EN
APOSTOLIJKE CONSTITÜTIEN.
_
DOOE
VOOE DE
DERDE ORDE VAN DM H. FRAICISCÏÏS,
MET DE
door Pans TJrbarms quot;VIIX goodgoli;ou.rcl vooi- do lieligicneerL 3?eniton.toii Eecolleotinen lt;lor quot;Vorgaderingr van Xiimbtirg,
OP NIEUW OVEEZIEN
Voor de Zusters Penitenten Recoliectinen van Oirschot, in het Bisdom van 's-Bosch.
TER DRUKKERIJ VAN HET R. K. JONGENS-WEESHUIS.
I
^ wipe vccrj laióbottócl) vetiacuxf.
Iu de Apostolische brieven, waarin de Regel der Derde Orde goedgekeurd wordt, getuigen de Pausen Nicolaus IV en Leo X , dat de H. Franciscus van Assisië een man was, vervuld van den Heiligen Geest, en van God geroepen, om door zijne voorbeelden en door zijne Ordens-regelen, aan de geloovigen den weg der zaligheid te leeren en gemakkelijk te maken. Hij heeft drie Orden ingesteld en drie Regelen geschreven: eenen voor de Minderbroeders, eenen anderen voor de Clarissen, en den derden voor de Broeders en Zusters van de Orde van Penitentie. De Derde Regel van den H. Vader Franciscus werd door Paus Nicolaas IV goedgekeurd met eene Apostolische Bulle , welke begint met deze woorden : Supra montem, en gegeven is den 17 Augustus 1289.
Vele Broeders en Zusters van de Derde Orde vereenigden zich in kloosters, en voegden bij de Professie van den Derden Regel de drie wezenlijke Beloften van Gehoorzaamheid , Armoede en Zuiverheid. Zij legden zich toe op hunue
VI
eigene volmaaktheid , en oefenden tegelijkertijd werken van liefde, waartoe zij iu den Regel worden aangewakkerd en waardoor zij zich ook werkelijk eeuwen lang zeer verdienstig gemaakt hebben in de heilige Kerk; vooral in die tijden, wanneer er nog niet zoovele kloosterlijke Vergaderingen voor liefdewerken bestonden. Dewijl in den Derden Regel, door Paus Nicolaus IV goedgekeurd , vele zaken gevonden worden , welke enkel toepasselijk zijn op leden van de Derde Orde die in de wereld leven, daarom heeft Paus Leo X uit den Regel van Nicolaus IV eenen anderen Regel, woord voor woord, overgenomen, daarlatende wat niet te pas kwam, of, gelijk hij zegt; „scheidende het edele van het onedelequot; en heeft denzelve iu tien Hoofdstukken verdeeld, en met zijne Apostolijke Bul le „Inter caeteraquot; den 20 Januari 1521, goedgekeurd en bevestigd voor de Broeders en Zusters van de Derde Orde , die in kloosters te zamen leven onder de drie wezenlijke Beloften. Deze Regel van Leo X werd algemeen aangenomen; maar dewijl de Regel van den H. Franciscus kort is, gelijk meestal al de Regelen, welke de heilige Instellers van kloosterorden gegeven hebben, werd het noodig geoordeeld, bij denzelven Constitutiëu te maken , welke dienen , niet om den Regel te veranderen , maar om deszelfs voorschriften volgens de verschillende landen en tijdsomstandigheden te verklaren, toe te passen en nauwkeurig te doen onderhouden; alsook om werken van liefde in scholen, ziekenzalen en dergelijke, volgens voorzichtige Regelen te leeren uitoefenen. Het bijvoegen van Constitutiën bij den Regel is niet alleen toegelaten, maar is iu vele omstandigheden noodzakelijk, gelijk wij leeren uit de handelwijze van heilige mannen , die bij de vier oude Regelen van den H. Basilius, den II. Augustinus, den H. Benedictus en den II. Franciscus verschillende Statuten gevoegd hebben, om hunne Vergaderingen in alle soorten van deugden te doen bloeien. Wat de Derde Orde betreft, het maken van Constitutiën is uitdrukkelijk toegelaten in het IVlt;Ic en Vde Hoofdstuk van den Regel, waar
VII
gezegd wordt, dat de leden dezer Orde, in zaken, welke iu den Regel niet genoeg bepaald zijn , de Statuten of Con-stitutiën zullen onderhouden, welke door de wettige Overheid zullen gemaakt worden. Hieruit komt het voort, dat in de Derde Orde verscheidene Vergaderingen zijn, welke allen den goedgekeurden Regel hebben, maar door verschillende Constitutiën van elkander onderscheiden zijn. Op deze wijze zijn ook de Religieusen Penitenten begonnen, eene bijzondere Vergadering uit te maken; want alhoewel zij , gelijk andere leden van de Derde Orde, den goedgekeurden Regel van Leo X volgen, hebben zij zich, uit verlangen naar hoogere volmaaktheid, door bijzondere Constitutiën tot eene strenge onderhouding van den Regel verbonden. Deze Vergadering der Penitenten is begonnen iu het jaar 1623 , niet als eene nieuwe Orde, maar als eene afdee-ling iu de oorspronkelijke Orde, waarin zij zich, gelijk gezegd is, door eigene Constitutiën ouderscheiden. Deze nauwkeurige onderhouding van den Regel heeft aanvang genomen in het klooster der Derde Orde, dat sedert lang bestond in de stad Gent, bij de kerk van den Heiligen Jakobus, waar de Eerw. Moeder Joanna de levenswijze volgens de nieuwe Constitutiën, eerst invoerde. Zij werd in haar heilig voornemen gesterkt en geholpen door den godvruchtigen en ijverigen Minderbroeder, P. Petrus Marchant, die hooge posten in zijne Orde bekleed heeft, en vele geleerde werken heeft achtergelaten. Ook zegende God de opkomende Vergadering. Niet lang daarna heeft de doorluchtige Vrouw, Francisca de Grave, Markgravin van Malaspina, uit godvruchtige toegenegenheid voor de Zusters Penitenten, haar een huis gegeven in Limburg bij Luik, hoofdstad van het oude Hertogdom Limburg; en naar den naam der stad, waar dit eerste huis gesticht is geweest, kregen de Zusters den naam van Religieusen Penitenten Recollectinea van de Vergadering van Limburg. Weldra werden er nieuwe huizen gesticht, en ook reeds bestaande kloosters namen de Constitutiën der Penitenten aan , en volgden hare strengere levenswijze, zoodat de Ver-
VIII
gadering in korten tijd zeer aangroeide. De huizen waren onafhankelijk van elkander; elk huis had zijne eigene Moeder als onafhankelijke Overste, nochtans heeft er tus-schen de verschillende huizen der Penitenten altijd eene nauwe vereeniging bestaan; zelfs werd de Eerw. Moeder Joanna zoo lang zij leefde, overal als Overste geëerd, welke dan ook veel hêeft bijgedragen, era in alle huizen dezer Vergadering denzelfden geest en denzelfden ijver te handhaven. Ook konden de Zusters verzonden worden om nieuwe kloosters te stichten , of om in oude, reeds bestaande kloosters , de levenswijze der Penitenten in te voeren. Hare Constitutiën werden in 1624 goedgekeurd en bevestigd door P. Petrus Marchant, die als Minister Provinciaal en Generale Apostolische Commissarius der Minderbroeders, ook haar wettige Overste was. De Constitutiën , aldus goedgekeurd, werden door alle Zusters der Vergadering aangenomen en onderhouden, en in 1634 werden dezelve, door toedoen van den gemelden P. Petrus Marchant, te Rome door de Kardinalen der Congregatie voor de zaken van de Ilejjulieren onderzocht, en den 15 Juli van hetzelfde jaar 1634 door Paus Urbanus VIII bevestigd met Apostolische Breve, welke begint met de woorden: Exponi nobis, die wij hier vertaald laten volgen.
VAN
ONZEN ALLERHEILIGSTEN VADER ÜRBANUS VIII
tot bevestiging van de tegenwoordige Constitutïcn.
Urbanus VIII tot toekomende gedachtenis.
Ouze welbeminde dochter in Christo Jesu, Joanna van Jesus, Overste der Gereformeerde Religieuseu van de Derde Orde van den H. Franeiscus, gezegd der Penitentie, levende onder gedurig Slot, van de Vergadering van Limburg, in Nederland, heeft Ons deze dagen te kennen gegeven, dat zij vóór tien jaren, met toelating van hare Oversten van de Orde van den H. Franeiscus, genaamd Recollecten, met eenige andere Religieuseu van de voorzeide Vergadering, heeft begonnen in het Hertogdom van Limburg, in het Bisdom van Luik, eene Reformatie van dezelfde Derde Orde, onder gedurig Slot, en Constitutiën, geapprobeerd van de voorzeide Oversten, welke Reformatie is verbreid in verscheidene plaatsen en kloosters. Voorts, gelijk dezelfde ver-toonster daarbij voegde, uit vrees, dat in toekomende tijden deze Reformatie mocht komen te verflauwen, en tot eene gelukkigere besturing van deze Vergadering en vermeerdering der religie , de voorzeide Joanna, begeerende zeer, dat de voornoemde Constitutiën werden versterkt door de macht van Onze Apostolische bevestiging : Wij , willende , zooveel als
X
Wij vermogen in deu Heer, voldoen aan de godvruchtige begeerten van de voornoemde Joanna, en willende dezelve begiftigen met bijzondere gunsten en gratiën , ontbindende ook dezelve, uit kracht van deze tegenwoordige, en haar houdende voor ontbonden van allen Ban, Suspensie , Interdictie en andere Kerkelijke sententiën of straffen, uitgesproken , hetzij door het recht, hetzij door de menschen , om wat oorzaak of reden dat het zoude moge wezen, zoo zij misschien door eenige gebonden ware; en dat alleenlijk om te genieten het uitwerksel der tegenwoordige ; genegen zijnde tot het verzoek hierover in haren naam aan Ons gedaan; met raad van Onze quot;Waardige Broeders de Kardinalen van de H. Roomsche Kerk, gesteld over de handeling der Regulieren , bevestigen Wij door Apostolische Autoriteit de voorgemelde Constitutiën, (voor zooveel nochtans als dezelve in het gebruik zijn geoorloofd en loffelijk, en niet zijn wederroepen of begrepen onder eenige wederroeping, en zij niet strijden tegen de II. Regels en wetten van het Concilie van Trente en Apostolische ordonnantiën) ordonneerende dat dezelfde Constitutiën en Breve zullen van nu af aan en in het toekomende zijn wettig, vast, en kracht hebbende, genieten hun vol en geheel uitwerksel, en moeten onderhouden worden van allen , die zij in het tegenwoordige of toekomende in eenige manier zullen raken of aangaan. Eu ingevolge, dat alle Rechters, zoo ordinaris als gedelegeerde, zelfs de Auditeurs van de zaken van het Apostolische Paleis, zullen moeten oordeelen en besluiten, volgens deze, verklarende nul en van geene waarde, al hetgene dat anders, van wieu dat, hot zij , en van wat autoriteit dat hij mocht wezen , wetende of onwetende, zal ondernomen worden; niettegenstaande al dat hiertegen zoude mogen ingediend wezen.
Gegeven te ROME, hij St. Maria Major, onder den ring des visschers, den 15 •Tvli 1634; in het elfde jaar zijns Pausdoms; en was onderteekend
M. A. Maraldus.
XI
De Religicuscu Penitenten stonden onder de bestiering der Minderbroeders Reeollecten; bij de drie wezenlijke beloften verbonden zij zich daarenboven tot het strenge Slot, en hadden als vasten regel aangenomen van geene Zusters in de Vergadering te aanvaarden, die zich niet wilden verplichten , om het Kerkelijk Slot te onderhouden. Zij lazen de Kerkelijke Getijden volgens den Brevier van de Minderbroeders Reeollecten, onderhielden met nauwgezetheid het nachtkoor en de andere strengheden der Orde. Zij hadden een zeker getal kweekelingen binnen het Slot, en ook dagscholen , in plaatsen waar dezelve tot groot nut en stichting dienden, en zonder te grooten last der gemeente konden gehouden worden.
Als onderscheidingsteeken van hare Vergadering droegen zij op de borst op het Schapulier de teekenen van het lijden onzes Heeren Jesus Christus. Om zich meer van hare bloedverwanten te onthechten , veranderden zij haren toenaam in den naam van eenen Heilige, of eene Heilige. Uit liefde voor de strenge Armoede bezaten zij geene, of weinige onroerende goederen, maar hielden zich tevreden , met lijf-pensioeuen, in zoo verre deze voor haar onderhoud noodig waren. Binnen het Slot gingen zij blootvoets (op patijnen ;■) en, behalve de vasten van den Derden Regel, onderhielden zij uit devotie de veertigdaagsche vaste die begint met Driekoningendag, en welke de H. Franciscus aan de Minderbroeders niet opgelegd, maar aangeraden heeft, met belofte dat zij die deze vaste onderhouden, van den Heer zullen gezegend worden. In eenen zendbrief welken de bovengemelde P. Petrus Marchant aan de Religieusen Penitenten gericht heeft, en waaruit dit historisch verhaal meest getrokken is, vermaant hij de Zusters, den Regel en de Con-stitutiën te onderhouden, niet zoozeer uit vrees van de zonde of van de straf, maar om God te dienen, om zijne liefde, goedheid en waarheid. „ De bijzondere geest,quot; zegt hij verder, „ welke eigen is aan uwe Vergadering, is gegrond op de Zuiverheid des harten , de Armoede des geestes, de
XII
Versterving des lichaams en de Onderlinge liefde. De Con-stitutiën leeren U anders niets, en de wapenen van het bitter lijden onzes Heeren, welke gij draagt op de borst, noodigen U hiertoe uit. Dit is de volmaaktheid, welke U wenscht, die om de liefde Gods van het beginsel aan dit werk heeft medegearbeid , anders niets zoekende , dan de meerdere glorie Gods en de zaligheid uwer zielen, en die niets begeert, dan een deel in uwe verdiensten en gebeden.quot;
Uw Dienaar in Jesus Christus, F. Petrus Marchant.
Nu zuilen wij verder aantoonen, dat de tegenwoordige Zusters Penitenten van Oirschot, rechtstreeks afstammen van de Oude Penitenten, wier stichtende levenswijze wij hierboven in het kort hebben aangestipt. Er bestond sedert vele jaren een vrouwenklooster van den Derden Regel, te Dommelen, eene plaats in de tegenwoordige Provincie Noordbrabant. Deze Religieusen werden zeer onderdrukt door de Landsregeering, welke haar verbood novicen aan te nemen, om alzoo het klooster te vernietigen. Na veel lijden, niet langer veilig zijnde, volgden zij den raad van den H. Vader Franciscus, die gezegd heeft in den Regel der Minderbroeders: „ Indien zij U niet willen hebben in eene plaats, vlucht naar eene andere, waar gij in penitentie zult kunnen leven met de Benedictie Gods.quot; Met de toestemming van den Zeereerw. Pater Herinx, toenmaligen Provinciaal der Minderbroeders en later Bisschop van Yperen, zijn de Religieusen van Dommelen, onder geleide van hare Moeder Joanna Brouwers, den 23 October 1663, eene schuilplaats gaan zoeken in de si;ad Weert, waar de Minderbroeders sedert lang een klooster hadden. Zij huurden een klein huisje, en maakten eene kapel, om het H. Sacrificie der Mis te laten opdragen en het Goddelijk Officie te lezen. Haar stichtend leven en haar ijver om alle nachten de Getijden te bidden, trof de Weer-tenaren.
XIII
Zij ontvingen weldra novicen, en de familie Straven bouwde, op eigene kosten, voor haar een klooster. On-dertusschen hoorden zij met grooten lof spreken van de Eerw. Moeder Joanna van Jesus en van de heilige levenswijze der Penitenten Recollectinen van Limburg; en, gedreven door eenen heiligen ijver naar grootere volmaaktheid, wendden zij zich in het jaar 1674 tot haren Overste, den Eerw. Pater Provinciaal der Minderbroeders , en vraagden ootmoedig en herhaaldelijk de gunst, van in die Vergadering aangenomen te worden. De Provinciaal wendde zich tot het klooster der Penitenten te Stockhem, wier Overste reeds in 1624 te Limburg in het eerste klooster der Penitenten, in de Vergadering was ontvangen geworden door de Instelster zelve, de Eerw. Moeder, Joanna van Jesus. De Overste van Stockhem , om te voldoen aan het verzoek van den Eerw. Pater Provinciaal, bestemde Zuster Catharina Elisabeth van den H. Egidius, geboren Straven, om de Religieusen te Weert in de levenswijze der Penitenten te onderrichten. Deze werd met vreugde ontvangen, en na dat alle beletsels uit den weg geruimd waren, hebben alle Religieusen van het klooster van Weert, twintig in getal, op den 9dequot; September 1692, in handen van den Eerw. Pater Provinciaal der Minderbroeders, met groote plechtigheid en blijdschap de belofte gedaan van voortaan den Regel te onderhouden volgens de Constitutiën der Penitenten van de Vergadering van Limburg. De Religieusen Penitenten van Weert hebben altijd in hare nieuwe levenswijze volhard, en zelfs in de moeilijke tijden der Fransche Omwenteling en der Suppressie hebben zij haren eersten ijver bewaard. Gedurende de vier jaren, welke de Suppressie van haar klooster te Weert vóórgingen , hebben zij veel onrust en moeilijkheden geleden; zij leefden aanhoudend in vrees van uitgejaagd te worden, en niet zelden kwamen troepen soldaten, onverwachts haar kwellen en geld afpersen; maar die edelmoedige Bruiden des Heeren lieten zich door geene bedreigingen overhalen, om haar zoo dierbaar besloten klooster te verlaten, totdat
XIV
zij eindelijk op den 20sten Maart 1797 , door geweld van gewapende soldaten, tusschen de blanke sabels, uit haar klooster verdreven zijn.
Zij waren gedwongen, na drie dagen, het habijt af te leggen, en werden beroofd van hare goederen en inkomsten. Het klooster en al wat er toebehoorde, werd verkocht, en zij konden niets redden, dan eenig huisraad en kerkegoed, met de boeken en Archieven , welke zij vooraf bij vrienden in bewaring hadden gegeven.
Niemand in Weert durfde de Gemeente huisvesten, en nochtans wilden de Zusters niet van elkander scheiden. God , die zijne getrouwe bruiden niet verlaat, kwam haar te hulp. De familie van Kuijck en Visschers , ouders van Zuster Bonaventura, die te Oirschot in Noordbrabant woonden , bood haar een huis aan.
De Eerw. Moeder Bernardina van de Onbevlekte Ontvangenis , geboren Mouwens, die de achtste Overste was van het klooster van Weert sedert zijne stichting, kwam met acht Zusters naar Oirschot, alwaar zij door de medelijdende inwoners met liefde ontvangen werden. De Eerw. Pater Franciscus Wouters, Minderbroeder, die sedert twee jaren Biechtvader was van de Zusters, vergezelde haar naar Oirschot. De Eerw. Heer Deken en de inwoners van Oirschot durfden niet meer dan negen Zusters aanstonds ontvangen, uit vrees dat deze door de Regeering ontdekt en verjaagd zouden worden. De overigen , verre van naar huis te gaan , om te midden van bloedverwanten in overvloed en gemak te leven, hadden in andere vrouwenkloosters: te Heinsbergen, te Haaren en te Megen schuilplaats gezocht; maar gedreven door een heilig verlangen om bij elkander te zijn , kwamen zij zich, de eene voor, de andere na, bij hare medezusters te Oirschot vervoegen, en binnen twee jaren waren allen ten getale van twintig weder bij elkander ia een bekrompen huisje , waarin zij zich, te midden van groote ontberingen, in den Heer getroostten en verheugden. Bij dage droegen zij eenvoudige burgerkleederen, maar 's avonds
XV
deden zij het habijt aan , om daarin te slapen en 's nachts de Metten te lezen, en zoo gingen zij voort tot in het jaar 1840, wanneer zij tot haren groeten troost het habijt openlijk mochten dragen. De eerste jaren waren zij genoodzaakt naar de Parochie-kerk te gaan , om de Goddelijke Diensten bij te wonen; maar voor het overige hielden zij zich zóó afgescheiden van den omgang met de menscheu, als mogelijk was. Twee jaren na hare aankomst in Oirschot, geholpen door eenige weldoeners , konden zij een oud huis met bijgelegen tuin aankoopen , waarin zij dadelijk eene kapel lieten maken, om de H. Mis te laten doen en het Allerheiligste te bewaren; en om het Goddelijk Officie en de gemeene geestelijke oefeningen te verrichten. Nu konden zij hare geliefde eenzaamheid beter bewaren, en ofschoon zij geene traliën hadden, zouden zij den voet niet over den dorpel hebben gezet, om het Slot zooveel mogelijk te onderhouden. In het jaar 1798 heeft de Eerw. Pater Provinciaal der Minderbroeders, onder wiens bestiering de Zusters Penitenten van Weert altijd gestaan hadden, in hare Gemeente van Oirschot, Visitatie gehouden, en den Biechtvader, den Eerw. Pater Franciscus Wouters, gevolmachtigd tot alles, wat volgens de Wetten der Heilige Kerk en de voorschriften van den Regel, de tusschenkomst en het gezag van den Eerw. Pater Provinciaal vereischte.
In het jaar 1817 begon men in stilte eenige novicen aan te nemen, maar ingezien de onzekerheid der tijdsomstandigheden , had de Kerk-Overste den vorm der professie zoo gewijzigd , dat de verbintenissen der beloften, van zijnen wil, gezag en macht afhankelijk waren, totdat in het jaar 18G1, voor het Huis van Oirschot, den vorm der Professie vergund werd, welke in het Hde Hoofdstuk dezer Constitutiën is uitgedrukt. In 1832 is de Eerw. P. Franciscus Wouters, van de Orde der Minderbroeders, in den Heer overleden , nadat hij de gemeente , eerst te Weert en daarna te Oirschot, gedurende 37 jaren bestierd had als Biechtvader, en als Gedeputeerde van den Eerw. P. Provinciaal. Na het ver-
XVI
lies van dezen verdienstelijken man hebben zich de Zusters tot den Eerw. Pater Jacobs, toenmaligen Provinciaal der Minderbroeders gewend , om eenen opvolger te vragen, maar de Eerw. P. Provinciaal, om gebrek aan Paters, die ook door de Suppressie veel geleden hadden, zond de Zusters naar den Kerk-Overste van 's-Bosch, aan wien hij , zooveel het noodig mocht zijn, de volmacht gaf, om door zich zeiven of door zijnen Gedelegeerde, de Vergadering der Zusters Penitenten Recollectinen te bestieren volgens den Regel der Orde en hare eigene Constitutiën.
De Hoogeerw. Kerk-Overste, Monseigneur den Dubbelden , benoemde den Hoogeerw. Heer Smits, een' geleerd en ijverig Priester, tot Commissaris en Visitator van de Penitenten. Later waren deze Zusters, door de bemerkingen van vreemden, in twijfel geraakt, of zij onder het bestuur der Bisschoppen nog wel echte Franciscanessen waren, en de aflaten der Orde bleven genieten. Zij deden hare twijfels te Rome voorstellen aan de Heilige Vergadering van de Voortplanting des Geloofs, dewelke den Zeereerw. Pater Aloysius a Laureto, Minister Generaal van de Orde der Minderbroeders belastte hierop te antwoorden. Daarop ontvingen de Zusters dooiden Eerw. Heer Smits, haren Visitator, namens Monseigneur den Dubbelden , toenmaligen Kerk-Overste van 's-Bosch, het volgende afschrift van het antwoord van den Zeereerw. Pater Generaal der Orde.
MINISTER GENERAAL DER GEHEELE ORDE DER MINDERBROEDERS VAN O. H. VADER FRANCISCUS ;
COMMISSARIS VISITATOR EN REFORMATOR APOSTOLIEK , EN NEDERIGE DIENAAR IN DEN HEER.
Willende voldoen aan de Godvruchtige verlangens der Religieuseu vau de Derde Orde, in het klooster te Oirschot,
XVII
zooals die Ons door de H. Congreg. tot Voortpl. des Geloofs zijn bekend gemaakt, verkenen wij bij deze onze brieven , welke wij eigenhandig onderteekend en met ons groot Zegel voorzien hebben , aan den Doorl. en Hoogw. Heer, den tijde-lijken Vicarius Apostoliek van 's-Bosch , alle machten , welke aan onze Commissarissen Visitateurs van de Derde Orde gewoonlijk gegeven worden, daartoe, opdat Z. D. H. door zich zeiven , of door andere door hem gedelegeerde wereldlijke of reguliere Priesters, in gemeld klooster te Oirschot of soortgelijke andere , welke in die streken opgericht zouden worden, de Religieusen tot de kleeding en professie van den Derden Regel van O. II. V. Franciscus kunnen opnemen , besturen , visiteeren en reformeeren, overeenkomstig den Regel van de Derde Orde , en de Pauselijke Constitutiën , en alzoo de genoemde Religieusen , alle privilegiën , gunsten , gratiën en aflaten kunnen genieten , welke zij genieten zouden , wanneer zij aan de Oversten van onze Orde onderworpen en door onze Broeders bestuurd werden , tot dat de meer genoemde Religieusen door den Apostolischen Stoel wederom gesteld zullen worden onder het beheer der Reguliere Oversten van de Orde.
Oer/even te Rome uit {het klooster) Ara Coeli, den 12 Juni 1845. (was yet.) Fr. Alouisius a Laureto , Minist. Gener.;
onder op bevel van onzen Hoogw. Vader.
J. Fulgentius Taurinus , Secret, v. d. Orde.
plaats v. li. zegel.
Voor eensluidend afschrift en getrouwe overzetting.
G. P. Wilmer , Secretaris.
krachtens deze Apostolische macht, verleenen wij al de daarin genoemde faculteiten voor de gestichten der Zusters te Oirschot en Oisterwijk aan den Zeereerw. Heer , Joês Hen-ricus Smits, Regent vau het Seminarie, (2de afd.) , welken wij bereids als onzen Commissaris Generalis tot boven ver-O 2
XVIII
meld bestuur der Zusters te Oirsckot en Oisterwijh benoemd hadden, en bij deze nog bevestigen; ad revocatiouem.
Gegeven te St.-Wichiels-Gestel, den 29 Juli 1845.
De Bisschop van Emaus,
Vicaris Apostoliek van 's-Hertogenbosch.
H. DEN DUBBELDEN,
Op bevel van Z. D. Iloogwaardiyheid, G. P. Wilmer , Secretaris.
Ondertusschen hadden de Zusters reeds in het jaar 1830, op aanraden der Geestelijken te Oirschot, in haar klooster eene school begonnen, om arme meisjes te leereu lezen, schrijven, en handwerken te verrichten, maar vooral , om haar in de Christelijke Leering te onderwijzen , en tot de oefening der deugd • op te leiden.
Later, toen het getal der Zusters aangroeide, hebben zij, op dringend verzoek der Eerw. Heeren Geestelijken, de scholen en het onderwijs der jeugd nog verder uitgebreid, en in andere huizen, welke zij gesticht hebben , de zorg van weeskinderen , gasthuizen en ziekenzalen aangenomen , zonder nochtans om zulke liefdewerken de voorschriften van den Regel en der Constitutiën af te schaffen of hare geestelijke oefeningen hierom te verminderen. In 1S44 hebben de Oversten van de Penitenten van Oirschot, met goedkeuring der Kerkelijke Overheid , zes koorzusters en drie leekezusters met de verdienste der heilige Gehoorzaamheid naar OisterwijJe gezonden , om een nieuw klooster te stichten; en later nog vijf koorzusters er bij gevoegd. In 1848 vertrokken op dezelfde wijze uit het klooster van Oirschot elf koorzusters en eene leekezuster, om een derde huis te beginnen , in Gemert. Deze twee huizen, van OisterwijJe en Gemert, kiezen hare eigene Oversten, hebben elk een Noviciaat en zijn onafhankelijk van het Stamhuis van Oirschot, zoo nochtans , dat zij onder elkander eene nauwe vereeniging bewaren. Hoe meelde Zusters bekend werden , des te meer werden zij gevraagd om liefdewerken te oefenen; zoodat in 1876 het klooster van
XIX
Oirschot huizen heeft in Hilversum, Vucht, Bemmel, Leeuwen , Mierlo en een tweede huis in Oirschot zelve. Volgens den voorzichtigen raad van Mgr. Zwijsen, Bisschop van 's-Bosch, ziju deze laatste huizen afhankelijk gebleven van het Moederhuis van Oirschot, eensdeels, om beter steun en bescherming aan elkander te kunnen verleenen in tijden van vervolging of andere moeilijkheden, anderdeels, om deze afdeelingen gemakkelijker tot stand te brengen, en ze met het onderling verzenden van Zusters en anderszins bij te staan. Van gelijken hadden de Moederhuizen van Oisterwijk en Gemert elk twee ondergeschikte huizen opgericht, en de voormelde Kerk-Overste had Regelen voor het algemeen bestuur dier ondergeschikte huizen gegeven. Dergelijke Ver-eeuiging tusschen het Moederhuis en de ondergeschikte huizen komt ten volle overeen met de inzichten van den H. Stoel, die in deze laatste tijden de Kerkelijke Wetten aangaande vrouwenkloosters met opzet heeft gewijzigd , en nieuwe verordeningen gemaakt, om zulke Vergaderingen te bevorderen. In het voorgaande zien wij klare blijken van de Voorzienigheid Gods over de Zusters Penitenten. Zeker is het eene bijzondere genade des Heeren , dat zij te midden der omwentelingen dezer wereld en van de onheilen der Suppressie, den waren geest der Orde en de sterkste aangekleefdheid aan de levenswijze der Penitenten bewaard hebben. Zij dragen hetzelfde habijt, onderhouden het nachtkoor, de vasten en andere voorschriften van den Regel en Constitutiën der oude Penitenten. Daarenboven hebben zij het verlangen van een afgezonderd leven bewaard en onderhouden het Slot overal, waar de Kerk-Overste in de tegenwoordige tijden zulks toelaat. Zij hebben altijd eenen gevoeligen afschrik gehad van de minste verandering, uit vrees, van den waren geest dei-oude Penitenten Recollectinen te verliezen. Ondertusschen hebben zij goed gevonden hare oude Constitutiën op nieuw te overzien. Met voorkennis en goedkeuring van Z. D. Hoogwaardigheid , Mgr. Joannes Zwijsen, Aartsbisschop-Bisschop van 's-Bosch, heeft de Eerw. Pater Anselmus Knapen, van de Orde der Minderbroeders Recollecten, haar in dit
XX
werk geholpen. Deze Minderbroeder was sedert vele jaren in Rome werkzaam geweest, als Secretaris van den Eerw. Pater Generaal der Orde, en als Consultor van de H. Vergadering van de Voortplanting des Geloofs , en was dus wel bekend met de zaken van de Derde Orde van den H. Vader Fran-ciscus, en met de schikkingen, welke de H. Stoel in deze latere tijden gemaakt heeft aangaande de oude Religieuseu, die ouder de Frausche omwenteling verjaagd waren geweest.
Met behulp van gemeldeu Pater Minderbroeder hebben de Zusters zich vlijtig aan het werk gezet, om iu hare Consti-tutiën de latere beslissingen van den H. Stoel en de Regelen voor het algemeen bestuur plaats te geven. Ook vonden zij goed tot meerdere klaarheid eenige voorschriften uit het Ceremoniaal iu de Constitutiëu over te brengen, en eeuige duistere uitdrukkingen breedvoeriger te verklaren volgens derzelver echte beteekenis , welke in de Orde is aangenomen. De tegenwoordige Constitutiëu zijn gelijk de Regel in tien Hoofdstukken verdeeld. Met deze nieuwe iudeeliug heeft men vele herhalingen van zakeu, welke gedeeltelijk in de Constitutiëu, gedeeltelijk iu het Ceremoniaal stonden, klaarder bijeen kunneu brengen, en zoowel de Regel als de Constitutiëu zijn duidelijker geworden. Overigens zijn de oude Constitutiëu meestal letterlijk overgenomen, zoodat zij , wat de zaak aangaat, dezelfde zijn gebleven, en dat de Zusters Penitenten van Oir schot, en allen die van dit stamhuis afkomen , echte kinderen zijn van deu II. Vader Franciscus en wettige leden van de Vergadering der oude Penitenten, welke de Eerw. Moeder Joanna met behulp van Pater Petr us Marchant, in het jaar 1623 , begonnen heeft.
Ten slotte herhalen wij de vermaning , welke Pater Petrus Marchant in zijnen zendbrief aan de Penitenten richtte, van altijd gehecht te blijven aan den Regel der Orde, en aan de strenge levenswijze dezer Vergadering; en van altijd den eigenlijken geest der Penitenten te bewaren, welke gegrond is op de zuiverheid des harten, de Armoede des yeestes, de Versterving des lichaarns en onderlinge liefde.
tan de
DERDE ORDE VAN DEN HEILIGEN VADER FRANC1SCUS
GEZEGD DER PENITENTEN,
voor Mannen, en quot;Vrouwen, levende in quot;Vergadering onder de drie quot;svezeialijko Beloften;
bevestigd door paus leo x in zijne i1ulle, welke
begint : INTER COETERA; gegeven te rome , den 20stcn januari 1521.
LEO X,
lt;
Aan alle beminde kinderen, Broeders en Zusters , van de Derde Orde van den II. Vader Franciscus, in Vergadering levende onder de drie wezenlijke Beloften.
Onder andere zaken, toebetrouwd aan Onze regeering, maken deze Ons bijzonder zorgvuldig, welke dienen om de begeerlijkheden der wereld en van het vleesch te overwinnen en den genisten staat van onnoozelheid en vrede, waarin de Hemel den mensch in het begin geplaatst had, wederom te herstellen.
XXII
$ 1. Waarom Nicolaus IV, Onze Voorzaat, over lang heeft goedgekeurd en bevestigd den Derden Regel van den H. Franciscus, denwelke hij noemt der Penitentie, waardoor de H. Belijder, vervuld van den geest Gods, de christene geloovigen van beide de geslachten getracht heeft te brengen tot hunne zaligheid.
§ 2. Maar aangezien met verloop des tijds, door het ingeven des H. Geestes , niet alleen gehuwde personen in de wereld blijvende , voor welke de voorzeide Regel door den H. Franciscus gemaakt was, maar ook ontelbare menigten van Maagden zich aan het Juk van den Regel onderworpen hebben, voegende bij denzei ven de drie wezenlijke Beloften, en sommigen met Onze vergunning ook die van het Slot, en een groot getal kloosters opgericht hebben, niet zonder vrucht en stichting der Strijdende Kerk.
§ 3. En omdat in denzelfden Regel begrepen zijn eenige zaken, zoo eigen aan personen, die in den huwelijken staat zijn, dat zij geenszins passen aan degenen, die in den maagdelijken staat, of anderszins buiten het huwelijk, onder denzelfden Derden Regel den Heer willen dienen, waarom de goede genegenheid der reine zielen om in dit Orde te gaan , somtijds mocht belet worden, daarom is het|, dat Wij naar den Wil Gods het kostelijke van het slechte onderscheidende, denzelfden Derden Regel, op de volgende manier verdeeld , op nieuw bevestigen en aan Ü.L. en alle nakomelingen overzenden om te onderhouden.
De inhoud van denzelve is als volgt:
Van het inltomoii dier Novicen.
De Broeders en Zusters, die in deze Orde zullen ontvangen worden , moeten zijn Katholiek van geloof, niet verdacht van eenige ketterij , vast in de gehoorzaamheid der heilige
XXIII
Katholieke Kerk, uiet gebonden door het huwelijk, ontlast van schulden, gezond van lichaam , vlijtig van geest, met geenen openbaren kwaden naam of faam besmet, met hunnen evennaaste verzoend. En omtrent dit alles moeten zij , eer zij aanvaard worden, naarstig ondervraagd worden door dengene, die macht heeft om aan te nemen.
Van hetgeme dl© Broeders en Zusters moeten toeloven in de Professie van diezen Igt;»rden Hegel.
De Broeders en Zusters een geheel jaar tijds gedragen hebbende het proefkleed , (hetwelk moet zijn van slecht laken , naar het oordeel van den Visitator) indien hun gedrag in het klooster loffelijk geweest is , zullen tot de Professie der Orde ontvangen worden naar het oordeel van de gemeente. In de Professie zullen zij beloven te onderhouden de Geboden Gods en van te voldoen, als zij daartoe van de Overste verzocht worden , voor de overtredingen in dewelke zij zouden in den toekomenden tijd mogen vallen, tegen voorzeiden Derden Regel, en van te leven in gehoorzaamheid, in armoede en in zuiverheid.
Van de Vastedagen en de manier van Vasten.
De Broeders en Zusters zullen geen vleesch eten Maandags, Woensdags, Vrijdags en Zaterdags, uitgenomen den feestdag der Geboorte onzes Heeren. Zij zullen gehouden zijn te
XXIV
vasten alle Woensdagen en Vrijdagen van Allerheiligen af tot de Verrijzenis onzes Heeren, en alle Vrijdagen des jaars. Insgelijks van St. Marten tot Kerstmis toe zullen zij alle dagen vasten, alsook de Vasten van de H. Kerk tot Paschen toe, dewelke zij nochtans moeten beginnen van den Zondag genaamd Quinquagesima. Maar op de dagen , dat men niet vast, zullen zij maar tweemaal daags eten, behalve dat degenen, die groeten, moeilijken arbeid doen, driemaal zullen mogen eten van Paschen tot de maand October, uitnemende altijd de Vastedagen. De reizenden, zieken of kranken zullen mogen eten in den tijd des noods.
Vim den Grodtlelijlsen Dienst en het Oetoed.
De Broeders en Zusters zullen de stilzwijgendheid onderhouden in de kerk , vooral als men daar mis doet of predikt. Op andere plaatsen zullen zij het stilzwijgen onderhouden , gelijk het door de Oversten zal voorgeschreven zijn. Zij moeten ook dagelijks 's avonds tusschen zich zeiven en God overdenken , wat zij gedaan , gesproken of gedacht hebben ; en indien zij gemakkelijk kunnen, moeten zij alle dagen mis hooren. Zij moeten ook bezorgd zijn te hebben een geestelijk man, die op zekere dagen hun zal het woord Gods prediken en vermanen tot penitentie en andere deugden. Degenen, welke bij zich zeiven zullen kunnen lezen de Kerkelijke Getijden , moeten die lezen, naar het gebruik van de H. Roomsche Kerk. Maar die deze Getijden niet kunnen lezen , zullen zeggen twaalf Pater Koster voor de Metten, voor elk van de andere Getijden zeven, voegende Gloria Patri op het einde van elk Pater Koster; en in het
XXV
begin der Primeii, het einde der Completen , het Credo en den psalm Miserere mei Deus. Die deze gebeden niet zal weten, moet voor zijne penitentie zeggen driemaal Pater noster. En zoo dikwijls als zij 's noens en 's avonds eten, moeten zij God loven. Aangaande de Sacramenteele Biecht en de H. Communie, zullen zij het voorschrift volgen van den Paus Nicolaus IV , inhoudende dat zij driemaal 's jaars zullen te Biechten en te Communie gaan , of anderszins zullen zij de Constitutiën onderhouden, welke hieromtrent door de Oversten gemaakt zijn.
V:iii de Instelling1 der Oversten en van de Bedieningen.
Elk huis zal hebben eenen Overste van deze Broederschap; indien het een mansklooster is, zal de Overste genoemd worden: de Minister der plaats; indien het een vrouwenklooster is, zal de Overste Moeder genoemd worden. Zij zullen gekozen worden door de gemeente of ingesteld door den Provincialen Overste of den Visitator-Generaal; nochtans in zulker voege, dat niemand van hen voor altijd, maar alleen voor zekeren tijd gesteld worde. Deze Ministers en Moeders, zoolang zij in bediening zijn, zullen in alle zaken, welke dezen tegeuwoordigen Regel aangaan, gehoorzaam zijn aan de Provinciale Ministers der Minderbroeders van St-Franciscus' Orde en aan den Visitator, door de Ministers gezonden. Aangaande de andere bedieningen binnen het huis, zullen zij hunne Statuten onderhouden. (1)
Aanmerking.
Hetgeer. ia het vijfde en achtste Hoofdstuk van den Regel gezegd wordt, aangaande het gezag van de Provinciale Ministers der Minderbroeders, moet verstaan worden, volgens de verklaring in het vijfde en achtste Hoofdstuk der Constitutiën van deze Vergadering.
XXVI
Van lt;le manier orni inen uitwendig te quot;verlseeren.
Aangezien de Broeders en Zusters van deze Vergadering tot penitentie geroepen zijn, zullen zij zich onthouden van alle gezochtheid, zoowel in kleeren , als in andere dingen. En, naar den apostolijken en zaligen raad van den Prins der Apostelen, St. Petrus, hebbende afgelegd alle ijdele sieraden dezer wereld, moeten zij geen ander habijt of kleed dragen, dan dat ootmoedig is, en noodig tot deksel huns lichaams. Zij moeten zich ten eenemaal wachten van te verkeeren in hoven der Prinsen , Heeren of Jonkvrouwen , in dewelke (naar de getuigenis des Heeren) de genoegten dezer wereld gevonden worden. Zij moeten ook nimmer meer zijn in dansen, spelen, lichtvaardigheden of andere ijdelheden van goochelaars. Zij moeten spaarzaam zijn in woorden en samenspraken , dewelke zelden zonder zonden vermenigvuldigd worden. En bovenal moeten zij zich wachten van leugentaal en allerhanden eed, volgende het gebod des Heeren; tenzij eed doen noodig ware om den vrede te bewaren , valsche beschuldiging of ongelijk te doen ophouden of om getuigenis te geven. Eu dagelijks 's avonds moeten zij zich zelven onder andere dingen onderzoeken , of zij in eenige leugen of eed vervallen zijn, en voor elke fout van dien aard zullen zij zeggen driemaal Pater noster.
Van de Bezoeking en Zorg der Zieleen.
Indien iemand der Broeders of Zusters dezer Broederschap in ziekte valt, zal de Minister van het huis, of de Moeder, gehouden zijn denzelven eens daags te bezoeken, door zich
XXVII
zeiven of door eenen anderen persoon , en zij zullen hem van liet gemeen goed naarstiglijk in al zijne noodzakelijkheden bezorgen.
Zij zullen ook gehouden zijn de zieken te vermanen tot penitentie en eene waarachtige bekeering tot God, hun voorhoudende den aankomenden dood en de strengheid van het Goddelijk oordeel, alsook de Goddelijke barmhartigheid.
quot;Van de quot;Visitatie, woIUe de Prelaten doen moeten onder de SCixsterss en Broeders.
De Minister Provinciaal der Minderbroeders of de Visitator van dezelfde Orde, aan denwelken hij last gegeven zal hebben, zullen alle jaren elk huis visiteeren en dat in de tegenwoordigheid van de ouderlingen. En de visitatie gedaan zijnde, moet de Visitator niet gaan binnen de werkplaatsen of andere inwendige vertrekken der Zusters, of hij zal nimmer alleen met eenige Zuster, gescheiden van de anderen, blijven. De Ministers der plaats en de Moeders moeten aan den Visitator te kennen geven de fouten welke verbetering van doen hebben. Desgelijks moeten ook doen andere Broeders en Zusters. En indien daar eenige van de Broeders of Zusters waren , welke naar het oordeel van de Discreten onverbeterlijk zouden zijn, al zulke zal men als schurftige schapen uit de Vergadering wegzenden.
Van de Diensten voor de Overledenen.
Als eenige Broeder of Zuster zal overleden zijn, zal de Minister of de Moeder zorg dragen , dat de uitvaart solem-
XXVIII
neel gedaan wordt. In dewelke alle Broeders of Zusters van het huis, waar hij of zij overleden zal wezen, moeten in persoon tegenwoordig zijn, en zij zullen niet mogen vertrekken, voor dat het lichaam begraven is. En elke Priester zal voor de ziel van eiken overledenen of overledene, binnen den tijd van acht dagen gehouden zijn eene Mis te doen. En die den Psalter kunnen, moeten lezen vijftig psalmen. Maar die het Psalter niet kunnen, moeten zeggen vijftig Pater noster en op het einde van elk Requiem cBternam. En op het einde van elk jaar of binnen het jaar, zal elk van de Priesters gehouden zijn drie Missen te lezen voor de overledenen. En die het Psalter kunnen , zullen lezen elk een geheel Psalter. Maar die het Psalter niet kunnen, zullen zeggen honderd Pater noster, en Requiem ceternam op het einde van eiken. Aangaande de gezegde Diensten voor de overledenen en andere Goddelijke Diensten, bij dezen Regel gevoegd, worden de Ministers en Moeders belast, om dezelve getrouwelijk te doen volbrengen.
V;iii de Verbintenis der dingen in den Kegel toegrepen.
Alle en elk van de dingen , in den tegenwoordigen Regel begrepen, zijn raden om diegenen , die wandelen in de pelgrimsreis dezer wereld, te helpen hunne zielen gemakkelijk zalig te maken, en geene dezer dingen verbinden op doodzonde of dagelijksche zonde, ten ware dat anderszins iemand door menschelijk of Goddelijk gebod, daartoe verbonden zoude zijn. Nochtans de Broeders en Zusters zijn gehouden te volbrengen de penitentie, hun door de Oversten gesteld, als zij dit verzocht zijn. Zij zijn ook gebonden aan de drie Beloften te weten; Armoede, om niets in het bijzonder te hebben. Zuiverheid, want na de Beloften mogen zij niet trouwen, noch zonder zonde tegen deze Belofte, eenige
XXIX
vleeschelijke werken oefenen ; en Gehoorzaamheid aangaande de zaken , zonder welke deze Broederschap niet kan in stand gehouden worden. Ook degenen, die uitdrukkelijk belofte van het Slot gedaan hebben , zijn gehouden die getrouwelijk te volbrengen. quot;Welk Slot wij toelaten en verleenen aan alle en elk convent, zoo nochtans, dat de liefdewerken, welke zij gewoon zijn te doen aan de zieken , daardoor geenszins beschadigd worden.
Gegeven te Rome hij St. Pieter, onder den Visschers-ring, den twintigsten van Januari, in het jaar duizend vijfhonderd een en twintig , in het achtste jaar onzes Fausdoms.
VAN DE
1. De Zusters, die door Gods genade iu deze Vergadering aangenomen zijn , moeten zicli toeleggen om den geest van haren Insteller, den H. Franciscus, en van de Seraphiensche Orde altijd te bewaren, en om de stichtende levenswijze der voormalige Religieusen Penitenten van wie zij zonder onderbreking afstammen , na te volgen.
3. Zij zullen de heiligmaking harer ziel als haar voornaamste doel beschouwen, gedenkende, dat zij verplicht zijn naar de volmaaktheid te streven door de getrouwe onderhouding van den Regel, goedgekeurd door Paus Leo X, en der bijzondere Constitutiën van deze],Vergadering, welke dienen om den Regel te verklaren , en om de Zusters te onderrichten in de oefening der kloosterlijke deugden en goede werken.
3. Terwijl de Regel liefdewerken aan de Leden der Derde Orde aanbeveelt, zoo mogen de Zusters dezer Vergadering zich toewijden aan de opvoeding der jeugd, aan het verzorgen van oude en zieke personen en dergelijke liefdewerken , op de wijze, welke iu de tegenwoordige Constitutiën bepaald is,
Van het intcomeii en tie kleeding der Novieen.
1. Behalve de conditiën, verzocht in het eerste Hoofdstuk des Regels van Leo X, moeten de dochters , die zich aanbieden , om ontvangen te worden, gesproten zijn uit een wettig huwelijk. Hierin zal men geene dispensatie aanvaarden. Zij moeten ook genoegzaam onderwezen zijn, vooral in den Godsdienst; A onder
de 17, noch boven de 45 jaren wezen, noch het habijt in eene andere Vergadering gedragen hebben ; tenware de Kerkoverste, om goede redenen, door de Oversten voorgesteld , in dit laatste punt of in den ouderdom zoude dispenseeren.
2
2. De Overste moeten meer acht te geven op den bovennatuurlijken roep, de natuurlijke neigingen en hoedanigheden der personen, dan op hare tijdelijke middelen. Evenwel zullen zij geene dochters mogen ontvangen zonder genoegzame dote, zooals dit door de kerkelijke Oversten is bevolen, hierbij de armoede of den overvloed der huizen in aanmerking nemende. Om zich te voegen naar de bevelen van het Concilie van Trente, zullen de Oversten de dote niet aannemen gedurende het noviciaat. Evenwel zullen zij voorzorgen moeten nemen, dat de dote gereed zij, en dat alle bepalingen voldaan of wettig gemaakt zijn, voor den tijd van de Professie. Zij zullen gedurende het noviciaat mogen aannemen wat noodig is voor de kleederen , het voedsel en het onderhoud van de novice, voor al den tijd dat zij in het klooster zal blijven vóór hare Professie. Uitgenomen dit kostgeld, zal men aan eene novice die uitgaat, teruggeven hetgene zij heeft medegebracht.
3. Men zal niet meer leekezusters aannemen dan voor de werkzaamheden noodig zijn.
4. Deze Vergadering zal maar één Noviciaat hebben, te weten : in het Moederhuis te Oirsehot. Men zal geen tweede Noviciaat mogen oprichten zonder verlof van den H. Stoel.
5. De Overste van het Moederhuis alleen zal de macht hebben van postulanten aan te nemen met toestemming harer Discreten. Zij zullen
3
dezelve in het spreekhuis onderzoeken wegens hare afkomst, ouders, familiekwalen, gezondheid, gedrag, beroep en de andere bovengemelde hoedanigheden.
6. Opdat men den roep en de bekwaamheid der dochter beter zou kennen, zal men haar, alvorens haar volle verzekering van hare kleeding te geven, omtrent drie maanden in hare wereldlijke kleederen in het klooster houden, om als postulante ernstig beproefd te worden.
7. Op eenen dag door de Overste bestemd, zal de postulante, knielende in het midden van den refter, aan de Gemeente de gunst vragen, om aangenomen te worden. Wanneer de Eerw. Moeder en de Discreten de dochter geschikt oor-deelen, zal men haar bij het einde van het Postulaat door brieven presenteeren aan den Bisschop, of aan zijnen Gedeputeerde, Hem te kennen gevende hare hoedanigheden, en de dote, die zij kan geven. Na zijne toestemming ontvangen te hebben, zal men de stemmen der Gemeente vragen, welke de Biechtvader, of iemand, door den Kerkoverste benoemd, zal ontvangen. Een andere Priester zal hierbij tegenwoordig zijn als getuige.
Indien de postulante de meerderheid van stemmen bekomen heeft, zal men den dag der kleeding bepalen, waartoe zij zich zal voorbereiden door een geestelijk vertrek van acht dagen. Gedurende dit vertrek zal zij , op twee verschillende dagen door de Overste bepaald, met eenige O 3
4
tusschenruimte, voor de Religieusen bijeenver-gaderd in den refter, het habijt vragen, in dezer
voege: » Eerwaarde Moeder en Zusters in den Heer, ik bid U om de liefde van onzen Verlosser Jesus Christus en van zijne II. Moeder, de Maagd Maria, van onzen II. Vader Franciscus en van alle Heiligen des Hemels , dat gij mij wilt verleenen het proef kleed van uwe H. Religie, om penitentie te doen en mijn wereldseh leven te beteren.quot;
8. Te dezer gelegenheid zal de Overste haar ernstig verklaren, dat zij verplicht is, vóór de kleeding bekend te maken , of er onder hare naaste familie iemand krankzinnig geweest is ; of zij zelve aan de vallende ziekte of verborgene krankheden onderhevig is ; of hare ouders in eene zoodanige behoeftigheid zijn, dat zij hen moet bijstaan ; of zij in de wereld andere verbintenissen heeft, ter oorzake van welke zij niet mag ontvangen worden tot de kleeding. Verder zal de Overste er bijvoegen , dat, ingeval zij de Gemeente hierin bedriegt, zij zal gestraft en uit het Noviciaat weggezonden worden.
9. De kleeding zal geschieden volgens de gewoonte der Orde, in het Ceremoniaal voorgeschreven. Men zal in de kleeding de novicen heit haar niet afsnijden, opdat zij zoo vrijer zouaen zijn, om uit te gaan, indien zij zich niet bekwaam oordeelen den last van het kloosterleven te dragen.
10. Na de kleeding zal men in een boek,
daartoe bestemd, den dag en het jaar der kleeding aanschrijven, den naam en toenaam dei-novice en die harer ouders, haar vaderland en haren ouderdom, met hare handteekening en die der Eer\y. Moeder en van eene Discrete.
Wij verbieden ten strengste, dat de Zusters bij gelegenheid der kleeding buitengewone maaltijden houden in het klooster, of die geven aan de bloedverwanten, zoowel den dag zelf van de kleeding, als vóór of na dien dag ten opzichte van deze plechtigheid.
11. Ingeval de vrienden haar iets aanbieden , dat zij dit ontvangen als eene aalmoes en zich daarvan bedienen voor haar gewoon middagmaal, zonder eenige overvloedigheid.
Wij wenschen, dat zij zich op die dagen meer begeven tot gebeden en dankzegging voor de volmaakte verbetering en de volharding der inge-kleede dochter ; dit moet ook zoo verstaan worden aangaande feesten ter gelegenheid van de Professie, jubüés , of andere hoegenaamde plechtigheid. De andere ceremoniën der novicen, als van dagelijks in den refter in de tegenwoordigheid der Religi-eusen te verzoeken , om op tijd tot de Professie te worden aangenomen, om in deze II. Orde te mogen leven en sterven en dergelijke, zullen onderhouden en gehandhaafd worden.
12. Wij bevelen, dat de toenaam der novicen altijd veranderd worde in den naam van eenen Heilige of eene Heilige , opdat de Zusters zouden
6
leeren , zich van hare familie en bloedverwanten te onthechten , om alleen voor God te leven.
13. De Zusters zullen gekleed worden met bruin slecht laken, zoowel in prijs, als in kleur. De geprofeste Religieusen dragen boven het gewone habijt een schapulier, en eene zwarte wijle geschikt om het aangezicht te bedekken. Tot gedachtenis van het lijden onzes Heeren, en tot onderscheidingsteeken van de Vergadering der Religieusen Penitenten, zullen zij op het schapulier een zwart geborduurd kruis dragen , met de werktuigen van de H. Passie, die zij zullen trachten altijd in haar hart te hebben gedrukt, door eene volmaakte penitentie, waarvan zij den naam voeren. Zij zullen onderkleederen dragen van witte wollen stof. Voor de kranken zal hierin voorzien worden, volgens den nood , het oordeel en de schikking der Oversten. Het zal haar toegelaten zijn te gaan barrevoets op houten patijnen ; (diegenen , welke aldus niet kunnen gaan, zullen sandalen van leer mogen dragen.) Ten tijde van al te groote koude, of om krankheid, verkoudheid en andere dergelijke ongemakken , die den geest des gebeds en andere oefeningen des kloosters beletten, zal de Moeder verbonden zijn, haar te gebieden sokken van wol of laken te dragen , en de Zusters zullen gehouden zijn zonder uitstel te gehoorzamen. Het zal nochtans niet noodig zijn, in het algemeen te dispenseeren , maar volgens den nood , en naar de voorzichtigheid der Overste. De gordels der
7
Zusters zullen bestaan uit dikke en gemeene koorden , met drie groote enkele knoopen. Hare mantels zullen eene betamelijke lengte en breedte hebben, zonder overtolligheid of sieraad, en zullen allen van denzelfden vorm zijn. De Zusters, die in het openbaar moeten verschijnen , zullen kousen en schoenen dragen , en op reis bovendien nog eenen langen zwarten mantel.
De novicen zullen witte wijlen, en geen schapulier dragen; in plaats van met eene koord, zullen zij zich omgorden met een grauwen strik.
De geprofeste leekezusters zullen hetzelfde habijt dragen, als de geprofeste koorzusters, maar in plaats van eene zwarte wijle, dragen zij eene witte.
Vaii liet Noviciaat» die Professie en de Beloften.
§ 1-
Van het Noviciaat en de Professie.
1. De novicen zullen voor Meesteres hebben eene bekwame en deugdzame Zuster, die haar naarstig zal onderwijzen wegens de verplichtingen der Beloften, de voorschriften van den Regel en de Constitutiën, de uitwendige manieren, de cere-
8
moniën en loffelijke gewoonten der Orde, alsook de wijze van bidden en medifeeren, en der inwendige oefeningen van de ziel. Zij zal frachlen dè novicen te doen vorderen in den weg der volmaaktheid door de oefening van de versterving der zinnen, der natuurlijke neigingen en van den eigen wil. Zij zal haar eene gegronde kennis geven, hoe zij de deugden moeten oefenen , en haar allen noodigen troost bezorgen, bijzonder ten tijde van bekoring.
2. Uitgenomen met de Overste en met hare Meesteres, mogen de novicen gedurende het Noviciaat niet spreken met de andere geprofeste Zusters, dan met bijzonder verlof van hare Meesteres.
Wanneer eene novice in het spreekhuis wordt geroepen, en de Eerw. Moeder het betamelijk oordeelt, haar te laten gaan, zal de Meesteres, of eene andere Religieuse haar vergezellen, tenzij dat de Overste haar alleen laat gaan , om haar volle vrijheid te geven, met hare ouders en bloedverwanten te spreken over hare roeping, en om gewichtige redenen.
3. De vierde maand na de kleeding zal de Overste de visitatie houden wegens elke novice in het bijzonder. Al de Zusters zullen vrijelijk in deze visitatie al de onvolmaaktheden te kennen geven, die zij in de novice zullen opgemerkt hebben. De Eerw. Moeder zal bij tijds aan de Gemeente den dag te kennen geven, waarop zij het onderzoek wegens de novice zal doen. Op
!)
den {jes(el(len dag zal zij hare Discreten vergaderen , en elke geprofeste koorzuster van het Noviciaat-huis voor het Discretorie doen komen, om te zeggen, of zij iets verbeterenswaardig in de novice bevonden heeft. De Overste mag aan Zusters in de ondergeschikte huizen, die eene novice goed kennen, door brieven of anderszins haar gevoelen wegens deze novice vragen. Na al de andere Zusters zullen ook de Discreten zeggen, wat zij aangaande de novice te bemerken hebben. De Eerw. Moeder en de Meesteres der novicen zullen het laatst haar gevoelen zeggen. Dit gedaan zijnde, zullen de Eerw. Moeder en de Discreten beraadslagen over al hetgeen door de Gemeente is veropenbaard geworden; en ingeval alles goed is, zal men de stemmen der Gemeente vragen, gelijk hierna zal gezegd worden.
4. Indien de novice in de visitatie onbekwaam tot het kloosterleven wordt bevonden, dat zij zonder dat men de stemmen der Gemeente vrage, en zonder uitstel, door het Discretorie naar de wereld worde teruggezonden.
Maar als de gebreken zoo groot niet waren en deze zouden kunnen verbeterd worden, zal de Overste haar daarvoor penitentie opleggen en haar vermanen tot beternis , op straf van uitgezonden te worden.
De tweede visitatie zal op dezelfde manier geschieden , de achtste maand van het proefjaar.
5. In het eerste Kapittel na dusdanige visi-
10
tatiën zal de Eem. Moeder den uitslag daarvan naar waarheid, maar toch voorzichtig, voorhouden aan de stemhebbende Zusters, en zal de stemmen vragen, welke dezen op eene geheime wijze zullen geven in de tegenwoordigheid van de Moeder en twee Discreten. De Zusters, nagedacht hebbende op hetgene de Moeder gezegd heeft, en op hetgene zij zelf weten wegens de novicen, zullen volgens hare consientie hare stem geven aan deze, welke zij geroepen oordeelen tot het kloosterleven, en dezelve weigeren aan zulke, welke zij denken hiertoe niet geschikt te zijn. Daarna zal de Moeder zeggen, of de novice ontvangen is, of niet.
6. Zoowel de Moeder als de Discreten moeten wel indachtig zijn, dat het door de Kerkelijke wetten allerstrengst verboden is, ooit diegenen bekend te maken, welke tegen de novice gestemd hebben. Die hiertegen misdoet, zal voor altijd van het Discretorie beroofd wezen.
7. Alle koorzusters, die drie maanden geprofest zijn en ten minste twee maanden in het huis waar het noviciaat is , wonen , hebben stemrecht voor het aannemen tot de kleeding en tot de Professie.
8. De derde en laatste visitatie zal op dezelfde wijze geschieden in de elfde maand van het proefjaar, maar de stemmen zullen ontvangen worden door den Biechtvader of eenen anderen door den Kerkoverste aangestelden Priester. Er zal een
11
Priester bij wezen als getuige, en beiden zullen met hunne handteekening de aanneming bevestigen.
9. Indien hel meeste deel der Gemeente de stem weigert aan de novice, dat men deze terstond uitzende, nochtans met alle liefde en beleefdheid. Ingeval de novice wel de meerderheid der stemmen heeft ontvangen, maar zoo, dat over het derde deel van de Gemeente de stem weigert, zal het ontvangen twijfelachtig en onzeker wezen. Men zal hiervan kennis geven aan den Kerkelijken Overste, om daarover te beschikken naar goedvinden.
10. Indien de novice het vereischte getal der stemmen ontvangen heeft, zal haar dit te kennen worden gegeven. Men zal haar alsdan laten beschikken over hare goederen, opdat zij vrij zij van alle tijdelijke zorgen na hare Professie.quot; Het is verboden aan de Zusters zich voor te behouden het gebruik of het bestuur van een gedeelte van hare goederen. Insgelijks is het verboden aan de Overste, dat zij aan de ouders toelate pensioenen te maken, bestemd tot het bijzonder gebruik van hunne dochters, die aanvaard zijn in de Vergadering. Ingeval dat dergelijke legaten gemaakt worden voor eene Zuster, zullen zij aan de Overste gegeven worden voor het gebruik der Gemeente ; en elke novice moet wel verstaan , dat zij bij hare Professie toestemt in deze beschikking. Evenwel kan de Overste van het Moederhuis aan eene geprofeste Zuster toelaten de formalitei-
12
ten, door de burgerlijke wetten voorgeschreven, te vervullen met betrekking tot de tijdelijke goederen.
11. Terzelfder tijd zal de Overste de bloedverwanten waarschuwen om de dote gereed te maken, opdat dezelve bij de Professie van de novice voor het klooster verzekerd zij. Om zich te voegen naar het voorschrift van het Concilie van Trente, zal de Eerw. Moeder den Kerkoverste verwittigen en Hem verzoeken het onderzoek der novice te houden en de Professie toe te laten.
12. In dit onderzoek zullen de novicen openhartig antwoorden op de vragen, welke de Bisschop of zijn Gedelegeerde haar zal voorstellen, zooals: of zij begeeren met haar vrijen wil en niet door dwang van anderen, Professie te doen, en of zij bekend zijn met de verplichtingen der Beloften , welke zij gaan uitspreken.
13. De Eerw. Moeder zal alsdan, evenals voor de kleeding, elke novice op nieuw ondervragen omtrent de vereischte hoedanigheden en voorwaarden om tot de Professie te worden toegelaten, er bijvoegende dat indien zij hieromtrent de Gemeente bedriegt, men tegen haar, ook na de Professie, ten strengste zal te werk gaan. Verder zal de Eerw. Moeder in het kort onderzoeken , of de novice genoegzame kennis heeft van den Regel en van de Constitutiën.
14. Daarna zullen de novicen zich vertrekken in stilzwijgen den tijd van acht dagen , om hare exercitiën te houden, waaronder al de novicen ,
1.3
zoowel voor de kleeding als voor de Professie, eene generale biecht zullen spreken, lenzij de Biechtvader anders oordeele.
15. De Professie zal geschieden op den bestemden dag onder de H. Mis in de tegenwoordigheid van den Bisschop of van zijnen Gedelegeerde en van de Eerw. Moeder. Voor de ceremoniën der Professie zal men het Ceremoniaal volgen.
16. De drie wezenlijke Beloften zijn altijddurend en voorbehouden aan den H. Stoel. De vorm der Professie zal zijn als volgt:
In den naam des Vaders, en des Zoons, en des II. Gces les: Ik Zuster N. beloof aan God almachtig , aan de II. Maagd Maria, aan den II. Vader Franciscus en aan alle Heiligen van het Hemelsch Hof; aan U Eerwaarde Vader en aan U Eerwaarde Moeder, al de dagen mijns levens te leven in Gehoorzaamheid, in Armoede en in Zuiverheid, volgens den Regel van de Derde Orde en volgens de goedgekeurde Constitution van deze Vergadering, en volgens hunne verbintenissen tot zaligheid mijner ziel. Bovendien beloof ik te leven onder altijddurend Slot, zooals dit door onze Kerkelijke Oversten zal zijn vastgesteld. Amen.
En die hare Professie ontvangt, zal haar beloven, indien zij dit alles onderhoudt, het eeuwige leven; vervolgens zal hij haar de zwarte wijle, het schapulier en de koord geven.
17. Na de Professie zal men den naam en den
14
ouderdom der nieuwgeprofeste, alsook den dag en het jaar, waarop de Professie gedaan is, opschrijven in een daartoe gesteld boek. De Eerw. Moeder en de Discreten met de nieuwgeprofeste Zuster zullen dit onderteekenen. Dit boek zal bewaard worden in het archief van het klooster.
18. Zij zal de drie eerste maanden na de Professie niet toegelaten worden tot het kapittel der geprofeste Zusters; maar zal, nadat zij hare schuld heeft gesproken, uitgaan met de novicen ; zij zal ook zoolang geen stemrecht hebben tot het aannemen der novicen tot de kleeding en Professie. Zij zal vier geheele Jaren na de Professie onder de besturing blijven van de Meesteres der novicen.
Verlslaring der Beloften»
Van de Armoede en het yebruik der noodzakelijke dingen.
1. De Zusters zullen geheel onteigend zijn en het bijzonder gebruik van de minste zaak niet hebben zonder oorlof van de Overste, die haar alleen zal toelaten hare brevieren om de Getijden te lezen en de kleederen die zij noodig hebben. De andere kleederen, noodig om somtijds te veranderen, zullen in het gemeen bewaard worden.
2. Dat de cellekens niets besluiten dan de bedstede met een voorhangsel, eenen stroozak,
15
kussens gevuld met wol, en het noodige wollen deksel, een stoel en tafeltje, een crucifix en een of twee godvruchtige beeldjes van papier. Dat men den ingang sluite zonder eenige houten deur. lt;
3. Het lijnwaad en de andere kleederen zullen haar uitgedeeld worden door die daartoe last zal hebben. Boeken van devotie, inkt, pennen, papier en alle andere benoodigdheden zullen gegeven worden uit het gemeen. Insgelijks alle gerief en stof, vereischt tot het werk. Beeldjes en andere giften van devotie zullen gebracht en bewaard worden in de kamer van de Moeder, die deze kan uitdeelen aan hare dochters , om ze aan te bieden aan hare vrienden en godvruchtige personen.
4. Al wat zij gebruiken zal zijn van hout,
aarde , steen en dergelijke slechte stof; de potten ,
ketels en ander huisraad, van ijzer of koper.
Dat zij trachten in alles wat zij gebruiken de armoede te doen uitschijnen in haren luister,
schuwende allen overvloed , bijzonderheid en kostelijkheid. Dat de gebouwen eenvoudig en arm zijn, zoo dienende tot het gebruik, dat daarin geene pracht te vinden is.
5. De Zusters mogen niets aannemen van vreemden, noch geven zonder verlof der Overste,
aan wie zij de ontvangene zaken zullen ter hand stellen, om er over te beschikken volgens goedvinden. Het is streng verboden de Gemeente te trakteeren in den naam van eenige bijzondere Zuster; indien eene Zuster iets voor zulk einde
IG
ontvangt, zal men verstaan dat dit gegeven is voor de Gemeente, gelijk alle andere aalmoezen, en de Zuster zal alles eenvoudig aan de Moeder moeten geven, om er zich volgens haar goedvinden van te bedienen. Geene Zuster zal zich eenig recht mogen aanmatigen , wegens het gebruik van dergelijke geschenken. Ingeval er eenige Religi-euse bevonden wordt, het minste te hebben of uit te deelen zonder oorlof van de Moeder, dat zij gestraft worde naarmate van hare overtreding der heilige Armoede.
6. Maar dat de Moeder naarstig zorg drage , dat er niets aan de religieusen geweigerd worde aangaande hare noodzakelijkheid, naar den eisch van den tijd en het saizoen.
Van de Gehoorzaamheid.
1. Volgens de vermaning van den H. Vader Franciscus, moeten de Zusters altijd indachtig zijn , vooral in moeilijke zaken , dat zij Belofte van Gehoorzaamheid gedaan hebben, en om de liefde Gods haren eigen wil hebben verzaakt.
2. De Zusters zullen gehouden zijn te gehoorzamen aan hare Overste, in al wat niet strijdt tegen de geboden Gods of tegen den Regel en de Constitutiën.
3. Wie grootelijks wederspannig zal zijn aan het gebod van de Overste, of jegens haar den
17
eerbied zal verliezen, deze zal men voor penitentie opleggen, dat zij driemaal ter aarde ete in den refter in de tegenwoordigheid van de ge-heele Gemeente, en alvorens tot de H. Communie te gaan, zal zij zich moeten onderzoeken over de bedrevene fout en hare conscientie in orde stellen.
4. Degene , die in eeniger wijze tegen den eerbied jegens de Overste of tegen de gehoorzaamheid misdoet, vermanen wij, zonder uitstel tot betere gevoelens terug te keeren en bij de Moeder ootmoedig hare schuld te bekennen en penitentie te vragen. Indien de fout openbaar geweest is en de Moeder zulks noodig oordeelt, zal zij de Zuster opleggen, hare schuld te bekennen voor de Gemeente, en daar zal zij haar eene heilzame penitentie voorschrijven.
5. De Zusters zullen in alles verbonden zijn volgens het gebod en het oordeel van de Moeder, te gehoorzamen op eene straf, geövenredigd naar de maat der ongehoorzaamheid.
Ingeval nochtans de Moeder, alvorens te gebieden , de Zuster ondervraagt wegens hare bekwaamheid voor een of ander werk, of als het schijnt , dat de Moeder zoude gedoold hebben in haar oordeel, zal het de Zuster toegelaten zijn eerbiedig haar gevoelen te zeggen, en zelfs betaamt het , dat zij om te voldoen aan hare conscientie , de Moeder onderrichte, en zich verder volkomen aan haar oordeel onderwerpe, om de Moeder te laten handelen volgens hare conscientie
18
en gelijk zij zal willen verantwoorden voor God en voor hare Oversten.
6. In het vijfde Hoofdstuk zal verder verklaard worden, op welke wijze de Oversten moeten bestieren en haar gezag gebruiken.
Van de Belofte van Zuiverheid.
1. Die deze Belofte getrouw onderhouden , zullen bijzondere genaden op aarde en een groot loon in den Hemel ontvangen. De Zusters moeten ook gedenken, dat dezen die tegen de heilige Zuiverheid misdoen, plichtig worden aan twee zonden: de eene tegen het gebod van God , de andere tegen hare Belofte van Zuiverheid.
2. Dat zij dus zorgvuldig waken, om in gedachten , woorden en werken niet te misdoen tegen deze engelachtige deugd. Uit liefde voor deze deugd zullen zij hare oogen versterven; de zedigheid onderhouden; nooit anders dan wel gekleed voor anderen, zelfs voor hare medezusters verschijnen; geen dwaze liefkoozingen toelaten, en haar hart sluiten voor natuurlijke vriendschappen.
3. Indien iemand haar vleiende of onpassende woorden mocht toestieren, zullen zij zich houden, alsof zij dezelve niet gehoord hadden, en spreken over ernstige zaken, of wel de samenspraak kort afbreken en vertrekken.
19
4. Zij zullen hare twijfels aangaande dit punt openhartig aan den Biechtvader verklaren en zijn raad volgen.
Venieuwing van de Beloften.
1. Het is eene heilzame oefening dikwijls in het bijzonder zijne Professie te vernieuwen, om door dit middel zich op te wekken de Beloften, die men aan God gedaan heeft, getrouw te volbrengen.
2. Alle jaren, op den 16 April, op welken dag de H. Franciscus zijne Beloften heeft uitgesproken , zullen alle Zusters hare Professie vernieuwen , om met nieuwen ijver bezield te worden, en om den vollen aflaat te winnen, welke door den H. Stoel vergund is aan alle kinderen van den H. Franciscus, die op dien dag communi-ceeren en hunne Professie vernieuwen.
3. Deze vernieuwing is eene bevestiging der eerste Professie en legt geene nieuwe verbintenissen op. De plechtigheid zal geschieden gelijk in het Ceremoniaal der Vergadering is voorgeschreven.
4
ü
20
Van het Vasten en de Onthonding. Van de Discipline en de Versterving.
§ I-
Van het Vasten en de Onthouding.
1. Behalve de vastedagen en onthoudingen, die in het derde Hoofdstuk des Regels zijn uitgedrukt , zullen de Zusters vasten al de Vigiliën der feesten onzes Heeren, van O. L. Vrouw en der Apostelen , uitgenomen de Vigiliën van de HH. Philippus en Jacobus en van den H. Barnabas. Op de Vigilie van onzen H. Vader Fran-ciscus, van O. L. Vrouw Hemelvaart en op den Goeden Vrijdag zullen zij vasten te water en te brood, uitgenomen de zwakken en kranken. Zy zullen ook onderhouden de vasten en onthoudingen, die in het gebruik zijn in het land , daar zij zullen wonen , zich voegende naar de gewoonte des volks.
2. De Benedictie-vaste van den H. Franciscus, beginnende met Driekoningen en durende veertig dagen, welke onze Heer heeft geheiligd door zijn heilig vasten, zal haar toegelaten worden te onderhouden , eveneens als aan de Minderbroeders, te weten: zonder strenge verplichting, maar naar ieders godvruchtigheid, en naar het voorzichtig oordeel van de Moeder, aan wie is toegelaten in
21
redelijken voorval te dispenseeren in alle vasten en onthoudingen des Regels en der Constitutiën, voor de zieken en anderen die het noodig hebben. Zij mag tot meerdere gerustheid, in twijfelachtige gevallen, den Biechtvader of den geneesheer raadplegen. D
3. Op de dagen, dat men niet vast, zullen de Zusters, behalve de twee maaltijden met toebereide spijzen , des morgens ook een ontbijt mogen nemen.
Van de Discipline en de Ver ster vimj.
1. De discipline zal geschieden in het gemeen, na de Metten driemaal ter week, gedurende welke men de gebeden zal zeggen, in het Ceremoniaal voorgeschreven. Deze gebeden geëindigd zijnde, zal de Presidente teeken geven en de discipline zal ophouden. Woensdag, Donderdag en Vrijdag in de Goede Week zal na de donkere Metten de discipline plaats hebben op de gewone wijze, en daarna zal eene Zuster met luiderstem een punt van de Passie onzes Heeren voorlezen.
2. Alle ongemeene werken van boetvaardigheid zullen verboden wezen aan de Zusters dezer Vergadering. Ingeval dat eenigen hiertoe gedreven werden door eene bijzondere gratie van den II. Geest, zullen zij hierin het voorzichtig oordeel van den Biechtvader en der Moeder moeten volgen.
22
3. Wij vermanen de Zusters, die den naam dragen van Penitenten, andere zeer voordeelige verstervingen te oefenen, zooals : nemen wat voorgesteld wordt zorfder de beste der spijzen uit te zoeken; het voorgeschreven stilzwijgen stipt onderhouden; de onmatige nieuwsgierigheid bedwingen ; de koude, hitte en andere ongemakken van het weder, de vermoeienis van den arbeid en van den koordienst en andere kloosterlijke oefeningen, alsook de pijnelijkheden in ziekte verduldig verdragen; zich niet ontrusten, wanneer zij meenen achteruit gesteld, vernederd of vervolgd te worden; en naar het voorbeeld van den H. Franciscus, haren roem stellen van met Christus het kruis te mogen dragen.
4. Zij zullen ook zorg dragen hare verstervingen niet uit gewoonte te oefenen, maar met eene zuivere meening, zooals : om daarmede te voldoen voor hare zonden; of wel om hare kwade driften te bedwingen ; de traagheid in geestelijke zaken af te leggen; eene deugd of eene bijzondere genade te bekomen; het voorbeeld der Heiligen na te volgen ; om grooter deel te hebben in het lijden, en hierna in de glorie van Jesus Christus.
23
Van den Ooddlelijlceii Dienst en het In--veendig GreTbetl. quot;Van de H. Communie s van de Bieeht en het Onderzoelc van GJ-eweten.
§ 1-
Van den Goddelijken Dienst.
1. De koorzusters zullen den Goddelijken Dienst doen naar de orde der Roomsche Kerk, en volgens den brevier der Minderbroeders Observanten Recollecten. Zij zullen in de Mis geen muziek , maar enkel Gregoriaansch zingen.
2. De leekezusters en andere die door ziekte of anderszins verhinderd zijn den brevier te lezen, zullen zeggen, gelijk de H. Franciscus dit heeft voorgeschreven voor de leekebroeders: voor de Metten vier en twintig Pater Nosters; voor de Lauden vijf; voor Primen, Tertiën, Sexten en Nonen, voor elk van deze zeven; voor de Vesperen twaalf; voor de Completen zeven ; voegende bij ieder Pater Noster het Gloria Patri. Zij zullen in het begin der Metten bijvoegen : Domine labia mea aperies, bij het begin van ieder getijde: Deus in adjutorium, Gloria. Patri, enz. Bij het begin der Primen en op het einde der Completen : Credo
24
in I)cum. en den Ps. Miserere; voor de Completen Confiteor en Converte nos.
3. Opdat in alles goede orde gehouden worde, zal men voor de Metten wekken een weinig voor middernacht, om tijd te geven, van bijeen te vergaderen en de Metten te beginnen te twaalf nren. Voor de Primen zal men wekken te vijf uren, om te beginnen te half zes. In de Vaste zal men de Vespers beginnen om elf uren voor den middag. De Conventneele Mis zal gewoonlijk beginnen te zeven uren. De Overste van het Moederhuis met hare Discreten kan om goede redenen de bovengenoemde uren veranderen. Zij zullen voor alle huizen der Vergadering eene dagorde maken, om den tijd voor de Tertien, Sexten, Nonen, Vespers en Completen en voor de andere oefeningen dor Gemeente te bepalen.
4. Alle Zusters zullen op het luiden der klok alle andere bezigheden verlaten, en in stilzwijgen en met behoorlijken eerbied in tijds naar den Goddelijken Dienst komen, en in diepe ingekeerdheid hare harten tot het gebed bereiden.
5. Die te laat komen , als de Dienst zal begonnen wezen , dat zij in de eerste vergadering der Gemeente in den refter hare schuld bekennen , en de Moeder zal haar penitentie opleggen naaide zwaarte van hare onachtzaamheid. Die zal spreken of eenige oneerbiedigheid bedrijven ten tijde van den Goddelijken Dienst, zal streng berispt worden en penitentie doen. Die zal ont-
25
breken aan hare bediening als Versiculiere, enz. of eenige fout zal begaan in den Goddelijken Dienst, zal hare schuld bekennen, en de Overste zal haar penitentie opleggen. Niemand zal wegblijven uit den Goddelijken Dienst, tenzij om ziekte of een ander beletsel, en met verlof van de Moeder. De Moeder zal met raad van den Biechtvader en van den geneesheer dispenseeren in de groote Gelijden met de zieken en anderen, die eenig merkelijk beletsel hebben.
Van hei Inwendiy Gebed.
1. Het inwendig gebed is de spijze der ziel, de school der deugden. De Zusters zullen zich daartoe begeven met alle naarstigheid. Hoewel haar leven een gedurig gebed en offerande in Gods tegenwoordigheid moet wezen, zullen zij aan het inwendig gebed de volgende uren bijzonderlijk besteden: na de Metten een half uur, ''v eveneens voor de Mis en na het avondgebed.
2. Eene Zuster zal de punten der meditatie voorlezen uit een geestelijk boek, door de Moeder bepaald. Na de lezing zullen de Zusters op hare plaats knielen, en zonder toe te geven aan vrijwillige verstrooidheid of slaperachtigheid, zich bezig houden met godvruchtige overwegingen en met korte maar vurige schietgebeden , met akten van berouw over hare fouten en met goede voor-
26
nemens, welke uit de overweging volgen. Op het einde zullen zij door een kort smeekgebed tot God, tot de H. Maagd of tot den eenen of anderen Heilige de gratie vragen om deze voornemens getrouw te onderhouden.
3. Het gebed geëindigd zijnde, des avonds en na de Metten, zal de Overste teeken geven, waarop de Zusters in stilte mogen weggaan, zorg dragende de vruchten des gebeds door verstrooidheid niet aanstonds te verliezen.
4. Al de Religieusen zullen op de gestelde uren dit gebed bijwonen. Die om dringende redenen verschoond zijn, zullen op eenen anderen lijd, door de Moeder bestemd , het gebed inhalen. De Moeder en Oversten zullen trachten in hetzelve de eersten te zijn, en zullen de Gemeente niet mogen dispenseeren in de voorzeide uren, onder wat voorwendsel ook, tenzij om buitengewone diensten in de kerk.
Van de Geestelijke Afzondering.
1. Alle Zusters zullen jaarlijks in de Vaste of in den Advent eene retraite houden van negen dagen.
2. In een ondergeschikt huis , waar ter oor-zake der bezigheden de jaarlijksche retraite in de Vaste of in den Advent niet kan geschieden, zal de plaatselijke Overste hiervan de Eerw. Moeder
27
verwittigen, die alsdan den tijd der retraite voor dat huis zal bepalen.
3. Zij zullen deze d.igen overbrengen in heilige overwegingen , in stilzwijgen en boetvaardigheid , in vasten en onthouding en, volgens oud gebruik der Religieusen Penitenten, drie dagen te water en te brood; de zwakken en de zieken zullen dispensatie mogen vragen voor deze drie dagen en zelfs, wanneer zij die niet vragen , zal de Overste in haar voorzichtig oordeel haar zeggen, een ander voedsel te nemen, en deze Zusters zullen zich moeten onderwerpen.
4. Alle plaatselijke Oversten dezer Vergadering zullen hare jaarlijksche retraite komen houden in het Stamhuis te Oirschot, op eenen tijd, welken de Eerw. Moeder in tijds zal aankondigen.
5. Daarenboven zullen al de Zusters maandelijks eenen dag retraite houden, zooveel mogelijk op den eersten Zondag.
6. De Zusters zullen het als eene groote gunst beschouwen te mogen retraite houden. Eer zij die beginnen zullen zij te zamen aan de Moeder om haren zegen vragen, en deze op het einde der oefeningen voor de verkregene weldaad bedanken.
Van de H. Communie.
1. Alle Zusters zullen zich bereiden tot do H. Communie alle Zondagen, Maandagen, Don-
A .
l 1
28
derdagen en Zaterdagen. Alle Heiligdagen , die als Zondagen gevierd worden , en alle Feestdagen der Orde, die met vollen aflaat verrijkt zijn. Alle eerste Vrijdagen der maand , en op eenige andere dagen van bijzondere devotie, welke met voorkennis van den Kerkdijken Overste bepaald zullen worden. De novicen mogen tot de II. Communie naderen driemaal ter week en daarenboven op zekere Feestdagen.
2. Eene Zuster , die , om welke reden het zij , van de H. Communie wegblijft, zal gekleed gelijk de anderen in de H. Mis verschijnen, maar zal niet verplicht zijn zelve hiervan kennis te geven aan de Moeder. Als men bemerkt, dat dezelfde Zuster dikwijls afblijft van de II. Communie, zal de plaatselijke Overste hiervan kennis geven, hetzij aan den Biechtvader of aan de Eerw. Moeder. De Biechtvader kan het getal der Communiën voor eene bijzondere Zuster verminderen, naar wiens oordeel zij zich moet voegen. Het is aan de Zusters streng verboden over het getal harer Communiën onder elkander te spreken , alsook over den Biechtvader, aangaande alles wat de Biecht of het geweten aangaat.
3. De Zusters zullen eene goede orde houden in het gaan tot de H. Communie.
29
§ 5.
Van de Biecht.
1. De Zusters zullen gewoonlijk alle weken eenmaal biechten bij den gewonen Biechtvader. Om bij hem dikwijlder te biechten, moeten zij oorlof vragen aan de Moeder. Zij zullen trachten hare biecht eenvoudig en kort te spreken, zonder overvloed van woorden , die somtijds de droefheid van het berouw doen verliezen. Hebben zij eenigen raad te vragen , dan zullen zij de zaak openhartig en geheel voorhouden, en zich ten ondergeven aan het oordeel van den Biechtvader, die haar zal trachten te houden in eenvoudigheid en oprechtheid , en haar alle scrupulen ea overvloedige angsten zal doen ter zijde stellen.
2. Tot vrijheid der conscientie zal viermaal 'sjaars een buitengewone Biechtvader komen, en allen zullen verbonden zijn bij hem te gaan, om te biechten, of ten minste om zijne vermaning en benedictie te ontvangen.
3. Indien iemand , buiten deze vier keeren , verlangt te biechten aan eenen andere, zal de Moeder naar hare voorzichtigheid trachten met de eerste gelegenheid daarvoor te zorgen.
4. De Biechtvader van elk huis, zoowel de gewone als de buitengewone, zullen door den Bisschop der plaats benoemd worden.
5. De Zusters moeten weten, dat deze beschikkingen aangaande de biecht gemaakt zijn voor haar
30
welzijn. De ondervinding leert, dat de generale vrijdom een afgrond is, waarin vele zielen haar verderf vinden, terwijl God, door een rechtvaardig oordeel, niet zelden toelaat, dat zij tot straf van hare nieuwsgierigheid en eigenzinnigheid meer en meer in gevaarlijke duisternissen vallen en op den doolweg geraken.
6. De Zusters zullen trachten bij tijds naaide biecht te komen, opdat de Biechtvader naar haar niet wachte.
7. De biechtstoel zal in de kerk of kapel op eene zichtbare plaats gesteld worden.
O vei* het Onderzoek van Conscientie.
1. Volgens het voorschrift van den Regel, in het vierde en zesde Hoofdstuk, zullen de Zusters 's avonds haar geweten naarstig onderzoeken , over de fouten, welke zij bedreven hebben door gedachten , woorden en werken. Voor de merkelijke gebreken, vooral van kwaadspreken, driftige woorden en leugentaal, zullen zij zich zeiven eene boete van drie Pater Nosters opleggen , met het voornemen van zich te beteren.
2. Ook zullen zij omtrent den middag, in de bidplaats of onder haar werk, een kort bijzonder onderzoek doen, om met meer oplettendheid haren heerschenden drift of eene bijzondere fout te verbeteren , of om eene of andere deugd met meer volmaaktheid te leeren oefenen.
31
§ 7.
Van do Dagelijksche Gebeden der Gemeente.
1. 's Morgens voor de meditatie zal het gewone morgengebed gelezen worden in de moedertaal, met de opdracht der werken en het goed voornemen voor den dag, waarin de leekezusters zullen tegenwoordig zijn.
2. Na de gratie van het middag- en avondmaal alsook 's nachts na de meditatie zullen de Zusters overluid een kruisgebed bidden, zeggende zesmaal het Onze Vader, het Wees gegroet en Glorie zij den Vader, om de menigvuldige aflaten le verdienen, welke de Pausen aan de Franciscanen voor deze oefening vergund hebben.
3. Des avonds na het kruisgebed zal men in de moedertaal het avondgebed bidden, beginnende met de litanie van O. L. Vrouw, daarbij voegende het onderzoek van geweten met de gewone gebeden, en eindigen met de avond-meditatie, waarin de leekezusters zullen tegenwoordig zijn.
4. Andere suffragiën , die voor of na de Getijden gezegd worden, zullen opgenomen worden in het Ceremoniaal.
32
Van hot toestuTur dezer Vcx-gfacloring. Van de ■vereenigiuj^ en de •vennenigfviil-cliginjy van de Kloostei-s. Van de aanstelling- dor Ovorsten on -van do plichten van do dusters 9 die in Tbediouing zijn.
§ 1-
Van de vereeniyiny en de vermeniyvuldiyiny van de Kloosters dezer Veryaderiny.
1. Deze Vergadering, welke afstamt van de Religieusen Penitenten llecollectinen van de Vergadering van Limhury, heeft haar Moederhuis gevestigd te Oirschot, in het Bisdom van 's-jBosch.
2. Alle andere huizen, (zoolang elk klooster met toestemming van den II. Stoel, niet onafhankelijk gemaakt wordt,) zullen ondergeschikt zijn aan het Moederhuis Oirschot, en met hetzelve maar ééne Vergadering uitmaken.
3. Indien de Eerw. Moeder met hare Discreten ooit het tegenwoordige Moederhuis wil verplaatsen of een tweede Moederhuis oprichten, zal zij hare redenen bekend maken aan den Kerkelijken Overste en met zijne aanbevelingsbrieven, den oorlof van den H. Stoel aanvragen.
4. De Oversten zullen trachten eene volkomene
33
gelijkvormigheid en vereeuiging te bewaren onder de huizen en Zusters dezer Vergadering. Dat geene Zuster denke, dat zij geprofest is, om in eene plaats of in een klooster te blijven, want de Eerw. Moeder, met raad harer Discreten, zal haar mogen verzenden, en van klooster doen veranderen , naar haar goeddunken.
5. Eveneens zal zij over de goederen van de kloosters, vooral over het overschot na de jaar-lijksche rekening, mogen beschikken, om de armere kloosters dezer Vergadering bij te staan, de oude en zieke Zusters te onderhouden, en de onkosten der reizen en van het algemeen bestuur te dekken ; zijn uitgenomen zulke gelden en goederen , welke toebehooren aan een Liefdegesticht, waarvan de Zusters niet den eigendom, maar enkel de zorg hebben, alsook de giften, uitsluitend voor een of ander klooster gegeven.
6. Dat de Zusters der ondergeschikte huizen wel overtuigd blijven, dat, zij zich met
hart en ziel aan het Moederhuis, als aan het middelpunt , moeten aansluiten , wil men de noodza-lijke eenheid behouden, welke de sterkte der Vergadering en het behoud van den waren kloosterlijken geest is.
7. Wat het stichten of aannemen van kloosters betreft, voortaan zal men geen nieuw huis oprichten of aanvaarden, zonder dat de Eerw. Moeder
34
met hare Discreten nauwkeurig zal onderzocht hebben, of de plaats zoodanig is, dat twaalf geprofeste Zusters bij eengenomen, koor- en leeke-zusters , daar aanstonds of na korten tijd kunnen wonen, opdat het getal voldoende zij, om den koordianst en andere oefeningen, in den Regel en de Constitutiën voorgeschreven, te gelijk met de liefdewerken te volbrengen. Zij zullen ook toezien, of de liefdewerken met de stichting verbonden , van dien aard zijn, dat de Zusters dezelve kunnen uitoefenen, en te gelijkertijd het Slot, gelijk dit in Hoofdstuk VI § 1 bepaald is, kunnen onderhouden, en zonder de voorschriften van den Regel en der Constitutiën onmogelijk te maken, of die ter oorzake van zulke werken gedurig te moeten verzachten.
8. Verder zullen de Oversten ook trachten den eigendom van het huis en den tuin te verkrijgen , tenzij de plaats zoo gelegen is, dat men genoegzaam verzekerd is, dat de Zusters, die er wonen, het voorgeschreven Slot voortdurend zullen kunnen onderhouden.
9. Na dit onderzoek zal de Eerw. Moeder zich tot den Bisschop wenden, in wiens Bisdom het nieuwe huis ligt, om zijne toestemming te vragen, zonder welke geene huizen mogen opgericht worden.
10. De reeds bestaande huizen zal men met raad van den Kerkoverste op deze wijze trachten in te richten.
35
Kerkelijke Oversten.
1. Ofschoon Paus Leo X de Zusters, die den Regel, door Hem goedgekeurd, volgen, onder de gehoorzaamheid der Provinciale Ministers der Minderbroeders geplaatst heeft, onder wier bestiering de Religieusen Penitenten eeuwen lang God gediend hebben ; evenwel, volgens de tegenwoordige verordeningen van den H. Stoel, staan de huizen dezer Vergadering nu onder het gezag van de plaatselijke Bisschoppen, die dezelve bestieren volgens de regelingen van het Kerkelijke Recht en de Apostolijke Constitutiën, en aan wie de Zusters niet alleen gelijk alle geloovigen, maar ook uit kracht van het eerste hoofdstuk des Regels, met liefde en eerbied gehoorzamen.
De Oversten moeten zich tot hare kerkoversten wenden. Voor de kleeding en Professie
der novicen. — Voor de benoeming van den gewonen en buitengewonen Biechtvader. — Om de algemeene kiezing der Eerw. Moeder en hare Discreten voor te zitten en te bevestigen. — Om merkelijke zaken te mogen aankoopen, verkoopen, of contracten aan te gaan. — Om groote, buitengewone uitgavee te doen, alsook om merkelijke leeningen of schulden aan te gaan. — Zij zullen hem ook, als hij dit vraagt, de rekeningen O 5
36
toonen, zoowel buiten als in de Visitatie. — Om nieuwe huizen te stichten. — Alvorens met de burgerlijke autoriteit in eenige onderhandeling te treden. — Om zijnen raad te vragen en zijn gezag in te roepen wegens onverbeterlijke Zusters, en in andere gewichtige voorvallen.
3. Ondertusschen zullen de Zusters blijven voortgaan, eene bijzondere godsvrucht te koesteren jegens den H. Franciscus, haren Insteller, en eenen grooten eerbied behouden voor de Orde der Minderbroeders en met hen eene geestelijke vereeniging van gebeden en goede werken bewaren. Ook betaamt het, dat de Oversten somtijds de respectieve Bisschoppen verzoeken , van nu en dan eenen Pater Minderbroeder te hebben, die gelijk in het vierde hoofdstuk van den Regel voorgeschreven is, op zekere dagen haar het woord Gods zal prediken en vermanen tot penitentie en andere deugden, en om door dit middel den geest der Seraphiensche Orde in hare Vergadering te bewaren.
Yan het Bestuur der Vergadering en van de Kiezing der Oversten.
1. De geheele Vergadering wordt bestierd door de Overste van het Moederhuis, die den naam zal dragen van Eerw. Moeder. In het bestuur van het Moederhuis en van de Vergade-
37
ring wordt zij bijgestaan door de Moeder-Vicaris, de Meesteres der Novicen en twee Discreten, die te zamen het Discretorie uitmaken en in het Moederhuis zullen wonen.
2. Eerst zal de Eervv. Moeder alleen, daarna de Moeder-Vicaris ook alleen, en eindelijk drie Discreten gezamenlijk op een zelfde stembriefje bij volstrekte meerderheid van stemmen gekozen worden, voor den tijd van drie jaren, door de koorzusters die sedert twee jaren geprofest zijn en zich in het Moederhuis bevinden, alsmede door de Moeders der ondergeschikte huizen. Opdat de vrijheid der kiezende Zusters gewaarborgd zij, zal de stemming bij de algemeene keuze geschieden met gesloten briefjes.
3. De kiezing zal plaats hebben in het Moederhuis, en zal voorgezeten en bevestigd worden door den Hoogeerw. Kerkvoogd, of door zijnen Gedelegeerde. Een of twee Priesters zullen als getuigen tegenwoordig zijn. De Gedelegeerde zal de keus niet kunnen bevestigen, zonder bijzondere volmacht ontvangen te hebben van den Bisschop. Alvorens de kiezingen te beginnen zal de Eerw. Moeder, in de tegenwoordigheid der stemhebbende Zusters, komen neerknielen voor den Bisschop of zijnen Gedelegeerde, en hare bediening afleggen, met deze woorden; Eerw. Vader, ik ley mijne bediening neder in uwe handen, ik bedank de Zusters voor het betrouwen, dat zij mij geschonken hebben en ik vraag vergiffenis van de fouten,
38
die ik bedreven heb, (jediirende de uitoefening van mijne bediening. De voorzitter antwoordt: De Yerg ader ing ontslaat U van de bediening van Eerw. Moeder. In den naam des Vaders ^ en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
Hieronder is te verstaan, dat op hetzelfde oogen-blik de Moeder-Vicaris, de Meesteres der novicen en de Discreten ontslagen zijn van hare bediening.
4. Alle drie jaren zal het de kiezende leden vrijstaan alle, of eenige leden van het Discretorie te veranderen, en bijgevolg eene andere Eerw. Moeder, alsook eene andere Moeder Vicaris, Meesteres der novicen en andere Discreten te kiezen, indien zij dit voor God en in conscientie goed oordeelen.
5. Om zich te voegen naar het vijfde hoofdstuk van den Regel, waar voorgeschreven is, dat de Oversten alleen voor zekeren tijd zullen aangesteld worden, kan de Kerkoverste de herkiezing, zoowel der Eerw. Moeder, als der andere leden van het Discretorie, verbieden of de bevestiging weigeren. In geval dat de Eerw. Moeder of de leden van het Discretorie niet herkozen worden tot dezelfde bediening, mogen zij onmiddellijk tot eene andere gekozen of benoemd worden; en na drie jaren wederom tot de vorige bediening. K
6. Tenzij de Kerkelijke Overste om groote redenen dispenseert, zijn tot de bediening vac Eerw. Moeder alleen zulke kiesbaar.
39
, die de oefeningen der Gemeente in kost, koor en gebed voorbeeldig volgen, en die in eene of andere bediening geweest zijn en bewijzen gegeven hebben van hare bekwaamheid in het bestuur. Insgelijks zal men acht nemen, de andere leden van het Discretorie te kiezen onder de Zusters van een voorbeeldig gedrag en van eene genoegzame bekwaamheid voor hare respectieve bediening.
7. Wij vermanen de Zusters, volgens den ouden grondregel van het kloosterlijk leven, geene bediening te vragen of te weigeren. Indien iemand zoo vermetel ware van een verlangen uit te drukken, om in bediening te komen of daarin te blijven, zulke zal men als onwaardig tot de bediening erkennen. Van den anderen kant zullen zij, die tot eene bediening gekozen of benoemd worden , dezelve zonder tegenspreken , met de verdiensten der gehoorzaamheid aanvaarden, en met betrouwen op God , vlijtig uitoefenen. Ingeval iemand groote , onbekende redenen heeft tegen het aanvaarden van eene bediening, mag zij dezelve ootmoedig voorstellen ; maar verder is zij verbonden te gehoorzamen aan de beslissing der Oversten.
8. De Zusters moeten indachtig zijn, dat van de keus der Oversten het voor- of nadeel der Vergadering grootelijks afhangt, en dat zij wegens het geven harer stem, aan God zullen moeten verantwoorden. Zij mogen hare stem niet geven of weigeren uit menschelijk opzicht, veel minder
40
uit persoonlijke vriendschap of afgekeerdheid, maar zij moeten deze kiezen, die zij voor God als de bekwaamste en geschiktste oordeelen. Zij mogen voorzichtig raad vragen , orn te weten wie de geschiktste personen zijn voor de verschillende bedieningen. Deze nochtans zouden zich groote-lijks plichtig maken en zware straffen verdienen, die voor of na de kiezing hare stem zouden bekend maken , alsook zij , die onder de kiezers verdeeldheid of partijschap zouden stoken.
9. Wanneer de Eerw. Moeder de toestemming van den Kerkoverste om de kiezingen te houden, ontvangen heeft, zal zij ten minste veertien dagen te voren in alle Gemeenten gebeden voor den goeden uitslag voorschrijven; zooals het Fewi Creator met de gebeden van den H. Geest, van de Onbevlekte Ontvangenis en den H. Vader Franciscus.
10. De Eerw. Moeder mag niet tegelijkertijd Meesteres der novicen zijn. Na de algemeene kiezingen zijn al de plaatselijke Oversten van hare bediening ontslagen. In de eerstvolgende zitting van het nieuwe Discretorie zal de Eerw. Moeder met hare Discreten dezelfde of andere plaatselijke Oversten benoemen; en uit de leden van het Discretorie eene als Novicenmeesteres kiezen. De Zuster, die door de Eerw. Moeder voor de bediening van Meesteres wordt voorgesteld, zal zich uit de zitting verwijderen, zoolang over haar wordt beraadslaagd, en mag in dit geval niet stemmen.
41
§ 4.
Van het Discretorie.
1. De Eerw. Moeder zal eenmaal in de maand hare Discreten vergaderen, om haar over alle zaken van gewicht te raadplegen. Voor onvoorziene voorvallen, waarover zij aanstonds raad wil inwinnen, kan zij haar ook buiten den gestelden tijd te zamen roepen.
2. De Eerw. Moeder, na het gebed, begint met voor te stellen, wat er te verhandelen is. De Discreten zullen in de Vergadering vrijmoedig, maar zonder eigenzinnigheid, haar gevoelen zeggen, en met liefde en bescheidenheid aan de Eerw. Moeder opmerken , wat zij vermeenen tot het geestelijk of tijdelijk welzijn der Gemeente te behooren.
3. Ingeval dat de gevoelens der Vergadering wegens een gewichtig punt verdeeld zijn, kan de Eerw. Moeder de stemmen vragen. Indien de stemmen gelijk verdeeld zijn, kan de Eerw. Moeder de zaak zoo laten, of wel in de zitting verklaren, welk besluit zij zal volgen.
4. In zeer gewichtige punten moet de Eerw. Moeder niet alleen raad vragen, maar ook de toestemming bekomen van de grootere helft der Discreten , alvorens zij mag handelen. Zoodanige punten zijn voornamelijk : het aannemen van postulanten ; het wegzenden van novicen, zonder dat de stemmen der Gemeente gevraagd worden ; het
42
benoemen of afzetten der plaatselijke Oversten; bouwen, koopen, of anderszins groote uitgaven doen ; schulden maken ; alsook kloosters oprichten, of verlaten , en andere dergelijke gewichtige gevallen , waaromtrent in den Regel of de Consti-tutiën gewoonlijk gezegd wordt, dat de Eerw. Moeder niet alleen den raad, maar ook de toestemming der Discreten moet hebben. Daarenboven , gelijk gezegd is in de Constitutiën , moet zij in zekere gevallen de goedkeuring bekomen hebben van den Kerkoverste, eer zij mag handelen.
5. Wanneer de zaken, door de Eerw. Moeder voorgesteld, in de zitting afgedaan zijn, zal zij vragen of iemand nog iets te bemerken heeft en vrijheid geven dit voor te stellen.
6. Beslissingen van bijzonder gewicht zullen in het kort in een daartoe bestemd boek aangeschreven en door alle aanwezige leden onderteekend worden.
7. Zij moeten geheim houden, wat haar is toevertrouwd, vooral aangaande bijzondere Zusters, en buiten de Vergadering daarover met anderen geenszins, en onder elkander niet lichtvaardig spreken. Die hiertegen misdoet, zal door de Eer w. Moeder in het geheim of in de volgende Vergadering streng berispt worden, en zelfs indien de fout merkelijk is, voor eenigen tijd of voor altijd , naar het oordeel der overige Discreten, V uit het Discretorie gesloten worden. Dit geheim strekt zich ook uit tot zaken , welke de Gemeente
en met goedkeuring van den kerkdijken Overste
43
moet kennen , want het behoort niet aan de leden van het Discretorie , maar aan de Eerw. Moeder zulke beslissingen af te kondigen, op den tijd welken zij goedvindt.
8. Indien eene der leden van het Discretorie door overlijden of om andere redenen ontbreekt, en dat er nog een jaar verloopt vóór de volgende verkiezingen , zullen de overige leden eene andere kiezen, om in dien tusschentijd de plaats aan te vullen.
§ ^
Van het Bestuur der Ondergeschikte Huizen.
1. Elk huis zal eene Overste hebben, die Moeder genoemd wordt; deze plaatselijke Moeders worden voor den tijd van drie jaren aangesteld door de Eervv. Moeder, in overleg en met toestemming harer Discreten, die haar na verloop van dien tijd in hare bediening kunnen bevestigen, of ook om billijke redenen, binnen den loop der drie jaren , afzetten.
2. De Eerw. Moeder voegt de plaatselijke Overste eene of twee Discreten of Raadzusters toe, naar gelang van het getal leden der Gemeente.
3. Ten minste eens in de maand vergadert de plaatselijke Overste hare Discreten, om haar over alle zaken van eenig gewicht te raadplegen. De Discreten zullen in de Vergadering bescheiden haar gevoelen zeggen; zij mogen zich echter niet
44
ontevreden toonen, als de Moeder haar gevoelen niet volgt. Zij moeten ook zorgvuldig geheim houden wat haar is toevertrouwd, en nooit daarvan aan andere Zusters spreken , en zelfs onderling buiten de Vergadering daarop niet lichtvaardig terugkomen.
Regels voor de Eerwaarde Bloeder.
1. De Eerw. Moeder zai de macht hebben om het Moederhuis en geheel de Vergadering te besturen.
2. Alle Zusters, ook de leden van het Discre-torie, de plaatselijke Oversten , en anderen die eene bediening hebben, zijn gehouden haar te gehoorzamen en te eerbiedigen.
3. Uitgenomen zulke bedieningen, welke door de algemeene kiezingen gegeven worden, deelt zij de andere uit, hetzij alleen, of met raad of wel met toestemming harer Discreten.
4. Zij zorgt, dat de archieven en fondsen behoorlijk bewaard, de inventarissen en registers bijgehouden, en van een en ander nauwkeurige aanteekeningen gemaakt worden. Zij ziet toe, dat de gebouwen en andere versletene zaken op tijd gerepareerd worden. Zij zal jaarlijks, vóór den eersten Maart, aan hare Discreten in schrift nauwkeurig rekening doen van den tijdelijken toestand, zoowel van het Moederhuis als van de afdeelingen.
45
5. Zij zal Visitatie houden in de huizen der Vergadering , gelijk in Hoofdstuk VIII bepaald is.
6. Zij zal zelden gebieden op gehoorzaamheid, of penitentie opleggen op straf van zonde, ofschoon de Regel en deszelfs wettige uitleg haar die macht toekent. Wanneer zij van deze macht om gewichtige redenen gebruikt maakt, zal zij met duidelijke woorden hare meening uitdrukken.
7. Dat zij zich bevlijtige door haar voorbeeldig gedrag, de Zusters tot de deugd aan te moedigen. Dat zij trachte overal den eerbied voor de Oversten, de liefde onder de Zusters, den geest van eenheid en van hoogachting voor de Vergadering, den ijver voor het onderhouden van den Regel en de Constitution , te bewaren en te vermeerderen. Dat zij waarlijk eene moeder zjj voor allen, zonder te vergeten, dat zij tegelijkertijd als Overste voor God verbonden is, alle Zusters, zoowel die in bediening zijn als anderen, over hare fouten te berispen en te bestraffen. F
8. In het schrijven van brieven en in andere bezigheden mag zij zich door hare Discreten laten helpen.
9. Om de algemeene belangen des te beter te kunnen bevorderen, is zij ook bevoegd het bestuur van het Moederhuis door de Moeder-Vicaris, geheel of gedeeltelijk , te laten waarnemen.
10. Zoolang zij in bediening is, zal zij in alle huizen der Vergadering de eerste plaats bekleeden. Wanneer zij ophoudt Eerw. Moeder te zijn, en niet
46
tot lid van het Discretorie gekozen is, zal zij plaats nemen achter de Discreten van het Moederhuis, en achter de plaatselijke Overste van het huis, waar zij is ; zij zal stemrecht hebben in de algemeene kiezingen, waarheen zij zal geroepen worden, ingeval zij in een ondergeschikt huis woonachtig is.
Regels voor de Moeder-Vicaris.
1. Na de Eerw. Moeder volgt de Moeder-Vicaris, welke zal presideeren in de Gemeente als de Eerw. Moeder zal belet of afwezig zijn. Ingeval het beletsel of de afwezigheid van langen duur is , kan de Eerw. Moeder haar aanstellen , om de Vergadering in hare plaats te besturen; ook kan zij, gelijk hierboven gezegd is , haar het bestuur van het Moederhuis geheel of gedeeltelijk laten waarnemen.
2. Wanneer de bediening der Eerw. Moeder door overlijden of om andere reden openvalt, zal de Moeder-Vicaris voorloopig met hare bediening belast zijn. Zij zal echter den Kerk overste verzoeken , zoo spoedig mogelijk nieuwe kiezingen te houden, en zich naar zijn antwoord voegen. Intusschen zal zij geene buitengewone zaken beginnen , noch veranderingen invoeren.
3. De Moeder-Vicaris als hulp van de Eerw. Moeder zal zich tot haar gedragen met alle liefde, eerbied en getrouwheid; zij zal den Regel, de Constitutiën en de geboden der Eerw. Moeder
47
naarstig onderhouden. Zij zal niemand berispen of vermanen in de tegenwoordigheid van de Eerw. Moeder, noch de Zusters aanhooren, die tegen de Overste murmureeren. Wanneer zij de plaats der Eerw. Moeder vervangt, zal zij de Zusters voor gewone gebreken met goedheid en liefde vermanen en bestraffen , zonder die over te dragen aan de Eerw. Moeder'; en de Zusters zullen gehouden zijn haar te gehoorzamen en liefde toe te dragen.
4. Wanneer in het koor, het werkhuis, of elders, de Zuster, die aangesteld is om voor te zitten, niet aanwezig is, zal de aanwezige Zuster, die in rang het naaste volgt, haar vervangen. Zij zal gehouden zijn de Constitutiën en goede manieren te doen onderhouden. Zij zal de voorvallende fouten stilletjes verbeteren ; indien zij groot zijn, zal zij die aan de Moeder zeggen. Niemand zal uit de voorzeide plaatsen gaan, zonder haar oorlof te vragen en haar eerbieding te doen. Wie te laat komt zal haar de reden zeggen , of ten minste eerbied bewijzen aan de presidente, indien zij toont te weten, waarom de Religieuse te laat komt.
§ 8-
Regels voor de Meesteres der Novicen.
1. Na de Moeder-Vicaris volgt de Meesteres der novicen en jonge geprofesten. Behalve hetgeen voorgeschreven is in Hoofdstuk II aangaande de
48
onderwijzing en beproeving der novicen , zal zij bezorgd zijn, volle kennis te hebben van hare novicen en daarom naarstig toezien, of zij God oprecht en uit ter harte begeeren te dienen, of zij naarstig in het gebed zijn, nauwkeurig in den Goddelijken Dienst, en vlijtig tot de gehoorzaamheid , geduldig en ootmoedig in de straffen, berispingen en tegenspraak. Zij zal hare natuurlijke genegenheden aanmerken,;ook of zij geen gebrek des geestes, of lichamelijke krankheid hebben.
2. Zij zal zich wachten iemand te berispen in de tegenwoordigheid van de Moeder, of eenige penitentiën in den refter te geven , tenzij dat zij presidente is, nochtans zal zij in haar Kapittel penitentie mogen geven aan de novicen, om die te doen in de Gemeente of elders.
3. Zij zal de gebreken en onvolmaaktheden der novicen bestraffen in haar bijzonder Kapittel, waartoe zij de novicen roepen zal driemaal ter week.
4. Zij zal de jonge Religieusen met de novicen alle Zon- en Feestdagen te zamen roepen, om haar te onderwijzen in den Goddelijken Dienst en het inwendig leven, en deze zullen hare schuld zeggen, gelijk in het Kapittel van de Eerw. Moeder , zich wachtende te spreken zonder gevraagd te wezen, op groote straf.
5. Dat de Meesteres geene bijzonderheid aan de jongeren toelate, zonder hetzelve wel onderzocht, en zich beraden te hebben met de Moeder of den Biechtvader. Dat zij geene nieuwe gebruiken
49
invoere, maar dat zij de Gonstitutiën en ceremoniën ootmoedige volge en die met eenvoudigheid leere. Dat zij zich niet bemoeie met de tijdelijke goederen van de novicen, zonder uitdrukkelijke toestemming van de Eerw. Moeder.
Regels voor de Discreten.
1. De Discreten zullen zich in de Vergadering van het Discretorie gedragen gelijk in § 4 van dit hoofdstuk gezegd is.
2. Zij zullen zich geen ander,gezag aanmatigen , dan dat haar door de Overste of door de Gonstitutiën gegeven is. Dat zij zich in alles als ware Discreten voorzichtig en voorbeeldig gedragen, toezicht nemende op de reguliere discipline, om met alle oprechtheid de Moeder in haar bestuur bij te staan, haar goeden raad geven en haar voorzichtig bekend maken, hetgeen zij zullen oordeelen het welzijn van het huis te raken. Als haar raad gevraagd wordt, zullen zij dien geven naar God en conscientie, met allen ootmoed en eerbied.
3. Indien eene Zuster haar iets toevertrouwt, om in het Discretorie voor te stellen, mogen zij zich hiermede belasten, maar in het Discretorie zullen zij den naam dier Zuster geheim houden, tenzij de zaak anders niet konde behandeld worden. Ondertusschen zullen zij zulke Zuster met weinige,
50
maar goede woorden wegzenden, en zich wel wachten van haar vooraf onvoorzichtige beloften te geven aangaande de beslissing, welke het Discre-torie zal nemen.
4. De Discreten zullen naar de orde van hare Professie plaats nemen na de Meesteres der novicen.
§ 10.
Regelen voor de Moeder in de Ondergeschikte Huizen.
1. Door hare aanstelling bekomt de Moeder het noodige gezag om hare Gemeente te besturen, en de Zusters , onder haar gebied, zijn verplicht haar te gehoorzamen en te eerbiedigen.
2. Zij moet zich beijveren, door haar voorbeeldig en stichtend gedrag de Zusters tot de deugd aan te moedigen. Zij zal trachten in allen den eerbied in te boezemen voor de Oversten, de hoogachting voor de Eervv. Moeder, voor het Moederhuis, en voor de Vergadering; den geest van eenheid en liefde onder de Zusters, den ijver voor de onderhouding van den Regel, de Con-stitutiën en loffelijke gebruiken van de Vergadering te bewaren en te vermeerderen.
3. Dat zij toone eene ware moeder voor allen te zijn, maar, dat zij tegelijkertijd aanmerke, als Overste voor God verbonden te zijn, hare onderhoorige Zusters over hare fouten te vermanen, te berispen en te bestraffen.
51
4. Zij zal geene penitentie opleggen op 8traf van zonde, noch gebieden op de gehoorzaamheid, zonder de Eerw. Moeder te hebben geraadpleegd.
5. Zij deelt de bedieningen uit in hare Gemeente , tenzij de Eerw. Moeder, die hare Dis-creten benoemt, ook eene of andere Zuster voor eene bijzondere bediening zendt of aanstelt.
6. Gelijk reeds gezegd is in § 6, moeten de Moeder en Zusters der ondergeschikte huizen in alles, wat hare personen en bedieningen betreft, aan de Eerw. Moeder gehoorzamen.
7. Elk ondergeschikt huis zal zich bepalen bij het doel, waarover men bij de oprichting van hetzelve is overeengekomen; en de plaatselijke Moeder zal geene andere bezigheden mogen aannemen of beginnen , zonder voorkennis en goedkeuring der Eerw. Moeder. De Oversten dei-ondergeschikte huizen worden ten sterkste aangemaand , om van deze bepaling onder geen voorwendsel, of in geen geval hoegenaamd, af te wijken.
8. De Moeders zenden alle zes maanden een omstandig en onpartijdig verslag aan de Eerw. Moeder van het Moederhuis, over de gedane werkzaamheden , over het gedrag en de gezondheid van iedere Zuster van haar huis, zoomede over de dispensatiën en uitzonderingen van den Regel en de Constitutiën, welke zij gemeend hebben, gedurende de zes laatste maanden, aan eene bijzondere Zuster of aan geheel hare Gemeente te
O 6
52
moeten verleenen, met opgave der redenen, welke voor die dispensation of uitzonderingen hebben bestaan; ook welke Zusters dikwijls in het spreekhuis geroepen worden en om welke redenen; en verder alles , wat zij tot bevordering van het geestelijk en tijdelijk welzijn harer Gemeente zouden vermeenen, dat de Eerw. Moeder behoorde te weten. G
9. Zonder voorkennis en goedkeuring der Eerw. Moeder mogen zij geene buitengewone uitgaven doen voor gebouwen, reparation, meubelen of andere dergelijke redenen.
10. Zij zenden jaarlijks voor 1° Maart aan de Eerw. Moeder eene behoorlijke rekening van de ontvangsten en uitgaven van haar huis, opgemaakt en geteekend door haar en hare Discreten.
11. Uitgenomen wanneer de Eerw. Moeder aanwezig is, of eene Zuster die de Eerw. Moeder vervangt in de Visitatie, heeft de Moeder altijd de eerste plaats in hare Gemeente. Buiten hare respectieve Gemeente volgen de plaatselijke Oversten achter de Discreten van de Vergadering, en houden onder elkander de orde harer Professie.
Regels voor de Discreten in de Ondergeschikte Huizen.
1. De Discreten der ondergeschikte huizen moeten alle zes maanden aan de Eerw. Moeder een onpartijdig verslag geven van de wijze, waarop
53
de plaatselijke Overste zich van hare plichten kwijt. In dit verslag zal men ook voegen al datgene, wat men voor God oordeelt nuttig te wezen , dat de Eerw. Moeder worde bekend gemaakt,
2. Ingeval van overlijden of afwezigheid der plaatselijke Overste, zal de eerste der Discreten, en indien deze verhinderd zij, de tweede voor-loopig met hare bediening belast zijn.
3. De Discreten zullen zich geen ander gezag aanmatigen dan dat, hetwelk haar opgedragen is, en worden ten strengste aangemaand zich steeds zeer eerbiedig jegens de Moeder te toonen ; geheel met haar in geest en handelingen vereenigd te zijn, en door eene nederige onderwerping aan haren wil en door eene stipte navolging des Regels, der Constitutiën en wettige gebruiken van het huis, anderen tot voorbeeld te verstrekken.
Regels voor de Dispensieres.
1. De Dispensieres zal zorgen en last hebben van al hetgeen de keuken aangaat.
2. Zij zal buiten etenstijd zonder toestemming van de Overste geene spijs of drank aan de Zusters geven, maar dat zij beleefd en vriendelijk zij in te geven aan degenen, die iets met oorlof van de Overste vragen.
3. Zij zal bezorgd zijn alles uit te deelen tot voldoening der Gemeente, en toezien, dat er niets
54
door onachtzaamheid bederve of verloren ga, om tegen de armoede niet te misdoen.
4. De Dispensieres zal aan den Goddelijken Dienst onderworpen zijn , tenzij dat zij belet is.
Regels voor de Portieres.
1. Dat de portieres zoet en vriendelijk zij in het spreken, in alles omzichtig, gelijk het behoort, getrouwelijk alle brieven en boodschappen aan de Moeder brenge, eer zij de Religieusen daarover spreekt. Insgelijks zal zij geene boodschappen doen van de Religieusen aan iemand van buiten, zonder voorkennis van de Moeder.
2. Zij moet niet vergeten, dat zij tegen Gods wet kan zondigen met geheime zaken van het klooster en der Zusters bekend te maken. Indien zij hierin misdoet, zal zij naarmate der overtreding gestraft of afgezet worden.
3. Dat zij niet lichtelijk gestoord worde, als zij dikwijls om kleine zaken geroepen wordt aan de bel, maar dat zij altijd in verduldigheid en zedigheid vriendelijk zij aan een ieder vooral aan de armen; met toelating der Overste hen bijstaande met milde aalmoezen volgens de middelen van de Gemeente, en hen vertroostende met goede woorden, als zij niets heeft te geven.
4. Zij zal zeer dankbaar wezen aan degenen, die ons iets brengen, hoe klein het zij, aangezien
55
niemand verbonden is iets te geven, dan uit goedgunstigheid en ter liefde Gods. Zij zal hen ootmoedig bedanken, zeggende met geestelijke blijdschap : God zij uw loon.
5. Dat zij geene bijzondere vriendschap houde met geestelijken noch vvereldlijken. Dat zij spaarzaam zij in woorden, niet nieuwsgierig in het vragen of in wereldlijke dingen te hooren. Zij zal zich wachten zulks aan de Religieusen te verhalen, of te zeggen wat niet behoort. Dat zij zich gewenne met eene zachte stem te spreken. Dat maar ééne portierster of Religieuse spreke, en niet allen te gelijk, wanneer zij met twee of drie aan de deur zijn.
6. Dat zij niet traag zij, in voor te komen om het volk niet te laten wachten, en dat zij de deuren zachtjes open en toe doe. Dat zij niet luid roepe naar de Religieusen, maar dat zij ga bij haar, daar zij zijn.
7. Zij zal de personen beleefd naar het spreekhuis wijzen, den naam vragen en de Moeder verwittigen. Indien de Moeder het bezoek afslaat, zal zij zulks aan den persoon in het spreekhuis beleefd aankondigen, maar aan de gevraagde Zuster hiervan niets bekend maken.
§ 14.
Regels voor de Choriste.
1. Er zal eene Religieuse zijn, die last zal hebben van het kqor. Zij zal naarstig wezen en
zorgen dat het Officie wel gezegd wordt, naar het Directorium.
2. Zij zal alle Zaterdagen des morgens de tafels van de officianten van het koor voor de toekomende week maken , te welen : Van de Hebdo-madaris, Zangeressen, Antiphonieren en Versicu-lieren; van die de Homilie lezen moet, en van de dienaressen van de tafel in den refter. Als de Overste op bijzondere Feesten het Officie van Hebdomadaris moet doen, zal de choriste eene tafel van het koor voor dien dag schrijven, en die den voorgaanden dag in den refter na het middagmaal laten lezen.
3. De choriste zal groote zorg dragen, dat alle ceremoniën en loffelijke gebruiken in het koor onderhouden worden. Zij zal de fouten, die in den Goddelijken Dienst geschieden, met zoetigheid en ootmoedigheid mogen verbeteren, maar als er eenig algemeen gebrek in denzelve mocht zijn, zal zij de Moeder hiervan verwittigen, die het zal verbeteren.
4. Zij zal zorg dragen voor de boeken dei-Gemeente , opdat zij niet bederven.
Regels voor de Kosteres.
1. De kosteres zal godvruchtig zijn, en bezorgen hetgeen noodzakelijk is voor het altaar, als : lampen , kaarsen , enz., om den Goddelijken Dienst te doen.
57
2. Alle dingen zullen zindelijk wezen, als: lijnwaad, kasuifels en altaarkleederen; zij zal zich benaarstigen , dat in alles de netheid uitschijnt. Zij zal niets mogen uitleenen zonder uitdrukkelijk verlof van de Overste.
3. Zij zal zich beleefd en ootmoedig gedragen jegens de Priesters, en hetgene noodig is voor de kapel en het altaar, gedienstig geven.
4. Zij zal altijd met stilte en zonder spreken doen , hetgeen te doen is in de kerk , bidplaats en sacristie. Indien zij moet spreken, dat het geschiede met eene zachte stem.
5. Zij zal in de sacristie, wanneer daar Priesters zijn, niet verblijven dan om de noodige zaken te geven, en ze met teekens aanwijzen, tenzij eenige weinige woorden volstrekt noodzakelijk waren. Voor het overige zal zij, zoolang de sacristie verlaten , en in geval iemand langer wil spreken, zal zij hem beleefd verzoeken in het spreekhuis te komen.
6. Zij zal de kerk of bidplaats tweemaal ter week vegen.
Regels voor de Refectorieres.
1. De refectorieres zal naarstig en net zijn in den refter te schikken tot troost van de Religieusen. Zij zal de zorg hebben van al het huisraad van den refter, welk zij zorgvuldig zal bewaren.
58
2. Zij zal de tafels dekken omtrent een half uur voor den maaltijd, en zorgen, dat alles in tijds gereed zij.
Daarna zal zij de dispensieres vragen, of deze alles klaar heeft, en zal de refterklok luiden.
3. Zij zal de messen wetten en den refter vegen minstens tweemaal ter week. Zij zal dagelijks de kroezen wasschen en doen hetgeen de zindelijkheid vereischt.
Regels voor de Waschsier.
1. Eene Zuster zal zorg hebben, het lijnwaad te wasschen op den tijd door de Overste bepaald.
2. Het zal niemand toegelaten zijn in het bijzonder te wasschen buiten den gestelden tijd.
3. Zij zal wekelijks aan de Zusters met liefde het noodige linnengoed uitdeelen, hetwelk eenvoudig zal zijn zonder stijfsel of blauwsel. Van half Mei tot half September zullen de Zusters alle weken van onderkleederen veranderen , de overige maanden alle veertien dagen.
4. De Religieusen, des Zaterdags haar schoon lijnwaad ontvangen hebbende , zullen den volgenden Maandag het gebruikte lijnwaad in de gestelde plaats brengen , zonder iets daarvan in hare cellen te behouden.
5. Zij zal op den gestelden tijd witte handdoeken geven, en schoone servetten in den refter.
59
6. Zij zal zich verder in bare bediening en uitdeeling moeien gedragen volgens de schikkingen der Overste, welke belast is de Zusters met Fran-ciscaansche matigheid van het noodige te doen voorzien.
Regelen voor de Meesteressen der scholen.
1. De Zusters, die bestemd zijn voor het verheven werk der opvoeding en van het onderwijs der jeugd, zullen zich door ernstige studie daartoe bekwaam maken , en er zich met ijver van kwijten, zonder zich te laten afschrikken door de moeilijkheden.
2. Zij zullen de kinderen zorgvuldig onderwijzen in den godsdienst, en in hunne christelijke plichten , zonder de andere nuttige kundigheden te verwaarloozen.
3. Zonder de toelating der Overste zullen zij noch de methode , noch de boeken , noch de dagorde mogen veranderen.
4. Als iemand de school bezoekt zullen de Zusters, na beleefde groete, de aangevangen lessen voortzetten. Zijn er verscheidene in de school, dan zal de eerste in rang de bezoekers vergezellen, en op hunne vragen gewoonlijk antwoorden J ^
c: ---/L/ J-,- ^ Overigens is het de Zusters
60
streng verboden in de school persoonlijke bezoeken te ontvangen ; zij zullen deze naar het spreekhuis verwijzen.
5. De kweekelingen zullen onder het bestuur en het toezicht harer meesteres blijven.
6. De meesteres zij godvruchtig en zachtaardig ; dat haar uiterlijk voorkomen eerbied en vertrouwen inboezeme aan de jonge dochters ^ die zij meer door hare voorbeelden , dan door vele woorden moet opleiden tot de christelijke deugden en de goede zeden, teneinde haar geschikt te maken om nuttige leden in de Vergadering te worden, indien God haar daartoe roept, of wel om godvruchtig te leven in de wereld.
7. Zij zal zoowel eene te groote gemeenzaamheid als eene overdreven strengheid vermijden, welke beide den eerbied en het vertrouwen der kinderen zouden kunnen verminderen. Zij wachte zich van bijzondere vriendschap of van eenig teeken van zinnelijke genegenheid te geven of te ontvangen.
8. De Overste kan toelaten, dat de kweekelingen somtijds op den refter bij de Religieusen komen, om hare manieren en geneigdheden te beproeven.
9. Indien de kinderen of hare ouders de meesteressen geschenken aanbieden, zullen deze laatste die terstond aan de Overste brengen.
10. De meesteressen zullen op hare hoede wezen tegen de gevaarlijke bekoring van zich te verhoovaardigen op hare kundigheden en den
61
goeden uitslag in de scholen; van ongeduldig te worden, wanneer men haar in eene andere klas plaatst, of als zij haar gevoelen moeten laten varen; maar zij zullen met nederige gevoelens van zich zeiven, haren plicht vervullen om God, en in alles gehoorzaam en onderworpen blijven aan hare Overste.
11. Volgens de beschikking der Overste zullen al de meesteressen en degenen, die zich voor de examens bereiden , behulpzaam zijn in de huise lijke bezigheden, zooals: wasschen, schoonmaken en andere dergelijke; zij zullen zich uit eigene beweging tot zulke nederige diensten aanbieden, vooral onder de vacantie en op de dagen, dat er geen school is.
12, De Oversten zullen zorg dragen, dat de meesteressen niet overladen worden met schoolwerk, en dat zij gewoonlijk het nachtkoor, het inwendig gebed en de andere godvruchtige oefeningen der Gemeente kunnen volgen.
§ 19.
Regels voor de Zusters in Ziekenzalen en Gasthuizen.
1. De Zusters, welke met de zorg der zieken of oude menschen zijn belast, zullen gedenken, dat zij in den persoon der noodlijdenden Jesus Christus dienen , die gezegd heeft; Wat gij aan
eenen mijner geringste broeders gedaan hebt, dat hebt ge aan Mij gedaan.
62
2. Zij zullen zich beijveren, om de uitoefening dezer liefdewerken volmaakt aan te leeren, en dezelve met een liefdevol hart, met troostende woorden en bekwame behandeling te verrichten. Zij zullen in alles de voorschriften der genees-heeren wegens de zieken nauwkeurig uitvoeren.
3. Zij zullen met bescheidenheid de zieken het gebed en geduld leeren oefenen, en hen voorbereiden, om van tijd tot tijd de Heilige Sacramenten godvruchtig te ontvangen , vooral in gevaar van sterven.
4. In het verplegen der kranken zullen zij de regelen der zedigheid nauwgezet onderhouden. Indien er buitengewone bijstand vereischt wordt, zullen zij de Moeder eerst verwittigen en haren raad volgen.
5. Zij zullen de reglementen , welke de Oversten voor den dienst dier gestichten maken nauwkeurig volgen, zonder dezelve op eigen gezag te veranderen.
6. De Oversten zullen de Zusters, waar het gevoegelijk kan geschieden, van tyd tot tijd van de eene bediening naar de andere verplaatsen, opdat zij met meer onthechting hare liefdewerken zouden verrichten.
7. Wij vermanen de Zusters van hare moeilijkheden , bezwaren en gewetensangsten aan de Oversten bloot te leggen , om, wanneer het noodig is, raad of verandering te bekomen.
8. De Oversten zullen zorg dragen, dat de
63
Zusters hare gezondheid niet merkelijk krenken door vermoeienis, herhaald of lang nachtwaken; en haar ook niet zoodanig met werk overladen, dat zij den koordienst of het inwendig gebed der Gemeente voortdurend moeten achterlaten.
Regels voor de Jonge Reliyieusen en Novicen.
1. De jonge Religieusen zullen zich wachten, op groote straf, van aan andere Religieusen te zeggen, hetgeen in het Kapittel van de Meesteres gebeurt.
2. Zij zullen niet uit de kerk gaan na den Goddelijken Dienst, zonder oorlof van de Meesteres of zonder haar teeken af te wachten.
3. Zij zullen te zamen in stilte uitgaan, en niets bijzonders doen, zonder dit voor of na te kennen te geven.
De jonge Religieusen zullen niet te gemeenzaam wezen met de andere Religieusen of ouderlingen, maar zich te haren opzichte met eerbied en ootmoedigheid gedragen.
4. Als de jonge Religieusen en novicen in de cel van de Moeder, Moeder-Vicaris of Meesteres gaan, en als deze in hare cellen komen, zullen zij knielende de benedictie vragen , en alzoo blijven , totdat men haar doet opstaan. Als zij berispt worden, zullen zij nederknielen en diep gebogen toehooren; daarna hare schuld zeggen en de aarde kussen, alvorens op te staan.
64
5. Als zij verlof hebben om te spreken onder elkander, zullen zij beleefd en vriendelijk spreken over de deugd, de versterving en andere stichtende onderwerpen, en in den omgang alle onbehoorlijke manieren van de wereld trachten te vergeten.
Regels voor de Leekezusters.
1. De leekezusters zullen alle dagen tegenwoordig zijn in het morgen- en avondgebed, in het inwendig gebed , in de H. Mis, in het Lof en Rozenhoedje, en 's nachts in de Metten op de dagen, welke door de Oversten zullen aangewezen worden. Zij zullen op gestelden tijd hare Getijden te zamen bidden, uitgenomen zij , die om werkzaamheden verlof van de Moeder ontvangen hebben, om dezelve alleen te bidden.
2. Onder het werk zullen zij dikwijls bidden, of denken op het bitter Lijden, op de oefening der deugden, en schietgebeden zeggen.
3. Zij zullen ter liefde Gods en met hoop op het eeuwig loon , in nederigheid en eenvoudigheid getrouw het werk verrichten, hetgeen haar door de Overste is opgelegd.
4. Dat zij toezien niet te misdoen tegen de belofte van armoede, met door hare schuld en nalatigheid iets te breken , te verliezen, of te laten bederven.
5. Dat zij zonder wettigen oorlof der bevoegde
65
Oversten zich nooit verstouten, den voet buiten het voorgeschreven Slot en de omheining des kloosters te stellen.
6. Zij zullen zich wachten van onmatig lachen, veel of luid te spreken, alsook van onder het werk het habijt, de mouwen of wijle ongemanierd te schikken, vooral wanneer zij voor de Gemeente verschijnen, en nog meer, wanneer zij bij dienstboden of vreemden zijn, of op plaatsen, waar zij door vreemden kunnen gezien worden.
7. Uit plicht van haren kloosterlijken staat zijn zij streng verbonden zich zooveel mogelijk van werklieden en vreemden verwijderd te houden, en wanneer zij , door nood gedwongen, bij zulke personen somtijds zijn moeten, zullen zij de oogen zedig bewaren ; met hen niet spreken, dan over noodige zaken met weinige woorden, en zich zoo spoedig mogelijk verwijderen. De Oversten zijn belast met de zorg, dat dit punt stiptelijk onderhouden worde.
8. Zij zullen eerbied toedragen aan de Reli-gieusen van het koor, en ingeval zij hieraan ontbreken , zullen zij streng gestraft worden.
9. Ofschoon zij meer voor het huiswerk, en de koorzusters voor den Goddelijken Dienst bestemd zijn, zullen dezen haar toch als medezusters met liefde behandelen.
10. Zij zullen geene stem hebben in de kiezing der Oversten, noch in het ontvangen der novicen, en zullen achter de koorzusters en novicen zitten op orde harer Professie.
66
§ 22.
Regels voor de Hovenierster.
1. Dat de hovenierster naarstig zij om den hof te bezorgen tot het gebruik van de keuken.
2. Dat zij niet gierig zij , maar mild uitdeele of toone aan de dispensieres, wat deze nemen zal voor de keuken en de Gemeente.
3. Zij zal geene hagen of boomen uitdoen, zonder raad te vragen aan de Moeder.
4. Als de hovenierster Religieuse van het koor is, zal zij aan den Goddelijken Dienst onderworpen zijn, tenware dat de Moeder in iets dispenseerde.
5. Zij zal met de werklieden niet spreken, dan met oorlof van de Moeder en in de tegenwoordigheid van eene andere Zuster, en niet meer dan volstrekt noodig is, voor het overige zal zij zich van hen verwijderd houden.
Regels voor de Dienstboden.
1. Zonder voorkennis en toestemming derEerw. Moeder zal men in geen huis vaste dienstboden houden.
2. Zij zullen niet in het huis mogen vernachten , tenzij op eene geschikte en genoegzaam afgescheidene plaats.
3. Men zal letten op derzelver ouderdom, zedelijk gedrag en manieren.
67
4. Dat men hen voorzichtig late weten, dat zij geene boodschappen van bijzondere Zusters mogen aannemen.
5. Dat men hen ook onderrichte, op welk uur zij binnen moeten zijn; wanneer zij de deuren moeten sluiten; op welke plaatsen zij mogen komen; tot wien zij mogen spreken; en welke werken zij moeten verrichten tot dienst en profijt van het Huis.
Van lie manier om 1) innen en toniten liet klooster* te verlceeren.
§ I-
Van het Slot.
li Ofschoon Paus Leo X in den Regel der Derde Orde het Slot niet uitdrukkelijk voorschrijft, heeft Hij toch in het tiende Hoofdstuk het Slot aan allen en aan elk klooster toegelaten en verleend , zoo nochtans dat de werken van liefde, welke zij gewoon zijn te doen, daardoor niet zouden verhinderd worden.
Ingevolge hebben de Religieusen Penitenten van het begin harer Vergadering af, het Slot met liefde aangenomen en nauwkeurig onderhouden, O 7
68
deels om zich (e voegen naar de voorschriften aangaande het Slot, welke de latere Pausen, na Leo X , gemaakt hebben, en vooral om verwijderd te zijn van de wereldsche verstrooidheden of gevaren ; om in ingekeerdheid des geestes God alleen te dienen en te beminnen; om de menigvuldige andere geestelijke voordeelen , welke het Slot aanbrengt , te genieten; in een woord, om met den H. Vader Franciscus met een rein en van liefde brandend hart te kunnen zeggen : Deus meus et omnia: Mijn God is voor mij alles.
Om het voorbeeld der eerste Religieusen Penitenten na te volgen, zullen alle Zusters dezer Vergadering het Slot als het sieraad harer kloosters en ais eene der grootste hulpmiddelen harer volmaaktheid beschouwen, hetzelve hoogachten en nauwkeurig onderhouden, gelijk het in deze Con-stitutiën is voorgeschreven.
De Bisschoppen hebben de macht, aangaande het Slot andere schikkingen te maken, en de Zusters zullen zich volgens de woorden, welke zij in hare Professie uitspreken, bereidwillig onderwerpen aan derzelver verlangens en bevelen, wanneer deze in betere tijden zullen goedvinden een nog strenger Slot voor te schrijven.
Opdat de Zusters de verplichtingen van het tegenwoordig Slot wel zouden kennen , zullen wij in het bijzonder gaan spreken over de plaatsen, welke onder het Slot begrepen zijn ; het binnenlaten van vreemden en het uitgaan der Zusters.
69
Welke plaatsen onder het Slot begrepen zijn:
2. Onder het Slot is óp de eerste plaats begrepen het klooster met al zijn vertrekken, zooals: refter, keuken, werkplaats, dormter, ziekenhuis, kapittel, koor en bidplaats , alsook de tuin dei-Zusters.
3. De deuren, waardoor men tot de inwendige vertrekken van het klooster toegang vindt, zullen, zoo dikwijls dezelve geopend worden, wederom aanstonds gesloten, en des avonds op een gesteld uur op het nachtslot gedaan worden.
4. De vensters van het klooster en van de cellen zullen zoo geplaatst worden, dat dezelve niet op eene openbare straat uitkomen; waar dit niet gevoegelijk kan worden ingericht , zullen ze zoo bedekt blijven , dat de Zusters door de voorbijgangers niet kunnen gezien worden. Dat ook de Zusters zich wachten, van voor de vensters met opzet te blijven staan , om naar buiten op straat te zien.
5. De tuin der Zusters zal afgesloten zijn met een muur of ten minste met eene dichte heg of stevige afpaling, waarbij het past eene gracht te voegen.
6. In de kerk des kloosters , als deze voor personen van buiten toegankelijk gesteld wordt, zal er eene afgesloten plaats zijn voor de Zusters, de kweekelingen, kostkinderen en anderen , die binnen het Slot verblijven.
7. In de spreekplaatsen zal men eene rol, en ijzeren of houten traliën plaatsen.
70
De traliën zullen met een dicht gordijn , kleine pinnen en een klein venstertje voorzien zijn.
8. Om de werken van liefde te kunnen verrichten , mogen de Zusters binnen het Slot scholen hebben, alsook ziekenzalen , gasthuizen en vertrekken voor weeskinderen , kostkinderen en kwee-kelingen.
Waar kweekelingen zijn, zal men gewoonlijk geene kostkinderen houden. Van gelijken zal men de andere liefdewerken zoo verdeelen tusschen de huizen der Vergadering, dat dezelve kunnen uitgeoefend worden, zonder te grooten last van de Gemeente, en zonder het nachtkoor en andere voorschriften van den Regel en de Constitutiën te moeten afschaffen of verwaarloozen.
Welke personen men may , en welke men niet mag binnenlaten.
9. In het klooster en in den tuin der Zusters mogen geene personen, mannen of vrouwen, Priesters of wereldlijken, zelfs geene kinderen, hoe jong ook , binnengelaten worden.
10. Zijn uitgenomen: de geneesheeren, om zieken te bezoeken, die niet in het spreekhuis kunnen komen; de Biechtvader met zijn dienaar, wanneer hij noodig is, om de zieken bij te staan , en de Sacramenten toe te dienen ; personen noodig voor het onderwijs; de noodige werklieden om moeilijke werken te verrichten, welke de Zusters
71
niet gevoegelijk doen kunnen; alsook om brand te blusschen of andere gevaren af te weren , en in dergelijke noodzakelijke gevallen.
Ook mogen de Oversten personen, met wereldlijk gezag bekleed, binnenlaten, wanneer zij ambtshalve vergen het klooster te bezichtigen; nochtans in zulke gevallen zullen de Oversten, wanneer de tijd het toelaat, verdere onderrichting vragen aan den Kerkelijken Overste.
11. De Overste, of eene door haar aangestelde Zuster, zal den geneesheer of den Biechtvader zonder omwegen naar de ziekenkamer geleiden.
De ziekendienster zal gedurende het bezoek van den geneesheer bij de zieken zijn, om zijne orders te ontvangen. De geleidsters zullen wachten, om den geneesheer terug te brengen.
Terwijl de Biechtvader de biecht der zieke Zusters hoort, zullen de ziekendiensters zich ver genoeg verwijderen, om niets te hooien, maar toch in de nabijheid blijven, om aanstonds ter hand te zijn, wanneer hare hulp noodig mocht wezen. Daarna zal de Biechtvader van gelijken terug geleid worden. De werklieden zullen ook zonder omwegen naar hun werk gebracht worden; de Overste of eene andere gestelde Zuster zal het werk aanwijzen, zonder nutteloos vertoeven.
12. Geene der Zusters mag zonder uitdrukkelijk gebod of verlof der Overste, en nooit anders dan twee te zamen, met de werklieden spreken of er bij blijven, om het werk na te zien.
Wanneer personen in het Slot komen, dat de Zusters, verre van met hen te spreken of te blijven staan om hen te zien, zich vertrekken of eenen omweg maken, om niet gezien te worden. Deze voorzorgen zijn voorgeschreven, opdat de Zusters altijd eenen grooten eerbied voor het Slot zouden bewaren, en dat de vreemden geene gelegenheid zouden hebben, binnen het Slot zonder nood te spreken , of naar plaatsen te gaan, waar zij niet noodig zijn.
13. Aan de kweekelingen binnen het Slot, zal men de voor haar bestemde plaatsen aanwijzen , alsook het deel van den tuin, waar zij mogen komen.
Zij zullen niet buiten het Slot gaan, tenzij om de kweekschool voor goed te verlaten, voor de jaarlijksche vacantie , of wanneer de geneesheeren haar verandering van lucht voorschrijven ; alsook ingeval dat hare ouders of naaste bloedverwanten gevaarlijk ziek zyn.
Ook zullen de kostkinderen gewoonlijk niet buiten het Slot gaan ; nochtans mag de Overste dit toelaten, wanneer hare ouders of bloedverwanten haar bezoeken. Deze bepaling dient ook voor de weeskinderen, welke binnen het Slot verblijven.
De andere buitenkinderen zullen in de scholen binnen het Slot mogen komen, maar niet verder dan in de bestemde plaatsen.
14. Ook de Eerw. Heer Pastoor en de school-
Ti
opzieners zullen in deze scholen toegelaten worden. Ouders en anderen, die de scholen willen bezoeken, zal men vriendelijk naar het spreekhuis verzenden.
15. De personen , welke in de gasthuizen en ziekenzalen verblijven, zullen zich bij de voor hen bepaalde zalen, pleinen en tuinen moeten bepalen, en niet verder in het Slot toegelaten worden.
De dienstdoende Priesters, de geneesheeren en opzieners mogen in deze plaatsen telkens ontvangen worden; de bloedverwanten en vrienden niet dan op gestelde dagen.
16. De Overste zal de plaatsen aanwijzen, waar de dienstboden mogen komen, om haar werk te doen.
17. Andere personen, die de afsluiting zouden overschrijden, zullen verzocht worden zich te verwijderen.
Van het uitgaan der Zusters.
18. De Zusters zullen niet buiten het Slot des kloosters en den tuin mogen gaan, behalve in de volgende gevallen:
Ten 1. Om brand, overloop van water, gevaar van vijanden, besmettelijke ziekten en andere dergelijke onheilen te vluchten.
ïen 2. De Eerw. Moeder, om op den gewonen tijd of om bijzondere redenen, Visitatie te houden in de huizen der Vergadering , alsook de Zusters, welke zij daarmede belast. Deze, die
74
Visitatie houden, mogen met de plaatselijke Overste en eene andere Zuster derGemeente alle plaatsen, als: stallen , schuren enz., die van het klooster afhangen, bezoeken.
Ten 3. De plaatselijke Oversten om de jaar-lijksche retraite en de algemeene kiezingen bij te wonen in het Moederhuis.
Ten 4. Wanneer de Zusters naar een ander-klooster verzonden worden. Om andere reizen te doen, of om in andere gevallen buiten het Slot te gaan, zullen zoowel de Oversten als de onderdanen verlof moeten bekomen van den Kerkoverste. De Oversten kunnen van den Kerkvoogd voor een gestelden tijd de vergunning verzoeken, van de Zusters naar de examens te mogen zenden.
19. De Overste zal de noodige koor- en leeke-zusters aanstellen, om den vereischten dienst te doen in de scholen, ziekenzalen en gasthuizen , die dan ook volgens hare schikking op de speelplaatsen mogen komen, om de kinderen te bewaken. Zij mag ook aan de leekezusters oorlof geven, om haar werk te doen in plaatsen binnen de omheining van het klooster.
20. De Overste van het klooster mag ook alle dagen, volgens haar goeddunken, in alle plaatsen binnen de omheining van het klooster gaan, om het werk na te zien en aan te wijzen. Zij mag hiermede ook ééne of twee andere koorzusters belasten.
21. Ten slotte wordt aanbevolen, van voortaan
75
geene kloosters te stichten of aan te nemen , waar deze voorschriften aangaande het Slot niet kunnen ingevoerd of onderhouden worden.
22. De reeds bestaande huizen zal men allengs naar deze wijze inrichten. Ondertusschen zal men zoodra mogeiijk overal de traliën en de rol in het spreekhuis plaatsen, en het gebouw, dat aan de Zusters tot klooster of woning dient, alsook den tuin der Zusters onder Slot stellen, en geene vreemde personen binnenlaten, behalve in de boven aangehaalde gevallen. Nochtans, waar de toegang tot de kapel door het klooster is, zoolang er geen kapel is met vrijen ingang, zal men de dienstdoende priesters en de noodige dienaren binnenlaten, maar geene anderen. Eveneens in de reeds bestaande huizen, waar de Zusters de zorg hebben van kost- of weeskinderen, of van oude en zieke personen, waar niet gevoegelijk een afgezonderde tuin voor de Zusters kan gevonden worden, mogen de voornoemde inwo-nenden des Gestichts van den tuin der Zusters gebruik maken ; zoo nochtans, dat, behalve de aangestelde Zusters, de andere met deze genoemden in den tuin niet mogen spreken , en zich zooveel mogelijk zullen verwijderd houden. Ook zal men zorgen , dat de voorgeschrevene regelen aangaande het uitgaan der Zusters overal onderhouden worden. Waar de Zusters geene Mis in het klooster hebben, zoolang dit niet anders kan gevonden worden, zullen zij, enkel des morgens.
76
nooit 'snamiddags, de Diensten mogen bijwonen in de Parochie- of in eene andere nabijgelegen
kerk ; zooveel mogelijk in eene afgezonderde plaats.
Van het Spreekhuis,
1. Het spreekhuis zal zindelijk en eenvoudig zijn.
2. De Zusters zullen zich wachten, zonder gebod of verlof der Overste naar het spreekhuis te gaan. Dit verlof zal iedermaal aan de Overste gevraagd worden, zelfs wanneer personen meermalen op denzelfden dag zouden komen , om met dezelfde Zuster te spreken.
3. De portieres zal niemand in het spreekhuis roepen zonder verlof aan de Moeder te vragen, en voor het overige zal zij de regelen onderhouden, die de portieres in Hoofdstuk V § 13 zijn voorgeschreven.
4. Het spreekhuis zal vóór acht uren 's morgens niet bezocht worden , en de Zusters zullen niet langer mogen blijven dan tot 's avonds half zes. Niemand zal in het spreekhuis geroepen worden op Zon- en Feestdagen, noch ten tijde van den Advent en de groote Vaste, uitgenomen die eene bediening hebben om zaken , die hare bediening raken, of in een noodzakelijk geval. Van gelijke zal men niemand roepen ten tijde van de Mis, de Getijden, het gebed, de tafel, noch van elf tot één uur, maar men zal
h^j.' , '' **■'
. 1ÜN
UL. S'
77
zich met beleefdheid ontschuldigen. De Moeder zal in de dagen , en vooral in de uren, dat het spreekhuis niet toegankelijk is , niet dispenseeren dan in gewichtige gevallen.
5. Terwij! de Zusters spreken, mag de gordijn der tralie open geschoven worden. Niemand mag naar het spreekhuis gaan , zonder vergezeld te zijn van eene andere Zuster, noch daar spreken dan in hare tegenwoordigheid. De Moeder zal eene voorzichtige Zuster als gezellin aanwijzen, die op tijd weet te spreken en te zwijgen , wanneer het behoort. In dit punt zal de Moeder niet ontslaan dan in eenige weinige gevallen, wanneer zij weet, dat eene geprofeste Zuster, om zaken van hare bediening, voor korten tijd in het spreekhuis geroepen wordt. Maar zoowel de Oversten als de anderen zullen in het spreekhuis niet gaan, noch spreken zonder medegezellin, om de bezoeken van bloedverwanten of kennissen te ontvangen.
6. De Religieusen Penitenten, die haren familienaam veranderen in den naam van een heilige; die verlangen achter het Slot God te dienen ; die weten dat in de bezoeken van bloedverwanten de ingekeerdheid van geest, welke de geest der Recollectinen is, gevaar lijdt, zullen zich zeker wel wachten , hare bloedverwanten en kennissen uit te noodigen, of valschelijk te ge-looven, dat er een recht bestaat voor de Zusters, om zulke bezoeken alle jaren te ontvangen.
78
Integendeel, om de strengheid aangaande het spreekhuis na te volgen van de oude Penitenten, die niet spraken dan achter de traliën, bedekt met een gordijn, zullen nu ook de Zusters middelen gebruiken , om door bloedverwanten en kennissen maar zelden gezien en bezocht te worden. Ook heeft de Kerkvoogd van dit Bisdom, aangaande zulke bezoeken in het spreekhuis, voorgeschreven, dat het behoort de regelen niet alleen, maar ook den geest hieromtrent in het oog te houden.
De Oversten zijn derhalve belast, door haar voorbeeld en door hare vermaningen, dezen geest van onthechting en ingekeerdheid in de Vergadering te bewaren, en aan de Zusters niet toe te laten, dikwijls en lang om zulke bezoeken in het spreekhuis te zijn.
7. De Zusters mogen niet eten of drinken in het spreekhuis. Zij zullen nooit de bezoekers uit-noodigen, om eenen tweeden dag te verblijven.
8. Niemand mag in het klooster vernachten. Voor dienstdoende Priesters ten tijde der retraite of anderzins, zal men een nachtverblijf bezorgen, zooveel mogelijk in een priesterhuis.
9. In het spreekhuis zullen de Zusters in hare oogen, woorden en manieren eene stichtende zedigheid bewaren. Dat zij zich wachten van de geheimen des kloosters bekend te maken , alsook van te spreken tegen de liefde, van nieuwsgierig navragen aangaande de nieuwigheden der wereld. Zij zullen ook baar hart vrij bewaren van bekom-
79
memissen aangaande voor- of tegenspoed der bloedverwanten. Wanneer zij zoo iets hooren, zullen zij met troostende woorden haar gebed beloven.
10. Niemand zal langer in het spreekhuis blijven dan noodig is; en wanneer het teeken gegeven wordt voor de oefeningen der Gemeente, waaronder niemand in het spreekhuis mag zijn, gelijk hierboven gezegd is, zullen zij met beleefde woorden de samenspraak afbreken en weggaan; welke nauwgezetheid tot stichting dient.
Van den Dormter.
1. De Zusters zullen allen op den dormter slapen. De dormter zij gesloten 's avonds te acht uren. Er zal den geheelen nacht licht branden. De Religieusen, die niet vrij zijn van het nachtkoor, zullen zich allen 's avonds na het inwendige gebed vertrekken op den dormter. In hare cellen mogen zij bidden of iets anders doen tot acht uren.
^ Zij zullen altijd slapen in hare kleederen, zonder eenige dispensatie. Het zal aan niemand toegelaten zijn zonder oorlof te gaan uit den dormter, totdat men gewekt wordt tot de Metten; dit zal ook onderhouden worden na de Metten, totdat men wekt voor de Primen. H
2. Als er zal gewekt zijn tot de Primen, zullen de Zusters hare cellen opschikken, eer zij zich naar de kerk begeven.
80
3. Niemand zal gaan in eens anders cel zonder bijzonderen oorlof der Overste.
4. Alleen de cel der Moeder zal met een slot gesloten zijn. De Oversten zullen toezien, dat de Zusters hare cel zuiver en ordelijk bewaren , en dat de dormter minstens eens in elke week geveegd worde.
Van den Refter.
1. Men zal gemeenlijk luiden tot het middagmaal te elf uren. In de kerkelijke Vaste en op de groote vigiliën omtrent twaalf uren. Het avondmaal zal gehouden worden omtrent half zes. Zij , die tot den refter luidt, zal gedurende het luiden zeggen den psalm : Miserere mei Deus.
2. Ondertusschen zullen de Zusters alle andere bezigheden daar laten en naar den refter komen, alwaar zij op hare plaats geknield zullen wachten , tot de Presidente teeken zal geven, en den De Profundis aangeven; waarna de hebdomadaris den Benedicite volgens den Roomschen brevier zal beginnen.
3. Die niet in den De Profundis geweest zijn, zullen dien zeggen vóór de tafel, knielende met de armen kruiswijs uitgerekt.
4. Niemand mag zonder verlof der Overste den refter verlaten, voor dat de dankzegging ge-eindigd is.
81
5. Volgens het oud en loffelijk gebruik der Religieusen Penitenten, zal het lezen aan tafel het geheele jaar door onderhouden worden, uitgenomen weinige dagen in het jaar, waarop de Overste, alleen bij het middagmaal, de lezing omtrent de helft mag verkorten , en aan de Zusters oorlof geven om op eene zedige wijze met elkander te spreken, gelijk verder onder §11, van de Recreatie zal bepaald worden.
6. De Overste zal de boeken voor de lezing in den refter aanwijzen , tenzij de Eerw. Moeder, om meerder gelijkvormigheid in alle huizen te bewaren , goedvindt dezelve voor te schrijven.
7. De laatste zal de lezing beginnen ; op het teeken der Overste zal zij het boek voórtgeven aan de volgende, en zoo vervolgens tot het einde van den maaltijd.
8. Al wat de Zusters in den refter gebruiken, zal zijn van hout of aarde , en niet van tin. Ieder zal haar servet hebben met eene kleine kroes om te drinken. Zoutvaten met ander tafelgerief zullen zonder eenigen overvloed op tafel geplaatst worden.
9. De Overste zal zorgen, dat de Zusters gezond en genoegzaam voedsel ontvangen, zoo nochtans dat de Franoiscaansche armoede, zelfs op de feestdagen, zoowel in de hoedanigheid der spijzen, als in het getal der gerechten, onderhouden worde.
10. De Religieusen zullen driemaal ter week, op dagen, die niet door vasten of onthouding
82
belet zijn, 's middags vleesch mogen eten, maar nooit 's avonds , tenzij door bijzondere dispensatie.
11, Zij zullen zich aan tafel houden met alle versterving en zedigheid , zonder naar alle zijden om te zien , altijd indachtig, dat onze Zaligmaker gal en azijn heeft willen smaken, om onze zinnelijkheid te veroordeelen.
13. Alle Zusters zullen in den refter eten op de gestelde maaltijden, en het zal niemand geoorloofd zijn te eten in de keuken, de cellen of elders. Ingeval de Overste aan eene Zuster toelaat, ter oorzaak van zwakte , of om eene andere reden, buiten den bepaalden tijd te eten, zal zij het op den refter doen, behalve de zieken of anderen, die volgens het oordeel van de Moeder daar niet kunnen komen. Dat zij, die oorlof hebben, buiten de gewone maaltijden te eten, het al zittende doen, in stilzwijgendheid en met welgemanierdheid.
14. Wegens de manier van zijne schuld te bekennen en andere gebruiken, welke in den refter van ouds onderhouden worden, zal men het ceremoniaal volgen.
15. Op het einde van den maaltijd , op het teeken der Overste, zullen de leekezusters, novicen en jonge koorzusters opstaan, om het tafelgerief weg te dragen en de tafels te zuiveren.
16. Dit gedaan zijnde, zullen op een laatste
83
teeken der Overste allen op hare plaats gaan voor de tafel, om de gratie te bidden , gelijk in den brevier is voorgeschreven.
§ 5.
Van het Werkhuis.
1. De Zusters, die niet belet zijn door de liefdewerken, zullen 's morgens in het werkhuis komen van acht tot elf uren , en van een uur namiddag tot vier uren. Op de dagen, als zij haar middagmaal houden te twaalf uren, blijven zij werken tot half twaalf, en alsdan zullen zij naar het werkhuis komen te half twee. In de groote Kerkelijke Vaste zullen zij werken tot half vijf.
2. Alle Religïeusen zullen zich bezig houden met de gemeene werken van gehoorzaamheid, en het zal aan niemand geoorloofd zijn te werken voor zich in het bijzonder.
3. De naaister en kleermaakster of andere, die het opzicht over het werk hebben, zullen geen geld bij zich houden, maar terstond aan de Moeder geven, hetgeen zij ontvangen. Aan de Zusters zullen zij niet gebieden als meesteressen, maar met zachte woorden het werk uitdeelen, en aanwijzen, hoe het moet gemaakt worden. Niettemin zullen de Zusters haar gehoorzamen in hetgeen hare bediening aangaat, en zonder
O S
84
tegenspreken, of wijzer te willen zijn het werk aannemen.
4. De kleermaakster zal naarstig wezen, om de habijten van de Religiensen te vermaken. Zij zal niet wachten tot de Religieusen die brengen, maar zich presenteeren, om die te lappen. Zij zal zich wachten van alle bijzonderheid in de habijten. Zij zal geene nieuwe habijten of iets buitengewoons maken, zonder toestemming van de Moeder. Zij zal altijd eenige nette en zuivere habijten hebben, om die in den nood te gebruiken.
5. Men zal het werkhuis tweemaal ter week vegen: 's Woensdags en Zaterdags.
Van de Keuken.
1. De keuken zal net en zindelijk zijn.
2. Niemand mag in de keuken eten, noch daar spreken zonder nood, of daar binnen gaan zonder goede reden.
3. Iedereen zal op orde helpen de schotelen wasschen, en niemand zal ontslagen zijn van dit werk van ootmoedigheid , maar iedereen zal zich daartoe begeven met devotie, volgens het oud gebruik der orde van onzen H. Vader Franciscus.
4. Onder het wasschen der schotelen zullen zij den psalm Miserere, De Profundis en de oratie Fidelium bidden. Verder zullen zij zich stilzwijgend bezighouden met goede gepeinzen,
85
wenschende dat hare zielen mogen gezuiverd wezen in het dierbaar Bloed onzes Heeren Jesus Christus.
5. Zij zullen alle dingen op hunne plaats schikken , en zich wachten tegen de H. Armoede te misdoen met iets te breken. Die iets breken, zullen hare schuld daarover bekennen in het Kapittel of in de Gemeente.
Van het Kapittel.
1. De Moeder van het klooster zal alle Vrijdagen de Zusters in het Kapittel vergaderen. In geval zij afwezig of belet is, zal degene, die hare plaats vervangt, in het Kapittel voorzitten; alsdan zullen zich de Zusters van hare fouten zoowel in het algemeen als in het bijzonder beschuldigen , maar die voorzit zal alleenlijk eene algemeene penitentie opleggen.
2. Na de gewone gebeden en aanbevelingen zullen eerst de novicen, en nadat deze zijn uitgegaan , de geprofesten hare schuld bekennen en de vermaning en penitentie van de Moeder ontvangen, gelijk in het Ceremoniaal is voorgeschreven.
3. Dat niemand zoo stout zij te spreken in het Kapittel, zonder bijzonder verlof, of zonder van de Moeder gevraagd te zijn. Die zal durven antwoorden aan de Moeder, of spreken in het Kapittel, of zal toonen eenig teeken van onverduldigheid , dal zij eens ter aarde ete te water en
86
te brood, en den tijd van acht dagen beroofd zij van haren schapulier. Nóchtans indien zij ten onrechte berispt wordt, mag zij na het Kapittel de Moeder in allen eerbied verzoeken om te mogen spreken en hare onschuld te kennen te geven.
4. De Moeder zal voorzichtig toezien, niemand te berispen of te straffen, vooraleer zij wel ingelicht is van de zaak ; dat zij daarom niet lichtvaardig zij om te gelooven , maar als haar dunkt, dat zij de waarheid nog niet volkomenlijk kent, dat zij uitstelle, of wel hare Discreten te rade ga, voordat zij daarvan eenig gerucht maakt in de Gemeente. Dat zij de heimelijke fouten in het geheim straffe, en de openbare, of die aan velen bekend zijn, openbaarlijk; tenware dat de Zuster de geheime penitentie ni^t zoude aannemen, noch zich verbeteren, want alsdan zoude zij verdienen in het openbaar gestraft te worden.
5. Dat de Moeder in de Kapittels, die zij houden zal, altijd trachte de Zusters aan te wakkeren tot de volmaaktheid ; dat zij in de berispingen , die zij doet, zich wachte van gramschap , bijtende woorden en verwijtingen, maar dat de liefde en zachtmoedigheid altijd overwinne de bitterheid, want gelijk de H. Vader Franciscus gezegd heeft: « Toornigheid en gramschap beletten de liefde in haar en in anderen.quot;
6. Die in het Kapittel mogen blijven, zullen zich wachten van iemand, die in hetzelve nog niet is toegelaten , te openbaren , hetgene aldaar
87
is geschied, op straf van hare schuld te zeggen en andere penitentiën naai. het goed
dunken van de Overste.
7. Op Kerstavond zal de Moeder , om de nederigheid van het Kind Jesus na te volgen, alleen hare schuld aan de Religieusen zeggen, nadat zij eene kleine aanspraak zal gehouden hebben over de Geboorte van Ghris'tus ; als zij knielt, knielen ai de Zusters, en als zij hare schuld zegt, buigen allen zich
tot de aarde, waarna de Moeder haar doet opstaan.
§ »•
Van de Warmplaats.
1. Daar het kan gevonden worden, zal men eene afgescheidene plaats bestemmen , waar de Religieusen op bekwamen tijd , bijzonderlijk 's nachts , volgens den nood , en de discretie der Overste, zich mogen warmen.
2. Er mogen ook vuren of kachels in het werkhuis en in den refter gesteld , en volgens het oordeel der Overste gedurende den dag ontstoken worden.
Waar geene bijzondere warmplaats is voor den nacht, mag eene der bovengenoemde plaatsen daartoe gebruikt worden.
3. Vooral 's nachts, en ook over dag buiten de recreatie-uren , zullen de Zusters bij het vuur het stilzwijgen stiptelijk onderhouden.
4. Eene Zuster zal last hebben van de warmplaats, en zal alles op tijd beschikken.
88
§ 9-
Van de Woonplaats en Opvoeding der Kweekc-lingen en anderen binnen het Slot.
1. Jonge dochters, die het vooruitzicht geven, als nuttige leden voor de Vergadering te kunnen worden opgeleid , mogen opgenomen worden in de voor haar bestemde vertrekken binnen het Slot.
2. Het getal der kweekelingen zal voor elk klooster door de Eerw. Moeder met overleg harer Discreten en de plaatselijke Overste bepaald worden.
3. De Zusters, die niet bestemd zijn voor het onderwijs der kweekelingen, zullen zich van deze verwijderd houden. Dat al de Zusters zich wel wachten te spreken van eenige gebruiken of zaken, die de Gemeente of eenige Zusters of haar zelve betreffen; alsook met de voorzeide jonge dochters, of in haar bijzijn, eenige lichtvaardigheid te bedrijven , of eenig kwaad voorbeeld te geven , uit vrees der bedreiging, die de Heer heeft uitgesproken tegen zulke, die de kleinen verergeren.
4. Dat de Overste zich wachte van iemand te berispen in de tegenwoordigheid der kweekelingen. Indien eene Zuster iets onbehoorlijks zal gedaan hebben, zal zij deze in het Kapittel berispen , en indien zij het noodig oordeelt, boven de opgelegde penitentie, zulke Zuster verplichten hare schuld te zeggen bij de dochter, die zij zal verergerd hebben.
5. Volgens dit voorschrift zullen de Oversten
89
en de Zusters zich ook met voorzich(igheid {re-dragen opzichtens de kostkinderen , de weeskinderen , de kinderen der buitenscholen , de zieken en oude lieden, alsook in het bijzijn van dienstboden en andere vreemden.
Van den omgang der Zusters onder elkander.
1. Onze H. Vader Franciscus, in het zesde Hoofdstuk van den Regel, vermaant de Zusters eene oprechte eenvoudigheid te oefenen in kleederen en manieren , in woorden en werken.
2. Dat zij zich wachten de aandacht op zich te trekken door bijzonderheden in het oefenen der deugden of anderszins, maar indien God door zonderlinge gratie haar roept tot hoogere volmaaktheid , dat zij eerst indachtig zijn te doen al de gemeene oefeningen en daarna raad te vragen over de andere , volgende in alles de gehoorzaamheid aan de Overste.
3. Dat de Overste onpartijdig zij , aanmerkende , dat zij Overste is zoowel van de kranken, als van de sterken. Dat de onderdanen bemerken , dat zij de Overste uit deugdelijke beweegredenen moeten eeren , beminnen en gehoorzamen ; want, zooals de H. Bonaventura zegt: « Eerbied zonder liefde is sla fel/ijk , en liefde zonder eerbied is kinderachtig.quot;
4. De Zusters zullen elkander eer bewijzen
90
en achting toedragen naar den rang van officie, en ouderdom van Professie in deze Vergadering.
5. Om de liefde onder elkander te beoefenen en te bewaren zullen zij dikwijls overdenken, dat zij allen Zusters zijn van dezelfde Vergadering , gelijk kinderen van dezelfde Moeder; dat zij derhalve van één hart en ééne ziel moeten zijn , elkander eerbied en rechtzinnige liefde toedragen, en helpen waar zij- kunnen ; eens anders krankheden verdragen en zich wachten van bijzondere vriendschappen of persoonlijke afgekeerdheden.
6. Zij zullen de kloosterlijke welgemanierdheid onderhouden in woorden en daden. Dat zij zich wachten van driftige woorden, van vleierij , leugentaal , afgunstigheid, en van anderen lichtvaardig te beoordeelen. Dat eenieder, volgens den raad van den H. Franciscus, zich zelve beoordeele en versmade. Wanneer zij geprezen worden, zullen zij niet of weinig antwoorden, maar inwendig de glorie aan God geven en hare eigene fouten bedenken.
7. Wanneer eene Zuster eene harer medezusters door woorden of werken mocht beleedigd hebben, zal zij ootmoedig vergiffenis vragen, zeggende uit ter harte: Het is mijne schuld, enz. De andere Zuster zal antwoorden: Het is mijne schuld, dat ik u oorzaak heb gegeven. Zij zal dit zoo spoedig mogelijk doen, in elk geval, vóór zij ter ruste gaat, of ten minste, vóór hare naaste H. Communie.
8. Alwie de liefde of den gemeenen vrede zal storen door kwalijk spreken, achterklap, inurmu-
!)1
ratie, verwijt, spijtige woorden of onbetamelijken twist, dal zij voor eene maand worde beroofd van den schapulier, en in de Gemeente wederom gesteld op de plaats der novicen.
Van de Stilzwijgendheid en de Recreatie.
1. De stilzwijgendheid is, volgens de leering der Heiligen, het kenteeken van een welgeregeld klooster ; zij helpt ons onze aandacht vestigen op God, en op de beoefening der deugden.
2. De Regel vermaant de Zusters, spaarzaam te zijn in woorden en samenspraken, welke zelden zonder zonde vermenigvuldigd worden.
3. Onder de groote stilzwijgendheid mag niemand spreken , tenzij om zaken geheel noodzakelijk , welke niet kunnen uitgesteld worden. Deze begint 's avonds na de recreatie, en duurt tot 's morgens na de H. Mis, om met meer ingetogenheid de Goddelijke Diensten 's nachts en 's morgens bij te wonen , en de H. Communie te ontvangen. Daarenboven zal de groote stilzwijgendheid onverbrekelijk onderhouden worden in de kerk , op den dormter en op alle plaatsen , waar de Gemeente voor conventueele oefeningen vergaderd is.
4. De gewone stilzwijgendheid zal, behalve op de recreatie-uren , den geheelen dag onderhouden worden. Onder dezelve is verboden
92
woorden te zeggen, of samenspraken te houden , welke niet noodig zijn; maar onder dezelve mogen de Zusters iets zeggen of vragen, dat noodig is, nochtans met weinige woorden en stille stem.
5. De Zusters zullen mogen spreken onder de gewone recreatie-uren , te weten: alle dagen omtrent een half uur 's middags na de gratie, insgelijks des namiddags om half drie of op eenen anderen gepasten tijd , welke in de dagorde zal bepaald worden; en wederom een half uur na de gratie van het avondmaal. Op Feestdagen van de H. Kerk, en vijf van de Orde, welke als Zondagen gevierd worden, mag de recreatie na het middagmaal duren tot vier uren , dat is tot aan de Vesperen.
6. Op vijfentwintig dagen in het jaar, welke door het Discretorie vastgesteld zullen worden , mag de plaatselijke Overste, alleen bij het middagmaal, de lezing voor de helft verkorten , en aan de Zusters oorlof geven om te spreken , en , na de gratie , de recreatie verlengen tot aan de Vesperen. Uit de bovengestelde dagen , wier getal niet mag vermeerderd worden, mag het Discretorie vijf dagen kiezen, en op gelijke wijze vaststellen , waarop verlof mag gegeven worden om te spreken in den voormiddag na het ontbijt, en des namiddags, na de Vesperen, maar des avonds mag de gewone recreatie niet verlengd worden. Daarenboven mag men aan
9.S
den Kerkelijken Overste, een of twee volle recre-atiedagen vragen , alsook aan de Eerw. Moeder, wanneer zij visitatie houden of een klooster bezoeken. Wanneer de Eerw. Moeder verscheidene dagen in een klooster blijft, zal zij zulke recre-atiedagen niet vermenigvuldigen, zoowel om te stichten , alsook om den gewonen gang der Gemeente te leeren kennen. Voor het overige zal men geene geheele of halve recreatiedagen vergunnen, zonder voorkennis en toestemming der Eerw. Moeder, die deze vergunning niet zal geven, dan om buitengewoon groote redenen, waarvoor zij wil verantwoorden bij den Kerkoverste.
7. De recreatiedagen zullen altijd zoo gehouden worden , dat er de Goddelijke Diensten , de geestelijke oefeningen , en de liefdewerken niet door verwaarloosd of verhinderd worden,
8. De recreatie dient om den geest te ontspannen , en nieuwe krachten te geven , zoowel voor de geestelijke oefeningen, als voor den arbeid. Zij draagt ook veel bij , om de eenheid en de algemeene liefde onder elkander te bewaren.
9. De Zusters zullen de recreatie, als eene oefening der Gemeente, uit gehoorzaamheid en met eene zuivere meening bijwonen. Buiten wettig en gekend beletsel, zal niemand van de recreatie, zonder verlof der Overste , wegblijven. Het is geen goed teeken, wanneer zulke oorlof onder ijdele voorwendsels dikwijls gevraagd wordt.
10. Onder de recreatie zal men zoowel de
94
dwaze uitgestortheid, als de koude onverschilligheid vermijden. Nochtans zullen de oudere en meer bedaarde Zusters, de meer levendige vroo-lijkheid der jongere niet te spoedig afkeuren.
Dat zich allen in den Heer verheugen met een oprecht hart en met eene Franciscaansche eenvoudigheid.
§ 12-
Van de Brieven.
1. Niemand der Religieusen zal het toegelaten zijn eenige brieven te schrijven, te zenden, of te ontvangen, zonder oorlof der Moeder, aan wie alle brieven moeten getoond worden. Dat de Moeder naarstig zij dezelve te lezen, tenware zij het betamelijk oordeelde, die niet te lezen.
2. De Religieusen zullen zich onthouden dikwijls brieven te schrijven, en er niet op gesteld zijn , dikwijls tijdingen te ontvangen. Het is beter, dat zij zich met God onderhouden en aan hare ziel denken, dan beuzelingen te schrijven aan de schepselen. In het schrijven zullen zij zich zoo uitdrukken, dat de brieven een goeden indruk maken op de lezers, en de achting voor het kloosterleven vermeerderd wordt.
3. Alle Zusters, waar zij ook verblijven, mogen schrijven aan den Kerkoverste en aan de Eerw. Moeder, als zij dit in het belang van het Huis, of van hare personen, noodig of raadzaam zullen oordeelen.
95
4. In dit geval zal de Moeder het recht niet hebben, die brieven te lezen, of de verzending te weigeren of te vertragen. De Zusters zullen dezelven gesloten overhandigen aan de Overste, die den inhoud derzelve niet mag vragen of trachten te weten , noch zich daarover bekommeren.
5. Ingeval eene Zuster om beuzelingen aan de Eerw. Moeder dikwijls zoude schrijven, zal zij haar hierover vermanen.
6. De brieven van den Kerkoverste of van de Eerw. Moeder, welke aan eene Zuster gericht zijn , moeten haar gesloten overhandigd worden.
7. Alle brieven der Religieusen worden gezegeld met het zegel van de Moeder, hetwelk zal voorzien zijn van het wapen der Passie met den naam Jesus onder aan den voet.
Hoe de Zusters, die op reis zijn, zich huiten het Klooster moeten gedragen.
1. Geene Zuster van het Moederhuis of van de ondergeschikte huizen zal mogen op reis gaan zonder obedientie of gebod der Eerw. Moeder, die zulke obedientie gewoonlijk in schrift en met klare bepalingen zal geven.
2. Wanneer de Zusters, met de obedientie der Eerw. Moeder, naar een ander huis verzonden worden, of om andere wettige redenen uitgaan, zullen zij vriendelijk afscheid nemen van hare
DG
Medezusters en ootmoedig hare gebeden verzoeken, opdat God haar gelieve voorspoed te verleenen op de reis en in het goed werk, dat de gehoorzaamheid haar oplegt.
3. In de huizen der Vergadering, waar zij komen, zullen zij de Overste en Medezusters beleefdelijk groeten, door welke zij als Zusters zullen ontvangen worden.
4. Op reis zullen zij eenigen tijd aan het gebed besteden, vooral 's morgens, 's middags en 's avonds.
5. Zij zullen gewoonlijk met twee of meer Zusters te zamen reizen, welke zullen gehoorzamen aan de oudste , die Presidente zal wezen.
6. Over straat gaande zullen zij de oogen zedig nederslaan en het stilzwijgen onderhouden ; alleen onder elkander zijnde mogen zij samen spreken, maar met vreemden zal gewoonlijk de oudste het woord voeren. Ingeval dat de anderen iets noodzakelijks te zeggen hebben of aangesproken worden , zullen zij zich bij beleefde en weinige woorden bepalen, en verder de toesprekers naar de oudste verzenden, zonder wier toestemming zij zich met vreemden in geene lange gesprekken mogen inlaten.
7. Op lange reizen zullen zij, als het mogelijk is , in de huizen der Vergadering vernachten. Ingeval zij, door den nood gedwongen, in vreemde huizen herbergen, zullen zij zich wachten van eenige vrijheid in haren omgang te toonen, vooral
97
met ongelijke personen. Zij zullen vooral in dergelijke huizen eenen behoorlijken tijd aan het gebed besteden, en zich noch daar, noch op geheel de reis van elkander scheiden, op groote straf.
8. Om geene hoegenaamde redenen zal het geoorloofd zijn aan de Zusters, die op reis zijn, van den rechten weg, die haar gesteld is, af te wijken ; bloedverwanten, kennissen of plaatsen te bezoeken; of ïanger uit te blijven, dan haar door de Eerw. Moeder is voorgeschreven geweest. Die zich zouden verstouten dit voorschrift te overtreden , of die anderszins op reis zich onbetamelijk zouden gedragen, zullen als ongehoorzame Zusters streng gestraft worden.
Aquot;mi de lgt;e»:oel£ing eii zorg lt;ier Zieleen.
§ 1-
Van het Ziekenhuis.
1. Dat er in alle huizen zooveel mogelijk een ziekenhuis, of ten minste eene kamer zij voor de zieke Zusters, en eene Zuster om haar te dienen.
2. Ofschoon men overal de armoede moet in acht nemen, zullen toch de Oversten zorg dra-
98
gen, dat de ziekenkamer voorzien zij van het noodige gerief, zooals; lijnwaad, onderkleederenen matrassen; ook twee pluimen bedden en niet meer.
3. Niemand zal het geoorloofd zijn eenig huisraad uit het ziekenhuis te dragen, al waren er ook werkelijk geene zieken.
Van de zorg voor de Zieken met de regelen der Ziekenmeesteres.
1. Volgens het voorschrift van den Regel in dit Hoofdstuk, zal de Moeder de zieke Zusters dagelijks, of ten minste van tijd tot tijd bezoeken en haar met liefderijke woorden vermanen , om de pijnen en ongemakken der ziekte in den geest van boetvaardigheid met onderwerping aan Gods Wil te verdragen, in vereeniging met de bittere smarten van den stervenden Jesus. Wanneer de ziekte gevaarlijk wordt, zal zij haar zachtjes bereiden tot eenen zaligen dood.
2. Zij zal zorg dragen, dat de zieken door den gewonen geneesheer op tijd bezocht worden, en dat de geneesmiddelen, het voedsel en de andere voorgeschreven verzachtingen, tot troost en verkwikking der zieken, behoorlijk worden toegediend.
3. Voor het overige mag de Overste zich in de verzorging der zieken doen vervangen door de ziekenmeesteres. Indien de ziekenmeesteres te
99
veel werk heeft, of hare gezondheid door lang waken zoude verzwakken, zal de Overste ééne of meer Zusters belasten , haar te helpen.
4. De ziekenmeesteres zal aan de Overste het noodige gerief voor de zieken vragen en hetzelve zorgvuldig bewaren , om het op tijd te gebruiken.
5. De zieken zullen haar gehoorzaam zijn in hetgene de gezondheid aangaat. Zij zal zich altijd jegens de zieken met alle liefde en geduld gedragen, en zich wachten van harde woorden , al waren de zieken ook novicen.
6. Zonder kennis der Overste zal zij geene zieken op het ziekenhuis ontvangen. Zij zal ook zorg dragen voor degenen , die zoo ziek niet zijn om in de ziekenkamer te wezen, welke zij voorzien zal in al haren nood, hetzij in de Gemeente of in hare cellen, volgens de vergunning der Overste.
7. Wanneer de staat der zieken het toelaat, zal eene Zuster haar helpen om het morgen- en avondg«bed te bidden, en van tijd tot tijd voor haar eene goede lezing doen.
8. De gezonde Zusters zullen medelijden too-nen met hare zieke medezusters, die zij met oorlof der Overste mogen bezoeken, zoo nochtans dat zij zich wachten van de zieken door ijdele woorden te verstrooien ; het is haar veel minder toegelaten daar spijs of drank te gebruiken.
9. De zieke en de zwakke Zusters , waar zij ook zijn, zullen hare ongemakken openhartig bekend maken aan de Overste, en met dankbare ge-
O 9
100
hoorzaamheid de geneesmiddelen en verzachtingen aannemen, welke de Overste met voorzichtige liefde haar bezorgt. Nochtans zullen zij als arme dochters van den H. Franciscus en als ware Penitenten zich niet door zinnelijkheid laten verleiden , en geene dispensatiën of verzachtingen vragen, zonder gegronde redenen, noch dezelve langer gebruiken dan het noodig is.
10. De Zusters, wier gezondheid verbetert, zullen met blijdschap den dag te gemoet zien , waarop zij in alles, zonder uitzondering, de oefeningen der Gemeente zullen mo^en volgen. Wanneer eene Zuster aan eene gevaarlijke ziekte lijdt, zal de ziekenmeesteres de Moeder in tijds verwittigen , om haar te laten berechten met de HH. Sacramenten. Bij de bediening en uitvaart dei-Zusters zal men het Ceremoniaal volgen.
Van lt;ie Visitatie.
§ 1-
Van de Visitatie der Kerkelijke Oversten.
1. Wanneer de Kerkelijke Overste goedvindt Visitatie te houden, zullen de Zusters de voor-loopige gebeden , welke Hij voor den goeden uitslag mocht voorschrijven, aandachtig bidden.
101
2. Bij zijne aankomst zullen zij den Visitator met eerbied vragen , of Hij de visitatie wil openen in de kerk. In dit geval zal een superpli met stool, een boek voor Veni Creator, en alles, wat de Visitator noodig heeft, bij tijds gereed gemaakt worden. Op het gestelde uur zullen de Zusters in de kerk vergaderen , om de gebeden bij te wonen en zijne aanspraak te hooren.
3. In het vertrek, meestal voor de traliën, waar de Visitator de Zusters afzonderlijk wil hooren, zal men op eene tafel een crucifix, en daarenboven den Regel en de Constitutiën plaatsen, met eene lijst van allen, die door den Visitator gehoord moeten worden, alsmede de noodige schrijfbehoeften.
4. De koor- en leekezusters ,^ook de novicen , zullen op orde, gelijk de Visitator haar roept, de eene na de andere bij Hem komen , en bij het inkomen en weggaan op hare knieën zijnen zegen vragen. Verder zullen zij Hem in alle vertrouwen en duidelijk, maar zonder overdrevenheid, bekend maken, wat zij voor hare eigene zaligheid, of het welzijn der Gemeente noodig of nuttig oordeel en , en op zijne vragen, welke de orde, de regulariteit en de discipline van het huis betreffen, volgens haar geweten antwoorden,,
5. Daarna zullen de Oversten , indien de Visitator het vraagt, de rekeningen van de ontvangsten en uitgaven van het klooster aanbrengen, opdat Hij dezelve moge onderzoeken, naar zijn
102
oordeel goedkeuren en met zijne handteekening bekrachtigen. Van gelijken zullen zij Hem op zijn verzoek de boeken toonen , waarin de kleeding en Professie der Zusters aangeteekend worden.
6. Ook zullen de Zusters, als de Visitator zulks verlangt, Hem binnen het Slot laten, om de kerk , de sacristie, en alle plaatsen te bezichtigen. In dit bezoek zal de Overste en eene of twee andere Zusters hem vergezellen.
7. Ter sluiting van de Visitatie znllen de Zusters in de kerk of in eene andere plaats, gelijk de Visitator zal aankondigen , te zamen komen , om zijne vermaning te hooren , waarna zij mogen verzoeken om van Hem, volgens het gebruik der Orde van St. Franciscus, de Generale Absolutie en den zegen met het Allerheiligste te ontvangen. Ook mag met goedkeuring van den Visitator het Te Deum laudamus gebeden of gezongen worden.
8. Indien na de visitatie er eenige voorschriften door den Visitator of door den Bisschop tot nut der Gemeente worden afgekondigd, zullen de Zusters dezelve met eerbiedige onderdanigheid ontvangen.
9. De Zusters zullen het diepste geheim bewaren wegens alles, wat zij aan den Visitator gezegd, of van hem gehoord hebben.
103
Van de Visitatie der Eerw. Moeder,
1. Ten minste om de twee jaren, en buiten dit om bijzondere redenen van gewicht, zal de Eerw. Moeder zoowel in het Moederhuis, als in de ondergeschikte huizen visitatie houden, om in dezelve alles behoorlijk op te nemen , en hetgeen noodig is te verbeteren. In de visitatie der ondergeschikte huizen zal zij zich doen vergezellen van eene harer Discreten, of eene andere door haar gekozene Zuster.
2. Zij zal iedere Zuster afzonderlijk bij zich roepen, om haar te ondervragen, haar te onderwijzen , en ban? bemerkingen aan te hooren. Voor het overige zal zij , in zoover haar dit aangaat, de visitatie houden op de wijze, die in de voorgaande § is voorgeschreven.
3. Zij mag zich in de visitatie van alle, of van eenige Huizen, door eene harer Discreten laten vervangen, die haar daarvan een volledig verslag zal geven.
Van de Visitatie en het Overzicht der plaatselijke Overste.
1. Onze H. Vader Franciscus vermaant alle Oversten op de dringendste wijze, dikwijls visitatie te houden, dat wil zeggen, dikwijls de cellen
104
en al de plaatsen van het klooster te bezoeken , om overal goede orde te bewaren, weg te nemen, wat te veel is , en te verbeteren wat noodig is; alsook de Zusters na te zien om te weten , hoe zij zich van haar werk en geestelijke oefeningen kwijten; om haar aan te moedigen met goede woorden , en degenen , die het verdienen , te berispen en te straffen , niet uit drift of grammoedigheid , maar uit liefde voor de kloosterlijke regeltucht en voor de zaligheid der Zusters.
2. Zonder deze gedurige visitatie der Oversten blijven de beste Regelen en Constitution eene doode letter; de overtredingen worden eene gewoonte ; de Zusters vallen bijna zonder het te weten in eene betreurenswaardige lauwheid en verslapping, tot groot nadeel harer zaligheid , waarover de nalatige Oversten voor God te verantwoorden zullen hebben.
3. Op het einde van dit Hoofdstuk schrijft de Regel voor, dat onverbeterlijke Zusters als schurftige schapen uit de Vergadering weggezonden moeten worden.
4. Indien er zulk eene onverbeterlijke Zuster (hetgeen God verhoede) in het een of ander huis der Vergadering ware , zullen de Oversten op de eerste plaats voorzorgen nemen, dat de andere Zusters door haar slecht en ongeregeld gedrag niet verergerd of bedorven worden. Daarenboven zullen de Oversten niet nalaten , deze Zuster op gepaste tijden te vermanen en te straffen , om haar
105
tot befernis te brengen; maar ingeval dit alles zoude vruchteloos blijven , zal de Eerw. Moeder, met raad barer Discreten , het slecht gedrag dezer onverbeterlijke Zuster aan den Bisschop bekend maken, en Hem een omstandig verslag geven van de vermaningen en bestraffingen, welke te harer verbetering vruchteloos zijn aangewend geweest.
5. Indien de Bisschop oordeelt, dat zij als onverbeterlijk uit de Vergadering moet worden weggezonden, zal Hij zorgen, dat zij van al hare kloosterlijke verbintenissen worde ontslagen ; waarna zij het kloosterlijk habijt zal moeten afleggen, en beroofd van alle geestelijke voorrechten der Orde, naar de wereld wederkeeren, zonder hoop van nog ooit in de Vergadering te worden ontvangen.
6. De Oversten zullen haar de dote, welke zij ingebracht heeft, zonder interest wedergeven. Men zal niet gehouden zijn giften of aalmoezen weder te geven, welke zij, of anderen om harentwille , uit vrije verkiezing aan de Gemeente hebben gegeven.
V:iii clen Dienst en de GJ-e beden voor de Overledenen.
1. Zoodra eene Zuster overleden is, zal de Overste zoo spoedig mogelijk in alle huizen der
106
Vergadering door brieven hiervan kennis geven, en de voorgeschreven gebeden en sufFragiën verzoeken.
2. In het huis, waar de Zuster overleden is, zal de Overste zorgen , dat de Vigilie met negen lessen, en de uitvaart zoo plechtig mogelijk geschieden ; waarbij de Zusters der Gemeente zullen tegenwoordig zijn, en ook het lijk zullen vergezellen , indien het kerkhof binnen het Slot is. Zij zal daarenboven dertig missen doen lezen voor de ziel der afgestorvene Zuster.
3. In alle huizen zal men voor elke overledene Zuster eenmaal de Vespers der Overledenen, en de Vigilie met negen lessen in het koor lezen. Daarenboven zullen alle koorzusters voor de Overledene vijftig psalmen lezen; de leekezusters, vijftig Pater noster en op het einde van elk dezer Requiem (vternam. Ook zullen alle koor- en leekezusters vijf missen hooren , vijf van hare gewone Communiën , en vijfmaal de gewone discipline opofferen tot hetzelfde einde.
4. Voor elke overledene Zuster van de Reli-gieusen Penitenten Recollectinen, welke niet afhangen van dit Moederhuis, zal elke Zuster de Vigilie met negen lessen, en eenmaal de mis, de H. Communie, de discipline, het Miserere, het De profundis en het kruisgebed opofferen.
5. Voor overledene Religieusen, welke niet tot de Vergadering der Penitenten behooren , zal men indien zij aanbevolen worden , het De profundis zeggen.
107
6. Voor de Stichters zal in het klooster, dat zij gesticht hebben, op den sterfdag in het gemeen de Vigilie voor hen gelezen, en de Mis gedaan worden, en op hun jaargetijde zal men nog veertig jaren hetzelfde verrichten.
7. Insgelijks zal men op het koor in alle huizen viermaal 's jaars de Vespers der Overledenen en de Vigiliën met negen lessen lezen , volgens de intentiën in het Ceremoniaal uitgedrukt.
8. Voor hetzelfde einde zal men alle Zondagen eene Vigilie met drie lessen, zonder Vesperen lezen na de Nonen in het gemeen, of volgens goeddunken der Overste elke Zuster in het bijzonder , hetzij wandelende in den tuin, of op eenen anderen tijd naar verkiezing.
9. Op Allerzielendag van de Kerk en van de Orde zal men de Vesperen der dooden lezen op den gestelden tijd , en na de Laudes van het gewoon Officie, het Dooden Officie met negen lessen, 's Nachts na het Officie zullen de Zusters de discipline nemen, voegende bij het Miserere het De profundis met het gebed, 's Morgens op Allerzielendag, onmiddellijk na de getijden zal men de zeven Psalmen van Penitentie lezen met de Litanie en het gebed , tot lafenis der Geloovige Zielen.
10. Tot hetzelfde einde zullen de koorzusters jaarlijks bij deelen , volgens dat zij tijd hebben , elk eenen heelen Psalter lezen, en de leekezusters, honderd malen Pater noster, en na elk Requiem ceternam. In plaats van het groot Officie voor de
108
overledenen, dat zesmaal 'sjaars gezegd wordt, zullen iedermaal de leekezusters honderd Pater noster met Requiem ceternam bidden ; in plaats van eene vigilie van negen lessen, vier en twintig Pater noster ; en in plaats van eene Vigilie van drie lessen, twaalf Pater noster en na elk Requiem ceternam. De koorzusters mogen met toelating der Overste de Pater nosters met requiem gelijk de leekezusters bidden, in plaats van de vijftig psalmen voor eene overledene Zuster, alsook voor den jaarlijkschen Psalter.
11. Er zal in het klooster een register zijn, waarin men de namen van de overledene Zusters der Vergadering zal schrijven; alsmede den dag en het jaar van haren dood. Ook zal men daarin de namen van bijzondere weldoeners aanteekenen. Des Vrijdags in het Kapittel zal eene Zuster de namen lezen, wier sterfdag op een der zeven volgende dagen valt, en die daardoor in de gebeden der Gemeente zijn aanbevolen.
12. De personen, die in dit register staan op-geteekend, zullen gedurende honderd jaren op die wijze worden aanbevolen. Na dit tijdverloop zal men hunne namen teekenen met een ^ en ze in het Kapittel niet meer aflezen.
Op eene plaats van het klooster, waar men veel komt, zal men eene lijst ophangen , waarop de namen der overledene Zusters geschreven zijn, alsmede haar' ouderdom, de dag en het jaar van haar overlijden, opdat de Religieusen, bij het
109
zien van die namen , zich zouden herinneren, dat zij voor hare overledene Zusters moeten bidden, en dat zij zeiven zich moeten bereiden tot een heiligen dood,
13. Wij raden de Zusters aan, de zielen dei-overledene geloovigen dikwijls gedachtig te zijn, vooral hare bloedverwanten en Medezusters, en voor haar te bidden, missen te hooren, hare gewone communiën op te offeren, en haar de aflaten toe te voegen, vooral die van den H. Kruisweg.
Van lt;le verbintenis van den Regel en van tie Constitutlën.
1. In dit Hoofdstuk van den Regel wordt verklaard , dat de voorschriften van den Regel, en bijgevolg ook van de Constitutiën, slechts raadgevingen zijn, om de Zusters te helpen , gemakkelijker hare ziel zalig te maken; en dat zij niet verplichten op straf van doodzonde of dagelijksche zonde, uitgenomen de drie Beloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, en de andere punten, waartoe de Zusters tegelijkertijd door de geboden van God of van de H. Kerk verbonden zijn.
2. Het is een groote troost voor de Zusters, dat
110
zij groote verdiensten voor den Hemel kunnen verkrijgen door de getrouwe onderhouding van den Regel en der Constitutiën, hoewel het meestendeel der voorgesohrevene zaken niet op straf van zonde verplichten.
3. De drie Beloften van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid verbinden op zonde, en de Zusters, die deze overtreden, worden plichtig aan heilig-schenderij en ongetrouwheid jegens God / welke zonde grooter of kleiner is, naarmate van de stof der overtreding, en van de bedachte en vrije toestemming.
4. Insgelijks , die den Regel, de Constitutiën, of het gezag der Overste zoude verachten, zou hierdoor groote zonden kunnen bedrijven,
5. Ook moeten de Zusters aanmerken, dat verscheidene punten van den Regel of van de Constitutiën tegelijkertijd voorgeschreven zijn door de geboden van God of van de H. Kerk; .eneene Zuster, die zulke voorschriften zoude overtreden, maakt zich plichtig aan zonde, in zooverre zij tegen het gebod van God of van de H. Kerk misdoet.
6. Hierop mogen zij wel letten, die dikwijls en uit gewoonte den Regel en de Constitutiën overtreden, omdat zulke herhaalde en vrijwillige overtredingen dikwijls voortkomen uit ongeregelde beweegredenen en driften, welke strijden tegen de christelijke deugden en tegen de wet Gods.
7. Daarenboven eene Zuster, die zich pïichtig maakt aan gedurige overtredingen, valt gewoonlijk
Ill
in de lauwheid, die niet zelden eindigt met eenen afkeer van den kloosterlijken staat, en de wegzending uit de Vergadering.
8. De Oversten zijn verplicht de onderhouding van den Regel en der Constitutiën te handhaven, en de Zusters zullen het zich tot eenen plicht rekenen , den last en de verantwoordelijkheid der Oversten door hare ootmoedige onderwerping te verminderen.
9. Wij smeeken alle Zusters, het vaste voornemen te maken, den Regel en de Constituüën stiptelijk te onderhouden, in zooverre de men-schelijke krankheid dit toelaat. Dat dit voornemen steune, niet zoozeer op de vrees van de zonde of van de straffen, dan wel op het verlangen van hare ziel zalig te maken en te beantwoorden aan de genaden van haren roep , die God in zijne goedheid haar gegeven heeft.
10. Dat zij zich het voorbeeld voor oogen stellen van zoovele Heiligen van onze Orde , die door de onderhouding van den Regel tot de volmaaktheid zijn gekomen, en nu de roem zijn onzer Orde en onze voorsprekers in den Hemel.
11. Dat de Zusters zich dikwijls tot nieuwen ijver opwekken door het herdenken der troostelijke belofte, welke zij op den dag harer Professie ontvangen hebben, wanneer de Priester zeide : » Zuster, indien gij deze dingen onderhoudt, beloof ik u van Gods wege het eeuwiqe leven!'
112
Al de Aflaten toegestaan aan de Minderbroeders zijn ook geldig voor de Zusters van deze Vergadering en voor hare kerken, üit heelt de H. Congregatie van de Voortplanting des Geloofs, om allen twijfel op dit punt weg te nemen, nog verklaard den 30 Juni 1878, wanneer deze Con-stitutiën zijn onderzocht en goedgekeurd geworden.
13. De Generale Absolutie kan haar gegeven worden door den Biechtvader, of door eenen Priester, welken de Bisschop hiertoe zal macht geven.
14. Het Ceremoniaal zal inhouden de ceremoniën en rubrieken welken in den goddelijken Dienst onderhouden worden. Daarbij mogen gevoegd worden de gewone gebeden en suffragiën, de loffelijke gebruiken van de Orde en van deze Vergadering.
15. De Zusters zullen de ceremoniën en gebruiken in het Ceremoniaal voorgeschreven , eerbiedigen en onderhouden. Niemand zal de oude gebruiken mogen afschaffen of nieuwe invoeren , zonder rijp overleg en goedkeuring van het Dis-cretorie en van al de plaatselijke Oversten , wanneer zij ten tijde der jaarlijksche retraite, of in de algemeene kiezingen te zamen zijn. K
16. De Regel en de goedgekeurde Constitutiën
clt;1 goedgekeurd door den Bisschop.
113
mogen niet veranderd worden , zonder oorlof van den H. Stoel. Wanneer de Eerw. Moeder (hetgeen niemand anders , doen mag) van het een of ander voorschrift van den Regel of der Constitu-tiën verklaring vraagt aan den Kerkdijken Overste, zal men schriftelijk het voorschrift van den Regel opgeven , en daarvan de verklaring vragen , zorg dragende, dat ook het antwoord in schrift gegeven worde.
17. De Constitutiën en het Ceremoniaal zullen driemaal 'sjaars in den refter gelezen worden, te weten : in Januari, Mei en September. Op den eersten Vrijdag van elke maand zal de Regel in den refter voorgelezen worden. Op het einde zullen alle Zusters recht staan en luisteren met de handen te zamen, terwijl de Overste leest de benedictie en de vermaning van onzen H. Vader Franciscus.
Ze (jen van onzen H. Vader Franciscus.
En al wie deze dingen zal onderhouden hebben, dat hij vervuld worde in den Hemel met den zegen van den Allerhoogsten Vader; dat hij op de aarde vervuld worde met den zegen van zijnen Zoon , van den H. Geest den Vertrooster, en van alle Machten des Hemels en van alle Heiligen. En ik. Broeder Franciscus, uw geringe dienaar, bevestig u van binnen en van buiten , zooveel ik kan, deze allerheiligste benedictie. Amen.
114
Vermaning van onzen H. Vader Franciscus.
O beminde en in der eeuwigheid gezegende kinderen! aanhoort mij, aanhoort de stem uws Vaders :
Wij hebben groote dingen beloofd , 2
Maar grootere zijn ons beloofd.
Laat ons de beloften volbrengen ,
En verlangen naar hetgene ons beloofd is.
Het genoegen (der zonde) is kortstondig ;
De pijn is altijddurend.
Het lijden (van een boetvaardig leven) is gering,
De glorie oneindig.
Velen zijn geroepen;
Weinigen uitverkoren.
Voor alle dingen (goed en kwaad) is vergelding. Amen.
A BI. l8te Hoofdstuk N\ 1.
Ofschoon het Concilie van Trente toelaat het kleed te geven aan postulanten, die den ouderdom van 13 jaren bereikt hebben, zal men er gewoonlijk geene aanvaarden.
g £7. 11. Nquot;. 10. 6d• regel.
Om te voorzien in het geval van eene Suppressie en andere dergelijke gevaren, heeft de H. Stoel deze bepalingen gemaakt met betrekking tot de beschikking, welke de Zusters over hare goederen maken.
De geprofeste zusters mogen den blooten eigendom van hare goederen behouden, maar het is haar volstrektelijk verboden daarvan te behouden het beheer, het vruchtgebruik en het gebruik al den tijd dien zij in de Vergadering blijven. Bijgevolg moeten zij, alvorens hare Professie af te leggen, afstand doen, zelfs door eene bijzondere akte, van het beheer, het vruchtgebruik, en het gebruik aan wie zij willen, zelfs aan hare Vergadering, indien zij dit verkiezen. De akte van afstand kan de voorwaarde bevatten, dat deze afstand herroepelijk zal zijn, volgens het goedvinden van de zuster, maar eene geprofeste zuster zal in geweten geen gebruik mogen maken van deze machtiging om den afstand te herroepen, dan na de toestem-
ming van den H. Stoel te hebben bekomen. Evenzoo is het met de goederen, die aan eene zuster zouden komen na de Professie bij titel van erfenis; wat den blooten eigendom betreft, ook daarover zullen de zusters kunnen beschikken, hetzij bij testament, hetzij bij gifte, maar alleenlijk met toelating van de Eerwaarde Moeder Overste der Vergadering. Evenwel zullen de zusters niet kunnen beschikken over de dote, die aan de Vergadering gegeven is.
Met verlof der Eerwaarde Moeder kunnen de geprofeste zusters de formaliteiten vervullen door de burgerlijke wetten vereischt met betrekking tot de tijdelijke goederen.
Dat de zusters wel op hare hoede zijn tegen de gevaarlijke verstrooidheden en andere bekoringen , die zouden kunnen ontstaan door eene al te groote bezorgdheid betrekkelijk hare tijdelijke goederen en dat zij zich altijd herinneren, dat geene zuster de minste aanmatiging of pretentie kan maken in de gemeente, onder voorwendsel, dat zij meer goederen heeft ingebracht in de Vergadering.
, 3 Hoofdsi. hl. 21. na N\ 2 bijvoegen.
Ter gelegenheid van de goedkeuring dezer Con-stitutien heeft de H. Congregatie van de voort-
planting des Geloofs, na alvorens het gevoelen van den Bisschop van 's Bosch te hebben gevraagd , gewild, dat men hier de verklaring zoude bijvoegen: dat de plaatselijke Overste altijd kan dispenseeren in den Vaste, voorgeschreven in den Regel en de Constitution, die zusters, welke onderwijs geven in de scholen, of zieken verplegen in de gasthuizen, om te voorkomen, dat de groote vermoeienis aan deze werkzaamheden verbonden, niet nadeelig zij aan de gezondheid der religieusen.
U BI. 38 na Nquot;. 5 bijvoegen.
Om zich te voegen naar het Decreet van het Concilie van Trente zullen tot de bediening van Eerwaarde Moeder der Vergadering niet verkiesbaar zijn dan zij, die den ouderdom van veertig jaren bereikt hebben en die na hare Professie zich acht jaren loffelijk hebben gedragen. Indien de Overste die de verkiezingen voorzit, oordeelt, dat deze bepaling van ouderdom de keuze moeielijk zou maken, zal de Bisschop kunnen toestaan, dat men eene Eerwaarde Moeder kieze onder de zusters, die dertig jaren bereikt hebben en ten minste vijf jaren geprofest zijn.
-p BI. 45. aan Nquot;. 7 bijvoegen.
Zij zal ook toezien, dat de leekezusters onder
voorwendsel van arbeid niet dikwijls afwezig zijn van de godvruchtige oefeningen der Gemeente.
£ BI 53 aan JVquot;. 8 bijvoeg en.
Men zal zorg dragen, dat de goede naam der zusters, die men heeft moeten vermelden in die verslagen, niet benadeeld wordt in de Gemeente.
ff BI. 79 aan W. 1 bijvoegen.
Aan de zusters, die vrij zijn van het nachlkoor en die verlof hebben om later te gaan slapen, zal de plaatselijke Overste het uur bepalen om zich ter ruste te begeven, als ook de plaats waaien de wijze hoe zij dien tijd moeten doorbrengen.
j BI. 1.10. aan iV°. 3 in den 4'quot;° regel tusscJienv.
Daarenboven zoo als gezegd is Hoofdst. 5 § 6 Nquot;. 7, het gebod der Overste verplicht op straf van zonde, wanneer zij uitdrukkelijk verklaart: dat zij gebiedt uit kracht van de heilige gehoorzaamheid of dat zij zich bedient van andere uitdrukkingen, die dezelfde kracht hebben.
^ BI. 112. aan N0. 15 bijvoegen.
Om de daargestelde gebruiken te veranderen, die van groote aangelegenheden zijn, heeft men ook de goedkeuring van den Bisschop noodig.
•1 It
Bladz.
Voorrede................................v
REGEL.
Jiv.lle van Paus Leo den X. ........ xxi
Hoofdst.
I. Van het Inkomen der Novicen...... xxn
II. Van hetgene de Broeders en Zusters heioven
in de Professie van dezen lil Regel. . . xxm
III. Van de Vastedagen en de manier van Vasten. —
IV. Van den Goddelijken Dienst en het Gebed. . xxiv V. Van de Instelling der Oversten en van de
Bedieningen........... xxv
VI. Van de manier om inwendig en uitwendig te
verkeeren............xxvi
VII. Van de Bezoeking en Zorg der Zieken. . . — VIII. Van de Visitatie, welke de Prelaten doen moeten
onder de Zusters en Broeders.....xxvn
IX. Van de Diensten voor de Overledenen. ... — X. V ran de Verbintenis der dingen, in den Regel
begrepen.............xxvm
Doel der Zusters Penitenten van de Vergadering van
Oirsehot............... xxx
VAN HET INKOMEN EN DE KLEEDING DER NOVICEN. . 1
VAN HET NOVICIAAT , DE PROFESSIE EN DE BELOFTEN.
§ 1. Van het Noviciaat en de Professie............7
§ 2. Verklaring der Beloften. Van de Armoede en het
Gebruik der noodzakelijke dingen......14
§ 3. Van de Gehoorzaamheid.........lü
§ 4. Tan de Belofte van Zuiverheid.......18
§ 5. Vernieuwing van de Beloften........19
Hl. HOOFDSTUK.
VAN HET VASTEN EN DE ONTHOUDING. VAN DE DISCIPLINE EN DE VERSTERVING.
^ 1. Van het Vasten en de Onthouding......20
§ 2. Van de Discipline en de Versterving.....21
VAN DEN GODDELIJKEN DIENST EN HET INWENDIG GEBED. VAN DE H. COMMUNIE , VAN DE BIECHT EN HEI-ONDERZOEK VAN GEWETEN. | ||||||||||||||||||||||||||||
|
VAN HET BESTUUR DEZER VERGADERING. VAN DE VER-EENIGING EN DE VERMENIGVULDIGING VAN DE KLOOSTERS. VAN DE AANSTELLING DER OVERSTEN EN VAN DE PLICHTEN VAN DE ZUSTERS , DIE IN BEDIENING ZIJN.
Bladz.
§ 1. Van de Vereeniging en de Vermenigvuldiging van
de Kloosters dezer Vergadering......32
§ 2. Kerkelijke Oversten...........35
§ 3. Jan het Bestuur der Vergadering en van de Kiezing der Oversten...........36
§ 4. J'an het Discretorie...........41
§ 5. Tran het Bestuur der Ondergeschikte Huizen. . 43
§ G. Regels voor de Eerwaarde Moeder......44
§ 7. Regels voor de Moeder-Vicaris.......4C
§ 8. Regels voor de Meesteres der Novicen.....47
§ 9. Regels voor de Discreten.............49
§ 10. Regels voor de Moeder in de Ondergeschikte Huizen. 50
§ 11. Regels voor de Discreten in de Ondergesch. Huizen. 52
§ 12. Regels voor de JJispensieres........53
§ 13. Regels voor de Portieres.........54
§ 14. Regels voor de Choriste.........55
§ 15. Regels voor de Kosteres.........5G
§ 16. Regels voor de Refectorieres........57
§ 17. Regels voor de Waschter.........58
§ 18. Regels voor de Meesteressen der Scholen. . . . 59
§ 19. Regels voor de Zusters in Ziekenzalen en Gasthuizen. 61
§ 20. Regels voor de Jonge Religieusen en Novicen. . 63
§ 21. Regels voor de Leekezusters........64
§ 22. Regels voor de Hovenierster........66
§ 23. Regels voor de Dienstboden........—
VI. HOOFDSTUK.
VAN DE MANIER OM BINNEN EN BUITEN HET KLOOSTER TE VERKEEREN.
§ 1. Van het Slot.............67
§ 2 J'an het Spreekhuis...........76
§ 3,. Van den Dormter............79
§ 4. Van den Refter.............80
§ 5. Van het Werkhuis............83
§ 6. Van de Keuken.............84
§ 7. Van het Kapittel............85
§ 8. Van de Warmplaats...........87
§ 9. Van de IVoonplaats en Opvoeding der Kweekelinyen
en anderen hinnen het Slot........88
§ 10. Van den omgang der Zusters onder elkander. . 89
§ 11. Van de Stilzwijgendheid en de Recreatie. ... 91
§ 12. Van de Brieven............94
§ 13. Hoe de Zusters, die op reis zijn, zich buiten het
Klooster moeten gedragen........95
VII. HOOFDSTUK.
VAN DE BEZOEKING EN ZORG DER ZIEKEN.
§ 1. Van het Ziekenhuis...........97
§ 2. Van de zorg voor de Zieleen met de regelen der
VUL HOOFDSTUK.
VAN DE VISITATIE.
§ 1. Van de Visitatie der Kerkelijke Oversten. . . .100
§ 2. Van de Visitatie der Eerw. Moeder.....103
§ 3. Van de Visitatie en het Overzicht der plaatselijke
IX. HOOFDSTUK.
VAN DEN DIENST EN DE GEBEDEN VOOR DE OVERLEDENEN.................105
X. HOOFDSTUK.
VAN DE VERBINTENIS VAN DEN REGEL. EN DE CON-
1