-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

HPIIDIBI ET quot;VXRTXJTI.

DE OORLOG.

(KONINO, VELDHEER, SOLDAAT.)

REDEVOERING

UITGESPROKEN BIJ DE PLEGÏIGE INGEBRUIKNEMING VAK HET NIEUWE GEBOUW DER ZOEAVEN-BROEDERSCHAP, TE ROTTERDAM. DEN 26 SEPTEMBER 'J870,

DOOR

.1. W. BROUWERS, Pr.

lïidder van de Orde der Kiken Kroon, lid viln het Kon. Ondll. Oenootseliap, enz., enz.

- —■

R 0 T T V. R D A M,

G. VV. V AN BE L L E. 1870.

-ocr page 6-

Stoomdruk van i-'. W* van de Meijer, Utiecht,

-ocr page 7-

„God de Heer, beware Hem, geve Hem leven en kracht, make Hem zalig op aarde, en lato Hem niet vallen in de handen zyner vyur.den.

God huldigend aanroepen : voor Pius IX de almacli-lige bescherming des Hemels afsmeeken, moest ongetwijfeld de eerste klank zijn van de eerste rede die tusschen deze muren zou weerklank vinden, in uw hart, verdedigers van den Paus-Koning, zou weerklank vinden, nu deze vergaderzaal van de Broederschap der Nederlandsche Pauselijke Zoeaven, door de gebeden der Kerk ingewijd, zoo plechtig wordt in gebruik genomen.

(iij hebt het alzoo verlangd, dat de ijverige herder uwer parochie, dien wij het geluk hebben ook thands in ons midden te bezitten, deze uwe stichting zou inwijden; gij hebt verzocht dat de openingsrede zou worden uitgesproken door een priester; uw dringende wensch was mij dierbaar, in dezen oogenblik kan ik hem in vervulling brengen, en begin met het woord dal op uwe lippen leeft, dat in uw hart woont, met de heilbede die heden voorzeker uit aller katholieke zielen in Nederland is ten Hemel gestegen: ter opening van alle redevoeringen; ten grondslag van alle voorlezingen, ter grondwet van alle vergaderingen die alhier zuilen worden gehouden, ter voldoening van uw en mijn innigst zielsverlangen, zij tot God den Heer de bede voor Kerk en Staat, voor Godsdienst en Recht, herhaald:

1*

-ocr page 8-

/t

»Goil dc lleei beware den Paus-Koning; geve Hem kracht en leven; make ilem zalig op aarde en late Hem niet vallen in de handen zijner vijanden.quot;

Meer dan twintig jaren lang hebben wij reeds deze biddende heilwenschen herhaald, en te midden van alle aanhitsingen der hel en aanrandingen der aarde, is Pius gespaard en bewaard gebleven. God, de Heer, heeft Hem gegeven een ouderdom zoo hoog, dat de altijd werkzame priester het gouden bruiloftsfeest zijner Priesterwijding heeft zien vieren, zooals de wereld er nimmer zag; God heeft Hein bewaard. God heeft Hem bij de kroon der grijsheid meer dan jongelingsmoed en mannenkracht gegeven, heeft Hem gegeven een Opperherderschap, zoo buitengewoon gezegend aan jaren, dat er in de achttien eeuwen van het Christendom, slechts éénmaal, na Petrus, één Paus zoo lang is bewaard gebleven in leven en kracht als Pius IX.

Zijne vijanden, de vijanden van Christus, hebben sedert lang, gij weet het, op zijn dood gewacht, naar zijn dood verlangd, doch God heeft Hem bewaard, om den strijd ter handhaving van waarheid en recht, voor Kerk en staat, voor volk en vorst voort te zetten, een strijd waaraan Gij, edelmoedige zonen des volks die uw vaderland en uw moederhuis zoo lief hebt en toch hebt verlaten, over bergen en zeën heen, zijt gaan deel nemen. En wij, die U, op uw kruistocht niet volgen konden, wij hebben U in den geest vergezeld; wij hebben U met ons hart gevolgd; wij hebben te zamen geijverd: aan den voet der altaren hebben wij voor U gebeden; in de velden der kerkelijke Staten hebt gij voor U en ons gestreden. Hebben er niet weinigen van uwe wapenbroeders de kroon der helden en der martelaren op het slagveld of in het hospitaal verworven, en zijt gij teruggekeerd in

-ocr page 9-

5

het dierbare vaderland, dat U door de afwezendlieid nog meer dierbaar is geworden, gij hebt dan voorzeker in uwe dankzegging aan God ook dankbaar gedacht aan den verleenden bijstand der biddende mede-slrijderen, uwe ouders, uwe bloed- en aanverwanten, uwe vrienden, waartoe mogen gerekend worden te behooren alle edelgevoelende Katholieken van Nederland. Tusschen hen die weten te vvaardeeren wat kinderlijke offervaardigheid en heldenmoed beteekenen, en U die uw grootsch verleden waardig blijft, is de band gelegd eener vriendschap, eener Broederschap die builen de muren dezer zaal, buiten de grenzen dezer provincie, het heele land door, hooggewaardeerd wordt. Daarom ook reken ik het mij tot een genoegen het woord te mogen richten tot de leden en vrienden uwer Broederschap, die, gelijk gij in uw verleden in l'auselijken dienst, thands in het vaderland met u, woord en daad, leven en streven, toewijden aan trouw en moed, aan geloof en deugd, aan Kerk en vaderland fidei et viriuti. Innig gehecht, fide et virtute, door uw katholiek geloof aan Pius IX : innig gehecht, fule ct virtute, door uw nederlandsch vaderland aan onzen Koning Willem III, hebt gij te Rome diegenen bestreden , wier pogingen, volgens hun eersten aanvoerder, 1) met

1) Mazzini zei reeds voorjaren in Pensiero ed Aziune, blz. 85: caduto il Papa, cadono privé di base le Monarchie. Puö un Ke, riinanendo tale, vibrare (]iiel colpo e costituirsi carnefice del principio in virtii del quale egii stesso regge: d. w. z. wanneer de troon van den Paus valt dan vallen de MonarcMën, beroofd als zij zijn van hare grondvesten. Hoe kan een Koning, (hoe kunnen konstitutioneele ministers des Koninr/s) Koning blijvende, zulk een aanslag beproeven (of erkennen) en zich tot beul opwerpen van het beginsel krachtens hetwelk hij zelf regeert. Dit zij herhaald aan onze ministers en aan onze kamerleden die den Koning en hel Huis van Oranje willen trouw betuigen.

-ocr page 10-

(i

den troon van Pius IX Ic overweldigen , de grondslagen van alle troonen in Europa willen omverhalen. Aan gelootquot; en deugd, aan trouw en moed, aan Paus en Koning, (iclei et viriuti zij deze rede gewijd, daar ons een onderwerp zal bezig houden dat voldoening kan geven aan ons katholiek nederlandsch gemoed, en, hoop ik, niet zonder nut zal blijven voor het vaderland: ik zal u spreken over de verhevene taak der gewapende verdediging van recht en vaderland, over den oorlog.

Zal ik den oorlog afkeuren en doemen; het wordt thands zooveel gedaan: of zal ik den oorlog en zijne glorie verheffen en roemen? Ik zal evenmin aan onmannelijke weekheid als aan onmenschelijke hardheid en hartstocht gehoor geven. Aan hen, die zouden meenen, dat ik de macht en den roem des oorlogs wil verheffen tot ijdele glorie, zal weldra mijn ontkennend antwoord blijken, maar aan hem die zou willen gelooven, dal ik uil liefde voor den vrede, die ik in hel hart draag, allen oorlog zou afkeuren, zeg ik reeds dadelijk:

al wie de onafhankelijkheid van Nederland en den troon van onzen wettigen Vorst en Koning Willem III aanrandt, is ons een vijand; en tegen dien vijand, tegen die legermacht mogen onze wapenen gekeerd worden. Elke Nederlandsche borst, waarin een Katholiek hart slaat, mag ook in hel bloedige oorlogsveld, ter verdediging van vorst en vaderland, een dam opwerpen, moest het zijn, van de lijken onzer aanranders.

Aan ongelukkig afgedwaalden, van de Katholieke Kerk laten wij hel over, hunnen geloofsgenooten den krijgsdienst, den oorlog als altijd ongeoorloofd voor te stellen. De Katholieke Kerk zegt ons, dat wij mogen, dat wij soms moeten strijden en sterven voor

-ocr page 11-

God cn Zijne Kerk, maar ook voor Koning en Vaderland.

Er kunnen dus oorlogen zijn, waarvan ik de onverschrokken voorzichtige onderneming, de moedige voort-zelling, en het spoedige einde in ronde woorden zou goedkeuren, en met alle krachten zou ondersteunen.

Ik zou zelfs niet willen dal er nooit een oorlog ware mogelijk geweest.

Klinkt deze stelling u vreemd, hoort dan mijne redenen. Ik zou niet willen dat er nooit eèn oorlog ware mogelijk geweest en waarom dat? omdat ik het recht bemin en de vrijheid lief heb. Nu dan, er is Één die recht heeft, die over alles en over allen recht heeft: het is God. Wat quot;Ü wil is wijsheid, wat Hij beveelt is hoog gebod. Men aanbidde zijn bevel; zijn wil moet geschieden gelijk in den hemel zoo ook op aarde. Wie een God, een Schepper erkent, moet dat recht ei'kennen.

Er is onder al de giften en gaven, waarmede God, de Schepper, zijn schepsel heeft bedeeld, ééne gift, die allen overtreft, het is de vrijheid, de vrijheid van wil. Met die vrijheid kroonde God de Engelen in den hemel ter verdiening van de gelukzaligheid, met die majesteit van vrijen wil omkleedde God den mensch op aarde ter verdiening van den hemel. Maar waar voor het schepsel dat nog niet de zaligheid verdiend heeft, de vrijheid van wil beslaat, beslaat ook demogelijkheid om het recht te miskennen, dat God over zijn schepsel heeft, terwijl dat recht van God desniettemin moet gehandhaafd worden. Wilt gij dus niet den Engelen in den beginne, noch den menschen in dit leven die vrijheid van wil ontzegd hebben, dan moet gij de mogelijkheid tol eene miskenning van Gods recht aannemen, cn wilt gij Gods recht, dal alle eeuwen en

-ocr page 12-

alle geslachten omval, gelianilliaal'd zien, dan moogt gij legen die miskennende vrijheid, de verdediging vandalrechl, ook als zij oorlog wordt, niet prijs geven. In Gods hemel waar de vrije wil der Engelen en het aanbiddelijk recht van God heerschlen, is uil die vrijheid de mogelijkheid , maar uil het misbruik van die vrijheid, bel feil van den eerslen oorlog ontstaan.

Gij weel wie overwon; Michaël, de beschermer van Gods Kerk, die op Petrus de steenrots gebouwd is en die de poorten der Hel niel zullen overweldigen.

Het is dus God die bet eerste recht had, die hel opperste recht heeft en hel laatste recht zal hebben Maar tusschen dat eersle recht van God-Schepper en dat opperste recht van God-Recbler in hel laatste oordeel, heeft God ook aan den mensch rechten verleend en gegeven; rechten aan hel individu, rechten aan de familie, rechten aan de maatschappij.

En wat Gods wil aldus bestemde is recht: ook dil recht kan door 's menschen vrijheid worden aangerand, maar ook dit recht mag en moet worden gebandhaaft. Wie die bepaling stoort, stoort Gods orde en komt in verzet met Gods gebod. God had aan onze eersle ouders het Paradijs en de aarde gegeven en Iroonen voorbereid in den hemel, dien Satan had verloren: van daalde tweede oorlog, die niet met geweld maar met list en leugen werd gevoerd gelijk thands de oorlog legen Rome. Ik noem dezen strijd een oorlog, omdat even als de drie Horatiussen bet geheele romeinsche volk in den oorlog tegen het nijdige Alba vertegenwoordigden, de stamouders in het Paradijs te strijden hadden voor alle menschen en alle volken, hunne afstammelingen.

Gij weel, eilaas! wie overwonnen werd, want in het zweet des aanschijns winnen wij ons brood, en

-ocr page 13-

O

in pijn cn smarle heelt ons onze moeder gebaard: wij weten wie overwon homicida ah initio hij, die bij den beginne van het mensclidom zich lot rnen-schenmoorder maakte, dc Satan, de geest van nijd en leugentaal. Voorzichtig bij het verzetten van uw voet, o eerste ouderenpaar, want daar, niet verre van den uitgang des paradijzes, heeft een slag plaats gehad; hot eerste menschenbloed, o gruwel! is vergoten, en is vergoten bij een broedermoord! De onschuld was het slachtofïer, de Godminnende Abel bezweek.

»Dat God de Heer Pius den IX0 beware; dal Hij hem schenke leven en kracht, dat Hij hem zalig make op aarde; dat Hij hem niet overgeleverd late in de handen zijner vijanden.quot;

Sedert dal voldongen feit van Cain is dc wereldgeschiedenis te veel, helaas! met bloed geschreven. Tc veel bladzijden brengen ons niels dan verwoestende oorlogen met onoverzienbare moordvelden voor den geest, van dien aanval op Abel af lot den aanval op Home, thands ook een voldongen feit; van de eerste vesting af, die door Gain , den broedermoorder, werd gebouwd lot bij Straatsburg toe, waar op dit oogenblik de oorlog woedt. Wij zullen dan van meer nabij den oorlog onder twee opzichten beschouwen, onder een his-loriesch oogpunt als bloot uiterlijk feit, en onder een juridiesch of theologiesch oogpunt, als recht oi onrecht. Onder het eerste opzicht beschouwd, zullen ons de oudste oorlogen, waarvan wij zekere bescheiden hebben en de oorlogen van onze dagen zoowel verrassende gelijkheden als schrikkelijke verschillen opleveren. Zoo, bij voorbeeld, is er in het tegenwoordige Europa een land waar geen zoon aan des moeders harte wordt ontbonden ol hij wordt reeds opgeschreven, ook ter

-ocr page 14-

10

bepaling van liet Jaar waarin hij voor het bloedig oorlogsbedrijf zal worden ingeschoold. In Pruissen zijn vader en zoon krijgsdienstplichtig van hun 20e tol hun m* jaar. Zoo was ook voor drie duizend jaren b. v. in Klein-Azie, in Palestina, 1) elke burger krijgsplichtig van zijn 20 tot zijn 50 jaar. Gij kunt dan ook bevroeden hoe talrijk de legers aldaar geweest zijn. Enkele gegevens aan de Heilige Bladen ontleend, zullen voor ons historiesch standpunt onbetwijfelbare feiten en voorbeelden verstrekken.

Toen de stad Jabés, in Galaad, door Naiis, koning der Ammonieten was overrompeld, en Saül, de koning van Israël die met zijn span ossen van zijne akkers terugkomende, dit vernam, riep hij zijn volk ten oorlog; en ziet, bij de eerste wapenschouwing, had hij reeds 300,000 man ton oorlog uitgerust, lol zijn beschikking.

Abia, koning van Juda, leverde slag met 400,000 man, tegen Jeroboam die 800,000 krijgslieden aanvoerde.

Koning Asa bracht in hel veld 600,000 man, terwijl Zara, koning van Chus met één millioen strijders aanrukte. Josaphat stond aan hel hoofd van eene strijdmacht van één millioen honderd zestig duizend man. Heeft Pruissen er thands minder in hel oorlogsveld geroepen ?

Hel spreekt van zelf, dat die dienstplichtigen van Juda of van Israël geen staand leger vormden. Dit treffen wij voor hel eerst onder koning Saül aan. Het bestond uil 3000 man. Slechts de zonen des lands werden tot den krijgsdienst toegelaten. Buitenlanders komen er niel eerder in voor, dan na den val van

1) Gelijk zoo ■n-iis het ook elders en later. Zie Lactantiiis.

-ocr page 15-

11

Nabuchodonosor en den Icrugkecr naar Jerusalem. Onder Ilerodes, een zeer liberaal vorst, die bij elke gelegenheid de moderne beginselen in toepassing bracht treffen wij er zelfs Duitschers aan. De mensch, zoo dikwijls den oorlog zoekend en soms vermijdend, vergenoegde zich gedurende ruimeren tijd met. zijne persoonlijke krachten, doch later, om aan zijne pogingen meer geweld en meer vlugheid te geven, zal hij ook nog het dierenrijk inroepen. Onder Salomo werd het paard in den strijd geworpen, en dit scheen noodig te zijn tegen de Philistijnen, die reeds de pantsering onzer schepen vooruit waren; zij pantserden hun oorlogswagen. Vreerad mag het u schijnen dal de Caramanen ten oorlog reden, niet op paarden maar op ezels gezeten; en misschien nog vreemder, dat de ruiterij van Cyrus op de vlucht werd gedreven door die ezelruitcrs. liet moedige ros rent vooruit bij hel schetteren der krijgsklaroenen, maar het ging op de vlucht voor al dat ezelsgebalk. Alexander de groole ging verder: hij voerde de olifanten, als levende torens in het oorlogsveld. Het was als eene beweegbare for-teresse die deslijds de pantsering reeds had aangeschoten welke nu in de laatste jaren op onze vestingen beproefd werd. Die levende ibrteresse was gedeeltelijk met ijzeren platen beschut. Om hel reuzendier ook met zijn machtige snuit den vijand te doen slaan, werd hel voor den strijd zeer overvloedig op wijn met mirrhe onthaald. Welke rol de geestrijke dranken soms in moderne oorlogen hebben vervuld, zal ik niet aanstippen.

»Ja, 't schepsel werd geschikt voor quot;t hem verordend lot,quot;

Zoo zingt met alle waarheid onze Bilderdijk,

■«Geen roofdier, door natuur geschapen t.ot de jacht,

Mist klaauwen of gebit tot grijpen en verslinden.

-ocr page 16-

Maar wij!.... is dan voor ons die leed re moeder wreed?

Ons schonk zij de arendsklaauw.....

Noch '1 bliksemend gebit des evers ....

Neen, voor ons is de natuur,

quot;Die trouwe dienares, die voor Gods zetel knielt.quot;

niet wreed, want God had den mensch niet bestemd om zijnen broeder, Gods evenbeeld, in het moordveld te bestrijden; en,

al werd »voor 't dierlijk wapen Den sterveling 'tverstand, als eedier ingeschapen,

het verstand des menscben, zell's nog eeuwen en eeuwen na den zondvloed, scheen allerminst gescherpt te zijn om werktuigen uit te vinden, welke uitsluitend bestemd zijn om menscben te dooden. Reeds ver bad de menscb het gebracht in weienschap en kunst: reeds lang bad Moses de godgeleerdheid, de menscben staatkunde zijner vijl' boeken verkondigd; reeds lang had Aaron in Salomons tempel zijne kunstcieraden ; reeds zong een uitgelezen choor van duizend zangeren met keurig snarenspel zoo schoone lofgezangen, dat wij er zelfs heden geen schoonere hebben, en nog was de onmenschelijke kunst van 't oorlogsmoordtuig bij Gods uitverkoren volk zoo weinig gestegen. Tot de wapenen dier dagen behoorde nog de slinger 1) met den keisteen. Zoo streed David tegen Goliath den goddeloozen verachter van Israels God. Nog had men pijl en boog. 2) Doch de eerste pijlen waren van riet; in latere dagen waren zij van hout; de

1) B. der Koningen 3, 25, 2. B. d. Rechters 20, 16. PHnius (h. n. VII, 5(3).

2j Genes. 31, 16; 27, 3. Psalm IS, 35. Job 20, 24 en vele andere plaatsen.

-ocr page 17-

vooruitgang wapende hen weldra mei een ijzeren punt en wist zelfs den pijl met vergift te voorzien. Dit voor den strijd uit de verte: voor den strijd van meer nabij had men bijl en zwaard, lans en speer; terwijl de werpspies niet minder voor den strijd van nabij als stootwapen dan voor den strijd op eenigen afstand diende. Tegen dat alles had de krijgsman in latere dagen niet geringe verdedigingsmiddelen te hulp geroepen. Hij had, voor drieduizend jaren, zijn horst beveiligd door het pantser, zijn hoofd door den helm; hij had en voet en heen en arm door doelmatige pantsering beschut. De beukelaar, het schild 1) kon naar eiiseh van den oogenblik, en hoofd en horst en meer beschermen. Op den huldigen dag pantsert men het bloot maleriëele, de vesting of het schip; maar het bezielde, den mensch wordt onbeschut aan alles prijs gegeven, wat hoofd of hart of onderdeel komt treffen.

Zelfs bij het uitverkoren volk van Israël, dat zoo verre boven alle andere volken verheven stond door zijne Godsleer en godsdienst en zedenleer en maatschappelijke ordening en burgerlijke wetgeving, was liet moordtuig, was de toerusting des oorlogs niet zelden minder moordkundig 2) dan bij den godde-loozen nabuur.

Immers was ook Gods uitverkoren volk, eens in bezit van het hem door God gegeven land, niet geroepen om, buiten zijne grenzen, eenen veroverenden oorlog-te beginnen.

Yan oorlogslaktiek is eerst kwestie onder David,

1) Hot groote schild, scutum, Qvo-i;, sixo: bij Homonis, of het kleinere, xamp;i;, olypeus.

2) Verg. Jofl. 17, 10.

-ocr page 18-

14

doch was do splitsing in drie legerafdeelingen, die ook heden nog gevolgd wordt, reeds bekend in de dagen der Rechters. Overigens was liet een vechten van legerdrom tegen legerdrom, van man tegen man. De krijgsman bleef dus meer zich zelf; persoonlijke behendigheid, persoonlijke kracht, persoonlijke moed konden zich doen gelden voor wat zij waren; heden evenwel heeft de machine, de dommekracht van het onbezielde stof een ruimer aandeel. Bij onze vaderen kwam menigwerf aan ruiter en ros, aan de cavalerie, de eer der overwinning toe: heden is het de artillerie, het machine, dat het meest over den uitslag beslist. Hebben er ettelijken moed en geoefendheid genoeg om het kanon juist te richten, is er een die het orgel van de snerpig knetterende mitrailleuse goed weet te draaien, dan is de moed, de kracht, het beleid van duizende helden niets meer tegenover de dommekracht van het machine. En zoo gebeurt het, dat de mensch, sinds hij meer en meer hel stof lot het geliefkoosde onderwerp zijner studiën heeft gemaakt, in niets meer is vooruitgegaan in de laatste jaren, dan in de kunst van mensch- en menschenwerkvernieling. Juist in deze onze ongelukkige dagen hebben wij te treuren over zulke vernielingen. Hebt twintig jaren gebouwd aan kerk of stad, aan vesting oi' brug, uit arduin gehouwen; hebt er de beste bouwstof, de hoogste bouwkunst en de schallen, waarvoor rnillioenen onderdanen moesten slaven, aan besteed, één oogwenk is genoeg, want de kleine voorbereiding heeft plaats gehad, de natuurkrachten, die een slofdoorwroetend versland heeft ontdekt, liggen er; één vonk, en alles is vernield. Niet alleen zijn de vruchten van vorige eeuwen, niet alleen de hulpmiddelen van het nu levende geslacht, vernield, maar zelfs hel toekomstige geslacht zal nog

-ocr page 19-

moeten zwelen en zwoegen om den prijs die gevorderd wordt voor dal werk der vernieling, jaar op jaar te helalen.

Helaas! zoo ver heeft Europa liet gebracht, met zijn protesteeren tegen alle gezag dat door God gesteld, op louter ■zedelijke grondslagen rust. De mannen van den modernen vooruitgang hebben de brutale kracht van de getal-meerderheid, ik zeg niet tot beslissing van wettelijkheid, maar lot beslissing van wettigheid en rechtvaardigheid uitgeroepen; zij hebben Europa Ier hervorming voorgepreekt, dat shel gezag niets anders is dan de grootste hoeveelheid van getal en materieele krachten,quot; 1) en wat is in onze dagen meer vooruit-gezweept dan de getalsterkte der legers? Een halve eeuw, geen jaar meer 2) is het geleden, loen geheel Europa eene krijgsmacht van 1,750,000 man onder de wapenen had; en nu? In 1866 had Europa, volgens de berekeningen vali het Journal des Econornisles ruim 8,800,000 soldalen te onderhouden. Doch vier millioen soldalen waren ten eenenmale ongenoegzaam; de behoefte aan veel meer deed zich aan den hedendaagschen vooruitgang op de gebiedendste wijze gevoelen. Destijds koesterde de vooruitgang reeds de hoop weldra lol een totaal, volgens hetzelfde blad, van minstens vijf en een half millioen soldaten te geraken. Ook dat was niet genoeg, want wij zijn alverder. In twee cijfers wil ik de vorderingen en de uilkomsten aanstippen die ons de vooruitgang van den oorlog aanbiedt, sedert Pius IX, de hoogste vertegenwoordiger van het ongewapend louter moreel gezag, den eersten keer uit Rome moest vluchten lot op den dag, dat

1) Zoo luidt de LX der veroordeelde stellingen in den Syllabus, In 1820.

-ocr page 20-

10

Rome een tweede maal overweldigd wordt. Sedert heeft de oorlog frissche jongelingen en krachtige mannen meer dan 2 millioen 1) verslonden.

En de schatten, door des werkers noeste vlijt vergaderd, die alleen aan onmiddelijke oorlogsuitgaven, in vijftien jaren, besteed werden, bedroegen niét minder dan 47 milliard, 830 millioen fr. En dit jaar, dit jaar waarin Rome aan Pius IX met het gezag van de grootste hoeveelheid dommekrachten ontrukt wordt, hoeveel milliarden zal het in zijne afgronden verzwelgen ?

Helaas! zoo ver heeft Europa het gebracht met zijn protesteeren tegen het gezag van Rome, louter moreel gezag, dat weleer als internationale rechtbank werd erkend en zoo menigen bloedigen oorlog heeft verwijderd, dat het vooruitgaande Europa tot drie toestanden is gekomen, welke het nog niet kende: een gewapende vrede die de rijkste middelen der Staten uitputte; eene gewapende onzijdigheid, die de toekomstige schatten des volks reeds vooruit verslond, en nu een oorlog, die niets minder is dan »das volk im Wapfen.quot; Het is gekomen tot eene «politiek van ijzer en bloedquot;, waar volgens een groot minister, macht ook recht is.

Doch niet langer onze blikken gevestigd op dit his-toriesch standpunt van mensch- en schatverslindende krijgsbedrijven; wenden wij ons af van de steeds veranderende wapenen des oorlogs, om een oogenblik slil te staan bij de niet veranderde oorzaken der oorlogen van het verleden, als van het heden, als van de toekomst. Hier kan ik zeer kort zijn; immers kent

3) Voor een jaar of twee deelde de Revue nationale et clvcinfjh e verscheiden artikelen mede, waaruit blijkt, dat in het jongste tijdvak van 15 jaren, d. i. van 1850 tot J866, niet minder dan 1,7-12,591 man door den oorlog omkwamen.

-ocr page 21-

17

gij de oorzaak van don eersten oorlog, tusschen Lucifer en Michaël; het was de miskenning van Gods reclit door de vrijheid van Lucifer, het was een verzet tegen Gods orde en wil. Dio eerste oorlog was dus eene muiterij, een opstand die tevens een burger oorlog ontstak en een godsdienst-oorlog was. Van daar dat de aanvoerder van de aan God getrouwe scharen tot leus en naam voerde: Michaël, dat wil zeggen; ivieis gelijk aan God?

Is het niet de zucht om gelijk te worden aan een grooter volk, die eene revoiutionnaire ongerijmdheid heeft willen verheffen lot beginsel onder den titel van natuurlijke grenzen, of van nationaliteitsbeginsel ? Heeft de italiaansche oorlog, waar meer dan elders de poorten der Hel hare krachten aanvoeren tegen de rots van Petrus en den troon van Pius, een ander voorwendsel, eene andere oorzaak gehad?

Gij kent de dubbele oorzaak, de tweevoudige grond-reden van den eersten strijd, door moreele middelen, van de Del tegen het menschdom, van Satan tegen het Paradijs eenerzijds, en van het eerste menschen-paar tegen Gods orde en gebod en recht, anderer-zijds. liet was nijd en wraakzucht van den kant van Satan, het was trots en hebzucht van den kant des menschen; en ziedaar in dien eersten strijd op aarde de twee oorzaken, de twee vonken, die van geslacht tot geslacht al de oorlogen zullen doen ontbranden. Of heeft iets anders dan hebzucht den oorlog in de Krim ontstoken ? Heeft iets anders dan nijd van Frankrijk en hebzucht van Pruissen den duitschen broederoorlog van 1800 aangeblazen? Heeft iets anders dan nijd en ijverzucht dezen rampzaligen oorlog tusschen Frankrijk en Pruissen doen losbarsten? Is hel niet uit hebzucht dat Rome wordt overweldigd? Zal het

-ocr page 22-

ook niel uil hebzucht zijn, dal ook aan ons vaderland ons onafhankelijk Koninkrijk kan worden vollrok-ken wal lal van bladen, zelfs in hel Koninkrijk van Nederland, goed keuren len opzichle der Kerkelijke Slalen'? Ja, zoo is hel. Niemand in Nederland, die zich zijner woorden en daden bewust is, kan de overweldiging en annexatie der Slalen van Pius den IX, den Paus-Koning loejuichen zonder verraad Ic plegen aan Nederland en zijn Koning Willem ill. Niemand kan hel onbetwijfelbare recht van Willem III verdedigen of moet ook, wil hij den evenaar van het recht en het gezond versland geen geweld aandoen, den koningstroon van Pius den IXquot;, verdedigd en gehandhaafd willen zien. Gij , dappere jongelingen, gij hebt voor hel recht en den troon van Pius uw hart en uw arm, uw bloed en leven veil gehad; gij hebt dus ook den grondslag van Neèrlands Koningstroon verdedigd; gij hebt het recht van onzen koning verdedigd. Dal God Hem spare, dal God Hem nog lang beware op aarde, dat God Hem zalig make; dat God noch vorst noch vaderland late vallen in de handen van overweldigers!

Na het feil van den oorlog in zijn uiterlijk bedrijf en in zijne inwendige oorzaken te hebben nagegaan op historiesch gebied, zullen wij op juridiesch of theo-logiesch gebied het belangrijkste van alle vraagstukken die op den oorlog betrekking hebben, uiteenzetten. Uit hel antwoord op dal vraagstuk zal blijken, of de Koning aan het hoofd zijns legers onvergelijkelijk hoo-ger dan de hoogste zijner onderdanen, dan wel beneden den laagste der galeiboeven staat; zal blijken of des veldheers zegevierende degen de lauwerkroon van lof en eer of de schande van den dolk des moordenaars verdient; zal blijken of de soldaat is een roe-

-ocr page 23-

menswaardig verdediger van de zaak van God, of een le doemen werktuig of te beklagen slachtoffer van tyrannij en goddeloosheid.

Dit antwoord zal ik u voorstellen na een oogen-blikjen rustens.

IJ.

Die gewichtigste van alle vragen welke kunnen gesteld worden betrekkelijk den oorlog, betreft, naar mijne zienswijze, niet een feit: of Pruissen en de Noordduitsche Bond sterker is dan het Koninkrijk der Nederlanden, gelijk het zoogenoemde vereenigde koninkrijk van Italië sterker is dan de kerkelijke staten, maar betreft eene waarheid, namelijk, of het recht van den onmondigen wees meer geldt dan de kracht van den roofgierigen voogd; of de onschenbare vrijheid en onafhankelijke zelfstandigheid zijner Moeder, meer geldt dan de brutaliteit van een plichtvergeten nabuur?

Het geldt dus de vraag: of en wanneer, de oorlog rechtvaardig is, in andere woorden, of en wanneer de oorlog het werk van Satan of dat van Michaël is. \'olgens de liberalen, die, ook ten onzent, legen den Syllabus de moderne stelling verdedigd hebben, dat ïhet gelukkig voldongen feil recht is; dat macht ook recht is,quot; moet elke aanslag van den sterkere op den zwakkere altijd geoorloofd zijn, en die sgelukte aanslag, dat voldongen feit is recht.quot; Volgens die leer is Pruissen aanhoudend gerechtigd, om Nederland door list of geweld, door eene politiek van bloed en ijzer of door eene politiek van omkooping of bedrog, te overweldigen of te annexeeren. Zoo wordt door het aloude en nieuwe Liberalisme, aanhanger dier stellingen, deze groote vraag opgelost, Maar voor ons Katho-

-ocr page 24-

-JO

lieken, die niet aldus ons vaderland, onze onafhankelijkheid, onzen Koning overleveren in de handen van eenen sterkeren nabuur, is die vraag van een heel anderen omvang. Niet in zoo weinige regelen kan zij, volgens onze overtuiging, worden beantwoord. Om duidelijk te zijn, moeten wij zelfs veel en juist onderscheiden, en nauwkeurig omschrijven, scherp bepalen.

Bij het leger zet men in oorloogstijd, (gij hebt zulks van meer nabij gezien dan ik) voorposten uit; zoo ook hebben wij, ter behandeling van ons vraagstuk, eene onderscheiding en drie stellingen voorop te zetten.

Wij spreken van den oorlog van het eene onafhankelijk gevestigde goevernement en volk tegen het andere insgelijks onafhankelijke en zelfstandige volk, zooals is b. v. ons Koninkrijk der Nederlanden met zijnen wettigen Koning Willem 111, niet spreken wij dus van een gewelddadig verzet van onderdanen legen het gevestigd regeerend gezag. Dat zou zijn muiterij, opstand, revolutie, hetzij van veldheer of soldaat, hetzij van stad of provincie, hetzij van een deel des rijks of van het geheele land. Nu zet de katholieke leer deze drievoudige stelling voorop, dat muiterij, opstand of revolutie, nooit geoorloofd, nooit rechtvaardig zijn, onverschillig of dat gevestigd goevernement eene republiek, of een keizerrijk, of een koninkrijk is. 1) Zoo luidt de politieke leer der katholieke Kerk, en zij allen die den vrede zoeken, die voor een Vredebond ijveren, kunnen in deze onze leer den grondslag en het hoofdartikel van hunne statuten vinden. Eenen beteren grondslag zullen zij niet vinden, en nemen

1) Wat soms lot zelfverdediging kan geoorloofd zijn, is eene andere vraag, waarmede wij ons hier niet kunnen inlaten, zonder van ons onderwerp af te wijken.

-ocr page 25-

21

zij niet deze onze leeniiy aan, dan is liun vredebond niets dan een met olijftakken spelende revolutie-klub.

Aldus houden wij voor eenen revolutionair, zoowel dengene die uit heerschzucht eene Republiek doet vallen door een coup-d'-élat, als dengene die een door het volk gekozen Keizer en gevestigd Keizerrijk doet vallen door een coup-de-pied.

Van een oorlog, in den waren zin van het woord, willen wij dus hier gesproken hebben; wanneer is zulk een oorlog rechtvaardig en geoorloofd?

De helft van het vraagstuk is oogenblikkelijk opgelost, bijaldien wij onderscheiden den verdedigenden oorlog, nhellum defensivum'', van den aanvallenden oorlog, * helium offensivutn'.

Ken verdedigenden oorlog voert men, wanneer men aangevallen wordt en den aanval afweert.

De verdedigende oorlog is altijd rechtvaardig wanneer men zonder recht, onwettelijk wordt aangevallen. Elk land, elk volk dat onafhankelijk is, dal zijn wettig gevestigde regeering heeft, gelijk Nederland b. v. heeft ook het recht, die onafhankelijkheid, dat regeerend gezag, dat koningschap, ons koningshuis van Oranje-Nassau, te verdedigen tegen elk land, tegen alken vorst die deze onze rechten zou aanranden, zou beoorlogen.

Laat ik dit argument in al zijne kracht ten toon stellen. Derhalve zult gij mij niet ten kwade duiden de volgende veronderstelling, die ongegrond is, die nooit, wij zijn er overtuigd van, eene werkelijkheid zal worden, maar die wij, met allen mogelijken eerbied voor den Paus-Koning van Rome alleen ten wille van onze proteslantsche landgenooten eens aannemen; ik zeg dus, indien de Paus van Rome, die niet eens door eenen Napoleon 1 kon overgehaald worden om

-ocr page 26-

25

den oorlog aan höt pfotestanlschc Engeland Ic verklaren, indien ooil de Paus-Koning van Rome, den oorlog verklaarde aan Nederland, aan Willem III, zonder reden en recht, gelijk thands Victor Emmanuel oorlog voert tegen Pius IX, dan zou ik, die met Gods genade eeuwig trouw hoop te blijven aan den Paus van Rome, den onfeilbaren opvolger van Petrus, tegen dien Koning van Rome de onafhankelijkheid van Nederland en het vorstenrecht van Willem III verdedigen, en tegen dien onrechtvaardigen aanval van de legermacht van Rome onzen Nederlandschen verdedigenden oorlog uit alle mijne krachten aanmoedigen en ondersteunen. Is dit nu duidelijk genoeg?

Laat ik er dan nog bijvoegen dat ik deze verklaring niet alleen geef als mijne persoonlijke gezindheid ol individueele overtuiging, maar ik wil bovendien gezegd hebben, dat deze verklaring is de katholieke staatsleer, die elk katholiek Nederlander aanneemt en aannemen moet. Is dit ook duidelijk? Hiermede mag ik dan ook het vraagpunt van den verdedigenden oorlog voor genoegzaam toegelicht houden, vooral wanneer ik er nog bijvoeg, dat de katholieke Nederlander niet eens, volgens den heiligen leeraar, Alfonsus de Ligorio, 1) de oproeping van 's Koningswege noodig heeft, om zich te mogen verzetten tegen de pas omschreven aanranding.

Ik mag dus overgaan tot den aanvallenden oorlog; „bellum offensivum.quot;

1) Op de vraag; „an et quousque liceat bclluiu,quot;'antwoordt die heilige leeraar van onzen tijd letterlijk: bellum defensivnm quo scilicet vis injusta repcllitur, licet etiam privata auctoritate: een verdedigende oorlog waarbij het onrechtvaardig geweld wordt afgeslagen, is geoorloofd zelfs op eigen gezag.

Theol. Moralis, lib, 1. Tract, i. No. 403.

-ocr page 27-

-23

Wanneer is oen zoodanige oorlog rechtvaardig en geoorloofd? Drie vereischten stelt de katholieke leer, zooals ze ons wordt toegelicht door heilige politici, de leeraren der Kerk, de Heilige Vaders. Een heerlijker stelsel dan het hunne is nog nooit door eenig volkslievend politiek genie ontworpen.

liet eerste vereischte is voor iedereen gemakkelijk waar te nemen en te herkennen, het bestaat hierin, dat de aanvallende oorlog verklaard worde, aangezegd, aangekondigd worde door het daartoe bevoegde gezag, namelijk, het hoogste burgerlijk gezag dat in den lande bestaat. Over de hoogste kwestie moet ook de uitspraak van het hoogste gezag beslissend gehoord worden. In een Keizerrijk is het de Keizer; in eene Republiek doorgaans de President met of zonder toegevoegde staatslichamen; in een Koninkrijk is het de Koning. Zoo ook in Nederland.

De Nederlandsche Grondwet verklaart in haar art, 5G dat het des Konings is, oorlog te verklaren; en in haar art. 57, dat het des Konings is de vredesverdragen te maken, d. w. z. den oorlog te eindigen.

Men heeft in deze dagen, ook in de dagbladpers, van dit gezag des Konings gesproken, als van een „koninklijk praerogatief,quot; een koninklijk voorrecht; wij noemen het een aan bet Koninkschap eigen, aangeboren recht, dat den Koning toekomt, dat hier den Koning alleen toekomt en onverdeeld toekomt: wij noemen het „de Koninklijke macht,quot; zooals onze Grondwet het noemt, liet zijn waarlijk geen aanhangers van onze Grondwet, die aan de Koninklijke macht eene repu-blikeinsche hand willen slaan en die mactil willen overbrengen tot de Kamers, Zij kleeden hun voorstel in als ware het een bode, een engel des vredes: alleen om meer waarborgen tegen den oorlog te

-ocr page 28-

hebben, willen zij de Koninklijke machl inkorten. Dezulken zijn afgedwaalden van onze Constitutie; zij bewijzen slechts dat zij niet minder vreemd bleven aan hel vertrouwen, dal het Nederlandsche volk slell in de vaderlandsliefde en het staatsbeleid des Konings, dan aan het ware begrip onzer Grondwet. In onze Grondwet liggen meer dun genoeg waarborgen voor vorst en volk. In onze Grondwet vindt de macht der Kamer en de stemming des rijks meer dan voldoende middelen om de Koninklijke macht voor alle uitersten te beveiligen en den vrede van het volk, indien het den vrede wil, te bewaren , te herstellen, te verzekeren.

Ik weet het wel, de land- en volkvernielende oorlogen, waarvan wij getuigen zijn, worden door niet weinigen den vorsten verweten, als oi' zij uit louter liefhebberij en persoonlijke keuze, aan den oorlog boven den vrede hun voorkeur gaven. Nochtans kan hij alleen zoo spreken, die met de ware toestanden der volken minder bekend is of met een demagogischen wrok tegen alle Koningschap bezield is. Maar hebben wij dan niet in onze dagen den verschrikkelijkslen oorlog in de grootste republiek van Amerika gezien? en zion wij niet in de kleinere Republieken van Zuid-Araerika bijna aanhoudende oorlogen? Zijn liet de Koningen in Italië of wel de ministers en kamerleden en allerlei soort van volk , waardoor de zoogenaamde nationale aspiratiën tol oorlogen werden aangeblazen? Zijn hel niet de duilsche filosofen, de duilsche dichters, en zoo vele andere klassen des volks die, jaren voor dat Bismarck zijne laak aanvaardde, schier alle duilsche hoofden deden opsteken naar hel ééne, ganlsche Duitschland?

Dit evenwel sloot nog niet in zich de duilsche broedermoordende politiek, die von Bismarck doem-

-ocr page 29-

25

waardig doordreef, ik weet liel, maar is die [joliliek. gelukt zijnde, niet door het volk en zijne liberale Afgevaardigden te Berlijn, erkend, gehuldigd en schier aanbeden geworden? Zelfs in dezen oorlog van Frankrijk kan alleen onkunde of demagogische hartstocht vergeten, dat, sedert Pruisen's overwinningen van Königgratz en Sadowa den Franschen als een donderslag in de ooren klonken, de Fransche natie zelve, groot en klein, leger en bourgeoisie en volk aan de hevigste afgunst het oor leende; hoe zelfs Thiers, een jaar later, in eene zijner opmerkelijkste redevoeringen onverholen de stelling verkondigde: dat de grootheid van Frankrijk geen machtige naburen dulden kou: en is die redevoering niet met ontzettende geestdrift door het wetgevend Lichaam en door geheel Frankrijk goedgekeurd? Had de Fransche Kamer alleenig de macht gehad den oorlog te verklaren, wij zouden de oorlogsverklaring evenzeker als nu gehad hebben.

Men geeft voor, den vrede des vaderlands te kunnen verzekeren, met 's vorsten macht om oorlog le verklaren toe te kennen aan de Kamer, maar heeft dan de Fransche Kamer in dolle voortvarendheid. met tal van liberale bladen en het volk van Parijs niet den oorlog gewild en geëischt? Wie toen niet voor den oorlog was, liep gevaar, Thiers weet het bij ondervinding, voor landverrader of Pruis, door de openbare meening en het volk van Parijs, te worden gebrandmerkt.

Er zijn lieden, die nog onophoudelijk herhalen, wat zij in hunne jeugd bij Iloratius gelezen, ol door anderen gehoord hebben.

ïQuidqu'd delirant reges, plecluntur Achivi,quot; wat 's Konings waanzin bedrijft, moet het volk boeten. Dat wordt herhaald als of heden bij onze Koningen,

-ocr page 30-

quot;20

sfjui rcgnenl mais nc gouvernent pas,quot; tlio de kroon dragen maar niet de teugels der regeeriug in handen hebben, nog waarheid kon zijn wat van heidensche, autokralische Keizers gezegd is. Daartegen wil ik gevraagd hebben: is in onze dagen, minstens niet even dikwijls het tegenovergestelde waar: wat het volk, wat de demagogie bedrijft, boet de vorst. De volken blijven, maar de vorsten worden weggejaagd.

Voor den vrede van het Vaderland behoeven wij allerminst do Koninklijke rnachl aan te randen, noch in te korten. Wij willen de Grondwet zooals zij is; wij willen evenmin centralisatie bij de leden der Kamer als bij de ministers des Konings. De verdeeling van macht, bij de Grondwet omschreven, ziedaar wal wij hebben te handhaven; de harmonische zamenwerking van die onderscheiden machten in ons konstitutioneel koningrijk, ziedaar wat wij moeten bevorderen. Wij willen dus dal het recht om oorlog te verklaren, geheel en onverdeeld bij den Koning blijve berusten, gelijk onze Grondwet zulks verkondigt. Voor Nederland zou dus geen aanvallende oorlog rechtvaardig en geoorloofd kunnen zijn, tenzij die oorlog verklaard werd door Z. M. onzen Koning.

Doch meer dan dat wordt vereischt voor een rechtvaardigen oorlog. Alleen zij die des volks rechten overleveren aan de willekeur van den slaat, alleen het Liberalisme hetwelk de stelling aankleeft, dat »de Slaat,de bron en oorsprong is van alle rechten, dal de slaat een recht heeft dat door niels beperkt wordtquot;, 1) kan zich ter rechtvaardiging van eenen aanvallenden oorlog vergenoegen met de oorlogsverklaring van een

1' Zoo luidt de XXXIX liberale stelling, in den Syllabus veroordeeld.

-ocr page 31-

onrechlplegendcn lyran of van ocnc ijverzuchtige kamer; wij katholieken, wij verlangen meer. Volgens onze leering mag volk en land niet in den oorlog worden geworpen dan om eene rechtmatige en zwaarwichtige reden en oorzaak. Het moet dus gelden de verdediging van een belangrijk recht dat aangerand wordt, of de herstelling van een recht dat reeds geschonden is.

Zou de reden tot den oorlog niet billijk, niet rechtvaardig zijn, dan kan de oorlog, al werd hij verklaard door Koning, of Keizer, of Paus, onmogelijk rechtvaardig, onmogelijk geoorloofd zijn. Üe oorlog-is zoo groot eene gebeurtenis, en sleept onvermijdelijk zooveel onheils met zich, dat het niet eens genoeg is om eenen oorlog te rechtvaardigen, dat de oorzaak billijk en rechtvaardig is, zij moet bovendien van groot belang en groot gewicht zijn. Dit punt behoeft zeker niet breedvoerig uiteengezet te worden, nu elke dag ons nieuwe verwoestingen van dien vuurstroom des oorlogs komt melden. Omdat een hoen gestolen of tegen de wet van den naburigen staat een hert geschoten werd, kan nog niet een oorlog rechtvaardig worden verklaard. Iets anders is het waar het eene stad des rijks, waar het eene provincie des lands geldt; iets anders is het waar bel nog meer dan stoffelijk goed, waar het de eer van land en volk geldt.

Voor elk volk, als voor eiken burger, blijft het driemaal schoone gezegde waar: goed verloren, iets verloren; eer verloren, meer verloren; ziel verloren, alles verloren. Een individu, een volk dat geen eergevoel meer heeft, dat onverschillig of straffeloos de nationale eer zou laten schenden, zou niet meer verdienen in de rij der onafhankelijke volkeren zelfstandig te blijven bestaan; zulk een volk, is al minder dan een lijk; het is reeds in ontbinding. Maar ook hier alweer kan een

-ocr page 32-

Li8

onvviilekeurig verzuim, kan eene onheuschheid geen reden tot oorlog zijn. Het gezond verstand dat oorzaak en gevolgen wikt en weegt, de christelijke rede, het christelijk geweten maar niet een overprikkeld ijdel gevoel van aanmatigende eigenliefde en zelfbewondering mag hier lot maatstaf genomen worden.

Twee voorbeelden, het eene van voor drie duizend jaren, het andere van voor drie maanden, zullen dit punt der nationale eer toelichten. De krijgsheld, koning, dichter en profeet David zond eens gezanten naar Hanon, koning der Ammonieten; doch deze schoren aan Davids gezanten het hoofdhaar en de helft van den baard af, en sneden hun de helft der kleederen af. Nu was het den Joden een gebod, hel hoofdhaar en de baard vrijelijk te laten groeien, Van daar de grootheid der beleediging jegens de gezanten des konings gepleegd. De eer van Juda was gekrenkt. Toen er bij den hardnekkigen Ammoniet geen spraak meer kon zijn van eerherstel, werd de oorlog verklaard. Er werd slag geleverd, en de Ammonieten verloren aan dooden op het slagveld 7000 wagens, 40.000 ruiters en bij de 40.000 man infanterie. En die oorlog, Mijne Heer en, was rechtvaardig.

Voor drie maanden deed de Gezant van Frankrijk pogingen orn le Ems, waar de Koning van Pruissen als privaatman eenige dagen doorbracht, ten gehoore te worden ontvangen. Deze pogingen, heb ik een trouw relaas gelezen, schenen mij toe onhoffelijk le zijn. De Koning van Pruissen, die door Benedetti vervolgd werd, zou daarop ook niet hoffelijk gebleven zijn, en hem verwijzende naar Berlijn, waar de plaats der diplomatie is, verder gehoor hebben ontzegd.

Gij weet hoe dit onder den adem van Ollivier de vonk is geweest die in hel wetgevend Lichaam hel

-ocr page 33-

bloed der Franschen deed koken, en den oorlog deed ontbranden. Indien Frankrijk in dit oogenblik overwinnaar was, ik zou mijne meening over deze oorlogsverklaring ook heden uitspreken, zooals ik het van den eersten dag des oorlogs gedaan heb; thands, uit eerbied voor den overwonnene, laat ik geene veroordeeling hooren. Verschrikkelijk boven alle uitdrukking is de oorlog. Hij spaart dorp nog stad; kunst noch wetenschap; huis noch akker; dier noch raensch. Helaas, het is vooral de raensch, de frissche jongeling, de krachtige man, de hoop en de steun en de eer en de glorie van het menschdom, waarop de oorlog zijn vuurstroom uitstort. Gij weent bittere tranen, o vrouwen en maagden van Frankrijks landouwen en van Duitschlands gouwen; uw steun en uw liefde zijn prijs gegeven aan het spel des doods. Waar is er eene onder u die blijde kleuren en niet het zwarte rouwkleed draagt? Zwaarwichtig moet dus de oorzaak des oorlogs zijn.

Een derde vereischte is er noodig om eenen aanvallenden oorlog te kunnen rechtvaardigen; namelijk, de rechtmatige wijze van oorlogen, vdebilus bellandi modus.'''' Al is de reden, de oorzaak tot den oorlog ook al billijk en rechtvaardig; al is zij bovendien ook nog zwaarwichtig, nog is het niet genoeg orn het bloedig wapenbedrijf te beginnen; want er is nog een middel over, om tot rechtsherstel te komen, zonder door menschenbloed te waden. Na het gepleegde onrecht, moet aan den schuldige herstel of vergoeding voor zijn misdaad eischend gevraagd worden. Wordt eene billijke herstelling toegezegd, dan mag het oorlogvon-nis niet meer worden geveld. De rechtvaardigende reden tot oorlog is opgeheven. Wordt die billijke vergoeding aangeboden en wederrechtelijk geweigerd,

-ocr page 34-

30

dan slaal voor Gods oog de evenaar van recht en rechlvaardigheid om; de oorlog wordt onrechtvaardig voor hem die eerst beleedigd was en recht had, en wordt rechtvaardig voor hem die eerst onrecht had bedreven maar ook nu naar billijkheid heeft willen herstellen. Gelijk het individu, moet ook een volk, aan den schuldigen maar boetvaardigen beleediger vergeving en barmhartigheid toezeggen.

Hoe ecne bloote waarschijnlijkheid van recht, zelfs eene major prohahililas bij den niet feitelijk datgene bezittende wat voorwerp des geschils is, niet eenen aanvallenden oorlog kan rechtvaardigen, is een gevoelen, dat ik met vele katholieke Godgeleerden uit ganscher harte en volle overtuiging voor veel meer gegrond acht, dan de tegenovergestelde meening van anderen.

Men heeft dus recht, men heeft zekerlijk recht, en nog beeft de Christen mensch bij het naderen des oorlogs terug. Van daar dat elk gezag, elk goeverne-ment, hetwelk den oorlog verklaart, de behoefte gevoelt om de verantwoordelijkheid van het bloed dat zal gestort worden, over te brengen op den vijand, en zich zeiven als den verdediger van recht en rechtvaardigheid uit te geven. Dal gebeurt bij alle beschaafde volken, buiten hel liberale Italië, in het gewichtige staatsstuk dat wij ^oorlogsverklaring' noemen.

De oorlogsverklaring is dan ook eene hulde, die oprecht of geveinsd, maar feitelijk en openbaar aan het recht en de rechtvaardigheid gebracht wordt, daar niet eene partij wil gezegd worden eenen onrecht-vaardigen oorlog te beginnen; daar elke partij beweert het recht onder haar vaandel te hebben en te beschermen. liet is duidelijk dat slechts een van de twee oorlogbeginnende landen recht kan hebben en dientengevolge kan slechts de oorlog van één kant

-ocr page 35-

rechtvaardig zijn. Evenwel, en dil zij in deze dagen tot onzen troost gezegd, de partij die niet het recht aan hare zijde heeft, kan desniettemin, altliands de massa van het leger, kan soms in goede trouw meenen, dat zij recht heeft. Dat zij dwaalt is ongelukkig, maar des krijgers dwaling ter goeder trouw, geeft ons de verzekering dat 's lands soldaten geene schuldige moordenaars maar onschuldig dwalende verdedigers van liun gemeend reclit zijn. Voor God en hun geweien kunnen aldus de soldaten der twee legers onschuldig, onstrafbaar voor de eeuwigheid zijn.

liet ontzachelijke uur gaat slaan; men heeft recht of is ter goeder trouw; de zwaarwichtige grieven zijn blootgelegd; er is herstel en genoegdoening geeischt, doch geweigerd; niemand op aarde geeft het gekrenkte recht de billijke voldoening, dat wil zeggen — en hieruit zal terstond en luisterrijk de verhevenheid der roeping van veldheer en soldaat blijken — liet recht, de ordening Gods is dus moedwillig gestremd, is balddadig gestoord, is wederrechtelijk verbroken; in die stoornis van Gods orde wil men voortgaan, doch neen, nu treedt gij, strijdende legerkrachten, op ter verdediging of ter herstelling van die Godsorde. Gelijk ÏMichael met zijne trouwe scharen, zijt ook Gij, veldheer met uwe dapperen, de verdediger van Gods gebod en wereldorde; gij zijl allen in dienst van God, gij zijt hel lener des II eer en.

Nu acht ik hoog de moedige pennen die zich toewijden aan den dienst van recht en orde en rechtvaardigheid, omdat zij de rechtvaardigheid beminnen; ik acht hen hoog die de verdediging van recht en rechtvaardigheid voor de balie lot hunne levenstaak maken; maar hun allen roep ik toe, op het voorbeeld van hel onfeilbare woord van Christus; mxajorem cha*

-ocr page 36-

ritalem nemo kabel ut an im am mam ponal quis pro amicis suis, d. w. z. niemand heeft eene groolere liefde voor zijne vrienden dan die zijn leven voor hen geeft; niemand heeft eene grootere liefde voor recht en i'echtvaardigheid dan die zijn leven er voor ten olfer brengt, en dat deedt Gij, Zoeaven van Pius IX, en dal doet elke krijgsman die weet wat hij doet, en in eenen rechtvaardigen oorlog den strijd aanvaardt. De anderen kunnen met pen en mond de belijders, de Apostelen van het recht zijn, gloriosus Apostolonm chorus; maar gij zijl Marlyrum candidalus exercitus, liet blinkende heir der martelaren. Niet allen, ik wil hel gelooven, waardeeren aldus de roeping van den krijgsman die ten oorlog gaat voor recht en reclit-vaardigheid; niet weinigen buiten dezen kring vatten de taak der gewapende verdediging te laag op: om hen op de hoogte te brengen, waarop Gij, Neder-landsche Pauselijke Zoeaven, uw standpunt hebt gekozen, heb ook ik deze slof Ier behandeling gekozen. En op dat verheven standpunt staan geene anderen zoo hoog als Gij, aanvoerders des legers, slaat er niemand zoo hoog als Gij, Opperbevelhebber der strijdkrachten. Bijna meer dan menschelijk is, voor mijn oog, de macht en majesteit die u toekomt. Begrijpen kan ik, hoe de wereldgeschiedenis meer bewondering toekent, en meer glorie geeft aan den in rechtvaardige oorlogen zegevierenden degen dan aan den in onbedreigde dagen regeerenden scepter. Deze immers beschermt het schip van staal op de kalme zee des vredes, wanneer de bruischende voorthuppelende golven rondom de slaalshulk zingen, en hel welvarende volk zijn werk en vlijt ongehinderd voortzet; maar de krijgsman, de veldheer redt schip en volk, wanneer de orkanen van boven, uit begeerige, vijandelijke lan-

-ocr page 37-

don op ons nederbrullen, of de Leviallians van zamen-zweering en opstand uit de vralige afgronden der Revolutie opstijgen om vrede en orde en welvaart te vermoorden en te verslinden.

Des konings Majesteit heeft somwijlen te beschikken over het leven van eenen door de uitspraak der rechters veroordeelden onderdaan, en dat te doen is een verheven recht van het Koninkschap. Wie den Koning dat recht ontkent of ontneemt, ontneemt hem een der hoogste rechten, ontkent hem een der hoogste eigenschappen die ik voor vorst er. volk moet onontbeerlijk achten, liet bevreemdt mij dan ook niet meer, dat in alle Koninkrijken waar de revolutie of de republiek wilden inrukken of ongemerkt binnensluipen, er zorg werd gedragen, eerst dat recht te ontkennen of minstens bij tijdelijke wetten aan banden en kluisters te leggen. Op den huidigen dag, ook dat, in ons land, te zien plaats vinden mogen wij betreuren, maar kan ons niet bevreemden. Alle Koningsrechten van Pius IX worden er openlijk, door schier alle liberale bladen aangerand en beoorloogd, hoe zouden dan de Koningsrechten van Willem III onaangerand en onbestreden kunnen blijven? he doodstraf, die levensverzekering van den rustigen en vreedzamen burger, is buiten het leger afgeschaft en 's Konings macht om gratie te geven, ingekort; de macht om oorlog te verklaren en bijgevolg om vrede te sluiten, wordt onzen Koning door liberale bladen en adressen betwist; reeds zijn er stemmen opgegaan, om de troonsopvolgingswet af te knotten, wat blijft nog over dan ook den troon weg te cijferen? Aan alle soortgelijke bedrijven blijft onze overtuiging vreemd. Aan al die plannen en pogingen ter bekorting of ter afbreuk der Koninklijke macht in Nederland zijn vreemd gebleven juist die organen der nederlandsche dagblad-

O

ó

-ocr page 38-

pers, welke zich verdedigers stellen van de rechten van Pius IX.

Dat goddelijke recht, — want alleen van God, den oppermachtigen beschikker over leven en dood kan het recht komen, een doodvonnis te vellen en te voltrekken — kan wederrechtelijk den Koning, maar kan onmogelijk den veldheer ontzegd worden. Terwijl de vorst over het leven van dezen of genen booswicht heeft te beslissen, moet Gij, bevelhebber aan het hoofd van uw leger, beschikken over het leven van duizenden, en tienmalen duizenden, over het leven van trouwe onderdanen. Daar, daar slaan de vijandelijke kanonnen; die positie daar gints moet ingenomen worden; gij spreekt, o krijgsoverste, en duizenden snellen den dood te gemoet; 'gij spreekt, en duizenden stormen heên en vallen weêr; gij spreekt, en al waart gij een Godheid, nog alweêr anderen klauteren over die bergen van lijken , komen verder dan de stervende broeder dien zij vertrappen; gij spreekt, o hemel! gij spreekt tot zevenmaal , en zevenmaal hebben wij u dezer dagen hooren beschikken over leven en dood van duizenden. En dat is recht. Groot zijt gij dus, helden die het oorlogswapen ter verdediging der gerechtigheid aangordt en aan het hoofd der dapperen staat: groot is hij boven allen, die bij zijn scepter van Koning den degen van rechtvaardig overwinnenden veldheer voegt; maar ook gij zijt groot, gij die daar sneuvelt, van uwen Christelijken plicht doordrongen, soldaten die gehoorzaam zijt, gehoorzaam tot den dood. Gij zijt het leger van recht en rechtvaardigheid, gij zijl het leger des Heeren, martelaren van het recht. Niet allen in het leger vatten den krijgsdienst zoo hoog op, ik weet het: om ook hen te ontrukken aan de bekrompenheid van onchristelijke begrippen en hen te ver-

-ocr page 39-

85

heften lot het waarlijk christelijke standpunt, waar Gij, Nederlandsche Zoeaven, den leeuwenmoed van uw katholiek hart door de gansche wereld hebt doen bewonderen, wordt deze poging van goeden wil gedaan.

Hebben onze Zoeaven daar ginds, waar ons Willi-brordus tot bisschop werd gewijd en door Pius' voorganger naar onze Noord-Nederlanden word gezonden om er het licht, den troost en de kracht van het Christendom te brengen; hebben onze Zoeaven daar ginds het recht, de Godsorde, de rechtvaardigheid, den troon van een koning en de onafhankelijkheid van eenen staat verdedigd, gij, Nederlandsche jongelingen en mannen, die wij onlangs zagen te wapen snellen, gij waart bereid om ook dat recht, om ook die Godsorde te verdedigen, en te strijden en te sterven, had het moeten zijn, voor vorst en vaderland. U kwam voorwaar ons aller hulde toe, verdedigers des Vaderlands, Ik beschouwde u als strijders van het recht, en in dat licht beschouwd, waart gij mij eer en lof waard, waart gij mij dierbaar; dierbaar immers is ons de grond der vaderen, en dien grond verdedigt Gij; dierbaar

is ons de vlag van Nederland.....Ik geloof' dat wij

eens verre van hel Vaderland moeten zijn verwijderd geweest; om te welen, hoe dierbaar ons is de vlag

van Nederland..... O, eeuwig gedenk ik den dag,

hel uur, dat ik verre van hel Noorden, in het Zuiden van Europa, te Napels, van de hoogte waar Virgilius graf wordt bezocht, mijne blikken in het heerlijkste stad- en land- en zeegezicht zich liet vermeiden, toen ik eensklaps,.... - o vreugde die hel hart doet popelen en ons onvoorbedachtelijk den kreet doet

slaken..... onze vlag!..... een Nederlandsche

driemaster kwam de haven van Napels inzeilen......

en onder dien hemel en op die zee was dat punt mij

O *

cJ

-ocr page 40-

:](]

onvergelijkbaar liet heerlijkste, waar mijne oogen en mijn hart rustten en speelden in de golvende kleuren van de vlag van Nederland. En die vlag van het vaderland wordt in haar eer beschermd en beschut door u, legermacht van Nederland. En op hetoogen-blik dat gij te velde trekt, durft men smadend van ons leger gewagen! De wapenrusting alleen maakt niet don held, ik weet het; niet allen, niet allen doen hun wapen eer aan; meer dan eens wordt de degen en uniforme onteerd, doch elke degen is mij eer en eerbied waard, tot dat mij de treurige zekerheid is geworden, dat wie hem draagt, de eer van den krijgsmansstand heeft verzaakt. En dan nog, zij hem de eer niet geweigerd die men den stand verschuldigd is. De wel verdiende eer van de anderen straalt zelfs over den onwaardige neder, liet land, waar niet aldus met waarheid zou kunnen gesproken worden over het leger dat te velde trekt, het land waar hel leger geen eerbied meer verdient, is een verloren land. Dat zal toch wel niet ons Nederland zijn! Yan waar dan die taal welke in liberale dagblad-kolommen opstak, en alleen geschikt was om ons leger bloot te stellen aan de geringschatting, aan de verachting der natie? Waarom nu die beknibbeling van den roem, van de vereering der krijgshelden? Maar het was een der bladen, die over onze Zoeaven, ja, over Koning Pius IX smadend durven spreken. Wat zij legen onze Zoeaven misdeden, zij hun met zoeaven-edelmoedigheid vergeven; wij hebben meer moeite om te vergeven wat nu legen Nederlands leger werd begaan.

Naar onze grenzen hadt gij uw kamp betrokken, strijdvaardige verdedigers van hel Vaderland. Maar zoudt gij ze slechts hebben verdedigd gelijk de leeuw hel oord zijner woonstede verdedigt? Zoudt gij ze slechts

-ocr page 41-

:\1

hebben bewaakt, gelijk de Irouwe voor Iiel liuis des nachts en voor den meester altijd wakende hond? Ook dan gewis, zouden uw moed en uw Irouw hebben kunnen strekken tol redding van den vaderland-schen bodem, tol veiligheid van den nederlandschen burger, doch wie u slechts als zulke wachters be-schouwt, wie u alleen die leeuwentaak toekent, miskent ii en verlaagt u niel weinig. Alwie in den krijgsman, hetzij overste of gemeen soldaat, nieleenc lioogere bestemming erkent en u niet overeenkomstig die bestemming bejegent, is ook van den weg der waarheid en der Godsorde afgedwaald.

Ik geloof bewezen te hebben, dat wij weten wat een Koning is, en hoe wij den Koning geven wat des Konings is; laai ik ook trachlen aan te loonen dat wij welen wal de soldaat is, en hoe wij den krijgsman, den soldaat, geven wal des krijgsmans is.

Wal is dan de soldaat?

Er zijn zekere lieden in den lande, ja zelfs in onze kamers, die onlangs nog hunne meening voorschoven, dal hel hoogste maatschappelijk gezag, dat de maatschappij geen recht heefl op hel leven van hel individu, van den mensch. De brandstichter die een geheel dorp in assche legt, de vadermoorder die zijne moeder den dolk in hel harte wringt, is een mensch, en daarom mag do doodstraf niel legen hern worden uitgesproken. Maar legen den soldaat mag de doodstraf wol worden uitgesproken en voltrokken.

Wij mogen dus aan die Kamerleden, welke der maatschappij hel recht ontzeggen op hel leven van een mensch, vragen, of de soldaat geen mensch is?

Voor ons zijn de soldalen zoo goed als die leden der Kamer, menschen. Maar wal volgt nu daaruit? Juist dit is hel wal ik u runduit wil beduiden, want

-ocr page 42-

rlS

hel is van hel allergrootste gewicht voor volk en Vorst en Vaderland.

De gevolgtrekkingen evenwel zullen niel weinig verschillen naar gelang het antwoord luidt op de vraag; wat is een mensch? Ik zal u vier definitiën voorstellen, waarvan ik de eerste onlleen aan hel volk van Israël; de tweede aan oud-Griekenland; de derde aan den modernen vooruitgang, en de vierde, zal ik van u vernemen.

De eerste zegt dat de mensch is secne sprekende ziel;'' de tweede, van den grootslen der heidenschc vvijsgeeren waar hel scherpte van vernuft geldt, verklaart, dal de mensch is neen politiek en godsdienstig dier;quot; de derde, de moderne »Fortschritlsman,quot; de liberaal, die al de stellingen welke de Syllabus veroordeelde, aankleeft, roept uil in zijne belijdenis: dal de mensch is hel eerste der tweevoetige zoogdieren.

Volgens u is de mensch een redelijk schepsel Gods, bestaande uil cene onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam. Deze vierde definitie is ook de mijne, en uil deze zal ik mijne gevolgtrekkingen afleiden.

De mensch, de krijgsman, is dus een met rede begaafd schepsel Gods, en ziel, daar staan wij reeds voor een vraagstuk, dat ik volgens niet weinigen misschien niel moest bespreken; ik doe het evenwel, omdat ik hel geoorloofd en nuttig, zoo al niel noodzakelijk acht: wij staan voor hel vraagstuk: moet de krijgsman altijd gehoorzamen? En ik antwoord, mei de vraag: moet de christen, gelijk de Apostelen, niet eerder aan God dan aan de menschen gehoorzamen'? Moet of mag de christen-burger altijd blind gehoorzamen aan den wil van den heidenschen, Christus wegcijferenden of Christus vervolgenden modernen staal, l'État alhce? De dienstplichtige, zegt men, moet altijd

-ocr page 43-

30

gehoorzamen, moet blind gehoorzamen, en nogmaals antwoord ik: de generaal, de officier, de soldaat, zijn redelijke wezens, zij hebben eene onsterfelijke ziel, zij moeten dus zoo wel aan God geven wat Godes is als aan Gesar wat des Cesars is. Dat moeten zij dus onderscheiden, en bijgevolg, moeten zij niet blind en mogen zij niel altijd gehoorzamen. Laat ik dit verschrikkelijk vraagstuk nader toelichten, en om meer duidelijk en nauwkeurig te zijn, zal ik eerst met de vrijmoedigheid, die den krijgsman welkom is, het woord mijner overtuiging lot de militaire overheid richten.

Generalen en Officieren en andere Overheden in Neèrlands leger, er zijn mcnschen die meenen — ik ben allerminst van die meening — dat gij te weinig ontwikkeld zijt om een redelijk oordeel te vormen, daar waar de leden van onze Kamers over 's lands belangen, over de middelen des oorlogs, en in zoo verre, over den oorlog beslissen en stemmen: er zijn er die meenen, dat gij geen open oor hebt, dat gij uw hart sluit voor de belangen, hoe beslissend dan ook, van het vaderland; die meenen, om het in een woord te zeggen, dat gij niet eens in staat zijt, om een rechtvaardigen van eenen onrechtvaardigen oorlog te onderscheiden.

Ik ben niet van die meening.

Gij slaat bloot aan nog andere verdenkingen. Er zijn er die Uw trouw aan den koning geringschatten; die meenen dat gij des konings gezag en vrijheid zoudt laten overrompelen door het volk in de straat of dooide republiekeinen of demagogen van eene Tweede Kamer. Anderen daarentegen meenen dal gij als slaven zoudt kruipen voor de voelen van eenen willekeurigea dwingeland, die land en volk zou willen gebieden om.

-ocr page 44-

41)

legen de rcclilvaardiglieid in, de brooders van hel naburige land te gaan plunderen en vermoorden. Gij zoudl dus, in de handen van elke lyrannij die gruwelen en onrecht pleegt, altijd gewillige en blinde werktuigen zijn, in één woord, gij zoudt menschen zonder God en zonder geweten zijn. Mij smart hol zoolang te hebben moeien herhalen wat zoo al legen de generalen van ons leger gezegd is, zoo al niet in woorden dan zeer duidelijk opgesloten in de machtspreuken, die men voor beginselen uilgeelt. Ziet hier welke stellingen ik heb verdedigd: dat gij minstens zoo ontwikkeld zijl als de meerderheid der Kamerleden; dat gij een open oor en een warm hart voor alle aangelegenheden des vaderlands, doch allermeest voor alle aangelegenheden des oorlogs hebt; dat gij zeker zoo goed als de Kamerleden kunt oordeelen ol een oorlog al dan niet rechtvaardig is ; dat gij uwen koning nooit zoudt overleveren aan het volk, maar ook nooit uwe soldaten, uwe medeburgeren, uw vaderland zoudt overleveren aan de afgronden van eenen blijkbaar onrechtvaardigen oorlog, ik ben der meening niet vreemd dat onze militaire overheden aan deze mijne stellingen hun zegel, hun wapen zouden kunnen hechten. Is die meening gegrond, dan mag ik uit die stellingen, voor het heil van vorst en vaderland deze gevolgtrekkingen afleiden: wanneer de wufte grillen van een deel des volks, ol' de sluwe plannen van een heerschend minister den vorst zouden willen dwingen om eenen onrechtvaardigen oorlog te verklaren , dan moet gij den rechtvaardigheidlievenden vorst beschermen; gij moet zijne vrijheid en zijn gezag om niet dien oorlog te verklaren, verkondigen en handhaven. Zelfs wanneer die opgezweepte opinie der straat de méégaande opinie van onrecht goedkeurende Kamers

-ocr page 45-

Ai

mocslceple, dan will gij en moet gij nog der recht-vaaidigheid en daarin uwen vorsl trouw blijven. Docii in gelijks zult gij uwe soldaten en uw vaderland niet opofferen aan den onrechlvaardigen wil die volk en land zou willen dompelen in de onpeilbare zee van rampen, welke een onrechtvaardige oorlog ontsluit : liever dan uw vaderland in een onrechtvaardigen oorlog te sleuren; zoudt gij aan de voeten van die onrechtvaardigheid uwen degen verbrijzelen. Zoo zijl gij tweemaal groot en allen lof en hulde waardig, o generalen en uwer waardige mede-bevelhebbers in het vaderlandsche leger; zoo is het leger wat het zijn moet; hel heil, de redder van vorst en volk. Gij dan die vredebonden sticht, gij allen die den vrede bemint, ziet hier de mannen die den vrede voor het vaderland kunnen handhaven. Of zouden zij God en hun geweten verraden, om ecne onrechtvaardige oorlogsverklaring te volgen?

Doch al kan en moet de generaal, al kan en moei de officier zijn degen nederleggen, eerder dan een moordenaar le willen worden in eenen oorlog dien hij voor onrechtvaardig erkent, wat kan, wat moet de soldaat doen?

Vele antwoorden die weleer op die vraag gegeven werden, zijn ons heden niet meer voldoende. De toestanden der wereld, de tijden zijn veranderd. Nu moet de waarheid, en wij met haar, altoos op de hoogte van den lijd zijn, ja zij moet den tijd vooruit zijn. Dat is zij; trachten wij haar te volgen. Ik wil hel beproeven. Zonder omweg, recht naar het doel, wil ik in hel open veld de strijdvraag stellen, of de krijgsman altijd en blind moet gehoorzamen, of hij niet te oordeelen heeft over de bevelen, die hem als werktuig van uitvoering gebruiken, urn ecne gevestigde

-ocr page 46-

Republiek door oenen kroonzuchligen President, ol' eenen gevesligden koningstroon door heerschzuchtige generaals, of eenen Paus-Koning door eenen Radet of eenen Cadorna te overweldigen? Moet de generaal, de soldaat altijd gehoorzamen? Deze vraag is heden van te grooter een belang, omdat de Staten nu meer dan weleer schier elk onzer tot soldaat en blind werktuig hunner oorlogen willen maken. Het alge-meene antwoord op die vraag wil ik door ieder uwer laten geven, waanneer gij antwoordt op deze bedenking: mag de mensch, mag dus de soldaat, zich ooit als een redeloos wezen, als een gewetenloos zoogdier, als een machine zonder God of Gods gebod, laten gebruiken, en naar de hartstochten van den meester, slavenhouder of koning of Kamer, laten misbruiken? Gij allen zult met mij, in naam van de menschelijke waardigheid en van de menschelijke rede, in naam van 's menschen onsterfelijke ziel en 's men-schen persoonlijke verantwoordelijkheid voor God, den God der tien geboden, antwoorden; neen, zoo moet niet, zoo mag niel gehoorzamen wie mensch is; zoo dus ook niet de krijgsman, de soldaat. Aan den modernen Staat, een ware Nabuchodonosor, die ons wil doen nederknielen voor zijne staatswetten in plaats van Gods geboden, kan deze waarheid niet welkom zijn; aan het meest laaghartige van alle stelsels die 's menschen vrijheid en waardigheid, 's menschen ziel en Gods gebod aanranden, aan het Liberalisme dat de stelling verkondigt hoe op den dag van heden, gelijk in de dagen van Drako en Moloch, »de Staat over alles en over allen recht heett, en zoo groot een recht heeft dat het geene grenzen kentquot;; dat »elks goed en ieders bloed den Staat toebehoortquot;; dat »de mensch geen ander geweten mag hebben dan de wil

-ocr page 47-

/k:;

cn wet van den (afgod) Staalquot;, aan dal Liberalisme moet onze vraag een misdaad en ons antwoord een gruwel zijn. Doch het recht van de zielen, het gebod van God en de vrede en de welvaart der volken moeten ons meer ter harte gaan dan de gunsten of de macht van Liberalisme en Regering: en u burger, u krijgsman, zeg ik, dat gij nooit moogt gehoorzamen waar de mensch u iels gebiedt wat God u verbiedt. Vreezen wij niet in bijzonderheden te treden. Er wordt een oorlog verklaard, men noodigt u uit vrijwillig uw arm aan dien oorlog te gaan wijden; krijgskundige, hel is uw plicht, voor God en uw geweien, te onderzoeken of die oorlog rechtvaardig is. Zoo lang gij nog cenigen twijfel hebt, zoo lang gij voor u niet ter goeder trouwe zeker zijl van de rechtvaardigheid van dien oorlog, moogt gij niet uw dienst toezeggen. Kunt gij u zeiven niet uit dien twijfel redden, raadpleegt anderen, die der zaken kundig en geen goddeloozen zijn.

Er wordt een oorlog verklaard; maar als zoon van het oorlogverklarende land zijl gij reeds dienstplichtig, wat is dan uw recht o mensch, wal is dan uw plicht o Christen? Altijd blind te gehoorzamen? Doch hier zijn wij reeds op ons nieuw gebied. De antwoorden, in vroegere tijden, door groole godgeleerden en staatsmannen gegeven, kunnen heden niet meer gelden voor wat zij vroeger waren. Toen werden de staatszaken niet in het licht der openbaarheid behandeld gelijk nu; toen werden de betrekkingen van deneenen slaat lol den anderen niet in Kamer debatten cn officieele stukken aan het volk medegedeeld gelijk nu; loen had de gewone burger geen kennis van de Staatszaken; hij kon er dus nooit of zelden over oordeelen, en mocht dien ten gevolge, ook in geweten, dal oordeel overlaten aan de wettige Regeering van zijn land. Ver-

-ocr page 48-

\h

klaarde zij dal er oorlog moest gevoerd worden, hij mocht het er voor houden dat die oorlog rechtvaardig was. Maar in onze dagen hebben wij geheel nieuwe toestanden voor ons liggen ; wij leven in een heel ander midden, en hebben buitendien met gantsch andere regeeringen te doen.

fn onze dagen heeft de burger het recht — dat hem door 's lands constitutie is opgedragen en niet door God noch zijne Kerk is ontzegd — om op velerlei wijze mede te werken aan 's lands welzijn en regeering. Velen mogen onze afgevaardigden, deel van 's lands wetgevende lichamen kiezen, en mogen gekozen worden. Velen aldus worden nu door den staat, geheel verschillend van vroeger, erkend te kunnen oordeelen in zake van 's lands welzijn en regeering, en kunnen het inderdaad. De staten zijn er fier op dal de beschaving zich aldus onder het volk heeft verspreid, en op zijne beurt houdt zich een groot deel des volks overtuigd, dat het genoeg vertrouwd is met de politiek, om in geweten de daden der Regeering te beoordeelen. Ik laat de redenen dezer overtuiging voor hetgeen zij zijn, doch aarzel niet te verklaren, dat dan ook met onze kennis van goed en kwaad onze verantwoordelijkheid is gestegen en uitgebreid. Dit laatste punt wordt door te velen niet beschouwd, zij willen de lusten van hunne meerdere ontwikkeling, doch niel de lasten van hunne meerdere plichten. Wie zou durven beweren dat er b. v. hier te lande buiten den éénen gekozen afgevaardigde, niemand zoude zijn onder de 45.000 land-genooten waarvoor hij gekozen is, die over het al dan niel rechtvaardige van eenen oorlog zou kunnen oordeelen? Het recht van beslissend oordeel betrekkelijk de burgerlijke wettigheid der regeeringsmaatregelen slaan dc kiezers aan hel gekozen Lichaam af, maar

-ocr page 49-

het oordeel over de afschalfing van Gods geboden ter bestrijding, ter beoorloging van de klaarblijkelijke rechtvaardigheid mogen en kunnen zij nocli Koning noch Keizer noch Kamer afstaan. Voor alle verdere positieve medewerking blijft ieder burger verantwoordelijk bij God. Is het onze overtuiging dat de oorlog onrechtvaardig is, dat de tegenstander zeker in zijn reclit is, dan mogen wij dezen niet aanvallen, onverschillig of de aanvallende onrechtvaardige oorlog verklaard wordt door eene Kamer van Afgevaardigden, of door een gekozen Keizer of door een erfelijk Koninkschap. Al zou een naburig minister met Koning en Kamer aan Nederland den oorlog of de annexatie verklaren, gelijk Victor Emmanuel aan Rome, nog zou geen Christen generaal of soldaat van België of van Duitschland, die onzer rechten bewust is, mogen gehoorzamen aan die oorlogsverklaring. Wie zelf niet wordt geroepen om rechtstreeksch mede te werken, kan meestal buiten medeplichtigheid blijven; maar worden wij zeiven opgevorderd om het wapen te voeren en zouden wij in eenen onrechtvaardigen oorlog, den rechthebbenden nabuur, werkelijk gaan beoorlogen, dan worden wij medeschuldig aan het onrecht, dan worden wij voor God en ons geweten, brandstichters, wanneer wij zijn huis of dorp of stad in brand schieten; dan worden wij moordenaars, wanneer wij een der vijanden dood

schieten, ja, wij maken ons, schuldig.....ik zou

thands willen zwijgen, en niet verdergaan.....misschien heeft de eene of andere gevreesd dat ik, met le zeggen, hoe de krijgsman, hoe de soldaat niet altijd moet gehoorzamen, een aangenaam woord voor onze neiging lot vrijheid en afkeerigheid van alle juk zou hebben gesproken; neen, mijne broedêrs, dal is verre van mij; ik spreek u van plichten, en verschrikke-

-ocr page 50-

m

lijk zijn de waarheden die ik u nog verder moei openleggen. Zoo dikwijls wij in eenen ons als onrechtvaardig hekenden oorlog, op den vijand een schot lossen dat hem doodelijk kan treffen, zoo dikwijls ook maken wij ons schuldig aan eene doodzonde. Begrijpt gij nu, waarom ik den onrechtvaardigen oorlog, heiwerk van Satan heb genoemd, en degenen die zulk een oorlog verklaren, beneden den laagslen galeiboef plaats ? Niemand dus, hij zij vrijwilliger of dienstplichtige, hij hoore tol hel leger of tot de schutterij; hij zij gene. raai of gemeen soldaat, niemand die in geweien overtuigd is van de onrechtvaardigheid van den oorlog, mag er daadwerkelijk ea rechtstreeks aan deel nemen. Nog verder moeten wij gaan, want de geheele waarheid wil ik zeggen, te meer, daar ons de geheele waarheid tot een nieuw standpunt zal voeren, dat ik met een zal aanwijzen, leder onzer, en ieder Christen, moet eerder dan den rechthebbende, den onschuldige te vermoorden, zich zeiven laten doodschieten. Hel zijn verschrikkelijke waarheden die aan den dag komen, nu ik u moet uiteenzetten, dal de generaal, dat de soldaat niet altijd, niet blind moet gehoorzamen. Ik ga verder. De regeering, de ministers hebben volk en land misleid, bedrogen; op onware berichten wordt in 'slands Kamer tot den oorlog besloten; de vorst heeft de oorlogsverklaring reeds uitgevaardigd, doch ziet, nu komt de waarheid aan den dag; veldheeren, officieren, ja, soldalen komen tol de stellige overtuiging dal 's lands aanvallende oorlog onrechtvaardig is, welnu, zal dan die generaal zijn beleid en oorlogskunde nog mogen dienstig maken om met zijne soldalen duizend en duizenden onschuldigen aan te randen, te verminken of te vermoorden? Zal dan die soldaat nog zijn doodend wapen op den onschuldige

-ocr page 51-

47

mogen richten? Antwoordt gij zeiven; dat leger en land antwoorden. In het eerste of in hel laatste gelid geplaatst, hebben zij niet eens bij den aanval het recht van zelfverdediging; immers zij zeiven zijn de aanranders, zij zijn de aanvallers en alleen aan den onrechtvaardig aangevallene kan hier het recht van zelfverdediging toekomen.

Wanneer vorst en leger, eerst bedrogen, meenden voor eene rechtvaardige zaak te strijden, nu tot de waarheid komen en inzien dat hun oorlog onrechtvaardig is, dan is die vorst verplicht den vrede te vragen en billijke vredesvoorwaarden aan te bieden; dan is dat leger verplicht den rechthebbende niet aan te randen en den aanval te vermijden; generaal, officier en soldaat, zou, gelijk elk ander burger, voor het recht moeten buigen en de wapens moeten nederleggen.

Of dat leger nu honderd duizend of tienmaal honderd duizend man sterk is, doet niets af aan recht noch aan plicht. Voor tyrannen, voor koningen of ministers, belust op roof, is deze leering van het gezond verstand en van eene Christelijke staatkunde niet gunstig, maar voor den vrede van de volken, voor de onafhankelijkheid van de rechtvaardig gevestigde staten, voor de veiligheid van den gevestigden troon, voor hel heil van de maatschappij en de glorie der wereldorde door God in rechtvaardigheid vastgesteld, is onze leering de zekerste waarborg legen den oorlog.

Ziedaar de katholieke waarheid die nooit het gewapend verzei tegen de wettige regeering goedkeurt, maar wel verbiedt, en desniettemin aan het rechtvaardigheid en vredelievende volk het recht 1) toekent en het middel 1) aanwijst om hel eiken regeerder onmo-

1) Binnen de grenzen van het negatief verzet.

-ocr page 52-

gelijk le maken, 's lands vrede door cenen vvillekeu-rigen oorlog t.e sloren. Ziedaar het nieuwe standpunt dat juist door de meer algemeene ontwikkeling en door den meer algemeenen krijgspligt, bereikt wordt. Ziedaar hoe de katholieke waarheid beantwoordt aan het rechtmatig verlangen des vredelievenden volks: ziedaar hoe de katholieke waarheid op de hoogte van onze tijd is, ja, onzen vooruitgang reeds vooruit is. Dit ons nieuwe standpunt is niet revolutionaire al wordt er gezegd dat de veldheer, dat de christen-krijgsman niet altijd moet gehoorzamen aan den staat, want er wordt slechts gezegd dat men eerder aan God dan aan de menschen tegen God, moet gehoorzamen; het is niet demagogiesch, al wordt aan het volk het recht toegekend, ja de plicht opgelegd, om zich nooit aan een blijkbaar onrechtvaardigen oorlog mede schuldig te maken, want het gezag van Gods gebod, dat den broeder in den nabuur beschouwt, het gezag van elk gevestigd, rechtvaardig goevernement, wordt volledig erkend. Wij geven Gode wat Godes is, en Gesar wat des Gesars is. Maar de regeering die hare onderwerping aan God opzegt, die beweert 1) Klat de wetten zich volstrekt niet behoeven te houden aan het natuurrechtquot;' dat Gods recht is; die beweert »dat tl) do staatswetten mogen en moeten afwijken van het gezag van God en van de Kerkquot;; vl'Etal alhée moet niet en mag niet blind gehoorzaamd worden. In zaken die Gods geboden gelden, kunnen wij immers, redelijk zijnde, niet blind gehoorzaamen aan den wil, de oorlogsverklaring van eenen staat zonder God? In zaken die ons geweten treffen, kunnen wij immers, redelijk en christen blijvende, niet zonder onderzoek aannemen als gewetensregel wat ons een slaat zonder geweten i) Syllabus, stelling LVI. 2) Syllabus, stelling LVll.

-ocr page 53-

49

al voorlegt. Zoodanig evenwel is de toestand van vele regeeringen in onze dagen. En wanneer de regeeringen de heiligste rechten onbeschermd laten; wanneer zij de meest goddelooze feiten die voltrokken zijn, erkennen als recht; wanneer zij ter begunstiging van kwaad en onrecht, als hun beginsel verkondigen de niet-interventie, dan mag dan moet als interventie, ter handhaving of tot herstel van ons onbetwijfelbaar Katholiek recht optreden het geweten des volks; dan moet, als verdediger van dat recht, als tolk van dat geweten, spreken al wie spreken kan; dan mag elke Zoon des volks en der Kerk als vrijwilliger, aan den rechthebbenden vorst zijn wapendienst aanbieden; dan mag niemand het onrecht, het voldongen feit, als recht erkennen, noch in onverschilligheid den vrede des volks, het recht des vorsten ten prooi laten aan de ongerechtigheid van ministers of gepeupel.

Gij dan, mannen van onzen lijd, die bij het volk de macht wilt zoeken om den vrede des volks te beveiligen legen de oorlogsuitvlucht van een op zijn troon wankelenden vorst, of tegen de veroveringszucht van eenen sluwen minister, of tegen de lichtzinnigheid van eene op hot naburig broedervolk nijdige Kamer, verkondigt, wilt gij het edele dool bereiken , verkondigt met ons dat de Slaat niet is de bron van alle recht, dat de oorlog niet rechtvaardig is omdat het gepeupel in de stralen van de hoofdstad, of omdat een godvergelen vorst op den troon den oorlog willen; verkondigt met ons dat de vorsten, de ministers, de lleeren van den Senaat of de Kamer, die over den oorlog beslissen, even goed aan Gods wetten en geboden onderworpen zijn als de arme werkman, wiens zoon het eerst kan worden verwond of verminkt; verkondigt met ons, dat niemand wie hij ook zij, mag

4

-ocr page 54-

50

gehoorzamen aan cene blijkbaar onrochlvaardigc ooi-logsverklaring; dal niel één generaal slag mag leveren, dat niel één soldaat een enkelen vijand raag treilen. Wanneer hel volk aldns de gehoorzaamheid volgens Gods gebod zal beminnen en belijden, dan ook is de zekerste waarborg voor den vrede gevonden. Zegl dan met ons aan uwe en onze landgenoolen, dal wij le zamen de oude rechtvaardigheid volgens Gods geboden moeten betrachten, niel alleen om den vrede le bewaren, maar ook om den vrede te herstellen en Gods wil in de wereldorde le doen zegepralen. Wij zeiven, wij allen die hier tegenwoordig zijn, wij kunnen en moeien medewerken tol hel herstel van den vrede, lol de zegepraal van de rechtvaardigheid.

Zoeaven, wij moeten heden eene edele taak beginnen.

Zoeaven, mij trilt een woord op de lippen dat uw hart zal doen opspringen, gelijk liet hart van den krijgsheld opspringt wanneer hij den kreet derkrijgs-trompetten hoort; gij hebt hel geleerd dal woord, in hel uur van uw heldhaftig strijden, onder de kogels

van den vijand.

Doch alvorens ik dat woord, hetwelk ook in uw hart ligt, zal spreken, moet ik kort en duidelijk in één minuut tijds, de gegevene definiliën van den mensch, van den soldaat, in eene laatste gevolgtrekking uiteenzetten.

De mensch is niel alleen »eene sprekende zielquot;, gelijk de eerst gemelde aanduiding ons leerde, hij is niel alleen een redelijk schepsel, bestaande uil eene on-steii'elijke ziel, maar ook nog uil een sterfelijk lichaam.

Voor den man van modernen vooruitgang zijl gij niets dan een sterfelijk lichaam met uitdoofbare levensgeesten, even als het paard dal het kanon voorttrekt, even als de raaf die op het blootgeregende slagveld

-ocr page 55-

51

toeschiet. Voor den heiden, voor Aristoleles, was de mensch , de soldaat nog een «politiek en godsdienstig dierquot;, voor den moderne, voor Strauss en zijns gelijken is de soldaat alleen nog seen politiek dier.quot; De vooruitgang in de verlaging van den krijgsman is reeds zoo diep, dat hel begrip van «godsdienstig zijnquot;, geheel is weggecijferd en niets meer overblijft dan een dier, een politiek dier. Zulke gedachten nopens den soldaat moeten ook al de liberalen aanhangen, die tegen den Syllabus en de 58 veroordeelde stelling hunnen gewaanden vooruitgang volgen. De krijgslieden zijn voor hen «politieke dierenquot;; geen wonder dus, dat zij, niet zelden lid zijnde van een genootschap tol bescherming der viervoetige dieren, ook hunne bescherming over ii, 6eWuae quae gerilis, tweevoetige hebben

uitgestrekt. Gij zijl immers hunne natuurgenooten. Dat niemand 'den bijstand miskenne dien zelfs de moderne aan hel politieke dier op het slagveld verleent. Zijn werkkring is de slolfelijke natuur, hel eenige wal hij er kenl: dal hij zijne zorgen alleenlijk voor die natuur over hebbe, is natuurlijk. Doch wij, christenen, wij, Katholieken, wij mogen ons niet bij die zorgen voor hei stoflelijk, sterfelijk lichaam bepalen, daar waar elk onzer soldaten op zijn doodsbed kan nederzijgen. Laten wij ons niet geheel innemen door het louter humanitaire. Wij worden overstelpt van hel Naturalisme! Wordt het supranaturalisme, de onsterfelijke ziel, de geestelijke bijstand voor den strijdenden soldaat, voor den stervenden krijgsman, niet te veel uit hel oog verloren ook in onze dagen? Hebben wij niet den meest modernen, den meesl door alle liberalen, ook ten onzent loegejuichten Staat, het zoogenaamde quot;Vereenigde Koningrijk van Italië, de aalmoeseniers bij hel leger zien afschaffen? Welen wij

'v

-ocr page 56-

5^

niel hoe andere Staten den geestelijken bijstand van geestelijke genootschappen bepaald hebben geweigerd? Hoe velen der stervenden zijn niet verstoken gebleven van den geestelijken bijstand en de bovennatuurlijke hulpmiddelen, die hun zouden zijn toegedeeld, liet men zich niel te zeer uitsluitend meevoeren daar, waarnaast vrome christenen ook godloochenaars en apostaten van het christendom wel het kruis op hun kleed, maar niet den aangebeden naam van den Gekruisigde in hun hart noch op hunne lippen dragen, ik misken niel de individueele edelmoedigheid, de onvergolden moeite, de prijzenswaardige zelfopoifering van zeer vele leden van hel Roode Kruis; hel deed mijn harte goed te hoorcn, hoe ook builen 's lands de Nederiand-sche li zaretlen gewaardeerd en hoog geprezen werden; doch moet ik de vraag stellen of onze goede trouw althands in de toekomst, geen gevaar loopt'?

De hedendaagsche staal moet zijn, volgens niet weinis modernen en liberalen, l'Elal cilhée, een slaol zonder godsdienst, een staal zonder God.

Natuurlijk kent zulk een staat geen dienaren van den godsdienst. Maar kent gij niel de vereeniging in eenen naburigen, liberalen slaat gevormd, waarvan de leden zich Les solidair es noemen? Uel doel van hun genootschap vordert dal alle geestelijke bijstand, dat alle Katholieke hulpmiddelen des geloofs, dat de zuster van Liefde, dal de priester vooral niel worden ingeroepen, niet worden toegelaten bij den stervende; ja, worden o-eweerd en met geweld gekeerd. Godloochenaars, ver-zakers van Christus en zijne Kerk, moderne heidenen dragen zorg dal de ongelukkige die met den dood worstelt, zonder iemands hulp dan de hunne, den laatsten adem uilblaze. Gij dan, edele zielen die voor de Vereeniging van hel Roode Kruis zoo christelijk hebt

-ocr page 57-

53

geijverd, traclil mot ons zorg Ic dragen, dat de moderne staal niet worde op onze slagvelden l'Elat solidaire.

En zijn die voorzorgen genomen voor ziel en lichaam; is de oorlog rechtvaardig; is er op aarde geene onbloedige rechtbank te vinden; wil de onrecht plegende niet het recht, de orde Gods laten herstellen, dan jsonnez clairons,quot; barst los, klaroenen des oorlogs; soldaten van recht en rechtvaardigheid gaat ten oorlog. Maar dan, ook aan uwe Oversten gehoorzaam tot den dood. Is het niet genoeg zevenmaal tegen den dood in te gaan, gehoorzaamt, snel als de stormpas, zevenmaal zevenmaal. Indien gij zegepraalt, dan zegepraalt hel rcchl; indien gij in den strijd sneuvelt, sneuvelt als Christen die hel recht bemint om Gods wil, dan zijl gij martelaar voor recht en Vaderland. De kroon der overwinning zal u niet altijd op aarde te beurt vallen, Caïn overwon Abel, Nero overwon Petrus, Victor Emmanuel's leger rukte in binnen Rome; maar in den laalsten dag, o Zoeaven van het recht, wanneer de trompetten zullen wedergalmen die zelfs de dooden uil hunne graven zullen oproepen, dan is de kroon der overwinning en de troon des hemels hel eeuwig zaligende erfdeel voor allen, die den goeden strijd lol aan hel einde van des levens kruistocht gestreden en het geloof beleden hebben.

En nu mijn woord tol u, Zoeaven van Pius IX ; het woord dat mij op de lippen beeft, het woord dal gij te midden van den goeden strijd hebt geleerd, en dat zoo velen der onzen, ook nu gaarne hadden vernomen , nu de Piëmonlees voor Rome's poorten lag.

Tegen alle Godsorde in, legen alle volkenrecht in, tegen alle vorstenrecht in, met verkrachting van alle rechtmatig, zelfstandig en onafhankelijk beslaan van eiken staat, die, gelijk de onze, niet zoo sterk aan

-ocr page 58-

54

oorlogskiaclilcn als de ovcrmachligc nabuui' is, licell de aan God en .koning vijandige revolutie, de provinciën en zelfs nu de hoofdstad der Kerkelijke Stalen aangerand, heeft aan Pius IX, heeft aan de katholieke Kerk, Home ontweldigd.

Vele honderden uwer wapenbroeders, de Neder-landsche Pauselijke Zoeaven, hebben de grootste daad verricht die hel den dappere op aarde gegeven is te verrichten; onze Zoeaven, die naast God en Gods hernel niets vuriger verlangden dan te strijden tot den dood, dan, als helden en martelaars voor het recht le sneuvelen tot den laatsten man, zijn allen gehoorzaam geweest, en hebben, toen de Paus-Koning het verlangde, den strijd gestaakt en de wapens nederge-legd! Daarom ook, o jongelingen, strekt gij lol eer en glorie van het vaderland. Gij hebt gestreden als Nederlandsche helden, gij hebt gehoorzaamd als Ne-derlandsche Katholieken. Maar in het oorlogsveld is voor hel oogenblik uwe laak volbracht; volbracht zoo verre als die van Joannes, Apostel des lleeren, volbracht was toen Pilalus den volkswil ingewilligd, den volkseisch; cruciligs omn, kruisig hem tol een fail accompli had gevoerd, en Joannes de plaats vei liet, waar God, in zijne voor menigeen onbegrijpelijke raadsbesluiten, den Redder, den Christus had laten overleveren, had laten bezwijken onder de handen zijner vijanden.

Ook Christus Stedehouder op aarde, Pius IX, is gevallen in de handen der vijanden; de Kerkelijke Staten zijn overweldigd. Is nu de strijd voor Rome geëindigd .' Wordt nu de verdediging van het heiligste recht, dat van den Paus, dat van den Koning wankelmoedig prijs gegeven? NtiLN. Üie strijd moei nu meci dan hij ooit geweest is, waarlijk Katholiek worden.

-ocr page 59-

Zoolang Home onovervveldigd was, kon daar, waar nog in vrijheid de troon des Konings stond, hel recht van den geheelen staat, de waardigheid en de onafhankelijkheid van den Paus-Koning verdedigd worden; nu is Rome overweldigd; nu is de Paus in den grooten kerker, onder de hand der overweldigers; nu moet dus ook de strijd waarlijk Katholiek, dat is, algemeen worden; nu moet het recht van den troon, het recht van Pius, hel recht van de Kerkelijke Stalen, hel recht van de Katholieke Kerk overal verdedigd worden, waar er één ware Katholiek den voet zet; nu moet de verdediging waarlijk Katholiek, waarlijk algemeen worden. Niet ééne plaats, maar ook niet één persoon, niet één Katholiek mag er vreemd aan hlijven. Werd tot nog toe alleen door onze moedigste jongelingen een daadwerkelijk deel aan de gewapende verdediging genomen, thands is hel uur aangebroken waarop ook Gij, edelmoedige en offervaardige vaders, die uwe zonen, de Zoeaven, schier benijddel, zooveel kunt doen als uwe dappere zonen. Ook tol de Neder-landsche Katholieke vrouwen en jonkvrouwen moet dit woord gericht worden; niet alsof hare echtgenoolcn, niet alsof hare broeders aansporing noodig hadden, om op hunne beurt, ter verdediging van Pius IX, voort te zeilen wat heden hier, door de Zoeaven-Broederschap zal worden begonnen, maar omdat zij recht hebben op eene niet kleine deelneming aan den strijd voor Gods Kerk.

En hoe moei nu die strijd gevoerd worden'? Een blik over Nederland zal het u zeggen. Uit aller harte stijgt eene bede ten Hemel: dat is iets, hel is veel, doch niet genoeg. Aan veler mond is, na die bede, de vraag ontglipt: is er dan voor ons recht nu niets meer te doen? Eene welgemeende vraag; Zoeaven,

-ocr page 60-

50

geeft er het antwoord op: doet meer, geeft liet voorbeeld. U past een woord en eene daad.

Dal woord is een woord van protest, van protest tegen die schennis van hel volkenrecht door de troepen van het koningrijk van Italië; een woord van protest tegen die gewelddadige aanranding van de waardigheid en de onafhankelijkheid van het opperhoofd onzer Kerk; een woord van protest legen het overweldigen van de Kerkelijke Slaten door den overmachtigen nabuur. Doch U, Zoeaven , past meer nog dan een woord, eene daad. Zoeaven, gij hebt den oudsten en wetligsten koningstroon van Europa zoo verdedigd dat de geheele wereld de onovertroffen dapperheid van Neêrlands vrijwilligers heeft leeren kennen; de roem uwer dapperheid is voor Neêrlands Koning geen onverschillige roem; Zoeaven die verre van onze boorden, op de oevers van den Tiber, onder een legertent op de bergen, in uw kamp op de rotsen, uit onbeklemde borst hel godgevallig feestlied voor Vaderland en Vorst hebt doen weergalmen; Gij die steeds aan onze nationale feesten hebt deel genomen; die nooit in gebreke zijl gebleven uwe heilwenschen tot uwen Koning in uw vaderland te richten. Gij moogl u bij adres lot onzen geëerbiedigden Koning wenden. Dit voorstel, ik zie het, is u welkom, is u driemaal welkom.

Laat ik bet in dezer voege formuleeren: „ t)e Zoeaven-Broederscbap zal zich bij adres wenden tot Z. M., onzen geërbiedigden Koning, en protesteeren tegen de overweldiging der Pauselijke Slaten door de troepen van koning Victor Emmanuel: zij zal onzen Koning Willem 111 eerbiedig verzoeken dat wederrechtelijk voldongen feit niet te erkennen, en, ter bescherming van de dierbaarste belangen van Zijner Majesteits Katholieke onderdanen, bij onze diplomatie

-ocr page 61-

57

de noodige bevelen le willen geven, om, zooveel zulks mogelijk is voor Nederland, mede te werken lot herstel van het Geestelijk Opperhoofd der Katholieke Kerk in het be^it der Kerkelijke Staten.quot;

!s dat voorstel aangenomen? 1)

Zoeaven, zoo moest hel gaan: Gij moest het zijn, die het eerste openbaar protest in Nederland tegen dezen nieuw gepieegden roof verkondigt. Ik acht u gelukkig met deze uwe geestdrift. Ik acht mij zeiven gelukkig dit woord van protest, dit voorstel hier, in uw midden, te hebben kunnen verhellen. Zaavi avanli, te Bagnorea, te Monte-Rotondo, te Mentana hebt gij verdiend, om ook hier in bel eerste gelid le staan, en den slocl dor Katholieken naar den Iroon des Konings voorop le gaan. U dunkt, dat reeds de dertig duizend man der Heilige Familie naast u treden: Zaavi avanli! U dunkt dal reeds de Vincentianen, dat reeds do St. Jozefs Gezellen-Vereeniging zich bij den stoet aansluiten: Zuavi, avanli! Niet minder dan Gij, zijn ook die broederschappen, zijn ook die vereenigingen, verdedigers van bet recht van den wettigen koningstroon, van bel Katholiek recht van Pius IX.

ftlijne Ileeren, eere-leden en loden en vrienden van de Zooaven-Broedorschap, wie uwer zou lid van een kerkbestuur zijn en zou niet voorstellen dal het bestuur zich bij adres lot den Koning wende ? Wie uwer zou lid van een gemeenteraad zijn, en zou niet voorstellen dal de katholieke belangen dor gemeente-naren, gekrenkt in hunne heiligste en dierbaarste rechten, verdediging mogen vinden bij 's lands regoering?

li Een donderend applandisscment, zegt De Mnnthode van don 27 September, het bevestigend antwoord.

-ocr page 62-

5lt;S

Laten wij niel vorderen van de regering dal zij veel doe, waar wij zeiyen weinig doen. Laten wij onzer regering gronden aanvoeren waarop zij kan wijzen bij hen, die de belangen des volks, het verlangen des volks, de opinie des volks, de wil des volks, zoo hoog doen gelden. Z. M. de Koning zal onze rechten beschermen. in eene plechtige toespraak tot zijn volk, verklaarde, het is nog niet lang geleden, Z. M. de Koning van Pruissen, hoe «zijne Katholieke onderdanen recht hebben te verlangen dal zijne regering hare zorgen aanwende ter bescherming en bewaring van de onafhankelijkheid van hel Opperhoofd hunner Kerk.quot;

Dal recht zal voorzeker niet de Koning der Nederlanden aan zijne trouwe Katholieke onderdanen ontzeggen. Onze Koning zal onze belangen Ier harte nemen.

En zoo is de eerste vergadering van de Zoeaven-Uroederschap, in haar eicjen huis begonnen met een gebed, en geëindigd met eene daad, met een voorbeeld voor Nederland.

-ocr page 63-

MOET MEK OP ZIJNE HOEOE ZIJN!

TOELICHTTENGlover het aanseiiomen voorstel en liet geneven voorbeeld.

Gelukkig mogen wij lt;le omstaiRlighekl noemen ilie de ingebruikneming van liet nieuwe gebouw der Zoeaven-lïroederschap deed verschuiven van den eerst bepaalden dag in de eerste helft van Augustus tot het laatst van September. Door dat uitstel heeft zich de niet gezochte, de niet verwachte doch bijzonder gunstige gelegenheid voorgedaan, om, tegen de iu Italië gepleegde feiten op te komen, en do Nederlandsche Pauselijke Zoeaven in Broederschap vereenigd te Rotterdam, het eerste openbare protest in Nederland te zien verheffen tegen de wederrechtelijke en heiligschennende overweldiging van Rome. Het besluit, alstoen met Zoeavengeestdrift en broederlijke eenparigheid genomen, om zich bij adres te wenden tot Z. M. onzen geëerbiedigden Koning, ten einde Zijner Majesleits Regeering eerbiedig maar dringend te verzoeken hare bizondere zorg te willen wijden aan de bizondere belangen der katholieke onderdanen die zich tot hun Koning wenden, zal voorzeker

-ocr page 64-

00

oetie schitterende bladzijde in de geselliedrollen der Zoeaven-Broederschap beslaan. Dat besluit werd genomen bij de eerste plechtige vergadering in liet nieuwe gebouw, op Zondag, 25 September.

Is het eene eer voor eene vereeniging of voor eenestad, de eerste in een land te zijn die openbaar protest aanteekent tegen den aanslag der overweldiging op Home voltrokken, dan voorwaar kan niemand in ons land ontkennen, dat die eer verdiend is door onze Zoeaven, kan niemand iu Nederland ontkennen dat het den Zoeaven, door de omstandigheden begunstigd, toekwam het voorbeeld te geven.

Hadden wij die gelegeidieid onopgemerkt of ongebruikt laten

voorbijgaan, liet ware, een ieder zal het toestemmen, jammer geweest.

Gaarne had ik de redevoering, waarin het voorstel, den Zoeaven uit het hart genomen, om een Adres tot den Koning te richten, werd opengelegd, onmiddellijk in hot licht gegeven, doch werd ik daarin verhinderd ook door aangelegenheden die mij voor verscheiden dagen naar eldei s riepen. Dat men de Katholieken van Nederland, ook thands weèr, gaarne had willen zien het voorbeeld ge\on, zooals zij sedert jaren voor andere katholieke landen een schitterend voorbeeld waren. was de reden waarom, tot nadere voorbereiding en meer dringende aansporing, het besluit der Zoeaven-Broederschap in een paar bladzijden, aan verscheidene dagbladen, voor hun nommer van 1 of 2 Oktober werd medegedeeld.

Met genoegen vernam ik dat ook in Beijerm, (ten derde» October, het katholiek-politiek Casino te Regen'sburg, in eene algemeene vergadering, insgelijks besloten had een Adres tot den Koning (Lodewijk II) te richten, om Z. M. te verzoeken: ^S. Majestat moge, so weit es in seinen Kraften stehe, das schreiende Unrecht, das gegen S. Heilig-keit den Papst geübt werde, zu verhindern suchen.quot;

Met genoegen vernam ik bij »Deutschland s Kaiserstadt , op den vierden October, dat de fjemeenLcraad der stad Aken, den vorigen dag, met schier algemeene stemmen het besluit

-ocr page 65-

til

had genomen een adres aan den Koning te richten, waarin de tusschenkomst van Prnissen verzocht wordt tegen dein bezitneming van Rome door de italiaansche troepen. Hoe ook in tal van andere steden de Katholieken adressen in denzelfden geest tot don Koning richten , is door de nienws-bladen genoeg bekend.

In Oostenrijk hoeft het katholieke Cnsi.no ygt;Maria/eilfquot; te Ween en, gedaan wat wij deden. Het bedoelde Adres, waarin tie tusschenkomst van Oostenrijk voor den Heiligen Vader verzocht werd, is door oeno deputatie aangeboden, reeds op den ac/iMev Ocloher.

Ook uit Boheme ic reeds gemeld, dat het ygt;KalhoIiek Vtreiuquot; te Praag een Adres aan den Heiligen Vader heeft gericht.

Zelfs te Berlijn, te midden van al de treurige beslommeringen van den oorlog, werd op den 9 October eene vergadering «•an Katholieken belegd, en met algemeene slem-men werd besloten een adres tot den Koning te richten, om zijne hulp in te roepen en de aanspraak zijner katholieke onderdanen op den waarborg dor waardigheid en onafhankelijkheid van het Opperhoofd hunner Keik. recht te laten wedervaren In dat Adres doet de Katholieke ver-eeniging in de hoofdstad van Prnissen een beroep op 's Ko-nings troonrede van 15 Nov. 1867: op die verklaring van den Koning van Prnissen werd ook te Rotterdam gewezen.

Kenige dagen na ons Adres zei liet Jnnrnnl de Bntxelle*:

nllet is op Dinsdag dat de vergadering van de Belgische Katholieken zal plaats hebben te Mechelen, Men einde een plechtig protest te verhellen tegen de heiligschendende overweldiging van Rome door de Italiaansche troepen.quot; De Katholieken van België, zegt het blad verder, zullen op

11 October een groot voorbeeld aan Europa geven.....

Pius IX lijdt vervolging als Vader en als Koning. De Katholieken moeten dus protesteoren als zonen en als burgers. Dat zullen aanstaanden Dinsdag de Belgische Katholieken doen op eene wijze, der groote overleveringen van het Katholieke België waardis.quot;

-ocr page 66-

Zoo schreef hel ■Journal de Brnxelles van iO Oct., sri in de dagbladen van den H en van den '12 Oct. vinden wij vermeld hoe bij die vergadering met algemeeno stemmen en onder de luide kreten van Leve Pins TX , oen protest werd aangenomen, waarvan per telegraaf aan Z. H. is kennis gegeven.

Den volgenden dag, 12 October, is te Fulda dooi' do Duitsche Katholieken een gelijkluidend protest afgelegd.

En de Katholieken van Nederland, o zeker, ook zij zullen komen, zij wachten slechts. Zijn hunne Zoeaven de eersten geweest, zij zullen zich eenparig in betrekkelijk grooter getal dan in menig ander land, tot onzen Koning wonden, opdat 's lands regeering de belangen van hare Katholieke onderdanen krachtdadig in verdediging neme.

Moge toch spoedig de tijd komen, die een ebbe en vloed van adressen aanvoert , waarbij zelfs de onverschillige maar waarheidlievende opmerker zal moeten zeggen: de Katholieken van Nederland zijn een volk van Zoeaven.

Nog heb ik betrekkelijk het voorstel, het genomen besluit en de sluitrede dezer redevoering eenen plicht te vervullen, waaraan ik mij noch mag, noch wil onttiek-ken. Er zijn ettelijke bladen die op f), 8 en 9 dezer gemeend hebben hunne waarschuwende stem te moeten verhenen , en niet geaarzeld hebben te zeggen, betrekkelijk het voorbeeld der Zoeaven, sdat men op zijne hoede moet zijn en niet met onverstandigen ijver moot handelen,quot; als of de Zoeaven-broederschap en wie hun voorbeeld zou hebben nagevolgd, aan onberadenheid, aan onverstandigen ijver zou hebben mank gegaan. Tegen dusdanig oordeel reken ik mij ten plicht voorstel, besluit en sluitrede te handhaven.

Dit trouwens is zeer gemakkelijk. Na reeds te hebben gezien wat in Duitschland, Pruissen, Oostenrijk, Boheme en Beijeren, wat in België, wat in Engeland reeds gebeurd was of stond te gebeuren en reeds aangekondigd was, kwamen de bladen, die nopens voorstel, besluit of voorbeeld waarschuwend gewaagden van op zijne hoede te zijn, van niet

-ocr page 67-

63

onbernden te handelen, van niet voorbarig, van niet overhaastig het voorbeeld der zoeaven na te volgen, inderdaad onberaden ter baan. Of zullen die bladen van 0, H en 9 dezer zoo sterk aan hun oordeel hechten, dat zij die Katholieken van a! die landen aan onberadenheid, voorbarigheid en overhaasting willen schuldig verklarenWat de Zoeaven-broederschap op mijn voorstel heeft gedaan is zoo weinig onberaden dat ook zij, die van onberaden en onverstandiger! ijver spraken, hetzelfde zullen moeten doen wat het adres van Rotterdam deed, willen zij eenig nut stichten, willen zij van het ons allen dierbaar karakter van Nederlander en Katholiek doen blijken.

Als Katholieken hebben wij gezegd wat het katholiek geloof in de overweldiging van Home en de gevangenschap van onzen Heiligen Vader aan onzen geest voorschreef en aan ons hart ingaf, en dit was het merk van katholiciteit dat onze handeling, ons protest zou hebben en moest hebben : als Nederlanders. zijn wij, zonder naar anderen om te zien, langs eigen weg den troon van onzen Koning genaderd. Moest men tegen dat voorbeeld «op zijne hoede zijn?quot; Zonder »met onverstandigen ijver te handelen,quot; zonder vrees van «geïsoleerd te handelenquot; hebben de Belgische Katholieken geijverd; hebben de Duitsche Katholieken geijverd; zonder bang te zijn om smet onverstandigen ijver of geïsoleerd te handelenquot; hebben aldus tal van Engelsche Katholieken geijverd. Mannen, door geheel Europa zoo gunstig als niet onverstandige ij veraars bekend. Katholieken , als daar zijn de voornaamste van den gemeenteraad van Aken, hadden reeds, zonder vrees van voorbarigheid of overhaasting gedaan wat op 'l of 2 October aan ons publiek werd medegedeeld en in de Zoeaven-vergadering van den 25 September met bescheiden eerbiediging van elks vrijheid werd voorgespiegeld; tal van andere steden hadden ook reeds gedaan wat te Rotterdam plaats vond, en nog zijn er onder onze niet dagelijks verschijnende bladen die, in de nommers van 6, 8 of 9 Oktober, ik zeg niet aanraden om te wachten. — want dit is eene zienswijze, die ik

-ocr page 68-

64

geheel en al in het midden laat - maar die niet aarzelen ie verkondigen, in betrekking tot protest of adres, «dat men op zijne hoede moet zijn en niet inct onverstandigen

ijver moet handelen.

Een weekblad heeft gemeend in zijn nommer van 8 Oktober aan zijne lezers te moeten beduiden, «dat men op zijne hoede moest wezen en niet onberaden, niet geïsoleerd moest te werk gaan.quot; Om de wijsheid van zijn raad te betoogen, geeft het een argument aan, dat volstrekt allen grondslag van juiste redeneering mist en alleen op eene verwarring van toestanden gebouwdis. Dat blad zeide: »Tn het naburig Belgie ging het anders toe. Daar hoorde men terstond warme en luide protesten zoowel in de kamer der afgevaardigden als in den senaat. Zonder groot gevolg nofthans. De regeering, hoezeer katholiek en conservatief, wiUle zich niet in beweging laten brengen en verschool zich achter de onzijdigheid van den Belgischen Staat quot;

Maar is er dan te Rotterdam één woord van gezegd, dat ook onze katholieke afgevaardigden, — dus ook de schrijver van het hier aangehaalde weekblad - «terstond warme en luide protestenquot; zoowel in de tweede als in de eerste Kamer onzer Staten-Generaal, moesten doen hooren ? Daar

omtrent is geen sylbe gevallen.

Wat in de Belgische Kamer is gebeurd, kwam mij voor als zeer onpolitiek; waarom? omdat men daar ijverde zooals te Rotterdam? Neen, maar omdat men er juist het tegenovergestelde deed. Had men in België begonnen en voort-Tezet wat het voorstel en het besluit in de Zoeaven-ver-gadering begon en wenschte voortgezet te zien; had men alom adressen van katholieke onderdanen des njks laten teekenen; had men dan eerst die volkspetitiën bij de Regeering ingediend, en hadden alsdan katholieke volksafgevaardigden in de Kamer het woord gevoerd, zij zouden

hebben kunnen wijzen en hun voorstel bouwen op de gronden

die de spreker te Rotterdam aanwees, Mie belangen des volks, het verlangen des volks, de opinie des volks, de

wil des volks.quot;

-ocr page 69-

05

Ware dat gebeurd in België, zou dannogsdeKegeering, hoezeer Katholiek en conservatief,quot; zich hebben kunnen verschuilen achter de onzijdigheid van den Staat t Zouden dan die belangen, dat verlangen, die opinie, die wil van dat katholiek deel van het Belgische volk. die Regeering niet meer in beweging hebben gebracht? Zoude de Belgische regeeriug zich nog hebben kunnen verschuilen achter de onzijdigheid van den Belgischen Staat, dat wil hier zeggen, achter de geringschatting, de verwaarloozing. de miskenning van de heiligste belangen van een zoo groot deel van liet Belgische volk! Dit zij gevraagd aan dat weekblad.

Ik ga verder en zeg, dat — om te blijven bij een reeds bekend voorbeeld — de ijverende Gemeenteraad van Aken de rechten en de plichten van den Katholiek even goed als de rechten van den burger en de plichten van den konsli-tutioneelen Staat begrepen heeft. Be Katholiek, die als burger' van eenen konstitutioneeleu Staat, gelijk België, gelij!: Nederland zijn, zich aan de beweging voor den Pauskoning zou onttrekken, de katholieke afgevaardigde die zich achter de onzijdigheid van den Staat zou verschuilen, en adressen van onderdanen als de Katholieken zijn, niet behartigen , niet verdedigen zou. ook in de Kamer van den onzijdigen, konstitutioueeleu Staat, die Katholiek is door deze zijne daad feitelijk aanhanger van de liberalistische leering van scheiding van Kerk en Staal. Zijn er onder onze Katholieke Afgevaardigden, die zich achter dat moderne beginsel zouden willen verschuilen .' Wij willen ons overtuigd houden van het tegenovergestelde. Het zal, hoop ik, weldra blijken.

Ken tweede grond tot waarschuwing gaven die bladen aan, waar zij spraken van »niet onberaden, met, i/ei-toleertl te handelenT

Wilde men zeggen, niet geïsoleerd van den Paus. niet geïsoleerd van de Bisschoppen, niet geïsoleerd van de andere Katholieke volken, niet geïsoleerd van de andere Katholieken in Nederland? Welnu, dat behoefde men allerminst te vreezen

5

-ocr page 70-

üö

al was het dan ook maar om de eenvoudige reden, dat voor zulke Katholieke konstitutioneele daad als het protest en adres der Zoeaven , isoleering onmogelijk was.

a. Men ging niet geïsoleerd van den Paus te werk, want ons uitgangspunt ligt in de Encyklieken van Pius IX, van het jaar 1860 en 1864; ligt in de onderscheiding, maar niet in de scheiding van Kerk en Staat: eene stelling, een beginsel door Paus en Bisschoppen en priesters en leeken, alom aaneengesloten en niet geïsoleerd verkondigd.

/j. Men ging niet te werk geïsoleerd van de Bisschoppen, eerstens omdat elk Katholiek, die niet geïsoleerd is van Pius IX, ook niet geïsoleerd is .van onze den Paus zoo voorbeeldelyk trouwe Bisschoppen; tweedens omdat onze Bisschoppen zich nooit aan het hoofd eener beweging hebben gesteld als die van het Zoeaven-Protest, dat nu werd begonnen, even als zij nooit invloed hebben geoefend op de hooggeprezene dienstneming der Zoeaven, hoezeer de moedige offervaardigheid dier jongelingen hun ook aan het harte ging. Of zou deze beweging, die in aller Katholieken zielen wordt gevoeld, of zou het protest van de Katholieke burgers van Nederland bij 's lands Regeering er veel bij kunnen winnen, wanneer zij, die ons minder gunstig gestemd zijn, beweging, en protest en adres zouden kunnen bestempelen als iets dat van hooger hand werd voorgeschreven?

Bij priester en leek, voor wie het vijandelijk kanon dat Rome's muren aanrandde en aan ons diepgeschokte hart de gevangenschap van onzen Heiligen Vader, den paus-koning, Pius IX aankondigde, voldoende oproeping was; bij de Zoeaven-broederschap, die zeker waren dat zij dezelfde katholieke gevoelens koesterden als hunne hooggeeerbiedigde Bisschoppen kon de achterdochtige vrees van izoleering niet opkomen. »Fais ce que dols advienne que pourra.

Hadden zoo in de vorige jaren onze jongelingen gevreest om geïsoleerd te handelen, nooit zou de Paus de dappere schaar van Zoeaven gehad hebben; nooit zou Nederland tot welzijn en waren roem van kerk en staat hebben kunnen wijzen op het door de geheele katholieke wereld er-

-ocr page 71-

kende en gehuldigde feit, van de meeste en dapperste en vroomste vrijwilligers in Pauselijken dienst te hebben zien optreden. Had men te vreezen «geïsoleerd van andere katholieke volken te werk te gaan? Er kon bij ons geen reden bestaan om zulke izoleering te vreezen, daar wij, ons uitgangspunt in de leering der Katholieke Kerk hebbende, de richting van Pius' Encyklieken volgden, langs de wettige en eenig doelmatige wegen der konstitutioneele landen. Of hadden wij ingang aan het vermoeden moeten geven, dat de andere landen geene warme en luide protesten zouden verhefien? Wij hadden betere verwachtingen, ja, moreele zekerheden dat in alle landen zou worden gedaan, wat ook wij gingen doen. De geestdriftige, niet onberadene, niet voorbarige, niet overhaastige protesten en adressen van allo naburige landen hebben ons schitterend gerechtvaardigd.

Had men izoleering te vreezen van wege de andere Katholieken in Nederland, waar seen ieder gevoelde dat er iets gedaan moest worden; waar ieder iets wilde doen, om van de algemeene afkeuring of verontwaardiging blijk te geven?quot; Izoleering was, in Nederland, in deze zaak, evenmin te vreezen als bij het belijden van het Credo of minstens evenmin als bij het aannemen van deze of geene stelling van den Syllabus. Izoleering heeft alleen daar plaats, waar niet eenheid van geloof of gevoelen heerscht, of waar een uitgangspunt gekozen en een weg gevolgd wordt, die niet overeenkomen met de ware begrippen en de algemeene gevoelens. Maar dan mag gevraagd worden of in deze beweging de Zoeaven-Broederschap met hare Eere leden, zoovele voorname Katholieken van eene stad als Rotterdam, moest vreezen voor izoleering? Maar wat kon men doen?

Wat men kon doen, was aangewezen door den politieken' toeetand van Europa. Wat men kon doen, was en is niets anders dan datgene wat wij hebben gedaan ? Wilt gij er bewijzen van? Laat slechts uw blik over al de naburige landen gaan, daar is in zoo vele steden, op zoo vele plaatsen niets anders gedaan dan wij deden.

v

-ocr page 72-

GS

Tp Mechelen, te Fulfla to Aken, te Berlijn, te Weenen, te Londen, te Genèvé, 1) enz. enz. heeft men niets anders de leden der Zoeaven Broederschap aangeraden dan juist datgene, wat wij reeds gedaan hadden. Wat dus te Rotterdam werd begonnen, was juist wat kan en moet gedaan worden; aan dat voorbeeld had heel een ander onthaal mogen te beurt vallen, dan de vermaning van op zijne hoede te zijn en niet onberaden »te werk te gaan.quot;

vjloequot; dat kon gedaan worden, heeft men in elk land hierboven genoemd, uit zich zelf geweten, moesten wij. Nederlanders, bet elders gaan vragen om niet op9 October de bedoelde waarschuwende wenken te zien geven? En heeft men het in elk naburig land geweten, men heeft het er, propria wot», op zoo vele plaatsen gedaan juist gelijk te Rotterdam. Zelfs de formule te Rotterdam aangenomen kon, dunkt mij, voor genoegzaam duidelijk en volledig, voor genoegzaam krachtig en gematigd beschouwd worden.

Te Gratz, in Stiermarken, heeft er eene vergadering van Katholieken plaats gehad; daar werd, zonder vrees van géizoleerd te werk te gaan, liet voorstel aangenomen om tegen den inval van de vijandelijke troepen in Rome protest (e verheffen, en ziet, aan dat eerste protest in Stiermarken hebben zich in weinige dagen tijds, bijna alle Katholieke vereenigingen van geheel Stiermarken, ten getale van K5, aangesloten.

Is er dau in Nederland (-éne Katholieke vereeniging die

meer en beter dan de Zoeaven-Broederschap. (»wier Statuten

bij Zijner Majesteits besluit goedgekeurd zijnquot;), althand» tn deze aangelegeuJieid van Kerk en Staat, van Paus en Koning.

1) Dat stuk uit Oenève zal ongetwijfeld onder het oog van Pius IX en millioenen Katholieken komen; daarom mag het betreurd worden, dat terwijl steden van Pruissen en België en Oostenrijk, waar te Weenen minder was gedaan dan te Rotterdam, als voorbeelden werden genoemd, Nederland vergeten werd, Nederland, de Benjamin van Pius IX, Nederland, h grande palrie des Zouaves, alwaar vóór al die steden, het adres der Zoeaven reeds had weerklonken.

-ocr page 73-

09

van geloof en deugd, van trouw en moed had kunnen verstrekken tot middenpunt, Fidel et Virhdi toegewijd, rondom hetwelk de andere vereenigingen, als schitterende zuster-planeten van hetzelfde Pauselijk zonnestelsel hunne wegen hadden kunnen omschrijven?

Zouden zij dan niet een echt Nederlandsch-Katholiek middenpunt hebben gehad? Overigens deed het //op in deze aangelegenheid niet zooveel ter zake. dewijl de hoofdzaak, het verlangen van den Paus te zien herstellen in het bezit vini de kerkelijke staten, dank zij eene twintigjarige volharding van Neerlands katholieke, veel gelezene dagbladen, zich overal zou hebben uitgesproken. Ken rijke voorraad van redeneeringen behoefde immers niet elk adres te vergezellen; dat gedeelte van wat men doen /-«w, mocht wellicht worden overgelaten aan de katholieke afgevaardigden in de Kamers, waar zij de adressen der katholieke staats-I angers zouden verdedigen en doen gelden. »Wanrquot; rneu het kou doen? Overal waar een Katholiek van initiatief tie gelegenheid wilde mogelijk maken, in vergaderingen als • lie van de Zoeaven, de andere Katholieke broederschappen of vereenigingen, in gemeenteraden als die van Aken, enz. enz. Hoe rncer werking onder hot volk hoe beter. Rome is aller vereenigingspunt; liet herstel van den Paus-Koning is ons aller doel; de konstitutioneele weg naaiden troon van onzen Koning, is ons aller weg; het middel van protest en adres is ons aller middel. Het onophoudelijk herhaalde gezegde van Cato, den heiden, ^Carthago delenda' moeten wij vervangen door het overal en altijd en onophoudelijk te herhalen: Roma reüitnevdn , liomn restitnevda, Homa restitnendn.

Genoeg om te bewijzen, dat hier niet onberaden is te werk gegaan. Alleen zijn de bovenstaande regels gericht; tot die bladen, op welker sympathie ik prijs stel en die op 7 of 8 of 9 Oktober, toen er in België, in Duitschland en Kngeland reeds zóó vele vergaderingen en protesten hadiieu plaats gehad of onverwijld zouden plaats hebben, ten onzent nog spraken van onberaden ijver.

-ocr page 74-

70

Dat alles is slechts een verschil van appretiatie, an fond, zijn wij het allen eens. Zelfs het blad dat op zijne eerste bladzijde van 9 Oktober nog zeide: »vvij gelooven dat men eerst na rijp beraad moet handelen.... Wij raden derhalve onze Katholieke broeders af, overhaastig en voorbarig te werk te gaan,quot; deelde op zijne tweede bladzijde gedeeltelijk een artikel mede, uit een groot, alle dagen verschijnend Belgiesch blad, dat geschreven wordt door knappe pennen en bezield wordt door mannen, die onder de warmste Katholieke harten welke België bezit, moeten gerekend worden , namelijk Le Bieu Public, en daar werd gezegd onder meer:

nOnze eerste en duurste plicht is, overal waar de gelegenheid van dit te doen geschonken wordt, en zoo luid mogelijk te protesteeren, tegen de overweldiging der Kerkelijke Staten en de verkrachting die men aan het recht van den souvereinen opperpriester pleegde. Voor de eer van België (en van alle landen), voor onze eigene eer, mag het niet geduld worden, dat zoodanige aanrandingen geschieden , zonder dat zich krachtige stemmen tot afkeuring laten hooren. Overal, ten allen tijden, hij elke gelegenheid moet men deze misdaad verfoeien....quot;

De gelegenheid was er te Rotterdam; de Zoeaven-Broe-derschap heeft share krachtige stemmen tot afkeuring laten hooren,quot; zij hebben het voorbeeld gegeven, en men waarschuwt voor onberadenheid!

Wisten die bladen eens, hoe het meest gelezene katholieke

dagblad van Italië en zeker een der drie beste dagbladen van Europa, V Unita Gattolica zelfs het protest van een enkelen ex-student van Milaan nog onlangs mededeelde, zij zouden in dat voorbeeld gansch wat anders zien.

Willen zij een nog veel sterker voorbeeld, dat zij dan eens inzien wat hetzelfde blad aan zijne katholieke broeders mededeelde op denzelfden dag, waarop te Rotteidam het voorstel en het besluit der Zoeaven-Broederschap, plaats hadden; of wel dat zij eens kennis maken met het artikel van 11 Sept. Over de plichten der katholieken, in onze dagen.

-ocr page 75-

71

Aan die plichten zal geen katholieke Nederlander te kort blijven, en allerminst de ijverende mannen, wier gevoelen, in hunne bladen van 6, 8 en 9 Oktober uilgesproken ik heb moeten in rekening brengen, alvorens ik deze bladzijden aan mijne landgenooten aanbied voor hetgeen zij zijn, namelijk eene welgemeende poging om recht en waarheid, godsdienst en vaderland in iets, lioe weinig dan ook nuttig te zijn.

Te dien einde zij aan het oordeel van praktische mannen de volgende ziensicijze Ier beoordeeling, onderworpen.

1° Om de onderteekeningen van een bij de Regeeringen te zenden Adres te vergemakkelijken, kon in deze aangelegenheid misschien zeer veel gedaan worden door een achtingswaardig katholiek burger, die eene bizondereplaats in ons midden bekleedt. Hij staat met den eenen voet in de kerk, in sakristij, en met den anderen voet in de wereld, en doch staat hij op zijn plaats. Hij kent zoo goed als iemand, soms beter dan wie ook, alle katholieke medeburgers in zijn nauwkeurig beschreven kring, want die achtingswaardige katholieke burger is geen ander dan de koster. Bijaldien de koster, als een nieuwe Zoeaaf in dezen nieuwen strijd, als vrijwilliger kon optreden om de namen van het nieuwe Zoeaven-leger der onderteekenaren van liet Adres te verzamelen, zou dan aan één katholiek de gelegenheid ontbreken om dooi- zijne handteekening voor zijn Geloof en zijne Kerk en haar recht te strijden?

Zou het misschien goed zijn, dat de namen eenig-zins in de volgorde van het A B C werden onderteekend, zoodat b. v. op het eerste blad teekenen diegenen wier tamiliennaam met eene A begint, op het tweede blad, de namen die met B beginnen, enz. Is een eerste blad voor de namen die met A ofquot; met B beginnen niet voldoende, dan wordt er een tweede blad A voor blad B ingeschoven, en zoo verder. Daarbij zou men' het tweevoudig voordeel behalen, 1° van gemakkelijk te kunnen nagaan of men soms iemand zou hebben vergeten; 2quot;J kan in alle gevallen elk'11 handteekening geveriliceerd worden.

-ocr page 76-

I'I

3' In tie dorpen ligt doorgaans liet sclioolgebouw dicht bij de Kerk; men zou dus de te onderteekenen losse bladen, die later zullen worden gerankschikt en ingenaaid, een of twee Zondagen achter elkander, kunnen nederleggen ter onderteekening in de school, of in de sakristij.

In de steden zijn twintig middelen voor een te vinden.

naar verkiezing van de ingezetenen.

/r Zou na het titelblad dat do naam der parochie vermeldt met hare adhaesie aan het te noemen adres, of met dat adres zelf, een blad uitsluitend bestemd zijn voor de namen der leden van de twee besturen die in elke o-emeente bestaan: het kerkbestuur en het gemeentebestuur. Dat blad zou op de volgende wijze kunnen worden

afgedeeld;

na.mf.n v. d. eervv. hu. oeestelmken'.

Names van de andere

leden van het keijkue-stuur.

Namen v. d ed. a. hh. burgemeester en

schepenen.

Namen van de andere

T.EDEX VAN HET OEMEENTEBESTlUHi.


Daarna volgt dan het blad, letter A.

Bij den laatsten naam van elke letter zou het getal dei onderteekenaars kunnen worden aangestipt, en na den laatsten naam onder letter Z. zou het getal van alle onderteekenaars aangegeven en gewaarmerkt worden, door den ijveriger. Koster die er zijn naam en hoedanigheid onderteekent,.

Daarna zouden wij in de mogelijkheid zijn eene niet ge-

woone hulde te brengen aan onze Doorluchtige Kerkvoogden,

onze hooggeëerde Bisschoppen, wier herderlijk schrijven, een hunner waardig protest, ons allen in hart en ziel heeft

-ocr page 77-

getroost on gesterkt. Elke parochie zou dit kunueii doen, met hare naamlijst van onderteekenaai's als erkenning en liulde te richten tot den Hoogw Bisschop van de diocees, waartoe zij behoort.

Daar aan do voeten van den bisschoppelijken zetel, zouden dan al die lijsten tot zinnebeeld van onze Katholieke eensgezinde liefde en verknochtheid aan Paus en Bisschop, ook tot eene uiterlijke eenheid gebracht, tot in folio's kunnen vorgadeid worden, om zoo te komen op de plaats der bestemming, aan de voeten van den troon van Neèr-lands Koning,

WILLEM lil,

Dien God, voor Neèrlanrta he'l, een gouden reeks van jaren,

In leven en In kracht en w^Jzjjn moog' bewaren!

-ocr page 78-

Het ingezonden adres der Zoeaven-Broederschap luidt als volgt;

Aan Z. M- den Koning der Nederlanden-

Sire,

De ondergeteekenden, allen leden der Zoeaven-Broederschap »b'idei el Virtnüquot; te Rotterdam, wier Statuten zijn goedgekeurd bij Uwer Majesteits Besluit van den 20. January 1870, nquot; 11, naderen met innigen eerbied en trouwe ge-hechtlieid tot tien troon Uwer Majesteit en geven te kennen;

dat de jongste overweldiging der Kerkelijke Staten door liet leger van koning Victor Emmanuel, niet alleen iseene onwettig onttrooning van den eenig wettigen Koning dier Staten, van Z II. Pius IX, maar ook:

eene aanranding van godsdienst van Uwer Majesteits R. K. onderdanen, inzonderheid van het vrije verkeer met het Hoofd der Katholieke Kerk, *rhèt den Paus;

eene aanranding van het wettig eigendom der Katholieke bevolking der Nederlanden, wijl genoemde Staten aan de Katholieken der gansche wereld en dus ook haar toebehooren;

een gevaar, zoo de overweldiging eikend werd, voor de onafhankelijkheid der kleine Staten, ook voor ons dierbaar Nederland, waarvan Uwe Majesteit de wettige Soeverein is.

Weshalve de ondergeteekenden èn als Katholieken èn als Nederlanders tegen bovengenoemde onrechtvaardige overweldiging protesteeren, dat protest komen nederleggen aan de voeten Uwer Majesteit met de nederige en dringende bede, dat het Uwe Majesteit moge behagen het wederrechtelijk voldongen feit niet te erkennen, en ter bescherming van de dierbaarste belangen Uwer Majesteits Katholieke onderdanen, bij de diplomatie de noodige bevelen te geven, om, voor zooveel zulks mogelijk iö voor Nederland, mede te werken tot herstel van het Opperhoofd dor Katholieke Kerk in hel bezit der Kerkelijke Staten.

'tWelk doende

de van Uiee Majesteit getronice onderdanen.

(Volgen de handteekeningen.)

-ocr page 79-
-ocr page 80-
-ocr page 81-
-ocr page 82-
-ocr page 83-
-ocr page 84-