itrmuoEin uiin duili vnnnmuniÜïD SN
DER GHR5STELÜKS LIEföE
P
t
ERDE JDRDE
-ö')
ISTORISCHE
OYER DE
Congregatie van de Zusters der Boetvaardigheid cn der christelijke Liefde
VAN DEN
Het zwakke der wereld lieeft God uitverkoren om liet sterke te bescliamen. I. Con i. 27.
Dikwijls kiest God de kleinen en nederigen om deze als werktuigen tot heil der menschen cn ter verheerlijking van zijnen H. Naam te gebruiken. Hij gewaardigde zich daarvan een nieuw bewijs te geven, toen Hij eene arme en volgens de wereld geringe maar deugdzame dochter uitkoos, om zijne heilige inzigten uit te voeren en den grondslag van een nieuw geestelijk gebouw te leggen.
IV
Deze uitverkoren maagd is Cathaeina Daemen. — Zij aanschouwde het eerste levenslicht den 19 November 1787 te Laek, gemeente Stevens weert, in de provincie Limburg. Hare ouders waren arme maar godvreezende landlieden. Sedert hare vroegste jeugd leidde Cathaeina een godvruchtig, ingetogen leven. Onthecht aan alles, gevoelde zij een vurig verlangen om zich in den kloosterlijken staat, geheel aan God toe te wijden; doch, dewijl op dit tijdstip de revolutie de kloosters ontheiligd had, kon zij aan haar voornemen geen gevolg geven. Om echter zooveel mogelijk haren innigsten wensch te bevredigen, verliet Cathaeina hare woonplaats om zich te Maaseyck onder de leiding te stellen van eene andere godvruchtige dochter, die om hare deugd zeer geacht werd. Het was daar, dat zij in de Derde Orde van den H. Franciscus opgenomen werd (12 Nov. 1817). Eenigen tijd later werd zij naar Heythuyzen gezonden, om aldaar de kerksieraden en priestergewaden te herstellen. Hier bemerkte zij, dat de kinderen der gemeente aan zich zeiven overgelaten, zonder onderwijs opgroeiden en aan allerlei gevaren blootgesteld waren. Diep bedroefd hierover, besloot zij een middel tegen dit onheil aan te wenden. Ook de goede Her-
V
der der gemeente, de Eenv. lieer Petrus van der Zandt, wenschte zeer het heil zijner parochianen te bevorderen; en daar hij in de. vrome Cathaeina, hoe gering hare kennissen en talenten volgens het oordeel der wereld ook waren, oenen waren schat van deugden, en in haren voorbeeldigen levenswandel, eene bron van stichting voor zijne parochie ontdekte, veroorloofde hij haar in het jaar 1825, eene soort van bewaar- en werkschool te openen, waarin de kleine meisjes in den catechismus en in nuttige handwerken onderwezen, en hare harten tot deugd en godsvrucht gevormd werden.
Korten tijd daarna kwamen drie arme en eenvoudige dochters, door eerbied en hoogachting voor Cathaeina aangetrokken, hare nederige werkzaamheden deelen. Deze vier eerste bouwsteenen, die God als grondslag der toekomstige Congregatie uitgekozen had, werden later met haren kloosternaam genoemd; Zuster Magdalena, Clara, Antonia en Francisca.
De drie laatstgenoemde aanvaardden nu den Regel der Derde Orde, zooals de II. Fran-ciscus dien voor hen die in de wereld leven, geschreven had, en leidden onder de bestiering harer nieuwe meesteres, een leven dat geheel
VI
aan gebed, aan arbeid, aan armoede en boetvaardigheid toegewijd was, terwijl zij aan de goddelijke Voorzienigheid de vervulling overlieten van haar verlangen, om in de oefeningen van het kloosterleven haren God te dienen.
Negen jaren verliepen op deze wijze. — Na veel gebeden en de zaak rijpelijk voor God overwogen te hebben, begaf zich Catharina, in 1834, tot Z. D. Hoogw. Monseigneur van Bommel, Bisschop van Luik, aan wiens jurisdictie het tegenwoordige Bisdom van Roermond destijds onderworpen was. Zij legde hem met alle eenvoudigheid en nederigheid haar plan bloot, om namelijk den grondslag van eene idoostergemeente te leggen. Doch alle schijn pleitte ten haren ongunste, en het antwoord, dat Catharina ontving, was verre van bemoedigend. Zij verloor echter hare gewone zielskalmte niet, en antwoordde met hare geliefkoosde spreuk: God zal er in voorzien.
Eene tweede poging was gelukkiger: Monseigneur van Bommel , thans beter aangaande Catharina onderrigt en getroffen door hare groote eenvoudigheid, haar onwrikbaar vertrouwen op God, door hare vaste overtuiging dat deze onderneming niet haar werk, maar dat van God was, stemde er eindelijk in toe, dat Catharina met hare drie eerste medege-
VII
zeilinnen het Ordeskleed ontving.— Deze pleg-tigheid had plaats op den 11 Februarij 1830. De Regel, die door Paus Leo X gegeven was aan de in gemeenschap levende leden der Derde Orde, werd aangenomen door de gemeente, die aan de jurisdictie van den diocesaan Bisschop onderworpen bleef.
Weldra vermeerderde zich het getal Zusters, en zoo werd haar eindelijk door Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Monseigneur Joannes Augustinus Pauedis, destijds Bisschop van Hirene, i. p. i., en Apostolische Vicaris van het Vicariaat van Limburg, thans Bisschop van Roermond, vergund (1842) om eeuwige Geloften af te leggen. Zoodra de Congregatie in bloei begon toe te nemen, meende de nederige Stichtster, dat hare taak volbragt was: zij legde haar ambt van Overste in de handen van eene harer geestelijke dochters neder, en zocht tot het einde baars levens niets anders dan de vergetelheid en de innigste vereeniging met God.
Daar het Moederhuis, dat in 1836 betrokken werd, niet ruim genoeg meer was om alle aankomende Religieusen te huisvesten, stichtte men in 1848 het eerste filiaalhuis. Sedert dien tijd ontstonden er jaarlijks nieuwe stichtingen, zoodat de Congregatie in 1858, toen Zuster
VIII
Magdalena de eeuwige heerlijkheid ging genieten, reeds zeventien kloosters telde, welke in de Bisdommen Roermond, Utrecht, Munster, Luik, Keulen en Trier gevestigd waren, en alzoo vervuld zag wat de vrome Stichtster, dertig jaren geleden, voorspeld had.
Hetgeen tot hiertoe slechts door Bisschoppelijke magt geschied was, mogt nog vóór het overlijden onzer dierbare Zuster Magdalena, de hooge goedkeuring van den H. Stoel verwerven. Om deze onschatbare gunst te bekomen, wendde zich de Congregatie met een smeekschrift tot den II. Vader, dien het behaagde dit nederig verzoek aan de beslissing-der II. Congregatie tot voortplanting des Ge-loofs te onderwerpen. Na rijpe overweging nam deze in hare algemeene Vergadering op den 23 September 1852, het volgende besluit:
» Dat men den II. Vader moest verzoeken, » alle toenmaals bestaande huizen dezer Zus-»ters, zoowel als degene die naderhand nog » met goedvinden des Bisschops zouden ge-»sticht worden, tot eene Congregatie met »eenvoudige Geloften, onder den titel van » de Derde Orde van den H. Franciscas te » verheffen, met bevoegdheid om novicen te » aanvaarden, die, na voleinding van het » proefjaar, de drie eenvoudige Geloften van
IX
» Zuiverheid, Armoede en Gehoorzaamheid » afleggen, tot dat de Regels en Constitutiën, » die nog geschreven moeten worden, door » den II. Stoel goedgekeurd zijn. Bovendien «moest men den II. Vader verzoeken, aan » de nieuwe Congregatie alle persoonlijke af-» laten te verleenen, die aan de Broeders der »Derde Orde van den II. Franciscus door » den H. Stoel verleend zijn. »
Volgens berigt van voornoemde II. Congregatie, behaagde het aan den II. Vader Pius IX, den 3 October van hetzelfde jaar al die gunsten te verleenen.
De Congregatie had tot dus verre geene voor haar doel en haren werkkring geëigende Constitutiën. Zij rigtte zich eenigerinate naaide Constitutiën, die voor Kloosterzusters dei-Derde Orde door den beroemden Pater Petrus 31 archant. Provinciaal, en Apostolischen Commissaris der Minderbroeders in Vlaanderen, bevestigd en door Paus Urbanüs VIII den 15 Julij 1634, goedgekeurd waren. Doch het verschil der omstandigheden vereischte ook In vele punten verscheidenheid van Constitutiën; te meer, omdat met de vermeerdering der huizen, ook do uitbreiding en de verscheidenheid van den werkkring der Zusters steeds toenamen; het was vooral de onder-
X
vinding, die beslissen kon over de doelmatigheid der middelen, welke moesten aangewend worden, om bij de groote verscheidenheid der uiterlijke bezigheden, de kloosterlijke tucht en de vereischte gelijkvormigheid te handhaven. Vele der Zusters werden namelijk niet alleen tot de opvoeding en het onderwijs der jeugd in lagere scholen, maar ook in pensionaten, in bewaar-,'fabriek- en werkscholen gebezigd, terwijl andere gebruikt werden tot de zieken-dienst zoowel in hospitalen als in particuliere huizen. De gebruiken en oefeningen die langzamerhand ingevoerd, en door mondelingsche overlevering en dagelijksche onderhouding in de huizen der Congregatie waren voortgeplant geworden, werden door de Oversten verzameld, geregeld en beschreven. Zoo ontstonden als vrucht eener 25jarige ondervinding de eerste Constitutiën der Congregatie, welke met de goedkeuring der respectieve Bisschoppen, in het jaar 1800 in alle hulzen der Congregatie ingevoerd werden. In het jaar 1862 werden deze aan de goedkeuring van den II. Stoel onderworpen, die in zulke uiterst belangrijke zaak met de meeste voorzigtigheid te werk gaat, en de goedkeuring niet verleent dan na een allernaauwkeurigst, veelzijdig onderzoek, dat dikwijls jaren vordert.
XI
Hunne Doorluchtige Hoogwaardigheden de Bisschoppen in wier dioceesen kloosters der Congregatie gevestigd waren, gewaardigden zich niet alleen de vereischte aanbevelingsbrieven te verleenen, maar verzochten zelfs allerdringendst de goedkeuring der Constitu-tiën. Op deze wijze werden de innigste wen-schen en het gebed der Zusters tegen alle verwachting weldra vervuld; de ter onderzoeking aangebodene Constitutiën, die herhaaldelijk met veel zorgvuldigheid omgewerkt waren geweest, werden nu met geringe bijvoegingen ,
DOOR ZIJNE HEILIGHEID
op den 5 September 1869 goedgekeurd.
Het decreet dat hierover op den 11 September door de Propaganda uitgevaardigd werd, volgt hierna in getrouwe vertaling. Voor deze groote genade moeten de Zusters zeer dankbaar zijn jegens God, en hare dankbaarheid daardoor aan den dag leggen, dat zij hare Constitutiën als de uitdrukking van den god-
XII
delijken wil en als de zekerste gids op den Aveg des Hemels beschouwen, en dezelve met de stipste getrouwheid onderhouden.
Van mij zij het verra le roemen Jan op het kruis van onzen llccrc Jesus Christus, door icien de icereld mij gekruisigd is, en ih der wereld. Gal. iv. 14.
pECREET VAN DE ji. pONGREGATIE
TOT VOORTPLANTING DES GELOOFS.
Nadat in de algemccne zittingen van de Propaganda, gehouden den 23 Augustus 18G9, aan het onderzoek der Hoogwaardigste Vaders waren onderworpen geweest de Constitutiëu van de Congregatie der Zusters van de Derde Orde van den II. Franciscus, genaamd Poe-nitenten, sedert verscheidene jaren reeds, bij Bisschoppelijlce magtiging opgerigt in de Nederlanden, en in den jare 1852 door den II. Stoel goedgekeurd, waarvan het Moederhuis zich bevindt te Heythuyzen, in het Diocees Koermond, en waarvan vertakkingen elders bestaan, tot verpleging van zieken en tot burgerlijke en katholieke opleiding van jonge dochters en bijzonder van arme meisjes;
Na rijpelijk te hebben overwogen het gevoelen dat de Hoog Eerw. Heer J. A. Paredis, Bisschop van Roermond, en andore Bisschoppen hebben uitgebragt aangaande de bijzondere verdiensten en schitterende voordeelen, bewezen aan de katholieke godsdienst in het uitoefenen van boven geprezen werk;
Na hierbij gevoegd te hebben eenige wijzigingen, welke in het hierbijgaande stuk zijn
XIV
opgeteekend en in het nieuw Constitutiën-boek moeten ingelascht worden;
HEBBES DIEZELFDE Ï100GWAARDIGSTE VADERS BESLOTEN: Aan het verlangen van deze Zusters te voldoen, en onzen Oppersten Heer PIUS IX, door de goddelijke Voorzienigheid Paus, de goedkeuring van bovengenoemde Constitutiën te vragen, tevens Hem te smeeken om de verleening van alle aflaten, gunsten en voorregten, welke de Broeders en de Kerken van de Derde Orde van den H. Franciscus door Apostolische vergunning genieten (met inachtneming van datgene wat moet in acht genomen worden).
Hetgeen aan den Heiligen Vader voorgedragen zijnde, in de audientie van den 5 van de maand September, door den ondergetee-kenden Secretaris, heeft Zijne Heiligheid ziciv gewaardigd welwillend toe te stemmen.
Gegeven te Rome, in de I'ropaganda, den 11 Sept. 1869.
Joannes S1ME0NI, sec.
^IEGEL DEI\ JDERDE pRDE
van den h. ser-u'hijnschen vader
voor mannen en vronwen levende in gemeenscbap, onder de drie wezenlijke geloften,
bevestigd door Pans Leo X, in Zijne Constitutie Inter cffitera, gegeven te Borne den 20 Januarij 1521.
Dileclis filiis, Fratribus cl Sororibus Terlii Ordinis B. Francisci, sub tribus volis essenlialibus in con-giegatione viventibus. |
Aan Onze geliefde kinderen, de Broeders en Zusters der Derde Orde van den II. Franeiscus, die onder de drie wezenlijke geloften in gemeenschap leven. |
XYI
Dilccti Filii, ac Filiffi, saint cm et Ajiostolieam bcncdic-tioncm. Inter caolcra Kostio regi-niini crcdita , ea Nos po-tissime sollicitos reddunt, per qu® frenatis mundi oarnisque concupisceiitiis, innocentiic, primaïquc pacis ooelilus collata;, Iranquillus status ad suani primajvam rednci cognoscilur origi-nem. § I. Dudum siquidem hu-jus gratia Nicolaus Papa IV, Praïdeccssor Foster, Tertiam Regulam 13. Fran-cisci, quam de Pwnitentia appellavit, per quam almus Confessor homines utrius-que sexus fideles, Spiritu Dei plenus, salvarc con-tendebat, confirmavit el approbavit. |
Ccliofdc Broeders cn Zusters , Heil cn Apostolischen Zegen! Onder de overige, aan Ons bestuur toevertrouwde aangelegenheden, wekken voornamelijk die Onze zorg, waardoor wij weten, dat de wereldlijke cn vleeschc-lijke begeerten beteugeld worden, en de rustige, oorspronkelijke staat van den eersten, door den hemel geschonken vrede wordt vernieuwd. § I. Waarom reeds overlang Onze Voorganger Paus IN'icolaus IV, den Derden Ucgel van den Gelukzaligen Franeiscus beeft bevestigd en goedgekeurd , door welken Ucgel, tan de Penitenlie genoemd, deze II. Belijder, vervuld met den Geest van God, de geloovigen van beiderlei |
XYII
§ II- v erum quia temporis det'iirs», spiranlc illo Spiritu Sancto, non solum viri conjugal!, immdique liiijns incolae, pro quibus a K. Francisco prsel'ala Terlia Kegula edita IV.erat, vcrum etiam innumcriirum virgi-num cliori, tribus essen-tialibus, et a quibusdam eliam tlausuraj, Nostra auctoritate assumptis votis, constructisque monasleriis quaiu pluriinis, non sine militantis Ecclesia; 1'nictu nuiitiplici et anlilicationc, pra'fati Tcrtii Ordinis jugo sua colla subdidciunt; S 111. Et quoniam in dicta Tertia Kegula quacdam geslacht tot dc zaligheid trachtte te brengen. |
§ II. Doch dewijl in verloop van tijd, door de ingeving van denzelfden II. Geest, niet alleen gehuwde en wereldlijke personen, voor welke de genoemde Derde Regel dooiden Gelukzaligen Francis-cus was gegeven, msar ook ontelbare koren van maagden het juk van voornoemde Derde Orde op de schouders genomen hebben, welke maagden met Onze goedkeuring, de drie wezenlijke geloften cn som-m ige ook de gelofte van het Slot, afgelegd en zeer veel kloosters hebben op-gerigt, niet zonder veel vrucht cn stichting voor de strijdende Kerk; § HI. En dewijl in gezegden Derden Regel eenigc 2 |
XVIXI
niarilalis accommoda, crc-lilil vim o, virgineoque stalui sul) luijusmotli Tertia Re-gula Domino famulantibus miilalenus tlecentia innec-tunluv, ol) (jucd castonun aniiiioiuin nitidi affoctus ab Iiujiis Ordinis ingrcssu aliciiarcnliii'; ?ios juxta Uo-mini volnntalem prcliosum a viii scparantes, eamdeiii Tciliam Regul aiuin modum, qui sequitur, distinclam, r.ovo conlirmaimis et aji-jirobamus, ac Vobis et Slic-ressoribus \estris servan-dani tiausmittinuis, cujus l;nor sequilui', eï est talis. |
punleii ten bdioeve der gehuwden vervat zijn, welke aan personen die in den ongehuwden en maagde-lijken slaat onder dezen Derden Kegel den lieer dienen, geenzins voegen, en om welke kuisehe zielen wegens hare reine gevoelens , misseliien van het intreden dezer Orde afkeerig zouden worden; daarom is het dat ij, volgens den wil des Ilceren het edele van het onedele atzouderende, denzell'dcn Dei den Regel, verdeeld op de wijze, als volgt, op nieuw bekrachtigen en goedkeuren, welken Regel Wij aau U en uwe nakomelingen ter ouderhouding overzenden en waarvan de inhoud luidt als volgt. |
XIX
lis iioviUoruni sen iioviliarum higrcssu. Fratres, sen So^o-res, ad hunc Tertium Ordinem recipieiuii, debent esse Jideles Ca-tholici, de luwesi non suspecti, in obedicntia liom. Ecclesia; finni, matrimonio non liga-ti, debltis expediti, corpore sani, aniino prompt!, nulla vulgari infamia maculati, cum proximis reconciliati. Et de his omnibus, antequani recipiantur, ab eo qui recipiendi liabet facultatem, sunt «liligenter examinandi. |
Over lict Intreilcn der Xoviccu. De Broeders, of de Zusters, in deze Derde Orde op te nemen, moeten Katholiek-ge-loovig, van ketterij niet verdacht, standvastig in de gehoorzaamheid aan dcilooinscheKerk. ongehuwd, vrij van schulden, gezond van ligchaam, gewillig van geest, door geene publieke oneer geschandvlekt en met den evennaaste verzoend zijn. Over al deze punten moeten zij vóór de a anneming naauwkeu-rig onderzocht worden, door dengene die de raagt heeft om aan te nemen. |
XX
De his qns liabent promittcre Fraircs ct Soroics in pro-fcssionc liujus Tcrtiie Rc-gula;. Fratres, et Sorores, postquam per unura integrum annum ha-bitum probationis de~ tulerint, (qui dc vill panno, arbitrio Visi-tatoris esse debet) si conversatio laudabilis luerit apud conventum in quo quis vel qua? habitum probationis portaverit, de consilio dicti conventus ad pro-fessionem dicti Ordinis recipiatur. In qua pro-fessione promittat ser-vare mandata Dei ac satisfacturum de trans-gressionibus, quas fa-cere posset in futurum contra banc Tertiam Eegularn, ubi a Prav latis roquisitus fuerit, |
Over hetgeue Bat (!c Broeders en Zusters iiioeten beloven in ilc Professie van dezen Derden Regel. De Broeders en Zusters zullen, na gedurende een geheel jaar het proefkleed (dat van gering laken moet Avezen, volgens het oordeel van den Visitator) gedragen te hebben , indien het gedrag in de kloostergemeente, alwaar hij of zij het proefkleed gedragen heeft, lofwaardig is geweest, met toestemming der voornoemde kloostergemeente tot de professie van de gezegde Orde aangenomen worden. In deze professie zal men beloven dc geboden van God te onderhouden, voor dc overtredingen. |
XXI
vivendo in oberlientia, sine proprio, et in cas-titate. l)c jcjunio. Fratres, et Sorores perpetuis temporibus, feria secunda, quarta, sexta, et sabbato (ex-cepto Dominica; Na-tivitatis festo) carnes non comedant Et a l'esto Omnium Sanctorum usque ad Ee-surrectionem Domini, omnia feria quarta et sexta jejunare tenen-tur. Ac similiter qua-welkc men in het vervolg tegen dezen Derden Regel zoude kunnen bedrijven, de penitentie te volbrengen, wanneer dit van de Oversten gevorderd wordt, en te leven in gehoorzaamheid, zonder eigendom en in zuiverheid. |
Over de Vasten. De Broeders en de Zusters zullen ten allen tij de des maandags, woensdags, vrijdags en zaturdags (behalve op den feestdag van quot;s lieer en Geboorte)geen vleesch gebruiken. En van AUerheiligentot de Verrijzenis des Heeren zijn zij gehouden el-ken woensdag en vrijdag te vasten, alsook |
Jibet feria sexta totius anni. Item a festo B. Martini usque ad Na-tivitatem Domini jeju-nent quotidie, juncta Quadragesima universalis Ecclesia; usque adResurrectionem Domini, quam tamen a Quinquagesima inci-pere debent. Diebus vero, quibus non je-junatur bis tantum die dumtaxat comedant. Excepto quod a festo Pascha' usque ad mensem Octobris, laboran-tes poenoso sen gravi labore, ter in die re-fici poterunt, jejunio-rum semper diebus exceptis. Poterunt au-tem itinerantes, infir-mi, debiles, tempore necessitatis jejunium solvere. |
eiken vrijdag van her jaar. Ook moeten zij dagelijks vasten van het feest van den Gelukzaligen Jlartinus tot de Geboorte des Hee-ren, en gedurende de Veertigdaagsche Vasten van heel de Kerk tot de Verrijzenis des Heeren, welke vasten zij echter met Quinquagesima moeten beginnen. Op de dagen waarop niet gevast wordt,zullen zij slechts tweemaal daags eten. Hiervan is uitgenomen, dat van het Paasch-feest tot de maand October, degenen welke vermoeijenden of z waren arbeid verrigten, driemaal daags mogen eten, behalve op de vastendagen. De rei-zenden, de zieken en de zwakken mogen in |
XXIIt
Do (liviiio officio, 0'. orationc. Fratres, et Sorores in ecclesia servent silen-tium,pra;sertim do Missa celebratur, vel sermo Dei propo-nitur. In aliis vero locis servent quod per snos Superiores circa silen-tium illis fuerit ordi-natum. Debent etiam quolibet die in sero, intra se et Deum, co-gitare quid fecerint, dixerint vel cogitave-rint. Quolibet autem die (si potuerint coin-mode) debeant audire Missam. Et procurare debent, quod habeant virum religiosum, qui illis verbum Dei certis diebus proponat, et tijd van nood de vasten breken. |
Over de goddelijke llipnst, en het Gebed. De Broeders en de Zusters moeten in de kerk het stilzwijgen bewaren, bijzonder wanneer de Mis opgedragen of het woord Gods verkondigd wordt, üp de andere plaatsen zullen zij onderhouden wat hun door hunne Oversten aangaande het stilzwijgen zal verordend zijn. Eiken dag des avonds moeten zij voor God en bij zich zeiven nagaan, wat zi j gedaan, gezegd en gedacht hebben. Dagelijks moeten zij Mis hooren, als zij gevoegelijk kunnen. En zij moeten zorgen eenen |
XXIV
oos ad poenitentiam et virtutes in ducat. Illi autem vel ilKnc, qui, vel qua? horas canonicas sciunt per se dicere, debesit horas canonicas secundum usuin Sanctas liomanaj Ecclesia; persolvere. Qui vero lioras canonicas nesciunt dicere, dicant duodecim Paternoster pro Matufino, et pro quail bet aliarum lio-rarum septem; addito Gloria Patri in fine cu-juslibet Pater nosier. addito etiam Credo et Miserere mei Deus in principio Prima; et Completorii. Et qui ])ra'inissa nescierit, ter Pater noster, pro pou-nitentia dicere debeat. Quoties autem prandi-um vel cibam summit, .aratias Deo reddere dobent. De confessione kloostergeestelijke te hebben, die hun op zekere dagen het woord Gods verkondigt, en hen tot boetvaardigheid en tot de deugden opwekt. Die uit zich zeiven de kerkelijke Getijden kunnen lezen, moeten ze lezen volgens het gebruik der Heilige Eoomsche Kerk. Die echter de kerkelijke Getijden niet kunnen lezen, zijn gehouden twaalf onze Vaders in plaats dei-Metten, en zeven in plaats van elke andere Getijde te bidden, er bijvoegende een Eere zij den Vader, achter elk onze Vader; alsook er bijvoegende het Ih (jeloof en den Psalm Ontferm u mijner, o God in het begin der Prim en en der Com- |
XXV
sacramentali, et sacra (]ommunionesumenda, servabunt ordinatio-iiem Nicolai Papa; IV, quod ter in anno con-fiteantur atque com-municent, vel etiain statuta a suis Superio-ribus super hoe ordi-nata. |
pleten. En indien iemand het opgenoemde niet zou kennen, zal hij voor penitentie driemaal het onze Vader bidden. Zoo dikwijls als zij het middagmaal of andere spijzen gebruiken , moeten zij God bedanken. Wat het Sacrament der Biecht en het ontvangen der H. Communie betreft, zullen zij onderhouden het voorschrift van Paus Nicolaus IV, volgens hetwelk zij ieder jaar driemaal moeten biechten en te communie gaan ^ of ook de statuten , dienaangaande door hunne Oversten vastgesteld. |
XXVI
i)c prfflatoriim, ct offtïioriim ordinatione. Qurelibet domus, si Monasteriuin virorum fuevit, habebit Sirpe-riorem fraternitatis, qui Minister Jocalis uppellabitur. Si vero mulierum, Slater di-cetur. Et eligentur per suos Conventus, vei iiistituentur per suos Frovinciales Superiores, seu Visitatorem Generalem; ita tamen quod nullus sit per-petuus, sed certi temporis. Qui Ministri et Matres obedient per omnia, qiue ad pros-sentem Regularn spec-tant, Provincial! bus Ministris Ordinis Mi-norum 13. Francisci, et visitatoribus depu-tatis ab ipsis Ministris, |
Over het Aanstellen (lor Oversten, en liet Begeven der Bedieningen. Elk huis, zoo het een mannenklooster is, zal voor deze Vereeniging eenen Overste hebben, die plaatselijke Minister zal genoemd worden. Is het echter een vrouwenklooster, dan zal de Overste Moeder worden genoemd. Zij zullen gekozen worden door de kloostergemeenten , of worden aangesteld door de Provinciale Ministers of door den algemee-nen Visitator: in dier voege evenwel, dat niemand levenslang, doch slechts eenen bepaalden tijd Overste zal wezen. Deze Ministers en Moeders zullen, zoolang zij in gezegde |
XXVII
quamdiu in dictis of-iiciis fuerint. Quo vcro ad alia Officia intra domum, servabunt sta-tuta sua. l)c moda iiitcrius, cxtcriusque conveisandi. |
Ciun Fratres , ct Sorores hujus frater-nitatis dicantui' dc Pcc-nitentia, oportet eos ab omni curiositate, tam in vestibus, quani in aliis quibnscumque abstinere. Et juxta bedieningen zijn, in alles wat dezen Regel betreft, gehoorzamen aan de Provinciale Ministers der Minderbroederen — Orde van den G elukzaligen F ran-ciscus, en aan dc Visitators, door deze Ministers afgevaardigd. Maar aangaande de andere bedieningen binnen het huis, zullen zij hunne statuten volgen. Over i!c V.ijze waarop in™ zich biniifii 011 buiten 's huis moet gedragen. Daar de Broeders en de Zusters dezer Ver-eeniging van dc Pciii-te7itic genoemd worden, behooren zij zich van alles wat gezocht is, zoowel in kleederen als in alle andere za- |
XXVIII
Apostolorum Prlncipis B. Petri salubre consilium, depositis cer-tis vanis liujus saeculi ornamentis, nullum ornamentum corporale portare debent, nisi solum humile et ne-cessarium tegum ent um corporis sui. Debent etiam ab accessu Cu-riarum Principum, Dominorum, seu Do-minarum, ubi inollia hujus mundi (Domino testante) habentur, omnino cavere; nee ullo umquam tempore choreis, ludis, jocis, et aliis histrionum vani-tatibus interesse. Debent quoque esse parci in verbis et locutio-nibus, qua; raro sine peccato multiplican-tur. Et super omnia ab omni mendacio, et juramento quocumque ken, te onthouden. Na |
volgens den heilzamen raad van den Gelukzaligen Petrus, den Vorst der Apostelen, de ijdele sieraden dezer wereld afgelegd te hebben, moeten zij geen ander tooisel dragen dan alleen een gering en noodzakelijk ligchaamsdeksel. Zij moeten zich ook volstrekt hoeden voor den toegang tot de hoven der prinsen, der ade-lijke heeren of vrouwen, alwaar, (gelijk de Heer getuigt), de weekelijkheden dezer wereld worden gevonden; eveneens zullen zij ook nooit te eeni-gen tijde danspartijen, spelen, boerterij on, en andere ijdelheden van kluchtspelersbij wonen. Zij moeten ook spaar- |
XXIX
juxta mandatum Do-mini, nisi pro pace, Me, calumnia, et tes-timonio perhibendo ca-vere debent. Et om-ni die in sero, inter csetera debent exami-nare se, si vel menda-cium, vel juramentum aliquod fecerint, et pro quolibet tor rater itaster dicere debent. l)c visitatione, ct eura Infir-morum. Si quis Frater, vel |
zaam zijn in woorden en gesprekken, welke zelden zonder zonde vermenigvuldigd worden. Vooral moeten zij zicli hoeden voor alle leugen en voor allen eed, volgens het gebod des Ileeren, tenzij de eed geschiede om den wille van den vrede, van het geloof, tot wering van den laster of om getuigenis te geven. Eiken dag des avonds moeten zij zich onder anderen onderzoeken , of zij eenige leugen of eenen eed gedaan hebben; en voor elk dezer moeten zij driemaal het onze Vader bidden. Oïrr het Bc/.ofkcn en het Verplegen der Zieken. Wanneer een Broe- |
Soror hujus fraternita-tis in infirmitate ceci-lt;lerit, Minister domus, vel Mater, semel rjuo-tidie por se, vol per aliam personam visi-tare teneatur. Et de })oiiis communibus omnia necessaria diügen-ter faciant ilii minis-trari. Tenentur quoque infirmum vel infirmam monere ad poenitenti-am acceptandam, vera in que conversionem ad Deum faciendam, mortis propinquitatem et judicii divini dis-trictionem , simulque divinam misericordi-am proponendo. |
der, of eene Zuster dezer Vereeniging in ziekte gevallen is, dan zal de Minister des huizes, of de Moeder, gehouden zijn in persoon, of door iemand anders den (de) zieke dagelijks ééns te bezoeken. Al het noodige zullen zij hem (haar) uit de gemeenschappelijke goederen zorgvuldig laten toedienen. Zij zijn ook gehouden den zieke of de zieke oj) te wekken tot hot omhelzen der boetvaardigheid en zich opregt tot God te wenden , door hem (haar) den naderenden lood, de gestrengheid van Gods oordeel en tevens de goddelijke barmhartigheid voor te houden. |
XXXI
I)c visitaiionc, quam Ftxlnti (Icljpnt faccre circa Fratrcs ct Sororcs. Minister Provincia-lis Fratrum Minorum, vel Visitator ejusdera Ordinis, cui ipse com-miserit, visitabitquoli-bet anno seniel tantum in qualibct domo, cum prajsentia seniorum, Et facta visitatlone, non debet intrare of-licinas, nec alia inte-riora Sororum. Ipse autem Visitator nuni-quam solus maneat, et separatus cum aliqua Sorore. Debent autem Ministri, et Matres, dicere Visitatori de-fectus, qui correctione indigent. Similiter et alii Fratres et Sorores. Et si aliqui fuerint in-corrigibiles judicio dis- |
Out de Visitatie, welke (Ie Oversten voor de Brooders cn Zusters inuetrn houden. De Provinciale Minister der Minderbroeders, of een door hem benoemde Visitator van dezelfde Orde, zal in elk huis alle jaren eenmaal, in bijzijn der oudste leden, de Visitatie houden. Na de Visitatie zal hij niet gaan in de werkplaatsen, noch in andere binnenvertrekken dei-Zusters. De Visitator zelf zal nooit alléén, en met eenige Zuster afgezonderd blijven. De Ministers en de Moeders , alsook de andere Broeders en Zusters, moeten aan den Visitator de fouten bekend maken, welke |
XXXII
cretoium vel discreta-rum domus, tamquam morbida pecora eji-ciantur de Cüiigrega-tione. lie offidis mortuorum. Postquam aliquis Frater, vel Soror ab liac luce migraverit, curabit ^Minister, seu Mater, quod ejus exe-(|ui;e solemniter cele-brentur. Quibus exe-quüs omnes Fratres vei Soror es alicujus domus, ubi ipsum mori contlgerit, personallter interesse debent, nee redire, donec corpus traditum sit sepultura?. |
verbetering behoeven. Mogten er eenigen, volgens het oordeel der Raadbroeders ol' Kaadzusters van het klooster, onverbeter-lij k zijn, dan moeten zij als schurftige schapen, van de Vergadering uitgeworpen worden. Over de Diensten voor de Overledenen. Wanneer een Broeder, ol' eene Zuster overleden is, dan zal de Minister, of de Moeder zorgen dat de uitvaart plegtig worde gehouden. Alle Broeders en Zusters van het huis, alwaar het sterfgeval heeft plaats gehad, moeten in persoon deze uitvaart bij wonen; zij kunnen niet heengaan vooraleer het ligchaarn |
XXXIII
Et pro animo cujus-libet defuncti, vel de-functa3 infra octo dies, quilibet Sacerdos unam Missam, scientes autem psalterium, quinqua-ginta psalmos, nescien-tes vero psalterium quinquaginta Pater noster, et in fine cu-juslibet Requiem cctcr-nam dicere teneantur. In fine autem cujas-libet anni, seu infra quemlibet annum quilibet Sacerdos tres Missas pro defunctis, scientes psalterium unum psalterium; ne-scientes vero psalterium centum Pater noster cum Requiem cetcrnam. in fine cujus-libet dicere debeant. Et circa ista officia pro defunctis, et alia officia divina, in prne-senti serie annexa, cuter aarde besteld is. En voor de ziel van eiken overledenen Broeder, of van elke overledene Zuster , moet ieder Priester, binnen acht dagen, eene Mis opdragen ; die het Psalterium kennen, moeten vijftig psalmen lezen: die het Psalterium niet kennen, moeten vijftig Onze Vaders en Heer. cjeef hun de eeuwige rust. en het eeuwig licht verlichte hen, na elk onze Vader bidden. Bij het einde van elk jaar, of binnen elk jaar moet ieder Priester drie Missen opdragen ; die het Psalterium kennen, moeten het Psalterium lezen, en die het Psalterium niet kennen, moeten honderd 07izc Vaders met. Heer, geef hun de 3 |
XXXIV
r;i iinponitui1 Ministris ot Matribus, ut fideli-ter persolvantur. l)c obligationc coutcntoiom in Kcgula. Omnia, et singula in praesenti Kcgula con-tcnta, sunt consiiia ad facilius salvandas ani-mas viatorum. Et nul-la sunt obligatoria ad peccatum mortale vel veniale, nisi hutnano vel divino jure aliquis alias csset obligatus. |
eeuwige rust, en het eeuwig licht verlichte hen achter elk onze Vader bidden. De zorg voor het getrouw vervullen dezer diensten voor de overledenen en van de overige goddelijke diensten in deze Kegel beschreven, is aan de Ministers en aan de Moeders opgedragen. Over de Verpligting van hefgccn in dezen Regel vervat is. Alle en elk der voorschriften in dezen Kegel vervat, zijn raadgevingen om des te gemakkelijker de zielen zalig te maken. Niet een verpligt. op doodeli jke of op dage-lijksche zonde, tenzij iemand door goddelijk |
XXXV
Obligantur taiüeuFra-tres, et Sorores facere pcenitentias ibi a Su-perioribus impositas, quando super hoe re-quiruntur. Obligantur etiam ad tria vota essentialia , pauperta-tem, nihil habendo in speciali; castitatem, quia post votum non possunt matrnnonium contrahere, nee sine transgressione vitiis carnis se immiseere; et obedientiam, quantum ad ilia, sine quibus non potest commode ista fraternitas manu-teneri. Tenentur etiam ad clausuram servan-dam, ilke qua; ipsam expresse servare vo-verint. Quod omnibus et singulis conventibus coneedimus, dummodo hospitalitas etcharitas, quam exercere solent of menschelijk gebod van elders daartoe gehouden ware. De Broeders en Zusters zijn evenwel verpligt de penitentiën, door de Oversten opgelegd, te volbrengen, zoo dit gevorderd wordt. Zij zijn ook gehouden tot de drie wezenlijke kloostergeloften: tot de armoede, met niets in het bijzonder te bezitten; tot de zuiverheid, want na de gelofte kunnen zij geen huwelijk aangaan, noch, zonder overtreding dei-gelofte , zich met vlee-schelijke lusten inlaten ; tot de gehoorzaamheid in al datgene, zonder hetwelk de Vereenlging niet gevoegelijk kan gehandhaafd worden. Ook die Zusters zijn tot het |
xxxvr
apud inlirmos, nullum cum honestate patiatur (letrimentum. Datum Rom® apud Sanctum Petrum, sub annulo Piscatnris , die XX Januni ii, nnno 5IDXXI, Ponlificatus Xo.stri anno ociavo. |
Slot gehouden, welke daarvan de uitdrukkelijke gelofte hebben afgelegd. Deze gelofte van het Slot vergunnen Wij aan alle en aan elk der kloosters, vermits evenwel de gastvrijheid en de liefde, die zij aan de zieken plegen te bewijzen, zonder letsel der wel-voegelijkhcid kunnen onderhouden worden. Gegeven te Rome Inj S' Pieter, onder den Vis-sehersring, den 20 JanuariJ van liet jaar MDXXI, liet achtste jaar van Ons Pausschap. |
37
VAN ONZEN
HEILIGEN VADER FRANCISCUS.
O allerliefste Broeders en eeuwig gezegende lunderea! aanhoort mij, aanhoort de stein van uwen vader. quot;Wij hebben groote dingen beloofd; doch grootere zijn ons be-loold. Laat ons de eerste houden en naaide laatste verzuchten. De vreugde der zonde is kortstondig, maar de straffen derzelve zijn eeuwig. Het lijden dezer wereld is gering, de heerlijkheid is echter oneindig. Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren: maar allen zullen het verdiende loon ontvangen.
Kinderen, terwijl wij tijd hebben, laten wij goede werken verrigten.
38
VAN ONZEN
HEILIGEN VADER FRANCISCUS over hen, die tol ergernis verstrekken.
Door U, o allerheiligste A ader, ca door geheel bel hemelsch hotquot; en door mij, armen zondaar, zullen allen vervloekt zijn, die dooi- hun slechl voorbeeld, datgene verwoesten en vernietigen, hetgeen (lij door heilige Broeders dezer Orde gesticht hehl: en niet ophoudt te slichten.
P1
amp;) C-k
amp;
VOLGENS DEN
jP.EGEL DEPVDERDE (JRDE
HEILIGEN SERAPlIIJNSCIIEiV VADER
P\rV
„Zoo iemand na mij wil komen , die verloochene „zich zeiven, en neme zijn kruis op, en „volge mij na.quot; JIattii. xvi, 21.
„Alles vermag ik in hem, die mij versterkt.quot;
Philipp. iv, 13.
J. Het doel der Congregatie tot dewelke de goddelijke barmhartigheid ons geroepen heeft, is tweevoudig;
2. Haar eerste en voornaamste doel is onze eigene heiligmaking, waarnaar wij allen moeten streven, door de onderhouding der eenvoudige en eeuwige geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid, volgens den Regel der Derde Orde van den H. Franciscus, gelijk dezelve door Z. H. Paus Leo X werd goedgekeurd voor de-kloosterlingen der beide geslachten;
CONSTITIITIËN
42
3. Hot tweede doel onzer Congregatie is, de beoefening der liefdewerken door de opvoeding en het onderwijs der jeugd, en door verpleging van zieken en hulpbehoevenden.
4. De hiervolgende Constitutiën zijn opgesteld geworden ter vereeniging en bereiking van dit tweevoudig doel. Zij bepalen de ver-pligtingen, welke de II. Kegel aan de Zusters oplegt; tevens bestieren zij haar in de uitoefening der kloosterlijke deugden en der liefdewerken. Dewijl dezelve op bevel van wettig gezag gemaakt en door den H. Stoel goedgekeurd zijn, verpligten zij iillc Zusters tot naauwkeurige onderhouding, zoo als verder in Hoofdstuk X zal aangeduid worden.
43
OVER HET INTREDEN DER NOVICEN.
§ 1. Het Aannemen.
1. Degene, die in deze Congregatie wenschen opgenomen te worden, moeten de door den II. Regel daartoe vereischte hoedanigheden bezitten. Zij moeten uit een wettig huwelijk voortgesproten zijn, van eenen onbesproken goeden naam, van een gezond verstand, en van eene goede inborst zijn en zich geroepen tot den religieusen staat gevoelen.
2. Zij mogen noch merkelijk misvormd zijn, noch inwendige ziekte, noch eenige uiterlijke kwaal hebben, die haar voor het gemeenschappelijk leven ongeschikt of minder aangenaam aan de anderen zouden maken. Men zal geene postulante aanvaarden, indien haar vader of moeder dier hulp allerdringendst noodig mogt hebben.
3. Zij moeten vrij zijn van schulden of burgerlijke verpligtingen en gewoonlijk niet beneden de achttien noch boven de dertig
44
jaren oud zijn. Zij moeten hare doopakte overleggen.
4. Men zal niet ligtelijk personen aanvaarden, die het kleed eener andere Congregatie gedragen hebben. Men zal den beweeggrond harer uittrede navorschen en zich verzekeren, dat zij zich in deze Congregatie nog kan vormen naar de levenswijze eener Franciskanes.
5. De aanneming der postulanten zal geschieden door de Generale Overste, die, in deze gewigtige beslissing de bovennatuurlijke roeping en de goede hoedanigheden meer dan het tijdelijk vermogen in aanmerking zal nemen.
Zij zal de dote regelen volgens de beslissing van den Algemeenen Eaad.
6. Zoude het te lastig zijn, dat de Generale Overste zelve de postulante ontbood, dan kan zij eene plaatselijke Overste met dat onderzoek belasten, op wier verslag zij zal oordeelen of het raadzaam is de postulante al dan niet te aanvaarden.
7. Eerst van af den dag der professie heeft de Congregatie regt op de dote; gedurende het postulaat en noviciaat zal zij slechts eisclien het kostgeld en de noodige klee-dingstukken.
45
§ 2. Postulaat.
1. De Generale Overste zal de aangenomene . postulante, in een der noviciaathuizen zenden; deze zal haren proeftijd (postulaat), onder de leiding der novicen- of postulanten meesteres doorbrengen en met de novicen aan de oefeningen der gemeente deel nemen. Zij zal zich eenvoudig Ideeden.
2. Het postulaat duurt zes maanden; hetzelve kan volgens goedvinden der Algemeene Overste verkort of verlengd worden.
3. Wanneer de Overste van het noviciaathuis en hare twee Assistenten oordeelen, dat eene postulante tot, het religieuze leven niet geschikt is, zullen zij daarvan kennis geven aan de Generale Overste, die deze postulante zal wegzenden.
4. Tien dagen voor het einde van het postulaat, zullen diegenen, welke door de Algemeene Overste, met toestemming der Assistenten tot de inkleeding toegelaten worden, aan de in kapittel vergaderde Zusters, met de gewone formule, om het H. Ordeskleed verzoeken; daarna zullen zij zich in de tiendaagsche geestelijke afzondering begeven, om zich tot de inkleeding voor te bereiden.
46
§ 3. Inkleeding.
J. De inkleeding zal volgens het ceremonieel der Congregatie, door den diocesaan Bisschop of deszelfs Commissaris geschieden.
2. Op den dag der inkleeding of der professie, zal voor de familie der nieuwe Zusters geen maaltijd gehouden worden; maar men kan eenige ververschingen aanbieden.
3. üe novicen zullen gekleed worden met een habijt van grof bruin laken, met eenen zwarten mantel, een wit hoofddeksel en eenen witten sluijer, dat tegen eenen zwarten verwisseld kan worden in die filiaal-huizen, waar de Zusters de kerkelijke diensten der parochie bijwonen, en ook daar, waar zij in de scholen der plaats werkzaam zijn. Zij zullen tot gordel gebruiken een grijs lint, en even als de geprofeste Zusters, zullen zij binnen het klooster sandalen dragen.
4. Het ceremonieel en het handboek moeten door den Ordinarius van het moederhuis onderzocht en goedgekeurd zijn.
§ 4. Noviciaat.
1. In aanmerking nemende de veelvuldige werken van liefdadigheid der Congregatie, zal het noviciaat twee jaren duren, opdat
47
men de novicen behoorlijk kunne vormen, cn ze in het inwendige leven versterken, alvorens zij tot de oefeningen van het werkzaam leven gebruikt worden.
2. Gedurende dezen proeftijd zijn zij onder de leiding barer meesteres, aan welke zij liefde, gehoorzaamheid en opregtlieid verschuldigd zijn.
3. Ten einde baar volle vrijheid aangaande bare roeping te laten, mogen zij twee of driemaal alleen spreken met hare naaste bloedverwanten, of met diegenen die deze plaats bij baar bekleeden. Overigens mogen zij, tijdens het noviciaat, niet dan in tegenwoordigheid eener geprofeste Zuster met vreemdelingen spreken.
4. Zij zullen van de geprofeste Zusters gescheiden zijn, uitgenomen in den refter en in het koor. Zij zullen geene bedieningen verrigten die aan bare geestelijke oefeningen hinderlijk zijn. Echter kunnen zij als hulp aan de geprofeste Zusters gegeven worden, betzij door de Overste, die daarvan de novicen-meesteres kennis geeft, hetzij door laatstgenoemde met goedvinden der Overste.
5. Dewijl het noviciaat-buis in zich niet al de verschillende takken van werkzaamheden
48
vereenigt, kunnen de novicen, in zoo verre dit nuttig en noodzakelijk schijnt, door de Generale Overste in filiaal-huizen gezonden worden, om zich te oefenen in de verscheidene liefdewerken, die der Congregatie eigen zijn. Dit zal echter niet plaats hebben dan, nadat zij een geheel jaar (met inbegrip van het postulaat) in het noviciaat-huis zullen doorgebragt hebben. Zij moeten aldaar, minstens zes maanden vóór de professie, terug geroepen worden.
G. Tijdens haar verblijf in filiaal-huizen, zullen zij staan onder de leiding der plaatselijke Overste die waken zal dat, volgens de vermaning van onzen II. Vader Fran-ciscus, de arbeid in haar den geest van godsvrucht en gebed niet uitdoove.
7. Op het einde der zesde maand na de inkleeding, zal de Overste een onderzoek instellen, aangaande het gedrag der novicen. Te dien einde zal zij alle geprofeste Zusters, de eene na de andere bij zich ontbieden, en elke dezer zal gehouden zijn haar met openhartigheid, alle fouten en onvolmaaktheden die zij in de novice bemerkt hebben, bekend te maken. Zij zal het resultaat van dit onderzoek aan de Generale Overste bekend maken.
49
8. Indien, volgens liet oordeel van de Overste van liet noviciaat-huls en dat harer twee Assistenten, eene novice geene bewijzen van roeping aan den dag legt, zal de Generale Overste, den Algemeenen Raad gehoord, er over beslissen of de novice weggezonden, of dat dezelve nog langer beproefd moet worden. De Oversten zullen niet ligt eene Zuster, wier roeping twijfelachtig zoude zijn, tot de professie aannemen. In deze oordeelvelling zal men meer de deugden der novice, dan hare geschiktheid tot de werkzaamheden in acht nemen.
d. Het tweede onderzoek zal op dezelfde wijze na verloop van het eerste proefjaar, en het derde onderzoek twee maanden voor de professie plaats hebben.
10. De opneming der stemmen voor het al ol' niet ontvangen der novicen, zal plaats hebben binnen de acht dagen, die op het laatste onderzoek volgen, niet alleen in het klooster waar zich het noviciaat bevindt, maar ook in de filiaal-huizen alwaar de novicen werkzaam zijn geweest.
11. Deze opneming der stemmen zal geschieden bij middel van zwarte en witte boonen; de koorzusters, die twee jaren professie tellen, en die ten minste twee maanden
50
met de novicen in het huis aanwezig waren, waar de stemming plaats heeft, lam-nen alleen deel aan de stemming nemen. Zij moeten alle menschelijke beweegredenen van natuurlijke toeneiging of afgekeerdheid ter zijde stellen, en in deze gewigtige zaak volgens haar geweten te werk gaan.
12. In geval dat de meerderheid, te weten twee derden der stemmen, zich voor de professie der zuster verklaard hebben, zal zij aangenomen worden. Indien meer dan de helft der stemmen tegen de professie is, moet zij terstond weggezonden worden. In geval meer dan één derde der Zusters (b. v. acht van de twintig) tegen de professie der zuster zouden stemmen, zou de aanneming als twijfelachtig beschouwd worden en de Generale Overste beslist, hetgeen zij voor God als het beste zal erkennen.
13. De novice, die tot de professie aanvaard wordt, zal zorg dragen, indien dit nog niet geschied is, dat hare tijdelijke aangelegenheden bij tijds geregeld worden.
14. ïen minste ééne maand vóór de professie zal de Overste den diocesaan Bisschop verzoeken om tot het kanoniek onderzoek der novicen over te gaan.
51
15. Voor de professie zal de novice zich in tiendaagsche geestelijke afzondering begeven , na alvorens volgens gebruik, aan de in kapittel vergaderde geprofeste Zusters de aanneming tot de professie gevraagd te hebben.
§ 5. Noviciaat-huizen.
1. Er zullen niet meer dan twee noviciaathuizen bestaan; het eene in Nederland, het, andere in Duitschland. De Algemeene raad kan, zonder vergunning van den H. Stoel, geene andere noviciaat-huizen oprigten.
VAN DE PROFESSIE E\ DE GELOFTEN.
1. Na haren proeftijd leggen de Zusters, de eenvoudige en eeuwige geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid af.
2. De professie geschiedt voor den diocesaan Bisschop of deszelfs Commissaris in de kloosterkerk, volgens het ceremonieel dei-Congregatie.
3. De formule van professie is de volgende: » Ik, Zuster N., beloof aan God almagtig, » aan do H. Maagd Maria, aan den H. Va-
» der Franciscus, aan alle Heiligen des he-w mels, aan U Hoogwaarden Vader en aan » U Eerwaarde Moeder, al de dagen mijns » levens, tot zaligheid mijner ziel, te leven » in armoede, zuiverheid en gehoorzaam-» heid, volgens den Regel dien Paus Leo X » heeft gegeven aan alle leden der Derde » Orde van den H. Franciscus, in gemeen-» schap levende, en volgens de Constitutiën w die door den 11. Stoel voor deze Con-» gregatie zijn goedgekeurd. «
4. De kleeding der geprofeste Zusters bestaat uit een habijt van bruin, grof laken, eene witte wollen koord met drie knoopen, een bruin scapulier waarop, tot aandenken van het lijden van O. 11. Jesus, een kruis met de werktuigen des lijdens geborduurd is, eenen zwarten mantel en een wit hoofddeksel, waarover zij eenen zwarten sluijer dragen. In het klooster dragen zij sandalen, op reis zullen zij zich van schoenen bedienen.
5. Drie maanden na de professie zullen de Zusters tot het kapittel der schuldbelijdenis van de geprofeste Zusters toegelaten worden.
C. Zij zullen een geheel jaar onder de leiding der novicen-meesteres blijven, tenzij zij in een ander huis gezonden worden.
§ 1. Armoede.
1. Het beheer en liet gebruik barer goederen zijn teenemaal aan de geprofeste Zusters ontzegd. Daarom moeten zi j vóór bare professie vrijelijk over baar vermogen beschikken met uitzondering der dote, liet zal baai-toegestaan worden, betreffende bet bebeer barer goederen, wijze en zaakkundige personen te raadplegen. Zij zullen te zeiver tijd de uoodige hescbikkingen maken, ten aanzien van bet vermogen, betwelk zij weten dat in bet vervolg haar zal ten deel vallen; echter zullen zij bij deze beschikkingen, en bij het afstaan van hare goederen de voorwaarde voegen, dat zij in het voile bezit van baar vermogen kunnen treden, ingeval, betgeen God verhoede, zij de Congregatie moesten verlaten.
2. Na de professie moeten zij bij voorkomende vermogen-aangelegenheden niet bandelen dan met toestemming der Algemeene Overste.
3. Het is op deze wijze, dat, bevrijd van alle tijdelijke zorgen, de Zusters bet voorbeeld van baren Vader den H. Franciscus zullen navolgen, die, uit liefde voor Jesus Christus de armoede tot gezellin en erfdeel
54
verkoos. Zij zullen de deugd van armoede hoogachten en beminnen en haar beschouwen als den grondslag en het sieraad harer Congregatie.
4. Door de gelofte van armoede verbinden zich de Zusters tot een volkomen gemeenschappelijk leven. Zij moeten in alles gelijkvormig zijn, zonder dat er in kleeding, huisvesting of elk ander levensonderhoud uitzondering gemaakt worde; elk huis zal deszelfs leden van het noodige voorzien.
5. De Zusters die zich naar Indië begeven, mogen zich van eene ligtere kleeding bedienen dan die, welke door de Constitutiën bepaald is; zij moeten nogtans zoo veel mogelijk de door de Constitutiën voorge-schrevene kleur en vorm bijbehouden.
6. De gelijkvormigheid en eenvoudigheid zullen overal uitschijnen. De gebouwen zullen eenvoudig en doelmatig ingerigt worden.
7. In de cellen mag zich niets bevinden dan een ledikant met omhang, een stroozak en strookussens, genoegzaam deksel tegen de koude, een eenvoudig bankje, twee of drie boeken, een brevier, een kruisbeeld en twee eenvoudige platen.
8. Geene der Zusters mag op de cel geld of spijzen bewaren, noch zal voor eigen ge-
55
bruik eenig huisraad dat gesloten is, bezitten. De Zusters mogen eveneens de vooi-werpen die tot haar gebruik dienen, aan de oogen der Overste niet onttrekken.
9. Zij mogen zonder verlof der Overste, niets geven noch aannemen, niets leenen noch ontleenen.
10. Alleen de kleeding, tot dagelijkssh gebruik, mag do Zusters in bewaring gelaten worden; al het overige zal tot algemeen gebruik op eene daartoe bestemde plaats bewaard worden.
11. Op eenen vastgestelden dag, zal aan elke Zuster het noodige lijnwaad bezorgd worden.
12. Boeken en schrijfbehoeften zullen tot algemeen gebruik op eene daartoe bepaalde plaats bewaard worden.
13. De Zusters zullen met zorg en spaarzaamheid gebruik maken van al hetgeen haar toevertrouwd wordt, opdat door hare schuld niets verloren ga of beschadige en alles, zoo lang als mogelijk, gebruikt worde.
14. Als de Zusters naar een ander klooster gezonden worden, zullen zij niets mede-nemen dan haar getijdenboek, haar regel-boek, twee geestelijke boeken en de handschriften of boeken die zij zelve geschreven
56
hebben; tenzij de Overste haar veroorlove nog andere zaken mede te nemen.
12. De armoede moot echter de Zusters niet beletten om, gelijk dit aan bruiden van Jesus-Christus betaamt, de grootste zindelijkheid niet alleen in het klooster en in de kerk, maar ook in de cellen, in klee-deren en huisraad ten toon te spreiden.
§ 2. Zuiverheid.
1. De gelofte van zuiverheid verpligt de Zusters, om in gedachten, woorden en werken al hetgeen met deze heilige deugd strijdig is zorgvuldig te vermijden.
2. Dewijl de kuischheid buitendien reeds ver-pligteml is voor eiken Christen, zoo bedrijft eene religieuse die tegen deze schoone deugd zoude zondigen, eene dubbele zonde; ééne tegen de II. Gelofte, de andere tegen de deugd van Zuiverheid.
.■gt;. Indien alle kloosterlijke vergaderingen eenen geheel bijzonderen prijs op deze deugd stellen, met hoeveel meer regt moet zij hooggeschat en bewaard worden in eene Congregatie, die zichten doel heeft gesteld, deze schoone deugd in de haar toevertrouwde jeugd aan te kweeken.
57
4. Ten einde deze gelofte met de grootste getrouwheid re onderhouden, moeten de Zusters met de uiterste zorg over hare zinnen waken, en met naauwgezetheid alle regels der religieuse zedigheid nakomen.
5. Zij zullen zich met den grootsten eerbied en de grootste zedigheid jegens elkander gedragen en zullen zich nimmer liel'koozin-gen veroorloven. Zoo veel als mogelijk, zullen zij zich nooit alvorens geheel gekleed te zijn, aan hare medezusters vertoonen.
G. Nimmer zal eene zuster in de cel van eene andere zuster treden, zonder verlof der Overste, welke zooveel mogelijk zorg zal dragen, dat elke zuster eene afzonderlijke cel heb be.
7. De Zusters zullen haar hart voor elke al te menschelijke genegenheid sluiten en zullen de gevoelige vriendschappen vlugten. In de twijfels die daaromtrent bij haar zouden kunnen ontstaan, moeten zij zich met de grootste openhartigheid en de volkomenste opregtheid tot haren biechtvader wenden.
§ 3. Geiiooezaamheid.
1. Door de gelofte van gehoorzaamheid verzaken de Zusters aan haren eigen wil. Krach-
58
tens deze gelofte zijn zij gehouden te gehoorzamen aan hare Oversten in alles wat niet klaarblijkelijk zonde is.
2. Zij moeten hare Oversten beschouwen als Gods plaats bekleedende en zich aan hare verordeningen, zonder uitstel, zonder ontevredenheid, zonder in- of uitwendig morren, met liefde, eerbied, vreugde en eenvoudigheid , onderwerpen.
3. Daar de vrede en het welzijn van elk huis in het bijzonder, zoowel als dat der Congregatie in het algemeen, hoofdzakelijk van de volmaakte onderhouding dezer gelofte afhangen, zal de zuster die merkelijk en openlijk ontbreekt aan de gehoorzaamheid en aan den eerbied die men der Overste verschuldigd is, gedurende het middagmaal der gemeente, haar maaitijd, bestaande uit water en brood, van den grond nemen en denzelfden dag en den volgenden van de recreatie uitgesloten zijn'.
VAN DE WERKEN DEK BOETVAAUDIGIIElü.
1. In hare hoedanigheid van Penitenten zijn de Zusters geheel bijzonder verpligt den geest.
59
van boetvaardigheid voortdurend in zich te bewaren, levendig te houden en te vermeerderen, en dezelve als de beweegreden van hare geestelijke oefeningen, van hare daden en van haar geheel gedrag te nemen.
2. Deze geest van boetvaardigheid die, eensdeels uit het bewustzijn harer eigene zonden en anderdeels uit innige liefde tot den gekruisten Zaligmaker en uit ware naastenliefde behoort voort te spruiten, moet elke zuster aansporen, om niet alleen alle voor-geschrevene werken van boetvaardigheid en alle moeijelijkheden van het kloosterleven gaarne te ondergaan, maar ook, om met vreugde in den dienst van den naaste elke moeijelijkheid en eiken pligt, hoe lastig deszelfs vervulling ook zij, te omhelzen, en om zich te verblijden, als de gelegenheid zich aanbiedt, den geest van boetvaardigheid door zelfverloochening in oefening te kunnen brengen.
§ 1. Vasten.
1. Maandags, woensdags, vrijdags en zatur-dags van elke week en op de vigilie van den H. Franciscus, zullen de Zusters vleesch derven, uitgenomen op Kersdag.
60
2. Daar de Zusters uit hoofde van hare aanhoudende en vermoeijende werkzaamheden de vasten van den Derden Regel in al deszelfs strengheid niet kunnen nakomen, zullen zij buiten de door de H. Kerk voor-geschrevene vastendagen, liet volgende onderhouden :
a. Zij zullen eiken vrijdag van het jaar vasten.
I), Op de vigilie van den II. Vader Fran-ciscus.
f. Van den feestdag van den H. Martinus tot Kersmis, zullen zij zich bij het ontbijt een gedeelte daarvan onttrekken, ten einde de vasten door den H. Regel voorgeschreven, in eere te houden. (!. De veertigdaagsche vasten zal beginnen maandag na zondag quinquagesima.
3. De Overste kan aan zieke of zwakke Zusters of aan degenen die overladen zijn met bezigheden toestaan, van niet te vasten en van meermalen daags gebruik van vleesch te maken, tenzij op dagen dat de IT. Kerk dit verbiedt.
4. Op reis mogen de Zusters de spijzen die de II. Kerk aan de overige geloovigen toestaat, gebruiken.
§ 2. Schuldbelijdenis.
1. Om de overtredingen van den Regel te voorkomen, en om te gelijker tijd de ootmoedigheid , die de grondslag van alle deugden is, bestendig te oefenen, wordt elke week het kapittel der schuldbekentenis gehouden. De Zusters klagen zich alsdan aan over alle overtredingen van den Heiligen Kegel en van de gebruiken der gemeente. De sleshts inwendig gedane fouten en de slechts innerlijke onvolmaaktheden moeten niet in liet kapittel beleden worden.
Men zal bij deze schuldbelijdenis te werk gaan, zoo als dit in het Ceremonieel aangeduid is.
'2. De Overste kan van de Zusters vergen dat deze zich in het openbaar, ook buiten den tijd der schuldbelijdenis, van hare uiterlijke fouten beschuldigen.
3. De Zusters zullen gaarne in den geest van boetvaardigheid en zonder zich te verontschuldigen of zich te regtvaardigen de aan de schuldbelijdenis verbondene teregtwij-zingen en vernederingen aannemen.
4. Het is aan de Zusters verboden onder elkander te spreken over al hetgeen in het kapittel voorgekomen is.
62
5. Dewijl de goede kloostertucht hoofdzakelijk van de onderhouding der stilzwijgendheid afhangt, zullen de Zusters bij het einde van het middagmaal, vóór het dankgebed hare schuld belijden over de fouten tegen de stilzwijgendheid bedreven.
§ 3. Discipline.
1. Driemaal in de week, namelijk; maandags, woensdags en vrijdags en buitendien op wittendonderdag en allerzielendag, zulle de Zusters onder het verrigten der in het Ceremonieel voorgeschreven gebeden, de discipline nemen; tenzij men op die dagen een feest der eerste klas viert.
2. Buitengewone boetplegingen zijn slechts met verlof der Overste toegestaan.
3. Daar de inwendige versterving veel ge-wigtiger is dan de uitwendige, zoo wordt eerstgenoemde de Zusters allerzeerst aanbevolen en wel vooral de oefening der gehoorzaamheid en ootmoedigheid.
§ 4. Arbeid.
1. De Zusters zullen zich van haren arbeid met ijver en zuiverheid van meening kwijten. De geringste en laagste werkzaamheden
63
zullen degene zijn, aan welke zij den voorkeur geven.
2. Dè Zusters onderwijzeressen, die ter oor-zake harer lessen gewoonlijk van het huiswerk ontslagen zijn, zullen in 't bijzonder gehouden zijn zich bij tijd en gelegenheid aan te bieden tot werkzaamheden die geschikt zijn, haar in de nederigheid te oefenen.
3. Geene Zuster bemoeije zich met de zaken eener andere Zuster over welke zij geen toezigt heeft; maar elkeen zal er zich op toeleggen om datgene wat pligt en gehoorzaamheid haar voorschrijven, goed te ver-rigten.
Elke zuster toone zich echter altoos bereid om, daar waar de liefde zulks ver-eischt, hare medezusters eene behulpzame hand te bieden.
V A\ HET GODDELIJK OFFICIE E\ UET GEBED.
1. Eene religieuse vindt slechts in het gebed en in de innigste vereeniging met God de noodige krachten om op de wegen der volmaaktheid te vorderen en om met vrucht
64
aan de zaligheid van den naaste te werken; eveneens vindt zij alleen in deze heilige oefening den troost en de noodige verkwikking om de aan haren staat verbondene kruizen en lijden met vreugde te dragen. Daarom zullen de Zusters alle voorgeschrevene geestelijke oefeningen met de grootste getrouwheid en de volmaaktste naauwgezetheid nakomen.
2. De Zusters zullen zich op het eerste teeken der klok tot alle geestelijke oefeningen der gemeente begeven.
g 1. Morgen-, Avond- en Tafelgebed.
1. De Zusters zullen de morgen-, avond- en tafelgebeden volgens het Ceremonieel dei-Congregatie verrigten.
§ 2. Heilig officie.
1. Wat het heilig officie betreft, een aloud gebruik door de oude Constitutiën der Orde gewettigd, staat aan de religieusen Franciscanessen der derde Orde toe, ter oorzake harer werkzaamheden, aan deze verpligting te voldoen door het bidden van liet officie der H. Maagd. Ingevolge dit gebruik, zullen de koorzusters in plaats
65
van het groote breviergebed, het officie der H. Maagd dagelijks in 't latijn bidden.
2. Men zal echter het groote roraeinsch officie gedurende de drie laatste dagen der goede week bidden.
3. Men zal het officie gemeenschappelijk en in koor bidden, bijaldien vier Zusters zich te dien einde kunnen vergaderen.
4. Na de vespers en de lauden zal men in het koor, de commemoratie houden van den Heilige, wiens feest volgens aanwijzing van het directorium der Minderbroeders gevierd wordt. Na de vespers zal men bovendien de commemoratie houden van de II. Elisabeth en na de lauden die van den H. Vader Franciscus.
5. De leekezusters zullen het onze Vader bidden: twaalf maal voor de Metten en Lauden; zeven maal voor elk ander gedeelte der getijden, met bijvoeging van Eer zij chn Vader, na elk ome Vader en het Ik yeJoof in God den Vader enz. en den Psalm Miserere in het begin dei-Prime en der Completen. Die het Miserere niet kunnen bidden, zullen in plaats van dezen Psalm drie maal het 07ize Vader bidden. Zij zijn niet verpligt het Wees qe-fjroet na het onze Vader te voegen, zij
5
6G
echter die dit telkens bidden, vermeerderen daardoor hare verdiensten en volgen het algemeen gehruik.
C. De Overste kan de Zusters die door ziekte of wegens ernstige reden belet zijn van de voorgeschreven gebeden ontslaan.
§ 3. Meditatie en geestelijke lezing.
1. De Zusters zullen gemeenschappelijk eiken morgen vóór de Mis eene meditatie van een half uur houden.
2. Als er des namiddags geen lof is, zullen zij insgelijks des avonds eene meditatie van een half uur doen, uitgenomen op de dagen, dat de Overste voor de gemeente uit de II. Kegelen eene voorlezing houdt of eene conferentie geeft.
3. De Zusters welke verhinderd zijn geweest hare meditatie met de gemeente te doen, zullen dit verzuim herstellen met dezelve op eenen door de Overste bepaalden tijd te houden.
4. Gedurende het ontbijt, het middag- en avondmaal zal eene geestelijke lezing gehouden worden: bij het ontbijt zal men zich van de Navolging van Jesus-Christus bedienen, onder het middagmaal zal men
67
de levens der Heiligen lezen en bij het avondmaal zal men de lezing houden uit een geestelijk boek, handelende over het religieuse leven, en door de Algemeene Overste daartoe aangeduid.
Eene groote stilte moet heerschen gedurende de lezing, die door allen aandachtig en met neergeslagen oogen aanhoord zal worden. De Zusters die de gemeente aan tafel dienen, zullen zich wel wachten door onnoodig heen en weder loopen en door gedruisch stoornis te veroorzaken.
Buiten deze gemeenschappelijke lezingen, mogen de Zusters met verlof der Overste, indien hare bezigheden dit veroorloven, in het bijzonder eene geestelijke lezing houden.
§ 4. Gewetensonderzoek.
Tweemaal daags zullen de Zusters haar gewetensonderzoek doen, onmiddelijk vóór het middagmaal zullen zij haar bijzonder, en bij het avondgebed haar algemeen onderzoek doen.
§ 5. Biecht en generale absolutie.
De Zusters zullen gewoonlijk eenmaal ter week biechten; zij zullen zorg dragen
68
daarbij de vastgestelde volgorde wel in acht te nemen.
2. Viermaal :s jaars zullen zij zich bij den buitenge wonen biechtvader aanbieden, hetzij om te biechten, hetzij om eene vermaning of den zegen te vragen.
3. Beide biechtvaders zullen door den Diocesaan Bisschop benoemd worden.
4. De Overste, de grootste voorzigtigheid in acht nemende, zal aan de Zusters niet weigeren, tenzij wegens gegronde redenen, om ook buiten den gewonen tijd te biechten zoowel bij den gewonen als bij den buitengewonen biechtvader.
5. De algemeene Overste zal aan de Diocesaan Bisschoppen de vergunning vragen voor de Zusters, dat deze op reis zijnde, of bij gelegenheid van eene zware ziekte, of in zeer bijzondere en geheel buitengewone gevallen zich met toestemming harer Overste aan eiken biechtvader mogen wenden.
6. De Zusters zuilen de wekelijksche biecht als een bijzonder en gewigtig middel ter volmaaktheid beschouwen; zij zullen zich daartoe telkenmale met naauwgezetheid, zonder zich echter te kwellen, voorbereiden.
Hare biecht zij nederig, rouwmoedig, opregt, duidelijk en kort.
69
7. De biecht, de persoon en de handelwijze des biechtvaders mogen nimmer het onderwerp harer gesprekken zijn.
8. De Oversten moeten zorg dragen dat de Zusters op de daartoe in het ceremonieel vastgestelde dagen de generale absolutie ontvangen. De biechtvader heeft de magt om dezelve aan de Zusters te geven.
§ G. H. Communie.
1. De Zusters zullen de II. Communie ontvangen, (wanneer volgens het oordeel van haren biechtvader haar geweten hiertoe geen beletsel stelt): des zondags, dingsdags en donderdags; op alle feestdagen onzes Heeren, op do zeven hoofdfeesten der 11. Maagd, op alle met aflaat verrijkte Ordesfeesten, op Allerheiligen, op den feestdag van den II. Joseph en op Allerzielendag.
2. Indien eene Zuster eene merkelijke en klaarblijkelijke fout heeft bedreven, zoo is het voor de Overste pligt deze Zuster opmerkzaam te maken, zich van de II. Communie te onthouden; overigens, zal men dit aan het oordeel van den biechtvader overlaten.
3. Indien eene Zuster herhaaldelijk zich van
70
de H. Communie onthield, en daardoor de anderen ontstichtte, zoude de Overste ver-pligt zijn dit ter kennis der Algemeene Overste te brengen.
4. Zoude eene Zuster belet geweest zijn om tot de H. Tafel te naderen, dan kan zij met toelating der Overste de H. Communie op eenen anderen dag van dezelfde week ontvangen.
§ 7. Mis en bezoeking tot het allerheiligste Sackament.
1. De Zusters zullen dagelijks en met allen mogelijken eerbied de H. Mis bijwonen.
2. Na de dankzegging van het middagmaal, begeven zij zich onder het bidden van het Miserere naar hare kerk of huiskapel, om daar het kruisgebed, te weten: 6 onze Vaders, G Wees gecjroetcn en 6 Gloria Patri te bidden, ten einde de daaraan verbondene aflaten te verdienen; en om er Jesus-Christus in het H. Sacrament te aanbidden.
3. liet wordt de Zusters aangeraden, gedurende den dag, wanneer hare bezigheden het veroorlooven, Jesus-Christus in het JI, Sacrament eenige malen te bezoeken;
71
dit bezoek zal evenwel niet langer dan vijf minuten duren.
§ 8. Stilzwijgen.
1. liet stilzwijgen zal altoos in acht. genomen worden in de kerk, op de cellen en in de gangen nabij de kapel.
2. Het is slechts in geval van nood geoorloofd met zachte stem op de trappen en in de kloostergangen te spreken.
3. Het stilzwijgen begint des avonds op het teeken der klok en duurt tot het uur der recreatie van den volgenden dag.
4. Zoodra de recreatie ten einde is, zullen de Zusters op nieuw het stilzwijgen onderhouden, tot na de geestelijke lezing van het avondmaal, wanneer wederom gedurende drie kwartier uurs mag gesproken worden daar, waar de gemeente vergaderd is. Aan de Zusters, die gedurende dien tijd in de keuken moeten bezig zijn, is het toegestaan aldaar ook te spreken.
5. Tijdens de stilte mag men met zachte stem spreken over zaken die geen uitstel dulden.
li. De Zusters mogen ten allen tijde over hetgeen noodzakelijk is, met de Overste spreken ; echter zuilen zij de niet dringende
72
zaken tot op eenen daartoe vastgestelden tijd uitstellen.
7. De Zusters zullen zonder verlof noch met vreemdelingen, noch met dienstboden of werklieden spreken en enkel buiten den tijd der geestelijke oefeningen; worden zij echter onverwachts aangesproken, dan zullen zij kort maar beleefd antwoorden.
§ 9. Jaarlijksche en maandelijksche
afzondering.
1. Daar het voor eene religieuse van het hoogste belang is, dikwijls in zich den goeden geest te vernieuwen en op te wekken, zullen de Zusters elke maand éénen dag aan de geestelijke afzondering toewijden. Deze afzondering zal plaats hebben, op de in het handboek der Congregatie aangeduide wijze, en zal gehouden worden, hetzij door elke zuster in het bijzonder, hetzij gemeenschappelijk in de huizen waar dit doenlijk is en zoo als de Algemeene Overste dit voor elk huis zal bepalen.
2, Tot datzelfde einde zullen de Zusters jaarlijks eene achtdaagsche retraite houden op den tijd, dien de Generale Overste daartoe vaststellen zal.
78
§ 10. Vernieuwing der geloften.
1. Bij het einde der jaarlijksche retraite en op den 16 April zal men, gelijk dit bij de kinderen van den H. Franciscus gebruikelijk is, de heilige geloften vernieuwen, op de manier als in het ceremonieel der Congregatie aangeduid is.
VAN DE VERSCHILLENDE AMBTEN EN KIEZINGEN.
1. Overeenkomstig de voorschriften van Hoofdstuk I van den II. Regel, betoonen de Zusters eenen kinderlijken eerbied en eene volkomene onderwerping aan den Opperherder der Christenheid en aan de Heilige Koomsche Kerk.
2. De kloostergemeenten zijn onderworpen aan de jurisdictie van den Diocesaan Bisschop, volgens de voorschriften der H. Canons en der Apostolische Constitutiën.
3. Om in den geest te treden der Constitutie Paterna Scdes door Benedictus XIII den 10 December 1725 gegeven, erkennen en vereeren de Zusters Franciscanessen dezer Congregatie den Minister Generaal van
74
de geheele Orde der Minderbroeders, als opvolger van haren Seraphijnschen Vader en Stichter den H. Franciscus.
4. Uit dien hoofde betaamt het, dat de Al-gemeene Overste bij de respectieve Bisschoppen aanvraagt om voor de geestelijke bediening der kloostergemeenten, van tijd tot tijd in de plaatsen -vvaar zulks mogelijk is, den bijstand van eenen Minderbroeder te mogen hebben, ten einde door dit middel den geest der Orde van Franciscus in de Congregatie te bewaren.
§ 1. Van de pligten der Oversten in tiet
algemeen.
1. De Oversten zullen zich wegens haar ambt niet verheffen, maar zullen de eersten zijn om naar den waren geest van nederigheid te streven; daarom zullen zij geenc gelegenheid laten voorbijgaan om zich ie vernederen in zooverre de waardigheid en het gezag van haar ambt dit gedoogen.
2. Zij zijn verpligt hare onderdanen in alles te stichten, en moeten bijgevolg zorgvuldig elke bijzonderheid in voedsel, kleederen en huisgerief vermijden: hare deugden
75
moeten haar eenigst onderscheidingsteeken zijn.
3. De Oversten zullen steeds indachtig zijn, dat zij verantwoordelijk zijn voor allen, die God aan hare zorg toevertrouwd heeft; zij zullen waken dat de Zusters stiptelijk hare Geloften, de H. Regelen en Consti-tutiën naleven; dat zij vooruitgang doen in de volmaaktheid, zich met naauwkeurigheid van de haar opgelegde pligten kwijten, en dat de eensgezindheid en eene hartelijke liefde bestendig onder haar heerschen.
4. In hoedanigheid van Moeders, zullen de Oversten alle Zusters als hare dochters met eene groote liefde in al hunnen geestelijken en tijdelijken nood bijstaan. De liefde der Oversten moet teecler zijn, opdat zij met de zwakheid harer Zusters weten medelijden te hebben, haar aan te moedigen en te verligten; hare liefde moet weldadig zijn en haar aansporen om aan hare onderdanen te verschaffen het noodzakelijke, overeenkomstig met haren staat, en alle voldoening die niet in strijd is met de Constitution of bestaande gebruiken, of dezulke die geene aanleiding tot verslapping kan daarstellen; hare liefde moet vriendelijk en voorkomend zijn, opdat zij aan
76
de Zusters vertrouwen en openhartigheid inboezemen; hare liefde moet zacht zijn: de Oversten zullen ten allen tijde de Zusters ontvangen, zullen haar niet stuursch bejegenen noch afwijzend terugstooten en zullen haar op zachte en lieftallige wijze doen kennen, wat zij te doen hebben; eindelijk, de liefde der Oversten moet alcjc-meen en zonder voorkeur zijn. Wanneer de Oversten met eene dusdanige liefde bezield zijn, zullen de Zusters uit liefde en niet uit vrees gehoorzamen en zullen zij zich tot hare Oversten met een volkomen vertrouwen wenden, om bij haar verligting te zoeken in alles wat haar zoude kunnen overkomen.
5. De liefde der^ Oversten moet echter niet in zwakke toelating, in blinde toegeefelijk-heid ontaarden of de regeltucht doen verslappen. Wanneer het Gods glorie en de onderhouding der Constitutiën geldt, zullen de Oversten vastberadenheid met zachtmoedigheid paren, slechts haren pligt in het oog houden en het overige in Gods handen stellen.
6. In geval van overtredingen zullen zij hare onderdanen zonder driftigheid maar met liefde berispen; en, indien dit noodig is.
77
zullen zij haar verstervingen of penitentiën opleggen, geëvenredigd naar den aard barer overtreding.
7. De plaatselijke Oversten moeten aan de Generale Overste kennis geven van de zware overtredingen die zouden kunnen plaats hebben.
8. De Oversten zijn verpligt over al hetgeen haar toevertrouwd is eene stipte geheimhouding in acht te nemen; hoe ervaren zij ook zijn, zullen zij niet op hare bekwaamheden en eigene wijsheid steunen, maar met alle nederigheid en vertrouwen haren toevlugt tot God nemen, van Hem het licht en de noodige genaden afsmeeken; en in alle belangrijke zaken en ondernemingen, of in dezulke die gevolgen kunnen hebben, zullen zij raad vragen daar, waar zulks betaamt.
§ 2. Van de generale overste en hare
assistenten.
1. Het hoofdbestuur der Congregatie is toevertrouwd aan eene Generale Overste, die voor den tijd van zes jaren, door het Generaal Kapittel gekozen wordt.
2. Do Generale Overste heeft hare gewone verblijfplaats in het Moederhuis te Heyt-
78
huyzen en mag zonder toestemming van alle Assistenten en de goedkeuring van den H. Stoel, haar gewoon verblijf in geen ander huis der Congregatie vestigen. Alhoewel het Moederhuis onder de leiding staat van eene ondergeschikte Overste, staat het der Generale Overste vrij, zich met het bestuur zoowel van dit huis als van elk ander huis der Congregatie bezig te houden.
4. De Generale Overste zal elk jaar, hetzij zelve, hetzij door eene daartoe afgevaardigde Zuster, het bezoek der filiaal-huizen doen; en te dezer gelegenheid aldaar eenigen tijd vertoeven.
5. Zij zal met waakzaamheid het toezigt over de plaatselijke Oversten houden en onderzoeken of alle voorschriften nagekomen worden en of het geestelijk en tijdelijk welzijn der Zusters behartigd wordt.
6. Het is haar pligt dezulke Oversten van haar ambt af te zetten, die zich van hare bediening kwijten op eene wijze die schade aan het welzijn der onderhoorigen toebrengt, die de liefdewerken zouden doen kwijnen en den ijver der Congregatie zouden verzwakken.
7. De Oversten, zoowel als alle andere Zus-
79
ters, moeten zooveel als mogelijk is trachten de zware taak, waarmede de Goddelijke Voorzienigheid de Generale Overste belast heeft, te verligten. Zij zullen dikwijls vóórhaar bidden, zij zullen zich met kinderlijk vertrouwen aan haren wil onderwerpen en haar alle diensten bewijzen, die in haar vermogen staan, ten einde de belangen der Congregatie te bevorderen. Zij moeten haar als hare algeraeene Bloeder beschouwen, met welke zij innig verbonden moeten blijven, en zijn verpligt haar te bewijzen eene opregte liefde, eenen onbeporkten eerbied en eene hooge onderscheiding.
8. Vier Assistenten vormen den Raad der Algemeene Overste; zij worden eveneens door het Algemeen Kapittel voor den tijd van zes jaren gekozen. De Generale Overste zal regelmatig om de drie maanden haren Raad doen vergaderen. Buitendien zal zij denzelven op buitengewone wijze vergaderen voor alle gewigtige aangelegenheden, die geen uitstel dulden en in al zulke gevallen, waar de Constituticn aan de Assistenten eene beslissende stem toekennen. De Overste, welke voorzit, stelt de te verhandelen zaken voor. Vooraleer de zitting te sluiten, zal zij de Assistenten vragen
80
of zij nog andere bemerkingen te maken hebben, en de Overste zal met welwillendheid het door haar voorgestelde aanhooren.
9. De Assistenten hebben mede eene beslissende stem:
a. wanneer het geldt de stichting van nieuwe kloosters of de opheffing van reeds bestaande.
b. Bij de vraag aangaande het toelaten eener postulante tot de inkleeding en het terugzenden eener novice, gedurende den tijd van het noviciaat vooraleer de stemming in de gemeente heeft plaats gehad.
e. Wanneer er spraak komt over de uitsluiting eener onverbeterlijke zuster buiten de Congregatie. In dit geval moet de beslissing door den H. Stoel bevestigd worden, gelijk men dit verder zien zal. «!, Bij de benoeming of afzetting eener plaatselijke Overste of eener Novicen-meesteres. Vindt nogtans de Generale Overste bij de visitatie in een klooster dat de spoedige afzetting of verplaatsing eener plaatselijke Overste noodzakelijk is, zoo kan zij daartoe overgaan, zonder de toestemming van den Raad af te wachten. In de eerstvolgende vergadering van den
81
Raad zal zij nogtans gehouden zijn, van deze handeling en van de beweegredenen die haar daartoe hebben doen besluiten, rekening te geven.
c. Bij de vraag over aanzienlijke verkoopen of aankoopen of over groote bouwkosten. Als buitengéwonen koop en verkoop of als merkelijke bouwkosten zal men dezulke beschouwen, die 250 tot 300 Ned. gld. te boven gaan.
10. De stichting van nieuwe kloosters kan niet dan met inwilliging van den Diocesaan Bisschop geschieden: men zal eveneens niet tot de opheffing van een huis overgaan, dan na kennisgeving daarvan aan den Diocesaan Bisschop.
Men zal geene stichting doen of er eene aanvaarden daar waar te voorzien is, dat de Regel niet in deszelfs geheel kan onderhouden worden.
11. liet Algemeen Bestuur zal zorg dragen dat er geene bouwonkosten geschieden, dan in geval van ware noodzakelijkheid en verder dat alle nieuwe gebouwen doelmatig en eenvoudig ingerigt worden.
12. Wat het vervreemden van de goederen der Congregatie aangaat, hierin zal men de H. Canons in acht nemen.
6
82
13. Wanneer het de benoeming der plaatselijke Oversten geldt, zal de Generale Overste, na beraadslaging met de leden des Raads, eene religieuse voor eiken openstaanden post voorstellen: de stemmen zullen alsdan, bij middel van witte en zwarte boonen, gegeven worden. Indien de voorgestelde religieuse niet tot Overste gekozen is, stelt de Overste eene andere voor. Degene, welke voor het eene huis afgekeurd is, kan nog voor een ander voorgesteld worden. De benoeming der novicenmeesteres geschiedt op dezelfde wijze; maar wanneer de Raadsleden eene Assistente moeten kiezen, zullen zij dit bij middel van geheime stembriefjes doen, zonder dat de Generale Overste iemand in voorslag brenge.
14. De Assistenten zijn verpligt wanneer haar gevoelen gevraagd wordt, vrijmoedig en openhartig, zonder menschelijk opzicht, te antwoorden: en, slechts aan de stem van haar geweten gehoor gevende, zullen zij hare meening met bescheidenheid uiten.
15. Mogt er in den Raad verschil van meening ontstaan, dan zal de meerderheid der stemmen beslissen en de leden, die de minderheid uitmaken; moeten zich daaraan gedwee onderwerpen. Wanneer het getal der stem-
83
men voor en tegen staakt zal de Generale Overste beslissen.
16. Gewigtige besluiten van den Raad zullen in een register geschreven en door de daarbij tegenwoordige leden van den Raad onderteekend worden.
17. De leden des Raads zullen de diepste geheimhouding in acht nemen over alles wat haar toevertrouwd is; zij zullen onder elkander na aflbop van den Raad er niet meer over spreken. Indien de beslissingen moeten bekend gemaakt worden, komt het der Generale Overste toe, dezelve aan te kondigen.
18. Zij zullen in alles de hulp en steun dei-Generale Overste zijn, haar in alle voorkomende gelegenheid eene behulpzame hand biedende; zullen alle lasten gaarne op zich nemen, zich verheugende als zij de zware taak waarmede de Moeder belast is kunnen verligten.
19. Zij zullen zich in de Congregatie geen ander gezag aanmatigen dan dat, hetwelk haar door de Constitutiën of door de Generale Overste gegeven is.
20. Bevinden zich de Assistenten in een filiaal-huis, dan zullen zij zich met het bestuur van dit huis niet inlaten, dan in zoover zij
84
daartoe door de Generale Overste uitdrukkelijk gelast zijn. Zij zullen de zware inbreuken op de II. Kegelen of de misbruiken die (hetgeen God verhoede) in de Congregatie zouden kunnen plaats vinden, en die zij zouden vernomen of bemerkt hebben, aan de Generale Overste bekend maken.
21. De Generale Overste zal onder hare Assistenten eene zuster kiezen, die bij haar de plaats van proeuratrice en secretaresse bekleedt. Zij kan haar ook naar goedvinden tegen eene andere verwisselen. Deze zuster is onder de leiding der Generale Overste met het beheer der tijdelijke aangelegenheden der Congregatie belast; zij bestuurt alles wat de algemeene kassa aangaat; zij revideert de berekeningen, die om de drie maanden door ds plaatselijke Oversten aan de Generale Overste gezonden worden; zij maakt de balans op van het debit en credit van elk huis; zij houdt in een register aanteekening van de betaalde of noch te betalen doten.
22. Viermaal 's jaars zal de Proeuratrice hare boeken ter inzage aan de Assistenten voorleggen, nadat deze met de Generale Overste den staat der kassa die met drie sloten moet voorzien zijn_. zal opgenomen hebben.
85
Een der sleutels van deze kassa berust bij dc Algemeene Overste, de andere zal bewaard worden door de plaatselijke Overste van het Moederhuis, en de derde door dn Procuratrice.
23. De goederen behooren tot de Congregatie in het algemeen. De Generale Overste zal zorg dragen dat de eigendoms-acten zich in orde bevinden en volgens dc bestaande landswetten gemaakt zijn. De doten worden gestort in de algemeene kassa. De Generale Overste kan met goedvinden van den Raad het batig slot der plaatselijke kassa's aanwenden om andere behoeftige huizen te ondersteunen en kan er over beschikken volgens de behoeften der geheele Congregatie en voor derzelver liefdewerken.
24. Het archief der Congregatie, hetwelk dc papieren en bescheiden tot de geheele Congregatie behoorende, alsook de afschriften der acten en gewigtige papieren der ondergeschikte huizen bevat, zal ook onder het beheer der Procuratrice en Algemeene Secretaresse staan. Zij houdt do registers der novicen, der geprofeste en der overledene Zusters en zal naauwkeurige aan-teekening houden van al hetgeen de Chro-nijk der Congregatie betreft. Zij zal ook
86
eene lijst bijhouden die op den eersten oogslag aanduidt in welk huis der Congregatie elke zuster werkzaam is. Ook is zij belast met de aanteekeningen der beraadslagingen van den algemeenen Eaad.
§ 3. Plaatselijke overste met hare
ASSISTENTEN.
1. Alle leden eener gemeente moeten de plaatselijke Overste als hare bijzondere Moeder beschouwen, haar hartelijk beminnen, eerbiedigen en hoogachten.
2. Deze zal zonder verlof der Generale Overste geene merkelijke verandering in het haar toevertrouwde huis invoeren. Zij mag vooral niet zonder voorkennis en bevoegdheid dei-Generale Overste eenen nieuwen werkkring in haar huis invoeren.
3. Wanneer de Zusters gevestigd zijn in hospitalen, weeshuizen of andere liefdadige in-rigtingen welkers inkomsten en uitgaven ten laste van het gemeente- of armbestuur zijn, zal het beheer der fondsen alleen dit bestuur aangaan, en de Overste zal zich daarmede niet inlaten. Echter al datgene, hetwelk betrekking heeft op huishouding, regelmatigheid, tucht, opvoeding en onder-
87
wijs, uitoefening der liefdewerken, gaat enkel en alleen de Overste aan, die hierin alleen van de Generale Overste afhankelijk is.
4. De plaatselijke Overste zal zorg dragen dat de chronijk bijgehouden en de inventaris van haar huis steeds in orde bevonden worde; dat de inkomsten en uitgaven zorgvuldig geboekt en dat de papieren en bescheiden goed bewaard worden.
5. Zij zal om de drie maanden, te weten op de quatertemper-dagen aan de Generale Overste een naauwkeurig verslag der geestelijke en tijdelijke aangelegenheden zoo van haar huis, als van het gedrag harer Zusters zenden. Zij zal bij dit verslag de rekening der inkomsten en uitgaven voegen: deze rekening moet altoos door de Assistenten onderteekend worden.
6. Ten einde de Zusters gelegenheid te geven zich met meer vrijheid bij de Overste uit te spreken wegens alles wat betrekking heeft tot hare pligten of bedieningen, kunnen zij zich elke maand op eenen bepaalden dag-bij hare Overste begeven.
7. De plaatselijke Overste kan elke week de Zusters éénmaal aan tafel dienen; en, als hare bezigheden dit veroorloven, kan zij met de gemeente de geringste bezigheden verrigten.
88
8. De Oversten der kloosters in welke zich ten niinste twaalf Zusters bevinden, zullen twee Assistenten of Raadzusters hebben. In de huizen die beneden de twaalf leden tellen, zal aan de Overste eene Assistente toegevoegd worden.
9. Deze Raadzusters zullen benoemd worden door de Generale Overste, die, ingeval zij dit noodzakelijk acht, eene van haar als procuratrice der plaatselijke Overste kan aanstellen. In geval van afwezigheid of ziekte zal de plaatselijke Overste tijdelijk door de Assistente vervangen worden en daar waar twee Assistenten zijn, door de eerste; indien deze belet of verhinderd is, zal de tweede Assistente de plaats der Overste bekleeden.
10. De Oversten zullen in alle gewigtige aangelegenheden met hare Assistenten beraadslagen en zullen ten minste éénmaal ter maand met haar over de belangen van het huis verhandelen. Om do drie maanden zullen zij haar de boeken der inkomsten en uitgaven, zoowel als den toestand der kassa openleggen.
11. De Assistenten moeten vrijmoedig hare meening openbaren en zich herinneren dat zij aan haren pligt zouden ontbreken, indien
89
zij uit menschelijk opzigt niet zegden hetgeen zij als nuttig beschouwen. Zij moeten echter bescheiden en voorzigtig zijn en hetgeen haar toevertrouwd is, geheim houden; zij mogen er ook niet met elkander buiten den Raad over spreken.
12. Zij hebben eene beslissende stem in alle buitengewone uitgaven, die de som van dertig gulden te boven gaan.
13. De plaatselijke Raad is niet tot het doen van buitengewone uitgaven bevoegd, tenzij deze uitgaven niet de som van vijftig gulden te boven gaan.
14. Mogten de Assistenten kennis hebben van misbruiken of merkelijke overtredingen, die in het huis plaats hebben, zullen zij dit aan de Overste kenbaar maken; nog-tans moeten zij, wanneer de Overste niet overeenkomstig haar gevoelen te werk gaat, geen misnoegen toonen. Indien echter de vrede en het welzijn van het huis haar schijnen in gevaar gebragt te zijn door de handelwijze der Overste, is het pligt voor de Assistenten de zaken met alle op-regtheid en onpartijdigheid aan de Generale Overste bloot te leggen. Dit verslag kan gegeven worden zonder voorkennis der plaatselijke Overste.
90
15. De Assistenten hebben geen ander gezag dan dat hetwelk haar gegeven is door de Constitutiën of door hare Overste, jegens welke zij gehouden zijn zich zeer eerbiedig te gedragen; zij moeten met geest en hart met hare Overste vereenigd zijn, steeds eene nederige onderwerping aan haren wil betoonen en door hare getrouwe onderhouding der II. Regelen en der gebruiken van het huis, tot. voorbeeld aan de andere Zusters verstrekken.
§ 4. Novicen-meesteres.
1. De leiding en het onderrigt der Novicen zijn geheel en al toebetrouwd aan de Novicen-meesteres, die ten minste vijf en dertig jaren ouderdom en vijf jaren professie moet tellen.
2. Zij zal de Novicen in het geestelijke en religieuse leven en aangaande de verplig-tingen van dit leven onderrigten. Zij verklaart haar de H. Geloften, de 11. Kegelen, de Constitutiën en de gebruiken der Congregatie.
3. Zij moet zich beijveren om bij de Novicen achting voor haren heiligen staat en erkentelijkheid jegens God voor do genade van
91
den roep tot het religieuse leven op te ■wekken. Zij zal in haar liefde tot het innerlijk leven, smaak in den inwendigen omgang met God, waakzaamheid over haar zelve en ijver voor de in- en uitwendige versterving trachten in te boezemen; eindelijk zal zij zoeken om in haar de voornaamste deugden van het gemeenschappelijke leven aan te kweeken en haar tot een heilzaam en aan God welgevallig werken op te leiden.
4. De Novicen-meesteres zal de Novicen met alle zorgvuldigheid oefenen in de meditatie, het gebed, het gewetensonderzoek en in alle andere godvruchtige oefeningen, als ook in alles, wat de Zusters in de dienst van God verpligt zijn te vervullen. Zij zal haar zooveel mogelijk leiden in de verschillende soorten van werkzaamheden waartoe men haar gebruikt; zij zal haar daarin even als in de andere oefeningen bewaken. Altoos zal zij bij de recreatie der Novicen aanwezig zijn.
5. Alle drie maanden zal de Novicen-meesteres aan de Generale överte en aan de
* Overste van het Noviciaathuis naauwkeurig verslag doen, aangaande den roep, de inborst, deugden en fouten der Novicen,
92
over haren vooruitgang en gezondheidstoestand. Zij zal daarom aan de Novicen eene groote openhartigheid trachten in te boezemen; zij zal haar best doen om eene volkomene kennis te erlangen van elke Novice in het bijzonder, niet alleen door eene bestendige, liefdevolle, geduldige en onpartijdige opmerkzaamheid en door eene wijze en voorzigtige beoordeeling van de haar gedane mededeelingen over de Novicen, maar ook door hartelijke en moederlijke gesprekken, die zij met de Novicen aangaande haar geestelijk welzijn zal houden.
6. Zij zal het geld, de kleinooden en de wereldlijke kleederen der Novicen aan de plaatselijke Overste ter bewaring geven.
§ 5. Kosteres.
1. De Kosteres moet zich bijzonder door haren eerbied voor de heilige zaken, door hare zedigheid en ingetogenheid onderscheiden; zij zal trachten zich van hare bediening te kwijten met de meening om het H. Sacrament des Altaars te vereeren. «
2. Zij zal de Priesters met grooten eerbied bejegenen, ten hunnen opzigte alle gemeen-
93
zaamheid met zorg vermijden en met hen zoowel in de kerk als in de sacristij niet spreken dan voor zooveel dit noodig is en dan nog met zachte stem.
'ó. Zij moet alles wat haar toevertrouwd is zindelijk en m goede orde houden.
4. Zoo de Overste daartoe geene andere Zuster aanstelt, zal zij op den bepaalden tijd voor het Officie, voor de H. Mis, voor het Angelus enz. luiden.
5. De Kosteres drage zorg dat de kapel eu het koor bij tijds verlicht en dat de kapel op het bepaalde uur gesloten worde, en dat al hetgeen tot de kerkelijke diensten noodig is, tijdig klaar zij.
§ 6. Foetieestek.
1. De Portierster zal zich van hare bediening met religieuze zedigheid, met minzaamheid, bescheidenheid, vlugheid en wellevendheid kwijten. Zij zal zich wachten voor elke gemeenzaamheid met de vreemdelingen, * voor elke onbescheidene ondervraging en voor alles wat bij haar den geest van ingetogenheid kan beletten. Wanneer zij de buitendeur opent, zal zij vermijden van te zien naar hetgeen buiten omgaat.
94
2. Zij zal naauwgezet de haar aangebragte boodschappen aan de Overste bestellen; zij zal ook de aankomende brieven en pakken aan de Overste overhandigen en zal er buiten weten dezer of zonder haar bevel, geene afzenden.
3. Ingeval de Overste of de Zusters met wie de vreemdelingen wenschen te spreken, zich in het koor, in het gebed of aan tafel bevinden, zal de portierster, zoo niet dringende redenen het anders vereischen, de vreemdelingen vriendelijk verzoeken van tot den alloop daarvan te wachten.
4. Zij zal met groote liefde de aalmoezen uit-deelen die de Overste haar toestaat aan de armen te geven en de giften, hoc klein zij ook zijn, die men aan de Zusters doet, met erkentelijkheid ontvangen.
5. De Portierster zal haren post aan geene der Zusters zonder oorlof der Overste toevertrouwen. Zij zal zorg dragen, dat de deur des kloosters nimmer open blijve staan en dat de buitendeuren des avonds met het nachtslot gesloten worden.
§ 7. Onderwijzeres.
1. De Onderwijzeres overdenke dikwijls de gewigtigheid van hare bediening, welke
95
haar in gelegenheid stelt, niet alleen om den geest der kinderen met nuttige kennissen te verrijken, maar ook om zielen voor God te winnen, door in het hart der kinderen, deze lievelingen des Hee-ren, de zaden van duurzame deugden te strooijen, en om op deze wijze hare leerlingen in staat te stellen, om in de verschillende omstandigheden des levens hare zaligheid te bewerken.
2. Het ambt van Onderwijzeres is een waar apostolaat, verdienstvol in de oogen van God en van de menschen; de Onderwijzeres zal, gelijk een bewaar-engel, onophoudelijk de oogen op God en op hare leerlingen gerigt houden; en, zonder verzuim van hare kloosterlijke pligten, zal zij met onvermoeiden ijver en zelfverloochening aan de opvoeding der jeugd arbeiden.
Dat zij steeds doordrongen zij van het doel dat zich de Congregatie in de opvoeding der vrouwelijke jeugd stelt, te weten; a. De grondbeginselen van een godsdienstig leven diep in de harten der kinderen te prenten en ze tot een echt deugdzaam gedrag op te leiden.
1). Ze met waarlijk nuttige kennissen te
98
verrijken, die aan haren maatschappe-lijken stand passen.
C. Haren leerlingen dergelijke opvoeding en onderwijs te geven, waardoor deze niet alleen hare beroepspligten leeren behartigen, maar waardoor zij tevens in staat gesteld worden, om door hare zedigheid, welvoegelijkheid en beminnelijk gedrag aan anderen liefde tot een deugdzaam leven in te boezemen.
3. Daar het onderwijs alleen niet bij magte is om dat doel te bereiken, maar tevens door goede voorbeelden en door den invloed (lei-genade moet vergezeld gaan, zoo is het noodzakelijk dat de Onderwijzeres ernstig aan hare eigene volmaaktheid arbeide, door eenen innigen omgang met God en door de getrouwe onderhouding van den II. Eegel.
4. In haren omgang met de kinderen zij de Onderwijzeres steeds vol waardigheid, ernst vriendelijkheid en liefde. Zij vermijde de al te groote gemeenzaamheid met de kinderen, ten einde aan de leerlingen zoowel eerbied als toegenegenheid en vertrouwen in te boezemen. Zij spreke nooit met de leerlingen over fouten van hare medezusters of over hetgeen de kloostergemeente aangaat.
97
5. De onderwijzeres zai waakzaam zijn, opdat niets van hetgeen zij dient te weten aan haar oog ontsnappe: zij moet zich nog-tans wachten van mistrouwen te toonen.
6. In alle punten het onderwijs of de opvoeding betreffende, zal zij haar oordeel aan dat der Overste onderwerpen, met haar en met alle onderwijzeressen zal zij zich in eene volmaakte overeenstemming houden, want niet beiden moet zij steeds door liefde en eendragt verbonden blijven,
§ 8. ZlEKENVERZOEOSTER.
ï. De Zusters die met de verpleging der zieken belast zijn, moeten wel overtuigd zijn, dat het slechts in de vereeniging met God en in de trouwe onderhouding van hare re-ligieuse pligten is, dat zij de kracht kunnen putten, die tot de vervulling van haar moeijelijk doch zeer verdienstelijk ambt vereischt wordt,
2, Ten einde zich met ijver van haren pligt te kwijten, zullen de Zusters zich in de lijdende menschheid den persoon van haren lieer en Zaligmaker voorstellen, en indachtig zijn deze woorden van haren Godde-lijken Bruidegom: «Hetgeen gij aan den «minsten dev mijnen zult gedaan hebben,
7
98
» zult gij aan mij zeiven gedaan hebben. « Versterkt door deze gedachte, zullen zij de zieken met eene groote en onvermoeibare liefde dienen; zich gaarne alle opofferingen getroosten, ten einde de smarten der onge-lukkigen te lenigen en hun lijden te ver-ligten. Zij zullen met gelijkmatige liefde, naauwkeurigheid, eerbied en liefderijkheid eiken noodlijdende, hoe onaangenaam en walgelijk dit voor de natuur zijn moge, ter liefde Gods verplegen.
3. De herinnering aan Onzen Heer Jesus Christus moet haar niet alleen aanmoedigen als zij zich geneigd voelen tot nalatigheid, walging, treurigheid of andere bekoringen, maar zij moet haar versterken en wapenen tegen elke kwade gedachte, voorstelling, enz. die haar zoude kunnen kwellen of haren vrede storen.
4. Zij, die door God verkozen zijn om met gevaar van haar leven liefdediensten uit té oefenen, moeten zich gelukkig achten tot zulke bedieningen geroepen te zijn; want zij zijn daardoor in gelegenheid gesteld om een groot voorregt te genieten, namelijk om als martelaressen der liefde haar leven te eindigen.
5. Zij mogen nogtans niet bij het verplegen
99
van zieken, die door besmettelijke krankheden aangetast zijn, de regelen der voor-zigtigheid verzuimen en zullen te dien einde genoegzame maatregelen nemen tegen het gevaar, waaraan zij blootgesteld zijn. Voor het overige, zal men zich met kalm vertrouwen aan de beschikkingen der Goddelijke Voorzienigheid, die leven en dood in hare handen houdt, overgeven.
6. In al hare woorden en werken moeten de Zusters niets dan zachtheid, vriendelijkheid en gelijkmoedigheid aan den dag leggen, zelfs dan als de zieken ongeduldig, ontevreden, ondankbaar, onbeleefd zouden zijn: zij zullen zich nimmer van beleedigende woorden bedienen, noch zich uitdrukkingen of handelingen veroorloven, die oploopendheid te kennen geven: zij moeten diep hiervan doordrongen zijn, dat de ware liefde barmhartig jegens allen is zonder onderscheid van godsdienst of natie en dat de ware liefde zich verheugt, als zij over hen, die haar minder gunstig, of tegenstrijdig en vijandig zijn, hare weldaden kan uitstorten.
7. De Zusters ziekenoppassers zullen de stilzwijgendheid en ingetogenheid behartigen, en de kranken niet door gesprekken vermoeijen.
8. Zij zullen zorg dragen dat orde en zinde-
100
lijkheid in de voor de zieken bestemde zalen heerschen; en zooveel als mogelijk zullen zij die vertrekken van versche lucht voorzien en de verordeningen van den geneesheer stipt nakomen.
9. Ook zullen zij waken over de gesprekken en handelingen der zieken en noodlijdenden, opdat de liefde en de zedigheid niet gekwetst worden.
lü. De Zusters moeten alles aanwenden om de zieken voor den hemel te winnen; derhalve zullen zij al hare krachten aanwenden om hun liefde tot godsdienst en deugd in te boezemen en hen vermanen (doch met bescheidenheid) tot het geduldig verdragen van hunne smarten, tot overgeving in Gods heiligen wil, tot het gebed en vertrouwen in God; zij zullen hen opwekken tot godsvrucht jegens de II. Maagd, die het heil der zieken en de troosteres der bedrukten is; zij zullen trachten hen tot verzoening te bewegen, als zij hen vijandig jegens iemand gesteld zien en eindelijk zullen zij bij hen het verlangen tot een christelijk leven en sterven opwekken. Wanneer de Zusters zich naar de zieken begeven om hen te verplegen, moeten zij ten minste ten getalle van twee bij elkander zijn.
101
11. Het is pligt voor de ziekenverpleegsters om te waken dat de zieken tijdig met de H. Sacramenten voorzien worden.
12. De Zusters moeten dikwijls, ja dagelijks voor het heil der zieken en hulpbehoevenden bidden: zij zullen vooral aan God en aan de H. Maagd degenen hunner aanbevelen, wier ziel in gevaar of nood is.
13. Opdat de ziekenverpleging het heil dei-Zusters niet in gevaar stelle, zullen zij geenerlei dienst bewijzen, die in zich zelve nutteloos is, of die slechts zoude strekken om de ijdelheid der zieken te bevredigen, of eindelijk die de zedigheid zoude kwetsen.
14. Het zal nooit geoorloofd worden eene Zuster voor een langdurig verblijf bij de zieken te zenden; men zal haar ook niet zenden buiten de plaats waar het klooster gevestigd is, zelfs niet in hare eigene familie, tenzij de Generale Overste in zeer bijzondere gevallen daartoe verlof geeft.
15. Wanneer vreemdelingen, die de hulp eener religieuse vragen, den wensch uiten, om bij voorkeur de eene of andere Zuster te hebben, zal de Overste oordeelen of het raadzaam is dit toe te staan of te weigeren en zal zij te dien einde het hierboven vastgestelde in aanmerking nemen.
102
16. Wanneer eene Zuster zal gezonden -worden om buiten het klooster zieken te bezoeken en te verplegen, zal zij zonder verlof der Overste noch spijs noch drank aannemen.
17. Bij hare terugkomst zal zij hare Overste bekend maken wat haar bij die bezoeken wedervaren is.
18. Gedurende haar verblijf in het huis der zieke, zal de Zuster zich enkel met der-zelver verpleging en met hetgene daarmede verbonden is bemoeijen.
19. Zij zal nergens gaan dan daar, waar zij door de Overste gezonden is; één enkel geval is hiervan uitgezonderd, te weten: als de biechtvader of de geneesheer spoedig bij de zieke zou moeten geroepen worden, terwijl niemand anders bij de hand is, die deze boodschap zou kunnen verrigten.
20. Men zal nimmer belooning eischen voor de verpleging der zieken. Indien men de Zusters bij haar vertrek eene belooning wil ter hand stellen, zullen zij beleefd weigeren, zeggende , dat de liefdediensten gratis verrigt worden; doch dat het iedereen vrijstaat eene aalmoes aan het klooster te geven.
21. De Oversten zullen zorg dragen, dat de Zusters door langdurig waken en zorgen
103
hare krachten niet uitputten, en dat zij niet hare geestelijke oefeningen verzuimen.
§ 9. Leekezusters.
1. Het grof werk berust op de leekezusters, opdat de koorzusters meer ongehinderd hare bezigheden kunnen waarnemen.
2. De leekezusters zullen met eerbied en liefde de koorzusters bejegenen en haar steeds met bereidwilligheid dienst bewijzen. Zij zullen in alles gelijk de andere Zusters behandeld worden.
3. Zij hebben geene stem bij de kapittelvergaderingen.
ARTIKEL II. GENERA Al-KAPITTEL
Keus deu generale overste en harer assistenten.
1. Alle zes jaren zal de Generale Overste het Generaal-Kapittel zamenroepen om de keus der Generale Overste en der Assistenten te doen en om over alle belangrijke aangelegenheden der Congregatie te beraadslagen en uitspraak te doen. Buitengewone omstandigheden wettigen eene buitengewone beroeping van hetzelve.
104
2. In dit Generaal Kapittel hebben ragt van zitting en stemming:
a. De Generale Overste.
I). Alle Zusters die het ambt van Generale Overste gedurende zes jaren, of van het eune kapittel tot het andere bekleed hebben.
C. De Assistenten der Generale Overste, d. De Oversten der fdiaal - huizen.
3. Het Generaal Kapittel voor de keuze van de Generale Overste zal plaats vinden in het Moederhuis. De kiezing zal geschieden onder voorzitterschap van den Diocesaan Bisschop, bijgestaan door twee getuigen, of door deszelfs Commissaris en de twee getuigen.
4. De Generale Overste zal het Algemeen Kapittel ten minste twee maanden vooruit aan alle plaatselijke Oversten aankondigen en zal eenige gebeden voorschrijven, die men in alle huizen moet verrigten, ten einde Gods genaden en zegeningen over de aanstaande verkiezingen af te smeeken. Op den dag der keuze zullen de Zusters van alle huizen de H. Communie tot dat doel opdragen.
5. Ingeval eene stemgeregtigde Overste zoude belet zijn het kapittel bij te wonen, hetzij ter oorzaak van den verren afstand, hetzij
105
wegens bezigheden of om andere reden, zal zij daarvan den beweeggrond blootleggen aan de Generale Overste^ die, met goedvinden van haren Raad, haar ontslaan Ivan van de verpligting om de vergadering bij te wonen.
Terwijl de Overste van het huis in Indië gevestigd, het volle regt behoudt om zich tot het Kapittel te begeven, is zij nogtans van deszelfs bijwoning ontslagen; zoo nogtans dat de Generale Overste er te voren van verwittigd zij.
De afwezige stemgeregtigden kunnen hare stem, noch bij middel van brieven, noch door eene plaatsbekleedende persoon, afgeven.
6. Op den Aoor de keuze bepaalden dag, zal men in het Moederhuis eene plegtige Mis doen celebreeren. Na afloop derzelve zal het Veni Creator met de Oratie van den H. Geest, van de Onbevlekte Ontvangenis, van onzen H. Vader Franciscus en van onze Patrones de H. Elisabeth gezongen worden; vervolgens zullen op het bepaalde uur de stemgeregtigde Zusters zich in processie naar de Kapittelzaal begeven.
7. De Generale Overste zal, nederknielend voor den Bisschop of deszelfs Commissaris
106
haar ambt in zijne handen nederleggen met deze woorden: «Hoogwaarde Vader, ik leg «mijn ambt in uwe handen neder; ik dank «alle mijne medezusters voor de liefde en «het vertrouwen aan mij geschonken en be-«ken dat ik vele fouten gedurende de be-«diening van mijn ambt bedreven heb.« De Bisschop antwoordt hierop: «De Congrega-«tie ontbindt u van het ambt van Generale «Overste, in den naam des Vaders en «des Zoons, en des II. Geestes. Amen. «
8. Hierna gaat men tot de stemming over. Nadat elke Zuster duidelijk den naam dei-Zuster aan welke zij hare stem wil geven op een daartoe voorbereid stembriefje geschreven heeft, zullen zij de eenena de andere, de oudsten van kloosterjaren voorop, tot den Bisschop treden en haar stembriefje in eene daartoe bereide urne nederleggen.
9. De volstrekte meerderheid der stemmen zal over de keus beslissen.
10. De Voorzitter zal in tegenwoordigheid zijner twee getuigen de stembriefjes mengen en tellen; en na daarvan kennis genomen te hebben, zal hij dezelve beurtelings aan de twee getuigen overgeven, die daarvan aanteekening houden. Nadat alle stembriefjes nagezien zijn, zal de Voorzitter
107
het resultaat der stemming aan de vergadering bekend maken.
11. Onmiddelijk daarna zullen, in tegenwoordigheid van het Kapittel, de stembriefjes verbrand worden, ten einde het geheim hiervan bewaard blijve.
12. Komt het getal stembriefjes niet overeen met dat der stemgeregtigde Zusters, of heeft niemand de volstrekte meerderheid erlangd, dan zullen de stembriefjes onmiddelijk verbrand worden in tegenwoordigheid van het Kapittel en de stemming zal op nieuw beginnen.
13. Zoude men bij de tweede en derde stemming nog geene volstrekte meerderheid van stemmen bekomen hebben, dan zal men tot de vierde overgaan tusschen de twee Zusters die de meeste stemmen erlangd hebben. In dit geval zal men daarvan in het proces-verbaal melding maken.
14. De leden van het Kapittel zijn gehouden hare stemmen slechts te geven aan diegene, welke haar voor God daartoe de waardigste toeschijnt. Daar de stemming geheim is, zullen de stemgeregtigde Zusters niet zeggen voor welke Zuster zij al of niet gestemd hebben; noch voor wie de eene of andere Zuster hare stem heeft gegeven.
108
15. Bij elke verkiezing is het uitdrukkelijk verboden uit partijgeest te handelen, of zich te bedienen van arglistigheden (intrigues) om eene candidature te doen gelukken. Degene, welke in strijd met dit verbod zoude handelen, zal strengelijk gestraft en kunnen beroofd worden van actief en passief stemregt. De Zuster die kennis zoude hebben van eenige heimelijke kuiperij van dien aard, is gehouden dezelve aan de Oversten te openbaren.
16. Men kan alleen tot Generale Overste verkiezen eene Zuster, die den ouderdom van veertig jaren bereikt, en ten minste sedert tien jaren professie afgelegd heeft; die lid geweest is van het generaal Bestuur of plaatselijke Overste, en wier gedrag in de Congregatie altoos loffelijk geweest is. — Echter is het geoorloofd in geval van noodzakelijkheid, eene vijf en dertig jarige Zuster te kiezen en die slechts acht jaren professie telt; op voorwaarde dat zij de andere, tot dit ambt vereischte hoedanigheden in zich vereenige.
17. De Generale Overste zal gekozen worden voor den tijd van zes jaren en kan na dit tijdverloop herkozen worden bijaldien twee derden der stemmen zich op haar ver-
109
eenigen. Vervolgens om haar ambt voort te zetten, maet buiten de twee derden der stemmen hare keuze aan de goedkeuring van den H. Stoel onderworpen worden. Na eene tusschenruimte van zes jaren kan zij weder als Generale Overste met meerderheid van stemmen op de gewone wijze gekozen worden.
18. Indien buiten den tijd van het kapittel, door geval van overlijden, van afstand of van afzetting, het ambt van Generale Overste vacant zoude komen, dan zal de eerste Assistente het archief sluiten en te zamen met de andere Assistenten, zal zij zonder uitstel op eenen vastgestelden dag de leden van den Raad, de gewezene Generale Oversten, de plaatselijke Oversten der Noviciaat-huizen en die der vier oudste huizen der Congregatie, doen vergaderen, ten einde tot de keus van eene nieuwe Generale Overste over te gaan, die tot het tijdstip van de gewone vergadering van het Generaal Kapittel het bestuur zal voeren. Indien zij haar ambt tot den tijd der nieuwe kiezingen bediend heeft, zal zij regt hebben om het Generaal Kapittel bij te wonen en hare stem aldaar uit te brengen.
19. Terwijl het ambt van Generale Overste
110
vacant is, mogen de Assistenten geene nieuwigheden invoeren.
20. Wanneer cene Generale Overste, die ter oorzake van zwakke gezondheid, hoogen ouderdom of om andere wettige redenen tot meerder eer van God en tot welzijn der Congregatie zich verpligt acht haar ambt neder te leggen, dan zal zij hare beweegredenen aan de Assistenten kenbaar maken en zal haar ontslag aan den Diocesaan Bisschop vragen.
21. De afzetting van de Generale Overste zal niet kunnen plaats hebben, dan uit ernstige oorzaken, die als dusdanig erkend zijn door de Assistenten en den Diocesaan Bisschop, en goedgekeurd zijn door den II. Stoel.
22. Onmiddelijk na de keus der Generale Overste zal men op dezelfde wijze vier Raadzusters, Assistenten voor de Generale Overste kiezen. Zij kunnen weder herkozen worden.
23. Deze Assistenten moeten vijf en dertig of ten minste dertig jaren oud zijn en meer dan vijf jaren professie tellen.
24. Eene religieuse die zuster of nicht (nièce) der Generale Overste is, kan niet tot Assistente gekozen worden. Insgelijks twee religieusen, die gezusters, of tante en nicht
van elkander zijn, zullen niet Assistenten op denzelfden tijd kunnen zijn.
25. Men zal slechts tot Assistenten zulke Zusters kiezen die de vereischte hoedanigheden bezitten om den zwaren last der Generale Overste te verligten.
26. In geval van overlijden eener Assistente, zullen de andere leden van den Algemee-nen Raad bij volstrekte meerderheid met geheime stemmen eene nieuwe Assistente kiezen, die tegelijk met den Algemeenen Raad haar ambt zal nederleggen.
27. Nadat alle kiezingen op de voorgeschrevene wijze zullen plaats gehad hebben, zal de Voorzitter het proces-verbaal daarvan, hetwelk door alle leden van het Kapittel moet onderteekend worden, bekrachtigen. Men zal er het zegel der Congregatie op plaatsen.
28. Ingeval de Bisschop niet persoonlijk het voorzitterschap gevoerd heeft, moet het proces-verbaal aan zijne bekrachtiging onderworpen worden.
29. Na ailoop van het Kapittel, zullen zich alle Zusters der gemeente in processie naar de Kapel begeven, alwaar het resultaat door den Voorzitter zal verkondigd worden, en men zal de plegtigheid sluiten door het zingen van het Te Dcum tot dankzegging.
112
30. Na de kiezingen zullen zich de Generale Overste en de nieuw gekozene Assistenten in Raad vergaderen. De sterageregtigde Oversten van het Kapittel nemen hieraan geen deel, maar kunnen zaken voordragon , om door den Raad beslist te worden.
OVER HET IN- E\ 11T\VE\D1G GEDRAG.
§ 1. Van de eenvoudigheid.
ï. De Zusters moeten zich bijzonder op de heilige en ware eenvoudigheid toeleggen, en zullen in dit punt het voorbeeld van haren Seraphijnschen Vader, den 11. Franciscus volgen wiens werken allen gekenmerkt waren door deze beminnelijke deugd die hij geheel bi jzonder in het zesde hoofdstuk van den H. Regel heeft aanbevolen.
2. De eenvoudigheid zal bijzonder uitschijnen in de kinderlijke openhartigheid der reli-gieusen jegens hare Overste en in hare liefderijke verkeering met hare medezusters; in hare lieftallige manieren ten op-zigte der haar toevertrouwde kinderen aan welke zij liefde tot de eenvoudigheid zullen inboezemen; en eindelijk, in haren
113
welwillenden omgang met wereldlijke personen.
3. De gebouwen des kloosters, het mobilair, alles moet luide verkondigen, dat de Zusters de heilige deugd van eenvoudigheid hoogachten en innig behartigen.
4. De geest van eenvoudigheid moet aan de Zusters afschrik voor de minste leugen inboezemen ; om dezen afkeer te vermeerderen, zullen de Zusters volgens voorschrift van den H. Regel eiken avond onder anderen ook onderzoeken, of zij eenigc onwaarheid gesproken hebben, en, indien zij zich hierin pligtig vinden, zullen zij voor elke leugen drie maal het Pater noster bidden.
§ 2. Wederkeerige liefde.
L De liefde is de volheid der wet; zij maakt van eene religieuse gemeente een paradijs: daar, waar liefde heerscht, ademt men den geur des hemels in.
2. De Zusters moeten slechts één hart en ééne ziel vormen. Daar zij slechts één en hetzelfde doel hebben, namelijk: God dienen, zoo moet dezelfde band haar vereenigen, te weten eene ware en heilige liefde, die
8
114
niet voortspruit uit natuurlijke en men-schelijkebeweegredenen,maar gegrondvest is op den heiligen wil van God en -waarvan de Apostel gezegd heeft: de liefde is geduldig, is goedertieren, de liefde is niet naijverig, zij praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij is niet eerzuchtig; zij zoekt het hare niet, zij verbittert zich niet; zij rekent het kwade niet toe; zij verblijdt zich niet over de ongeregtigheid, maar verblijdt zich met de waarheid; zij verdraagt alles , gelooft alles, hoopt alle», verduurt alles. I. Cor. 13. — 4. 5. G. 7.
3. De Zusters zullen aldus ijverig zijn om elkander op de vriendelijkste wijze alle mogelijke diensten te bewijzen. Zij moeten van elke gelegenheid gebruik maken om elkander hare liefde te bewijzen en zullen alles vermijden wat de onderlinge liefde en de volmaaktste een dra »t kan storen. Zij zullen dus zoo spoedig mogelijk van zich afwenden alle afkeerigheid, alle vermetel oordeel en zullen zeer eerbiedig en hartelijk jegens elkander, maar bijzonder ten opzigte der oudere en boven haar gestelde Zusters, zijn.
Nimmer mogen zij de minste hardheid, oploopendheid of koelheid toonen.
115
4. Als zij van het eene huis in het andere gezonden worden of op haren doortogt in andere kloosters komen, zullen zij zich vooral wachten van het eene huis boven het andere te prijzen of de onvolmaaktheden, die er zouden bestaan, kenbaar te maken; zij zullen zich hoeden voor elke liefdelooze uitdrukking en geene onrust verwekken door te spreken over de fouten harer medezusters. Eene Zuster verdient den naam van religieuse niet, wanneer zij niet, in het bewustzijn harer eigene zwakheid, met geduld en liefde de fouten en misslagen harer medezusters verdraagt.
5. Alle bijzondere en heimelijke vertrouwelijkheid, elke bijzondere vriendschap met de eene of andere Zuster, iedere zonderlinge toegenegenheid moeten met de grootste zorg vermeden worden; want daardoor zoude de hartelijke vriendschap, die alle Zusters moet vereenigen, vernietigd worden. Elke Overste is gehouden op dit punt te waken en door krachtdadige middelen deze bijzondere vriendschappen te vernietigen.
6. Het is voor de Overste pligt zorg te dragen dat elke Zuster der Congregatie die in het klooster zal aankomen, of die op
116
reis zijnde aldaar verblijf neemt, met de grootste liefde ontvangen en dat zij met de grootste gulhartigheid voorzien worde van al hetgeen zij noodig heeft.
7. Mogt do eene Zuster de andere met dei-daad beleedigd hebben, zal zij haar op de kniën vergeving vragen en zal haar, of aanstonds, of zoodra dit mogelijk is, maar in alle geval voor aleer zij zich ter rust begeeft, de voeten kussen. De andere Zuster zal deze akte met nederigheid en met de grootste vriendelijkheid toelaten, zonder over het gebeurde te spreken en zonder teregtwijzingen te doen of eene berisping te geven.
§ 3. Recreatie.
1. De recreatie dient tot geestontspanning, ten einde denzelven voor den dienst van God meer geschikt te maken. Als de recreatie plaats vindt in den geest van gehoorzaamheid en met eene zuivere meening, bevordert zij de liefde en sticht zij veel goeds.
•2. Dat de Zusters zich zoowel voor dwaze uitgelatenheid als voor koude onverschilligheid in acht nemen. Zij zullen zich voor al te luidruchtige of wereldsche vermaken,
117
voor alle gesprekken over familiezaken, over wereldlijke aangelegenheden en bijzonder voor liefdekwctsende gesprekken in acht nemen.
3. Zonder verlof der Overste zal niemand uit de recreatie wegblijven: her, is geen goed teeken als dit verlof dikwijls onder nietige voorwendsels gevraagd wordt.
4. De Zusters zullen dagelijks na het middagmaal één uur en na het avondmaal drie kwartier uurs recreatie hebben.
5. De Overste kan toestaan dat er gedurende een gedeelte van het middag- en avondmaal worde gesproken: op de zon- en feestdagen mag de recreatie tot aan het avondgebed verlengd worden. Op zon- en feestdagen mogen zij insgelijks een uur vóór het middagmaal en des namiddags bij het koffij-drinken één uur spreken.
C. Buitengewone recreation kunnen niet dooide plaatselijke Overste, maar alleen dooide Generale Overste toegestaan worden.
§ 4. Briefwisseling.
1. De Zusters zullen noch brieven afzenden noch brieven openen, dan na dezelve aan de Overste aangeboden te hebben. Brieven
118
van of aan den Diocesaan Bisschop en de Generale Overste zijn alleen van dezen regel uitgezonderd.
2. De Meesteres der Novicen en postulanten zal, om dezelve te doen sluiten, alle brieven die de novicen en postulanten schrijven, aan de Overste ter hand stellen. De Overste zal de voor de novicen en postulanten bestemde brieven, na opening, aan de meesteres ter hand stellen.
§ 5. Slot.
1. De Zusters zullen niet uitgaan, zonder verlof der plaatselijke Overste die dit alleen in de door de Generale Overste voor elk huis bepaalde gevallen kan toestaan.
2. Buiten het uitdrukkelijk verlof der Alge-meene Overste, die dit slechts wegens zeer gewigtige oorzaken kan toestaan, mogen de plaatselijke Oversten, tenzij in dringenden en volstrekten nood, niet buiten het klooster gaan. Zij moeten alsdan zoo spoedig mogelijk aan de Generale Overste kennis geven van de oorzaak en den duur harer afwezigheid.
3. De Generale Overste zal de Zusters niet toestaan uit te gaan, noch zal zelve uitgaan tenzij in geval van noodzakelijkheid, of als
119
de liefde, de belangen der Congregatie en bijzondere zaken, die niet door anderen kunnen verrigt worden, dit vereischen.
4. Men zal zich eene vertrouwde persoon zien te verschaffen, die de noodige handelsver-rigtingen en de overige boodschappen zal doen.
5. Het is de Zusters, onder welk voorwendsel het ook zij, verboden, bezoeken af te leggen of feesten en maaltijden bij te wonen, hetzij i;i de plaatsen alwaar de Congregatie gevestigd is, hetzij elders.
6. Het is geen goed teeken als eene Zustor de begeerte koestert of te kennen geeft, om hare ouders of bloedverwanten te bezoeken; want, toen zij de wereld verliet, heeft zij, in den geest van opoffering, afstand van soortgelijke geneugtens gedaan. De Zusters zullen dus elke uitnoodiging, waartoe de natuurlijke toegenegenheid hare familie zou kunnen bewegen, van de hand wijzen.
7. Op reis moeten de Zusters alleenlijk gaan, waarheen zij door hare Generale Overste gezonden worden en zullen zich slechts kwijten van hetgeen, waarmede zij belast zijn. Zij moeten ook op den tijd door de Generale Overste bepaald terugkeeren.
120
8. Als eene Zuster of eene plaatselijke Overste, op reis zijnde, meer dan twee of drie dagen in een ander klooster vertoeft, zal zij onder de gehoorzaamheid der Overste van dit huis staan.
9. In de huizen waar zich geene kapel bevindt, zullen de Zusters de kerkelijke diensten der parochie bijwonen.
10. Wenschen vreemdelingen het klooster te zien, dan zal men er zich bij bepalen, hun de kapel, den tuin en de voor de leerlingen en de hulpbehoevenden bestemde plaatsen te toonen: dit zal slechts met verlof der Overste geschieden.
11. De toegang der cellen en der ziekenkamer is slechts aan den biechtvader en geneesheer toegelaten. De Overste of eene Zuster zal bij het bezoek van den geneesheer altijd tegenwoordig zijn. Als de biechtvader verpligt is eene zieke Zuster te bezoeken, zal de ziekenoppasster zich verwijderen, zonder echter de zieke uit het oog te verliezen, ten einde des noods haar hulp te kunnen brengen.
12. De werkkamer der Zusters, de refter en keuken behooren ook tot het slot.
13. Overeenkomstig de decreten van den H. Stoel zullen de Priesters die het klooster
121
bedienen, alsmede de dienstknechten en arbeiders niet in het convent wonen, en geenen anderen omgang hetzij met de Zusters, hetzij met de pensionnairen hebben, dan die welke door hunne bediening ver-eischt wordt.
§ 6. Kerk of kapel.
1. Telkenmale dat de Zusters hare kerk of kapel, alwaar het H. Sacrament rust, binnentreden of verlaten, zullen zij ootmoedig den grond kussen.
2. De Generale Overste zal zorg dragen, dat er in elk huis eene behoorlijke kapel zij, waarin met de noodige toelating het II. Sacrament bewaard wordt.
3. Hij het overnemen van reeds ingerigte kapellen , zal de Generale Overste den inventaris der kerkgoederen doen maken; en geen dezer voorwerpen mag verkocht noch verruild worden, zonder toestemming des Bisschops.
§ 7. Refter.
1. De Zusters zullen op het eerste geluid der klok zich in zindelijke kleeding en met zedige houding naar den refter begeven;
123
degenen die te laat komen zullen den grond kussen en met uitgerekte armen het De profundis bidden.
2. Zonder verlof der Overste is het verboden iets buiten den refter te eten of te drinken.
3. De refter moet ruim genoeg zijn, opdat voor alle Zusters genoegzaam plaats zij. Een kruisbeeld, een beeld of schilderij der H. Maagd, alsmede van den H. Franciscus moeten aldaar aanwezig zijn. De tafels en banken zullen van gewoon hout, en alle ander huisraad en meubelgerief ten ge-bruikc der Zusters van gemeene stof: van hout, aarde of steen zijn.
4. Eene der Zusters is door de Overste met de zorg voor den refter belast.
§ 8. Werkkamer.
1. De Zuster die door de Overste met het toezigt over de werkkamer belast is, moet zorg dragen voor alles wat zich daar bevindt; zij zal het werk aan de andere Zusters uitdeelen en toezien dat de opgelegde taak zorgvuldig verrigt worde.
2. Zij zal insgelijks waken, dat gedurende de werkuren de gebeden en de geestelijke lezing plaats hebben, en eindelijk dat het
123
stilzwijgen onderhouden en de H. Regel in alle opzigten trouw nagekomen worde.
3. De werkkamer zal doelmatig ingerlgt en voorzien zijn van de noodige kasten en bergplaatsen alsmede van een kruisbeeld, eenige godvruchtige schilderijen en boeken.
§ 9. Keuken.
1. Zonder verlof der Overste mag buiten de daartoe aangestelde Zusters niemand in de keuken komen.
2. De in de keuken dienstdoende Zusters zullen trachten de ingetogenheid en het stilzwijgen goed in acht te nemen en zich wel wachten van ongeduldig of onbeleefd te zijn jegens degenen, welke iets aan de schuif komen vragen.
3. Zij zullen hare bezigheden op dusdanige wijze inrigten dat alles op tijd gereed zij en dat zij elk liet noodige kunnen verschaffen, zonder dat haar werk met overhaasting geschiede.
4. Zij zullen met zorg de voor de zieken en zwakken bestemde spijzen bereiden, zorg dragen dat niets bederve, en zuinigheid zonder gierigheid in acht nemen.
5. De keuken zal zich bijzonder door orde eu
124
zindelijkheid kenmerken: dit wordt voornamelijk vereischt wanneer pensionairen aldaar tot huiselijke bezigheden opgeleid worden.
§ 10. Spreekkamer.
1. Geene der Zusters mag zich naar de spreekkamer begeven, zonder verlof der Overste, die zooveel mogelijk haar door eene andere Zuster zal doen vergezellen.
2. De Eeligieusen zullen nimmer in de spreekkamer, hetzij met vreemdelingen of familie, spijs of drank gebruiken.
3. De Zusters moeten zeer omzigtig zijn in haren omgang met vreemdelingen en zullen zich nimmer nieuwsgierig toonen om te weten wat in de wereld omgaat. Als men van wereldsche dingen spreekt, zullen zij behendiglijk aan de zamenspraak eene andere wending geven en dezelve op stichtende dingen trachten over te brengen.
4. Indien vreemdelingen vleitaal tot haar zouden rigten, zullen zij die onbeantwoord en onopgemerkt laten en doen alsof zij ze niet gehoord hadden. Zij zeiven zullen zich nimmer vleitaal, noch bewijzen van bijzondere toegenegenheid jegens iemand ver-
125
oorloven en moeten zich, in haren omgang met vreemdelingen, eene met ernst gepaarde beleefdheid trachten eigen te maken.
5. Zij mogen nimmer aan de Zusters noch aan de Overste de nieuwigheden noch de voorvallen buiten ;s huis, die zij vernomen hebben, verhalen, tenzij dat het zaken zijn die de Overste moet weten of die de gemeente kunnen stichten: in dit geval zullen zij dezelve alleen aan de Overste bekend maken.
Ü. De Zusters zullen de praatzucht en de onbescheidenheid bestrijden; zij zullen eenen teugel stellen aan hare zintuigen die de ingang van ziel en hart zijn; dit wordt hoofdzakelijk aanbevolen ten aanzien der oogen: in dit punt zullen zij vooral de zedigheid uitoefenen.
7. Zij mogen noch met de vreemdelingen, noch met hare nabestaanden, noch met de pensionairen spreken over hetgeen den H. Kegel en de gebruiken des kloosters aangaat; zooals ook niet van zaken die uitsluitend de gemeente aangaan.
8. Biedt zich de gelegenheid aan om over andere religieuse Congregatiën te spreken, dan zullen zij dit met veel achting en eerbied doen.
4
126
9. Met de tijdelijke belangen der vreemdelingen noch met die harer eigene familie zullen zij zich niet bemoeijen; want zij hebben de wereld en derzelver bekommeringen verlaten en God alleen tot haar deel en erfdeel gekozen.
10. Zij zullen op het geluid der klok voor de geestelijke oefeningen, na zich beleefd verontschuldigd te hebben, uit de spreekkamer zich verwijderen, tenzij dringende redenen haar verpligten anders te handelen.
11. De spreekkamer moet zeer eenvoudig in-gerigt zijn, zelfs in die huizen waar een pensionaat bestaat. Men mag er niets overtolligs noch kostbare meubelen aantreffen.
12. De voor de vreemden bestemde voorwerpen der spreekkamer zullen niet elders gebruikt worden.
OVER HET BEZOEKEN EN VERPLEGEN DER ZIEKEN.
1. In elk klooster zal eene Zuster met de verzorging en verpleging der zieke en zwakke Zusters belast worden.
2. Op haar rust de zorg om de ziekenkamer en de cellen der kranke Zusters, welke
127
nog niet op tie ziekenkamer zijn, zindelijk en in goede orde te houden.
3. De ziekenveizorgster moet geheel vervuld zijn met liefde en bereidvaardigheid in het verzorgen der zieke en zwakke Zusters, gedenkende dat zij in derzelver persoon den lijdenden Zaligmaker dient.
4. Zij moet naauwkeurig acht slaan op hetgeen de geneesheer voorschrijft en zal zijne verordeningen stipt nakomen.
5. Voor zooveel het de staat der zieken toelaat, zal zij haar behulpzaam wezen in het verrigten der morgen- en avondgebeden en der geestelijke lezing.
(). Worden de bezigheden der ziekenverpleegster te menigvuldig, dan zal de Overste ééne of meer Zusters belasten, om onder toezigt der ziekenverzorgster, de kranke Zusters te verplegen.
7. Dagelijks zullen de Oversten de ernstig zieke Zusters bezoeken en bezorgd zijn dat haar al het noodzakelijke of wat haalkan verligten, verschaft worden.
8. Alle Zusters zullen de zieke en zwakke medezusters bijzondere deelneming bewijzen en met toestemming der Overste ze gaarne bezoeken, om haar te troosten en haar kleine diensten te bewijzen. Men zal
128
bij het afleggen van bezoeken aan de zieken niet uit liet oog verliezen, dat zulks geschiedt tot stichting en opbeuring en niet om derzelver geest met nuttelooze gesprekken en beuzelarijen te verstrooijen.
9. De zieke of zwakke Zusters zullen in den geest van boetvaardigheid het geduld trachten te bewaren en hare smarten vereenigen met de wreede folteringen van den lijdenden en stervenden Jesus.
10. Zij moeten zich steeds herinneren, dat alhoewel ziek zijnde, zij toch niet ophouden arme en boetvaardige religieusen te zijn. De Zusters die op weg van herstel zijn, zoowel als degenen wier zwakke toestand uitzonderingen van de gewone levenswijze des kloosters vereisclit, zullen met dankbaarheid aannemen wat de geneesheer toestaat en hetgeen haar door de liefderijkheid der Overste en der ziekenmeesteres verschaft wordt, terwijl zij bijzonder op hare hoede zijn moeten tegen de natuurlijke zucht tot zinnelijkheid en gemakkelijkheid die zoo ligt in haar hart zou kunnen binnensluipen. Eindelijk, zij zullen met vreugde den dag zien naderen, dat zij weder vrij van elke uitzondering met nieuwen moed den Kegel der gemeente kunnen volgen.
129
11. Mogt eene zieke Zuster reden hebben om zich over de ziekenverpleegster te beklagen, dan zal zij zich wel wachten daarover bij de andere Zusters te morren; maar zij zal hare klagtreden met openhartigheid en eenvoudigheid aan hare Overste te kennen geven.
OVER DE VISITATIE DOOK DE KEIIRELIJKE OVERSTEN.
I. Als het aan den Diocesaan Bisschop believen zal de kanonieke Visitatie des kloosters ters, hetzij in persoon te verrjgten, hetzij in zijn naam door een ander te doen houden , zullen de Overste en de Zusters met. openhartigheid en eenvoudigheid elke haar gestelde vraag beantwoorden.
§1, Visitatie dooe de algemeene overste.
1. De Generale Overste moet ten minste éénmaal quot;s jaars de visitatie der kloosters houden, ten einde den geestelijken ijver der Zusters en de gelijkvormigheid in het onderhouden der H. Regelen en gebruiken te bewaren en te versterken.
9
130
2. Zij zal alle leden der gemeente bij zich ontbieden opdat de Zusters de gelegenheid hebben, haar met alle vrijmoedigheid hare behoeften en de misbruiken, die in het klooster zouden kunnen binnengeslopen zijn, bekend te maken. Bij deze gelegenheid zullen de Zusters zich vooral wapenen tegen alle bitterheid en overdrijving, die haar woorden in strijd met de waarheid in den mond zouden kunnen leggen.
3. De Generale Overste zal elke Zuster in den geest van liefde de noodige vermaningen geven; zij zal zooveel mogelijk trachten te verbeteren wat verbeterd moet worden; eindelijk zal zij elke Zuster versterken en aanmoedigen tot het leiden van een leven, overeenkomstig met haren II. Roep.
4. Zij zal zich gedurende de visitatie verzekeren, dat de Zusters en de personen, die het klooster bewonen, op behoorlijke wijze gevoed en verzorgd en dat de werken van liefde, waarmede het klooster belast is, goed behartigd worden. Zij zal nazien of de gebouwen goed onderhouden en de bezittingen des kloosters wel bestuurd worden ; zij zal de kassa en de registers na-vorschen en zich overtuigen, dat alles daarin stemt en sluit, zoo als het behoort.
131
en zorgen dat het archief in goede orde gehouden worde.
5. Mogt de Generale Overste wegens al te menigvuldige bezigheden of ziekte belet zijn zelve de Visitatie te houden, dan zal zij te dien einde eene Zuster afvaardigen, die in alles te werk gaat volgens de ont-vangene bevelen der Generale Overste, wier plaats zij gedurende al den tijd dei-visitatie in het klooster zal bekleeden.
§ 2. Uitsluiting dek oxverbeterltjkk
zusters buiten de congregatie.
1. Indien eene Zuster, wat God verhoede, de heilige Geloften zeer merkelijk zoude schenden, of, indien zij door haar ongeregeld gedrag eene aanhoudende gelegenheid van ergernis voor de andere Zusters zoude zijn; en als, ondanks de herhaalde vermaningen en bedreigingen der Overste, zij zich niet verbeterde, zal de Algemeene Kaad met inwilliging van den Diocesaan Bisschop den 11. Stoel smeeken, het decreet van uitsluiting te bevestigen; en de Zuster wier uitsluiting noodzakelijk wordt geoordeeld, van hare geloften te ontslaan.
2. Dit verzoekschrift, 't welk eerst aan de goedkeuring van den Diocesaan Bisschop
132
zal onderworpen worden, moet bevatten het breedvoerig verslag van de fouten der Zuster en van de middelen, die ter harer verbetering zijn aangewend.
3. Eene uit de Congregatie verbande Zuster zal er nimmermeer kunnen binnentreden. Men zal haar hare dote zonder intrest teruggeven; dit zal eveneens gebeuren met degene die om gegronde redenen van den 11. Stoel het ontslag barer geloften zouden krijgen. Noch in het eene noch in het andere geval zoude de Zuster die uit de Congregatie treedt, de aalmoesen of giften kunnen terug eischen die zij vrijwillig aan de gemeente zou gedaan hebben.
OVER DE PL1GTEN JEGENS DE OVERLEDENEN.
1. Als eene Zuster overleden is, zal de Overste daarvan zoo spoedig mogelijk aan alle kloosters der Congregatie kennis geven.
2. Zij zal zorgen dat op den dag der begrafenis eene plegtige Mis gezongen worde en zal tien II. Missen voor de Overledene laten lezen.
3. Binnen den tijd van acht dagen na het ont-
133
vangen van het doodsberigt, zullen de Zus-' ters van alle huizen vijftig Onze Vaders, telkens gevolgd van lieer geef haar enz. bidden en gedurende acht dagen al hare gebeden, Communiën en goede werken voorde zielerust der overledene opdragen. Bovendien zullen de koorzusters der geheele Congregatie, buiten het officie der H. Maagd, het groote doodenofficie bidden.
4. Op Allerzielendag of in dezelfde octaaf zullen de Oversten eene Mis doen zingen of lezen voor alle overledene Zusters; en el-ken zondag znllen de koorzusters tot datzelfde doel een Nocturne uit het groote doodenofficie bidden: de leekezusters zullen vijftig maal het Onze Vader, het Wees fier/roet en Heer cjeef haar enz. bidden.
5. Op Allerzielendag en viermaal 's jaars zullen de koorzusters, volgens aanwijzing van het directorium der Minderbroeders, buiten het gewoon officie, het groote doodenofficie lezen; de leekezusters zullen honderd maal het Onze Vader en Heer ycef enz. bidden.
6. Alle Zusters der Congregatie zullen buitendien in den loop van het jaar ieder honderdmaal het Onze Vader en Heer geef enz., voor de overledenen bidden.
134
OVEll DE VERPLIGT1\GEN DIE DE V0011SC11R1F-TE\ VAX DEN II. KEGEL OPLEGGEN.
1. Toen onze Moeder de Heilige Kerk don Regel der Derde Orde goedkeurde, vertrouwde zij vastelijk dat de vurige lielde tot den gekruisten Zaligmaker, door den H. Franciscus aan zijne kinderen als het schoonste erfdeel nagelaten, al degenen, die volgens den Regel der derde Orde zouden professie doen, krachtdadig genoeg zou aansporen, om liet offer dat zij aan God in de professie gebragt hadden, dagelijks te voltooijen en het door eene gedurige naleving van den H. Regel en door eene bestendige onderhouding der tucht altijd bevalliger te maken in de oogen der goddelijke Majesteit. De H. Kerk het dus overbodig achtende, ons door vrees voor zonde van het overtreden des H. Regels af te schrikken, verklaart dat de Regel dei-Derde Orde noch op doodelijke noch op dagelijksche zonde verpligtend is. Deze bepaling is eveneens geldig voor de Consti-tutiën.
135
2. De Zusters moeten derhalve goed begrijpen, dat die woorden van den H. Regel, wel verre van hem minder kostbaar in hare oogen te maken, of de overtredingen van zijne voorschriften, onder voorwendsel dat zij niet op straf van zonde verpligten, ligtelijk te verschoonen, integendeel ten doel hebben, haar tot eene meer edelmoedige en meer liefdevolle onderhouding der Kegelen en Constitutiën op te wekken. Zij zullen het als een geluk beschouwen, dat. zij groote verdiensten voor God kunnen verwerven met getrouwelijk zelfs de geringste Regelen na te komen, zonder daartoe op straf van zonde verpligt te zijn.
3. Buitendien, daar zij gehouden zijn naaide volmaaktheid te streven, zullen zij zich gelukkig achten in de II. Regelen eenen zekeren en gemakkelijken weg te vinden om, zooals de Kerk het verklaard heeft, hare zielen zalig te maken en tot de heiligheid te geraken. liet beschouwen der groote menigte Heiligen van beider kunne uit de Derde Orde, die door eene getrouwe naleving van den Regel tot het geluk des hemels geraakt zijn, wekke haar op ter onderhouding van dienzelfden Regel.
4. De Zusters zijn echter krachtens hare hei-
136
lige Geloften verpligt, om gedurende geheel haar leven de Armoede, de Zuiverheid en de Gehoorzaamheid te onderhouden: de overtreding dezer Geloften zoude haar voor God pligtig maken aan heiligschennis; en daar de Zusters zich bij het afleggen harer professie verbonden hebben om volgens den Regel en de Constitutiën te leven, moeten zij den bestendigen wil hebben dezelve na te leven: eene Zuster wier wil hiermede tegenstrijdig zoude zijn, of (hetgeen God verhoede) die formeel den lï. Regel, de Constitutiën en het gezag der Oversten zoude verachten, zou zich voor God zeer pligtig kunnen maken.
Zij zullen ook niet vergeten dat, alhoewel de voorschriften der 11. Regelen en Constitutiën niet op straf van zonde verpligten, dezelve nogtans zelden overtreden worden zonder dat deze overtredingen noodlottige gevolgen na zich slepen. Inderdaad, overtreedt men zonder wettige reden eenen Regel, dan zal men bevinden, dat deze daad uit de eene of andere ongeregelde neiging voortspruit, en dat zij in veie gevallen de oorzaak zou kunnen worden van eene zonde tegen Gods wetten of tegen eene der kloostergeloften.
137
6. Bovendien kunnen dergelijke overtredingen, vooral wanneer zij moedwillig en aanhoudend plaats grijpen, niet bestaan zonder groot nadeel te berokkenen, niet alleen aan de pligtige, maar aan de geheele Congregatie: want zij doen allengskens de kloostertucht verslappen en de Zuster, die zich niet van dusdanige fouten betert, stelt zich aan het gevaar bloot van haren heiligen roep te verliezen en wegens wangedrag uit de Congregatie verbannen te worden.
7. Daar de Zusters dezer Congregatie den Regel der Derde Orde door Paus Leo X bevestigd alsmede de door den H. Stoel goedgekeurde Constitution naleven, zijn zij deelachtig aan alle genaden en geestelijke gunsten en aan alle persoonlijke en plaatselijke aflaten, die vergund zijn aan de drie Orden van den H. Franciscus. In hare kerken en openbare kapellen kunnen de geloovigen do aflaten verdienen, die eigen zijn aan de kerken der Franciskanen, zelfs dien van Portiuncula.
8. Nadat de Constitutiën door den H. Stoel goedgekeurd zijn geworden, kunnen dezelve niet meer veranderd worden zonder verlof van de II. Congregatie.
9. De Oversten zijn in geweten gehouden door
138
woorden en voorbeelden de Zusters aan te moedigen tot de stipte onderhouding van den II. Regel en de Constitutiën, de reli-gieuse tucht door eene aanhoudende waakzaamheid te handhaven, de fouten zooveel mogelijk te voorkomen, en de overtredingen met liefde en voorzigtigheid te bestraffen.
10. De Oversten zijn, wegens al deze pligten, verantwoordelijk bij God. Zij zullen voor Gods regterstoel niet alleen rekening afleggen van haar eigen gedrag, maar ook van dat der Zusters, die zij tot de volmaaktheid hadden moeten geleiden, en wier fouten zij hadden moeten en kunnen beletten.
11. Elke Zuster beijvere zich aldus om zieh zelve, zoowel als hare medezusters door eene getrouwe onderhouding der H. Regelen en Constitutiën en dooreen voorbeeldig gedrag te heiligen; en zij trachte de zware taak dei-Oversten zooveel mogelijk te verligten. Op deze wijze zal de Congregatie voor elke Zuster het voorportaal des hemels zijn, en zij die hier op aarde vercenigd zijn geweest in de dienst des Ileeren, zullen ook in dor eeuwigheid onafscheidbaar vereenigd bli jven in het koor der Maagden, die het Lam overal en altijd volgen.
S. CONGREGATIONS DE PROPAGANDA FIDE.
Cum in generalibus comitiis de P. Fide habitis die 23 Augusti 1869. Eminentissim. Patrum examini subjectfe fuerint ConsLitu-tiones Instiluti Sororum sub titulo Tertii Ord. S. Francisci de Poeuitentia pluribus abhinc annis auctoritate Ordinarii in Hollandia erec-ti, jamjam al) anno 18S2, ab Apa Sede ap-probali, domum matricem habentis inHeyt-huizen, oppido Dioccesis Rurasmnndensis, alibique ad aegrolis subveniendum, necnon ad civilem catliolicamque institulionem ado-lescentularum, prajsertim pauperum, indu-cendam dispersi, iidem E. E. I). D. mature omnibus perpensis, quaj turn a II, D. Joanne Paredis, praefatae Dio.'cesis Hureinundensis Antislile, tum ab aliis Episcopis de singu-laribus in memorato opere exercendo lauda-tarum Sororum erga Catholicam lleligionem meritis ac praeelare gestispaucis immutatis, qute liuic adjecto folio adnotata habentur,
140
quteque in novum codicem exarandum, erunt inducenda, votis Sororum annuendum, ac pro Constitutionum , de quibus supra , ap-probatione SSnmm 1). N. Pium Divina Provi-dentiaP. P. IX. rogandum, simulque Eidem supplicandum pro concessione, servatis ser-vandis , omnium indulgenliarum. favorum ac privilegiorum, quibus Fratres ac Ecclesia? Terlii Ordinis S. Francisci ex Indulto Apos-toüco gaudent.
Quibus omnibus Beatissimo Patri relatis in Audientia habita per infrascriptum secreta-rium die Sta currenlis mensis SepLembris Sancl.ilas Sua benigne annuere dignata est.
Datum Romae ex dec. S. C. de Propaganda Fide die 11 Septembris 1889.
Joannes SIMEONI, SEC.
141
Harum coustitutionum versionem in ligu-am neerlandicam esse conformem originali, declarat Episcopus Rurternundensis et per-mittit impressionem.
EPISCOPIS RlR^EMUSDEXSIS jl. J3AREDIS.
De Mandato 111quot;1 Dni G. T. C, VAN MEIJEL, secret.
cn barmhartigheid aan allen die dezen Regel zullen volgen!
RÜRjEMUNDJE hac 10 febr. 1870.
Derde Regel vau den II. Franciscus.
Bladz.
Historische bemerkingen over de Congregatie van de Zusters der Boetvaardigheid en der christelijke Liefde van de Derde Orde van den II. Vader Franciscus ...... m
Decreet van do 11. Congregatie tot voortplanting
des Geloofs.......xm
liuile van Leo X.......xv
lquot; Hoofdstuk. Over het Intreden der Novicen . xix 'ie Hoofdstuk. Over hetgene wat de Broeders en Zusters moeten heioven in de Professie van dezen Derden Kegel . . . . xx 3° Hoofdstuk. Over de Vasten . . . xxi 4e Hoofdstuk. Over de goddelijke Dienst en het
Gebed . . ......xxm
5e Hoofdstuk. Over hela anstellen der Oversten
en het Begeven der Bedieningen. . . xxvi Ce Hoofdstuk. Over de Wijze waarop men zich
binnen en builen 's huis moet gedragen . xxvii 7e Hoofdstuk. Over het Bezoeken en het Verplegen der Zieken ..... xxix
8° Hoofdstuk. Over ile Visitatie, welke de Oversten voor de Broeders en Zusters moeten houden ....... xxxi
O0 Hoofdstuk. Over de Diensten voor de Overledenen ....... XXXII
lO Hoofdstuk. Over de Verpligting van hetgeen
in dezen Regel vervat is . . . . xxxiv Gulden woorden van onzen H. Vader Franciscus 37 Vervloeking van onzen 1!. Vader Franciscus over
hen, die lot ergernis verstrekken ... 38
Doel der Congregatie . . . ■ • . -tl I0 Hoofdstuk. Over het intreden der Novicen . 43
§ 1. Het aannemen.....
§ 2. Postulaat ......
8. Inkleeding......
§ 4. Noviciaat . ......
§ 5. Noviciaat-huizen.....51
43 45
143
I[« Hoofdstuk. Van de Professie en de Geloften .
§ 1. Armoede .......
§ 2. Zuiverheid......
§ 3. Gehoorzaamheid . . . . . Ille Hoofdstuk. Van de werken van boetvaardigheid § 1. Vasten .......
% 2. Schuldbelijdenis . . . . .
S 3. Discipline.....
§ -t. Arbeid.......
lVe Hoofdstuk. Van het goddelijk officie en het gebed .........
§ 1. Morgen-, avond- cn tafelgebed § 2. Heilig officie ......
S 3. Meditatie en geestelijke lezing
S 4. Gewetensonderzoek.....
§ 5. Uieclit en generale absolutie . § ti. 11. Communie ......
§ 7. II. Mis en bezoeking tot het allerheiligste Sacrament ......
S 8. Stilzwijgen ......
§ 9. Jaarlijksche en maandelijksche afzondering § 10. Vernieuwing der geloften \e Hoofdstuk. Van de verschillende ambten en kiezingen. ........
Art. I. De Ajiisten.
S 1. Van de pligten der Oversten in het al-senieen .......
§ 2. Van de Generale Overste en hare Assistenten § 3. Plaatselijke Overste met hare Assistenten
§ 4. iVovicen-meestcrcs.....
§ 5. Kosteres .......
§ (j. Portierster ......
§ 7. Onderwijzeres .....
S 8. Ziekenverzorgster . . . . . § 9. l-eekezusters......
Abt. II. Generaal Kapittel.
Keus der Generale Overste en barer Assistenten
144
VI® Hoofdstuk. Over het in- en uitwendig ge-
''li'g.....
§ 1. Van de eenvoudigheid § 2. Wederkeerige liefde § 3. Recreatie. § 4. Briefwisseling § 5. Slot .... § 6. Kerk of kapel § 7. Refter § 8. Werkkamer § 9. Keuken § 10. Spreekkamer ,
V1I= Hoofdstuk. Over liet bezoeken en verplegen der zieken........12lt;j
VIII* Hoofdstuk. Over de Visitalic door de kerkelijke Oversten.......129
§ 1. Visitatie door de Generale Overste . . 1'29 § 2. Uitsluiting der onverbeterlijke Zusters
buiten de Congregatie . . . .131
I\e Hoofdstuk. Over de pligten jegens de Overledenen ........132
Xe Hoofdstuk. Over do verpligtingen die de voorschriften van den H. Regel opleggen . . 134
112 112
113 110 11quot; 118
121 121
122
123
124
-