fader, enz.
VII. STANDPLAATS.
DE TWEEDE VAL VAN JESUS ON DEK HET KRUIS.
Drieëenig God, dat alle geest,
Door 't wereldrond u dient en vreest; En gun uw volk, zoo duur gekocht,
Dat ge eeuwig in hen heerschen mogt.
v. Wij aanbidden u, enz.
GEBED.
O Heer Jesus Christus! die gezegd hebt: mij, allen die gekweld wordt en beladen zijt en ik zal u verkwikken-, verleen ons, bid ik u, de genade, die voor ons lijdende, beladen en vermoeid weder ter aarde zijt gevallen, opdat wij nu en in het uur onzes doods verdienen door u geholpen, verkwikt en getroost te worden. Gij, die daar leeft en heerseht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
VIII, STANDPLAATS.
JESUS THOOST DE WEKNEXDE VIXOUWEN.
Nu praalt de standaard van het kruis. Waarop de vorst van David's huis. De Schepper voor het schepsel stierf; £a 't leven door zijn dood verwierf.
v. Wij aanbidden u enz.
328
H. KRUISWEG
O allerlijdzaamste Jesus! die door de tranen eener ware boefpleging tot barmhartigheid bewogen wordt, keer tot ons uw medelijdend gelaat, opdat wij onze zouden en die van onzen evenmensch beweenen. Gij, die daar leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen. Onze Vader,^enz.
IX. STANDPLAATS.
DERDE VAL VAN JESUS ONDER HET KRUIS.
Dus is nu David's woord volbragt. De waarheidsspreuk zoo lang verwacht. Dat God, gelijk men nu aanschouwt,
Alom zou heerschen door het hout.
t. Wij aanbidden u, enz.
O Almsgtige en eeuwige God! door wien de zwakken ondersteund, de vermoeiden versterkt en de bedrukten vertroost worden, verleen ons kracht, opdat wij, die van alle zijden door de bekoringen en den tegenspoed gedrukt en magteloos worflen gemaakt, geenszins onder dezelve bezwijken. Gij, die leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
X. STANDPLAATS.
JESTJS WORDT VAN ZIJNE KLEEDEREN ONTBLOOT EN MEI GAL EN EDIK GELAAFD.
O boom, gegroeid op eed'len Stam, Gepurperd door het bloed van 't Lam, Hoogwaard geroemd bij al wat leeft.
Om die aan u gehangen Leeft.
v. Wij aanbidden n, enz.
526
H. KRUISWEG.
GEBED.
O mijn God! die, om de naaktheid van Adam en die Der van geheel het mensehelijk geslacht te bedekken, van ■dt, uwe kleederen wrecdelijk hebt willen ontroofd worden, ize en om hunne gulzigheid uit te wisschen, met gal en 3ij) edik hebt willen gelaafd worden, vernietig in ons den 2. ouden mensch met zijne werken, en vergun ons, dat wij met liefde den bitteren wijn van boetvaardigheid en ellenden smaken. Die leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
XI. STANDPLAATS.
JESUS WORDT AAN HET KRUIS GEHECHT.
Gelukkig, die de weegschaal wordt.
Waarin de zonde weegt te kort.
Gewogen tegen 't dierbaar bloed,
Dat boven alle schuld voldoet.
v. Wij aanbidden u, enz.
GEBED.
eU n ••
ik- O mijn God! die het kruis, hetwelk gij voor onze
71^ zonden, als uwe bruid hebt verkoren, niet uw dier-;n. baar bloed, als met het purper van eenen koning, hebt jS. willen versieren, en den prijs van uw ligchaam, als in •lit eene weegschaal, aan hetzelve hebt laten uitrekken, wees ons barmhartig, gij die u gewaardigd hebt het kruis als eene prooi der hel te omhelzen. Gij, die daar leeft en heerscht God in alle eeuwen. Amen.
Onze Fader, enz.
XII. STANDPLAATS.
CW
JESUS STERFT AAN HET KRUIS.
O kruis, ons' hoop, ons eenig goed! Om Jesus vallen we u te voet;
Maak, dat de goede beter leeft,
En dat, die dood lag 't leven heeft.
v. Wij aanbidden u. enz.
327
11. KliriSWEG'
GEBED.
O Heer Jesus, Zoon van den levenden God, die liet zesde ure voor de zaligheid der wereld hebt willen gekruist worden, van de aarde verheven en vol bitter -heid, droefheden en versmadingen sterven; trek, volgens uwe beloften, de harten der geloovigen, opdat wij met uwe moeder, in dit leven onder het kruis u getrouw bijstaande, in den dood met den goeden moordenaar mogen verdienen te hooren: heden zult gij met mij in het Paradijs zijn. Gij, die daar leeft en heerseht met God in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
XIII. STANDPLAATS.
JESUS WORDT VAN HET KRUIS AFGEDAAN JSN IN DKN SCHOOT ZIJNER MOEDER GELEGD.
Na 't sterven met de spies doorwond. Bezegelt Hij het nieuw verbond.
Door 't bloed en water, dat Hij stort. Waarin ons hart gezuiverd wordt.
v. Wij aanbidden u, enz.
GEBED.
O mijn God! die voor ons niensch geworden, in doeken gewonden, en in den schoot uwer Moeder Maria hebt gerust en in denzelven door de drie koningen iiebt willen aanbeden worden, wij aanbidden u, geheel doorwond en verseteurd, rustende in den schoot uwer Moeder, en smeeken u ootmoedig, opdat wij u altijd met een zuiver en vermorzeld hart in het allerheiligste Sacrament des Altaars mogen ontvangen. Gij, die daar leeft en heerseht met God in alle eeuwen. Amen.
Onze Vader, enz.
H. KHL'ISWF.S. O '29
JESUS WOEDT IK HET GKAF GELEOD.
Drieëenig God, dat alle geest,
Door 't wereldrond u dient en vreest; En gun uw volk, zoo duur gekocht,
üat ge eeuwig iu hen heerschen mogt.
v. Wij aanbidden u, enz.
O Heer Jesus Christus! onsterfelijke God, die van de koningen gewaardigd hebt te ontvangen de mirre, van Magdalena den kostelijken balsem van den onver-valsclüen Nardus, eu van Josef, tot uwe begrafenis, een linnen doek; vermeerder in ons het geloof, de hoop en de liefde; opdat wij, alzoo met u begraven, tot uwe heerlijkheid verdienen te verrijzen. Gij, die daar leeft en heerscht met God in alle eeuwen. Amen.
Onze Vadtr, enz.
Hierna zal men bidden vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet, en zoo veelmaal Glorie zij den Vader, enz. ter eere van de vijf wonden va;i Jesus, een Onze Vader en Wees gegroet, met Glorie zij den Vader,eaz.tei meening van 'L. U. den Paus van Rome.
16
lt;-^9.
WAKNEER DE EERSTE BENEDICTIE OF ZEGEN Gïï-GEVEN quot;WORDT.
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrament des Altaars. Zegen mij, o Heer Jesus, met den Vader en den H. Geest, versterk mij door uwe genade, om zoo te leven volgens uwen H. wil, dat geheel mijn leven tot uwe meerdere eer en glorie strekke. Geef aan de regtvaardigen volharding, aan de zondaren vergiffenis, en aan de geloovige zielen de eeuwige rust, help ons allen nu en in het uur van onzen dood.
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
GEBEDEN ÏOT JESUS.
O Jesus! gij zijt hier waarlijk tegenwoordig in dit allerheiligste Sacrament, dit geloof ik vastelijk, dewijl gij zelf het gezegd en geopenbaard hebt. Jk aanbid u met den diepsten eerbied als mijnen Schepper, mijnen Verlosser, mijn opperste goed, mijnen Heer! Zie genadig van uw heilig Altaar op mij ellen-digen zondaar neder. Met een bedrukten geest, met een vermorzeld hart, met betraande oogen bid ik u, o mijn God! vergeef mij mijne zonden, zij zijn mij van harte leed, ik haat en verfoei ze ter uwer liefde. Verwerp mij niet van uw aanschijn, keer uw aange-zigt van mijne zonden af, wisch al mijne ongeregtig-heden uit; schep in mij een zuiver hart, vernieuw den regten geest in mijn binnenste; maak mij, naar uw voorbeeld, zoetaardig en ootmoedig van harte, zuiver,
GEBKDEN ONDER HRT LOF. 53!
kuisch, getrouw aan mijne pligten, verduldig iu het lijden, standvastig in uwen dienst, en in alles onderworpen aan uwen goddelijken wil.
Steunende op uwe vaderlijke goedheid, o mijn Zaligmaker ! bid ik u voor al degenen, met welke ik door de banden van godsdienst en natuur vereenigd ben. Zegen onzen heiligen vader den Paus, de Bisschoppen, de Priesters; beziel hen met eenen vurigen i.iver voor uwe eer, met eene teedere liefde voor de schapen, welke g'j hun toevertrouwd hebt. Ik bid u bijzonder voor den herder dezer parochie; geef Heer! dat zijne onderwijzingen vrucht mogen doen in onze harten, dat hij ons de heilige Sacramenten waardig bediene, en door uwe genade zoo leve, dat wij door zijn voorbeeld altijd mogen gesticht worden.
Ik beveel u, Heer! mijne ouders, die zoo veel voor mijn welzijn gedaan hebben, dat ik het hun nooit vergelden kan; maar gij kunt hen daarvoor beloonen, ik bid ootmoedig, geef hun alles wat hun naar ziel of ligchaam noodig is voor dit en het eeuwige leven. Dit vraag ik u voor al mijne weldoeners, mijne vrienden en vijanden, indien ik er mogt hebben.
Ach, Heer! mogten toch alle menschen, die het ongeluk hebben in doodzonde te leven, zich tot u be-keeren! Geef hun daartoe uwe genade, ontferm u over hen, o Jesus! wie ik met het oog des geloofs in dit heilig Sacrament aanschouw , gij hebt aan het kruis voor versteende zondaars gebeden, laat dat gebed ook nog voor hen, die in zonde leven, genade verwerven.
De zielen der overledenen, die nog in het vagevuur lijden, beveel ik aan uwe goedertierenheid; vervul het vurig verlangen dat zij hebben om uw beminnelijk gelaat te genieten.
En om niemand in mijn gebed te vergeten, bid ik u. Heer! voor de kranken, die u met ons niet kunnen komen aanbidden; troost hen op hun smartbed; sta de stervenden bij, geef dat zij in uwe liefde uit deze wereld scheidon; eindelijk, bid ik u ook voor allen, voor wie ik gehouden ben te bidden. Laat hen aan uwen dierbaren zegen en uwe genade deelachtig worden.
332 GEBEDEN 0ND1.R HET LOF
Heer Jesus! als ik overweeg, hoe genadig en wonderbaar gij hier tegenwoordig zijt in het heilige Sacrament dan moet ik n toeroepen: o Heer! hoe groot zijt gij ! gij zijt bij ons, in het midden van ons, als een vader bij en onder zijne kinderen, als een geneesheer bij zijne zieken: hoe teeder bemint gij ons! ach, moeten toch ik en alle menschen u hartelijk wederliefde toedragen! Ach, hoe ongelukkig zijn degenen, die niet erkennen, dat gij in het hoogwaardig Sacrament tegenwoordig zijt! verleen hun toch het licht des geloofs, opdat zij uit hunne blindheid getrokken en tot den schoot uwer Keik gebtagt worden, en zij met ons gezamenlijk u in het geheim aanbidden, en dus begrijpen moeen , hoe gelukkig uwe geloovigen zijn, die vrijmoedig hunnen nood en hunne zwakheid aan u als hunnen vader en geneesheer mogen klhgen, vastelijk vertrouwende, dat gij hen niet onverhoord zult laten heengaan.
WAKNEER DE LAATSTE BENEDICTIE OF ZEGEN SEGEVEN WOKDT.
Zegen mij. Heer Jesus! met den Vader en den H. Geest, en geef mij de genade, om uwen allerheiligsten wil in alles, nu en in het uur van mijnen dood te omhelzen en te volbrengen. A.men.
Mechliniae, 11 Decembris 1844.
J. B. PAUWELS,
VIC -GEN.
Voorrede.............3
Onderrigting betrekkelijk het H. Misoffer. . 11 Gebeden vóór en onder het H. Misoffer met
uitlegging van zijne plegtighedea. ... 31
VERMANINGEN
78
81 84
88 90
93 93 96 98 100
103
EERSTE BOEK.
WELKE VOOll EEN CIPHISTELIJK LEIEN NUTTIG ZIJN.
i. hoofdstuk. Men moet Christus navolgen
en alle ijdelheden der wereld versmaden .
ii. „ Over hot nederig gevoelen van zich zeiven.......... ■
in. „ Over de leering der waarheid. .
iv. „ Over de onzsdigheid van onze handelingen...........
v. „ Over het lezen der EL Schrift .
vi. „ Over de ongerelde neigingen. De ware vrede is in het versterven der lusten te vinden............
vu. „ Over het vermijden der ijdele hoop
en hoovaardij...........
vin. „ Over het vermijden van al te groote gemeenzaamheid .......
ix. „ Over de gehoorzaamheid en de onderwerping...........
x. „ Over het vermijden der overtollige woorden ..........
xi „ Over het bekomen van den vrede en den ijver om in de deugden voortgang
te maken..........
xn. „ Over het nut van den tegenspoed. 106 xili. „ Over het bestrijden der bekoringen. 109 xiv. „ Over het vermijden van een ligt-
vaardia oordeel..........118
INHOUD.
xv. hoofdstuk. Ovct de werken, die uit liefde geschieden............115
xvi. „ Over liet verdragen van elkanders gebreken..........118
xvii. „ Over het kloosterlijke leven . . 121
xviii. „ Over de voorbeelden der heilige vaders.............123
xix. „ Over de oefeningen van eeu goed kloosterling...........227
xx. „ Over de liefde der eenzaamheid
en stilzvfijaendheid.........132 ;
xxi. „ Over de vermorzeling des harten. 137
xxii. „ Over het beschouwen der men-schelijke ellende..........141
ixm. „ Overhetoverdenken vanden dood. 146
xxiv. „ Over het oordeel en de straffen
xxv. „ Over de zorgvuldige verbetering van ons geheel leven........157
TWEEDE BOEK.
VIHMAKINGEN . DIE TOT HET INWtNDIGE Or GEESTELIJKF liEVEH DIP KEK.
I, HooïDsrüK. Over de inwendige verkeering. 164 li. „ Over bet nederig verdragen van
den smaad der menselien.......170
in. „ Over den vredelievrnden mensch. 172 iv. „ Over de eenvoudigheid des ge-moeds en de opregte meening.....175
v. „ Overdeinachtnetningvanziehzelven 178 ■
vi. „ Over de vreugde van een good geweten.............181
ix. „ Over liet ontberen van allen troost. 191
x. „ Over de dankbaarheid van Gods weldaden en genaden........197
xi. „ Over het klein getal dergenen ,
534
INHOUD. 535
die het kruis van Jesus beminnen . . . 200 xii. HOOPDSirK. Over den koninklijken weg
van het heilige kruis........204
•
DERDE BOEK.
OVER HET INWENDIGE LEVEN.
i. HOorDSTUK. Over hei inwendig spreken van
Christus tot de getrouwe ziel.....214
li. „ I )at de waarheid van binnen zonder gedruisch van woorden spreekt. . . 217 in. „ Dat men de woorden van God met ootmoedigheid moet aanhooren, en
dat velen die niet overwegen.....220
Gebed om de genade van godsvrucht te verzoeken. 222
iv. „ Dat men in Gods tegenwoordigheid
in waarheid en ootmoedigheid moet wandelen. 224
v. „ Over de wonderlijke uitwerkselen der liefde Gods Dankgebed......228
vi. „ Ove;r de beproeving van eenen opregten minnaar.........234
vu. „ Over het verbergen der genaden
om de ootmoedigheid te bewaren. . . . 239 vin. „ Over de kleinachting van zich zeiven voor de oogen vaii God .... 244
ix. „ Dat men alle dingen tot God , als
tot ons laatste einde moet stieren . . . 247
x. „ Dat het aangenaam is God te dienen, en de wereld te versmaden. . , 250
xi. „ Dat men zijne goede begeerten moet onderzoeken en matigen.....254
xil. „ Dat men zich in het gebed moet oefenen en tegen zijne kwade neigingen strijden. 257 xill. „ Over de onderdanigheid naar het voorbeeld van Christus te beminnen. . . 260
xiv. „ Over de beschouwing van Gods verborgen oordeelen, opdat wij alle groote gevoelens van ons zouden vermijden. . . 263
xv. „ Wat men moet zeggen en doen ,
ais er in ons eenige begeerte ontstaat . . 2i;6
INHOUD.
Gebed om Gods wil te volbrengen .... 267 xvi. hoofdstuk. Dat men den opregten troost
in God alleen moet zoeken......209
xvll. „ Dat men alle bezorgdheid in God
xvill. „ Dat men de tijdelijke ellenden,
naar het voorbeeld van Jesus gewillig moet
verdragen.......: . . . . 274
xx. „ Over het belijden zijner zwakheid . 280
xxi. „ Dat men in God alleen boven alle goederen moet rusten...... 283
xxii. „ Dat men Gods weldaden moet gedenken , en zich met de allerminste moet
xxili. Over vier dingen van groote aan
gelegenheid tot het bewaren van den vrede. 292
Ge ed tegen kwade gedachte......293
Gebed om aan God de verlichting des harten te vragen............Ib.
xxiv. „ Over het vlieden der nieuwsgierigheid in het onderzoeken van eens anders leven. 295
xxv. „ Waarin de ware vrede des harten
en de opregte voortgang bestaat. . . . 297
xxvi. „ Over de verhevenheid van een vrij hart, hetwelk meer door veel te bidden dan door veel te lezen bekomen wordt. .
xxvil. „ Dat de eigenliefde een voornaam beletsel is om tot het eeuwige leven te komen. Gebed om dc zuiverheid des harten en de hémelsche wijsheid te bekomen .... xxvili. „ Tegen den achterklap ....
xxix. „ Hoe men God in alle lijden moet aanroepen en loven ........
xxx. „ Dat wij Gods hulp moeten verzoeken , en met vertrouwen de wederkomst zijner genade verbeiden.......
xxxi. „ Over het verlaten van alle schep-
536
300 |
X] |
301 |
XI |
304 |
X1 |
306 | |
309 |
X |
X | |
311 | |
X |
INHOUD.
selen, om den Schepper te vinden . .315
xxxii. hoofdstuk. Over de verloochening van zich zeiven, en over de ware wijsheid . . 319
xxxiii. „ Over de ongestadigheid des harten hetwelk slechts in God kan rusten. . 323
xxxiv. „ Hoe troostend liet is God alleen
te beminnen...........325
xxxv. „ Dat men in dit leven nimmer vrij van bekoringen is........328
xxxvi. „ Dat men de oordeelen dsr men-sehen niet moet vreezon, maar God alleen . 331
xxxvil. „ Dat men zich zelden geheel moet afstaan, om de vrijheid des harten te bekomen. 334
xxxviii. „ Hoe men zich moet gedragen in het uitwendige, en hoe men in de gevaren tot God zijne toevlugt moet nemen . 337
xxxix. „ Dat men alles aan God moet aanbevelen, die de aorg over alles heeft . 339
XL. „ Dat de mensch niets goeds uit zich zeiven heeft, en zich nergens over
xli. „ Over het verachten 'van alle \ve-
xlii. „ Dat wij onzen vrede indemen-
schen niet mogen stellen.......347
xliii. „ Tegen de ijdele wereldsche wetenschap ............349
xliv „ Dat men zich de uitwendige dingen weinig moet aantrekken.....353
xlv. „ Dat men op God en niet op de
menschen moet vertrouwen......355
xlvi. „ Dat men zijn vertrouwen op God moet stellen als men door smaadredenen
XLVil. „ Men moet den last van dit leven
om hot eeuwige leven verdragen .... 353 XL vin. „ Over de vreugde des hemels , en
do ellenden dezer wereld......36G
XLlx. „ Dat God de ziel beproeft om haar tot de groote goederen , die hij be-
537
INHOUD.
looft, geschikt te maken......
l. hooi'dsiuk. Hoe men zich in alle tijden onder de hand van God moet vernederen. li. „ Dat men zich in uitwendige kleine werken en als men in dorheid is moetoefeneu . Lil. „ Dat men zich moet onwaardig kennen om van God getroost te worden . lui. „ Dat de genade der godvruchtigheid zich niet vermengt met de aardsohegeneugten. liv. „ Over de tegenstrijdige bewegingen
der natuur en der genade......
lv. „ Over de bedorvenheid der natuur
en de kracht der genade,......
lvi. „ Dat men zich zeiven moet verloochenen , Christus navolgen, en zijn kruis
met hem dragen..........
* lvii. „ Dat men niet kleinmoedig moet zijn als ons kwellingenen bekoringen overkomen. lviii. „ Dat men de dingen, die boven ons zijn, of de geheime oordeelen van God niet moet zoeken te doorgronden. . lix. „ Dat men op God alleen al zijne hoop en vertrouwen moet stellen ....
VIERDE BOEK.
OVER HET H, SACRAMENT DJiS ALTAARS.
Godvruchtige vermaningen tot de H. Communie, i. hoofdstuk. Met welken eerbied men Jesus
Christus moet ontvangen.......
li. „ Dat God in dit H. Sacrament aan den mensch van zijne groote goedheid en liefde blijken geeft. Gebed voor de Communie, ui. „ Dat het voordeelig is dikwijls het heilige Sacrament des Altaars te ontvangen. Gebed voor de heilige Communie.
iv. „ Dat God overvloedige genaden uitstort over hen, welke waardig communiceren.
v. „ Over de waardigheid van het Sacrament en der Priesters......
538
INHOUD.
vi. hoofdstuk. Ondervraging aangaande de oefening voor de Communie......
vu. „ Dat men zijn geweten moet onderzoeken , en een vast voornemen maken om zich te beteren.........
vin. „ Over de opoffering van Jesus Christus aan het kruis, en aan de over-geviug van zicli zeiven.......
ix. „ Dat wij ons geheel aan God moeten opofferen en voor anderen bidden .
x. „ Dat men de heilige Communie zonder wettige reden niet moet nalaten .
xi. „ Dat het H. Ligchaam onzes Hee-ren en de H. Schrift voor eene geloovige ziel hoogst onontbeerlijk zijn......
xil. „ Hoe men zich tot de heilige Communie moet bereiden.......
xiii. „ Dat men , om zich volmaakt met Christus in de heilige Communie te vereenigen , aan niets mag verkleefd zijn . .
xiv. „ Over de vurige begeerte, die sommige zielen !ot de heilige geheimen hebben.
xv. „ Dat de genade vau Godvruchtigheid door do ootmoedigheid en de verloo-ehening van zich zeiven bekomen wordt .
xvi. „ Dat wij in de heilige Communie al onzen nood aan Christus moeten openbaren, en hem zijne genade verzoeken. .
xvii. „ Over het vurig verlangen om Christus waardig te ontvangen ....
xviii. „ Men moet de heilige geheimen niet ■willeu onderzoeken en doorgronden; maar zijn verstand aan het geloof onderwerpen.
Manier om den H. Kozekrans te bidden . .
Heilige Kruisweg..........
Gebeden onder het Lof........
gt;o
■A
a-gt;
- Vc* ,
■ -orw.
Vc .
vquot; yrX.'
- --S yr-. y
, Vt .
- -
■ . Vc' .
Vf^V:
■^v
,-• Cv,
- Vc -
* y. •
i:quot; - —
yv - amp;
- 3i?* -
K lyequot; te-gt;gt;
i
' y \'
? - P. i' - '~s
\i'Z\
y-. .
: - yc'
V^;
:* - '3^
X:)
■X'
.•'rgt;. .-'*•. yr-, .-^-. ..'*-. ^.v-r... yr% .yr- yr- yr-.. ..
^.a-r .gt;c, gt;••.gt;£ . gt;x . .w - a-c - Vf. Vs. - Vi - -gt;T
y-% y*rquot;-. .•?r-. ..'-.. yrv .xr-v ..*•'■•.. yquot;r'-. ..•quot;rgt;. .-^v. ,^-. -'r-- .^•., .y^.. yr-. - - gt;c- . Vs . •;«* . Vc- . W . gt;%• . Vt - Vc . Vc - Vc .
.xr-. ..«quot;r.. yr--. .-quot;r-.. yr-. .quot;-. .yr- .lt;r- .'•■-. yr-. yr- yr. yr-. yr- yr.
¥ . *S . amp; . y-~ . Vc - ~-~r . Vc . W . Vc . gt;£- . w . w . y£ - Vc . ys . •
^•- v v .•quot;•. y-- yv y-v y-, y-. -;•^■•. .-•*r-. yr-. .-•*rv .^\ yr- yrv
. --S; , b-: . .vi . ;•*; . b-c . gt;r . Vr* . w . w . y~ . -^- w . ^w- .
yr-. yr- yrs yrv yr. yr- yr. yr- yr- .vr- .jv. .jt- yr' .lt;r
^ - V? - ^ - i-C - Vc . . ys . Vc . - Vlt; . Vi - gt;*C' - Vi' .
r--. .•*r--. yr... .'T-. .^•.. y*. yr. yrs yr. gt;r. y*. yr.% yr- yr. ./r-. -V-i . . gt;v- . W- . W . w , w . Vc . Vc . Vc . , Vc . Vï
y-.. y-.. y-.. y-. y... y-. y-. y., y-. y-. y-. y-. y.. ys y..
g . «■. i~ . . gt;f . V.'. V- , ylt; . iv . Vt . Vc .. it-. Vc .
,a i yv ys .•vr--. y-, ../r--. yr*. yr--. yr... y... y*. y-. .y% y*. y..
. gt;■£.gt;£■ . b*c , w- . gt;c . Vt . VJT . Vs' . . w . ir , w . Vi . w . Vc 1 y-. .-'quot;rv y .'r-v -•'rV y-- y-. •,v-. ^r\ •fr\ --*r-.. .-'r--. yr-.. .'r-- .-•^quot;v it l «ïT . , Vc . gt;*c . irï . . gt;«« . Jrs . Vc . Vc . gt;*lt; . . ^ . •-£ . . J
y... yrquot;-. ' y. ' y ■ ' y', * y*. * .7*i.quot; y, * yquot;. ' y-, ,rr-. y-. y-. y.. j
•;• . W . Vs . - ^ . _-lt;■ . gt;i' . V-:' . Vjf , Vcquot; . Vc' . W , Vcquot; . . yr-V y^v ys y-v y--, y--. y-v y--. ?r-% y%. y-.. y-. y. y-.. y-..
. l-C , w . -,-,■ . W . quot;-wiX . w' -y.' . -W y vlt;-- . w y.-- jyvquot; *w w
y-v y. y'v. yr-,. y.. y^ yquot;. yr'. y%. y* yV .yquot;. y*. y' y sf . i-c . b-c . /y . w . - Vc . Jrt , a-c . Vs . Vc . Vc , Vc - Vc
'V .yv .y.. ,y .. y-. .y.. y. y-.. y-., y-. y- gt; y. y- y- y. . gt;c , . it . y-, . --c . Vc , a-r . ys . sre . V; . gt;«£. , . gt;*r . 2
yrv. y-.. y.. .yrv y.. .y-.. y-. y-. y... y- y. y- y- y- .'. • ï . gt;*lt; . :y . . Vc . y..- . yc . w* . vv' . w' . w . w . w- . yy . yy .
X yv. y'-, y-. ,-'r\ yr--. yv .y\ y-,. y.. y-. y%
I . ^r€ . - y* . -gt;-c .Vc .gt;H: . . Vc , V?
y. y.. y-.. .y-., y-.. y.. y-.. y-.. yv. yr- y- y- y% y- y lt;£ . Vs . w . w . w . _w* . w* . W , W1 . w- . w' w , ^ . Vc . . - -------- - ^w
K:X
. Vj . Vt . Vt . w . . w . V/. w . iV . Vf . Vf . iV . i-H'. gt;J'
.yr-. ./r- yr- ..•-r-.. .-t--.. /r- M /r. yr. yr- yr. gt;r. yr. yr-
«-tf - ^rc - W - i»£ . Vc . W . Vc . br . yc . . Vc . Vc . Vc . Vc . Vc .
Vv ,.quot;•gt;. ./^•.. .^-.. .'r-N /-r. jrrx /r. yi*. /r. yr- /r... yr- yr-
. W , irf , Vs . Jrc . Vc - Vc . Vi . Vjf , W -. Vlt; . Vsf , Vc . W . Vs . Vcquot;
gt;v .■rr--. .-fv. .-^v ,y.. ./*••. .^. yWi.. ./^v .yr- yr. gt;r. yr-.
i . Tri . Vc . Vt . w . w . . V' . w- _ w ^ ^*y . w- . 'w _ v/ _ gt;* , quot;'v .^V /*••. /*••. S*-'. ST'-. /r'. yr\ y^\ .■^'. yr..
. w - V« - W . w _ w . vx . w . y . Vjf . Vc . W - • Vc - . Vc
vcy.*t
i /^V. yr- yr- yr. ..v. .-r. #yr% y- yr. yr- yr- yr' yr. yr., . I . Vi . ir-; . , Vt . yc . W . Vc . Vt - ^ . Vt. . wf , W , W
-quot;•- ,yr.. yrv. -Vv yr. yr- yrv .yr% yr. yr- yr- yr- .yr-. yrv yr% - ~ . i-c - --H: . w . w . gt;v- . w . W ^ Vc , w , w . w . w . Vc . W yr-. yr-. yr. yr. yr-. yr- .t-. yr- .^r-. y-. yr-. .--r-. yr-. y-, yr-.
H , Vc .t-r . L* . W . Vc . W . Vc - W . Vc . Vc* , Vc . VÏ* . w . Vs' . quot; V yr--. .^quot;r--. .••■T'.. ..quot;•.. .^■•-. gt;V% yr-. .yr- _yr% yr- .•r-.. yr- yr-.
- yj • .vx . , Z'j. . gt;Sr . , VJ^* . . j^c
. ^ - Vcquot;' - V/1 Vt', 'W , Viquot;'. W1 Vcquot; 1 Vc*'. *Vt' . Vc' . Vc I Vc lVlt;*'
y-. .y-. y%. y-, y%. y-. y- y- y- y-. y- y-. y.. y.. y-. ; j quot;C - gt;^£ - ire , i*c' . . i*; . . ^S: . Ve . . Vc* , .vc' • Vc • . i*f' . I r% y , y- y*. yr-. y.. y-. yr*. yr*. yr* yr-. yr% y*. yr-. yr-, 'w* . jw- . 'w' . ■ —•' . v-x . quot;w . '*j.y vsy *w quot;w quot;^sy quot;w quot;w
— - - — - quot; quot; y-. y- y-. y-. y-.. y- y- .
- — —* w Vj: . w- . Vc - Vr* quot;T--, y-. y... y-.
. 5gp 1 3gp . Vf . Vc . Vlt;*
W . gt;s . Vf . w
. y-.. yr- y-% y. y... yr. y- ys y- y% y- y- y- y-
TwrvTvrv/rv'r
^vr^rvryr-
1 : • -