-ocr page 1-

r- ,^4, ■ ,f '• -I- «quot;'v,

___I»' '

.-gt; f^: -■ • 't-V - V. * , -.: r r v ^

- 'quot;quot;w-»* ' J % ~- * 4 -*■ '* *■ ^ • - gt; vr-quot;. •. '•

i /\ 'r\: gt;. gt;■ vgt;q

„•A/ ■ f1 quot; i jK^quot; ^ ^ ' '*^quot;''i -i

^ gt; \.t ,* ■ ... V'- IY ; i

^ ^.-■ik.^-'S - ; ' ... • ifK --} quot;• v' * v-f* ' i '%\ i ' 1

..,, ! if *~S~ .f . -5 ■ ~ ' quot;-1 1

X , v- .?*'■ gt; - * ^ -;- r quot;' ]

J-/*-.■ Y'-' '■• i3Mquot;''-'■ A :quot;*.' •quot; . • ■ ■ - * .r , ^ ^ lt; --■ iV; —•

v : • ^ :-/. ,.v ^ / v - , i

- -' \t ' V # -^1.'

■WJf - * '.« •quot;■ gt; ^ -V-- - / ' n V *. -* / f i / ■ g©

%, v ■* '■*.

\ ^ v 'T • ' , gt;- quot;i / ■' *i

St,. ■'■v :Tgt;*-w^-

rcgt; '.' ■: f

• quot;. . .Vf A . -nt? ■ . - ■ \

gt;r;. i

■ vlt; ,

* y ,£t quot; -vf*.

rV-'.'- quot; Ar- '

j f H ' quot; , t. /■ - r^

h r

:

' Kt. ' ^ t.

'v gt;,

, v gt; t —. gt;! . ■• --

v; ' ^ / ■'*'* ' 't. • c ■ ■ -i -V* t -i

). ^ gt; ■lt;_ f ^ _■ J- 'T

. ^ Wquot; quot;Tquot;^ ' iwJ

•gt;t ' i V ■■ I

V.A . . X

gt;. 5r - c ï ■ * h

. ^ lt; =v

^ ;:-

- s -t 5h. • . ■ r' v.'

- . Jë - y ^ v ?

W», . gt; ^ Vy ^ ,fe , T ;- . vgt;Sgt;,r

• r r lt;^quot; .-• gt;

•V» v»' ' „

y.^ •' f gt;-quot;* ■s'';. quot;gt; ;^,quot;

f , .'^A' -,i-.

• ■ ' , Vj.'.'quot; r»4. v. t lt;r^

. .^v -U quot;..v • - 4-^

4gt;;' S.,W- *; ;■ ^ -■gt;'■% :

rW .;V X quot; ^ r^V \ ^ * •

:amp;•■ '**■ ' 5^- «Ivf»' .. * ^ ƒ -c- lt;, quot;.- i -• V

f . v - ^ •. ^ ■ ' • •'H :gt; AX * : \ )

•gt; •» -t ■ \ • ■ • lt; • v ,

•. ;■ •quot;gt;,gt;. ■ ' .J * v. V' - gt;

■■•rf, • .■l^quot; V .quot;VN É*» ^ ■' ■ ^ 'quot; Ji * •'

•-^ Sr. • -£ »- • . '' ■ A.-^ 5.^55^1

■*L. .A*

quot; gt; V' gt;

u- W . '?•'./ - 1.

■'•r quot; \ gt;*gt;

quot; s- -/ -lt; ■ ■;. m r-• . ■ ■ .'quot; quot;Wquot;'- J

Vt^rv^' ' 'gt;-/ 5v:' ' ' ■ quot;' 1

r4gt; . ^ . ■ quot;V-S* ?■ K * ... --V-ï /

L-^-V 4 - *'-*gt; $ l 'V V^T ■:

9 Ia h 4 vv quot;• lt;•■ *•# rj •quot;

tal |44^.' 'o i . *• ■■ v\ ' *'

■ -7gt; r V i

r, 7 • , W-*:- i

t

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

v.:;

i 1 ■quot;* ff

HET LEVEN

VAN

PATER BERNARD,

PRIESTER VAN DE CONGREGATIE DES ALLERHEILIGSTEN VERLOSSERS,

A1V\) ^

B1 i . .. i

t UN V

-..quot;i. S' .0. . '

DOOR

JA. j. f,. ^ ANS,

ii. /•'. i'rtette»' en tseeraar aan het Seminarie ttaf/eveld le I'oor/toi«#.

Machtig in werk en woord voor God en al het volk. Luc. xxiv, 19.

's BOSCH, W. VAN OULICK.

1877-

-ocr page 8-

IMPRIMATUR.

Datum Zwollae 24 Jan. 1877.

OTTO -A-aSTT, SPITZEIsT

Libr. Gens.

IMPRIMATUR.

Datum in Waemond die 24 Januarii 1877.

F. nvt. SISTICKEHS

IJ.br. Cens.

SKELrEKSBllUK VAN P. J. VAN SPIJK — ZWOLLE.

-ocr page 9-

AAN ZIJNE EMINENTIE J^ARDINAAL pECHAMPS,

VAN DE pONGREQATIE DES ^LLERHEILIGSTEN yERLOSSERS,

AARTSBISSCHOP VAN MECHELEN,

PRIMAAT VAN BELGIË.

Eminentie,

Als eene hulde van den diepsten eerbied leg ik aan üwe voeten deze levensheschrijving var Pater Bernard neder, welke hare grootste waarde ontving van de goedgunstigheid, waarmede TJwe Eminentie de opdracht ervan heeft willen aanvaarden. Toen Gods Voorzienigheid Uwe Eminentie en Fater Bernard in de roemrijke Congregatie

-ocr page 10-

des H. Alphonsus langs éénen voeg geleidde, mocht de ijverige missionaris het hekeeringswerk des Allerheilig sten Verlossers meermalen onder ZJwe leiding en aan Uwe zijde voortzetten; aan de innige vriendschap, voortgesproten uit den arbeid en de lasten, die hij te zamen met Uwe Eminentie (jedragen heeft — daaraan alleen schrijf ik het toe, dat de nederige bladzijden, die ik thans aan zijne nagedachtenis wijd, door het dragen van Uw hoog vereerden naam een onverdienden luister mochten ontvangen.

Met den diepsten eerbied ben ik

van TJwe Eminentie

de ootmoedigste dienaar M. J. A. LANS,

PR.

-ocr page 11-

%mx xt^n

Elf jaren zijn reeds Terloopen sinds door ons vaderland de trenr-mare rondging, dat de dood voor immer de lippen had gesloten van den gevierden missionaris Pater Bernard. Veler hart werd diep getroffen: zoo menig bekeerling erkende den gestorvene als den redder zijner ziel, zoo menig rechtvaardige dankte hem zijne volharding in de deugd; de priester betreurde het verlies van een ondervingrijken en wijzen raadsman, de Eedemptorist dat van een heerlijk voorbeeld op den kansel en in het klooster; de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers verloor een harer roemrijkste missionarissen, de Kerk van Nederland een harer edelste sieraden.

Reeds spoedig na zijn afsterven werd van verschillende zjjden de wensch geuit, dat men toch de bijzonderheden van P. Bernards verdienstvol leven en zegenrijke werken zou bijeenverzamelen en openbaar maken; en zij die wisten, dat wij in het bezit waren van eene zeer groote menigte brieven, door P. Bernard van het jaar 1828 af aan zijne familie toegezonden, gaven ons niet zelden de vereerende blijken van hun ongeduld. In hunne welwillendheid jegens ons achtten zij evenwel onze krachten te hoog, en, in hunne belangstelling voor P. Bernard, de moeielijkheden, aan de beschrijving van zijn leven verbonden, te gering. Wilde immers zulk eene levensschets tot zekere hoogte volledig worden, dan moesten de bouwstofien, die wij in P. Bernards brieven verspreid vonden, nog met een zeer groot aantal worden vermeerderd, en hetgeen wij in die belangrijke verzameling konden opsporen moest

-ocr page 12-

uit brieven van anderen, uit berichten van dagbladen en tijdschriften, nit herinneringen en aanteekeningen van P. Bernards Orde-broeders en andere getuigen zijner missiën worden verduidelijkt en aangevuld; wijl daarenboven vier landstreken, België, Nederland, Amerika en Engeland, beurtelings het tooneel van P. Bernards arbeid waren, en hij zijn missie-werk gedurende eene tijdruimte van meer dan dertig jaren onafgebroken heeft voortgezet, zoo kostte het niet weinig tijd en geen geringe moeite om de voornaamste bijzonderheden van dat leven èn bijeen te verzamelen èn tot een geregeld verhaal te vereenigen.

Lang ook — wij erkennen het volgaarne — lang ook weerhield ons de wijze raadgeving van den heidenschen dichter; eerst wèl te overdenken wat de kracht onzer schouders zou vermogen te dragen; met recht toch werd van Eome's grooten redenaar gezegd; dat Cicero een Cicero behoefde om naar waarde geschetst te worden. Moest evenwel, zoo dachten wij, die regel altijd ia al zijne strengheid worden vastgehouden, zouden dan niet vele levens van merkwaardige mannen, van mannen, die of Kerk óf Staat tot luister verstrekten en daarom eene rechtmatige aanspraak hebben op de hulde en de navolging van een dankbaar nageslacht, voor altijd aan den stroom der vergetelheid zijn prijsgegeven? Terecht toch pleegt men de daden van hen, die door staatsbeleid of heldenmoed, wetenschap of kunst het tijdelijk geluk huns vaderlands verzekerden en vermeerderden, óf aan de vergetelheid te ontrukken, óf voor het nageslacht te bewaren, maar daarom dan ook meenden wij een niet geheel verdiensteloos werk te verrichten, wanneer wij, naar best vermogen, trachtten om den naam levendig te houden van een priester en kloosterling, die aan het geestelijk heil bijzonderlijk van zijne dierbare landgenooten, dertig jaren lang, onafgebroken, al zijne zeldzame krachten, gaven en talenten met onverdeelde liefde heeft toegewijd.

Daarenboven, toen wij, om aan veler verlangen te gemoet te komen, in De Katholieke Illustratie (6e Jaarg., 1872-73) eene korte levensschets van P. Bernard plaatsten, viel aan die toch zeer onvolledige beschrijving zulk eene welwillende ontvangst ten deel, dat wij ook daarin eene krachtige aansporing vonden om met het verzamelen en rangschikken der onontbeerlijke bouwstoffen voort

-ocr page 13-

te gaan, en om thans, in weerwil van onze innige overtuiging omtrent de ontoereikendheid onzer krachten, dit in den vorm even onvolmaakt, maar in de zaak meer volledig werk aan de talrijke vereerders van P. Bernard aan te bieden.

Wij brengen hier openlijk onzen oprechten dank aan al degenen, die op eenige wijze hebben willen medewerken om ons het samenstellen dezer levensschets mogelijk te maken, en inzonderheid aan den Hoogwaardigen Pater Provinciaal van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers in Nederland, die door zijne veelvuldige en onwaardeerbare bemoeiingen een belangrijk aantal bijzonderheden van P. Bernards leven tot onze kennis heeft gebracht.

Dat men ons het verwijt zal doen, alsof een natuurlijk gevoel van piëteit, uit onze nauwe bloedverwantschap met P. Bernard voortgesproten, ons zou hebben verleid om in deze levensbeschrijving te lichte of te schitterende kleuren te gebruiken — hiervoor vreezen wij niet. Ons werk is voor een groot deel niets anders dan de bijeenvoeging in chronologische orde van hetgeen anderen ons omtrent P. Bernard hebben medegedeeld, en voor het overige hebben wij, gelijk de lezer bespeuren zal, alle zorg aangewend om P. Bernard door P. Bernard zeiven te doen kennen: zijne talrijke brieven, waarover wij boven spraken, en zijn Ma-nuale — het geschreven gebeden-boekje, waarin hij de gevoelens zijner ziel, gebeden, spreuken van Heiligen enz. opteekende — waren ons daarvoor een onwaardeerbare schat. Buitendien, de meesten onzer lezers zijn tijdgenooten van P. Bernard, tijdgenoo-ten, die hem gezien, gehoord en den zegen van zijn arbeid ondervonden hebben; in hun dankbaar hart staat het beeld van den missionaris zeker met veel scherper lijnen en veel levendiger kleuren geteekend dan wij het hun met onze zwakke woorden vermochten voor te stellen. Ook deze gedachte versterkte ons vertrouwen: dat de onvolmaaktheid onzer vormen om de nog levende erkentelijkheid voor P. Bernards zegenrijke prediking zal worden over het hoofd gezien.

Wie ons echter het meest heeft aangespoord om dit werk te ondernemen en te voltooien, dat waart Gij-zelf, geliefde Lezer, Wij hoopten, en al voortwerkende baden wij, dat de levensbeschrijving van een man naar Gods hart, gelijk P. Bernard is

-ocr page 14-

geweest, eenige vrucht zou mogen voortbrengen in uwe ziel. — En mocht door het lezen van onze bladzijden ook maar in ééne enkele ziel de herinnering aan de weldaden, die zij van P. Bernard ontving, zoo krachtig herleven, dat zij daardoor óf volhardt in de deugd, óf het, helaas! weCr ingeslagen pad der zonde verlaat, o! dan zou de Allerheiligste Verlosser onze geringe bijdrage tot verheerlijking van Zijn Naam vergelden en bekronen mot eene belooning, waarvoor ons hart zjjne eindelooze barmhartigheid nooit dankbaar genoeg zal kunnen prijzen.

Seminauie Hageveld,

Feest van de Openbaring O. H. J. C. 1877.

M. J. A. LANS,

pk.

-ocr page 15-

Machtig in werk en woord voor God en al het volk. Luc. xxiv, 19.

HOOFDSTUK I.

BERNARDS JEUGD EN EERSTE STUDIEJAREN.

Voor ongeveer zeventig jaren leefde te Amsterdam een oprecht christelijk echtpaar, hetwelk door vrienden en bekenden met eene bijzondere achting werd bejegend.

Michael Hafkknscheid, uit eenvoudige maar zeer deugdzame ouders te Ulft in Gelderland geboren, had, nog jong zijnde, de reis naar Nederlands hoofdstad aanvaard, om daar, gelijk men zegt, zijn fortuin te gaan beproeven, en na eenige jaren van onvermoeiden arbeid huwde hij den 21en Juni 1801 met Catharina Alida Weber, uit Amsterdam geboortig, en even godsdienstig als hij zelf. De beide echtgenooten ondervonden — dank zij hun degelijk geloof en hun deugdzamen levenswandel — de waarheid van het woord des \erlossers: »Zoekt eerst het »rijk Orods en zijne gerechtigheid en liet overige zal u

-ocr page 16-

«worden toegeworpenquot;, en toen zij na weinige jaren een niet onaanzienlijk fortuin verworven hadden, werden zij onder de milddadigste katholieken van Amsterdam mede-gerekend. God zegende hun echt met twaalf kinderen; zes stierven in jeugdigen leeftijd, en in de zes overgeblevenen, drie zonen en drie dochters, mochten zij ongestoord de schoonste vruchten aanschouwen van de voortdurende en angstvolle zorgen, waarmede zij hun geloof en hunne deugd in de harten hunner kinderen hadden overgeplant.

Hun tweede kind, Bernardus Joseph, was de door God bevoorrechte zoon, wiens leven wij gaan beschrijven, en die later onder den naam van Pater Bernard zulk eene roemvolle plaats in de geschiedenis vooral van Nederlands Kerk heeft ingenomen.

Hij werd op Zaterdag den 12en December 1807 geboren. Reeds vroeg bespeurde men in hem eene meer dan gewone godsvrucht, waarbij echter de kinderlijke vreugd zijner jeugdige jaren niet verloren ging; hij was zelfs, gelijk men zegt, een vroolijke knaap; eene eigenaardige opgeruimdheid kenmerkte hem onder zijne speelmakkers, zonder hem was hunne vreugd niet opgewekt en had het spel zijne waarde niet; doch wanneer hij in het huisgezin medebad of zich in de kerk bevond, dan maakte zijne vroolijkheid plaats voor een ernst, hooger dan men in een knaap van zijne jaren-verwachten zou, en bij zijne diepe godsvrucht zou men in hem den »vroo-»lijken Narsquot; (zooals hij genoemd werd) moeielijk hebben herkend. Opmerkenswaardig was ook de teederheid, waarmede hij van jongs af zijne ouders beminde en waarvan hij hun herhaalde malen de treffendste bewijzen gaf; en naar die liefde, welke bij het klimmen zijner jaren, verre van te verzwakken, altoos sterker en edeler werd, kan men afineten hoe groot zijn offer moet geweest zijn, toen

-ocr page 17-

n

i

hij later zijne ouders verliet om te Rome zijne studiën te voltooien, te Weenen zich in het klooster af te zonderen, en tot driemalen toe in Amerika het geloof te gaan verkondigen.

Eene zijner grootste uitspanningen was het zoogenaamde «kerkje spelen,quot; een spel, zoo juist op zijne plaats in een oprecht katholiek huisgezin; en indien het waar is, wat hij later zoo dikwerf zeide, dat eene bijzondere voorliefde voor dit spel niet zelden een teeken van roep is tot den priesterlijken staat, dan kan hij zelf hiervan ten bewijze strekken. Hij vermaakte zich daarmede schier dagelijks, en op eene wijze, die wel kon doen vermoeden, dat hij door God tot iets bijzonders geroepen was. Als hij de «Mis deedquot; moesten de huisg-enooten daarbij tegenwoordig wezen, en wanneer zijne kinderlijke godsvrucht en de stichtende ernst, waarmede hij 's priesters handelingen nabootste, de aanwezigen deed glimlachen, dan werd hij somtijds niet weinig verstoord, in zijne eenvoudigheid meenende, dat men niet genoeg van het gewicht der zaak was doordrongen. Dikwijls hield hij bij zijne kinderlijke quot;Misquot; eene predikatie, en — alsof nu reeds moest blijken, dat Bernard vooral tot den kansel geroepen was — eens predikte hij over den Zoeten Naam, en de getuigen dier huiselijke plechtigheid herinneren het zich heden nog levendig, welk eene hartelijke liefde tot Jesus uit zijne ongekunstelde woorden en gebaren sprak, zóó zelfs, dat zijne ouders, door zijne godsvrucht getroffen, en innig voldaan over de deugd, die zij in hun jeugdigen zoon mogten aanschouwen, tot tranen toe bewogen werden.

Als knaap van ongeveer tien jaren had Bernard eene heldere en uitstekend schoone stem, en groot was zijne vreugde, als hij in de kerk «Geloof, Hoop en Liefdequot; zijne solo's zingen mocht; hij legde zich met grooten ijver

-ocr page 18-

en goed gevolg op de muziek toe, en ook dit talent, hetwelk nu nog slechts uitspanning verschafte, wist hij later meerdere malen tot eer van God en van Gods huis aan te wenden.

Langzamerhand brak de langgewenschte dag aan, waarop Bernard voor de eerste maal tot de H. Tafel des Heeren naderen zou. De bejaarde Amsterdammers noemen nog met den meesten eerbied den naam van den toenmaligen pastoor van «Geloof, Hoop en Liefde,quot; Gerardus van dei-Lu g t, en prijzen de uitstekende wijsheid en deugd, de eigenaardige welsprekendheid, de bereidwillige zelfopoffering, de vertrouwelijke hartelijkheid 'van dien eerbied-waardigen herder, die zich onder de katholieken van Amsterdam zoo veelzijdige verdiensten heeft verworven. Zijne uitstekende onderrichting-en, gepaard aan de angstvallige zorgen van Bernards brave moeder, die niet ophield haar kind over het gewicht der eerste H. Communie te onderhouden en herhaaldelijk met hem bad, waren voor den jongeling eene allervruchtbaarste voorbereiding. Hoezeer hij daarbij doordrongen werd van het groot geluk, dat hem wachtte, blijkt wel uit het volgende voorval. Niet lang voor het aanbreken van den grooten dag werd hij eens onder zijne makkers gemist, en dezen konden zijne angstige moeder op hare vragen niet anders antwoorden dan dat Bernard nog kort te voren aan hun spel had deelgenomen, maar zij thans niet wisten waar hij gebleven was. Vol zorg ging zij naar Bernards kamer: daar vond zij hem, maar hoe ? — met uitgestrekte armen lag hij, gansch alleen, voor zijn kruisbeeldje te bidden om Gods zegen over zijne eerste H. Communie af te smeeken. Zóó voorbereid naderde hij op den 14en Febru-arij 1820 in de kerk «Geloof, Hoop en Liefdequot; voor de eerste maal tot de H. Tafel des Heeren, en zijne innige godsvrucht bij die verhevene daad zijns levens legde on-

-ocr page 19-

getwijfeld deu grondslag, voor de overvloedige zegeningen, waarmede God hem van nu af ging- begunstigen.

De goddelijke Voorzienigheid had in Bernard een heilig verlangen opgewekt naar den priesterlijken staat, en reeds meermalen had de jeugdige knaap de wenschen van zijn hart aan zijne ouders geopenbaard. Zij beschouwden het als het grootste geluk, wat God hun schenken kon, zoo Hij een hunner kinderen voor liet H. Altaar uitverkoos, en terwijl zij dien zegen met herhaald gebed van den Hemel afsmeekten, zagen zij reeds met blij verlangen, de toekomst te gemoet, wijl zij in Bernards groote geestesgaven, in zijn edel en oprecht karakter, zijne liefde voor het gebed, zijn diepen eerbied in het huis des Heeren, de gunstigste teekenen van zulk eene verheven roeping meenden te bespeuren. Ue achtenswaardige pastoor van der Lugt werd geraadpleegd, en ook hij verlangde, dat de begaafde en deugdzame jongeling zich tot den priesterlijken staat zou voorbereiden.

Drie uitstekende priesters, Cornelius L u d o v i c u s, baron van Wijckersloot (1), Wilhelmus Fran-ciscus van Niel (2) en Cornelius Rich ar dus Antonius van Bommel (3), wier namen in onsterfelijke herinnering blijven, hadden kort te voren, in 1817, de buitenplaats »Hag-eveld,quot; te Velzen, niet verre van

(1) Later bisschop van Curium i. p. i. Hij overleed na vele en groote diensten aan de kerk van Nederland en Neêrlandsch Indië bewezen te hebben, den 10en November 1851 op zijne buitenplaats te Oegstgeest, nabij Leiden, alwaar hij in eene liefdadige insti lling zijn naam vereeuwigd heeft. Men zie zijne levensschets in Be Katholiek. Dl. XX.

(2) Geboren te Rotterdam den 23en Maart 1793, overleden te Gent, alwa;tr hij tot herstel van eene smartelijke ziekte vertoefde, den 30en November 1829.

(3) Later bisschop van Luik en een der stichters van de Universiteit te Leuven. Hij overleed te Luik den 7en April 1852 en

-ocr page 20-

Haarlem g-elegeu, aangekocht en voor een seminarie ingericht, en zij besteedden met alles opofferende bereidvaardigheid hunne schatten en hunne talenten om hunne stichting te maken tot hetgeen zij wezen moest: eene uitstekende leerschool voor de wetenschap, eene ware oefenschool voor de deugd. Het seminarie behield den naam »Hageveldquot;, en God schonk aan deze jeugdige plant zulk een wasdom, dat in het jaar 1847 een veel ruimer en doelmatiger gebouw, onder deuzelfden naam, werd opgericht te Voorhout, nabij Leiden; thans is hier de onder-afdeeling van het Haarlemsche seminarie gevestigd, en het gebouw heeft in 1871, door de onvermoeide zorgen van Z. D. H. den Bisschop van Haarlem, wederom eene zeer belangrijke uitbreiding gekregen.

Dankbaar en gelukkig brachten Bernards ouders hun twaalfjarigen zoon den 30en September 1820 naar bovengenoemd seminarie, en al spoedig bleek het, dat de jeugdige seminarist daar op de rechte plaats was. De omstandigheden, welke wij straks zullen vermelden, maakten dat Bernard slechts weinige jaren in Hageveld doorbracht; maar toch hadden zijne overheden in hem reeds eene wilskracht, eene godsvrucht, eene grootheid van ziel opgemerkt, welke hem later tot een gezegenden arbeid voor de Kerk Gods zouden bekwaam maken. Ofschoon men in hem eene vurigheid van gemoed bespeurde, die wel eens de grenzen overschreed, eene zekere hevigheid, die hem ook in latere jaren dikwerf veel strijd veroorzaakte en veel opoffering van eigen wil voor hem noodig maakte, gaven toch een open en opgeruimd karakter bij een diepe godsvrucht, innemende manieren bij groote reinheid van zeden

liet aan Nederland en België de herinnering van groote deugd en groote werken achter. De Katholiek Dl. XXI behelst eene levensbeschrijving van dezen uitstekeaden man, gevloeid uit de pen van va» Bommels voortreffelijksten leerling-, Professor Broere.

-ocr page 21-

hem iets bijzonder aantrekkelijks, en velen, die met hem in Hageveld gestudeerd hebben, kunnen nog getuigen hoezeer Bernard Hafkenscheid, zoo door zijne overheden als door zijne makkers, bemind werd. Met de meeste zorg gebruikte hij de veelzijdige talenten, welke God hem geschonken had, om zich te bekwamen in de vakken, waarin hij werd onderwezen; «hij muntte uitquot;, zoo schreef een zijner klasgenooten, «in al zijne studiën, zoodat hij «voortdurend of de eerste was, of tot de eersten van «zijne klas behoorde.quot; Zijne meer dan gewone gods\Tucht, waarvan hij onder het ouderlijk dak, gelijk wij zagen, reeds zoo vele bewijzen gaf, werd in het seminarie onder de voortreffelijke leiding van den regent van Bommel niet weinig aangekweekt; en de onderrichtingen en de voorbeelden, door dien voortreffelijken opvoeder en de toenmalige professoren aan hunne seminaristen gegeven, brachten in geest en hart, ook van den jeugdigen Bernard, de schoonste vruchten. voort. Dezelfde vriend, van wien wij zoo even gewag maakten, schreef: «een zeer gods-«dienstig en volstrekt onberispelijk gedrag kenmerkte hem «onder allen.quot;

De regent van Bommel had met zijn scherpzienden blik al spoedig in zijn nieuwen seminarist zulke uitstekende hoedanigheden opgemerkt, dat hij hem voortdurend in het oog bleef houden, ook toen Bernard later verre van hem verwijderd was, en wij zullen in het vervolg dezer levensbeschrijving gelegenheid hebben om te melden, welken invloed Monseigneur van Bommel op den eersten priesterlijken arbeid van zijn kweekeling heeft gehad, toen het diocees van Luik het eerste tooneel van Pater

v,

Bernards apostolische werkzaamheden werd. Dezelfde bisschop verklaarde dan ook eens in gezelschap van aanzienlijke personen, dat Bernard Hafkenscheid een zijner beste seminaristen op Hageveld was geweest; en toen hij

-ocr page 22-

diens besluit vernomen had om in de Congregatie der paters Redemptoristen te gaan, zeide hij: «ik heb altoos «wel gedacht, dat voor zulk eene groote ziel een enkel »dorp of eene enkele stad een veel te beperkte werkkring »wezen zon.quot; Ook toen Monseigneur van Bommel in 1840 de pen opvatte om Siegenbeeks openbare beschuldiging: «dat [in Hageveld] de domheid georganiseerd «werd en dat daar voor de rust van den Staat gevaar-»lijke beginselen aan de jeugd werden ingeprentquot;, in 't openbaar te wederleggen, beriep hij zich op zijne vroegere kweekelingen en in liet bijzonder op Bernard Hafken-scheid met meer anderen, en schreef hij de volgende woorden, die tevens doen zien, welke schatten Hageveld, reeds in de eerste jaren van zijn nederig bestaan, binnen zijna muren omsloot: »elk rechtschapen man zal dien hoon »voor den bestuurder gevoelen en tevens zijn stilzwijgen «huldigen. Maar, Hoogleeraar, indien u ooit het hart voor «uwe leerlingen klopte, hoe dan bespaardet Gij het zijne »de smart niet, welke hij wegens zoo vele dierbare kwee-»kelingen op dit oogenblik moet gevoelen, nu Gij ze «voor geheel het Vaderland ten toon stelt, als met den «stempel van domheid door U, den grooten, den wijdbe-»roemden schrijver gebrandmerkt! Gij slaat dubbel den «vader in zijne kinderen, want hij was voor hen meer «dan een leeraar, zij waren voor hem meer dan leerlin-«gen! Intusschen zal hunne verdediging maar één woord «kosten. Gij herinnert U, niet waar? de spreuk van den «Verlosser: een hoorn laat zich aan zijne vrucht kennen. «Welnu, hebt Gij de vruchten van den Hageveldschen «boom a priori, op het zeggen van een, volgens U, kun-»dig en, verlichten, doch naamloozen roomschen priester «veroordeeld, mag- ik u dan, ter herziening van dit von-«nis, nu de oogst binnen is, naar andere deftige room-«sche, zoowel bij Protestanten als bij Katholieken, ja bij

-ocr page 23-

9

» de Reg-eeriug zelve in hoog-e achting staande geestelijken -«van de Hoofdstad des Rijks en van de plaats van uw «verblijf wijzen? Vraag hun, vraag den eerste hunner, «wat hij van den onvergetelijken Van der We ij den «denkt, die in eene korte maar schitterende loopbaan te «Suriname, wilden en beschaafden, Roomschen en Her-«vormden, door heldendeugden meer nog* dan door de «wegslepende taal eens Apostels, verbaasde en tot zich «trok, wiens naam en gedachtenis nog op heden bij allen »aldaar in zegening is? Wat van eenen de Ridder, « van eenen M a u r i k s, die ook in de verste gewesten »aan het werk der ware beschaving zich toewijdden, en «de kroon van hun arbeid te vroeg verdiend hebben? «Wat van eenen Be el en, die als Hoogleeraar in de H. «Schrift en de Oostersche talen aan de nieuw opgerichte «Hoogeschool te Leuven nu reeds door zijne werken de «oplettendheid van het geleerde Duitschland op zich ves-«tigt? Gij hebt dien jeugdigen geleerde onlangs te Leuven »leeren kennen. Wat van eenen O or t mans, die ook als «Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Warmond bij alle «geestelijken der Hollandsche Missie in verdiende achting «staat, en niet lang geleden, om zijne krachtige welspre-«kendhfeid, de gelukwensching'en der Residentie-stad ont-»vangen mocht? ^ an eenen Hafken scheid, Doctor in «de Godgeleerdheid, die door zijne verhevene taal, de «taal des echten redenaars, duizenden, alsof zij maar één »man waren, in beweging brengt, overhaalt en voor God «wint, en nog dezer dagen op de gemoederen, in twee «belangrijke steden, Maastricht en 's Gravenhage, zonder «uitzondering' der beschaafdste Protestanten, de diepste, »de heilzaamste indrukken maakte? Wat van dien be-«minnenswaardigen H e e m s k e r k, die als pastoor der «gasthuizen te Amsterdam aller harten gewonnen had, «en helaas! niet lang geleden, onder het geween van

-ocr page 24-

10

»arni en rijk, van Eoomsch en Onroomsch, ten grave «gebracht werd? Vraag aan het Hoofd der Holland-»sche Zending, Monseigneur Antonucci, wie mijne kwee-»kelingen zijn? Of zij als pastoors of kapelaans, in de »steden of op het platte land geplaatst zijnde, niet overal »als bekwame, ijverige en althans verdraagzame men-»schenvrienden bekend staan. Hij zelf heeft vier mijner »leerlingen, op hunne beurt, tot Leeraars van volgende «leerlingen in het Seminarium te Velzen aangesteld. Een »van dat viertal (1) hebt Gij dezer dagen uit zijne toe-»lichting van uwen brief leeren kennen, en ik geloof, dat »hij U het bewijs geleverd heeft, welke de vruchten der »zoogenaamde in dat gesticht georganiseerde domheid «geweest zijn. Die benoeming is eene daadzaak, welke «uw betoog logenstraft, ten ware het achtbare Hoofd der «Hollandsche Zending ook voor een mede-organisateur »van domheid bij U, Hooggeleerde Heer, mocht doorgaan, «eene veronderstelling, welke uwe mij bekende beleefdsheid verbiedt te maken. Overigens zoude ik U kunnen «verwijzen op een aantal door mij opgeleide jongelingen, «welke als bekwame Advokaten, Rechters, Notarissen, in «administratieve of handelsbetrekkingen, de achting hun-«ner medeburgers in allen opzichte gewonnen hebben, en «wier handel en wandel door U gereedelijk kan worden «gadegeslagen.quot;

Het behoeft niet gezegd te worden, welke vreugde Bernards ouders smaakten, als zij herhaaldelijk de beste getuigenissen omtrent hem mochten vernemen; zij kenden geen grooter geluk op aarde dan een zoon als priester aan God te mogen wegschenken, en wanneer zij dan in Bernards goeden aanleg en deugdzaam karakter de voorteekenen

(l) Prof. Brpejre.

-ocr page 25-

11

zagen van een geleerd en heilig priester en, volgens de getuigenis zijner overheden, op hem de grootste verwachtingen mochten bouwen, hoe was dan hun hart voldaan en hunne erkentelijkheid groot. Evenwel ging hun niet alles naar wensch, en zij moesten onder de leiding der goddelijke Voorzienigheid het geluk, waarnaar zij zoo vurig verlangden, voor niet geringe opoffering koopen.

-ocr page 26-

HOOFDSTUK 11.

BERNARDS STUDIETIJD TE AMSTERDAM,

Vijf jaren had Bernard in Hageveld doorgebracht, toen eene gebeurtenis plaats greep, welke het hart van alle oprechte katholieken in Nederland diep bedroefde. » Koning »Willem I, zoo veel eer te misleiden als hij der pro-»testantsche godsdienst meer oprecht was toegedaan, ge-»loofde dat hij de lang gescheiden provinciën van Neder-wland spoediger vereenen en van denzelfden nationalen «geest doordringen zou, indien hij het godsdienstig ver-»schil verminderde, of liever wegnam, want verminderen «laat zich het Katholicisme niet. Tot dat plan behoorde »onder anderen, dat het goevernement zich meester maakte «van de opvoeding der katholieke tot den geestelijken »stand bestemde jeugd. Een beslissende stap werd daartoe «in het jaar 1855 gedaan. Verschillende koninklijke beslui-»ten [o. a. van 14 Juni en 11 Juli 1825] werden genomen, «waardoor die opvoeding geheel in handen moest komen «van het goevernement, en eene algemeene kweekschool «voor de katholieke geestelijkheid werd opgericht, waarvan «de benoeming der leeraren en het geheele bestier aan »het Staatsgezag bleef voorbehouden, en waarin met vele «voorbereidende kennissen ook zulke wetenschappen zou-

-ocr page 27-

» den onderwezen worden, welke of zelve de godsdienstleer »tot onderwerp hebben, of daarmede in het nauwste »verband staan. Wie onzer lezers weet niet van het » Collegium philosopliicum [te Leuven opgericht], gelijk men wdie inrichting met vrij wonderlijken en de zaak kwalijk »verbloemenden naam genoemd had.quot; (1)

Ten gevolge der koninklijke besluiten moesten de onder-afdeelingen der seminariën gesloten worden, en waren allen, die op de hoofd-afdeelingen hunne theologische studiën wilden doen, genoodzaakt eerst aan het Collegium philusop/dcum hunne opleiding te ontvangen. Algemeen was het verzet dei-katholieken; de Kerk toch bezit het recht om zelve hare dienaren te vormen; dat recht is haar dierbaar en staat zij aan niemand af, wel wetende dat orde en tucht, deugd en geloof onder hare priesters reeds lang zouden verloren zijn, indien zij nu van een anti-katholieken, dan van een ongeloovigen koning, nu van een dwingeland, dan van een zedeloozen vorst hunne /opleiding in den dienst des Heiligdoms moesten ontvangen.

De regent van Hageveld ontving het eerste bericht van 'skonings besluiten, «juist op den dag, dat daar het feest » van den patroon der studeerende jeugd, den H. Aloysius, »gevierd werd, en terwijl hij met zijne vervroolijkte jon-»gelieden aan den eenigszins beter voorzienen disch geze-«ten was. Het schijnt ons een kontrast, niet onwaardig

»te worden opgemerkt..... Zeker lag daar eene aandui-

»ding in, dat het onrechtvaardig geweld zou zwichten »voor de zwakheid, voor het gebed van de trouwe kin-» deren der Kerk, voor de hier gehoonde en bij God zoo-»veel vermogende Heiligen, terwijl het bepaaldelijk voor »Hageveld een teeken was, dat het niet zou vergaan, «dan om door de voorspraak des heiligen Aloysius in

(1) De Katholiek, Dl. XXI, blz. 280.

-ocr page 28-

14

«nieuwen bloei te herrijzen. 0, die kinderen hadden een »machtigen beschermer! In dergelijke stemming moet de »eerwaardige heer van Bommel geweest zijn. Schoon hij »het gewicht der omstandigheden aanstonds inzag, hij »verloor geen oogenblik den moed, en nog een geruimen «tijd bleef hij hopen, dat die maatregelen hetzij geheel «gewijzigd worden, hetzij niet ter uitvoering komen zou-»den. De koning, tot wien hij de eer had te worden »toegelaten, was, zoo scheen het, overwonnen, was althans »diep getroffen door zijn nadrukkelijk betoog, dat de be-»sluiten niet slechts aan de rechten te kort deden van »Zijner Majesteits katholieke onderdanen, maar de nadee-»ligste gevolgen voor de rust des lands zouden kunnen »voortbrengen. »»Indien men eenmaal aan het vechten »»raakt, Sire, dan is het te laat!quot;quot; dus sprak hij, en «voorspelde met andere woorden den Belgischen opstand. «Maar een andere hoogere invloed zegepraalde over den »zijne, en zoo al de uitvoering der besluiten, voor zoo ver »het zijn gesticht betrof, op verschoonende wijze toeging, «dewijl de goeverneur Tets van Goudriaan zelf hem van » 's konings onherroepelijke beslissing kwam kennis geven, »en het den weenenden jongelieden aankondigde met de »verzekering van Zijner Majesteits goede gezindheid, niet-«temin moest hij, in de ontbinding van het gesticht, als »met éénen slag de vrucht van zooveel zorgs en arbeids «zien vernietigen, en de teleurstelling ondervinden zijner «schoonste en dierbaarste verwachtingen.quot; (1)

Hoe die mededeeling door den Goeverneur van Noord-Holland plaats greep, verhaalt Monseigneur van Bommel zelf in zijn boven aangehaalden brief tegen Siegenbeek op de volgende wijze: »met kracht verklaarde hij in eene «korte doch toepasselijke aanspraak openlijk, hoezeer het

(1) De Katholiek, t. a. p.

-ocr page 29-

15

» hem griefde, een algemeen besluit, hetwelk hij eerbiedigde »zonder er de motieven van te doorgronden, op een gesticht »zijner provincie te moeten toepassen, dat bij iedereen »achting en vertrouwen verdiend had. Hij ontroerde zicht-«baar bij de algemeene en hevige aandoening, die zijne «verklaring onder de toehoorders te weeg bracht, en mij »de hand drukkende, toen bijna allen het vertrek weenende »verlaten hadden, zeide hij: »»het treft mij; het grieft ««mij innig; dit was geene school, het was een huis-»»gezin; ik zal nog alles doen om dien slag te weren of ««te verzachten, en komen er betere oogenblikken, niets «wzal ik verzuimen, om weder te openen, wat ik heden »»sluiten moet.quot;quot;

Intusschen werd — alsof men aan de Katholieken den overgang wilde gemakkelijk maken — aan den regent van Bommel het bestuur van het Collegium phüoso-phicum opgedragen; doch de eerbiedwaardige man zag • maar al te duidelijk in, wat men met die schijnbaar zoo vrijgevige opdracht voor had, en noch de Goeverneur der Provincie, noch de Minister van Binnenlandsche Zaken, noch de Directeur-Generaal voor de zaken van Roomsch-Katholieke Eeredienst, die hem de benoeming reeds had toegezonden, noch ook de Koning zelf konden hem bewegen dat aanbod aan te nemen, en zeker heeft dit voorbeeld wel kunnen uitwerken, dat van Bommels leerlingen, getrouw aan de beginselen der katholieke Kerk, liever buitenslands hunne studiën gingen voortzetten dan in eene verdachte instelling geloof en deugd in gevaar brengen.

Want in weerwil van den tegenstand der rechtzinnige Katholieken, in weerwil van het krachtig betoog van Z. H. Paus Leo XII bij het Goevernement der Nederlanden, werden 'skonings besluiten gehandhaafd, en het droevig bericht der sluiting van het seminarie werd aan

-ocr page 30-

1G

de ouders der toenmalige studenten medegedeeld in de volgende woorden, die wel getuigen, hoe het- hart van Hagevelds regent getroffen was:

»Het grieft mij UEd. door dezen te moeten mededeelen, dat »Z. E. de Staatsraad Groeverneur van Noord-Holland den lcn dezer [September] »zich in persoon op Hageveld begeven hebbende, ♦ingevolge den last hem van wege Z. M. den Koning opgelegd, »zoo aan ons als aan al onze kweekelingen de ontbinding van »dit seminarie heeft aangekondigd, als moetende vóór 1 Octo-gt;ber a. s. onder persoonlijke verantwoording plaats hebben.

gt;De nader door ons te bepalen dag van het vertrek onzer «jongelieden zal, hoop ik, door UEd. niet worden vervroegd, »daar wij gaarne deze laatste dagen zouden aanwenden om allen gt;en elk in het bijzonder die beginselen nog dieper in te prenten, »welke wij hnn met zooveel liefde en hartelijke toegenegenheid »hebben trachten in te boezemen, en die de richtsnoer voor hun «volgend gedrag, zoowel als de bron van hnn geluk moeten » wezen.

«Ontvang onzen hartelijken dank voor het onbegrensd en ons »zoo vereerend vertrouwen, waarmede UEd. die dierbare panden gt;zoo geheel aan onze zorg beeft overgelaten: wij gevoelen de «innigste droefheid niet langer aan hetzelve te kunnen beant-«woorden dan door de vurigste wenscheu, die wij voor hun geluk «en voor het Uwe den Heer aanbieden. Eene stille onderwerping «aan de ondoorgrondelijke raadsbesluiten der goddelijke Voorzie-«nigheid, die alles bestuurt of toelaat, is in deze omstandig-«heden onze heiligste plicht. Wij trachten UEd. en Uwe kin-«deren hierin voor te gaan, en bevelen ons bij voortduring aan «in Uwe geëerde vriendschap.

«Ik heb de eerquot; enz.

»Uit aller naam (was get.) C. van Bommel.quot;

Het was een droevige dag, de dag, waarop de leden van dat «huisgezinquot; werden uiteengejaagd; met tranen in de oogen nam de regent van Bommel afscheid van * zijne dierbare kweekelingen, na alvorens in eene bijzondere, »voor dat doel zeer geschikte godsdienstoefening, hen «tot de ophanden zijnde lotsverandering te hebben voor-

-ocr page 31-

17

» bereid;quot; (1) allen droegen de zoetste herinneringen mede aan hun verblijf binnen Hagevelds muren, en verlieten het seminarie, het hart vervuld van dankbaarheid en liefde voor hunne leermeesters en bijzonder voor den regent van Bommel, die later naar waarheid zoo welsprekend geschetst werd als : » een leermeester, een gids, een geestelijke vriend »en vader,.... uitmuntend onder velen, overtroffen door

» niemand..... De veelzijdige bekwaamheid, de fijne bescha-

»ving, de gekuischte smaak, de echte humaniteit, en wat »nog meer is, de edele inborst, de gloeiende godsdienst-»ijver, de onwankelbare getrouwheid aan deugd en plicht, «de liefde voor de Kerk van Christus, de eerbied voor «hare rechten en wetten, de teedere godsvrucht en het »vurig geloof werden uit het hart des meesters in dat

«van [de jeugdige levieten] overgestort..... En toen later

«die doorluchtige paedagoog, wien de zaak van het on-»derwijs zoo nauw aan 't harte lag, in een uitgestrekt «bisdom, in de aloude Sancta Legia den herderstaf met «eere ging dragen, toen liet hij zich hier in zijn vader-«land een onvergankelijk aandenken achter in zijn hem «zoo dierbaar Hageveld,... waarin de geest van den groo-«ten Stichter.... zoo uitmuntend is bewaard gebleven.quot; (2)

In latere jaren bezocht Pater Bernard, wanneer hij in de gelegenheid was, met voorliefde de plaats, waar » Oud- -Hageveldquot; (zooals het thans genoemd wordt) had gestaan, en meermalen hebben wij hem hooren zeggen: »daar is «ééne plaats in mijn hart, welke niemand kan innemen; «die plaats is voor Hageveld.quot;

Hier moeten wij kennis maken met twee van Bernards dierbaarste vrienden, wier namen wij in deze levensbeschrijving meermalen zullen ontmoeten. quot;quot;

(1) De Katholielc, t. a. p.

(2) De Katholiek, Dl. XXXIX, blz. 28.

2

-ocr page 32-

18

Tegelijk met hem deed een ander Amsterdamsch jongeling, Joannes Theodorns Beelen zijne intrede in Hageveld. Hij was van denzelfden leeftijd als Bernard Hafkenscheid, en evenals deze van uitstekend katholieke ouders geboren. Niet minder dan Bernard, ofschoon op geheel andere wijze, werd hij een der sieraden van de H. Kerk, en terwijl hij bijna veertig jaren Hoogleeraar aan de katholieke universiteit te Leuven was, heeft hij zich door zijne uitgebreide geleerdheid, waarvan talrijke tv erken de vruchten waren, zoo hier als in het buitenland eene zeldzame vermaardheid verworven. (1)

De ander, die, weinig ouder dan Bernard Hafkenscheid, reeds vroeger zijne studiën in Hageveld had aangehangen, was Cornelius Br o ere. Hij, mede te Amsterdam uit zeer deugdzame ouders geboren, was een van die mannen, zooals de goddelijke Voorzienigheid er slechts weinigen aan de wereld schenkt. Dezelfde welsprekende tong, die ons zoo even van Bommels beeld voor oogen stelde, sprak bij het aanschouwen van Broere's lijk: »onwaardeerbaar «blijven Broere's verdiensten als schrijver op het gebied »der leerstellige theologie, der apologetiek, der histoiie, »der wijsbegeerte in al haren omvang, der politiek, der «dichtkunst, der fraaie letteren en schoone kunsten. Er «was geen onderwerp, in welk vak der gewijde of »profane wetenschappen ook, wat door hem behandeld, »geene nieuwe aantrekkelijkheid verkreeg; het ging den »grooten kunstenaar, gelijk van een ander uitmuntend «vernuft staat geschreven; quidtpiid tetiyit ovncvcit! Alles «wat Broere schreef droeg den eigenaardigen stempel van

(1) Mgr. Beelen is thans Kamerheer van Z. H. Pius IX, Lid der Vergadering van den Index, Doctor in de Godgeleerdheid, Kanunnik van Lnik, Hoogleeraar van de H. Schrift en de Ooster-

I

ache talen.

-ocr page 33-

19

«zijn genie, dat zich op elke bladzijde als met herken-»bare gelaatstrekken afspiegelde.... Hoe rijk, hoe voor-»treffelijk ook de gaven waren van geest en wetenschap, «die dezen zeldzamen man versierden, zeker is het toch, «dat de gaven zijns harten even uitstekend waren.... i) Dat is toch Broere's hoogste verdienste, zijn onsterfelijke »roem en kroon, dat hij een priester in den vollen zin »des woords geweest en gebleven is vóór alles en in aalles!quot; (1) Hij overleed op Onnoozele-Kinderen-dag van het jaar 18G0, maar onsterfelijk blijft zijn naam voortleven in de gedachtenis van allen, die hem hebben g-e-kend, en vooral in de beide seminarie-afdeelincren van

' D

het bisdom Haarlem, alwaar hij als Professor in de Philo-sophie en in de Kerkelijke Geschiedenis geheel zijn dertigjarige priesterlijke loopbaa heeft afgelegd.

Toen Hageveld gesloten was, keerden de drie vrienden in den schoot hunner familie terug, en vonden in hunne vriendschap de hoogste genoegens der jeugd. Broere ging echter spoedig weder naar Hageveld; hij behoorde onder de weinige studenten, die, met bijzondere vergunning, eenigen tijd bij den regent van Bommel op het seminarie mochten blijven; hij vergezelde dezen later naar Luik en verkreeg in 1830 in het heropend Hageveld den leerstoel der Philosophie. De twee andere vrienden bleven te Amsterdam, en sloten zich daar zoo nauw bij elkander aan, dat het onder hunne familie-betrekkingen bekend was: Beelen was bij Hafkenscheid of Hafkenscheid bij Beelen te vinden. De weetgierige jongelingen begonnen aldaar bij zekeren Jood de studie der Hebreeuwsche taal, en onder de leiding van den Hageveldschen leeraar Antqnius Bogaerts (2)

(1) De Katholiek t. a. p.

(2) Hij werd geboren te Rotterdam en verkreeg in 1817 bij de oprichting van Hageveld den leerstoel der Philosophie. In 1818

-ocr page 34-

20

maakten zij een aanvang met hunne theologische studiën. Den wedstrijd op het gebied der wetenschap, welken zij reeds in Hageveld gevoerd hadden, zetten zij te Amsterdam met niet minder inspanning van krachten voort; maar ook hier evenals in het seminarie oefenden zij zich onder de hoede hunner zorgvolle ouders in die deugden, welke zij eenmaal als priesters moesten bezitten, en beider godsvrucht, beider nauwgezette plichtsbetrachting strekten hunnen familie-betrekkingen en vrienden tot troostvolle stichting.

Drie jaren hadden zij aldus in den kring hunner falie doorgebracht, en in beide vrienden had de roeping tot den priesterlijken staat zich meer en meer geopenbaard en bevestigd; zij verlangden dan ook om de studie der Godgeleerdheid nu ten einde toe te gaan voortzetten; maar wijl zij hunne voorbereidende studiën niet aan het Collegium philosophicum gedaan hadden, was de toegang tot het seminarie te Warmond hun ontzegd, en er bleef hun derhalve niet anders over als het voorbeeld van velen hunner vrienden te volgen en buitenslands te gaan studeeren. De stad hunner keuze was Rome, waarheen reeds meerdere Hageveldsche studenten hun waren voorgegaan. Doch twee jongelingen op twintigjarigen leeftijd een afstand van vijf fi zes weken reizens ver weg te zenden, hen gedurende meerdere jaren onafgebroken te moeten missen — dat was voor beider ouders eene niet geringe opoffering; daarenboven, den 14d- n Augustus 1825 was een koninklijk besluit uitgevaardigd, en uit aanmerking »dat er gegronde vrees bestaat.

priester gewijd, werd hij in 1824 pastoor der St. Josefs-parochie te Amsterdam; daar verkreeg hij, op zijn verzoek, wegens voort-dnrende ziekelijkheid, ontslag nit zijne bediening den 4den April 1835. Hij overleed den 16den Jnnij van hetzelfde jaar te Botterdam.

-ocr page 35-

21

adat [jongeling-en welke buitenslands studeeren] op eenige »dier buitenlandsche scliolen beginselen opdoen, die aan »onze vaderlandsche instellingen en aan de gevoelens der «Nederlanders vreemd en daarmede strijdig zijnquot;.... werd daarin bepaald: «de Nederlandsche jongelieden die na den »lsten October aanstaande .... hunne .... theologische stu-» diën buiten 's lands mochten hebben gedaan, zullen door »Ons tot geene ambten benoemd, noch ook tot het be-»kleeden van geestelijke bedieningen toegelaten worden.quot;

Wel is waar, een oogenblik scheen de zaak der katholieken een gunstiger wending te zullen nemen, toen, na herhaalde schorsing der onderhandelingen met Rome (1) en na het overwinnen van groote moeielijkheden, eindelijk het concordaat van 18 Junij 1827 tusschen Paus Leo XII en Koning Willem I gesloten werd, en daarin de bepaling was opgenomen: dat elk bisdom zijn kapittel en seminarie hebben zou; maar de uitvoering' van het concordaat werd van den eenen dag op den anderen geschoven, en de seminariën werden vooralsnog niet geopend.

In dien toestand wonnen de ouders der beide jongelingen den raad in van meerdere verstandige mannen; zij baden vuriglijk om den wil des Heeren in deze zoo

(1) Reeds in 1815 had het Goeverneinent der Nederlanden door zijn Zaakgelastigde te Rome, J. G., Reinhold, den wensch te kennen gegeven, om in overleg met den H. Stoel de zaken der Roomsch-Katholieken in Nederland te regelen; de onderhandelingen, te Rome begonnen, werden in 1823 hier te lande, op 's Konings verlangen voortgezet; de afgevaardigde van den Paus te 's Hage was de aartsbisschop van Cyr Ignatius Naralli. Den 13den November 1823 werden de conferentiën geopend, en van 6 December 1823 tot 13 April 1824 bleven zij geschorst. Toen wederom voortgezet werden zij spoedig op nieuw geschorst en eindelijk in 1825 afgebroken. Ten laatste in 1826 te Rome weder hervat, werden zij met de onderteekening van bovenge-oemd concordaat besloten.

-ocr page 36-

22

gewichtige zaak te mogen kennen, en terwijl het blijde vooruitzicht van een zoon als priester aan God te mogen schenken hen tegen de veelvuldige moeielijkheden, aan het voorgestelde plan verhonden, minder deed opzien, besloten zij eindelijk het verlangen hunner kinderen in te willigen. Zoo vertrokken de twee vrienden onder de tranen hunner ouders en bloedverwanten, met de zegeningen hunner eerwaarde herders en zich zeiven aan Gods \ oor-zienigheid aanbevelende, den 28sten September 1828 naar de Eeuwige Stad.

Het zou niet van belang ontbloot wezen hier de uitvoerige reisbeschrijvingen mede te deelen, welke Bernard aan zijne ouders toezond, en waarin zich somtijds eene levendige verbeelding, eene groote juistheid van oordeel, een fijne kunstmaak, altijd eene innige godsvrucht verraadt ; doch de vrees van te lang te zullen worden doet ons onze mededeeling tot slechts enkele bijzonderheden beperken.

Te 's Gravenhage ontmoetten de beide reizigers onverwachts tot hunne innige vreugde den beminden regent van Bommel, en het was zeker voor dien waardigen priester, altoos nog onder den druk van het koninklijk besluit, een oogenblik van smartelijke aandoening, toen hij aan die zonen, welke hij zoo gaarne bij zich had gehouden, zijn zegen schonk voor hunne verre en moeie-lijke reis. Met jeugdige opgetogenheid beschouwden zij de merkwaardigheden der groote steden, waar zij doortrokken, en in elke kerk, die zij bezochten, droegen zij te zamen hunne verdere reis en hunne toekomst aan God op. Doch vooral toen zij het bergachtig en boschrijk Savoije doorreisden, schenen hunne krachten tegelijk met hun moed te vermeerderen; telkens stapten zij de diligence uit om te voet den togt over de bergen te maken, en omtrent hunne reis over den Mont-Cenis schrijft Bernard aan

-ocr page 37-

zijne ouders: «Wij zijn dien berg te voet opgewandeld Mmet den stok in de hand en de pijp in den mond. Al »de andere reizigers sliepen in de diligence, maar ik had «te veel over den Mont-Cenis hooren spreken om niet »eenige ellendige uren slapens aan de bezichtiging van «dien berg op te offeren. De diligence, schoon met zes «paarden bespannen, werd door ons beiden vooruitgeloo-»pen tot den hoogsten top des bergs. Schoon alles rondom «winter was, schoon al de toppen, ja zelfs de weg op »eenig-e plaatsen met sneeuw en ijs bedekt was, maakte de «gedachte: wij wandelen op den Mont-Cenis dat wij aan »geene koude dachten. Gij zult wel zeggen, dat het recht «vermetel en veel gewaagd was, om bij nacht zulk eene «reis te ondernemen, maar gij hadt eens moeten zien »door welk heerlijk maanlicht wij beschenen werden, hoe «goed wij alles onderscheiden konden! Ik kan mij maar «niet begrijpen, hoe er nog menschen konden wezen, die «liever een woeligen nacht in de diligence doorbrengen «dan dat prachtige oord te beschouwen. Ofschoon wij «reeds drie a vier uren gewandeld hadden, kwamen wij «nog te vroeg aan de afdaling van den berg. De dili-«gence echter achterhaalde ons weldra, en nu werden «wij verzocht op te stappen.quot;

Zoo kwamen de reizigers eindelijk in den vroegen morgen van den lsten November te Susa-, het eerste stadje van Italië. «Daar zijn wij in Italië!quot; zoo schrijft Bernard, «nu zijn wij echte ultramontanen! Ja, lieve «Ouders, de intrede in Italië wekte bij ons een alleraan-«genaamst gevoel op. Wij wenschten elkander geluk met «de tot dusverre volbrachte reis. Maar toen voornamelijk «gevoelde ik in mij het verlangen van toch in Rome «te komen hoe langer hoe vuriger worden. Het scheen «ons toe, als waren wij nu den berg over, en echter «hebben wij nog een groot eind af te leggen.quot; Nog

-ocr page 38-

24

twintig dagen werden aan het overige gedeelte der rei besteed, en eindelijk den 15den November stapten de twee vrienden te Florence in het rijtuig, om nu verder zonder oponthoud naar Rome voort te reizen.

Hoe steeg hun verlangen bij het naderen van de Eeuwige Stad; het vuur der jongelingsjaren ontvlamde meer en meer, en zij gunden zich geen oogenblik vertoeven. Te Lastorta, waar hunne paarden eenigen tijd rust moesten houden, verlieten zij hun rijtuig en gingen te voet naar Rome, en welk gevoel hen bezielde, toen zij eindelijk het doel hunner reis hadden bereikt, verhaalde Bernard in een brief aan zijne ouders volgenderwijze: «Is het «dan waarlijk zoo, en bedrieg ik mij niet? Ben ik nu »waarlijk in Rome? Ja, Rome, die groote stad, die stad »der Christenheid, zoo vol van geleerdheid en weten-»schap! Ja, het is waar, ik ben in Rome! God zij ge-»dankt, ik ben in Rome! Den 208ten dezer [November] »des middags te 2 ure ben ik de stad binnengereden — «neen, binnengeloopen. Van Lastorta af, dat drie uren »van Rome gelegen is, zijn wij te voet gegaan. Het »rijtuig hield daar stil en de paarden werden verfrischt. »Wij voor ons hadden geene verversching noodig. Wij »begaven ons op weg, altoos met den koepel van Smt-»Pieter voor oogen. Welke blijde aandoeningen onder-»vonden wij niet! Eindelijk, na zeven weken reizens de »plaats onzer bestemming te mogen aanschouwen en na »weinig tijds binnen te treden! Waarlijk, die drie ge-»heele uren waren als eene schaduw vervlogen. Wij »zagen de poort, toen wij nog meenden er verre af te «zijn. Aanhoudend vroegen wij elkander: kunt gij het »u verbeelden, dat gij Rome gaat binnentreden? Niets «kan met onze vreugde vergeleken worden; en waarlijk, »ik durf het zeggen, die vreugde was onschuldig. Het «denkbeeld, dat ik in den schoot van Rome datgene

1

-ocr page 39-

25

»zou erlang-en, wat Holland mij niet schenken wil, trof »mij diep en maakte mijne vreugde zoo zuiver, dat ik «meende daaraan den vrijen teugel te mogen vieren.quot;

Zoo had Bernard, het hart vol vreugde en dankbaarheid, de plaats bereikt, waar de grond zou gelegd worden voor dien verdienstelijken en vruchtbaren arbeid, die hem later aller bewondering zou verwerven, de plaats, waar zijne wetenschappelijke opleiding werd voltooid en bekroond, en zijne deugd die hoogte bereikte, dat hij, volgens het eenparig oordeel van allen, die zijn levenswandel in Rome hebben gadegeslagen, ten voorbeeld strekken kon aan al zijne vrienden.

-ocr page 40-

HOOFDSTUK III.

BERNARDS STUDIEJAREN TE ROME.

Reeds den eersten morgen na hunne aankomst in de Eeuwige stad dwaalden de jeugdige vrienden door Rome's straten om de woning te vinden van een of anderen Hollandsclien student, door wiens bemiddeling' zij zich toegang* konden verschaffen tot het C o 11 e g' i u m R o-manum. Weldra vernamen zij, dat zij zich te vervoegen hadden bij den Kardinaal Capellari (later Gregorius XVI) of hij Mgr. Caprano, die in de Propaganda eiken morgen audiëntie verleenden. Het besluit was spoedig gevormd : den volgenden dag zouden de twee vrienden hunne opwachting bij hen gaan maken. Zij waren uitgerust met een tal van aanbevelingsbrieven, en gingen daarmede van Kard. Capellari, die hen verzocht den volgenden dag* terug te komen, naar Mgr. Caprano, feecre-taris der Propaganda, bij wien zij op de minzaamste wijze werden ontvangen.

Rome, altoos gereed om voor zijne vervolgde kinderen zorg te dragen, had zich reeds van den beginne af de belangen der verdreven Hollandsche seminaristen met de

-ocr page 41-

27

grootste liefde aangetrokken; Mgr. Caprano deelde den jongelingen het verlangen van Z. H. Leo XII mede, dat de Hollandsche seminaristen, die naar Eome kwamen, hunne studiën zouden voortzetten aan het Collegium Romanum; waren er jongelieden, die geen vermogen genoeg* bezaten om zich op eigen kosten woning en onderhoud te verschaffen, dan kwam de Propaganda hun te hulp en schonk hun den noodigen onderstand; zelfs was een priester. Pater Lacroix, afzonderlijk door den Paus aangesteld om de belangen der Hollandsche studenten te behartigen. Deze zocht aanstonds eene geschikte woning voor zijne nieuwe beschermelingen, en nog dienzelfden dag sloegen Hafkenscheid en Beelen, na als theologanten aan het Collegium Romanum te zijn ingeschreven, hunne tenten op: via deW Avcjelo Custode, vicino alia Font ana Trevi No. 89.

Weldra toonden de beide vrienden, hoezeer het doel, waarvoor zij te Rome gekomen waren, hun ter harte ging. Eene zeer geregelde leefwijze, weinig omgang- met familiën, ontbeering van velerlei genoegens, volhardende ijver — ziedaar de regels, welke zij zich voorschreven, en waaraan zij zich gedurende geheel hun verblijf in de Eeuwig-e Stad stiptelijk hielden. Niet lang nog waren zij te Rome geweest, toen Bernard zelf op de volgende wijze mededeelde, hoe hij gewoon was schier iederen dag- door te brengen. »Des morgens te ongeveer 7 » ure,quot; zoo schreef hij, » sta ik op. . . . Tegen 8 ure gaan »wij naar ons Collége, hetwelk 10 a 12 minuten van »onze woning- verwijderd is. Alvorens echter de les te »hooren, ontbijten wij. . . . Twee en een half uur wordt »er les gegeven door twee verschillende professoren. . . . »Een van hen is een man van omstreeks 35 jaren, die » reeds 14 jaren professor is geweest; een man, . . . in «wien het jeugdig vuur nog niet is uitgedoofd, en die

-ocr page 42-

28

»aan zijne buitengewone kundigheden nog het talent «voefft om die aan anderen mede te deelen; in één »woord, een man, van wien het mij spijten zou ééne »les te moeten verzuimen. De studiën aan het C ollegium »Romanum zijn allerschoonst. Ik twijfel geenszins, of' »de jaartjes, die ik in Rome hoop te verblijven, zullen «met veel vrucht worden doorgebracht.

«Het Collegium Romanum wordt met recht onder de «grootste gebouwen van Rome geteld. Men onderwijst »daar de jeugd van het a1 b, c af tot de Theologie toe; »men begint er met het Latijn en eindigt met de God-»geleerdheid, zoodat het getal studenten en studentjes, »die dagelijks op hetzelfde uur doch in verschillende »zalen - bijeenkomen, ongeveer twee duizend beloopt. Ja »waarlijk, wij gaan er trotsch op, studenten te zijn van «zulk een collége.

»Zijn de lessen afgeloopen, dan wonen wij de H. Mis »bij in de kerk, die aan het Collegium verbonden is. «Welk een schoon gezicht, daar omstreeks twee duizend »] ongeling'en ordelijk in het schip der kerk te zien neer-»geknield! Na afloop der H. Mis wachten de Hollanders »elkander voor de poort van het Collegium op. Wat ge-»noegen dan elkander daar te zien en te spreken! Daarna «gaat een ieder naar huis en studeert op zijne kamer, »totdat de klok half twaalf slaat, het uur waarop men «gewoonlijk gaat eten.... Te 2 ure 's namiddags vangen »weder de lessen aan, die, gelijk des morgens, twee en » een half uur duren. Tegen vijf ure gaat iedereen we-«derom naar zijne kamer en brengt den avond door met » zijne boeken....

«Ziedaar mijn gewonen levensregel.... Moeder placht te «zeggen: dat wij Emmaus-gangers waren; ik wenschte «dat zij ons nu eens in Rome zag, hier zijn wij dag en «nacht bij elkander; wij eten, drinken, wandelen, stu-

-ocr page 43-

29

»deeren met elkander, in één woord: ziet men Beelen, »men ziet Hafkenscheid, ziet men Hafkenscheid, men »ziet Beelen.quot;

Zulk eene innige vriendschap tusschen twee talentvolle jongelingen moest wel tot beider grooten vooruitgang in de wetenschap strekken; zij arbeidden van den morgen tot den avond. »Aanhoudende bezighedenquot; zoo schreef Bernard eens aan zijne ouders, «hebben mij drie » maanden lang haast verhinderd om aan huis of huiselijke »zaken te denken.... Was er iets nieuws, ik zou het toch «niet weten, daar ik de laatste maanden van den ochtend »tot den avond als een hermiet mijn kamer heb gehou-»den.quot; Hunne uren van rust zelfs werden nog dikwerf aan de uitbreiding hunner kennis dienstbaar gemaakt. Op de kamer aan de hunne grenzende woonde een Fransch advocaat, dien zij als » een man onder duizenden, «zeer honnéte en godsdienstigquot; beschrijven; wanneer zij nu des avonds een geruimen tijd aan de studie gewijd hadden, gingen zij gewoonlijk eenige oogenblikken bij hem doorbrengen. Dan liep het gesprek over de werken van De Lamennais, van De Bonald e. a., en zoo strekte deze dagelijksche uitspanning hun tot het grootste nut. Door dien advocaat kwamen zij in kennis en nu en dan in aanraking met den geleerden Dominicaan De la Marche en den met roem bekenden Theatijner Ventura. Ongetwijfeld moest het verkeer met zulke mannen allerheilzaamst op geest en hart der jeugdige studenten werken.

Bernard zelf verhaalde op de vraag' zijner ouders, met welke menschen hij te Rome omging? volgenderwijze, hoezeer hij alle gezelschappen vermeed om des te meer het gezelschap zijner boeken te kunnen genieten: «Gij « vraagt mij u te schrijven over mijne conversatiën. Eilieve, »laat ik u dat eens mededeelen. Een der voornaamste »mannen, met wien ik te Rome bevriend ben, is de

-ocr page 44-

30

»H. Thomas, voornamelijk in zijne Summa theologiae; »van den ochtend tot den avond is hij op mijne kamer, )) ja zelfs op mijne tafel. Die geleerde heilige is niet ge-»makkelijk te verstaan; maar toch, door langdurigheid »van tijd hen ik aan zijne manier van spreken zoodanig »gewend, dat ik niet zelden tot twaalf uur in den nacht wmet hem bezig ben. Gij kunt niet gelooven, hoe aan-»genaam zijne conversatie is, ieder woord is een mirakel «van geleerdheid, zoodat wij nooit van elkander scheiden »zonder dat ik iets nieuws van hem gehoord heb. Op de »vrije dagen. Donderdag en Zondag, breng ik nog al » eens een uurtje door met De Lamennais, die vooral aan «mijne philosophische, maar toch ook aan mijne theolo-»gische studiën, groot voordeel verschaft. [De roem van De Lamennais was toen nog niet door zijn hoogmoedig verzet tegen de uitspraken der Kerk bevlekt geworden.] »Gij begrijpt wel, dat ik niet altoos met die ernstige «studiën bezig ben; de boog kan niet altijd gespan-«nen blijven. Daarom maak ik van tijd tot tijd een «bezoek bij de Italiaanschen dichter Tasso; gewoonlijk «hebben wij het dan over de Verlossing van Jerusalem «door Godfried van Bouillon. Dat is noch philosophie, «noch theologie, maar toch zoo overschoon en nuttig, «dat ik mij dikwijls beklagen moet zijn omgang niet «langer te kunnen genieten. ... Ik verkeer ook, maar «uitsluitend in den vacantie-tijd, met den uitstekenden «kunstenaar: Tea, die eene schoone beschrijving van «Rome in het licht heeft gegeven. Nog in de laatste «vacantie heb ik hem verscheidene malen onder den arm «genomen en onder zijn geleide het oude Rome en des-«zelfs gedenkstukken gezien en bewonderd. Wat dunkt «u ? Zijn dat geen schoone conversatiën ? Ik ben ver-«zekerd, dat er geen beter omgang te Eome kan wor-»den aangeknoopt. Geene gezelschappen van welke Ro-

-ocr page 45-

31

» meinen ook, zouden tegen dien omgang kunnen opwegen. «Ligtelijk zou ik, indien ik het zoeken wilde, iederen «avond in een of ander gezelschap kunnen zijn; maar »gij begrijpt, dat dit geheel huiten mijn zin en genoegen «valt; ik zoek gezelschappen, die mij zoo voor het versstand als voor het hart van nut kunnen wezen.

»»Gij zult dan wellicht met een of anderen geleerde »»converseeren quot; — »0 ja, daar zijn er vijf of zes, »die mij ten hoogste toegenegen zijn; ik hedoel mijne «professoren, met wie ik zoo dikwijls en zoo lang* ik «wil, converseeren kan. Buiten hen ken ik schier nie-»mand, . . . maar ik heb ook eigenlijk niemand anders »noodig: mijne professoren, boeken, Hollandsche en Ro-»meinsche studie-compagnons zijn voor mij de aange-»naamste conversatie, die ik hebben kan en hebben moet; «met hen heb ik reeds twee jaren omgegaan, en ik zal »mij den overigen tijd aan hen blijven vasthouden. Nie-«mand anders kan mij medaille's en graden bezorgen; [zijn ijver was, toen hij dit schreef, gelijk wij latei-zien zullen, reeds bekroond geworden]; maar eene onaf-»gebroken studie op zijne kamer, ziedaar het eenige mid-»del om te vorderen en zijne vorderingen beloond te «zien. Ik ben eigenlijk te Rome, gelijk men zegt, un »pew philosophe geworden, en hoop het nog meer te «worden.... Vandaar zijn wij bijna altijd op onze ka-«mer, druk aan het studeeren, zonder ons veel te bekom-«meren met hetgeen in of buiten Rome voorvalt. Op »die wijze levende meen ik te leven, gelijk het behoort, «en den geest te krijgen van den staat, dien ik gekozen «heb en eenmaal hoop te omhelzen.quot;

De vacantie-tijd was voor hem en zijn vriend Beelen in den regel een tijd van groote uitspanning; dikwerf maakten zij dan eene reis in een of ander gedeelte van Italië en bezochten zij de heilige plaatsen, die op den Italiaan-

-ocr page 46-

32

schen bodem zoo talrijk te vinden zijn. Bleven zij te Rome, dan werden in die dagen de boeken toch geenszins geheel eu al ter zijde gelegd. «Gij zult weL wagen,quot; zoo schrijft Bernard -wederom, «hoe het mogelijk »is bijna twee maanden door te brengen in de genoegens »der vacantie. Luister evenwel, hoe g-emakkelijk dat «ging. ... 's Morgens hield ik mij onledig met het af-»werken van een paar tractaten, waarin wij waren ge-» bleven. Dan, niet zelden moest ik de zaken laten rusten »voor den een of anderen vriend, die ons kwam bezoeken. «Wat waren die altoos welkom! Ik verweet hun wel «eens, dat zij mij niet nog meer kwamen storen. Tegen «12 ure trokken wij de deur uit naar den restaurateur; »dat miste nooit! zie, wanneer ik in alles even nauw-»keurig word als hierin, dan keer ik als een voorbeeld »van orde naar het vaderland terug. Na den maaltijd «ging het op eene wandeling los in of buiten de stad, «en met zonsondergang waren we weder onder dak. — »Maar - hoe nu die avonden doorgebracht? — O, zeer «genoegelijk. Gewoonlijk hield ik mij bezig met eene «aangename lectuur van den een of anderen Italiaan-«schen dichter. Daarna namen wij ons avondmaal, maar «dan ook kwamen wij zoo duchtig aan het praten over «ik weet niet wat al zaken, dat het einde van het sou-»per niet zelden de tijd van slapen was. Gij ziet wel, «dat deze manier van leven veel op die van een rente-«nier gelijkt. En toch begon mij dit al spoedig te ver-« velen.quot;

Menig lezer zal alligt de opmerking maken, welke Bernard eens zijnen ouders in den mond legde: «maar «wat zijn dan uwe uitspanningen? Gij kunt toch niet «eeuwig studeeren?quot; Reeds vroeger deelden wij mede, dat Bernard van jongs af altijd bijzonder vermaak had geschept in de toonkunst, en nu te Rome was de mu-

-ocr page 47-

33

ziek »iederen dag na den maaltijd zijne eenige en zijne «grootste uitspanning in den studie-tijd.quot; Dikwerf schreef hij dan ook met smaak en oordeel over de muziek, welke hij te Rome hoorde uitvoeren, maar dan vooral was zijn genoegen groot, wanneer hij aan de piano g-ezeten de hem uit Amsterdam toegezonden muziekstukken met zijne vrienden uitvoerde, als hij met hen Haydn's Schepping doorbladerde, die hij vergeleek bij eene bron om zijn smaak voor de muziek tot verzadiging toe te voldoen; ook was hij in kennis gekomen met een Romeinsch prelaat, die, terwijl zijne hooge jaren het hem niet meer toelieten zelf te musiceeren, zijne piano aan Bernard, zijn vriend Beelen en den reeds meer genoemden advocaat had aangeboden, om, zoo dikwijls zij wilden, daarvan gebruik -te komen maken; in den regel gaf het drietal des Donderdags, op hun vrijen dag, gevolg aan die uitnoodiging. Eene andere schoone gelegenheid om aan zijne liefde voor de muziek te voldoen werd voor Bernard geopend, toen men hem als tenor-solist opnam onder het kleine getal zangers, welke uit de studenten van het Collegium Romanum werden uitgekozen om, de godsdienst-plechtigheden in de daarbij behoorende kerk op te luisteren, lederen Zondag na den middag werd in genoemde kerk catechismus gehouden voor alle studenten van het Collegium daarna zong het zangerskoor allerschoonste Ita-liaansche en Latijnsche liederen, over welke Bernard schreef; «al de muziek, die wij daar uitvoeren, is zoo «schoon, zoo voortreffelijk, dat het mij waarlijk eeue «wellust is in de kerk te zingen.quot; De schoonheid en welluidendheid van zijne stem lokte langzamerhand zoovele menschen naar de kerk, dat men zich verdrong om dien «Cantore Olandesequot; te hooren, en de Italianen niet zelden vol geestdrift tegen elkander zeiden: »Che bellis-sima voce!quot; Che bellissima voce!quot; (Wat eene aller-

3

-ocr page 48-

r» i

O'r

schoonste stem!) Bernard werd zelfs, na eene goed geslaagde voorbereidende proef, toegelaten om mede te dingen naar liet ambti van pauselijk zanger, maar moest met niet weinig leedwezen van alles afzien, toen hij vernam, dat niemand als lid van depauselijke kapel mocht worden aangenomen, die zich niet voor vijf en twintig jaren kon verbinden (1).

Zulk eene onafgebroken studie, zulk een volhardende ijver verwierven Bernard niet slechts de liefde en achting zijner overheden in ruime mate, maar moesten ook, daar hij volgens hun eigen getuigenis een der meest talentvolle studenten van het Collegium was, de allerschoonste vruchten voortbrengen. Zijn arbeid werd dan ook onder den zegen van God, dien hij dagelijks er over afsmeekte, op schitterende wijze bekroond.

Reeds op het einde van zijn eerste studie-jaar te Rome behaalde hij door eene dissertatio de seria Dei volmtate salvandi ovmes omnino homines (2), gericht tegen de vijfde veroordeelde stelling van Jansenius, de zilveren medaille in de leerstellige Theologie. Wij kunnen ons het genoegen niet ontzeggen den brief, waarin hij zelf zijne overwinning mededeelt, bijna geheel af te schrijven; er straalt daarin eene jeugdige fierheid uit, eene openhartige blijdschap, eene voldoening over het geluk, dat hij daardoor aan zijne offervaardige ouders verschafte, die duidelijker dan wij het zeggen kunnen het karakter des schrijvers openbaren:

(1) De oorsprong van de pauselijke kapel dagteekent van den H. Giegorius den Groote; hare leden staan onder toezicht van den pans en „zingen alleen in diens tegenwoordigheid; hunne statuten zijn alle door pauselijke dekreten bekrachtigd. Het is bekend hoe vroeger, jaren lang, Nederlanders de glorie dezer kapel zijn geweest.

(2) Over den ernstigen wil van God om volstrekt alle men-schen zalig to maken.

-ocr page 49-

»Zeker hebt gij reeds vele aangename en verblijdende »brieven van mij gehad, maar dat deze de aangenaamste, «ja verreweg de aangenaamste is van alle, zie, daar ben «ik zoo zeker van. als dat de Pans te Rome is. Ver-»heugt u, Vader en Moeder, verheugt u, broeders en «zusters, vrienden en bekenden, verheugt u allen! Gij «kunt met u allen zoo blijde niet wezen als ik alleen. «Wat kan men toch aangenaam verrast worden! Dat «was een avond, de avond van den 5den dezer [September 1829]. » Al de Amsterdammers, al de Hollanders wa-«ren buiten zich zeiven van vreugde. — Wat heeft u «dan zoo blij gemaakt? — Hoe kunt gij het vragen? Wie «zou niet verheugd zijn den eersten prijs, de medaille «in de dogmatieke Theologie weg te halen! De eerste «Nederlander, die te Rome aan het Collegium Romanum «den eersten prijs behaalt, is dat geene reden om mij «recht hartelijk. te verheugen ? . . .

«Den 5den dezer, 's namiddags te 4 ure, had de uit-«deeling der prijzen plaats. Een brillant orkest was in »de kerk vóór het altaar opgeslagen en met allerlei «draperieën behangen. Het scheelde weinig, of ik was in «gewoon tenue op mijne plaats gaan zitten : zoo weinig «gedachte had ik van de premie te zullen behalen. Bij «het binnenkomen van den Generaal der Jesuiten, ge-«volgd door al de professoren en verdere personen, die »bij de plechtigheid waren uitgenoodigd, hief het orkest »eene sinfonie aan, dat de kerk er van dreunde. Pater «Roothaan, wien de uitdeeling der prijzen was opgedra-«gen, zat midden in de kerk op een grooten rooden »stoel. Een der professoren hield eene kleine redevoering, «waarna een der studenten van de Orde den schoon ver-»sierden katheder beklom, om de namen af te lezen van «allen, die dit jaar de prijzen bekomen hadden. Daar «werd ik afgeroepen! Hoe kon die Jesuit zulk een bar-

-ocr page 50-

86

»baarsclien naam nog zoo goed uitspreken! Afgehaald »door een Jesuit werd ik voor den Generaal gebracht, «en daar ontving ik Amsterdammer, uit de hand van »een stadgenoot (1) de zilveren medaille. Bij het overrei-«ken derzelve begon het orkest een opgewekt stuk mu-)gt; ziek te spelen, zoodat ik, door denzelfden Jesuit terug-»geleid, bijna springend mijne distinctieve zitplaats op de »o-roen-bekleede bank innam. . . . Daarmede echter was

O

»de zaak nog lang niet afgeloopen. Nauwelijks waren »wij uit de kerk gekomen, of daar wevd onder de Hol-»landsche compagnons afgesproken deze gebeurtenis feeste-«lijk te herdenken. Gisteren avond zijn zij, negen in «getal, op mijne kamer geweest; wij dronken Holland-))sche thee en dampten eene Hollandsche pijp; gij kent »ons en weet dus te oordeelen, hoe wij dien avond bij »elkander zijn geweest; ja waarlijk, nooit brachten wij »een avond te Rome door in zulk eene blijde stemming »als toen.

wik ben te verheugd om mi nog over andere dingen «te schrijven. Wat nieuws ook zou ik kunnen melden, «dat niet zou afvallen bij deze ééne tijding, die ik mij «haastte u toe te zenden?quot;

Hoe verheugd de Hollandsche studenten waren, en hoe zij Bernard zijne overwinning van harte gunden, getuigen de volgende woorden, die wij in den brief van een hunner gevonden hebben: «gij weet, dat bij het einde «van het studiejaar op ons collége uit de behandelde «tractaten een of ander punt wordt opgegeven tot stof »eener dissertatie, die gemaakt moet worden sine ullo »hbrorum adjumento. Ad sc/iolas veniant instructi cum »charta et calamis tantum (2).

(ij De toenmalige Generaal, Pater Roothaan, was mede van Amsterdam geboortig.

(2) Zonder behulp van eenig boek. Men kome in de school voorzien alleen van pen en papier.

-ocr page 51-

87

«Behalve de Jesuiten en het Collegium Germanicutn » mogen al de kweekelingen van het Collegium Romanum, «die dat jaar de theologische lessen hebben bijgewoond/in »die compositie meedoen. Nu, in eene van die dissertatiën »heeft de medaille g-ehaald, wie ? — onze vriend Hat-»kenscheid is praecedeniibus nequidquam Italianis (1) met »die medaille gaan strijken. Wat dunkt u? Dat alleen «was haast de moeite waard om naar Rome te gaan. »De bewijsvoering der dissertatie moest met veel oor-»deel bewerkt worden. Ik ben blij, dat de Amsterdam-»mers reeds het eerste jaar zulk een figuur te Rome »hebben gemaakt; die ééne medaille brengt geheel het «collegium Hollandicum in een goeden dunk. We hebben »onder ons Hollanders het feest van die Amsterdamsche » overwinning zeer vroolijk gevierd, en daarbij eenige con-»stitntiën gemaakt en bepaald, hoe men procedeeren zou, »wanneer het volgend jaar weder een dusdanig cas onder «de Hollanders mocht voorvallen.quot;

Men wrake haar niet, die gulle en kinderlijke vreugde, die jeugdige opgewektheid, welke de Hollandsche studievrienden meermalen, en vooral in de dagen der vacantie, aan een vriendendisch vereenigde of tot eene genoeglijke avond-bijeenkomst te zamen riep; geenszins is het de geest der Kerk hare jeugd door ontbering van alle vermaken, door een ernst, dieper dan de jaren kunnen medebrengen, tot het H. Priesterschap op te leiden, en onderlinge blijdschap en vroolijk samenzijn kunnen met ondoof baren studieijver en volhardenden toeleg' op de deugd zeer wel gepaard gaan. Niet ten onrechte schreef Bernard eens: »wie, die iederen dag over God en de Goddelijke eigen-»schappen moet redetwisten, geeft zich niet gaarne nu en »dan eens aan eene vroolijke luim over? Zie, ik ben wel

(1) Terwijl de Italianen achterbleven.

-ocr page 52-

33

»wat ernstiger geworden, maar, biedt de gelegenheid »zich aan, dan ben ik nog* dezelfde die ik te voren was. «Vraag het aan al mijne compagnons, en ik wed: zij »zullen allen zeggen, dat ik waarheid spreek.quot; Inderdaad, de ons verschafte getuigenissen zijner studie-vrien-den vermelden, dat hij de ziel en de vreugde was van den Hollandschen studentenkring, en hunne genoegens veel van hunne waarde verloren, zoo »Hafjequot; (gelijk hij kortweg genoemd werd) afwezig was; deden zij — soms tien of twaalf in getal — onder de vacantie-dagen een uitstapje: hij regelde alles, zorgde voor alles, bepaalde den weg, en iedereen beschouwde en volgde hem als den besten aanvoerder der Hollandsche karavaan. Die ge-genoeglijke bijeenkomsten droegen niet weinig bij om den vriendschaps-band der Hollandsche studenten meer en meer te versterken, zij hielden hen van vele voor hunne studie schadelijke vermaken af, zij verschaften hun de de gelegenheid om de uitspanning der jeugd in gepaste en toch ruime mate te genieten, en zich in elkanders voorbeeld te stichten. Zoo werd menig uur in gulle vreugde doorgebracht; dan spraken zij over de weder-zijdsche familien en verplaatsten zij zich in den huise-lijken kring; dan onderhielden zij elkander over een of ander punt van studie; dan ook brachten zij elkander herhaalde malen de herinneringen van Hageveld voor den geest, de vreugde daar genoten, de liefde daar ondervonden, en telkens werd de wensch herhaald, die aller harten vervulde: dat weldra de bemoeiingen van hun booggeschatten en beminden regent van Bommel bekroond en de seminariën mochten heropend worden. De goddelijke Voorzienigheid, die alles wonderbaar leidt, schonk meer nog dan zij wenschten.

-ocr page 53-

HOOFDSTUK IV.

VERVOLG VAN KET VOORGAANDE.

Daar g-ing in Maart 1829 op het onverwachtst onder de Hollandsche studenten te Rome een gerucht rond, dat weldra bleek waarheid te zijn, en hun allen eene buitengewone vreugde verschafte. Wij laten hier wederom het woord aan Bernard Hafkenscheid; »wat blijde, wat »heuglijke tijding! De regent van Bommel tot bisschop » van Luik benoemd! Zoo ik ooit te Rome eene verrassende «tijding hoorde dan is het deze. Onze goede en beminde »regent! Zoo komen ware verdiensten, hoe verborgen »ook, aan den dag! De ontvangst dezer tijding heeft »ons dronken van vreugde gemaakt. De regent van »Bommel bisschop! Ziedaar het eenige wat ons den ge-wheelen dag op de lippen komt. God geve hem zijne «genade om dien verheven staat met nut en luister te »bekleeden! Met brandend verlangen zie ik het eerste »consistorie van den nieuwen Paus [Pius VIII] te ge-»moet, en zoodra ik uit 's Pausen mond deze zoo ver-»blijdende benoeming verneem, gaat er een brief uit «Rome om den hartelijken ouden regent met zijne verft heffing geluk te wenschen.quot; Een weinig later schreef «hij: «onder al de brieven, die ik tot nu toe van u ont-

-ocr page 54-

40

«vangen heb, is uw laatste voor mij de aangenaamste «en belangrijkste geweest. Het zekerste bewijs [dat wij gerust spoedig het einde van alle grieven mogen verwachten] «is zonder twijfel de benoeming van regent «van Bommel en de bijzondere omstandigheden, die deze «benoeming voorafgingen en haar vergezelden. lederen »dag, ieder uur verheug ik mij, en verheugen zich allen, «wien Nederlands belangen ter harte gaan, in die onver-«wachte en gelukkige verheffing. De groote talenten en «de groote diensten, die de regent, in de laatste drie «jaren vooral, aan de Kerk heeft bewezen, hebben hem «die benoeming overwaardig gemaakt, en het is niet te «betwijfelen, of ter zijde gestaan door allen, die de goede «zaak aanhangen, zal hij der Kerk tot een grooten steun «zijn. Luik mag zich met zijn bisschop gelukwenschen «en voor een langdurig bezit van zulk een opperhoofd »vuriglijk bidden.quot; Met hoeveel genoegen vernamen Bernard en de Hollandsche vrienden uit particuliere brieven en dagbladen, dat een afscheidsfeest, hun regent waardig, gevierd was, waarbij de liefde en dankbaarheid zijner kweekelingen zich in de blijdste tonen had geopenbaard. « Het afscheidsfeest,quot; zoo schrijft Bernard wederom, «onzen «achtenswaardigen regent aangeboden, moet wel luister-«rijk zijn geweest, ten minste de beschrijving, die gij «er van gegeven hebt, toont duidelijk, dat alles heeft «samengespannen en zich beijverd heeft om hem te ver-«eeren en te danken, wiens naam in aller harten zal «blijven voortleven, die reeds zoo groote diensten aan de «Kerk bewezen heeft en haar zeker nog grootere bewij-«zen zal, wiens hooge verdiensten, hoe ook verborgen «tusschen de muren van Hageveld, eindelijk zullen wor-«worden in het licht gesteld, en van de geheele Neder-»landsche Kerk die hooge achting ontvangen zullen, «waarmede wij, die hem steeds van naderbij kenden.

-ocr page 55-

41

»dezelve immer hebben mogen vereeren. . . . Kort na de »ontvangst der brieven heb ik die in een kleinen kring » van Romeinsche Nederlanders voorgelezen; eensklaps na-quot; men wij de glazen op, klonken elkander toe, en onder »herhaald hoezes! op het welzijn van den Luikschen «Bisschop dronken wij die ten bodem toe ledig. Waar-»lijk, uwe berichten en de brief aan den Courrier inge-»zonden waren wel in staat zulk een enthusiasme op »te wekken.... En zoo de andere partij nog een graadje »menschelijk gevoel bezit, dan moet het hen zeker niet «weinig gehinderd hebben, dat men op zulk eene écla-»tante wijze den lof van Hageveld, van zijn regent en «zijne kweekelingen vermeld heeft.quot;

Na deze gewichtige benoeming begon de zaak der xS ederlandsche katholieken eene eenigzins gunstiger wending te nemen. Met klimmende belangstelling volgden de Hollandsche studenten te Rome elke gebeurtenis, die in hun vaderland voorviel, en vurig verlangden en baden zij, dat toch het verzet tegen de rechten der Kerk weldra een einde mocht nemen. «Russen en «Turken,quot; schreef Bernard om dezen tijd, «laat ik met elkander «vechten; Frankrijk laat ik zijne zaken in de war stu-«ren; en ik houd mij, wanneer ik mij met de poli-«tiek bemoei, uitsluitend met den stand van zaken in « ons land bezig.quot;

Reeds vroeger zagen wij hoe de tenuitvoerlegging- van het Concordaat telkens werd uitgesteld, niettegenstaande het Nederlandsche Goevernement reeds vóór het sluiten van deze overeenkomst de verzekering had gegeven, dat de verplichting om de lessen aan het Collegium Philoso-phicum bij te wonen zou opgeheven worden. Hieraan echter werd eerst — en nog slechts ten halve — ge-volg gegeven door het besluit van den 20en Juni 1829; het bijwonen der lessen aan het Collegium PMlosophicum

-ocr page 56-

werd wel facultatief gesteld voor de jongelingen, die de studie der Godgeleerdheid in de bisschoppelijke seminariën wenschten te doen, maar de studenten in het buitenland bleven nog immer een doorn in het oog der Regeering. Een weinig vroeger hadden alle Nederlandsche studenten te Rome een bevel ontvangen om op een bepaalden dag en een bepaald uur te verschijnen bij Z. Exc. den Graaf de Celles. (1) Niemand hunner wist wat er gebeuren zou. Toen op den bestemden tijd allen in de woning van den Graaf waren bijeengekomen, verscheen de heer Germain, van zijn secretaris vergezeld, in hun midden; hij las hun een bevelschrift voor, dat hij zeide van het Nederlandsch Goe-vernement ontvangen te hebben, en waarbij aan alle studenten te Rome gelast werd onverwijld naar hun vaderland terug te keeren om in het Collegium P/nlo-sophicum hunne studiën te voltrekken; weigerden zij hieraan gevolg te geven, dan konden zij nooit op eenige bediening als kapelaan of pastoor in hun vaderland hopen. Allen zagen elkander een oogenblik verwonderd aan; maar spoedig vatte Bernard het woord op; in aller naam verklaarde hij, dat zij niet eensklaps hun beslist antwoord hierop geven konden, den raad hunner overheid wenschten in te winnen en derhalve eenig uitstel voor hun antwoord verzochten. Na eenige weken ontvingen zij eene nieuwe aanzegging om voor Z. Exc. te verschijnen, en wederom waren allen op het gestelde uur aanwezig. Het bovengenoemde bevelschrift werd hun nogmaals voorgelezen, de strafbedreiging daarbij herhaald, en zij werden verzocht thans een bepaald besluit te geven. Hun vast besluit was, zoo antwoordde Bernard bescheiden en ernstig in aller naam, te Rome te blijven

(1) Sedert 2 September 1826 ambassadeur extraordinaris en plenipotentiaris van het Nederlandsche Hof bij den H. Stoel; later vervangen door den Heer Germain.

-ocr page 57-

13

en aldaar hunne studiën te voltooien. Met eene strengde berisping- over balsturigheid jegens het Nederlandsche Goe-vernement, over gebrek aan vaderlandsliefde, en de verklaring, dat hun besluit aan de Regeering onverwijld zou worden medegedeeld, werden zij weggezonden. Zij vernamen later nooit meer iets omtrent de gevolgen dezer gebeurtenissen, maar terecht kon Bernard den len Augustus 1829 nog schrijven, dat het telkens herhaalde: alles zal zich wel schikken weinig beteekende, 'en het besluit van 20 Juni nog geene wezenlijke verandering in de zaken voortbracht; «de boog,quot; zoo gaat hij voort, «schijnt nog «maar altoos gespannen te zijn tegen de buitenlandsche «studenten. Zeker altoos nog om die vreemde en huiten-»Imidsche beginselen, die hun worden ingegeven. Maar «waarom heeft de Graaf de Celles, of iemand van zijn «gevolg, gedurende hun driejarig verblijf in Rome het «Collegium Romanum, dat voor een ieder open staat, «niet éénmaal met zijne tegenwoordigheid vereerd? Had «Zijne Excellentie, die ons altijd met arendsoogen be-«spiedde, zich ooit beter kunnen overtuigen van die ver-«derfelijke grondbeginselen, die de jongelingen buiten het «land inzuigen? A la bonne heure; de teerling is gewor-»pen, het ministerie admitteert geene jongelieden, die «zonder verlof het land verlaten. Wij zullen afwach-«ten tot dit lied is uitgezongen. Ik geniet hier in Rome «meer dan Holland mij ooit kon opleveren, en ik geef «het overige aan den Heer over.quot; Dikwerf ook liet hij zich in diepe 'verontwaardiging uit over de uitvinders en voorstanders van het Collegium PInlosophicum, maar ten volle vertrouwend op de hulp der goddelijke Voorzienigheid schreef hij tevens: »gij wilt mij, zoo het schijnt, «moed inspreken, alsof zulke dekreten mij van mijn stuk «zouden brengen. Och, als gij wist, hoe weinig mij al »die maatregelen hinderen ! Celui qui met un frein a la

-ocr page 58-

44

»fiireur des Jlots, sait aussi des méchants arrêter les »complotsT Ook toen hij op het feest der HH. Apostelen Petrus en Paulus de Mis bijwoonde, gevoelde hij zijn hart van warme vaderlandsliefde kloppen, en vergat hij niet «de bescherming van het Hoofd der Apostelen i) in te roepen voor de Katholiciteit van Nederland.quot;

Was het wonder, dat Bernard en zijne studie-vrienden, na zoo van ganscher harte te hebben deelgenomen in de verdrukking van Nederlands Kerk, na zoo vurig gebeden te hebben om eene gunstige wending van den Hemel te erlangen, zich ten hoogste verheugden, toen eindelijk de dagen van droefheid voorbij waren? Den 2en October 1829 verscheen het bekende besluit van Koning Willem I, hetwelk aldus luidde:

»Gezien het 2de artikel van de conventie van den »IS™ Juni 1827, met den H. Stoel aangegaan, en door »ons den 25en Juli van datzelfde jaar bekrachtigd, hou-»dende: »» elk Bisdom zal zijn kapittel en zijn seminarie »»hebben,quot;quot;.... «hebben besloten en besluiten:

«Art. 1.... Wij verklaren, dat de bisschoppen, welke «hun bisschoppelijk seminarie zullen openen, dadelijk «zullen kunnen overgaan tot deszelfs organisatie....

»Art. 2. Wij ontheffen daarenboven de jongelingen, «welke hunne voorbereidende studiën buiten het Rijk «hebben gedaan en zich voor den eersten Februari [1830] »zullen aanmelden, om in de bisschoppelijke seminariën «te worden toegelaten, van de bepalingen van ons be-»sluit van den 14en Augustus 1825, hen gelijk stellende «met de zoodanigen, die hunne studiën, met onze ver-«gunning, buiten het Rijk hebben verricht.quot;

Wederom laten wij het woord aan Bernard Hafken-scheid, om de vreugde te beschrijven, welke het besluit des Konings onder de Hollandsche seminaristen te Rome veroorzaakte: »welk een onuitsprekelijk genoegen uw

-ocr page 59-

45

»laatste brief ons allen verschaft heeft, kunt gij niet be-»grijpen.... Dat er iets gewichtigs in ons land moest «hebben plaats gehad, bleek vooreerst uit een los ge-»rucht, hetgeen echter spoedig- werd bevestigd; dat de »zaken der katholieken eene gansch andere wending »hadden gekregen, en door een nieuw dekreet zeer voor-»deelige bepalingen voor de buitenlandsche studenten ge-»maakt waren. Eensklaps lezen wij de letter van het » dekreet in de Gazette de France, wat meer is: de heer »Germain heeft audiëntie bij den Paus gehad, en reeds quot; daags daarna staat het dekreet in de Diario di Itoma!.... »O, v, at verlangden toen Beelen en ik, wat reikhalsden »quot;w ij uaar tijding uit Amsterdam! Dan, dan eerst zouden »we recht van die zaken onderricht worden. Daar zijn » de brieven ! Wat aangenaam, wat belangrijk nieuws!quot; En m een volgenden brief schrijft hij: «dit moet ik u » melden, dat wij nooit bijeenkomen zonder ons gezamenlijk te verheugen over de gelukkig-e wending, die de »zaken genomen hebben.... De bisschoppen op hunne »zetels, het altoos dierbaar Hag'eveld op nieuw geopend, quot;de uiteengejaagde studeerende jeugd naar de voor haar «bestemde oorden teruggeroepen en eene nieuwe bron »van zegeningen voor Neêrlands Kerk geopend te zien — «ziedaar zoovele gebeurtenissen, die zelfs in Rome de «onverwachtste en daarom de hartelijkste vreugde ver-«wekken. Ja, uit den grond van ons hart deelen wij in »de blijdschap van Neêrlands katholieken, die in de «jongste gebeurtenissen wederom een nieuw blijk gekre-«gen hebben, dat alleen geduld en lijdzaamheid over de «vijanden der Kerk zegevieren, en de tijdelijke rampen «christelijk verdragen, immer den zegen Gods na zich «trekken. Moge een duurzaam gevoel van dankbaarheid «in aller harten dien zegen des Hemels over Nederland « bevestigen.quot;

-ocr page 60-

40

Natuurlijkerwijze rees onder de Hollandsche studenten te Eome de vraag' op, of zij zouden verplicht worden terug te keeren naar de seminariën, waartoe zij behoorden, dan wel of zij in Eome hunne studiën zouden mogen ten einde brengen; onbekend nog was het hun, wat hunne geestelijke overheid verlangde, onzeker ook wat de kracht zou wezen van het koninklijk besluit, volgens hetwelk zij zich vóór den len Februari 1830 moesten aanmelden. Wat zij zeiven wenschten? »Onze eenige »wensch is,quot; zoo schrijft Bernard, »nog eenigen tijd in »Rome te kunnen studeeren; hiervoor redenen op te ge-»ven zal wel niet noodig zijn. Dit is de wensch niet »niet alleen van velen, maar van allen. Allen zouden «gaarne in Rome blijven, hoe blijde ook over de geluk-«kige wending der katholieke zaken..,. Inderdaad, wij »zijn allen te goed in Rome gevestigd, de studiën zijn »te voortreffelijk dan dat iemand eenige verandering voor »zich wenschen zou. Maar nog eens, private verlangens »ter zijde gesteld, verheugt zich een ieder en dankt den »Hemel voor den ommekeer tot de goede orde. Heil, «driewerf heil den man, die zoo voortreffelijk daaraan de «hand geleend heeft!quot; Was echter, zoo luidt de brief verder, de vervulling van zijn wensch tegen den zin van vader of moeder of van de geestelijke overheid, of wel, kon hij geene genoegzame zekerheid erlangen om later, evenals zijne vrienden, in Holland geplaatst te worden, dan was hij bereid terstond naar het vaderland terug te keeren. De aartspriester evenwel, tot wiens jurisdictie Bernard en meer andere studenten behoorden, schijnt hun de vrijheid gelaten te hebben om óf in Holland óf te Rome hunne studiën te voltooien; althans in de laatste dagen van 1829 schreef Bernard ; »hetgeen ons buitenmate verheugt is de onge-»stoorde rust, die niet alleen wij, maar al de Holland-

-ocr page 61-

47

»sche broeders tot heden toe g'enieten. Niet één onder »ons heeft den minsten schijn van aanzegging gekregen »om den terugtocht naar het vaderland te ondernemen. » t Is toch eene vreemde zaak: toen de seminariën ge-»sloten waren, was een ieder ontevreden en bedroefd, »en nu zij geopend zijn, zou ons niets moeielijker vallen »dan Rome te verlaten en in de seminariën te sraan

O

» studeeren.quot;

Die rust evenwel duurde voor de twee vrienden Haf-kenscheid en Beelen niet lang, en nog geen ]aar na de heropening der seminariën, in Juni 1830, werd op eene zeer eervolle wijze tot hen het verzoek gericht om de terugreis naar het vaderland te ondernemen. Reeds was de goede faam hunner talenten en niet minder van hun deugdzaam leven hun naar het vaderland vooruitgegaan, en de toenmalige Aartspriester van Holland en Zeeland, Joannes van Banning, sloeg bij de herstelling van Hageveld al spoedig het oog op deze twee studenten, omtrent welke de gunstigste berichten tot hem waren doorgedrongen. Hij schreef in bewoordingen, die wel getuigden, hoezeer hij zijn verlangen wenschte vervuld-te zien, aan beiden het verzoek om zich in zijn seminarie aan het onderwijs te komen wijden; aan Bernard wilde hij den leerstoel der philolosophie in Hageveld opdragen; Beelen had hij voor het seminarie te Warmond bestemd. Beide vrienden waren met weinig ingenomen met het eervol verzoek van den Aartspriester, en in hun antwoord g'aven zi] de duidelijkste blijken, hoe hoog zij de toegenegenheid en het vertrouwen in hen gesteld waardeerden; »deze opdracht,quot; zoo luidde het o. a., »kenmerkt grooter blijk van liefde «en vertrouwen dan wij zouden mogen of kunnen ver-» wachten.quot; Onbewust van eigen verdiensten konden zij zich niet begrijpen, dat dit aanbod hun gedaan was; » het is,quot; schrijft Bernard aan zijne ouders, «zeer vereerend, maar

-ocr page 62-

48

»slechts in zich zelf beschouwd; want als ik bedenk, dat » het aan mij is gedaan, dan weet ik niet, hoe ik het heb.quot; Langen tijd overdachten de beide vrienden wat zij den Aartspriester zouden antwoorden; zij wonnen den raad in van meerdere personen en bespraken te zamen herhaaldelijk de belangen hunner toekomst. Dan, hunne jeugdige jaren, de korte tijd hunner studiën te Eome, hun verlangen om hun arbeid, die zoo schoone vruchten droeg, ten einde toe voort te zetten, dat alles bewoog hen om het verzoek des Aartspriesters vooralsnog van de hand te slaan. Alle bijoogmerken, zoo schreven zij hem, hadden zij bij hunne beraadslagingen ter zijde gelaten, en niet dan na lang en rijp overleg met anderen waren zij tot die partij overgegaan, welke zij in geweten meenden te moeten omhelzen.

Zoo mochten de twee vrienden tot hun groot genoegen hunne studiën ongestoord te Eome blijven voortzetten. Hun tweede studiejaar liep thans ten einde, een der gewichtigste jaren van Bernards leven, wijl hij daarin de eerste trede des heiligdoms beklommen had. Na op den Quater-temper Zaterdag van December 1829 de kleinere Orden te hebben ontvangen, werd hij met zijn vriend Bee-len op Paasch-Zaterdag (10 April) 1830 door den Kardinaal-Vicaris Zurla tot subdiaken gewijd. Welke vreugde en dankbaarheid zijn hart vervulde, toen hij dezen eersten en gewichtigen stap, die over zijn levensstaat besliste, vol vertrouwen op Gods Voorzienigheid had gezet, kan wel blijken uit de taal, waarin hij op de gelukwenschen zijner familie-betrekkingen antwoordde: »de Hemel storte » over uwe wenschen zijn zegen uit en schenke mij al de »genade, die ik in mijne geestelijke betrekking noodig «heb. Welk een groot genoegen zijne wenschen vervuld te «zien en de loopbaan in te treden, waarop oog en hart »gevestigd was. Nimmer heb ik kunnen gelooven, dat de

-ocr page 63-

49

11 verkiezing \an mijn staat mij zooveel inwendige vreugde »zou verschaft hebben. Waarlijk, het is te veel! Kon ik »maar den Hemel naar waarde danken, die mij eene zoo «groote weldaad geschonken heeft! Dan, ik vertrouw met «reden, dat gij mij hierin behulpzaam zult wezen.quot;

Had Bernard bij het einde van zijn eerste studiejaar te Rome de voldoening gesmaakt van onder Gods zegen zijn ijver bekroond te mogen zien, thans, aan het einde van zijn tweede studiejaar, wachtte hem eene nieuwe en nog luistervoller verheffing. «Waarde ouders, waarde «broeders en zusters, vrienden en bekendenquot; (schrijft hij), »verheugt u met mij! De Hemel heeft dit jaar mijne «werkzaamheden bekroond! Mocht ik u verleden jaar de «heugelijke tijding mededeelen, dat ik eene medaille had »behaald, dit jaar meld ik u, dat ik er drie ontvangen «heb. Nog eens, de Hemel heeft mijne werkzaamheden «gezegend! Kardinaal Odescalchi heeft mij eene medaille «voor de Dogmatiek, daarna eene tweede voor de mo-«raal-Theologie, en eindelijk eene derde medaille voor de «Hebreeuwsche taal uitgereikt. Gij kunt onmogelijk be-«grijpen, in welke vreugde ik thans verkeer, dat ik va-«der en moeder zulk eene heugelijke tijding kan mede-«deelen. \erheugt u, nog eens, verheugt u allen!.... »Kon ik u, waarde ouders, schooner geschenk aanbieden? quot; O, hoe verblijdt het mij, dat ik u bij het einde van «mijn tweede studiejaar eene kleine vergelding kan geven »voor alle moeite en kosten, die aan mij besteed zijn en «nog voortdurend besteed worden. Den Hemel zij alle »dank, die mij en u zulk eene blijdschap verschaft heeft! «Daarenboven ben ik eenige dagen te voren na volbracht «examen tot baccalaureus verheven. De eerste graad was «het doel, dat ik in het afgeloopen jaar beoogde; ik heb «dien graad behaald, en breng dus eene aangename «vacantie door.quot;

4

-ocr page 64-

50

Het behoeft niet vermeld te worden, dat de vreugde der Hollandsche studenten, nu hunne eer wederom zoo luisterrijk was opgehouden, nog grooter, en de feestelijke stemming hij hunne vriendschappelijke bijeenkomst nog hooger was dan bij het einde des vorigen jaars. En of Bernards ouders gelukkig waren? Het was lang niet de eerste maal, dat zij eene zoo ondubbelzinnige verzekering zijner kinderlijke liefde en dankbaarheid ontvingen. Reeds stipten wij aan, hoe hij in jeugdige jaren zijne ouders beminde, en die liefde verzwakte gedurende zijne langdurige afwezigheid in het minst niet; ook'toen hij in latere jaren zich als kloosterling aan God had toegewijd, bleven dezelfde gevoelens voor zijne ouders leven in zijn hart. Uren en uren besteedde hij dikwerf aan zijne brieven, waarin hij tot de kleinste bijzonderheden afdaalde, wel wetende, gelijk hij zelf ergens schrijft, hoe vrienden en geburen werden bijeengeroepen, wanneer er nieuws uit Rome was aangekomen; dikwerf sprak hij met zijne vrienden over zijne dierbare ouders of verplaatste hij zich in hun gezelschap; hij nam hartelijk deel in elke droefheid, die hen trof, en elke vreugdedag, dien zij vierden, werd door hem, dikwijls in gezelschap van eenige vrienden, herdacht; dan vooral waren zijne brieven de sprekende getuigenissen van zijne opgewekte blijdschap, zijne innige erkentelijkheid, zijn kinderlijken eerbied, wik doe wat ik kan,quot; zoo schreef hij eens, «om «vader alles terug te geven, zoowel in gebeden als in »medaille's. De gebeden zijn de sommen en de medaille's «de interesten.quot; Op den 51sten verjaardag zijner moeder «luidde het: »O, kon ik dezen dag, waarop alle kinde-«ren ids om strijd zich beijveren om u geluk te wen-«schen, mij in hun midden plaatsen; mochten wij met «eenparige stemmen u de oprechtste teekenen onzer liefde »en hoogachting geven! Hoe gaarne zou ik in persoon

-ocr page 65-

51

»lien helpen om dezen dag', een der schoonste van het quot;jaar, tot een luisterrijken feestdag te maken. Zij zullen »u niet alleen met woorden maar ook met daden toonen, »hpe dierbaar hun het feest uwer geboorte is. Uwe «blijdschap zal de hunne, hunne vergenoegdheid de uwe «zijn. Uw voorbeeld zal allen die u beminnen tot blijd-«schap opwekken en uw geboortedag tot een huiselijk «feest maken. Dit alles zullen zij buiten mij en voor mij »doen. Maar zij zullen ook u indachtig zijn in het ge-»bed, en ziedaar, waarde Moeder, het eenige offer, wat »ik, vereenig'd met hen, u thans kan opdragen. Ik heb »het zekerst vertrouwen, dat het g'ebed verhoord wordt, «hetwelk kinderen voor hunne ouders storten. Daarom «zullen onze eenparige gebeden eene nieuwe bron van «zegeningen voor u openen. Uw geluk is aan dat Va-»der, aan dat van ons allen verbonden, uwe belangen «dus den Hemel opdragen en bidden voor u zal zegenin-»gen over u, over vader, zegeningen over ons allen doen «nederdalen. Blijf, dierbare Moeder^ nog vele jaren in «ons midden; hoe meer gij vordert in jaren, hoe dier-«baarder ons uw bijzijn is. U naast vader in onzen »kring te zien is het grootst genoegen, dat wij op aarde «hebben. Blijf nog een reeks van jaren getuige van den «bloei en de welvaart uwer kinderen en kindskinderen, «wier geluk gij door onvermoeide arbeid en zorg hebt «bevorderd. Nimmer zullen wij de liefdeblijken kunnen »vergelden, die op iederen stap van onzen jeugdigen «leeftijd geteekend staan. Moet ik eenmaal als priester «het heiligdom van Gods Kerk binnentreden, dan zal ik «nog krachtdadiger dan thans door mijne gebeden toonen, »dat ik de weldaden weet te waardeeren, die ik als kind «van u genoten heb; aan het heilig altaar zal ik u op «bijzondere wijze gedenken, en niet alleen het tijdelijk »en eeuwig geluk, dat gij aan ons verdient hebt, voor

-ocr page 66-

52

»u verwerven, maar ook over mij die zegeningen doen »nederdalen, welke God beloofd heeft aan allen, die hunne »ouders eeren en liefhebben.quot;

Men vergunne ons nog één uittreksel te geven van een brief op den geboortedag zijns vaders, waarin dezelfde kinderlijke gevoelens zich in even ongekunstelde taal openbaren. «Op dezen dag alleen wensch ik niet te «Rome maar bij u te zijn. Met welk een aandoenlijk «genoegen ziet gij niet neder op dien door God geze-»genden kring van kinderen en kindskinderen, die hun »ouden en waardigen vader en grootvader komen ge-»lukwenschen! Heden verlaat ieder zijne eigene woning »om in het ouderlijk huis 's vaders feest te vieren; ieder »vindt daar weer zijne eigene plaats en roept zich in «het geheugen terug, hoevele genoeglijke jaren hij daar «in de armen van vader heeft doorgebracht. Ieder brengt «het zijne mede om u te vereeren; niemand is er die «niet juicht en zingt op het feest van vaders geboorte. «En worden te midden van die huiselijke vreugde ook «mijne wenschen gehoord?.... Uw geboortefeest is voor «mij een dag van zoete herinneringen, een dag van «groote dankbaarheid en van hartelijke zegenwenschen. »O, kon ik, terwijl al de kinderen bij en rondom u zich «beijveren om den 218ten Augustus tot een grooten feest-«dag te maken, kon ik in deze stad aan Gods altaar «staande voor u het onbevlekte Offer van zijn Zoon op-«dragen! Ik kan nochtans den Hemel voor u bidden, en «hoe meer ik het altaar nabij ben, des te krachtiger, «hoop ik, zal mijn gebed zijn. Slechts één zegenwensch «wil ik hier uitdrukken; God schenke u de vervulling »van uw verlangen om uw afwezigen zoon eens terug «te zien in dien kring van kinderen en kindskinderen, «die de kroon en het genoegen uwer klimmende jaren »zullen uitmaken.quot; xGeen wonder, dat Bernard, wiens

-ocr page 67-

53

hart met zoo warme liefde vervuld was, het niet slechts hij beloften liet, maar veel en vurig voor zijne ouders had; hij deed het vooral des Donderdags, want hij zijn vertrek naar Rome was die dag vastgesteld om daarop elkanders wederzijdsche belangen op bijzondere wijze aan God op te dragen, en misschien is het aan die gebeden voor een groot deel te danken geweest, dat Bernards beide ouders nog jaren lang hun zoon — en met welk eene vrucht! — in den wijngaard des Heeren hebben zien arbeiden.

Diezelfde liefde en erkentelijkheid toonde Bernard wederom bij het einde van zijn derde studiejaar te Rome. Hij behaalde wel geene medaille's, wijl hij noch zijn vriend Beelen mede concurreerden, omdat zij »het nuttige »voor het aangename wilden stellen en hunne studiën »spoedig wenschten te voltooien,quot; maar hij verkreeg, wat hij met zijn arbeid van dat jaar beoogd had, het Licentiaat in de Theologie.

Op Paasch-Zaterdag van dit jaar, 1831, had hij ook de wijding van het H. Diaconaat ontvangenden men oordeele over de gevoelens, welke den jeugdigen leviet bij het naderen van de H. Priesterwijding vervulden, uit den brief aan zijn vriend Broere, die inmiddels (in 1830) professor was geworden in het seminarie Hageveld. »Nog »één stap, beste vriend, en dan — ben ik priester! Ik «ben in die gedachte als geconcentreerd, en hoop mij »tot dat gewichtig oogenblik ter dege voor te bereiden. »Ik beveel mij reeds van dit oogenblik af in uwe gebe-quot; den en vooral in het H. Misoffer. Als ik bij mij zeiven

»overdenk, wat ik geweest ben en wie ik thans hen _

»ik beken het u openhartig — dan schrik ik op de ge-)gt; dachte, dat ik met die groote waardigheid zal bekleed «worden. Maar 's Heeren wil, die mij tot dien staat »schijnt geroepen te hebben, moet volbracht worden. Tk

-ocr page 68-

54

«tracht, zooveel ik kan, mijne gedachten te zuiveren en »den geest te vernieuwen, die de ware geest eens pries-»ters is. Negen dagen voor de vaste heb ik bij de »Jesuit en tot dat einde de geestelijke exercitiën gedaan. «God bekroone mijne pogingen met den besten uitslag! »Ik betrouw op de gebeden van mijne familie, van mijne «vrienden en bekenden, en voor het overige draag ik »door de handen van de Moeder Gods al mijne belangen »den Hemel op. Ik ben thans derdehalf jaar uit Holland »verwijderd, en Goddank! tot eene volslagen onverschil-»ligheid gekomen, hoe en waar ik eenmaal zal moeten » arbeiden. Mijne familie verwacht mij na vier jaren te-»rug; nu, als het „zoo wezen moet, dan zeg ik fiat! «valt het anders uit, dan zal ik niet minder tevreden «zijn. Ik hoor steeds met genoegen, dat de een of ander «mijner vrienden geplaatst is, ik hoop hen eenmaal te «volgen, en ofschoon ik brand van verlangen om toch «maar anderen van 'nut te zijn, zoo kan ik toch niet » nalaten de gelegenheid waar te nemen, waarin ik allerlei «voorraad tot vorming- van verstand en hart kan opdoen.'1

En waarlijk, was dat verstand door een volhardenden toeleg op de wetenschap, bij het uitstekend onderricht aan het Collegium Eomanum op buitengewone wijze ontwikkeld, dat hart ook werd te Rome onder de voortreffelijke leiding in het geestelijk leven, die Bernard van de Jesuiten ontving, tot een waar priesterhart gevormd. Verschillende getuigenissen, ons door zijne studie-vrienden verschaft, toonen hoe zijne deugd en godsvrucht door hen allen eenparig werd erkend en geacht.

Een hunner schreef van hem: «hij was voor mij en «voor allen, die hem van nabij kenden, een voorbeeld van «godsdienstigheid en regelmatigheid van leven.quot; Een ander meldde: «bij het einde der wandelingen, waaraan hij «deelnam, bracht hij zijne vrienden gewoonlijk bij de

-ocr page 69-

55

«kerk der Gedurige Aanbidding om den zegen met het » Allerheiligste te ontvangen, welke daar tegen den avond »gegeven werd. In den vaste-tijd gebruikte hij des avonds «geen ander voedsel dan een stuk droog brood met een »weinig zout.quot; — «Hij was te Rome,quot; zoo schrijft een dei de, »in alle opzichten een voorbeeld. Dikwijls, wan-»neer hij en de zijnen uit de restauratie kwamen na het »middagmaal, gaf hij iets aan de armen met het blijde »gezegde. »»dat kan er wel af: mijn vader zou zeggen; »»jongen, gij hebt weinig genoeg verteerd.quot;quot; Aan de milddadigheid hechtte Bernard de grootste waarde; reeds aan de knie zijner ouders, die door God met een niet onaanzienlijk fortuin waren gezegend, had hij die deugd leeren beminnen en beoefenen, en te Rome ontbrak hem de gelegenheid om wel te doen geenszins. Legde de bescheidenheid ons niet op vele bijzonderheden, in Bernards brieven vermeld, met stilzwijgen voorbij te gaan, wij zouden meerderen zijner studievrienden als getuigen aanhalen van hetgeen wij zeiden. Een paar uittreksels mogen hier voldoende zijn. «De behoeftige «toestand,quot; zoo schreef hij reeds in 1829, «van eeni-«ge der Hollandsche studenten, en niet alleen van «hen maar ook van de Brabantsche broeders, die in groot «getal hier zijn, en zeker door mij niet mogen worden «voorbijgezien, als ook werkende voor hetzelfde doel, heeft «mij reeds lang de handen in den zak doen steken. Ik I ), gevoel, dat zulks mijn plicht is, en zal daaromtrent niet

«in gebreke blijven.quot; Een andermaal schreef hij: «ik ben «deze dagen in de gelegenheid geweest om de mensch-«lievendheid te beoefenen.... Wanneer mijne compagnons, «die minder met tijdelijk goed gezegend zijn, eene mild-«dadige aalmoes uitreiken, dan dien ik toch van mijnen «kant ook voor den dag te komen.... Ik geef gaarne, «dat weet gij, en ik meen bet geld niet beter te kun-

-ocr page 70-

56

»nen besteden. Wie weet, of ik daaraan al den zegen «niet verschuldigd ben, dien de Hemel mij in Rome » schenkt.quot;

De vele kerkelijke plechtigheden, welke Bernard in de Eeuwige Stad bijwoonde, alsook de droevige gebeurtenissen, welke gedurende zijn verblijf aldaar in de Kerkelijke Staten plaats grepen, lieten een machtigen indruk achter in zijn gevoelig hart. Zij ontstaken daar die vurige liefde voor het heilig katholiek geloof, hetwelk hij later op den kansel met zooveel kracht verdedigde en met zooveel vrucht uitbreidde; zij bezielden hem met dat onwankelbaar vertrouwen op de overwinning der Kerk, hetwelk hij later in zooveler harten wist over te planten; zij vervulden hem met die heilige verontwaardiging tegen de vijanden van Paus en Godsdienst, welke hij later in zoo krachtige taal wist- uit te drukken. Het kon niet anders of die gevoelens van zijn hart moesten herhaaldelijk in zijne brieven geopenbaard worden. »Ik »heb den H. Vader [Leo XII] het H. Misoffer zien op-»dragen!quot; riep hij uit, toen hij de Mis van Z. H. op een Kerstfeest had bijgewoond; ))dit oogenblik was voor wmij allertreffendst! Nooit zal de indruk, die deze plech-»tigheid op mij maakte, uit mijne ziel worden uitgewischt. »Het zichtbaar Hoofd der Kerk het Onbloedig Offer te »zien opdragen! O, bij hem moet wel al het geloof zijn »uitgedoofd, die, bij zulk eehe heilige verrichting tegen-»woordig, niet van heilige gedachten doordrongen wordt. »Ik was den geheelen dag in verrukking. Aan ieder, «dien ik zag, verhaalde ik wat ik gezien had. Ja, op »dit oogenblik vertoont zich alles weer voor mijn geest; ./ik gevoel mij gedrongen om u te doen deelen in het »genoegen, dat deze plechtigheid mij verschaft heeft; «maar, helaas! ik gevoel mij niet in staat u die naar »beboeren te beschrijven.quot; Al de uitvoerige en schoone

-ocr page 71-

57

brieven welke hij naar zijne ouders zond, over de plechtigheden bij den dood en de begrafenis eens Pausen, over de keuze en de kroning van den nieuwen Paus (hij heeft er gedurende zijn verblijf in Rome drie gekend), over de plechtigheden in de Goede Week en op de groote kerkelijke feestdagen, — zij vloeien over van de schoonste ontboezemingen zijns harten, en slechts ongaarne bepalen wij ons, uit vrees van anders te lang te zullen worden, tot slechts enkele aanhalingen.

Over den indruk, welken de processie van den H. Sa-craments-dag- op hem gemaakt had, liet hij zich uit in de volgende woorden: «daar lag het zichtbaar Opperhoofd # der Kerk in stille aanbidding- voor het onzichtbaar Op-»perhoofd! Wie was er, die niet met hem aanbiddend »nederknielde en niet gesterkt werd in zijn geloof aan »dat Allerheiligste Sacrament' die bij zulk een goddelijk »gezicht zich niet beijverde de inwendige gevoelens zijns » harten te paren aan den verheven luister, die dat H. Ge-»heim omringt, een luister, die zelfs het ongeloof de stille »bekentenis zou afpersen: hier is God waarachtig tegen-» woordig!quot;

Te midden der groote omwentelingen in Europa van de jaren 1830 en 1831 was Pius VIII den 30en November overleden en den 2en Februari 1831 opgevolgd door Gregorius XVI. Van zóó nabij werd Rome door de revolutie bedreigd, dat op den eigen dag der kroning van den nieuwen Opperherder, den 6en Februari, in de stad de treurmare werd verspreid van een opstand, inde provinciën uitgebroken. Toen schreef Bernard: »Kardinaal »Mauro Capellari is tot Paus verkozen en heeft den naam »van Gregorius XVI aangenomen. Zietdaar eene verhef-»fing, die overal de grootste bewondering wekken zal. «Door Leo XII tot Kardinaal en tevens tot President gt;' van de Propaganda verheven, is hij thans op den Stoel

-ocr page 72-

58

»van den H. Petrus geplaatst om het scheepje der Kerk »in deze benauwde tijden te besturen. Zietdaar eene ver-»heffing, die den vinger Gods kenmerkt! Leo XII riep «hem als priester en kloosterling uit de Camaldulenzen-»orde tot het Kardinalaat. Wie zag in den Kardinaal »Capellari den opvolger van Pius VIII te gemoet ? De «Heer heeft zijne Kerk van een Opperhoofd voorzien en »de onschendbaarheid zijner belofte getoond. Geheel de »wereld is in oproer; alle tronen waggelen; de Stoel »van Petrus alleen blijft eeuwig! De geesel des oorlogs «slaat landen en volken; rampen en onheilen, waarvan »het einde nog verborgen is, doen de Christenen treuren «en reikhalzend naar verlossing uitzien; de zondvloed van »ongodsdienstigheid en zedeloosheid mag de aarde over-«dekken, de ark van Gods Kerk zal er zich boven ver-)gt; heffen, en gestuurd door een opvolger van Petrus, eene «zekere plaats verleenen aan allen, die zich aan plicht «en deugd blijven vasthouden. Heeft de Kerk haar Op-«perhoofd, de Romeinsche Staat heeft zijn Vorst. Wie «bewondert niet den geest van het Romeinsche volk, «dat, terwijl alles in onrust is, geduldig en rustig het »oogenblik afwacht, waarop het der Voorzienigheid be-» haagt een opvolger aan den zaligen Pius VIII te geven ! »Rome, waarop het Liberalismus zijne pijlen zonder op-«houden afschiet, Rome, welks val en ondergang door «het Liberalismus gezworen is, Rome, door welks val « het Liberalismus zijne zegepraal-hoopt te voltooien, Rome «alleen kent de waarde, de hoog-e waarde van rust en «vrede. Het gezag van den Staat kan door den dood »van het Opperhoofd worden opgeschort, alle invloed op «het volk gestremd worden, de godsdienstige geest van »het volk waarborgt de inwendige rust van het land. «Nimmer zal de geest van revolutie zich in Rome vesti-«gen, indien zij niet van buiten met geweld en over-

-ocr page 73-

59

»macht aan het volk wordt opgedrongen. De gehechtheid »der Romeinen aan het bestaande Goevernement heeft «zich gedurende den tijd van het conclave opnieuw ge-»openbaard. Of zal misschien eene regeeringloosheid van »negen weken niet genoeg zijn voor een volk, dat naar »verandering haakt en over de bestaande orde van zaken »ontevreden is ? Ik zie wel, dat buitenlandsche papieren » over eene volslagen revolutie onder het Romeinsche volk »leugens hebben durven verspreiden; dan, die logens wa-* ren het gevolg van afgunst en nijd; zij die met zulke » wapenen hunne zaak verdedigen toonen duidelijk hetgeen »zij verlangen, maar niet hetgeen zij kunnen. Rome wreekt »zich over den aangedanen laster niet met woorden, maar «met daden. Gelukkig zij, die van nabij het volk leeren «kennen, die vrij van alle vooroordeelen het goed van het «kwaad weten te schiften, en met de weegschaal in han-«den de zwaarte van beide rechtvaardig afmeten. Vele «schoone hoedanigheden zijn in de Romeinen op te mer-»ken, en de reisbeschrijvers en vreemdelingen moeten van »groote onrechtvaardigheid beschuldigd worden, omdat zij «niet alleen de deugden van het volk niet willen erken-»nen, maar deszelfs gebreken met zulke.hatelijke kleuren » afschilderen, dat Rome in hunne oogen ik weet niet welk «eene afschuwelijke en ongelukkige stad stad schijnt te «wezen.quot;

Over de plechtige inbezitneming van de St. Pieter door den nieuwen Paus op den 3en Februari schrijft Bernard aldus: »de Paus was nauwelijks aan de groote «kerkdeur genaderd, of de zangers, die hem vooruitgin-«gen, hieven de antiphoon aan: ecce sacerdos magnus, »ziedaar den Opperpriester. Ja, ziet den Opperpriester! «Hoe schoon zit hij op den draagstoel! Hoe is hij bewo-« gen! Ziet den opvolger van Petrus, den Stedehouder van »Christus op aarde, de handen uitstrekken om het Chris-

-ocr page 74-

«O

»tenvolk, dat eerbiedig voor hem nederknielt, te zegenen! «Neen, niemand kan hier tegenwoordig wezen, van welk i) oord der wereld hij gekomen zij, wat godsdienst hij »belijde, die niet den indruk gevoelt van zulk eene ver-»hevene plechtigheid. Zletdaar de tweede maal, dat ik «den zegen van een nieuwen Paus ontvang! Welke ge-»lukkige omstandigheden hebben mij naar Rome gevoerd! »Of mag ik het geen overgroot geluk noemen den »H. Vader Gregorius met eigen oogen te zien, met »mond en hart toe te juichen en, als het den Hemel «behaagt, hem bij mijn vertrek uit Rome met mijnelip-»pen de voeten te kussen?... Dat een kardinaal van «burgerlijke afkomst, een Benediktijner-monnik, een Ve-»netiaan, na slechts vier jaren den kardinaals-hoed ge-«dragen te hebben, in deze tijds-omstandigheden tot «Paus verkozen wordt, mij dunkt, dat moet bij velen » vreemde gedachten doen oprijzen. Laten wij, katholieken, »ons dan verblijden en God bedanken, die zijne Kerk «bezocht heeft! Laten de Belgen met hun koning suk-«kelen, laat koning Philips geweren maken: wij hebben «een Paus, en dat is voor ons genoeg!quot;

Eenige dagen later gaf hij eene uitvoerige beschrijving van het oproer, hetwelk den 12dei1 Februari te Rome was uitgebarsten, en zijne eerste gevolgen; dan gaat hij voort: »dit is zeker, dat de tijds-omstandigheden het een-»parig en vurig gebed van alle katholieken vereischen. » Het verschiet is duister: dat zie ik, maar dat der Kerk »eene nieuwe triomf bereid wordt, dat geloof ik. Het «verlangen van de boozen zal vergaan; God zal het »onrecht wreken, dat de goddeloozen zijne Kerk en haar »Opperhoofd aandoen, en wanneer alle menschelijke hulp-»middelen te kort schieten, aan de wereld, aan de god-»delooze wereld door nieuwe wonderen doen kennen, »dat de Kerk het werk zijner handen is en door geene

-ocr page 75-

61

o helsche macht kan worden omvergeworpen. Geduld en «gebed: zietdaar ons wapen, zietdaar onze leus! Geduld » en gebed! Laat ons bidden, laat ons vasten en geduldig » het einde afwachten!... De Paus wordt door allen ge-» holpen; de jongelieden wapenen zich, de grooten openen «hunne beurzen, de vrouwen en kinderen bidden; dus »— dus — alles zal ten beste afloopen. Maar — geduld «en gebed! Nog eens — geduld en gebed!quot; En Bernards vertrouwen op die wapenen was onwankelbaar als eene rots; nadat hij de godsdienstoefeningen, welke voor Rome's redding gehouden werden, uitvoerig had beschreven, vervolgt hij: »zal dat vurig gebed der Ro-«meinsche Christenen niet het behoud zijn geweest van »de rust en de vrede dezer stad ? Ik voor mij ben daarvan »ten volle overtuigd. Het geweld alleen, dat den Hemel is »aangedaan door gebeden, aalmoezen. Communiën, ver-«eenng der heilige plaatsen, heeft de plannen verijdeld, «die boosaardigen eu ondankbaren tegen Kerk en Staat «hadden gesmeed. Op zekeren avond, dat ik om te bid-»den de St. Janskerk bezocht [waar de relikwieën der H.H. Apostelen Petrus en Paul us ter vereering waren uitgesteld], kwam ik den Eerwaarden Pater Dominikaan «De La Marche bij toeval te gemoet. Nauwelijks kreeg «hij mij in het oog, of hij wees mij met bewondering op de »ontzéttende menigte, die de kerk scheen te willen be-»stormen. — Wel Pater, zeide ik, zijn dat nu de men-«schen, welke op dien Zaterdag revolutie moesten maken? »«Lieve jongen,quot;quot; — «antwoordde hij mij met zijne «gewone gulhartigheid,quot; — ««de Moeder Gods en de ««Apostelen Petrus en Paulus moeten zeer hardhoorig «»zijn, om niet te luisteren naar het gebed van zoovele ««duizende Christenen. Geloof mij vrij, ik heb jaren en ««jaren in Rome verkeerd, en kom in aanraking met »»menschen van allerlei rang en stand, maar de goede

-ocr page 76-

62

»»werken, die door het publiek verricht worden, gaan »» alle verbeelding te boven. Wie ooit getwijfeld heeft of »»nog twijfelt of er in Rome geloof is, hij kan zich thans »»van de waarheid overtuigen.quot;quot; — «Inderdaad, zoo ik «reeds groote liefde voor Rome's inwoners had, zij is bij »deze gelegenheid niet weinig vermeerderd. Het volk «heeft zijne zwakke zijde en is in verscheidene punten »berispenswaardig; maar die het aanrandt en van ongods-«dienstigheid beschuldigt spreekt tegen de waarheid of «kent de Romeinen niet. Hun groot geloof, dat voort-»spruit uit eene grondige kennis der godsdienst, die het »publiek bezit, en immer levendig blijft door de verschil-«lende kerkelijke oefeningen, welke door het gansche jaar « plaats grijpen, heeft mij niet zelden getroffen en beschaamd »gemaakt. Waar vindt men de godsvrucht jegens het »H. Sacrament, zooals die te Rome is? Waar wordt de «Moeder Gods vuriger vereerd dan te Rome? Waar «worden de geloovige zielen meer bedacht dan te Rome?quot;

Gevoelde Bernard diepe smart, wanneer de Kerk en haar Opperhoofd vervolgd werden, hij gloeide van verontwaardiging*, wanneer hij onder de onruststokers mannen zag van hoogeren rang, zooals «Napoleons neven, die te «Rome als deugnieten bekend zijn,quot; en van welke een » de stoutheid heeft gehad van op een beleedigenden en drei-«genden toon rechtstreeks aan den H. Vader te schrij-» ven: que les forces qui savancent sur Rome sont invin-u cibles, Z. H. daarom radende zijn tijdelijk bewind af te «staan en hem tevens om antwoord verzoekende;quot; hij gloeide van verontwaardiging, als hij de berichten mededeelde van het huichelachtig gedrag van Frankrijks koning welke, tegen het protest des H. Vaders in, Ancona bezetten liet, en onder den schijn van zelf de verdediging van Rome op zich te nemen niets anders beoogde dan de Oostenrijksche troepen, die tot bescherming van den

-ocr page 77-

63

H. Stoel waren aangesneld, uit Italië te verdrijven. Dan sloot Bernard zich met hart en ziel aan bij de vurige gebeden der christen-menigte, die getrouw de oefeningen van godsvrucht bijwoonde, welke Paus Gregorius tot afwering van de rampen des oorlogs en van de cholera had aanbevolen. «Die hulpmiddelen tegen de cholera zoekt in de apothe-«ken van Petersburg en Weenen en bij de respectieve »consulteerende dokters van gemelde staten,quot; zoo schrijft hij, «hij doet zeker gansch niet kwaad; maar die zich »houdt aan den raad en het voorbeeld van dokter Grego-»rius te Rome, en medicijnen neemt uit de hemelsche «apotheek volgens recept, dat te Rome aan alle kerken is aangeplakt, namelijk: Invito sacro per Cindulgevza in »foTMCL di Giubileo^ mij dunkt, zulk een neemt zekerder «maatregelen. Nu, het Romeinsche volk, het zij hun ter «eer en lof gezegd, heeft dezen weg ingeslagen. De ker-«ken zijn te weinig in getal en nog te klein van om-«vang om de menigte, die iederen avond bijeenkomt, te » bevatten. De redenaars beantwoorden niet minder aan den «godsdienstigen ijver des volks dan het volk beantwoordt «aan den apostolischen ijver dier achtenswaardige predi-* kers. Wilt gij een voorbeeld? Eergisteren avond werd »het volk, dat in eene der kerken vergaderd was, zooda-«nig door de krachtige en overtuigende taal van den «redenaar getroffen, dat allen eensklaps op de knieën «nedervallende op het voorbeeld van den predikant een-»pang en met luide stemmen God om vergeving hunner «zonden smeekten. Waarlijk, ik was tot diep in mijne «ziel getroffen, vooreerst over het groot geloof, dat ik in »het volk bespeurde, en ten anderen over het wonderbaar «talent van mijn waardigen professor. De man is grijs »van hoofd, maar jong in ijver. De faam van heiligheid, »die hem vergezelt, geeft aan zijne woorden onbeschrijfe-«lijke kracht.quot;

-ocr page 78-

64

Wie onzer lezers bewondert hier niet de leiding van Gods Voorzienigheid, die Bernard in omstandigheden plaatste, zoo uitnemend geschikt om in hem het uitstekend redenaars-talent te ontwikkelen, waardoor hij later op uitgebreid veld ontelbaar vele vruchten heeft voortgebracht? Zijne eigene woorden toonen, wat indruk hij van de prediking in die dagen te Rome ontving: »men hoort er geene beekjes kabbelen, bloempjes worden » er niet geplukt, maar de evangelische waarheden worden »in haar eigen kleed gestoken en aan het volk met mees-)gt; terlijke welsprekendheid voorgedragen, laat ik liever «zeggen: opgedrongen. Gelukkig, driewerf gelukkig Ne-»derland, indien redenaars van zulk een stempel op uwen «bodem het Evangelie verkondigen!quot; Hoe weinig dacht de jeugdige student, toen hij dit schreef, dat hij zelf de uitverkoren man Gods was, die onder »de redenaars van »zulk een stempelquot; eenmaal eene glorievolle plaats zou innemen, en hij zelf aan Nederland het geluk zou kunnen verschaffen, wat hij zijn vaderland met zooveel warmte des harten toewenschte!

Niet weinig ook werd Bernards godsvrucht opgewekt, wanneer hij gedurende de vacantie's de menigvuldige heiligdommen bezocht, die Italië's bodem draagt; Mon-tefalco, geheiligd door eene H. Clara, Assisië, de ge-boorte- en woonplaats van een H. Franciscus, de plaats waar een H. Joseph a Cupertino, eene H. Bernardina in het innigst verkeer met God een groot deel huns levens hebben doorgebracht, Tolentino met de heiligdommen en overblijfselen van een H. Nicolaus, vooral Lorette met zijne Santa Cam en vele andere heilige oorden meer waren de getuigen van zijn vurig gebed en warme vereering, en gaven herhaaldelijk aan zijne pen de meest treffende uitdrukkingen over hetgeen omging in zijn hart. Eéne aanhaling uit zijne brieven moge hier den

-ocr page 79-

tgt;5

lezer voldoende zijn; het is die waar hij zijne bedevaart naar Lorette mededeelt. »Daar aang-ekomen baden wij [hij reisde met zijne twee studie-genooten Beelen en Eulenbach, (1)] dankbaar voor de bescherming Gods, die «wij op de reis ondervonden hadden, den Te Demi lau-)) damus.... Maar nu ik over Lorette en deszelfs heiligdom » bericht ga geven, weigert mijne pen de gedachten en ge-»voelens van mijn hart te schrijven. In dit huis is het » Woord vleesck geworden; zietdaar het opschrift van het «heilig huisje. Zietdaar de gedachte, die den geloovige »vervult als hij het heilig huisje gaat binnentreden. Hier »is het Woord vleesck geworden. Zietdaar den lof, die van »het heilig huis vermeld wordt; woorden die door ieder »Christen aan het prachtig altaar, dat in hetzelve pronkt, »gelezen, maar zonder een waarachtig gevoel van eigen «nietigheid niet kunnen overdacht noch herhaald worden. «Wie onzer die niet, gesterkt in het geloof, in den geest »den Engel ziet en hoort, welke aan Maria hare bestem-«ming openbaart, dat zij Moeder zal worden van Gods »Zoon? Wie hoort niet Maria zich de dienstmaagd des «Heeren noemen? O! hoe dikwijls gedurende de zes da-«gen, die ik in Lorette doorbracht, hoe dikwijls heb ik »mij verbeeld bij de H. Familie te zijn, nadat zij uit «Egypte te Nazareth was terug'gekeerd! Mij dunkt, «ik zag daar Maria voor dien zwart berookten schoor-«steen zitten, die thans achter het altaar staat, hoorde «haar spreken met haren God en Zoon, terwijl de H. »Joseph aan de schaafbank het eerzaam handwerk ver-«richtte, dat hem, zijn God en zijne Bruid het tijdelijk

(1) De Z.E. Heer Joseph Bernardus Eulenbach, geboren te Amsterdam in 1804, volbracht zijne theologische studiën te Rome, behaalde aldaar den graad van Doctor in de Theologie en werd er priester gewijd den 18 September 1830. Sedert 1858 is hij pastoor te Oudorp bij Alkmaar.

-ocr page 80-

66

onderhoud moest opleveren. Zalig het oord! riep ik dikwijls uit, waar die groote schat berust; zalig het volk, dat door den Hemel begunstigd is om Gods Zoon in zijn eigen huis te vereeren en te aanbidden! Lorette is wel waardig dien kostbaren schat te bewaren. De eerbied, dien het volk, en wel bijzonder het landvolk aan het heilig huisje toedraagt, mag in het oog van sommigen overdreven schrijven, ik voor mij beken, gaarne dien hoogen graad van geloof te willen bezitten, welke zich daar bij de menschen openbaart en door onophoudelijke wonderen bekroond wordt. Neen, het zijn geene fabels, dat de muren binnen het heilig huisje glad zijn gekust en de steenen rondom hetzelve door het kruipen op den grond zijn uitgesleten. Geheel Lorette spreekt van de aandoeningen van vreugde, waarmede de Na-politanen ieder jaar het heilig huis bezoeken, maar tevens van de zichtbare droefheid, waarmede de processie afscheid neemt van de Moeder Gods en huiswaarts keert. Hoe meer wij Lorette naderden, hoe meer iedereen zich der Moeder Gods aanbeval. JJri ave Maria alia Madonna! zietdaar, hoe men elkander op weg begroet. Och, ziet eens, hoe daar die mannen en vrouwen van Lorette terugkomen, het hoofd met bloemen gekroond en met allerlei voorwerpen beladen? Het zijn geschenken van de Madonna; vader en moeder mogen niet te huis komen zonder de achtergeblevene kindertjes met geschenkjes van Lorette te verrassen. O, wat lieve gebruiken ter eere van Gods Moeder heb ik niet in Lorette aangetroffen! 's Avonds na de Vespers vereenigt zich het volk in en nabij het heilig huisje tot een gezamenlijk gebed voor de Kerk, voor den Paus, voor de tijdelijke behoeften der burgers enz. Terwijl men bidt, wordt het «altaar en het mirakuleuze beeld van de Moeder Gods odoor een der kanunniken van het stof gereinigd en

-ocr page 81-

67

»daarna bedekt, totdat de Capucijnen aan het volk een »teeken geven, het stof van den grond nemen en de »deuren van het heilig huisje sluiten.quot;

-ocr page 82-

HOOFDSTUK Y.

BERNARDS ROEPING TOT DE CONGREGATIE DES ALLERHEILIGSTEN VERLOSSERS.

Zóó waren door Bernard in arbeid, weldoen en gebed drie en een half jaar te Eome doorgebracht en het oogen-blik der vurig verlangde Priesterwijding naderde met rassche schreden. Gevormd tot een man, die wel in staat was om waardig het Evangelie Gods te verkondigen en, naar den raad des Apostels, de tegenspraak van ongeloovigen en andersgezinden te wêerleggen, blakend van ijver voor de zaligheid der zielen, en geheel bereid om aan de stem des Heeren, waar of wanneer hij die hooren zou, onvoorwaardelijk te gehoorzamen, had hij zich de overvloedige zegeningen des Hemels waardig gemaakt. Toen openbaarde God, hoe Hij geheel anders dan \elen verwachtten over zijn trouwen dienaar beschikt had, en als reeds Bernards ouders en familie-betrekkingen reikhalzend uitzagen naar het oogenblik, waarop de jeugdige priester, na bijna vierjarige afwezigheid, hun in de armen zou vallen, kwam eensklaps het bericht tot hen, dat Bernard het besluit had gevormd om kloosterling te worden in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers.

-ocr page 83-

69

Niet lang te voren, toen hij zijne ouders den dag mededeelde, waarop hij priester zou gewijd worden, sloot hij zijn brief met de volgende woorden, waarvan hij de laatste niet zonder heteekenis onderstreepte: »laten wij onze ge-»heden vereenigen, opdat ik toegerust met den H. Geest «het H. Altaar beklimme en de Heilige Wil Gods in »mij volbracht wordequot;

Den 17den Maart 1832 ontving hij de H. Priesterwijding, en op het feest van den H. Joseph droeg hij zijne eerste H. Mis op; «dien dag,quot; schrijft een zijner vrienden, »bracht hij in de strengste afzondering door.quot; Dien dag ook hield hij gedurende zijn gansche leven in gezegend aandenken. Dertig jaren later sloot hij op den eigen datum des morgens eene missie, en ofschoon er niets meer te doen was dan eene avondpreek, bracht Pater Bernard den ganschen voormiddag door met bidden in de kerk; ondervraagd naar de reden van zijne lange afwezigheid antwoordde hij: »'t is heden de dertigste ver-»]aardag mijner Priesterwijding.quot;

Bernard was de man niet om een gewichtig besluit als dat van Redemptorist te worden in enkele dagen te vormen; lang reeds was het door voortdurend raadplegen en vurig gebed voorafgegaan; het was niet het gevolg van het enthusiasme eens oogenbliks of van lichtzinnige overijling, maar de vrucht van rijp beraad en ernstig onderzoek naar den wil Gods. Wij laten hem het gewichtig feit, wat den grondslag voor zijne toekomst legde, hier zelf mededeelen. «Hoezeer gij ook zult ver-«heugd zijn over mijne H. Priesterwijding, het zal u, «dunkt mij, toch bevreemd hebben, dat ik zoo eensklaps «in het begin van den Vaste-tijd, en wat meer is, zon-«der mijn vriend Beelen tot de laatste H. Orde ben op-»gegaan. Laat ik u dit raadsel uitlegg' . Och ja, Ber-«nard komt naar huis; na Paschen onderneemt hij de

-ocr page 84-

70

»terugreis, trekt de poorten van Amsterdam binnen, »schelt aan op den Nieuwedijk, omhelst zijn lieve Ouders, «broeders en zusters, zal daarna in hunne tegenwoordig-«heid het H. Misoffer opdragen, zich verheugen in den »uitgebreiden kring zijner familie, en dan — dan! — »Mij dunkt, ik zie het woord Hollandsche Missie op uwe «lippen. Wie had kunnen denken, waarde Ouders, dat »Onze Lieve Heer mij eene bestemming buiten het va-»derland zou aanwijzen? Gij hebt het zeker reeds uit ))den mond van onzen goeden Pastoor [van der Lugt] «gehoord: Bernard heeft zijne bestemming in Duitsch-»land gekregen. De Voorzienigheid schijnt niet te willen, »dat ik onder mijne landgenooten blijf, maar dat ik mij «begeef in de Congregatie van den zaligen Ligorio. Ge-»looft mij, waarde Ouders, en neemt de verzekering aan, »waarmede uw geliefde zoon u toespreekt, mijne keuze »is de vrucht van diepe en ernstige overweging. Ik heb » sedert maanden Onzen Lieven Heer en de Moeder Gods «gebeden, dat ik verwerven mocht wat mij zalig is. En »zietdaar de belooning, waarmede God mijn gebed be-«kroont. Ik heb de gansche zaak wijdloopig aan onzen »Pastoor voorgedragen, die u dan ook nader de beweeg-»redenen zal bekend maken, welke mijne keuze hebben be-» paald. Dit alleen moet ik hier uitdrukkelijk er bij schrijven, «dat mijn besluit volgens het welbehagen Gods is, ten « minste ik geloof niet iets te hebben nagelaten van hetgeen «mij omtrent den wil Gods kan verzekeren. Mijn biecht-«vader zegt mij, dat ik gerust kan voortgaan; te twij-«felen dus of mijn besluit, dat ik in geweten meen te «moeten uitvoeren, uwe goedkeuring zal wegdragen, zou »bij mij eene schuldig wantrouwen verraden aan uwe «belangstelling in het heil mijner ziel, dat gij bij al «uwe opofferingen en zorgen hebt op het oog gehad.... «Wat de geschenken betreft, die gij allen mij hebt aan-

-ocr page 85-

71

«geboden — ik mag in deze verandering van omstan-»digheden zulk een aanbod niet aannemen, maar gaarne »zou ik zien, dat aan Onzen Lieven Heer iets werd aan-»geboden tot dankbaarheid voor de waarlijk groote ge-»naden, die mij in de H. Priesterwijding geschonken zijn. «Lieve Ouders, al blijf ik dan niet altijd bij u, en al »moet ik buiten het land voor den Heer werken, toch »zie ik u terug. Met vreugde zie ik het oogenblik te »gemoet, waarop ik u omhelzen en niet eer verlaten »zal, dan nadat gij mij uwe toestemming zult gegeven «hebben.quot;

Dat was voorzeker de gewichtigste en tevens meest onverwachte tijding:, welke Bernards ouders nog ooit uit Rome hadden ontvangen. Zijne vurige kinderliefde en kinderlijke onderwerping, zijn bescheiden aandringen om hunne toestemming te erlang-en, boven alles zijne innige en volle overtuiging van alles gedaan te hebben wat noodig was om den wil Gods te leeren kennen — dat alles was zeker wel in staat om de deugdzame ouders tot inwilliging van Bernards verlangen te bewegen. Gelukkig degene, die met zooveel angstige bezorgdheid de keuze van zijn levenstaat overdenkt en bepaalt; de uitkomst zal, evenals hier, bewijzen, dat waarlijk God gehandeld heeft! Toch zal het niemand verwonderen, dat die ouders, hoe ook bereid den wil des Heeren, al was het met groote opofferingen, te volbrengen, in den beginne eenig bezwaar maakten en met groote voorzichtigheid te werk gingen. Wie toch waren de volgelingen van den zaligen Ligorio? Wat was hun werkkring? Welk was het doel van hun arbeid? Dat waren zoovele vragen, waarop men te dien tijde, althans in Nederland, nog* weinig kon antwoorden. Sedert den dood van den grooten Bisschop van St. Agatha (1787) waren nog geen vijftig jaren verloo-pen; eerst zeven jaren later (1839) werd hij heilig ver-

-ocr page 86-

72

klaard; de Congregatie was nog slechts op weinige plaatsen gevestigd, (1) ons vaderland was nog door geen enkelen Redemptorist betreden, noch ook telde het één zijner kinderen onder Alphonsus' zonen. Prijzenswaardig was derhalve de voorzichtigheid van Bernards vader, toen hij niet op eens zijne toestemming gaf, maar hem volgenderwijze antwoordde in de taal eener vaderlijke liefde, die schier niet kon aannemen, dat God zulk een offer vragen zou van het ouderlijk hart, maar in de taal ook der christelijke onderwerping, die gaarne het offer zal willen brengen, als de wil Gods zich duidelijk geopenbaard zal hebben. «Uw brief,quot; zoo schreef hij, «heeft mij, heeft uwe lieve moeder, uwe »broeders en zusters ontsteld, ja, laat ik zeggen geschokt, «wegens de belangrijke zaken daarin vermeld; het was «ons een droom, en nog tot dit oogenblik toe is niemand «onzer in staat daarover eenig genoegzaam bepaald denk-«beeld te vormen. Ik heb den ganschen avond met moe-» der daarover nagedacht, en wij hebben dan eens bedaard, »dan wederom met droefheid eene afdoende oorzaak wil-«len vinden van deze zoo onverwachte en treffende ge-«beurtenis. Doch te vergeefs.... Wij kunnen maar niet «begrijpen, wat toch aanleiding heeft kunnen geven voor

(1) In vollen bloei was de Congregatie der Redemptoristen toenmaals alleen nog in de beide Siciliën; haar Generaal zetelde te Nocera, in het klooster, door den H. Alphonsus gesticht, waaide groote Heilige stierf en zijne overblijfselen worden bewaard. In de Kerkelijke Staten had zij zich na de Fransche revolutie, die haar bestaan vernietigd had, langzamerhand wederom op meerdere plaatsen knnnen vestigen. Buiten Italië hegon zij nog pas, na een veertigjarigen strijd, wortel te schieten; zij telde drie huizen in Oostenrijk- te Ween en, Innsprück en Mautern, één huis in Zwitserland- te Freiburg, één in Portugal- te Lissabon. Op het einde van het jaar 1831 kwamen de Hedemptoristen voor het eerst in België- bij Doornik. Eerst veel later verrees te Rome de schoone stichting der Redemptoristen, villa Caserta genaamd, welke onder Pius IX tot den zetel der Generaals werd verheven.

-ocr page 87-

73

»deze zoo spoedige uitvoering van uw plan; hoe? zoo »zeiden wij tot elkander, Bernard in het midden van zijn »laatste studiejaar verlaat Rome en laat zijne vrienden daar » achterblijven; hij werkte om den doctoralen graad te ver-» krijgen en laat dien varen; hij zou toch even goed eenige »maanden later na volbracht werk met zijn vriend kun-))nen retourneeren; hij is altoos voorzichtig en bedacht op «hetgeen hij doen wil, overijld kan zijn besluit toch niet «zijn blijkens zijne brieven; wat dan toch mag de reden «zijn, dat alles zoo op eens voortgang moet hebben? «Dit alles blijft ons een raadsel en zal wel vóór uw «terugkeer niet kunnen opgelost worden. De eenige reden, quot; als wij eens gissen mogen, komt ons voor te wezen, «dat gij plan hebt om de zomermaanden bij ons door te « brengen, eens goed van alle vermoeienissen uit te rusten, «en diezelfde zomermaanden te besteden om uwe ouders «zoo van lieverlede den schrik te doen vergeten, welke «uw brief hun veroorzaakt heeft, om langzamerhand hen «te overtuigen, dat uwe keus de eenigst beste en voor «u en anderen de nuttigste en zaligste is, en ons zoo-«danig in uwe godsdienstige stemming te doen deelen, «dat wij met gelatenheid in den wil Gods de toestem-»ming tot uw vertrek geven. Dit is dan ook thans onze « eenige troost en zal de vreugd van u in ons midden te «zien des te meer vergrooten; want, waarde en lieve «zoon, tot het oogenblik toe, waarop ik schrijf, wil het «nog1 niet in mijn hoofd, noch in dat van uwe lieve moe-«der, dat uw besluit onherroepelijk is, en wij verbeelden «ons nog, dat diezelfde goede God, welke u dat voorne-«men heeft doen opvatten, daardoor wellicht onze ge-»hoorzaamheid, evenals die van Abraham, heeft willen « beproeven, en u naderhand nog eene andere bestemming, «meer in onze nabijheid, zal aanwijzen. ij zullen, lieve «en waarde Bernard, 'verder mondelings over alles spre-

-ocr page 88-

74

»ken; reikhalzend zien wij u te gemoet; God geve u »eene gelukkige reis en zijn heilige Engel geleide n!quot;

Wat was in dien tijd met Bernard geschied? Het is een geheim gebleven tusschen God en hem, hoe de neiging tot de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers het eerst in zijn hart is opgekomen. Het schijnt echter, dat de geschriften en vooral de theologie des H. Alphonsus hem eene groote liefde voor den Heilige deden opvatten, die nog versterkt werd, toen hij de plechtigheid bijwoonde, welke de plaatsing van het beeld des Heiligen onder die der Ordestichters in St. Pieter vergezelde. Niettegenstaande hem een eervol aanbod gedaan werd om te Rome te blijven, vormde hij op zekeren dag, neergeknield in de kerk van den H. Andreas della Valle, onder een vloed van tranen het vaste besluit, om zich aan het klooster der Paters Redemptoristen te gaan aangeven, en dit besluit heeft hij, hetzij toen of later, met eene gelofte bekrachtigd. Weldra dan ook stond hij aan de deur van het nederig klooster, grenzende aan de kleine kerk van S. Maria in Monterone, waar toenmaals slechts drie paters, met Pater Mantone als procurator-generalis aan het hoofd, in stilte en schier onopgemerkt leefden, zonder zich met de eigenlijke apostolische werkzaamheden bezig te houden. Hoe weinig vermoedde Bernard, dat hij eenmaal een der schoonste sieraden zou wezen van de Congregatie, welke zich daar zoo onbeduidend gering aan zijn oog vertoonde ! P. Mantone ontving den jeugdigen priester met eene zekere onverschilligheid en gaf hem weinig hoop van slagen; in elk geval, zoo was de uitslag van het gesprek, moest Bernard er eerst nog eens diep over nadenken, en het Doctoraat in de Theologie, waartoe hij zich voorbereidde, trachten te verwerven, wijl het hem, eenmaal in de Congregatie aangenomen, niet geoorloofd zou wezen naar die eer te dingen.

-ocr page 89-

75

Intusschen behaalde hij deze laatste en schoonste lauweren in April 1832 en werd hij met eenparige stemmen van de leden der jury tot Doctor Romanus verheven. Dan, weldra was bij wederom bij P. Mantone terug, om zijne aanvrage, en nu nog dringender te herhalen; nochtans wilde God hem eerst nog eenige beproeving laten doorstaan. »Daar gij Hollander zijt,quot; zoo luidde het antwoord van P. Mantone, »zult gij gemakkelijker »de Duitsche taal kunnen machtig worden; het zal dus »beter zijn, dat gij u bij de Redemptoristen te Weenen «vervoegt, waar gij met meer vrucht zult kunnen arbei-»den. Dezer dagen zullen hier twee transalpijnsche paters »aankomen; spreek en onderhandel met dezen, en beproef »of gij met hen uwe zaak kunt in orde brengen.quot; Gods Voorzienigheid waakte over Bernards besluit, dat in het minst niet aan het wankelen werd gebracht, en kort daarop kwamen de twee paters — P. Czech, (1) rector van het klooster te Freiburg, en P. de Held, (2) uit het

(1) P. Aloysius Czech, den 9«quot; April 1790 in Boheme geboren, werd van zijne vroegste jeugd af voor muzikant opgeleid, en onderscheidde zich reeds in zijn veertiende jaar door het bespelen van alle instrumenten en vooral van de viool. Na in 1808 zijne geloften te hebben afgelegd, werd hij in 1812 priester gewijd. Het grootste gedeelte van zijn leven bracht hij in het klooster te Freiburg door. Van 1845—1848 was hij Provinciaal. Vooral in Zwitserland en den Elzas legde hij op talrijke missiën zijn apostolischen ijver aan den dag. Hij onderscheidde zich vooral door zijne innige godsvrucht jegens Maria Onbevlekt Ontvangen, op wier feestdag hij in 1868 den geest gaf in het Redemptoristenklooster te Landser (Elzas).

(2) P. Prederik de Held was de zoon van den keizerlijken ridder Micbaël de Held, en den 17'Ien Juli 1799 te Brünn geboren. Aan de universiteit te Weenen maakte hij zijne schitterende studiën. De eerbiedwaardige dienaar Gods P. Clemens Maria Hoffbauer, de toenmalige Vicaris-Generaal van de Congregatie der Redemptoristen, had, na uit Warschau te zijn verdreven, zijn verblijf

-ocr page 90-

76

klooster te Weenen — te Rome aan: zij reisden naar Nocera, waar een opvolger moest benoemd worden voor den Hoogwaardigen Generaal P. Cocles, die biechtvader van den koning van Napels geworden en tot de waar-

gevestigd te Weenen, en aldaar eene vereeniging van uitstekende katholieken opgericht, welker leden des avonds bij den kloosterling bijeenkwamen om zich met elkander over verschillende geloofszaken te onderhouden. Eenige uitgekozen studenten der universiteit mochten die bijeenkomsten bijwonen, en onder dezen was ook Frederik de Held. Den IS11611 Maart 1820 stierf P. Hofifbauer in geur van heiligheid (het proces zijner zalig-verklaring wordt reeds sinds eenigen tijd gevoerd, en eene uitvoerige beschrijving van zijn leven werd onlangs door Kan. Claessens uitgegeven te Brussel bij M. Closson amp; Cie.), en kort daarop werd de Congregatie in het keizerrijk bij dekreet van Keizer Frans wettig erkend. Niet lang daarna ging Frederik de Held in de Congregatie; hij werd den 2dei1 Augustus 1821 geprofest en den 21sten Augustus 1823 priester gewijd. Tien jaren had hij op de missiën in Oostenrijk met wonderbare vrucht gearbeid, toen hij in 1833 door F. Fasserat (den opvolger van F. HofFbauer als Vicaris-Generaal) naar België werd gezonden, om de onlangs aldaar — te Doornik en te Luik — gevestigde Congregatie te organiseeren, en bij dit en al zijne andere werken legde hij, naar het getuigenis van Monseigneur van Bommel, groote wilskracht en wijze voorzichtigheid aan den dag. Hij leerde op zijne bovenvermelde reis naar Italië voor het eerst Bernard Hafkenscheid kennen, die later onder zijne leiding het werk der missiën in Luik aanving, met hem de reis naar Amerika ondernam, en van hem den last ontving om op dit onmetelijk veld de Congregatie te doen wort.el schieten.

Van 1833—1841 was F. de Held rector te Luik en visitator van alle Belgische kloosters: toen deze in 1841 tot eene Belgische provincie vereenigd waren, werd hij in het rectoraat opgevolgd door F. Dechamps (thans kardinaal-aartsbisschop van Mechelen) en benoemd tot provinciaal dier provincie. Door zijn onvermoeiden ijver, gepaard aan zijn beleid, wist hij de Congregatie uit te breiden in Holland en Engeland, in welke landen later afzonderlijke provinciën der Congregatie werden opgericht, en F. Bernard was daarbij het werktuig door God aan den provinciaal in handen gegeven.

Nu als rector dan als provinciaal leefde F. de Held later te

-ocr page 91-

77

digheid van aartsbisschop verheven was. Weldra was Bernard bij hen om zich, ten derdenmale, voor de Congregatie der Eedemptoristen aan te bieden, en na een langdurig onderhoud met P. Czech, waarbij deze zich overtuigde van Bernards roeping, en in hem een man meende te leeren kennen, die der Congregatie in meer noordelijke streken tot groot nut zou kunnen strekken, verkreeg hij de toezegging, dat zijn verzoek zou worden voorgedragen aan den Hoogwaardigen P. Passerat, (1) Vicaris-Generaal voor de

Luik, te Clapham (Londen) en te Wittem, en allerlaatst te Aken. In Octobir 1873 werd hij met de zijnen door de Pruisische kerkvervolgers uit laatstgenoemde stad verjaagd; de eerbiedwaardige grijsaard bracht eenigen tijd zijner ballingschap door te Clapham (Londen), waar hij uit liefde voor de Engelsche provincie, die hij gevestigd had, verlangde heen te gaan, doch is thans weder geplaatst in het nieuw opgerichte Redemptoristen-klooster te Vaels (Limburg).

(1) P. Joseph Passerat, in 1772 te Joinville geboren, was student in het seminarie te Chalons-sur-Marne, toen de Pransche revolutie uitbrak. Hij werd door de republikeinen gevangen gezet, maar herkreeg spoedig zijne vrijheid; daarna dwong men hem dienst te nemen in het leger, waar hem het ambt van tamboer-majoor en kwartier-meester werd opgedragen. Het gelukte hem echter te ontvluchten, en zijne studiün vervolgens te Trier, Augsburg en Würzburg voort te zetten. Toen vernam hij de wonderbare werken, welke P. Hoffbauer in Polen verrichtte, en hij reisde naar Warschau, alwaar de man Gods zijn verblijf hield. In diens handen legde hij in 1796 zijne geloften af. «Gelijk P. Hoffbauer,quot; zoo verhaalt Kard. de Villecourt (Vie et Institut de St. Alph. Mar. de Lig), »van God de zending verkregen had om onder de »leden der Congregatie den vurigen ijver en de onvermoeide «werkzaamheid des Heiligen Stichfers te vestigen, zoo kan P. «Passerat met recht beschouwd worden als de meester van het «geestelijk leven, bestemd om onder de Redemptoristen den hei-«ligen geest des gebeds hooger en hooger op te voeren.quot; Toen eens de nuntius zijn voornemen te kennen gaf, dat hij P. Passerat te Rome wilde voorstellen ter benoeming voor een bisschoppe-lijken zetel, antwoordde P. Hoffbauer: «wij kunnen niet buiten «hem; hij is als de moeder der Congregatie.quot; Na P. Hoffbauers

-ocr page 92-

78

Redemptoristen-kloosters aan deze zijde der Alpen; (1) Bernard kon intusschen naar zijn vaderland terugkeeren, waarheen hem het antwoord van P. Passerat zou worden toegezonden.

Nog vóór de boven medegedeelde brief van Bernards vader te Rome was aangekomen, had Bernard reeds vol vreugde het bericht naar Amsterdam gezonden, dat hij den graad van Doctor in de Theologie verkregen had, en nu nog slechts het antwoord zijner ouders omtrent zijn besluit afwachtte, om daarna met een zijner vrienden aanstonds de terugreis te ondernemen. De vurig verlangde tijding kwam eindelijk aan en verschafte Bernard nogmaals de gelegenheid om te openbaren met hoeveel zorg hij zijn besluit gevormd had. «Ik heb,quot; zoo schrijft

dood in 1820 werd P. Passerat Vicaris-Generaal voor de noorde-lijke provinciën en onder zijn bestuur breidde de Congregatie zich uit in Duitschland, Zwitserland, Frankrijk, België, Holland, Engeland en Amerika. Door raad en voorbeeld leerde hij zijne broeders den geest van gebed, waarin hij zelf zoo verre gevorderd was, dat men van hem zeggen kon: het gebed was de ademhaling zijner ziel; zijne innemende vriendelijkheid, zijne beminnelijke eenvoudigheid en zachtzinnigheid, zijne teedere liefde, die hij jegens anderen aan den dag legde, schitterden des te schooner, naarmate hij voor zich zeiven strenger was; in voor- en tegenspoed bezat hij immer eene heilige gelatenheid en kalmte, alles toevertrouwende aan de zorg Gods, en degenen die hem zagen werden getroffen door de eerbiedwaardige figuur van den kloosterling, wiens innig verkeer met God uit zijne gelaatstrekken schitterde. Tengevolge der revolutie van 1848 uit Weenen verjaagd, deed hij afstand van zijne waardigheid en vestigde hij zijn verblijf te Doornik, alwaar hij den 30en October 1858, op 86-jarigen leeftijd overleed. Bijna 62 jaren lang had hg, zijnen broeders ten voorbeeld, in de Congregatie des Allerh. Verl. doorgebracht. Eens over P. Bernard sprekende zeide hij: »een missionaris zooals deze pater geeft God aan de «wereld ter nauwernood éénmaal in eene eeuw.quot;

(1) Deze titel en waardigheid vervielen, toen de Generaal der gansche Congregatie zich in 1855 te Rome vestigde. Op deze gebeurtenis komen wij later terug.

-ocr page 93-

79

- hij, »in deze zaak alle voorzichtigheid in acht genomen, »zoowel wat mijn voornemen in zich betreft, als wat »aangaat den tijd en de wijze van uitvoering. Mijn ge-»weten is vrij en verwijt mij niets. Ik heb God geraad-»pleegd en zal Hem blijven raadplegen en bidden, totdat quot; zijn H. Wil zal volbracht zijn. Zoo ooit iemand mij »beschuldigde, dat ik in eene zaak, zoo kiesch als deze, »de plichten had voorbijgezien, die ik tegenover mijne «lieve ouders, broeders, zusters en vrienden te vervullen »had, die zou mij onrechtvaardig behandelen. Daden, «hoop ik, zullen hem van het tegendeel overtuigen.quot;

Den 7deü Mei 1832 verliet de jeugdige priester met zijn studie-vriend Bogaers (1) de Eeuwige Stad, God uit de volheid zijns harten dankzeggende voor de ontelbare en uitstekende weldaden, welke hij aldaar had ontvangen. De Rector van het Collegium Romanum had hem het volgende getuigschrift afgegeven:

A. M. D. G.

M onderyeteekende verklaar: dat de Eerw. Heer Ber-nardus Joseph Haf kensc/eid, Michaels zoon, yeboorliy uit Amsterdam, van den 8atequot; November 1828 tot dezen day gedurende bijna vier jaren in dit Collegium Jtomu-num van de Sociëteit van Jesus zijne studiën vn de Doymatische Theologie heeft volbracht, namelijk vier ja-reu in de Dogmatische Theologie, \en onderwijl J twee jaren in de Mor aal-Theologie, de R. Schrift en de Kerkelijke Geschiedenis, één jaar in de Rebreeuwsche taal; dat hij m al deze vakken immer de zekerste bewijzen y eye oen heeft van den hoog sten ijver en den grootsten vooruitgang, zóó zelfs, dat weinigen met hem kunnen

(1) De Hw. Heer Julianas Egidius Bogaers, in 1807 geboren, werd in 1831 te Eome priester gewijd. Hij is thans Honorair Kamerheer van Z. B. Pius IX, Deken en Pastoor te Cuyk.

-ocr page 94-

80

vergeleken worden; dat hij in hetgeen de vroomheid, godsdienst en zedigheid betreft cdtoos zóó heeft voldaan, dat hij en anderen tot voorbeeld was en voor zich den meesten lof verworven heeft; dat hij dien ten gevolge bij de plechtige uitdeeling der prijzen op het einde des jaars den lauwer behaalde, en in het jaar 1830 tot den graad van het Baccalaureaat, in 1831 tot die van het Licentiaat, eindelijk in de maand April van het jaar 1832 tot dien van het Doctoraat met eenparige stemmen verheven is.

Vit het Collegium Romanum van de Soc. v. Jesus, den 238teu April 1832.

(was get.) Joaës Bapta Dossi S. J.

L. j- S. Rector van het Collegium Romanum. (1)

Wij gaan stilzwijgend de bijzonderheden voorbij, welke Bernard mededeelde omtrent Viterbo, Foligno, Assisië,

(1) A. M. D. G.

Testor ego qui infra, R. D. Hafkenscheid, Bernardnm Joseph, Patre Michaële, Patria Amstelodamensem, a die 8 Novembris 1828 usque ad hanc diem fere per annos quatuor in hoe Collegio Romano Soc. Jes. studia Theologiae Dogmaticae absolvisse, scilicet annis quatuor Theologiae Dogmaticae, duobis annis Theologiae Moralis, Sacrae Scripturae, et Historiae Ecclesiasticae, anno uno Linguae Hebraicae, qui in omnibus iis summae diligentiae et maximi profectus certissima semper documenta dedit adeo, ut pauci cum ipso comparari potuerint; iis vero quae ad Pietatem, Religionem et Modestiam pertinent sic semper satisfecisse, ut et caeteris exemplo fuerit et sibi maximam laudem comparaverit: quo circa in solemni praemiorum distributione sub anni exitum et praemio cohonestatum, et anno 1830 ad Baccalaureatus, anno 1831 ad Prolytatus, anno tandem 1832 Mense Aprili ad Docto-ratus gradus plenissimis suffragiis promotum fuisse.

•Ex Collegio Romano Soc. Jes., die 28 Aprilis 1832.

Joa.es Bapta Dossi. S. J.

L, f S. Rector Colleg. Rom.

-ocr page 95-

\ 81

Cortona, Milaan, Padua, Venetië, Innsprück, Munehen enz., alle plaatsen, waar de reizigers een korter of langer verblijf hielden, en vermelden alleen, dat hij te Innsprück vier dagen in het Redemptoristen-klooster doorbracht ; daar werd zijn verlangen om in de Congregatie te worden opgenomen meer en meer versterkt door de heilzame werken, die hij de paters voor de zaligheid der zielen zag verrichten, en hij schreef zelf uit Innsprück naar P. Passerat, nogmaals aandringende op een gunstig antwoord, dat hij te Amsterdam hoopte te ontvangen.

-ocr page 96-

HOOFDSTUK VI.

BERNARDS TERUGKEER IN AMSTERDAM EN VERTREK NAAR HET KLOOSTER.

Vooraleer Bernard Hollands grondgebied betrad, wilde hij eerst een bezoek brengen bij den hoogwaardigen man, voor wieu hij, naar wij reeds zagen, den diepsten eerbied en de kinderlijkste liefde gevoelde, en hij reisde naar Luik om van den bisschop dier stad, den vroegeren regent van Hageveld, den zegen over zijn voornemen en zijn toekomstigen arbeid te ontvangen. Doch meer nog dan Bernards liefde voor Mgr. van Bommel voerde de goddelijke Voorzienigheid, ter vervulling van hoogere plannen, den jeugdigen priester hier heen; Luik zou niet slechts het eerste tooneel van P. Bernards arbeid worden, maar door dit bezoek werkte hij, zonder het zelf te weten, en vooraleer hij nog definitief als Redemptorist was aangenomen, krachtig mede voor den bloei der Congegratie. Met vaderlijke vreugde en toegenegenheid ontvangen, bleef Bernard verscheidene dagen bij den bisschop doorbrengen, zoodat hij aan zijne ouders schreef: «gij zult »wel denken, dat ik te Luik bij Monseigneur mijne tenten «heb opgeslagen en niet meer aan Holland noch aan »Hollandsche betrekkingen denk. . . . Wist gij eens wat

-ocr page 97-

»8

»ik, tot zelfs in den nacht toe, met dien beminnelijken «man heb afgekeuveld!quot; Hoezeer de bisschop de talenten en de deugd zijns voormaligen leerlings op prijs stelde, blijkt wel uit het aanbod, hetwelk hij hem deed, van een leerstoel aan de katholieke universiteit, die het Belgisch episcopaat ging oprichten. Doch Bernard gaf den bisschop een openhartig en omstandig verhaal van al hetgeen met zijn besluit om Redemptorist te worden in verband stond, en riep diens raad met kinderlijke ootmoedigheid in; hij deed hem de stichting, het doel en de werkzaamheden van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers (die, gelijk wij boven zagen, toenmaals nog weinig bekend waren) het eerst kennen en sprak met zooveel geestdrift en overtuigende oprechtheid van zijn voornemen, dat de bisschop verklaarde zoo in Bernards roeping als in zijn bezoek te Luik den vinger Gods te erkennen. » De dienaar »moet wijken voor den Meester,quot; zei de bisschop; «ga »gerust, mijn waarde Bernard, maar gij moet naar hier »terugkomen, want ik wil die Congregatie in mijn diocees «gaan vestigen.quot; Kort daarop begon Monseigneur van Bommel, wiens brandende ijver voor het heil der zielen bij de diocesanen van Luik nog in aller dankbare herinnering voortleeft, de onderhandelingen aan te knoopen ter bereiking- van zijn doel; meermalen herhaalde hij sprekende van de Redemptoristen: »dat zijn de werklieden, «die ik hebben moet,quot; en het mocht, gelijk wij hierna zien zullen, den hoogwaardigen Opperherder gelukken, weldra de verlangde paters, en zijn beminden Pater Bernard, met wonderbare vrucht onder zijne kudde te zien arbeiden.

Daar brak eindelijk, in de maand Juli 1832, de dag aan, waarop Bernard, na eene afwezigheid van bijna vier jaren, in den kring zijner familie terugkeerde en voor de eerste maal zijn priesterlijken zegen Wan zijne dierbare

-ocr page 98-

84

betrekkingen schenken mocht. Wat vreugde, wat dankbaarheid, wat tranen van geluk in dat gezin! En toch — die blijdschap was verre van ongestoord. Nog onderweg zijnde had Bernard kennis gekregen van eene zware ziekte, waaraan zijne schoonzuster reeds eenigen tijd lijdende was; zijn gevoelig hart werd door dit bericht diep getroffen; «maar,quot; zoo schreef hij, »groote verdiensten »zullen wij inoogsten, indien wij deze familie-ramp met »onderwerping aan den heiligen Wil van God moedig «lijden. Kan mijne tehuiskomst die groote vreugde niet a baren, waarmede zij in andere omstandigheden gewis «zou gepaard gaan, toch moeten wij de Voorzienigheid «loven en danken, die nimmer droefheid zonder vertroos-ii ting laat, en daarom misschien gewild heeft, dat mijne »terugkomst juist met de groote droefheid der lijderes en «hare familie samenvalt.quot;

Den 26en Juli 1832 droeg de nieuwe priester te Amsterdam zijne eerste plechtige H. Mis op in de kerk »Geloof, Hoop en Liefdequot;; de achtenswaardige grijsaard. Pastoor van der Lugt, en Bernards vrienden Broere en Welters (1) assisteerden hem; verscheidene studie-genoo-ten, zoo van Hageveld als van Rome, hadden zich bij de feestvierende ouders en bloedverwanten aangesloten om gezamenlijk God voor zooveel goeds te danken en zijn licht over de plannen des priesters af te smeeken. Op het gedachtenis-plaatje van dien feestdag vatte Broere met den hem eigenaardigen verheven eenvoud aller wenschen samen in de volgende dichtregelen:

(1) De Z.E. Pater Pranciscus Petrus Matthias Welters was een der studiegenooten van Bernard Hafkensuheid te Eome. Hij werd aldaar in 1830 priester gewijd en deed vervolgens zijne ' intrede in de Orde der Franciskanen; sedert 1857 is hfl pastoor lu Leiden.

-ocr page 99-

85

Een vierde jaarznn bracht bij 't sluiten van haar kring Den vriend, die op Gods wenk met tranen van ons ging, Terug uit Rome's muur als priester van den Hoogen. Gij allen, die met mij, voor 't altaar neergebogen,

Hem 't offer van zijn dank zaagt brengen op deez' nag, O, bidt dat Gods gena zijn pad bestralen maf;!

Maar dezelfde dichter sloeg een hooger toon aan bij Aen feestdisch van dien dag, en wij voelen ons gelukkig, het lied, door hem aan zijn geliefden vriend toegezongen, hier in zijn geheel te kunnen mededeelen.

Mijn trouwe citer, die de zucht

Van 't hart deed ruischen door de snaren.

Of aan het dav'rend feestgerucht

Een scheller zegezang kon paren.

Zij kwijnt, helaas! voor de eerste maal.

Erkent, dat bij een feest te zingen.

Gevierd in 's Hemels Opperzaal,

Niet is vergund aan stervelingen.

Waart gij het, Rome's heil'ge muur.

Of lauw'ren, die gij liet behalen.

Of gold het vriendschaps zuiver vunr. Of oud'ren-teederbeid te malen.

Ik zon beproeven of mijn luit

Geen tranen op de wang kon scheppen,

En bnven d'Alpen-krninen nit

Zou ik des ad'laars wieken kleppen.

Een stem roept van den rand van 't graf:

»Eens zinkt dit alles in 't verleden,

»Eens breekt die zegelanwer af »En zal Gods stap 't gebergt' vertreden.

»Neen, zing het lied der eeuwigheid,

quot;Zing gaven, door geen dood te ontwringen, »Waardoor Gods Oppermajesteit »Het deel wordt ook van stervelingen.quot;

-ocr page 100-

86

'k Gehoorzaam, 'k zal het hemellied.

Of zijnen nagalm toch herhalen,

En teed're vriendschap wraakt het niet,

Zoo dan mijne droeve luit mocht falen.

Mijn vriend, 'k lag aan den voet des heiligdoms geknield, Toen 't machtig offerwoord uw lippen was ontvloten. En gij aanbiddend Hem in eigen handen hieldt,

Wien aard noch hemelsfeer houdt in haar kring besloten.

Daar jaagt de rook langs welf en tempelboog,

Als door 't gezwaai van vleug'len rondgedreven.

En 't hemelkoor schijnt suizend van omhoog

En allen kant op 't altaar aan te zweven.

O glans! o gloed! waarvoor ik de oogen sluit,

O blij gejuich van 's Hoogsten keurgenooten!

Hun levenstoon schiet met den lichtstraal uit

En wordt in 't hart als balsem uitgegoten.

«Oneindig God!quot; zoo klinkt der zaal'gen lof,

»Als tarwebloem toont Ge u aan sterflijke oogen;

»Maar meer Gij daalt in d'afgrond van het stof,

ȕe meerder gaat uw luister zich verhoogen;

»Uw wijsheid was 't, die zulk een zielspijs vond,

»Uw almacht komt uw liefde hier te stade,

»En welk een lof ook 't firmament verkond',

»Ach! eindloos meer blinkt hij in uw genade.

»Melchisedech, die God verzoent met de aard';

»Hier in één punt 't heelal komt samenvatten;

»Uw priesterschap, voor de eeuwigheid aanvaard,

»Versprei', versprei' hier die genade-schatten.

«Ach! wie is hij, die met uw macht bekleed

»En in uw naam üod in 't gemoet durft treden ¥

»Benijdb'ro hand, die hier uw last voldeedt,

»En 't zoenbloed plengt bij 't vloeien der gebeden!

»Neen ! 't is Bernardus; neen! zijne onschuld is bet waard,

»Hij zoekt U op, ontvlucht aan oud'ren-armen;

»0 Gij, wiens min geen moeder evenaart,

x Kom nu tot hem met eindeloos erbarmen,

»Omhels hem als een zoon aan U verpand,

»Voej' hem 't geheim van uw verned'ring binnen.

-ocr page 101-

87

«Waar wijsheid spreekt bij 't zwijgen van 't verstand,

»En liefde brandt bij de uitgedoofde zinnen,

»Waar sterkte rijst uit zwakheid en vergaan.

»Ach! waar Gij zelf als d'afgrond ingezonken

»Geen wereld doet uit ijdel niet ontstaan,

»Maar uit den dood het leven weet te ontvonken.

»0! dan wat gloed, die hem in 't harte vaart.

»Wat koenheid om uw vijand aan te randen;

»'t Is teed're min aan reuzenkracht gepaard,

»'t Is honigraat in leeuwen-ingewanden.

»Hij zal de woud, die 's mensehdoms roover sloeg,

»Met oliedrop en zuiv'ren wijn verheelen,

»'t Onsterflijk goud, hetwelk zijn gordel droeg,

«Erbarmend aan de nooddruft mededeelen.

»Maar, helslang, beef als uw verwinnaar naakt!

«Hij heeft het zwaard van 's Heereu woord getogen,

«Geef af den buit, dien ge op het menschdom maakt,

«En sluip terug in d'afgrond van uw logen.

»Ja priester, ga; ja, 't leven en de dood 4

«Gaan voor u uit en hangen van uw wenken;

«Laat van het bloed, dat God voor ons vergoot.

«Uit uwe hand een dorstende aarde drenken;

«Voltooi het werk diens Gods, die op u ziet;

«Hij roept! Hij roept! Hij heeft u uitgezonden;

«Uw eeuwig loon gaat reeds ons aller lied

«Met blij gejuich den hemelen verkonden.quot;

Toen rees hun toon, hun harptoon, wier geluid lu zangen niet, maar vlammen wordt bedolven; Het jaagt en bruischt, als stroomt de hemel uit Met starrendans en gloénde elekter-golven.

Geen pinkstertong, die vlammend nederzonk En de aard' vernieuwde en harten om kan keeren. Kan ooit den zang, die uit dien luister klonk, 't Onspreekbaar woord den zwakken sterveling leeren. Zijn stem bezwijkt, en van dit hemellied Kan hij voor u geen nagalm zelfs herhalen.

O gij dan ook, mijn vrienden, wraakt het niet.

Zoo op dit uur zijn droeve luit blijft falen.

-ocr page 102-

88

Ook de welbekende Nederlandsche herdersdichter, Mr. J. F. A. Leesberg, die eenige jaren met Bernard Haf-kenscheid in Hageveld had doorg-ebracht en sedert dien tijd met hem door innige vriendschap bleef verbonden, spande de snaren van zijne zoo bekoorlijk klinkende lier op het feest van den nieuwen priester. Ten hoogste erkentelijk voor de welwillendheid, waarmede hij ons vergunde zijne dichtregelen mede te deelen, laten wij hier zijn keurig feestlied volgen:

Van waar, o Nijl! die breede golven.

Die, steig'rend uit uw slibbig bed,

Op Memphis' beemden, diep bedolven.

Zich went'len door het zwellend wed?

Toon, toon ze mij, die afgronds kolken.

Waaruit ge uw trotsche stroomen sleurt,

Bn op uw breeden rug den volken De schatting uwer waat'ren beurt!

Wat zie 'k? Geen kolken, geen onpeil'bre water-tochten? Verengd van smaller kreek tot kreek In kabbelende waterbeek,

Die slinkt en smelt in duizend bochten,

Duikt, schaars door 't stoflijk oog bespied,

Gjj Nijl 1 het grijze hoofd in lisch en modd'rig riet ?

Is uit een enk'le handvol nat,

Een droppel vochts, een waterspat,

Die trotsche stroom dan voortgesproten, Die dond'rend van 't gebergt' geschoten quot;Het stille dal weêrgaltnen deê,

En zeeg'nend de vallei doorvloten Door zeven sluizen zich gaat went'len in de zee?

Wat denkbeeld als een bliksemschicht Dat hier mij 't sterflijk brein verlicht!

Al wat tot grootheid is geboren.

En de aard ten zegen werd geschonken vau omhoog.

Gaat voor des menschen kortziende oog In 't nietigste begin verloren.

-ocr page 103-

89

•Ta! zóó die vmcht'bre stroom, die door heel Memphis vloeide

Zóó de eik die eeuwen op zijn breede takken draagt;

Dien jaren ongezien liet onkruid overgroeide,

Dat in één onweérsnacht den grond werd uitgejaagd.

En wie heeft God den Heer Ter-eer

Die eeuwige offervlam ontstoken,

Waarvan die dnizende outaars rooken?

Wie mot die trotsche tempelbogen,

Nog stouter dan 't paleis der vorsten opgetogen.

Langs 't aardrijk elke stad, ja ieder vlek bekroond.

Wier torenspits tot in de wolken.

Gelijk een standaard aan de volken.

Een helder blinkend kruis vertoont?

Vraagt gij, waar 't eerst Gods eeuwig Woord, Als heilbazuin langs 't aardrijk werd gehoord ?

Zoek t in geen trotsche stad, bij ijd'le praalvertooning!

Neen! spoed naar 't ned'rig Beth'Iem voort,

Daal nog beneCn der menschen woning.

Daar, in een beestenstal, daar vindt gij 's Hemels Koning. Treed in Gods eerste kerk, kniel voor dat hulp'loos wicht, En zie, wie langs heel de aard die tempels heeft gesticht!

Hij ook. Hij wierp in 's mensehen borst,

Hoe zwaar met aardsche klei omschorst,

Een vonk die schijnbaar slaapt, maar langzaam zal vermeêren; En zoo zij eens geheel ontwaakt,

In laaie vlam ten hemel blaakt,

En 't levend offer voor zijn Schepper zal verteeren.

Ziet gij dien knaap daar ginds in 't ruige duingras spelen? Door kinderlijk genot gespoord.

Snelt hij nog met zijn makkers voort,

Maar voelt zich 't hart reeds zalig streelen,

Als in 't beklaut'ren hij den prijs hun kan ontstelen. En 't eerst op hooger top hem ruimer veld bekoort.

Dan, haast wordt ed'ler drift in 't jeugdig hart ontstoken; Gelijk der vog'len vorst in 't woud.

Die hooger sferen heeft geroken,

-ocr page 104-

90

En met zijn scherpen blik reeds door de wolken schonwt, En stont hot nest verlaat, de breede vlerk ontploken.

Daar groet hij vriend en vaderland,

Beklimt der Alpen ton, en lacht Itaalje tegen;

Waak, Rome! zie dien knaap, den reisstaf in de hand!

Schoon hij geen leger-standaards plant, Een overwinnaars blik is in dat oog gelegen.

Hij gaat ze aan heel de wereld toonen,

Hij komt ze rooven, hij, die kronen,

Gehangen aan het Kapitool,

Om deugd en wetenschap te loven,

Waar ze in het koude Noord of gloeiend Zuiden school.

Maar vóór die zegepraal zal hij ook t offer brengen.

En op het God gewijd altaar Met maagdenhand den kelk van 't aardsch genot verplengen, En Christus' Bruid ontvangt hem in heur priesterschaar.

Spring nu van blijdschap op, juich dierbaar Hageveld! Hoe ge in .uw hoog geboomt' ook atht'loos weg mocht zinken,

Tot zelfs op 't Kapitool wordt thans uw naam vermeld, En de echo doet hem langs Quirinus' heuv'len klinken.

Dan, over de Alpen niet alleen.

Maar langs den rug der golven heen.

Tot waar de negerslaaf, een dankb'ren traan in de oogen,

Door liefde's heilig vuur bezield.

Bij 't graf van een Martinus (1) knielt,

Is op der winden aam nw lof reeds heen gevlogen.

(1) Martinus van der Weijden, te Nieuwkoop geboren, was eenigen tijd een leerling van Hageveld geweest en, na zijne theologische studiën volbracht te hebben, aldaar als professor teruggekeerd. Toen hij zich, wegens de sluiting van Hageveld in 1825, niet langer aan zijn gelief koosden arbeid kon wijden, besloot de vrome priester als missionaris naar Surina'iie te vertrekken, ten einde aldaar aan de arme negerslaven het H. Geloof te verkondigen en hen in hunne aanstekelijke ziekten bij te staan. Zijn arbeid onder hen was rijk aan vruchten, ofschoon kort van duur. Weldra zelf door de heerschende ziekte aangetast, bezweek hij, diep betreurd door zijne beminde slaven, als het offer zijner heldhaftige naabtenliefde.

-ocr page 105-

91

En neen, o Hageveld! die lof wordt niet gestuit,

Maar breidt zich langs heel de aard tot aan de starren uit.

Daar keert Bernardus weer, het hoofd met lauwerbladen En rijken krans op krans beladen !

Komt broeders! snelt hem toe, niets scheidt ons van hem af! Neen, in de schaduw van zijn palmen.

Zal 't zaligste oud'renpaar hun dankend loflied galmen, En wij in zijn bezit steeds juichen tot aan 't graf!

In zijn bezit? Maar hoe! wordt dan Bernardus' streven, Wordt dan die liefdegloed, die 't al ten offer bracht.

Door den beperkten kring van eigen haard omschreven, En aan geen grootsoher doel tot Godes eer gedacht?

O! mocht ik in de toekomst staren.

Wat daden klonken van mijn snaren,

Wat wond'ren, in Gods naam verricht!

Maar wat nog de aardsche nacht houdi in haar schoot verborgen.

Wordt, bij den eersten straal van d'eeuwig blijden morgen

Des hemels, voor ons oog geplaatst in 't helderst licht.

Dan, in verrukking opgevaren.

Grijp ik bij Davids harpenaren Het gouden speeltuig op, en stem een hooger lied;

En op den klankslag van mijn snaren Zal 't eng'lenkoor zijn stemmen paren,

Daar 't juichend uit zijn kling op U, Bernardus! ziet.

Ja! dan----maar schoon op nieuw mijn teeder hart moet treuren.

Daar 't zich, o dierb're Vriend! weer van u af voelt scheuren, Toch kan ik 't hoofd uair boven beuren,

En juichen in uw zalig lot.

Ja, met de tranen op de wangen.

Stort nog door zoete vreugd bevangen,

Mijn ziel in dank zich uit voor God,

En sluit dit heng'lijk feest in blijde zegen-zangen.

Want, slaat de breede vlerk des tijds ons hier ,van een.

Eens voert ze ons weer te zaam in 't rijk der zaligheên.

Het ontbrak gedurende den tijd van Bernards verblijf te Amsterdam geenszins aan gelegenheden om de op-

-ocr page 106-

n2

rechtheid en de kracht van 's priesters besluit op de proef te stellen. Vele vrienden, onbekend met den zegenrijken arbeid der Eedemptoristen, bestormden hem met allerlei bedenkingen. Had niet de Kerk van Nederland op hem de eerste rechten, en kon zij die niet te meer laten gelden, nu hij zich in zijne studiën zoo bijzonder had onderscheiden? Hadden Bernards ouders zich niet buitengewone opofferingen laten welgevallen in de hoop, dat hij zijn vaderland tot nut en luister zou verstrekken, en kon zijn arbeid in Nederland niet, even vruchtbaar als elders wezen? In raadplegen en bidden gingen de dagen voorbij, totdat God, die in zijn dienaar het goede begonnen had. hetzelve ook voltrok, en de stem des Heeren den beslissen-den doorslag gaf bij de ontvangst van den brief van P. Pas-serat, waarbij Bernard als lid der Congregatie werd aangenomen. P. Passerat had, gelijk wij boven zagen, de verlangens des jongen priesters vernomen van P. Czech, en van laatstgenoemde zulk een gunstig verslag over Bernard ontvangen, dat hij hem niet alleen gaarne aannam, maar ook verlangde van nabij zijne talenten en deugden te leeren kennen; hij verzocht hem daarom den proeftijd te Weenen te komen doorbrengen. Wij laten bedoelden brief hier in zijn geheel volgen:

„De E. P. Czech, rector van het hnis onzer Congregatie des »Allerheiligsten Verlossers te Freiburg, heeft mij nw verlangen »te kennen gegeven om u in onze Congregatie aan God toe te «wijden. Naar de inlichtingen, die hij mij omtrent uw persoon »geeft, moet ik oordeelen, voor zoover de menschelijke zwakheid sdit vermag, dat uw verlangen u ingegeven is door den Heili-,gen Geest, en gij tot onze Orde geroepen zijt. Het is diensvol-»gens mijn plicht u in staat te stellen om uwen roep te volgen. «Ik neem u dus als candidaat aan, in den naam van onzen „Heer Jesus Christus, en gij kunt u naar Weenen begeven om »daar uw noviciaat te houden. Gij zult reeds met den geest -onzer Congregatie bekend zijn; evenwel herhaal ik u, dat de

-ocr page 107-

9:i

»gehoorzaamheid bij ons, evenals in iedere geestelijke corporatie, »het voornaamste en tevens moeielijkste pant is. Er wordt eene »volmaakte onverschilligheid voor alle soort van werken in het »heilig ministerie gevorderd, en in eene religiense congregatie «zelfs volmaakte onverschilligheid voor elke meening, die het »geloof niet raakt. (1)

gt; Beveel onzen Heer Jesns Christus den stap aan, dien gij «zetten gaat, en terwijl ik n aan onzen Heer Jesus Christus en gt; aan zijne H. Moeder opdraag in de hoop van n weldra te «omhelzen, heb ik de eer te zijn

»TJw zeer toegenegen dienaar Cwas get.) Jos. PASSEEAT C. SS. R.

V icarius-Generaxis.quot;

Weenek, 2 Juni 1832.

Den datum zijner opname in de Congregatie teekende P. Bernard in zijn mannale (2) aan, en tot zijn dood

(1) In een brief aan den Rector van het klooster te Ciorani vorderde de H. Alphonsus van de leeraren in zijne Congregatie, dat zij uit gehoorzaamheid bij de voorname vraagpunten der Theologie de sententia communis aan hunne leerlingen moesten voordragen. Eene bijzondere omstandigheid maakte, dat P. Passerat in zijn brief aan Bernard Hafkenscheid hem aan dat verlangen des H. Stichters herinnerde. De bekende Gunther onderwees omstreeks dien tijd te Weenen eene leer, die velen hoogst gevaarlijk voorkwam en later ook werd veroordeeld; zijn stelsel had onder de jeugdige geestelijkheid in Oostenrijk reeds vele aanhangers verworven. P. Passerat, die de leden der Congregatie voor dat gevaar behoeden wilde, en den Doctor in de Godgeleerdheid, welke zich had aangemeld, nog niet persoonlijk kende, wees hem derhalve van te voren wijselijk op de gevorderde onderwerping in die punten, welke niet tot het gebied des geloofs behooren.

(2) Een boekje wat P. Bernard altijd bij zich droeg, en waarin hij o. a. verschillende spreuken van de H. Schrift en de Kerkvaders, schoone gebeden, die hij hier of daar gevonden had, verzuchtingen bij de meditatie aan zijn hart ontweid, enz. enz., eigenhandig opschreef.

-ocr page 108-

»4

toe bewaarde hij dezen brief als een zijner dierbaarste schatten.

Met moedige onderwerping gaven nu Bernards ouders, hunne toestemming tot zijne intrede in het klooster, en op het einde van September 1832 verliet de jeugdige priester voor de tweede maal zijne geboortestad. Zijne ouders begeleidden hem tot Ulft, de geboorteplaats zijns vaders. Daar heeft hij voor de eerste maal het woord Gods verkondigd. Op dringend verlangen zijner ouders namelijk hield hij er op den 18d™ Zondag na Pinksteren zijne eerste predikatie. Hij sprak naar aanleiding' van de wondervolle genezing des lammen, welke in het Evangelie van dien dag verhaald wordt, over het nut van den tegenspoed, die voor den zondaar eene weldadige straf en een middel tot bekeering is, voor den regtvaardige daarentegen eene beproeving, maar het zekerst teeken zijner voorbeschikking ter zaligheid; en innige troost was het voor zijne ouders bij het offer, dat zij gingen brengen, toen zij in het laatste gedeelte der predikatie hem in welsprekende en overtuigende woorden hoorden uitwerken, hoe de weg des lijdens de weg van alle Heiligen was geweest, en vooral het lijden gelijkvormig maakt met den V erlosser der wereld. Bij het einde zijner rede gaf hij aan de kerk van Ulft de relikwieën van hare Patronen, de HH. Petrus en Paulus, ten geschenke, en drong hij krachtig aan op het gebed der geloovigen tot deze Heiligen, opdat hij hunne krachtige hulp erlangen mocht bij zijn toekomstigen apostoli-schen arbeid.

Op den vooravond van zijn vertrek schreef hij aan zijn broeder de volgende schoone regels tot afscheid: »Niets «blijft mij bij het overtrekken der vaderlandsche grenzen ,) meer over dan dat ik mij op nieuw aan aller godvruch-»tige gebeden aanbeveel. Geve de Hemel, dat al de

-ocr page 109-

y5

u wenschen vervuld worden, die ik in deze laatste oogeu-»blikken van mijn verblijf op den vaderlandschen bodem, «voor u, uwe huisvrouw en kinderen, voor de geheele «familie opnieuw aan den Heer opdraag.

«Met een opgeruimd hart verlaat ik mijne dierbaarste «betrekkingen en zeg ik allen vaarwel, en terwijl ik hen «voor het laatst omhels, sla ik de oogen naar den Hemel »op tot Hem die gezegd heeft: omm's qui reliquerit. (1) » Vaarwel, waarde broeder, berust als een braaf Christen «in 's Heeren raadsbesluiten over u en de uwen, en denk «toch immer, dat niemand uit den hemelschen vreugde-»beker drinkt, die niet met Christus van den lijdenskelk heeft «geproefd, dat het kruis de ladder is om het Rijk der «Hemelen binnen te gaan, en dat niemand met Jesus «zal heerschen, die niet met Jesus zal gestreden hebben.quot;

Den volgenden dag nam Bernard afscheid van zijne weenende ouders; hij zegende hen en beloofde hun zijn voortdurend gebed, en ten tweeden male door hen aan God weggeschonken, aanvaardde hij de reis naar het lang gewenschte noviciaat.

Onderweg* kwam hij in aanraking met den welbekenden Clemens Brentano, den getuige der visioenen van Zuster Anna Catharina Emmerich, en In-acht hij eenige dagen op het slot Neuburg bij Heidelberg door, in gezelschap van den Regensburger Domheer Diepenbrock, aan welken hij door diens zuster, te Ulft woonachtig, was aanbevolen. (2)

(1) Al wie vader en moeder in mijn naam verlaat, enz.

(2) Hoogst wonderbaar is de levensloop geweest van dezen Melchior von Diepenbrock. De beschrijving er van, door zijn opvolger op den bisschoppelijken zetel van Breslau, Mgr. Hendrik Dr. Förster, het doorluchtig slachtolïcr der Pruisische kerkvervolging, uitgegeven, verscheen, in het Hollaudsch vertaald, bij R. T. Daamen te Terborgh, 1861.

-ocr page 110-

HOOFDSTUK YII.

BERNARDS NOVICIAAT.

Na bijna twee maanden reizens kwam de jeugdige priester den 28en October te Weenen aan, alwaar hij door den beminnelijken P. Passerat met open armen werd ontvangen; hij vertoefde er eenige dagen in het klooster, en trad den 2en November het noviciaat te Weinhaus, op een uur afstands van Weenen, binnen.

Weldra bleek het uit de zegeningen, waarmede God den novice begunstigde, dat de wil des Heeren door Bernards intrede in de Congregatie was vervuld geworden. Na eenige weken schreef hij aan zijne ouders: »ik i ben gezond, vol moed, vroolijk en tevreden. Tevredenheid »vindt gij op de deur van mijne kamer met groote letters »geschreven. Ja, hier is mij tot heden toe grooter tevre-»denheid te beurt gevallen, dan ik ooit op de wereld «gesmaakt heb. Geve God, dat al de maanden van mijn »noviciaat even zoo aangenaam voorbijsnellen!.... Wij n zijn den ganschen dag van den ochtend tot den avond »bezig, 's Morgens te half vijf springen wij uit het bed. «Een half uur daarna begint de meditatie, welke door »allen gezamenlijk in de kapel gehouden wordt en opge-» volgd door het bidden van den brevier. Te 6 ure gaan

-ocr page 111-

97

»allen in de communiteits-kamer. Nadat ik mij een half » uur heb voorbereid, draag ik de H. Mis op en besteed, «volgens den regel, een half uur aan mijne dankzegging. »Te half acht begin ik eene kleine lectuur, totdat de «klok acht slaat; dan gaat ieder. Woensdag, Vrijdag en »Zaterdag van iedere week en andere geboden vastenda-»gen uitgezonderd, naar de eetzaal en gebruikt een klein »ontbijt. Tot half negen hebben wij handenarbeid, hetzij »in den tuin, in de keuken of in de kapel, naar het den »novicen-meester behaagt en door hem wordt bevolen. «Van half negen tot negen uur kan men zich ontspan-»nen; echter is het verboden alsdan te lezen of te schrij-»ven. Te negen uur wordt eene kleine conferentie ge-»houden; daarna volgt een half uur lectuur uit den »Bijbel, eene andere lezing uit de Levens der Heiligen »of geestelijke werken, alles naar believen en voorschrift »van onzen novicen-meester, totdat ons de klok van half »twaalf naar de kapel roept om den rozenkrans te bidden »en het geweten te onderzoeken. Slaat de klok twaalf, »dan trekken wij en corps twee aan twee de eetzaal »binnen. Van half één tot half twee hebben wij verlof wtot spreken, maar niet om te lezen of te schrijven; ook »is het streng verboden over andere dan geestelijke zaken »met elkander te spreken. Bij schoon weder mogen wij »ook, als drie bij elkander zijn, in den tuin wandelen. «Na den rusttijd vangen de Vespers aan, daarna volgt »een kwartier uurs bezoek bij het Allerheiligste Sacra-»ment en de Kruisweg. Van drie uur tot half vier «houden wij ons uitsluitend bezig met het lezen van de «Levens der Heiligen. Na een half uur meditatie vangt «te vier ure het Officie, Metten en Lauden, aan. Van «vijf tot zes ure, hebben wij, gelijk 's morgens, handen-«arbeid. Daarna onderricht ons de novicen-meester in »de regels der Congregatie of wel in het catechiseeren

7

-ocr page 112-

98

«der kinderen; nu en dan geeft hij eene verklaring der «verschillende deugden, die wij iedere maand te beoefe-»nen hebben. Te half zeven vangt de derde medita-«tie aan. Daarna nemen wij het avondmaal en heb-«ben dan vrijheid van spreken of zingen tot half negen. »Een kwartier na half negen is het avondgebed af-wgeloopen. Den geheelen Vrijdag is het verboden te »spreken; de Donderdag daarentegen is een dag van uit-» spanning.

»Gij ziet uit deze optelling onzer bezigheden, dat wij «eigenlijk niets te doen hebben van hetgeen men in de «wereld bezigheid noemt, maar waarlijk veel te doen «hebben, de staat in oogenschouw genomen, waarin de «Voorzienigheid ons thans geplaatst heeft.quot;

P. Passerat had al spoedig begrepen, welke in den novice de zijde zou wezen, waar hij het meest aan de aanvallen des vijands zou bloot staan; levendig en vurig van gemoed, met buitengewone talenten begaafd en tot Doctor in de H. Godgeleerdheid verheven, had de nieuwe novice zich vooral in de zelfverloochening en de versterving der eigenliefde te oefenen, wilde hij tot een waren missionaris gevormd worden. Bij het begin van elk jaar verkrijgt ieder lid der Congregatie een Heilige tot bijzonderen beschermer, en wordt hem eene deugd aangewezen, waarin hij zich vooral moet oefenen. Zoo verkreeg Bernard bij het begin des jaars 1833 den zaligen Leonardus a Portu Mauritio, den missionaris van Italië, tot patroon, en de deugd, waarop hij zich bepaaldelijk had toe te leggen was: geene verschooning of zelfverdediging, welke ook, in het midden te breng-en, wanneer zijne oversten of mede-novicen hem met recht of ten onrechte eenig verwijt maakten. Ook werden de vernederingen hem niet minder dan aan anderen toebedeeld, en juist in die punten het meest, waar de gelegenheid tot zelfverheffing zich gemakkelijker aanbood.

-ocr page 113-

09

Soms b. v. werd hem bij de lezing der H. Schrift gedurende den maaltijd onkunde in de latijnsche taal of verkeerde uitspraak derzelve verweten, en moest hij daarom plaats maken voor een anderen novice, die jonger en daarenboven geen priester was, en bij dezen vervolgens onderricht gaan ontvangen. Deze en dergelijke vernederingen gevoelde hij zonder twijfel diep genoeg, maar de overtuiging, die in hem leefde, van de noodzakelijkheid der zelfverloochening, was te sterk, en zijn goede wil te krachtig dan dat hij alle soortgelijke beproevingen niet geduldig zou gedragen en telkenmale aan God, die hem in zoo ruime mate zegende, een offer zou gebracht hebben. Later had hij bij de retraite's, welke hij gaf, er wel eens genoegen in zich die vernederingen in het geheugen te roepen, en sprekende over de heiligheid van zijn leermeester, P. Passerat, schertsende te zeg-gen: » O! die P. »Passer at was een uitstekende, een heilige man, maar »hij schepte een bijzonder vermaak in mij te vernederen. »Ik herinner mij, dat hij ons eens de vraag stelde, waarom »de goede God zoovele schoone dingen geschapen had, »en ieder onzer daarover zijn oordeel zeggen moest. Nie-»mand echter kon het raden. Daar dacht ik een wezenlijk schoon antwoord gevonden te hebben; ter nauwer-»nood kon ik mijne beurt afwachten: zoo gaarne wenschte «ik het te zeggen; doch toen ik eindelijk mijn gevoelen »had mogen uitspreken, kreeg ik ten antwoord: » »neen, » » ook gij weet het niet.quot; quot;

Doch laten wij hier verschillende getuigenissen van Bernards mede-novicen, welke zijne levenswijze van dien tijd in het helderst daglicht stellen, woordelijk mededeelen.

»Gedurende g-eheel den tijd van zijn noviciaat,quot; zoo schreef een hunner, »was Bernard voor een ieder, die »met hem omging, een voorbeeld iu alle deugden, maar »vooral in ootmoed en versterving. Hij was onder de

-ocr page 114-

100

3) novicen de eenige priester; de overigen waren bijna allen »jeugdige Oostenrijkers, die op de toenmalige slechte »gymnasiên onkerkelijke beginselen hadden opgedaan; »van de velen die kwamen legden dan ook zeer weini-»gen hunne geloften af. Het moet derhalve quot;voor Bernard, »die reeds Doctor in de Theologie en zeer wetenschap-»pelijk gevormd was, bij zijne volslagen katholieke ge-» zindheid zeer pijnlijk geweest zijn met zulke jongelieden »om te gaan en zoo vele verkeerde oordeelvellingen aan «te hooren; toch bleef hij altijd kalm en zachtzinnig en «wist hij de liefde te bewaren. Theoretisch was hij zeer «goed bekend met de Duitsche taal, maar toch maakte «hij, als Hollander, bij het spreken verschillende fouten; » daardoor werd hij niet zelden, en dikwerf op eene voor hem » zeer onaangename wijze, een voorwerp van scherts voor de «jongelieden; hij deed echter alsof hij er niets van bemerkte, » en bleef zijne opgeruimdheid en vriendelijkheid behouden.

«In de eerste maanden was P. Madlener (1) onze

-ocr page 115-

101

«novicen-meester; op hem volgde P. Doll. (1) Beiden

zame onderrichtingen en wijze leiding zijn geloof behoedden voor het gevaar van schipbreuk te lijden op de klippen der valsche wetenschap; getroffen door de woorden van den H. Apostel Thomas, die op het zien van de verheerlijkte wonden des Verlossers vol geloof uitriep: Mijn Heer en mijn God! brak Madlener zijne wijsgeerige bespiegelingen af en werd hij in 1819 priester gewijd. Later was hij als Redemptorist niet slechts een uitstekend redenaar, maar zoowel de vraagbaak der geleerden, die hem herhaaldelijk kwamen raadplegen, als de vriend der armen, die hem somwijlen in zoo groote menigte omringden, dat hij zich door de vlucht aan hen moest onttrekken. Daama bracht hij verscheidene jaren te Innsprilck door, predikte, toen de Congregatie na de revolutie van 1848 in Oostenrijk hersteld was, in de verschillende provinciën van het keizerrijk, totdat hij op Sljarigen leeftijd, in zijne geboorte-stad Praag het loon van zijn vruchtbaren arbeid uit Grods handen ontving.

(1) Een niet minder merkwaardig voorbeeld van de wonder-derbare werking, waartoe God P. Hoffbauer had uitgekozen, was deze Pater Pranciscus Xaverius Doll, den e*1™ October 1795 te Weenen geboren, die, gelijk zoovele andere leerlingen der toenmalige hoogeschool in genoemde stad, door de valsche wetenschap tot volslagen ongeloof werd gevoerd. Hoffbauers vriendschap, onderrichtingen en uitstekend voorbeeld redden ook deze diep gezonkene ziel uit hare schrikwekkende duisternis, en in 1820 werd Pranciscus als novice in de Congregatie der Redemptoristen aangenomen. Eene doodelijke ziekte overviel hem tijdens zijn noviciaat; hij legde op zijn ziekbed zijne geloften af, die hij na zijn geheel onverwacht herstel plechtig hernieuwde. Zijne wijsheid en hooge deugd verwierven hem het vertrouwen zijner overheden in die mate, dat hij achtereenvolgens in Oostenrijk en Italië als novicen-meester en als overste in verschillende collegiën werd aangesteld. Tengevolge der revolutie van het jaar 1848 vluchtte hij naar Nederland, alwaar hij in het klooster te Wittem al zijne volgende levensjaren doorbracht. Want niet dooide prediking, maar door gebed en geduldig lijden wilde God, dat deze pater, wellicht meer nog dan de verkondigers van Gods Woord, het heil der zielen zou bewerken; eene ongeneeslijke

-ocr page 116-

102

«hebben mij dikwerf hunne bewondering- over Bernards «deugd, bijzonder over zijne nederigheid en versterving, «te kennen gegeven. Daar ik pas sedert eenige maan-«den katholiek was en geene wetenschappelijke opleiding »had genoten, kan ik Bernards liefde en goedheid jegens «mij niet genoeg bewonderen.

»Wat het onderhouden der regeltucht betreft, daarin »was hij zoolang zijn noviciaat duurde voor ons allen «een treffend voorbeeld, en met bijzonderen ijver ver-»langde hij naar vernederingen; ook herhaalde hij ons »menigmaal de woorden der constitutiën: dat hij die «niet den geringsten regel hoogacht een onwaardige zoon «der Congregatie is.quot;

Een ander mede-novice schreef van hem: »ik herinner «mij, dat de toon van zijne stem, als hij de discipline-» gebeden voorbad — en dan tuchtigde hij zich gestreng — «mij immer door merg en been drong, en dat hij, door «den novicen-meester ondervraagd uit den catechismus, «zich hield als wist en begreep hij niets meer dan wij

borstkwaal kwelde hem zondir opliouden, maar de hevigste pij-neu konden zijne ouderwerping niet verstolen; hij had integendeel de gewoonte om daaruit, wanneer iemand hem bezocht^ altoos aanleiding te nemen tot eenig gesprek over een of ander geestelijk onderwerp. Toen een zijner medebroeders hem eens zeide; dat hij zooveel goeds in dc Congregatie had verricht, was het antwoord des zieken: »ach neen! non ex operibus jnstitiae quae fecimus nos, sed per misericordiarn suam magnam salvos nas fecit (niet uit de werken van gerechtigheid, die wij verricht hebben, maar door zijne groote barmhartigheid heeft hij ons zalig gemaakt.) Eerst den 15den Juni 1855 riep de dood, waarnaar hij vele jaren reeds zoo vurig verlangd had, hem uit zijn smartvol lijden.

Thans rust het lijk van P. Bernard naast dat van zjjn vroe-geren novicen-meester in den grafkelder van het klooster te Wittem.

-ocr page 117-

103

»studenten, ofschoon hij toch Doctor in de Theologie was. » Hij leefde gedurende het noviciaat in eenvoud en beschei-»denheid, en hield zich in alles zoo stipt aan den regel, »dat men niets buitengewoons in hem kon opmerken.quot;

Toch was Bernard in zijn noviciaat niet ootmoedig zonder strijd, en somwijlen verrieden zijne uitwendige handelingen, dat hij de overwinning- op zich zeiven slechts door groote wilskracht en door vastgesteld besluit om te streven naar de volmaaktheid had kunnen behalen. «Hij «was een man van meer dan gewone hoedanighedenquot; zoo luidt het getuigenis van een ander zijner mede-novicen; «maar ofschoon hij met een uitstekenden geest was be-»gaafd, den doctors-titel had verworven en een vurigen » gemoedsaard bezat, was toch zijn omgang met de andere «novicen altoos zeer bescheiden en ootmoedig. Ik heb «hem nooit tegen iemand in toorn zien ontsteken of hem »halstarrig zijne meening hooren volhouden; weinige ma-»len slechts openbaarde zich de hem eigen vurigheid »van gemoed, wanneer er b. v. in de conferentiën op »de vragen van den novicen-meester minder gepast ge-»antwoord werd, maar hij toonde zijne misnoegdheid of «vergenoegdheid nooit anders dan door de verandering «van zijn gelaat, zoodat de Frater Zelator hem over eene » dergelijke fout slechts met deze woorden wist te beschul-«digen: Frater Hafkenscheid deed alsof hij iets wist.

«Daar waren er onder de novicen twee, die eerst «onlangs hunne katholieke geloofsbelijdenis hadden afge-«legd. Een hunner vooral, kon, g'elijk in pas bekeer-»den, ook die den besten wil hebben, meermalen ge-«beurt, de overblijfselen der afgezworen ketterij niet «geheel en al uit hart en ziel uitwisschen. Het scheen « dat Bernard zich had voorgenomen om hem een geschikt «middel voor zijne zwakheden in handen te geven; want «zoo dikwerf zich eene gunstige gelegenheid aanbood.

-ocr page 118-

104

«noemde hij hem vriendelijk schertsend:'oude Hugenoot; »toch kwetste deze naam dan zijn broeder geenszins; ik «geloof zelfs, dat deze Bernard gevraagd heeft, om hem «telkens op die wijze te vermanen, wanneer hij iets ge-«zegd of gedaan had, wat er niet door kon.

«Ik ga voorbij om te spreken over zijne groote erva-«renheid in de muziek, den zang en het orgelspel, waar-«door hij ons in de kapel stichtte, maar ik wil hier nog «bijvoegen, wat de Frater Zelator van die dagen nog «onlangs gemeld heeft, ««Dit durf ik verzekeren (zoo «luidt zijn brief), dat hij de grootste liefde had voor het ««onderhouden der regels en altoos vroolijk en levendig ««was.quot;quot; — «Dan verhaalt hij, hoe hij eenmaal in het ka-«pittel Bernard beschuldigd had, dat deze bij het hooren «eener predikatie door eene beweging van zijn hoofd «ik weet niet welke goed- of afkeuring had te kennen «gegeven, en hoe Bernard met den grootsten ootmoed de « daaropvolgende terechtwijzing aannam. De Frater Zelator «wist toen, gelijk hij mij mededeelde, nog niet, datBer-« nard reeds het Doctoraat in de Theologie had verkregen, «maar had van het oogenblik af, waarop hij dit later «vernam, des te hooger achting gekoesterd voor den oot-«moed, die in hem uitblonk.quot;

Het lag volstrekt niet in Bernards karakter iets ten halve te verrichten; eenmaal besloten zich zeiven aan God te geven zag hij tegen de moeielijkheden, die zijn offer in den weg stonden, geenszins op, maar hij wilde, dat zijne toewijding zoo volmaakt mogelijk wezen zou, en het feit, dat zijn proeftijd bijna twee maanden werd verkort (een voorrecht, wat nooit dan aan priesters, en dan nog slechts zeer zelden gegeven wordt) spreekt luider nog dan de aangehaalde getuigenissen voor zijne zorgvolle beoefening van die deugden, welke onontbeerlijk zijn voor den waren missionaris.

-ocr page 119-

105

Het is licht te begrijpen, dat een gevoel van groot geluk het hart vervulde van dezen novice, die den tijd zijner voorbereiding voor het apostolaat in zoo nauwe vereeniging met God doorbracht; ieder waar Christen weet toch door ondervinding, hoe de zwaarste offers van den wil de grootste tevredenheid voortbrengen, en de edelmoedigheid Gods die van den edelmoedigsten mensch altoos oneindig blijft overtreffen. Toen Bernard nog slechts weinige maanden in het noviciaat had doorgebracht, schreef hij aan zijne ouders; »ik moet Gods wonderbare plannen » omtrent mij aanbidden; danken moet ik zijne vaderlijke «goedheid voor al de genade, die ik bij voortduring ont-»vang. Nooit had ik mogen denken, dat mijne opofferin-»gen, die toch waarlijk' zoo groot niet zijn, zoo rijkelijk »zouden beloond worden. Ik smaak in de zekerheid, dat »ik tot dien staat geroepen ben, de heiligste blijdschap »des harten. Bidt met mij, en noodigt allen tot bidden »uit, dat ik aan al die genaden beantwoorde, dat ik ze »zorgvuldig beware, mijn roep zich voor immer bevestige » en ik een missionaris worde naar Gods hart.quot; — » Zaliquot;-«huis!quot; roept hij uit in een later en brief, »in u vind »ik voor mijne ziel alles, wat ik te vergeefs elders zoe-«ken zou; nimmer kon ik denken, dat gij zulke schat-»ten verborgen hieldt. Hoe komt het, dat zoo weinigen ))U kennen en beminnen? De vier jaren, die ik in Rome » doorbracht, zijn niet zoo kostbaar als vier maanden bin-» nen uwe muren!quot;

Wij hebben hierboven reeds opgemerkt, hoe de vreugde bij Bernards aankomst te Amsterdam gestoord werd dooide zware en langdurige ziekte zijner schoonzuster. Hij had haar bij zijn vertrek naar Weinhaus in denzelfden toestand achtergelaten; haar lijden werd nog verzwaard door het verlies van het kind, welks geboorte haar zoo duur was te staan gekomen. De berichten over haar

-ocr page 120-

106

naar Weinhaus gezonden gaven den novice onwillekeurig gelegenheid om de gevoelens van zijn hart te openbaren; dikwerf werd hij dan, zonder het te bemerken, welsprekend, en in eene menigte zijner brieven liggen de blijken verspreid van de warmte, die zijn gemoed vervulde. »Ik » draagquot;, zoo schreef hij eens, » ik draag de gansche fami-»lie in mijn hart. Niemand is van mijne liefde uitgeslo-«ten, en hoe nauwer de band is, die mij aan hen ver-»bindt, des te vuriger beveel ik hen aan Gods bescher-» ming'. Ik wensch allen eene brandende, liefde tot Jesus »en zijne H. Moeder! Wat kan ik u, bij de geringschat-»ting van alle wereldsche goederen, waarin ik mij in »mijne heilige eenzaamheid dagelijks oefen, anders toe-»wenschen ? Deze liefde maakt ü groot in de oogen van »God en verheft u boven al wat de wereld u kan schen-»ken. Zij voert den alleen waren vrede in het hart, en »is de eenige troost, die de ongevallen van dit leven »verzachten kan. Zalig hij, die de rampen des levens, «welke hij toch niet kan vermijden, uit liefde tot God »weet te dragen, en te midden der grootste ziels- en »lichaams-smarten en bij het verlies der dierbaarste panden »kan zeggen: ik hoop de vruchten van zooveel lijden1 »niet verloren te hebben. Ik houd mij verzekerd, dat gij »die hebt ingeoogst. Niet dan met tranen in de oogen » overdenk ik alles wat gij hebt moeten lijden, en waar-»van ik, ofschoon nog maar ten deele, getuige ben «geweest.quot; Hij droeg de lijderes van ganscher harte aan de H. Maagd Maria op; »de Moeder Gods, (zoo schreef hij), »onder wier bescherming zij staat, zal haar «beterschap ,voltooien. Nooit, zegt de H. Bernardus, «heeft iemand de Moeder Gods met vertrouwen aange-«roepen zonder,dat zijne bede is verhoord geworden. De «rozenkrans, de rozenkrans, nog eens de rozenkrans zal «haar genezen. Bidden we dan voor haar den rozenkrans.

-ocr page 121-

107

oen laat die heilige oefening-, door Maria zelve denmen-»schen geleerd, ons immer ten hoogste dierbaar zijn. b Bidden, dwingen, noodzaken wij Maria met kinderlijke «eenvoudigheid hare genezing te voleinden. Geene g-un-»sten, geene weldaden worden u geschonken dan door de )gt;handen van Maria. De rozenkrans, de rozenkrans!quot;

Zóó ontving de jeugdige priester onder het oog van P. Passerat, wiens innemend voorbeeld van deugd hem met eiken dag nieuwe stichting gaf, zijne opleiding tot het apostelambt van twee novicen-meesters, die zeiven de onmiddellijke en waardige leerlingen van een Hoffbauer geweest waren. Het manuale, waarin Bernard bij zijne retraite's of overwegingen zijne gevoelens opteekende, toont ons duidelijker nog dan zijne brieven, wat rijke vruchten de arbeid der genoemde eerbiedwaardige mannen in het hart huns leerlings voortbracht. Wij vinden daar niet slechts den dag zijner inkleeding — 8 December 183,2 — onder de voornaamste dag'en zijns levens door hem opgeteekend, maar lezen daarbij : »een g'oed Redemp-»torist moet zich dikwijls de plechtigheid zijner inkleeding »in het geheugen roepen. Toen bad de priester, terwijl »hij het kleed zegende: ut zstam nostrae Conyreyationis western henedicere diyneris, ut Mc famulus tuus frater »noster ipsam induens te per imitationem indaat celeber-»rimmn omnis perfectionis exemplum. (1) En toen hij het » aantrok, werd hem gezegd: indue, ƒ/«, Dominum Jesuvi » Christum, semper mortificationem Jesu in corpore tuo »fer ens. (2) De novice heeft toen gesproken: dat hij be-

(1) Gewaardig U, Heer, dit kleed onzer Congregatie te zegenen, opdat deze uw dienaar, onze broeder, door zijne navolging u aantrekke, die liet schitterendst voorbeeld van alle volmaaktheid zijt.

(2) Doe aan, o zoon, den Heer Jesus Christus, het sterven van Jesus altijd in uw lichaam ronddragende.

-ocr page 122-

108

»sloten was zich inderdaad geheel aan God te geven en »met alle krachten het allerheiligst leven van Jesus Chris-»tus na te volgen. Toen werd hem het kruis overhan-»digd, en men zeide hem: accipe, fili, irnaginem cn/cifixi »Magistri et Uedemptoris tui, qui passus est pro te et gt;i tradidit semetiysum pro te. F one ilium ut signaculum »super cor tuum, ut signaculum super brachiim tuim. »Amenquot; (1)

De novice trachtte zich de gevoelens eigen te maken van den H. Stichter der Congregatie, en om zich in de liefde tot de Congregatie en hare regels te bevestigen schreef hij in hetzelfde manuale o. a. de woorden des H. Alphonsus: »Ik hen verzekerd, dat Jesus Christus met een minzaam »oog op onze kleine vereeniging nederziet, dat Hij haar »liefheeft als den appel van zijn oog'. Ik heb het vaste ver-»trouwen, dat onze kleine kudde altijd meer en meer zal «toenemen, niet in rijkdommen en in eer, maar in het «bevorderen van Gods glorie en het bewerken, datJesus »Christus door anderen meer gekend en bemind worde.quot; Hij teekende de voorname dagen uit liet leven des H. Alphonsus in genoemd boekje op en plaatste daarachter verschillende treffende spreuken van dezen en van andere Heiligen, welke hem bij zijne prediking zoowel als bij zijn verblijf in het klooster zouden kunnen stichten en opwekken. Zoo lezen wij aldaar o. a.:

Die geen gewicht hecht aan de regels, hecht geen gewicht aan de liefde van Jesus Christus. H. Alpii.

Door kleine afwijkingen brengt de duivel ons tot het verlies van onze roeping. H. Alph.

(1) Ontvang, o zoon, het beeld van uw gekmisten Meester en Verlosser, die voor u geleden heeft en zich zeiven voor u heeft overgeleverd. Stel het als een zegel op uw hart, als een zegel op uw arm. Amen.

-ocr page 123-

109

Een missionaris zonder vertrouwen op God is een soldaat zonder schild. H. Alph.

Wij moeten zóó onze talenten gebruiken, alsof de bekeering der zielen enkel en alleen van ons en geenszins van Godafhing) en zóó op God vertrouwen, dat wij ten volle overtuigd zijn niets uit ons zeiven te vermogen. H. Alpii.

Hij zal het meest onder de anderen uitblinken, die zich het meest onder de anderen weet te vernederen en te verdiepen in zijn eigen niet. H. Alpii.

Er op staan om te preeken is een gebrek, waarvoor de Con-greganist verdient uit de Congregatie verdreven te worden, of ten minste voortdurend zoo behandeld te worden, dat hij den mond niet meer opene. H. Alph.

Zoo gij streeft naar God, zorgt dan dat gij niet alleen tot Hem komt. (1) H. Gkeg.

Kluizenaars in hui^y apostelen daarbuiten. H. Alpii.

Zoo uw oog de aarde aanschouwt, moet uw hart den hemel aanschouwen. H. Berm.

Die mij prijzen, als Gij, o Heer, mij berispt, zullen zij mij zalig maken als Gij mij veroordeelt? (2) H. August.

Het is eigen aan deugdzame zielen, daar zelfs eeuigermate schuld te zien, waar geene schuld is. (3) H. Greg.

Ik ben geen waar religieus, als ik niet de verachting der menschen met meer vreugde ontvang dan hunne loftuigingen.

H. Franc. v. Ass.

De nederigheid in slechte daden is aan God aangenamer dan de hoogmoed in goede. H. August.

De wetenschap, welke voor de deugd wordt ter zijde gesteld, wordt daarna door de deugd gemakkelijker gevonden. (4)

H. Bonav.

(1) Si ad Deum tenditis, curate ne ad Deum soli veniatis.'

(2) Qui mo laudant, vitupcrante Te, numquid me salvabuut, condemnante te?

(3) Bonarum mentium est ibi etiam aliquo modo culpam agnoscere, ubi culpa non est.

(4) Scientia quae pro virtute despicitur, per virtutem postmodum melius invenitur.

-ocr page 124-

110

Bernards noviciaat duurde, gelijk wij reeds vermeldden, korter dan gewoonlijk, en ofschoon hij verlangd en verzocht had, dat de Vicaris-Generaal hem er toch minstens een vol jaar in zou laten doorbrengen, zijn wensch werd niet vervuld, en reeds tien maanden na zijne inkleeding legde hij, 26 jaren oud, den 7en October 1833, zijne plechtige geloften af in handen van P. Passerat. »God zij dank!quot; zoo schreef hij daarover aan zijne ouders, »God zij dank, ja duizendmaal dank! «Hem die mij in zijn huis heeft opgenomen en mij met »zulk eene buitengewone genade verrijkt heeft! Bui-»tengewone blijdschap vervult mijn hart en zal gewis de «harten vervullen van allen, die mij liefhebben en belang »stellen in mijn geestelijk en tijdelijk geluk.quot; (1)

Pater Bernard was de eerste Nederlandsche Redemptorist.

Vooraleer wij onze levensbeschrijving voortzetten, schijnt het ons niet onnuttig toe eenige bijzonderheden mede te deelen omtrent de inrichting en het doel der Congregatie, waarin Bernard werd opgenomen; wij ontleen en die bijna letterlijk aan een zijner brieven.

Brandende van heiligen ijver voor de zaligheid der zielen stichtte, gelijk bekend is, de H. Alphonsus de Li-guori eene congregatie van priesters, die een gemeenschappelijk leven leiden en tot hoofddoel hebben, liet bekeeringswerk des Allerheiligsten Verlossers door het geven van missiën en andere geestelijke oefeningen voort te zetten. De leden zijner Congregatie leggen de drie

(1) In hetzelfde jaar rlop Mgr. van Bommel zijn andereu leerling, Bernards stadie-vriend, Beden naar Luik, en gaf liein den leerstoel der Theologie aan het seminarie aldaar. In 1835, bij de opriclating der Katholieke Universiteit te Leuven, werd Prof. Beelen door het Belgisch episcopaat tot Hoogleeraar in de H. Schrift en de Oostersche talen benoemd. Eerst onlangs, in 1875, heeft de aitstekende geleerde zijn ambt nedergelegd.

-ocr page 125-

Ill

gewone klooster-geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid af; hierbij voegen zij eene vierde met eed bekrachtigde gelofte, namelijk: tot hunnen dood toe in de Congregatie te blijven. Daarenboven beloven zij nimmer eenige waardigheid buiten de Congegratie aan te nemen; de Paus alleen kan hen tot het aannemen er van verplichten.

In het klooster wijdt de Redemptorist zijn tijd aan het gebed en de studie, of verricht in zijne kerk de geestelijke bedieningen. Dagelijks zijn de volgende bezigheden voorgeschreven : drie halve uren meditatie, gezamenlijk breviergebed, tweemaal gewetens-onderzoek, de rozenkrans, het bezoek bij het Allerheiligste en de begroeting van Maria, een half uur geestelijke lezing, een half uur dankzegging na de H. Mis, stilzwijgen op vastgestelde tijden. Jaarlijks daarenboven moet ieder Pater eene tiendaagsche retraite houden in volstrekte afzondering en voortdurend stilzwijgen, en elke maand op dezelfde wijze één dag doorbrengen. Onder de verschillende werken van boetvaardigheid zijn de voornaamste: vasten en onthouding van vleesch gedurende de veertigdaagsche Vaste, den advent, de negen dagen vóór Pinksteren en op de zeven vigiliën der Maria-feesten, en tweemaal 's weeks de discipline.

Zóó leven de zonen des H. Alphonsus gedurende de dagen, die zij in hun klooster doorbrengen; dat is hunne wijze van rusten, als zij na de zware vermoeienissen, die met hun apostolischen arbeid verbonden zijn, binnen de muren des kloosters terugkeeren; zóó sterken zij alsdan ziel en lichaam wederom tot nieuwen en zegenrijken strijd door te leven in versterving en boete en in nauwe veree-niging met God. Geen wonder, dat hun arbeid onder de milde zegeningen des Allerheilig-sten Verlossers immer zoo heerlijke vruchten draagt!

-ocr page 126-

HOOFDSTUK YIII.

DE EERSTE MISSIËN VAN PATER BERNARD.

In November 1831 hadden de Redemptoristen voor het eerst het Belgisch grondg-ebied betreden; zij woonden voorloopig te Rumillies nabij Doornik, totdat zij zich in 1833 konden vestigen in genoemde stad zelve. Reeds was eenige jaren te voren in eene der kerken van St. Truijen een altaar ter eere van den toen nog slechts zaligverkkarden Alphonsns de Lig-uori opgericht, zijne levensgeschiedenis was in veler handen, vele ouders gaven hunnen kinderen bij het Doopsel den naam des Zaligen en talrijke ex void's, rondom zijne beeltenis opgehangen, getuigden hoe zijne vereering meer en meer algemeen werd. In 1832 was Mgr. van Bommel, de bisschop van Luik, in onderhandeling getreden met den Vicaris-Generaal der Congregatie, P. Passerat, om ook voor zijn uitgestrekt bisdom eenige Redemptoristen te erlangen. Hun werkkring was, gelijk wij boven zagen, door Bernard Haf-kenscheid uitvoerig aan den bisschop bekend gemaakt; na zijn bezoek had Bernard te Aken een Redemptorist, P. Geiler, ontmoet, die aldaar tot herstel zijner gezondheid de baden gebruikte, en hem omtrent 's bisschops voornemen ingelicht. Kort daarop werd P. Gelier bij den bisschop allervrien-

-ocr page 127-

113

delijkst ontvangen met de woorden: »dat is de eerste »Redemptorist, dien ik zie; ik beschouw uw bezoek als quot; eene bijzondere gunst des Hemels en ben er God ten »innigste dankbaar voor.quot; Behalve de g'oedkeuring van den Vicaris-Generaal te Weenen resideerende, werd ook die van het Oostenrijksch Goevernement gevorderd, opdat de Duitsche paters naar België zouden kunnen vertrekken en aldaar een nieuw huis oprichten. Door tusschenkomst van den Prins von Metternich, Oostenrijks minister, verkreeg Mgr. van Bommel het gewenschte verlof, en den 8en Maart 1833 kwamen P. de Held en P. Pilat te Luik aan. Een gedeelte van het aan de kathedraal grenzende klooster werd hunne voorloopige verblijfplaats. Een paar maanden later vestigden de Redemptoristen zich ook te St. Iruijen, alwaar het klooster tevens voor studie-huis der toekomstige paters werd ingericht.

Mgr. van Bommel had tevens aan P. Passerat den inniffen wensch te kennen gegeven, dat onder degenen, die hem zouden worden toegezonden, ook zijn vroegere kweekeling, Bernard Hafkenscheid behooren zou; in dezen toch meende hij den man gevonden te hebben, die zijne plannen — de vestiging en uitbreiding der Redemptoristen eerst in het diocees van Luik, daarna in geheel België en Nederland — met jeugdige levenskracht en gelukkigen uitslag zou kunnen ten uitvoer brengen. Dientengevolge vertrok P. Bernard, kort na het afleggen zijner geloften, naar Luik, en reeds in het begin van November schreef hij uit genoemde stad: »Welaan, nu is, hoop ik, het reizen uit; nu — nu » nu zal ik gaan werken! De Hemel schenke mij hulp »en bijstand, en allen, die .mij dierbaar zijn, zullen mij »door hun gebed ondersteunen.quot;

Na eene maand te Luik te hebben doorgebracht, kwam P. Bernard te St. Truijen, alwaar hij »met open armen »en met alle teekenen der oprechtste liefdequot; werd ont-

-ocr page 128-

114

vangen, en weldra den leerstoel der Dogmatische Theologie beklom. Zijne lessen waren echter zijne eenige bezigheid niet. Hij vertaalde en dichtte zelf vele geestelijke liederen, welke, onder het volk verspreid, niet weinig de godsvrucht opwekten; hij gaf onderricht in den zang, vormde een koor, waarvan hij zelf de leiding op zich nam, en welks gezangen hij in 't eerst met eene geleende piano accompagneerde; ook wekte zijn ijver voor den luister van Gods Huis het geloof en de milddadigheid zijner ouders en bloedverwanten zoozeer op, dat de kerk der paters niet alleen, toen zij op Kerstmis 1833 werd ingezegend, reeds de onontbeerlijkste sieraden van hen ten geschenke had ontvangen, maar in betrekkelijk korten tijd door hen ook voorzien werd van verschillende kerkgewaden, schilderijen, een zilveren kelk met ampullen en blad, een orgel, enz..

Op Nieuwjaarsdag 1834 hield P. Bernard te St. Truijen zijne eerste predikatie »in slecht Hollandsch of Vlaamsch,1' gelijk hij schreef; «evenwel dat is niets,quot; (gaat hij voort) »wanneer ik maar nuttig zijn kan, dan offer ik mijne «Hollandsche taal gaarne aan de Vlaamsche op.quot; Dacht hij wellicht aan de woorden des H. Augustinus: «het is »beter dat de taalleeraars ons berispen, dan dat het volk » ons niet verstaatquot;? (1)

Wij mogen niet onopgemerkt laten, hoe P. Bernard bij dezen arbeid, in zoo kleinen en bescheiden kring aangevtm-o-en, zich voortdurend g-eheel en al ter beschikking stelde

O 7 — O

van Gods H. Wil, en hoe hij overtuigd was daarin al zijne kracht, al de vruchtbaarheid van zijne werken te vinden, i) Datgene alleen,quot; zoo schreef hij om dezen tijd, »dat-»gene alleen wensch ik u allen toe, wat ik weet, dat

1

Melius ut reprehendant nos grammatici qnam nou iutelli gant populi. /n Psalm, CXXXVIII.

-ocr page 129-

lift

«de Engelen eu Heiligen in den Hemel u toewenschen. «Dat de Wil Gods, de allerheiligste, de allervolmaakste, «de aanbiddenswaardigste wil Gods in Vader, in Moeder, «in mij, in de uwen, in ons allen volbracht worde! Zijn «Wil worde volbracht in mijne zieke schoonzuster; zijn «Wil worde volbracht in de aanstaande religieuse! (1) «God schikt alles ten beste, mits wij zijn H. Wil volbren-«gen. Een bewijs daarvan vind ik in mij zeiven. En het «is daarom, dat ik niets anders verlang, in niets anders «troost en heil zoek dan in den allerheiligsten Wil van «God. Niets anders wensch ik mij zeiven, niets anders »wensch ik anderen toe dan eene kinderlijke onderwerping-«aan den Wil Gods. Daarin zullen wij troost, heil en «zaligheid vinden; daardoor zullen wij allerlei wederwaar-«digheden, alle onaangenaamheden voor niets leeren ach-«ten; wij zullen het grootste werk doen, wat wij op aarde »verrichten kunnen. J a, van het oogenblik af, waarop »wij zullen beginnen den H. Wil Gods in ons te vol-«brengen, zullen wij reeds hier op aarde het leven aan-»vangen der Heiligen en der Engelen in den Hemel, die »in den Wil van God te loven, te aanbidden en te vol-»brengen hun heil en hunne zaligheid vinden in eeuwig-«heid. Ons aller Moeder Maria neme ons tot hare kinderen «aan; indien zij voor ons is, wie zal tegen ons zijn ?quot; — Bij eene andere gelegenheid, toen de ziekte zijner schoonzuster wederom verergerd was, schreef hij aan zijn broeder: «Goede God! wat hebt gij in de laatste jaren geleden! »Wanneer zal uw lijden een einde nemen; wanneer zal «het lijden uwer vrouw, dat ook uw lijden is, ophouden? »Wanneer ? — Wanneer het God zal behagen. Zijn H. «Wil geschiede op aarde als in den Hemel! Dat is ons

(l) Een zijner zustors ging om dezen tijd in het klooster der Franciscanessen te Dongen.

*

-ocr page 130-

116

» dagelijkscli gebed, dat zijn ook de dagelijksche gevoelens »onzer harten. God alleen weet wat ons dienstig is. »Leggen we ons met vertrouwen neder in den schoot

»zijner Voorzienigheid...... Ik voor mij, ik leef tevreden,

»als maar de Wil Gods in mij volbracht wordt. Dat .)bid ik u, voor mij van den goeden God en van zijne »heilige en glorievolle Moeder af te smeeken.'

Het woord van Mgr. van Bommel, hetwelk wij reeds vroeger mededeelden, bleek weldra waarheid te zijn: a oor

O 7

een vurig gemoed als dat van P. Bernard was het onderwijzen een te rustige arbeid, en zijne ziel, brandend van ijver om meer rechtstreeks aan de zaligheid van anderen mede te werken, zocht naar een ruimer tooneel voor de toewijding' harer krachten. Eén jaar slechts had P. Bernard te St. Truijen als professor in de Theologie doorgebracht, toen hem een opvolger op zijn leerstoel gegeven werd, en hij zelf, gelijk hij zich uitdrukte, «niet bij de burger-»wacht maar bij de armée eene plaats bekwam. ^t. Truijen echter bleef vooralsnog het » arsenaal, waar hij zijne «wapenen en kogels in gereedheid bracht.1' Hij zelf zond het bericht dezer verandering naar zijne ouders in de volgende woorden: »Dezer dagen ben ik meer dan ooit, » God zij geloofd ! met werkzaamheden overladen geweest. »Ik heb een kleinen veldslag in de parochie van The-»mister, vier uren boven Luik, moeten medemaken. W el-»dra gaan wij met vereende krachten op quot;V erviers los; »eene duchtige bataille zal daar plaats grijpen. Bidden «we, dat God onze werkzaamheden zegene!quot;

In het nederige Themister alzoo begon P. Bernard den 29en Augustus 1834 die lange reeks van missiën, retraite's en andere geestelijke oefeningen, welke, schier zonder onderbreken voortgezet, eerst eindigde, toen in 1865 de dood voor altijd zijne lippen had gesloten. Hij predikte deze eerste missie in het Fransch; zeide hij dik-

-ocr page 131-

117

werf, dat het prediken in eene vreemde taal een der meest apostolische werken is, omdat het zooveel zelfverloochening vereischt, ontelbare malen had hij in zijn levensloop als missionaris de gelegenheid om op die wijze de kracht zijner deugd aan den dag te leggen. Opmerkenswaardig is het, dat P. Bernard zijne eerste missie gaf onder het oog van den man, dien hij te Weinhaus zoo innig leerde liefhebben en zoo hoog achten; de ruim SOjarige P. Pas-serat namelijk hield juist de visitatie van de huizen der Redemptoristen in België, en zijne zonen door zijn voorbeeld willende opwekken, nam hij de leiding dezer missie op zich. P. Passerat en ieder ander, die P. Bernards eerste, en in het Fransch gepredikte, missie bijwoonde, allen hadden maar ééne stem over de zeldzame welsprekendheid van den nieuwen missionaris, en voorspelden met grond de rijkste vruchten van zijn arbeid in de Congregatie. Toch volgde P. Bernard gaarne den wijzen raad, dien P. Passerat, bij het aanschouwen van dat wonderbaar succes, hem vrijmoedig gaf; »Mijn goede P. Bernard, «bemin de vernedering, bemin de vernedering!quot; Hij verzocht als eene gunst en verkreeg dat hem de onderrichtingen der kinderen van Themister werden opgedragen, en zijn onderricht muntte door beminnelijkheid en eenvoud uit; verschillende preeken, alsook de toewijding- aan de H. Maagd Maria moesten hem uit kracht der gehoorzaamheid worden opgelegd, wijl hij herhaalde, dat ieder ander met meer vrucht zou prediken dan hij, en met hoe angstvallige zorg hij zicli dan voorbereidde, blijkt wel hieruit, dat hij meermalen des nachts bij het altaar zijne preek nog ging bewerken en overdenken. De uitslag dei-missie beantwoordde aan zooveel zelfopoffering en ijver, want die «kleine veldslagquot; duurde tien dag-en, en na de eerste vijf dagen waren acht biechtvaders reeds ontoereikende, hun getal klom tot twaalf, en zij moesten nog

-ocr page 132-

118

van den vroegen morgen tot diep in den nacht arbeiden.

Den 20™ October daaraanvolgende werd de missie te Verviers geopend. Dat was inderdaad »eene duchtige »bataille,quot; waarvan wij de bijzonderheden aan het verhaal van een ooggetuige ontleenen. Nauwelijks was het bekend geworden, dat de paters Bedemptoristen zouden komen, of daar breekt in de dagbladen een hevige storm los tegen hen en hun arbeid: missiën behoorden op het platte land, niet in beschaafde steden te huis; door laster en spot, waarmede de bladen waren opg-evuld, poogde men het volk op te zetten en een oproer uit te lokken: dat zou eene schoone reden zijn om de paters te verdrijven. Dan, vol vertrouwen op Gods bijstand, kwamen de paters onder de leiding van den meer genoemden P. Passerat ten bestemden tijde in de stad. Niet aan de stadspoorten, maar aan den ingang der kerk eerst vroeg men hunne passen; doch ten laatste moest hun de toegang verleend worden, en de vijanden der missie moesten het aanzien, dat reeds bij hare opening eene ontzaglijke menigte volks den tempel vulde. Niettegenstaande een ruw winterweder vele moeielijkheden in den weg legde, klom het g-etal der toehoorders met eiken dag. Nieuwe laster 'en bittere spotternij met allen, die zich aan het Woord Gods lieten gelegen liggen, werden in de couranten uitgekraamd; op sommige fabrieken werden de werklieden tot laat in den avond aan het werk gehouden om hun het gaan naar de preeken dier «oproermakersquot; te beletten; de fouten in taal en uitspraak, die P. Bernard maakte — hij predikte eiken avond de groote predikatie in het Fransch — stonden den volgenden dag- in de bladen lang en breed medeg-edeeld. Voegen wij hier aanstonds bij, dat P. Bernard daar ten laatste zoo gevoelig voor werd, dat hij, toen P. Passerat hem ook eene der slot-predikatiën — de plechtige eereboete —

\

/

-ocr page 133-

119

opdroeg, op zijne knieën smeekte om er van ontslagen te worden, wijl hij meende het niet met de vereischte gesteltenissen te kunnen doen. Doch P. Passerat sprak hem toe: » Laat de eigenliefde, goede Pater, u hier niet »bedriegen,quot; en P. Bernard ging, zonder eenig antwoord, zich voorbereiden.

Welke pogingen de vijanden der missie ook in het werk stelden, er was geen schijn zelfs van oproer te bespeuren; ja, het was of de ijver der goedgezinden aangroeide, naarmate de taal der boozen heviger werd; de toevloed der biechtelingen werd zoo groot, dat sommige drie, ja zelfs vijf dagen achtereen, uren lang bij den biechtstoel stonden zonder toegang- te kunnen erlangen. Hadden de paters hunne slot-predikatiën over het kruis en de volharding in de kerk willen houden, verreweg het grootste gedeelte der geloovigen hadde er van verstoken moeten blijven. Meer dan 12000 personen sloten zich aan bij de processie der kruisplanting, zij werd, zonder eenige hulp van het stedelijk bestuur, door twee arme missionarissen gedirigeerd, en toch geen schijn van oproer, geen schijn zelfs van wanordelijkheid! Deze plechtigheid werd met eeno hartroerende predikatie in de open lucht gesloten, geheel de volksmenigte zuchtte en weende overluid, totdat eindelijk bij de opheffing van het teeken der verlossing- een herhaald en geestdriftig: »leve het heilig »Kruis!quot; uit die duizende harten ontstegen, door de lucht weergalmde. Den volgenden dag was bij het kruis een altaar opgericht, waarop een beeld der H. Maagd geplaatst werd; in plechtigen optocht droeg men het H. Sacrament daarhenen; eene preek over de volharding en de pauselijke zegen volgde. »ü hoe schoon »was dit tooneel!quot; zoo roept de verhaler van déze missie hier uit, «geheel iiet volk betuigde zijn geloof, beloofde «te volharden en hief de handen omhoog ten teeken van

-ocr page 134-

120

»hun verbond met den God van barmhartigheid gesloten! ))Hoe treffend was het, die ontzaglijke menigte personen »van allen rang te zien wegsmelten in tranen aan den » voet van het kruis!quot; De geestdrift scheen geen einde te zullen nemen. Terwijl de paters, na de sluiting der al-gemeene missie, deze nog eenige dagen voortzetten in de hospitalen en bij de bedlegerige zieken, kwam nog zulk eene menigte geloovigen aan hunne biechtstoelen, dat zij ten laatste wel genoodzaakt waren af te breken om aan degenen, die in hunne woning aan de weldaad der missie wilden deelachtig worden, hunne hulp te verleenen. De vijanden waren beschaamd en verslagen; maar toch zochten zij, dwaas genoeg, na de missie nog hare beteekenis en weldaden te verkleinen, en schreven met groote verzekerdheid in hunne bladen, dat het getal der biechtelingen onbeduidend geweest was, en alleen het laag gepeupel door het woord der paters had kunnen getroffen worden. P. Bernard echter dacht er anders over. «Geen )gt; wonder,quot; schrijft hij omtrent deze missie, »dat alle libe-»rale bladen hunne gal tegen ons uitspuwen. Ik verzeker »u, wij hebben. God zij geloofd ! ons deel gehad. Maar i) ons nederig en tot hiertoe onbekend bestaan in België »heeft opgehouden. Wij zijn te Verviers op den kande-))laar geplaatst, en zullen nu onzen loop met Gods ge-«nade moedig voortzetten.quot;

Die hevige woede en vervolgingszucht der vijanden van Gods Woord was echter slechts een voorspel van hetgeen P. Bernard later nog te wachten stond; de leerling voorspelde de Zaligmaker, is niet beier dan zijn Meester; hebben zij mij vervolgd, zij zullen ook u vervolgen. Doch gelijk de prediking des Verlossers te meer bekend en door talrijker scharen werd aangehoord, naarmate zijne vijanden luider hunne kreten van verontwaardiging aanhieven, zoo ook namen de missiën der Re-

-ocr page 135-

121

demptoristen toe in getal en omvang, in belangrijkheid en vruchtdragende kracht, toen de hevigheid van de woede hunner teg-enstanders zich op de luidst sprekende en duidelijkst verstaanbare wijze openbaarde. Wat P. Bernard betreft, — hij schepte vreugde in die tegenkantingen, en zij konden niets uitwerken op zijne vastberadenheid, die nooit een duim breed voor onrecht week; éénmaal nu het slagveld opgegaan, zette hij den strijd voor de glorie Gods en de zaligheid der zielen, dien langen reuzenstrijd, ten einde toe voort, onvermoeid, onbezweken, onverwonnen.

Na deze twee eerste missiën keerde hij volgaarne naar zijn klooster terug om zijne jaarlijksche retraite van tien dagen te houden; »ik heb dat noodig,quot; schreef hij; »met »al die apostolische werkzaamheden is mijne ziel zoo «mager geworden en zoo ledig van al wat geestelijk is, »dat ik noodzakelijk een goeden voorraad geestelijk voed-»sel moet opdoen. Gij kunt mij daartoe de- hand leenen, »door uwe gebeden te voegen bij de mijnen.quot;

Den 5en December 1834 stierf P. Bernards zuster, die, gelijk wij hier boven vermeldden, in het begin van dit jaar het noviciaat der Zusters Franciscanessen te Dongen was binnengetreden. De brief, die hij naar aanleiding van hare intrede in het klooster en die, welke hij bij gelegenheid van haren dood schreef, bevatten, naar het ons voorkomt, zulke schoone uitingen van zijne liefde voor het kloosterleven, van zijn levendig geloof, zijne innige godsvrucht, zijne bereidvaardigheid om den Heer het offer van zijn arbeid aan te bieden, dat wij meenden hem in dit tijdperk zijns levens niet beter te kunnen karakteriseeren dan door dezelve hier voor een gpoot deel in te voegen. «Wanneer gij,quot; zoo schrijft hij aan zijne zuster in den eerst bedoelden brief, »wanneer «gij in u het- verlangen omdraagt om uwen God en »Zaligmaker op eene meer volmaakte wijze te dienen dan

-ocr page 136-

122

»gij in de wereld kunt doen, om Hem vuriger te bernin-»nen en Hem meer te behagen binnen de heilige muren «van een goed en welgeordend klooster dan te midden »het gewoel eener ellendige wereld; — wanneer gij ook »voor u eene plaats verlangt in de rei der maagden, »welke God hier op aarde met welgevallen beschouwt, en »die hiernamaals het Lam zullen volgen, waar het gaat, — i) wanneer gij eindelijk verlangt te leven in den staat van i) armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, die zoo gelijk-»vormig is aan den staat van Jesus en zijne Heilige i) Moeder hier op aarde — dan moet gij niet aarzelen, »dit heilig verlangen in u te bewaren, het door gebed, «door de H. Communie, door een ingetogen leven te ver-»sterken, en uit te voeren, als de weg daarvoor u ge-»opend zal zijn. Reeds dikwijls hebt gij zeker de voor-» deelen en de geestelijke genoegens van zulk een heiligen »staat overwogen. Schoon en krachtig zijn de woorden «van mijn heiligen Patroon Bernardus: die in een kloos-«ter woont leeft zuiverder, valt zeldzamer, staat spoedi-»ger op, wandelt voorzichtiger, wordt overvloediger ge-»troost, leeft geruster voort, sterft met grooter betrouwen, «wordt spoediger gezuiverd, heerlijker beloond. Mijn za-«lige Vader Alphonsus voegt er nog andere voordeelen «bij, waarvan de voornaamste zijn, dat hij die in een «klooster leeft een leven leidt, gelijkvormiger aan het »leven van Jesus, en het groot geluk heeft in één en »hetzelfde huis te wonen met Jesus in het Allerheiligste i) Sacrament des Altaars. Als gij dus de stem hoort van uw »hemelschen Bruidegom: /too/, mijne dochter, verlaat en «vergeet uw huis en het huis tnvs Vaders, antwoord Hem »dan met David: m/jn hart is bereid, o God, mijn hart »is bereid! Op het oogenblik, waarop gij u zelve door een «vast besluit aan God ten offer aanbiedt, zal Hij zijne «liefde door nooit gekende genoegens in uw hart uit-

-ocr page 137-

123

«storten; Hij zal op bijzondere wijze uw Heer worden «en nw God; de Moeder Gods zal u eene lioogere plaats »geven in haar moederlijk hart; uw Engelbewaarder «zal van vreugde en blijdschap juichen; alle Heili-»gen Gods zullen zich over u verheugen, uw naam »met lof vermelden en voor u bidden, en ik, arme zon-»daar, zoodra ik zal hooren, dat gij het ouderlijk huis «om Jesus' wille en om zijne liefde verlaten hebt, zal »ik mijn hart voor den Heer in lof- en dankliederen uit-»storten, wijl Hij u het beste deel geschonken heeft, dat »u niet zal ontnomen worden. Ja, ik zal Hem bidden en «vurig bidden, dat Hij het werk, hetwelk Hij in u be-»gonnen heeft, door zijne goddelijke genade voltooie, »opdat wij het geluk mogen hebben van, g-eholpen door «zijne genade, te sterven in den staat, waartoe Hij ons «geroepen heeft, den troost mogen genieten, die ware «kloosterlingen op hun sterfbed smaken en de kroon mo-«gen verwerven, die voor ons in het bijzonder is weg-«gelegd. In die hoop, in dat betrouwen zegen ik u en «beveel ik u aan Gods eenigen Zoon, uwen Bruidegom «en Zaligmaker, en zijne H. Moeder aan, biddende, dat «om het offer, hetwelk gij bereid zijt den Heer op te «dragen, ook over mij de zegeningen des Hemels neder-«dalen. . .

Weldra, gelijk wij reeds vermeldden, nam God deze bruid in den Hemel op.

«Ik was te bedroefd,quot; zoo schreef toen P. Bernard aan zijn broeder, «om uwen brief dadelijk te beantwoorden; «ik heb nooit kunnen denken, dat de dood eener zuster «mij zoo diep zou getroffen hebben; ik moet haar groote «liefde hebben toegedragen, om haar sterven met zoovele «tranen te beweenen. Maar zij heeft ongetwijfeld uit den «Hemel op mij nedergezien, en, als ik voor het altaar «om haar weende, voor mij tot de Moeder Gods gebeden.

-ocr page 138-

124

Vandaag een weinig tot mij zeiven gekomen, vooral na de H. Mis, die ik quot;voor hare ziel heb opgedragen, vraag ik mij zeiven af: waarom waart gij gisteren zoo bedroefd? Was het onverwachte van haren dood de oorzaak daarvan, of weent gij, omdat zij zoo jong gestorven is, buiten het oog barer ouders, of zijn uwe tranen het gevolg eener gevoelige blijdschap over haar gelukkig en zalig afsterven? — Al deze redenen kwamen mij, het is waar, voor den geest, en elk derzelve trof mij in het diepste mijner ziel. Evenwel mag ik het niet verzwijgen, dat ik van vreugde geweend heb, omdat haar zulk een zalig sterfuur is te beurt gevallen. Lieve Broeder, ik ween nog, terwijl ik u deze weinige regelen schrijf; maar, geloof mij, het zijn tranen van vreugde, want haar dood is zalig, wijl zij in den Heer gestorven is. Ik pas op haar volkomen toe, wat ik in de H. Schrift lees: zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven. De dood der Heiliyen is kostbaar voor het aangezicht des. Heer en. Niemand is beter dan ik in staat haar geluk te waardeeren. Ik weet wat het zeggen wil de wereld aan God te hebben ten ofter gebracht om voor Hem alleen te leven. Hem alleen te dienen. Hem alleen te beminnen. Ik weet hoe vroolijk men den dood te gemoet ziet, als men reeds bij het leven aan God alles offert, wat de dood ons ontnemen kan. En die opoffering, die onze Joanna deed, als zij huis en ouders, broeders en zusters verliet, zal geene volmaakte akte van liefde geweest zijn? O! indien zij, na het moedig besluit van zich aan God te schenken, nog eenige fouten af te boeten had. God zou haar gewis nog eenige jaren levens geschonken hebben, om als Godgewijde maagd hare ziel meer en meer door werken van boetvaardigheid en liefde te reinigen. Maar hare ziel was reeds rein, toen zij de wereld verliet. Eeeds bij het intre-

-ocr page 139-

125

den des kloosters was zij rijp voor den Hemel. Reeds met 26 jaren was zij heilig1 genoeg, om onder de rei der hemelsche maagden geteld te worden. God zag op haar, als op zijne bruid neder; zij had niet noodig hare trouw aan Hem verder te toonen, God kende haar hart, en verlangde haar bij zich in zijnen schoot. Welnu dan, Joanna, stijg naar den hemel op en rust in de armen van de Moeder Gods. Gij zijt harer waardig! Zoek onder zoovele duizende engeltjes uwe zes broeders en zusters, die u zijn voorgegaan; groet hen uit aller naam, en neem dan de plaats in, die u toekomt; gij hebt die verdiend en zit hooger dan zij; g-ij draagt den maagden-palm en volgt het Lam waar het gaat. Neen, ik benijd uw geluk niet, ik verlang alleen, dat ik, gelijk gij, in mijn noviciaat had mogen sterven. God heeft mij die genade niet vergund; gij weet nu reeds waarom ? Misschien was ik nog te onrein, en had ik de zonden mijner jeugd nog niet afgeboet. Gewis had ik God zulk een schoon en moedig offer niet gebracht, als gij Hem gebracht hebt bij uwe intrede in het noviciaat. Neen, ik verlang u niet terug; blijf in de armen der Moeder Gods! Voor geene Ave Maria verlang ik u terug. Ik bid u, om de liefde, die ik u toedraag, en waarmede ik nu mijne oogen tot u ophef, g-edenk uwen broeder, reik mij uwe hand, en voer mijn ten Hemel op. Ik verlang u te zien, maar in uwe glorie. Heeft God u op mijn voorbeeld tot zich in het klooster geroepen, bid Hem, dat Hij mij op uw voorbeeld spoedig tot zich in den Hemel roepe. Zalige Joanna! gij ziet nu ook mijn zaligen vader Alphonsus, groet hem uit mijn naam, vraag hem, of hij over mij tevreden is, en bid voor mij zijn zegen af. Zie neder op allen, die gij op aarde hebt achtergelaten, en die iiw vertrek beweenen; wees in den Hemel door uw gebed en uwe voorspraak de vreugd

-ocr page 140-

126

» onzer lieve ouders, gelijk gij het op aarde geweest zijt » door uwe vriendelijke gezelligheid. En daar gij de eerste «zijt, die met het besef der liefde, welke zij ons toedra-»gen, ten Hemel opstijgt, zoo zult gij ook nog meer dan »de anderen hunne belangen bij God verdedigen, en voor »het offer, dat zij door uw afsterven op nieuw zoo ge-«laten brengen, eene schoonere -kroon voor hen afbidden » en helpen bereiden.quot;

Een weinig later schreef P. Bernard aan zijne ouders een even troostvollen brief, waarin hij dezelfde gevoelens in dezelfde ongekunstelde taal des harten uitsprak: »Ik zou zoo gaarne,quot; luidt het aldaar, «met haar »hebben willen ruilen, en mijne paspoort voor den He-«mel willen ontvangen; er is toch waarachtig op aarde «niet veel te halen, en de vooruitzichten zijn zoo vleiend «niet om een lang- verblijf op de wereld te verlangen. «Joanna begreep dat; zij lachte met de wereld en ging «het stille klooster in, en Onze Lieve Heer, die genoe-«gen in haar had, gaf haar nog eene betere plaats. Ik « zal mij echter op haar wreken, en mijn best doen om in den «Hemel een hoogere plaats dan de hare te verwerven.quot;

En waarlijk, bet was of hij in het vooruitzicht van bet loou, hetwelk zijne zuster ontvangen had, nieuwe kracht en nieuwen moed schepte. In denzelfden brief geeft hij de plaatsen op, waar hij weldra zal gaan prediken, en deukende aan hetgeen te Verviers was voorgevallen, schrijft hij : »ik heb pleizier in de woede van « den duivel, die zich daar nu vergrijpen wil aan de beel-»den, ze afbreken, schenden en in het water wil werpen. «De domoor! weet hij dan niet, dat de woede der slechte «partij in Verviers het bewijs is van de groote werking » van Gods genade ? W aarlijk, ditmaal zijn de kinderen der »duisternis niet voorzichtiger in hun handel dan de kiu-» deren des lichts.quot;

-ocr page 141-

HOOFDSTUK IX.

P. BERNARDS MISSIËN IN 1833 EN 1836,

Den 2den Januari 1835 opende P. Bernard met de missie te Dieupart, in het diocees van Luik, wederom eene reeks van bijna onmiddellijk op elkander volgende missiën. De gelukkige uitslag te Dieupart scheen den paters eene vertroosting te moeten zijn voor hetgeen zij zoo onder als na de missie te Verviers hadden te verduren gehad, en hier vooral ging het woord des Heeren in vervulling: ik zegen u Vader, dat Gij adn de kleinen en de gerin-yen de geheimen openbaart, welke Gij voor de valsele wijzen verborgen houdt. Vergeefs had men beproefd de goede inwoners van Dieupart tegen de,paters op te zetten ; bij hunne aankomst gingen allen hun te gemoet, om hen processies-gewijze in te halen, en ofschoon het plaatsje slechts 600 inwoners telde, had men aan het einde der missie 1800 HH. Communiën uitgereikt en waren bij de kruisplanting 6000 personen tegenwoordig. W ij laten hier als eene schets tevens van alle volgende missiën de beschrijving der werkzaamheden in Dieupart volgen, zooals P. Bernard die zelf aan zijne ouders zond.

»Mijne werkzaamheden,quot; schrijft hij, «zijn aan vele »vermoeienissen en zwarigheden onderworpen, doch leve-

-ocr page 142-

128

«reu ook niet weinig genoegen op. De wonderen van «barmhartigheid en liefde, die God nu en dan op de »missiën openbaart, zijn voor mij altoos de schoonste be-»loouing van mijn arbeid. De laatste missie vooral [die van Dieupart] »was overrijk aan vruchten. Wij hebben »daar geheel en al naar den geest onzer Congregatie, »die altoos de verlatene Christenen op het oog heeft, «kunnen werken. Die werking is gelijk aan de kracht «van het vuur, dat alles verslindt wat hetzelve in den «weg staat. Bij de opening is gewoonlijk de algemeene »toestand der harten koud; er bestaat tusschen de mis-»sionarissen en de parochianen nog een muur van-schei-»ding, die moet worden afgebroken. Nauwelijks heeft «men zich in den biechtstoel gezet, of men raakt met »elkander bekend. De bevreemding verdwijnt, de natuur-«lijke vrees maakt plaats voor de liefde. Eindelijk ver-»eenigen zich de harten als die van broeders en zusters, » en men gaat met elkander om in eene groote vertrou-«welijkheid. Niet zelden wordt men bij het uitgaan der «kerk bij den mantel getrokken, dan door een, die reeds «eenige dagen vruchteloos zijne beurt aan den biecht-» stoel afgewacht hebbende den pater in het oor fluistert, «dat hij in zoovele jaren niet goed gebiecht heeft en nu » verlangt geholpen te worden; dan weder door een ouden «man of eene oude vrouw, die met tranen in de oogen «bidt, toch voor den dood eene generale biecht te mogen «spreken; dan weder door ouderlooze kinderen, die in « hunne ongelukken raad en troost komen vragen. Kortom, «men moet het ondervondeu hebben, om te kunnen «bepalen, welk een band van vereeniging alle harten »te zamen hecht. Misschien was die werking in Dieupart » zichtbaarder dan gewoonlijk.

«Indien vreemde personen, die uit louter nieuwsgierig-»heid de missie bijwonen, buiten zichzelven gebracht

-ocr page 143-

120

»worden door de zichtbare werkingen, die de genade in «zulke dagen voortbrengt, dan kunt gij licht begrijpen, »wat wij voor ons ondervinden moeten, die met het «uitwendige ook het inwendige der harten zoo duidelijk »kennen! Ach! welk een treffend tooneel, zóó eene ge-»heele parochie, misschien tot den laatsten man toe, tot «den biechtstoel en de Communie-bank te zien naderen, »nadat zij door zoo vele preeken en onderrichtingen zijn »voorbereid, hen met luider stemme bij de amende honourable God om vergeving te hooren vragen, en zich aan »de bescherming van O. L. Vrouw te hooren aanbevelen!

»Denkt echter niet dat de missie dien roerenden toon »tot het einde toe houden blijft: er zijn ook oogenblik-»ken van ware blijdschap des harten, de droefheid «wordt ook in vreugde veranderd, en de tranen van «berouw en leedwezen worden ook door een opgeruim-»den lach vervangen. Ik zag dat bijzonder in de twee «laatste dagen der afgeloopen missie. De dag der kruis-»planting was een dag van algemeen enthusiasme. Wijl «ik als prefect der kerk en der kerkelijke ceremoniën «was aangesteld, stelde ik er bijzonder belang in om »aan de oefeningen der missie dien luister bij te zetten, «wejken tijd en plaats toeliet. Alles liep op mijne wen-»ken: timmerman en steenhouwer, schoolmeester en naai-«sters, zangers en gardes champêtres, zelfs de burgemees-»ter bleef niet achter, maar spande alle krachten in voor «het welslagen der missie. Nauwelijks had de groote «klok des avonds te 9 ure het gebed voor de verstokte «zondaars aangekondigd, of de tamboer sloeg op last des » burgemeesters den trom. Alle herbergen werden gesloten, «ieder keerde naar huis om met vrouw en kinderen den «rozenkrans te bidden. Gij weet, dat we in de missiën «vóór de avond-predikatie met het volk overluid den «rozenkrans bidden; wij beoogen daarmede een bijzonder

0

-ocr page 144-

130

»doel: het gezamenlijk bidden van den rozenkrans in alle «huisgezinnen. Nu, wijl de vooravond van de kruisplan-»ting ongunstig weder aankondigde, zoo liet ik de ver-»zamelde menigte zevenmaal het Onze Vader en het «Wees gegroet hidden ter eere der Zeven Smarten van »Maria, om van den Hemel gunstig weder te bekomen. «Hetzij nu door de kracht van ons gebed of niet, maar « de twee laatste dagen der missie waren zomersche dagen. »Ik zeg de twee laatste dagen, want op den dag van »ons vertrek was het niet dan regen en wind. Weinige «uren voor de kruisplanting kwamen op last van den «burgemeester alle meisjes op de been, ieder met klom-»pen aan de voeten en den bezem in de hand, om den «weg, die door den regen tamelijk slecht was, ter eere «Gods in orde te brengen. Ik kwam bij toeval uit de «kerk, als ik al dat jonge volkje in zulk eene heilige «vreugde den weg des Heeren zag voorbereiden. Ik was «er diep door getroffen en kon mij niet weêrhouden «P. de Held, die bij mij was, te roepen en te zeggen: «Pater, wat heilige eenvoud in die dochtertjes! Dat zijn »zielen die op dit oogenblik God oprecht beminnen. «Tegelijkertijd kwam mij de naaister en consorten de «vlaggen brengen, die op kosten der meisjes uit de «parochie vervaardigd, bij de kruisprocessie dienen zou-»den, terwijl de timmerman de baar kwam aandragen, «die, als geschenk der jongelingen, het zware kruis «zou ondersteunen. Men had door het lot de personen «bepaald, die beurtelings het kruis dragen moesten. «Kortom alles was in beweging; iedereen scheen zijn »aandeel te willen hebben in het welgelukken dezer «schoone processie. Te half twee schaarde ik mijne man-»schappen in orde, en plaatste het kruis voor de groote «deur der kerk. Middelerwijl kwam pater Rector met * de gansche geestelijkheid en zegende het kruis. Nu na-

-ocr page 145-

131

«men de dragers het op deu schouder, de zangers «hieven den hymnus Vexilla Tteyis aan, en onder het «luiden der klokken en het losbranden der kanonnen »trok die heilige armée van meer dan 6000 menschen »al zingende en biddende op. Mannen en vrouwen, vier »aan vier geschaard, gingen vóór en achter het kruis »in stille godsvrucht voort. Het kruis lag op eene hou-»ten baar, die ik met vier roode vlaggen met witte «kruisen geteekend had laten versieren. De garde cham-«pétre in volle monteering beschermde het kruis, en loste «van tijd tot tijd het geweer in de lucht. Van afstand «tot afstand had ik vaandel-dragers geplaatst, wier wap-«perende vlaggen een triumfalen toon aan de processie «gaven. De zangers en de priesters zongen beurtelings «hunne gezangen af, terwijl het volk gezamenlijk den «rozenkrans bad. Op het kerkhof aangekomen, plaatste «men het kruis op den tot dat einde vervaardige piede-»stal, en stelde hetzelve onder het eenparig geroep: «vive la Croix! aan de oogen des volks voor.quot; Toen klom P. Bernard op eene tafel (want met al de drukte had hij verg-eten een geschikten preekstoel voor het open veld te laten vervaardigen); hij predikte over de woorden van den Psalmist: hij heeft aan zijn volk een Verlosser gezonden, en voegde den machtigen indruk van zijn woord bij dien, welken zulk eene verheffende plechtigheid in aller harten had voortgebracht.

Reeds in dit eerste jaar van zijn missionaris-leven, 1835, had P. Bernard acht groote missiën gepredikt, welke ieder ruim veertien dagen duurden. Overal werd dezelfde zware arbeid met denzelfden wonderbaren uitslag bekroond. In de missie te Sittard moesten de paters tot viermalen toe, om de ontzaglijke menigte menschen, die van wijd en zijd aankwamen, op de markt der stad hunne predikatiën voortzetten, de markt zelve kon ten

-ocr page 146-

1quot;,2

laatste de mensclienmassa niet meer bevatten, men zat voor de geopende vensters, men klom op de daken om het Woord Gods te hooren; de burgemeester der stad, welke ongesteld was, liet zich naar de plechtigheid der kruisplanting heendragen, en daarbij waren tnsschen de 25 k 30000 menschen tegenwoordig, terwijl Sittard zelve slechts 4000 inwoners telde.

Te Louvegné, eene parochie van 1800 zielen, begon de missie met de eerste H. Communie der kinderen, en terwijl een der paters aan de kleinen de H. Communie uitreikte, hoorde men de treffende en melodieuse stem van P. Bernard, die de plechtigheid onderbrak door het zingen van Laudate pueri en andere geestelijke liederen, welke hij tegelijk met het orgel begeleidde; aan de processie der kruisplanting namen 7000 personen deel, en anderhalf uur lang stond aan den ingang van het kerkhof de diep rouwmoedige menigte naar P. Bernards woord te luisteren, en bij zijn vertrek uit de plaats verdrong groot en klein, rijk en arm zich rondom hem en zijne mede-arbeiders om eenige gedachtenis uit hunne handen te ontvangen.

Te Zonhoven, eene parochie van slechts 2000 zielen, waren vijfentwintig biechtstoelen ter nauwernood toereikende voor het getal biechtelingen; in de kerk dier plaats alleen werden 9800 HH. Communiën uitgereikt; ook daar moest bij den pauselijken zegen in de open lucht gepredikt worden, en niettegenstaande een geweldige plasregen van onweder vergezeld op de menigte volks nederviel, bleven allen de predikatie ten einde toe bijwonen, en trok men vervolgens processies-gewijze naar de kerk terug. Eene schijnbaar onbeduidende gebeurtenis, welke bij de kruisplanting voorviel, maakte een diepen indruk op allen, die er de getuigen van waren. Terwijl het volk met uitgestrekte armen voor het kruis lag neergeknield, baant eene oude vrouw, die de dankbaarheid van haar hart niet

-ocr page 147-

I'j3

kan bedwingen, zich een weg' door de opgedrongen menigte, en P. Bernard met bevende hand aangrijpende, roept zij luide uit: »tot weerzien, eerwaarde Pater, tot weerzien »in den Hemel!quot;

Bij de kruisplanting aan het einde van de missie te Theux begonnen eenig-e kwaadwilligen te spotten en te beproeven of zij de aandacht des volks van de predikatie konden aftrekken; doch hunne booze pogingen slaagden zoo weinig*, dat de tusschenkomst der paters zeiven noodig was om de verontwaardiging der geloovigen tegen te houden.

Maar treffend boven alles waren de tooneelen, die de missie van Tongeren aanbood; wij ontleenen de bijzonderheden derzelve, gelijk ook die van alle bovengenoemde en later nog te verhalen missiën, aan ooggetuigen; hier echter zullen wij de woorden van een getuigen letterlijk aanhalen: «om ii eenig denkbeeld te geven van de geest-»drift der , geloovigen, behoef ik slechts mede te deelen, «dat hij die niet des morgens te drie of vier ure bij »den biechtstoel was, bijna zeker kon wezen van op dien »dag geene beurt te zullen krijgen, en niet weinig stich-»ting gaf het voorbeeld van eene 82jarige vrouw, welke «van verre gekomen was en het geduld had om van »drie uur des morgens tot vijf uur des namiddags het »oogenblik af te wachten, waarop zij zou kunnen biech-»ten en communiceeren. (1) Op den dag van de plechtige » eerherstelling was ik getuige van de zeldzame ontroering, «welke in een gehoor van 10000 personen werd voort-»gebracht. P, Bernard had tot onderwerp zijner preek: »de heiligschennende Communie. Op het oogenblik, waar-»op hij de verschillende soorten van zondaren opnoemde.

(1) Het gebeurde bij de missiën niet zelden, dat, volgens verkregen dispensatie, de H. Communie nog in den laten namiddag werd uitgereikt.

-ocr page 148-

134

»welke zich aan die gruwelijke misdaad schuldig maken, »droeg de geéstelijkheid in processie het H. Sacrament »van het groote altaar naar een ander, dat vóór het koor «was opgericht. Eensklaps onderbreekt P. Bernard den »draad zijner rede, en wijzend op het H. Sacrament roept »hij uit met ontzaglijke kracht: »»daar, zondaars, dé,ar ««heht gij Jesus Christus! Erkent gij Hem?quot;quot; — «Het »volk keert zich bij die woorden naar het altaar, valt op » de knieën en barst luid in tranen los. De redenaar maakt » gebruik van deze heilzame ontroering', smeekt allen hunne «tranen met de zijnen, hunne stem met de zijne te ver-»eenigen, en aanstonds weergalmt de kerk van den kreet, «die de menigte P. Bernard en den voor het altaar » gebogen priesters nazegde: »» Erbarming, o Jesus! Er-» » harming met een schuldig volk!quot;quot; — » Een oogenblik vóór »den zegen, toen de priester het H. Sacrament reeds in »zijne handen droeg, stelde P. Bernard aan zijne hoorders «de algemeene verzoening voor. Nooit, nooit ben ik zóó »bewogen, zóó getroffen geweest! . . . . Van toen af ver-»drong men elkander voor den biechtstoel, en de vrees »om opgemerkt, of het voorwerp te worden van den spot wder goddeloozen hield niemand meer van de HH. Sacra-»menten verwijderd. Tien biechtvaders, behalve de paters, »waren den ganschen dag werkzaam, en in de kerken «van Tongeren alleen werden 14000 HH. Communiën «uitgereikt.quot; — Omtrent dè kruisplanting (waarvan wij de plechtigheden reeds vroeger beschreven) verhaalt dezelfde ooggetuige: »Men berekent, dat 30000 menschen «daarbij tegenwoordig waren;quot; daarna gaat zijn verhaal aldus voort: »de vrees voor een storm noodzaakte de «paters om binnen de kerk de missie plechtig te sluiten. «De menigte, van alle kanten samengestroomd, bestond «uit ongeveer 15000 personen. De kerkquot;, hoe ruim ook, »was zoo overvol, dat het voor wien ook onmogelijk was

-ocr page 149-

135

»zich te bewegen, tenzij gelijk met heel de menigte, en «wat nog merkwaardiger is, de stilte en ingetogenheid «bleven, in weerwil van eene schier ondragelijke hitte, «twee uren lang onveranderd hetzelfde. P. Bernard pre-»dikte over de volharding; als hij eindelijk zijn onmete-«lijk gehoor diep ontroerd en tot tranen toe bewogen «ziet, grijpt hij zijn missie-kruis, toont het aan het volk »met den uitroep: »»een ieder die aan Jesus Christus ««trouw wil zweren tot den dood, heffe de hand omhoog «»en spreke met mij de akte van berouw!quot;quot; — » en plotseling «heft geheel de menigte de handen op, en herhaalt onder »zuchten en geween de woorden des paters. Wattooneel! «Het hart brak mij, toen zoovele duizenden stemmen als .»ééne stem de gewelven des tempels deden weergalmen «van de kreten: »»gevloekt, gevloekt zij de zonde ! O »«Jesus, barmhartigheid ! Sterven liever duizendmaal dan »»U ooit wederom te beleedig-en!quot;quot;

Wien zal het verwonderen, dat P. Bernard na den afloop dezer missie aan zijn broeder schreef: « de missie van «Tongeren is bovenmate gezegend geweest. Ik geloof «niet, dat het mogelijk is het geestelijk enthusiasmehoo-«ger op te voeren. . . . Vandaag heb ik in het Journal «de . Liége een duchtig artikel over de missie van Ton-«geren gelezen; P. Bernard wordt daarin ter dege door-«gehaald. Deo gr alias! Dat is de proef op de som! Ik «kan nooit beter panegyrist bekomen.quot;

Veel reeds hadden P. Bernards gelukkige ouders van en over hun dierbaren zoon vernomen; in Augustus 1835 kwamen zij hem in het klooster te St. ïruijen bezoeken: zij hadden hem sedert het vertrek naar het noviciaat niet wedergezien.- Hoe dankbaar spraken zij over de edelmoedigheid, waarmede God het ten offer brengen van hun kind vergolden had, hoe verheugd aanschouwden zij in de buitengewone zegeningen, waarmede de Heer P. Ber-

-ocr page 150-

136

nards arbeid overlaadde, het honderdvoudig loon van hunne milde giften aan kerk en klooster geschonken, hoe gelukkig gevoelden zij zich bij de tallooze blijken van kinderlijke dankbaarheid en liefde, waarmede niet slechts P. Bernard, maar ook zijne mede-kloosterlingen hen gedurende de dagen van hun verblijf te St. Truijen omringden!

Het jaar 1836 opende met »eene missie, die (zoo schreef P. Bernard) «naar alle waarschijnlijkheid belang-»rijk zal worden. Venlo is eene vesting, en in eene «vesting wil nog- wel eens wat onkruid wassen. Vele «hinderpalen zijn in den weg gelegd om de missie te «doen mislukken; ik hoop echter, dat met Gods genade »ook deze gewichtige missie slagen zal. En hoe moeielij-»ker strijd, hoe blijder victorie!quot; P. Bernards moeder en zijn oudste broeder kwamen de, missie bijwonen: het was de eerste, waarvan zij in persoon de gelukkige getuigen waren. Inderdaad, daar viel wederom hevig te strijden. Reeds toen de paters de stadspoorten binnenkwamen, werden zij door eenige officieren op grove wijze beleedigd, en daar waren er die dreigden de godsdienstoefeningen in de kerk te zullen verstoren. Werkelijk zag men op één der missie-dagen een militair de menigte, welke aan de kerkdeur stond, onder allerlei godslasteringen met den sabel uiteenjagen, en dit tooneel werd des avonds nogmaals herhaald; ja zelfs had een hunner de stoutheid de avond-plechtigheid binnen de kerk te verstoren, maar de Suisse zette hem de kerk uit, en hij moest zich door de vlucht in een naburig woonhuis uit de handen van eenige verontwaardigde geloovigen redden. Aan de soldaten werd op verschillende wijzen het deelnemen aan de missie belet en hunne opperhoofden kwamen slechts ter kerk om den volgenden dag des te heviger in gesprekken en dagbladen tegen de paters te kunnen uitvaren. P. Bernard ontwikkelde eene buitengewone

-ocr page 151-

137

kracht, vooral toen hij de spotters uitdaagde tot een twistgeding over het bestaan van de hel, en hij won er althans dit mede, dat de militaire opperhoofden niet meer ter kerk kwamen. Ten laatste werden, hoe dan ook, de soldaten vrij gelaten, en — zij kwamen in menigte aan den biechtstoel, nadat P. Bernard tot hen inzonderheid zijne predikatiën gericht had. Tot de zieke militairen echter, welke in het hospitaal lagen, werd den paters de toegang meêdoogenloos ontzegd; de stadspoorten werden vroeger dan gewoonlijk gesloten om te verhinderen, dat de bewoners van den omtrek de missie kwamen bijwonen; men trachtte, doch te vergeefs, de processie der kruisplanting uiteen te drijven; zelfs werden de paters, toen in zeker huis brand ontstaan was, beschuldigd van dien te hebben aangestoken. Doch de vruchten der missie waren bij al die tegenkantingen niet minder overvloedig; men zag des avonds te 11 ure reeds personen aan de kerk staan om des morgens te 4 ure het eerst aan den biechtstoel te kunnen wezen, terwijl 23 tot 28 priesters bezig waren het H. Sacrament van Boetvaardigheid toe te dienen.

P. Bernard werd door niets ontsteld, en vreesde noch zijne vijanden noch hunne onrechtmatige vervolgingen. » Moeder zal wel bang wezen,quot; schrijft hij na deze missie, »dat zij mij vroeg of laat eens op den preekstoel dood-»schieten; maar hoe het zij, wij moeten somwijlen ook »eens lachen, en daartoe leveren ons de dagbladschrijvers »thans stof genoeg.quot;

-ocr page 152-

HOOFDSTUK X.

OVERZICHT VAN VERSCHILLENDE DOOR P. BERNARD GEPREDIKTE MISSIËN VAN 1836-1841.

Na de boven verhaalde missie te Veulo werd P. Bernard verbonden aan het klooster te Luik (1836), en wij mee-nen hier niet te mogen verzwijgen, hoe zijne milddadigheid zich op bijzondere wijze openbaarde, toen hij — om niet te spreken van kleinere giften, die hij óf zelf schonk, óf van zijne ouders wist te verkrijgen — voor de nieuwe stichting der Redemptoristen, welke den 29en Augustus 1836 door de paters werd in bezit genomen, (1) de de aanzienlijke som van 12000 frs. ten geschenke gaf. (2) Van hier uit gaf hij vijfjaren lang eene schier onafgebroken reeks van missiën. Wij kunnen die allen, zonder eentoonig te worden, niet één voor één beschrijven, maar meenen toch eenige bijzonderheden, die den ontzaglijken arbeid zoo-

(1) Later, in 1838, kocht de Congregatie het oude Carmelietcn-klooster, hetwelk in 1839 door de paters betrokken werd.

(2) Krachtons de eenvoudige gelofte van armoede behonden de Eedemptoristen het eigendom hunner goederen, waarover zij binnen de grenzen vau den Eegel kunnen beschikken, maar nooit tot eigen gebruik.

-ocr page 153-

139

wel als de matelooze vruchten er van zullen aantoo-nen, niet aan onze lezers te mogen onthouden. In de missie te Cour-St. Etienne waren van de 1500 parochianen slechts twee van den biechtstoel verwijderd gebleven; te Horst, alwaar 8000 HH. Communiën in de plaats zelve en 4000 in de kerken van den omtrek waren uitgereikt, en de kruisplanting door ruim 10000 personen was bijgewoond, hield P. Bernard bij de sluiting der missie in de open lucht, voor een gehoor van 15 a 20000 menschen zijne preek over de volharding; bij de missie te Monmalle sloten zich vijftien omliggende parochiën, elk met hare banieren, bij de kruisplanting aan, en in eene derzelve was ruim negen tiende van het zielental tot de H. Tafel genaderd; te Boorsheim, eene parochie van 800 zielen, moesten, behalve de paters, nog 20 biechtvaders komen medehelpen: zoo groot was de menigte, die uit den omtrek aankwam om aan de missie deel te nemen; te Alken waren er des middags aan de biechtstoel gekomen, die tot den volgenden morgen hunne beurt moesten afwachten; men bad dan te zamen den rozenkrans, in éénen nacht zelfs tot vijf en twintig- maal toe. Vooral was de arbeid zwaar in de missie te Weert; tien dagen achtereen zaten 30 priesters, op éénen dag zelfs 38 priesters, biecht te hooren; daar werden meer dan 13000 HH. Communiën uitgereikt, en 25 a 30000 personen, (onder hen bevond zich ook P. Bernards moeder) waren bij de kruisplanting tegenwoordig. Hier was de geestdrift voor P. Bernard zoo hoog gestegen, dat men zijn portret — hetwelk echter meer op ieder ander dan op hem geleek — vervaardigd had en hetzelve bij duizendtallen werd verspreid; zijne familie vormde toen het plan om dit door een beter te vervangen, maar P. Bernard wilde daarvan niets weten: »neen, neen, dat verbied ik volstrekt,quot; schrijft hij, »geen »portret, geen afbeeldsel, geene schilderij, niets, niets,

-ocr page 154-

1-iÜ

»hoegenaamd, niets van al die ijdelheid! Ik heb dit por-«tret verdragen, omdat het zoo miserabel was; ware het »goed uitgevallen, ik zou er alles aan gewaagd hebben »om ze op te koopen, te verscheuren en te verbranden. «Portretten van mijn zaligen Vader Alphonsus, litaniën »te zijner eer, enz. dat is goed; zulke voorwerpen zijn «nuttig en stichtend; hoe meer hoe liever; hoe fraaier, »hoe beter! En weet gij hoever het al met mij gekomen «is? »» Hoeveel kost die rozenkrans?quot;quot; vroeg eene boerin «op de markt van Weert aan een koopman. — »)gt;Zoo-««veelquot;quot; antwoordde deze, »»maar dan geef ik u een ««Père Bernard op den koop toe.quot;quot; — «Verbeeld u «eens!quot; (1)

Hooger nog, zoo mogelijk, was de geestdrift des volks bij de missie te Maastricht, alwaar P. Bernard met zeven

(1) Later evenwel, in 1846, moest P. Bernard het zich, nit gehoorzaamheid aan zijne overheden, laten welgevallen, dat op verzoek en op kosten zijner ouders een levensgroot portret in olievervv van hem vervaardigd werd. De vele cn veelsoortige gravures, die gedurende de missiën van hem vervaardigd en hij duizenden verkocht werden, vormen eene geheele collectie, maaide gelijkenis laat bij elk derzelve zeer veel zoo niet alles te wen-schen over; behalve de gekleurde of ongekleurde platen, en afgietsels in gips kon men bij zulke gelegenheden taarten, pijpekoppen, snuifdoozen enz. koopen met het portret {sic!) van P. Bernard. De bovenbedoelde prachtige schilderij stelt hem voor, omringd van eenige ongelukkigen, aan welke hij den zegen schenkt, en is vervaardigd door den uitstekenden Antwerpschen portret-schilder J. Delin. Thans is zij ton geschenke gegeven aan de Congregatie, en hangt zij in het Redemptoristen-klooster te Amsterdam. In 1863 liet P. Bernards familie met vergunning van zijn overheid, de bekende photographie vervaardigen, die thans in zeer vele katholieke huisgezinnen te vinden is. — Het portret, dat wij vóór dit werk plaatsten, is gegraveerd naar eene zeer onduidelijke photographie, welke de paters te Wittcm eens onder recreatie-tijd, om het photographeeren te beproeven, van P. Bernard genomen hebben.

-ocr page 155-

141

andere paters, onder de welwillende bescherming zelfs van drie protestantsche burgerlijke autoriteiten, niet slechts zeer vele maar ook zeer schitterende bekeeringen heeft uitgewerkt. Hij predikte eiken avond, en telkens was het getal zijner hoorders 6 a 7000, onder welke men militairen, protestanten en zelfs joden aantrof. Men kan zich geen denkbeeld vormen van de ontroering, die het hart der hoorders aangreep, en zich meerdere malen, o. a. bij de plechtige eereboete, de toewijding aan de H. Maagd Maria, in zoo luide snikken en kreten openbaarde, dat de redenaar zich ter nauwernood kon doen verstaan. Bij de slotpredikatie moest, om ongelukken tengevolge van het gedrang te voorkomen, de tot het laatste hoekje gevulde kerk gesloten worden, maar toen klom men buiten tegen de kerk op om toch P. Bernards woord te kunnen vernemen. Des nachts te 2 ure werd de kerk geopend, maar te middernacht stond reeds een groot aantal aan den ingang te wachten, om het eerst bij den biechtstoel te kunnen wezen, sommigen zelfs lieten zich des avonds in de kerk daarvoor opsluiten. 34 biechtvaders waren voortdurend bijna de gansche 14 dagen lang werkzaam, en nog moesten in de laatste dagen degenen die van buiten kwamen worden afgewezen, en nog bleven er meerdere duizenden over, die geene beurt konden erlangen. Meer dan 19000 HH. Communiën werden in Maastricht uitgereikt. «Het menschelijk opzichtquot;, zoo sluit onze verslaggever zijn verhaal, »is bij deze gelegenheid volslagen »overwonnen geworden, en zelden is de kracht van Gods «woord op schitterender wijze geopenbaard.quot;

Wij vragen den lezer verschooning voor het gebrek aan stijl en vorm in den volgenden brief, waarin een eenvoudig hoorder uit de lagere volksklasse aan zijne ouders de beschrijving gaf van eene missie te Tongeren; vindt men daarin ook al eenige naïeve overdrijving, de

-ocr page 156-

142

heilige geestdrift, welke geheel een volk bij eene missie kon vervullen, wordt er niet minder duidelijk om voorgesteld. «Met een allergrootst genoegenquot;, zoo luidt dit eigenaardig verslag, «laat ik u weten, dat het hier Ju-«hilé is geweest, en de voldoening, die wij allen ge-»smaakt hebben, kan ik met geene pen uitdrukken, want «zoo iets is nooit in de wereld gebeurd. Gij moet dan «weten, dat toen het Jubilé begon, alle geestelijken die » maar konden kwamen biecht hooren; ook kwamen er vijf «paters uit St. Truijen, die met de grootste blijdschap «door de geestelijken uit Tongeren, vergezeld van dui-»zende menschen met muziek, vaandels, trommels en «klokkengelui werden ingehaald. Toen die heilige paters «waren binnengekomen, is één van hen dadelijk op den «preekstoel gegaan; ik kan het u niet zeggen, hoe alle «menschen, zoodra wij hem voor de eerste maal gehoord «hadden, zoo bewogen waren, dat bijna niemand de kerk «verliet, of hij maakte een vast voornemen om eene ge-«nerale biecht te doen. Dat was nog maar een begin; «maar ach! toen hij voor de tweede maal preekte, kon-«den de menschen bijna niet meer in de kerk; zij kwa-«men van wijd en zijd, en dat nam van dag tot dag «toe; hoe meer hij preekte, hoe meer de kerk bestormd « werd; 't was alsof wij Onzen Lieven Heer zeiven hoorden « preeken. Er was bijna geen kans om bij de paters te kun-«nen biechten; ik ben van 's morgens 3 uur tot's avonds « 9 uur in de kerk geweest en moest ten laatste toch nog » bij een der andere biechtvaders gaan. Daar kwamen solda-«ten, die in geen vier-en-twintig jaren gebiecht hadden, «en duizende burgers zijn bekeerd. Toen de paters veertien » dagen hier geweest waren, werd er een heilig* kruis geplant »op het kerkhof; maar die boetepreek vergeet ik nooit! «Dien dag waren er meer dan 30000 menschen in Ton-»geren; er werd volle aflaat gegeven; alle menschen

-ocr page 157-

143

»weenden luidkeels, niemand uitgezonderd. Gij moet »dan weten, dat de paters driemaal daags preekten en «recht van den preekstoel naar den biechtstoel gingen »zonder adem te scheppen. Een van hen was een voor-»naam Oostenrijker, en die fameuse predikant was een »Amsterdammer, Hafkenscheid. Gij kunt wel begrijpen, «hoeveel stof het gaf op een kerkhof te preeken bij den »gekruisten Christus, die door zestig menschen gedragen »werd, en bij het mirakuleus beeld van Onze Lieve Vrouw «van Tongeren, dat met duizende kostbaarheden was »versierd. Gij zoudt zeggen : hoe kan zulk eene beweging «op aarde gebeuren, want de menschen waren verslagen »van aandoening; men kan het bij niets vergelijken dan »bij den laatsten dag des oordeels. Ja, als ik wist, dat »zoo iets nog ergens moest gebeuren, al was het vijftig «uren van hier, zij zouden mij niet hier houden. De »menschen waren den ganschen dag schier niet in staat »om te spreken; 't was niets dan weenen en bidden wat »men zag. Toen wij dachten, dat het niet schooner kon, wkwam daags daarna het afscheid van den waardigen «Hafkenscheid; hij geleek een heilige, met den glans «van vergenoegen op zijn aangezicht. Maar dit was het »alleraandoenlijkste, dat wij op ons sterfbed nog zullen «gedenken: hij bracht ons onder het oog, dat hij wel »geloofde, dat wij nu allen in goeden staat waren, en «toen begon hij over het hervallen in de zonde te pree-«ken, dat hij nu zooveel zweet gelaten had en zijne ge-«zondheid er aan had opgeofferd, maar als er waren die «nog niet geraakt werden, dat hij zijn leven er voor zou «opofferen om hen zalig te maken. . . . Het is mij niet «mogelijk om u alles te schrijven; de menschen huilden «zoodanig, dat zij door het gehuil hem niet meer konden «verstaan. Eindelijk begon hij zelf te weenen zoo hard « als de menschen. Toen werd de pauselijke zegen gegeven.

-ocr page 158-

144

«Hij riep uit: »«jongelingen en jonge dochters, steekt uwe » » armen omhoog, dat ik ze zegene, opdat gij ze niet weer ««uitsteekt tot zonde; ik zegen uwe voeten, opdat gij niet »» den weg- des verderfs bewandeltquot;quot; en zoo verder zegende «hij alle ledematen. Maar voor hij daarmede begon, «vergeet ik nog te schrijven, dat hij eerst om vergiffe-«nis smeekte aan allen, indien hij den een of ander wat te «hard had aangegrepen, of buiten zijn weten iets mis-«zegd had; hij had toch alles met eene goede bedoeling »gedaan om onze zielen zalig te maken. Geen mensch ant-« woordde, gelijk gij wel kunt denken; maar hij hield niet op «en riep uit: ««zegt dan of gij mij vergeeft;quot;quot; toenrie-« pen zij allen: ja, en als hij zeide dat hij nu vertrekken moest, « werd het gehuil hoe langer hoe erger; de menschen konden «tot geen bedaren komen: het ging alles zoo aandoenlijk, «dat mijn gemoed vol is, als ik er aan denk, en dat ik «met in staat ben u te schrijven. Toen werd de pause-»lijke zegen gegeven, de geheele garde civique was in «de wapenen, het was of de wereld verging door het «schieten en het klokken-gelui, en het aandoenlijkste van « alles: in de groote droefheid, waarin alle menschen waren «en de pater ook, daar begint hij met eene stem, alsof «zij uit den hemel kwam het Te Demn laudamus te « zingen. Zoo heeft het veertien dagen geduurd, den eenen « dag al schooner dan den anderen, 't Is mij niet mogelijk u «alles te schrijven; ik ben er te veel van aangedaan; «maar geene schatten van de wereld zou ik boven zulk « een jubilé verkiezen.quot;

Schier op elk zijner missiën predikte P. Bernard meermalen anderhalf of twee uren in de open lucht, verstaanbaar voor meerdere duizendtallen; herhaaldelijk moest des avonds te 9 of 10 ure nog de H. Communie worden uitgereikt; dikwerf werden de paters door de inwoners der plaats processies-gewijze ingehaald om bij hun

-ocr page 159-

145

vertrek begeleid, terwijl dan somtijds te hunner eer eene algemeene illuminatie ontstoken werd. Zoo hoog klom de geestdrift o. a. te Flemalle-haute, dat bij het oprichten van den kruisweg aan het einde der missie de vivafs van het volk het zingen van den hymnus Veni Creator onderbraken en de stilte eerst op uitdrukkelijk bevel der paters terugkeerde.

Nu en dan ook bood God op buitengewone wijze zichtbaar zijne behulpzame hand. Bij de kruisplanting b. v. op eene van P. Bernards missiën voorspelde alles zulk ongunstig weder, dat men vreezen moest de daarbij behoorende plechtigheden te moeten missen. » Neen, neen,quot; zeide P. Bernard tot het volk, «bid maar, bid maar; bij »de kruisplanting zal het weder goed zijn; ik heb dat »al zoo dikwijls ondervondenquot;, en het gebeurde, gelijk hij gewenscht en gebeden had.

De oud-pastoor van Oteppe, die op eenigen afstand van die plaats zijne laatste levensjaren doorbracht, liet zich daarhenen brengen om aan de missie deel te nemen; des namiddags biechtte hij en den volgenden morgen werd hij dood te bed gevonden. Wien verwondert het, dat P. Bernard van deze gebeurtenis zijn voordeel trok, en onder de uitvaart, welke hij vierde, eene lijkrede uitsprak, waarvan de indruk op het volk onverg'ete-telijk bleef?

Er leefde in een Pruisisch dorp, waar P. Bernard missie gaf, een man, die niet tevreden met zelf geen deel te nemen aan de missie, zijne minachting voor de paters en hun arbeid op allerlei wijzen aan den dag wilde leggen, en om aan zijn spotlust te voldoen had hij aan zijne paarden de namen der paters gegeven. Doch zie — het paard, hetwelk hij met den naam van Pater Bernard noemde, werd weldra ziek en stierf, terwijl de andere paarden aan dezelfde ziekte begonnen te lijden. Door

10

I

-ocr page 160-

146

Crods genade getroffen zag de spotter in deze gebeurtenis de wrekende hand dps, Heereq, hij keerde in zich zalven, nam deel aan de ifligsie en hekeerde zich oprecht. (1),

Niet altijd echter werd, de overwinning even gemakkelijk als in de bovengenoemde parochiën behaald, en kwaadwilligen, die aan de kathplieken hunne vrijheid van godsdienst niet wilden gunnen, namen somwijlen uit denijverigen arbeid der, paters eene aanleiding om onrust en verbitte-ring op te wekken. Te Leuze b. v., een stadje van 2500 inwoners, hadden sommige oproerig gestemde mannen samengespannen om de missie te doen mislukken. Reeds eenige dagen, te voren had men het beeld des Verlossers, hetwelk buiten tegen den muur der kerk stond, met slijk bestreken. Van eene, beruchte herberg en hare gewone bezoekers kwamen hoofdzakelijk de bespottingen, waarmede de paters werden bejegend; wie aan de missie deelnam kon zeker zijn van bij zijne binnenkomst in die herberg onder allerlei beleedigende kreten aan de deur gezet en langs den weg allerhatelijkst bespot te worden. Aan eenige: soldaten had men drank rondgeschonken, opdat zij onder de vensters van de woning der paters hunne spotternijen zouden ten beste geven, en ofschoon de overheid, hiervan verwittigd, dit belette, hoorden de paters op hunne kamer zich toch voortdurend met de namen van »rooversquot;, »godsvrucht-huichelaarsquot; enz. bestempelen. Toen men nu in de nabijheid van genoemde herberg het missie-kruis in gereedheid bracht, werden de omstanders met steenen geworpen, en de kwaadwilligen verzonnen met eiken dag nieuwe spotternijen, nieuwe hindernissen. Onverstoord echter zette P. Bernard met zijne mede-

(1) Wjj hebben deze gebeurtenis hier ingevoegd, ofschoon wij niet bonden zeker worden, dat zjj juist in dezen tjjd van P. Bernards missiën heeft plaats gegrepen.

-ocr page 161-

147

arbeiders de missie voort, en zij verwekten zulk eene geestdrift, dat tot meermalen toe eene bijna algemeene illuminatie te hunner eere ontstoken werd, en in weerwil van de verbittering, welke de vijanden der missie in de harten der geloovigen hadden opgewekt, zou toch alles in de volmaaktste rust en beste orde zijn afge-loopen, zoo niet de kwaadwillige bezoekers der herberg op zekeren avond de aanleiding tot een oploop hadden gegeven. Een goedgezind inwoner namelijk kwam gedurende de illuminatie de herberg binnen en vroeg te drinken. «Geen drinken voor dat canaille! Aan de deur »er mede!quot; was het antwoord. Weldra keerde dezelfde man, maar nu van drie anderen vergezeld, in de herberg terug, en als zij wederom dezelfde behandeling ondergaan, beantwoorden zij de spotwoorden hunner vijanden met den luiden kreet; «leve het heilig Kruis!quot; Het duurt echter niet lang, of met hen komt eene gansche menigte naar de herberg en vraagt te drinken; wel trachten de eigenaar en zijne vrienden allen terug te drijven, maar te vergeefs, dezen beginnen zich zeiven recht te verschaffen, en eerst na drie kwartier uurs, toen namelijk de kwaadwilligen zeiven uit de herberg verdreven waren, ging de verontwaardigde menigte uiteen, en de soldaten, die aanstonds uit Doornik ontboden waren — want aan deze gebeurtenis moest de schijn van algemeenen opstand gegeven worden — vonden bij hunne aankomst in Leuze alles in dezelfde orde en rust, welke gedurende de gansche missie geheerscht had.

Van meerdere beteekenis waren de moeielijkheden, welke P. Bernard bij zijne missie te Tilff te overwinnen had. Kort te voren had hij, nauwelijks van een kleine ziekte hersteld, eene missie te Antheit gegeven. »Ik heb op die «missie,quot; zoo schrijft hij, «meer krachten aangewonnen

»dan ik verloren had, zoodat men in het klooster zegt:

*

-ocr page 162-

148

waals P. Bernard ongesteld is, stuur hem maar op missie; » »met zich tweemaal in het zweet te werken is hij weder ««in orde.quot; — «Ik heb dit inderdaad te Antheit onder-»vonden, waar ik, biechthoorende en preekende als naar »gewoonte, geheel hersteld ben, ja, daarenboven krachten »heb aangewonnen voor de fameuze missie te Tilff. Ik zeg »fameuze missie. Nooit misschien hebben Duitsche, Fran-»sche en wellicht zelfs Hollandsche bladen zoo zwart gelogen «als over de gebeurtenissen van deze missie. Doch God «bestuurt alle zaken! Wij zijn triumfeerend naar huis «gekomen, dat wil zeggen: de goede zaak en het recht «hebben gezegevierd. Ik geloof niet, dat er een heviger «aanval tegen de Belgische vrijheden is gewaagd gewor-» den. Alle autoriteiten hebben zich moeten verklaren; de » Bisschop, de Goeverneur, de Provinciale Raad, de Koning, «ieder heeft zijn gevoelen moeten blootleggen. Monseig-«neur heeft bij die gelegenheid eene wonderbare energie « ontwikkeld, maar wordt dan ook door de ultra-liberalen « schrikkelijk gehekeld. Ik krijg, Goddank! daarbij ook het «mijne. Ik zeg ^ra-liberalen, want de gematigde keu-«ren de onwettige en ongodsdienstige handelingen van «het gemeente-bestuur te Tilff ten volle af. Zeg evenwel «aan alle vreesachtige zielen, dat ik er niet een droppel «bloed bij verloren heb, en zelfs niet een oogenblik van « mijne nachtrust.quot;

De woelingen der vrijmetselaars gedurende en na de revolutie van 1830 hadden een krachtig optreden der katholieke bladen tegen de beginselen der loge ten gevolge gehad. Herhaaldelijk werden tot waarschuwing voor de katholieken de verschillende pauselijke dekreten tegen de vrijmetselaars in het geheugen geroepen, en bij een herderlijken brief van gansch het Belgisch episcopaat werden zij nogmaals bekend gemaakt en toegelicht. Nu steeg de verontwaardiging der liberalen ten top en niets werd

-ocr page 163-

149

onbeproefd gelaten om den katholieken het genot hunner vrijheden te ontnemen. Vooral in het diocees Luik had de haat tegen de katholieken vele gemoederen bevangen, en gedurende de twee weken, welke het Paasch-feest van het jaar 1838 voorafgingen, zag de stad Luik binnen hare muren de droevigste tooneelen van verstoring der godsdienst-oefeningen, openbare beleediging van priesters en leeken enz.

In dienzelfden tijd begon de missie te Tilff, gelegen in de nabijheid van Luik. De paters hadden reeds meermalen in den omtrek dier stad missiën gegeven en zelfs te Tilff ongestoord gepredikt; zij konden derhalve geenszins vermoeden wat tegenstand hen thans aldaar wachtte, te minder nog wijl het volk, eenige dag-en tot de missie voorbereid, de beste gesteltenissen aan den dag legde, en de burgemeester der plaats reeds meermalen getoond had den paters niet ongenegen te zijn. De behendigheid en sluwheid van eenige kwaadwilligen uit Luik hadden echter door allerlei voorspellingen van wanorde en oproer het gemeente-bestuur weten om den tuin te leiden, en wel met zooveel gevolg, dat het reeds vóór de aankomst der paters aan den pastoor een besluit had toegezonden, waarin elke openbare godsdienst-oefening' zonder schriftelijk verlof van den raad verboden werd.

De missie begon onder de beste voorteekenen; eene ontzaglijke volksmenigte vulde de kerk meermalen daags, terwijl processiën van Comblain-au-pont en Esneux zich daarbij aansloten, en niettegenstaande enkele kleingeestig-e plagerijen van kwaadwillige vreemdelingen, daartoe opzettelijk te Tilff aangekomen, bleef de beste orde en de meest gewenschte rust onafgebroken heerschen.

Zoo waren vijf dagen voorbijgegaan, toen den 30en Maart een nieuw besluit van het gemeente-bestuur elke veree-niging van meer dan vijf personen in de open lucht ver-

-ocr page 164-

150

bood gedurende het verblijf der missionarissen te Tilff; het prediken buiten de kerk en de kruisplanting waren alzoo, in weerwil van de vrijheden door de Belgische Constitutie aan de katholieken gewaarborgd, onmogelijk gemaakt. Doch de Goeverneur der provincie, Baron van den Steen vernietigde den volgenden dag beide besluiten, en Mgr. van Bommel liet de toezending van dit dekreet aan den pastoor van Tilff vergezeld gaan van een brief, vol bisschoppelijke waardigheid en kracht, waarin hij èn als bisschop èn als trouw onderdaan des rijk protesteerde tegen eiken aanval op de door de Constitutie gewaarborgde vrijheden der katholieken, het voorschrift gaf, dat de missie op de gewone wijze zou worden voortgezet, en de geloovigen vermaande om door hunne rust bij de pogingen der kwaadwilligen en een ijverig deelnemen aan de godsdienst-oefeningen het bewijs te leveren, dat alles wat tegen de missiën werd ingebracht valsch was en lasterlijk.

Den volgenden dag — het was Passie-Zondag vond P. Bernard, des morgens naar de kerk gaande, eene rij gewapende mannen bij de kerk en het kerkhof geplaatst; zij waren aldaar geposteerd uit vrees, naar men zeide, voor wanorde of opschudding; met vasten tred stapte P. Bernard tusschen de gewapenden voort, en in de kalmste rust ging de volksmenigte tempelwaarts; daar las P. Bernard van den preekstoel den brief des bisschops voor, spoorde het volk aan om bij elke poging der vijanden de orde in 't minst niet te verstoren, en men keerde even rustig als men gekomen was naar huis terug.

Thans ontstond eene nieuwe moeielijkheid. Men eischte van de paters hunne paspoorten, en ofschoon P. Bernard te kennen gaf, dat toch inwoners van Luik, wanneer zij naar een dorp op twee mijlen afstands van de stad reizen, zich van geen paspoort voorzien, werd weldra ook de pastorie door gewapende mannen omsingeld.

-ocr page 165-

151

Zoo stónden de zaken, toen hét uur der avond-oefening naderde en van alle kanten de geloovigen naar de kerk stroomden. Wel werden zij verontwaardigd, toen zij de paters als gevangen zagen, wel moest P. Bernard hér-haaldelijk aan het vensterraam verschijnen om aan de menigte zijn zegen te geven, wel bóden zich zelfs eénigë jongelingen aan om de paters te bevrijden, maar het verbod van P. Bernard en het woord des pastoors, die zich onder het volk had begeven öm aan te kondigen, dat de avond-oefening niet zou plaats hebben en te verzoeken, dat men rustig huiswaarts zou kèeren, was genoeg om de goedgezinde menigte een waardige kalmte onverstoord te doen bewaren. Zelfs werd den volgenden dag eene proclamatie aangeplakt, waarbij het gemeente-bestuur den inwoners dank bracht voor hun rustig gedrag op den vorigen avond!

Tot groote verwondering maar groote vreugde tévens des volks, onder hetwelk het gerucht was verspreid, dat men de paters 's nachts óver de grenzen zou voeren, werd de missie den volgenden dag voortgezet; doch slechts één énkele pater, die namelijk den vorigen dag naar Luik was geweest en met een paspoort was teruggekeerd, kon ongestoord arbeiden. Om dan alle tiloeie-lijkhéden uit den weg te ruimen ging P. Bernard met een zijner mede-broeders in stilte naar Luik, ten einde de paspoorten volgens de strengste eischen in orde te laten brengen; zij vielen echter in handen van hunne bewakers, die hen over de Pruisische grénzen wilden voeren; maar door eene gelukkige vergissing brachten zij de twee paters op een anderen wég, waarlangs béiden ten laatste ongehinderd in Luik aankwamen. Den volgenden dag keerden beiden terug in gezélschap van twee jeugdige Luikenaars, die ook naar de missie te Tilff wandelden, maar door hunne voortdurende spotternijen wel duidelijk toonden, welke rol zij aldaar gingen spelen. Geen wonder, dat

-ocr page 166-

152

thans, na zoovele plagerijen, des avonds eene nog grootere menigte volks dan den vorigen dag naar de godsdienstoefening kwam; anderhalf uur stond P. Bernard 'aan den ingang der kerk om de orde onder de toestroomende menigte te bewaren, en even lang verdroeg hij, in het besef van zijn goed recht en in vereeniging met zijn gekruisten Verlosser, de vinnige bespottingen, welke een aantal jongelieden uit Luik hem voortdurend toewierpen.

Intusschen was het bovenvermelde besluit van den Goevemeur der provincie den 31en Maart door den Provincialen Eaad vernietigd geworden, maar de Goeverneur had onmiddellijk zijn appèl opgezonden aan den Koning zeiven, en deze stelde bij dekreet van den 3en April den Goeverneur in het gelijk, terwijl hij de beide vroeger vermelde besluiten van het Tilffsche gemeente-bestuur als strijdig met de Belgische Constitutie nietig verklaarde. Toen nu het koninklijk besluit den 5en April te Tilff was bekend geworden, kondigde P. Bernard des avonds aan, dat de kruisplanting den volgenden dag zou plaats hebben, en ofschoon de kwaadwilligen nog beproefden te bewerken, dat het kruis niet geplant maar opgehangen zou worden, werd het onmiddellijk daarop verzonden bevel des bisschops omtrent het planten van het kruis door de paters en den pastoor stiptelijk ten uitvoer gelegd.

Zoo was door de vastberadenheid en den moed der paters de godsdienst-vrijheid gered. Eene laatste poging, maar even machteloos als al de vorige, werd thans nog door eenige vijanden dier vrijheid beproefd. In de grootste orde ging het geloovige volk, geschaard rondom het kruis, dat door zestien jongelingen gedragen werd, en begeleid door eene eerbiedwaardige priesterschaar, zingend en biddend naar het kerkhof. Nauwelijks echter was aldaar het kruis opgeheven of men vernam de kreten: »weg met de

-ocr page 167-

153

»bonnet! Dood aan de missionarissen! Weg met het kruis!quot; maar met een veel luider: «Leve het H. Kruis! Leve «Jesus!quot; werden die smadelijke kreten door het geloovig volk beantwoord. Te midden van het gedruisch beklom P. Bernard den preekstoel, die op het kerkhof was opgeslagen, maar ter nauwernood hooren de vijanden der missie zijne eerste woorden, of zij dringen onder allerlei smadelijke kreten tot op korten afstand van het preek-gestoelte vooruit, en — men liet hen ongehinderd en ongestraft begaan. P Bernard zag zich nu genoodzaakt slechts met een enkel woord het kruis, »dat op het eigen »oogenblik (gelijk hij onverschrokken zeide) zoo schan-»delijk gehoond werd,quot; aan de godsvrucht des volks aan te bevelen, en de geloovigen zouden thans misschien aan hunne lang getergde verontwaardiging hebben lucht gegeven, als niet P. Bernard met zijne orde-broeders zich moedig tusschen het volk hadden begeven, hen in den naam van den God des vredes bezwerende die versmadingen der boozen uit liefde voor den gekruisten Jesus geduldig te verduren. Zóó geschiedde het; het volk bedwong zijne rechtmatige gramschap en ging in orde en rust naar huis. Dat was de quot;wraakneming der dienaren Gods over hunne boosaardig-e vijanden!

Des avonds zouden de paters vertrekken. Men bood hun een militair geleide aan om, naar men voorgaf, alle rustverstoring tegen te gaan; doch zij weigerden dit volstrekt, en bij hun vertrek werden de laatste spotwoorden der boozen luide overstemd door de zegenwenschen en vreugdekreten van het goedgezinde en dankbare volk.

De tooneelen van Tilff waren slechts de flauwe afbeelding geweest van hetgeen te Luik plaats vond. Reeds waren daar op Passie-Zondag (den dag waarop de paters te Tilff als 't ware gevangen werden gehouden) de predikatiën in de St. Catharina-kerk verstoord geworden;

-ocr page 168-

154

evenzoo geschiedde het op den Vrijdag van de sluiting der Tilffsche missie, en — het verdient opmerking — dezelfde jongelieden, die aan het hoofd der spotters te Tilff gezien waren, zag men ook onder de rustverstoorders te Luik. Palm-Zondag echter was voor het algemeene , oproer bestemd. Na de voorstelling van Tartujfe gingen de partijgenooten in optocht serenade's brengen aan de voorstanders der zoögenaamde liberale beginselen, inaar bij de woningen van den Goeverneur en van den bisschop, bij het seminarie, het Redemptoristen-klooster enz. werden spotkreten en schandelijke liederen aangeheven; hier en daar werden de glazen ingeworpen of trachtte men met geweld de kerken binnen te dringen; een paar dagen later beproefde men nogmaals deze droevige misdrijven te herhalen, maar het krachtig optreden van den Goeverneur maakte, dat weldra de orde binnen de muren der stad terugkeerde.

Te Tilff werd nog, onbegrijpelijkerwijze, eene gerechtelijke vervolging ingesteld tegen al degenen, die aan het hoofd der kruisplanting hadden gestaan. Wij zullen den gang van dit proces niet in zijn geheel beschrijven; de lezer vermoedt reeds de uitkomst daarvan: aan het gemeente-bestuur van Tilff werd, met veroordeeling tot de kosten, zijn eisch ontzegd. Zelfs de vijanden der missie schenen dit te verwachten; althans weinige dagen voor de uitspraak der rechtbank was het missie-kruis des nachts moedwillig verbrijzeld, terwijl de daders onbekend bleven, en toen de pastoor hetzelze weldra door een nieuw kruis had vervangen, werd ook dit, zelfs met het steenen voetstuk en de knielbankjes der geloovigen, op dezelfde wijze vernield, terwijl men in den eigen nacht het missie-kruis van het nabijgelegen Esneux met kruit in de lucht liet vliegen.

Doch de troost en de vreugde, welke P. Bernard op

-ocr page 169-

155

vele missiën genoot, waar hij zonder eenigen tegenstand het Woord des Heeren mocht verkondigen, vergoedde in ruime mate wat hij op andere plaatsen ter eere Gods te verduren had. Zulk eene missie was b.v. die van Comhlain-au-pont, een plaatsje op de bergen gelegen, in de omstreken van Luik, en slechts door voetgangers te genaken. «Wij hebben daar,quot; zoo schrijft P. Bernard zelf, «onze twaalf dagen in de koude met preeken en «biechthooren doorgebracht, en tot eigen stichting en »heiliging gezien, welke opofferingen de arme bergbewo-»ner zich getroost, als de genade Gods zijn hart heeft «geraakt. Verbeeld u, dat de kerk op den top van een «berg staat en twee derde der gemeente ten minste een «uur van de kerk af woont. Als ik u nu zeg, dat iederen »dag die arme menschen twee, ja drie malen dien berg «beklommen, zonder onderscheid van stand of ouderdom, « niettegenstaande den scherpen noordenwind, dat zij van den «morgen tot den avond half verkleumd aan den biecht-»stoel hunne beurt afwachtten, zoodat zij van tijd tot «tijd waren genoodzaakt bij het vuur in de sakristij de «voeten te bewaren voor de vorst, ja, dat zij dagenlang «den berg niet anders dan langs een op mijn bevel ge-«spannen koord konden op- en afgaan, en zelfs menschen «van 70, 80 jaren zich door hunne kinderen naar de «kerk lieten brengen, en dan bij het vuur hunne biecht «moesten spreken — dan zult gij duidelijk de waarheid «begrijpen van het goddelijk woord: den armen wordt «het Evangelie verkondigd. De genade heeft die menschen «tot een gelukkig volk gemaakt en op nieuw het woord «bewaarheid; dat de geweldigen het rijk der Hemelen »innemen. Maar het schijnt, dat van onzen kant een «offertje moest gebracht worden. Vier dagen vóór het «sluiten der missie ben ik gevallen; op een trapje van «vier treedjes gleed mijn voet uit, zoodat ik achterover

-ocr page 170-

156

«neerviel. Geen bloed, geen' wonden, maar pijn in de «lendenen was het gevolg daarvan. Ik heb evenwel drie »dagen lang het bed moeten houden en zoo de mannen «biecht gehoord. De onmogelijkheid om de laatste oefe-»ningen der missie mede te doen zou mij veel meer dan «de pijn mijns lichaams gesmart hebben, wist ik niet, «dat niets gebeurt zonder toelating of beschikking van «God. Den dag na de sluiting ben ik kreupel geretour-«neerd, maar inwendig verheugd, dat ik voor Onzen «Lieven Heer niet alleen heb mogen arbeiden, maar ook «iets heb mogen lijden. Wilt gij voor mij bidden, dat » God mij voor een nieuwen val behoede, welnu, gij kunt «het doen; maar als ik anders nog een ongelukkigen «zondaar voor den val der zonde bewaren kan, wil ik «gaarne nog eens mijn val herhalen.quot;

Zoo wist P. Bernard, zeker tot zijne niet geringe verdienste voor den Hemel, den heiligen en rijk gezegenden arbeid, waaraan hij met hart en ziel gehecht was, ook somtijds ten offer te brengen, wanneer de Wil Gods dit van hem verlangde.

-ocr page 171-

HOOFDSTUK XI.

P, BERNARD ALS MISSIONARIS.

Wie P. Bernard gekend en gehoord heeft, hem zal het niet verwonderen, dat de vermaarde boetprediker zelfs hij eene schier onafgebroken reeks van missiën, die somwijlen nog door de tegenkantingen der boozen niet weinig bemoeielijkt werden, in al zijne heilrijke werken schier even voortreffelijk slaagde. Wel is waar, eene missie was, voor P. Bernard inzonderheid, een ontzaglijk zware arbeid, en zij duurde meestal twee wekenlang; maar Gods Voorzienigheid had hem in de ruimste mate alles geschonken, wat noodig is om zulk een arbeid èn lange jaren voort te zetten èn immer met den gewenschten uitslag bekroond te zien. Zijn forsch en gespierd ligchaam, hetwelk zich in eene krachtige en bijna voortdurende gezondheid verheugde, kon door zijne schier reusachtige sterkte vermoeienissen dragen, waaronder menig ander reeds zeer spoedig zou bezwijken; dikwerf stond men verbaasd over de frissche kracht, waarmede P. Bernard, als de eene missie pas gesloten was, de andere weêr kon openen, en den onverzwakten gloed, waarmede hij des avonds nog preeken kon, als hij het dienzelfden dag reeds twee- of driemalen gedaan en daarenboven

-ocr page 172-

158

nog vele uren in den biechtstoel had doorgebracht.

In zeldzame mate daarenboven had de goddelijke Voorzienigheid hem toegerust met de gave der ware christelijke welsprekendheid, eene welsprekendheid, die hem terecht den naam van «de eenige P. Bernardquot; verworven heeft. Men moet hem gezien en gehoord hebben om zijn buitengewoon redenaars-talent naar waarde te kunnen schatten. Nooit predikte hij zich zeiven, maar Jesus Christus onzen Heer, en altijd beschouwde hij zich als den dienstknecht des volks om Jesus' wil; (1) hij predikte niet om aan de menschen te behagen, maar aan God, die de harten beproeft; (2) zijne taal was de taal der Kerkvaders, de taal der H. Schrift. Vergeefs dan ook zoudt gij bij hem zoeken naar kunstig bewerkte zinnen, naar woorden met ijdele moeite gezocht, naar bloemrijke schilderingen, louter aan menschelijke kunst ontleend; bekeeren — dat was zijn doel, daarheen werd alles gericht; daartoe behoefde hij de overredende woorden van menschelijke wijsheid niet, maar de betooning des Geestes en der kracht Gods. (3) »De priester,quot; zegt Lacordaire, »is een welsprekend man, want op zijne «lippen geeft hij het leven aan het woord Gods, en de «welsprekendheid is niet anders dan het woord dat leeft. «Twee graven zijn in 's priesters bezit: het Boek der »H. Schrift en het Tabernakel des Altaars; beide be-»vatten onder levenlooze teekenen eeuwig leven, beide «wachten dat men ze opene voor de menigte, die hon-«gerig is naar het brood des woords en het brood des «levens. Hoe zou het kunnen, dat de priester, die dezen «tweevoudigen schat bezit en er met geheel zijn hart

%

(1) 2 Cor. IV, 5.

(2) 1 Thessal. 11, 5.

(3) 1 Cor. H, 4,

-ocr page 173-

159

»aan gelooft, niet welsprekend ware? Alle Heiligen wa-»ren het, en waren het zonder genie; want is het genie »voor menschelijke welsprekendheid noodig, voor de godde-»lijke welsprekendheid niet. Geloof en liefde behoeven »het genie niet; zij spreken, en heel de wereld erkent »die stem.quot;

Geloof en liefde — dat was de rijke en vruchtbare levenskracht van P. Bernards ziel, de grondtoon van geheel zijne prediking, en voller en helderder klonk die toon, naarmate zeldzamer redenaars-gaven hem ten dienste stonden. Het scheen, als P. Bernard het altaar afkwam om den preekstoel te beklimmen, dat een machtig veldheer het slagveld optrad met 's vijands troepen in het gezicht, maar onwankelbaar zeker van de nabij zijnde zegepraal. Vooral echter wanneer hij den kansel beklommen had en daar, met het kruis op zijne breede borst gehecht, den rozenkrans aan zijn gordel, de bonnet in zijne handen, zijn talrijk gehoor een oogenblik sprakeloos, met den hem eigen scherpen en aangrijpenden blik overzag, dan werden zijne forsche, majestueuze gestalte en zijn schoon gelaat ontzaglijk indrukwekkend, en ademlooze stilte heerscht onder de opgedrongen menigte volks. Het oogenblik van den strijd breekt aan. Plechtig slaat hij een kruis, en ieder zijner hoorders, zij mogen duizenden in getal en dikwerf in de open lucht vergaderd zijn, ondergaat weldra den overweldigenden indruk van zijne heldere en welluidende, alles overheerschende en tot allen doordringende stem, van den bezielenden gloed zijner taal, de levendigheid zijner schildering, de ontzettende kracht zijner bewijsgronden, de meesterlijke, hem alleen eigen slagen, waarmede hij de gemoederen weet in beweging te brengen, den zeldzamen rijkdom zijner levendige gebaren. Hij is meester van zijn gehoor, dat hij, gelijk de adelaar zijne prooi, omhoog voert, en het woord,

-ocr page 174-

160

hem door zijn studie-vriend Broere toegezongen, gaat in vervulling:

Maar, heislang, beef als uw verwinnaar naakt!

Hij heeft het zwaard van 'sHeeren woord getogen,

Geef af don buit, dien ge op het menschdom maakt. En sluip terug in d'afgrond van uw logen.

Behandelde P. Bernard dogmatische stoffen — gelijk inzonderheid plaats greep, als hij geene eigenlijke missie maar een octaaf of eene novene predikte — dan vooral bleek het wat groote geestes-gaven hem door God waren geschonken, en wist men riiet wat meer te bewonderen, óf de levendigheid van zijn geloof, óf de helderheid, waarmede hij een of ander geloofs-stuk uiteenzette, óf de wegslepende kracht zijner bewijsgronden óf de voortreffelijkheid zijner voordracht, terwijl toch zijne taal immer die klaarheid en dien eenvoud bleef bezitten, welke den waren missionaris eigen zijn. In 1841 b. v. predikte hij gedurende eene novene te Tongeren voor al wat groot en aanzienlijk was; hij hield er conferentiën over de HH. Sacramenten, over het Geloof, het gezag der Kerk, de oorzaken van het ongeloof enz. enz.; daarbij gelijk ooggetuigen verhalen, overtrof hij zich zeiven, en nog herinneren velen zich de meedoogenlooze kracht zijner welsprekendheid, waarmede hij de vrijdenkers, die het gezag der H. Kerk, op Gods grondslagen gevestigd, miskennen, en knielen en kruipen voor het ellendig geschrijf van eene liberale courant of een zedeloos boek, tot uit hunne laatste schuilhoeken wist te verdrijven.

Wat zouden echter die rijke geestes-gaven en uitstekende lichaams-krachten hem gebaat hebben, indien ook in zijn hart niet eene liefde brandde voor het heil der zielen, eene liefde, die hem, naar het woord des H.

-ocr page 175-

161

Augustinus (1), waarlijk in staat maakte tot alles wat hij wilde ? Bij zijn missie-preeken vooral sloeg hare vlam uit zijne grootmoedige ziel naar buiten; dan vooral bleek het, hoe zijne liefde krachtig was en teeder tevens, vindingrijk en aanlokkend, hoe zij alles wist op te offeren, allen te omvatten; iedere preek, ieder woord zijner prediking gloeide er van, en als P. Bernard, na ruim dertig jaren van schier opeenvolgende missiën, zijn laatste woord van den kansel liet hooren, had noch de arbeid de kracht zijner liefde verzwakt, noch de afmatting haar gloed gedoofd, noch de ouderdom haar jeugd doen verwelken. Wat Mgr. van Bommel eens over eene missie van P. Bernard zeide, kan op zeer vele zijner missiën worden toegepast: »ik verzeker u, te X. heeft P. Bernard met «den duivel waarlijk g-eworsteld; maar de pater heeft «gezegevierd.quot; Bij zulke gelegenheden openbaarde zich P. Bernards welsprekendheid in heel haren omvang en al hare kracht; dan was zijn woord een stroom, welks vaart niet te stuiten is; dan zou, gelijk van Demosthenes gezegd is, iemand eerder met open oog den voort-schietenden bliksem kunnen tegenstaren dan stand houden tegen de snel opeenvolgende bewegingen zijns gemoeds; zijne woorden worden als die van den Profeet: aan vuur gelijk en als een hamer, die rotsen verbrijzelt (2); in altoos stijgende kracht en klimmenden gloed gaat zijne prediking voort; al de vermogens zijner ziel, al de krachten zijns lichaams zijn in beweging; nu eens schaart hij zijne hoorders om een sterfbed en weet hen de angsten des doods als te doen gevoelen; dan beschrijft hij de hel, als stond haar afgrond voor hunne voeten open; hij laat, als ware het op het eigen oogenblik, den schrik-

(1) Ama et fac quod vis.

(2) Jerem. XXIII, 29.

11

-ocr page 176-

162

wekkenden Rechter oordeelen, of brengt tranen van vreugde in aller oog bij eene heerlijke schildering van de glorie en het geluk des Hemels. Is de aanval tegen deze of gene zonde gericht — hij kent elke vatbaarheid van het menschelijk hart, grijpt het nu van deze, dan van gene zijde aan, en onverbiddelijk dringt zijn machtig woord er binnen; geene opwerping dan, of hij heeft die voorzien en slaat haar meedoogenloos neder; geen hinderpaal voor de deugd, of hij verbrijzelt dien; moeielijk bouwt de hoogmoed eene sterkte, die weerstand kan bieden aan den aanval van zijn woord, en de hartstocht verwekt niet licht een storm, dien hij niet tot zwijgen brengt: men komt — hoe menigmaal gebeurde het! — uit nieuwsgierigheid, uit scherts, met spottenden lach in de kerk, men verlaat haar als bekeerling. Nooit ook gunde P. Bernard zich rust vooraleer hij zijn doel had bereikt en in de zuchten en de tranen des volks de zekerheid van zijne overwinning had verkregen. »De tranen der hoorders moeten uwe glorie «uitmaken,quot; schreef de H. Hieronymus aan Nepotianus, en vooraleer P. Bernard die gezien had, achtte hij de zegepraal niet bevochten. Wel eens duurde het lang, eer hij zijne hoorders er toe gebracht had, en soms zelfs waren meerdere preeken daarvoor niet voldoende; maar van terugwijken wist hij niet, en al moest dan ook somtijds de missie verlengd worden — zonder overwonnen te hebben verliet hij zijn slagveld nooit. Maar had de kracht en meer nog de roerende liefde, die in zijn woord weerklonk, éénmaal de hoorders tot tranen bewogen, dan scheen hem zeiven het hart te breken, hij weende met hen en werd teeder als eene moeder, zijne tranen waren welsprekender nog dan zijn woord, de donkere kleuren verdwenen en onder roerende beschrijving en aanroeping van Gods grenzenlooze barmhartigheid goot hij heilrijken balsem in de g-ewonde en geopende harten zijner

-ocr page 177-

163

hoorders; dan verliet hij den preekstoel voor den biechtstoel, om daar — wie zal het betwijfelen? — den rijken buit bijeen te vergaren van zijne dikwerf zwaar bevochten maar dan ook te roemrijker behaalde overwinning.

Missiën geven — dat was leven voor P. Bernard, daarvoor was hij geschapen, en als volksredenaar heeft hij voorzeker zelden zijn gelijke. »Willen wij,quot; schrijft de H. Alphonsus, »zielen winnen voor God en in de har-«ten der zondaren binnendringen, dan is het buiten kijf »noodzakelijk, dat wij, Jesus Christus in het hart en op »de lippen dragende, dien eenvoudigen en populairen «preektrant volgen, waarvan Jesus Christus en zijne HH. «Apostelen zich hebben bediend.quot; Die hoedanigheden had de prediking van P. Bernard; zonder de gepaste sierlijkheid van taal te missen was zijn stijl immer eenvoudig, helder, populair, ook dan nog als zijne prediking, gelijk dikwerf gebeurde, den graad van het sublieme had bereikt; dorre, abstrakte bespiegelingen waren hem immer vreemd; en zonder de meer beschaafden te kwetsen, wilde hij boven alles verstaan worden door het volk. Zou men wellicht opmerken, dat zijne beelden, meestal uit het volle leven genomen, juist niet alle den toets der kritiek konden doorstaan, en dat de middelen, die hij aanwendde om zijn woord ingang te verschaffen, niet alle ter navolging kunnen worden voorgesteld, zeker is het toch, dat alleen hij, die gaven heeft als de zijnen, ook middelen als de zijnen kan en mag gebruiken, en dat de wonderbare bekeeringen, die elk zijner talrijke missiën onder Gods zegen voortbracht, zoovele bewijzen zijn voor de goede keuze en het verstandig gebruik der dikwerf ongewone middelen, die hij alleen, met zijne diepe kennis van het menschelijk hart en zijne zeldzame redenaars-talenten, kon uitvinden en wist toe te passen. Hij had in zijne missie-preeken vooral — en dit was eene eigenaardige ti jk zijner

-ocr page 178-

164

welsprekendheid — van die verrassende slagen, waarmede hij op het onverwachtst, maar immer op het juist gekozen oogenblik, zelfs de meest versteende harten wist te raken. Als zijne hoorders ongevoelig schenen te blijven, dan kon hij eensklaps eene gedachte aangrijpen en uitwerken, die onverhoeds, maar met de kracht en de snelheid van den bliksem in hunne zielen doordrong; dikwerf bij de verkondiging van eene of andere schrikwekkende waarheid verplaatste hij zich eensklaps als onder zijn gehoor en paste hij op de meest indrukwekkende wijze al het gezegde ook op zich zeiven toe; uitnemend verstond hij het geheim om na eenige min of meer schertsende woorden plotseling door diepen ernst te schokken, en meester vooral was hij in de kunst om, als pijnlijke angst de harten zijner hoorders had bevangen op eens om te slaan en dan den toon van liefde en teederheid zoo diep treffend te doen weerklinken, dat al de duizenden, die hem hoorden, weldra in luid geween losbarstten.

Toch maakten de groote rijkdom zijner gaven, zijne veelomvattende kennis en ondervinding, zijn zeldzaam gemak van spreken hem geenszins vermetel. De H. Stichter van de Congregatie der Redemptoristen schreef in een zijner brieven aan zijne geestelijke zonen: »laten wij toch «de studie beminnen, die ons volstrekt noodzakelijk is. «God is immers niet verplicht wonderen te wrochten, en «daarom is het onze plicht zóó onze vermogens te doen «gelden, als hing de bekeering der zielen van ons alleen »af, en tegelijkertijd zóó op God te vertrouwen, dat wij »ons overtuigd houden door eigen krachten niets te ver-»vermogen. God, wel is waar, werkt alles uit door zijne »genade, maar Hij wil Zich daarbij van onze talenten, «als van zoovele hulpmiddelen bedienen, en Hij vordert, «dat wij geheel ons verstand en alle krachten, die Hij »ons gegeven heeft, tot het verheven werk van de zalig-

-ocr page 179-

165

»making der zielen besteden. Als wij onze medewerking^ »hoe nietig ook in haar zelve, niet met dat groote werk »vereenigen, dan zal God ons zijn bijstand onthouden, »en ons als onnutte en trage dienstknechten versmaden »en veroordeelen om als brandoffer der hel in de eeuwige »duisternis geworpen te worpen. Derhalve moeten de »leden der Congregatie zich met allen ijver toeleggen op «de studie en hun leven tusschen de boeken slijten, ten »einde zich te bekwamen in al de kennissen, die het «meest in onzen Verlosser en aller Meester hebben uit-»geschenen. Doen wij aldus voor God wat wij kunnen, »dan zal God voor ons doen wat wij niet kunnen; ver-«zuimen wij daarentegen te doen wat wij kunnen, dan «zal God ook voor ons niet doen wat wij niet kunnen.quot; Deze les van den grooten Heilige gold voor P. Bernard als eene wet. Nooit ging hij den preekstoel op zonder eene gepaste voorbereiding; kon die gedurende zijne missiën zeiven niet van langen duur zijn, binnen de muren zijner kloostercel maakte hij lang te voren zijne «kogels »en wapenenquot; (gelijk hij placht te zeggen) gereed; daar werd «de veldslagquot; voorbereid door onafgebroken studie vooral op de H. Schrift en de Kerkvaders, door lange meditatiën en vurig gebed. Zijne eerste preeken, welke de paters Redemptoristen nog bezitten, dragen den on-miskenbaren stempel van de groote moeite en zorgen, die hij zich bij het samenstellen getroostte, gedachtig aan de vermaning van zijn heiligen Vader: »dat allen »die met eene preek belast zijn, zorg dragen om, alvo-»rens zij het wagen den kansel te beklimmen, ware het «slechts tot het houden eener korte onderrichting, hun «onderwerp goed te bestudeeren en aandachtig na te «gaan, opdat alles volmaakt op zijne plaats en grondig »zij.quot; Kwam P. Bernard van eene missie in het klooster terug, dan behoorde het onder zijne eerste bezigheden

-ocr page 180-

166

zich op de hoogte der tijdsomstandigheden te stellen door het lezen van eenige dagbladen of tijdschriften, -waarmede hij ten achteren was; maar den tweeden dag na zijn terugkeer kon men hem met een of anderen Kerkvader onder de arm van de bibliotheek zien komen om uren en uren in die rijke bronnen van christelijke welsprekendheid te putten; inzonderheid was de populaire H. Chry-sostomus, die zich vooral op het gebied der zeden beweegt, hem een geliefkoosde vriend, en een ieder die E. Bernard gehoord heeft, weet hoe heilzaam de studie van de geschriften diens Heiligen voor zijne prediking geweest is. Doch ook de meer wijsgeerige Kerkvaders werden door hem geenszins voorbijgezien, vooral dan niet als hij zich voorbereidde om eene retraite aan priesters te geven; wat diepzinnigheid van opvatting, wat rijkdom van gedachten waren dan de heerlijke en kostbare vrucht van zijne onvermoeide studie! Was P. Bernard in het klooster bezig met eene missie voor te bereiden, dan begon reeds bij de gedachte aan den naderenden arbeid de vlam zijner liefde voor de zondaren met eiken dag heviger in zijn hart te branden; somwijlen kon hij den gloed zijner ziel niet meer bedwingen, en verhaalde hij, als ware de missie reeds aangevangen, aan een of anderen zijner orde-broeders, wat hij bij de Kerkvaders gevonden had, hoe hij deze of gene ondeugd zou bestrijden, en zoo was zijne rust in het klooster, welke overigens zelden lang kon duren, gelijk de rust van den held die, wanneer het ge-druisch der wapenen ■ een oogenblik zwijgt, in zijn legertent het zwaard wet voor een nieuwen aanval en door zijn woord den moed zijner medestrijders verlevendigt voor den volgenden slag.

Men meene niet, dat P. Bernards voorbereiding, vooral in de eerste jaren zijner missiën, hem altijd in alle opzichten naar wensch ging of hem weinig moeite kostte;

-ocr page 181-

167

hij zelf zeide eens: »laat men toch niet oordeelen, dat »ik slechts den mond behoef te openen om te prediken, »want ik heb waarlijk meer studie en voorbereiding noo-»dig dan ieder ander.quot; In zulke omstandigheden was een vurig gebed altoos zijn hulpmiddel; in de missie van Themister, gelijk wij boven zagen, liep hij zelfs, toen zijne studie niet naar verlangen slaagde, met pen, papier en inkt naar de kerk, en wierp hij zich voor het H. Tabernakel neder met den uitroep: «goede Jesus, als het »zóó moet gaan, kom Gij mij dan toch te hulp!quot;

Deze en meer andere moeielijkheden, zoowel vóór als gedurende zijne missiën, konden slechts zijn moed verlevendigen, en hij droeg ze aan God op voor het welslagen van zijn arbeid. »Geene preek,quot; schrijft hij in een zijner brieven, na eenige dagen ziek te zijn geweest, »geene preek werkt beter dan die door lijden is vooraf-»gegaan,quot; en uit een brief van Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen, die vroeger de bijzondere vriend en bij vele missiën de medgezel van P. Bernard is geweest, schrijven wij de volgende treffende getuigenis af: «P. Bernard was niet enkel een man, machtig «in het woord, zooals slechts weinigen geweest zijn, »maar machtig ook in gebed; hij bezat den geest des »gebeds, die hem volgde bij zijn arbeid, en met het ge-» bed maakten twee zaken zijn arbeid vruchtbaar, of wat het-» zelfde is bovennatuurlijk: zijn levendig geloof en het kruis. » God heeft altoos zorg gedragen eenige bitterheid te men-»gen onder zijn welslagen; ik weet dit van nabij, P. Ber-»nard heeft mij dat dikwijls in vertrouwen medegedeeld.quot;

Hoe innig P. Bernard voor den gelukkigen uitslag zijner missiën bidden kon, bewijst zijn meergenoemd Manuale op verschillende bladzijden. Daarin vinden wij o. a. het volgende gebed gedurende de missiën, uit de geschriften des H. Alphonsus gecopieerd:

-ocr page 182-

168

Heer Jesus Christns, hoe zal ik u genoegzaam kunnen danken, wanneer ik zie, dat Gij mij geroepen hebt tot hetzelfde ambt, wat Gij op aarde hebt uitgeoefend, geroepen om met mgne arme vermoeienissen de zielen te helpen in het bewerken harer zaligheid! Waardoor verdiende ik die eer en dat voorrecht, nadat ik U zoo zwaar beleedigd heb en de oorzaak ben geweest, dat ook anderen U beleedigdèn? O mijn Verlosser, mi Gij mij hebt uitverkoren om ü in dit werk te helpen, wil ik U dienen met al mijne krachten. Zie, ik offer U al mijne vermoeienissen op, ja ook mijn bloed en mijn leven om U te gehoorzamen. Neen, ik wil daarbij niet zoeken te behagen aan mijn eigen zin of de toejuichingen en achting der menschen te verwerven; niet anders verlang ik dan ü door allen bemind te zien, zooals Gij het verdient. Hoog acht ik mijn staat, en gelukkig noem ik mij, dat Gij mij voor dit verheven werk hebt uitverkoren; ik betuig voor U, dat ik daarbij aan alle loftuigingen der menschen, aan alle voldoening voor mij zeiven verzaak, en niet anders wil dan uwe glorie. U zij alle eer, ü alle welbehagen; mij blijve niets dan de lasten, de versmadingen en de droefenis. Neem Heer, dit ofier aan, dat een arm zondaar U aanbiedt, die C beminnen en ook door anderen wil bemind zien, en geef mij de kracht om het ü te brengen. Allerheiligste Maria, mijne voorspreekster, gij die zoo vurig de zielen bemint, kom mij te hulp.

Meer nog blijkt de vurige aandrang^ waarmede P. Bernard bidden kon, uit de twee volgende heerlijk schoone gebeden, die allerwaarschijnlijkst aan zijn eigen hart zijn ontweid, en welke wij letterlijk uit zijn Manuale vertalen :

Gebed na de H. Mis gedurende de missie.

O mijn lieve Zaligmaker 1 van waar komt mij het geluk van U te bezitten in mijne ziel. Ja, ik geloof het, Gij zijt mijn God, mijn Verlosser, mijne liefde, mijn al. O Jesus, ik aanbid ü uit al de kracht mijner ziel, en ik dank U voor al de gunsten,'die Gij U gewaardigd hebt mij te schenken. Gij hebt mij vrijgekocht voor den prijs van uw bloed, Gij hebt mij uwe Heilige Moeder tot mijne moeder en koningin gegeven. Gij hebt mij geroepen tot de Congregatie, en heden nog geeft Gij mij uw Lichaam en Bloed tot voedsel. Helaas! hoe heb ik U zoovele weldaden vergolden! Ik hield niet op ü te beleedigen, en zelfs in de uit-

-ocr page 183-

169

oefening van het ambt, waartoe Gij mij hebt uitverkoren, heb ik op verre na niet voldaan aan uwe liefde. O Jesus, o Grod van barmhartigheid, het doet mij innig leed. Aan uwe voeten neergeknield, gelijk eenmaal Magdalena, vraag ik (J om vergeving, en betuig ik U, dat ik niet anders verlang dan mijne zonden te beweenen tot den laatsten ademtocht mijns levens toe. Geef mij de genade om al mijne daden van dezen dag te verrichten tot uitwissching mijner zonden en om uwen heiligen Wil te vol-volbrengen. Ik zou ze zoo heilig willen verrichten als Gij het doen zoudt, wanneer Gij op mijne plaats waart. Maak dan, o Jesus, dat ik u vandaag niet vergete. Blijf bij mij op den preekstoel, in den biechtstoel, overal waar ik werken zal voor uwe glorie en de zaligheid van mijn evenmensch. Zegen, o Jesus, zegen mij en mijne werken, zegen mijne medebroeders en medearbeiders in het heilig dienstwerk. Maar zegen ook het volk van N., voor welks zaligheid Gij wilt, dat wij ons leven zelfs opofferen, als het noodig is voor zijne bekeering. Geef ons allen een levendig geloof, eene onwankelbare hoop, eene brandende liefde, tranen van berouw en de heilige volharding. O Jesus, o allerzoetste Jesas, Gij wilt dat ik groote gunsten van U afsmeeke, welnu, maak dan dat ik vóór mijn sterven op waardige wijze al de genaden herstelle, die ik vroeger heb verloren, en dat ik opklimme tot dien graad van deugd, welken ik bereikt zou hebben, als ik niet ontrouw geweest ware aan uwe liefde. Vergeef ook de zonden, waarvan ik de oorzaak of aanleiding ben geweest, en herstel in mijne naasten de genaden, die zij mochten verloren hebben door mijne lauwheid en mijne slechte voorbeelden bij het volbrengen van mjjn dienstwerk. Werp ook een blik van mededoogen op de zielen in het vagevuur, vooral op de zielen van deze parochie.

Moeder van God, verkrijg voor uw kind de genaden, die gij weet dat hem het meest noodig zijn, de liefde van Jesus, uwen Zoon, en de volharding in de voornemens van mijne retraite te N.

H. Alphonsus, gedenk aan mij en aan geheel de Congregatie, wees onze vader, onze beschermer, ons toonbeeld, bestuur al de werken van ons ministerie, maak dat wij Jesus beminnen en zijne H. Moeder, dat wij leven als heilige Redemptoristen om in uwe Congregatie te sterven.

Mijn Engelbewaarder, H. Joseph en mijne geliefde Patronen, waakt heden over mjj en bidt voor mij.

-ocr page 184-

170

Gebed tot de Moeder van den goddelijken Herder,(1) door de paters te bidden bij de begroeting der H. Maagd gedurende de Missie.

Wees gegroet, o Moeder van den goeden Herder, gij, na Jesns, mijne hoop en mijn behoud. Vergun, bid ik u, dat ik aan uwe voeten een weinig kome uitrusten van mijn arbeid, en voor mij en voor dit volk nieuwe en groote gunsten van u afsmeeke.

Ik geloof dat Jesus Christus, uw Zoon, de Herder van deze schapen is, voor welke Hij niet geaarzeld heeft zijn bloed te vergieten en de folteringen des kruises te ondergaan. Ik geloof ook, dat de prijs van dit bloed u in handen is gegeven, en dat niemand verloren gaat, op wien gij u gewaardigt welwillend neder te zien. Ik boor immers den H. Bernardus mij zeggen: dat men nooit gehoord heeft, dat iemand, die uwe barmhartigheid inriep, door u verlaten is ge worden. Ik hoor den H. Alphonsus mij toeroepen: dat niemand zalig wordt, dien gij, o Moeder, niet beschermt.

Neem aan dan de smeekgebeden, die ik op dit uur voor mij en voor dit volk tot u opzend. Indien ik genade heb gevonden voor uwe oogen, maak mij en dit volk zalig, voor hetwelk ik bid. De uwen zijn zij, maar mij hebt gij hen gegeven; de uwen .zijn zij, want gij bemint hen gelijk eene teederminnende moeder hare kinderen liefheeft; gij hebt uw eigen Zoon niefgespaard, en voor hunne zaligheid Hem overgeleverd in den dood. Maar aan mij hebt gij hen gegeven, opdat zij door de bediening van ons woord zich bekeeren, en oprecht bekeerd u en uwen Zoon beminnen en in eeuwigheid loven. Zegen dan, o goede Moeder, zegen, o toevlucht der zondaren en na Jesus hunne eenige hoop, de verloren schapen van deze parochie N. Hoe lang, hoe ver zij ook van u zijn afgedwaald, voer hen aan uwe liefderijke hand naar onze voeten heen. Geen enkele, bid ik u, keere nog de veroordeeling waardig uit deze missie terug, maar dat allen in deze dagen barmhartigheid ontvangen en wederkeeren naar de weide van Jesus, uwen beminden Zoon. Geef hun, als klaarblij-

(1) Het feest van Maria, onder dezen titel aangeroepen, is een bijzonder feest van de Redemptoristen, hetwelk door Pius VIH werd ingesteld en op den 3en September gevierd wordt.

-ocr page 185-

171

kelijk teeken van uwe barmbartigheid, eene immer vloeiende bron van tranen, een vermorzeld en volgzaam hart.

Zie neder ook op ons uwe dienaren, aan welke Jesus, uw Zoon, de bediening der verzoening heeft toevertrouwd. Troost ons door uwe aangename blikken te midden van zooveel arbeid, dien wij voor de glorie van uwen- Zoon in deze dagen op ons nemen, en verkwik onze ziel, opdat onze ijver niet verflauwe maar altoos vuriger brande. Waak over ons hart en over onze zinnen, opdat wij niet, met het zwaar gewicht van onzen arbeid beladen, ons zeiven vergeten, onze eigene zaligheid verwaarloozen en ten laatste verloren gaan. Een ieder onzer volharde in de voornemens van zijn hart, overdenke in zijn geest en volbrenge in zijn werken, wat hij bij het begin dezer missie voor zich heeft vastgesteld N.; ieder onzer werke aan zijn vooruitgang, volharde in de overweging, vereenige zich met God door vurige schietgebeden, hij wake over zijn hart, sluite een verbond met zijne oogen, en beware zich zeiven zuiver van alle besmetting der wereld. Zoo zal ieder onzer vol van verdiensten en aan u en uwen beminden Zoon dierbaarder geworden, tot de zijnen terugkeeren, en zich in den Heer mogen verblijden, dat ook deze Missie iu den Hemel staat opgeschreven, en hij zich een overvloedig loon bereid heeft. Amen. (1)

(1) Oratio ad Matrem divini Pastoris, utiliter dicenda a Patribus in visitatione Beatissimae tempore Missionis.

Salve, o Mater divini Pastoris, post Jesum spes mea ac salus mea. Sine, obsecro, ut ad pedes tuos pusillum requiescam de labore meo, ac pro me et populo isto novas ac magnas a te gratias implorem. Credo Jesum Christum Filium tuum Pastorem esse istarum ovium, pro quibus non dubitavit effnndere sanguinem suum ac crucis subire tormentum. Credo etiam pretium hujus sanguinis in te fuisse collatum, ac neminem perire, ad quem benigna respicere dignaris. Audio enim S. Bernardum mihi di-centem nunquam auditum esse a saeculo, quod aliquis tuam implorans misericordiam a te sit derelictus. Audio S. Alphonsum mihi clamantem, quod nemo salvus fiat, quem tu, o Mater, non protexeris.

Accipe ergo prcces supplices, quas pro me et populo isto in hac hora tibi offero. Si inyeni gratiam coram oculis tuis, salva mc

-ocr page 186-

172

De geest die den Apostel bij het overdenken der hem wachtende moeielijkheden deed uitroepen: niets hiervan vrees ik, noch houd ik mijn leven meer dierbaar dan mij zeiven, zoo ik slechts mijn loop mag volbrengen, en de bediening des woords, welke ik van den Heer Jesvs heb ontvangen, om getuigenis te geven van het Evangelie der genade Gods, — die geest van bereidvaardigheid en zelfopoffering vervulde ook de ziel van P. Bernard.

Nooit was hem, als hij eene missie predikte, eenige arbeid te veel, geene vermoeienis kon hem ooit van zijne prediking afhouden; vol onderwerping aan Gods H. Wil en bezield met apostolischen moed maakte hij van alles een offer voor het heil der zielen en legde hij zich daarenboven voor het welslagen der missie nog verschillende verstervingen op. Zoo is het b. v. op sommige zijner missiën niet onopgemerkt gebleven, dat hij den

et popnlum istum, pro quo tibi obsecro. Tai sunt, sed mihi eos dedisti. Tui sunt, nam illos diligis ut mater amorosa iilios suos, et proprio Filio non parcens ilium pro illorum salute in mortem tradidisti. Sed mihi eos dedisti, ut per verbum ministerii nostri convertantur, ac vere conversi te tuumque Pilium diligant ac in aeternum laudent. Benedic ergo, o pia Mater, benedic, o tu refugium peccatorum et post Jesum unica illorum spes, oves perditas hujus parochiae N. Quantumvis diu longeque a te erraverint, reduc pietosa manu omnes ad pedes nostros. Neme quaeso, damnandus ex hac missione discedat, sed omnes in his diebns misericorditer ad pascua dilecti Jesu Filii tui revert antur. Da illis evidens signum misericordiae tuae, fontes lacrymarum jugiter manantes, cor contritum ac docile.

Respice etiatn super nos famulos tuos, quibus Jesus Filius tuus dedit ministerium reconciliationis. Consolare nos jucundo vultu tuo inter tot labores, quos pro gloria Filii tui hisce diebus suscipimua, ac recrea animum nostrum, ne zelus noster torpescat sed magis semper urat. Custodi oor et sensus nostros, ne nimio laborum pondere oppressi nobismetipsis nos denegemus ac neglecta propria salute tandem reprobi fiamus. Permaneat unusquisque nostrum

-ocr page 187-

173

nacht op den naakten grond slapende had doorgebracht.

Gedurende zijne missie te Hulst schreef hij aan den overste zijns kloosters: » er is hier ontzaglijk veel te doen, «en ik weet niet, waarheen het hoofd te wenden; ik «houd mij echter standvastig aan de besluiten in mijne «laatste retraite gemaakt, en dat verdubbelt de vreugde «mijns harten.quot; En terwijl hij de Meimaand predikte te Luik meldde hij: »mijne werkzaamheden, wees er verze-«kerd van, zijn hier ontzaglijk groot; de arbeid is boven »mijne krachten, als een kloosterling zou durven zeggen, gt;:■ dat eene acte van gehoorzaamheid boven de krachten «gaat van hem,~ aan wien zij is opgelegd; mijn verblijf «alhier is zulk eene acte van gehoorzaamheid van een » en dertig dagen.quot;

Eens werd den paters, toen het gebleken was, dat zij zich te veel hadden afgewerkt, door hunne oversten opgelegd om bij eene hernieuwing der missie des avonds niet langer dan tot een bepaald uur biecht te hooren; «uitstekendquot;, zeide P. Bernard, «maar zeker is het ons « niet verboden des morgens dan wat vroeg-er te beginnenquot;, en het behoeft niet gezegd, dat al zijne mede-arbeiders zijn voorstel volgaarne aannamen en ten uitvoer brachten. «Als ik vroegerquot;, zoo schrijft een der paters, «toen wij «tien maanden vau het jaar op missie waren, wel eens «sprak over de zwaarte van den arbeid, dan zeide P.

in proposito cordis sui, mente revolvat ac opere exequatur qnidquid initio hujus missionis sibi statuerit N, agat negotium profectus sui, instet in meditatione et precibus jaculatoriis iisque fervidis se cum Deo uniat. Omni custodia servet cor suum, ac pactum ineat cum oculis suis, ne cogitet quidam de virgine. Immaculatum se custodiat ab omni contagione mundi. Sic plenus meritis et tibi tuoque Filio dilecto charior effectus ad suos rever-tetur et sibi in Domino gaudere licebit, quod et haec missio in coelis est adscripta et copiosam sibi mercedem praeparavit. Amen.

-ocr page 188-

174

«Bernard; »»ja, maar onze werken zijn ook, de heiligheid »»uitgezonderd, dezelfde als die van de HH. Alphonsus » » en Vincentius k Paulo.quot;quot; Toen P. Bernard eens, na ruim een uur onder de Hoogmis gepredikt te hebben, zwaar vermoeid van den preekstoel was gekomen, en eene groote menigte zich om zijn biechtstoel verdrong, stelde een der paters hem voor om in zijne plaats te gaan biechthooren; »wel neenquot;, antwoordde P. Bernard, »een weinigje rust «en dan kan ik best weer biechthooren: Onze Lieve Heer «schijnt het immers zoo te willen.quot; Hij schreef dan ook in een zijner brieven van het biechthooren gedurende de missiën: « dagelijksch brood, aangenaam brood.quot; Eenmaal gebeurde het, dat hij den ganschen nacht had moeten doorreizen om tijdig ter bestemde plaats aanwezig te zijn en de ochtend-preek te houden; een andermaal was hij vóór de avondpreek zóó ongesteld, dat hij ernstig vreesde, dat zijn preeken hem misschien het leven kosten zou; maar noch het eerste, noch het laatste kon hem weerhouden om te volbrengen wat hem was opgelegd.

Zóó verkregen de talrijke missiën, door P. Bernard gepredikt, die wonderbare vruchtbaarheid, waarvan thans nog eene menigte onzer lezers getuigen kan, en welke o. a. in het diocees Luik zoo zichtbaar was, dat Mgr. van Bommel verklaarde altoos bij zijne herderlijke bezoeken te kunnen onderscheiden, welke parochie het geluk eener missie had gehad en welke niet. Zóó werd het waar wat iemand over P. Bernard schreef: »als hij slechts de »mond opende, erkende men aanstonds den man Gods en »werd men zelf van God vervuld.quot; Al de rijke gaven van geest en hart, door de goddelijke Voorzienigheid aan P. Bernard geschonken, hij wijdde ze immer en immer onverdeeld aan het groot en verheven werk, waartoe hij was geroepen; wien kan het dan verwonderen, dat de genade immer voltooide wat 's menschen kracht alleen

-ocr page 189-

175

niet kan uitwerken, en dat God door zijn voortduren-den bijstand immer duizendwerf terugschonk al wat P. Bernard Hem met zoo groote edelmoedigheid en dankbaarheid ten offer bracht. Treffend is de opmerking, die de godvreezende P. Villani (1) maakte, toen hij als de vrucht van P. Bernards prediking geheel een volk in tranen zag wegsmelten: »wat ramp zou het zijn, als «zulk een man geen missionaris ware! Van hoe groot «belang is het toch, te beantwoorden aan zijne roeping!quot;

Om zoowel P. Bernards leven en handelen op de missiën als de bijzondere hulp Gods bij al zijne werken duidelijker te doen uitkomen, deélen wij, vooraleer wij verder gaan, in het volgende hoofdstuk eenige losstaande gebeurtenissen uit verschillende missiën mede.

(1) P. Villani was professor aan het bisschoppelijk seminarie te Doornik, toen hij in 1833 Redemptorist werd. Zijn eigenlijken naam Villain veranderde hij in dien van Villani uit eerbied voor den vromen medgezel en zielbestierder des H. Alphonsus, Pater Villani, die ook de opvolger des Heiligen werd als Algemeen Overste der Congregatie. Lange jaren was P. Villain of Villani novicen-meester te St. Truijen, alwaar hij in 1838 een heiligen dood stierf.

Door zijn invloed en raad kwam ten jare 1835 in het klooster der Redemptoristen te St. Truijen een geleerd en heilig priester, die thans als Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen een der grootste sieraden niet slechts van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers maar van geheel de Katholieke Kerk is. Men vindt de roeping des grooten kardinaals tot de Congregatie, door Z. Em. zelve destijds beschreven, in het onovertreffe-lijk schoone werkje De nieuwe Eva (Hfdst. XXIV); zijne wapenspreuk Pervia coeli porta manes vindt daarin hare verklaring. Ons past het niet de hooge verdiensten van dezen glorievol len zoon des H. Alphonsus hier in het licht te stellen: lang nog spare Hem God voor het heil van het diocees; aan zijne onvermoeide en zegenrijke zorgen toevertrouwd, voor het welzijn van België, voor de glorie der Congregatie, voor den luister der H. Kerk!

-ocr page 190-

HOOFDSTUK XII.

VERVOLG VAN HET VOORGAANDE.

Op een zijner missiën ontving' P. Bernard een brief van den controleur der douanen, waarin deze hem verzocht eens geducht te prediken tegen het vrij algemeen fraudeeren. Van den eenen kant de goede bedoelingen des schrijvers niet vruchteloos willende maken en van den anderen kant de voorzichtigheid wenschende in acht te nemen, beklom hij des avonds den predikstoel met den brief in de hand; hij las dien aan het volk voor en zeide vervolgens,^ dat het Evangelie dezen brief reeds beantwoord had; immers de Schriftgeleerden en Pharizeeën hadden den Zaligmaker gevraagd, of het geoorloofd was den cijnspenning te betalen, en Christus had hun geantwoord : »geeft den Keizer wat den Keizer, en aan God wat Gode «toekomt.quot; Daarmede hield hij op den brief verder te bespreken en begon hij zijne prediking.

»Bij de missie te Chênée in de nabijheid van Luik (zoo schrijft Z. Em. Kard. Dechamps) »kwam P. Bernard »na mij aan, en vroeg mij over welke stof in de Hoogmis «moest gepredikt worden. Ik antwoordde hem, dat de »orde der onderrichtingen vorderde, dat er gepredikt werd »over het berouw, en ik voegde er bij: »»gij hebt het

-ocr page 191-

177

««niet kunnen gissen: zijt gij gereed?quot;quot; — »»Welnu, »»(antwoordde hij), ik zal dan viermaal hetzelfde zeg-»»gen, maar op verschillende wijzen; door zóó te doen ««hoop ik te worden begrepen.quot;quot; — »En aldus ge-»schiedde het; op de eerste plaats verklaarde hij wat »het berouw is; vervolgens wat het niet is en wat slechts »den schijn er van bezit; daarna schilderde hij in het »leven iemand die berouw heeft; ten laatste stelde hij »een mensch zonder berouw voor in den biechtstoel en «elders, vóór en na de missie. Ik durf zeggen, dat men »zijn woord in de zielen zag binnendringen usque ad »divisionem anirnae et spiritus.quot;

Eens zou P. Bernard in een klein plaatsje eene missie openen. Er was echter, door welke omstandigheden dan ook, den eersten avond slechts één geloovige in de kerk. P. Bernard ging den preekstoel op en hield zijne openingsrede, even alsof hij duizenden in zijn gehoor telde, en het gevolg daarvan was, dat den tweeden avond geheel de kerk met geloovigen was gevuld.

In December 1837, .het derde jaar zijner prediking-, gaf P. Bernard eene missie, waarvan een der priesters die de parochie bedienden, het volgende voorval verhaalt: » de eerwaarde paters predikten verscheidene dagen achter-» een, en in weerwil van den ijver, dien zij aan den dag leg-»den, bleef hun gehoor toch vrij koud, en zag men tot » dan toe slechts weinigen ter biecht komen. De eerwaarde »P. Bernard zelf kon, niettegenstaande het vuur van zijne »taal, de gemoederen slechts zwak in beweging bren-» gen. Diep bedroefd over dien stand van zaken, beklimt » hij, de man met een waarlijk apostolisch hart, op zekeren » avond den kansel, en houdt eene preek over een aller-»treffendst onderwerp; eensklaps valt hij in den preekstoel »op zijne knieën, en met uitgerekte armen, het kruis in »zijne rechterhand, smeekt hij de hoorders bij al wat

12

-ocr page 192-

»Jesus Christus voor hunne zielen gedaan heeft, niet on-»verschillig te blijven omtrent hunne zaligheid en de komst «des goddelijken Verlossers op aarde, zijne vernederingen, »zijne werken, zijn lijden, zijn dood, zijne liefde voor hen »toch niet vruchteloos te maken. Zoo spreekt hij ongeveer «tien minuten door, hij bezweert hen met tranen in de woogen, en zie — zijne hoorders zijn overwonnen en »weenen met hem van droefheid en berouw. Na het »einde van het Lof werden de biechtstoelen bestormd en van «dat oogenblik af was het welslagen der missie verzekerd.quot;

Een dergelijk treffend voorval had elders plaats, waar ook de missie na meerdere predikatiën toch scheen te zullen mislukken. Daar viel P. Bernard, nadat hij eerst met heel de kracht van zijn geloof en zijne liefde al het vuur zijner welsprekendheid had laten werken zonder te slagen, eene laatste en — door God gezegende poging in. Eensklaps trekt hij het kruisbeeld van zijne borst, roept zijne hoorders op tot het aanschouwen van den gekruisten Verlosser, en in den vollen gang zijner rede werpt hij het onder het volk met den uitroep; »welaan dan! als gij «nog niet veranderen kunt, vertrapt uw gekruisten Jesus »dan!quot; Dat had de verlangde uitwerking: de tranen begonnen te stroomen, de zegepraal was behaald.

De vindingrijkheid der liefde gaf P. Bernard somwijlengedachten in, welke, door hem uitgewerkt, een wonderbaar diepen indruk maakten. Eene zijner liefdadigheids-preeken kleedde hij geheel in den vorm van een rechtsgeding ten voordeele der armen; elk verkeerd begrip omtrent den arme werd er uitgeroeid, elke opwerping zegevierend wederlegd. Een andermaal was het eenvoudig en schier onopgemerkt dankwoord des behoeftigen: «God loone't!quot; voor hem eene rijke bron, om de zegeningen, welke de dankbare arme voor den milden gever van God verwerft, in de heerlijkste kleuren te schilderen.

-ocr page 193-

179

Op eene zijner missiën hield hij eene predikatie uitsluitend voor militairen; te voren was aangekondigd, dat zij alleen toegang tot de kerk verkrijgen konden. Het was een treffend gezicht zoovele militairen in hun uniform rondom den preekstoel vergaderd te zien, begeerig om het woord Gods te hooren en het met krijgsmansmoed in beoefening te brengen. P. Bernard begon zijne preek met zich zei ven voor te stellen als een officier j hij commandeerde, alsof men op het exercitie-veld ware. De spanning, waarin zijne hoorders verkeerden, laat zich beter denken dan beschrijven. Na al de commando's doorloopen te hebben, vroeg hij de aanwezige officiers: of hij goed gecommandeerd had; zij antwoordden hem toestemmend. Toen riep P. Bernard met telkens luider stem uit: «en «dat zonder vloeken! — en dat zonder vloeken!quot; — eene schrikwekkende predikatie over die zonde volgde, en had tot uitwerking, dat zelfs die hoorders van berouw over hunne zondige gewoonte luide weenden.

Bij eene andere gelegenheid had P. Bernard bemerkt, dat het volk te weinig eerbied had voor het H. Sacrament des Altaars; meermalen had hij vermaand, dat men de gewoonte van te blijven staan onder Consecratie en Benedictie zou aflegden, doch te vergeefs. Eindelijk neemt hij een ander middel te baat. Op het oogenblik waarop de Benedictie ging gegeven worden staat hij achter in de kerk en roept met donderende stem: A genoux (op de knieën). Het volk ging knielen, en de oude g-ewoonte was voor goed uitgeroeid.

De kleinste zaken wist hij somwijlen in een machtig wapen om te scheppen. Een der paters was op zekere missie bezig met de H. Communie uit te reiken. Achter in de kerk nu stond een arm man, die, vóór hij zijne plaats verliet om naar de Communie-bank te gaan, zijne

klompen bij de deur der kerk nederzette. P. Bernard had

«

-ocr page 194-

180

dit bemerkt; diep getroffen door deze eenvoudige eerbiedsbetuiging van een recht geloovig hart, beklimt hij den predikstoel, en weet het schoone van die eenvoudige daad des armen zoo treffend in zijne improvisatie te doen uitkomen, dat de tranen der hoorders getuigden, hoezeer hunne liefde voor het Allerheiligste Sacrament verlevendigd was.

In zekere plaats, waar de gewoonte van vloeken algemeen was, vooral in de herbergen, deelde hij aan al de herbergiers eene kaart uit met het opschrift: hier vloekt men niet, opdat zij die in hunne herbergen zouden ophangen. In de daarop volgende predikatie besprak hij de kracht en de noodzakelijkheid van dit middel om de lastering van Gods naam geheel en al uit te roeien, en des avonds hing het opschrift in de huizen van alle herbergiers; ieder hunner vreesde, dat zich bij hem, zoo hij de de kaart niet ophing, degenen zouden bijeenverzamelen, welke hunne zondige gewoonte wellicht niet wilden afleggen.

Somtijds scheen de kracht van P. Bernards woord alvermogend. In eene der Waalsche parochiën vond hij een groot gedeelte des volks zóózeer tegen de paters opgezet, dat hij de kerk binnentrad en den predikstoel beklom onder een dreigend en uittartend gedruisch. Hij bleef eenige oogenblikken zonder iets te zeggen op den kansel staan, en deed niet anders dan zijne doordringende blikken onafgewend keeren naar zijn oproerig gehoor. Eindelijk opende hij midden in het gedruisch den mond, en riep hij met alles overheerschende stem: »zoo gij niet «zwijgen wilt, zal ik u niet zeggen wie we zijn!quot; De kracht van zijn geluid bracht schrik onder zijn gehoor, en weldra heerschte onder hen eene genoegzame stilte. «Men zegt,quot; zoo ving hij zijne preek aan, »men zegt, dat -» wij huichelaars zijn, dat wij oproermakers zijn,quot; en al de

-ocr page 195-

181

scheldnamen en beschuldigingen, welke kort te voren in de dagbladen tegen de paters verspreid waren, werden door hem te midden van het herhaald gelach zijner hoorders stuk voor stuk genoemd. Doch zijne scherts, door ernst ondermengd, bewerkte weldra dat het lachen zijner hoorders in welwillendheid en oplettendheid veranderde, en toen hij tot zoover zijn doel bereikt had, sprak hij: «thans weet gij, wat wij zijn en wat wij niet zijn; ziet-»daar mijn eerste punt; nu echter, en dit is mijn tweede «punt, zal ik u gaan zeggen, wat wij onder u komen »doen,quot; en daarop volgde in wegslepende taal de beschrijving van het verheven doel eener missie, de aankondiging der verschillende oefeningen, de schildering van de heilrijke vruchten, welke eene missie moet voortbrengen, en na afloop dezer zonderlinge preek was het volk zoo goed gestemd, dat het de missie getrouw volgde en aan derzelver zegeningen ruimschoots is deelachtig geworden.

In zekere stad zag hij iemand, dien hij als vijand der missie kende, gedurende zijne preek aanteekeningen maken. Hij deed den schrijver spoedig zijne papieren verbergen door te zeggen, dat men in de kerk kwam niet om eene preek op te schrijven, maar om die aan te hooren. Den volgenden dag ontving hij een anonymen brief, waarin hem op de meest onwelvoeglijke wijze verweten werd, dat hij eene nieuwe leer predikte, welke door de katholieken dier stad toch niet werd aangenomen, namelijk: dat er buiten de Katholieke Kerk geene zaligheid is. Wat gratis gezegd werd, meende P. Bernard, moest eenvoudig gratis wederlegd worden. Den eigen avond, vooraleer hij zijne preek begon, sprak hij aldus: »ik heb »een brief ontvangen zonder naam, waarin men mij zegt, «dat ik dwaal door de Katholieke Kerk de alléén zalig-»makende Kerk te noemen, dat de katholieken te.....

-ocr page 196-

182

»niet van dit gevoelen zijn, en liet niet aannemen; doch «ik zeg en verzeker u [hier verhief hij zijne stem al

luider en luider] »dat alle katholieken te ..... van

«dit gevoelen zijn, dat alle katholieken van.....dit

»vastelijk gelooven; ik verzoek den briefschrijver zich »bekend te maken en ben bereid met hem een twist-»geding over deze waarheid te houden.quot; Daarna begon hij zijne avond-predikatie en — de lasteraar was tot zwijgen gebracht.

De kwaadwilligheid, waarmede men de missionarissen somtijds van wege het plaatselijk bestuur een of ander wederrechtelijk verhoor deed ^ondergaan, had eenmaal Mgr. van Bommel aan P. Bernard den raad doen geven: «beantwoord hen met uwe vragen, en laat hen het ver-«hoor ondergaan, in plaats van u zeiven daaraan te on-»derwerpen.quot; De volgende niet onaardige gebeurtenis, welke te Hulst plaats greep, toont hoe P. Bernard dien raad ter geschikter ure wist op te volgen. Bij de aankomst van P. Bernard en twee andere paters aan de pastorie in genoemde stad was daar onder de samengestroomde menigte een gendarme opgemerkt, wiens vijandige houding en voortdurend heen- en weder-loopen om en bij het rijtuig der paters aanstonds P. Bernard in het oog was gevallen en hem zeggen deed: »laten we op onze »hoede zijn; wij zullen hier zeker moeielijkheden onder-»vinden.quot; Wat hij voorzien had gebeurde. Op den avond van den derden dag der missie verscheen een gendarme aan de pastorie en verzocht de drie vreemdelingen te spreken. P. Bernard ontstelde niet in het minst, en zeide tot den pastoor: »laat ons maar bedaard begaan; ik zal »zelf eens een verhoor gaan houden,quot; en aan de beide andere paters verzocht hij, den een zich als zijn griffier, den ander zich als zijn deurwaarder aan te stellen, en te doen, alsof zij elk woord, wat hij zeide, opschreven.

-ocr page 197-

183

Mea ernst en kalmte in een leuningstoel gezeten, met de twee paters aan zijne zijde, ontving hij den gendarme in de kamer, en zonder deze aan het woord te laten komen overviel hij hem met de vraag: »mijn vriend, »wat wilt gij van ons? — «Ik hen door mijn luitenant «afgezondenquot; was het antwoord van den onthutsten gerechtsdienaar, »wreek het niet op mijn persoon.quot; — «Wees daaromtrent volkomen gerust;quot; sprak P. Bernard wederom, »maar zeg ons, wie is uw luitenant?quot; — De gerechtsdienaar noemde diens naam en de plaats zijner inwoning. — «En wat wil hij van ons?quot; vroeg P.Bernard. — «Ik moet mij vergewissen,quot; was het antwoord, »of gij vreemdelingen zijt of niet.quot; — »Ga dan,quot; hernam P. Bernard, «en zeg aan uwen luitenant, dat wij, «alle drie, geboren Hollanders zijn, dat wij in Holland «wonen, en ons ministerie in Holland uitoefenen. En nu «geen woord meer daarover. Wil uw luitenant er meer «van weten, hij wende zich tot de bevoegde autoriteiten «te 's Gravenhage; daar zal men hem leeren de onder-«danen des konings te eerbiedigen.quot; Geheel van zijn stuk gebracht vertrok de gerechtsdienaar, na eerst nog verklaard te hebben, dat hij ook in last had den indruk van de prediking der paters na te gaan, maar dat hij zelf, ofschoon protestant, erkennen moest diep door hun prediken te zijn bewogen geworden.

Wonderbaar en als van God ingegeven waren somtijds de invallen van P. Bernard, waar het gold de bekeering eener ziel te bewerken.

Op een zijner missiën in eene groote stad werd hij door eene menigte mannen, vrouwen en kinderen omringd, die allen zijn zegen en zijn gebed vroegen, en hem over hun zielstoestand wilden spreken. »Neen, uwe zielen zijn «gereinigd en zuiver; maar zulke mannen,quot; zeide hij, terwijl hij er een, die aan de missie geen deel wilde

-ocr page 198-

184

nemen, bij de baard greep, »zulke mannen moeten wij «hebben; die hebben mijne hulp noodig.quot; Als door den bliksem getroffen stond daar degene, dien hij op die wijze toesprak; de stem der genade liet zichhooren; eenige oogenblikken later lag de gelukkige bekeerling aan den biechtstoel, en van dien tijd af heeft hij door zijne menigvuldige goede werken en pennevruchten meer nut gesticht dan hij vroeger door zijne afdwalingen kwaad had veroorzaakt.

Te X. had de missie reeds reeds eenige dagen geduurd, toen P. Bernard van den pastoor vernam, dat een welgesteld veehandelaar der parochie standvastig bleef weigeren aan de missie deel te nemen; zijne vrouw en al de leden van zijn huisgezin liet hij immer vrij in het waarnemen hunner kerkelijke plichten, maar wanneer hij zelf daartoe vermaand werd, was telkens zijn antwoord, dat kerkgaan goed is voor de vrouwen. P. Bernard zon op een middel om den man allereerst zoover te brengen, dat hij eene missie-preek kwam bijwonen; dan, vertrouwde en bad hij, zou wellicht de genade Gods het overige doen; Hij verzocht den koster om een blauwen linnen kiel, eene lange broek, eene pet enz.; in dat kostuum van een vee-kooper ging P. Bernard des namiddags den veehandelaar bezoeken, en hield zich als kwam hij een paar ossen koo-pen. Men was het, na eenig over- en weêrpraten spoedig over den prijs eens; P. Bernard ging met den boer de weide en de beesten zien en bleef daarna met hem eenigen tijd onder een glas wijn over verschillende zaken keuvelen. Weldra viel het gesprek op de missie, welke te X. werd gegeven; de veehandelaar zeide o. a. dat hij daar ook van gehoord had, maar toch geen zin gevoelde om aan zulke dingen deel te nemen. »Nu,quot; antwoordde P. Bernard, »ik doe er ook wel niet veel aan; maar ze zeggen, «dat er een pater bij is, die het den menschen aardig

-ocr page 199-

185

«durft te vertellen; dien zou ik toch wei eens hooren • willen. Gaat gij eens medé?quot; — »Och!quot; was het antwoord, »als ik u daar pleizier meê doen kan, wil ik wel «eens méégaan.quot; Zoo gezegd, zoo gedaan; beiden gingen naar de kerk, namen eene plaats over den preekstoel in, en de avond-godsdienstoefening ving aan. »Bewaar een »oogenblik mijne plaats,quot; zeide P. Bernard tot den veehandelaar, «ik kom zoo terug;quot; en hij verliet hem om na weinige oogenblikken den kansel te beklimmen. Be barmhartigheid Gods was de stof van P. Bernards predikatie, waarin hij onbemerkt die tonen aansloeg, welke hij meende, dat het best weerklank zouden vinden in het hart van zijn vriend. Weldra werkte de genade Gods; van den preekstoel af zag P. Bernard hem zijne tranen afdroogen, en nauwelijks was de predikatie geëindigd, of -de diep getroffen zondaar vroeg naar den biechtstoel van den pater, die gepreekt had. Daar wierp hij zich aan P. Bernards voeten neder. Na de absolutie, zoo verhaalde de bekeerling later, had zijn biechtvader hem betuigd, dat hij met hem op het eigen oogenblik, indien God het verlangde, de reis naar de eeuwigheid wel zou willen medemaken ; daarop had P. Bernard den veehandelaar de verklaring gegeven van hetgeen des middags was geschied, en hem vriendelijk verzocht den koop der twee ossen te vernietigen.

Op andere wijze maar met dezelfde goede uitkomst bewerkte P. Bernard de bekeering van een zondaar bij de missie te S. Daar leefde een landbouwer uitwendig braaf en vrij getrouw in het vervullen zijner kerkelijke plichten, maar van biechten wilde hij niets weten, en dientengevolge had hij meer dan twintig jaren lang zijn Paasch-plicht onvervuld gelaten. Reeds bij vroegere missiën in dezelfde plaats had men meermalen alle pogingen aangewend om den man tot andere gedachten te brengen,

-ocr page 200-

186

maar altoos te vergeefs. Zoo ook geschiedde het thans; de man kwam nu en dan naar de kerk, maar als hij vermoeden kon, dat men over de biecht zou prediken, dan was hij afwezig. P. Bernard, die dagelijks in het bijzonder voor dezen man bad, beval zijne mede-broeders, die met hem de missie gaven, evenzoo te doen. Op zekeren avond, terwijl een der paters de predikatie hield en de bedoelde landbouwer niet in de kerk was, begaf P. Bernard zich, vol vertrouwen op Gods hulp, naar diens woning, en vond hem aldaar bij het vuur gezeten. De man niet weinig ontsteld door het onverwacht bezoek van den grooten missionaris, wilde eensklaps het vertrek verlaten; maar P. Bernard houdt hem staande, zegt hem met ernst en waardigheid, dat hij tot hem komt in den naam van God om zijne ziel te redden en de macht des duivels in zijn hart te verbreken, en laat er onmiddellijk op volgen, dat hij komt ook om zijne biecht te hooren. De landbouwer geraakte schier buiten zich zei ven en kon ter nauwernood een woord uitbrengen. Toen sprak P. Bernard hem vol liefde toe, beurde hem op, troostte en bemoedigde hem, en besloot eindelijk met de woorden: «kom, mijn vriend, ga knielen en biecht.quot; En Gods genade overwon des duivels kracht; de man viel op zijne knieën en beleed zijne zonden onder een vloed van tranen; den volgenden morgen kwam hij, na de H. Communie ontvangen te hebben, aan de pastorie om P. Bernard te spreken, weenend van geluk viel hij neder voor diens voeten, om de dankbaarheid zijns harten voor den redder zijner ziel uit te storten, en hij verhaalde daarna aan de zijnen, op wat wijze hij tot inkeer was gekomen.

Bij eene andere missie bracht P. Bernard een bezoek aan eene hem bekende weduwe, wier zoon, mede zeer aan hem bekend, van den weg der deugd was afgeweken. Troosteloos was die vrouw over den rampzaligen

-ocr page 201-

187

toestand van haar dierbaar kind, en diep drongen hare zuchten en tranen door in P. Bernards gevoelig hart. Plotseling neemt hij het kruisbeeld van zijne borst, rukt het beeld er af, geeft het aldus de weduwe in handen en zeide haar: «moeder vraag uwen zoon, dat hij dit «kruisbeeld, hetwelk P. Bernard gebroken heeft, weêr «make, en zeg hem uit mijn naam, dat hij het zelf aan «mij moet komen terugbrengen.quot; De bedroefde weduwe voldeed aan P. Bernards verlangen; haar zoon herstelde het kruisbeeld en bracht het, na lang aandringen zijner moeder, eindelijk in persoon naar P. Bernard terug. Intus-schen had deze vurig voor de bekeering van dien verloren zoon gebeden. Toen de jongeling nu met het herstelde kruisbeeld bij den pater kwam, ontving deze hem met de meeste hartelijkheid en de innigste dankbetuigingen voor zijne welwillende moeite. «Maar beste jongen,quot; ging hij voort, «laat ik u nu een geschenkje teruggeven; ik heb er een, «nog veel schooner dan het uwe, en ik hoop, dat gij het «van mij, armen pater, even blijde zult aannemen, als ik «het uwe ontvangen heb.quot; — «O, zeer gaarne. Pater.quot; luidde het antwoord, «het zal mij groot genoegen doen.quot; Toen meende P. Bernard het oogenblik gekomen; ernstig, maar hartelijk sprak hij den jongeling toe: «welnu, mijn «jongen, ik had dat Christus-beeld gebroken, en gij hebt »het voor mij willen herstellen; ik dank u daarvoor dui-«zendmaal; maar gij — gij hebt het beeld van dien ge-«kruisten Jesus in uwe ziel verbroken niet alleen, maar «het zelfs met voeten getrapt: laat mij, smeek ik u, laat «mij dat beeld in uwe ziel herstellen; welk eene vreugde «voor mij, als ik u op die wijze mag dankbaar zijn!quot; En wonder! — de jongeling barst los in een vloed van tranen, beleed zijne zonden met het diepste berouw, en bleef van toen af op den weg der deugd volharden.

-ocr page 202-

HOOFDSTUK XIII.

P. BERNARDS APOSTOLISCHE ARBEID IN NOORD-BRABANT,

Gelijk wij in de vorige hoofdstukken zagen, had, behalve de diocesen Eoermond en Mechelen, vooral het diocees Luik de zegeningen van P. Bernards prediking ontvangen. Nu echter verkreeg het terrein van zijn arbeid een grooter omvang, en de provincie Brabant werd voor het grootste gedeelte der eerstvolgende jaren het tooneel van zijn apostolische werken.

In 1836 hadden de paters Eedemptoristen zich te Wittem gevestigd. Daér had, ten jare 1733, de vrome graaf Ferdinand van Plettenberg en Wittem in de nabijheid van zijn kasteel een klooster gebouwd voor de paters Capucijnen, ten einde de uitbreiding van het Protestan-tismus in zijn graafschap tegen te gaan. (1) Tot het jaar 1790 bleven de Capucijnen in het rustig bezit van hun

(1) De stiehtings-oorkonde van dit klooster is te schoon, om niet een gedeelte daarvan hier te vertalen en in te voegen: »Wij »Ferdinand, graaf van Plettenberg en van Wittem, willen het »nageslacht doen weten, dat wij van het oogenblik, waarop wij »het graafschap Wittem door koop verkregen hebben, aldaar van »tijd tot tijd vertoevende, geen gering deel van onze bezorgd-

-ocr page 203-

189

klooster; toen werden zij geseculariseerd en hunne goederen hun ontnomen. Tengevolge evenwel van bijzondere omstandigheden konden hunne bezittingen niet vóór het jaar 1806 worden verkocht, en intusschen was, ten jare 1802, het bekende Concordaat gesloten tusschen den H.

»heid hebben gewijd aan datgene wat tot de verheerlijking van »de dienst Gods en het heil der zielen iets zou kunnen bijdragen, »inzonderheid omdat in die plaatsen de Calviniaansche secte »heerschende is, welke voorlang reeds door den Heiligen Room-»schen Stoel veroordeeld werd, en wellicht in de toekomst lang-»zamerhand alhier zou kunnen veld winnen. Dam en dijk willende »stellen tegenover zulk een gevaar hebben wij, na rijp beraad, «besloten en vastgesteld, in ons graafschap van Wittem een «klooster op te richten van monniken, die aldaar wonende en »het leven hunner Heilige Vaders leidende, dag en nacht den »lof kunnen zingen van den Almachtigen God, en door onafge-»broken gebeden de goddelijke goedheid kunnen smeeken, dat zij »zich gewaardige die ketterij en alle ander kwaad met vaderlijke «liefde van dit graafschap af te weren en onze onderdanen te «bewaren in het heilig, alleen-zaligmakend Roomsch-Katholiek «Geloof; en wij vertrouwen, dat de uitvoering van deze onze «godvruchtige meening en van dit besluit, den Allerhoogste niet «onwelgevallig wezen zal.

«Derhalve de hand leggende aan dit zoo heilzaam werk, heb-«ben wij nit eigen middelen, met de hulp alleen der goddelijke «Voorzienigheid, dit klooster gebouwd; en aan de eerwaarde pasters Capucijnen van de Keulsche provincie, nauwgezette beoefe-«naars van de klooster-tucht, die wij met bijzondere voorliefde «hebben bejegend en zoolang wij leven bejegenen zullen, geven «wij dit klooster, thans voltooid, ten eeuwigen tijde in bezit, «gelijk wij het bij dit besluit onherroepelijk overgeven en schenken.

«Terwijl wij dit alles hierbij geheel en al overgeven en schenken, «wachten wij van de EE. PP. Capucijnen niet anders dan dat «zij ons en onze opvolgers inschrijven op de lijst hunner weldoe-»ners, en alzoo, gelijk bij hen de gewoonte is, voor ons en onze «familie in hun koor en na hun maaltijd bidden zullen. Gedaan «in ons kasteel Wittem, den 16den Mei 1733.quot;

-ocr page 204-

190

Stoel en Napoleon I. De kerk van Wittem werd, als noodzakelijk voor de eeredienst, aan den verkoop onttrokken, en van nu af als hulpkerk van Mechelen door een geseculariseerden Capucijn bediend. Het klooster werd bij de eerste veiling aangekocht door Ernst, abt van Kloosterrade; doch toen deze de koopsom niet kon bijeenbrengen, ging het over in het bezit van zekeren Visser, wiens weduwe het verkocht aan Baron Georges van Pallandt te Aken. Weinige jaren later kwam het door erflating in handen van Mevrouw van Velthoven, geboren Baronesse van Pallandt.

In 1833, het eerste jaar van de eigenlijke vestiging der Redemptoristen in België, gingen twee paters uit Luik naar Rolduc, om aldaar een retraite te geven aan de seminaristen. Zij dwaalden van den weg af en kwamen alzoo toevalligerwijze, of liever door de beschikking van Gods Voorzienigheid, te Gulpen aan. De deken dier plaats, Alexander van der Velpen, een geleerd en ijverig priester, bood den verdwaalden paters gastvrijheid aan, kreeg bij die gelegenheid kennis van het doel, de inrichting en de werken' der Congregatie, en verzocht hen tevens weldra in zijn dekanaat eene missie te komen geven. De ledigstaande kloosterkerk van Wittem (de Capucijn, die de kerk bediend had, bracht thans zijne laatste levensdagen te Aken door) werd gekozen voor de plaats, waar de missie zou gehouden worden: daar toch konden de bewoners van den omtrek zich het gemakkelijkst heen begeven. De missie — de eerste die in België door de Redemptoristen gepredikt werd — slaagde uitmuntend, en de achting en liefde voor de paters der Congregatie was daardoor voor goed in aller hart gevestigd.

Het klooster te St. Truijen was intusschen reeds te klein geworden voor het aantal paters, novicen en studenten, zoodat zijne bewoners in 1835 ter bedevaart naar O. L. V.

-ocr page 205-

191

van Scherpenheuvel gingen, om door de voorspraak der H. Moeder Gods een nieuw klooster te erlangen. Hun gebed werd spoedig verhoord, en de daaropvolgende on-handelingen met de eigenares van het voormalig Capucijnen-klooster te Wittentleidden weldra tot den uitslag, dat de Redemptoristen in 1836 dit klooster door aankoop in bezit kregen. Hij die Mevrouw van Velthoven sterk er toe aanzette om het verlangen der paters te vervullen was haar eigen zoon, Justinus, welke toenmaals een ambt bekleedde aan de rechtbank te Eindhoven. Het was denzelfde die later, gelijk wij zien zullen, door P. Bernard van den weg der ondeugd teruggevoerd, als rouwmoedig zondaar aan de kloosterpoort van Wittem kwam smeeken om in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers te worden opgenomen.

Door de zoogenaamde 24 artikelen, waarbij ons vaderland zijne tegenwoordige grenzen ontving, kwam Wittem in 1839 onder den scepter van den koning der Nederlanden. Tot nu toe had het Nederlandsch Goevernement aan de kloosterorden verboden novicen aan te nemen, en de Redemptoristen konden dus weezen, dat hun arbeid zoowel-als hun bestaan op Nederlandsch grondgebied be-moeielijkt zou worden. Koning Willem II evenwel, die in 1840 de kroon uit de handen zijns doorluchtigen vaders ontving, kenmerkte aanstonds zijne regeering door een gunstiger besluit, en reeds den 28sten November deszelfden jaars erkende hij de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers als rechtspersoon, tevens aan hare leden de vrijheid verzekerende om missiën te preeken. P. Bernard werd daarop in December 1840 naar 's Gravenhage gezonden, om aan den Vorst de innige dankbetuiging der Congregatie persoonlijk over te brengen. Bij die gelegenheid predikte hij o. a. te 's Hage, in de Jesuiten-kerk en de H. Willibrordus-kerk, en te Amsterdam, en de vrucht zijner prediking was, dat vele priesters, welke daardoor

-ocr page 206-

192

den geest en den arbeid van Alphonsus' zonen hadden leeren kennen, zich in de Congregatie lieten opnemen.

Het klooster te Wittem ontving kort daarna van den Koning, aan wien Paus Gregorius XVI de Redemptoristen op bijzondere wijze had aanbevolen, eene nieuwe en groote gunst. In 1841 namelijk deed Willem 11 eene rondreis door Limburg, en den 18den Juni kwam Zijne Majesteit persoonlijk in het klooster te Wittem een bezoek brengen. Op eenigen afstand van het klooster werd de hooge gast door P. Bernard ontvangen, en vervolgens door eene eerewacht tot de kloosterpoort begeleid. Toen de vorst met zijne reisgezellen de eenvoudig versierde recreatiekamer was binnengetreden, hield P. Bernard eene korte toespraak tot Zijne Majesteit, en deze zichtbaar getroffen vooral door de woorden: Megem per quern reges regnant nos pro Tua Majestate deprecabimur (1) antwoordde, op P. Bernard wijzende: »dat is de man, die hier meer «goeds verricht dan ons leger hier zedelijk kwaad heeft «voortgebracht,quot; (2) en getuigde den paters: »het schijnt »dat gij de Benjamins des Pausen zijt, want Z. H. heeft »mij uw klooster op bijzondere wijze aanbevolen.quot; De Koning wenschte vervolgens alles te bezichtigen, en in minzaam onderhoud met de paters wandelde hij, door P. Bernard voorafgegaan, kerk, klooster en tuin ruim een uur lang rond. De zindelijkheid der cellen maakte 's vorsten verwondering gaande, waarop P. Bernard antwoordde : »Sire, de zindelijkheid der klooster-cellen is »eene der voornaamste regels van den H. Alphonsus,quot; en toen Zijne Majesteit eene afbeelding van den Heilige

(1) Den Koning, door Wien de koningen regeeren, zullen wij voor Uvve Majesteit bidden....

(2) Men weet, dat van 1830—'39 voortdurend 80 a 100000 man in Brabant en Limburg onder de wapenen stonden.

-ocr page 207-

193

ziende ondervroeg: wie die H. Alphonsus geweest was en van waar hij kwam? zeide P. Bernard, de groote zelfverloochening zijns geestelijken Vaders met een woord willende verheerlijken: »De H. Alphonsus, Sire, was een »Napolitaansch ridder uit het geslacht van Liguori.quot; Ten hoogste voldaan over de eerbiedige en hartelijke ontvangst der paters, schreef de vorst zijn naam op het register van de beschermers en weldoeners des kloosters, en werd hij onder de luide jubelkreten der samengestroomde menigte naar zijn rijtuig teruggeleid.

In October 1841 was P. Bernard verbonden geworden aan het klooster te St. Truijen, en daar in weerwil van zich zeiven benoemd tot socius van den Rector op het Provinciaal Kapittel; een jaar later, in November 1842, plaatste men hem over in het klooster te Wittem, alwaar hij van 1843—1845 consultor van den Rector was. Tot het einde zijns levens bleef P. Bernard, voor zoover hij in Nederland was, bijna voortdurend aan dit klooster verbonden, en geen gering aandeel heeft hij gehad in de uitbreiding van deugd en godsvrucht onder het volk van Wittem en Wittems omstreken. Hij was het, die in 1843 het eerst aldaar het octaaf van Maria's Onbevlekte Ontvangenis predikte, tot dankzegging voor de bevestiging der Congregatie te Wittem, welker bestaan, gelijk wij boven zagen, een oogenblik was bedreigd geworden; hij stelde er in 1844 de Broederschap in van het H. Hart van Maria, welke in 1869, bij haar vijf-en-twintig-jarig bestaan, meer dan 100000 leden telde; hij gaf den eersten stoot aan de te Wittem bestaande godsvrucht tot Maria van Goede Hulp, bij de stichting eener kapel te barer eere in 1845; hij predikte er in 1856 voor de oprichting van de Broederschap der H. Familie, niettegenstaande vele plaatselijke omstandigheden die instelling aldaar bemoeielijkten; hij eindelijk stichtte te

13

-ocr page 208-

194

Wittem, gelijk wij later zullen zien, de devotie tot de Moeder' der Smarten, eene devotie, die aldaar de heerlijkste vruchten gedragen heeft. Men was dan ook gewoon, in toespeling op de ontzaglijke kracht van P. Bernards stem te zeggen, dat hij belangrijke ondernenemingen en feestelijke gelegenheden »de groote klok » slechts behoefde geluid te wordenquot; om zeker te zijn van een goeden uitslag.

Van Wittem uit ondernam P. Bernard voor het grootste gedeelte zijne apostolische reizen door Noord-Brabant. Reeds was de faam zijner vruchtbare welsprekendheid hem overal vooruitgegaan, zoodat de toenmalige Rector van Wittem schreef: «iedereen vraagt P. Bernards pre-»diking en zijn biechtstoel wordt immer als bestormd; «reeds heeft hij te Aken bij gelegenheid van de groote «processie in het Duitsch gepredikt, zijne eerste Duitsche «preek in onze kerk [te Wittem] is uitstekend geslaagd, »hij heeft het hart zijner hoorders op wonderbare en «krachtdadige wijze geëlectriseerd.quot;

Voor, de eerste maal weerklonk P. Bernards stem op Brabantsch grondgebied in October 1841, bij de retraite voor de seminaristen te St. Michiels-Gestel. «Naar al «hetgeen den Bestuurders van het klein-seminarie meer-«malen uit België bericht was, [zoo luidt het verslag eens ooggetuigen] «hadden zij eene hooge verwachting «opgevat. Doch reeds den eersten avond, waarop deze »negendaagsche oefening werd ingeleid, was aller ver-»wachting al verre overtroffen, en toonde de talentvolle «redenaar, dat hij op ongeëvenaarde wijze ook den voor » den Hollandschen jongeling geschikten preektoon wist aan «te slaan; terecht beloofde men zich dan ook wonderen »te zullen aanschouwen. En zij bleven niet uit. Minstens «vier uren daags hingen de studenten en professoren ge-«schokt, verteederd, verrukt aan de lippen van den wel-«sprekenden redenaar, die meermalen het godsdienstig

-ocr page 209-

195

«gevoel zoo hoog opvoerde, dat hij zijne stem verheffen «moest om het luid geween van geheel het gehoor te »beheerschen. Van den eersten tot den laatsten dag wer-»den alle punten der voorgeschreven dagorde met bewon-»derenswaardige nauwkeurigheid in acht genomen; de tijd «werd doorgebracht met stille g'ebeden in de kapel, met «het opteekenen van hetgeen men uit de preeken had «onthouden en op zich zeiven toepaste, en vooral met de « voorbereiding om de HH. Sacramenten met eene buitenge-» wone godsvrucht te ontvangen. Allen wilden bij den pater » biechten, en de onvermoeide man was hierin allen ten wille.

«Was de aandoening' blijvend geweest bij den geheelen «duur der retraite, onbeschrijfelijk was die welke aller »gemoederen overstelpte bij de afscheids-preek. Het zij «genoeg te zeggen, dat bij het einde, toen P. Bernard «het Te Deum aanhief, noch organist, noch zangers in »staat waren den lofzang voort \e zetten.

«Zoo gingen die schoone dagen al te spoedig voorbij, «dagen' van gebed, afzondering en heiligen ernst, maar «ook dagen van zooveel zalving- en geestelijke vreugde, «dat de studenten aan P. Bernard kwamen verklaren »acht dagen vacantie te willen ruilen voor acht dagen, « welke hij nog onder hen mocht willen verblijven. Thans, «zoovele jaren later, spreken zij die deze retraite hebben «bijgewoond nog altijd met de levendig'ste geestdrift over «den buitengewonen indruk, welken zij op hen en allen « gemaakt heeft.quot;

Het zou, na de missiën, welke wij hierboven reeds hebben medegedeeld, overbodig wezen om al de heilrijke werken van P. Bernard in Noord-Brabant uitvoerig te beschrijven: de lezer immers zal reeds genoegzaam hebben leeren kennen, wat P. Bernards missiën geweest zijn. Wij bepalen ons derhalve tot liet mededeelen alleen van de voornaamste bijzonderheden.

-ocr page 210-

196

De eerste groote missie in Noord-Brabant werd den 16011 October 1841 te Uden geopend; «dat heilig en «gewichtig werkquot;, schreef P. Bernard, «zij ernstig aan «aller gebeden aanbevolen.quot; Weldra waren hier de vruchten zijner prediking even rijk en talrijk als in België, en ofschoon tot nu toe de Eedemptoristen nog nimmer den Brabantschen grond betreden hadden, vreemdelingen waren zij er niet lang. Op volgeladen wagens kwam men van uren ver in den omtrek om P. Bernard te hooren; daar waren er die luide hunne zonden beleden: men verdrong elkaar aan den biechtstoel en de grootste zondaars meenden het recht te hebben van het eerst geholpen te moeten worden; «ik heb in tien — ik in vijftien jaren «niet gebiecht,quot; hoorde men soms de biechtelingen tot elkander zeggen; men klom des nachts de kerk binnen om het eerst aan de beurt te wezen, en bij de collecte tot versiering van het Maria-beeld zag men eene menigte vrouwen de sieraden, die zij droegen, op de schaal werpen.

Een ontzaglijken indruk maakte de veertien-daagsche missie, welke in 1843 in al de kerken van 's Hertogenbosch gehouden werd; «daarquot;, zoo luidt het verhaal van een ooggetuige, «heeft P. Bernard zich zeiven overtroffen.quot; De vergadering der Provinciale Staten werd gedurende de missie geschorst; de rechtbank hield, buiten geval van noodzakelijkheid, geene zitting. Wel waren er een aantal spionnen om te zien of niet op een of andere wijze eene akte van beschuldiging tegen de paters kon worden ingebracht, maar te vergeefs: zij konden, zij durfden bij de hoogopgevoerde geestdrift niet openlijk voor den dag komen. Zóó algemeen was de indruk der prediking, dat niet slechts 48 priesters kwamen helpen in het biecht-hooren, maar dat de toenmalige Officier van Justitie verklaarde; er was, zoolang de missie duurde, geen enkel proces-verbaal opgemaakt, terwijl er anders drie of vier

-ocr page 211-

197

dagelijks waren op te maken. Een voornaam en hooggeplaatst persoon keerde na jaren afwijkens tot een christelijk leven terug, en opdat die terugkeer anderen mocht treffen, steeg hij op de markt uit zijn rijtuig om rozenkrans en scapulier te koopen, en plaatste hij zich in de kerk midden tusschen het volk om die te laten wijden. Een ander bekeerling bracht een wagen vol slechte boeken aan de pastorie, en plaatste vóór op den wagen de busten van Voltaire en Rousseau. Eene ongelukkige vrouw, die jaren lang velen tot ergernis was geweest, werd zoo diep getroffen door P. Bernards schildering van den rampzaligen toestand dergenen, die aan de zonde van onzuiverheid zijn verslaafd, dat zij luide in de kerk uitriep: »ik, ik »ben zulk eene vrouw! ik ben die groote zondares!quot; Zij huwde spoedig* daarna en bleef een deugdzaam leven leiden. Er werden meerdere publieke huizen gesloten; insig-niên van vrijmetselaars en zeer vele slechte boeken werden verbrand; de Luitenant-Generaal, Graaf van Limburg Stirum, kwam persoonlijk aan P. Bernard zijne hoogachting betuigen; er werd ter herinnering aan de missie eene plaat uitgegeven, voorstellende P. Bernard op den preekstoel in de St. Jans-kerk, en eene medaille geslagen, en aan de kerk te Wittem gaven de geloovigen eene prachtige zilveren godslamp ten geschenke met het opschrift: pils gratIsqVe MentIbVs SYLVae DVCIs VsqVe LVCebIt.

Wij mogen hier niet stilzwijgend de wonderbare bekeering voorbijgaan, welke P. Bernard, met Gods genade, bewerkte gedurende de missie te Eindhoven, in December 1842. Zelden werkt Gods emdelooze barmhartigheid op zoo schitterende wijze.

Hierboven vermeldden wij reeds den naam van den bekeerling: Justinus van Velthoven. Den 23en November 1809 uit eene aanzienlijke familie gesproten, had hij in

-ocr page 212-

198

de jaren zijner jeugd meermalen de roeping' tot den geestelijken staat in zich meenen te bespeuren, maar was, 16 jaar oud, op aandringen zijns vaders den militairen stand ingetreden. Bij de gebeurtenissen van het jaar 1830 was Van Velthoven vrijwilliger in het Nederlandsche leger. Zijn schoone lichaamsbouw en zijne uiterst beschaafde manieren, de vroolijkheid van zijn karakter, zijne rondborstigheid en edelmoedigheid maakten hem den vriend van allen en een ieder; eenmaal echter door het slecht gezelschap verleid, gaf hij zich over aan de ongeregeldheden eener losbandige jeugd, hij was verslaafd aan de gewoonte van vloeken en zelfs verscheidene malen duelleerde hij. Toch maakte zijn overigens ridderlijk en fier gemoed hem tot den bijzonderen vriend van koning Willem II Toen hij eens de eer genoot van aan 's vorsten arm rond te wandelen, en de koning hem toesprak: «Van «Velthoven, gij kunt van mij ontvangen, wat gij wilt; «vraag mij slechts wat gij verlangt,quot; — was het hoof-sche antwoord van den jeugdigen krijgsman: «ten hoog-«ste vereerd, Sire, om met Uwe Majesteit te mogen «wandelen, ben ik heden te groot om iets te vragen.quot;

Na de Belgische onlusten keerde Justinus naar Eindhoven terug; hij verkreeg aldaar een ambt aan d^recht-bank en werd er later tot procureur benoemd. Helaas! hij zette in genoemde stad zijn zondig leven op schrikwekkende en in 't openbaar ergerlijke wijze voort; nooit was hij genoeg van 's werelds vreugde verzadigd, hij werd daarbij tot zijn ongeluk door velen gezocht en gevleid en was de afgod der gezelschappen. Evenwel bij al zijne boosheid behield hij den schat des geloofs, en dikwerf, gelijk hij later zelf getuigde, vernam hij wel de stem van God, die hem tot bekeering riep, maar om daaraan gehoor te geven gevoelde hij zich te krachteloos. Zoo bevond hij zich eenmaal op de jacht, hetwelk zijne meest geliefkoosde

-ocr page 213-

199

uitspanning was, en terwijl hij eenige oogenblikken met de borst nabij den loop van zijn geladen geweer in eene woning stond te praten, gleed zijn voet uit, zoodat de haan van het geweer overging, en, indien het toeval, of liever de beschikking van Gods Voorzienigheid niet verhinderd had, dat het schot afging, was Van Veltb oven ontwijfelbaar een kind des doods geweest. Te huis teruggekeerd werd hij zoozeer beangst bij de gedachte aan het groot gevaar, waarin hij verkeerd had, van in doodzonde te sterven, dat hij ruim een uur het bewustzijn verloor. Doch — o zwakheid van het menschelijk hart! — noch dit, noch andere dergelijke voorvallen, waarin Gods stem hem zoo duidelijk scheen te vermanen, vermochten hem tot een beter leven terug' te brengen.

't Was misschien wel om Van Velthovens somwijlen gebleken verlangen ten goede, dat zijne veelvuldige slechte vrienden hem verzocht hadden gedurende de missie te Eindhoven met hen de stad uit te gaan; maar vluchten voor die missionarissen, dat vond Justinus te lafhartig; veel liever wilde hij hen en hun arbeid door zijne ergernissen trotseeren. Toevalligerwijze had hij een gedeelte van eene avond-predikatie, doch zonder eenige vrucht, aangehoord, toen hij den volgenden dag zeide nieuwsgierig' te zijn, om eens te gaan zien en hooren, wie die P. Bernard was, welks naam door gansch de stad en den verren omtrek derzelve vernomen werd. In die gesteltenis ging hij met eenigen zijner vrienden de kerk binnen. P, Bernard predikte over den verloren zoon, en verhaalde in zijne preek met de hem eigene levendigheid van schildering de roerende geschiedenis van den val en de bekeering des H. Augustinus. Dat was voor Van Velthoven het oogenblik der genade; hij zag in Augustinus' leven het beeld van het zijne, en meende, gelijk hij zelf later verklaarde, dat al wat P. Bernard sprak op hem alleen ge-

-ocr page 214-

200

richt was. Hijquot; barstte in tranen los, en ijlde, na afloop der predikatie, naar een zijner deugdzame vrienden, een advocaat, om hem mede te deelen, wat er in dat uur was gebeurd. Nog den eigen avond was Van Velthoven aan de pastorie om een onderhoud met P. Bernard te verzoeken. De deken gaf den procureur met eenige verontschuldigingen te kennen, dat hij, wijl er zoovelen waren om de paters te spreken, eenige oogenblikken zou moeten wachten; «maar waarom zooveel excuses,quot; zei Van Velthoven in de volheid van zijne diep verootmoedigde ziel, » gij «weet immers, Eerw. Deken, wie Van Velthoven is.quot; Eindelijk bij P. Bernard toegelaten — daar stortte de gelukkige bekeerling, gelijk hij later verhaalde, onder een vloed van tranen geheel zijn hart voor den pater uit, en op diens vraag: hoe het toch kwam, dat hij reeds in de eerste dagen der missie zoo volslagen was omgekeerd, antwoordde Justinus: » ach ! ntoen mijn Zaligmaker drie-en-dertig jaar oud was, riep «hij uit: consummatum est (1); ik ben thans even oud »en ik — ik heb nog niets gedaan; 't is hoog tijd, dat «ik beginne.quot; En dat hij werkelijk zich met hart en ziel op een beter leven ging toeleggen, niettegenstaande gansch de stad van deze geruchtmakende verandering sprak en zijne losbandige vrienden hem de uitvoering van zijne plannen niet weinig bemoeielijkten, blijkt wel uit het volgende briefje, wat hij in die dagen schreef, en hetwelk wij te merkwaardig vinden, om hier niet te copieeren.

»Waarde Vriend,

gt;Mag ik n verzoeken van mijn ministerie van procurenr, zelfs gt;niet betreffende door mij aangebrachte of aan n te zenden zaken, «gebruik te maken.

»Hoe gaarne ik mij ook met n zou onderhouden omtrent den «gelukkigen staat van gerustheid, waarin ik mij thans voor het »eerst van mijn leven bevind, behoef ik u niet te zeggen, dat

(1) Het is volbracht.

-ocr page 215-

201

«volbrengen van penitentie, het volgen der allerheiligste missie »en bijzonder de gebeden tot volharding in mijne vooruitzichten, »die mijne gerustheid voor eeuwig moeten bevestigen, boven «alles den voorrang hebben. — Wees mij in uwe gebedeti gedach-»tig, gelijk ik u later iri de mijnen hoop te wezen. Geloof mij »met ware achting »Uw vriend,

»10ae dag der missie, 1842quot;. (was get.) J. van Velthoven.quot;

Waaraan Van Velthoven zijne bekeering te danken had, heeft hij zelf meermalen verhaald. Zijne deugdzame moeder had hem van jongs af eene groote godvrucht tot de H. Maagd Maria ingeprent, en hem geleerd, nooit een dag te laten voorbijgaan zonder de litanie der Moeder Gods te bidden; op haar sterfbed had zij hem dit met al de kracht barer moederlijke liefde nogmaals op het hart gedrukt, en Justinus, niet zoozeer om de voordeelen, welke hij daarin zag, als wel uit liefde voor zijne gestorven moeder, die hij altoos vurig had bemind, was in het dagelijksch volbrengen van deze oefening zoo getrouw gebleven, dat hij die litanie bad somwijlen op jacht, soms zelfs als hij zich in drank te buiten was gegaan: dan gebeurde het wel, dat hij bij de verdooving zijner zinnen de litanie niet ten einde bracht, maar die tot verscheidene malen toe op nieuw begon te bidden. Kon zoo iemand wel verloren gaan? Nog tijdens de missie toonde Van Velthoven zijne dankbaarheid jegens Maria voor het oog van allen, wien hij door zijn zondig leven tot ergernis was geweest, en weldra prijkte het Maria-beeld in de kerk van Eindhoven met eene diamanten borstspeld en een ring met edelsteenen bezet, waarop eene gekroonde W gegraveerd stond: twee geschenken, welke Van Velthoven van zijn koninklijken vriend had ontvangen, en die nu het offer van zijne dankbaarheid waren aan de Koningin des Hemels.

Bij het onderhoud, hetwelk Van Velthoven op den

-ocr page 216-

202

avond van zijne bekeering met P. Bernard hield, had hij dezen reeds verklaard, dat hij meende, nu niet anders zijne zaligheid te kunnen bewerken dan door zich in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers te laten opnemen. En inderdaad — na volgens verlangen van P. Bernard twee maanden aan eene pastorie te hebben doorgebracht om zijne roeping te beproeven, stond Justinus op zekeren dag voor de kloosterpoort te Wittem, verzoekende om geheel zijn volgend leven daar als werkbroeder de dienaar te mogen wezen van de paters, aan wier ijver hij zijne bekeering te danken had. Hij verkreeg meer dan hij verlangd had, en hij werd, na eenigen proeftijd, als chorist, d. i. als bestemd om priester en missionaris te worden, aangenomen. Op Maria-Boodschap 1843 ontving hij het ordekleed; een jaar later op denzelfden feestdag legde hij zijne geloften af. Den 15den Juni 1848 werd hij, 38 jaar oud, priester gewijd, en op de talrijke missiën, in de negen overige jaren zijns levens door hem gepredikt, legde hij een ijver voor de bekeering der zielen en eene liefde voor de zondaren aan den dag, die wel kon opwegen tegen de ergernis, waardoor hij te voren zoovelen van God had teruggehouden. Als een andere Paulus maakte hij geen geheim van zijne vroegere zonden, maar wees hij daarop meerdere malen, om de eindelooze barmhartigheid Gods te loven en te prijzen en die onuitwischbaar in het hart zijner hoorders in te prenten; kende hij, door eigen ondervinding geleerd, beter den rampzaligen toestand des zondaars en de ontzettende kracht van 's duivels boeien, des te innemender was zijne teederheid en zachtzinnigheid, waardoor hij eene zeer groote menigte zielen aan het verderf en den dood heeft ontrukt.

Toen hij in 1857 tot herstel zijner verzwakte gezondheid in het klooster te Brussel werd geplaatst, gunde hij zich geene rust en wilde hij uit boetvaardigheid niet

-ocr page 217-

203

ophouden met biechthooren gedurende den paaschtijd, ofschoon zijne krachten sterk waren afgenomen. Op den laatsten dag van den paaschtijd eindelijk bezweek hij onder de vermoeienis, en toen men hem zeide, dat hij niet zooveel had mogen werken, antwoordde hij: »ach! «mijne zonden indachtig, heb ik getracht mij zeiven en «mijne ziekte te overwinnen om de zondaars te kunnen «helpen; dat heb ik God beloofd, om bij Hem barmhar-»tigheid te verwerven, ik ben tevreden, dat ik aldus ge-«daan heb: 't is alles winst want mijne dagen zijn ge-«teld.quot; Vóór hem bij het toedienen der HH. Sacramenten de mond gezalfd werd, sloeg hij dat lichaamsdeel, waarmede hij zoo menigmalen God beleedigd had, herhaaldelijk met de vuist, en onder het bidden van den rozenkrans, onder het herhaald omhelzen en kussen van het kruisbeeld, dat hij in zijn handen hield geklemd, bracht hij niet slechts welgemoed maar zelfs opgeruimd den laatsten dag zijns levens door. «Nooit,quot; zoo verklaarde zijn geneesheer, «nooit heb ik bij zóóveel lijden zóóveel geduld «gezien.quot; Op een Zaterdag van de Meimaand 1857 stierf Pater Van Velthoven onder het uitspreken van den naam van Maria, aan wier machtige voorspraak hij zijne bekeering, zijn treffend sterfbed, zijn zaligen dood te danken had. . v

Eene andere hoogst belangrijke missie van P. Bernard in Brabant was die, welke hij den 8sten Februari 1845 te Heike opende. Het is genoeg bekend, welk eene droevige vermaardheid nog in de eerste jaren dezer eeuw dit plaatsje bezat. Het was het toevluchtsoord van allerlei soort van misdadigers, en te vergeefs beproefde reeds Napoleon I dit half-wilde volk tot inkeer te brengen door de meest schuldigen met den dood te straffen; zeer velen der toenmalige en latere bewoners stierven op het schavot of in den kerker, en toen daarenboven in 1830

-ocr page 218-

204

en volgende jaren eene menigte soldaten in den omtrek kantonneerden, kreeg het plaatsje een nog kwader naam door talrijke publieke huizen, nachtelijke bals, bloedige vechtpartijen, die er herhaaldelijk voorkwamen. De bisschop van Breda, Mgr. Joannes van Hooijdonk, mocht er eindelijk na zeer veel moeite in slagen, aldaar ten jare 1840 eene kerk op te richten, toegewijd aan den H. Willi-brordus, en de voorbeeldige pastoor M. Kroes verzamelde niet alleen deze verloren schapen met alles opofferende liefde, maar richtte ook onder de meer gegoeden eene vereeniging op met het doel om aan minderen werk te verschaffen, en zoo doende met de godsdienst tevens ook de beschaving onder het volk te brengen. Door de missie nu in 1845 kwam eene geheele en duurzame omkeering in Heike tot stand; waar men vroeger niet van wist of niets van wilde weten, rozenkrans, kruisweg, scapulier, was bij het einde der missie het voorwerp van ieders vereering; alle huisgezinnen, zelfs die, welke in de annalen der rechtbank het meest berucht waren, namen aan de missie met geestdrift deel. Eén persoon, één enkele slechts weigerde en bleef weigeren ten einde toe, niettegenstaande de paters zeiven hem meermalen waren gaan bezoeken om hem tot inkeer te brengen. Doch P. Bernard gaf zelfs op het laatste oogenblik der missie den duivel geen gewonnen spel. In de afscheids-predikatie, toen geheel zijn gehoor in luid geween was losgebarsten, openbaarde hij in diep roerende woorden de hevige smart zijner ziel, dat één der schapen van Christus' kudde nog verloren en niet was teruggevonden; hij beval den ongelukkigen zondaar met al de innigheid van zijn hart aan de zorgen der H. Moeder Gods, hij bad met al de geloovigen voor zijne bekeering, en — eere aan Maria's alvermogende voorspraak! — den volgenden morgen was door den terugkeer ook van dezen laatst overgebleven zondaar de

-ocr page 219-

205

overwinning van Gods genade volkomen. De zegenrijke gevolgen dezer belangrijke missie waren o. a., dat eene vereeniging tot uitroeiing der gewoonte van vloeken, eene Zondagschool, eene congregatie ter eere van den H. Aloysius werden opgericht, die in betrekkelijk korten tijd hebben uitgewerkt, wat menschelijke krachten en de gestrengheid der rechtbanken in vele jaren niet had kunnen tot stand brengen.

Over het algemeen ondervond P. Bernard bij zijne prediking in Noord-Brabant niet den grooten tegenstand tegen de missiën, welken hij in België zoo menigmaal ontmoet had; maar toch kwam hem somwijlen zijne vastheid van karakter waar hij in het belang der zielen zijn recht moest verdedigen zeer goed te stade. Een paar voorbeelden achten wij hier der vermelding overwaardig.

Gedurende de missie te Breda in Juni 1842 kwam op zekeren avond een van de overheidspersonen der stad aan de pastorie, waar P. Bernard was, en eischte zijn paspoort, alsook dat der andere paters te zien, wijl het hun, gelijk hij beweerde, niet was toegestaan zonder paspoort in Brabant te komen en te verblijven. P. Bernard gaf den wederrechtelijken eischer met waardige kalmte te verstaan, dat hij, als Hollander, toch geen paspoort behoefde om in eene Hollandsche stad te verblijven en te prediken, en hij wees hem tevens op de gevolgen, die het vertrek der paters onder de hun toch zoo goedgezinde bevolking wellicht zou voortbrengen. De lastige bezoeker onthutste, toen hij aldus zijne vergissing bemerkte, maar hij liet toch zijn voornemen niet aanstonds varen, en wendde zich nog tot den toenmaligen Goeverneur der Provincie, den achtenswaardigen Heer Borret, om te beproeven, of hij door diens tusschenkomst misschien de vervulling van zijn wensch zou kunnen erlangen. De Goeverneur echter wist met de hem eigen

-ocr page 220-

206

fijne manieren en wijze voorzichtigheid den ambtenaar tot andere gedachten te brengen; na eenige dagen wach-tens, gedurende welke de missie rustig werd voortgezet en zoovele boetelingen aan den biechtstoel kwamen, dat 39 priesters ter nauwernood voldoende waren om hen te helpen, beantwoordde hij zijn .brief met te schrijven, dat de Redemptoristen een huis te Wittem bezaten, hetwelk in het koningrijk gelegen was, en zij derhalve geen paspoort behoefden, indien zij aldaar hunne woonplaats hadden; hij verzocht hem echter te willen onderzoeken, of deze paters wel van Wittem afkomstig waren; na en volgens den uitslag van dit onderzoek zou hij zijn besluit nemen. Maar intusschen zag de ambtenaar de geestdrift van het volk tot zulk een hoogen graad opklimmen, dat hij spoedig zelf van de vruchteloosheid zijner pogingen overtuigd was en geen verder onderzoek instelde.

Het was op diezelfde missie dat P. Bernard, alles beproevende wanneer een ziel kon gewonnen worden voor God, de volgende merkwaardige ontmoeting had. Generaal Chassé, bekend door zijne moedige verdediging van de citadel te Antwerpen, had zich, na de militaire loopbaan te hebben vaarwel gezegd, te Breda metterwoon gevestigd. Niemand wist er welke godsdienst de Generaal beleed. P. Bernard, verlangende de ziel diens krijgsmans tot God te voeren, besloot hem een bezoek te gaan brengen. De Generaal ontving den kloosterling beleefd en welwillend, maar niet zonder bevreemding en met hoogen ernst. Zonder P. Bernard aan het woord te laten komen, sprak Chassé: »Pater, gij zoudt zeer goed op uwe plaats »geweest zijn bij ons.quot; — »En gij, Generaal,quot; antwoordde P. Bernard, »gij zoudt lang niet slecht geplaatst »zijn geweest onder ons, en uitstekende diensten aan de «Kerk hebben kunnen bewijzen.quot; Wel scheen dit ant-

-ocr page 221-

207

woord den Generaal eenigzins te vleien, maar toch wendde hij het gesprek naar eene andere zijde en liet verder volhardend dit onderwerp onaangeroerd. Bij het einde van zijn bezoek drukte P. Bernard den Generaal hartelijk de hand, en hem met heteekenisvollen blik aanschouwende sprak hij: »Generaal, het oogenblik komt, dat gij de «aarde zullen moeten verlaten; welnu, ik wensch en bid, »dat gij den dood der zaligen moogt sterven.quot; Dat onverwachte woord trof den krijgsman zichtbaar; maar toch mocht P. Bernard ditmaal zijn verlangen om die ziel te redden niet vervuld zien.

Bij de missie te Grave in 1843 had de duivel aan eenige kwaadwilligen een waarlijk duivelsch plan ingegeven om de missie te doen mislukken; maar ook deze tegenstand werd door P. Bernard overwonnen. Men had een zedeloozen kermis-troep met een circus ontboden, die door dagelijksche voorstellingen het volk -uit de kerk moest houden: op den eigen dag, waarop de missie was geopend, werd ook de circus opgeslagen. De diep verontwaardigde P. Bernard begreep terecht, dat voor den goeden uitslag der missie de verwijdering van dien troep eene noodzakelijke voorwaarde was, en des avonds sprak hij van den preekstoel zijn gehoor in dezer voege toe: » Chris-»tenen, men heeft tegen u een helsch plan beraamd. Een »circus, uit Antwerpen aangekomen, brengt u nietswaar-«dige verstrooiingen en zondige vermaken aan. Wij, die-snaren van den Allerhoogste, wij waren hier gekomen »om u ingetogenheid, boete en terugkeer tot God te pre-»diken .... maar kunnen hemel en hel, kunnen God en » de duivel samengaan ?. . . . Antwoordt mij .... Ik moet i) u dus tot mijne diepe smart aankondigen, dat de missie, »die uw geluk en uwe zaligheid zou voortbrengen, die »den Hemel voor u zou open stellen.... van nu af « onderbroken en op dit eigen oogenblik gesloten wordt....

-ocr page 222-

208

»In een dergelijk geval heeft mijn H. Vader Alphonsus «evenzoo gehandeld (1); wij moeten dat groote voorbeeld «navolgen, en n, helaas! aan u zeiven overlaten.quot;.... P. Bernards hoorders waren bij het vernemen van deze zoo onverwachte tijding als door den bliksem getroffen; de droefheid en de verontwaardiging waren in de stad algemeen. De burgemeester begaf zich naar P. Bernard en verzocht hem dringend aan zijn voornemen van te vertrekken geen gevolg te geven; de circus, zeide hij, was zonder zijne voorkennis in de stad gekomen en ongelukkigerwijze juist in de dagen der missie. P. Bernard echter bleef zich zeiven gelijk, en verklaarde nogmaals dat kermis-vermaken onmogelijk konden samengaan met godsdienstoefeningen als die eener missie; de burgemeester gaf dit volgaarne toe en toonde zich ook bereid om alle moeielijkheden te voorkomen, zoo P. Bernard en zijne medearbeiders slechts wilden blijven. Weldra verscheen ook de eigenaar van den circus bij P. Bernard. De man bracht eenige verontschuldigingen in, zeide rondborstig, dat hij door eenige inwoners der stad ontboden was, en beloofde te zullen vertrekken, als de paters hem honderd gulden schadevergoeding zouden geven. P. Bernard echter, altoos even vastberaden, antwoordde hem, dat hij hem niet naar Grave had geroepen, dat hij derhalve hem geene reis-of verblijfkosten te vergoeden had; «gij en de uwen,quot; zeide hij, «gij zijt volkomen vrij om hier te blijven, »gelijk ik en mijne paters volkomen vrij zijn om «nog op dit oogenblik te vertrekken.quot; Tegen zulk krachtig verzet kon de eigenaar van den circus geen weerstand bieden; hij begreep, dat het, met het oog op de gezindheid der burgers tegen hem, de wijsste en veiligste weg* was toe te geven aan de eischen

(1) Te Poggia.

-ocr page 223-

209

des paters, en den volgenden dag was niet alleen de circus gesloten, maar de eigenaar trok met al zijne bezittingen naar Antwerpen terug. Deze gelukkige afloop werd door gansch het volk toegejuicht; zijne trouwe en ijverige deelneming aan de missie legde getuigenis af van zijne goede gezindheid, en met uitzondering van slechts weinige hardnekkigen naderden alle katholieken der stad tot de HH. Sacramenten.

Wat ontzaglijken zielen-oogst P. Bernard gedurende zijn driejarigen arbeid (1841—1844) in Noord-Brabant verzamelde, zal de lezer eenigzins kunnen gissen uit het volgend uittreksel van een verslag, dat in die dagen werd gepubliceerd; en toch werd die arbeid gelijk wij hierna zullen zien, meermalen nog onderbroken door het prediken in andere diocesen. «Meer dan 100000 zielen,quot; zoo luidt het verslag, »hebben de weldaad der missie ontvangen; »75000 alleen in het vicariaat van 's Hertogenbosch, de »militairen overal buiten rekening gelaten. Achttien voor-»name plaatsen in genoemd vicariaat en veertien in dat »van Breda zijn met het zweet der paters besproeid ge-»worden. ... In elke plaats, hetzij klein of groot, bleven »zij minstens tien of veertien dagen, en de godvruchtige »geestdrift der geloovigen, verre van te verzwakken, »klom met iederen dag. De buitengewone plechtigheden, » als de eerherstelling, de toewijding aan Maria, de pause-»lijke zegen werden met den grootsten luister omringd. Het «gezamenlijk bidden van den rozenkrans, door eene on-»derrichting voorafgegaan, werd nooit, zelfs niet in de »grootste steden, achterwege gelaten; dat openbaar en » eenparig gebed verwierf zichtbaar Gods bijzonderen zegen »over den arbeid der missionarissen en had zeer dikwerf «wonderbare bekeeringen ten gevolge.

»Wat de orde der oefeningen betrof, deze was bijna »overal dezelfde. Gewoonlijk werd er driemalen daags, des

14

-ocr page 224-

210

«Zondags viermalen gepredikt. In den vroegen ochtend-»stond wordt eene onderrichting voor het werkvolk ge-»geven over de plichten van den Christen en de wijze »om zich tot het ontvangen der HH. Sacramenten voor »te bereiden, en opdat een ieder uit deze onderrichtingen «vrucht zou kunnen trekken, worden zij, vooral in de «dorpen, onder de Hoogmis herhaald. Waar de geeste-«lijke behoefte het vereischt, worden ook de leerstellige «waarheden behandeld om de wankelmoedigen in het »geloof te bevestigen en de afgedwaalden tot het geloof »terug te brengen. Des avonds worden de groote waar-«heden der godsdienst verkondigd om de zondaars op te «wekken uit den slaap des doods en de lauwe zielen tot «ijvervolle plichtsbetrachting te bewegen ....

«Het is eene zeldzame uitzondering, ook zelfs onder «de voorname personen, als iemand geen deel neemt aan «de missie. Dikwerf stroomen de tranen in overvloedige «mate en worden de zuchten en het geween des volks «zoo luide, dat de.predikant genoodzaakt is zijne rede te « onderbreken. Troostvol schouwspel! Eene groote menigte «keert uit de dwaling naar de waarheid terug, de be-«keeringen zijn even oprecht als talrijk, verouderde vij-«andschappen maken plaats voor vriendschap, slechte « boeken worden verbrand, ergenissen hersteld, zondige ver-« bintenissen verbroken of tot wettige gemaakt, er geschie-» den aanmerkelijke restitutiën zoo aan bijzondere personen «als aan den Staat. [Wij weten b. v. dat P. Bernard, na eene missie in dezen tijd gepredikt, aan een vertrouwd vriend ƒ 10.000 ter hand stelde om die voor een groot deel aan het Ministerie van Financiën op te zenden.] «Men ziet in sommige parochiën schandelijke misbruiken «geheel uitgeroeid en de middelen ter volharding met «geestdrift aanwenden. Wat kan men niet hopen omtrent «de toekomst van zulk eene kudde!.. Hier wordt eene

-ocr page 225-

211

»vereeniging tot verspreiding van goede boeken, daar «worden broederschappen opgericht of de bestaande her-»leven op nieuw; overal worden vereenigingen gevormd »tegen het vloeken, op verschillende plaatsen worden »congregatiën opgericht met de voornaamste personen aan »het hoofd. Vooral echter wordt de vrucht dier heilige » oefeningen duurzaam gemaakt door de hernieuwing der »missiën, welke de wijsheid des H. Alphonsus in het »leven riep, en die volgens de regels des Heiligen ongeveer »zes maanden na de missie, maar gedurende korteren tijd »dan de missie zelve en door een minder groot aantal pa-»ters, dient gegeven te worden. Telkenmale bewijst de on-» dervinding van hoeveel belang zulk eene hernieuwing is....

»En bij al dat wonderbare succes moet nog gevoegd ' »worden, dat de openbare rust overal geheel en al on-»verstoord bewaard bleef, in weerwil van de hoogge-»klommen geestdrift des volks en de ontzaglijke opeen-»hooping der menigte, die te zamen stroomde om de »paters te hooren. Geen wonder, dat Mgr. Den Dubbel-»den en Mgr. Van Hooijdonk voor geheel de uitgestrekt-))heid hunner vicariaten de weldaad der missie verzoe-»ken; ... geen wonder, dat de geestelijken, op den «minsten wenk hunner overheden in groot getal naar de «plaats der missie trekken om de missionarissen in het »bekeerings-werk bij te staan, en dan, met hen wedijve-«rend in opoffering en toewijding, van den morgen tot »den avond in den biechtstoel zijn tot het einde der »missie toe.

» Wij gaan voorbij al het goede, wat de paters tusschen » hunne missiën door nog bewerkt hebben bij verschillende »retraites in de beide afdeelingen van het seminarie, in »de kloosters, de gevangenissen, de hospitalen en andere «inrichtingen. Maar met grooten lof moeten wij nog »gewag maken van de houding der militairen gedurende

-ocr page 226-

212

wde missie in de steden, waar garnizoen lag, als Breda, »Bergen op Zoon, Grave, 's Bosch. [Op die plaatsen gaf P. Bernard aan de geloovigen het voorschrift, om des avonds bij de taptoe met al de leden van hun gezin op de knieën te vallen en gezamenlijk vijfmaal Onze Vader en Wees gegroet te bidden voor het ■welslagen van de missie.] «De overste der missie ging »altijd zoodra mogelijk een bezoek brengen eerst bij «de burgerlijke, dan bij de militaire overheden, met de »laatsten werden de maatregelen beraamd, welke men in het «geestelijk belang der militairen wilde nemen en de dag «bepaald, waarop zij tot de HH. Sacramenten zouden «naderen; dan gingen zij bij het geluid van trommen «en trompetten gezamenlijk naar de kerk, en vonden er «tien of vijftien biechtvaders, enkel bestemd om hen te «hooren, en men kan zich geen denkbeeld vormen van «den diepen indruk, welken men ontvangt, als men die «soldaten, oude en jonge, met de hun eigen mannelijke »godsvrucht tot de H. Tafel ziet naderen, terwijl de «officieren zeiven hen door hun voorbeeld op bijzondere «wijze stichten. Dikwerf dan ook hoorde men P. Ber-«nard op den predikstoel den lof der militairen luide ver-a kondigen.. ..

«Wat zal de toekomst worden van zooveel arbeid? «God alleen weet het! Maar intusschen loven wij den «Vader van barmhartigheid voor de matelooze zegeningen «over dit volk uitgestort, en spreken wij den vurigsten «wensch van ons hart uit, dat ook andere landen nog «het heil van zulke voorbeelden mogen ontvangen!quot;

-ocr page 227-

HOOFDSTUK XIV.

P. BERNARDS RETRAITES VOOR PRIESTERS.

Het apostolisch werk van P. Bernard in Noord-Brabant werd onderbroken niet slechts door zijne prediking te Trier, bij de uitstelling aldaar van den H. Rok des Hee-ren, en door eene retraite aan de theologanten te Luxemburg, maar daarenboven meermalen nog door een belangrijken en voor hem tot nu toe nieuwen arbeid, namelijk zijne retraites voor priesters.

Men weet, dat de priesters in ons vaderland, gelijk in zeer vele buitenlandsche diocesen, de heilzame gewoonte hebben om op gestelde tijden bijeen te komen, ten einde eenige dagen aan de voet van het Kruis te gaan uitrusten van hun moeielijken en zwareu arbeid, en in de stilte eener heilige afzondering op nieuw gezuiverd en gesterkt te worden voor de immer drukkende zorgen van het heilig ministerie. Vóór het jaar 1840 was de gewoonte van in groot getal bijeen te komen, althans in onze streken, minder algemeen: men hield die retraite of voor zich zeiven alleen óf met weinigen te zamen; maar de uitnemende, wij mogen zeggen, de heilige pastoor Siegfried had bij al den eenvoud zijner beminnelijke deugd den zeker niet geringen moed om in genoemd jaar voor de

-ocr page 228-

214

eerste maal een groot aantal priesters onders zijne leiding bijeen te roepen; zij kwamen te zamen in het seminarie te Warmond, «en allen, zoowel veel ouderen als jongeren «dan hij, riepen over het geestelijk geluk in die dagen «gesmaakt.quot; (1)

In 1841 leidde P. Bernard voor de eerste maal zulk eene priester-retraite, en wel in het seminarie te Roermond, en deze retraite slaagde zoo voortreffelijk, dat de missionaris tegelijkertijd werd uitgenoodigd om in het volgend jaar terug te keeren. Het verlangen om dezelfde vruchten voort te brengen onder de geestelijkheid der andere provinciën en aan die jaarlijksche retraites een duurzaam bestaan te geven deed den Vice-Superior der Hollandsche zending, Mgr. Ferrieri, den volgenden brief schrijven aan den Rector van het klooster te AVittem:

____»Sedert weinige jaren is wederom een begin gemaakt met de

^jaarlijksche afzondering der priesters van de Hollandsche Mis-»sie, welke in de maand September, wanneer de seminariën hen »kunnen herbergen, worden gehouden. Tot nu toe was een of »ander welwillend pastoor of professor met de leiding der gees-»telijke oefeningen belast; maar ik vlei mij met grond, dat do »vrucht er van nog aanmerkelijk grooter zijn zal, indien uwe »paters zich tot dit bij uitstek nuttig werk zouden willen leenen. »Ik noodig u dientengevolge uit mijn verzoek te willen toe-

»staan____Ik heb niet het genoegen de persoonlijke hoedanighe-

»den uwer waardige paters te kennen, maar ik ben innig over-»tuigd, dat de komst van P. Bernard in het seminarie te Warmond seene verrassing en een feest zou zijn, en ongetwijfeld de hei-»ligste uitwerking zou hebben. Ik meen ook te mogen gelooven, »dat hij voor zijn persoon er eene groote vreugde in zal scheppen »zicb eenige dagen te kunnen toewijden aan de heiliging zijner

»landgenooten____Ik denk de Geestelijkheid van Overijsel, Pries-

gt;land en Groningen in 's Heerenberg te vereenigen enz.

»'3 Gravenhage, 13 Junij 1842.quot;

(1) Zie de levensschets van dezen eerbiedwaardigen priester in De Katholiek, Dl, XLTV, bl. 261.

-ocr page 229-

215

Mgr. Ferrieri zag zijn verlangen vervuld; de retraite werd den 28en Augustus te 's Heerenberg, den 11cn September te Warmond geqpend, en wat zij onder Gods zegen uitwerkten, blijkt uit den volgenden brief van den Vice-Superior aan den Rector van Wittem:

____ »Ik kan n niet genoeg mijne dankbaarheid betuigen voor

ïde groote gunst, die gij mij bewezen hebt door mij de twee «paters toe te zenden, welke zich met de leiding der geestelijke «afzondering voor een groot deel van de priesters dezer Missie «hebben willen belasten. Met evenveel ijver a!s goede vruchten «hebben zij hunne taak volbracht. Al de priesters, die er bij «tegenwoordig waren, zonder eenige uitzondering, zijn ten diepste «getroffen geweest, en zij danken den goeden God voor de genade, «die Hij hun heeft geschonken. Zij zeiden mij, dat zij voor het-«geen zij het dierbaarst ter wereld bezaten die dagen van geluk «en zaligheid niet zouden hebben willen missen. Ik beveel hen »aan in de gebeden van u en de uwen, opdat de vruchten, die «zij verzameld hebben, mogen duurzaam zijn en verspreid worden «onder degenen die hun zijn toevertrouwd. Gelieve UEw. de tolk «te wezen van mijne gevoelens jegens de paters, aan welke wij «deze groote weldaad te danken hebben enz.

»'s Gravenhage, 21. September 1842.quot;

Van nu af tot zijn eerste vertrek naar Amerika (1845), en wederom na zijn terugkeer uit Ierland (1855) werd P. Bernard bijna ieder jaar, zoo voor deze als voor de andere kerkelijke afdeelingen van Nederland, met de leiding der priester-retraites belast. Wij zullen niet uitvoerig vermelden, wat P. Bernard bij die gelegenheden immer voor de priesters is geweest: daar leeft nog zoo menig getuige, beter dan wij in staat om hierover een oordeel naar waarde uit te spreken. Al was dan de arbeid van P. Bernard minder gedruischmakend in het openbaar dan die van eene groote en langdurige missie, voor gansch een volk gepredikt, de belangrijkheid van eene retraite voor de herders des volks, welke het licht der wereld, het zout der aarde moeten wezen, doet zeker

-ocr page 230-

21 r,

voor die eener missie niet onder. Niemand begreep dit beter dan P. Bernard zelf, die dan ook voor zulk eene retraite immer al de krachten van zijne zeldzame talenten aanwendde met al de toewijding- van zijn van liefde brandend hart. De eerstvolgende priester-retraite was telkens, bijna het gansche jaar door, zijne hoofd-studie; bij die gelegenheden vooral liet hij het woord der H. Schrift, het woord der Kerkvaders weerklinken, en niet zelden was dan zijne prediking met onvermoeide studie geheel uit die zuivere bronnen van christelijke welsprekendheid geput. Met wonderbare gemakkelijkheid, maar altijd met wijze spaarzaamheid wist hij in zijne conferentiën somwijlen het ridendo dicere verum in toepassing te brengen; maar in de meditatiën, als de diepzinnige en treffende gedachten der Kerkvaders, van een Chrysostomus, een Bernardus, een Augustinus, een Thomas, in P. Bernards waardige en welsprekende taal, met P. Bernards onovertreffelijke voordracht, werden voorgesteld, ontwikkeld en toegepast, als door de volheid van zijn geest en zijne ziel zijne prediking, gelijk meermalen gebeurde, den hoogen graad van het sublieme bereikte, hoe menige traan van berouw en van troost, van weemoed en vreugde, van dankbaarheid, liefde en verrukking, is dan aan de oogen der godvreezende priesters ontvallen! Wat was zijne prediking schrikwekkend, als hij hun den onwaardigen priester voorstelde in zijn leven en na zijn dood; wat was zij verrukkelijk, wanneer hij den Hemel als 't ware voor hunne oogen open zette en de rust schilderde, die daar op 's priesters zwaren arbeid volgen zal; hoe was aller zielenijver ontgloeid, toen P. Bernard, zelf zielen-ijveraar bij uitnemendheid, anderhalf uur lang Paulus als zelaior animarmi had voorgesteld; hoe was de priesterlijke geest des gebeds in allen opgewekt na P. Bernards conferentie over den biddenden Jesus, waarin

-ocr page 231-

217

hij o, a. op de meest indrukwekkende wijze geschilderd had, wat er in den Hemel omging, toen op aarde, in de diepe stilte van de rust des nachts, de Godmensch alleen waakte en lag te bidden voor de zondige wereld. Even waar als schoon is de getuigenis, door Mgr. van Vree z. g. over P. Bernards retraites afgelegd: «niets »dan paarlen stroomt van zijne lippen.quot; Nog — en zoovele jaren zijn sinds verloopen — nog kan men P. Bernards gedachten, zijne woorden zelfs mededeelen, en onvergetelijk zijn vooral de twee retraites gebleven, waarin hij zijne grondige verhandeling van de acht zaligheden en zijne diepzinnige verklaring van het Onze Vader gaf, bij welke gelegenheden, volgens het eenparig oordeel van alle getuigen, heel de rijkdom van P. Bernards gaven naar geest en hart in zeldzame mate uitblonk. Had ook de dood hem niet overvallen, eene zeker niet minder voortreffelijke behandeling van de zeven gaven des H. Geestes zou de stof geweest zijn voor de priester-retraite in 1865; reeds vóór Mei, toen P. Bernards laatste ziekte begon, had hij eene menigte uren studie aan die stof gewijd, gelijk zijne nagelaten aanteekeningen en schema's getuigen. Wien kan het verwonderen, dat uit zulke retraites, die daarenboven eene klimmende belangrijkheid kregen door P. Bernards veelzijdige ondervinding en diepe kennis van het menschelijk hart, ieder priester een on-uitwischbaren indruk in zijne ziel mededroeg, en dat diezelfde indruk zich in ieders werken openbaarde ? quot;Wij ge-looven dan ook veilig te mogen zeggen, dat de ware, door vriend en vijand erkende priesterlijke deugd, waarin de Nederlandsche priesterschap voor geene andere behoeft onder te doen, in niet geringe mate èn in stand gehouden èn aangewakkerd is door de retraites van P. Bernard; hij moge daarvoor in de dankbare herinnering en in de godvruchtige gebeden dier priesters nog lang blijven voortleven.

-ocr page 232-

218

De volgende gebeurtenis, welke zooveel heilrijke gevolgen gehad heeft, meenen wij hier te moeten invoegen; wij geven die weder met de eigen woorden, waarin zij ons is medegedeeld. »Bij eene der retraites voor de pries-»ters had P. Bernard een onderhoud met zijn ouden »studie-vriend Broere, die toen aan het hoofd stond van «het maandschrift Be Katholiek. Hij vestigde Broere's »aandacht op de tot nu toe gevolgde wijze van polemiek »voeren over de zaken, welke de godsdienst betroffen. — »»'t Is zwakheid (zoo sprak hij hem toe) enkel defensief »»te werk te gaan; wij zijn kinderen der Kerk en der » » waarheid, onze tegenstanders verdedigen de ketterij en het »)gt; ongeloof; aan ons dus voortaan offensief te strijden en » » openlijk de dwaalleeringen van protestantisme en godde-»»loosheid te ontmaskeren.quot;quot; — » Hoe Broere aan den «raad zijns ouden vriends gehoor gaf, bewijzen eene »groote menigte artikelen in Be Katholiek, waarin de «geschriften van protestantsche schrijvers worden aange-»vallen met eene zeldzame wetenschap en redeneerkracht, «en waarop de tegenpartij altijd nog het antwoord is «schuldig gebleven.quot;

-ocr page 233-

HOOFDSTUK XY.

LIJST VAN P. BERNARDS MISSIËN ENZ. GEDURENDE DE JAREN 1834-1844.

Na P. Bernards prediking in Noord-Brabant ging weldra in een ander werelddeel zijne welsprekende stem met dezelfde vrucht als in België en Nederland weerklinken. Vooraleer wij hem echter op zijne reis naar Amerika gaan vergezellen, meenen wij hier de tamelijk volledige (1) lijst van zijne apostolische werken gedurende de tien eerste jaren zijner prediking (Augustus 1834— Maart 1844) te moeten invoegen. De lezer zal daarin zien, dat hijna geen maand voorbijging, waarin P. Bernard niet eene missie predikte; menigmaal ook, gelijk men zal bemerken, volgden zijne werkzaamheden elkander van zoo nabij op, dat daartusschen schier niet meer tijd verliep dan noodig was om van de eene plaats naar de andere te reizen. (2)

(1) In weerwil van de zorg, waarmede wij getracht hebben deze en de later nog in te voegen lijsten volledig te maken, zullen ongetwijfeld meerdere door P. Bernard gepredikte missiën enz. aan onze nasporiugen ontsnapt zijn.

(2) Wij geven den naam van het diocees, waartoe thans de plaats van P. Bernards prediking behoort.

-ocr page 234-

220

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE. ENZ.

1834.

29 Augustus.

Themister.

Luik.

Missie.

20 October. !

Verviers.

gt;

»

1835.

j

2—16 Januari.

Dieupait.

gt;

21 Febr.—3Maart

Boussoit-dur-Haine.

»

6 Maart.

Sittard.

Roermond.

»

28 Maart—9April

Louvegné.

Luik.

29 Mei—16 Juni.

Tongeren.

gt;

»

11 September.

Zonhoven.

gt;

23 Oct.—5 Nov.

Theux.

»

gt;

14 November.

Houpertingen.

gt;

gt;

1836.

15—31 Januari.

Venlo.

Roermond.

6 Februari.

Cour St. Etienne.

Luik.

gt;

26 gt;

Roermond.

Roermond.

18—28 Maart.

Bree.

Luik.

»

24 April—10 Mei.

Weert.

Roermond.

Tgt;

22 Mei—2 Juni.

Horst.

7gt;

»

19—30 Juni.

Momalle.

Luik.

»

1 Augustus.

Roermond.

Roermond.

Hernieuwing

2—15 September.

Wellen.

Luik.

Missie.

15—27 October.

Boorsbeim.

9—24 November.

St. Truijen.

3gt;

*

1837.

5 Januari.

Meerhout.

21 Januari.

Brain-le-Comte.

gt;

5 Maart.

St. George.

»

»

29 April—11 Mei.

Alken.

gt;

20 Mei.

Esneux.

»

gt;

9 Juni.

Beeringen.

gt;

7gt;

1 Juli.

Vliermal.

»

7gt;

12—24Angu8tns

Flemalle-Haute.

gt;

gt;

1 September.

Tessenderloo.

»

»

15 »

Herk-la-Ville.

gt;

»

6—21 October.

Leuze.

Doornik.

»

9 December.

Mons.

»

gt;

-ocr page 235-

221

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES OER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

1838.

5 Januari.

Comblain-au-pout.

Luik.

Missie.

3 Februari.

Reeth.

Mechelen.

gt;

3 Maart.

Antheit.

Luik.

gt;

24 »

Tilff.

gt;

gt;

5—18 Mei.

Looz.

gt;

»

16—29 Juni.

Oteppe.

gt;

?

Tongeren.

gt;

Hernieuwing

1 September.

?

Mechelen.

Missie.

20 October.

Glons.

Luik.

»

8 December.

Barveaux.

Namen.

gt;

1839.

6 Januari.

Melin.

Mechelen.

gt;

29 gt;

Jauche.

»

gt;

Februari.

Mont St. André.

»

9 Maart.

Incourt en Opprebay.

gt;

gt;

Mei.

Eben-Emal.

»

gt;

6 Juni.

Cortesem.

Luik.

»

6 Juli.

Hodeize.

gt;

gt;

24 Augustus.

Curingen.

gt;

gt;

October.

Haccourt.

gt;

»

8 November.

Franc Waret.

gt;

gt;

November.

Basenge.

gt;

»

12 December.

Otée.

gt;

December.

Brussel.

Mechelen.

V

1840.

4 Januari.

Orp le Grand.

Luik.

»

2 Februari.

Ouffet.

gt;

Maart.

Zecbe.

8 Mei.

Bodegnée.

gt;

27 »

Visé.

»

»

11 Juni.

Wasthine.

gt;

27 »

Namèche.

»

Tgt;

2 Augustus.

Luik.

r

gt;

Oct. ter eere

1

v. d. H. Alph.

9 October.

Wonck.

gt;

Missie.

1 November.

Maastricht.

Roermond.

»

-ocr page 236-

222

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

8 December.

Venlo.

Roermond.

Octaaf.

26

ïouron-le-Comte.

Luik.

Missie.

1841.

i

10 Januari.

Celles.

Xgt;

gt;

23

Sichem.

Mechelen.

6 Februari.

Villers le Bouillet.

Luik.

»

27

Hemal sous Huy,

»

»

Maart.

Ans.

Mei.

Sautins.

»

»

Maastricht.

Roermond.

Hernieuwing

Augustus.

Tongeren.

Luik.

Novene.

September.

Roermond.

Roermond.

Retr.v. priest. ~

October.

St. Michiels-Gestel.

's Bosch.

Retr. voor de

seminaristen.

October. _

Uden eu Vol kei.

»

Missie.

November.

Nieuwerkerk.

»

» gt;

1842.

2 Januari.

Wolderen en Mon-

Luik.

tenaken.

2 Februari.

Tilburg.

's Bosch.

»

Februari-Maart.

Mechelen.

Mechelen.

Veertigdaag-

sche Vaste.

Maart.

Sandbergen.

»

Missie.

1 April.

Grave.

»

»

April.

Uden.

Hernieuwing.

4 Juni.

Oirscbot.

Missie.

25 »

Breda.

Breda.

»

28 Augustus.

's Heerenberg.

Utrecht.

Retr.v ..priest.

11 September.

Warmond.

Haarlem.

» » » *

21 »

Bergen-op-Zoom.

Breda.

Missie.

8 October.

Oosterbout.

»

»

19 November.

Scbijndel.

's Bosch.

» T

9 December.

Eindhoven.

»

1843.

5 Januari.

Waspik.

gt;

•»

21 »

Gastel.

5gt;

ygt;

Februari.

Hoeven.

Breda.

1 »

-ocr page 237-

223

JAARTAL,

PLAATS.

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

Februari.

Tilburg.

's Bosch.

Hernieuwing

4 Maart.

Prinsenhage.

Breda.

Missie.

14 »

Zevenbergen.

's Bosch.

ï»

24 »

Haren (gem. Megen.)

Tgt;

Retraite voor

Capucinessen

April.

Limmel.

Roermond.

Missie.

18 »

Breust en Eijsden.

Tgt;

6 Mei.

Waalwijk.

's Bosch.

20 »

Geertrnidenberg.

•P

Tgt;

4 Juni.

Oud-V alkenburg.

Roermond.

»

15 »

Maastricht.

Oct. van het

Allerh. Sacr.

17 Juli.

Sittard.

Tgt;

Missie.

Augustus.

Eindhoven.

's Bosch.

Hernieuwing

»

Zevenbergen.

gt;

Triduum b. d.

kerkwijding.

28 Augustus.

's Heerenberg.

Utrecht.

Retr.v. priest.

11 September.

Warmond.

Haarlem.

» » »

17

Steenbergen.

Breda.

Missie.

CO O

Groot-Zundert.

»

October.

Klein-Zundert.

October-N ovemb.

Verviers.

Luik.

»

8 November.

's Bosch.

's Bosch.

gt;

8 December.

W ittem.

Roermond.

Oct. van Ma

ria Onb.Ontv.

16 December.

Margraten.

»

Missie.

1844.

2 Januari.

Zevenbergen.

's Bosch.

Triduum.

5

Etten.

Breda.

Missie.

15 Januari.

Helmond.

's Bosch.

Missie.

Februari.

Prinsenhage.

Breda.

Hernieuwing

14 »

Roosendaal.

»

Missie.

24

Aubel.

Luik.

fgt;

18 Maart.

Weert.

Roermond.

tgt;

1 Mei.

Dongen.

Breda.

Tgt;

11 »

St. Michiels-Gestel.

's Bosch.

Retr. voor de

seminaristen.

-ocr page 238-

224

jaartal,

plaats,

diocees

der'

missie, retraite, enz.

18 Mei.

Henri Chapelle.

Luik.

Missie.

5 Juni.

Wouw.

Breda.

»

15 »

Bergen-op-Zoom.

gt;

Retraite voor

religieusen.

28 ygt;

Woensel.

's Bosch.

Missie.

2 September.

Warmond.

Haarlem.

Retr.v.priest.

16 »

»

»

» 2gt; gt;

October.

Klein-Seminarie Hage-

Retr. voor de

veld (Velzen.)

seminaristen.

December.

Hulsberg.

Roermond.

Missie.

gt;

Trier.

Trier.

Bijdenitstell.

v. d. H. Rok.

28 December.

Oudenbosch.

Breda.

Missie.

1845.

11 Januari.

den Hout.

»

Missie.

25

Vnght.

's Bosch.

8 Februari.

St. Willibrord (Heike.)

Breda.

*

18

Breust en Eijsden.

Roermond.

Hernieuwing

1 Maart.

Groot-Linden.

's Bosch.

Missie.

9 »

Grave.

»

Hernieuwing

19 .

Luxemburg.

Luxemburg.

Retr. voor de

theologanten.

Zoo was, gelijk bovenstaande lijst aangeeft, het getal van P. Bernards missiën in de eerste tien jaren zijner prediking reeds tot 122 (113 gewone missiën en 9 hernieuwingen) geklommen ; daarenboven gaf hij nog 13 retraites, 5 octaven of novenes, 2 triduums, 2 oefeningen, waarvan de duur en de aard ons onbekend zijn gebleven, en predikte hij de veertig-daagsche vaste te Mechelen. Waarlijk, P. Bernard mocht wel in een zijner brieven, na eenige ophanden zijnde missiën genoemd te hebben, schertsend schrijven:»gij ziet daaruit, dat » de genoegens van vacantie in ons woordenboek niet gevon-»den worden; onze vacantie zal hierboven zijn, maar dtór » duurt zij eeuwig. Laten wij er voor bidden; want hier geen «rust en ook dalr geen rust, dat zou er bedroefd uitzien.quot;

-ocr page 239-

HOOFDSTUK XYI.

P. BERNARDS EERSTE REIS NAAR AMERIKA.

Het werk der missiën was thans in België en de Nederlanden gegrondvest. Was het wonder, dat P. Bernard, wien bij die vestiging zulk een belangrijk aandeel toekwam, nu werd uitverkoren om ook in Amerika dezelfde weldaden onder den zegen Gods te gaan verspreiden ?

Reeds in 1832 waren op verzoek van Mgr. Fenwich, bisschop van Cincinnati, drie paters Redemptoristen, (1) vergezeld van drie' Broeders, uit Weenen naar Amerika getrokken, en na met ongeloofelijke moeite zes jaren lang hunne krachten te hebben ingespannen om aldaar de Congregatie geheel naar den eisch der statuten op te richten, hadden zij slechts drie statiën kunnen vestigen, te Norwalck, te St. Marie bij de wilde Indianen en te Arbre-Croche. Wilde echter hun arbeid duurzaam worden, dan moest een huis worden opgericht, dat den missionarissen tot uitgangs- en vereenigingspunt zou strekken. In 1839 mochten zij dit plan zien verwezenlijkt door den aankoop van een huis te Pittsburg (in het diocees Phila-delphia), hetwelk weldra het eerste Redemptoristen-klooster in Amerika werd. In het volgend jaar bood Mgr. Eccleston,

(1) Dc EE. PP, Saoudcrlé, HctscUcr cn Tschcnhors.

15

-ocr page 240-

226

aartsbisschop van Baltimore, aan de Redemptoristen een huis en een kerkje aan, indien zij zich belasten wilden met de geestelijke zorg over Baltimores Duitsche bevolking, welke toen ongeveer 4000 zielen telde; zij moesten daarbij op zich nemen beide gebouwen langzamerhand te vergrooten en in te richten tot eene geschikte gelegenheid voor het huisvesten en opleiden van novicen. De bisschop zond daartoe zekeren pastoor Beijer van Baltimore naar Europa, en de onderhandelingen van dezen priester aldaar hadden tengevolge, dat P. Cvitkowitz, rector van het klooster te Wittem, met vier jeugdige medewerkers (1) den tocht naar de Vereenigde Staten ondernam. Weldra kreeg de Congregatie een wettig bestaan in Maryland, en achtereenvolgens werd zij gevestigd in 1842 te New-York, in 1843 te Philadelphia, in 1845 te Buffalo. De H. Stoel plaatste in laatstgenoemd jaar de congregatie der Vereenigde Staten onder het bestuur van de toen pas (3 Juli 1841) opgerichte Belgische provincie.

De toenmalige en eerste provinciaal van België was P. de Held, dien wij reeds vroeger in deze levensschets ontmoet hebben. Hij ging in 1845 zijne eerste visitatie-reis naar Amerika maken en schreef naar P. Bernards ouders o. a. het volgende: »ik kom zelf u kennis geven »van eene zaak, die, met de oogen des geloofs beschouwd, »ii zeker verblijden zal, al kost het wellicht aan de natuur »eenige moeite elk woordje van klacht te onderdrlikken. »Ik verlang vurig, dat uw dierbare zoon, onzè goede P. v» Bernard, mij vergezelle op eene reis, die ik volgens mijn »plicht en in het belang der zaak van Jesus Christus »maken moet.... Mijne medebroeders, zoowel als ik.

(1) Do EB. PP. Rampier, een Elzasser, Cartuyvels, geboortig van St. Tvuijen, Alig, een Zwitser, en de Eervv. Frater Feu van Aken, die zich tot het priesterschap voorbereidde.

-ocr page 241-

«zijn van meening, dat ik bij deze onderneming* in nie-»mand een beter gezel en helper dan P. Bernard vinden »kan. Hij zelf heeft dit niet alleen als religieus met »goeden wil aangenomen, maar hij vindt daarin zoovele »voordeelen, dat hij zich met vreugde voor deze reis »voorbereidt. Het geldt overigens slechts eene reis van «eenig-e maanden, als God, gelijk ik hoop, ons te hulp »komt. ., . Maar wijl het zaken geldt van het hoogste «belang-, wil ik bij het zien en beoordeelen niet alleen »staan; en verplicht om later die zoo verafgelegene mis-» siën te besturen, verlang ik iemand, die, evenals ik, met «eigen oog alles gezien heeft, te kunnen raadplegen....quot;

P. Bernard was bezio: met de hernieuwing- der missie

O O

te Grave in Maart 1845, toen hij zelf ook aan zijne ouders het bericht van zijne aanstaande reis in opgeruimde woorden toezond. Hij vond daarin tevens eene gelegenheid om nogmaals aan de edelmoedigheid van zijn hart te kunnen voldoen, en ten einde de Congregatie te gemoet te komen verzocht hij hen, of zij hem de reiskosten, tweeduizend gulden, schenken en hem later zooveel minder van zijn eventueele erfenis zouden willen toededen. Zijne ouders vervulden volgaarne zijn verlangen. De retraite, welke hij nog' te Luxemburg aan de theologanten ging- geven, belette hem afscheid te nemen van zijne bloedverwanten te Amsterdam; maar tevreden en onderworpen bood hij God dit offer aan, en reeds den 12®quot; April 1845 vertrok de Provinciaal met P. Bernard en daarenboven drie andere paters, welke in Amerika zouden blijven, (1) uit Luik, om, na eenige dagen ver-toevens in Engeland, den IQ0quot; April te Liverpool, aan boord van de stoomboot Ilibernia, den toclit over den Oceaan te gaan ondernemen.

(1) Dc EE. PP. JJcijer, Couilenhovo eu Smulders.

-ocr page 242-

228

De goddelijke Voorzienigheid scheen zijnen dienaren door menigvuldige beproevingen te willen toonen, dat alleen hare beschermende hand hen naar de Nieuwe Wereld overvoerde. Hunne reis was allerschrikwekkendst. Nog «op zee, bank van Terra Nova, twee dagen af-» stand van Halifaxquot; beschreef P. Bernard in korte woorden de doorgestane rampen aan zijne geliefde ouders: «....de »drie eerste dagen gingen allergelukkigst voorbij: lucht, »wind en water, alles scheen samen te stemmen om ons de » voorspoedigste overvaart naar Amerika te bereiden. Maar »van 23 April tot 1 Mei heeft de Voorzienigheid ons op «zware proeven gesteld. Vuur, storm en ijs, en ach! » dat ijs, dat ons gedurende drie-en-vijftig uren den door-»tocht heeft betwist, hebben ons in de gelegenheid gesteld »om menige akte van onderwerping aan Gods H. Wil «te verrichten. De Moeder Gods schijnt het zich te heb-»ben voorbehouden, om ons behouden naar Amerika over «te brengen. Den len Mei, des morgens te 11 uren, »hebben wij de laatste ijsbank doorgebroken, en van dat »uur tot nu toe vaart de stoomboot met buitengewone »snelheid voort. ... Ik ben gezond gebleven, niettegen-»staande de onheilen op onze vaart en de slapelooze »nachten, die ik heb doorgebracht. Ik bleef steeds wel te »moede bij het vooruitzicht mijn leven op zee te eindigen, «en mijne hoofdbezigheid is bidden geweest. En als ik «dacht, hoevelen hun gebed met het mijne vereenigden, «dan was ik geheel gesterkt, om aan God een leven te »schenken, waarvan ieder oogenblik Hem toebehoort. «Onbegrijpelijk is de gevoelloosheid en koude van geest, «waarmede eenigen de gevaren schenen te willen trotsee-« ren; hoe weinigen van de 128 passagiers, die er aan dachten »door een kinderlijk gebed de gunst des Hemels te ver-» werven. En toch onder hen waren huismoeders met kleine » kinderen, jongelingen,, die de verwachting hunner familie

-ocr page 243-

229

wziju enz. Dikwijls dacht ik aan het tooneel, dat ik te «wachten had, als eens het schip door het ijs verbroken «werd en ten gronde g'ericht, en al de passagiers, man-»nen, vrouwen en kinderen de eeuwigheid zouden moeten »ingaan. . . . Zelfs nog dezen nacht (van 1—2 Mei), of-»schoon wij ons van alle gevaar van het ijs verlost »waanden, staat, klokslag half drie, op eens een ijsberg »voor ons oog; en wanneer ik van ijsbergen spreek, dan »bedoel ik hoepen ijs, die zich van 150 tot 200 voeten «boven de oppervlakte der zee verheffen. Had de wacht »met zijn akelig geschreeuw slechts ééne minuut later «het dreigend gevaar geopenbaard, dan was de boot in «volle vaart er tegen ingevlogen, en op dit oogenblik «lagen wij allen in de zee begraven. Thans zijn we op « eene groote bankquot;. . ..

In een spoedig volgenden brief gaf P. Bernard eene uitvoerige beschrijving' van den schrikwekkenden tocht, waaraan wij het volgende ontleenen: ». . . . den 19en «dezer vertrokken wij van Liverpool; het heerlijkste we-«der scheen ons op onze reis te zullen vergezellen. Men «gaf aan de stad een salvo met het lossen van het ge-«schut en het zwaaien van de vlag; de 128 passagiers «namen afscheid van Europa en ik bad met hart en mond «het Ave maris stella. Al wat de zee verrukkends ople-«vert hebben wij gedurende den 20ei1, 21en en 22en de-» zer gezien.. . .

«'s Maandags avonds [21 April] begon de geschiedenis » onzer gevaren. Omstreeks 8 uur ontstond er brand onder «de keuken van het vaartuig. Eerst geloofde men dat «het kolenmagazijn in brand was en bracht een massa «water derwaarts; maar men bedroog zich. Gelukkig »sloeg de vlam niet naar buiten, want in dat geval zou «de hevige wind van den avond het schip in lichtelaaie » vlam gezet hebben; en dan weinige oogenblikken, en wij

-ocr page 244-

230

waren allen verloren geweest. Dank aan de bedaardheid en tegenwoordigheid van geest des kapiteins was in een uur tijds het vuur gebluscht. Wij baden daarop te za-men het Te Dcurn.

)) 's Woensdags den 23en kregen wij tegenwind en de regen noodzaakte ons beneden te blijven. Ter gelegenheid van het feest des H. Georgius, beschermheilige van Engeland, had de kapitein de eetzaal met de nationale vlag doen versieren; men schonk Champagne-wijn, en na het eten klonk het volkslied luide door het schip. Ongelukkig volk, dat den grooten Heilige vereert en de Kerk niet erkent, waarin hij zich heilig gemaakt, en waarvoor hij zijn bloed heeft gestort!

»De groote zeevisschen, welke men daags daarop rondom liet schip zag, kondigden eene verandering* van weêr en een nabijzijnden storm aan. \'an tijd tot tijd zagen wij ook de matrozen met ijzers en kettingen heen-en wederloopen om den mast en de ketens der machine en van den schoorsteen te versterken. Inderdaad, des Vrijdags verloor de zee hare kalmte, de wind werd hevig en het schip werd zwaar geslingerd, 's Zaterdags stak de storm op, duurde den Zondag en Maandag voort, en eindigde des Dinsdags om plaats te maken voor een nog grooter gevaar. Wij brachten den nacht van Zondag op Maandag in het vreeselijkst gevaar door. Omstreeks 1 uur sloegen de woedende golven het roer aan stukken, de ketting brak en gedurende vijf kwartiers was het schip prijs gegeven aan de onstuimigheid der zee. Ik sloot den ganschen mijne oogen niet : hoe zou ik kunnen slapen? het geloei van den wind, het golfgeklots der zee, het geschok der stoommachine, de angstige kreten van den kapitein, die des te akeliger waren, wijl wij er geen woord van begrepen, het heen- en weêr-loopen der matrozen boven ons hoofd met kabels en

-ocr page 245-

«kettingen, de golven die aanhoudend over het vaartuig «sloegen, alsof alles op één oogenblik zou verzinken, het » gekraak van dat groote schip, dat iedere minuut rondom «mijn hed scheen te zullen inslaan, en vooral, vooral de »dikke duisternis van den nacht — dit alles overtuigde «mij, dat onze medebroeders, die ons naar Amerika zijn «voorafgegaan niets overdreven, wanneer zij ons de ge-«varen op zee in hunne brieven mededeelden. .. . Het « verlangen om toch uit die akelige duisternissen te komen «deed mij te half vijf het bed verlaten, en ik ging op «het dek om de mirakuleuze medaille in zee te werpen, «zooals de pater Generaal-Vicaris mij had aangeraden. (1) «Maar wat zie ik? rechts en links stijgen de golven als «bergen tegen onze stoomboot op, en dreigen haar in »den afgrond te slingeren. Het schip worstelt tegen de «woede dier golven, maar het voortvaren schijnt onmo-«gelijk. De matrozen, vermoeid en uitgeput van den «arbeid van den nacht, gansch nat en door den storm « bedreigd, houden zich aan den mast vast. Op dit gezicht

(1) Gelijk zijn eerbiedwaardige raadsman, zoo zag ook P. Bernard in den hevigen storm, waarvan hij met de zijnen het slachtoffer dreigde te worden, het werk des duivels; in de levendigheid van zijn geloof nam hij een handvol gewijde medailles en wierp die in de zee als om haar le bezweren hare woede te dooven. Als men later eens hierover sprak, zeide P. Bernard: »wij ge-»looven ongetwijfeld genoeg aan de tegenwoordigheid Gods, maar «wellicht denken wij te zelden aan de tegenwoordigheid en de »werking des duivels. Ik heb dat van een oud man geleerd, en »dit is waarlijk iets wat ik herhaalde malen bij mij zeiven on-»dcrvondcn heb. Dikwerf gebeurde het, dat ik vóór te gaan ï preek en, zelfs in de geringste dorpen, over al mijne ledematen gt; begon te beven: dau nam ik mijne toevlucht tot het exorcismus Tprivatus en ondervond daarvan lederen keer de heilzame uit-»wcrkselen. Op dezelfde wijze heb ik dikwijls in den biechtstoel »de monden geopend, welke eene valsche, door Satan ingegeven «schaamte gesloten hield.quot;

-ocr page 246-

232

/

»ging ik spoedig weder naar binnen en beval mij door «nieuwe gebeden aan God en de H. Maagd aan: ik «dacht, dat die dag de laatste van mijn leven was. Des «Maandags was er nog geene verandering te zien; de-«zelfde onstuimigheid der zee, dezelfde wind, dezelfde «stortregens en eene ondragelijke koude.

» Gedurende den nacht van Maandag op Dinsdag scheen «het weder wat beter te worden; maar groot was onze »verwondering, toen wij te G uren des morgens de eerste «ijsschotsen tegen ons schip zagen aanstooten. Binnen één «uur tijds zaten wij als in eene zee van ijs. Waar-«lijk een wonderbaar verschijnsel! . . . . Men moet deze «ijsbergen, welke bij duizenden op het water drijven, «met eigen oogen op de boot zien afkomen, om zich een «juist denkbeeld te vormen van het gevaar, waarin zij «de reizigers brengen. . . . Onze bedaarde en voorzichtig-e »kapitein was nochtans gelukkig genoeg deze zeebergen tien «uren lang door te varen, in weerwil der groote schade, »welke de raderen der machine daardoor leden. Maar te »3 uren kon hij niet meer voort; de stoommachine werd «gestopt en wij zagen ons door Gods Wil in het ijs «gevangen gezet. Wat nu te doen? Zal men de machine «forceeren en zich aan nog grootere gevaren blootstellen ? «Zal men eene verandering van wind, die ons niets meer »dan eene onwaarschijnlijke uitkomst belooft, afwachten? «Zal men terugkeeren na 40 mijlen ijs te hebben door-«gevaren? Zal men in dien toe^and dagen en weken «hier stil moeten blijven? Dit waren zoovele gedachten, «die zich aan den geest voordeden en veler harten be-»angstigden. Maar God, die altijd het dichtst nabij is, »wanne3r alle menschelijke middelen zijn uitgeput, scheen «onze menigvuldige gebeden en de zuchten van ons on-»derworpen hart gehoord te hebben. De Hemel gaf ons «wat niemand had durven verwachten. Te 8 uren des

-ocr page 247-

233

»avonds hoort men eene vreugdekreet: een schip! een d schip! Wij klimmen op het dek en zijn slechts eenige » minuten van onzen redder verwijderd. Het was een schip, n door Ieren bevaren, die te St. Jones, eene streek van »Newfoundland, hun verblijf houden. Die arme lieden »winnen hun brood met de zeehonden-vangst. Zij hadden »de huiden en het vet van 1600 zulke dieren aan boord; »reeds zes weken lang waren zij tusschen het ijs. Ellen-» dige leefwijze van die arme zeelieden ! Zij beloofden den «kapitein het schip den volgenden dag te zullen loodsen »en ons uit het ijs te redden. Toen zij vernomen hadden »dat wij, vijf priesters, aan boord waren, riepen zij ons «toe: hoe gaat het met O'Connell? met het repeal^. Is »het Engelsch ministerie ontbonden? Gij ziet hoe de zaken «van Ierland dat arme volkje in de van hun vaderland »zoo ver verwijderde streken ter harte gaan. Zij verhaal-»den veel van hun bisschop, van hunne nieuwe kerk, »voer welker bouw ieder manschap van het schip bij elke »terugreis 20 schellingen betaalt. Wij gaven hun kleine »medailles van de H. Maagd, en die arme katholieken «toonden zich zeer dankbaar. Op het oogenblik dat ik «deze regels schrijf zit een dier goede lieden boven in «den mast en tracht ons uit het ijs te redden. Maar het «gevaar is nog niet geweken; het schip lijdt veel en ik «ben voor groote schade beducht: ijsschotsen van on-«meetbare grootte en dikte komen nog steeds op het »schip af. — Al wederom nieuwe onaangenaamheid! «Onze loods verlaat ons. Wat heeft hij met onzen kapi-»tein gehad ? Ik weet het niet. Mogelijk hebben wij ons «te zeer over zijne komst verheugd. Wij zijn dan wederom »een' ganschen nacht tusschen het ijs. Zoo de wind ver-«andert, dan ééne windvlaag maar, en wij zijn verloren. »Een des te akeliger vooruitzicht, wijl het schip de Pre-«sident, welks schipbreuk algemeen door Europa bekend

-ocr page 248-

234

»is, waarschijnlijk door een dergelijk ongeluk vergaan is, «misschien in dezelfde streken, waar wij ons thans he-» vinden. Ziedaar het droevig punt van overweging, waar-»mede ik mij ter ruste begeef.

»1 Mei. Ik sta vroeg op. Wij bevinden ons voor eene »ijsbank, die zich in eene onoverzienbare lengte uitstrekt. «Ik zie alle matrozen met de uiterste inspanning den »voorsteven herstellen en versterken. Zal dan die laatste «proef om het ijs te breken een einde maken aan onze «rampspoeden of ons in nog grootere brengen? Neen, »H. Maagd Maria, gij zult dit niet toelaten! De eerste «dag van de u toegewijde maand, de dag, waarop uw «Zoon ten Hemel is geklommen, de feestdag van twee « zijner Apostelen, een feestdag voor al onze medebroeders, «die dag zal niet de dag van onzen dood zijn; gij zult «ons verhooren; onze Jve maris stella heeft uw Moeder-»hart getroffen! — Omstreeks 11 uur waren wij die «ijsbank voorbij. Een ieder beeft en siddert bij het ge-«kraak van die onmeetbare ijsschotsen, welke men tracht »te breken; het was alsof de raderen der machine voor «dezelve terugweken en in duizende stukken braken. Het «schip baant zich een doortocht. — Den Hemel zij dui-«zendmaal dank!! Wij zijn gered!! De kapitein geeft «onder een vreugde- en triomfkreet aan den machinist «bevel om al de krachten der machine in werking te «brengen, en ziet! na eene gevangenis van 53 uren wa-«ren wij op een water, zoo helder als kristal, zoo glad «als een spiegel onder de schoonste lentezon! Zóó begon »voor ons de maand van Mei, de maand van Maria! O, »dat die goede Moeder hare goedheden over ons blijve «uitstorten! Met een verachtelijken blik zagen wij nog «aan onze linkerzijde eene reeks van ijsbergen, dié als gereed «waren om bij de minste windsverandering ons nogmaals «gevangen te zetten. Doch wij hebben heden bestendig

-ocr page 249-

2nr,

«weder; de zon is reeds het ondergaan nabij. Ik zal mij »niet ter ruste begeven, vooraleer ik mijn hart voor den «goeden God en zijne lieve Moeder zal hebben uitgestort; «nimmer, ik beloof het hun, zullen de heden genoten «weldaden uit mijn geheugen gewischt worden.

«Zoo hebben dan tot nu toe het vuur, het ijs en de »storm onze reis verhinderd. Denkt niet, dat ik dit drie-«voudig gevaar overdreven heb. Nochtans de grootste «smart, die ik geleden heb, was de onmogelijkheid, «waarin ik mij bevond, om de H. Mistelezen. Wanneer «toch kan men wel eene grootere behoefte hebben van «zich met de goddelijke Geheimen te versterken dan in «de akelig-e omstandigheden, waarin wij ons bevonden? « Maar God heeft mij de genade geschonken van aan zijne «goddelijke Voorzienigheid te gelooven, en dikwijls her-« haalde ik met alle mogelijke geloofskracht: ignis, fflacies, »spiritus procellarum, quae faciunt verbum ejus; vuur, vijs, stormgeloei, die zijnen wil volbrengen! Toen ik in «mijne kleine kajuit aan de voeten van den Pater Pro-«vinciaal mijne algemeene biecht sprak, welke ik als de «laatste van mijn leven beschouwde, en mijne klooster-«beloften vernieuwde, voelde ik, wel is waar, dat de «natuur niet gaarne op den onmeetbaren Oceaan voor »God verscheen; maar als ik van den anderen kant over-«woog, dat ik door Gods wil op zee was, voor de zaak «onzer dierbare Congregatie, aan de zijde van mijn )) Overste, aan wien ik besloten had mij tot den laatsten -«snik vast te houden, dan gevoelde ik mij sterk; ja, ik «zeg het uit kinderlijke erkentenis voor God, dan ge-«voelde ik mij sterk. Ook beloofde ik Hem, dat ik, indien »Hij mij uit het dreigende gevaar wilde redden. Hem «en mijn evenmensch voortaan met meerdere vurigheid «zou dienen dan ik tot nu toe had gedaan. Ik legde op «mijn hart mijn kruis, mijn rozenkrans en mijn klein

-ocr page 250-

»regelboekje, wijl ik toch, indien het Gods wil was, als «een waar Redemptorist verlangde te sterven. Hoe he-»klaag ik de personen, die bij dergelijke gevaren zich »noch troosten, noch versterken kunnen door het gehed! «En hoe weinigen van de 128 passagiers gaven blijken «van hun geest van gebed! Helaas! ik heb er gezien, »zelfs onder de dames, die hunne angst door fluiten, »romans lezen, enz. poogden te lenigen. Het is inderdaad » zonneklaar, dat slechts de katholieken weten wat bidden «is, en dat men er buiten de kerk niets van begrijpt. »Ook zeide de goede Baron Schrötter, een man van »geloof en godsvrucht, zeer terecht: dat men in derge-»lijke omstandigheden niet zoozeer aan het vuur of aan «het ijs moet denken, als wel aan Hem, Wien geheel »de natuur en de mensch vooral onderworpen is. — «Veroorlooft mij, dat ik hier wat ophoude; het is tijd, »dat ik aan mijn lichaam de rust verleene, welke het »sedert acht dagen niet gehad heeft. Ik ga mij te slapen »leggen met de zoete hoop, dat ik binnen drie dagen »in Halifax zijn zal.

» Vrijdag, 2 Mei, op zee, twee dagreizen van Halifax. — »In dezen nacht te half drie uren ligt het schip stil. Daar »komt op eens door een dikken nevel een ijsberg op het schip » aan. Eéne minuut later, en onze boot zou met al de passa-»giers door een zoo onvermijdelijken als vreeselijken schok »vergaan zijn. Op het geschreeuw van den kapitein ont-»waakten al de passagiers; eenigen liepen naar boven, »anderen bleven in hunne kajuit en waren alleen bedacht »om zich voor te bereiden tot den dood.

»5 Mei, bij het naderen van Boston. — Zondag 4 Mei »ontdekten wij in den vroegen morgen de kusten van «Amerika! Verrukkend gezicht, bijzonder na zoovele gesvaren, welke ons op zee bedreigd hadden, en door de »hoop, die wij hadden, van nu de H. Mis te kunnen hoo-

-ocr page 251-

237

»ren. Inderdaad op Halifax geland, omstreeks 1 uur, haastte »zich de Pater Provinciaal de H. Mis te gaan lezen, en »wij smaakten de vreugde onze dankzeggingen voor de «bijzondere bescherming', welke de Hemel ons verleend «had, aan den voet des altaars te mogen ten offer bren-»gen. .. . Thans naderen wij Boston; morgen vóór den mid-»dag zullen wij voet aan wal zetten in de Vereenig'de Staten!quot;

Na zoovele onheilen met zoo' groote bereidwilligheid en onderwerping gedrag-en, moest wel de zegen Gods op den arbeid van deze nieuwe apostelen der Vereenigde Staten in overvloedige mate nederdalen, en ofschoon het verblijf van P. de Held en P. Bernard in Amerika slechts vier maanden duurde, het was, inzonderheid voor den laatste, geweest wat het zijn moest: eene allervruchtbaarste voorbereiding tot de belangrijke werken, welke hij niet lang daarna voor Gods eer en het heil der zielen in Amerika zou tot stand brengen.

Hoezeer verschilde de toenmalige toestand der Ameri-kaansche katholieken van de gunstige omstandigheden, waarin zij zich thans bevinden! Op zeer zeldzame uitzonderingen na, bezaten zij nergens geschikte kerken; »dit zijn meestal,quot; schrijft P. Bernard, »concertzalen »zonder smaak, die geen eerbied, geene godsvrucht »inboezemen. Maar dit kan ons geenszins bevreemden. i)De katholieken moeten hier meer nog dan in Holland »in alle behoeften van kerken, kerkhoven, seminariën, »scholen, bisschoppen, priesters, schoolmeesters enz. voor-«zien; zij kunnen er niet aan denken prachtige kerken »te bouwen; men vindt zelfs noch architekten noch «kunstenaars, die de katholieken daarin behoorlijk zouden »kunnen helpen. . . . Hier zijn alle mogelijke sekten op »het tooneel, en zij drijven hunne leer door met eene dwee-iperij, die alle begrip te boven gaat. Kwakers, Metho-»disten met al hunne zotte en huichelachtige kleeding,

-ocr page 252-

238

«meetings of zedelooze bijeenkomsten hebben tot heden »toe den grootsten aanhang. Hunne proselieten-makerij «ontziet geen middel, hoe schandelijk en walgelijk het »ook zij. Ofschoon zij altoos eene gemeenscliappelijke «woede hebben tegen al wat katholiek is, is niets zoo «bedroevend als de scheuringen, die onder hen plaats » vinden; ieder oogenblik ziet men nieuwe huizen geopend, «waar zich eene nieuwe sekte formeert; 't is genoeg- dat «een leeraar met zijne gemeente in onmin gerake om «aanstonds eene scheiding te hebben, en ten gevolge »daarvan eene nieuwe gemeente te zien oprijzen; men «treft dan met elkander een akkoord, bouwt eene nieuwe «kerk, contracteert met een nieuwen leeraar, welke ma-«nier van handelen voor eenigen eene schoone speculatie « of aangename broodwinning is; schoenmakers en kleer-«makers ziet men hunne winkels verlaten en stout en »onbeschaamd, zonder eenige voorbereidende studie het »leeraarsambt op zich nemen. De Staat bemoeit zich «daarmede niet; iedereen kan ongestraft, zelfs op den «preekstoel, eene andere godsdienstleer bespotten en be-»schimpen, als hij maar niemand persoonlijk beleedigt of «aanvalt. Vandaar dan ook dat des Zondags de protes-»tantsche leerstoelen weergalmen tot walgings toe van «de zotste en bespottelijkste aanvallen tegen de katbo-«lieken. Maar toch is het niet te ontkennen, dat de «katholieke godsdienst ontzettende schreden vooruit maakt. «De bisschop van Boston verhaalde ons, dat, als hij voor «twintig jaren 3000 katholieken in Boston telde, thans hun «getal tot meer dan 30000 geklommen is; het getal ook «van bisschoppen, priesters, seminariën, kloosters, gods-» huizen enz. neemt gedurig toe. Evenwel blijft de behoefte «aan kerken en priesters, zoowel in de grootste steden « als op het land, boven alle bedenking dringend, en zeker »is het, dat door gebrek aan priesters en kerken duizenden

-ocr page 253-

239

» en duizenden katholieken, die naar Amerika zijn getrok-«ken, aan al hunne kerkelijke plichten te kort schieten; «de Franschen zijn hier erger dan in hun eigen land; «de Duitschers beginnen in beteren toestand te geraken »door de vereenigde krachten onzer paters, maar daar zijn »er nog duizenden, zoo niet honderdduizenden in de Ver-«eenigde Staten verspreid, die van geestelijke hulp ont-»bloot en nog geheel buiten ons bereik zijn; de Engel-«sche katholieken overtreffen hier de Ieren, welke laatsten »in Amerika weinig eer doen aan hun vaderland. Het is »moeielijk op te geven, in hoeverre de katholieke godsdienst «het overwicht begint te krijgen boven de vele sekten «in de Vereenigde Staten; de Voorzienigheid alleen weet »of, wanneer, hoe en langs welken weg de katholieke «kerk in de Vereenigde Staten eens zegevierend worden »zal. Intusschen treurt ieder weldenkend christen ér over, »dat ten gevolge van dien kwakers- en methodieken sekte-»geest zoovele duizenden, die zich toch christenen noemen, »ongedooptquot; daarheen leven en sterven, terwijl van den «anderen kant de Kerk hare zendelingen uitzendt om de «duizenden en duizenden wilden, die er in Amerika nog »overblijven, door het H. Doopsel tot den toestand «eener ware katholieke beschaving over te brengen.quot; Een weinig later schreef P. Bernard over de zedelijkheid der Amèrikanen: «uiterlijk wordt de zedigheid «met zorg bewaard; op stoombooten, spoortreinen, in de «hotels zijn de appartementen en spreekplaatsen der vrou-«wen afgezonderd van die der mannen, een onbetamelijk «woord hoort men niet, de kleeding der vrouwen ook is »zediger en laat minder te wenschen over dan in de «steden van Europa. Ik spreek hier niet van de wilden. «Evenwel valt het niet te ontkennen, dat onder dien »mantel van uiterlijke zedelijkheid veel kwaad en grooter «kwaad verborgen is dan men aan een brief kan toever-

-ocr page 254-

2-10

«trouwen. Hoe kan het anders? wanneer men in liet »oog houdt, uit welke menschen de bevolking der Ver-«eenigde Staten is samengesteld, welke zeden degenen «hebben, die voor een groot gedeelte uit Europa hier-»heen trekken, hoe zij al het slechte wat in Europa »gedrukt wordt op dezen grond neerwerpen; daarbij »afwezigheid van alle welbegrepen godsdienstig gevoel, » van ware godsdienstige opvoeding — dan weet iedereen, » dat de boom niet anders dan slechte vruchten kan voort-»brengen, en het met den zedelijken toestand van Ame-»rika ten minste niet beter staat dan in andere landen » van Europa.quot;

P. de Held en P. Bernard zetten hun tocht door Amerika rusteloos voort. Na een niet langdurig verblijf te Boston, New-York en Philadelphia, vertoefden zij twee weken te Baltimore, alwaar de Redemptoristen reeds een noviciaat met kleine kerk en tuin bezaten en eene prachtige gothieke kerk ter eere van den H. Al-phonsus gebouwd hadden. Daar weerklonk voor de eerste maal in Amerika de welsprekende stem van P. Bernard; hij predikte er in het Duitsch, en de bewondering zijner hoorders was weldra even groot als die, waarvan vele Belgische en Hollandsche kerken de getuigen waren geweest. Van Baltimore ging de reis wederom naar Philadelphia, New-York en Pittsburg, en op het einde der maand Juni schreef P. Bernard: «thans ben ik midden «in de bosschen, waar onze paters eene Duitsche colonie « uitsluitend voor Duitsche katholieken hebben aangelegd. De «laatste drie dagen hebben wij in de bosschen doorge-»bracht, in bosschen, waarvan men zich in Europa geen «denkbeeld kan maken. Zij schijnen mij onbewoonbaar «toe zelfs voor de wilden. Die verschrikkelijke boomen «in elkander gegroeid of door den wind op elkander ge-»worpen, die niet een enkelen straal der zon laten door-

-ocr page 255-

»schieten — zulke tooneelen verheffen waarlijk den geest. »Langs den weg vonden wij eene ratelslang, welke wei-»nige oogenblikken vroeger door een kloeken reiziger » vóór ons gedood was, terwijl wij hier en daar bij eene «bron de sporen ontdekten van dieren, die kort te voren »aldaar hunne dorst kwamen lesschen. Onze colonie al-»hier strekt zich vier uren in de lengte en even zoovele »in de breedte uit. Een deel van dat land is afge-»teekend voor eene nieuwe stad, ouder den naam van »Maria-stad [Marystown], Reeds beginnen de straten »zich te vormen; reeds zijn 4 a 500 katholieken daar »bezig met het ontginnen der velden, en het is hoogst «belangrijk met eigen oog te zien, hoe men die ver-»schrikkelijke natuur-bosschen, die thans nog ten deele »de wijkplaats zijn van beren, wolven, panters, ratel-»slangen, vossen, weghakt of wegbrandt, den grond »vruchtbaar maakt en den schoonsten oogst bereidt. Op »een der heuvelen, die zich boven de perken der nieuwe » stad bevinden, verheft zich een kerkgebouw, dat, schoon »nog geheel van hout, aan het verlangde oogmerk «voldoet, eene woning voor onze paters aanbiedt, en het »middenpunt der nieuwe stad en de bron van troost en «heil voor die goede Duitsche katholieken is. De beste «geest heerscht reeds nu in deze nieuwe gemeente; gij «kunt niet gelooven, welke hartelijke belangstelling zij «toonen in ons bezoek. Gisteren hebben wij te paard »andere streken dier nieuwe colonie in oosrenschouw ce-

O O

«nomen.quot;

Na een verblijf alhier van vijf dagen reisden de beide paters voort over Erie naar Buffalo. «Ik kon hier,quot; zoo verhaalt P. Bernard, »mijne nieuwsgierigheid niet beteu-i) gelen om in de omstreken dezer stad de wilde Indianen «te gaan bezoeken, welke aldaar nog in zeker getal in, «de bosschen schuilen. Belangrijker evenwel waren de

16

-ocr page 256-

242

»wilden, die ik op verschillende plaatsen in het land »van Michigan heb aangetroffen, wijl de laatsten, minder »in aanraking met de blanken komende, hun eigenaardig «karakter, hunne eigenaardige zeden en gewoonten nog » duidelijker laten doorstralen. Op den oever van het meer »Erie vond ik er eenigen, die op de jacht waren, terwijl »de vrouwen met hunne kindertjes en geheel hun huis-»raad in de kano's langs het strand roeiden. Gij begrijpt »wel, dat ik niet de laatste was om aan een dier wilden «zijne pijl en boog af te koopen. Ook wilde ik mij een »eind weegs in de kano's laten medevoeren, maar als die »arme vrouwen zagen, hoe bij mijn eersten stap in hun »schuitje hetzelve dreigde te zinken, gaven zij mij door »teekenen te verstaan, dat mijn lichaam een te zware «last voor hunne kano's was. Van een onzer paters, die »in deze streken arbeidt, heb ik eene zonderlinge pijp af-»gepraat, die met tabakszak en Indiaansche tabak voor »den koning van België bestemd was. Het was dezelfde «pijp, die zeker opperhoofd van een der stammen uit deze «buurt bij het sluiten van den vrede gewoon was den «vijand over te reiken om te zamen, daarna beurtelings « er uit rookende, het gesloten vredeverbond te bevestigen. «In de omstreken van Buffalo zijnde bezochten wij den «wereldberoemden waterval van Niagara. ... In de stre-«ken van Detroit en Monroe (land van Michigan) geven « onze paters zeer vele missiën en wonderbaar is de zegen, «waarmede God hun arbeid kroont. Hun werkkring be-«paalt zich hoofdzakelijk tot verlatene Canadeezen, die «voor weinig'e jaren dit land aan de wilden hebben ont-»nomen of afgekocht. Sedert 10, 15, 20 jaren zagen »zij niet één katholieken priester, en zij zijn dan ook «ten gevolge van gebrek aan heilmiddelen tot de »ergste zedeloosheid vervallen. Maar ook daar heb ik «met eigen oog gezien, hoe krachtdadig het door pater

-ocr page 257-

243

«Matthieux ia Ierland ontworpen matigheids-genootschap »op geheele volkeren werkt. Vergezeld van eene cavalcade, »louter uit Canadeesche lieden bestaande, kwam ik aan de »rivier Huron, hekend in die landen door het verblijf der »wilden van dien naam. Ik predikte daar in eene arme »kapel voor een gehoor, dat, na vijftien jaren geen pries-»gehad te hebben, onlangs de genade eener heilige missie »en een prachtvol missie-kruis van onze paters ontvangen whad. Welke kracht der genade werkte in die nieuw-»bekeerden! Welk een geloof! Welk eene godsvrucht! »Ik zou zoo hebben kunnen besluiten om mijne krachten »voor altoos aan het heil van zulke waarachtig verlatene, «geheel verlatene volkeren te schenken.''

Na Chicago en Rochester bezocht te hebben keerden de beide missionarissen naar Baltimore terug. Hun tocht was volbracht; den I6en Augustus werd aan boord van de Cambria de terugreis ondernomen; zij was zoo voorspoedig als de heenreis vol rampen was geweest. Vele plannen voor de toekomst waren gemaakt, vele maatregelen met de kerkelijke overheden genomen; de meeste plaatsen door P. Bernard bezocht waren getuigen geweest van de kracht zijner welsprekendheid; overal had men hem leeren kennen als een ijver- en talentvollen zendeling, die door zijne buitengewone energie groote ondernemingen zou kunnen opvatten en ten uitvoer brengen, en wiens offervaardige toewijding Gods overvloedigen zegen over zijn arbeid voorspelde. P. de Held legde dan ook de volgende schoone getuigenis van zijn reisgezel af: »P. Bernard werkte in de Vereenigde Staten zeer veel »en met groot succes; hij predikte in al de kerken, die «onze Congregatie er voor de Duitsche katholieken heeft «geopend, en ongetwijfeld heeft zijn buitengewoon rede-»naars-talent een groot aanzien aan onze Congregatie »in die streken gegeven. Overal bediende ik mij van zijne

-ocr page 258-

2U

«goede raadgevingen en zijne groote ondervinding om-»trent de menschen en de wereld in eene menigte moeie-»lijkheden, waarvan die visitatie-reis vergezeld ging. Zijn »bijzijn en zijne verstandige manier van handelen hadden » den grootsten invloed op allerlei waardigheids-bekleeders. «Hij behandelde alle soort van zaken met de grootste «gemakkelijkheid, en bezat in hoogen graad het talent »om de zaken te leiden; kortom, hij was eene groote «hulp voor zijne overheden zonder zich ooit op hunne »plaats te stellen, en terwijl hij immer de zedigheid be-»waarde, toonde hij altijd zijn verlangen om zich nuttig-»voor hen te maken.quot;

Na aankomst 'te Liverpool bezochten P. de Held en P. Bernard nog eenige Redemptoristen-kloosters in Engeland, en den 9en September bevonden zij zich wederom in het midden hunner verheugde broeders te Wittem.

Het schijnt dat P. Bernard vol verlangen was in de Vereenigde Staten zijne krachten te gaan wijden aan het heil der verlatene katholieken, welker betreurenswaar-digen toestand hij van nabij had leeren kennen, en dat hij kort na zijn terugkeer in het vaderland den wensch van zijn hart aan den Hoogwaardigen P. Passerat heeft blootgelegd. Althans wij vinden onder onze papieren den den volgenden brief van P. Passerat, waarin deze met de hem eigen beminnelijkheid als zijn verlangen te kennen g:eeft, dat P. Bernard in Nederland zou blijven werken: «Ik dank u in den naam van Onzen Heer Jesus »Christus en van de Congregatie voor de moeite, die gij »u getroost, en de gevaren, die gij doorstaan hebt, om «onze broeders in Amerika te bezoeken; ik wensch u «geluk met uw welslagen en dank God daarvoor. Erit »tibi merces magna nimis. (1) Het offer van uw persoon,

(1) Eeu groot loon zal u gegeven worden.

-ocr page 259-

245

«hetwelk gij mij aanbiedt voor zoovele verlatene zielen, «doet den waren missionaris-Eedémptorist kennen. Aan «uwe toewijding kan echter geen gevolg worden gege-»ven; doch wat zeg ik? staat niet van Abraham ge-»schreven: qma fecisii liane rem ? (1) Ziedaar dan wel »dubbele verdienste: prediken in Amerika voluntate (2) »en prediken in Holland ex obedieniia (3); ziedaar het »mirakel der bilocatie. Gij zult het loon er van niet mis-»sen.quot; — Eerst later, gelijk wij zullen zien, werd het vurig verlangen van P. Bernard vervuld.

(1) God nam, gelijk de lezer weet, Abrahams bereidvaardigheid om zijn zoon Isaak te offeren voor de daad zelve des offers aan, en beloofde hem voor zijue gehoorzaamheid eene nakomelingschap, talrijk als de sterren aan den hemel en de zandkorrels aan het zeestrand. De woorden: omdat gij dit gedaan hebt, hier op P. Bernards aangeboden offer treffend toegepast, zijn de aanvangs-woor-den van Gods belofte. (Gen. XII, 16).

(2) Met den wil.

(3) Uit gehoorzaamheid.

-ocr page 260-

HOOFDSTUK XVII.

LIJST VAN P. BERNARDS MISSIËN ENZ.

VAN 1845 - 1848. - HIJ WORDT PREFEKT VAN HET

TWEEDE NOVICIAAT.

Na zijn terugkeer uit Amerika werd P. Bernard wederom verbonden aan het klooster te Wittem; doch aan rust houden mocht de onvermoeide zendeling niet denken. Reeds in de eerste maand na zijne wederkomst begint met de retraite voor de studenten in het seminarie Hageveld te Velsen eene zoo onafgebroken reeks van apostolische werkzaamheden, dat bijna in iedere maand der bovengenoemde drie jaren twee of drie missiën of andere geestelijke oefeningen, door P. Bernard gepredikt, zijn op te teekenen. Wij laten hier wederom de lijst dezer predikingen volgen.

-ocr page 261-

247

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

1845.

October.

Seminarie Hageveld.

Haarlem. IRetr. voor de

quot;

seminaristen.

1 November.

Chenée.

Luik.

Missie.

15 »

Soamagne.

»

»

8 December.

Wittem.

Roermond.

Oct. van Maria Onb.Ontv.

»

St. Walburge.

Luik.

Missie.

, 1846.

3 Januari.

Ginneken,

Breda.

Missie.

17

Hulst.

»

»

2 Februari.

Hees.

's Boscli.

gt;

14

Venray.

Roermond.

»

21 Maart.

Helden-Kapel.

»

• »

16 April.

Groesbeek.

's Bosch.

ygt;

29 »

Middelaar.

Roermond.

»

10 Mei.

Roermond.

»

»

11 Juni.

Luik.

Luik.

Veertiend.ju-biléter eere v. h. Allerh.Sac.

Juni.

Oorschot.

's Bosch.

Retr. v. relig.

gt;

»

»

» » pens.

4 Juli.

Oisterwijk.

»

Missie.

5 Augustus.

Oosterhout.

Breda.

»

31

Warmond.

Haarlem.

Retr.v.priest.

4 September.

Amsterdam.

»

» » relig.

13

Warmond.

Jgt;

» »priest.

23 »

Veijray.

Roermond.

» » relig.

5 October.

Oldenzaal.

Utrecht.

» »priest.

12 »

y

»

» » »

»

Seminarie Hageveld.

Haarlem.

Retr. voor de seminaristen.

23 »

Rolduc.

Roermond.

Retr.v.d.stud.

18 November.

Maastricht en Wijk.

»

Missie.

G December.

Venlo,

»

Oct. ter eere v. Maria Onb. Ontv.

-ocr page 262-

248

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

1847.

2-6 Januari.

Amsterdam.

Haarlem.

Retr. v. weez.

9-20 »

St. Oedenrode.

's Bosch.

Missie.

23 Jan. - 2 Febr.

Maasheeze.

»

5-10 Februari.

Handel.

»

Retr.v.Broed.

14-20

St. Oedenrode.

5gt;

Retr. v. relig.

21 »

Uden.

»

gt; gt; »

3-14 Maart.

Huybergen.

Breda.

Missie.

Mei.

Luik.

Luik.

De Meimaand

3-13 Juni.

Boekel.

's Bosch.

Missie.

19-29 gt;

Velp.

»

gt;

14-19 Augustus.

Haren (Megen).

ygt;

Retr. v. relig.

21

Uden.

ygt;

Retr. voor de

Kruisheeren.

30 Aug. - 3 Sept.

Warmond.

Haarlem.

Retr.v.priest.

4-13 September.

Amsterdam.

3gt;

Retr. v. relig.

13-17 »

Warmond.

»

Retr.v.priest.

3-7 October.

Oudenbosch.

Breda.

Retr. voor de

seminaristen.

15-18 October.

St. Michiels-Gostel.

's Bosch.

Retr. voor de

seminaristen.

24 October.

St. Agatha.

ygt;

Retr. voor de

Kruisheeren.

2-13 November.

Driel.

Missie.

17-21

Seminarie Hageveld.

Haarlem.

Retr. voor de

(Op 1 Oct. dezes jaars

seminaristen.

naar Voorhout bij Lei

24 Nov. - 3 Dec.

den overgebracht.)

Zwolle.

Utrecht.

Retr. v. relig.

14-23 December.

Megen.

's Bosch.

Missie.

29 Dec. - 6 Jan.

Schayk.

. »

1848.

8-17 Januari.

Deursen.

gt;

-ocr page 263-

219

In deze twee en een half jaar, van October 1845 tot Januari 1848, had P. Bernard derhalve gepredikt 24 missiën, 25 retraites, 2 octaven, en daarenboven de gan-sche Meimaand te Luik.

Van ééne der genoemde predikingen moeten wij met een enkel woord afzonderlijk melding maken. Het was eene grootsche, eene Mgr. van Bommel waardige gedachte, om in Juni 1847 het zesde eeuwfeest der instelling van den H. Sacraments-dag met den meest mogelijken luister in zijne residentie-stad te vieren. Men weet, dat God in het jaar 1230 aan de H. Juliana van Luik openbaarde, hoe aangenaam hem de instelling van dezen feestdag wezen zou, en dat dien ten gevolge de bisschop van Luik, Kobertus, in Juni 1246 voor de eerste maal den H. Sacraments-dag liet vieren; later werd de viering van dit feest door de pausen goedgekeurd en voor de geheele H. Kerk voorgeschreven. Mgr. van Bommel wilde bij dit eeuwfeest zooveel mogelijk geheel de katholieke Kerk rondom het Tabernakel te Luik vertegenwoordigd zien; hij schreef in zijne stad een veertiendaagsch Jubilé uit en riep de meest welsprekende redenaars van zijn bisdom en van elders te zamen, om gedurende het gan-sche feest in alle kerken te prediken, en zoo met al de hun geschonkene talenten het volk tot eene waardige en vruchtbare viering van het Jubilé op te wekken. Daar predikten van de Redemptoristen: de tegenwoordige Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen en P. Bernard; van de Jesuïten: P. Boone en de beroemde P. Ravignan; van de seculiere priesters: de pastoor van Parijs, Petetot, en de vicaris-generaal van Parijs, Dupanloup (thans bisschop van Orleans); verschillende malen predikten de meesten der bisschoppen, welke te Luik het feest kwamen medevieren. En daar waren er, korteren of langeren tijd, meer dan twintig; men vond er behalve den pauselijken

-ocr page 264-

250

nuntius te Brussel en het Belgiscli Episcopaat, verscheidene bisschoppen uit Frankrijk, twee uit Duitschland, twee uit Engeland en Schotland (onder hen was de beroemde Kardinaal-Aartsbisschop van Westminster Mgr. Wiseman), twee uit de Nederlanden (Mgr. Paredis, toenmaals vicarius-apostoliek van Limburg, en Mgr. Wijcker-sloot; zestien hunner begeleidden de luistervolle groote processie door de stad, waarvoor groote altaren, schitterend van goud en zilver, op verschillende plaatsen waren opgericht; men telde op dien dag ongeveer 80000 vreemdelingen binnen de muren van Luik. Daarenboven kwamen talrijke processiën van overal, ook uit ons vaderland, aan het Jubilé deelnemen; het getal dier pelgrims beliep, volgens eene matige berekening, meer dan 50000. De vruchten van het feest bleven niet uit, en nog duurde het Jubilé eenige dag-en voort, toen in zeventien kerken

O D /

reeds bijna 44000 HH. Communiën waren uitgereikt. (1) Eere den waardigen Herder, die het plan voor zulk een feest heeft opgevat en het op zoo schitterende wijze wist ten uitvoer te brengen!

In het begin van het jaar 1848 werd P. Bernard benoemd tot prefekt van het tweede noviciaat. Zij namelijk, die in de Congregatie des Allerheiligsten \ erlossers willen opgenomen worden, leggen zich gedurende het zoogenoemde eerste noviciaat enkel en alleen toe op de studie en de beoefening van het geestelijk leven; zijn zij aldus tot mannen van overdenking gevormd, dan leggen zij hunne geloften af; daarna begint de studie der philosophic, theologie enz., eindelijk gaan zij het zoogenaamde tweede

(1) Het verslag, waaraan wij het bovenstaande ontloonen, en hetwelk vóór het einde van het Jubilé werd gepubliceerd, bevat nog de opgave niet van de kathedrale kerk en verschillende kleinere kerken in de stad en in den omtrek, zoodat het genoemde getal veilig nog met duizenden kan vermeerderd worden.

-ocr page 265-

251

noviciaat in, waarin zij zich bepaaldelijk voorbereiden tot de apostolische werkzaamheden der missiën en tot mannen van de daad gevormd worden. Wie zal twijfelen of P. Bernard de rechte man op de rechte plaats was, toen hij dit noviciaat ging oprichten en de jeugdige planten der Congregatie verzorgde en aankweekte om rijke en geurige bloemen, krachtige en schoone vruchten te kunnen voortbrengen, toen hij aangesteld was om zijne kracht des woords, zijn geest van toewijding zooveel mogelijk over te storten in degenen, die de blijde hoop der Congregatie uitmaakten? Hij opende dit tweede noviciaat het eerst den 20en Februari 1848, en nogmaals den 8en September van hetzelfde jaar, tengevolge waarvan hij dit jaar aan het klooster te Luik verbonden was, en de godvreezende P. Passerat, dien onze lezers reeds vroeger hebben leeren kennen, schreef in dien tijd aan de novicen, welke door P. Bernard geleid werden, aldus: »Gij gaat dan, geliefde broeders, uwe vlucht »nemen; weldra gaat gij opvliegen, en wijl men den «vogel kent aan zijne vlucht, hoop ik in u, geleid door »een zoo uitstekenden meester, zoo vol van goeden wil, «vogelen te zien, omhoog gehouden door den H. Geest. «Gij gaat opvliegen, niet als een ballon, het werk van «menschelijk vernuft, die niet weet, of hij wellicht niet »in den afgrond of in het water zal neerkomen, maar als »het muschje of de wijze tortelduif, die nooit hare nes-«ten uit het oog verliezen, waarheen zij vluchten om »zich te beveiligen tegen den roofvogel. Vliegt dan nooit «zoo hoog of zoo ver, dat gij en uw noviciaat èn de «goede voornemens vergeet, die gij daar onder ingeving »des H. Geestes hebt gevormd. Gij hebt een uitstekenden »meester. Prent diep in uwen g'eest en in uw hart de lessen, «die zijne verdienste en zijne ondervinding u zullen aan-»bieden om de daad te voegen bij het inwen» dig leven.quot;. . .

-ocr page 266-

HOOFDSTUK XVIII.

P. BERNARDS TWEEDE REIS NAAR AMERIKA,.

Thans was het oogenhlik aangebroken, waarop de stem van Gods Voorzienigheid P. Bernard riep, om den zegenrijken arbeid, hier voltrokken, ginds op een meer en meer tot den oogst gereeden grond te gaan voortzetten.

P. Heilig was intusschen als Provinciaal van Holland, België en Engeland P. de Held opgevolgd, en toen het besluit om P. Bernard naar Amerika te zenden was vastgesteld, werd het door den Provinciaal in de volgende woorden aan P. Bernards broeder medegedeeld: »ik moet ))U eene hoogst belangrijke tijding berichten, die, hoe »vereerend zij wezen moge, toch zeker wel uw hart, het »hart uwer dierbare moeder en van geheel uwe familie »gevoelig zal treffen. Gij weet, dat sedert eenige jaren »onze Congregatie in Amerika gevestigd is en aldaar »reeds tien statiën zijn opgericht, welke voor Gods glorie »en het heil der zielen veel reeds doen en meer nog «beloven. Maar gelijk alles wat begint, hebben zij nog »vele moeielijkheden te doorworstelen. Benoemd gewor-»den tot Provinciaal van België, Holland en Engeland, » alzoo ook belast met het bestuur onzer huizen in Amerika,

-ocr page 267-

»vatte ik aanstonds liet plan op om daarheen een superior

»te zenden, die wel in staat is om het werk onzer Con-

' amp; -

»gregatie aldaar op te richten, te - verheffen en te grond-»vesten. De oversten nu hebben het oog geslagen op »uw broeder en den mijne, op P. Bernard, als dengene «die èn om zijne talenten èn om zijne ondervinding èn »om zijn ruimen blik èn om zijn geest van toewijding whet best geschikt is om aan onze Amerikaansche mis-»sionarissen den geest en de geestdrift te geven, die zij » noodig hebben, ten einde in Amerika het onmetelijk goed »tot stand te brengen, waartoe zij geroepen zijn? P. Bernard »is alzoo tot Vice-Provinciaal benoemd van al onze Ame-

»rikaansche huizen en statiën..... Ik begrijp, dat die

»scheiding u en vooral uwe goede moeder bedroeven zal; »ook verzeker ik u, dat zij mijn hart en geheel de Bel-»gische Provincie diep treft, maar het algemeen heil der «Congregatie in Amerika eischt dit offer van weerszijden. »Ik kan u echter tevens de troostende verzekering geven, »dat die scheiding hoogstens slechts drie jaren duren zal; «zijn deze verloopen dan zal de Belgische Provincie niet »nalaten P. Bernard terug te vragen, nadat hij in Ame-»rika het goede, waartoe hij geroepen is, zal hebben tot »stand gebrachtquot;. . . .

P. Bernard gevoelde, hoe dit bericht het hart zijner moeder treffen zou, thans vooral, nu zij alléén dit nieuwe offer moest dragen. Haar deugdzame echtgenoot namelijk was den 28™ September 1846, het feest van zijnen Patroon, den H. Michaël, naar wij vertrouwen, in den Hemel gaan vieren, en P. Bernard, die zelf de plechtigheden der begrafenis en de uitvaart-diensten had kunnen verrichten, was, met zijne moeder bij het lijk zijns vaders neergeknield, van nabij de getuige, maar de troostende getuige harer droefheid geweest. Het was daarom, dat hij in de meest opgeruimde bewoordingen, zoo mogelijk met nog

-ocr page 268-

254

kinderlijker gevoelens dan voorheen, zelf naar zijne moe-der schreef, om haar de tijding van zijn vertrek mede te deelen. Na op schertsende wijze haar langzamerhand voor het belangrijke bericht te hebben voorbereid, vervolgt hij met deze woorden, die tegelijkertijd de edelmoedigheid verraden, waarmede hij zelf aan God zijn offer bracht: »nu ja dan! het hooge woord moet er uit. P. Heilig «riep mij onlangs bij zich, en verklaarde mij op ééns, »na ing'ewonnen raad van zijne consultoren, dat het Gods «Wil is, dat ik in Amerika zijne plaats ga bekleeden «en de huizen bestieren, die de Congregatie daar geves-»tigd heeft of nog ■ vestigen zal. Die tijding mag ieder «ander getroffen hebben, ik voor mij was er zeer gelaten »in, omdat ik sinds lang geleerd heb, mij op de bepalin-»gen van Gods Voorzienigheid gereed te houden en die «blindelings in de stem mijner oversten te aanbidden. Ik »breng der Congregatie, wel een groot offer, maar dat «offer komt nog niet in vergelijking met hetgeen ik haar »verschuldigd ben, en gij begrijpt ook, dat ik mij, als »het de wil van God is, wel zal wachten van eene enkele »tegenbedenking te maken. Mijn levensloop is steeds van «dien aard geweest, dat een eenvoudig' oog daarin zeer »gemakkelijk de bestiering Gods allerduidelijkst heeft kun-»nen bemerken, en zoo houd ik dan ook in dit nieuwe «geval met den bisschop van Luik, dat deze tweede reis «wederom eene beschikking van Gods Voorzienigheid is....

»Te voren moet ik nog eene reis maken naar Duitsch-«land, ten einde in naam des Provinciaals op te nemen, «hoe het aldaar staat met onze paters en broeders, die «heinde en ver verspreid zijn; ik denk ook in Duitsch-«land nog eenige paters te zullen vinden, die zich bij «mij willen aansluiten; daarna is mijn plan den Holland-»schen grond te komen bezoeken. .. . Eéne bepaling moet «ik nog vóór mijne overkomst naar Amsterdam maken.

-ocr page 269-

» dat gij namelijk aan P. Heilig* laat weten, hoe gij, zeker «pijnlijk gevoel ter zijde gesteld, berust in zijnen wil, «die de wil van God is; het kan hem niet anders dan »aangenaam wezen te vernemen, dat de geheele familie, » moeder aan het hoofd, recht deugdzaam, kloekmoedig en »onderworpen Gods Voorzienigheid aanbidt, en de bepa-»lingen goedkeurt, die strekken moeten tot het heil onzer »ConpTeg-atie.

D o

»Yoorloopig wensch ik u 's Hemels zegen, eene kalme »ziel en zalige onderwerping aan 's Heeren wil. Wanneer »gij bij al die gebeurtenissen zoo vroolijk blijft als ik, »dan geeft gij dubbele vreugde aan mijn hart, en dan «zegent God ons beiden.quot; In denzelfden geest schreef P. Bernard tegelijkertijd aan zijn broeder: .... »zoo gaat »het in de wereld, men kan op niets meer rekenen. »God geleidt volken en individuen, gelijk Hij wil, langs »onbekende, vaak onverklaarbare wegen naar hun doel. »Ik ben zeer onderworpen aan die beschikking mijner »overheid, en, te oordeelen naar de kalmte mijner ziel »en mijne opgeruimde stemming, mag ik er niet aan »twijfelen, of de vinger Gods is hier. Ik hoop, dat het »antwoord aan P. Heilig den godsdienstigen zin en de «geestelijke tevredenheid zal kenmerken, waarmede men «alles ziet voltrekken, wat de goede God over mij be-«paalde of nog bepalen zal. ... Ik kan niet begrijpen, «vanwaar dat vertrouwen komt, waarmede de oversten «dien gewichtigen last op mijne schouders durven neder-«leggen, maar wanneer God spreekt, dan valt er niet «meer te redeneeren.quot;

Zóó gestemd ging P. Bernard de aangekondigde reis door Duitschland en Beieren maken; daarna kwam hij te Amsterdam een hartelijk afscheid nemen van zijne familie, en met innige voldoening vond hij in zijne geliefde moeder nog dezelfde bereidwilligheid terug, waarmede zij hem

-ocr page 270-

256

weleer bij zijn vertrek naar Rome, naar het noviciaat, naar Amerika, in de handen van God had overgegeven.

Troostend waren haar vooral ook de woorden, welke een Redemptorist haar om dien tijd geschreven had: »gelukkige moeder! wie zou u van dien titel berooven » kunnen bij het genot van zulk een zoon. . . . Tot hiertoe »was hij zichtbaar een werktuig in de handen der Voor-»zienigheid. Sedert 1834 zag iedereen in hem den man, »die door God geroepen was om een gevoeligen schok »toe te brengen aan de overal hesrschende onverschillig-»heid. België en Nederland ontwaakten op zijne stem; »de zondaar zag met tranen in de oogen, hoe ver hij »van God was afgeweken; de rechtvaardige werd aange-»moedigd om den strijd des levens ten koste van wat »ook door te staan; de leek schonk hem de gehei-»men zijner ziel; de priester nam hem daarenboven nog »als den door ondervinding zekeren gids op den ge-»vaarlijken weg, waarlangs hij met zich zeiven nog zijn » evenmensch leiden moet. Hoe gelukkig waart gij daarbij »niet in uwe ziel? Hoe menigen traan, maar van vreugde, «hebt gij bij dat schouwspel van veertien jaren niet ge-» stort ? Hoeveel duizend malen was het offer van zulk een «zoon en priester niet beloond, het offer, dat gij in 1833 «zoo grootmoedig hebt gebracht? Maar wie had het «voorzien? P. Bernard heeft vijf talenten van God ont-»vangen; hij heeft het vijfde nog niet overgewonnen, en «toch, daartoe is hij verplicht, zoo hij niet beroofd wil wor-«den van den winst, dien hij reeds met zooveel zwoegen »en tobben heeft bijeenverzameld. Doch moet nu juist dat »laatste talent zoo verre van de oogen eener hoog bejaarde «moeder worden opgezocht! — Ja, gelukkige vrouw, «God brengt vaak in het leven scheidingen te weeg, »welke menschelijkerwijze doodelijk zijn, maar die alleen

-ocr page 271-

257

»worden licht gemaakt door ons geloof, dat zij door eene »des te nauwere vereeniging, en dat wel in eeuwigheid, «worden opgevolgd. O! hoe schitterend zal de parel zijn, «welke binnen eenige dagen aan de voor u bestemde »kroon gevlochten wordt, als gij grootmoedig den ge-«vraagden zoon ten offer brengt. En die moed ontbreekt »u niet. Gij gelooft, dat van degenen die aan God be-«hagen zware offers worden geeischt, nadat onze Aller-«heiligste Verlosser zelf aan het Offerhout is vastge-»nageld geworden; zijne eigene Moeder heeft haar hart »doorboord gevoeld. ... O, was ik zoo gelukkig als «P. Bernard; mocht ik, na aan zijne zijde zoovele blijken »van zelfopoffering bewonderd te hebben, de noodige «krachten nog bezitten om ook over den Oceaan onder «zijne leiding een grooten buit voor de eeuwigheid op »den vijand des menschen te behalen! Na drie jaren zult «gij hem, met dien rijken buit beladen, met nieuwe pal-«men in zijne handen, wederzien, en mogen vernemen, »dat hij, gelijk een andere Paulus, het geloof ook onder »de Heidenen vruchten heeft doen dragen. Laten wij hem «volgen met onze gebeden; laten wij voor hem en zijne «nieuwe Ghristenen onze stem ten Hemel zenden, laten «wij Jesus en Maria bezweren, dat zijne krachten niet «verminderen mogen onder den hem nieuw opgelegden «last; laten wij den H. Alphonsus dringend smeeken, dat «ook in de Nieuwe Wereld zijn werk onder het bestuur «van P. Bernard bloeien moge.. . .quot;

Den 20en December 1848 vertrok P. Bernard met vier zijner ordebroeders (1) en tien klooster-zusters van Southampton. Wel was deze tocht over den Oceaan niet zoo vol onheilen als de eerste, maar toch — zonder beproevingen liet God zijne dienaars en dienaressen niet: hun

(1) Onder hen waren de Eenv. Paters Kaltenbacli en Klaholz.

17

-ocr page 272-

258

latere arbeid moest daardoor des te verdienstelijker en vruchtbaarder worden. Wij laten hier eenige uittrekselen uit P. Bernards brief »op zee aan boord van den Washiny-ionquot; volgen.

.... »2e Kerstdag.... Den eersten dag der reis was ik »bijzonder frisch; maar den tweeden dag ben ik ter dege »zeeziek geweest. De goede God verlangt, dat ik zoowat «van alles ondervinde, al was het dan maar om anderen «beter te kunnen troosten en helpen, want van onze »goede religieusen is slechts ééne gezond; die brave «zielen echter lijden met een geduld, dat de engeltjes »zich er over verheugen moeten. Van onze paters zijn er «twee bijzonder ziek; de goede P. Kaltenbach kan niet «één oogenblik buiten het bed zijn, maar wij passen hem «goed op en zullen hem toch wel levend en gezond «naar New-York brengen.

»27 Décember.... Op Kerstdag was het feest aan «boord, dat is aan tafel: de kapitein tracteerde. Maar «godsdienstige gevoelens zocht men dien dag onder die «mengeling van allerlei passagiers te vergeefs. Het was «voor mij een groot gemis op Kerstdag mijne drie HH. »Missen niet te lezen; doch ik heb dat gemis des nachts «te twaalf uren maar aan de voeten van Jesus' Kribje «neergelegd, en ik had op dat oogenblik een gevoel, «alsof het lieve Kind van Bethlehem mij antwoordde, »dat het met mijn offer tevreden was en mij helpen zou »in mijne nieuwe en hoogst belangrijke betrekking. Nu, «daarop reken ik dan ook; want was het niet voor den «lieven God, dan zou ik zeker geen veertien dagen op »die onstuimige zee gaan doorbrengen.

«29 December, 's morgens vroeg. — Het weder is »veranderd: een storm van vier-en-twintig uren ! Tegen «den avond was er groot gevaar. De golven sloegen op «het voorste gedeelte van de stoomboot alles weg. De

-ocr page 273-

259

«matrozen moesten vluchten, en de kajuit onzer nonnetjes «geraakte onder water. Een uur lang stonden zij ten «halven lijve in het zeewater, en meenden niet anders, «of haar laatste uur was geslagen. Ik vloog het dek op »en vond er den kapitein alléén met eene kalmte en «tegenwoordigheid van geest, die mij ontroerden. Ik vroeg «hem verlof om onze tien religieusen naar de andere «zijde van het schip te mogen overbrengen. Dit gelukte; «de nonnetjes droegen elkander op de schouders over, en «waarlijk, ik werd getroffen over den moed, dien zij ten «toon spreidden; zij lachten nog in haar ongeluk en «toonden wel hoe zuiver en met God vereenigd hare «harten zijn. Dit was echter de zwaarste storm, dien ik op «zee gehad heb, en de kapitein verzekerde mij, dat hij wel » dikwijls zware en langdurige stormen had doorgeworsteld, «maar in de zes-en-twintig jaren, gedurende welke hij de «zee bevaren had, nog nooit door zulk een plotselingen «orkaan was overvallen geworden. In weinige uren was «het schip zoodanig geteisterd, dat wij den ganschen «volgenden dag moesten stil liggen; de stoommachine was «tegen de schokken niet bestand geweest en moest geprepareerd worden.

»Van 29 December tot dit oogenblik, 4 Januari 's a-«vonds, is slecht weder ons lot. Eegen, sneeuw, hagel, «wind, stormvlagen en dikwijls hevige koude hebben wij »te verduren; wij gaan dan ook bitter langzaam vooruit.

»8 Januari. Land! land! Amerika! New-York! zoo gaat «het uit aller monden. God zij dank ! en duizendmaal dank! «Wij komen dan te New-York; de reis is teneinde; het «uitgestane leed vergeten! Nu de toekomst vroolijk te »gemoet gesneld! Dat allen met mij juichen, maar toch «niet vergeten eene Mis van dankzegging aan den lieven «God op te dragen, en een hartelijk gebed op te zenden «naar zijne H. Moeder!quot;. . . .

-ocr page 274-

260

Daar stond nu P. Bernard voor het onmetelijk veld, dat hem ter bearbeiding was toevertrouwd. Geheel aan Gods wil overgegeven en steunende op de hulp van Gods Voorzienigheid had hij den zwaren last op zijne schouderen genomen; in dezelfde gemoedsstemming vervolgde en voltooide hij den hem opgelegden arbeid, en zijn aandeel in de verheffing zijner Congregatie in Amerika zou nog wel zoo groo.t, wel zoo verdienstvol worden als dat wat hem in België en Nederland was te beurt gevallen.

-ocr page 275-

HOOFDSTUK XIX.

P. BERNARD, VICE-PROYINCIAAL DER CONGREGATIE IN AMERIKA. (1)

Na een paar dagen te New-York vertoefd en te Phi-ladelpliia eenige zaken geregeld te hebben, kwam P. Bernard te Baltimore, welke stad hij tot zijne eigenlijke verblijfplaats gekozen had; van hier uit deed hij, gedurende de twintig maanden, welke hij thans in Amerika doorbracht, niet minder dan zeven groote reizen door de Vereenigde Staten, overal predikende, overal maatregelen nemende in het belang van zijne geliefde Congregatie.

Zijne eerste reis, welke hij reeds twee weken na zijne aankomst, den 22en Januari 1849, ging ondernemen, liep over Cumberland, Brownsville, Pittsburg, Cincinnati, St. Louis en Nieuw-Orleans. Hoe zichtbaar was de zegen Gods over den arbeid der Redemptoristen in de laatste

(1) Ofschoon wij omtrent P. Bernards apostolischen arbeid in Amerika vele bijzonderheden in brieven en aanteekeningen van hem zeiven en van anderen hebben opgespoord, konden wij toch in deze hoofdstukken niet zoo volledig zijn, als wij zouden wen-schen, wijl het officieel verslag dier werken, ten gevolge van de droevige tijdsomstandigheden te Kome, niet kon geraadpleegd worden.

-ocr page 276-

2G2

jaren neergedaald! Te Philadelphia was de Duitsche gemeente niet slechts toegenomen in getal, en bloeiden daar reeds de Broederschap van het H. Hart van Maria en de H. Familie, maar ook was zij zeer vooruitgegaan in deugd-zamen levenswandel; te Baltimore was de H. Alphonsus-kerk, die, toen zij voor vier jaren gebouwd werd, aan P. Bernard veel te groot had toegeschenen, reeds te klein geworden en inwendig luisterrijk van alles voorzien; te Pittsburg, alwaar P. Bernard » de handen vol werksquot; kreeg, wijl slechts één der vier aldaar werkende paters gezond was, bloeiden godsvrucht en voorbeeldelooze ijver, terwijl voor vier jaren nog slechts een aanvang werd gemaakt met het bouwen eener kerk; »de patersquot; zoo schrijft hij, »zijn hier zeer bemind, en God zegent hun geest van »versterving en liefde tot ontberingen door meer en meer «hunne werken wel te doen slagen; de Congregatie van »het H. Hart van Maria is daar in haar grootsten luister, »en met weerzin verliet ik dit stichtend huis, wel be-»sloten het te ondersteunen en meer en meer te doen «bloeien.quot; Te Cincinnati was het getal der Duitsche katholieken tot 30000 geklommen en bezaten zij reeds vijf kerken; «als ikquot; schrijft P. Bernard, die aldaar in het Collegie der Jesuiten een aangenaam en voor zijn arbeid vruchtbaar verblijf genoot, « als ik het groote ge-«tal godsdienstige instellingen in deze stad, den altijd «toenemenden bloei der godsdienst, de nieuwe in aanbouw «zijnde kerken beschouw, dan aarzel ik niet te zeggen, «dat deze stad voor de Katholieke Kerk in de Vereenigde «Staten eene der voornaamste plaatsen is. P. Heiningen, « een uitgeweken Oostenrijksche Jesuit werkt hier voor de «Duitschers, en door den schitterenden opgang, die zijne «predikatiën en missiën maken, worden het verlies, dat «hij in zijn vaderland heeft moeten lijden, en de opoffe-» ringen, welke hij zich heeft moeten getroosten met de

-ocr page 277-

263

» zee over te steken, ruimschoots vergoed. ... De Zondags-»oefeningen worden boven mijne verwachting gevolgd; wik moet zeggen, hier gelijk ook elders hebhen de pries-»ters geen klagen, dat hunne kerken niet bezocht wor-i) den, en als de Zondag over het algemeen als een groote «rustdag beschouwd wordt, men acht dien niet minder »als een dag van gebed en heiligmaking. In dit punt «overtreft Amerika elke Europeesche streek, en wat mij « aangaat, ik geloof dat deze gehechtheid aan den Zondag «de bron is van al de tijdelijke zegeningen, welke God «in ruime mate over dat nieuwe volk uitstrooit. Welk «een aanwas van de bevolking! Welk een welvaart in «den handel! Wat vooruitgang in de nijverheid!.... «Wanneer wij wilden, konden ons ééne of twee ge-«meenten worden toevertrouwd; de Bisschop is ons zeer «gunstig en stelt ons verblijf in zijn diocees op hoogen «prijs, want waarlijk hier mag men zeggen: de ooyst is «overvloedig, doch de werklieden zijn schaarsch ; maar mijn «Grod! ik heb een veel grooter getal paters noodig' om «aan alle geestelijke behoeften te gemoet te komen!quot; Te St. Louis vond P. Bernard de Zusters van het. H. Hart in een bloeiend pensionaat, de Zusters van den H. Joseph zorgende voor weezen en verlatene kinderen beneden de 10 jaren, de Zusters van Liefde werkzaam in een groot hospitaal, en wat hem vooral gelukkig maakte en van groot belang voor zijn verderen arbeid was, hij vond in het Jesuiten-klooster, waar hij wederom zijn intrek had genomen, den beroemden missionaris P. deSmet. «Ach!quot; zoo schrijft hij over hem aan zijne oversten, «ach, eer-«waarde Pater, wat .moet ik u zeggen van den goeden, «van den heiligen Pater de Smet! Waarlijk die man «leeft niet meer dan in het hart van God en in de ziel «zijner wilden. Wat zijn zijne gesprekken aangenaam, «en onderrichtend! Ik gevoelde mij inderdaad gelukkig

-ocr page 278-

264

»mij met hem te kunnen onderhouden, en hij heeft mij » vele belangrijke zaken toevertrouwd voor de betrekking, »waarin ik mij geplaatst vind. Zoo iemand, dan kent hij «Amerika en alles wat met de godsdienst in verband «staat. Nochtans laat de goede God hem gebukt gaan «onder eene harde-beproeving; maar zulke grootemannen » moeten groote beproevingen ondervinden. De drie dagen, »te St. Louis doorgebracht, zijn voor mij zoovele dagen «van afzondering geweest. Het stilzwijgen, de regeltucht, «de geest van opoffering vian al de leden dezer uitmun-«tende inrichting hebben mij zoodanig gesticht, dat ik «het niet spoedig zal vergeten. Als ik Pater de Smet in «mijne tegenwoordigheid met den eenvoud van een jeug-«digen novice verlof hoorde vragen om een brief te openen, «welken hem door de wilden was toegezonden, dan be-»wonderde ik meer den volmaakten religieus dan den «grooten apostel van de beschaving der Rotsgebergten. »Ik zegen God, dat Hij mij de gedachte heeft ingegeven »om betrekkingen aan te knoopen met de paters der «Sociëteit te St. Louis, en ik ben er Hem innig erken-«kentelijk voor.quot;

«Met zekeren schrik in het hartquot; zette P. Bernard zijne reis naar Nieuw-Orleans voort; de vaart op de Missisippi was hoogst gevaarlijk zoo om de groote ijsschollen, welke op sommige plaatsen de rivier nog vervulden, als om «de zandbanken, die zich onder het »water verschuilen, de boomen en stukken hout, welke »de rivier, wanneer zij buiten hare oevers treedt, afrukt, «en die op den bodem als zijn ingeplant, alsook om de »stukken van schepen en booten, welke vergaan zijn en « die men niet heeft kunnen vernietigen.quot; Maar zijne voorbereidselen voor de reis waren »een goede rozenkrans in » den zak, een scapulier om den hals en een zuiver ge-»weten,quot; en de troost, dien hij bij zijne aankomst te

-ocr page 279-

2G5

Nieuw-Orleans smaakte, vergoedde ruimschoots de angstige oogenblikken van zijn gevaarvollen tocht. Daar was hij het heerschen der cholera een pater »alléén hlijven ar-»heiden op het uitgebreide aan zijn ijver geopende veld. «Waarlijk [zoo vervolgt P. Bernard], anhnam suam posuit ))pro amicis suis, hij heeft zijn leven voor zijne vrienden »gegeven, en God heeft hem zichtbaar gezegend. Bis-»schop, geestelijkheid, volk, allen dragen hem een eerbied, »liefde en achting toe, die alle beschrijving te boven gaat, »om den apostolischen arbeid, dien hij als een waar kind »van den H. Alphonsus onder het verlaten volk van dat » gedeelte van Louisiana volbrengt.quot; De eerste plaats, welke P. Bernard bezocht, was het graf van zijn overleden medebroeder P. Chabert, die kort te voren gestorven was »als slachtoffer van zijne liefde voor de cholera-lijders, »terwijl hij de vurigste liefde ademde voor de Congregatie »en de warmste wenschen koesterde voor haar Huis te «Nieuw-Orleans.» Hij was, [zoo gaat P. Bernard voort], »de geliefde priester van Nieuw-Orleans, en zijn voorbeel-»dig gedrag had den Bisschop doen besluiten om hem als «biechtvader van de Zusters van Liefde aan te stellen, »wier tranen nog het verlies van een religieus beweenen, « die haar door zijn geest van versterving en zedigheid zoo «goed onderwees. Zijne lijkrede werd uitgesproken door «een Pater Jesuit, die tien dagen later zelf gestorven is. «Langen tijd strooide het volk bloemen op het graf van »P. Chabert, en indien ik thans te Nieuw-Orleans de «Congregatie bemind, geacht en in aanzien vind verre «boven mijne verwachting, dan zijn wij dit wel aan den «goeden P. Chabert verschuldigd. Ik twijfel niet, of de «H. Alphonsus heeft hem in den Hemel komende ge-«kroond en omhelsd, en het is vertroostend voor de Con-»gregatie te vernemen, dat de twee eerste paters, gestor-«ven in de Vereenigde Staten, zulke schoone herinneringen

-ocr page 280-

26G

«hebben achtergelaten.quot; (1) Niet onbelangrijk is het feit, dat de burgemeester der stad, den raad niet meer kunnende hooren over het ingediend verzoek om den overleden pater in de kerk te begraven, in zijn hooge achting voor den godvreezenden priester zelf voorstelde om eene inschrijving te openen tot het betalen der boete, die daarvoor geeischt zou worden, en bovenaan op de inteeken-lijst zijn eigen naam schreef; niet slechts werd P. Cha-bert toen voor het altaar der H. Maagd begraven, maar op aandringen des burgemeesters besloot ook de raad, dat voortaan ieder katholiek priester in de kerk mocht begraven worden.

Vol vertroosting en dankbaarheid jegens God, kwam P. Bernard thans in zijne gewone verblijfplaats, Baltimore, terug. quot;Wat al verbeteringen waren sedert zijn eerste verblijf in Amerika, slechts vier jaren geleden, tot stand gekomen! Geen wonder dan ook, dat hij den brief, waaruit wij bovenstaande bijzonderheden aanhaalden, met de volgende woorden besluit: »ik bid u. Eerwaarde Pater, «om aan al onze paters en broeders, aan al onze oude «kennissen, aan alle weldoeners en weldoensters van het »Huis en van de Congregatie te zeggen, dat ik gelukkig «ben. Ik beveel mij in aller godvruchtig aandenken, in «de harten van al mijne broeders en van allen, die de «Congregatie van St. Alphonsus liefhebben.quot; — En een anderen brief, omstreeks denzelfden tijd geschreven, besluit hij aldus: «God zij dank! ik durf zeggen, dat «ik op mijne plaats ben. 't Is waar, arbeid ontbreekt « mij niet, groote verantwoordelijkheid drukt mij voor God, «die mij riep, en voor de Congregatie, die mij zond.

(1) De eerste in Amerika gestorven Redemptorist was P. Fran-ciscus Poilvache, geboren te Eben-Emael in het diocees van Luik, den 12en Mei 1812; gestorven te Monroe in den Staat Michigan, den 26C!1 Januari 1848.

-ocr page 281-

267

«Kruisjes vindt men overal, en niemand meer dan die «den last draagt van het bestuur. Maar als ik zie wat »anderen hier doen en lijden voor God en zijne H. Kerk, »dan acht ik mijn last nog boven mate licht.quot;

In de dankbaarheid zijns harten vatte de edelmoedige missionaris thans het plan op om nagenoeg voor eigen rekening een klooster te bouwen in Baltimore. ))Ik ben »naar Amerika gegaan,quot; zoo schrijft hij aan zijne moeder, »met het vaste besluit om daar voor God en de Congre-«gatie al het goede te stichten, waartoe ik zal kunnen )j worden in staat gesteld. De eerste paters, die hierheen «vertrokken, hebben door het bouwen van kerken en op » andere wijzen zware schulden gemaakt, die dan toch wel, «onder Gods zegen, geregeld zullen worden afgelost. En «echter is nog een groot gebrek te betreuren: geschikte «woningen voor de paters. De noodzakelijkheid daarvan «eischt geen betoog; zelfs te Baltimore, waar de kerk «allerschoonst is, bewoont men een huisje, zoo eng, zoo «ongeschikt, dat mijn eerste werk was, zoodra ik er aan-«kwam, twee a drie paters te verplaatsen. Reeds voor «vier jaren was mijn verlangen, dat ten minste daar waar «de moeder-kerk onzer Congregatie staat, een geschikt «huis werd neergezet. Dat verlangen is door mijne nieuwe «betrekking hier te lande in een plan overgegaan, het-«welk ik uit liefde voor God en de Congregatie gaarne «zou verwezenlijken.quot; Daar hij echter geene nieuwe schulden maken kon zonder zijne stelling ontzettend te bezwaren, verzocht hij zijne moeder hem nogmaals een aanzienlijk voorschot zijner eventueele erfenis te zenden. «Durft de «Amerikaan alles,quot; zoo schrijft hij, «omdat hij een Ame-«rikaan is, ik durf alles, omdat ik op God betrouw en «zijne zaak behartig.quot;

Slechts een paar weken had P. Bernard te Baltimore vertoefd, toen hij den 20erL Maart eene nieuwe reis ging

-ocr page 282-

268

ondernemen naar New-York, Philadelphia, Rochester, Buffalo en Pittsburg, »een tocht van 300 uren.quot; In iedere stad bleef hij een Zondag- over om er het woord Gods, naar g-elang der omstandigheden in het Engelsch, Duitsch of Fransch, te prediken; in Rochester predikte hij voor de verlatene Canadeesche zwervelingen, die, door een dei-paters opgespoord, des Zondags in een arm kerkje bijeenkwamen, en van welk het drie vierde in twintig of dertig jaar geen priester gezien, veel minder de HH. Sacramenten ontvangen had. Dat was een gelukkige dag voor P. Bernards medelijdend hart: zeer velen, door zijne prediking getroffen, rezen uit het graf hunner zonden op. Te Buffalo moest hij den reeds aangevangen bouw der nieuwe Redemptoristen-kerk g-aan regelen, en na een hevigen storm op het meer Erie, hetwelk hij, schrijft hij, niet had durven overgaan, zoo hij niet door ondervinding wist, dat hij een goeden Engelbewaarder had, vond hij te Pittsburg weder overvloedigen arbeid bij het bouwen van een nieuw klooster. «Voor de eerste maal »in mijn leven,quot; zoo schrijft hij, »word ik bouwmeester, »en ik loop met den maatstok rond te midden van een »aantal arbeiders.quot; Kwam hij vervolgens te Baltimore terug, dan was hij daar, gelijk hij zegt, » aan zijne schrijf-»tafel als genageld; dat valt mij wel wat hard [gaat hij voort], »na een leven van 14 a 15 jaar onophoudelijk »in missiën doorgebracht, maar als orde-lid mag ik niet »meer wagen, wat ik liever doe.quot; Evenwel was de kansel niet zoo ver van P. Bernards schrijftafel verwijderd, dat hij niet herhaaldelijk voor onafzienbare scharen met buitengewone vrucht het woord Gods verkondigde.

Omstreeks dezen tijd, in Mei 1849, woonde P. Bernard het zevende provinciaal concilie van Baltimore bij, en hij had, in zijne hoedanigheid van vice-provinciaal der Redemptoristen, een niet onbelangrijk deel aan de werk-

-ocr page 283-

260

zaamheden; daarenboven kwam hij, tot niet gering voordeel voor den arbeid zijner paters, in aanraking zoowel met al de bisschoppen dier gewesten als met de uit-muntendste en geleerdste priesters. Intusschen maakte hij ook een aanvang met het bouwen .van het nieuwe klooster te Baltimore, want ten gevolg-e van het verzoek, hetwelk hij, gelijk wij hierboven vermeldden, tot zijne moeder had gericht, was hij in staat gesteld om aan zijn edelmoedig verlangen gevolg te geven en grootendeels uit eigen middelen dit klooster te stichten.

Nog in dezelfde Meimaand ging P. Bernard ten derden-male op reis. Te New-York had hij een professor met eenige studenten der Congregatie te installeeren, en gedurende zijn verblijf aldaar bezocht hij het nabijgelegen Blackwaks-eiland, dat, geheel bestemd voor ongelukkigen, twee gevangenissen, hospitalen voor verschillende zieken, twee krankzinnigen-huizen bevatte, en alwaar een der paters tijdelijk, doch in volle vrijheid, de geestelijke bediening uitoefende. Te Westminster ging hij huis en kerk inrichten, die, met 25 bunders land, door den aartsbisschop aan de Congregatie waren ten geschenke gegeven; te Uniontown en Tennitown bezocht en vertroostte hij de arme en verlatene katholieken. «In eerstgenoemde plaats »wordt de godsdienst uitgeoefend [zoo schrijft P. Bernard] «in eene huiskamer onder het dak van een deftigen »Roomsch-geworden huisvader; daar ziet gij op het vast-»gestelde uur man en vrouw met kinderen en slaven en »naburige katholieken aan het eenvoudig', met frissche »bloemen gesierd altaar neergeknield, even gelukkig' als »de bewoners van Tennitown, een uurtje verder, die, en »nog slechts ééns per maand, in een bouwvallig verlaten «kerkje het H. Misoffer kunnen bijwonen.quot;— «Eindelijk «kwam ik te Emmitsburg,quot; zoo vervolgt P. Bernards verslag,« een onbeduidend dorpje, maar door geheel Amerika

-ocr page 284-

270

«beroemd om het moederhuis der Zusters van Liefde, dat »aldaar is opgericht. Thans zijn zij in alle steden der » Vereenigde Staten verspreid. Haar werkkring omvat alles »wat ongelukkigen van de godsdienst verlangen kunnen. »Ik heh er vier en twintig uren met de grootste stichting » en bewondering doorgebracht, en ik heb weinige gebouwen »gezien, die zoo schoon zijn ingericht als dat der Zusters »van Liefde. De stichteres dezer inrichting was eene «weduwe, aan wie God zeven kinderen gaf, van welke «drie dochters, ook Zusters van Liefde, naast hare moesder op het kerkhof nabij het gebouw begraven liggen.

Van Emmitsburg reisde P. Bernard naar de paters Eedemptoristen in de Maria-colonie; tien dagen bracht hij aldaar door, nu te voet, dan te paard die uitgestrektheid in alle richtingen doorkruisende; van hetgeen hij er voor vijf jaren gezien had vond hij niets meer dan de ongebaande wegen en dichte bosschen; de bewoners der colonie waren in dien tijd van 600 tot 2000 aangegroeid, terwijl nog- pas 9000 bunders aan eene West-faalsche compagnie verkocht waren en een niet minder groot getal weldra door anderen zou worden aangekocht. P. Bernard vreesde — en niet te vergeefs, gelijk wij later zien zullen — dat bij die ontzettende uitbreiding de Congregatie in eene moeielijke stelling zou geraken.

Na de maand Juli gedeeltelijk te Baltimore te hebben doorgebracht, aanvaardde de onvermoeide missionaris tegen Augustus, thans naar meer noordelijke streken, zijne vierde reis door de Vereenigde Staten'. Een niet onbelangrijk staaltje van de vrijheid der godsdienst in Amerika, geeft P. Bernard in het volgend verslag: »den 2en [Augustus] «was ik te New-York en predikte aldaar in onze »H. Alphonsus-kerk bij gelegenheid der eerste Mis, die »een der jeugdige levieten onzer Congregatie juist op «dien dag [feest des H. Alphonsus] verkozen had te zin-

-ocr page 285-

271

gen. De plechtigheid was schoon. De liefdadigheidsgenootschappen, welke tot onze kerk behooren, haalden ons af van ons woonhuis en brachten ons met ontrolde vanen en met de muziek van drie verschillende muziek -korpsen naar de kerk. Heel het volk was op de been. Men vroeg elkander, tot welke loge of welk genootschap die optocht behoorde, en was niet weinig- verbaasd, als men aan het einde van den optocht eene schoone koets allerstatig'st zag voortrijden, waarin ik, met den jongen priester aan mijne rechterhand en den diaken en subdiaken tegenover mij, in het volle habijt gezeten was. De kerk geleek eene bloemen-tentoonstelling, en pauken en trompetten waren niet vergeten: gelukkig dat de kerk niet bouwvallig was! Zóó maken wij gebruik van de vrijheid, die het leven in Amerika is. En toch, als die gansche plechtigheid niet vóór mijne aankomst onherroepelijk geregeld ware geweest, zou ik die verhinderd hebben; zulke plechtigheden brengen wel eens eene kleine spanning voort, en dat moet in New-York, bijzonder op dit oogenblik, vermeden worden. De katholieken zijn daar minder buiten gevaar dan elders. Eene bittere oppositie tegen Kerk en Katholicisme vertoont zich daar hoe langer zoo meer, met eigen oogen las ik daar de hevigste plakkaten tegen paus en priesters aan de hoeken der straten aangeplakt; inboorlingen, Duitsche emigranten, slechte, afgevallen katholieken, daar bij duizenden te tellen, schijnen hoogst .wrevelig over den val der radicalen en vrijheids-denkers in Europa, en zoeken eene gelegenheid om zich, ware 't mogelijk, te wreken op de katholieken in deze gewesten. Dat mijne meening niet ongegrond is toont de drukpers dagelijks; de kwestie van den Sint-Pieters-penning ten behoeve van Pius IX heeft den bisschop van New-York, zoowel als aan andere bisschoppen elders, een hevigen strijd gekost

-ocr page 286-

272

«tegen de voornaamste dagblad-schrijvers in de Vereenigde »Staten. Alles is dus geen goud wat er blinkt. Die toe-«stand echter laat zich gemakkelijk verklaren, als men «bedenkt, dat New-York de eerste aanleg-plaats is van «al het schuim, dat van Europa overkomt. De aankomst «aldaar van een Europeeschen radikaal, bijzonder van een »der matadors, is een ware triomf, waarvan ieder recht-gt;gt; schapen man walgt. De namen van Kossuth en anderen «dienen tot opschrift en titel van herbergen en kroegen; «daar komen dan al die heethoofden bij elkaar; nu en »dan houden zij politieke meetings, waarbij dan de «grootste domheden worden gekookt en opgedischt. God »beware de stad voor oproer! want er is daar een men-«gelmoes van 400000 menschen, onder welke minstens «een vierde katholieken, ■ en kwam het eens tot daadza-«ken, dan geloof ik, zou het er bloedig toegaan, en de «inlanders zouden niet achterblijven. Gelukkig echter is «de regeering aldaar krachtiger dan elders.quot;

Van New-York kwam P. Bernard over Sing-Sing, Westpoint, Nieuw-Baltimore, Ehinebeklanding, « een dorpje «door Hollanders gebouwd, waar de bewoners met de «. Hollandsche taal ook de Hollandsche zeden en gebruiken «onveranderlijk bewaren,quot; te Albany, en bemerkte hier, gelijk op meer andere plaatsen, dat helaas! vele katholieken afvallig waren geworden. — Nog niet lang geleden had hij last gegeven voor den opbouw van eene nieuwe woning der paters te Rochester; thans, bij zijne aankomst aldaar, vond hij die voor een groot deel voltooid, terwijl eene schoone Moeder-Gods-kapel de geliefkoosde bedeplaats der stedelingen was geworden. Te Buffalo echter ontmoette hij zijne paters in de grootste verlegenheid, wijl de reeds 26 voet hooge toren der kerk, welke hij aldaar liet bouwen, een paar dagen vóór zijne aankomst was ingestort; onmiddellijk nam hij doortastende maat-

-ocr page 287-

273

regelen om »die zwarigheid, die toch maar van louter »steen en hout isquot; te boven te komen, en aanstonds ontbood hij een kundig architekt uit New-York om den bouw te voltooien. Ook te Detroit, waar hij vervolgens aankwam, was de nog jeugdige statie der Redemptoristen onder de hoede des bisschops, die voor twee jaren aan de Congregatie eene kerk had aangeboden, niet weinig in kracht en bloei toegenomen; eene school ook was er opgericht. Op Maria-Hemelvaart opende P. Bernard alhier, op dringend verzoek van den bisschop, Mgr. Lefèvre, eene missie in de St. Anna-kerk, de hoofdkerk der stad, die voornamelijk voor de aldaar zeer talrijke Canadeezen gebouwd was. Het was de eerste eigenlijke missie, die hij in Amerika predikte; hij gaf die in het Fransch; drie- a viermalen daags verkondigde hij het Woord Gods, en 8 9 biechtvaders werkten tot diep in den nacht voor het welslagen der missie mede. »Die missie,quot; schrijft hij, «was voor mij eene aangename episode; in de eerste »dagen viel dat werk mij wel een weinig vreemd, maar »ik was spoedig weder op mijn gemak. De arbeid was » wel niet gemakkelijk, maar toch aangenaam en vrucht-» dragend. De Canadeezen, sedert onheuglijke tijden door »gebrek aan priesters verwaarloosd, geven zich niet spoe-»dig over; zij zijn zeer onwetend en traag voor alles wat »godsdienst is. Zij vormen een eigenaardig ras van men-»schen; hun blik, hunne kleur, hunne gebruiken laten «bij mij geen twijfel over, of zij stammen van gemengd »bloed af en hebben altoos veel omgang gehad met In-» dianen, die slechts voor korten tijd die streken verlaten » en zich meer noordwaarts begeven hebben. Negen dagen »ben ik aldus onder hen werkzaam geweest. De Broeder-»schap van het H. Hart, welker instelling het hoofddoel »der missie was, is met geestdrift ontvangen, en belooft «zeer vele vruchten.quot; — ))Wat trof ik al niet in Detroit

18

-ocr page 288-

274

»aan!quot; zoo gaat P. Bernard voort; «een mijner biecht-»kinderen uit Luik, Hollandsche familiën uit Oirschot bij »'s Hertogenbosch, Vlaamsche landverhuizers, die mij ken-»den van vroegere missiën in België; wat aangename «verrassing! Daarenboven kwam ik gedurende mijn ver-»blijf te Detroit in kennis met een grooten, heiligen «apostel der Indianen, Baraga uit Oostenrijk. Uit een »adellijk geslacht gesproten, zeer vermogend en vol talen-«ten verliet hij voor tien jaar zijn vaderland ommetop-«offering van alles zich aan de bekeering der wilden te «wijden. Het Noorden van Michigan is het veld, dat die «heilige man bewerkt. De zegen Gods, die hem overal «vergezelt, is bewonderenswaardig, en de vruchten van «zijn arbeid wekken zelfs de verbazing der goddelooze «Amerikanen. Niets moet treffender zijn dan die 2000 «katholieken in de kerk te zien, hen die nog voor wei-«nige jaren in de duisternis van het zotste heidendom «leefden. Hij was nu tegelijk met mij bij den bisschop »van Detroit woonachtig, om eenige werken te laten «drukken ten behoeve zijner bekeerde heidenen. Hij heeft «mij uitgenoodigd zijne nieuwe katholieken te bezoeken, «en zulks zal gelukkig kunnen geschieden. Machina in «het Noorden is niet ver van zijne woonplaats, en 't is «juist in Machina, dat ik op verzoek van den bisschop «in het volgende jaar eene missie zal moeten geven aan «de verwilderde katholieken.quot;

Na zijn gezegenden arbeid te Detroit voltrokken te hebben reisde P. Bernard voort naar Monroe, aan het meer Erie. Hier ook hadden de Redemptoristen kerk en klooster, en zij droegen er zorg voor de Fransche, Duit-sche en Engelsche katholieken. «Het werkquot; schreef P. Bernard, «is ook daar overvloedig; maar treffend is de «zegen, dien God bijzonder in die streken over den arbeid «en het zweet der paters uitstort.quot;

-ocr page 289-

275

Na zes weken reizens, gedurende welken tijd hij nog voor de gemeente der paters te Philadelphia een groot kerkhof had aangekocht, keerde P. Bernard te Baltimore terug. «Het reizen,quot; schrijft hij, »wordt nu voor 1849 «gestaakt en ik ga mij nu aan mijne schrijftafel kluis-»teren. Misschien echter moet ik op het einde des jaars » nog naar Nieuw-Orleans.quot;

In de volle vreugde van zijn hart berichtte P. Bernard thans, dat te Baltimore zijn wensch was vervuld geworden : »ik schrijf het u,quot; zoo luidt de brief aan zijn broeder toegezonden, «ik schrijf het u, opdat ge met mij den »goeden God daarvoor dankbaar zult prijzen. Wij zijn «thans in ons nieuwe huis; het is groot en gemakkelijk, »voldoet aan de behoeften en is de verblijfplaats van een »twaalftal paters. Het gebouw achter den tuin, hetwelk »wij vroeger bewoonden, heb ik voor noviciaat laten in-«richten; ik zal dus voortaan mijne novicen bij mij heb-» ben, en niet meer verplicht zijn in het rookende Pittsburg «hunne gezondheid in gevaar te brengen. In onze Al-» phonsus-kerk zijn twaalf standbeelden in gothieken stijl, «de twaalf Apostelen, geplaatst, zoodat dit gebouw, de «toren uitgenomen, in orde is.quot; Eene andere reden tot vreugde voor P. Bernard was zijne nieuwe, heerlijk aangelegde statie van Redemptoristen te Cumberland, alwaar hij. afgevaardigd door den aartsbisschop van Bal-timore, om dezen tijd de nieuwe kerk ging inzegenen. »Eene prachtvolle processie,quot; zoo schrijft hij, »trok uit »de Engelsche kerk naar onze voltooide St. Pieter op ; «alle liefdadigheids-genootschappen gingen met hunne ba-«nieren voor ons uit, de priesters waren in hun kerkelijk «gewaad. De optocht baarde bij de Amerikanen niet wei-«nig opzien; zij stonden sprakeloos en niemand waagde »het een enkel teeken van afkeuring te geven. De ne-«gers en vooral de slaven hadden bijzonder veel schik in

-ocr page 290-

27G

»het gewaad der priesters; het werd van nabij bezien, »men maakte elkander opmerkzaam daarop, en het scheelde »weinig, of men naderde ons om dat goud en dat glins-»terende goed in handen te nemen en te bewonderen.quot;

Bij zoovele redenen tot vreugde en troost liet de goede God zijn onvermoeiden apostel toch niet onbeproefd. De instandhouding der Maria-colonie had P. Bernard reeds vele en zware opofferingen gekost, en dreigde toch nog hoe langer zoo meer eene bron van schulden en moeie-lijkheden te worden. Hij zag zich eindelijk genoodzaakt te doen, wat uit vrees voor opspraak immer was uitgesteld, namelijk de paters en broeders terug te roepen en de colonie op te heffen. Die opheffing dreigde hem bloot te stellen aan een bankroet van ongeveer honderd duizend franken; «de eisch werd ons gesteld,quot; schrijft hij, «om «binnen tien dagen tijds dat sommetje te betalen of onze » eigendommen te zien in beslag nemen. Maar de H. Jo-»seph is mij hier wederom te hulp gekomen. Een knap «advocaat van Baltimore heeft de zaak in handen geno-«men, en een akkoord is getroffen, veel gunstiger dan wij «hadden mogen verwachten.quot;

Van een anderen aard waren de moeielijkheden, die te Pittsburg oprezen, en waardoor de paters aldaar ge-ruimen tijd in groote verlegenheid geraakten. »Daar «hadden zich,quot; schrijft P. Bernard, «verscheidene volks-»en straatpredikanten opgedaan, die dagelijks er op uit «waren het publiek bijzonder tegen onze paters en de «Duitsche schoolzusters op te ruien. Wat vuilaardigs werd «er niet verzonnen en vöor den dag gebracht om dat «fanatieke volk tot daden te brengen ! Het kwam dan «ook zóóver, dat de opgeruide menigte de deuren des «kloosters met geweld poogde te openen en onder een »helsch geschreeuw de paters uit hunne woning opriep.quot; Bij die gebeurtenissen bleek wederom de onverschrokkenheid

-ocr page 291-

277

en schranderheid van P. Bernard, waarmede hij in vroegere jaren zoo menigmaal zijne vijanden verslagen had. Reeds bij voorbaat had hij den paters last geg'even om, wanneer er ongeregeldheden mochten uitbarsten, onmiddellijk de sleutels van kerk en klooster in handen te stellen van den burgemeester, die daardoor voor alles verantwoordelijk werd. Men handelde volgens P. Bernards raadgeving. Zonder dralen riep nu de burgemeester de ge-gewapende macht op, liet links en rechts van de kerk kanonnen plaatsen, en weldra was het oproerige volk teruggedreven en uiteengejaagd. » Reeds zijn drie predikanten,quot; zoo schrijft P. Bernard, »door de rechtbank veroordeeld; »doch de zaak is, mijns bedunkens, nog niet ten einde. » De hoofdrol speelt hier het fanatismus, overal noodlottig, «maar vooral te Pittsburg*. Pittsburg is eene fabriekstad, «waar al het janhagel van Europa zich bij voorkeur «vestigt. Presbyterianismus is de ziel der stad. De pre-«dikers ervan zijn in den laatsten tijd des te woedender «geworden, naarmate zij den vooruitgang zien onder de « katholieken en voornamelijk onder de Duitschers; daarbij »eene zwakke regeering — wat kunnen dan de katho-«lieken verwachten? De publieke opinie is de koningin, «bijzonder in de Nieuwe Wereld; daarvoor zwicht alles; « regeering, tribunalen, alles buigt voor de publieke opinie. «Men moet dat van nabij zien en beoordeelen om recht «te begrijpen wat dat zeggen wil.quot;

Toch bleef P. Bernard bij deze en meer andere moeie-lijkheden eene onverstoorbare kalmte bewaren en eene heilige onderwerping aan den Wil van God, wiens wonderbare Voorzienigheid hij zoowel in voor- als tegenspoed dankbaar erkende en verheerlijkte. Omstreeks dezen tijd schreef hij aan zijne moeder; »ik vergeet niet, dat bij de « aankomst van dezen brief uw geboortefeest ophanden is. «Bij die herinnering vernieuw ik dan ook wederom mijne

-ocr page 292-

278

«kinderlijke wenschen; zij worden des te hartelijker, naar-»mate gij in jaren toeneemt. God spare u nog lange «jaren in ons midden; Hij schenke u den tijd om zelfs «de kinderen uwer kinderen in bloei en wasdom te zien «opgroeien. Daarom vereenigen wij onze gebeden, en gij »zult daaraan door de uwen gewis beantwoorden. Al die »klein-kinderen zullen u toch niet doen vergeten, dat gij «over de wateren nog een Bernard hebt, vroolijk en ge-«lukkig, maar altoos in volle bezigheid. God schijnt hem «te zegenen, en zou dat niet kunnen zijn ook om het «gebed zijner dierbare moeder ? Ik ten minste betrouw «daarop, en beveel mij daarom hartelijk aan uwe voort-«durende gebeden aan. Ik ben thans 42 jaar geworden; «misschien staat mij nog menige moeielijke post voor de «deur; misschien moet ik nog menig doorntje betreden, «want hier te lande koopt men niets dan voor den prijs «van groote moeielijkheden. Maar alles kan ik in God, «die met mij is, en met zijne H. Moeder, die ik vereer «en bemin.quot; En een weinig later schreef hij aan zijn broeder «het is nu zoowat een jaar, dat ik in Amerika «voet aan wal zette. God zij dank! ik heb nog geen «droevig oogenblik beleefd. Maar bid God, dat Hij mij «zegene en heilige.quot;

In December 1849 werd ten tweeden male de reis naar Nieuw-Orleans ondernomen. P. Bernards tegenwoordigheid werd daar gevorderd, wijl het klooster, tot welks opbouw hij in Januari last had gegeven, reeds voltooid was, en de ontzaglijke vermeerdering der bevolking een veel grooter aantal paters vereischte. Het gedeelte der stad, waarin de kerk der Redemptoristen stond, werd bewoond door Duitschers, Amerikanen, Creolen, negers, vrijen en slaven, zoodat de godsdienstoefeningen in genoemde kerk beurtelings in drie talen moesten gehouden worden. Op Kerstdag predikte P. Bernard aldaar des morgens in het Fransch,

-ocr page 293-

279

des avonds in het Duitsch, ten hoogste verheugd bij het aanschouwen van den oplevenden godsdienstzin der bevolking. «Niettegenstaande Nieuw-Orleans 100000 inwo-»ners telt,quot; zoo schrijft hij, »is toch de algemeene klacht, »dat de handeldrijvende personen hier nog te schaarsch «zijn. Geld is'hier in overvloed voor een ieder, die zijne «industrie of zijne handen tot geldwinning wil aanwenden. «Dagelijks landen hier familiën aan uit alle streken van «Europa, zij verblijven hier acht k tien maanden, en is «de buidel gevuld, dan trekt de een naar Texas, de ander «naar het Noorden. Ook Holland wordt hier vertegen-«woordrgd; Zondag 11. kreeg ik hier een bezoek van «verschillende katholieken uit Overijsel, die nieuwelings »aangekomen, ook eens beproeven wilden of trots de «gloeiende hitte hier een stuivertje te verdienen valt. «Gelukkig hebben zij zich aanstonds aan onze gemeente «aangesloten; anders loopen de beste katholieken gevaar «om in dit warme Zuiden geloof en zeden te verliezen. «Bewijzen daarvan zijn in overvloed voorhanden. De » Creolen, afstammende van de Franschen, hebben hier een «zeer ongunstigen naam omtrent de vervulling hunner «godsdienst-plichten; men kan hen echter tamelijk ver-«ontschuldigen, als men bedenkt, hoe Frankrijk vroeger «het schuim zijner bevolking hierheen zond, en op dien «uitgestrekten grond van Louisiana schier niet één ge-«schikte priester gevonden werd. Bijna 8000 Spanjaarden «houden zich in Nieuw-Orleans op en doen den gods-»dienstigen zin van hun moederland weinig eer aan; niet «één hunner, zeggen de priesters hier, voldoet aan zijne «kerkelijke plichten. Ook de Italiaansche radikalen zijn «bovenmate op Nieuw-Orleans verliefd; op dit oogenblik «melden ons de dagbladen, dat schepen vol met dat ontuig «hier verwacht worden. Evenwel neemt de godsdienstige «zin der inwoners dagelijks toe, dank aan den bisschop

-ocr page 294-

2£0

» Leblanc, die weldra tot aartsbisschop zal benoemd worden, »dank aan vele brave ordes- en wereld-geestelijken, die » uit medelijden voor die ongelukkige bevolking hun zweet «en hun leven den Hemel aanbieden. Onze goede paters »blijven, God zij dank! niet op den achtergrond; zij ar-»beiden trots eene ondragelijke hitte van negen maanden » per jaar met een ijver en eene zelfopoffering-, die mij be-» schaamt, en de Hemel zegent hun arbeid ruimschoots.quot; — «Ontegenzeggelijk gedragen de katholieke landverhuizers «uit Duitschland zich het beste,quot; schrijft P. Pernard in een volgenden brief; «de gemeenten, die zij vormen, over-«treffen in ijver en gehechtheid aan de godsdienst-plichten «zelfs die der lersche landverhuizers. Zou men overigens » den godsdienstigen zin van Ierland moeten beoordeelen naar «het gedrag der lersche landverhuizers, dan zou die natie »veel meer in onze achting dalen dan men gelooven zou; «onwetendheid, diepe onwetendheid in het godsdienstige, «walgelijke onbeschaafdheid, noodlottig misbruik van «sterke dranken maken, dat de Amerikanen minachtend «op dat volk nederzien. Terwijl de Duitschers, over het «algemeen vernuftig en vlijtig, zich nederlaten op het «land, hetzelve ontginnen en veel toebrengen tot de «vruchtbaarheid dezer gewesten, worden de Ieren slechts «gebruikt om kanalen te graven, aan de spoorwegen te «werken en in de fabrieken te arbeiden. Zij blijven dan »ook over het algemeen arm en ellendig, terwijl de vlij-»tige Duitscher goed vooruitkomt en gelukkig wordt; «de Ieren blijvên, beklagenswaardig, in de groote steden »hangen, geven zich daar aan de armoede prijs, verliezen »geloof en zeden, terwijl de Duitsche landverhuizers zich « op het land vestigen en daar door den veldarbeid hun « onderhoud vinden.quot;

Vijf weken bleef P. Bernard te Nieuw-Orleans; allerlei maatregelen werden dopr hem genomen om den arbeid

-ocr page 295-

281

der paters duurzaam en vruchtbaar te maken, en vol vertrouwen op de toekomst aanvaardde hij den 4en Februari 1850 do terugreis naar Baltimore. Zijn eerste oponthoud was bij den bisschop van Mobile, die hem voorzag van jurisdictie voor alle plaatsen, waar hij verlatene katholieken vinden zou; vervolgens vertoefde hij, korteren of lan-geren tijd, te Montgomery, Opaleika, Griffin en Atlanta; in laatstgenoemde plaats vond hij een weggevluchten en weer opgevangen slaaf, in eene kooi gesloten, midden op de markt, en hij vertroostte den ongelukkige, die zich bitter over zijn lot beklaagde, door eenige oogenblikken van godsdienstig onderhoud; daarna bezocht hij Augusta, Charleston, Wilmington, Richmond, en verbleef hij te Washington om er de zittingen van het Congres bij te wonen. «Een paar uren voor mijne aankomst in Wa-»shington,quot; zoo verhaalt P. Bernard, »had ik eene niet »onaardige ontmoeting, waaruit gij zien kunt, welk eene »hooge gedachte de Amerikaan van zijn Washington »heeft. Aan den linkeroever der rivier rees voor ons oog1 «Mount Vernon op, altoos dierbaar aan de Amerikanen, «wijl Washington daar geleefd heeft, gestorven en be-»graven is. Met algemeen enthusiasmus staarde een ieder »op de verblijfplaats van den vader des vaderlands. Toen «ook ik, op mijne beurt nieuwsgierig, stond uit te zien, «naderde mij een bejaard man, uit Texas geboren. Vol «vaderlandsliefde en verrukt op het gezicht van Wa-«shingtons graf greep hij mij, ofschoon onbekend, bij de « hand zeggende: och. Mijnheer, men mag zeggen wat men «wil j er zijn toch maar drie groote mannen op de we-«reld geweest; Mozes, Christus en Washington. Dat hooge »idée van Washington slaat ook somtijds op de Duitsche «landverhuizers over. Zoo werd onlangs in een onzer ker-«ken een kind ten doop gebracht, en toen de pater vroeg, «welken naam het kind ontvangen moest, antwoordde de

-ocr page 296-

282

«arme Duitsclier zeer eenvoudig, dat het Washington

«moest heeten; de man veranderde echter weldra zijn plan, «als hij van den pater hoorde, dat Washington nog niet «op den heiligen-kalender was opgenomen.quot; Niet onbelangrijk ook is de korte beschrijving, welke P. Bernard gaf van de zittingen van het Congres te Washington. «Eerst heb ik,quot; zoo schrijft hij, «de zitting bijgewoond «van den Senaat, welke door den Vice-President derVer-»eenigde Staten werd voorgezeten. De zitting werd ge-« opend met een klein gebed van den kapelaan des Senaats, «die bij de opening van het Congres door beide kamers «gekozen wordt. De vergadering was hoogst belangrijk, «niet slechts omdat daar al de beroemdste mannen der «Vereenigde Staten bijeen waren, maar vooral ook om « het gewicht der onderhandelingen. Het was er nog altoos «te doen om het vraagstuk der slavernij. Een aantal «petitiën werden voorgelezen, dan van matigheidsge-«nootschappen uit het Noorden, dan van kwakers, dan «zelfs van Amerikaansche dames, die bij de edelmogende «heeren er op aandrongen, dat de slavernij totaal mocht «worden afgeschaft, wijl het, zoo luidde de petitie, eene «groote doodzonde was voor God en de menschen, slaven-.»handel te voeren of slaven te houden. De debatten over «die kwestie waren zeer ernstig; ik hoorde de grootste «sprekers en bemerkte wel, dat het vraagstuk niet spoedig «zou worden opgelost. Het is dan ook immer de twist-» appel onder die edelmogende heeren, welke de gemoederen „zoodanig verdeelt, dat niet weinigen op eene ontbinding »der Unie aandringen, en het publiek niet wemig voor .«zulk eene ontbinding beducht is. De noordelijke staten » staan hier tegenover de zuidelijke, en de laatsten hebben «verklaard des noods met de wapenen hunne rechten te «zullen verdedigen. De geheele Unie is m gespannen »verwachting, en onbeschrijfelijk is de hitte, waarmede

-ocr page 297-

283

»de strijd wordt gevoerd. In de vorige week vloog een » der senatoren publiek in de Kamer op een zijner collega's »af; deze liet gevaar ziende grijpt zijn pistool, legt aan »op zijn antagonist, en had hem zeker neergeschoten, »waren niet anderen aanstonds tusschen beiden gekomen. »Overigens is de houding der senatoren toch deftiger dan »die der leden van de volksvergadering, welke ik den » volgenden dag bijwoonde. Dat was de Assemblee nationale »van Parijs in miniatuur. Hier las men dagbladen, daar «schilde men appelen, links kraakte men noten, rechts » hield men luide conversatie, zoodat de spreker schier «niet gehoord werd; hij nam glazen water, het een na » het ander, trok zijn das van zijn hals af, sloeg met zijne » vuisten op stoel en tafel, schreeuwde gelijk een bezetene, »en toch was de zitting, zoo zeide men, zeer kalm ge-«weest. Ik ben nieuwsgierig, hoe het daar zal toegaan, » als de quaestie van de slavernij wordt te berde gebracht. »Nog eens, heel het land verwacht met groote gespan-»nenheid en lastig ongeduld het einde en het resultaat » van deze zitting.quot;

Gedurende de veertigdaagsche vaste verbleef P. Bernard te Baltimore, en na Paschen begon hij de jaarlijksche visitatie-reis van de kerken en kloosters der Congregatie met het bezoeken van Rochester. Daar vond hij tot zijne groote vreugde niet slechts de nieuwe woning der paters, maar ook hunne nieuwe kerk geheel voltooid, en bleef hij eenige dagen met hen aan het heil der zielen arbeiden. Gedurende de Pinkster-dagen predikte en hield hij de visitatie te Philadelphia; hier had hij het geluk op Pinkster-Zondag voor een honderdtal vormelingen, van welke drie en twintig het Protestantismus hadden afgezworen, het Woord Gods te verkondigen; vervolgens de geloofsbelijdenis in zijne handen te zien afleggen door drie broeders, uit Duitschland geboortig, en de plechtigheid te leiden,

-ocr page 298-

284

die, met het zingen van het Te Demi door gansch het volk, gevierd werd tot dankzegging voor den terugkeer van Pius IX uit Gaëta. Vervolgens trok hij naar Buffalo, alwaar hij tot zijne groote smart het Protestantismus op verontrustende wijze zag toenemen; en helaas! een afvallig priester, wiens hatelijke prediking tegen Kerk en priesters alle palen te buiten ging, droeg daartoe' in niet geringe mate hij; in eene der kerken ging de geestdrijverij zoo ver, dat de «broedersquot; over de banken en stoelen, ja zelfs tegen de muren opsprongen. Eindelijk, keerde P. Bernard, na nogmaals eenige dagen te Eochester te hebben doorgebracht, in zijn klooster te Baltimore weder.

Zijn verblijf aldaar was evenwel niet van langen duur. Reeds den lei1 Juli ging hij, nu voor de zevende maal, op reis ter visitatie van Detroit en Monroe. » Het reizen,quot; schrijft hij, » begint mij inderdaad zwaar. te vallen; maar «het bewustzijn, dat het mijn plicht is, verzoet mij den «last. Wellicht ook moet ik dit jaar nog naar Chicago en » Milwaukee; de bisschoppen dier plaatsen hebben het verlan-» gen te kennen gegeven om mij te spreken.quot; Lieve God [zoo gaat hij voort, zinspelende op den naam der buitenplaats, welke een zijner schoonbroeders betrokken had], »wanneer »zal ook ik mijn Bustloven eens mogen betrekken! «Waarschijnlijk wel niet vroeger dan de Hemel voor mij »begint. Maar de Hemel duurt dan ook lang genoeg om «uit te rusten.quot;

De voorgenomen reis naar' Chicago en Milwaukee bleef echter voorloopig uitgesteld, wijl P. Bernard door zijne overheid naar Europa werd ontboden, om tegenwoordig te zijn bij de vergadering van de Provincialen der Congregatie, welke in September 1850 te Bischenberg in den Elzas zou worden gehouden.

Wat al arbeids had P. Bernard gedurende den korten tijd van slechts anderhalf jaar verricht; wat al moeite

-ocr page 299-

285

en zorgen gedragen! Hoe immers kon de apostolische arbeid gemakkelijk vallen onder een volk dat, meer nog dan door de politieke vraagstukken, verdeeld was door een hevigen sektegeest, die de bedroevendste gevolgen na zich sleepte. In een zijner brieven verhaalt P. Bernard daaromtrent aldus: «het is waarlijk schande voor het »menschdom, te zien hoe de geest van dwaling en onge-»loof hier dagelijks veld wint. Ik schrijf niets van de «vijf en zeventig verschillende hoofdsekten, die hier het »volk verdeelen en geen ander vereenigingspunt hebben »dan hun dommen haat tegen al wat katholiek is. De »sekte der Mormonen, reeds tot tweemalen toe uit ver-»schillende staten verdreven, heeft zich thans een grond «aangekocht, in omvang grooter dan New-York; daar «wordt eene nieuwe stad Jerusalem gebouwd; de veel-»wij ver ij is er erkend en gewettigd: oordeel wat zulk «eene bevolking zijn moet. Mannen van zekeren stand, »en bijzonder dezulken die een politieke loopbaan ver-«langen te maken, zijn meestal en blijven ongedoopt; «zij behooren tot geene, bijzondere sekte, of liever geven «voor, dat zij behooren tot het algemeene Christendom, » waarom ? — om hun populair karakter te bewaren en bij »alle partijen in aanzien te blijven. De laatste president «werd gedoopt op zijn sterfbed, en omdat hij aan zijne «moeder beloofd had zich door een Methodist te laten «doopen, liet hij het zich ten tweedenmale doen. De « tegenwoordige president had in den oorlog tegen Mexico « een Methodist bij zich; president geworden nam hij voor . »zich en zijne familie eene bank in de episcopaalsche «kerk, en toen hij den vorigen zomer te Pittsburg was, «woonde hij de godsdienstoefeningen bij in de kerk der « Presbyterianen, wijl deze laatsten in genoemde stad eene «machtige partij vormen. Een der eerste staatsmannen »van dit land bleef ongedoopt, zoolang hij onder de can-

-ocr page 300-

286

I) didaten voor het presidentschap behoorde, wat hij na «vier verschillende pogingen toch niet heeft kunnen ver-»krijgen; de kans vervlogen ziende besloot hij eindelijk, »op aanraden van zijne fanatieke presbyteriaansche hnis-»vrouw, zich te laten doopen. Zoo zou ik honderden )) voorbeelden kunnen aanhalen. De oorzaak van dien god-»deloozen zin ligt vooral in het stelsel van opvoeding. »De openbare scholen, die in iedere stad en ieder stadje » uit de geïnde belastingen opgericht en onderhouden wor-»den, en waartoe, helaas! ook de katholieken het hunne «moeten' bijdragen, erkennen volstrekt geen godsdienstig «beginsel; hoogstens wordt daarin nu en dan gewaagd «van een algemeen Christendom, dat tot niets anders «leidt dan tot onverschilligheid, ongeloof, volslagen ver-»achting van alle positieve geopenbaarde waarheid. De «vruchten, die daarvan geplukt worden, zijn zoo bitter «en noodlottig, dat van alle kanten de kreet opgaat, dat «geen katholiek kind in zulke scholen kan geduld, dat «katholieke scholen moeten opgericht worden, indien het «opkomende geslacht niet geheel en al bedorven, zedeloos «en onverschillig zal worden.quot; In een anderen brief schrijft hij; »onder de arbeiders die aan onze kerk te «Rochester werkten, vond ik een predikant; ja waarlijk, «een predikant en timmerman tegelijkertijd. En denk niet «dat het iets buitengewoons is vleeschhouwer en dominé, «dominé en kruidenier, schoenlapper en predikant, predi-«kant en herbergier te wezen; dat is Amerikaansche «mode: zes dagen'aan de schaafbank, den zevenden dag «op den preekstoel; dat mag vreemd klinken in Europa, «in Amerika ziet men dat dagelijks. Naarmate de geest «getuigt, richt ieder voor zich een preekstoel op, vormt «eene nieuwe sekte, trekt een kerkgebouw omhoog en «preekt nu en dan voor den broode. Gaat de nering niet «naar wensch, zoo wordt de kerk aangeslagen, publiek

-ocr page 301-

287

«verkocht en de leeraar kiest het hazenpad. Te Rochester «werden onlangs twee kerken van dezelfde sekte door «twee verschillende en elkaar vijandige leeraars opge-«houwd, beide tegenover elkander. Nu wordt er om het «hardst geluid, om het hardst gepreekt en zending gege-«ven, totdat bij het einde van den wedstrijd een van beiden «verplicht wordt zich gewonnen te geven en naar eene «andere nering uit te zien. Gij begrijpt hoe weinig zulk «een ontaard godsdienstig gevoel geschikt is om op «de gemoederen te werken en de zeden te verbeteren. « Onophoudelijk dan ook zijn de dagbladen met de akelig-«ste misdrijven gevuld: kindermoord, vrijwillige doodslag, «om niet te spreken van die duivelsche drift, die hier «zoovelen wegvoert, om door brandstichting zich op zijn «naaste te wreken. Onlangs was te Nieuw-Orleans in ééne «week achttienmaal brand, het gevolg van opzettelijke « brandstichting. De toestand alhier is een waar heidendom, «waarop men in allen haast iets van de verfijnde Euro-«peesche beschaving heeft neergeworpen.quot;— Terecht dan ook kon P. Bernard ergens schrijven: «er is hier voor «den katholieken priester nog veel te doen om het land «te bekeeren, en mocht hij maar in staat zijn te bewaren «en te bevestigen wat goed en christelijk is! Helaas, de «afval der katholieken is betreurenswaardig. Hetzij door «gebrek aan priesters, hetzij door de ongodsdienstige at-«mospheer, waarin het volk zich hier beweegt — duizen-«den landverhuizers verliezen hier te lande het geloof, «worden goddeloos, wanneer zij geld hebben, of gaan tot «de Methodisten over, wanneer zij tot den meer behoef-«tigen stand beboeren. Doch dit alles mag toch nooit «een waar priester afschrikken om zijn ijver en zijne «talenten aan dit volk toe te wijden; integendeel, dat «moet hem opwekken . om op dit nieuwe slagveld met «verdubbelde krachten en steeds nieuwen moed te vechten.

-ocr page 302-

288

» Er zijn dan toch ook hij zoovele ellende nieuwe hronnen » van troost geopend, en zoowel hier als in Engeland heb-»ben dikwerf schoone en roemvolle hekeeringen plaats.quot;

Uit het voorgaande kan men eenigszins afleiden, met hoevele bezwaren de katholieke zendeling in Amerika des-tijd te kampen had, alvorens hij de vruchten van zijne werken mocht aanschouwen. Maar toch »de bronnen van troostquot; — wij hebben het reeds meermalen gezien — ontbraken P. Bernard bij zijn moeitevollen arbeid niet. Thans ook bij zijn vertrek uit Amerika kon hij schrijven : »onze Duitsche kinderen hebben reeds overal hunne eigene «scholen en de schoone vruchten daarvan zijn zichtbaar »en bewonderenswaardig.quot; Niet slechts had hij aan de reeds bestaande statiën der Redemptoristen onvermoeid zijne zorgen gewijd om den apostolischen arbeid der paters duurzaam en vruchtbaar te maken, maar door zijne beleidvolle en doortastende maatregelen waren te Baltimore, Buffalo, Pittsburg, Westminster, Rochester, Cumberland, Nieuw-Orleans kerk of klooster, of beide te zamen, hetzij uitgebreid, hetzij van den grond af opgericht; in elk Redemptoristen-klooster werd de regeltucht getrouw onderhouden ; de opleiding van de in aantal toenemende novicen was geregeld, en de studiën der nieuw-geprofesten waren in vollen gang; de geest der Congregatie, welke in P. Bernards woorden zoowel als daden schitterend uitblonk, leefde in de harten zijner onderhoorige medebroeders. De zonen des H. Alphonsus gingen door P. Bernards opofferende zorgen eene schoone toekomst in de Nieuwe Wereld te gemoet. In schier elke statie der Redemptoristen was door P. Bernards toedoen de Broederschap van het H. Hart van Maria opgericht, overal bracht zij heerlijke bekeeringen voort. Doch vooral was de instelling van nieuwe liefdadigheids-genootschappen eene zegenrijke en vruchtbare gedachte van P. Bernard

-ocr page 303-

289

geweest. «Eene groote kwaal,quot; zoo schrijft hij in eeu zijner -brieven, «zijn alhier de geheime genootschappen, »onder allerlei benamingen, als freemasons, odd felloivs, »sons of temperance, op buitengewone wijze veld winnen. » Onlangs vernam ik, dat te Philadelphia alleen meer dan »30000 van zulke odd fellows woelen. De strekking dier «genootschappen is geheel onchristelijk, en volslagen on-» verschilligheid in zake van godsdienst is het hoofd-kwaad, »wat zij voortbrengen. quot;Wijl het kwaad verborgen wordt »onder den dekmantel eener buitengewone en philanthro-»pische bedeeling van aalmoezen en-een walgelijk ten «toon spreiden van liefdewerken, zoo zag- men duizenden «katholieke landverhuizers zich onder hunne vanen scha-»ren.quot; Tegenover dien verderfelijken stroom stelde P. Bernard hier en daar onder de handwerkende klas der landverhuizers liefdadigheids-genootschappen in, met het doel om de weduwen en weezen en elkander wederzijds te ondersteunen. «Zij hebben hunne vergaderingen en « statuten,quot; schrijft hij, » naar 's lands wijze door den Staat «gewettigd en allen van een katholieken geest doortrok-«ken; zij hebben een Heilige tot beschermer, hebben «hunne prachtvolle vanen in onze kerken, hebben hunne «plechtige optochten, hunne uitvaarten, hunne kerkelijke «plechtigheden enz. Het nut, dat zij stichten, is on-«berekenbaar en openbaarde zich onlangs op eene in het «oog vallende wijze, toen de cholera eene menigte wedu-«wen en weezen maakte en van brood beroofde. Er is «in onze groote steden geen huisvader, geen zoon, wiens gt;» naam niet in eene dier genootschappen is opgeschreven. «Het is eene der gezegendste inrichtingen, welke het «ons gelukt is tot stand te brengen, en zij bewaart in «geloof en braafheid duizenden handwerkslieden, die an-«ders in beide opzichten schipbreuk zouden lijden. Van «tijd tot tijd bezoek ik hunne vergaderingen en word

19

-ocr page 304-

290

«dan met hunne medailles vereerd; zoo moeten wij alles «uitdenken om den katholieken zin dier arme Duitschers »te bewaren. Nu, God zegent dan ook deze onderneming, «waarbij ook niets beoogd wordt dan Zijne glorie, de «instandhouding des geloofs en het heil der onsterfelijke « zielen.quot;

-ocr page 305-

HOOFDSTUK XXI.

P, BERNARDS TERUGKEER NAAR EUROPA EN DERDE REIS NAAR DE NIEUWE WERELD.

In Juli 1850 vertrok P. Bernard naar Europa om, gelijk wij reeds verhaalden, het consult der Provincialen te Bischenberg bij te wonen. Uit het verslag, hetwelk hij aldaar overlegde, bleek niet alleen, dat het nieuwe voor de Redemptoristen geopende veld, ofschoon nog vol doornen en onkruid, slechts op arbeiders wachtte om in een rijk gezegenden akker te veranderen, maar ook dat P. Bernard bij uitstek de man der Voorzienigheid was om dien grond te bewerken. Den 22en Juni 1850 waren de huizen der Redemptoristen in Amerika door Z. H. Pius IX tot eene afzonderlijke provincie verheven geworden; thans op de vergadering te Bischenberg viel de keuze voor den eersten Provinciaal van Amerika — wien zou het verwonderen! — op hem die reeds zooveel arbeid en zweet aan de Congregatie in de Vereenigde Staten gewijd had. In die hoedanigheid trok P. Bernard dan ook weldra met denzelfden moed als voorheen den Oceaan weder over.

Alvorens hij echter deze reis aanvaardde, vinden wij hem, op het einde van de maand September, te Weenen.

-ocr page 306-

292

Sedert de beroeringen, waarvan Europa in 1848 het tooneel was geweest, leefden de Oostenrijksche Redemptoristen nog hier en daar verspreid, en het schijnt, dat P. Bernard onder hen eenige mannen ging zoeken, die bereid waren om hem naar de Nieuwe Wereld te vergezellen. Met hetzelfde doel ook verbleef hij eenigen tijd in Beieren, tot hij, in December 1850, na eene afwezigheid van twee jaren, voor eenige dagen in den kring-zijner verheugde familie terugkeerde. Maar ook die dagen werden niet werkeloos doorgebracht. Gedurende zijn verblijf te Amsterdam vierde men in de aldaar nieuw gebouwde Redemptoristen-kerk het Jubilé. P. Bernard liet deze aangeboden gelegenheid om nuttig voor de zielen te zijn niet ongebruikt, en werkte vol vreugde, zoo in den biechtstoel als op den kansel, met zijne ordebroeders mede.

Weldra sloeg het uur van zijn derde reis naar Amerika. Na een hartelijk afscheid genomen te hebben van zijne één-en-zeventigjarige moeder — het was de laatste groet, dien hij haar op aarde bracht — vertrok P. Bernard, van zes paters en drie studenten der Congregatie vergezeld, (1) den 27en Januark 1851 uit Havre — om eerst den 19en Maart te New-York aan wal te stappen. Want wederom stelde God zijne dienaren op de proef, en een bange en g(?vaarvollequot; tocht van twee-en-vijftig dagen was de ernstige voorbereiding voor de groote opofferingen, die hen in de Nieuwe Wereld wachtten. Aan het uitvoerig verslag, door een der reisgenooten, P. Dold, opgeteekend en aan zijne ordebroeders te Wittem toegezonden, (2) ontleenen wij het volgende: »na het

(1) Do EE. PP. De Landsheer (uit het diocees van Gent), Heckor, Walworth, Wirth, Kittel, Dold en de eerwaarde fratres Hellemans, Giesen en Müller. /

(2) Dit treffend en merkwaardig verslag is in zijn geheel opgenomen iu Claessens' V/e du P. Bernard, p. 243 vlgg.

-ocr page 307-

293

«avondmaal [hetwelk de paters den 26cquot; Januari in liet hotel te Havre gebruikt hadden] »moesten wij ons op »het schip begeven om den nacht daarin door te brengen; »vooraleer wij echter het hótel verlieten, riep P. Bernard »ons voor het laatst rondom zich heen, en met die in-»druk wekkende houding, welke gij van hem kent, sprak »hij ons op doordringenden en beslisten toon toe ; »» Mijne »»broeders, wij gaan scheep; nog is het tijd, heden zijt »»gij vrij, morgen niet meer. Kiest en spreekt ronduit; »»het oogenblik is beslissend, het zal onherroepelijk »szijn.quot;quot; — «Hetgeen daarna gebeurde heeft getoond, »dat deze laatste proef, waarop onze roeping gesteld werd, » de krachtigste getuigenis daarvoor geweest is. Gezegend »in eeuwigheid zij daarvoor onze Heer Jesus Christus en »de allerheiligste en onbevlekte Maagd Maria, onze al-«gemeene Moeder, de hoop en de troost van al de ware «zonen des H. Alphonsus!quot; Den 27cn Januari voer de Helvetia de haven uit. Reeds in den eersten nacht begon een sterke wind op te zetten, die op den middag van den 28en plotseling oversloeg in een orkaan, welke onder schrikwekkend gedruisch de golven zoodanig opzweepte, dat het schip ieder oogenblik door de baren scheen te zullen verzwolgen worden. «Niets is meer «wonderbaar,quot; schrijft P. Dold, «niets verhevener dan de «opgejaagde zee: mirabiles elationes maris! maar niets »ook schrikwekkender. Ik kon mijn angst niet overmees-«teren, en bleef ik op het dek, niet de moed bracht mij «daartoe, maar de vrees van naar beneden te gaan, al-»waar bij het onheilspellend gedruisch der natuur nog «eene huiveringwekkende duisternis komt. Daar binnen »werd de stilte alleen onderbroken door het g*eraas der »zee, het klotsen der golven, het kraken van het roer, «de masten en de raas.quot; Na vier uren bedaarde wel de grootste hevigheid van den storm en baden de paters tot

-ocr page 308-

294

dankbaarheid herhaaldelijk hun Laudate Dominum en Ave maris stella, maar toch een zware en gevaarlijke wind hleef voortdurend aanhouden, zoodat elk oogenhlik de zeilen moesten veranderd worden, wilde men niet óf aan de Fransche óf aan de Engelsche kusten stranden, en het schip den 30en 's morgens nog op dezelfde plaats als den vorigen avond was, ofschoon men den ganschen nacht had gevaren. Een oogenblik had de kapitein het plan opgevat om naar de haven terug te keeren, maar tot groot leedwezen der passagiers veranderde hij zijn voornemen, in het vertrouwen, dat een zoo sterke wind niet lang zou aanhouden. Doch des avonds stak de storm nog heviger dan te voren op; »wij waren,quot; schrijft P. Dold, »nog tien mijlen van de Engelsche kust verwijderd: »in een qpgwenk waren wij daarheen gestuwd, en weldra »slingerden wij rond tusschen leven en dood. Het schip «werd met geweld voortgejaagd naar de fameuze kaap »Beachy-head, die ik nooit zal vergeten. De zee heeft » maar anderhalf vadem diepte (drie hadden wij er noodig), »en de kust is bezet met rotsen even hoog als thans de »zee. Daar joeg de storm ons heen, en het gevaar ver-» ergerde ieder oogenblik. Men brandde noodvuren op het »dek, maar geen antwoord. De matrozen liepen naar alle »alle kanten van het schip heen en weder, voorzien van »stok-lantaarnen, die een droevig licht verspreidden, maar «telkens bluschte de storm ze uit, en zag men zich »weer van den donkersten nacht omringde Te 9 uren »vereenigden wij ons aan den voet van den grooten mast «rondom P. Bernard. Hij waarschuwde de novicen, dat «zij zorgen moesten op het oogenblik der schipbreuk bij »hem te zijn, om dan in zijne handen hunne geloften af «te leggen, en na ons allen vermaand te hebben om ons «zeiven geheel en al over te geven aan den quot;Wil van »God, die ons in zijne handen houdt, raadde hij ons aan

-ocr page 309-

295

» om te gaan rusten, belovende dat hij zelf ons zou komen «waarschuwen, wanneer het oogenhlik daar was.Ik »trachtte te gehoorzamen, maar de slaap ontvluchtte »mijne oogleden. Nooit heb ik met meer geloof en innig-wheid gebeden. De afmatting verkreeg' op 't laatst de «bovenhand, en nadat ik aan mijn Engelbewaarder de «plank had aanbevolen, die ik op het oogenhlik der »schipbreuk zou kunnen grijpen, sliep ik een weinig in, in «de armen van de Voorzienigheid Gods, wiens vaderlijk »oog altijd over den armen missionaris waakt: oculi ejus «in pauperem respiciunt. Den volgenden morgen — dank «zij de bescherming van onze goede Moeder, die ik zon-«der ophouden had afgesmeekt! — waren wij buiten «gevaar, ofschoon de deining der zee nog zeer sterk was «en de wind slechts e enige oogenblikken scheen te be-«daren om straks weer op nieuw op te steken. Wij «hadden twee zeilen verloren, het roer was ernstig be-«schadigd, en toch wilde de kapitein met alle geweld «nog de worsteling voortzetten. Eerst den 31en Janu-«ari te 3 uren des namiddags besloot hij den steven «te wenden naar de meest nabijgelegen haven. De storm «had ons tot voorbij Dover medegesleurd, en tegen G uren «des avonds wierpen wij het anker in the Downs, niet «verre van het stadje Deal, waar reeds tachtig schepen «om zich te redden waren binnengeloopen.quot;

Den len Februari vertrok P. Bernard met een der passagiers naar Clapham, nabij Londen, om in het klooster, aldaar zijne ordebroeders, en vooral P. de Held te gaan groeten; maar de wind werd gunstig, hij keerde zonder zijn verlangen vervuld te hebben terug, en den 3ei1 Februari des nachts te 2 uren werden de ankers gelicht. Het prachtige weder der volgende dagen gaf den paters gelegenheid om in hun «drijvend kloosterquot; hunne dage-lijksche bezigheden te verrichten en zich vrij geregeld

-ocr page 310-

296

aan hunne meditatiën, het gebed en de studie te wijden. Helaas! hunne vreugde was slechts van korten duur. Den 15en Februari nieuwe storm, niet minder hevig, zoo niet even gevaarlijk, als de twee eersten ! Doch de angsten van den nacht maakten plaats voor dankbare bewondering, toen in den vroegen morgen »de storm op het »hoogste punt zijner woede eensklaps bedaarde, alsof God »hem het zwijgen gebood: spiritus procellarum quae »faciunt verhum ejus!quot; (1)

Den 19en Februari werd de wind zóó gunstig, dat het schip tien k twaalf mijlen in het uur aflegde, en nog slechts acht dagen, berekende men, zouden bij zulk eene zee en zulk een wind noodig zijn om New-York te bereiken. P. Bernard echter had reeds te Parijs gezegd, dat de feestdag van den H. Joseph wel de dag van hunne aankomst te New-York worden zou, en hij had er behagen in de woorden van Jonas te herhalen: adhuc qua-drayinta dies, (2) maar dan antwoordde Fr. Müller schertsend : ahbreviahimtur propter electos (3). Neen, de beproevingen waren nog niet ten einde. Den 22en Februari ving een schrikwekkend tijdperk aan, waarin de stormen, de een meer, de ander minder hevig, elkander schier onafgebroken opvolgden, zoodat het schip in acht dagen tijds niet meer dan den afstand van één dag varens had afgelegd. » Eerst den 2en Maart, Zondag vóór Asch-Woens-)gt;dag,quot; zoo luidt het verslag, «waren wij op de helft »van onzen tocht. Dat was de dag, waarop P. Kittel »ons beloofd had de Mis te zullen zingen in New-York! »Doch al was het ons niet gegeven de H. Geheimen op »te dragen op dezen dag, welken de Heer gemaakt heeft....

(1) Het stormgeloei volbrengt des Heeren woord.

(2) Nog veertig dagen.

(3) Zij zullen verkort worden om de uitverkorenen.

-ocr page 311-

297

» wij herinnerden ons, dat op dien Zondag van den vroegen »morgen af te Wittem het H. Sacrament stond uitge-»steld, om den toorn Gods in die dagen van wanorde te »bedaren, en van deze gedachte vervuld sloten wij ons »met geest en hart bij de vurige aanbidding onzer mede-»broeders aan. Onze geest was in den uwen, ons hart in »het uwe. Met u communiceerden wij, en droegen wij »de H. Mis op; wij namen beurt om beurt met u onze «plaats in aan de voeten van onzen zoeten Jesus. O! wat »is de band der liefde wonderbaar; wat is. het zoet, wat »is het troostend, als hij in Jesus Christus harten over »de zeeën heen vereenigt! Hoe wijder hij wordt, hoe »sterker en zuiverder. Ja, mijne broeders, mijne welbe-»minde broeders, kan ik, terwijl ik u deze regelen schrijf, »mijne tranen niet bedwingen, het is omdat ik u, zoo «ik u ooit bemind heb, thans meer dan ooit bemin, en «aan Jesus het geluk te danken heb van u te beminnen «in Hem. Ik zou hier het verhaal van de voorbijgaande «dingen dezer wereld wel willen afbreken, om mij met «u te onderhouden over de oneindige beminnelijkheid van « onzen zoeten Zaligmaker Jesus, die ons zulk eene groote «weldaad schenkt van elkander te kunnen beminnen in «Hem; doch de taak der liefde is niet onvereenigbaar «met de gedachte aan Jesus Christus; ik zal dus mijn «verhaal om zijne en uwe liefde voortzetten.quot;

Den Gen Februari bracht een woedende noordenwind, die echter niet van langen duur was, wederom herhaalde malen het schip in gevaar, en hij liet eene ondragelijke koude gedurende acht dagen achter. «Nu meenden wijquot;, zoo gaat onze verslaggever voort, »dat wij, na koude, sneeuw, «regen en hagel, na kalm weder, rotsen en stormen, alle «wisselvalligheden der zee hadden leeren kennen; wij «naderden reeds de zandbanken, die de kusten van Ame-«rika aankondigen, en vertrouwden weldra zonder nieuw

-ocr page 312-

298

»gevaar te zullen aankomen. Maar nogmaals zagen wij »ons in onze verwachting bedrogen. Een vijand, vreese-»1 ijker nog dan Engelands kusten, wachtte ons; den 7en »'s morgens bevonden wij ons eensklaps tusschen de ijs-»bergen... De eerste, dien wij zagen, stak meer dan 80 »voet -boven de golven uit en had onderaan een omvang » van meer dan 120 voet middellijn: stel u een ontzaglijk »groote kerk voor... Weldra waren wij door die bergen »omringd en genoodzaakt meer dan vier uren terug te »varen. Dat redde ons voor het oogenblik wel uit het «gevaar, maar den volgenden morgen kwam een nog »grooter getal aandrijven. De vinger Gods evenwel, die »ons beschermde, had hun de grens gewezen, welke zij »niet mochten overschrijden; een open pad was ons ge-»laten, waarlangs wij zonder noemenswaardig ongeval »onzen tocht voortzetten.quot;

Thans volgde een schier onbekende wisseling van weder; zeer vele medereizigers begonnen de oorzaak daarvan toe -te schrijven aan de tegenwoordigheid der priesters op het schip; ja, het bijgeloof ging zóóver, dat de onder stuurman de naald van het kompas bedekte, om dit aan de oogen te onttrekken van Fr. Giesen, die, naar de stuurman zeide, nooit naar het kompas zag, zonder verandering in den wind te brengen! De bijgeloovige was echter lang niet onverschillig in zake van godsdienst; dikwijls onderhield hij zich met P. Hecker, en toen deze het schip verliet, liet hij den onderstuurman op den weg van bekeering tot het Christendom achter. De ontmoeting van een Engelsch schip, dat, reeds den 21en December van London naar Boston vertrokken, nu tachtig dagen onder telkens dreigend gevaar op zee rondzwalkte en echter geen enkelen priester aan boord had, kon de bijgeloovige reizigers al zeer weinig in hunne meening versterken; daarenboven keerde stormachtig weder, ook

-ocr page 313-

299

toen Fr. Giesen niet meer naar de kompas-naald zien kon, telkens terug, en het schip kwam schier niet vooruit. Intusschen verminderden de levensmiddelen op verontrustende wijze; van vele kleinere zaken was de voorraad reeds uitgeput, toen den lGen Maart ook de boter ontbrak ; weldra zou ook geen vleesch meer voorhanden zijn. Doch zie — op denzelfden dag begon een wind op te zetten, zoo gunstig als men gedurende de gansche reis niet had gehad; den 18en was die zoo sterk geworden, dat het schip met één half zeil sneller ging dan te voren met zestien a achttien ontplooide zeilen; eindelijk den 19ei1 's morgens, op den feestdag van den H. Joseph, daar zagen onze reizigers met tranen van dankbaarheid in de oogen voor het eerst de kusten der Nieuwe Wereld, en den eigen avond voeren zij de buiten-haven in. Zij moesten echter den volgenden dag aan den ingang van de binnen-haven blijven liggen en wachten, totdat eene stoomboot zou aankomen om hen binnen te sleepen. Intusschen werd de vreugde over de aankomst eenige oogenblikken ernstig gestoord; een troep Garibaldisten, die onderweg reeds meermalen hun lust tot vechten getoond hadden, maakte, onder voorwendsel van gebrek aan levensmiddelen, den kapitein een verwijt er van, dat hij des morgens geene stoomboot had willen nemen; zij wilden thans al die pastoors eene schatting opleggen, en kwamen ten getale van vijftig op het dek om den kapitein over boord te werpen; de onderstuurman beval hen terug te keeren; zij gingen hem te lijf en zouden hem in zee hebben geworpen, hadde hij zich niet met reuzenkracht losgerukt, eene katrol gegrepen en met den eersten slag een zijner tegenstanders tot bloeden toe gewond. Eensklaps dropen daarna allen af, en de aankomst van de stoomboot, die het schip op sleeptouw nam, voorkwam verdere wanordelijkheden.

-ocr page 314-

300

In den middag eindelijk van den 20en Maart vielen P. Bernard en zijne tochtgenooten in de armen hunner medebroeders, die hen kwamen afhalen, en reeds dagen lang gevreesd hadden, dat de nieuwe zendelingen in de golven waren omgekomen; alle schepen, die acht tot veertien dagen vroeger Havre hadden verlaten, waren reeds de haven van New-York hinnengeloopen, en de Helvetia kwam maar niet! » Vol vreugde,quot; zoo sluit P. Dold zijn verslag, «verlieten wij de Helvetia, die evenals wij, » den eersten tocht over den Oceaan maakte. Het moge God «behagen, die kleine kamertjes, welke wij het eerst be-«woond en als 't ware in zoovele celletjes veranderd »hebben, nog dikwijls met zendelingen voor het Evangelie »te bevolken! Moge de beeltenis onzer goede Moeder, «die wij aan de muren hebben vastgehecht,, nog dikwerf «de eerbieds-betuiging ontvangen van harten, door Haar «opgewekt om zich aan het heil van verlatene zielen «toe te wijden. . . . Als ik nu, mijne dierbare broeders, «die ik op dit oogenblik omhels, nog eene gunst mag «verzoeken, na er zoovelen in Wittem van u ontvangen «te hebben, o! vraagt dan aan Jesus Christus en aan «Maria voor mij en voor mijne gezellen, dat wij nooit «mogen behooren onder het getal dier ongelukkigen, die, «na de zeeën te zijn overgestoken, wel veel werken, «maar zich zeiven verwaarloozen, en op het oogenblik «van hun sterven bespeuren, dat hunne handen ledig zijn «aan deugden en verdiensten.quot;

De reis was volbracht, en vol vertrouwen op den zegen Gods, die de missionarissen na zoovele en zoo zware beproevingen met blij vertrouwen te gemoet zagen, zouden zij thans het missie-werk beginnen. Dan, P. Bernard werd bij zijne aankomst nog door eene nieuwe beproeving, te zwaarder naarmate zij minder kon voorzien worden, ten diepste getroffen. Kort na zijn vertrek uit Am-

-ocr page 315-

301

sterdam had zijne geliefde moeder, den 2üeri Januari 1851, na een heerlijk sterfbed het loon van hare herhaalde offers nit Gods handen ontvangen. Nog geen uur nadat P. Bernard, vol van de rechtmatigste vreugde over zijn behoud, in den kring zijner even verheugde ordebroeders te New-York was aangekomen, werd hem aldaar onder meerdere brieven ook die overhandigd, welke de tijding behelsde van haar treffend afsterven. »Gelijk gij ziet,quot; zoo schreef hij onder het verslag van P. Bold aan de paters te Wittem, «gelijk gij ziet, zijn »al onze jeugdige broeders ten toppunt van vreugde. Ik «alleen ben daarvan uitgezonderd. Ter nauwernood was «ik aan wal g-estapt, of men stelde mij den brief in »handen, waarin mij bericht wordt, dat mijne goede «moeder op den derden dag na mijn vertrek uit Hilvre «gestorven is, juist op dat oogenblik, waarop mijn eigen «leven in zoo groot gevaar was. Stel u mijn toestand «voor. — Maar welaan. God heeft het gewild! Ik aan-«bid zijn heiligen Wil en zwijg. Ik verzoek u die ge-«liefde moeder niet te vergeten en hare ziel aan te be-«velen aan de godvruchtige gedachtenis uwer Commu-«niteit. Waarlijk zij was eene beschermster van onze »Congregatie.quot;

Blijkt reeds uit deze weinige reg-elen P. Bernards groote edelmoedigheid, waar het gold een offer te brengen, diep treft ons de kinderlijkheid des gemoeds, de teederheid zijns harten, als hij in de volheid zijner ziel zijne gevoelens uitstort in den brief aan zijne broeders en zusters toegezonden; die gevoelens toch gaan zeer goed gepaard met den geest des waren kloosterlings, en de kloosterlijke staat brengt niet de uitdooving maar de volmaking der natuurlijke liefde mede. »Ach! lieve broeders «en zusters,quot; zoo schrijft hij, »welk eene droevige, on-«verwachte tijding! Zoo was het dan de laatste keer, dat

-ocr page 316-

302

ik moeder zag, dat ik met haar sprak, en zij mij toevertrouwde wat haar het naast aan het hart lag. Zij verzekerde mij zoo stellig, in hare vrome eenvoudigheid: zij zou niet heengaan, alvorens zij mij nog eens had weergezien; en toch verliet zij, drie dagen reeds na mijn vertrek uit Europa, de wereld, waarin zij zooveel goeds aan de armen gedaan en ons, haren kinderen, zulke treffende voorbeelden heeft achtergelaten. Neen, ik kan het niet verbergen — ofschoon ik, nu bijna twintig jaren geleden, aan God het offer van ouders en familie heb gebracht, toch treft mij de dood van moeder: ik gevoel dat ik haar kind was, dat ik het kind was van zulk eene onvergetelijke moeder. Ach, lieve broeders en quot;zusters, welk een smartelijk verlies! Maar ook welk een schoone dood! Ik dank u voor het omstandig verhaal van haar voorbeeldeloos afsterven. Ja, gij hebt wel gelijk, wij hebben die goede vrouw in haar leven niet gekend; haar dood heeft ons doen zien, welk een schat God in zijne liefde ons in die vrouw geschonken heeft. Laten wij dan haar verlies zooveel meer betreuren, als wij hare verdiensten op haar sterfbed beter hebben lee-ren kennen. O, wat zijt gij gelukkig! Gij hebt moeder op haar sterfbed gezien, gij hebt haar voor het laatst gesproken, voor het laatst gekust.... en dat terwijl ik op zee was in levensgevaar! O! dat moet toch u allen goed gedaan hebben en thans uwe smart eenigs-zins lenigen, dat sterfbed te hebben gezien en nu met elkander over die goede moeder te kunnen spreken. Voor mij, ik vind hier niemand die mij verstaat, als ik over die goede moeder spreek, niemand die het begrijpt, als ik over haar dood ween. Mij blijft niets over dan voor het kruis van mijnen lieven Jesus als kind het offer van zulk eene moeder den Hemel op te dragen. Ja, ik dank God meer dan ooit voor alles wat zij voor

-ocr page 317-

803

))u en voor mij gedaan heeft. Ik beveel Hem hare ziel. »0, dat ons uiteinde aan het hare gelijk zij!

»Ën nu, lieve broeders en zusters, wat zal ik u meer »nog uit deze verre landen toeroepen? Zal ik uwe droef-wheid opwekken? Zal ik u opwekken om voor de over-»ledene te bidden? Voorzeker niet. Ik ken uw aller hart; »gij waart in staat zeiven mij te leeren, hoe ik als kind »de afgestorvene moet waardeeren en liefhebben. Al wat »ik verlang is, dat wij de laatste les van moeder zaliger »tot onzen dood toe getrouw vervullen. Ja, ik noodig u »allen in den geest op den grafsteen, waar beiden, »vader en moeder, den dag- der opstanding wachten. »Komt, geliefde broeders en zusters, laten wij daar «vader en moeder nog eens plechtig beloven, dat wij «met elkander steeds eensgezind, één geest, één hart «zullen blijven. Wij hebben het elkander reeds onder » tranen toegewenscht op den vooravond van mijn vertrek. » Uat die wensch vervuld worde ! Dit zal mijn troost en »mijne vreugde zijn. Onze oudste broeder zal thans, nu »wij ouderloos zijn, zijne belangstelling in ons geluk »verdubbelen. Doen wij ons best om -de deugden na te »volgen, die vader en moeder ons door woorden en met »daden geleerd hebben: bijzonder hun sterk en eenvoudig »geloof, hun ijver voor het huis van God en hunne liefde »voor den arme en behoeftige; dan zullen zij in den »Hemel des te vuriger voor ons bidden en zal het ons »in onze betrekkingen wèl gaan.

»Gaarne, lieve broeders en zusters, zou ik u meer nog »schrijven, maar ik ben overkropt met bezigheden, en »wijl de stoomboot vertrekt, kan ik den brief niet langer » hier houden. Mijn hart zegt duizendmaal meer dan mijne »pen kan neêrschrijven. Denkt allen aan uwen bedroefden «broeder Bernard. Schrijft mij van tijd tot tijd; schrijft «mij nog wat over moeder zaliger, noemt ten minste in

-ocr page 318-

304

«uwe brieven haar naam, ik zal n daarvoor dankbaar »zijn. . . . Dat God uw aller droefheid heilige en u hierna »des te meer zegene, naarmate onze vreugde op aarde «door moeders afscheid verminderd is. — Uw bedroefde »maar in God gelaten broeder Bernard.quot;

Hier behoeven wij een der schoonste trekken van P. Bernards edelmoedigheid, welke op zijn uitdrukkelijk verlangen gedurende zijn leven altoos verborgen gebleven is, niet langer te verzwijgen. Door het afsterven zijner moeder had P. Bernard aanspraak verkregen op eene niet onaanzienlijke erfenis. Wij hebben hierboven (bladz. 138) reeds opgemerkt, dat de leden van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers het eigendom hunner goederen behouden, alsook de beschikking daarover binnen de grenzen van den Regel, Sn indien het niet is tot eigen gebruik. In dien tijd was te Amsterdam de St. Vincentins-school in aanbouw, en P. Bernard meldde weldra, dat hij daaraan de belangrijke som van vijf duizend gulden ten geschenke gaf. Met de grootste blijmoedigheid schonk hij vervolgens zijne gansche erfenis aan de Congregatie. »Het is een offerquot;, zoo schrijft hij in een vertrouwelijken brief aan zijn broeder, »het is een offer, en zelfs nog een »gering offer van dankbaarheid, dat ik mijner geestelijke »moeder verschuldigd ben. Ik heb aan haar te veel ver-»plichting, en verwacht van haar in leven en sterven »nog te veel voor mijn eeuwig heil, om, nadat ik haar «mijne jeugd, mijne krachten, mijn vrijen wil en heel «mijn hart en mijne liefde ten offer bracht, haar niet «ook het stoffelijke te geven, wat ik thans bezit. Dezer «dagen heb ik mijne retraite gemaakt, en als ik volgens « gewoonte den staat van armoede overwoog, waarin mijn «Jesus te Bethlehem verkeerde, heb ik de belofte gedaan «op aarde niets meer in eigendom te bezitten. En, lieve «broeder, ik durf zeggen. God heeft mij daarvoor reeds

-ocr page 319-

305

»beloond.quot; Men begrijpt licht, dat P. Bernards geschenk zoo al niet geheel, dan toch voor verreweg het grootste gedeelte werd aangewend ten voordeele der Congregatie in Amerika, en P. Bernard, die, gelijk wij reeds meermalen opmerkten, zelfs in de kleinste zaken immer de leiding van Gods Voorzienigheid erkende en aanbad, voegde aan zijn zoo even aangehaalden brief deze woorden toe: »de dood van moeder, in zijne gevolgen be-»schouwd, levert mij al weder een bewijs, hoe God in «zijne Voorzienigheid alles wonderbaar leidt. Misschien »was voor de Congregatie in Amerika geen jaar zoo be-»denkelijk, wat den toestand der financiën betreft, als «het jaar 1851 en wellicht het volgende daarbij.quot;.... Be goede God, die zich nooit in edelmoedigheid laat overtreffen, heeft dan ook P. Bernards nieuwen arbeid in Amerika, die door zoovele offers was voorafgegaan, op buitengewone wijze gezegend.

20

-ocr page 320-

HOOFDSTUK XXII,

F. BERNARD PROVINCIAAL DER CONGREGATIE IN DE VEREENIGDE STATEN.

Gedurende zijn vorig verblijf in Amerika had P. Bernard, gelijk wij gezien hebben, hoofdzakelijk gewerkt aan het grondvesten der Congregatie in de Vereenigde Staten; thans waren hare krachten sterk genoeg om, ontwikkeld onder zijne leiding, door het geregeld geven van missiën de bekeering der zielen te kunnen voortbrengen. Het werk der missiën moest op groote schaal worden aangevangen en voortgezet, en wie beter dan P. Bernard was in staat om aan de Redemptoristen in Amerika te leeren, niet slechts hoe hunne prediking voor het volk het meest verstaanbaar en indrukwekkend kon worden, maar ook en vooral hoe de geest van algeheele toewijding aan hunne verheven taak hun woord moest vruchtbaar maken.

«Openbare retraites,quot; zoo lezen wij in een te New-York verschenen werk (1), «waren in de Vereenigde «Staten van tijd tot tijd gegeven geworden door de

(1) Sermons cf the Kev. Francis A. Baker, priest of the Congregation of St. Paul, with a memoir of his life. By Rev. A. F. Hcwit, New-York 1866,

-ocr page 321-

ao?

M Jesuiten en andereu, alvorens de reeks van missiën der »Eedemptoristen begon. Die reeks, welke in April 1851 »in de St. Josephs-kerk te New-York werd geopend, »was de eerste welke ordelijk en regelmatig werd voort-»gezet door een gezelschap van zendelingen, die zich «bijzonder aan dezen arbeid toewijden. Sinds dien tijd is »het getal missionarissen, tot verschillende Congregaties »behoorende, toegenomen, en de missiën zijn veelvuldiger «geworden. Boven allen behoort de verdienste van dit »groot en uitgebreid werk gevestigd te hebben aan P. » Bernard Hafkenscheid, die Provinciaal der Redemptoristen »iu de Vereeuigde Staten was.... Ongeveer twee jaar «lang nam hij persoonlijk deel aan eeue menigte van »deze missiën; eiken dag werkte hij van twaalf tot zes-» tien uren lang in den biechtstoel; schoten de krachten van «den prediker, die aangewezen was, te kort, dan nam hij »ook diens plaats in; hij onderwees de jonge paters, die » nog weinig ondervinding hadden opgedaan, met de meeste «voorkomendheid in alle wijzen van prediken en onder-«richten, en leidde overigens de oefeningen der missiën «op de beste manier en met het meeste beleid.quot; En inderdaad; niettegenstaande P. Bernard als Provinciaal het bestuur over al de Redemptoristen-kloosters in Amerika te voeren had, ging hij aan het hoofd van zijn betrekkelijk klein leger van stad tot stad, van staat tot staat; hij gaf missiën van twee, drie, ja vier weken lang; hij gaf ze in de Duitsche, de Fransche en de Engelsche taal; onvermoeid tot het wonderbare toe predikte hij herhaaldelijk drie- of viermalen daags, terwijl hij de overige uren in den biechtstoel doorbracht — God scheen zijne krachten te vermeerderen, naarmate hij meer arbeidde; kortom, het werk, wat hij in België en in Brabant aangevangen en met zoo ontzaglijk veel moeite voltooid had,

werd nogmaals op nieuw door hem begonuen in Amerika;

-ocr page 322-

308

dezelfde moed en opoffering- bracht er dezelfde, ja nog rijkere vruchten voort, en schier ongeloofelijk was het succes, dat hij in Amerika ter eere Gods behaalde.

Wij zouden onze lezers vermoeien, wanneer wij hier wederom in vele bijzonderheden traden; indien zij ons welwillend gevolgd hebben bij hetgeen wij omtrent P. Bernards prediking in het diocees van Luik en in Brabant verhaald hebben, zullen zij zich gewis eenig denkbeeld kunnen vormen ook van zijne prediking in Amerika. Enkele voorbeelden mogen voldoende zijn.

Heeds de eerste missie, (welke, gelijk wij mededeelden, in de St. Josephs-kerk te New-York gepredikt werd) slaagde boven alle verwachting. P. Bernard regelde al de oefeningen geheel op dezelfde wijze als in Europa. De parochie van den H. Joseph bestond hoofdzakelijk uit werklieden, dienstmaagden en andere personen der lagere klasse, die dan ook de kerk tot de laatste streep toe vulden; maar niet lang nog had de missie geduurd, of de nieuwsgierigheid dreef ook voornamere personen naar de prediking-, en weldra was niet alleen de woning- dei-priesters naast de kerk maar ook de ruimte vóór de kerk met eene opeengehoopte menigte volks bezet; kwamen de paters naar den predikstoel, dan drong het volk rondom hen op, om hun kleed te kussen; een zeer groot aantal der poenitenten waren personen, die jaren lang —- zelfs 30 en 40 jaren lang — niet gebiecht hadden; in de harten van eene menigte verwaarloosde kinderen werd de grondslag gelegd voor een godsdienstig leven, en op het einde der missie naderden zestig bejaarde menschen tot hunne eerste H. Communie. — Bij eene andere missie te New-York werd, toen gansch de kerk opgepropt vol was, het ijzeren hek vóór den ingang g-esloten; maar de geestdrift des volks kon niet bedwongen worden, en men zag. zich genoodzaakt het weder te openen, wilde men oproerigheden en

-ocr page 323-

300

ongelukken voorkomen. Ook de maatregel om toegangskaarten af te geven alleen aan parochianen moest weldra om dezelfde reden worden ingetrokken. — Gedurende de eerste week der missie in de St. Petrus-kerk te New-York was het volk nog weinig te bewegen geweest; langzamerhand veranderde het tooneel, en des Zondags in de Hoogmis was niet alleen de gansche omtrek huiten de kerk, die toch ongeveer 4000 menschen bevatten kon, door eene dicht aaneengesloten menschen-massa bezet, maar men klom tegen de muren op en plaatste zich in de vensters om P. Bernards prediking te hooren. Tegelijk kondigde hij tegen den avond zijne preek aan over de barmhartigheid Gods; dezelfde, zoo niet eene nog groo-tere menigte was tegenwoordig; zie — op het einde zijner prediking breekt het gansche gehoor in tranen en luid geween los, en de bekeeringen waren ontelbaar. — Van vele moeielijkheden en opofferingen ging de missie te Saratoga vergezeld, en eene hevige winterkoude — de thermometer teekende 12 graden beneden 0 — kwelde zoowel de paters als de geloovigen; maar men telde geene opoffering, als men P. Bernard slechts hooren kon, en men stond vele uren lang aan den biechtstoel zijne beurt af te wachten. — Een treurig' ongeval had plaats op het einde van de missie te Albany; eene dicht bezette tribune stortte eensklaps in, en de onstelde menigte drong naaide achterdeur. P. Bernard zat in den biechtstoel; daar dringen velen samen en meenende, dat de gansche kerk ineenstortte, schreeuwden zij P. Bernard luid op toe: »de «absolutie! Pater, de absolutie!quot; Intusschen waren de paters, die in een huis aan de overzijde vertoefden, op het gedruisch plotseling toegeschoten; zij openden van buiten verschillende deuren, zoodat de menigte weldra de kerk had ontruimd. Maar zoodra had men niet gezien, dat er geen verder gevaar was, of een ieder drong naar

-ocr page 324-

aio

zijne plaats terug; weldra was de gansche kerk weder gevuld, en men begon den rozenkrans te bidden, alsof er niets gebeurd ware.

Men vergunne ons bier nog een paar merkwaardige voorbeelden van bekeeringen aan te halen.

Gedurende de missie te Albany hield P. Bernard eene preek over het huwelijk. Na het einde der plechtigheid zag men eene vrouw, welke een protestantschen echtgenoot had, weenend met hare dochter naar huis keeren. Daar aangekomen viel het meisje onmiddellijk aan de voeten baars vaders neder, hem onder tranen smeekende, dat hij met haar den rozenkrans zou medebidden voor zijne eigene bekeering. «Maar ik ken dat niet,quot; luidde het stroeve antwoord. — » Hoe, vader!quot; hernam de dochter, »kunt gij niet zeggen: Heilige Maria, Moeder Gods, »hid voor ons, zondaars, vu en in het uur van omen dood. »Amen ? Kniel neder, bid ik u, en begin met mij mede.quot; Bijna onwillekeurig gaf de vader gehoor aan het verzoek zijner geliefde dochter; hij bad met haar, en den volgenden dag liet hij zich door zijne vrouw naar de paters geleiden om het H. Doopsel te ontvangen, hetgeen hem na eenige dagen onderricht ook werd toegediend.

Op eene der missiën te New-York kwam een bejaard zeeman tot bekeering, welke, na door een slechten vader opgevoed te zijn, bijna zijn gansche leven op schip had doorgebracht. Eéns slechts in zijn leven had hij gebiecht; hij kende thans ter nauwernood één gebed meer, en alleen het schietgebedje: Jesus, Maria, Joseph! hetwelk hij gewoon was nu en dan te herhalen, was hem in het geheugen gebleven. Onlangs op een zijner zeereizen in groot levensgevaar verkeerende, had hij gedurende den storm aan God gevraagd, dat Hij hem niet in doodzonde zou laten sterven, tevens belovende, dat hij zijn leven zou verbeteren, indien hij behouden aan wal

-ocr page 325-

on

mocht komen. Gods goedheid schonk hem die weldaad; maar de zeeman vergat weldra zijne belofte en leefde als voorheen. Op zekeren avond evenwel hoorde hij toevallig eene preek der missie, en zie — thans werd hij door Gods genade zoodanig getroffen, dat hij aanstonds ging biechten en van dat oogenblik af een geheel ander leven begon te leiden.

Een ander zondaar verhaalde na zijne bekeering bij eene missie te New-York openlijk het volgende. Zijn gansche leven had hij in dronkenschap en ontucht doorgebracht, maar altijd eene bijzondere godsvrucht gehad tot de H. Moeder Gods. Op zekeren nacht ontwaakte hij in vreeselijken angst en bittere droefheid; hij riep Maria aan om hem te helpen en beloofde te zullen gaan biechten. Aanstonds gevoelde hij zich verlicht; weldra bevond hij zich in den biechtstoel, maar werd niet geabsolveerd. Weinigen tijd later had hetzelfde voorval wederom plaats, en hij herviel gelijk te voren. Daar vernam hij, dat eene missie in de St. Patricius-kerk te New-York gepredikt werd; hij ging er henen, doch vast besloten eene bepaalde zonde niet te zullen laten; wel hoorde hij dagelijks, wanneer hij de oefening van den rozenkrans bijwoonde, als de stem der H. Maagd hem inwendig uitnoodigen om zijne zondige gewoonten af te breken; dat wilde hij, als die ééne zonde hem slechts niet verboden werd. Eindelijk toch ging hij te biechten, en — dank zij de hulp van 's Heeren Heilige Moeder! — hij ontving de genade van een uitstekend en buitengewoon berouw; weenende en herhaaldelijk tot Maria verzuchtende biechtte hij, en bij het verlaten van den biechtstoel vroeg hij, of er geen gevaar was, dat hij Maria te veel beminde, en of het wel passend was, dat hij, diep gevallen zondaar, altijd den rozenkrans om zijn hals droeg. Wat meer is: deze wonderbare bekeerling werd daarna in Gods handen het

-ocr page 326-

werktuig* tot de bekeering van velen, die deelgenoot zijner zonden waren geweest.

Doch hoe zouden wij ze kunnen vermelden, al de bekeeringen, welke P. Bernard in Amerika heeft uitgewerkt ! In weerwil van de aanhoudende zorgen, welke het bestuur van de nog jeugdige Congregatie in Amerika onvermijdelijk medebracht, vond P. Bernard niet slechts den tijd om herhaaldelijk bij verschillende gelegenheden den kansel te beklimmen, maar had hij ook den onverdoofbaren moed om van April 1851 tot het najaar van 1853 minstens veertien groote missiën, ieder van p. m. drie weken lang, mede te prediken. De lijst dezer missiën, voor zoover wij die hebben kunnen opsporen, volgt hier.

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE.

1849.

September.

Detroit.

Detroit.

Missie.

1850.

Amsterdam.

Haarlem.

Jubilé.

1851.

New-York: St. Josephs-kerk. St. Petrus-kerk. St. Patricms-kerk.

New-York.

Missie.

7gt;

»

Philadelphia.

Philadelphia

»

Pittsburg.

Pittsburg.

»

Rochester.

Ruffalo.

»

Buffalo.

»

Detroit.

Detroit,

»

1852.

Saratoga. Albany ; St. Josephs-kerk. Kerk v. Mar. Onb. Ontv. Troy.

Albany.

»

»

» » » »

Richmond.

Baltimore.

-ocr page 327-

313

P. Bernards arbeid in Amerika was voltooid, en aan anderen kon thans de voortzetting ervan worden toevertrouwd. Had hij gedurende zijn vorig verblijf in de Ver-eenigde Staten aan zijne Orde-broeders geleerd, hoe zij in hun klooster en in hunne kerken leven en werken moesten, thans was hij allen voorgegaan in het verheven werk der missiën. Aan God alleen is het bekend, hoe-vele zielen hij van den ondergang gered of voor afval heeft behoed, en P. Bernards missiën in Amerika zijn boven alle andere merkwaardig geweest vooral door het aantal, en somtijds zeer groot aantal niet-katholieken, die het heilig geloof omhelsden. Doch terwijl hij in de harten zijner hoorders den diepen indruk van zijn machtig woord achterliet, leerde hij tevens aan zijne medebroeders dien echt apostolischen preektrant, waarvan hij vooral het geheim kende, en die de glorie is van de paters Redemptoristen in Amerika zoowel als in Nederland ; hij vormde, hij bezielde hen, en hij liet hun tevens als den kostbaarsten schat van alles het groot en onvergetelijk voorbeeld achter van een door niets te verdooven ijver, van eene edelmoedige en algeheele toewijding, welke voor geen offer noch van geest, noch van lichaam, veel minder van aardsche goederen terugschrikt. Zijn bestuur daarenboven had, bij al de energie en zelfstandigheid van P. Bernard, uitgeblonken door de grootste welwillendheid en waarlijk teedere liefde voor zijne onderhoorigen. Wij vinden daarvoor een treffend bewijs in den brief, waarin hij den dood van een zijner missionarissen, P. de Landts-heer, aan een met dezen bevrienden priester in België berichtte. «Ik heb,quot; zoo lezen wij aldaar, »ik heb uw »brief met de twee brieven van Zuster M. Alice en Zuster » M. Frederika ontvangen; zij waren geadresseerd aan den »E. P. de Landtsheer, en volgens onze regels heb ik ze »geopend en gelezen. Maar helaas! ik heb ze hem niet

-ocr page 328-

314

«kunnen overhandigen. Toen ik in het vorige jaar met »dezen waardigen en godvreezenden priester van uw dio-«cees over den Oceaan trok, vleide ik mij met de hoop, »dat ik in hem eene krachtige hulp zou vinden voor de »Kerk van Amerika en voor mijne Provincie in het hij-»zonder. En inderdaad, ter nauwernood had hij zijne ge-»loften afgelegd, of hij begon vol zorg de talen aan te »leeren, en wel met zulk een goed gevolg, dat ik weinige «maanden later hem veilig den toegang tot het ministerie »kon openen. De eerste pogingen van zijn ijver waren » wonderbaar. De beminnelijkheid van zijn karakter maakte, »dat hij weldra aller harten won, zoodat hij in korten «tijd onmetelijk veel goeds uitwerkte onder de zeer ver-»schillende bevolking van Baltimore. Het huis te New-»York vroeg mij de hulp van een pater. Reeds waren »daar twee paters, brave missionarissen, onder den last »van het ministerie bezweken en gestorven als de slacht-»offers van hunne liefde voor de zieken en de stervenden. «De E. P. de Landtsheer werd geroepen om de ledige «plaats aan te vullen, welke deze twee in het huis te »New-York hadden achtergelaten. Hij trok naar zijne «nieuwe bestemming op den dag na de sluiting eener «schitterende missie, waarbij hij had medegewerkt. Te »New-York aangekomen openbaarde hij als zijn eenigen «wensch, dat hij die menigte lersche, Duitsche enFran-« sche landverhuizers mocht ter hulp snellen, welke in het «openbare hospitaal van Wardsisland lagen te sterven. «O! die goede P. de Landtsheer! . . . hij dacht niet, dat «zijne apostolische loopbaan hier op aarde reeds ten einde »liep. Op den 18ei1 Maart [1852] brengt hij den ganschen «dag tusschen de zieken en besmettelingen door. Hoe-«vele arme ongelukkigen heeft hij op dien dag gelukkig »gemaakt! . . . Des avonds in den kring zijner broeders «teruggekeerd gevoelde hij zich niet wel, de kiem eener

-ocr page 329-

315

»typhus-koorts was reeds in zijn lichaam, en den volgenden »dag-, 19 Maart, begaf hij zich te bed — om het niet meer »te verlaten. Van dien dag af beproefden twee bekwame »geneesheeren al de middelen der kunst om een zoo kostbaar »leven te behouden, maar den 2en April, te 1 uur 's na-»middags, stierf de goede pater, voorzien van de HH. «Sacramenten, omringd van al zijne medebroeders, en »hij ging uit zijne cel naar een beter vaderland over. «Moet ik weenen. Hoogwaardig Heer, of moet ik mij «verheugen? O zeker, ik treur over het zoo gevoelig «verlies van een apostel, die mij zoo oprecht toegene-«gen was, die met mij de rampen van den Oceaan had »gedeeld, en op wien ik voor een groot deel mijne hoop «had gesteld voor de inrichting mijner nieuwe Provincie «in de Vereenigde Staten. Maar toch ik verheug mij bij «den dood van dien waardigen kloosterling. Hij is ge-»storven met de schoonste teekenen van vóórbestemming; «hij is gestorven in den eersten vurigen ijver van het «noviciaat, met de wapenen in de hand en, om zoo te «spreken, omringd van de stervenden, die hij voor den «Hemel had voorbereid. Ziek geworden op den feestdag »van den H. Joseph en gestorven op den feestdag van de «Zeven Weeën van Maria .... zou men niet zeggen, «dat de H. Maagd en haar Bruidegom ons het bezit van «zulk eene kostbare ziel benijdden en haar daarom aan «ons ontnomen hebben ? .. .. Zeg dan, Hoogwaardig »Heer, zeg aan al zijne bloedverwanten, aan zijne vrien-«den, aan al zijne ambtgenooten in het ministerie, dat «zij niet weenen, maar zich troosten in den Heer, als zij «het bericht vernemen van een dood, welken God zoo kost-«baar heeft gemaakt voor onze oogen. Wat mij betreft, ik » ben vol vertrouwen, dat de Congregatie des Allerheiligsten «Verlossers, al hebben wij hier een apostel in de Nieuwe «Wereld verloren, een voorspreker méér heeft in den Hemel.

-ocr page 330-

310

»Uw brief werd mij in handen gesteld een uur voor »ik het telegraphisch bericht van zijn dood ontving. In den »brief van zuster M. Alice las ik de volgende woorden; » »eindelijk verzoek ik u, Eerwaarde Broeder, mij bericht »»te willen zenden, indien gij van woonplaats verandert, »»en ik hoop, dat gij niet meer zoolang zult wachten ))»met mij te schrijven.quot;quot;—» Zeker, waarde zuster Alice, »hij zal u zijne verandering van woonplaats doen weten, »hij laat u die berichten door mij. . . . Uw broeder is in »den Hemel, waarde Zuster! . . . . De Hemel is zijne «woonplaats geworden. Neen, schrijven zal hij u niet, »maar bidden voor u, waarde Zuster, voor u en voor »mij. O, dat hij voor u en voor mij de genade ver-»krijge om te sterven op een feestdag van de H. Maagd «en een dood, zoo kostbaar als de zijne!quot; ....

Een schoon getuigenis over P. Bernards bestuur van de Congregatie in Amerika, vinden wij in de boven (bl. 306, noot) aangehaalde levensbeschrijving van P. Baker opgeteekend: «de vorm (zoo lezen wij daar) van P. Ber-»nard's gestalte en gelaat, was het beeld van de grootheid »en edelmoedigheid zijner ziel, en geheel zijn karakter «zoowel als zijn voorkomen deden hem kennen als een «man om gezag te voeren en anderen te leiden door de «hem aangeboren superioriteit, maar veel meer nog door «den magnetischen invloed van een liefdevol en edel hart.quot; Ook deelt de Hoogwaardige Kanunnik Claessens in zijn Vie du Père Bernard het volgende voorval mede, waaruit de hooge achting blijkt, welke de Provinciaal der Vereenigde Staten te Rome genoot. Toen in 1851 de bisschoppelijke zetel van Philadelphia openstond door de benoeming van Mgr. Kenrick tot aartsbisschop van Baltimore, had het episcopaat der Vereenigde- Staten den Redemptorist P. Joannes Nepomucenus Neumann, als diens opvolger te Rome voorgesteld. P. Dechamps

-ocr page 331-

(de tegenwoordige Kardinaal-Aartsbisschop van Meche-len), welke toenmaals te Rome was, had aan Kardinaal Barnabo, prefekt der Propaganda, twee brieven over te brengen: een van den Hoogwaardigen P. de Smetana, opvolger van P. Passerat als Vicaris-Generaal der Congregatie, en een van P. Bernard, den toenmaligen Provinciaal van P. Neumann. In beide brieven stond het verzoek uitgedrukt, dat toch de H. Vader de Redemptoristen niet van een zoo uitstekend lid, als P. Neumann was, berooven zou. Toen Kardinaal Barnabo beide brieven geopend en onder eenen derzelve den naam van P. Bernard gezien had, zeide hij : » Ah, P. Bernard! Zie, dat zou ook »een goede bisschop wezen. — Ik waardeer de redenen, «die hij heeft, om P. Neumann's benoeming te voorkomen; »maar de H. Vader heeft nog gewichtiger redenen, om » dat verzoek niet in te willigen.quot; En werkelijk werd P. Neumann in 1852 als bisschop van Philadelphia gepre-coniseerd; hij overleed aldaar den 5en Januari I860.

Wij besluiten de beschrijving van P. Bernards arbeid iu Amerika met het alles samenvattende getuigenis, hetwelk door een der paters Redemptoristen over hem werd afgelegd: »Ik heb,quot; zoo schrijft hij, »het journaal in »banden gehad, door P. Bernard zeiven in Amerika »bijgehouden. Men ziet daaruit, dat hij, indien groot «redenaar, ook een kundig administrator was. Dag aan «dag- teekent hij op, wat hij verrichtte ; hij treedt in «alle bijzonderheden der verschillende huizen; hij stelt de » heilzaamste maatregelen vast om den kloosterlijken geest «te bewaren, terwijl hij toch immer ons leven en onzen »apostolischen arbeid inricht naar de behoeften van «Amerika; hij is er de groote grondlegger geweest der « missiën, die te voren door onze paters, behalve in Canada, »nog in het geheel niet gegeven waren; hij draagt de «meest angstvallige zorg voor de gezondheid der paters.

-ocr page 332-

318

»en al de huizen, die meestal ongezond waren, laat hij «beter inrichten. Hij is ook de man geweest, die door «zijne brieven en zijne bezoeken in Europa de meeste «paters en studenten Amerika heeft binnengevoerd.quot; — Wij mogen dan wel aan het einde van dit hoofdstuk de woorden, die in de H. Schrift van den aartsvader Joseph staan opgeteekend, (1) toepassen op P. Bernard: De Heer was met hem, en bestuurde al zijne werken.

(1) Gen. XXXIX 23.— Onlangs is de Amerikaansche Provincie der Eedemptoristen door Z. H. Pans Pius IX iu tweeën gesplitst:

de Provincie van Baltimore en de Provincie van St. Louh, te zamen zeventien kloosters bevattende.

-ocr page 333-

HOOFDSTUK XXIII.

P BERNARD, OVERSTE DER MISSIËN IN GROOTquot; BRITTANNIË EN IERLAND.

Al wederom een nieuw terrein voor den heiligen ijver van dezen onvermoeiden apostel des Geloofs !

Bij de keuze van een nieuwen Provinciaal, welke volgens de regels der Congregatie om de drie jaren plaats heeft, kon thans, op het einde van het jaar 1853, de voortzetting van P. Bernards arbeid in Amerika veilig aan andere handen worden toevertrouwd, om hem nog eenmaal in andere streken zijn ongebroken kracht aan die grondvesting van het heilig missie-werk te laten wijden. P. Ruland, een der eerste Redemptoristen, die in de Vereenigde Staten gearbeid hadden, werd de tweede Provinciaal, en P. Bernard kwam, na eene voorspoedige reis, den 10en Januari 1854 te Clapham, bij Londen, in het klooster der Redemptoristen aan. De meening, door P. Bernard bij zijne eerste reis naar Amerika uitgesproken, of niet misschien de helsche macht, vertoornd om bet goede wat de paters over den Oceaan gingen tot stand brengen, het noodweer op den tocht daarhenen zou hebben verwekt, scheen waarheid bevat te hebben, en het is niet

-ocr page 334-

320

onbelangrijk om op te merken, dat, tot driemalen toe, op elke heenreis het leven van P. Bernard en de zijnen in het grootste gevaar was geweest, en elke terugreis zonder eenige stoornis werd volbracht.

Tijdens zijn kort verblijf te Clapham werd P. Bernard benoemd tot Superior van het klooster te Limerick in Ierland, en aangesteld als Overste der apostolische werkzaamheden zoowel op dit eiland als in Engeland en Schotland. In die hoedanigheid vertrok hij den 2en April des-zeilden jaars naar Limerick.

Een tiental jaren slechts hadden de zonen des H. Alphon-sus op dezen grond geleefd en gearbeid; hunne huizen vormden nog' geene afzonderlijke Provincie, (1) maar stonden onder het bestuur van den Provinciaal van België. Het werk der missiën moest ook hier, zoo al niet juist aangevangen, dan toch gegrondvest worden en uitgebreid, en ofschoon thans, na België, Nederland en de Veree-nigde Staten, Groot-Brittannië en Ierland de vierde landstreek was, alwaar P. Bernard zijne zeldzame krachten en gaven aan die onderneming wijden moest, — altoos even offervaardig, ook nu hij in de gelederen der gewone paters zijne plaats bijna geheel had hernomen, altoos volkomen bereid om de stem van Gods Voorzienigheid, waar of wanneer hij die vernam, onderworpen te volgen, greep hij weder met hart en ziel het werk aan, en hij voltooide het zoo als het van hem kon worden verwacht.

Toch was aan de prediking op dezen nieuwen bodem eene niet geringe moeielijkheid verbonden. Wel had P. Bernard, gedurende zijn verblijf in Amerika, reeds meerdere malen in het Engelsch gepredikt, maar zijne groote missiën aldaar waren meestal voor Duitschers gehouden;

(1) De Engelsche Provincie der Redemptoristen werd eerst opgericht bij pauselijk dekreet van. 24 Mei 1865.

-ocr page 335-

321

uu echter moest hij zulke missiën gaan prediken in het En-gelsch. Dan, wat moeielijkheid was zoo groot, dat P. Bernard die niet kon overwinnen, wanneer het gold de glorie Gods te vermeerderen en het heil der zielen te bewerken? En het scheen, dat God, die op den Pinksterdag den mond der Apostelen opende tot het spreken van verschillende talen, in dat nieuwe offer van P. Bernard hijzonder behagen nam en daarvoor zijn woord op buitengewone wijze zegende; want al de berichten, die ons door getuigen zijner missiën in Ierland en Groot-Brittannië verschaft zijn, spreken van de verbazende uitwerking, welke zijne prediking aldaar heeft gehad. «Algemeen,quot; zoo luidt een dier brieven, »algemeen was de verbazing' van volk en »geestelijkheid, en het ging aller begrip te boven, dat «P. Bernard, als buitenlander, in eene vreemde taal pre-»diken kon zóó, dat geheel zijn gehoor in tranen los-»barstte; toch gebeurde dit zeer dikwijls en zelfs wanneer »hij leerstellige stoffen behandelde.quot; Nog- b. v. spreekt men van de missie, door P. Bernard te Dublin gepredikt, als van de groote missie, en misschien bij geen enkele is het getal van bekeerde jongelieden zoo groot geweest als bij deze.

Boven alles merkwaardig echter, zoo om de goede uitwerkingen, als om de hoog opgevoerde geestdrift des volks, was eene der twee missiën, door P. Bernard te Cork gepredikt, die wij hier, om niet in herhalingen te vallen, als eenig voorbeeld mededeelen. Wij stippen slechts aan, dat negen paters de missie gaven, en het getal biechtvaders zelfs tot veertig klom; dat de ruime kathedraal van Cork, welke toch voor ongeveer zevenduizend men-schen plaats bezat, veel te klein was om alle geloovigen te bevatten, en men overal langs de muren ladders plaatste om door de vensters P. Bernards prediking te hooren;

wij deelen slechts in korte woorden mede, »dat op het

^ 1

4 L

-ocr page 336-

322

»einde van P. Bernards predikatie over de plichten der «ouders jegens hunne kinderen de hoorders als aan den «grond stonden vastgenageld, luide zuchtend en wee-«nend, en dat de bisschop der stad, na afloop der plech-)gt; tigheid, met open armen P. Bernard in de sakristij stond »op te wachten en hem toeriep: » » waarlijk, P. Bernard, «Dgij onderricht ons!quot;quot; — De sluiting der missie zal den lezer genoegzaam zijn, om zich eenig denkbeeld van haar gelukkigen afloop te vormen. »Ik heb,quot; zoo vertalen wij uit een brief, dien Avij voor ons hebben liggen, ))ik heb »de sluiting der missie bijgewoond. Eene talrijke priester-»schaar met den bisschop aan het hoofd, vulde geheel het »koor; in de kerk was eene opgehoopte volksmenigte; »alle banken en stoelen waren weggeruimd, en de hoor-»ders stonden zóó aaneengesloten, dat zij voortdurend wachter- en voorwaarts balanceerden om A'rijer adem te »scheppen; anderen, die in de toch zoo ruime kathedraal »geene plaats konden krijgen, waren met ladders tegen «de muren opgeklommen en hadden in de vensters eene » plaats ingenomen. P. Bernard hield de slot-predikatie over «de volharding. Nauwelijks had hij zijn exordium geein-«digd, of de kreten des volks begonnen zijne prediking »te onderbreken; meer dan driemalen onderdrukte hij die «uitingen van geestdrift; doch op het einde zijner preek »bleef hij in het vuur der rede eensklaps met ten hemel «geheven handen zonder te spreken staan; ongeloofelijk » wat losbarsting op dat oogenblik ontstond: tranen stroom-«den, allerlei kreten gingen op, al de priesters, de bis-»schop niet uitgezonderd, weenden met het volk. Dat »indrukwekkend tooneel duurde vrij lang. ... De geest-»drift des volks was zóó hoog opgevoerd, dat de paters «in goed gesloten rijtuigen moesten vertrekken; en toch, «terwijl zij de lange straat, welke naar het station leidde, «doorreden, bemerkte het volk, dat de paters de stad gin-

-ocr page 337-

»gen verlaten: daar komen er van alle kanten uit hunne »woningen, zij klampen zich achter aan het rijtuig vast »en willen het voortgaan beletten, en als de trein ver-»trok stonden op de hoogten, eene halve mijl ver, groe-»pen volks met witte zakdoeken de paters toe te wuiven, »totdat de trein uit het g-ezicht was.quot; Behalve 2000 kinderen hadden hij deze missie meer dan 20000 men-schen de H. Communie ontvangen.

Houdt men in het oog, dat elke missie door P. Bernard in Ierland en Engeland gepredikt, en waarhij hij zelf immer het grootste aandeel in den arbeid had, minstens drie weken duurde (die te Cork h. v. duurde 24 dagen), en dat P. Bernard slechts één jaar de betrekking van Overste der missiën bekleedde, dan zal men zich eenig begrip kunnen vormen van zijne wonderbare werkkracht, wanneer men in de volgende lijst opmerkt, dat het getal zijner Engelsche missiën — ééne kleinere in het Workhouse te New-Eoss medegerekend — tot elf is geklommen; in iedere maand derhalve was hij drie weken op missie geweest.

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE.

1854-1855.

leiiand.

ïfevv-Koss.

Fems.

Missie.

» » Mallow.

» . Cloyue.

Barntown en Glynn.

Ferns.

Cork.

Cork.

gt;

Athcnry enNevv-Castle.

Tnani.

gt;

Limerick.

Lirucrick.

Cork.

Cork.

gt;

Dublin.

Dublin.

Engeland.

Clapham.

South wark.

»

London.

Westminster

P. Bernard vertrok uit Ierland, gelijk hij uit België, Nederland en de \ereenigde Staten was gegaan: hij

-ocr page 338-

324

had eene menigte zielen aan den duivel ontrukt, den bloei zijner Congregatie verhoogd, het werk der missiën gegrondvest, zijne medebroeders bemoedigd, onderricht en met zijn geest bezield, en hij liet in de harten van priesters en geloovigen de hoogste achting voor zijn persoon, de innigste erkentelijkheid voor zijn woord, de diepste stichting in zijn voorbeeld achter.

-ocr page 339-

HOOFDSTUK XXIV.

P. BERNARD AAN ZIJN VADERLAND TERUGGEGEVEN.

In het begin van het jaar 1855 reisde P. Bernard uit Ierland naar Eome, om tegenwoordig te wezen bij het Generaal Kapittel der Congregatie, hetwelk in de maand April dezes jaars aldaar zou gehouden worden.

De aanleiding tot dit voor de Congregatie der Redemptoristen hoogst belangrijk Kapittel was de volgende. Gedurende vele jaren na den dood des H. Alphonsus was het Napolitaansche stadje Nocera, alwaar de Heilige gestorven en begraven is, de zetel gebleven van den Rector Major der Congregatie. Het Hof van Napels liet, zelfs toen de uitbreiding der Congregatie eene andere regeling noodzakelijk maakte, allerlei aanspraken gelden; zoo b. v. mocht de Rector Major zijne residentie niet buiten het koningrijk Napels kiezen; daar ook moest elk Generaal Kapittel gehouden worden, en het Goevernement behield zich de goedkeuring der besluiten van zulk een Kapittel voor, zelfs al golden die besluiten een of ander Redemptoristen-klooster buiten het koningrijk. Vandaar dat de laatstgenoemde kloosters in schier geene betrekking stonden met den Rector Major en door een Vicaris-Generaal, te Weenen resideerende, werden bestuurd. (1) Kort na de

(1) Zie hierboven blz. 78, noot 1.

-ocr page 340-

326

heiligverklaring van den H. Alphonsus (20 Mei 1839) besloot Paus Gregorius XVI aan de Congregatie dezelfde inrichting te geven, welke andere geestelijke Orden bezaten ; hij verdeelde haar in zes Provinciën, en verlangde dat voortaan Rome (alwaar de Redemptoristen in 1815 van Pius VII de kerk S. Maria-in Monterone ontvangen hadden) de residentie van den Rector Major wezen zou, en dat de waardigheid van een afzonderlijk \ icaris-Gene-raal zou worden afgeschaft. De tegenstand evenwel van den koning van Napels, die voorgaf, dat bijzonder voor zijn koningrijk de H. Alphonsus de Congregatie had opgericht, verijdelde de uitvoering van 's Pausen verlangens. Z. H. Pius IX, de voetstappen zijns voorgangers volgende, benoemde den 14ei1 Mei 1849 P. ïrapanese, een Siciliaan, tot Rector Major, en gaf hem zes consultoren, drie uit het koningrijk der beide Siciliën, drie behoorende tot de transalpijnsche Redemptoristen-kloosters; (1) Koning Ferdinand bewilligde in hun aller verblijf te Nocera, maar bleef zich tegen het overbrengen der residentie naar Rome standvastig verzetten.

Intusschen was P. Smetana als Vicaris-Generaal de opvolger van P. Passerat geworden; hij resideerde te Coblenz, toen, in 1853, de Paus hem beval zijne residentie in Rome te vestigen en een Algemeen Kapittel bijeen te roepen; daarop zou een Generaal voor geheel de Congregatie gekozen worden, in afwachting dat de huizen der beide Siciliën zich onder dit bestuur zouden aansluiten. P. Smetana kocht de Villa Caserta op den Esquilijnschen heuvel, en aldaar werd op den feestdag van O. L. V. van Goeden Raad, den 2Gen April 1855, het bedoelde Kapittel geopend. De Provinciaal van Frankrijk, de Hoogwaardige Pater Nico lans Mauron werd met

(1) Do EE. PP. Decbamps, Hugues en Heilig.

-ocr page 341-

eenparige stemmen tot Generaal gekozen, en bekleedt die waardigheid nog op dit oogenblik. Van toen af werd de Villa Caserta het moederhuis van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers. Eerst den 24en September 1869 zag de eerbiedwaardige Generaal zijn wensch, die ook de wensch des Pausen en van alle Redemptoristen was, vervuld, toen hij aan al de kloosters de tijding zond, dat de huizen der Beide Siciliën zich onder één te Eome resideerenden Generaal bij de andere hadden aangesloten, en dat Z. H. Pius IX die vereeniging had goedgekeurd en bekrachtigd. (1)

Op bovengenoemd Kapittel verscheen, met meerdere Nederlandsche paters, (2) ook P. Bernard als stemgerechtigde. Wat vreugde schonk hem zijn terugkeer in de Eeuwige Stad: hij had haar niet wedergezien, sinds hij, bezield met het voornemen om Redemptorist te worden, als jeugdig priester haar verlaten had. Wat blijde herinneringen leefden in hem op; hoe wonderbaar had Gods Voorzienigheid in die drie-en-twintig jaren zijne wegen bestuurd; wat rijke zegen was over al zijne werken nedergedaald! Nieuwe vreugde schonk hem de ontmoeting met den Hoogwaardigen P. Dechamps, welken hij eene t jzondere liefde en achting toedroeg, en vooral ook de ontmoeting met P. de Held, dien hij als zijn bijzonderen leidsman vereerde; aan dezen toch had P. Bernard, gelijk wij boven (bl. 75) zagen, voor 't eerst zijn verlangen om Redemptorist te worden geopenbaard; deze voornamelijk had zijne intrede in de Congregatie bewerkt; deze had hem de Vereenigde Staten leeren kennen, waarvan hij met heiligen buit beladen thans in Rome terugkeerde. Hoe dankbaar knielde P. Bernard neder op het graf der

(1) Zie dit alles uitvoeriorer medegedeeld in Ci.aessenss' Vie du Ven. Clem. Mar. Hoffbauer, blz. 435 vlgg. en 518.

(2) De Hoogw. P. Swinkels, Provinciaal van Nederland en België, later bisschop van Amorium i. p. i. en Vicarius Aposto-licus van Suriname, en de EE. PP. Verheijen en Konings.

-ocr page 342-

328

HH. Apostelen, alwaar lüj vroeger zoo menigmaal den geest der Apostelen had afgesmeekt; en met welke vreugde zal hij zijn eerbied betuigd hebben aan den grooten Pius IX, den vierden paus, welken hij te Rome mocht te voet vallen. Met evenveel innigheid als hij voorheen in zijne studie-jaren en de eerste dagen van zijn priesterschap zijne toekomst aan Gods Voorzienigheid had in handen gesteld, smeekte P. Bernard thans op Rome's heilige plaatsen nogmaals den zegen des Hemels over zijn verderen arbeid af, en aldus op nieuw gesterkt en tot strijden uitgerust, keerde hij in zijn vaderland terug, hetwelk na zeven jaren van zijne heilrijke prediking verstoken te zijn geweest, thans nog een tiental jaren de toewijding zijner liefde ging ontvangen.

En inderdaad, de P. Bernard van thans was nog de P. Bernard van voorheen; ja, het was of hij nog pas, in het brandend vuur van den eersten ijver, zijn apostolischen arbeid aanving. Dezelfde zeldzame en wonderbare krachten, waarmede hij twee-en-twintig jaren vroeger zich voor 't eerst aan het missie-werk wijdde, leefden, in weerwil van zijne hoogere jaren, in weerwil van den moeielijken arbeid, dien hij voltooid, de zware lasten, die hij getorst had, nog ongebroken en ongeschonden in zijne borst; de innigheid zijner toewijding was nog in het minst niet gedoofd, en het vuur zijner liefde voor de glorie Gods en de zaligheid der zondaars brandde voort in zijne ziel met onverdoofden gloed. Reeds in November 1855, als hij nauwelijks uit Rome was teruggekeerd, predikte hij de geestelijke oefeningen voor de theologanten in het Seminarie te Roermond, welke aanstonds door eene schier niet afgebroken reeks van missiën, retraites enz. werden opgevolgd; zoo onvermoeid zette P. Bernard van nu af tot zijne laatste missie, welke den 27en Mei 1865 geopend werd, zijne zegenrijke prediking voort, dat wij in die tien jaren slechts vijf afzonderlijke maanden vinden, waarin

-ocr page 343-

320

niet eene of andere door hem gepredikte missie of geestelijke oefening vermeld staat, terwijl in elk der overige maanden twee tot vier of vijf zulke oefeningen worden opgegeven.

Toen de H. Stoel in 1856 het plan had opgevat om aan de Congregatie der Redemptoristen het geestelijk bestuur over het eiland Curacao toe te vertrouwen, doch verschillende omstandigheden de uitvoering van dit voornemen verhinderden, zeide P. Bernard in de volheid zijner ziel tot een zijner medebroeders: » o! ware dat plan doorgegaan, »hoe gaarne zou ik daarheen zijn getrokken, om nog eenige « jaren mijn arbeid aan het heil van dat arme volk te wijden!quot;

In 1862 vierde men te Gent het twaalfde eeuwfeest van den dood des H. Amandus, den apostel van Vlaanderen. Bij die gelegenheid gaf P. Bernard aldaar eene veertien-daagsche missie, en toen hij eiken dag met wonderbare vrucht voor een tienduizendtal toehoorders predikte, terwijl seminaristen, priesters, religieusen van elke Orde en de bisschop der stad dagelijks de missie volgden met eene geestdrift even groot als die des volks, zeide Mgr. Delbecque, de bisschop van Gent: »waarlijk, »P. Bernard is ons allen ten voorbeeld, hij predikt voor «rijk en arm, geleerd en ongeleerd, priesters en leeken; »ik heb, zoolang ik leef, nooit een redenaar gehoord, die «hem evenaart; hij maakt op mij den indruk van een «kerkvader.quot; Ook woonde de bisschop van Kamerijk, die eenige dagen te Gent vertoefde, meermalen de oefeningen der missie bij; men verwonderde zich eens over zijne oplettendheid bij de prediking in eene taal, welke hij toch niet verstond; «o!quot; antwoordde de bisschop, «ik » stel er het hoogste belang in dien man op den preekstoel «te zien; ik zou er uren lang bij kunnen blijven alleen » om die actie te aanschouwen; dat woord moet wel diep in « allen doordringen en ontzaglijk vele vruchten dragen; één « man z«oals hij in mijn diocees — wat zou ik gelukkig zijn!quot;

-ocr page 344-

330

Niemand onzer lezers zal van ons vorderen, dat wij ook slechts eenige missiën van P. Bernards tien laatste levensjaren in bijzonderheden bespreken: menig lezer zal zelf getuige daarvan geweest zijn. Buitendien het werk der missiën ook, met zoovele moeielijkheden aangevangen, was thans tot stand gekomen, de vijandelijke demonstratiën van voorheen vonden geene plaats meer, elke missie ging geregeld haar gang, en op meerdere plaatsen in ons vaderland hadden de Redemptoristen zich ongestoord kunnen vestigen; ook werd in 1855 de Hollandsche Provincie voor de huizen der paters in Nederland en Engeland opgericht. Hadden P. Bernards laatste missiën alzoo niet meer de eigenaardige belangrijkheid, die zij voorheen door de opgekomen tegenwerking kregen, wat de heilzame uitwerkselen betreft bleven zij de eerste zeker evenaren, zoo al niet overtreffen; thans immers was niet meer Brabant alleen de bevoorrechte provincie, maar gansch Nederland — wij kunnen het veilig zeggen — werd door hem in zijne laatste tien levensjaren bearbeid; hij trok van het eene dorp naar het andere, van de eene stad tot de andere, hij predikte voor allerlei klooster-orden, voor de priesters der verschillende bisdommen, voor leeken van alle standen en staten, en P. Bernards naam werd in ieder katholiek huisgezin met eerbied en dankbaarheid genoemd. Wie zal ze dan tellen al de zondaren, die hij bekeerde, al de rechtvaardigen, die hij in de deugd versterkte, al de lijdenden, die hij vertroostte; wie zal zeggen, hoezeer hij door de onafgebroken toewijding van de gaven zijns geestes, van de talenten zijner welsprekendheid, van de liefde zijns harten het rijk van den Allerheiligsten Verlosser in ons vaderland hoeft uitgebreid? Wij zullen slechts de lijst zijner werken gedurende dit laatste tijdvak zijns levens mededeelen; eenigs-zins althans zal de lezer daaruit kunnen vermoeden, wat Gods Engelen in het Boek des Levens zullen hebben opgeteekend.

-ocr page 345-

:131

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE. RETRAITE, ENZ.

1855.

6-11 Nov.

Roermond.

Roermond.

Retr.v.d.tbeologanten.

13-17 »

Weert.

Tgt;

Retr. in het Collége.

14-21 Dec.

Winsen.

's Bosch.

Hernieuwing.

21-28 »

Ewijk.

/gt;

29 Dec.-4 Jan.

Beuningen.

»

»

1856.

5-14 Jan.

Weurt.

»

Missie.

19-27 »

Klimmen.

Roermond.

Hernieuwing.

28 Jan.-5Pebr.

Ambij.

»

Missie.

9-19 Febr.

Narbijen.

Munster.

•»

21 Febr.-2 Mrt.

Donsbruggeu.

rgt;

•»

2-7 Maart.

Roermond.

Roermond.iRetr. v. d. Wijdelingen

10-17 Maart.

Maastricht.

»

Retraite voor de man

nen der H. Familie.

1-5 Mei.

»

» Retraite voor do vrou-

wen der H. Familie.

5 Mei.

Limmel.

»

Missie.

17-28 Mei.

Duffelervvaard.

Munster.

»

31Mei.-10 Juni

Wijler.

»

Hernieuwing.

14-23 Juni.

Redburg.

»

»

2-11 Juli.

Wittem.

Roermond

Retr.v. d. Redptstinen.

15-24 Aug.

Roermond.

Missie.

25-30 »

Nijmegen.

's Bosch.

Retr.v.d.Dominicanen.

1-5 Sept.

Warmond.

Haarlem.

Retr. voor priesters.

8-13 »

Amsterdam.

»

Retr.v.d.Dominicanen.

15-19 »

Warmond.

5gt;

Retr. voor priesters.

19-22 »

Roldnc,

Roermond.

» » 5gt; quot;!gt;

28 Oct.-llNov.

Weert.

5gt;

Missie.

13-18 Nov.

»

Retr. in het Collége.

17-21 Dec.

's Bosch.

's Bosch.

Retraite voor de man

nen der H. Familie.

1857.

5 Jan.

Uden.

's Bosch.

Trid. v. d. H. Familie.

8-1C »

Weurt.

»

Hernieuwing.

18-28 »

Asperden.

Munster.

Missie.

1-3 Febr.

Brunsnm.

Roermond.

Triduum.

7-17 »

Vlodorp.

gt;

Missie.

22-25 »

Tilburg.

's Bosch.

Triduum.

28 Febr.-9 Mrt.

Nutterden.

Munster.

Missie.

12-22 Maart.

Heelerheijde.

Roermond.

»

24Mrt.-lApril.

Geisteren.

»

Hernieuwing.

1-10 Mel.

Hönnepel.

Munster.

Missie.

-ocr page 346-

OÓO fJ'JU

JAARTAL,

PLAATS.

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

13-23 Mei.

Sijfflich.

Munster.

Missie.

23 Mei-2 Juni.

Hassum.

»

»

6-16 Juni.

Welkenraadt.

Luik.

25 Juni-5 Juli.

Epen.

Roermond.

Hernieuwing.

7-16 Juli.

Wittem.

*

Retr.v. d. Redptstinen.

15-23 Aug.

Roermond.

»

Oct. der H. Maagd Mar.

23-18 »

»

»

Retr. voor priesters.

31 Aug.-4Sept.

Warmond.

Haarlem.

» » »

14-18 Sept.

»

»

» » »

26 Sept.-2 Oct.

St.Michiels-Gestel.

's Bosch.

Retr. v.d.seminaristen.

3-8 Oct.

Hoeven.

Breda.

Retr.v.d. theologanten.

8-14 =»

Oudenbosch.

»

Retr.v.d. seminaristen.

15-20 »

Rolduc.

Roermond.

Retr. v. d. studenten.

21-29 »

Zutphen.

Utrecht.

Hemieuwing.

31 Oct.- 5 Nov.

Roermond.

Roermond.

Retraite in het Collége

6-11 Nov.

Weert.

»

gt; gt; » gt;

12-22 »

Leuth.

's Bosch.

Missie.

23-29 »

üden.

Retraite voor de man

nen der H. Familie.

1-6 Dec.

Roermond.

Roermond.

Retraite voor de man

nen der H. Familie.

7-10 s

Posterholt.

»

Retr. v. d. Ursulinen.

12-22 »

Roggel,

»

Missie.

24 Dec.-6 Jan.

Horst.

»

»

1858.

24-31 Jan.

Amsterdam.

Haarlem.

Retraite voor de man

nen der H. Familie.

6-17 Febr.

Schinnen.

Roermond.

Missie.

20 Febr.-l Mrt.

Hulm.

Munster.

»

14-19 Maart.

Roermond.

Roermond.

Retr. v. d. wijdelingen.

20-29 »

Kessel.

Missie.

30 Maart.

Rolduc.

»

Retr. v. d. Professoren.

1-9 Mei.

Sippenaken.

Luik.

Missie.

12-21 »

Aubel.

»

»

23-30 »

Hombourg.

»

30 Mei-6 Juni.

Remarsthal.

»

6-13 Juni.

St. Pieters Volren.

»

»

13-20 gt;

Teuven.

»

20-26 »

Gemenich.

»

ygt;

26 Juni.

Weert.

Roermond.

Retr. voor de Congre

gatie der H. Brigitta.

15-22 Aug.

Roermond.

ygt;

Oct. der H. Maagd Mar.

30Aug.-3Sept.

Warmond.

Haarlem.

Retr. voor priesters.

13-17 Sept.

»

»

» » »

25-30 »

St.Michiels-Gestel

's Bosch.

Retr.v.d. seminaristen.

October.

Hoeven.

Breda.

Retr.v.d.theologanten.

-ocr page 347-

O O O

OOO

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

9-19 Oct.

Breda.

Breda.

Missie.

23-27 »

Eolduc.

Eoermond.

Eetr. voorde studenten

28 Oct.-9 Nov.

Maastricht.

Missie.

9-17 Nov.

Hoensbroek.

»

17-25 gt;

Brunsutn.

»

»

27 Nov.-6 Dec.

Milligen.

's Bosch.

»

7-16 Dec.

Oss.

»

17-26 »

Tilburg.

1859.

30 Jan.-2 Febr.

Brunsum.

Eoermond.

Triduum.

9-13 Febr.

Eoermond.

»

Eetraite voor de man

nen der H. Familie.

14-20 »

Posterholt.

»

Eetr. v. d. Ursulinen.

1-9 Maart.

Merkelbeek.

•»

Missie.

10-20 »

Limmel.

»

25Mrt.-4April.

Wittem.

ygt;

Eetraite voor de Ee-

demptoristinen.

8-19 April.

Maastricht (Wijk.)

-

Missie.

23 April-3 Mei.

Heer.

»

»

22-25 Mei.

Antwerpen.

Mechelen.

Trid. ter eere van O. L.

V. van Goeden Eaad.

8-13 Juni.

Tilburg.

's Bosch.

Eetraite voor de man

nen der H. Familie.

16-23 *

Eoosendaal.

Breda.

Retr. v. d. Eerw. Moed.

8-10 Jnli.

Maastricht.

Eoermond.

Trid. v. d. H. Familie.

24-31 »

Maastricht (Wijk.)

»

Octaaf.

15-22 Aug.

Eoermond.

»

Oct. der H. Maagd Mar.

22-26 »

»

»

Retr. voor priesters.

29 Ang.-2 Sept.

Warmond.

Haarlem.

» » »

3-11 Sept.

Oss.

's Bosch.

Retr.v.d.Liefdezusters.

12-16 »

Warmond.

Haarlem.

Retr. voor priesters.

24-28 »

St.Micbiels-Gestel.

's Bosch.

Retr.v.d. seminaristen.

29 Sept.-3 Oct.

Hoeven.

Breda.

gt; » »theologanten.

4-9 Oct.

Oudenbosch.

»

» » » seminaristen.

15-24 »

Aubel N eufchateau

Luik.

Missie.

26-30 »

Heithuijsen.

Eoermond.

Retr. v. d. Eerw. Moed.

1-5 Nov.

Eoermond.

»

Retr. in het Collége

5-9 »

Weert.

»

» » » »

10-18 »

Borgharen.

•»

Missie.

26 Nov.-6 Dec.

Groningen.

Utrecht.

»

8-13 Dec.

Eotterdam.

Haarlem.

Retr. voor de St. Vin-

centius-V ereeniging.

14-19 »

Amsterdam.

»

Retr. voor de St. Vin-

centius-V ereeniging.

21-28 gt;

De Heibloem.

Eoermond.

Retr. voor de Broeders.

28-31 »

gt;

•v.

» » » jongens.

-ocr page 348-

oo4

24-31 Juli.

12-19 Aug.

29Aug.-5Sept.

17-22 Sept. 24 Sept.-l Oct. 3-8 Oct.

9-14 » 14-19 » 20-24 » 24-28 gt;

1-9 Nov. 17-27 »

28 Nov.-6 Dec. 7-17 Dec.

19-28 »

29 Dec.-8 Jan.

1861.

Pebr.

16-26 Maart. 30Èit.-7April. 9-13 April.

13-23 »

JAARTAL,

1860.

1-5 Jan.

Roermond.

5-15 gt;gt;

Baerlo.

17-22 »

Mook.

24-29 »

Posterholt.

6-13 Febr.

Luik.

29 Febr.-6Mrt.

Grubbenvorst.

18-23 Maart.

Roerniond.

24Mrt.-2April.

Simpelveld.

3-7 April.

Rolduc.

7-15 »

Valkenburg.

18-28 »

Wittem.

16-23 Mei.

Weert.

16-26 Juni.

Montfort.

1-8 Juli.

Antwerpen.

Roermond.

Koernior.d,

Meclielen.

8-15 Juli.

EilJ. Nonnenwcrth Luik.

Oldenzaal.

Capelle.

»

St. Michiels-Gestel. Hoeven. Ondenboscb.

W eert. Roermond. Posterholt. Stein.

Geul.

Venlo.

Berg. Blerick.

Luik.

Thorn. Simpelveld. Touron-le-Comte. Wittem.

Keulen. Luik.

Utrecht. ! 's Bosch.

Breda.

Roermond.

Luik.

Roermond.

»

Luik.

Roermond

Luik.

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

Retr. v.d. pensionaires.

Missie.

Retr. v. d. Religieusen.

» » »Ursuiincn. Retraite voor de mannen der H. Familie. Retraite.

Retr. v. d. wijdelingen.

Missie.

Retr. v. d. Professoren.

Missie.

Retr.v. d. Redptstinen. Retr. v. d. Congregatie der H. Brigitta. Missie. Retraite voor de mannen der H. Familie. Retraite voor de vrouwen der H. Familie. Retr. v. d. Religieusen. Retraite voor de vrouwen der H. Familie. Retr. v.d.Religieusen. » tgt; » pensionaires » » » Religieusen. » » » seminaristen » » »theologanten » » » seminaristen

Retr. in het Collége.

» » » »

Missie.

»

Hernieuwing. Missie.

Retraite voor de mannen der H. Familie. Missie. Hernieuwing. Retr. v. d. Urtulinen. Retr. v. d. Redptstinen.


-ocr page 349-

335

JAARTAL,

PLAATS.

DIOCEES DER

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

24 April-2 Mei.

Grubbenvorst.

Roermond.

Retr. v. d. Religieusen.

15-20 Mei.

Venray.

»

» » » pensiouaires

23-31 »

Neuenhagen.

Oct.ter eere van Maria,

Hulp der Christenen.

1-11 Juni.

Well.

Missie.

18-23 »

Slenaken.

»

Hernieuwing.

23 Juni-2 Juli.

Schimmert.

Missie.

6-15 Aug.

Maaseijck.

Luik.

Retr. v. d. Religieusen.

18-23 »

Roermond.

Roermond.

» » priesters.

25-30 »

Hoeven.

Breda.

» » »

2-6 Sept.

Warmond.

Haarlem.

» » ;/

6-15 »

Leiden.

»

» » de Liefdezust.

16-20 »

Warmond.

gt; » priesters.

21-30 »

Venlo.

Roermond.

» » de Liefdezust.

1-6 Oct.

Hoeven.

Breda.

» » »theologanten

6-10 »

Oudenbosch.

»

» » » seminaristen

13-17 »

Rolduc.

Roermond.

» » » studenten.

1-8 Nov.

's Bosch.

's Bosch.

Octaaf der Gel. Zielen.

19-29 »

Neer.

Roermond.

Missie.

30 Nov.-9 Dec.

Jabeek.

Jgt;

Hernieuwing.

11-19 Dec.

Venray.

Retr. v. d. Religieusen.

19-23 »

Amsterdam.

Haarlem.

» » » St. Vincen-

tins-Vereeniging.

2*1 Dec.-3 Jan.

Gennep.

Roermond.

Missie.

1862.

Luik.

Retr. voor de mannen

der H. Familie. Oct. voor Z. li.PiusIX.

Missie.

Retr. v. d. wijdelingen.

Hernieuwing. Retr. voor de Congregatie der H. Brigitta. Oct. ter eere van Maria Hulp der Christenen.

Missie.

Retr. v. d. redptstinen.

Triduum.

Retr. v. d.Religieusen.

» » Ursnlinen. Oct. v. Maria-Hemelv.

Retr. v. priesters.

» » »

Retr. voor de St. Vin-centius-V ereeniging. Retr. v. priesters.

2-7 Maart.

St. Truijen.

8-16 »

Aubel.

20-30 » .

Hoelen.

30Mrt.-3April.

Roermond.

19 April.

Thorn.

13 Mei.

Weert.

23-31 Mei.

Neuenhagen.

7-17 Juni.

Nuth.

18-28 »

Wittem.

29 Juni-2 Juli.

Simpelveld.

21 Juli.

Maaseijck.

7-14 Aug.

Maastricht.

14-22 »

Thorn.

24-29

Hoeven.

1-5 Sept.

Warmond.

7-12 »

Alkmaar.

15-19 gt;

Warmond.

■Roermond.

Breda. Haarlem.

-ocr page 350-

336

JAARTAL,

PLAATS,

DIOCEES OER

MISSIE. RETRAITE, ENZ.

20-26 Sept.

Roermond.

Roermond.

Retr. v. d. Religieusen.

27 Sept.-l Oct.

St.Michiels-Gestel.

's Bosch.

» » »seminaristen

2-7 Oct.

Hoeven.

Breda.

» » » theologant.

8-12 »

Oudenbosch.

2gt;

» » »seminaristen

15-19 »

Rolduc.

Roermond.

» » » studenten.

- 20-24 »

Weert.

»

» in het Collége.

24-80 »

Heijthuijzen.

»

» v. d. Eerw. Moed.

1-3 Nov.

Simpelveld.

»

Trid.v.d. Broederschap

der Geloovige Zielen.

y-23 »

Otent.

Gent.

Missie.

Nov.-Dec.

Vlissiugen.

Haarlem.

»

7-17 Dec.

Middelburg.

»

»

24 Dec.-4 Jan.

S walmen.

Roermond.

1863.

6-11 Jan.

Tilburg.

's Bosch.

Retr. voor de St. Vin-

eentius-V ereenigiag.

Januari.

Hontenisse.

Breda.

Missie.

3-8 Maart.

'sGravenhage.

Haarlem.

Retr. voor de St. Vin-

centius-V ereeniging.

21Mrt.-2April.

Maaseijek.

Luik.

Missie.

13-23 Mei.

Heerle.

Roermond.

ygt;

28 Mei-7 Juni.

Heijthn ijzen.

3gt;

»

13-21 Juni.

St. Jean.

Luik.

7-13 Aug.

Roosendaal.

Breda.

Retr.v.bejaardc vrouw.

15-22 »

»

»

Retr. v. d. Religieusen.

23-28 »

Hoeven.

» » priesters.

31 Aug.-4 Sept.

Warmond.

Haarlem.

» » »

7-13 Sept.

Schiedam.

Retr. voor de St. Vin-

centius-V ereeniging.

14-18 »

Warmond.

»

Retr. v. priesters.

19-25 »

Hulst.

Breda.

» » de Religieusen.

28 Sept.-4 Oct.

Roosendaal.

» » »novicen.

4-9 Oct.

Hoeven.

»

» » theologant.

9-13 »

Oudenbosch.

»

» » »seminaristen

14-18 gt;

Roldue.

»

» » » studenten.

18-25 »

St. Truijen.

Luik.

Oct. t. eere d. H. (jhris-

tina de wonderbare.

310ct.-ll Nov.

Hoeven.

Breda.

Missie.

11-21 Nov.

Klundert.

»

»

21 Nov.-2 Dee.

Groot-Zundert.

»

gt;

15-24 Dec.

Standdaarbuiten.

»

»

24 Dee.-3 Jan.

Nieuw-Namen.

»

Hernieuwing.

1864.

6 Januari.

Koewacht.

Breda.

Missie.

-ocr page 351-

337

MISSIE, RETRAITE, ENZ.

DIOCEES DER

JAARTAL,

Januari. Februari. 1-9 Mei. 15-22 » 23 Mei-2 Juni, 13-23 Juni.

3-9 Juli.

11-17 »

5-11 Aug.

12-19 » 20-28 »

28 Aug.-4 Sept,

4-8 Sept. 8-13 »

13-18 »

18-22 » 25-29 gt; 1-5 Oct.

6-11 » 12-10 » 17-21 »

31 Oct.-8 Nov. 8-13 Nov.

November. 8-16 Dec.

17-27 »

31 Dec.-7 Jan.

1865.

7-17 Jan.

18-28 »

29 Jan.-2 Febr.

4-12 Febr.

13-23 »

23 Febr.-3 Mrt. 4-12 Mrt.

14-22 » 25Mrt.-3April.

April. 15-23 April.

Axel. Philippine. Cortenbosch. Eoermond. Wittem. Tilburg. Antwerpen.

Eoosendaal.

»

Tilburg. Roosendaal. Oudenboscb. Bergen-op-Zoom.

Eoosendaal.

»

St.Micbiels-GesteL Hoeven. Oudenbosch. Eolduc. Standdaarbuiten. Amsterdam.

Leiden. Wittem.

Haarlem. Gastel.

Leur. Ossendrecht. Breda.

Philippine.

Zegge. Steenbergen. Nieuw- V ossemeer. Prinsland. Kaatsheuvel. Wittem. Ophoven.

Breda. Gent. Luik.

Eoermond-»

's Bosch. Mechelen.

Breda.

's Bosch. Breda.

's Bosch.

Breda.

»

Eoermond, Breda. Haarlem.

Eoermond.

Haarlem. Breda.

's Bosch. Eoermond, Luik.

Missie.

gt;

Oct. ter eere v. O. L. V.

» » » » » gt; »

Eetr. v.d. Eedptstinen.

» » » Eerw. Moed. Eetr. voor de mannen

der H. Familie. Eetr. voor de vrouwen der H. Familie. Eetr. v. jonge juffr. Eetr. v. d. Religieusen. » » » Broeders. » » » Eerw. Moed. » » » pensionaires » » »Eeligieusen van het Gasthuis. Eetr. v. d. Eeligieusen

van het Weeshuis. Eetr. v. d. novicen. » » » pensionaires » 7gt; »seminaristen » » «theologanten » » » seminaristen » » » studenten. Hernieuwing. Eetr. voor de St. Vin-centius-V ereeniging. Eetr. v. d. gevangenen. Oct. ter eere van Maria Onbevl. Ontv. Missie. Hernieuwing.

Missie.

»

Eetr. voor de vrouwen der H. Familie. Hernieuwing.

Missie. Hernieuwing.

Missie.

Eetr. v.d. Eedptstinen. Hernieuwing.


22

-ocr page 352-

338

Na de laatstgenoemde missie hield P. Bernard in het klooster te St. Truijen zijne jaarlijksche groote retraite; hij predikte daarna eene missie in genoemde stad van 13—23 Mei. «Op zekeren namiddag,quot; zoo schrijft ons een der paters Redemptoristen, »wandelde P. Bernard met mij alleen in «den tuin, en zeide mij, dat zijne krachten hem begon-»nen te verlaten; wij spraken daarna over den dood van »den toen pas overleden P. Pisart; » »zie (zoo zeide hij) »»als ik van mijn dood spreek, gelooft mij niemand, en » »toch heb ik een voorgevoel, dat het niet lang meer met «wmij zal duren.quot;quot; — «Ook sloot hij de laatste preek »dier missie met de merkwaardige woorden: »»Burgers »»van St. Truijen, dit zal wel de laatste preek zijn, die «wgij van mij zult hooren; maar als men u weldra zeg-»»gen zal: P. Bernard is dood, wilt dan een enkel »» Wees gegroet voor mij bidden.quot; — Van St. Truijen reisde P. Bernard naar Montzen, nabij Aken; den 27en Mei opende hij aldaar de missie: het was, volgens onze, zeker nog niet volledige, berekening, zijne twee-honderd-vier-en-tachtigste. Vier dagen later onderbrak een noodlottige val die zegenrijke en één-en-dertig jaren voortgezette prediking — voor immer. . . .

Vatten wij nu, aan het einde onzer beschrijving van P. Bernards apostolischen arbeid de verschillende door ons opgegeven lijsten samen, dan bevinden wij, dat zijn werkkring zich over 29 bisdommen heeft uitgestrekt, (1) en dat de onvermoeide missionaris gepredikt heeft, behalve

(1) Zij zijn; in ons vaderland: die van Roermond, 's Bosch, Breda, Utreclit, Haarlem; in België: die van Luik, Doornik, Mochelen, Namen, Gent; in Duitschland: die van Trier, Luxemburg, Munster, Keulen; in Amerika: die van Detroit, New-York, Philadelpiiia, Pittsburg, Buffalo, Albany, Baltimore; in Ierland: die van Ferns, Cloyne, Cork, Tuam, Limerick, Dublin; in Engeland: die van Southvvark en Westminster.

-ocr page 353-

339

ontelbare losstaande predikatiën bij verschillende gelegenheden : 284 missiën (245 eigenlijke missiën en 39 hernieuwingen) 181 retraites, 20 octaven of novenes, 10 tridnums, 1 Meimaand en 2 oefeningen, waarvan aard en duur ons onbekend zijn gebleven.

P. Bernard gaf inderdaad de gevoelens van zijn eigen hart terug, toen hij in zija Manuale de schoone woorden schreef, waarin de H. Alphonsus zijne van zielen-ijver brandende ziel openbaarde; «Als Jesus Christus ook voor »slechts ééne ziel aan het kruis gestorven ware, dan «moesten wij nog ons zei ven ten offer brengen om er «ééne voor God te winnen. Indien ik missiën kon geven »over heel de wereld, ik zou het doen.quot;

Mogen wij dan hier ten slotte niet de schoone getuigenis, welke de Apostel der Heidenen eenmaal van zich aflegde, (1) eenigermate althans toepassen op het leven en de werken van P. Bernard: hij was menigmaal op reizen, hij was in gevaren van rivieren, in gevaren onder zijn geslacht en onder de heidenen, in gevaren in de stad en op de zee; hij leefde in arbeiden en zwoegen, in veel waken, in vasten en koude en naaktheid, en zijne dagelijksche bemoeiing was de zorg van al de kerken.

H) 2 Cor. XI.

-ocr page 354-

HOOFDSTUK XXY,

P. BERNARD ALS PRIESTER EN KLOOSTERLING,

Wij mogen tot de beschrijving van P. Bernards laatste levensdagen en zalig afsterven niet overgaan zonder hem eerst nog als priester en als kloosterling aan onze lezers te hebben voorgesteld; onze schets zou al te onvolmaakt wezen, indien wij niet, door het teekenen van althans eenige trekken, ook de werken leerden kenüen, die hij, in de verborgenheid aan het oog der wereld onttrokken, voor den Hemel heeft verricht.

P. Bernard verloor met zijn langen en schier onafgebroken arbeid naar buiten geenszins den geest des waren kloosterlings. Van het oogenblik af, waarop hij onder de zonen des H. Alphonsus zijne plaats innam, tot het uur van zijn dood toe, was en bleef hij in hart en ziel een Redemptorist, en wijdde hij, gelijk wij reeds meermalen zagen, aan de Congregatie en hare belangen de stoffelijke bezittingen, waarover hij beschikken kon, zonder zich daarop ooit iets te laten voorstaan, zoowel als al de zeldzame gaven van geest en van hart en van lichaam, waarmede Gods Voorzienigheid hem had begunstigd. In zijn meergenoemd Manuale schreef hij de woorden zijns Heiligen Vaders (die wij vroeger reeds gedeeltelijk

-ocr page 355-

341

mededeelden): »mijne broeders, in liet uur van onzen «dood, bij het licht der waskaars zullen wij de genade »zien, die de Heer ons gaf', van ons te bewaren in de »heilige roeping, die Hij ons geschonken heeft. Ik ben' »er zeker van, dat Jesus Christus met een minzaam woog op onze kleine vereeniging nederziet, en dat Hij «haar liefheeft als den appel van zijn oog. Ik heb het »vaste vertrouwen, dat onze kleine kudde altijd meer en » meer zal toenemen, niet in rijkdommen en in eer, maar «in het bevorderen van Gods glorie en in het bewerken, »dat Jesus Christus door anderen meer gekend worde » en meer bemind.quot; In een zijner lofredenen op den H. Al-phonsus sprekende van het doel der door hem gestichte Congregatie, riep P. Bernard uit: »vergeeft het mij, dat »ik met zooveel lof over die Congregatie spreek: een «kind spreekt zoo gaarne over zijne moeder. In hare « armen heb ik mij uit de wereld gered; zij is het scheepje, » dat mij naar de haven der zalig-heid zal voeren. De Congre-» gatie is mijne moeder! ik herhaal het met een innig ge-« voel van dankbaarheid, en ik wil het voor allen erkennen: »buiten haar zou ik verloren zijn gegaan. Heilige Con-«gregatie, in uwe handen beveel ik, na Jesus en Maria, «mijne zaligheidquot;. . . . Wel had, in de eerste jaren van P. Bernards apostolische loopbaan, de duivel nu en dan een aanval op hem beproefd, gelijk hij gewoon is te doen bij al degenen, die zich op bijzondere wijze aan de dienst des Heeren toewijden; wel werd P. Bernard eens op weg naar eene missie zoo hevig bestormd door de vrees van niet tot de Congregatie geroepen te zijn, dat hij, gezeten aan de zijde van zijn medebroeder, eensklaps in tranen losbarstte en zich niet weerhouden kon hem de bekommernis van zijn hart bloot te leggen; maar hij had van zijn Heiligen Vader Alphonsus reeds vroegtijdig geleerd, met welke wapenen hij die bekoringen overwinnen

-ocr page 356-

342

moest, en hij liield immer de woorden des Heiligen, die hij ook in zijn Mannale had geschreven voor oogen:»wie »niet vreest en niet bidt zal in de Congregatie niet vol-» harden.quot;

Door niets echter openbaarde P. Bernard zijne innige liefde voor de Congregatie zoo duidelijk als door de onwankelbare trouw, waarmede hij immer aan hare overheden en hare regels gehecht is gebleven. Den H. Wil van God volstrekt in alles en zoo volmaakt mogelijk te vervullen, dat was het hoofddoel, waarmede hij in de Congregatie trad; daarvan spraken, gelijk wij reeds meermalen zagen, ontelbare zinsneden in zijne brieven; dat alléén had hij bij al zijne talrijke en omvangrijke werken op het oog; dat was de richtsnoer van al de daden, die hij hetzij als gewoon kloosterling, hetzij als leidsman en bestuurder van zijne medebroeders, verrichtte. Vandaar ook dat hij in zijn Manuale o. a. schreef:

Geschiede de Wil Gods en ik sterve! H. Alph.

De wil van onzen lieven God is de eenige steun onzer zielen. O gewiclitige zaak: de Wil Gods! O verborgen en onwaardeerbare schat! Gij zijt zóó groot in waarde als mijn lieve God zelf; en wie kan u schatten, tenzij mijn God alléén.

Eeebw. Gee. Majella.

Ik sterve aan mij zelven, opdat Gij, o God, alléén in mij moogt leven. H. Bekn.

Ik wil werken in de wereld, alsof ik alléén was met God.

Eeebw. Gek. Maj.

Vervuld van den geest des geloofs, dat de hechte grondslag en de vuchtbaar makende kracht van alle en elk zijner handelingen was, zag hij in zijne oversten nooit iets anders dan de eerbiedwaardige leidslieden, welke God had uitverkoren om hem zijn H. Wil te doen kennen, en hetzij zij hem aangename of drukkende lasten oplegden, hetzij zij zijne daden goedkeurden of berispten,

-ocr page 357-

343

immer betoonde hij hun de stipste gehoorzaamheid, immer droeg hij hun een onbegrensd vertrouwen en den diepsteu eerbied toe. In een zijner brieven lezen wij: »de Vicaris-»Generaal en de Congregatie zijn voor mij vader en «moeder in de edelste betrekking;quot; vandaar ook dat zijn leven binnen de muren des kloosters, zonder door iets buitengewoons gekenmerkt te worden, toch een voortdurend en stichtend voorbeeld voor al zijne medebroeders was. Terecht zeide men van hem: ))P. Bernard is een »man in den arbeid, maar een kind in het klooster.quot; Hoe zwaar vermoeid hij ook somwijlen van zijne missiën terugkeerde, nooit vond hij daarin eene aanleiding om zich van het onderhouden der kloosterregels te verontschuldigen, welke hij ook, voor zoover de oefeningen van godsvrucht betreft, gedurende zijne prediking altijd nog zooveel mogelijk trachtte te onderhouden; en het vorderde van hem toch zeker geene geringe mate van zelfverloochening, zich na de vrijere leefwijze, welke de missiën van zelf medebrachten, op eens aan het juk der regeltucht te onderwerpen, en onder zijne gewone mede-broeders te gaan verdwijnen, na met loftuitingen overladen te zijn geworden. Om die liefde voor de regels in zich te onderhouden en aan te kweeken schreef P. Bernard in zijn Manuale o. a.;

Door kleine overtredingen brengt de duivel ons tot het verlies onzer roeping. H. Ai/ph.

Dieper treft mij ééne overtreding dan honderd vervolgingen.

H. Abph.

Drie woorden moeten mij altoos voor oogen staan: doof, blind, stom; willen en niet willen zij niet in mij.

Eerbw. Ger. Majella.

Indien wij den regel bewaren, zal de regel ook ons bewaren. Dit is de muur, waardoor onze ziel beschermd wordt, en die ons beveiligt voor de hinderlagen des duivels. Om zooveel mogelijk de wet van den Heer Jesus Christus tegen te werken, bekoort

-ocr page 358-

344

de duivel ons eerst om geen gewicht te hechten aan den regel #

H. Alph.

Ik heb, sinds ik God begon te dienen, nergens beteren gevonden dan die in het klooster zijn vooruitgegaan, maar ook nergens slechteren dan die in het klooster achteruit gingen.

H. Ahgüst.

Laten wij zóó al onze neigingen aan den dooden regel ondergeschikt maken, dat wij zeiven een levende regel zijn.

H. Joanna v. Chant.

Een overste moet in de handen van God wezen als de pen in de hand eens schrijvers. H. Joanna v. Chant.

Wie de Congregatie, wie den regel niet acht, heeft geene achting voor God. Wat is de regel, wat is de Congregatie ? — Jesus Christus. H. Alm.

Wij hebben vroeger reeds medegedeeld, hoe P. Bernards arbeid in het klooster bijna uitsluitend bestond in de voorbereiding tot volgende missiën door het onvermoeid bestudeeren vooral van de H. Schrift en de Kerkvaders. Altoos echter gedachtig aan de schoone -woorden van den H. Bonaventura, welke hij ook in zijn Manuale had op-geteekend: » de wetenschap, die voor de deugd wordt ter » zijde gesteld, wordt daarna door de deugd gemakkelijker «gevondenquot; (1), onderbrak hij zijne studie gedurende eenige dagen tot het houden eener retraite (2), waaraan hij zich dan, evenals aan zijne missiën, met hart en ziel toewijdde. De H. Alphonsus gaf aan zijne zonen de volgende heilzame onderrichting: »het is noodzakelijk voor «de werklieden des Evangelies, dat zij zich van tijd tot

(1) Scientia, quae pro virtute despicitur, per virtutem postea melius invenitur.

(2) Men weet, dat de regels der Congregatie aan eiken pater voorschrijven jaarlijks eene retraite van tien dagen en maandelijks één recollectie-dag te houden. Ook is het regel bij de Redemptoristen, dat zij na hun terugkeer van eene missie één dag of, zoo zjj langen tijd afwezig geweest zijn, twee dagen retraite houden.

-ocr page 359-

345

«tijd in de eenzaamheid terugtrekken, om weder in zich »zeiven te keeren, zich met God te onderhouden en »nieuwe krachten te verzamelen, ten einde daarna met »des te vuriger ijver aan het heil der zielen te arhei-»den.quot; — » Zij die door God geroepen zijn om de zon-» daars te bekeeren,quot; zoo spreekt de Heilige elders, » mogen »niet Altijd in hunne cel opgesloten blijven; maar als zij «haar verlaten, mogen zij toch niet ophouden haar te «beminnen en te haken naar die gelukkige eenzaam-»heid, waar God zich gemakkelijker laat vinden.quot; Zóó ook deed P. Bernard. «Ik ben thans in het klooster «teruggekeerd,quot; zoo schreef hij eens, «om eene retraite »te maken, die voor mij zeer gewenscht was, want met «al die drukke bezigheden op eene missie worden ziel en »lichaam afgewerkt, en zij vragen, ieder voor zich, de noo-«dige rust en het noodige voedsel.quot; Gedurende de zegenrijke dagen van zulk eene retraite kenmerkte hij zich door een streng en voortdurend stilzwijgen; dan verwijderde hij van zich met de meest angstvallige zorg alles, volstrekt alles, wat aan de ingetogenheid hinderlijk kon wezen, en mediteeren en bidden was dan zijne eenige bezigheid. Hij gunde zich geene rust en bleef zoolang aan de voeten van zijn kruisbeeld in gebed en overweging verzonken, totdat hij door Gods genade tranen had gestort over zijne fouten. Daarenboven hield hij meermalen de retraite, welke hij in een of ander klooster geven moest, voor zich zeiven mede; en wel diep werden de religieusen, aan welke hij eens zulk eene retraite gaf, bewogen, toen P. Bernard aan het einde zijner meditatie over het laatste oordeel, vol van hetgeen hij op zich zeiven toepaste, terwijl hij het aan andereu verkondigde, eensklaps in tranen losbarstte, en met de oogen naar het kruis gericht herhaaldelijk uitriep : «Jesus, Maria, »ik beveel U mijn laatste oordeel; Jesus, Maria, ik be-

-ocr page 360-

346

«veel U mijne eeuwigheid aan!quot; Niemand, dunkt ons, zal ons van vermetelheid beschuldigen, als wij hier op P. Bernard in retraite de woorden van den H. Alphonsus toepassen: «Godminnende zielen vinden den Hemel in de afzondering.quot;

Binnen het klooster kon men de onmiskenbare meerderheid van den alom gevierden missionaris boven zijne orde-broeders nooit in zijn omgang met hen bemerken; hij was vol liefde voor allen en een ieder; hij bezat eene eenvoudige opgeruimdheid, eene gulhartige goedheid, eene christelijke vroolijkheid, die hem niet alleen tot den vriend der overige paters, maar ook bij de studenten en bij de leekebroeders te Wittem, zeer bemind maakten; gaarne onderhield hij zich met hen in aangename en verkwikkende scherts, maar menigmalen ook waren zijne gesprekken en verhalen eene allerheilzaamste voorbereiding voor de toekomstige missionarissen. Zóó innig was zijne liefde voor zijne medebroeders, dat men hem wel zag weenen bij het lijk van een afgestorven Frater.

Evenwel kon de levendigheid van P. Bernards karakter en de vurigheid van zijn gemoed hem wel eens — wien zal het verwonderen? — min of meer droevige parten spelen; dan eerst echter zouden zijne fouten hem tot oneer hebben verstrekt, indien hij niet de kracht bezeten had om zijne zwakheid te erkennen of hem de moed had ontbroken om die te bestrijden. Maar P. Bernard, die den strijd tegen de zonde in anderen gedurende zijn gansche leven voorzette, spaarde ook het kwaad niet in zijne eigene ziel, en onderhield in zich immer de heilige vrees, die ook den grooten Apostel der Heidenen vervulde, van na anderen gepredikt te hebben zelf te kunnen verloren gaan. (1) Vandaar dat hij immer door vrijwillige verne-

(1) Dien tekst overdacht P. Bernard, toen hij, op uitdrukkelijk bevel zijner Oversten, het bekende portret liet maken, wat thans schier in elk katholiek gezin te vinden is.

-ocr page 361-

347

dering, ook voor het oog der menschen, zoodra mogelijk de fouten trachtte uit te wisschen, welke hem somwijlen ontsnapten, wanneer hij in de eerste opwellingen van zijn vurig gemoed de vermaning- des H. Geestes over het hoofd zag: stel deuren en yrendels aan uw mond, (1) en zoodoende maakte hij — waar kenmerk van degenen wien het ernst is met het streven naar de volmaaktheid — zijne fouten zeiven vruchtbaar tot zijn vooruitgang in de deugd. Toen hij eens bij eene discussie over eene theologische stelling met meer dan gepaste verzekerdheid zijne meening daarover had voorgedragen en verdedigde, vroeg hij daarna openlijk vergiffenis. In zekere predikatie was hij wat hevig uitgevallen tegen eenige personen, die stoornis veroorzaakt hadden; nauwelijks had hij den predikstoel verlaten, of hij ging tot een der paters, die met hem missie gaven, zeggende: «Pater, ik ben weer te «hevig geweest; ik strijd al zooveel jaren tegen dit ge-«brek, maar schijn het niet te kunnen overwinnen; ik «wil gaarne biechten.quot; Dit bewijs van de teederheid zijns gewetens gaf hij meermalen, en zelfs in de laatste jaren zijn levens heeft men P. Bernard in het midden zijner broeders op de knieën zien vallen en de voeten zien kussen van dengene, tegen wien hij door te groote hevigheid misdaan had, terwijl de oprechtheid, waarmede hij deze akte van ootmoed verrichtte sommigen der omstanders zelfs tot tranen toe bewoog. In zijne laatste jaarlijksche retraite ook zou P. Bernard, ware het hem niet ontraden door een zijner orde-broeders, wiens gevoelen hij vroeg, openlijk belijdenis gedaan hebben van al de fouten, waaraan hij zich gedurende zijne apostolische loopbaan had schuldig gemaakt. Opmerkenswaardig ook is het, en wel getuigt het, hoe P. Bernard zich geenszins zijne zwakheid

(1) Eccli. XXVIII, 28.

-ocr page 362-

348

Ontveinsde, dat vele teksten, die hij uit de geschriften der Heiligen putte en in zijn Manuale opteekende, den lof en de onontbeerlijkheid der deugd van ootmoed verkondigen; enkele dezer teksten hebben wij reeds medegedeeld, toen wij P. Bernards leven in het noviciaat beschreven; wij vullen die hier met de volgende treffende gedachten aan:

De eigenliefde is een zeer listig indringer. H. Philipp. Nek.

In niets te zeggen van zich zeiven is meer nederigheid dan in kwaad van zich zeiven te zeggen.

Met niets heeft de hoogmoed minder vrede dan met het vergeten worden.

De ware nederigheid bestaat daarin, dat men de nederigheid zelve verbergt, en niet voor nederig wil doorgaan, hoever men ook in die deugd gevorderd zij.

Gelukkig de zielen, die zoo diep in den afgrond der nederigheid verzonken zijn, dat zij het gezicht der aarde daardoor verliezen. H. JoiN. v. Chaxt.

God schijnt liever slecht gediend te zijn met nederigheid, dan goed gediend met verwaandheid. P. Jüdde.

Men moet zich met zich zeiven vermaken, wanneer men in de eenzaamheid is, en met zijn naaste, evenzeer als met zich zeiven, wanneer men in gezelschap is; maar zich overal vermaken alleen in God, die èn de eenzaamheid èn het gezelschap gemaakt heeft; wie anders doet verveelt zich overal; want de eenzaamheid zonder God is de dood, en het gezelschap zonder God is veeleer schadelijk dan beminnenswaardig. Met God is het overal goed; zonder Hem, nergens. H. Franc. v. Sal.

Wij vinden ook in P. Bernards Manuale een paar schoone uittreksels van gebeden om de overwinning van zich zeiven, welke hij uit de werken van godvruchtige schrijvers had overgenomen, en, te oordeelen naar de kleur der bladen, dikwerf moet herhaald hebben. Het eene gebed, ontleend aan de werken van P. Nonet, luidt als volgt:

Vader der barmhartigheid, indien Gij ü gewaardigt mijne bescherming op U te nemen en mij bij te staan met awe ge-

-ocr page 363-

349

nade, zoo zal ik mjju lichaam met meer kracht verloochenen en de zonde met meer behoedzaamheid en voorzichtigheid vermijden. Gij hebt den vorst der duisternis, die de eerste oorzaak der zonde is, in de hel vastgeketend; boei ook zóó mijn weer-spannigen wil, en houd mijne driften gekluisterd in het binnenste van mijn hart, dat zonder U niet anders zou wezen dan eene plaats van duisternissen, ellendiger dan de hel zelve. De leeuwen eerbiedigden Daniël, omdat hij door U werd beschermd, en ofschoon zij door den honger werden gekweld, durfden zij hem niet aanranden; wees zóó ook de beschermer van mij, en mijne ongeregelde neigingen, zij mogen nog zoo onstuimig zijn, zullen niet tegen mij durven opstaan, of indien zij het wagen mochten, mij geen nadeel kunnen toebrengen. Gij hebt eenmaal bevolen aan winden en stormen, en zij gehoorzaamden U; stil de bewegingen mijner ziel, geef haar vrede en kalmte, opdat zij U in vrees en heiligheid en gerechtigheid diene, zich bevrijd ziende van het gevaar van schipbreuk te lijden, waarin zij zonder den bijstand uwer genade ieder oogenblik verkeert.

Aan het andere schoone gebed, hetwelk P. Bernard uit de werken van den H. Petrus Damianus g-etrokken had, ontleenen wij het volgende;

Ik bid U, oneindige goedheid, reik mij uwe hand toe, mijn Heer en mijn God, en verlos mij uit den diepen al grond mijner boosheden. Eicht den gevallene op, ontsla den geboeide, verlicht den blinde, genees hem, die door ontelbare slagen van den boozen geest gewond is. Wee mij, die nooit nog heb gemaakt, dat gij TI over mij kondet verblijden. Sla Heer, uit mijn hart van steen een overvloed van tranen. Heer Jesus, die den afgrond der hel met de stralen uwer Godheid verlicht, zie dien chaos van mijn hart en doordring dien duisteren afgrond met uw licht. Als toch, zachtmoedige en liefdevolle God, de zonden der gansche wereld de grootte uwer barmhartigheid nooit kunnen bereiken, zal dan do boosheid, van één enkelen zondaar, hoe zwaar zij ook wezen moge, die kunnen te boven gaan ? Trek mij tot U, mijn Verlosser, ontvlam mij, zuiver mij, uwe liefde vervulle het binnenste van mijne ziel. God Heilige Geest, daal in mij neder en ontsteek mijn hart, dat koud is als ijs, met uwe liefdevlam. De engelen ontvlamt gij zonder ophouden in altoos vuriger liefde; van de vlam uwer liefde branden de Cherubijnen en Seraphijnen, Gij, Heer, neem

-ocr page 364-

350

mij op onder uwe beschermelingen, neem mij aan tot uw bezit, laat geene plaats in mijn hart, die niet door U wordt vervuld, maar leef Gij alleen in mij en laat mij leven voor U alleen.

Wij merken slechts in 't voorbijgaan op, dat men P. Bernard nooit op zijne prediking of op het welslagen zijner missiën of op de bekeeringen, die hij door zijn machtig woord uitwerkte, hoorde roemen: het is een te gering bewijs van nederigheid en schier de laagste trap van ootmoed, welke in een priester, in een missionaris voor een vruchtbaren arbeid wordt vereischt; maar wij geven gaarne nog eene plaats aan een paar treffende voorbeelden van P. Bernards liefde en dankbaarheid voor vernederingen, waaruit blijkt dat hij, gelijk iemand van hem schreef, weven groot was door zijne deugd als door «zijne welsprekendheid.quot; Eens bevond hij zich met een anderen pater in eene parochie, alwaar hij voor bijna vijf-en-twintig jaren de missie had gepredikt. Zijn medebroeder deed hem het in vele opzichten duidelijk bewijs opmerken, dat de vruchten dier missie nog onder het volk voortleefden. »0,quot; antwoordde P. Bernard vertrouwelijk, «ik weet de geheime oorzaak daarvan; P. Pas-»serat was er bij, en hij heeft mij vele vernederingen »doen ondergaan.quot; — »Inderdaad,quot; zoo schrijft de pater, die dit onderhoud met P. Bernard had, «de Hoog-»waardige P. Passerat zag de buitengewone talenten van »dezen missionaris; hij vermaande hem dikwerf om toch »immer de vernedering te beminnen, en rekende het zich «ten plicht toe hem gedurende die missie meermalen ge-«legenheid te geven tot beoefening van die deugd, maar «hij deed het altoos met zooveel beleid, dat P. Bernard «ter nauwernood bemerkte, hoe zijne deugd op de proef «werd gesteld.quot;

P. Bernard hield zijne eerste prediking in het Duitsch, toen hij te Wittem eene novene gaf ter eere der H. Maagd.

-ocr page 365-

351

Als van zelf kreeg die novene den omvang eener missie; men stroomde van alle kanten, zelfs van het op drie uren afstands gelegen Aken, samen om P. Bernard te hooren. Een aanzienlijk persoon uit genoemde stad was zoo opgetogen van Wittem teruggekeerd, dat hij een groot aantal andere aanzienlijke mannen en vrouwen uit-noodigde, om met hem P. Bernards prediking te gaan bijwonen, en zoowel de predikant als de andere paters waren te voren van de komst van dit voornaam gezelschap verwittigd. Met het oog hierop had P. Bernard zijne predikatie met meerdere zorg nog dan gedurende de vorige dagen bewerkt. Hij had evenwel nog niet lang op den kansel gestaan, of hij verloor den draad zijner rede geheel en al, en kon zich niet anders uit zijne verlegenheid redden dan door het verhalen van eenige kleine geschiedenissen. Hij, zoowel als zijne medebroeders, had zeer goed de teleurstelling der aanzienlijke vreemdelingen bemerkt. Maar ter nauwernood was de plechtigheid ge-eindigd, of men vond P. Bernard in diep gebed verzonken neergeknield voor het H. Sacrament, en als hij eindelijk opstond, herhaalde hij met zichtbare en treffende dankbaarheid des harten de woorden van den Psalmist: bo-num mild quia humiliasti me, (1) hij verklaarde het met de meeste oprechtheid; «ik ben te veel voldaan geweest »over het welslagen van mijne Dnitsche prediking; ik »had bij mijne voorbereiding te veel het oog gehad op «die aanzienlijke vreemdelingen; de goede God heeft mij «willen leeren op Hem alleen het oog te vestigen, op «Hem alleen te rekenen; bonum mihi quia humiliasti mequot; De kracht om zich zeiven te overwinnen, de genade om tot het einde toe in de Congregatie te volharden, het welslagen van den arbeid, voor het heil der zielen

(1) 't Is goed voor mij, o G-od, dat Gij mij vernederd hebt.

-ocr page 366-

352

verricht, dat alles was de heerlijke vrucht vooral van den geest des geheds, die in P. Bernard op meer dan gewone wijze uitblonk. Hij was inderdaad kinderlijk vroom. Wanneer hij hij het verlaten van zijne cel vergeten had een kruisje met wijwater te maken, dan liep hij terug om die oefening van godsvrucht te gaan volbrengen ; vond hij hier of daar een schoon gezegde van een of anderen Heilige, of viel hem bij toeval een devoot gebed in handen, dan werd dit aanstonds door hem in zijn Manuale overgeschreven, en dit kleine, veel gebruikte boekje is ons een belangrijk en dierbaar gedenk-teeken van de innigheid zijns verkeers met God en de Heiligen.

Hij stichtte op den kansel niet minder door zijne prediking dan aan het Altaar door de godsvrucht, waarmede hij gewoon was het H. Misoffer op te dragen, en in zijn Manuale lezen wij de volgende schoone woorden:

Als ik naar het altaar ga en de H. Mis begin, dan verlies ik alle zaken der wereld uit het oog. H. Franc. v. Sal.

Een dienaar Gods zoide, dat het leven eens priesters niets anders moest zijn dan eene voorbereiding voor de H. Mis en eene dankzegging.

Dikwerf en lang vertoefde hij bij het H. Sacrament om zich voor te bereiden voor eene predikatie; geregeld bad hij na de H. Mis het schoone gebed voor het welslagen van zijn arbeid, hetwelk wij boven (bl. 168) hebben medegedeeld; hij stelde het hoogste belang in het voorgeschreven dagelijksch bezoek bij het Allerheiligste Sacrament, en als hij dit gedurende zijne laatste ziekte niet meer volbrengen kon, verzocht hij een zijner medebroeders hem een dier heerlijke Bezoeken uit het bekende werkje des H. Alphonsus voor te lezen. Hoezeer hij ook bij zijne missiën den eerbied en de liefde voor den Verlosser in het H, Sacrament telkenmale zocht aan te

-ocr page 367-

kweekeu, o. a. door de oefening' van eerherstel te houden, door eene luistervolle versiering en een schitterenden lichtkrans bij het Tabernakel te laten aanbrengen, dit ligt velen nog- te versch in het geheugen dan dat wij er lang bij zouden stilstaan. Wij gevoelen ons echter gedrongen, hier, tot stichting onzer lezers, nog een paar gebeden uit P. Bernards Manuale over te schrijven. Wij vinden daar o. a. den devoten rhythmus:

AFPECTUS S'. IGNATII.

O Deus, ego aino Tc,

Nam prior Ta amasti me,

En libertate privo me,

Ut sponte vinctus soquar te.

Nil suggerat memoria Nisi de tna gloria.

Nil intellectus sapiat,

Praeterquam ut Te capiat.

Protestor nihil veile me Nisi quod sciam velle To;

Quae dono tuo mea sunt Haec dono meo tua sunt.

Abs To aceepi, recipe,

Quid iis velis, praecipe,

Guberna sicut.scis ac vis.

Nam scio quod amator sis.

Amoie solo dona me,

Ut ego quoque amem Te Et vigil et per somnia;

Haec dando dabis omnia.

Aan zijn teeder geliefden Verlosser wijdde P. Bernard zich zeiven geheel en al, voor leven en sterven toe met het volgende treffende gebed:

-ocr page 368-

254

VIE EN JÉSÜS (D'APRÈS S, BERN.)

Toutcs mes actions se feront en Jésus.

Si je veille, mes yeux ne verront que Jésus.

En songe, je n'aurai d'autre objet que Jésus.

Nul livre ne me plait, s'il ne nomme Jésus.

Mon livre et mon docteur seront le bon Jésus.

Quaud j'écrirai, ma main pour guide aura Jésus,

Et Jésas dictera le beau nom de Jésus.

En tout homme souffrant j'assisterai Jésus.

Toujours quand je prierai, ce sera par Jésus.

Mes travaux se feront pour posséder Jésus.

ïous mes délassements ne seront qu'en Jésus.

Dans la faim, dans la soif, je vivrai de Jésus.

Dans mes maux je prendrai pour médecin Jésus.

Mon remède sera l'amour de mon Jésus.

Mon cri de mort sera le saint nom de Jésas.

Pour me fermer les yeux puissé-je avoir Jésus.

Pour tombeau je ne veux que le coeur do Jésus,

Et pour inscription: je repose en Jésus.

Mortels, pour ötre heureux priez, aimez Jésas.

Le bonheur éternel est en le seul Jésus.

Met bijzonderen nadruk beval de H. Alplionsus aan zijne geestelijke zonen eene teedere godsvrucht aan voor de Kindschheid des Verlossers. Naar die les zijns Heiligen Vaders beminde P. Bernard het Kindje Jesus met eene innige liefde. Bij eene retraite voor religieusen liet hij de beeltenis van het Goddelijk Kindje vóór zich plaatsen te midden van waslicht en keurige bloemen, en gedurende zijne meditatie hield hij onafgebroken het oog daarheen gericht; vervolgens nam hij het beeldje in zijne handen, en smeekte aldus het Goddelijk Kind om vergeving voor zich en zijne hoorders. — » Bid toch het Kindje Jesus voor »mij om de kinderlijke eenvoudigheid des harten waaraan «ik behoefte heb,quot; zoo schrijft hij in een zijner brieven.— In een anderen brief luidt het over den Zoeten Naam: »die Zoete Naam zij immer in uw geest en op uwe lip-

-ocr page 369-

355

«pen; hij blijve steeds in uw hart. De H. Joanna Fran-»cisca de Chantal, de geestelijke dochter van den H. Fran-»ciscus van Sales, had dien naam met een gloeiend ijzer »op hare borst gedrukt; in dien Naam vond zij alles: »licht, sterkte, troost bij alle wederwaardigheden en be-»proevingen. Druk dienzelfden onuitsprekelijk schoonen «Naam in uw hart, en welke gebeurtenissen de jaren »ook opleveren, Jesus zal met u zijn en met u blijven.quot;

P. Bernards liefde voor den gekruisten Verlosser was niet voldaan, als hij, volgens het voorschrift des H. Alphonsus, dagelijks zijne meditatie hield over het Lijden des Heeren; hij liet ook, wanneer hij maar eenigs-zins gelegenheid had, den dag niet voorbijgaan zonder den Kruisweg gehouden te hebben, eene oefening, welke de Heilige aan zijne zonen slechts had aanbevolen, en om dat gebed zoo weinig mogelijk te behoeven achter te laten, maakte hij voor zich zeiven eene zeer korte Oefening van den Kruisleeg, die in eenige minuten kon worden volbracht. Hij schreef in zijn Manuale de woorden des H. Alphonsus: »Wie niet vermorseld wordt bij het «zien van den Gekruiste, hij heeft geen hart of geen «geloof;quot; en wel kwam P. Bernard die godsvrucht voor den lijdenden Jesus te stade in de lange, slape-looze nachten, die hij gedurende zijne laatste ziekte had door te brengen; dan ging hij, gelijk de zieken-op-passer heeft opgemerkt, in den geest van de eene statie van den Kruisweg naar de andere, en vond hij in de vereeniging van zijne smarten met die van zijn beminden Jesus zooveel kracht en zooveel troost, dat hij wel eens schertsend tegenover zijn verzorger beweerde, beter dan deze den nacht te hebben doorgebracht.

Het spreekt van zelf, dat zulk eene innige godsvrucht tot den Zaligmaker gepaard ging met eene vurige ver-

-ocr page 370-

356

eering' der H. Maagd Maria. »God heeft ons lief,quot; zoo schreef hij eens, deelnemende in de droefheid, welke een zijner bloedverwanten trof, »en daarom zendt Hij ons van «tijd tot tijd een kruisje. Dragen we alles om Hem ge-»noegen te geven; omhelzen we het kruis, zoo draagt »het kruis ons in plaats dat wij het kruis dragen. In »den Hemel houdt toch ieder lijden op, en eene eeuwig-» heid om uit te rusten is zeker lang genoeg. \ roolijken wij «ons te allen tijde op in Haar, die de oorzaak onzer »blijdschap is; Zij is naast God onze hoop. Haar zij eer »en glorie!quot; Wie onzer lezers, die ooit P. Bernard over de Moeder Gods heeft hooren preeken, herinnert zich niet, met welk een gloed van overtuiging, met welk eene liefde en geestdrift hij de glorie van zijne H. Moeder wist te verkondigen; wie herinnert zich niet dat indrukwekkend oogenblik, waarop hij voor het rijk versierde en in een sterrenhemel van licht geplaatste Maria-beeld zijne predikatie eindigde met luide en plechtig, zooals zijne klankrijke stem dat vermocht, het Magnificat aan te heffen, dat, door de opgewekte zangers voortgezet en met de gebeden der geloovigen vereenigd, een concert te hooren gaf, gelijkend op het heilig koor, hetwelk in den Hemel der Koningin van alle Engelen en Heiligen wordt toegezongen. Kon wel zulk eene heerlijke taal van zijne lippen vloeieu, wanneer niet zijn hart met de teederste liefde voor Maria was vervuld? Niet slechts volbracht hij dan ook immer stiptelijk de voorschriften van Maria-vereeriug, die de H. Alphonsus zijnen zonen had overgeleverd (als b. v. het dagelijks bidden van den rozenkrans, het bidden vaü Sancta Maria, succurre viiseris en Defende bij het naderen van de plaats, waar een pater missie gaat geven, het driemaal herhaald Wees gegroet des morgens en des avonds, de dagelijksche begroeting van Maria, de aanroeping van Maria vóór en

-ocr page 371-

na ieder werk van eenig belang), (1) maar hij trachtte ook altoos, gelijk uit het hierboven (bl. 170) medegedeeld gebed blijkt, het welslagen zijner missiën van » de Moeder »des Goddelijken Herdersquot; te verwerven. Lang reeds vóór de dogma-verklaring der Onbevlekte Ontvangenis had P. Bernard, het voorbeeld van zijn Heiligen Vader Alphonsus volg'end, de belofte afgelegd, om dit voorrecht der Allerheiligste Maagd gedurende zijn gansche leven, moest het zijn, zelfs ten koste van zijn bloed, te zullen verdedigen. Indien hij predikte in de nabijheid eener bedevaart-plaats, dan ging hij altijd, zoo het hem slechts eenigszins mogelijk was, aldaar de H. Maagd vereeren; men heeft hem te Kevelaar een uur lang in diepe overweging voor het mirakuleus Maria-beeld verzonken gezien. Zoo niet dalt;gt;'e-

o O

lijks, dan toch zeer dikwerf bad hij, wederom naar het voorbeeld van den H. Alphonsus, de vijf psalmen ter eere van Maria's naam, die aan den H. Bonaventura worden toegeschreven, en die hij altijd in zijn Manuale bij zich droeg. Schier in eiken brief van P. Bernard vindt men den naam van Maria vermeld, en aan hare machtiere be-

7 O

scherming droeg hij zonder ophouden zich zeiven en allen die hem dierbaar waren op; bij elk besluit van eenig gewicht, bij elke belangrijke omstandigheid in zijn leven was Maria zijne hulp en zijne toevlucht. Wij vinden dan ook in zijn Manuale o. a. eene schoone opdracht van zich zeiven aan de H. Maagd, in den geest als die aan den Zaligmaker, welke wij hier boven (blz. 254) hebben ge-copieerd.

VIE EN MARIE.

Pour aller a Jesus, j'invoquerai Marie.

Mon guide et mon soutien seront toojours Marie.

(1) De H. Alphonsus noemde »gelukkigquot; elk werk, wat lus-schen twee Wees gegroeten is ingesloten.

-ocr page 372-

358

Youlant nnlqnement penser, plairo a Marie,

Dès l'aurore ma langue appellera Marie.

Mes chants durant le jour exalteront Marie,

Et jusques dans la nuit j'invoquerai Marie.

Ma joie et mes transports seront toujours Marie.

Et mon refrain d'amour sera: vive Marie!

Toutes mes charités se feront pour Marie.

Dans les plenrs j'offrirai mes soupirs a Marie.

Au fort de la douleur je fixerai Marie.

Pour remède a mes maux j'implorerai Marie.

A l'aspect dn péril je fuirai vers Marie.

J'aurai pour bonclier le saint coeur de Marie.

Le mien battra toujours de 1'amour de Marie.

La mort m'endormira dans les bras de Marie.

Sur ma tombe on lira: »Gloii-e, amour a Marie!

»Ici-git nn enfant de Faimable Marie.

»Heureux celui qui meurt dans le sein de Marie!

«Passant qui lit ces mots, vis, espère en Marie.quot;

Wien zal het verwonderen, dat de H. Maagd zooveel liefde jegens haar somwijlen zichtbaar beloonde. Gedurende eene missie werd P. Bernards stem plotseling zóó belemmerd, dat hij de missie onmogelijk kon voortzetten; een dag later trof zijn mede-arbeider hetzelfde ongeval, en de geneesmiddelen baatten niet. Toen bevalen beiden zich aan hunne Heilige Moeder aan, zij beloofden haar een kleinen pelgrimstocht naar eene nabijgelegen bedevaartplaats te zullen doen en daar eene H. Mis van dankbaarheid te zullen opdragen, indien Maria door hare machtige voorspraak hun de stem terug verwierf en aldus de missie redde. Hun vertrouwvol gebed had de gewenschte uitwerking; beide paters konden hunne prediking voortzetten, en na de missie gingen zij aanstonds hun olfer van dankbaarheid aan hunne H. Moeder brengen.

Bij voorkeur echter vereerde P. Bernard Maria, gelijk hij wederom van den H. Alphonsus geleerd had, onder den titel van «Moeder der Smarten.quot; De rozenkrans der

-ocr page 373-

859

Zeven Weeën was zijn dagelijksch g-ebed, en men meent zelfs, dat hij zich daartoe door eene gelofte had verbonden. (1) Hij had de eigenaardige devotie om, wanneer hij gunstig weder behoefde ten einde in de open lucht te kunnen prediken, zelf te bidden en het volk te laten bidden : zevenmaal het Wees gegroet tot de Moeder der Smarten; hij verklaarde dikwijls, dat hij door dit gebed altoos het gewenschte weder verkreeg, en raadde daarom zijnen mede-broeders herhaaldelijk aan, deze oefening van godsvrucht bij zulke gelegenheden immer te volbrengen.

Wie in het lommerrijk Wittem de kerk der Redemptoristen bezoekt, zal niet licht binnengaan in de zoogenaamde SchmerzJiafter-Mutter- Gottes-Kapelle zonder daar eenige geloovigen te vinden, knielend voor de schoone Piëta, welke er op het altaar staat. P. Bernard trachtte de devotie, waarvan hij zelf vervuld was, ook in anderen over te storten; daartoe gaf hij die Piëta in genoemde kapel ten geschenke, en de H. Vader verleende een aflaat van zeven jaren en zeven quadragenen aan een ieder, die voor dit beeld zevenmaal het Wees gegroet zal bidden; daarenboven bewerkte P. Bernard, dat in genoemde kerk zeven Zondagen plechtig* zouden gevierd worden ter eere der Zeven Weeën; hij maakte tot dat doel eene fundatie ten eeuwigen dage van even zoovele plechtige Hoogmissen, welke op die Zondagen moesten gezongen worden, en aan de viering van die dagen verbond de H. Vader een vollen aflaat. En als thans het geloovige volk van Wittem en omstreken met de meeste geestdrift die feestdagen viert, en door het gansche jaar voor de Piëta komt knielen om van de Moeder der Smarten vooral

(1) Een van P. Bernards vrienden, die door zijne prediking op den weg der deugd is teruggevoerd, bewaart nog met vrome erkentelijkheid dezen rozenkrans, waaraan P. Bernard zoo menigmaal voor de bekeering der zondaren heeft geboden.

-ocr page 374-

360

troost in het lijden en de bekeering der zondaren af te smeeken, dan heeft P. Bernard zeker geen gering aandeel in de verdiensten, die door zoovele gebeden worden verworven. De Moeder der Smarten scheen dan ook door P. Bernards innige godsvrucht voor haar lijden getroffen te zijn. De laatste H. Mis van zijn leven droeg hij op aan het altaar der Piëta; en dit was te meer opmerkenswaardig, wijl hij toen sinds den val, die langzamerhand zijn dood veroorzaakte, reeds bijna drie maanden niet in de kerk had kunnen Mis-lezen, en in deze eigen Mis hem de eerste benauwdheden overvielen, welke hem binnen weinige dagen naar het graf brachten. Scheen het niet, dat de Moeder der Smarten de laatste bede, door haren dienaar aan het altaar opgedragen, op de plaats zelve wenschte te ontvangen, alwaar zijne godsvrucht haar een schoon gedenkteeken had opgericht; scheen zij hem niet door de beschouwing barer smarten moed te willen inspreken om nu de laatste dagen zijns levens vol onderwerping aan Gods H. Wil, in vereeniging met haar te gaan lijden, en, evenals zij, van zijne smarten een heerlijk offer te maken voor het oog van ■ zijn gekruisten Verlosser?

Door aldus de liefde tot Jesus en Maria in zich en in anderen te onderhouden en aan te kweeken naar het voorbeeld van den H. Alphonsus, toonde P. Bernard tevens, hoezeer hij zijn heiligen Orde-Stichter zeiven vereerde en beminde. Hij noemde hem altijd; »mijn bemin-» nelijke, mijn goede Vader.quot; Onder den machtigen indruk, dien Alphonsus' leven en geschriften op zijn jeugdig hart maakten, vatte hij eene groote bewondering voor den Heilige op, en deze ging weldra in zulk eene teedere en tevens krachtige liefde over, dat hij niet aarzelde zich onder de keurbende te laten opnemen, welke de Heilige op aarde achterliet. Gelijk wij reeds zagen, is P. Bernards

-ocr page 375-

nei

Manuale eene kleine maar keurige bloemlezing: vooral van

O O

Alphonsns' woorden en gebeden. ■— »Bidden, en gebeden »maken, ja, dat kon Alphonsus, dat moeten wij van »bem leerenquot; — zoo zeide P. Bernard eens tot een zijner orde-broeders. Gelijk een kind in zijn zakboekje de belangrijke dagen uit het leven zijner geliefde ouders op-teekent, zóó deed P. Bernard, in den eenvoud zijner godsvrucht, tegenover zijn H. Vader Alphonsus; om bem voortdurend te blijven gedenken, schreef hij in zijn Manuale de juiste dagen op, waarop de H. Alphonsus geboren, gedoopt was, waarop hij het priesterlijk kleed aangenomen, de verschillende kleine en groote orden ontvangen, de Congregatie gesticht en hare goedkeuring verkregen had; de dagen vervolgens van Alphonsus' benoeming en wijding tot bisschop, van zijne wonderbare tegenwoordigheid bij den stervenden paus Clemens XIV, van zijn terugkeer in het klooster, van zijn dood eindelijk en zijne zaligverklaring1 en canonisatie. Wij zagen reeds vroeger, hoe P. Bernard in den eersten tijd van zijn loopbaan als missionaris de vereerino- van den arooten Heilifre in St.

O C O

Truijen en omstreken trachtte te verbreiden; en zij die zich de dagen kunnen te binnen brengen, waarop in 1840 te Luik de plechtige heiligverklaring van Alphonsus werd gevierd, spreken nog van de gloeiende liefde, waarmede P. Bernard de glorie diens Heiligen heeft verkondigd, en van de rijke, vruchten welke de vereering van Alphonsus bij die gelegenheid voortbracht.

Vreesden wij niet al te uitvoerig te zullen worden, wij zouden al de gebeden door P. Bernard in zijn Manuale opgeschreven gaarne tot stichting onzer lezers willen mededeelen. P. Bernard leefde met zijn geest en met zijn hart te midden van een kring van Heiligen, die hij zich tot beschermers had gekozen, en die hij voor verschillende belangen aanriep. Achter de litanie van den

-ocr page 376-

•362

H. Alphonsus vinden wij in zijn Manuale de kerkelijke gebeden opgeschreven van den H. Joseph en den H. Bernardns, zijne beide patronen, van den zachtmoedigen Franciscus van Sales, de standvastige Philomena, den engelachtigen Aloysius, den eerbiedwaardigen leekebroeder der Congregatie Gerardns Majella, van de H. Barbara, de patrones van een zaligen dood; wij vinden er de litanie van den H. Joseph, den H. Alphonsus, de H. Theresia, gebeden om de zuiverheid, om de genade van altoos goed te bidden, eene akte van onderwerping aan den dood, gebeden vóór het biechthooren en vóór het prediken, enz. enz.; voor een deel ontleende hij dezelve, met eenige wijzigingen, welke zijn eigen hart hem opgaf, aan de geschriften van Heiligen of van geestelijke schrijvers; gedeeltelijk ook waren die gebeden de onmiddellijke uitstorting van zijne eigene biddende of in overdenking ver-zonkene ziel. (1) Zoo leefde P. Bernard, op missie zoowel

(1) Tot de laatstgenoemde soort behooren, naar wij met grond vermoeden, de volgende twee schoone gebeden, die wij, tot stichting der priesters, welke onze levensschets zullen lezen, hier nog bijvoegen.

ORATIO PRO SACEEDOTE ANTEQÜAM CONFESSIONES EXCIPIAT.

O Domine Jesu Christe, qni dixisti: nolo mortem peccatoris, sed ut convertatur et vivat, respice, quaeso, super has animas, quas ad pedes meos accedere jussisti. Da illis cor perfecte contritum, os sincerum, animum. docilem, ut monita, quae nomine tuo illis injungam, bona voluntate excipiant et constanter exsequantur. Concede iis, ut hodie vere conversi Te haud amplius offendant, sed Tibi serviant, Te diligant semper, ac in tuo amore exspirent. Da mihi, cui mnnus confessarii licet indigno imposuisti, mentem et lirguam ad hoc opus sancte dispositas, ut hos famulos tuos benigne excipiam, patienter audiam, prudenter interrogem, sapi-enter dijudicem, paterno affectu edoceam, et ad tuum amorem dulciter perducam. Fac denique, ut in hac arte artium pertrac-tanda nihil aliud respiciam, o bone Jesu! quam gloriam tuam

-ocr page 377-

363

als binnen de kloostermuren, in nederig- en innig verkeer met God en zijne Heiligen; in liet gebed vond hij zijn troost en zijne kracht, zijn geluk en zijne vreugde, en die geest van gebed, welke hem overal en altijd vervulde, werkte uit, dat hij, in weerwil van zijne veelvuldige aanraking met de wereld, immer was en tot het einde toe bleef hetgeen de H. Alphonsus van zijne geestelijke zonen verlangde en P. Bernard zelf in zijn Mamode had opgeteekend; «kluizenaar in het klooster, apostel daar-» buiten.quot;

Het zou zeker onverklaarbaar geweest zijn, zoo in P. Bernards warm en gevoelig hart, hetwelk in zijne liefde, steunend op de liefde tot God, geloovigen en ongeloo-vigen, deugdzamen en zondaren, orde-broeders en overheden

ac animas, quas pretioso sanguine tuo in crnco redemisti. Sancta Maria, mater misericordiae, Sancti Angeli Castodes nostri, Sancte Alphonse, intercedite pro nobis. — Ave Maria.

ORATIO ANTE CONCIONEM A SACERÜOTE FACIENDA,

0 Domine Jesn, qui mihi dixisti per apostolum tuum: praedica verbum, insta opportune, importune, argue, olsecra in ornnipatientia et doc-trina, hodie ministerium meum implebo ae in nomine tuo laxabo rete. Benedic hos famnlos tuos,qui secus pedes meos audituri sunt verbum tuum, ut ponant corda sua in omnia verba mea, audientes discant et custodiant mandata tua, Te diligant ac vitam aeternam babeant. Concede mihi licet servo tuo indigno digne hoe munere fungi. Protestor coram Te, o bone Jesu! me nihil veile quam Te tuamque gloriam ac hujus populi salutom aeternam. Sit ergo sermo meus simplex, perspicuus, non in humanae sapientiae verbis sed in ostensione virtutis tuae; sapiat unum Jesura Christum et hunc crucifixum. Nemo, quaeso, ex hoe loco discedat, quin plane me intellexerit ac melior gratia tua evaserit. Ideo adjuro te, o Satana, per Jesum Christum Filium Dei vivi, ne torqueas in hora hac hos servos Domini; egredere e loco isto: nihil enim tibi et ipsis. Et vos venite, o Angeli Custodes, sub-venite animabus istis, ut verbum meum audiant, intelligant, ac fructum afferant eontesimum. — Pater. Ave.

-ocr page 378-

864

omvatte, geene plaats was overg-ebleven ook roor zijne bloedverwanten. Wie niet weet wat een kloosterling is, heeft hieromtrent vaak eene zoo verkeerde opvatting, en meent, dat het dragen van een orde-kleed noodwendig gepaard gaat met eene koude onverschilligheid jegens degenen, met wie men door de handen des hloeds is verhonden. Alsof niet de Zaligmaker zelf zijne H. Moeder teeder fhleef beminnen, al verliet Hij Haar om Zich te gaan wijden aan het groot hekeeringswerk, waartoe Hij gezonden was; alsof de Godmensch niet stervende nog voor Maria zorg gedragen en Haar aan de liefde van zijn meest beminden leerling had aanbevolen! Zeer terecht zegt dan ook Lacordaire; »de meest gestrenge deugd sluit »de natuurlijke liefde niet uit, maar regelt en verhoogt »die, terwijl zij geheel ons wezen met eene meer dan »menschelijke kracht doortrekt.quot; Ook in het beoefenen van deze deuquot;'d volgde P. Bernard het voorbeeld van

O O

den H. Alphonsus, die op hoogen ouderdom nog' bijzonder belang- stelde in twee zijner bloedverwanten, waarover hij oudoom was, en wel kan P. Bernard ten bewijze strekken, hoe algeheele toewijding aan God de verdooving van het natuurlijk gevoel geenszins insluit. Niemand toch zal na hetgeen wij verhaald hebben ontkennen, dat P. Bernard zich zeiven met al wat hij was en al wat hij bezat aan God had weggeschonken, of beweren dat zijn leven vol arbeid en moeielijkheden een klein of slechts ten halve geschonken offer was; toch schreef hij o. a. «ik vergeet de belangen der familie niet; ik draag haar »onophoudelijk aan den Heer op en smeek gedurig zijn »overvloedigen zegen over allen afquot; — «al wat tot het »geluk van ouders, broeders, zusters enz. bevorderlijk is, »dat zoekt de pater door vurige gebeden voor hen van «den Hemel te verkrijgenquot; — »met de grootste belang-»stelling las en herlas ik de berichten omtrent den toestand

-ocr page 379-

365

»der familie; God geve volharding aan de gezonden, »sterkte aan de zwakken, genezing . aan de kranken, «troost aan de bedrukten, aan allen en ook aan mij «zijne, genade, zijne liefde en later den sclioonen Hemel.quot; Had P. Bernard zich van jongs af bijzonder onderscheiden door de innige liefde, welke hij zijnen ouders toedroeg, hij behield die liefde in zijn hart, ook nadat hij hen voor God had vaarwel gezegd, en bij het klimmen zijner jaren verdoofde zij niet. In 184G, kort na den dood zijns vaders, schreef hij aan zijne moeder op haren geboortedag: »ik «verplaats mij onder het getal uwer dierbare kinderen «en kleinkinderen, en voeg mijne wenschen bij die, welke «zij op dezen dag zoo hartelijk in uwen schoot neder-«leggen. En wat zouden zulke gelukkige kinderen aan «zulk eene dierbare moeder al niet wenschen! God kent »de gebeden, die wij allen, en ik bijzonder aan het al-«taar, dezen morgen hebben opgedragen, en is ieder wel-«gemeend g-ebed een geurig offer in zijne oogen, o! hoe «dierbaar zijn Hem dan heden de vurige gebeden niet van »zoovele kinderen voor hunne moeder! U nog langen tijd ii te behouden is zeker een der wenschen van ons aller «hart, en de vervulling daarvan eene ware verzachting «van de smart, die u en ons dit jaar getroffen heeft. «Blijf bij ons nog vele en gelukkige jaren lang: wij «hebben u nog noodig. Uwe kroon hierboven zal u daar-«om toch niet ontsnappen. Daar is er een die deze kroon «voor u bewaart. Hij was vroeger op dezen dag de ziel «en de vreugde van het feest, dat wij vieren, en aan-» schouwt ons oog hem heden niet naast u, toch ziet hij uit «den Hemel op ons neder; hij deelt in onze vreugd, on-«dersteunt de wenschen van ons hart, en zal niet rusten, «vooraleer zij ten volle vervuld zijn. Die blijde hoop moet «vandaag het feest van uw geboortedag vervroolijken, «iedere traan, die aan het oog ontsnappen wil, tegen-

-ocr page 380-

366

»houden, en u maken tot eene blijde moeder te midden »uwer dankbare kinderen. Ik voor mij laat deze gelegen-wbeid niet voorbijgaan zonder mij en mijne eeuwige be-»langen aan uw godvruchtig aandenken aan te bevelen en » u de oprechtste betuiging van mijn verschuldigden eerbied )gt; en mijne kinderlijke liefde te vernieuwen.quot; Een andermaal bij dezelfde gelegenheid in eenigszins opgeruimder toon zijne moeder gelukwenschende schrijft hij: »onder al wat »wij wenschen is zeker de Hemel wel het allerwensche-)gt; lijkste. Nu ja dan, den Hemel, den schoonen Hemel in »het gezelschap der Onnoozele Kinderen, die u zagen ge-»boren worden, dien wensch ik u heden toe en bid ik »hartelijk voor u af. Maar — niet te spoedig! Eerst hier » een genoeglijken en gezonden ouderdom onder 's Hemels »zegen, te midden uwer kinderen, die u altoos liefhebben, » en nog hartelijker liefhebben, naarmate uwe jaren klim-»men.quot; Hoe P. Bernard getroffen werd door het bericht van den dood zijner moeder, en hoe edelmoedig hij aanstonds dat offer ging opdragen aan de voeten van het kruis, hebben wij boven (bl. 301 vlgg.) reeds medegedeeld.

Wij behoeven ter nauwernood op te merken, dat hem niet slechts zijne ouders, maar ook allen die met hem door de banden des bloed verbonden waren, nauw aan het hart lagen. Eenmaal bezocht hij met eenigen zijner familie-leden het graf, waarin meerderen zijner bloedverwanten rusten; hij bad den rozenkrans voor, maar door zijn gevoel overmeesterd moest hij het gebed staken, en weenend, gelijk de Zaligmaker over zijn vriend Lazarus, zeide hij: »ach! allen die hier rusten zijn zulke brave »menschen geweest.quot; Immer was P. Bernard voor de zijnen een wijs raadsman, en er kon geene gebeurtenis van eenig gewicht onder de leden zijner familie voorvallen, of hij toonde in zijne brieven en door zijne gebeden, dat hij er het levendigst belang in stelde. Als hij zich

-ocr page 381-

367

enkele malen in hun midden bevond — hetgeen overigens zeer zelden kon geschieden — dan was hij niet slechts de vreugde der ouderen, met wie hij zich in opgeruimd gesprek wist te onderhouden, maar de blijdschap ook der kleinen, met welke hij gaarne klein werd en speelde als een kind. Doch vooral wanneer een of ander ongeval zijne bloedverwanten trof, dan toonde P. Bernard zijn echt priesterlijk hart; zijne deelneming in hunne droefheid was dan immer eene krachtige opwekking tot geloof, eene indrukwekkende aanmaning tot heilige onderwerping aan Gods Wil; zijne brieven waren dan de heldere weerklank van de tonen, die klonken in zijne eigene ziel, en indien wij hier een paar uittreksels van P. Bernards brieven, bij dergelijke gelegenheden geschreven, invoegen, dan doen wij dit minder nog om die als bewijs te laten gelden van zijne liefde voor zijne bloedverwanten, dan wel omdat zijne woorden zonneklaar getuigen, hoe de kloosterling zelf, groot van geloof, de moeie-lijkheden en rampen des levens beschouwde als eene heerlijke en rijke bron van verdiensten, en hoe hij zelf, geoefend in de aanbidding van Gods H. Wil, de leiding van Gods Voorzienigheid in alle omstandigheden wist te verheerlijken. » Onze »Lieve Heer heeft u lief,quot; zoo schreef hij o. a.,»daarom be-»zoekt Hij u met kruisjes. En wijl Hij weet, dat gij lijden kunt »en lijden wilt, daarom zijn die kruisjes zwaar en menig-»vuldig. Maar o! o! die schoone kroon in den Hemel.quot; — )gt;Om met Gods Wil tevreden te zijn, als alles voor »den wind gaat, daarvoor is niet veel deugd noodig; )gt; maar Gods hand te kussen, als die drukt en slaat — »dat vraagt sterk gevoel van godsvrucht en grooten moed. »Dat geeft het gebed, vooral wanneer het vereenigd «wordt met de Smarten van de Moeder Gods.quot; — «Ieder «huis heeft zijn kruis. Nu, laten wij maar goeden moed »houden: geen oogenblik van lijden gaat voor den Hemel

-ocr page 382-

368

»verloren.quot; — »O, door kracht van godsdienst komt men » alles te boven. Later, later ziet men dikwijls, waarom »de lieve God zulk eene beproeving heeft toegelaten, en »wordt men opgewekt om dankbaar te erkennen: dat »heeft God wèl gedaan. Het leven van den rechtvaardige »is een leven van kruis, en God laat nooit toe, dat het »kruis zwaarder is dan onze krachten toelaten: ik onder-»vind dit bij mij zeiven. Dan, bij de beproevingen van «Gods Voorzienigheid geduldig en opgeruimd te blijven, »dat is het kenmerk van den waren Christen, dat is » eene groote genade, die met geen goud kan worden opge-»wogen en eene bron is van rijke verdiensten voor den )gt; Hemel.quot; — Aan een zijner zusters, wier echtgenoot aan eene langdurige ziekte lijdende en met de HH. Sacramenten der stervenden voorzien was, schreef P. Bernard de volgende woorden vol zalving en geloof: » ... ik »begrijp maar al te goed wat er omgaat in uw gemoed »en in dat uwer lieve kinderen. De beproeving is druk-»kend en het vooruitzicht donker. Maar 't is Gods hand, »die deze beproeving over u afzendt, en gij weet toch: » wat God doet is wèl gedaan. Hij heeft u zoo menig-»maal gezegend en bevoorrecht, .... Hij heeft gezien, »dat gij Hem en zijne H. Moeder daarvoor dankbaar » waart; thans wil Hij zien, of gij niet alleen eene dank-»bare, maar ook eene sterke en moedige vrouw zijt, of «gij iets hebt van de Moeder Gods, die aan den voet «van het Kruis voor ons geluk haar dierbaarst pand «aan den henielschen Vader wegschonk. Daar vroeg Hij »u onlangs het offer van een engelachtig kind, en wie »weet, geliefde zuster, of Hij ook niet het offer vraagt «van uw dierbaren echtgenoot. Een groot offer, voor-»waar, maar een offer van ontzettende verdienste, het »schoonste offer, wat gij met mogelijkheid aan zijne «liefde brengen kunt. Welnu, zijt gij er toe bereid?

-ocr page 383-

369

)) Kunt gij Onzen Lieven Heer den man teruggeven, dien »Hij in zijne liefde aan u schonk ? O, uw hart, ik ben »er zeker van, is daartoe bereid; uw gebed, sinds lang, »is het gebed der kinderlijke onderwerping aan Gods hei-)/ligen Wil, aan dien aanbiddenswaardigen Wil, die zijne »Heiligen en zijne uitverkorenen langs zulke wonderbare »wegen tot hunne bestemming- brengt. Reeds duizend-»maal hebt gij gezegd met den lieven Jesus: Vader, als » het zijn kan, geef mij mijn dierbaren man gezond terug; » maar zoo niet, o, dat niet mijn, maar uw wil geschiede! — » Vader, wat Gij doet is wèl gedaan ! — Gezegd hebt gij « al dikwijls met den vromen Job : Heer, ik heb het goede »uit uwe hand ontvangen, zou ik ook het kwade daaruit »niet aannemen ? — Inderdaad, geliefde zuster, zoo moet »gij spreken. Bid en laat bidden overal en door allen »voor het herstel van uw dierbaren man, maar oefen u «toch bovenal in die volmaakste overgeving aan Gods »heiligen, aanbiddelijken Wil. Uie deugd raakt en slaat »en verwondt het hart van God, en geeft Hij u wellicht »niet wat, menschelijkerwijze beoordeeld, zoo wenschelijk, »zoo noodig is, o, geloof toch: Hij zal u nog iets beters »geven. En wat dan zal Hij u geven ? — O, geliefde «zuster, laat dat aan God over; Hij is vader, de uwe, en «de vader uwer kinderen. De uitkomst zal leer en, en » zonneklaar zult gij zien, wat God beoogde met die harde «beproeving, waarmede hij u en de uwen zoo lang «bezoekt. Houd moed dus, zuster, houd moed en sta «vast in uw geloof en in uw betrouwen op God. Ver-«geet vooral niet te blijven kloppen aan het hart on-»zer lieve Moeder Maria. Wie weet, wie weet, wat »die barmhartige, zoete Moeder voor u en uw huis-»gezin doen zal! Zij is de troosteres der bedrukten en »vooral, geloof ik, van bedrukte moeders, gelijk gij thans »zijt. . . . Gij wenscht dat ik den dierbaren zieke kome

24

-ocr page 384-

370

«bezoeken, maar mijn arbeid is zóó druk en zóó gere-»geld, dat ik niet eens een uur, veel minder een dag «kan uitbreken, en ik mij noodzakelijk die voldoening »moet ontzeggen. Eerst over eenige weken heb ik in uwe «nabuurschap te werken, dan zal mijn Overste mij zeker »niet weigeren u te bezoeken. Maar lieve God! in wel-«ken toestand zal ik uw huisgezin dan zien? Ach, ik »hoop nog immer het beste. Doch wordt mijne hoop ver-»ijdeld, o! dan zal ik mijn offer bij het uwe voegen en «Gods aanbiddelijken Wil met mijn fiat verheerlijken!quot;.... God vroeg dit offer; en toen, ruim twee maanden later, de zieke overleed, schreef P. Bernard wederom: »zoo «zijn dan die uren, die weken, die maanden ten einde, »die gij, geliefde zuster, doorbracht, en vele anderen met »u, in hoop en vrees; de hoop is verdwenen, de vrees «heeft zich verwezenlijkt. Uw goede man is dan niet meer, «en op het oogenblik, waarop ik schrijf, treurt gij allen «rondom zijn overschot. Ik treur met u, beste zuster, «met u en uwe lieve kinderen, met u en alle broeders «en zusters en vrienden. Treuren mogen we: Onze Lieve «Heer heeft getreurd aan het graf van zijn vriend; ook »de Moeder Gods heeft geweend aan het graf van haren «Zoon. Treur met beiden, want uw verlies is groot, «groot voor u, voor uwe kinderen, groot voor allen, die «aan den overledene en zijn huisgezin zoo innig verbon-«den waren. Evenwel, het komt uit de handen Gods, en «wat God doet is wèl gedaan. O, ik zou dat woord «niet zoo maar durven neerschrijven, als ik niet wist, «dat gij het opneemt zooals het behoort, nadat gij «u reeds weken en maanden tot vreugde van God en «tot stichting van die u omgeven in het geduld en de «onderwerping aan Gods heiligen Wil geoefend hebt. Ja, «ik ben er zeker van, gij hebt reeds in dit uur helden-»moedig het offer aan den Heer op het altaar der liefde

-ocr page 385-

371

opgedragen; gij hebt reeds duizendmaal gezegd: de Heer had hem mij gegeven, bijna vijf-en-twintig jaar behield ik hem, de Heer heeft hem genomen: gezegend zij de naam des Heeren! Gij hebt reeds uwe toekomst en die uwer lieve kinderen aan de -zorg van Gods vaderlijke Voorzienigheid met een onbepaald en onwrikbaar vertrouwen aanbevolen, 't Is die stemming ook, de vrucht van het geloof en eene heerlijke uitwerking der genade, die het hart van God raakt en God verplicht op ons met welbehagen neer te zien, en alle verliezen, hoe smartelijk ook, ruimschoots te vergoeden. Twijfelen we daaraan niet; neen, niet zonder reden noemt Hij Zich in zijn heilig woord den beschermer van de weduwe en den vader van het weeskind. Dat God zulks is, dat zult gij niet alleen cjehoven, neen, gij zult het ondervinden. Wees dus onbezorgd omtrent de toekomst. God is met u, want God houdt veel van u, omdat gij zoo geduldig en grootmoedig en zoo lang geleden hebt, en wat gij zelve nog niet zoudt verdiend hebben van den Hemel te verwerven, o! dat zal hij voor u verwerven, die thans in den Hemel voor u bidt. In dat land der liefde bemint hij u en de uwen nog duizendmaal gloeiender dan hij u hier beminde of beminnen kon; van daar lacht hij uwe kindertjes nog teederder toe dan hij hun hier öp aarde toelachte, toen hij met hen speelde en onder hen was als de gelukkigste aller vaders. O, de Hemel! de schoone Hemel! Denk daaraan in de dagen uwer droefheid. Daar wischt Gods hand iederen traan uit het bedroefde oog; daar kent men geene scheiding meer! En mocht nu en dan een storm van droefheid opkomen en het hart wat al te hevig schokken — kom dan, beste zuster, dan gaan wij naar Cal-varië, daar stond ook eene bedroefde moeder en weduwe; Zij weet wat lijden is voor een moederhart en zal u

-ocr page 386-

372

«daarom troosten in al de volgende uren van bedroefd-»heid en smart en kommer, waarin menschelijke troost »te zwak is om ons op te beuren.quot;. . . .

Zóó inderdaad — de lezer zal het reeds vóór ons gezegd hebben — zóó kon P. Bernard niet schrijven, indien niet in zijn eigen hart de kracht des geloofs en de heilige onderwerping aan Gods Wil leefden, welke hij in de zijnen trachtte op te wekken. Als man van geloof en van onderwerping* aan Gods H, Wil toonde hij zich dan ook, gelijk wij herhaaldelijk zagen, in al de verschillende omstandigheden zijns levens, bij vreugde en welslagen, bij moeielijkheden en gevaren, bij bevelen en gehoorzamen, op den kansel, aan het altaar, in het klooster. Gedurende zijne lange apostolische loopbaan, zoo rijk aan allerlei wisselvalligheden, had hij veel zoets maar ook veel bitters gesmaakt; waren de toejuichingen hem in ruime mate ten deel gevallen, ook tegenkanting en smaad had hij menigmalen ontmoet; genoot hij dikwerf een gastvrij onthaal, ook zware ontberingen hadden hem geenszins ontbroken; (1) maar hetzij hem eer, hetzij hem oneer werd aangedaan, beide wist hij te dragen en dienstbaar te maken voor de glorie van God en de uitbreiding van het Godsrijk op aarde, en hij betoonde zich in alles,

(1). Kan. Claessens, in zijn meermalen aangehaald werkje, vermeldt hier eene niet onaardige gebeurtenis. P. Bernard ging eens in een Brabantsch dorp eene missie geven en reed met zijn medebroeder daarheen in een eng karretje en langs een zoo hobbeligen weg, dat de beide paters aanhoudend tegen elkander stootten en het weinig scheelde — zooals P. Bernard wel eens over dit voorval schertste — of zy braken do armen. Weinige dagen later reden beide pators in een prachtig rijtuig, en worden zij door koetsier en palfrenloL- met do meeste onderscheiding behandeld. Als die weelde zijn reisgezel mishaagde, wijl zij hem niet scheen overeen te komen met do armoede van een kloosterling, sprak P. Bernard, vroolijk schertsend : 5maar Pater, scio abvndare

-ocr page 387-

373

gelijk van den Apostel geschreven staat, (2) als bedienaar Gods, in veel lijdzaamheid, in verdrukkingen, nooden en beangstigingen, in oproeren, in arbeiden, waken en vasten, in reinheid en kennis, lankmoedigheid en goedertierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde, in het woord der waarheid, in de kracht Gods, door de wapenen der rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde, door verheerlijking en oneer, door kwade faam en goede faam.

Maar meer dan ooit heeft P. Bernard de kracht van zijn geloof en van zijne onderwerping aan 'sJHeeren H. Wil getoond, toen Gods Voorzienigheid een einde maakte aan zijn langen en zorgvollen arbeid, en nog eenigen tijd door pijnlijk lijden de trouw van zijn dienaar op de proef ging stellen. Ruim een jaar voor zijn dood schreef hij in een zijner brieven deze schoone ontboezeming van zijn hart: »wat toch is het wenschelijkst voor den »braven en vromen Christen? — O, dat Gods Heilige

7 O

.) Wil in ons en door ons geschiede! .... Als bij de las-»ten, die wij te torsen hebben. Onze Lieve Heer een »weinig- medehelpt, dan wordt die last verlicht, en men »voelt de zwaarte ervan niet meer. . . . Men komt lane's

O

»den weg van kruis en lijden zoo spoedig- tot de heilig-wheid, en heilig worden is toch het eenige doel, waar-»naar wij moeten streven.quot; — De tijd was thans niet ver meer, waarop P. Bernard de waarheid van zijn eigen woord ging ondervinden; en als hem kruis en lijden, zwaarder dan voorheen, te dragen werd gegeven, ge-

■»et scio penunam pati [ik weet zoowel overvloed te hebben als »gebrek; Philipp. IV, 12.J zeide de Apostel; toen wij hierbeen »gingen, zaten wij in ons karretje been en weör te schudden, en »wij waren tevreden; nu vertrekken wij deftig als groote hoeren, »welnu laten wij ook daarmede tevreden zijn.quot;

(2) 2 Cor. VI.

-ocr page 388-

374

voelde hij in des te ruimere mate hoe, bij eene heilige tevredenheid met al wat Gods \ oorzienigheid beschikt, de behulpzame hand des Heeren den lijdende ondersteunt en zijne genade zelfs den zwaarsten last licht kan maken en zoet.

-ocr page 389-

HOOFDSTUK XXVI.

P. BERNARDS LAATSTE LEVENSDAGEN EN DOOD.

Voor de twee-honderd-vier-en-tachtigste maal, volgens onze approximatieve berekening, opende P. Bernard eene missie, den 27en Mei 18C5; het geschiedde te Montzen, een dorp niet ver van Aken gelegen, in het bisdom van Luik. Op Woensdag den 31eri Mei had de g'enerale H. Communie der kinderen plaats, en na den kleinen van den preekstoel af eenige woorden tot voorbereiding te hebben toegesproken beg-on P. Bernard, in het middenpad der kerk heen en weder loopende, den rozenkrans voor te bidden. Toen hij zich eindelijk plaatsen wilde voor het altaar der H. Maagd, voor hetwelk de kinderen lagen neergeknield, struikelde hij over een klein vooruitstekend bankje; hij dreigt links neer te storten, maar wil zich naar de rechterzijde staande houden, met het ongelukkig gevolg, dat de linker knie-pees scheurt en P. Bernard machteloos neervalt. Men kwam aanstonds toegeschoten en plaatste hem op een stoel. Het scheen een oogenblik, dat de val hem niet gedeerd had, althans hij gevoelde geen pijn en ging met luide stem voort: Ge-rjrüst seist du, Maria! (1) Weldra echter verzocht hij,

(1) ]Vees gegroet, Maria! — P. Bernard predikte deze missie in het Duitsch.

-ocr page 390-

376

door de opkomende pijnlijkheid aan het heen genoodzaakt, dat men hem uit de kerk zou brengen, en te midden der ontsteltenis, die zijn val veroorzaakte, te midden van de tranen der diep getroffen geloovigen werd hij op zijnen stoel naar de pastorie gedragen, welke schuins tegenover de kerk gelegen was. Helaas ! zijn apostolische arbeid was geeindigd: P. Bernard had zijn laatste woord van den kansel gesproken, en hem bleef niets meer te doen over dan nu aan God het offer aan te bieden van een leven, waarvan elk oogenblik reeds aan Hem en zijne verheerlijking was toegewijd.

De droevige vrees van degenen die hem omgaven maakte eene treffende tegenstelling met de onverstoorbare opgeruimdheid en tevredenheid, waarmede P. Bernard dit ongeval van de hand van Gods Voorzienigheid aannam. Aanstonds maakte hij zijn oudsten broeder, en door dezen zijne familie, met zijn toestand bekend, en dicteerde hij den volgenden brief, welken hij zelf onder-teekende. »J. M. J. A. T. — Montzen 1 Juni 1865. — »Zeer geliefde Broeder. — Thans ben ik te Montzen, «kanton van Aubel. De missie sluit aanstaanden Maan-»dag; dan vertrekken de paters en ik — blijf, waar-»schijnlijk eenige weken, zoo niet maanden. Ik heb van «Onzen Lieven Heer een grooten vakantie-tijd gekregen. «Hoor eens hoe. Gisteren, op den laatsten dag der Mei-«maand, had alhier de generale Communie van de kin-»dertjes plaats; volgens mijne gewoonte bad ik den rozen-»krans voor, als mijn voet ongelukkig' stiet tegen een «klein bankje, waarop een dier lieve kleinen was neer-«geknield. Ik struikel, val neder en heb ten gevolge van «dien val de groote pees der linker-knie gebroken. Op «een stoel, gedragen door vier mannen, ben ik naar de «pastorie en op bed gebracht. Vier uren heb ik er ge-»legen, alvorens de wondarts mij is komen bezoeken.

-ocr page 391-

377

»Hij zegt mij, dat er voor het oogenblik geen gevaar »is; de pijn, Goddank! is nog al dragelijk. Ziedaar het »voorval. Gij kunt wel begrijpen, welk eene consternatie

» mijn val in de kerk veroorzaakte.....Dezen morgen zeide

»mij de dokter, dat ik, bijaldien alles voordeelig ging, »na vier of zes weken ten minste op krukken zou kunnen »loopen. Ik beveel mijn lijdenden toestand aan in de »gebeden en de HH. Communiën mijner dierbare familie, »die gij wel aangaande mijn toestand zult willen onder-»richten. Gods heilige en aanbiddelijke Wil geschiede! »AVeest allen hartelijk van mij gegroet.

«Met eigen hand onderteeken ik van het bed af

»Uw liefhebbende en lijdende «P. Bernard.quot;

Met welke blijmoedigheid P. Bernard ook het ongeval mededeelde, den man van arbeid, nog in de volle kracht des levens, moet het ontwijfelbaar een groot offer geweest zijn zich zoo onverwacht tot eene langdurige werkeloosheid veroordeeld te zien. Maar het was Gods Wil — dat was P. Bernard genoeg.

Aanvankelijk had de wond geen ernstig aanzien, en het eenparig gevoelen der verschillende achtereenvolgens ontboden geneesheeren luidde, dat het been wel eerst na langen tijd, maar toch geheel genezen zou. P. Bernard bleef evenwel zijn toestand ernstiger inzien dan wie ook, en ofschoon hij geen oogenblik zijne gewone opgeruimdheid verloor, hield hij zich, in weerwil van aller vertrouwen, vast van zijn naderend einde overtuigd. Zoo b. v. zeide hij, toen men een paar dagen na het ongeval twee paters aanmeldde, die hem kwamen bezoeken: » o! dat »is schoon; laten zij spoedig binnenkomen; het zal zoo «heel lang' niet met mij duren;quot; dergelijke uitdrukkingen kwamen hem in die dagen, tot ieders verwondering, herhaaldelijk over de lippen. Intusschen bleef hij van zijne

-ocr page 392-

378

legerstede af de missie besturen; hij onderrichtte de paters, die nu in zijne plaats moesten prediken, maakte hen op de belangrijkste punten opmerkzaam, en zoo bleef door zijne zorgvolle deelneming het welslagen der missie verzekerd.

De uitmuntende handelwijze der geneesheeren en niet minder de uitstekende oppassing en verzorging*, welke de /üeke in de pastorie van Montzen had genoten, maakten het mogelijk, dat hij spoediger dan iemand verwachtte naar Wittem kon vervoerd worden; reeds den 12en Juni nam hij, vol kinderlijke erkentelijkheid voor alle hem bewezen diensten, afscheid van den pastoor en zegende degenen die hem verzorgd hadden; daarna liet hij zich in het rijtuig dragen, hetwelk hem stapvoets bracht eerst tot het nabijgelegen Altenberg (alwaar hij van het rijtuig uit persoonlijk een zijner vrienden wenschte te bedanken voor diens trouwe bezoeken) en na meerdere uren tot zijn dierbaar Wittem — dat hij nooit meer zou verlaten.

Wat was de liefde en deelneming groot, waarmede de beminde lijder door zijne orde-broeders ontvangen werd; in veler oogen kwamen tranen op bij de gedachte, dat hij wellicht het klooster binnenging om er te sterven. P. Bernard zelf geloofde niet anders; wel trachtte hij in de eerste oogenblikken aan zijne bedroefde medebroeders eenige hoop te geven, welke hij zelf niet koesterde, door te spreken van een spoedig herstel, maar het duurde niet lang, of hij sprak tot hen over niets anders dan over zijn naderend levenseinde. Herhaaldelijk kwam van zijne lippen eene of andere uitdrukking over zijne ophanden zijnde intrede in den Hemel; dan zag men op zijn gelaat den gloed van verrukking, welken men zoo dikwerf bespeurd had, als hij over den Hemel predikte, en die thans wèl te kennen gaf, hoezeer hij, gelijk de Apostel, verlangde ontbonden te worden en met Christus te zijn.

-ocr page 393-

379

Aanvankelijk ging de toestand van den zieke met den dag vooruit: God scheen de tallooze gebeden, die overal voor zijn behoud ten Hemel werden opgezonden, goedgunstig te verhooren. Na zes weken lang het gekwetste been, in een verband gewikkeld, onbewegelijk te hebben stil gehouden, mocht P. Bernard enkele malen op krukken in zijne kamer heen en weder loopen; langzamerhand verdween de stijfheid van het been, en werd het hem mogelijk om met behulp van een stok de trappen af te komen en dagelijks eenige oogenblikken te wandelen in den tuin. En toch kon niemand zijne overtuiging omtrent zijn naderenden dood ook maar in 't minst aan het wankelen brengen. Niettegenstaande men hem, met het oog op den voortdurenden vooruitgang zijner gezondheid, reeds had aangewezen als superior van verschillende weldra te geven missiën, maakte hij geen enkele predikatie gereed — hetgeen toch zijne gewone bezigheid in het klooster was — maar bleef hij immer zeggen: »de goede »God heeft mij dezen tijd gegeven niet om te studeeren, «maar om te bidden* ik kan Hem niet genoeg er voor »danken, dat Hij mij een zoo schoonen tijd schenkt om «mij voor te bereiden tot den dood.quot; Gebed, overweging-, het lezen van verschillende ascetische schrijvers en vooral van de mystieke werken van de H. Teresia en . den H. Joannes van het Kruis — ziedaar zijne eenige bezigheid gedurende de lange dagen en de vele slapelooze nachten van zijn gedwongen rusttijd; de Kruisweg, dien hij zittende op zijn stoel hield, duurde somwijlen twee uren lang, en het gebed van den rozenkrans, vooral ook van den rozenkrans der Zeven Weeën, was zijne ontspanning, als het lezen hem wat veel had vermoeid. In de recreatieuren, en overigens wanneer de zieke het verlangde, kwam een tweetal paters of studenten hem gezelschap houden; dan was er niet de minste neerslachtigheid in zijn onderhoud

-ocr page 394-

380

met hen; integendeel zijne gesprekken waren vol opgeruimdheid en tevredenheid en bevatten zeer dikwerf eene heilzame onderrichting voor de toekomstige missionarissen; vooral ontving hij zulke gelegenheden de prefekt der zieken, die tevens de prefekt der studenten was, van P. Bernards wijsheid en ondervinding de treffendste en vruchtbaarste raadgevingen. Kwam de zieke later op zijne kleine wandelingen over den kloostergang of door den tuin eenige studenten tegen, dan was zijn grootste genoegen hun een schertsend woord toe te spreken, wat tevens een woord van stichting was; en vroeg men hem naar zijn toestand, dan was zijn gewoon antwoord: »o! ik maak het zeer goed, zeer «goed; maar ik ga toch spoedig naar het graf.quot; 't Was dan ook alleen uit gehoorzaamheid aan zijn Overste, dat hij later, toen men meende, dat hij geheel herstellen en weldra missiën zou kunnen geven, eenige plannen voor zijne pree-ken ging maken. Maar ook toen bleef de overtuiging van zijn naderend einde in hem leven. Er was nog niet de minste schijn van doodsgevaar, toen hij den 25en Augustus den nieuwbenoemden Rector van Wittem, welke uit Amerika aankwam, aanstonds begroette met de merkwaardige en vol nadruk uitgesproken woorden: » wel zoo, »Pater, gij komt hier om mij te begraven,quot; en met even onverstoorbare kalmte zeide hij een weinig vroeger tot een zijner vrienden, niet wien hij in den tuin nabij den grafkelder zat; »zie eens goed in dat nieuwe gedeelte »des kelders, die eerste opening links; daar zal men mij «spoedig nederleggen.quot; Wat de oorzaak was van P. Bernards onwankelbare overtuiging omtrent zijn naderenden dood, zullen wij hierna mededeelen.

Gedurende zijne gansche ziekte verloochende P. Bernard zich geen oogenblik; wel had hij dikwijls zware pijnen te lijden; wel was het hem, die zijne hoogste vreugde altoos in den arbeid voor het heil der zielen

-ocr page 395-

381

gevonden had, een zwaar offer, tot eene zoo langdurige werkeloosheid veroordeeld te zijn; nooit echter toonde hij zich droefgeestig of moedeloos, geen enkel ontevreden woord kwam over zijne lippen; ja, hij was te opgeruimder, naarmate zij die hem omringden droeviger gestemd waren, en hij rustte en leed, gelijk hij vroeger gewerkt had, geheel overgegeven aan den heiligen en aanbidde-lijken Wil van God, die, zooals in gansch zijn leven maar vooral in de laatste dagen zijns levens gebleken is, de onveranderlijke richtsnoer van al zijne woorden en daden was. Toen hij in een brief aan den Provinciaal gemeld had, dat zijn been veel verbeterd was, maar zijne krachten toch merkbaar afnamen, schreef hij aan het einde: »doch al is alles nog niet in orde, er is toch beterschap en »de tevredenheid verlaat mij niet. Wat is God toch goed «voor mij!quot; — »Ik ben verheugd,quot; zoo schreef hij aan een zijner bloedverwanten: »dat er bij u veel voor »mij gebeden wordt; ik heb dan ook wel het gebed noo-»dig om tot mijn vorigen staat terug te keeren. Och ja, »nu is het al de zesde week, dat ik in mijn leuningstoel «lig en mijn been in een zwaar verband gevangen zit. »De dokter heeft dezer dagen het verband geopend, alles »naar wensch bevonden en mij stellig verzekerd, dat alles »zal terecht komen. Maar eene dergelijke genezing vraagt «tijd en geduld. Nu, dat laatste geeft Onze Lieve Heer »mij in hooge mate, en daarvoor ben ik Hem dankbaar. «Twee schoone nieuwe krukken heeft de broeder voor »mij gereed gemaakt; sinds twee a drie dagen begin ik «daarmede dagelijks eenige toertjes door de ziekenkamer »te maken ... en zoo zullen wij maar afwachten, wan-»neer het Gode behag'en zal mij het gebruik van dat «been terug te geven.quot; — Weinige dagen later schreef hij met eene scherts, die wel de kalmte zijner ziel verried, aan een zijner jeugdige familie-leden: «ik zie waarlijk

-ocr page 396-

382

»geene kans om u een lanfjen brief te schrijven, want gij »moet weten, dat ik eenige dagen op krukken loop, twee »nieuwe kolossale krukken. Mij dunkt, op geene wereld-»tentoonstelling heeft men ooit zulk een paar krukken »laten zien. Nu dan, met behulp mijner krukken kan »ik dagelijks vijf a zesmaal de bovenste gangen van het »klooster doorloopen, .... maar die ongewone behande-»ling van krukken maakt mij de handen zoo slap en »zwak, dat de pen slechts langzaam op het papier voor-»uitiraat. ... De felle hitte en, tenffevok-e daarvan, de

O 7 O O /

»slapelooze nachten hebben mij nog al gehinderd en het »lichaam verzwakt. Maar overigens ben ik gezond, vroolijk » en geheel aan den Wil van Onzen Lieven Heer onderworpen. » Dan, onder Gods zegen hoop ik binnen eenig-e weken orden-»telijk en zonder behulp van krukken te kunnen wandelen.quot;

Zóó geschiedde het inderdaad, en toen wij zeiven den 2Scn Augustus P. Bernard bezochten, liep hij nog wel met een stokje, maar had hij voor het overige, tot onze en aller groote vreugde, het gebruik van zijn been geheel en iil terug* erlangd; den vorigen dag had hij zelfs op die wijze drie kwartier uurs ver kunnen wandelen, en zijn gelaat droeg ook bijna geene teekenen van ziekte meer; alleen was hij een weinig kortademing. Reeds had men dan ook eene lijst van werkzaamheden voor hem opgemaakt; den 28en Augustus zou hij zijn apostolisch en arbeid wederom opnemen, en beginnen met eene retraite te geven aan de zusters Redemptoristinen te Wittem; daarna zou hij bij gelegenheid van het Jubilé groote missiën geven te 's Bosch, Zutfen, Arnhem, Utrecht, Haarlem enz.

Maar Gods Voorzienigheid had geheel anders beschikt.

In de vreugde over P. Bernards herstel en bij het genoegen van zijn opgeruimd onderhoud hadden wij op den bovengenoemden dag van ons bezoek ter nauwernood , opgemerkt, hoe hij onze blijde verwachtingen telkens

-ocr page 397-

383

trachtte te matigen door ons, in weerwil van alle gunstige teekenen, de mogelijkheid van een naderenden dood in het geheugen te roepen; althans wij hadden aan zijne woorden lang niet de waarde gehecht, die hij zelf er aan wilde gegeven hebben. Van zijn val te Montzen zeide hij ons: »God moet er toch wel iets bijzonders »mede hebben voorgehad, toen hij toeliet, dat ik op den »laatsten dag der Meimaand, onder het bidden van den »rozenkrans, vlak voor het altaar der H. Maagd, door »zulk een nietige oorzaak een ongeluk kreeg.quot; Sprak hij van bovengenoemde ophanden zijnde missiën zeggende: »Ik zal dien grooten veldslag nog eens flink medemaken,quot; dan voegde hij er telkens bij, doelende op zijne kortademigheid: «als ik nog maar adem heb,quot; of «als ik maar «niet dood ben;quot; wanneer wij met deze en dergelijke uitdrukkingen schertsten, dan was zijn antwoord: «dat »kon toch wel eens gebeuren; het is zoo onmogelijk niet, »dat ik verval van krachten krijg en naar den Hemel «ga,quot; en met telkens inniger overtuiging aldus sprekend, trachtte hij ons te doen gelooven wat hij zeide.

P. Bernards woorden werden helaas! spoedig- bewaarheid. Reeds in het begin der maand Augustus was hij begonnen een weinig kortademig te worden, maar wijl de kwaal niet noemenswaard toenam, beschouwde men die als een gevolg van zijne langdurige werkeloosheid, en meende men, dat zij zou voorbijgaan, als hij weder langzamerhand zijn arbeid ging voortzetten. Op Donderdag den 24en Augustus namen wij des morgens vroeg afscheid van hem; hij stelde ons ter herinnering aan ons bezoek eene Navolginj van Christus ter hand, waarin hij — voor de laatste maal zijns -levens — zijn naam schreef, en oing- aanstonds na ons vertrek de H. Mis lezen in de

O O

kapel der Moeder van Smarten, voor de Piëta, die hij, gelijk wij vroeger zagen, als een gedeukteeken zijner

-ocr page 398-

384

liefde voor de Koningin der martelaren had opgericht. Het was de eerste maal na zijn val te Montzen, dat hij weder in de kerk de H. Offerande opdroeg — 't was het laatste H. Misoffer van zijn leven. Half had hij hetzelve voleind, toen hij op eens door een hevige benauwdheid werd overvallen; hij ging echter nog voort en bracht, schoon met veel moeite, de H. Mis ten einde. Door eenigen ondersteund kwam hij eindelijk in de sacristie; men helpt hem de Mis-kleederen uittrekken, brengt hem naar de ziekenkamer, en daar binnentredende zegt hij vol nadruk: «zie, zelf ben ik hier nog ingegaan, maar gij «zult mij er spoedig uitdragenquot;

Algemeene ontsteltenis heerschte in het klooster, en eensklaps had de blijde hoop op P. Bernards spoedig weder aangevangen arbeid plaats gemaakt voor de droevige vrees, dat zijne prediking voor goed was geëindigd. De geneesheer, aanstonds ontboden, bevond dat de rechterlong geene werking meer deed, wijl daarin het water zich vertoonde; wel was alle hoop op behoud nog niet verloren, daar de zieke nog volkomen het gebruik had van zijne linkerlong, maar te vreezen was het dat het water zich zou uitbreiden en het hart raken. Langzamerhand dan ook werd de ademhaling moeielijker, en zóózeer namen binnen drie dagen de krachten van den zieke af, dat hij zelf thans zijn einde als zeer nabij beschouwde. » Zij schertsen met mij,quot; zeide hij des Zaterdags tot den Hoogw. Pater Coffin, Provinciaal van Engeland, die, te Aken vertoevende, hem een bezoek bracht, «zij schertsen «met mij: zij spreken van mijne genezing; maar ik weet «er meer van: ik ga naar den Hemel.quot; Aanhoudend ook gaf hij zelf den wensch te kennen, dat men hem de HH. Sacramenten der stervenden tijdig zou toedienen. «Nu,quot; zeide hij; «ben ik nog goed bij kennis; welk een geluk »in dien toestand de HH. Sacramenten te mogen ont-

-ocr page 399-

385

»vangen! o, ik zou niet gaarne hebben, dat zij mij in »haast moesten toegediend worden.quot; Men besloot dan ook, daar alles een naderenden dood voorspelde, den vu-rigen wensch van den zieke niet onvervuld te laten.

Op uitdrukkelijk verlangen van P. Bernard geschiedde de bediening met de meest mogelijke plechtigheid. Het was Zondag 27 Augustus, de feestdag van het H. Hart van Maria; de lezer zal zich herinneren, met welk een goeden uitslag P. Bernard de Broederschap van het H. Hart van Maria o. a. te Wittem en op verschillende plaatsen in Amerika had opgericht. Hij had ook, toen men hem in den namiddag voorstelde tot de toediening der HH. Sacramenten over te gaan, met innige vreugde geantwoord; »ja, ja, gaarne; vandaag nog, bid »ik u, 't is de feestdag van het H. Hart van Maria ! «Welk een geluk!quot; Des avonds te 7 uren kwamen alle paters, studenten en broeders van het klooster, ten getale van ruim vijftig, met brandend waslicht in de hand, onder het bidden van den psalm Miserere, in processie naar de ziekenkamer. P. Bernard, slechts met moeite kunnende ademhalen, lag daar op zijne legerstede uitgestrekt, in zijn volle kloostergewaad, met zijn missie-kruis, zijn rozenkrans en het boek der orde-regels naast hem: zóó had hij zelf gewenscht bediend te mogen worden. Toen de kruis-drager, die de processie opende, de ziekenkamer binnentrad, hief P. Bernard, met de uitdrukking van hooge vreugde op zijn gelaat, de handen biddend naar den Hemel; maar als zijne oogen eindelijk den Hoogw. Provinciaal, P. Konings, met het Allerheiligste zien, kan hij zich niet meer inhouden; hij richt zich omhoog, heft zijne handen naar de H. Hostie en roept, in de vervoering zijner liefde en met dat levendig geloof, hetwelk hem gedurende heel zijn leven kenmerkte, zoo luide als hij het vermocht: » Mijn «Jesus, ik bemin u — ik bemin u ! — Is er misschien een

25

-ocr page 400-

386

»tijd geweest, dat ik u niet heb bemind — nn toch, nu ten »minste bemin ik u !quot; Daarop vroeg- hij aan den Provinciaal, die de HH. Sacramenten toediende, verlof om een enkel woord tot de omstanders te mogen spreken, en telkens onderbrekend tengevolge zijner belemmerde ademhaling zegt hij: »Ja, Broeders, ik sterf, maar ik sterf niet on-» voorzien. ... Ik voelde het sinds mijne laatste retraite.... »De Pater Provinciaal weet het.... Ik sterf en heb den »tijd gehad om mij voor te bereiden. . . . maar als ik nog niet »genoeg ben voorbereid, dan helpt mij met uwe gebe-»den. ... O, ik sterf, maar ik sterf tevreden.... O! zoo »tevreden, dat ik sterf in de Congregatie. . . . zoo tevre-» den. . . . zoo blij! . . . . Ziedaar mijne regels!quot; — ging hij voort, het boek der orde-regels in zijne handen nemende en herhaaldelijk kussende — »ziedaar mijne regels, »mijne dierbare regels!quot; — Evenzoo deed hij met den rozenkrans onder den uitroep: »dat, dat is mijn dierbare «rozenkrans!quot; Eindelijk neemt hij zijn missie-kruis in zijne handen, kust het met geestdrift en het omhoog heffende spreekt hij: »Broeders, dat is het kruis, waarmede ik » dertig jaar voor God heb gewerkt. . . . daar heb ik zoo »menigmaal Gods barmhartigheid mede verkondigd. . . . »O, ik bemin het zoo! . . . . Ik bemin het zoo! . . . Ik »bedank mijne Oversten, en vraag hun vergiffenis voor » alle droefheid, die ik hun mocht veroorzaakt hebben.... »mocht er iemand onder de studenten zijn, wien ik een »hard woord zou hebben toegevoegd, hij sta op en kome «bij mij.quot;.... en na een oogenblik toevens ging hij voort: »maar neen! neen! ik heb hen allen altijd lief i) gehad. . . . Dierbare Broeders, binnen weinige dagen, »misschien nog wel dezen nacht, ben ik dood .... maar »ik sterf tevreden, want van mijne zaligheid ben ik ze-»ker .... O! vergeet mij niet.... helpt mij met uwe «gebeden en heiligt u zei ven gedurende uw leven . . ..

-ocr page 401-

387

»Ik zal de Moeder Gods bidden, dat zij u heilig make . . . . » Door haar H. Hart hoop ik den Hemel binnen te gaan.quot;.... Zóó had P. Bernard bijna een kwartier unrs met eene ongeloofelijke krachtsinspanning de omstanders toegesproken, toen de Pater Provinciaal hem onderbrak met hem dank te zeggen voor al het goede, wat hij aan de Congregatie geschonken had door zijne gaven, zijne talenten, zijne tijdelijke bezittingen,— » neen! spreek daar niet vanquot; riep de zieke eensklaps uit: «niets, niets, daarvan;quot; — «en voor uwe liefde voor de Congregatiequot; hernam de P. Provinciaal aanstonds; — »ja,quot; riep de zieke, zich opheffende: «ja, bemind, bemind heb ik haar, en ik »bemin haar nóg. . . Wij wagen het niet te beschrijven, welke gevoelens het hart van de omstanders vervulden: de tranen, die aan aller oogen ontvielen, legden getuigenis af van hetgeen er omging in hunne ziel. Toen het oogenblik der H. Communie gekomen was, hernam de gelukkige zieke weder: «ach! toen de H. «Philippus Nerius de laatste HH. Sacramenten ontving, »zeide hij: t/eef mij mijn Jesus! Geef mij mijn Jesus!... »Ja, ik zal Hem zien .... spoedig zien! . . . Ik hoop »het.... ik zal hem zien van aanschijn tot aanschijn .... »facie ad faciem!.... O mijn Jesus, Opperhoofd der missio-«narissen!... Dornine non sum diffuus f. . . Daarop begon hij met de grootste innigheid van ziel het Confiteor te bidden, maar de Pater Provinciaal, de uitputting des zieken vreezende, vroeg hem, dat hij zwijgen zou, en oogenblikkelijk hield hij stil. Na de H. Communie bleef hij eenige minuten in overweging verzonken, en weder tot zich zeiven gekomen sprak hij: »o! Broeders, welk »eene genade, welk eene genade te sterven in de Con-«gregatie!quot; en als eindelijk, na afloop der plechtigheden, de zegen met het H. Sacrament gegeven werd, bad hij zoo luide hij kon en met de meeste innigheid:

-ocr page 402-

388

»o mijn Jesus, mijn Jesus, zegen mij, .... en zegen «de gansche Congregatie.quot; Toen verlieten allen de ziekenkamer, in hun hart de onuitwischhare herinnering mededragende van het heerlijk tooneel, dat hun oog had aanschouwd, en nooit dieper door P. Bernards machtig woord getroffen dan nu zij de laatste preek zijns levens hadden bijgewoond, — die welke hij uitsprak van zijn sterfbed af, in het aangezicht van den dood.

Wij moeten hier een oogenblik onderbreken om eenigs-zins te verklaren, hoe zich in P. Bernards geest reeds voorlang de overtuiging gevestigd had van zijn naderend stervensuur. Na zijn dood zijn de bijzonderheden daaromtrent bekend geworden.

Hierboven zagen wij, dat P. Bernard op het einde der maand Maart 18G5 te St. Truijen zijne jaarlijksche retraite van tien dagen gemaakt heeft, waarover hij bij zijne bediening sprak. Kort te voren had hij eene retraite aan religieusen gegeven, en iedereen was de klem en nadruk opgevallen, waarmede hij de meditatie hield over het woord Conmmmatum est (Het is volbracht), alsof hij meende zelf zijne loopbaan te hebben voleindigd. Na zijne retraite te St. Truijen begaf hij zich naar Antwerpen om een zijner meest beminde orde-broeders over verschillende zaken te raadplegen; en nog in het volle genot zijner gezondheid kwam hij dezen zeggen, dat hij weldra sterven zou, en nu voornemens was om aan den Hoogwaardigen Generaal te Rome het nederig verzoek te zenden van in de Eeuwige Stad, waar God hem onder zoovele zegeningen tot den klooster-staat geroepen had, nu zich in stille eenzaamheid te mogen voorbereiden tot den dood; daarover kwam hij thans het gevoelen van zijn vriend vragen, en deze stemde er mede in. Het verzoekschrift vertrok naar Rome, en P. Bernard predikte intusschen van 13—23 Mei de missie te St. Truijen. De Rector van Wittem,

-ocr page 403-

389

P. Konings — welk eene maand later tot Provinciaal van de Congregatie in Nederland benoemd werd — kwam gedurende deze missie toevallig-erwijze te St. Truijen aan. Daar ging op zeker oogenblik P. Bernard, de oogen vol tranen, tot hem en in diens cel binnentredende riep hij uit: »Pater, ach Pater, wat ben ik gelukkig!quot; Toen de ontstelde Rector naar de reden vroeg, openbaarde P. Bernard hem, dat hij nooit eene retraite zoo vol zegeningen als deze had gehouden; hij had ook eene generale biecht van geheel zijn leven afgelegd, »en,quot; voegde hij er bij, »'t is eene voorbereiding tot mijn dood geweesten als de Rector, niet weinig verwonderd over die geheimzinnige woorden en de tranen zijns medebroeders, hem vervolgens eenige verklaring vroeg van hetgeen hij zeide, verhaalde P. Bernard in bijzonderheden, wat hij te Antwerpen verricht had, welk verzoekschrift hij naar Rome had opgezonden en waarom, maar hij liet er met kinderlijke onderwerping aanstonds op volgen; »als echter de Hoog-»waardige Generaal liever wil, dat ik hier blijve, dan is »het mij even goed.quot; Na afloop der missie te St. Truijen kwam P. Bernards mede-arbeider, die met hem aldaar gepredikt had, in het klooster te Antwerpen, en ontmoette hier diens bovengenoemden raadsman. Deze vroeg hem, hoe P. Bernard te St. Truijen gewerkt had: »0!quot; was het antwoord, »als naar gewoonte, met de meeste »vrucht; maar toch scheen het mij toe, dat eene meer «of min ernstige gedachte zijn geest vervulde.quot; Het bericht uit Rome op P. Bernards verzoek was nog niet aangekomen, toen het ongeval te Montzen plaats greep, en ter nauwernood was P. Bernard aldaar in de pastorie binnengedragen, of hij zeide — wat op dat oogenblik nog voor iedereen duister was — de merkwaardige woorden: «ziedaar dan het antwoord uit Rome;quot; hij beschouwde dit ongeval als de stem van God, welke op

-ocr page 404-

390

deze wijze te kennen gaf, dat hij hier zijn arbeid voleinden en sterven zou. Wat er in de retraite te St. Truijen tusschen God en P. Bernard is omgegaan, wie zal het zeggen? maar zooveel is zeker, gelijk uit al de woorden en handelingen van P. Bernard gedurende zijne gansche ziekte en zelfs reeds geruimen tijd vóór zijn val blijkt, dat hij voor zich, niettegenstaande de gunstigste voorteekenen van een volmaakt herstel, de vaste overtuiging had en behield van spoedig te zullen sterven, en dat God hem, op welke wijze dan ook, deed kennen, dat hij weldra het loon van zijn arbeid zou gaan ontvangen.

Met ongeloofelijke snelheid werd het bericht, dat P. Bernard in doodsgevaar verkeerde, door het gansche land verspreid, en het bracht te meer onsteltenis voort, wijl men reeds had hooren spreken van de groote missiën, die hij op verschillende plaatsen zou komen geven. De Hemel alleen weet, hoevele dankbaren thans hunne gebeden voor zijn herstel verdubbelden. Niet het minst ontsteld waren wij zeiven, die vijf dag-en vroeger van Wittem vertrokken in de grootste vreugde over P. Bernards herstel, des Dinsdags aldaar wederkeerden en hem den dood nabij terugvonden. Verwonderlijk snel waren de krachten des zieken afgenomen, en de benauwdheden werden zoo hevig en aanhoudend, dat deuren en vensters moesten openstaan om hem lucht te geven, en hij geene de minste dekking op de borst kon verdragen. Toch had hij nu en telkenmale, dat wij hem bezochten, voor ons, gelijk voor een ieder, die bij hem kwam, een bemoedigend en troostend, dikwijls zelfs een opgeruimd en schertsend woord over.

Des W oensdags in den voormiddag verlangde de zieke plechtig zijne kloostergeloften te vernieuwen; men voldeed aanstonds aan zijn wensch. Met eenige paters en den oudsten broeder des zieken woonden wij deze indrukwekkende plechtigheid bij. Het Evangelie-boek werd open-

-ocr page 405-

391

geslagen, het waslicht ontstoken. De Provinciaal, met roket en stool omhangen, begint »Ego (ik) Bernardus »Joseph Hafkenscheid,'' — de zieke zegt die woorden na met zwakke en gebroken stem — «nog eens Pater!quot; voegt hij er bij, »zulke dingen moeten met kracht gedaan »worden.quot; De Provinciaal spreekt nogmaals dezelfde woorden, en de zieke herhaalt ze, zooveel mogelijk zijne stem verheffende. Nauwelijks was de Provinciaal voortgegaan : »Congreyationis Sanciissimi Redemptorisquot; (van de Congregatie der Allerheiligsten Verlossers), of P.Bernard voelt bij dat woord zijn hart ontgloeien, en op de borst slaande roept hij eensklaps met de meeste krachtsinspanning uit: » Ja, dat ben ik ... . Redemptorist.... »ben ik ... . in mijn hart en mijne ziel.... als Re-»demptorist.... heb ik geleefd en als Redemptorist.... «wil ik ... . sterven!quot; — En hij herhaalt de hem voorgezegde woorden. Eene heilige geestvervoering stond op zijn gelaat; niemand der omstanders kon op dat oogen-blik zijn gevoel onderdrukken; de Provinciaal zelf kon ter nauwernood voortgaan. Bij de woorden: » in praesen-tia.... heatissimae Virginis Mariaéquot; (in tegenwoordigheid der Allerheiligste Maagd Maria) wees de zieke glimlachend op het eenvoudig plaatje van O. L. V. van Goeden Raad, hetwelk vóór hem stond; en toen hij de woorden der geloften uitsprak; «renovo vota paupertatis, cas-»iitatis et obedieniiaequot; (ik hernieuw de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid) sloeg hij telkens vol beteekenis met de hand op het openliggende Evangelie uit de Mis van den H. Alphonsus. (1) »Zie zoo,quot; zeide

(1) Het gelieelo formulier van de hernieuwing der geloften — hetwelk wij ook in P. Bernards Manuale vonden overgeschreven — luidt, vertaald, aldus: »Ik, N. N., van de Congregatie des Aller-sheiligsten Verlossers, hernieuw, in de tegenwoordigheid der «Goddelijke Majesteit, van de Allerheiligste Maagd Maria, van

-ocr page 406-

392

hij na afloop der plechtigheid, «nu de geloofs-helijde-»ms;quot; — maar men oordeelde het raadzamer, om de uitputting des zieken, daarmede te wachten. «Welnu dan,quot; sprak P. Bernard in volle gerustheid des harten, »dan «blijft er niets meer over dan Proficiscere, anima Chris-»tiana!quot; (vertrek Christen-ziel!) woorden waarmede de kerkelijke gebeden bij de stervenden beginnen. — »0, «Pater Bernard,quot; zeide men, «zóóver is het nog niet.quot; — «Ach!quot; antwoordde hij lachend, «het zal toch van daag «wel afloopen, hoop ik.quot;

Op den namiddag van denzelfden dag gaf men P. Bernard het verlangen der studenten te kennen, die nog éénmaal zijn zegen wenschten te ontvangen vóór hij hen tot in de eeuwigheid verliet. « 0, laat hen komen, laat hen ko -«men,quot; antwoordde de zieke. Weldra waren zij allen op de ziekenkamer en den aangrenzenden corridor bijeen. «Wat eene schoone kudde!quot; zeide P. Bernard zacht en met een vriendelijken lach. Daarna hief hij zooveel mogelijk zijne hand op, zegende hen, en hen met beide handen groetende sloeg hij zijne blikken ten Hemel onder de woorden: «vaartwel mijne, broeders, vaartwel! . . .. «Tot in den Hemel.... Bidt voor mij .... Ik zal daar «veel bidden voor u.quot;

Al gevoelde P. Bernard hoe langer hoe meer zijn einde naderen, hij bleef even gerust en onderworpen. «Ja, daar «zit ik nu,quot; sprak hij op zekeren dag schertsend tot ons,

«den H. Joseph, van den H. Alphonsus en alle Heiligen des He-»mels, de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, tege-«lijk met de belofte en den eed van volharding, welke ik op den »dag mijner professie heb afgelegd, en ik bevestig en bekrachtig sdie heden op nienw volgens den aard en de wijze als in de door tgt; Benedictus XIV goedgekeurde regels en constitutiën en in de »privilegiën staat uitgedrukt, met de meening om mij door die » hernieuwing geheel en al aan Jesus Christus en de Congregatie toe »te wijden. Zoo waar helpe mij God en zjjne HH. Evangeliën.quot;

-ocr page 407-

393

»daar zit ik nu .... wat zegt gij van P. Bernard! .. . . »ik kan maar geen adem krijgen.quot; — Een ander maal zeide hij, zijne hand in die zijns oudsten broeders leggende, welke met tranen in de oogen naast hem zat: »ach! ik heb medelijden met u, dat gij mij zóó moet «zien zittenquot;. — Somtijds was zijn woord eene uitdrukking van de zalige vreugde, die zijn hart vervulde: »ach. Pater, de goede God schenkt mij eene zoo groote »barmhartigheid!. . . . Er is niets wat mij hindert.... »geene enkele bekoring .... niet de minste kwelling van »den geest.quot; En toen men hem daarop antwoordde: «maar gij hebt immers zoo dikwijls tot de Moeder Gods «gebeden: voor ons in het uur van onzen dood; zou » Zij dat vergeten zijn?quot; hernam hij eensklaps opgeruimd: «neen, neen, dat kan Zij niet vergeten zijn.quot;

In den nacht van Woensdag op Donderdag leed P. Bernard zwaar onder de hevige benauwdheden, die hem alle rust ontnamen; nu wendde hij zich hier-dan daarheen, en als hij zich te bed begeven had, moest hij het, wijl de benauwdheid dan in hevigheid toenam, spoedig weer verlaten. Een der paters gaf hem het kruis te kussen, zeggende: «de Heiligen, Pater Bernard, hebben zooveel ge-«ledenquot; — «wat zijn zij groot geweest!quot; hernam de zieke, het kruis aan zijne lippen drukkende. Zóó zelfs leed hij, dat hij te midden zijner pijnen eensklaps uitriep: «Jesus, lieve Jesus, help mij toch!quot; maar hij voegde er onmiddellijk bij : » als het uw wil is, mijn God, anders niet.quot;

Den volgenden morgen was de benauwdheid geweken, en de zieke ontving, gelijk hij dagelijks deed, de H. Communie, en hoorde de H. Mis, die in de kapel naast de ziekenkamer voor hem werd opgedragen. Twee zijner bloedverwanten communiceerden met hem; toen de tweede H. Mis geeindigd was, drukte hij hen vriendelijk de hand, en sprak hij hun met de meeste op-

-ocr page 408-

394

geruimdheid toe: »maar wat hebt gij goed voor mij ge-»beden! —quot; en als zijn oudste broeder antwoordde: » wij » moesten toch nog eens aan denzelfden maaltijd deelnemen,quot; schoten P. Bernard de tranen in de oogen en hernam hij met de innigste dankbaarheid: » zeker, zeker en daar hebt »gij wèl aan gedaan.quot; — »'t Is toch aardigquot; zeide hij » een weinig later, » hoe de wereld ons ontvallen kan .... »Ik denk om niets meer. ... Ik gevoel geen spijt, dat »ik nu geene missiën meer kan geven; niets... niets... »alles ontgaat mij zoo ongemerkt.quot; — Op denzelfden dag stelde de Provinciaal hem voor, eene gelofte aan de H. Maagd te doen voor het behoud van zijn leven, dat toch aan vele personen zoo dierbaar, voor vele zaken zoo nuttig was; — «och!quot; antwoordde de zieke, «dat »moesten wij, dunkt mij, niet doen; ik ben nu zoo goed «voorbereid; ik gevoel mij zoo gelukkig en zoo blijde, »dat ik ga sterven. Maar als gij het verlangt, dan vind aik het goed.quot; — Men begrijpt licht, dat er niet verder op werd aangedrongen. — Des avonds kwam P. Bernards jongste broeder, die een dag bij den dierbaren lijder had doorgebracht, afscheid nemen. Met gebroken stem sprak de zieke hem eenige woorden van vertroosting en raadgeving toe en besloot: «welnu, wij zullen «elkander hier niet meer wederzien. Bidt veel voor mij; »ik zal in den Hemel veel bidden voor u. Breng aan uw «huisgezin de hartelijkste groeten van Pater Bernard «over, en wanneer gij later weder te Wittem komt, ver-»geet dan niet een bezoek te brengen aan mijn graf.quot;

Elk oogenblik, wat wij en anderen met ons, aan de zijde van den lijdenden missionaris doorbrachten, was een oogenblik van diepe stichting en blijden troost bij de droefheid, die ons aller hart overstelpte. Wij zagen in vervulling gaan hetgeen de H. Kerkvader Gregorius schrijft, waar hij de verklaring geeft van de woorden

-ocr page 409-

395

des Zaligmakers: »weest gelijk aan menschen, die hun «heer afwachten, als hij van de bruiloft terugkeert, om «hem, -wanneer hij komt en klopt, spoedig te kunnen «open doen.quot; — »De Heer komtquot;, zegt de Heilige, »als » hij ten oordeel uitgaat; hij klopt^ wanneer hij door de »kwellingen der ziekte te kennen geeft, dat de dood nabij «is. Wij doen hem haastig open, als wij hem ontvangen »met liefde. Wie nu vreest het lichaam te verlaten, en »in de gedachte aan zijne overtredingen beangst is den » rechter te zien, hij wil den kloppenden rechter niet open «doen. Maar wie vast staat in zijne hoop en gerust is «omtrent zijne werken, hij doet haastig den kloppende »open, omdat hij blijde zijn rechter te gemoet ziet, en «als het oogenblik van sterven nabij is, verheugt hij «zich over de glorie der vergelding.quot; Ja, die onverstoorbare kalmte des gemoeds, welke wij immer bij den zieke bewonderden, die edelmoedige onderwerping aan 's Heeren aanbiddelijken Wil, die onthechting aan de aarde, die opgeruimdheid in het aanschijn van den dood, die blikken herhaaldelijk vol geestdrift en liefde naar den Hemel gericht, het getuigde wat er omging in zijn hart, en liet in onze zielen een onuitwischbaar diepen indruk achter. Telkens kon men P. Bernard biddende vinden; zijne twee geliefkoosde schietgebeden waren: Jesu, ne sis mild Judex sed Salvator (1) en Maria, Mater gratiae, dulcis parens clementiae, tu nas ab hoste protege et mortis hora sus-cipe (2); zooveel mogelijk deed hij nog alles mede, wat de dagorde voorschreef; op het gewone uur moest hem de meditatie en het bezoek bij het Allerheiligste Sacrament worden voorgelezen, hij moest gewaarschuwd wor-

(1) O Jesus, wees mij niet een Rechter maar een Zaligmaker.

(2) Maria, Moeder van genade, zoete Moeder van barmhartigheid, bescherm ona tegen den vijand, en neem ons op in het uur des doods.

-ocr page 410-

396

den, wanneer de Angelus luidde, nu en dan hield hij, op zijn stoel zittende, in den geest den kruisweg, telkens tad hij een gedeelte van zijn rozenkrans, dien hij om den hals had geslagen, en herhaaldelijk nam hij zijn missie-kruis^ dat hij altoos bij zich wilde hebben, in zijne handen, om het te kussen en aan zijn hart te l1 quot;ukken, en dan met biddend en minnend oog zijn gekruisten Verlosser aan te zien.

De krachten des zieken namen met eiken dag zichtbaar af, en na een smartelijken nacht, welken hij van Donderdag op Vrijdag doorbracht, begonnen ook zijne geestvermogens onder de vermindering van zijne lichaamskrachten te lijden. In zijne hevige benauwdheden, welke hem gedurende dien nacht kwelden, was zijn eenige troost zijn missie-kruis, hetwelk hij dan herhaaldelijk met de meeste innigheid en liefde omhelsde. — «Hoe laat is »het ?quot; vroeg hij aan den pater, die bij hem waakte. — »Half twee. Pater Bernard,quot; was het antwoord. — »Ge-wlukkig. Zaterdag, niet waar?quot; hernam de zieke. Toen men antwoordde, dat het nog slechts Vrijdag was, zeide hij: »O, dan nog een dag en nog een nacht,quot; — en op dien Zaterdag stierf hij.

In de oogenblikken van verwarring zijns geestes sprak hij des Vrijdags altijd van eene groote reis, die hij op het punt was te ondernemen; dat maakte hem zeer onrustig, en men zon op een middel om hem tot kalmte te brengen. Eén middel slechts kon die afmattende gedachten verdrijven: de gehoorzaamheid. »Goede Pater «Bernard,quot; zoo sprak de Provinciaal hem toe, »gij hebt « in uw leven altoos zoo stipt gehoorzaamd, doe het nu »ook nog eens, en spreek nu niet meer over die reis.quot; — En hij sprak er geen woord meer over.

Van den namiddag diens Vrijdags af heeft P. Bernard weinig meer gezegd. Aan zijne half verstaanbare verzuchtingen, aan het kloppen op zijne borst, kon men

-ocr page 411-

397

onderscheiden, dat hij immer biddende en nog bij volle kennis was. Soms hoorden wij hem zeggen: «maar het »vagevuur, het vagevuur;quot; doch wanneer men hem dan herinnerde aan de vele HH. Missen, die voor hem zouden gelezen worden, aan de aflaten, die op hem toegepast, en de tallooze gebeden en HH. Communiën, die voor hem zouden worden opgedragen, aan de goede werken tot verheerlijking van den Allerheiligsten Verlosser door hem verricht, aan zijn zwaar en geduldig verduurd lijden, en vooral als men hem het woord des H. Alphonsus in het geheugen riep, dat het offer van het leven (en hoe gewillig droeg P. Bernard het op!) het volmaaktste offer van liefde is, dan gevoelde hij zich gerustgesteld in het volste vertrouwen, dat de God, Wiens barmhartigheid hij zoo menigmaal èn bewonderd èn verheerlijkt had, hem de kleine fouten, door menschelijke zwakheid bedreven, met liefde zou kwijtschelden.

Des namiddags overviel P. Bernard eene zekere bewusteloosheid ; men meende dat de doodstrijd aanving en begon de gebeden der stervenden te bidden. De zieke kwam echter spoedig weder tot zich zeiven, vragende of dit reeds de gebeden der stervenden waren. In den avond echter scheen werkelijk zijn einde nabij. Op het gelui der kloosterklok begaven de kloosterlingen zich naar de kapel, om met hunne gebeden de ziel huns geliefden medebroeders naar de eeuwigheid te begeleiden. Bij den zieke werd het waslicht ontstoken en begon men wederom de bovengenoemde gebeden te bidden. Volkomen van zijn toestand bewust bad P. Bernard alles van het begin tot het einde mede, of luisterde aandachtig naar de treffende Evangeliën, die volgens het Bituale alsdan gelezen worden; hij antwoordde, zooveel mogelijk verstaanbaar, met ons, en zelfs, wanneer wij een enkel oogenblik ophielden, vroeg hij, dat wij zouden voortgaan, of gaf hij het woord

-ocr page 412-

398

aan, waar wij moesten vervolgen. Toen al de gebeden van het Rituale geëindigd waren, zeide hij; »wat zijn » dat toch heerlijk schoone gebeden ! . . . ik dank u harte-»lijk. . . . Gaat nu gerust slapen. . . . maar morgen moet » gij terugkomen.quot;

Thans naderde de dood met rassche schreden; de droevige stilte van den nacht, dien de zieke vrij rustig doorbracht, onderbrak hij nu en dan door nauwelijks verstaanbare verzuchtingen; het spreken was hem onmogelijk geworden, zijne tong* was door hevigen brand en spruw als verstijfd, en met eene penneveer moest hij gelaafd worden. Hij behield echter zijn volle bewustzijn, en toen zijn biechtvader, die hem den ganschen nacht niet verlaten had, hem in den vroegen ochtend vroeg, of hij de H. Absolutie wenschte te ontvangen, knikte hij toestemmend, klopte op zijne borst, en maakte onder de woorden der Absolutie, voor zooveel zijne zwakke hand het nog vermocht, het teeken des kruises.

Omstreeks te 8 uren des morgens, nadat P. Bernard twee HH. Missen had bijgewoond, die in de kapel, aan de ziekenkamer grenzende, gelezen werden, begon de laatste doodstrijd. P. Bernards biechtvader vroeg hem wederom, of hij nogmaals de H. Absolutie verlangde; nog beteekende de stervende zijne toestemming, en hij zeide de hem voorgezegde poenitentie na; »Je... sus!... ))Ma...ria!quot; — het waren P. Bernards laatste woorden. Terwijl hij de Absolutie ontvangt, komen op het gelui der klok eenige paters naar de ziekenkamer, en de overige kloosterlingen begeven zich naar de kerk. Wij hielden het brandend waslicht in de verslapte hand des stervenden vast, en baden met al de omstanders mede: »Proficiscere, »anima chrisiiana /quot; P. Bernards ademhaling werd langzamer en meer en meer onderbroken; het doodzweet bedekte zijn gelaat. Eensklaps ontstijgt eene diepe zucht

-ocr page 413-

399

aan zijne borst: zijn leven schijnt geëindigd, reeds bidden wij » Requiem aeternani'\ nog ééns ademt hij — nog één snik — en P. Bernard is niet meer. Terwijl wij de gebeden der overledenen voortzetten, voerde, naar wij hopen, zijn trouwe Engelbewaarder zijne kostbare ziel den Hemel binnen, en schonk de Allerheiligste Verlosser, Wiens glorie P. Bernard bij leven en sterven met al de hem gegeven krachten verheerlijkt had, hem eene eereplaats onder de rij der zaligen, die het geluk des Hemels, na God, aan dezen apostel des geloofs te danken hebben.

»Wie onzer,quot; zoo sprak eens de H. Alphonsus in den kring zijner zonen, » wie onzer zal het geluk hebben van »op een Zaterdag te sterven!quot; — P. Bernard stierf op Zaterdag 2 September 18G5, bijna 58 jaar oud, omstreeks te 9 uren des morgens; het was de vigilie van het feest van de Moeder des Goeden Herders, aan wie P. Bernard, gelijk wij zagen, immer het welslagen zijner missiën had opgedragen. Hij was ruim drie-en-dertig jaar priester en twee-en-dertig jaar Redemptorist geweest.

Het bericht van zijn dood bracht groote droefheid te weeg niet slechts onder zijne orde-broeders, bloedverwanten en vele vrienden, maar ook onder de Katholieken in Nederland, en dagbladen van allerlei kleur deelden meer of min uitvoerig zijn overlijden mede. Wat al herinneringen zal zijn dood in vele zielen hebben opgewekt; wat vurige gebeden zullen uit zoovele dankbare harten ten Hemel zijn opgezonden!

Hen volgenden dag stond P. Bernards lijk, in het klooster-gewaad gehuld, voor hetzelfde altaar van de Moeder der Smarten, waaraan hij weinige dagen vroeger zijne laatste H. Mis had opgedragen. Van den ganschen omtrek kwamen de geloovigen samen om bij het overschot van den beminden pater hunne gebeden voor de rust zijner ziel ten Hemel op te zenden. En zie — ge-

-ocr page 414-

400

storven zijnde, sprak hij nog. (1) Onder die velen naderde ook een Duitscher tot de lijkbaar en bleef langen tijd met tranen in de oogen den doode aanschouwen. Hij stond eindelijk op en vroeg een pater te spreken; hij verhaalde dezen, dat hij vroeger door P. Bernard bekeerd, maar helaas! hervallen was; nu bij zijn lijk staande had hij als 't ware P. Bernard tot hem hooren zeggen : »arme «ziel, zijt gij weder hervallen,quot; en het had hem zóó getroffen, dat hij thans onmiddellijk verlangde te biechten. Hij ging met den pater den biechtstoel in — God weet het overige. Een dergelijk voorval had elders plaats, waar een door P. Bernard bekeerde, maar weer gevallen zondaar verhaalde zoodanig getroffen te zijn geworden door het bericht van P. Bernards dood, dat hij aanstonds besloot te gaan biechten en voortaan, het kostte wat het wilde, een beter leven te leiden.

Maar merkwaardig was vooral de volgende gebeurtenis. Er leefde in eene stad, alwaar P. Bernard wel eens eene missie had gepredikt, een bejaard huisvader, die, ofschoon in den beginne katholiek opgevoed, gedurende een zeer groot aantal jaren zijne godsdienst-plichten verwaarloosd en met eene protestantsche vrouw in het huwelijk was getreden. Eeeds was hij vader en grootvader geworden; zijn zoon, welke tot de Waalsche secte behoorde, had eene vrouw getrouwd, die wel katholiek was, maar hare plichten verzuimde, en de kinderen, uit dit huwelijk gesproten, ontvingen eene onder godsdienstig oogpunt geheel verwaarloosde opvoeding. Eene dame, in dezelfde stad woonachtig, kwam dikwerf den ouden heer en zijne echtge-noote bezoeken, en hoorde hen eens, bij een dergelijk bezoek, hoog opgeven van eene predikatie, welke hun dominé kort te voren had gehouden. — »Maar dan hadt

(1) Hebr. XI, 4.

-ocr page 415-

401

»g'ij indertijd de missie van P. Bernard hier eens moeten » bijwonenquot;, zoo viel de dame in de rede, en zij verhaalde tevens een paar voorvallen uit P. Bernards missionarisleven. Toen zij nu de ingespannen oplettendheid gadesloeg, waarmede de beide echtgenooten haar hadden aangehoord, deelde zij hun nog de volgende gebeurtenis mede: bij het einde van zekere missie, verhaalde zij, vroeg P. Bernard aan den pastoor der plaats, of al de parochianen aan de missie hadden deelgenomen, en hij kreeg ten antwoord, dat slechts één enkele was achtergebleven, maar die ééne was zoo verhard in zijne boosheid, dat hij gedreigd had den pater, die hem zou durven bezoeken, uit het huis te zullen slaan. — »l)an ga ik er zeker heenquot;, had P. Bernard gezegd, en hij deed het. Noch zijne vermaningen, noch zijne smeekingen konden evenwel iets uitwerken op dat versteend gemoed; daarop had P. Bernard zijn missie-kruis van de borst genomen, het den zondaar voor oogen gehouden en gezegd: «welnu, als gij dan zóó uw Jesus ver-»loochent, vertrapt Hem dan ook aan dit kruisquot;; toen was het hart van den verstokten zondaar gebroken, en alvorens de kruisplanting de missie sloot, was hij, voor de eerste maal na dertig jaren, tot de HH. Sacramenten genaderd. Terwijl de dame aldus verhaalde, had eene hevige ontroering het gemoed -au den ouden heer aangegrepen; hij was bleek geworaen en beefde over al zijne ledematen, en niettegenstaande hij herhaaldelijk water dronk en het gesprek reeds over andere onderwerpen gevoerd werd, hij kon zijne ontroering niet bedwingen. De dame, die dit alles verwonderd had gadegeslagen, te meer wijl zij den heer altoos voor een onkatholiek had aangezien, waagde het eindelijk te zeggen: «maar zijt gij dan mis-»schien Katholiek geweest?.... Ja, ik zie het, gij »zijt Katholiek g-eweest!quot; — «Neen!quot; zoo onderbreekt haar toen de afgedwaalde man, met tranen in de oogen

26

-ocr page 416-

I

402

¥

en overstelpt door den indruk van haar verhaal, «neen, / »ik ben het niet geweest — ik ben het nèg;quot; hij beklaagt zich over zijn ongodsdienstig leven van vroeger en roept de hulp der dame in om hem in aanraking te brengen met een priester. Hij keerde tot zijne plichten

H

■: f-1

terug en verklaarde meermalen, dat het woord van P. ■ Bernard hem in het diepst der ziel had aangegrepen en

hij daaraan zijne bekeering te danken had. En — wonder der goddelijke genade ! — zijne echtgenoote omhelsde weldra het Katholiek geloof, hun zoon volgde haar voorbeeld, diens vrouw keerde tot hare godsdienst-plichten terug, en stierf weinige jaren later een zaligen dood; de kinderen van dit gezin werden allen Katholiek gedoopt en ontvingen van toen af eene degelijk Katholieke opvoeding.

Op Maandag 4 September werd P. Bernards stoffelijk overschot ten grave gedragen door de drie Provincialen van de landen, waaraan hij zijne beste krachten had gewijd; zij waren de Hoogwaardige Paters Konings, Provinciaal van Nederland, Coffin, Provinciaal van Engeland Kockerols, Provinciaal van België, die toevalligerwijze te Wittem vertoefden. Na afloop der plechtige uitvaart-dienst, onder welke het verdienstvol leven des overledenen door , // een der paters in korte-trekken werd geschetst, ging de

eenvoudige maar diep treffende lijkstoet, bestaande uit de paters, studenten en leekebroeders van Wittem, eenige bloedverwanten en bijzondere vrienden des gestorvenen, den grafkelder binnen. En toen daar, onder de gewone kerkelijke ceremoniën, de kist met het dierbaar overschot in de opening was geschoven, waarvan P. Bernard zelf gesproken had, wierpen wij allen nog een laatsten blik naar de plaats, waar de groote missionaris den dag der opstanding wacht, en keerden wij biddend naar de kerk terug. Den 14en September daaropvolgende was eene onaf-

I

I

r-

-ocr page 417-

40.1

zienbare menigte geloovigen in de Redemptoristen-kerk te Amsterdam samengekomen om de plechtige uitvaartdienst voor P. Bernard bij te wonen; zeer veien naderden tot de H. Tafel, en naar aanleiding van de woorden uit Gen. XXXIX, 23: » God was met hem en bestuurde al d zijne werken'''' hield een der paters eene treffende lijkrede. Den IC611 September had op verlangen der St. Vincentius-V ereeniging eene dergelijke plechtigheid plaats in de St. Catharina-kerk te Amsterdam; dankbaar voor de heilzame retraites, welke de leden dier Vereeniging zoo dikwerf van P. Bernard ontvangen hadden, naderden zij allen tot de H. Tafel des Heeren. In vele parochiën, zoo in ons vaderland als in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, heeft men later, met rechtmatige erkentelijkheid voor al het goed, door P. Bernard op die plaatsen gesticht, plechtige uitvaartdiensten voor de rust zijner ziel opgedragen.

Men plaatste op P. Bernards bidprentje de woorden van den psalmist (Ps. XXXIX, II, 12): '

»Uwe waarheid en uw heil heb ik verkondigd. Ik heb uwe »barmhartigheid en uwe trouw niet verborgen voor de groote »menigte. Gij dan, Heer, wend uwe barmhartige hand niet van »mij af;quot;

en daaronder de volgende woorden, ontleend aan de Mis van den H. Alphonsus (volgens Eccli XLIX, 3, 4):

»Hij werd van God gezonden om het volk tot bekeering te »brengcn, en hij heeft de gruwelen der goddeloosheid weggeno-~ men, en de godsvrucht versterkt in do dagen der zondaren.quot;

Zoo leefde, zoo stierf Pater Bernard. Mogen wij niet van hem zeggen, dat hij was machtig in werk en woord voor God en al het volk? Onberekenbaar veel toch heeft hij bijgedragen tot de vestiging, de opkomst

-ocr page 418-

404

en den bloei van de zonen des H. Alphonsns in België, Nederland, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Engeland en Ierland. Eéne gedachte vervulde hem zijn gansche leven door: het volbrengen van Gods heiligen Wil; geen andere eerzucht kende hij dan de uitbreiding van het Rijk des Allerheiligsten Verlossers op aarde. — Heeft hij misschien ook in uw hart, waarde Lezer, de zaden van geloof en deugd uitgestort? . . . Misschien ook uwe ziel van den noodlottigen weg der zonde teruggeroepen? ... O! dan mogen deze bladzijden u eene blijvende herinnering wezen aan zijne stichtende lessen en ernstige vermaningen; volg dan de raadgeving des Apostels (Hebr. XIII, 7): blijf denken aan hem, die u het Woord van God verkondigd heeft, beschouw het uiteinde van zijn wandel en volg zijn geloof na.

-ocr page 419-

INHOUD.

Bladz.

Aan den Lezer..................................I

Hoofdstak I. Bernards jeugd en eerste studiejaren. ... 1

» II. Bernards studietijd te Amsterdam.....12

» III. Bernards studiejaren te Eome......26

» IV. Vervolg van het voorgaande.......39

» V. Bernards roeping tot de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers........68

» VI. Bernards terugkeer in Amsterdam en vertrok

naar het klooster..........82

» VII. Bernards noviciaat..........96

» VUL De eerste missiën van Pator Bernard. . .112

» IX. P. Bernards missiën in 1835 en 1836. . . 127 » X. Overzicht van verschillende door P. Bernard

gepredikte missiën van 1836—1841. . . . 138

tgt; XI. P. Bernard als missionaris.......157

» XII. Vervolg van het voorgaande......176

tgt; XIII. P. Bernards apostolische arbeid in Noord-

Brabant.............188

* XIV. P. Bernards retraites voor priesters. . . .213 t XV. Lijst van P. Bernards missiën enz. gedurende

de jaren 1834—1844..................219

» XVI. P. Bernards eerste reis naar Amerika. . . 225 » XVII. Lijst van P, Bernards missiën enz. van 1845 — 1848. — Hij wordt prefekt van het tweede

noviciaat.............246

» XVIII. P. Bernards tweede reis naar Amerika. . . 252 » XIX. P. Bernard, Vice-Provinciaal der Congregatie

in Amerika............261

t XXI. P. Bernards terugkeer naar Europa en derde

reis naar de Nieuwe Wereld......291

» XXII. P. Bernard, Provinciaal der Congregatie in

de Vereenigde Staten........306

■» XXIH. P. Bernard, Overste der missiën in Groot-

Brittannië en Ierland........319

» XXIV. P. Bernard aan zijn vaderland teruggegeven. 325

» XXV. P. Bernard als priester en kloosterling. . . 340

» XXVI. P. Bernards laatste levensdagen en dood. . 375

-ocr page 420-
-ocr page 421-

ERRATA.

Door eoue onverklaarbare vergissing is Hoofdstuk XX (biz. 291) het XXIe genoemd, en zoo vervolgens.

Behalve enkele drukfouten van mindere beteekenis zijn de volgende zinstorende feilen ingeslopen:

Blz.

2

r.

11 v. b. staat

tweede lees

derde.

»

19

r.

15 v. b. »

loophaa »

loophaan.

»

21

r.

Iv. o. (noot)»

oemd »

noemd.

»

24

r.

1 v. b. »

rei »

reis.

»

66

r.

8 v. b. »

schrijven »

schijnen.

90

r.

13 v. b. »

vóór »

voor.

»

144

r.

1 V. 0. »

om »

en.

»

183

r.

1 v. b. »

men »

met.

»

191

r.

5 v. b. »

Witten »

Wittem.

»

198

r.

15 v. b. »

Willem I»

Willem II.

»

297

r.

6 v. b. »

uwen »

uwe.

»

312

r.

11 v. b. »

veertien »

dertien.

»

330

r.

5 v. b. »

ook dit woord moet wegvallen.

-ocr page 422-
-ocr page 423-
-ocr page 424-
-ocr page 425-
-ocr page 426-

i '■'lt; ■■ j_..^ quot; '-..a

gt; V 'S ' X ■lt;,./ .,»quot;

-- • i - ^ -v' gt; quot; •?quot; :

-.,- / -Ar' v gt; - f

7\ -u- - K-

- i .'. * .v. •:

r . \ .J , *' J .*• •;.- '* ' gt;

L quot; ■ * : quot;5. ••v, _,•-'^ ^ .-.

; ■ ■■- ■ V'••*••- '■ ?' v *. ■ - •• C .. ... .. v

r 4-JF . . . ./^quot;v .' 7^*** ' Br-l •

f quot;X-.. • . ^ ' • T- , ' -v r \ . quot;tl

•■■■ *■ «T ■* *-4 'lt; ■- '4.-^ -Jk- V» - •'M

;-.■ . '• ■ ^ M»*-~ amp; . ■'.lt;•.■■ - ..

( ;.;■gt;:. • tv .y~':./*amp;amp;.■£, ■.•,!

'W -vgt;-- f quot;:'k-r ' '^VÉ 3.-V1

■•: ■■ v ). • ' .. ' - - ■. ' . ■ '

..- . ' '......' '•.*■gt;♦ ' ' ■ .

JM T xt-v quot; . V^'- %

_____ quot;■ ^ J •'■■-:

■ ' quot;T . «*. 5

■ * . . \^ ^ - '■

Bi

amp; i

i?-

k4

k ^4-^'

■ lt; \ V-

;. i ^: .^r

* .■■''• 4

P . gt;/■

.■•-»■ • , A-lt; - ' quot;•'■ ' ■ quot;t , ■ . •*. ^ ' ' '. quot; . i

• ^ :^rgt;«

- ■'quot;'i ♦■' ijfcl;! •■ .v.^ *• ¥ ' ^ •■/f

^ • •••-■ fquot; .• - ■--■•- : quot;-t. ^ f ■ J

k ■ ^ •? v.gt; t-». lt;quot;

-gt;!;, v .

quot;quot; t. ' li • .* jL,' 's v* , :•' quot; .

■' gt; vr - A i, • \ -• - ■quot;

* •{..\ • ■ ,. '

.2 'a'quot; - t'; A ; quot; ' H-' • ■..- ' ..

;W :'.-i '■ iv ; ' i ' i*

vt ' X ■'' quot; f - ., \ „

gt; . . *.*■/' y ■ - • Jwa, ■■■■r -■' -SjR %

- A ■ ' .' gt; ^ip-' s . ■ »• / •■ /

S 'w- ^ '

---gt;quot;■• . .. -. . .- .*

- -- ; x . ■ ••-■

. Vquot;v-quot; y ^:.. ' f- ..-i vvAgt;v »gt;?;

•-' ■ CT ■— ' .....■ v. ■ . .- , •'-

? . . • S .r •• , -i^-

--^4 !;ï ^ ^ . /•' tó;. quot;4? V ■gt;■ gt; \V. ^ gt;5-

• V - -X ■- s' f

-- ' ■* ' ^*- ■ •'*' v- • f'.

'■ ' - « ■ ;' •. ' ■ .,■.-' .; . 1 •'

■i. '■ \. a . .' : i*

lt; ■ ... •'■ ■' quot;Jquot;- . ■' \ .... W . V . • i -M

tTS ■:'*xv.V JV; x r-i : F amp;■*/ - • :■amp;

■; y / - f . r-