-ocr page 1-

361

jccixlavjrjtut-l

en

TESTAMENT

van onzen

serafijbschen

vair um

?

Weert,

^ boekdrukkerij van Em. Sheets.

tób^r-

Vak 45

-ocr page 2-

1

- gt; \ V y gt;

,

'S.

m^mm

-ocr page 3-

R E Gr E H, - quot; -

EN

TESTAMEMT

VAN ONZEN

SERAFIJNSCHEN

y ADER j^RANCISCUS.

IVeert,

Boekdrukkerij van Em, Smekts.

'3h

-ocr page 4-

Goedkeuring.

Om alle broeders in slaat ie stellen, dat zij, volgens liet verlangen van onzen H. Vader Franciscns, den Regel en zijn Testament altijd lij zich dragen, staan wij toe dat dit boekje, waarin nog eene onderrichting over de meditatie voorkomt, gedrnH wordt.

Gegeven te Weert, in ons convent der EE. PP. Minderbroeders, op den feest-daq van den II. Hieronijmns 1871.

Fr. Tn. Peters,

Minister Provincialis.

w

A

-ocr page 5-

REOKfi

EN

TESTAMENT

VAN ONZEN

SEEAriJNSCHEN VADER FRANC1SCUS.

Bulle van zijne Heiligheid den Paus Honorius III, op den Regel der Minderbroeders.

Honorius Bisschop, dienaar der dienaren Gods, aan zijne beminde zonen, broeder Fran-ciseus, en de andere broeders van de Orde der Minderbroeders, heil en den Apostolischen zegen.

De Apostolische Stoel is gewoon godvruchtige verzoeken in te willigen, en de billijke verlangens van hen, die eene

-ocr page 6-

- 4 -

gunst vragen, welwillend te voldoen. Daarom, in den Heer beminde zonen, is het dat wij, voor uw ootmoedig gebed genegen, den Kegel uwer Orde, door Paus Innocentius zaliger gedachtenis, onzen voorganger goedgekeurd, in dit schrijven vervat, door Apostolisch gezag voor u bevestigen, endoormiddel van dit schrift bekrachtigen, welke is als volgt :

G)

-ocr page 7-

IN DEN NAAM DES HEEREN

BEGINT DE KEGEL EN HET LEVEN DER MINDERS HOEDERS.

I. noofdstiik.

Dit is de Kegel en het Leven der Minderbroeders, te weten, het heilig Evangelie vaa onzen Heer Jesns Christus te onderhouden, door te leven in gehoorzaamheid, zonder eigendom, en in reinheid.

Broeder Franciscus belooft gehoorzaamheid en eerbied aan zijne heiligheid den Paus Ho-norius, en aan diens wettige opvolgers, en aan de Roomsche Kerk. En de andere broeders zijn gehouden aan Broeder Franciscus en aan zyne opvolgers te gehoorzamen.

-ocr page 8-

II. Hoofclstuh.

Over hen, die dit leven willen aannemen, en hoe zij moeten ontvangen loorden. Indien er eenigen dit leven willen aannemen, en bij onze broeders gekomen zijn, zullen zij die zenden naar limnie Provinciaals, aan welke uitsluitend hét verlof om broeders aan te nemen worde verleend. De Ministers nu zullen hen naarstig onderzoeken over het Katholiek geloof, en de Sacramenten der H. Kerk. En indien zij dit alles gelooven, en van wil zjjn dat getrouw te belijden, en ten einde toe standvastig te onderhouden, en zij geene huisvrouwen hebben, of als zij huisvrouwen hebben, en deze reeds in

-ocr page 9-

- 7 -

een klooster zijn gegaan, of hun door het gezag van den bisschop van het diocees verlof hebben gegeven, nadat door haar reeds belofte van onthouding is gedaan; en de huisvrouwen van zulken leeltyd zyn, dat van haar geen vermoeden kan ontstaan; zullen zij hun het woord van 't H. Evangelie zeggen, dat zij gaan en al het hunne verkoo-pen, en zich beijveren dat aan de armen uit te reiken. En indien zij dat niet kunnen doen is hun goede wil genoeg. En de broeders en hunne ministers moeten zich wachten bekommerd te wezen over de tijdelijke zaken van hen, opdat zij met hunne bezittingen vrij doen wat de Heer hun zal ingeven. Indien

-ocr page 10-

- 8 -

er evenwel raad wordt gevraagd, r(

hebben de ministers verlof van. v

hen tot eenige godvreezende v

personen te zenden, om volgens o-

den raad van dezen den armen f/

hunne goederen uit te reiken. f, Daarna geven zy hun de ? r proef kleederen, te weten, twee tuniken zonder kapuus, en eeue

koord en eene broek, en eene r

kaproen tot aan de koord; ten- ]

zy aan dezelfde ininistersietsan- c

ders volgens God somtijds goed- A

dacht. Wanneer nu het proef- r

jaar is geëindigd, worden zij lot ^

de gehoorzaamheid ontvangen, (

terwijl zij beloven dit leven ]

altijd en den Kegel te onder- lt;

houden. ]

En op geene wijze zal bet hun geoorloofd wezen uit deze

-ocr page 11-

religie te gaan, naar het bevel van zijne heiligheid den Pans; want volgens het heilig Evangelie niemand, die zijne hand aan den ploeg geslagen heeft, en achterwaarts ziet, is geschikt voor het rijk Gods.

En zij, die reeds gehoorzaamheid hebben beloofd, znllen éé-nen tunik met eene kapuus hebben; en eenen anderen zonder kapuns, welke het mochten verlangen. En die door nood gedwongen worden kunnen schoenen dragen. En al de broeders zullen arm gekleed gaan, en kunnen hunne kleederen verstellen met zakken en andere lappen, met den zegen van God. En ik waarschuw en vermaan hen, niet te versmaden ot te

-ocr page 12-

oordeelen cle menschen, die /ij zachte en gekleurde kleederen zien dragen, uitgezochte spijzen en dranken zien gebruiken; maar een ieder oordeele en versmade liever zich zeiven.

HE, ESoofdsiuk.

Van de goddelijke dienst, en de vaste, en hoe de broeders moeten gaan door de icereld. De klerken zullen het goddelijk officie doen naar de orde der heilige Roomsche Kerk, uitgenomen het psalterium, waaruit (*) zij breviers mogen hebben. Doch de leekebroeders zullen bidden vierentwintig Onze (*) Uit welk officie zij breviers mogen Lebben. H. Bouaxmtura.

Van dien tijd af, dat 2.ij breviers kunnen hebben. Willi. Smis.

-ocr page 13-

Vader voor de metten; voor de lauden vijf; voor de prime, de terts, de sekst, de none, voor elke van deze uren zeven; maar voor de vespers twaalf; voor de completen zeven; en zij zullen bidden voor de overledenen. En zij moeten vasten van af het feest van Allerheiligen tot aan de geboorte des Heeren. Doch de heilige veertigdaag-sche vaste, die begint van Driekoningen, tot veertig achtereenvolgende dagen, vrelko de Heer door zijn heilige vaste heeft geheiligd, die deze vrijwillig vasten, zullen gezegeiid zij n van den Heer; en die niet willen, zullen niet verbonden zijn ; maar de andere tot aan de verrijzenis des Heeren moeten zij

-ocr page 14-

vasten. Op andere tijden echter zullen zij niet gehouden zijn te vasten, tenzij des Vrijdags. Doch wanneer het duidelijk is dat er noodzakelijkheid bestaat, zullen de broeders niet tot li-chaamlijke vaste verbonden zijn. Doch ik raad, vermaan en bid mijne broed ers in Jesus-Christus onzen Heer, dat, als ze door de wereld gaan, zij niet twisten, noch strijden met woorden, noch anderen oordeelen; maar dat ze toegevend, vreedzaam, en zedig, zachtmoedig en ootmoedig zijn, allen fatsoenlijk toesprekende, gelijk het betaamt, En zij mogen niet te paard rijden, tenzij het duidelijk is, dat zij door nood of ziekte worden gedwongen. In welk huis

-ocr page 15-

- 13 -

icliter ooi: dat '/ij bincen gaan, zullen

iin te zij eerst zeggen: Vrede zij dezen

Doch huize.EuvoigenshetheiligEvan-

lat er geüe, zal het hun toegestaan

zu|. wezen van allo spijzen, die

at li- hun worden voorgezet, te eten.

nzijn. eï. Bas»or«isi!aii.

Dat de broeders geen geld

ristus mogen ontvangen.

)or de Ik geef een streng gebod aan

isten, alle broeders, dat zij op geene

)rden, wyze penningen of geld ontvan-

maar gen, door zich, of door een tus-

zaam, schen gezetten persoon. Echter

i oot- voor de behoeften der zieken,

enlijk en om andere broeders te klee-

b lie- den, zullen, door geestelijke

iet te vrienden, de ministers alleen

delijk en de custoden naarstige zoig

ziekte dragen, volgens de plaatsen en

khuis tijden, en koude lanustiekm,

-ocr page 16-

gelijk zij het voor de noodzalce-lieid dienstig oordeelen; altijd behoudens dit, dat zij, zoo als gezegd is, geen penningen uf geld ontvangen.

V. SBoofilstuU.

Over de wijze van arbeiden

Die broeders, aan welke de Heer de genade van te arbeiden heeft gegeven, moeten trouw en met devotie arbeiden, zop dat, terwijl de ledigheid, de vijandin der ziel, is uitgesloten, zij den geest des heiligen ge-beds en van devotie niet uit-dooven, welken de overige tijdelijke zaken moeten dienen. Doch van den loon des arbeids mogen zij voor zich en hunne broeders de nooddruft des lichaams ontvangen, nitge-

-ocr page 17-

zonderd penningen of geld, er dat ootmoedig, zoo als het dienaren Uods, en hen, die naai de heiligste armoede streven betaamt.

V E. ESuordsiisSi.

Dat de broeders zich niets morjer toeëigenen, en over het vragen van aalmoezen, en van de zieke broeders.

De broeders znllen zich niet! toeëigenen, noch huis, nocl plaats, noch iets hoegenaamd Maar als vreemdelingen en pel grims in deze wereld, znllen zij in armoede en ootmoedighek den Heer dienende, met betron wen om een aalmoes gaan. En zij moeten niet beschaamc v,'orden; vermits de lieer ziel

-ocr page 18-

- 16 -

voor ons heeft arm gemaakt in deze wereld. Uit is die verhevenheid der hoogste armoede, die u mijne allerliefste broeders, erfgenamen en koningen van het rijk der hemelen ingesteld, arm aan goederen gemaakt, maar door deugden heeft veredeld. Deze zij uw deel, die naar het land der levenden geleidt. En terwijl gij u gansche-lijk hecht aan haar, zeer geliefde broeders, moet gij om den naam onzes Heeren Jesus Christus, in der eeuwigheid onder den hemel niets anders willen hebben. En waar ook de broeders zijn en elkander vinden, moeten zij zich huisgenoten onder elkander toonen, en de een moet den anderen gerust; zijnen

-ocr page 19-

- 17 -

nood te kennen geven. Want, indien eene moeder haren li-chamelijken Zoon voedt en be-mmt, met hoeveel meer zorg moet men dan zijnen geestelijken broeder beminnen en voeden1? En indien iemand hunner in eene ziekte mocht gevallen zijn, dan moeten de andere broeders hem dienen, zoo als zij zouden willen dat men hen diende.

VÏI. HoofilMtuIi.

Van de penitentie, welke men de broeders, die zondigen, moet opleggen.

Indien eenigen der broeders, door verleiding des vijauds doo-delijk hebben gezondigd, dan zullen, voor die zonden, over

-ocr page 20-

- 18 -

welke onder de broeders zal

verordend zijn, dat men enkel ( tot de Provinciale Ministers moet gaan, de voorzeide broeders tot hen gaan zoodra zij kunnen zonder uitstel. Doch de

Ministers zeiven zullen, indien • - ó

zij priester zijn, hun met barm- c

hartigheid penitentie opleggen. \

Doch indien zij geen priester r

zipi, zullen zij ze doen opleggen e

door andere priesters der orde, }

gelijk het voor hen volgens God ^

het best dienstig zal schijnen. c

En zij moeten zich wachten ver- c

gramd en gestoord te worden (

om iemands zonde, wijl toorn 1 en verstooring in hen en in de

anderen de liefde verhinderen. a

1 \

I

-ocr page 21-

Till. HooMstnU.

Over het kiezen van den Generalen Minister dezer broederschap, en het kapittel van Pinksteren.

Alle broeders zullen gehouden zijn eenen van de broeders dezer Religie altijd te hebben voor hunnen Generaal, en dienaar der geheele broederschap, en zullen gehouden wezen aan hem stipt te gehoorzamen. Bij wiens aftreden de kiezing zijns opvolgers zal geschieden dooide Provinciale Ministers en de Custoden in het kapittel van Pinksteren, in hetwelk de Provinciaals zullen gehouden zijn altijd te samen te komen, waar het ook door den Generaal zal vastgesteld wezen; en dit eens

-ocr page 22-

-zoom de drie jaren, of op ee-neti anderen termijn langer of korter, gelijk het door den voorzeiden Minister zal verordend zijn. En indien het aan al de Provinciaals en Custoden immer mocht blijken, dat de voorzeide Minister niet genoeg ware voor de dienst en het algemeene nut der broeders, dan zullen de voorzeide broeders, aan welke de kiezing is opgedragen, gehouden wezen in den Naam des Heevenzich eenen anderen tot Overste te kiezen. Doch na het kapittel van Pinksteren kunnen de Ministers en de Custoden elk afzonderlyk, indien zij willen, en het hun geraden zal voorkomen, datzelfde jaar in hunne custodieën een-

-ocr page 23-

- 21 -

maal hunne broeders tot het kapittel te samen roepen.

IJL. Iloofdstaik.

Van de predikanten.

De broeders zullen niet preken in 't Bisdom van eenigen Bisschop, wanneer het hun door hem zal verboden zijn. En volstrekt niemand der broeders mag zich verstouten voor het volk te preken, of hy moet van denGeneraal dezer broederschap geëxamineerd en goedgekeurd wezen, en van hem den last van te preken hebben ontvangen. Ik vermaan eveneens en wek dezelfde broeders op, dat in de predikatie, die zij houden, hunne uitdrukkingen goed bestudeerd en zuiver zijn, tot nut en stichting des volks, door hun

-ocr page 24-

-sate verkondigen de ondeugden en de deugden, de pijn en de glorie met korte woorden, omdat de Heer zijn woord kort heeft gemaakt op de aarde.

X. Hooftlstuk.

Van de vermaning en bestraf-finy der broeders.

De broeders, die Ministers zijn en dienaren der andere broeders, zullen visitatie houden en hunne broeders vermanen, hen ootmoedig en liefderijk bestraffen, hun niets bevelende, dat tegen hun geweten en onzen Regel is. Doch de broeders die onderdanen zijn zullen zich herinneren, dat zij om God hunnen eigen wil hebben verzaakt. Daarom geef ik hun een streng gebod, dat zij

-ocr page 25-

aan hunne Ministers gehoorzamen in alle zaten, die zij den Heer hebben beloofd te onderhouden, en niet strijdig zijn tegen hun geweten en onzen Regel. En waar ook broeders zijn, die wisten en begrepen dat zij den Regel niet volgens den geest konden onderhouden, die moeten en kunnen tot hunne Ministers hunnen toevlucht nemen. Doch de Ministers zullen hen liefderijk en welwillend ontvangen, en zoo groote gemeenzaamheid toonen jegens hen, dat /ij by hen kunnen spreken en doen even als heeren by hunne knechten. Want zoo moet het zijn, dat de Ministers dienaren zijn van alle broeders. Doch ik raad en vermaan in den Heer Jesus

-ocr page 26-

- 24 -

Christns, dat de broeders zich wachten voor allen hoogmoed, ijdele glorie, nijd, gierigheid, zorg en bekommering dezer wereld, kwaadspreken en morren. En zij, die niet geleerd zijn, zullen niet bezorgd wezen om te leeren, maar zij moeten bedacht zijn om, hetgeen zij boven alle dingen moeten begee-ren, den geest des Heeren te hebben, en diens heilige werking; altijd God te bidden met een rein hart, en ootmoedigheid en verduldigheid te hebben in vervolging en krankheid, en diegenen te beminnen, welke ons vervolgen, berispen en straffen: want de Heer zegt: „Hebt mee vijanden lief, en bidt voor hen die u vervolgen en belas-

-ocr page 27-

- 25 -

^ teren. Zalig zijn die vervolging Uj-

I den om de rechtvaardigheid, want

l' hunner is het rijk der hemelen.

3' Doch wie volhard zal hebben ten

a einde toe, die zal zalig wordenquot;

n' XI. Hoofdstuk.

^ Dat de broeders geen vrouwen-

e_ kloosters mogen binnengaan.

o- Ik geef alle broeders een

e- streng gebod, dat zij geenen

te verdachten omgang of samen-

.r- spraak met vrouwen honden,

et En dat zij geene vronwenkloos-

g. ters binnengaan, uitgenomen

;)gt; diegenen, aan welke door den

]f- Apostolischen Stoel bijzondere

3n, vergunning is verleend. Ook

,en mogen zi] niet peter worden

gt; van mannen of vrouwen, op-

idi dat door deze oorzaak onder

as. de broeders ot van de broeders

2.

-ocr page 28-

- 24: -

Christus, dat de broeders zich wachten voor allen hoogmoed, ijdele glorie, nijd, gierigheid, zorg en bekommering dezer wereld, kwaadspreken en morren. En zij, die niet geleerd zijn, zullen niet bezorgd wezen om te leeren, maar zij moeten bedacht zijn om, hetgeen zij boven alle dingen moeten begee-ren, den geest des Heeren te hebben, en diens heilige werking; altijd God te bidden met een rein hart, en ootmoedigheid en verduldigheid te hebben in vervolging en krankheid, en diegenen te beminnen, welke ons vervolgen, berispen en straffen: want de Heer zegt: „Hebt uwe vijanden lief, en bidt voor hen die u vervolgen en belas-

-ocr page 29-

- 25 -

^ teren. Zalig zijn die vervolging lijden om de rechtvaardigheid, want

i' ' hunner is het rijk der hemelen.

\\ Doch wie volhard zal hebben ten

1 i einde toe, die zal zalig worden.'quot;'

a' XI. Hoofdstuk.

i Dat de broeders geen vrouwen-

e_ kloosters mogen binnengaan.

o- Ik geef alle broeders een

e- streng gebod, dat zij geenen

te verdachten omgang of samen-

ir. spraak met vrouwen honden,

et En dat zij geene vrouwenkloos-

g. ters binnengaan, uitgenomen

b- diegenen, aan welke door den

k- Apostolischen Stoel bijzondere

^ vergunning is verleend. Ook

ien mogen zij niet peter worden

gt; van mannen of vrouwen, op-

idt dat door deze oorzaak onder

as- de broeders of van de broeders

-ocr page 30-

w

- 26 -geen schandaal kome.

XII. HoofdstuU.

Van hen, die onder de Saracenen en andere ongeloovigen gaan.

Wie ook van de broeders, door goddelijke ingeving, onder de Saracenen en andere ongeloovigen willen gaan, die zullen daarvoor verlof vragen aan limine Provinciaals. Doch de Ministers zullen niemand verlof geven van te gaan dan aan hen, die zij bekwaam oor-deelen voor de zending. Hierbij leg ik den Ministers op gehoorzaamheid op, dat zi] van zijne Heiligheid den Paus éénen van de Cardinalen der heilige Koomsche Kerk vragen, om Be-ituurder. Beschermer en Ver-

s

-ocr page 31-

- 27 -

beteraar dezer Broederschap te wezen, opdat wij ten allen tijde onderdanig en onderworpen aan de voeten van diezelfde heilige lloomsche Kerk, standvastig in het katholiek geloof, de armoede en de ootmoedigheid, en het heilig Evangelie van onzen Heer Jesus Christus, dat wij vastelijk hebben beloofd, mogen onderhouden.

EINDIGT DE REGEL EN HET LEVEN DER MINDERBROEDERS.

Volgt de Itevesfigliig' van den regel.

Het zal dan volstrekt aan niemand der menschen geoorloofd zyn dit schrift onzer bevestiging krachteloos te maken, of door vermetele stoutheid

-ocr page 32-

- 28 -

daar iets tegen in te brengen. Indien echter iemand zich mocht vermeten dit te wagen, die moet weten dat hij de gramschap van God Almachtig, en van de HH. Petrus en Panlns, zijne Apostelen zal in-loopen.

Gegeven hij Sint Jan van Lateranen, den negenentwintigsten November, het achtste jaar van ons opperpriesterschap.

TESTAMEXT

VAN ONZEN H. VAOER FRANCISCUS.

De Heer heeft mij Broeder Franciscus verleend op deze wijze te beginnen met boetvaardigheid te doen; toen ik in zonden was, kwam het mij voor dat ik eenen al te grooten af-

-ocr page 33-

- 29 -

keer gevoelde bij het zien van. meiaatschen; maar de Heer zelf heeft mij onder hen geleid, en ik heb hun barmhartigheid bewezen. En hetgeen mij bitter scheen, toen ik mij van hen verwijderde, is voor mij in zoetheid der ziel en des lichaams veranderd.

En daarna heb ik een weinig nagedacht en de wereld verlaten. En de Heer heelt mij zoodanig geloof gegeven in de kerken, dat ik aldus eenvoudig aanbad en zeide: Wij aanbidden u allerheiligste Heer Jesus Christus, hier en in alle kerken, die op de gansche aarde zijn, en zegenen u, omdat gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost. En daarna heeft de Heer

-ocr page 34-

- 30 -

mij een zoo groot betrouwen li

gegeven op de priesters, die vol- a

gens de heilige Roomsche Kerk d

leven, om den stand, dien zij Ij

beldeeden, dat ik, als zij mij z

ook vervolgden, weder tot hen t mijnen toevlucht wil. nemen. * h

En indien ik zoo groote wijsheid g

bezat, als Salomon heeft gehad, 1:

en arme seculiere priesters aan- I

trof, toch zou ik in die paro- r

chieën daar zij wonen niet wil- r

len preken tegen hunnen wil. c

En hen, en alle andere wil ik r

ontzien, beminnen en eeren als j

mijne heeren. En ik wil in hen g

geenenmisslag opmerken,dewijl 1

ik den Zoon Gods in hen onder- \

ken en het mijne heeren zijn. En e dat doe ik hierom, dewijl ik in ' c

deze wereld met mijne lichame- e

-ocr page 35-

lijke oogen niets zie van den allerhoogsten Zoon Gods zeiven, dan zijn allerheiligst licliaam en bloed, dat zij consacreer en, en zij alleen aan anderen uitreiken. En deze allerheiligste geheimen wil ik boven alle zaken geëerd en geacht, en op kostbare plaatsen geplaatst hebben. En waar ik zijne allerheiligste namen en woorden op onbetamelijke plaatsen vind, die wil ik opnemen, en ik wil dat ze opgenomen, en op eene latsoenlijke plaats gelegd worden. En alle godgeleerden en hen, die ons het allerheiligste woord Gods verkondigen, moeten wij eeren en achten als personen, die ons door hunne bediening den geest en het leven schenken.

-ocr page 36-

- 30 -

mij een zoo groot betrouwen li

gegeven op de priesters, die vol- a

gens de heilige Koomsche Kerk d

leven, om den stand, dien zij b

bekleeden, dat ik, als zij mij z

ook vervolgden, weder tot hen 1ï

mijnen toevlucht wil nemen. h

En indien ik zoo groote wijsheid g

bezat, als Salomon heeft gehad, b

en arme seculiere priesters aan- ï

trof, toch zou ik in die paro- r

chieën daar zij wonen niet wil- r

len preken tegen hunnen wil. c

En hen, en alle andere wil ik r

ontzien, beminnen en eeren als p

mijne heeren. En ik wil in hen g

geenenmisslag opmerken,dewijl h

ik den Zoon Gods in hen onder- v

ken en het mijne heeren zijn. En e dat doe ik hierom, d ewijl ik in ; d

deze wereld met mijne lichame- e

-ocr page 37-

lijke oogen niets zie van den allerhoogsten Zoon Gods zeiven, dan zijn allerheiligst lichaam en bloed, dat zij consacreeren, en zij alleen aan anderen uitreiken. En deze allerheiligste geheimen wil ik hoven alle zaken geëerd en geacht, en op kostbare plaatsen geplaatst hebben. En waar ik zijne allerheiligste namen en woorden op onbeta-melijke plaatsen vind, die wil ik opnemen, en ik wil dat ze opgenomen, en op eene fatsoenlijke plaats gelegd worden. En alle godgeleerden en hen, die ons het allerheiligste woord Gods verkondigen, moeten wij eeren en achten als personen, die ons door hunne bediening den geest en het leven schenken.

-ocr page 38-

- 82 -

En nadat de Heer mij eenige 1lt;

broeders had gegeven, was er E

niemand die mij toonde wat ik e

moest doen; maar de Aller- r

hoogste zelf heeft mij veropen- s

baard, dat ik moest leven vol- b geus het heilig Evangelie: en ik ' cl

heb het met korte en eenvondi- is

ge woorden laten schrijven, en a

Zijne Heiligheid de Paus heeft b

het voor my bevestigd. En zij die li

kwamen om dit leven te omhel- k

zen, gaven alles, wat zij konden 1(

hebben, aan de armen. En wij a

waren tevreden met éénen tu- o

nik, binnen en buiten gelapt, d voor hen, die zulks wilden, met eene koord en broek, en wij verlangden niets meer te hebben.

Wij klerken deden het officie volgens de andere klerken; de

-ocr page 39-

- 33 -

*6 leeken baden het Onze Vader.

er En wi] bleven gaarne in arme

ik en verlatene kerken: en wij wa-

r- ren ongeleerd, en aan alle men-

:v schen onderworpen. En ik ar-

1- beidde met mijne eigene han-ik ' den, en ik wil arbeiden, en het

i- is mijn vaste wil dat al mijne

!n andere broeders zoodanigen ar-

ft beid verrichten, die een latsoen-

ie lijk mensch past; en die de

1- kennis niet hebben, zullen het

n leeren; niet uit begeerte om

ij arbeidsloon te ontvangen, maar

i- om het goede voorbeeld, en om

t, de ledigheid te verdrijven,

it En wanneer ons de arbeids-

r- loon niet werd gegeven, gingen wij weder tot de tafel des 1 lee-

ie ren, met van deur tot deur ee-

ie ne aalmoes te vragen. De Heer

-ocr page 40-

- 34 -

heeft mij geopenbaard dat ik dezen groet zoude gebruiken: „De Heer geve u zijnen vrede!quot;

En de broeders moeten zich ,

zorgvuldig wachten van kerken,

en alle an dere zaken, die voor hen gemaakt worden, aan te nemen,

of zij moesten zoodanig wezen,

als het onze heilige armoede be- ,

taamt, die wij in den regel hebben beloofd te onderhouden, , terwyl zij altijd daar wonen als i vreemdelingen en pelgrims. Ik , geef aan alle broeders een streng ] gebod op gehoorzaamheid dat waar zij ook zijn, zij het niet wa-gen eenen brief te verzoeken in } het Hof van Rome, noch door ] zich zeiven noch door tusschen- t komst van iemand anders, ] noch voor eene kerk, noch ,

-ocr page 41-

voor eene andere plaats, noch onder den schijn van te preken, noch om vervolging hunner lichamen; maar wanneer zij ergens niet mochten ontvangen worden, laten zij dan vluchten naar een ander land, om daar boetvaardigheid te doen met den zegen van God.

En het is mijn vaste wil te gehoorzamen aan oen Minister Generaal dezer broederschap, en aan dien Gardiaan, welken hij zal goedvinden mij te geven. En ik wil zoo gevangen wezen in zijne handen, dat ik niet kan gaan of doen tegen zijnen wil, want het is mijn heer.

En ofschoon ik eenvoudig en krank ben, toch wil ik altijd eenen klerk hebben, om met

-ocr page 42-

- 36 -

mi] het officie te doen, gelijk g

het in den regel staat. En alle a

andere broeders zijn gehouden li

aan hunne gardiaans te gehoor- o

zamen; en het officie te doen IN

volgens den Kegel. En indien s

er eenigen gevonden werden, die z

het officie niet deden volgens z

den Regel, en het op eene an- n

dere wijze wilden veranderen, v

of niet katholiek waren, dan cl

zijn alle broeders, waar zij ook cl

zijn, op gehoorzaamheid ver- t plicht, waar zij iemand van dien

aard mochten gevonden hebben, z

hem bij den naasten custos van v

die plaats, waar zij hem gevou- e

den hebben, te brengen. En de s custos is stipt gehouden op ge- l li

hoorzaamheidhem strenu' te be- n

waken,'_cven als eenen gevan- n

-ocr page 43-

- 37 -

k gene, dag en nacht, zoodat hij ie aan zijne handen niet kan ont-

'n komen, tot dat hij zelf hem tgt; overgeeft in handen van zijnen

Minister. En de Minister is streng gehouden op gehoorzaamheid hem te zenden met zulke broeders, die hem dag en nacht bewaken als eenen gevangene, tot dat zij hem voorden heer van Ostiën brengen, die heer, beschermer en verbeteraar dezer broederschap is.

En de broeders moeten niet zeggen: dit is een ander regel; want het is eene herinnering.

i- eene vermaning, en eene aan-

le sporing, en mijn testament,

3- , hetwelk ik broeder Franciscns,

e- nw kleine en uw dienaar, voor

i- ii mijne gezegende broeders

-ocr page 44-

- 38 -

maak, opdat wij den regel, d'

dien wij den Heer hebben be- V(

loofd, beter katholiek mogen d'

onderhonden. re

En de Minister Generaal, en Vl

alle andere Ministers en cnsto- g(

den zijn op gehoorzaamheid ge- 01

houden, aan deze woorden niets 21

toe te voegen, of er iets van ^

af te doen; en zij zullen dit 0(

schrift altijd bij zich hebben, h' benevens den regel. En in alle

kapittels die zij houden, zullen 01

zij, wanneer zij den regel le- d'

zen, ook deze woorden lezen. vlt;

En aan al mijne broeders hquot;

klerken en leeken geef ik een a;

streng gebod op gehoorzaam- z\ beid, dat zij geene (verkeerde) . ^

uitleggingen maken op den ^

Regel, noch op deze woorden, te

-ocr page 45-

- 39 -

door te zeggen: het moet zoo e- verstaan worden: maar gelijk !n de Heer mij heeft gegeven den regel en deze woorden een-gt;n voudig en zuiver voor te zeg-3_ gen en te laten schrijven; zoo e. ook zult gij ze eenvoudig en ts zuiver zonder uitlegging ver-jn staan, en met eene heilige heit oefening ten einde toe onder-a houden,

lé En al wie deze dingen zal

.n onderhouden hebben, die wor-3. de in den hemel met zegen vervuld door den Allerhoogsten :s hemelschen Vader, en op de iri aarde met zegen vervuld door !_ zijnen beminden Zoon, door , den allerheiligsten Geest den in Vertrooster, en alle krach-

-1 ten der hemelen en alle heili-}

-ocr page 46-

gen. En ik Broeder Franciscus, uw kleine en uw dienaar in den Heer,be vestig u, zooveel ik maar vermag, binnen en buiten dezen allerheiligsten zegen. Amen.

BSET TESTTA .TflKXT

VAN' ONZEN ALLE K ZALIG STEN VADER FRAWCISCUS.

Guide vermaning van onzen

Heiligen Vader Franciscus.

0 allerliefste broeders, en in eeuwigheid gezegende kinderen, hoort mij, hoort de stem uws vaders:

Groote dingen hebben wij beloofd:

Groot ere zijn ons beloofd.

Volbrengen wij onze belofte:

-ocr page 47-

Verzuchten wij naar het beloofde.

Het genoegen is kort: De pijn eenwig.

Het lijden is klein: De glorie oneindig.

Velen zijn geroepen: Weinigen uitverkoren. Van alles onvangen wij vergelding.

En tegen hen, die iets tegen de zuiverheid van den Kegel invoeren, en deze Orde (wier voornaamste sieraad de belofte van armoede is) met het stof der aardsche zaken durven besmetten en haar verslappen, en vooral tegen hen, die anderen door hun kwaad voorbeeld ergernis geven, heelt onze H. Vader Franciscus de

-ocr page 48-

verschrikkelijke vervloeking van God en de zijne uitgesproken, zeggende : Dat zij van U,

0 allerheiligste Vader en van geheel het hemelseh hof en van mij, armen mensch, vervloekt zijn, die door hun slecht voorbeeld datgene verwoesten en vernietigen, wat Gij door heilige broeders dezer Órde gesticht hebt, en niet ophoudt te stichten.

023 (3333333.

De eerste grondslag, waar onze staat op rust, is het onderhonden der Evangelische raden, die in den regel uitgedrukt staan; en op die wijze, gelijk ze daarin geplaatst zijn. (Hugo,

1 Hoofdst, des regels.)

-ocr page 49-

1. Gebod. De gelieeele Orde zal gehouden zijn gehoorzaamheid en eerbied te betoonen aan zijne Heiligheid den Paus, ea aan de Roomsche Kerk.

2. De broeders zullen op generlei wijze penningen of geld ontvangen.

3. De broeders zullen hunne ministers gehoorzamen in alles, wat zij den Heer beloofd hebben te onderhouden.

4. De broeders zullen geene verdachte gemeenschap hebben met vrouwen.

5. Zij zullen geene vrouwenkloosters binnengaan.

G. Zij zullen geen peter worden van mannen of vrouwen.

7. De Ministers zullen éénen van de Cardinalen der heilige

-ocr page 50-

- 44 -

Rooomsche Kerk vragen, om z

bestuurder, beschermer ea ver- G beteraar dezer broederschap te

wezen. ]

8. Op geene wijze zal het de r broeders geoorloofd zijn uit de- -v ze Eeligie te gaan. -v

9. De broeders zullen zich c niets toeëigenen.

10. De broeders zullen ge- t houden zijn tot hunne Provin- e ciale Ministers te gaan voor j de opgehoudene zonden.

11. De broeders zullen éénen i van de broeders dezer Religie i voor Generalen Minister hebben. f

12. De Ministers en de Custoden zullen gehouden zijn te lt; samen Ie komen in het Ge- ' ( neraal Capittel, voor de kie- ]

-ocr page 51-

- 45 -

ai zing van den opvolger van den

r- Generaal.

:e 13. Indien het aan al de

Provinciaals en Custoden im-le nier mocht blijken, dat de e- voorzeide Minister niet genoeg ware, dan zullen zij eenen an-;h deren moeten kiezen.

Ié. De broeders zullen éénen B- tunik hebben met eene kapuus,

i- en eenen anderen zonder ka-

)r pmis, die het verlangen.

15. Alleen zij, die door in nood gedwongen worden, kun-

ie nen schoenen dragen.

gt; 16. Zij zullen arm gekleed

gaan.

s- 17. De klerken zullen het

:e goddelijk officie doen volgens

3- ' de orde der heilige Eoomsche 3- Kerk, en de leeken bidden het

-ocr page 52-

Onze Vader.

18. De broeders zullen vasten van Allerheiligen tot Kersmis, de heilige veertigdaagsche vaste der Verrijzenis, en op de vrijdagen van het gansche jaar.

19. Zij zullen niet te paard rijden, tenzij het duidelijk is, dat zij door nood of ziekte gedwongen worden.

20. De Ministers en de Custoden zullen naarstig zorg dragen voor de behoeften der zieken, en om andere broeders te kleeden.

21. De broeders zullen hunne zieke medebroeders dienen.

22. De broeders zullen niet preken in 't Bisdom van eeni-gen Bisschop, wanneer het hun door hem mocht verboden zijn.

-ocr page 53-

- 47 -

23. Niemand der broeders zal zich verstouten voor liet volk te preken, of hij moet van den Generaal dezer broederschap goedgekeurd wezen.

24. Waar ook de broeders zijn, die wisten en begrepen, dat zij den Kegel niet volgens den geest konden onderhouden, die kunnen en moeten tot hunne Ministers hunnen toevlucht nemen.

25. Alles wat in den Regel staat, en betrekking heeft op de vorm van het habijt, zoowel van de Novicen, als van de Geprofesten, en op de wijze van aannemen en professen; waarin vele verplichtende voorwaarden begrepen zyn.

-ocr page 54-

De hand der kloosterlingen.

(H. bonav).

1. waartoe zijt gij gekomen 1

Niet om mijnen wil te doen; maar om mijne hartstochten te overwinnen; om het heilig Kruis op te nemen, en om van dag tot dag voortgang te doen.

2. Wat gaat het u aan? Gij ziet gebreken: wat gaat het het u aan? Gij die staat, zorg dat gij niet valt; let op u zeiven, ken u zelve, en volgt den zachtmoedigen Jesns.

3. Het is mijne schuld. Indien gij begeert beminnelijk te wezen, beken gedurig uwe schuld. Gij zijt een zondaar, zeg ootmoedig : ik ben een onnuttige dienaar.

4. Gewillig (volgaarne). Al-

-ocr page 55-

i

- 49 -

les wat gij doet, doe het gewil-i lig, getrouw gehoorzamende aan God en aan de menschen, en niet de oogen dienende.

5. God dank! Loof God altijd in al wat voorvalt; in alles, hetzij goed of kwaad, heb alleenlijk dat einde voor oogen.

Ouderricliiing- over de incili-

taéie, vullens Kien H. I'ruiu isciis de Sales.

I. Hoofdstnlk.

Noodzakelijkheid des gebeds.

1. Mets verlicht zoo zeer ons verstand in zijne onwetendheden en onzen wil in zijne he-dorvene driften, als het gebed; immers het bestraalt ons verstand door eene goddelijke klaarheid, en het ontsteekt on-

3,

-ocr page 56-

- 50 -

zen wil door eene hemelsche liefde. Het gebed is als een gezegend water, hetwelk onze goede genegenheden doet aan-groeijen en vruchten dragen, dat onze ziel van hare onvolmaaktheden reinigt en ons hart van zyne ongeregelde driften geneest.

2. Maar bovenal raad ik n aan het inwendig gebed, en het godvruchtig overdenken van het leven en lijden onzes Zaligmakers. Daardoor zal uwe ziel met Hem vervuld worden, en znlt gij uwe handelwijze naaide zijne schikken. Hij is het licht der wereld, vervolgens moeten wij in, door en om hem verlicht worden: Hij is de ge-wenschte boom, onder wiens

-ocr page 57-

schaduw wii ons moeten ver-frissehen; Hij is de levende bron van Jacob, om onze vlekken af te wasschen. Eindelijk, zoo als de kinderen, door het dikwijls aanhooren, allengkens hunne moedertaal leeren spreken, aldus zullen wij ook, met de god-delyke hulp door het overdenken zijner woorden, werken en genegenheden, leeren spreken zoo als Hij. Geloof mij, Philo-thea, doe dit, en houd u daaraan; want er is geene andere deur om tot God den Vader te geraken, dan zijn Zoon. Even als het glas van eenen spiegel niet zou weerschijnen, zoo het van de achterzijde niet met kwik en lood bedekt werd, alzoo zouden wij ook niet naar behooren

-ocr page 58-

- 53 -

in deze wereld de Godheid kunnen beschouwen, indien zij in L onzen Zaligmaker met zijne heilige menschheid niet ware 1 vereenigd geweest, wiens leven en dood het aangenaamste, het zoetste, het nuttigste en he- . kwaamste voorwerp onzer overdenking wezen moet. n) Het is niet zonder reden, jr dat de Zaligmaker zich zelf j1( noemt het brood, hetwelk van j1( den hemel nedergedaald is;

want gelijk het brood met alle u toespijs gegeten wordt, alzoo nj moet ook onze Zaligmaker in ^ al onze gebeden en werken aan- gc daehtig overwogen,aangemerkt, gC en gezocht worden. c|(

V(

-ocr page 59-

-sail. HooMstub.

Behiopt onderwijs om wel te overdenken en vooreerst om zich in Gods tegenwoordigheid te stellen, hetwelk het eerste deel der voorbereiding tot het inwendig gebed is.

Welligt weet gij nog niet genoegzaam, o Philotliea: hoe gij inwendig moet bidden; want het is bejammerenswaardig dat heden weinig menschen daar kennis van hebben. Ik zal het n dan met korte woorden gaan uitleggen, omdat gy daarna, door het lezen van verscheidene schoone boeken, daarover geschreven, nog grondiger over deze stof moogt onderwezen worden. Ik begin dan met de voorbereiding, die in twee dee-

-ocr page 60-

- 54 -

len bestaat, waarvan het eerste is : zich in Gods tegenwoordigheid te stellen ; en het tweede: zijne goddelijke hulp aan te roepen. Om u in Gods tegenwoordigheid te stellen, schrijf ik u hier vier middelen voor, waarvan gij u aandachtig in het begin kunt bedienen.

Het eerste middel is te overdenken, dat God in alles en alom tegenwoordig is, zoo dat er noch plaats, noch zaak ter wereld bedacht kan worden, of Hij is er te vinden; want even als de vogelen, waar zij ook vliegen, overal lucht ontmoeten, alzoo vinden wij ook overal God bij ons. Elk een weet dit wed, maar elk een bevroed deze waarheid niet. Al is het dat de blinden,

-ocr page 61-

- 55 -

als zij bij eenen koning zijn, hem niet zien, laten zij echter niet na hem eerbied te bewijzen; maar het is ook waar, dat, gelijk zij den koning niet zien, zij zich ook ligtelijk inbeelden, dat zij in des konings tegenwoordigheid niet zijn, en aldus dien eerbied niet blijven behouden. Helaas ! wij zien God niet, die nog-tans bij ons is, en hoewel het Geloof ons van zijne aanwezigheid overtuigt, laten wij die waarheid uit de gedachten vliegen, omdat wij Hem met de oo-genniet zien, en wij leven derwijze, alsof God zeer verre van cns was; immers als men op die waarheid niet denkt, is het zoo veel alsof men deze niet wist. Daarom moeten wij altijd vóór het

-ocr page 62-

- 56 -

gebed Gods tegenwoordigheid in onze ziel hernieuwen. Dit deed David, als hij uitriep: hlivi ik in den hemel, o mijn God! gij zjt daar: en daal ik tot in de hel, gij zijt daar ook. (1) Wij mogen ons ook zeer wel bedienen van Jacobs woorden, die, na de geheimzinnige ladder gezien te hebben, aldus riep; Ach, hoe vervaarlijk is deze plaats! voorwaar, de Heer is hier en ik wist het niet. (2) Hij wilde zeggen, dat hij daarop niet dacht; wTant hem was genoeg bewust, dat God in alles en overal tegenwoordig is. Als gij u dan tot het gebed begeeft, moet gij uitganscher harte zeggen: o mijne ziel! God is

(1) Psalm 133. 8.

(2) Gen. 28. 17.

-ocr page 63-

- 57 -

waarlijk hier tegenwoordig.

Het tweede middel, om zich in Gods heilige tegenwoordigheid te stellen, is te overdenken, niet alleen dat God in die plaats is, waar gij zijt, maar dat Hg ook op eene bijzondere wijs in uw hart, en in het binnenste van uwen geest is, die Hij door zijne goddelijke tegenwoordigheid levend maakt. Want Hij is daar, als zijnde het leven van uw hart en de geest van uwen geest. Gelijk de ziel, door geheel het lichaam verspreid, in alle ledematen gevonden wordt, en zich nogtans op eene bijzondere wijs in het hart ophoudt, alzoo ook is God, al is Hij overal, nogtans bijzonderlijk in onzen geest; en daar-

-ocr page 64-

- 58 -

om noemt Hem David den God van zijn hart, (3) en de Apostel Panlus zegt: Dat vrij in Hem leven, ons in Hem bewegen en in Hem het leven hebben, (f) Gij znlt dan door het overdenken dezer waarheid in uw hart eenen grooten eerbied verwekken tot God, die aldaar zoo innerlijk tegenwoordig is.

Het derde middel is, uwe oogen te slaan op onzen Zaligmaker, die uit den hemel in zijn menschelijk wezen alle menschen der wereld aanschouwt, maar voornamelijk de Christenen, die zijne kinderen zijn; en nog bovenal die, welke bidden, op wier werken en

(3) Psalm 12. 2C.

(4) Werken lier Apostelen. 17, 38.

-ocr page 65-

- 5» -

zeden Hij gestadig acht neemt. Het is geene inbeelding, maar eene onwrikbare waarheid, dat Hij ons van uit zijnen glorie-troon aanschouwt, al zien wij Hem niei. Aldus zag Hem de H. Stephanus als hij gesteenigd werd; zoo dat wij met de geestelijke bruid zeer wel mogen zegen; Zie, Hij staat achter den muur, Hij ziet door de vensters, en loert door de traliën. (1) De vierde wijze bestaat enkel in de verbeelding, als wij ons door de gedachte den menschgeworden Zaligmaker voor oogen stellen, even alsot Hij bij ons tegenwoordig ware, op dezelfde wijze, gelijk wij gewoon zijn onze vrienden ons (I) Cant. 2. h.

-ocr page 66-

- 60 -

voor oogen te stellen, ja ook te zeggen: het schijnt mij toe, dat ik Hem dit of dat zie doen, enz. Doch indien gij in de tegenwoordigheid quot;van het H. Sacrament zijt, zoo is het geene enkele verbeelding meer, maar eene ware dadelijke tegenwoordigheid, Want de gedaanten van het H. Sacrament zijn als een doorschijnend doek, door hetwelk onze Zaligmaker ons aanschouwt, al zien wij Hem niet.

Gij zult dan een dezer middelen gebruiken, om uwe ziel voor het gebed in Gods tegenwoordigheid te stellen. Gy behoeft die niet alle te zamen in het werk te stellen; maar slechts een voor een, zonder

-ocr page 67-

- G1 -

c daarbij te lang te blijven ver-i, toeven.

3 Hf. E3:Hgt;r«!'slt;iil;.

f Over het aanroepen van Gods

hulp; tweede deel der voorbereiding.

i- Men roept Gods hulp aldns

aan: nadat gij uwe ziel in t Gods tegenwoordigheid gesteld hebt, werp haar clan met groo-r ten eerbied voor Hem neder, en ij beken haar onwaardig, om v'oo r zoo eene vehevene Majesteit te - verschijnen. Maar wetende, dat d dit Gods wil is zoo verzoek L- Hem zijne hulp, om Hem naar !- eiseh te dienen en te aanbidden, n Gij moogt, indien gij wilt, eeni-x ge korte en vurige schietgebed-r jes daartoe gebruiken, zoo als

-ocr page 68-

- 62 -

zijn de volgende uit Davids re psalmen; Verwerp mij niet, o pe mijn God! van uw aangezigt, H of neem uwen II. Geest van mij da niet weg. Toon uw aanschijn na aan uwe dienstmaagd, en ik zal he de ivonderheden uwer wet aan- ge schouwen. Geef mij verstand, en n ik zal uwe wet onderzoeken, en Ei ze uit ganscher harte bewaren. eilt; Ik hen uwe dienstmaagd, geef . de mi/' uwen geest, of dergelijke. 1 fel Het zal n ook dienstig wezen pe daarbij te voegen de _ aanroeping van uwen heiligen -Engel en van de heilige god- ' vruchtige menschen, die omtrent het geheim geweest zijn, hetwelk gij gaat overdenken,

als hij voorbeeld, in het overwegen van den dood onzes Hee- re 0

I

-ocr page 69-

ren, zult gij voorcleelig aanroepen de heilige Moeder Gods den H. Joannes, de H. Maria Mag-dalena en den goeden moordenaar, opdat dezelfde genegenheden en inwendige bewegingen, die zij aldaar ontvingen, u mogen medegedeeld worden. En in de overdenking van uwen eigen dood, kunt gij uwen goeden Engel, die daar buiten twijfel aanwezig zal zijn, aanroepen, enz.

IV. llaoflt;lslt;ii lgt;.

Voorstelling van de geheimenis,. welke men wil gaan overdenken; derde deel der voorbereiding.

Er is nog eene derde voorbereiding, die in sommige nicdi-

-ocr page 70-

- 64 -

tatiën of overwegingen dienstig kan zijn, en welke men noemen

kan inwendige verbetering. Dit is niets anders, dan dat men in zijne gedachten als afschildert de geheimenis, welke men wil overdenken, eveneens alsof men bij de gebeurtenis zelf tegenwoordig ware. Bij voorbeeld, willende de kruisiging van u-wen Zaligmaker overwegen, zult gij u inbeelden, dat gij als op den Calvarieberg zijt, en aldaar al zijne woorden en werken aanschouwt. Of, wat hetzelfde is, gij zult denken, dat uw Zaligmaker, op de plaats zelve, waar gij zijt gekruisigd wordt, en dit op dezelfde wijs, gelijk het de heilige Evangelisten be-schrijven.

-ocr page 71-

Gij kunt hetzelfde onderhouden in het overdenken van den dood, van de hel, en zoo voorts van de andere waarheden, die zigtbaar en tastelijk zijn. Maar wat aangaat de waarheden, die met de zinnen niet gevat kunnen worden, als van Gods grootheid, enz., daar komt dusdanige verbeelding geenszins te pas. Het is wel waar, dat men onze overdenkingen door eenige gelijkenissen mag voorthelpen; maar die zijn hier niet ligt te vinden, en die in den beginne door gemakkelijke wegen moeten bestuurd worden.

Deze verbeelding dient, om ons verstand als t3 kluisteren, omdat het in de voorgenomen overweging zou overblijven, en

-ocr page 72-

- 6fJ -

niet van het eene stuk tot het

andere over en weder loopen. 6

Sommige zeggen echter, dat het beter ware zich die geheimenissen maar door een enkel gezigt van het geloof en van het w verstand voor te stellen. Ik d: loochen dit ook niet; a\ ant de • oi werkingen van den geest zijn w van meerdere waardigheid en d( verdiensten, dan de werkingen ki van de enkele inbeelding of ver- lij beeldende kracht; maar de be- o1 ginnenden kunnen zoo spoedig d; zoo ver niet geraken; en daar- st om raad ik n, o Philothea! dat d; gij in deze laagte, die ik u aan- le wijs, liever wat zoudt verblijven, tot dat God u hooger ver- gx heft. dt

zv

I

-ocr page 73-

- 67 -V. HoofilHtitk.

Over de bemerkingen, die het tweede deel der overweging

uitmaken.

Na de verbeelding volgt de werking van het verstand: en dit is eigentlijk de overweging of de overdenking door welke wij worden bewogen tot de liefde van God en van de goddelijke zaken; welke liefde eigentlijk het verschil maakt tnsschen overwegen en studeren, of aandachtig overdenken, daar de studie geen ander oogwit heeft dan de zaak te vatten, om geleerd en onderwezen te worden.

Daar uw verstand aldus opgesloten licht binnen de palen der voornoemde overwegingen, zult gy eenige bemerkingen

-ocr page 74-

daarop beginnen te maken, gelijk wij n in het eerste deel, IX hoofdstuk en de volgende -voorgesteld hebben. Indien nwe ziel in de overdenking smaak vindt, zult gij daarbij blijven, zonder verder te gaan, volgende daarin de bijen, die van de bloem niet scheiden, zoolang als zij er honig in vinden; maar indien gij in die of deze bemerkingen zoo grooten smaak niet vindt, znlt gij tot eene andere overgaan; dóch wees hierin niet te haastig, want sommige waarheden willen eerst overdacht zijn, eer men er smaak in vindt.

-ocr page 75-

- 69 -VI. Hoofdstuk.

Over de goede begeerte en vaste voornemens die het derde deel ■1 der overweging zijn.

j, Die levende overdenking van

sr de waarheid, brengt heilige be-

n wegingen in den wil en in de

it ziel voort; bij voorbeeld, liefde

i- tot God en tot zijnen evennaas-

ij te, verlangen tot den Hemel,

o en tot de eeuwige glorie, ijver

lt tot de zaligheid der zielen, of i; tot het navolgen van het leven

y, onzes Zaligmakers, medelijden,

1- verwondering, vrengd, vrees sn van God te mishagen, schrik voor het oordeel en voor de hel, haat tegen de zonden, vertrouwen op Gods barmhartigheid, schaamte over ons ongeregeld voorgaand leven, enz. In de be-

-ocr page 76-

- 70 -

weging en goede betrachtingen moet onze geest zoo landverblijven als het hem mogelijk is. Om hierin nog meer vootgehol-pen te worden, kimt gij de godvruchtige boeken lezen, die deze

waarheden grondig verhandelen.

Gij moet nogtans niet al te lang in deze enkele beweging verblij ven; maar gij moet er eenige verznchtingen en voornemens tot verbetering nws levens bijvoegen. Bij voorbeeld de eerste woorden, die Christus, onze Zaligmaker, aan het krnis gesproken heeft, zullen buiten twijfel uwe ziel bewegen, om ook uwe vijanden te vergeven, en die uit er harte te beminnen; dit is te weinig, indien gij daar geene bijzondere voornemens

-ocr page 77-

- 71 -

bij voegt; bij voorbeeld op deze wijze: welaan dan, ik zal mij in het vervolg niet meer storen over de spijtige woorden, die dezen of genen tegen mij spreken, noch ook over deze of die verachting, die mij van deze en die wordt aangedaan ; integendeel, dit en dat zal ik doen, om hen te overwinnen en te verzoenen. Hierdoor, Philothea, znlt gij in korten tijd uwe gebreken verbeteren, hetgene gij door loutere overdenking in ge-ruimen tijd niet zoudt te weeg brengen.

TÏI. Eloofdsfiik,

Over het besluit der overweging.

Ten laatste moet men de overweging door deze drie zaken ootmoedig sluiten. Ten eer-

L

-ocr page 78-

- 73 -

ste, met God te bedanken voor tei

de goede genegenhedeu, die Hij Hg

ons heeft ingestort, alsook voor he

zijne goedheid en barmhartig- vr:

held, met dewelke Hij onze o- toe

verdenking heeft gezalfd. Ten ge

tweede, wi] moeten aan God op- len

offeren zijne eigene goedheid en gel

barmhartigheid, den dood, het ik :

bloed, de deugden en de ver- het

diensten van zijnen Zoon, en gro

ook te zamen onze goede ver- zijn

langens en voornemens. ïen kei:

derde, wij moeten God bidden vig(

met groote vurigheid, dat Hij E

ons mededeele de genade en zeg(

deugden van zijnen Zoon, en ruil.

zijnen zegen verleene over on- en 5

ze goede voornemens ; ten bedi

einde wij ze getrouw in het nen.

werk mogen stellen. Wij moe- hebl

-ocr page 79-

- 73 -

•or ten ook bidden voor de hei-Hij lige Kerk, voor onze geestelijke )or herders, voor onze ouders, ig- vrienden en anderen, met daar-o- toe de voorspraak van de heiligen ge Moeder Gods, van de Enge-op- len en van alle Gods Heiligen te . en gebruiken. ïen laatste zoo als het ik aangeteekend heb, moet men rer- het Onze Vader, het Wees geen groet en het Geloof lezen, als yer- zijnde de algemeene en noodza-Ten kelijke gebeden van alle geloo-Lden vigen.

- Hij Eindelijk, zoo als ik heb ge-

i en zegd, moet men een' kleinen

, en ruiker maken, om te sluiten,

on- en zich daarvan door den dag

ten bedienen. Want even als dege-

het nen, die in eenen fraaijen tuin

aioe- hebben gewandeld, niet gaarne

4.

-ocr page 80-

- 74 -

daaruit gaan, tenzij dat zij eeni-o'e bloempjes gepinkt hebben, om die mede te dragen en er door den dag aan te nnken, zoo moet ook onze geest, die door de overdenking eenige geheimenis heeft doorwandeld, twee of drie puntjes verkiezen, waarin hij den meesten smaak heelt gevonden, om die dooiden geheel en dag te o\ erdenken en daaraan op eene geestelijke wijs te ruiken. Deze moet men verkiezen ter plaatse, waar wij onze overdenking hebben gs-daan, om ze daana tusschen onze andere werken te overleggen.

Vlll. Moofdsliik.

Eenige zeer nuttige onderrigiin-gen rakende de overweging. Wanneer de overweging m

-ocr page 81-

- 73 -

geëindigd is, moet gij Philotbea, uwe goede voornemens wel onthouden, en ze ten minste gedurende dien dag zorgvuldig in het werk stellen. Hierin bestaat de groote vrucht der overweging, anderzins is zij dikwijls niet alleen onvoordeelig, maar zelfs schadelijk. War t de overdachte, maar niet uitgewrochte deugden, verhoovaardigen ons dikwijls, doordien wij ons ligt laten voorstaan, dat wij zoodanig zijn, gelijk wij gedacht hebben te wezen. Wij zijn zoodanig inderdaad, als onze voornemens vast en levendig zijn; maar indien men ze niet in het werk stelt, zoo zijn zij ijdel en gevaarlijk. Wij moeten derhalve alle gelegenheden waarnemen, om

-ocr page 82-

- 76 -

ze uit te werken. Bij voorbeeld, indien ik voorgenomen heb het gemoed vau hen, die mij misdaan hebben, door zachtaardigheid te winnen, zoo zal ik nog op dienzelfden dag hen trachten te ontmoeten, om hen door ee-nige groetenis ot anderzins vrindelijk te bejegenen; of indien ik hen niet kan ontmoeten, zal ik ten minste trachten iets goeds van hen te zeggen en Clod voor hen te bidden.

Nadat gij het inwendig gebed geëindigd hebt, moet gij u wel wachten, van uw hart te zeer te verstrooijen. want aizoo zondt gij den balsem uitstorten, dien gij door het gebed verkre-gen hebt. Ik wil zeggen, dat gij n,bij mogelijkheid, een weinig in

-ocr page 83-

- 77 -

stilte moet houden, en uw hart zachtjes van het gebed tot uwe lichamelijke werken overbrengen, om zoo lang als het kan, de goede genegenheden en verlangens, die gij in u hebt verwekt, te blyven bewaren. Iemand, die in eene schoone porseleinen kom eenige kostelijken balsem heeft ontvangen, om hem te huis te brengen, zal buiten twijfel zeer stilletjes gaan en wel voor zich zien, zonder de oogen rond te laten zwieren, opdat hy niet valle eii den balsem er uitstorte; aldus moet gi j ook doen, als uwe overweging geëindigd is. Wil u dadelijk alsdan niet om- of rondkeeren, maar zie eenvoudig voor u. Bij voorbeeld, indien gij iemand te

-ocr page 84-

- 78 -

gemoet komt, dien gij moet spreken, kunt gij, of moet gij dit niet beletten; maar spreek op zoodanige wijs, dat gij zoo weinig van uwe zalving verliest als mogelijk is.

Men moet zich ook gewennen van na het gebed vlijtig tot de andere wettige oefeningen van zijnen staat over te gaan, alhoewel zij schijnen te strijden tegen de zalving, die men in het gebed heeft ontvangen, als bij voorbeeld: een advokaat, tot het pleiten van regtsgedingen ; een koopman, tot zijnen koophandel ; eene gehuwde vrouw, tot de pligten van haren staat en tot andere huisselijke zaken. Doch dit moet geschieden met een zoo bedaard gemoed, dat

-ocr page 85-

- 79 -

daardoor de geest niet ontsteld worde. Want daar het eene zoo wel als het andere volgens Gods wil is, zoo moet men in den geest van ootmoedigheid en godsvrucht van het eene tot het andere overgaan.

Het zal ook soms gebeuren, Philothea, dat uw geest n i eene korte voorbereiding, dadelijk tot God ontstoken wordt; gij moet alsdan uwen geest in vrijheid laten, zonder hem aan al die voorbereiding te willen vasthechten: want alhoewel de bemerkingen gemeenlijk voor de begeerte en voornemens moeten gaan, moogt gij echter, indien de H, Geest u die goe h* begeerten voor het overdenken geeft, alsdan de overdenkingen

-ocr page 86-

- 80 -

vrij achterlaten, mits zij tot V(

geen ander doel moeten dienen, m

dan om goede begeerten te ver- te

wekken; zoo dat gij ten allen gi

tijde die goede verlangens moet te

involgen, hetzij dat zij vóór of n a di

de bedenking komen; want dat w

ik de overdenkingen eerst, en zo

daarna de goede begeerten stel, gr

is maar enkelyk om de verschil- be lende deelen van het gebed te

onderscheiden. Doch de alge- de

meene regel is, dat men ten allen vc

stonde de goede begeerten moet ke

aannemen en voorthelpen. Het- to

zelfde versta ik ook van de goe- to

de bewegingen tot dankzeggin- in

gen, tot opofferen, tot bidden, vo enz. Echter is het goed, dat men i to

daarna aan de overdenking to

plaats geeft. Maar wat de goede da

-ocr page 87-

- 81 -

voornemens betreft, die moet men maken na de goede begeerten, aan het einde der overweging, een weinig voor het sluiten. Want, indien wij ons vóór dien tijd die bijzondere zaken wilden voor oogen gaan stellen, zonden wij gevaar loopen van groote verstrooijingen te hebben.

Het is ook nuttig tusschen de bewegingen, verlangens en voornemens, eenige zamenspra-ken te gebruiken, met ons nu tot God, dan tot de Engelen en tot de personen te keeren, die in de geheimenis ons worden voor oogen gesteld; even zoo tot de Heiligen, tot ons zeiven, tot ons eigen hart, tot de zondaren, ja zelfs tot de onredelij-

-ocr page 88-

Ice en onbezielde schepselen, gelijk wij zien, dat David in zijne Psalmen, en andere Heiligen somtijds hebben gedaan.

XK. fBaordsfialt.

Van de dorheden des geestes, die ons soms in de overweging overkomen.

Zoo het gebeurt, Philothea, dat gij noch smaak, noch troost in de overweging vindt, zoo bid ik u, dat gij daarom den moed niet verloren geeft, maar bid alsdan mondelijk, ween voor den Heer, en belijd uwe onwaardigheid. Smeek Hem om hulp, doe uwe klagt aan Jesus, kus eerbiedig zijn beeld en spreek Hem aan met deze woorden van Jacob; Heer! ik zal u met laten gaan alvorens gij mij ge ze-

-ocr page 89-

gend heht. (I) Of wel met de woorden van de Cananeesche vrouw, het is zoaar, o Heer ! (dat ik maar een hond ben) maar da hondjes eten ook van de hrohhe-1' van huns meesters tafel

Gij kunt ook een boek in de hand nemen, en daarin met aandacht blijven lezen, tot dat uw geest wordt opgewekt. Moedig u ook aan door uitwendige godsvrucht, namelijk als gij alleen zijt, met u, bij voorbeeld, plat ter aarde te werpen, uwe armen kruis wijs op uwe borst te leggen of een beeld van Christus, hangende aan het kruis, te omhelzen. Indien gij dan nog

(1) Gen. 32. 26

(2) Matth. 13. 27.

-ocr page 90-

- 84 -

niet vertroost wordt, ontstel u daarom niet over uwe groote dorheid, maar blijf u godvruchtig voor Gods aanschijn houden, Hoe menige hovelingen verschijnen er niet meer dan hon-derdmaal op een jaar in het vertrek van hunnen vorst, zonder hoop nogtans van hem eens te spreken; maar alleenlijk om van hem gezien te worden en hem hunnen schuldigen pligt te bewijzen! Alzoo moeten wij ook, beminde Philothea, tot het heilig gebed komen, enkelijk om aan onzen schuldigen pligt te voldoen, en onze getrouwheid aan God daardoor te betuigen. Indien het God belieft tot ons te spreken, en door inwendige inspraken te vertroos-

-ocr page 91-

- 85 -

ten, zal zulks ons buiten twijfel een groot nut zijn; maar indien het Hem niet belieft ons deze genade te bewijzen, moeten wij daarom zijne tegenwoordigheid niet verlaten, maar ons met vrede en geduld voor zijnebarmhartigheid blijven houden, en Hij zal buiten twijfel onze volharding loonen ea ons door de zoetheid des gebeds vertroosten. Maar al deed Hij zulks niet, is het clan ons nog niet een groot geluk en eene voorname eer, Philothea dat wij voor Hem mogen verschijnen en in zijne tegenw®orcligheid verblijven ?

S)

-ocr page 92-
-ocr page 93-

INHOUD.

BLADZ.

Kegel........................5

Testament..................28

Lijst der geboden............42

Hand der kloosterlingen. . 48 Onderrichting over de meditatie .......... 49

EINDE.

-ocr page 94-

/tV^ I0

-ocr page 95-
-ocr page 96-