PHILIPS II KONING VAN SPANJE.
%
■i
NAAR HET DUITSCH VAN
DOOR
met een voorrede en aanteekeningen
VAN
H. J. ALLARD, S. J.
irruüTHSCA CON VEKTU8 M tG SNIIÜ.
Hi HM
G. MOSMANS , 's Bosch, Markt A. 14.
UTRECHT
Ter voorrede en ter inleiding van dit geschrift bij de ne-derlandsche lezers, een woord over den s c h r ij v e r en een woord over zijn boek!
Een levensbeeld van den bij uitstek katholieken koning Philips II, door de meesterhand van den katholiek geworden Reinhold Baumstark geschetst, ziedaar wat den katholieken lezer hier wordt aangeboden. Tot heden toe bezaten wij — althans in dien vorm — niets van dien aard.
Heeft zulk een boek zijn nut?
't Is nog zoo lang niet geleden, dat op het nederlandsch publiek volkomen toepasselijk was, wat Baumstark zoo plastisch en sarcastisch schrijft over het duitsche denkersvolk; «Met den naam Philips II van Spanje is, sedert onheugelijke tijden, bij ieder niet ontadeld lid van het duitsche denkersvolk, een plichtmatig huiveren verbonden. Als een reusachtige kruisspin zat hij daar, de katholieke koning, in de fantasie genesteld van het altijd zoo vrijzinnige publiek ; een geweldig net van zwarte of met bloed gestreepte ultramontaansche draden spande zij naar alle wereldstreken
VI.
uit, terwijl de zon, de van ontzetting verduisterende zon, in z ij n r ij k niet onderging. In de groote mazen van dat net hingen de bloedige overblijfselen van vermoorde gemalinnen en prinsen ; spartelden , als gevangen vliegen , de tallooze offers zijner listige, moordzuchtige, domperige staatkunde. En, om tegenover dat beeld een schitterend tegenbeeld te plaatsen, verhief zich boven het gruwzame veld, dat door den ultramontaanschen vampier, door den Demon van het Zuiden beheerscht werd, de m a a g d e 1 ij k e Elisabeth van Engeland, als een reine Engel uit licht geweven.quot;
De tijden, waarin die akelige droomgezichten onze verbeelding kwelden, zijn gelukkig voorbij ; ze zijn onherroepelijk voorbij , ondanks het jongste pogen van den tooverachtigen stylist, John Lothrop Motley, om die spookgestalten weder op te wekken uit het stille en kille graf.
Na het moedig initiatief van Dr. Heinrich Leo en den baron de Gerlache, na den nog beter geslaagden arbeid van de Cavrines (Duchastel), Matthias Koch en Holzwarth, vooral echter na de ernstige en degelijke studiën van Dr. Nuijens over de «Nederlandsche beroerten in de XVIe eeuw,quot; zou het overbodig kunnen schijnen , alweder Philips ten tooneele te voeren.
Men diene echter hier op te merken dat gemelde schrijvers, en meer andere nog, den katholieken koning beschouwd hebben, gelijk hun doel dat medebracht, vooral en soms uitsluitend in zijn betrekkingen tot de Nederlanden — en niet, gelijk hun doel dat verbood, in zijn veelvuldige en wijdvertakte aanrakingen met alle vorsten en alle rijken van geheel Europa, en zelfs daarbuiten. Dat was echter noodzaaklijk om den machtigen koning in al zijn eigenaardigheden en dus i n
VII.
z ij n geheel te leeren kennen. Dat heeft Reinhold Baum-stark gedaan — kort en kernig, gelijk en voor zooverre z ij n doel dat vereischte.
Daarenboven waren die schrijvers wel genoodzaakt, dikwerf en somtijds lang te verwijlen bij zoogenaamde kleinigheden, ten einde enkele daden van Philips en de bijzondere drijf-veeren zijner handelingen duidelijk uiteen te zetten, en hem te verdedigen tegen zooveel fljngesponnen logen en laster, als stelselmatig, reeds gedurende zijn leven, alom verspreid werd over den geduchten en gehaten Spanjaard. Ze waren dus veelal verplicht — ik bezig hier een rhetorische zegswijze — om eerst refuteerend te werk te gaan , vóór dat zij c o n f i r m e e r e n d konden optreden — iets, wat natuurlijk belemmerend moest werken op den gang en geleidelijken loop van het geschiedverhaal.
Dat alles vindt geen plaats bij Baumstark. Wel is hij , gelijk slechts weinigen, op de hoogte der historische studiën; wel kent en veronderstelt hij de gedane winsten en veroveringen op het gebied der reconstructie van de geschiedenis; wel maakt hij er een meestal oordeelkundig gebruik van en woekert er zelfs mede, doch »hij wil zich geenszins aanmatigen, eene geschiedenis te schrijven van Philips'tijden ; slechts het schetsen van een beeld zijner persoonlijkheid is het doel van zijn arbeid.quot;
Wie zal ontkennen dat zulk een arbeid over den veelbesproken en nog steeds verguisden Philips allernuttigst is? Het ware beeld des konings voor oogen, zal men zoo licht niet misleid worden door s c h e e v e voorstellingen en on-w a r e beoordeelingen zijner daden.
Met weergaloos talent heeft de schrijver dat plan uitgewerkt, is hij getrouw gebleven aan dat opzet bij 't schetsen
van zijn levensbeeld. Overal verschijnt Philips, gelijk hij is en b 1 ij k e n wil te zijn; en de hem kenschetsende katholiciteit spreekt uitiederen trek van Baumstark's tafereel. Overal treedt hij op den voorgrond de katholieke koning, die over den beeldenstorm aan kardinaal Granvelle schreef: »Ik kan u niet zeggen hoeveel hartzeer mij het plunderen en vernielen der kerken in Vlaanderen heeft veroorzaakt. Geen verlies, dat ik persoonlijk hadde ondervonden, zou mij zooveel leed berokkend hebben als de beleediging van en de oneerbiedigheid jegens onzen Heer en diens beeltenissen, daar zijn dienst en zijn eer mij boven alle wereldsche zaken ter harte gaan.quot; De dusgenaamde spaansche Tiberius krijgt dan ook spoedig geheel andere trekken : wij leeren hem kennen als dengene, die in alle vertrouwlijkheid aan zijne zuster bericht: s't Is mijne bedoeling niet om mijne vazallen en onderdanen in de Nederlanden, anders te behandelen dan als een goedertieren vorst; noch om hen arm te maken of in dienstbaarheid te brengen. Ik wil immers op geen andere wijze te werk gaan, dan met menschlievendheid, zachtzinnigheid en genade. Maar ik ben verplicht om deze provinciën te verdedigen tegen alle invallen en geweldenarijen , zoowel van binnen als van buiten; om den overmoed der rustverstoorders te beteugelen, om de mij verschuldigde gehoorzaamheid te handhaven, ten slotte om de orde te herstellen, met raadpleging van de heeren, raadsleden en staten der Nederlanden, gelijk ik het dienstig zal oordeelen, intusschen het land zoo spoedig mooglijk van krijgsvolk ontlastende.quot; De bloeddorstige vampier wordt iemand, die afgrijzen heeft van bloed, die den 6llen Mei des jaars 1566, in een, niet voor openbaarmaking bestemden brief aan Margareta, de gevoelens zijns harten ontboezemde: «God weet dat ik niets meer zoek te vermijden dan het
IX.
vergieten van menschenbloed, en dan nog des te meer het bloed mijner nederlandsche onderdanen. Ik zou het voor een der gelukkigste omstandigheden mijner regeering beschouwen, als ik tot zoo iets niet genoodzaakt mocht worden.quot; Onder Baumstark's handen wordt de Demon van het Zuiden, indien al geen engelreine figuur , wat hij dan ook niet is — ten minste eon voortreffelij'' vorst, een groot en vooral een echt koning, die alle machtvoerders zijner eeuw wel niet in gelnk, maar in betere hoedanigheden verre overtreft, zonder daarom vrij te zijn van al hunne gebreken.
Want men vergisse zich niet, of liever fnen stelle zich gerust. Baumstark is geen onhandig apologist. Baumstark heeft Philipsquot; gebreken, fouten, enkele misdaden zelfs niet in de schaduwe geplaatst; onbewimpeld spreekt hij zijne afkeuring en soms in zeer strenge bewoordingen daarover uit. Baumstark schijnt zelfs nog niet overal geheel vrij te zijn van alle protestantsche vooroordeelen, inzonderheid waar hij (blz.164 — ■108) den grond poogt op te sporen van Spanje's rassen val. Baumstark heeft in alle geval geen opzettelijke verheerlijking willen schrijven van Philips, sin tegendeel — zoo spreekt hij, en 't is hem blijkbaar volle ernst — onder de voorbereidende studie van dit geschrift, ben ik tot de overtuiging gekomen, dat Philips II ten opzichte van ernstige zijden zijns karakters, ten opzichte van gewichtige daden en gebeurtenissen zijns levens, niet gerechtvaardigd worden kan. Geheel de eigenaardigheid van z ij n wezen — zoo is 't nu eenmaal met het m ij n e gesteld — staat tamelijk vreemd en verre tegenover mij. Met voorliefde kan ik zijn binnenste niet indringen : ik kan daar ook niet uittreden met een scheppende fantasie. Ja, wellicht mag ik de getuigenis afleggen, dat ik tot dezen arbeid de pen heb opgevat met meer gedruktheid
X.
en gewetensangstige berekening, dan met opgeruimde en blijde geestdrift.quot;
Kostbare gemoedstemming des auteurs, die zijn duren plicht als tolk der waarheid getrouw volbrengen en zijne taak sine studio et ira wil afwerken! In weerwil dezer gulle bekentenis valt het niet te loochenen, dat de aanvankelijk zoo koud gestemde schrijver, als ondanks zich zeiven, langzamerhand warm wordt en zijn weldadige warmte aan den lezer mededeelt. Na de jongelingsjaren des prinsen en de leerjaren des konings tamelijk vlug te hebben doorloopen; na geruimen tijd te hebben verwijld bij »Vader en Zoonquot; en de talrijke verwikkelingen te hebben ontleed van een vreeselijk treurspel, waarvan de ontknooping luidt: ik vind geen schuld in hem; na de minder bekende binnenlandsche toestanden van Spanje en Philips' buitenlandsche politiek tegenover de Nederlanden , den Islam, Portugal, Engeland en Frankrijk te hebben uiteen gezet — is vooral, aan 't keurig geschreven slot van 't laatste hoofdstuk, met gloeiende geestdrift geschetst d e dood van den katholieken koning, toen hij, na den zegen des H. Vaders ontvangen te hebben, op den drempel van tijd en eeuwigheid, God dankte «dat hij op het toppunt van aardsche grootheid, gelijk thans in de diepste ellende, nooit het doeleinde van den mensch, de eeuwige zaligheid, uit het oog verloren hadquot;; —toen hij, door duizenden pijnen en smarten gefolterd, het kalme oog roerloos gevestigd hield op dat kruisbeeld, waarmede ook zijn keizerlijke vader gestorven was ; — toen hij zijn jongste vermaningen gaf aan die innig geliefde Isabella Clara Eugenia, het uitverkoren kind van Philips, de «ziekenmaertequot; des stervenden vaders en de toekomstige moeder van het trouw gebleven nederlandsche volk: — toen eindelijk die groote en machtige en onverzoen-
XI.
ijke tegenstander der Hervorming voor de laatste maa! zijn gebroken stem verhief om plechtig te verklaren : »ja, ik sterf als Katholiek, in 't geloof en de gehoorzaamheid aan de heilige roomschkatholieke Kerk.quot; Dit jöngste woord was de ec.ho van gansch zijn leven en de laatste wilsbeschikking eens konings, van wien Paus Clemens VIII bij zijn overlijden getuigde »dat de Kerk en de H. Stoel een zwaar, zeer zwaar verlies hadden geleden.quot;
't Is zoo licht niet een schrijver te vinden , die zulk een onderwerp aandurft en er tevens voor berekend is. Voor zulk eene taak werd een man gevorderd als Reinhold Baumstark, die van Spanje en Spaansche toestanden 'een afzonderlijke en opzettelijke studie heeft gemaakt; die het Protestantisme, waarin hij alle geloof verloor, even grondig kent als het Catholicisme, waarin hij den geloofsschat wedervond: die den moed bezit om zijne overtuiging, al zal en behoeft men die niet blindelings te onderschrijven, te durven uitspreken en het talent om ze te kunnen verdedigen.
Reinhold Baumstark i) zoon van Anton professor der phi-lologie aan de Universiteit te Freiburg in Breisgau, en broeder van Herman Baumstark, gewezen hoogleeraar aan 't luthersche seminarie te St. Louis in America, thans Reinhold's geloofsgenoot , — werd in eerstgenoemde stad den 24sten Augustus '1831 geboren, en ontving de genade der wedergeboorte tot de Kerk zijner vaderen den 30sten Juni 1869 in de St. Stepha-nus kerk te Constanz. De nog levende vader is Katholiek, de moeder was protestant; de kinderen volgden aanvankelijk de moeder.
') Verg. A.D.Rosenthal's C o n v ert i ten b il d er aus dem neuu-zehnten Jahrhn ndert B. T. Th. III Aufl. 2. S. 459—482.
Als knaap bezocht Reinhold de volksschool en 't Lyceum zijner vaderstad. Aan die volksschool ontving hij 't godsdienstig onderwijs van een rechtgeloovigen catechiseermeester ; doch het daar opgedane orthodoxisme ging spoedig te loor, toen hij aan 't Lyceum de lessen hoorde van een der coryfeën der moderne richting in Duitschland, Dr. Schellenberg, thans predikant te Mannheim, destijds godsdienstleeraar te Freiburg. »In 3 cursussen — zoo verhaalt Baumstark zelf— van 'tjaar 1845 tot '48, op een leeftijd van 13 tot 16 jaren, ontving ik openbaar godsdienstonderwijs, voorgedragen in wetenschappelijken vorm en met veel omhaal van geleerdheid en welsprekendheid — een onderwijs , waarvan het doel en de wezenlijke inhoud geen ander was, dan volslagen vernietiging van 't gansche positieve christendom.quot; Sinds dien tijd was de nog niet volwassen jongeling reeds een volwassen heiden geworden. «Toen ik — 't zijn weder in hoofdzaak Reinhold's eigen woorden — gedurende 3 jaren, met eenige toevallige onderbrekingen, dat godsdienstig onderwijs in mij opgenomen had, kan ik wel zeggen dat het bij mij, gelijk bij mijn medeleerlingen , voor zooverre zij werkelijk met de zaak zich hadden ingelaten — uit en gedaan was met alle christendom. Vóór en tot de bevestiging toe, had men ons geleerd, dat wij kinderen Gods zijn, door God tot de eeuwige zaligheid geschapen, door de zonde van den rechten weg afgedwaald, door den Doop geheiligd, door het bloed van lt;len Zoon Gods verlost, door de genadegaven des H. Geestes gesterkt ter vervulling der goddelijke geboden en ter bereiking onzer hemelsche bestemming. Dit — zoo was ons gezegd, geleerd, gepredikt — dit was het christendom; dat wij deze leer geloofden , dat wij daaraan geheel ons leven lang getrouw wilden blijven, hadden wij voor de verzamelde
XIII.
gemeente , onder de tranen onzer ouders en geknield voor het altaar 1), plechtig beloofd. En slechts ettelijke dagen later was een leeraar der Kerk, in den naam dier Kerk, begonnen ons te onderwijzen, dat alles, wat we tot nu toe geloofden, deels geheel valsch -was, deels ten minste geheel anders verstaan moest worden. Licht kan men zich verbeelden , hoe door zulk een voorval elk goddelijk en men-schelijk gezag geschokt moest -worden in een jongeling, wiens hart zoo zeer teugels en tucht behoefde.quot;
In 1848 was Baumstark student in de rechten aan de Freiburgsche Universiteit. Geen wonder dat de schier alge-meene geest verbijstering van dat «dolle jaarquot; ook den vurigen, 17-jarigen jongeling aangreep. Slechts aan zijn jeudigen leeftijd en aan de bezorgdheid zijns vaders, die hem naar Neufchatel zond, had hij het te danken , dat hij buiten alle deelneming bleef aan de bloedige gebeurtenissen van '49. Te Neufchatel leerde hij de fransche taal, en, na 't onderdrukken van den badenschen opstand door de pruisische bajonetten, naar Freiburg wedergekeerd, legde hij zich met de borst op de studie van het recht toe, terwijl hij zijn tusschenuren vlijtig besteedde aan historische studies en de lezing der oud-klassieke schrijvers. De altijd kennelijke klassieke vorming spreekt dan ook duidelijk uit zijn gekuisch-ten, smaakvollen en degelijken stijl.
Toen hij in 't najaar van 1852 de rechtsgeleerde praktijk aanvaardde, was hij een veelzijdig ontwikkeld man. Slechts met zijn christendom was het, helaas, treuriger gesteld dan ooit — echter niet, en gelukkig niet zonder wroeging. «Schellenberg's Pantheïsme en Nihilisme was er wel in ge-
') De Ond-Lutheranen hebben nog een simulacrum, een soort van altaar overgehouden.
XIV.
slaagd de protestantschü geloofsgronden te verwoesten, maar een bepaalde overtuiging dat die leer waarheid behelsde, was niet overgebleven. De kritiek, op het geloof der Openbaring uitgeoefend , had met behulp van al haar vertegenwoordigers (David Straus niet uitgezonderd) het feit niet kunnen wegredeneeren, dat Jezus Christus met ondubbelzinnige woorden , bij elke gelegenheid en op de plechtigste ■wijze , van zich zeiven getuigd had , dat Hij de Zoon Gods en éen met den Vader was.quot; Vanwaar dat gezag, vanwaar die bovenmenschelijke overtuiging?... Deze gedachte vervulde hem, vervolgde hem, verontrustte hem.
Nadat Baumstark op verscheiden plaatsen, ook in 't katholieke Schwarzwald, als rechter werkzaam was geweest, kwam hij in 't protestantsche stadje Durlach. Zijn verblijf aldaar voerde hem nader tot de katholieke Kerk , dan vroeger het verkeer met katholieke geestelijken en de omgang met een katholieke echtgenoote , die hij in quot;1855 getrouw bad , tot nu toe hadden vermogen te doen. Hier moeten wij een oogenblik terugkeeren naar zijn kinderjaren.
Uit een.gemengd huwelijk gesproten en opgevoed in eene grootendeels katholieke stad , waar de kerkelijke feesten zoo plechtig in een middeneeuwsche domkerk gevierd werden , had de jeudige Reinhold reeds vroegtijdig een zekere voorliefde ontwaard voor den godsdienst zijns vaders, een gevoel dat eerst onderdrukt werd door het belijdenis-onderricht en toen plaats maakte voor zekere afgekeerdheid. Doch, ofschoon men hem destijds geleerd had , met kleinachtende deernis neder te zien op een kerkgenootschap , waar het godsdienstig leven in bloote uiterlijkheden bestond, terwijl innerlijke gehalte en echte godsdienstzin slechts woonden in 't Protestantisme — toch had de inwendige trek tot de altijd zoo
XV.
aartrekkelijke Moederkerk hem niet gansch verlaten. Ja, terwijl hij , onder Schellenberg's leiding, zich altijd meer en meer verwijderde van 't positieve christendom, stortte hij zijn dichterlijk gemoed in verzen uit, aan «Maria, de Moeder van Jezusquot; en verheerlijkte haar als »de heilige en reinequot;. Zich tot haar wendend in smart en zonde, noemde hij haar het »beeld der eeuwige liefdequot;, hij bezong hare Hemelvaart, hij begroette haar als »het kuische beeld van zoete liefde en teergevoelige vrouwelijkheid.quot; Dat geschiedde in weerwil van Schellenberg's godsdienstleer, die hem de geheimen der menschwording zoetvleiend had voorgesteld als «vrome en lieflijke legenden.quot; Reeds vóór zijne bekeering had dus Reinheid gezongen op de verrukkelijke mate, die Vondel slechts na zijn overgang heeft aangeslagen:
Gij spant de kroon, o Puikkroon aller vrouwen! De loftrompet van u benijde Faam Vult hemel, aarde en zee met uwen naam.
Een naam, waarin wij Christus kerken bouwen.
Gij, teelster van den eenigsten Behoeder,
Hebt, daar gij heerseht bekleed met majesteit.
Nog uw natuur en aard niet afgeleid.
Maar houdt uw recht, gelijk Gods rechte Moeder.
Gij kunt meer gunst bij uwen Zoon verwerven Dan Hester bij den Oosterschen Monarch.
Het Kruislam zag U op den Doodsboofdberg,
Waar gij de zon, om uwen Zoon, zaagt sterven.
In hoeverre die »Teelster van den eenigen Behoederquot;, die Moeder der goddelijke genade hem behulpzaam is geweest in 't bekeeringswerlc, kunnen we natuurlijk met geen zekerheid achterhalen : zeker is 't, dat de omgang met katholieke geestelijken en met een katholieke vrouw weinig invloed op
XVI.
hem »den onafhankelijkequot; uitoefenden, ofschoon hij toch bekennen moet dat de laatste, toonbeeld eener echtgenoote, door hare »in alle levensomstandigheden altijd onwrikbare godsdienstigheid, door eene in zware beproevingen steeds getrouwe plichtvervulling en echt katholieke vroomheidquot; juist niet heeft bijgedragen om hem afschuw voor 't Katholicisme in te boezemen.
Daarentegen werd hij te Durlach met afschuw vervuld voor de evangelisch-protestantsche landskerk in Baden. Da kerkelijke richting wordt daar bepaald volgens de politieke richting van een minister van binnenlandsche zaken of, in 't algemeen , van het Staats-ministerie. Bediening en brood voor alle «Pfarrer und Pfarrerinnenquot; met hun talrijk kroost wordt daar uitgedeeld of niet uitgedeeld , naar mate ieder bedienaar des woords zijn geloofscheepje met meer of mindere handigheid naar den heerschenden wind weet te sturen of niet. Den erbarrnelijken toestand dier kerk en de onevangelische slaafschheid harer bedienaren heeft hij met gloeiende verontwaardiging geschetst. »In stede van den eeniggeboren Zoon Gods, is , zelfs bij vrouwen , de timmermanszoon van Nazareth opgetreden , en de luttele, lauwe geloofsijver, die zich nog aansluit bij die kern , is van zulk een gehalte, dat iedere vrijmetselaarsloge zich van ganscher harte daarmede vereenigen kan.quot; Andererzijds zag hij het kleine kuddeke van oud-lutheranen in de slavenketenen geboeid van een terugstootend dogmatisme, onder het souvereine pausdom van het doode woord en de allesverkrachtende bijbelverklaring van een papieren Luther. «Onder zulke omstandigheden— dus luidt zijn echt aandoenlijk verhaal — kwam ik zóo ver, dat ik des zondags, op menigen stillen voormiddag, de katholieken, wier kerkje destijds tegenover mijne woning gelegen was ,
XVII.
van ganscher harte benijdde, terwijl ik onder de Hoogmis aandachtig luisterde naar de zielverheffende klanken hunner kerkmuziek.quot; Doch het geloof is een gave Gods; dat begrijpt men eerst recht, wanneer men vertrouwelijker kennis heeft gemaakt met gemoedelijke en rechtschapen protestanten, gelijk er nog zoovelen zijn. üe ontvangen indrukken drongen niet aanstonds tot op den bodem des harten door, en zoo hij al achting koesterde voor de katholieke Kerk, toch bleef hij verward in zijne pantheïstische levensbeschouwingen, waarmede, op historisch gebied, zijne uit partijdige geschiedschrijvers geputte vooroordeelen innig verbonden waren. Slechts op den weg van 't waarlijk vrije en rustig kalme onderzoek maakten die vooroordeelen langzamerhand plaats voor een meer gezonde opvatting van geschiedenis en staatkunde.
üe strijd der badensche regeering tegen de R. K. Kerk heeft daartoe niet weinig bijgedragen. De hem aangeboren rechtschapenheid kon onmooglijk het streven billijken eener regeering, die de Kerk geheel uit de school wilde verbannen en 't godsdienstig onderwijs zooveel mogelijk beperken en onderdrukken. Daarenboven, als uitstekend rechtsgeleerde kon hij, in den strijd dierzelfde regeering met den wakkeren aartsbisschop Von Vicari, zich niet scharen aan hare zijde: hij koos partij voor den katholieken kerkvoogd tegen het protestantsche gouvernement. Het walgde hem onder de trouwste handlangers van dat gouvernement mannen weder te vinden, die hij in zijne studiejaren gekend had — mannen , ofwel verkocht aan de Eevolutie , ofwel door en door slaafsche wezens, zonder karakter, zonder overtuiging, zonder eenig gevoel van eigenwaarde, die, bij een ommekeer van zaken , even luide gejubeld en de opkomende zon zouden aanbeden hebben.
XVIII.
Zijn protestantisme was dood: noch bij de bijbelvaste geloovigen, noch bij de evangelisch-protestantsch-rationalisten noch bij de halfheidensche pantheïsten had hij bevrediging kunnen vinden voor zijn hart of overtuiging voor zijn verstand. Waar zou hij dan -vinden wat hij zocht en wat de studie der historie hem geleerd had te zoeken, het fundament -van 't gezag, de redelijke onderworpenheid der individuen aan de eeuwige wet van orde, het tegenovergesteld beginsel der subjectiviteit of der Revolutie ? Met de oplossing dier levensvraag is zijn bekeeringsproces innig verbonden. De wijsbegeerte, meende hij thans, zou hem redden; Spinoza of Hegel ? Vruchtelooze pogingen! »Spinoza en Hegel— zoo spreekt hij — waren de eenige moderne wijsgeeren , die ik overwinnen moest. Toen ik overwonnen had, toen ook die afgodsbeelden verbrijzeld lagen aan den voet hunner altaren, toen vroeg mijne ziel in bloedende wanhoop en grenzenlooze verlatenheid : Waarheen, waarheen thans mij gewend ? Het Christendom was verloren, in de wijsbegeerte was geen waarheid te vinden. Zij gaf mij slechts begrippen en mijne ziel verlangde naar positieve feiten.... Onvoorwaardelijk verlangde mijn geest een logisch juiste eindbeslissing. Ofwel — zoo redeneerde ik — de zaak berust op waarheid, en dan moet men zich onderwerpen, of zij berust op onwaarheid en dan moet men haar ver werpen. Een gelukkig gevonden leugen , een edele zelfbegoocheling wil ik niet: ik wil waarheid. ')quot;
1 j Opmerkelijkl i)e uiterst ongeloovige, maar zeer rondborstige Dr. J. van Vloten spreekt in zijn Autobiografie schier in gelijke bewoordingen over zich zeiven Hij is echter tot nu een Spinoza-ver-goder gebleven. „De Gidsquot; noemde dat onlangs een anachronisme of, zoo ge wilt, eene achterlijkheid. Onze vooruitstrevende eeuw zal echter eeu standbeeld voor den anachrouistischen Baruch zien verrijzen!
XIX.
Het jaar 1864, toen R. Baumstark tot kreitsrechter te Constanz benoemd werd , was een allergewichtigst jaar voor hem. Vroeger met allerlei kleinere ambtsbezigheden overladen , vond hij thans, als lid van 't hooger gerechtshof, ruimer tijd voor afzonderlijke studie; hij wierp zich op de middeneeuwen. De studie van Dante maakte hem vertrouwd met het leven dier bij uitstek christelijke tijden, en deed hem ook de philosophie der middeneeuwen , de philosophie der Scholastieken kennen : «Dante's gedicht — zoo getuigt hij — toont ons hoe het katholieke dogma door de hoogst-ontwikkelde geesten van dien tijd begrepen werd, en op den weg, dien ik nog had af te leggen, was 't geen luttele vooruitgang, het Katholicisme van Dante wel niet te deelen, maar toch te verstaan.quot;
De middeneeuwen en hare geschiedenis voerden hem naar Spanje, het land der groote literatoren Cervantes en Calde-ron : dat land en zijne bewoners moest hij leeren kennen. In 't voorjaar van 1867 doorkruiste hij gansch Spanje en teekende zijne bevindingen en waarnemingen op in een boek, getiteld: «Mein Ausflug nach Spaniën im Frühling 1867.quot; Zijn frissche schrijfwijze en onbenevelde blik op het schoone maar ongelukkige schiereiland verwierven hem, ook in katholieke kringen , zóóveel bijval dat hij zelf er voor schrok en meende op zijn hoede te moeten zijn tegen zijn eigen katho-liseeren. Doch geen Cervantes of Calderon, geen studie op hun onsterflijke meesterstukken brachten hem tot de Moederkerk weder. Dat was voor den grooten Pius weggelegd.
In 't najaar van 1868 verhief de stedehouder Gods zijne machtige stem, ten einde de afgescheiden Christenen uit te noodigen om tot hunne gemeenschappelijke moeder weder te keeren. Dat woord schokte Baumstark tot in de ziel, daar
XX.
het juist geschikt was voor zijn zieletoestand. Het klonk en weerklonk onophoudelijk in zijn hart en gunde hem geen rust of vrede meer. Toen greep hij daar de pen en schreef zijne «gedachten van een protestant over 's pausen uitnoodiging tot hereeniging met de R. K. Kerk.quot; ') Die «gedachtenquot; onder het Duitsche volk geslingerd, werden met zooveel gretigheid opgevangen, dat het werkje in ééne maand driemaal herdrukt moest worden.
Eer de schrijver zijn besluit mededeelt, vergelijkt hij het Katholicisme en 't Protestantisme met elkander en stelt zich twee vragen over beiden ter beantwoording voor: Wat schenkt de evangelisch-protestantsche kerkaan hare leden? Hoe staa-t het met hetgodsdienstig leven der evangelisch-protestantsche christenen? Het antwoord luidt: «niemand kan mij weerleggen, wanneer ik beweer: het protestantisme, als kerkelijke macht beschouwd, is dood.quot; — Wat schenkt de roomsch-katholieke kerk aan hare volgelingen? Hoe staat het met het godsdienstig leven der roomseh-k atholieke christenen? Het antwoord luidt: «ik moet het als mijn stellige overtuiging luide uitspreken: De Katholieke Kerk is de grootste geestelijke macht opbaarde!quot;
Nog was hij, die reeds den moed had om aldus zijn overtuiging te uiten , niet katholiek; nog had hij 't beslissend woord niet uitgesproken: Credo in unam, sanctam, catholicam et apostolicam eoclesiam. Wel schrijft hij ter beantwoording der laatste vraag: Wat volgt daaruit?: «Minder gunstig gestemde lezers zullen eenvoudig zeggen: daaruit volgt,
') Ouder dien titel vrij naar de tiende duitsche uitgave in 't hol-inndsch vertaald, 's Hertogenbosch W. van Gulick. 1S69.
XXI.
dat de schrijver dezer bladzijden kath ol ie k moet worden en ons in rust laten. Maar dat is de vraag niet en -wederlegt mij niet.quot; Heerlijk wederwoord!
't Was echter duidelijk genoeg: zijn eindbesluit was voortaan slechts een werk des tijds. Door afmatting en inspan, nenden arbeid uitgeput begaf zich Baumstark, in den aanvang des jaars 1869, naar zuidelijk Tirol en betrok eens woning in 't schilderachtig dorpje Gries bij Bozen. Hij leefde daar in strenge afzondering , en om eiken invloed van buiten af te weren , veroorloofde hij zich geen enkel woord met een katholieken priester; — maar de onzichtbare genade Gods werkte zacht en krachtig. De elfde April brak aan, de dag van 't gouden priesterjubilee des H. Vaders. »Dat op dien dag — zoo schreef hij later — de stralen der goddelijke genadezon buitengewoon warm en levenwekkend deze aarde gekoesterd hebben, dat zal wel geen verwondering of twijfel baren bij een ernstig katholiek. Dat ook m ij n e ziel waardig gekeurd werd in den geestelijken zegen van dien dag te deelen, dat weet ik en daarvoor dank ik God in hartelijken ootmoed. Kort na dien dag, toen ik, op het oogenblikder consecratie, langs het open portaal der kloosterkerk te Gries voorbij trad, ben ik voor de eerste maal in levendige overtui- ■ ging van Gods tegenwoordigheid op mijne knieën neergezonken, en mocht al het daarmede gewonnen toen nog wankelend en onzeker zijn, toch was het iets anders en wel iets wezenlijk anders dan vroeger.quot; Thans kon de keuze niet lang meer twijfelachtig blijven; toen hij in Mei het katholieke Tirol verliet, was hij beslist Te Bregeni ontmoette hij zijne echtgenoote en ontving van haar een brief zijns broeders Herman , oud-luthersch predikant in America, die hem zijn aanstaanden terugtred tot de moederkerk aankondigde. Slechts
XXII.
éene tegenbedenking had hij nog te overwinnen: »\Vat zal mijne lieve moeder denken!quot; Hij zegevierde ook over eigen vleesch en bloed.
Den 30«ten jUni 1869 sprak Baumstark de katholieke geloofsbelijdenis uit, den -11 den September door zijn broeder Herman, dien hij sinds 14 jaren niet meer gezien had, in den eenigen schaapstal van den eenigen Herder gevolgd.
Nog in 't zelfde jaar werd hij tot lid der Badensche kamer gekozen, waar hy als verdediger optrad zijner katholieke kiezers: een zetel in de Duitsche rijkskamer wees hij van de hand.
Sinds rustte zijne pen niet. Gezamelijk met zijn broeder schreef hij ; nUnsere Wege zur katholischen Kirche.quot; Behalve zijne studiën op Miguel de Cervantes Saavedra, op Diego Calderon de la Barca en Don Francisco de Quevedo, wijdde hij zijn schitterende talenten aan 't schetsen van katholiske levensbeelden: «Columbusquot; »Daniel O'Connellquot; »Kaiser Leopold Iquot; nIsabella von Castilien und Ferdinand von Aragonien, die katholischen Herrscher Spaniensquot;. In 1874 verscheen zijn sKulturkampf gegen Romquot; en eindelijk in 't volgende jaar: »Philipp 11, Konig von Spanien.quot;
Over Baumstark's opvatting van dat laatste onderwerp heb ik genoeg gesproken. Met die opvatting strookt volkomen de zedige toon des schrijvers, de bescheiden voorstelling en beoordeeling der feiten, en niet het minst de nobele vorm van het boek, wars van allen klaterenden onzin in ratelende phrasen weggemoffeld; wars van «klapwiekendequot; koningswoorden, waaronder geen koninklijke ideën schuilen; wars van dat zeer ordinaire en toch précieuse verbiage, waaruit noch ))kunstquot; noch «karakterquot; noch kennis van beiden is op te visschen.
Kalme en kernige degelijkheid is hier gelukkig aan beschei-
XXIII
den zedigheid gepaard, naar den raad van een Catsiaan malgré lui aan den alzijdigen »Aertspoëetquot; der XlXeeeuw:
Denk eer gij schrijft, schrijft nooit uit louter zucht tot pralen Met woorden, klatergoud en 'techte goud zijn twee: Het klatergoud verlept, het echte goud blijft stralen £n viert, als Vondels kroon, der eeuwen jubel mee.
Wees zedig, 'tis de deugd van maagdenen.....van mannen:
Naast schijnbre zwakte schuilt in zedigheid de kracht. De kracht der waarheid, die domkrachtige tirannen
Niet vloekt, maar kalm bedwingt met kalme vederschacht.
Maastricht, 30 Mei 1876, feestdag van den H. Koning Ferdinand van Castiliè en Leon.
Be menigte en 't gewicht der vraagstukken, die zich aan den geest opdringen hij 't overwegen der geschiedenis van Philips II, is zoo groot, zoo overmeesterend groot dat het behandelen van zulle een onderwerp in den horten en niet geleerden vorm van dit hoekje, den grondigen kenner van dat onderwerp reeds tevoren een stout ondernemen kan toeschijnen.
Deze en andere bedenkingen heb ik overwonnen, in de
hoop van der waarheid een dienst te bewijzen. Ook wil
ik mij geenszins aanmatigen, eene geschiedenis te schrijven
van Philips' tijden. Slechts een heeld te schetsen zijner
persoonlijkheid, is het doel van mijn arleid. Wat,
l
in den loop des verhaah, over de gebeurtenissen dier tijden zal moeten gezegd worden, is niet als doel maar als middel ie beschouwen.
Moge ik niet slechts geschreven, maar ooi eenig nut hébben gesticht l
Constanz, in den zomer van 1874.
Met den naam: /r/Philips II van Spanjequot; is, sedert onheugelijke tijden, bij ieder niet ontadeld lid van het duitsche denkersvolk, een plichtmatig huiveren verbonden. Als een reusachtige kruisspin zat hij daar, de //katholieke koningquot;, in de fantasie genesteld van het altijd zoo vrijzinnige publiek; een geweldig net van zwarte of met bloed gestreepte ultramontaansche draden spande zij over geheel de wereld uit, terwijl de zon, de van ontzetting verduisterende zon //in zijn rijk niet onderging.quot; In de groote mazen van dat net hingen de bloedige overblijfselen van vermoorde gemalinnen en prinsen; spartelden, als gevangen vliegen, de tallooze offers zijner listige, moordzuchtige,
4
domperige staatkunde. En, om tegenover dit beeld een schitterend tegenbeeld te plaatsen, verhief zich boven het gruwzame veld, dat door den ultramontaanschen vampier, door den Demon van het Zuidenquot; werd be-heerscht, de //maagdelijke Elisabethquot; van Engeland, als een reine engel uit licht geweven.
Maar niet slechts gymnasiurasleerlingen, winkelbedienden en toeristen waren opgevuld van dergelijke voorstellingen: ook uitstekende vernuften, vorsten op het gebied van kunsten en wetenschap, huldigden dien akeligen droom. Een man als Prederik v. Schiller, die zoo zeer de liefde en vereering zijns volks verdiende, maar die helaas van den weg, welke tot meerdere loutering en vergeestelijking voert, te vroeg is weggenomen om meer dan de flauwe schemering te aanschouwen der godsdienstige waarheid, — ook hij heeft in zijn treurspel //Don Carlosquot; dat zoo veel opschudding baarde, en niet minder in zijn heerlijk historisch kunstwerk over den ,/Afval der Nederlandenquot;, het wierooksvat gezwaaid voor den afgod der protestantsche opvatting van den dag. Ja, meer nog: juist door Schiller's onweerstaanbaar oratorisch talent en zijne heerlijke wijze van voorstelling werden de grimmige vooroordeelen tegen den spaanschen koning bijna onuitroeibaar.
Aan onze eeuw was het voorbehouden, de archieven te alen openen, waarin zoo langen tijd, ten minste voor eengrootgedeelte, de geschiedkundige waarheid verborgen lag omtrent den persoon van Philips IL Zoo-
wel op spaanschen als op belgischen en nederlahdschen bodem , arbeiden niet-ultramontaansche, van vooroordeel vrije geschiedvorschers aan 't wegruimen der puinhoopen, waaronder het beeld van den spaanschen monarch zoo vele eeuwen lag bedolven. Duizenden oorspronkelijke documenten van dien veel bewogen, aan worsteling zoo rijken, tijd kwamen te voorschijn. Sinds lang had men geweten en vermoed, dat wellicht geen monarch, van welken tijd dan ook, zoo vlijtig, zoo onvermoeid, zoo grondig gearbeid had als juist Philips II. In groote menigte verschenen thans de gewichtigste bestanddeelen zijner politieke correspondentie, en het beeld des ko-nings, dat zoo langen tijd zijne ware gedaante gemist had, herkreeg andere trekken en kleuren in het oog van allen, wien het vergund was, uit de eerste, tweede of derde hand de nieuwgevonden bouwstof te ontvangen tot onderricht van een oprechten wil. ')
Doch niet overal was goede wil, niet overal de ver-eischte bekwaamheid, niet overal een kalm en helder verstand aanwezig. Zelfs zijn jongste geschiedschrijver van grootere beteekenis, de Amerikaan Prescott, was in zijn onvoltooid gebleven werk niet in staat, zich geheel en al los te rukken uit de zware keten van ingekankerd vooroordeel. Ja, voor weinige jaren nog waagde het een ander Amerikaan, en wel iemand van spaanschen bloede, Gayarre, voor de wereld op te treden, met een akelige en onware caricatuur van den vorst •— van hem, die lot den huldigen dag toe in bet hart des spaan-
6
schen volks grooter liefde en standvastiger aanhankelijkheid vindt, dan ooit een koning in geheel zijn lange geschiedenis
'tIs dus in alle geval geen nutteloozen arbeid te noemen, wanneer ook ik een poging waag om, voor den uitgebreiden kring van het lezend duitsche volk — en daarom in beperkter ruimte, — een niet wijd-loopige bijdrage te leveren, ter verspreiding eener juistere kennis van Philips II. Onpartijdig beoordeele men hem, ziedaar het doel van dit boekskc.
Men vergist zich echter wanneer men, uit hetgeen ik tot hiertoe zeide, zou willen besluiten dat ik voornemens ben Philips in alles te verdedigen, of eene opzettelijke verheerlijking te schrijven van zijn persoon. In tegendeel: onder de voorbereidende studie van dit geschrift ben ik tot de overtuiging gekomen, dat Philips 11 ten opzichte van ernstige zijden zijns karakters, ten opzichte van gewichtige daden en gebeurtenissen zijns levens, niet gerechtvaardigd worden kan. Geheel de eigenaardigheid van zijn wezen — zoo is het nu eenmaal met het mijne gesteld — staat tamelijk vreemd en verre tegenover mij. Met voorliefde kan ik zijn binnenste niet indringen: ik kan daar ook niet uittreden met een scheppende fantasie. Ja, wellicht mag ik de getuigenis afleggen, dat ik tot dezen arbeid de pen heb opgevat met meer gedruktheid en gewetensangstige berekening, dan met opgeruimde en blijde geestdrift.
Maar tot eene zaak meen ik, door Gods genade, vol-
7
komen in staat te zijn: ik kan mij op het katholiek standpunt plaatsen des katholieken konings. Ja, ik behoef zelfs er mij niet op te re/plaatsen, dewijl ik daarop, en wel op het beslissend, meestal strenge en vast katholieke standpunt, onwrikbaar sta.
Deze verklaring van mijne zijde zou men bijna als overtollig kunnen beschouwen, daar 't aan iedereeu bekend is, die van mijn onbeduidende persoonlijkheid op eenige wijze kennis neemt of reeds genomen heeft. Toch herhaal ik het hier nogmaals, en dat wel met een bepaald doeleinde.
't Is namelijk van den kant der gedachte- en gewe-tenlooze vertooningmakerij, niet minder dan van de zijde der, in hoogmoedige bekrompenheid, zich noemende ,/duitsche wetenschapquot; — die even vijandig is aan het beter duitsche karakter als aan het christendom zelf — tot goedkoope mode geworden, met bespottelijk neusop-halen te spreken over een standpunt uit eenzijdige partijschap gekozen, en daarover den staf te breken, waar en wanneer een katholiek schrijver de waarheid durft zeggen over katholieke personen.
Van welk standpunt dan zou en moest eene zoodanige persoonlijkheid beschouwd en beoordeeld worden ? Zij, die op bovengenoemde wijze den ,/partijdigen toestandquot; verwerpen, gaan van hunnen kant niet minder van een partijdig standpunt uit. Ze beoordeelen namelijk geschiedkundige feiten en personen, of wel uit het uitsluitend gezichtspunt van den modernen Staat, of wel
8
met protestantsche oogen, of wel naar de wijze van het volslagen ongeloof, of wel, en dit is 't meest gunstige geval, uit het gezichtspunt van een goedmeenend, in godsdienst onverschillig, zoogenaamd verstands-geloof. Welke dier plaatsen men nu ook kieze, alle zijn zeker met evenveel recht en reden standpunten te noemen uit partijschap gekozen, als dat van den Katholiek die nog aan openbaring gelooft. Moeielijk is het eene reden te vinden, waarom men in het eene geval van partij zou mogen spreken en in 'tandere niet. De onwaarheid en onrechtvaardigheid in 'tbespreken van geschiedkundige onderwerpen bestaat niet hierin, dat de geschiedschrijver zich ergens het standpunt eener partij heeft gekozen; ieder mensch heeft een zoodanig; slechts God kiest geen partij, omdat Hij alles omvat. De onwaarheid en onrechtvaardigheid bestaat slechts hierin, dat de geschiedschrijvor een persoon uit een ander standpunt beoordeelt, als waarop die zelf gestaan heeft. Met andere woorden; elke geschiedkundige persoonlijkheid moet beschouwd en beoordeeld worden uit haar eigen standpunt, wijl men slechts aldus begrijpen kan, hoe die persoon-zelf menschen en zaken heeft beschouwd en had moeten beschouwen. Het komt er daarom minder op aan, welk standpunt de schrijver zelf heeft ingenomen, dan wel: of hij het standpunt van den persoon dien hij behandelt, goed kent en begrijpt. Aan deze vereischten zal ongetwijfeld dan het best voldaan
9
worden, wanneer de schrijver, in de beslissende opzichten, op hetzelfde standpunt staat als hij, over wieu hij schrijft. In zooverre kan men zeker hier met volle recht zeggen: de katholieke koning Phihps II kan slechts dan onpartijdig beoordeeld worden, wanneer men hem van zijn eigen, d. i. van het door de katholieke partij gekozen standpunt beschouwt. Maar dit kan ongetwijfeld alleen een schrijver, die eene geheel besliste, zuiver kerkelijke, katholieke overtuiging koestert. De vraag echter, tot weik oordeel men komen moet aangaande geheel den persoon en de levensbijzonderheden van Philips, als men hem uit het beschreven standpunt beschouwt, heeft even weinig met het tot hiertoe gezegde te maken, als die andere vraag: of de lezer op cé u standpunt staat met schrijver en held, of niet. 't Geschiedkundig vonnis moet slechts bepaald worden door de wet der zedelijkheid, als men ten minste uitgaat van het positief gegeven standpunt van den geschiedkundigen persoon, die beoordeeld moet worden. De lezer echter, hoe ongeloovig of protestantschgezind hij ook moge wezen, zal tot zich zeiven moeten zeggen, dat hij van zijnen kant slechts dan het zedelijk gebod der rechtvaardigheid vervult, wanneer hij een door en door katholiek vorst in het licht der katholieke wereld-opvatting beschouwt, en tot dat doel zich de moeite getroost om de denkwijze van een door en door katholiek schrijver niet aan te nemen, maar wel te
leeren kennen. Niet naar bijval en overeen-
1*
10
stemming vraagt men, maar wel dat haat en overschatting verwijderd blijven. De vraag naar de absolute waarheid is hier uitgesloten; we hebben slechts met de betrekkelijke, met de waarheid der feiten te doen.
I.
De eerste en eenig wettige zoon van keizer Karei V was Philips II, geboren den 21sten Mei 1527 te Valladolid, een oude stad van Kastiliën. Zijne moeder was keizerin Isabella, dochter van den portugeeschen koning Emanuël den Groote. Door zijn vader stamde hij af van het burgondisch-oostenrijksche huis, endoor beide ouders van de ,/katholieke koningenquot; Ferdinand en Isabella. Want Johanna, de moeder van Karei V, was zuster van Maria, de grootmoeder zijner gemalin, en beiden waren kinderen van Eerdinand en Isabella. s) Een helder schitterende glans van glorie, macht en aardsche grootheid omstraalde de wieg des keizerszoons, wiens intrede in de stoffelijke wereld met geestdriftvolle
12
blijdschap werd begroet, niet slechts van wege zijn ouders, die door den band van teedere liefde en trouw aan elkander waren verbonden, maar ook van wege het spaan-sche volk, dat doorgaans zoo edel en koningsgezind is. (Jit den woesten strijd der middeneeuwen, uit den achthonderdjarigen oorlog tegen Mahomeds legerscharen en zijn leerstellingen gevoerd, had Spanje zich een eeuw te voren tot een enkelen grooten Staat opgebeurd, door de wijze en krachtvolle staatkunde van Ferdinand en Isabella. De vaderlandsche bodem was bevrijd van ingedrongen, ongeloovige vijanden. Italiën's schoonste gedeelte, geheel de pas ontdekte nieuwe wereld verhoogden den glans en de beteekenis der monarchie.
Sedert 1516 had Karei, als erfgenaam zijns vaders Philips, heer der rijke en bloeiende Nederlanden, met geluk en bekwaamheid het bestuur aanvaard der spaan-schc monarchie, welke hem, als kleinzoon van Ferdinand en Isabella, ten deele was gevallen. Sinds 1519 sierde de duitsche keizerskroon zijn jeugdig voorhoofd. Mexiko en Peru waren intusschen ontdekt en veroverd geworden. En dat alles, al die macht en heerlijkheid, welke in zulke uitgebreidheid en in zulken glans, zelfs niet onder de romeinsche keizers aanschouwd was, scheen het feestgeschenk te zijn van den jeugdigen, teederen wereldburger.
Als een wanklank in die algemeene vreugde klonk de mare van 's pausen gevangenneming en Eome's plundering door het keizerlijk leger. Ten onrechte heeft men getracht aannemelijk te maken, dat de connestabel
13
van Bourbon, 's keizers veldheer, in overeenstemming met Karel's wil die euveldaad heeft gepleegd. Dat dit niet zoo was beproefde de keizer te toonen door dadelijk alle feestelijkheden, ter gelegenheid van 's prinsen doop, te doen staken. Deze kerkelijke plechtigheid had plaats den 25stei1 Juni 1527 ; de prins ontving den naam zijns grootvaders van vaders zijde, die als oostenrijksche prins ,/Philips de schoonequot;, als koning van Kastiliën ,/Philips 1quot; genoemd werd.
Toen Philips den ouderdom van slechts elf maanden had bereikt werd hij, naar aloud spaansch gebruik, door de vergaderde Cortes, als wettig erfgenaam van't koninkrijk Kastiliën erkend. Spoedig daarop moest Karei V voor lange jaren Spanje verlaten, gedurende welk tijdvak hij zijn zoon, behalve aan de trouwe zorg der keizerlijke moeder, aan de verstandige hoede toevertrouwde eener portugeesche dame, Leonora Mascarennas. Toen de keizer naar Spanje wederkeerde, was Philips een knaap van bijna zeven jaren. Zijne opvoeding moest nu naar een vast plan geregeld worden, opdat ze een voorbereiding mocht zijn tot zijn toekomstig, machtig heerschersambt.
Aan Juan Martinez Siliceo, een vroom priester en destijds leeraar aan de hoogeschool van Salamanca, later kardinaal en aartsbisschop van Toledo, werd door den keizer de wetenschappelijke, maar vooral de godsdienstige opleiding zijns zoons toevertrouwd. Nooit in zijn leven, van den drempel zijner prille jeugd af tot aan den rand des grafs toe, schijnt Philips gewankeld te hebben in zijn onwrikbaar sterk, katholiek geloof. Zorgvuldig
14
werd ieder storende invloed in deze richting verre van hem verwijderd gehouden; doch nauwelijks was dit noodig, want reeds zijn kinderlijk gemoed was ernstig en streng, en bij voorkeur naar het hoogere en eeuwige gericht. In de latijnsche taal maakte Philips zulke vorderingen dat hij haar, geheel zijn leven lang, goeden gemakkelijk schreef; zijne kennis der levende talen was echter geringer; hij minde slechts het spaansch. Met bijzondere neiging en met goed gevolg wijdde hij zich aan de beoefening van wis- en bouwkunst; van jongs af was zijn verstand nauwkeurig, maar niet veelomvattend. Alle takken van beeldende kunsten leerde hij kennen en hare voortbrengselen grondig beoordeelen.
Hij, die Philips opvoedde voor de wereld, was Don Juan Zuuniga, een hoveling uit een oud-adellijk geslacht van Kastiliën gesproten, een man van eer, in den ouden, goeden zin des woords. Deze trachtte zijn kweekeling ernstig, eenvoudig, edel te maken; in geheel de opvoeding van den knaap was er niets, wat bijdragen kon om hem tot een valsch, arglistig en dubbelhartig wezen te vormen. Toch openbaarde zich reeds in den jeugdigen Philips de neiging tot lichamelijke rust en traagheid, de afkeer van spoedige, krachtige of ook maar veelvuldige beweging, welke, geheel zijn leven door, de kenschetsende trek zijner persoonlijkheid gebleven is. Zoo werd hij ook der ridderlijke lichaamsoefeningen in geen hoogere mate toegedaan, dan het, volgens den geest des tijds, voor't belang der koninklijke waardigheid noodig scheen, en 't jachtvermaak schatte hij niet hooger dan ter bevordering
15
der gezondheid toereikend was. Bewuste en gewilde zelfbeheersching toonde zich reeds in zijne jongelingsjaren als het zedelijk ideaal, tot welks bereiking Philip s' gemoed allergunstigst gesterad was. Geen flikkering van geniale trekken, maar ook geen uitspattingen van jeugdigen hartstocht, verhelderen of benevelden het beeld zijner jeugd: een gematigd, koel en vroeg gerijpt verstand deed hem kennen als den man, die zijn afgebakenden horizon nimmer overschrijdt, maar ook daarbinnen alles vast en zeker beheerscht, en aan den wil de noodige spoorslagen geeft, tot ijzeren onvermoeidheid toe bij onverpoosde werkzaamheid.
Toen Philips den ouderdom van twaalf jaren had bereikt, verloor hij een teedere moeder, en zijn vader een beminde gemalin. De edele, deugdzame Isabella, de naamgenoote en waardige kleindochter van haar heilige grootmoeder, stierf in het jaar 1539. Karei V huwde niet weder; van stonden af aan werd Philips uit de onbezorgdheid der kinderjaren in den vollen ernst des levens en der levensbeslommeringen getrokken.
Vroegtijdig leerde Philips zijn keizerlijken vader be-grijpen, vereeren en liefhebben. Hij gaf er zich moeite toe, zijn eigen geest te doordringen van de leidende politieke denkbeelden des mans, die met zoo onvermoeibare werkkracht en met onloochenbaar verstandig
overleg — al was het niet altijd rijk aan gevolgen_
aan het hoofd stond van Europa. Deze ongestoorde verstandhouding tussclien vader en zoon, deed later
16
Philips in zijn eigen leven het gemis daarvan des te pijnlijker gevoelen, naarmate hij in zijne jeugd hare rijke vruchten beter gekend had. Gerustgesteld wanneer hij de blikken op zijn zoon en erfgenaam vestigde, kon Karei, door ziekte en menschen-ervaring neergebukt, reeds vroeg op den afstand bedacht zijn der bedriegelijk schitterende kronen dezer wereld. En reeds in den ouderdom van 14 jaren, waagde het de jeudige Philips zijn vader, die van een ongelukkigen veldtocht tegen Algiers was teruggekeerd, in een brief vol rijpen ernst, te troosten over het geleden verlies,— en dat op eene wijze, gelijk de man den man, de vriend den vriend kan opbeuren.
Onmiddellijk daarna toog Philips voor de eerste maal te velde, en wel tegen de Pranschen, die in 't noorden van Spanje waren gevallen. Wel is waar, trokken deze, zonder het zwaard te hanteeren, spoedig naar hun land terug; maar toch vond het gedrag des troonopvolgers in kamp en veld een onverdeelden bijval, zoo wel bij 'tleger als bij het volk, — een bijval, dien hij vau stonden aan, geheel zijn leven door, tot aan den dood toe genoten heeft. Op dezen korten veldtocht volgde de huldiging der standen van Aragon, Cataloniën en Valencia, in eene zitting der Cortes te Monzon. En toen Karei te dien tijde (1548) andermaal voor vele jaren het land verliet, droeg hij zijnen zoon vormelijk het regentschap op, onder de leiding van een raad, waar de hertog van Alva het hoofd van was.
In de volgende jaren werd de verhouding eenerinni-
17
ge overeenstemming tusschen Philips en het volk, dat hem ter regeering was toevertrouwd, meer en meer krachtig en standvastig. Ten onrechte wordt gewoonlijk aangenomen, dat de voorliefde van Karei V schier uitsluitend de Nederlanden gold. Het land, waarin hij de gelukkigste jaren eener roemvolle jeugd, aan de zijde eener teeder geliefde gade, had doorgebracht; waar het door hem bewonderde Granada lag, een oord door de betoovering der poësie geheimvol omgeven; dat volk, hetwelk hem nooit ontrouw is geweest, en noch afval noch ongeloof kende, bij hetwelk te sterven de laatste wensch was van zijn vermoeid hart, — gedurende bijna geheel zijn leven waren ze dierbaarder aan het gemoed van Karei V, dan ooit ergens een ander zijner talrijke landen en volken. Maar Karei V was in zekere mate een universeel genie, dat altijd werkend nimmer rusten kon; oogen, hart en hoofd hadden schier overal velerlei zaken gade te slaan, te overdenken, te verzorgen; geen u i t-sluitende voorliefde nam dien man geheel en al in. Zoo niet met Philips. Reeds geboorte en opvoeding maakten hem ten v o 1 le Spanjaard. Natuurlijke aanleg en geneigdheid des harten lieten niet na, deze eigenschap tot uitsluiting te doen overslaan. lu de geschiedenis is er wellicht geen tweede voorbeeld aan te halen van een vorst, die in zoo hooge mate de verpersoonlijking is geworden van den volksgeest, met zijn goede en kwade eigenschappen, als dit met Philips II en 't spaausche volk zijner eeuw het geval geweest is. En, gelijk te dien tijde reeds de teeke-
18
nen waren te bespeuren van den algemeenen haat tegen de Spanjaarden, die in de volgende eeuw geheel het noordelijk Europa zou bezielen, — dus zien wij ook hun koning, in 't vaderland zoo bewonderd en algemeen bemind, reeds van zijne jeugd af in 't buitenland overal gelasterd, gehaat, en als vijand beschouwd.
De brief, waarin de keizer, die zijnen zoon verlaten ging, hem een aantal ernstige, vaderlijke vermaningen en raadgevingen achterliet, zoowel voor zijn bijzonder als openbaar leven, bevat een grooten rijkdom van levenswijsheid en van rijpe ervaring. Slechts een enkelen, korten, maar bijzonder teekenenden trek, wil ik hier doen uitkomen: ,/De hertog van Alva is mijn bekwaamste staatsman, mijn beste soldaat. Eaadpleeg hem vooral in krijgsaangelegenheden, maar verlaat u nooit op hem alleen. Steun op niemand dan op u zeiven. Verzekerd van uwe gunst, zouden de grooten tevreden zijn, door u het land te mogen besturen. Dit ware uw ondergang; de meening alleen der menschen dat de zaken aldus staan, ware een onnoemelijke schade. Maak dus gebruik van allen, maar steun niet uitsluitend op iemand. Doch op alle de wegen, waar uwe bestemming u henen leidt, vertrouw op uw Schepper. Daarheen zij uwe meest ernstige zorg gericht.quot; Hoezeer de keizer meende op zijn zoon te kunnen vertrouwen, blijkt uit de volgende woorden: //In 't algemeen moet ik toegeven, dat ik reden heb tevreden te zijn over uwe wijze van handelen. Maar ik zou wenschen dat u niets ontbrak, en, om openhartig te zijn, voeg ik er
19
bij: gij hebt nog vele dingen in n te verbeteren, hoezeer men u altijd het tegendeel moge zeggen.quot; En in betrekking hiermede, verwijst de keizer zijn zoon naar de plaats, waar alleen voortdurende reiniging en beterschap te verkrijgen is, namelijk in den biechtstoel.
Hoezeer Philips' neigingen in ieder opzicht bevrediging zochten en vonden op het Pyreneesche schiereiland, toonde zich weldra bij zijn eerste verloving en huwelijk. Karei V was zeer genegen tot een huwelijk zijns zoons met Margareta, de dochter van Frans I, koning van Frankrijk. Maar Philips' wensch viel beslissend op het portugeesche koningshuis, waaruit insgelijks zijne moeder gesproten was. Zoo werd dan ook de vereeniging van Spanje en Portugal tot een enkel rijk een denkbeeld, dat hem geheel zijn leven beheerschte, en, na het roemrijk tot werkelijkheid te hebben gebracht, bij zijn dood als erfenis overging op het nageslacht.
In December des jaars 1542 werd Philips, naar 't verlangen zijns harten, met de infante Maria van Portugal verloofd. Haar ouders waren koning Jan III en Katharina, zuster van Karei V. In October van 't volgende jaar, 1543, verliet de jeudige bruid —zij was slechts 16 jaren oud, en dus 5 maanden jonger dan Philips —• den portugeeschen geboortegrond , om, na het leven te hebben geschonken aan een ongelak-kigen zoon, vroegtijdig ten grave te dalen. In Salamanca werd zij van spaansche zijde ontvangen; den 15den November waren de jonge echtelingen in 't huwelijk verbonden en trokken naar Valladolid. Hier
20
bracht Maria den Sst!:in Juli 1545 den infant Don Carlos ter wereld, en slechts weinige dagen na hare verlossing was Philips' teeder beminde en teeder beminnende gemalin een lijk. Op achtienjarigen leeftijd was hij weduwenaar.
Intusschen was Karei V overwinnaar gebleven tegenover de duitsche protestanten, en scheen nu op het toppunt zijner macht te staan. De gedachte vervulde hem nog zijn zoon, in wiens jeudigft hand hij de spaansehe regeering zoo goed berusten zag, ook als opvolger te aanschouwen op den keizerstroon ; eveneens moest Philips persoonlijk kennis gaan maken met de Nederlanden en hare bevolking. Karei riep hem lot zich, terwijl hij, gedurende de afwezigheid van Philips, het bewind over Spanje toevertrouwde aan zijn neef Maximiliaan, den zoon zijns broeders Perdinand, en later duitsch keizer onder den naam van Maximiliaan II; tegelijk huwelijkte Karei zijne dochter Maria uit aan dezen jongen prins.
Door een schitterenden hofstoet gevolgd, verliet Philips in den herfst van 1548, voor 't eerst den spaan-scheu bodem. De vloot van den genueeschen zeeheld Andreas Doria bracht hem naar Italiën over, waar het door den H. Vader gezegende zwaard hem adelde tot verdediger der kerk. Over Milaan, Tyrol, Munchen en de Rijnpalts, trok het reisgezelschap langzaam (niet minder dan vier maanden werden daaraan besteed) naar Brussel. Daar zag de keizer zijn nu man geworden zoon en erfgenaam weder.
Volgens de eenparige schildering der geschiedschrij-
21
vers van dien tijd, was toen Philips eene echt koninklijke en tevens bevallige verschijning. Geen spoor van een somber, achterdochtig en huichelachtig wezen ontsierde het beeld van dien jongeling. Hij bezat blauwe oogen, was blond van haar en baard, had een weinig gebogen neus, een habsburgsche onderlip, en de tint van zijn gelaat was zacht en eenigszins bleek. Zijne gestalte was slank en welgemaakt, hij bezat veel gelijkenis met zijn vader maar was iets kleiner; hij had een middelbare lengte. Eeeds toen, gelijk geheel zijn volgend leven door, kleedde hij zich met eenvoudig edele, en smaakvolle sierlijkheid; gansch zijn voorkomen maakte den indruk en droeg den stempel van zelf bewuste, konink-lijke waardigheid. Ernstig was hij boven zijne jaren , maar niet onvriendelijk. Tijdgenooten, die verder zagen, drukten reeds toen den twijfel uit, of Philips in geestesgaven zijns vaders gelijke was, dan of hij hem slechts nabij kwam. Voor ons kan het inderdaad aan geen twijfel meer onderhevig zijn, dat Philips' talenten zeer ver beneden die zijns vaders stonden, maar dat de eerste door onvermoeide werkzaamheid en zeer strenge plichtsvervulling zocht te vergoeden , wat hem aan gemak van opvatting, aan beweeglijkheid van geest, aan vlugheid in 't besluiten ontbrak.
Het wellicht onbewuste, maar toch aan we zige gevoel dat zijn karakter den Nederlanders wat zwaar viel, heeft gewis samengewerkt met die rampzalige onbedrevenheid in de landstaal, om het bezoek en de rondreis van Philips in de Nederlanden tot een mislukte onderneming
22
te maken, en in dit mislukken lagen de opstand en strijd van later dagen als inde kiem verborgen. Het licht bewegelijke en genotzuchtige Vlaamsche volk, dat reeds toen, in menigen kring en tot zekere hoogte, door staatkundige en godsdienstige woelingen ondermijnd was, vond geen behagen in die Kastiliaansche deftigheid van den jongen troonopvolger, wiens manieren — in vergelijking met den meesterlijken toon en houding des keizers, die een wereldburger was — naar 't oordeel der Nederlanders even onaangenaam waren, als zij hem, naar de schatting van het Spaans che volk, ver boven zijn vader deden staan. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat Philips met voorbedachtzaamhe.id zich uiterst vriendelijk gedroeg, en dat het huldigen in gansch het land luisterrijk en gulhartig was. Maar te midden van het feestgejubel, had men toch van beide zijden de volste overtuiging opgedaan, dat men niet bij bij elkander paste; en deze eerste rampzalige indruk droeg later, toen er wederkeerig schuld en misstap bijkwamen, hare nog meer rampzalige vruchten. 3)
Als jonge man reeds was Philips meer tot eenzaamheid, rust en stilte geneigd dan tot luidruchtige feestelijkheden en vermaken; deel daaraan te nemen was voor hem altijd een offer aan de politiek gebracht. Ook stonden zij in geen goede verhouding met zijne teedere gezondheid, die hem meer soberheid en matigheid voorschreef — eene gezondheid, voor welke hij slechts onbarmhartig was in volhardenden arbeid des geestes. Hij gevoelde zich dan ook het hart verlicht, toen de rondreis in de Ne-
23
derlanden ten einde spoedde en hij zich, in den herfst van 1550, met zijn vader naar den duitschen rijksdag te Augsburg begeven kon.
Ook hier zouden vader en zoon andermaal hun plannen zien mislukken. Karel's inzicht, om zijn broeder Ferdinand, den roomsch koning, tot het afzien te bewegen van de keizerskroon, vond noch bij Ferdinand zeiven noch bij de vorsten des rijks den minsten weerklank; Ferdinand weigerde zelfs zijne, toestemming tot een erkennen van Philips als toekomstigen troonopvolger. Algemeen en onwrikbaar was de rechtmatige wensch, om niet een Spanjaard, maar een Duitscher op den keizerstroon te zien.
Men heeft reden genoeg om aan te nemen, dat Philips, minder dan zijn vader, over dezen toestand van zaken gestoord was. In zijn volle kracht leefde nog bij Karei het middeneeuwsch denkbeeld van het heilige roomsche rijk des duitschen volks. Bij Philips echter niet: hij was, als vorst, een volstrekte voorstander der absolute staatsmacht maar in modernen zin. Zoozeer en zoo uitsluitend was hij Spanjaard, dat het vooruitzicht eener herhaalde en langdurige scheiding van het land zijner voorliefde, zijne fantasie schier niet dan pijnlijk treffen kon. Wat men eigenlijk eerzucht noemt, was, ook hier in tegenstelling met zijn vader, vreemd aan zijne ziel. Immers de waarde van het koningschap, dat in de godheid haar oorsprong vindt, vereenigd met het ambt om de Kerk te verdedigen tegen ongeloof en protestantisme, stond in den geest van Philips-
2i
veel te hoog en te verheven, om door een menschelijk streven naar welk doeleinde ook, een waarlijk hoogeren glans te kunnen erlangen. Daarom ook heeft Philips nooit zucht naar veroveringen getoond, gelijk hij ook nooit oorlogzuchtig geweest is. Met het plan op de duitsche keizerskroon heeft hij zich waarschijnlijk ingelaten, meer uit kinderlijke gehoorzaamheid aan zijn vader, dan wit vrije neiging van eigen hart.
Om hem nog gemakkelijker van dit plan te doen afzien kwam ook de omstandigheid te stade, dat hij en de Thiitschers, nog minder smaak in elkander vonden, dan hij en de Nederlanders. Ten einde bij vorst en volk in Duitschland gunst te verwerven, moest men destijds vooral — veel drinken. Philips, die zoo gewoon was aan de stipste matigheid, beproefde dit middel, maar gevoelde spoedig met walging en afschuw de werking er van. Daar hij geen duitsch kende, sprak hij latijn met de vorsten; doch gemakkelijk kan men denken hoe weinig nut zulke gesprekken uitwerkten. Daarenboven, de Spanjaarden zelf wenschten hun toekomstigen koning geheel voor zich te behouden, en waren door de macht, die hun vaderland in en buiten Europa bezat, trotsch genoeg geworden om in het bezit der duitsche keizerskroon niets te zien, wat bijzonder benijdenswaardig was.
De schikking, eindelijk door Karei en Ferdinand getroffen, volgens welke na Ferdinand Philips, en na Philips Maximiliaan, als roomsch-koning zou opvolgen, kon reeds toen, als geheel zonder beteekenis wor-
25
den beschouwd. Aldus werd de welvoegelijkheid in acht genomen jegens den afgewezen keizer, maar niemand dacht aan gevolggeving.
Met innig verlangen zag Philips naar den dag uit , waarop hij den spaanschen bodem wederom zou mogen betreden. Over Trente, waar toen het Concilie een aanvang zou nemen, en over Genua keerde hij in den zomer van 1551 naar Barcelona terug, en nam vol tevredenheid de regeering weder over van het volk , dat in alle tijden en in alle omstandigheden hem even trouw en gehecht is gebleven.
Een nieuw bewijs van gehoorzaamheid jegens zijn vader en van zelfoverwinning ten dienste van hoogere belangen, gaf Philips door zijn huwelijk met Maria, de koningin van Engeland. Maria, de eenig wettige dochter van Hendrik VIII en diens ongelukkige, edel-hartige gemalin Katharina, dochter van Ferdinand en Isabella van Spanje, kwam in 1553, op reeds 36-ja-rigen leeftijd, door den dood van Ednard VI haar halven-broeder, op den troon van Engeland. Zwak van gezondheid , zonder vrouwelijke schoonheid, en veel ouder dan de haar vermaagschapte Philips, was zij voor dezen in alle opzichten eene „niet-passende partij.quot; Doch, welke allergewichtigste plannen waren niet met deze echtverbintenis saamgekoppeld! Onder het tweevoudig voorwendsel, dat hij getrouw wilde blijven aan het katholieke dogma, en slechts de aanspraak der pausen op politieke heerschappij en overheersching bestreed, had Hendrik Vin de engelsche kerk losgescheurd
2
26
van de roomschkatholieke moederkerk, door het gruwzaam en bloedig vervolgen zijner trouw katholieke onderdanen. Onder zijn zoon Eduard VI, trad het protestantisme niet minder geweldig, maar meer openlijk en eerlijker te voorschijn. De ketkelijke leer zelf had men veranderd; de engelsche hoogkerk, ,/door eene staatswet gegrondvestquot;, was reeds geheel voltooid. In dezen toestand van zaken besteeg Maria Tudor den troon. Te midden van al de beproevingen harer jeugd, was zij onwrikbaar trouw gebleven aan de kerk en godsdienst harer moeder. Het eenig verlangen haars harten, het eenig doel haars levens was, de hereeniging van haar land en haar volk met Eome. Om dit door te voeren had zij behoefte aan den krachtigen steun eens mans; en daar Karei V steeds sneller een levensmoeden ouderdom te gemoet ging, zoo scheen niemand voor die hooggewichtige taak beter geschikt te zijn, dan de jeudige regent van Spanje.
Maria was eene vrouw van hooge gaven des geestes en heerlijk schoone eigenschappen des gemoeds. Hare vroomheid, edelmoedigheid, geduld en gelatenheid in den hoogsten rampspoed stellen ons haar voor, als de waardige dochter harer verhevene moeder. De harde maatregelen , welke zij te baat nam tot doorvoering harer katholieke restauratie, strookten helaas maar al te veel met den geest der eeuw, doch waren geenszins te vergelijken met de gruweldaden harer voorgangers en opvolgers. Wordt deze waarheid nog heden ten dage niet algemeen erkend, slechts hierin vindt het zijne verkla-
27
ring: degenen, die haar voorgingen en opvolgden, waren protestant.
Het onkreukbaar katholicisme van Maria was voorzeker een eigenschap, welke bij Philips het evenwicht herstellen kon tegenover de vele wanverhoudingen, die ongetwijfeld in eene verbinding bestonden, welke hem door zijn vader was voorgeslagen. Maria zelf nam dit voorstel, haar op verstandige en behendige wijze ingefluisterd, met vreugde, ja met geestdrift aan. Zij schijnt al te gemakkelijk den wederstand voorbij gezien te hebben, welke van de zijde haars volks te verwachten was; zij schijnt niet begrepen te hebben dat een duurzame politieke verbinding van zoo verschillende elementen, als het engelsche en spaansche volk waren, naar alle menschelijke berekening tot het rijk der onmogelijkheden behoorde.
In December des jaars 1553 verscheen in Engeland eene officieel gezantschap, om, naar 'skeizers wensch, de huwelijksaanvraag voor zijnen zoon te doen. Aan het hoofd daarvan stond de later zoo ongelukkige graaf van Egmond. De onderhandelingen leidden spoedig tot een huwelijkscontract, volgens welk het vergeven van titels, ambten en waardigheden, der koningin bleven voorbehouden. Buitenlanders waren daarvan uitgesloten, en voor de gebeurlijkheden der toekomst werden nog de volgende bepalingen gemaakt: den zoon, die uit den te sluiten echt mocht geboren worden, valt de troonopvolging in Engeland , Burgondiëu en de Nederlanden ten deel. Mocht Don Carlos, de zoon van Philips,
2S
overlijden, dan zou ook Spanje met zijne kroonlanden aan de nakomelingen uit dit huwelijk met Maria, te beurt vallen. In geval echter dat de koningin zou sterven, was Philips alle deelneming aan Engelands regeering ontzegd. Bovendien zou Philips het engelsche volk in geenen oorlog wikkelen met Prankrijk, doch de bestaande vriendschapsbetrekkingen met dat land zouden veeleer bestendig blijven.
Het onnatuurlijke en verkeerde dezer gansche verhouding blijkt te duidelijk uit deze gewrongen bepalingen, om nog verdere verduidelijking noodig te hebben. Het huwelijksplan gaf vooreerst der protestansche partij iu Engeland het verlangde voorwendsel, om zich in een nationaal kleed te hullen, en, achter dit masker, met herhaalde en gevaarlijke oproerige bewegingen tegen Maria vijandig op te treden. Bij het onderdrukken daarvan, kwam de koningin in de gelegenheid om haar persoonlijken, on wrikbaren moed ten duidelijkste aan den dag te leggen, dewijl de oproerlingen tot in de onmiddellijke nabijheid der hoofstad doordrongen.
Men gaf echter het huwelijksplan niet op. In Maart 1554 verscheen Egmond andermaal in Engeland, om de ratificatiën des verdrags uit te wisselen en het huwelijk bij middel van persoonsvertegenwoordiging te voltrekken. Eerst nu trad Philips, voor wien zijn vader tot nu toe onderhandeld had, in persoonlijke betrekking tot zijn koninklijke bruid.
Den I2den Juli 1554 scheepte Philips zich in, voor de reis naar Engeland. In zijn talrijk gevolg was zoo
29
wel de vlaamsche adel vertegenwoordigd als de kastili-aansche; naast den hertog van Alva schitterde de graaf van Egtnond. Ook in Engeland poogde Philips, gelijk vroeger in de Nederlanden en in Duitschland, door een hoogen graad van zelfverloochening, de zeden en verlangens des volks, bij hetwelk hij vertoefde, tot de zijne te maken. Zijn welwillend streven werd bemerkt en erkend, doch was niet in staat, ook maar in 't minst te beletten, dat hij een vreemde onder vreemden was en bleef.
Geheel anders, natuurlijk, was zijne verhouding tot de koningin. Maria, zijne bloedverwante, die de kasti-liaansche taal volkomen machtig was, trad haren bruidegom vol vercering en liefde te gemoet. Hij zelf was geheel en al verslonden in 't bepeinzen der gewichtige taak, om dit schoone koninkrijk wederom voor de kerk van Christus te winnen ; en zijn keizerlijke vader meende zijne vreugde over 't gesloten huwelijk niet beter te kunnen uitdrukken, dan door zijn zoon de souvereiniteit af te staan over het koninkrijk Napels en het hertogdom Milaan, opdat Maria hare hand niet zou schenken aan een onderdaan maar aan een vorst, die in elk opzicht haar gelijke was. Zoo viel dan Philips, dien volmaakten Spaanjaard naar lichaam en ziel, het eigenaardig lot ten deel, in de wereldgeschiedenis op te treden als koning van Napels en Engeland. De plechtige voltrekking des huwelijks had plaats den 25s,en Juli 1554, feestdag van den H. Apostel Jacobus, den beschermheilige van Spanje.
30
Berichten van tijdgenooten, hebben geen woorden genoeg om te doen uitkomen, hoe innemend, hoe kloek, hoe voorzichtig en arbeidzaam het gedrag van Philips was, tijdens zijn verblijf in Engeland. Ook hier, wel is waar, zocht hij, gelijk later in Spanje, zoo spoedig mogelijk naar rust en teruggetrokkenheid; des te meer echter gaf hij zich moeite, om de politieke en andere verhoudingen des lands te leeren kennen, en zonder eenige stootende inmenging, alleen door eene goede en schoone verhouding tot de koningin en door voortreffelijk staatkundig beleid, eenen invloed te winnen, zijner waardig.
Dit streven scheen dan ook aanvankelijk met het beste gevolg bekroond te zullen worden. Ofschoon Philips in de openlijke vervulling zijner godsdienstige plichten ,/Zoo nauwgezet was als iemand ter wereldquot;, ja zelfs, gelijk een minder vroom tijdgenoot zijne meening uit, //een weinig meer, dan voor zijn jaren en stand noodzakelijk wasquot; — ofschoon men algemeen wist dat Philips en Maria naar een volkomene, katholieke restauratie streefden; zoo was nochtans vooreerst geen spoor van wederstand en onwil bij het engelsche volk te bespeuren. Met genoegen zien wij hieruit, dat de invoering van het protestantisme, uitgaande van de hoogere naar de lagere standen , gelijk dat sedert Hendrik VIII, onder vervolgingen en schriktooneelen van allerlei aard, was begonnen en doorgevoerd, nog geenszins het volk in merg en bloed had aangetast, maar dat de verkleefdheid aan de Kerk hunner vaderen, door
81
eu onder welke Engeland machtig en sterk was geworden , in het grootste gedeelte der bevolking nog onverzwakt voortleefde. Men mag wel als zeker aannemen, dat een katholiek koning, uit het engelsche volk zelf geboren, in korten tijd de verzoening met de moederkerk op duurzame wijze ten einde zou gevoerd en bestendigd hebben. 4)
Nu daarentegen werd dit werk , ook met de beste bedoelingen ondernomen, slechts oppervlakkig en vluchtig tot stand gebracht onder een koning die uitlander was, en wien eene kitiderlooze koningin ter zijde stond, naar wier dood de protestanschgezinde, van haat doorgloeide stiefzuster Elisabeth wachtend uitzag.
Kardinaal Pole, die sedert de dwingelandij van Hendrik VIII buiten Engeland als balling leefde , keerde nu daar weder, als legaat des H. Stoels. Hij was een man van zoo verheven geest, van zoo vlekkelooze zeden en diep doorzicht, dat geheel de geschiedenis van het protestantsche Engeland niet in staat zou wezen, een man van gelijke waarde tegenover hem te stellen. Als zoon des lands was hij er volkomen voor berekend, de verhoudingen daarvan, zelfs in 't geringste , te beoor-deelen; en het lijden der ballingschap had , evenmin als de bloedige marteldood zijner eerbiedwaardige moeder, een angel van wrok achtergelaten in zijn reine ziel die altijd naar het eeuwige was gericht.
In November 1554 verscheen Pole voor 't engelsche parlement. In een aangrijpende rede sprak hij tot de vergaderden over de lotgevallen van zijn eigen leven
32
en de doorgestane vervolging, over de godsdienstige dwalingen en het bloedig lijden zijns vaderlands. Hij bezwoer de verzamelde parlementsleden hunne dwaling af te leggen en zich met de moederkerk te verzoenen. Ook bracht hij van den H. Stoel de gewichtige vergunning mede, dat zij, die toen bezitters van kerkelijke , onder Hendrik VIII in beslag genomen, goederen waren, die goederen mochten behouden. De koningin zelve, ,/die liever tien koninkrijken verliezen, wilde, dan haar ziel in gevaar te brengen,quot; bleef volhardend aandringen op het terug geven der kerkelijke goederen, welke ten voordeele der kroon waren in bezit genomen, 't Ware van hare zijde staatkundiger geweest, dit niet te doen; 't zou haar toch mogelijk geweest zijn, op andere wijze, beschikkingen te maken ten gunste der Kerk. De H. Stoel en kardinaal Pole wisten zeer goed, waarom zij deze vergunning deden. 5)
Den ]8den November had de plechtige verzoening met de moederkerk plaats. Philips zat ter linkerzijde naast de koningin onder denzelfden troonhemel; aan hare rechter, doch op een grooteren afstand, was de kardinaal gezeten. De kanselier Gardiner overhandigde, in naam der Lords en der gemeenten, een verzoekschrift met de bede om verzoening met den pauselijken stoel. Plechtig sprak Pole de kwijtschelding uit en gaf de vergadering den zegen des heilige Vaders. Terstond werden boden afgezonden naar alle katholieke Staten, ten einde die gewichtige tijding mede te deelen. Philips en Maria waren gelukkig over de zegepraal door de
.33
katholieke zaak behaald, en keizer Karei V voelde het hart hooger kloppen, bij 't beschouwen van de luisterrijke gevolgen der door hem tot stand gebrachte verbintenis.
Bij deze gelegenheid werd van katholieke zijde voorzeker dezelfde fout begaan, die wij ook elders op verscheidene bladzijden der kerkgeschiedenis ontmoeten. Vol van 't ideaal der schoonheid van het godsrijk op aarde, is het gemoed van den Katholiek maar al te licht geneigd, om eene erkenning, door voorbijgaande gunst der omstandigheden in enkele gevallen verkregen, als een luisterrijk gevolg aan te nemen, door begaafde en geloovige lieden behaald, en op volle innerlijkheid rustend. Dat is een werk der vrome fantasie. Daarin bedriegt men zich altijd; daarin bedroog men zich ook toen in Engeland. Bij zeer veel leden van het parlement gold de plechtige daad van 18 November 1554 slechts als eene leugenachtige ceremonie; vele hunner waren witgepleisterde grafgesteenten vol roofzucht, liederlijkheid en lage huichelarij. De betere godsdienstige elementen werden in de lagere klassen der bevolking aangetroffen; zich deze aan te trekken en door hare hulp de ontaarde aristokratie duurzaam te onderwerpen — dat was de groote taak, waartoe de regering zich niet in staat achtte, en daarom verzuimde. Later deed Cromwel aldus, maar staande op het tegenovergestelde standpunt.
Ten onrechte, althans zoo schijnt het, heeft men den invloed van Philips gezocht in de vervolgingen, welke, zij het ook geenszins naar de mate van Hendrik VUT, de katholieke restauratie, helaas toch, na zich sleepte.
2*
34
De toenmalige biechtvader van Philips, de monnik Alfonso de Castro, verklaarde zich openlijk, kloekhartig en vastberaden, tegen elke bestraffing van het vroeger gebeurde; kardinaal Pole was volstrekt de man niet, om hoofd en hart met brandstapels te verzoenen, en koningin Maria was geen vrouw, om, tegen den raad van Philips en Pole in, zulke dingen door te zetten.
Het aansporen tot gewelddadigheden en verbrandingen schijnt veeleer zijn uitgangspunt te hebben gehad in de engelsche staatskringen zelve, en God alleen is het bekend, welke zelfzuchtige en rampzalige beweegredenen daarin hebben medegewerkt. Het aantal offers, die in deze vervolging bezweken, wordt op 279 geschat. Dit cijfer is waarlijk nog erg genoeg. Toch hadden de meesten hunner slechts te lijden wat zij anderen in hooger mate hadden berokkend, en op de gedachtenis van Hendrik VIII kleeft een bloedschuld, welke die der eersten honderdmaal overtreft.
Maria's hoop op nakomelingen bleek weldra ijdel te zijn. De wensch om haren geliefden echtgenoot als koning van Engeland plechtig te zien gekroond, leed schipbreuk op den vasten tegenstand van parlement en volk, en bij deze bittere teleurstelling voegde zich weldra de smart eener langdurige scheiding van Philips zeiven. In den nazomer van 1555 riep zijn vader hem tot zich' te Brussel. Karei had besloten zijne kronen neer te leggen en de rest zijns levens voor God en zijne ?iel te besteden; de voorbereidingsmaatregelen, welke
35
reeds sedert twee jaren ter uitvoering van dit plan waren genomen, naderden haar einde.
't Zal wel altijd eene vruchtelooze poging blijven, Karel's besluit te willen doorgronden, zoo men niet katholiek gevoelt, gelooft en denkt. Jichtpijnen, bittere levenservaring van allen aard, een zwaarmoedig temperament, zelfs ziekte des geestes — alle mogelijke gronden heeft men aangehaald, om een voornemen te verklaren, dat men, ook uit al deze oorzaken tezamen genomen, volkomen onbekwaam is te begrijpen. Eeeds zoo menig koning en keizer was krank van hoofd en hart, maar bleef toch op den troon, tot dat de dood hem uit het leven wegrukte. Karei V kon dit des te voegzamer doen, toen hij gelukkig genoeg was, een zoon en opvolger te bezitten, die met hem een hart en éene ziel was, in alle godsdienstige en staatkundige vraagstukken. • De afstand van Karei V is, in zijn diep-sten zin, een innig godsdienstige schrede tot God.
Op den voorgrond, wel is waar, stond bij hem de vrees, van de plichten zijner hooge bediening niet meer voldoende te kunnen vervullen, wijl hij gebukt ging onder den last van onuitsprekelijke lichaamspijnen en smarten; maar in het diepste zijns harten gloeide de machtige zucht om, vrij van het hartstochtelijk gewoel der wereld, waarin ook de edeldenkendste dagelijks struikelt, eenzaam en alleen met zijn God te zijn. Toen hij in het glanspunt was zijns levens, zoo rijk aan daden, gevoelde Karei die zucht reeds in zijn binnenste.
O .O
Ot)
Reeds in 1535, na den gelukkigen en roemvollen veldtocht tegen Tunis, had hij, naar eigen bekentenis, zich voor de eerste maal bezig gehouden met het denkbeeld, al zijne kronen neder te leggen.
Zoo ontdeed zich dan de machtigste heerscher der 16d': eeuw met kalm en beraden overleg, langzaam en stuksgewijze van alle wereldsche praal. Den 22st™ October 1555 droeg hij zijnen zoon de waardigheid over van grootmeester der orde van het Gulden Vlies, en den 35sten van dezelfde maand stond hij aan Philips plechtig de souvereiniteit over de Nederlanden af, in tegenwoordigheid der afgevaardigden van de 17 provinciën. Leunend op zijn stok met de eene en met de andere hand op den schouder van Willem van Oranje — die eenmaal Philips' doodvijand worden zou — richtte de keizer ernstige en treffende wsorden van afscheid tot zijne onderdanen. En zich wendend tot zijn zoon, zeide hij: ,/Indien de uitgestrekte gewesten, welke thans u worden overgedragen, door erfrecht de uwe werden, dan reeds waart gij in hoogen graad tot dankbaarheid verplicht. Hoeveel te meer thans, nu ze een vrij geschenk zijn van uw nog levenden vader! Doch, hoe groot de schuld uwer dankbaarheid ook zijn moge, ik zal ze als voldaan beschouwen, zoo gij uwe plichten jegens uwe onderdanen vervult. Heersch zóo over hen, dat ze mij niet vloeken, maar veeleer zegenen voor de daad van heden. Ga voort, gelijk gij begonnen zijt. Vrees God, leef rechtschapen, heb eerbied voor de wetten; voor alles echter waak over de belan-
37
gen van den godsdienst. Dat de Almachtige u zegene met een zoon, wien gij, wanneer gij oud en door krankheid bezocht zult zijn, uwe koninkrijken kunt overdragen met dezelfde gezindheid, met welke ik heden de Nederlanden u overdraag.quot;
Diep ontroerd wilde Philips zich nederwerpen voor de voeten zijns vaders, maar onder 'tluid gesnik der vergaderden, sloot deze zijn zoon in de armen. Uitgeput door het indrukwekkende van 't geen had plaats gehad, zonk Karei op zijn troonzetel neder, terwijl hij onophoudelijk uitriep: „Dat God u zegene! dat God u zegene!quot;
Wie had in dit plechtig oogenblik kunnen voorzien, welke onnoembare ellende, welk een vloed van tranen en bloed zich na zoo weinige jaren zoude opwerpen, tusschen dezen koning en dit volk! En toch volgde, onmiddellijk na dit oogenblik, waarop allen diep in de ziel getroffen waren, een beslissende misstap. Slechts met weinige f ran s che woorden was Philips in staat den voor hem vergaderden aan te duiden, hoezeer het hem griefde hen niet te kunnen toespreken in de taal des lands. Hij liet dit over aan den bisschop van Atrecht, Antonius Perrenot, kardinaal van Granveile, den rijkbegaafden zoon van Karel's uitstekenden minister. Granvelle kweet zich van de hem opgedragen taak met al de behendigheid van een volmaakten staatsman. Maar hij kon niet ongedaan maken, wat zich in al zijn snijdende scherpte deed gevoelen: de nieuwe heerscher kon niet, gelijk hij die afscheid nam, spreken met zijn volk in de taal des volks.
38
Waarom ook had Karei zijn zoon geen fransch of vlaamsch, of beide talen laten leeren? Hij zelf had
ze toch ook geleerd!
Den 16den Januari 1556 droeg Karei op zijn zoon , in tegenwoordigheid der te Brussel aanwezige leden des spaanschen adels, Kastiliën en Aragon, met de aan deze rijken verbonden kroonlanden over, dus geheel de spaansche monarchie. De duitsche keizerskroon verviel eerst later aan zijn broeder Ferdinand. Met Frankrijk was Karei nog in oorlog; toch werd den 5den Februari een wapenstilstand voor 5 jaren gesloten, op den grondslag van hetgeen ieder toen bezat. Den 15den September ging Karei scheep om zijn geliefkoosd Spanje weder
te vinden, en daar te sterven bij bet klooster van Yuste.
Alleen en zelfstandig bleef Philips op het veel bewogen tooneel der wereldgeschiedenis achter.
's KONINGS LEERJAREN.
Toen Philips II op 29-jarigen leeftijd den troon be klom der spaansche monarchie, was hij een gansch gevormde, gerijpte en volkomen zelfstandig persoonlijkheid met onwrikbaar vaste beginselen. Als hoofdgedachte zijner wereld- en levensbeschouwing gold de overtuiging dat hij, christelijk koning in den volsten zin des woords, van God zijn ambt had ontvangen, en dat het daarom zijn voornaamste plicht was, Gods kerk te schragen. Hij wilde hondermaal liever, gelijk hij zich dikwerf bij zijn leven op de geloofwaardigste wijze heeft uitgedrukt, geen koning zijn, dan heerschen over wange'oovigen. Hij was volstrekt tot geen wreedheid geneigd, evenmin als tot eenige daad van geweld; hij beminde de rust en
40
was in hooge mate ontvankelijk voor huiselijk geluk, gelijk hij dan ook door de vier vrouwen, met welke hij achtereenvolgens gehuwd is geweest, teeder bemind en ten hoogste vereerd werd. Maar al het zachte zijner inborst kon hij verbergen, maar alle teedere opwellingen zijns harten kon hij onderdrukken, zoodra er strijd ontstond tegen datgene, wat hij eens als zijn heiligsten plicht had erkend. «)
Deze overtuiging en grondstellingen maakten Philips, reeds voor alle tegenbedenking, tot den gezworen vijand van het protestantisme. Van hem, die leefde te midden van den strijd dier verschrikkelijke eeuw, kon men toch waarlijk niet vergen, dat hij, de reformatiequot; zou beschouwen, naar het rustig doctrinaire vogelperspectief van een handboek der wereldgeschiedenis. Bij hem stond het vast: het protestantisme is, in zijne oorzaken en gevolgen, een door en door revolutionair wezen, dat, zoo het zegepraalt, tot omverwerping leiden moet van van elk positief christendom, gelijk ook tot algeheele vernietiging van de geopenbaarde goddelijke waarheid. Bij hem stond vast, dat het bestaan van alle staatkundige orde, in haar laatsten grond, door den godsdienst wordt gewaarborgd. Uit geheel zijn hart moet ieder Katholiek, nu en in de toekomst, al deze stellingen onderschrijven. En zoo Philips II daaruit de gevolg trekking afleidde, dat het protestantisme overal, met alle krachten en alle wapenen, op leven en dood moest bestreden worden, wie kan hem in 't ongelijk stellen?
Philips II was in 't volste recht met zijn gror.d-
41
stellingen en bedoelingen; slechts kon hij in't o n ge lijk komen door de toepassing zijner beginselen in bijzondere gevallen, en door de middelen welke hij tot zijn doel gebruikte. Wij zullen zien dat het grootste gedeelte zijner dwalingen eerst in de latere jaren zijns levens valt.
Aanstonds wordt het duidelijk, dat de staatkundige richting van Philips, in niet onbeduidende punten van die zijns vaders wezenlijk verschilde, ondanks hun beider overeenstemming in de hoogste beginselen.
Karel's regeering was niet slechts oorlogzuchtig, maar wild oorlogzuchtig geweest. In alle deelen van Europa, ja zelfs in Afrika heeft hij persoonlijk zijne veldslagen geleverd; zijn leven was een heen en weder trekken van het eene legerkamp naar het andere. Eusteloos bedrijvig, gunde hij zich nauwelijks den tijd tot den noodigen slaap; maar met al zijne onvermoeidheid was hij niet in staat, een vasten en tot eenheid gerijpten samenhang te verkrijgen, als blijvend gevolg zijner daden en bemoeiingen.
Philips was het, van den beginne af, daarover met zich zeiven eens, dat hij dit voorbeeld zijns vaders niet wilde volgen; vast had hij besloten ten spoedigste zich naar Spanje te begeven, ddar zoo lang mogelijk te verblijven, en van uit dit echt katholieke land, allen on-noodigen krijg vermijdend, en steunend op de middelen welke een met overleg werkend regeeringsbeleid hem aanbood, paal en perk testellen aan 't voort woe keren van het protestantisme. Philips heeft vele
42
eu zware nederlagen geleden, maar over het algemeen heeft hij dit programma zijns levens niet slechts met behendigheid, maar ook met goed gevolg ten uitvoer gebracht.
En dezen koning was — zeker tot zijn grootste verdriet — het eigenaardig noodlot beschoren, dat zijn eerste oorlog, waarmede hij in Europa optrad, een strijd moest zijn tegen den H. Stoel.
Dat geschiedde aldus.
Philips' macht was zorgwekkend voor alle overigen, die macht bezaten. Hij was koning van Spanje, Napels en Siciliën, hertog van Milaan, heer der Nederlanden, echtgenoot der koningin van Groot-Brittanje, meester der nieuwe wereld, en van uitgestrekte koloniën in Azië en Afrika. Zijn vloot beheerschte alle zeeën, en zijn leger bezat, sinds Ferdinand den katholieke, den onbetwisten roem van onverwinnelijk te zijn. Men zou meenen, dat deze onzaglijke spaansche macht en haar zoo spoedig, algeheel verval in staat moest zijn om in de toekomst allen te leeren, zich te wachten voor het oprichten van zulk een alvermogende heerschappij. Doch neen, niets leert ons de geschiedenis zoo zeker als deze waarheid : niemand wil iets leeren uit de geschiedenis. Philips stond als oppermachtig heer-scher aan het hoofd der grootste monarchie, welke de aarde ooit aanschouwde; en alle kleineren sidderden voor den grootste.
Vooral was hij vol bezorgdheid, die toen den pauselijken troon bezat. De H. Stoel was steeds, soms met
43
meer of minder klaar bewustzijn maar in werkelijkheid altijd, de verdediger der ware vrijheid op aarde. De paus, als eenvoudig sterveling, is blootgesteld aan alle zwakheden en gebreken, aan alle fouten en zelfs verkeerdheden , welke 's menschen lot met zich voert. Maar deprovidentiëele zending des H. Stoels, ook in het staatkundige, wordt door het eigenaardige van enkele pauselijke personen evenmin geschaad , als die zending verijdeld of geschokt wordt door de bestorming van titanische geesten, uit welk legerkamp dan ook. De H. Stoel, hoe ook zijne belangen met die van Philips eenzelvig schenen te zijn, moest zich hoeden voor spaansche overmacht. Zoowel in 't begin als op het einde van Philips' regeering heeft de H. Stoel dit erkend.
Toen Philips II den troon beklom, droeg Paulas IV de driekroon. Een man van schitterend talent en hooge wetenschap, een streng handhaver van 't godsdienstige leven, en stichter van de orde der Theatijnen; een man, die wetenschappelijke vorming en bespiegeling aan strengheid van zeden en bestrijding van wangeloof zou paren, was Paulus IV in ieder opzicht een krachtige persoonlijkheid. Toen hij, ofschoon reeds 7 9 jaren oud, in 1555 tot de waardigheid verheven werd van Christus' plaatsbekleeder, sidderden in Eome alle slechten voor den geduchten grijsaard. In 't staatkundige was Paulus IV vóór alles Italiaan, en de macht, grootheid en vrijheid zijns vaderlands waren in zijne opvatting onafscheidelijk verbonden met de zelfstandigheid en de
44
waardigheid des pausdoms. Dat hierin een onloochenbare waarheid gelegen is, leert de geschiedenis van onzen tijd, waarin Italiën tevergeefs zijne macht en grootheid zoekt in tegenspraak en tweespalt met den H. Stoel. Spanje's macht in 't Napelsche scheen aan Paulas IV een aangematigde heerschappij van vreemden toe; het handhaven van 's pausen oppermacht als leenheer van dit koninkrijk, dacht hem de eerste taak te zijn der pauselijke staatkunde, en een verbond met Frankrijk eenvoudig als het noodzakelijk middel, om dit doel te bereiken. Frankrijk, destijds nog in oorlog met Spanje gewikkeld, leende een gewillig oor aan zijne voorslagen en reeds den 17dea December 1555 kwam er een verbond tot stand, waarbij besloten werd, Napels wederom voor Frankrijk te veroveren onder het L en-heerschap des Pausen, en van beide zijden beloofde men een bepaald aantal troepen en de noodige geldmiddelen.
Kan deze staatkunde des Pausen, als op vele gronden steunend, goed worden verklaard, die der Franschen is slechts trouweloos en verachtelijk te noemen, daar zij, weinige weken na 'tsluiten van dit verbond met den Paus, den reeds bovengenoemd en, vijfjarigen wapenstilstand met Spanje sloten, en echter zich vast voorbehielden, zoo spoedig mogelijk met den Paus ge-meene zaak te maken. In den zomer van 1556 verbonden zich Hendrik II van Frankrijk en Paulus IV op nieuw, en den Paus werd eene onafhankelijke, niet onbeduidende vermeerdering van grondgebied toegezegd,
45
in een gedeelte van 't koninkrijk Napels. Ja, zelfs het verbond van Frankrijk met den turkschen Sultan Soliman werd door den hevig opgewonden grijsaard niet meer gelaakt.
Nu trad Paulus IV altijd meer openlijk tegen Philips op: hij voerde een rechtsgeding tegen hem wegens het niet voldoen aan verschuldigde leenplichten, en eindigde dat proces met een gerechtelijk vonnis, volgens hetwelk Napels werd verbeurd verklaard. Tevens rustte hij zich openlijk ten oorlog uit.
Philips zag zich tegenover een man geplaatst, op wien vermaningen, beden of bedreigingen onmooglijk iets vermochten. Geheel van eerbied jegens den H. Stoel doordrongen, kon hij toch onmogelijk de heerlijke nalatenschap van Ferdinand drn Katholieke prijs geven. Ook hij maakte dus zijne toebereidselen ten oorlog, welke hij, gelukkiger wijze, daarmede aanving, dat hij den rechten man op de rechte plaats stelde. Die man was Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva, toen 49 jaren oud, en in de volle kracht zijns levens. Zijn onverbiddelijk optreden van later tijd in de Nederlanden heeft dezen man een vreeselijk aandenken verworven op de bladzijden der historie , en de gedachte kan bij mij niet opkomen , de jammeren en 'tbloedvergieten door hem veroorzaakt, in iels te bemantelen of te verschoonen. Iets anders echter is de vraag, op welke zedelijke gronden Alva's niet genoeg te beklagen daden rustten. En dan kan men wel met volle zekerheid antwoorden: alles wat hij deed, deed.
46
bij in den zin en volgens den geest van strenge militaire en staatkundige plichtvervulling. Alva was een volmaakt toonbeeld van dien aloud spaanscben geest, door welken de monarchie van Kastiliën, in den langen en langzamen strijd tegen de Mooren was groot geworden , — van den geest, die tot ons spreekt in de romancen van den Cid en in oude spaansche treurspelen , — die met niets kan vergeleken worden dan met den geest der oude Romeinen, ten tijde der ernstige, strenge, en zedelijk reine grootheid hunner republiek, en welken men gewoon is overal daar met kwistige bewondering te aanschouwen, waar hij zich niet vertoont in bondgenootschap met de katholieke Kerk. De plicht, die trouw gebood en gehoorzaamheid aan koning en vaderland, stond daar als een vaste ster aan den kouden hemel zijner wereldbeschouwing. Wat ooit onder het bereik kwam van Alva's ijzeren werkkracht en veldheerstalent, dat moest zich bewegen rondom dit middenpunt. Wat niet buigen wilde, dat zou en moest vernietigd worden. Zoo onbarmhartig hebben de grooten dezer aarde altijd gehandeld, zoo handelen zij nog heden ten dage. Eegeeren en krijgvoeren zijn, volgens hun aard, gewoonlijk beroepen die geen mededoogen kennen; doch niet allen, die er zich mede onledig houden, handelen volgens zulke zuivere en onbaatzuchtige beweegredenen als Alva dit deed — hij, die in hoogen ouderdom, op zijne stervensponde, in kalme rust den dood reeds aanschouwend, durfde verzekeren dat zijne handelwijze in de Nederlanden hem geene onrust baarde, daar
47
hij zich zorgvuldig voor elke doodzonde had gehoed.
Deze geweldig krachtige man, ongetwijfeld wel de eerste veldheer van zijn tijd, stond aan het hoofd der spaansche regeering in Napels. Hierin was hij 't met zijn koning eens, dat Spanje's recht en macht ongeschonden gehandhaafd moesten worden, en vast was hij besloten, de hem opgelegde taak spoedig en krachtig ten einde te brengen. Intusschen vergenoegde zich Philips niet met het benoemen van een veldheer, noch met de overtuiging van de rechtvaardigheid en staatkundige noodzakelijkheid des oorlogs. In een strijd tegen den Paus-koning poogde hij, zoo goed als mogelijk was, zijn standpunt ook theologisch en canonisch te rechtvaardigen, en stelde daarom de betwiste punten ter onderzoeking voor, aan eene vergadering van god- en rechtsgeleerden. Toen dezen ten gunste der spaansche zaak beslist hadden, kwam het handelen aan de beurt.
Met het oorlogsverhaal zelf, gelijkmet alle latere krijgsverrichtingen van Philips, wil ik mij niet bezighouden. Keeds een aantal schrijvers hebben elkander de oorlogen van Philips' regeering naverteld, en ze nogmaals na te vertellen behoort niet tot mijne taak. Ik stip de uitkomsten slechts aan, voor zooverre die iets bijdragen tot mijn doel, hetwelk is: een levens- en karakterbeeld te schetsen van Philips zeiven.
Deze vorst had tegen het opperhoofd der Kerk den oorlog, dien hij uit den grond des harten verfoeide, met een voornemen begonnen, dat bij den aanvang van
48
vijandelijkheden zeer zelden voorkomt, namelijk, zoo spoedig mogelijk vrede te maken. Daarom kon de veldtocht van 1556 den spaanschen veldheer, die tot onder Rome's poorten had gezegevierd, niet verhinderen, een wapenstilstand te sluiten onder uiterst gematigde voorwaarden, en trok hij naar Napels terug. Van spaansche zijde wilde men klaarblijkelijk den vijand tijd en gelegenheid ter bezinning laten; een gouden brug wilde men hem bouwen.
Maar de volhoudendheid van den grijzen Paus behoefde en berokkende hem een nog gevoeliger les. Hij riep een fransch leger naar Italiën, dat onder het bevel van den hertog van Guise, de aanzienlijkste en meest schitterende persoonlijkheid van het toenmalige Frankrijk, na een langen en tragen tocht den kerkdijken Staat bereikte, en van daaruit den krijg tegen Napels wederom vernieuwde. Doch terwijl de kleine bezetting der stad Civitella, door een heldhaftigen tegenstand, den franschen veldheer met een nuttelooze belegering ophield, had Alva zijne strijdkrachten aanzienlijk vermeerderd en in goede tucht gebracht. Hij dwong zijn tegenpartij, de belegering van Civitella op te breken, zonder slag of stoot het koninkrijk Napels te ontruimen en naar Rome terug te trekken. Dat was een meesterstuk van een defensieven veldtocht. De Romeinen bestormden den Paus met het verzoek om vrede. Te gelijkertijd verloor hij geheel en al Frank-rijks zelfzuchtigen en halfslachtigen bijstand.
Terwijl in Italiën de zaken, langzaam maar duidelijk, te zijnen voordeele zich ontwikkelden, had Philips
49
tegen Frankrijk snel en glansrijk gezegevierd. Daarover spreken wc later nog. Het bericht van den slag bij St. Quentin, en een uitdrukkelijk bevel des konings riepen den liertog van Guise naar Frankrijk terug. Niet zonder reden ontsloeg de als gebieder zoo krachtige Paus den ijdelen Pranschman met dit donderend woord, dat hij weinig voor zijn koning, nog minder voor de Kerk en volstrekt niets voor zijn eigen eer had verricht.
Thans naderde voor Paulus IV de harde noodzakelijkheid zich als overwonnen te erkennen. Philips II, getrouw aan zijn veel voortreffelijker standpunt als staatsman, trachtte den Paus het onvermijdelijke zoo licht mogelijk te maken. Inderdaad voerde de spaansche koning de beide oorlogen, tegen Rome en tegen Frankrijk, slechts gedwongen. Niets was daarin klaarblijkelijker dan de bedoeling : zijn tegenstanders tot rede te brengen en hunne macht met de zijne te vereenigen tegen den gemeenschap-pelijken vijand, te weten den geest des protestantismus en der revolutie.
Van dit standpunt uit de zaken beschouwend en getrouw aan zijn godsdienstige overtuiging, die hem gebood, ook in wereldsche aangelegenheden, eerbied jegens den plaatsbekleeder des Heeren aan den dag te leggen tot de uiterste grenzen der mogelijkheid toe, liet Philips in de onderhandelingen met den Paus de grootste zelfverloochening gelden. De zegevierende spaansche troepen moesten den kerkdijken Staat ontruimen, en aan 't fransche leger zou vrije aftocht worden toegestaan. Openlijk vroeg de spaansche veldheer om verschooning, wijl hij tegen den H.
3
50
Stoel de wapenen had gedragen; Spanje beliield Napels, maar in beginsel bleef het standpunt der Kerk in alle opzichten ongeschonden. Dit sluiten des vredes verkreeg den bijval niet van den in Yuste vertoevenden keizer. Zoo iets toont werkelijk juist het onderscheid aan, tusschea de dynastieke staatkunde van Karei en de waarlijk katholieke van Philips. De paus had bij de oorlogstoerustingen zoo overhaast en zoo opgewonden gehandeld; het oorlogvoeren zijner bondgenooten was zoo erbarmlijk geweest, dat van ieder anderen vijand de gevoeligste vernedering te verwachten was. Philips verlangde dat niet eens voor het Opperhoofd der kerkj geheel zijn leven streed hij slechts voor eeneidee, niet altijd op de ware wijze, maar voor het ware altijd.
Hetzelfde jaar 1557, dat den vrede bracht met den H. Stoel, legde ook den grondslag voor den vrede met Frankrijk, al kreeg deze niet onmiddellijk daarna zijn volle beslag. Dat land zuchtte toenmaals, gelijk zoo dikwerf in den loop zijner geschiedenis, onder de gevolgen eener lichtzinnige, onvruchtbare staatkunde. De oorlog tegen Spanje had geen redelijken zin meer in een tijd, dat de vereeniging aller katholieke krachten niet slechts een voorschrift van 't gezond verstand, maar ook der noodzakelijkheid moest schijnen. Het voorkómen van Spanje's overwicht in Europa moest klaarblijkelijk eerst in de tweede plaats te sprake komen, en koning Hendrik II was volstrekt de man niet om zoo iets te ondernemen. Ook tegenover dezen vijand toonde Philips, in hooge mate, toegevelijkheid en grootmoedigheid; en
51
groote dwaasheid is het, hem daarom van persoonlijke blooheid te beschuldigen. Want waarlijk, de vorst, wien bijna het halve aardrijk toebehoorde, kon naar verkiezen elk systeem van staatkunde of oorlogvoeren volgen, zonder zijn eigen persoon of eigen leven meer te wagen dan hij verkoos. — Alvorens echter toegevendheid en grootmoedigheid te gebruiken, moest ook hier vooral de vijand vernederd worden. Wat Philips te dien einde deed en liet doen, is even onberispelijk in alle opzichten als rijk aan gevolgen geweest. Slechts liet zich hier reeds geldgebrek gevoelen, iets wat den rijksten vorst den 16dt eeuw geheel zijn leven bijbleef. Hij toch, gelijk allen in zijn tijd, miste de eerste en meest onontbeerlijke kennis van financiewezen en staathuishoudkunde.
Tijdens zijn verblijf in Vlaanderen bleef Philips niet slechts in onafgebroken gemeenschap met zijne gemalin Maria, maar ook met de engelsche regeering en hare zaakgelastigden; en 't voornaamste streven zijner politiek was thans, zich den bijstand te verzekeren der Engelschen om Frankrijk ten onder te brengen. Zelf begaf hij zich, in 't voorjaar van 1557, naar Engeland om de moeielijkheden uit den weg te ruimen , die uit zijn huwelijksverdrag tegen zijne politieke plannen oprezen, 't Ware inderdaad van klaarblijkelijk en dringend belang voor Frankrijk geweest, aan't engelsche volk alle reden of voorwendsel tot een oorlogsverklaring te ontnemen. Maar Hendrik II daarentegen liet toe, dat men vrijelijk samenzweeringen smeedde en tot opstand
52
aanhitste tegen Maria, en dat wel op franschen bodem. Daarop volgde dan ook in Juni de vormelijke vredebreuk, en, met het doel om zijne plaats in de Nederlanden te gaan bekleeden, nam Philips ten laatsten male afscheid van Maria, wier gezondheid reeds toen voor een spoedig einde vreezen deed. Met smartelijke gelatenheid, maar met onverminderde liefde en vereering zag zij den koning vertrekken: nauwelijks kon zij nog hopen hem weder te zien, doch van gan-scher harte vereenigde zij zich met hetgeen hij deed en wilde.
Met de rustelooze vlijt, die hem steeds onderscheidde, maakte Philips de voorbereidselen tot den veldtocht ; zijn voorname veldheer was Emanuël Philibert, hertog van Savoye, dien de Franschen uit zijn land hadden verjaagd en die derhalve, gezwegen van zijn hooge begaafdheid en zijn krijgsmanstalent, ook persoonlijk het dringendst belang er bij had, den oorlog goed te voeren. De veldtocht werd geopend met de belegering der fran-sche grensstad St. Quentin , en haar ontzet was aldus de eerste taak des franschen legers, dat door den Con-nestabel de Montmorency werd aangevoerd. De spaan-sche veldheer maakte van de gelegenheid gebruik om den vijand snel e,n krachtdadig aan te tasten. Het was den 10'iquot;n Augustus 1557 , den feestdag van den H. Laurentius, dat de nederlandsche troepen, onder het onmiddellijk bevel van den graaf van Egmond, zich met onstuimigheid op de Pranschen wierpen. De hertog van Savoye trad met al zijne strijdkrachten te midden van
53
den begonnen veldslag beslissend op; het fransche leger werd tot vernietiging toe verslagen, en zijn aanvoeder de Montmorency, gevangen genomen.
Dat was het hachelijk oogenblik, waarop het hulpgeschrei zijus vaderlands den hertog van Guise deed besluiten Italiën te verlaten; en zoo kan men zeggen dat op de velden van St. Quentin niet slechts Hendrik II, maar ook Paulus IV geslagen werd.
De weg naar Trankrijk , naar Parijs lag open voor de spaansche wapenen, en Karei Y moet het in zijn afzondering zeer betreurd hebben, dat die weg niet werd ingeslagen. Maar Philips voelde dien traditioneelen wrok zijns vaders tegen Frankrijk niet; zijn streven was niet naar verovering, niet naar gewaagde ondernemingen gericht. Hij wilde een spoedigen vrede, die hem in staat stelde zich aan datgene te wijden, wat hij als zijn levenstaak beschouwde. Daags na den veldslag, waartoe het zoo onverwacht spoedig gekomen was, verscheen hij eerst in 't leger en deed er zijn beslis-senden invloed gelden, om in zijn legerhoofden den op-gevvekten lust tot krijgsverrichtingen te matigen. In plaats van in een vijandig land , onder alle mogelijke gevaren, binnen te dringen, deed hij voor alles de belegering van St. Quentin met alle inspanning ten einde brengen. Den 27quot;tn Augustus viel de stad in zijne handen. Het oorlogvoeren in die dagen was onmeed oogend ja ijselijk zelfs, en het lot eener stad, welke stormenderhand werd ingenomen, is niet te beschrijven. Voor het karakter van Philips is het zeer kenschetsend.
54
dat hij bij de inneming van St. Quentin alles deed, wat een mensch vermag, om de rampen des oorlogs te verzachten. Op straffe des doods verbood hij eenig geweld te gebruiken tegen ouden, zwakken, vrouwen, kinderen en priester»; de relikwiën van den H. Quin-tinus nam hij onder zijn bijzondere hoede, gelijk ook een geheele schaar van ongelukkigen , die tot hem gevlucht waren. Spoedig viel nu de eene grensstad na de andere, en Philips sloot den veldtocht zonder een grootere onderneming te wagen, daar hij, door oneenig-heid tusschen zijne duitsche, engelsche en spaansche troepen, tot nog grootere omzichtigheid genoodzaakt werd.
Hij handelde verstandig. De openbare meening van Europa was door 't verbond met Engeland, door Alva's overwinning in Italiën en door den slag van St. Quentin, ten gunste van den jongen spaanschen vorst gewonnen. De faam zijner kloekheid en wijsheid, zijner kennis van zaken en wapengeluk was zoo bevestigd, dat de zwaarste rampen zijns lateren levens haar niet konden doen wankelen. Philips had de beslissende be-teekenis van deze, zijn eerste, verrichtingen deugdelijk begrepen ; op goeden grond is het geschied, zoo het waarheid bevat wat de niet geheel vertrouwbare overlevering verhaalt, dat hij op St. Laurentius-dag de op-bouwing heeft beloofd van zijn reusachtig gedenkteeken, te gelijk klooster, koningspaleis en koningsgraf, het Escoriaal.
Wel deed het fransche patriotisme onder de leiding
55
des hertogs van Guise al het mogelijke, om tegen liet voorjaar een nieuw leger op voet van oorlog te brengen; ja, het gelukte dezen veldheer, die grooter was in den drang des ongeluks dan in den ijdelen glans van voorspoed, midden in den winter, door een gelukkigen aanslag Calais den Engelschen te ontnemen — Calais, dat eeuwen lang hunne bezitting was geweest op franschen bodem — en daardoor het hart van koningin Maria doodelijk te wouden. Tevergeefs had de altoos omzichtige Philips gewaarschuwd en spaansche versterking aangeboden. Hoe meer Maria's dood scheen te naderen, des te meer openbaarden zich van engelsche zijde argwaan en mistrouwen, die voorboden der toekomstige vijandschap. Onder den invloed dezer daad verhief zich het fransche volksgevoel, en de troepen van den maarschalk de Termes konden , van Calais uit, een inval wagen in het noorden van Vlaanderen. Maar toen werden zij bij Grevelingen andermaal door den graaf van Eginond aangetast, en even volkomen geslagen als het vorig jaar bij St. Quentin. Wel is waar, ditmaal was de Guise met de hoofdmacht nog ongedeerd gebleven, en onder persoonlijke aanvoering hunner koningen rukten thans de beide legers elkander altijd nader.
Doch het verlangen van Philips naar vrede werd steeds duidelijker. Twee overwinningen had hij behaald, de eer der spaansche wapenen was luistervol gered en het scheen hem volslagen waanzinnigheid te wezen, dat twee katholieke machten, die voor 't oogenblik dezelfde belangen hadden, elkander wederzijds zouden
56
verscheuren, terwijl de geest van omverwerping reeds alle standen der fransche natie had aangetast, ja zelfs in het verre en tot nu toe trouw gebleven Spanje zijn vergiftig zaad begon uit te strooien. Daarenboven geraakte Philips niet minder dan zijn vijand in altijd grooter geldgebrek. Het verstandigste wat er overbleef was dus, dat er vredesonderhandelingen werden begonnen in plaats van nieuwe slachtingen aan te richten.
Van fransche zijde waren de Connestabel de Montmorency en de kardinaal van Lotharingen, broeder van Guise, tot onderhandelaars gekozen, terwijl als gevolmachtigden van Philips optraden de hertog van Alva en de kardinaal van Granveile, benevens den in zijn jeugdige jaren reeds tot de gewichtigste staatszaken geroepen Willem van Oranje. De zomer ging zonder nieuw bloedvergieten voorbij; de herfst volgde met het bijna zekere vooruitzicht op vrede.
Den l?4quot;1 November 1558 stierf de koningin Maria. Zonder tegenstand besteeg hare stiefzuster Elisabeth den troon van Engeland. Vol geest en met wilskracht bedeeld, maar in zedelijk opzicht juist het tegenbeeld der edele, vrome, deugdzame Maria, zonder godsdienstige overtuiging en met al de kracht harer ziel slechts op eigen voordeel bedacht, nam Elisabeth weldra eene stelling in, die haar aan een zoo scherpzinnig staatsman als Philips was, als een toekomstige doodvijandin deed kennen. De katholieke kerk kon het recht van Elisabeth's troonopvolging niet erkennen, daar zij geboren was uit eene verbinding van Hendrik VTI1 met Anna Boleijn, terwijl
57
de echt van dien vorst met Katharina van Aragon, als nog wettig bestaande door de kerk werd aangezien. Hei niet-erkennen van Elisabeth's aanspraken moest noodzakelijk er toe leiden, de koningin van Schotland Mar ia Stuart tot wettige vorstin van Engeland te erkennen omdat zij, als kleindochter eener zuster van Hendrik VIII, de naaste rechthebbende bloedverwante was van wijlen koningin Maria. Doch Maria Stuart stond geheel onder den invloed harer beide ooms, den hertog en den kardinaal van Guise; zij was verloofd aan den franschen kroonprins, later koning Frans II. Daarom beschouwde het engelsche volk de aanspraken op den troon, die Maria Stuart kon doen gelden, als eene bedreiging met fran-sche en dus vreemde heerschappij, en niet ten onrechte kon Elisabeth beweren, dat over 't algemeen het engelsche volk achter haar stond.
Zoo had dan Philips ter gelijker tijd een beminde gade en een voorname bondgenoote verloren, en om deze reden was hij te meer tot vrede geneigd. Want de onderhandelingen over de verloving van hem met Elisabeth, zullen, zoo wel van zijnen als van haren kant, even weinig ernstig zijn geweest. Elisabeth zocht haar machtigen tegenstander op te houden, totdat zij zich onafhankelijk zou gevoelen, en als middel om dit doel te bereiken, koos zij den gewonen weg: Philips het uitzicht geven op het verwerven harer hand. Hij scheen die hand te willen aannemen voor het geval, dat hij daardoor én Elisabeth én haar rijk voor de katholieke kerk zou kunnen behouden. Spoedig echter wierp
3*
58
zij het masker af, door alle voorstellen des parlements goed te keuren, die op de vernietiging berekend waren van den katholieken godsdienst in Engeland.
In April 1559 werd eindelijk te Cateau-Cambresis vrede gesloten, waardoor Philips van een dubbelen last bevrijd werd: een onnatuurlijken oorlog met Frankrijk en een onnatuurlijk bondgenootschap met Elisabeth. Zoo groot was toen reeds de verholen tweespalt tusschen den spaanschen monarch en de engelsche vorstin, dat deze laatste liever Calais prijs gaf, dan langer te strijden aan de zijde van Philips. Want met een prijsgeven stond wel de bepaling gelijk, dat Calais na verloop van acht jaren aan Engeland zou terug keeren, zoo Erankiijk alsdan niet verkoos 500,000 kronen te betalen —alles met voorbehoud der engelsche rechtsaanspraken op de onherroepelijk verloren stad.
Rijk aan lauweren en eer was zeker voor Spanje de vrede met Frankrijk. De hertog van Savoye werd in zijn staten hersteld, de door Philips in 't noorden van Frankrijk gemaakte veroveringen werden, tot groot voordeel der spaansche belangen, afgestaan in ruiling voor alle gewesten, door de Franschen in Italiën en in de Nederlanden bezet. Alles wat Frankrijk in de laatste dagen der regeering van Karei V had gewonnen, ging daarmede verloren.
Geheel overeenkomstig met den geest der eeuw, zou een huwelijk het werk des vredes bekronen, en wel een huwelijk tusschen Don Carlos en Elisabeth van Valois, de jeugdige, beminnelijke dochter van Hendrik 11. Maar
59
de fransche diplomaten brachten het voorstel ter tafel, of wellicht de koning zelf niet liever hunne prinses wilde huwen, en daar van de eng else he Elisabeth geen spraak meer zijn kon, zoo reikte Philips der bekoorlijke, vijftienjarige koningsdochter zijne hand —Philips die niet, gelijk Schiller hem voorstelt, een man was die reeds begon te grijzen, maar een zeer jeugdig weduwenaar van 32 jaren. De feestelijkheden der verloving, waarbij de hertog van Alva zijn koning vertegenwoordigde, berokkenden den vader der bruid een plotselingen dood. Bij een tournooi bracht een splinter der lans van den schot-schen graaf Montgomery den franschen koning, Hendrik II, een wonde toe aan het hoofd: den 9 Juli 1559 overleed hij aan de gevolgen. Zijn zwakke zoon, Frans II, volgde hem spoedig in 't graf en Frankrijks lot viel in de handen van Katharina van Medicis, die, als weduwe van Hendrik II en als voogdes van haar minderjarigen zoon Karei IX, de regering aanvaarde. — Klarel V was reeds den 21quot;en September 1558 te Yuste gestorven. Aldus was in weinige maanden de gedaante der wereld veranderd , ten minste in zooverre, dat overal, in Duitscbland, Engeland, Frankrijk en Spanje, de personen die de teugels voerden, door anderen waren vervangen.
Vurig verlangde Philips naar Spanje. Hij had zich losgemaakt van zijne scheeve en halve stelling tot Engeland; in de Nederlanden gevoelde hij zich niet te huis; de aangelegenheden met Frankrijk en Italiën had hij gelukkig en met eere geordend; hij gevoelde zich vrij van alle betrekking tot het duitsche rijk. Van ganscher harte
60
haakte hij er naar, 't land en 'tvolk weder te zien dat hem zoo waarachtig en volkomen toebehoorde. Eerst van daaruit geloofde hij zijne geschiedkundige zending te kunnen vervullen en aan zijn hooge roeping, als kampvechter voor het katholicisme en 't conservatieve beginsel, te kunnen beantwoorden. Alles wat hij tot dusverre had verricht, was voor hem niets meer geweest dan een voorbereidende arbeid.
III.
VACER EN ZOON.
Niet dan met het grootste ongeduld had Spanje de onvermijdelijke gevolgen van 's konings langgerekte afwezigheid verdragen; de regentes Johanna, Philips' jongste zuster, zond hem herhaaldelijk boodschappen, de eene al dringender dan de andere. Zoodra derhalve de nieuwbenoemde landvoogdes der Nederlanden, Marga-ïeta van Parma, een natuurlijke dochter van Karei V, en de haar leidende minister, kardinaal van Granveile, hunne posten hadden aanvaard, scheepte Philips II, den 25,,eD Augustus 1559, zich naar Spanje in, en betrad den Squot;quot;' September den grond van het pyreneesche schiereiland, om het nooit meer te verlaten.
In zijn geboorteplaats Valladolid, tevens hoofdstad
62
des rijks, trof hij zijn eenigen zoon Carlos aan, na eene scheiding van 5 jaren. Lijdend aan koortsen en ellendig
zag hij hem weder.
De vreugde, die de jeugdige vader gesmaakt had bij
de geboorte van dien erfgenaam der kroon, werd verbitterd door den smartelijken dood der beminnenswaardige moeder. Drie weken lang had zich toen Philips m een klooster teruggetrokken, ten einde zijn oude vastberadenheid te herwinnen. Het pasgeboren, moederloozekind toonde, reeds van zijne prilste jeugd, bedenkelijke karaktertrekken, Zijne voedsters beet hij zoo geweldig m deborst, dat drie van deze achtereenvolgens in levensgevaar verkeerden. De vijf eerste jaren zijns levens was hij niet in staat om te spreken, en toen hij op zijn zesde jaar sprak, geschiedde dit met een duidelijk: neen. Eerst, toen hij den ouderdom van 21 jaren had bereikt, werd zijn
tongriem gesneden.
Philips vertrouwde zijnen zoon aan de zorgen eener edele portugeesche vrouw, Leonora de Marcarennas, die als speelgenoote met zijne moeder naar Spanje gekomen was, en ook hem denzelfden dienst bewezen had; hij gaf haar het kind over met de woorden: „mijn zoon heeft zijne moeder verloren, vergoed hem dit gemis.quot; Onder hare leiding en aan het Hof zijner tantes, de prinsessen Maria en Johanna, bracht Carlos zijne eerste kinderjaren
te Alcala door. Toen Maria met den habsburgschen prins Maximiliaan in het huwelijk trad , togen Johanna en Leonora met het kind naar Poro. Doch spoedig werd de kleine prins ook door zijne tante Johanna ver-
63
laten. Roerend is het te lezen hoe die arme kleine, bij 't afscheidnemen van degene, die om een kortstondig echl-geluk naar Portugal vertrok, al snikkend uitriep: ,/Wat zal er van het kind geworden, hier geheel alleen, zonder moeder; grootvader in Duitschland — vader bij de Cortes te Monzon!quot; Hoeveel schuld Johanna door een gebrekkige opleiding aan de later zich openbarende ondeugden des prinsen gehad heeft, is natuurlijk niet in kleine bijzonderheden nauwkeurig te bepalen.
In liet jaar 1552, toen Carlos den ouderdom van zeven jaren had bereikt, besloot Philips zijne opvoeding aan een gouverneur toe te vertrouwen. Zijn keus viel op een hoveling van ouden adel, Antonio de Eojas; deze kwam met het begin van 't volgende jaar in betrekking. T)e hofhouding des prinsen werd naar Madrid verlegd, welke stad Philips reeds omstreeks dezen tijd tot blijvende residentie wilde bestemmen.
Eer de koning ten jare 1554 naar Engeland vertrok, benoemde hij een edelen en deugdzamen geleerde, Honorato Juan, tot leermeester van zijn zoon, en met de warmste bewoordingen, die een vader vinden kan, drukte hij hem het gewicht op 't hart van het ambt dat hij ging aanvaarden. Honorato Juan was een der meest beschaafde mannen van zijn tijd, en beproefd door veeljarige diensten zoo bij Karei V als bij Philips II zeiven. De keuze des konings vond algemeenen bijval. In 't vijfde jaar zijner betrekking ontving die opvoeder de heilige priesterwijding.
Intusschen was prinses Johanna, na haar eenjarig huwelijk met Johan prins van Portugal, als weduwe
64
teruggekeerd. Als regentes, gedurende Philips' afwezigheid welke vijf jaren duurde, hield zij haar Hof te Valladolid, en ook die stad verkoos de kroonprins met zijnen leermeester tot zijn residentie. Zoowel Philips als zijn vader Karei V bleef, uit Engeland en Vlaanderen, in briefwisseling met Honorato Juan om zooveel mogelijk over de opvoeding en 't onderricht van den jongen Carlos te waken. De eerste narichten waren dan ook gunstig; de knaap begon vlijt en opmerkzaamheid aan den dag te leggen en maakte reeds vorderingen; hij was, om dus te spreken, wakker geschud. Uit Brussel schreef Philips in 't voorjaar van 1556, toen Carlos dus elf jaren telde, deze zeker geloofwaardige, uit de volheid van een onbevangen, gelukkig vaderhart komende woorden aan den leermeester: „niets ter wereld had mij grooter tevredenheid kunnen verschaffen dan de zorg welke gij wijdt aan mijn zoon, en 't zoo vuriggewenschtegevolg, waarmede het geschiedt.quot;
Toen in 't zelfde jaar het bericht van Karei's afstand en der troonbestijging van Philips in Spanje aankwam, trad Carlos voor de eerste maal openlijk bij eene staatkundige handeling op. Den 28,tcquot; Maart plantte hij op het hoofdplein der stad Valladolid den standaard van Kastiliën, in tegenwoordigheid van alle kerkelijke en bur-gelijke overheden, en met kinderstemme riep hij zijn vader „onzen heer Don Philipsquot; tot „koning van dit rijkquot; uit.
In September 1556, toen de levensmoede keizer Spanje's grond betrad, toonde zijn kleinzoon het levendigst on-
65
geduld om hem te aauschouwen. Slechts met de grootste moeite kon zijn nieuwe gouverneur, Don Garcia de Toledo, de plaatsvervanger van den overleden Ajitonio ds Eojas, den prins overtuigen, dat men zijn keizerlijke majesteit zoo maar niet te gemoet mocht reizen, doch zijn bevel moest afwachten. Toch kon Carlos zich niet weerhouden, door een kamerheer, een eigengeschreven brief aan zijn grootvader te zenden, waarin hij, onder den indruk van kinderlijke blijdschap, het bevel van te gemoet reizen den keizer afsmeekt. In het vlek Cabezon, twee uren van Valladolid, zag Karei zijn kleinzoon voor de eerste maal; den volgenden dag, 21 October, had de plechtige intocht des keizers binnen Valladolid plaats, bij welke gelegenheid Carlos hem officieel tegemoet ging. Ongelukkiger wijze weten wij slechts van deze beide dagen, dat het koud was en dat de pelsrok van den jongen prins allerliefst stond, doch niet welken indruk de keizer, die grondige menschenkenner, ontving van den persoon zijns kleinzoons.
Overigens is het zeker dat Carlos, in den omgang zelfs met den keizer, de teugellooze heftigheid zijner inborst niet vermocht te breidelen, noch er zich de moeite toe gaf. Wanneer de keizer hem verhaalde van zijn wedervaren met Maurits van Saksen of van zijne vlucht uit Tyrol, riep de prins, voor alle onderricht doorgaans onontvankelijk en buiten zich zeiven van gramschap, herhaaldelijk uit dat, ware hij in 's keizers plaats geweest, hij nimmer en in geen geval de vlucht had genomen. En toen hij in de kamer van den aan jicht lijdenden keizer
■pi ■gL' ■quot; !.111111 —■■ . ■ '^:.Z—■ 1
66
een draagbare kachel zag, een meubel destijds in Spanje nog onbekend, toonde hij zulke matelooze begeerte naar het bezit daarvan, dat de keizer hem slechts tevreden kon stellen door de belofte dat hij na grootvaders dood, die kachel zou bekomen.
Een schier gelijktijdig geschiedschrijver verhaalt ook nog, dat de keizer zich genoodzaakt zag zijn kleinzoon een ernstig verwijt te doen over zijn onpassend en onfatsoenlijk gedrag jegens zijne tante Johanna. Na een oponthoud van 14 dagen te Valladolid trok Karei verder; hij zag den prins nooit weder.
Een brief van den gouverneur aan den keizer uit de maand Augustus 1557 leert ons de toenmalige dagorde en levenswijze van den prins kennen. ïusschen zes en zeven uren stond hij op. Morgengebed, ontbijt en bijwonen der H. Mis waren de eerstelingen van den dag: dan studeerde hij tot 11 uur, toen nog het uur voor den maaltijd bepaald. De namiddag werd tot half vier, wanneer een verfrissching werd genoten, aan uitspanning en lichaamsoefeningen gewijd; daarna aan onderrichtingen. Ka het avondeten te hebben gebruikt, werd de rozenkrans gebeden, en te 9 uren ging de prins te ruste. Regelmatig sliep hij den geheelen nacht, 9 of 10 uren lang; doch niettegenstaande deze goed georderde levenswijze zag de prins er bleek en ziekelijk uit. Over de vorderingen, welke hij in de studie maakte, was men hoe langer hoe minder tevreden, en even onvoldoende waren de bewijzen die hij gaf van lichamelijke geoefendheid. Tot paardrijden kon men hem geen oorlof geven, daar
L
67
mm-
zijn onbezonnenheid hem licht in gevaar zou brengen den hals te breken. De spaansche geneesheeren, die toen voor hunne medemenschen de gevaarlijkste aller gilden vormden, wilden den armen jongen prins van de gal genezen. Wie weet, wat een aandeel aan zijn verderf op hunne rekening te schrijven is?
Eeeds ten jare 1557 begon Carlos aan telkens weder-keereixde koortsen te lijden. ïot het einde van zijn kortstondig leven heeft deze ziekelijkheid hem vervolgd.
Uit het volgende jaar 1558 hebben wij berichten van beteren gezondheidstoestand, maar van geringe vorderingen ; zelfs wil de gouverneur den prins naar Yuste zenden, opdat de keizer een heilzamen invloed zou uitoefenen op den weerbarstigen kweekeling, daar een regelmatige opvoeding een onvoldoend middel blijkt te zijn.
Ook prinses Johanna stemde in dit buitengewone voorstel toe; maar de doodelijk zieke keizer vond lust noch kracht tot zulk eene proefneming. Hij die weet, hoe omzichtig men gewoon is prinsen te behandelen, kan uit het voorstel van Garcia besluiten, hoe min het reeds toen gesteld was met den verstar delijken en zedelijken toestand van Carlos. En werkelijk worden reeds uit dien tijd trekken zijner verdorvenheid vermeld. Levend gevangen hazen liet de prins tot zijn ontspanning voor zijne oogen levend braden, zoo het slechts iemand toeliet!
Een hagedis of een schildpad beet hij den kop af. Wilde hij gaarne geld hebben, dan verkocht hij horologekettings,
medailles, zelfs de kleederen van zijn lijf. Het griefde hem dat hij in tegenwoordigheid van zijn vader of groot-
, I
^ I
68
vader ziju muts in de haud moest houden. Zijn oploopend-heid en eigenzinnigheid waren onverzettelijk, en wilde Honorato Juan die gevaarlijke hartstochten door Cicero's ^plichtenquot; bestrijden, dan bleek dit middel even naïef als slecht gekozen.
De dood des keizers, welke omtrent dezen tijd voorviel, oefende op den prins, die zijn grootvader vreesde, een slechten invloed; kort na deze gebeurtenis werden de klachten zijns leermeesters nog duidelijker en smartelijker dan ooit te voren, 's Konings antwoorden zijn kalm en zonder hartstocht; geen spoor van wrevel tegen zijn zoon: hij bad Honorato Juan, overmoeid voort te gaan met zijne liefdevolle bemoeiingen; betere gevolgen daarvan zouden zich met den tijd wel voordoen. Tegelijk drukte hij den gouverneur Garcia de Toledo op het hart, eeu waakzaam oog op 's prinsen omgeving te houden.
Dusdanig was de toestand waarin de koning, na jarenlange afwezigheid, zijn zoon wederzag. Geen middel van opvoeding was verzuimd, geen enkele omstandigheid, hoe ver ook gezocht, deed twijfelen aan Philips' vaderliefde voor zijn eenig kind. Wel zal hem de aanblik smartelijk hebben aangegrepen van dien naar 't lichaam zoo ongelukkigen jongeling, door koortsen geschokt, met ondeugden en boosheden van allerlei aard behebt, afkeerig van alle edele en waarlijk verhevene gevoelens, en het toonea zijner macht slechts zoekend in 't kwellen zijner medeschepselen. Wel moet Philips tot zich zeiven gezegd hebben dat hij, ten minste tot zijn 12ie jaar, de ontschatbare weldaad had genoten eenec moederlijke opvoeding.
69
eene weldaad die zijn zoon altijd had moeten derven. De herinnering echter aan de oprechte vereering en nederige gehoorzaamheid, door hem met zoo veel bereidwilligheid jegens zijn vader betoond, heeft misschien toen reeds een onwillekeurige opwelling bij den koning doen ontstaan tegen dat ongelukkig kind, van hetwelk hij zeggen moest, dat slechts door eene bijzondere genade Gods en waarschijnlijk alleen na veel moeite en harden strijd, een erfgenaam der kroon, gelijk Philips en Spanje er een behoefden, uit hem groeien kon.
De eerste handeling van Philips jegens zijn zoon was een daad van welwillendheid en vereering; de versierselen van 't gulden vlies hing hij om den hals van zijn kind. Het eerste publieke optreden van vader en zoon tezamen had plaats bij een Auto-da-fé.
Over de spaansche inquisitie heb ik elders mijne mee-nitig gezegd, en hier wil ik van 't daar gezegde geen enkel woord herhalen. Aan de groote protestantsche partij van Dnifschland en Frankrijk was het gelukt, eenige vonken der lulhersche dwaalleer — als zoodanig is zij heden erkend door alle partijen, zelfs door de protestanten, een paar duizend oud-lutheranen uitgezonderd — naar Spanje over te brengen. Philips had vast besloten, tegen welken prijs dan ook, zijn volk voor die pest te vrijwaren, het ding af te schudden, gelijk men een vonk afschudt van zijn kleed, en dat zonder dralen, zonder uitstel en voor altijd. Buiten allen twijfel was hij er innig van overtuigd hoe oneindig veel beter het was, dat er eenigen stierven, dan, gelijk in Duitschland en Frankrijk,.
70
dat land en volk ongelukkig werd, en, ten gevolge van krijg en onderlinge vervolging, honderd-duizenden den dood werden gewijd. De overtuiging nopens de alleenzaligmakende kracht van zijn godsdienst en zijner kerk verbond Philips zeer bepaald met de uitwendige gehoorzaamheid, aan die kerk verschuldigd; een ketter ging volgens zijne opvatting voor altijd verloren, een katholiek alleen kon ter zaligheid geroepen zijn. Derhalve was Philips er van overtuigd dat hij degenen, die hij verbranden liet, door de mogelijkheid van een rouwmoedig afsterven, de grootste en eenige wéldaad bewees, die hun bewezen kon worden. Dit was geen katholiek fanatisme, maar een uitvloeisel van den geest der 16' eeuw, bij alle godsdienstige partijen geldig, zoowel bij lutheranen als bij katholieken, en bij de calvinisten mogelijk nog meer dan bij alle anderen. ')
Eeeds den 21quot;en Mei 1559 had een Auto-da-fé plaats gehad van veroordeelde lutheranen: in tegenwoordigheid des jeugdigen Don Carlos vonden twee onge-lukkigen, om hunne overtuiging, den dood in de vlammen. Deze vreeselijke daad moet met bezadigdheid gelezen worden in een tijd, waarin men reeds gekomen is tot het krachteloos verklaren der wetten tegen godsdienstige overtuiging, maar tevens niet weet op welken dag het bloedvergieten weer een aanvang nemen zal, om wille der godsdienstige overtuiging.
Kort na Philips' aankomst in Spanje, op zondag den 8quot;e° Oct. 1559, had de tweede A u t o - d a - f é plaats. Philips woonde die met zijn zoon bij, en bezwoer plechtig
71
de verdediging van het katholieke geloof en de instandhouding der inquisitie. De veroordeelden waren achttien in getal: drie van hen bléven in hun gevoelen ten einde toe, en werden levend verbrand. Toen een dezer, Carlos va n Sesa, den koning voorbijgaande, hem verwijtingen deed, antwoordde Philips, naar goedbewezen, in hoofdzaak overeenstemmende, berichten van tijdge-nooten: //Ware mijn zoon gelijk hij, ik zelf zoude het hout voor zijn brandstapel aanbrengen.quot;
En niet slechts zij die daarbij tegenwoordig waren , maar geheel het spaansche volk juichte den koning toe. Dit volk zag al zijne aardsche goederen, door eeuwen-langen strijd zoo duur gekocht, ja zelfs zijn eeuwig geluk bedreigd door iets, wat het slechts eene roeke-looze dwaling kon noemen. Even vast als zijn koning had dit volk besloten, binnen korten tijd een helsch verderf te bezweren, dat nog slechts enkele weinigen had medegesleept. Het beminde en bewonderde een koning die instemde met dat besluit, en daarenboven niet terugdeinsde voor de uiterste en schrikwekkendste gevolgen.
Dat is de gemoedstemming welke bewonderd wordt in een Brutus, die zijn eigen zoon veroordeelt; welke consequent geheeten wordt in een Calvijn, die zijn medemenschen verbrandt, maar dan alleen wordt verafschuwd , als zij wordt aangetroffen bij een Katholiek. Ik bepaal er mij bij, de arme, zondige menschheid te beklagen, die haar heil bewerken moet door een zee van bloed en tranen. Maar, wil ik rechtvaardig zijn
72
dan moet ik Philips niet anders, noch strenger beoor-deelen dan zijne geestverwanten uit andere kerkgenootschappen; en over zijne eeuw durf ik den staf niet breken, wanneer ik, een blik om mij heen werpend, de m ij n e beschouw.
Onmiddellijk daarna heropenden de kastiliaansche Cortes hare zittingen te Toledo, en Philips wilde daarin zijn zoon, op plechtige wijze, als erfgenaam der kroon doen erkennen: dat vorderde het aloude staatsrechtelijk gebruik in Spanje — doch een nieuwe aanval van koorts dwong tot uitstel. Tntusschen had Elisabeth van Valois, de bruid van Philips, Spanje's grenzen overschreden : te Guadalajara had den 31'ten Januari 1560 de trouwplechtigheid plaat». Den 12'''quot;' Februari werd de nieuwe koningin bij haren intocht binnen Toledo feestelijk ontvangen door Don Carlos en de beide prinsen, Don Juan van Oostenrijk en Alexander Farnese. De even verstandige als beminnenswaardige en edele dochter van Katharina van Medicis, gedroeg zich jegens Don Carlos, bij hunne eerste ontmoeting, juist zoo als zij in 't vervolg van tijd altoos gedaan heeft; wilwillendheid voor den zoon van haren koninklijken gemaal achtte zij plicht, en welgepaard aan meedoogende naastenliefde jegens een mensch, die kwijnde naar lichaam eu geest. Don Carlos was niet ongevoelig voor de opene hartlijk-heid van iemand, die door allen zonder uitzondering, wie haar ook naderde, met geestdriftvolle vereering werd bemind; en toen zijn gemoed meer en meer door haat en argwaan werd verduisterd jegens allen, die
73
hem omringden, maakte hij een uitzondering voor de koningin. Maar dat hij toen in misdadigen hartstocht, een blik heeft geslagen op zijne stiefmoeder, — van zulk eene beschuldiging heeft de kalme geschiedvorsching hem reeds lang vrijgesproken, terwijl Elisabeth, die aan de zijde van haar „goeden Philipsquot; eene waarlijk gelukkige gade was, zelfs niet onder de geringste verdenking ligt. Zonder grond en zonder gevolg bleef ook hier voor de duitsche poësie 't niet benijdenswaardig voorrecht weggelegd, in vuilnis te mogen rondtasten.8)
Den 22quot;quot; Februari was eindelijk Don Carlos in zoo verre hersteld, dat hij in Toledo's onbeschrijflijke en ontzaggelijke domkerk den eed, als erfgenaam der kroon, ontvangen kon. Zijn ellendig, koortsachtig uiterlijk stak treurig af bij de schitterende verschijning van den jeugdig schoonen Don Juan, die aan zijn linkerzijde voortreed. In zeer goede orde liep de feestelijkheid ten einde; slechts wordt verhaald dat de hertog van Alva den handkus vergat en dat de prins uit weerwraak hem spijtig naoogde.
Zoo had dan Philips bijna alles gedaan wat hij doen kon, om zijn zoon tegenover het rijk in zulk een stelling te brengen, dat hij deelde in de volle hulde, die den vader was gebracht. Om ook voor de gezondheid en de verstandelijke ontwikkeling des prinsen het beste te doen, besloot de koning, na lang en rijp raadplegen en raad inwinnen, hem naar de beroemde, nabij Madrid gelegen universiteit van Alcala te zenden, waar hij zelf zijn eerste levensjaren had gesleten. Dit voorne-
74
men kwam in den nazomer van 1561 tot werklijkheid j Don Juan van Oostenrijk en Alexander Pamese vergezelden den Kroonprins, De invloed, dien dat nieuwe verblijf op bem maakte, scheen gunstig te zijn. In den loop van den herfst bezocht hem de koning herhaaldelijk; de aanvallen van koorts waren geweken, en ook van een losbandig gedrag hoort men niets meer.
Doch reeds in den volgenden winter kondigden herhaalde ongeregeldheden nieuwe onheilen aan. De prins was gulzig, en zoo vaak hij de maag overlaadde brak een nieuwe ziekte uit. Toen kreeg het arme mensch den inval nog, om een minnehandel aan te knoopen met een der dochters van den slotvoogd. Voor zulk slag van menschen waren zijn neigingen, niet voor de koninklijke Elisabeth! Met het doel om het meisje in den tuin te genaken, wilde hij een trap afdalen, doch viel voorover naar beneden en kwetste zich het achterhoofd ter linker zijde.
Het beloop der ziekte, uit dit ongeval ontsproten, is zoo merkwaardig, dat men slechts met moeite der verzoeking kan weerstaan haar breedvoerig mede te deelen. Ze moest door een ongeloovig geneesheer naar de echte bescheiden bestudeerd en geboekt worden b. v. door den heer von Virchow.
Zeker is 't, dat noch kunst nog goede wil der Spaan-sche geneesheeren bij machte waren het verergeren der kwaal te stuiten.
Midden in den nacht was de koning uit Madrid naar het ziekbed zijns zoons geijld; de meest voorzichtige
75
geneesheeren vergezelden hem; het geheele rijk door liet hij in het openbaar bidden voor 't herstel van den erfgenaam des trooris; uren lang bracht hij geknield in vurige gebeden door; elk consult der geneesheeren woonde hij bij, maar alles tevergeefs. Men nam zelfs zijn toevlucht tot een ouden moorschen kwakzalver, ook vruchteloos. Ooggetuigen verhalen dat de doodsbleeke lijder het medelijden opwekte, maar dat de aanblik van den door smart vernietigden vader steenen had kunnen ontroeren. Ook Don Carlos werd zachtaardiger en geduldiger, en dit te meer naarmate zijn einde scheen te naderen; vroom en berustend in den wil Gods, ont-ving hij de heilige Sacramenten. Den Squot;*1' Mei gaf de geneeskundige faculteit den zieke als verloren op; nog slechts drie of vier uren durfden de artsen hem waarborgen, en de troostelooze koning volgde den raad zijner ministers, die hem bezwoeren naar Madrid terug te keeren; want nu alle hoop voor het leven zijns zoons verloren was, moest hij ten minste het zijne voor Spanje behouden. Midden in den nacht, gelijk hij gekomen was, keerde hij naar de residentie weder. Aan het Hof bestelde men reeds de rouwgewaden.
De geneesheeren, nu geheel aan zich zeiven overgelaten, beraadslaagden over eene schedellichtiug en in radeloosheid gingen zij er toe over. De schedel werd gezond en de hersenen gaaf bevonden: slechts eenige donkerkleurige bloeddruppelen borrelden op en waren zichtbaar.
Of deze operatie eenig nut heeft aangebracht, kan ik
t w V»' i
76
noch bevestigen nocli ontkennen, dewijl ik geen „deskundigequot; beu. Dit is echter een feit dat, in deu namiddag van 9 Mei, de hertog van Alva uit het Frauciskanerkloos-ter te Alcala, in plechtigen optocht, eene doodkist liet halen en in de ziekekamer deed nederzetten — de doodkist, waarin de overblijfselen rustten van Diego, die honderd jaren vroeger als monnik in geur van heiligheid was gestorven. De geloovige lijder raakte die heilige overblijfselen aan, en weinige minuten later gevoelde hij zich werkelijk verlicht. Nadat hij uog een aderlating in het reukorgaan had onderstaan en men hem verscheiden koppen had gezet, sliep hij dien nacht zes volle uren.
De koning, van deze buitengewone wending onderricht, verliet het klooster waarin hij zich, als gewoonlijk bij zware slagen van rampspoed, had teruggetrokken, en keerde weder naar zijn herwonnen zoon; hij vond hem reeds buiten alle gevaar. Deu Ié4quot;1 Juni woonde de prins de H. Mis bij en den 16de11 trad hij wederom voor 't eerst in 't kabinet zijns vaders, die zijn kind met bijna hartstochtelijke teederheid omhelsde.
In zijne ziekte had Don Carlos de zonderlinge gelofte gedaan, het viervoud van zijn lichamelijk gewicht in goud, en het zevenvoud daarvan in zilver tot vrome doeleinden te besteden, zoo hij zijne gezondheid terug bekwam. Hij liet zich nu wegen en werd 7 6 ponden zwaar bevonden; hij was toen juist 17 jaren oud. Zijne genezing schreef de prins alleen toe aan de voorspraak van den zaligen Diego en verzocht daarom zijn vader dringend, bij den H. Stoel stappen te doen tot diens heiligverklaring.
77
Tot nu toe was Don Carlos niet officiéél erkend als troonopvolger in de koninkrijken Aragon, Valencia en Cataloniën, waar, meer dan in Kastilien, nog altijd veel middeneeuwsclie vrijheden en voorrechten der standen waren bewaard gebleven. De telkens wederkeerende ongesteldheden zijns zoons hadden den koning telkens op nieuw belet, den prins ook in dat gedeelte zijner monarchie door de vertegenwoordigers des volks plechtig te doen huldigen. In Juli eindelijk van 1563 beriep Philips de Cortes van Aragon naar Monzon, een klein, ellendig stadje aan 't welk een oud gewoonterecht aanspraak verleende, zetelplaats te zijn der landdagsvergaderingen. Weinige dagen vóór de bepaalde afreis kreeg Don Carlos op nieuw een hevigen aanval van koorts; de koning was verplicht alleen te vertrekken. Op reis legde hij den SOquot;'11 Augustus den eersten steen van het klooster Escoriaal.
Terwijl Philips met de nog al hardnekkige en op hunne vrijheden zoo trotsche Aragoneezen twistte over geldzaken en de politieke inbreuken van 't inquisitierecht, beging Don Carlos zulke buitensporigheden in zijn manier van van leven, dat het hem volstrekt onmogelijk was zijn vader naar Monzon te volgen. De koning verzocht de Cortes zijn zoon, ofschoon afwezig, in den persoon van een gevolmachtigde te huldigen, doch de volksvertegenwoordiging verklaarde dit als staatkundig ongeldig, en hiermede kreeg de geheele zaak haar beslag, dat Philips moest beloven zijn zoon binnen den termijn van een jaar ter huldigingsplechtigheid naar Aragon te zenden.
78
Te Barcelona, waar de koning de standen van Cata-loniën om zich vergaderd had, ontving hij de Habs-burgsche aartshertogen Eadolph en Ernst, beiden zonen van zijn schoonbroeder Maximiliaan. Ze kwamen naar Spanje om een gedeelte hunner jeugd in eene zuiver katholieke atmospheer door te brengen; dringend had Philips er om verzocht; en blijkbaar was ook het doel, een heilzamen invloed uit te oefenen op zijn ongeluk-kigen zoon, door middel van een opgewekt gezelschap en wel met personen van eenzelfden stand. Wellicht zweefde hem reeds toen het uiterste voor den geest, vooral daar koningin Elisabeth nog geen hoop op nakomelingschap deed koesteren. Wat daar ook van zij, de beide oostenrijksche prinsen telden eerst 12 en 11 jaren, en waren bijgevolg voor Don Carlos te jong; uit een godsdienstig oogpunt beschouwd, waren zij in Spanje ongetwijfeld veel beter bewaard dan bij hun vader, die zelf tot het protestantisme overhelde. Zonder twijfel was het ook daarom dat Philips' vrome zuster Maria, hunne moeder, zoo gemakkelijk toestemde in 't scheiden van hare kinderen. Den 17a,n Maart 1564 landden de jonge prinsen in de reede van Barcelona. De koning, die de kinderen zijner zuster teeder beminde, verwelkomde hen met alle bewijzen van hartelijke blijdschap, nam hen voorloopig met zich mede naar Valencia, en eerst in Januari kwam hij weder in Madrid,
Zijn zoon had hij vergunning verleend naar Alcala weder te keeren. De arme jongeling was omstreeks dien tijd voortdurend zoo ellendig, dat hij met behulp
79
van zijn rechtskundigen raadsheer, Hernan Suarez, den IQden 1564 zijn testament maakte. Ik geloof echter niet, dat men uit een enkele plaats dezer oorkonde een gewichtig besluit kan trekken voor den geestestoestand van den prins. Genoemde beambte, gelijk van zelf spreekt, zorgde er voor, dat zooveel mogelijk alle buitensporigheden werden vermeden. De inhoud van het testament behelsde, behalve de gewone katholieke geloofsbelijdenis: verordeningen voor het heil zijner ziel, vrome stichtingen en dergelijke meer; een legaat ten gunste van een meisje, Marianna de Garietas genaamd, om haar in staat te stellen, 't zij door een huwelijk 't zij door het intreden in een klooster, zich de toekomst te verzekeren; vervolgens een legaat voor zijn leermeester Honorato Juan en voor meer andere personen zijner omgeving; nog een verzoek aan den koning om de vervulling der gelofte op zich te nemen, door zijn zoon in zijn laatste zware ziekte afgelegd, en zorg te dragen voor de heiligverklaring van den zaligen Diego. Twee slaven, die Don Carlos de beeldhouwkunst deed leeren, moesten vrijgelaten worden, wanneer ze zich goed gedroegen. Voor Don Martin de Cordova, die in 't vorige jaar de vesting Mazarquivir in Afrika heldhaftig tegen de ongeloovigen had verdedigd, moest namens den prins een erfmaking worden vastgesteld, welke een jaarlijksche rente van 3000 dukaten opleverde. Uit dat testament spreekt een geheel bijzondere welwillendheid jegens zijn leermeester Honorato Juan, die inmiddels de priesterwijding had ontvangen en, op voor-
80
spraak des prinsen, door den koning tot bisschop van Osma was benoemd. Ook voor zijn overige beambten en dienaren trachtte de prins op een wijze te zorgen, die beantwoordde èn aan zijnen èn aan hunnen stand. Zijn vader benoemt hij tot zijn universeelen erfgenaam en bidt hem, zijn laatsten wil geheel goed te keuren en voltrekking te geven aan zijne verlangens, Nogmaals zij het herhaald: krenking van verstandelijke vermogens noch zondige betrekkingen, van welken aard dan ook , zijn in deze oorkonde te vinden.
Doch veertien dagen na deze handeling was plotseling en buiten ieders vermoeden de koorts verdwenen; in de volgende maand kon de prins tegelijk met zijn vader Madrid binnentrekken, en al wie hem zag, gaf zijne verwondering te kennen, dat hij tijdens zijn ziekte lichamelijk zoozeer ontwikkeld was. Den 24Rten Juni nam hij met ongewone jongelingsvreugde eu frischheid deel aan de feesten en vroolijkheid van den Joannes-nacht.
Meer echter, dan ik zeggen kan, bewijst het schrijven van den toenmaligen oostenrijkschen gezant te Madrid, Baron Dietrichstein, met betrekking tot den immer blijvendeu toestand van den beklagenswaardigen spaan-schen kroonprins en zijne geaardheid. Het is van den volgenden inhoud :
,/De inlichtingen, die ik tot nu toe gekregen heb, zijn slecht genoeg. De spaansche prins is, naar men zegt, blank van wezen, heeft regelmatige gelaatstrekken, maar hij is buitengewoon bleek. Een zijner schouders is hooger dan de andere, de rechter voet korter dan de linker,
81
en hij stamelt een weinig onder't spreken. In vele zaken toont hij een goed verstand te bezitten, doch in andere dingen gedraagt hij zich als een kind van zeven jaren. Hij praat gaarne een vraagt naar alles, maar zonder eenig oordeel, meer uit gewoonte dan uit eenig andere oorzaak. Men heeft tot hiertoe niet kunnen merken of hij edele gevoelens koestert, noch kunnen ontdekken waartoe hij lust en neiging gevoelt, eten alleen uitgezonderd: want dan eet hij zoo gulzig en zoo veel, dat het niet te zeggen is, en pas heeft hij gegeten of hij begint op nieuw. Dat overtollig eten is oorzaak van al zijne kwalen en daarom is menigeen bezorgd, dat hij bij zulk een handelwijze niet zeer lang kan leven. Ook maakt hij geen gebruik van lichaamsoefeningen. Wat hij zich voorneemt wil hij dat gebeure en dien wil laat hij niet breken, hoewel zijn verstand niet bij machte is te onderscheiden wat recht of onrecht, schadelijk of nuttig,
wat betamelijk of onbetamelijk is.....Velen
meen en dat hij zoo kuisch is en toch zooveel gebreken heeft, omdat hij een groot hart bezit, en daarbij ziet dat zijn vader zoo weinig acht op hem slaat en hij niets vermag; weshalve hij half wanhopig zou wezen. Ook zou er zeer veel verwaarloosd zijn in hem, omdat hij niet anders is opgevoed, daar zijn natuurlijke aanleg goed is en hij ook niet zoo geweest is, toen hij nog kleiner wasquot;. 9)
Deze voorzichtige woorden van een geslepen oosten-
rijkscben diplomaat doen iemand, die den mensch begint
4»
82
te kennen, een vluchtigen blik werpen in de volheid der huiselijke ellende, die hoe langer hoe meer op de schouders des konings begon te drukken. Wie heeft gefaald in de opvoeding van den prins? hoe? wanneer? waardoor? niemand kan het met zekerheid zeggen. Dat echter de vorst geen invloedrijke stelling in 't staatkundig leven kon schenken aan een negentienjarigen zoon, die, naar de algemeene overtuiging van staatsdienaren, slechts zijne zinnen kan zetten op onmatig en voortdurend eten, die geen verstand genoeg bezat om in zaken des gewonen levens het goede van het kwade, het schadelijke van het nuttige te kunnen onderscheiden — dit zal wel geen verklaring noch verontschuldiging behoeven.
Dezelfde oostenrijksche diplomaat, wiens beschrijving wij mededeelden, gelijk hij ze had opgesteld naar geruchten in de residentie opgevangen en de aldaar heerschende stemming, zond, nadat hij den //prins van Hispaniënquot; persoonlijk had leeren kennen, in zijn schilderachtige taal nog het volgend bericht.
z/Van gelaat is hij tamelijk wel gevormd, en zijn voorkomen is niet kwaad. Hij heeft bruin ^lad haar, een tamelijk groot hoofd, en een voorhoofd niet bijzonder hoog, donkerblauwe oogen, middelmatige lippen, langwerpige kin, en zeer bleek aangezicht; — hij heeft niets van den oostenrijkschen familietrek; hij is niet breed van schouders, ook niet groot van lichaamsbouw; de eene schouder is een weinig hooger dan de andere, hij heeft een ingedrukte borst, en laag onder de schouders, bijna tegenover de maag, een bultje.
83
Zijn linker voet is ook een weinig langer dan de rechter, en hij bedient, zich van geheel zijn rechter zijde minder goed dan van de linker; hij heeft tamelijk sterke, maar kwalijk gebouwde, schenkels zoodat hij onvast op zijn bee-nen staat; hij heeft een zeer zwakke en fijne stem. In 't begin valt het hem eenigszins moeielijk te spreken, zoodat hij zich als met geweld moet uitdrukken: de letter r en ^ spreekt hij niet goed uit, maar over 't algemeen zegt hij wat hij wil, en men kan hem toch tamelijk verstaanquot;.
De gezant vat ten slotte zijn gevoelen samen in deze woorden: ,/t Is zeker waar, dat Don Carlos een gebrekkig zwak heer is, maar van den anderen kant is hij de zoon van een machtigen koning/' 10)
't Schijnt echter dat Philips, in weerwil van dit alles, omstreeks dezen tijd alle hoop nog niet had opgegeven. Hij deed zijn zoon in den ministerraad zitting nemen; den 16den Juni 1564 woonde Don Carlos voor de eerste maal de vergadering der hoogste staatsbeambten bij, met recht van zittingnemen en met geldige stem. Ook omstreeks dezen tijd veranderde de koning de hofhouding van den kroonprins. Don Garcia de Toledo was gestorven, en nu plaatste hij aan 't hoofd van Carlos' hofbedienden zijn beproefden en vertrouwden staatsman Buy Gomez de Silva, prins van Eboli. Deze keus bewijst hoe zwaarwegend en zorgwekkend reeds toen alle verhoudingen tot den prins voor Philips waren, niet slechts als vader maar ook als koning; want prins Eboli was niet alleen een voornaam en uitstekend hoveling, maar tevens ook een staatsman van den eersten rang. In *t gevolg van Philips'
84
moeder was hij als kind uit Portugal naar Spanje gekomen; hij werd opgevoed met Philips zeiven en mocht zich nu verheugen in de ongestoorde gunst des konings en in eene zoo invloedrijke stelling, als maar mogelijk was bij Philips' onwrikbaar besluit, om zelf te regeeren en zoo veel te arbeiden als 't een mensch vermag. In 's konings ministerraad was Eboli de vertegenwoordiger eener gematigde, vredelievende, diplomatische richting, tegenstander van den stelselmatig consequenten, stuggen, onbuigza-men, oorlogzuchtigen Alva. Philips hield van zulke tegenstellingen, ten einde door de botsing der persoonlijke meeningen des te zekerder den waren en juisten toestand van zaken te onderkennen. Don Carlos daarentegen haatte zoo-weid en eenen als den anderen; zoo ver was de ongelukkige reeds gekomen, dat hij een wrok koesterde tegen alles, wat bij zijn vader in achting stond!
In Augustus 1564 werd koningin Elisabeth, ten gevolge eener te vroege bevalling, gevaarlijk ziek; ook zij, die toen pas i 9 jaren telde, werd door de spaansche geneesheeren bijna om het leven gebracht ten gevolge van aderlatingen, doch, gelijk verhaald wordt , door een eenvoudig ontlastingmiddel weder gered. De geestdriftvolle liefde des spaanschen volks toonde zich bij deze gelegenheid in voorbeeldelooze ongeveinsdheid. Men verhaalt dat het Don Carlos niet veroorloofd was, de zieke te bezoeken, doch wel aan den franschen gezant. De laatste steunde op het volkenrecht, daar hij den persoon zijns vorsten vertegenwoordigde, die de broeder was van Elisabeth; ten op-
85
zichte van den eerste zal er geen rechtvaardiging noodig zijn, als men zijne beschrijving bij Dietrichstein voor oogen houdt. Elisabeth herstelde, en kort daarop werd Carlos weder ziek. Toen deze ongestelheid voorbij was, namen zijn verkeerdheden in altijd hoogere mate toe.
Don Carlos droeg gewoonlijk groote, en, naar het schijnt, boersche laarzen; Philips, die op alles acht sloeg en in alle dingen het betamelijke wilde, gaf den hof-beamte , die daarmede belast was, order den prins laarzen te doen vervaardigen naar 's konings model. Toen de lieve jongen het eerste nieuwmodische paar ontving, liet hij het in smalle riempjes snijden, zoo goed mogelijk afkooken , en dwong den armen schoenmaker dit onverteerbaar gerecht in de kamer des spaan-schen kroonprinsen en in zijne doorluchtige tegenwoordigheid op te eten. Zoo althans wordt het algemeen, zelfs door tijdgenooten, verhaald; en toch is 't bijna niet te gelooven! Maar wat kan men niet gelooven van een koningszoon, die boven alles het grootste genoegen hierin vond, met eenige spitsboeven des avonds en des nachts de straten der residentie door te trekken en lage straatschenderijen te plegen van alle soort, dames van den hoogsten stand aan te randen met onbeschaamde kussen, of haar met gemeene scheldwoorden te overladen, alles zonder de minste aanleiding, zoodat dan ook een franschman, die toen juist Madrid bezocht, zijne beschrijving des prinsen met de kenschetsende woorden sluit: ^Kortom, hij is een v e r s c h r i k k e 1 ij k m e n s c h.quot;
86
In onze dagen zou men ongetwijfeld zeggen: hij is gek.
Docli van alle zijden was men te welwillend jegens Don Carlos. Elisabeth was goed voor hem en overlaadde hem met weldaden; de koning werd, wel is waar, meer ernstig en somber gestemd, gelijk men denken kan, maar liet toch de hofhouding en de publieke stelling zijns zoons geheel onveranderd, ja liet hem zelfs nog deelnemen aan de vergaderingen van den staatsraad. Het volk was het koninklijk huis te hartstochtelijk toegedaan, om ook niet de toegevende liefde voor den koningszoon tot het uiterste te drijven. Europa was veel te ijverzuchtig tegenover Philips , om niet alles met zeker leedvermaak gade te slaan, wat den machtig-sten vorst des tijds verdrieten, bekommeren en neder-drukken kon. De H. Vader eindelijk trachtte, in den geest der Kerk, hem te vermanen en zegen en genade voor hem af te smeeken, dewijl hij den prins, in het begin des jaars 1565, den hoed en degen liet overzenden, welke op het Kerstfeest waren gewijd.
De koning had er in toegestemd dat zijne gemalin hare moeder, Katharina van Medicis, op vaderlandschen bodem zou bezoeken; de beroemde bijeenkomst van Bayon-ne had plaats in den zomer van 1565. Gedurende de veertien dagen, die beide koninginnen met elkander doorbrachten, toonde Elisabeth hoe goed zij volgens haar nieuwen staat wist te leven, en hoe gelukkig zij zich gevoelde bij Philips. Mismoedig en spottende merkte haar de arglistige moeder op, dat zij zoo ,/buitengewoon spaanschquot; (muy espanola) geworden was. De samenkomst
87
bleef zonder politieke gevolgen; het was de gewoonte niet van Philips door een vrouwehand te regeeren ; ook had hij reden te over, om voorzichtig te zijn tegenover de fransche koningin. Met de samenkomst van Bayonne is echter verbonden de overvoering van de overblijfselen des heiligen Eugenius — tot dan toe te Parijs bewaard — naar Toledo, van welke stad de Heilige eertijds bisschop was geweest. Philips en zijn volk maakte van deze daad een der hoogste feesten. Het is beteekenisvol dat de koning bij deze gelegenheid wederom in het openbaar verscheen met zijn zoon; in 't publiek deed Philips alles, wat de te verwachten botsing kon vermijden of verschuiven.
Omstreeks dezen tijd was er spraak van een huwelijk des prinsen. Katharina van Medicis wilde hem koppelen met hare jongere dochter Margareta, later de gemalin van den franschen Hendrik IV; de kardinaal van Lotharingen en zijn broeder, de hertog van Guise, boden hare nicht Maria Stuart aan, die door den dood van koning Frans II een jeugdige weduwe geworden was en door velen werd aangezocht. Het oostenrijksche Hof maakte geen zwarigheid, de oudste dochter van Maximiliaan II, de aartshertogin Anna, als echtgenoote aan te bieden. In Spanje zelve verklaarde de eigen tante van Don Carlos, prinses Johanna, die hem had opgevoed, zich bereid later zijne vrouw te worden; en juist dit avontuurlijk, schijnbaar wanhopig denkbeeld vond bij het volk bijval, — klaarblijkelijk, omdat men hoopte op deze wijze den half waanzinnigen troonopvolger zooveel
8S
mogelijk onschadelijk te maken. Overigens was Johanna, ofschoon 10 jaren ouder dan Don Carlos, nog bijna een jeugdige schoonheid te noemen, en nog versierd met alle gaven van geest en hart; alleen zij moest een offer brengen bij zulk een verbintenis.
Philips zweeg. Ware Carlos bij verstand geweest, dan had hij niet kunnen vergeten dat, waar er spraak was over een huwelijk van den troonopvolger der Spaansche monarchie, vóór allen de koning het recht van spreken bezat. Doch, hoe strenger de koning het stilzwijgen bewaarde, des te luider sprak Don Carlos, en dat met iedereen, die naar hem luisteren wilde, behalve met zijn vader.
Met stootende heftigheid verwierp de prins elk denkbeeld aan eene verbinding met zijne tante; Maria Stuart lachtte hem meer toe, want door haar hoopte hij, op eenige -vijze, bevrijd te worden uit de knellende afhankelijkheid van zijn vader. Van de fransche prinses scheen hij niet veel te willen weten. Toen hij echter het portret ontving van z'jn oostenrijksche nicht Anna, verklaarde hij geheel op haar verliefd te zijn en gaf op belachelijke wijze te kennen dat hij, met of zonder toestemming zijns vaders, haar trouwen wilde.
Eeeds toen kon Philips wel overtuigd zijn, en zeker met bittere smart, dat zijn ongelukkige zoon niet geroepen was, het koninklijk geslacht in zijne nakomelingen te bewaren. Ook gaven de zoo dringend voorgestelde partijen hem geen grond tot spreken, noch zelfs er eenige aandacht aan te wijden, uitgezonderd echter de partij der oostenrijksche prinses. Met het zoo nauwverwante Hof des
89
Keizers moest men des te meer rekening houden, naargelang de staatkundige verhouding tusschen Oostenrijk en Spanje voor dit laatste land een meer beteekenende quaes tie was, gelet vooral op de niet te vertrouwen en arglistige wankelmoedigheid der fransche koningin-moeder, en op de toen uitgebroken revolutionaire woelingen in de Nederlanden. Wat Philips, met betrekking op de aangeboden hand der aartshertogin Anna, ten gunste zijns zoons gedaan heeft, kan in onzen tijd met een enkel woord gezegd worden : hij knoopte dilatorische onderhandelingen aan. Hij weigerde niet, hij stemde niet toe, hij verwees op de voortdurende ongesteldheid zijns zoons, hij gaf hoop op de toekomst. Had Philips ergens van zijn zoon iets kunnen verwachten, dan was de hand van Maria Stuart waarschijnlijk voorgetrokken; want langs dezen weg alleen was Elisabeth van Engeland ten val te brengen, en kon haar land voor de Kerk heroverd worden. Doch helaas — alle hoop was ijdel.
De onmatigheid in 'teten, waardoor Don Carlos telkens op nieuw zijne gezondheid schaadde, zijn verder ruw en laag gedrag in andere omstandigheden, waardoor hij de waardigheid van 't koningshuis als het ware opzettelijk hoonde en verguisde, veroorzaakten tusschen vader en zoon herhaalde woordenwisselingen. De laatste was er verre van verwijderd, naar verstandige woorden te luisteren. Met kwalijk verholen woede overwoog hij en zeide hij luid, dat zijn vader reeds op 16-jarigen leeftijd regent was van Spanje en dat hij, de negentienjarige, nog niets was. Dat Spanje thans geen regent behoefde, begreep hij even-
90
min, als hij in staat was eene vergelijking te maken tusschen de verliouding'zijns vaders als zoon van Karei V, en zijn eigen optreden. Den zetel, welke hem in den staatsraad was ingeruimd, schatte hij niet zeer hoog, wijl hij daar geen eigenlijken invloed had, en de grootste en gewichtigste zaken toch door den vorst in zijn kabinet werden afgehandeld. De onzinnige dolkop zag niet in dat iedere waarlijk invloedrijke stellingjv e r d i e n d moet worden, en dat men op den weg, dien hij tot nu toe had bewandeld, in //Philips' kabinetquot; tot zulk eene stelling zeker niet geraken kon. quot;Van^kindsbeen af had hij de hoop gekoesterd (en anderen hadden die gevoed) eenmaal stadhouder of regent der Nederlanden te worden. En toen, op het tijdstip dat de gebeurtenissen in die landen de moeielijkste quaesties waren voor de monarchie en haar de smartelijkste wonden sloegen, terwijl Europa in hartstochtelijke gespannenheid de oogen had gericht op dat plekje gronds, toen verlangde de prins met onstuimigheid van zijn vader de vervulling van zijn lievelingswensch. Zoo handelde hij, zonder in te zien, dat zijn eigen dolzinnig gedrag den koning belette het land te verlaten en zelf den post te gaan betrekken, die meer dan ooit de hoogste wijsheid en krachtdadigheid eischte. Inderdaad, de wensch alleen om toen stadhouder der Nederlanden te worden, was, van den kant eens mans als Don Carlos, niet slechts een bewijs van volslagen gebrek aan politiek doorzicht, maar ook — men moet het in waarheid bekennen — een bewijs van volslagen zinsverbijstering. Hij was ook toornig en smaalde, dat hij nog niet als
91
troonopvolger in Aragou, Cataloniën en Valencia was erkend; en vergat daarbij wederom, hoe het ernstig streven zijns vaders, juist ten dezen opzichte, verijdeld was door de altijd wederkeerende koortsen des prinsen, en dat men die lastige Cortes niet iederen dag ter vergadering kon ontbieden, op gevaar af dat zijn Hoogheid, in 't beslissend oogenblik zich weder de maag zou overladen.
Eindelijk verlangde hij met heftigheid de voltrekking van zijn huwelijk. Had hij zijn vader ook maar in 't minste begrepen, of slechts een flauw denkbeeld gehad van zijn stelling als kroonprins, dan zou hij toch hebben ingezien, dat er vóór alles duidelijke verstandhouding moest komen tusschen hem en den koning. In plaats echter van hierop te denken, begon het arme mensch— duitsch te leeren, en ging voort met alles te laken, wat de koning deed of niet deed, ja zelfs zich over den vorst te verlustigen op de aanstootelijkste wijze.
Zoo verhaalt men b. v. dat Carlos een bundel maakte van onbeschreven bladen papier, waaraan hij ten titel gaf; ,/De groote reizen van koning Philips;quot; enkele bladen droegen het volgend opschrift: „van Madrid naar Pardo, van Pardo naar 't Escoriaal, van 'tEscoriaalnaar Aranjuezquot; enz. om aldus zijn spot te uiten over de korte en vluchtige landelijke feesten en zomeruitspanningen zijns vaders, die juist daarom geen groote en schitterende reizen kon maken, omdat hij, in de verzorging der staatsaange-legenheden, zich dag noch nacht rust vergunde.
De verbittering tegen zijn vader droeg de prins ook over op allen, die hij in 's konings gunst zag.
92
De staatsminister en later kardinaal Espinosa veroorloofde zich een tooneelspeler, met name Cisneros , in wien Don Carlos behagen vond, uit de resideutie te verwijderen om redenen ons onbekend. Toen de prins den minister ontmoette, greep hij hem bij zijn kleed met de woorden:,/Gevloekte paap, gij vergrijpt u aan mij, gij verhindert Cisneros mij te dienen. Bij het leven mijns vaders, ik zal u ombrengen!quot; Tegelijk trok hij zijn dolk, zoodat de doodelijk verschrokken hoveling op zijn knieën viel en om genade smeekte : toen liet hij hem liggen.
Deze slechte en dreigende verhouding tusschen vader en zoon was op die wijze sedert lang van algemeene bekendheid geworden, ja in Madrid het onderwerp van alle gesprekken. Wie nog 's prinsen welzijn behartigde, poogde hem te waarschuwen voor de rampzalige gevolgen, die niet konden uitblijven. Dit zocht vóór allen Ka-tharina de koningin-weduwe van Portugal, zuster van Karei V en moeder van Carlos' moeder — tevergeefs. Honorato Juan, dien Carlos als zijn leermeester vereerde en beminde, dien Philips, op verzoek van zijn zoon, tot bisschop verheven had, schreef in den zomer van 1566 een brief aan zijn ongelukkigen kweekeling; en uit de gezonde en zachte vermaningen van dezen blijkt het duidelijk, hoe ontevreden zelfs Carlos' beste vrienden over zijn gedrag moesten zijn. Hooren wij slechts deze weinige woorden;
,/Na de vervulling uwer plichten jegens God, bid ik uwe Hoogheid, vooral naar uwen koninklijken vader te
93
luisteren, hem te dienen, en onderdanig te zijn in alles wat hij U beveelt; Gij weet immers dat hij slechts uw heil en welzijn beoogt. Afgezien van het uitdrukkelijk en plechtig gebod des Heeren, en van de tijdelijke belooning welke Hij, behalve de eeuwige, heeft toegezegd aan den volbrenger van dit gebod, moest uwe Hoogheid toch zeker inzien, dat deze weg de zekerste is om tot uw doel te geraken : zóó slechts kan uwe Hoogheid de publieke meening voor zich hebben. Wees derhalve overtuigd, dat elke andere weg bedriegelijk is, en vol gevaren, en, buiten alle mogelijkheid van eenig gelukkig slagen, to^t ernstige verwikkelinge n voert.quot;
Dit is een taal tegenover een kroonprins, welke niets te wenschen overlaat voor hare duidelijkheid, en geheel den toestand in het bedenkelijkste daglicht plaatst. Alles was echter tevergeefs; de stem vau den vromen en wijzen leeraar had zich voor het laatst doen hooren : Honorato Juan stierf den SO'quot;quot; Juli 1566.
Den zelfden zomer verblijdde den koning de geboorte zijner dochter Isabella Clara Eugenia. Vau haar eerste levensdagen af droeg hij haar de teederste liefde toe, welke nimmer verflauwde, ook niet na den vroegen dood van haar engelachtige moeder. De prinses, iu haar later leven de beheerscheres der zuidelijke Nederlanden, vergold die vaderlijke genegenheid door trouwe en teedere zorgen, door verstandige overeenstemming in alle staatkundige plannen des vorsten, zoowel als in
94
zijn huislijke verlangens. Zij was hem, zoo goed als eene dochter dat zijn kan, alles wat Don Carlos had moeten zijn en niet was. Geen menschelijk wezen had, tot Philips' laatste stonde toe, ooit zulk eene plaats ingenomen in 's konings hart, en met niemand heeft hij in meer ongestoorde harmonie geleefd. Don Carlos was door den koning tot peet benoemd zijner pas geboren zuster; toen echter den 25den Augustus de doopplechtigheid plaats had, was hij lichaamlijk zoo ellendig, dat Don Juan van Oostenrijk hem het doopkind moest ontnemen, omdat hij niet in staat was het op zijne armen te dragen.
Slechts weinige dagen na de verlossing der koningin verrichtte Don Carlos wederom eene daad, die hem geheel kenschetst. De koning en zijne ministers waren vergaderd; de prins, die juist verscheen in de voorkamer, grenzend aan de vergaderzaal, legde, in tegenwoordigheid der hofdames, edelknapen en bedienden, het oor aan de deur van 't gesloten kabinet, om zijn vader te beluisteren. Een der aanwezige kamerheeren meende verplicht te zijn, den kroonprins eene bemerking te maken en hem voor te houden, wat de koning wel denken zou , indien hij eens onverwachts te voorschijn trad en zijn zoon in zulk een houding aantrof. Carlos antwoordde hem met vuistslagen. Nu moestde koning, natuurlijker wijze, van de zaak onderricht worden, daar hij alleen de eer herstellen kon des diep gehoonden.
Tegen het einde deszelfden jaars werden te Madrid de Cortes van Kastiliën geopend. Destijds, onmiddellijk
95
na 't uitbreken van den nederlandschen opstand, was er veel spraak over een vertrek des konings zeiven naar de plaats des oproers. Ook de Cortes hielden zich met dat punt onledig, en dit bracht hen noodwendig op de verhouding van den kroonprins en op de quaestie van diens huwelijk. Men gaf den wensch te kennen dat Carlos zoude huwen en men wilde beproeven, hem 'tijdens de afwezigheid des konings het regentschap over Spanje op te dragen. Terwijl nu Philips, volgens zijne gewoonte, de kerstdagen in 't klooster Escoriaal doorbracht, nam Carlos de gelegenheid te baat ter uitvoering van een zeer dwaas stuk. Hij drong de vergaderzaal van de Cortes binnen, en door hartstocht ontvlamd sprak hij hun in dezer voege toe: „Gij dient te weten, dat mijn vader naar Vlaanderen zal gaan, en dat ik in alle geval vast besloten ben hem te volgen. In uwe laatste vergadering hebt gij de onbeschaamdheid gehad, van mijn vader te verlangen dat ik met mijne tante huwen zou. Ik vind het hoogst zonderling , dat gij u ook mengt in de quaestie van mija huwelijk, waarmede gij niets hebt uit te staan. Ik hoop dat gij niet op den inval zult komen, een nieuwe onbezonnenheid te begaan, door mijn vader voor te stellen, mij in Spanje te laten. Ik verzoek u, zulk een verlangen niet te uiten; de afgevaardigden toch die er toe mochten overgaan, zullen mij als hun doodvijand te beschouwen hebben, en elk denkbaar middel zou ik aanwenden om hen te vernietigen.'' Zoo sprak de spaansche kroonprins tot de vertegenwoordigers van 't meest trotsche en meest ernstige volk der
96
malige wereld, keerde hun daarop den rug toe en Het hen der sprakelooze verbazing ten prooi. Dit voorval is door eene reeks berichten der verschillende gezantschappen boven allen twijfel gesteld, en gemakkelijk kan men zich voorstellen hoe in geheel Europa Philips' en Spanje's^ vijanden over zulke tijdiiigen zich verheugden.
In 't begin van 1567 was Carlos om de eene of andere reden — men zegt om het zoogenaamd verloren gaan van een brief — in twist geraakt met een zijner beste vrienden en meest bevoorrechte dienaren, JuanEstevez de Lobon. Zonder nader onderzoek in te stellen uaar de hoegrootheid der schuld, overlaadde hij hem plotseling met de grofste scheldwoorden, trachtte hem ten venster uit te werpen en joeg hem zonder meer uit zijn dienst. Eenigen tijd later gaf hij den kamerheer Alfonso de Cordova, die de bel des prinsen niet terstond gehoord zou hebben, een geduchten oorveeg, met de begeleidende vriendschappelijke verklaring, dat hij sinds een halfjaar veel lust hiertoe gevoeld had. Een ander voornamen hof-beamte bedreigde hij met zijn dolk, en op de rekeningen zijner hofhouding nit dien tijd vindt men vele sommen gelds als schadevergoeding aan ouders uitbetaald, wier kinderen, nog wel dochters, zijne Hoogheid had afgerost. Op een zijner strooptochten in Madrid werden hem eens, (hetzij toevallig hetzij met opzet, dit blijve onbeslist,) eenige druppelen water op het hoofd geworpen : aanstonds gaf hij bevel het huis in brand te steken en al de bewoners om te brengen. Zij, die met hem waren, konden dit schandaal slechts voorkomen, door voor te geven dat
97
een priester in het huis aanwezig was, die een zieke de laatste H. Sacramenten toediende; daarTan toch had Carlos schrik en de aanval van waanzin ging intusschen voorbij.
Op zekeren dag sloot hij zich gedurende vijf nren in den koninklijken paardenstal op, en toen hij er uit kwam, had hij 23 paarden zijns vaders doodelijk mishandeld. Bij een andere gelegenheid, wist hij zich van den opperstalmeester het lievelingspaard des konings te krijgen, en toen mishandelde hij het arme dier dermate, dat het binnen weinige dagen bezweek. Toch vindt men, ondanks dit alles, nog enkele trekken van weldadigheid en goedhartigheid, als het verzorgen van arme kinderen en 't loskoopen van iemand, die voor schulden gevangen zat.
's Prinsen vertrouweling, Hernan Suarez de Toledo,
die, eenige jaren vroeger, zijn testament had opgesteld,
waagde het in de eerste helft van 1567, zijnen vorstelijken
beschermer herhaalde malen in brieven eenige voorstellen
te doen. Hij zeide hem ronduit, dat de zaken een
allerongelukkigst einde zouden nemen,
dat een kroonprins, de zoon van Philips II, niets kon
doen wat roekeloozer en dommer was, dan zich als den
verklaarden vijand zijns vaders op te werpen, en dat men
algemeen het misdadige van 's prinsen gedachten en
plannen daarnaar beoordeelde, dat hij, volgens een loopend
gerucht, zich reeds verwijderd hield van het ontvangen
der heilige Sacramenten. Reeds had gij geen vrienden
meer, en het getal zijner vijanden klom met den dag.
Bij alles wat hem dierbaar en heilig zijn kon, bezwoer
5
98
de trouwe dienaar zijn ongelukkigen meester, zich toch te bekeeren. Tegelijk stipte hij aan, dat er tegen Don Carlos //zaken aan de hand waren, zoo ijselijk, dat bij ieder ander staatsburger de rechtbank der inquisitie zou moeten onderzoeken, of zoo iemand nog onder het getal der christenen te rekenen was.quot; Wathierm ede werd bedoeld en of het bedoelde op waarheid steunde of op valsche geruchten, — niets hiervan is opgehelderd.
Don Carlos onttrok dien kloeken raadgever zijne gunst niet, maar deed ook niets om den raad te volgen.
Het plan om zelf naar Vlaanderen te vertrekken, heeft Philips, wegens zijn huiselijke rampen, bf niet gehad, of hij had het reeds lang weder opgegeven. Toch hield hij uitwendig nog vast aan 't gewaande plan, en de hertog van Alva, de man der verschrikking, dien hij tot herstel der orde naar de Nederlanden zond, was slechts bestemd, zoo heette het, om den vorst vooruit te gaan en een toestand te scheppen, waarbij de koninklijke majesteit ongestoord op het tooneel der gebeurtenissen kon verschijnen. In April 1567 nam Alva te Aranjuez afscheid van den koning; ook Carlos was ten Hove. De hertog kon niet nalaten ook den kroonprins op te wachten. Nauwlijks echter had Carlos den bij hem zoo gehaten hertog gezien, of hij geraakte in de uiterste woede, verklaarde dat de post in quot;Vlaanderen slechts hem, den prins, toekwam, en dat hij den hertog zou vermoorden, zoo deze van zijn reis niet afzag. In de grootste kalmte bracht Alva hem onder 't oog, dat hij slechts vertrok op 's konings bevel, en dat het leven van den kroonprins te kostbaar was om
99
het, bij den tegenwoordigeu toestand der quot;Vlaamsclie aangelegenheden, op het spel te zetten. Later zou Don Carlos met den koning volgen. Doch de razende trok zijn dolk, en met de woorden //Gij gaat niet naar Ylaan-deren, of ik vermoord n,quot; greep hij den ouden soldaat aan. De ijzeren*hertog echter wendde met krachtigen arm den herhaalden aanval des prinsen af, totdat een hofbeambte verscheen, en Carlos naar zijne vertrekken ontvluchtte. Een diplomaat van dien tijd zegt, dat dit tooneel daarom plaats greep, wijl Alva weigerde de politieke geheimen des konings aan den prins te onthullen. Men denke nu, welken indruk dit vooral op Alva, den koning en geheel het Hof maakte.
Tegenover deze aaneenschakeling van schandelijke en ontzettende feiten bewaarde Philips eene zelfbeheersehing en zelfverloochening, welke den koning en den vader pasten, en welke hem, den zwaar beproefde, onder medehulp van den godsdienst, reeds een tweede natuur waren geworden. Hiermede echter niet tevreden gaf hij zijn zoon, juist te dien tijde, herhaalde blijken van welwillendheid en zelfs van vertrouwen, die voor Carlos eene aanleiding ten minste konden en moesten zijn, om weder den weg te zoeken tot het hart zijns vaders. De koning droeg hem het voorzitterschap op in den staatsraad en in 't bestuur van krijgszaken, liet ter persoonlijke afdoening verschillende gewichtige zaken aan hem over, en brachtzijn inkomen van 60.000 op 100.000 dukaten, eene, naar de toenmalige geldwaarde gerekend, zeer aanzienlijke som. Het schijnt
100
dat Philips het uiterste met zijn zoon beproeven wilde.
Gelijk dit bij de meeste waanzinnigen het geval is, zoo volgde ook bij Carlos eene verandering van gemoedsgesteltenis spoedig en plotseling. Onmiddellijk na Alva's vertrek scheen voor korten tijd alles in beteren toestand te zijn; de prins scheen arbeidzaam, was gezond en leefde regelmatig. Na weinige weken echter was het weder even ellendig als vrceger; hij bracht verwarring en wanorde in alle beraadslagingen en •werkzaamheden, wierp zijn geld onzinnig weg en toonde zich ongeschikt voor ieder ernstige bezigheid.
't Is waarlijk te verwonderen dat de duitsche keizer Maximiliaan, die door zijn gezant zoo trouw en nauwgezet van alles werd onderricht, dat hij, en ook zijne gemalin, in deze omstandigheden er nog op aandrongen, dat hunne dochter Anna den spaanschen prins tot echt-genoote zou worden geschonken. Zij voedden nog immer de hoop, dat het huwelijk den heilzaamsten invloed op den zieke zou uitoefenen. Philips, die dagelijks met hem leefde en van hem te lijden had, dacht minder dan ooit aan znlk een maatregel, wel echter aan de ernstige mogelijkheid, dat zijn zoon, door de echtverbintenis met de dochter uit een machtig vorstenhui», in beteekenis niet minder dan in verbittering geklommen , zelfs voor opstand en hoogverraad niet terug zou schrik • ken , ten einde aldus zich aan 's vaders invloed te onttrekken en zijn eigen plannen door te voeren. —
Van dien tijd af verergerden de zaken hoe langer hoe
101
meer. De schandalen en buitensporigheden, het omzwerven door de beruchtste wijken, de mishandelingen aan onschuldigen gepleegd, dat alles nam hand over hand toe ; en ter verklaring volgen op de rekeningen van 's prinsen hofhouding zeer merkwaardige en duidelijk sprekende posten b. v. voor valsche baarden, voor verloren of verbrande hemden enz. Zijn verhoogde geldelijke toelage werkte nog minder goed dan vroeger de lagere; zonder eenig waarachtig of zijnen stand waardig levensgenot, maakte Don Carlos voortdurend groote schulden. Toen hij eens om geldzaken den bankier Grimaldi deed roepen, en deze bij zijn binnenkomen het hoffelijk formulier gebruikte „Ik stel mij geheel ten dienste van Zijn Hoogheidquot;, hield de prins hem met den volsten ernst aan zijn woord, en verlangde terstond 100.000 daalders. Tevergeefs betuigde de ongelukkige geldman, dat hij slechts hoffelijk zijn wilde, dat de verlangde som zijn krachten en vermogen te bovenging. Met hevige bedreigingen en onder verklaring dat men tegenover prinsen van zijn rang geen scherts mocht maken van hoffelijkheid, volhardde Carlos bij zijne vordering, en, door bemiddeling slechts van hooggeplaatste personen, gelukte het de gepreste som op 60.000 daalders te verminderen.
Terwijl dit alles voorviel, werden de voorbereidingen tot 's konings voorgewend vertrek naar Vlaanderen doorgezet; Philips had goede redenen dezen maatregel niet te doen schorsen, totdat hij over Alva 's intocht binnen de Nederlanden officiëele berichten had ontvangen. Carlos was naïef genoeg om, na al het gebeurde, nog vast te
102
gelooven, dat hij na weinige weken aan 's vaders zijde Brussel zou binnentrekken.
Op 't einde van Augustus echter luidde het plotseling: een zeetocht in de maand September zou de meest in 't oog loopende roekeloosheid zijn; in den vorigen nacht was namelijk het lang verwachte bericht ontvangen dat Al va, zonder op wederstand te stooten, Brussel was bin-uengerakt.
Daarmede waren alle verwachtingen en droomen van den ongelukkigen kroonprins op de gruwzaamste wijze vernietigd. En de gehoopte reis, én het samenkomen van Philips met Maximiliaan, én insgelijks het te voltrekken huwelijk met Anna van Oostenrijk, waren nu voor onbepaalden tijd verschoven. Redelijker wijze kon hij niets meer kiezen dan in Madrid te blijven onder het oog van den geweldige, in wien hij geen vader meer erkende, maar dien hij haatte als een tiran. In een waanzinnigen aanval van hartstocht kwam hij op de gedachte om naar Italiën te ontvluchten, en vandaar of naar Weenen te ijlen of verder naar de Nederlanden.
Doch, afgezieu van de zware misdaad in de volvoering van zulk een voornemen gelegen, had Don Carlos met zelfmoordende hand zich ieder middel daartoe ontnomen. Altoos had hij zijn geld ten venster uitgeworpen, zijn krediet geschokt, de personen zijner omgeving tot vijanden gemaakt. Alles, menschen en zaken, scheen tegen hem te hebben samengezworen.
In dezen ziekelijken toestand van ziel, omgaf hij zich van de meest overdreven en belachelijkste voorzorgsmaat-
103
regelen, alsof elk oogenblik zijn leven door de hand eens moordenaars werd bedreigd. Hij sliep slechts met wapenen onder zijn hoofdkussen, zijn kamer geleek weldra een arsenaal; den kamerheer, die volgens spaansche hofgebruiken in hetzelfde vertrek met hem moest slapen, joeg hij weg en deed door een fransch werktuigkundige een toestel maken, waardoor hij, in bed liggend, de kamerdeur kon openen en sluiten. Dezelfde kunstenaar had hem een moordwerktuig moeten vervaardigen in den vorm van een boek, en samengesteld uit twaalf tafelen van steen, die vereenigd zwaar genoeg waren om met een enkelen slag den sterksten mensch het leven te benemen.
In zoo openlijken strijdenstoestand tegenover zijn vader en geheel het Hof, waagde zich de de beklagenswaardige jongeling aan de uitvoering van zijn opgevat plan ter ontvluchting. V6ór alles zond hij gevolmachtigden naar de verst verwijderde groote steden des lands, om voor zijne rekening geld bijeen te brengen. Hij had zijne begrooting gemaakt op 600.000 dukaten; men beweert dat de gevolmachtigden werkelijk geld hadden verzameld, en wel ter waarde van 1-50.000 dukaten: doch gebeurtenissen van lateren tijd doen ook dit als nauwlijks te gelooven voorkomen.
Het behoeft haast niet vermeld te worden, dat Philips IT van de handelingen zijns zoons altoos zeer nauwkeurig was onderricht.
Onder zulke voorbereidingen en in zulke vooruitzichten was het winter geworden. Den ZOquot;quot;1 December vertrok
104
de kouing naar het Escoriaal met het voornemen, om eerst op Driekoningendag terug te keeren. Dezen tijd koos de prins uit om zijn plan te volvoeren.
De wijze waarop hij het deed, is als een reeks van dwaasheden te beschouwen, welke niet eens de verdienste hadden van gevolgelijk, of naar een bepaald plan geregeld te zijn.
Vooreerst schreef hij aan meerdere grooten van het rijk, dat hij hen op een gewichtige reis verlangde bij zich te hebben, en dat zij zich moesten gereed houden hem te vergezellen. Eenige dezer heeren, die den wonderlijken brief hadden ontvangen, antwoordden met algemeenheden; anderen stelden zich te zijner beschikking onder de uitdrukkelijke en beteekeuisvolle beperking: z/voor zoover zijn wensch niet strijdig was met den godsdienst en de verplichtingen jegens den kouingquot;; anderen weder deden volkomen hun plicht d. i. zij legden den brief van den kroonprins aan den koning voor.
Daarna stelde de prins een brief op aan den koning zijn vader, aan den Paus, aan den roomschen keizer, aan alle christenvorsten, aan de grandes, de staatsbeambten en hoofdsteden van Spanje, en aan de overige gewesten der monarchie. Hij zette uiteen, dat hij Spanje verliet dewijl hij het onrecht zijns vaders niet langer kon verdragen, daar deze hem niet wilde doen huwen opdat het rijk niet zou kunnen overgaan op zijne kinderen. Hij vermaande de onderdanen hem, den rechtmatigen erfgenaam der kroon, getrouw te blijven, waar hij ook verplicht mocht zijn zich op te houden; hij beloofde genade en afschaffing
105
van belasting, in tegenstelling met zijns vaders politiek. Ook versmaadde hij niet, zich op de gunst en hulp van geheel het buitenland tegenover zijn vader te beroepen.
En nu wendde hij zich tot 's konings broeder, den even kloeken als ridderlijken Don Juan van Oostenrijk, die bijna denzelfden leeftijd als de prins had bereikt en met wiens jeugd wij ons kortelijk zullen bezig houden, op een andere plaats van dit boek. Sedert het jaar 1559 hadden zij tezamen geleefd en waren het eens gebleven, doch de verdienste van dit laatste komt zonder twijfel meer op Don Juan dan op Don Carlos. De jeugdige held was in October 1567 tot generaal-admiraal benoemd; 't was even onzinnig op zijne hulp te rekenen, als het zeker was dat, werd zij verleend, hare beteekenis ook groot, ja beslissend voor 's prinsen onderneming zou geweest zijn.
Den December riep Carlos zijn oom tot zich,
sloot zich met hem op, en beloofde hem als loon voor zijn bijstand Napels en Siciliën.
Don Juan bezat destijds nog een hoofd, dat even gezond was als dat van zijn neef ziekelijk; ook zijn hart kon geen oogenblik weifelen. De koning had hem, het arme kind, dat in 't verborgen en met zijn herkomst onbekend was opgevoed, meer dan broederlijk behandeld, hem overstelpt met eer- en liefdebewijzen, hem in nog jeugdigen leeftijd tot de hoogste staatsposten verheven; telken dage ontvouwde de bloem van zijn rijk genie zich heerlijker en schooner in de zon der koninklijke genade. Wat ter wereld kon hem doen be-
B*
106
slissen zijn glansrijke en veelbelovende stelling te verlaten, voor het waanzinnig plan van een ontaarden zoon, een samenzweerder, schuldig aan hoogverraad ? Doch hij was nu opgesloten in 't vertrek van den kranke. Hij vroeg derhalve 24 uren tijds tot bedenking; toen hij zich van Carlos verlost zag, schreef hij dezen in alle oprechtheid, dat hij voor dringende zaken naar den koning moest vertrekken. Inderdaad vervulde hij slechts zijn plicht, toen hij zonder uitstel naar 't Escoriaal reisde en den koning alles onthulde.
Philips II was in godsdienstige overpeinzingen verdiept. Hij aanhoorde zijns broeders mededeeling zonder eenige verandering in zijn gelaatstrekken, zonder in zijne vrome dagorde ook maar een uur anders te regelen. Welk een zelfbeheersching bezat toch deze waarlijk koninklijke man! Hij zag zijn eenigen zoon als den grootsten misdadiger des lands, aan wiens schuld slechts zijne ziekte kon doen twijfelen. Hij zag de ge-heele, tot de wereldgeschiedenis behoorende, quaestie zijner monarchie op het spel gezet door dat veel geliefde kind, het eenige overgebleven pand van de geliefde zijner jeugd.
Hij ware geen mensch geweest, zoo de gloeiende smart zijn hart niet gefolterd hadde als werd het aangegrepen door ijzeren tangen — zijn hart, dat reeds langen tijd gewoon was, veel en smartelijk ;.e lijden van zijn zoon. Doch Philips 11 knielde neder voor zijn God en zijn Verlosser, in het heilig Sacrament verborgen , en ook dit lijden was gedragen, ook die smart
107
was overwonnen. Vast stond bij hem het besluit, trouw te blijven aan den koningsplicht ten einde toe. Dit voornemen heeft hij ten uitvoer gebracht, niets meer maar ook niets minder, — zonder mededoogen, zonder gruwzaamheid , zonder hardheid , maar ook zonder wankelen, alles verrichtend wat noodzakelijk was voor zijn doel en handelend naar den strengen eisch der natuurwet. In het oog des gerechts, kan men hem niets verwijten.
Zijn zoon echter stapelde dwaasheid op dwaasheid, misdaad op misdaad tot in het ongeloofelijke toe. In den avond van den 27quot;quot; December begaf hij zich naar een, buiten Madrid gelegen, klooster van Hieronymieten, om daar te biechten en den aflaat van het Jubilee te verdienen, door Paus Pius Y verleend. Den biechtvader zou hij gezegd hebben, dat hij het voornemen had iemand te vermoorden, eu dat hij dien mensch zou haten zoolang de moord niet voltrokken was. Zeker is het, dat de prins geen vrijspreking van zonden ontving, maar tot godgeleerden ter beraadslaging werd gezonden. Met 14 vergaderde monnikken redetwistte hij nu daarover, of hem, die een moordplan koesterde, toch de absolutie moest gegeven worden. Daar er natuurlijk geen priester zoo gewetenloos gevonden werd, om in iets dergelijks toe te stemmen, uitte Don Carlos het verlangen; h e m a a n de Communiebank een ongeconsacreerde hostie toe te reiken, opdat het volk zou m e e n e n, dat hij het heilig Sacrament ontving. Men kan wel denken, welk een kreet van ont-
108
zetting het antwoord gaf op dien eisch. Atocha, de prior van het klooster, nam thans den razende ter zijde, om met hem alleen, doch buiten den biechtstoel, over zijn „doodelijken haatquot; te spreken. Dezen zou hij uitdrukkelijk hebben verklaard, dat het voorwerp van dien haat... z ij n vader was.
En na zulke gebeurtenissen, en onder zulke omstandigheden hoopte Don Carlos nog altijd uit het rijk te kunnen ontvluchten !
Philips II, ofschoon van alles onderricht, liet geen spoor van overhaasting ontdekken; zijn maatregelen, om het ontkomen des prinsen onmogelijk te maken, waren iu stilte genomen. De ontzettende dingen, welke volgen moesten, wilde hij blijkbaar, althans niet in de kerstfeestdagen, doen plaats hebben. Rustig, naar het scheen, met godsdienstige overwegingen en plechtigheden bezig, keerde hij eerst op Zaterdag den l?11quot; Januari 156S iu de residentie weder. Toch had hij, sedert de laatste dagen , in verscheidene kloosters van Madrid en omstreken, plechtige gebeden uitgeschreven, opdat Gods bijstand hem leiden mocht bij 't nemen van een zoo gewichtige en zware beslissing. Volgens gewoonte begaf hij zich dadelijk na zijn aankomst naar de vertrekken der koningin. Daar verschijnt eensklaps Don Carlos om zijn vader te begroeten; met hartstochtelooze bedaardheid ontvangt hem de koning. Onmiddellijk daarna hield Carlos met Don Juan, die met den koning was terug gekomen, een lang gesprek onder vier oogen. Niemand weet wat zij tot elkander spraken, wèl echter dat Dou Juan recht van den prins
109
naar den koning ijlde, en dat de laatste hem beval den nacht in het paleis door te brengen.
Den volgenden ochtend, zondag 18 Januari, gaf de koning, reeds in het morgenuur, een audientie aan den franschen gezant; de geslepen staatsman kou niet het minst buitengewoons aan den koning bemerken. Daarna hoorde hij de heilige Mis en zijn zoon met hem. Te één uur na den middag, dus beweert men, had Don Juan beloofd zich nogmaals bij Don Carlos te vervoegen: de prins scheen tot de overtuiging gekomen te zijn, dat hij zonder ondersteuning van den generaal-admiraal geen schip verkrijgen, noch te land over de grenzen ontkomen kon. Voor den volgenden nacht had hij postpaarden besteld; maar de hoofddirecteur der posterijen had het den koning doen weten, en ware dit ook niet geschied, de postpaarden zouden toch nutteloos zijn geweest zonder de galeien van Don Juan. In plaats van Don Juau zeiven verscheen er slechts een verontschuldigingsbriefje van zijn hand. Nu begon Carlos te vermoeden dat hij verloren was, hij legde zich daarom te ruste en verklaarde ziek te zijn. Waarlijk, 't moet hem bang genoeg om het hart zijn geworden. Onmiddellijk daarna liet de koning hem roepen! Hij verontschuldigde zich, dewijl hij ziek was, maar stond te 6 uren op, om van zijne kapoenen te genieten, en zich daarna weder te ruste te leggen. Naar het schijnt viel hij toen in een diepen slaap.
Geheel den dag had de koning berichten ingewonnen omtrent de minste verrichtingen van zijn ongelukkigen
zoon. Des nachts te 11 uren deed hij prins Eboli, den hertog van Feria, den prior Antonio de Toledo, Alva's broeder, en Luis Quijada, den opperstalmeester des prinsen, bij zich ontbieden. Na met hen gesproken te hebben //gelijk nooit een mensch nog sprakquot; daalde hij met de bovengenoemden en twee kamerheeren de trappen af, naar de kamer zijns zoons. Twee dienaren, met hamers en spijkers, volgden, alsmede een officier met 12 manschappen, die het paleis bewaakten. De hertog van Feria ging vooruit met een licht in de hand j de koning droeg een harnas onder zijn kleed en een zwaard onder den arm; zijn hoofd was met een helm bedekt. Hij gelastte den graven van Lerma en Don Rodrigo de Mendoza (de Markies Posa van Schiller), welke dienst hadden in de voorkamer zijns zoons, niemand binnen te laten.
Op 's konings bevel had de frausche werktuigkundige 't vroeger genoemde toestel ter kamersluiting heimelijk uitgesteld, zoodat de koning met zijn gevolg zonder hindernis het vertrek kon binnentreden. De ministers naderden het eerst en maakten zich meester van een degen, een dolk en een geladen geweer, welke Carlos zoo dicht mogelijk bij zijn hoofdkussen had liggen. Door het geraas hieruit ontstaan, ontwaakte de prins ea vroeg wie daar was. //De staatsraadquot; luidde het antwoord. Dadelijk greep Carlos naar zijn wapen; maar de mogelijkheid tot de snoodste misdaad was hem reeds ontnomen; de prins zag zich op dat oogenblik ontwapend , en den koning tot zich naderen.
De arme jongeling vroeg zijn vader, of hij hem wilde dooden, daar hij-hem op zijn bed overviel. De koning gebood hem, zich wederom neder te leggen en rustig te houden, terwijl hij verzekerde dat alles wat geschiedde, slechts zijn welzijn ten doel had. Daarop liet hij door de twee bedienden alle vensters der kamer vastnagelen, alle wapenen en voorwerpen van ijzer, kortom alles wat tot misdaad of zelfmoord strekken kon, zorgvuldig verwijderen. Een koffer met alle papieren van den gevangene, liet de koning onverwijld naar zijn kabinet brengen. Ten stelligste verzekert men, dat onder deze papieren een lijst gevonden werd, waarop zijne vrienden stonden aangeteekend ea diegene zijner vijanden, welke hij besloten had ten doode toe te zullen vervolgen ; de reeks van deze laatsten begon met.... den naam zijns vaders. Ook deze eigenschap had Don Carlos bij alle andere, dat hij eiken onzin, die hem door het hoofd ging, dadelijk poogde op te schrijven, om dien niet te vergeten. Koningin Elisabeth en Don Juan stonden op de lijst zijner vrienden.
De prins, tot wanhoop gebracht, wierp zich voor de voeten des konings neder, en bad om den dood; en om toch niet gekerkerd te worden! Hij dreigde met zelfmoord, hij deed pogingen om zich in 't vuur van den haard te werpen. „Zelfmoord is de daad van een waanzinnigequot; zeide de koning, waarop Don Carlos antwoor-de: ,/Tk ben niet waanzinnig, maar wanhopig geworden door het euvel handelen uwer majesteit.quot; En onder gesnik en gejammer ging hij er toe over, in de he-
11«
vigste verwijten tegen zijn vader uit te varen. Toen gebruikte Philips het eenige harde woord, wat hem tegen Don Carlos is ontvallen: //Van nu af zal ik u als koning, niet meer als vader behandel e n.quot; Dat woord sloot in zich geheel de waarheid, maar tevens ook geheel de ontzettende noodzakelijkheid.
Nu beval de koning den hertog van Feria te waken over den persoon des prinsen, dien hij uitdrukkelijk gevangen verklaarde in zijne kamer; de drie andere heeren zouden den hertog in zijn ambt ter zijde staan; ieder uur van den dag en den nacht moest een hunner aanwezig zijn. Gelijk vroeger, zouden Lerma en Mendoza den prins bedienen; deze echter mocht met niemand spreken, en noch boodschappen ontvangen noch afzenden. Na de woorden: //Ik reken op uwe trouw en op de gehoorzaamheid, die ge mij gezworen hebt,quot; tot de aanwezigen gesproken te hebben, keerde Philips naar zijn vertrek-ken weder.
In de vroegte van den volgenden dag, verbood de koning tot nader order het vertrek der post, consigneerde de bevolking der residentie in de stad en liet daarna den oostenrijkschen gezant ontbieden, wien hij opdroeg den aartshertogen Ernst en Rudolph, die aan het hof verkeerden, het gebeurde mede te deelen. Toen deed hij de verschillende afdeelingen van het staatsmi-nisterie voor zich verschijnen, en kondigde met weinige woorden aan, dat hij zich verplicht gezien had, ten dienste van God en in 't belang zijner volken, de gevan-
113
gennemiug van zijn zoon te bevelen. Bij deze verklaring stroomden tranen uit 's konings oogen. Den 20quot;quot; Januari hield hij gedurende 8 uren een ministerraad, ten einde te bepalen wat er verder gedaan moet worden.
Ernstig kan men er niet aan twijfelen of een man, begaafd met zooveel doorzicht als koning Philips, moet duidelijk ingezien hebben, dat de genomen maatregel onherroepelijk was eu dat hij, op een niet zeer verwijderd tijdstip, den dood zijns zoons waarschijnlijk ten gevolge zou hebben; want van diens woedend hartstochtelijken gemoedsaard was uiets anders te verwachten, dan dat hij iu wanhoop en uitspattingen zich zeiven zou verdoen. Dit alles moest Philips overwogen hebben vóór hij tot daden overging. De vraag is slechts deze: hoe bad hij toch anders moeten of kunnen handelen? Zoo men niet verklaren wil, dat hij verplicht was, zijn zoon te laten ontvluchten die schuldig was aan hoogverraad, aan opruiing der staatsambtenaren en een beroep gedaan had op het buitenland, — dan moet men ook zeggen dat hij gerechtigd was, hem de ontvluchting te beletten. Dit laatste nu kon niet anders gebeuren dan door 't benemen der vrij-h e i d. Was 's prinsen misdadige en ziekelijke stemming voortdurend, dan moest het ook de opsluitng zijn; stierf hij daar onder, dan geschiedde wat niemand kon verhinderen. De toestand was hard, onverbiddelijk ; maar onder alle verguizers van Philips heb ik nog geen enkelen aangetroffen, die mij gezegd heeft, h o e
114
dan toch de koning de zaak had moeten en kunnen aanvatten, anders dan hij gedaan heeft.
Philips II zond nu brieven aan de grandes, de steden, de bisschoppen, aan de oversten van geestelijke orden en aan de gerechtshoven, waarin hij het gebeurde mededeelde. Nimmer trad hij in bijzonderheden , maar verklaarde slechts, dat hetgeen hij gedaan had, op zoo goede gronden en op zoo dringende en doorslaande oorzaken rustte, dat hij het niet had kunnen verzuimen, zonder zijn koninklijken plicht te schenden. Hij verzocht uitdrukkelijk van rouwbeklag verschoond te blijven, alsook dat men op den kansel niet van de zaak gewagen zou.
Aan de koningin-weduwe van Portugal, Carlos' grootmoeder, schreef Philips den volgenden brief:
„De levenswijze en 't gedrag van mijn zoon, den prins, toonden mij reeds sedert langen tijd, gelijk uwer Majesteit uit onze vroegere briefwisseling bekend is, de onverbiddelijke noodzakelijkheid, om tusschen beide te treden. De vaderlijke liefde' echter en de rijpe, alles wikkende beraadslaging, die zulk een stap vooraf moeten gaan, hielden mij, tot den laatsten tijd, tegen. Ik zocht en beproefde elk ander middel, ieder anderen weg. Doch de prins is zoover gegaan en de zaken hebben zulk eene hoogte bereikt, dat, wilde ik als Christen vorst mijne plichten jegens God, jegens mijn koninkrijk en mijn overige landen niet verwaarloozen, mijnen zoon de vrijheid moest ontnomen worden.
#Met welk gevoel, met welke zielesmart ik dit gedaan
115
heb, dat kan Uwe majesteit afmeten naar het leed dat zij zelve, als ons-aller moeder en meesteres, bij dit bericht gevoelen zal. Maar eindelijk heb ik het besluit genomen, in deze zaak mijn eigen vleesch en bloed Gode ten offer te brengen, en tevens aan Zijnen dienst, als ook aan 't algemeen welzijn, de voorkeur te geven boven alle men-scbelijke tegenbedenkingen. De oorzaken van oude dag-teekening, zoowel als die welke er later zijn bijgekomen, en mij tot dat besluit genoodzaakt hebben, zijn van dien aard, dat ik ze Üwe Hoogheid niet kan mededeelen, zonder ons-beider smart en kommer te vernieuwen; ik bewaar die voor lateren tijd. Voor het oogenblik geloof ik Uwe Hoogheid slechts dit te moeten zeggen, dat de grond van mijn besluit niet eene vergissing, geen ongehoorzaamheid noch ook gebrek aan eerbiedbetooning van 's prinsen zijde is, dat ook de door mij getroffen maatregel geene bestraffing ten doel heeft (ofschoon de prins genoegzame aanleiding daartoe gegeven heeft), welke haar bestemden tijd en een bepaald einde kon hebben. Ook heb ik dien maatregel niet genomen als een middel ter verbetering, en in de hoop daardoor de wanordelijkheden en het buitensporige in 't gedrag mijns zoons weg te nemen. Deze zaak heeft een anderen grond, een anderen wortel; geen tijd, geen middel kan hier bate n.quot;
Duidelijk genoeg schijnen mij deze woorden te zeggen: z/Ik heb de onwrikbare overtuiging gekregen dat mijn zoon voor de regeering ongeschikt is, en ik zal daarvoor zorg dragen, dat hij nooit tot de regeering geraakt.quot;
116
Aan keizer Maximiliaan zegt Philips onder andere: jMijn besluit is dat eens vaders in eene zaak, die zijn eenigen zoon betreft; het is niet ingegeven door luim of onwil; 't heeft ook geen bestraffing eener begane fout ten doel; maar 't was voor mij het eenig o v e r-bl ij vend middel om groote sn buitengewone gevaren te voorkome n.quot;
Den H. Vader maakte hij in een eigenhandig geschreven brief deze bemerking; „Bij de opvoeding van mijn zoon sedert zijne kindsheid, bij de keuze zijner dienaren, speelgenooten en raadgevers, bij de leiding zijner levenswijze en gewoonten, heeft men alle oplettendheid en zorg aangewend, gelijk men verschuldigd was aan zijne bestemming tot toekomstigen erfgenaam des troons vau zoo vele koninkrijken en landen; alle gepaste middelen heeft men beproefd om de verkeerdheden te onderdrukken, waartoe zijn natuurlijke aanleg en karakter neiging had, en om die neigingen ten goede te keeren; gedurende 200 vele jaren heeft men al het mogelijke beproefd, doch alles vruchteloos.quot;
In een brief aan den hertog van Alva drukte zich Philips aldus uit:
#Het eigenaardige en de natuurlijke aanleg des prinsen hebben hem op zulk een weg geleid, dat ik tot zijn eigen heil eu welzijn, in 't belang van mijn rijk en mijn koninklijke verantwoordelijkheid, alsmede om andere goed gegronde redenen, mij genoodzaakt zag aldus met hem te handelen.quot; Eu in een tweeden brief aan dienzelfden staatsman voegt hij en bij:
117
„Sedert uw vertrek naar de Nederlanden is mijn zoon in zijne verkeerdheden zoover gegaan, heeft hij zulke buitengewone en hoog ernstige dingen verricht, kortom is het zoover met hem gekomen, dat ik volstrekt genoodzaakt was tot hetgeen gebeurd is. Hoe streng deze maatregel ook zij, toch zult ge, na al wat gij zelf gezien hebt en wat u van elders bekend is, wel begrijpen op welke goede gronden èn met wat recht ik gehandeld heb. Had ik ook, voor alles wat mij persoonlijk betreft, de oogen willen sluiten, zonder te letten op zoo vele en zware bewijzen van ongehoorzaamheid en van gebrek aan eerbied, dan moest ik toch, den blik gevestigd op mijne plichten jegens God den Heer, jegens de gansche christenheid , jegens mijne monarchie in 't bijzonder, ziende op de buitengewone gevaren en nadeelen , welke deels later hadden kunnen voortspruiten, deels onmiddellijk reeds zouden volgen — moest ik mijn oogen afwenden van eigen vleesch en bloed en hunne eischen lager stellen dan die hoogere beweegredenen.quot;
Behalve deze en andere geschreven mededeelingen, liet de koning natuurlijk door zijn ministers monde-lijksche inlichtingen geven, doorgaans in gelijken zin, aan de gezanten en gevolmachtigden, die in Madrid als zoodanig waren erkend. Bij deze gelegenheid zeide prins Eboli tot den franschen gezant: //Sedert meer dan drie jaren, heeft de koning zich er van overtuigd, dat-het met het hoofd des prinsen nog slechter gesteld is dan met zijne gezondheid, en dat hij nooit een vast, regelmatig werkend verstand krijgen zal. Sinds langen
118
tijd hebben de dagelijksche handelingen des prinsen dit vooruitzicht meer en meer versterkt. Zijne majesteit heeft lang toegezien, in de hoop dat met het klimmen der jaren zich eenige betering zou voordoen in 't gedrag zijns zoons: het tegendeel echter geschiedde, en de vorst heeft elke, zelfs de laatste hoop opgegeven, eenmaal in zijn zoon een waardigen troonopvolger te kunnen aanschouwen. Derhalve heeft de koning na rijp overleg besloten, hem in een kamer van het paleis gevangen te houden, waar hij overeenkomstig zijn rang en staat be-behandeld, maar ook zoo zorgvuldig bewaakt zal worden dat hij niemand eenig leed kan doen, waaruit hij ook Spanje niet kan ontvluchten, gelijk hij had voorgenomen.quot;
Ik kan mij hier ook niet vereenigen met het oordeel van den onpartijdigen en niet bevooroordeelden ge-schiedvorscher Gachard. Dat de woorden, waarvan Philips zich bediende en die hij wilde dat zijne staatslieden zouden gebruiken, in iets duister en onbestemd zouden geweest zijn, kan door mij niet worden toegestemd. Philips kon inderdaad aangaande de waarheid niet meer zeggen dan hij zeide en zeggen liet. De geruchten, dat de prins een moordaanslag op zijn vader gepleegd had, dat hij protestant was in het geheimquot;) of, eindelijk, dat hij met de oproerigen in de Nederlanden had samengezworen, misten allen grond. De waarheid is deze; Carlos was in zedelijk opzicht een ellendig mensch, maar vóór alles een krankzinnige, iemand die volstrekt en voortdurend onbekwaam tot regeeren zou zijn. Dit zagen Philips en zijne staatslieden duidelijk genoeg in, en 's konings
119
handelwijze is slechts een gevolg van dien staat van zaken.
Om echter deze ongeschiktheid tot regeeren in een kracht van wet hebbenden vorm vast te stellen, en een andere regeling van troonopvolging in te voeren, was er een staatsrechtelijk proces en vonnis noodig; Philips verzuimde dan ook niet, de eerste schreden te doen tot inleiding daarvan. Espinosa, prins Eboli en de rechtsgeleerde Briviesca waren van 's konings zijde hiermede belast. Buiten Don Carlos had Philips geen zoon; reeds deze enkele omstandigheid moest bij de oordeelvelling in die tragische zaak tot voorzichtigheid aanmanen. Indien de vorst er in berustte dezen eeni-gen van den troon uit te sluiten, dan viel zijn oog op eene gansch onzekere en niet te berekene toekomst van huis en monarchie. En toch draalde hij geen oogen-blik. Hij liet uitvoerige verhandelingen maken over de levenswijze en enkele daden des gevangene; zoo liet hij zich de akten voorlezen van het proces, dat indelö4® eeuw (1460) koning Jan II van Aragon tegen zijn zoon, den prins van Viana — ook hij droeg den naam van Carlos — gevoerd had. Het rechtsgeding, waarvoor of de Cortes of de ^koninklijke raadquot; als rechtbank had moeten zitten, werd slechts daarom niet ten einde gebracht, wijl het korten tijd daarna bleek, dat een spoedige oplossing van lichaamlijke krachten, bij den ongelukkigen gevangene onvermijdelijk was. De akten, waarmede men een begin gemaakt had, zijn nergens wedergevonden : mogelijk is 't, dat Philips ze deed vernietigen, toen zij onnoodig waren geworden.
120
Het behoeft hier zeker niet opgemerkt te worden, dat een zoodanige gebeurtenis, als de gevangenneming van een eenigen zoon door zijn vader, den machtigsten vorst der aarde, niet slechts in Spanje maar ook in geheel Europa een vreeselijke opschudding verwekte. Vooral aan 't spaansche hof zelf had niemand, zelfs na al het voorgevallene, aan zulk een ernst des toestands gedacht. In alle geval was het een ontzettend schandaal in het huis des konings; de zacht- en goedaardige koningin Elisabeth inzonderheid gevoelde zich ongelukkig en weende zonder ophouden; //twee dagen lang hield zij niet op te weenenquot;, schrijft de fransche gezant, //totdat de koning het haar verbood.quot;
Geheel hare ziel spreekt uit het volgend briefje, dat zij in den morgen van 19 Jan. aan den franschen gezant schreef: «/Mijnheer de Pourquuvaux! Ik wilde u dezen morgen uitvoerig schrijven, water met den prins geschiedt. Doch mijne genegenheid voor hem en de smart, welke de koning lijdt, wijl hij gedwongen is zijn zoon aldus te behandelen, hebben mij in eene gemoedstemming gebracht, waarin ik vrees u niets te kunnen mededeelen, gelijk ik het zou wenscheu. Ik verzeker u, dat ik 's prinsen ongelukkig lot niet minder diep besef, dan zoo hij mijn eigen zoon ware. Mijn liefste wensch ware geweest, hem wederdiensten te bewijzen in vergoeding der vriendschappelijke stemming welke hij jegens mij aan den dag legde. God echter heeft gewild , dat het zoover komen zou — tot zijn diepste harteleed. Voor 't overige heeft de koning mij
121
bevolen, eerst dan te schrijven wanneer hij 't mij zeggen zou; alsmede u te verzoeken geen koerier af te zenden, gelijk hij dan ook order gegeven heeft dat zonder zijn bevel, noch bode nog iemand anders, hetzij te voet hetzij te paard, de hoofdstad mag verlaten. Wat mij betreft, het doet mij leed te moeten gelooven dat ik u niets verstandigs zeggen kan; zoo eindig ik dan,
Elisabeth.
Ook prinses Johanna, jegens welke Don Carlos zoo dikwerf zich liefdeloos gedragen had, en Don Juan van Oostenrijk, die onwillekeurig het werktuig van zijn ondergang geweest is, waren diep bedroefd; de laatste vertoonde zich zelfs publiek in zware rouwkleederen, maar de koning verbood het hem.
Bij 't volk zag men geen enkel spoor van weerstand tegen 's konings besluit en handeling. Onder de grandes veroorloofde zich slechts Fernandez de Velasco, connes-tabel van Kastiliën, in zijn antwoord op 's konings brief, te bemerken hoe vreemd hij het had gevonden, dat over de gevangenzetting van een prins, dien men reeds als troonopvolger gehuldigd had, de grooten van Kastiliën niet waren gehoord.
Uit de algemeene onderwerping aan den almach-tigen quot; wil des konings volgt natuurlijk geenszins dat men ook algemeen zijn handelwijze ge bi 1 lijk t heeft. In betrekkelijk veel plaatsen schijnt het tegendeel veeleer het geval geweest te zijn. De prins, zoo heette het, was ongetwijfeld in neigingen en uitingen een verkeerd en teugelloos mensch geweest, maar een misdaad heeft
122
bij nog niet bedreven, en zonder zoo geweldige maatregelen had men hem wel tot reden kunnen brengen. Velen gingen verder en wezen er op, dat vorsten in 't algemeen geneigd zijn tot ijverzucht en afgunst jegens begaafde en hooghartige kroonprinsen; dat de verhouding tusschen een koning en zijn zoon niet zonder alle verwantschap is met zijn handelwijze tegenover het volk, en dat het voor 't laatste eene geruststelling zou wezen, zoo aan den troonopvolger een beter afgebakend en meer geordend aandeel in de regeering was verzekerd.
Deze oordeelvellingen van het madridsohe volk en zijn tinnegieterspolitiek hebben weinig waarde voor het historische vonnis. Philips echter, die den polsslag van zijn tijd aandachtig gadesloeg, bleef vooreerst onafgebroken in de hoofdstad, met opoffering van alle landelijke ontspanning, van alle verpoozing, van elk voorjaarsuitstapje. Onder den invloed der onveranderlijke kalmte, welke den koning onderscheidde, kwam. spoedig het geheele Hof tot bedaren, alsmede de bevolking. Keeds den 7(1(!n Februari meldde de oosten-rijksche gezant aan zijn vorst: „Met betrekking tot den prins is alles stil, alsof hij dood- was;quot; anderen getuigen hetzelfde met bijna gelijke woorden.
Ook in 't buitenland had Philips slechts zeer zwakke pogingen af te weren tot inmenging in deze pijnlijkste aangelegenheid zijns levens. De koningin-weduwe van Portugal zou zich met grootmoederlijke teederheid hebben aangeboden, zelve te komen ten einde op den gevangene te werken; Philips dankte. De portugeesche gezant
123
verlangde den prins te zien; hij ontving een afwijzend antwoord. Katharina van Medicis en hare zonen zullen er slechts aan gedacht hebben, dat de terzijdestelling van hem, die tot nu toe troonopvolger was geweest, plaats inruimde voor zonen, die in de toekomst wellicht zouden geboren worden uit koningin Elisabeth, de vrouw, die zoo weinig overeenkomst had met hare bloedverwanten, en ook in dat vooruitzicht zoo rein en edeldenkend was. Het innigst en smartelijkst aandeel in het lot van den ongelukkigen gevangene nam daarentegen de vader der katholieke christenheid, de heilige Paus Pius V. Zijn antwoord op den eigenhandigen brief van Philips II was van dien aard dat, naar de mededeeling van den nuntius die het den koning ter hand stelde, dezen, onder het lezen van 's pausen woorden, onophoudelijk de tranen in de oogen kwamen. Daar de heilige Vader overigens herhaalde malen den wenamp;ch te kennen gaf, van den innerlijken samenhang der dingen nauwkeuriger onderricht te worden, zoo besloot Philips over dit pijnlijk onderwerp ten tweede male een eigenhandig schrijven aan hem te richten. De brief draagt de dagteekening van den 9den Mei 1568. Het voorname punt daarvan luidt aldus:
//Meermalen heb ik erkend, dat de last welke mij door God is opgelegd in de staten en rijken, tot welker regeering Hij zich gewaardigde mij te roepen, dat die last tot doel heeft, den waren godsdienst en de gehoorzaamheid jegens den H. Stoel ongeschonden te bewaren ; vrede en | gerechtigheid te doen heerschen, en om, na de weinige
; . '
124
jaren, welke ik nog in deze wereld heb door te brengen, mijn rijk in een toestand van vaste orde achter te laten en in gewaarborgde veiligheid, die zijn standvastig behoud in zich sluit. Dit hangt vooral af van hem, die geroepen is mij op te volgen. Nu was het, tot straf mijner zonden, Gods welgevallen dat mijn zoon met zoo vele en zoo grove gebreken is behebt — gebreken welks deels in zijn gering verstand, deels in zijn karakter gunnen oorsprong vinden — dat hem alle geschiktheid tot regeeren or.tbreekt. Ik voorzag zware ongelukken en publieke gevaren, zoo hij mijn opvolger werd. In zulke omstandigheden, en nadat een lange, tot bijzonderheden afdalende ervaring, alsmede het zonder gevolg blijven van elk aangewend middel ter verbetering mij overtuigd hebben, dat bij mijn zoon slechts een geringe of in 't geheel geen beterschap is te wachten; — en wijl daardoor tevens alle hoop vervlogen was, om door de werking des tijds het gevreesde kwaad te kunnen afweren, zoo moest het eenvoudig voor noodzakelijk gehouden worden, hem op te sluiten, ten einde in 't vervolg met meer rijp beraad te beproeven, welk middel er, volgens den toestand van zaken, nog aan te wenden zou zijn, opdat ik mijn doel bereike, zonder iemand gegronde reden tot berisping te geven.quot; Tevens verze-kerda echter de koning den Paus, dat zijn zoon zich nog niet schuldig gemaakt had aan gewelddadig verzet, en dat men hem ook in niets beschuldigen kon met betrekking tot zijn rechtzinnig geloof. n) Met dezen brief stelde de H. Vader zich tevreden.
125
In de Nederlanden, waar de doodelijke haat tegen de spaansche heerschappij en de regeeringswijze van Philips zich altijd verder uitbreidde; waar Alva's bloedige maatregelen de klove tusschen koning en volk telkens grooter maakte; waar Oranje's duivelsche politiek geen middel schuwde om den vijand in verdenking te brengen, werd natuurlijk de toedracht der zaak tusschen Philips en Don Carlos, allerhatelijkst voor den eerste uitgelegd 15). Men zeide en geloofde dat Don Carlos zijn vader van den troon wilde stooten en een politiek stelsel in het leven roepen, tegenovergesteld aan dat van Philips; men zeide en geloofde dat Carlos protestant was. Die groote geschiedkundige leugen, in Nederland geboren en zoo door het protestantsche Duilschland verspreid, werd algemeen voor waarheid aangenomen en ontving eindelijk hare betoove-rende uitdrukking in Schiller's treurspel. Philips zag dit alles zeer goed in, en in zijn brief van 6 April aan Alva gericht, dringt hij er bij den landvoogd bijzonder op aan, dat hij bovengenoemde valsche opvattingen nadrukkelijk in 't openbaar zou tegenspreken.
Het nauw verwante keizershof te Weenen, waar men nog altijd, met ongelooflijke bekrompenheid, vasthield aan aan de gedachte eener verbintenis der aartshertogin Anna met Don Carlos, geraakte natuurlijk, op het bericht der groote madridsche gebeurtenis, in hevige opschudding en ontsteltenis. De keizerin, Philips' zuster, kwam het eerst wederom tot nadenken en zeide: de koning is vader en weet wat hij doet, en men moet er zich van overtuigd houden, dat alles wat hij doet, tot zijns zoons welzijn
126
geschiedt. Natuurlijk moest nu elk denkbeeld eener verbinding met Anna worden opgegeven; en in dit opzicht deed Philips het overige, wijl hij , in een lateren brief aan zijn keizerlijken schoonbroeder, hetzelfde, en met bijna dezelfde woorden, schreef wat hij reeds den H. Vader had gezegd, maar legde er nog de uitdrukkelijke verklaring bij af: ,/W a t geschied i s, i s geen v o o r b ij-gaande maatregel, en zal in't vervolg geene verandering dulde n.quot; Tegenover zulke ernstige woorden, werd dan ook van den kant der keizerlijke familie geen poging aangewend, om op eenige wijze voor het lot des troonopvolgers werkzaam te zijn. Wel deed de keizer aan den koning zijn besluit kennen, om zijn broeder, den aartshertog Karei, naar Spanje te zenden, ten einde //over de aangelegenheid des prinsen en meer andere zakenquot; te spreken. Eer men echter overging tot de uitvoering van dit voornemen, werd te Weenen de dood van Don Carlos aangekondigd. Toch reisde de aartshertog naar Madrid, om een vruchtelooze poging te doen tot inmenging in de nederlandsche aangelegenheden. Maar intusschen stierf ook koningin Elisabeth, en liet den koning, behalve Clara Eugenia, nog een andere dochter Katharina achter, die later ecbtgenoote werd van den hertog van Savoye. Toen werd Anna, in plaats van Don Carlos' vrouw, de vrouw van Philips zeiven. Dat de koning niet aarzelde eene prinses te huwen, die zijn zoon tot gemalin was aangeboden, schijnt hard. De-geest des tfjds echter en de stand van zaken brachten het mede. Philips had, gelijk wij weten, uit drie echtverbintenissen
127
nog geen zoon; Anna was jong, gezond, vroom, en Spanje's koning had geen groote keuze in Europa's vorstinnen. Ook Anna hing haren echtvriend niet slechts getrouw aan, maar was, gelijk de vorige koninginnen, gelukkig door zijn achting en toegenegenheid.
Doch, keeren wij terug tot den ongelukkigen gevangene.
De koning had het getal der edelen, die zijn zoon bewaakten, tot acht verhoogd; behalve dezen werd niemand bij hem toegelaten; telkens na verloop van 6 uren losten zij elkander, twee aan twee, af. Eer ze de kamer des prinsen binnentraden, moesten zij elk wapen afleggen. De spijzen werden hem gesneden voorgezet, zoodat geen gevaarlijk wapen in zijn handen kwam. Den 25sten Juni werd aan prins Eboli het oppertoezicht over den gevangene toevertrouwd. Een toren, met slechts éenen uitgang en een enkel venster, gelegen aan het einde der gansche reeks van vertrekken vroeger door den kroonprins bewoond, werd uitsluitend tot zijne woning ingericht. Het venster werd met traliewerk gesloten, het daglicht drong van boven in het vertrek, en den haard omgaf men met hekwerk. In de aangrenzende kamer maakte men eene opening, met houten hekwerk, opdat Carlos aldus de H. mis zou kunnen bijwonen. Prins en prinses Eboli betrokken de overige vertrekken der woning van den kroonprins. Zij, die tot dusverre den plicht van prins Eboli hadden gedeeld, werden, met uitzondering van graaf Lerma, door vijf andere heeren vervangen. Smartelijk voor Don Carlos was vooral de verwijdering van Rodrigo de Mendoza;
128
hartroerend was dan ook hun afscheid. Eerst sedert weinige maanden was hij in 's prinsen dienst, waarin deze hem spoedig en innig lief kreeg.
Te gelijker tijd ontbond Philips geheel de hofhouding zijns zoons, en beschikte zelfs over zijne paarden.
Te duidelijk spraken deze maatregelen. Carlos zag zijn lot in algeheele hardheid voor zich; hij beproefde zelfmoord. Daar hem geen werktuig tot geweld was overgebleven, kwam hij op de gedachte van den hongerdood, en bewerkte daardoor, indien ik mij zoo uit mag drukken, juist het tegendeel. Altijd was hij een onmatig eter geweest. Op de mededeeling dat hij alle voedsel afwees, antwoordde zijn vader; //hij zal eten, wanneer hij waren honger heeft.quot; Carlos dreef de zaak zeer ver, totdat hij uiterst zwak en ellendig werd; toen at hij. Maar dit vasten had zijn lichaam gereinigd; hij werd vooreerst gezonder, dan hij ooit was geweest.
Den 2den Maart gaf de koning een uitvoerig reglement over de bewaking zijns zoons en diens levensregel, waaruit ik eenige hoofdpunten zal mededeelen.
De edelen, die den prins omringen, zullen hem met den versclmldigden eerbied bejegenen. Zijn kamer mag hij nooit verlaten; dag en nacht moest de deur half geopend blijven. Slechts de geneesheer,'de barbier en de lijfknecht mochten, behalve de aangestelde edellieden, de kamer binnentreden; een der laatsten moet daar slapen. Wil de prins spreken over zijn toestand, dan worde hem alle antwoord geweigerd; berichten mag hij noch ontvangen noch afzenden; voor het overige moeten zijne
129
bevelen volbracht worden. In zijn kamer moet ieder woord zoo luide gesproken worden, dat al de aanwezigen alles kunnen verstaan: daar mag ook niemand een wapen dragen. Slechts het brevier en andere gebedenboeken werden hein gegeven : toch kwam hierin eene verzachting, wijl het zeker is dat Carlos zich eenigen tijd met de studie der spaansche wetgeving heeft onledig gehouden. Ieder edelman, die in Carlos' dienst staat, mag slechts één, en dan nog een zeer vertrouwd, bediende hebben: zo werden tot hun ambt bijzonder beëedigd.
Onder het gewicht dezer harde bepalingen bezweek de gemoedstemming des ongelukkigen opnieuw; hij wilde zich dooden door 't inzwelgen van een diamanten ring, waarvan hij zich echter zonder eenige schade ontlastte.
In dezen wanhopigen toestand bracht de eenige g o d-d e 1 ij k e trooster, de godsdienst, hem een weinig leniging. Het paaschfeest brak aan, en Carlos verlangde de heilige sacramenten te ontvangen. Hij sprak zijne biecht en, na 'skonings bevel te hebben ingewonnen, ontving hij den 24lt;ltn April de H. Communie. Den eerstvolgenden tijd na deze genaderijke handeling, zou bij zich als een geheel ander mensch hebben gedragen, hij was zachtaardig, vriendelijk, gezind tot verzoening en onthield zich van de gewone uitdrukkingen van haat en verachting jegens zijn vader.
Toen geloofden velen, dat eene verzoening mogelijk was, en dat de gevangene vooreerst hard genoeg gestraft was. quot;Wat Philips zou gedaan hebben, zoo de beterschap had toegenomen, kan wel niemand met zekerheid
6*
130
zeggen. Voorloopig schreef hij den 19ae° Mei aan zijne zuster de keizerin; uit het ontvangen der H. sacramenten kan men niet besluiten, dat de prins naar den geest niet meer lijdend is. Daar zijn oogenblikken van verlichting en daar zijn verstandsverbijsteringen, die op politieke aangelegenheden en publieke zaken betrekking hebben, terwijl de zieke, met betrekking tot bijzondere aangelegenheden, goed bij zinnen is.
Inderdaad, de beterschap was niet van langen duur. Nadat de prins zich eenigen tijd op rechtsgeleerde studiën had toegelegd, veel geschreven en alles weder verscheurd had, deed zich spoedig een nieuwe aanval van uiterst hartstochtelijke vertwijfeling voor, die weldra in ziekte overging en eindigde met den dood.
Het was zomer geworden, de ongelukkige mocht zijn kamer niet verlaten. Hij liet den vloer met koud water bevochtigen, en liep er toen overheen niet slechts met licht schoeisel maar blootvoets. Sliep hij met geopend venster, dan ontblootte liij zich tevens zoo veel mogelijk. 's Morgens en 's avonds nam hij een groote hoeveelheid ijs, gebruikte veel vruchten en andere hem schadelijke spijzen. In deze tusschenruimte van tijd moet hij eens, elf dagen lang, elk of bijna elk vast voedsel hebben afgewezen.
Vele dezer, met de gezondheidsleer strijdende, dingen waren destijds in Spanje algemeen in zwang, als het gebruik van ijs en 't afkoelen van het bed door de zoogenaamde sneeuwflesch. Maar zelfs dat alles niet meegerekend, bleef er nog genoeg over, om een lichaam
181
dat reeds lang lijdende was, en hetwelk voortdurend door hartstochtelijke gemoedsaandoeningen werd bestormd, in korten tijd te sloopen.
Öp de gemaakte tegenwerping, dat men de uitspattingen, onordelijkheden en gezondheidstorende feilen had moeten en kunnen verhinderen, heeft Philips zelf, na den dood zijns zoons, antwoord gegeven in de berichten, door hem aan zijné vertegenwoordigers bij vreemde mogendheden gezonden. „Wie het karakterquot; dus zegt hij ,/en den gemoedsaard des prinsen heeft gekend en met hem heeft geleefd, hij zal een ander oerdeel vellen. Want het is zeker dat, had men hem ook ieder middel ontnomen om tegen de gezondheidsleer te misdoen, hij andere waanzinnige handelingen zou bedreven hebben, die niet slechts voor zijn leven maar ook voor zijne ziel nog meer verderfelijk zouden geweest zijn. Ook zouden die besproken fouten zoo ernstige gevolgen niet hebben gehad, indien de prins, door aanhoudend afwijzen van voedsel, zich niet zoo zeer hadde verzwakt: teneinde hem van die laatste handelwijze af te brengen heeft men al het denkbare beproefd en aangewend.quot;
In 't midden van Juli werd den prins, behalve andere gerechten, een pastei van patrijzen voorgezet. Hij gebruikte, na den gewonen maaltijd, geheel de pastei, vier sterk gekruide patrijzen, benevens de korst. Den hevigen dorst, welke daarop volgde, poogde hij te stillen door den geheelen dag een onmatig gebruik te maken van ijs of in ijs afgekoeld water. In den nacht volgde een hevige aanval van buikloop; alle middelen, door de ge-
132
neesheeren aanbevolen, wees de zieke van de hand. Den 19dtn Juli reeds was zijn toestand hopeloos. De koning gaf bevel, de ziekte zijns zoons bekend te maken. Een wonderbare verandering moet er bij den stervende in de laatste dagen hebben plaats gehad; gemoed en geest toonden zich kalm en helder; met voorbeeldige godsvracht sprak hij zijn biecht, en daar het aanhoudend braken hem verhinderde de H. Communie ontvangen, zoo aanbad hij het heilige Sacrament in diepen ootmoed en met een vermorzeld hart. Toen nam hij ook, ofschoon zonder hoop, rustig en gelaten den geneeskundigen bijstand aan.
Men verhaalt dat Don Carlos zijn vader wenschte te zien en dat deze hel den stervende heeft geweigerd, en niemand bij hem toeliet behalve den geneesheer, en hen, die den dienst waarnamen. Of dit waar is, of Philips uit eigen beweging dan wel, gelijk anderen beweren, naar den uitdrukkelijk gegeven raad van den biechtvader zijns zoons aldus met hem gehandeld heeft, wil ik niet beslissen: maar welk het gevolg dier samenkomst zou geweest zijn, beken ik niet te begrijpen, is) Naar een andere mededeeling, heeft de koning in een vertrek, achter prins Eboli en Antonio de Toledo staande en door zijn zoon niet gezien, hem den vaderlijken zegen geschonken. Ook dit blijve onbeslist.
Den 22,ttn Juli liet Don Carlos zijn laatsten wil op-teekenen. Zijn schuldeischers vermaakte hij den bruidschat zijner moeder, 200.000 daalders, en verzocht zijn vader het ontbrekende aan te vullen. Ook beval hij aan
133
de goedheid zijns vaders zijn vorige bedienden, en betreurde liet dat hij hen dikwerf had mishandeld. Hij wenschte begraven te worden in 't klooster der domini-kanessen te Madrid, en beschikte over de weinige juweelen en kostbaarheden, welke hij nog bezat.
Don Carlos was een vrome vereerder van den H. Jacobus, den schutsheilige van Spanje; op het feest van dezen patroon des volks, den 25'tfn Juli, wenschte hij te sterven. In den nacht van den 23'ttn op den Séquot;quot;1 vroeg hij naar het uur; 't was toen twee uren vóór middernacht. Hij toonde bezorgd te zijn, den vóóravond van 't feest niet meer te zullen beleven, vereerde met grooten eerbied een kruisbeeld dat op zijne borst lag, en beval zich aan in de genade en barmhartigheid Gods.
Hij verklaarde, zijn vader vergiffenis te schenken, die hem van de vrijheid had beroofd, alsmede aan hen, naar wier raadgeving zijn vader tegen hem gehandeld had, Eboli, Espinoza en alle anderen. Toen het uur van middernacht had geslagen, riep hij uit: //het oogen-blik is gekomenquot; ! — nam de waskaars in de hand, en zich tot zijn biechtvader wendend: „mijn vader, sta mij bij !quot; Zijne laatste woorden, in het latijn gesproken, waren: //God, wees mij zondaar genadig!quot; Den 24*quot;n Juli 1568, des morgens ten 1 uur, bad Philips' ongelukkige zoon zijn lijden voleindigd; hij was 23 jaren en 16 dagen oud. Eenige minuten te voren had men op zijn bed het franciskanergewaad en de dominikanerkap gelegd, waarin hij wilde begraven worden.
De begrafenisplechtigheden ga ik stilzwijgend voorbij.
Philips II trok zich den 28',quot;1 Juli in het Escoriaal terug. Zijn uiterlijk verraadde diepe smart; het innerlijk heeft God beoordeeld.
Gedurende den oorlog van het fransche keizerrijk ten jare 1812, heeft een overste Borv in het stof-der dooden gewoeld, ten einde te onderzoeken of aan den hals van Don Carlos geen spoor te vinden was van geweld; maar de alarmtrompet verjoeg hem, onverrichter zake, op het beslissend oogenblik. quot;)
Moeielijk zal men nog nieuwe bronnen ter opheldering van het treurspel tusschen vader en zoon kunnen ver-Machten. Toen ik ten jare 1867 in Spanje verwijlde, had juist een spaansch schrijver een. nieuwe p.oging gedaan om koning Philips zeiven als den moordenaar zijns zoons voor te stellen. In mijn //Ausflug nach Spanienquot; heb ik daarover het mijne gezegd, en ik acht het thans noch noodzakelijk noch passend, iets daarvan te herhalen. In d i t boek heb ik getracht de kern mede te deelen der goede geschiedkundige bouwstoffen, welke door de nieuwste vorsching in de archieven, vooral door den beroemden belgischen geleerde Gachard, als zoodanig zijn vastgesteld. Ieder lezer moge zijn eigen oordeel vormen: mijne overtuiging is, dat Don Carlos, niet gelijk velen hem willen voorstellen, een dierlijke idioot is geweest, maar wel een jongeling, die op erge dwaalwegen was gekomen, die ziek was naar lichaam en geest, die ongelukkig en zelfs tot de grootste politieke misdaden was besloten; tegen wien zijn vader, wilde hij zijn plicht als koning vervullen, in den grond der zaak zelve
135
gewis niet anders kon handelen dan hij gehandeld heeft.
Juist in deze aangelegenheid, die dikwijler en hartstochtelijker dan eenig andere is aangewend om de ge dachtenis van Philips bij de nakomelingen te brandmerken , vind ik — geen schuld in hem. Hierin ga ik thans, omdat ik sinds nog meer gelezen en geleerd heb, nog wat verder dan ten jare 1867. Het is voor mij echter in zekere mate een reden van geruststelling en een waarborg voor de deugdelijkheid mijner overtuiging, dat ik reeds toen, zonder de bronnenstudie van Gachard en anderen te kennen, langs mijn meer wijsgeerigen en beschouwenden weg, tot dezelfde resultaten ben gekomen, als die nauwkeurige vorschers tot de hunne, 't Is waar, Gachard's oordeel over Philips is niet zoo gunstig als het mijne; daar wij echter uit de dezelfde feiten onze meening putten, is het eenvoudig en uitsluitend de taak der lezers tusschen ons-beiden te beslissen. Overigens wil ik het niet onvermeld laten, dat zelfs de verlichte protestant Prescott zich tot de volgende bekentenis gedwongen ziet: „Het karakter van de prins, van nature wild en stijfhoofdig, verergerde door ziekte en sloeg, toen zijn natuurlijke voogd wantrouwen en verwijdering er tegenoverstelde, tot een toestand van razernij over, welke toestand nog het best zijne uitspattingen verdedigt en tegelijk zijn vader rechtvaardigt, toen deze, om ze tegen te gaan, maatregelen nemen moest.quot; Deze geschiedvorscher werpt den koning nog, in de genomen maatregelen tegen zijn kind, de beschuldiging van on verbiddel ij ke gestreng-
136
h e i d voor; met geen enkel woord zegt hij echter hoe en waarin men anders had moeten handelen, dan men gehandeld heeft.
't Zou hoogst smartelijk voor mij zijn, in een zoo gewichtige en altijd duistere quaestie, onwetend de dwaling te dienen. Maar aan een voorbedachte, langzame of plotselinge, vermoording van een eenigen zoon en troonopvolger door een vader geloof ik niet, zoolang mij hiervoor geen bewijsgrond is aangewezen. Wèl echter geloof ik, totdat het tegendeel mij worde gestaafd, des te sterker aan het on verdelgbare der ouderlijke liefde. Wie uit haat legen de katholieke kerk en tegen haar bevoorrechten verdediger in de 16de eeuw, den tegenover-gestelden weg wil inslaan , hij volge dien, ik ga niet mede. Ik weet niet hoe Philips anders had kunnen-handelen, en zoolang mij dit niet gezegd wordt, spree k ik hem v r ij. I5)
IV.
SPANJE'S INWENDIGE TOESTAND.
Toen Philips II uit de Nederlanden, waar hij de kiem reeds had aanschouwd der opwassende staatkundige en kerkelijke ontbinding, naar zijn trouw katholiek en streng monarchaalgezind Spanje wederkeerde, stond bij hem het onwrikbaar besluit vast, al zijne krachten te wijden aan 't welzijn van dit land en zijner bevolking, hetwelk hij terecht, als het middenpunt en 't hoofdbestanddeel zijner uitgebreide monarchie beschouwde.
Het eerste wat hij te doen had, was het uitroeien der protestantsche beginselen, welke slechts spaarzaan en oppervlakkig in de spaansche kringen waren doorgedrongen. Dit voornemen des konings juichte de geheele bevolking bijna eenstemming toe; slechts weinige inquisitie-akten werden er vereischt, en van spaansche protestanten was
138
geen sprake meer. Het noodige heb ik breedvoerig reeds vroeger hierover gezegd.
Doch een andere bron van scheuring en verdeeldheid droogde zoo spoedig niet op. Ferdinand en Isabella, de overgrootouders van Philips II, hadden, door de verovering van 't koninkrijk Granada, Spanje uit de overheersching van vreemde ongeloovigen bevrijd, en der moorsche bevolking billijke en vriendschappelijke voorwaarden gesteld voor hun verder bestaan. Spoedig echter bleek het, dat ia een gansch christelijken Staat het bestaan van een openlijk antichristelijken eeredienst een onding is. Christelijke bekeeringsproeven en moorsche pogingen tot op stand wisselden zonder ophouden elkander af. De Mooren — zoowel de gedoopte als ongedoopte — konden de smart over den vernietigden luister van hun voormalig rijk niet vergeten , en de groote meerderheid der spaansche bevolking, niet toegankelijk voor een nationaal-huishoud-lijke, en nog veel minder voor eene opvatting der dingen naar de wijze der vrijmetselaars— beschouwde de nog in het land wonende Arabieren als onrechtmatige indringers en doodvijanden des Kruises, die men volgens recht en plicht uit het land moest jagen en verdelgen. De geheele verhouding bedreigde op gevaarlijke wijze zoo wel de godsdienstige als staatkundige eenheid des lands.
Koning Philips II kon weldra het kiezen van een bepaald standpunt te dezen opzichte niet meer vermijden. Het godsdienstig beginsel was én bij hem zeiven én bij zijn volk in 't algemeen vereenzelvigd met het staatkundig. Zijne politiek, met betrekking tot de Mooren, kon geen
139
ander doel hebben dan hetwelk zijn vader reeds had nagestreefd; ze moesten langzamerhand genoodzaakt worden, hun oude zeden en gebruiken, hunne volkstaal en kleederdracht te verzaken, daar zij slechts langs dezen weg waarlijk Spanjaard en christen konden worden. Het was hetzelfde pijnlijk en vreeslijk pleit, waarvoor Rusland en Pruisen sedert eene eeuw in Polen strijden, met dit onderscheid: nu het ondernomen wordt door on-katholieke vorsten tegen een katholiek volk, n u juicht het bekeerde liberalisme onzer dagen luide toe; omgekeerd echter in ons geval, nu het tegenovergestelde plaats heeft.
Reeds in 1560 vaardigde Philips eene verordening uit, volgens welke den Moslems het houden van afri-kaansche slaven werd verboden; een ander bevel in 1563 gegeven, hernieuwde een vroegere bepaling, welke den Moriscos slechts het bezit van zulke wapenen toestond, die als bewijs van hoogere vergunning het merkteeken van den kapitein-generaal droegen.
Dit waren echter niet meer dan voorboden van een veel gewichtiger maatregel, welke dieper de , zaak zou indringen. Men was tot de overtuiging gekomen dat verre weg de meeste, ook der gedoopte en schijnbaar bekeerde. Moslems inderdaad het geloof hunner vaderen vasthielden, en zulks met de trouw en de verkleefdheid eener vervolgde en door hare overwinnaars niet begrepen natie. Nu zijn bij de Mohamedanen, gelijk bekend is, met het godsdienstig geloof alle gebruiken, alle verhoudingen in 't familie- en volksleven onafscheidelijk verbonden.
140
Er werd dan besloten de bijl in den wortel te slaan, door eenvoudig alle geschiedkundige banden te verbreken, waarmede de ongelukkige Moriscos aan't verleden van hun volk waren verbonden. Deze proef werd genomen door het bevel of de verordening van 17 November 1566.
Ook hij, die de noodzakelijkheid het duidelijkst inziet van den ondergang van den valschen mohamedaanschen godsdienst in Spanje, en dien ondergang als een weldaad beschouwt , ook hij kan een diep medelijden voor die arme Moriscos niet uit zijn boezem weren, als hij de bepalingen verneemt van dat bevel. Er was een termijn gesteld van drie jaren, binnen welken, in alle levensbetrekkingen, de arabische taal door de kastiliaansche moest vervangen worden, tot zelfs de eigennamen toe. Reeds binnen twee jaren moesten alle moorsche kleederen geheel en al zijn afgelegd, de vrouwen moesten ongesluierd verschijnen: — dit laatste alleen is reeds eene ongehoorde smaad, het hart der oosterlingen aangedaan. Het huwelijk zou in 't openbaar worden gesloten, en geheel den dag moest het huis geopend blijven, waar de bruiloft werd gevierd. De volksgezangen en dansen werden verboden, alsmede de warme baden binnen 's huis, welke den mensch zoo zeer tot weeklijk-heid en wellust verlokken; elke overtreding werd ten zwaarste gestraft.
Deze wet mag volstrekt geen uitvloeisel heeten van Philips' eigen hardvochtigheid, noch een tirannenluim; ze was historisch verwant met een dergelijke verordening onder
141
Karei V uitgevaardigd, doch sedert in onbruik geraakt. De verschillende bepalingen waren de vrucht van een allernauwkeurigst onderzoek, ingesteld door eene commissie van uitstekende geestelijken en leeken. Maar de toestand der zaken was van dien aard, zoodanig was de geest der eeuw, dat men de overtuiging koesterde, zonder deze buitengewone maatregelen de gapende wonden des vaderlands niet te kunnen heelen. Alva alleen stemde tegen dit ontwerp, doch men weet niet of dit geschiedde om persoonlijke grieven tegen Espi-nosa, den leider der zaak, of om andere beweeggronden en welke. De koning keurde het door de commissie schier eenstemmig ontworpen voorstel goed.
In 't begin des jaara 1567 werd der ongelukkige moorsche bevolking haar noodlot afgekondigd. Een dof angstgeschrei was het eerste gevolg; doch aanvankelijk gelukte het den meest gematigden en bezonnenen een bloedige uitbarsting nog te voorkomen. Smeekend wendde men zich tot den koning. Philips ontving de afgevaardigden met heuschheid, aanhoorde hen geduldig , beloofde veel opmerkzaamheid te sullen wijden aan den toestand der Moriscos, maar benam hun tevens wederom alle hoop door te zeggen : ,/Wat ik in deze zaak heb gedaan, geschiedde op raad van wijze en rechtlievende mannen, die mij zeiden dat ik er toe verplicht was.quot; Spoedig volgde dan ook een alleszins weigerend bescheid.
Nu restte den Mooren slechts de keuze tusschen onderwerping en opstand. Zij die tot het uiterste waren gebracht, kozen het middel der wanhopigen. Toen de
142
termijnen begonnen af te loopen, waarop eenige punten der uitgevaardigde wet moesten voltrokken worden,, kende de verbittering en oproerige stemming des volks geen grenzen meer. In het jaar 1569 brak de opstand uit, en mocht al het eerste plan — zich meester te maken van de hoofdstad Granada — mislukken, toch was de zaak met vollen ernst opgevat en Spanje moest het aldus begrijpen, daar men spoedig gereed was een koning te kiezen in den persoon van den jeugdigen Aben-Humeija, een afstammeling uit het oude vorstenhuis ofschoon behebt met al de gebreken der Moorsche natie.
Een vreeselijke christenvervolging nam een aanvang. Slechts met diepe droefheid is het oog eens menschen-vriends in staat, de geschiedenis dier treurige dagen te lezen; want daarin ziet hij op ontzettende wijze de oude waarheid bevestigd, dat de mensch nooit dierlijker woedt, dan wanneer hij voorgeeft in naam van den godsdienst te strijden en ook wel oprecht die meening is toegedaan. De geheele onder de Moriscos verstrooide christenbevolking, van den priester en den plaatselijken bestuurder af tot de teedere jonkvrouw en 't onmondige kind toe, onderging, in naamlooze en uitgezochte folteringen, een gruwzamen marteldood, zonder dat er ook maar een enkel persoon de aangeboden redding en belooning zocht, ten koste van geloofsverzaking. Welk eén volk! Maar ook, welk een wraak stond te verwachten I
Geheel den loop te beschrijven van dezen bloedigen strijd of het schilderen der gruweldaden, welke van
143
beide zijden werden gepleegd, behoort tot het doel dezer studie niet. Na veel kausverwisselingen kon men in 't algemeen een steeds kloeker optreden bemerken van den kant der oproerigen, die ook bij alle geloofsgenooten, zoowel in Afrika als te Constantinopel, een aanknoopings-pnnt zochten en ten deele ook werkelijk vonden.
In dezen toestand van zaken zag Philips zich genoodzaakt , naar het tooneel des oproers een opperbevelhebber van den eersten rang af te zenden.
De ongelukkige vader, die een jaar vroeger op zoo ontzettende wijze zijn eenigen zoon had opgeofferd en verloren, kon niet over veel veldheeren beschikken. Zijn Alva was in de -Nederlanden, en hij zelf was geen legerhoofd, ofschoon het bovendien niet denkbaar was, de koninklijke majesteit bloot te stellen aan de kansen van een grimmigen burgerkrijg. Hij zond dan zijn natuurlijken broeder Don Juan van Oostenrijk.
Toen wijquot; handelden over Don Carlos, gewaagden we reeds van den jeugdigen, met de bekoorlijkheid der poëzie omgeven held. 't Is noodig hem breedvoeriger hier te bespreken.
Don Juan, geboren den 24quot;'° Februari 1547 als de zoon van Barbara Blomberg (eene Regensburgsche, die later in het huwelijk trad met een ambtenaar, Kegel genaamd) was ruim 20 jaren jonger dan zijn broeder de koning van Spanje. Bij zijn geboorte ontving hij den naam van Geronimo; de drie eerste jaren zijns levens liet de ke^er hem ter verpleging bij zijne moeder, maar later vertrouwde hij hem toe aan de zorgen van
144-
een keizerlijken muziekant, een vlaming, die zich met het kind naar de omstreken van Madrid moest begeven. Voor vijftig gulden 'sjaars beloofde de toonkunstenaar zoo zorgvuldig het kind des keizers te zullen opvoeden, alsof het zijn eigen zoon ware. De pleegvader wist, gelijk van zelf spreekt, niets van de ware toedracht der zaak, door den keizer zeer geheim gehouden.
In landelijke afzondering, in verharding en armoede wies het kind tot knaap op, en reeds vroegtijdig vertoonden zich bij hem de heerlijke gaven eener vurige ziel, welke God in een volmaakt schoon lichaam gelegd had. Karei V verloor dien hoopvollen jongeling niet uit het oog, en stelde hem diensvolgens onder het verzorgend opzicht van zijn trouwen dienaar Luis Quijada en diens echt-genoote Magdalena de Ulloa. Hij, type van den kastilaan-schen edelman uit den besten tijd; zij, een vrouw van hooge deugd maar van alle moedervreugde verstoken — ze verzorgden den hun toevertrouwden jongeling, wiens geboortegeheim zelfs aan de pleegmoeder onbekend was, oneindig veel beter dan dit ooit in den glans eener hofhouding ware mogelijk geweest. Ten jare 1558 liet Karei V den jeugdigen Geronimo in de omstreken van Yuste komen, ten einde zich te verlustigen in de ongewone schoonheid en de hoopvolle ontwikkeling des kinds; ook dit geschiedde met zulk eene voorzorg, dat niemand den werkelijken toestand, van zaken vermoeden kon.
Aan de zijde zijns pleegvaders geleidde ook Geronimo den keizer ten grave; een codicil met het privaatzegel
145
van Karei gesloten en gericht aan Philips II, loste het eerst dit raadsel op. De keizer erkende, hem als zijn zoon en bestemde hem aanvankelijk tot den geestelijken staat; hij mocht echter niet gedwongen worden en zoo hij zelf verkoos in de wereld te blijven, dan moest hij eene schenking op vaste goederen in 't koninkrijk Napels bekomen, welke 30 tot 40 duizend dukaten zou opbrengen.
Toen Philips II in 't volgende jaar naar Spanje was teruggekeerd, werd hij er spoedig op bedacht een samenkomst te houden met zijnen broeder, en zijns vaders laatsten wil te volbrengen. In een park buiten Valladolid gelegen, stelde Quijada zijn pleegzoon den koning voor. Gelijk ieder die den knaap aanschouwde, was ook Philips opgetogen toen hij dat innemend uiterlijk zag van den jongeling, en de ongekunstelde fierheid van 'tkeizerskind bewonderde. Eonduit deelde de kouiug de waarheid mede en stelde hem den hovelingen als zijn broeder voor; toen omgordde hij hem eigenhandig met het zwaard eu hing hem het groote lint van 't gulden quot;Vlies om den hals, z/Nooit heb ik van 't jachtvermaak zulk een lieven buit meegebrachtquot;, zeide Philips vergenoegd op den avond van dien dag.
Van dit oogenblik af was de arme Geronimo, Don Juan van Oostenrijk geworden; hij kreeg een der schitterendste paleizen van Madrid en een eigen hofhouding gelijk een prins van 't koninklijk huis. In gemeenschap met Don Carlos en den later zoo beroemd geworden veldheer
Alexander Farnese, studeerde Don Juan aan de univer-
7
146
siteit van Alcala; doch, niet alleen blonk hij boven zijn beide studiemakkers uit in lichamelijke schoonheid, maar ook in 't verheven en edel streven van zijn geest. Trots alle wederwaardigheden, die wij later zullen vernemen, en tot aan zijn vroegtijdigen dood toe, bleef Philips Don Juan beminnen met broederlijke liefde en trouw.
Het avontuurlijke en krijgszuchtige van zijn geest, dat zich reeds zoo vroegtijdig bij hem openbaarde, verleidde den jeugdigen man ten jare 1565 in 't geheim zich van het Hof te verwijderen, om het destijds door de Turken belegerde Malta te hulp te komen. Wel riep hem Philips, eer hij nog Spanje verlaten had, door zeer strenge bevelen terug; maar dit voorval veranderde de gunst des konings in geenen deele, terwijl het den dichterlijken jongeling reeds toen de hartstochtelijke voorliefde des volks verwierf. Reeds in 1567 werd Don Juan tot admiraal benoemd der tegen de noordafrikaan-sche zeeroovers uitgeruste vloot, en onder de leiding van den bekwamen Don Antonio Zuniga y Requesens, later stadhouder der Nederlanden, werd hij in het militaire zeewezen ingewijd.16) Zijn eerste tocht was rijk aan schitterende uitkomsten, en zegevierend keerde hij naar Madrid terug.
Hem zond thans de koning om de oproerige Mooren te beteugelen. Luis Quijada vergezelde hem naar het oorlogstooneel, en een krijgsraad, uit voortreffelijke mannen samengesteld, werd den jongen held ter zijde gesteld, wiens dorst naar schitterende daden maar al te zeer daardoor belemmerd werd. In April 1569 hield hij zijn
147
intocht binnen Granada, reikhalzend door de christen bevolking verwacht, door de oproerigen in bange vrees aangestaard. Ten volle was hij man geworden, en met vorstelijke voortreflijkheid, met beslistheid en nimmer wankelende vastberadenheid trad hij op, in alle verwikkelingen des openbaren levens.
't Behoort, gelijk reeds werd opgemerkt, tot mijne taak niet den nu volgenden strijd, waaraan Philips geen persoonlijk deel nam, in al zijne wisselvalligheden, in zijn ongehoord heldhaftige en gruwzaam bloedige feiten verder uiteen te zetten. De geniale spaansche geschiedschrijver Mendoza, die toen leefde, een kunstenaar van den ouden stempel, vol geest en leven, heeft de bijzonderheden van dien strijd geschilderd in zijn nu nog lezenswaardig werk vDe Oorlog van Granadaquot;, en waarlijk slechts een krijgs-beschrijving als de zijne, welke zoo tot de kleinste bijzonderheden afdaalt, kan belangstelling inboezemen.
In Februari 1570 verloren Don Juan en Philips zelf hun trouwen Luis Quijada. Hij viel in een ongelukkig treffen, gelijk er meermalen een te betreuren was, te midden der zegepralen door Don Juan bevochten. In de armen van zijn teer beminden pleegzoon, die hem was toegedaan met aandoenlijke dankbaarheid, stierf deze man, het volmaakte toonbeeld der aloude kastilaansche ridderschap, 'tls niet zonder diepen grond, dat Cervantes bij het ironisch voorstellen der ontaarde ridderschap, die het hoofd zich te pletter rent tegen den geest der nieuwere tijden, den naam van zijn held „Don Quijotequot; door eene vermakelijke verminking van dien van Quijada, heeft weergegeven.
148
Aan de weduwe zijns pleegvaders richtte Don Juan het volgend schrijven:
„Luis stierf, gelijk het hem voegde, strijdend voor den roem en het heil zijns zoons, en overdekt met onsterfelijke eer. Alles wat ik ben, alles wat ik nog worden zal dank ik aan hem, die mij vormde, of liever, die mij teelde in een meer edelen en geestelijken zin. Dierbare, diep bedroefde, thans weduwe geworden moeder! Ik alleen rest u nog, en met des te meer reden behoor ik u toe, omdat Luis gestorven is om mijnentwil, en om mijnentwille deze smart u heeft getroffen. Matig uw harteleed door uwe gewone wijsheid. O, kon ik bij U zijn, om uwe tranen te droogen of om de mijne met de uwe te vermengen! Vaar wel, liefste, hooggeëerde moeder, en bid God dat Hij uw zoon spoedig uit den krijg doe keeren en wedergeve aan uw moederhart.quot;
Ik oordeelde het der moeite waard deze regelen mede te deelen; zoo sprekend teekenen zij den geest van Don Juan! Tevens mag men niet vergeten dat deze Don Juan de lieveling was des spaanschen volks, de lieveling ook van koning Philips. Alles nu in zijn verband beschouwd wat ons lezen doet in den inwendigen persoon van Don Juan, strekt ook vooral, om den geest en 't karakter deskonings te leeren kennen, dien men zoo ten onrechte als een onmensch heeft uitgekreten, ja zelfs als een men-schenmoorder heeft voorgesteld. De vrouw, die door Don Juan zoo kinderlijk vereerd en bemind werd, moest nog zijn vroegen, treurigen dood beleven; eerst ten jare 1598, schier gelijktijdig met koning Philips zeiven, stierf zij
149
in zeer hoogen ouderdom, na een leven G ode geheiligd.
Toen Don Juan onmiddellijk na Quijada's dood vele spoedig op elkander volgende overwinningen had behaald, bood hij allen, die zich wilden onderwerpen, amnestie aan: die halsstarrig bleven, werden onmeedoogend met bloedige gestrengheid bedreigd. En werkelijk, op vele plaatsen nog liet het ongelukkige volk het nederkomen op de beslissing der wapenen. Eerst na de nederlaag, welke de Mooren in de volgenden lentetijd leden, en bij't gelijktijdig afsterven van den laatsten //kleinen koningquot; Aben-Aboo, kou de opstand als volkomen onderdrukt worden beschouwd. Allen onderwierpen zich.
En wat deed Philips, toen zijn broeder hem een nog bloedend land wedergaf? Trouw aan het eenmaal genomen besluit, om het afzonderlijk volksbestaan der Mooren te breken en te vernietigen, — wel zonder aanwending van noodelooze gestrengheid maar met onverbiddelijke, voor allen gelijke rechtvaardigheid — vaardigde hij een edikt uit, in gevolge waarvan alle Moriscos van 't voormalige koninkrijk Granada, zoowel d e schuldigen als niet schuldigen, binnen de spaansche monarchie moesten verplaatst worden: want een straf moest de gansche maatregel n i e t zijn, slechts het tenuitvoerbrengen eener politieke noodzakelijkheid. Alle onroerende goederen werden verbeurd verklaard, alleen de roerende have, kudden en levensmiddelen, mochten medegevoerd worden. De arme bannelingen zelf zouden in alle opzichten toegevend en zacht behandeld worden j men moet het bekennen, een karige troost
150
in zoo hard een ongeval! De verhuizing had plaats in de provinciën Mancha, Oud- en Nieuw-Kastiliën, Estre-madura en Galliciën, en in November 1570 werd ze in alle orde voltrokken.
Deze daad des konings was hard: maar de onpartijdige geschiedenis moet hem nageven, dat hij die zonder wreedheid liet voltrekken, en dat men hier tegenover ongeloovigen oneindig edelmoediger en mensch-lievender handelde, dan bijna gelijktijdig Elisabeth, en, een eeuw later, Cromwell, in nagenoeg dezelfde omstandigheden tegen hunne medechristenen in Ierland te werk gingen.
Don Juan keerde naar Madrid weder om zich te wenden tot het glanspunt van zijn even korte als schitterende loopbaan, tot den krijg tegen de Turken.
Onder Philips' regeering brak geen oproer van de zijde der Mooren meer uit. De wonde der volksverdeeldheid en der godsdienstige tweedracht scheen aan 't genezen te zijn. Toch zag Philips zich genoodzaakt, door een nieuwe verordening van Oktober 1572, het verbod te verscherpen tegen het gebruik der arabische taal in woord, geschrift of in ambtelijke stukken. Ook nam ffde demon van het Zuidenquot; omtrent het plaatselijk oponthoud der Mooren beschikkingen, die werkelijk v e e i overeenkomst hebben met die, welke in later tijd werden uitgevaardigd tegen Jezuïeten, ongehoorzame bisschoppen en priesters in Duitschland. 'tls waar, Philips een kind van zijn tijd, gelijk wij menschenkinderen allen zijn, — bedreigde ook met roedenquot; en ffgaleienquot; maar
151
hij verbande niemand, hij verklaarde niemand vervallen van zijn burgerrecht; alleen dit, hij hield vast aan zijn plan van interneeren. En hoe ongegrond de aantijging is, zoo dikwerf tegen Philips 11 ingebracht, dat hij geen hart bezat voor het schoonste der rechten, het recht der koninklijke genade, — dat zien wij uit het onwraakbare feit waardoor de vorst, juist bij 't voltrekken der edikten tegen de Mooren, een dreigende of reeds uitgesproken straf meermalen of verzachtte of zelfs geheel kwijtschold.
Dat de Moriscos ook voortaan onder geen harden druk leefden, maar wel onder zulke omstandigheden, waardoor de vermeerdering en de welstand hunner bevolking werd bevoordeeld, dat wordt zeer overtuigend bewezen door een feit, hetwelk in de laaste regee-ringsjaren van Philips voorviel. De koning namelijk wilde een algemeene volkstelling houden, doch de Cortes baden hem dringend van dit voorneroen af te zien, opdat daardoor de Moriscos hunne schrikwekkende vermeerdering niet zouden kennen.
Eerst onder Philips' zoon en opvolger brak de in 't geheim voortwoedende kanker op nieuw uit, en de regeering besloot toen tot het radicale middel; de gezamenlijke rest der arabische bevolking van het burgerrecht te berooven en den lande uit te bannen. Ik verdedig dezen maatregel niet, en ik ontken niet dat daardoor de welvaart veel benadeeld werd, vooral de landbouw der monarchie, die toch reeds in diep verval was geraakt. Doch, overeenkomstig de waarheid, moet ik toch doen uitkomen gt; dat niet slechts de aanzienlijkste maar
152
ook de meest verlichte tijdgenooten, als b.v. Cervantes, dezen stap der regeering als een hoogst noodzakelijk iets hebben beschouwd, vermits zij, gelijk de geheele spaansche bevolking, de vaste overtuiging koesterden, dat de Mooren nooit oprechte Spanjaards en Christenen zouden worden, maar ten allen tijde wrokkende en ongeloovige staatsvijanden blijven.i') Nog moet men, bij de waardeering van 't zoo overluid uitgebazuinde nadeel, hetwelk Spanje leed door de verdrijving der Mooren, twee zaken niet uit het oog verliezen. Ten eerste, dat het land gespaard bleef voor al de nadeelige gevolgen van een voortdurenden oorlog tegen een „binnenlandschen vijandquot;; en ten tweede, dat het geleden verlies aan menschen, geld en arbeidsvermogen, in korten tijd ruimschoots en meer dan vergoed zou geweest zijn, ware Spanje, om geheel andere redenen, niet ongelukkig geweest in zijn euro-peesche politiek.
Na het dempen van dien opstand, zag Philips zich aan het hoofd geplaatst van een volk, doordrongen van eenzelfde politieke en godsdienstige zienswijze, en gehecht aan zijn vorst uit geheel zijn hart en met de warmste geestdrift. Zoo min als 't protestantisme en de Islam, waagde het van toen af eenige politieke partij zich tegen het regeeringsbeleid van den machtigen monarch aan te kanten. Slechts de door Antonio Perez in Saragossa gestookte opstand, waarvan later sprake zal wezen, maakte hierop een alleenstaande en voorbijgaande uitzondering. Voor 't overige bleef Spanje tot na Philips' dood rustig en eensgezind, en algemeen deelde men de overtuiging —
153
welke zelfs niet geschokt werd door de mislukte ondernemingen tegen Engeland en Frankrijk— dat de weg, door den koning ingeslagen, tot het heil van vaderland en kerk leiden moest. Deze vorst, in 't buitenland zoo geducht, werd door zijn volk „de goedequot; en //de wijzequot; genoemd; nog heden leeft in dezen zin zijn aandenken bij de Spanjaards voort.
En inderdaad — ofschoon er niet aan gedacht kan worden alles te verdedigen, wat Philips bij het besturen van zijn land deed — veel daarvan was werkiijk goed.
Itet de macht der spaansche kroon, schoon niet absoluut en onbeperkt, zich toch verre uitstrekte en vaste wortelen had geschoten, dit was niet het werk van Philips II: Ferdinand en Isabella hadden haar zoo gemaakt, Karei V had ze uitgebreid; Philips hield ze in stand, gelijk hij in alle betrekkingen van 't innerlijk en openbaar leven door en door behoudsgezind was. Maar zijne behoudend regeeringsbeleid bestond natuurlijk niet slechts in 't laten voortbestaan van hetgeen reeds bestond; dit te ontwikkelen overeenkomstig zijne natuur was veeleer zijn streven. Zoo vermenigvuldigde hij de organen der koninklijke macht, of, gelijk wij dat heden noemen, de ministeriën. Elf zulker ministeriën of //radenquot; richtte hij op, ieder met streng afgebakende ambtsbezigheden. Het waren: de raad van Indiën, Kasti-liën, Aragon en Italiën; de raad van justitie, de krijgs- en financieraad, de raad der Inquisitie, der ridderorden en domeinen, en eindelijk de bij uitstek politieke //staatsraadquot;. Deze laatste telde zestien leden,
7*
154
deels geestelijken, deels leeken; eene vermenging dezer beide elementen was Philips bijzonder welgevallig, en in al zijne regeeringscollegiën voerde hij ze door. Van deze middenpunten des werkzamen levens uit, werden alle staatsaangelegenheden met de grootste zorg en met onvermoeiden ijver afgehandeld j en indien gewichtige zaken soms onafgedaan bleven, dan was dit minder aan de traagheid der beambten dan wel aan de onbesloten-heid des konings te wijtea. En hoe meer de achterhoudendheid en 't gebrek aan vertrouwen met den last der jaren op den voorgrond traden, des te menigvuldi-ger en bedenklijker had men zulke vertragingen in 't verzorgen en beslissen van zaken te betreuren.
In dezen zin waagde het een trouwe dienaar der kroon, de grootaalmoezenier Don Luis Manrique, in een aan den koning gerichten brief, het volgende te zeggen: ,/God heeft uwe Majesteit en de overige vorsten, die in Zijnen naam de volkeren besturen, niet daartoe aangesteld dat zij zich terug zouden trekken om te lezen en te schrijven, ook zelfs niet om te overpeinzen en te bidden, maar veeleer opdat zij als openbare en algemeen toegankelijke orakels zouden zijn van politieke wijsheid, waartoe ieder onderdaan zich wenden kan, die eene beslissing noodig heeft. En zoo ergens ter wereld een koning die genade van God heeft ontvangen, dan is het zeker uwe Majesteit: daarom zoude uwe schuld te grooter zijn, zoo Gij U niet genaakbaar wilde stellen voor allen.quot;
Hoeveel constitutioneele vorsten onzer eeuw zouden •
155
zich zulk eene taal, geduldig en vriendschappelijk, laten welgevallen? Ik weet het niet.w)
Na de meer bepaalde regeeringsorganen beschouwd te hebben, moeten wij een blik slaan op den adel. Deze was niet meer de spaansche adel der middeneeuwen, die, terwijl de koningsmacht zich allengs en langzamerhand ontwikkelde, voor eigen rekening den oorlog voerde tegen de vijanden van vaderland en godsdienst; die vele bezittingen en goederen opeenstapelde, en 't beslissend gewicht der staatkundige macht binnen zijnen stand had vereenigd. Rijk voorzeker was de spaansche aristocratie in hooge mate; het jaarlijksch inkomen van een hertog wisselde af tnsschen de 40 en 135,000 dukaten, welke som, naar de toenmalige geldwaarde berekend, gelijk staat met eenige millioenen guldens of daalders onzer gangmunt. Maar die schatten werden niet meer aangewend tot grootsche ondernemingen, nog minder tot het verkrijgen van politieken invloed. De zelfstandige kracht van dezen stand was, zonder dat Philips naar dat doel bijzonder te streven had, innerlijk verouderd en gebroken. De inkomsten, hoe aanzienlijk ook, werden in den winter verslonden door een werkeloos en verkwistend hofleven met talrijke bedienden, equipages en dergelijk praalvertoon; door een lui en nogmaals verkwistend landleven in den zomer. Onder de edelen vond de koning niet eens zooveel bekwame staatsdienaren, als hij ongetwijfeld wel verlangd had; uit den kring van burgerlijke rechtsgeleerden of geestelijken moesten reeds toen, zeer dik-
156
wijls ja meestal, de personen gekozen worden voor de gewichtigste betrekkingen.
Ik houd het voor overdreven, ja voor geheel valsch, wat sommige geschiedschrijvers en diplomaten aannemen, dat Philips II een staatkundige gedragslijn heeft gevolgd, welke gericht was naar een zedelijke en verstandelijke vernedering des spaanschen adels. Philips was te behoudsgezind om niet te beseffen, dat een waarlijk krachtige adel de beste steun is voor een monarchaal staatswezen. Van zijnen kant was de spaansche adel er verre af de koninklijke macht met eenig gevaar hoegenaamd te bedreigen; er ontbrak dus elke, zelfs de geringste, aanleiding tot een zoo listige en duivelsche handelwijze. Integendeel de adel deed alles, waardoor hij zich zeiven schaden en vernietigen kon; en dat wel met zulk een aandrift en zooveel hartstochtelijkheid, dat het zelfs der tegenstrevende koninklijke macht niet mogelijk ware geweest, paal en perk daaraan testellen. Met eenig ernstig nadenken zal 't ook niemand waarschijnlijk vinden, dat een geheele stand van gegoede en invloedrijke familiën, waarin waarlijk noggeest en leven woont, zich opzettelijk en gewillig zou laten demoraliseeren op stelselmatige wijze. Zulke dingen zijn hersenschimmen van met zich zeiven ingenomen diplomaten ; de geschiedenis kent ze niet.
De inwendige regeling der standen liet Philips voortbestaan , maar slechts met die bevoegheden, welke bestaanbaar zijn naast een persoonlijke regeering. De souverei-niteit berustte geheel en al in de hooge persoonlijkheid
157
%
des konings. De Cortes behielden wel het voorrecht om bezwaren te opperen en belastingen toe te staan; maar wijl het inwilligen van belastingen reeds sedert den tijd van Karei V alle andere aangelegenheden moest voorafgaan, zoo ontbeerden zij alle dwingende macht tegenover de staatsregeering, en werden inderdaad tot slechts beraadslagende lichamen vernederd. In dezen toestand hield hen Philips II niet alleen, maar hij bediende zich ook dikwijls met groote voorliefde van hunne raadgevingen: hij beriep hen dikwijler, en hield hen langer vergaderd dan ooit een zijner voorgangers, 't Lag geheel in zijn geaardheid en karakter dat zoo bedaard degelijk, zoo angstvallig bezorgd en zoo kleingeestig nauwgezet was, zich op deze en alle mogelijke wijzen te doen onderrichten over de stemming van land en volk, over hunne wenschen en behoeften; maar de doorslaande en hoogste beslissing, wat ten slotte in elk geval moest gedaan worden, dat behield hij zich zeiven voor, gelijk ieder persoonlijke heerscher.
Niettemin zien wij uit de geschiedenis, inzonderheid der landdagen van K a s t i 1 i ë n onder Philips II, dat deze Cortes zich ongeveer met alles bemoeiden wat de wetgeving de regeering en 't bestuur aangaat, en dat de koning, schoon volstrekt niet gezind zich op te houden met al hunne vaak onverstandige wenschen en voorslagen, toch alles zorgvuldig toetste en zaakkundig vele punten beslechtte. Zonder eenig gevolg opperden de Cortes dikwijls zwarigheid tegen de groote kosten van 's konings hofhouding. Deze was ingericht volgens de overlevering
158
van 't burgondische Hof en gold als de prachtigste, de meest kostbare en deftigste, maar niet als de vroolijkste van alle europeesche hoven. Wij, kinderen der 19de eenw, wij kunnen ons glimlachen niet bedwingen, wanneer we de som van 200,000 dukaten of goudguldens zien aangewezen als de ongehoorde uitgave van een enkel jaar hofhouding. Philips wist zeer goed dat hij niet om zijn eigen persoon, die zoo weinig behoefte had, maar om bijzondere politieke redenen zich die weelde veroorloofde t 't was nutteloos daartrgen te spreken. Ook liet hij zich niet overhalen, verscheiden werklijk bestaande wanordelijkheden af te schaffen , als 't vervreemden van kroondomeinen, het verkoopen van ambten en adelbrieven. Tot deze maatregelen zag hij zich gedwongen door de gestadige geldverlegenheid, welke hij niet te boven kon komen ten gevolge der immer stijgende uitgaven, voor zijn buitenlandsche staatkunde gevorderd, gepaard aan het gebrek van een goed financieël beheer. Daarentegen wijdde hij de grootste zorg aan alle vertoogen, die betrekking hadden op de rechtspleging, de publieke veiligheid en 't handhaven der orde. Wel geen land van hei toenmalig Europa genoot zulk een ongestoorden rechtsvrede als Spanje, en nergens werd de publieke veiligheid zoo zelden door misdaden bedreigd als daar. Ook werd het mogelijke gedaan ter bespoediging en innerlijke verbetering der burgelijke rechtspleging, en de oude nog bestaande rechten werden in een nieuw wetboek verzameld.
De Cortes, even als de koning en al zijn tijdgenooten, hadden geen deugdelijk begrip van handel en vèrkeer.
159
of, in 't algemeen, van het staatshuishoudelijk leven. Zij verzochten, dat de uitvoer van edele metalen zou verboden worden , dat men goud noch zilver zou mogen aanwenden tot opschik of tot welke soort van weelde ook, maar alleen tot het maken van geld. Bijna hartstochtelijk wijdden zij zich aan 't vervaardigen eener wet op de weelde, en vervielen daarbij natuurlijk zelfs in 't belachelijke, doordien zij tot in de kleinste bijzonderheden wilden bepalen, hoe en waarmede man en vrouw mochten gekleed gaan. Philips was, van de pedantachtige en stijve zijde zijns karakters, maar al te zeer geneigd aan zulke verlangens toe te geven, en gaf bevel tot het maken van een even breedvoerige als, gelijk van zelf spreekt, onuitvoerbare verordening op de weelde. Zelfs tegen 't gebruik van koetsen viel men uit, en werden straffen bepaald door de reeds toen, niet heden voor 't eerst, naar //almachtquot; strevende wetgeving.
Beteekenisvol en echt spaansch is nog het verzoek der kastiliaansche Cortes, dat men op alle mogelijke wijzen de in verval rakende stierengevechten, als een voorname en echt nationale instelling zou bevorderen en te gemoet komen. Ook in deze zaak was Philips II, als volbloed Spanjaard, met zijn landsraad geheel eensgezind, daarin afwijkend van zijne overgrootmoeder Isabella, die, volgens haar zachtaardige manier van handelen, zoo krachtig mogelijk was opgetreden tegen dat ruwe slachtersver-maak eener geheele bevolking. Ook heeft de uitkomst bewezen, dat het slachten van stieren niet bij machte was
160
noch het heden is, om 't van binnen kankerende verval des staatswezens legen te houden.
Van den anderen kant ijverden de Cortes, die zich onledig hielden met alle bijzondere toestanden des volks, tegen het ontzenuwend en verderfkweekend romanlezen door jongelingen en jonge dochters, en hieruit ziet men — het zij te dezer gelegenheid aangestipt — welke deugdelijke redenen Cervantes had toen hij, juist onder de regeering van Philips II, zijn onsterfelijke dichterlijke scheppingen in de ellende van een miskend genie nederschrijvend, met zijn Don Quijote tegen de ridderromans optrad, in gelijken ernst maar met rijker gevolg, dan de koning en de Cortes met hunne petities en verordeningen.
Ook het onderwijs wekte levendige en zelfs angstige bezorgdheid bij koning en standen. De richting der wetsbepalingen hieromtrent, was natuurlijk spaansch-natio-naal en gekeerd tegen eiken mogelijken invloed van den kant der protestanten. Daarom werd eindelijk het bezoeken van buitenlandsche hoogescholen geheel en alverboden.
In den reg el vaardigde Philips nooit eigenlijk gezegde wetten uit, zonder voorafgaande beraadslaging met de Cortes; doch nooit schonk hij dezen het vormelijk recht, om de geheele wetgeving van hunne toestemming afhankelijk te maken : en inderdaad was zulk een recht nooit, zelf in de middeneeuwen niet, in Spanje als geldig erkend geweest. Stemde hij met de voorstellen der Cortes in, dan werden ze door zijn koninklijke sanctie tot wetten verheven; sloeg hij ze af, dan geschiedde het in deze vormen; ,/hij zou zijnen raad de zaak voorleggen;
161
hij zou de zaak in overweging nemen, of wel: hij oordeelde het ondoelmatig, eene verandering toe te staanquot;
Zelfs de vijanden van Philips, en nog veel meer de -nadenkende en hartstochtelooze beoordeelaars van 's konings daden moeten erkennen, dat in de beraadslagingen der Cortes, die geregeld alle drie jaren werden bijeengeroepen, een hooge graad van vrijheid en vrijmoedigheid heerschte, welke Philips nimmer beproefde tegen te gaan, en dat zelfs den vrijmoedigsten der afgevaardigden nooit de minste onaangenaamheid wedervoer. De waarheid, trots als het wild geschreeuw anderzijds, is dus als volgt: in Spanje bestond onder Philips II niet slechts geen bloedig despotisme noch ruwe willekeur; integendeel, ook dit land mocht onder 't bestuur van dien veelgelasterden ,/brandstapelkoningquot; een zoo uitgebreide politieke vrijheid genieten, als toenmaals in Europa — om het zachtste woord te bezigen — een buitengewone zeldzaamheid was. En deze waarheid kan en moet men inzien en bekennen, ook dan, wanneer men de stelling en den werkkring der kastiliaansche Cortes volstrekt niet wil overschatten. Doch, mogen deze al in vele zaken vruchteloos hebben gewerkt en in nog meerdere geheel verkeerd, — beide gevallen doen zich nog heden bij alle politieke lichamen voor — talrijk en gewichtig zijn toch de onderwerpen, op het rechtwezen, den handel, het onderwijs en 't openbaar welzijn betrekkelijk, waarin de koning gaarne en met goed gevolg zich bediende van de raadgevingen, hem met trouw en ijver door zijn onderdanen verleend.
162
Daar Philips, overeenkomstig zijn natuurlijke karakter en voortdurende neigingen, een zeer vredelievend monarch was, ofschoon hij (afgezien zelfs van den opstand in Granada en de Nederlanden) in veel oorlogen was gewikkeld, welke hij, als hoofd der katholieke partij, wegens zijne europeesche staatkunde moest voeren, — heeft ook het krijgswezen in Spanje onder zijne regeering, eene, naar evenredigheid, niet zeer groote rol gespeeld.
Tenminste in Spanje zelf had Philips geen behoefte aan de hulp der bajonetten, hier was hij verzekerd van de overeenstemming met zijn volk. Onmiddellijk voor dat Karei V de regeering aanvaarde, had wel kardinaal Ximenes, toen regent van Spanje, een begin gemaakt met het oprichten van een staande leger; doch Philips II besteedde er geen groote zorgen aan. De twintig kompagniën gendarmen toch en de 5000 ginetes of lichte ruiterij, die de koning onderhield, konden, als het staand leger van zulk een uitgebreide monarchie beschouwd, toch waarlijk niet in bijzondere aanmerking komen. De Spaansche landweer echter, reeds opgericht onder koning Ferdinand van Aragon, werd slechts in tijd van nood onder de wapenen geroepen; men schatte het aantal op 30,000 man. De troepen voor de vele buitenlandsche oorlogen, werden, gelijk in heel Europa, door werving verkregen. Deze troepen kenden niet alleen onder Alva nog soldatentucht en strengheid, doch zij deden zich in den strijd gelden als de beste troepen der wereld. Maar de overmoed, maar de zucht naar genot en avonturen, wel-
163
ke doorgedrongen was in alle ledematen van het spaan-sche volkslichaam door de voorbeeldeloos snelle vlucht van Spanje en vooral door Amerika's geld en de misdaden daar gepleegd, vergiftigden ook spoedig den geest des legers. Reeds onder Philips II werden de spaan-sche soldaten door hunne woestheid en teugelloosheid, vooral door hunne muiterij in de Nederlanden, een voorwerp van haat en afschuw in geheel Europa.
Veel meer dan op het leger was het oog des konings op de Kerk gevestigd, op hare instellingen en dienaren. Hij begunstigde de kloosterstichtingen en, in het ordewezen, meer bijzonder het streven naar strenge hervorming. Tot dit doel leefden toenmaals in Spanje heilige, grootmoedige zielen, menschen geheel vervuld van den geest Gods, als onder de Pranciskanen Petrus van Alcantera, en de heilige Theresia in de orde der Car-melietessen. De Hieronymietenorde mocht zich vooral in 's konings gunst verheugen: het Escoriaal, door welks bouw en inrichting de koning zich op zoo schitterende wijze aan 't hoofd stelde van het algemeene streven zijns volks naar luister en heerlijkheid der kerk, was met Hieronymieter-monniken bevolkt.
Het recht tot vergeven van prebenden hadden reeds Ferdinand en Isabella uitgeoefend, met goedvinden van den heiligen Stoel: ook in zijn Italiaansche bezittingen — Milaan, Napels en Siciliën — maakte Philips, na 't wegruimen van eenige moeielijkheden met het Ro-meinsche Hof, van het zelfde recht een ongestoord gebruik.
Een koning, zoo hecht getrouw aan zijn geloof en
164
zoo innig verknocht aan de belangen der H. Kerk was dan ook inderdaad de beste zaakwaarnemer van den H. Stoel; ook maakte hij van deze, hem door de Kerk verleende, bevoegdheid een gebruik, dat hem in hooge mate de liefde en trouw der spaansche geestelijkheid deed verwerven. Zeer goed zag Philips in, dat niets lichter is dan een katholieke geestelijkheid te vormen die vaderlandschgezind is. Men behoeft slechts zoo te regeeren, dat de volstrekt onvervreemdbare grondbeginselen der heilige kerk nimmer met voeten worden getreden.19) En in waarheid toonde zich de blijhartige erkentenis van de zijde der Spaansche geestelijkheid, niet slechts in woorden en predikatiën, maar ook in groote materiëele offers, zoo dikwijls de koning iets gewichtigs ondernam.
't Kan zijn dat onder de regeering van Philips II de ijver voor kloosterstichtingen bij 't Spaansche volk eenigszins overdreven geweest is. Ontegenzeggelijk was het een bedenkelijke fout van 't spaansche volkskarakter, dat het zich overgaf aan alle buitengewone en ideale zaken, als de ontdekking eener nieuwe wereld en de verheerlijking der Kerk voor het uitwendige, met een eenzijdige heftigheid en overdrijving, die alle eischen der dorre werklijkheid en omzichtigheid over 't hoofd deden zien. Onder dat streven leed de gestadige naarstigheid, die 't verkrijgen van bestendigen welstand in het burgerlijke beoogt, daaronder leed de ernstige staathuishoudelijke vlijt. Philips II zelf was kortzichtig in alle vraagstukken van staathuishoudkunde. Hem vervulde geheel en gansch
165
het stichten van een ontzaglijk Godsgebouw, waar bij en alle spaausche mouarcheu met hunne familiën zouden rusten tot den dag des gerichts; en hij gaf er- zich aan over met al den gloed eener geestdrift, die in hem somber was, wars van al het aardsche en vol ernst gericht op den jongsten dag, gelijk dan ook in 't algemeen in zijne opvatting de donkere zijde der godsdienstige waarheden geheel bijzonder op den voorgrond trad. Even als de koning zelf gedurende 31 jaren (1563 —1584) zijn lievelingswerk niet uit het oog verloor, maar het in alle wisselvalligheden en groote gebeurtenissen, met aanwending aller beschikbare krachten, steeds ondersteunde en dus in betrekkelijk korten tijd een reuzenwerk tot stand bracht, — zoo ook volgden alle volksklassen hun koning na, op wien ze zoo trotsch gingen. Wat tijdelijke belangen betrof, dacht men weinig aan de toekomst; ingesluimerd bij 't genot eener hoo vaardige zekerheid en altijd meer wegzinkende in spaansche zelfoverschatting, verloor men al te veel het vooruitstrevende Europa uit het oog, hetwelk hoe langer hoe meer in nieuwe staatsvormen zich ontwikkelde. De zachte, christelijke vroomheid ging veelal over in hartstochtelijke geestdrift voor de uitwendige en de zinnelijke prachtvertooning van het kerkelijk leven, waardoor men in de algemeene gebreken der godsdienstige dweeperij verviel, zonder te bedenken , dat het onverstandige Gode toch niet welgevallig zijn kan.
Ik weet dat deze bemerking aanstoot geven kan en zal bij veel voortreffelijke katholieken. Het weerhoudt
166
mij natuurlijk volstrekt niet, datgene rondborstig te zeggen wat ik meen de waarheid te zijn. Zoo alles wat onder Philips II voor den uiterlijken welstand, den luister en rijkdom der kerk geschiedde, inderdaad berustte op innerlijkheid, op het geheel den mensch doordringende Christendom, dan ware voor alles de z e de 1 ij ke toestand des volks beter geweest of had het althans moeten worden. Dit was echter het geval niet. Naast heldhaftige deugden en heilige zielen vinden wij, in even groot aantal, ondeugden en misdaden van eiken aard, die in afzichtelijke tegenstelling treden met den uitwendig vromen toon des levens. Daaruit mag men besluiten , dat reeds destijds in een land, waar het duitsche protestantisme, wel is waar, eene ondenkbare zaak was, de booze toch niet minder werkte en reeds begonnen had de geesten in twee partijen te verdeelen, die der oprechte katholieke geloovigen en der ongeloovige afvalligen. Deze laatsten evenwel durfden toen nog niet luide en openlijk voor hunne gevoelens uit te komen. Ze wilden ook de leerstukken der Kerk niet bestrijden noch loochenen; zij huichelden, genoten levensvreugde en zondigden. Philips en de brave, geloovige menigte des volks stonden, niet alleen kortzichtig maar ook zonder eenig kwaad vermoeden, tegenover dat ontkiemend verderf. Voor kloosters, processiën en luistervolle godsdienstoefeningen , voor den katholieken stempel die het uitwendige leven was ingedrukt, zag men den worm niet, die aan 't harte knaagde en wiens rustelooze arbeid eindelijk in onze eeuw zijn werk voltooid en aan
167
't daglicht heeft gebracht. Was mijne meening niet juist, *t ware onmogelijk geschied wat wij sedert lb20 in werkelijkheid beleven, dat een volk, welks overgroote meerderheid ook thans nog trouw aan het katholiek geloof gehecht is en innig verlangt naar een behoudende, christelijke staatsregeling, gedurende een halve eeuw met slechts korte en zwakke onderbreking, niet in staat was zich los te maken uit de klauwen en ketenen eener lafhartige, goddelooze bende van booswichten, die aan de grofste zelfzucht en de laaghartigste begeerlijkheid verslaafd zijn.
Ja, dit is 't vooral wat ik tegen Philips II moet inbrengen, dit is het meest ernstige verwijt, hetwelk ik hem en zijner regeering moet doen : bij allen ijver en alle opofferingen voor de goede zaak, in een soort van gemoedelijke kleingeestigheid meende hij, dat alle moeielijkheid was opgelost doordien hij den vijand uit-wendig in bedwang hield, en aan alle levensverhoudingen een katholieken vorm deed aannemen, terwijl de taak in werkelijkheid dan eerst voorgoed een aanvang neemt. Zoo gaven Philips en zijne Spanjaarden zich aan een zelfgenoegzame rust en teruggetrokkenheid over, schatten de toenemende kracht des vijands te laag en overschatten hun eigen zinkende macht, totdat eindelijk de eene nederlaag na de andere den te grave neigenden vorst met een verwijderd en duister voorgevoel vervulde, dat ergens aan het hart van zijn rijk en zijn werk eene ziekte moest knagen, dat er iets moest falen aan de bron van geest- en levenskracht.
168
Ziedaar de oorzaak, waarom heden van het Spanje onder Philips nog-slechts puinhoopen overblijven, verbrokkeld over het pyreneesche schiereiland. De geest dier tijden heeft zijn stempel gedrukt op groote werken en rijke scheppingen, doch hij was niet machtig en bezonnen genoeg om aan dien arbeid duurzame levenskrachten te schenken ; en toen hij te vroeg met den vorst, in wien hij zich zoo trouw weerspiegeld had, uit Philips' scheppingen verdween, toen vielen deze in ontzaggelijke maar verstijfde en levenlooze stukken uit elkander.i0)
3er jln
eft :P-eS
V.
a. De Nederlanden.
In de 17 Nederlandsche provinciën begon de revolu-tionnaire brandstof niet bet eerst te koken en te gisten, sinds Philips 11 ten jare 1559 naar Spanje terugkeerde, maar reeds vele jaren vroeger. Door een samentreffen van gunstige uitwendige omstandigheden met de vlijt, degelijkheid en natuurlijken aanleg van een nijverig en bedrijvig volk, waren deze landen in deii loop der midden • eeuwen tot een hoogen trap van welvaart, rijkdom en bloei gestegen. Maar deze welige bloei, gelijk wij 't in de geschiedenis der volken telkens zien wederkeeren, en gelijk 'tder zondige natuur des meiischen schijnt ingeboren te zijn, deed ook de eerste zaden des verderfs
8
170
ontkiemen. Een in verfijnd genot en verkwistende pracht doorgebracht leven aan het Hof der laatste Burgondische hertogen, ontzenuwde de zedelijke kracht desadels, en, zooals pleegt te geschieden, weldra was de burgerstand maar al te zeer geneigd om de schitterende dwaasheden en glansrijke ondeugden der hoogere standen wangunstig na te apen. Spoedig waren alle zinnen en neigingen des volks slechts op uitbreiding gericht der kanalen waarlangs de welvaart moest binnenstroomen, en op de wijze om het verworvene het best te genieten; het materialisme beheerschte de verstandelijke atmospheer, en wie noch winnen noch behouden kon, stortte zich lichtzinnig en gewetenloos in schulden, zoo diep als het crediet maar eenigszins gedoogde.
Dergelijke neigingen beheerschten het volk der Nederlanders, toen hun land, door het huwelijk van Maria van Burgondiën met den duitschen keizer Maximiliaan, aan het Habsburgsche huis, en, als onmiddellijk gevolg na diens zoon en kleinzoon Philips I en Karei V, onder den monarch kwam, met wien zich deze bladzijden bezighouden. Geen nieuwe denkbeelden heeft Philips in die verhoudingen gebracht; met voorbedachten wil en volgens een beraamd plan ging er geen verandering van hem uit. Hij moest de zaken nemen gelijk ze waren; ddar nam hij de draden der politiek op, waar de vermoeide hand zijns vaders ze had laten vallen. Slechts dit éene kan en moet ten ongunste van Philips worden toegegeven: door zijn geheel en al spaansch karakter dat zoo deftig, zoo bedaard en koud, maar ook zoo waarlijk vroom was ,
171
bevond hij zich reeds tevoren in de onmogelijkheid, om bij het wufte, levenslustige, maar ook door ongeloof en zedeloosheid aangestoken volk der Nederlanden persoonlijke gunst en genegenheid te verwerven.
Waar een volk op het punt staat zich in het verderf te storten, daar nemen de meer verstandigen steeds hun toevlucht tot den godsdienst, als het eenig nog denkbare hulpmiddel ter redding. Van een nieuwe organisatie des kerkelijken levens had reeds Karei V de zedelijke wedergeboorte des nederlandschen volks verhoopt en zijne zuster, de landvoogdesse- Maria van Hongarije, zeide hem dit ernstige woord na: dat er geen vrees noch voor God noch voor menschen meer in dat volk woonde. De werkzaamheid van kerkelijk toezicht en kerkelijke jurisdictie werd echter op geheel bijzondere wijze belemmerd door de omstandigheid , dat een groot gedeelte des lands onder vreemde kerkvoogden stond, als onder den bisschop van Luik, van Keulen, van Minden, van Munster en van Osna-bruck. De provincie Luxemburg alleen stond zelfs onder zes bisschoppen, en niet een hunner had zijn zetel in het land. ïwist tusschen de wereldlijke en geestelijke overheid, wereldschgezindheid dezer laatste en verwaarloo-zing der hoogste kerkelijke aangelegenheden en der lagere geestelijkheid waren de gevolgen van zulk een toestand; lediggang en zedenbederf in de kloosters gingen met de algemeene verdorvenheid hand aan hand. En toen men er de aandacht op gevestigd had en er de hand aan wilde leggen, toen men in overeenstemming met den
172
H. Stoel, de kwaal wilde verhelpen door een nieuwe diocees verdeel in g, die strookend was met den politieken toestand des lands — toen trad als een nieuwe, booze demon het protestantisme te voorschijn.
Terwijl van den eeuen kant de leer, die naar losmaking van geboden en geloften, naar de onbeperkte heerschappij van eigen goeddunken in gelooven en handelen streefde, de boosaardigste instincten en neigingen van een door de revolutie ondermijnde volksheffe streelde ■— ontvlamde van den anderen kant het Calvinisme door zijn sombere dweepzucht en zijn hartstochtelijk gewelddadigen haat tegen alle andersdenkenden, tevens door zijne leer der voorbestemming die alle wilsvrijheid doodt, ook de betere elementen der bevolking tot een grimmig woeden tegen de oude, dikwerf door de zonde en ondeugden harer dienaren bedroefde^ en ontwijde Kerk. De nabuurschap van 't aangrenzende Duitschland vergemakkelijkte de tegen-strevingen op verstandelijk gebied en 't indringen der leeringen, die //het Rijkquot; in beroering brachten. Voor allen de adel, veel minder de welgestelde burger- en boerenstand, des te meer de heffe des volks sloot zich bij de nieuwe sekten aan. In de allerlaagste rangen der bevolking waren het inzonderheid de wederdoopers, die met hun afschuwwekkend getier, met hunne gemeenschap van goederen en vrouwen, de meeste aanhangers vonden.
Karei V, die met het volste recht den afval van de Kerk als het begin beschouwde eener allerverderfelijk-ste ontbinding van alle verhoudingen des samenlevens,
173
ging het nieuwe onheil met zijne strafplakkaten te keer. Geheel volgens den bloedigen geest van zijn tijd, verbood hij de nieuwe meeningen op pene van brandstapel, zwaard, rad en levend-begraven-worden. Door invoering van eigen inquisitievierscharen in de meeste, schoon niet in alle nederlandsche provinciën, naast de gewone bisschoppelijke rechtbanken, werd de volvoering dezer bloedige bevelen verzekerd, 't Was dus Karei V, niet Philips II, die het geloofsonderzoek in de Nederlanden bracht; maar despaansche inquisitie, waartegen de revolutionnaire partij zoo bandeloos schreeuwde, heeft ook Philips II nooit in Nederland willen invoeren. Ook hierin bestendigde hij slechts de verordeningen zijns vaders. Zelfs in de verste verte verhief zich tegen Ka-rel's maatregelen geen enkele poging tot wederstand ; de nederlandsche Staten Generaal en het college der ridders van 't gulden Vlies gaven uitdrukkelijk blijk hunner toestemming: want de groote menigte des volks was, wel is waar, meer of minder ondermijnd, maar nog geenszins afvallig. Eenigen tijd liet het zich aanzien als of de toestand verbeterde; de plakkaten behoefden niet dikwerf te worden toegepast.
In dit gespannen overgangstijdperk besteeg Philips II den troon, vast besloten de tot dus verre gevolgde politiek door te zetten, en, voor geen prijs ter wereld, het monarchaal beginsel en de rechten der katholieke Kerk ergens en in het minste te doen verkorten. Aan de wetten zijns vaders heeft hij geen letter ter verscherping toegevoegd. Geen woord en geen daad heeft hij gewaagd
174
of zelfs maar beproefd tegen de privilegiëu en vrijheden, tegen de oude staatsregeling des lands. Wat hij later tegenover de uitgebarste revolutie heeft verricht , kan men toch op geen redelijke en rechtvaardige wijze als be weegreden ter barer uitbarsting doen gelden. Maar daarom beliep de koning den gloeienden haat der protestantsche partij, wijl men van hem wist, — 'tgeen hij toch ook bij elke gelegenheid openlijk te kennen gaf, — dat hij liever al zijne staten, tegelijk met zijn leven, ja honderd en duizendmaal zijn leven liever verloor, dan dat in zijn rijk de katholieke Kerk het minste nadeel leed. Van dezen man was neg minder te verwachten dan van zijn vader, dat hij door zijn overgang tot de nieuwe leer de aloude kerk den doodsteek zou toebrengen, gelijk men zich voorspiegelde. Daarom grepen allen, die doortastend de nieuwe leer beleden, met het wapen van laster, van ophitsing en geweld den spaanschen monarch aan; en daar men hem met goed gevolg in 't verre Spanje, zijn geboorteland, niet aan kon grijpen, wijl bij veeleer door veel energie zich van de rust en geloofseenheid op het pyreneesche schiereiland had verzekerd , zocht men hem en zijne zaak daar den doodsteek te geven, waar hij met zijn machtige hulp zoo spoedig niet tusschen beiden kon treden, — in de buitendien reeds aangestoken en allerzijds aan den protes-tantschen invloed van Engeland, Schotland, Scandina-viën, Duitschland en Noord-Frankrijk prijsgegeven Nederlanden.
De eerste maatregelen des konings waren zoo onberispe-
175
lijk, zoo duidelijk op het welzijn des lands en de vervulling zijner plichten als vorst berekend, dat zelfs de laster weinig of niets er op af te dingen vindt. Verre er van verwijderd, om alleen door strenge of bloedige maatregelen het verderf te keer te gaan, wendde Philips al zijne krachten aan, om voor de kerkelijke hervorming den weg te bereiden. Daar deze slechts door een algeheele gedaanteverwisseling, in boven aangeduiden zin, der kerkorganisatie mogelijk kon worden, zoo bepaalde men, na vele en rijpe beraadslagingen met den H. Stoel en met diens volle goedkeuring, dat in de Nederlan den alle jurisdictie van buitenlandsche bisschoppen zou ophouden, dat iedere provincie een eigen diocesaan-bisschop zou verkrijgen, dat onder de 17 bisdommen vier aartsbisdommen zouden worden opgericht, eindelijk dat men aan het hoofd dezer geheel nieuwe organisatie den aartsbisschoppelijken stoel van Mechelen plaatsen zou. Reeds gedurende zijn gansche regeering had Karei V het oog op dit hervormingsplan gehad, en Philips riep bij slot van rekening in deze zaak slechts datgene in het leven, wat zijn vader zoo wijs en voorzichtig had ontworpen.
Ten opzichte der strafwetten beperkte zich Philips tot hare bevestiging. De geschiedenis moet de gruwzaamheid barer bepalingen afkeuren, zij kan die echter niet op rekening van Philips stellen, en een opheffing of verzachting was in den toenmaligen toestand der wereld, bij den algemeeneu stormloop tegen de katholieke Kerk, voor een katholieken vorst eene zaak van volslagen
176
onmogelijkheid. Hij leende het oor niet aan de verdere voorstellen zijner raadgevers tot hervorming van 's lands bestuur en staatsregeling, van leger en financiën. Een grootere opmerkzaamheid daarentegen wijdde hij aan de universiteiten , waaruit de toekomstige geestelijkheid moest te voorschijn treden; nieuwe leerstoelen voor dogmatiek en kerkelijk recht richtte hij op aan de universiteit van Leuven, en op allerlei wijzen zocht hij voor den echt katholieken geest nieuwe levensbronnen te openen. 21)
Eer hij zich naar Spanje spoedde, wilde hij aan 't nederlandsche volk nog een teeken zijner welwillendheid geven, door het een kind des lands tot opperste regentesse te schenken. Margareta van Parma, in de Nederlanden uit een nederlandsche moeder geboren, bij het volk bemind en vertrouwd met al zijn eigenaardigheden, werd door den koning tot dit gewichtig ambt uitverkoren. De bisschop van Atrecht, A.ntonius Perrenot van Granvelle, zou haar als leidende raadgever ter zijde staan en een staats-, financie-, en privaat-raad zouden het bestuur van 's lands belangen onderling verdeelen. Na deze verordeningen verliet de koning, helaas te spoedig en te vroeg, het diep beroerde land.
Schelle wanklanken uit Vlaanderen drongen weldra tot 's konings ooren door. De nieuwe kerkelijke indeeling stuitte op een hartstochtelijken tegenstand, niet slechts van den kant der bedreigde revolutiepartij, maar inzonderheid ook van een deel der ordesgeestelijkheid. Want ter dotatie der nieuwe bisdommen, was elk bis-
schop tot abt ran een klooster benoemd, ten einde tevens langs dezen weg, orde, tucht en godsdienstzin in de kloosters te herstellen. Ook het stemrecht in de provinciale staten door hen uitgeoefend, die tot dusverre de waardigheid van abt bekleed hadden, zou bijgevolg op de nieuwe bisschoppen overgaan. Niet zonder grond zag daarin de adel eene versterking der koninklijke macht. Aan het hoofd der ontevredenen plaatste zich de door Karei V getroetelde, door Philips II, niettegenstaande zijn argwaan, tot stadhouder van Holland en Zeeland aanstelde Prins Willem van Oranje, een man vol geest en onbuigzame werkkracht, maar tevens zonder eenige godsdienstige overtuiging , die alleen het baatzuchtige Ik huldigde en ten gevalle daarvan, koelbloedig de ellende en het lijden der menscheu onder de oogen zag en veroorzaakte, 't Was geen ideaal van burger- of godsdienstvrijheid dat zijn koude ziel zich voorspiegelde; want, waar hij ooit de macht in handen kreeg, daar was bloedige vervolging om wille der godsdienstige overtuiging de leus. Wel was hij, de met zijne ondergeschikte stelling onder Margareta en Granvelle niet tevreden hoofdleider, hij die onder schulden begraven lag maar het innigste bewustzijn bezat van zijn voortreffelijk genie— wel was hij van den beginne af besloten, zonder den minsten schijn van recht, met geweld een einde te maken aan de heerschappij van het Spaansch-habsburgsche vorstenhuis , hetwelk langs staatsrechterlijken weg onaantastbaar was, maar welks gebrekkig regeeringsbeleid Willem met zijn uitstekenden geest zoo geheel had doorschouwe^
8»
178
hij, die als kind des lands den Nederlanden niet eens toebehoorde, een vorst van een kleinen duitschen staat, met al de eigenschappen van zoo iemand, een geweten-looze duitsche protestant, ,/Hij leidde een lichtzinnig en gewetenloos leven j hij werd beheerscht door eerzucht en egoisme.quot; — Zoo luidt het oordeel over hem, zelfs van de nieuwste protestantsche en hollandschegeschied-vorschers. Willem's optreden en loopbaan verdient ten allen tijde met de grootste opmerkzaamheid door alle partijleiders bestudeerd te worden; men hoede zich voor zijne ondeugden, maar leere tevens van hem zelfbeheer-sching, een altijd bedaard voorhoofd en een bedwongen tong, wel doordachte leiding der menschen, 't verbergen der gedachten en eene onwrikbare standvastigheid onder de zwaarste slagen van rampspoed. 52)
Deze geniale man liet alle elementen der nederland-sche oppositie- en revolutiepartij, zoo lang hij zich nog niet onmiddellijk aan de koninklijke majesteit durfde wagen, vooreerst stormloopen tegen het ministerie Gran-velle.
Willem zag zeer goed in dat Philips in dezen, wel is waar heerschzuchtigen en ijdelen, maar tevens bekwamen en trouwhartigen man, een uitmuntende keuze gedaan had; in hem erkende hij een staatsman van den eersten rang, rijk aan kennis, van een onvermoeibaren lust en kracht tot werken, geheel en al verknocht aan de belangen zijns koninklijken meesters en der spaansche monarchie, ontoegankelijk voor vrees of omkooping; — hij moest uit den weg. Was men hierin geslaagd, dan kon men.
179
vertrouwend op de algemeene ijverzucht der midden- en ' noord- europeesche staten tegen Spanje, den strijd met Philips II zeiven wagen.
Nadat het Willem gelukt was, den lieveling des volks, den oppervlakkigen en niet diep denkenden, maar goed-hartigen en argeloozen krijgsman, den graat van Egmond, op zijne zijde te trekken, was het hem gemakkelijk de onnadenkende menigte bij den toom harer hartstochten en verkeerde voorspiegelingen te leiden. Een algemeene storm verhief zich niet slechts tegen de nieuwopgerichte bisdommen, maar bijzonder ook tegen de spaansche regimenten, die Philips in de Nederlanden had achtergelaten. Deze troepen waren hoogstens 4000 man sterk en stonden onder het opperbevel van Oranje en Egmond, die zich wel wachtten, de ongeregeldheden en teugelloosheid der soldalen in 't vervullen kunnen ambstplichten tegen te gaan; ze hadden immer die uitspattingen noodig om het volk gestadig op te hitsen. Bij zijn vertrek had Philips deze soldaten achter gelaten, daar hij voor het ©ogenblik niet in staat was hun achterstallige soldij te betalen: ook in de nederlandsche aangelegenheden vervolgde hem, van het begin tot het einde zijner regeering toe, de gebrekkige toestand zijner financiën.23) Vier maanden na zijn vertrek, zoo had hij beloofd, zouden de soldaten hem volgen; talmend en besluiteloos als altijd, liet hij 17 maanden voorbij gaan eer hij woord hield. Dezen tijd maakte de revolutiepartij zich te nutte om alle hartstochten des volks hoog op te winden.
Niets kan den Kardinaal Granvelle meer baten, al
180
drong hij ook zelf aan op den aftocht dier troepen, welke toch in hun onbeduidend getal tot niets konden dienen. Niets kon hem meer baten, schoon hij de ge loofsplakkaten met gematigdheid, met voorzichtige inacht-nemen van land en volk, alleen tegen de predikanten en bewerkers van publieke schandalen, niet tegen de misleide menigte in toepassing liet brengen — hij was de? konings bij uitstek bekwame dienaar, hij moest uit den weg. Hoe ook van allen grond ontbloot, het geschreeuw over vernietiging van 's lands constitutie en over invoering der spaansche inquisitie wond de gemoederen der menigte tot den hoogsten graad van bandelooze hartstochtelijkheid op; en terwijl Granvelle zijn koning den mildsten, den wijsten en voorzichtigsten raad gaf, dorst Oranje met zijn aanhang hem als een satanischen, bloedgierigen paap aangrijpen en vervolgen. quot;Wat evenwel het ergste was, ook de landvoogdes schaarde zich aan de zijde van Granvelle's vijanden. Omstreeks dezen tijd liet zij zich leiden door een onbeschaamd mensch, die haar secretaris was, Armenteros genaamd. 2i) Het verstandelijk overwicht van den voortreffelijken staatsman werd haar te drukkend, zonder hem hoopte zij de teugels van het bewind geheel in eigen handen te houden. Bitter zou zij het betreuren, der revolutiepartij in de hand te hebben gewerkt in den strijd met dien éenen man, den eenigen die wellicht tegen den storm was opge-wasuen.
't Was hetzelfde verschijnsel, dat zoo ontelbare malen vroeger en later zich herhaalde: de dwaasheid en het on-
181
verstand der menigte, het gebrek aan oordeel bij het groote publiek, in dienst van heb- en heerschzuchtige, van gewetenlooze eigenbaat.
Granvelle viel. Te Madrid daalde de koning reeds af tot' dat talmend en schrijvend regeeringsysteem, dat, wars van alle openlijke en mannelijke daden niets meer is dan eene diplomatieke intrige. Hij begreep niet, dat sedert zijn vertrek de toestand zoo snel en zoo buitengewoon veranderd was, hij sloeg geen geloof aan de onheilspellende voorzeggingen zijner ministers, die op de verwijdering van Oranje, op ondersteuning en geld aandrongen. Philips was op het dwaalspoor. Den 2£stequot; Januari 1564 gaf hij zijn bekwaamsten dienaar verlof om zijn ambt neder te leggen, en 't land te verlaten.
Den 13(lei1 Maart verliet de kardinaal Brussel. Philips had een der grootste misstappen zijns levens begaan, en het scheen zijn lot te wezen, juist in de Nederlanden den eenen misstap na den anderen te doen.
De revolutiepartij zegevierde, hare leiders heerschten nu onbelemmerd in den raad der welmeenende en werkzame, maar ijdele en niet verre ziende Margareta. Onder den schijn van uitwendig goede gezindheid, bedrogen zij steeds de landvoogdes over den revolutionnairen geest, die reusachtigen voortgang maakte onder het volk en inzonderheid over het binnensluipen van de meest uiteen-loopende nieuwe sekten des protestantismus.
De partijhoofden dreven het door, dat de landvoogdes in 't begin van 1565 den graaf van Egmond naar Madrid tot den koning zou zenden. Hij had in last, zijn
182
vorst den bedenkelijken toestand en de toenemende gisting aldaar te schilderen, hem te bidden om verzachting der plakkaten en om onderstand door materiëele middelen voor de landvoogdes; want zoo verre was het reeds gekomen, dat de rijke Nederlanden de kosten harer eigen regeering niet meer opbrachten.
Philips ontving den held van St. Quentin en Grevelin-gen met vleiende onderscheiding en luisterde naar hem met een onverwinnelijk geduld ; maar gemakkelijk kan men denken, dat de ijdele man, wiens gedachten steeds op zijne lippen zweefden, aan den kouden en achterhoudenden vorst een hoogst onverwachten en pijnlijk verrassenden blik deed slaan in de eindbedoelingen der nederlandsche adelpartij. Inderdaad, men kan er nauwlijks aan twijfelen, of Philips kwam reeds destijds, ten gevolge zijner veelvuldige en langdurige gesprekken met Egmond, tot de overtuiging, dat bet in de Nederlanden niets minder gold dan 't bestaan der katholieke Kerk en den afval van de spaansche monarchie. Hij willigde de landvoogdes een geldelijke ondersteuning in van ongeveer een half millioen dukaten, en beloofde het godsdienstig vraagstuk allerzorgvuldigst te zullen onderzoeken, maar voegde er echter herhaaldelijk de verklaring bij, dat hij liever honderdmaal zijn leven wilde verliezen, dan te gedoogen, dat de katholieke Kerk ook maar de minste schade lijden zou. Ook machtigde hij zijne zuster, om eenige bisschoppen, theologanten en andere raadslieden in eene commissie te verzamelen ter beraming van middelen om de dwalenden terug te voeren,
183
het volk te onderwijzen, en voor behoorlijk onderricht der jeugd te zorgen. Deze commissie moest ook beraadslagen of en welke veranderingen , inzonderheid de bestraffing der ketters betreffende, er in te voeren waren, niet alsof dezen met mindere gestrengheid gekastijd moesten worden, maar hoofdzaaklijk met het doel, om hun de gloriekrans van een vermeend martelaarschap te onttrekken.
Margareta, die omstreeks dezen tijd, op last van haren koninklijken broeder, de besluiten der Trentsche kerkvergadering in de Nederlanden had laten afkondigen, legde den vorst in Juli 1565 de raadsbesluiten voor der door hem bewilligde commissie. Zij meende dat hij de instructiën der inquisitoren aan eene revisie moest onderwerpen, ten einde ze met de behoefte des tijds en de belangen der Nederlanden in betere overeenstemming te brengen. Juist destijds stond de landvoogdes geheel onder den invloed der partij van Oranje en Egmond, wier aanhangers in geheel het land een nietswaardig, omkoopbaar en veil bestuur voerden, waarvan de er-barmlijkheid niet kan geloochend noch verdedigd worden, zelfs niet door Philips' hevigste vijanden.
Maar Philips had natuurlijk nog andere kanalen, waarlangs de waarheid lot hem kwam, dan de brieven zijner zuster. De spaansche monnik Lorenzo de Villa-visencio, die toen in de Nederlanden woonde en op last des konings den toestand gadesloeg, schilderde hem dien toestand met de open vrijmoedigheid van een ordesgeestelijke , met den brandenden ijver van een rechtgeloovig
184
katholiek, met de scherpzinnigheid van een dieper blikkenden staatsman. In den loop des zomers van 1565 werd deze man bij den koning ontboden; hoe groot en gewichtig zijn invloed op Philips' besluiten geweest is, weet natuurlijk niemand. Zooveel echter is zeker, dat de koning tusschen den 17 en 20 October 1565, op de voorstellen der landvoogdesse het volgend antwoord gaf;
,/Het is nu de tijd niet de strafbepalingen tegen de ketters te verzachten, doch veeleer om ze in haar volle gestrengheid 'aan te wenden; en wanneer er rechters gevonden worden, die noch den moed noch den wil hebben om hunnen plicht te betrachten, dan moeten er andere in hunne plaats worden aangesteld, die betere gezindheid en grooteren ijver aan den dag leggen.quot;
Deze strenge bevelen, in zoo strengen vorm gevat, pasten wederom niet in den nu eens geboren stand van zaken. Hoe langer hoe meer openbaarde zich de onmogelijkheid, om de Nederlanden, in dezen tijd van hooge revolutionnaire gisting, van 't zoo geheel anders geaarde Spanje uit te regeeren, en dat nog wel door middel eener altijd zwakke vrouwehand. Even zeker als het Philips' eerste taak ware geweest , deze vrouw cn haar uitstekenden staatsdienaar Granveile, met de volheid zijner koninklijke macht tegen den eersten aanval der omwentelingspartij te beschermen, even verkeerd was het thans, nu men eenmaal had toegegeven, zoo onverholen 's Konings ernstigen wil te uiten zonder in staat te zijn, zijne bevelen en bedreigingen aanstonds den gevorderden na-
185
druk bij te zetten. Deze handelwijze kon slechts dienen om de eens ontstoken vlam te voeden en den storm der hartstochten nog heviger aan te wakkeren. Daarom ook zagen 's kouings trouwste vrienden en dienaren, de staatsraad Viglius en Berlaimont, de graven van Megen, Mansfeld en Aremberg de koninklijke bevelen hoogst ongaarne. Viglius wilde zelfs de verantwoordelijkheid op zich nemen, om 't ontvangen bevel in 't geheel niet uit te vaardigen, eer men den vorst gewezen had op de vermoedelijke gevolgen, die er uit zouden voortspruiten. Onder het valsche masker van ijver en getrouwheid in den dienst des konings, drong echter Oranje op de onmiddellijke uitvoering aan; daarin zag hij het beste middel ter bevordering zijner arglistige plannen. Hij alleen was vroolijk te moede, en met triomfeerenden blik verkondigde hij aan een zijner getrouwen: ,/thans zullen we den aanvang van een ongewoon treurspel beleven.quot; Ja, deze schrandere en scherpzinnige man zag reeds vooruit de ellende, de jammeren en het bloedvergieten des volgenden jaars; hij voorzag het, en hij verheugde zich er over, wijl hij daarop hetge-bouw zijner eigen heerschappij hoopte te vestigen. En niet eens kan hem dezp roem worden toegekend, dat hij althans de nationale zelfstandigheid der Nederlanden tegen de vreemde, spaansche heerschappij heeft willen verdedigen. Want het is een onloochenbaar feit, dat Willem, toen hij in den loop der gebeurtenissen zijne hoop verdwijnen zag om de gezamenlijke 17 provinciën door middel van 't protestantisme onder zijne
186
heerschappij te brengen, — dat hij, door zijn broeder Lodewijk, onderhandelingen aanknoopte met den franschen koning Karei IX, Philips' trouweloozen schoonbroeder, en met Engelands koningin Elisabeth, ten einde zijn zoogezegd //dierbaar vaderlandquot; onderling te verdeelen. Willem was bereid Vlaanderen en Artezië aan Frankrijk; Zeeland en de zeeuwsche eilanden aan Engeland; Gelderland en Luxemburg aan het duitsche rijk weg te schenken, zoo slechts de overige gewesten . .. voor hem bleven. 16)
De nederlandsche adel vereenigde zich thans, door 't zoogenaamde compromis, in een verbond van samenzweerders, dat onder de lasterlijke bewering, als wilde Philips de spaansche inquisitie invoeren om zich door de onteigende goederen zijner onderdanen te verrijken, den eersten vermetelen stap tegen de landvoogdes stelde. Den 5de° April 1566 waagde het de dronkaard van Brederode, aan het hoofd van 200 edelen, de landvoogdes een ware stormpetitie aan te bieden, die onverholen op de afschaffing der plakkaten aandrong, en tegen alle inquisitie, van welken aard ook, gericht was.'7) In den toenmaligen stand van zaken behelsde dit verzoekschrift niets minder dan de afschaffing van 't katholicisme zelf. Margareta beloofde gunstige berichten aan den koning te zullen zenden, en in tusschentijd — totdat zij volmacht ter verzachting der bestaande bevelen zou ontvangen hebben, — het meest verschoonend en gematigd gebruik daarvan te zullen maken.
De markies van Bergen en de baron van Montigny
187
zouden naar Spanje reizen, ten einde den koning den stand der zaken bloot te leggen. Montigny kwam den IT4™ Juni 1566 te Madrid aan en Bergen, die zijn voet verstuikt had, volgde hem langzaam en in bange gemoedstemming. Beiden stonden bij Philips bekend als menschen, die in alle woelingen en samenspanningen in de Nederlanden sterk betrokken waren. Montigny inzonderheid beschouwde men algemeen als een geheim protestant; minder gevallige gezanten had men den toch reeds wreveligen koning niet kunnen zenden.18) Nochtans, de koning ontving Montigny met zijn gewone vriendelijkheid en hoorde hem kalm en geduldig aan. Maar Philips ontweek de aangelegenheden zelf, wilde, als naar gewoonte, nadenken, tijd winnen, niet overhaasten, geen besluit nemen. Hij hield eindelooze beraadslagingen met zijne staatslieden, onder welke de nederlandsche ministers Tisnacq en Hopperus een uitwendig zeer voorname , maar eigenlijk zeer zwakke en onbeduidende rol speelden. Den 26quot;*n Juli eindelijk gaf de koning aldus zijnen wil te kennen : nadat alle nieuwe bisschoppen bezit hebben genomen van hunne zetels, zal het tot nu toe gevolgde stelsel van pauselijke inquisitie, dat op de wetgeving van Karei V berust, in de Nederlanden ophouden, en in plaats daarvan de bisschoppelijke rechtsmacht wederom in werking treden; men zal den koning een aanneembaar ontwerp voordragen ter verzachting der plakkaten; de landvoogdes zal volmacht ontvangen ter verleening van amnestie, en eindelijk zal de koning zelf in 't aanslaande voorjaar
188
de Nederlanden bezoeken. Ware hij toch gekomen!
Montigny toonde zich met deze inwilliging van'skonings zijde uiterst ontevreden en in diens tegenwoordigheid gaf hij zijne meening zoo onverholen te kennen, dat Philips, den aan strenge zelfbeheersching gewonen Philips een blos over de wangen vloog.
Eeeds den 9a*quot; Augustus liet de vorst een duidelijk protocol maken, waarin hij de thans verleende inwilligingen , als hem door de omstandigheden afdwongen, voor niet verbindend en van hoegenaamd geen waarde verklaarde, en zich volle vrijheid van handelen voorbehield. Inderdaad een niet koninklijke handeling! want dit protocol... moest tot later geheim blijven. Terzelfder tijd verklaarde Philips aan den heiligen Stoel op de ondubbelzinnigste wijze, dat hij nooit een inwilliging zou toestaan of uitvoeren, welke den godsdienst en der Kerk tot eenig nadeel strekken kon; liever wilde hij al zijne staten verliezen dan over ketters heerschen.
In Augustus 1566 kwam eindelijk ook Bergen te Madrid aan; Philips behandelde ook hem niet minder vriendelijk eu goedgunstig dan zijn ongelukkigen collega; maar spoedig zagen beide mannen in, hoe, onder den indruk der roet eiken koerier slimmer wordende berichten uit de Nederlanden, hun toestand van week tot week bedenkelijker en gevaarlijker werd.
Daar klonk op den 3en September het bericht van den nederlandsche beeldenstorm als een donderslag in het oor des katholieken konings en verbrijzelde zijn
189
hart. De ophitsing van Oranje en zijner adellijke werktuigen, de oproerige predikatiën der protestantsche gods-niannen, het psalmgezang onder het gekletter der wapenen, de volksverzamelingen onder den blooten hemel haddeu eindelijk hunne vruchten gedragen. Nadat het „Geuzen-bondquot; ten getale van minstens 2000 man, een gewapende bijeenkomst te St. Truijen gehouden had, was het oproer gestadig meer in de verwijderde streken des lands en tot de lagere volksklassen doorgedrongen. Op deze bijeenkomst werden zeer verradelijke plannen beraamd. Niet slechts werd „den volke gewaarborgd dat er, tot de bijeenroeping der Staten-Generaal, opzichtens den godsdienst geenerlei onrecht of geweld zou gepleegd wordenquot; maar men besloot ook in 't buitenland krijgsvolk te werven om de saamgezworenen te beschermen — bijgevolg openbare majesteitschennis en landverraad. Spoedig rijpten de vruchten dier heillooze daden. Scharen van razende handwerklieden, boeren, schippers en lediggangers verzamelden zich in onderscheidene deelen des lands, en, zonder dat de regeering in staat was hun ergens of in iets tegenstand te bieden, verwoestten zij binnen weinige dagen, alleen in de provincie Vlaanderen, meer dan 400 kerken en kloosters, traden de gewijde hostiën met voeten, schonden alles wat aan 't katholieke hart heilig en dierbaar is, mishandelden weerlooze priesters, monniken en nonnen op de buitensporigste en gruwzaamste wijze. ,/Nu duldt men alles hier tor landeschreef Margareta in volle waarheid aan haren broeder, „uitgezonderd den katholieken gods-
190
dienst en zijne belijdenis.quot; En vdor, en onder, en na het plegen van zulke schanddaden dorst de onwentelings-partij den koning nog de bijeenroeping der Staten-Ge-neraal te vragen, waardoor hij de revolutie formeel zoude hebben georganiseerd.
Philips II was lijdend ten gevolge eeaer lichte verkoudheid toen hij deze schrikwekkende tijding ontving. Wat schier nimmer in zijn leven plaats had, hij verloor zijne gewone zelfbeheersching. Reeds destijds zwaar gekweld door de slechte verstandhouding met zijn zoon, greep nog een felle koorts hem aan; weken achtereen was hij aan 't ziekbed gekluisterd, en tevergeefs poogde hij tot zijn gewonen, onafgebroken arbeid terug te keeren.
Welke vreugde hij in zijn leven smaakte, welke smart hem kwelde , nimmer verzuimde hij kracht en zalving in den godsdienst te putten. Van zijn ziekbed af gelastte hij, in allen kerken van Spanje vurige gebede n tot God op te zenden tot dankzegging voor de geboorte der Infante Clara Eugenia, die kort te voren het levenslicht had aanschouwd, en om de goddelijke hulp in te roepen ter bekeering der wangeloovigen. Zoo ging, onmiddellijk naast het kind dat hem toen onder al de levende wezens het dierbaarste was en wellicht altijd geweest is, deze groote aangelegenheid den koning het meest ter harte!
De door den koning genomen besluiten waren hem echter niet ingegeven door den geest der genade. Te afschuwelijk waren de gruweldaden, te ergerend de berichten, die spoedig na elkander uit Brussel den vorst ter ooren
191
kwamen. Eeeds was er spraak van verdeelingsplannen waarvan de nederlandsche provinciën het voorwerp waren; en twijfelen kon niemand meer, dat de revolutionnaire beweging zoo wel tegen den rechtmatigen souverein als tegen de oude moederkerk gericht was.
Onder deze indrukken, waarvan de pletterende zwaarte nog toenam door de onstuimige, hartstochtelijke verbolgenheid der getrouwe spaansche natie tegen diegod-delooze en oproerige Nederlanders, verduisterde het gemoed des konings. Dag en nacht zon hij op hulp, en — naar ik ten minste geloof — ook op wraak.
Ongetwijfeld had de koning reeds in zijn binnenste besloten wat hij doen zou, toen hij den 29quot;quot;° Oktober de uitwendig beslissende zitting hield met zijn staats-ministerie onder zijn persoonlijk voorzitterschap.
Hier was het de hertog van Alva, die den raad gaf de oproermakers met geweld te verpletteren en streng te bestraffen, terwijl de prins van Eboli vooral den wensch uitte dat de koning zelf zich ter plaatse des opstands zou vertoonen. 't Is mogelijk dat Alva's raad te voren met den koning was afgesproken, maar mogelijk is het ook, dat juist die raad den laatsten beslissenden stoot gaf aan 's konings nog wankelend besluit.
Toen het bekend werd, dat de koning een veldheer aan 't hoofd eener legermacht naar de Nederlanden zenden zou, zochten de in Madrid aanwezige Nederlanders dit ten minste te bewerken, dat aan prins Eboli die van verantwoording en gevaren zwangere last zou worden opgedragen. Men heeft beweerd dat zij zich
192
ook met Don Carlos in gemeenschap wisten te stellen om hem over te halen, met of tegen 's vaders wil, de regeering der 17 provinciën op zich te nemen. Maar zulk een beweren zal, nadat de meest nauwgezette navorsching der archieven tot heden toe er geen licht over heeft verspreid, wel altijd een strijdvraag van onbewijsbare gissingen blijven.
Alleen dit is zeker, dat in die tijdsomstandigheden en ter bereiking van 't gewilde doeleinde, het oog des konings met uitsluitend welbehagen op den hertog van Al va nederviel. In Italiën zou men de kern der oude spaansche troepen samentrekken, aan wier spits de geduchte veldheer in den volgenden zomer, midden door Europa heen, den grooten marsch ondernam. Een goud- en zilvervloot uit Amerika, met buitengewoon rijke schatten beladen, leverde een gedeelte der noodige middelen, een gedwongen geldleening vulde het ontbrekende aan. Met alle hulpbronnen, die verstand en gezag hem verleenden, legde Philips er zich op toe, zijn oproerige onderdanen te vernederen.
't Was de ongelukkigste stap zijns levens! Alle omstandigheden leiden tot het vermoeden, dat het volstrekt zijne meening niet was den hertog van Alva naar de Nederlanden te volgen. En toch, slechts in deze veronderstelling was de zending van dien man te rechtvaardigen of te verontschuldigen. Na een kortstondige militaire postvatting, zelfs (wat mij betreft) na een voorbeeldige en bloedige bestraffing der wezenlijk misdadige raddraaiers, moest de zon der koninklijke goedertierenheid
193
verkwikkend en opbeurend over 't ongelukkig misleide volk opgaan; recht en vrijheid moest ongeschonden ja onaangeroerd blijven; de koninklijke majesteit moest, ver boven alle gedachten aan wraakneming verheven, in het licht van vaderlijke gestrengheid en vaderlijke goedheid schitteren. Dat was, na alle fouten die reeds begaan waren, de eenige ware en hoopvolle weg; jen dien weg kon men slechts inslaan, zoo de koning binnen kort zijnen veldheer volgde.
Dezen raad gaf, zij het ook schuchter, de scherpziende Granvelle ; vooral echter was het de raad, dien ook Gods kerk, bij monde van haar opperhoofd Paus Pius V, aan den spaanschen monarch gaf. Maar Philips was getart en opgewonden: in zijn eigen huis aangerand, gewond in het diepste zijns harten, in alle gevoelens van zijn godsdienstig geloof geërgerd, stelde hij slechts zijn kleingeestig prikkelbare persoonlijkheid tegenover de wijze raadgevingen des Pausen. Meer en meer naar het staats-absolutisme overhellend, zag hij slechts de onbevoegde inmenging eens priesters, waar inderdaad de hoogste wijsheid met alle recht het woord voerde. Ook hier heeft men weer een dier veelvuldig in de geschiedenis voorkomende gevallen, dat de meest doordachte en verst ziende politiek in 't Vatikaan werd gedreven, en gedreven door den man, die, hoog boven de andere menschen verheven, eenzaam en grootsch op de tinne der waarheid zetelt.
Nu Philips eenmaal in zijn binnenste den valschen
9
194
weg was ingeslagen, daalde hij spoedig hoe langer hoe dieper: hij zonk tot onwaarheid af.
Montigny en Bergen beleefden bange weken en maanden. Sedert lang wisten ze reeds, dat er geen spraak meer van kon zijn hun oorspronkelijk doel te bereiken, nadat op zoo schrikwekkende wijze de gebeurtenissen ia hun vaderland hen vooruit geloopen waren; meer en meer zagen zij ook hunne persoonlijke veiligheid bedreigd. Met nietsbeteekenende woorden hield Philips hen op; hij had besloten hen niet te laten ontsnappen. Hij was overtuigd, en zeker niet zonder grond, dat zij in hunne gezindheid plichtig waren aan hoogverraad; maar 't bleef toch den vorst onwaardig zich te gedragen eenigermate als een sluipmoordenaar, om wraak op hen uit te oefenen. Bergen was lijdend aan een ziekte, die reeds lang aan zijn leven knaagde. Eerst toen hij hopeloos daar nederlag, verleende hem Philips het verlof, dat toch niet meer baten kon. Montigny werd op denzelfden dag, dat het bericht der terechtstelling van Egmond en Hoorn te Madrid aankwam, in hechtenis genomen, en op Philips' bevel den lö0quot;1 October 1570 in de vesting Simancas heimelijk ter dood gebracht.29)
De andere onwaarheid die uit 's konings gedrag sprak, bestond hierin, dat hij nog zoo lang mogelijk het publiek misleidde aangaande zijn voorgewende reis naar Nederland. Tot 's konings verontschuldiging mag men niet over 't hoofd zien, dat de reeds hoog gestegen gisting onder de moorsche bevolking in Andalusiën en de jammerlijke verhouding tusschen hem en zijn zoon Don Carlos, zijn
195
vertrek uit Spanje schier onmogelijk maakten; maar dit verandert niets aan de onwaardigheid dier kleingeestige intrige, waarmede hij de verzorging der reisbeuoodigdhe-den nog voortzetten liet, toen reeds lang geen verstandig mensch meer aan een ernstig reisplan geloof hechtte.
Eindelijk den 15den April 1567 kreeg Alva zijn af-scheidsaudientie bij den koning op het slot te Aranjuez. 'tWas een duister en vreeselijk oogenblik, waarop de wrokkende koning zijn onverbiddelijken veldheer onder vier oogen de laatste instructiën gaf, In waarheid, op dat oogenblik ontgleden de teugels der nederlandsche regeering voor altijd aan Philips' handen. Van dat oogenblik af is 't den vorst niet meer gelukt, ergens in de oproerige provinciën een koninklijken wilsakt van eenige beteekenis door te voeren; voortdurend ongelukkig, nu eens in de keuze zijner stadhouders, dan weer door de onmogelijkheid waarin hij zich bevond om hunne ondernemingen krachtig te steunen, geraakte hij in altijd grootere verwikkelingen met geheel het volk, zag zich steeds meer verplicht tot een treurig geven en nemen naar gelang der omstandigheden, en werd eindelijk zelfs genoodzaakt de trouw gebleven provinciën op te geven.
Inderdaad, met Alva's optreden houdt de persoonlijke invloed des konings in de Nederlanden op; en daar onze taak zich bij het schetsen van een beeld z ij n e r persoonlijkheid en zijner houding bepaalt, kunnen we volstaan met de nu volgende gebeurtenissen slechts vluchtig aan te stippen.
Met zijn klein maar uitgelezen leger, ongeveer 12000
196
man sterk, rukte Alva, onder inachtneming der strengste tucht voort, trok, op Hannibal's voetspoor, den berg Cenis over en kwam, langs het hervormde Geneve heen; door Burgondiën en Lotharingen, in de Nederlanden aan. Den 32stel1 Augustus 1567 hield hij zijn intocht binnen Brussel; niet de minste tegenstand toonde zich in geheel het land. De regeering was weder tot bezinning gekomen en Margareta, onder medehulp des adels, was de broeinesten des oproers meester geworden. Het berouwde haar thans die wanhopige brieven naar Madrid te hebben gezonden; zij wilde aan het bestuur blijven, en, in hoo-geren graad dan ooit te voren, toonde zij haar onloochenbare talenten en hare waarlijk groote werkkracht. Maar het was te laat. Alva, in zijn schrikwekkende persoonlijkheid, stond voor haar en met zijne buitengewone volmachten ging hij stap voor stap vooruit, zoodat Margareta's aanblijven aan 't bestuur inderdaad eene mo-reele onmogelijkheid werd, al was haar ontslag niet in scherpe bewoordingen uitgesproken. Nog voor het einde des jaars had zij Nederland verlaten, en in haar laatsten brief aan Philips smeekte zij nog de koninklijke goedertierenheid af voor het ongelukkig volk hetwelk zij, wel is waar, niet had kunnen besturen, maar dat zij liefhad en waartoe zij behoorde. De daden harer opvolgers verwierven haar naderhand de liefde en erkentelijkheid des volks, dat haar gedurende hare gansche regeering slechts met miskenning en ondank had bejegend.
Van goedertierenheid was echter nu geen sprake meer. De Hertog van Alva, toen 60 jaar oud, is nooit, gelijk
197
men hem lang heeft afgeschilderd, een wreedaard geweest die met gruwzame wellust het bloed zijner rampzalige medemenschen inzwelgde. Hij was een man van strenge zedelijke beginselen, besefte ten volle zijn plicht, maar was onbarmhartig in de logica zyner daden.
De oproerigen streng te vérvolgen en te straffen achtte hij volstrekt noodzakelijk; hij had goed ingezien wat dit zeggen wil, en hij deinsde er niet voor terug, die vreesdijke gedachte in alle bijzonderheden tot werkelijkheid te brengen. De bloedraad of raad van beroerten, dien hij instelde, was juist hetgeen men bij de revoluties en reacties onzer eeuw een krij gsr aad zou noemen: slechts de kleur en de geest der 164e eeuw onderscheidde die rechtbank. Door de gevangenneming en terechtstelling van Egmond en Hoorn trof Alva het hoofd van mannen, die ongetwijfeld op schuldige wijze aan de voorafgaande samenzweringen hadden deel genomen, al waren ook E g m o n d's bedoelingen niet o n m i d d e 1-1 ij k tegen kerk en koning gericht. Hij, die in de politieke aangelegenheden schier nooit besefte wat hij deed, was na den beeldenstorm verschrikt weer geheel tot zijn plicht teruggekeerd; maar 't was Alva's taak niet het vroeger gebeurde te vergeten.
Des te verkwikkelijker is het, in dien tijd van ontzetting Granvelle te aanschouwen, den eens zoo vinnig ge-hoouden, tot wiens val Egmond inzonderheid met alle krachtsinspanning had medegewerkt. Ontoegankelijk voor de minste aandoeningen van wraakneming of leedvermaak, deed hij met den grootsten ijver en aanhoudend — helaas
198
mislukte — pogingen bij den koning om Egmond te redden, en in 't algemeen om aan 't bloedvergieten paal en perk te stellen. Doch alles was vergeefs.
De schriktooneelen en terechtstellingen werden nog scherper, toen Oranje gelijktijdig een leger verzamelde en openlijk, als hoogverrader, gewapend in het land viel. De beteekenis van Alva's naam had hij maar al te wel begrepen; hij had de vlucht genomen gelijk revolutionuairen van den echten stempel plegen te doen, wanneer over de hoofden hunner misbruikte werktuigen het net des verderfs wordt toegetrokken. Terecht sprak Granvelle, toen hij de gevangenneming der anderen en de vlucht van Oranje vernam, die wel doordachte woorden: //als Alva dezen niet gevangen krijgt, heeft hij niets gevangen.quot;
Dat de Nederlanden door een wijze gematigdheid ook toen nog gered konden worden, is hieruit duidelijk, dat bij den eersten gewapenden inval van Oranje zich geen volksbeweging aansloot. Met zijn beproefd veldheerstalent sloeg Alva Oranje en diens broeder schier tot verdelging toe, en keerde als onbeperkte meester des lands in zegepraal naar Brussel terug.
Thans was het geschikte maar ook laatste oogenblik daar, waarop een veranderd, een grootmoedig, een bewondering afpersend regeeringsbeleid ter juiste plaatse was. Thans moest een algemeene amnestie volgen, en mèt de amnestie de koning. Een vorst, ook wanneer hij straft en wanneer hij dwaalt, heeft toch altijd een hart, een vaderhart voor zijn onderdanen en kinderen: zulk een hart bezat ook Philips, hij, wiens geest vervuld was
199
van 't plichtsbesef eens c hristelijken heerschers. Maar de koning kon zich niet losrukken van den spaan-schen grond; als lood hing het phlegma zijns karakters aan al zijn besluiten; de opstand der Mooren en later de strijd tegen de Turken maakte zijn afreizen volstrekt onmogelijk, en al wat hij naar Alva's berichten en voorstellen deed, droeg den stempel niet meer van Philips maar van A 1 v a's geest.
Door de ontdekking van Amerika had de hebzucht te gelijk met de luiheid een zwarte vlek geworpen op het spaansche volkskarakter. Ook Alva deelde in die ondeugd, ook hij was hebzuchtig, niet voor zich zelf maar voor zijn vorst. De veroordeelingen en terechtstellingen dienden hem al middel tot verbeurdverklaringen en toen hij zich eindelijk verplicht zag, den koning eene amnestie voor te stellen, toen was deze zoo kleingeestig beperkt en met uitzonderingen van allerlei aard als omschanst, dat ze bijna het tegendeel uitwerkte van 't geen men beoogde.
Alva's hebzucht ging nog een stap verder. Door nieuwe, deels direkte deels indirekte belastingen, die zelfs in Spanje slechts ten deele en slechts met tegenzin werden opgebracht — de tiende, twintigtigste en honderdste penning — bracht hij het klaarblijkende onrecht op 's ko-nings zijde, wijl hij de constitutie des lands en de rechten der vertegenwoordigers schond. Zelfs de president des staatsraads Viglius, die onvermoeide arbeider, die onwankelbaar trouwe vriend des konings en der Kerk, zelfs hij kon de maatregelen des verblinden Spanjaards niet
200
meer billijken, 't Is waar, dat naderhand den Hollanders veel drukkender belastingen zijn opgelegd door Willem vau Oranje. Maar dit geschiedde met eigen goedkeuren en voor eene zaak die zij met geestdrift aanhingen; door Alva daarentegen moesten zij zich op onrechtvaardige wijze laten dwingen: dat deden zij niet. Zonder het te willen liet zich Philips door zijn stadhouder, die als staatsman zoo klein was, op allergevaarlijkste dwaalwegen leiden, daar hij de ondergeschikte en bekrompen meening aankleefde dat het land zelf de kosten van zijn opstand en der bestrijding daarvan dragen moest. Toen vielen andermaal de legerscharen van Oranje, in 't geheim door Elisabeth van Engeland op allerlei wijze ondersteund, en dus ook met beter gevolg, in het land dat op het uiterste was gebracht. Zij nestelden zich in de steden van Holland onbedwingbaar vast, en het volk verklaarde zich ten gunste van hen. Knarsetandend van spijt moest de onverwonnen veldheer het aanzien, hoe de natuurlijke loop der zaken alle veldheerstalent te boven komt en hoe ten slotte het onverstand altijd het onderspit moet delven. Na een zesjarig bewind, was de hertog een onmogelijkheid geworden : Philips kon zich dat niet meer ontveinzen, en hij besloot niet slechts van persoon, maar ook van beginsel te veranderen. Met volle recht schreef na Alva's dood Granveile, de man zoo innig met de Nederlanden vertrouwd: «Hij was een groot man, maar ónder elk opzicht wenschte ik, dat hij de Nederlanden nooit gezien had.»
201
Den 29quot;quot; November 1573 was het uit met Alva's heerschappij. Philips gaf hem tot opvolger den groot-kommandeur der St. Jago-Orde, zijn in onderscheiden betrekkingen trouw beproefden admiraal en staatsman, Don Luis de Eequesens y Zuniga. De voortreffelijkste persoonlijke hoedanigheden versierden hem, en dat zijn arbeid in de Nederlanden veelal ongelukkig was en zonder gevolgen bleef, is een der meest doorslaande bewijzen voor de schromelijke verwarring, welke Alva's eigenzinnig woeden in alle maatschappelijke verhoudingen had te weeg gedracht. Niet alleen dat de opstand niet bedwongen werd, maar het spaansche leger ontaardde zelfs in een teugellooze bende van muiters, die door de geheele bevolking met recht als vogelvrije vijanden van 't menscheiijk geslacht werden aangezien en behandeld. Terwijl de koning, vruchteloos peinzend over dezen wanhopigen loop der gebeurtenissen, op ongenaakbaren afstand bleef en (gelijk de zaken nu stonden) ook blijven moest, verspilde Eequesens zijne levenskrachten in een vruchteloozen strijd tegen het wreede noodlot. Hij stierf te Brussel den 5a'° Maait 1576 en liet de aangelegenheden des lands in een tot dusver ongekenden staat van ontbinding achter.
De staatsraad nam nu de teugels van het bestuur in handen; Philips keurde het goed. De staten-generaal werden bijeengeroepen, ofschoon hij dat niet goedkeurde; onderhandelingen werden aangeknoopt met de reeds onder Oranje staande provinciën Holland en Zeeland, en onder den naam van „Pacificatie van Gentquot; deed men een
9*
202
schijnbaren stap tot den vrede, welke op den aftocht der spaansche troepen, de bijeenroeping der algemeene Staten en het dulden van *t protestantisme in Holland en Zeeland berustte. Op dit oogenblik kwam ook de koning op eene gedachte, die groot en goed en koninklijk was, en een gelukkiger gevolg verdiende dan ze inderdaad gehad heeft. Steeds meer en meer doordrongen van de beslissende beteekenis, die de nederlandsche strijd voor Spanje's grootheid had; steeds duidelijker inziende hoe de haat al zijner vijanden in Europa hem op alle wijzen sarden aan die bloedende plek zijner monarchie, wilde Philips de provinciën het voortreffelijkste en den voortreffelijksten schenken, waarover een vader zonder zoon beschikken kon : hij zond haar zijn broeder Don Juan.
De jeudige, met roem gekroonde held had reeds lang opgehouden gelukkig te zijn. Na den grooten dag van Lepanto was het moeilijk geworden in gelijke vlucht altijd hooger te stijgen, zonder in de eigenaardige sfeeren in te dringen van iets wat nog verhevener is. Nevelachtige droomen en begeerten eener dwepende eerzucht verduisterden het eens in vroolijken levenslust stralende voorhoofd; verbleekten het gelaat, eenmaal in wonderbare, mannelijke schoonheid bloeiend; knaagden aan het hart, dat weleer zoo tevreden was en gloeide voor alles wat groot en verheven mocht heeten. Ongetwijfeld waren Don Juan's inzichten vrij van alle ontrouw jegens zijn broeder en koning; maar het ondergeschikt zijn zijner wenschen en oogmerken aan die des vorsten viel hem daaglijks zwaarder en zwaarder, en ook in Philips werd
203
met het klimmen der jaren de achterhoudendheid en het wantrouwen voortdurend sterker. Hoe meer de eene naar hooger streefde, des te meer zocht de andere hem op alle wijzen lager te houden.
Den last, die hem naar de Nederlanden riep, beantwoordde Don Juan met een gil van wilde smart. Hij begreep niet, hoe hij door eene inderdaad grootsche onderneming op dit veld alies weder in de beste orde en in vroegere harmonie brengen kon; hij besefte niet hoe hij, zoo ergens dan vooraeker hier, een zelfstandige heerschappij kon winnen. Uit Ttaliën, waar hij als opperste vlootvoogd vertoefde, stormde hij naar het hof zijns broeders; al het mogelijke deed hij om die nieuwe betrekking van zich af te schuiven; en toen hij ze eindelijk aanvaardde, was zijn geest meer op Maria Stuart in den kerker dan op het vraagstuk gevestigd, welks oplossing nu onmiddellijk voor hem lag.
In Oktober 1576 betrad Don Juan den nederland-schen bodem. Op ieder vroeger tijdstip van den gevaarvollen strijd, ware het aan zijn innemende persoonlijkheid en zijn vast besloten goede bedoelingen, naar alle menschel ijke berekening, licht en spoedig gelukt de katholiek en trouw gebleven elementen, die no^ altijd de kern der bevolking uitmaakten, rondom zich heen te scharen tot een goeden en voorspoedigen strijd. Maar thans was die begoocheling voorbij. Alva's onzinnig huishouden had voor altijd het vertrouwen in de oogmerken en bedoelingen van den steeds afwezigen vorst zwaar geschokt, om niet te zeggen vernietigd; en
204
met arglistige veinzerij verzuimde de sluwe Willem van Oranje niets, om ook Don Juan in verdenking te brengen en hem te belasteren.30) Maar Philips beging de fout, zich halfslachtig te gedragen. Nu hij eenmaal den wellicht laatsten «n eenigen groeten man van zijn rijk in dat worstelperk had geplaatst, moest zoowel plicht als eigenbaat hem er toe aansporen dien man voortaan te steunen met al de beschikbare middelen en krachten, welke -der monarchie ten dienste stonden; ja zelfs Don Juan's verder reikende plannen om ook Engeland te veroveren, waren niet onvoorwaardelijk van de hand te wijzen. Want uit Engeland trokken de nederlandsche opstandelingen het voedsel hunner vreeselijk taaie levenskracht.
In stede van zich tot hooge, krachtige, verrassende denkbeelden op te beuren, liet Philips zich medeslepen door een bekrompen gevoel van angst over den eerzuchtigen dwaalweg zijns broeders; hij beloerde diens sscretarissen en correspondenties, en droeg geen zorg voor de noodzakelijke en toereikende ondersteuning in geld en soldaten. Toen het werk des vredes, bij 's sluiten van 't zoogenaamd „eeuwig edictquot; afgekondigd, door Oranje's geheime kuiperijen was verijdeld; toen de burgerkrijg op nieuw was uitgebroken en de scheiding tusschen de oproerige hollandsche en trouwgebleven belgische provinciën een voldongen feit was — restte Don Juan niets meer, dan den wapenhandel te hervatten en dat, helaas, met onvoldoende strijdkrachten ! De poging der nederlandsche katholieken om den oostenrijks chen aartshertog Matthias, een broeder van keizer Rudolf TI, buiten
205
voortennis en toestemming van Philips, aan 't hoofd der regeering te plaatsen mislukte, evenzeer als de stappen van protestantsche zijde, om den hertog van An jou broeder van Frankrijk's koning te hulp te roepen, zonder blijvende gevolgen bleven. Don Juan, als eenig wettig plaatsbekleeder des souvereins, en Oranje als hoofd der omwenteling, stonden nu vijandig tegenover elkaar. Alexander Farnese, zoon der gewezen landvoogdes Margareta, bracht den spaanschen prins nieuwe versterking aan, nadat deze, tijdens den kortston-digen vrede, alle vreemde troepen uit het land verwijderd had. Bij een laatste opflikkering van zijn vroeger veldheerstalent, versloeg Don Juan de Nederlanders bij Gera-blours. Maar gebroken was zijn geestkracht, moed en volharding ontbraken hem om de behaalde zege te benuttigen; de later ondervonden tegenspoed drukte zijn kran-ken geest nog meer te neder, lichaamspijnen overvielen hem, en in 't begin van Oktober 1578 stierf ook hij, wellicht de zeldzaamste verschijning op het schouw-tooneeldier verschrikkelijke eeuw. Hij stierf met een gebroken hart en uitgeteerd lichaam, in den ouderdom van slechts 33 jaren. Yoor zijn dood had hij, onder voorbehoud der koninklijke bekrachtiging, Farnese, eenmaal zijn en Don Carlos' speelgenoot, tot zijn opvolger benoemd ; Philips draalde niet deze keuze goed te keuren, want zij was gevallen op een even groot veldheer als bekwamen staatsman, op den eenige, die in de Nederlanden nog redden kon wat, na al het gebeurde, moog-lijk nog te redden wcs.
206
In zijne hand, niet in die van Philips, lag van stonden aan het eigenlijke lot der Nederlanden, en zonder twijfel had Philips zelf dit zeer goed begrepen. Alexander wist alle conservatieven en katholieken der zuidelijke provinciën voor zich te Vinnen en aldus ook wederom met Spanje te verzoenen. Ook Oranje bezat doorzicht genoeg om thans het plan eener vereeniging der 17 provinciën onder zijne heerschappij als onbereikbaar te erkennen. Door de „Unie van Utrechtquot; verbond hij wat alleen nog in zijne macht was, de noordelijke gewesten , tot een protestantsche republiek, die nadrukkelijk en plechtig haar rechtmatigen koning afzwoer, terwijl de tien zuidelijke provinciën onder de gehoorzaamheid van koning Philips wederkeerden. De strijd der katholieke kerk tegen het protestantisme, de strijd van het goddelijk recht der vorsten tegen de leer der volkssouvereiniteit, de strijd eindelijk van het ijversuchtige Europa — Elisabeth van Engeland aan het hoofd — tegen de spaansche heerschappij, werd nu in de Nederlanden, destijds het graf van allen die in Europa hun leven veil hadden of te koop aanboden, op schrikbarende wijze voortgezet. Eerst na de verovering van Portugal was Philips in staat, zijn grooten nederlandschen krijgsoverste van toereikende strijdkrachten te voorzien. Alexander's heldendaden kunnen het onderwerp onzer behandeling niet zijn; ze zouden, toen de kogel van een sluipmoordenaar in 1584 Willem van Oranje geveld had, wellicht een luisterrijke onderwerping der Nederlanden ten gevolge hebben gehad, zoo Philips II op het einde zijns levens, in onverstan-
207
dige wispelturigheid, niet het zwaartepunt had-overgebracht op zijn ondernemingen tegen Engeland en op zijne deelneming aan de fransche religieoorlogen, in plaats van zijne vijanden daar beslissend aan te grijpen, waar zij hem zoo verraderlijk hadden aangevallen — op den nederlandschen bodem zelfs.
In December 1592 waren in dezen reuzenstrijd ook Alexander's jongelings- en mannekrachten verbruikt. Ook hem zag Philips v6or zich ten grave dalen; zijn beste en voortreffelijkste dienaren had hij, den eenen na den anderen, in dien verslindenden kolk ten offer gebracht, en nog was het einde van den strijd niet te voorzien.
De aartshertog Ernst van Oostenrijk, in wiens afwezigheid de strijdlustige graaf van Mansfeld aanvankelijk het opperbevel voerde, was Alexander's opvolger; onder de Spanjaards had Philips niemand meer aan te wijzen, wien hij dien post kon toevertrouwen. Doch deze beroeping alleen naar de Nederlanden scheen iets gevaarlijks te zijn : Ernst stierf reeds in 1595 en zijn broeder Albert werd tot stadhouder bestemd. Deze was reeds tot aartsbisschop en kardinaal benoemd, maar niet gewijd j de Kerk ontsloeg hem van de met haar aangegane verbintenis. De verloving des aartshertogs met Clara Eugenia was Philips' laatste werk, en toen hij stervend de Nederlanden aan dit vorstelijk paar ter gemeenschappelijke regeering afstond, werd de koning, na zoo veel zware fouten begaan te hebben, door Gods barmhartige leiding, nog de weldoener van het zwaar be-
208
proefde land. De zeldzame deugden van Clara Eugenia zijn de beste wederlegging van hen, die Philips als een zwarten booswicht en bloedgierigen tyran afschilderen. Zij toch was de lievelinge zijns harten: gelijk zij den Nederlanden verscheen als een engel des lichts en der vertroosting, zoo was zij geworden in het dagelijksch en innigst verkeer met haren vader. Dit enkele feit zegt meer dan vele boekdeelen. Betere dagen braken dan ook, onder hare regeering en die van haar gemaal, voor de Vlaamsche provinciën aan, en slechts de onvruchtbaarheid van hun echt verijdelde de hoop om een zelfstandigen katholieken staat heerlijk te zien bloeien naast het protes-tantsche, democratische Holland. Want na het overlijden van Albert en zijner gemalin, kwamen de katholieke Nederlanden wederom onder Spanje.
De geschiedenis der Nederlanden onder Philips TI — voor wier hoofdresultsten mij de ruimte van slechts weinige bladzijden ter beschikking stond,— is sedert drie honderd jaren een nooit uit te putten veld geweest, waarop geleerden met onverdroten vlijt arbeidden ; en voor alle tijden zal zij steeds het leerrijkste gedeelte der wereldgeschiedenis blijven. Van den uanvang des strijds af heeft koning Philips het volle, onbetwistbare recht aan zijne zijde gehad. Een berooide adel, onder de leiding van een gewetenloozen eerzuchtige, ruide een waarlijk getrouw volk door leugenachtige voorwendsels tegen zijn koning op. Slechts in den eenmaal begonnen strijd zeiven beging Philips de grootste fouten , niet alleen door gebrek aan doorzicht, daar hij zijne dienaars niet genoeg-
209
zaam ondersteunde, en in zijn onverwinnelijk phlegma volhardend, zich op verren afstand hield,— maar ook door willen en weten, daar hij aan wraak en wrok eene plaats vergunde in zijn hart, waar,slechts het koninklijk gevoel van plicht moest heerschen. Gevoelig is hij daarvoor gestraft: want het overwicht, dat de spaansche monarchie in Europa bezat, ontving in den moorddadigen nederlandschen krijg een doodelijke wonde, en op zijn stervenssponde moest Philips nog tevreden zijn, een deel zijner nederlandsche bezittingen te redden door afstand-doen en concessiën, die veel grooter waren dan alles wat men vroeger, tot behoud van het geheel, tevergeefs van hem verlangd had.
Vaste wortelen schoot de scheiding tusschen Holland en België — eene scheiding die tot op den huidigen dag toe voort bestaat en die waarschijnlijk, eerst na de beslissing van den aanstaanden grooten oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland hare volle beteekenis in de wereldgeschiedenis zal krijgen en ontwikkelen.
b. STRIJD TEGEN DEN IsLAM.
Meer dan éene reusachtige levenstaak grimde Philips van alle zijden aan: tegen geen enkéle was hij volkomen opgewassen en wel het minst tegen alle tezamen.
Niet slechts het jeugdig protestantisme en daarmede de staatkundige omwenteling moest door den spaanschen
210
koning bestreden worden; ook het mahomedaansche ongeloof kantte zich tegen hem en liet, in stede van den door Ferdinand en Isabella voorgoed beteugelden Arabier, den jeugdig krachtigen en dweepziek strijdlustigen Turk tegen hem los.
Philips was het schild der Kerk en haar vaandeldrager waar zich ook een vijand vertoonen mocht. En vurig vertoonde zich die vijand in de 16e eeuw aan de oevers der Middenlandsche zee. Gelijk een zwarte donderwolk, die iedereen met schrik ziet naderen, was de turksche macht aan den oostelijken horizont gelegerd; door een reeks van rampspoeden was de republiek van Venetiën reeds vernederd, en in snelle yaart naderde de onweersbui de kusten van Philips' italiaansche en spaansche staten. De zeemacht der Turken, welke de Middenlandsche zee beheerschte, vereenigde zich met de zeeroovers van Afrika's noordwestelijke kust, die, in hooger of lager graad van afhankelijkheid, onder het opperbevel der Porte stonden. Deze vereenigde macht verwoestte in schier onafgebroken landingen en strooptochten de aan zee gelegen italiaansche en spaansche gewesten, en veel duizenden harer bewoners voerde zij mede in slavernij, of verwees hen tot de roeibanken der galeiën. Wie de heldendaden, avonturen en gruwelen, waaraan het leven in die dagen zoo rijk was, in zijn vollen glans en eigenaardig karakter wil leeren kennen, moet het leven en de werken bestudeeren van den grootsten spaanschen dichter van Philips' tijd en van alle tijden, van Miguel Cervantes. De schilderingen welke in zijn Don Quijote, in zijne novellen en
211
dramas met betrekking tot dit tijdstip voorkomen,be-hooren tot het schoonste wat ooit een menschelijke geest heeft geschapen, of door een kunstenaarsveder is geschreven.31)
Kort nadat Philips den troon bestegen had, klonk hem reeds het klagend hulpgeschrei zijner zuidelijke onderdanen in de ooren. Dit, gevoegd bij veel andere beweeggronden, voortkomend uit eene spoedige beslechting des oorlogs met den Paus en met Frankrijk, deed hem zijn vertrek uit de Nederlanden bespoedigen.
Reeds in de lente van 1559 stelde hij den hertog van Medina Celi aan 't hoofd eener expeditie tegen Tripolis en de vereenigde macht der zeeroovers.
Bij de keuze van dezen bevelhebber schijnt Philips een grootere kortzichtigheid aan den dag te hebben gelegd, dan hij ooit in zijn leven getoond heeft: immers vau een oorlog ter zee verstond Medina Celi niets. Zijne vloot, bemand met eenige spaansche en alle ita-liaansche contingenten, liep in den ongunstigsten toestand van weder en gezondheid tegen het najaar uit, en leed van den turkschen admiraal Piali bij het eiland Gelves een geduchte nederlaag. In triomf voerde de Turk de veroverde spaansche schepen naar Constantinopel.
Dezen hoon der spaansche wapenen wilde Philips in 1562 wreken ; doch de vloot welke hij nu uitrustte onder 't bevel van Don Juan de Mendoza werd door stormen vernield. In 't algemeen stonden Philips' zee-ondernemingen, indien ik mij zoo heidensch uitdrukken mag, onder den invloed van een ongelukkig gesternte.
212
Dit kan men echter niet aan de fouten toeschrijven zijner regeering, noch aan de onbekwaamheid zijner vlootvoogden, noch aan de gebrekkige kennis van 't zeewezen in die dagen. Zelfs niet door alle deze omstandigheden tezamen kan men dit feit genoegzaam verklaren; doch men moet in deze steeds wederkeerende ongevallen den wil Gods erkennen, in wiens raad het niet besloten lag, dat de spaansche monarchie op den duur tot een zeemogendheid van den eersten rang zou opwassen.
In 't volgende jaar 1563 werden 's konings afrikaan-sche bezittingen, Oran en Mazarquivir, de nalatenschap van den doortastenden Ximenes, met een verbazend sterke macht aangevallen door Hajan, Dey van Algiers. Maar aan het hoofd der bezettingen stonden helden, twee gebroeders uit het geslacht van den „Grooten Kapitein.quot; Ook koning Philips vergat zijne strijders niet. Met eene snelheid, voor dien tijd niet alleen maar ook voor den koning ongewoon, zond deze eene vloot ter ontzetting en zegerijk werden de Moslems teruggedreven. Den opperbevelhebber zoo wel als den geringsten soldaat dier beide heldhaftige bezettingen beloonde Philips met waarlijk koninklijke gulheid, en het nationale zelfgevoel der Spanjaarden tegenover den Islam verhief zich tot eene hoogte, welke sedert langen tijd niet meer gekend was.
In 't jaar 1564 gelastte dus Philips een aanvallende onderneming tegen de vesting Pennon de Velez, welke ook door spoedige inneming der sterkte volkomen slaagde; en in 1565 gelukte het den Markies de Santa Cruz, na
213
menig zegerijken strijd, de rivier Tetuan, een der voornaamste stellingen der zeeroovers, door versperring ontoegankelijk te maken.
Onder den invloed van al deze door koning Philips behaalde zegepralen, verhief zich de moed en het zelfvertrouwen der gezamenlijke christen bevolking aan de middenlandsche zeeoevers, en toen de Sultan Soliman II nog in 1565 de Johannieters, die reeds 43 jaren vroeger uit Ehodus verdreven waren, ook binnen hun nieuwe schuilplaats, het eiland Malta, met ontzaglijke strijdmacht liet aangrijpen, toen onderbond hij in die eeuwig gedenkwaardige belegering, van de zijde der Orderidders met hun grijzen grootmeester la Valette aan het hoofd, een wondervol heldhaftigen tegenstand. Geheel de wereld had destijds het oog daarop gevestigd. Philips' onderkoning in Siciliën, Don Garcia de Toledo, bracht, wel is waar niet zeer spoedig noch glansrijk, maar toch nog bijtijds en gelukkig, door zijne ter ontzetting gezonden vloot, veel tot de opheffing van het beleg bij; en voor deze smaadvolle nederlaag keerde Soliman's vloot naar het Oosten terug. Allerwegen zegevierden de christen wapenen; in macht en geluk scheen Philips zijn hoogste punt bereikt te hebben.
Het volgende jaar stierf Soliman 11 in een oorlog tegen Oostenrijk. Ouder zijn opvolger Selim II richtte zich de turksche politiek het eerst tegeu de Venetianen, wier zeemacht alleen niet meer in staat was, den Turk met goed gevolg het hoofd te bieden. Zijn eerste vijandige daad gold het eiland Cyprus
214
de rijkste kolonie van Venetiën. De in 't nauw gebrachte republiek zocht toen hulp bij de belijders van het christen geloof, wier onderlinge verwantschap nog niet in 't bewustzijn was uitgedoofd en wier gemeenschappelijk welzijn nog, naar de begrippen aller vorsten en volken van Europa, op het innigst met elkaar verbonden was. Voor allen richtte zich dat hulpgeschrei tot den H. Stoel, waarop toen de H. Pius V gezeten was, een grijsaard, met wiens naam zoowel in de kerkelijke als in de politieke geschiedenis der Christenheid de meest roemvolle herinneringen verbonden zijn: het Concilie van Trente en de slag bij Lepanto. De Paus zond een legaat aan Philips II, zonder wiens krachtigen bijstand natuurlijk niets van beteekenis tegen den Turk ondernomen kon worden. De legaat ontmoette den spaanschen monarch in Andaluziën en vergezelde hem naar de hoofd -stad van zuidelijk Spanje, het betooverend Se villa, dat in dien tijd zoo verbazend rijk en prachtig was. Hij mocht er getuige van zijn, hoe het gansche volk den koning met weer^looze geestdrift en vaderlandsche jubeltonen begroette en vereerde — hem, wien geheel Spanje slechts als //degoed-hartigequot; kende en dien men in het protestantsche Noorden schier als een sluipmoordenaar van beroep geleerd had te beschouwen.
Ter gelegenheid van dezen strijd der Venetianen om 't bezit van Cyprus, toonde zich Philips zijn verheven standpunt als machtigste der katholieke vorsten in alle opzichten waardig. Alle omstandigheden vereenigden zich om destijds tot groote en edele daden aan te sporen.
215
De opToerige Mooren lagen overwonnen en vernederd voor zijne voeten; in de Nederlanden meende hij althana den vijand van Kerk en Staat door Alva's ijzeren veldheerstaf onderworpen. Met alle vorsten van Europa leefde hij uitwendig in vrede, en de glans zijner macht en heerlijkheid schoot hare stralen over de oude en nieuwe wereld uit. Het huiselijk leed, hoe zwaar ook eenmaal, scheen vergeten; geheeld schenen de wonden van het koninklijk hart; Carlos en Isabella rustten sedert lang in vrede, en binnen kort zou de beminnelijke aartshertogin Anna, die parel van.maagdelijke schoonheid, Spanje's bodem betreden; door een tusschenpersoon was de koning met haar reeds in den echt verbonden. Maar zoo veel geluk, zulk een luister bedwelmde den koning niet, wiens gemoed zoo ernstig, wiens hart zoo mannelijk braaf was. In oprechte ootmoedigheid verdiepte hij zich gedurende drie dagen, binnen een klooster van Sevilla, in godsdienstige overwegingen, en met bedoelingen een spaanschen monarch waardig, ontblootte hij voor het stoffelijk overschot van den heiligen koning Ferdinand zijn in zoo vele zorgen en zoo veel arbeid reeds vroeg vergrijsd hoofd. Dit had plaats in de onbeschrijflijk grootsche domkerk van het door Ferdinand veroverde Sevilla, waar diens assche den dag des oordeels verbeidt. Te midden dezer indrukwekkende gebeurtenissen, welker grootheid en schittering alle geschiedschrijvers van dien tijd met de sprekendste kleuren ons hebben afgeschilderd, beraadslaagde Philips met zijne staatsdienaren over het door Pius V voorgestelde heilig verbond tegen den Turkschen
216
erfvijand der Christenheid. Geen wantrouwen, hoe gegrond ook, jegens de kleingeestige politiek der Vene-tiaansche marskramers, kon den koning weerhouden die heerlijke gelegenheid aan te grijpen, om zich voor God en voor de menschen als den verdediger des geloofs te doen gelden, om de zeemacht der Turken te vernietigen, om de landen aan de Middenlandsche zee voor altijd van hunne menigvuldige plagen en plundertochten te bevrijden.
Er werd een verbond beraamd tusschen den H. Stoel, de spaansche kroon en de republiek van Yenetiën; een eigenhandig schrijven des konings aan den H. Vader was bestemd, om allen twijfel aan den ernst en het hooge gewicht der onderneming weg te nemen.
Dit had plaats in de lente van 1570. De val van Nicosia, de hoofdstad van Cyprus, in den zomer van hetzelfde jaar was evenmin in staat den spaanschen monarch tot opgeven zijner eens gevestigde plannen te bewegen, als de afzonderlijke onderhandelingen der repu-bljek met Turkije, welke om dien val zonder eenig gevolg door de Venetianen beproefd werden, den Koning in zijne besluiten stijfden. Alleen met den Paus ging Philips op den juisten weg der onderhandelingen voort, en in laatste maanden van 1570 kwam eindelijk te Rome het slotverdrag der Liga tot stand. Naar de bedoeling en volgens 't voorschrift huns meesters gingen de spaansche zaakgelastigden van hooger gezichtspunt uit, dan alleen het heroveren van Cyprus.
Er moest een strijd geleverd worden tusschen het
217
Christendom en den Islam, d. i: zoowel de Moeren als de Turken moesteu bestreden worden. Geheel de Midden-landsche zee zou men va* vijanden zuiveren en tegen hen beschermen; 200 galeiën met 100 transportschepen, welke ladingstroepen, 50,000 voetknechten en 4500 ruiters in getal, overbrachten, werden daartoe uitgerust. Niet-slechts voor het thans meest noodzakelijke doel, maar ook voor langer duur zou men de Liga vestigen, en Don Juan van Oostenrijk zou haar veldheer zijn.
Tot dusverre over 't ontstaan van 't beroemde heilig verbond, en het deel dat de geest van Philips daaraan genomen heeft. Het verder beloop der gebeurtenissen hoort niet thuis in een geschrift, dat aan de persoonlijkheid van Philips is toegewijd. Die luistervolle veldtocht van 1571, de bloedige zeeslag bij Lepanto, de jeugdige held Miguel Cervantes, die als gemeen soldaat aan den strijd deelnam: ziedaar zoo vele beelden die ten allen tijde de schoonste bladzijden der geschiedenis zullen versieren, si) Sedert menig tiental van jaren, wellicht sedert eeuwen had door de christenwereld zulk een vreudegejubel niet weerklonken. Tot dien dag toe stonden de Turken, vooral ter zee, als onverwinnelijk bekend. Spaansche heldenmoed had de tooverroede gebroken, een heldenmoed, waarvoor in een achthonderdjarigen strijd ook de meer edele en meer beschaafde verdedigers des Islams, de Arabieren, moesten onderdoen. De turksche land- v macht langzamerhand te breken, was de taak van den Oostenrijkschen keizerstaat; en aan de diplomatische lafhartigheid der 19J' eeuw bleef het voorbehouden, metge-
10
218
meenschappelijke krachtsinspanning het zieltogend voortbestaan van Mohamed's leer in Europa te waarborgen. Uit het volle gemoed stroomfen de woorden, waarmede Philips zijn met roem gekroonden broeder dank betuigde in de taal van een hart, dat geen afgunst kent,
„Ik kan u niet zeggen quot;, dus schrijft hij hem,„welke blijdschap ik smaakte, toen ik uitvoerige berichten ontving omtrent uw gedrag in den strijd, omtrent uwe persoonlijke dapperheid en de zorg, waarmede gij aan allen de juiste bevelen gaaft, hetgeen zonder eenigen twijfel een hoofdoorzaak der behaalde overwinning was. Aan u heb ik naast God de zege te danken en blij-hartig erken ik dit. Gelukkig mag ik mij noemen, dat het eenenj man, die zoo nauw aan mij verbonden en mij zoo dierbaar is, was voorbehouden een werk te voltooien, zoo grootsch en zoo roemrijk voor God en voor de menschen.quot;
Doch, zoo als bekend is, 't verder beloop der gebeur- * tenissen beantwoordde niet aan den hoogen dunk, waarmede Philips aan de Liga had deelgenomen. Toonde Don J uan zich reeds bekommerd, toen de vruchten der overwinning moesten geplukt worden, ook Philips verlangde dat' men dit jaar rusten zou en overwinteren te Messina. In 't volgende jaar stierf echter de groote Paus Pius V, de eigenlijke ontwerper en de ziel der Liga, en door zijn verlies was de band der eenheid verbroken. Philips' aangelegenheden in de Nederlanden namen,
gelijk we gezien hebben, eene steeds meer en meer verontrustende wending en vorderden in steeds hoogere
219
mate al zijne zorgen. Ook de eerzuchtige droomen van Don Juan begonnen hare schaduw te werpen op de goede verstandhouding der beide broeders; Venetiën sloot spoedig afzonderlijk eenen lafhartigen vrede, waardoor het — na zooveel offers en na zulke -daden! — Cyprus aan Turkije afstond en beloofde gedurende drie jaren een bepaalde schatting te betalen. Voor de vernietigde eer herwonnen die marskramers hunne //handelsprivilegiën.quot;
Ook dit ergerlijk bericht verstoorde de gewone zelfbeheer-sching des konings niet. „Wanneer Venetiënquot; zoo sprak hij, ^door zulke handelwijze zijne belangen meent te bevorderen, dan kan ik naar waarheid zeggen, dat ik door mijne handelwijze zoowel het belang van Venetiën als dat der geheele Christenheid getracht heb te bevoordeelen.quot;
Dusdanig was het treurig uiteinde eener onderneming, waarmede Pius V de hoop verbonden had op den val van Constantinopel en de herovering van het heilig land.
Na al het gebeurde moest Philips zijn strijd tegen den Islam voortaan binnen engere grenzen, en tot verdediging van Spanje tegen de noordafrikaansche roofstaten beperken; want zonder me de h u lp den krijg in het Oosten voeren kon hij onmogelijk. Don Juan voltooide in 't najaar van 1574 een luisterrijken veldtocht tegen Tunis, veroverde het en overwinterde in stil genot te Napels, waar hij den tijd in nevelachtige droo-merijen over een zelfstandigen afrikaanschen staat doorbracht. Doch in 't volgende jaar reeds heroverden de Turken, onder schrikwekkend bloedvergieten van weers-
220
zijde, zoowe! Tunis als de beide vestingen, die de Spanjaarden in hare nabuurschap hadden gebouwd. Don Juan hield zich juist toen in Opper-Italiën onledig, en de onderkoningen van Napels en Siciliën lieten het aan de noodige en tijdige hulp falen. Toen Don Juan eindelijk ter ontzetting spoedde, was het te laat; stormen verstrooiden zijn vloot, en Tunis was gevallen. quot;Van zijn werk-liik verworven roem en alle gedroomde heerlijkheid bleef niets over dan een leger van verijdelde verwachtingen, en de kiem van een rampzalige wantrouwen tusschen den koning en zijn geniaalsten dienaar.
Dit onnoozel slot van een zoo luistervol begonnen oorlog leert ons van den eenen kant dat Philips staatkundig juist oordeelde, toen hij van de verovering zijns broeders in Tunis geen duurzaamheid verwachtte, en er geen bijzonder gewicht aan hechtte; van den anderen kant echter zien wij ook, zoowel hier als op menig ander gebied van zijn werkkring, den spaanschen vorst in de tweede helft zijns levens, bij de vervulling zijner taak die eenmaal tot de wereldgeschiedenis zou behoo-ren, en bij liet ten uitvoerleggen zijner grootsche plannen — zien wij hem in kracht afnemen en eenigermate in 't vaarwater van 't alledaagsche leven terugzinken.
Gelijk in de Nederlanden de strijd tegen revolutie en protestantisme, zoo mislukte ook die in de Mid-denlandsche zee tegen den Islam. In beide gevallen was hij niet geheel vrij van schuld, doch ook geenszins de alleen schuldige. In geen enkel opzicht en op geen enkel gebied van denken en handelen was hij een
/
i
221
veroveraar van doortastenden of gewelddadigen aard. Slechts tot behouden was hij in staat, hij vermocht slechts een vijand optehouden; maar beslissend eeu zaak ten einde te brengen en nieuwe toestanden in 't leven te roepen, dat kon hij niet. Daarom moest hij ook, te eenigen tijde, oud en afgemat ten grave dalen, oververzadigd van al het aardsche, slechts tot God en zijne heilige Kerk gekeerd, in oprechte maar sombere godsvrucht.
c. Portugal.
Philips II was er innig van overtuigd en alleruitdruk-kelijkst heeft hij bet in zijn testament verklaard, dat slechts door de vereeniging van Spanje en Portugal tot éen gemeenschappelijk staatslichaam, de grootheid en macht der volken van het pyreneesche schiereiland op bevredigende wijze kon gegrondvest en voor langen tijd verzekerd worden. Bovenal was het hem duidelijk, dat de beteekenis der spaansche monarchie voor de katholieke en conservatieve grondstellingen en belangen slechts dan den omvang zou erlangen, dien hij wenschelijk oordeelde, wanneer door inlijving van Portugal in het rijkslaud, alle vreemde en vijandige invloed van het schiereiland kon worden uitgesloten. Deze staatkundige waarheden, door Philips 1.1 het eerst met volle klaarheid opgezet en begrepen, houden nog heden hoofd en
222
hart van de edelsten der beide volken bezig. Nog bestaat er geen onmiddellijk vooruitzicht, dat men het gewenschte doel op duurzame wijze bereiken zal; maar eenmaal zullen ook in deze zaak natuur en gezonde rede de zege behalen.
't Lag eigenlijk geenszins in Philips' plannen met geweld en wederrechtelijk zich van Portugal meester te maken. De zuster van Karei V was zoowel de moeder zijner moeder als koningin van Portugal geweest; de beide regeeringshuizen stonden tot elkander in vaak zeer ingewikkelde betrekkingen van onderlinge verwantschap. Een vredelievende en vriendschappelijke verhouding tus-schen beide rijken heerschte ongestoord tot na het jaar 1576.
Toen besloot op eenmaal de jonge portugeesche koning Sebastiaan, aangedreven door zucht naar roem en groote daden, door lust tot avonturen en godsdienstige geestdrift tevens — een veldtocht tegen Marocco te ondernemen en zocht naar bijstand bij zijn koninklijken oom Philips II. In 't bedevaartsklooster te Guadalupe kwamen de beide vorsten ten jare 1576 tezamen. Koning Philips en de hertog van Alva deden al het mogelijke om den jongen portugeeschen koning van een onderneming terug te houden, die zijne krachten te boven ging en naar alle kansberekening slechts onheil zou berokkenen. Doch Sebastiaan bleef bij zijn opzet, al moest hij, om zijn luimen te voldoen, het bestaan op het spel zetten van een rijk, dat door den noesten vlijt zijner voorvaderen zulk een graad van luister en fabelachtigen rijkdom had bereikt.
223
dat sterk was door het bezit van zooveel rijke koloniën in drie werelddeelen.
De uitslag der onderneming was zoo ongelukkig als, ja ongelukkiger nog dan Philips had voorspeld. Den 4de° Augustus 1578 werd Sebastiaan verslagen, hij zelf gedood en zijn leger zoo geheel vernietigd, dat men gedurende langen tijd den dood des konings niet eens met zekerheid kon bevestigen, tot eindelijk het lijk aan koning Philips werd uitgeleverd. Nog langen tijd daarna bleef liet portugeesche volk, dat zijn ongelukkigen koning zoo trouw had aangehangen, dat zuchtte over de verloren zelfstandigheid van zijn staatkundig bestaan, den dood van Sebastiaan betwijfelen. Zoo werd het mogelijk, dat een geheele reeks van meer of minder stoutmoedige bedriegers onder zijn naam en masker dorst op te treden.
Als naaste mannelijke aanverwant van Sebastiaan, werd zijn gewezen voogd en tijdens 's konings afwezigheid ook regent des lands, kardinaal Hendrik, oudoom van den overleden vorst, tot koning uitgeroepen. Priester, kerkvorst, reeds hoog bejaard en zoo zwak en ziekelijk, dat hij slechts door voedstermelk kon gespijzigd worden, vatte hij nochtans het plan op, en wel in den volsten ernst, om een jonge dame te huwen, ten einde een erfgenaam des troons te winnen en aldus zijn land te vrijwaren van alle buitenlandsche inmenging. De monarchie toch heeft, gelijk veel andere dingen, bijwijlen een geheel bijzondere voorliefde om zich belachelijk en daardoor zooveel mogelijk onmogelijk te maken!
224
Doch de troonpretendenten lieten zich door dergelij-ken onzin niet afschrikken. Wij onderzoeken de geslachtlijsten niet noch de daarop gegronde aanspraken; -we weten te goed dat het positieve recht in deze en soortgelijke gevallen slechts tot voorwendsel dient. Allen bouwden hunne aanspraken op hunne afstamming van Koning Emanuël den groote en zijne gemalin Maria, eene dochter van Isabella van Kastiliën en Ferdinand van Aragon. De quaestie nu, die destijds geheel Europa bezig hield, was deze: wie kan zich met het meeste recht op dezen titel beroepen? De moeder van koning Philips was de oudere zuster van Emanuël's zoon en opvolger, koning Joao III; de hertogin van Braganza, wier geslacht naderhand den portugeeschen troon beklom, was de dochter van Emanuël's jongsten zoon; doch haar oudere zuster, de gemalin van Alexander Farnese hertog van Parma, had bij dezen een zoon Rainuecio geheeten, die insgelijks als pretendent optrad. Ook Emanuël Philibert van Savoye bood zich aan voor den tropn, als zoon eener dochter van koning Emanuël; en eindelijk ook de Prior van Crato Antonio, die, schoon niet onberispelijk toch zeer bemind was door het volk, maar onbekwaam voor troonopvolging om zijn onwettige geboorte. En, als ware er nog gebrek aan pretendenten, ook de koningin-weduwe van Frankrijk, Katharina van Medicis, deed uit den alouden tijd aanspraken gelden, welke door iedereen al nietig erkend werden.
Terwijl al deze kroonpretendenten door velerlei in-trigen elkanders voorrang betwistten bij het hof en 't volk
225
van Portugal, bracht koning Philips in kloeke vastberadenheid en met behoedzame tact alles in gereedheid, ten einde op het geschikte oogenblik met de wapenen in de hand datgene te eischen, wat hij beschouwde als zijn onbetwistbaar goed recht en ook als zoodanig, volgens 't ingewonnen gevoelen zijner juristen en theologanten, poogde te bewijzen.
De oude koning Hendrik had zijn huwelijksplan opgegeven ; hij had alle pretendenten opgeroepen ter overlegging hunner aanspraken, en commissarissen aangesteld ten einde daarover hun gevoelen uit te brengen. Natuurlijk kou Philips, zonder het revolutionnaire staatsbegrip te huldigen dat hij geheel zijn leven bestreden had, zijn goed recht niet afhankelijk maken van de beslissing eener willekeurige commissie; een schriftelijke kennisgeving van ontvangen verzoek zond hij niet op, noch liet hij zich vertegenwoordigen; maar wel bracht hij zijn leger op voet van oorlog. Ongetwijfeld was hij de oudste wettig geboren mannelijke afstammeling van koning Emanuël, en alle bewijzen getuigen er voor dat Philips in waarheid van zijn goed recht innig overtuigd was.
In dezen toestand van zaken stierf de oude koning Hendrik, in Januari 1580. Aan den hertog van Alva werd het opperbevel opgedragen over 't reeds verzamelde leger, en Philips, de gebeurtenissen gadeslaande, verplaatste zijn hof naar de spaansche grensstad Badajoz.
Wat te dezer gelegenheid tusschen den,vorst en zijn
veldheer voorviel, teekent ons zoo duidelijk èn Philips
èn Alva èn geheel den spaanschen volksaard! Alva name-
10*
226
lijk was toen niet slechts in ongenade, maar zelfs, op onmiddellijken last des Konings, staatsgevangen. Deze had Alva's oudsten zoon laten kerkeren, omdat hij de huwelijksbelofte aan eene hofdame had geschonden; de oude Alva voerde zijn zoon uit den kerker weg en gaf hem een andere Spaansche dame ten huwelijk. In weerwil van dit alles liet Philips, toen het staatsbelang het vorderde, zonder de minste tegenbeden-king aan Alva de vraag stellen: //Of zijne gezondheid het hem veroorloofde het leger aan te voeren, dat ter verovering van Portugal bestemd wasquot; en eveneens zonder tegenbedenking antwoordde Alva: //de krachten die mij nog resten, staan den Koning ten dienste.quot; Dat het voorgevallene ook maar den geringsten invloed zou kunnen uitoefenen op Alva's plichtbetrachting, kwam noch hem, noch den koning ook maar als mogelijkheid voor den geest. Ja, op het oogenblik zelf, dat hij den hertog zaken van het hoogste gewicht toevertrouwde, deed Philips hem nog het voortduren zijner persoonlijke ongenade gevoelen; schriftelijk zond hij hem zijne bevelen om hem het verschijnen ten hove te beletten.
Den hertog zullen we op zijnen tocht niet volgen; hij bracht dien ten einde met die kennis van zaken en dat meesterlijk talent, 'twelk al zijne militaire operatiën onderscheidde; Antonio van Crato werd wel is waar door een aanzienlijk gedeelte des volks tot koning uitgeroepen, maar zijn ongeordende troepen werden verstrooid als kaf voor den stormwind, en geheel het rijk werd veroverd.
227
Terwijl deze dingen geschiedden, was Philips eerst zelf ziek geweest en zag toen zijne gemalin Anna in den ouderdom van nauwlijks 31 jaren aan zijne zijde bezwijken. — Deze echtgenoote had Philips vier zonen en eene dochter geschonken; van de zonen bleef alleen de derde, later koning Philips lil, in het leven. — Toen was het oogenblik daar, waarop Philips persoonlijk in Portugal kon optreden: hij verzachtte de bloedende wonde, welke Alva's ruwheid geslagen had en beriep den portugeeschen landdag te Tornar. Hij omringde zich van portugeesche staatslieden en streefde er ernstig naar, niet slechts door persoonlijke vriendschappelijkheid en toegefelijkheid, maar ook door het vervullen dier wen-schen, welke met het staatsbelang vereenigbaar schenen, de genegenheid des volks voor zich te winnen. Dit welgemeende pogen bleef echter ten halve zonder gevolg. Ieder hebzuchtig Portugees wilde al te ruim 's ko-nings goedheid zich te nutte maken en daar Philips er zich niet toe leende, was ten slotte niemand tevreden.
Van den anderen kant valt ook hier ten nadeele van Philips op te merken, dat hij al wederom in dezelfde fout verviel, welke reeds in de Nederlanden hem zoo veel schade berokkend had. Hij kon het maar niet van zich verkrijgen, eene algemeene amnestie te verleenen. De uitzondering hierop gold niet slechts, zooals van zelf spreekt, zijn tegenstander Antonio, maar ook nog 52 andere personen, — eene handelwijze, die niet alleen overtollig ja zelfs verkeerd bleek
228
te zijn, maar ook in Portugal zeer veel kwaad bloed zette.
Al de luister, al de koninklijke pracht ten toon gespreid toen de vorst zijn intocht hield binnen Lissabon, de hoofdstad van dat groote en rijke land pas door hem veroverd, waren niet in staat iets te veranderen aan het feit, dat land en volk, schoon uiterlijk onderworpen, nochtans in werkelijkheid niet met Spanje vereenigd was. En dit feit verduisterde gewis al den glans dier waarlijk grootsche onderneming.
Wel erkenden de Portngeezen in alle buitenlandsche bezittingen, zelfs in Oost-Jndiën met uitzondering slechts der Azorische eilanden, vrijwillig den spaanschen Koning als hun wettigen vorst; en zoo kon Philips in 1583 naar Spanje wederkeeren, den aartshertog Albert, die later zijn schoonzoon werd, als onderkoning achterlatend.
Maar toch waren Portugal en zijn buitenlandsche bezittingen en eilanden voor Philips een bron van telkens nieuwe verontrusting; zijne monarchie en hij zelfwaren door dat bezit niet merkbaar in macht gestegen; doch voor zijne doodvijanden, de opkomende protestantsche zeemogenheden Engeland en Holland, werd toen een altijddurende gelegenheid geboren tot strooptochten, en hierdoor zelfs een middel om zich te verrijken en den strijd rusteloos vol te houden tegen Philips en de katholieke Kerk.
Op verre na was dit echter niet hoofdzakelijk aan Philips te wijten. Het denkbeeld eener staatkundige ver-eeniging van geheel het schiereiland verdiende den vollen
229
bijval der natie en had dien zeker mettertijd ook verworven, zoo de Koning in zijn andere ondernemingen gelukkiger was geweest. Maar de laatste twintig jaren zijns -levens zijn gekenmerkt door steeds rampspoediger gevolgen zijner politiek tegen Engeland en Frankrijk; daarover handelen wij later nog. In volle waarheid konden de Portugeezen spoedig beweren, dat zij als zelfstandig volk eene meer eervolle, meer gegoede, meer veilige plaats in de wereld hadden bekleed, dan nu. Nu vielen de tallooze vijanden van den spaanschen Koning, door den tijdgeest zoo hartstochtelijk reeds aangevochten, van alle zijden in zijn land, dat door geo-graphische ligging voor een vijand zoo genaakbaar was; nu tastten zij de koloniën aan, die door haren afstand van't moederland en groote verwijdering van elkander dikwerf van alle hulp ontbloot waren. Deze gegronde bedenkingen vonden volstrekt geen tegenwicht in een helaas niet bestaande iberisch patriotisme; en al de onvermoeide zorg en arbeidzaamheid van Philips was in die omstandigheden noodig, om zijnen nakomelingen deze pas verworven bezitting ongeschonden achter te laten. Doch reeds ouder den tweeden opvolger des konings ging Portugal wederom voor Spanje verloren, daar het steeds meer en meer toenemend gebrek aan krachten en talenten bij de hooge regeering, allen verstandigen grondslag en ieder hooger staatkundig doelwit aan de vereeniging van beide volken onttrok.
Doch Philips II zelf kwam alle zorgwekkende worstelingen , uit het bezit van Portugal gerezen, te boven,
230
niet slechts door het aan den dag leggen van noeste werkzaamheid, gelijk bij hem van zelf spreekt, maar ook door zoo gelukkig slagen, als hij in slechts weinige ondernemingen aanwijzen kon. De strijd om de Azorische eilanden, waarin de pretendent Don Antonio door Philips' voormalige schoonmoeder, Katharina van Medicis, werd ondersteund, eindigde met de volkomen zegepraal der Spanjaarden; doch Antonio ontkwam ook ditmaal gelukkig aan alle gevaren, doordien de zijnen hem, trots zijne onwaardigheid, met verwonderlijke trouw en offervaardigheid ter zijde stonden. Toen in 1589 Philips' groot-sche onderneming tegen Engeland zoo deerlijk was mislukt eu de weleer zoo gevreesde spaansche monarchie voor het eerst beslissend was geslagen, deed Antonio een laatste poging om zijn vaderland te heroveren, gesteund door Elisabeth of liever in haren dienst, en in gemeenschap met den beruchten zeeroover Erans Drake, dien alleen het duitsche onverstand als //een kloeken manquot; verheerlijkt heeft. Het was reeds vernederend genoeg , dat deze onderneming geheel Spanje en Portugal langen tijd in angstige spanning kon houden, maar ze leed toch schipbreuk op den kloeken en heftigen wederstand door den aartshertog Albert geboden, en eenige jaren later, nog tijdens het leven van Philips, stierf Antonio in ballingschap. 3J)
Ook de veelal geheel mislukte, pogingen van bedriegers om de lichtgeloovigheid der Portugeezen te misbruiken en den gesneuvelden koning Sebastiaan als nog levend voor te stellen en na te apen, vonden in Philips een
231
zeer oplettenden toeschouwer, vooral toen een dier bedriegers in 1594 het goed geluk had zich in nadere betrekking te stellen met Anna van Oostenrijk, eene nagelaten dochter van Don Juan, die als Augustinesse in een klooster te Madrigal leefde; en 't gelukte den rampzalige het ongelukkig meisje een vast vertrouwen op zijn koninklijké waardigheid in te boezemen. Deze treurige en waarlijk avontuurlijke roman eindigde met de terechtstelling der belhamels, onder welke ook Anna's biechtvader zich bevond, en met een strengere opsluiting van het arme kind in een ander klooster harer orde.
Toen de aartshertog Albert, onderkoning van Portugal, vier jaren voor Philips' dood den aartsbissoppelijken zetel van Toledo bestijgen zou, was de Koning zoo arm aan staatslieden en nog armer aan prinsen van 't koninklijk huis, dat hij vijf uitstekende Portugeezen koos om een regenten-college te vormen; — eene regeling, gelijk aan die, welke de oude kardinaal-koning Hendrik voor zijn dood gemaakt had. Doch zelfs deze regeerings-wijze en ambtsbeschikking, hoe echt nationaal ook, was niet in staat iets te veranderen aan 't bedekte tegenstreven der portugeesche natie, die slechts met weerzin den iberischen eenheidsband droeg, door hen als een knellend juk beschouwd.
Waar 't onrecht aan Philips' zijde was, daar werd hij zwaar genoeg gestraft; waar hij, als in Portugal, in zijn recht was en een verstandige politiek voorstond, daar had hij weinig geluk. Hij was geen lieveling van vrouw Port una, die zelfs door christen dichters, gelijk Dante
332
en Shakespeare waren, als werkelijk levend en bestaande bezongen werd. Geoordeeld naar de zedelijke hoedanigheden , welke aan deze schepping der mythologische fantasie gewoonlijk worden toegeschreven, is deze ongunst aan Philips noch als m e n s c h noch als c h r i s t e n als oneer toe te rekenen.
d. Engeland.
De veelbesproken verhouding tusschen Spanje en het britsche rijk, vooral tusschen Philips en koningin Elisabeth , kan door mij slechts in algemeene en zeer korte trekken worden geschetst, daar ik het bééld van koning Philips tracht te schilderen en niet de staatkundige geschiedenis schrijf der lö3' eeuw.
Als twee reuzengestalten staan de spaansche monarch en de britsche heerscheres aan het hoofd der twee vijandige kampen, waarin de wereld verdeeld is; in de meest afgelegen deelen des aardbols vervolgen zij elkander met hunne legers, met hunne vloten. En zoo ik al gaarne en onbewimpeld toegeef dat hooger geestesgaven, dat meer energisch talent, dat grooter beslistheid en taaiheid in het streven naar 't gewenschte doeleinde bij de Britsche te vinden is, zoo mag van den anderen kant ook niet worden ontkend dat het zedelijk vonnis doorgaans ten haren nadeele uitvalt. En werkelijk, na de laatste gegevens die de geschiedkundige weten-
233
schap en navorsching heeft opgeleverd, is deze waarheid zoo onloochenbaar en zoo duidelijk, dat zelfs de vurigste protestant en de ijverzuchtigste Engelschman voor dat vonnis der historie buigen moet.
Wel is het waar dat ook het christendom van Philips, 't welk hij geloovig beleed en oprecht diende, door den misdadigen en bloedfgen tijdgeest beneveld werd; wel is het waar, dat hij angstvallig alles kerkelijk en theologisch poogde te rechtvaardigen, wat hij als staatsman en heer-scher zich verplicht achtte te doen, en aldus zelfs zijne misstappen en wanbedrijven met den luister van het katholicisme poogde te overstralen. Wel is het waar, dat hij vervolgd heeft om wille der overtuiging, gelijk anderen voor en na hem deden en nog heden doen.
Maar het huichelspel, dat eene Maria Stuart vermoordde en de werktuigen des moords verradelijk bestraft en kastijdt; maar de grove ontucht, die zich een gansch leven lang niet schaamt te pralen met den naam van maagdelijkheid; maar de afschuwwekkende barbaarschheid, welke aan de oprechtste onderdanen, alleen ómdat ze katholiek waren, langzaam de ingewanden uit het lichaam scheurt — deze en dergelijke trekken maken de beelden der ,/furie van het Noordenquot; en des //demons van het Zuidenquot; zoo geheel verschillend, dat zelfs niet in de verste verte van eene gelijkenis meer sprake kan zijn.
In waarheid, wanneer men Philips II in het onzet-tende licht van Elisabeth's daden als een gestalte van rust, geduld en zachtheid leert kennen, dan begint men niet alleen hem billijk en rechtvaardig te beoordeelen en
234
te verontschuldigen, neen! men begint hem te vereeren en lief te hebben.
Eu jegens niemand legde hij meer geduld aan den dag dan juist jegens Elisabeth. Eerst de overmaat van vredebreuken en lage zeerooverijen waren in staat, den spaanschen koning uit zijne jaren lang bewaarde houding te brengen. En toen hij zich eindelijk tot dien stap bewegen liet, geschiedde dit op een oogenblik dat voor Philips zeiven allergevaarlijkst was. In schier alle politieke aangelegenheden was het zijn ongelukkigste eigenschap, dat hij al het mogelijke ondernam, zonder ooit iets vast en consequent ten einde toe door te voeren. Deze trek schijnt in klaarblijkelijke tegenspraak te zijn met zijn traagheid in het beraadslagen en besluiten, maar hangt dan ook des te inniger samen met zijn streven om onmiddellijk alles zelf te verrichten en alles in de kleinste bijzonderheden zelf te leiden. Daar hij alles zelf en alleen wilde dragen, werden telkens, bij iedere gebeurtenis van grooter gewicht, zijn krachten verlamd en ontzenuwd door de opeenstapeling van moeilijkheden en door den last der reuzentaak, die hij zich in angstige nauwgezetheid gesteld had.
De vijandelijkheden tegen Spanje gingen op besliste wijze geheel van Elisabeth uit, niet omgekeerd. Eeeds eer Maria Stuart trouweloos door haar gevangen was genomen, bijgevolg eer Philips als mensch, als bloedverwant, als -koning, als katholiek, slechts zijn plicht vervulde en de bevrijding beproefde van de gruwzaam gefolterde, reeds lang voor deze gebeurtenis, onder-
235
/
steunde Elisabeth al wie openlijk of in 't geheim een vijand was van Philips. Zij was de woedende, de helsche vijandin van den katholieken naam, sedert de Kerk door den mond des H. Vaders de onloochenbare waarheid had verkondigd, dat Elisabeth een in echtbreuk gewonnen bastaardkind was en deswege niet gerechtigd om de kroon van Engeland op haar bezoedeld hoofd te dragen. De woedende fransehe Kalvinisten genoten hare levendigste ondersteuning, en toen de opstand in de Nederlanden uitbrak , betuigde zij niet slechts den rebellen hare volle sympathie, maar ook hare regeering stond, schoon vooreerst op bedekte wijze, met raad en daad de revolutie ter zijde. Ja, in vredestijd ging zij weldra publiek tot diefstal over, geheel in strijd met het volkenrecht. Ten jare 1568 legde zij beslag op eene aanzienlijke som spaansch geld, dat voor den hertog van Alva bestemd was, en liet den spaanschen gezant, die meende hierover niet te mogen zwijgen, in zijn eigen huis opsluiten. Van dien tijd af bleef wederzijds gedurende 20 jaar een gespannen verhouding heerschen, tot dat eindelijk in 1588 de oorlog uitbrak.
Ongetwijfeld was, bij dien oorlogstoestand in vredestijd, het voordeel aan de zijde des onrechts, aan Elisabeth's zijde. Hare zeeroovers plunderden en verwoesten op ongehoorde wijze en onder 't plegen der afschuwelijkste wreedheden de spaansche koloniën, wier al te groote uitgestrektheid elke duurzame verdediging onmogelijk maakte.
De heerscheres der handelsnatie schaamde zich zelfs niet, de ondernemingen van een Erans Drake kracht-
236
dadig te ondersteunen. En terwijl zij haar eigen onder-dnnen onder ongelooflijke martelingen deed sterven, wist zij ter zelfder tijd, door de uit Prankrijk en Nederland uitgeweken protestantsche koop- en ambachtslieden, de welvaart van haar rijk te vermeerderen.
Elke poging om Maria Stuart te bevrijden leed schipbreuk op de droevige halfslachtigheid van Philips. Don Juan, zijn broeder, was hem te stout en te avontuurlijk; hij zelf ondersteunde overal de katholieke zaak, maar nergens met dien nadruk, welke gevorderd werd om haar ergens tot een onweerstaanbaar en zegevierend doortasten te helpen. Philips II was lijdend aan de zelfde politieke kwaal, die ook de katholieke wereld onzer dagen met hare vergiftigde en aanstekelijke tooverkracht bevangen heeft, tot niet geringe, soms luid verkondigde vreugde van 't vijandige legerkamp; — eene kwaal die gelden menschenkrachten versnippert, verspilt, ten venster uitwerpt en door ellendig gebeuzel de onmogelijkheid schept, om ergens op een bepaalde plaats een beslissende en doortastende overwinning te bevechten. Men denke slechts aan Frankrijk, aan Spanje, aan Beieren, aan Oostenrijk, — en men durve ons tegenspreken!
Philips gaf en hielp overal in d i e mate, dat de katholieke zaak nergens ten volle het onderspit moest delven; maar in geen enkel geval trad hij met zulke indrukwekkende kracht ophetjuiste oogenblik te voorschijn, dat eene vernietiging der tegenpartij verhoopt kon worden.
Nadat derhalve, gedurende vele jaren, de wederzijdsche politiek, onder toenemende spanning zich als eene slang
237
in vele bochten gekronkeld had, kwam eindelijk Elisabeth in den winter van 1587 tot het uiterste, eu vermoordde hare deerlijk mishandelde, baar koninklijke nicht Maria Stuart. Een gil van ontzetting klonk door gansch het katholiek Europa heen, en ook protestantsche wangen deed de schaamte blozen, waar de storm van dolzinnige hartstochtelijkheid het niet onmogelijk had gemaakt.
Die bloedige ontknooping van bet vreeselijk treurspel bespoedigde het uitbreken des oorlogs tusschen Elisabeth en Philips. Deze had omstreeks dien tijd redenen te over, om zich bedaard te houden en koelbloedig tot de beslissende vijandelijkheden zich voor te bereiden. VTant kort te voren had Alexander Farnese het groote en belangrijke Antwerpen ingenomen; en indien Philips zijn eenigen en laatsten veldheer, behalve Alva, met alle krachtsinspanning had ondersteund, dan ware destijds, eenige jaren na des Zwijgers dood, de beteugeling van den neder-landschen opstand te verhopen geweest. De Nederlanders zelf wanhoopten bijna aan hunne zaak; ze hadden zich geheel in Elisabeth's reddende armen geworpen, en deze allen schroom jegens Philips ter zijde stellende, had hun aanzienlijke hulptroepen gezonden. Hierdoor was zeker de oorlog tusschen Engeland en Spanje een voldongen feit, en Philips had slechts te overwegen waar en door wien hij den krijg zou laten voeren. Ware Philips een geniale man geweest of ook maar een vorst met jeudigen moed, dan had hij bij dezen stand van zaken moeten zeggen; slechts Farnese kan en mag dezen strijd onder-
238
nemen, en hij moet aangevangen worden met een alles beslissende overwinning op nederlandschen bodem. De onbekwaamheid en onkunde der graven Leicester en Essex, die ten jare 1586 en 1587 in Elisabeth's naam de waardigheid van kapitein-generaal in de Nederlanden bekleedden, schenen voor Farnese de overwinning gemakkelijk te maken, en den koning sterk in de hand te werken bij de aangewezen opvatting der zaken.
Maar Philips vond den rechten weg niet. 't Is waar: hij was in zijne eer zwaar gekrenkt, ten hoogste was hij beleedigd. Zelfs zijne vijanden geven toe, dat de oorlog tegen Engeland een gebiedende plicht voor hem was. Maar door een ongelukkig streven naar het groot-sche, verzuimde hij het bereikbare.
Een door Engeland gedaan verzoek tot vreedzame vereffening van het geschil, leed schipbreuk op Elisabeth's overmoed en matelooze eischen. Philips, die reeds pedantachtig genoeg was om door koninklijke verordening de titulatuur en het cermoniëel ten strengste te regelen onder de geestelijke en wereldlijke beambten en andere waardigheidbekleeders zijns rijks, was niet gestemd om zich te veel door Elisabeth te laten voorschrijven. Hoe meer de innerlijke kracht zijner monarchie afnam, des te meer hechtte hij, in 't voorgevoel der toenemende verzwakking, aan uiterlijke vertooning. In 1588 kreeg dan Farnese bevel, om ieder belangrijke onderneming uit te stellen en alle krachten in te spannen ten einde zich te vereenigen met de groote spaansche vloot, die uit Spanje eene landing in Engeland zou beproeven.
239
't Was een tijdstip van zwaar drukkende zorgen en uiterste krachtsinspanning voor Philips, die uitrusting der door vriend en vijand om het heerst besproken armada; en zijnerzijds was het een grove , misslag, al zijne maatregelen in zulken geest en op zulken toon van plech-tigen nadruk en sombere grootschheid te nemen, als of hij der gansche wereld zeggen wilde: „Met deze kaart stel ik heel mijn fortuin op het spe 1.quot; Zoo mag zelfs een privaat persoon niet handelen, wil hij voor verstandig doorgaan, veel minder dus een koning. Want zoo die kaart ongelukkig is, wat dan?
Bij de vele kiemen van onspoed, welke van 't begin af in deze gansche onderneming verborgen lagen, kwam nu ook nog het grootste der ongelukken, dat Philips' beste admiraal, de beproefde zeeheld, de overwinnaar der Azoren en der fransche vloot, de Markies de Santa Cruz kort voor 't begin des oorlogs overleed. Geheel zijn leven had Philips zich ernstig op de studie der menschenkennis toegelegd, en ontegensprekelijk was hij er, in 't algemeen, ver ingevorderd; maar, gelijk zoo menig deugdelijk menschenkenner, miste hij in b ij z o n d e r e gevallen dikwerf het rechte doel. Aan 't hoofd eener onderneming, die een helderen, kloeken, ruimen geest eischte, in staat om gemakkelijk en moedigde grootste verantwoordelijkheid op eigen rekening te nemen, plaatste hij een braaf en nauwgezet maar tevens bekrompen en angstvallig man in den persoon des hertogs van Medina Sidonia, — een man, die geneigd was om in alle verandering van omstandigheden zich stipt aan de letter van geschreven
240
bevelen te houden, mocht ook de hoofdzaak zelve daardoor ten gronde gaan.
Hoe Philips' armada meer door storm en ongetij, meer ook door de fouten van den onbekwamen bevelhebber .. dan door engelsch patriotisme of heldenmoed vernietigd werd, behoef ik niet te verhalen, daar koning Philips, nadat zijne vloot eens de oevers van den Tajo verlaten had,quot; op geheel de onderneming niet den minsten invloed meer uitoefenen kon. Deze zware nederlaag sloot tevens in zich nog een tweede in de Nederlanden zelf, waar Alexander Farnese zijn beste krachten verspild had om met de armada mede te werken, waar intusschen de vijand en Oranje's krijgskundige zoon Maurits hunne krachten verzameld en nieuwen moed hadden geschept.
Toen de hertog van Medina Sidonia met het ontredderd overschot der vloot in Spanje's havens wederkeerde, was in waarheid de wereldtoestand veranderd. Nu was het uitgemaakt, dat Philips het protestantisme in het Noorden niet overwinnen zou, al had hij het tegengehouden in het Zuiden; nu werd het duidelijk dat deze halfslachtige en gebrekkige uitkomst van al zijn werken nog met het offer was gekocht van Spanje's grootheid en macht. Zijn vaderland had in dezen reuzenstrijd het beste bloed verspild, en 's konings bekrompen opvatting van wereld en menschen was hier in alle geval niet geheel vrij van schuld.
Dat de ongelukkige Medina Sidonia, die slechts naar bekwaamheid gehandeld had, 's konings ongenade niet beliep, lag geheel in Philips' karakter, dat zich bij alle
241
gebreken waarlijk edel en christelijk toonde. De onbekwaamheid des hertogs kon slechts onschadelijk worden gemaakt, zoo 't hem gelukt ware met Alexander van Parma samen te werken; doch daartoe was het zelfs niet eens gekomen.
Wat echter de woorden betreft, waarmede Philips den afgevaardigde des admiraals zou beantwoord hebben, die hem 't bericht bracht van de rampspoeden der vloot, — daarin wijk ik van de gewone beoordeeling af. Dat hij rustig, koud en onbewegelijk bleef in zijn uiterlijk; dat hij met den ootmoed van een oprechten dienaar Gods zich schikte in de onnaspeurlijke wegen des Almachtigen, — dat zijn zoo vele trekken, die wij in Philips II niet anders verwachten: in alle voorvallen zijns levens had hij deze schoone deugden in vollen luister bewaard. Dat hij vóór alles de terugkeerende overwonnelingen op alle wijze ondersteunde, naar lichaam en ziel hen deed heelen en verplegen, opbeuren en troosten; dat hij iedereen beloonde die zich, ook in tegenspoed, nog door moed en dapperheid had onderscheiden, — dat alles strookt met eene deugd, naar welke koning Philips met den grootsten ijver streefde, de koninklijke rechtvaardigheid.
Maar dat hij voor Gods beproeving nog dan kgebeden liet uitschrijven, dunkt mij een daad, die de grenzen van echten godsdienstzin bijna overschrijdt. 33) En zoo het niet verdicht is dat hij den overbrenger der onheilsmare toevoegde: „Gode zij dank, dat Hij mij machtig genoeg heeft gemaakt, om een zoo groot verlies zonder zwaar nadeel te dragen! Een enkele twijg slechts is uitgesneden, maar de
li
242
boom leeft en bloeit, en vermag weer nieuwe twijgen voort te brengenquot; dan is het mij onmogelijk daarin iets anders te zien dan óf bekrompenheid óf vertooningmakerij — het eerste, zoo 's konings woorden ernstig gemeend waren, het laatste zoo hij tegen zijne overtuiging sprak. Het verder beloop der gebeurtenissen in de laatste tien jaren van Philips' leven leerde dan ook ten duidelijkste, dat de verouderde boom geen nieuwe twijgen meer voortbracht.
't Is zeer natuurlijk, dat na zulk eene nederlaag de Engelschen voortgingen de vijanden van Philips overal te ondersteunen, en dat het plunderen van zeekusten en koloniën meer en meer toenam; maar van den anderen kant mag ook niet ontkend worden, dat enkele gelukkige en roemrijke wapenfeiten van spaansche krijgsoversten te midden van zoo veel rampspoed heerlijk uitblonken; doch in 't algemeen genomen hield Elisabeth de bovenhand.
Toen echter Philips ten jare 1596, dus in den ouderdom van bijna 7 0 jaren, al zijne krachten en al de krachten zijner monarchie wilde verzamelen tot een tweede groote. onderneming tegen Engeland, toen voorkwam hem zijne behendige vijandin, en in den avond zijns levens moest de vorst het aanzien, dat een engelsche vloot, onder aanvoering van den graaf van Essex, hare troepen op spaanschen bodem ontscheepte, dat zij het heerlijke Cadix, z/'t pronkjuweel'' van 't Zuiden, eener gruwzame plundering en verwoesting prijs gaf, en met rijken buit beladen zegepralend henen toog.
243
Hoe hoog Engelands en Elisabeth's overmoed gestegen, hoe diep Philips' macht in werkelijkheid gezonken was, spreekt ten duidelijkste uit de omstandigheid, dat de britsche vorstin over de gevolgen dier onderneming in hooge mate ontevreden was.
En niettegenstaande dit alles gaf de koning, hoe ook gefolterd door zware lichaamspijnen en reeds strompelend naar het graf, toch de gedachte aan wedervergelding, althans aan gelukkige tegenweer niet op.
Inderdaad was hij verplicht zich in staat van tegenweer te stellen, wilde hij niet alles verliezen; en wellicht had hij dit met beter gevolg gedaan, zoo hij het aller-gruwlijkst mishandelde Ierland meer ondersteund en tevens zich zeiven ten nutte gemaakt had. Nog in 1597 rustte hij een groote vloot uit om het engelsch roof-eskader, dat de amerikaansche zilvervloot beloerde, te gemoet te stevenen en nogmaals eene landing in Engeland te beproeven. Juist in dit jaar waren de voordeden aan engelsche zijde ran geringe beteekenis; immers de spaansch-amerikaansche zilvervloot ontkwam aan 's vijands hinderlagen. Maar die troost moest op den achtergrond treden voor de groote ramp, die wederom den koning trof. Een onbarmhartige storm verstrooide, verbrijzelde en vernielde nogmaals zijn galjoenen en galeien, het laatste overschot der spaansche zeemacht. Gods wil was niet te miskennen. Deze laatste nederlaag zijns levens verdroeg Philips gelijk hij alle vroegere verdragen had. Hij dankte God en stierf, Elisabeth zegevierde en leefde.
e Feankkuk.
Philips' buitenlandsche politiek was nergens ongelukkiger en gedeeltelijk onhandiger dan tegenover Frankrijk. Geheel vervuld van en beheerscht door de gedachte om strijd le voeren tegen ongeloof en revolutie, had de spaansche koning, reeds bij den aanvang zijner regeering, den vurigen, zelfs offervaardigen wensch gekoesterd het machtig en rijkbegaafde volk zijner nabuurschap den zelfden weg te doen betreden, dien hij vast besloten had zelf te bewandelen, Daarom had hij dan ook de bekoorlijke en talentvolle fransche koningsdochter tot zijne vrouw genomen, en vond in haar eene leerzame volgster zijner plannen, ja zelfs een getrouwe bondgenoote tegen haar eigen listige moeder. Maar te vroeg werd die huwelijksband door den dood verbroken: ook Frankrijks koningshuis en volk waren niet geneigd, zich eenigen spaanschen invloed te laten welgevallen en het land ging spoedig zijn eigen weg op.
Maar Frankrijks wegen waren in de 16 ie eeuw wegen vol afschuwelijkheid en ontzetting, wegen van bloedvergieten en van naamlooze wanbedrijven. Zoo ooit eenig volk bewezen heeft, dat natuurlijke begaafdheden met geestkracht gepaard onvernietigbaar zijn, dan deed dit Frankrijk, dewijl het, trots al zijn lijden en tegenspoed onder Hendrik II tot Hendrik IV, niet is ten gronde gegaan.
Waren reeds de koningen Frans I en Hendrik 11 • zedelijk ontoombare naturen geweest,'in welke de verkeerde of dubbelzinnige eigenaardigheden der fransche
-1 ■
nationaliteit sterk op den voorgrond traden, — na den dood van Hendrik II, dus ongeveer ten tijde van Philips' vertrek uit de Nederlanden naar Spanje, opende zich voor dat ongelukkig land een ware afgrond van zedelijk bederf en politieke jammeren.
In die algemeene ellende had het, door woedende Calvinisten gepredikte, protestantisme een hoofdaandeel; en wat ontbreken mocht, vulde een bedorven liederlijk koningshof aan, waar alle schaamtegevoel vernietigd was.
Na den spoedigen dood van Frans II, oudsten zoon van Hendrik II en te vroeg ontslapen echtvriend der ongelukkige Maria Stuart, die hij tot een leven vol jammeren achterliet, — stond de koningin-moeder Katharina van Medicis, voor en na de bereikte meerderjarigheid van haar tweeden zoon Karei IX, aan het hoofd der gebeurtenissen. Ik wil mij niet opwerpen als verdediger der misdadige maar geniale vrouw: 't valt echter niet te ontkennen dat haar onhoudbaar laveer-systeem tus-schen de katholieke, de protestantsche en politieke middenpartij, door de omstandigheden haar werd opgedrongen. Tijdens het leven zijner gemalin Elisabeth, deed Philips verscheiden pogingen om Katharina er toe over te halen, zich beslissend en onveranderlijk op zuiver katholiek standpunt te verplaatsen, en de besluiten der Trentsche kerkvergadering te doen afkondigen en voltrekken. Maar noch het een noch het ander zette hij door. Katharina leefde in de intrige gelijk een visch in het water, en de gedachte alleen aan eenigen spaanschen invloed deed haar huiveren van afschuw. Het gevolg ha-
■
246
rer handelwijze was dat de eene ,/réligieoorlogquot; en //religievredequot; op den anderen volgde, dat het land meer en meer in verwarring geraakte en dat de hartstochten, eindelijk ten hoogste geprikkeld, tot de afschuwelijke moorden van den Bartholomeus-nacht oversloegen en soortgelijke gruwelen veroorzaakten, die gelijkmatig door beide partijen werden gepleegd. De partij der hugenooten, onder aanvoering des oproe-rigen admiraals de Coligny, hitste onophoudelijk tot een oorlog met Spanje aan, en onmiddellijk voor den Bartholomeus-nacht, juist toen Coligny in de hoogste gunst des franschen konings meende te staan, had bij de vermetelheid zijn koning in de volle vergadering van den staatsraad deze dreigende woorden toe te voegen; //bf oorlog met Spanje, bf oorlog uwer eigen onderdaden met zijne Majesteit.quot; Deze matelooze driestheid bespoedigde den dood van Coligny en der zijnen, waarbij in alle geval veel minder hunne godsdienstige overtuiging dan hun politieke misdaden in het spel waren. Het land kwam echter daarmede niet tot rust en de fransche politiek won er geen duidelijke en vast bepaalde richting bij. Integendeel; in plaats dat Philips II, waar dan ook, door Frankrijk in zijne plannen en belangen werd bevorderd, moest hij toen reeds de smart en beleediging verduren, de politiek des //allerchristelyksten koningsquot; en die zijner oproerige onderdanen in Nederland hand aan hand te zien gaan.Te midden van zulke gebeurtenissen en bij zulke hartstochten verspilde koning KarelIX zijn jeugdige levenskrachten totdat hij, reeds in 1574, vroegtijdig ten grave daalde.
247
Nogmaals zag Katharina van Medicis een harer zonen den troon bestijgen: 't was haar door en door bedorven lieveling Hendrik III, die in Polen een avontuurlijken koningstroon gezocht had om dien weer even avontuurlijk en schandelijk te verlaten, en in Frankrijk nog grooter schande te gaan inoogsten. Onder zijne regeering werd geheel het fransche volk in woedende en verwilderde partijschappen verdeeld, en spoedig scheen de laatste glans der eens zoo stralende kroon te zullen ondergaan. Spoedig wist liet land, dat zijn koning nooit een erfgenaam zou achterlaten, en het vooruitzicht op de heerschappij, schoon slechts in 't verschiet zich tee-keuend, riep toen reeds een strijd in 't leven.
Al deze omstandigheden moet men wel voor oogen houden, zoo men begrijpen wil wat Philips II van nu af met betrekking tot Frankrijk verrichtte.
De protestanten schaarden zich om koning Hendrik van Navarre, die later, als Hendrik IV, een geregelde monarchie en gezonde politiek in zijn vaderland herstelde. De warme katholieken vereenigden zich rondom het aan de Kerk trouw verknochte huis der Guises, welks roemrijke, met alle natuur- en geestes-gaven kwistig bedeelde heldenzonen eene verpletterende tegenstelling vormden met een koning, die in schandelijke uitspattingen wegkwijnde. De (/eigenlijke politiekenquot;, in karakter en neigingen verwant aan de koningin-moeder, hul-digden haar ellendig laveer-systeem, nu eens om de katholieke kerk te verdedigen, dan weder om haar als vijandin te behandelen. Heerschen wilden allen.
248
De beide uiterste partijen vonden er geen bezwaar in, aan 't buitenland ondersteuning te vragen; de Guises wendden zich, gelijk natuurlijk was, tot koning Philips, Hendrik en de protestanten even gevolglijk tot Elisabeth van Engeland en tot de protestantsche vorsten van Duitschland.
Al wat in Frankrijk tot de oprechte katholieken behoorde had een groot verbond ,/de heilige Liguequot; gevormd, aan het hoofd waarvan het huis der Guises stond; en toen in 15S4 de avontuurlijke hertog van Anjou, 's konings laatste broeder, in de Nederlanden als Spanje's vijand stierf, was 't vooral deze Ligue die in den verderen loop der gebeurtenissen op den voorgrond trad. Dat het huis der Vasloi zou uitsterven, was nu van allerwaarschijnlijkst volkomen zeker geworden en 't werd thans een brandende vraag, wie, na den spoedig te verwachten dood van Hendrik IT1, het diep doorwoelde koninkrijk zou erven.
Hendrik van Navarre was de naaste bloedverwant, maar hij was protestant en terugvallig protestant, daar hij zoowel in zijn jeugd als, voorkorten tijd,na denBartholomeus-nacht, zich bij de katholieke kerk had aangesloten. Alles wat sinds voorgevallen was had het bewijs geleverd, dat het protestantisme Frankrijk niet beheerschen zou, en de meest gematigden zelfs verklaarden luide, dat de kroning vau een protestant in Frankrijk onmogelijk was. Derhalve sloot koning Philips met de Guises en de Ligue het geheime verdrag van Joinville, waarbij de oom van Hendrik van Navarre, de door jaren uitgeputte
249
kardinaal van Bourbon, tot opvolger van Hendrik III werd aangewezen en Philips de verplichting op zich nam, de Ligue krachtig te ondersteunen. Herstel van den katholieken godsdienst in Frankrijk en de Nederlanden was het hooger einddoel van dit verbond; maar Philips zag hier twee zaken over het hoofd: ten eerste dat de groote meerderheid des franschen volks onmogelijk kon gewonnen worden voor 't koningschap van een ouden kardinaal, en ten tweede dat hij voor alles in de Nederlanden de handen vrij moest hebben, eer hij andere plannen beraamde. Inderdaad betreurde van nu af aan zijn nederlandsche veldheer Alexander het gemis der noodzakelijke middelen, die Philips hoe langer hoe meer tot fransche doeleinden aanwendde. En schier onbegrijpelijk is het, dat een vorst, zoo echt nationaal als Philips en die aan 't hoofd stond van een der eigenaardigste volken der aarde, in zijne handelingen de bijzondere, nationale eigenaardigheden der Franschen in steeds hoogere mate buiten rekening kon laten.
De strijd der katholieke partij tegen den ellendigen koning brak nu uit; 's lands hoofdstad was in de macht der Ligue, de koning ontvluchtte en de hertog van Guise beheerschte den toestand. Uit dezen vernederenden toestand redde zich Hendrik III door zoowel den Hertog van Guise als diens broeder den kardinaal te doen vermoorden op den 22'ten Dec. 1588. Aldus werd de Ligue van hare hoofden, Philips II van zijn fransche bondgenooten beroofd
Nu was de spaansche vorst des te vaster tot een oorlog
II»
250
tegen Hendrik III besloten. En waarlijk: df Philips moest üich, na den moord der Guises, geheel van Frankrijks zaken los maken, wat hetzelfde was als aan Hendrik ran Navarre het veld der overwinning ruimen, — óf hij moest thans zelf en onmiddellijk handelend optreden,
Philips beproefde alles om het opperhoofd der Kerk, Paus S Tx t u s V, tot een krachtdadig optreden in zijnen zin over te halen. Doch te Rome, waar men zoo dikwerf de hoogste en meest voorzichtige politiek voorstond, schemerde reeds toen de overtuiging door dat Philips verkeerde wegen bewandelde. In het Vatikaan overtuigde men er zich meer en meer van, dat de Ligue te zwak was om de eindoverwinning te behalen; dat het niet gelukken zou, het fransche volk voortdurend onder spaanschen invloed te brengen, en dat de vereeniging aller katholieken ter verkrijging van een echt nationalen koning het eenige redmiddel was voor Staat en Kerk in Frankrijk. Sixtus V, die groote menschenkenner, zou dan ook omtrent Hendrik IV dit gevleugeld woord gesproken hebben: „Het hoofd van dezen man is bijzonder voor Frankrijks kroon geschapen.quot;
Men gaf derhalve in Rome de hoop niet op, Hendrik van Navarre nog tot overgang tot de Kerk te bewegen, en, na een zwaren diplomatieken strijd tusschen Sixtus V en Philips' gezanten, was men niet genegen den spaanschen vorst te volgen op den ingeslagen weg, te weten: gewapender hand zich te mengen in de binnen-landsche aangelegenheden van een naburig land. Dit onafhankelijk standpunt, door het opperhoofd der Kerk
251
gekozen, was eene zware slag voor Philips'politiek; want het leerde vele duizenden Franschen, dat men aoo goed katholiek kon wezen als de Paus zelf, zonder daarom spaanschgezind te zijn.
Intusschen zetten de hertog van Mayenne, de overgebleven broeder der vermoorde Guises, den oorlog voort tegen zijn koning, met wien Hendrik van Navarre zich nu openlijk vereenigd had. Beide vorsten belegerden Parijs; den lsten Augustus 1589 vermoordde de dolk van een sluipmoordenaar koning Hendrik III, die stervend aan zijn opvolger verklaarde, dat hij als protestant Frank-rijks troon nimmer behouden kon.
Yan dit oogenblik af stond Philips tegenover den genialen Hendrik IV, den man die op staatkundig gebied zooveel doorzicht toonde, al was hij gedurende zijn jeugd op zedelijk gebied nog zoo lichtzinnig geweest; van jaar tot jaar werd Philips' toestand ongunstiger. Een groot gedeelte des katholieken adels ging reeds nu tot Hendrik's zijde over, die inmiddels tot Koning was uitgeroepen; den 15dtn Maart 1590 versloeg hij den hertog van Mayenne bij Jvry, vernietigde diens leger, en zette met allen nadruk de belegering van Parijs voort.
Daar Philips in Spanje geen leger bezat, zag hij zich thans genoodzaakt, den hertog van Parma, wiens onafgebroken tegenwoordigheid in de Nederlanden zoo drin -gend gevorderd werd, tot ontzet der fransche hoofdstad te doen oprukken. Meesterlijk, gelijk alles wat hij deed, bracht Alexander dit ten uitvoer; in vereeniging met de overgebleven troepen van Mayenne dwong hij Hendrik IV
het beleg van Parijs op te breken. Maar ook Alexander moest het reeds ondervinden, dat het fransche volksgevoel in altijd sterker verzet kwam tegen redding door de hand eens vreemdelings. Slechts bij Philips, voortdurend en onverzettelijk in zijne hooge plannen gesteund door spaanschen trots, vond deze bekentenis geen ingang. Eeeds in 1592 moest Alexander ten tweede male Frankrijk binnenrukken, om de steeds meer en altijd ongunstiger zaken der Ligue door 't ontzetten van Rouaan weer op te beuren. Ook dit werd voor hem volbracht, maar op 't einde deszelfden jaars werd hij van het strijd-tooneel dezer aarde opgeroepen.
In zulken schier hopeloozen toestand van zaken moet het waarlijk verbazing wekken, dat Philips nog altijd bij 'tdenkbeeld blijven en het vasthouden kon, Frankrijk onder zijn overheerschenden invloed te brengen. Ja, nu eerst kwam hij met deze gedachte beslist en openlijk voor den dag.
Daar de geringe talenten des braven troonopvolgers niet veel hoop deden koesteren op de toekomst, zoo was het de voorliefde voor de infante Clara Eugenia, welke den avond zijns levens, hoe arm ook aan echte mannen, nog luister bijzette. Haar, eene Valois van moederszijde , wilde Philips op Frankrijks troon verheffen. De Salische wet belette hem niet, zich hartstochtelijk aan dit lievelingsplan over te geven. Wegens de schitterende hoedanigheden en deugden der infante ware dit denkbeeld, te geschikter tij de door geheel de katholieke partij aangenomen, wellicht niet ijdel geweest, als Phi-
253
lips het doorzicht had gehad, om naam en hand zijner lievelingsdochter met een der katholieke prinsen of partijhoofden van frankrijk te verbinden. Doch het scheen als was hij met blindheid geslagen. Na den dood des ouden kardinaals van Bourbon, kwam Philips openlijk met het plan voor den dag om zijne dochter aan een ander zijner lievelingen, den aartshertog Ernst van Oostenrijk, uit te huwen ; en dit echtpaar zou den Franschen als koningspaar worden aangeboden! — Ja, toen Ernst spoedig daarop stierf, droeg Philips het gansche plan op diens broeder den kardinaal Albert over, die, gelijk we vroeger zagen, daar hij de priesterwijding nog niet ontvangen had, van zijne verbintenis met de Kerk ontslagen was en later werkelijk de echtgenoot van Clara Eugenia werd, doch niet als koning van Frankrijk.
Met het volste recht had de verstandig oordeelende Alexander van Parma van den beginne af dit gansche plan zijns konings, als zonder uitzicht, verworpen; doch na Alexander's dood zette de vorst zijn bemoeiingen voort, met even taaie als onpraktische hardnekkigheid. Zijne gezanten maakten den wensch des konings, in de vergadering der fransche standen, door den hertog van Mayenne ten jare 1598 saamgeroepen, officieel bekend en verbitterden natuurlijker wijze daardoor het fransche zelfgevoel ten uiterste. Tegelijkertijd deed Hendrik IV het verstandigste en 't eenige wat hij te doen had, wilde hij de geregelde monarchie in Frankrijk herstellen en de ondermijnde maatschappij voor ondergang behoeden: hij liet zich onderrichten in de katholieke geloofswaarhe-
254
den, werd katholiek en van alle zijden als koning van Frankrijk erkend.
Van dit oogenblik af had Philips moeten inzien dat hij in Frankrijk niets meer te doen had. Een lang en gruwelijk menschenleven was sinds den dood van Hendrik II voor dit land voorbij gegaan; met het verlangen der vertwijfeling wierp het volk zich den eindelijk verschenen redder in de armen, en de katholieke Kerk zelf had, bij monde van paus Clemens VIII, dit gansche werk met haar zegen bekroond. De verdere voortzetting des oorlogs door Philips was louter krachtverspilling ; vooral toen Hendrik IV de Spanjaarden uit Parijs verdreven, de hoofdstad ingenomen en met godsdienstige plechtigheid de koningszalving had ontvangen. Zelfs de hertog van Mayenne had zich met Hendrik verzoend, en deze laatste bezat de eigenschap aller waarlijk groote staatsmannen, zich allerzijds verzoeningsgezind te toonen.
Van 1594 tot 1597 duurde de nuttelooze oorlog voort; hij werd zelfs door Philips' generaals nu en dan met schitterend gevolg doorgezet, gelijk nog in den winter van 1597 door de inneming van 't gewichtige Amiens. Maar de doelloosheid der zaak werd hoe langer hoe duidelijker, en de Paus inzonderheid beproefde al het mogelijke om twee katholieke rijken van den eersten rang eindelijk met elkander te verzoenen. Philips zelf was oud, ziek en levensmoede geworden; Hendrik IV toonde zich ontoegankelijk voor de ophitsingen van Enge • land en Holland, en zoo werd dan dat lange, bloedige treurspel in Mei 1598 met den vrede van Vervins besloten.
255
Spanje willigde de teruggaaf in van al wat op franschen bodem veroverd was, met uitzondering alleen van Kame-rijk; de toestand, gelijk die sinds 1559 was, werd hersteld. De talrijke regeeringsdaden van koning Philips ten opzichte van Frankrijk, waren allen uithetboek der geschiedenis geschrapt. Voorzulk een prijs bespaarde de stervende koning zijnen zoon en opvolger een strijd, welken deze ook niet in staat was vol te houden! De aartshertog Albert had gedurende de laatste jaren de belangen van Philips koen en behendig verdedigd; maar, gelijk iedereen, streed ook hij tevergeefs tegen den natuurlijken loop der dingen.
Zoo schonk Spanje zijn bloed ter herstelling van een katholiek, monarchaal Frankrijk! Philips' dwalingen bewerkten dit herstel, of ten minste ze verhaastten het, juist toen hij den schijn had het te bestrijden. Ook de menschen, die het hoogst staan, zijn slechts werktuigen in de machtige hand Gods!
VI.
KARAKTER EN LAATSTE LEVENSDAGEN.
Nu wij het einde vau de aardsche loopbaan des spaan-schen konings zijn genaderd, werpen wij nog een terugblik op het gansche levensbeeld, dat we van zijn persoonlijkheid in ons hebben opgenomen.
In Spanje grootgebracht, aan een hof waar de strengste tucht en étiquette heerschten, was hij van zijn jeugd af met de hoogste voorstellingen en begrippen over de waarde des koningschaps vervuld. Overeenkomstig met den geest en de opvattingen van zijn tijd, waarin onze tegenwoordige moderne Staat zijne grondslagen geworpen heeft, werd Philips, in de volheid zijner macht en in 't bezit van zoo buitengewoon uitgestrekte landen, geheel en al de drager van het persoonlijk bestuur. Toch kan men niet met recht beweren dat
257
hij ooit in deu strengen zin des woords een ab sol a u t of onbeperkt heerscher geweest is.
In de Nederlanden heeft hij, met uitzondering vau Alva's schrikbewind, nooit zonder medewerking der Stalen geregeerd; de Cortes van Kastiliën riep hij op zeer geregelde tijden tot langdurige vergaderingen samen, eu de vrijheid der steden in Aragon ging eerst ten gevolge van een inoedwilligen opstand teu gronde. Toch blijft het waar: overal was de wil van Philips in w e r k e 1 ij k-h e i d beslissend, waar hij zich niet vermat krachten tegen te streven, die sterker waren dan hij; hij was bijna juist in den zelfden zin en in den zelfden graad een alleenheerscher, als in onze eeuw keizer Napoleon III geweest is.
Doch Philips' streven naar heerschappij en de uitoefening daarvan, zijn koninklijke trots en praal, zelfs zijne hofetiquette berustten doorgaans op een godsdienstig zedelijkeu grond. Zijn streven en ideaal was, een christelijk, en wel een roomsch-kathol i ek koning te zijn. Slechts hij, die de katholieke wereld-en levensopvatting is toegedaan of ten minste kent, — is in staat dezen monarch te begrijpen en rechtvaardig te be-oordeelen. Zij, die Philips II als een godsdienstigen huichelaar beschouwen of als zoodanig afschilderen, zijn gewis in dwaling of belasteren hem. Veel waarschijnlijker is het, dat nooit de minste godsdienstige twijfel in zijn, wel niet kloek, maar kalm en zelfs zwaartillend gemoed- is binnengedrongen. De volle oprechtheid zijner godsdienstige overtuiging heeft hij niet slechts
258
bewezen door een leven vol arbeid en kommer, en arm aan genot, maar vooral ook door zeer vrome onderwerping aan Gods heiligen wil en 't heldhaftig geduld, waarmede hij felle lichaamspijnen verduurde. Dat alles kon hij slechts volbrengen, omdat hij trachtte, niet alleen door al zijn doen en laten en lijden, de hem gestelde taak te vervullen en daardoor de eeuwige zaligheid te verwerven, maar ook omdat hij een onwrikbare hoop daarop stelde.
En gelijk hij in zijn innerlijk leven geheel vervuld was van 't besef zijner eigene majesteit, berustend op goddelijke beschikking en op zijne verhouding tot God, zoo droeg ook geheel zijn uitwendig optreden den stempel dezer hooge en quot;verheven opvatting. Eenvoudig maar smaakvol in fluweel of zijde gekleed, onthield hij zich van alle gouden of zilveren pronksieraden. Trad hij in 't openbaar te voorschijn, dan was hij ernstig, maar kalm en goedig; in zijn audientiën was hij buitengewoon vriendelijk en bij het aanhooren van beden en voorstellen onuitputtelijk geduldig. Ofschoon slechts van middelbare grootte, was toch het koninklijke van zijn wezen zoo overmeestèrend, dat zelfs mannen van lange ervaring en veel levenswijsheid , die zich zorgvuldig ter audiëntie hadden voorbereid, in verwarring geraakten en ontstelden voor den doordringenden blik van zijn altijd kalm oog en den overweldigenden invloed zijner vorstelijke persoonlijkheid. In zulke gevallen placht hij op vriendelijken toon te zeggen: ,/herstel u, wees gerustquot;, en wanneer zulk een toespraak niet baatte, wat ook wel gebeurde, dan sprak hij somwijlen tot den ontstelde: //Ge moest
259
mij uw verzoek schriftelijk aanbieden, ik zal 't iu overdenking nemen.quot; Daaraan is 't ook wel toe te schrijven, dat bij gewoonlijk zijn blik ter aarde gevestigd hield of naar verschillende zijden liet rondwaren. Ook had hij de gewoonte zoo zacht te spreken, dat slechts een scherp gehoor elk zijner woorden volgen kon. Onmiddellijk gaf bij zelden een bescheid; bij dacht en arbeidde langzaam en besteedde veel, zeer veel tijd tot elke groote of kleine beslissing. Tot een goedig en vriendelijk woord, tot een beminnelijk glimlachje was hij steeds en gaarne bereid , maar beslissen wilde hij slechts met moeite en na zijne ministers te hebben gehoord. Deze omzichtige en behoedzame wijze van handelen onderhield hij ook ten opzichte der vreemde diplomaten, die aan zijn hof geaccrediteerd waren.
Hield hij zich te Madrid op, dan kon iedereen, zonder eenig onderscheid van stand, den persoon des konings naderen en gehoor bij hem vinden. Ging bij ter Misse, naar tafel, of keerde bij van tafel naar zijn kabinet terug, dan nam hij alle smeekschriften aan die hem overhandigd werden, ja bleef zelfs staan om de smeekelingen aan te booren.
Zijne gezondheid was buitengewoon teeder: hij was op verre na tegen de vermoeienissen en 't nachtwaken niet bestand, waartoe zijn keizerlijke vader zich zoo dikwijls en aanhoudend geleend had. Slechts door rijkelijke nachtrust en zeer matige levenswijze heeft hij een zoo hoogen ouderdom kunnen bereiken, na een leven zoo vol noesten en onafgebroken arbeid. Van den H. Vader
260
had hij de vergunning gevraagd en verkregen, om eiken vrijdag, de goede Vrijdag uitgezonderd, vleesch te eten, doch slechts éene vleeschspijs bij eiken maaltijd; bij plantenvoedsel alleen was hij ziek en tot arbeid onbekwaam, of meende het te zijn. Op zulke dispensatie-dagen echter spijzigde de koning nooit in 't openbaar, om door een slecht voorbeeld geen ergenis te geven. In het drinken was hij matig, tot het sobere toe.
De vraag of de koning in zijn jeugdige jaren minnarijeu heeft gehad en welke, wil ik niet onderzoeken; evenmin of zijne vrouwen reden hadden over hem te klagen. Wat verhaald wordt over zijne verhouding tot de prinses Eboli, draagt grootendeels den stempel van kwaadsprekenheid; voor zoo ver het van zijn doodvijand Antonio Perez herkomstig is, verdient het daarenboven niet het minste ge loof. — Dit is zeker, dat de vier vrouwen die Philips heeft gehad haar lot gelukkig noemden en haren echtgenoot evenzeer vereerden als beminden. 34)
Hij moge nu weinig of veel misdaan hebben, — in alle geval bekende hij openlijk en rouwmoedig zijne menschelijke zwakheid en geneigdheid tot zonde, door zeer ijverig en nauwgezet zijne godsdienstige plichten te vervullen. Aan het hof overtrof hem hierin niemand. Streng regelmatig woonde hij de godsdienstoefeningen bij, en tenminste viermaal 'sjaars naderde hij tot de heilige sacramenten. De kerkelijke liturgie kende hij door en door, en in alles wat de kerk voorschreef, vierde en vereerde, vereerde hij haar en haar goddelijken Stichter.
In stille teruggetrokkenheid op het land te vertoeven,
261
of in een klooster zich met geestelijke oefeningen bezig te houden, — dat was de levensvreugde van den mach-tigsten vorst zijner eeuw; joelende feestelijkheden en schouwspelen liet hij zich welgevallen, wanneer hij, om publieke aangelegenheden, er zich niet aan onttrekken kon; nooit werden ze door hem gezocht, nooit schonken ze hem genot.
Hij, de beheerscher der nieuwe en voor een groot gedeelte der oude wereld, verkeerde geheel zijne langdurige regeering door in schier onafgebroken geldgebrek. Eeeds op een andere plaats heb ik het doen opmerken, dat een degelijke grondslag voor huishoudelijke welvaart in die «euw, over 't algemeen, onbekend was, ja nog onbekender dan in onze eeuw, waar zij in tegenovergestelde uitersten zich beweegt. In opkooping van baren metaal-voorraad zocht men, natuurlijk vruchteloos, de bron van nationalen rijkdom. Terwijl men dezen met aal voorraad met alle inspanning en door euveldaden en gruwelen van alle soort uit de nieuwe wereld trachtte te verkrijgen, verwaarloosde men, bijzonder in Spanje, altoos meerde eigenlijke bron van alle welvaart, den krachtigen eu onvermoeiden arbeid van eiken dag. Daardoor verminderde het opbrengend vermogen in het moederland • want men kende in dien tijd, gelijk heden, de kunst nog niet op honderderlei wijzen uit dat vermogen te putten. Spoedig deed zich de droevige noodzakelijkheid gevoelen, een aantal benoodigdheden uit het buitenland te ontbieden, en zoo stroomde het met zoo veel vloek beladen spaansche goud grootendeels in de handen van Spanje's vijanden
262
En hoe meer deze vijanden, tegen zulke vergelding, op de krachten teerden der spaansche monarchie, des te minder was het overschot hij machte om den zwaren strijd dier monarchie door te zetten. Inderdaad, op de schouderen van Philips drukte een reuzentaak, die zelfs een bekwameren financier dan hij was, en bij gunstiger omstandigheden dan waarin hij verkeerde, in verlegenheid had kunnen brengen. De nederlandsche omwenteling, aangewakkerd en gestookt door heel het protestantsche Europa, ja zelfs door de dwaze en ontaarde fransche koningszonen uit het huis van Valois, verslond onophoudelijk een groot gedeelte der staatsinkomsten. Door de altijd ongelukkige ondernemingen tegen Engeland, gingen, naar de berekening van onzen tijd geschat, in den vollen zin des woords milliarden in de golven verloren. Zelfs de vereeniging met Portugal was, om den voortdurenden, weerzin van een aanzienlijk deel der bevolking, geenszins zoo winstgevend als men zou verwacht hebben, en in werklijkheid verwacht had. Ook de strijd tegen den Islam vorderde groote sommen, en 't oorlogvoeren op eigen bodem tengevolge der harde maatregelen tegen de Mooren, bracht ongetwijfeld ook den nationalen rijkdom nieuwe wonden toe. Naast al deze voortdurende een ongehoord zware lasten schijnen de kosten ter opbouwing en inrichting van 't Escoriaal, al vorderde ook dit vele millioenen, nog een zaak van ondergeschikt belang te zijn. Wie nu al de hier aangeduide punten in hun onderling verband weet te beschouwen, zal Philips niet te streng beoordeelen, omdat hij zijne monarchie in een toestand van zeer kwij-
263
nende welvaart achterliet. Met aanwending aller krachten, die zijn eigen persoon, zijn rijk en zijn onderdanen hem verleenden, had deze vorst, zoowel op politiek als kerkelijk gebied, de revolutionnaire ideën tegengewerkt. Hij was het werktuig in Gods hand om het protestantisme tot staan te brengen; hèm boven allen heeft men het te danken dat Spanje, Italiën en Frankrijk katholiek zijn gebleven. Doch bij 't vervullen dezer taak en het doorzetten van dien strijd ontving Spanje diepe wonden, die eeuwen lang hebben gebloed en gedeeltelijk nog heden voortbloeden.
Even als in zijn geldelijk beheer, is Philips niet van groote misstappen vrij te pleiten in zijn manier om politieke en andere regeeringszaken te behandelen. Hem ontbrak een vrijmoedig, mannelijk en open vertrouwen op de menschelijke natuur; of, zoo hij er een greep in deed, dan tastte hij geheel en al mis, gelijk het voorbeeld van Antonio Perez bewijst. In zulk een onvasten, arg-wanenden geest regeerend, schrikte hij er voor terug, ooit een bekwamen leidenden minister te hebben; doch altoos streefde er naar, zich zeiven al het mogelijke — 't zij groote of kleine, 't zij passende of onpassende zaken — voor te behouden, en dit niet alleen wat de beslissing betrof, maar ook wat den moeielijksten arbeid, ja zelfs het eigenhandig schrijfwerk aanging. Er lag hierin een zekere bekrompenheid, die in 't algemeen in 't gan-sche wezen des konings doorstraalde. Geen monarch — sinds er monarchen zijn — heeft zoo oneindig veel geschreven als hij: toen men in onze eeuw de lang
264
gesloten archieven opende, werden de vlijtigste navorschers schier overstelpt door den onraeetlijken rijkdom van vele hoogst belangrijke maar ook vele zeer onbeduidende en armzalige stukken. Want Philips was tevens ook de eigenlijke stichter van 't spaansche staatsarchief te Simancas: van zijn residentiestad Madrid uit, — die insgelijks door hem als zoodanig was gekozen — wijdde hij een aanhoudende opmerkzaamheid aan deze tamelijk nabij gelegen bewaarplaats der politieke en staatkundige oorkonden. Waarlijk, 't was hem daarom te doen, dat de nakomelingschap ten minste omtrent zijn persoon de waarheid eenmaal kennen zou!
In dezen geest arbeidende, wilde Philips dat zijn ministers slechts helpende raadgevers in ieder afzonderlijk geval zouden wezen, geen staatsmannen in den hoogeren zin des woords. Als men den invloed van prins Eboli of van hertog Alva eenigszins als bewijs van het tegendeel wil aanhalen, zoodat naar gelang de eerste of de laatste overwicht op den koning bezat, ook eene vredelievende of oorlogzuchtige periode in Philips' regeering te onderscheiden is, — dan is dit eene dwaling, die den waren toestand der zaken verkeerd voorstelt. Wel stond Jluy Gomez én als vriend zijner jeugd, én als volwassen hoveling, het naast aan 'skonings zijde; en velerlei bijzonderheden mag hij hem ook hebben overgelaten, gelijk hij hem gebruikte in zaken van 't grootste vertrouwen als b. v. de gevangenneming van zijn zoon. Maar op den werkelijken loop der zaken in 't algemeen had Eboli even weinig invloed als Alva, die den koning slechts een
265
werktuig, zij het ook een zeer uitmuntend werktuig was, om datgene uit te voeren wat reeds tevoren was bepaald eu beslist door *s konings eigen wil. En wat nu die vredelievende of oorlogzuchtige richting betreft — Philips wenschte nooit den oorlog. Van 't begin zijner regeering af was het zijn vurigst verlangen. Frankrijk en den Paus zoo te stemmen, dat er een einde kwam aan de onderlinge verdeeldheid tusschen katholieke mogendheden. Alle latere oorlogen zijn hem opgedrongen door den gang der gebeurtenissen; zelfs tegenover den Islam beperkte hij zich tot het noodzakelijke. AVaut het behoud der spaansche monarchie en de instandhouding der katholieke Kerk was het einddoel van zijn leven eu streven — geen verovering, geen uidverfeele monarchie. Daarom ook was 't een zoo grooten zijn doel weerstrevende fout, ten gevalle zijner geliefkoosde dochter Clara Eugenia, de hand uit te strekken naar Frankrijks kroon; eene fout, die toch grootendeels hare verontschuldiging kan vinden in de gruwelijke verwarring, welke dat land en 't fransche volk, onder de regeering der laatste vorsten uit het huis van Valois, aan den rand des afgronds had gebracht.
Yoor 't overige waren Eboli en Alva volstrekt de eenigeu niet, die 's konings vertrouwen het meest schenen te genieten. In de jaren tusschen 1565 en 1570 trad de priester Diego d' Espinosa spoedig eu schitterend op den voorgrond. Hij was een reusachtig arbeider die niet slechts zijn eigene ambtsbezigheden volkomen vervulde, maar
ook volgaarne en bij elke gelegenheid voor anderen optrad.
12
266
Geen zelfzuchtige belangen scheen hij te hebben, aan geen partijdigheid zich schuldig te maken. Spoedig werd hij president van den //taad van Kastiliënquot;, bisschop van Siguenza, groot inquisiteur en kardinaal. Na eenige jaren echter gebeurde het eens, dat de koning, sprekende van z/eene voorstelling strijdig met de feitenquot;, den opkomeling in den ministerraad een toornig woord toevoegde. En zoo zeer, zoo beslissend stonden al deze mannen onder de moreele overmacht van dezen vorst, dat dit enkel ongunstig woord der kardinaal vernietigde. Hij voelde dat geheel zijne quot;positie inwendig geknakt was, dat het vertrouwen des konings onherstelbaar was geschokt; hij stierf kort daarna in September 1572 en reeds in't volgende jaar volgde hem de prins van Eboli.
Ook 5s konings biechtvader, broeder Bernardo de Fresne-da, franciskaner-mounik, later bisschop van Cuenca, genoot bij den vorst niet slechts persoonlijk aanzien, maar werd ook in zuiver politieke zaken algemeen voor een man van invloed gehouden. Hij was iemand rijk aan talenten, zeer levendig en hield zich gaarne met al het mogelijke bezig, doch op de vraag naar den aard der verstandhouding tusschen hem en den koning, hoe veel hij eigenlijk in regeeringszaken gold en vermocht, is geen stellig antwoord mogelijk.
Met eenige woorden zal hier een persoon vermeld en behandeld worden, over wien reeds gansche boekdoelen, en daaronder zeer belangrijke boekdoelen geschreven zijn — de beruchte Antonio Perez. Reeds zijn in 1566 overleden vader Gonzalo Perez was staats-secretaris van
267
Karei V en Philips II geweest. De zoon, een rijk begaafde natuur, een mensch van overgroote kundigheden en even groote gewetenloosheid, wist zich in korten tijd , aan vankelijk door aanbeveling van prins Eboli, op een buitengewoon staudpunt bij den koning te plaatsen. Philips had de gewoonte, den ministerraad niet zelf te presideeren maar zich door uitvoerige, deels schriftelijke deels mon-delijke verslagen te laten onderrichten. Hij was van meening dat, bij 's konings aanwezigheid, de bedoelingen en gevoelens van den raad minder openlijk en bepaald geuit werden, dan wanneer de leden alleen waren; alles kwam er slechts op aan dat de koning alles wist. Deze handelwijze is een doorslaand bewijs, tot welke bekrompenheden de koning zich soms verleiden liet door zijn zucht om alles zoo schrander mogelijk in te richten. quot;Want vooreerst zag hij niet in, dat deze manier van geheime behandeling der zaken op den duur niet verholen kon blijven, dat-ze veeleer geschikt was om den verderflijksten argwaan en wantrouwen te zaaien tusschen de leden der hoogste staatscolleges; vervolgens bedacht hij niet, dat zijn geheime verslaggevers blijkbaar in zekere mate den aard van spionnen en verklikkers of, wat het zelfde is, van schurken moesten hebben. En aan zulke menschen wilde en moest hij dan een vertrouwen schenken, dat hij aan 't geheele, in zijne tegenwoordigheid beraadslagende staats ministerie niet besluiten kop te geven!
Een zoodanige schurk nu was Antonio Perez. Ruim 14 jaren jonger dan de koning, kwam hij in den vollen bloei zijner jeugdige, mannelijke kracht met den allengs
265
tot verval gerakenden vorst in aanraking. Zijn vlugop-vattingsvermogen, zijn onbeperkte toewijding, zijn altijd vaardige en vindingrijke werkkracht waren voor den altijd met bezigheden overstelpten koning, geen geringe verlichting; zijn gemak van uitdrukking maakte hem bijzonder geschikt to;, het ontwerpen van politieke en diplomatieke stukken. Spoedig had hij het voeren der koninklijke correspondentie in zijn handen en onderteekende hij mede de koninklijke verordeningen, eerst met betrekking tot Ita-liën alleen, later tot de geheele monarchie. DeGrandesder oudste geslachten bogen met verholen grimmigheid doch met uitwendigen eerbied voor den opkomeling, 't Schijnt dat hij werklijk een tijdlang bijna de stelling innam, welke Schiller in zijn „Don Carlosquot; voor eenige oogen-blikken den Markies Posa toekent. Doch deze ongewone gunst wekte in het boosaardig hart van Antonio Perez slechts de allerverderfelijkste instincten op. Hem, dien het geluk bedwelmd had, ontbrak alle matiging; hij gaf zich over aan de grootste weelde, was verslaafd aan het spel en kende geen teugel in 't voldoen zijner zinnen. De verkwistingen, die zulk een leven noodwendig na zich sleept, noodzaakten hem tot omkoopbaarheid, bij gevolg tot het verwaarloozen zijner plichten, en verzekerde aldus zijn verderf. Want Philips II wist natuurlijk zeer goed, dat hij niet bij machte was, in te staan voor de persoonlijke zedelijkheid zijner raadslieden en daarover te waken: maar in en voor alles was hij streng op welvoeg-lijkheid, en een gewetenlooze plichtsvervulling kon op den duur voor zijn scherpzienden en achterdochtigen
269
blik niet verborgen blijven. Bij deze, op zich zelve reeds toereikende gronden, kwam nog, om den val des gun-stulings te verzekeren, het ergelijk schandaal van den moord op Escobedo gepleegd.
Toen namelijk Philips II in den drang der gebeurtenissen zijn Don Juan naar de Nederlanden zond, was hij, gelijk we zagen, niet zonder reden bezorgd, dat de prikkel van matelooze, naar 't onbestemde en avontuurlijke hakende, eerzucht de borst van den hoogstrevenden, genialen jongeling doorwoelde; en waarschijnlijk was h'j in 't volste recht, toen hij veronderstelde dat de gunstelingen, die Don Juan omringden, zijn verlangen naar een onafhankelijke heerschappij en een eigen vorstendom aanwakkerden en voedsel gaven. Om deze reden verwijderde hij uit zijns broeders omgeving den geheimschrij-ven Juan de Soto en stelde in diens plaats den boven-genoemden Escobedo. Spoedig echter bleek het, dat ook deze met alle geestdrift de plannen deelde van Don Juan — inzonderheid het plan om Maria Stuart te bevrijden en als haar gemaal Engeland van Elisabeth's tiranniek juk te verlossen — een plan, tot welks stoutheid de systematische geest van Philips zich niet verheffen kon, maar dat ten minste even verstandig was als de onderneming der A.rtiiada, welke een tiental jaren later zoo ongelukkig afliep. In zijn angst en verlegenheid nam Philips het, treurige en onedele middel te baat, om zijn broeder en diens gunsteling Escobedo door zijn gunsteling, Antonio Perez, te laten uithooren. Hoezeer hij dror deze handelwijze tot vertrouwelijkheid afdaalde met een lagen
270
schurk, die de kouinklijke waardigheid diep vernederde, schijnt Philips niet beseft te hebben; doch gevoelig zou hij het ondervinden. Door Perez opzettelijk gesard liet de stout onvoorzichtige Escobedo zich telkens meer gewaagde uitdrukkingen ontvallen, waardoor hij zelfs op het edele karakter van zijn hoogstrevenden gebieder den ongetwijfeld lasterlijken schijn van hoogverraad wierp, door te laten doorschemeren dat, was Don Juan eenmaal meester van Engeland, hij ook gemakkelijk van daaruit Spanje kon veroveren. In 't bezit van zulke narichten hitste Perez ook den koning op, en toen hij dit aan beide kanten een tijdlang gedaan had, werd Escobedo in de straten van Madrid vermoord. Of Philips werkelijk het bevel tot deze bloedige daad gegeven heeft, daarvan ben ik niet zeker overtuigd; doch ik zou er mij geen oogenblik over verwonderen , zoo mij het, tot nu toe ontbrekende, doorslaande bewijs van Philips'schuld gegeven werd. Want het kan niet ontkend worden, dat in deze aan bloed en euveldaden gruwelijk vruchtbare eeuw, waarmede wij ons onledig houden, door alle politieke en godsdienstige partijen de overtuiging werd gekoesterd — vólgens welke men handelde — dat de koning de doodstaf, noodzakelijk geworden voor een staats ■ gevaarlijk onderdaan, ook zonder gerechtelijk onderzoek mocht voltrekken door een sluipmoord, wanneer het algemeene welzijn d i t middel vorderde. En helaas, nooit heeft het in alle godsdiensten aan dienstwillige werktuigen ontbroken, die met drieste zelfmisleiding of in grove onwetendheid de leer hunner kerkgenootschappen
271
misbruikten om zulke moordpraktijken te verdedigen of te verschoonen. Daarentegen is 't niet onwaarschijnlijk, dat Perez, zoo hij met 's konings toestemming den moord heeft gepleegd, hier den vorst als werktuig heeft misbruikt voor eene verfoeielijke laagheid, vermits hij een minnehandel met prinses Eboli onderhield, welks openbaarmaking door Escobedo werd gevreesd. Aldus zou dan Philips iemand als staatsverrader hebben laten vermoorden, die inderdaad als offer viel van schandelijke ontucht.
De familie echter van den verslagene, gesteund en geleid door den kabinetsecretaris Mateo Vasquez, den persoonlijken vijand'van Antonio Perez, diende tegen-vertoogen in. De levenswijze en 't gedrag van dezen laatste kwam nu eindelijk in geheel zijne slechtheid den koning ter oore, en deze besloot tot zijn val. Wel zocht hij, zoo lang het mogelijk was, zonder opspraak zich van hem los te maken; maar Perez, die geen staatsman was doch slechts een stoutmoedig intrigant en veile gunsteling, begreep zulke handelwijze niet; hij weigerde hardnekkig zich op 's konings bevel met Vasquez te verzoenen, en liet het zoo ver komen, dat de koning last gaf hem en de prinses van Eboli, de weduwe van zijn vertrouwdsten raadsheer, in hechtenis te nemen.
Op deze hofintrige volgde een beslissende politieke verandering in Philips' verder leven. Nooit meer heeft iemand eene rol bij hem gespeeld gelijk die van Antonio Perez; de koning had genoeg geleerd. Eer hij nog tegen Perez begon te handelen, schreef de koning aan den kardinaal Granvelle, den onovertroffen staatsman, dieu
272
de samenspanning aller revolutionnaire elementen uit de Nederlanden verdreven had en die, om zijn overheerscben-de geestesgaven ook bij de spaansche staatsdienaren gehaat, te dien tijde in Eome leefde, na jarenlang als onderkoning van Napels de schitterendste diensten den lande te hebben bewezen. In Juli 1579 kwam hij te Madrid aan, en dadelijk werd hij door den koning aan het hoofd geplaatst der buitenlandsche aangelegenheden; tot aan zijn dood toe, die in 1586 voorviel, bleef hij, schoon met afnemenden invloed, 's konings eerste raadsman. De Biscaier Don Juan Idiaquez, de onmiddellijke opvolger van Antonio Perez, en de Portugees Cristoval de Moura traden na den dood van traveile, — de eerste als minister van buitenlandsche zaken en van oorlog, de laatste als minister van binnen-landsche zaken en financiën — in de moeielijk te vervangen plaats des kardinaals. In verstandelijke beteeke-nis geleken zij dén mannen niet, die Philips in de eerste helft zijner regeering om zich had gezien; men dwaalt zonder eenigen twijfel, zoo men aan hun beslis-senden invloed den gedachtrngang toeschrijft, dien Philips in de laatste jaren zijns levens volgde. Zeker waren zij veel meer dan hunne voorgangers, uithoofde van Philips' toenemende zwakte, met de kleinere bijzonderheden der zaken belast, doch in de hoofdzaak bleven zij slechts voltrekkers van 's konings verlangen: de kern der zaken berustte bij den vorst. Al va, sedert zijn terugkeer uit de Nederlanden meer of minder in ongenade, werd in den avond zijns levens nog met de verovering
273
van Portugal belast, welke hij met zijne oudbekende meesterschap volvoerde. Kort daarop stierf hij in 't nieuw gewonnen land in den hoogen ouderdom van 76 of 77 jaren, door Philips in zijn laatste stonden bezocht en dankbaar geëerd. Met hem was de laatste groote herinnering aan Karei V ten grave gedaald; Philips' avond brak aan zoo wel als die van Spanje zt;lf. ss)
üe bepaalde grenzen dezer studie veroorloven mij niet over den staatssecretaris Antonio Perez verder uit te weiden. Na lang dralen zag Philips zich genoodzaakt tegen zijn vroegeren gunsteling een staatsproces te laten voeren wegens ambtelijke tekortkomingen van verschillenden aard. Perez ontkwam echter door de offervaardige trouw zijner edele gemalin Juana Coello, in wier kleederen hij zich hulde. Hij ontvluchtte naar Aragon, en 't gelukte hem aldaar door alle middelen, die zijn rijke geest hem aanbood, ten jare 1591 een vormelijken opstand te verwekken. Perez namelijk werd om godslastering en andere godsdienstige misdrijven door de rechtbank der Inquisitie vervolgd, welke hem te Saragossa op nieuw deed kerkeren. Door dezen maatregel, zoo heette het, zou de aragonische rechtstoestand, zouden de provinciale voorrechten des lands geschonden zijn, en het dwaze volk liet zich door eenige opruiers en schreeuwers tot een geheel ongegronden opstand op-zweepen ten gunste van een gelukzoekenden booswicht. Deze opstand, dien Philips natuurlijk met alle kracht moest onderdrukken, delfde het graf voor veel edelen van Aragon en voor de gewestelijke staatsinrichting des
274
lands. Antonio Perez echter, na ook dit land in het ongeluk te hebben gestori, wist zich wederom bijtijds te redden. Hij nam de wijk naar Frankrijk, en overal met de vijanden van eigen koning en vaderland heulend, leidde hij een ongestadig en waarlijk ongelukkig leven, deels aan het hof des franschen konings Hendrik IV en der engelsche vorstin Elisabeth, deels in de hun onder-hoorige landen. Wie hem gebruikte tegen Philips, wierp hem uit als de nood voorbij was — het verdiende lot der verraders. In de diepste armoede, na al het bittere van ballingschap, nood en verlatenheid te hebben geproefd en herproefd, stierf hij 71 jaren oud op franschen bodem ten jare 1611, in de armen van zijn offervaardigen vriend Gil de Mesa, die hem in al de wisselvalligheden van zijn veel bewogen leven altijd was trouw gebleven. Een vloed van gedenk- en smaadschriften, met geest en behendigheid geschreven, richtte hij tegen zijn vroegeren meester en weldoener en liet die aan 't nageslacht achter. Nog altijd moet hij, die Spanje's geschiedenis in de 16e eeuw te boek stelt, het proces en de geschriften van Antonio Perez tot het onderwerp eener ernstige studie maken j doch wie zich slechts de taak gesteld heeft een levens- en karakterbeeld van Philips te schetsen, hij kan zich, gelijk ik, met een korte herinnering aan Antonio Perez tevreden stellen. Want, even zeker als Perez een tijdlang de volle gunst des konings heeft genoten en na hem de machtigste was in het rijk, even kort en voorbijgaande was ook die schitterende droom van dén zedelijk halfslachtigen man, die nooit een blijvenden
275
invloed heeft uitgeoefend noch op Philips' leven noch op zijne politiek, en nergens een duurzaam spoor van al zijn werken heeft achtergelaten. Maar zoo vol gift en gal zijn al zijne geschriften tegen den koning, dat slechts de meest bekrompen hartstocht ze hoog waardeeren kan als oorkondenbron voor den persoon en 't karakter van Philips. Een geestige maar ook door eenzijdigheid dikwerf benevelde voorstelling der lotgevallen van dien avontuurlijken man, danken wij den franschen geschiedschrijver Mignet: tot hem verwijs ik degene mijner lezers, die zich niet vergenoegen met de korte beschrijving, welke alleen de grenzen mijner studie schenen toe te laten.
De buitengewoon pijnlijke ervaring, die Philips met Antonio Perez had opgedaan, waren juist geschikt om altijd meer een eigenschap des konings te doen uitkomen, welke, op zich zelve genomen, een groote en zeldzame deugd is, doch bij hem in waarheid een groote fout was: ik bedoel zijn onvermoeibare werklust. Niet veel monarchen hebben in hun kabinet zoo veel gearbeid als hij. De brieven zijner gezanten en onderkoningen, de berichten zijner ministers, het gevoelen van zijn staatsraad, de memoriën en verzoekschriften van bijzondere personen, — van alles wilde hij kennis nemen, alles in geheel zijn omvang en in alle.bijzonderheden lezen, bestudeeren, grondig behandelen en beantwoorden, het werk zijner secretarissen zorgvuldig nagaan en verbeteren, kortom, met al het mogelijke zich op de nauwgezetste wijze in laten. En inderdaad, slechts een man van nauwgezet geweten, slechts iemand vol en diep doordrongen van
276
de verantwoordelijkheid, die hij van zij» verheven ambt Gode verschuldigd is, kon zich met volle overgeving, dag voor dag en jaar voor jaar, aan zulk een vermoeienden, van genot zoo geheel verstoken levensregel toewijden. Maar ook van den anderen kant moet gezegd worden: slechts aan een bekrompen geest kon het ontgaan, dat door zulke plichtbetrachting eenvoudig het onmogelijke werd beproefd. Philips was niet in staat, gelijk zijn veel genialer vader, zich met alle kracht op het groote, 't hoofdzakelijke, 't beslissende toe te leggen, en voor alle kleine bijzonderheden zich op de keuze van bekwame werktuigen te verlaten: hij was een pedant. Wel heeft Philips gelukkig de fout zijns vaders vermeden, zich met zijne plannen in 't rust- en matelooze te verliezen; maar hij verviel in het tegenovergestelde uiterste, daar hij met de stijve onbeweeglijkheid en de alledaagsche aftobbing van een klerk, aan al de kleinigheden des gewonen levens bleef kleven en hangen. Er zijn eigenhandige besluiten van hem bekend over de schenking van een paar dukaten en den uitvoer van een enkel paard buiten zijn rijk.
't Natuurlijk gevolg van deze zucht om zich in alles te mengen was, dat alles, het groote zoowel als 't kleine, bleet liggen. //Ik en de tijdquot; placht Philips te zeggen, zywij beiden zijn tegen elke andere twee opgewassen.quot; Dit was echter zoo niet. Maar terwijl hij de aangelegenheden zijner monarchie in zijn gesloten, altijd meer eenkennig hart omdroeg, er aan tornde en mede haspelde en altijd naar 't geschikte oogenblik wachtende bleef, liet hij
277
juist dat oogenblik in de gewichtigste zaken onbenuttigd voorbijgaan. Zoo ware misschien Don Carlos nog te redden geweest, wanneer de koning, in plaats van jaren lang toeschouwer te blijven, spoedig en snel ware tusschen--beiden getreden; zoo had men ook de Nederlanden kunnen redden, als Philips, in stede van Alva met zijn bloeddorstige scharen te vroeg en zijn edelen, vergc-vingsgezinden broeder te laat daarhenen te zenden, bij den eersten aanvang in persoon ware gekomen. Zoo had hij Elisabeth van Engeland kunnen overwinnen, als deze in de eerste jaren, toen Maria Stuart nog leefde, met doortastende middelen ware aangegrepen, in stede van te talmen totdat de eenige mededingster van eenig belang vermoord en Elisabeth's macht was gegrondvest, om toen nederlagen te lijden , de eene al smaadvoller dan de andere. Zelfs Granvelle kon zich niet weerhouden omtrent zijn koninklijken meester de snijdende aanmerking te maken: „Tn alle zaken is zijn eenig besluit voortdurend besluiteloos te blijven.quot; Zonder het minste gevolg trachtte dezelfde scherpziende staatsman zijn koning tot de overtuiging te brengen, dat hij door zijn manier van arbeiden en door de groote hoeveelheid van dien arbeid, de kracht van lichaam en geest slechts ondermijnen kon.
Dat eeuwig dralen en talmen, dal gebrek aan beslistheid en frissche krachtdadigheid, die waan van de levendige en levenslustige wereld van zijn kabinet uit als een troep ledepoppen te kunnen keeren en wenden met de lamme schachten, waar hij zijn staats-depeches mee
278
schreef — dat was in mijn oog Philips' ongelukkigste eigenschap en die inderdaad niet zonder bedenkelijke gevolgen bleef op de misrekeningen zijner politiek: en den grond daarvan kan ik in niets anders vinden dan in 't gebrek aan geestesgaven, welke juist voor z ij n e betrekking zoo dringend werden gevorderd, in 't gebrek aan eigenlijk gezegd heerschers-genie.
Deze bemerking moet men echter niet verkeerd begrijpen, haren zin niet al te ruim opvatten.
Bezat Philips al geen buitengewone heerscliers-gaven, hij was toch altijd een zeer verstandig, ja rij k begaafd en inzonderheid ook veelzijdig ontwikkeld man. Temidden van tallooze zwarigheden der op hem drukkende regeeringslasten, hield hij niet op, de wetenschappelijke kennissen, in de leerjaren zijner jeugd verkregen, bij te houden, te bestendigen en uit te breiden; met verstandige voorliefde ~ trachtte bij zijn kunstsmaak altijd meer te kuischen en te adelen: aan het verbouwen, stoffeeren en verfraaien van 't Escoriaal waren niet slechts de millioenen gewijd, die hij bij machte was daartoe aan te wenden, maar ook elk vrij oogenblik en ieder met moeite uitgespaarde dag van ontspanning. Wel nam hij ook daarheen zijne akten en staatsbrieven mede, maar in dat grootsche gedenkteeken van zijn geest sleet hij toch de genotrijkste dagen; en nog heden, na zoo vele daden van verwoesting, temidden der ellenden van een voor het diep vernederde Spanje zoo ontmoedigenden tijd, spreekt uit de muren en zalen van dat koninklijk klooster, uit de rijke pracht der kerk, uit de geheimvolle
£79
stilte der grafkelders, ja zelfs uit de zerken die het stof en de assche der spaansche koningen dekt, spreekt de geest van Philips met aangrijpende kracht tot ons. Was hij al geen man van schitterende gaven, was hij al op zedelijk gebied niet zonder vlek, zooveel is zeker; hij heeft zijn land en zijne eeuw den stempel zijner eigenaardige persoonlijkheid ingedrukt, en zijn volk, dat bij allerlei verkeerdheden toch begeesterd was voor de hoogste en heiligste ideën, voor godsdienst, voor kerk en vaderland, — dat volk heeft zijn koning voortdurend, tot aan zijn dood toe, in nagenoeg alles toegejuicht, met een over een-stem menden bijval, als wellicht nooit een vorst in geheel de wereldgeschiedenis in hoogere mate is ten deel gevallen. 36)
En deze onderlinge overeenstemming is hoogst ver-eerend voor den koning en het spaansche volk. Want daar was in zijne politiek niets dat verblindde of verlokte: wie voor hem in geestdrift ontstoken was, kon dit moeilijk om oppervlakkige schijngronden zijn; waarlijk moest hij overtuigd wezen. Naar het behoud des vredes, doch vooral naar het behoud des katholieken geloofs in al zijn reinheid, was 'skonings streven uitsluitend gericht. Het schild der Kerk wilde hij zijn in een tijd, die aller-zijds de woedendste stormen juist tegen deze kerk zag losbarsten. En innig was hij er van overtuigd, dat het ware en zuivere katholicisme niet denkbaar is, zonder eene gansch besliste en gehoorzame verknochtheid aan den heiligen Stoel, aan den plaatsbekleeder van Christus op aarde. Geen vorst zijner eeuw was in dit opzicht zoo
280
voorbeeldig als Philips, de machtigste van allen. Niemand begreep de wereldgeschiedkundige beteekenis der Trent-sche kerkvergadering gelijk hij; niemand deed zoo veel voor de heropening daarvan na een langdurige onderbreking; niemand ijverde als hij voor hare voortzetting en teneindebrenging, voor de spoedige en zegevierende verkondiging en voltrekking harer dogmatische en disciplinaire besluiten.
Men heeft gezegd: En toch deze koning was genoodzaakt de heerschzucht der romeinsche curie, ten gunste der rechtmatige aanspraken van het staatsgezag, tegen te gaan! Eeeds vroeger hebben we gezien , dat Philips bij den aanvang zijner regeering zich gedwongen zag tegen den Paus, als wereldlijk vorst, een oorlog te voeren over louter wereldlijke, leenplichtige rechten, — een oorlog, dien de overwinnende, vrome vorst zoo spoedig en zoo inschikkelijk mogelijk deed eindigen. Wij hebben gezien hoe Philips op het einde zijner regeering, door eigenzinnig vasthouden aan zijn kortzichtige politiek tegen Frankrijk, in tegenspraak geraakte met den Paus, die zoo veel dieper zag en zoo veel juister oordeelde. Ook in de lange reeks van jaren , welke tusschen deze twee eindpunten verliepen , heeft het nu en dan niet ontbroken aan verschil van gevoelen, aan verklaringen over bevoegdheid in het vergeven van prebenden en andere zaken, die volgens haar aard deels de Kerk deels den Staat betreffen. Dusdanige — conflicten waren het niet doch — aanrakingen hadden vooral haar grond in de menschelijke natuur, welker onvolmaaktheid en zwakte ook met de handelingen
281
van kerkelijke organen onafscheidelijk zijn verbonden: vervolgens ook en wel voornaamlijk in 't meer en meer absolute standpunt des Konings. Geen enkel mensch, zelfs de grootste en voortreffelijkste, kan zich aan zijn tijd onttrekken, allerminst dan, wanneer de geest van dien tijd in overeenstemming is met de belangen van dien mensch zelf. Naar het vorstelijk absolutisme, waarvan Frankrijks koning Lodewijk XIV in de volgende eeuw de waarachtige verpersoonlijking werd, streefde reeds de eeuw van Philips II. De zelfstandige, maatschappelijke inrichtingen der middeneeuwen waren, met uitzondering der Kerk, naar den uiterlijken schijn nog wel in wezen maar innerlijk toch van kracht en leven beroofd. De afzonderlijke personen schaarden zich met have en goed, met persoon en recht onder de schuts van het nieuwe, wel niet almachtige, maar toch reeds zeer machtige staatsgezag. En met al den nadruk, welke de uit den stroom des tijds voortgebrachte levensvormen eigen is, lieten de bezitters van dat nieuwe staatsgezag op elk gebied hunne kracht en werkzaamheid gelden, zelfs op het uitwendig gebied des kerkdijken levens. Zoo kwam het, dat Philips II in vele kerkelijk-politieke aangelegenheden aanspraak maakte op bijna even omvattende be voegheden als later Jozeph II in Oostenrijk. Maar hij deed het als een geloovig en vroom koning, altijd met het doel om de ware belangen der Kerk te bevorderen, die ook meestal uit zijn handelwijze volgden. Zoo maakte hij o. a. met voorbeeldige nauwgezetheid van - de rechten der spaansche kroon gebruik in het vergeven
282
van prebenden, en nergens was hij trotscher op, dan de spaansche bisschopszetels met heilige mannen te bezetten. Persoonlijk kende hij de leden der geestelijkheid allernauwkeurigst, zoodat hij het vroegere leven en de private betrekkingen van geheel de priesterschaar als met een oogopslag kon overschouwen, en geen gebeurtenis in 't kerkelijk leven van eenige beteekenis ontging zijue opmerkzaamheid. Hij wijdde vooral zijne aandacht eu ingenomenheid aan 't hervormen der vrouwenkloosters en inzonderheid aan het, met dit doel overeenkomstig, streven der H. Theresia van Jezus, de hervormster der Carmelietessen-Orde; hij onderhield zelfs briefwisseling met deze heilige, waarvan nog een aantal gedenkstukken zijn overgebleven.37) De Kerk, die liefdevolle moeder, zag om deze gezindheid des konings, gaarne en licht over 't hoofd wat haar toenmaals machtigste maar altijd getrouwe zoon nu en dan te veel deed, met een goed of minder goed oogmerk; en in onzen tijd van wrokkende vijandschap tegen de Kerk mag zich niemand op het voorbeeld beroepen van een vorst, wiens handelingen alleen berusten op den diepliggenden grond van vrome toewijding van diezelfde Kerk.
Hoe geheel verkeerd de verouderde zienswijze is, die in Philips slechts een bloeddorstigen en sluwen tiran, een somberen, gewetenloozen beul te aanschouwen wilde geven, dat leert ons de lof dien zijne spaansche onderdanen en tijdgenooten eenstemmig toekennen aan zijn onpartijdige en zeer nauwgezette liefde voor rechtvaardigheid, 't Was eene zijner voornaamste
283
grondstellingen, dat het recht volstrekt en onverkort voor aanzienlijken en geringen, voor armen en rijken gelijk moest zijn. Daarom wijdde hij ook zijn voornaamste zorg aan 't bezetten der ambten, die met de handhaving der rechtspleging belast waren, beval en hield ook persoonlijk nauw en gestreng dienstonderzoek en was onvermoeid werkzaam op het gebied der hierop betrekkelijke wetgeving. Wat hij echter van anderen vorderde, dat onderhield hij ook zelf, waar hij onmiddellijk handelend moest optreden, zooals b.v. aan zijn eigen hof. Meerdere voorbeelden wil ik niet aanhalen, doch verwijs slechts naar het gebeurde met Alva en diens zoon.
Maar ook zij, die uit beter inzicht of uit prijzenswaardige gezindheid zich geneigd toonen, het waarachtig goede niet geheel in Philips te miskennen, staan echter bijna allen met ontzetting stil voor. zijne gevoelloosheid en hardvochtigheid, voor zijn gebrek aan medelijden en vergevingsgezindheid.
Ook hier geldt de spreuk: de waarheid ligt't midden. Vooreerst was Philips volstrekt niet gevoelloos in zooveel betrekkingen en toestanden zijns levens, waarin men niet moede is geworden hem als een laffen, bloed-dorstigen misdadiger af te schilderen. Zoo kan het thans als onomstootelijk bewezen worden aangenomen, dat hij een liefdevolle en teerhartige echtgenoot geweest is voor die Elisabeth van Valofs, wier mishandeling en ten slotte vermoording zoo dikwijls hem ten laste is gelegd. In de Nederlanden maakte men zelfs zich dikwerf vroolijk over 's konings huiselijke zorgen, wijl de spotters zeiden dat de
koning niet op het tooneel der gebeurtenissen verschijnen kon, omdat hij de kleine infante moest wiegen. Elisabeth stierf met de uitdrukking der teederste liefde en dankbaarheid voor haren gemaal op de lippen, waarschijnlijk als slachtoffer der onkunde van de spaansche geneesheeren; zij had altoos een zeer tengere gezondheid, was in de dagen der zwangerschap hevig ziek geworden, en een te vroegtijdige bevalling voltrok het werk des doods. Ook is het bewezen, dat Philips veel geleden heeft om hetgeen hij van zijn zoon Don Carlos moest beleven: meermalen was hij niet in staat zijne tranen te weerhouden, zelfs in .tegenwoordigheid van vreemde personen. Zijne laatste gemalin, Anna van Oostenrijk, had hem zoo innig lief dat zij, toen de koning bij den aanvang der onderneming tegen Portugal in een zware ziekte viel, God vurig zou gesmeekt hebben het offer van haar eigen jeudig leven te willen aanvaarden, zoo het zijne maar gespaard bleef; en inderdaad niet lang daarna werd ook zij uit dit leven weggerukt. Meerdere zonen, die zij den koning geschonken had, werden in de bloei eener veelbelovende kindsheid aan zijne zijde weggeraapt: met diepe smart maar ook met godvruchtige gelatenheid droeg de vorst die zware beproevingen. Slechts een zoon van Anna, zijn opvolger Philips III, overleefde zijne ouders; de grijzende monarch zag met harteknagende droefheid, dat hij in dezen zoon wel een trouwen, braven, zedelijk reinen mensch, maar geen heerscher zou achterlaten; en het bedenkelijke vooruitzicht %oe diep zijne monarchie wegzonk, was zonder twijfel het beeld der toekomst, dat Philips in de
285
ziel was geprent en waarmede hij van deze wereld af' scheid nam. Niettemin was hij voor zijn zoon een goed, zachtzinnig, liefdevol vader, gelijk hij dat in niet mindere mate geweest is voor de lievelinge zijns harten, voor zijne beminde dochter Clara Eugenia, die hem zoo goed begreep en zoo geheel naar zijn beeld geschapen was.31i)
Eu gelijk de koning zich alles behalve liefdeloosquot;aan ons voordoet in den huisèlijken kring, zoo kunnen ook de hem toegeschreven hardvochtigheid en wreedheid slechte met groote beperking worden toegegeven.
Wat vooral de spaansche autos-da-fé betreft, er kan natuurlijk geen spraak van zijn, den smartelijken dood ook maar van een enkel persoon in de verste verte te verontschuldigen, 't zij die om godsdienstige of politieke overtuiging 't zij die op andere gronden is veroordeeld. Maar om wille der waarheid en rechtvaardigheid moet toch gezegd worden: de politiek van Philips om het protes-tantsche euvel spoedig en met weinige slagen uit te roeien, was niet alleen voor Spanje het eenig ware middel, maar ook het meest zachte en menschlievende. Want, nadat er eenige weinige als offers -waren gevallen, genoten land en volk een diepen vrede, en terwijl in geheel Europa allerzijds, onder allerlei vormen en voorwendsels, duizenden ,/Oin wille van den godsdienstquot; werden gedood, had men uit dien hoofde geen enkle droppel spaansch bloed meer te vergieten.
Voor 't overige was Philips' schijnbare ongevoeligheid niets anders dan christelijke zelfbeheersching, die met het klimmen der jaren en onder de smartelijkste erva-
286
ringen hem tot gewoonte en tweede natuur was geworden. Hevig voorzeker werd dikwijls zijne ziel geschokt, maar die aandoeningen wist hij te beheerschen en hare uitingen tot in het geringste te onderdrukken. Boodschapte men hem voorspoed, dan gaf hij zich aan geen opgewekte vreugde over, en meester van zich zelven bleef hij te midden der felste smarten, wijl hij God dankte voor alles. De roemrijke overwinning bij Lepanto werd hem aangekondigd, terwijl hij bij plechtige feestvespers tegerrwoordig was, en die tijding deed hem voor alles bezorgd zijn de godsdienstoefening toch niet te onderbreken, en vervolgens te denken aan 't gevaar, waarin de jeugdige held Don Juan verkeerd had. //Hij heeft veel gewaagdquot;, dus luidde zijn eenig antwoord. En 't verpletterende noodlot, dat de Armada trof, die hij met behulp van alle middelen, waarover Spanje kon beschikken, tegen Engeland had uitgezonden, deed hem geen oogenblik vergeten, dat zijne Spanjaarden tegen menschen, niet tegen wind en weder ten strijde waren getogen: geen wenk, geen woord van ongenade trof hen die aldus roemloos Wederkeerden.
En indien Philips waarlijk heeft gezegd: „wanneer de vorsten openlijk aankondigen, dat zij voornemens zijn dit of dat in politieke zaken te doen, zoo geschiedt die aankondiging met het doel om het tegendeel te verrichtenquot; dan is hij daarom nog geen grooter meester in de kunst van veinzen en huichelen dan zij, die heden ten dage wel denzelfden stelregel volgen, maar er niet voor willen uitkomen.
In 't algemeen heeft Philips van de zijde der menschen
287
weinig vreugde genoten, en was dan ook de man niet om hartelijke genegenheid te doen opvatten. Want hij hield veel te veel, en veel te angstig aan 't ongeschonden blijven zijner hooge waardigheid zelfs in kleinigheden, om zich ooit met innige vertrouwelijkheid bij iemand te kunnen aansluiten. Toch werd hij door zijne dienaren bemind, maar met eerbiedigen schroom en op afstand. Tegenover hen was hij buitengewoon geduldig en zachtzinnig, alles vergevend, tot de uiterste grenzen der toegeeflijkheid toe, zoo lang maar de majesteit van 't koningschap of de reinheid des geloofs niet in 't spel waren; doch in deze twee punten viel dan ook aan geen verbidden of verschoonen te denken. En ook dit is waar; had iemand zijn vertrouwen eens verloren, hij behoefde de hoop niet te koesteren dit ooit te zullen herwinnen. Doch, in den grond der zaak, is dit bij ons allen hetzelfde.
'k Zou den spaanschen gebieder niet willen vrijpleiten van 't verwijt, dat hij beleedigingen en krenkingen in zijn hart besloten hield, dat hij niet gemakkelijk iets vergaf of vergat, en na lang geduldig zwijgen, bij aangeboden gelegenheid den arm des rechters met pletterende zwaarte gevoelen deed. In dien zin zegt van hem zijn doodvijand Antonio Perez: ,/van een glimlach tot het mes, is hij hem slechts der afstandsruimte van een mes-serug.quot; Ook is 't mijne bedoeling niet, handelingen als de gevangeneming en terechtstelling van Montigny, ook maar in 'tgeringste te verschoonen. Doch ter verklaring mag men er wel op wijzen, hoe zulke onzalige karaktertrekken hunnen oorsprong vinden in degescha-
288
penheid dier eeuw, zoo rijk aan euveldaden vau alle soort, waariu, onder voorwendsel van een meer zuiveren, meer vrijen, meer innigen godsdienst te herstellen, al de afschuwlijkste tochten van 't menschelijk hart als in ban-delooze waanzinnigheid aan 't woeden geraakten. Tegen den revolutionnaireu storm, tegen het ondermijnen aller bestaande toestanden, gelijk inzonderheid Willem van Oranje uit zelfzuchtige bedoelingen dat in de Nederlanden systematisch heeft doorgevoerd, moest de hoogste vertegenwoordiger vau 't behoudend princiep zich wel in een schijnbaar koude en onverstoorbare kalmte voordoen, de gelegenheid afwachten ja zelfs bespieden, en dan met reuzenvuist den beslissenden slag slaan. Dat bij zulk een botsing van menschelijke tegenstellingen, de aangewende middelen dikwerf niet in overeenstemming waren met de wet der zedelijkheid — wat van elke partij zonder onderscheid kan worden gezegd — dat is het gevolg van den vloek der zonde. En zoo Philips II ook heeft gezondigd, wat hij zeker en menigmaal heeft gedaan, dan deelt hij, schoon rouwmoedig voor God en de kerk zijne zonden belijdend, een gelijk lot met allen, die in den loop der eeuwen tot op dezen dag toe niet keuriger en niet angstvalliger zijn in het kiezen hunner middelen dan Philips het was, maar wel hoovaardiger en huichel-achtiger en minder dan hij tot rouwmoedige en openlijke bekentenis hunner eigen zonden geneigd. -
Ook voor hem, den oud en krank geworden kampioen, naderde met rassche schreden de laatste stonde. Met inach-neming aller voorzorgen kan zelfs de sterkste mensch
289
niet beletten dat hij oud eu zwak worde. Evenmin kan iemand een volksorganisme in de ontwikkeling van het levensproces stuiten, dat door God gewild en door de wetten der natuur is voorgeschreven. Voor Spanje ging de luister en grootheid van weleer zichtbaar ten gronde. Onder velerlei opzichten was de politiek van Philips, vooral die zijner laatste levensjaren, gebrekkig geweest; üaar dit alleen zou Spanje's ondergang niet voorbereid, zou het zelfs niet duurzaam verzwakt hebben. De diepere grond der inwendige ontbinding lag daarin, dat het staatsgebouw, in den geest der spaansche Habsbnrgers opgetrokken en ingericht, zijne taak vervuld en nu alle waarachtige levensfrischheid verloren had. Ondanks alle oprechte vroomheid des konings kon men niet loochenen, dat in de wijdere kringen des volks de ware godsdienstigheid in uiterlijke vertooning ontaard was en in vormen en vormelijkheden te loor gegaan. Trots het Concilie van Trente, trots het optreden van groote heiligen en andere dienaren Gods, trots het rechtzinnig streven naar hervorming, waren zedelijkheid en tucht, vooral in de hoogere standen der maatschappij en zelfs onder de geestelijken, voortdurend in kwijnenden toestand. Trots de ontzaglijke uitbreiding des rijksgebieds en de overrijke bronnen van welvaart, nam ook de armoede toe en zonk het volksgeluk. Ja, Philips heeft in vele zaken gedwaald, ja hij was oud, hij was zwak geworden; doch, al had hij nooit gefaald, al ware hij jong en sterk geweest, nooit had hij het wentelende rad des tijds in zijne onstuimige vaart kunnen weerhouden,
13
290
En de overal en altijd arbeidende, de steeds nadenkende koning zag het wel in, waarheen de loop der dingen leidde. Zware droefgeestigheid drukte zijn gemoed te neder. Hoe snel was die grootsche halve eeuw vervlogen, sedert hij, als hoopvolle zoon des machtigen keizers, voor 't eerst zijn geliefdkoosd Spanje verliet om Europa's schouwtooneel te betreden! Vier koninginnen waren aan zijne zijde bezweken en ten grave gedaald, zonen en dochters waren haar gevolgd; de groote mannen zijns vaders, de talentvolle lotgenooten zijner jeugdige en mannelijke levensdagen waren niet meer. Geen nieuw en hoopvol lenteleven kiemde om en rondom den troon; een brave, maar van talenten ontbloote erfgenaam koesterde den oprechten wensch dat de koning, in zijn verval tot heerschen nog krachtig, nog lange jaren leven mocht,— ook opdat hém de ontzaglijke regeeringslast en de af-schuwbarende inspanning der zelfbeslissing zoo laat mogelijk zou worden-opgelegd. Zelfs de veelgeliefde en rijkbegaafde Clara Eugenia had nog haar ouden vader niet verblijd, door den hoopvollen blik van een kleinzoon: reeds meer dan 30 jaren was zij oud en nog ongehuwd. Winter dreigde het te worden overal, en winter ook werd het in de aderen des konings.
Gedurende een aanzienlijk gedeelte zijns levens had hem de jicht gekweld, het ongelukkigste erfdeel zijns vaders; zijne gewoonte om al te rustig en onbeweeglijk te blijven, zijne gestadig zittende levenswijze, gepaard aan veel geestesarbeid, waren niet geschikt geweest om zijn lichaam te harden en voor smartelijk lijden te vrijwaren.
291
Zoo werd hij dan, hij die weleer door zachte bekoorlijkheid en mannelijke schoonheid een waardige broeder was van Don Juan van Oostenrijk, den schoonsten man van zijn tijd, in de laatste levensjaren een wandelend beeld der menschelijke ellende. Zonder dat het u aangrijpt kunt ge in 't Escoriaal uwe aandacht niet vestigen op een of ander zijner portretten, in 'skonings laatste levensjaren door een meesterhand vervaardigd. De met moeite recht gehouden gestalte, schoon nog koninklijk in haar verval, de benevelde blik, het bleeke en uitgeteerde gelaat, de spichtige en doorzichtige vingers spreken zoo luide van den zwaren geestesarbeid en nog zwaardere lichaamspijnen, welke dezen man weldra zouden doen bezwijken.
Levensmoede en door smarten gefolterd , verliet hij op den laatsten van Juni 1598 zijne residentiestad, om ze nooit weder te aanschouwen. Tegen den dringenden raad zijner geneesheéreri in en ongeacht hun bidden en smeeken, liet hij zich in een draagstoel naar het Escoriaal vervoeren. Hier, in de prachtige zalen, tot welker opbouw hij zich door gelofte verbonden had, toen hij uit de Nederlanden zoo krachtig naar 't schoone Zuiden getrokken werd; in deze kloosterruimten waar hij zoo juist den stempel van zijn geest had ingedrukt, waar hij eenmaal het doodenoffer van zijn eerstgeboornehad besloten, waar bij zoo vaak in ernstige vroomheid, in zwaarmoedige godsvrucht, in kommervolle vervulling zijner drukkende koningsplichten had verwijld, — hier wilde hij hij ook sterven. En de dood toefde niet, zich als spoedig
292
naderend aan te melden. Maar, wijl het hier een offer gold gelijk er noch eiken dag noch ieder jaar den dood wordt gebracht, moest de aankondiging en voorbereiding zich openbaren met de ontzettende traagheid eener marteling, die een maand land aanhield. Ja, het scheen als wilde God aan dezen vorst, die bij vele zonden en gebreken ongetwijfeld toch in 't algemeen de gerechtigheid had bemind en Hem boven alles lief had — als wilde Hij dien vorst nog de genade bewijzen, hem door het vuur der beproeving en der smarten een groot gedeelte der verdiende straf te laten afboeten, eer Hij hem in verzoenende barmhartigheid tot zich nam.
Dadelijk na zijn aankomst in 't Escoriaal overviel hem een hevige koorts, die, na voorbijgaande beterschap, den 26en Juli met nieuwe en verdubbelde woede uitbrak. Op zijn rechter knie vertoonde zich tevens een boosaardige verzwering, waar de spaansche geneesheeren in wanhopige onkunde voor stonden. Meermalen werd het gezwel langs natuurlijken en kunstmatigen weg geopend en dan stroomde er eene ongeloofelijk groote hoeveelheid van de walgelijkst bedorven sappen uit, en, naar men verhaalt, vertoonde zich zelfs een tallooze menigte afzichtelijke wormen en ongedierte. Een allerhevigste buikloop, die alle kunstmiddelen trotseerde, bracht het wegkwijnende lichaam tot de uiterste zwakheid. En zulke uitgezochte smarten folterden den lijder, en zóo gebrekkig waren nog in dien tijd de middelen ter ziekenverpleging, dat zelfs niet eens voor de reinheid van 't krankenleger, voor de afwisseling van ligging, voor kleeding en wasch op
293
eenigszins voldoende wijze k on gezorgd worden. In geen hospitaal van Europa ligt heden ergens de armste en meest verlaten zieke zoo ellendig en onzindelijk op een stroobed uitgestrekt, als koning Philips II in het Es-coriaal. Met de toenemende verschijnselen van algemeene bloedvergiftiging openbaarden zich ook de onmiskenbare ieekenen der waterzucht; vervaarlijk zwollen hem de beenen en 't onderlijf, terwijl al de overige lichaamsdee-len geheel wegteerden. Ook op zijne vingeren braken ontzettende zweren uit; ja, deze man van smarten kon slechts met Job vergeleken worden, met Job den lijder.
Drie en vijftig dagen en nachten lag hij daar neder, meestal slapeloos, langzaam wegstervend , niet in staat om zich te bewegen, met schroeiende wonden op rug en nek overdekt, voortdurend gefolterd door dorst, omringd van alles wat walging en afgrijzen wekken kon : ze drongen door elk zintuig als vurige pijlen in de afgetobde ziel, zonder dat, helaas, eenige menschelijke hulp in staat was hem ook maar een zijner kwalen aanmerklijk te lenigen.
In nederige gehoorzaamheid onderwierp zich de lijder aan alle verordeningen zijner geneesheeren, met heldhaftige volharding verduurde hij alle operatiën. Op God alleen had hij het oog gevestigd; de laatste krachten zijner ziel gebruikte hij, ten einde zijn wil met den wil des Heeren gelijkvormig te maken; en als gloeiende smarten hem folterden, zoo dat zelfs de kloekmoedigste in wild geschreeuw ware losgebarsten, dan ontvlood aan «leze door lijden van alle soort beproefde borst slechts die
294
enkele zucht: /./Vader, niet mijn wil maar de uwe geschiede!quot; Op het beeld van den gekruisten Heiland, op de liefdevolle trekken zijner altijd onbevlekte moeder was het oog van den, nog levend reeds, ontbindenden koning zóo langen tijd gericht, dat hij uit de overweging der hoogste waarheden en der goddelijke lessen weer nieuwe kracht tot nieuw lijden had geput.
Zacht en geduldig bleef de koning voor geheel zijne omgeving gestemd; geen kwade luim, geen heftigheid, geen bitter woord, geen zelfzuchtig gebruik maken van vreemde krachten bemerkte men in hem. .Zélf niet tot slapen in staat, was het toch zijne grootste zorg dat ieder, die hem ter zijde stond, een genoegzame nachtrust en ontspanning genoot. Dikwijls klaagde hij er over, door den aard en de langdurigheid zijner ziekte, ondanks zich zeiven, anderen lastig te moeten zijn. Geen bevel kwam meer over zijne lippen, nu wilde hij uitsluitend en niets anders dan een ootmoedig smeekeling zijn.
Met vol en oubeneveld bewustzijn, met onbezweken geestkracht had hij aldus zijnen langen lijdensweg afgelegd; en terwijl hij met de sterkte van een stoïcijn en met de vreugde eens martelaars zijne kwalen verdroeg, hield hij niet op met de vurigheid van een Heilige te bidden. De vereering van heilige reliquïen, het veelvuldig gebruik van wijwater, het aanhooren van geestelijke lezingen, het nederig verkeer met zijn biechtvader, het gedurig overdenken en overwegen van 't laatste oordeel, het luisteren naar de lijdensgeschiedenis, terwijl of kort voor dat het mes der geneesheeren in de wonden zijner
295
gemartelde ledematen rondwoelde — dat waren even zoo veel geestelijke middelen, waardoor de lijder uit goddelijke bron eenige verlichting zocht te putten, welke de droeve bekrompenheid van 's menschen geest in jammerende radeloosheid te vergeefs hem poogde te verschaffen.
Keikhalzend begon hij nu naar spoedige ontbinding te wenschen, doch in dien altijd sterker en inniger uit-gedrukten wensch lag geen hartstocht maar stille gelatenheid, Aan dit gebed paarde zich een ander: dat het den Heer behagen mocht, dit lijden te aanvaarden als een gedeeltelijke uitdelging zijner zware zondenschuld. Hij echter vergist zich zeer, die meenen zou, dat Philips onder deze zondenschuld ongeveer de gansche richting van zijn publiek leven begreep, of het stellen en oplossen zijner geschiedkundige levenstaak in Kerk en Staat; die gelooven mocht, dat hij berouw gevoelde over datgene , wat zoo wel Schiller als het protestantisme hem verweten hebben.
Juist het tegendeel. Te midden der vreeselijkste smarten, in het aangezicht van den ijselijk langzaam, maar toch met zekerheid naderenden dood, verklaarde Philips, met den opzette lijken nadruk van een man wiens woorden en daden in 's werelds geschiedboek worden opgeteekend, geheel en al de waarheid van het godsdienstig geloof en der staatkundige beginselen te zijn toegedaan, die hij geheel zijn leven lang verdedigd had.
Maar ook de zucht naar somber en en angstigen ernst waarmede Philips' godsdienstig leven altijd was
296
vermengd geweest, en die ook op het karakter des volks niet zonder invloed is gebleven — ook deze ontbrak niet in zijne laatste levensdagen. Alvorens hij zich tot zijn laatste algemeene biecht voorbereidde, zeide hij tot zijn biechtvader: //Mijn vader, gij bekleedt hier de plaats Gods. Yoor zijn Goddelijk aanschijn verklaar ik bereid te zijn alles te doen, wat gij voor het heil mijner ziel noodig acht. Zoo ik iets verzuim, het kome op uwe verantwoording. Aan mijne bereidvaardigheid toch faalt het niet.quot; Deze woorden teekenen ten duidelijkste, aan welk euvel het katholicisme van Philips mank ging, en waaraan nog heden ten dage het godsdienstig leven lijdt van een groot gedeelte der zuidelijk europeesche bevolking. Voor hem die mij hier verstaat, heb ik genoeg gezegd; voor anderen ware geheel een boekdeel niet toereikend. 38) ■lt;
In het Escoriaal ben ik geweest en heb de kamer gezien, waar Philips leefde en stierf. Daar, op de plaats zijner verborgen daden, zijner onbekende en moeitevolle worsteling ter verkrijging van moed in den strijd en in de smarten des levens, daar, op de plaats van zijn lijden en doodsbenauwdheden — daar heb ik mijne oogen langen tijd en peinzend laten rusten op het meesterlijk portret vau Pantoja, dat den koning in zijne laatste levensjaren voorstelt, 'k Heb gezien hoe hij zijn kamer zoo had laten inrichten en zijne legerstede zoo doen plaatsen, dat hij nog van zijne stervenssponde de kal-meerende accoorden van 't koorgezang der monnikken kon hooren, dat hij van daaruit het oogenblik kon
297
medevieren, waarop de Verlosser op het altaar nederdaalt.
Daar, op die plaats leert men den geest begrijpen van dien man in zijne stille grootheid en overwinne-lijke bekrompenheid, in zijne ware vroomheid en kleingeestige somberheid. In hem leert men de verpersoonlijking kennen van den Spaanschen volkgeest, zoo wel in zijne groote eigenschappen als in zijne onloochenbare dwaalbegrippen; en met wrevel verwerpt men de boosaardig domme leugen van zich, die gedurende een lange reeks van jaren ons een bloedig monster te aanschouwen gaf in de gestalte eens konings, wien de dienst en de eere Gods boven alles ter harte ging, ja zelfs boven de rust en 't geluk van zijn eigen leven.
Den 16aen Augustus bracht de pauselijke nuntius aan den koninklijken lijder den zegen des heiligen Vaders en den aflaat der stervenden. De zieke vertoonde zich bij die gelegenheid in den vollen luister eener onverstoorbare grootheid van ziel. Niet in staat een enkel lichaamsdeel te bewegen, in magerheid aan een geraamte gelijk, zwak als een pasgeboren kind, sprak hij echter met nauw hoorbare stem, verhevene, schoone en waarlijk koninklijke denkbeelden uit: ,/Hoe zwaar mijne ziekte wezen moge, hoe groot mijn lijden, gevoel ik mij toch van ganscher harte bereid, volgaarne alles aan te nemen wat Gods wil voor mij heeft weggelegd. Op niets anders zijn mijne wenschen, is mijn innigste zielsbegeerte gericht dan te sterven in de heiligmakende genade des All erhoogsten, en van Hem de vergiffenis mijner zonden te verkrijgen. Grooten, op-
298
rechten dank ben ik den Barmhartige verschuldigd voor de talloos ontvangen weldaden en inzonderheid dat ik op het toppunt van macht, gelijk thans in de diepste ellende, nooit het ware doel van den mensch, de eeuwige zaligheid uit het oog verloren heb. De zegen des H. Vaders is mij een groote troost en ik ontvang dien met een hart vol kinderlijk verlangen en chnstelijken ootmoed. Mijne laatste gedachte en wilsbeschikking is hierin samengevat, dat de eerbied voor den H. Stoel en de hoogste achting voor den geestelijken stand en diens rechten , ook na mijn dood in Spanje ongeschonden mag bewaard blijven.quot;
Zoo sprak de stervende Philips, 't Behoeft nauwelijks vermelding, veel minder een uitvoerig verhaal, dat zulk een vorst zich door een vroom ontvangen der kerkelijke genademiddelen voorbereidde tot die laatste stonde, welke voor ons allen ook eenmaal zal aanbreken.
Toen hem in tegenwoordigheid van zijn zoon en opvolger het laatste H. Oliesel was toegediend, beval hij al de overigen het vertrek te verlaten en wendde zich toen tot zijn zoon, die weldra Philips III heeten zou, in deze door hem zeiven medegedeelde woorden:
,/t Was mijn wensch, dat Gij bij deze heilige handeling tegenwoordig zoudt zijn, opdat Gij mocht zien en begrijpen, welk het einde is van alle menschelijke grootheidquot;. Daarna beval hij aan zijn zoon, met de krachtsinspanning die hem nog restte, de verdediging van den godsdienst en van he t zuiver roomsch katholieke geloof, en de handhaving der gerechtigheid.
299
Doch als den gewichtigsten leefregel op den weg, dien hij nu ging bewandelen, gaf hem Philips de vermaning, zich altijd te beijveren zoo te regeeren en zoo te leven, dat ook hij den jongsten strijd des levens met een goed en rein geweten strijden kon. Door zijn biechtvader liet hij, dadelijk na zijn dood, als laatste politieke vermaking en aandenken, zijn zoon de vermaning overhandigen, die de stervende H. Lodewijk zijnen zoon geschonken had.
Tot nu toe had Philips — want zoo groot was zijn zedelijke kracht en de ijver voor zijne plichten — nog van zijn ziekbed af, de voornaamste besluiten gegeven in de politieke aangelegenbeden des rijks. Van nu af onttrok hij zich aan alle aardsche zaken en gedachten, om zich alleen te wijden aan de voorbereiding tot een zaligen dood en de vereeniging met God. Den llen September liet hij zijn zoon en zijne dochter Clara Eugenia ontbieden om van hen, niet als koning maar als vader, afscheid te nemen. Het waren de twee dierbaarste wezens die hij op aarde bezat, en bij de smart van het afscheid-nemen kon de koning des te rustiger en met meer klaarheid vertoeven, daar zijn bewustzijn geen oogen-blik beneveld was. Doch ook bij die laatste omhelzing kon hij zich niet weerhouden, ten minste tegenover zijne dochter, met een enkel woord nogmaals terug te komen op wat in zijne schatting het zwaarste woog. Het was hem niet gegund geweest, haar werkelijk als de echtgenoote van aartshertog Albert te aanschouwen, met wien aij zoo spoedig mogelijk de regeering zou overnemen der hun afgestane Nederlanden. Smartelijk beklaagde
300
zich Philips dat hij deze gebeurtenis niet mocht beleven; bet berouwde hem wellicht, niet vroeger dat huwelijk te hebben voltrokken. Het voortduren des oorlogs in de Nederlanden was een immer brandende wonde in zijne ziel. En in deze laatste oogenblikken bad en bezwoer hij zijne geliefde dochter, niets te verzuimen om het geloof en den roomsch-katholieken Godsdienst in die landen ongerept te bewaren, en dienzelfden wensch uit zijnen mond aan haar toekomstigen echtgenoot mede te deelen. 39)
De beide kinderen kusten de uitgeteerde hand des vaders, ontvingen zijn zegen en zagen hem nimmer weder.
Toen maakte de koning in de grootste kalmte ein helderheid van geest de voorbereiding tot het oogenblik van sterven en ter begrafenis, bestelde de maat voor zijn doodkist, verordende de omwikkeling des lijks, en was tot in de kleinste bijzondèrheden op welvoegelijkheid en edele eerbaarheid bedacht. Een klein kruisbeeld, dat zijn keizerlijke vader stervend in de hand gehouden had, zou ook hem in de laatste stonde denzelfden dienst bewijzen; en ook de kaars welke den stervenden wordt toegereikt, gewijd in de kapel der Moeder Gods op Monte Serrato, had hij sinds lang tot dat doeleinde bestemd en bewaard.
Op Zondag den 13den Sept. 1598, 's morgens tegen 3 uren- sprak Philips met een helder gelaat: „Nu is de tijd gekomen.quot; Een blijde glimlach rustte op zijne ten doode toe gemartelde trekken; geen spoor van geest-
301
verbijstering stoorde de volle harmonie zijner zielsaandoeningen. De aartsbisschop van Toledo werd geroepen om de gebeden der stervenden te bidden. Gedachtig welk eene persoonlijkheid, die weldra tot de wereldgeschiedenis zou behooren, op het punt stond in stof en asch te ver-keeren, zeide de kerkvorst tot den stervende; „Het is betamelijk, dat een vorst die geheel zijn leven het katholiek geloof, de roomsche Kerk en den heiligen Stoel zoo standvastig verdedigd heeft, ook bij zijn overgang naar het eeuwig leven, datzelfde geloof, diezelfde gehoorzaamheid aan de Kerk en den H. Vader openlijk belijde.quot;
En zijne laatste krachten verzamelend sprak de koning, zoo luid dat alle aanwezigen het konden verstaan: „Ja dat belijd ik; ja dat verklaar ik plechtig.quot; Toen verzocht hij, hem de lijdensgeschiedenis des Heeren, volgens het evangelie van den H. Johannes, voor te lezen. Met gloeiende godsvrucht kuste hij het kruisbeeld, hetwelk hij in de hand hield, en, tot in het geringste aan de half oostersche zeden zijns volks getrouw, plaatste hij het, tot teeken der hoogste vereering, op zijn met doodzweet bepareld voorhoofd. Nog eenmaal verhief hij zijne stem en sprak: „Ja, ik sterf als katholiek, in 't geloof en de gehoorzaamheid aan de heilige roomsch-katholieke kerk.quot; Nog slechts weinige ademtochten, geen angstige doodstrijd. Te 5 uren in den morgen vloden de laatste schaduwen des nachts daarhenen; stralend rees Spanje's morgenzon boven het Escoriaal en 't sombere Guadarrama-gebergte op; de
302
koning had zijn strijd volstreden en de monniken van van zijn lievelingsklooster baden voor de ziel van hun grootsten weldoener die het aardrijk verlaten had: „Heere, geef hem de eeuwige rust en het eeuwig licht verschijne hem ! Heere, dat hij ruste in vrede! Amen.quot;
Wel is het der moeite waard, Philips 11 op zijn ziek- en sterfbed een weinig nader te beschouwen; want slechts hier leert men nauwkeuriger het leven kennen van die gesloten borst. Ook voor ons allen, die thans nog het leven in volle kracht en gezondheid genieten, en daarom wellicht met ruwe onverschilligheid voor het beeld des dooden konings staan, — ook voor ons nadert eenmaal het oogenblik, dat hij zoo even heeft doorgeworsteld. Wel ons, zoo wij die stonde mogen beleven gelijk hij, hij de veelgehoonde!
In eene allocutie, door den H. Vader paus Clemens VIII na het ontvangen doodsbericht den 9den Okt. 1598 gehouden, drukt Z, H. er met recht op, dat de Kerk en de heilige Stoel een zwaar, een zeer zwaar verlies geleden hadden.
En inderdaad. Ongetwijfeld heeft Philips dikwijls in zijne politiek gedwaald, en den geest des tijds huldigend, wist hij zijne hand niet rein te houden van misdaden. Maar de geschiedenis moet van hem getuigen, dat hij zonder zelfzuchtige bedoelingen van verovering, zonder heersch- en hebzucht, zonder jacht naar zingenot, geheel zijn leven heeft doorgebracht in onverdroten en opofferend arbeiden voor het welzijn onzer H. Kerk en het behoud van Spanje, zijn dierbaar vaderland.
303
Doorgaans was zijn geest op het verhevene, groots en ideale gericht. Gelijk wij allen, was ook hij een zondaar; maar tevens was hij een Koning, en een christen Koning in de volle beteekenis deswoords.
AANTEEKENINGEN 1).
1) Biz. 5. Om hier niet te gewagen van de Papiers d'Etat du Cardinal Granvelle, door Ch. Weiss nitgegeven, de Documents historiques inedits, concernant Ui troubles des Pays-bas van Ph. Kcrvijn de Volkaersbeke, en veel andere oorkonden — bij uitstek verdienstelijk maakten zich de bel-gische archivaris Gachard en de nederlandsche bewaarde-van 't koninklijk huisarchief, wijlen Mr. Groen van Prinr sterer. De eerste, door 't belgisch gouvernement naar Frankrijk, Duitschland, Italië en Spanje gezonden, werd in het door Philips zelf aangelegde staatsarchief van Simancas toegelaten, en delfde daar en elders de rijkste schatten op uit Philips' schriftelijke nalatenschap, die hy in een zeer talrijke reeks van oordeelkundige publicaties algemeen toegankelijk maakte. Aaa hem hebben wij onder andere te danken de onschatbare Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-bas, publiee d'après les oriyinaux conserves dans les archives royales de Simancas, benevens de volledige Correspondance de Guülaume le Taciturne, etc. De verdiensten van den onvermoeideu uitgever der Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau zijn teu onzent en ook in 't buitenland overbekend. Beide gesehied-vorschers voorzagen hunne uitgaven met doorwrochte inleidingen, en ofschoon de eerste tot de liberale, de tweede tot de zoogenaamde anti-rcvolutionnaire j)artij behoort, staan ze toch te hoog, om van de heilige zaak der geschiedkundige waarheid eene partij-quaestie te maken. Hetzelfde zou ik niet durven zeggen van eenige pennevoerders in de Publications de la socieie' de Vhistoire de Belgique.
2) Blz. 11. ten einde de lezing te vergemakkelijken, geef ik hier een genealogische tabel der meeste personen , die herhaaldelijk in dit geschiedverhaal'wederkeeren. Ook de aanspraken van Philips en zijner mededingers op den troon van Portugal, zyn in'tkort op overzijde verduidelijkt.
De aangeduide bladzijden verwijzen naar den tekst en de daar geplaatste nninmers.
■1
ft
co
CD ó
306
3) Biz. 22. 'tLust me nopens deze luisterrijke en gulhartige inhuldiging hier op een stuk te verwyzen, dat eerst onlangs bekend is geworden. In zijne Hidoire des troubles religieux de Valenciennes (Tom. III p. 469) de stad, waar de Geuzen van 15 60—1567 zoo vreeselijk huishielden, gaf Charles Pail-lard iu 1876 een onuitgegeven Copie du serment de tres-haalt, tres excellent, et tres illustre prince Philippe, comme seul füz et unique héritier, pour futur seigneur et prince, de très-illustre et tres-sacrê empereur Charles, nostre souverain et naturel seigneur, faict le XVII? d'aoust anno XVe XLIV.
iTrès hault, tres excellent et trés illustre prince, vous jurez, si Dieu vous ayde et tons les saintz, et sur ces sainctes Evangiles, que vous asseurez ceste ville de Valenciennes, et le promettez a garder léalement, ensemble lés bourgeois et bourgeoises, masnyers et masnyères de ceste ville , aussy leurs corps et avoirs, taut dedens ladicte ville comme_ de hors, et les menrez par loi, et avez enconvent [convenu, promis], a saulver, garandir et maintenir les franchises, loy, usaiges et coustumes de ceste dicte ville, en la manière que vos très-nobles prédicesseurs contes de Haynault et seigneurs de Valenciennes le ont faict ancien-nement; et que la dicte ville, bourgeois et bourgeoises, masnyers et masnyères on ont usé et aconstumé; et ferez les ayuwes qui ont cours en ladicte ville tenir et acomplir, si avant que la loy d'icelle l'enseigne; meismement avez envonvent a tenir fermement les chartes et lettres de ceste dicte ville a de vosdis très-nobles prëJicesseurs contes de Haynault et seigneurs de Valenciennes, sans de riens faire ou aller au contraire.
Lequel serment fut faict par ledict très-bault, très-excellentet très-illustre prince, au rethour dela grant messe célébrée ledict jour en l'eglise St.-Jehan en ceste ville, sur les degree de la grant salie, en la salle-le-Conte en la presence tant de mens', le Révérendissime d'Arras [Granveile], monsr*
307
le conté de Lalaing [Charles de L. baron de Montigny, grand bailli de Hainaut], mons'. quot;Monbaret, président d'Estat, comme des Prévost, jurez et escevins, et pluisiers bourgeois de ceste dicte ville; et après icelay serment faict, ledict seigneur prince baisa la croix estant au missel, meismes tous les bourgeois, manans et habitans de ceste ville y estans, en kvant la main, fisrent serment réchiproque, etc., et ce faict, fut jeté au peuple certain bon norabre de pieces d'or et d'argent.
Desous estoit:
Ceste copie a esté coilationnée ïi Toriginal enregistré au livre noir, auquel sont les sermentz fais par les prédicesseun de sa Majesté, et trouvé conforme par moy, greffyer d'icelle ville, soubsigné.
Signé: P. Biseau, avec paraphe.
4) Blz. 31. In mijne studie, getiteld Johan- Lodewijk van Nasmu-Hadamar, schreef ik op blz. 36 het volgende: «'t Is genoeg bekend, en deu aandacbtigen geschiedvorscher, die 't weten wil, is 't duidelijk, dat in vele streken van Europa de volken protestant 2ijn geworden, zonder dat zij 't zelf wisten of ten minste zonder dat zij er een klaar be-wustzijn van hadden. Men had den helaas! onwetenden lieden gepoogd diets te maken, dat ze door 't omhelzen der hervormde begrippen de aloude leer niet verzaakten, maar zuiverden. Aldus b. v. werden in Zweden de trouwe T)ale-carliërs door Gustaaf Wasa verschalkt, dien zij op den troon hadden geholpen; zoo stonden de katholieke IJslanders op een goeden morgen verbaasd, dat zij Lutheranen waren geworden. Zoo ging het in Duitschland schier overal. Men had zich dan ook vaak, vooral in Denemarken, gedwongen gezien de aloude kerk-ceremoniën by te behouden. gt;In Dantzig — zoo verhaalt de evenoude kronijkschrijver Bernt Stegman — werd het volk om zijn geloof bedrogen; dertig jaren lang liet men den schijn van katholieke godsvereering
308
voortbestaan: toen eerst vond men geraden het laatste masker te laten vallen.quot; — Een gevolg daarvan was, dat de eerste generatie der Hervormden — ik spreek hier niet van de hoofden en de drijvers — zoo los, zoo onvast, zoo wankelend was in hare overtuiging en zoo lichtelijk tot de K. K. Kerk wederkeerde, toen mannen, gezond van leer en streng van tucht, door woord en voorbeeld de sluimerende tradities wisten op te wekken. Onze zalige landgenoot, Petrus Canisius, deed wonderen in de Oostenrijksche landen. Boheme was schier geheel protestantsch geworden , en onlangs heeft Hugo Lammer in zijne Melematum Romanorum mantissa een schrikwekkend tafereel daarvan opgehangen naar de berichten van een tijdgenoot. Na de nederlaag des winterkonings en zijner soldenieren op den Wittenberg bij Praag, behoefden de door keizer Ferdinand II gezonden Jezuiëten noch dwang noch geweld, om de Boheemsche erflanden weder te verzoenen met de moederkerk. »De victorie van Praag en de goedortierenheydt van den keyser Ferdinandus — zegt de lieflijke patel- Poirters in d'Eerste eeuwe der Societeyt Jesu — en heeft er ons niet alleen weder ingebraght, maar ook met de bedieninghe van de Univer-siteyt, en de vermeerderinghe van verscheyden collegiën vereert.quot; Hetzelfde geschiedde zonder tegenkanting van binnen , toen het zwaard den katholieken Maximiliaan van Beieren in 't bezit had gesteld van Heidelberg en de Palts: ook daar lag Rome nog altijd op den bodem der harten. — Iets dergelijks had plaats in de Nassausche landen, toen Jan van Nassau-Hadamar en de jongere Jan van Nassaa-Siegen tot het geloof hunner' vaderen wederkeerden.quot; Dat ware ongetwijfeld ook in Engeland geschied, zoo Philips en Maria tijd en gelegenheid hadden gehad , om dezelfde middelen van redelijke overtuiging te gebruiken.
5) Blz. 32. De lof, door Baumstark hier geschonken aan Reinald Pole of Pool of Polus, kardinaal aartsbisschop van
309
Kantelberg , is alleszins verdiend. Deze werd in Maart 1500 te Stowerton-Castle in 't graafschap Stafford geboren, en was vermaagschapt nan de koninklijke familie door zijne moeder Margareta, gravin van Salisbury en dochter des bertogs van Clarence, die een broeder was van Eduard VI. Na 't voltrekken zijner studiën te Oxford, begaf hij zich naar Italië, vertoefde 5 jaren aan de Universiteit van Padua en won er de vriendschap van Bembo, Sadoletus en andere voortreffelijke mannen zijns tijds. Na vervolgens Venetië, Rome en Florence bezocht te hebben, keerde hij naar Engeland weder, waar Hendrik VIIl vruchtelooze pogingen aanwendde om hem over te halen tot goedkeuring van zijn overspel met Anna van Boliju. Toen het aanbieden der bisschopszetels van Winchester en York niet baatte, wilde hem de wellusteling met een dolk doorsteken, waarop Pole naar Avignon en vandaar naar Italië vertrok. Door den koning opgevorderd om zijn geestelijke oppermacht over de Anglikaansche kerk te erkennen, weigerde hij standvastig en werd door den geweldenaar van al zgn inkomsten beroofd. Paulus III schonk hem den kardinaalshoed en benoemde hem tot zijn legaat in Frankrijk en Vlaanderen. De bloeddorstige woesteling stelde nu een hoogen prijs op zijn hoofd, en liet zijne moeder en haat broeder lord Mon-taigu gerechtelijk vermoorden. In 1549, bij den dood van Paulus III, die hem met het voorzitterschap te Trente belast had, ware Polus tot Paus verkoren, had eigen onbaatzuchtigheid het niet verhinderd.Teruggetrokken in een benedictijner klooster te Verona, werd h$ door Julius III in 1553 tot apostolisch legaat in Engeland benoemd en spoedig daarna tot aartsbisschop van Kantelberg: zijne bemoeiingen zijn door Baumstark uiteen gezet. Toen hij den dood der koningin vernam, werd hij diep geschokt, omhelsde een kruisbeeld en riep uit: Domine, salva nos perimus! Salmtor mundi, salva ecclesiam tuam ! Hij overleed den 18 November
310
1558, daags Ba de koningin, en werd in de St. Thomas kapel te Kantelberg begraven. Polus is een der reinste gloriën van de katholieke kerk in de dagen der hervorming.
6) Blz. 40. Over de natuurlijke zachtaardigheid van Philips' karakter, die volgens des Zwijgers Apologie (1580) • geen voncksen heeft gehad van oprechte en de goede affectie tot desen landenquot; herleze men blz. VIII en IX der voorrede. In vroegere dagen reeds had Oranje — zelf zich zelven weder-gelegd, toen hij in zijne memorie aan de Staten van Utrecht ten jare 1566 schreef: «Sa Majesté accroistra par la la bonne renommee, qu'elle a eu toute sa vie d'estre prince beningquot; [Groen's -Arch. II 443], toen hij in zijne memorie aan Keizer Maximiliaati II zich uitte (1568): gt;les farears et la tyrannic d'Albe sont ëvidemment contraires aux intentions de sa Majesté, trop célèbre par sa douceur et sa bonté pour que de pareilles horreurs eussent pu entrer dans son coeur et dans sa penséequot; (Supplém. aux Archives p. 93). Niet anders sprak Oranje's vriend en tijdgenoot, de rechtschapen protestant Eranijois de la None {Discours politique^ et mili-taires Ed. de Lyon 1595 p. 566:) iSa Majesté catholique, qui est douée (ce dit-on) de grande débonnaireté et en fait journellement des preuves en plusieurs.quot; Zoo oordeelde een aantal katholieke en onkatholieke tijdgenooten , die niets van den Koning te vreezen of te verwachten hadden. Zoo oordeelde en zoo oordeelt nog — een Caatelar of OIozaga uitgezonderd — het gansche Spaansche volk over Philips «den rechtvaardige en goedhartige.quot; Weinigen hebben zooveel recht laten wedervaren aan dat karakter van Philips, als de uitgever der Archives. Tegenover den hartstochte-lyken Motley, volgens wien Philips imeende dat het zekerst middel om den hemel te winnen, was, zijne Staten tot een hel te makenquot; heeft onlangs myne goede vriend W. Wilde, in zijn pittige stndie J. L. Motley en zijne 'portretten, het met -bewijzen gestaafde oordeel van Mr. Groen gesteld.
311
Zie de Studiën op godad. wetenschap, en letterL gebied, 8e jaarg. IX b\z. 75—80.
7) Blz. 70. Baumstark heeft hier de kern der zaak over de spaansche inquisitie — want van deze spreekt hij — samengevat. Fraaie declamaties over gepleegde wreedheden, en romanachtige verhalen over onderaardsche kerkers, San-benitos, folteringen en folterende monnikken moeten hier buiten rekening blijven. Door de eenheid des geloofs te bewaren heeft Philips het spaansche schiereiland gevrijwaard van de rampen, die Frankrijk troffen sinds den dood van Frans II tot aan Hendrik IV; van de jammeren, die onze vaderen geleden hebben gedurende den zoogenaamden 80-jarigen oorlog; van de gruwelen des 30-jarigen oorlogs, die Dnitschland in een woestenij herschiep; van de menschen-slachtingen door Elisabeth en Cromwell aangericht, en bekroond met een koningsmoord. Terecht schrijft dan ook Groen handelend over 't geloofsonderzoek in de Nederlanden: «En refusant d'admettre l'exercice d'une autre religion que la sienne, le Boi agissait conformëment au droit public de cetteé poque. Un tel refus était son droit. La publicité des prêches eüt été una concession énorme (on peut en juger par I'imprcssion que les prêches publics en I566firent meme sur l'esprit des seigneurs, qui favorisaient la Reforrae. Le prince d'Orange he les aimait point....) on n'en trouve guères d'exemple, si ce n'est en France en 1561, et encore ce fut le signal de la guerre civilequot; verg. bl. 285 hierboven.
Dit belet niet dat de spaansche inquisitie soms, als politiek werktuig, door de spaansche koningen, in weerwil van Rome, misbruikt is.
8) Blz. 73. Hoe gelukkig Elisabeth aan de zijde van Philips was, büjkt uit den brief, dien zij in 't eerste jaar van haar huwelijk aan hare moeder Catharina van Medicis schreef: «Vous dirès-ge, madame, que sy se n'estóit de la bonne compaignie ou je suis en se lieu, et l'heur [le bonheur]
312
que j'ai de voir tous les jours le roy mon seigneur, je trou-verois se lieu l'un des plus facheux du monde? Mais je vous assure, madame, que j'ay un si boa mari et suis si heureuse que, quant il le seroit cent fois davantage [quand le lieu même serail cent fois plus facheux] je ne m'y fache» rois pointquot;. In 1565 meldde insgelijks St. Sulpice, de gezant van Karei IX te Madrid, aan Elisabeth's moeder; gt; Ik kan u verzekeren, mevrouw, dat de koningin, uwe dochter, het grootste genoegen smaakt, wegens de volmaakte genegenheid , die haar steeds inniger aan haar- echtgenoot verbindt ; hij toont haar 't onbepaaldste vertrouwen, en is zoo hartelijk teu hareu opzichte als men maar verlangen kan. De koning zegt, dat het verlies van Elisabeth voor hem 't grootste ongeluk zou wezen, dat hem overkomen konquot;.
Ook kon Elisabeth onmogelijk schrijven gelijk zij den 19 Januari 1568, daags na de inhechtenisneming van Don Carlos, aan den Fransclien gezant de Eourquevaux geschreven heeft (zie bladz. 120 en 121 hierboven), zoo er een ongeoorloofde minnehandel tusschen haar en Doc Carlos bestaan hadde. Eindelijk getuigt dezelfde gezant, die bij Elisabeth's sterven in 't paleis was, dat »de koningin tot haar man sprak recht hartelijk en christelijk.... met nog andere woorden, die het hart van een goed echtgenoot moesten treffen, zooals de koning voor haar wasquot;. (Verg, blz. 283 en 284 hierboven). Hoe is zulk een teedere verslandhouding te rijmen met de verstandhouding, welke Oranje's Apologie als publiek veronderstelt tusschen Philips en andere vrouwen?
9) Blz. 81. Ik deel hier het oorspronkelijke van Diet-richstein mede, door Baumstark in den tekst geplaatst.
•Die Information, so ich bisher hab, ist schlecht genueg. Der printz Hispani sol von Angesicht wais und guter Fat-zionen sein, awer gar blaher Farb, die ain Schulter oder axl hoher dan die ander, den rechten Fues kürtzer dan den linken, stamlet et was mid der red. In vilen erzaigt er ain
313
guten verstand, herwider in anderen iat er noch so kin-disch als ain kint von siben jaren, redt gern und fragt urab alle Ding, aber mit kainem jadicio oder in nullum fmem, mer aus gewonheit als sunsten. So hat man bisher nit merken kundten, das er zu etzwas guten geneigt, oder sunsten nit abnemen mogen zu wo er ain lust und inclinirt, als allain zum ossen, und also ist er so geitig und so vil, das nit davon zu sagen, und wan er erst gessen, so as er von newen wider. Solclies überessen sei ain ur-sach aller seiner sbaheit, und tregt des meniglich besorg, er werde nit langer leben khinden bei dem wesen. ünd braucht sich kainer üebung nit. Was er im fürnimbt, das wil er das fort ge, und last im sein willen nit brechen und ist doch die vernunftnitalso, daserzuunterschei-den wusste unter dem, was recht und unrecht, schadlich oder nutz ist, was acondicionado al possibile unsauber.....
Andere Leut sagen, das er sag, er wöll das ime die so er zu ainem weib nem, jungfraw sint. Vil mainen, das er so gar pudico und mal acondicionado, bescheh aus dem, das er ein gros gemuet, und dameben sieht das sein Vater so gar seiner nit acht und er so gar nix vermag; sey halb verzweiflet, so sey auch vil versaumbt worden, das er nit anderst erzogen , den seine naturalia sein guet, so sey er auch , wie er khliner , nit also gewest.quot;
10) Blz. 83. Oorspronkelijke tekst van Dietrichstein :
«Von angesicht ist er zimblich wol gestalt, hat khaine bose Faktion, ain braun lats Haar, mediocre caput, nit sunders hoche stiern, grawe augen, ain mittelmassige Lefzen, ain langelen khin, und angesicht gar blah, schlecht nit aus dem österreichischen geschlecht, nit prait von axl, von Leib auch nit gros, der ain axl holier ain wenig als die andere, aingebogene Brust, unter der schultern herab schier gegen den magen ywer ain pukhele, den linkhe fues auch urab
14
314
ain gutz lenger dan den rechten, und braucht die gans recht seiten ybler dan die linkhe, zimblich stark schenkhhel, awer ybel proportioniret, und schwach auf den schenkhel; hat gar aine klaine und subtile stimm, die red khumbtim anfangs was schwer an; das ers mues herausdruckhen, pro-nnnziret das r und 1 ywel, awer in Summa redt, was er wil und das man ime dennoch zimblich ver sten,
fAllerdingsseies wahr, dass Don Carlos ain presthafter, schwa-eher Herr, awer hinwiderum eines mechtigen khönigs sun.quot;
11) Biz. 118 en 124. Over't zoogenaamde protestantisme van Don Carlos is, beha've de verzekering van den vader zelf, allesafdoende het getuigenis van een der secretarissen van PJiilips: 'tis bekend dat de koning het grootste vertrouwen in hen stelde. De Duitsche geheimschrijver Pfintzing schreef aan den Paltsgraaf Wolfgang: tEr gaan, hoor ik, in Duitschland veel vreemdsoortige geruchten over de op-luiting van den prins en inzonderheid, dat Zijn Hoogheid
swegens geloofszaken is gevat: ik kan u op mijn eer en trouw de verzekering geven, dat dit gansch ongegrond is, maar dat vaderlijke bestraffiag om geheel andere oorzaken is beraamd ; veel daarover schrijven vermag ik nietquot; (Groen's Archives III p. 195). Ook don Juan de Zuniga, de gezant te Kome, schreef den 3den Sept. 1568 aan Philips, dat zijn heiligheid Pius V met genoegen had vernomen »dat Don Carlos gestorven was als een goed katholiek vorstquot;. Arch iv. v. Simancas.
12) Blz. 125. De Apologie des Zwijgers beweert niets minder, dan dat Don Carlos een «onecht kindquot; was, en tevens dat de vader izijnen eygenen sone ende erfghename soo onraenschelic ende onghenadelic vermoortquot; heeft. Om er meer kleur bij te zetten worden d'Espinoza, Eboli en Bri-viesca de Munosones,. met het proces der troonsopvolging belast, eenvoudig in «dry ofte vier monickenquot; herschapen. Zulk eene voorstelling werkte op de domme menigte!
315
13) Biz. 132. Een samentreffen van Philips met zijn stervenden zoon had zeer noodlottige gevolgen kunnen hebben. Ieder katholiek priester, die eenige ondervinding in den biechtstoel opgedaan en daar de hevigheid sommiger hartstochten heeft leeren kennen, zal aanstonds inzien dat de verstandige biechtvader, Fra Diego de Chaves, reden had om een samentreffen van vader en zoon te voorkomen , ten einde den nu kalm en godsdienstig gestemden Don Carlos, in dat voor de eeuwigheid beslissend oögenblik, niet uit Bijne goede stemming te brengen. Dat Philips, ongezien, den vaderlijken zegen gegeven heeft aan zijn ongelukkig kind, schijnt zeker te zijn. Ook de Falloux verhaalt het in zijn His to ire de Pie V chap. XIV.
14) Biz. 134. Dè fransche kolonel Bory de Saint-Vincent, in 1812 deel uitmakend van den generalen staf van maarschalk Soult, had van de gelegenheid gebruik gemaakt, toen de fransche troepen het Escoriaal bezet hielden , om de grafsteden der spaausche koningen te bezoeken. «Nous nous hatames — zoo schrijft hij — de chercher don Carlos, fils de Philippe II, et nous le trouvames bientót a son rang de date, a la même hauteur que les precedents, da petit coté opposé amp; l'entrée. La bière avait échappé a 1'Anglais, qui probablement n'avait pas lu saint-Eéal. Aussi, quand nous voulümes y toucher, le conducteur jeta de grands cris; il voulait s'en aller, emporter la lumière, fermer le caveau, en protestant qu'on le tuerait plutot que de toucher a son seigneur I'infant: on ne le tua point, on le laissa dire, on s'empara de la lumière et des clefs, et Ton essaya d'attirer le cercueil, qui fut trouvé aussi pesant que les autres avaient paru légers; 11 fallut même renoncer a l'óter entièrement de sa place, dans la crainte de ne pou-voir I'y remettre. Q.uand nous I'eumes, avec bien de la peine, tire aux deux tiers, et que nous l'eümes, du coté de la tête, fait soutenir par notre Espagnol, qui avait enfin
316
pris son parti sur ce qu'il ne pouvait empecher, noas re-connumes que le dessns avail ete enlevé anciennement et grossièrement recloué; il ne fut très-difficile de le decouvrir de nouveau. Au lieu d'une belle momie, v êtue comme celles que nous venions de voir, nous j trouvames de la ohaux compacte, dont la surface inégale était dure et rocailleuse. Cette chaux avait été enlevée en quelques endroits comme pour rechercher en dessous des traces du corps, qu'elle fut sans doute destinée a rendre méconnaissable, et, en eiïet, on était venu a bout d'en decouvrir quelques parties. Ea arrachant d'autres morceaux de cette substance, nous trouvames des ossements et des lambeaux de peau ou de chair rëduits a la consistance de vieux chiffons. Voila tout ce qui reste du farouche et malheureux Don Carlos. Voulant vérifier si la tete manquait (c'était le point essentiel), je grattai promptement avec mon couteau du cote oü je devais la trouver, si elle existait, et je la de-couvris après de légers efforts. Elle était méconnaissable; les téguments en avaient eté entièrement détruits sur le frontal et le parietal, que je mis a nu: mais beaucoup de cheveux sont très-bien conservés, quoique devenus rougea-tres et cassants. — Nous nous préparions a dé barrasser le cou de toute la chaux, qui I'encroute , afin de voir dans quel ëtat il se trouverait, et si la colonne vertebrale serait intacte: c'est tout ce que nous pouvions espérer avoir échap-per a la corrosion, lorsque Tune de mes ordonnances vint nous avertir que l'armée ne s'arrêtait point. II fallait pour-suivre des succes: nous repoussames Don Carlos a sa place, et montames a cheval pour recourir après les Anglais....
üit een stuk, ten jare 1795 aan den Madridschen professor Paseual de Gayangos, en door dezen aan Prescott, door Prescott aan Gachard medegedeeld en door den laatste in de Bulletins de VAcadémie royale de Belgique geplaatst, blijkt «dat het quot;hoofd van Don Carlos vereenigd is met het lichaam, dat hij dus niet onthoofd werd door den vader, dat het
317
lijk geen andere teekenen van gepleegd geweld draagt, dan welke door den tijd zijn aangericht.quot;
15) Blz. 136. Aan 't slot van dit meesterlijk uitgewerkt hoofdstak over »vader en zoonquot; geef ik een kort overzicht der verschillende lasteringen tegen Philips uitgebracht. De eene beweert dat aan Carlos een vergiftigde soep werd voorgezet [Da Thou, livr. XLIII]; de andere dat men hem langzaam werkend vergif toediende (Llorente, Histoire de Vinquisition III p. 172); een derde verhaalt dat hij door slaven werd gewurgd (Pierre Matthieu, Histoire de France sous Franqois I. 1731,1 p. 305); een vierde wil dat men hem verstikte (Brantome, Vies des grands capitaines I, p. 126); eenigen hielden zelfs staande, dat het hoofd van don Carlos in de doodkist (die zij zeker niet gezien hadden) nog tus-schcn de beenen lag. Hij moest dus wel onthoofd zijn! — Ook hier geldt ongetwijfeld : non erant convenientia testimonia eorum. Verg. Gachard's Don Carlos II pag. 623.
16) Blz. 146. De schijver zal hier bedoelen: Don Luis Zuniga y Eequesens.
17) Blz. 152. Het besluit van Philips III, waardoor de Moriscos uit Spanje verbannen werden, is gedagteekend van 1610. In 1615 kwam het tweede gedeelte van Don Q,ui-jote voor het eerst van de pers, en daar is het dat Cervantes de zaak bespreekt. Men ontmoet onderweg een verbannen Moor, die uog eens even in 'tgeheim terug komt in Spanje, om ergens een begraven schat te gaan opdelven. Dien Ricote nu voert Cervantes sprekend in, en dat hij dien man de woorden in den mond legt, zal wel moeten beduiden: tde zaak is zoo duidelijk, dat de Mooren zelf moeten bekennen: de koning handelde verstandig,quot; Thans volgen de letterlijke woorden:
.....Want ik zag zeer goed in, en alle de oudsten onder
ons zagen het ook wel, dat die afkondiging niet maar een dreigement was, zooals eenigen zeiden, maar wel wezenlijk
318
een wet, die op den bepaalden tyd zou worden in werking gesteld: te meer werd ik gedrongen dit voor waar te houden, omdat mij zeer goed bekend was, welke verderfelijke en onberaden plannen de onzen koesterden, en wel van zulk een aard, dat het mij voorkomt, dat het eene goddelijke ingeving was, die Zgne Majesteit bewoog zulk een manhaftig besluit uit te vaardigen. Niet dat wij allen schuldig waren; want er waren eenige standvastige en ware Christenen onder: maar zoo klein in getal, dat het niet in vergelijking kan komen met dat dergenen, die het niet waren; en het was geen zaak de slang in den boezem te kweeken, de vijanden in huis houdende. Om kort te gaan, met recht en reden werden wij met ballingschap gestraft, lief en aangenaam naar het gevoelen van sommigen, maar zoo als het ons voorkomt de allerverschrikkelijkste straf die men ons geven konquot;.
18) Blz. 155. Bij deze gelegenheid verwijs ik naar een werk, dat ten onzent weinig bekend schijnt, en toch kostbare documenten bevat over Spanje's toestand in 't algemeen en zijti koning in 't bijzonder. In de HUtoire du père Biba-deneyra disciple de saint Ignace, par J. M. Prat kan men lezen, met hoeveel vrijmoedigheid en overschrokkenheid die vertrouweling van den kardinaal Gaspar Quiroga en boezemvriend van den hertog van Feria, de onbewimpelde waarheid dorst spreken tot koning Philips , die wel niet altijd zijn raad opvolgde maar, zonder gebelgd te worden, belangstellend naar hem placht te luisteren.
19) Blz. 164. De duische tekst zegt hier juist het tegenovergestelde van 't geen de schrijver blijkbaar bedoelt: in de vertaling is de bedoeling des schrijvers, niet zijn letterlijk woord weergegeven.
20) Blz. 168. Eeeds op blz. IX der inleidende voorrede heb ik de aandacht bevestigd op voorgaande bespiegelingen van Baumstark over Spanje's rassen val. Hij zelf geeft de vrees te kennen dat izijne bemerkingen aanstoot geven kunnen en
319
zullen bij veel voortreffelijke katholiekenquot;. De Stimmen aus Maria-Laack (IX p. 341), die overigens den hoogsten lof toezwaaien aan zijn arbeid, teekenen dan ook op deze plaats aan: „So ist seite 13» von dem um sich greifenden Krebs-schaden Spaniens die Rede , worin er ober hesteht, toird ziemlich dmkel gelassen.quot; Wil Baumstark eenvoudig zeggen corruptio optimi pessima, dan beeft hij ontegenzeggelijk gelijk, doch hier blijft steeds de vraag onbeantwoord : heeft dat plaats gehad ia Spanje? Op Frankrijk onder Lodewijk XIV, die van den uitwendigen luister van't Katholicisme of liever Gallicanisme een werktuig zijner politiek wilde maken, zijn Baumstark's bedenkingen meer toepasselijk.
Hoe vrij onze, anders zoo voortreffelyke, schrijver soms is in 't uiteu zijner persoonlijke gevoelens is nog onlangs gebleken in zijn jongsten arbeid, getiteld Fegfeuer-Ge-sprache — Neue Folge.
21) Blz. 176. In de stad Douay, die tot Waalsch-Vlaan-deren behoorde, slichtte Philips in 1562 een katholieke Universiteit ten gunste zijner Nederlandsche onderdanen, die de fransche taal gebruikten. Behalve de nieuwe leerstoelen voor dogmatiek en kerkelijk recht aan de Leuvensche universiteit, grondvestte hij daar in 1579 het collegium of seminarium regium, waarvan Jacobus Streyen, de verdreven bisschop van Middelburg, ten jare 1586 de eerste president werd.
22) Blz. 178, Deze karakterschets van den Zwijger is zeker met geen water en melk geschreven. De katholieke Baumstark en de rationalist Matthias Koch, in zyn bekende Unterm-chungen, stemmen vrij goed overeen: zo maken van Oranje een soort van vleeschgeworden Satan. Ik hel over tot het gevoelen van Dr. Nuijens, waar deze in de voorrede der hollandsche bewerking van M. Koch's onderzoek schrijft: «In Willem van Oranje ziet hij de verpersoonlijking van alle ondeugden. Bij de beoordeeliog van dien historischen
320
persoou schijnt hij al te vaak te vergeten dat het mensehe-lijk karakter steeds complex is; dat iemand uiterst zelden altijd uit zelfzuchtige oogmerken handelt; dat bij den grootsten egoïst naast de koelste zelfzucht toch de edelste gevoelens eene plaats, zij het ook dikwijls eene ondergeschikte, kunnen vinden, dat hetgeen men soms aanvangt uit berekening, voleind kan worden uit overtuiging; wat meer is, dat maar al te vaak de overtuigingen trapsgewijze omgezet worden door de werking van de omstandigheden, even als sommige lichamen onder zekere invloeden eene scheikundige wijziging ondergaan, alhoewel zij dezelfde bestanddeelen houden.quot; Wat echter het godsdienstige betreft, blijf ik bij hetgeen ik daarover geschreven heb {Volks-Alm. v. Ned.-Kath. 1875 blz. 11): iDe anders zoo rijkbegaafde Willem van Oranje was waarlijk geen Judas Maccabeüs, maar veeleer nog, gelijk de meer dan rondborstige Dr. J. van Vloten hem noemt, een radicaal op godsdienstig gebied, die zijn tijd drie eeuwen vooruit was gestreefd , en zich even lief van de Katholieken als van de Lutheranen of Calvinisten zou bediend hebbeo tot zijn'politieke inzichten, indien de eerste der drie groote godsdienstige partijen even stoutmoedig en bruikbaar tot zijn doel geweest ware als de laatste. Ja, liever nog had hij de drie krachten tot eene kracht vereenigd, ter ver-wezelijking van zijn eigen staatkundige plannen.quot; Ik geloof dan ook dat de oud-testamentarische opvatting, die Oranje in een Mozes, Josua, Gideon of een der Maccabeërs wilde herscheppen, met Groen ten grave is gedaald.
23) Blz. 179. Kort voor zijn vertrek verklaarde Philips, den 9^eI, Aug. 15 59, aan de Slaten-generaal, dat hij op een verzoek ter verwijdering der Spaansche troepen eigenlijk niet bedacht was geweest, anders had hij voor zijn afreize er in kunnen voorzien. Niet alleen echter omdat hij de achterstallige soldij, 25000 dukaten, niet betalen kon, maar ook en vooral ook met het oog op 't altijd woelige Frankrijk,
821
wilde hij zijn beproefde spaansehe voetknechten ter verdediging zijner uederlandsehe onderdanen achterlaten, en wijselijk verzekerde hij aldus de zuidelijke grenzen tegen een mogelijken inval. Want Frankrijk, ofschoon tot vrede gedwongen, bleef in hevige gisting verkeeren , vooral door 't indringen der hugenooten. Daar er nog geen inlandsche troepen in de Nederlanden zelf geworven waren, wilde Philips door zijne Spanjaards beletten, dat de verwarring uit Frankrijk naar de Nederlanden oversloeg. T)e Zwijger zelf dacht immers in 1560 niet anders over zijn eigen prinsdom Oranje, toen hij aan de landvoogdes schreef, dat twat hem betreft — wien het ten hoogste leed doet, dat de ketterij zulken voortgang maakt en dat hij niet naar goeden wil alles spoedig zal kunnen verhelpen (dat weet God, Mevrouw I) ook omdat Frankrijk geïnfecteerd is, — hij verlangt [voor zgn prinsdom Oranje] hulp der pauselijke troepen uit het naburige Avignon.quot; — Over de terugroeping der Spaansehe troepen schreef de goede Philips aan Granvelle in 1559 : » Mochten na allen [in de Nederlanden] erkennen, met hoeveel hartelijke toegenegenheid ik voor hunne belangen zorg, daar ik om hen te vergenoegen, in 't vertrek der Spanjaarden bewillig , wat, naar ik vrees , mij tot groot nadeel zal verstrekken .. . ten minste zal ik de voldoening smaken , dat ik mijnerzijds gedaan heb, wat een goed vorst zijnen onderdanen verschuldigd is t (Papiers d'Elat V, 673 en VI, 145—150.)
24) Blz. 180. De Spanjaard Thomas Armenteios, om zijne veilheid en schraapzucht Argenteros bijgenaamd, werd in Augustus des jaars 1563 door de landvoogdes, in zake van Granvelle en der edelen , naar Spanje gezonden. Na zijne terugkomst werd hij een schaamteloos werktuig in de handen der grooten. De getrouwe Alonzo del Canto schreef daarover in 1566 aan Philips: gt; de landvoogdes gelooft alles wat de Heeren zeggen, omdat ]z\j zich door Armenteros
322
laat regeeren, die hun tracht te believen om des te beter te kunnen stelen ea zijne beurs te vullenquot; (Gachard Corr. de Phil. T. I p. 398). Bij zijn vertrek uit de Nederlanden had hij, zegt men , meer dan 70000 dukaten bijeen geschraapt.
25) Blz. 184. Pra Lorenzo de Villavicencio, een Augustijner Eremiet, was de zielenherder der te Brugge gevestigde Spaansche factorij. (Zie over hem Gachard Corr. de Phil, Introduction), De Calvinisten beoordeelde hij zeer juist, maar in zijn vonnis over sommige nederlandsehe grooten, ouder andere Montigny en Egmond, is hij niet geheel van overdrijving vrij te pleiten. Blijkens de brieven der H. Teresia [Bouix III p. 53] werd hij in 1579, met den bovenvermelden (blz. 154) Don Luis Manrique, door Philips naar Rome gezonden om, als assessor van deu apos-tolisehen nuntius, de kloosterhervorming der H. Teresia bij den Paus te verdedigen.
26) Blz. 186. Baumstark legt hier den vinger op een brandende wond. Van geen vlek kunnen de Oranje-vergoders hunnen held zoo moeielijk rein wasschen als van de hier aangeduide. De zin der onderhandelingen, ten jare 1573 door Lodewijk van Nassau, op naam van Oranje, met koning Karei IX gevoerd, heeft Dr. Nuijens kort en goed in zijne Geschiedenis der beroerten (II 2. blz. 162) samengevat: «Beschouwt men de voorstellen van Lodewijk van Nassau en van Oranje niet met een oog, dat uit voorliefde met blindheid is geslagen, dan ontwaart men dat Lodewijk alle nederlandsehe gewesten aan den erfvijand, Prankrijk, wilde overleveren, mits deze slechts den oorlog verklaarde aan Spanje en den Kalvinisten vrijheid (dat beteekent uitsluitende heerschappij) van hunnen godsdienst gaf; dat Oranje alle Nederlanden aan den franachen koning wilde overleveren, uitgezonderd Holland en Zeeland; dat hij ook deze gewesten afhankelijk van* en schatplichtig aan Prankrijk wilde maken j mits men
323
die onder zijne heerschappij (want op geen ander neder-iandsch heer kon het oog vallen) plaatste.... De politiek van Willem III veroordeelt die van Willem t.quot; Nog erger wellicht is de reine vaderlandsliefde van «den vader des vaderlandsquot; op de proef gesteld tijdens de langwijlige onderhandelingen, gevoerd met Anjou iden verdediger der vrijheid.quot; De woordelijke tekst der geheime slotovereenkomst, zoo als die te Coutras den 29 Dec. 1580 werd onderteekend, is door Kervijn de Lettenhove in de geheime archieven der engelsche koningin Elisabeth te Hatfield teruggevonden en voor een paar jaren aan de Koninklijke Academie te Brussel medegedeeld (Bulletin de Vac. d. scienc. T. XXXII, 1871 p. 357). Het stuk is te merkwaardig om hier achterwege te blijven : wij onderschrappen de hoofdpunten. «Nous, Fransois, due d'Anjou, en ratifian la promesse que nostre cher et bien-aimé le sieur des Pruneaux a fait a mon cher cousin le prinse d'Orange, le neufiesme d'aout dernier passé, prometons audit sieur, tantost que les estas nous auron choues/y (choisis) pour prinse souverain de tous les Païs-Bas, nous emploierons nostre autorité anvers les peuples pour recompanser ledit sieur prinse et 1'aquiter des grans deptes, dont il est hobli-gé en Allemagne pour la levée des armées, qu'il a conduites contre les Espagnols pour la délivrance dudit pais; et en outre a rezon des grans el incroïables travaux. portés par ledit sieur prinse, avecque les pertes des grans biens qu'il a soufert, nous acorderons et acordons dès a sete heure, que ledit prinse et ses houeurs [he'ritiers] demndans en drouete ligne demeurent prinses et seigneurs souverins de Hollande et Zelande et Uutrec et en géneral ce qui est des depandances dudit gouvernemant; prometons en foutz [foi\ et parole de prinse le mintenir et défendre anvers tous et contre tous sans au-cune exzansion, comme a ussy ledit prinse jure et promet de demeurer en bonne et ferme intelligance, communication, amitié saincte et parfaite avecques nous, nous faire a toutes
324
hocasion tres-humble servisse et •procurer an tout et partout Vadvauseman de nodre grandeur pardessus toutes chozes. Et en confirmatien de ce. .. . a Cotras, se 29 decembte 1580quot;. X)u3 zou de laffe Anjou «deu prins en zijne afstammelingen als heeren en vorsten over Holland, Zeeland, Utrecht en daarbij behoorende gewesten erkennen, en zijne grootheid bevorderen waar't maar zijn kon. 'De overige Nederlanden waren voor ces lubriqves el frauduleux Franqois,
27) Blz. 186. De schrijver spreekt hier van 200 edelen, 't Is bekend dat het getal niet nauwkeurig aan te geven is : het dobbert tusschen 3 en 4 honderd. De benaming van geuzen {gueux, bedelaars, schooiers) hun, naar men wil, destijds gegeven, vindt zijne rechvaardiging in de schulden, waaronder zij ten gevolge hunner verkwistende levenswijze en veelvuldige drinkgelagen gebukt gingen. De mankvoetige Philips van Baleuil hinkte de processie voorop.
28 en 29.) Blz. 187 en 194. 't Is waar dat Floris van Montmorency, baron van Montigny, reeds tegen Philips' zin in de kapittel vergadering van 1559 door de vliesridders in hunne orde opgenomen, niet in blakende gunst stond bij den vorst, doch hij was en bleef — wat men te Madrid ook denken mocht — steeds een katholiek van overtuiging. Zijn gewelddadige dood en niet minder de sluwe wijze, waarop die voltrokken werd in de vesting van Si-mancas, schijnt een der zwarte vlekken te moeten blijven, klevend op de nagedachtenis van Philips. Onze auteur, die anders niet zeer ingenomen is met Montigny, schrijft dan ook op blz. 287; gt;'tis mgne bedoeling niet, handelingen als de gevangenneming en terechtstellng van Montigny, ook maar in 't geringste te verschoonenquot; enz. De beste verklaring van Philips' handelwijze, die echter nog geen rechtvaardiging is, wordt door den schrijver aangegeven op blz. 270 hierboven. — Mocht het echter waar-
325
heid zijn, wat de spaansche geschiedschrijver Cabrera verhaalt, te weten dat Bergen en Montigny beproefd hebben Don Carlos te bewegen, zich naar de oproerige Nederlanden te begeven — dan laat Philips' onverbiddelijke gestrengheid zich eenigermate verklaren , dan had Montigny zich schuldig gemaakt aan hoogverraad en was, volgens den geest des tijds, den dood schuldig.
30) Blz. 204. Ware, bij gelegenheid van 't 3de eeuwfeest . der Pacificatie van Gent, het onderwerp niet uitgeput, dan zou 't hier de plaats zijn iets nader te zeggen overeen bevrediging, die de eenheid en vereeniglng aller nederland-sche gewesten onder een afzonderlijk bestuur ten doel had, maar door het drijven van eenige baatzuchtigen la grande duperie du XVIIe siècle geworden is. Groen van Prinsterer, zeker wel een onverdacht getuige, schetst aldus de houding des Zwijgers tegenover Don Juan {Archives V, Introduction p. XXXVIII). gt; Don Juan komt. Men stond op het punt hem te erkennen: de prins geeft geheel tegenovergestelden raad. Hy wi! niet dat men hem den titel van gouverneur-generaal toekcnne ; knoopt men onderhandelingen aan, hij dringt er op aan , dat men de wapenen ten minste niet aöegge. Hij gaat verder en aarzelt niet te verklaren dat men met alle middelen zich van zijn persoon verzekerd moest houden; want hunnen wij ons eenmaal van hem verzekeren , dan staat het vast dat xce zonder vergieten van een enkel druppel bloeds, zonder het volk te heiasten en te verdrukken, een einde maken aan dezen oorlog. — Don Juan kwam met een oprecht verlangen, naar het schijnt, om spoedig den vrede te herstellen. De prins zorgt er voor al zijn woorden en al zijn daden te lasteren, 'tls duidelijk dat hij aldus de Staten tot handelingen voeren wil, die hun geen terugtred meer vrijlaten.. .. Hij begunstigt de onderhandelingen met Anjou, ondanks den tegenzin der grooten en des volks. Hij raadt aan om troepen te werven. Hij laat een besluit
826
nemen ter afbraak der kasteelen.... Hij spaart niets om tot een volledige en onherstelbare break met Don Jaan te voeren.quot;
31) Blz. 211 en 217. De schoone studiën van den hoog-eew. kanunnik J. J. Futman op de spaausche literatuur, inzonderheid op Calderon en Cervantes, komen ons hier uitmuntend te stade en verdienen alleszins aanbevolen te worden. Op de blz. 21—24 van zijn Cervantes' reis naar den Parnassus deelt de schrijver Cervantes' heldendaden te Lepanto, naar diens eigen verhaal, mede. «Onze held was geplaatst aan boord van de galei Marquesca van Juan Andrea Doria, en lag, toen men den vijand voor zich had, benedendeks aan een hevige koorts. Nauwelijks echter verneemt hij het sein tot den aanval of hij snelt naar boven en staat, met de wapenen in de hand, op zijn post. Te vergeefs poogden kapitein en vrienden hem te overreden naar beneden te gaan. «Wat — was het fiere antwoord — wat zou men wel van Michael de Cervantes zeggen! Als braaf soldaat stond ik steeds waar ik staan moest, en dat zal ik ook nu doen met de koorts op het lijf. Beter is het vechtend voor God en koning te sterven, dan beneden weg te schuilen.quot; — De kapitein gaf toe. De gevaarlijkste plaats werd door Cervan -tes ingenomen en 12 vastberaden mannen, waarover hij 't bevel zou voeren, werden hem toegevoegd. De Marquesca kwam in 't hevigste van den strijd. Cervantes en de zijnen vochten als leeuwen. Lijken vielen om Cervantes heea, waarop liij, met twee kogels in de borst en een door de linkerhand, op het oogenblik der overwinning, machteloos nederzeeg. Hij werd te Petela, waar de deerlijk gehavende Marquesca op de helling moest, verpleegd en vervolgens in 't hospitaal te Messina dat hij niet dan in Maart van 't volgende jaar, en met verlies van den linkerarm verlaten kon.quot;
32) Blz. 230. Don Antonio van Beïa, prior van Crato
327
was een onecht kind van Emanuel's tweeden zoon Lodewijk en bouwde op die afstamming zijne aanspraken op den troon van Portugal. Hij overleed te Parijs in 1595, na afstand gedaan te hebben van zijn vermeende rechten aau koning Hendrik IV. Zijn zoon was de bekende Emanuël prins van Portugal, die in 't leger der Staten diende, de heerlijkste beloften van hen ontving en, ofschoon katholiek dat romantische huwelijk aanging met Emilia van Nassau dochter des -Zwijgers en Anna van Saxen, en eenige volle zuster van prins Maurits, die vruchteloos deze echtverbintenis poogde te verhinderen.
33) Blz. 241. Zoo het waar is, wat ik durf betwijfelen, dat Philips inderdaad openbare danJcgebeden heeft laten uitschrijven voor de geleden nederlagen, dan geloof ik met den schrijver dat hij, zijnde wie hij was, de grenzen van echten godsdienstzin werkelijk overschreden heeft. Daaruit volgt echter volstrekt niet, dat een Heilige de heldhaftigheid der deugd niet tot zulk een hoogte opvoeren kan. De verder in den tekst aangehaalde woorden schijnen mij niets gemeen te hebben met godsdienstige overdrijving.
34) Blz. 260. De Zwijger in zijn Apologie en Antonio Perez in zijne lasterschriften zijn de twee groote beschuU digers van Philips. Wie beider karakter en beider verhouding tot den Spaanschen koning kennen, zullen wijs genoeg zijn om hun getuigenis voor niet ontvankelijk te verklaren. Ook de altijd hartstochtelijke Motley meent Philips schuldig te moeten verklaren aan de «grofste onzedelijkheidquot;. Terecht heeft W. Wilde in bovenaangehaalde studie opgemerkt: «Het spreekt van zelf dat Motley altijd nauwkeurig, ook hier de bron opgeeft, 't Is een h. s. van Bodoaro; maar wat men daar leest, aangenomen dat het waar is, gaf, dunkt mij. Motley nog geen recht om te zeggen : he teas grossly licentious. Bovendien op een zoo teeder punt, waarin het gedrag van een vorst onmogelijk verborgen kan blijven, is voor mij
328
testis unus, testis nullus.quot; Zeker was Philips een heilige, vergeleken met de maagdelijke Elisabeth.
35) Biz. 273. Voor zijn vertrek naar Portugal vertoefde Alva, op zijn kasteel te Uzeda, in den kerker of liever in ballingschap, omdat hg zijn zoon Fadrico markies van (Joria, zonder goedheeten des konings, uitgehuwlijkt had (verg. blz. 226). In zijne gevangenis hield hij, met zijn vrome echtgenoote Dona Maria Henriquez, zich bijna uitsluitend met de zaken der eeuwigheid bezig. Zijn biechtvader Hieronymo Gratiano, een vertrouwde der H. Teresia, droeg de grootste zorg voor hem en bracht hem in briefwisseling met de hervormster der carmeliterorde. Deze brieven, die helaas verloren zijn gegaan, maakten van Alva een even groot christen als hij vroeger een groot krijgsman geweest was. Hij las in handschrift het leven der H. Teresia door haar zelve geschreven en wist den heldenmoed der heiligen Gods te bewonderen. In zulk een gemoedstemming vertrok hij naar Portugal, waar hij, na twee overwinningen binnen drie weken op Don Antonio behaald te hebben, den dood der helden en der heiligen stierf. (Verg. blz. 46 hierboven).
36) Blz. 279. De stemming van het spaansche volk spreekt zich krachtig uit in het Spaansche lied op den dood van Philips II — 's Konings uitterste wil, door J. P. Willems uitgegeven en overgenomen in den Volks-Alm. v. Ned. Kath. 1871 blz. 133. Aangrijpend is het slot van dat testament:
Myn ziel bevele ik Christo Myn lyf aen't grafgesteente,
Aen Isabella Vlaenderen Aen Don Philips myn ryken.
37) Blz. 282. Met uitstekende zorg hebben de Bollandisten {Acta S Teresiae fol. 632 et passim) alle betrekkingen verzameld tusschen Teresia eenerzijds en Philips en zijne zusters Johanna en Maria anderzijds. In de Lettres de Ste'
329
Terhe door M. Bouix uitgegeven, komen vier brieven dér H. aan den koning voor: de eerste, derde en vierde uit Avila in 1573 en 1577, de tweede uit Sevüla in 1575.
38) Blz. 296. Onbegrijpelijk voor mij is hoe Baumstark uit de schoone en echt christelijke woorden van Philips aan zijn biechtvader «zoo ik iets verzuim, het kome op uweverant-woordingquot; besluiten kan tot den «somberen en angsti-gen ernstquot; van 's konings godsdienstig leven, en nog veel minder hoe hij vandaar komt tot het «euvel, waaraan nog heden ten dage het godsdienstig leven lijdt van een groot gedeelte der zuidelijk europeesehe bevolking.quot; Een enkel woord of volzin, en niet een geheel boekdeel gelijk de schrijver meent, ware toereikend om wat licht te brengen in die sombere gedachte. —• 't Is niet de voortreffelijkste plaats van zijn voortreffelijk boek (Verg. De Stimnen aus Maria-Laach IX p. 341).
39) Blz. 285 en 300. Eene dochter te hebben opgevoed als de voortreffelijke Isabella Clara Eugenia is een der grootste eeretitelen van Philips, en ware alleen voldoende om veel lasteraars tot zwijgen te brengen. Zie het schoone opstel, door Alb. Tbym in den Volks-Alm. ü. Ned. Kath. 1859 aan die moeder van 't Nederlandsche volk gewijd.
/ -/
/
Blz. |
39 |
reg. » |
3 |
V. |
b. |
staat |
zelfstandig lees zelfstandige |
» |
51 |
12 |
V. |
b. |
» |
den lees der. | |
» |
96 |
» |
1 |
V. |
b. |
» |
malige lees toenmalige. |
» |
113 |
» |
4 |
V. |
b. |
» |
moet lees moest. |
» |
124 |
» |
8 |
V. |
b. |
. » |
welks lees welke. |
» |
162 |
» |
1 |
V. |
b. |
» |
natuurlijke lees natuurlijk. |
» |
177 |
» |
11 |
V. |
b. |
» |
aanstelde lees aangesteld. |
» |
207 |
» |
6 |
V. |
b. |
» |
zelfs lees zelf. |
» |
239 |
» |
6 |
V. |
0. |
» |
moedigde lees moedig de. |
» |
248 |
» |
14 |
V. |
b. |
» |
Vasloi lees Valois. |
» |
265 |
» |
15 |
V. |
0, |
» |
grooten lees groote en. |
» |
285 |
» |
6 |
V. |
b. |
» |
38 lees 39. |
» |
291 |
» |
4 |
V. |
0. |
» |
bij lees hij. |
» |
292 |
» |
5 |
V. |
b. |
» |
land lees lang. |
» |
304 |
» |
6 |
V. |
b. |
» |
bewaarde lees bewaarder. |